Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is...

48
Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië Een publicatie uit de reeks Horizonten

Transcript of Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is...

Page 1: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderenen Wallonië

Een publicatie uit de reeks Horizonten

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 1 2/04/12 11:22

Page 2: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

COLOFON

RedactieCarmen MathijssenCoördinator Maatschappelijke projectwerking voor het domein Armoede en sociale uitsluitingbij Cerae-mail: [email protected]

TitelPlattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

Grafische vormgeving en drukLannoo, Tielt (120009)

EindredactieGreet LeynenCarmen Mathijssen

CoördinatieFranciska De Cock

FotografieBrandpunt 23www.brandpunt23.com

Met dank aan de geïnterviewden, en de deelnemers aan de rondetafel.

Verantwoordelijke uitgeverCera CVBA, Hilde Talloen, Philipssite 5 bus 10 – B-3001 LeuvenOndernemingsnummer: RPR Leuven BTW BE 0403.581.960

ISBN: 9789077183250Datum: 04/2012

www.cera.be

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 2 2/04/12 11:22

Page 3: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Inhoudstafel

Wat is Cera en waarom investeren wij in plattelandsarmoede? 5Hoe kwam deze publicatie tot stand? 7Wat is armoede en meervoudige sociale uitsluiting? Wat is het platteland? 8

Armoede en sociale uitsluiting 8Platteland 9

Wat is specifiek aan armoede op het platteland? 10Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind 10Terugtredende diensten en voorzieningen 11Vervoersafhankelijkheid en vervoersarmoede 13Onderbescherming en beperkte bestuurskracht van gemeenten en OCMW’s 17Woonnoden op het platteland voor huurders en eigenaars 19Precaire arbeidsmarkt op het platteland 20

Wie zijn de kwetsbare plattelandsbewoners? 23Ouderen 23Jongeren en kinderen 23Alleenstaande ouders, eenpersoonshuishoudens en eenwagengezinnen 24Gezinnen met meervoudige problemen 24Landbouwers en zelfstandigen in moeilijkheden 25Noodkopers en huurders 26Permanente campingbewoners 26

Armoedebestrijding op het platteland: oplossingen 28Mobiliteit 28

Outreach 30Toegankelijkheid 35

Het grondrecht wonen en het grondrecht werken op het platteland 37Het grondrecht wonen op het platteland 37Het grondrecht werken op het platteland 38

Adviezen voor beleidsmakers en praktijkwerkers 39Participatie en inspraak 39Sensibilisatie en vorming 40Samenwerking en overleg 41Armoedetoets 42De rol van Cera 42

Literatuurlijst 44Websites 46Deelnemers aan de rondetafels in Vlaanderen en Wallonië 47

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 3 2/04/12 11:22

Page 4: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 4 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 4 2/04/12 11:22

Page 5: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 5 ]

Wat is Cera en waarom investeren wij inplattelandsarmoede?

Cera is een coöperatie van om en bij de415.000 vennoten. vennoten en investeertsamen met hen op financieel en maatschap-pelijk vlak. Cera investeert in de samen-leving via maatschappelijke projecten. Dezeprojecten sluiten aan bij de waarden vanonze coöperatie: samenwerking, solidariteiten respect voor het individu. Onze investe-ringen dragen bij tot de welvaart van allebetrokkenen en tot het welzijn van de helesamenleving.

Cera investeert in diverse maatschappelijkeprojecten rond armoedebestrijding op hetplatteland in Vlaanderen en Wallonië. Tot2009 legde Cera hierbij de nadruk op boerenen tuinders in moeilijkheden. Goede voor-beelden hiervan zijn de projecten ‘Boeren opeen Kruispunt’ (www.boerenopeenkruispunt.be) en ‘Union des Agricultrices Wallonnes’(www.fwa.be/WEBSITES/StartPage_UAW.htm). We willen ons naast deze doelgroepechter ook richten op de hele Belgischeplattelandsbevolking die met armoede tekampen heeft. We verbreden de doelgroepvan de gesteunde projecten zo van boerenen tuinders naar alle kwetsbare plattelands-bewoners.

Daarom zette Cera in 2010 een interpreta-tief onderzoek op naar plattelandsarmoedein Vlaanderen met een literatuurstudie, eeninterviewronde en een rondetafel. Dit werd in2011 in Wallonië herhaald, deze keer uitbe-steed aan Prof. Dr. Marie-Thérèse Casman enhaar medewerkster Stéphanie Linchet (ULG,

Institut des Sciences Humaines et Sociales).Cera volgde nauwlettend de methodolo-gie en het verloop van dit onderzoek op.Zo garanderen we dat het methodologischmogelijk is om een vergelijking te makentussen Vlaanderen en Wallonië wat betreftplattelandsarmoede. De kern van dezederde en afsluitende onderzoeksfase is dusplattelandsarmoede in België. We richtenons zowel op het formuleren van een cohe-rente probleemdefinitie als op het verkennenvan onderbouwde oplossingssporen. Zo kij-ken we niet alleen naar ‘armoede’ maar ooknaar ‘armoedebestrijding’ op het platteland.

Dit onderzoek vertrok van de vaststelling datzowel praktijk, onderzoek als beleid relatiefweinig aandacht besteden aan armoede-bestrijding op het platteland. Het onderzoek,de praktijk en het beleid rond armoede in Bel-gië richten zich vooral op stedelijke armoe-de. Dit onderzoek wil daarom de niche vanarmoede op het platteland in de kijker zet-ten. Deze publicatie handelt niet over platte-landsbeleid in het algemeen, maar licht weltoe welke knelpunten op het platteland hetmeest relevant zijn voor mensen in armoede.Dit rapport handelt ook niet over armoede enarmoedebestrijding in het algemeen. Vooralgemene adviezen m.b.t. armoedebestrij-ding verwijzen we naar Decenniumdoelen(www.decenniumdoelen.be). Dit rapportgaat wel over wat de plattelandscontextbetekent voor mensen in armoede. Mensenin armoede worden in plattelandsgebie-den immers meer of in andere vormen met

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 5 2/04/12 11:22

Page 6: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 6 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

bepaalde problemen geconfronteerd. Ditonderzoek is een uitnodiging aan alle ver-antwoordelijke actoren in praktijk, beleid en

onderzoek om dit thema explicieter op hunagenda te zetten.

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 6 2/04/12 11:22

Page 7: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 7 ]

Hoe kwam deze publicatie tot stand?

De gehanteerde methodologie is de Groun-ded Theory Approach (Strauss & Glaser,1977). Dit is een vorm van interpretatiefonderzoek met kwalitatieve data, diegeschikt is voor (literatuur-)onderzoek vandiverse bronnen. Deze aanpak laat toe ombreedvoerig data te verzamelen, waarbijzowel teksten van beleid, praktijk als theo-retici geanalyseerd kunnen worden. Dit is debasis van zowel het Vlaamse, het Waalse alshet Belgische onderzoek.

Diverse literatuur over het platteland werddoorgenomen op zoek naar armoedeaspec-ten. Omgekeerd werd diverse literatuur overarmoede doorgenomen op zoek naar plat-telandsaspecten. Na een initiële horizontaleanalyse (waar per tekst gecodeerd werd opeen aantal sensitising concepts), volgde eenverticale analyse. Hierbij werd per sensitisingconcept de informatie uit de diverse bronnensamengebracht. Deze sensitising conceptsdienden als inspiratiebron voor het formu-leren van brede, open interviewvragen.Daarna werden interviews afgenomen vansleutelactoren. Deze data zorgen dan weervoor input tijdens de rondetafels Plattelands-armoede.

De neerslag van dit alles vindt u enerzijdsin twee onderzoeksrapporten, namelijkeen Nederlandstalig rapport over de standvan zaken in Vlaanderen en een Franstaligrapport over de stand van zaken in Wallo-nië. Die zijn beide gratis te downloaden viawww.cera.be. Anderzijds worden deze tweeonderzoeksrapporten in deze laagdrempe-lige publicatie over België samengebracht.Onze doelstelling met deze publicatie is hetopwekken van goesting bij praktijkwerkersom zelf aan de slag te gaan rond platte-landsarmoede. We willen ook interesseen verantwoordelijkheid aanzwengelenbij beleidsmakers op alle niveaus voor ditcomplexe kruispunt van de twee horizon-tale beleidsthema’s armoedebestrijding enplattelandsbeleid. Cera wil zo haar rol alsbruggenbouwer binnen het thema platte-landsarmoede blijven waar maken.

Deze publicatie heeft – in tegenstelling tot detwee onderzoeksrapporten – niet de preten-tie om een academisch rapport te zijn, ook alkwam de inhoud ervan wel op een weten-schappelijk onderbouwde manier tot stand.

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 7 2/04/12 11:22

Page 8: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 8 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

Wat is armoede en meervoudige socialeuitsluiting? Wat is het platteland?

Vooraleer we het complexe onderwerp plat-telandsarmoede aanraken, is het nodig omeerst kort te bespreken wat we verstaanonder ‘armoede en sociale uitsluiting’. Ookhet concept ‘platteland’ vraagt een korte toe-lichting vooraf.

Armoede en sociale uitsluiting

In België leven anderhalf miljoen mensenmet een verhoogd risico op armoede. Voor-dat we onze aandacht richten op de speci-fieke verschijningsvormen van armoede ophet platteland, is het nodig af te bakenenwat we bedoelen met ‘armoede’. Decen-niumdoelen 2017 verwoordt het als volgt:“Veel mensen in armoede nemen niet deelaan het sociale en culturele leven. Ze makenminder gebruik van de gezondheidszorgen.Dit gaat ten koste van hun levensverwach-ting. Ze hebben geen financiële armslag enmoeten zich wenden tot de ‘dure’ huurmarktvoor een woning. De kosten van het dagelijkslevensonderhoud en de energieprijzen blij-ven stijgen. De kloof tussen arm en rijk wordtsteeds groter”. Dit door Cera gesteundeproject werkt met zes armoedebarometers,namelijk gezondheidszorg, arbeid, inkomen,wonen, onderwijs en samenleven (zie ookwww.decenniumdoelen.be).

Armoede gaat om meervoudige socialeuitsluiting. Zo is bijvoorbeeld werkloosheidof een moeilijkere toegang tot de formelearbeidsmarkt slechts één van de kenmerkendie aan armoede worden toegeschreven.

Naast deze achtergestelde positie op dearbeidsmarkt zijn er nog meerdere aspec-ten van uitsluiting in zo goed als alle levens-sferen, die armoede vorm geven. Er bestaanmeerdere domeinen van achterstelling:sociale vereenzaming, moeilijke toegang totde arbeidsmarkt, gebrekkige kwaliteit vanhuisvesting en beperkte participatie aan hetmaatschappelijke leven, de inkomens- enschuldenproblematiek... Volgens Vranken(2004, p. 50) is armoede altijd multi-aspec-tueel: “Verschillende vormen van uitsluitinginteracteren en versterken elkaar in dearmoede”. Zo is armoede een netwerk vansociale uitsluitingen dat armen niet op eigenkracht kunnen overbruggen.

Armoede betekent uitsluiting op verschillen-de vlakken. Het is het ontbreken van haal-bare kansen. Niet mogen en kunnen mee-doen. Er niet bijhoren. Deze uitsluiting maaktdat sociale grondrechten niet gegarandeerdzijn: het recht op participatie aan de samen-leving, op maatschappelijke dienstverlening,op een leefbaar inkomen, op een gezin, opcultuur en vrije tijd, op onderwijs en vorming,op werk, op een gezonde en betaalbarewoning, op energie en water, en het rechtop gezondheid en welzijn. Armoede is eenstructureel onrecht. De manier waarop onzesamenleving is ingericht, maakt dat som-mige mensen uit de boot vallen. Sommigeinstituties, groepen, gemeenschappen, ver-enigingen, buurten … houden uitsluitingin stand door hun ontoegankelijkheid enbureaucratisch functioneren. De samenhang

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 8 2/04/12 11:22

Page 9: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 9 ]

tussen structurele en persoonlijke aspec-ten van armoede is belangrijk. Armoedeheeft zware gevolgen voor de persoon ende manier waarop die zichzelf situeert inzijn omgeving. Het betreft de ervaring vanschaamte, stress, eenzaamheid, het gevoelgefaald te hebben of zich nutteloos te voe-len, maar ook de ervaring van wantrouwenen angst. Sociale uitsluiting en zichzelf afslui-ten gaan vaak hand in hand.

Platteland

Een eenduidige definitie voor het plattelandbestaat niet. Er zijn diverse definities, die elkhun eigen accenten leggen. Een gemeen-schappelijk element in vele definities verwijstnaar de lage bevolkingsdichtheid, bijvoor-beeld minder dan 150 inwoners per km².Het platteland kenmerkt zich inderdaad doorkleinere dorpskernen en uitgestrekte gebie-den. Er is een grote spreiding van een beperktaantal inwoners op een grote oppervlakte.Een andere vaak gebruikte indicator verwijstnaar het percentage niet-bebouwde opper-

vlakte. Wanneer bijvoorbeeld meer dan 80 %van de oppervlakte bestaat uit bossen enland- en tuinbouw, wordt er gesproken over‘platteland’. Soms is er ook sprake van eentoegankelijkheidsindicator, die probeert tetonen hoe moeilijk of gemakkelijk het is omeen bepaalde ‘place of interest’ te bereiken.

We willen ons met dit onderzoek niet indeze discussies mengen. We gebruikengeen kwantitatieve of meetbare definitie van‘platteland’. Zulk een classificatie bakent (te)scherp af tussen de plattelandscontext en destedelijke context. Dit sluit daarmee een aan-tal gebieden uit die eigenlijk toch ook lande-lijke kenmerken (kunnen) hebben. Om zoinclusief en open mogelijk te zijn, werken webinnen dit onderzoek met een flexibele defi-nitie, waarbij alle dorpen en wijken buiten decentrumsteden gezien worden als gebiedenmet landelijke kenmerken. Dit is een legi-tieme keuze aangezien ander armoedeon-derzoek zich vooral richt op de (groot-)stede-lijke problematiek, en wij met dit onderzoekdaaraan complementair willen zijn.

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 9 2/04/12 11:22

Page 10: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 10 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

Wat is specifiek aan armoede op het platteland?

Zowel in Vlaanderen als in Wallonië identificeerden we een gelijkaardige clustervan samenhangende problemen:

• Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind• Terugtredende diensten en voorzieningen• Vervoersafhankelijkheid en vervoersarmoede• Onderbescherming en beperkte bestuurskracht van gemeenten en OCMW’s• Woonnoden op het platteland voor huurders en eigenaars• Precaire arbeidsmarkt op het platteland

Hieronder beschrijven we ze een voor een iets uitgebreider.

Plattelandsarmoede is onzichtbaar,onbekend en onbemind

Volgens Vandenbussche (1998, p. 51-52) iseen belangrijk verschil met de stedelijke con-text dat armoede en sociale uitsluiting ophet platteland meer geografisch verspreiden vaak verdoken voorkomt. Daardoorwordt het moeilijker meetbaar. Het gebrekaan concentratie vermindert de zichtbaar-heid en remt groepsvorming af. Door debeperkte zichtbaarheid moet er rekeninggehouden worden met een onderschattingvan de armoedeproblematiek op het platte-land. Steven Rommel (SamenlevingsopbouwOost-Vlaanderen) wijst erop dat op het plat-teland armoede minder snel zichtbaar is,onder meer door de schaamte van men-sen in armoede (wegens minder anonimi-teit dan in de stedelijke context). De lagerebevolkingsdichtheid op het platteland en derelatieve nabijheid van de dorpsbewoners,laten geen anoniem leven toe zoals in degrotere steden. Volgens Casman & Linchet(2011) hebben dorpsbewoners in armoede

soms de indruk dat ze zich helemaal moetenblootgeven als ze een beroep willen doenop sociale hulpverlening of wanneer ze zichmoeten verantwoorden voor het ontvangenvan een uitkering. Het is niet verwonderlijkdat mensen proberen hun armoedesituatiete verbergen om niet terecht te komen in de‘gekende’ families met een stigma of repu-tatie. RWLP (Réseau Wallonne pour la Luttecontre la Pauvreté) wijst op een verschil inperceptie tussen ‘goede armen’ en ‘slechtearmen’. Wanneer een oude senior haar reke-ningen niet meer kan betalen, wordt gezegddat ze een moedige dame is. Wanneer hetechter gaat om iemand die nog nooit werkheeft gevonden, of iemand die bijvoorbeeldeen kind heeft dat al in de gevangenis zat.Dan verandert het discours: dan moet menzich altijd verantwoorden, mag men geenfouten maken, moet men meer burger zijndan de andere burgers. Bovendien leeft deangst bij uitkeringsgerechtigden in dorpendat de sociale assistent hun gedrag – zoalseen friet en boulet gaan eten in een frituur –zal afkeuren omdat men schulden heeft

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 10 2/04/12 11:22

Page 11: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 11 ]

(RWLP). Stigmatisering en het gebrek aananonimiteit blijken obstakels bij het vragenom hulp. Mensen met hulpvragen twijfelenom zich te laten identificeren als ‘hulpbe-hoevend’, omdat het daarna zeer moeilijk isom zichzelf (en hun familie) ooit nog van datetiket te ontdoen (Casman & Linchet, 2011).

Armoedeproblemen op het platteland wor-den minder snel aangepakt. Nadine Vervaet(VLM) beaamt dit tijdens het interview: “Er issprake van onzichtbaarheid en onbekend-heid. Er is een gebrek aan data over platte-landsarmoede, en er is een gebrek aan aan-dacht voor het thema”. Monique Swinnen(Provincie Vlaams-Brabant) bevestigt dezeonzichtbaarheid van de armoedeproblema-tiek en het ontbreken van grondige analyses,informatie of beleidsdocumenten. Aange-zien zowel armoedebestrijding als platte-landsbeleid horizontale thema’s zijn, die velebeleidsdomeinen doorkruisen, is het boven-dien moeilijker om een grondige analysete maken. Nochtans is er op het plattelandwegens de specifieke context volgens JokeDekoninck (Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen) een nood aan andere (beleids-)modellen en andere concepten van aanpak.

Terugtredende diensten envoorzieningen

Het aantal voorzieningen in de (kleinere)dorpen en woonkernen blijft zowel in Vlaan-deren als in Wallonië achteruit gaan. Som-mige voorzieningen zoals ziekenhuizen,VDAB/FOREM en beroepsopleiding zijn enkelin grote centra beschikbaar. Op het platte-land is er een beperkte aanwezigheid enbereikbaarheid van voorzieningen. “Bakker,beenhouwer en winkel verdwijnen vaak uitde dorpen.” (Vandelannoote, Martens &

Thissen, 1997, p. 45). Plattelandsgemeentenworden geconfronteerd met een terugtre-dend verzorgingsnetwerk. De economischeschaalvergroting zorgt volgens IPO (2006-B,p. 8-10) ervoor dat publieke en commerciëlevoorzieningen zich eerder vestigen in meercentrale plaatsen, waardoor het voorzie-ningenniveau van de dorpen daalt. Daarbijkomt nog de problematiek van de betaal-baarheid van de diensten (Vandenbussche,1998). Vandenbussche (1999) wijst erop datdoorheen de rationalisering (kostenbeheer-sing) en de schaalvergroting (centralisatie)van de formele dienstverlening, er op hetplatteland vaak slechts beperkte voorzie-ningen overblijven. Dit heeft tot gevolg datde bereikbaarheid van (verder afgelegen)kwaliteitsvolle voorzieningen voor bepaaldebewonersgroepen op het platteland steedsminder vanzelfsprekend wordt. Het gaathierbij ook om culturele voorzieningen,onderwijsfaciliteiten, tewerkstelling, zorg-en welzijnsinstellingen, sport en recreatie,collectieve ruimten en basismobiliteit. Hetwegvallen van deze diensten en voorzie-ningen zorgt volgens Casman & Linchet(2011) voor een verlies aan sociale contactenbinnen het dorp.

IPO (2006-B, p. 21) wijst erop dat plattelands-gebieden met een relatief beperkte vraagnaar voorzieningen niet langer verzekerd zijnvan dienstverlening. Het gemis aan bepaal-de producten wordt beduidend sterker aan-gevoeld door diegenen die voor het doen vanboodschappen afhankelijk zijn van personenbuiten het gezin. Het grootste gemis is er tenaanzien van brood, vlees en algemene voe-ding. Soms mist men ook financiële instellin-gen. Vooral de kleinste kernen – geconfron-teerd met een aanhoudende daling van hetaantal inwoners en een toenemende vergrij-

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 11 2/04/12 11:22

Page 12: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 12 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

zing van de bevolking – worden geconfron-teerd met de afname van winkels, geldauto-maten en oplaadpunten voor budgetmeters.Ook eerste- en tweedelijnsvoorzieningen ende voorzieningen voor gezin en welzijn wor-den niet meer in elke plattelandskern aan-geboden. Voor gezinnen met kinderen is deaanwezigheid van kinderopvanginitiatievenin de nabijheid belangrijk. Wie vervoersaf-hankelijk is, ondervindt de meest negatievegevolgen.

Casman & Linchet (2011) voegen daar nogaan toe dat er vaak lokaal geen keuze is watbetreft betaalbare kledij. Op dezelfde manierals de kleine kruidenierszaken vergeleken bijgrootwarenhuizen een duurdere prijs vragen,zo is het ook bij het aanbod van kleding inde lokale kledingswinkels. Ook toegang totgezondheidszorgen en ziekenhuizen blijktmoeilijk en duur voor velen door de lange

afstanden, het ontoereikende openbare ver-voer en de hoge kost daarvan. Casman &Linchet (2011) beschrijven een dilemma voordorpsbewoners in armoede: ofwel doen zehun boodschappen in de stedelijke context,wat zorgt voor hoge transportkosten, ofweldoen ze hun boodschappen lokaal, watzorgt voor hogere kostprijzen.

Volgens IPO (2006-B, p. 20) leidt de bestuur-lijke en organisatorische schaalvergrotingertoe dat inwoners van het platteland let-terlijk verder af komen te staan van publiekefuncties als overheid, onderwijs, cultuur engezondheidszorg. Vergrijzing en de trenddat ouderen langer thuis blijven wonen, zor-gen ervoor dat meer ouderen hulp dicht bijhuis nodig hebben. Dit leidt tot een nieuwevraag naar diensten en voorzieningen oplokaal niveau.

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 12 2/04/12 11:22

Page 13: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 13 ]

Het Vlaams Netwerk van Verenigingen waararmen het woord nemen verwijst ook naardit knelpunt. Dienstverlening wordt in deel-gemeenten vaak afgebouwd. Alle diensten(OCMW, CAW, VDAB …) worden gecon-centreerd in de hoofdgemeente of in eennaburige grotere gemeente. Verplaatsin-gen kunnen dan snel oplopen tot meer dan10 km. Het Vlaams Netwerk vraagt degelijkgeorganiseerde sociale dienstverlening bin-nen de deelgemeenten. Zo zijn er bijvoor-beeld weinig investeringen in de verbeteringvan ontmoetingscentra. Dit is ook NadineVervaet niet ontgaan: “Er zijn niet overal ont-moetingsplaatsen, waar mensen in armoe-de vaak nood aan hebben. Er zijn ook amperverenigingen waar armen het woord nemenop het platteland”.

Verder hebben veel hulp- en dienstverlenen-de organisaties huisbezoeken sterk tot vol-ledig afgebouwd. Dit is volgens het VlaamsNetwerk en volgens VLM (2009, p. 7) eenevolutie die teruggedraaid moet worden.Voor een goed begrip van de situatie waarinsommige mensen zich bevinden en voor hetopbouwen van een vertrouwensband metmensen in armoede, is het echter nodig omook huisbezoeken te voorzien binnen dedienstverlening.

Zolang iemand niet afhankelijk is van dienst-verlening, vormt het volgens Hautekeur enViaene (2011, p. 13) geen probleem dat decommerciële en niet-commerciële dienstver-lening op het platteland minder zijn uitge-bouwd: “Eens dat wel gebeurt, lijken de pro-blemen zich snel op te stapelen. Nochtansmag de afstand geen reden zijn voor het nietuitoefenen van je grondrechten. Mensen dienoodgedwongen of door omstandighedenin precaire situaties leven op het platteland

moeten een beroep kunnen doen op eenvolwaardige dienstverlening”. De subsidië-ring van dienstverleners (vaak bepaald dooreen minimumaantal participanten) is nietaangepast aan de specifieke context van hetplatteland. Het behoud van voorzieningenstaat echter soms op gespannen voet metsectorale eisen van kwaliteit en professiona-liteit. Het gaat in kleine rurale kernen vaakom zulke kleine aantallen, dat niet tegelijker-tijd alle eisen van professionaliteit van per-soneel en ruimte kunnen worden gehaald.De vraag wordt wat het belangrijkste is: hetbestaan van de voorziening of de kwaliteitervan. Deze vraag is tot op zekere hoogteonoplosbaar.

Vervoersafhankelijkheid envervoersarmoede

Mobiliteit is een essentiële factor voor eenkwaliteitsvolle leefomgeving in plattelands-gebieden. Volgens IPO (2006-b, p. 8-11) isde wagen daartoe in vele gevallen nood-zakelijk. Dankzij de wagen hebben gezin-nen toegang tot stedelijke voorzieningen.Voor de minder mobiele bewoners zijn voor-zieningen niet altijd gemakkelijk te bereiken.De ernst van de bereikbaarheidsproblema-tiek en vervoersafhankelijkheid neemt toenaarmate men meer zorgbehoevend en/ofarm is. Het is de armste bevolkingsgroep diezich het minste, minder snel en met een klei-ner bereik verplaatst. Voor bepaalde bewo-nersgroepen wordt de bereikbaarheid van(verder afgelegen) kwaliteitsvolle voorzienin-gen steeds minder vanzelfsprekend. Dit werdook in Wallonië vastgesteld door Casman &Linchet (2011). Boodschappen doen, admi-nistratie in orde brengen, zich verzorgen ofdeelnemen aan cultuur kan een hele dag inbeslag nemen voor dorpsbewoners die niet

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 13 2/04/12 11:22

Page 14: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 14 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

beschikken over een eigen wagen. Kinde-ren en jongeren uit gezinnen zonder wagen(of zelfs met één wagen) ondervinden vaakmoeilijkheden om zelfstandig deel te nemenaan sport, jeugdbewegingen of andere acti-viteiten. Telkens moeten ze door hun oudersweggebracht worden, of zijn ze afhankelijkvan het openbaar vervoer.

Volgens Kesteloot (2007, p. 20) trekt dejongere dorpsbevolking weg naar de stad“waardoor het openbaar vervoer niet meerlangskomt wegens te weinig klanten”.De minst flexibele en mobiele, en daardoorkwetsbare mensen worden vervoersarmen.Bereikbaarheid wordt voor steeds meerplattelandbewoners een probleem. Deonvoldoende aanwezigheid van openbaarvervoer is een knelpunt. Vaak kan er wel(beperkt) van en naar de hoofdgemeentengereden worden, maar tussen de deelge-meenten is de aanwezigheid van openbaarvervoer eerder uitzonderlijk. Volgens Meert(2003, p. 26) betekent vervoersarmoede “datmensen door mobiliteitsproblemen verhin-derd worden om op een volwaardige manieraan het openbare leven deel te nemen”.Zo worden mensen met een gebrek aanmobiliteit uitgesloten op meerdere domei-nen van het maatschappelijke leven. “Wieonvoldoende mobiel is, ondervindt tal vanproblemen in het dagelijkse leven, gaandevan boodschappen doen, tot het volgen vanonderwijs, buitenshuis werken, cultuur bele-ven en sociaal leven.” (Meert, 2003, p. 29).

Volgens het Fonds Vrijetijdsparticipatie(2011) is mobiliteit een knelpunt voor dorps-bewoners bij de deelname aan cultuur,jeugd(werk)activiteiten en sport. Dit illustreerteen ervaring vanuit de Welzijnsschakel ‘Hou-vast’ in Meerhout-Laakdal: “Ik ben nog bij de

KVLV van het dorp waar ik vroeger woonde.Dat is wel met de fiets bereikbaar, maar veelvan de activiteiten gaan ’s avonds door enik wil niet in het donker naar huis met mijnfiets”. Het is niet alleen moeilijk om ergensnaar toe te gaan; het blijkt vooral moeilijk omdaarna weer terug thuis te geraken. Zo blijktook bij Welzijnsschakel/Vereniging waararmen het woord nemen ’t Schoederkloptje’in Zarren: “Ik maak meestal gebruik van debelbus, maar daar moet je goed op de urenletten want die bus rijdt ’s avonds niet meer”.

Vervoersarmoede is gerelateerd aan desociaaleconomische positie van het gezinen de deelname van de gezinsleden aande arbeidsmarkt. Meert (2003, p. 32) obser-veert een wisselwerking tussen vervoersar-moede en werkloosheid waarbij oorzaak engevolg niet strikt van elkaar te scheiden zijn.Werkloosheid of een ontoereikend vervan-gingsinkomen leidt tot minder koopkracht enminder mobiliteit. Beperkingen in mobiliteitzorgen voor moeilijkheden bij het zoeken enhouden van een job. Vlaamse industrieter-reinen zijn bijvoorbeeld amper bereikbaarmet het openbaar vervoer. Door de afwezig-heid van tewerkstelling, verlaten jongeren enactieve mensen het platteland op zoek naaraangepast werk of zijn ze aangewezen oppendelen naar tewerkstellingscentra. In plat-telandsgebieden is het globale aanbod aanjobs beperkter (Vandenbussche, 1998). OokHautekeur (2011) legt de link tussen mobili-teit en arbeid: sociale-economieprojecten inlandelijke regio’s zouden volgens hem eenveel grotere doelgroep kunnen tewerkstel-len, terwijl ze nu enkel mensen bereikendie zich kunnen verplaatsen met het open-baar vervoer of die beschikken over eigenvervoer. Werkzoekenden in dorpen kunnenzich moeilijk verplaatsen naar de VDAB of

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 14 2/04/12 11:22

Page 15: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 15 ]

andere vormingsinitiatieven wat hun kwets-bare positie nog versterkt.

Als specifiek probleem van kwetsbare bewo-nersgroepen op het platteland, verwijst ookhet Vlaams Netwerk van Verenigingen waararmen het woord nemen (2008) naar mobi-liteitsmoeilijkheden. Ze wijzen daarbij eerstop de organisatie van het openbaar vervoer:• Het is van gemeente tot gemeente afhan-kelijk of het vervoer met de belbus goeduitgebouwd is. Een bijkomende financiëledrempel is het betaalnummer dat minstenstwee uur op voorhand moet gebeld worden.De belbus is niet beschikbaar op late uren.Wanneer mensen ’s avonds naar een activi-teit willen, kan dat niet met de belbus. Doorde vaste trajecten en stopplaatsen moet jesoms toch nog een aantal kilometers afleg-gen om aan de halte te geraken of op jeuiteindelijke bestemming. Voor mensenmet fysieke beperkingen is dit niet vanzelf-sprekend. Peeters (2006) voegt hieraan toedat de belbus van De Lijn wel uitgerust isvoor rolstoelvervoer, maar enkel rijdt tussenbushalten en niet van deur tot deur. Daar-bij speelt de fysieke toegankelijkheid vande bushaltes. Niet iedereen kan zich ver-plaatsen naar de opstapplaats van de bus,die vaak niet aangepast zijn aan mindermobiele gebruikers. Sommige personenhebben bovendien nood aan extra steunbij het in- en uitstappen, of aan begeleidingter plaatse. Joke Dekoninck stelt vast datde belbus niet voldoet om te kunnen gaanwerken. Het is een geschikt systeem voorverplaatsingen in de vrije tijd, maar het isgeen structurele oplossing voor iemand diebijvoorbeeld in een ploegensysteem werkt.• Zowel De Lijn als NMBS hebben een aan-tal sociale voordeeltarieven. Deze zijn echteronvoldoende gekend.

• Inmeerdere plattelandsgebieden doetmenvoor verplaatsingen vaak een beroep op vrij-willigers, al dan niet georganiseerd in eenmindermobielencentrale aangezien open-baar vervoer soms (zo goed als) afwezig is.Er is nood aan subsidiëring van organisatiesdie dergelijke vrijwilligers samenbrengen. Dekostprijs bij vele mindermobielencentralesligt heel hoog, namelijk een prijs per kilome-ter. Maken we bijvoorbeeld de vergelijkingtussen enerzijds de vervoerskost van eensenior in de stad (die gratis het stedelijk goeduitgebouwde netwerk van openbaar vervoerkan gebruiken), en anderzijds de vervoers-kost van een senior in een dorp. Dan blijktdat de senior in het dorp ook recht heeftop gratis openbaar vervoer, maar door hetgebrek aan openbaar vervoer gebruik moetmaken van een mindermobielencentraleaan een vaste kost per kilometer.

In Wallonië signaleren Casman & Linchet(2011) dat het openbaar vervoer op het plat-teland afneemt. Op sommige plaatsen is hetbijna onbestaand. De opstapplaatsen zijnbovendien soms (te) ver verwijderd, vooralvoor kwetsbare gebruikers.Samen met Casman & Linchet (2011) stel-len we dat het niet kunnen beschikken overmobiliteit een belangrijke factor is in hetsociaal isolement van sommige plattelands-bewoners. Mobiliteitsproblemen zijn eenbelangrijk aspect van toegankelijkheids-problemen en dus ook een aspect vanintegratieproblemen. Dit weegt zwaarderdoor in een dorp waar de voorzieningen endiensten verder af staan van de bewoners.Het ontbreken van mobiliteit is verbondenaan een onvoldoende inkomen en dus aaneen zwakkere koopkracht. Dit remt de deel-name aan het maatschappelijke leven af.Individuele en collectieve mobiliteit is nodig

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 15 2/04/12 11:22

Page 16: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 16 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 16 2/04/12 11:22

Page 17: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 17 ]

om verbanden te leggen tussen meerderedagelijkse levenssferen: thuis, werk, leren,diensten, ontspanning … In dorpen is erbijna altijd een verplaatsing nodig voordeze dagelijkse behoeften. De ruime tijd diedorpsbewoners moeten uittrekken voor dezeverplaatsingen maken een vast en omvang-rijk deel uit van hun dagelijkse planning. Wemogen volgens Casman & Linchet (2011) ookniet onderschatten dat zich verplaatsen methet openbaar vervoer voor sommigen eenware uitdaging is: de trajecten begrijpen,de afstapplaats herkennen, de uurroostersontcijferen … is niet voor iedereen evidentzonder ondersteuning.

Hautekeur & Viaene (2011, p. 53) voegenhieraan toe: “Wanneer wonen op het plat-teland een vrije keuze is, kies je voor afstandtussen je woonplaats en allerhande soortencommerciële en maatschappelijke dienst-verlening. Voor een aantal bewoners vanhet platteland is dit echter geen vrije keuze.Zij wonen er omdat ze moeten (bijvoorbeeldomdat het betaalbaar is) of omdat hun fami-lie er al generaties lang woont. De groteafstand is hen meer overkomen dan dat heteen vrije keuze is geweest. Voor hen moetdienstverlening even gelijkwaardig zijn alsvoor mensen in een stedelijke omgeving. Ditvereist een gericht en gepast aanbod”.

Onderbescherming en beperktebestuurskracht van gemeenten enOCMW’s

De bestuurskracht van een gemeente ishet vermogen om effectieve antwoordente geven op concrete vragen en proble-men. Vandenbussche (1998) spreekt overbestuurskracht als een complex samenspeltussen beleidscultuur, beleidsvisie, financiële

middelen, personeel … VLM (2009, p. 8)bespreekt de beperkte bestuurskracht vande gemeenten op het platteland als hetresultaat van onder meer een kleiner fiscaaldraagvlak door gemiddeld lagere inkomens(lagere inkomsten personenbelasting), eenlagere waarde van het onroerend goed(lagere inkomsten onroerende voorheffing)en minder industrie en economische activi-teiten. Bestuurskracht wordt niet alleen beïn-vloed door de (beperkte) financiële draag-kracht van de rurale gemeenten, maar somsook door een gebrek aan expertise vanlokale bestuurders. Soms is er een gebrekaan ideeën en visie over hoe armoede ophet platteland aan te pakken.

Volgens Vandenbussche (1999, p. 61-63)wordt er in de regelgeving niet voldoenderekening gehouden met de specifieke rea-liteit van plattelandsgebieden. Er is volgenshem nood aan een differentiatie in beleid“waarbij een aangepaste normering in deplaats kan komen van de ‘eenheidslat’ dievoor het platteland vaak te hoog ligt”. De lagebevolkingsdichtheid en de soms onaange-paste regelgeving voor specifieke gemeen-ten, hypothekeren vaak het nemen vanadequate acties op het terrein. In een plat-telandscontext mag de tijd die nodig is ommensen fysiek te bereiken, niet onderschatworden. “Kenmerken van plattelandsgebie-den zijn uitgestrektheid, lage bevolkings-dichtheid, verspreid liggende kernen/dor-pen/kerkdorpen, open ruimte, geïsoleerdebewoning …” (Vandenbussche & Rasking,2001, p. 74). Problematieken zijn bovendiendoorgaans beperkt aanwezig zodat geenspecifieke projecten kunnen opgestart wor-den (Vandenbussche, 1998, p. 66). Ook inWallonië stellen Casman & Linchet (2011) vastdat in dorpen met lage inwonersaantallen er

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 17 2/04/12 11:22

Page 18: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 18 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

vaak niet genoeg personen ‘van hetzelfdetype’ aanwezig zijn.

Gemeenten hebben de verantwoordelijkheidom voor een langzaam afnemend aantalinwoners hun beleid te blijven garanderenwat betreft verzorging, cultuur … (De Roo& Thissen, 1997, p. 26). Landelijke OCMW’swerken daarbij vaak met een beperktepersoneelsequipe: “In sommige gevallenkan hierdoor niet altijd permanentie wordenverzekerd (vooral in kleinere gemeenten),andere voelen zich genoodzaakt om minderaandacht te besteden aan bepaalde aspec-ten van de OCMW-dienstverlening.” (Vande-lannoote, Martens & Thissen, 1997, p. 44). Ditblijkt onder meer uit het dalend aantal huis-bezoeken.

De organieke wet van 1976 verankert opfederaal niveau het recht op maatschap-pelijke dienstverlening van elke persoon1.OCMW’s werden opgericht om het recht teverzekeren dat iedereen in staat moet stel-len om een leven in menselijke waardigheidte leiden. Het aanbod en de kwaliteit vanmaatschappelijke dienstverlening staan ophet platteland echter onder druk. Bepaalderechthebbenden bevinden zich in een situatievan onderbescherming. Dit betekent dat zerecht hebben op maatschappelijke dienstver-lening van het OCMW maar die om informa-tieve, administratieve, situationele, gevoels-matige redenen niet ontvangen. Mensen diein een landelijk gebied wonen, hebben eenhoger risico op onderbescherming. Het is

1 De wettelijke basis voor het recht op maatschap-pelijke dienstverlening is de federale organieke wetvan 1976 en de daaruit voortvloeiende wetgeving, metonder andere de wet op maatschappelijke integratiein 2002.

nodig dat rechthebbenden op maatschap-pelijke dienstverlening, OCMW’s, CAW’s enandere actoren samen drempels detecterendie onderbescherming in de hand werkenen komen tot concrete verbeteringsacties.Hautekeur en Viaene (2011, p. 13) wijzen eropdat op het platteland niet alleen de fysiekeafstand, maar ook de mentale afstand totdienstverlening een grotere drempel vormt.Plattelandsbewoners maken bijvoorbeeldweinig gebruik van de tegemoetkomingendie men zelf moet aanvragen (maximum-factuur, mantelzorgpremie …). Daarom plei-ten ze voor een automatische rechtentoeken-ning.

Casman & Linchet (2011) hebben eengenuanceerd zicht op de kleinschaligheidvan de gemeenten en het CPAS (CentrePublique d’Aide Sociale) in Waalse dorpen.Ze zien deze kleinschaligheid enerzijds alseen obstakel, maar anderzijds ook als eenmogelijke troef. Ze erkennen dat de inkom-sten van kleinschalige dorpen beperkt zijndoor de lagere bewonersaantallen, watmaakt dat zij in verhouding minder inkom-sten hebben dan meer stedelijke en dicht-bevolkte gebieden. Ze moeten met die min-der middelen toch proberen tegemoet tekomen aan allerlei behoeften van hun inwo-ners. De behoeften zijn kleinschalig, maareven veelzijdig en divers als de behoeftenin verstedelijkte gebieden. Een CPAS speeltdaarbij lokaal telkens een grote rol. Hetkleinere inwonersaantal kan dan ook eentroef zijn aangezien dat soms betekent datde lokale beleidsmakers hun inwoners beterkennen, dat ze weten waar de achtergesteldebuurten zijn, en wie er leeft in de achtergestel-de gezinnen. Dat geeft kans op een aanpakop maat van de specifieke lokale behoeften(in tegenstelling tot een standaardaanbod).

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 18 2/04/12 11:22

Page 19: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 19 ]

Woonnoden op het platteland voorhuurders en eigenaars

Volgens Casman & Linchet (2011) zijn dekoop- en huurprijzen de laatste jaren geste-gen, terwijl de gezinsinkomsten niet propor-tioneel stegen. Het deel van het gezinsbud-get dat dient voor woonkosten, is daarmeevergroot. Sommige mensen worden zo ver-plicht om te verhuizen naar ‘goedkopere’gemeenten verder weg van de steden. Daarheeft het bestaande aanbod vaak onvol-doende kwaliteit, bijvoorbeeld door grootenergieverlies. Ook Thissen (2010) beschrijftde migratie van stedelijke armen naar degoedkopere huisvesting op het platteland,inclusief campings. Op het platteland is ermeer huisvesting beschikbaar aan lagereprijzen, die mensen in armoede uit de ste-delijke context aantrekt. Joke Dekoninckvertrekt daarbij van de vaststelling dat er ophet platteland slechts een beperkte huur-markt is voor mensen met een beperkt bud-get. Voor kwetsbare groepen is de toegangtot de private huurmarkt problematisch. Eris niet altijd een evenwicht tussen prijs enkwaliteit van huurwoningen. De lage kwali-teit van de (vooral oudere) woningen heefthoge energiekosten tot gevolg. De totalehuurkost is eigenlijk de huurprijs en de prijsvan het energieverbruik. Energiebesparendemaatregelen lijken op het eerste zicht eenmogelijke oplossing. Een knelpunt is echterdat door een verbeterde kwaliteit van dewoningen de huurprijs meestal ook stijgt.Maatregelen voor kwaliteitsverbetering vanhuurwoningen op het platteland hebben zoook als effect dat de huurmarkt voor lagereinkomens verkleint.

Ook Hautekeur vermeldt ‘onaangepastehuisvesting’ als probleem. Hautekeur (2011,

p. 11-12) voegt hier aan toe dat de oudereplattelandsbevolking vaak woont in oude,onaangepaste, onveilige en oncomforta-bele woningen: “een piepkleine badkamermet een badkuip waarvan de bewonersgeen gebruik meer kunnen maken, een keu-ken zonder comfort, waar een kraan metwarm water zich in een achterkamer of stalbevindt”. Hij beaamt dat de woonbehoeftenop het platteland groot zijn, terwijl de recht-hebbenden echter geen gebruik maken vande provinciale of Vlaamse premies om hunwoning aan te passen. Het gaat hier nietalleen om financiële drempels, maar ook ompsychologische drempels zoals ‘we hebbenaltijd zo gewoond’.

Monique Swinnen wijst, naast op de huur-ders, ook op de kwetsbare doelgroep huis-eigenaars met een (te) laag inkomen. Ze zijnwel eigenaar van een woning, maar die is tegroot, heeft te veel trappen, is onvoldoendegeïsoleerd met een hoog energieverbruik …De woning en de tuin vragen soms om veelonderhoud, die de eigenaar niet (meer) zelfkan doen of betalen. Volgens het Steunpunttot Bestrijding van Armoede, Bestaanson-zekerheid en Sociale Uitsluiting (2012) is inBelgië het aandeel huiseigenaars vrij hoog,namelijk 74,4 % in het Vlaamse Gewest en70 % in het Waalse Gewest. Joke Dekoninckbeaamt dat er op het platteland relatief wei-nig huurwoningen zijn, en dus procentueelgezien veel huiseigenaars. Ook het Steun-punt (2011) wijst op een groep van ‘nood-kopers’, mensen met een laag inkomen dieeen huis kopen van slechte kwaliteit, maargeen middelen hebben om het te renoverenof zelfs de noodzakelijke herstellingswerkenuit te voeren. Hier vult Henk Van Hootegem(Steunpunt tot Bestrijding van Armoede,Bestaansonzekerheid en Sociale Uitsluiting)

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 19 2/04/12 11:22

Page 20: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 20 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

aan dat gebrekkige huisvesting een aanlei-ding kan zijn tot gezondheidsproblemen.

Er is een tekort aan betaalbare huurwonin-gen in België (Steunpunt tot Bestrijding vanArmoede, Bestaansonzekerheid en SocialeUitsluiting, 2011). Sociale huurwoningen zou-den nochtans mee een antwoord kunnenbieden op de huisvestingsvraag van mensenmet een laag inkomen. België heeft een laagaandeel sociale woningen in verhouding methet aantal private huishoudens: 5,6 % in hetVlaams Gewest en 7 % in het Waalse Gewest(Steunpunt tot Bestrijding van Armoede,Bestaansonzekerheid en Sociale Uitsluiting,2011). De wachtlijsten en wachttijden voor eensociale woning zijn dan ook groot, terwijl deuitbreiding van het huizenbestand langzaamverloopt.

Nadine Vervaet vraagt zich af of het een goedidee is om zomaar het aantal sociale wonin-gen op het platteland te vergroten. Doorstijgende woning- en huurprijzen in groterecentra komen mensen in armoede zonderwagen soms in minder bereikbare woonker-nen terecht. Ze krijgen dan andere proble-men op andere domeinen zoals mobiliteit endienstverlening. Ook Hautekeur en Viaene(2011, p. 14) bevestigen dat kwetsbare doel-groepen zonder eigen vervoer soms terecht-komen in kleine afgelegen dorpskernenwaar ze niemand kennen. Hierdoor komensociale huurders vaak in moeilijke situatiesterecht: geen mobiliteit, afgesneden van eeneventueel sociaal netwerk, geen toegang totdienstverlening. Joke Dekoninck stelt vragenbij de evolutie in het toewijzingsreglementvan sociale huisvesting, waarbij kwetsbaregroepen zonder eigen vervoersmiddelenterechtkomen in landelijke kernen. Is dit‘goedkoop wonen op het platteland’ wel een

goede ontwikkeling? Wat met werk, school,sociale netwerken, die hiermee onder drukkomen te staan? Is wonen in een minderuitgeruste dorpskern een bedreiging voorkansen op andere levensdomeinen? Bijsociale huisvesting op het platteland is hetbelangrijk te vragen aan welke voorwaardendit moet voldoen, en volgens welk concepter gewerkt wordt. Joke Dekoninck benadruktde noodzaak aan een doordachte aanpaken beleid voor het optimaliseren en toegan-kelijk houden van sociale huisvesting op hetplatteland. Het is nodig om sociale woon-wijken op het platteland te koppelen aangoede dienstverlening en bereikbare voor-zieningen.

Casman & Linchet (2011) wijzen erop datmomenteel op het platteland het aanbodvan sociale woningen onvoldoende is. Veelgemeenten beschikken ook niet over nood-opvang of transitopvang. Bovendien wijzenzij op een mogelijke politieke onwil op hetgebied van sociale huisvesting. Die onwilkan liggen aan een tekort aan kennis, maarook aan het verwerpen of negeren van denoden van een deel van de lokale bevol-king. Lokale beleidsmakers vrezen somsdat ze door het aanbieden van sociale huis-vesting ook kwetsbare mensen uit anderegemeenten gaan ‘aanzuigen’. Indien iederegemeente echter een antwoord zou biedenop de behoeften van hun eigen bevolking,dan zou er geen sociale migratie ontstaandoor een ad-hocaanbod.

Precaire arbeidsmarkt op het platteland

Volgens Casman & Linchet (2011) is de arbeids-markt op het platteland in Wallonië gekarakte-riseerd door een toename van precaire arbeid(deeltijdse jobs, interims, seizoensarbeid) die

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 20 2/04/12 11:22

Page 21: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 21 ]

geen stabiliteit of leefbaar loon garandeert.Daarbij zijn er ook een aantal ‘werkendearmen’, die onder de armoedegrens levenondanks het uitoefenen van voltijdse arbeid.Vooral vrouwen werken in onderbetaaldejobs. Er is volgens Hautekeur en Viaene (2011,p. 13) ook in Vlaanderen een gebrekkig aan-bod van (sociale) tewerkstelling.

Casman & Linchet (2011) wijzen erop dat hetrurale milieu geen grote generator is vantewerkstelling. De structuren van publieke encommerciële diensten zijn kleinschaliger danin gebieden met hogere bevolkingsdicht-heid, en hebben bijgevolg ook minder noodaan werknemers.

De uitdaging met betrekking tot kinderop-vang op het platteland is volgens Casman& Linchet (2011) dubbel. Enerzijds is er noodvoor werkzoekenden om hun kinderen te

kunnen plaatsen. Tegelijkertijd houdt decreatie van meer opvang ook een potentieelin voor de creatie van tewerkstelling op hetplatteland in de sector van kinderopvang.Daaraan is een tekort op het platteland,wat weer problemen met zich meebrengtvoor jonge ouders die geen opvang vindenvoor hun kinderen wanneer ze willen gaanwerken of een opleiding volgen.

Het probleem van mobiliteit heeft uiteraardeen grote impact op de toegang tot arbeidvoor dorpsbewoners. De toegang tot vaca-tures, werkwinkels, sollicitaties, werk- enopleidingsplaatsen staat onder druk bij hendie mobiliteitsproblemen ondervinden.

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 21 2/04/12 11:22

Page 22: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 22 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 22 2/04/12 11:22

Page 23: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 23 ]

Wie zijn de kwetsbare plattelandsbewoners?

We vragen ons af welke mensen door dezeproblemen getroffen worden. Hieronderbeschrijven we de groepen met een ver-hoogd armoederisico.

Ouderen

Zowel in Vlaanderen als in Wallonië wordengelijkaardige evoluties vastgesteld: enerzijdsvergrijzing (toename van de hogere leeftijds-groepen) en anderzijds ontgroening (jonge-ren die wegtrekken naar de steden). De ver-grijzing veroorzaakt een toenemende vraagnaar zorg op het platteland. Daarbij komtdat informele zorgverlening en mantelzorgtegenwoordig minder vanzelfsprekend zijn,en onder druk staan. Dit zorgt voor een toe-nemende vraag naar professionele zorg.Voor senioren op het platteland zijn thuis-zorg, gezinszorg, maaltijden aan huis essen-tieel om in hun eigen huis te kunnen blijvenwonen.

In Wallonië en Vlaanderen zijn ouderen ophet platteland blootgesteld aan een ver-hoogd armoederisico. Volgens Hautekeur(2011) is vergrijzing een van de grootste uitda-gingen voor het platteland. Vergrijzing heeftverreikende consequenties voor meerderebeleidsdomeinen zoals welzijn, cultuur, huis-vesting en maatschappelijke dienstverlening.Vooral alleenstaande ouderen worden ophet platteland getroffen door eenzaamheiden sociaal isolement. Koppels die slechtséén pensioen ontvangen en alleenstaandevrouwen zijn bijzonder kwetsbaar. Vrouwenontvangen vaak een lager pensioen omdathun professionele loopbaan korter of onbe-

staand is. Hautekeur signaleert ook een stij-gend aantal dementerende ouderen in desociale huisvesting.

Volgens het Steunpunt Sociale Planning enOverleg van de Provincie Vlaams-Brabant(2007) hebben ook allochtone ouderen eenverhoogd risico op sociale uitsluiting. Bijdeze doelgroep is er nood aan de uitbouwen aanpassing van de huidige professionelethuiszorg, welzijns- en zorgvoorzieningen.

Jongeren en kinderen

Naast de vergrijzing wordt zowel in Vlaan-deren als in Wallonië op het platteland eenontgroening vastgesteld. Jongeren wordenaangetrokken door meer stedelijke omge-vingen. Een kleinere groep jongeren blijft inde dorpen. Door de toenemende vergrijzingdreigt deze relatief kleine groep jongeren een‘vergeten’ doelgroep te worden. Bij deze jon-geren zijn er meerdere kwetsbare groepen.

Hautekeur (2011, p. 8) beschrijft een groepmaatschappelijk kwetsbare jongeren ophet platteland, die hun schoolopleiding nietafmaken en weinig of geen perspectief opwerk hebben. Daarnaast is er een soortrestgroep van 18- tot 25-jarigen die ner-gens terecht kan, en geen plaats vindt inde samenleving. Volgens Hautekeur (2011,p. 9) kunnen ze niet meer terugvallen op deBijzondere Jeugdzorg en zijn ze moeilijk toete leiden naar (sociale en reguliere) tewerk-stelling. Ook het Steunpunt tot Bestrijding vanArmoede, Bestaansonzekerheid en SocialeUitsluiting (2012, p. 71) richt de aandacht op

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 23 2/04/12 11:22

Page 24: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 24 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

een specifiek segment van de groep maat-schappelijk kwetsbare jongvolwassenen,namelijk jongeren in armoede die een voor-ziening voor Bijzondere Jeugdzorg verlaten.Deze zorgverlaters hebben een verhoogdrisico op sociale uitsluiting.

Daarnaast zijn er in dorpen kinderen en jon-geren die in generatiearmoede opgroeien.Bovendien hebben volgens het SteunpuntSociale Planning Provincie Vlaams-Brabantook tienermoeders en hun kinderen eenverhoogd armoederisico. Tienermoedersverlaten vaker vroegtijdig de school, en heb-ben meer kans om alleenstaande moeder teworden. Kinderen in alle eenoudergezinnenhebben het moeilijker, aangezien het metéén inkomen bijvoorbeeld niet evident is omeen geschikte huurwoning te vinden. Verdervinden we kwetsbare jongeren in het Bijzon-der Onderwijs. Ook werkloze en/of laag-geschoolde jongeren hebben het moeilijkom een goede woonst en job te vinden.

Cédric Vallet beschrijft in AlterEchos (2011) dathet belangrijkste probleem van jongeren ophet platteland mobiliteit is. Voor iedere acti-viteit moeten zij zich verplaatsen. Vaak heb-ben ze daarbij geen andere keuze dan eenberoep te doen op hun ouders. Maar indiener niemand is die de jongere kan of wil ver-voeren, dan blijft de jongere thuis zitten.Vooral de meest kwetsbare groepen jonge-ren worden met deze mobiliteitsproblemengeconfronteerd.

Alleenstaande ouders,eenpersoonshuishoudens eneenwagengezinnen

Alleenstaande ouders blijken in alle armoe-deonderzoeken een verhoogd armoede-

risico te hebben. Daar komt op het plattelandnog een extra aspect van kwetsbaarheid bij,namelijk vervoersafhankelijkheid. IPO (2006-B, p. 13) ziet de bereikbaarheid van voorzie-ningen voor dagelijkse behoeften moeilijkworden voor bepaalde doelgroepen: oude-ren, een deel van de jongeren, maar ookvoor alleenstaande ouders. Naast seniorenen jongeren dreigen nog andere groepenvervoersafhankelijk te worden, namelijk een-oudergezinnen, vrouwen zonder inkomen,eenwagengezinnen, personen met een han-dicap en mensen in armoede.

Gezinnen met meervoudige problemen

Hautekeur (2011, p. 14) beschrijft de meer-voudige problemen waarmee een gezingeconfronteerd kan worden als een combi-natie van sociaaleconomische problemen,schulden, (geestelijke) gezondheidsproble-men en/of opvoedingsproblemen. Hij wijstop een toenemend aantal uithuiszettingenvan gezinnen met meervoudige problemen.De sociale huisvesting is niet toegerust omzulke complexe problemen aan te pakken.Zij hanteren een standaardprocedure voormensen met een huurachterstand en inko-mensderving. Ze weten niet hoe om te gaanmet bewoners met een verslavingsproble-matiek of andere geestelijke gezondheids-problemen. In gezinnen met meervoudigeproblemen vinden we ook psychosociale enrelatieproblemen.

Steketee & Vandenbroucke (2010) sommenenkele kenmerken van zogenaamde multi-probleemgezinnen op. Deze gezinnen heb-ben gemeen dat er op een gegeven moment(sociaaleconomische en psychosociale) pro-blemen ontstaan die de draagkracht van hetgezin aantasten. Het kan gaan om proble-

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 24 2/04/12 11:22

Page 25: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 25 ]

men op meerdere gebieden, zoals relatie-problemen, schuldenproblematiek, huisves-tingsproblemen of opvoedingsproblemen.Deze zijn onderling verweven en langdurigvan aard. Bij deze vaak sociaal geïsoleerdegezinnen leeft een bepaald wantrouwen tenopzichte van de bestaande hulpverlening. Erzijn zowel problemen in het gezin, als pro-blemen met de (tekortschietende) hulpverle-ning. Soms is er bij ouder(s) en/of kinderenook sprake van een verstandelijke beperking,verslavingsproblematiek of psychiatrischeproblematiek. Een ouder met psychiatrischeproblemen kan moeilijk de opvoedingstakengeheel op zich nemen.

Mogelijk verbonden hiermee werd tijdens deVlaamse rondetafel gewezen op het bestaanvan een groep ‘woonnomades’. Dit zijngeen woonwagenbewoners of zigeuners,maar mensen die zeer vaak verhuizen vangemeente tot gemeente. Vermoedelijk ligteen vorm van ‘schuldenvlucht’ aan de basishiervan. Het gaat vaak om jonge gezinnendie telkens in een nieuw dorp in isolementterechtkomen.

Landbouwers en zelfstandigen inmoeilijkheden

Land- en tuinbouwers hebben een grootrisico in Vlaanderen en Wallonië om metarmoede geconfronteerd te worden. Dit komtonder meer door onregelmatige inkomstenen steeds lagere voedselprijzen, en door degrote investeringsnoden. De opeenvolgendecrisissen en ziektes (dollekoeienziekte, dioxi-necrisis, mond- en klauwzeer…) zorgdenvoor minder inkomsten en voor een twijfel-achtig publiek imago. Voor land- en tuinbou-wers zijn er vele drempels naar het OCMWof CPAS. Het is niet evident om bijvoorbeeld

een beroep te doen op collectieve schulden-bemiddeling, aangezien de bemiddelaarsbij OCMW/CPAS geen ervaring hebben metdossiers waarbij de schulden soms groterzijn dan een miljoen euro (Casman & Linchet,2011).

Een bijkomend aspect van kwetsbaarheidis dat bij veel landbouwbedrijven de bank-rekeningen van het gezin en van het bedrijfniet gescheiden zijn. Bij moeilijkheden inhet bedrijf wordt er soms bespaard op hetgezinsbudget, zelfs tot nadeel van de kin-deren in deze gezinnen. Bovendien wordtde agricultuur als sector meer dan anderegeassocieerd met arbeidsongevallen, stressen zelfdoding. Bovenop het zware werkkomen nog mentale spanningen. Het is nietvoldoende een goede landbouwer te zijn.Het is ook nodig een goede bedrijfsleiderof manager te zijn – onder meer door decomplexiteit van de reglementeringen, pro-ductiecontracten, complexe administratie …(Casman & Linchet, 2011).

Ook andere ondernemers worden gecon-fronteerd met een verhoogd armoederisico.Kleinschalige ondernemingen zoals bak-kers, slagers, dorpscafés, kapsalon … heb-ben een grote waarde voor de sociale cohe-sie in de dorpen. Zelfstandige ondernemersin armoede vormen volgens Lambrechts& Beens (2004) een miskende en vergetensociale probleemgroep die vecht om te over-leven. Er bestaat veel verdoken armoedebij ondernemers. Meer info hierover vindtu bijvoorbeeld via de volgende websites:www.boerenopeenkruispunt.be; www.efrem.be;www.agricall.be; www.tussenstap.be.

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 25 2/04/12 11:22

Page 26: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 26 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

Noodkopers en huurders

Hautekeur (2011, p. 14) wijst op de complexeproblemen van sommige huurders in desociale huisvesting. Naast deze kwetsbarehuurders is er aandacht nodig voor zoge-naamde ‘noodkopers’ (Hautekeur & Viaene,2011, p. 13). Het gaat om potentiële huurdersdie omwille van de schaarste op de huur-markt gedwongen worden om te kopenomwille van de betaalbaarheid. De aange-kochte woningen zijn echter vaak van lagekwaliteit. Het ontbreekt de noodkopers vaakaan middelen om te renoveren of noodzake-lijke herstellingen uit te voeren.

Permanente campingbewoners

Qua kwetsbare doelgroepen ligt hier hetmeest opvallende verschil tussen Vlaanderen

en Wallonië. Het zijn immers de gewesten dieverantwoordelijk zijn voor permanent wonenop campings. Het Steunpunt tot Bestrijding vanArmoede, Bestaansonzekerheid en SocialeUitsluiting (2012, p. 46-50) besteedt uitgebreidaandacht aan deze kwetsbare groep. Voorhet Waals Gewest gaat de laagste schattinguit van 12.000 mensen die permanent wonenin een inrichting met toeristische bestemming.Het beleid in Wallonië is onder meer gerichtop campings, residentiële weekendverblij-ven, vakantiedorpen en verschillende nood-verblijfplaatsen. Het fel bekritiseerde Waalsebeleid gaat grotendeels uit van de vrijwilligeherhuisvesting van de bewoners. Herhuisves-ten is echter niet evident wanneer het globalewoningaanbod ontoereikend is. Bovendienbleek dat de reeds gerealiseerde herhuisves-tingen voor meer dan 60 % gebeurden via deprivate markt met hogere huurprijzen.

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 26 2/04/12 11:22

Page 27: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 27 ]

In Vlaanderen kijkt het beleid alleen maarnaar de campingterreinen die onderworpenzijn aan een vergunning en de weekendver-blijven. Het aantal permanente bewonerswerd slechts tot 2008 gevolgd door ToerismeVlaanderen en bedroeg toen 1599 perso-nen. Het reële cijfer ligt wellicht veel hoger,aangezien de cijfers enkel de bewonersweergeven die gedomicilieerd zijn op devergunningsplichtige campingterreinen. Inhet Vlaams Gewest speelt ook het provinci-ale beleid mee. Dat varieert sterk van de eneprovincie tot de andere.

Het beleid erkent vaak niet dat heel watmensen door de acute wooncrisis gedwon-gen werden om zogenaamd te ‘kiezen’ voorpermanent wonen op toeristische terreinen.Ze verkeren niet in de mogelijkheid om eenklassieke woning te verwerven. Volgenshet Steunpunt tot Bestrijding van Armoede,Bestaansonzekerheid en Sociale Uitsluiting(2012) stemt de idee dat alle permanente

bewoners in mensonwaardige omstandig-heden wonen en verplicht geherhuisvestzouden moeten worden, noch met de rea-liteit, noch met de verwachtingen van veelvan de permanente bewoners. Velen willenvoor niets ter wereld veranderen en voelenzich er thuis. Het blijft echter problematischdat de terreinen vaak niet geschikt zijn voorhet intensieve gebruik dat ervan gemaaktwordt. Zo zijn er problemen met water- enenergietoevoer, geen aansluiting op de rio-lering, problemen met postbedeling, slechtestaat van de wegen, geen openbaar ver-voer. Sommige problemen kunnen ook temaken hebben met de beheerders van decampings, die water en elektriciteit afsluiten,energiefacturen twijfelachtig verdelen onderbewoners, mensen oneigenlijk uit zetten.Casman & Linchet (2011) bevestigen dat veelvan die terreinen geen geasfalteerde wegenhebben, en geen toegang tot elektriciteit ofdrinkwater. Vaak wordt er door de gemeentegeen afval opgehaald.

Samenvattend

We sluiten af met een opsomming van de kwetsbare plattelandsbewoners meteen verhoogd risico op armoede, die wij in deze studies konden identificeren.Deze lijst heeft niet de pretentie om volledig te zijn:• Ouderen: in het bijzonder alleenstaande en allochtone ouderen• Kinderen en jongeren: in het bijzonder generatiearme kinderen en jongeren, jonge-

ren uit het Bijzonder Onderwijs, werkloze en/of laaggeschoolde jongeren en zorgver-laters (18-25 jarigen die de Bijzondere Jeugdzorg verlaten)

• Alleenstaande ouders en hun kinderen• Eenpersoonshuishoudens en eenwagengezinnen• Gezinnen met meervoudige problemen• Landbouwers en zelfstandigen in moeilijkheden (en hun kinderen)• Huurders in sociale huisvesting en ‘noodkopers’• Permanente campingbewoners

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 27 2/04/12 11:22

Page 28: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 28 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

Armoedebestrijding op het platteland:oplossingen

Armoedebestrijding op het platteland neemteen specifieke vorm aan. Drie onderzoe-ken, waarvan twee in Vlaanderen en eenin Wallonië, leidden tot een lijst van diverseinitiatieven tot armoedebestrijding op hetplatteland. Het gaat over goede praktijkenmet een illustratieve rol. Hun transfereer-baarheid naar andere contexten – ondermeer door de diversiteit van het platteland –kan niet gegarandeerd worden. Ze kunnenwel dienen als bron van inspiratie.

In Vlaanderen identificeerde Mathijssen(2010) de volgende hefbomen tot armoede-bestrijding in de landelijke context: proactiefhandelen in OCMW’s, dorpsnetwerken voorzorg, dorpshuizen, dorpsrestaurants, wijk-gezondheidscentra, en initiatieven rond hetgrondrecht wonen. In 2011 voegde Hautekeurnog enkele andere initiatieven in Vlaanderenaan deze lijst toe: diverse initiatieven vooroutreachend werken (zoals dorpsnetwerkenvoor zorg en onlinehulpverlening), diverselaagdrempelige ontmoetingsplaatsen (zoalsdorpshuizen, sociale kruideniers en volks-tuintjes), sociale economie en onderwijswer-kingen.

In 2011 werd ook voor Wallonië een lijst opge-steld met sleutelprojecten met betrekkingtot armoedebestrijding op het plattelanddoor Linchet & Casman. Daarmee werd delijst van hefbomen nog eens verrijkt met eengediversifieerd woonaanbod, alternatievenqua mobiliteit, de creatie van kwaliteitsvollearbeid, het optimaliseren van nabijheid (door

onder meer nabijheidsdiensten en vrijwil-ligerswerk), de valorisatie van land- en tuin-bouw.Een bijkomende clusteranalyse laat toe omal deze concrete voorbeelden te groeperenin enkele grotere clusters. Dit geeft ons zichtop de gemeenschappelijke rode dradendoorheen deze diverse oplossingen. Juistzoals in de probleemdefinitie ligt ook hiereen belangrijke klemtoon op mobiliteit.

Mobiliteit

Door de mobiliteitsproblemen en de ver-voersarmoede op het platteland, blijkt hetnoodzakelijk om bij de toegang tot alle soci-ale grondrechten op het platteland rekeningte houden met mobiliteit. Zo komt het erenerzijds op aan dat het aanbod (dienstenen voorzieningen allerlei) tot bij de kwets-bare dorpsbewoners geraakt. Dit vatten weonder het concept outreach. Vooral het grotebelang van huisbezoeken kwam hierbij naarvoor. Dat outreach veel meer omvat dan huis-bezoeken, lichten we verder toe. Anderzijdskomt het erop aan dat mensen in armoedeuit de dorpen tot bij het aanbod geraken. Ditomvat zowel mobiliteit (van de woonst vande mensen in armoede tot aan het aanbod)als toegankelijkheid (over de drempels vande dienst of voorziening geraken). Of hetaanbod nu onderwijs, gezondheidszorg ofcultuur betreft, deze aspecten van mobili-teit zijn altijd een noodzakelijk aspect om inoverweging te nemen.

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 28 2/04/12 11:22

Page 29: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 29 ]

SAW-B (2011, p. 41-42) stelt dat mobiliteits-vraagstukken niet gelimiteerd mogen wor-den tot één sector of doelpubliek. Mobili-teitsvraagstukken zijn voor iedereen en altijdaanwezig, en raken aan meerdere levens-domeinen zoals werk, ontspanning, onder-wijs en vorming, dagelijkse noden. Mobiliteitis een recht voor iedere burger aangezienhet een noodzaak is om waardig te kun-nen leven. Hun advies is om allereerst debestaande mobiliteitsmogelijkheden beterzichtbaar te maken.

Qua mobiliteit is er nood aan alternatievenvoor individueel en collectief transport. Watindividuele verplaatsingen betreft, verwij-zen Casman & Linchet (2011) naar socialetaxi’s, carpooling en diensten aangebodendoor vrijwilligers, met als kostprijs een bij-drage voor de verbruikte brandstof en eenlaag basistarief. Daarnaast verwijzen zenaar opleidingen om een rijbewijs te halen

en naar het aankopen van een wagen viasociale leningen. Ook het mogelijk makenvan de verhuur van fietsen en moto’s ende aanleg van fiets- en voetpaden wordtgeadviseerd. Voor collectieve verplaatsingenwijzen Casman & Linchet (2011) op meer-dere mogelijke alternatieven. Ze benadruk-ken dat dit een versterking moet zijn van debestaande lijnen van openbaar vervoer, dusgeen vervanging ervan. Er is nood aan lokalebussen en belbussen met goed onderhou-den opstapplaatsen. Ook bedrijven kunneneen rol spelen door het opstellen van eentransport- en mobiliteitsplan voor hun werk-nemers. Bovenal is er nood aan centraleinformatiepunten in dorpen waar burgersalle informatie kunnen vinden over de diver-se mobiliteitsmogelijkheden in hun dorp.In de beschrijving van dorpshuizen verderopbenadrukken we ook nog het belang van hetbundelen van alle informatie over de diversemobiliteitsmogelijkheden in een dorp.

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 29 2/04/12 11:22

Page 30: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 30 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

Outreach

We starten met de werkdefinitie van hetondersteunings- en expertisecentrum voorOutreach ‘Reach Out!’, dat een partnerschapis tussen VLASTROV, SAW en Cera.

We worden geconfronteerd met groepenkwetsbare dorpsbewoners die niet voorbijdrempels geraken van diverse zorg-, dienst-of hulpverleners. Hier heeft outreachendwerken een meerwaarde als methodiek omeen brug te slaan naar deze kwetsbare men-sen. Outreachend werken is een verzamel-naam voor diverse activiteiten en methodenwaarbij de veldwerker de veiligheid van deeigen organisatie verlaat. De gemeenschap-pelijke noemer is dat ze naar de mensentoe gaan. De praktijkwerker begeeft zich ineen andere omgeving met inbegrip van de

daar geldende normen en waarden, hetzijde leefwereld van de hulpvrager zelf, hetzijeen andere organisatie of sector waarmeewordt samengewerkt om de hulpverlening ofdiensten beter te organiseren op maat vande cliënt (Reach Out!, 2012). Outreach is eenbreed concept waarin meerdere werkvor-men zich kunnen herkennen. Straathoek-werk is een zeer specifieke (en extreme)vorm van outreach. Andere voorbeelden zijnpreventieve woonbegeleiding, onlinehulp-verlening, huisbezoeken (bijvoorbeeld doorKind en Gezin), speelpleinwerking.

Bij outreachend werken wordt volgens ReachOut! (2011) snel gedacht aan een openbareruimte zoals een straat, een plein of de tram.Maar outreach in de privésfeer van de cliëntkomt ook veel voor. Aanwezig zijn bij iemandthuis is helemaal anders dan iemand binnen

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 30 2/04/12 11:22

Page 31: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 31 ]

het onthaal van de eigen organisatie ont-vangen. Daarnaast zijn er ook (semi-)privateruimtes, die niet volledig openbaar zijn, maarvoor werkers wel toegankelijk. Vaak betrefthet andere (sociale) organisaties, waar deoutreacher aanwezig is binnen de werking.Zo wil de outreacher de manier van opvol-ging van de cliënt en de samenwerking metdie andere organisatie verbeteren.

De meest aangehaalde reden om out-reachend te werken is volgens Reach Out!(2011) dat men de eigen organisatie nood-gedwongen verlaat om cliënten te bereikendie anders zelf niet zouden komen. Preven-tie is een andere reden om aan outreach tedoen. Om tijdige hulp aan te bieden, is hetsoms nodig om zelf de cliënt op te zoeken.Een derde reden ligt in de vermaatschap-pelijking van de zorg, waarbij sociaal werkweer terug binnengebracht wordt in deleefwereld van de cliënt. Door de cliënt tebenaderen in zijn eigen situatie kan er ookgewerkt worden met het netwerk rondomde cliënt. Emancipatorisch werken moetimmers ook oog hebben voor de relatiesrondom de mens. Vrijwilligers spelen hierineen belangrijke rol. Het project ‘Buren voorMekaar’ in Hoegaarden is een mooi voor-beeld hiervan. Het OCMW schakelt vrijwil-ligers in om een huisbezoek te brengenaan kwetsbare ouderen. Zo willen ze op dehoogte komen van problemen van vereen-zaming of nood aan een warme maaltijdof thuiszorg. Er wordt samengewerkt metmutualiteiten en thuiszorgdiensten.

Ook volgens Hautekeur (2011) dringt zich eenvorm van outreachend werken op. Een knel-punt daarbij blijft echter de onderbezettingvan het personeel aangezien huisbezoekenen permanentie op antenneposten extra tijd

in beslag nemen. Dit is zeker niet alleen eenVlaams fenomeen. Ook Casman & Linchet(2011) wijzen op de nood om mobiliteitspro-jecten te ontwikkelen. Daarmee bedoelen zeniet alleen de mobiliteit van de mensen naarde diensten. Ze bedoelen ook de mobiliteitvan de diensten zelf, die naar de kwets-bare mensen toegaan. Diensten kunnenook mobiel en ambulant zijn. Zij beschrijven‘nabijheidsdiensten’ als een vorm van aan-wezigheid op het terrein, of dat nu huisbe-zoeken zijn, of de organisatie van activiteitenbuiten de eigen kantoren.

Enkele outreach-initiatieven verdienenbijzondere aandacht aangezien ze in deonderzoeksresultaten een groot potentieeltoonden als hefboom in de armoedebe-strijding op het platteland. Hieronder wor-den kort toegelicht: proactief handelen inOCMW’s, dorpsnetwerken voor zorg en wijk-gezondheidscentra.

Proactief handelen in OCMW’s: Proactiefhandelen gaat om een vorm van dienstver-lening waarbij de overheid op eigen initiatiefeen dienstverleningsproces richting de bur-ger start. De overheid is hier de initiatiefnemer.Volgens Steenssens (e.a., 2009, p. 165-171) iser nood aan een meer proactieve strategietegen financiële onderbescherming. Daarbijis het aan de overheid om personen in eensituatie van financiële onderbescherming opte sporen en te benaderen opdat hun (finan-ciële) rechten gerealiseerd kunnen worden.HIVA-KULeuven werkt samen met Samen-levingsopbouw Oost-Vlaanderen aan eenzelfreflectie-instrument rond onderbescher-ming en proactief handelen. Ook de OCMW’svan Geraardsbergen, Herzele, Oudenaarde,Zottegem en Zwalm werken actief mee indit project, dat door Cera gesteund wordt.

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 31 2/04/12 11:22

Page 32: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 32 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

Steenssens (e.a. 2010) onderscheidt verschil-lende fasen in proactief handelen: preventie,opsporen, benaderen, toeleiden, toegang,onthaal, rechtendetectie, rechtenrealisatieen nazorg. Via het zelfreflectie-instrumentkomt in beeld op welke fases het OCMWgoed scoort en waar het nog werkpuntenheeft. Een voorbeeld van een werkpunt rond‘onthaal’ betreft de vraag naar meer privacybij een informatief onthaal in plaats van eenkoel, wantrouwend of soms zelfs beschuldi-gend onthaal.

Signaalgevers zoals huisarts, thuiszorg, poli-tie, mutualiteit of diverse vrijwilligers komenin contact met de kwetsbare doelgroep, ofbehoren al tot hun sociaal netwerk. Zo iser het voorbeeld van lokale vrijwilligers dieverjaardagsbezoekjes brengen aan 80- of85-plussers in hun eigen gemeente. Zo wil-len ze (eventueel) verborgen noden opmer-ken en opvangen. Volgens Hautekeur (2011)groeit het belang van zogenaamde ‘signaal-gevers’ door de onzichtbaarheid van armoe-de op het platteland. Vrijwilligers kunnen hierde brug slaan tussen hulpbehoevende per-sonen en hulpverleners, bijvoorbeeld ook inzorgnetwerken.

Een grote vooruitgang kan ook liggen in‘automatische rechtentoekenning’. Zo ver-telt Steven Rommel: “Wanneer iets automa-tisch op de rekening van de rechthebbendenwordt gestort, is het al minder erg dat er inde gemeente niemand aanwezig is die kanuitleggen welk recht het is, en hoe je er toe-gang tot krijgt”. Mensen maken niet altijdgebruik van sociale tarieven en premies dieze zelf moeten aanvragen (zoals mantel-zorgpremie, sociaal tarief telefonie of maxi-mumfactuur gezondheidszorg). VolgensJoke Dekoninck komt het zelfs voor dat soci-

aal werkers eerst moeten nagaan of gezin-nen wel de kinderbijslag ontvangen waar zerecht op hebben. Een automatische rechten-toekenning kan dan ook werktijd uitsparenvan maatschappelijke werkers, die dan weeringezet kunnen worden bij andere vormenvan ondersteuning.

Dorpsnetwerken voor zorg: Deze netwerkenhebben tot doel het sociale weefsel in plat-telandsdorpen te verstevigen. Er is volgensIPO (2006-C, p. 5) nood aan een (dorps-)netwerk van vertrouwenspersonen op lokaalniveau met een minimum aan professioneleondersteuning. De eerste betrokkenen zijnhet bestaande verenigingsleven en vrijwil-ligers, die kunnen inspelen op de nodenvan (geïsoleerde) plattelandsbewoners.Informatie-uitwisseling en maximaliserenvan de doorverwijsmogelijkheden behorentot de centrale opdrachten van een dorps-netwerk voor zorg. De bestaande netwerkenworden versterkt en uitgebreid. Vertrekpuntis het bestaande aanbod van woon-, zorg-en welzijnsdiensten. Bovendien kunnendeze dorpsnetwerken voor zorg volgensNadine Vervaet een rol spelen in het zicht-baar maken van armoede op lokaal niveau:“Via een gecoördineerd netwerk van vrijwil-ligers, lokale actoren, verenigingen, sleutel-figuren, mantelverzorgers kunnen verdokenen geïsoleerde zorg- en hulpbehoevendepersonen worden opgespoord en kan ernaar gepaste oplossingen worden gezocht”.Volgens het Draaiboek Zorgnetwerken is dedoelgroep niet alleen mensen in armoede,maar ook hulpbehoevende (hoog)bejaar-den, alleenstaanden, alleenstaande ouders,mensen met een handicap of langdurigzieke personen. Mensen met een (verdoken)zorgbehoefte of hulpvraag worden actiefopgespoord. Hulpverleners kunnen beter op

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 32 2/04/12 11:22

Page 33: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 33 ]

elkaar afstemmen en zelfs samenwerkenmet vrijwilligers en lokale verenigingen. Vrij-willigerswerk wordt in deze dorpsnetwerkengevaloriseerd. Vrijwilligers kunnen aanvul-lende taken uitvoeren zoals vervoer, lees-hulp, kleine klusjes. Tegelijkertijd vervullen devrijwilligers een signaalfunctie, waarbij eennetwerk van eerste- en tweedelijnsdienstver-lening kan aangesproken worden. VolgensCasman & Linchet (2011) kan vrijwilligerswerkin een dorpscontext een versteviging zijnvoor een team van professionele hulpverle-ners. Door het inschakelen van vrijwilligerskan soms het etiket van ‘institutionalisering’vermeden worden.

Er is dan volgens Henk Van Hootegem welnood aan informatie (wat is armoede) envorming (hoe gaan we daarmee om) voordeze lokale verenigingen en vrijwilligers.

Ook intervisie of het onderling uitwisselenvan ervaringen hierrond is zinvol. Andererandvoorwaarden betreffen begeleidingen vorming op vlak van netwerkuitbouw enparticipatie van verschillende bevolkings-groepen. Om een netwerk met een mix vanvrijwilligers te creëren en te ondersteunen, ishet nodig om zowel beroepskrachten als vrij-willigers op te leiden en te vormen. Succes-volle voorbeelden van zorgnetwerken vindenwe in West-Vlaanderen bij Zohra en NetwerkDorpen Ieper.

Wijkgezondheidscentra: Wijkgezondheids-centra voorzien laagdrempelige eerstelijns-gezondheidszorg in een duidelijk afgeba-kend werkgebied. Ze werken interdisciplinair:huisartsen, verpleegkundigen en anderezorgverstrekkers kunnen er met elkaarsamenwerken. De minimuminvulling bestaat

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 33 2/04/12 11:22

Page 34: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 34 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

uit een huisarts, een verpleegkundige en eenderde discipline zoals gezondheidspromotie,voedingsdeskundige, psycholoog of maat-schappelijk werker. Volgens het VlaamsNetwerk van Verenigingen waar armen hetwoord nemen (2008b, p. 10) kan in een wijk-gezondheidscentrum iedereen terecht voorinformatie (bijvoorbeeld over de rechten vanpatiënten) en voor gezondheidszorg (arts,tandarts, kinesist, diëtist, psycholoog…). Erwordt zowel individueel als groepsgerichtgewerkt.

Momenteel bestaan deze wijkgezondheids-centra hoofdzakelijk in stedelijke context.Volgens VLM (2009, p. 27) kan het conceptvan wijkgezondheidscentra ook in een plat-telandscontext geïmplementeerd worden omzo te komen tot een toegankelijk aanbod vanpreventie en gezondheidszorg. Een bekendvoorbeeld is het Wijkgezondheidscentrum‘Restel’ in Alken. Bij de vertaling van het con-cept naar de dorpscontext hoeft er niet nood-

zakelijk gedacht te worden aan één centralelocatie. Er kan bijvoorbeeld ook gewerktworden met een centrale administratie ofgezamenlijke initiatieven voor patiënten. Mis-schien dat op het platteland ook multidisci-plinaire huisartsenpraktijken al een stap inde goede richting zijn? Ook voor de zorgver-strekkers in landelijk gebied zijn er voordelenaan samenwerking, namelijk betere admi-nistratieve ondersteuning, meer tijd voor pati-enten, en een betere combinatie van werk enprivé. Volgens Grouwels (e.a., 2007) rappor-teren artsen diverse motivaties om samen tewerken in interdisciplinaire praktijken, zoals:• Een betere professionele en emotionele

ondersteuning tegen burn-out• De mogelijkheid tot intervisie en gemeen-

schappelijk overleg• Een betere werkverdeling en betere

opvang van urgenties• Laagdrempelig doorverwijzen naar ande-

re disciplines met mogelijkheid tot opstar-ten van zorgtrajecten

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 34 2/04/12 11:23

Page 35: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 35 ]

Hoog op de verlanglijst staat een secretari-aatsfunctie voor niet-medische taken zoalsonthaal, telefoon, administratie, stockbe-heer. Aan het onthaal is het zelfs mogelijkom te denken aan een vrijwilligerswerking.

Wat financiële toegankelijkheid betreft,wordt er momenteel gewerkt aan een forfai-tair betalingssysteem. Henk Van Hootegembeschreef ook een inspirerend voorbeeld inEeklo, waar artsen en mutualiteiten samen-werken rond een derdebetalerssysteem,zodat patiënten enkel het remgeld moetenbetalen, en dus niet eerst het hele bedragmoeten voorschieten. Het deel ten laste vande verplichte ziekteverzekering wordt recht-streeks vereffend met de mutualiteit. Dezederdebetalersregeling wordt ook geadvi-seerd door Decenniumdoelen. Bij de huidigeregeling wordt de toepassing overgelatenaan de vrije keuze van elke arts. Het is vol-gens Decenniumdoelen aangewezen omvan deze ‘gunst’ een afdwingbaar recht temaken. Decenniumdoelen stelt ook voor omforfaitair werkende wijkgezondheidscentraaan te moedigen in het kader van het verderuitbouwen van eerstelijnsgezondheidszorgin sociaal achtergestelde wijken.

Toegankelijkheid

In het onderzoek van Hautekeur (2011) wordthet belang van laagdrempelige en toegan-kelijke ontmoetingsplaatsen aangetoond.Het gaat bijvoorbeeld om inloopcentra, wijk-centrum, dorpshuis, dorpsrestaurant, socialekruidenier, volkstuinen, welzijnsschakels enverenigingen waar armen het woord nemen.Dit zijn allemaal plaatsen die sociale con-tacten en netwerken kunnen versterken,en die de drempel kunnen verlagen naardienst- en hulpverlening. Enkele toeganke-

lijke ontmoetingsplaatsen worden hieronderextra toegelicht, aangezien ze herhaald inbeeld kwamen als mogelijke hefbomen inarmoedebestrijding op het platteland. Welichten zowel dorpsrestaurants als dorpshui-zen kort toe.

Dorpsrestaurants: Aangezien de naam‘sociaal restaurant’ soms stigmatiserendwerkt, spreekt RIMO Limburg liever overdorpsrestaurants. Een dorpsrestaurantbiedt niet alleen goedkope maaltijden aan,maar heeft ook een ontmoetingsfunctie.Het is meer dan een plaats waar mensenkomen eten. Ook inspraak, overleg, samen-zijn en vorming krijgen er een plaats (Dos-sier TerZake 2009/3). Dorpsrestaurants zijngericht op het bereiken van mensen diedreigen sociaal geïsoleerd te geraken opbasis van hun financiële situatie, leeftijd,fysieke of mentale problemen. Een dorps-restaurant kan ervoor zorgen dat mensenterug contact kunnen leggen met anderemensen uit hun dorp. RIMO zorgt ervoor datbij een eerste bezoek van een nieuwe cliënt,deze thuis wordt opgepikt door een vrijwilli-ger, een andere cliënt of een sociaal werker.Dit om de drempel te verlagen. Uiteraard isook het aanbieden van een gezonde maal-tijd aan een betaalbare prijs belangrijk.Alleenstaande ouderen maken voor zichzelfvaak geen warme maaltijd klaar. Bovendienis een dorpsrestaurant soms een spring-plank voor nieuwe voorzieningen zoalscomputerinitiatie. Ook hier kan bestaandeaccommodatie geherwaardeerd worden,bijvoorbeeld door een sociaal restaurant tekoppelen aan een sociaal huis, een rusthuisof een instelling van bijzondere jeugdzorg.Het blijkt bij RIMO Limburg dat locaties ver-bonden aan een OCMW minder volk aan-trekken dan andere locaties.

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 35 2/04/12 11:23

Page 36: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 36 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

Sociaal huis of dorpshuis: Een dorpshuis iseen laagdrempelige, gezellige plek, waarsociale cohesie gestimuleerd kan worden.Volgens IPO (2006-C, p. 5-8) is een goedwerkend dorpshuis cruciaal voor de uit-bouw van een kwalitatief lokaal welzijns-netwerk van diensten en voorzieningen.Een dorpshuis speelt een belangrijke rolin het ontwikkelen van een gecoördineerdaanbod van welzijnsvoorzieningen op hetplatteland. Bewoners kunnen er terechtvoor informatie over sociale dienstver-lening in hun gemeente. Zo heeft eendorpshuis een informatie- en doorver-wijsfunctie. Door het principe van het eenloketsysteem wil men zoveel mogelijkdoelgroepen, ook de meest kwetsbare,bereiken. Volgens IPO (2006-C, p. 24)kan er in een dorpshuis via een geïnte-greerde aanpak informatie verzameld enverspreid worden die rekening houdt metmobiliteitsproblemen in een landelijkecontext. Vandaag wordt informatie al tevaak gecentraliseerd in de hoofdgemeente.Via dorpshuizen kan informatie ook indeelgemeenten beschikbaar zijn. Infor-matie over bestaande lokale vervoersmo-gelijkheden kan gebundeld worden en opelkaar afgestemd. Hierover kan dan in hetdorpshuis via een lokale aanspreekper-soon informatie beschikbaar gesteld wor-den. Henk Van Hootegem verwijst naar dewebsite www.rechtenverkenner.be. Daar-bij is het probleem dat sommige mensengeen toegang hebben tot ICT. Sommigegroepen hebben bovendien nood aanondersteuning bij het gebruiken van ditkanaal. Informatie over rechten en toe-gang tot de online rechtenverkenner kanvolgens Henk Van Hootegem op diverseontmoetingsplaatsen, zoals een dorps-huis.

Daarnaast is er de mogelijkheid voorbepaalde diensten en voorzieningen om viaantennes in het sociaal huis bijvoorbeeld eenhalve dag per week bereikbaar te zijn. Er ishierbij nood aan polyvalente ruimtes waar-van meerdere dienstverleners gebruik kun-nen maken. Monique Swinnen suggereertom hierbij, waar mogelijk, te werken metbestaande huizen en gebouwen. Eerder dante investeren in bakstenen door een nieuwelocatie te bouwen, is het volgens haar zinvolom gebruik te maken van bestaande gebou-wen. De drempel kan verlaagd worden doorde combinatie met een initiatief dat eenbreed publiek bereikt zoals kinderopvang ofeen bibliotheek. Misschien kunnen ook loka-le verenigingen ingeschakeld worden in hetverbreden van het dorpshuis?

Er is nood aan vorming en opleiding rondhet organiseren van een respectvol ont-haal in een dorpshuis. Bijzondere aandachtgaat hierbij naar krachtgericht omgaan metsociaal uitgesloten personen, en het garan-deren van vertrouwelijke omgang met deinformatie van de hulpvrager.

Casman & Linchet (2011) beschrijven hetdoel van dorpshuizen als het creëren vaneen dynamiek in het dorp door een toe-gankelijke, onvoorwaardelijke en gratisontmoetingsplaats aan te bieden. Ze ver-gelijken het met een zitbank op een open-bare plaats, die ook geen nood heeft aansystematische activiteiten of animatie. Eendorpshuis is een ruimte die ontmoetingmogelijk maakt: intergenerationeel, socialemix, allochtoon en autochtoon. Er kunnenlokalen en vergaderruimtes zijn voor vereni-gingen, voor kaarters en zelfs feestzalen.Lokalen zijn polyvalent en niet verbondenaan slechts één specifieke activiteit.

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 36 2/04/12 11:23

Page 37: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 37 ]

Het grondrecht wonen en het grondrechtwerken op het platteland

Het grondrecht wonen op het platteland

Er is in vele dorpen een tekort aan socialewoningen, transitwoningen en noodopvang.Noodopvang is direct beschikbaar voorwoonnoden van zeer korte termijn voorenkele nachten. Transitwoningen dienenvoor woonnoden van middellange termijn totmaximaal zes maanden. Sociale woningenzijn voor woonnoden op lange termijn of zelfsonbeperkte duur. Zo staan op het plattelandde woonnoden van kwetsbare dorpsbewo-ners op korte, middellange en lange termijnonder druk. Volgens Casman & Linchet (2011)zou iedere gemeente (of samenwerking tus-sen gemeenten) deze vormen van logementmoeten aanbieden om de eigen bevolking te

helpen. Als iedere gemeente hierin zijn ver-antwoordelijkheid neemt, is er geen sprakevan aantrekking van armoede uit de buur-gemeenten.

Er is nood aan meer sociale woningen in delandelijke context. Daarbij moet er echtertegelijkertijd aandacht zijn voor de mobili-teitsproblemen van de kwetsbare bewonersvan deze sociale woonwijken. Die moetengoed bereikbaar zijn met het openbaarvervoer. De bewoners moeten toeganghebben tot de nodige (sociale en andere)diensten en voorzieningen. Een doordachtbeleid voor het optimaliseren en toeganke-lijk houden van sociale huisvesting op hetplatteland houdt rekening met een koppe-ling aan goede dienstverlening en voorzie-ningen. Casman & Linchet (2011) vragen ofhet construeren van een aparte wijk met

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 37 2/04/12 11:23

Page 38: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 38 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

mogelijke versterking van vooroordelen enstigma’s altijd de beste oplossing is. Zij zienook voordelen in sociale verhuurkantoren.Dit is een intermediair tussen privéverhuur-ders en kwetsbare huurders. Die garandeertonder meer het betalen van de huur en hetbehoud (of zelfs verbetering) van de staatvan de woning. Toegangscriteria bij socialeverhuurkantoren zijn vaak minder strikt danbij sociale woningen. Casman & Linchet(2011) vestigen daarbij de aandacht ook opde nood aan startwoningen voor jongerenen aangepaste woningen voor senioren.

Casman & Linchet (2011) beschrijven denood aan een adequaat en gediversifieerd(sociaal) woonaanbod, ook voor senioren.Met het oog op de toenemende vergrijzingis het nodig om nu al de nodige alternatie-ven uit te bouwen. Rusthuizen en instellingenworden steeds vaker gezien als financieelonhaalbaar en vaak ook als onwenselijk.Er is nood aan alternatieven op het gebiedvan wonen, dagopvang, intergenerationelesolidariteit. Er moet nagedacht worden overkleinere wooneenheden en aangepastewoningen. Daarbij is er telkens nood om ookna te denken over de mobiliteitsaspectenvoor de bewoners.

Daarnaast is er nood aan middelen vanzowel huurders als eigenaars om hun huis terenoveren of om noodzakelijke herstellingenuit te voeren. Dit ter preventie van negatieveimpact op hun gezondheid door de lagewoonkwaliteit. Met betrekking tot huisvestingzijn er al vele premies, maar je moet ze ken-nen en je moet ze weten te combineren enaan te vragen. Volgens Henk Van Hootegemis er hier vaak nood aan iemand die onder-steunt en die het hele pakket mee begeleidt.Dit kan bijvoorbeeld in een dorpshuis.

Het grondrecht werken op het platteland

Enerzijds is er nood aan betere mobiliteit naarde tewerkstelling in steden en op industrie-terreinen vanuit de dorpen, onder meer doortoegankelijk openbaar vervoer. Anderzijdsis er nood aan de creatie van tewerkstellingop het platteland. Daar liggen zowel kansenvoor initiatieven van sociale economie alsvoor de creatie van andere kwaliteitsvollearbeid. Sociale economie – bijvoorbeeld inde vorm van dorpsrestaurants – kan zorgenvoor tewerkstelling en zinvolle activering.Volgens RIMO Limburg kunnen er enerzijdsmensen tewerkgesteld worden door hetsociale restaurant te koppelen aan socialeeconomie. Tegelijkertijd kunnen anderen,door als vrijwilliger mee te werken, terugperspectief krijgen en meer betrokken gera-ken in de lokale gemeenschap.

Casman & Linchet (2011) wijzen op hetbelang van het behoud van kleine winkelsin dorpen. Kleine ondernemingen moe-ten gevaloriseerd worden. De creatie vannieuwe ondernemingen moet gestimu-leerd worden. Zo kan er ook werk gemaaktworden van lokale professionele inscha-keling van de jongeren in hun eigen dorp.Daarbij gaat bijzondere aandacht naar devalorisatie van land- en tuinbouw. We ver-wijzen niet alleen naar het onderzoek vanCasman & Linchet (2011), maar ook naarde adviezen van Boeren op een Kruispuntvanuit hun ervaringen in het werken metland- en tuinbouwers in moeilijkheden. Dieadviseren dringend werk te maken van detoegang tot sociale rechten voor land- entuinbouwers. Hierbij wijzen ze ook op denood om de rekeningen van het bedrijf enhet gezin te scheiden.

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 38 2/04/12 11:23

Page 39: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 39 ]

Adviezen voor beleidsmakers enpraktijkwerkers

In dit onderzoek werd voor Vlaanderen enWallonië een beeld geschetst van armoedeen armoedebestrijding op het platteland.Ondanks het feit dat zowel armoedebestrij-ding als plattelandsbeleid geen federalebeleidsmateries zijn, bleken de gelijkenissentussen beide landshelften treffend. Zowelwat betreft de probleemanalyse van platte-landsarmoede, de getroffen kwetsbare groe-pen plattelandsbewoners, als de mogelijkeoplossingen bij armoedebestrijding, warende ervaringen in Vlaanderen en Walloniëgelijklopend. Daarom formuleren we hieron-der ook dezelfde adviezen voor Vlaamse enWaalse beleidsmakers en praktijkwerkers.Bovendien adviseren we om over de taal-grenzen samen te werken en via overleg te(blijven) leren van elkaars ervaringen.

Wie inspiratie zoekt om een steentje bij tedragen aan armoedebestrijding op hetplatteland vindt hierboven alvast een pro-bleemanalyse, die de specifieke vorm vanarmoede op het platteland beschrijft. Eengrondige probleemanalyse moet in eenderwelke lokale context telkens het startpuntzijn. Ook beschrijven we hierboven welkedoelgroepen in dorpen grotere kans heb-ben om in een armoedesituatie terecht tekomen. In iedere lokale context zullen erspecifieke groepen zijn die dringender noodhebben aan bescherming, hulp of diensten.Ook hier moet elk proces starten met eenzorgvuldige identificatie van de kwetsbaregroepen in het specifieke dorp waarin menactie wil ondernemen. Niet alle kwetsbare

groepen zullen in elk dorp te vinden zijn.Ten slotte biedt dit onderzoek inspiratie voorde concrete oplossingen en initiatieven inhet kader van armoedebestrijding op hetplatteland. Daarbij primeert de rijkdom aandiverse initiatieven die lokaal telkens opmaat kunnen ontwikkeld worden. Een paarrode draden die op het platteland bijzonderpotentieel tonen, werden opgesomd. Eenderwelk initiatief moet daarbij in de landelijkecontext rekening houden met mobiliteits-aspecten. Projecten rond outreach en toe-gankelijkheid zijn daarbij een must. Ook degrondrechten wonen en werken op het plat-teland verdienen bijzondere aandacht. Het isvaak efficiënter en effectiever te investeren inkennisuitwisseling en het verspreiden van alontwikkelde methoden en instrumenten. Hetis slimmer om eerst ervaringen, praktijkenen projecten met elkaar uit te wisselen, dantelkens iets nieuws te willen opstarten.

In dit advies richten we de aandacht op vierrode draden of ‘kwaliteitsgaranties’, die wevonden bij de meest inspirerende initiatievenrond armoedebestrijding op het platteland:• Participatie en inspraak• Sensibilisatie en vorming• Samenwerking en overleg• Armoedetoets

Participatie en inspraak

Participatief werken met dorpsbewonersloont! Experimenten met bewonersparticipa-tie en engagement leren dat bewoners ver-

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 39 2/04/12 11:23

Page 40: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 40 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

antwoordelijkheid kunnen nemen en willenmeedenken over het ontwikkelen van hunleefomgeving. Bewoners zijn een belangrijkeactor en gesprekspartner in het plattelands-beleid. VLM (2009) stelt voor dat lokale over-heden en middenveldorganisaties wordengeïnformeerd, gestimuleerd en gefinancierdbij het introduceren en begeleiden van par-ticipatiemethoden ter ondersteuning vanbeleidsbeslissingen. Het is volgens Casman& Linchet (2011) nodig om rekening te hou-den met initiatieven van mensen in armoe-de zelf. Spontane bottom-up initiatievenmoeten (h)erkend worden. Ook Samenle-vingsopbouw West-Vlaanderen benadrukthet belang van processen van streek- endorpsontwikkeling, waarbij middenveld enlokale inwoners worden gemobiliseerd voorspecifieke plattelandsthema’s bijvoorbeeldin bewonersplatforms. Ook Vandenbussche(1999, p. 62-63) pleit om de doelgroep tebetrekken van bij de probleemdefinitie toten met de uitvoering van de oplossingen.

Sensibilisatie en vorming

Niet alleen Casman & Linchet (2011) herin-neren eraan dat sensibilisatie rond armoedenoodzakelijk blijft. Een beter begrip vanarmoede is immers een voorwaarde vooreen beter beleid. Sommige lokale beleids-makers ontkennen nog het bestaan vanarmoede in hun gemeente, eventueel dooronbegrip of onwil. Ook diverse praktijkwer-kers en de bredere bevolking moeten gesen-sibiliseerd worden. Vorming en sensibilisatiezijn altijd een noodzakelijk onderdeel vaneen structurele armoedebestrijding. Orga-nisaties of overheden moeten de armoede-problematiek kennen, willen ze bijdragenaan armoedebestrijding en/of hun dienstentoegankelijk maken voor mensen in armoe-de. Organisaties en overheden moeten zichbewust zijn van hun eigen kijk op (de oorza-ken van) armoede en hoe deze kijk hun han-delen en denken beïnvloedt. Via vorming ensensibilisatie kan er gebouwd worden aan

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 40 2/04/12 11:23

Page 41: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 41 ]

een positievere en respectvolle houding tenaanzien van mensen in armoede. Zo kan hetsociale stigma rond armoede doorbrokenworden. Vorming en sensibilisatie biedenmogelijkheden om kortsluitingen tussenmensen in armoede en niet-armen bloot teleggen en aan te pakken. Ook de inzet van(al dan niet opgeleide) ervaringsdeskundi-gen in de armoede, is een belangrijk ele-ment van deze sensibilisatie en vorming.

Samenwerking en overleg

De kern van het advies luidt als volgt:“Breek muren af of kijk toch minstens overhet muurtje heen”. Samenwerken, afstem-men, overleggen en netwerken staan cen-traal. Zo is er op verschillende niveausoverleg en intervisie aangewezen: zowelbinnen de eigen organisatie, als met meer-dere organisaties uit dezelfde regio. Ookintersectoraal is overleg geen overbodigekwestie. Er is nood aan systematische endoelgerichte samenwerking, die de slag-kracht kan versterken van elke betrokkenwerking. Ook bij Casman & Linchet (2011)staat netwerken centraal. Het is niet moge-lijk dat één organisatie een armoedesituatiein zijn geheel kan aanpakken. Het is nodigdat hiervoor meerdere organisaties samen-werken. Soms gaat het om een samenwer-king tussen organisaties met een soortgelij-ke aanpak, maar die in verschillende regio’swerken. Het kan ook een partnerschap zijntussen meerdere organisaties die op het-zelfde grondgebied actief zijn, maar danvanuit verschillende doelen en aanpakken.Ten slotte wijzen ze op intergemeentelijke ofprovinciale samenwerkingen om de klein-schaligheid van gemeenten te overstijgen.

Hautekeur (2011) maakt de bedenking dathet op het platteland moeilijk is om te net-werken, aangezien er soms bitter weinigpartners zijn om mee samen te werken.Toch is er volgens Hautekeur (2011) uitgere-kend in deze plattelandsgebieden een gro-te behoefte aan overleg om onder meer dekwetsbare groepen in kaart te brengen enom te zoeken naar een creatieve en geza-menlijke aanpak. Daarbij is het belangrijkte beseffen dat meer samenwerking geenoplossing biedt voor de bestaande tekortenen onderbemanning van voorzieningen.

Op het niveau van beleidsmakers in kleinegemeenten en OCMW’s ligt een meer-waarde in een intergemeentelijke aanpak.Dit biedt kleinere OCMW’s met geringebudgetten en beperkte personeelsbezet-ting de kans om gemeenschappelijke pro-blemen samen aan te pakken door hetbundelen van hun middelen. Volgens IPO(2006-C, p. 23-24) moeten er stimulansenen ondersteuning uitgewerkt worden voorintergemeentelijk samenwerken. Dit kaneen oplossing bieden om in de verschil-lende (kleine) gemeenten toch de nodigevoorzieningen aan te bieden. Vaak kaneen professionele en deskundige hulp-verlening pas gegarandeerd worden alskleine gemeenten de handen in elkaarslaan. Steven Rommel wees tijdens hetinterview op het belang van het ondersteu-nen van mogelijkheden tot samenwerkingen uitwisseling tussen kleinere OCMW’s engemeenten. Dat begint bij de regelgeving,waar bij de opmaak van een decreet aldirect voorzien wordt dat er samenwerkingmogelijk is tussen OCMW’s.

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 41 2/04/12 11:23

Page 42: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 42 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

Armoedetoets

Volgens Casman & Linchet (2011) is het aange-raden om voortdurend na te gaan of genomenbeleidsmaatregelen daadwerkelijk mensenin armoede bereiken en ten goede komen.Beleid moet getoetst worden aan mensendie in armoede leven. Het is nodig te evalu-eren welke maatregelen op zich wel positiefzijn, maar toch mensen in armoede niet tengoede komen. Het is daarbij vooral ook nodigom eventuele perverse effecten van wettente identificeren en proberen te verhelpen.De behoefte aan een armoedetoets is reëel.Een armoedetoets kijkt onder meer naar hetrisico op het Mattheüseffect. In de Vlaamsecontext werd het begrip Mattheüseffectgeïntroduceerd door Herman Deleeck. Hijbeschrijft hoe de middenklasse doorgaans demeeste vruchten plukt van sociale voordelenen beleidsmaatregelen, zelfs wanneer dezeexpliciet bedoeld zijn voor mensen onderaande maatschappelijke ladder. Voordelen vanhet sociale beleid vloeien verhoudingswijzemeer naar de hogere sociale groepen dannaar de lagere. Dit begrip verwijst naar hetEvangelie van Mattheüs: “Want wie heeft zalnog meer krijgen, en wel in overvloed, maarwie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nogworden ontnomen”. Een concreet voorbeeldvinden we bij de pensioenen. Omdat mensenmet een hogere opleiding langer leven dandeze met een lagere opleiding, genieten zijook langer van hun (overigens hoger) pen-sioen. In haar memorandum voor de fede-rale verkiezingen van 13 juni 2010 pleit ookDecenniumdoelen (www.decenniumdoelen.be)voor een armoedetoets: “Deze toets moetde overheid in staat stellen na te gaan of enwelk effect een beleidsmaatregel heeft voorde mensen die in armoede leven. Bovendienwordt hier dan ook van de overheid verwacht

een antwoord te geven op welke manier zerekening heeft gehouden met de resultatenvan de armoedetoets”. We kunnen het belangvan zo een armoedetoets op alle mogelijkebeleidsniveaus moeilijk overschatten. Voor-aleer eender welke maatregel in de praktijkgebracht wordt, is er nood aan reflectie: Watzijn de mogelijke gevolgen voor mensen inarmoede? Wat zijn de positieve gevolgen enhoe kunnen die versterkt worden? Wat zijnnegatieve gevolgen en hoe kunnen we dievermijden of verminderen?

De rol van Cera

Cera nam de rol op van bruggenbouwer tus-sen twee sectoren die elkaar nog (te) weinigkennen, namelijk armoedebestrijding enplattelandsbeleid. Het blijft nodig dat dezetwee elkaar beter leren kennen. Beide betref-fen horizontale beleidsthema’s die meerderebeleidsdomeinen doorkruisen. Dat maaktvan plattelandsarmoede een thema met eenhoge complexiteit en moeilijkheidsgraad.Het thema ‘armoedebestrijding op het plat-teland’ moet explicieter op de agenda gezetworden. Elke beleidsmaker zou hieraanaandacht moeten besteden, maar vooralde bevoegde ministers voor mobiliteit willenwe expliciet aanspreken om ook aandacht tebesteden aan de typische vervoersarmoedewaarmee kwetsbare mensen op het platte-land geconfronteerd worden. Cera wil plat-telandsarmoede op de kaart blijven zetten enblijven werken aan de zichtbaarheid ervan.Deze zichtbaarheid kan Cera onder meernastreven door naar haar achterban van omen bij de 415.000 vennoten te communicerenover plattelandsarmoede. Zo wil Cera duide-lijk maken dat armoedebestrijding niet alleenbelangrijk is voor de mensen in armoede zelf,maar voor de hele samenleving.

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 42 2/04/12 11:23

Page 43: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 43 ]

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 43 2/04/12 11:23

Page 44: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 44 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

Literatuurlijst

• AlterEchos: Rebondir sur l’innovationsociale, Novembre 2011 (nr. 326-327).Rural : Le social est dans le pré.

•Casman, M. & Linchet, S. (2011). La Pauvretéen Milieu rural en Région wallonne. Étudecommanditée par Cera et réalisée par lePanel Démographie Familiale de L’Univer-sité de Liége.

•De Roo, N., & Thissen, F. (1997). Leefbaar-heidsonderzoek in de Plattelandskernenvan de Westhoek: Eindrapport (Deel 4).Brugge: Provincie West-Vlaanderen.

•Fonds Vrijetijdsparticipatie (2011). De boerop met vrije tijd: Houvast voor vrijwilligersin Armoedeorganisaties.

• Grouwels, D., Humblet, F. Heyrman, J. & DeLepeleire, J. (2007). Interdisciplinaire Eerste-lijns Praktijk. Bevraging van 33 geavanceer-de huisartspraktijken. Academisch CentrumHuisartsgeneeskunde KU Leuven: Leuven.

•Hautekeur, G. (2011). Resultaten van eenverkenning armoede en sociale uitsluitingop het platteland. In: TerZake Praktijkbladover lokaal beleid, inspraak en samenle-vingsopbouw – Cahier Armoede en SocialeUitsluiting op het Platteland, juni 2011.

•Hautekeur, G. & Viaene, S. (2011). RapportArmoede en Sociale Uitsluiting op het Plat-teland. Samenlevingsopbouw Vlaanderen.

•IPO Interbestuurlijk Plattelandsoverleg(2006-B). Bereikbaarheid en kwaliteit vanvoorzieningen in landelijke gebieden:Deelthema 1 Voorzieningen voor dagelijksebehoeften.

•IPO Interbestuurlijk Plattelandsoverleg(2006-C). Bereikbaarheid en kwaliteit vanvoorzieningen in landelijke gebieden:Deelthema 2 Welzijn en Gezin.

•Kesteloot, C. (2007). De sociale agendaop het platteland. In Commissie Cultu-reel Verdrag Vlaanderen-Nederland (Ed.),Bewonersparticipatie op het Platteland:Verslagboek Studiedag Overijse, 8.11.2007(pp. 10-28). Brussel: Commissie CultureelVerdrag Vlaanderen-Nederland.

•Mathijssen, C. (2010). Armoedebestrijdingop het Platteland: Op zoek naar knelpun-ten en uitwegen. Rapport van literatuur-onderzoek, interviews en rondetafel. Cera:Leuven.

•Meert, H. (2003). Maken we vooruitgangin het bestrijden van vervoersarmoede inVlaanderen? In Armoede en Sociale Uit-sluiting: Eindverslag van het derde Voor-uitgangscongres inzake de Bestrijding vanArmoede en Sociale Uitsluiting in Vlaan-deren 2003 (pp. 26-37). Brussel: VlaamseOverheid.

•Peeters, J. (2006). Onderzoek en Voor-stellen voor het Aanvullend Vervoer in deWesthoek. Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen.

•Reach Out! (2012). Driedaagse vormingoutreachend werken. Werkteksten.

•Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen,Netwerk Dorpen Ieper & ZOHRA Avelgem(2008). Draaiboek Zorgnetwerken: VanInspiratie tot Leidraad.

•SAW-B (2011). La Mobilité rurale alternativeen Wallonie: État des lieux de l’offre et pro-positions pour la développer et la soutenir.

•Steenssens, K., Degavre, F., Sannen, L.,Demeyer, B. & Van Regenmortel, T. (2009).Leven (z)onder Leefloon: Deel 1, Onderbe-scherming onderzocht. HIVA: KU Leuven.

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 44 2/04/12 11:23

Page 45: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 45 ]

•Steenssens, K., Degavre, F., Sannen, L.,Demeyer, B. & Van Regenmortel, T. (2010).Leven (z)onder Leefloon: Deel 2, Metho-diekboek bij Onderbescherming – Pro-actief Handelen vanuit het OCMW. HIVA:KU Leuven.

•Steketee, M. & Vandenbroucke, M. (2010).Typologie voor een strategische aanpakvan multiprobleemgezinnen in Rotterdam:Een studie in het kader van Klein maar Fijn– CEPHIR. Verwey-Jonker Instituut: Utrecht.

•Steunpunt Sociale Planning en Overleg,Dienst Welzijn en Gezondheid, ProvincieVlaams-Brabant (2007). Dossier Ouderenin Vlaams-Brabant.

•Steunpunt tot Bestrijding van Armoede,Bestaansonzekerheid en Sociale Uitsluiting(2012). Strijd tegen Armoede: Een Bijdrageaan politiek Debat en politieke Actie. Twee-jaarlijks verslag 2010-2011.

•Strauss, A., & Glaser, B. (1977). The Dis-covery of Grounded Theory: Strategies forQualitative Research. Chicago: Aldine.

•TerZake (2009/3). TerZake Dossier: AanTafel in het Dorpsrestaurant.

•Thissen, F. (2010). Rural Poverty in Flanders.Lezing voor Federaal Wetenschapsbeleid/Steunpunt ter Bestrijding van Armoede,Bestaansonzekerheid en Sociale Uitslui-ting, 4 juni 2010.

•Vandelannoote, S., Martens, A., & Thissen, F.(1997). Leefbaarheidsonderzoek in de Platte-landskernen van de Westhoek: Deel 2, Voor-zieningenonderzoek. Leuven: KU Leuven.

•Vandenbussche, J. (1998). Sociale Uit-sluiting in Plattelandsgebieden. Brussel:Koning Boudewijnstichting.

•Vandenbussche, J. (1999). De andere kantvan het platteland: Sociale uitsluiting inplattelandsgebieden. Alert, 25 (1), 51-64.

•Vandenbussche, J., & Rasking, J. (2001).De Hand aan de Ploeg: Sociale Uitsluitingin Plattelandsgebieden. Brussel: KoningBoudewijnstichting.

•Vlaams Netwerk van Verenigingen waararmen het woord nemen vzw. (2008). Voor-bereidende nota vertikaal overleg kwets-bare bewonersgroepen op het platteland.

•Vlaams Netwerk van Verenigingen waararmen het woord nemen vzw (2008b).Forumboek Gezondheid: Dichten van deGezondheidskloof. Verslag van forum 21oktober 2008.

•VLM Vlaamse Landmaatschappij (2009).Naar een Vlaams Plattelandsbeleidsplan:Visie & Aanzet tot Actie (i.o.v. minister Plat-telandsbeleid, afdeling Platteland, dienstVlaams Geïntegreerd Plattelandsbeleid).

•Vranken, J. (2004). Algemene Inleiding:Jaarboek (13 jaar) kijkt terug op Verslag(10 jaar). In: J. Vranken, K. De Boyser, &D. Dierckx (Eds.). Armoede en Sociale Uit-sluiting: Jaarboek 2004. Leuven: Acco,p. 25-52.

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 45 2/04/12 11:23

Page 46: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 46 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

Websites

www.agricall.bewww.boerenopeenkruispunt.bewww.cera.bewww.decenniumdoelen.bewww.efrem.bewww.fwa.be/WEBSITES/StartPage_UAW.htmwww.tussenstap.bewww.rechtenverkenner.be

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 46 2/04/12 11:23

Page 47: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië [ 47 ]

Deelnemers aan de rondetafels in Vlaanderenen WalloniëRONDE TAFEL 27 APRIL 2010 IN SCHAARBEEK• Biets Benny, Adjunct Kabinetchef Armoede Vlaamse Overheid• Bollen Karel, Opbouwwerker RIMO Limburg• Catteeuw Carl, Gebiedswerking Provincie West-Vlaanderen• Claeys Eric, Cera• D’haeninck Sarah, Armoedefunctionaris Provincie West-Vlaanderen• Daenen Lies, Cera• Dekoninck Joke, Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen• De Vos Kristel, Decenniumdoelen• Focke Riccy, Boeren op een Kruispunt vzw• Hautekeur Gerard, Samenlevingsopbouw Vlaanderen• Hollebecq Hannes, Landelijke Gilden• Huygens Didier, Provincie Oost-Vlaanderen• Kerstens Wendy, OASeS – Universiteit Antwerpen• Kolenberg Tom, Kabinetsverantwoordelijke Provincie Vlaams-Brabant• Lhermitte Karel, Boerenbond• Loos Heidi, Cera• Mathijssen Carmen, Cera• Meulemans Bert, Boerenbond• Morlion Lode, Cera• Persyn Els, Cera• Robberechts Griet, Vorming en Opleiding Landelijke Thuiszorg & Cera• Roeykens Eva, Plattelandsbeleid Vlaams-Brabant• Rommel Steven, Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen• Van de Vreken Chris, Welzijnsschakel De Schakel vzw• Van den Mooter Marleen, Welzijnsschakel De Schakel vzw• Van Hecke Etienne, Prof. Dr. Emeritus KU Leuven•VanHootegemHenk, Steunpunt BestrijdingArmoede, Bestaansonzekerheid en SocialeUitsluiting• Vanhauwaert Frederic, Vlaams Netwerk van Verenigingen waar armen het woord nemen vzw• Van Regenmortel Tine, HIVA KU Leuven & Bind-Kracht• Verkinderen Stijn, Cera• Vermeersch Anny, Decenniumdoelen• Verschoore Dirk, EFREM vzw• Vervaet Nadine, Aandachtsambtenaar Armoede VLM

RONDETAFEL 26 MEI 2011 IN MARCHE-EN-FAMENNE• Berger Aline, asbl Article 27• Borcy Patrice, La Locomobile

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 47 2/04/12 11:23

Page 48: Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië · 2019. 5. 4. · •Plattelandsarmoede is onzichtbaar, onbekend en onbemind •Terugtredende diensten en voorzieningen •Vervoersafhankelijkheid

[ 48 ] Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië

• Bourgeois Marie, Fondation Rurale de Wallonie• Bricart Virginie, Panel Démographie Familiale, Université de Liège• Bussut Muriel, Agricall• Carrier Jean-Marie, Province de Luxembourg – affaires sociales• Casman Marie-Thérèse, Panel Démographie Familiale, Université de Liège• Charlier Joseph, RWLP – asbl Pays de Herve Futur• Collet Edith, Cabinet du Ministre de l’Agriculture et de la Ruralité• Dadoumont Benoît, Centre Local Promotion Santé Namur• De Brabant Alain, Juge de paix à Marche• de Crombrugghe Carmen, Cera• Dessogne Isabelle, Centre Local Promotion Santé Namur• Diet Jacqueline, Union des Agricultrices Wallonnes• Donck Valentine, Saveurs Paysannes• Gérard Stéphane, Agence Immobilière Sociale• Grégoire Sabrina, Croix Rouge• Huet Brigitte, Union des Agricultrices Wallonnes• Jallet Renaud, Maison des Solidarités – CPAS Marchin• Kevelaer Christophe, Cera• Kratzenstein Laurence, Aide en Milieu Rural• Laffineur Nathalie, Intégra Plus• Laperche Jean, Fédération des maisons médicinales• Legros Catherine, asbl Article 27• Lepièce Patricia, La Teignouse• Linchet Stéphanie, Panel Démographie Familiale, Université de Liège• Mahy Christine, RWLP• Mairesse Christophe, SPW – Direction interdépartementale de la Cohésion social• Martin Gwenaelle, Fugea• Martin Thierry, Cabinet du Secrétaire d’État à l’Intégration Sociale et à la Lutte contre la pauvreté• Mathijssen Carmen, Cera• May Xavier, IGEAT – Ulb• Nisen Laurent, Panel Démographie Familiale, Université de Liège• Noirhomme Robert, AIS• Petit Dominique, Maison Médicale de Barvaux• Poelaert Nathalie, Province du Brabant wallon – cohésion sociale et santé• Rulot Christiane, Intégra Plus• Rusalen Laura, Province de Liège – Maison du social• Stroobants Veerle, Steunpunt tot Bestrijding van Armoede, Bestaansonzekerheid en Sociale

Uitsluiting• Tillieut Michel, Cera• Toussaint Isabelle, Centre Local Promotion Santé• Vanbellingen Romain, Province de Luxembourg – agriculture et ruralité• Welter Monique, asbl Maison Blanche• Zabus Alain, Cera

120009_BW_NL_01_48_IC.indd 48 2/04/12 11:23