hittekramp Doel eerste hulp: Zo mogelijk water en zout aanvullen Lichaamstemperatuur normaliseren
PRAKTIJK Onmisbaar zout...49 PRAKTIJK 48 Phryso juni 2015 Onmisbaar zout Tijdens de wedstrijd zweet...
Transcript of PRAKTIJK Onmisbaar zout...49 PRAKTIJK 48 Phryso juni 2015 Onmisbaar zout Tijdens de wedstrijd zweet...
49
PRAKTIJK
48 Phryso juni 2015
Onmisbaar zout
Tijdens de wedstrijd zweet je paard enorm, het witte schuim staat erop. Na afloop spoel je hem af en wandel je hem weer droog. In de middag moet je nog een finale rijden. Je maakt je lichtelijk zorgen omdat je paard totaal geen interesse toont voor de wateremmer. Zou hij wel voldoende drinken? Je geeft hem wat eten en laat hem uitrusten. Heb je zo voldoende gedaan of niet?
TEKST: ANNEKE HALLEBEEK FOTO’S: JACOB MELISSEN EN REMCO VEURINK
Met de juiste rantsoen samenstel-
ling, voerschema en training
zorg je voor de juiste ontwikke-
ling van je paard en bereid je hem voor op
bepaalde prestaties. Je let op energie, eiwit
of aminozuren en alle noodzakelijke
voedingsstoffen, maar ook op de hoeveel-
heid ruwvoer en de tijd tussen krachtvoer
en training. Daarnaast hangt er een
liksteen in de stal en eigenlijk weet je niet
zo goed of het paard daar wel wat mee
doet. Wanneer was ook al weer de laatste
keer dat je die vernieuwd had?
Een zouttekort kan effect hebben op de
gezondheid en de prestaties. En omdat
bekend is dat voedermiddelen voor
paarden zoutarm kunnen zijn, toch een
element dat aandacht verdient. Veel
rantsoenen bevatten te weinig, maar met
een liksteen kan een paard dat niet veel
werkt, dit goed compenseren. Met de
zomermaanden in aantocht is het voor
sportpaarden belangrijk het rantsoen te
controleren op de hoeveelheid zout. Bij
veel zweten is een tekort zo opgelopen.
Vrijwillige opname van een liksteen is bij
sportpaarden niet altijd voldoende. Hoe
weet je wanneer je paard voldoende zout
binnenkrijgt?
Onontbeerlijke voedingsstoffenHet paard heeft een aantal voedings-
stoffen nodig in het rantsoen voor een
optimale stofwisseling en energiehuis-
houding. Natrium, chloor en kalium
vallen daar ook onder. Met zout bedoelt
men vaak natriumchloride, maar ook
kaliumchloride hoort daarbij. Natrium
en kalium zijn belangrijke mineralen in
de vochtbalans, prikkeloverdracht en
absorptie processen. Natrium verblijft
voornamelijk in de lichaamsvloeistoffen
en kalium in de (spier)cellen. Bij
intensieve inspanning verlaat kalium de
cellen en komt in de vloeistoffen
(bloedplasma) terecht, maar wordt snel
weer teruggepompt de cellen in.
Natrium, kalium en chloor worden goed
in de darmen geabsorbeerd en bij een
overschot via de urine weer uitgeschei-
den. Via hormonale regulering leidt een
tekort tot minder uitscheiding van zout
met de urine en meer absorptie uit de
darminhoud (reservoir). De behoefte
voor een paard in rust is de hoeveelheid
nodig voor dagelijkse inspanning en
fysiologische processen. Stijgt de
uitscheiding van een element, dan stijgt
de behoefte. Bijvoorbeeld uitscheiding
via melkproductie, zweet of groei van
een veulen tijdens de dracht. Paarden-
zweet is erg rijk aan natrium en kalium.
Veel zweten betekent dan ook veel
verlies van deze elementen en een
stijging in de behoefte (zie tabel 1).
Behoefte aan zoutDe behoefte aan de mineralen natrium,
chloor en kalium zijn voornamelijk
afhankelijk van de zweetproductie (naast
de basisbehoefte gebaseerd op het
lichaamsgewicht). De zweetproductie
wordt bepaald door de zwaarte en duur
van het werk, maar ook door de tempera-
tuur en luchtvochtigheid. Onderzoek naar
de zweetproductie bij paarden laat
variaties zien van 1,16-1,25 tot 2,4 L/100
kg LG/d, maar een goede interpretatie
hiervan met inbegrip van de temperatuur
en de luchtvochtigheid is er niet. De uit
Amerika afkomstige norm voor natrium en
kalium, (NRC, Nutrient research Council), is
veel lager dan die in Nederland wordt
gehanteerd door het CVB (Centraal
Veevoederbureau). Dit verschil ontstaat
door een andere aanname van de mogelijke
dagelijkse zweetproductie (zie kader).
Een tweede reden is dat het CVB een
veiligheidsmarge (+30%) opneemt in de
behoeftenorm, zodat individuele verschil-
len in voerbehoefte altijd gedekt zijn. Deze
discrepantie heeft tot gevolg dat het advies
voor zoutaanvulling op basis van de
NRC-norm sterk kan afwijken dan op basis
van de CVB-norm. Zo heeft een paard van
600 kg die dagelijks licht werk doet
volgens het NRC 12 g zout nodig (let op Na
is geen zout, zout bevat 39% natrium) en
volgens het CVB 35 g zout. In werkelijk-
heid zal deze behoefte ook nog verschillen
in de periode van het jaar als het paard
minder zweet in de winter dan in de
zomer. Op de vraag: ‘Hoeveel zout heeft
mijn paard nodig?’, is dus niet zo eenvou-
dig antwoord te geven.
Voedermiddelen in rantsoenMet het rantsoen neemt het paard zout op,
zowel natrium als kalium. De hoeveelheid
natriumchloride in voedermiddelen van
DorstprikkelOpvallend aan zweet van paarden zijn de hoge
gehalten aan natrium, kalium en chloor. Dit
maakt het zweet zogenaamd ‘hypertoon’, dat
wil zeggen het bevat evenveel of meer van
deze elementen dan het bloedplasma. Een
nadelig effect van dit verschijnsel is dat het
paard geen dorstprikkel krijgt. Een stijging van
het zoutgehalte in het bloed (als gevolg van
vochtverlies) is de prikkel in de hersenen om
te gaan drinken. Omdat bij het paard met
zweet veel mineralen het lichaam verlaten,
krijgen de hersenen geen signalen van een
vochttekort en gaat het paard niet drinken. Uit-
eindelijk zal dit wel gebeuren, maar voor
wedstrijdpaarden is het belangrijk om tijdig te
drinken om zo het herstel te bevorderen.
Zeker voor endurancepaarden en paarden die
snel achter elkaar grote inspanningen moeten
verrichten, zoals eventingpaarden. Een zakje
elektrolyten na een zware inspanning geeft,
stijging van de mineralen in het bloed, met als
doel de dorstprikkel te stimuleren.
Met een liksteen kan een paard dat niet veel werkt het tekort aan zout goed compenseren.
Paardenzweet is erg rijk aan natrium en kalium. Veel zweten betekent dan ook veel verlies van deze elementen en een stijging in de behoefte.
51
een zoutpotje met lepel in de voerkamer.
IJk een eigen lepel of maatschepje door dit
meerdere keren te wegen met bepaalde
hoeveelheid zout, afgestreken of juist met
een kop erop, als je het maar altijd
hetzelfde doet. Neem de gemiddelde
waarde van het aantal metingen. Een
afgestreken theelepel is ±2-3 gram zout,
koffielepel (iets groter) ±5 g en een
afgestreken eetlepel ±12-15 g zout.
Op wedstrijdMoet je paard dezelfde dag of de volgen-
de dag weer presteren, dan kan rehydra-
tie het herstel verbeteren. Dit doe je door
voer plus zout (elektrolyten) en water te
geven. Elektrolyten zijn een combinatie
van zouten plus soms glucose (smaak) en
andere mineralen en vitaminen. De
zoutdosering is onvoldoende voor de
hele dag, maar kan het paard wel
aanzetten tot water drinken. Het voer
mag krachtvoer zijn, maar hou de
hoeveelheid beperkt indien de prestatie
binnen enkele uren moet gebeuren. Ook
ruwvoer eten zet aan tot drinken. Een
volle ruwvoerbuik is niet gewenst, maar
een beetje hooi is gunstig tussen de
prestaties door.
Werkt je paard erg hard, zweet hij
dagelijks of zeker vijf dagen in de week
veel en wordt een liksteen niet aange-
raakt, voeg dan zelf zout aan het rant-
soen toe.
Door een basisdosering te geven is het
paard gewend aan iets zouter eten en kan
dit in tijden van hogere behoefte makkelij-
ker opgevoerd worden. Vanwege de
onzekerheden in voergehalten en de
behoefte, wordt aangeraden om niet de
gehele berekende behoefte te geven. Door
regulering in absorptie en uitscheiding kan
het paard namelijk ook zelf zorgen voor
wat extra zout ‘sparing’ in het lichaam.
Geef ongeveer 40% van de berekende
behoefte. De hoeveelheid is afhankelijk
van de grootte van het paard en de
gemiddelde zwaarte van het werk. Geef
een sportpaard van 600 kg, die 5-6 dagen
per week wordt getraind op gemiddeld tot
zwaar niveau, en matig tot veel zweet,
geleidelijk opbouwend dagelijks eerst 5
daarna 10-15 g keukenzout door het voer.
Voer na veel zweten 20-25 g per dag en na
een wedstrijd in warm weer in totaal 50-60
g per dag (verdelen in meerdere voerbeur-
ten). Blijkt dat het paard minder eet en/of
meer plast, verminder dan de dosering. Zet
werken, lopen geen groot risico op ernstige
tekorten. Voor sportpaarden die zwaar tot
zeer zwaar werk doen, kan het zouttekort
flink oplopen en staan prestaties en herstel
duidelijk onder druk bij warme omstandig-
heden als het paard geen extra zout krijgt.
Krijgen deze paarden ook nog weinig
ruwvoer, dan kan naast een natriumtekort
ook een kaliumtekort ontstaan. Vermoeid-
heid en minder presteren is dan het
gevolg, maar ook minder eet- en drinklust
en gewichtsverlies.
Teveel zout?Krijgt het paard meer zout binnen dan
nodig, dan plast hij dit met de urine uit.
Zolang het paard water tot zijn beschik-
king heeft, is er weinig aan de hand. Veel
zout door het voer mengen zal het paard
niet lekker vinden. Dat maakt de kans op
overdosering niet erg groot. Omdat het
zout vrij direct wordt gebruikt óf uitge-
plast, heeft het weinig zin een ‘zoutvoor-
raad’ te geven. Beter is het om na zoutver-
lies dit weer aan te vullen. Het toedienen
van pasta’s met hoge zoutconcentraties
(elektrolyten pasta’s) heeft een risico op
maagzweren. Ook in die situaties moet het
paard na toedienen vrij snel water drinken.
In feite is het toedienen van elektrolyten
een methode om het paard meer water te
laten drinken door het stimuleren van de
dorstprikkel (zie kader).
Indien je twijfelt of de zoutvoorziening
adequaat is, kan het natriumgehalte in de
(ochtend)urine onderzocht worden. Heel
lage gehalten betekent een tekort en heel
hoge gehalte een overschot aan zout in
het rantsoen.
Zout toevoegen, ja of nee?Het probleem is dat je niet weet hoeveel
het paard werkelijk nodig heeft en
eigenlijk ook niet wat het rantsoen levert.
Omdat de zoutbehoefte vooral stijgt als
gevolg van zweten, kan dat een graadme-
ter zijn voor je beleid. Zweet je paard
niet veel of rij je weinig en niet erg
intensief, dan kan een liksteen uitstekend
dienst doen. Ook al neemt je paard er
weinig van op, een tekort is niet erg
waarschijnlijk en bevat het rantsoen
voldoende zout. Zweet je paard redelijk
veel, maar gebeurt dit niet dagelijks en
heeft het paard voldoende hersteltijd,
ook dan kan een liksteen voldoende zijn.
Biedt bloedonderzoek dan uitkomst? Nee,
het bepalen van het natriumgehalte in
het bloed zegt niet veel over de voorzie-
ning met het rantsoen. Wel is de vochtba-
lans te beoordelen. Dit is uiteraard een
momentopname en vooral van belang bij
zieke paarden. Door weinig zout op te
nemen en weinig te drinken kan het
paard gedehydreerd raken. Uitdroging
kan je zien of testen door een huidplooi
in de hals op te nemen en weer los te
laten. De huidplooi moet direct verstrij-
ken. Blijft het staan, dan is het paard
uitgedroogd. Onvoldoende zoutopname
kan leiden tot minder eetlust, gewichts-
verlies en verstoppingen. Bij sportpaar-
den leidt een zouttekort tot minder
zweten en mindere prestaties, risico op
oververhitting en spierbevangenheid.
Bij een langdurige beperkte zoutopname
kan een paard zogenaamde ‘pica’ ver-
schijnselen vertonen, oftewel het gaat
vreemde dingen opeten. Ook likzucht
wordt gezien en zelfs mest eten. Op deze
wijze proberen ze toch zout binnen te
krijgen. Zand eten, en dan met name op
plekken met waarschijnlijk ‘lekker’ (zout)
zand kan ook een manier zijn om aan de
zoutbehoefte te voldoen, wat misschien
in de natuur ook zo gebeurt. Mits in
beperkte mate zal dit zand, bij veel
vezels in het rantsoen, de darmen
grotendeels verlaten.
Paarden die niet meer dan gemiddeld licht
behoefte aan hebben, dit geldt echter niet
voor andere mineralen of spoorelementen
(nog een reden dat toevoegen hiervan aan
een liksteen weinig zinvol is). In de natuur
krijgt een paard door andere voedermidde-
len (takken, boombast, blaadjes, zand) te
eten misschien wat meer zout binnen, nu
is de behoefte niet zo heel hoog, omdat
extreem veel zweten dan niet voorkomt.
De darminhoud, met name in de blinde- en
dikke darm (inhoud: 150-180 liter) bevat
ook een reservoir aan zouten. Bij een
tekort in het bloed kan het lichaam daar
natrium en kalium uit opnemen. Ook de
regulering via uitscheiding met de urine
past zich aan zodat er minder zout
uitgeplast wordt. Hiermee rijst dan ook de
vraag of het noodzakelijk is om voor elk
paard het dagelijks (berekende!) tekort aan
zout 100% aan te vullen. Heeft je paard
niet veel zweetverlies, en weet je niet wat
er in het ruwvoer zit, maar ligt er wel een
liksteen klaar én vertoont je paard geen
afwijkend gedrag, dan kan de zoutvoorzie-
ning best in orde zijn.
Wanneer zouttekort?De beoordeling van de zoutopname is
lastig en ook de behoefte is niet makke-
lijk te bepalen en elke dag verschillend.
paarden is doorgaans vrij laag. Dit ligt
anders voor kalium. Het gehalte aan kalium
in ruwvoeders kan vrij hoog zijn, zeker als
het gras bemest is geweest. Doorgaans
betekent een rantsoen met ruime hoeveel-
heid ruwvoer (>> 1 kg droge stof per 100
kg lichaamsgewicht) dat het paard vol-
doende kalium binnenkrijgt.
Verder kan het paard nog zout opnemen
van een liksteen. Likstenen zijn in
verschillende vormen en maten verkrijg-
baar voor paarden. De functie van een
liksteen is om zout te geven. Paarden
vinden zout vaak lekker en gaan er dus
aan likken. Sommige likstenen bevatten
ook andere mineralen of spoorelementen,
maar de hoeveelheid is vaak zo laag dat
dit eigenlijk amper een bijdrage aan het
rantsoen levert. Kijk uit voor producten
(likstenen) die gemaakt zijn van suiker.
Dit vindt het paard wel erg lekker, maar
is niet een voorziening met zout. De
termijn van vervanging kan een beeld
geven over de zoutopname van een
liksteen. Een grote witte liksteen weegt
10 kg. Heeft je paard elk half jaar een
nieuwe nodig, dan is de gemiddelde
opname ongeveer 55 g per dag geweest.
De behoefte voor licht werk is 0,060 g Na
x 600 kg = 36 g Na, vergelijkbaar met 90
g keukenzout. Dus met het zout meegere-
kend uit het rantsoen, is de zoutvoorzie-
ning waarschijnlijk best in orde.
Ligt de liksteen er na een jaar nog onaange-
roerd, dan zal het paard zout niet erg
lekker vinden en krijgt misschien voldoen-
de uit het rantsoen. Helaas is dit laatste
niet helemaal zeker. Men gaat er vanuit dat
paarden zout opnemen als ze daar
PRAKTIJK
50 Phryso juni 2015
Bron: CVB, 2013 Gras/hooi/kuilvoer krachtvoer
gemiddelde (min-max) Per kg droge stof Per kg product
Na, g 1,8 (0,1-4,8) 4 (1-10)
K, g 20 (9-40) 8 (5-10)
Gehalten per liter zweet (g/L)
Ca P Mg Na K Cl
0,12 0,01 0,05 3,1 1,6 5,5
Tabel 1: Natrium en kalium behoefte (CVB 2013)
g/kg rust gemiddeld gemiddeld gemiddeld Einde melk-lg/d licht werk1 matig werk zwaar werk dracht productie
Na 0,026 0,060 0,093 0,183 0,029 0,034
K 0,065 0,085 0,105 0,155
1: schat het werkniveau inclusief rustdagen per week. De behoefte is gebaseerd op gemiddeld ca 1 uur werk per dag. Veel paarden werken korter en niet dagelijks.
Liter zweet/100 kg lg NRC (2007) CVB (2013)
L 0,25 0,75
M 0,5 1,5
Z 1 3,5
Zweetgehalten en zweetproductieHet zweetverlies is afhankelijk van de werkduur, de intensiteit, de
temperatuur en de luchtvochtigheid. Omdat hierover geen duidelijkheid is,
verschillen de normen voor de zoutbehoefte voor paarden aanzienlijk.
De gehalten in het zweet zijn min of meer gelijk, al kan het zoutgehalte
iets dalen als het paard weinig zout opneemt. Natrium, kalium en chloor
zijn de belangrijkste mineralen in zweet, de hoeveelheid aan andere
elementen, zoals calcium, fosfor en magnesium zijn beperkt.
Voor wedstrijdpaarden is het belangrijk om tijdig te drinken om zo het herstel te bevorderen.