Preview Schrijven, kreng!

9

description

Preview van de chicklitschrijfgids van Lisette Jonkman

Transcript of Preview Schrijven, kreng!

Page 1: Preview Schrijven, kreng!
Page 2: Preview Schrijven, kreng!

Schrijvenkreng!

27Schrijvenkreng!

26

Ik moet het nog schrijven, maar verder is het af

De fases van mijn schrijfproces

1. Het zaadjeEn ik bedoel eigenlijk meervoud: de zaadjes. Het is er namelijk nooit één. Zie je? Het is echt net een docu-mentaire over conceptie. De zaadjes zwemmen soms al maanden door mijn hoofd heen, maar dan gebeurt er ineens iets – er botsen er twee op elkaar, of, om maar in de sfeer van babymaking te blijven, ze vinden een vruchtbaar eitje. (In mijn hóófd. IEUW.) Dat is het begin van een idee. Vaak is het alleen nog maar een deel van het verhaal; als ik op dit punt begin met schrijven, weet ik dat ik het niet afmaak. Het moet nog rijpen.

2. De omslagBAM. Yes! Dat is het! Een superidee. Dit moet ik op-schrijven. Nu. Nu-nu-nu. Dit is het plot waarmee ik aan de slag wil. Waar is mijn papier? Of mijn laptop? Zoals het vorige hoofdstuk al verraadde slaat zo’n inspiratie-bom vaak in op het moment dat ik er niets mee kan, bijvoorbeeld onder de douche.

3. KarakterdossiersIk weet vaak al een heleboel over de personages die de hoofdrol spelen in mijn verhaal, maar toch maak ik altijd een karakterdossier van de belangrijke mensen. Het ene dossier kan wat uitgebreider zijn dan het andere, maar in ieder geval beschrijf ik altijd het uiterlijk en de belangrijkste karaktertrekken. Hoe uitvoerig die beschrijving is, hangt ervan af hoe belangrijk de rol is die het personage in mijn boek heeft. Ik ga natuurlijk geen dossier van drie kantjes opstellen over de postbode als die maar heel even aan bod komt.

4. De eerste versieHet schrijven van de eerste versie is het leukst. Alles ligt nog open en hoewel ik altijd in grote lijnen uitstippel waar ik heen wil met het verhaal, is de weg ernaartoe soms ook voor mij onverwachts. Als ik eenmaal in een fijne flow zit, nemen mijn personages het heft in eigen handen. Ondertussen kan ik alleen maar grijnzen en denken: ik ben geniaal! Niemand in de geschiedenis van de chicklit heeft ooit zo’n leuk idee gehad. OMG, iedereen gaat hiervan houden!

5. DeadlinestressEr komt een moment waarop ik even niet meer weet hoe het verder moet. Ik heb bedacht waar ik heen wil, maar hoe ik daar moet komen is voor iedereen een raadsel (voor mij misschien nog wel het meest). Dit is vaak op ongeveer driekwart van het boek. Ineens weet ik niet meer zo zeker of ik wel geniaal ben en of het verhaal wel zo geweldig is. Moet ik het bestand niet simpelweg sluiten en gewoon nooit meer openen? Als mijn uitgever dan belt doe ik wel alsof ik geëmigreerd ben naar de Noordpool om ijsberen te temmen.

Ik hoor soms van mensen dat een boek schrijven eenzelfde soort proces is als een kind krijgen. Nu heb ik nog nooit een kind gebaard (hoewel een verbaal extreem onhandige verkoopster vroeger eens tegen me heeft gezegd dat ik ‘werpheupen’ heb – thanks), maar ik kan me er iets bij voorstellen. In ieder geval het begin. Bij iedereen zal het een beetje anders zijn, maar dit is hoe mijn schrijfproces ongeveer verloopt.

Page 3: Preview Schrijven, kreng!

Schrijvenkreng!

29Schrijvenkreng!

28

Ik moet het nog schrijven, maar verder is het af

6. De vriendinnencommissieDe enige mensen die mij ervan kunnen overtuigen dat mijn boek níét slecht is, zijn mijn vriendinnen. Ik weet het: ze zijn mijn vriendinnen, dus het is zo’n beetje hun táák om me op te fleuren, maar toch werken hun bemoedigende woorden altijd. Lisje B trok me bijvoor-beeld eigenhandig door mijn zenuwdal heen toen ik ervan overtuigd was dat Glazuur-lezers Verkikkerd vast niks zouden vinden met de woorden: ‘Ik vind het zelfs een beter boek dan Glazuur.’Maar mijn vriendinnen hemelen me niet alleen maar op, hoor. Daarom is hun commentaar juist zo waarde-vol. Linda wijst me op fouten die ik zelf niet zie (iets met blindheid voor je eigen tekst). En Lysanne merkte op dat de personages in Verslingerd wel heel vaak ‘hinderlijk’ zeiden en dat ik ook wel wat meer variatie mocht aanbrengen in de eettentjes, oftewel: ‘Eh, Lis, álles is hinderlijk en iedereen eet bij de Humphrey’s.’ Oké dan, staat genoteerd. Tijd om het op te sturen naar mijn uitgever!

7. Nagelbijten en incasserenIk heb een haat-liefdeverhouding met dit onderdeel van het schrijfproces. Aan de ene kant ben ik superbe-nieuwd wat mijn uitgever vindt van mijn boek, maar aan de andere kant wil ik het eigenlijk alleen weten als het goed nieuws is. Stel je voor dat het helemaal niet goed ontvangen wordt, wat dan? Gelukkig heb ik tot nu toe alleen nog maar jubelreacties gehad, wat ik natuurlijk even moet afkloppen op ongelakt hout, want je weet wel, hoogmoed voor de val en zo. Helaas is een boek nooit in één keer perfect, dus zijn er altijd een

aantal zaken die aangescherpt kunnen (en moeten) worden. Hier begint het in-casseren en daarmee het gedeelte waarin ik mezelf constant inprent dat kritiek kostbaar en noodzakelijk is. Ik hoor liever nu van mijn redacteur wat er schort aan mijn verhaal dan straks van mijn lezers.

8. Versie tweeHerschrijven is geweldig en de hel tege-lijk. Natuurlijk is het leuk om te zien hoe het verhaal ervan opknapt, maar soms lijkt er geen beginnen aan. Als je al een halfjaar gewend bent aan een bepaald beginpunt in je boek, voelt het als een marteling om een nieuw startpunt te kiezen. Het kan ook zomaar zijn dat je verhaal beter wordt als je twee (of zelfs drie) personages samenvoegt tot één of als je juist een extra personage toevoegt om een bepaald aspect te verzwaren. Alleen: je hebt een compleet manuscript voor je neus liggen. De vreugdegolf van het voltooien is nog maar een maandje geleden. En nu moet je alles weer overhoop gaan halen? AAARGH!

Heb ík dat geschreven?Ik lees mijn eigen boek van voor naar achter zo’n acht tot twaalf keer voordat het in de winkels ligt. Kleine stukjes, bijvoorbeeld een paar hoofdstukken achter elkaar, tel ik dan niet mee. En toch kom ik iedere keer tijdens het herlezen weer dingen tegen waarvan ik denk: ‘Huh, heb ik dit geschreven?’ Soms is dat positief, soms ook negatief. Zo liet ik een personage denken dat ze niet met nat haar naar buiten moest gaan, tenzij ze een hersenvliesontste-king wilde oplopen. Bij het herlezen dacht ik: ‘Eh, Lis, van kou krijg je geen hersenvliesontsteking.’Maar ik heb ook vaak hardop gela-chen om mijn eigen grapjes (ijdel!) en gehuild om zielige stukjes (dat scoort op de ijdelheidsschaal nog hoger dan lachen om je eigen grapjes). Soms kwam ik een passage tegen waarvan ik me helemaal niet meer kon herinneren dat ik haar had geschreven. Dus mijn tip: lees je werk eens terug en verras jezelf!

‘Yes, ze moeten huilen!’Toen Linda zei dat ze moest huilen bij het proeflezen van Verslin-gerd, heb ik een dansje door de keuken gedaan, terwijl ik tegen een stomverbaasde Lau gilde: ‘Linda moest huilen! YES! Ze moest húílen!’ Toen ik een paar uur later ook nog een berichtje van Lisje B ontving met: ‘Trut, ik zit te janken,’ kon mijn dag niet meer stuk. Ik ben nog nooit zo blij geweest dat ik mijn vriendin-nen aan het huilen heb gemaakt. Waarvoor nogmaals mijn excuses, trouwens.

AAARGH!

Page 4: Preview Schrijven, kreng!

Schrijvenkreng!

31Schrijvenkreng!

30

Ik moet het nog schrijven, maar verder is het af

9. PersklaarmakenVersie twee gaat opnieuw naar mijn redacteur en als die er tevreden over is, wordt ze doorge-stuurd aan een persklaarmaker. Alle foutjes die ik er zelf nog niet uit had gepikt (wegens te vaak gelezen) worden rechtgezet. Ik krijg het ma-nuscript terug met kriebels en suggesties erin, of in een documentje met correcties en opmer-kingen. Extra leuk was dat ik de eerste keer, bij Glazuur, de legenda niet had gekregen, dus ik moest maar zo’n beetje gokken wat de verschil-lende kriebeltjes in de kantlijn betekenden. Het verwerken van de correcties is mijn laatste kans om nog iets inhoudelijks aan te passen in het manuscript, tenzij er écht iets noodzakelijks ontbreekt, natuurlijk. Ik voel dan ook altijd enige druk als ik mijn manuscript weer opstuur: nu mag ik er niets meer aan doen.

10. DrukproefAls ik het pakketje papier binnenkrijg dat de drukproef is, moet ik altijd een beetje een dansje doen. Kijk nou hoe pretty hij is! Het lijkt al zo op een echt boek! Terwijl ik de drukproef lees, leest er (ergens in Nederland) ook een externe corrector mee, zodat we zeker weten alle foutjes eruit pikken. Je verbaast je trouwens over hoeveel fouten je nog uit zo’n drukproef haalt. Alsof je de hele tijd oogkleppen droeg.

11. Het echte boek

Als de correcties zijn doorge-geven aan de bureauredacteur, begint het grote wachten. Twee tot drie weken na dat moment komt mijn boek van de drukker. Met kaft en alles! Wauw, een echt boek. Het moment waarop je je eigen boek voor het eerst in handen houdt is bizar en ik weet niet of er woorden zijn die afdoende beschrijven hoe trots je je dan voelt.(Nee, Gillian, ik zal niet zeg-gen ‘moederlijk trots’.)

Page 5: Preview Schrijven, kreng!

Schrijvenkreng!

93Schrijvenkreng!

92

Zat jij ook te wachten tot er iets ging gebeuren? Ik wel.Wanneer zou blijken dat Jack een hufte-rige oplichter was? Of dat hij toch te perfect was en dat Annemieke haar pro-blemen zelf moest uitvogelen voordat ze al haar geluk van een ander liet afhan-gen? Of dat Annemieke verliefd was ge-worden op haar beste vriendin? Wat dan ook!

De brave huisvrouwVoor een goed verhaal heb je wrijving nodig. Zo simpel is het. Een verhaal zonder conflict is als een tosti zonder kaas: klef en niet door te komen. Het conflict brengt de ontwikkeling in je hoofdpersonage op gang en zorgt voor spanning.Annemieke moet leren dat haar geluk niet afhankelijk is van een man, maar dat ze haar eigen leven in de hand heeft. Zelfs als ze vrijwel zeker een happy end krijgt, zoals in zo’n beetje iedere chicklit, mag er best wel wat spanning zijn op weg naar het einde. Een goed einde betekent niet dat je verhaal geen bood-schap mag hebben en dat je je hoofdpersoon terug moet sturen naar de jaren vijftig.

Waar zouden we zijn zonder conflict?

Stel, je schrijft een verhaal waarin je hoofdpersoon Annemieke wanhopig op zoek is naar een man. Ze is doodongelukkig en wijt dat allemaal aan het prangende gebrek aan levensvormen met een piemel in haar directe omgeving.

Dan wordt ze uit het niets op straat aangesproken door een man die zegt dat hij Jack heet en die haar mee uit vraagt. Hij is lang, knap en heeft zulke blauwe ogen dat ze er bijna in verdrinkt. Ze gaan uit en hij betaalt alles voor haar, legt haar in de watten. Als ze dronken is brengt hij haar thuis en stopt hij haar in bed.

Annemieke kan haar geluk niet op. Eindelijk heeft ze een vriend! Als hij een paar weken later ook nog eens tij-dens een romantisch weekendje weg op de Eiffeltoren op zijn knieën gaat en haar ten huwelijk vraagt, ontploft ze bijna van geluk. Wat heerlijk! Ze gaan op huwelijksreis naar een warm land en Annemieke besteedt de rest van haar leven aan heel veel kindjes krijgen en Jack gelukkig maken.

Page 6: Preview Schrijven, kreng!

Schrijvenkreng!

95Schrijvenkreng!

94

AannamesEen conflict kan van alles zijn. In chicklit draait het vaak om een misverstand. Annemieke kan bijvoorbeeld denken dat Jack al getrouwd is en aannemen dat hij een huichelaar is. Of misschien is hij de ex van haar beste vriendin en denkt ze dat ze daarom geen relatie met hem mag starten. Aha, of wat dacht je ervan dat An-nemieke een oud dagboek van Jack vindt, waarin hij verklaart voor eens en altijd uit de kast te komen? Misschien heeft ze zijn acties wel verkeerd geïnterpreteerd… Wat ze natuurlijk niet weet, is dat Jack de vurige wens koestert schrijver te worden en dat dit een van zijn manuscripten is.

Innerlijk conflictOok kan ze een innerlijk conflict hebben: Annemieke is namelijk vroeger gepest omdat ze te dik was en tegenwoordig mogen er nog altijd wel wat pondjes af. Ze kan niet geloven dat een geweldige man als Jack op iemand met háár uiterlijk kan vallen. Door haar obsessieve gedrag dreigt ze Jack van zich weg te duwen, dus moet iemand (haar moeder/beste vriendin/oud-klasgenoot/de jongen bij de slager) haar confronteren met haar eigen gedrag – hopelijk nog op tijd om Jack terug te winnen!

Alles in balans: daar is niks aanKort gezegd is een conflict hetgeen dat het leven van je hoofdper-soon aan het wankelen brengt. Mensen die in balans zijn, zijn niet interessant om over te lezen. We willen iemand die in actie moet ko-men om te bereiken wat hij/zij wil en zo de balans weer te herstel-len! Eigenlijk ben jij als schrijver dus gewoon een sadist. Je maakt het je hoofdpersoon zo moeilijk mogelijk, begraaft landmijnen in het leven van alledag en bouwt hindernissen op de weg.

Wrijving en veranderingGebrek aan conflict is een veelvoorkomend probleem bij schrijvers die een losstaand boek hebben geschreven en later besluiten daar een vervolg op te schrijven. Als je een tweede deel wilt schrijven van een boek of verhaal dat goed is afgelopen en waarvan alle eindjes netjes aan elkaar zijn geknoopt, kan dat je een zware dobber ople-veren. Want het einde van boek één zei toch duidelijk ‘eind goed, al goed’? Dat geeft problemen in het gevreeschde deel twee. Moet je nu het imago van de droomman afbreken? Is je hoofdpersoon ineens zwanger? Overlijdt er iemand in de familie?

Alles is liefde conflictConflict mag uit alle hoeken komen, als het maar zorgt voor veran-dering. Je personages moeten een ontwikkeling doormaken, zodat bijvoorbeeld het naïeve, verlegen meisje uit het begin van het boek aan het eind beter voor zichzelf kan opkomen. Die jongen die altijd alleen maar redeneerde vanuit zijn ratio begrijpt dat emoties ook best belangrijk zijn. En die schrijver die nooit een spannend verhaal schreef? Die ontdekt ineens dat conflict onmisbaar is.

Page 7: Preview Schrijven, kreng!

Schrijvenkreng!

120

Ha-ha-humor

Schrijvenkreng!

121

Wil je graag humor in je verhaal? Het is niet genoeg om je personages af en toe een mop te laten vertellen. Moppen zijn zelfs extreem ongrappig in boeken. Nee, je moet aan de slag met de onderlinge dynamiek en de innerlijke stem van je verteller.

Dikke poepeendenHumor zit in je schrijfstijl of het zit er niet in. Geluk-kig beschikken de meeste mensen wel over een vorm van humor, alleen is ‘grappig’ een heel subjectief begrip. Zo heb ik laatst een hele dag zitten gniffelen omdat in een serieus nieuwsbericht de woorden ‘dikke poepeenden’ werden gebruikt. (Maar kom op! ‘Dikke poepeenden!’ Bwahaha!) Ik moet er nu weer om lachen. Dit is echt sneu, sorry.Anyway, humor in je verhaal is geen opzichzelfstaand doel om na te streven. Je wilt je verhaal vertellen, de personages over laten komen en de lezer ontroeren. Maar humor is wel heel geschikt om een verhaal luchtiger te maken, of juist een zware situatie nog snijdender.

Page 8: Preview Schrijven, kreng!

Schrijvenkreng!

123Schrijvenkreng!

122

Ik moet het nog schrijven, maar verder is het af

J.K. LollingEen manier om humor in je verhaal te brengen is met een gekke vergelijking of een metafoor die de lezer een wtf-gevoel geeft. Het moment waarop ik definitief voor mezelf besloot dat J.K. Rowling hilarisch was, was op het moment dat ik deze zin las die Hermelien tegen Ron zegt:‘Omdat jij nou toevallig de emotionele reikwijdte van een theelepeltje hebt, hoeft dat niet voor iedereen te gelden.’Om een goede vergelijking neer te zetten, moet je dingen bedenken die jouw punt duidelijk maken. Voorbeeldje: je wilt overbrengen hoe weinig je ziet zonder bril. Dan is het zaak om te bedenken wie of wat er sowieso slecht ziet of blind is. Ga er lekker voor zitten en brainstorm een eind weg!° Een mol° Stevie Wonder° Een blinde holenvis° Een grotsalamander° Een regenwormVervolgens kies je het voorbeeld dat het lekkerst klinkt. Ik vind blinde holenvis bijvoorbeeld al hilarisch zonder enige context, dus raad eens voor welke vergelijking ik ga?

Ik moest zonder bril op de foto. Daarom vertoon ik op mijn paspoort verdacht veel gelijkenis met een blinde holenvis, met als enig verschil dat ik wél ogen heb – al werken ze niet bepaald naar behoren. Ik kom nog net zonder blindengeleidehond van mijn bed naar de wc ’s nachts.

Surprise!Humor hoeft geen slapstick te zijn; als je te hard je best doet, vindt

de lezer het misschien wel amusant, maar niet grappig. Ik verwarde vroeger ‘grappig’ vaak met ‘onhandig’, maar dat is niet per se het geval. Een klungelige hoofdpersoon is in het begin nog wel leuk en vermakelijk, maar als je het er te dik bovenop legt, wordt hij/zij echt irritant na verloop van tijd.Humor is het best (wederom, in mijn opinie) als het lekker droog is. Je verrast de lezer, waardoor die moet lachen. Alledaagse grapjes zijn het leukst. Zelf ben ik echt een sucker voor woordgrapjes, zoals het moment waarop Chris in Verslingerd terugkomt na de hele zomervakantie van de radar te zijn verdwenen.Ik sla mijn armen om hem heen en plet hem in een omhelzing. ‘Jezus, Chris.’‘… tus?’ vult hij me aan.Verrassing ontstaat ook als je een cliché pakt en ermee aan de haal gaat. Wie hoort: ‘Blaffende honden…’ verwacht dat daar de rest van het gezegde achteraan komt: ‘… bijten niet.’ Als je lezer dus onverwachts leest: ‘Blaffende honden schijten in ieder geval niet ongemerkt in je tuin,’ is hij daardoor uit balans gebracht en moet hij er misschien wel een beetje om gniffelen.

Blaffende honden schijten in ieder geval niet ongemerkt in je tuin.Woordkeuze is allesJe kunt je lezer aan het lachen maken door hem te misleiden en hem onverwachts een twist voor te schotelen. Dat kan door een woord te kiezen dat je normaal niet zou gebruiken of, zoals J.K. Rowling net al liet zien, met een rare vergelijking of metafoor. Vaak zal de lezer na het lezen van zo’n zin niet eens kunnen uitleggen waarom hij moest lachen.Uit Amerikaans onderzoek blijkt trouwens dat woorden met een G

Page 9: Preview Schrijven, kreng!

Schrijvenkreng!

125Schrijvenkreng!

124

Ik moet het nog schrijven, maar verder is het af

of een K vaak als grappiger worden gezien – misschien omdat je er zo lekker de nadruk op kunt leggen. Keelklanken zijn dus blijkbaar humoristisch. Geen wonder dat de uitspraak ‘wat een gráfweer’ gniffelinducerender werkt dan ‘wat een rotweer’.

Spieken bij SophieIemand om wie ik altijd héél hard moet lachen is Sophie Kinsella. In Mag ik je nummer even? zit hoofdpersoon Poppy geheel tegen haar zin met haar hoogbegaafde schoonfamilie scrabble te spelen, wanneer ze even een telefoontje moet plegen. Het volgende gesprek volgt:

Ik werp een blik op de deur en zeg heel zacht: ‘We zijn aan het scrabbelen. Het is een nachtmerrie.’‘Scrabbelen?’ zegt hij verbaasd. ‘Scrabbelen is leuk.’‘Niet wanneer je met een stel genieën speelt, echt niet. Ze leggen allemaal woorden als “immatuur”. En ik heb “poes” gelegd.’

En dit is waarom ik zo van Sophie Kinsella hou. Ze kan me hardop laten lachen. Niet een mild omkrullen van de mondhoeken, niet een zacht gniffeltje, maar echt een blaflach waar ik zelf ook van schrik. Vervolgens móét ik dat stukje voorlezen aan Lau en kijkt hij me aan alsof hij vermoedt dat mijn hersenen zijn aangevreten door motten wegens te weinig gebruik.

DRIE TIPSHumor kun je niet in je verhaal forceren; je moet je verhaal en de kracht van je eigen schrijfstem kennen om te zien wat daarbij past.

1. Ken je personagesDoor personages die heel verschillend zijn bij elkaar te

zetten, ontstaat er een wederzijds onbegrip. Perfecte kans op grappige situaties. Of kies juist voor personages die grotendeels hetzelfde zijn, waardoor hun overeen-komsten voor glimlachjes zorgen. Doordat ieder perso-nage zijn eigen stem heeft, ontstaat er vanzelf dynamiek en daar ligt altijd een kans op humor in verscholen.

2. Schrijf wat je zelf grappig vindtHumor is geen hogere wiskunde; er komen geen formu-les bij kijken en dat is maar goed ook, want ik doe altijd maar wat en dat gaat blijkbaar goed. Daar kwam ik bij wiskunde nooit mee weg.

3. Leg je grapjes niet uitJe lezer is niet dom. Als hij een grapje niet ziet omdat hij er zo overheen scheert, is het niet aan jou als schrij-ver om hem met koeienletters te wijzen op wat hij net gemist heeft. ‘Hé, hallo, hier stond een grapje! Wil je wel even lachen? Kijk, dit bedoelde ik ermee. Ik leg het zelfs uit. Eén lachje? Please?’

Enne, onthoud: jij bent je eerste publiek. Als jij het grappig vindt, is het sowieso grappig genoeg om aan anderen voor te schotelen.Dikke poepeend.