proefsleuven Oirschot-Princeehof, gem. Oirschot

34
Inventariserend veldonderzoek proefsleuven Oirschot-Princeehof, gem. Oirschot Opdrachtgever: J.A.M. van Zelst 19 februari 2016 Versie 2.0 (definitief) Laagland Archeologie Rapport 5

Transcript of proefsleuven Oirschot-Princeehof, gem. Oirschot

Inventariserend

veldonderzoek – proefsleuven

Oirschot-Princeehof,

gem. Oirschot

Opdrachtgever: J.A.M. van Zelst

19 februari 2016

Versie 2.0 (definitief)

Laagland Archeologie Rapport 5

Inventariserend veldonderzoek – Proefsleuven Oirschot-Princeehof, gemeente Oirschot (N-Br).)

Laagland Archeologie Rapport 5

1

Inhoud

1 Inleiding _____________________________________________________________ 4

1.1 Aanleiding onderzoek ________________________________________ 4

1.2 Afbakening plan- en onderzoeksgebiedsgegevens __________________ 5

1.3 Administratieve gegevens ____________________________________ 7

1.4 Huidige situatie en toekomstig gebruik __________________________ 8

1.5 Onderzoeksdoel ____________________________________________ 9

2 Archeologische kenmerken en verwachting ______________________________ 10

2.1 Archeologische kenmerken __________________________________ 10

Aard en ouderdom van de vindplaatsen ____________________________ 11

Structuren en sporen __________________________________________ 11

Anorganische artefacten _______________________________________ 11

Organische artefacten _________________________________________ 11

Archeozoölogische en botanische resten ___________________________ 12

Archeologische stratigrafie en diepte van vondstlagen ________________ 12

Gaafheid en conservering ______________________________________ 12

2.2 Programma van Eisen, onderzoeksvragen _______________________ 12

3 Inventariserend veldonderzoek _________________________________________ 15

3.1 Beschrijving onderzoeksmethodiek ____________________________ 15

3.2 Bodemopbouw ____________________________________________ 16

3.3 Archeologie _____________________________________________ 18

3.4 Interpretatie _____________________________________________ 21

4 Conclusie en advies __________________________________________________ 23

4.1 Conclusie ________________________________________________ 23

4.2 Beantwoording van de onderzoeksvragen uit het PvE ______________ 23

Literatuur en bronnen ___________________________________________________ 29

Bijlage ________________________________________________________________ 30

1 Vlaktekening ________________________________________________________ 30

2 Sporenlijst __________________________________________________________ 31

3 Vondstenlijst ________________________________________________________ 32

Inventariserend veldonderzoek – Proefsleuven Oirschot-Princeehof, gemeente Oirschot (N-Br).)

Laagland Archeologie Rapport 5

2

Samenvatting

In opdracht van J.A.M. van Zelst heeft Laagland Archeologie een proefsleuvenonderzoek

uitgevoerd op een bouwperceel aan de Princeehof te Oirschot in de gemeente Oirschot.

De aanleiding voor het onderzoek is de geplande nieuwbouw op deze locatie. Het

perceel ligt in een gebied met hoge archeologische waarde zoals aangeduid op de

Provinciale en Gemeentelijke Cultuurhistorische Waardenkaart. Aangezien het bouwplan

tot gevolg heeft dat er een oppervlakte van meer dan 50 m2 over een diepte van meer

dan 0,5 m wordt verstoord, dient er voor de aanvraag van een omgevingsvergunning

onderzoek uitgevoerd te worden. Ten behoeve van het onderzoek is door het bevoegd

gezag (gemeente Oirschot) een Programma van Eisen (PvE) opgesteld.

Conform de eisen in het PvE is er een proefsleuf over de lengte van het perceel

aangelegd.

Tussen het maaiveld en het opgravingsvlak op gemiddeld 1,0 m onder het maaiveld

bleek een dik eerddek aanwezig te zijn. Direct onder dit eerddek lag de C-horizont van

een afgetopte beekeerdgrond. Gezien de bodemkundige kenmerken mag worden

afgeleid dat het onderzochte terrein van nature een vrij nat deel van het landschap

vormde.

De aangetroffen sporen omvatten een aantal paalkuilen en overige kuilen waarvan niet

kon worden vastgesteld of ze tot een structuur behoorden. Gezien het aangetroffen

vondstmateriaal moeten de sporen uit de periode tussen circa de 16e tot de 19e eeuw

dateren. Vanwege het ontbreken van goed dateerbare vondsten is een meer

specifiekere datering niet mogelijk.

Het merendeel van de sporen zal zijn ontstaan tijdens de ontginning, gezien het

gegeven dat deze in latere tijd volledig zijn afgetopt bij het doorspitten van het

afdekkende eerddek. Mogelijk zijn er in latere fasen alsnog nieuwere ingravingen

geweest die dan ook wederom zijn afgetopt.

De sporen kunnen wellicht samenhangen met het gebruik van het terrein voor tuinbouw

maar vooralsnog kunnen de sporen niet nader functioneel geïnterpreteerd worden.

Op basis van de waarderingscriteria volgens de Erfgoed Meetlat Kempen krijgt de

vindplaats een lage waarde en Laagland Archeologie adviseert om deze vindplaats niet

te selecteren voor behoud.

Inventariserend veldonderzoek – Proefsleuven Oirschot-Princeehof, gemeente Oirschot (N-Br).)

Laagland Archeologie Rapport 5

3

Het advies aan het bevoegd gezag luidt dat er vanwege de afwezigheid van

archeologisch waardevolle sporen en materialen binnen het bereik van de bouwdiepte,

geen archeologisch vervolgonderzoek uitgevoerd hoeft te worden.

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

4

1.1 Aanleiding onderzoek

De aanleiding voor het onderzoek is een bouwplan op het perceel aan de Princeehof

(ongenummerd) te Oirschot. Op de locatie worden twee geschakelde woningen gebouwd.

Op grond van de bestemmingsregels in het bestemmingsplan dient er ten behoeve van de

omgevingsvergunning archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

Op basis van een karterend booronderzoek in 20111 is vastgesteld dat er voor het

plangebied een hoge verwachting geldt voor de aanwezigheid van archeologische sporen

en resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd en een middelhoge verwachting voor

het aantreffen van archeologische vindplaatsen vanaf het midden-paleolithicum tot en

met de Romeinse periode.

Naar aanleiding van de conclusie en het advies in het rapport van het booronderzoek is

door het bevoegd gezag een selectieadvies opgesteld2, waarin een vervolgonderzoek door

middel van proefsleuven aan de vergunning werd verbonden.

In het selectieadvies is aangegeven dat bij het eventueel aantreffen van een vindplaats,

na evaluatie (met de adviseur van het bevoegd gezag), een eventuele doorstart naar een

opgraving dient plaats te vinden. De keuze voor een proefsleuven onderzoek zoals in het

selectieadvies is aangegeven is conform de beslisregels in de gemeentelijke richtlijnen

voor archeologisch onderzoek, vastgelegd in het archeologisch beleidsplan van de

gemeente Oirschot.3

Het onderhavige onderzoeksrapport dient te worden aangeleverd bij de

vergunningaanvraag. Op basis van het oordeel van het bevoegd gezag over het

onderzoek kan worden besloten of de vergunning verleend wordt.

1 Krekelenbergh 2011

2 Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant, 2015

3 Berkvens, R., 2011.

1 Inleiding HO

OFD

ST

UK

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

5

1.2 Afbakening plan- en onderzoeksgebiedsgegevens

Afbeelding 1. Ligging van het plangebied (rode stip)

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

6

Afbeelding 2: Kadastrale situatie

Het plangebied is gelegen aan de Princeehof te Oirschot (gem. Oirschot), zie

bovenstaande afbeelding. Het betreft het kadastrale perceel Gemeente Oirschot, sectie F,

nrs. 4721 en 6198.

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

7

1.3 Administratieve gegevens

Objectgegevens plangebied

Projectnaam IVO-P Oirschot-Princeehof

Plaats Oirschot

Gemeente Oirschot

Provincie Noord-Brabant

Kaartblad 51A

Coördinaten

hoekpunten

149.256 / 390.496

149.282 / 390.505

149.276 / 390.455

149.298 / 390.465

Oppervlakte perceel

Oppervlakte

onderzoeksgebied

ca. 641 m2

ca. 641 m2

Onderzoeksaanmelding 39847831100

Onderzoeksafmelding PM………….

Uitvoerder Laagland archeologie

Contactpersoon J.A.M. Oude Rengerink

Opdrachtgever J. A.M. Van Zelst

Bevoegd Gezag gemeente Oirschot

Uitvoeringsperiode

onderzoek

28 januari 2016

Beheerder en plaats

documentatie

Laagland archeologie VOF, vestiging

Ootmarsum

Auteur J.A.M. Oude Rengerink

Laagland archeologie VOF

Cobbingstraat 27

7631 DA Ootmarsum

+31 (0)655747240

[email protected]

Autorisatie : J.A.M. Oude Rengerink

@ Laagland archeologie, 2016

Niets van deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door

middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke

toestemming van de uitgevers.

Laagland archeologie VOF aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade

voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de

adviezen.

Tabel 1. Objectgegevens

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

8

1.4 Huidige situatie en toekomstig gebruik

Het plangebied lag braak en was vrij van begroeiing en obstakels

Afbeelding 3: Situatie voorafgaand aan het onderzoek

Het bouwplan voorziet in de bouw van twee geschakelde woningen op het midden van het

perceel. De bodemingrepen die zijn voorzien omvatten het uitgraven van de

funderingssleuven voor de woningen tot een diepte van naar schatting 1,0 meter onder

peil (ca. +15.50 NAP).

Afbeelding 4: Vooraanzicht van de nieuwbouw.

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

9

1.5 Onderzoeksdoel

Doel van dit vervolgonderzoek is het aanvullen en toetsen van de gespecificeerde

verwachting die gebaseerd is op het reeds uitgevoerde bureau- en booronderzoek. Op

basis van de uitkomsten van dit proefsleuvenonderzoek beslist de gemeente of de

archeologische waarden in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien dat niet het geval

blijkt te zijn, dient er, in overleg met de bevoegde overheid, aanvullend een opgraving

plaats te vinden.

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

10

2.1 Archeologische kenmerken

Hieronder volgt een korte beschrijving van de archeologische kenmerken van het gebied

op basis van het booronderzoek uit 2011.4

Geologie, geomorfologie en bodem:

Geologie: Dekzand, formatie van Boxtel

Geomorfologie: dekzandruggen, al dan niet met oud-bouwlanddek (3L5)

Bodem: hoge zwarte enkeerdgronden op lemig fijn zand (zEZ23) dan wel zwak lemig of

leemarm zand (zEZ21).

Grondwatertrap: V/VI

Hoogteligging: 15-16 m + NAP.

Detailgegevens op basis van het booronderzoek

De C-horizont van het dekzand ligt op een diepte tussen 80-110 cm –mv en bestaat uit

matig siltig, matig fijn lichtgeel zand met matig veel roestvlekken (oxidatieverschijnselen

als gevolg van fluctuerend grondwater).

De onderste laag van het plaggendek op de C-horizont wordt beschreven als een

vlekkerige menglaag met koolas, leisteen en glas als bijmenging (boring 1). In boring 2

was deze vlekkerige menglaag (tussen 50 en 100 cm –mv) met bijmenging van enkel wat

baksteenpuin.

In boring 3 was de bodemopbouw zeer gelijkmatig met tussen 80 en 100 cm –mv in het

humeuze dek opnieuw een vlekkerige menglaag met baksteen- en houtskoolfragmenten

als bijmenging. Het plaggendek in boring 4 was het esdek slechts 80 cm dik met een

vlekkerige menglaag tussen 65 en 80 cm.

Nergens in het plangebied werd nog een intacte Ah-, E-, B- of BC horizont aangetroffen

van het oorspronkelijke podzolprofiel (een moderpodzol of veldpodzol). Het

4 Krekelenbergh 2011

2 Archeologische

kenmerken en verwachting

Hoofd

stu

k

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

11

oorspronkelijke loopvlak en de bovenste decimeters van het oorspronkelijke bodemprofiel

zijn hierbij verdwenen en vermoedelijk in het esdek opgenomen.

Historische bodemverstoring

Op de kadastrale minuut worden de percelen aangeduid als zijnde tuingronden. Mogelijk

dat deze gronden werden gebruikt als moestuinen. Het is denkbaar dat deze ten behoeve

van deze functie vrij diep zijn omgezet. Uit het booronderzoek blijkt dat er sprake is van

een 80 tot 100 cm dik eerddek. Het plangebied is, voor zover uit historische kaarten is

op te maken, nooit bebouwd geweest.

Archeologische verwachting

Aard en ouderdom van de vindplaatsen

Directe aanwijzingen voor een vindplaats zijn nog niet aangetroffen. Op grond van het

verwachtingsmodel geldt echter een hoge verwachting op het aantreffen van een

vindplaats uit de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd en een middelhoge verwachting voor

vindplaatsen vanaf de bronstijd. Op grond van het booronderzoek geldt een middelhoge

verwachting voor vindplaatsen uit de steentijden.

Direct ten zuiden van de vindplaats zijn bij een proefsleuvenonderzoek in 2011 alleen

sporen van tuinbouw of moestuinen en een muurfundering aangetroffen die aan de tuin

van de pastorie gerelateerd worden. De sporen dateren uit de 17/18e eeuw of later

(onderzoeksmeldingsnr. 34667)

Begrenzing en oppervlakte van de vindplaatsen

Een eventuele vindplaats zal in omvang waarschijnlijk een groot deel van het plangebied

omvatten.

Structuren en sporen

Mogelijke sporen en structuren, verbonden aan nederzettingsterreinen, kunnen bestaan

uit ophoogpakketten, leeflagen, grondsporen, waterputten, afvalkuilen, greppels en

sloten.

Anorganische artefacten

Naar verwachting kunnen er aardewerkfragmenten worden aangetroffen. Ook de

aanwezigheid van andere anorganische vondstcategorieën, zoals natuursteen, glas en

metaal wordt verwacht.

Organische artefacten

Of er ook organische artefacten (leer, bot, been, hout) kunnen worden aangetroffen, is

afhankelijk van de aard van de archeologische vindplaats en de

conserveringsomstandigheden ter plaatse. Binnen het plangebied komt een

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

12

grondwatertrap VII voor (de gemiddeld hoogste grondwaterstand ligt dieper dan 80 cm),

zodat naar verwachting organische materialen alleen dan goed tot matig geconserveerd

zijn, wanneer deze onder dit niveau liggen.

Archeozoölogische en botanische resten

In diepere grondsporen, op en onder het grondwaterniveau kunnen goed geconserveerde

organische resten worden aangetroffen. Boven het grondwaterniveau kunnen verkoolde

organische resten worden aangetroffen.

Archeologische stratigrafie en diepte van vondstlagen

Archeologische resten vanaf de bronstijd tot en met de vroege middeleeuwen kunnen

worden verwacht onder het plaggendek in de top van de C-horizont. De diepte waarop

deze overgang zich manifesteert ligt tussen 80 à 100 cm beneden het maaiveld. In het

onderste niveau van het plaggendek kunnen eveneens opgeploegde (eerste akkerfase)

vondsten worden aangetroffen. In het plaggendek kunnen vondsten worden aangetroffen

die als “bemestingsvondsten” vanuit de potstal met de potstalmest in het plaggendek zijn

terecht gekomen.

Gaafheid en conservering

De aanwezigheid van een esdek waaronder nog restanten van de aanwezige podzolgrond

zijn aangetroffen geeft blijk van een betrekkelijk ondiepe verstoring. Archeologische

resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd worden verwacht vanaf het maaiveld.

Door verploeging en landbewerking zal de toplaag echter aan verstorende invloeden

hebben blootgestaan. Bijgevolg kunnen ondiepe sporen zijn aangetast of verdwenen.

De te verwachten conserveringsgraad van mogelijk aanwezige organische archeologische

resten is naar verwachting laag omdat het niveau van de grondwatertafel betrekkelijk

diep onder het archeologisch niveau ligt. Slechts onder de grondwaterspiegel, zoals in

waterputten of beerputten kunnen organische resten bewaard zijn gebleven. Boven de

grondwaterspiegel worden organische resten enkel in verkoolde toestand verwacht.

2.2 Programma van Eisen, onderzoeksvragen

Gezien een eventuele doorstart naar een opgraving na evaluatie met de regio-archeoloog

wordt verder gewerkt volgens het KNA-protocol Opgraven. In die situatie is er dan ook

sprake van een gewaardeerde vindplaats waarvan de archeologische kenmerken

(complextype) bekend zijn. In dat geval kunnen en dienen er ook specifiekere

vindplaatsgerelateerde onderzoeksvragen te worden opgesteld. In dit PvE komen deze als

optioneel aan de orde en worden, indien een doorstart aan de orde is, in een addendum

aan het PvE toegevoegd

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

13

Algemeen:

1. Zijn er archeologische resten (sporen, structuren, vondsten) in de bodem aanwezig, of

zijn er aanwijzingen dat deze hier verwacht mogen worden?

2. Indien het onderzoek geen archeologische resten of beperkte archeologische

fenomenen (bijvoorbeeld alleen losse vondsten) oplevert, welke verklaring is hiervoor dan

te geven?

3. In hoeverre komen de onderzoeksresultaten uit het vooronderzoek overeen met de

resultaten uit het proefsleuvenonderzoek?

4. Is er een verwachting dat buiten het nu onderzochte gebied nog resten van de

aangetroffen sites aanwezig zijn en wat is de verwachting omtrent de fysische en

inhoudelijke kwaliteit daarvan?

Gaafheid en conservering van de vindplaatsen:

5. In welke lagen, zones of gebieden bevinden zich gave en goed geconserveerde

archeologische resten of waar zijn ze te verwachten?

6. Wat is de mate van conservering en gaafheid van de archeologische resten?

Perioden en sites:

7. Indien er archeologische resten aanwezig zijn, kunnen er binnen de vindplaats aparte

sites onderscheiden worden, en zo ja, op welke gronden?

8. Wat is de begrenzing en de ruimtelijke spreiding, zowel in horizontale als verticale zin,

van de sites en wat is de onderlinge samenhang?

9. Wat is per archeologische site in het onderzoeksgebied:

a. de ligging (inclusief diepteligging) en begrenzing

b. de geologische en/of bodemkundige eenheid

c. de omvang (inclusief verticale dimensies)

d. aard /complextype / functie

e. de samenstelling van de archeologische resten (grondsporen en mobilia)

f. de vondst- en spoordichtheid

g. de stratigrafie

h. de ouderdom, periodisering, typo-chronologische classificatie

10. Zijn er aanwijzingen voor landgebruik (off-site-patronen) in de zin van wegen,

perceelsindeling, akkers, grondstofwinning, vennen, et cetera?

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

14

11. Zijn er aanwijzingen voor agrarische en/of ambachtelijke activiteiten? Zo ja, waaruit

blijkt dat en welke kenmerken zijn hieraan naar analogie van vraag 9 te geven?

12. Kunnen meerdere bewoningsfasen (relatief en absoluut) onderscheiden worden?

13. Wanneer en waarom zijn de sites en de vindplaats in zijn geheel verlaten of in onbruik

geraakt?

Landschap en bodem:

14. Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de sites (geologie, bodemkunde,

geomorfologie, afstand tot water, reliëf)?

15. Hoe is de opbouw van het profiel in bodemkundige zin? Wat zijn de kenmerken van

de stratigrafische eenheden? Is er sprake van loopvlakken, begraven bodems,

ophogingslagen of cultuurlagen?

16. Wat is het paleo-ecologische potentieel van het onderzoeksgebied? Liggen in de

omgeving locaties die voor analyse bemonsterd kunnen worden?

17. Kan aan de hand van archeologisch vondstmateriaal uit het akkerdek een uitspraak

worden gedaan over de ouderdom en/of de vorming van dit akkerdek?

18. Welke postdepositionele processen hebben zich afgespeeld en wat is het effect

daarvan op de archeologische resten?

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

15

3.1 Beschrijving onderzoeksmethodiek

Het veldonderzoek is uitgevoerd op basis van het Programma van Eisen van 19-01-2016.

In het PvE is aangegeven dat er midden over de lengte van het perceel, een proefsleuf

van 3 meter breed en circa 22 meter lang aangelegd dient te worden. De proefsleuf kon

volgens de puttenkaart in het PvE worden aangelegd, zij het dat deze vanwege de

aanwezigheid van een peilbuis ongeveer een meter in westelijk richting is verplaatst.

Afbeelding 5: Het veldwerk in uitvoering

3 Inventariserend

veldonderzoek

Hoofd

stu

k

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

16

De sleuf is uitgezet aan de hand van twee met DGPS uitgezette piketten voorbij de kopse

kanten van de aan te leggen proefsleuf.5 De hoofdmeetlijn in de proefsleuf lag in de lijn

tussen de uitgezette piketten.

De sleuf is gegraven met een gladde bak van een mobiele graafmachine tot een

maximale diepte van circa 1 meter onder het straatpeil.

Het terrein was nogal drassig maar desondanks voor de graafmachine nog toegankelijk.

3.2 Bodemopbouw

De bovenlaag bestaat uit een laag van donker grijsbruin, zeer fijn, zwak humeus, zwak

siltig zand. Op de plek waar blijkbaar bomen gestaan hebben is het sterk doorworteld. De

onderste circa 10-20 cm is gevlekt.Over de gehele sleuflengte heeft deze laag een dikte

van circa 70 tot 80 cm. De ondergrens is onregelmatig maar over het algemeen scherp.

In bodemkundige termen is het een eerdlaag, ontstaan door omwerking en toevoeging

van humeuze materialen. Hoewel daarbij aan een plaggendek gedacht kan worden is dit

niet aantoonbaar.

Onder de eerdlaag ligt lichtgrijsgeel, zeer fijn, zwak siltig zand, donker gevlekt door

wortelgangen. Deze wortelgangen manifesteren zich ook heel sterk in het opgravingsvlak

dat op ongeveer 10 cm in deze laag is aangelegd. Gezien de weinige roestige vlekken en

de licht, wat uitgeloogde kleur (hydromorfe kenmerken) van de matrix lijkt het te gaan

om een C-horizont van een beek- of gooreerdgrond.

In profiel is op ongeveer 10 cm onder het vlakniveau een licht groengrijze, matig roestige

sterk zandige leem met oranjebruin verkit zand aanwezig.

Vanwege het ontbreken van een A-horizont en een lichthumeuze B-horizont ingeval van

een gooreerdgrond, en de scherpe ondergrens van het eerddek, is het waarschijnlijk dat

deze horizonten van de oorspronkelijk beek- of gooreerdgrond na de ontginning in het

eerddek zijn opgenomen. Wellicht dat de vlekkerigheid in het onderste deel van het

eerddek nog de niet volledig gehomogeniseerde resten van deze horizonten zijn.

Op basis van het bodemprofiel kan gesteld worden dat het onderzochte terrein ligt in een

van nature vrij nat deel van het landschap.

5 Firma Coenradie, landmeter R. Bosch

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

17

Afbeelding 6: profiel 1. 1. donker grijsbruin, zeer fijn, zwak humeus, zwak siltig zand, met veel wortels en

onderin gevlekt. 2. lichtgeel, zeer fijn, zwak siltig zand, donker gevlekt door

wortelgangen. 3. licht groengrijs, matig roestige sterk zandige leem en oranjebruin verkit

zand

Afbeelding 7: profiel 2

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

18

1 donker grijsbruin, zeer fijn, zwak humeus, zwak siltig zand, 2 lichtgeel, zeer fijn, zwak

siltig zand, donker gevlekt door wortelgangen

3.3 Archeologie

3.3.1 Sporen

In het opgravingsvlak zijn in totaal 12 sporen aangetroffen die als antropogeen zijn

geïnterpreteerd. Het merendeel van de sporen had een vlekkerige, donkergrijze tot

zwartgrijze iets vlekkerige vulling (sporen 2 en 3) waarbij de doorgraving van

mollengangen een deel van de vlekkerigheid kan verklaren. Een aantal sporen had een

meer heterogeen gekleurde vulling, zoals de sporen 5, 6, 7, 8 en 9, veroorzaakt door

menging met brokken C- of BC- grond.

De sporen 1, 5 t/m 9 en 11 kunnen worden geïnterpreteerd als ondiepe komvormige

kuilen. De sporen 2, 3 en 4 zijn op basis van de vormen als paalkuilen te interpreteren.

Bij het couperen van spoor 6 bleek het overigens om een dubbele paalkuil te gaan. De

sporen 3 en 11 kunnen vanwege de scherpe randen en de vulling met grond uit het

eerddek als recent worden aangemerkt.

Spoor 12 tenslotte bleek, vanwege de vulling, ook als een recent spoor aangemerkt te

kunnen worden.

Er is in de sporen geen onderlinge samenhang te vinden die op een mogelijke structuur

kan wijzen; daarbij kan worden opgemerkt dat dit vanwege de relatief geringe breedte

van de proefsleuf ook niet eenduidig is te bepalen.

In enkele sporen zijn vondsten aangetroffen (sporen 3, 6, 8 en 9) die, gezien de brede

datering, de sporen dateren tussen circa 1500 en 1900. Eenduidig kan spoor 3, vanwege

het voorkomen van een stuk grijze dakpan nog in de 20e eeuw gedateerd worden.

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

19

Afbeelding 8: Vlakfoto

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

20

Afbeelding 9: Tekening van vlak 1

3.3.2 Vondsten

A

In totaal zijn er 6 vondstnummers uitgegeven voor in totaal 15 vondsten met een gewicht

van 407 gram. Deze bestaan uit aardewerk en fragmenten bouwmateriaal (baksteen en

leisteen) en een stuk sintel.

Materiaal Aantal Beschrijving

Gedraaid Aardewerk 3 Roodbakkend geglazuurd

1 Geelgrijs recent

Keramisch bouwmateriaal 8 Baksteenfragmenten en dakpan

Bouwmateriaal steen 2 Leisteen (daklei)

Overig 1 Sintel

Tabel 1: overzicht vondsten

De dateringsmogelijkheden van de aangetroffen fragmenten aardewerk zijn beperkt. De

roodbakkend geglazuurde scherven laten zich vanwege het ontbreken van diagnostische

kenmerken niet nader dateren dan in de periode van de 16e tot de 19e eeuw. De brokken

baksteen zijn in principe te dateren vanaf de 13e/14e eeuw maar het voorkomen in

combinatie met vondsten uit latere periode doet vermoeden dat ze jonger zijn. Bovendien

werd tot aan de 16e eeuw baksteen vooral nog verwerkt in belangrijke gebouwen en niet

in eenvoudige burger- en boerenwoningen, gebouwen die mogelijk wel in de

middeleeuwse kern van Oirschot stonden maar niet in de directe nabijheid van de

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

21

onderzochte locatie. Hetzelfde geldt voor de stukken leisteen (daklei). De jongst te

dateren vondst is vermoedelijk een stuk hardgebakken grijze dakpan. Deze werden pas in

de late 19e eeuw voor het eerst gemaakt. Vermeldenswaardig is nog de vondst van een

scherf van beigegeel hard gebakken steengoedachtig gedraaid aardewerk met een rand

met vingertoppen. Deze kan niet in de bekende typologieën worden ondergebracht en is

volgens E. Mittendorf (Archeologie Deventer) vermoedelijk als een laat 19e of 20e eeuws

product aan te merken, mogelijk een bloempot.

Afbeelding 10: Enkele foto’s van sporen

3.4 Interpretatie

De sporen bevinden zich in een van origine relatief nat deel van het landschap in een

beekdal of beekdalvlakte aan de rand van de oude kern van Oirschot. Op enig moment is

dit gebied in gebruik genomen voor tuinderij (moestuinen) van de burgers van Oirschot

waarbij het vooral kon gaan om achterpercelen van de huizen langs de westelijke zijde

van het Vrijthof.

Er is geen eenduidige interpretatie van de sporen mogelijk en ze kunnen niet aan een

specifieke structuur worden toegewezen. Waarschijnlijk zijn ze ontstaan gedurende het

gebruik van de grond voor tuinbouw en zijn ze het gevolg van het plaatsen van palen en

andere niet nader te definiëren graafwerk in de bodem ten tijde van de eerste aanleg van

de tuinen. Afgezien van enkele recent aandoende sporen, bevatten de sporen geen vulling

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

22

met grond uit het eerddek waardoor ze moeten dateren vóór het ontstaan van het

eerddek. Gezien de maximale ouderdom van de sporen kan dit op zijn vroegst in de 16e

eeuw zijn gebeurd. Waarschijnlijk is het eerdek in een latere periode ook nog een of

meerder keren flink en diep omgezet omdat er onder het dek ook een vrij recente scherf

van een mogelijke bloempot en een stuk grijze dakpan zijn aangetroffen.

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

23

4.1 Conclusie

De conclusie uit het onderzoek is dat er op het perceel vanwege een vermoedelijk redelijk

vlakdekkende recente verstoring geen intacte archeologische sporen van bewoning of

andere activiteiten van voor 1850 meer aanwezig zijn.

4.2 Beantwoording van de onderzoeksvragen uit het PvE

Algemeen:

1. Zijn er archeologische resten (sporen, structuren, vondsten) in de bodem

aanwezig, of zijn er aanwijzingen dat deze hier verwacht mogen worden? Er zijn in de

proefsleuf losse sporen en vondsten aangetroffen die niet direct aan een

structuur gerelateerd kunnen worden.

2. Indien het onderzoek geen archeologische resten of beperkte archeologische

fenomenen (bijvoorbeeld alleen losse vondsten) oplevert, welke verklaring is hiervoor dan

te geven? N.v.t.

3. In hoeverre komen de onderzoeksresultaten uit het vooronderzoek overeen met

de resultaten uit het proefsleuvenonderzoek? Op basis van het vooronderzoek werd

een bodemopbouw beschreven die overeenkomt met de profielopnames bij het

proefsleuvenonderzoek. Qua verwachting op basis van het

proefsleuvenonderzoek (een hoge verwachting voor de aanwezigheid van

archeologische sporen en resten dit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd en een

middelhoge verwachting voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen

vanaf het midden-paleolithicum tot en met Romeinse periode), blijkt dat deze

verwachting alleen wordt bevestigd voor sporen en resten uit de Nieuwe Tijd.

4. Is er een verwachting dat buiten het nu onderzochte gebied nog resten van de

aangetroffen sites aanwezig zijn en wat is de verwachting omtrent de fysische en

inhoudelijke kwaliteit daarvan? Het is waarschijnlijk dat zich ook buiten de

proefsleuf nog vergelijkbare sporen en resten bevinden en deze zullen zich

waarschijnlijk ook verder buiten het onderzoeksgebied (lees: onderzochte

perceel) uitstrekken omdat het waarschijnlijk is dat het voormalige

tuinderijgebied zich verder langs de westrand van Oirschot heeft uitgestrekt

4 Conclusie en advies Hoofd

stu

k

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

24

Gaafheid en conservering van de vindplaatsen:

5. In welke lagen, zones of gebieden bevinden zich gave en goed geconserveerde

archeologische resten of waar zijn ze te verwachten? De aangetroffen sporen liggen in

een flink afgetopt bodemprofiel en vormen het onderste deel van de ooit

aanwezige bodemsporen. De sporen tonen zich in de C-horizont van de

ongeroerde bodem.

6. Deze restanten zijn wel intact te noemen. Wat is de mate van conservering en

gaafheid van de archeologische resten? Zie voor wat betreft de sporen vraag 5. De

aangetroffen resten zijn anorganische artefacten (keramiek en steen) die

vanwege hun aard goed zijn geconserveerd.

Perioden en sites:

7. Indien er archeologische resten aanwezig zijn, kunnen er binnen de vindplaats

aparte sites onderscheiden worden, en zo ja, op welke gronden? Er is binnen de

proefsleuf slechts sprake van een beperkt opgravingsvlak waarbinnen de

vindplaats niet begrensd kan worden. Evenmin kan vanwege de beperkte

omvang nog aparte sites onderscheiden worden.

8. Wat is de begrenzing en de ruimtelijke spreiding, zowel in horizontale als

verticale zin, van de sites en wat is de onderlinge samenhang? In aanvulling op vraag

7; in verticaal opzicht is er slechts sprake van een vindplaats waarvan de sporen

zich direct onder het eerddek bevinden.

9. Wat is per archeologische site in het onderzoeksgebied:

a) de ligging (inclusief diepteligging) en begrenzing? Er is slechts sprake

van een vindplaats en voor wat betreft de ligging en verticale positie is

er bij de vragen 7 en 8 al op in gegaan.

b) de geologische en/of bodemkundige eenheid? De sporen van de

vindplaats liggen in C-horizont van dekzand dat gerekend kan worden

tot het Laagpakket van Wierden (Formatie van Boxtel. In

bodemkundige termen liggen de sporen in de C-horizont van een met

een eerdlaag afgedekte en afgetopte beekeerdgrond.

b) de omvang (inclusief verticale dimensies)? Zie vragen 7 en 8.

c) aard /complextype / functie? De vindplaats omvat enkele

paalsporen en kuilen die niet aan een specifieke structuur zijn toe te

wijzen. Vermoedelijk zijn de sporen en de aangetroffen artefacten de

relicten van niet nader te definiëren graafactiviteiten die hebben

plaatsgevonden in de eerste periode van het inrichten en gebruiken

van het terrein voor tuinbouw. In termen van complextypen volgens

ARCHIS/ABR gaat het om Tuin (Code: APVV.TUIN).

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

25

d) de samenstelling van de archeologische resten (grondsporen en

mobilia)? Deze bestaan uit een aantal grondsporen, waaronder kuilen

en enkele paalsporen en scherven, baksteen- en dakpanresten en een

paar fragmenten van daklei.

e) de vondst- en spoordichtheid? Met 12 sporen op 65 m2 is er op

basis van de proefsleuf sprake van een dichtheid van 1846 sporen per

hectare. Met het aantal van 15 vondsten op 65 m2 is er sprake van een

dichtheid van 2307 artefacten per hectare.

f) de stratigrafie? Zie vraag 8.

g) de ouderdom, periodisering, typo-chronologische classificatie? De

vindplaats kan slechts in een ruime fase gedateerd worden vanwege

het ontbreken van meer precies dateerbare artefacten. Op basis van de

artefacten dateert de vindplaats uit de periode van de 16e tot en met

de 19e eeuw. Voor het als tuin benoemde complextype bestaan geen

specifieke periodisering en typo-chronologische classificatie.

12. Zijn er aanwijzingen voor landgebruik (off-site-patronen) in de zin van wegen,

perceelsindeling, akkers, grondstofwinning, vennen, et cetera? Hiervoor zijn geen

aanwijzingen aangetroffen.

13. Zijn er aanwijzingen voor agrarische en/of ambachtelijke activiteiten? Zo ja,

waaruit blijkt dat en welke kenmerken zijn hieraan naar analogie van vraag 9 te geven?

Er zijn geen specifieke aanwijzingen voor agrarische of ambachtelijke

activiteiten in zowel sporen als artefacten.

14. Kunnen meerdere bewoningsfasen (relatief en absoluut) onderscheiden worden?

Omdat de aangetroffen resten en sporen niet aan bewoning worden toegewezen

is deze vraag niet aan de orde

15. Wanneer en waarom zijn de sites en de vindplaats in zijn geheel verlaten of in

onbruik geraakt? Hoewel niet duidelijk is wanneer de gronden voor tuinbouw zijn

ontgonnen (mogelijk in de 16e eeuw) kan worden gesteld dat het gebruik voor

tuinbouw zich tot in de 20e eeuw heeft voortgezet.

Landschap en bodem:

16. Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de sites (geologie, bodemkunde,

geomorfologie, afstand tot water, reliëf)? In het oorspronkelijke natuurlijke

landschap ligt de site in een relatief laaggelegen beekvlakte of beekdalgebied.

Zie verder vraag 9b.

17. Hoe is de opbouw van het profiel in bodemkundige zin? Wat zijn de kenmerken

van de stratigrafische eenheden? Is er sprake van loopvlakken, begraven bodems,

ophogingslagen of cultuurlagen? Zie vraag 9b.

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

26

18. Wat is het paleo-ecologische potentieel van het onderzoeksgebied? Liggen in de

omgeving locaties die voor analyse bemonsterd kunnen worden? Gezien de beperktheid

van het onderzoek kan hierop geen concreet antwoord gegeven worden.

19. Kan aan de hand van archeologisch vondstmateriaal uit het akkerdek een

uitspraak worden gedaan over de ouderdom en/of de vorming van dit akkerdek? In

strikte zin kan er geen akkerdek benoemd worden en in bodemkundige termen

is er sprake van een eerddek. Gezien de vondsten bij aanleg en op het vlak zal

het eerddek op zijn vroegst zijn ontstaan na de middeleeuwen (16e eeuw) maar

gezien de nog ruime datering kan dit ook in latere eeuwen nog het geval zijn.

20. Welke postdepositionele processen hebben zich afgespeeld en wat is het effect

daarvan op de archeologische resten? Voor wat betreft de grondsporen kan gesteld

worden dat die zijn ontstaan in een bodem waarvan het bodemprofiel nog

redelijk intact was (in ieder geval met een A-horizont). Door spitwerk, waarbij

de A-horizont met eventueel opgebrachte grond is gehomogeniseerd, zijn deze

sporen afgesneden. In een latere fase is het eerddek mogelijk nogmaals

doorgespit, waarbij ook later tot in de C-horizont gegraven kuilen weer zijn

afgetopt en waarmee er ook jongere artefacten onder het eerddek zijn

terechtgekomen. Mede daardoor kunnen ook ondiepere sporen uit de

ontginningsfase alsnog volledig zijn verdwenen.

4.3 Waardering volgens KNA-waarderingscriteria

Een traject van Inventariserend Veldonderzoek wordt in principe afgesloten met een

waardering van de vindplaats(-en). De bij dit onderzoek aangetroffen vindplaats kan ook

gewaardeerd worden. De waardering vindt plaats aan de hand van in de KNA opgenomen

waarderingscriteria. In het Erfgoedbeleid van de gemeente Oirschot en de regio Kempen

zijn deze criteria verder uitgewerkt; de Erfgoed Meetlat Kempen. In de tabel 2 zijn de

scores aan de hand van de criteria uit de Erfgoed Meetlat Kempen benoemd.

De vindplaats scoort op alle aspecten laag. De totaalscore bedraagt 8 punten.

4.4 Selectieadvies

Op basis van de lage score van 8 punten volgens de Erfgoed Meetlat Kempen adviseert

Laagland Archeologie het bevoegd gezag de vindplaats als niet behoudenswaardig te

kwalificeren en aan de te verlenen omgevingsvergunning geen verdere voorwaarden ten

aanzien van het omgevingsaspect Archeologische Waarden te verbinden. Dat houdt in dat

Laagland Archeologie voorstelt dat er geen verder archeologisch onderzoek nodig is.

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

27

Kwalitei

ten

Waarderingscrit

eria

Operationele parameters Ho

og

Mid

den

Laa

g

Beleefde

kwaliteit

Zichtbaarheid

(herkenbaarheid

en schoonheid

• zichtbaarheid vanaf het maaiveld als landschapselement • relatie met omgeving: passendheid • verbondenheid met feitelijke historische gebeurtenis • afwisselendheid (diversiteit aan elementen) • zichtbaarheid landschapselementen en patronen (herkenbaarheid) • esthetische kwaliteit: zichtbare uitingen

1

Herinnerbaarheid

(herrineringswaar

de)

• associatie met toegeschreven kwaliteit of gebeurtenis • verbondenheid met feitelijke historische gebeurtenis (symboliek) • associatie met toegeschreven kwaliteit of gebeurtenis (symboliek) • ouderdom

1

Fysieke

kwaliteit

Gaafheid

(compleetheid/her

kenbaarheid)

Binnen het facet archeologie/aardkunde: • gaafheid aanwezigheid sporen • ruimtelijke gaafheid: bodemlagen onverstoord, horizontaal • stratificatie intact: bodemlagen onverstoord, verticaal • mobilia in situ: losse onderdelen nog op hun plek • ruimtelijke relatie tussen mobilia onderling / mobilia en sporen Binnen het facet historische geografie: • mate waarin landschapselementen en -patronen in tact zijn • mate waarin oorspronkelijk karakter behouden is (authenticiteit) Binnen het facet historische bouwkunde: • compleetheid: mate waarin alle stijlelementen aanwezig zijn • authenticiteit: mate waarin oorspronkelijk bouwkundig,

stedenbouwkundig karakter en/of de gebruiksfunctie (lege hulzen!)

behouden is

1

Geconserveerdhei

d (technische

staat,

conservering

• aanwezigheid antropogeen biochemisch residu • conservering artefacten (metaal/overig) • conservering organisch materiaal • mate waarin landschapselementen in evenwicht verkeren met de abiotische omgeving (veelal grondwaterstand) • bouwkundige staat

1

Inhoudel

ijke

kwaliteit

Zeldzaamheid • het aantal vergelijkbare landschapstypen c.q. patronen, lijnen, elementen, van goede fysieke kwaliteit uit dezelfde periode binnen dezelfde regio • het aantal vergelijkbare monumenten (complextypen) uit dezelfde periode binnen dezelfde regio • innovativiteit: pionierskarakter

1

Informativiteit

(informatiewaarde

)

• betekenis voor de wetenschap: recent en systematisch onderzoek van de betreffende archeologische periode • afleesbaarheid (herkenbaarheid) van de genese van het historisch landschap (landschapstype)

• betekenis voor de wetenschap c.q. belang voor (bouw)geschiedenis • mate waarin het object, bouwwerk/complex de sporen toont c.q.

uitdrukking is van o.a.culturele, sociaal-economische, geestelijke,

technische bestuurlijke ontwikkelingen

1

Samenhangendhe

id (ensemble- of

informatiewaarde)

Binnen het facet archeologie: • synchrone context: wel/niet voorkomen van monumenten uit dezelfde periode binnen de microregio • diachrone context: wel/niet voorkomen van monumenten uit opeenvolgende perioden binnen de microregio Tussen het facet archeologie en de andere facetten van cultuurhistorie: • landschappelijke context (fysisch- en historisch geografische gaafheid van het

contemporaine landschap) • stedenbouwkundige context Binnen het facet aardkunde/historische geografie:

1

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot.)

Laagland Archeologie Rapport 5

28

• samenhang (tussen lijnen, elementen en patronen): mate waarin elementen onderdeel vormen van een grotere eenheid • mate waarin een element de samenhang begrijpelijk maakt (vormfunctie) Tussen het facet historische geografie en de andere facetten van cultuurhistorie: • mate van samenhang met archeologische context • mate van samenhang met stedenbouwkundige context Binnen het facet historische bouwkunde: • synchrone context: voorkomen van monumenten uit dezelfde periode binnen de stadswijk/het complex mate waarin element onderdeel vormt van een grotere eenheid • mate waarin interieur en exterieur samenhangen Tussen het facet historische bouwkunde en de andere facetten: • samenhang met archeologische context • samenhang met historisch geografische context

Representativiteit • het aantal vergelijkbare monumenten van goede fysieke kwaliteit uit dezelfde periode binnen dezelfde archeoregio waarvan de aanwezigheid is vastgesteld en waarvan behoud is gegarandeerd • kenmerkendheid voor / verbonden aan een bepaald gebied, periode, bouwstijl of menselijke activiteit • het aantal vergelijkbare landschapstypen c.q. patronen, lijnen, elementen, van goede fysieke kwaliteit uit dezelfde periode binnen dezelfde regio

1

Tabel 2: De Waarderingscriteria kwaliteiten erfgoed: Scores Minimumscore dus 8, maximumscore 24. Zeer hoog = > 20 punten Hoog = 15-20 punten Middelhoog = 10-15 punten Laag = < 10 punten

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot

Laagland Archeolgie

Rapport

Advies Archeologische Monumentenzorg 2015-nr. 134. Beoordeling van een

Archeologisch Rapport. Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant.

Arts, N. / A. Huijbers / K. Leenders et al, 2007: De Middeleeuwen en Vroegmoderne tijd

in Zuid-Nederland, NOaA hoofdstuk 22 (versie 1.0), (www.noaa.nl).

Berkvens, R. 2011. Beleidsplan Archeologische Monumentenzorg, gemeente Oirschot.

Borsboom, A.J & J.W.H.P. Verhagen, 2012. KNA Leidraad Inventariserend Veldonderzoek

Carmiggelt A. / P.J.W.M. Schulten, 2002: Veldhandleiding Archeologie. Archeologie

Leidraad 1, Zoetermeer.

Centraal College van Deskundigen (CCvD), 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie

(KNA) versie 3.2, Gouda.

KNA-Leidraad Proefsleuvenonderzoek (IVO-P) 4 december 2012 versie 1.02

(geactualiseerd, A.Tol)

Krekelbergh, N.J., 2011. Oirschot plangebied Kapelpad 14 en Kloosterstraat 3.

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) (BAAC rapport V-

11.0142).

Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van

onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft.

Literatuur en bronnen

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot

Laagland Archeolgie

Rapport

BIJLAGE 1 Vlaktekening

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot

Laagland Archeolgie

Rapport

Pro

jectn

um

me

r :

5

Pro

ject

:IV

O-P

Pri

nce

eh

of

Oir

sch

ot

OM

-nu

mm

er

Lo

cati

eg

eg

ev

en

s :

Bla

d 1

van 1

Spoor

Datu

mP

ut

Vak

Vla

kP

rofie

lW

and

Coupe

Laag

tekenin

gB

eschrijv

ing s

poor

(num

mer)

(num

mer)

(num

mer)

(num

mer)

(num

mer)

(N/O

/Z/W

)(n

um

mer)

(num

mer

(num

mer)

(Inhoud,

inte

rpre

tatie)

128-1

-2016

11

1K

uil

228-1

-2016

11

1P

aalk

uil

328-1

-2016

11

1P

aalk

uil

428-1

-2016

11

1P

aalk

uil

528-1

-2016

11

1K

uil

628-1

-2016

11

1K

uil

728-1

-2016

11

1K

uil

828-1

-2016

11

1K

uil

928-1

-2016

11

1K

uil

10

28-1

-2016

11

1P

aalk

uil

11

28-1

-2016

11

1P

aalk

uil

12

28-1

-2016

11

1R

ecent

Pa

raa

f vo

or

go

ed

ke

uri

ng

door:

Laagla

nd a

rcheo

logie

vo

fd.d

.

Sp

ore

nlijs

t

3984783100

H.

Oude R

engerink

29--

01-2

016

BIJLAGE 2 Sporenlijst

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot

Laagland Archeolgie

Rapport

BIJLAGE 3 Vondstenlijst

Inventariserend veldonderzoek Proefsleuven Princeehof-Oirschot, (gem.Oirschot

Laagland Archeolgie

Rapport

BIJLAGE 4 Coupetekeningen