POLDERS EN WATERINGEN IN VLAANDEREN: STATUS ...Sint-Winoksbergen, waar in 1236 "homines de Quatuor...

6
POLDERS EN WATERINGEN IN VLAANDEREN: STATUS QUAES- TIONIS VAN HET IDSTORISCH ONDERZOEK. De recente inleiding van E. Huys en M. Vandermaesen bij de inventaris van de archieven van polders en wateringen, bewaard op het Rijksarchief te Brugge, en de bijdragen van dezelfden en van B. Augustyn in het repertori- um van de gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Vlaanderen tot 1795 1 , maken het gemakkelijk een status questionis op te maken van het onderzoek naar de geschiedenis van polders en wateringen. Ze bevatten een volledige en uitgebreide bibliografie en ze ontsluiten belangrijk bronnenmate- riaal. Dit moet het eerlang mogelijk maken over dit onderwerp grondige studies te ondernemen, vooral wat de periode vanaf de late middeleeuwen betreft. Wegens het ontbreken van goede moderne archiefinventarissen was dit tot nu toe minder gemakkelijk, doch hieraan werd in de laatste jaren gedeeltelijk verholpen, niet alleen door hogergenoemde inventaris, maar ook door de inventarisatiegegevens door vnl. Hans Rombaut en Bea Augustyn verzameld in de drie verschenen delen van het door ons geleide inventarisa- tieproject betreffende bronnen voor de agrarische geschiedenis van het middeleeuwse graafschap Vlaanderen 2 1. Ontstaan Overloopt men de gespecialiseerde literatuur dan valt het meteen op dat sedert ettelijke decennia evenmin veel vooruitgang werd geboekt inzake het inzicht in het ontstaan en de vroegste geschiedenis van wateringen en polders in de 12de-13de eeuw, ondanks een vrij aanzienlijke vermeerdering van onze kennis van de historische geografie van de gebieden waar ze voorkomen. Met spijt moet men vaststellen dat ondanks de archiefontsluiting niet veel nieuwe teksten betreffende deze vroege periode bekend werden. Als 1 HUYS E. en V ANDERMARSEN M., Inventaris van het archief van de Zwinpolder en rechtsvoorgangers, [Rijksarchief te Brugge, Inventarissen, 44], Brussel, 2000, p. 13-30; IDEM, Polders en wateringen in maritiem Vlaanderen (12de-20ste eeuw), in De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Vlaanderen tot 1795, [Algemeen Rijksarchief en Rijksar- chief in de Provinciën, Studia, 72], Brussel, 1997, p. 594-612; AUGUSTYN B., Westersehel- depolders (12de eeuw-1795), in Idem, Brussel, p. 613-621. 2 Bronnen voor de agrarische geschiedenis van het middeleeuwse graafschap Vlaanderen, o.l.v. A. Verhuist, 3 dln., [Belgisch Centrum voor Landelijke Geschiedenis, Publikaties 72, 95 en 106], Gent, 1983-1991.

Transcript of POLDERS EN WATERINGEN IN VLAANDEREN: STATUS ...Sint-Winoksbergen, waar in 1236 "homines de Quatuor...

Page 1: POLDERS EN WATERINGEN IN VLAANDEREN: STATUS ...Sint-Winoksbergen, waar in 1236 "homines de Quatuor Dictis Bergensis Officii" toelating krijgen een afwateringskanaal te graven doorheen

POLDERS EN WATERINGEN IN VLAANDEREN: STATUS QUAES­TIONIS VAN HET IDSTORISCH ONDERZOEK.

De recente inleiding van E. Huys en M. Vandermaesen bij de inventaris van de archieven van polders en wateringen, bewaard op het Rijksarchief te Brugge, en de bijdragen van dezelfden en van B. Augustyn in het repertori­um van de gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Vlaanderen tot 17951

, maken het gemakkelijk een status questionis op te maken van het onderzoek naar de geschiedenis van polders en wateringen. Ze bevatten een volledige en uitgebreide bibliografie en ze ontsluiten belangrijk bronnenmate­riaal. Dit moet het eerlang mogelijk maken over dit onderwerp grondige studies te ondernemen, vooral wat de periode vanaf de late middeleeuwen betreft. Wegens het ontbreken van goede moderne archiefinventarissen was dit tot nu toe minder gemakkelijk, doch hieraan werd in de laatste jaren gedeeltelijk verholpen, niet alleen door hogergenoemde inventaris, maar ook door de inventarisatiegegevens door vnl. Hans Rombaut en Bea Augustyn verzameld in de drie verschenen delen van het door ons geleide inventarisa­tieproject betreffende bronnen voor de agrarische geschiedenis van het middeleeuwse graafschap Vlaanderen2•

1. Ontstaan

Overloopt men de gespecialiseerde literatuur dan valt het meteen op dat sedert ettelijke decennia evenmin veel vooruitgang werd geboekt inzake het inzicht in het ontstaan en de vroegste geschiedenis van wateringen en polders in de 12de-13de eeuw, ondanks een vrij aanzienlijke vermeerdering van onze kennis van de historische geografie van de gebieden waar ze voorkomen. Met spijt moet men vaststellen dat ondanks de archiefontsluiting niet veel nieuwe teksten betreffende deze vroege periode bekend werden. Als

1 HUYS E. en V ANDERMARSEN M., Inventaris van het archief van de Zwinpolder en rechtsvoorgangers, [Rijksarchief te Brugge, Inventarissen, 44], Brussel, 2000, p. 13-30; IDEM, Polders en wateringen in maritiem Vlaanderen (12de-20ste eeuw), in De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Vlaanderen tot 1795, [Algemeen Rijksarchief en Rijksar­chief in de Provinciën, Studia, 72], Brussel, 1997, p . 594-612; AUGUSTYN B., Westersehel­depolders (12de eeuw-1795), in Idem, Brussel, p. 613-621.

2 Bronnen voor de agrarische geschiedenis van het middeleeuwse graafschap Vlaanderen, o.l.v. A. Verhuist, 3 dln., [Belgisch Centrum voor Landelijke Geschiedenis, Publikaties 72, 95 en 106], Gent, 1983-1991.

Page 2: POLDERS EN WATERINGEN IN VLAANDEREN: STATUS ...Sint-Winoksbergen, waar in 1236 "homines de Quatuor Dictis Bergensis Officii" toelating krijgen een afwateringskanaal te graven doorheen

12- A. Verhulst

mediëvist willen we daarom graag hieraan in de eerste plaats meer uitgebreide aandacht besteden.

Het werk van P .H. Gallé bevat, ondanks de jaren die sedert zijn verschijning in 1963 zijn verlopen, nog steeds de meeste en beste gegevens over het ontstaan en de vroegste geschiedenis van de wateringen langs de Vlaamse en de Zeeuwse kusf. Het hierin ontworpen algemene beeld is o.i. nog steeds geldig, namelijk dat de waterstaatszorg, die aanvankelijk en in de eerste plaats een zorg was om de afwatering, een taak was voor het gewone gerecht, dit zijn in het graafschap Vlaanderen en in Zeeland tijdens de 12de-13de eeuw de ambachtsgerechten.

Daar echter in het Brugse Vrije de ambachten niet over een eigen schepen­bank beschikten, was het hier de grote schepenbank van het Vrije, bestaande uit 61 leden, die de algemene bevoegdheden op waterstaatsgebied uitoefende. Zij beslechtte o.m. conflicten en trad repressief op tegen misdrijven en overtredingen op dit gebied. De uitvoerende taken op lokaal niveau werden overgelaten aan het ambachtsbestuur, in casu de schout of amman (preco). Op een zeker ogenblik volstond dit echter niet meer en overstegen de afwateringsproblemen het plaatselijk niveau. Dit is wellicht het gevolg geweest van de verzanding van de laatste kreken en geulen die nog uitwaterden op de zee, van de inklinking (verzakking) van de uitgestrekte kleibodems met veen in de ondergrond en van de aanleg van dijken. Deze verschijnselen hebben een kritisch punt bereikt in de 12de eeuw. In enkele oorkonden uit die eeuw komen de eerste gegevens voor die wijzen op een georganiseerde zorg voor de afwatering, namelijk gerechtszittingen in verband met sluizen en dijken, regelmatige heffingen, blijkbaar in kader van het ambacht ("ojficiali exactione", 1135, betreffende het ambacht Assenede in de Vier-Ambachten)4

• Dergelijke gegevens wijzen echter nog niet, zoals al wel eens werd gedacht, op het bestaan van bovenlokale wateringen en mogen niet dwingend in die zin worden geïnterpreteerd.

3 GALLE P.H., Beveiligd bestaan. Grondtrekken van het middeleeuws waterstaatsrecht in Z.W. Nederland en hoofdlijnen van de geschiedenis van het dijkbeheer in het gebied, 1200-1963, Delft, 1963.

4 Uitg. DE HEMPTINNE TH. en VERHULST A., De oorkonden der graven van Vlaande­ren Ouli 1128-september 1191), 11. Uitgave- Band I, Brussel, 1988, nr. 27, p. 55-57.

Page 3: POLDERS EN WATERINGEN IN VLAANDEREN: STATUS ...Sint-Winoksbergen, waar in 1236 "homines de Quatuor Dictis Bergensis Officii" toelating krijgen een afwateringskanaal te graven doorheen

Status quaestionis - 13

Rond dezelfde tijd worden ook de eerste polders door offensieve bedijking gewonnen. Een oorkonde van graaf Filips van de Elzas uit 1161 voor de Sint-Pietersabdij van Oudenburg stelt deze namelijk vrij van hetgeen o.m. een (waterstaats)heffing zou kunnen zijns. Als tegenprestatie wordt de abdij verplicht om samen met de aangelanden een watergang (afwateringssloot) aan te leggen, wat kan worden geïnterpreteerd als één van de vroegste aanduidin­gen van genootschappelijke organisatie van onderop, buiten de bevoegdheid van het ambacht. Misschien mag zelfs het verschijnen iets vroeger van het woord "polre" (1142) in deze zin worden geïnterpreteerd6

• Deze "privaat­rechtelijke" vorm van waterstaatszorg, het eerst voorkomend bij de inpolde­ringen in de monding van Zwin en Uzer, is misschien zelfs iets ouder dan de inrichting van bovenlokale, "publiekrechtelijke" eigenlijke wateringen en kan mede de aanleiding zijn geweest om deze laatste van overheidswege op te richten in gebieden die sedert de vroege middeleeuwen op natuurlijke wijze waren drooggekomen en ontwaterd, doch nu, door de genoemde natuurlijke verschijnselen en de aanleg van polders met hun bedijkingen, last begonnen te krijgen met het lozen van hun water. Dit kritisch moment moet in de tweede helft van de 12de eeuw worden gesitueerd. Graaf Filips van de Elzas heeft toen de nieuwe havens die hij langs de kust heeft opgericht -Grevelingen, Duinkerke, Nieuwpoort, Damme, Biervliet en wellicht ook Hulst - tevens laten inrichten als plaatsen langswaar, door middel van grote sluizen, op zee kon worden uitgewaterd.

Wellicht is dit gepaard gegaan met de oprichting, waarschijnlijk eveneens op grafelijk initiatief, van grote, bovenlokale wateringen, waarover de eerste geschreven teksten echter slechts uit het tweede kwart van de 13de eeuw dateren. De oudste hebben respectievelijk betrekking op het ambacht van Sint-Winoksbergen, waar in 1236 "homines de Quatuor Dictis Bergensis Officii" toelating krijgen een afwateringskanaal te graven doorheen de

5 Uitg. DE HEMPTINNE en VERHULST, o.c., nr. 191, p . 297.

6 Het woord polra komt in zijn Iatijnse vorm voor in een overeenkomst tussen de abt van de Duinenabdij en het kapittel van Sint-Walburga te Veume, uitg. VAN DE PUTTE F., Cronica et cartukzrium monasterii de Dunis, Brugge, 1864, nr. CCCLII, p . 443; VERHULST A., Landschap en landbouw in Middeleeuws Vlaanderen, Brussel, 1995, p . 46.

Page 4: POLDERS EN WATERINGEN IN VLAANDEREN: STATUS ...Sint-Winoksbergen, waar in 1236 "homines de Quatuor Dictis Bergensis Officii" toelating krijgen een afwateringskanaal te graven doorheen

14 - A. Verhulst

gronden van de grangia van de Duinenabdij te Synthe7, en op het ambacht

van Oostburg waar in 1239 de schepenen en "probi viri" van de watering van de Oude Hevine toelating geven aan geërfden buiten deze watering om via hun afwateringsysteem hun water te lozen. Het woord watering wordt hier (nog ?) niet gebruikt en de "schepenen" kunnen schepenen van het ambacht Oostburg zijn geweest. Toch wijzen de naam Oude Hevine en de aanwezig­heid van "probi viri", waarmede wel ingelanden zijn bedoeld, waarschijnlijk op het bestaan van een dergelijke instelling, waarvan het publiekrechtelijk karakter door de aanwezigheid van schepenen kan verondersteld worden8•

Of deze schepenen al afzonderlijke "dijkschepenen" waren, zoals er in de tweede helft van de 13de eeuw zullen bestaan, of ambachtsschepenen die als zodanig in het wateringbestuur zitting hadden of bij gelegenheid zitting namen, is niet duidelijk.

Men moet voor het onbetwistbaar bewijs van het bestaan van wateringen, zoals we ze in de volgende eeuwen leren kennen, wachten tot 1279, wanneer in een oorkonde van de schepenen van het Vrije wordt gezegd "tland dat behoen ter watring he die utwaten te Heyensluus ... ende tland dat behoen ter watringhe die uitwaten te Reinghersvliete"9

, en tot 1282 wanneer in een bekende oorkonde de schepenen van het Vrije het hebben over de "cuere ende meentucht van Heyensluus" 10

• Opvallend is dat de beide genoemde wateringen gedefinieerd worden met behulp van de plaats waar het water geloosd werd, hetgeen nogmaals het oorspronkelijke en primaire belang van deze functie onderstreept.

7 Rijksarchief Brugge, Verzameling Aanwinsten, nr. 1396, Cartularium van de Duinenabdij, f" 37r0 -38r0

; uitg. VANDEPUITE F., Cronica et cartularium, nr. CCLXXX, p. 367-368.

8 GALLE, o.c., p. 127-128.

9 Rijksarchief Brugge, Brugse Vrije, Oorkonden, 41; uitg. GYSSELING M., Corpus van middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300), Reeks I: Ambtelijke bescheiden, dl. 1: 1210-1283, 's-Gravenhage, 1977, nr. 278, p. 452-456.

10 GYSSELING, o.c., nr. 412, p. 639-640.

Page 5: POLDERS EN WATERINGEN IN VLAANDEREN: STATUS ...Sint-Winoksbergen, waar in 1236 "homines de Quatuor Dictis Bergensis Officii" toelating krijgen een afwateringskanaal te graven doorheen

Status quaestionis- 15

2. Geografische beschrijving

Inzake de geografische beschrijving van de grenzen en het ressort van polders en wateringen in de middeleeuwen staan pas vanaf de 14de-15de eeuw bronnen ter beschikking, met name de omlopers. Veel onderzoek is ook in dit opzicht niet gedaan, ook niet in de laatste decennia, al hebben we dringend behoefte aan een kaart van alle polderbesturen en wateringen in de late middeleeuwen. De bekende kaart van J. Leper geeft niet de middeleeuw­se toestand weer11

• Omlopers, weliswaar nog zonder kaarten, maar soms wel met schetsen van bepaalde onderdelen ("beginnen") van een watering, zijn vooral bewaard in het O.C.M.W.-archief van het Sint-Janshospitaal te Brugge12

• De oudste betreffen de wateringen van Eiensluis (1398), Reigars­vliet (1447), en Blankenberge (1456).

3. Rechtspositie

Ook hierover bestaat nog vaak onduidelijkheid. Kan men de wateringen in het ancien régime definiëren als publiekrechtelijke of privaatrechtelijke instellingen? Welke is de ontwikkeling van een algemene wetgeving van de overheid (kasselrijbesturen, centrale overheid) en haar invloed op de eigen reglementen van de polderbesturen en wateringen? Zijn de privaatrechtelijke polderbesturen vrijer in dit opzicht dan de uitgestrekte wateringen? Wat is eigenlijk het verschil tussen beide? Vergelijkende studies hierover en over hun verhouding onderling en ten opzichte van de (centrale) overheid ontbre­ken.

4. Interne structuur en beheer

De samenstelling van polder- en wateringbesturen werd noch in het algemeen (welke waren de onderscheiden bestuursfuncties?) noch in concreto (welke ingelanden hebben in de loop der eeuwen de functies van sluismeester, ontvanger, e.d., uitgeoefend?) onderzocht. Welke waren hun bevoegdheden en taken? Welke was de bevoegdheid van de algemene vergadering der

11 LEPER J., Kunstmatige inundatiën in maritiem Vlaanderen, Tongeren, 1957.

12 Zie Bronnen voor de agrarische geschiedenis, dl. lil.

Page 6: POLDERS EN WATERINGEN IN VLAANDEREN: STATUS ...Sint-Winoksbergen, waar in 1236 "homines de Quatuor Dictis Bergensis Officii" toelating krijgen een afwateringskanaal te graven doorheen

16 -A. Verhulst

ingelanden (" cuere en meentucht") en haar verhouding tot het bestuur? Inzonderheid maken de rekeningen het mogelijk het financieel beheer te bestuderen. Voor de watering van Blankenberge bleven zij bewaard vanaf 1286 in het archief van het Sint-lanshospitaal te Brugge, nu O.C.M.W.­archief te Brugge. Voor de watering van Eiensluis vindt men ze terug vanaf de late 14de eeuw in het archief van het bisdom Brugge. In dezelfde docu­menten vindt men de meeste gegevens over de organisatie van het praktische werk: schouwingen, herstellingen, aanleg van dammen, duikers enz. Deze kunnen tegelijk licht werpen op de technische aspecten van de werking van polders en wateringen.

5. Dijkrecht

Polders en wateringen stelden hun eigen reglementen ("keuren") op, die moesten worden goedgekeurd door de overheid. Hieruit ontwikkelde zich met inbreng van een in toenemende mate centraliserende overheid een dijkrecht. Aanvankelijk was dit meer een gewoonterecht, doch met de codificatie ervan werd de grondslag gelegd voor een materieel dijkrecht, waarvan de inhoud en evolutie voor de Vlaamse kustgebieden nauwelijks werden bestudeerd.

De bijdragen van de verschillende sprekers op deze studiedag kunnen een aanzet zijn tot verdere studie van deze ten onrechte 'vergeten' instellingen en hun rol in het maatschappelijk en ecologisch landschap in Vlaanderen.

Adriaan VERHULST