Position Paper

30
Positionpaper 2007 - 2011

description

Dit Positionpaper bepaalt de plaats die Hogeschool Rotterdam als kennisinstelling wil innemen in Rotterdam,

Transcript of Position Paper

Positionpaper 2007 - 2011

Dit Positionpaper bepaalt de plaats

die de Hogeschool Rotterdam

als kennisinstelling wil innemen in

Rotterdam, in het beroepenveld, in de

maatschappelijke omgeving, tussen

de aanbieders van hoger onderwijs en

binnen onze maatschappelijke opdracht.

Met deze plaatsbepaling geven wij

richting aan onze ontwikkeling. Het is

een uitnodiging aan alle betrokkenen

om binnen deze beleidskaders mee te

bouwen aan sterk Rotterdams hoger

beroepsonderwijs.

De tekst van dit Positionpaper is ongewijzigd ten opzichte van de

uitgaven uit 2007 en 2008. De overzichten vanaf blz. 24 worden wel

ieder jaar geactualiseerd.

De Hogeschool Rotterdam in 2007

De koers bepaald

In 2030 wil Rotterdam op het gebied van kennis en innova-tie de belangrijkste havenstad van Europa zijn. Dat vraagt een forse investering in het versterken van Rotterdam als kennisstad. De Hogeschool Rotterdam draagt bij aan die transformatie van werkstad naar kennisstad, en ontwikkelt zich daarbij zelf ook. Die ontwikkeling is in volle gang, heeft ons gebracht waar we nu zijn en geeft ook belangrijke im-pulsen voor de toekomst. Daarom is het goed om eerst nog eens terug te blikken, voordat we vooruit kijken.

Eind jaren tachtig ontstaat de Hogeschool Rotterdam als product van de fusie van 21 - tot die tijd zelfstandige - instellingen. Die zijn toen samengebracht in vier faculteiten met elk een eigen bestuur en administratie. De beginjaren van de hogeschool worden gekenmerkt door financiële en organisatorische problemen; de hogeschool komt door de facultaire structuur ook niet tot een gezamenlijke identiteit.

Vanaf eind jaren negentig maakt de Hogeschool Rot-terdam een nieuwe start. De faculteiten zijn afgeschaft en sindsdien wordt gewerkt in een besturingsmodel met een tweelagenstructuur met clusters van opleidingen en

1

02

031. De Hogeschool Rotterdam in 2007

centraal georganiseerde diensten. Dat schept de ruimte om de benodigde financiële reorganisatie te realiseren en om de huisvesting van de opleidingen te concentreren in een beperkt aantal locaties. In die onderwijslocaties wordt door de jaren heen flink geïnvesteerd.

De belangrijkste keuze in die fase is het afstoten van alle vestigingen van de hogeschool buiten Rotterdam, met als uitzondering de PABO in Dordrecht. Het betekent de slui-ting van de HTS in Dordrecht en opleidingsplaatsen in Delft, Eindhoven, Vlissingen, Arnhem en Groningen.

In 2002 volgt de fusie met de HES-Rotterdam, hierdoor verbreedt en versterkt het profiel van de Hogeschool Rotterdam aanzienlijk. De hogeschool omvat sinds die tijd de belangrijke opleidingen in alle sectoren van het hbo, met uitzondering van het agrarisch onderwijs. Hogeschool Rotterdam is daarmee een van de grootste en toonaange-vende hogescholen van het land.

Deze laatste fusie vormt aanleiding tot een strategische discussie over de positionering van de hogeschool. Op de vraag: “Wat bindt ons als fusiepartners binnen de nieuwe instelling?” klinkt het eensluidende antwoord: Rotterdam!

De keuze voor Rotterdam en haar regio en voor een Rotterdamse aanpak wordt duidelijk gemaakt en staat centraal in het Positionpaper dat in 2002 verschijnt, en dat in 2003 verder is uitgewerkt en geactualiseerd. In de kern gaat het om een keuze voor de regio Rotterdam én voor de Rotterdamse aanpak.

De keuze voor Rotterdam vertaalt zich in de concentratie van ons onderwijsaanbod in de stad, met haar diverse populatie van aspirant-studenten en richt ons inhoudelijk op die marktsegmenten die voor die regio van specifiek belang zijn. Die keuze leidt er uiteindelijk toe dat de hoge-school zich richt op acht ‘steden’ en dat stuurt behalve de ontwikkeling van het onderwijsaanbod ook de keuze voor lectoraten.

De keuze voor de Rotterdamse aanpak kenmerkt zich door een manier van werken en studeren die omschreven kan worden als innovatief, pragmatisch, gericht op inter-disciplinair samenwerken en met een sociale en nuchtere inslag. Daarbij hoort het binnenhalen van de beroeps-praktijk in het onderwijs en het teruggeven van resultaten aan de beroepspraktijk: Outside in, Inside out, kortweg aangeduid als OIIO. Resultaatgerichtheid staat centraal: het moet wel wérken.

Beide keuzen leiden voor de inrichting van het onderwijs tot het Rotterdams Onderwijsmodel (ROM). Inzet daarvan is om alle opleidingen van de Hogeschool Rotterdam een eenduidige en herkenbare opbouw te geven, die garandeert dat de keuze voor Rotterdam en Rotterdams ook herken-baar in de curricula is terug te vinden.

Het model kent drie lijnen: kennisgestuurd, praktijkgestuurd en studentgestuurd. ¬ De kennisgestuurde lijn legt een stevig fundament

van kennis en vaardigheden. ¬ In de praktijkgestuurde lijn leren studenten op een

‘Rotterdamse’ manier vraagstukken uit hun toekomsti-ge beroepspraktijk aan te pakken: echte vraagstukken met echte opdrachtgevers die ook echt op de resulta-ten van hun werk zitten te wachten.

¬ In de studentgestuurde lijn staat de individuele stu-dent centraal: zijn of haar ontwikkeling wordt intensief begeleid (studieloopbaancoaching). Iedere student krijgt in keuzeonderwijs en de minor de ruimte om accenten in het eigen programma aan te brengen.

De drie lijnen met een vastgelegde omvang garanderen dat in elke opleiding elke lijn de hoeveelheid aandacht krijgt die noodzakelijk is.

Dit is de kern van de lijnen die we in 2003 hebben uitgezet. Hoe heeft dat nu gewerkt?

04 1. De Hogeschool Rotterdam in 2007

vragen uit de beroepspraktijk en de inzet van studenten en docenten.

De hogeschool staat door de keuzen die zijn gemaakt nadrukkelijk op de kaart als een toonaangevende instelling voor hoger onderwijs, in de eerste plaats in de regio. Ook van elders in het land ervaren we grote waardering voor onze keuzen en voor de consistentie waarmee die in de praktijk worden uitgewerkt.

Deze resultaten krijgen nog extra perspectief in het licht van de resultaten van het hbo als geheel. Om te voorzien in de groeiende behoefte aan hoger opgeleiden is ons land vooral afhankelijk van de toename van het aantal hbo’ers. De afgestudeerden krijgen voor het overgrote deel bin-nen enkele maanden een baan waarin een beroep op hun hbo-niveau wordt gedaan. Het hbo voorziet dus in een duidelijke maatschappelijke behoefte. Het hbo heeft ook belangrijke emancipatorische kracht: een relatief groot deel van de studenten bereikt als eerste uit het gezin het niveau van hoger onderwijs. Een groeiend percentage van de hbo-studenten zijn nieuwe Nederlanders, die daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan het dichten van de sociaal-economische kloof tussen bevolkingsgroepen. De Hogeschool Rotterdam levert aan die prestatie van het hbo een aantoonbare en significante bijdrage.

Hoe staan we ervoor

De gemaakte keuzen leiden op verschillende vlakken tot positieve resultaten.

De instroom van nieuwe studenten is in vijf jaar met 47% gegroeid, het hoogste groeipercentage van alle multi-sectorale hogescholen in Nederland. In 2002 heeft de Hogeschool Rotterdam 15.000 studenten, de HES 4000. Anno 2007 studeren er aan onze hogeschool 26.000 studenten en de verwachting is dat dit aantal binnen drie jaar uitgroeit tot 30.000 studenten.

De studentenpopulatie is steeds meer een afspiegeling van de omgeving: ongeveer 30% van de instroom bestaat uit ‘nieuwe Rotterdammers’ en het aantal studenten dat op latere leeftijd een ‘tweedekans’-opleiding start, neemt toe.

De investeringen in onderwijsvernieuwing, in voorzieningen en in gebouwen werpen hun vruchten af. Ze dragen onge-twijfeld bij aan de instroomgroei en aan de toename van de studenttevredenheid. Die is over de gehele linie verbeterd, met als uitschieter dat 90% van de studenten tevreden tot zeer tevreden is over de sfeer in de opleiding en in de gebouwen. Alle tot nu toe gevisiteerde opleidingen van de hogeschool zijn zonder problemen geaccrediteerd. Van de afgestudeerden vindt 95% binnen enkele maanden een passende baan op hbo-niveau.

De keuze om ons te concentreren op het opbouwen van stevige relaties in de regio (OIIO) rond de inhoudelijke speerpunten en om daaraan vooral ook het werk van de lectoren te koppelen, heeft geleid tot waardering van externe stakeholders zoals de Gemeente, bedrijven en instellingen. Zij zien de Hogeschool Rotterdam in toene-mende mate als partner bij opleiding en ontwikkeling. De hogeschool zet vanaf 2006 in op het professionaliseren van de externe relaties, onder meer door het inrichten van een portal voor externe betrekkingen op concernniveau en Bureaus Externe Betrekkingen (BEB) bij de clusters. Deze hebben de rol om te makelen en te schakelen tussen

5

Wat komt er op ons af

Vragen uit de arbeidsmarkt

In kwantitatief opzicht vertoont de arbeidsmarkt in onze regio (Rotterdam, Rijnmond en de Drechtsteden) knelpun-ten die in de komende jaren nijpender zullen worden. Het eerste knelpunt is het kennisintensiever worden van de economie, wat vraagt om een groter aandeel hoger opge-leiden in bedrijven. Het tweede betreft de grote vervan-gingsvraag bij het uittreden van de ‘babyboom-generatie’. Het derde is het gegeven dat de Rotterdamse bevolking van oudsher een relatief laag opleidingsniveau heeft, zodat hier meer dan in andere steden juist voor hoger opgeleiden een krappe arbeidsmarkt is, wat leidt tot stagnerende groei en achterblijvende welvaart. Ten slotte blijkt dat veel goed opgeleide Rotterdammers de stad verlaten, op zoek naar een prettige woonomgeving. Dat betekent dat banen op hoger niveau relatief vaak worden ingevuld door forensen.

Om een rol van betekenis te spelen in de internationale concurrentiestrijd tussen stedelijke regio’s volgt Rotterdam een strategie om te komen tot een hoogwaardige kennis- en diensteneconomie met een aantrekkelijk woon- en leefklimaat, waardoor zij meer hoogopgeleide en creatieve werkers aan zich weet te binden.

De regio hoopt en verwacht dat de Hogeschool Rotterdam een bijdrage levert aan het oplossen van de knelpunten die in bijna alle sectoren spelen. Bedrijven willen met de hoge-

2

05

06

school allianties aangaan om te voorzien in hun groeiende behoefte aan hbo’ers. Zij zien het belang in om studenten vroeg in huis te halen en zo te binden. Naast de genoemde knelpunten hebben werkenden in toenemende mate behoefte aan een diplomagericht maatwerktraject, dat hen verdere ontwikkelingkansen biedt bij hun werkgever of op de arbeidsmarkt. De hogeschool kan door het leveren van zulke trajecten - die starten bij de feitelijke kwalificaties die mensen in opleiding en werk al verworven hebben - bijdragen aan de doorstroom in de arbeidsmarkt.

In kwalitatief opzicht vragen de dynamische ontwikkelin-gen in de beroepspraktijk en de toename van nieuwe com-plexe vraagstukken om breed opgeleide hbo-professionals die over de grenzen van het eigen vakgebied heen kijken en die in staat zijn in samenwerking succesvol problemen aan te pakken. De kernopgave voor hbo’ers is om in complexe vraagstukken interdisciplinair te werken vanuit een krach-tige eigen discipline.

Daarbij wordt ook een internationaal gerichte en onder-nemende houding gevraagd. Zeker in onze regio is in alle sectoren sprake van een internationale en ook intercultu-rele werkomgeving, waarin hbo’ers goed moeten kunnen functioneren. Ook klantgerichtheid en marktwerking zijn in alle sectoren belangrijke thema’s, die vragen om onderne-mende vaardigheden van professionals.

De levenscyclus van bedrijven en van banen wordt korter. Loopbanen worden daarmee onbestendiger en minder planbaar. Voor een goede werking van de arbeidsmarkt is het nodig dat werknemers hun kwaliteiten kennen en kun-nen vermarkten, om als het nodig is snel een wending in hun carrière vorm te geven (employability). Ook de ontwikkeling van wereldwijd vertakte kennis- en informatienetwerken vraagt om vaardige kenniswerkers, die in staat zijn gericht en efficiënt informatie te vinden en kennis te verwerven, die hun leven lang leren en die in staat zijn in netwerken samen te werken en samen te leren.

07

De verwachtingen die studenten van het onderwijs hebben veranderen. Studenten vragen in toenemende mate om ‘waar voor hun geld’, zowel waar het gaat om het aantal contactmomenten als om de kwaliteit van onderwijs. Dat onderwijs moet aansluiten bij hun beginsituatie, actueel en relevant zijn en rekening houden met hun manier van werken en leren. Studenten willen uitgedaagd worden en ervaren opleidingen vaak als niet pittig genoeg. Bij opdrachten met echte opdrachtgevers spannen studen-ten zich doorgaans enorm in en wordt onderwijs echt als intensief ervaren.

Studenten zijn opgegroeid in een wereld waarin multi-mediale en mondiale communicatie een vanzelfsprekend onderdeel van het leven zijn en internet een onmisbare in-formatiebron. Zij verwachten dat het onderwijs ook gebruik maakt van hun vaardigheid daarin.

Het onderwijs wordt in toenemende mate aangesproken op zijn kwaliteit.

De overheid doet dat door de gestelde eisen aan te scher-pen, zoals bij accreditatie (periodieke kwaliteitsmeting van een opleiding). Ook is de Hogeschool Rotterdam gebonden aan de voor de hogescholen geldende governance-code, die eist dat wij ons als transparante en verantwoordelijke maatschappelijke onderneming opstellen. Het bedrijfsleven wijst nadrukkelijk op het economisch belang van goed onderwijs: de concurrentiekracht van de economie hangt daar in grote mate mee samen.Het maatschappelijke debat rond onderwijs vraagt van de Hogeschool Rotterdam dat wij inzichtelijk maken hoe wij onze rol en taken oppakken en dat wij verantwoorden op welke gronden keuzen voor de inrichting van onderwijspro-gramma’s worden gemaakt.

Ten slotte is er sprake van toenemende concurrentie. Daarbij gaat het niet meer alleen om de vraag welke instelling het meest succesvol is in de werving van nieuwe studenten, maar ook om andere vormen van de markt-

Groeiende diversiteit van de studentenpopulatie

De toenemende diversiteit in de studentenpopulatie komt voor de Hogeschool Rotterdam in de eerste plaats tot uiting in een sterke groei van het aantal studenten met een niet-Nederlandse etnische en culturele achtergrond: meer dan de helft van de jongeren in de stad hoort tot die groep. Integratie, scholing en binding leveren een belangrijke bijdrage aan een stabiele samenleving waarbij ‘insluiting’ centraal staat.

De Hogeschool Rotterdam heeft, juist in deze regio, de opgave daaraan ook in het eigen onderwijs een bijdrage te leveren. Die opgave houdt ook in dat het onderwijs zo wordt ingericht dat studenten met een allochtone achter-grond een goede kans hebben hun studie met succes af te ronden. Het belang van deze opgave is niet alleen groot voor de Hogeschool Rotterdam, maar voor alle hogescho-len in de grote steden. Die instellingen hebben gezamenlijk gesignaleerd dat de huidige financiering van het hbo de gewenste intensivering van de begeleiding van deze doel-groep feitelijk onmogelijk maakt en hebben gepleit voor een extra bijdrage voor die taak.

Daarnaast is er een toename van studenten uit niet-tradi-tionele doelgroepen: mensen die in hun jeugd hun capaci-teiten niet volledig hebben ontplooid en op latere leeftijd een opleiding als tweede kans oppakken; of mensen met een buitenlands diploma, die in Nederland willen doorgroei-en. Nu al gaat het om meer dan duizend studenten per jaar. Dat aantal zal de komende jaren alleen maar toenemen.

Nieuwe eisen aan het onderwijs

De studentenpopulatie van de hogeschool verandert en daarmee de verwachtingen die studenten van het onder-wijs hebben. Ook de samenleving let scherp op de kwaliteit van het onderwijs en heeft daarbij specifieke verwachtin-gen.

2. Wat komt er op ons af

08

werking in het onderwijs. Studenten worden gestimuleerd mobieler te worden, ook internationaal. Nieuwe aanbieders, zoals instellingen voor afstandsonderwijs, krijgen voet aan de grond in het hbo. De internationalisering van de arbeidsmarkt betekent dat onze afgestudeerden recht-streekse concurrentie krijgen van gediplomeerden uit het buitenland.

Dat stimuleert en noodzaakt de Hogeschool Rotterdam zich slagvaardig en met profilering en kwaliteit op die onder-wijsmarkt te begeven. Daarbij moeten wij een consistent beleid voeren, waardoor onze positie zowel in Rotterdam als (inter)nationaal versterkt wordt.

Vraag naar innovatie en kennisontwikkeling

De Rotterdamse regio vraagt specifiek om mensen die een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling op de terrei-nen waarop de regio zich in de komende tijd wil focussen. Het betreft de economische pijlers, zoals die zijn beschre-ven door de Economic Development Board Rotterdam (EDBR): het complex van haven en industrie en de daarmee samenhangende thema’s rond energie en water, de crea-tieve industrie en een innovatieve medische en zorgsector. De EDBR wijst daarnaast ICT, internationalisering en ondernemerschap als belangrijke aspecten aan. Ook het belang van de zakelijke dienstverlening en van goed ma-nagement van bedrijven voor de ontwikkeling van de stad wordt door de EDBR onderschreven. Het Sociaal Platform voor Rotterdam wijst op het belang van maatschappelijke factoren, zoals goed onderwijs en sociale integratie. Alle genoemde sectoren zijn te zien als verschillende facetten van de stad. Door de hogeschool zijn die aangeduid als onderscheiden ‘steden’. Ontwikkeling in al die ‘steden’ is nodig voor een positief resultaat. Rotterdam als stad van de toekomst: internationaal, slim en aantrekkelijk.

De tabel op pagina 9 geeft een overzicht van de kernopga-ven waarvoor de verschillende sectoren (‘steden’) in onze regio staan en waaraan wij als Hogeschool Rotterdam met

onze opleidingen een bijdrage willen leveren. Om een rol van betekenis te vervullen in de ontwikkeling van de kenniseconomie in de regio staat de Hogeschool Rotterdam voor de uitdaging om aan deze kernopgaven in elk van de sectoren haar bijdrage te leveren. Daarbij wordt niet alleen gevraagd om het opleiden van flexibele profes-sionals met de vereiste kwalificaties die deze vraagstuk-ken kunnen aanpakken, maar ook om een bijdrage aan de ontwikkeling van de beroepspraktijk.

Dat vereist dat wij zelf nieuwe aanpakken en innovatieve oplossingen ontwikkelen, in partnerschap met instellingen uit de omgeving. De hogeschool wordt daarmee dus uitge-daagd om méér dan een opleidingsinstituut te zijn, om de gebundelde kennis die wij hebben gericht in te zetten voor de ontwikkeling van de regio.Hoe de Hogeschool Rotterdam expliciet met al deze uitda-gingen en verwachtingen rekening houdt, beschrijven wij in de volgende hoofdstukken.

2. Wat komt er op ons af

09

Sector

TechniekProductieve stad

Bouw en infrastructuurBouw- en havenstad

CreativiteitCreatieve stad

GezondheidszorgGezonde stad

ICTMedia en technologiestad

Internationale handelInternationale stad

OndernemerschapOndernemende stad

Zakelijke dienstverleningStad van financiële en zakelijke dienstverlening

ManagementStad met innovatieve managers

OnderwijsLerende stad

Sociale ontwikkelingSociale stad

Tot stand brengen van innovatieve maakindustrie; duurzame ontwikkeling en oplossingen in het haven- en industriecomplex

Aantrekkelijke gebouwde (woon)omgeving die mensen bindt, goede bereikbaarheid, vooral rond de haven: slimmer en sneller

Bijdrage aan een aantrekkelijke stad, vooral voor jongeren, en aan op creativiteit gebaseerde economische groei, bijvoorbeeld rond productinnovatie, design en media

Versterken van preventie en eerstelijnszorg, organisatorische en technische oplossingen die de gezondheidszorg betaalbaar houden

Ontwikkelen van innovatieve ICT-toepassingen binnen de verschillende sectoren

Verdere versterking van internationale relaties rond Rotterdam en aantrekken van internationaal opererende bedrijven

Bovengemiddelde groei door versterken van innovatiekracht en ondernemerszin

Groei en ontwikkeling die de concurrentiekracht van Rotterdam als mainport versterkt

Vergroten van de vitaliteit van ondernemingen en instellingen, op ontwikkeling gericht personeelsbeleid

Terugdringen van uitval, verhoging opleidingsniveau, opzetten brede scholen

Integrale wijkaanpak, ‘inclusion’, upgrading van de stad

Kernopgaven in de regio

2. Wat komt er op ons af

Op basis van de in hoofdstuk 1 geschetste ontwikkeling van de hogeschool en de in hoofdstuk 2 beschreven uitdagin-gen, kiezen wij in dit hoofdstuk positie en beschrijven onze ambities voor de komende vijf jaar. We bouwen daarbij voort op de succesvol gebleken keuze voor Rotterdam en onze Rotterdamse benadering. De Hogeschool Rotterdam ambieert daarmee een (inter)nationale uitstraling: met de Rotterdamse aanpak kun je overal prima aan de slag.

Vanuit de maatschappelijke rol van de hogeschool zien wij twee hoofdtaken, aspecten van de bijdrage die wij willen leveren aan de ontwikkeling van stad en regio:¬ opleiden van voldoende hbo’ers voor de arbeidsmarkt;¬ bijdragen aan de ontwikkeling van de beroepsuitoefe-

ning in de regio.

Om die taken goed te kunnen uitvoeren is het in de ko-mende tijd van belang te werken aan vier hoofddoelen:¬ verbredenw van de participatie in het hoger onder-

wijs, door ons te richten op nieuwe doelgroepen, door verbetering van de doorstroom in de beroepskolom en door het bieden van diplomagerichte maatwerktrajec-ten met erkenning van eerder verworven competenties (EVC);

¬ in de praktijk van alledag verzorgen van goed hbo-onderwijs. Dat doen de opleidingen door studenten

10

Positie- bepaling: wat willen wij

3

uitdagende opdrachten te geven binnen het kennis-gestuurde, praktijkgestuurde en studentgestuurde onderwijs van het ROM. Hierdoor wordt het studie-succes geoptimaliseerd, en worden studenten gericht voorbereid op een rol als resultaatgerichte en innova-tieve probleemoplosser voor hun beroepspraktijk;

¬ in nauwe samenwerking met de omgeving bijdragen aan kennisontwikkeling, relevant praktijkgericht (ontwerp)onderzoek doen, vooral gericht op het aanpak-ken van weerbarstige vraagstukken die met de economi-sche en sociale ontwikkeling van de regio samenhangen;

¬ ontwikkelen van contractactiviteiten en maatwerk-trajecten voor bedrijven en instellingen, die gevoed worden door de opleidingen en onderzoekprogram-ma’s van de hogeschool. Daarmee dragen we bij aan een praktijk van levenslang leren.

Deze hoofddoelen zijn ook sturend voor de interne orga-nisatie. Om deze doelen te realiseren zullen wij binnen de hogeschool:¬ instituten vormen voor de in hoofdstuk 2 genoemde

sectoren, die elk een volledig en samenhangend pakket bieden met de drie elementen opleidingen, onderzoek en maatwerk en contractactiviteiten;

¬ personeelsbeleid voeren dat gericht is op het werven van en kansen bieden aan mensen die zichzelf willen overtreffen bij het realiseren van onze ambities;

¬ de voorzieningen en de communicatie van de hoge-school afstemmen op de vereisten van een kennisin-stelling;

¬ onze ambities in het systeem van sturing en kwaliteits-zorg verankeren, opdat we systematisch werken aan het realiseren daarvan.

De Hogeschool Rotterdam ambieert daarmee een profiel als kennisinstelling van en voor de regio. De invulling van dit begrip wordt in het kader hiernaast geschetst.

In de volgende hoofdstukken leest u hoe we aan het verwezenlijken van onze doelen werken.

11

Bij de inrichting van de Hogeschool Rotterdam als ken-nisinstelling gaat het er vooral om een aantal activitei-ten in samenhang te brengen.

In het ROM is vastgelegd dat onze studenten in het praktijkgestuurd onderwijs aan de slag gaan met reële vraagstukken die in de beroepspraktijk van de verschil-lende sectoren spelen. In projecten, stages en afstu-deerwerk komen studenten regelmatig tot innovatieve resultaten, die een bijdrage leveren aan de ontwikke-ling van de beroepspraktijk.

De onderzoeksactiviteiten rond lectoraten voegen daar een dimensie aan toe. Door gericht onderzoek en analyse van de uitkomsten van praktijkgestuurd onderwijs wordt nieuwe (praktijk-)theorie ontwikkeld. Kennis die voor de ont-wikkeling van de beroepspraktijk relevant is.

Die nieuwe kennis wordt overdraagbaar gemaakt en gebruikt, enerzijds in het (kennisgestuurd) onderwijs in bachelor- en masteropleidingen, maar ook in con-tractactiviteiten in de vorm van post-initieel onderwijs, cursussen, onderzoek en consultancy.

12 3. Positiebepaling: wat willen wij

De essentie van een kennisinstelling is gelegen in de onderlinge vervlechting van die activiteiten. Een pro-ject, minorprogramma of afstudeeronderzoek vervult in deze visie tegelijkertijd drie functies. Het biedt een leerervaring aan de betrokken docenten en studenten; het levert voor de externe opdrachtgever een rele-vant resultaat op en de ontwikkelde nieuwe inzichten leveren ook een bijdrage aan de kennisbasis die in de hogeschool aanwezig is.

Zo ontstaat een praktijk van kennisontwikkeling en kenniscirculatie in nauwe samenwerking tussen hoge-school en omgeving.

Zo’n wijze van werken komt niet spontaan tot stand, maar is het resultaat van de bewuste inspanning van het daarbij betrokken personeel. Vooral de rol van docenten wordt verrijkt. Zij zijn niet ‘slechts’ deskun-digen die studenten een goede leerervaring bieden, maar dragen ook bij aan systematische kennisontwik-keling en aan de ontwikkeling van de beroepspraktijk. Ze krijgen daardoor ook een stevige relatie met de omgeving.

Hogeschool Rotterdam als kennisinstelling

Wat gaan we doen

De instituten en diensten van de hogeschool zullen het hogeschoolbeleid in de praktijk vorm moeten geven. In dit hoofdstuk schetsen wij hiervoor een ontwikkelrichting in de vorm van een overzicht van opgaven, afgeleid van de doelen die in hoofdstuk 3 zijn vastgesteld. Het is de verantwoordelijkheid van de instituten en diensten om deze opgaven verder uit te werken en te concretiseren in hun strategische plannen en de jaarplannen.

Verbreden van de participatie

Om de gewenste groei in deelname aan het hoger onder-wijs te realiseren zijn zowel maatregelen op concernniveau als op instituutsniveau nodig. Op concernniveau gaat het om een praktijk van actieve outreach, werving, toeleiding en ondersteuning. Daarbij hoort de inzet van studenten als peercoach en rolmodel in vo- en mbo-scholen. Daarop aansluitend biedt de hogeschool opvang en intake.

Ook het opzetten van een actieve praktijk voor het vaststel-len van eerder verworven competenties (EVC) met daarop aansluitende flexibele maatwerktrajecten vraagt op con-cernniveau om gerichte werving en opvang van belangstel-lenden.

Daartoe wordt in de geplande nieuwbouw bij het com-plex Museumpark een test- en adviescentrum ingericht.

4

13

014 1. De Hogeschool Rotterdam in 2007

Potentiële studenten bespreken daar hun ambities, testen hun capaciteiten en krijgen studieadvies, gekoppeld aan een aanbod van toeleidingstrajecten en toelatingstoetsen. De instituten zijn primair verantwoordelijk voor het ontwik-kelen van goede procedures voor het vaststellen van EVC’s en het aanbieden van daarop aansluitende maatwerktra-jecten, vooral in deeltijdonderwijs en in duale trajecten. Dat vraagt zowel om goede onderlinge afstemming als om een bundeling van deskundigheid.

Goed onderwijs: het Rotterdams Onderwijsmodel

Met het Rotterdams Onderwijsmodel (ROM) heeft de Ho-geschool Rotterdam haar visie neergezet op de inrichting van goed hbo-onderwijs. Met de invoering van het model zijn belangrijke resultaten geboekt, maar verdere ontwik-keling blijft noodzakelijk gezien de verwachtingen en eisen die aan het onderwijs worden gesteld. Wij gaan dus door op de ingeslagen weg en benadrukken het belang dat in alle opleidingen van de hogeschool de inrichting van het onderwijs conform het ROM zichtbaar vorm krijgt en verder ontwikkeld wordt op een manier die past bij het betref-fende beroepenveld.

Daarbij zal de uitvoering van het ROM op enkele punten verbeterd en aangescherpt worden. Het onderwijs moet studenten boeien en binden; dat vraagt om uitdagend onderwijs, waarin ook strak gestuurd wordt. Het kennis-gestuurd onderwijs kan op veel plekken geïntensiveerd worden, vooral ook in het contact tussen studenten en docenten. Het praktijkgestuurd onderwijs zal nog steviger gebaseerd worden op actuele en stimulerende opdrach-ten uit de beroepspraktijk. In de praktijk van studieloop-baancoaching krijgt het studiesucces van de student een centrale plek.

Het in de praktijk waarmaken van het ROM als inspirerend en stimulerend onderwijs voor de studenten van de hoge-school stelt eisen aan de onderlinge samenhang in het stu-dieprogramma. Maar ook aan het verband daarvan met de

14

beroepspraktijk, en vooral aan de wijze waarop studenten daarin worden gestuurd. Docenten zijn daarbij van centraal belang: zij zijn het die studenten de rijke leersituaties bie-den waarin betekenisvol geleerd kan worden. De centrale vraag is hoe zij zo goed mogelijk kunnen bijdragen aan het sturen, stimuleren en ondersteunen van de lerende stu-dent. Dat gebeurt het beste in rechtstreeks intensief con-tact. In de loop van de studie neemt de verantwoordelijk-heid die de student voor zijn eigen leerproces kan en moet nemen toe, maar studenten uit de diverse doelgroepen van de In de loop van de studie neemt de verantwoordelijk-heid die de student voor zijn eigen leerproces kan en moet nemen toe, maar studenten uit de diverse doelgroepen van de hogeschool hebben aan het begin van hun studie dui-delijke behoefte aan stevige sturing, expliciete opdrachten en regelmatige feedback om hun leeractiviteiten te richten. In elke opleiding is dus de vraag aan de orde hoe de inzet van de beschikbare docenten optimaal op intensivering van leeractiviteiten van studenten gericht kan worden. Dat betekent een herijking van de verdeling van de effectieve docenttijd over programma’s en leerjaren, en het behalen van efficiencywinst rond toetsing, organisatie- en ontwik-keltaken. Dit moet als resultaat een steviger en intensiever contact tussen docenten en studenten opleveren.

De wijze van toetsing binnen het onderwijs stuurt in grote mate de studie-inspanningen van studenten. Bovendien moeten de hbo-kwalificaties van afgestudeerden door de toetsing en examinering geborgd zijn. Goed en efficiënt toetsen is dus bij het vormgeven van stimulerend onderwijs van groot belang.

Voor het kennisgestuurd onderwijs blijft het systematisch aanbrengen van een stevige basis van kennis, vaardigheden en professionele werkwijzen voor elke hbo-opleiding van essentieel belang. Competente beroepsuitoefening op hbo- niveau is zonder zo’n basis ondenkbaar. Om welke kennis het gaat wordt bepaald door de eisen die het beroep stelt. Dat vraagt van elke opleiding dat expliciet wordt gemaakt welke ‘body of knowledge (and skills)’ de min of meer

stabiele basis vormt voor de beroepsuitoefening in het betreffende beroep of sector. Die basis dient als kapstok die het de studenten mogelijk maakt gericht naar informatie te zoeken, additionele kennis rond concrete beroepsvraag-stukken snel te plaatsen en nieuwe ontwikkelingen op waarde te schatten.

Bij het praktijkgestuurd onderwijs is en blijft de inzet van het ROM dat studenten het meest en het best leren over de aanpak van beroepsvraagstukken door in hun studie aan de slag te gaan met vraagstukken die echt uit de beroeps-praktijk afkomstig zijn. Met die probleemaanpak zijn bij veel opleidingen inspirerende leerpraktijken ontwikkeld. Aandachtspunten bij de verdere ontwikkeling zijn:¬ een goede regie bij het vertalen van praktijkvragen

naar onderwijsvragen en het ‘wegzetten’ daarvan in het onderwijs, inclusief een duidelijke sturing van studentactiviteiten daarbij;

¬ het verder flexibiliseren van de onderwijsorganisatie rond projecten, zodat opdrachten van buiten daarin goed kunnen worden ingepast, terwijl tegelijkertijd volwaardige alternatieve opdrachten aanwezig zijn;

¬ een stevig en professioneel onderhouden netwerk van relaties tussen opleidingen en beroepspraktijk, waarin ook lectoren een belangrijke rol vervullen;

¬ bij de planning van de inzet van studenten een goede match maken tussen de vraag uit de maatschappelijke omgeving en de inhoudelijke eisen die de opleiding stelt;

¬ op een verantwoorde manier (externe) opdrachtgevers betrekken bij de toetsing van praktijkopdrachten; daar-van gaat voor studenten een stimulerende werking uit.

Het aangaan van convenanten met strategische partners is voor de hogeschool en de instituten een belangrijk middel om deze ontwikkeling te stimuleren. Goede voorbeelden van zulke samenwerkingsverbanden zijn de samenwer-king met de Gemeente rond het Pact op Zuid (gericht op wijkaanpak en goede scholen), met het Havenbedrijf rond de ontwikkeling van het RDM-terrein en ‘de ideale haven’,

154. Wat gaan we doen

met woningbouwcorporaties bij wijkontwikkeling, met zorginstellingen rond innovatie in de zorg, met technische branches rond branchegerichte opleidingstrajecten.

In het studentgestuurd onderwijs neemt studieloopbaan-coaching een centrale plek in. Dat programma is gericht op het volgen en sturen van de ontwikkeling van de student tot competent beroepsbeoefenaar, en op het vergroten van het studiesucces en het voorkomen van onnodige uitval. Essentiële elementen van het proces van studieloopbaan-coaching die de komende tijd aandacht zullen krijgen, zijn:¬ vanuit een positief ondersteunende houding intensief

volgen van de studievoortgang van de student, expli-ciete afspraken maken over de aanpak van de studie en over de inzet van extra ondersteuning op basis van een goede analyse van hun startsituatie;

¬ daarmee moet verbonden zijn: begeleiden van studen-ten die in een opleiding niet op hun plaats blijken naar een bij hem of haar passende alternatieve opleiding;

¬ goed gebruik maken van de aan het programma ver-bonden studietijd, activiteiten in het kader van nood-zakelijke ondersteuning zullen daarvan deel uitmaken;

¬ goed organiseren van de ondersteuning door peer-coaches in het verlengde van de studieloopbaan-coaching; snelle en flexibele inzet van peercoaches is daarbij van belang, bijvoorbeeld middels een leer-bedrijf;

¬ ondersteunen van elke individuele student in zijn of haar ontwikkeling tot professional met een eigen pro-fiel (personal brand).

Het kiezen van een minor is voor de studenten een van de belangrijkste mogelijkheden om de opleiding een eigen accent te geven dat hun beroepsperspectief versterkt. In het ROM is aangegeven dat een minor gericht kan zijn op verbreding, verdieping of doorstroom naar een master. In de afgelopen tijd zijn, vooral ook aansluitend bij lectoraten, inspirerende voorbeelden van minors ontwikkeld, waarin de samenwerking vanuit verschillende disciplines centraal staat bij de aanpak van een belangrijk en complex maat-

16

schappelijk vraagstuk. Deelnemen aan zo’n multidisciplinai-re hbo-praktijk is voor alle studenten een essentiële leerer-varing, temeer omdat de ontwikkeling van de arbeidsmarkt juist om dergelijke vaardigheden vraagt.

Ten slotte: in het ROM wordt de oriëntatie op de regio verbonden met een sterke bovenregionale, internatio-nale en interculturele gerichtheid. Dat betekent ook dat studenten hun Rotterdamse wijze van werken overal kunnen ontwikkelen en toepassen. De beroepspraktijk in de regio is doortrokken van globalisering, maar stu-denten kunnen ook elders, in of buiten ons land, in de praktijk leren en werken. Omgekeerd geldt ook dat de Hogeschool Rotterdam open staat voor alle studenten, uit binnen- en buitenland, die op een Rotterdamse ma-nier willen leren en zich hier willen ontplooien.

Onderzoek en levenslang leren

Onze ambitie bij te dragen aan de ontwikkeling van belang-rijke sectoren van de regio vertalen we door een aantal nieuwe taken te ontwikkelen en te verbinden met de oplei-dingsactiviteiten die de kerntaak van de hogeschool blijven.

De onderzoeksinspanningen van de hogeschool liggen voor een belangrijk deel in het verlengde van het prak-tijkgestuurd onderwijs en vormen daar de ‘kop’ op. De hogeschool selecteert in samenspraak met de omgeving de ontwikkeldomeinen rond maatschappelijke complexe vraagstukken, relevant voor Rotterdam en regio. Per instituut wordt daaromheen een lectoraat ingericht. De lectoren sturen en dragen het praktijkgericht onderzoek in de hogeschool. Ook promotietrajecten kunnen daarvan deel uitmaken. Onderzoek en onderwijs zijn nauw met elkaar verbonden. Het onderzoek is voor een belangrijk deel ingebed in het onderwijs in de bachelor- en masteropleidingen. De resul-taten van het werk van studenten in het praktijkgestuurd onderwijs worden aan de opdrachtgever teruggegeven

4. Wat gaan we doen

(OIIO). Door kennismanagement en onderzoeksprojecten bij lectoraten kan de hogeschool daaraan een dimensie toevoegen. Studenten krijgen door het deelnemen aan onderzoeksprojecten het onderzoekend en ontwikkelend vermogen dat ze ook in hun beroepspraktijk nodig zullen hebben.

De Hogeschool Rotterdam verzorgt een groot aantal masteropleidingen. We gaan dat assortiment uitbreiden, vooral door nieuwe masteropleidingen te ontwikkelen waarin de aanpak van weerbarstige vraagstukken uit de omgeving centraal staat en waarin professionals die daar-mee in de praktijk te maken hebben samen werken aan het vinden van een werkende aanpak.Behalve door resultaten van eigen onderzoek in de oplei-dingen te verwerken kan de hogeschool die ook verder bekend maken door publicatie en middels conferenties, cursussen en andere contractactiviteiten. Die contract-activiteiten zijn nu nog ondergebracht in de Transfergroep Rotterdam, die zich in enkele sectoren een stevige positie heeft verworven en ook een behoorlijke omzet realiseert. Door die activiteiten in te bedden in de instituten en ze te verbinden met de opleidingen en het onderzoek kunnen onze contractactiviteiten een impuls krijgen.

Tot de ‘nieuwe taken’ behoren ook het organiseren van niet-bekostigde masteropleidingen voor mid-career profes-sionals en van opscholingstrajecten in samenwerking met strategische partners uit de omgeving. Ons deeltijdonder-wijs zal zich verder ontwikkelen in de richting van diploma-gericht maatwerk voor werkenden.

17

018

Hoe organiseren we het

Instituutsvorming

De wijze waarop we onze hogeschool organiseren moet bijdragen aan het realiseren van onze strategische doelen. Het stevig onderling verbinden van hogeschool en omge-ving vraagt om instituten waarin onderwijs en onderzoek, maatwerk en contractactiviteiten gebundeld zijn. Alleen door die bundeling kan de gewenste onderlinge inspiratie en samenwerking, binnen de hogeschool en met de omge-ving, goed geborgd worden.

Per 1 september 2007 heeft de hogeschool daarom 11 instituten die elk direct verbonden zijn met een herkenbare maatschappelijke sector in Rotterdam en de regio. De vroe-gere clusters en ‘steden’ worden daarin samengebracht. De instituten zijn gericht op het onder één regie aanbieden van de drie hoofdtaken: bachelor- en master-opleidingen, onderzoek en contractactiviteiten voor die sector. Daarbij is het ontwikkelen van goede samenwerkingsrelaties tussen de instituten ook van belang.

In het organogram is de inrichting van de instituten en de relatie met de andere onderdelen van de hogeschool geschetst. (zie pagina hiernaast)

De instituten hebben als taak het aanbod van opleidingen en studieroutes goed te blijven afstemmen op de maat-

5

18

schappelijke behoefte. Dat kan leiden tot het aanbieden van nieuwe opleidingen of de herprofilering van bestaande opleidingen rond actuele thema’s. Mogelijke thema’s van zo’n ontwikkeling van het aanbod zijn bijvoorbeeld: Energievraagstukken en duurzaamheid, Bouwen op water, Innovatie in de zorg. De instituten zijn qua omvang robuust en hanteerbaar met een studentenaantal van rond de 2500 studenten elk. Daarbinnen worden de verschillende activiteiten op mense-lijke maat georganiseerd.In de tabel achterin dit Positionpaper worden de institu-ten en de daarbij behorende opleidingen en lectoraten benoemd. Naast de in de tabel genoemde opleidingen verzorgt de Hogeschool Rotterdam ook nog een aantal niet-bekostigde masteropleidingen.

Bedrijfsprocessen en dienstverlening

De omvang van de instituten maakt het ook mogelijk de be-drijfsprocessen binnen het instituut efficiënt en professio-neel te organiseren. Met dat doel wordt in elk instituut een bedrijfsbureau ingericht en wordt het middenmanagement versterkt. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan het verder verbeteren van de kwaliteit van de onderwijsorga-nisatie. Ook het managen van de relaties met de omgeving krijgt professioneel vorm.

Voor studenten moeten de gebouwen een uitnodigende leeromgeving zijn; de bedrijfsvoering vraagt tegelijk om in-tensief gebruik van de beschikbare ruimte. Dat vergt goede afspraken over het gebruik van lesweken en bedrijfstijden en een hoog niveau van professionaliteit bij planning en roostering.

Met het organiseren van contractactiviteiten en opleidin-gen voor de professionals uit het werkveld haalt de hoge-school een doelgroep in huis die qua huisvesting, dienstver-lening en onderwijs¬organisatie om een specifiek niveau van professionaliteit vraagt. Ook dat is een uitdaging voor de instituten.

Organogram

College van Bestuur

Diensten

Bedrijfsbureau Relatie-management

Instituuts-directie

Bekostigde opleidingen

(bachelor en master)

LectoratenContract-

activiteiten

195. Hoe organiseren we het

De diensten van de Hogeschool Rotterdam zijn erop gericht het primair proces in de instituten te ondersteunen en de bedrijfsprocessen en de voorzieningen zo goed mogelijk vorm te geven. De diensten staan daarbij voor de opgave de interne dienstverlening op een hoger peil te brengen, meer klantnabij te organiseren en daarbij ook meer trans-parantie in het dienstverleningspakket te brengen.

Personeel: groei en ontwikkeling

De Hogeschool Rotterdam kan zijn doelen alleen door de gezamenlijke inspanning van alle mensen die er werken bereiken. Het personeel is daarom het kapitaal van de hogeschool en het personeelsbeleid is erop gericht mensen uitdagingen en ontplooiingmogelijkheden te bieden, die aansluiten op onze ambities.

De huidige en voorziene groei van het aantal studenten vraagt om groei in het personeelsbestand. Bovendien is er steeds vervangingsvraag door mobiliteit en pensionering van het zittend personeel.

De ontwikkeling van de hogeschool tot kennisinstelling en de ontwikkeling van de visie op goed onderwijs vraagt nieuwe vaardigheden van het personeel. In de beschrijving van gedifferentieerde functies zijn die verwoord. Docenten van de hogeschool kenmerken zich nu en nog meer in de toekomst door relevante praktijkervaring en gerichtheid op innovatie, gekoppeld aan goede didactische vaardigheden.

De hogeschool kent dan ook in de komende jaren zowel een kwantitatieve als kwalitatieve vraag, die vervuld moet worden op een krappe arbeidsmarkt. Daarmee is het personeelsbeleid van de hogeschool de komende jaren een cruciale succesfactor. De kernopgaven voor dat beleid zijn werving, binding en ontwikkeling van het personeel.

De werving vraagt om gerichte inspanningen voor ver-schillende groepen. We richten ons daarbij enerzijds op jonge medewerkers, talentvolle afstudeerders die bij de

20

Hogeschool Rotterdam een start met hun loopbaan maken, verder op de groep zogenoemde dertigers die (tijdelijk) een andere professionele omgeving zoeken en ten slotte ook op professionals met een rijke ervaring die (bijvoorbeeld in het kader van samenwerkingsverbanden met bedrijven of instellingen) een deel van hun tijd willen investeren in het opleiden van jonge mensen.

Met het oog op binding van het personeel moet de hogeschool een aantrekkelijke werkgever blijven, door het bieden van boeiend en afwisselend werk in een dynamische omgeving, kansen voor ontwikkeling en ontplooiing en goede arbeidsvoorwaarden.

Ontwikkeling is kenmerkend voor het werk van de hogeschool, net als voor de beroepspraktijk in de sectoren waarvoor we opleiden. Dat vraagt ook van onze medewer-kers dat zij zich blijven ontwikkelen om de steeds nieuwe opgaven goed aan te pakken. De hogeschool investeert veel in die professionalisering, zowel voor zittend personeel als voor het nieuwe personeel, dat vertrouwd moet worden met de eisen die het werk met het ROM en de samenwer-king met de omgeving stelt. De personeelsontwikkeling wordt gestuurd in de cyclus van plannings- en beoorde-lingsgesprekken. Daarin worden afspraken gemaakt over de invulling van de jaartaak en de daarbij te behalen resultaten, de professionalisering krijgt daarbij structurele aandacht. Deze gesprekscyclus zal de komende jaren syste-matisch worden voortgezet.

Voorzieningen op hoog niveau

De Hogeschool Rotterdam is een financieel gezonde orga-nisatie. Dit geeft de mogelijkheid om nu te investeren in de vorming van instituten voor de toekomst en om proactief te zijn in het aanpakken van voorzienbare knelpunten met betrekking tot huisvesting, personeel en organisatie.

De financiële mogelijkheden van de hogeschool worden vooral bepaald door de aantoonbaar gerealiseerde

5. Hoe organiseren we het

fmkusters
Markering

instroom en uitstroom van het onderwijs. Verhoging van het studiesucces is in de eerste plaats nodig om te kun-nen blijven voldoen aan de maatschappelijke opdracht van de hogeschool en om zo veel mogelijk studenten toe te leiden naar de arbeidsmarkt. Daarnaast biedt het ook de financiële basis voor een verdere ontwikkeling van de hogeschool tot een vooraanstaande kennisinstelling voor en in Rotterdam.

Specifieke opgave voor de komende tijd is het op een transparante manier naast elkaar organiseren, admini-streren en verantwoorden van publiek en privaat gefinan-cierde activiteiten.Informatie- en communicatietechnologie heeft zich ontwik-keld tot een vitaal en onmisbaar onderdeel van al het werk binnen de hogeschool. Binnen het onderwijsproces zal het gebruik van de elektronische leeromgeving en het digitaal ondersteunen van toetsing verder toenemen. Ook als intern en extern communicatiemiddel en als basis voor admini-stratieve processen zal ICT nog verder in belang stijgen. De Hogeschool Rotterdam zal een hoogwaardig voorzieningen-niveau, grote bedrijfszekerheid en goede gebruikersonder-steuning realiseren.

Naast de ICT is een goed niveau van voorzieningen en on-dersteuning voor studenten van belang. Dat gebeurt deels op instituutsniveau, maar ook op concernniveau, zoals door mediatheken, decanaat, organisatie van keuzeonderwijs. Verder is voor de instituten een goede ondersteuning van hun bedrijfsprocessen van belangrijk.

De groei van de hogeschool brengt ook druk op de huis-vesting met zich mee. De Hogeschool Rotterdam heeft gekozen voor een zo veel mogelijk geconcentreerde huisvesting midden in de stad en wil dat ook zo houden. Vanuit het oogpunt van samenwerking worden verwante instituten zoveel mogelijk in elkaars nabijheid gehuisvest. Dat betekent dat de bestaande gebouwen steeds worden aangepast aan de zich ontwikkelende eisen die het werk van de hogeschool stelt.

21

verbinden, moeten op een aantoonbare manier betrokken worden bij de ontwikkeling van de doelen, bij de vraag of die in voldoende mate verwezenlijkt worden en bij de aan-pak van verbeteractiviteiten.

Kwaliteitsborging en doelgerichte sturing vragen in toe-nemende mate ook om het professioneel genereren van managementinformatie, om procesbeschrijving in de admi-nistratieve organisatie en om bewust risicomanagement. Kwaliteitszorg en sturing zijn niet alleen van belang om de eigen ambities te realiseren, maar ook vanwege de eisen die de omgeving daaraan in toenemende mate stelt. Het systeem van accreditatie zal zich naar verwachting verder ontwikkelen, waarbij het aantoonbaar beheersen van de doelgerichte ontwikkeling van de hogeschool en onze oplei-dingen centraal komt te staan.

In een aantal specifieke gevallen wil de hogeschool haar betrokkenheid met de stad vergroten door zichtbaar aan-wezig te zijn en de samenwerking te organiseren op plek-ken in de stad waar de ontwikkeling van bepaalde sectoren geconcentreerd wordt. De vestiging van opleidingen bij de Lloydpier (Pieter de Hoochweg – media) en in de RDM-hal (innovatieve maakindustrie) zijn daarvan voorbeelden.

Systematische kwaliteitsborging

De Hogeschool Rotterdam zal haar ambities alleen kunnen verwezenlijken door daaraan systematisch en doelgericht te werken. Het ontwikkelen, specificeren en uitwerken van vernieuwingen is een proces waarin CvB en directie van instituten en diensten steeds in wisselwerking hun rol spelen. De planning- en controlcyclus en de begroting zijn de instrumenten om doelen en middelen vast te leggen en resultaten zichtbaar te maken. Daarbij is het van belang om niet alleen oog te hebben voor de inhoudelijke doelen, maar juist ook voor het proces van vernieuwing en imple-mentatie.

Systematische ontwikkeling en kwaliteitsverbetering is ook het doel van het systeem van kwaliteitszorg. Dat is dan ook nauw gelieerd aan de P&C-cyclus onder het motto: kwaliteit is doelbereiking. Kwaliteitszorg is zo beschouwd een manier van werken die op alle niveaus en op alle werkterreinen van belang is, niet een ‘extra activiteit’. Het vereist nog inspan-ning om zichtbaar te maken dat overal in de hogeschool inderdaad op doelgerichte en cyclische manier gewerkt wordt aan het verwezenlijken van de ambities. Het tot stand komen van instituten betekent ook een stap in die richting. Bij die instituutsvorming is het op een professio-nele manier organiseren van het werk een belangrijk doel; systematisch en doelgericht werken aan kwaliteitverbete-ring hoort daarbij.

Het is van essentieel belang interne en externe stakehol-ders bij dit werk te betrekken. Studenten, personeelsleden, maar zeker ook de externe partners met wie wij ons willen

22 5. Hoe organiseren we het

1. De Hogeschool Rotterdam in 2007

Tot slot

De Hogeschool Rotterdam is innig verbonden met de Rotterdamse regio. Door ons te ontwikkelen zoals in dit Positionpaper is geschetst, zullen wij onze maatschappelijke rol voor de regio in de komende jaren op een inspirerende manier kunnen invullen.Dit Positionpaper is een schets op hoofdlijnen, die voor interne en externe betrokkenen een goed beeld wil geven van de opgaven waarvoor de Hogeschool Rotterdam staat en van de aanpak die we daarvoor kiezen. Deze aanpak wordt pas zichtbaar door er in de praktijk mee aan de slag te gaan, die daarbij te concretiseren en uit te werken en door te laten zien tot welke resultaten dat leidt. Daar ligt in de komende jaren de uitdaging voor onze instituten en diensten.

Overtref jezelf

Resultaten komen alleen tot stand door de inspanning van alle betrokkenen. We zijn er daarom vooral op gericht het beste uit mensen te halen. Zowel de studenten als de personeelsleden worden uitgedaagd om zich te ontplooien en te ontwikkelen in werken en leren, denken en doen. Overtref jezelf! Dat is de basis waarop de echte inspiratie tot stand komt.

23

Rotterdamse sector Opleidingen Bachelor en Master (MA)

Techniek

Bouw en infrastructuur

Creativiteit

Gezondheidszorg

Instituut voor Engineering en Applied Science (EAS)

Instituut voor Bouw en Bedrijfskunde (IBB)

Willem de Kooning Academie art media design & leisure (WdK)

Instituut voor Gezondheidszorg (IvG)

¬ Autotechniek¬ Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek¬ Chemie ¬ Chemische Technologie ¬ Elektrotechniek ¬ Gezondheidszorgtechnologie¬ Industrieel Product Ontwerpen¬ Werktuigbouwkunde

¬ Bouwkunde ¬ Civiele Techniek¬ Facility Management ¬ Logistiek en Economie¬ Logistiek en Technische Vervoerskunde¬ Maritiem Officier (uitbesteed aan STC)¬ Ruimtelijke Ordening en Planologie ¬ Technische Bedrijfskunde¬ Watermanagement¬ Ma Architectuur ¬ Ma Stedenbouw

¬ Autonome Beeldende Kunst ¬ Docent Beeldende Kunst en Vormgeving ¬ Vormgeving ¬ Vrijetijdsmanagement¬ Ma Autonome Beeldende Kunst ¬ Ma Interieurarchitectuur ¬ Ma Kunsteducatie ¬ Ma Media Design en Communicatie

¬ Ergotherapie¬ Fysiotherapie ¬ Lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn¬ Logopedie ¬ Management in de Zorg ¬ Verloskunde¬ Verpleegkunde¬ Ma Advanced Nursing Practice¬ Ma Physician assistent - klinisch verloskundige¬ Ma Fysio-manueeltherapie in de eerstelijns gezondheidszorg*

Product innovation by practice Smart Energy

Logistics Transurban Ideale Haven

Communication in a digital age

Participatie Arbeid en gezondheid

Eerstelijns gezondheidszorg Transities in de zorg Samenhang in de Ouderenzorg

Instituutsnaam Lectoraten

* contractonderwijs

ICT

Internationale handel

Ondernemerschap

Zakelijke dienstverlening

Management

Onderwijs

Sociale ontwikkeling

Instituut voor Communicatie, Media en Informatie-technologie (CMI)

Rotterdam Business School (RBS)

Instituut voor Commercieel Management (CoM)

Instituut voor Financieel Management (IFM)

Instituut voor Managementopleidingen (IMO)

Instituut voor Lerarenopleidingen (IvL)

Instituut voor Sociale Opleidingen (ISO)

¬ Bedrijfskundige Informatica ¬ Communicatie (adviseur digitale media)¬ Communication and Multimedia Design ¬ Grafimediatechnologie ¬ Informatica ¬ Technische Informatica

¬ International Business and Languages¬ International Business and Management Studies ¬ Trade Management gericht op Azië¬ Ma Business Administration (MBA) *¬ Ma Consultancy and Entrepreneurship *¬ Ma Finance and Accounting *¬ Ma Logistics Management *

¬ Commerciële Economie ¬ Communicatie ¬ Small Business & Retail Management

¬ Accountancy ¬ Bedrijfseconomie¬ Financial Services Management ¬ Fiscale Economie¬ Ma Accountancy & Auditing *

¬ Management, Economie en Recht¬ Personeel en Arbeid ¬ Vastgoed en Makelaardij

¬ Lerarenopleiding Basisonderwijs ¬ Lerarenopleidingen VO/ BVE 2e graads

¬ Culturele en Maatschappelijke Vorming ¬ Maatschappelijk Werk en Dienstverlening¬ Pedagogiek¬ Sociaal Pedagogische Hulpverlening ¬ Ma Pedagogiek / Urban Education¬ Ma Begeleidingskunde *¬ Ma Management & Innovation *

Human centered ICT

International Business

Innoverend ondernemen Business Development

Risk Management Pensioenmanagement

Arbeidsmarktvraagstukken

Versterking beroepsonderwijs

Opgroeien in de stad

* contractonderwijs

Rotterdamse sector Opleidingen Bachelor en Master (MA)Instituutsnaam Lectoraten

MISSIE

¬ Instituutsvorming¬ Bedrijfsprocessen professionaliseren¬ Personeel werven, ontwikkelen¬ Voorzieningen en huisvesting¬ Kwaliteitsborging

De Hogeschool op koers

Hogeschool RotterdamKennisinstelling

van en voor de regio

¬ SLC¬ Peercoaching

¬ Intensieve begeleiding

¬ Toetsing

¬ Body of Knowledge

¬ Assortiment

¬ Minors

¬ Werving¬ Outreach

¬ Intake

¬ OIIO¬ Onderzoek

¬ Lectoraten

¬ Nieuwe masters

¬ Maatwerktrajecten

¬ Contractactiviteiten

TAKEN

DOELEN

MIDDELEN

VOORWAARDEN

Bijdragen aan ontwikkeling

sectoren

Meer mensen een hbo-opleiding

Kennis-ontwikkeling

Verbreden participatie

Goed onderwijs bieden (ROM)

Levenslang leren stimuleren

¬ Aantal ingeschreven studenten per sector Economisch onderwijs 11.500 Gezondheidszorg onderwijs 2500 Kunstonderwijs 2000 Lerarenopleidingen 3500 Sociaal-agogisch onderwijs 3000 Technisch onderwijs 5500

Totaal 28.000

¬ Instroom nieuwe studenten naar vooropleiding Aantal % VWO 800 10 HAVO 3700 45 MBO 2550 30 Overig 1300 15

Totaal 8350 100

Feiten en cijfers over de Hogeschool Rotterdam (2008)

STUDENTEN

PERSONEEL

FINANCIËN

Aantal FTE Docerend personeel 1600 1000 Onderwijs ondersteunend personeel 60 40 Algemeen ondersteunend personeel 1100 750

Totaal 2760 1790

Budget van de hogeschool € 205 mln.

Het aantal studenten zal (op grond van een voorzichtige prognose) in de periode tot 2010 toenemen tot 30.000

Investeren in mensen: 10% van de arbeidstijd en 1% van het budget wordt voor scholing ingezet

Marktaandeel: ruim 7% van het landelijk aantal nieuwe hbo-studenten komt naar de Hogeschool Rotterdam