Polen en huiselijk geweld - Pigmentzorg · GGZ Keizersgracht is in september 2009 opgericht door de...
Transcript of Polen en huiselijk geweld - Pigmentzorg · GGZ Keizersgracht is in september 2009 opgericht door de...
Hij vond de soep te zout
Polen en huiselijk geweld
ACB Kenniscentrum, 2012
2
Colofon
Auteur: Rénie van der Putte (ACB Kenniscentrum)
Selectie dossiers: GGZ Keizersgracht
i.c. Iwona Smoktunovic (psychiater)
Beata Mroczkowska (stagiaire/vrijwilligster)
Artur Kuligowski (stagiair)
Onderzoek: ACB Kenniscentrum
i.c. Rénie van der Putte (senior adviseur)
Annemarie van Nieuwamerongen ( vrijwilligster)
© ACB Kenniscentrum, juni 2012.
Gedeelten van deze uitgave mogen zonder toestemming worden overgenomen, mits daarbij
de bron wordt vermeld.
De titel van de publicatie is gebaseerd op een van de slogans van de campagne tegen huiselijk geweld
die in 1997 in Polen plaatsvond: Bo zupa była za słona (letterlijk ‘De soep was te zout’).
3
I N H O U D
INLEIDING 5
DEEL I ONDERZOEKSVERSLAG 7
1. OPZET VAN HET ONDERZOEK 9
2. DE ONDERZOEKSRESULTATEN 12
2.1 ALGEMENE GEGEVENS 12
2.2 HUISELIJK GEWELD 14
2.3 OVERIGE HULPVERLENING EN POLITIE 23
3. CONCLUSIES (I) 28
4. VERGELIJKING MET NEDERLAND 29
5. CONCLUSIE (II) 33
DEEL II ACHTERGRONDINFORMATIE 35
1. KORTE GESCHIEDENIS VAN POLEN 37
2. POLEN IN NEDERLAND 40
3. HUISELIJK GEWELD 45
4. KINDERMISHANDELING 55
5. ALCOHOLGEBRUIK 61
6. GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG 68
BRONNEN 72
BIJLAGE I DEFINITIES VAN (VORMEN VAN) HUISELIJK GEWELD 76
NOTEN 78
4
5
I N L E I D I N G
In de zomer van 2011 vond de kennismaking plaats tussen ACB Kenniscentrum en GGZ
Keizersgracht. Het gesprek kwam op huiselijk geweld. De psychiater van GGZ Keizersgracht
vertelde dat zij soms patiënten in behandeling kreeg die ervaringen hadden met huiselijk
geweld.
In de ontmoeting die erop volgde ontstond een gezamenlijk plan om hier een onderzoek aan
te wijden.
Het bleef gelukkig niet bij een plan: tussen november 2011 en februari 2012 hebben
professionals, stagiaires en vrijwilligers van GGZ Keizersgracht en ACB Kenniscentrum zich
gebogen over 635 Poolse dossiers, met als primair doel het verzamelen van statistische
gegevens over huiselijk geweld in het leven van Poolse GGZ-patiënten.
De publicatie Hij vond de soep te zout, geeft de resultaten van het onderzoek weer.
Deel I van Hij vond de soep te zout is in zijn geheel aan gewijd aan de uitkomsten van het
onderzoek.
Deel II geeft achtergrondinformatie over onder meer huiselijk geweld, geestelijke
gezondheidszorg en alcoholgebruik in Polen en in Nederland.
Cliënt of patiënt?
Steeds vaker wordt binnen de geestelijke gezondheidszorg een onderscheid gemaakt tussen
een cliënt en een patiënt.1
Aan een geesteszieke patiënt wordt hulp geboden door een arts: een psychiater, die zo
nodig medicatie kan voorschrijven. Een cliënt krijgt doorgaans hulp van een psycholoog, die
geen arts is en geen medicijnen mag verstrekken.
Bij GGZ Keizersgracht wordt dit onderscheid niet gemaakt, men spreekt in de dossiers vrijwel
standaard van ‘patiënt’. In dit onderzoeksverslag wordt dan ook alleen over patiënten
gesproken, ook waar anderen hen wellicht cliënten zouden noemen.
GGZ Keizersgracht
GGZ Keizersgracht behandelt cliënten en patiënten met psychische en psychiatrische
stoornissen. Een groot deel van de hulpvragers is van Poolse origine.
GGZ Keizersgracht is in september 2009 opgericht door de Poolse psychiater Iwona
Smoktunovic.
ACB Kenniscentrum
ACB Kenniscentrum is een onderzoeks- en adviescentrum voor diversiteitvraagstukken
gerelateerd aan maatschappelijke onderwerpen zoals participatie, huiselijk geweld en
radicalisering.
6
7
Hij vond de soep te zout
Polen en huiselijk geweld
D E E L I
O N D E R Z O E K S V E R S L A G
8
9
D E E L I O N D E R Z O E K S V E R S L A G
Dit eerste deel van Hij vond de soep te zout is geheel gewijd aan het onderzoek.
In hoofdstuk 2 worden de data die het onderzoek heeft opgeleverd, gepresenteerd. In
hoofdstuk 3 zijn de belangrijkste conclusies hieruit op een rijtje gezet.
In het daarop volgende hoofdstuk (4) wordt getracht een vergelijking te maken met cijfers
van huiselijk geweld in Nederland. Ook dit wordt gevolgd door de conclusies (hoofdstuk 5).
Maar nu wordt eerst kort beschreven hoe het onderzoek is opgezet en uitgevoerd.
1. OPZET VAN HET ONDERZOEK
Er is in Nederland erg weinig bekend over huiselijk geweld onder Polen. Sporadisch komt er
een bericht naar buiten via de pers of via instellingen voor zorg en hulpverlening.2 Er wordt
echter door deze instellingen vanwege de wet op de privacy in principe niet geregistreerd op
etniciteit. Gegevens over specifieke groepen zijn dan ook nauwelijks voorhanden.
In de afgelopen jaren zijn er diverse landelijke en regionale onderzoeken uitgevoerd naar
huiselijk geweld onder etnische groepen zoals Turken, Marokkanen, Surinamers. De kleinere
groepen zijn hierbij vrijwel altijd buiten beschouwing gelaten. Veel van de onderzoeken zijn
gebaseerd op interviews, zoals gezegd zelden op registraties.
In dit kader is Hij vond de soep te zout uniek te noemen. De samenwerking tussen ACB
Kenniscentrum en GGZ Keizersgracht bood de gelegenheid om én onderzoek uit te voeren
op basis van documenten én om een specifieke kleine etnische groep onder de loep te
nemen.
Juist omdat er geen harde gegevens zijn over huiselijk geweld onder Polen hebben de beide
partners er voor gekozen te beginnen met het verzamelen van cijfers, of te wel het
uitvoeren van een kwantitatief onderzoek. Immers: ‘meten is weten’ en ‘weten is
bestrijden’. Dit statistische onderzoek kan dan later gevolgd worden door een diepgaand
kwalitatief onderzoek.
Onderzoeksgroep en onderzoeksperiode
De onderzoeksgroep bestond uit Polen die tussen september 2009 en oktober 2011 hulp
hebben gezocht bij GGZ Keizersgracht. Van elke patiënt heeft GGZ Keizergracht een dossier
samengesteld met gegevens uit de intake, de medische en psychiatrische onderzoeken en
korte verslagen van de behandelingen. Deze dossiers zijn gebruikt voor het onderzoek.
Werkwijze
GGZ Keizersgracht heeft een voorselectie gedaan: er zijn 635 dossiers van Poolse patiënten
bekeken op aanwijzingen voor huiselijk geweld. Hiervan zijn er 153 – geanonimiseerd –
doorgegeven aan ACB Kenniscentrum voor gedetailleerd vervolgonderzoek.
10
Van de 153 dossiers zijn er drie afgevallen omdat hierin tóch geen sprake bleek te zijn van
huiselijk geweld. De resterende 150 dossiers zijn nauwkeurig geanalyseerd op basis van een
vooraf samengestelde lijst met aandachtspunten.
In drie van de geanalyseerde dossiers spraken volwassen patiënten ook over hun kinderen,
die getuige of slachtoffer waren van huiselijk geweld. De onderzoekers hebben besloten
deze gegevens niet mee te nemen in de statistische onderzoeksresultaten omdat de
betreffende kinderen zelf geen patiënten van GGZ Keizersgracht waren en dus ook niet over
een eigen dossier beschikten.
Punt van aandacht: onder- of overrapportage
Voordat we overgaan tot de presentatie van de resultaten vinden we het nodig een punt van
aandacht te plaatsen bij de mogelijkheid van onder- of overrapportage in het onderzoek.
De hulpverleners van GGZ Keizersgracht zijn tijdens de behandeling met hun patiënten niet
gericht op zoek naar ervaringen met huiselijk geweld. Hun taak is psychische of
psychiatrische problemen te behandelen. Daarbij kunnen ervaringen met huiselijk geweld
natuurlijk wél aan de orde komen – zeker wanneer deze een rol spelen bij de klachten van
de patiënten. Maar er kan dus sprake zijn van een onderrapportage ten opzichte van de
werkelijke ervaringen met huiselijk geweld bij de Poolse patiënten.
Er is nog een andere reden waarom er sprake kan zijn van onderrapportage; er zijn vrijwel
zeker Polen in Nederland die ook geconfronteerd zijn of worden met huiselijk geweld maar
niet met dit probleem – of een ander – bij een hulpverlenende instantie aankloppen.
Bovendien komen ze, als ze wél hulp zoeken, vermoedelijk niet allemaal bij GGZ
Keizersgracht terecht.
Er kan echter ook sprake zijn van overrapportage. Ervaringen met huiselijk geweld leiden
vaak, op korte of lange termijn, tot psychische klachten, zeker wanneer er sprake is van
herhaalde ervaringen. In theorie kan dit betekenen dat iedereen die geconfronteerd is met
huiselijk geweld ooit een beroep doet op geestelijke gezondheidszorg. Zij zijn dan echter
geen reële afspiegeling van de totale Poolse gemeenschap. Als 33% van de GGZ-patienten in
de onderzoeksgroep geconfronteerd is het huiselijk geweld, wil dat niet zeggen dat een
derde van alle Polen hiermee te maken heeft gehad.
In feite kan alleen vervolgonderzoek, waarbij ook Polen worden meegenomen die niet bij
GGZ Keizersgracht in behandeling zijn, aantonen of de percentages een reële afspiegeling
zijn van de Poolse gemeenschap in Nederland of niet. Voorlopig moeten we het doen met
de – in hoofdstuk 2 gepresenteerde – cijfers.
Tweede punt van aandacht: overlap kindermishandeling en huiselijk geweld
Het tweede punt van aandacht betreft de overlap van kindermishandeling en huiselijk
geweld.
Bij kindermishandeling is niet huiselijk geweld aan de orde, terwijl er bij huiselijk geweld
waar kinderen getuige of slachtoffer van zijn wel altijd sprake is van kindermishandeling.3
In dit onderzoek gebruiken we de begrippen in die zin niet helemaal juist. Omdat de
omschrijving ‘huiselijk geweld waar kinderen bij betrokken zijn’ erg lang is, schrijven we
11
‘kindermishandeling’ maar in feite bedoelen we het directe of indirecte geweld dat kinderen
wordt aangedaan in huiselijke of familiaire kring.
Met deze kanttekeningen in het achterhoofd worden in het volgende hoofdstuk de
onderzoeksresultaten gepresenteerd.
12
2. DE ONDERZOEKSRESULTATEN
Zoals in hoofdstuk 1 aangegeven is, zijn er in totaal 635 dossiers van Poolse patiënten van
GGZ Keizersgracht bekeken. In bijna 24% van de documenten kwam huiselijk geweld naar
voren.
23,6%
76,4%
N=635
Dossiers met HG
Dossiers zonder HG
Figuur 1 Aantal dossiers met en zonder huiselijk geweld (HG)
Het onderstaande onderzoek is gebaseerd op de 150 dossiers waarin sprake is van huiselijk
geweld. Op de eerste plaats zijn hier enige algemene gegevens uit gehaald: de sekse en
leeftijd van de patiënten en het jaar van migratie naar Nederland (zie § 2.1).
Vervolgens zijn de dossiers geanalyseerd op huiselijk geweld: de rol van de patiënten in het
geweld, het type geweld en de uitingsvorm. Deze resultaten zijn te vinden in § 2.2. In deze
paragraaf staat ook beschreven wat (mogelijk) de aanleiding voor of oorzaak van het
huiselijk geweld was, of de omstandigheden waarin het huiselijk geweld plaatsvond.
In § 2.3 geeft weer in hoeverre en waar de patiënten ook met andere professionele
(hulp)instellingen in contact zijn geweest, in Nederland en in Polen. Ook komt aan de orde of
de politie (in Nederland) betrokken is geweest vanwege huiselijk geweld en of er tijdelijk
huisverboden (THV) zijn opgelegd.
2.1 ALGEMENE GEGEVENS
Sekse
Het overgrote deel van Poolse GGZ-patiënten met huiselijk geweldervaringen is vrouw (zie
figuur 2): 106 van de 150 dossiers betreffen vrouwen, 44 dossiers zijn van mannelijke
patiënten.
In procenten is het aandeel vrouwen en mannen respectievelijk 71% en 29%.
71%
29%
N=150
Vrouw
Man
Figuur 2 Verdeling naar sekse
13
Leeftijd
Uit de dossiers is het geboortejaar van de patiënten gehaald en hiermee is de leeftijd ten
tijde van de intake berekend . Uit figuur 3 blijkt overduidelijk dat de grootste groep – iets
meer dan de helft van alle patiënten – zich in de leeftijdscategorie 25-34 jaar bevindt,
gevolgd door de personen in de groep 35-44 jaar. Samen vertegenwoordigen zij bijna 77%
van de hulpvragers bij de GGZ.
0 10 20 30 40 50 60 70 80
0-09 jaar
10-14 jaar
15-19 jaar
20-24 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
≥ 55 jaar
N=150
Figuur 3 Onderzoeksgroep naar leeftijdscategorieën
5 patiënten (iets meer dan 3%) zijn jonger dan 15 jaar – waarvan 2 zelfs jonger dan 10. Dit
betreft een meisje van 7 jaar en een jongen van 9 jaar.
Ruim 7% van de patiënten is tussen 20 en 25 jaar. De groep personen ouder dan 44 jaar
maakt 1/8 deel uit van alle dossiers. Hiervan is slechts 2% 55 jaar of ouder.
Er zijn geen dossiers van patiënten tussen 15 en 19 jaar.
Leeftijd naar sekse
Figuur 3 laat zien dat net iets meer dan helft van de patiënten tussen de 25 en 34 jaar oud is.
0% 10% 20% 30% 40%
0-24 jaar
25-29 jaar
30-34 jaar
35-39 jaar
≥ 40 jaarN=150
Vrouw
Man
Figuur 4 Onderzoeksgroep naar leeftijdscategorie en sekse
De onderverdeling naar sekse in figuur 4 maakt duidelijk dat de vrouwen in de meerderheid
zijn in de bovenste helft van deze leeftijdscategorie: 29% van de gehele vrouwelijke
patiëntengroep is tussen 30 en 34 jaar, terwijl dit geldt voor 25% van de mannen. Zij – de
mannen – zijn daarentegen meer vertegenwoordigd in de jongere helft van de tienjaars-
groep: 32% is tussen 25-29 jaar tegen 20% van de vrouwen. Deze twee vijfjaarsgroepen
14
opgeteld geeft ook een significant verschil: 49% van alle vrouwen versus 57% van alle
mannen is tussen 25 en 34 jaar oud.
Ook is er een opvallend verschil in de groep van de 35- tot 39-jarigen: hierin zijn beduidend
meer vrouwen dan mannen te vinden (20% van alle vrouwen tegen 11% van alle mannen).
De percentages onder de 25 en vanaf 40 jaar zijn vrijwel gelijk.
Migratie naar Nederland
Niet van alle patiënten is opgetekend wanneer zij in Nederland kwamen. Bij 92 personen is
dit wel gebeurd (zie figuur 5).
Van de Polen die hulp hebben gezocht bij GGZ Keizersgracht is 78% in of na 20044 in
Nederland aangekomen. Veruit de grootste groep GGZ-patienten ( 54%) is tussen 2007 en
2009 geïmmigreerd. De helft hiervan betreft personen die in 2007 zijn gearriveerd en bijna
een derde in 2008.
0 10 20 30 40 50 60
2010-2011
2007-2009
2004-2006
2000-2003
< 2000
N=92
Figuur 5 Jaar van aankomst in Nederland
2.2 HUISELIJK GEWELD
In dit deelhoofdstuk wordt achtereenvolgens besproken welke rol de vrouwen en mannen
uit het onderzoek hebben ingenomen in het huiselijk geweld, het type geweld dat in de
dossiers voorkomt, de uitingsvormen van het geweld, en tot slot de oorzaak van / aanleiding
tot / de omstandigheden die geleid hebben tot het huiselijk geweld.
Rol in het huiselijk geweld
Mensen kunnen getuige, slachtoffer of pleger zijn. Ook kunnen zij meerdere van deze rollen
innemen of ingenomen hebben. Een kind dat getuige5 is geweest van geweld tussen de
ouders, kan zelf als volwassene pleger zijn, of slachtoffer. Een volwassene die nu slachtoffer
is van huiselijk geweld kan zich op zijn/haar beurt schuldig maken aan mishandeling van de
kinderen.
Figuur 6 geeft weer welke rollen de patiënten in de onderzochte dossiers innemen of
hebben ingenomen.
15
0 20 40 60
Alleen getuige
Alleen slachtoffer
Alleen pleger
Getuige+slachtoffer
Getuige+pleger
Slachtoffer+pleger
Getuige+slachtoffer+pleger
N=150
Figuur 6 Rol in het huiselijk geweld
Slachtoffers
93% van de patiënten die geconfronteerd zijn met huiselijk geweld is slachtoffer.
De groep personen die ‘alleen slachtoffer’ is, is hierbinnen het grootst (44 personen),
gevolgd door degenen die ook getuige zijn geweest (39) en de groep die ook pleger is (35).
Tot slot zijn er 22 patiënten die alle drie de rollen hebben vervuld.
Plegers
In totaal 63 personen zijn pleger van huiselijk geweld. Zij maken 42% uit van de totale
onderzoeksgroep. Van alle plegers is 54% óók slachtoffer. 37% is zowel pleger als slachtoffer
als getuige. De overigen zijn alleen pleger.
De combinatie ‘getuige+pleger’ is in de dossiers niet aangetroffen.
Getuigen
44% van de patiënten is getuige geweest van huiselijk geweld.
Slechts 4 personen waren alleen getuige. De overige 62 personen waren daarnaast ook
slachtoffer of slachtoffer en pleger.6
Enkelvoudige rol
36% van alle personen heeft een enkelvoudige rol in het huiselijk geweld; hij/zij is alleen
getuige of alleen slachtoffer of alleen pleger.
De slachtoffers maken met ruim 81% verreweg het grootste deel uit van deze groep.
Meervoudige rol
Voor 64% van de 150 patiënten geldt dat zij een meervoudige rol hebben in het huiselijk
geweld.
3 op de 4 personen met een meervoudige ervaring met huiselijk geweld heeft een dubbele
rol als getuige en slachtoffer of slachtoffer en pleger. Deze twee groepen zijn bijna even
groot. 1/4 van de groep met meervoudige rollen heeft een drievoudige ervaring, als getuige
én slachtoffer én pleger. Zij vormen 15% van de totale onderzoeksgroep.
16
Rol van mannen en vrouwen in het huiselijk geweld
De gegevens van figuur 6 zijn uitgesplitst naar sekse; zie figuur 7.
0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35%
Alleen getuige
Alleen slachtoffer
Alleen pleger
Getuige+slachtoffer
Slachtoffer+pleger
Getuige+slachtoffer+pleger
vrouw (n=106)
man (n=44)
Figuur 7 Rol in het huiselijk geweld naar sekse
Vrouwen
Het grootste deel van de vrouwelijke patiënten is ‘alleen slachtoffer’ (32%), gevolgd door de
vrouwen die zowel getuige als slachtoffer zijn (29%) en zowel slachtoffer als pleger (23%).
1 op de 9 vrouwen is behalve getuige en slachtoffer ook pleger van huiselijk geweld.
4% van de vrouwelijke onderzoeksgroep heeft alleen ervaring met huiselijk geweld als
getuige en 1% sec als pleger.
Mannen
Figuur 7 laat zien dat er geen mannen zijn die alleen getuige zijn van huiselijk geweld. Wel is
23% alleen slachtoffer en 11% alleen pleger.
43% van de mannen heeft een dubbele rol; ongeveer 3/5 is slachtoffer plus pleger, de
anderen zijn getuige plus slachtoffer,.
23% van de mannelijke patiënten neemt alle drie de rollen in: zij zijn zowel getuige als
slachtoffer als pleger.
Type geweld
In de dossiers van de Poolse patiënten bij de GGZ Keizergracht is gezocht naar het
vóórkomen van de volgende typen geweld: partnergeweld, kindermishandeling,
siblinggeweld (geweld tussen broers en zussen), oudermishandeling, ouderenmishandeling
en overig familiair geweld.7
Figuur 8 laat zien welke van deze typen geweld er in de dossiers zijn aangetroffen.
De omvang van kindermishandeling en partnergeweld springen onmiddellijk in het oog.
Kindermishandeling
In ruim 83% van alle dossiers komt kindermishandeling voor.
Van de betreffende 125 personen is 91% slachtoffer. Het aantal vrouwen en mannen is
17
hierbij statistisch gezien zo goed als gelijk.
Van dezelfde groep is 18% pleger van kindermishandeling. Statistisch gezien maken iets
meer vrouwen dan mannen zich schuldig aan kindermishandeling (16% versus 14%).
Voor 1 man en 12 vrouwen geldt dat zij zowel slachtoffer als pleger zijn.
0 20 40 60 80 100 120 140
Partnergeweld
Kindermishandeling
Siblinggeweld
Oudermishandeling
Ouderenmishandeling
Overig familiair geweld N=150
Figuur 8 Type geweld
7 personen (allen vrouwen) zijn getuige8 geweest van geweld tegen minderjarige familie-
leden. In 5 gevallen betreft dit geweld tegen een kind van de patiënt door de (ex-)partner, 2
anderen hebben in hun kindertijd gezien hoe hun broertje(s) en/of zusje(s) werden
mishandeld door hun ouders.
De meest voorkomende vorm van kindermishandeling is fysieke en/of emotionele
verwaarlozing. In 78% van de dossiers waarin kindermishandeling aan de orde is, betreft het
geweld – onder meer – verwaarlozing. Daarnaast is er sprake van (soms zeer heftige vormen
van) fysiek en psychisch geweld en incest. (Zie ook figuur 9.)
De personen in de dossiers met kindermishandeling nemen een of meer rollen in als getuige,
slachtoffer en/of pleger.
In 28% van de dossiers waarin kindermishandeling is aangetroffen, is geen andere vorm van
huiselijk geweld gevonden. In 72% van de dossiers is dat dus wel het geval.
De combinatie kindermishandeling en partnergeweld (al dan niet met andere vormen van
geweld) komt in totaal 91 keer voor. Dit betreft dus bijna 61% van de totale
onderzoeksgroep, waaronder 64% van alle vrouwen en 52% van alle mannen.
Partnergeweld
Bijna driekwart van de onderzochte rapporten toont – soms zeer ernstig – partnergeweld.
73% van de patiënten heeft op een of andere manier te maken gehad met geweld tussen
partners of ex-partners. Dit geldt voor 78% van de vrouwelijke en op 61% van de mannelijke
patiënten.
In de 110 dossiers waarin partnergeweld voorkomt, is er 70 keer (63%) sprake van
slachtofferschap. Dit betreft dus bijna de helft van de totale onderzoeksgroep van 150.
18
Vrouwen zijn ruim 2 keer zo vaak slachtoffer als mannen (56% versus 25%).
In 1/3 van de dossiers met partnergeweld – dit is een kwart van alle dossiers – blijkt de
betreffende patiënt zich schuldig te hebben gemaakt aan partnergeweld; 20 vrouwen en 17
mannen (waaronder stellen) zijn pleger. Dit betreft respectievelijk 19% van alle vrouwen en
39% van alle mannen.
Tot slot is een aanzienlijk deel van alle patiënten als kind getuige geweest van geweld tussen
hun (stief)ouders, hun ouders en (ex-)partners, of hun verzorgers. In 30% van alle dossiers is
beschreven wat zij in hun jeugd thuis hebben meegemaakt op dit vlak.
31% van de vrouwen en 27% van de mannen heeft als kind partnergeweld gezien of
gehoord.
In 81% van de dossiers waarin partnergeweld is aangetroffen is dus ook ander huiselijk
geweld gevonden. In vrijwel alle gevallen (83%) betreft dit kindermishandeling.
Eerder is al aangegeven dat de combinatie partnergeweld en kindermishandeling (al dan niet
met andere vormen van geweld) bij 91 patiënten en dus in 61% van alle dossiers voorkomt.
Het gaat hierbij om 64% van alle vrouwen en 52% van alle mannen.
Soms is er daarnaast ook sprake van een derde of zelfs een vierde vorm van huiselijk geweld.
19% van de betrokkenen bij partnergeweld heeft met geen andere vorm van huiselijk
geweld te maken gehad.
Siblinggeweld en oudermishandeling
Onderling geweld tussen broertjes en zusjes (sibling) werd in bijna 9% van de dossiers
vastgesteld.
In een iets kleiner aantal (bijna 7%) was sprake van oudermishandeling. 6 personen (4
mannen en 2 vrouwen) hebben zich schuldig gemaakt aan psychische of fysieke
mishandeling van (een van hun) ouders. 4 vrouwelijke patiënten waren slachtoffer van –
meest psychisch – geweld door hun jongvolwassen kinderen.
Overig familiair geweld
In 3 dossiers is sprake van ‘overig familiair geweld’; een van de betreffende personen heeft
als kindgezien dat zijn moeder werd geslagen door haar schoonvader (opa van de patiënt). In
het tweede geval is ook sprake van geweld vanuit de schoonfamilie en de derde persoon is
als volwassene geconfronteerd met geweld door een van zijn ouders.
In geen van dossiers is ouderenmishandeling gevonden.
Gemiddeld
In de 150 dossiers zijn de vijf geweldvormen in totaal 261 keer aangetroffen. Dit betekent
dat elke patiënt gemiddeld met ruim 1,7 van deze geweldvormen te maken heeft gehad.
19
Uitingsvormen van het huiselijk geweld
Hoe ziet het geweld eruit? Wat hebben de patiënten ondervonden?
Figuur 9 geeft inzicht in de uitingsvormen van het huiselijk geweld en de omvang hiervan.
0 20 40 60 80 100 120 140
Fysiek geweld
Psychisch geweld
Incest
Ander seksueel geweld
Gedwongen abortus
Verwaarlozing
Financiële uitbuiting
Andere uitbuiting
Schending van grondrechten N=150
Figuur 9 Uitingsvormen van het huiselijk geweld
Fysiek en psychisch geweld
De meeste patiënten zijn bekend met fysiek en/of psychisch geweld, hetzij als getuige, hetzij
als slachtoffer of pleger of in gecombineerde rollen.
Fysiek geweld en psychisch geweld waren in respectievelijk ruim 81% en ruim 83%
(psychisch) van de dossiers aanwezig.
Van de gehele vrouwelijke patiëntengroep heeft 80% op een of andere manier te maken
gehad met fysiek geweld. Voor de mannelijk groep is dat 84%. Ten aanzien van psychisch
geweld zijn deze percentages achtereenvolgens 90% en 82%.
In de dossiers van 110 personen (73%) komt zowel fysiek als psychisch geweld voor.
Verwaarlozing
Verwaarlozing, een tekort aan of geheel achterwege blijven van fysieke en/of emotionele
zorg voor kinderen, is een bijzondere vorm van kindermishandeling. In 65% van alle dossiers
waren er concrete aanwijzingen voor ondergane of gepleegde verwaarlozing. Het is hiermee
de derde omvangrijke uitingsvorm van huiselijk geweld.
Verdeeld over de seksen blijkt 68% van alle vrouwen en 59% van alle mannen te maken te
hebben gehad met verwaarlozing in passieve of actieve vorm.
Incest en ander seksueel geweld
In 14 van de 150 dossiers (ruim 8%) komt incest voor, bij 12 patiënten (8%) is sprake van
ander seksueel geweld. Drie personen hebben ervaring met beide vormen.
De patiënten met incestervaringen zijn allemaal van het vrouwelijk geslacht. 12 van hen zijn
slachtoffer, 1 is zowel slachtoffer als (indirecte) getuige9 en 1 persoon is alleen (indirecte)
getuige.
20
De incest is in 7 gevallen gepleegd door de (stief)vader of partner van moeder en drie keer
door een broer, stief- of halfbroer. Tweemaal was een oom verantwoordelijk. Bij 1 persoon
is niet bekend wie de incestpleger was.
De incestslachtoffers waren allen minderjarig op het moment dat het seksuele geweld
plaatsvond. Daarmee is in meer dan 10% van de gevallen van kindermishandeling (ook)
sprake van incest.
Seksueel geweld (anders dan incest) is door 12 personen ervaren, 11 vrouwen en 1 man.
De man en 8 van de vrouwen zijn slachtoffer van verkrachting of aanranding, meestal door
de partner of door een bekende. Twee van deze slachtoffers hebben het seksueel geweld in
hun adolescentieperiode meegemaakt.
Eén van de patiënten voelt zich slachtoffer omdat haar ex-partner homoseksueel bleek te
zijn. Zij voelt zich door hem seksueel misbruikt. Voor een ander geldt dat zij een partner
heeft die haar sterk onder druk zet om een kind op de wereld te zetten. De vrouw ervaart dit
als seksueel geweld.
Eén patiënt is getuige geweest van seksueel geweld; zij heeft als kind gezien/gehoord hoe
haar moeder werd verkracht door haar vader.
Gedwongen abortus
Bij 5 vrouwelijke patiënten geven de dossiers informatie over een, door de partner of door
een familielid en tegen de wens van de vrouwen, afgedwongen abortus.
Uitbuiting
In ruim 11% van de dossiers vertellen patiënten dat zij zich financieel of anderszins uitgebuit
voelen door hun partner of een familielid, zich er zelf schuldig aan hebben gemaakt, of
getuige zijn (geweest) van uitbuiting van de ene ouder door de andere.
Het betreft in totaal 15 vrouwen en 2 mannen. Dit is respectievelijk 14% en 4,5% van alle
vrouwelijke en alle mannelijke patiënten.
Van financiële uitbuiting is 8 maal sprake (7 vrouwen, 1 man). Daarnaast wordt nog eens 12
keer (door 11 vrouwen en 1 man) een andere vorm van uitbuiting genoemd. Meestal gaat
het hier om een behandeling door de partner als dienstmeid of verpleegster.
Op 3 personen zijn beide vormen van uitbuiting van toepassing.
Schending van grondrechten
Bij 3 personen is vastgesteld dat hun grondrechten zijn geschonden.10 Het betreft in alle
gevallen een vrouw. Hun partners hebben spullen (telefoon, bankpas) afgepakt of
contactgegevens in hun mobiel gewist.
Gemiddeld
De 150 patiënten hebben bij elkaar opgeteld met 405 uitingsvormen te maken gehad. Dit
betekent dat elke patiënt gemiddeld met 2,7 van de 9 geregistreerde uitingsvormen is
geconfronteerd.
21
Oorzaak, aanleiding, omstandigheden
Uit 17 dossiers kan op geen enkele wijze herleid worden wat de oorzaak was van het geweld
of in welke omstandigheden een en ander zich afspeelde. In de overige 133 dossiers is een
heel scala aan oorzaken, aanleidingen en omstandigheden gevonden die in verband kunnen
worden gebracht met het huiselijk geweld. Figuur 10 geeft de omvang en diversiteit weer.
0 20 40 60 80 100 120
Fysiek gebrek / ziekte
Psychische ziekte
Financiële problemen
Werkloosheid/werkgerelateerd probleem
Geweldervaring in jeugd
Tirannieke opvoeding
Jaloezie
Sociaal isolement
Probleem tussen patiënt en ander familielid
Relatieprobleem
Verslaving / overmatig gebruik middelen
Overig
N=133
Figuur 10 Oorzaak / aanleiding / omstandigheid huiselijk geweld
Alcohol en drugs
Een bijzonder grote rol speelt het gebruik van middelen als alcohol en drugs: in 75% van de
dossiers wordt melding gemaakt van een – doorgaans overmatig – gebruik van middelen, al
dan niet ten gevolge van verslaving. In veruit de meeste gevallen betreft dit
alcoholconsumptie, soms drugs (cannabis, marihuana,cocaïne) en soms een combinatie van
beide. Drugs wordt voornamelijk door het jongere deel van de patiëntengroep gebruikt.
In een deel van de zaken geeft de alcoholconsumptie of het drugsgebruik van een partner of
kind
directe aanleiding tot ruzie, waarbij dan soms geweld wordt gebruikt. In een ander deel is er
sprake van geweld ten gevolge van het gebruik van middelen.
Relatieprobleem
Na middelengebruik blijkt er heel vaak een relatieprobleem een rol te spelen bij het
voorkomen van geweld. In 48% van de dossiers is dit aan de orde.
Er is heel vaak sprake van ruzie tussen (ex-)partners. De patiënten zijn zelf slachtoffer en/of
pleger van partnergeweld of zijn getuige geweest van geweld tussen hun ouders. Een deel
van de patiënten spreekt een angst voor scheiding uit, anderen vertellen dat zij een partner
hebben die met scheiding dreigt.
22
Jaloezie
Er is vrij veel jaloezie in het spel. 18% van de patiënten heeft er in actieve of passieve zin last
van. Bij een enkeling is sprake van een pathologische vorm van jaloezie.
Ziekte of gebrek
In 32 van de 133 dossiers (24%) heeft de patiënt of iemand uit haar huiselijke kring te
kampen met een gebrek of een fysieke of psychische ziekte11 – en die van invloed is op het
voorkomen van geweld.
Er is onder meer sprake van schizofrenie, borderline, ADHD, korsakov, psychoses,
depressies, chronische stress en suïcidepogingen. Er is kanker, er zijn ouderdomsziektes en
handicaps.
Geweldervaring in de jeugd
In 1/6 van de dossiers zijn zeer sterke aanwijzingen voor intergenerationele overdracht van
geweld: 25 patiënten zijn in hun jeugd getuige en/of slachtoffer geweest van huiselijk
geweld en maken zich er nu zelf schuldig aan. Dit uit zich in partnergeweld en in kinder-
mishandeling. Dit betreft 15% van alle vrouwen en ruim 20% van de mannen.
Tirannieke opvoeding
Voorts is er in 12 dossiers door 9 vrouwen en 3 mannen (respectievelijk ruim 8% en bijna 7%
van alle vrouwen en mannen) expliciet melding van een tirannieke of despotische opvoeder
die met zijn gedrag en zijn ideeën over opvoeding het complete gezin terroriseerde. Op één
ouder na was de tirannieke opvoeder de (stief)vader; de andere was de moeder.
In één ander document komt tirannie aan de orde: een vrouw wordt ‘overmatig
geterroriseerd’ door haar partner. (NB: Deze zaak is opgenomen bij ‘overig’).
Werk en geld
In bijna een kwart van de 133 dossiers vergroten werk- en inkomensproblemen spanningen
en ruzies in de gezinnen. De financiële zorgen leiden anderhalf keer meer dan
werkgerelateerde problemen tot uitingen van geweld.
Problemen met familieleden
Naast problemen tussen de patiënten en hun directe gezinsleden zijn er in 26 gevallen (dit is
19% van de 133 gevallen uit figuur 10) ook problemen tussen de patiënten en andere
familieleden. Vaak is er sprake van een problematische relatie met schoonouders, soms met
grootouders. Dit leidt tot psychisch en soms fysiek geweld tussen deze twee partijen.
Wanneer het een conflict tussen schoonouders en schoonkinderen betreft, beïnvloedt dit
vrijwel altijd de relatie tussen de partners (hetgeen tot uitdrukking komt in partnergeweld).
Bij een persoon is zijn biologische vader tot de groep ‘familieleden’ gerekend; de vader heeft
het gezin verlaten toen zijn zoon 1 jaar oud was en heeft hem nooit erkend. Moeder heeft
de zoon altijd het contact met de vader verboden.
23
Qua sekse betreft het hier 21 vrouwen en 5 mannen oftewel achtereenvolgens 19% en 11%
van alle vrouwelijke / mannelijke patiënten.
Sociaal isolement
Bij 9 mensen zijn er aanwijzingen dat zij of hun gezinsleden kampen met sociaal isolement
en dat dit (mede) tot het geweld heeft geleid.
Overige oorzaken/aanleidingen/omstandigheden
Naast de bovengenoemde factoren hebben andere factoren invloed gehad op de
geweldervaringen van 39 vrouwen en 10 mannen; dit betreft dus meer dan 32% van alle
dossiers en bijna 37% van de in figuur 10 genoemde dossiers.
Situaties die tot de categorie ‘overig’ zijn gerekend zijn onder meer: schuldgevoel na een
abortus en na een dodelijk auto-ongeluk, ouders die in de kindertijd van de patiënten
stierven, verdwenen of in de gevangenis belandden, overbelaste ouders vanwege zorg voor
een ziek/gehandicapt gezinslid, extreem hoge verwachtingen t.a.v. sportprestaties door de
ouders, niet onderkende psychische stoornis en fysieke problemen (ADHD, hartklachten) van
kinderen, opvoedkundige gebreken van ouders (o.a. vanwege een laag IQ), laster of
(seksuele) intimidatie door een (ex-)zakenpartner of
(ex-)werkgever.
Gemiddeld
Gemiddeld genomen hebben de 133 patiënten met 3,3 van de in figuur 10 genoemde
factoren te maken gehad.
2.3 OVERIGE HULPVERLENING EN POLITIE
De dossiers zijn vervolgens onderzocht op ‘overige hulpverlening’ en ‘politie’.
Met welke andere hulpverlenende instanties in Nederland (naast GGZ Keizersgracht) zijn de
patiënten in contact (geweest)?
Hebben de betrokkenen toen zij nog in Polen woonden of onlangs hulp gezocht voor hun
geweldservaringen? Zo ja, bij wie?
In hoeverre is er sprake geweest van interventies door de politie?
Overige hulpverlening in Nederland
In 42% van de dossiers staan andere hulpverlenende instanties genoemd waarmee de
patiënten contact hebben of hebben gehad. Figuur 11 laat zien om welke instanties het gaat.
In 19 gevallen is er contact met de huisarts. In evenveel dossiers wordt psychotherapie
(buiten GGZ Keizersgracht) genoemd en er zijn nog eens 11 personen die bij een andere ggz-
instelling (bijvoorbeeld i-psy) in behandeling zijn (geweest) of ernaar zijn verwezen.
Het maatschappelijk werk is 7 maal betrokken.
24
0 5 10 15 20
ASHG en opvanghuis
Jeugdzorg en RvdK
Andere instelling voor ggz
Psychotherapeut
Maatschappelijk werk
Huisarts
Verslavingszorg (detox)
De Waag
Overig
N=63
Figuur 11 Hulpverlening naast GGZ Keizersgracht
13 patiënten hebben te maken met jeugdzorg en/of de raad voor de kinderbescherming. In
één van deze dossiers is sprake van plaatsing in een pleeggezin en residentiële jeugdzorg.
3 personen zijn in contact met een steunpunt voor huiselijk geweld (ASHG) of hebben het
advies gekregen (van de behandelaar van GGZ Keizergracht) hiermee contact op te nemen
en 1 vrouw is aangeraden naar een opvanghuis te gaan.
Tot slot wordt er in 15 dossiers gesproken over andere zorginstanties; de helft betreft
consulten bij specialisten of ziekenhuisopname. Daarnaast is er onder meer sprake van een
behandeling in een abortuskliniek, hulp van de rechtswinkel en bemoeienis van een
zorgcoördinator van een school.
Gemiddeld
Gemiddeld hebben de 63 patiënten naast hun contact met GGZ Keizersgracht met bijna 1,5
van de in figuur 11 genoemde instanties te maken.
Politie in Nederland en THV
In 2612 dossiers (17%) komt naar voren dat er contact is geweest met de Nederlandse politie.
Bij 23 patiënten is er sprake van politie-interventie vanwege huiselijk geweld. In 2 ervan is
expliciet vermeld dat er een tijdelijk huisverbod (THV) is opgelegd. Een van deze THV’s is
verlengd. Bij één vrouw staat dat haar partner is meegenomen door de politie. Er staat niet
vermeld wat er daarna is gebeurd.
In veel gevallen is de politie ‘aan de deur geweest’, soms na een telefoontje van de patiënt
zelf, soms door alarmering van de buren. Eén maal is er aangifte gedaan maar de politie
heeft geen geweld geconstateerd; in een ander dossier staat beschreven dat de patiënt de
politie wel heeft gebeld maar heeft afgezien van aangifte.
2 patiënten zijn – met hun gezin – verwezen naar of aangemeld bij een ASHG (advies- en
steunpunt huiselijk geweld). In 3 dossiers betreft het politieoptreden een minderjarige
25
waarbij ook jeugdzorg en/of pleegzorg betrokken zijn. In één geval is bureau HALT
ingeschakeld.
In al deze zaken is het één keer een mannelijke patiënt die de politie heeft gebeld vanwege
huiselijk geweld door zijn vrouw.
0 25 50 75 100 125
Geen politie-interventie
Wel politie-interventie
N=150
Figuur 12 Politie-interventie
Uit een deel van de dossiers komt naar voren dat er vaker dan één keer contact was tussen
de patiënt en de politie.
Bij 3 dossiers is de interventie van de politie niet direct te linken aan huiselijk geweld maar
met openbare dronkenschap en diefstal.
In 2 gevallen is er sprake van (dreigende) gevangenisstraf: van één patiënt is de ex-partner
veroordeeld – vermoedelijk vanwege seksueel misbruik/incest. Van een ander zit een
(gewelddadige) zoon in voorarrest (voor beroving/diefstal).
Hulpverlening in Polen
Een deel van het huiselijk geweld dat beschreven wordt in de dossiers vond plaats tijdens
het verblijf van de patiënten in Nederland. Een groot deel van de ervaringen gaat terug naar
de tijd dat zij nog in Polen woonden.
Er kan redelijker wijs verwacht worden dat zij hiervoor destijds hulp hebben gezocht of dat
zij daar onlangs, vanwege het in behandeling zijn bij de GGZ, toe zijn overgegaan.
Er is daarom ook onderzocht in hoeverre er in de dossiers sprake is van hulpverlening in
Polen. Net als bij de ‘overige hulpverlening in Nederland’ is ook nu medische zorg
meegenomen waarvan niet met honderd procent zekerheid is vast te stellen of deze te
linken is aan ervaren huiselijk geweld.
Voor het onderzoek naar de hulpverlening in Polen is een onderscheid gemaakt naar
professionele en informele hulpverlening. De figuren 13 en 14 geven deze resultaten weer.
0 5 10 15 20
Hulp gezocht en gekregen
Hulp gezocht, niet gekregen
Hulp gezocht, deels gekregenN=30
Figuur 13 Informele hulpverlening in Polen
26
Informele hulpverlening
Vooral bij kinderen die geconfronteerd zijn met huiselijk geweld kan verwacht worden dat zij
op de eerste plaats steun zoeken in het informele circuit: bij hun ouders, bij andere gezins-
en familieleden, bij vrienden of docenten. Ook voor volwassenen geldt dat zij, voordat ze
naar de formele instanties stappen, een beroep doen op hun informele netwerk.
Figuur 13 geeft weer hoeveel patiënten informele hulp hebben gezocht en in hoeverre zij
ook daadwerkelijk steun hebben gekregen.
Uit het onderzoek blijkt dat in ieder geval 30 patiënten informele hulp hebben gezocht. Dit
betreft 26 vrouwen en 4 mannen, respectievelijk 25% en 9% van de totale vrouwelijke /
mannelijke onderzoeksgroep.
30% van de patiënten heeft na een hulpvraag steun ervaren, vaak van oma of van beide
grootouders. Eén persoon heeft een zorgzame tweelingzus, een ander krijgt veel steun van
haar moeder.
Dat moeders en oma’s blijkens het onderzoek lang niet altijd zo meelevend reageerden op
een hulpvraag van hun (klein)kind, blijkt uit het feit dan bijna 2/3 (63%) van de hulpvragers
nul op rekest heeft gekregen. In vrijwel alle gevallen ontkende een direct gezins- of familielid
dat er enige reden was voor de hulpvraag of werd het geweld gebagatelliseerd. Incest door
een buurman werd door de ouders als onzin afgedaan, familie van een slachtoffer van
kindermishandeling nam het slachtoffer niet serieus genoeg om professionele hulp in te
schakelen. Eén persoon is 5 jaar geleden door haar ouders het huis uitgezet toen zij hen
confronteerde met een verkrachting door haar halfbroer op 9-jarige leeftijd.
Voor 2 personen geldt dat zij zich deels gesteund voelen. De een wordt bij een aanvraag
voor scheiding na (langdurig) geweld door de partner wel gesteund door haar moeder maar
niet door haar schoonouders. De ander heeft als kind geen steun ervaren van haar familie,
maar nu, 10 jaar later, wel.
Professionele hulpverlening
In 37 dossiers (25%) is aangegeven dat er in Polen professionele hulp is gezocht. Dit is
gedaan door 28 vrouwelijke en 9 mannelijke patiënten – oftewel respectievelijk 26% en 20%
van alle vrouwen en alle mannen.
0 5 10 15 20 25 30 35
Hulp gezocht en gekregen
Hulp gezocht, niet gekregen
Hulp gezocht, deels gekregenN=37
Figuur 14 Professionele hulpverlening in Polen
Niet alle hulpvragers hebben (volledige) hulp ontvangen. 5 patiënten, allen vrouw, werden
niet of niet afdoende geholpen. Een persoon kreeg bijvoorbeeld van een hulpverlener te
27
horen dat het vast haar eigen schuld was dat haar partner haar had mishandeld. Iemand
anders heeft destijds alleen medicatie (antidepressiva) gekregen, geen therapie.
89% van de hulpvragers heeft wél hulp ontvangen. Bij 1/3 van hen betreft dit psychische of
psychiatrische zorg. (Eén persoon heeft deze zorg in de gevangenis gekregen.) Ongeveer een
kwart heeft een huisarts of specialist geraadpleegd. Vier personen zijn behandeld voor
alcohol- of drugsverslaving, één van hen zelfs tweemaal (beide keren tijdens detentie).
Door enkele patiënten is er niet-medische zorg gevraagd, in de meeste gevallen bij een
advocaat of een rechtsvertegenwoordiger.
Informele én formele hulp
Voor 12 patiënten geldt dat zij zowel informele als formele hulp hebben gezocht.
2 van hen hebben het in beide gevallen ook gekregen en 1 persoon heeft van beide vormen
slechts een deel ontvangen.
Van de 8 personen die geen informele steun hebben ervaren, hebben er 7 wel formele hulp
gekregen, voor de achtste geldt dat ten dele.
Tot slot heeft een vrouw geen hulp uit haar informele netwerk gehad en maar ten dele uit
de professionele sector.
28
3. CONCLUSIES (I)
Uit de in het voorgaande hoofdstuk gepresenteerde onderzoeksresultaten kunnen in
hoofdlijnen de volgende conclusies worden getrokken:
Van alle Polen die vanwege psychische en psychiatrische problemen hulp hebben gezocht bij GGZ Keizersgracht heeft bijna 1/4 te maken (gehad) met huiselijk geweld.
3/4 van de Polen die te maken hebben (gehad) met huiselijk geweld is slachtoffer van
kindermishandeling. Dit betreft evenveel vrouwen als mannen.
De mishandeling van kinderen uit zich op de eerste plaats in affectieve en fysieke verwaarlozing en op de tweede plaats in psychische en fysieke mishandeling, gevolgd door seksueel misbruik.
Bijna 1/3 van de Polen die te maken hebben (gehad) met huiselijk geweld is als kind
getuige geweest van geweld tussen hun (stief)ouders, hun ouders en (ex-)partners, of hun verzorgers.
Bijna 1/2 van de Polen die te maken hebben (gehad) met huiselijk geweld is slachtoffer
van partnergeweld. Hierbij zijn de vrouwen ruim twee keer zo vaak slachtoffer als mannen.
3/5 van de Polen die in behandeling zijn (geweest) bij GGZ Keizergracht en die te maken
hebben (gehad) met huiselijk geweld, is sprake van meer dan één vorm van geweld. Dit betreft meestal de combinatie van kindermishandeling en partnergeweld.
Bijna 2/3 van de Polen die te maken hebben (gehad) met huiselijk geweld heeft een
meervoudige rol in het geweld als getuige en/of slachtoffer en/of pleger. 4/5 van de Polen die een enkelvoudige rol innemen in het huiselijk geweld, is ‘alleen’
slachtoffer. De man-vrouwverhouding hierin is 2:3. In 3/4 van de dossiers van de Polen die in behandeling zijn (geweest) bij GGZ
Keizergracht en die te maken hebben (gehad) met huiselijk geweld is sprake van – doorgaans overmatig – gebruik van verdovende en stimulerende middelen. In veruit de meeste gevallen betreft dit alcohol.
De helft van de Polen die in behandeling zijn (geweest) bij GGZ Keizergracht en die te
maken hebben (gehad) met huiselijk geweld is tussen 24 en 35 jaar oud. Een kwart is tussen 35 en 44 jaar.
De helft van de Polen die in behandeling zijn (geweest) bij GGZ Keizergracht en die te
maken hebben (gehad) met huiselijk geweld is tussen 2007 en 2009 naar Nederland gekomen.
29
4. VERGELIJKING MET NEDERLAND
Is de situatie van de Polen in dit onderzoek bijzonder? Is zij anders dan die van de totale
Nederlandse bevolking13?
Om een juiste vergelijking te kunnen maken zou de Nederlandse controlegroep, net als de
Poolse onderzoeksgroep, gezocht moeten worden binnen sector van de geestelijke
gezondheidszorg. Helaas beschikt deze sector niet over gegevens van aantallen cliënten en
patiënten en de mate waarin en de wijze waarop zijn al dan niet geconfronteerd zijn met
huiselijk geweld. Ook de koepelorganisatie GGZ Nederland zegt deze data niet te hebben.
Voor de vergelijking kan dus alleen gebruik worden gemaakt van algemene bronnen over
huiselijk geweld.
Een onderzoek uit 1997 naar de prevalentie van huiselijk geweld14 wordt nog steeds als het
meest representatieve onderzoek voor Nederland beschouwd. Cijfers uit dit en uit ander
onderzoek15 worden nu gebruikt ter vergelijking met de data uit de Poolse GGZ-dossiers.
(N staat voor de Nederlandse bevolking en P voor de Poolse GGZ-patienten. )
Slachtoffers van huiselijk geweld
N: 45% van alle vrouwen en mannen tussen 18 en 70 jaar is ooit als kind, partner of
ouder, slachtoffer geweest van huiselijk geweld.
P: Binnen de totale groep van (635) Poolse GGZ-patienten is 22% slachtoffer. Dit geldt
voor 93% van de (150) dossiers waarin huiselijk geweld is vastgesteld. De leeftijd
van de slachtoffers loopt uiteen van 7 tot 59 jaar. N: 10% van de volwassen slachtoffers werd of wordt wekelijks geweld aangedaan.
P: Uit de Poolse dossiers is ten aanzien van de frequentie geen informatie gehaald.
N: 10% van de volwassen slachtoffers heeft ongewenste seksuele intimiteit ervaren,
8% is gedwongen tot seksuele handelingen en 4% verkracht.
P: Van de GGZ-patiënten met huiselijk geweldervaringen is 16% slachtoffer van incest
en/of seksueel geweld. Wanneer de dossiers zonder huiselijk geweld worden
meegerekend is dit percentage 4%. Slachtoffers naar sekse
N: Vrouwen en mannen zijn in vrijwel gelijke mate slachtoffer geweest van huiselijk
geweld in brede zin.
P: In de groep van 150 patiënten is 95% van de vrouwen en 88% van de mannen
slachtoffer van huiselijk geweld.
30
N: Vrouwen zijn ruim 2 keer zo vaak slachtoffer van partnergeweld dan mannen,
namelijk 16% versus 7%.
P: In de Poolse onderzoeksgroep van patiënten die huiselijk geweld hebben
ervaren zijn er 2 keer zo vaak vrouwelijke als mannelijke slachtoffers, namelijk
56% versus 25%.
N: Vrouwen en meisjes worden meer dan jongens slachtoffer van seksueel geweld.
P: In het onderzoek onder de Polen zijn 26 vrouwen en meisjes en is 1 jongen
slachtoffer van seksueel geweld. 15 van hen hebben dit geweld op minderjarige
leeftijd ondergaan.
Kindermishandeling
N: Van alle Nederlandse kinderen tussen 0 en 17 jaar was in 2005 3% slachtoffer
van kindermishandeling, in 2007 was dat 4,5%.
P: In 18% van de (635) dossiers van de GGZ-patiënten is sprake van kinderen die
slachtoffer zijn van kindermishandeling. Binnen de deelgroep die met huiselijk
geweld te maken had gehad, betrof dit 76%.
N: 4-11% van de kinderen tot 10 jaar is ooit slachtoffer geweest van lichamelijk
geweld, 1-3% van seksueel geweld.
P: In de Poolse GGZ-dossiers waren 2 kinderen jonger van 10 jaar. Beiden waren
getuige van (fysiek) partnergeweld en slachtoffer van kindermishandeling
(verwaarlozing). Eén van de twee was daarnaast slachtoffer van incest en had
psychisch geweld ervaren.
N: Van alle meldingen van kindermishandeling in 2008 bij het AMK werd in 47%
van de gevallen verwaarlozing als aard (uitingsvorm) opgegeven.
P: Uit het onderzoek onder de Polen die met huiselijk geweld te maken hebben
(gehad) kwam in 65% van de dossiers verwaarlozing naar voren.
Veruit de meeste van de betreffende patiënten zijn slachtoffer van
verwaarlozing. Een klein deel heeft zich schuldig gemaakt aan deze vorm van
kindermishandeling. Voor een enkeling geldt dat hij/zij zowel slachtoffer als
pleger is. Herberekend naar de totale patiëntengroep (635) betreft
verwaarlozing 15% van alle Poolse GGZ-patiënten. Partnergeweld
N: 12% van de gehele Nederlandse bevolking heeft te maken gehad met geweld
door een partner of ex-partner.
P: De GGZ-dossiers laten zien dat 11% van alle Poolse patiënten slachtoffer is van
partnergeweld. Binnen de specifieke groep personen die met huiselijk geweld in
aanraking zijn geweest betreft dit 49% van de patiënten.
31
N: In de Nederlandse situatie gaat het bij partnergeweld in 80% van de gevallen om
‘feitelijk geweld (niet alleen dreiging)’.
P: In de Poolse dossiers met partnergeweld wordt in 81% fysiek geweld gemeld, en
in 83% psychisch geweld. In 73% van de dossiers komen beide vormen voor.
Daarnaast is in 10-15% van de dossiers sprake van een andere vorm van feitelijk
geweld (w.o. seksueel geweld, uitbuiting, gedwongen abortus).
Uitingsvormen van huiselijk geweld
N: De factsheet ‘Huiselijk geweld: feiten en cijfers’ (Movisie 2009) geeft cijfers voor
uitingsvormen van huiselijk geweld. De percentages zijn gebaseerd op bij de
politie gemelde incidenten en betreffen waarschijnlijk alleen slachtoffers.
P: De Nederlandse en Poolse percentages voor de uitingsvormen zijn op een
verschillende manier onderverdeeld. De resultaten van het onderzoek onder de
Poolse GGZ-patiënten zijn zoveel mogelijk vergelijkbaar gemaakt met de
Nederlandse onderverdeling.
N (%) P (%)
Lichamelijk geweld 45,3 32,3
Psychisch geweld (relatieproblemen) 31,3
30,1 Psychisch geweld (overig) 20,2
Seksueel geweld (incl. incest en incl. minderjarigen) 3,3 6,4
Overig* - 6,9
Verwaarlozing - 24,2
* Waaronder uitbuiting en gedwongen abortus
Oorzaak, aanleiding, omstandigheden
N: Grofweg zijn er 4 groepen van factoren die de achterliggende ‘redenen’ voor
huiselijk geweld zijn. De in de onderstaande tabel genoemde percentages zijn
berekend op basis van data uit de factsheet ‘Huiselijk geweld: oorzaken en
gevolgen’ (RoSa, 2002).
P: De resultaten van het onderzoek onder de Poolse GGZ-patiënten is naar deze 4
clusters ‘doorberekend’ om enigszins een vergelijking te kunnen maken.
N (%) P (%)
Biologische / aangeboren factoren 23 9
Maatschappelijke en (sub)culturele factoren* 11 3
Relationele factoren 14 24
Individuele factoren** 23 51
(Onbekend/geen reden/overig) 29 13
* Zoals de gedachte dat HG normaal is en algemeen aanvaarde ideeën over geweld t.b.v. de
opvoeding.
** Waaronder gebruik van alcohol en drugs.
32
Middelengebruik
N: Er is een positief verband tussen middelengebruik en huiselijk geweld.
Circa 30% van de plegers van huiselijk geweld gebruikt chronisch middelen.
Circa 30% van de plegers van huiselijk geweld gebruikt middelen ten tijde van
het delict.
In 32%-55% van de gevallen van partnergeweld is sprake van alcoholgebruik.
(Bron: tijdschrift Verslaving, 3/2007.)
P: Bij 75% van de GGZ-patienten die met huiselijk geweld te maken hebben
(gehad) spelen middelen een rol. Veel dossiers melden chronisch
drankgebruikdoor ouders van de patiënten, hetgeen heeft geleid tot
kindermishandeling en getuige zijn van partnergeweld.
Bij de volwassenen blijkt drankgebruik direct en indirect aanleiding te geven tot
ruzie en partnergeweld.
33
5. CONCLUSIE (II)
In het voorgaande hoofdstuk zijn cijfers van huiselijk geweld bij de Poolse GGZ-patienten
enerzijds en de Nederlandse bevolking anderzijds ter vergelijking naast elkaar gezet.
Op sommige terreinen blijken de groepen niet ver van elkaar af te staan – zie bijvoorbeeld
de cijfers bij ‘partnergeweld’.
Op andere gebieden zijn de verschillen echter wel erg groot – zoals bijvoorbeeld de
percentages onder het kopje ‘kindermishandeling’.
Het gaat o.i. te ver om hieraan harde conclusies te verbinden. De groepen zijn eenvoudigweg
te divers om een reële vergelijking te kunnen maken. Voor een echt betrouwbare en
wetenschappelijk verantwoorde vergelijking is vervolgonderzoek vereist.
Een optie voor vervolgonderzoek is het bestuderen van dossiers van patiënten van een niet
specifieke c.q. algemeen Nederlandse GGZ-instelling op ervaringen met huiselijk geweld.
Een andere optie is uitvoeren van een uitgebreid onderzoek onder de Poolse bevolking in
Nederland, waarin vooral ook Polen die niet bij GGZ Keizersgracht hulp hebben gezocht voor
hun problemen, worden meegenomen.
34
35
Hij vond de soep te zout
Polen en huiselijk geweld
D E E L II
A C H T E R G R O N D I N F O R M A T I E
36
37
D E E L II A C H T E R G R O N D I N F O R M A T I E
Voor de lezer die na of naast de cijfers en procenten uit het eerste deel geïnteresseerd is in
achtergrondinformatie wordt in dit tweede deel van Hij vond de soep te zout een aantal
gerelateerde onderwerpen kort besproken.
Het eerste hoofdstuk bevat een summiere weergave van de geschiedenis van Polen. Het
wordt gevolgd door de migratie van de Polen naar Nederland (2). Hoofdstuk 3 behandelt het
onderwerp huiselijk geweld en bespreekt de situatie in Polen en in Nederland. De
daaropvolgende hoofdstukken hebben dezelfde opbouw met achtereenvolgens de thema’s
kindermishandeling (4), alcoholgebruik (5) en tot slot de geestelijke gezondheidzorg (6).
Elk hoofdstuk wordt afgesloten met suggesties voor ´verder lezen´. Hierbij zijn alleen de
titels van publicaties of websites vermeld. In de bronnenlijst (zie pagina 72-75) kan de
volledige informatie worden gevonden.
1. KORTE GESCHIEDENIS VAN POLEN
De staat Polen heeft zich in de loop van de geschiedenis over wisselende grondgebieden
uitgestrekt. Oorlogen werden gevoerd, grenzen verschoven, overheersers volgden elkaar op.
Er kwamen vreemde volkeren bij en ze werden weer verdreven.
De Tweede Wereldoorlog
Op 1 september 1939 vallen de Duitse nazi’s vanuit het westen Polen binnen. Warschau
capituleert korte tijd later en een groot deel van Polen komt onder Duits bestuur. De
oostelijke provincies zijn intussen bezet door de Russen om verdere expansie van de Duitsers
te voorkomen.
In januari 1945 wordt Polen bevrijd door de geallieerden (waaronder het Russische Rode
leger). Miljoenen Polen, waaronder heel veel Joden en soldaten, zijn omgekomen. Veel
steden zijn verwoest. De ravage is enorm.
Bij de vredesbesprekingen worden de grenzen opnieuw vastgelegd en het land verschuift als
het ware naar het westen: Polen krijgt delen van Duitsland toegewezen maar levert tegelijk
een groot stuk grond in aan de oostzijde aan de Sovjet-Unie.
Een nieuw tijdperk breekt aan.
Communistische periode
Na de bevrijding ontstaat er een nieuwe situatie. De communistische partij komt aan de
macht en neemt, gesteund door de Sovjet-Unie en haar leger, de teugels in handen. De
38
Poolse Volksrepubliek wordt opgericht en de maatschappij wordt naar Russische voorbeeld
ingericht.
De positie van vrouwen is relatief positief; ze worden gestimuleerd om te werken en
verwerven daardoor een grotere economisch onafhankelijkheid.
De ideologie van het communisme biedt weinig ruimte voor religies. De invloed van de
katholieke kerk neemt dan ook af. Vrouwen worden niet langer alleen als moeder en unieke
verzorger van het gezin gewaardeerd. Ook krijgen ze op basis van de in 1956 ingevoerde
abortuswet de mogelijkheid – zij het gelimiteerd – om een zwangerschap af te breken.
De economische situatie is echter slecht, lonen zijn laag, werkomstandigheden zijn beroerd
en de armoede is groot. De jaren 70 van de 20e eeuw staan bekend als diepe crisisjaren. Er
zijn geregeld opstanden maar die worden hardhandig de kop ingedrukt. De controle door
het staatapparaat is groot. Angst overheerst, de bevolking lijdt en de consumptie van alcohol
neemt toe. 16
In de jaren 80 leidt toenemende ontevredenheid onder de bevolking tot opstand en tot de
eerste veranderingen; de door de vakbond Solidarnosc (Solidariteit) georganiseerde
stakingen om de regering te dwingen haar sociaaleconomische beleid te drastisch te
hervormen, krijgen meer en meer bijval, eerst vooral op nationaal en later ook op
internationaal niveau. Ook de Poolse katholieke kerk, die intussen weer wat rechten heeft
gekregen, steunt de acties.17
De communistische partij doet nog allerlei pogingen opstanden de kop in te drukken en de
rust te herstellen maar moet uiteindelijk bij verkiezingen in juni 1989 bakzeil halen.
Enkele maanden later heft de communistische partij zich op en in de daarop volgende jaren
trekt het Sovjetleger zich terug uit Polen.
Postcommunistische periode
De jaren 90 kenmerken zich als jaren van lichte economische groei en toenemende
democratie. In 1997 wordt de nieuwe grondwet aangenomen. Polen is voortaan een
parlementaire democratie met een vrijemarkteconomie. In hetzelfde jaar wordt Polen
kandidaat-lid van de Europese Unie en in 2004 volwaardig lid.
Polen gaat het nieuwe millennium in met een forse terugval in de economische
ontwikkelingen. De werkloosheid groeit en treft vooral de arbeidsparticipatie van vrouwen,
die onder invloed van de toenemende invloed van de katholieke kerk toch al was
afgenomen. (Goede vrouwen blijven thuis om voor man en kinderen te zorgen.)
De armoede neemt weer toe.
De slechte economische omstandigheden leiden tot een terugval in het geboortecijfer. De
overheid reageert hierop door eenmalig een financiële tegemoetkoming te bieden bij de
geboorte van een kind. Arme gezinnen krijgen een dubbele uitkering. In 2004/2005 worden
zo’n 356.000 kinderen geboren. Een kwart miljoen moeders incasseert de dubbele uitkering.
39
De financiële geboorteregeling leidt echter tot problemen op sociaal gebied: een deel van
de nieuwgeboren kinderen wordt op de wereld gezet vanwege het broodnodige (eenmalige)
financiële voordeel dat het de moeders geeft. Daarbij worden veel kinderen geboren in
probleem- en achterstandsgezinnen waar grote armoede heerst en waar vaak (bovenmatig)
alcohol wordt gedronken.
De kerk heeft een eigen wijze van geboortestimulering: voorbehoedsmiddelen worden
onder druk van de kerk verboden en abortus wordt ernstig bemoeilijkt.
Polen als lid van de Europese Unie
In 2004 wordt Polen officieel lid van de Europese Unie. Vanaf 1 mei 2007 hebben Poolse
arbeiders geen tewerkstellingsvergunning meer nodig. Sindsdien kunnen zij dus zonder
probleem heen en weer reizen tussen en werken in landen van de EU, waaronder
Nederland. (Zie verder hoofdstuk 6 Polen in Nederland.)
Polen heeft anno 2012 bijna 38,5 miljoen inwoners.
VERDER LEZEN
Domestic Violence In Poland
SAFETY IN THE FAMILY Program for counteracting violence in families with alcohol related problems
Vrouwenrechten gaan in Polen terug naar af (essay)
www.landenweb.net/polen/geschiedenis/
40
2. POLEN IN NEDERLAND
In dit hoofdstuk wordt de migratie van Polen naar Nederland geschetst. Ook worden hun
positie, leefomstandigheden en verwachtingen ten aanzien van terugkeer kort beschreven.
Demografie
Twee data zijn van cruciaal belang in de emigratie van Polen naar Nederland: 1 januari 2004
– de dag dat Polen lid werd van de Europese Unie, en 1 mei 2007 – de dag dat Polen zonder
werkvergunning aan de slag mochten in Nederland. Vóór deze belangrijke historische data
kwamen er ook al Polen naar Nederland, deels om politieke redenen, maar het lidmaatschap
van de EU heeft tot een enorme uitstroom geleid. Dit is niet verwonderlijk gezien de slechte
economische situatie is Polen en de hoge werkloosheid.18
In de periode 2004-2006 komen er 20.000 Poolse migranten naar Nederland. Tussen 2007
en 2009 zijn dat er nog eens ruim 37.000.19
Op 1 januari 2011 staan er 87.323 Polen ingeschreven in het Gemeentelijk Basisarchief.20
De vrouwen zijn daarbij in de meerderheid: 55% tegen 45% mannen.
3/4 van de Polen behoort tot de 1e generatie, 1/4 behoort tot de 2e generatie.
De helft van de Polen is tussen de 20 en 40 jaar oud. Van hen is slechts 7% van hen is in
Nederland geboren (2e generatie), 93% is 1e-generatiemigrant.
Meer dan een kwart van de Poolse Nederlanders is alleenstaand.
Ongeveer een derde van de Polen woont in het westen van Nederland.
Naast de Polen die geregistreerd staan als inwoner van Nederland zijn er naar schatting nog
zo’n 60.000 tot 70.000 die niet ingeschreven staan in het GBA.
Vier categorieën migranten
Dagevos21 deelt de Poolse Nederlanders in vier categorieën in: arbeidsmigranten, volg-
migranten, huwelijksmigranten en degenen die om een andere reden geëmigreerd zijn.
Totaal Mannen Vrouwen
Arbeidsmigranten 63% 81% 46%
Volgmigranten 13% 7% 20%
Huwelijksmigranten 12% 1% 23%
Overig 11% 11% 11%
Arbeidsmigranten
De Poolse arbeidsmigranten zijn specifiek voor werk naar Nederland gekomen. 63% van alle
Poolse immigranten kan tot deze groep gerekend worden.22
81% van alle Poolse mannen is arbeidsmigrant tegen 46% van de Poolse vrouwen.
De personen in deze categorie zijn relatief jong: 83% van hen is tussen de 20 en 40 jaar.
Ruim een derde van de arbeidsmigranten is alleenstaand.
41
Volgmigranten
Volgmigranten zijn gezinsleden die voor gezinshereniging naar Nederland zijn gekomen,
meestal nadat hun partner of ouder de bedoeling heeft zich hier voor langere tijd of
permanent te vestigen.
Van alle Poolse Nederlanders maken de volgmigranten 13% uit. Er zijn bijna drie keer meer
vrouwelijke dan mannelijke volgmigranten. 1 op de 5 vrouwen valt onder deze categorie
versus 1 op 14 mannen.
Huwelijksmigranten
12% van de in Nederland wonende Polen is naar geëmigreerd vanwege een huwelijk met
een autochtone partner. Er zijn overduidelijk meer ‘Poolse bruiden’ dan ‘Poolse
bruidegommen’: slechts 1% van alle Poolse mannen is voor een Nederlandse partner naar
hier gekomen, terwijl dat geldt voor 23% van de Poolse vrouwen.
Overige migranten
Tot slot is 11% van de geregistreerde Polen om politieke redenen, vanwege een studie, voor
medische behandeling of om een andere reden naar Nederland gekomen.
Het percentage mannen en vrouwen in deze groep is even groot (11%).
Vier soorten migratie
In het artikel Arbeidsmigratie in vieren23 worden vier migratietypen geformuleerd die onder
meer op Polen van toepassing zijn.
% van alle Polen
Circulaire migratie 24%
Transnationale migratie 16%
Vestigingsmigratie 24%
Footloose migratie 34%
Circulaire migratie
Het eerste type is die van de circulaire migratie (seizoensmigratie).
24% van de Polen is een seizoensmigrant. Al hun tijd en aandacht gaat uit naar werk; ze
werken veel (lange werkwerk, lange dagen,) en proberen in korte tijd veel geld te verdienen.
Ze sturen regelmatig geld naar huis en hebben de intentie om na maximaal 5 jaar in
Nederland voorgoed terug te keren.
Transnationale migratie
16% van de Polen in Nederland is een transnationale migrant; hij/zij pendelt heen en weer
tussen Polen en Nederland. De transnationale migrant heeft een hoge opleiding genoten,
verdient voldoende geld om regelmatig geld naar huis te sturen.
42
Vestigingsmigratie
Polen die onder het type van de vestigingsmigratie vallen zijn hoger opgeleid en zijn met
partner en kinderen in Nederland. Vestigingsmigratie is van toepassing op bijna een kwart
van de Polen.
Footloose migratie
De grootste groep migranten, meer dan 1/3, valt onder de typering van ‘footloose’: zij zijn
weinig geworteld in Nederland maar hebben ook weinig contact met het thuisfront. Ze
sturen geen geld naar familie.
Ze zijn veelal lager opgeleid, relatief vaak single en op jonge leeftijd naar Nederland
gekomen.
Hun positie in Nederland is weinig rooskleurig: ze beheersen het Nederlands matig, hebben
weinig vrienden en een onzekere arbeidspositie.
Werk en opleiding
Het percentage Polen met betaald werk is even hoog als onder autochtone Nederlanders.
De Polen zijn echter wel kwetsbaarder op de arbeidsmarkt: er is een hoger risico op
uitstroom en daarbij is instroom in nieuwe banen voor hen moeilijker. Vooral de volg- en
huwelijksmigranten hebben moeite met vinden van betaald werk.
Het grootste deel van de Polen heeft een lage en tijdelijke functie. Ongeveer de helft werkt
in de agrarische sector en in de bouw. Anderen werken in de industrie, de handel, horeca en
in financiële en zakelijke dienstverlening.
Over het algemeen zijn de Polen harde werkers, die bereid zijn voor relatief weinig loon te
werken. Ze maken lange werkweken en lange werkdagen.
Het gemiddelde opleidingsniveau van Polen is lager dan dat van autochtonen, maar hoger
dan het niveau van Turken en Marokkanen. Ongeveer een derde van de Polen heeft
middelbaar onderwijs of mbo als hoogstgenoten opleiding. Een vijfde heeft hbo of
wetenschappelijk onderwijs gevolgd. Meer dan een vijfde heeft alleen op de basisschool
gezeten.
Vooral onder de jongeren is sprake van een laag opleidingsniveau; 40% van hen heeft alleen
basisonderwijs of hooguit enkele jaren vervolgonderwijs genoten.
Verwachte verblijfsduur in Nederland
20% van de Polen wil voor langere tijd of zelfs voorgoed in Nederland blijven. Een dubbel
aantal wil in ieder geval niet meer voorgoed in Polen wonen.
De helft van alle Poolse migranten denkt over 5 jaar nog steeds in Nederland te zijn, 20%
denkt van niet. Ongeveer 1/8 wil pas na zijn of haar pensioen terugkeren.
Sociaal netwerk
De migranten onderhouden nauwe banden met andere Polen, zowel hier in Nederland als in
het thuisland.24
43
63% heeft dagelijks via telefoon of internet contact met familie in Polen.
73% heeft regelmatig contact met landgenoten in Nederland. Een kleine groep (6%) heeft
dat naar eigen zeggen nooit.
Ongeveer de helft van de Polen onderhoudt privécontacten met autochtonen. Zij hebben
dat één of meer keer per week. Eén vijfde deel van de migranten gaat niet privé met
autochtonen om.
8% van de Poolse Nederlanders is van mening dat hij/zij vloeiend Nederlands spreekt.
Ongeveer een derde woont samen met een Poolse partner of een familielid.
Meer dan 2/3 van alle Polen deelt een woning met onbekende landgenoten. Zij wonen
onder meer in de zogenaamde Polenhotels of in huisjes in bungalowparken.
Overige feiten
Huisvesting
Er is een groot huisvestingsprobleem.
40% van de Polen wil meer woonruimte en meer privacy. (Meer dan 2/3 van de migranten
deelt een woning met onbekende landgenoten.)
Daarnaast lopen veel werkgevers aan tegen een tekort aan woonplekken om tijdelijke
arbeiders onder te brengen en bij opvanghuizen in den Haag en Rotterdam kloppen relatief
veel Poolse daklozen aan.
Criminaliteit en alcoholgebruik
In de media wordt een beeld geschetst van Polen als een zijnde een criminele en
alcoholistische bevolkingsgroep. De realiteit is anders: Poolse migranten zijn niet crimineler
dan autochtonen.
Hun alcoholconsumptie is niet per definitie groter dan van andere Nederlanders; hun
drinkgedrag is anders. Er is een verschil in frequentie en hoeveelheid: terwijl autochtonen
vaker (soms dagelijks) drinken maar niet zo vaak excessief alcohol consumeren, drinken veel
Polen alleen in het weekend of op feestdagen, maar nemen dan wel forse hoeveelheden tot
zich. Dit leidt soms tot problemen in het verkeer en tot overlast voor buurtgenoten en wekt
het beeld van Polen als dronkenlappen.
Geloof en geluk
In ongeveer 40 steden en dorpen worden geregeld katholieke kerkdiensten in het Pools
gehouden. Ongeveer 3/4 van de Polen is rooms-katholiek, de helft is belijdend.
Poolse Nederlanders ervaren hun gezondheid als (zeer) goed maar ze voelen zich minder
gelukkig dan autochtone Nederlanders.
44
VERDER LEZEN
Onder Polen. Poolse arbeidsmigranten op het platteland in beeld
Poolse migranten. De positie van Polen die vanaf 2004 in Nederland zijn komen wonen
VerWeg & DichtBij Poolse medelanders. Ze zijn niet meer weg te denken
www.polenforum.nl/pdf/Inside_Polen.pdf
www.forum.nl/Portals/0/Publicaties/Polen-in-Nederland-Fact-sheet-NL-juni-09.pdf
45
3. HUISELIJK GEWELD
Huiselijk geweld wordt (in Nederland) gedefinieerd als: geweld dat door iemand uit de
huiselijke kring van het slachtoffer wordt gepleegd. Deze kring bestaat uit (ex-)partners,
gezinsleden, familieleden en huisvrienden.
De relatie tussen het slachtoffer en de pleger voor de benaming ‘huiselijk geweld’, niet de
plaats waar het geweld plaatsvindt.
Huiselijk geweld kent verschillende uitingsvormen. De meest voorkomende zijn lichamelijk,
geestelijk en seksueel geweld, en verwaarlozing (dit is een vorm van kindermishandeling).
In dit hoofdstuk wordt het ‘Wie, wat en & hoe’ van huiselijk geweld besproken,
achtereenvolgens in Polen en in Nederland.
De relatie tussen huiselijk geweld en middelengebruik komt in hoofdstuk 5 aan de orde.
Huiselijk geweld in Polen
Huiselijk geweld is een serieus en wijdverbreid probleem in Polen. In de afgelopen 10 à 15
jaar is de aandacht ervoor gelukkig fors toegenomen. Het bewustzijn over de persoonlijke en
maatschappelijke gevolgen is vergroot, de hulpverlening verbeterd en geïntensiveerd, de
preventieactiviteiten zijn toegenomen.
De focus ligt op vrouwen, als slachtoffers. Mannen zijn weinig in beeld – tenzij als pleger.
Naast partnergeweld is er veel aandacht voor kindermishandeling (zie hiervoor hoofdstuk 4).
Polen kent de speciale telefonische hulplijn, Niebieska Linia (Blauwe lijn), waar mensen
vragen kunnen stellen over (onder meer) huiselijk geweld en waar slachtoffers terecht
kunnen voor advies en hulp. Niebieska Linia wordt jaarlijks ongeveer 10.000 keer gebeld.
Van elke 10 vragen hebben er 8 betrekking op huiselijk geweld.
Cijfers over slachtoffers
Op basis van interviews en steekproeven wordt aangenomen dat ongeveer 1/6 van alle
Poolse vrouwen slachtoffer is van huiselijk geweld. Daarnaast circuleert een veel hoger
cijfer: 30% van de vrouwen zou ooit zijn geconfronteerd met een of andere vorm van
huiselijke geweld.
Uit diverse bronnen komen verder de volgende gegevens naar boven: 12% van de vrouwen
in minimaal één keer geslagen door hun partner of echtgenoot. 9% is herhaaldelijk
mishandeld.
Uit gesprekken met gescheiden vrouwen blijkt dat 21% van hen af en toe werd geslagen en
dat 41% slachtoffer is van herhaaldelijk misbruik. Zij kennen ook allemaal andere vrouwen
die klappen krijgen van hun man.
In principe komen de slachtoffers uit alle leeftijdscategorieën en alle sociaaleconomische
46
klassen. Vrouwen uit de lagere economische milieus worden echter meer geconfronteerd
met huiselijk geweld dan vrouwen uit de hogere klassen.
Van alle volwassenen heeft 63% in zijn of haar jeugd wel eens een pak slaag gehad. 38% van
de Polen is in zijn of haar kindertijd geslagen met een riem of met een ander object.
Houding ten aanzien van huiselijk geweld
In Polen wordt huiselijk geweld door veel mensen als gewoon gezien, als ‘iets dat er nu
eenmaal bij hoort’. Volgens de traditie is ook in de opvoeding lichamelijk en geestelijk
geweld toelaatbaar.
Het ideaalbeeld dat Polen hebben van vrouwen is die van de Matka Polka (Poolse Moeder),
als een zichzelf opofferende vrouw, die goed voor man en kinderen zorgt en daar uitermate
gelukkig onder is. En haar man is ‘koning in huis’.
De Poolse geschiedenis definieert zichzelf in termen van eer en mannelijke waarden. Daarbij
hoort een ondergeschikte positie van vrouwen. Mannelijkheid komt tot uitdrukking in het
handhaven van de goede orde – man bovengeschikt, vrouw en kinderen ondergeschikt. Dat
hierbij soms klappen vallen is ‘begrijpelijk’ dan wel ‘noodzakelijk’.
Machismo komt ook tot uitdrukking in stevig drinken en laten zien dat je niet over je heen
laat lopen (tonen van verdedigings- en aanvalsgedrag).
Het voorkomen van geweld in het algemeen en van huiselijk geweld in het bijzonder kan niet
eenzijdig worden toegeschreven aan alcoholgebruik of aan sociaal-maatschappelijke normen
en waarden. Het is de combinatie van beide.
Het onderzoeksbureau MillwardBrown heeft in 2011 in Polen een interessant onderzoek
uitgevoerd naar het beeld over en de publieke opinie ten aanzien van huiselijk geweld.25
Van de onderzoeksgroep (1.500 personen van 18 jaar en ouder) bestempelde ruim 40%
zichzelf pleger van huiselijk geweld. Ongeveer 2/3 van deze zelfverklaarde plegers gaf toe
psychische geweld te gebruiken tegen familieleden, 1/3 erkende fysiek geweld.
Uit het onderzoek kwamen de volgende gegevens naar voren: meer dan 80% van de Polen
denkt dat huiselijk geweld voorkomt in minimaal 1 op de 5 gezinnen. De helft van de
onderzoeksgroep denkt zelfs dat het aan de orde is in minimaal 2 op de 5 gezinnen. De
zelfverklaarde plegers zijn beduidend pessimistischer dan de rest van de ondervraagden.
De Polen zijn ervan overtuigd dat huiselijk geweld in laatste vijf jaar is toegenomen. Ze
denken dat van elke 10 slachtoffers er 7 te lijden hebben onder psychische mishandeling, 5
onder fysieke mishandeling en dat er 3 seksueel geweld hebben ondervonden.
43% van de Polen zegt ten minste één gezin te kennen waar psychische geweld voorkomt.
38% kent minimaal één gezin waar fysiek geweld wordt gepleegd en 7% linkt ten minste één
gezin aan seksuele mishandeling.
Bijna alle respondenten geloven dat geweld meer voorkomt in gezinnen waar (veel) alcohol
wordt gedronken. Circa de helft denkt daarnaast dat huiselijk geweld meer voorkomt in
arme gezinnen en een bijna even grote groep meent dat het in grote steden meer voorkomt
47
dan in kleine steden of dorpen. Onder plegers van huiselijk geweld komt overmatig
alcoholgebruik 5 maal vaker voor dan onder de totale bevolking.
Profielschets van plegers
Uit het hierboven genoemde onderzoek komt een afgeleid profiel van plegers aan het licht.
Hierbij is een onderscheid gemaakt naar plegers van psychisch geweld en plegers van fysiek
geweld.
Evenveel mannen en vrouwen maken zich schuldig aan psychisch geweld.
Ruim 1/4 van hen is tussen 30 en 39 jaar oud en nog eens bijna 1/4 is tussen 50 en 59 jaar.
63% van de plegers van psychische mishandeling is middelbaar of hoger opgeleid. (De groep
middelbaar opgeleiden is anderhalf keer zo groot als de hogeropgeleiden).
68% van de plegers woont in een dorp of stad met minder dan 100.000 inwoners.
Bijna 1/3 van alle plegers van fysiek geweld is tussen 50 en 59 jaar oud. De resterende
tweederde is vrijwel gelijk verdeeld over vier andere leeftijdsgroepen.
Fysiek geweld wordt meer door mannen dan door vrouwen gepleegd: 54% tegen 46%.
Van alle personen die zich schuldig maken aan fysieke mishandeling is 57% middelbaar of
hoger opgeleid. (De verhouding tussen middelbaar en hoger opgeleiden is precies 2:1.)
72% van de plegers woont in een dorp of stad met minder dan 100.000 inwoners.
Oorzaken van huiselijk geweld en complicerende factoren
In veel gemeenschappen liggen de wortels voor huiselijk geweld in de traditioneel
ondergeschikte rol van vrouwen in privé en publiek. Dat geldt ook voor Polen. Om huiselijk
geweld effectief te bestrijden is emancipatie van vrouwen (én mannen) nodig. De
traditionele rollen moeten doorbroken worden en de positie van de vrouw dient verbeterd
worden.
In Polen zijn er allerlei factoren die de emancipatie van de vrouwen bemoeilijken.
Een van de complicerende factoren ligt op het politieke vlak. In de communistische periode
bekleedden mannen en vrouwen min of meer dezelfde rollen. De transitie naar het nieuwe,
democratische Polen land heeft, mede door de toegenomen invloed van de katholieke kerk,
een herleving van oude tradities en oude normen en waarden tot gevolg gehad. Dit heeft
het algemene concept van familie en gezin beïnvloed: de man wordt weer als belangrijkste
kostwinner gezien, terwijl de vrouw, als goede ‘Matka Polka’, de zorg voor het gezin draagt.
Dit heeft een negatieve invloed op de economische zelfstandigheid van vrouwen.
Een complicerende factor van geheel andere orde is de overtuiging dat alcohol oorzaak no.1
is voor huiselijk geweld – een mythe die mede in stand wordt gehouden door politici en
artsen. Internationale studies tonen echter aan dat huiselijk geweld het gevolg is van
onderliggende factoren in het leven van plegers, zoals het ondervonden hebben van
kindermishandeling, de mening dat geweld tegen vrouwen acceptabel is en de wens macht
uit te kunnen oefenen.
48
In Domestic Violence In Poland26 (2002:19) wordt een en ander als volgt samengevat:
‘Woman abuse is a choice that men make in a society that supports men’s power and
control.’
Informele hulpverlening
In het onderzoek van MillwardBrown (2011) is aan de respondenten gevraagd met welke
stellingen over wel/niet reageren bij huiselijk geweld zij het eens of oneens waren.
Vrijwel alle respondenten onderschreven de volgende vier stellingen over wél reageren: je
kunt erger helpen voorkomen, het is een morele plicht van ieder mens om hulp te bieden
aan slachtoffers, huiselijk geweld is een misdaad, het slachtoffer kan het probleem niet
alleen oplossen.
Redenen om géén hulp te bieden waren volgens de respondenten: je weet niet wat de
achterliggende reden of oorzaak is, je kunt zelf in de problemen komen, je kunt de zaak
verergeren voor het slachtoffer, en je moet je er niet in mengen: dit is een
privéaangelegenheid. (Deze stellingen werden door 13% tot 25% van de respondenten
onderschreven.)
Dit laatste argument wordt in ander onderzoek bevestigd: de gemeenschap wil niet
betrokken worden bij huiselijk geweldproblemen en zeker niet ingrijpen bij zaken die andere
families aangaan.
Hulpverlening
Jaarlijks geeft de telefonische hulpdienst Niebieska Linia rond de 8.000 antwoorden op hulp-
en adviesvragen over huiselijk geweld. In 2005 werd door maatschappelijk werkers in
contacten met cliënten 19.000 maal huiselijk geweld hulp geconstateerd.
Toch zoekt lang niet iedereen hulp na geweldervaringen. Er heerst een groot taboe op het
‘buiten hangen van de vuile was’. Daarnaast zijn veel vrouwen emotioneel en financieel te
afhankelijk van de geweldplegers. Slachtoffers blijven ondanks alles bij hun partner ‘om de
kinderen’, omdat ze geen eigen inkomen hebben of omdat hun geloof echtscheiding
verbiedt.
Wie echter wel besluit huis en haard te verlaten wordt geconfronteerd met het schrijnende
tekort aan opvangplekken. Ook kent Polen een hoge woningnood waardoor het moeilijk is
om na een scheiding zelfstandige woonruimte te vinden.
Vrouwen uit lage sociaaleconomische milieus worden meer getroffen worden door huiselijk
geweld dan welvarender vrouwen. Juist voor die eerste groep is het daarom nog moeilijker
zich los te maken van hun familie en een zelfstandig bestaan op te bouwen.
Wetgeving, aangiftes en rechtszaken
Polen heeft diverse internationale verdragen tegen geweld en mensenhandel ondertekend.
In november 2005 heeft het Poolse parlement een nationaal programma voor het tegengaan
van huiselijk geweld aangenomen. Dit programma is in 2007 van kracht gegaan een heeft
vier hoofddoelen: het vergroten van het publiek bewustzijn en het voorkomen van huiselijk
49
geweld, het verbeteren van de ondersteuning en hulp aan slachtoffers en het verbeteren
van de bescherming en rechten van slachtoffers.
Deze wet is grote stap voorwaarts, vooral ten aanzien van de bescherming slachtoffers.
Poolse hulpverleningsorganisaties zetten achter ook kanttekeningen: er is nog steeds geen
wettelijk verbod op het slaan van kinderen, en er zijn geen maatregelen getroffen om een
contactverbod van plegers met slachtoffers af te kunnen dwingen of om plegers zonder
gerechtelijk bevel uit huis te plaatsen.
Polen kent sinds 1998 de Niebieska Karta (Blauwe kaart), een handelingsprotocol dat
geïntroduceerd is om politie-interventies bij huiselijk geweld te standaardiseren. Deze en
andere inventies hebben in 2005 geleid tot een hoogte van 17.000 veroordelingen van
plegers van huiselijk geweld.
Maar, de praktijk laat ook zien dat huiselijk geweldzaken nog steeds een lage prioriteit
hebben bij de politie. De medewerkers hebben weinig kennis van de problematiek, mede
omdat er geen aandacht aan is besteed in de opleiding. Te vaak nog wordt vrouwen
verweten dat ze zelf schuldig zijn aan het ondergane geweld; is het niet omdat ze hun
dronken ‘echtgenoten met rust moeten laten’ in plaats van hen lastig te vallen over hun
drinkgedrag, dan is het wel omdat ze er ‘zelf voor kiezen bij een gewelddadige partner te
blijven’.27 Ook is de politie soms huiverig om betrokken te worden, zeker als de familie van
de melder persoonlijk kennen.
Slachtoffers ondervinden soms ook problemen bij rechtszaken. Ten eerste leidt een zaak niet
tot rechtsvervolging als het slachtoffer niet wil of kan getuigen. Eventueel kunnen andere
getuigen à charge optreden in plaats van het slachtoffer, maar, weinig mensen zijn hiertoe
bereid. Verder staan officieren van justitie soms sceptisch tegen de aangifte en/of de ernst
van het geweld.
Hoe dan ook: in 2005 zijn 17.000 plegers van huiselijk geweld veroordeeld. En voor 2020
wordt er een toename verwacht van een derde in het aantal rechtszaken vanwege huiselijk
geweld.
Tegelijk kan verwacht worden dat de economische recessie, met een toename van
werkeloosheid en financiële problemen tot meer huiselijk geweld leidt.
Huiselijk geweld in Nederland
De werkelijke omvang van huiselijk geweld is (ook) in Nederland moeilijk te schatten. Toch
zijn er wel cijfers te noemen. Deze zijn doorgaans gebaseerd op aangiften, interviews en
prevalentie studies.
In hoofdstuk 4 van deel I van deze publicatie zijn al enkele cijfers gegeven. De belangrijkste
hiervan zijn nog even op rijtje gezet.
50
Slachtoffers
45% van alle vrouwen en mannen tussen 18 en 70 jaar is ooit als kind, partner of ouder,
slachtoffer geweest van huiselijk geweld.
10% van de volwassen slachtoffers werd of wordt wekelijks geweld aangedaan
10% van de volwassen slachtoffers heeft ongewenste seksuele intimiteit ervaren, 8% is
gedwongen tot seksuele handelingen en 4% verkracht.
12% van de gehele Nederlandse bevolking heeft te maken gehad met geweld door een
partner of ex-partner. Het gaat daarbij in 80% van de gevallen om ‘feitelijk geweld (niet
alleen dreiging)’.
In 32%-55% van de gevallen van partnergeweld is sprake van alcoholgebruik.
Vrouwen en mannen zijn in vrijwel gelijke mate slachtoffer geweest van huiselijk geweld in
brede zin.
Vrouwen zijn ruim 2 keer zo vaak slachtoffer van partnergeweld dan mannen, namelijk 16%
versus 7%.
Vrouwen en meisjes worden meer dan jongens slachtoffer van seksueel geweld.
Dodelijke slachtoffers
Tussen 1999 en 2008 overleden elk jaar ongeveer 65 meisjes en vrouwen aan de gevolgen
van huiselijk geweld. Er is gelukkig wel sprake van een daling; in 2008 was het aantal
dodelijke slachtoffers 50 (waaronder 8 meisjes onder de 8 jaar). De helft van de misdrijven is
gepleegd door de (ex-)partner van het slachtoffer.
Ouderen als slachtoffers
Ouderen kunnen slachtoffer worden van geweld gepleegd door een naaste (bijvoorbeeld
kind, kleinkind of partner) of door een professional (bijvoorbeeld thuiszorgmedewerker of
een hulpverlener in een zorginstelling). In beide gevallen wordt er gesproken van
ouderenmishandeling.
Naast fysieke en psychische mishandeling kunnen ouderen geconfronteerd worden met
andere uitingsvormen van huiselijk geweld: verwaarlozing, financiële uitbuiting, seksueel
misbruik en schending van grondrechten.
Over het jaar 2010 zijn in totaal 855 meldingen gedaan, een stijging van 30% ten opzichte
van 2009.
Hoewel er dus meer aangifte is gedaan is er volgens onderzoekers vrijwel zeker sprake van
onderrapportage. Op basis van onderzoek en aangiftes blijkt dat 5,6% van alle zelfstandig
wonende ouderen boven 65 jaar slachtoffer is van mishandeling.
Sinds 2011 is er bij de inspectie voor de gezondheidszorg (IZG) een meldpunt voor ouderen-
mishandeling gepleegd door professionals.
Plegers
In het onderzoek van WODC (2010) naar daders (of plegers) van huiselijk geweld geeft bijna
35% van de ondervraagde personen – aan het onderzoek namen bijna 6.400 personen deel –
51
dat zij zich wel eens schuldig hebben gemaakt aan huiselijk geweld en daarbij minstens één
vorm van geweld hebben gebruikt.
Voor 12% van de respondenten geldt dat zij het genoemde geweld hebben gepleegd in de
vijf jaar voorafgaand aan het onderzoek. Het ging daarbij vrijwel alleen om psychisch geweld
of psychisch geweld in combinatie met lichamelijk geweld.
60% van het geweld werd gepleegd tegen een (ex-)partner. In 20% van de gevallen betrof
het kindermishandeling. Vooral plegers van structureel geweld maakten zich schuldig aan
geweld tegen een (stief)kind.
De aanleiding voor het geweld is uiteenlopend van aard: ruzie, belediging of kwetsing,
vermoeidheid en stress. Gebruik van alcohol of drugs werd vrijwel niet genoemd.
De groep zelfverklaarde plegers van evident huiselijk geweld bestaat voor 60% uit vrouwen
en is gemiddeld 38 jaar. Van de plegers is de helft hoger opgeleid28, een derde van de groep
heeft een opleiding op middelbaar niveau, de rest is laagopgeleid.
60% van de daders had werk op het moment dat het geweld zich voordeed, 40% van de
plegers was schoolgaand, huisvrouw, werkloos of ontving een pensioen of uitkering.
Over het algemeen zeiden plegers van huiselijk geweld dat zij ten tijde van het geweld geen
financiële problemen of problemen met betrekking tot middelengebruik hadden.
Iets minder dan 60% van de plegers is autochtoon.
Meer dan 1/3 van de plegers van evident geweld heeft als kind te maken gehad met huiselijk
geweld. Opnieuw een derde deel van deze groep was zowel getuige als zelf slachtoffer van
geweld. De anderen waren óf getuige óf slachtoffer.
Mannen en vrouwen blijken vrijwel dezelfde vormen van geweld te gebruiken. Er zijn echter
drie significante verschillen: vrouwen dreigen meer met scheiding/relatiebreuk en zeggen
vaker dat zij het slachtoffer hebben geslagen, geschopt, gebeten of gestompt. Mannen op
hun beurt geven aan dat zij het slachtoffer op een pijnlijke of angstaanjagende manier
hebben geduwd of vastgegrepen.
Huiselijk geweld en gebruik van alcohol/drugs
Er is een positief verband tussen middelengebruik en huiselijk geweld.
Circa 30% van de plegers van huiselijk geweld gebruikt chronisch alcohol en/of drugs.
Ongeveer 30% van de plegers van huiselijk geweld gebruikt middelen ten tijde van het delict.
In 32%-55% van de gevallen van partnergeweld is sprake van alcoholgebruik.
Uit het onderzoek van het WODC (2010) naar daders blijkt dat 40% van de personen die
vanwege huiselijk geweld zijn veroordeeld problemen heeft met alcoholgebruik.
Het aandeel onder de niet veroordeelde groep was velen malen kleiner. (Dit kan te wijten
zijn aan al dan niet bewuste onderrapportage.)
52
Hulpverlening
De hulpverlening in Nederland heeft in de laatste 10 jaar een ware revolutie doorgemaakt.
Naast vrouwenopvanghuizen zijn er opvangplekken voor mannen gekomen – zij blijken net
zo goed slachtoffer te worden van huiselijk (partner)geweld.
Er is in elke regio een telefonisch advies- en steunpunt, dat iedereen die vragen heeft over
huiselijk geweld kan bellen. Vrijwel alle steunpunten zijn24 uur per dag en 7 dagen per week
bereikbaar. Voor vermoedens van en over vragen over kindermishandeling is er in alle
regio’s een advies- en meldpunt kindermishandeling (AMK).
De geëigende werkwijze voor hulpverleners in de 21e eeuw is die van de ‘ketenaanpak’; alle
soorten hulpverlening die nodig zijn voor preventie en behandeling van huiselijk geweld
worden tegelijk en naast elkaar ingezet. Daarbij wordt steeds meer gestructureerd en
volgens handelingsprotocollen gewerkt. Vanuit de ketenaanpak is er ook nauwe
samenwerking met politie en justitie. In steeds meer regio’s zijn de hulpverlening en
politie/justitie ondergebracht in één Veiligheidshuis.
Naast hulpverlening is er veel aandacht voor preventie. Hiervoor is het belangrijk dat
specifieke beroepsgroepen vroegtijdig signalen herkennen en hulpverlenging inschakelen.
Om de beroeps-groepen hierin te trainen wordt allerhande voorlichting en deskundigheids-
bevordering aangeboden.
De landelijke overheid heeft sinds 2010 de verplichte wet ‘Meldcode huiselijk geweld en
kindermishandeling’ in voorbereiding. De implementatie hiervan wordt echter geplaagd
door uitstel. De invoering ervan is nu – voorjaar 2012 – weer enkele maanden opgeschoven.
De verwachte invoeringsdatum is 1 januari 2013.
Tijdelijk huisverbod (THV)
Waar vroeger de slachtoffers weg moesten van huis (voor hun eigen veiligheid), kan nu aan
een persoon die geweld dreigt te plegen, heeft gepleegd of ervan verdacht wordt te hebben
gepleegd, een tijdelijk huisverbod opgelegd worden. Deze justitiële maatregel is bedoeld als
afkoelingsperiode, waarbinnen de hulpverlening op gang kan worden gebracht en (opnieuw)
escalatie kan worden voorkomen. Tijdens de THV-periode krijgen zowel het slachtoffer als
de pleger als eventuele kinderen snelle en intensieve hulp geboden.
In principe wordt een THV voor 10 dagen opgelegd. Indien noodzakelijk kan worden
verlengd tot maximaal 28 dagen. In deze periode mag de uithuisgeplaatste geen contact
opnemen met zijn/haar huisgenoten.
De maatregel is op 1 januari 2009 van kracht gegaan en lijkt tot op heden succesvol.
Aangiftes en rechtszaken
Sinds 2004 registreert de politie incidenten van huiselijk geweld.
53
Vanaf het begin tot 2007 is het aantal gemelde incidenten gegroeid (van ruim 56.000 tot
bijna 65.000). In 2008 is een daling (-1.000) te zien van het aantal meldingen van huiselijk
geweld.
Van de meldingen in 2008 is in 37% van de gevallen aangifte gedaan door een slachtoffer.
Twee van de drie keer was ondergaan lichamelijk geweld de aanleiding voor de aangifte.
Andere gewelds-uitingen werden beduidend minder gemeld (maar dat wil niet zeggen dat ze
minder voorkwamen).
In bijna 25% van de gevallen deed de politie een aanhouding en 12% betrof een
inverzekeringstelling. Op ongeveer 1/6 hiervan (bijna 2% van alle geregistreerde incidenten)
volgde voorgeleiding aan de rechter-commissaris.
Aanpak en preventie
Tot 2009 lag het accent in het landelijke en gemeentelijke beleid op nieuwe wet- en
regelgeving en het inrichten van een adequate infrastructuur voor de aanpak van huiselijk
geweld. Sindsdien staat het overheidsbeleid met betrekking tot huiselijk geweld vooral in het
teken van ‘onderhoud en verbetering van wet- en regelgeving en ketenaanpak’ en ‘borging
van dat wat opgebouwd is’.29
Het wachten is nu vooral (ook) op de invoering van ‘Meldcode huiselijk geweld en
kindermishandeling’. Deze wet stelt het gebruik van een meldcode verplicht voor
professionals bij (mogelijke) signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Problemen
De geschiedenis leert dat werkeloosheid en financiële problemen tot spanningen, ruzies en
relatieproblemen leiden en dat het alcoholgebruik verhoogt. En dit alles heeft op zijn beurt
een toename van huiselijk geweld tot gevolg.
Gezien de economisch weinig rooskleurige situatie in Nederland kan daarom dan ook
verwacht worden dat het huiselijk geweld – tijdelijk – zal toenemen.
Een ander probleem betreft het capaciteitstekort bij met name politie, ggz, maatschappelijk
werk en jeugdzorg. Door het toegenomen inzicht onder de Nederlandse bevolking dat
huiselijk geweld niet gewoon en niet acceptabel is, doen steeds meer mensen een beroep op
de hulpverlening en de politie terwijl de capaciteit van deze instanties niet evenredig
meegroeit. Ook zal de aanstaande wet ‘Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’
naar verwachting leiden tot meer advies- en hulpvragen.
Onder meer door de bezuinigingen ten gevolge van de economische crisis zal het capaciteits-
probleem bij gelijke prioriteitsstelling de komende jaren (vermoedelijk) alleen maar
toenemen.
54
VERDER LEZEN
Die Bekämpfung häuslicher Gewalt in Polen
Domestic Violence In Poland
www.niebieskalinia.pl
PRZEMOC W RODZINIE Diagnoza dotycząca osób stosujących przemoc w rodzinie w Polsce
SAFETY IN THE FAMILY PROGRAM FOR COUNTERACTING VIOLENCE IN FAMILIES WITH ALCOHOL RELATED
PROBLEMS
Vrouwenrechten gaan in Polen terug naar af
www.seksueelgeweld.info/doc/Verslag%20WAVE.pdf
Daders van huiselijk geweld(2010)
Factsheet Huiselijk geweld: feiten en cijfers
Factsheet Huiselijk geweld: oorzaken en gevolgen
Huiselijk geweld: aard, omvang en hulpverlening.
Letsel als gevolg van geweld. Zijn er verschillen tussen Nederland en andere landen?
Wordt vervolgd. Experts over trends en ontwikkelingen in huiselijk geweld
www.huiselijkgeweld.nl
www.shginfo.nl
55
4. KINDERMSHANDELING
In dit hoofdstuk wordt eerst in het algemeen besproken wat kindermishandeling is en wat
de gevolgen ervan zijn. Daarna passeren kindermishandeling in Polen en kindermishandeling
in Nederland kort de revue.
Kindermishandeling
Kindermishandeling wordt (in Nederland) gedefinieerd als: ‘elke vorm van voor de
minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele
aard, die de ouders of andere personen, ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie
van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige
schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van
fysiek of psychisch letsel’.
Kindermishandeling omvat dus meer ‘huiselijk geweld waar kinderen bij betrokken zijn’.
Conform de brede definitie kan de mishandeling ook buiten de huiselijke kring plaatsvinden,
bijvoorbeeld op school, in de kinderopvang, bij de sportvereniging of de hobbyclub.
In het kader van dit onderzoeksverslag beperken we ons echter tot kindermishandeling in
relatie tot huiselijk geweld.
Er zijn vijf uitingsvormen van kindermishandeling: (1) lichamelijke mishandeling,
(2) lichamelijke verwaarlozing, (3) psychische of emotionele mishandeling, (4) psychische of
emotionele verwaarlozing, (5) seksueel misbruik.
Slachtoffers
Kinderen zijn altijd slachtoffer – ook als ze ‘alleen maar’ getuige zijn geweest van geweld
tussen hun ouders, opvoeders, gezins- of familieleden. Uit onderzoek blijkt dat 40% van de
kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld daarvan ernstige schade ondervindt. Naast dit
indirecte slachtofferschap zijn kinderen direct slachtoffer van geweld dat hen rechtstreeks
wordt aangedaan.
Plegers
Meestal zijn het volwassenen die zich schuldig maken aan kindermishandeling. Maar,
kinderen kunnen elkaar ook geweld aan doen. Geweld tussen minderjarige gezins- en
familieleden onderling (broes/zussen of neven/nichten) is feitelijk ook kindermishandeling.
In alle gevallen speelt de machtsfactor, waarbij de pleger, meestal door het leeftijdsverschil,
macht kan uitoefenen over het slachtoffer, de voornaamste rol.
Gevolgen
Soms zijn gevolgen van de mishandeling direct merkbaar bij kinderen, soms blijkt schade pas
later, bijvoorbeeld in de volwassenheid.
56
De ernst van de gevolgen is afhankelijk van een aantal factoren: de mate, de frequentie en
de duur van het geweld, de leeftijd van het slachtoffer ten tijde van het geweld, de mate
waarin het slachtoffer steun uit de omgeving kreeg en de persoonlijkheid van het kind.
Voor baby’s en zeer jonge kinderen hebben emotionele en fysieke verwaarlozing en andere
vormen van geweld op de eerste plaats een negatieve invloed op de hersenontwikkeling.
Kindermishandeling leidt ook tot groeiachterstanden, storingen in motorische ontwikkeling,
emotionele problemen en gedragsproblemen.
Directe en indirecte mishandeling in de kindertijd kunnen ook in de adolescentie en
volwassenheid tot gevolgen leiden. Kinderen die in vroege kindertijd aantoonbaar zijn
mishandeld hebben later vaker last van psychiatrische en dissociatieve stoornissen en
geheugenproblemen, ze hebben meer psychosomatische klachten en een grotere neiging
tot verslaving en zelfverwonding.
Verder blijkt dat slachtoffers van kindermishandeling op hun beurt als volwassene vaker
pleger zijn van kindermishandeling dan volwassenen die geen geweldervaringen hebben
gehad in hun jeugd.
Ook komt partnergeweld vaker voor in relaties tussen personen die direct slachtoffer zijn
van kindermishandeling of getuige waren van geweld tussen personen in hun huiselijke
omgeving.
Oorzaken
Factoren die de kans op kindermishandeling beïnvloeden zijn terug te brengen tot twee
hoofd-groepen: ecologische factoren en neurobiologische factoren.
De ecologische factoren betreffen (alleen) de ouders. Denk hierbij aan: opleidingsniveau,
werk/werkloosheid, sociaaleconomisch milieu, gezinssamenstelling, verslaving, et cetera.
Neurobiologische factoren zijn persoonlijkheidskenmerken zoals aanpassings- en
inlevingsvermogen, hechtingscapaciteit, agressiviteit, stressgevoeligheid, zelfbeeld en
zelfwaardering. Deze betreffen zowel de ouders als de kinderen.
Intergenerationele overdracht
Onderzoek wijst uit dat er bij ongeveer 30% van de slachtoffers van kindermishandeling geen
sprake is van een intergenerationele overdracht van geweld; ze zijn ondanks hunslechte
voorbeeld zelf zorgzame en geweldloze ouders.
Voor de meeste ouders geldt dit echter niet: bijna 7 op de 10 personen die in hun jeugd
slachtoffer waren van kindermishandeling zijn op hun beurt pleger van geweld tegen hun
kinderen of maakt zich schuldig aan onvoldoende zorg voor de kinderen (verwaarlozing). Dit
is tien keer meer dan ouders die zelf geen geweld hebben ervaren in hun jeugd.
Ouders die slachtoffer én pleger zijn van kindermishandeling blijken een aantal
overeenkomstige kernmerken te hebben: ze hechten zich minder makkelijk, hebben minder
57
zelfwaardering en een minder duidelijk zelfbeeld en ze zijn minder gevoelig voor
gehechtheidsignalen van hun kinderen.
Om de intergenerationele overdracht van kindermishandeling te doorbreken zijn drie
punten van groot belang; de aanwezigheid van een ondersteunende opvoeder in de eigen
kindertijd, psychotherapeutische behandeling (liefst zo vroeg mogelijk en minimaal 6
maanden durend) en een positieve partnerrelatie in de volwassenheid.
Opvoeding en kindermishandeling
Veel mensen zien de ‘pedagogische of corrigerende tik’ als opvoedkundig middel. Ouders en
opvoeders passen een fysieke straf toe om het gedrag van kinderen te controleren of te
corrigeren.
Fysieke straf wordt niet per definitie als fysieke kindermishandeling beschouwd. Een en
ander is afhankelijk van de frequentie en intensiteit van de straffen, en de reden van de
ouder om het lichamelijk geweld toe te passen. Het is en blijft echter moeilijk de grens
tussen fysieke straf en fysieke mishandeling scherp te stellen.
Opvoedkundige straffen kunnen ontaarden in fysieke mishandeling. Uit onderzoek is
gebleken dat de meeste incidenten van kindermishandeling zijn begonnen als disciplinaire
maatregel, waarbij de ouders steeds vaker en steeds hardere straffen moesten toepassen
om ‘effect’ te bereiken. Daarbij blijken opvoeders die een pedagogische tik als doeltreffend
middel zien, minder geneigd te zijn andere (geweldloze) vormen van gedragscorrigerende
maatregelen te gebruiken.
Tot slot: uit onderzoek blijkt dat stress tot eerder gebruik van geweld tegen kinderen leidt
wanneer het fysieke straf in opvoeding als geëigend wordt beschouwd.
Kindermishandeling in Polen
De meeste Polen vinden het vrij normaal om fysieke middelen te gebruiken bij de opvoeding
van kinderen. Eventuele kindermishandeling wordt dan gezien als uit de hand gelopen
‘pedagogische tikken’.
Slachtoffers en plegers
Er zijn niet zoveel cijfers bekend over aantallen slachtoffers en plegers. Maar volgens
officiële statistieken is een kwart van alle Poolse kinderen ooit mishandeld, op fysiek,
psychisch en/of seksueel niveau. In 2005 zou dit van toepassing zijn geweest op ongeveer
55.000 minderjarigen.
Verder is uit onderzoek gebleken dat 63% van alle volwassen in zijn/haar jeugd is geslagen,
bij meer dan de helft van hen werd daarbij een riem of een ander voorwerp gebruikt.
Eén van de weinig specifieke cijfers over plegers van kindermishandeling is afkomstig uit een
onderzoek onder cliënten van afkickklinieken: 25% van de personen die een
58
detoxbehandeling ondergingen gaf toe zich schuldig te hebben gemaakt aan
kindermishandeling.
Kindermishandeling in relatie tot alcoholgebruik
Tussen de anderhalf en twee miljoen Poolse kinderen leven in gezinnen met
alcoholgerelateerde problemen.
Op basis van schattingen en onderzoek is vastgesteld dat in ten minste 2/3 van de Poolse
gezinnen waar alcoholgebruik tot problemen leidt, huiselijk geweld voorkomt. De kans dat
daar kinderen bij betrokken zijn is erg groot.
Van kinderen die in kindertehuizen zijn geplaatst is 70%-80% afkomstig uit families waar
sprake is van alcoholproblematiek.
Een ander groot probleem in Polen betreft de baby’s die met een alcoholverslaving worden
geboren; zij lijden aan het zogenaamde Fetal Alcohol Syndrome vanwege overmatig
alcoholgebruik van hun moeders tijdens de zwangerschap. Van het aantal FAS-kinderen zijn
geen harde cijfers bekend maar wel is uit onderzoek gebleken dat bijna 33% van de
zwangere vrouwen alcohol gebruikt tijdens zwangerschap.
Hulpverlening, acties en campagnes
Een belangrijke speler in het Poolse veld tegen kindermishandeling is de Fundacja Dzieci
Niczyje (FDN) of Nobody’s Children Foundation (NCF). Deze stichting zet zich in voor de
preventie van kindermishandeling en (het verbeteren van) de hulpverlening aan slachtoffers.
Hiertoe worden onder meer trainingsprogramma’s aan professionals aangeboden,
conferenties georganiseerd en onderzoeken uitgevoerd.
Een van de huidige actieprogramma’s van FDN/NCF is het programma ‘Dobry Rodzic – Dobry
Start’ (‘Good parents – good start’)30, gericht op de preventie van mishandeling van jonge
kinderen (onder 3 jaar). In het kader van dit programma heeft 11 mei 2012 in Warschau een
internationale conferentie over dit thema plaatsgevonden.
Een andere actiepunt uit het programma is de campagne ‘Words hurt for life’.31 Deze
campagne is in april 2012 gelanceerd om de gevolgen van psychisch/emotioneel geweld
tegen kinderen aan de orde te stellen.
Een speciale kinderhulplijn32 biedt kinderen de mogelijkheid om telefonisch en per e-mail
vragen te stellen aan en live te chatten met een hulpverlener.
Wetgeving
In november 2005 heeft het Poolse parlement een nationaal programma voor het tegengaan
van huiselijk geweld aangenomen. Dit programma is in 2007 van kracht gegaan een heeft
vier hoofddoelen: het vergroten van het publiek bewustzijn en het voorkomen van huiselijk
geweld, het verbeteren van de ondersteuning en hulp aan slachtoffers en het verbeteren
van de bescherming en rechten van slachtoffers.
In dit nationale programma is helaas geen specifiek verbod op het slaan van kinderen
opgenomen.
59
Kindermishandeling in Nederland
Slachtoffers
Onderzoek wijst uit dat in 2005 3% van alle Nederlandse kinderen tussen 0 en 17 jaar
slachtoffer was van kindermishandeling, in 2007 was dat 4,5%.
Schattingen – op basis van onderzoek, aangiften en hulpverlening – laten zien dat van alle
kinderen onder de 10 jaar is 4-11% ooit slachtoffer geweest van lichamelijk geweld. 1-3%
van de kinderen in deze leeftijdsgroep was slachtoffer van seksueel geweld.
Bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) bleek bij 47% van alle meldingen van
kindermishandeling in 2008 verwaarlozing aan de orde te zijn.
Uit twee onderzoeken onder patiënten van psychiatrische ziekenhuizen kwam naar voren
dat 33%-41% van de patiënten in hun jeugd seksueel misbruikt was. Dit betrof gemiddeld
35% van de vrouwen en gemiddeld 16% van de mannen.
Gevolgen
Naast de gevolgen die in de algemene paragraaf over kindermishandeling zijn genoemd blijkt
uit onderzoek van forensisch psychiatrisch centrum Van Mesdag dat kinderen die slachtoffer
zijn geworden van mishandeling zich vaker schuldig maken aan geweldscriminaliteit, in het
bijzonder aan gewelds- en zedendelicten.
Van elke 5 delinquenten die bij de Van Mesdagkliniek behandeld worden zijn er 4 ernstig
verwaarloosd in hun jeugd en is er 1 als kind seksueel misbruikt.
Hulpverlening
Bij instellingen voor jeugdhulpverlening zijn kinderen die slachtoffer zijn geworden van
mishandeling oververtegenwoordigd.
Tevens blijkt dat minstens 40% van alle zwerfjongeren in Nederland afkomstig is uit een
gezin waar huiselijk geweld en kindermishandeling aan de orde waren.
De belangrijkste hulpverlenende instanties in Nederland zijn de regionale Advies- en
Meldpunten Kindermishandeling (AMK) en de Bureaus Jeugdzorg (BJZ).
Wetgeving
De belangrijkste ontwikkeling op het gebied van wetgeving betreft de verwachte invoering
van ‘Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’. Deze wet moet professionele
organisaties de verplichting opleggen om standaardprocedure te volgen bij (vermoedens
van) kindermishandeling; de meldcode bevat een stappenplan dat verplicht doorlopen moet
worden alvorens er besloten wordt of er wel of geen hulpverlening wordt ingeschakeld.
Het was de bedoeling dat de wet al op 1 januari 2011 van kracht zou gaan maar het
definitieve besluit erover is meerdere keren uitgesteld. De belangrijkste oorzaak is dat de
politici het tot op heden niet eens zijn geworden over de mate van het verplichtende
karakter. Sommigen vinden het voldoende dat organisaties verplicht moeten worden
conform de meldcode en het stappenplan te werken.
60
Anderen vinden dat de meldcode een meldplicht moet zijn, waarbij professionals altijd
melding moet maken van kindermishandeling – ook als er alleen vermoedens zijn en ook al
kan er naderhand sprake blijken te zijn van loos alarm.
Onlangs is de datum voor de verplichte invoering van de meldcode opnieuw doorgeschoven
– naar 1 januari 2013.
VERDER LEZEN
Breaking the silence – united against domestic violence
De Vragenlijst Voorbij: Schets van Onderzoek naar Kindermishandeling
Domestic Violence In Poland
Gevolgen van kindermishandeling
Het begrijpen van effecten van mishandeling op de vroege ontwikkeling van hersenen
Kindermishandeling in Nederland Anno 2005: De Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en
Jeugdigen
SAFETY IN THE FAMILY PROGRAM FOR COUNTERACTING VIOLENCE IN FAMILIES WITH ALCOHOL RELATED
PROBLEMS
Van pedagogische tik tot kindermishandeling. De culturele diversiteit in Nederland
Vrouwenrechten gaan in Polen terug naar af
www.empty-memories.nl/www_1.html
61
5. ALCOHOLGEBRUIK
In dit hoofdstuk wordt eerst kort bekeken hoeveel alcohol er gedronken wordt in een aantal
Europese landen waaronder Polen en Nederland. Daarna wordt wat specifieker ingegaan op
alcoholconsumptie (en de gevolgen) in Polen en in Nederland.
Alcoholgebruik in Europa33
Tabel 1 toont een vergelijking in het alcoholgebruik in een aantal Europese landen tussen
1970 en 2009. Deze cijfers geven de geregistreerde liters alcohol per hoofd van de bevolking
(15+) weer. De cijfers in de rechterkolom bij 2009 geven de ongeregistreerde34
hoeveelheden weer; deze zouden opgeteld moeten worden bij de liters in de linkerkolom
van 2009.
Liters pure alcohol per hoofd van de bevolking (15+)
197035
1990 2003 In 200936
EU - - - 12,45 + 1,6
Polen 7,6 8,3 8,1 13,60 + 3,0
Nederland 7,8 9,9 9,7 9,73 + 0,5
België 11,6 12,1 10,6 12,00 + 1,0
Luxemburg 12,9 14,7 15,6 12,76 + 1,0
Duitsland 13,3 12,6 12 12,87 + 1,0
Engeland 6,7 9,5 11,8 12,52 + 1,7
Tsjechië 10,7 11,2 13 16,61 + 1,5
Roemenië 8,5 10,9 9,7 16,30 + 3,0
Tabel 1: Alcoholgebruik in een aantal Europese landen.
Gemiddeld drinken Europeanen van 15 jaar en ouder 12,5 tot 14 liter pure alcohol37 op
jaarbasis. Dit komt overeen met 1030 tot 1160 standaard glazen, oftewel bijna 2,5 - 3 glazen
per dag.
Deze berekeningen zijn gebaseerd op alle inwoners van de Europese landen, dus inclusief de
geheelonthouders. Maar: ruim 19% van de Europeanen neemt nooit een alcoholhoudend
drankje. (Dit betreft 5,6% van de mannen en 13,5% van de vrouwen.) De wel drinkende
81% is dus verantwoordelijk voor de hierboven vermelde alcoholconsumptie en consumeert
dus feitelijk méér van de genoemde 2,5 – 3 glazen per dag.
Problemen
Van elke 10 sterfgevallen in Europa is er 1 direct het gevolg van langdurig en overmatig
alcohol-gebruik. Voor ongeveer 13% van de mannen en voor ongeveer 8% van de vrouwen is
alcohol (mede) de doodsoorzaak.
Andere medische gevolgen van overmatig en langdurige alcoholgebruik zijn: leverziektes,
mentale en neurologische stoormissen, zelfverwonding, hart- en vaatziektes en kanker.
62
Naast de negatieve effecten op de persoonlijke leefomstandigheden en gezondheid van de
drinker, zijn er gevolgen voor anderen. Drinkers maken zich meer dan niet-drinkers schuldig
aan geweldpleging (waaronder huiselijk geweld), suïcide, moord, criminaliteit, vernieling,
misdrijven ten gevolge van rijden onder invloed, en riskant seksueel gedrag (o.a. overdracht
van SOA en HIV).
Alcoholgebruik tijdens de zwangerschap heeft negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van
de foetus en kan tot onherstelbare fysieke en psychische schade leiden.
Tot slot: alcoholgebruik heeft negatieve consequenties voor ons algemene ‘human capital’.
Het vermindert de onderwijs- en arbeidsprestaties en raakt daarmee de maatschappij als
geheel.
Alcoholgebruik in Polen
Een onderzoek naar alcoholgebruik in Polen tussen 1950 en 2005 laat zien dat de
consumptie van alcohol in die 55 jaar bijna verdubbeld is. In 1950 dronken Polen boven de
15 jaar gemiddeld 4,2 liter pure alcohol per hoofd van de bevolking . In 2005 was dat
gestegen tot 8,2 liter. Toch is er sinds de jaren 80 sprake van een teruggang in het gebruik
van alcohol. In het ‘topjaar’ 1980 dronk elk lid van de Poolse bevolking (ouder dan 15 jaar)
11,2 liter pure alcohol.
De enorme toename tussen 1950 en 1980 kan vanuit twee ontwikkelingen verklaard
worden. Ten eerste was de economische toestand in Polen dramatisch; er heerste grote
werkloosheid en enorme armoede en het land kampte met vele problemen ten gevolge van
de Tweede Wereldoorlog. Daarnaast probeerde het communistische regime dat sinds de
jaren 50 aan de macht was, het volk te temmen. Hiertoe werd onder andere de consumptie
van alcohol gestimuleerd.
Met de opkomst van de tegenbeweging Solidarnosc werden in 1982 de eerste acties gevoerd
om het alcoholgebruik te ontmoedigen.
Consumeerde men in 1950 op de eerste plaats sterke drank (77% van alle alcohol), weinig
bier en nauwelijks wijn (resp. 19% en 4% van de consumptie), in 2005 was dat compleet
anders. Er is een sterke toename van de consumptie van bier en wijn. Bijna de helft van de
alcohol wordt met bier ingenomen (47%), gevolgd door gedistilleerd (37%) en wijn (16%).
Niet-drinkers
Volgens het WHO-rapport (2012) drinkt bijna 21% van de Poolse vrouwen nooit alcohol.
Onder mannen is het percentage van levenslange geheelonthouders bijna 7%.
Alcoholgebruik: hoe vaak, hoe veel
Gemiddeld drinken Poolse mannen 1,5 keer per week. Per keer consumeren ze gemiddeld 4-
5 glazen met maxima tot (gemiddeld) 15 glazen per keer.
63
Vrouwen drinken gemiddeld 1 keer per 2-3 weken, en ze nemen dan 2-3 glazen per keer.
Hun maximum ligt (gemiddeld) op 7-8 glazen.
De Wereldgezondheidsorganisatie WHO meldt in een in 2012 verschenen rapport dat Polen
gemiddeld minstens 13,6 liter pure alcohol consumeren. Dit komt overeen met ruim 1128
glazen per jaar oftewel gemiddeld 3 glazen per dag. (Zie ook tabel 1.)
Bij de 13,6 liter zou echter ongeveer 3 liter opgeteld worden aan ongeregistreerde alcohol.
Het alcoholgebruik per hoofd van de bevolking (15+) komt dan op 1377 glazen per jaar of 3,7
glazen per dag.
Binge-drinking en verslaving
Met binge-drinking wordt tijdelijk excessief alcoholgebruik bedoeld.
In Polen ligt de drempel tussen verantwoord drinken en binge-drinken voor mannen bij de
consumptie van meer dan 10 liter en voor vrouwen bij 7,5 liter pure alcohol per jaar.38
In 2008 heeft 19,3% van de Poolse mannen en 2,4% van de vrouwen de voor hen geldende
drempel overschreden. Zij vallen daarmee in de categorie van binge-drinkers.
In 2005 overschreed 16% van alle volwassen Polen in 2005 de drempel voor
alcoholmisbruik.39 Meer dan 860.000 Polen (2,2% van de totale bevolking) zijn verslaafd aan
alcohol. 82% van de verslaafden is man, 18% is vrouw.
Profielschets van veelgebruikers
In het nationale vijfjarenprogramma voor de preventie en aanpak van aan alcohol
gerelateerde problemen40 wordt een profielschets gegeven van vrouwen en mannen met de
hoogste alcoholconsumptie.
Vrouwen in de groep met het hoogste alcoholgebruik hebben de volgende kenmerken: ze
zijn tussen 18 en 29 jaar oud, single, hoogopgeleid, hebben een goede baan, zijn redelijk
welvarend en woonachtig in middelgrote steden (50.000-500.000 inwoners).
De mannen in de groep van veelgebruikers verschillen in vrijwel alles van de vrouwen. Zij zijn
tussen 30 en 39 jaar oud, gescheiden, laagopgeleid, hebben ongekwalificeerd werk en
behoren tot de economisch lagere klasse. De enige overeenkomst met de vrouwen is dat
ook zij in middelgrote steden (50.000-500.000 inwoners) wonen.
Problemen
14% van de Poolse mannen en 4% van de vrouwen drinkt dermate veel dat zij daarvan
(blijvende) lichamelijke, geestelijke en sociale schade kunnen ondervinden.
Jaarlijks sterven in Polen meer 1.000 personen door overmatig alcoholgebruik. Het risico op
overlijden is bij alcoholverslaafden 4 tot 5 maal hoger dan bij rest de bevolking.
Volgens het WHO-rapport (2012) is van alle sterfgevallen onder de mannelijke bevolking
16% te wijten aan langdurig en overmatig alcoholgebruik. Voor de vrouwelijke groep ligt dit
percentage op ruim 6%.
64
Uit onderzoek naar alcoholgebruik en suïcide tussen 1950 en 2005 blijkt dat er verband is
tussen deze twee: met een toename van één liter pure alcoholconsumptie neem het aantal
(pogingen tot) zelfmoorden met factor 0.83 toe.
In 2006 werden meer dan 244.000 mensen – 0,6% van de Poolse bevolking – in een instelling
behandeld vanwege psychische stoornissen die veroorzaakt waren door alcoholgebruik.41 In
2009 was er lichte toename van ongeveer 4.000 patiënten. In dit jaar werden in totaal ruim
318.000 behandeld voor hun alcoholverslaving.
In bijna één of de vijf Poolse families zijn er conflicten vanwege van alcoholgebruik.
Ongeveer 10% van de bevolking woont in een gezin met alcoholgerelateerde problemen. Het
gaat om 3 tot 4 miljoen mensen, waarvan 1,5 tot 2 miljoen kinderen.
Alcohol en huiselijk geweld
In hoofdstuk 3 is beschreven dat in Polen mannelijkheid tot uitdrukking komt in sociaal-
maatschappelijk normen en waarden als een boven vrouwen geschikte positie, in het tonen
van verdedigings-/aanvalsgedrag en het zo nodig toepassen van geweld, en in
alcoholgebruik. Huiselijk geweld ontstaat vanuit de combinatie van deze factoren,
vermeerderd met de effecten van alcohol op zich: minder remmingen, hogere
prikkelbaarheid, grensoverschrijding.
In 2006 heeft de politie meer dan 96.000 interventies gepleegd vanwege huiselijk geweld.
77% van de plegers was op dat moment onder invloed van alcohol. Ruim 7.000 personen
werden in ditzelfde jaar vanwege huiselijk geweld veroordeeld tot gevangenisstraf.
Andersom kan worden gesteld dat in ten minste 2/3 van de Poolse gezinnen waar
alcoholgebruik tot problemen leidt, huiselijk geweld voorkomt.
Bestrijding en preventie
Acties van Solidarnosc in de jaren 80 van de vorige eeuw hebben het alcoholgebruik doen
afnemen; zowel burgers als politici werden zich bewust van de negatieve gevolgen van
alcohol voor de volksgezondheid, de werkprestaties, de veiligheid op straat en in de
privésfeer, kortom voor het algemene welzijn van de Polen. Het effect hiervan was een
daling in alcoholconsumptie.
In 1993 werd PARPA, een aan de overheid gelieerde organisatie voor de preventie van
alcohol-gerelateerde problemen42 opgericht. PARPA heeft tot doel een alcoholvrije
omgeving voor kinderen te bevorderen en alcoholisme te bestrijden.
In november 2005 trad de wet op tegengaan huiselijk geweld in werking. Het hieraan
gekoppelde uitvoeringsprogramma ‘SAFETY IN THE FAMILY’ richt zich op het tegengaan van
huiselijk geweld, o.a. door het stimuleren van een afname van alcoholgebruik.
Een van de uitvloeisels van de wet is de telefonische hulplijn Niebieska Linia (Blauwe Lijn).
Burgers kunnen telefonisch vragen stellen over alcohol en andere stimulerende/verdovende
65
middelen en huiselijk geweld. Ook kunnen ze advies krijgen ten aanzien van deze
onderwerpen.
In 2007 werd Niebieska Linia meer dan 10.000 keer gebeld.
Onderzoek heeft aangetoond dat afname van alcoholgebruik positieve gevolgen heeft voor
de onderwijs- en arbeidsprestaties en dat het aantal verkeersongelukken en
zelfmoordpogingen verminderen en dat geweld en criminaliteit afnemen.
Het in 2012 verschenen WHO-rapport dat een toename in alcoholgebruik heeft
geconstateerd, is wat dat betreft helaas weinig hoopvol.
Alcoholgebruik in Nederland
Rond 1880 dronken Nederlanders per hoofd van de bevolking per jaar 7 liter pure alcohol. In
1950 was dat gedaald tot circa 2 liter. In de jaren erna nam het gebruik snel toe: van 2,6 liter
in de jaren zestig naar 8,9 liter in 1980. In de jaren negentig was er een lichte daling naar 8,0
liter. Let wel: deze cijfers hebben betrekking op inwoners vanaf 0 jaar.
Nederlanders boven 15 jaar dronken in 1996 per persoon 9,6 liter pure alcohol.
Vandaag de dag drinkt de gemiddelde Nederlander boven de 15 jaar rond de 10 liter pure
alcohol per jaar. (Zie tabel 1.) Dit zijn 830 standaard glazen oftewel bijna 2,3 glazen per dag.
Wanneer dit cijfer wordt verrekend met de levenslange geheelonthouders consumeren de
drinkers gemiddeld bijna 1000 standaard glazen per jaar, ter vergelijken met circa 2,7 glazen
per dag.
Niet-drinkers
Volgens het WHO-rapport (2012) drinkt meer dan 19% van de Nederlanders boven 15 jaar
nooit alcohol. Onder deze geheelonthouders zijn er drie keer meer vrouwen dan mannen.
Overmatig alcoholgebruik en verslaving
Overmatig alcoholgebruik en alcoholverslaving komt in Nederland 3 tot 5 keer vaker voor bij
mannen dan bij vrouwen. Ongeveer 30% van de Nederlandse mannen en 7% van de
vrouwen heeft serieuze problemen (gehad) door alcoholgebruik. Het heeft naast een
schadelijke effecten voor de gezondheid een negatieve invloed op het cognitieve en fysieke
functioneren van gebruikers. Ook treden er meer antisociale persoonlijkheidsstoornissen op.
Volgens de WHO (2012) kan bij 7% van de overleden mannen de doodsoorzaak (mede)
worden toegeschreven aan overmatig en langdurig alcoholgebruik. Dit geldt voor 5% van de
gestorven vrouwen.
Binge-drinking en comazuipen
Met binge-drinking wordt tijdelijk zwaar alcoholgebruik bedoeld.
Hoewel er in Nederland geen echt consensus is over de norm wordt ‘het op één dag nuttigen
van 6 of meer glazen alcohol’ door de meeste instanties benoemd als binge-drinking.
66
De WHO voegt er in haar rapport (2012) een termijn aan toe: minimaal één keer in de
afgelopen 6 maanden moet. Vanuit deze definitie zou ongeveer 44% van de Nederlandse
mannen en circa 20% van de vrouwen als binge-drinker moeten worden beschouwd.
Als het jeugdigen betreft wordt binge-drinken meestal gerelateerd aan comazuipen: het op
één dag innemen van een dusdanige hoeveelheid alcohol dat er vergiftiging optreedt die tot
bewusteloosheid (coma) leidt. Terwijl er in 2007 ‘maar’ 300 jongeren in het ziekenhuis
belandde voor een alcoholvergiftiging, waren dat er 500 in 2009 en al 700 in 2010. Het
aantal comazuipers neemt vooral toe onder 16 en 17-jarigen, onder 13 tot 15-jarigen neemt
het langzaam af.
Profielschets van veelgebruikers
Risicovol drinken komt (net als bij de Polen) onder vrouwen meer voor bij hoogopgeleiden
en onder mannen meer bij laagopgeleiden.
Verschillen tussen mannen en vrouwen
Overmatig alcoholgebruik en alcoholverslaving komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen.
Meer vrouwen dan mannen drinken nooit.
Er is een aantal mogelijke oorzaken voor dit verschil tussen mannen en vrouwen.
De genetische aanleg voor verslaving is groter bij mannen en wordt eerder van vader op
zoon overgedragen. Op maatschappelijke niveau is excessief gebruik van middelen meer
geaccepteerd voor mannen dan voor vrouwen; tegen een dronken man wordt bijvoorbeeld
heel anders aangekeken dan tegen een dronken vrouw.
Een andere oorzaak voor het verschil kan zijn dat de piek in drankgebruik bij mannen op
jongere leeftijd ligt dan bij vrouwen. De mannen hebben op dat moment minder
compenserende levenservaring die hen tot matiging aanzet.
Tot slot vertonen mannen in alles meer riskant gedrag, dus ook in alcoholgebruik.
Overigens gebruiken mannen ook meer drugs dan vrouwen. Drugsmisbruik en –verslaving
komt bij mannen 2 tot 3 maal vaker voor dan bij vrouwen.
Alcohol en huiselijk geweld
Alcohol op zich is zelden de oorzaak van huiselijk geweld. Iemand die echter onder invloed
verkeert kent minder remmingen, is prikkelbaarder, overschrijdt grenzen. Al dan niet
sluimerende problemen kunnen mede dankzij de alcohol opeens tot een gewelddadige
reactie leiden.
Minstens 30% van de plegers van huiselijk geweld is een chronisch gebruiker van alcohol
en/of drugs.
Politierapporten laten zien dat eenzelfde percentage plegers van huiselijk geweld onder
invloed was ten tijde van het delict.
In afgelopen 2 jaar zijn opvallend veel mensen bij opgenomen in een instelling voor
verslavingszorg nadat zij onder invloed van alcohol (en/of drugs) huiselijk geweld hadden
gepleegd.
67
Naast de negatieve consequenties voor de drinker zelf, leidt problematisch alcoholgebruik
vaak tot gezinsproblemen, onder andere doordat intensief alcoholgebruik tot antisociale
persoonlijkheids-stoornissen leidt. Schattingen geven aan dat in 32%-55% van de gevallen
van partnergeweld er sprake is van alcoholgebruik. Grote verschillen in het drinkpatroon van
partners vergroot kans op ruzie over het drinkgedrag en hierdoor neemt de kans op gebruik
van fysiek geweld toe.
Gebleken is partnergeweld relatief vaak voorkomt in relatie tot dat binge-drinking en
frequent drinken.
VERDER LEZEN
Alcohol Consumption and Its Adverse Effects in Poland in Years 1950–2005
Alcohol in the European Union. Consumption, harm and policy approaches.
Basis Trends Pertaining to Alcohol Use in Poland
Contribution of drinking patterns to differences in rates of alcohol related problems between three urban
populations
National Program for Preventing and Resolving Alcohol-related Problems for the years 2011-2015
SAFETY IN THE FAMILY Program for counteracting violence in families with alcohol related problems
http://alcoholengezondheid.nl/
Dronken mannen, depressieve vrouwen!? Feiten en cijfers over het verband tussen sekse en geestelijke
gezondheid
68
6. GEESTELIJK GEZONDHEIDSZORG
Ervaring en onderzoek tonen aan dat er sprake is van genetische overdracht voor het
ontwikkelen van psychische problemen. Mensen die genetisch belast zijn kunnen lange tijd
relatief zorgeloos leven en psychische problemen kunnen lang afwezig of beheersbaar zijn,
totdat er iets belangrijks verandert in de omgeving.
Onder invloed van omgevingsfactoren kunnen latente problemen leiden tot daadwerkelijk
psychische klachten.
In dit hoofdstuk worden enkele feiten, cijfers en ontwikkelingen ten aanzien van de
geestelijke gezondheid en gezondheidszorg, in achtereenvolgens Polen en Nederland,
besproken.
Geestelijke gezondheidzorg in Polen
Over het algemeen is er in Polen niet zo veel belangstelling voor geestelijke gezondheid en
het behandelen van problemen op dat gebied. Dit heeft deels te maken met de politieke
geschiedenis en deels met de (daarmee verweven) sociale attitude ten aanzien van
psychische problemen en psychiatrische stoornissen.
Geestelijke gezondheidszorg voor 1970
In 1939 werd Polen bezet door nazi-Duitsland. De eerste slachtoffers van de nazistische
politiek van ‘Endlösung’ (zuivering) waren de patiënten van psychiatrische ziekenhuizen. Zij
werden massaal afgevoerd en omgebracht.
Na de oorlog had de wederopbouw van het land de hoogste prioriteit. Alle aandacht richtte
zich op stadsherstel en verbetering van de economie. Psychiatrie had een lage prioriteit
(terwijl er vermoedelijk veel mensen leden aan posttraumatische stress). Er waren na de
oorlog naar schatting slechts 80 tot 120 psychiaters in Polen.
In de communistische periode werden mensen met psychische problemen, stoornissen en
psychiatrische ziektes voornamelijk intramuraal behandeld, in grote, ver van de ‘gewone’
wereld afgelegen ziekenhuizen.
Geestelijke gezondheidszorg tussen 1970 en 1995
Tussen 1970 en 1990 vonden er grote veranderingen plaats in de zorg voor geesteszieken.
Het aantal klinieken voor extramurale zorg en dagbehandeling werd drastisch uitgebreid. Zo
ook het aantal psychiatrische afdelingen in gewone lokale ziekenhuizen.
De transformatie van het politieke systeem in 1989 van een communistische totalitair
regime naar een parlementaire democratie leidde echter tot een toename van de sociale
problemen. Dit had onder andere tot gevolg dat het gebruik van alcohol en drugs toenam,
meer mensen psychologische problemen en suïcidale neigingen kregen.
69
Tussen 1990 en 1997 was er een sterke toename van aantal patiënten en het aantal
incidenten (respectievelijk 19% en 20%). De hoogste toenames zijn op het gebied van
depressies, schizofrenie en alcoholische psychoses.
Geestelijke gezondheidszorg na 1995
Een belangrijke verbetering brengt de Wet op de Geestelijke Gezondheidszorg die in 1995
wordt aangenomen. Met deze wet wordt erkend dat mentale gezondheid een fundamenteel
menselijke waarde is en dat het beschermen van de rechten van mensen met mentale
stoornissen een verplichting van de Staat is.
De doelen van de wet zijn: het verbeteren van de geestelijke gezondheidszorg, het
verbeteren van de attitude ten aanzien van mensen met mentale stoornis en het tegengaan
van discriminatie en beschermen van burgerrechten van deze personen.
Cijfers uit 1995 en 1997
In 1995 is bijna 2% van de bevolking extramuraal onder behandeling voor mentale
stoornissen. Een op de zes stoornissen is alcoholgerelateerd.
In hetzelfde jaar zijn er 0,14% nieuwe binnenkomers in de intramurale ggz. De helft van de
opnames betreft alcoholgerelateerde stoornissen of alcoholische psychoses.
Ook van 1997 zijn cijfers bekend: in dit jaar krijgen ruim 660.000 patiënten een extramurale
behandeling voor psychische problemen of ziektes. Dit is 1,7% van de totale bevolking.
Meer dan 80% van de behandelingen betreft schizofrenie, affectieve stoornissen en
neuroses (angststoornissen) en 2% voor depressies. De overige behandelingen zijn
alcoholgerelateerd; 18% van de patiënten (oftewel 0,3% van de bevolking) wordt geholpen
in extramurale alcoholklinieken.
21ste eeuw
Terugblikkend op de 20e eeuw is duidelijk geworden dat er een belangrijke relatie is tussen
de economische situatie van het land en haar burgers, hun geestelijke gezondheid (en hun
alcoholgebruik). Welvaart en welzijn leiden tot minder psychische problemen. In economisch
slechtere tijden, met grotere werkloosheid en meer armoede, krijgen mensen daar juist
meer last van.
Vandaag de dag worden in Polen nog lang niet alle patiënten met mentale stoornissen of
psychische problemen behandeld. Er zijn daarnaast aanwijzingen dat een deel van hen
elders zorg vindt, bij niet-reguliere zorginstanties.
Eén recent cijfer: in 2006 werden ruim 244.000 mensen (dit is 0,6% van de bevolking)
behandeld in psychiatrische instituten voor stoormissen ten gevolge van alcoholgebruik.
Geestelijke gezondheidzorg in Nederland
Meer dan 41% van alle Nederlanders heeft ooit een psychisch probleem gehad.
Op 1 januari 2006 waren er bij centra voor geestelijke gezondheidzorg en verslavingzorg
772.000 personen in behandeling.
70
In 2009 maakten 865.000 cliënten gebruik van de 2elijns curatieve zorg. Dit is 5,2% van de
totale Nederlandse bevolking.
Omdat er in principe niet wordt geregistreerd op etniciteit of afkomst is vaak niet bekend
welke etnische achtergrond cliënten hebben. Uit onderzoeken zijn toch enkele cijfers aan
het licht gekomen: van de autochtone bevolking is gemiddeld 3,3% in behandeling bij een
ggz-instelling. Dit geldt daarnaast voor 3,8% van de Surinamers, 3,2% van de Marokkanen en
3% van de Turken.
Ongeveer 0,3% van de Nederlandse bevolking is voor behandeling opgenomen in een
instelling voor intramurale zorg. 6% van de mensen maakt gebruikt van extramurale zorg.
Ruim de helft hiervan (3,2% van alle Nederlanders) heeft gedurende één jaar contact met
een ggz-instelling.
Een aanzienlijk deel van de bevolking heeft wél behoefte heeft aan hulpverlening maar zoekt
die niet. Dit betreft bijna 24% van de vrouwen en bijna 10% van de mannen met psychische
problemen.
Verschillen tussen mannen en vrouwen
Er is geen verschil tussen mannen en vrouwen als het gaat om het aantal psychische
problemen, maar er zijn wel verschillen in het soort problemen en de hulp die ze zoeken.
Vrouwen hebben 2 keer meer last van stemmings- en angststoornissen en 3 keer meer last
van eetstoornissen dan mannen. Mannen kampen op hun beurt 3-5 keer vaker dan vrouwen
aan stoornissen door alcoholgebruik. Ook komt overmatig drugsgebruik bij mannen vaker
voor (2-3 keer vaker) dan bij vrouwen.
Het aantal mannen en vrouwen dat intramuraal wordt behandeld is exact gelijk, de
extramurale zorgvraag verschilt echter wel: tegenover elke 4,9 mannen die hulp zoeken bij
een ggz-instelling staan 7,1 vrouwen.
Vrouwen maken ook langer gebruik van de hulp van de ggz: 3,5% van de vrouwen heeft
gedurende één jaar contact met ggz-voorziening, tegen 2,9% van de mannen.
Hoewel uit bovenstaande blijkt dat vrouwen meer en langer hulp zoeken dan mannen, blijkt
uit onderzoek ook dat bijna een kwart van de vrouwen met psychische problemen waarvoor
zij hulp zouden willen hebben, niet naar een behandelaar gaat. Er zijn ook mannen die hulp
zouden willen maar deze niet vragen. Met 10% is hun aantal kleiner dan de groep vrouwen.
Oorzaak van psychische problemen
Zoals in de inleiding op dot hoofdstuk is gesteld, blijken mensen genetisch belast te kunnen
zijn voor het ontwikkelen van psychische problemen. Onder invloed van omgevingsfactoren
kunnen latente problemen leiden tot daadwerkelijk psychische klachten. Denk bij
omgevingsfactoren aan factoren als eenzaamheid, werkloosheid, verveling, alcohol-
/drugsgebruik, huwelijksproblemen. Ook spelen ervaringen met huiselijk geweld en
kindermishandeling mee bij het ontwikkelen van psychische problemen.
71
Bij migranten kunnen daarbovenop andere omgevingsfactoren een negatieve invloed
hebben op hun geestelijke gezondheid: migratie, heimwee, inburgeringproblemen, onzekere
verblijfstatus, (interculturele) huwelijksproblemen, opvoedproblemen (opvoeden in twee
culturen).
VERDER LEZEN
Focus on psychiatry in Poland; Past and present
Mental Health in Poland (Mental Health in the workplace; Situation analysis Poland)
Culturele herkomst van cliënten in de ggz en verslavingszorg
Marktscan Geestelijke gezondheidszorg Weergave van de markt 2008-2011
Dronken mannen, depressieve vrouwen!? Feiten en cijfers over het verband tussen sekse en geestelijke
gezondheid
Pool in psychische nood zoekt hulp
72
B R O N N E N
Aberg, K., Bond, J. and others (2002)
Domestic Violence In Poland
A publication of: Minnesota Advocates for Human Rights (USA), Women’s Rights Center
(Warsaw, Poland) and International Women’s Human Rights Clinic (Washington, USA)
www.theadvocatesforhumanrights.org/uploads/poland_domestic_violence_(2002)_10-
18-2002_2.pdf
Anderson, P., Møller, L., and Galea, G. (2012)
Alcohol in the European Union. Consumption, harm and policy approaches.
Copenhagen: WHO Regional Office for Europe
Arnoldus, R., Leeuwen van S., Stramska, B. (2011)
VerWeg & DichtBij Poolse medelanders. Ze zijn niet meer weg te denken
www.verwegendichtbij.nl/cms/poolsemedelanders
Arum van, S., Boer, A, en Groot de, N. (2010)
Onder Polen. Poolse arbeidsmigranten op het platteland in beeld
Utrecht: Movisie
Balicki, M., Leder, S. and Piotrowski, A. (2000)
BJ Psych 2000;177: 375-381. DOI: 10.1192/bjp.177.4.375
Focus on psychiatry in Poland; Past and present
The British Journal of Psychiatry
http://bjp.rcpsych.org.content/177/4/375#BIBL
Bielinska-Kwapisz, A. en Mielecka-Kubien, Z. (2011)
Alcohol Consumption and Its Adverse Effects in Poland in Years 1950–2005
Economics Research International
Vol. 2011, Article ID 870714, 13 pages.
doi:10.1155/2011/870714
www.hindawi.com/journals/econ/2011/870714/
Bobak, M., R. Room, H. Pikhart, et al. (2004)
J Epidemiol Community Health 2004;58: 238–242. DOI: 10.1136/jech.2003.011825
Contribution of drinking patterns to differences in rates of alcohol related problems
between three urban populations
http://jech.bmj.com/content/58/3/238.full.pdf+html
Czbala, J.C., Dudek, B., Krasucki, P., Pietrzykowska, B., Wlodzimierz, B. (2000)
Mental Health in the workplace Situation analysis Poland.
Part I Mental Health in Poland. Pag.1-7
Geneve: International Labour office.
Czuma, A., Minister of Justice of Poland (2009)
Speech held during The 29th Council of Europe Conference of Ministers of Justice
“Breaking the silence – united against domestic violence” Tromsǿ, 18-19 juni 2009
www.coe.int/t/dghl/standardsetting/minjust/mju29/Speech%20Poland.pdf
73
Dagevos, J. (2011)
Poolse migranten. De positie van Polen die vanaf 2004 in Nederland zijn komen wonen
Den Haag: SCP
Dijk,T. van, Flight, Oppenhuis, S., & Duesmann, B. (1997)
Huiselijk geweld: aard, omvang en hulpverlening.
Den Haag; Ministerie van Justitie.
Engbergsen G., e.a. (2011)
Arbeidsmigratie in vieren. Bulgaren en Roemenen vergeleken met Polen
Rotterdam: Erasmus Universiteit
Geurts, E. en D. Ince (2006) Van pedagogische tik tot kindermishandeling De culturele diversiteit in Nederland Utrecht: NJI / NIZW
GGZ Nederland (2007) Culturele herkomst van cliënten in de ggz en verslavingszorg mighealth.net/nl/images/c/cb/Ggz1.pdf
Habitat for Humanity Poland Magazyn
www.habitat.pl/newsImg/newsletter_jesien_eng.pdf
IJzendoorn, van M.H. (2007)
Kindermishandeling Leiden Attachment Research Program
Kindermishandeling in Nederland Anno 2005:
De Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen (NPM-2005)
Leiden: WODC
www.leidenattachmentresearchprogram.eu/NPM-2005-Van-IJzendoorn-boek.pdf
IJzendoorn van, M.H. (2007)
Pedagogiek 27e jaargang • 3 • 2007 pag.236-243
De Vragenlijst Voorbij: Schets van Onderzoek naar Kindermishandeling
www.pedagogiek-online.nl/index.php/pedagogiek/article/viewFile/337/336
Jabukowska, T. (2006)
Vrouwenrechten gaan in Polen terug naar af (essay)
www.liberales.be/essays/polen
Knaap, L.M. van der, Idrissi, F. el, Bogaerts, S. (2010)
Onderzoek en beleid
Daders van huiselijk geweld
Den Haag / Meppel: WODC / BJU
MillwardBrown SMG/KRC (2011)
PRZEMOC W RODZINIE Diagnoza dotycząca osób stosujących przemoc w rodzinie w
PolsceAnaliza zjawiska z perspektywy dorosłej populacji Polski
(Presentatie tijdens een conferentie over huiselijk geweld in Polen in november 2011.)
www.west-
info.eu/files/PREZENTACJA_MB_SMGKRC_PRZEMOC_W_RODZINIE_KONFERENCJA.pdf
Movisie (2009)
Factsheet Huiselijk geweld: feiten en cijfers
Utrecht: Movisie
74
Movisie (2010)
Wordt vervolgd Experts over trends en ontwikkelingen in huiselijk geweld
Utrecht: Movisie
Nederlandse Zorgautoriteit (2012)
Marktscan Geestelijke gezondheidszorg Weergave van de markt 2008-2011
www.nza.nl/104107/105773/475605/Marktscan_Geestelijke_Gezondheidszorg.pdf
Nowakowska, U. (2003)
Die Bekämpfung häuslicher Gewalt in Polen
Beitragsexposé zur Konferenz “Eingreifen bei häuslicher Gewalt II –
Interventionszentralen in europäischer Raum”.
www.glow-boell.de/media/de/txt_rubrik_3/Nowakowska.pdf
Oosten, N., Kok, E., Bvale van, M. (2000)
Dronken mannen, depressieve vrouwen!? Feiten en cijfers over het verband tussen
sekse en geestelijke gezondheid
Utrecht: Transact.
PARPA (The State Agency for Prevention of Alcohol Related Problems)
Basis Trends Pertaining to Alcohol Use in Poland
fas.nazwa.pl/parpa_en/index.php?option=com_content&view=article&id=52:basic-
trends-pertaining-to-alcohol-use-in-poland&catid=35:basic-polish-data&Itemid=57
PARPA (The State Agency for Prevention of Alcohol Related Problems)
National Program for Preventing and Resolving Alcohol-related Problems for the years 2011-2015 http://fas.nazwa.pl/parpa_en/images/stories/NPPiRPA_2011_2015_eng.pdf
PARPA (The State Agency for Prevention of Alcohol Related Problems)
SAFETY IN THE FAMILY PROGRAM FOR COUNTERACTING VIOLENCE IN FAMILIES WITH
ALCOHOL RELATED PROBLEMS
fas.nazwa.pl/parpa_en/index.php?option=com_content&view=article&id=53:espad-
survey-results&catid=35:basic-polish-data&Itemid=57
Polish Language Blog (06-09-2011)
Domestic Violence In Poland
www.transparent.com.polish/domestic-violence-in-poland
RoSa (2002)
Factsheet Huiselijk geweld: oorzaken en gevolgen
Brussel: RoSa
Tomesen, R. (2011)
Dagblad De Pers Dinsdag 1 november 2011
Pool in psychische nood zoekt hulp
http://arc.dp.x-cago.com/dp/20111101/pages/01002/articles/DP-20111101-
01002020.pdf
Wolzak, A. en Berge ten, I. (2008)
Gevolgen van Kindermishandeling
Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut
75
Voor een zeer uitgebreide lijst van artikelen over kindermishandeling zie:
www.empty-memories.nl/www_1.html
Overig
Verslag WAVE-conferentie 14, 15 en 16 oktober 2010 in Warschau, Polen
http://www.seksueelgeweld.info/doc/Verslag%20WAVE.pdf
http://waveconference2010.blogspot.com/
http://ec.europa.eu/ewsi/UDRW/images/items/even_16505_379472772.pdf
www.niebieskalinia.pl (Poolse telefonische hulp- en advieslijn ‘Blauwe Lijn’)
Vertaling van een Engelstalig artikel (2001) door E. van Weringh (2003)
Het begrijpen van effecten van mishandeling op de vroege ontwikkeling van hersenen
www.empty-memories.nl/artikel_8.html
www.polenforum.nl/pdf/Inside_Polen.pdf
www.forum.nl/Portals/0/Publicaties/Polen-in-Nederland-Fact-sheet-NL-juni-09.pdf
webapps01.un.org/vawdatabase/uploads/Poland%20-
%20National%20Action%20Plan%20for%20Counteracting%20Domestic%20Violence.pdf
http://fundacjaakcja.pl/
76
BIJLAGE 1 DEFINITIES VAN (VORMEN VAN) HUISELIJK GEWELD
Huiselijk geweld
Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke- of familiekring van het
slachtoffer wordt gepleegd. Hieronder vallen lichamelijke en seksuele geweldpleging,
belaging en bedreiging – al dan niet door middel van, of gepaard gaand met, beschadiging
van goederen in en om het huis.
Opmerking: tot de ‘huiselijk kring’ behoren (ex-)partners, gezins- en familieleden.
Ook rekent men huisvrienden tot deze kring. Dit zijn personen die een vriendschappelijke
band onderhouden met het slachtoffer of die in de onmiddellijke omgeving van het
slachtoffer verkeren en het slachtoffer in de huiselijke sfeer ontmoeten.
Partnergeweld
Partnergeweld betreft iedere vorm van fysiek, seksueel, psychisch of economisch geweld
tussen (ex-)echtgenoten, (ex-)partners, (ex-)samenwonenden; personen die een relatie
hebben (of hebben gehad) en tussen wie een affectieve band bestaat of bestaan heeft.
Opmerking: Partnergeweld komt voor in zowel hetero- en in homoseksuele relaties.
Kindermishandeling
Kindermishandeling is elke vorm van voor de minderjarige bedreigende of gewelddadige
interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen, ten
opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat,
actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden
berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.
Er zijn 5 uitingsvormen: (1) lichamelijke mishandeling,(2) lichamelijke verwaarlozing, (3)
psychische of emotionele mishandeling, (4) psychische of emotionele verwaarlozing, (5)
seksueel misbruik.
Opmerking: De grens tussen de ‘opvoedkundige tik’ (ook wel pedagogische of corrigerende
tik) is vaag en leidt regelmatig tot (ethische) discussies.
Ouderenmishandeling
Ouderenmishandeling betreft: al het handelen of het nalaten van handelingen ten opzichte
van een oudere persoon (65+) door degenen die in een persoonlijke en/of professionele
relatie (dagelijkse zorg) met die oudere staan, waardoor de oudere (herhaaldelijk)
lichamelijke, psychische of materiële schade lijdt.
Er zijn 6 uitingsvormen: lichamelijke mishandeling, psychische mishandeling, verwaarlozing,
financiële uitbuiting, seksuele mishandeling, schending van grondrechten.
Oudermishandeling
Oudermishandeling is het regelmatige aanvallen of bedreigingen met (lichamelijk en of
psychisch) geweld van een kind tegenover één of beide ouder(s), stief- of pleegouder(s).
77
Opmerking: Vooral emotioneel geweld (chantage, dreigen) komt veel voor. Fysiek geweld
voor vaak voorafgegaan door psychisch geweld.
Sibling-geweld
Sibling-geweld is iedere vorm van fysiek, seksueel, psychisch geweld tussen (minderjarige)
broers en zussen.
Seksueel geweld
De term ‘seksueel geweld’ wordt gebruikt als paraplubegrip voor alle vormen van seksueel
getinte, ongewenste handelingen, zoals aanranding, verkrachting, incest, seksueel misbruik,
seksuele intimidatie en gedwongen prostitutie.
Opmerking: Als seksueel geweld binnen de huiselijke kring plaatsvindt is er sprake van
huiselijk geweld. Als het buiten de huiselijke kring plaatsvindt, wordt het sec als seksueel
geweld beschouwd.
Opmerking: Vaak gaat seksueel geweld gepaard met bedreigingen en geestelijke
mishandeling (zoals kleineren, bedreigen, uitschelden, buitensluiten, chanteren). Soms
wordt het slachtoffer ook fysiek mishandeld of tot seksueel contact gedwongen onder
bedreiging van een wapen.
Seksueel misbruik en incest
Bij seksueel misbruik gaat het om seksuele handelingen, toenaderingen of contacten die
tegen de zin van de minderjarige gebeuren. Deze acties kunnen plaatsvinden in een relatie
waarin sprake is van een ongelijke machtsverhouding.
Als seksueel misbruik binnen de familie plaatsvindt wordt ook wel de term incest
gehanteerd.
Opmerking: Seksueel misbruik is ook: gedwongen worden om seksuele handelingen bij
zichzelf te verrichten of seksuele handelingen bij anderen uit te voeren, gedongen toekijken
bij seksuele handelingen van anderen, gedwongen kijken naar pornografisch materiaal of
seksueel getinte/pornografische opnames van zich te laten maken.
78
NOTEN DEEL I
1 Overigens is niet iedereen gelukkig met dit onderscheid. Zie o.m. het opiniestuk van psychiater W. van Rooij:
medischcontact.artsennet.nl/Nieuws-26/Tijdschriftartikel/100391/Een-patient-is-geen-client.htm 2 Zie bijvoorbeeld: www.bmcjeugd.nl/index.php/2011/03/meer-huiselijk-geweld-in-west-friesland/
3 Zie bijlage 1 voor de definities.
4 Polen is in 2004 toegetreden to de EU.
5 Tegenwoordig worden kinderen die getuige zijn geweest van huiselijk geweld ook beschouwd als slachtoffer,
ook al hebben ze zelf geen directe mishandeling hebben ervaren. De impact van het getuige zijn is vaak erg
groot voor kinderen en dit in veel gevallen leidt dit tot problemen bij de ‘getuigen’. In dit onderzoek echter
zijn getuigen daadwerkelijk geregistreerd als getuigen (en dus niet als slachtoffer). 6 Eerder is opgemerkt dat de combinatie ‘getuige+ pleger’ in de dossiers niet is aangetroffen.
7 Zie bijlage 1 voor een uitleg van deze typen geweld.
8 Patiënten die als kind getuige zijn geweest van geweld tussen ouders en/of opvoeders zijn geregistreerd als
‘getuige van partnergeweld’. Zie de betreffende paragraaf voor de aantallen. Zie ook voetnoot 5. 9 Met de (indirecte) getuigen worden patiënten bedoeld die hebben gehoord dat hun dochtertjes (beiden
jonger dan 7 ten tijde van het misbruik) zijn misbruikt door een (ex-)partner. Hoewel deze moeders niet
letterlijk getuige zijn geweest van deze schendingen zijn zij toch, vanwege de enorme impact die het op hen
heeft, als ‘getuige’ meegenomen in de resultaten.
Eén van de slachtoffertjes is – op verzoek van de moeder en op aandringen van de behandeld psycholoog –
zelf in een behandeltraject gekomen bij GGZ Keizersgracht. Omdat er van haar daardoor een apart dossier
bestaat, is zij als incestslachtoffer meegeteld. (NB De moeder heeft ook gehoord dan de incestpleger pedofiel
bleek te zijn. In het dossier staat ook dat hij in aanraking is gekomen met de politie. Of er een direct verband
is, is niet vermeld.)
Het andere slachtoffertje is niet bij GGZ Keizersgracht behandeld en er is dus geen dossier van haar. Zij is niet
meegeteld in het onderzoek als incestslachtoffer. 10
Schending van grondrechten als gewelduiting wordt doorgaans alleen genoemd bij ouderenmishandeling. De
onderzoekers vonden het echter in dit onderzoek ook van toepassing bij 3 gevallen partnergeweld en bij 1
geval van kindermishandeling. 11
De pathologische jaloezie uit de bovenstaande alinea is hierbij niet meegeteld. 12
Hierbij zijn 3 stellen. 13
Hiermee worden alle inwoners van Nederland bedoeld. 14
Van Dijk, Flight, Oppenhuis en Duesmann (1997) Huiselijk geweld: aard, omvang en hulpverlening. 15
Zie voor deze en volgende cijfers over de Nederlandse situatie de factsheet Huiselijk geweld: feiten en cijfers
van Movisie (2009).
NOTEN DEEL II
_______________________ 16
Het alcoholgebruik werd gestimuleerd door de communistische machthebbers: het houdt het volk rustig en
maakt hen letterlijk en figuurlijk afhankelijk.
Zie: Alcohol Consumption and Its Adverse Effects in Poland in Years 1950–2005. (Bielinska-Kwapisz. e.a. 2011) 17
De kerk en haar volgelingen voelen zich extra gesterkt wanneer in de jaren 80 een Poolse kardinaal tot paus
wordt gekozen.
79
18
Tussen april 2011 en maart 2012 is het werkloosheidspercentage in Polen gestegen van 9,5% naar 10,1%.
Op beide peildata was dit twee keer zo hoog als in Nederland (respectievelijk 4,2% en 5,0%). 19
Dit betreft in het GBA geregistreerde Polen. Bron: CBS. 20
Bron: CBS. 21
Poolse migranten. De positie van Polen die vanaf 2004 in Nederland zijn komen wonen (Dagevos, 2011). 22
Als de niet-geregistreerde Polen worden meegerekend is het aantal arbeidsmigranten ten op zicht van de
andere groepen waarschijnlijk veel hoger. 23
Engbergsen G., e.a. (2011) 24
Zie: Arbeidsmigratie in vieren (Engsbergen, 2011) en Poolse migranten (Dagevos, 2011). 25
PRZEMOC W RODZINIE Diagnoza dotycząca osób stosujących przemoc w rodzinie w Polsce
(MillwardBrown, 2011). 26
Aberg, K., Bond, J. and others (2002) Domestic Violence In Poland. 27
Domestic Violence in Poland (2002: 21-24) 28
Vergelijk het percentage hogeropgeleiden in de gehele Nederlandse bevolking: dit is circa 25%. 29
Zie de Beleidsbrief Beschermd en weerbaar, intensivering van de opvang en hulp bij geweld in
afhankelijkheidsrelaties (Ministerie van VWS, 2008) en het Plan van aanpak huiselijk geweld tot 2011, ‘de
volgende fase’ (Ministerie van Justitie, 2008). 30
http://dobryrodzic.fdn.pl/ en www.canee.net/poland/good_parent_good_start_programme 31
www.canee.net/poland/words_hurt_for_life_first_raising_awareness_campaign_against_verbal_child_abuse_in_poland 32
Helpline.org.pl 33
Overal waar Europa (of Europees) staat moet eigenlijk gelezen worden: (inwoners van) lidstaten en
kandidaat-lidstaten van de Europese Unie en Noorwegen en Zwitserland. 34
Ongeregistreerde alcohol is: zelfgestookt, illegaal geproduceerde of gesmokkelde drank en alcoholhoudende
artikelen die niet voor consumptie bedoeld zijn (bijv. aftershave). 35
Cijfers voor 1970, 1990 en 2003 afkomstig uit: Alcohol Consumption and Its Adverse Effects in Poland in Years
1950–2005. (2011) 36
Cijfers afkomstig uit Alcohol in the European Union. Consumption, harm and policy approaches. (2012) 37
1liter pure alcohol komt overeen met 83 standaard glazen alcoholisch drank. 38
Anders dan in bijvoorbeeld Nederland is de termijn niet gedefinieerd. 39
De drempel = 10 liter pure alcohol (830 standaard glazen) per jaar voor mannen en 7,5 liter (623 standaard
glazen) voor vrouwen. 40
National Program for Preventing and Resolving Alcohol-related Problems for the years 2011-2015. 41
Basic Trends Pertaining to Alcohol Use in Poland 42
In het Pools: PAŃSTWOWA AGENCJA ROZWIĄZYWANIA PROBLEMÓW ALKOHOLOWYCH.