PRAKTIJK Onmisbaar zout...49 PRAKTIJK 48 Phryso juni 2015 Onmisbaar zout Tijdens de wedstrijd zweet...

2
49 PRAKTIJK 48 Phryso juni 2015 Onmisbaar zout Tijdens de wedstrijd zweet je paard enorm, het witte schuim staat erop. Na afloop spoel je hem af en wandel je hem weer droog. In de middag moet je nog een finale rijden. Je maakt je lichtelijk zorgen omdat je paard totaal geen interesse toont voor de wateremmer. Zou hij wel voldoende drinken? Je geeſt hem wat eten en laat hem uitrusten. Heb je zo voldoende gedaan of niet? TEKST: ANNEKE HALLEBEEK FOTO’S: JACOB MELISSEN EN REMCO VEURINK M et de juiste rantsoen samenstel- ling, voerschema en training zorg je voor de juiste ontwikke- ling van je paard en bereid je hem voor op bepaalde prestaties. Je let op energie, eiwit of aminozuren en alle noodzakelijke voedingsstoffen, maar ook op de hoeveel- heid ruwvoer en de tijd tussen krachtvoer en training. Daarnaast hangt er een liksteen in de stal en eigenlijk weet je niet zo goed of het paard daar wel wat mee doet. Wanneer was ook al weer de laatste keer dat je die vernieuwd had? Een zouttekort kan effect hebben op de gezondheid en de prestaties. En omdat bekend is dat voedermiddelen voor paarden zoutarm kunnen zijn, toch een element dat aandacht verdient. Veel rantsoenen bevatten te weinig, maar met een liksteen kan een paard dat niet veel werkt, dit goed compenseren. Met de zomermaanden in aantocht is het voor sportpaarden belangrijk het rantsoen te controleren op de hoeveelheid zout. Bij veel zweten is een tekort zo opgelopen. Vrijwillige opname van een liksteen is bij sportpaarden niet altijd voldoende. Hoe weet je wanneer je paard voldoende zout binnenkrijgt? Onontbeerlijke voedingsstoffen Het paard heeft een aantal voedings- stoffen nodig in het rantsoen voor een optimale stofwisseling en energiehuis- houding. Natrium, chloor en kalium vallen daar ook onder. Met zout bedoelt men vaak natriumchloride, maar ook kaliumchloride hoort daarbij. Natrium en kalium zijn belangrijke mineralen in de vochtbalans, prikkeloverdracht en absorptie processen. Natrium verblijft voornamelijk in de lichaamsvloeistoffen en kalium in de (spier)cellen. Bij intensieve inspanning verlaat kalium de cellen en komt in de vloeistoffen (bloedplasma) terecht, maar wordt snel weer teruggepompt de cellen in. Natrium, kalium en chloor worden goed in de darmen geabsorbeerd en bij een overschot via de urine weer uitgeschei- den. Via hormonale regulering leidt een tekort tot minder uitscheiding van zout met de urine en meer absorptie uit de darminhoud (reservoir). De behoefte voor een paard in rust is de hoeveelheid nodig voor dagelijkse inspanning en fysiologische processen. Stijgt de uitscheiding van een element, dan stijgt de behoefte. Bijvoorbeeld uitscheiding via melkproductie, zweet of groei van een veulen tijdens de dracht. Paarden- zweet is erg rijk aan natrium en kalium. Veel zweten betekent dan ook veel verlies van deze elementen en een stijging in de behoefte (zie tabel 1). Behoefte aan zout De behoefte aan de mineralen natrium, chloor en kalium zijn voornamelijk afhankelijk van de zweetproductie (naast de basisbehoefte gebaseerd op het lichaamsgewicht). De zweetproductie wordt bepaald door de zwaarte en duur van het werk, maar ook door de tempera- tuur en luchtvochtigheid. Onderzoek naar de zweetproductie bij paarden laat variaties zien van 1,16-1,25 tot 2,4 L/100 kg LG/d, maar een goede interpretatie hiervan met inbegrip van de temperatuur en de luchtvochtigheid is er niet. De uit Amerika afkomstige norm voor natrium en kalium, (NRC, Nutrient research Council), is veel lager dan die in Nederland wordt gehanteerd door het CVB (Centraal Veevoederbureau). Dit verschil ontstaat door een andere aanname van de mogelijke dagelijkse zweetproductie (zie kader). Een tweede reden is dat het CVB een veiligheidsmarge (+30%) opneemt in de behoeftenorm, zodat individuele verschil- len in voerbehoefte altijd gedekt zijn. Deze discrepantie heeft tot gevolg dat het advies voor zoutaanvulling op basis van de NRC-norm sterk kan afwijken dan op basis van de CVB-norm. Zo heeft een paard van 600 kg die dagelijks licht werk doet volgens het NRC 12 g zout nodig (let op Na is geen zout, zout bevat 39% natrium) en volgens het CVB 35 g zout. In werkelijk- heid zal deze behoefte ook nog verschillen in de periode van het jaar als het paard minder zweet in de winter dan in de zomer. Op de vraag: ‘Hoeveel zout heeft mijn paard nodig?’, is dus niet zo eenvou- dig antwoord te geven. Voedermiddelen in rantsoen Met het rantsoen neemt het paard zout op, zowel natrium als kalium. De hoeveelheid natriumchloride in voedermiddelen van Dorstprikkel Opvallend aan zweet van paarden zijn de hoge gehalten aan natrium, kalium en chloor. Dit maakt het zweet zogenaamd ‘hypertoon’, dat wil zeggen het bevat evenveel of meer van deze elementen dan het bloedplasma. Een nadelig effect van dit verschijnsel is dat het paard geen dorstprikkel krijgt. Een stijging van het zoutgehalte in het bloed (als gevolg van vochtverlies) is de prikkel in de hersenen om te gaan drinken. Omdat bij het paard met zweet veel mineralen het lichaam verlaten, krijgen de hersenen geen signalen van een vochttekort en gaat het paard niet drinken. Uit- eindelijk zal dit wel gebeuren, maar voor wedstrijdpaarden is het belangrijk om tijdig te drinken om zo het herstel te bevorderen. Zeker voor endurancepaarden en paarden die snel achter elkaar grote inspanningen moeten verrichten, zoals eventingpaarden. Een zakje elektrolyten na een zware inspanning geeft, stijging van de mineralen in het bloed, met als doel de dorstprikkel te stimuleren. Met een liksteen kan een paard dat niet veel werkt het tekort aan zout goed compenseren. Paardenzweet is erg rijk aan natrium en kalium. Veel zweten betekent dan ook veel verlies van deze elementen en een stijging in de behoeſte.

Transcript of PRAKTIJK Onmisbaar zout...49 PRAKTIJK 48 Phryso juni 2015 Onmisbaar zout Tijdens de wedstrijd zweet...

Page 1: PRAKTIJK Onmisbaar zout...49 PRAKTIJK 48 Phryso juni 2015 Onmisbaar zout Tijdens de wedstrijd zweet je paard enorm, het witte schuim staat erop. Na afloop spoel je hem af en wandel

49

PRAKTIJK

48 Phryso juni 2015

Onmisbaar zout

Tijdens de wedstrijd zweet je paard enorm, het witte schuim staat erop. Na afloop spoel je hem af en wandel je hem weer droog. In de middag moet je nog een finale rijden. Je maakt je lichtelijk zorgen omdat je paard totaal geen interesse toont voor de wateremmer. Zou hij wel voldoende drinken? Je geeft hem wat eten en laat hem uitrusten. Heb je zo voldoende gedaan of niet?

TEKST: ANNEKE HALLEBEEK FOTO’S: JACOB MELISSEN EN REMCO VEURINK

Met de juiste rantsoen samenstel-

ling, voerschema en training

zorg je voor de juiste ontwikke-

ling van je paard en bereid je hem voor op

bepaalde prestaties. Je let op energie, eiwit

of aminozuren en alle noodzakelijke

voedingsstoffen, maar ook op de hoeveel-

heid ruwvoer en de tijd tussen krachtvoer

en training. Daarnaast hangt er een

liksteen in de stal en eigenlijk weet je niet

zo goed of het paard daar wel wat mee

doet. Wanneer was ook al weer de laatste

keer dat je die vernieuwd had?

Een zouttekort kan effect hebben op de

gezondheid en de prestaties. En omdat

bekend is dat voedermiddelen voor

paarden zoutarm kunnen zijn, toch een

element dat aandacht verdient. Veel

rantsoenen bevatten te weinig, maar met

een liksteen kan een paard dat niet veel

werkt, dit goed compenseren. Met de

zomermaanden in aantocht is het voor

sportpaarden belangrijk het rantsoen te

controleren op de hoeveelheid zout. Bij

veel zweten is een tekort zo opgelopen.

Vrijwillige opname van een liksteen is bij

sportpaarden niet altijd voldoende. Hoe

weet je wanneer je paard voldoende zout

binnenkrijgt?

Onontbeerlijke voedingsstoffenHet paard heeft een aantal voedings-

stoffen nodig in het rantsoen voor een

optimale stofwisseling en energiehuis-

houding. Natrium, chloor en kalium

vallen daar ook onder. Met zout bedoelt

men vaak natriumchloride, maar ook

kaliumchloride hoort daarbij. Natrium

en kalium zijn belangrijke mineralen in

de vochtbalans, prikkeloverdracht en

absorptie processen. Natrium verblijft

voornamelijk in de lichaamsvloeistoffen

en kalium in de (spier)cellen. Bij

intensieve inspanning verlaat kalium de

cellen en komt in de vloeistoffen

(bloedplasma) terecht, maar wordt snel

weer teruggepompt de cellen in.

Natrium, kalium en chloor worden goed

in de darmen geabsorbeerd en bij een

overschot via de urine weer uitgeschei-

den. Via hormonale regulering leidt een

tekort tot minder uitscheiding van zout

met de urine en meer absorptie uit de

darminhoud (reservoir). De behoefte

voor een paard in rust is de hoeveelheid

nodig voor dagelijkse inspanning en

fysiologische processen. Stijgt de

uitscheiding van een element, dan stijgt

de behoefte. Bijvoorbeeld uitscheiding

via melkproductie, zweet of groei van

een veulen tijdens de dracht. Paarden-

zweet is erg rijk aan natrium en kalium.

Veel zweten betekent dan ook veel

verlies van deze elementen en een

stijging in de behoefte (zie tabel 1).

Behoefte aan zoutDe behoefte aan de mineralen natrium,

chloor en kalium zijn voornamelijk

afhankelijk van de zweetproductie (naast

de basisbehoefte gebaseerd op het

lichaamsgewicht). De zweetproductie

wordt bepaald door de zwaarte en duur

van het werk, maar ook door de tempera-

tuur en luchtvochtigheid. Onderzoek naar

de zweetproductie bij paarden laat

variaties zien van 1,16-1,25 tot 2,4 L/100

kg LG/d, maar een goede interpretatie

hiervan met inbegrip van de temperatuur

en de luchtvochtigheid is er niet. De uit

Amerika afkomstige norm voor natrium en

kalium, (NRC, Nutrient research Council), is

veel lager dan die in Nederland wordt

gehanteerd door het CVB (Centraal

Veevoederbureau). Dit verschil ontstaat

door een andere aanname van de mogelijke

dagelijkse zweetproductie (zie kader).

Een tweede reden is dat het CVB een

veiligheidsmarge (+30%) opneemt in de

behoeftenorm, zodat individuele verschil-

len in voerbehoefte altijd gedekt zijn. Deze

discrepantie heeft tot gevolg dat het advies

voor zoutaanvulling op basis van de

NRC-norm sterk kan afwijken dan op basis

van de CVB-norm. Zo heeft een paard van

600 kg die dagelijks licht werk doet

volgens het NRC 12 g zout nodig (let op Na

is geen zout, zout bevat 39% natrium) en

volgens het CVB 35 g zout. In werkelijk-

heid zal deze behoefte ook nog verschillen

in de periode van het jaar als het paard

minder zweet in de winter dan in de

zomer. Op de vraag: ‘Hoeveel zout heeft

mijn paard nodig?’, is dus niet zo eenvou-

dig antwoord te geven.

Voedermiddelen in rantsoenMet het rantsoen neemt het paard zout op,

zowel natrium als kalium. De hoeveelheid

natriumchloride in voedermiddelen van

DorstprikkelOpvallend aan zweet van paarden zijn de hoge

gehalten aan natrium, kalium en chloor. Dit

maakt het zweet zogenaamd ‘hypertoon’, dat

wil zeggen het bevat evenveel of meer van

deze elementen dan het bloedplasma. Een

nadelig effect van dit verschijnsel is dat het

paard geen dorstprikkel krijgt. Een stijging van

het zoutgehalte in het bloed (als gevolg van

vochtverlies) is de prikkel in de hersenen om

te gaan drinken. Omdat bij het paard met

zweet veel mineralen het lichaam verlaten,

krijgen de hersenen geen signalen van een

vochttekort en gaat het paard niet drinken. Uit-

eindelijk zal dit wel gebeuren, maar voor

wedstrijdpaarden is het belangrijk om tijdig te

drinken om zo het herstel te bevorderen.

Zeker voor endurancepaarden en paarden die

snel achter elkaar grote inspanningen moeten

verrichten, zoals eventingpaarden. Een zakje

elektrolyten na een zware inspanning geeft,

stijging van de mineralen in het bloed, met als

doel de dorstprikkel te stimuleren.

Met een liksteen kan een paard dat niet veel werkt het tekort aan zout goed compenseren.

Paardenzweet is erg rijk aan natrium en kalium. Veel zweten betekent dan ook veel verlies van deze elementen en een stijging in de behoefte.

Page 2: PRAKTIJK Onmisbaar zout...49 PRAKTIJK 48 Phryso juni 2015 Onmisbaar zout Tijdens de wedstrijd zweet je paard enorm, het witte schuim staat erop. Na afloop spoel je hem af en wandel

51

een zoutpotje met lepel in de voerkamer.

IJk een eigen lepel of maatschepje door dit

meerdere keren te wegen met bepaalde

hoeveelheid zout, afgestreken of juist met

een kop erop, als je het maar altijd

hetzelfde doet. Neem de gemiddelde

waarde van het aantal metingen. Een

afgestreken theelepel is ±2-3 gram zout,

koffielepel (iets groter) ±5 g en een

afgestreken eetlepel ±12-15 g zout.

Op wedstrijdMoet je paard dezelfde dag of de volgen-

de dag weer presteren, dan kan rehydra-

tie het herstel verbeteren. Dit doe je door

voer plus zout (elektrolyten) en water te

geven. Elektrolyten zijn een combinatie

van zouten plus soms glucose (smaak) en

andere mineralen en vitaminen. De

zoutdosering is onvoldoende voor de

hele dag, maar kan het paard wel

aanzetten tot water drinken. Het voer

mag krachtvoer zijn, maar hou de

hoeveelheid beperkt indien de prestatie

binnen enkele uren moet gebeuren. Ook

ruwvoer eten zet aan tot drinken. Een

volle ruwvoerbuik is niet gewenst, maar

een beetje hooi is gunstig tussen de

prestaties door.

Werkt je paard erg hard, zweet hij

dagelijks of zeker vijf dagen in de week

veel en wordt een liksteen niet aange-

raakt, voeg dan zelf zout aan het rant-

soen toe.

Door een basisdosering te geven is het

paard gewend aan iets zouter eten en kan

dit in tijden van hogere behoefte makkelij-

ker opgevoerd worden. Vanwege de

onzekerheden in voergehalten en de

behoefte, wordt aangeraden om niet de

gehele berekende behoefte te geven. Door

regulering in absorptie en uitscheiding kan

het paard namelijk ook zelf zorgen voor

wat extra zout ‘sparing’ in het lichaam.

Geef ongeveer 40% van de berekende

behoefte. De hoeveelheid is afhankelijk

van de grootte van het paard en de

gemiddelde zwaarte van het werk. Geef

een sportpaard van 600 kg, die 5-6 dagen

per week wordt getraind op gemiddeld tot

zwaar niveau, en matig tot veel zweet,

geleidelijk opbouwend dagelijks eerst 5

daarna 10-15 g keukenzout door het voer.

Voer na veel zweten 20-25 g per dag en na

een wedstrijd in warm weer in totaal 50-60

g per dag (verdelen in meerdere voerbeur-

ten). Blijkt dat het paard minder eet en/of

meer plast, verminder dan de dosering. Zet

werken, lopen geen groot risico op ernstige

tekorten. Voor sportpaarden die zwaar tot

zeer zwaar werk doen, kan het zouttekort

flink oplopen en staan prestaties en herstel

duidelijk onder druk bij warme omstandig-

heden als het paard geen extra zout krijgt.

Krijgen deze paarden ook nog weinig

ruwvoer, dan kan naast een natriumtekort

ook een kaliumtekort ontstaan. Vermoeid-

heid en minder presteren is dan het

gevolg, maar ook minder eet- en drinklust

en gewichtsverlies.

Teveel zout?Krijgt het paard meer zout binnen dan

nodig, dan plast hij dit met de urine uit.

Zolang het paard water tot zijn beschik-

king heeft, is er weinig aan de hand. Veel

zout door het voer mengen zal het paard

niet lekker vinden. Dat maakt de kans op

overdosering niet erg groot. Omdat het

zout vrij direct wordt gebruikt óf uitge-

plast, heeft het weinig zin een ‘zoutvoor-

raad’ te geven. Beter is het om na zoutver-

lies dit weer aan te vullen. Het toedienen

van pasta’s met hoge zoutconcentraties

(elektrolyten pasta’s) heeft een risico op

maagzweren. Ook in die situaties moet het

paard na toedienen vrij snel water drinken.

In feite is het toedienen van elektrolyten

een methode om het paard meer water te

laten drinken door het stimuleren van de

dorstprikkel (zie kader).

Indien je twijfelt of de zoutvoorziening

adequaat is, kan het natriumgehalte in de

(ochtend)urine onderzocht worden. Heel

lage gehalten betekent een tekort en heel

hoge gehalte een overschot aan zout in

het rantsoen.

Zout toevoegen, ja of nee?Het probleem is dat je niet weet hoeveel

het paard werkelijk nodig heeft en

eigenlijk ook niet wat het rantsoen levert.

Omdat de zoutbehoefte vooral stijgt als

gevolg van zweten, kan dat een graadme-

ter zijn voor je beleid. Zweet je paard

niet veel of rij je weinig en niet erg

intensief, dan kan een liksteen uitstekend

dienst doen. Ook al neemt je paard er

weinig van op, een tekort is niet erg

waarschijnlijk en bevat het rantsoen

voldoende zout. Zweet je paard redelijk

veel, maar gebeurt dit niet dagelijks en

heeft het paard voldoende hersteltijd,

ook dan kan een liksteen voldoende zijn.

Biedt bloedonderzoek dan uitkomst? Nee,

het bepalen van het natriumgehalte in

het bloed zegt niet veel over de voorzie-

ning met het rantsoen. Wel is de vochtba-

lans te beoordelen. Dit is uiteraard een

momentopname en vooral van belang bij

zieke paarden. Door weinig zout op te

nemen en weinig te drinken kan het

paard gedehydreerd raken. Uitdroging

kan je zien of testen door een huidplooi

in de hals op te nemen en weer los te

laten. De huidplooi moet direct verstrij-

ken. Blijft het staan, dan is het paard

uitgedroogd. Onvoldoende zoutopname

kan leiden tot minder eetlust, gewichts-

verlies en verstoppingen. Bij sportpaar-

den leidt een zouttekort tot minder

zweten en mindere prestaties, risico op

oververhitting en spierbevangenheid.

Bij een langdurige beperkte zoutopname

kan een paard zogenaamde ‘pica’ ver-

schijnselen vertonen, oftewel het gaat

vreemde dingen opeten. Ook likzucht

wordt gezien en zelfs mest eten. Op deze

wijze proberen ze toch zout binnen te

krijgen. Zand eten, en dan met name op

plekken met waarschijnlijk ‘lekker’ (zout)

zand kan ook een manier zijn om aan de

zoutbehoefte te voldoen, wat misschien

in de natuur ook zo gebeurt. Mits in

beperkte mate zal dit zand, bij veel

vezels in het rantsoen, de darmen

grotendeels verlaten.

Paarden die niet meer dan gemiddeld licht

behoefte aan hebben, dit geldt echter niet

voor andere mineralen of spoorelementen

(nog een reden dat toevoegen hiervan aan

een liksteen weinig zinvol is). In de natuur

krijgt een paard door andere voedermidde-

len (takken, boombast, blaadjes, zand) te

eten misschien wat meer zout binnen, nu

is de behoefte niet zo heel hoog, omdat

extreem veel zweten dan niet voorkomt.

De darminhoud, met name in de blinde- en

dikke darm (inhoud: 150-180 liter) bevat

ook een reservoir aan zouten. Bij een

tekort in het bloed kan het lichaam daar

natrium en kalium uit opnemen. Ook de

regulering via uitscheiding met de urine

past zich aan zodat er minder zout

uitgeplast wordt. Hiermee rijst dan ook de

vraag of het noodzakelijk is om voor elk

paard het dagelijks (berekende!) tekort aan

zout 100% aan te vullen. Heeft je paard

niet veel zweetverlies, en weet je niet wat

er in het ruwvoer zit, maar ligt er wel een

liksteen klaar én vertoont je paard geen

afwijkend gedrag, dan kan de zoutvoorzie-

ning best in orde zijn.

Wanneer zouttekort?De beoordeling van de zoutopname is

lastig en ook de behoefte is niet makke-

lijk te bepalen en elke dag verschillend.

paarden is doorgaans vrij laag. Dit ligt

anders voor kalium. Het gehalte aan kalium

in ruwvoeders kan vrij hoog zijn, zeker als

het gras bemest is geweest. Doorgaans

betekent een rantsoen met ruime hoeveel-

heid ruwvoer (>> 1 kg droge stof per 100

kg lichaamsgewicht) dat het paard vol-

doende kalium binnenkrijgt.

Verder kan het paard nog zout opnemen

van een liksteen. Likstenen zijn in

verschillende vormen en maten verkrijg-

baar voor paarden. De functie van een

liksteen is om zout te geven. Paarden

vinden zout vaak lekker en gaan er dus

aan likken. Sommige likstenen bevatten

ook andere mineralen of spoorelementen,

maar de hoeveelheid is vaak zo laag dat

dit eigenlijk amper een bijdrage aan het

rantsoen levert. Kijk uit voor producten

(likstenen) die gemaakt zijn van suiker.

Dit vindt het paard wel erg lekker, maar

is niet een voorziening met zout. De

termijn van vervanging kan een beeld

geven over de zoutopname van een

liksteen. Een grote witte liksteen weegt

10 kg. Heeft je paard elk half jaar een

nieuwe nodig, dan is de gemiddelde

opname ongeveer 55 g per dag geweest.

De behoefte voor licht werk is 0,060 g Na

x 600 kg = 36 g Na, vergelijkbaar met 90

g keukenzout. Dus met het zout meegere-

kend uit het rantsoen, is de zoutvoorzie-

ning waarschijnlijk best in orde.

Ligt de liksteen er na een jaar nog onaange-

roerd, dan zal het paard zout niet erg

lekker vinden en krijgt misschien voldoen-

de uit het rantsoen. Helaas is dit laatste

niet helemaal zeker. Men gaat er vanuit dat

paarden zout opnemen als ze daar

PRAKTIJK

50 Phryso juni 2015

Bron: CVB, 2013 Gras/hooi/kuilvoer krachtvoer

gemiddelde (min-max) Per kg droge stof Per kg product

Na, g 1,8 (0,1-4,8) 4 (1-10)

K, g 20 (9-40) 8 (5-10)

Gehalten per liter zweet (g/L)

Ca P Mg Na K Cl

0,12 0,01 0,05 3,1 1,6 5,5

Tabel 1: Natrium en kalium behoefte (CVB 2013)

g/kg rust gemiddeld gemiddeld gemiddeld Einde melk-lg/d licht werk1 matig werk zwaar werk dracht productie

Na 0,026 0,060 0,093 0,183 0,029 0,034

K 0,065 0,085 0,105 0,155

1: schat het werkniveau inclusief rustdagen per week. De behoefte is gebaseerd op gemiddeld ca 1 uur werk per dag. Veel paarden werken korter en niet dagelijks.

Liter zweet/100 kg lg NRC (2007) CVB (2013)

L 0,25 0,75

M 0,5 1,5

Z 1 3,5

Zweetgehalten en zweetproductieHet zweetverlies is afhankelijk van de werkduur, de intensiteit, de

temperatuur en de luchtvochtigheid. Omdat hierover geen duidelijkheid is,

verschillen de normen voor de zoutbehoefte voor paarden aanzienlijk.

De gehalten in het zweet zijn min of meer gelijk, al kan het zoutgehalte

iets dalen als het paard weinig zout opneemt. Natrium, kalium en chloor

zijn de belangrijkste mineralen in zweet, de hoeveelheid aan andere

elementen, zoals calcium, fosfor en magnesium zijn beperkt.

Voor wedstrijdpaarden is het belangrijk om tijdig te drinken om zo het herstel te bevorderen.