Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of...

114
Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland. EEN FOOD HUB IN PAMEL? Aantal woorden: <29.049> Catharina Kiekens Stamnummer: 01305135 Promotor: dr. ir. Frank Nevens Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Master of Science in de biowetenschappen: voedingsindustrie Academiejaar: 2017 2018

Transcript of Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of...

Page 1: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

Professionaliseren van de korte

keten in het Pajottenland. EEN FOOD HUB IN PAMEL?

Aantal woorden: <29.049>

Catharina Kiekens

Stamnummer: 01305135

Promotor: dr. ir. Frank Nevens

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Master of Science in de

biowetenschappen: voedingsindustrie

Academiejaar: 2017 – 2018

Page 2: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit
Page 3: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

Auteursrechtelijke bescherming

De auteur en de promotor geven de toestemming deze scriptie voor consultatie beschikbaar te

stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de

beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron

uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze scriptie.

The author and promotor give the permission to use this thesis for consultation and to copy parts

of it for personal use. Every other use is subjected to the copyright laws, more specifically the

source must be extensively specified when using results from this thesis.

08 juni 2018

Catharina Kiekens dr. ir. Frank Nevens

Page 4: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

Woord vooraf

‘Industrieel Ingenieur Biowetenschappen’ - met in het vooruitzicht afstudeerrichting voeding-

allesbehalve wetende wat dit zou inhouden, daar ging ik voor bij de start van deze opleiding. Ik

kan eerlijk zeggen dat het een bewogen rit geweest is, met ups maar ook downs. Tot vorig jaar

twijfelde ik nog of ik aan mijn masterjaar zou beginnen. Doorheen de opleiding ontdekte in

namelijk dat ik meer een ‘doe’-type dan een ‘denk’-type ben, en dan kon ik (eindelijk) beginnen

aan de éénjarige horecaopleiding voor volwassenen, mijn bachelorsdiploma op zak als back-up.

Maar mijn opleiding aan de universiteit heeft me ook geleerd dat - op het eerste zicht -

onmogelijke, complexe situaties het best stuk voor stuk aangepakt worden om later de vruchten

te plukken van het groter geheel. Ik besloot dus om ook het laatste hoofdstuk aan te gaan en

een jaartje ‘door te zetten’. Voor het thesisonderwerp heb ik heel bewust gekozen om niet in het

klassieke labo te staan; het was tijd om bredere kennis op te doen in het veld. Daarom wil ik in

eerste instantie mijn promotor Frank Nevens bedanken die ervoor gezorgd heeft dat ik de

mogelijkheid had om te kiezen voor dit steeds boeiende onderwerp. Samen met het ‘thesisteam’

heb ik de kans gekregen om een jaar lang op een open-minded, alternatieve, ondernemende en

creatieve manier te werk te gaan, die daarbovenop gelinkt is aan voeding, dé topic waar nog

steeds mijn grootste interesse ligt. Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van

de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit mee bezig ben of niet, maar ik merk letterlijk

aan alles hoe actueel het onderwerp is. Wetenschapper zijnde kan ik dit ook objectief

bevestigen; de literatuur toont namelijk aan dat er in Europa een groeiende markt bestaat van

consumenten die bewust kiezen voor voedingsproducten die via de korte keten (KK) verkocht

worden. Graag bedank dan ook alle personen die een stukje van hun kostbare tijd vrijgemaakt

hebben om een bijdrage te leveren aan dit werk. Ik heb veel opgestoken uit elk gevoerd

gesprek, een beter grammaticaal inzicht gekregen door de aangebrachte verbeteringen en mijn

horizon verbreed wat betreft grafische uitwerking van de beelden die ik in mijn hoofd had,

waarvoor ik specifiek mij zus Marie Kiekens wil bedanken voor haar uitstekende ‘skills’. Ook heb

ik heel graag samengewerkt met het team, en wens elk van hun veel succes in hun toekomstige

carrière toe. Tot slot had ik het niet gekund zonder de mentale steun van vrienden en familie en

kan ik met trots zeggen dat ik dit hoofdstuk voldaan afsluit.

Verder wil ik elke lezer veel (boeiend) leesplezier wensen.

Page 5: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

Abstract

Food Hub, een niet algemeen gekend begrip, wordt erkend als middel om de KK-initiatieven te

ondersteunden en versterken. Het kleine, maar steeds toenemende, aantal producenten die via

deze weg zijn producten naar de consument brengt, botst namelijk op enkele problemen om het

op een efficiënte manier te volbrengen. Er is echter wel een groeiende belangstelling bij zowel

producent als consument omdat het gangbare systeem niet langer duurzaam is. De dominante

wereldmarkt is een anonieme markt van steeds sneller en efficiënter produceren waardoor het

systeem op zijn grenzen botst zowel op economisch, sociaal-maatschappelijk als ecologisch

gebied. Producenten willen hun klanten kennen, een eerlijke prijs krijgen én bieden door een

(h)eerlijk product rechtstreeks naar de consument te brengen. Maar deze aanpak vergt extra tijd,

kennis en investering, hetgeen niet zo evident is om zomaar rond te krijgen voor elke producent,

die zich het liefst bezighoudt met zijn corebusiness. Met een Hub wordt een virtuele/fysieke

plaats bedoeld die op een slimme manier voedselstromen en de verschillende actoren die hier

een rol in (kunnen) spelen verbindt; met als doel de korte keten op te liften. In dit werk werd via

actie-onderzoek de landelijke regio ‘het Pajottenland’ als case onder de loep genomen. Alsook

de mogelijkheden om de nabije grootstad Brussel als afzetmarkt te vergroten werd onderzocht.

Met behulp van acht thesisstudenten werd deze globale topic opgesplitst waarvan voorliggend

werk zich toespitst op Food Hubs en de voornaamste barrières en hefbomen bij de realisatie

ervan in een zeer concrete case, het Proefcentrum voor Kleinfruit in Pamel. Aan de hand van

semigestructureerde interviews, enquêtes en focusgroepen werden de stakeholders bevraagd

over hun ervaringen/visie met KK, biologische landbouw, het gangbare systeem, ‘Regional

branding’, etc. en de rol van een Food Hub hierin. De bekomen kwalitatieve data werden

verwerkt in een stakeholdermap, aangevuld met de belangrijkste opvattingen van de

stakeholders via story-telling, tot slot werd een Business Canvas Model opgesteld als leidraad

voor de eventuele opzet van een Food Hub in Pamel. Deze problematiek blijkt in het

Pajottenland ook realiteit, de producenten hebben nood aan een hulpmiddel om hun bij te staan

bij het efficiënt afzetten van hun producten, zeker naar de nog te ongekende markt in Brussel.

Alsook de consumenten staan open voor een Hub als hoeveproducten-verzamelpunt van de

producten uit de streek en een herstel met de gezichten daarachter. Het eerste zaadje voor een

concreet project in Pamel werd doorgaans gepland, alsook de daarbij horende synergiën die

een goed voorbeeld zijn van hoe ‘gehubt’ kan worden, zijn ontstaan.

Kernwoorden:

Conventioneel agro-voedingssysteem, on-duurzaam, transformatie, Korte keten, Food Hub(bing)

Page 6: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

Food Hub, a not well-known concept, is recognized as a means to support and reinforce the KK

initiatives. The small, but ever increasing number of producers who bring their products to the

consumer through this way, is faced with a number of problems in order to accomplish it in an

efficient manner. There is, however, a growing interest from both producer and consumer

because the current system is no longer sustainable. The dominant world market is an

anonymous market of ever faster and more efficient production, which means that the system

collides on its borders in economic, social and ecological terms. Producers want to know their

customers, get and offer a fair price by bringing a honest product, directly to the consumer. But

this approach requires extra time, knowledge and investment, which is not so easy to manage

for every producer, who prefers to deal with his core business. A Hub is a virtual / physical place

that intelligently connects food flows and the various actors that play a role in this; with the aim

to lift the short chain. In this work the rural region 'the Pajottenland' was examined as a case via

action research. As well as the possibilities to enlarge the nearby Brussels metropolis as a

market, was investigated. With the help of eight thesis students this global topic was divided, of

which the present work focuses on Food Hubs and the main barriers and levers in their

realization in a very concrete case, the Test Center for Small Fruit in Pamel. Using semi-

structured interviews, surveys and focus groups, the stakeholders were asked about their

experiences / vision towards KK, organic agriculture, the current system, 'Regional branding',

etc. and the role of a Food Hub. The obtained qualitative data were processed in a

stakeholdermap, supplemented with the most important views of the stakeholders via

storytelling, and also a Business Canvas Model is suggested as a guideline for the possible

design of a Food Hub in Pamel. These problems also appears to be a reality in the Pajottenland,

the producers need a tool to assist them in the efficient marketing of their products, especially to

the still unprecedented market in Brussels. The consumers are also open towards the Hub

concept as a farm products collection point for the products from the region and a recovery with

the faces behind them. The first seed for a concrete project in Pamel was planted, as well as the

accompanying synergies that are a good example of ‘hubbing’, arised.

Keywords:

Conventional agro-food system, unsustainable, transformation, Short chain, Food Hub(bing)

Page 7: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

1

Inhoudsopgave

1. INLEIDING 4

2. VAN GANGBAAR TOT FOOD HUB: EEN STUDIE VAN HET AGRO-

VOEDINGSSYSTEEM. 8

2.1 HET GANGBARE LANDBOUW- EN VOEDINGSSYSTEEM 8

2.1.1 EEN SYSTEEM IN EVOLUTIE 8

2.1.2 EEN COMPLEXE SAMENVATTING 13

2.1.3 WAT MAAKT HET ON-DUURZAAM? 15

2.1.4 DE IN STAND HOUDING VAN EEN NIET LANGER DUURZAAM SYSTEEM 21

2.2 HET VOEDSELSYSTEEM IN TRANSITIE 24

2.3 DE KORTE KETEN, EEN NICHE? 27

2.3.1 EEN PAAR DEFINITIES OP EEN RIJ. 27

2.3.2 VOORDELEN 29

2.3.3 PROBLEMATIEK/BARRIÈRES 31

2.4 FOOD HUB(BING), DE OPLOSSING? 33

2.4.1 EEN DEFINITIE ‘PROBLEEM’. 33

2.4.2 EEN CONTEXT-AFHANKELIJK BEGRIP 36

2.4.3 UITDAGINGEN VOOR EEN FH 43

3. METHODOLOGIE EN CASE 52

3.1 CASESTUDIE: ‘LIVING LAB’ PAJOTTENLAND EN BRUSSEL 52

3.2 METHODE 57

3.2.1 HET EXPERIMENT VAN EEN GEZAMENLIJKE AANPAK 57

3.2.2 KWALITATIEF ACTIE ONDERZOEK 61

4. RESULTATEN EN DISCUSSIE 65

4.1 STAKEHOLDERMAPPING 65

4.1.1 PRODUCENTEN IN HET PAJOTTENLAND 67

4.1.1 DE CONSUMENT IN HET PAJOTTENLAND 71

4.1.1 DE CONSUMENT IN BRUSSEL 73

4.1.2 HUBBEN IN HET PAJOTTENLAND EN BRUSSEL 74

5. POTENTIEEL SCENARIO FOOD HUB IN PAMEL 88

5.1 STAND VAN ZAKEN 88

5.2 DISTRIBUTIEPLATFORM EN HOEVEWINKEL 2.0 89

6. ALGEMEEN BESLUIT 96

Page 8: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

2

7. REFERENTIELIJST 99

8. BIJLAGEN 106

Lijst met afkortingen

FH: Food Hub

KK: korte keten

SFSC: Short Food Supply Chain

CSA: Community Supported Agriculture

KVLV: Katholieke Vereniging voor Landelijke Vrouwen

AFN: Alternative Food Network

VLAM: Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing

GWB: grootwinkelbedrijven

GLB: gemeenschappelijk landbouwbeleid

FAVV: Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

B2B: Business to Business

B2C: Business to Consumer

PPK: Provinciaal Proefcentrum voor Kleinfruit

VLIF: Vlaams Landbouwinvesteringsfonds

KKC: korte keten congres

PO: productenorganisaties

GLB: gemeenschappelijk landbouwbeleid

CBO: community based organizations

Lijst met figuren

Figuur 1: The global food system (shiftn g.d.) _______________________________________________________ 13

Figuur 2: verticale en horizontale actoren in de agro-voedingsketen (Gebaseerd op Hubeau et al., 2015). ________ 14

Figuur 3: invloed in de keten. Overzicht van het machtsaandeel in de keten (Geïnspireerd op Westhoek et al., 2013).

___________________________________________________________________________________________ 17

Figuur 4: prijsvergelijking: de prijs die de boer voor zijn product krijgt vergeleken met wat de consument in de winkel

betaald. © boerenbond. ________________________________________________________________________ 17

Figuur 5: cijfergegevens gezondheid wereldbevolking (IPES-Food, 2016). _________________________________ 19

Figuur 6: De acht 'ingesloten visies' die het industriële systeem in stand houden. Geïnspireerd op 'the eight key locks-

ins of industrial agriculture' uit (IPES-Food, 2016). ___________________________________________________ 22

Figuur 7: Multi level perspective model (Nevens, F., 2018). _____________________________________________ 24

Page 9: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

3

Figuur 8: Regionaal netwerk van kleine knooppunten en de Hub als centraal knooppunt (Geïnspireerd op Dansby et

al., 2012). ___________________________________________________________________________________ 35

Figuur 9: Korte keten circuit met de verschillende actoren (Geïnspireerd op ‘Schema de la chaine des circuits courts

multi-acteurs’ van (Messmer, 2013)). Opm: T staat voor het transport in de keten __________________________ 47

Figuur 10: ‘De laatste kilometers’ _________________________________________________________________ 49

Figuur 11: ‘Pick, drive and delivery’ _______________________________________________________________ 49

Figuur 12: Centraal georganiseerde ophaling en levering ______________________________________________ 49

Figuur 13: Het depot als spil _____________________________________________________________________ 49

Figuur 14: Kaart groene gordel en Brussel. © Marie Kiekens ___________________________________________ 52

Figuur 15: evolutie aantal en oppervlakte bedrijven in het Pajottenland (Eigen verwerking van Lokale Statistieken).

___________________________________________________________________________________________ 53

Figuur 16: logo Provinciaal Proefcentrum voor kleinfruit Pamel _________________________________________ 55

Figuur 17: Afstand FH Pamel tot de rand van BXL en van de stadsrand tot de stadskern in vogelvlucht © Marie

Kiekens _____________________________________________________________________________________ 57

Figuur 18: legende bij figuur 10; de acht deelonderwerpen. ____________________________________________ 58

Figuur 19: Opschaling korte keten in het Pajottenland en herstel relatie Brussel. Deze figuur geeft het globale beeld

weer van het onderzoek dat gevoerd wordt door 8 thesisstudenten die op zoek zijn naar een manier om de korte

keten in deze regio een duwtje in de rug te geven. © Marie Kiekens _____________________________________ 59

Figuur 20: Een facebook-groep als efficiënt communicatiemiddel binnen het thesisteam. ____________________ 60

Figuur 21: Stakeholdermap _____________________________________________________________________ 66

Figuur 22: zoom in: producenten in het Pajottenland _________________________________________________ 67

Figuur 23: zoom in: de consument in het Pajottenland ________________________________________________ 71

Figuur 24: Borden waarmee het Pajottenland afgebeeld wordt._________________________________________ 72

Figuur 25: zoom in: de consument in Brussel ________________________________________________________ 73

Figuur 26: Stakeholdermap, hubben in Pajottenland en Brussel. ________________________________________ 75

Figuur 27: Beslissingsschema voor benadering van het product (T2) _____________________________________ 77

Figuur 28: logo cvba 'lekkers uit het Pajottenland' ___________________________________________________ 78

Figuur 29: logo 'straffe streek' ___________________________________________________________________ 79

Figuur 30: logo 'vzw Pajottenland +' ______________________________________________________________ 81

Figuur 31: logo 'Steunpunt Hoeveproducten' ________________________________________________________ 83

Figuur 32: Op welk vlak is er ondersteuning/professionalisering nodig (voor mijn bedrijf)? (T1) ________________ 83

Figuur 33: ‘Convenience’ afstanden Pajot en Brusselaar en lokale perceptie t.o.v. FH Pamel. © Marie Kiekens ___ 90

Figuur 34: Netwerk van Hubs en knooppunten in het Pajottenland. ______________________________________ 93

Figuur 35: Invloed in de keten mét Food Hub. © Marie Kiekens _________________________________________ 98

Lijst met foto’s Foto 1: © BELGAIMAGE (de standaard) ____________________________________________________________ 15

Foto 2: © Tonnie Vossen________________________________________________________________________ 18

Foto 3: Luchtfoto Provinciaal Proefcentrum en omliggende gronden en serres in de Molenstraat 26 te Pamel. ____ 56

Foto 4: krantenknipsel van een artikel van ‘editiepajot’, de regionale krant. _______________________________ 61

Page 10: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

4

Lijst met tabellen Tabel 1: oplijsting definities Food Hub, gevonden in verschillende literaire bronnen. _________________________ 33

1. Inleiding

‘Opschaling van de korte keten’ in de concrete context van het Pajottenland en Brussel; en de

mogelijke rol daarin van een ‘Food Hub’ in Pamel. Daarmee begin ik wanneer men mij vraagt

waarover deze thesis gaat. De meerderheid van de mensen in mijn omgeving zijn duidelijk niet

echt vertrouwd met begrippen zoals ‘korte keten’, laat staan ‘Food Hub’. En ook doorheen mijn

opleiding als bio-ingenieur kwam ik ze maar zelden (of zelfs nooit) tegen. Een eerste verdere

verduidelijking brengt het concept ‘duurzaamheid’ aan het licht. Een schijnbaar evidenter begrip,

maar dat toch ook niet zomaar concreet te maken valt. Omdat het behoorlijk veel omvattend en

complex is, hebben we het generieke korte-keten-verhaal opgesplitst en samen met zeven

andere laatstejaarsstudenten worden deze begrippen en hun problematieken onder de loep

genomen. In het Pajottenland en Brussel als ‘living lab’ wordt een jaar lang hoofdzakelijk

kwalitatief actie-onderzoek gevoerd. Dit betreft alles wat in die concrete case leeft rond korte

keten, lokale- en/of biologische voeding, consumenten en producenten, food hubs, etc. om zo

een stap dichterbij, misschien wel dé oplossing te komen voor het uitbouwen van een groter en

professioneel korte keten netwerk; en daarbij ook een herstel van de relatie Pajottenland en

grootstad Brussel als potentiële afzetmarkt. Elke student werkt op een specifiek domein/aspect

zodat uiteindelijk een grote hoeveelheid aan info vergaard wordt die met elkaar verbonden wordt

tot een coherent geheel. Zo wordt er onderzocht wat de motieven van korte keten producenten

zijn, de Pajotse en Brusselse consument wordt bevraagd, de rol van een ‘Intergewestelijk

overlegplatform’ om de drie betrokken gewesten aan de praat te krijgen wordt onderzocht,

alsook ‘Regional branding’ oftewel hoe van een streek een sterk merk gemaakt kan worden. We

kijken of en hoe dit alles reeds aanwezig is en tegelijk hoe het verder uitgebouwd kan worden.

Verder worden de rollen van bio-en/of conventionele landbouw vergeleken en wordt tot slot het

potentieel van ‘Food Hubs’ onderzocht. Mijn werk spitst zich toe op de concrete case van een

‘Food Hub’ in Pamel (een gemeente in de regio Pajottenland): wat kan een dergelijk initiatief

betekenen in het complexe verhaal van koter-keten-opschaling in de regio? Hoe kan of moet

zo’n hub er uitzien? Welke functies vervult hij? Door wie wordt hij beheerd? En hoe kan men er

concreet werk beginnen van maken?

Het gangbare landbouw- en voedingssysteem: niet langer enig-

zaligmakend

Page 11: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

5

We kunnen er niet meer omheen, de bewustwording dat we het globaal anders moeten

aanpakken met onze voeding (productie én consumptie) wordt ons via verschillende kanalen

verkondigd. Willen we dat moeder Aarde - inclusief de mensheid - mee blijven gaan zoals we

dat al zo lang gedaan hebben, dan moeten we als menselijke soort en haar samenlevingen ons

gedrag aanpassen. Maar zo simpel is dat allemaal niet. En waar begin je? Er zijn namelijk

zoveel aspecten die rechtstreeks of onrechtstreeks een invloed hebben op de duurzaamheid

van ons leefmilieu, maar evengoed van onze welvaart en welzijn. Elektrische wagens,

zonnepanelen, meer de fiets gebruiken, ledlampen, vegetarisme, duurzame innovatieve

ontwikkelingen in bedrijven, allemaal keuzes en bestaande mogelijkheden om bij te dragen aan

een duurzamere ontwikkeling. Er kan gesteld worden dat het begrip duurzaamheid leeft in

dergelijke initiatieven alsook in het individu die in zijn eigen specifieke interesse waar hij/zij meer

belang aan hecht zijn steentje tracht bij te dragen. Wat betreft de basisbehoeftes van mensen,

kunnen we er uiteraard niet omheen dat voeding een belangrijke rol speelt en dat de manier

waarop ons eten geproduceerd, gedistribueerd en verhandeld wordt om uiteindelijk tot bij ons te

komen misschien wel meer impact heeft op ons leefmilieu dan we zouden vermoeden.

Wat maakt het conventionele landbouw- en voedingssysteem on-duurzaam?

In mijn opleiding als ingenieur werd er gehamerd op het feit dat het huidig systeem van voedsel

produceren op een aantal vlakken ernstige vragen opwerpt, zoals bijvoorbeeld de vraag of dit

systeem vol te houden blijft op langere termijn en of er dus naar innovatieve oplossingen moet

gezocht worden. Deze oplossingen, waaraan wij als ingenieurs in spé eventueel zullen

bijdragen, zijn dan vaak gericht op het nog efficiënter, sneller en op grote schaal produceren in

een zeer concurrentiële wereldmarkt van standaardproducten. ‘Commodities’ die moeten

voldoen aan steeds hoger wordende eisen: een product moet vandaag niet enkel goed smaken,

ook gebruiksgemak en uitzicht spelen evenveel mee om te bepalen of iets in de rekken, en

finaal op het bord van de consument terecht komt. Deze ingesteldheid beheerst zowat de gehele

economie van ‘welvarende’ landen en heeft ervoor gezorgd dat er op een intensieve manier aan

landbouw gedaan wordt, met alle gevolgen van dien.

Korte keten als één van de alternatieve, meer duurzame systemen van productie en consumptie

van voeding

De overschakeling naar de korte keten als antwoord op het niet langer duurzaam zijnde

industriële systeem, heeft voordelen op het gebied van de drie pijlers, zijnde: de economische,

ecologische en sociale (Dufour et al., 2010; Canfora, 2016). De laatste jaren komen steeds meer

initiatieven op, die elk trachten om een aantal van de aspecten van de on-duurzaamheid van het

dominante systeem te vermijden of op z’n minst te verminderen. De korte keten of de ‘Short

food supply chain’ (SFSC) is er daar één van, een begrip waar niet makkelijk een éénduidige

Page 12: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

6

definitie op te kleven valt, maar wel volgende basisprincipes hanteert: rechtstreekse relatie

tussen producent en consument, vermindering van het aantal schakels, zeggenschap van de

producent en het lokale karakter (VLAM: departement landbouw en visserij, 2011). Kleine

boeren zijn niet afhankelijk van de grote retailers en kunnen zelf hun prijs bepalen, ze

bevorderen de lokale economie en sociale cohesie (Lüdtke, 2015). Het is een transparante

keten waarbij er rechtstreeks contact is tussen producent en consument, waardoor de

consument vertrouwen heeft in zijn producten en de ‘feeling’ met zijn voedsel terugkrijgt. Deze

‘feeling’ werkt een bewuster en daardoor ook vaak gezonder consumeren in de hand (Dufour et

al., 2010). Bij KK wordt over het algemeen meer aandacht geschonken aan goede

landbouwpraktijken op het gebied van het gebruik van pesticiden, bewaarmiddelen, bemesting

of er wordt biologisch geteeld waardoor ze ook op ecologisch gebied hun steentje bijdragen

(Perret & Jackson, 2015).

Korte keten en lokale voeding zijn geen nieuwe begrippen, waarom nog verder onderzoek en

wat is de rol van een Food Hub hierin?

Dat het KK verhaal aan een opmars bezig is, uit zich in de steeds toenemende initiatieven die in

het leven geroepen worden en de groeiende belangstelling vanuit de overheid over dit

onderwerp. Sensibiliseringscampagnes focussen meer op de korte keten om de bewustwording

van de consument en de producent te versterken. Ook is er meer budget voor onderzoeken over

de KK, lokale voeding, duurzaam ondernemen en andere begrippen. De Vlaamse Overheid

verrichtte onder andere onderzoek naar:

‘Korte keten initiatieven in Vlaanderen. Een overzicht’: een opsomming en omschrijving

van de verschillende soorten KK-initiatieven in Vlaanderen zoals KVLV, voedselteams,

maar ook kleinere regionale initiatieven en initiatieven in het buitenland. Hieruit blijkt dat

slechts 19% van de Belgische gezinnen (in 2008) minstens 1 keer iets kocht op de

hoevewinkel en dat het meest gekocht product aardappelen zijn (Cazaux, 2010).

Ook de recente naamsverandering van ILVO naar ‘instituut voor landbouw-, visserij en

voedingsonderzoek’ is een bewijs van deze toenemende betrokkenheid van

overheidsinstellingen (VILT, 2018).

Uit deze onderzoeken blijkt echter ook dat deze manier zijn grenzen kent. Vermarkting in de KK

kost de primaire producent extra tijd, logistieke inspanningen en dus ook bijkomende, specifieke

kennis en die zijn voor velen onder hen niet steeds evident. Een Food hub kan een oplossing

bieden in die zin dat hij de boeren van deze zaken tracht te ontzorgen; op vlak van logistiek,

marketing, organisatie, etc. (Berti & Mulligan, 2016). Essentieel in de werking van een dergelijke

hub (of meer generiek voor de activiteit van ‘hubben’) is het efficiënt samenbrengen en

Page 13: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

7

verbinden van fysieke stromen van producten; en tegelijk het verbinden van diverse actoren uit

verschillende sectoren (producenten, consumenten, transporteurs, restaurants, etc.) zodat

kennis gedeeld kan worden en er naast het conventionele systeem, een duurzaam en toch

economisch leefbaar systeem bestaat waarmee voldaan wordt aan de algemene vraag van ‘de

gewone consument’ (Barham et al., 2012).

En nog concreter: wat heeft het provinciaal proefcentrum in Pamel hier mee te maken?

In Pamel, een dorp in het Pajottenland (en deelgemeente van Roosdaal) is het Provinciaal

Proefcentrum voor Kleinfruit gevestigd. Het is hier dat er enkele jaren geleden, door de verhuis

van een praktijkcentrum van een landbouwschool, gebouwen en gronden vrijgekomen zijn en

men op zoek ging naar een nieuwe invulling. De site is eigendom van de Provincie Vlaams-

Brabant en dus ligt het initiatief voor deze zoektocht ook daar. Deze (her)bestemming was de

aanleiding voor de provincie om na te gaan of deze plek potentieel heeft voor de uitbouw van

een fysieke Food Hub. Heel concreet werd deze vraag ook gesteld als een van de opdrachten

voor het project ‘Brussel Lust’, waarin een partnerschap van de Katholieke Vereniging voor

Landelijke Vrouwen (KVLV) (Steunpunt Hoeveproducten), BioForum en Innovatiesteunpunt

Boerenbond de opportuniteiten van de Brusselse consumentenmarkt nagaan voor korte keten

productie in de rand rond de stad (waartoe het Pajottenland behoort). De vraagstelling is dus

heel concreet.

Doelstelling

De voorliggende thesis tracht bij te dragen aan de haalbaarheidsstudie voor deze concrete case,

gebaseerd op wetenschappelijke kennis over Food Hubs en ‘food hubbing’; en in de werkelijke

context – in al zijn aspecten- van de case in het Pajottenland. ‘Actie-onderzoek’ dus, met een

expliciete doelstelling van leren-al-doende en al-doende-leren; en dus van

inspiratie/ondersteuning van actie op het terrein.

Er wordt getracht een antwoord te bieden op volgende onderzoeksvragen:

o Wat is een Food Hub en wordt er reeds ‘gehubt’ in het Pajottenland?

o De concrete case in Pamel bekeken, welk potentieel heeft deze locatie om uit te

groeien tot een food hub binnen het Pajotse KK-verhaal en in welke vorm kan dit

zijn?

o Is een food hub dé manier om de professionaliteit en opschaling van bestaande en

nieuwe KK-initiatieven in het Pajottenland te realiseren?

Page 14: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

8

o Hoe kunnen we dit globale thema in het Pajottenland en Brussel tot één geheel

brengen met 8 studenten; en draagt deze manier van samenwerken bij tot een

efficiënter en kwalitatiever onderzoek?

2. Van gangbaar tot Food Hub: een studie van het agro-

voedingssysteem.

In dit deel zal in de eerste plaats het gangbare landbouw- en voedingssysteem nader bekeken

worden en er wordt stilgestaan bij de problematiek hierrond. Vervolgens wordt op zoek gegaan

naar de bestaande kennis over de SFSC, de noodzaak hiervan, de verschillende soorten, etc.

maar ook de haperingen die met deze sector gepaard gaan. Tot slot wordt de bestaande

literatuur over food hubs, en hun potentieel als mogelijke oplossing, bestudeerd.

2.1 Het gangbare landbouw- en voedingssysteem

De interesse in het korte keten gebeuren en brede waaier aan kennis die ik vergaard heb de

afgelopen vijf jaar mag dan wel groot zijn, zelf ben ik niet opgegroeid in het echte boerenleven

en ondervond tijdens deze studie dat een algemene kennis en overzicht van de evolutie van

deze boeiende sector belangrijk zijn om alles te begrijpen en de juiste inzichten te krijgen.

Volgende hoofdstukken geven een overzicht van hoe het agro-voedingssysteem geëvolueerd is

en gaat dieper in op bepaalde aspecten van het gangbare systeem.

2.1.1 Een systeem in evolutie

Sinds de mensheid aan agricultuur doet, zijn voedselsystemen ontstaan en steeds geëvolueerd.

Een korte schets van deze evolutie met de belangrijkste gebeurtenissen die geleid hebben tot

een bepaalde verandering, kan inzichten geven voor het heden en de toekomst.

De mens als jager-verzamelaar was volledig afhankelijk van wat zijn omgeving te bieden had en

nog beschikte nog niet over de kennis om een land te bewerken of voedsel te conserveren. In

tegenstelling tot de huidige situatie, is het tijdens deze periode de mens die kilometers aflegt en

niet het voedsel.

De eerste tekenen van landbouw dateren van ongeveer 12.000 jaar geleden (lindemans,P.

1952). Deze overgang wordt in de geschiedenis de Neolithische revolutie genoemd (De Corte et

al., 2003). Verspreid over de wereld en onafhankelijk van elkaar worden de eerste vormen van

landbouw een feit. Het nomadisch bestaan maakt stilaan plaats voor een sedentaire levensstijl.

Page 15: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

9

Hierdoor wordt het bevolkingsaantal groter, kennis en vaardigheden beter, de eerste

landbouwgereedschappen worden ontwikkelt en ook de eerste handelsvoering, gevolgd door

een eerste ‘distributienetwerk’ om het teveel aan geproduceerde goederen naar een ander dorp

te brengen ontstaat. Landbouwvoering werd als maar groter en efficiënter en was de basis voor

het ontstaan van een sociale gemeenschap (Lindemans, 1952).

Methodes om de beschikbare gronden te bewerken, worden steeds efficiënter. In de vroege

middeleeuwen werd aanvankelijk met het tweeslagstelsel gewerkt om de grond vruchtbaar te

houden en niet uit te putten. De grond wordt opgedeeld in twee stukken waarbij telkens

afwisselend een deel bewerkt wordt en een deel braak ligt. Later wordt overgeschakeld op het

drieslagstelsel waarbij op drie gronden afwisselend wintergranen of zomergranen groeien ofwel

braak liggen. In de zestiende eeuw wordt overgeschakeld naar het vierslagstelsel, waarmee het

braak liggen opgeheven wordt en de opbrengst verhoogt kon worden door toepassen van een

rotatiesysteem met verschillende gewassen. Van kunstmest was nog geen sprake, wel werden

nu ook voedergewassen geteeld waardoor de dieren buiten konden overwinteren en zo ook de

bemesting bevorderen (Koops, E., 2018). Deze fase kan aangeduid worden als de

zelfvoorzieningsfase. De producten werden verhandeld op boerenmarkten, rechtstreeks aan de

consument. Later kwam de artisanale fase waarbij steeds meer primaire producten verwerkt

werden door ambachtslieden (Beirens, 2017). De steden groeiden vooral als handelssteden en

ook de relaties met het buitenland voor het invoeren van bepaalde producten die niet

voorhanden waren in eigen land werden belangrijker, alsook de export ervan.

Er ontstonden voorgangers van wat nu ‘kruidenierszaak’ heet, de ‘crudeners’, waar hoofdzakelijk

kruiden verkocht werden en ze deden ook dienst als drogist en apotheker.

De derde fase is de agro-industriële fase, als gevolg van de industriële revolutie in de achttiende

eeuw. Deze heeft de grootste veranderingen op verschillende niveaus veroorzaakt. Door de

uitvinding van nieuwe technologische technieken vond een overschakeling van handenarbeid

naar machines plaats. In de steden ontwikkelen zich industriële gebieden waar op grote schaal

de primaire producten van de boeren verwerkt worden. De op deze manier vervaardigde

producten zijn goedkoper waardoor de kleine huisnijverheid onder druk staat omdat het niet kan

opbotsen tegen deze lage prijzen. Gunstig is wel dat het werk van de boer vergemakkelijkt wordt

want de aanvankelijk door paard en kar getrokken werktuigen maken plaats voor door stoom-

aangedreven machines (Lindemans, 1952). De steeds groter wordende tewerkstelling in de

steden zorgt voor een uitwijking van platteland naar stad en een steeds toenemende leegloop

van het platteland (De Corte et al., 2003). Het brengt tevens een verschuiving van het

arbeidssysteem met zich mee. De uitgevoerde arbeid wordt niet meer bepaald door de arbeider

zelf, maar door de fabriek.

Page 16: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

10

De handel

Het aanbod bij de kruidenier neemt steeds toe in de 19e eeuw, het is een kleine zelfstandige die

producten van de fabriek verkoopt, aanvankelijk in een bedieningsvorm zoals vandaag de dag

nog is bij bakkers en slagers. Met de komst van de merkenwet mogen de fabrieken hun

producten onder een eigen merknaam registreren en uitbrengen. Later ontstaan de grossiers,

een extra tussenschakel die in het groot goederen aankoopt bij fabrieken en doorverkoopt aan

winkeliers en andere grootverbruikers. Dit heeft als voordeel dat verschillende winkeliers onder

één filiaal vallen en zo een grotere inkoopkracht bij fabrieken bekomen wordt. Ook neemt de

grossier taken zoals boekhouding en marketing van de winkelierszaak op zich tegen een

kostprijs.

Op het einde van de 19e eeuw ontstonden de grootwinkelbedrijven (GWB). Grootschalige

verkoop van een ruim aanbod aan producten en het uitbaten van meerdere filialen waarbij

honderden werknemers tewerkgesteld kunnen worden is een feit. GWB’s mogen, zoals

grossiers, ook merken uitbrengen onder hun eigen naam. Samen met de merkenwet in 1893

ontstond ook de verticale prijsbinding. Dit houdt in dat alle kruideniers zich aan een bepaalde

consumentenprijs moeten houden die opgelegd wordt door de fabrikanten. Zo wordt een

prijzenoorlog voorkomen en is de fabrikant de uiteindelijke prijsbepaler. De kruidenier schakelt

over naar een zelfbedieningssysteem waarbij de klant zelf zijn artikelen kan nemen. Ook het

aanbod wordt steeds groter, de kruidenier breidt zijn kennis over producten verder uit en zo

ontstaan de eerste supermarkten waar naast droge voeding ook verse producten en zelf

huishoudelijke artikelen verkocht worden. Het verschil tussen grossiers en GWB’s vervaagt

steeds meer en de GWB’s komen meer op omdat zij door hun grootschaligheid betere prijzen bij

grossiers en fabrikant kunnen afdwingen. Zij zijn dus geen voorstander van deze verticale

prijsbinding; en er ontstaat een consumentenstrijd waarbij de prijs het belangrijkste concurrentie-

wapen is. Door de komst van de GWB’s die zich onbeperkt mogen vestigen wordt de

zelfstandige kruidenier sterk bedreigd; uiteindelijk komt er in 1937 de vestigingswet die het

onmogelijk maakt voor GWB’s om zich vrij te vestigen.

Het aantal schakels tussen boer en consument neemt steeds toe en er ontstaat onenigheid over

wie de uiteindelijke macht in de gehele distributieketen van voedingsmiddelen heeft. Elke

schakel, hetzij fabrikanten, grossiers, kruidenier en detailhandel trachten om een zo groot

mogelijk marktaandeel te bekomen.

Page 17: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

11

De boeren

Ook hier had de technologische vooruitgang invloed. De meeste handenarbeid wordt vervangen

door machines en de intrede van pesticiden en kunstmest zorgen voor een hogere opbrengst.

Nieuwe gewassen worden geïntroduceerd en een daarbij horend teeltsysteem, de

monocultuur, waarbij slechts één gewas in steeds dezelfde ruimte (serres) of op hetzelfde stuk

grond verbouwd wordt. De boer wordt meer en meer enkel producent en laat het handel voeren

over aan gespecialiseerde organisaties. Zoals hierboven vermeld, hebben de steeds

toenemende stroomaf- en opwaartse bedrijven in de voedselketen de macht overgenomen en

woedt er een oorlog om het marktaandeel. Dit heeft ervoor gezorgd dat de boer in een nadelige

positie geplaatst is als het gaat over de onderhandeling van de voorwaarden van de handel en

het opzetten van contracten (Michaek et al., 2018).

Het inkomen van de boer is onder druk komen te staan en als reactie hierop zijn de boeren

steeds meer gaan produceren. Dit heeft geleid tot overproductie en een verzadiging van de

voedselmarkt. De boeren raken hun producten niet meer kwijt en zijn genoodzaakt hun prijzen te

doen dalen, hetgeen dan weer een negatief effect heeft op hun inkomen (Holtslag, 2010).

Hierdoor is er meer beleidsaandacht gekomen die gericht is op de ondersteuning van collectieve

actie van boeren. In de Europese Unie wordt deze samenwerking gesteund via erkende

productenorganisaties (PO’s) in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB)

sinds 2001 (Michalek et al., 2018). Het aantal kleine boeren daalt of gaat genoodzaakt

opschalen om te blijven voldoen aan de algemene vraag (NOS, 2018).

De consument en zijn omgeving

Vooral na de tweede wereldoorlog kent België een sterke bevolkingstoename en een stedelijke

ontwikkeling, het fenomeen suburbanisatie ontstaat. Volgens het onderzoek van de Corte et al.

(2003) is dit te wijten aan de sterke economische groei, de algemene welvaartsstijging,

uitbreiding van het autobezit, aanmoediging vanuit de overheid voor het bouwen van een eigen

woning buiten de stad en de verbeterde verkeersontsluiting. Suburbanisatie zorgt voor een

kleiner onderscheid tussen platteland en stad, zowel morfologisch als functioneel. Het echte

boerenleven bevindt zich echter niet in de stad, maar op het ruwe platteland; en er ontstaat een

steeds groter wordende afstand tussen producent en consument waardoor bij de consument

een afname in kennis van zijn voeding is afgenomen. Ook de globalisering van de voedselketen

zorgt ervoor dat de consument voedingsmiddelen van over de hele wereld op zijn bord krijgt

(Westhoek, et al., 2013).

Page 18: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

12

En nu?

De huidige fase wordt de agro-tertiaire fase genoemd. Als tegenreactie op het zo ontstane

‘productionistische’ model zijn de ‘alternative food networks’ (AFN’s) in het leven geroepen (zie

verder) (Watts et al., 2005). Waar vanaf de jaren 50 de focus lag op het steeds grootschaliger

produceren en het gebruik van nieuwe ontdekkingen zoals fossiele brandstoffen om machines

aan te drijven, genetische manipulatie van gewassen om nog efficiëntere opbrengsten te

bekomen, etc.; ligt bij AFN’s de focus op duurzaamheid, transparantie en eerlijkheid, in een poging

de negatieve gevolgen van deze (r)evolutie te herstellen. Directe verkoop wordt gestimuleerd en

dit kan op verschillende manieren. Een van de oudste vormen, de boerenmarkten, die ooit de

belangrijkste bron van inkomen vormden, zijn stilaan weer aan een opmars bezig. Ook verkoop

op het bedrijf zelf, in de hoevewinkel of via collectieve systemen zijn voorbeelden die meer

gestimuleerd worden (Cazaux, 2010). Tot vandaag bepalen deze alternatieven slechts een klein

percentage van de globale markt.

Page 19: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

13

2.1.2 Een complexe samenvatting

Het gangbare agro-voeding systeem is het resultaat van verschillende ontwikkelingen die

gebeurd zijn doorheen de tijd. Voeding is een zodanig globale topic en wordt dan ook beïnvloed

door samenspel van factoren op verschillende niveaus. Figuur 1 geeft een globaal beeld van

elke factor die het systeem beïnvloedt weer, een erg complex gegeven zo blijkt.

Figuur 1: The global food system (shiftn g.d.)

Dit globale voedsel systeem geeft een overzicht over de relatie tussen de verschillende

schakels. Een systeem dat op het eerste zicht niet te ontcijferen is, hetgeen de complexiteit aan

toont. Op de figuur zijn de boeren links weergegeven en de consumenten helemaal rechts. Het

is duidelijk dat vooraleer het product tot bij de consument geraakt, er heel wat stappen

plaatsvinden. Hiermee wordt letterlijk het lange keten verhaal met zijn ondoorzichtig, complexe

en gedistantieerd karakter aangetoond.

Samengevat (figuur 2) kan het landbouw- en voedingssysteem worden beschreven o.b.v. de

individuele ketenschakels, zijnde: de toelevering (agrarische en niet agrarische), landbouw,

Page 20: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

14

voedingsindustrie, distributie (groot- en detailhandel) en voedingsdiensten, waarmee

restaurants, grootkeukens, etc. bedoeld worden. De overheid, onderzoek,

middenveldorganisaties en financiële instellingen zijn de horizontale schakels. De consument is

de eindschakel en vormt een belangrijke drijvende kracht in de agro-voedingsketen die, zoals

ook af te leiden is uit figuur 1, zich niet beperkt tot de landgrenzen (Hubeau et al., 2015).

Figuur 2: verticale en horizontale actoren in de agro-voedingsketen (Gebaseerd op Hubeau et al., 2015).

Deze ketenspelers met elk een bepaald handelsperspectief, kunnen volgens Hubeau et al.

(2015) een rol spelen in de transformatie (zie verder) van het huidige systeem.

Agrarische toelevering

Primaire productietuinbouw – akkerbouw - veeteelt

Niet-Agrarische toelevering

Voedingsindustrie

DistributieGroothandel & retail

Voedingsdiensten

Consument

Financiële-instellingen

Overheid

Onderzoek

Middenveld organisaties

Agro-voedingsketen

Ver

tica

al

Horizontaal

Page 21: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

15

2.1.3 Wat maakt het on-duurzaam?

‘Bijna 2 miljoen kippen

vernietigd na fipronilschandaal’

Zo luidt de titel van een artikel in de

standaard op 20 januari 2018. Het betreft

hier het schandaal in de voedingssector

waarbij het insecticide fipronil in de voor

de consument bestemde eieren

aangetroffen wordt. Het verboden product

wordt geproduceerd door een Belgisch

bedrijf en doorverkocht aan Nederland,

alsook aan tal van andere landen in

Europa. Uiteindelijk wordt er in 45 landen

fipronil aangetroffen. De nalatige controles en slechte communicatie omtrent deze crisis van het

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) zorgt ervoor dat de

overheid in moet grijpen en het probleem zich globaal verspreid. Dit schandaal toont het globale

belang van de voedings- en landbouwindustrie aan, en de gevolgen die één misstap in het proces

teweeg kunnen brengen:

- vertrouwen van de consument is beschadigd, zowel in het controlerend orgaan FAVV als in de

boeren;

- de boeren ondergaan een zware financiële slag;

- de gezondheid van de mensheid komt in gevaar;

- miljoenen eieren gaan de vuilnisbak in en dieren worden onnodig afgeslacht;

- de eierprijzen stijgen

Dit soort praktijken dragen bij aan de toenemende belangstelling voor SFSCs, de consumenten

willen een transparante keten en weten wat er met hun voeding gebeurt. Wanneer de

consument dichter bij het product staat door de reductie van schakels (hetgeen ook de kans op

contaminatie, bederf, etc. verlaagt), zal de waardering voor het product en de omgeving en zijn

capaciteit verbeteren (Prové C. , 2018). Volgend hoofdstuk geeft een overzicht van de globale

problematiek in het conventionele agro-voedingssysteem.

Foto 1: © BELGAIMAGE (de standaard)

Page 22: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

16

De drie – niet langer - duurzame pijlers

Tot 1990 is de conventionele agricultuur, voortgekomen uit de industriële revolutie en al zijn

gevolgen zoals verstedelijking, betere bewaartechnieken, intensivering in de landbouw en de

opkomst van GWB’s, de dominante en bijna enige manier van produceren (Holtslag W., 2010).

In Vlaanderen groeit er vanaf 1980 een maatschappelijke weerstand tegen deze intensieve

manier (Beirens, 2017). Wat maakt dit systeem on-duurzaam en waarom roept het alternatieven

op?

Economisch

Marjorie Kelly heeft het over een extractieve economie wanneer ze ons huidig economisch

systeem omschrijft. Een systeem dat gefocust is op het maken van winst i.p.v. de

maatschappelijke bijdrage van een onderneming. Het zijn de grote spelers zoals de wereldwijde

banken, bedrijven en financiële markten die het voor het zeggen hebben en hierdoor een

verbreking met het algemene welzijn teweegbrengen (Kelly, 2012).

Ook het huidige landbouw- en voedingssysteem blijkt een voorbeeld van deze logica en realiteit.

Deze extractieve manier van handelen en het feit dat de wereldpopulatie steeds toeneemt

hebben ervoor gezorgd dat het huidige systeem meer en meer werkt volgens het ‘time is

money’- principe waarbij kwantiteit vaak boven kwaliteit komt te staan met de ‘prijs’ als

belangrijkste concurrentiewapen. Productieprocessen zijn omgevormd tot efficiënte maar

lineaire systemen van ontginning, uitputting en (wegwerp)consumptie (Van Buggenhout et al.,

2016). Dit leidt tot een intensieve manier van landbouwvoeren waarbij (kleine) bedrijven vaak

genoodzaakt zijn om op te schalen en verschillende diversificatiestrategieën toe te passen zodat

ze blijven voldoen aan de globale markteisen om hun inkomen te verzekeren (NOS, 2018). Deze

opschaling betekent een grotere nood aan land en zorgt ook voor een bijkomende druk op de

beschikbare grond (Rogge & Dessein, 2015); samen met het fenomeen van peri-urbane

uitwijking (zie verder).

Daarbovenop betekent meer productie niet altijd meer opbrengst; de bijkomende kosten zoals

investeringen in machines, extra personeel, alsook het fenomeen van ‘dumpingprijzen’ (zie

figuur 4) als gevolg van de ongelijke machtsverdeling in de keten (zie figuur 3) waarin de boer

prijsnemer is, doen zich voor. De meeste supermarktketens bundelen hun krachten bij het

aankopen van hun producten waardoor er een sterke concentratie van de inkoopkantoren is, zij

zijn prijsbepaler.

Page 23: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

17

Figuur 3: invloed in de keten. Overzicht van het machtsaandeel in de keten (Geïnspireerd op Westhoek et al., 2013).

In België zijn er slechts vijf grote inkoopkantoren en dus bepaalt een beperkt aantal aankopers

welke prijs het merendeel van de landbouwers en andere toeleveranciers voor hun producten

krijgen. Ook heerst er een harde concurrentie om de consument tussen supermarktketens

onderling, waardoor een ware ‘prijzenoorlog’ ontstaan is. De laagst mogelijke prijs of grote

kortingen vormen het lokmiddel. Hierdoor ondervindt zowel de landbouw-als de

voedingsindustrie een toenemende prijzendruk van hun klanten-retailers waarbij ook vaak een

uitstel van betalingen een jammerlijk feit is (Dutordoir et al., 2017; T1). Wie goed kijkt, ziet

bovenaan op figuur 3 enkele lijnen die rechtstreeks van de boer naar de huishoudens gaan: het

aandeel producenten die aan korte keten doet.

Figuur 4: prijsvergelijking: de prijs die de boer voor zijn product krijgt vergeleken met wat de consument in de winkel

betaald. © boerenbond.

Voor kleine boeren is het vaak ook moeilijk om te voldoen aan de vereisten die gesteld worden

inzake kwaliteit, kwantiteit, traceerbaarheid, tijdschema’s en flexibiliteit van de retail. Kleine

Page 24: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

18

boeren, die vaak beperkte middelen en kennis hebben, ondervinden moeilijkheden om te

‘concurreren’ tegen de grote boeren (Hazell, Poulton, Wiggins, & Dorward, 2010).

Sociaal - maatschappelijk

o De supermarkt als asociale massa-aankoop ‘markt’

Voedsel brengt mensen samen. De aankoop van de producten van de massaproductie in grote

winkels, waar het aanbod zo rijkelijk is en het aantal mensen zo groot en divers, maar de relatie

met de producent des te kleiner, is voor velen een verplichte taak op het wekelijkse ‘to do’ lijstje.

In tegenstelling tot de kleinere hoevewinkel waar het doen van de inkopen meer een

belevingsmoment is omdat er al eens een babbel wordt geslagen met de verkoper/verkoopster

die tevens producent is of iemand is die zorgvuldig de producten heeft uitgekozen en er dus

‘feeling’ mee heeft; of je ontmoet er de buurvrouw die toevallig ook haar inkopen komt doen en

bespreekt er samen hoe lekker de aardbeien van vorige week wel niet waren. Via het huidige

systeem is inkopen doen een asociaal gebeuren geworden dat liefst zo snel mogelijk gebeurt.

Plaatsen waar voeding de mensen nog samenbrengt zijn op restaurant of aan de keukentafel

thuis. Helaas wordt deze lijn niet doorgetrokken tot waar het allemaal begint, namelijk het eerste

zaadje dat de grond in gaat en verder uitgroeit tot een (h)eerlijk product.

‘Albert Heijn Nederland test ‘de rustig-aan-kassa’

Dit kwam ik recent te horen op de radio en

besloot het als voorbeeld te gebruiken om

aan te tonen hoe de grote ketens inspelen op

de noden van de consument, in dit geval met

‘de rustig-aan-kassa’ waarmee ze tegemoet

willen komen aan klanten die zich opgejaagd

voelen door de tijdsdruk aan gewone

kassa’s. Ze kunnen er om hulp vragen

zonder dat andere mensen zich beginnen op

te jagen omdat ze langer moeten wachten.

Hiermee trachten ze de ‘rustige

winkelbeleving’ terug te brengen, een

waarden die in de korte keten ook aan bod

komt (gondola.be, 23 april, 2018).

Foto 2: © Tonnie Vossen

Page 25: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

19

o Minder kennis, meer gezondheidsnadelen

De afstand tussen producent en consument wordt steeds groter, en dus de ‘feeling’ met onze

voeding, kleiner. Prové, C. (2018) heeft het over ‘food illiteracy’. Een ontstane trend waarbij

steeds meer mensen de kennis voor het koken van verse maaltijden verliezen alsook de

nutritionele waarde ervan. Er is geen besef meer van waar het product vandaan komt, welk

proces er voorafgaat aan bepaalde producten en de conservering ervan. Dagevos, H. (2004)

stelt vast dat dit er ook voor zorgt dat lokale recepten, producten en eetgewoonten verdwijnen,

en heeft het over een beknotting van de vrijheid om te eten wat we willen. Samen met de

opkomst van de supermarkten, kwamen steeds meer industrieel bewerkte producten in de

rekken en ook de zogenaamde ‘Convenience foods’ zijn de dag van vandaag normaal (Gomez

& Ricketts, 2013). Veel van deze producten bevatten toegevoegde suikers, verzadigde vetten en

bewaarmiddelen.

Figuur 5: cijfergegevens gezondheid wereldbevolking (IPES-Food, 2016).

Wereldwijd is het aantal mensen met overgewicht en obesitas verdubbeld in de afgelopen dertig jaar. Hetgeen heeft geleid tot 1,9 miljard volwassenen die kwetsbaar zijn voor niet-overdraagbare chronische ziekten zoals hypertensie en type-2-diabetes, hart- en vaatziekten en verschillende soorten kanker (WHO, 2016).

o Foute consumptie- en verkoop mentaliteit

Supermarkten hebben met hun inkoopbeleid veel invloed op de markttoegang van duurzame

producten, en aan de verkoopkant hebben zij een grote invloed op de keuzeruimte van de

consument. De consument wordt (onbewust) beïnvloed. Producten die toekomen in de veiling

moeten voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen alvorens ze geaccepteerd en verkocht kunnen

worden. Vervolgens zijn de producten in de winkel ook onderhevig aan visuele controles en

worden deze, die niet meer voldoen aan de standaardeisen, weggegooid. De consument is dus

Page 26: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

20

gewend geraakt aan ‘mooie’ groenten en fruit en associeert dit ook met een kwaliteitsvol product

(T3; T4). De consument voert ook een visuele inspectie uit wanneer hij zijn groenten en fruit

uitkiest en meestal blijven de producten met een kleine bluts of een afwijkende vorm liggen. Zo

is er op het einde van de rit heel wat ‘afval’ geproduceerd, afval dat eigenlijk geen afval is en

leidt tot onnodige voedselverspilling.

Een duurzaam voedselsysteem bestaat zodoende niet enkel uit duurzame productie, maar ook

uit duurzame consumptiepatronen. Winkelketens stemmen hun assortiment af op ‘wat de

consument wil’. Maar als je als consument niet bewust bent van wat duurzaam is en wat niet,

hoe kan de supermarkt dan uit je kassaticket afleiden hoeveel belang gehecht wordt aan milieu,

dierenwelzijn, eerlijke prijzen, etc.; daarbovenop is de aankoop van voedsel veelal een

routineuze handeling, waarbij men zich laat leiden door het beschikbare aanbod en

cultuurbepaalde gewoonten in tegenstelling tot grote aankopen zoals een auto of een nieuw

koffieapparaat waarbij de keuze goed doordacht is (Westhoek, et al., 2013).

Ecologisch

De intensieve landbouwvoering heeft er dan wel voor gezorgd dat productie op grote schaal

mogelijk werd, het ecosysteem is deze manier van werken niet steeds dankbaar.

o Uitputting van onze natuurlijke hulpbronnen

De intrede van de monoculturen heeft ervoor gezorgd dat de vruchtbaarheid van de bodems

afgenomen is. Door deze eenzijdigheid en intensieve bewerkingen krijgt de bodem de kans niet

om zich terug te voorzien van belangrijke mineralen en voedingsstoffen waardoor aanrijken met

kunstmest noodzakelijk geworden is. Ook het gebruik van bestrijdingsmiddelen, energie, water

en grootschalige bewerkingen zorgen ervoor dat de bodem stilaan gedegradeerd geraakt. Met

als gevolg dat er bodemerosie, verdichting van de grond en daardoor eutrofiëring optreedt;

omdat er minder water vastgehouden wordt door de bodem is ook meer irrigatie nodig, 70% van

het beschikbare water wordt gebruikt voor landbouwdoeleinden (IPES-Food, 2016).

o Verlies van biodiversiteit

Biodiversiteit of ‘de verscheidenheid aan levende organismen aanwezig in het ecosysteem ’,

wordt op verschillende manieren bedreigt door de landbouw: natuurlijke habitats maken plaats

voor landbouwdoeleinden, en blijven versnippert achter. De daling wordt ook in de hand gewerkt

door het toegenomen gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Onder andere de

aanrijking (die nodig is omdat de bodem uitgeput raakt, zie eerder) met verzurende

stikstofverbindingen zorgt ervoor dat giftige elementen in de bodem terechtkomen waardoor

Page 27: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

21

slechts een beperkte groep zuurtolerante plantensoorten standhoudt (Honnay, 2016). Een

bedreiging van deze diversiteit brengt aldus het goed functioneren van het ecosysteem in

gevaar. Een systeem waarin, zoals voor elk systeem geldt, elke schakel belangrijk is en verlies

van een van deze schakels grote gevolgen kan hebben. Door het uniforme karakter is ook de

kwetsbaarheid voor epidemieën en algemeen biotische en abiotische stress toegenomen (IPES-

Food, 2016).

o Klimaatsverandering als gevolg van broeikasgassen

Globaal gezien produceert het voedselsysteem één derde van de door de mens veroorzaakte

broeikasgasemissies (IPES-Food, 2016). Onder andere door grootschalige ontbossing), de

methaangas uitstoot van vee en de bijdrage aan CO2 door alle input aan fossiele brandstoffen

die vereist zijn om deze mechanische behandelingen uit te voeren. Ook het feit dat veel boeren

aan de veiling leveren waarna hun voedsel tal van kilometers aflegt om op verschillende plekken

in het land en de wereld terecht te komen, draagt bij aan deze CO2 uitstoot.

2.1.4 De in stand houding van een niet langer duurzaam

systeem

Ondanks alle haperingen in het conventioneel systeem en de opkomst van alternatieven met

potentieel om voordelen te verschaffen aan landbouwers en de samenleving, blijft de industriële

productie de gangbare manier. Onderstaande figuur geeft weer welke ‘ingesloten visies’

bijdragen aan de in stand houding van dit ‘destructief’ systeem en waarom het niet eenvoudig is

om transformaties te bekomen. Het zijn deze ‘ingesloten visies’ die dienen doorbroken te

worden, wilt men een transformatie naar gevarieerde, agro-ecologische systemen bereiken. De

visies hebben betrekking op zowel de politieke structuren die de voedselsystemen beheersen,

de manier waarop de landbouwmarkten zijn georganiseerd en andere vormen conceptuele

barrières rond de manier waarop vragen worden geformuleerd. Het zijn ‘ingesloten visies’,

omdat ze een vicieuze cirkel, en dus vergrendeling, alsmede een potentiële ingang voor

verandering, vertegenwoordigen (IPES-Food, 2016).

Page 28: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

22

Figuur 6: De acht 'ingesloten visies' die het industriële systeem in stand houden. Geïnspireerd op 'the eight key locks-

ins of industrial agriculture' uit (IPES-Food, 2016).

o Trajectafhankelijkheid

De industrialisering heeft voor opschaling en specialisatie van landbouwbedrijven gezorgd.

Bedrijven hebben hiervoor vaak specifieke investeringen gedaan die rendement moeten

opbrengen. Overschakelen naar een meer gevarieerde productie is daarom niet evident. De

boer zit ‘vast’ in zijn gekozen traject.

o Export oriëntatie

De internationale handel die gepaard gaat met de industrialisering heeft verschillende gevolgen

in voedselsystemen en zijn ook regelmatig onderhevig aan veranderingen die impact hebben op

de structuur van een regio of verschuivingen in de landeconomie in gang zetten. Nieuwe

handelsmogelijkheden zijn een belangrijke oorzaak en gevolg van de specialisatie en

industrialisatie van de landbouw. De toenemende oriëntatie van de landbouw op de

internationale handel is daarmee een sleutelelement voor het in standhouden van de industriële

landbouw.

o Consumptiementaliteit; goedkoop eten

Nieuwe consumenten- en detailhandelsvereisten zijn veelzijdig en ontstaan vaak uit trends

onafhankelijk van evoluties in de landbouw. Het productassortiment en de winkelinfrastructuur

die kenmerkend zijn voor moderne voedselsystemen zijn niet intrinsiek verbonden met

industriële landbouw, maar hebben zich naast en in relatie daarmee ontwikkeld. Massa

detailhandelaren hebben steeds meer vertrouwd op het goedkope en flexibele aanbod van

Machts-concentra

tie

trajectafhankelijkheid

export oriëntatie

consumptiementaliteit:

goedkoop eten

gecompartimenteerde

denkwijzen

korte termijn denken

'feed the world'

succes metingen

Page 29: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

23

uniforme producten die enkel de industriële landbouw kan leveren. Verwerkte producten zijn

vandaag de dag hoofdzakelijk gebaseerd op stapelgewassen zoals maïs, soja en tarwe,

waarvoor grote uniforme kwaliteit vereist is door de verwerkende industrie. Gevestigde

marktpartijen zijn vaak terughoudend met het introduceren van nieuwe duurzaamheids-

initiatieven omdat er een behoorlijke investering aan vasthangt en het risico bestaat dat het niet

aanslaat bij de consument. Onderzoek heeft aangetoond dat de consument doorgaans slechts

bereid is een geringe meerprijs te betalen voor dit soort producten (T3; T4).

o Gecompartimenteerde denkwijze

Met de opkomst van de industriële landbouw zijn ook steeds meer gecompartimenteerde

structuren ontstaan die het stellen van prioriteiten bepalen op politiek, onderzoek en

bedrijfsniveau. Het verhogen van de productiviteit van bepaalde gewassen en vee-rassen werd

een van de prioriteiten van vele beleids- en onderzoeksprogramma’s in de loop van de 20ste

eeuw die zich later ook manifesteerde in de ‘groene revolutie’ in de naoorlogse periode. Deze,

op productiviteit gerichte mentaliteit, is nog steeds dominant, zelfs nu de noodzaak om de

productiviteitsgroei te verzoenen met andere oplossingen meer erkend wordt.

o Korte termijn denken

Om deze productiviteitsverhoging mogelijk te maken is er veel politieke steun geweest op

verschillende fronten in combinatie met grote particuliere investeringen. Deze ‘achterban’ heeft

nog steeds grote belangstelling om deze sector te ondersteunen. Hun belangen zijn echter

gebonden aan de onredelijke tijdschema's van politieke en zakelijke cycli, waardoor oplossingen

voor de korte termijn op de voorgrond worden geplaatst en deze actoren nauw verbonden

blijven met bestaande systemen - zelfs als ze toenemende problemen opleveren.

o Het ‘feed the world’ verhaal

De industriële landbouw moest het antwoord zijn op hongersnood, een verhoging van de totale

voedselproductie zou voedselzekerheid opleveren. De productiviteit is op indrukwekkende wijze

gegroeid, maar dit heeft zich nog niet vertaald in wereldwijde voedselzekerheid. Ruim 795

miljoen mensen lijden nog steeds honger in 2015 (FAO, 2015). Productiviteitsverhogingen doen

zich voornamelijk voor in westerse landen, maar moeten zich in ontwikkelingslanden voordoen

als ze een effect op de voedselzekerheid willen hebben. Hoewel dit de realiteit is, wordt de visie

dat industriële landbouw de wereld moet voeden nog steeds gepropageerd.

o Manieren om succes te meten

Het meten van succes is cruciaal om te bepalen hoe goed landbouwsystemen functioneren en

hoe effectief specifieke interventies zijn geweest waarbij de gebruikte parameters om dit aan te

tonen tevens cruciaal zijn. Meestal wordt dit gedaan aan de hand van de totale opbrengsten van

specifieke gewassen, de productiviteit per werknemer en de totale factorproductiviteit (de totale

Page 30: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

24

output in verhouding tot de totale input aan land en arbeid). Bovendien wordt de analyse van de

levensvatbaarheid van verschillende landbouwsystemen in het algemeen uitgevoerd op basis

van een kosten-batenanalyse, die geen ecologische, sociale en culturele variabelen omvat en

geen rekening houdt met de complexiteit van systemen (Flores & Sarandon, 2004).

o Machtsconcentratie

Dit mechanisme in de figuur versterkt alle bovengenoemde ingesloten visies. Zoals reeds

vermeld is er een concentratie van de macht in het gehele voedselsysteem die toelaat dat

waarde toekomt aan een beperkt aantal actoren, waardoor hun economische en politieke

dominantie wordt versterkt, en daarmee hun vermogen om het beleid, de prikkels en de noden

die deze systemen sturen, te beïnvloeden.

2.2 Het voedselsysteem in transitie

Systemen zijn steeds in beweging, dat kan ook besloten worden uit de eerder beschreven

evolutie van het voedselsysteem. Met de steeds groter wordende belangstelling voor

alternatieven voor de industriële productie kan gesteld worden dat het voedselsysteem zich in

een transitiefase bevindt (Hubeau et al., 2015); waarbij geloofd wordt in wederkerigheid om te

transformeren naar een eerlijk, gezond en duurzaam systeem.

Figuur 7: Multi level perspective model (Nevens, F., 2018).

landschap

niches

tijd

regime

druk

spanning

Transformatie

van het regime

Opschaling

van niche(s)

Niche

blijft

niche

Niche faalt

Page 31: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

25

Het ‘multi level perspective model’, weergegeven in figuur 7, is een schematische weergave

van hoe een ‘niche’ zoals de KK-initiatieven al dan niet doorbreekt en zo een transformatie van

het regime teweegbrengt.

Een transitie is een radicaal veranderingsproces van maatschappelijke functies van een oud

naar een nieuw dynamisch evenwicht (Geels, 2005). De organisatie ‘Food hub’ (2018) definieert

een transitie als alles omvattende, maatschappelijke omwentelingen: een totale verandering van

organiseren, denken en doen dat zich afspeelt op 3 niveaus:

o Macroniveau: socio-technische landschapsveranderingen

Veranderingen die zich op landschapsniveau voor doen of ook wel paradigma’s

genoemd. Deze zijn de grote verhalen in het hele voedselsysteem zoals bijvoorbeeld

globalisering, klimaatsverandering, etc. Ze worden gevoed door de publieke opinie,

media, wetenschap en maatschappelijk debat, maar zijn tevens het moeilijkst te wijzigen

door de actoren (Geels, 2005; Hubeau et al., 2015).

o Mesoniveau: socio-technisch regime

Dit is het voedselsysteem, de agro voedingsketen die de algemene regulerende,

normatieve en cognitieve regels bepaalt en bestaat uit de toelevering, landbouw,

voedingsindustrie, distributie en voedingsdiensten (zie ook eerder ‘van boer tot

consument’). Het is een dynamisch systeem waarvan de stabiliteit bepaald wordt door de

onderlinge verbondenheid van de verschillende regels tussen overheden, bedrijven,

instituties en wetenschap (foodhub, 2018; Geels, 2005).

o Microniveau: niches

Op dit niveau ontstaan radicale nieuwigheden of ontwikkelingen, in die zin dat ze

afwijken van de normale manier van functioneren. Deze kunnen betrekking hebben op

technologisch vlak of kunnen ook socio-economische vernieuwingen zijn (Paredis, 2009).

Het zijn bijvoorbeeld startende bedrijven, technologische innovaties, startups en kleine

netwerken waar nieuwe ideeën en werkwijzen tussen actoren gedeeld en gesteund

worden (Foodhub, 2018).

Figuur 5 toont de continue wisselwerking tussen deze drie niveaus. Op socio-technisch

landschapsniveau kunnen paradigma’s veranderen en zo een druk uitoefenen op het regime.

Ondertussen kunnen er zich ook nieuwe niches ontwikkelen. Wanneer deze twee aansluiting

vinden met elkaar wordt er als dusdanig van boven en onder een druk op het regime

uitgeoefend die mogelijks kan leiden tot ‘windows of opportunity’ (Geels, 2005). Deze openingen

laten dan het doorbreken van de niche toe die als evenwaardige ‘niche’ naast het gangbare

Page 32: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

26

regime bestaat. Figuur 7 laat ook zien dat niet elke niche erin slaagt om door te breken en dus

niche blijft of een opkomende niche faalt en houdt op met bestaan.

Het is duidelijk dat het voedselsysteem zich midden in zo’n transitie bevindt. Met wisselende

trends op landschapsniveau zoals de toenemende globalisering, vergrijzing, verstedelijking, etc.

en een ‘overload’ aan nieuwe initiatieven, start-ups en (tijdelijke) netwerken van veranderaars op

niche-niveau die wachten om door te breken. Het bestaande regime beoogt de aansturing van

gematigde veranderingen door geleidelijk innovaties te incorporeren terwijl het zijn dynamische

stabiliteit behoudt (Hubeau et al., 2015).

In het rapport van het ‘nieuw industrieel beleid’ van de Vlaamse overheid (2011)

‘systeembeschrijving van het Vlaamse landbouw en voedingssysteem een nulmeting’ wordt een

duidelijke klemtoon op het verschil tussen transitie en transformatie gelegd dat omschreven

wordt als: ‘Een strategie die vanuit de ketenspelers zelf oplossingen zoekt voor de verschillende

uitdagingen die zich stellen. Deze oplossingen worden verder aangevuld met inzichten uit

relevante niches die een extra duw kunnen geven richting verduurzaming.’

Een transformatie beoogt een geleidelijke aanpassing en/of optimalisatie van het huidige regime

en zijn gangbare manier van denken die geïnitieerd kan worden door de reeds gevestigde

actoren, organisaties en activa (Geels, 2005). Een transitie wordt meer beschouwd als een

revolutie die gerealiseerd wordt door de opschaling van radicale alternatieve niches die, zoals in

figuur 7 weergegeven, zich op microniveau buiten het gangbare regime ontwikkelen. Het

transformatie-begrip wordt dan gepropageerd door de grote belangengroepen als dé manier om

duurzaamheid te bereiken. In de transitie-definitie worden niches als potentiële vervangers van

het dominante systeem beschouwd en dus bedreigend. Dit weerspiegelt de typische niche-

connotatie van oppositie tegen het regime (Smith, 2007). Deze veronderstelling leidt tot het feit

dat deze zogenaamde ‘radicale niches’ op veel tegenweerstand botsen. Het opzetten en

ontwikkelen vergt vaak veel (mentale) energie en doorzettingsvermogen om te slagen, vooral

wanneer de ‘gemakkelijkere’ opties (aangemoedigd door de machtige actoren) om de hoek

liggen. Bij observatie van de agro- en voedingssector, wordt vastgesteld dat dit ook het geval is

voor bv. stedelijke landbouwinitiatieven in relatie tot de dominante industriële

agrovoedingsinstellingen (Prové C. , 2018). Deze ‘drastische’ alternatieven worden wel

getolereerd door het zittende regime en zijn actoren, maar ze worden beschouwd als niet-

schadelijk zolang ze klein, anekdotisch en ‘amateuristisch’ blijven.

Een co-evolutionele en – existentiële manier van denken in de plaats van dit concurrentiële

zwart-wit/regime-niche verhaal lijkt een redelijkere benadering. Een aanpak waarin beiden naast

elkaar bestaan door adaptieve koppelingsprocessen in de overlappende regime-nicheruimte. Er

moet dan tot een soort correspondentie gekomen worden waarbij beide partijen van elkaar

Page 33: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

27

kunnen leren; vertalen wat in de nis werkt in iets dat ook in het regime werkt en vice versa

(Smith, 2007).

2.3 De korte keten, een niche?

De ‘niche-korte-keten’ initiatieven borrelen op als reactie op het huidige regime. In dit hoofdstuk

wordt een overzicht gegeven van ‘dé korte keten’ en andere begrippen die er aan bod komen.

2.3.1 Een paar definities op een rij.

Begrippen zoals voedselkilometers, korte keten en lokaal worden in het leven geroepen

wanneer het onder meer gaat over de voedselstrategie. Dit is een strategie die verschillende

doelstellingen omschrijft om de relatie tussen de landbouwer en stedeling te herstellen door de

ondersteuning van stadsgerichte landbouw (Dessein et al., 2017). Volgens het departement van

landbouw-, visserij- en voedingsonderzoek gaat het over:

‘Een proces waarbij wordt nagedacht over hoe het voedselsysteem kan veranderd

worden en wat er kan gedaan worden om die verandering te realiseren. Het zet

‘voedselproductie en –consumptie’ op de agenda, bouwt verder op bestaande initiatieven

en zoekt meerwaarde door verschillende groepen bij elkaar te brengen.’ (VLAM:

departement landbouw en visserij, 2011)

Deze voedselstrategie omvat onder andere ‘alternatieve’ manieren om de problematiek

waarmee het conventionele systeem gepaard gaat, aan te pakken. Boerenmarkten, CSA,

hoevewinkels en ook food hubs zijn vormen van ‘alternative food networks’ (AFNs), nog zo’n

begrip dat om duiding vraagt. Volgens Goodman, et al. (2012) komt het voort vanuit de politieke

mobilisatie, geïnspireerd door het revolutionair socialisme op het einde van de 20ste eeuw, dat

tevens het einde van een hoofdstuk van sociale verandering in de geschiedenis was. Sociaal

activisme in de jaren 1980 leidde tot verschillende bewegingen zoals ook de ontluikende

‘alternative food movement’ die zicht uitte in verschillende vormen zoals de lokale boerenmarkt

en de fair trade productie coöperatieven. De term wordt tegenwoordig algemeen gebruikt om

verschillende ontwikkelingen in de landbouw die verschillen van de gangbare agrarische

voedselketens te beschrijven (Holtslag, 2010). AFNs zijn toegelegd op het sociale, economische

en milieu- aspect van duurzame voedselproductie, - distributie en -consumptie in de volledige

ketting van schakels die erbij betrokken zijn.

Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen globale voedselsystemen, die als

gedeterritorialiseerd (onafhankelijk van een specifieke plaats) worden beschouwd, en lokale

Page 34: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

28

voedselsystemen, waarvan verondersteld wordt dat ze nauw verbonden zijn met een territoriaal

omschreven productiecontext of- plaats (Sonnino, 2017).

Allaert, K. (2013) onderzocht hoe de lokalisatie van voedsel kan bijdragen aan de duurzaamheid

van nederzettingen en duidt op de dubbelzinnige geografische betekenis van een ‘lokaal’

voedselsysteem. De nabijheid tussen producenten en consumenten is een maatstaf voor lokaal,

maar wordt verschillend geïnterpreteerd afhankelijk van omgevingsfactoren zoals bevolking en

klimaat. Ook kan het begrip geïnterpreteerd worden door verschillende karakteristieken die de

consumenten ermee associëren. In eerste instantie is de reductie van de afstand die het voedsel

aflegt van producent tot consument – ook wel voedselkilometers – een streefdoel van lokale

productie en consumptie. Het is echter niet eenvoudig om een eenduidige afbakening te maken

wat betreft lokaal – niet lokaal.

De bevindingen van Holtslag, W. en Allaert, K. wordt nog eens bevestigd door Cazaux, G., die

het begrip ‘lokaal’ opdeelt in verschillende categorieën volgens bepaalde criteria, zijnde:

o De geografische afstand: bv. binnen een straal van 50 km rond de producent.

o Temporele afstand: bv. dat het voedsel binnen 24 uur naar het punt van consumptie

vervoerd kan worden.

o Politieke en geografische grenzen: het systeem opereert binnen de gemeentelijke, of

provinciale grenzen.

o Bio-regio’s: volgens de natuurlijke grenzen van een ecosysteem.

o Sociale afstand: volgens het aantal intermediairen tussen de producent en de

consument.

Hoe wordt de korte keten of de short food supply chain (SFSC) nu het best omschreven?

In de definitie volgens Cazaux, G. (2010) gaat het over een middel om duurzame ontwikkeling te

promoten door terug te vallen op de drie pijlers. Er wordt gesproken van KK-initiatieven als

typerend zijnde voor de hierboven omschreven lokale voedselsystemen.

Holtslag, W. (2010) haalt aan dat het belangrijk is om niet blind te staren op enkel het lokale

aspect om tot de gewenste resultaten te komen, maar de focus te verplaatsen naar duurzame

voedselproductie. Alle actoren in de keten moeten te allen tijde het overzicht in het

productieproces behouden en elkeen draagt zijn verantwoordelijkheid voor een duurzame

productie. Dit is de transparantie waarop gehamerd wordt in KK. Die bekomen wordt door het

reduceren van de schakels. KK streeft naar maximaal één tussenschakel (Dessein et al., 2017).

Lokale voedselproductie wordt dan gezien als hulpmiddel om tot een duurzamer systeem te

komen.

Page 35: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

29

Er kan geconcludeerd worden dat het niet eenvoudig is om een duidelijke afbakening te maken

van deze begrippen. Het Departement Landbouw en Visserij heeft in het ‘strategisch plan korte

keten’ volgende basisprincipes vastgelegd om een duidelijkere marktafbakening te kunnen

maken:

o betrokkenheid van de producent, een herstel van het rechtstreeks contact;

o een beperkt aantal schakels;

o zeggenschap: producent bepaald prijszetting, productiemethode en aanbod;

o het lokale karakter, waarbij plaatselijk geteelde producten lokaal verkocht worden

De producten afkomstig van deze korte keten landbouw krijgen een andere benaming, namelijk

‘hoeveproducten’. Door het VLAM omschreven als:

‘Producten die je rechtstreeks bij de boer kan kopen. Het kunnen zowel verse producten

zoals melk, eieren, groenten, fruit en aardappelen als verwerkte producten zoals yoghurt,

platte kaas, boter, kaas, fruitsap en confituur zijn. Elk product is uniek en vertelt een

eigen verhaal. Door het directe contact met de boer is hij dan ook de aangewezen

persoon om je dit verhaal mee te geven.’

2.3.2 Voordelen

Een overzicht wordt gegeven van de voordelen die verbonden zijn aan het aankopen/verkopen

van KK producten. Deze voordelen zijn mogelijks motieven voor producent of consument om te

kiezen voor korte keten. Binnen de KK zijn er, zoals reeds aangehaald, diverse mogelijkheden

(T2; T3; T4; T7) waarvan de voordelen, naargelang de invulling van deze initiatieven, meer of

minder aanwezig zijn.

In de eerste plaats is het direct contact tussen producent en consument een van de grote

verschillen met de conventionele keten. Dit is onder andere bij boerenmarkten, thuisverkoop,

CSA, zelfpluktuinen en buurderijen. Dit creëert niet enkel sociaal contact, maar maakt de keten

ook transparant en levert een wederzijds vertrouwen doordat de consument weet vanwaar zijn

producten komen en wie ze gemaakt heeft en de producent weet wie zijn producten koopt

(VLAM: departement landbouw en visserij, 2011). Tevreden klanten komen terug en bevestigen

het harde werk van de boer die daardoor meer erkenning en voldoening voor zijn werk krijgt,

hetgeen dan weer een extra stimulans is voor de boer om via korte keten te produceren. Het

zorgt ook voor een herstel tussen de stad en het platteland (Cazaux, 2010). Met initiatieven

zoals Boeren&Buren komen de producenten ook meer en meer naar de stad om hun producten

rechtsreeks te verkopen zodat niet enkel de plattelandsmens in contact komt met de producent,

maar ook de stadsmus leert meer over de producent en de herkomst van zijn product dat enkele

kilometers verderop geproduceerd werd.

Page 36: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

30

Wat betreft de kwaliteit van de producten zelf, zijn er ook enkele voordelen aan gebonden. Een

van de vereisten voor korte keten is de reductie van het aantal voedselkilometers. Zoals

eerder vermeld zijn hier geen vaste criteria voor op te stellen, maar tracht elk initiatief deze

doelstelling na te streven. Bij Boeren&Buren bijvoorbeeld leggen de producten gemiddeld 16 km

af om tot op de buurderij te komen (Boeren&Buren, 2018). Groente abonnementen zoals

eFarmz leveren producten na bestelling via de website, die meestal bio gecertificeerd zijn, aan

een centraal afhaalpunt dat op maximaal 20 km van de consument ligt. Ook thuislevering is

mogelijk, waarbij de rondes zo optimaal mogelijk georganiseerd zijn (beperkte kilometers,

gebruik van fietsen of elektrische bestelwagen) (eFarmz, 2018). Deze manier van werken zorgt

ervoor dat de producten vers op het bord van de consument terechtkomen (Beirens, 2017). Bij

veel korte keten initiatieven wordt extra aandacht geschonken aan milieucriteria, met onder

andere meer aandacht voor waterbeheer, biodiversiteitsbehoud, geen gebruik van synthetische

meststoffen en pesticiden waardoor ook emissie uitstoot verminderd wordt (Badgley, et al.

(2007); Mijatovic et al., (2013); Aguilera, et al. (2014); Gomez, et al. (2009)).

Het lokale karakter van de korte keten zorgt voor de ondersteuning van de plaatselijke

economie en bevordert de sociale cohesie en integratie (Lüdtke, 2015). Lokale boeren zijn

niet meer afhankelijk van grote coöperaties als de veiling of retailers en voorzien in eigen

vermogen, zij zijn prijsbepaler. Het geeft de kans aan kleinschalige en gemengde bedrijven om

economisch rendabel te zijn doordat ze zeker zijn van hun afzet. Nieuwe regionale initiatieven

zorgen dan weer voor werkgelegenheid en nieuwe kansen voor bedrijven in peri-urbaan gebied.

Zoals hierboven vermeld, leveren goede landbouwpraktijken sterke, stabiele en resistente

landbouwgrond en -producten op. Zo kunnen de risico's die gepaard gaan met variabele

opbrengsten en seizoensgebonden tekorten verminderd worden. Gewasdiversificatie biedt meer

mogelijkheden voor voortgezette productie het hele jaar door (Powell, 2015). Over de prijs die je

betaald via korte keten is nog discussie. Onderzoek van VLAM (gebaseerd op GFK Belgium)

over verkoop via hoevewinkel en boerenmarkt, wijst uit dat er grote prijsverschillen zijn van

product tot product. Voor aardappelen is de hoevewinkel het goedkoopste aankoopkanaal en de

prijzen voor groenten en een aantal zuivelproducten zoals boter en karnemelk liggen hier lager

dan die op de supermarkt. Vlees, verwerkte zuivelproducten zoals yoghurt, ijs en kaas zijn dan

weer iets duurder op de hoeve in vergelijking met de supermarkt en vergelijkbaar met die van de

speciaalzaak.

Page 37: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

31

2.3.3 Problematiek/barrières

Ondanks de vele soorten initiatieven voor de (kleine) boeren om aan korte keten verkoop te

doen, ondervindt deze sector struikelblokken die ervoor zorgen dat het (nog) niet tot een sterke

en efficiënte sector beschouwd wordt. Samen met de ‘gesloten visies’ van het industrieel

systeem (zie eerder) blijft deze sector een niche.

Investeringskosten en geïnvesteerde tijd.

Het ‘boeren’ op zich is een tijdrovende job. Waar ze in het conventionele systeem hun producten

aan de veiling afzetten of soms alles van transport uitbesteden, is dit bij KK-verkoop niet het

geval, de boer kiest hier om ‘vrije leveraar’ te zijn. Dit kan inhouden dat hij meerdere keren per

week op een boerenmarkt staat, een hoevewinkel openhoudt, instaat voor eigen transport naar

retailers/afzetkanalen, etc. Het zijn deze zaken die extra kostbare tijd kosten (Aggestam et al.,

2017). Daarbij brengt de omschakeling naar een nieuwe activiteit (meestal) extra kosten en dus

risico met zich mee (Rogge et al., 2016). Daarbovenop maakt de afhankelijkheid van de

weersomstandigheden, en de daarbij horende onzekerheid over het resultaat van de oogst, tijd

een extra kostbaar gegeven.

Nood aan kennis en ervaring, ook voor grote boeren.

Niet enkel een gebrek aan tijd, maar ook aan kennis over een efficiënte logistiek, wetgeving

inzake voedselveiligheid, marketing en distributie zijn reëel. Mount, P. (2012) toont aan dat

boeren het moeilijk hebben met het vinden van afzetkanalen buiten het gangbare systeem.

Ondersteunende organisaties zoals Steunpunt Hoeveproducten en Innovatiesteunpunt bestaan,

maar niet elke boer vindt zijn weg hier naartoe (T1). Omdat ze zelf verantwoordelijk zijn voor hun

afzetkanalen en volumes, kan dit voor onzekere afzet zorgen en daarbij ook rendabiliteit. Dit

gebrek aan kennis is realiteit bij kleine boeren, maar ook grote boeren die wel bereidt zijn een

omschakeling te maken en meer financiële mogelijkheden hebben, is het niet eenvoudig om zich

aan te passen aan de eisen van de korte keten (Aggestam et al., 2017).

Cleveland et al. (2014) tonen dit aan voor grootschalige bedrijven in de Verenigde Staten.

Vooral het toewijzen van hun aanzienlijke hoeveelheid producten aan één markt blijkt moeilijk.

Het is onmogelijk om de specifieke markt te beperken tot slechts één regio. Veeleer

ontwikkelingen die een hybride bedrijfsmodel mogelijk maken waarin capaciteiten van zowel

grote reguliere producenten als kleinere regionale producenten worden gecombineerd kennen

succes. Vanwege de implicaties van een hogere werklast en meer verantwoordelijkheden die

gepaard gaan met een grotere productiefaciliteit is het vaak moeilijk om nauwere, regionale

relaties te onderhouden met consumenten en andere potentiële actoren in de toeleveringsketen.

Page 38: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

32

Daarbij komt dat voor de boeren die reeds in het systeem zitten, de goedkope transportlogistiek,

reguliere verkooppunten, regionale opslag en procesverpakkingsfaciliteiten het vaak moeilijk

maken voor voedselproducenten om buiten de comfortzones van een geglobaliseerde

toeleveringsketen te stappen (Nost, 2014).

Complexe wetgeving (overheidsrol)

Wanneer het een bedrijfsactiviteit betreft, zijn er heel wat regels omtrent wat wel en niet mag.

Vanuit het ruimtelijkeordeningsbeleid zijn enkel agrarische (en para-agrarische) activiteiten

toegestaan in agrarisch gebied. Wanneer een voedingsmiddel geproduceerd en geconsumeerd

wordt kan dit grote risico’s inhouden voor de gezondheid van de gebruiker. Doorheen het hele

productieproces zijn dan ook strenge regels opgesteld om risico’s uit te sluiten. Deze kunnen

een bottleneck zijn bij de opstart of stimulatie van korte keten (Rogge et al., 2016). De

grootkeukens in onder andere scholen en rusthuizen zijn een interessante potentiële afzetmarkt,

maar ook hier steekt de wetgeving een stokje voor; ‘Lokaal’ mag namelijk niet opgenomen

worden in de openbare uitbestedingsprocedure.

Het onderzoek ‘Recht van bij de boer(in)’ verduidelijkt dat de 3 knelpunten van korte keten,

gerelateerd met de overheid en al dan niet daaruit ontstane organisaties, de volgende zijn: te

ingewikkelde wetgeving (74%), hoge investeringen om aan wettelijke vereisten te voldoen (73%)

en te veel administratie (71%). Het bekomen van vergunningen en de complexiteit van de

aanvraag van steun van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) worden door ongeveer

53% benoemd als een belangrijk tot zeer belangrijk (VLAM, 2014).

Toegang tot grond

Landbouwgronden worden steeds schaarser en duurder ondanks dat de beschikbaarheid van

ruimte een basisvoorwaarde is voor een goede landbouwvoering (Lierman et al., 2015; Rogge et

al., 2016). Er is een duidelijke nood aan instrumenten die grond voor agrarische gebruik voor

korte keten initiatieven kunnen vrijwaren.

Deze sector heeft, ondanks de opkomende belangstelling, nood aan een verdere ontwikkeling,

organisatie en institutionalisering (Van der Schoor & Scholtens, 2015). Om meer economische

invloed in de regio uit te oefenen, meer consumenten te bereiken en de beschikbaarheid van

producten te vergroten zodat ze niet uitgesloten worden zal het van belang zijn om de korte

keten activiteiten op te schalen (Born & Purcell, 2007). Nost (2014) vult hierbij aan dat het

ontwikkelen van multifunctionele bedrijven/hybride modellen noodzakelijk zijn om te voldoen aan

de verwachtingen van de consument.

Page 39: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

33

2.4 Food hub(bing), de oplossing?

De huidige korte keten is dus op zoek naar professionalisering zodat het als een volwaardige

niche (zie figuur 7), naast het conventionele agro- voedingssysteem kan bestaan.

Dit hoofdstuk gaat dieper in op het concept ‘food hub(bing)’ zelf. Er wordt gekeken naar

definities en theorieën uit de literatuur, de doelstellingen en de uitdagingen voor de opstart van

een FH om uiteindelijk een antwoord te kunnen geven op de vraag die gesteld wordt, namelijk:

Zal de korte keten een niche blijven of kan er, met behulp van een food hub, een opschaling

gerealiseerd worden, met behoud van aandacht voor de drie duurzame pijlers?

2.4.1 Een definitie ‘probleem’.

FHs zijn geïdentificeerd als een belangrijk middel, nodig om te komen tot veerkrachtige

voedselsystemen (Blay-Palmer, 2010). Wanneer men er de literatuur op naslaat, wordt

vastgesteld dat het begrip ‘Food Hub’ verschillende opvattingen en aldus definities kent. In

tabel 1 worden enkele, veel voorkomende definities en hun auteurs aangehaald.

Tabel 1: oplijsting definities Food Hub, gevonden in verschillende literaire bronnen.

Nr. Definitie

1 ‘A regional food hub is a business or organization that actively manages the

aggregation, distribution, and marketing of source-identified food products

primarily from local and regional producers to strengthen their ability to satisfy

wholesale, retail, and institutional demand’ (Barham et al., 2012)

2 ‘FH is a mechanism by which small producers can collectively access

a middleman facility that enables them to trade with large customers—be they

supermarkets, food service vendors or public procurement consortia—that none

of them would be able to trade with by acting alone’ (Morley et al. 2008).

3 ‘Local FHs are a means of aggregating and distributing food by pooling food

products from a number of smaller farms and delivering them to grocery stores,

schools, hospitals and restaurants’ (Cleveland et al. 2014).

4 ‘FHs are as networks and intersections of grassroots, community-based

organizations and individuals that work together to build increasingly socially just,

Page 40: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

34

economically robust and ecologically sound food systems that connect farmers

with consumers as directly as possible’ (Blay-Palmer, 2010).

5 ‘Community Food Hubs can be broadly defined as coordinating alternative

sourcing, supply, and/or marketing on behalf of producers and consumers and

providing technical as well as infrastructure support for product distribution. In

addition to having clear environmental goals, they are also often founded on

social motivations relating to community cohesion, social gain, increasing healthy

eating options, and improving local food access options. At the same time, they

seek to provide an alternative source of economic income for local farmers’

(Franklin & Morgan, 2014).

Omdat een FH ernaar streeft om voordelen te bieden op zowel ecologisch, economisch als

sociaal gebied, zijn afhankelijk van de visie van de verschillende hubs, de definities anders. Een

‘Hub’ of ‘hubben’ als werkwoord kan ook letterlijk ontleed worden.

Een hub betekent letterlijk: een knooppunt, een punt waar verschillende stromen van andere

kleinere knooppunten samenkomen en zich verenigen tot één sterker geheel. Dansby et al.

(2012) benadrukken het verschil tussen deze kleine knooppunten en een Hub. Een knooppunt is

een voedsel gerelateerde onderneming zoals bv. een aardbeienboer die afhankelijk is van

grotere organisaties voor zijn verkoop; en een Hub heeft connecties met zowel de

boeren/producenten én de consumenten. De aardbeienboer is een klein knooppunt en geen

Hub omdat het niet over het netwerk beschikt dat de hub heeft (Dansby et al., 2012). Morley et

al. (2008) stelde zich de vraag: wat is de rol van een FH in de gehele (lokale) voedselketen, en

heeft het over een ‘missende schakel’.

Page 41: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

35

Figuur 8: Regionaal netwerk van kleine knooppunten en de Hub als centraal knooppunt (Geïnspireerd op Dansby et

al., 2012).

Hubben als werkwoord betekent ‘verbinden’; verbinden van de bestaande actoren en

ketenschakels om een opschaling van de korte keten te realiseren (Aggestam et al. 2017). Deze

verbinding is zowel het letterlijke contact alsook het traject van de producten die naar een

gezamenlijk afzetpunt gebracht worden, daarboven maakt het samenbrengen van kennis er ook

deel van uit. Door het verbinden ontstaat dan een regionaal netwerk zoals geschetst in Figuur 8

waarin twee soorten Hubs voorgesteld zijn en het netwerk waaruit ze zijn opgebouwd. De Hubs

kunnen ook met elkaar in verbinding staan; rechtstreeks of zoals hier, via een boerenmarkt of

een samenwerkingsprogramma tussen scholen en boerderijen waar bijde Hubs in betrokken

zijn.

Een Hub dicht aldus de kloof tussen consumenten, producenten en regelgevers; een kloof die

ontstaan is door uitholling van lokale capaciteit door de uitbreiding van de wereldwijde

voedselsystemen (Baker et al. 2010). Ze hebben als dusdanig een centrale rol in een ‘food

value chain’ (FVC) (Barham et al., 2012; Blay-Palmer, 2010). FVCs worden door Barham et al.

(2012) omschreven als netwerken die gevormd worden door de samenwerking van bedrijven,

bestaande uit voedselproducenten, verwerkers, distributeurs, marketeers en kopers die

gezamenlijk hun activiteiten plannen en coördineren om gemeenschappelijke financiële doelen

te bereiken, waarbij een overeenkomst is gesloten over een reeks specifieke sociale en/of

milieuwaarden zoals het behoud van landbouwgrond, duurzame landbouw, levensvatbaarheid

van kleine boeren of toegang tot gezonde voeding.

groentenboer

kaasmaker

Imker

boerenmarkt

Educatief centrum met workshops

Bio groentenboer

Boerderij - school programma

kippenboer

kippenboer

Groentenboer

gemeenschapskeuken

Educatief gezondheidscentrum

Distributieve FH

CSA en educatieve gemeenschapsgerichte FH

Page 42: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

36

Hub of hubben?

Deze twee, schijnbaar dezelfde begrippen, werden apart ontleed omdat een FH niet enkel kan

aanzien worden als een fysieke of virtuele plaats waar de verwerking, distributie en vermarkting

plaatsvindt; ook het netwerk- en bestuur mechanisme dat een FH vormt, zijn even belangrijk

voor het succes ervan. Beide benaderingen versterken elkaar om een succesvolle praktijk van

lokale voedselproductie en consumptie te bekomen. Het is daarom belangrijk om kennis te

vergaren over zowel de fysieke en infrastructurele uitdagingen als over het netwerk- en

bestuurs-aspect, en de interacties daartussen (Kerselaers, 2017).

2.4.2 Een context-afhankelijk begrip

Elke concretisering van een nieuw Hub-initiatief wordt beïnvloed door verschillende

externe/context gerelateerde elementen en er gaat dan ook een uitgebreide analyse aan vooraf.

Elke ‘context’ stelt verschillende eisen. De socio-economische structuur van de markt en de

voorkeuren van de consument zullen verschillen in verschillende regio’s van het land, die dan

ook weer beïnvloed wordt door de ruimtelijke omgeving van de Hubs. Ook de geografische

locatie en het bereik van de FH bepalen mee of deze al dan niet kan bijdragen om het concept

en de levering van lokale voeding naar lokale markten te promoten. Tevens zullen het type

producten die aangeboden worden door de participerende lokale boeren en/of producenten de

organisatie en werking van de Hub bepalen. Door de literatuur gaande wordt opgemerkt dat dit

geen zwart-wit verhaal is en dat naargelang de focus van de Hubs er een onderverdeling

gemaakt kan worden.

Ruimtelijk aspect

Het opzetten van een FH gebeurt niet zomaar overal, het ruimtelijke aspect en daarbij het

onderzoeken van het potentieel van de regio is een van de zaken die vooraf uitgevoerd moet

worden.

Eerder onderzoek wijst uit dat er één essentieel ruimtelijk aspect is dat de ontwikkeling van de

lokale voedselproductie en het ontstaan van food hubs in de hand werkt, namelijk: de

aanwezigheid van stedelijke activiteiten (Holtslag, 2010). Het gaat dan over peri-urbane

gebieden, gedefinieerd door Rijsbosch, L. (2015) als: ‘Een gebied dat zowel kenmerken van het

platteland als de stad heeft.’ Het Pajottenland is hier een goed voorbeeld van; gelegen in het

peri-urbane gebied van Brussel of ‘Rural Urban Fringe’ (RUF) (Scott, et al., 2013).

Voor de landbouw is deze invloed zowel positief als negatief. Een lokaal voedselsysteem is

afhankelijk van een potentiële markt, daarom is de aanwezigheid van een stad zeker een

pluspunt. Aan de andere kant zorgt deze aanwezigheid voor een extra druk op de

Page 43: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

37

landbouwproductie door een verhoging van de grondprijzen en een versnippering van de

gronden waardoor een schaalvergroting (die dan weer opgelegd wordt door te toenemende

druk, gecreëerd door de massaproductie) tegengewerkt wordt en daarmee ook de conventionele

manier van landbouwvoeren. Ook is er een stijgende vraag van andere sectoren zoals toerisme,

retail, recreatie en transport om het landgebruik te nuttigen.

Wat landbouw betreft zit hem de uitdaging in het ten volle benutten van de kwaliteiten van dit

soort landschap, in dit geval de nabijheid van de grote afzetmarkt ‘de stad’ om te komen tot

nieuwe vormen van landbouwmanagement. Dit kan door het diversifiëren van de activiteiten

en/of verbreding door bijvoorbeeld een bijdrage te leveren aan het beheer van het natuurlijk

kapitaal zoals water en bos of het samenbrengen van mensen door recreatie en het biedt ook de

ideale gelegenheid om producent en consument samen te brengen waarbij lokaal

geproduceerde voeding centraal staat. Rijsbosch L. (2015) heeft het over een productief

landschap, dat als volgt gedefinieerd wordt:

‘Open ruimtes – groot of klein, stedelijk of landelijk - die zo beheerd worden dat ze

ecologisch en economisch productief worden en een maatschappelijke meerwaarde

opleveren.’

Hiermee wordt afgestapt van de vroegere definitie van productielandschap, waar de focus ligt

op de voedselproductie; en het consumptielandschap, met focus op recreatie en consumptie.

In peri-urbane gebieden worden de twee verenigd en aangevuld met biodiversiteit,

waterbeheersing en natuurontwikkeling en wordt er getracht een antwoord te bieden op zowel

de ecologische als economische en sociale uitdagingen.

Verschillende classificaties

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de verschillende classificaties uit de literatuur.

Barham et al. (2012) classificeert op basis van de structuur of de functie van de FH.

Classificatie volgens structuur focust op de wettelijke bedrijfsvorm die de FH aanneemt. Dit kan

bijvoorbeeld als non-profit organisatie, privaat of publieke FH of in coöperatieven. De vorm die

aangenomen wordt heeft vooral invloed op de kapitaalinvesteringen, risicobeheer en

aansprakelijkheid van de FH. Indeling op basis van de functie, classificeert FH ‘s volgens de

primaire markt waaraan geleverd wordt en kan dan opgedeeld worden in:

o Business to Business (B2B) / Institutioneel model

o Business to Consumer (B2C) model

o Hybride model (levert zowel aan groothandel als direct aan de consument)

Page 44: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

38

Lerman et al. (2012) en Melone et al. (2012) maken een onderscheid volgens

organisatiestructuur, management, operationele praktijken en de bestuursvorm van een FH.

Cheng & Seely (2012) halen daarbij ook doelpubliek, infrastructuur, logistiek, aangeboden

diensten en structuur aan als kriteria voor de indeling.

Volgens Morley et al. (2008) zijn de verschillende FH’s dan weer te onderscheiden op basis van

hun functionaliteit, doel, type producten, de invloed van de functionaliteit en onderneming op de

andere actoren in het voedselsysteem, de niveaus van controle die de producenten over hun

marktrelaties hebben, juridische structuur en de betrekkelijke markt waarin ze werkzaam zijn.

Deze verschillende, soms contrasterende opvattingen over de indeling hebben als opmerking te

‘zwart wit’ te zijn om de complexiteit van het FH-verhaal te begrijpen en daardoor de bestaande

realiteit simplificeren met vaak veel overeenkomstige kenmerken die volgens Berti & Mulligan

(2016) samengevat kunnen worden in twee grote groepen:

o Op waarde gebaseerde agro-voedingsketen

o Duurzame voedselgemeenschapsontwikkeling

Horst et al., (2011) verdeeld al deze benaderingen dan weer volgens drie niveaus, namelijk:

a. Op de producentgerichte/ instrumentele benadering:

Definities nr. 1,2 en 3 (tabel 1) sluiten het meest aan bij deze benadering. De focus ligt vooral op

het economisch model en hoe deze kan bijdragen aan de professionalisering van kleine- en

middelgrote bedrijven om hun producten te vermarkten aan eerlijke prijzen.

b. Op de mensgerichte/ humanistische benadering:

Deze FH’s leggen meer de nadruk op de gemeenschap en gezondheid van de mens. Met

behulp van modellen waarbij de consument ‘eigenaar’ is, proberen deze hubs de mensen meer

inspraak te geven over het voedsel dat ze consumeren en daarbij ook een (her)educatie. De

belangrijkste functies zijn: het bieden van gemakkelijke toegang, kansen en levensvatbaarheid

voor kleine producenten en consumenten met een laag inkomen; hoofddoel is "bij te dragen tot

een gezonder, levendiger en rechtvaardiger systeem". Definities nr. 4 en 5 (tabel 1) leunen hier

het meest bij aan.

Page 45: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

39

c. De gemeenschapsgerichte/ fenomenologische benadering:

In deze modellen is het vooral de ervaring van de mensen met betrekking tot de fysieke FH, die

telt. De la Salle en Holland (2010) definiëren het als een plaats waar een breed spectrum van

landgebruik, ontwerpstrategieën en op voedsel gerichte programma’s samengebracht worden

om de toegang, zichtbaarheid en de ervaring van duurzame stedelijke en regionale

voedselsystemen te verbeteren binnen de stad. Definitie nr. 5 (tabel 1) leunt aan bij deze

benadering.

Uit deze reeks opvattingen kan geconcludeerd worden dat er geen eenduidig classificatie

bestaat van “dé Food Hub”, maar dat het gaat over een concept dat zeer context-specifiek is,

waarbij een grondige analyse van de fysieke of de virtuele context noodzakelijk is alvorens een

nieuw initiatief opgestart wordt, zoals Kerselaers (2017) reeds aanhield.

Enkele soorten Hubs

Horst et al. (2011) beschouwen 5 kenmerken om FH’s in te delen, namelijk: de doelgroep,

eigendom, doel, juridische structuur en daarbij in acht genomen locatie en de schaal van de hub.

Op basis van deze vijf kenmerken maakten zij negen ‘typologieën’:

1. Etnische/Boetiek/artisanale FH

Is een kleinschalige FH, meestal werkzaam in één faciliteit waarbij één eigenaar bestuurder is.

De focus ligt op ambachtelijke- en speciale voedings- en drankproducten met soms focus op

bepaalde etnieën en culturen. De verbinding met lokale boeren en producenten is zichtbaar. (bv:

‘Vers’ in Gent)

2. Coöperatief consumentenmodel

Dit is een grootschaliger coöperatief dat geïnitieerd wordt door vereniging van consumenten om

in groothandelshoeveelheden aan te kopen bij lokale producenten. De producten worden dan

door de coöperatie verpakt en ge-herdistribueerd aan individuen.

3. Bestemmings-FH

Een grootschalige faciliteit, of kan bestaan uit een reeks faciliteiten waar voedsel gerelateerde

detailhandelsbedrijven als primaire aantrekkelijkheid voor zowel lokale consumenten als

toeristen dienen. De toeristen vormen wel een significant percentage klanten. (bv: Markten in

Page 46: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

40

BXL met lokaal geteelde en/of bio producten: Eco-verantwoordelijke markt Luxembur in Elsene

of in Etterbeek in de Generaal Lemanstraat met streekproducten (BRUZZ, 2018)).

4. Educatieve en sociale dienstverlenende FH

In dit type hub staat de sociale gemeenschap bovenaan op de agenda, door het organiseren

van verschillende – voedselgerelateerde – diensten aan te bieden. Het kan een

ontmoetingsplaats zijn in de vorm van een bistro, ook het geven van workshops over

landbouwvaardigheden, gezonde kook- en eetlessen en demonstraties, het ter beschikking

stellen van gemeenschappelijke keukens en verwerkingsfaciliteiten en tevens

gemeenschappelijke land-en tuinbouwprojecten. De toegang voor mensen met een laag

inkomen heeft prioriteit De FH in Herne (T1) kan hier een voorbeeld van zijn.

5. Buurt FH (voedingsdistrict-model)

Met de ‘buurt FH’ worden specifieke hubs, en meer precies districten, in een stad bedoeld. Het

wordt gedefinieerd door meerdere aaneengesloten blokken in de stad waar een hoge

concentratie onafhankelijke winkels gevestigd zijn die diverse en gezonde voedingsopties biedt

voor de ‘lokale’ inwoner met verschillende inkomensniveaus. (Dit type is meer van toepassing in

de VS)

6. Online FH-netwerk

Dit type Hub is geen fysieke (daarom niet uitgesloten), maar een virtuele hub. Via een digitaal

platform worden lokale en regionale voedselproducenten en consumenten efficiënt met elkaar

verbonden. Via de digitale ‘marktplaats’ kunnen de producenten hun producten aanbieden aan

zowel gewone consument als overheidsinstellingen, restaurants en winkels. (bv: Boeren&Buren)

7. FH als ‘landelijke stad’

De FH als ‘landelijke stad’ is letterlijk een hele landelijke stad die zorgt voor sterke verbindingen

tussen lokale voedselproducenten, verwerkers en consumenten om de lokale voedseleconomie

te bevorderen. Hierbij zijn lokale inwoners vaak betrokken bij het promoten van lokale

alternatieven voor het mondiale voedingssysteem.

8. Regionaal aggregerende FH

Dit type hub bestaat meestal uit één centraal verankerde hub waar een bedrijfs-

managementsysteem is gevestigd die de aggregatie, opslag, verwerking, distributie en/of

Page 47: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

41

marketing van de producten van de lokale en regionale boeren coördineert. Deze taak wordt

meestal beheerd door één organisatie. De ‘verwerkte’ producten worden meestal aan grotere

handelscentra en/of detailhandelaars geleverd via trein, vrachtwagen of vliegtuig. Om de

seizoenen te overbruggen wordt het aanbod aangevuld met internationale lokaal geteelde

producten. Dit is een typisch voorbeeld van een B2B-model.

9. Hybride FH

Horst et al. (2011) heeft het over een hybride Hub of meerdere Hubs die verschillende soorten

activiteiten die hierboven aan bod kwamen, integreert. Ook Cleveland et al. (2014) heeft het

over de ‘hybriditeit’ van een food hub. Het is een alternatief voor de gangbare manier van

werken die zowel de idealistische aanpak gebruikt, die voornamelijk sociaal en milieugerichte

doelen aanpakt, als de instrumentele aanpak die focust op de vraag van de consument naar

lokale voeding en op welke manier dit gerealiseerd kan worden zonder dat er zich

onaanvaardbare externaliteiten voordoen. Zo hebben FH’s het potentieel om de voordelen van

zowel het conventionele – grootschalige – distributiesysteem, als alternatieve – korte keten –

systeem te handhaven zonder de nadelen van beiden (Berti en Mulligan, 2016).

Om terug te komen op de indeling volgens Barham et al. (2012) volgens structuur en functie,

kunnen FHs structureel puur commercieel of sociaal geöriënteerd zijn, of zoals het laatste

voorbeeld, een mengeling van beiden. Wat de functie betreft kan het op een of meerdere punten

in de voedselketen – van productie tot consumptie – opereren om informatie en educatie over

product- en procesontwikkeling, kwaliteitsborging, marketing en managementondersteuning te

delen (Morley et al., 2010). Iedere FH heeft zijn eigen businessmodel. Het is meestal een

mengeling van, of middenweg tussen verschillende kenmerken (Morley et al. 2008).

Lindsey & Slama (2012) schuiven drie, vaak voorkomende bedrijfsmodellen naar voor.

• Vennootschap: is een op winst beoogd model waarbij ook verschillende stakeholders

aangesloten zijn. De onderneming beschikt hierbij al dan niet over een

rechtspersoonlijkheid afhankelijk van de gekozen vorm. Een coöperatie is hier een

voorbeeld van: verschillende actoren zijn eigenaar en besturen de Hub. Winst wordt dan

verdeeld onder de coöperanten volgens aandeel en beslissingen worden in een

algemene vergadering genomen. Andere vormen zijn cvoa, bvba, cvbao, nv, etc.

Bij dit soort Hub is het sociaal gebeuren vaak minder van belang (Matson & Thayer,

2013).

• Vereniging: Ook wel de ‘community based organisations’ (CBO), is een niet op winst

beoogd model, opgestart vanuite de gemeenschap zelf en die de gemeenschap, of een

deel ervan, vertegenwoordigt (Matson & Thayer, 2013). Dit model focust meer op sociale

en milieugerichte missies. De winst is niet het uitgangspunt, maar wel nodig om terug te

investeren in het bedrijf zelf en zo economisch haalbaar blijft (Berti & Mulligan, 2016).

Page 48: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

42

Door te kiezen voor dit model, is de Hub vaak afhankelijk van externe financiering en

ondervinden ze vaker moeilijkheden om overeind te blijven.

• Publiek – Private samenwerking (PPS): een model waarbij er een

samenwerkingsverband is tussen een overheidsorgaan en een private onderneming.

Hierin ligt het voordeel dat publieke financiële middelen gebruikt kunnen worden om

investeringen te doen en de hub economisch leefbaar te maken.

Functies/ middelen van een Hub

Naargelang het soort Hub kan deze aldus verschillende functies vervullen. Een FH waarbij de

focus vooral gelegen is op de leefbaarheid van de producent kan hulp bieden door onder andere

actief op zoek te gaan naar nieuwe afzetmogelijkheden voor kleine en middelgrote lokale en

regionale producenten. Zo voorzien of vinden zij vaak nieuwe partners die helpen bij het bieden

van technische ondersteuning aan de producenten op gebied van productieplanning,

seizoensverlenging, duurzame productiepraktijken, voedselveiligheid en behandeling na de

oogst. Daardoor vergroot de capaciteit van deze kleinere producenten om te voldoen aan de

behoeften van de groothandel (kwaliteit, volume, consistentie, verpakking, aansprakelijkheid en

voedselveiligheid) (Barham et al. 2012).

Verder kan het een betekenis hebben in de optimalisatie van informatiestromen en daarmee de

transparantie doorheen de keten. Het gebruik van productdifferentiatiestrategieën zoals

identiteitsbehoud, groepsmerken, traceerbaarheid, herkomst, productkenmerken en duurzame

productiepraktijken, etc. om de economische waarde van de producten te vergroten; en door het

insluiten van de gezamenlijk afgesproken waarden in de bedrijfsplannen wordt er geprobeerd de

efficiëntie en winstgevendheid van alle segmenten te verbeteren (Barham et al., 2012; Blay-

Palmer, 2010).

FHs waarbij de nadruk meer op het sociale aspect en de bijdrage aan de brede gemeenschap

ligt, kunnen bovenop het ondersteunen van de kleine producenten ook andere diensten leveren.

Doneren aan voedselbanken, het consumenten-bewustzijn voor het kopen van lokale voeding

vergroten, educatieve boerderijrondleidingen organiseren, de mogelijkheid om boerderijstages te

volgen, de algemene toegankelijkheid naar gezonde voeding vergroten door specifieke

leveringsmechanismen, organiseren van voedings-en kookeducaties en/of uitvoeren van

gezondheidsonderzoeken; of het organiseren van ‘community owned food markets’ zoals Horst

et al. (2011) aanhaalt om de inspraak van de consument en daarbij de brede gemeenschap te

vergroten, etc. Kortom een Hub kan tal van opportuniteiten bieden voor verschillende

ketenspelers.

Page 49: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

43

2.4.3 Uitdagingen voor een FH

Afstemmen vraag en aanbod

Een vaak aangehaalde uitdaging voor bestaande Hubs is het balanceren van vraag en aanbod

(Barham et al., 2012; Berti & Mulligan, 2016; Lerman et al., 2012). Het voorzien van de juiste

hoeveelheden met het behoud van de kwaliteit voor de verschillende afzetkanalen: individuen,

families en grotere instituties, is niet eenvoudig. Uit de studie van Barham et al. (2012) blijkt dat

de vraag in een regio vaak veel groter is dan dat de hub kan leveren, vooral voor bepaalde

productcategorieën of FH’s die uitsluitend bio producten leveren, ervaren een te kort aan

bioboeren in de regio. Ook de seizoensfluctuaties in het aanbod vormen een uitdaging. De

consument wil het liefst het hele jaar door een zo uitgebreid en gevarieerd mogelijk aanbod (T3,

T4). Seizoensverlengende praktijken, waarbij er minder geproduceerd wordt in de zomer en

meer in de winter door onder andere gebruik te maken van serres (Matson & Thayer, 2013),

kunnen een gedeeltelijke oplossing bieden; maar deze vergen dan weer een omscholing van de

producenten (Barham et al., 2012). Ook de vraag en aanbod balanceren per product is moeilijk,

afhankelijk van de participerende producenten. Zo kan er een overaanbod van een bepaald

product (bv. vlees) zijn en een onderaanbod van verse producten of producten met een

toegevoegde waarde. Marktanalyse van de consumentenvraag is belangrijk voor nieuwe Food

Hubs zodat ze hun marketing van de producten kunnen afstemmen op de waarden van de

consument en betere, aanvullende diensten kunnen bieden aan de gemeenschap die bijdragen

aan de winstgevendheid op lange termijn (Matson et al., 2013; Morley et al., 2008).

Nog een optie om voorgaande moeilijke periodes te overbruggen is het ‘lokaal gebied’ uitbreiden

door import uit andere landen, hetgeen dan wel opbotst tegen de basisvoorwaarden van de KK.

Er heerst als het ware een ‘spanning tussen schaalvoordeel en korte keten waarden’

(Kerselaers, et al., 2017). De opschaling van de korte keten initiatieven die de FH beoogd, zorgt

voor een spanningsveld tussen de schaalvoordelen die het oplevert en het behouden van de

waarden waarvoor de korte keten staat (Cleveland, 2014). Ook zijn er kritische opvattingen dat

het rechtstreeks contact in een hub verloren gaat.

Prijs: de eeuwige discussie

Ondanks de groeiende belangstelling naar lokaal geproduceerd voedsel en de bewustwording

van de problematiek in het huidige systeem waarbij boeren vaak geen eerlijke prijs krijgen voor

hun product, heerst er nog steeds een ‘prijsgevoeligheid’. Deze ‘foute’ mentaliteit (zoals reeds

aangehaald werd door Westhoek et al. (2013)) geldt ook voor FH’s. Veel groothandelaars kiezen

nog steeds voor toelevering via de conventionele distributie-entiteiten omwille van de lagere kost

Page 50: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

44

(Barham et al., 2012); ongeacht de meerwaarde die een FH’s bieden: verse, bron-

geïdentificeerd voedsel leveren, rechtstreeks van lokale, kleine en middelgrote boerenbedrijven.

Participatie van de grote bedrijven kan een hefboom zijn voor andere bedrijven om ook op lange

termijn inkoopcontracten aan te gaan, hetgeen de economische leefbaarheid van de Hub

bevorderd. Communicatie over de prijszetting naar klanten en bedrijven toe kunnen een

oplossing bieden. Voor de Hub en participerende producenten is er binnen deze uitdagende

omgeving behoefte aan productdifferentiatie om waarde toe te voegen, in plaats van een race

naar de bodem toe te werken door alleen aandacht te besteden aan de productprijs (Blay-

Palmer, 2010).

Beheren van de groei

Een andere uitdaging die vaak aangehaald wordt is de moeilijkheid om de groei van de Hub te

beheren zodat de marktvraag die niet overstijgt (Barham et al., 2012). Wanneer de groei niet

goed beheerd wordt, dreigt het gevaar dat er een zodanige groei optreedt dat het de fysieke

capaciteit (infrastructuur, etc.) van de Hub overstijgt (Morley et al., 2008).

Toegang tot kapitaal

Deze uitdaging hangt nauw samen met het beheer van de groei. Onafhankelijk van de juridische

vorm die een Hub aanneemt, blijkt de toegang tot kapitaal een uitdaging. Uit onderzoek van

Barham et al. (2012) blijk het zelfs een primaire barrière. Dit geldt niet enkel voor investeringen

die gedaan moeten worden, maar het managen en verzekeren van de geldstromen langs beide

kanten (producenten en consumenten) vereist een goede bedrijfseconomische kennis. De

kapitalisatie is zowel bij de opstart als bij een reeds draaiende Hub een blijvende uitdaging

(Lerman et al., 2012). Deze managing bestaat erin om bij de opstart over voldoende kapitaal te

beschikken om de nodige investeringen te doen. Afhankelijk van de bedrijfsvorm kan beroep

gedaan worden op subsidies (publieke samenwerking). Het gevaar bestaat echter dat wanneer

deze wegvallen, de Hub onder-gekapitaliseerd geraakt. Veel Hubs kiezen er dan ook voor om

via een coöperatieve vorm te werken waarbij gefocust wordt op het lidmaatschap en de omzet

(Matson et al., 2013). Maar ook bij dit soort Hubs kan onderkapitalisatie zich voordoen, in dit

geval wordt vaak beroep gedaan op externe financiering via overheidssubsidies, individuele

sponsoring of andere particuliere bedrijven.

Complexe wetgeving

Ook food hubs struikelen over de complexe wetgeving wat betreft de distributie van voedsel (zie

eerder problematiek in de korte keten). Met de stijgende vraag naar lokaal geproduceerde

Page 51: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

45

voeding wordt het misschien tijd om een aantal zaken te herzien om een conform en eenduidig

beleid te creëren die de productie van lokale voeding bevordert in de plaats van verhindert

(Kerselaers, et al., 2017).

De wisselwerking tussen consument en producent: ‘Regional

branding’ als marketingstrategie?

Het sensibiliseren en bereiken van de consument met de korte keten bepaald voor een groot

deel de slagingskans. In een wereld waar grote multinationals de marketingwereld domineren, is

het niet eenvoudig om daarnaast het grote publiek ook warm te maken voor de korte keten.

Kerselaers et al. (2017) hebben het over ‘Food hub, gedeelde ruimte, gedeelde

verantwoordelijkheden. Een FH is een plaats waar informatie gedeeld kan worden, van

producent naar consument en omgekeerd. Er moet een duidelijke communicatie over de

herkomst en kenmerken van het product zijn. Dit is belangrijk voor de waarde-creatie van het

product en kan bijdragen aan een eerlijke prijsvorming voor beide partijen (Matson & Thayer,

2013).

Het is belangrijk dat het netwerk dat aan de basis ligt van de samenwerking binnen de Hub

consistent is en een duidelijke, gezamenlijke aanpak naar voren schuift. De FH bundelt

verschillende producten die gelinkt zijn aan een bepaalde regio. Het belang van een ‘sterk

merk’, als productdifferentiatiestrategie, wordt dan ook onderzocht door een van de

thesisstudenten (T2). ‘Regional branding’ of streekidentiteit kan gedefinieerd worden als:

‘De eigenheid van een streek inzetten als instrument om integratie te bevorderen.’ (Pajottenland,

2018)

Dit wil zeggen dat men de band tussen boer en burger gaat versterken door educatieve

projecten, plattelandsbeleving en arrangementen op de boerderij en samenwerkingsinitiatieven

van landbouw met gemeenten, NGO's, bedrijfswereld en particulieren actief gaat aanmoedigen

(Pajottenland, 2018).

Voor korte keten en lokale producten is het echter niet eenvoudig om een certificaat of concrete

criteria op te stellen, er is geen strikt Europees beleid rond. Wel bestaat er een regelgeving wat

streekproducten betreft. In 1993 ontstond een EU-wetgeving om namen van bijzondere

landbouwproducten en levensmiddelen die gelinkt zijn aan een bepaald grondgebied of

authentieke productiewijze te beschermen (VLAM: departement landbouw Landbouw & Visserij,

2018).

Als er geen acties ondernomen worden om alle ketenschakels in het voedselsysteem te

betrekken, verliezen tegenbewegingen zoals de lokale voedselbeweging hun transformatieve

Page 52: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

46

potentieel en wordt ‘lokaal voedsel’ het zoveelste label op de grote markt (Perret & Jackson,

2015).

Belang van een goed uitgebouwd logistiek netwerk

Zoals aangehaald in het hoofdstuk over de problematiek in de KK, blijkt dit een van de heikel

punten voor korte keten producenten. Een goed uitgebouwd logistiek netwerk vraagt tijd, geld en

kennis waardoor producenten het niet efficiënt uitvoeren of gewoon als drempel ervaren om mee

in het korte keten verhaal te stappen. Bij een haalbaarheidsinschatting van een specifiek

korteketensysteem zoals een FH is een logistieke analyse essentieel (Dessein et al., 2017).

Een goede logistiek slaagt erin om vraag en aanbod binnen de gehele keten op elkaar af te

stemmen op een efficiënte manier, dus met lage kosten en kapitaalgebruik zodat voldaan wordt

aan de behoefte van de markt/klant en duurzame relaties doorheen de keten bekomen worden

(Van Buggenhout et al., 2014). De uitbouw van een slim en efficiënt logistiek netwerk is de

sleutel tot een duurzaam project en is dus van cruciaal belang voor een FH (Messmer, 2013).

Wat betreft logistiek van voedingsproducten wordt spreekt men van ‘agrologistiek’. Het

handhaaft dezelfde principes als de ‘gewone’ logistiek, maar omdat de producten specifieke

eisen stellen door de beperkte houdbaarheid en voedselveiligheid vereist het toch een

specifieke aanpak. Elk product heeft zijn eigen optimale bewaarcondities, hetgeen een extra

uitdaging vormt voor verwerking, opslag, transport, etc. (Van Buggenhout et al., 2014). In figuur

9 wordt het ‘multi-actor korte keten schema’ weergegeven waarbij naast het logistieke netwerk

ook alle belanghebbende actoren, hulpbronnen (in het schema links in appelblauw-zeegroen

weergegeven) betrokken zijn volgens Messmer (2013).

Page 53: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

47

Figuur 9: Korte keten circuit met de verschillende actoren (Geïnspireerd op ‘Schema de la chaine des circuits courts

multi-acteurs’ van (Messmer, 2013)). Opm: T staat voor het transport in de keten

De figuur geeft de belanghebbenden, de bronnen en de logistieke knooppunten en hun

onderlinge connecties weer. De belanghebbenden (oranje) zijn alle actoren die betrokken zijn

bij de opbouw van de keten, zoals de producenten en consumenten, maar ook organisaties

binnen de keten die samenwerken met het project. Hulpbronnen zijn de elementen die bijdragen

aan de ontwikkeling van een project (bv. Een FH) en omvatten de actoren, ideeën en middelen

die daarvoor nodig zijn. Actoren kunnen een projectcoördinator, het projectteam, de

producentengroep, overheidsinstanties en transporteurs zijn. Ideeën komen voort uit de

specifieke doelstellingen en concept van het project zoals bijvoorbeeld de optimalisatie van de

logistiek in de korte keten bij, of ondersteuning van de kleine boeren bij een FH. De middelen

zijn dan zaken zoals een digitaal platform, ‘Regional branding’, opslagplaats, financieel kapitaal,

etc. Communicatie wordt apart beschouwd omdat het een belangrijk onderdeel (zie eerder) van

de goede werking van de keten betreft waar ook grondige tijd en kennis in dient gestoken te

worden. Dit kan door mond-tot mondreclame, via websites, sociale media, ‘klassieke’ media-

aandacht zoals reclame, labels, maar ook via de verpakking en transport (naam van het bedrijf

op de transportwagens) en zoveel meer. Het territorium of grondgebied slaat op de afzetplaats

en de afbakening daarvan: op 20 km rond de plaats van het distributiecentrum of binnen een

bepaalde regio (Messmer, 2013; Van Buggenhout et al. 2014).

De distributie wordt vaak als een apart onderdeel beschouwd van de logistieke keten. Hieronder

worden vier scenario’s (figuur 10, 11, 12 en 13) aangehaald om een efficiënt transport te

realiseren binnen organisaties zoals een FH, opgesteld door Dessein et al. (2017). De

Actoren

Ideeën

Hulpbronnen

Keten

Toelevering

Opslag, verpakking

& verwerking

Verkoop

Producenten

Consumenten

Communicatie

Territorium

T T

Page 54: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

48

scenario’s worden hier als idealistische modellen voorgesteld, in de realiteit zijn mengvormen

uiteraard mogelijk.

Figuur 10: ‘De laatste kilometers’ : in dit scenario wordt gewerkt met een ‘depot’ om de

producten die door de producenten zelf tot de FH gebracht werden te verzamelen . De

producten worden door de producenten reeds geordend volgens bestelling. het depot bevindt

zich in de nabijheid van een reeks afzetkanalen in en rond de stad.

Figuur 11: Pick, drive and delivery: één of meerdere bestelwagens halen en leveren de

producten in één aansluitend traject . Dit betekent dat de ‘order picking’ (verzamelen volgens

bestelde hoeveelheid) in het voertuig zelf gebeurd.

Figuur 12: Centraal georganiseerde ophaling en levering: De producten worden door één of

verschillende vrachtwagens opgehaald bij de producenten en vervolgens in het depot afgezet,

vanwaar het door dezelfde logistieke organisatie naar de verdelers gebracht wordt.

Figuur 13: Het depot als spil: de producenten brengen de reeds op bestelling geordende

producten naar het depot en worden afgehaald door de afnemers zelf.

Page 55: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

49

Figuur 11: ‘Pick, drive and delivery’ Figuur 10: ‘De laatste kilometers’

Figuur 13: Het depot als spil Figuur 12: Centraal georganiseerde ophaling en levering

Page 56: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

50

In het geval van FH’s heeft de logistieke functie vooral betrekking op de actieve coördinatie van

de actoren en de aggregatie en distributie van het voedsel (Berti & Mulligan, 2016). Het is

moeilijk om logistek los te bekijken van andere essentiële elementen van een businessmodel,

zoals het marketingverhaal of de productontwikkeling (VLAM: departement landbouw en visserij,

2011).

Samenwerking in de keten

Participatie van verschillende stakeholders wordt steeds meer erkend als een belangrijk aspect

voor het ontwikkelen van duurzame systemen (Röling, 2009). Samenwerking in de keten is geen

nieuw fenomeen, de kleine omvang van sommige landbouwbedrijven ten opzichte van stroomaf-

en -opwaartse bedrijven in de keten heeft tot toenemende samenwerking geleidt om hun

onderhandelingspositie te versterken en concentreren (Michalek et al., 2018).

Er zijn twee hoofdvormen van samenwerking, de horizontale en verticale (zie ook figuur 2). De

horizontale betreft een samenwerking tussen partijen die zich op hetzelfde niveau in de keten

bevinden zoals boeren onderling in coöperaties/organisaties, die onderhandelen. De verticale

betreft samenwerking in de bedrijfskolom, zoals organisaties voor de levering of

marketingdiensten (Michalek et al., 2018; Van Buggenhout et al. 2014). Netwerksamenwerking

is een combinatie van horizontale en verticale samenwerking (Van Buggenhout et al., 2014).

Wat betreft samenwerking op logistiek vlak voor voedingsmiddelen, kan het heel wat efficiënter.

KK-Producenten maken vaak overbodige logistieke kosten door overbodige voorraden en

transport (Duineveld et al., 2003). Bundelen van producten zorgt voor een efficiëntere belading

van het transportmiddel en draagt zo bij tot een vermindering van de milieubelasting en beslag

van ruimte en leefbaarheid (Tromp et al., 1998). Een samenwerking kan ook leiden tot lagere

kosten wat schaalvoordelen in de belevering van de klant oplevert, hetgeen een betere service

biedt naar de klant toe door kortere doorlooptijden en een frequente belevering. Producenten

kunnen hun winstgevendheid en productiviteit doen stijgen, in de eerst plaats omdat hun

onderhandelingspositie in de toeleveringsketen toeneemt, maar ook door de mogelijkheid om

beter in te spelen op veranderende consumentenvoorkeuren en het verminderen van

transactiekosten en andere logistieke taken. Door kennisuitwisseling op zowel logistiek als ander

gebied wordt de innovatiekracht ook groter (Janssen et al., 2011).

De werklast kan gedeeld worden waardoor land- en tuinbouwer meer tijd hebben voor

landbouwactiviteiten, alweer kan ook kennis gedeeld worden over allerlei zaken zoals

bijvoorbeeld de omschakeling naar biologische boeren door samenwerking van conventionele

en bio-boeren in één project, etc. (Janssen et al. (2011); Messmer (2013) & Michalek et al.

2018).

Page 57: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

51

Uit onderzoek van de Vlaamse overheid blijkt dat de gemiddelde boer en tuinder nog (te) graag

op zichzelf werkt (VLAM: departement landbouw Landbouw & Visserij, 2018). FHs blijken

moeilijkheden te ondervinden om de juiste individuen te betrekken in het proces. Er komt dan

ook heel wat bij kijken; naast mensen met kennis over de productie, heeft de Hub ook nood aan

actoren die kennis hebben over bedrijfsmanagement voor de administratie, boekhouding, etc.

Matson et al. (2012) en Lerman et al. (2012) tonen aan dat vooral bij Hubs die ontstaan zijn

vanuit producenten er een gebrek aan mensen met de juiste kennis en knowhow is.

Deze samenwerking in logistiek en het betrekken van de juiste personen in het proces is zeker

bij FHs met een producentgerichte aanpak van groot belang en dan kan het een uitermate

geschikt middel zijn om de KK een duwtje in de rug te geven richting meer professionaliteit.

Echter met een blijvende aandacht voor de waarden van de korte keten; er zijn kritische

gedachten dat een (te) sterke nadruk op de fysieke aggregatie en verwerking het risico zou

kunnen verhogen om in dezelfde logica en routinematige praktijkvraag van de ‘gewone’ agro

terecht te komen (Lindsey & Slama, 2012); of dat de opschaling van lokale voedselsystemen

ervoor kan zorgen dat hun zeer essentiële bestaansredenen kan schaden. Mount, P. (2012)

benadrukt daarom dat deze schaalvergroting met behulp van een FH moet beschouwd worden

als ‘een open governance-proces’.

Page 58: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

52

3. Methodologie en case

3.1 Casestudie: ‘Living lab’ Pajottenland en Brussel

Voor de uitvoering van onderzoek wordt steeds vaker de hulp van universiteiten ingeschakeld.

De student komt uit ‘de ivoren toren’ en kennis wordt inter- en transdisciplinair gedeeld buiten de

universiteitsmuren waarbij het klassieke labo plaats maakt voor een ‘living lab’. In dit onderzoek

worden het Pajottenland en Brussel onder de loep genomen. Hieronder vind u een beknopte,

maar concrete beschrijving van deze regio, die een jaar lang het studiegebied vormde van 8

thesisstudenten.

Figuur 14: Kaart groene gordel en Brussel. © Marie Kiekens

Het Pajottenland gelegen in het zuidwesten van Provincie Vlaams-Brabant, vormt de kern van

het voorgenomen plattelandsgebied aan de westrand van Brussel. Het is een eerder toeristisch

dan geologisch bepaalde streek; in het zuiden grenst het aan zeer landelijke Waalse regio’s, in

het westen aan de Oost-Vlaamse Dendervallei (met de steden Ninove en Geraardsbergen); in

het noorden aan de meer verstedelijkte as tussen Denderleeuw- Liedekerke en Dilbeek; en in

Page 59: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

53

het oosten aan de dicht bewoonde gemeenten van de Zennevallei, namelijk Halle, Sint-Pieters-

Leeuw en Beersel. De donkergroene rand op figuur 14 toont de meer verstedelijkte gemeenten

van het Pajottenland (RUF) (Scott, et al., 2013).

De gemeenten van het Pajottenland liggen op zo’n 10-35 km van het centrum van Brussel en

dat heeft specifieke gevolgen voor de regio. Veel inwoners werken in Brussel en verplaatsen

zich voornamelijk met de wagen, hetgeen de voorbije drie decennia leidde tot een enorme

toename van het gemotoriseerd verkeer op de kleine wegen in de streek (Pajottenland+ , 2015).

Het Pajottenland maakt deel uit van de ‘Groene gordel’; het gehele landelijke gebied rond de

Hoofdstad Brussel (lichtgroen en lichtgrijs gebied rond Brussel op figuur 14).

Het gebied wordt gekenmerkt door een heuvelachtig, open landschap en heeft troeven voor

onder andere de Brusselaar die ontsnappen wilt aan de stadsdrukte. Zo is er een uitgebreide

wandel- en fietsroute en bezienswaardigheden zoals het kasteel van Gaasbeek. De kern van het

gebied (Leadergebied), gevormd door de 7 gemeenten Bever, Galmaarden, Gooik, Herne,

Lennik, Pepingen en Roosdaal vertoont nog steeds een overheersend landgebruik voor

landbouw (Kerselaer et al., 2017). Deze regio, die ooit aangeduid werd als ‘het Toscane van het

Noorden’ met zijn eigen identiteit, staat vooral gekend voor de productie van streekproducten

zoals witloof, tafeldruiven, klein fruit en in het algemeen groenten en fruit. Ook hier is de

dominante trend van intensivering van de landbouw aanwezig, waardoor het aantal kleinschalige

familiebedrijven afgenomen is. Dit illustreert onderstaande grafiek (figuur 15).

Figuur 15: evolutie aantal en oppervlakte bedrijven in het Pajottenland (Eigen verwerking van Lokale Statistieken).

0

100

200

300

400

500

600

700

800

Aan

tal b

edri

jven Bever

Lennik

Galmaarden

Pepingen

Herne

Gooik

Roosdaal

1990 2010

Page 60: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

54

De overblijvende bedrijven zijn meestal grotere, opgeschaalde bedrijven met een specialisatie

en een efficiënte productie om te voldoen aan de eisen van een anonieme wereldmarkt.

De producten kenden ooit een grote afzetmarkt in Brussel (met meer dan 1,2 miljoen inwoners),

maar tegenwoordig is de verbinding slechts beperkt tot de in Brussel werkende pendelaar en

amper via ‘lokale voeding’. Toch wordt het potentieel van deze regio en zijn unieke ligging t.o.v.

deze grootstad in toenemende mate erkent. Vanuit het Pajottenland zijn reeds verschillende

initiatieven ontstaan, alsook vanuit Brussel zelf zijn er projecten opgezet om het rechtstreeks

contact tussen de producenten en de Brusselse consumenten te herstellen.

Leader+ en plaatselijke groep Pajottenland+

In het Pajottenland vormen sinds 2007 de hiervoor vermelde 7 ‘kern’-gemeenten het Leader+

gebied. Leader, afkorting voor ‘Liaisons Entre Actions de Développement de l'Economie Rurale’

is een Europees communautair initiatief voor plattelandsontwikkeling. Deze Leadergroep

beschikt over financiële middelen, bedoeld voor voorstellen die de Vlaamse land -en

tuinbouwsector en het Vlaamse platteland moeten versterken. In het Pajottenland wordt deze

gestuurd door een plaatselijke groep (PG); Pajottenland+ (vzw) sinds 2003. Het is een

samenwerkingsverband tussen de gemeentebesturen en de OCMW’s van de 7 bovenvermelde

gemeenten uit het leader+ gebied, de provincie Vlaams-Brabant en 24 (socio-culturele,

economische en ecologische) verenigingen die in de streek actief zijn. Het doel is om samen

een integrale en gebiedsgerichte visie op lange termijn uit te tekenen. Met de nodige financiële

middelen kan de groep die visie uitvoeren door projecten van plaatselijke actoren te

ondersteunen. Aandacht gaat daarbij uit naar vernieuwende ideeën en sector overschrijdende

samenwerkingsverbanden, die zowel binnen als buiten het gebied als voorbeeld kunnen dienen

(Pajottenland, 2018). Elk Vlaams kandidaat-Leadergebied heeft een lokale

ontwikkelingsstrategie (LOS) uitgeschreven. In die strategie is sinds 2014 ook het belang van

de korte keten toegenomen, als een bouwsteen voor de ontwikkeling van

plattelandsontwikkeling (Kerselaers, 2017).

Voor de uitvoering van de LOS en het beheer van de middelen is de PG verantwoordelijk. De

PG bepaalt zelf de procedure voor indiening en goedkeuring van projecten in het kader van de

ontwikkelingsstrategie. Het is dus aan de Plaatselijke Groepen om de vele plannen en ideeën

om te zetten in realisaties op het plattelandsterrein (Pajottenland+ , 2015).

Page 61: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

55

‘Good food’ strategie & Brussel LUST

Leefmilieu Brussel, het Brussels hoofdstedelijk Gewest en de Landbouweenheid van de

Regionale Overheidsdienst stelden in samenwerking met een honderdtal stakeholders en een

panelvertegenwoordiger van de Belgische en Brusselse voedselketen ‘The Good Food Strategy

– Towards a sustainable food system in the Brussels-Capital Region’ op. Hiermee wil het

Gewest tegen 2035, 30% van de noden aan fruit en groenten benutten via stedelijke en

randstedelijke productie, een duurzaam en voor iedereen toegankelijk aanbod ontwikkelen,

burgers begeleiden om de milieu-impact van hun voeding te verminderen en voedselverspilling

met 30% reduceren in alle etappes van de Brusselse voedingsketen (Leefmilieu Brussel, 2017).

Voor de huidige land- en tuinbouwproducenten uit de Brusselse rand, en dus ook het

Pajottenland, vormt dit een uitgesproken opportuniteit voor het uitbouwen van een ‘korte keten’

van formaat, die de leefbaarheid van vele landbouwbedrijven op lange termijn kan bevorderen.

Ook vanuit de Provincie Vlaams-Brabant (specifiek voor groene gordel) en het Brussels

Hoofdstedelijk Gewest, slaan Steunpunt Hoeveproducten, BioForum en Innovatiesteunpunt de

handen in elkaar om duurzame land -en tuinbouwprojecten in Brussel te promoten met

financiële steun van de Europese Unie, Vlaanderen en Vlaams-Brabant.

Concrete case: Provinciaal Proefcentrum voor kleinfruit (PPK) in

Pamel.

Het PPK Pamel is een onderzoeksinstelling voor aardbeienteelt en

kleinfruit. Ze zijn gespecialiseerd in de biologische teelt van zacht fruit

(aardbeien, frambozen en ander houtig kleinfruit). Hier wordt onderzoek

verricht naar welke variëteiten geschikt zijn, welke bemesting optimale

resultaten oplevert en hoe nuttige insecten ingezet kunnen worden.

Bekomen resultaten kunnen bijdragen aan het efficiënter uitvoeren van

biologisch landbouwpraktijken. Experts helpen zoeken naar duurzame

oplossingen en de gewone teler kan hier terecht met teelttechnische

vragen (provincie Vlaams-Brabant, 2018).

Naast de activiteiten van het onderzoekscentrum, vinden hier ook andere

instellingen hun vestigingsplaats: Pajottenland+, Pro Natura en cvba ‘Lekkers uit het

Pajottenland’. Met het vertrek van de tuinbouwschool zijn er gronden, serres en gebouwen

vrijgekomen.

Figuur 16: logo Provinciaal

Proefcentrum voor

kleinfruit Pamel

Page 62: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

56

PUBLIEKE OPROEP KEN/LAN/20180208_vrije accommodatie

Proefcentrum Pamel

Publieke oproep inzake het gebruik van de vrije accommodatie van het Proefcentrum Pamel, Molenstraat

26 in Roosdaal

Vanuit het provinciebestuur Vlaams-Brabant, dienst landbouw is er daarom een publieke oproep

gekomen voor het gebruik van deze gronden, serres en een gezamenlijk gebruik van het

hoofdgebouw. Foto 3 is een luchtfoto van het centrum met de rond liggende serres en gronden.

De verwijzing naar de nummers met de specifieke gronden en serres met de betreffende

oppervlaktes is te vinden in bijlage 2.

Foto 3: Luchtfoto Provinciaal Proefcentrum en omliggende gronden en serres in de Molenstraat 26 te Pamel.

Pamel is een deelgemeente van een van de zeven kerngemeenten, nl. Roosdaal, een van de

dichts bevolkte met 11 600 inwoners waarvan 5000 in deelgemeente Pamel zelf. Dit is onder

andere te verklaren door de ligging langs de N8 (figuur17) (Pajottenland+ , 2015). Deze

makkelijke verbinding met Brussel heeft ervoor gezorgd dat meer mensen zich hier gevestigd

hebben. De N8, vertrekkende vanuit Ninove, is vanuit het proefcentrum in Pamel op minder dan

2 minuten bereikbaar. In vogelvlucht ligt het proefcentrum op zo’n 15 km van de rand van

Brussel en op een 20 km tot het centrum. Via de N8 is Brussel ook makkelijk te bereiken met de

bus vanuit Kattem en Ledeberg als dichtstbijzijnde stations in Pamel: en vanuit het station

Liedekerke, op enkele minuten van Pamel, is er de mogelijkheid om de trein te nemen naar

Brussel.

Page 63: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

57

Figuur 17: Afstand FH Pamel tot de rand van BXL en van de stadsrand tot de stadskern in vogelvlucht © Marie

Kiekens

3.2 Methode

3.2.1 Het experiment van een gezamenlijke aanpak

Met de letterlijke definitie van ‘hubbing’ gekend zijnde, kan gesteld worden dat ook voor deze

thesis ‘gehubt’ werd. Het wordt algemeen erkend dat veel van de ‘duurzame’ alternatieven voor

het gangbare landbouw- en voedingssysteem van systemische aard zijn (Nevens et al. 2012;

Mathijs et al., 2012). Dat houdt in dat zeer veel aspecten/actoren/organisaties/schaalniveaus

relevant zijn en –in onderlinge en coherente samenhang- moeten meegenomen worden in elke

aanpak van onderzoek en/of praktijk ter zake. Samenwerking is dan ook een zeer kritische

succesfactor (Barbera & Dagnes, 2016). Het was voor dit werk dan ook een logische aanpak om

binnen een breed kader van een groter verhaal, verschillende deelaspecten toe te wijzen aan

duidelijk onderscheidbare individuele thesiswerken; maar tegelijk een overkoepelende

samenwerking te ontplooien zodat het systemische (handelings-) perspectief de nodige voeding

en aandacht kreeg. Deze werkwijze werd gehanteerd omdat er van uit gegaan wordt dat dit tot

win-win zou leiden voor zowel de individuele stukken als voor het geïntegreerde verhaal.

Met de uitgesproken teamwerking deden we ook een poging om datgene wat in de praktijk

verwacht wordt in het licht van de opschaling van lokaal verankerde landbouw en

Page 64: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

58

voedingssystemen (namelijk coherente samenwerking tussen de diverse stakeholders en

aspecten) ook best wordt doorgetrokken in onderzoekswerk ter zake. Concreet voor de

bestudeerde case, betekende dit een geleidelijk aan opgebouwd, steeds rijker wordend

totaalverhaal van Pajottenland-Brussel als case van lokaal verankerd en stadsverbonden

landbouw- en voedingssysteem; opgebouwd aan de hand van acht

invalshoeken/deelonderwerpen:

o T1: Producenten uit het Pajottenland (De Smet,

2018)

o T2: Streekidentiteit & ‘Regional branding’ (Van

Parys, 2018)

o T3: Consumenten uit het Pajottenland (Cammaert,

2018)

o T4: De markt Brussel – Consumenten uit Brussel

(Vandevelde, 2018)

o T5: To bio or not to bio? (Schelfaut, 2018)

o T6: Food Hub in Pamel (Kiekens, 2018)

o T7: Food Hub in Herne (Vanderveken, 2018)

o T8: Intergewestelijk platform (Verstraeten, 2018)

In deze thesis wordt naar een aantal van deze

werken verwezen met de bijhorende code.

Figuur 19 schetst het grote verhaal van deze 8

werken; met bijhorende legende in figuur 18.

Figuur 18: legende bij figuur 10; de acht

deelonderwerpen.

INTERGEWESTELIJK OVERLEGPLATFORM

PAJOTSE PRODUCENT

FOOD HUB PAMEL

FOOD HUB HERNE

PAJOTSE CONSUMENT

REGIONAL BRANDING

DE MARKT BXL

TO BIO OR NOT TO BIO

Page 65: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

59

Figuur 19: Opschaling korte keten in het Pajottenland en herstel relatie Brussel. Deze figuur geeft het globale beeld weer van het onderzoek dat gevoerd wordt door 8

thesisstudenten die op zoek zijn naar een manier om de korte keten in deze regio een duwtje in de rug te geven. © Marie Kiekens

??

?

?

?

BXL

PAJOT

Page 66: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

60

Het uitgevoerde teamwerk hield concreet in dat een aantal bronnen gedeeld werden:

o Wetenschappelijke literatuur (en andere bronnen) werd bijeengebracht in een gedeeld

platform, dat – in het perspectief van het team- een ‘open source’ databank was. Ook dit kan

gezien worden als een uitwerking in het onderzoekswerk van wat naar de praktijk van de

bestudeerde case als een essentieel element van welslagen kan onderscheiden worden:

bestaande informatie – vanuit verschillende invalshoeken/actoren/organisaties- bundelen,

transparant maken; iets wat in vele praktijkgevallen ontbreekt en daardoor een belangrijke

reden kan zijn voor misverstanden, en voor inertie of zelfs immobiliteit.

o Diepte-interviews (in totaal 64) werden verdeeld over de acht onderzoekers; daarbij werd

uiteraard de relevantie van de geïnterviewde voor het specifieke werk vooropgesteld; maar

tegelijk werden in zoveel van de gesprekken ook vragen gesteld met betrekking tot de

andere deelthema’s. Alle interviews kwamen tenslotte terecht in de gedeelde databank van

42 opnames, ter beschikking voor iedereen.

o Enquêtes werden zodanig opgesteld dat bepaalde vragen, elementen van antwoord konden

bieden voor verschillende deelthema’s tegelijk, bv. wat korte keten producenten vinden over

opschaling, over bio versus lokaal, over Brussel als markt, etc.

Bovendien waren er ook regelmatig gedeelde terugkoppelingsmomenten met de volledige

groep onderzoekers-thesisstudenten (en hun promotor). Daarbij stonden uitwisseling en

compilatie centraal van evoluties en stand van zaken van de deelonderwerpen, opbouwen van

inzichten in onderlinge samenhangen (al dan niet) en dus in de systemische aard en context van

‘het grote verhaal’. Dat ‘totaalverhaal’ werd op die manier steeds rijker en coherenter

samengesteld; en tegelijk werden bijkomende inzichten en opdrachten voor de diverse

deelthema’s duidelijk. Op die manier groeide ook een attitude en gevoel van effectief en

gezamenlijk engagement in ‘actie-onderzoek’. tevens werden moderne communicatiekanalen

zoals een gezamenlijke facebookgroep gebruikt om informatie uit te wisselen (figuur 20).

Figuur 20: Een facebook-groep als efficiënt communicatiemiddel binnen het thesisteam.

Page 67: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

61

Zelfs de regionale

krant, als methode om

zoveel mogelijk

mensen te

sensibiliseren en te

betrekken, werd erbij

gehaald (foto 4).

Deze gezamenlijke aanpak wijkt af van de gangbare universitaire normen bij het voorleggen van

een dergelijke masterproef, en kan daarom mogelijks als controversieel bestempeld worden.

Maar overtuigd van de positieve impact die deze synergie heeft op het gehele KK - Pajottenland

– Brussel verhaal, werd er vollop ‘gehubt’. We zien het als een experiment in ‘A careful revision

of established academic paradigms’ (Friedland, 2010).

3.2.2 Kwalitatief actie onderzoek

Als het gaat over duurzame ontwikkeling, en de concrete uitwerking daarvan in zijn diverse

vormen, is er een steeds toenemende erkenning voor de rol van academici uit universiteiten en

andere onderzoeksinstellingen, meer bepaald op vlak van de uitbouw en ondersteuning van

aspecten zoals ‘capacity building’, ‘community empowerment en ‘local engagement’ (Shiel et al.,

2016). Onderzoekers kunnen betekenisvol bijdragen in het formuleren van de juiste vragen in

zowel overheidsbestuur als bottom-up gedreven veranderingsprocessen en hun ‘governance’

(Di Iacovo et al., 2016); alsook in het ontwerpen en ondersteunen van effectieve processen voor

nieuwe vormen van innovatieprocessen (Cohen & Reynolds, 2014).

Foto 4: krantenknipsel van een artikel van ‘editiepajot’, de regionale krant.

Page 68: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

62

Innes & Booher (2010) hebben het over ‘collaborative rationality’ of inter- en transdisciplinaire

samenwerking; een intense samenwerking en co-creatie tussen diverse wetenschappelijke

disciplines en ‘wetenschap’ en de actoren in de ‘echte wereld’.

En dan komt ook het concept van ‘actie-onderzoek’ of ‘interventie-onderzoek’ (Chiffoleau et al.,

2016) in de schijnwerpers als essentieel; ook in de context van duurzame alternatieven voor

landbouw- en voedingssystemen (Reynolds, 2010). Bij dergelijk actie-onderzoek tracht de

onderzoeker een goede balans te vinden tussen wetenschappelijke neutraliteit/objectiviteit

enerzijds en elementen van interventie/sturing/inspiratie van daadwerkelijke actie ‘in het veld’

(Migchelbrink, 2016). ‘dedicated’ tijd en toegang tot informatie van de andere actoren zijn een

essentiële bron van informatie; complementair voor andere bronnen in concrete praktijksituaties;

waarin de actoren ‘op eigen houtje’ onvoldoende slagkracht kunnen opbrengen (Cohen &

Reynolds, 2014).

De voorliggende thesis – en het teamwerk waarin hij past - zijn een experiment van dergelijk

actie-onderzoek; heel waarschijnlijk atypisch voor een ingenieursopleiding, maar daarom niet

minder ‘wetenschappelijk’, laat staan minder relevant. Friedland (2008) verwoordt het als

‘Rethinking how university can contribute; making the invisible college visible; and making it

contribute to the support of progressive agrifood systems.’

De integrale aanpak van het ‘thesisteam’; durven denken en doen in praktijken van actie-

onderzoek biedt bovendien een reële invulling van aspecten als multi-perspectivisme, sociale

relevantie; en zelf een dosis activisme, die ook aan onze eigen Universiteit Gent hoog in het

vaandel gedragen worden (Rector Rik Vandewalle, bv. op Gent in Transitie, 3 mei 2018).

Een aantal instrumenten

Voor het gevoerde onderzoek zijn in grote mate kwalitatieve methodes aangewend, die vooral

hun toepassing kennen in onderzoek dat eerder sociologisch van aard is (Bernard, 2000). Die

methodes helpen de onderzoeker immers meer dan kwantitatieve benaderingen wanneer het

gaat over het krijgen van inzicht in probleemstellingen en oplossingsrichtingen van complexe

situaties, waarbij veel actoren, aspecten, organisaties, etc. tegelijk betrokken zijn (Graham-

Rowe et al., 2014; Williams, 2007).

Uit de literatuur over korte keten systemen in landbouw- en voeding (en over duurzame

‘systemen’ in het algemeen) is geweten dat dit typisch gaat over eerder complexe contexten; die

zich dus lenen voor deze kwalitatieve studie en aanpak. Niet zelden is kwalitatief onderzoek ook

cruciaal in een voorbereidende fase waarin de juiste vragen scherp gesteld worden en mogelijk

gevolgd door verder werk met (meer) kwantitatieve tools (Bryman et al., 2000). De voornaamste

Page 69: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

63

instrumenten van kwalitatief onderzoek die werden gebruikt in het voorliggende werk zijn de

volgende:

o Semigestructureerde interviews:

In tegenstelling tot gestructureerde interviews, met een vaste volgorde en precieze verwoording

van vragen, biedt een semigestructureerd interview het voordeel van meer flexibiliteit, en de

mogelijkheid om sterker ‘in diepte’ te bevragen en zodoende een meer waarheidsgetrouwe

beoordeling te bekomen van de opvattingen van de respondent (Cohen et al., 2000). Een

semigestructureerd interview volgt een vooraf vastgelegde algemene structuur met generieke

hoofdvragen; maar de interviewer kan voortdurend bij- en doorvragen, in functie van de

elementen van antwoord die er al zijn, en van de behoefte van de bevrager naar verder detail

(Drever, 1995). Zo kan men ‘rijke’ kwalitatieve informatie verzamelen met voldoende diepgang

en met de – vaak zeer relevante- bijhorende nuances, motiveringen, minder tastbare invloeden,

etc. (Stewart, Shamdasani, & Rook, 2007). Omwille van die hoge diepgang van informatie, die in

belangrijke mate bijdraagt tot begrip van dynamieken (of juist van inertie/stilstand) werd in dit

onderzoek gekozen voor dit type van interview.

De geïnterviewde personen werden eerste geselecteerd omdat ze, op basis van een initiële

‘quick scan’ van de korte-keten-case Pajottenland-Brussel, beschouwd werden als ‘evidente’

stakeholders (bv. omdat hun naam en/of organisatie terugkwam in diverse documenten,

realisaties, etc). Verderop in het traject werd gebruikt gemaakt van het zgn. sneeuwbaleffect:

aan een geïnterviewde actor werd op het einde van het gesprek gevraagd welke

persoon/organisatie volgens hem/haar verder diende bevraagd te worden om een beter beeld te

krijgen op de situatie rond de specifieke vraag. Door de gezamenlijke aanpak als ‘thesisteam’

werden uiteindelijk 64 personen geïnterviewd waarvan een overzicht in Tabel 1 in bijlage staat.

Deze rijke bron van kennis draagt bij aan de resultaten van het voorliggende werk waarin naar

de bekomen resultaten uit deze interviews gerefereerd wordt met de code ‘DI’ en het betreffende

nummer.

o Focusgroepen

Focusgroepen kan men beschouwen als gezamenlijke diepte-interviews (Stewart et al., 2007).

Ze laten echter toe om naast individuele, ook gezamenlijke ervaringen en meningen en

verschillende visies te expliciteren (Morgan, 1997). Er is ook een belangrijk effect van het

wederzijds leren kennen van andere standpunten en van interacties (positieve en negatieve). Op

die manier van een beter collectief begrip ontstaan van een situatie of probleem (Stewart et al.,

2007).

Page 70: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

64

o Mind mapping

Schema’s/ ‘maps’/ ‘graphic organizers’ kunnen gebruikt worden als mediator om relatief veel

informatie betekenisvoller te maken. ‘Mind Mapping’ is een van de vormen van dergelijke

aanpak (Egan, 1999). Het is een erkende tool om complexe situaties of problemen te verkennen

en analyseren; en er op inzichtelijke manier over te leren (Seyihoglu & Kartal, 2010).

Een archetypische mind map bestaat uit vier basiselementen: a) het fundamentele onderwerp

vertaald in een centrale afbeelding of woord, b) vertakkende hoofdthema’s (dikke hoofdtakken)

en daarop dan weer c) dunnere zijtakken (Farrand, Hussain, & Hennessy, 2002). De diverse

takken worden benoemd met sleutelwoorden/personen. Met diverse verbindings-symboliek kan

men het - al dan niet verbonden zijn - van de diverse takken/elementen aanduiden. Deze

beschrijving illustreert dat deze tool een goed hulpmiddel kan zijn voor het beschrijven van

situaties waar ‘verbinding’ en ‘multi-stakeholders’ doorslaggevend zijn in al dan niet optreden

van gewenste dynamieken.

o Canvas Business Model

In het kader van het ‘actie-onderzoek’ en de concrete case in Pamel, wordt op het einde van dit

werk een suggestief Canvas Business Model (CBM) opgesteld. Een CBM is een model om de

lange termijndoelen van een bedrijf efficiënt te kunnen bepalen en strategie te implementeren.

Het omvat de manier waarop het bedrijf of organisatie zijn economische activiteiten zal

uitoefenen. Osterwalder & Pigneur (2010) dachten hiervoor een schema uit, dat opgebouwd is

uit 9 ‘building blocks’ die het beste weergeven hoe een bedrijf tracht rendabel te zijn in de

toekomst: a) klantsegmenten, b) waardepropositie, c) kanalen, d) klantenrelaties, e)

inkomstenstromen, f) mensen en middelen g) kernactiviteiten, h) strategische partners en i)

kostenstructuur. Het is belangrijk dat het model duidelijk is voor elke mogelijke ‘lezer’

(Osterwalder & Pigneur, 2010). Het omvat onder andere de producten en diensten (aanbod) van

het bedrijf, hoe deze geleverd worden (operaties), de manier waarop ze verkocht worden

(omzetmodel) en hoe het bedrijf gestructureerd is (bedrijfsentiteit) (Lindsey & Slama, 2012).

Page 71: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

65

4. Resultaten en discussie

4.1 Stakeholdermapping

Figuur 21 is een resultaat van de samenwerking binnen het ‘thesisteam’. In het belang van het

groter geheel en de rol van een FH als verbindend orgaan daarin, werd deze stakeholdermap

samengesteld, in analogie met de opbouw van dergelijke ‘maps’ (zie eerder). In deze

stakeholdermap staan de actoren/sectoren die betrokken zijn geweest bij dit onderzoek en

mogelijks betekenis kunnen hebben bij de opstart van een dergelijk project. De figuur wordt

geografisch opgedeeld in (links) ‘Pajottenland’ en (rechts) Brussel met ‘Food Hub(bing)’ als

centraal (verbindings) punt. Overkoepelende of onafhankelijke actoren/organisaties zoals de

provincie Vlaams-Brabant, Steunpunt Hoeveproducten, etc. worden als een aparte stakeholder

weergegeven (mosterdgeel). Bestaande organisaties in zowel Brussel als Pajottenland en de

Provincie werden lichtblauw onderlijnd en individuele personen zijn weergegeven aan de hand

van een oranje onderstreep. De potentiële FH in Pamel is weergegeven in het paars, gekoppeld

aan het PPK.

Page 72: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

66

Figuur 21: Stakeholdermap

Page 73: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

67

Om de complexiteit van deze stakeholdermap beter te begrijpen wordt in volgend hoofdstuk

‘ingezoomd’ op specifieke ‘scènes’ en wordt aan de hand van de bekomen kwalitatieve

resultaten een beeld geschetst van de huidige situatie in deze specifieke regio. Dit draagt bij aan

het onderzoek naar het potentieel en de haalbaarheid van een FH in Pamel. Het omvat de visies

van enkele bevraagde stakeholders, verkregen uit eigen gevoerde semigestructureerde

interviews, aangevuld met informatie uit de interviews van de andere thesisstudenten; en

bekrachtigd met resultaten, bekomen uit de enquêtes, terugkoppelingsmomenten,

focusgroepen, lezingen en wetenschappelijke literatuur.

4.1.1 Producenten in het Pajottenland

Figuur 22: zoom in: producenten in het Pajottenland

Om na te gaan of er aan de productiezijde nood is aan een FH, is het oplijsten en uitzoeken wat

er leeft bij de Pajotse producenten van grote betekenis. Figuur 22 zoomt in op de oplijsting van

de 28 bevraagde producenten die aan korte keten doen in het Pajottenland (T1, T2, T5, T8).

Steunpunt Hoeveproducten deed reeds een poging, waaruit 51 potentiële producenten kwamen,

maar het blijkt geen eenvoudige oefening om exact te maken. Dit komt omdat korte keten niet

altijd als echte nevenactiviteit gezien wordt (T1).

Van 15 bezochte bedrijven is geweten dat de meeste boeren over een oppervlakte groter dan

20ha beschikken, grootschalige bedrijven dus, zoals aangehaald door o.a. Rogge & Dessein

(2015) en een duidelijk kleiner aandeel kleine bedrijven.

Page 74: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

68

Wat de bedrijfsvoering betreft, is er heel wat variatie, er zijn bedrijven die alles via korte keten

verkopen, maar ook bedrijven die het hybride model toepassen. In de literatuur beschreven door

Cleveland et al. (2014); Nost (2014) en Barham et al. (2012) als een model dat vaak wordt

toegepast door KK-producenten om rendabel te blijven. Er blijkt dat voor 74% van de bevraagde

producenten verkoop via korte keten belangrijk tot zelf primordiaal is. De kleine boeren (<5ha)

kunnen de zaak draaiende houden door de meerprijs die ze verkrijgen via KK-verkoop (T1).

Van de 20 bevraagden (T1) blijken 11 producenten hun producten via een hoevewinkel (al dan

niet op bestelling) te verkopen. Maar zoals Aggestam et al., (2017) en Rogge et al. (2016)

bevestigen is dit niet voor iedereen gegeven omdat dit extra kennis, tijd en investering kost. Dit

wordt ook bevestigd door een van de boeren:

“Een winkel als verkoopkanaal vormt geen perspectief voor mij, het zorgt voor te veel

tijdsverlies”. (DI5, 2018)

Naast een hoevewinkel wordt dit al dan niet gecombineerd met andere korte keten afzetkanalen

zoals boerenmarkten (15% in de 7 kerngemeenten) en/of rechtstreekse levering aan horeca of

lokale winkel (15%). Gezamenlijke initiatieven zoals Boeren & Buren wordt ook door 15% van de

producenten benut.

“Het interessante eraan als consument is dat je er alles vindt.”

Dit verklaart een van de producenten als reden voor het succes van dit soort initiatieven, de

consument krijgt hier een ruim aanbod, hetgeen in de literatuur als een van de struikelblokken

wordt beschouwd door consumenten om niet meer via korte keten te kopen (T3, T4). Ook voor

de producent biedt dit soort initiatieven voordelen, het ontzorgt voor een deel de producent op

vlak van logistiek (T1), een struikelblok voor vele boeren om zelf aan korte keten te doen

(Mount, 2012).

Korte keten verkoop voor de Pajotse producent is dus wel degelijk van belang en meer

aandacht voor de mogelijkheden en moeilijkheden waarmee gekampt wordt kan van grote

betekenis zijn om de boeren te ondersteunen.

Groenten en fruit zijn de meest verkochte producten via korte keten in het Pajottenland, deze

worden in hun geheel aan de klant verkocht en vereisen dus weinig/geen verdere verwerking.

Elkeen die aan een bepaalde vorm van verwerking doet, moet voldoen aan bepaalde strenge

normen, opgelegd door het FAVV, hetgeen niet voor elke producent evident is. Dit beaamt ook

de verantwoordelijke van de winkel ‘Fermenthings’ in Brussel:

Page 75: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

69

‘Het probleem zijn de opgelegde HACCP-normen, bepaald door de industrie, die ook gelden

voor kleine producenten: onmogelijk.’ (DI57)

De verantwoordelijke van het proefcentrum in Pamel heeft er volgende opmerkelijke opvatting

over:

‘Wanneer de producent aan de veiling levert moet alles 100% perfect in orde zijn, maar

ga eens op de Zuidmarkt in Brussel kijken waar de aardbeien bij warm weer in een

puntzak geschept worden, dit is ook België.’ (DI32)

Voedselveiligheid als ‘heikel punt’ wordt ook bevestigd door een producente van varkensvlees,

aanwezig op het korte keten congres (KKC) in Leuven op 9 mei, waar de rol van supermarkten

binnen de korte keten besproken werd.

‘Een collega van mij die ook in vlees handelt is rechtstreeks naar Colruyt gestapt met zijn

product dat volledig in orde was, maar het werd niet aangenomen. De producent ging

dan later een contract aan via een slager en bleek dat datzelfde vlees via deze weg toch

in diezelfde Colruyt terechtkwam, enkel omdat het via een ‘erkend’ slachthuis en

verwerker ging.’ (Producente op KKC)

Aan 20 producenten in het Pajottenland werd ook gevraagd of zij in de toekomst de korte keten

activiteiten op hun bedrijf zagen toenemen of eerder niet. Hieruit blijken de meningen verdeeld

te zijn. Het grootste aandeel (6 van de 20 bevraagden) antwoordden met ‘eerder ja’, vaak

gerelateerd aan de ouderdom van de producent en het al dan niet hebben van een opvolger en

misschien wel de meest belangrijke: ‘de goesting om aan korte keten te doen’ (T1). De vraag

‘wat hebt u nodig om te professionaliseren?’ werd letterlijk gesteld. Het antwoord hierop is heel

divers; 25% van de bevraagden antwoordde met ‘Ik heb alles, ik ben niet meer van plan om uit

te breiden of het anders aan te pakken’. Wat de toekomst van hun bedrijf betreft, geeft 40% aan

goed bezig te zijn en liefst ook zo voort te willen doen, één tiende hiervan zegt letterlijk dat ze de

korte keten activiteit op hun bedrijf niet meer zien groeien.

Uitbreiding betekent vaak dat er nood is aan extra landbouwgronden, onder andere door een

versnippert landschap is het vinden van geschikte gronden in de buurt van de woonplaats van

de boer niet evident en zeker voor bio-boeren omdat het bio-gecertificeerde grond betreft. Voor

één van de bedrijven heeft de opzet van deze thesis en het daarbij doorgeven van info omtrent

de beschikbare (bio) gronden en serres in het proefcentrum in Pamel betekenis gehad voor de

verdere groei van hun bedrijf. Na het horen van het beschikbaar zijn van deze gronden besloten

Neuckermans, H. en Kestemont, F. (bedrijfsleiders cvba Kestemont – Ecodal) een voorstel in te

dienen bij de provincie. Op 19 april werd beslist dat zij een erfpacht voor de gronden kregen van

Page 76: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

70

30 jaar. Hun bedrijf, gevestigd in Lennik, is een grootschalig bio -groenten&fruit- bedrijf dat sinds

2-3 jaar volledig op de korte keten kar gesprongen is (DI63). Ze hanteren een hybride model

waarbij ze zelf rechtstreeks aan kanalen in Pajottenland en Brussel leveren, zowel grote als

kleine retailers en horeca. Dit bedrijfsmodel werkt goed voor hun, maar Neuckermans, H.

bevestigd dat het een economisch inzicht en een slim logistiek systeem vergt, hetgeen als boer

zonder hoge opleiding niet eenvoudig is (DI63). Het is belangrijk om vooruitziend te zijn en te

anticiperen op de steeds veranderende markt, iets waar de twee elkaar goed in aanvullen. Hij

geeft ons als boer in hart en nieren nog het volgende mee:

‘Economisch model trekt alles, maar vergeet nooit de basisprincipes’ (DI63)

Wat de producenten en hun visie omtrent korte keten en de toekomst betreft kan besloten

worden uit de resultaten via enquête en mondelinge overlevering (T1) dat kleine producenten

niet perse groter willen worden. Opschaling van korte keten zal in dit geval dus niet komen door

een uitbreiding van bestaande producenten, maar door het betrekken van nieuwe producenten

in de korte keten. Het moet aantrekkelijker worden voor de producenten om aan korte keten te

doen door bestaande struikelblokken weg te werken en deze keten toegankelijker te maken.

Aan de andere kant zijn er wel bedrijven die willen uitbreiden en die de korte keten ook als

corebusiness beschouwen. Is er een trekkersrol weggelegd voor deze bedrijven bij de

professionalisering en daarmee opschaling van de korte keten met behulp van een FH-

model?

Een veel voorkomend struikblok om aan KK te doen, is het gebrek aan capaciteit om een

afzetkanaal te vinden buiten het gangbare systeem (Mount, 2012). De expliciete vraag werd dan

ook gesteld: ‘Ervaart u soms moeilijkheden met voldoende afname van uw product?’; waarop

10% van de boeren aangeeft veel problemen met voldoende afname te ondervinden, voor 25%

is dit af en toe realiteit.

‘Ik ben bang voor concurrentie wanneer KK sterk zou groeien, er is onvoldoende markt’. De helft

van de producenten beweert bang te zijn voor sterke groei van naburige producenten en

eventuele opkomers, en vrezen dat er nog maar beperkte ruimte is voor nieuwe toetreders op de

markt. Anderzijds vreest een deel van de bevraagden absoluut niet (15%) of amper (25%) de

(eventuele) concurrentie (T1). De verantwoordelijke van de boerenmarkt in Gaasbeek voegt hier

onderstaande positieve noot aan toe:

‘Concurrentie is goed, ook voor bestaande deelnemers; zo gaan ze beter hun best doen omdat

ze niet meer de enige zijn en dus extra inspanningen gaan leveren om hun product te verkopen.

Wanneer 2 boeren hetzelfde verkopen wordt er onderling een prijs afgesproken, die wordt dan

op het bord geschreven en iedereen houdt zich daaraan.’ (DI45)

Page 77: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

71

Toegepast op deze specifieke case, kan besloten worden dat vanuit het Pajottenland de vraag

‘Is er wel een markt in Brussel, en waar ligt die dan?’, gesteld kan worden.

4.1.1 De consument in het Pajottenland

Figuur 23: zoom in: de consument in het Pajottenland

Hoe staat de consument in het Pajottenland tegenover korte keten; in welke mate wordt hier

reeds gebruik van gemaakt; en waar loopt het al dan niet stroef? Deze marktanalyse van de

consumentenvraag is belangrijk voor nieuwe Food Hubs zodat ze hun marketing van de

producten kunnen afstemmen op de waarden van de consument en betere, aanvullende

diensten kunnen bieden aan de gemeenschap die bijdragen aan de winstgevendheid op lange

termijn (Matson & Thayer, 2013).

Er werden 172 consumenten, woonachtig in het Pajottenland, bevraagd (T3). Op de vraag ‘Wat

associeert u het meest met het Pajottenland?’, antwoord de meerderheid met de typische bieren

die hier gebrouwen worden zoals Lambic, Geuze en kriek. Op de tweede plaats denken de

mensen aan een landelijk gebied met typisch golvend karakter en het boerenpaard. Hetgeen

niet verbaasd wanneer de borden (figuur 24) die de streek representeren bekeken worden. De

associatie met ‘landelijk gebied vlakbij Brussel’ komt pas op de 5e plaats.

87,68 % van de consumenten beweert af en toe eens een product te kopen waarvan ze weten -

omdat ze het hier aankochten- dat het in de streek geproduceerd werd. Daarvan weet 31,88%

dat het om een ‘Pajots’ product gaat omdat het een herkenbaar label draagt (figuur 28).

?

Page 78: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

72

Uit de bevraging over wat er zou beter kunnen in hun streek om het aanbod van lokale voeding

te versterken blijkt dat de zichtbaarheid van deze kanalen een werkpunt is. Voor de aankoop

van deze producten is 47,48% bereid om 10 kilometer af te leggen en 30,22% is bereid hiervoor

5 kilometer af te leggen.

Het merendeel associeert ‘lokale voeding’ met het krijgen van een eerlijke prijs en leefbaarheid

voor de boer alsook met verse, kwaliteitsvolle en lekkere producten. Dit zijn tevens de

belangrijkste motieven bij de reeds KK-kopende Pajot die ook aangeeft dat deze producten

hieraan voldoen. Wat de geografische definitie van lokaal betreft, beschouwt 44,60% van de

bevraagden een afstand kleiner dan 20 km tussen productie en consumptie.

In overeenstemming met wat de producenten aangeven als meest gebruikte verkoopskanaal

van korte keten, kopen de consumenten in het Pajottenland het vaakst lokaal via de

hoevewinkel, gevolgd door de boerenmarkt en de buurtwinkel. Opvallend is het lage aandeel

consumenten die gebruik maakt van groentepakketten of initiatieven zoals de buurderijen. Tot

slot geeft de meerderheid aan dat een te beperkt aantal verkooppunten (of toch de zichtbaarheid

ervan) weerhoudt om meer lokale voeding te kopen, gevolgd door het “ongemak” van een

onvolledig aanbod (T3). Deze bevraging toont aan dat er wel degelijk een vraag is naar

duidelijk zichtbare lokale producten uit de streek, maar dat het stroef loopt op gebied van

communicatie, zichtbaarheid en dus marketing van deze niche. Hetgeen bevestigd wat

Born & Purcell (2007) en Van de Schoor & Scholtens (2015) reeds aanhaalden.

Figuur 24: Borden waarmee het Pajottenland afgebeeld wordt.

Page 79: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

73

4.1.1 De consument in Brussel

Figuur 25: zoom in: de consument in Brussel

‘Je vindt daar meer Turkse en Marokkaanse markten, ‘das erg’. Als ik in Brussel een

Pajotse aardbei wil vinden weet ik niet waar ik moet gaan zoeken, maar ik vind er wel

dadels en vijgen en…; Brussel is een rijkdom van wereldproducten, maar niet van lokale.’

(DI31)

Een opmerkelijke quote van een stakeholder die de situatie in Brussel en de relatie met de

aangrenzende landelijke regio als voedselbron, schetst.

‘De Brusselse consument’ (T4), waarvan 70% van de bevraagden al grotendeels

biologisch/lokaal kopen en dus een bepaalde bewustheid hebben als het over hun voeding gaat,

associeert lokale voeding het meest met de ecologisch meer verantwoorde productiepraktijken.

Op de tweede plaats worden ze geassocieerd met de eerlijke prijs die boeren krijgen. Groenten

en fruit worden het vaakst aangekocht, gevolgd door zuivelproducten zoals kaas, yoghurt, etc.

De hoeveproducten worden door een groot deel van deze consumenten ook geassocieerd met

versheid, kwaliteit en een betere smaak. 55,13% gaat voor hun aankopen van lokale producten

naar een bio winkel en 44,87% doet dit via de supermarkt of markt. Korte keten initiatieven zoals

voedselpakketten en groenteabonnementen zijn minder in trek (16,67%). Een andere

tegenhanger ‘la ruche qui dit oui’ doet het beter met 26,92% van de ‘bewuste’ koper. Volgens de

meerderheid van deze Brusselse consumenten zijn er niet genoeg verkooppunten die een lokaal

??

Page 80: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

74

aanbod aanbieden. De duurdere prijs en ‘inconvenience’ van een incompleet aanbod in deze

verkooppunten zijn de voornaamste redenen om niet méér lokaal te kopen. Voor deze aankopen

is 33,33% bereidt om maximaal 5 kilometer af te leggen voor producten die voor 52,56% van de

bevraagden als lokaal beschouwd worden als zijnde ‘50 kilometer van producent tot consument’.

Tussen de keuze ‘lokaal’ of ‘bio’, gaat de voorkeur naar lokale voeding, desalniettemin vindt

41,11% biologische producten belangrijker. Bijna de helft van de bevraagden bezoekt regelmatig

restaurants die duidelijk kenbaar maken dat ze met lokale producten werken en maar liefst

85,90% zou graag meer lokale producten verwerkt zien in de horecazaken in hun buurt (T4). Uit

deze (beperkte) bevraging kan besloten worden dat ook de – reeds bewuste - Brusselse

consument vragende partij is voor meer lokale producten, al dan niet bio.

Voor zowel deze Brusselse en Pajotse consument weerhoudt de zichtbaarheid en een

onvolledig aanbod via deze kanalen hun om meer inkopen te doen. Hier kan een Hub

eventueel een oplossing bieden.

4.1.2 Hubben in het Pajottenland en Brussel

Er wordt wel degelijk ‘gehubt’ in de regio. Onderstaande figuur 26 geeft de bestaande relaties

weer aan de hand van een paarse pijl. De gestippelde groene pijlen geven de nog onduidelijke

of onsterke relaties weer. Een analyse van de werking van deze organisaties en de meningen

van sleutelpersonen hierbinnen toont aan waar het goed en soms minder goed verloopt. Een

proces dat van belang is om nader te bestuderen zodat zaken die extra aandacht vergen

kunnen meegenomen worden bij de opstart van nieuwe initiatieven zoals een FH.

Page 81: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

75

Figuur 26: Stakeholdermap, hubben in Pajottenland en Brussel.

Page 82: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

76

Verticale samenwerking in de keten

Vele boeren hebben reeds ervaring met coöperaties en 20% geeft aan hier absoluut geen

ervaring mee te hebben; vaak omdat ze dit niet willen (T1). Een van de boeren bevestigd de

moeilijkheid over ‘samenwerken in de keten’ VLAM (2018).

‘[…] dat is op zijn zachts gezegd niet altijd van een leien dakje verlopen’ Land- en tuinbouwers

blijken toch nog graag op hun eigen benen te staan en samenwerken is dikwijls een opdracht.’

(DI11)

Ondanks deze mentaliteit bij sommige boeren, zijn er in het Pajottenland ook andere voorbeelden

van hoe een samenwerking voordelig kan zijn. Deze, daarom niet officieel benoemde ‘coöperaties’

lijken goed te werken (T1). Zo is er het voorbeeld van De Lener, J.P., die reeds lange tijd de markt

Brussel voorziet van verse, biologische groenten (figuur 26). Ook hij tracht een zo uitgebreid

mogelijk aanbod aan te bieden en/of wordt geconfronteerd met een grotere vraag dan hij zelf aan

kan; en kan hiervoor rekenen op Desmet, D., die het gamma aanvult waar nodig. Als dit niet

volstaat, wordt ook Boelens, T. ingeschakeld. Deze producenten zien elkaar duidelijk niet als

concurrenten. Ze gebruiken de mogelijkheden die er zijn en houden er een goede communicatie

op na (T1). De Smet, D. ziet de toekomst voor de producenten dan ook zeer rooskleurig in en is

er zeker van dat er markt genoeg is: ‘De vraag is zo groot dat je al je producten verkocht krijgt,

want de consument vandaag wil lokaal en bio.’ (BRUZZ, 2018).

Een van de andere producenten zegt hier het volgende over:

‘Buurproducenten? Je kent elkander en vult elkander aan. Zo zoek je een plekje naast elkaar.’

(DI16)

Bestaande coöperaties

Bij de opzet van een FH als coöperatie rijzen al snel vragen op zoals ‘Hoe wordt er bepaald wie

wel, en wie niet tot de coöperatie mag treden?’ Volgens de verantwoordelijke van het

proefcentrum is dit een duidelijke keuze die je moet maken:

‘Harde lijnen, duidelijke criteria; bij de Coöperatie ‘Lekkers uit het Pajottenland’ is dit gesneuveld’

(DI32).

Het is belangrijk om zodanige criteria op te stellen dat mensen kunnen en willen toetreden, en

achteraf kunnen deze eventueel stringenter worden.

Page 83: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

77

‘De coöperatie is het resultaat van een deel van hoe we “regional branding” kunnen

rondkrijgen. Ik heb altijd uitdrukkelijk gevraagd dat de producten uit de regio komen,

zodat de activiteit terugvloeit naar de regio, je moet dit kunnen aantonen, zoek daar een

instrument voor. Anders ben je niet met “Regional branding” bezig’ (DI32).

Het betreft hier dus de identiteit van de streek die sterker uitgespeelt kan worden, en dan duiken

ook het begrip ‘lokaal’ en de verschillende opvattingen hierover, op.

Ook binnen bestaande coöperaties zoals straffe streek en cvba ‘Lekkers uit het Pajottenland’

zijn er moeilijkheden om het begrip eenduidig te maken. De verantwoordelijke van sapproducent

‘Pajottenlander’ verwijst naar het schema in figuur 27, waarin de criteria opgelijst zijn om uit te

maken of een product een hoeveproduct, lokaal product of erkend Vlaams-Brabants

streekproduct is.

Maar zoals het Departement van Landbouw en Visserij bevestigd, is het hardmaken van een

officieel ‘lokaal certificaat’ niet eenvoudig en blijven dit slechts richtlijnen.

‘Wat is finaal lokaal geproduceerd? Dit is ook zo bij de coöperatie ‘lekkers uit het Pajottenland’,

het is moeilijk om regels te stellen.’ (DI32)

Zo ziet De lener, J.P ‘bio’ als een gekend label met een verhaal errond maar is lokale productie

een heel ander verhaal.

‘Lokale productie is niet gebonden aan normen en lastenboeken waardoor het moeilijk is

om een product verkocht te krijgen.’ (DI24).

Figuur 27: Beslissingsschema voor benadering van het product

(T2)

Page 84: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

78

Zo stelt hij het voorbeeld dat bijvoorbeeld ambachtelijke hoeves bij een tekort aan hun eigen

geproduceerde ijs, ook industrieel ijs kunnen gebruiken. ‘Door zo’n praktijken sla je natuurlijk je

eigen ruiten in.’ (DI24).

Bij cvba ‘lekkers uit het Pajottenland’ is het zo dat ‘iedereen’ coöperant kan worden wanneer er

een éénmalige instapkost van € 1200 wordt betaald. Er geldt dan een proeftijd van 6 maanden,

daarna kan de producent nog steeds beslissen om eruit te stappen. Na deze éénmalige

instapkost betaalt de coöperant dan een jaarlijkse bijdrage van € 100. Er is ook de mogelijkheid

om enkel € 100 te betalen en dan kan je als producent, Horecabedrijf, B&B, etc. gebruik maken

van het merk zonder lid te zijn van de coöperatie (T2). Andere duidelijke criteria zijn er niet, iets

wat wel nodig is volgens enkele coöperanten om ‘lekkers uit het Pajottenland’ tot een sterker

merk te maken (T2).

‘Strengere eisen zullen ervoor zorgen dat de kwaliteit van het merk verbetert,

er zou een wetgeving rond moeten bestaan’ (DI37).

‘Nice to have, maar daar stopt het’ (DI39).

De bevraagde coöperanten zijn ervan overtuigd dat er nood is aan een sterkere

streekgebondenheid, maar onder andere het feit dat je een naam van een streek niet kan

deponeren werkt dit tegen, dit is de reden waarom ‘lekkers uit het Pajottenland’ gebruik maakt

van een beeldmerk (figuur 28). Initiatieven zoals deze, moeten het samenwerken in de keten

naar voor dragen, zodat een betere ondersteuning van de boeren kan beoogd worden (Michalek

et al., 2018). Van de 20 bevraagde boeren zijn er echter slechts 3 lid (T1). Een van de

bevraagde boeren zegt over de coöperatie het volgende:

‘Lekkers uit het Pajottenland? Die werken gewoon terug zoals de retail!’ (DI15)

Zoals ook Lindsey & Slama (2012) aanhalen: ‘’een te sterkte nadruk op de fysieke aggregatie

van producten en verwerking kan leiden tot een verhoogd risico om terug in dezelfde routines

van het conventionele systeem te belanden.’ Er moet dus speciaal aandacht besteed worden

aan de basisprincipes van korte keten. Ook de verantwoordelijke van het proefcentrum

bevestigd dit. Als er een hoevewinkel op de site komt in Pamel, dan moeten er afspraken

gemaakt worden met de producenten dat er minstens één producent aanwezig is tijdens de

openingsuren, eventueel volgens het aandeel geleverde producten van elke coöperant.

Figuur 28: logo cvba 'lekkers

uit het Pajottenland'

Page 85: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

79

‘Mensen willen een gezicht achter hun producten, een authentiek product, een plaats of

bedrijf zodat ze vertrouwen krijgen, het mag geen grootwarenhuis worden met een

winkelverantwoordelijke die geen band heeft met de producten.’ (DI32)

Dit doet de vraag rijzen of de KK wel noodzaak heeft aan een opschaling? Sommige

stakeholders zijn overtuigd van niet:

‘Laat het versnippert blijven.’ (Verantwoordelijke Linked.Farms op focusgroep FH Pamel 09 april

2018)

‘Lokaal zal altijd een niche blijven, je kan niet oneindig uitbreiden, niet commercieel genoeg om

in het grote systeem zijn plaats te eisen.’ (DI45)

Wat de bekendheid van het logo in de regio en daarbuiten (Brussel) betreft, geeft 90% van de

bevraagde producenten aan het te kennen. Dat betekent dat, ondanks de sterke spreiding in de

regio op zeer diverse plaatsen, 10% nog nooit van het ‘merk’ gehoord heeft. Één derde van

diegene die aangeven het merk te kennen, gebruiken het ook (niet hetzelfde als coöperant zijn,

zie eerder). Van de resterende 66% geeft 58% aan het merk in de toekomst wel te willen

gebruiken. Ook de Pajotse consument geeft aan het merk (goed) te kennen, nl. 65% (T3). In

tegenstelling tot de Brusselse consument, waar slechts één vijfde van de bevraagden aangeeft

het te kennen (T4). Hetgeen een logisch gevolg kan zijn van het beperkt aantal (nl.2)

supermarkten waaraan geleverd wordt in Brussel.

Netwerksamenwerking: verticaal en horizontaal

‘Straffe streek’ (figuur 29), een initiatief dat gesubsidieerd wordt vanuit de

provincie Vlaams-Brabant, ondersteunt lokale (Vlaams-Brabantse) boeren

en producenten bij het professionaliseren van de vermarkting van de

streekproducten, waarvoor de leden €85 lidgeld per jaar betalen. Ze bieden

ondersteuning door o.a. promotievoeren, marktonderzoek,

kostprijsberekening, etc. Ze bestaan momenteel uit een 300-tal leden,

waarvan een 55-tal gemeenten (van de 65 in Vlaams-Brabant). De

vertegenwoordiger zegt dat de gemeenten hier een voortrekkersrol in zouden moeten spelen,

maar dit gebeurt nog veel te weinig.

De organisatie heeft lange tijd, via subsidies, werklozen ingezet voor het vertegenwoordigen van

de producten in detailhandels, hetgeen heel veel tijd kostte en allesbehalve professioneel was.

Figuur 29: logo

'straffe streek'

Page 86: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

80

‘Het gevaar bij het afhankelijk zijn van subsidies is dat wanneer ze wegvallen, alles

stilvalt.’ (Vertegenwoordiger ‘Straffe Streek’ op KKC)

‘Straffe streek’ ging op zoek naar externe economische partners voor de distributie, en is in zee

gegaan met Java. Bij deze samenwerking bepaalde de producent de prijs die hij voor zijn

product wilt waarvan dan 20% naar de organisatie ging in ruil voor de distributie, een

betalingstermijn van maximum 30 dagen en een administratieve vereenvoudiging voor zowel

detailhandel als producent. Maar de realiteit draaide anders uit:

‘Er werd veel op de marge gekeken, producten werden onbetaalbaar en er was geen echt

contact.’ (Consulent Innovatiesteunpunt op KKC).

Ook over het concept van Buurderijen wordt dit gezegd: hier is eveneens een organiserende

tussenpersoon nodig die 6% van de marge voor zich neemt, net als de overkoepelde

organisatie, diegene die het platform aanbieden. En zo wordt telkens een deel van de winst

weggesnoept (T1).

Hiermee worden de in de literatuur aangehaalde uitdagingen waarmee zowel KK als FH’s

kampen (Aggestam et al., 2017; Rogge et al., Lierman et al., 2015) bevestigd. Alsook het belang

van de basisvoorwaarden van korte keten die dreigen verloren te gaan door specifieke

coöperatievormen (Lindsey & Slama, 2012). Dit initiatief is een voorbeeld van hoe een

horizontale schakel (Hubeau et al., 2015), nl. de provincie, steun kan bieden.

Hoewel het Pajottenland in hartje Vlaams-Brabant ligt, weet ‘slechts’ 60% van de producenten

waar het streekmerk voor staat en maakt slechts 17% er gebruik van (T1). Producenten halen

aan dat ‘Straffe Streek’ vooral actief is in het Oosten van Vlaams-Brabant. Opmerkelijk is dat

bijna de helft (42%) het graag zou gebruiken en één derde ziet er de meerwaarde niet van in

voor hun bedrijf. Bij de Pajotse consument blijkt het ‘merk’ ook niet wijd gekend, namelijk 54%

geeft aan het te (her)kennen (T3). Deze producten worden niet in Brussel verdeeld waardoor

slechts 13% aangeeft het te (her)kennen (T4).

Page 87: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

81

79% (19 bevraagden) van de producenten geeft aan het logo van de plaatselijke groep

‘Pajottenland+’, te kennen. Daarvan geeft 17% aan het logo te gebruiken voor hun producten,

terwijl dit eigenlijk niet de bedoeling is van deze werking. Dit toont aan dat de producenten op

den duur verdwalen in de vele labels en logo’s (T1).

Voor sommigen blijken de gestelde voorwaarden binnen de vzw niet haalbaar, en blijkt -

ondanks meerdere pogingen – een samenwerking niet mogelijk (T3).

Deze vzw is nochtans een opportuun middel om de lokale landbouw een duwtje in de rug te

geven omdat het deel uitmaakt (samen met Toerisme, Regionaal Landschap en Cultureel

Erfgoed) van de Plaatselijke groep die beschikt over de LEADER-middelen. Dit zou dé kans

kunnen zijn voor elk van deze sectoren om een gezamenlijke aanpak naar voren te

schuiven om bij te dragen aan een ‘productief landschap’ zoals Rijsbosch (2015)

aanhaalt. Tevens is er voor beide coöperaties die in wezen hetzelfde doel nastreven een

kans weggelegd om een gezamenlijke aanpak te hanteren en met één sterk merk, die de

regio en zijn producten vertegenwoordigt, op de markt (zowel Pajottenland als Brussel) te

komen om duidelijkheid te scheppen en verwarring tussen al de logo’s te vermijden.

Het voorbeeld van ‘Straffe streek’ toont ook aan dat het niet evident is voor een coöperatie om

een krachtig logistiek model op poten te zetten. Distributie is heel belangrijk voor het al dan niet

slagen van korteketensystemen (Barham et al., 2012; Dessein et al., 2017). Dit wordt ook

beaamt door de transitiemanager van het proefcentrum in Pamel:

‘Initiatieven zoals een FH staan of vallen met de distributie’ (DI31)

Volgens de verantwoordelijke van het proefcentrum wordt er nog te weinig gebruik gemaakt van

slimme logistiek, en moet er gekeken worden naar wat reeds bestaat; het gebruik van

camionettes die leeg terugrijden van pakjesdiensten zoals bpost, bol.com en andere

dispatchingsdiensten die vrachten toewijzen aan camions, etc.; waarmee hij de rol van een goed

uitgebouwd logistiek netwerk als sleutel tot een duurzaam project, zoals aangehaald door

Messmer et al. (2013), bevestigd. Met het oog op de toekomst zal het belang van een ‘leefbare

Figuur 30: logo 'vzw Pajottenland +'

Page 88: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

82

stad’ groter worden waarbij maatregels zoals een verkeer loze stad na 18:00u niet ondenkbaar

zijn in een grootstad zoals Brussel, ook hier moet op geanticipeerd worden.

‘Een digitaal platform: we spelen daar nog veel te weinig op in, als je de individuele

producent bekijkt is er professionalisering nodig op gebied van vermarkting.’ (DI32)

Een verantwoordelijke van BEEScoop merkt ook op dat op logistiek vlak en efficiëntie in het

algemeen van de KK de vraag gesteld kan worden of dit in sé duurzamer is (veel individuele

transportmiddelen tegenoven geoptimaliseerde 3 tonners); en bevestigd daarmee bovenstaand

belang (T8).

Ondersteuning vanuit andere organisaties

De boeren kunnen ook beroep doen op verschillende organisaties; VLAM, steunpunt

hoeveproducten (KVLV agra), Innovatiesteunpunt (boerenbond) en Voedselteams zijn

organisaties van de overheid uit of in vzw-vorm. Bij VLAM ligt de focus op het verkooppunt zelf,

Steunpunt Hoeveproducten en Innovatiesteunpunt ondersteunen de korte keten producent tot bij

de afwerking van zijn product en geeft informatie op bedrijfsniveau in de vorm van marketing,

logistieke moeilijkheden en prijszetting. Voedselteams focust dan meer op het rechtstreekse

contact tussen producent en consument (Cazaux, 2010).

Ook de Pajotse boer werd hierover bevraagt. Slechts 10% gaf aan al gebruik gemaakt te

hebben van advies en raad op maat via Steunpunt Hoeveproducten. De algemene minderheid

aan steun te vinden in dit soort organisaties. Het is vooral via andere kanalen zoals feedback

van klanten en hulp van familie en vrienden dat ze steun vinden. De meningen over de rol van

gemeenten in de ondersteuning blijkt unaniem, producenten getuigen hierover het volgende:

‘Ik voel dat de overheid stimuleert en wil steunen maar concrete maatregelen ontbreken. Deze

stimulans moet meer door de lokale overheden overgenomen worden, via bijvoorbeeld de

gemeentebesturen. Het zijn zij die het echt moeten doen, moeten verwezenlijken. De situatie is

in elke gemeente verschillend: overal andere consumenten en producenten. De gemeenten

kennen deze en kunnen/moeten hen laten matchen.’ (DI11)

‘Bitterweinig. Het enige wat ik vind is dat er een wildgroei is van korte keten maar niemand

spreekt met elkaar. Er zou een lastenboek moeten komen zodat je weet waaraan je moet

voldoen.’ (DI16)

Page 89: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

83

Uit de bevraging van 20 boeren (T1) blijkt wel degelijk dat 55% nood heeft aan ondersteuning.

Ondanks het aanwezig zijn van organisaties zoals Steunpunt Hoeveproducten en

Innovatiesteunpunt die hierin gespecialiseerd zijn, blijkt er een gebrek aan professionele

ondersteuning.

15% van de bevraagde boeren heeft nog nooit van deze

organisatie (figuur 31) gehoord, één derde daarvan ziet er ook

geen meerwaarde van in. Het merendeel van de bevraagden

kent de organisatie wel, maar minder dan de helft (47%)

maakt(e) er gebruik van (T1).

Is er een gebrek aan communicatie langs beide kanten; of is de beroepstrots te groot

waardoor er niet om hup gevraagd wordt? De vele acties geraken blijkbaar moeizaam tot bij

de boer. 40 % van de boeren geven aan voldoende steun te krijgen van initiatieven in het

Pajottenland, 30% heeft hier geen uitgesproken mening over en de resterende 30% ervaart een

tekort aan ondersteuning in het Pajottenland. Enkele boeren gaven reeds aan dat het vooral de

gemeenten zijn die de ondersteuning echt kunnen waar maken, zij weten namelijk wat er in hun

gemeenten leeft.

Figuur 32: Op welk vlak is er ondersteuning/professionalisering nodig (voor mijn bedrijf)? (T1)

Uit bovenstaande figuur 32 is af te leiden dat er een sterke verdeling is wat betreft het gebied

waarop bedrijven ondersteuning kunnen gebruiken. In tegenstelling met wat in de literatuur

5 5

1

6

6 6

10

3

24

9

6

75

0

5

0

5

10

15

20

Logistiek Reclame Verkooppunten wetgeving

Meest prioritair erg nodig nodig Minst nodig

Figuur 31: logo 'Steunpunt

Hoeveproducten'

Page 90: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

84

beweerd wordt door Mount, P. geeft 40% van de Pajotse boeren aan het minste steun nodig te

hebben op logistiek vlak, ze hebben vaak een voor zichzelf goed draaiend en haalbaar

verdelingssysteem uitgedacht, maar niets neemt weg dat het efficiënter kan want, zo blijkt, is

voor het merendeel steun op logistiek vlak wél nodig. Zowel voor logistiek, reclame en het

vinden van verkooppunten geeft de meerderheid aan ondersteuning nodig te hebben. Ondanks

er veel klachten zijn over de te complexe wetgeving (zie eerder), geeft de meerderheid aan hier

geen ondersteuning in nodig te hebben. De producenten geven aan dat dit komt omdat de

meeste info wel terug te vinden is op het net of nagevraagd kan worden bij de organisaties.

Er is dus nood aan (meer) steun voor de KK-producenten in het Pajottenland, niet in sé om

een opschaling te beogen, maar om een professionelere en efficiënte manier van werken

over de gehele keten te bewerkstelligen (T1).

Ook andere ketenspelers zoals Vredeseilanden, Colruytgroup en specifieke initiatieven in

Brussel werden bevraagd naar hun rol in de korte keten.

Voor grote speler in de Belgische retail ‘Colruytgroup’ staat lokale voeding en korte keten ook op

de agenda (DI31). Het begrip wordt per winkelconcept (Colruyt laagste prijs (CLP), Bioplanet,

Okay, Cru, spar, etc.) anders gedefinieerd.

‘Bioplanet is hier heel intensief mee bezig, ze hebben al heel wat oefeningen gedaan om

uit te maken wat hun definitie is en zijn gekomen tot ‘lokaal’ als 20 km rond de winkel’.

(DI31)

Voor CLP wordt Belgisch dan weer als ‘lokaal’ beschouwd. De definitie wordt dus voornamelijk

geografisch bekeken, voor CLP is lokaal ook een stuk korte keten, de twee begrippen worden

door elkaar gebruikt en er wordt beaamd dat het geen makkelijke oefening is omdat het van

verschillende factoren afhangt, zoals het product zelf: ‘groenten en fruit komen rechtstreeks naar

de winkel’. Voor vlees is dit anders omdat Colruyt niet beschikt over een eigen slachthuis, dus

een extra schakel is dan automatisch nodig, ook regelgeving omtrent voedselveiligheid is een

moeilijk aspect dat ervoor zorgt dat rechtstreekse levering door de boer bemoeilijkt. Voor grote

retailers zoals Colruyt wordt korte keten als uitdaging gezien, maar het wordt niet afgeschreven.

De verantwoordelijke voor duurzaam resourcen:

‘Is lokaal een belangrijke? Ja. Kunnen wij een eenduidige definitie geven? Neen. Gaan

we daar verdere projecten rond opzetten? Ja.’ (D31)

Page 91: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

85

Dit wordt ook bevestigd door andere spelers (KKC) zoals Carrefour, die ‘lokaal’ definiëren als ’40

kilometer rond de winkel’. Ook hier maakt korte keten deel uit van hun concept. Ze zijn specifiek

op zoek gegaan welke barrières de boeren tegenhouden om naar de supermarkten te komen:

‘De producenten vrezen voor de kleine marges, lange betalingstermijnen, boetes,

sancties, complexe administratieve contracten en te commerciële relatie wanneer ze met

ons in zee gaan.’ (Verantwoordelijke van Carrefour op KKC)

Een bevestiging van de door Dutordoir et al. (2017) aangehaalde problematiek in de

conventionele keten. Carrefour heeft daarom speciale contracten opgesteld met kleine

producenten (bedrijven met minder dan 10 mensen in dienst). Het is geen exclusiviteitscontract,

met vereenvoudigde administratie en er wordt hun een aparte verkoop ruimte ‘aangeboden’ in

de winkels waar ze af en toe ook hun producten voorstellen voor het rechtstreekse contact met

de klanten. Hiermee willen ze een persoonlijke relatie aangaan met de producent die zijn

contract ten alle tijden kan opzeggen; hun klanten blijven verrassen en tevens een bijdrage

leveren aan een duurzame ontwikkeling. Zo hebben reeds 850 producenten een contract,

hetgeen goed is voor 11.000 lokale producten in de rekken als resultaat van een samenwerking

tussen grote en kleine spelers in het korte keten verhaal. Een medewerker van Rikolto bevestigd

deze goede samenwerking van Carrefour en voegt er zelf aan toe dat zij hier een voorlopers-rol

in spelen in vergelijking met de andere ketens (DI52).

Ook transitiemanager van provincie Vlaams-Brabant, die in staat voor de nieuwe invulling van

de gronden en gebouwen in PPK gelooft dat er een rol kan weggelegd zijn voor grote spelers bij

de opschaling van de korte keten via een Food Hub.

‘Ik geloof daar wel in, in grote spelers. Ik lees net in de krant: ‘5 grootste bedrijven in

België, Colruyt op 3’. Zo’n Colruytgroep kan wel wat voor elkaar krijgen, omdat je daar

net de distributie hebt. Als je geen goede distributie hebt, dan haal je het niet.’ (DI33)

Waarmee het belang van een goed uitgebouwd logistiek netwerk en de samenwerking in de

keten (Van Buggenhout et al., 2014; Messmer, 2013; Duineveld, 2003) nogmaals bevestigd

wordt.

Een vaak weerkerende opmerking over de rechtstreekse samenwerking tussen KK-producenten

en supermarkten is het feit dat dit niet of nooit voor de grote volumes zal zijn, maar enkel als

lokmiddel dient. Supermarkten spelen hier graag op in (zie ook eerder artikel over Albert Heijn)

en dat beseffen de producenten zelf ook. Een fruitteler uit het Hageland haalt hier het positieve

uit:

Page 92: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

86

‘De producenten die hier aan leveren blijven lokale, kleine producenten en willen dit ook blijven,

wat wij hier uithalen? De herhaling van onze producten in de winkels trekt steeds meer mensen

aan om lokaal te kopen.’ (Fruitteler op KKC in mei 2018).

Zo bieden lokaal geproduceerde producten een meerwaarde voor de supermarkt als ‘lokmiddel’

en voor de producent levert het extra reclame. Bij Colruytgroup rijzen dan weer volgende

opmerkingen omtrent de samenwerking met een Hub op:

‘Colruyt (CLP) werkt zonder stock en met eigen distributie, de winkels zijn van cm tot cm

afgemeten, één product in is één product out, organisatiegewijs zou dit een enorme

omschakeling zijn’ (DI31)

‘Zitten de consumenten (van CLP) te wachten op “een hoek met Pajotse

streekproducten”?’ (DI31)

Ook in Brussel werd nagegaan in welke mate er reeds samengewerkt wordt met producenten uit

het Pajottenland en of er nog potentieel zit in het verruimen van deze afzetmarkt.

‘Roots store’ is een schoolvoorbeeld van samenwerking met lokale- en of bioproducenten. In het

Pajottenland werken ze reeds met enkele producenten samen, maar ze geven ook toe dat ze al

samenwerkingen stopgezet hebben vanwege de strengen normen waar niet aan voldaan werd

door de boer (T8). ‘BEEScoop’ is een winkel van en voor de consument die lokaal en/of bio

willen kopen aan een eerlijke prijs voor consument én producent (BEEScoop, 2018). Een

verantwoordelijke binnen de organisatie geeft aan dat de samenwerking Brussel-Pajottenland

niet zomaar te veralgemenen is als ‘middelmatig’ en dat dit voor elke organisatie verschilt. Hij

beaamt wel het feit dat dit niet echt op een professionele manier gebeurd, maar eerder

“opportunistisch”, en via “gehoord van”; en dat omwille van de tweetaligheid de taal van beide

partijen een grote rol speelt in het al dan niet vlot verlopen van de contacten (DI47).

‘Rikolto’ is een organisatie die werkt aan de uitdagingen voor een duurzamere voedsel-

voorziening wereldwijd. In ons land proberen ze vooral de landbouwsector aantrekkelijk te

maken voor jonge mensen en ondersteunen de (oudere) boeren bij de prijszetting van hun

producten.

‘Het is een urgent probleem, ik geloof in de grote hefbomen zoals de retail waar moet op ingezet

worden alsook andere kanalen zoals restaurants, scholen, universiteiten, bedrijven, enz. kunnen

bijdragen aan een duurzamer systeem.’ (DI52).

Page 93: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

87

Met verschillende projecten trachten zij o.a. het aanbod in scholen te verduurzamen,

consumenten en retailers met elkaar in gesprek te brengen, luisteren naar de vraag van de

consument en het aankoopgedrag van retailers op een positieve manier te beïnvloeden. Ook het

thema ‘opschalen van de KK’ komt aan bod. In samenwerking met ILVO (zie figuur 26) werd een

voorstudie uitgevoerd in Gent waarbij gekeken werd naar de interesse van winkeliers,

grootkeukens en horeca en de logistieke problemen (Dessein et al., 2017). De stad lanceerde

een oproep om hiervoor een platform op te richten. Eind mei is de beslissing genomen dat

‘Vanier’ – een jonge groep ondernemers, onder leiding van Linked.Farm – er als beste uitkwam

en aan de slag zal gaan samen met de stad gent om het platform uit te bouwen. Dit is een

schoolvoorbeeld van netwerksamenwerking in de keten.

Ook vanuit Brussel neemt het besef en de stap tot concrete actie toe. Brussel LUST is zo’n

samenwerkingsvoorbeeld (figuur 26). Medewerkster Friedel, S. is verantwoordelijk gesteld om

het potentieel van FH’s na te gaan, concreet staat een haalbaarheidsstudie van een

distributiecentrum voor duurzame L&T-producten in Pamel op het programma. Bij een

eerste ontmoeting blijkt dat ook voor haar het begrip ‘Food Hub’ nieuw is. Binnen het KVLV

(waartoe Steunpunt Hoeveproducten, sinds 28 mei 2018 Steunpunt ‘korte keten’ genoemd, en

Innovatiesteunpunt behoren) wordt volgende definitie gehanteerd:

‘Een multifunctioneel knooppunt, ‘iets van het dorp’ waar mensen samenkomen rond lokale

voeding’ (DI34).

Een definitie waarin een duidelijk meer sociale doelstelling aanwezig is. Ook zij dienden een

voorstel in op 9 maart 2018 voor het gezamenlijk gebruik van het gelijkvloers in het

hoofdgebouw in Pamel; en kregen op 19 april te horen dat dit goedgekeurd is. Deze invulling is

ook voor hun nieuw, en binnen dit project willen ze peilen naar de interesse vanuit L&T-bedrijven

en afnemers in Brussel, overleggen met verschillende overheidsdiensten om op termijn een

efficiënt, economisch en rendabel distributieplatform aan te bieden in Pamel.

Page 94: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

88

5. Potentieel scenario Food Hub in Pamel

5.1 Stand van zaken

De gronden en de serres rond het proefcentrum zijn ter beschikking gesteld van het biologische

groentenbedrijf ‘cvba Kestemont - Ecodal’ en er is een overeenkomst voor gezamenlijk gebruik

van het gelijkvloers in het hoofdgebouw met KVLV. Op 19 april werd deze beslissing genomen

door de provincie, en begin mei wordt er gecommuniceerd dat de gronden en serres reeds in

cultuur gebracht zijn. ‘Het moet snel gaan, willen we de eerste producten oogsten deze zomer’

(DI63). Hiermee is de transitie van het proefcentrum officieel in gang gezet. De site blijft nog

steeds een plaats waar verschillende ‘gebruikers’ gevestigd zijn waartussen ook andere

synergiën ontstaan zijn:

o Het Schaarbeekse krieken – project: dit project werd deze winter in het leven geroepen

om de productie van het lokale kriekbier te bevorderen door de aanplant van bomen

zodat de import niet meer (of minder) internationaal gebeurt, maar afkomstig van lokaal

geteelde krieken. Op 17 april werd de eerste aanplant van de kriekenbomen gedaan,

waarvoor perceel 4 (zie foto 3) in gebruik gesteld is. Het project is in samenwerking met

Horal (Hoge raad voor Ambachtelijke Lambiekbieren).

o Een nieuw VTO (Vorming, Training en Opleiding) – lokaal voor de NV

STIHL(tuinmachines en -gereedschap): de voormalige gebouwen waarin Pajottenland+

gevestigd was werden omgebouwd en zijn sinds mei klaar om opleidingen te geven aan

de dealers van STIHL.

o De gronden: De cvba Kestemont - Ecodal heeft een erfpacht van 30 jaar afgesloten en

ging hiervoor in samenwerking met vzw ABC ECO2 uit Leuven, een agrobeheercentrum

dat door samenwerking met en ondersteuning van land- en tuinbouwers kansen wil

uitbouwen voor landschap, natuur en landbouw door het opzetten van specifieke

projecten rond agrarisch landschaps-, natuur-, bodem- en/of waterbeheer in

agrobeheergroepen specifiek voor een gebied (ABC ECO2, 2018).

o De serres: werden voor het grootste deel toegewezen aan cvba Kestemont, tevens

werden 2 van de kleine serres (zie foto 3) toegewezen aan de vzw ‘Proeftuin van Heden’,

een nieuwe vzw uit Roosdaal waarmee een 15-tal dames zich willen engageren in het

kweken van bio-groenten. De rolserre en andere kleine serre blijven in bezit van het

proefcentrum.

o Het gebouw: de kantoren op het gelijkvloers (vroeger van Pro Natura) werden ontruimd

om plaats te maken voor de medewerkers van cvba Kestemont – Ecodal.

o Koelcel: deze wordt tevens in gebruik genomen door de cvba Kestemont -Ecodal, het

betreft een koelcel van 8 meter op 4m2.

Page 95: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

89

o Proefproject mos: Er werd een 2e publieke oproep gedaan waarbij Pro Natura een

voorstel indiende voor de aanmaak van mos-panelen die later in de stad Gent zullen

geplaats worden om na te gaan wat de rol van het mos kan zijn bij zuivering van de

lucht. De nog lege tunnel (nr. 10 op foto 3) komt hiervoor in aanmerking.

De transitie is dus ten volle aan de gang en de ontstane synergiën vormen een schoolvoorbeeld

van hoe samenwerking in de keten bijdraagt aan de duurzaamheid van de voedselketen op

verschillend gebied. Tijdens dit proces blijkt in eerste instantie cvba Kestemont – Ecodal, maar

ook de transitiemanager (provincie) en verantwoordelijke van het proefcentrum een rol te spelen

in de verdere uiteenzetting van de Hub. Ook ondersteunend orgaan KVLV zal een nodige

partner zijn. Het blijft echter wel een proces dat tijd en actie vergt.

Naar aanleiding van deze uitkomst werd een laatste interview gehouden met Neuckermans, H.

(een van de bedrijfsleiders van cvba Kestemont - Ecodal)). Uit deze bevraging (DI63) blijkt dat

het bedrijf bezig is met plannen voor de uitbouw van een Hub op de site en de samenwerking

met andere producenten wordt zeker niet uitgesloten. Alles in beraad geslagen en in het kader

van het gevoerde ACTIE-onderzoek, wordt hieronder een potentieel scenario voor deze Hub

voorgesteld met een Canvas Business Model als leidraad.

5.2 Distributieplatform en hoevewinkel 2.0

In overeenstemming met de door Horst et al. (2011) aangehaalde opvatting, zijn er verschillende

soorten Hubs mogelijk. Na analyse van deze case en zijn context lijkt het model van de

Regionaal aggregerende- en hybride Hub, het meest aansluitend. In tegenstelling tot de FH in

Herne (T7) met een eerder gemeenschapsgerichte benadering, beoogt deze Hub een meer

producentgerichte/ instrumentele benadering (Horst, et al., 2011). Het distributieplatform is

geschikt voor B2B terwijl de hoevewinkel B2C kan beleveren. In dat opzicht kan gesproken

worden van een hybride model. Een model dat reeds toegepast wordt door cvba Kestemont –

Ecodal (T1).

Potentieel? Een besluit analyse

Het Business Model Canvas wordt uitgewerkt volgens de verschillende velden van dit model

waarop een antwoord geformuleerd wordt, horend bij één specifiek veld; het ruimtelijk aspect

wordt als een apart puntje beschouwd.

o Ruimtelijk aspect

Page 96: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

90

De site voldoet aan de ‘criteria’ van potentiële plaats voor de uitbouw van een succesvolle Hub

door zijn peri-urbane ligging: de grootstad ligt op minder dan 20 km van het centrum en op 10-

30km van het Pajottenland (zie figuur 17), hetgeen ruim binnen de ‘lokale’ perceptie van de

meerderheid van de Brusselse consument ligt (nl. 1: 100km; 2: 50km (T4)); en tevens ruim

binnen de geografische opvatting van de andere stakeholders valt. Ook een gunstige ligging

t.o.v. transportwegen is een feit. Op minder dan twee minuten van het centrum ligt de N8 die

een rechtstreekse verbinding naar de Brusselse stadskern vormt (zie figuur 17). Uit de

bevraging van de Pajotse consumenten is gebleken dat voor de meerderheid ‘binnen de straal

van 20 km’ als ‘lokaal’ beschouwd wordt (groene cirkel op figuur 33). Het overgrote deel van het

Pajottenland en zijn producenten, vallen binnen deze perceptie.

Figuur 33: ‘Convenience’ afstanden Pajot en Brusselaar en lokale perceptie t.o.v. FH Pamel. © Marie Kiekens

o Is er een markt?; en welke ‘hubbers’ maken hier deel van uit?

Hoevewinkel 2.0: Uit het onderzoek naar de motieven van de consument in het Pajottenland

blijkt dat er wel degelijk vraag is naar meer lokale producten (T3). Op bovenstaande figuur geeft

de rode cirkel de afstand weer die de meeste Pajotse consumenten bereid zijn af te leggen voor

Page 97: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

91

hun inkopen. Dit betekent dat het potentieel aan klanten voor een hoevewinkel op de site het

grootst is in de gemeenten Liedekerke, Ternat, Lennik, Gooik en een deel van Dilbeek.

Distributieplatform: In Brussel is er opportuniteit om in te spelen op kanalen die reeds bezig zijn

met ‘bewuste’ voeding. De klanten kunnen heel divers zijn; de reeds aanwezige connecties die

systematisch korte keten producten afnemen, maar ook de afnemers die nog niet vlot het

aanbod vinden omwille van de aangehaalde barrières. Verder onderzoek kan uitmaken of een

uitbreiding van de markt door belevering aan grootkeukens, horeca en andere instituties

mogelijk zijn.

Voor de belevering van beide concepten zijn uiteraard korteketenproducenten nodig om een

zo volledig mogelijk aanbod te bekomen en aan de vraag te voldoen. Ecodal is een biologisch

bedrijf, maar er kan evengoed plaats zijn voor niet bio-boeren. Er ligt potentieel bij de

producenten die reeds (gedeeltelijk) aan korte keten doen en bereid zijn om samen te werken

omdat ze moeilijkheden ondervinden op vlak van logistiek, marketing, de juiste afzetmarkt

vinden en de complexe wetgeving. Hetgeen uit de bevraging, een reële situatie is in het

Pajottenland. Een extra uitdaging zit hem in het meetrekken van producenten die nog niet aan

KK doen.

Uit de laatste bevraging met Neuckermans, H., die reeds samenwerkingsverbanden aangaat,

blijkt dat zij deze visie doortrekken in de mogelijke uitbouw van de Hub.

o Welke diensten kan de Hub bieden?

Voor de producenten:

• Ondersteuning van kleinere bedrijven bij het ‘vermarkten’ van hun producten. Het

gevestigde bedrijf cvba Kestemont – Ecodal kan een voortrekkersrol spelen voor kleinere

bedrijven die het moeilijker hebben met het vinden van een geschikte afzetmarkt.

• Marketing: De hub en daarbij aangeboden producten, afkomstig van meerdere

producenten, biedt een uitgelezen kans om als één front met een gezamenlijk sterk

‘merk’ naar de markt te stappen. Hiervoor kunnen eventueel synergiën gevormd worden

met reeds bestaande partners in de regio zoals cvba ‘Lekkers uit het Pajottenland’ die

reeds een netwerk uitgebouwd hebben; en om te vermijden dat er een ‘zoveelste label’

op de markt komt.

• Door dat de boeren deels ontzorgt worden komt er meer tijd vrij om zich bezig te houden

met de effectieve productie, wat dan weer de productkwaliteit bevordert.

• Groter aandeel in prijszetting.

Voor de afnemers:

Page 98: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

92

• Een ruim aanbod aan seizoensgebonden, kwaliteitsvolle landbouw- en verwerkte

streekproducten: Door samenwerking met andere land- & tuinbouwers, en ook

verwerkers in de streek, is er mogelijkheid om het assortiment aantrekkelijk te maken

voor de particuliere consument die naar de hoevewinkel komt; een gemotiveerde

consument omdat hij niet het ongemak ondervindt van een incompleet aanbod. Via het

distributieplatform kunnen grotere instellingen beleverd worden en kan ingespeeld

worden op de strengere eisen waaraan kleinere spelers niet voldoen, nl. grotere

volumes, kwaliteitseisen, leveringsvoorwaarden of de vorm van belevering. Deze

afnemers kunnen daarbovenop het ‘lokale label’ en de daaraan gekoppelde korte keten

principes als troef uitspelen op de markt.

In het algemeen kan de Hub hulp bieden aan kleinere boeren op verschillende manieren,

afhankelijk van de samenwerkingsverbanden die aangegaan worden. Het is de bedoeling dat

het een plaats wordt waar informatie tussen zowel consument als producent gedeeld wordt

zodat er profijt is voor beide partijen.

• Hoe zal de relatie met de ‘hubbers’ opgebouwd worden?

In de studie van de stad Gent ‘Hoe de korte keten opschalen’ (Dessein et al., 2017) heeft men

het over permanente ‘match making’: ‘het continu op de hoogte brengen van vraag en aanbod

van korte ketenproducenten’. Zoals ook enkele stakeholders aanhalen, moet er ingezet worden

op slimme logistiek: een digitaal platform dat in real-time vraag en aanbod koppelt. Het feit dat

deze Hub geschikt is voor zowel distributieplatform als hoevewinkel, kunnen er ook

ontmoetingsmomenten georganiseerd worden waar producenten in contact komen met de

afnemers. De hoevewinkel in eerste instantie als ontmoetingsplaats voor hoofdzakelijk de lokale

consument maar evengoed lokale horecazaken kunnen hier terecht. Om de businessrelatie te

versterken en de gemeenschap te betrekken kunnen een paar keer per jaar smaakmarkten,

rondleidingen op de site (educatief) en andere evenementen georganiseerd worden. Een

persoonlijk contact tussen afnemer en producent zorgt voor vertrouwen en persoonlijke

dimensie (Dessein et al., 2017). Kritiek op het verwaarlozen van de basisprincipes door het

ontbreken van het rechtstreeks contact, kan op deze manier gecompenseerd worden. Dit model

streeft de principes zo goed mogelijk na, door te streven naar slechts 1 tussenschakel tussen

producent en consument, in dit geval zijn de grootafnemers die schakel, de Hub is geen

distributeur die aankoopt en doorverkoopt, maar een doorgeefplatform, de hiervoor nodige

logistieke scenario’s worden verder beschreven.

Samenwerkingsverbanden tussen producenten blijkt uit de studie niet voor iedereen weggelegd

omdat er een vrees voor concurrentie heerst (T1). Uit het onderzoek blijkt ook dat het stellen van

Page 99: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

93

duidelijke criteria en afspraken binnen de organisatie cruciaal zijn om de juiste partners te

betrekken en te behouden.

• Hoe kunnen de ‘hubbers’ bereikt worden?

Communicatiekanalen

Via een duidelijk opgebouwde website kan bestaand en nieuw publiek geïnformeerd worden

over de werking van de hub; ‘story telling’ waarbij de deelnemende partners (hoofdzakelijk

producenten, maar ook afnemers en publieke instellingen) voorgesteld worden in de vorm van

een netwerk zoals geschetst in figuur 34:

Figuur 34: Netwerk van Hubs en knooppunten in het Pajottenland.

Ook een duidelijke voorstelling van de producenten en hun (v)(m)issie mag niet ontbreken. De

website vormt tevens een communicatiekanaal voor info over de hoevewinkel omtrent

openingsuren, speciale ‘acties’ e.d. De website kan ook dienen als plaats voor bestellingen door

consumenten en grote afnemers en aan de andere zijde het aanbod, zodat vraag en aanbod in

real-time op elkaar afgestemd zijn en een zo efficiënt mogelijk ‘pick-drive-and-delivery’ systeem

opgesteld kan worden.

Distributiekanalen

De logistieke analyse voor het uitvoeren van een efficiënte distributie is intrinsiek verbonden met

het draagvlak van de initiatiefnemers (Dessein et al., 2017). Het is belangrijk dat duidelijke

afspraken gemaakt worden rond het eigenaarschap van de logistieke diensten; beschikt de Hub

?

?

?

?

Bio groenten- enfruitboer Ecodal

Provincie VL-Brabant

‘Proeftuin van Heden’

KVLV: Brussel LUST

Molenaar

Verantwoordelijke proefcentrum

(micro)brouwer

Distributieplatform & Hoevewinkel 2.0 FH Pamel

Sociale FH Herne

Abc ECO2

Horal

?

STIHL

Page 100: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

94

zelf over bestelwagens/vrachtwagens en/of zijn ze bereid hier verder in te investeren? Ecodal

beschikt reeds over drie grote vrachtwagens (DI63), welke middelen zijn er beschikbaar en in

welke moet nog geïnvesteerd worden? Er moet gekeken worden binnen de grenzen van het

mogelijke wat nodig is om de afzetkanalen zo efficiënt mogelijk te beleveren. Er wordt ook met

een vooruitziende visie gedacht over oplossingen om de stadskern te bereiken. Zal het nog

mogelijk zijn om met grote vrachtwagens de binnenstad te bereiken in de toekomst? Er borrelen

ideeën op zoals een tweede ‘knooppunt’ aan de stadsrand (-poorten in Brussel) waar de

producten afgezet worden om nadien via aparte, ecologische transportmiddelen de binnenstad

te beleveren (sluit het beste aan bij figuur 13) Belangrijk is hier wel dat er vermeden moet

worden dat een logistieke tussenschakel eigenaar wordt van de producten.

De producten van de verschillende korteketenproducenten moeten in de eerste plaats naar de

Hub geraken. Op basis van de distributiemodellen in de literatuur (Dessein et al., 2017) kan een

model opgesteld worden wanneer geweten is welke andere producenten deelnemen. Deze

dienen dan in kaart gebracht te worden zodat hun positie t.o.v. de Hub en Brussel duidelijk

wordt; wat met producenten die reeds op de baan naar Brussel liggen? Binnen een duurzame

visie is het niet logisch dat de producten eerst naar de Hub gebracht worden om vervolgens

naar Brussel te voeren. Ook het aangeboden product moet in rekening gebracht worden. Betreft

het een ‘koude-keten’ product of niet, etc.

De kosten rond de organisatie van de distributie omvat deze al dan niet te maken investeringen,

de gereden afstanden, de tijd die hiervoor nodig is (werkuren), etc. Dit alles vergt dus een

grondige kosten-baten analyse om een inschatting van de te verwachten kosten te maken en er

moet ook bepaald worden hoeveel van het budget de Hub hier aan wilt besteden.

• Wat zijn de belangrijkste activiteiten?

Hoevewinkel 2.0: De producten van het gevestigde bedrijf Ecodal kunnen in deze hoevewinkel

verkocht worden, aangevuld met producten van collega-producenten. In het kader van een

sterke marketingstrategie moet het voor de consumenten duidelijk zijn vanwaar de producten

komen en is het een vereiste dat de verschillende producenten beurtelings op een bepaald

wekelijks moment aanwezig zijn, zodat hun verhaal van de boerenstiel authentiek wordt

overgebracht naar de consumenten en de boer zich hoofdzakelijk kan bezighouden met zijn

corebusiness. Dit biedt tevens een kans voor de producenten om onderling kennis te delen over

hun producten.

Distributieplatform:

- Gemeenschappelijke marketing en promotie:

o De Hub en de aangeboden unieke streekproducten als troef uitspelen via een

‘sterk merk’ eventueel via bestaande coöperaties.

Page 101: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

95

o Een coördinator zoekt nieuwe afzetkanalen, onderhoud de website, organiseert

ontmoetingsmomenten tussen producent en afnemers

- Gemeenschappelijke logistiek:

o Onderhouden van het real-time digitaal platform

o Ophalen en leveren van de producten

o Orders bestellingsklaar maken

o Opslag van producten. Hier is het echter optimaler om dit te beperken tot de

producten die geproduceerd worden op de site zelf en de producten die in de

hoevewinkel verkocht zullen worden.

- Bestuur van de Hub

o Dagelijkse werking

o Boekhouding

o Een coördinator organiseert bijeenkomsten waar een gezamenlijke

bedrijfsstrategie besproken wordt, etc.

• Welke zijn de belangrijkste middelen?

o Korte keten producenten

o Coördinator

o Logistieke capaciteit: op dit moment beschikt het centrum over een koelcapaciteit van 4

inloopfrigo’s (2 van 4*4m2 en 1 van 4*8m2). Afhankelijk van het distributiemodel zal al

dan niet geïnvesteerd worden in nieuwe transportmiddelen; nieuwe arbeidskrachten

(chauffeurs en mensen die bestellingen klaarmaken); laad en losplaatsen; diepvries, etc.

o Inrichting winkel: toonbank, winkelrekken, frigo’s, sanitaire voorziening (is reeds

aanwezig) groenten en fruit worden zoveel mogelijk vers (al dan niet rechtstreeks van de

aangrenzende gronden/serres) verkocht en dienen dus niet aangeboden te worden in

gekoelde ruimtes zoals in supermarkten, maar kunnen grotendeels in bakken

aangeboden worden zoals op de markt.

o Parkeerplaats voor de klanten

o Duidelijk uithangbord aan de voorgevel om de voorbijganger te informeren en aan te

trekken.

• Wie kunnen belangrijke partners vormen?

o Stakeholders die deel uitmaken van de Hub

o Marketingexperten

o IT-specialist voor het opzetten van een website. Neuckermans, H. geeft aan reeds

samen te werken met mensen die hierin gespecialiseerd zijn.

o Pajottenland+ voor financiële steun

Page 102: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

96

o Provincie Vl-Brabant: infrastructuur (gebouwen)

o KVLV: ondersteuning bij de opzet inzake wetgeving e.d. en bijdrage via onderzoek

binnen het project Brussel LUST.

o Logistieke partners voor de belevering van de stadsrand naar het centrum

o Brussels hoofdstedelijk gewest binnen het kader van de ‘Good Food’ strategie.

o Proefcentrum: uit de interviews blijkt dat de verantwoordelijke van het proefcentrum ook

open staat voor een dergelijk concept en blijkt ook een persoon te zijn die over bepaalde

leiderseigenschappen beschikt. Ook een deel van de producten afkomstig van het

proefcentrum kunnen aangeboden worden in de hoevewinkel (al dan niet verwerkt).

o Organisaties werkzaam in de sociale economie (vzw Pro Natura) of zorg (zorgboerderij

De Valier) kunnen expertise delen en mensen met een afstand tot de reguliere

arbeidsmarkt warm maken om taken in de winkel of het distributiecentrum op te nemen

zodat het sociale luik in de Hub ook meer aan bod komt.

o De aanbieders van opleidingen zoals STIHL kunnen door de winkelfunctie nieuwe

deelnemers aantrekken, huidige deelnemers kunnen na de opleiding nog aankopen doen

in de hoevewinkel.

• Wat zijn dan de belangrijkste kosten?

• Wat zijn dan de belangrijkste inkomsten?

Omdat het een suggestief model betreft is het niet mogelijk om een realistische kosten-analyse

op te stellen, hiervoor moet geweten zijn welke effectieve stakeholders mee willen stappen in

het project en hoe de reeds aanwezige stakeholders denken over de effectieve uitbouw van een

soort project.

Dit model voldoet niet aan de eisen van een sterk uitgebouwd plan om een effectief initiatief op

poten te zetten en is opgesteld om de toekomstige partners mogelijke suggesties voor te stellen

voor de uitbouw van een mogelijke Hub in Pamel.

6. Algemeen besluit

Het begrip FH is (nog) niet algemeen gekend. Alsook dé definitie blijft uit; wel staat vast dat het

beschouwd kan worden als een unieke onderneming met een eigen strategie die volledig

afhankelijk is van externe contextuele factoren. Omdat het bij ‘hubben’ specifiek over een

netwerksamenwerkingsverband gaat waarin stakeholders over de gehele keten verbonden

worden, zijn slim samenwerken en communiceren sleutelfactoren voor de slagingskans van

dergelijk project, ongeacht of de doelstellingen eerder commercieel of sociaal gericht zijn.

In het Pajottenland wordt er al in zekere mate samengewerkt om de korte keten te behouden en

Brussel te beleveren; het is zelf zo dat het de niet officieel benoemde samenwerkingsverbanden

Page 103: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

97

tussen de boeren onderling zijn, die het grootste succes kennen. Deze – als danig beschouwde-

‘Food Hubs’ zijn erin geslaagd een niche voor zichzelf te vinden binnen het bestaande

voedselsysteem.

De regio beschikt over een groot potentieel als streek met een eigen identiteit. Binnen de

definitie van ‘hubben’ - verbinden van hetgeen reeds voorhanden is - beschikt ze over heel wat

kapitaal (in al zijn vormen) die met een gezamenlijke aanpak nog sterker uitgespeeld kan

worden. Het aanpassingsvermogen in functie van het potentieel van een regio, maakt de FH een

zeer interessant, maar tegelijk complex concept dat in de eerste plaats mensen afschrikt en dus

nood heeft aan de juiste initiatiefnemers. Alsook de ingesteldheid van de producent en

consument zijn een doorslaggevende factor voor de slagingskans van dergelijke synergiën. Ook

blijkt dat het een concept is dat niet voor iedereen weggelegd is of van uit het idee dat de korte

keten kleinschalig moet blijven, niet nodig is. De ontstane samenwerkingsverbanden op de site

zijn een eerste stap richting de opzet van een Hub in Pamel waarin zeker een voortrekkersrol is

weggelegd voor cvba Kestemont – Ecodal. Op de vraag of een Hub, en heel concreet in Pamel,

dé manier is om de korte keten in het Pajottenland een duw(tje) in de rug te geven, moet het

antwoord nog blijken. De hierboven beschreven synergiën en deze studie met suggestief

businessplan kunnen aanleiding geven tot de mogelijke uitbouw van een Hub.

Een Hub beoogt in geen geval om hét alternatief (negatieve connotatie) voor het gangbare

systeem te bieden, maar is een poging om het aandeel van de korte keten in het huidige regime

te vergroten zodat een evenwichtiger systeem ontstaat en externaliteiten ingeperkt worden. De

KK staat dan als een zelfstandige, sterke entiteit naast het gangbare systeem waarbij er ruimte

is voor synergiën tussen elke stakeholder. In een laatste figuur wordt deze doelstelling van het

Food Hub verhaal geschetst (figuur 35).

Page 104: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

98

Figuur 35: Invloed in de keten mét Food Hub. © Marie Kiekens

Het voorbeeld in Pamel kan een eerste stap zijn om de korte keten toegankelijker te maken voor

de producent, en daarmee ook de toegankelijkheid van lokale voeding voor de consument. Maar

de betekenis van een Hub als een gemeenschapsproject, waar elke gemeenschapsgroep

terecht moet kunnen om ervaringen te delen rond het genot van gezond én lokaal geproduceerd

voedsel, ongeacht de focus, mag niet vergeten worden. Daarom zal een verdere

samenwerkende blik en werken aan een nog grotere beschikbaarheid van informatie over Food

Hubs en hun betekenis voor een regio en zijn actoren nodig zijn; om zo de kans op het herstel

van een on-duurzaam systeem te bevorderen. Het onderzoek naar de specifieke noden van de

gemeenschap en de barrières die overbrugd moeten worden, kunnen opgenomen worden in de

lokale ontwikkelingsstrategie van het gebied waarin alle sectoren samenwerken aan een

integrale aanpak. Hierin is zeker ook een rol weggelegd voor andere publieke instellingen. De

‘good food’ strategie en projecten zoals Brussel LUST kunnen van grote betekenis zijn om de

uitdagende, maar opwindende mogelijkheden voor producenten van lokaal voedsel en de

consumenten binnen deze regio in kaart te brengen.

Tot slot kan het concept ‘hubben’ doorgetrokken worden naar de ‘experimentele’ manier van

werken met een ‘thesisteam’. Dit heeft ervoor gezorgd dat doorheen het onderzoek een grote

bron aan informatie verkregen werd. Informatie die relevant was voor elk individueel werk dat

stuk voor stuk bijdraagt aan de gehele case. Een ‘project’ dat vandaag niet op hetzelfde punt

zou staan dan wanneer het een individuele aanpak had gekend. Er kan zodus besloten worden

dat deze gezamenlijke aanpak een zekere efficiëntie oplevert en dat Aristoteles’ opvatting ‘Het

geheel is meer dan de som van de delen’ van toepassing is.

Food Hub

Page 105: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

99

7. Referentielijst ABC ECO2. (2018, mei 26). Opgehaald van http://www.agrobeheercentrum.be

Aggestam, V., Fleis, E., & Posch, A. (2017). Scaling-up short food supply chains? A survey

study on the drivers behind the intention of food producers. journal of rural studies 51,

64-72.

Aguilera, E. L. (2013). Managing soil carbon for climate change mitigation and adaptation in

Mediterranean crop- ping systems: A meta-analysis. Agriculture, Eco- systems &

Environment 168, 25–36.

Allaert, K. (2013). Closing the loop: How food localization contributes to the sustainability of

settlements. University college of london, faculty of the built environment bartlett school

of planning: Londen.

Badgley, C., Moghtader, J., Quintero, E., Zakem, E., Chappell, M. J., Avilés-Vázquez, K., & ...

Perfecto, I. (2007). Organic agriculture and the global food supply. Renewable

Agriculture and Food Systems, 22(2), 86-108.

Barbera, F., & Dagnes, J. (2016). Building alternatives from the burrom-up: the case of

alternative food networks. Agriculture and Agricultural Science Procedia 8, 324 - 331.

Barham, J., Tropp, D., Enterline, K., Farbman, J., & Fisk, J. K. (April 2012). Regional Food Hub

Resource Guide. Washington, DC: U.S. Dept. of Agriculture, Agricultural Marketing

Service.

BEEScoop. (2018, Mei 29). Opgehaald van http://bees-coop.be/en/

Beirens, I. (2017). Vraag en aanbod van korte keten op elkaar afstemmen in het Waasland. Sint-

Niklaas: Hogeschool Odisee.

Bernard, R. (2000). Social research Methods: Qualitative and Quantitative Approaches.

Thousand Oaks, California: Sage publications.

Berti, C., & Mulligan, G. (2016). Competitiveness of Small Farms and Innovative Food Supply

Chains: The Role of Food Hubs in Creating Sustainable Regional and Local Food

Systems. mdpi: sustainability, 1-31.

Blay-Palmer, A. (2010). Food hubs: Growing community based solutions for sustainable, local

food systems. Sustainable Local Food Systems in Policy and Practice.

Boeren&Buren. (2018, mei 02). Opgehaald van www.boerenenburen.be:

https://boerenenburen.be/nl-BE/p/missions-and-values

Born, B., & Purcell, M. (2007). Avoiding the local trap scale and food systems in planning.

journal of planning education and research, 195-207.

Brown, C. (2003). Consumers' preferences for locally produced food: A study in southeast

Missouri. American Journal of Alternative Agriculture, 18 (4) , 213 - 224.

BRUZZ. (2018, April 03). Opgehaald van https://www.bruzz.be/samenleving/acht-nieuwe-

markten-brussel-2016-05-12

Page 106: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

100

BRUZZ. (2018, mei 24). Enfant Terrible: bioboer Daan Desmet - BRUZZ. Opgehaald van

https://www.bruzz.be/samenleving/enfant-terrible-bioboer-daan-desmet-2017-05-02

Bryman, A. (2006). Integrating quantitative and qualitative research: how is it done? . Qualitative

Research 6 (1), 97 - 113.

Cammaert, P. (2018). Korte keten landbouw en voeding: potentieel in het Pajottenland.

Onderzoek naar consumentengedrag. Gent: Universiteit Gent.

Canfora, I. (2016). Is the short food supply chain an efficient solution for sustainability in food

market? Elsevier B.V.; Agriculture and Agricultural Science Procedia 8, 402 – 407.

Cazaux, G. (2010). Korte keten initiatieven in Vlaanderen. Een overzicht. . Brussel: departement

landbouw en visserij, afdeling monitoring en studie.

Cheng, M., & Seely, K. (2012). Building Regional Produce Supply Chains: Helping Farms

Access and Sell to Multiple Channels, Helping Large-Volume Buyers Acces Regional

Foods. San Francisco, California, USA: FarmsReach.

Chiffoleau, Y., Millet-Amrani, S., & Canard, A. (2016). From short food supply chains to

sustainable agriculture in urban food systems: food democracy as a vector of transition.

Agriculture 6, 57.

Cleveland, D. M. (2014). Local food hubs for alternative food systems: A case study from Santa

Barbara County, California. Journal of rural studies, 26-36.

Cohen, L., Manion, L., & Morrison, K. (2000). Research methods in education:5th edition.

London: Routledge Falmer.

Cohen, N., & Reynolds, K. (2014). Urban agriculture policy making in New York's "New Political

Spaces": strategizing for a participatory and represantitive system. Journal of Planning

Education and Research 34, 221 - 234.

Dagevos, H. (2004). Voedsel als uitdrukking van een levenswijze? Eensociologische

benadering. Den Haag: LEI-Wageningen UR.

Dansby, N., Grennell, Z., Leppek, M., McNaughton, S., Phillips, M., Sieloff, K., & Wilke, C.

(2012). Food Innovation Districts: A Land Use Tool for Communities Seeking to Create

and Expand a Regional Food Industry. Michigan: Michigan State University.

De Corte, S., Raymaekers, P., Thaens, K., Vandekerckhove, B., & Francois, G. (2003).

Onderzoek naar de migratiebewegingen van de grote steden in de drie gewesten van

België. Brussel: POD maatschappelijke integratie, cel grootstedenbeleid.

De la Salle, J., & Holland, M. (2010). Agricultural urbanism: Handbook for building sustainable

food and agriculture systems in 21 century cities. Vancouver, BC: HB Lanarc.

De Smet, C. (2018). Korte keten in Pajottenlandbouw: een studie van korte keten producenten

nabij Brussel. Gent: Universiteit Gent.

Dessein, J., Crivits, M., & Block, T. (2017). Hoe de korte keten opschalen? Op zoek naar

partnerschappen tussen landbouwers en grootafnemers in Gent en omstreken. Gent:

Departement Duurzame Stedelijke Ontwikkeling en Ondernemen - Dienst Milieu en

Klimaat – Stad Gent.

Page 107: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

101

Drever, E. (1995). Using semi-structured interviews in small-scale research: a teacher's guide.

Edingburgh: Scottish council for research in education.

Dufour, A., Hérault-Fournier, C., Lanciano, E., & Pennec, N. (2010). L'herbe est-elle plus verte

dans le panier? Satisfaction au travail et intégration professionelle de maraîchers qui

commercialisent sous forme paniers. HAL.

Duineveld, M., Van den Broek, W., Simons, A., & ten Napel, J. (2003). Visie Agrologistiek:

Relevante kennisvragen voor onderzoek, rapportnummer B733a. Wageningen

universiteit.

Dutordoir, B., Demarcke, M., Kuhne, B., & Hultermans, T. (2017). trendrapport: de vraag naar

plantaardige grondstoffen (reststromen) in de voeding. Brussel: Flanders' FOOD.

eFarmz. (2018, april 30). Opgehaald van www.eFarmz.be: https://www.efarmz.be/nl/infos-

livraison

Egan, M. (1999). Reflections on effective use of graphic organizers. Journal of Adolescent &

Adult Literacy 42 (8), 641 - 645.

FAO. (2015). International Symposium on Agroecology for Food Security and Nutrition.

Opgehaald van http://www.fao.org/about/meetings/ afns/en/

Farrand, P., Hussain, F., & Hennessy, E. (2002). The efficacy of the 'mind map' study technique.

Medical education, 36, 426 - 431.

Flores, C., & Sarandon, S. (2004). Limitations of neo- classical economics for evaluating

sustainability of agricultural systems: comparing organic and conven- tional systems.

Journal of Sustainable Agriculture 24, 77 - 91.

Foodhub. (2018, april 6). Opgehaald van http://thefoodhub.org/methode/

Franklin, A., & Morgan, S. (2014). Exploring the new rural-urban interface: Community food

practice, land access and farmer enterpreneurialism. Sustainable Food Systems.

Friedland, W. (2008). 'Chasms' in agrifood systems: Rethinking how we can contribute. Human

Values 25(2), 197 - 201.

Friedland, W. (2010). New ways of working and organization: Alternative agrifood movements

and agrifood researchers. . Rural Sociology, 75 (4), 601 - 627.

Geels, F. (2005). Technological transition and system innovation. A co-evolutionary and socio-

technical analysis. Cheltenham: Edward Elgar publishing.

Gomez, J. S. (2009). Soil management effects on runo, erosion and soil properties in an olive

grove of South- ern Spain. Soil and Tillage Research 102, 5-13.

Gomez, M., & Ricketts, K. (2013). Food value chain transformations in developing countries:

Selected hypotheses on nutritional implications. Food Policy 42, 139 - 150.

Goodman, D. E. (2012). Alternative food networks: knowledge, practice and politics. Routledge.

Graham-Rowe, E., Jessop, D., & Sparks, P. (2014). Identifying motivations and barriers to

minimising household food waste. Resources, Conservation and Recycling 84, 15 - 23.

Hazell, P., Poulton, C., Wiggins, S., & Dorward, A. (2010). The future of small farms: trajectories

and policy priorities. world development, 1349-1361.

Page 108: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

102

Holtslag, W. (2010). planning for (local) food systems: Understanding the development of local

food chains in the Dutch context. Wageningen .

Honnay, O. C. (2016). Hoe kunnen landbouw en behoud van biodiversiteit samengaan? .

natuur.focus.

Horst, M., Ringstrom, E., Tyman, S., Ward, M., Werner, V., & Bornf, B. (2011). Toward a more

expansive understanding of food hubs. Journal of agriculture, Food Systems, and

Community Development 2(1), 209-225.

Hubeau, M., Coteur, I., Mondelaers, K., & Marchand, F. (2015). Systeembeschrijving van het

vlaamse landbouw- en voedingssysteem: een nulmeting. Merelbeke, België: ILVO.

I., M. (2012). Samenwerking in de keten: producentenorganisaties en brancheorganisaties.

VLAM.

ICA. (2018, mei 02). Opgehaald van icakompas.be:

https://www.icakompas.be/homepage/inleiding

Innes, J., & Booher, D. (2010). Planning with complexity: an introduction to collaborative

rationality for policy. Abingdon, Oxon: Routledge.

IPES-Food. (2016). From uniformity to diversity: a paradigm shift from industrial agriculture to

diversified agroecological systems. International Panel of Experts on Sustainable Food

systems. IPES-Food.

Janssen, G., Ploos van Amstel, W., Quak, H., van Merrienboër, S., & Balm, S. (2011). Aan de

slag met samenwerking in de logistiek: Mogelijkheden voor groothandelaren om samen

te werken in de logistiek. Delft: TNO-rapport.

Kelly, M. (2012). Owning our future, the emerging ownership revolution, journeys to a generative

economy. Berrett-Koehler Publishers.

Kerselaers, E. (2017). FOOD HUBBEN - verbindingen leggen voor een competitieve voedsel-

korte-keten in Vlaanderen. Brussel: fwo.

Kerselaers, E., Crivits, M., Dessein, J., Koopmans, M., Rogge, E., Prové, C., & Vanderplanken,

K. (2017). Food hubs. Gedeelde ruimte, gedeelte verantwoordelijkheden. Merelbeke:

ILVO, Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek.

Koops, E. (2018, januari 10). Opgehaald van https://historiek.net/wat-is-drieslagstelsel-

landbouw-middeleeuwen/74524/

Lüdtke, S. (2015). Lokale voedselstrategiën, advies van het intergewestelijk plattelandsoverleg

(IPO) aan de Vlaamse regering en de Vlaamse provincie- en gemeentebesturen.

Brussel: Vlaamse Land Maatschappij.

Leefmilieu Brussel. (2017, mei 16). Opgehaald van

https://leefmilieu.brussels/themas/voeding/acties-van-het-gewest/strategie-good-food-

naar-een-duurzamer-voedingssysteem-het-4

Lerman, T., Feenstra, G., & Visher, D. (2012). A Practitioner's Guide to Resources and

Publications on Food Hubs and Value-Based Supply Chains: A Literature Review. Davis,

California: Sustainable Agricultural Sustainability Institute.

Page 109: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

103

Lierman, S. V., Huygebaert, B., Wellens, C., De Pau, J., Rogge, E., Dessein, J., . . . Prové, C.

(2015). Visie op landbouw in de stedelijke omgeving van gent 2030 en de ruimtelijke

vertaling ervan. Stad gent, ILVO en Paul de Graaf.

Lindemans, P. (1952). Geschiedenis van de landbouw in België. Antwerpen: De sikkel.

Lindsey, T., & Slama, J. (2012). Building successful Food Hubs: A bussines planning guide for

aggregating and processing local food in Illinois. Illininois: Illinois Department of

Commerce and Economix Opportunity .

Mathijs, E., Nevens, F., & Vandenbroeck, P. (2012). Transitie naar een duurzaam landbouw- en

voedingssysteem in Vlaanderen: een systeemanalyse. Mechelen: Vlaamse

Milieumaatschappij, Topic Rapport.

Matson, J., & Thayer, J. (2013). The role of food hubs in food supply chains. Journal of

Agriculture, Food Systems, and Community Development 3(4), 43 - 47.

Melone, B., Cardenas, E., Cochran, J., Gross, J., Reinbold, J., Brenneis, L., . . . Zajfen, V.

(2010). California Network of Regional Food Hubs: A vision Statement and Strategic

Implementation Plan. Washington, D.C, USA: Regional Food Hub Advisory Counsil.

Messmer, J. (2013). Les circuits courts multi-acteurs : Emergence d'organisations innovantes

dans les filières courtes alimentaires. INRA-MaR/S.

Michalek, J., Ciaianb, P., & Pokrivcak, J. (2018). The impact of producer organizations on farm

performance: The case study of large farms from Slovakia. Elsevier.

Migchelbrink, F. (2016). De kern van participaties actieonderzoek. Amsterdam: SWP.

Mijatovic, D. V. (2013). The role of agricultural biodiver- sity in strengthening resilience to climate

change: towards an analytical framework. International Journal of Agricultural

Sustainability 11, 95–107.

Morgan, D. (1997). Focus Groups as Qualitative Research. Thousand Oaks, California: Sage.

Morley, A., Morgan, S., & Morgan, K. (2008). Food hubs: The 'missing middle' of local food

infrastructure? Business, Responsibility, Accountability, Society and Sustainability

(BRASS) Centre, 25.

Mount, P. (2012). growing loal food: scale and local food systems governance. agriculture and

human values, 107-121.

Nevens, F., Mathijs, E., & Vandenbroek, P. (2012). From systematic to systemic: an experiment

for systems analysis in agriculture and food. In M. B. (Eds.), Proceedingsof the first

international workshop on System Innovations, Knowledge Regimes, and Design

Practices towards Sustainable Agriculture. (pp. 213 - 242). Paris: INRA.

Newenhouse, S., & Schmidt, J. (2000). Qualitative methods add value to waste characterization

studies. Waste Management Research 18 (2), 105 - 114.

NOS. (2018, Maart 18). Opgehaald van https://nos.nl/artikel/519413-kleine-boeren-

verdwijnen.html

Nost, E. (2014). Scaling-up local foods: commodity practice in community supported agriculture

(CSA). J. Rural studies, 152-160.

Page 110: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

104

Osterwalder, A., & Pigneur, Y. (2010). Business model generation. New Jersey: John Wiley &

Sons.

Pajottenland. (2018, Maart 19). Opgehaald van www.Pajottenland.be

Pajottenland+ . (2015). aanvraagformulier: Vlaams Programmadocument voor

Plattelandsontwikkeling (PDPO) 2014-2020: Maatregel ‘Opmaak Lokale

Ontwikkelingsstrategie’(LEADER). Pamel.

Paredis, E. (2009). Socio-technische systeeminnovaties en transities: van theoretische inzichten

naar beleidsvertaling. Working paper nr. 10, Steunpunt Duurzame Ontwikkeling.

Perret, A., & Jackson, C. (2015). local food, food democracy and food hubs. Journal of

Agriculutre, Food Systems, and Community development, 7–18.

Planbureau voor de leefomgeving. (2012, maart 07). Opgehaald van

http://www.pbl.nl/infographic/invloed-in-de-keten

Powell, B. T. (2015). improving diets with wild and cultivated biodiversity from across the

landscape. Food security, 535–554.

Prové, C. (2018). The politics of urban agriculture: An international exploration of governance,

food systems, and environmental justice. PhD-thesis. Ghent, Belgium: Ghent University.

Prové, C. D. (2016). Taking context into account in urban agriculture governance: case studies

Warsaw (Poland) and Ghent (Belgium).

provincie Vlaams-Brabant. (2018, april 23). Opgehaald van Vlaamsbrabant.be:

https://www.vlaamsbrabant.be/economie-landbouw/land-en-tuinbouw/praktijkonderzoek-

en-voorlichting/aardbeien-kleinfruit-druiven/index.jsp

Röling, N. (2009). Pathaways for impact: scientists' different perspectives on agricultural

innovation. International Journal of Agricultural Sustainability 7(2), 83 -94.

Reynolds, K. (2010). Urban agriculture as revolution: an action research and social movement

analysis of food production in Almeda County, California. Davis: University of California .

Rijsbosch, L. (2015). productief landschap als bron voor ruimtelijke ontwerpstrategieën in peri-

urbane gebieden. Brussel, VUB, Brussel, België.

Rogge, E., & Dessein, J. (2015). Perceptions of a small farming community on land use change

and a changing countryside: a case-study from Flanders. European Urban and Regional

Studies 22(3), 300 - 315.

Rogge, E., Kerselaers, E., & Prové, C. (2016). Envisioning opportunities for agriculture in peri-

urban areas. metropolitan Ruralities - research in Rural Sociology and Development. Vol

23, 161 - 189.

Schelfaut, H. (2018). To bio or not to bio? Biologische en/of korte keten als duurzaam

landbouwmodel? Gent: Universiteit Gent.

Scott, A., Carter, C., Reed, M., Larkham, P., Adams, D., . . . Coles, R. (2013). Disintegrated

development at the rural-urban fringe: Re-connecting spatial planning theory and

practice. Progress in Planning 83, 1 - 52.

Page 111: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

105

Seyihoglu, A., & Kartal, A. (2010). The Views of the Teachers about the mind mapping technique

in the Elementary Life Science and Social Studies lessons Bassed on the Constructivist

Method. Educational Sciences: Theory & Practice, 10 (3), 1637 - 1656.

Shiel, C., Leal Filho, W., do Paço, A., & Brandli, L. (2016). Evaluating the engagement of

universities in capacity building for sustainable development in local communities.

Evaluation and Program Planning 54, 123 - 134.

Smith, A. (2007). Translating sustainabilities between green niches and socio-technical regimes.

Technology Analysis and Strategic Management 19, 427 - 450.

Sonnino, R. (2017). The power of place: embededness andlocal food systems in Italy and the

UK. Cardiff, Antropology of Food, 30.

Stewart, D., Shamdasani, P., & Rook, D. (2007). Focus Groups: Theory and Practice, second

ed. Thousand Oaks, California: Sage.

Tromp, S., Voordijk, J., Maas, N., van der Klauw, R., & Simons, A. (1998). Agrologistiek 2015:

milieuvriendelijk en marktgericht: Prioriteiten voor kennisontwikkeling . Den Haag: NRLO.

Van Buggenhout, E., Vuylsteke, A., & Van Gijseghem, D. (2014). Kort maar krachtig:

samenwerking bij logistiek in de korte keten. Brussel: Achtergrondrapport, Departement

landbouw en Visserij, Afdeling Monitoring en Studie.

Van Buggenhout, E., Vuylsteke, A., & Van Gijseghem, D. (2016). BACK TO BASICS? Circulaire

economie en landbouw. Brussel.

Van der Schoor, T., & Scholtens, B. (2015). Power to the people: local community initiatives and

the transition to sustainable energy. Renewable and Sustainable Energy Reviews, 666-

675.

Van Parys, E. (2018). Regional Branding als instrument voor korte keten landbouw en voeding

in het Pajottenland. Gent: Universiteit gent.

Vanderveken, M. (2018). Kleinschalige Food Hubs. Lokale verbinding op basis van landbouw en

voeding. Gent: Universiteit Gent.

Vandervelde, E. D. (1924). Au pays du fraises. Etude monographique. Académie Royale de

Belgique. Brussel: Lamertin.

Vandevelde, L. (2018). De tuin van Brussel: potentieel voor stadsnabije landbouw en

voedingsproductie. Universiteit Gent.

Verstraeten, J. (2018). Stadsnabije landbouw voor Brussel. Het proces van verbinding van

stakeholders uit stad en platteland. Gent: Universiteit Gent.

VILT. (2018, December 22). Opgehaald van http://www.vilt.be/marktdifferentiatie-en-korte-keten-

20-als-nieuwe-trend

VLAM. (2014). Recht van bij de boer(in). Een blik achter de schermen bij 130 bedrijven met

korteketenverkoop in Vlaanderen. Brussel: VLAM: departement landbouw en visserij.

VLAM. (2017). Mindere vleesverkoop drukt op omzet in de korte keten. Brussel: VLAM.

VLAM: departement landbouw en visserij. (2011). Strategisch plan korte keten, afdeling

duurzame landbouwontwikkeling. Brussel: Vlaamse overheid.

Page 112: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

106

VLAM: departement landbouw Landbouw & Visserij. (2018, April 15). Opgehaald van

https://lv.vlaanderen.be/nl/landbouwbeleid/kwaliteitssystemen/europese-

kwaliteitssystemen-landbouwproducten-en-levensmiddelen

Watts, D., Ilbery, B., & Maye, D. (2005). Making reconnections in agro-food geography:

alternative systems of food provision. Progress in Human Geography 29, 1 , 22 - 40.

Westhoek, H., Rood, T., van Eerdt, M., van Gelder, M., van Grinsven, H., Reudink, M., . . .

Nijdam, D. (2013). De macht van het menu. Opgaven en kansen voor duurzaam en

gezond voedsel. PBL.

WHO. (2016). Obesity and overweight: Fact sheet. Opgehaald van

http://www.who.int/mediacentre/factsheets/fs311/en/.

Williams, C. (2007). Research methods. Journal of Business & Economics Research 5 (3), 65 -

72.

8. Bijlagen

Tabel 1: Lijst met bevraagden

CODE FUNCTIE DATUM

DI1 Producent: bio-groenten 15/11/17

DI2 Producent: zuivel (ijs) 25/10/18

DI3 Consulent/Ondersteuner Steunpunt Korte Keten 22/12/17

DI4 Consulent/Ondersteuner Innovatiesteunpunt 16/02/18

DI5 Producent: bio-groenten 22/03/18

DI6 Producent: bio-groenten 22/02/18

DI7 Producent: kleinfruit 23/02/18

DI8 Producent: fruit 23/02/18

DI9 Producent: wijn 23/02/18

DI10 Producent: fruit 23/02/18

DI11 Producent: bio-groenten 3/03/18

DI12 Producent: zuivel (geitenmelk) 3/03/18

DI13 Producent: bio-vlees en - zuivel 3/03/18

DI14 Producent: zuivel (desserts) 3/03/18

DI15 Producent: vlees 3/03/18

DI16 Producent: eieren 10/03/18

DI17 Producent: bio-groenten 10/03/18

DI18 Producent: zuivel (kaas) 10/03/18

DI19 Producent: kleinfruit 14/03/18

Page 113: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

107

DI20 Producent: Houtachtige sierplanten 14/03/18

DI21 Producent: zuivel( ijs) 18/03/18

DI22 Producent: bio-groenten 13/11/17

DI23 Producent: bio-groenten 17/03/18

DI24 Producent: bio-groenten 23/04/18

DI25 Coördinator BioForum 18/10/17

DI26 professor agro-ecologie 7/11/17

DI27 Program advisor sustainable chain development Rikolto 15/11/17

DI28 Bio-consulent boerenbond 24/11/17

DI29 Producent: bio-groenten 4/05/18

DI30 Relatiebeheer - veiling 30/11/17

DI31 Projectmanager sustainable sourcing Colruytgroup 9/11/17

DI32 Verantwoordelijke proefcentrum Pamel 2/03/18

DI33 Transistiemanager proefcentrum Pamel 2/03/18

DI34 Medewerkster Steunpunt Hoeveproducten en KVLV hubs 27/12/18

DI35 Producent: vruchtensappen 6/11/17

DI36 Coördinatie Leadergroep, projecten ondersteunen van P+ 7/11/17

DI37 Producent aangesloten bij 'Lekkers uit het Pajottenland' 14/11/17

DI38 Uitbaters streekproductencentrum 7/12/17

DI39 Producent aangesloten bij 'Lekkers uit het Pajottenland' 19/02/18

DI40 Consulent Landelijke Gilden 17/04/18

DI41 Coördinator Vlaanderen & Nederland 17/11/17

DI42 VVSG-stafmedewerker - Aanspreekpunt Lokale Voedselstrategie 14/11/17

DI43 Medewerker regionaal landschap Pajottenland en Zennevallei 13/11/17

DI44 Consulent Landelijke Gilden 26/02/18

DI45 Verantwoordelijke boerenmarkt in het Pajottenland 10/02/18

DI46 Faciliteert contactmomenten tussen korte keten actoren in Brussel 23/11/17

DI47 Oprichter coöperatieve lokale/bio winkel 18/04/18

DI48 Directeur Regionaal landschap Pajottenland & Zennevallei 23/04/18

DI49 Producent: bio-groenten 2/05/18

DI50 Producent: bio-groenten 25/04/18

DI51 Landbouweconoom Vlaamse Landmaatschappij 24/04/18

DI52 Program Advisor sustainable chain development Rikolto 3/05/18

DI53 Producent: witloof 23/04/18

DI54 Medewerker communicatie Maison verte et bleue 2/05/18

DI55 Medewerker stedenbouw Bral 23/04/18

DI56 Producent: bio-groenten 24/04/18

DI57 Oprichter winkel van verwerkte producten 30/04/18

DI58 Oprichter coöperatieve lokale/bio winkel 8/05/18

Page 114: Professionaliseren van de korte keten in het Pajottenland....Ik schrijf dit dankwoord (toeval of niet) tijdens ‘de week van de korte keten’. Is het omdat ik er nu dag in dag uit

108

DI59 Medewerker Leefmilieu Brussel en Coördinator Boeren Bruxsel Paysans 17/11/17

DI60 Onderzoeker stadslandbouw ILVO 13/11/17

DI61 Junior Event Manager biologische traiteur 26/04/18

DI62 Consulent/Ondersteuner Steunpunt Korte Keten 1/05/18

DI63 Producent: bio-groenten 15/05/18

DI64 Adviseur Verkooppunten & Foodservices BioForum 26/04/18

Tabel 2: Oppervlaktes gronden en serres in Proefcentrum Pamel

GRONDEN m2 SERRES m2

Gras en bosland (luchtfoto 1) 29.000 Kweekserres 1.450

Grasland (luchtfoto 2) 8.600 Druivenserres 900

Grasland (luchtfoto 3) 8.900 Groentenkweekserres 2.900

Halfstam kersen (luchtfoto 5) 3.000 TOTAAL 5.250

Halfstam kersen (luchtfoto 6) 1.630

Proefvelden kleinfruit (luchtfoto

9) 16.000

Tunnels kleinfruit (luchtfoto

10) 7.000

Grasland (luchtfoto 25) 1.500

TOTAAL 75630