Presentatie actualiteiten milieu implementatie richtlijn industriële emissies 201075
description
Transcript of Presentatie actualiteiten milieu implementatie richtlijn industriële emissies 201075
Actualiteiten milieu: implementatie Richtlijn Industriële Emissies 2010/75
Gemeentedag 2013
Eveline Sillevis Smitt Partner overheid en onderneming 5346242
2
Te bespreken
1. Doelstelling RIE 2010/75
2. Implementatie in NL recht: hoe
3. Inhoudelijke wijzigingen:
• Wabo/ Wet milieubeheer
• Bor
• Mor
4. Aandachtspunten voor handhavingspraktijk
1. Doelstelling RIE 2010/75
• Opvolger IPPC-richtlijn 2008/1 (en voorloper 96/61 EG)
• RIE integreert verder ook nog 6 andere Europese richtlijnen:
• 3 titaandioxiderichtlijnen
• De oplosmiddelenrichtlijn
• De Afvalverbrandingsrichtlijn, en
• De richtlijn grote stookinstallaties (of LCP-richtlijn)
• Zie o.m. TK 33197, nr 3 pag 1
• Oogmerk: verduidelijken en vereenvoudigen regels
• Verder terugbrengen industriële emissies
• Betere toepassing BBT door invoering BBT-conclusies
• Grondslag: art 192 lid 1 EU-Werkingsverdrag (derhalve lidstaten mogen verder gaan, mits verenigbaar met EU-Verdrag)
3
Inhoud RIE 2010/75
• Hoofstuk I: gemeenschappelijke bepalingen
• Hoofdstuk II: bepalingen voor de in bijlage I genoemde activiteiten (IPPC-installaties)
• Hoofdstuk III: bijzondere bepalingen betreffende stookinstallaties
• Hoofdstuk IV: bijzondere bepalingen betreffende afvalverbrandingsinstallaties en afvalmeeverbrandingsinstallaties
• Hoofdstuk V: bijzondere bepalingen voor installaties waarin en activiteiten waarbij oplosmiddelen worden gebruikt
• Hoofdstuk VI: bijzondere bepalingen voor installaties die titaandioxide produceren
• Hoofdstuk VII: Comite, overgangsbepalingen en slotbepalingen
4
Belangrijkste wijzigingen RIE voor IPPC-installaties (1) • Bijlage I (aanwijzing IPPC-installaties) is gewijzigd:
• Nog steeds (1) energie industrie, (2) productie van verwerking en metalen, (3) minerale industrie, (4) chemische industrie, (5) afvalbeheer en (6) overige activiteiten
• Zie bij infomil handzaam schematisch overzicht, grosso modo verduidelijkingen en onder afvalbeheer toevoegingen), aantal ook niet lager gerelateerd aan capaciteit per dag (toename ca 5%, 200 tov huidige ca 4000 IPPC-installaties)
• Relevantie voor gemeentelijke praktijk:
• Wabo bevoegd gezag: zie art 2.4 Wabo jo art 3.3 lid 1 Bor: in beginsel gemeente
• Gemeente niet Wabo-bevoegd gezag als GS in bijlage I, onderdeel C Bor aangewezen én IPPC-installatie of BRZO 1999 van toepassing
5
Belangrijkste wijzigingen RIE voor IPPC-installaties (2) • Meer coherente toepassing BTT (definitie art 1.1 Wabo:
ongewijzigd), via BBT-conclusies
• DG-milieu coördineert samen met EU IPPC bureau en instelling TWG (technische werkgroep, richtsnoeren) (art 13 RIE)
• Ontwerp Bref met BBT-conclusies
• EU Commissie stelt BBT-conclusies vast en publiceert deze in alle officiële talen van de Unie (art 13 lid 5 RIE)
• EU Commissie stelt ook Bref document beschikbaar
• Voorbeelden: BBT-conclusies en Bref voor (1) productie van glas en (2) ijzer- en staalproductie
• Zolang geen BBT-conclusies, gelden BBT in Bref als “BBT-conclusies” (art 13 lid 7 RIE)
6
Belangrijkste wijzigingen RIE voor IPPC-installaties (3) • Bevoegd gezag moet emissiegrenswaarden stellen die niet hoger
zijn dan aangegeven in BBT-conclusies (art 15 lid 3 sub a RIE)
• Als afwijkende referentieomstandigheden dan in BBT-conclusie omschreven: additionele monitoring min 1 x p/j om te bezien emissieniveaus niet hoger dan BBT (art 15 lid 3 sub b RIE)
• Minder strenge emissie-eis mag, MITS:
• BBT uit BBT-conclusie zou leiden tot buitensporig hoge kosten, als gevolg van:
• De geografische ligging van de installatie of de lokale milieuomstandigheden of
• Vanwege technische kenmerken installatie (art 14 lid 4 RIE)
• Minder strenge eis rapporteren lid staten aan EU Commissie (art 72 lid 1 RIE)
• Voor 9 mnd vrijstelling van emissie eis tbv testen en gebruik techniek in opkomst mag (art 15 lid 5 RIE)
7
Belangrijkste wijzigingen RIE voor IPPC-installaties (4) • Binnen 4 jaar na officiële bekendmaking BBT-conclusie
aangaande de hoofdactiviteit van een IPPC-installatie, toetst bevoegd gezag vergunningvoorschriften aan BBT-conclusie en past zo nodig vergunningvoorschriften aan
• Op basis van inspectieplannen volgen milieu-inspecties, routinematig en niet-routinematig
• Routinematig minimaal 1x p/j voor IPPC-installaties met grote risico’s en om de 3 jaar voor kleine risico’s, mede gebaseerd op risico, naleefgedrag en deelname aan milieuauditsysteem (art 23 RIE)
• Na elk bezoek binnen 2 mnd verslag aan exploitant; binnen 4 mnd openbaar (art 23 lid 6 RIE) + op toezien dat evt noodzakelijke maatregelen worden genomen
• Definitieve stopzetting: elk risico van verontreiniging voorkomen en bedrijfsterrein in de in art 22 beschreven toestand te brengen (nul- versus eindsituatie onderzoek) (art 11 sub h jo art 22 RIE)
8
2. Implementatie in Nederland, hoe?
• RIE schrijft voor: implementeren voor 7 januari 2013 (art 80 RIE)
• IPPC-richtlijn 2008/1 niet meer geldig vanaf 7 januari 2014 (art 81 RIE)
• Implementatie per 1 januari 2013 in NL:
• Wijziging Bor en Barim: Stb 2012, 552; inwerkingtreding: 1 januari 2013, zie Stb 2012, 642
• Wijziging Mor, Stc 14 november 2012, nr 21373, per 1 januari 2013
• Wijziging Wabo en Wet milieubeheer (Wm): EK 33 197 A (PM: inwerkingtreding medio 2013 verwacht)
9
3. Wabo/Wet milieubeheer: EK 33 197 (Wabo, (1)) • Wijziging art 1.1 Wabo: definitie IPPC-installatie re bijlage I RIE
2010/75; nu nog steeds re bijlage I IPPC-richtlijn 2008/1, implicaties voor nieuwe categorieën, mede ivm art 82 lid 2 RIE?
• Toevoeging art 2.30 lid 1 Wabo: ambtshalve wijziging milieuvergunning vanwege “technische mogelijkheden ter bescherming van milieu”, daaronder wordt nu mede verstaan nieuwe of herziene BBT-conclusies ex art 15 lid 5 of 7 RIE (zoals uitgewerkt in art 5.10 Bor, zie volgende sheet)
• Toevoeging art 2.31a lid 1 Wabo: bevoegd gezag mag bij actualiseren milieuvergunning grondslag van de aanvraag verlaten (IPPC en niet IPPC)
• Toevoeging art 2.31a lid 2 Wabo: exploitant verschaft bevoegd gezag desgevraagd gegevens die daarvoor nodig zijn (toegevoegd vanuit TK 33 135) (zie ook art 21 RIE) (IPPC en niet IPPC)
• Exploitant kan daarbij niet langer een beroep doen op “bestaande rechten” (zie art 2.6 Wabo) (idem)
10
Wijzigingen Bor: actualisatie vergunningen • Art 5.10 lid 1 Bor: actualiseringplicht voor bevoegd gezag:
binnen 4 jaar na publicatie BBT-conclusies tbv hoofdactiviteit IPPC-installatie bezien:
• Of vergunning(voorschriften) nog voldoen
• Actualiseren
• En daarna controleren of daarna wel voldoet
• Art 5.10 lid 2 Bor (iets aangepast): algemene verplichting (wel of niet IPPC) voor bevoegd gezag actualiseren vergunning (ex art 2.30 lid 1 jo 2.31 lid 1 onder b Wabo: technische mogelijkheden ontwikkeling op gebied milieu), als
• geen BBT-conclusies maar wel belangrijke BBT met beperking van emissies
• Noodzaak om ongevallen te voorkomen, of
• Tbv behalen nieuwe grenswaarden ex art 2.14 lid 1 onder c sub 2 Wabo (luchtkwaliteit en geluid)
• Grondslag aanvraag verlaten mag straks (IPPC en niet-IPPC): 2.31a Wabo, TK 33 135)
11
Wabo/Wet milieubeheer: EK 33 197 (Wm, (2)) • Uitbreiding ongewone voorvallen regeling: nieuw art 17.1 lid 2
Wm: expliciete grondslag voor stilleggen inrichting (gaat gelden voor IPPC, niet IPPC of Barim-inrichting), als:
• door ongewoon voorval direct gevaar voor de menselijke gezondheid aanwezig of dreigt, of
• aanmerkelijke gevolgen voor milieu aanwezig of dreigt, en
• door de getroffen of te treffen maatregelen niet aan de vergunningvoorschriften (of 8.40 Wm geldende regels Barim) kan worden voldaan,
• Legt degene die inrichting drijft de inrichting (gedeeltelijk) stil
• Nieuwe redactie 17.3 Wm: bevoegd gezag verplicht exploitant tot treffen maatregelen redelijkerwijs nodig zijn om:
• Gevolgen mens en milieu te beperken
• Herhaling te voorkomen
• Aan voorschriften voldoen
• Zie ook art 8 RIE
12
Wabo/Wet milieubeheer: EK 33 197 (Wm, (3)) • Nieuwe titel 17.1B “maatregelen in geval van niet-
nakoming”, in art 17.5e Wm:
• Art 17.1 t/m 17.4 Wm van toepassing met betrekking tot inbreuk op voorschriften anders dan in artt 17.1 t/m 17.4 Wm genoemd
• Dus als gevolg van iets anders dan ongewoon voorval
• Geldt alleen voor zover het gaat om IPPC-activiteiten
• Met verplichting voor exploitant om maatregelen te treffen om er voor te zorgen dat zsm weer aan vergunningvoorschriften (of 8.40 Wm geldende regels zoals Barim) wordt voldaan
• Zie ook art 8 RIE
13
Wabo/Wet milieubeheer: EK 33 197 (Wm, (4) • Toevoeging art 19.1b Wm: als omgevingsvergunning
activiteit milieu voor IPPC-installatie onherroepelijk, dan stelt bevoegd gezag afschrift voor eenieder elektronisch beschikbaar (nieuwe actieve openbaarmakingsplicht voor bevoegd gezag IPPC-installaties)
• Art 21.2a Wm: bevoegd gezag verstrekt ministerie I&M info nodig op grond van artt 51, 55 (afval(mee)verbrandings-installaties), 59 (controles emissies uit installaties voor organische oplosmiddelen) en 72 (verslagleggingsverplichting lidstaten) RIE
14
Wijzigingen Bor en Mor (1)
• Art 1.1 Bor: Definitie BBT-conclusies: document over conclusies over BBT, vastgesteld overeenkomstig art 13 lid 5 of 7 RIE
• In Bor: lees “gpbv-installaties”, nu “IPPC-installaties”
• Art 5.4 lid 1 Bor: bevoegd gezag houdt bij vergunningverlening rekening met (1) BBT-conclusies (NB: alleen van toepassing bij IPPC-installaties) en (2) in bijlage Mor aangewezen NL infodocumenten over BBT (NeR, PGS, oplegnotities, etc: voor IPPC en niet-IPPC)
• Was voorheen in feite zo bepaald in art 9.2 Mor (nu in art 5.4 lid 1 en 2 Bor)
• Als BBT-conclusies op onderdelen relevant voor niet-IPPC inrichtingen: moet blijken uit NL oplegnotitie
• Bref’s (en BBT-conclusies) niet langer opgenomen in de bijlage bij Mor, worden gepubliceerd door EU commissie (zie Infomil en website Sevilla)
• BBT-conclusies zijn dus gepubliceerde BBT-conclusies of (zolang nog geen BBT-conclusies) BBT in Bref’s
15
Wijzigingen Bor en Mor (2)
• Strengere norm dan BBT-conclusies als haalbaar met BBT: kan alleen Minister I&M via NL info doc’s of Barim bepalingen aangegeven (pag 125, NvT Stb 2012, 552) (vergelijk art 14 lid 4 RIE: bevoegd gezag!)
• Strengere normen mogen ook door bevoegd gezag worden gesteld met oog op halen milieukwaliteitsnormen (art 14 lid 4 jo art 18 RIE)
• NL infodocument of Barim voorschriften gelden ook voor niet IPPC-inrichtingen
• Strengere norm dan BBT in NL info doc ook voor IPPC-inrichtingen geaccepteerd: zie ABRvS 23 mei 2012, AB 2013, 15 (level playing field?)
• Minder strengere norm dan in BBT-conclusies (voor IPPC) als buitensporig hoge kosten, als gevolg van
•Geografische ligging installatie
•Lokale milieuomstandigheden, of
•Technische kenmerken installatie (art 5.5 lid 7 Bor)
16
Wijzigingen Bor en Mor (3)
• Als geen BBT-conclusie en geen NL infodocument, dan bepaalt bevoegd gezag BBT en houdt rekening met de in art 5.4 lid 4 Bor genoemde aspecten
• Art 5.5 Bor: Monitoring bij doelvoorschriften: bij IPPC verplicht (niet nieuw), echter, monitoring cf BBT-conclusies en NL infodocumenten
• Art 5.9 lid 1 Bor: voorschriften vergunning kunnen max 9 mnd niet gelden tbv techniek in opkomst (IPPC en niet IPPC)
• Art 5.9 lid 2 Bor: Techniek in opkomst: techniek die kan leiden tot gelijk of hoger beschermingsniveau en grotere kostenbesparing
17
Wijzigingen Bor en Mor en Barim (4) • Art 5.7 lid 1 sub h Bor: voorschriften bij definitieve
bedrijfsbeëindiging van inrichting (niet-IPPC) of de IPPC-installatie:
• Nadelige gevolgen die de inrichting of de IPPC-installatie voor het terrein heeft veroorzaakt ongedaan te maken of te beperken voor zover nodig om terrein weer geschikt te maken voor een volgende functie
• Vergelijk art 11 sub h RIE: bij definitieve bedrijfsbeëindiging maatregelen:
• Maatregelen treffen om elk risico van verontreiniging te voorkomen, en
• Bedrijfsterrein in staat ex art 22 RIE: verplichting opstellen nul situatie vs eindsituatie + minimaal significante risico’s wegnemen
18
Wijzigingen Bor en Mor en Barim (5) • Verplichting aangaande de gesteldheid van de bodem: art 2.11
lid 2 t/m 10 Barim is sinds 1/1/2013 ook van toepassing op IPPC-installatie en type C voor zover hfd 3 Barim-activiteiten (zie art 2.8a lid 1 sub a en b Barim) (Stb 2012, 558)
• Ergo: voor type C, niet IPPC en geen Barim-activiteiten ook nog in vergunning opnemen (bij IPPC daartoe geen noodzaak?)
• Art 2.11 lid 1 Barim: als bodembedreigende activiteit, binnen 3 mnd na oprichting of verandering nulsituatierapport aan bevoegd gezag
• NB: bodembedreigende activiteit = bedrijfsmatige activiteit die gepaard gaat met gebruik, productie of emissie van een bodembedreigende stof (art 1.1 Barim)
• Bodembedreigende stof= stof die de bodem kan verontreinigen als bedoeld in bijlage 2 van deel 3 van de NRB 2012 en andere gevaarlijke stoffen en mengsels die de bodem kunnen verontreinigen
• Als vergunningplicht: art 4.3 lid 2 Mor: verplichting tot overlegging nulsituatie bij aanvraag re art 2.11 lid 1 Barim (NEN 5725 en NEN 5740
19
Wijzigingen Bor en Mor en Barim (6) • 2.11 lid 3 Barim: als bodembedreigende activiteit binnen
inrichting verricht wordt binnen 6 mnd na beëindiging van de inrichting of IPPC-installatie of (ondergrondse) opslagtank door exploitant bodemonderzoek verricht
• Saneren terug naar nulsituatie; als geen nulsituatie terug naar achtergrondwaarden Besluit bodemkwaliteit
• Bij IPPC: voor bodem integraal terugvallen op art 2.11 lid 2 t/m 10 Barim?
• Bij niet IPPC, type C: art 2.11 Barim alleen van toepassing voor zover hfd 3 activiteiten binnen inrichting worden verricht
• Onlogisch, geen verklaring in Nota van Toelichting (Stb 2012, 558)
• Blijf alert met formulering voorschriften treffen maatregelen aan einde activiteit/inrichting
• NB: Afdeling accepteerde voorheen dergelijk voorschrift niet als geen verplichting tot nulsituatie was opgenomen in vergunning (ABRvS 9/1/2002, 200001062)
20
Wijzigingen Bor en Mor en Barim (7) • Artikel 2.11 Barim lijkt correcte implementatie van art 22 RIE,
met verantwoordelijkheid voor exploitant op laten stellen nulsituatie
• Art 5.7 sub h Bor lijkt verder te reiken dan art 11 sub h en art 22 RIE
• Maatregelen bij bedrijfsbeëindiging ex art 5.7 onder h worden door bevoegd gezag elektronisch voor eenieder ter beschikking gesteld (art 5.7 lid 6 Bor) (IPPC en niet IPPC)
21
Wijzigingen Mor (9)
• Nieuw bij art 10.3 lid 3 Mor: in handhavingsbeleid aangaande reguliere controles bij IPPC-installaties opnemen, frequentie:
• afhankelijk van milieurisico’s
• Naleefgedrag exploitant
• Aanwezigheid gecertificeerd milieuzorgsysteem, echter
• tenminste 1x per 3 jaar en maximaal 1x p/j (?)
• Nieuw art 10.3 lid 5 Mor: verplichting uitvoering niet-reguliere (niet-routinematige) controles bij IPPC-installaties:
• voor verlening of verandering van een vergunning
• Als nodig voor onderzoek ernstige klachten
• Als ernstige overtreding: hercontrole na 6 mnd
• Nieuw art 10.3 lid 5 en 6 Mor: na elk controlebezoek van IPPC-installatie:
• Stelt bevoegd gezag verslag op met bevindingen naleving evt nadere maatregelen
• Verslag binnen 2 mnd naar vergunninghouder
• Bevoegd gezag stelt verslag binnen 4 mnd op verzoek voor eenieder beschikbaar (artt 19.3 t/m 19.5 Wm vt) (zie art 23 lid 6 RIE: zegt algemene openbaarmaking)
22
Wijzigingen Barim (1)
• Barim is gewijzigd in werking getreden 1 januari 2013
• Implementatie RIE: Stb 2012, 552
• Echter, tegelijkertijd Barim ook aangepast met Stb 2012, 441: • Agrarische activiteiten in Barim
• Onder intrekking van:
• Besluit glastuinbouw,
• Besluit Landbouw milieubeheer,
• Besluit mestbassins milieubeheer,
• Lozingenbesluit bodembescherming,
• Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater en
• Lozingenbesluit open teelt en veehouderij (zie nu ook art 6.43 Barim)
23
Wijzigingen Barim (2)
• Echter, tegelijkertijd Barim ook aangepast met Stb 2012, 558, 3e tranche, tweede fase:
• Nog meer verguningsplichtige activiteiten onder Barim:
• Rubber- en kunststofverwerkende industrie
• Voedingsmiddelen industrie
• Binnen schietbanen en paintballinrichtingen
• Betonindustrie
• Grafische industrie
• Inrichting voor onderhouden, repareren en reinigen spoorwegvoertuigen
• Groot deel van Hfd 4 naar Hfd 3, geldt nu voor type A, B en C (incl. IPPC)
• Per hoofdstuk/paragraaf aangegeven voor welk type inrichting bepalingen gelden
• In paragraaf 3.2.1 Bems opgenomen (de niet grote stookinstallaties), incl. overgangsrecht in paragraaf 6.9
24
Wijzigingen: Barim vanwege RIE, Stb 2012, 552 (3)
• Aanpassing definitie type C-inrichting = vergunningplichtige inrichting (art 1.2 Barim)
• dus IPPC-inrichting vanaf 1 januari 2013 ook type C met deels algemene bepalingen Barim v.t (=toegestaan, zie art 6 en 17 RIE)
• Nader bepaalde bepalingen uit Barim dus ook op IPPC (en niet IPPC, wel vergunningplichtige)-installaties van toepassing, zoals (niet limitatief):
• Meldingsplicht voor zover activiteiten binnen inrichting worden verricht waarop hfd 3 van toepassing is (art 1.9b Barim) + verstrekken info
• Zorgplicht ex art 2.1 Barim voor zover activiteiten binnen inrichting worden verricht waarop hfd 3 van toepassing is
• Afdeling 2.4 bodem, incl art 2.11 (nul- en eindsituatie, muv art 2.11 lid 1 Barim voor IPPC: uitvoeren nulsituatie, zie daarvoor art 4.3 lid 2 Mor: bij aanvraag)
• Hfd III, IV en VI RIE: grote stookinstallaties, afval(mee)-verbrandingsinstallaties, en titaandioxideproductie: in hfd 5 Barim Barim
25
Wijzigingen Barim vanwege RIE, Stb 2012, 552: grote stook-installaties (4)
• Grote stookinstallatie: paragraaf 5.1 Barim van toepassing
• Totaal nominaal thermisch ingangsvermogen 50 MW of meer ongeacht brandstoftype (zie definitie art 1.1. lid 1 Barim)
• Als twee of meer stookinstallaties met elk een nominaal thermisch ingangsvermogen van 15 MW of meer, toch grote stookinstallatie:
• Als afgassen via 1 schoorsteen, of
• Dat naar oordeel bevoegd gezag technisch en economisch zo had kunnen zijn
• wel totaal 50 MW of meer (art 5.1 lid 2 Barim, zie ook Stb 2012, 552, pag 101)
26
Wijzigingen Barim vanwege RIE, Stb 2012, 552: grote stook-installaties (5)
• Paragraaf 5.1 Barim bevat emissie-eisen
• Overgangstermijn voor bestaande installaties; tot 1 januari 2016 paragraaf 5.1 Barim niet van toepassing op:
• Grote stookinstallatie waarvoor vergunning is verleend voor 1 januari 2013, of
• Waarvoor voor 1 januari 2013 een ontvankelijke aanvraag is ingediende de installatie uiterlijk 1 januari 2014 in gebruik wordt genomen (art 5.14 lid 1 Barim)
• Als in milieuvergunning strengere emissie-grenswaarden dan in paragraaf 5.1 Barim: blijven die strengere eisen gelden (art 5.14 lid 2 Barim)
27
Wijzigingen Barim vanwege RIE, Stb 2012, 552: (grote) stook-installaties (6)
• BEES A is tot 1 januari 2016 van toepassing op:
• Grote stookinstallaties waarvoor voor 1 januari 2013 een vergunning is verleend, of
• Waarvoor voor 1 januari 2013 een ontvankelijke aanvraag was ingediend en op uiterlijk 1 januari 2014 in gebruik is genomen
• BEES A vervalt per 1 januari 2016 (zie art IX Stb 2012, 552)
• Bepalingen hfd 5 Barim kunnen dus ook van toepassing zijn op IPPC-installaties (voor toepassingsbereik zie art 5 Barim)
• (NB: Op stookinstallaties met een totaal nominaal ingangsvermogen van minder dan 50 MW is paragraaf 3.2.1 (inparkeren Bems) van toepassing –geen implementatie RIE
28
Wijzigingen Barim overig
• Stb 2012, 558 ook per 1 januari 2013
• Art 1 Barim: afdeling 1.1 is van toepassing op type A, B en C
• Reikwijdte bepaling art 1.4 vereenvoudigd
• Reikwijdte van Barim wordt per paragraaf aangegeven in Barim
• Aantal onderdelen van hfd 4 naar hfd 3 Barim; bepalingen hfd 3 gelden ook voor type C (kunnen nu dus ook IPPC-installaties zijn)
• Bems geïntegreerd in hfd 3 Barim
• Hfd V organische oplosmiddelen RIE: opgenomen in afdeling 2.11 Barim
29
4. Aandachtspunten voor hand-havingspraktijk • Bijlage I RIE meer IPPC-installaties: let op met bevoegd gezag
ook in kader handhaving
• Bedrijfsbeëindiging en verplichtingen exploitant: goed regelen: bodem enerzijds (art 2.11 Barim) en (overige verplichtingen) in vergunning anderzijds (zie ook art 5.7 lid 1 sub h Bor)
• Bestaan de programmatisch toezicht in Nederland wordt voortgezet; nieuw: niet-routinematige controles voor IPPC-installaties, incl maken verslag en publiceren
• Nog meer actieve openbaarmakingsverplichtigen:
• Vergunning IPPC-installatie elektronisch beschikbaar (IPPC)
• Getroffen maatregelen na sluiting (IPPC en niet IPPC)
• Passieve openbaarmakingsverplichting:
• Verslag van controlebezoek aan IPPC-installatie op verzoek (IPPC; RIE geeft aan: actieve openbaarmaking)
30
Varia handhaving
• Beginselplicht tot handhaving (herstelsanctie): ja;
• Nu ook beginselplicht tot invordering, slechts onder bijzondere omstandigheden kan daarvan (deels) worden afgezien (ABRvS 16 november 2011, LJN BU4554)
• Dwangsom: verbeurde dwangsom voldoen binnen 6 weken nadat zij van rechtswege is verbeurd (art 5:33 Awb)
• Art 5:35 Awb verjaring na 1 jaar na verbeurte
• Beslissing tot invordering (art 5:37 Awb), is appellabel en concentratie rechtsgang (zie art 5:39 Awb)
• Horen art 4:8 Awb vereist? ABRvS 3 oktober 2012, 2012022901/1/A1(enkelvoudig kamer): neen, want uitzondering 4:12 Awb (vaststellen financiële verplichting)
• Aanmaning als niet tijdig voldaan en aanzegging wettelijke rente (art 4:112 Awb)
• Dwangbevel als aan aanmaning geen tijdige tenuitvoerlegging (niet appellabel) (art 4:114 Awb)
• Dwangbevel levert executoriale titel op en wordt betekend door uitvaardiging via deurwaarder (art 4:116 Awb)
31
Varia handhaving
• Oordeel rechter over invorderingsbesluiten?
• Na begunstigingstermijn nog overtredingen
• Door dezelfde (rechts)persoon
• Hoe overtredingen vaststellen?
• Is rapport toezichthouder voldoende of pv nodig?
• Antwoord: er moet voldoende zekerheid zijn over verbeurte
• Ergo: minimaal een precies en controleerbaar toezichtsrapport
• Reden voor matiging? rechtspraak is nog zoekende, vb:
• Legalisatie na begunstigingstermijn
• Later gebleken onmogelijkheid nakoming
• Grotendeels uitvoering aan de last
• Draagkracht overtreder?
• Overtreder moet bijzondere omstandigheden noemen, geen ambtshalve onderzoeksplicht bestuursorgaan
32