Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost...

94
Onderzoeksrapport Sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem. Opdrachtgever Altenburg & Wymenga b.v., ecologisch onderzoeksbureau. Contactpersoon, directeur dhr. E. Wymenga, adviseur/onderzoeker ecologie.

Transcript of Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost...

Page 1: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Onderzoeksrapport

Sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

OpdrachtgeverAltenburg & Wymenga b.v., ecologisch onderzoeksbureau.Contactpersoon, directeur dhr. E. Wymenga, adviseur/onderzoeker ecologie.

Augustus 2014.

Page 2: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Onderzoek naar sleutelfactoren die doorslaggevendzijn voor de kwaliteit van de wetlandgebieden

binnen de Friese boezem.

AuteursWerkgroep, 'Vital Wetland Area Network':Jean-Pierre Brehen 740504002Jacob Elzinga 881215005Johann Osinga 740901002Izaak de Vries 890714002Paul Visscher 631212001

Rapportage bij de module LMK401DN, “Innovations for sustainability”, opgesteld voor opdrachtgever Altenburg & Wymenga b.v., ecologisch onderzoeksbureau, contactpersoon, directeur dhr. E. Wymenga, adviseur/onderzoeker ecologie.

Modulecoördinator : S. Bottema.Studiebegeleider : C. Zoete, Hogeschool Van Hall Larenstein.Procesbegeleiders : Mevr. R. Vos & I. Baars, Nordwin college.

Augustus 2014.

Vertrouwelijk eindrapport.

Titelblad: Foto wetlandgebied (Mechelen P., 2012).

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

2

Page 3: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Samenvatting Friesland is van oorsprong een waterrijk gebied. Het natuurlijke waterpeil zorgde ervoor dat gebieden in de winter onder water kwamen te staan en zomers droog kwamen te liggen. Door dit fluctuerend waterpeil zijn er wetlandgebieden ontstaan met een grote ecologische waarde. De voeding rijke wetlandgebieden bleken ook ideaal voor de landbouw. Om de percelen hiervoor geschikt te maken zijn de gebieden afgebakend met dijken en omringd door een stelsel van sloten en kanalen die ervoor moeten zorgen dat de percelen droog blijven. Deze ingrepen hebben een vast waterpeil opgeleverd. Dit is ten koste gegaan van de vitaliteit van wetlands binnen de Friese boezem.

Het doel van dit onderzoek is geweest om een tool te creëren waarmee natuurbeheerders vitale wetlandgebieden kunnen ontwikkelen.

Als eerste is hierbij een literatuuronderzoek gedaan waarbij zes sleutelfactoren naar voren zijn gekomen, die doorslaggevend zijn voor het vitaal functioneren van een wetland. Deze sleutelfactoren worden uitgebreid behandeld in het rapport. Hierbij wordt inzichtelijk gemaakt wat het belang en de samenwerking van de factoren is.

Deze sleutelfactoren zijn zowel in de praktijk als theoretisch getoetst aan een drietal wetland(deel)gebieden die representatief zijn voor wetlands binnen de Friese boezem.

Vervolgens zijn er twee fictieve referentiegebieden opgesteld. Deze fictieve landschappen vertegenwoordigen de ideale wetlands zoals die onder natuurlijke omstandigheden voor zullen komen binnen de Friese boezem.

Met behulp van een referentietabel is de toepassing van de sleutelfactoren in de deelgebieden getoetst. Hierbij zijn de factoren van de deelgebieden vergeleken met de sleutelfactoren van de fictieve referentiegebieden.

Met de informatie uit de referentietabel kan een natuurbeheerder geadviseerd worden over te ontwikkelen wetlandgebieden. Om dit te realiseren is een tool ontwikkeld. Met deze tool krijgen natuurbeheerders, na het aanleveren van specifieke gegevens over het te ontwikkelen wetlandgebied, een advies. Dit is een uitgebreid advies waarin staat weergegeven welke sleutelfactoren (extra) aandacht behoeven. Op deze manier kunnen natuurbeheerders rekening houden met deze sleutelfactoren waardoor zij het wetlandgebied vitaal kunnen laten functioneren.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

3

Page 4: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

LeeswijzerAls eerste worden een aantal belangrijke kernbegrippen beschreven. In de inleiding wordt onder andere het probleem, de aanleiding, het doel en de werkwijze beschreven. In hoofdstuk 2 de onderzoeksopzet en in hoofdstuk 3 wordt omschreven welke onderzoeksmethode is toegepast bij dit onderzoek. De resultaten worden in hoofdstuk 4 beschreven en in hoofdstuk 5 worden de sleutelfactoren die betrekking hebben op het functioneren van de wetlandgebieden binnen de Friese boezem uitgebreid omschreven. Drie wetlandgebieden die representatief zijn voor wetlands binnen het Friese boezemgebied worden in hoofdstuk 6 uitvoerig beschreven. In hoofdstuk 7 zijn twee afzonderlijke fictieve referentiegebieden omschreven waaraan 3 verschillende bestaande wetlandgebieden worden gespiegeld. In hoofdstuk 8 is de conclusie en de discussie beschreven en in hoofdstuk 9 komen de innovatieve maatregelen naar voren.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

4

Page 5: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

InhoudsopgaveKernbegrippen............................................................................................................131 Inleiding...................................................................................................................14

1.1 Probleembeschrijving........................................................................................141.2 Aanleiding onderzoek........................................................................................141.3 Doel...................................................................................................................141.4 Opdrachtgever...................................................................................................141.5 Onderzoeksvraag...............................................................................................14

2 Onderzoeksopzet.....................................................................................................153 Onderzoeksmethode................................................................................................15

3.1 Werkwijze..........................................................................................................153.2 Literatuur onderzoek (Fase 1)............................................................................153.3 Inventarisatie sleutelfactoren (Fase 2)..............................................................153.4 Deelgebieden (Fase 3).......................................................................................163.5 Referentiegebieden...........................................................................................173.6 Referentietabel (Fase 4)....................................................................................17

4 Resultaten en discussie...........................................................................................184.1 Literatuur onderzoek (Fase 1)............................................................................184.2 Natuurlijke wetlands..........................................................................................184.3 Wetlands in Nederland......................................................................................19

5 Uitgewerkte sleutelfactoren.....................................................................................205.1 Beheer...............................................................................................................205.2 Bodem...............................................................................................................215.3 Hydrologie.........................................................................................................255.4 Landschapshistorie............................................................................................285.5 Monitoring.........................................................................................................305.6 Waterkwaliteit...................................................................................................305.7 Inventarisatie sleutelfactoren (Fase 2)..............................................................34

6 Deelgebieden (Fase 3).............................................................................................366.1 De Jan Durkspolder............................................................................................36

6.1.1 Algemeen....................................................................................................366.1.2 Historisch gebruik........................................................................................376.1.3 Bodem.........................................................................................................376.1.4 Hydrologie...................................................................................................376.1.5 Waterkwaliteit.............................................................................................376.1.6 Beheer.........................................................................................................376.1.7 Monitoring...................................................................................................386.1.8 Stand van zaken en voortgang....................................................................39

6.2 De Houtwiel.......................................................................................................396.2.1 Algemeen....................................................................................................396.2.2 Historisch gebruik........................................................................................396.2.3 Bodem.........................................................................................................406.2.4 Hydrologie...................................................................................................406.2.5 Waterkwaliteit.............................................................................................406.2.6 Beheer.........................................................................................................416.2.7 Monitoring...................................................................................................416.2.8 Stand van zaken en voortgang....................................................................41

6.3 De Zwagermieden.............................................................................................426.3.1 Algemeen....................................................................................................426.3.2 Historisch gebruik........................................................................................426.3.3 Bodem.........................................................................................................436.3.4 Hydrologie...................................................................................................446.3.5 Waterkwaliteit.............................................................................................446.3.6 Beheer.........................................................................................................446.3.7 Monitoring...................................................................................................456.3.8 Stand van zaken en voortgang....................................................................45

7 Referentie gebieden................................................................................................46Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van de

wetlandgebieden binnen de Friese boezem.5

Page 6: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

7.1 Onderscheid......................................................................................................467.2 Referentie 1, Veenoermoeras............................................................................467.3 Referentie 2, Laagveenlandschap......................................................................477.4 Referentietabel (Fase 4)....................................................................................487.5 Survey...............................................................................................................52

8 Conclusie.................................................................................................................578.1 Sleutelfactoren..................................................................................................578.2 Toepassing sleutelfactoren................................................................................578.3 Score deelgebieden...........................................................................................588.4 Natuurdoelen.....................................................................................................58

9 Aanbeveling.............................................................................................................599.1 Website.............................................................................................................599.2 Deelgebieden....................................................................................................599.3 Kennis................................................................................................................59

Literatuur....................................................................................................................60Websites.....................................................................................................................63Bijlagen.......................................................................................................................64

Bijlage I, Literatuurstudie.........................................................................................64I.I Het nut van wetlands binnen Europa................................................................64I.II Wetland soorten binnen Europa.......................................................................64I.III Nederlandse wetlands ten opzichte van de Europese wetlands......................65I.IV Economisch aantrekkelijke gebieden..............................................................65I.V Belangrijke Vogelgebieden..............................................................................66

Bijlage II, Wet en regelgeving m.b.t. wetlands.........................................................66II.I Bescherming van wetlands via Ramsar...........................................................66II.II Wet- en regelgeving binnen Europa................................................................67II.III De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn...........................................................67II.IV Natura 2000..................................................................................................67II.V Nationale wet- en regelgeving........................................................................68II.VI Natuurbeschermingswet 1998.......................................................................68II.VII Ecologische Hoofdstructuur..........................................................................68II.VIII De kaderrichtlijn Water (KRW).....................................................................68

Bijlage III Onderzoek model.....................................................................................69Bijlage IV begrippenlijst...........................................................................................70

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

6

Page 7: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

VoorwoordIn het kader van de Minor ‘Innovations for sustainability’ van de deeltijdopleiding Milieukunde aan de hogeschool Van Hall Larenstein te Leeuwarden hebben wij als werkgroep 'Vital Wetland Area Network' de opdracht gekregen om het functioneren van wetlands binnen het Friese boezemsysteem te onderzoeken.

Deze opdracht heeft ons geleerd, mede door de uitgevoerde literatuurstudie, de feedback van docenten / studiebegeleiders, de gesprekken met de opdrachtgever en natuurbeheerders een goed beeld te creëren van het functioneren van de wetlandgebieden binnen het Friese boezemsysteem.

Onze dank gaat uit naar de opdrachtgever, ecologisch onderzoekbureau Altenburg & Wymenga (i.n.v. directeur E. Wymenga) voor de formulering en de begeleiding van de opdracht. Tevens willen wij de studiebegeleiders van het Van Hall Larenstein te Leeuwarden, de heer C. Zoete en mevrouw M. Bakker-Oosting bedanken die het team bij de voortgang van het onderzoek hebben ondersteund.

Tot slot gaat dank uit naar, E. Oosterveld ecoloog bij Altenburg & Wymenga, procesbegeleider mevrouw R. Vos, mevrouw I. Baars, natuurbeheerders J. Hanenburg van 'Staatsbosbeheer' en G. van der Burg van 'It Fryske Gea' voor het verstrekken van informatie.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

7

Page 8: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Kernbegrippen In deze paragraaf wordt de definitie geformuleerd voor een aantal begrippen zoals deze in dit onderzoeksrapport worden gehanteerd. Voor het lezen van o.a. de inleiding is het noodzakelijk vooraf inzicht te hebben in onderstaande begrippen. Zie voor de complete (algemene) begrippen lijst bijlage IV.

WetlandsDe algemene definitie voor wetlands: 'Waterrijke gebieden, moerassen, vennen, veen of plasgebieden, natuurlijk of kunstmatig, blijvend of tijdelijk, met stilstaand of stromend water, zoet, brak of zout, met inbegrip van zeewater, waarvan de diepte bij eb niet meer is dan zes meter' (Peck 2013).

Het gaat hierbij om een algemene definitie dus een beschrijving van wetlands zoals die wereldwijd voorkomen. Dit onderzoeksrapport is hoofdzakelijk gericht op wetlands binnen de Friese boezem.

Onderstaande definitie wordt in dit rapport gehanteerd voor de wetland binnen dit gebied:

Friese boezemIs een open aaneengesloten stelsel van meren, kanalen en vaarten in Friesland en is gelegen tussen Lemmer en Dokkumer Nieuwe Zijlen. Dit gebied zit ingeklemd tussen het IJsselmeer, de Waddenzee en het Lauwersmeer. De oppervlakte van de Friese boezem betreft circa 15.000 hectare (Claassen 2008).

Figuur 1. Het Friese boezemgebied (Claassen 2008).

SleutelfactorenDit zijn factoren die binnen dit onderzoek als doorslaggevende factoren zijn genoemd voor het ontwikkeling en het functioneren van wetlandgebieden (auteurs).

VitaliserenHet herstellen van een wetland naar een zo natuurlijk mogelijke situatie (auteurs).

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

”Een waterrijk laagveengebied dat permanent of tijdelijk verzadigd is vangrond- of oppervlaktewater met een dynamisch waterpeil.”

8

Page 9: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

1 Inleiding

1.1 Probleembeschrijving Friesland is van oorsprong een waterrijk gebied. Het natuurlijke waterpeil zorgde ervoor dat gebieden in de winter onder water kwamen te staan en zomers droog kwamen te liggen. Door dit fluctuerend waterpeil zijn er wetlandgebieden ontstaan met een grote ecologische waarde.

De vochtige gebieden met een hoog nutriëntengehalte bleken ook ideaal voor de landbouw. Om de percelen hiervoor geschikt te maken zijn de boezemlanden afgebakend met dijken en omringd door een stelsel van sloten en kanalen die ervoor moeten zorgen dat de percelen droog blijven. Deze ingrepen hebben een vast waterpeil opgeleverd, dit is ten koste gegaan van de vitaliteit van de wetlands. Een netwerk van vitale wetlands helpt de kwaliteit van het boezemwater te verbeteren (Wymenga 2013).

1.2 Aanleiding onderzoekDe achteruitgang van de vitaliteit en het hiermee verdwijnen van de ecologische waardes van de wetlandgebieden binnen de Friese boezem is aanleiding geweest voor dit onderzoek.

1.3 Doel Het doel van dit onderzoek is het ontwerpen van een ‘tool’ waarmee natuurbeheerders een vitaal wetland kunnen ontwikkelen.

Deze tool bestaat uit een website met daarbij een interactieve vragenlijst waarmee natuurbeheerders bij het ontwikkelen van een wetland verbeterpunten aangereikt krijgen. Met deze verbeterpunten kunnen zij toetsen, hoe en waarom rekening gehouden moet worden met bepaalde sleutelfactoren.

1.4 OpdrachtgeverHet onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van Altenburg & Wymenga b.v., ecologisch onderzoeksbureau, contactpersoon, dhr. E. Wymenga, directeur en adviseur/onderzoeker ecologie.

1.5 OnderzoeksvraagOm het doel van dit onderzoek te kunnen bereiken is een ruim inzicht nodig in het functioneren van wetlands. Hiervoor is de onderstaande onderzoeksvraag opgesteld:

“Hoe kan inzicht gegeven worden in de werking van wetlands binnen de Friese boezem aan de hand van sleutelfactoren?”

Om het onderzoek gefaseerd te kunnen uitvoeren is de hoofdvraag opgesplitst in de volgende deelvragen.

Welke sleutelfactoren zijn doorslaggevend voor een vitaal wetland?Worden deze sleutelfactoren toegepast in de huidige herstelmaatregelen? Welke maatregelen worden er in de huidige situatie toegepast?Tegen welke problemen loopt men nu aan?Welke maatregelen zijn effectief?Hoe kan de actuele kennisstroom naar de natuurbeheerders versterkt worden zodat

deze kennis toegepast kan worden bij de inrichting, het beheer en de monitoring van deze gebieden?

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

9

Page 10: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

2 Onderzoeksopzet Om het onderzoeksdoel te bereiken is een onderzoeksmethode (zie hfst. 3) opgesteld. Het onderzoek wordt in vier fasen uitgevoerd. Hieronder volgt een beschrijving van de vier afzonderlijke fasen waarin het onderzoek is opgedeeld.

Fase 1. Oriëntatie op het functioneren van wetlands aan de hand van een literatuurstudie.

Fase 2. Inventariseren van sleutelfactoren die doorslaggevend zijn voor het functioneren van vitale wetlands binnen de Fries boezem.

Fase 3. Onderscheiden van aanwezige sleutelfactoren in de deelgebieden en deze inventariseren.

Fase 4. Ontwikkelen van een innovatieve maatregel.

3 OnderzoeksmethodeDit hoofdstuk bevat een uitgebreide beschrijving van de toegepaste methode waarmee dit onderzoek is uitgevoerd. In de beschrijving is de fasering uit de onderzoeksopzet aangehouden. Aan de hand van een vooraf afgesproken en goedgekeurd onderzoekmodel, is na literatuuronderzoek en de inventarisatie van de sleutelfactoren, door middel van een vergelijking tussen de deelgebieden en de fictieve referentiegebieden, een referentietabel opgesteld. In deze tabel worden de sleutelfactoren schematisch in beeld gebracht.

3.1 WerkwijzeOm het onderzoek structureel en adequaat uit te kunnen voeren is een onderzoek model opgezet. In het onderzoek model wordt in beeld gebracht welke stappen er uitgevoerd dienen te worden om te komen tot een volledig onderzoek (onderzoek model, bijlage III).

3.2 Literatuur onderzoek (Fase 1)Om inzicht te krijgen in het functioneren van de wetlands binnen de Friese boezem is een literatuuronderzoek gedaan naar de belangrijkste factoren die van invloed zijn op de ontwikkeling en het behoud van een vitaal wetlandsysteem. Als basis voor deze studie is het wereldwijd functioneren van natuurlijke wetlands onderzocht. Vervolgens is een trechtering gemaakt van de wereldwijde situatie naar de huidige Friese situatie. Als basis van het literatuuronderzoek is sectie 6 “Wetland restoration: making wetlands work again” van “The Wetland handbook” gebruikt. Deze hoofdstukken geven een algehele beschrijving van het functioneren van wetlands. De verschillende facetten die hieruit naar voren zijn gekomen zijn verder uitgediept aan de hand van aanvullende literatuur (bijlage I). Daarnaast zijn verschillende publicaties en de zogenoemde grijze literatuur bestudeerd om kennis op te doen met betrekking tot het functioneren van natuurlijke wetlands. Tevens is relevante wet- en regelgeving met betrekking tot wetlands geraadpleegd (bijlage II).

3.3 Inventarisatie sleutelfactoren (Fase 2)Uit literatuurstudies naar het functioneren van wetlands is een lijst met factoren samengesteld die van invloed zijn op het functioneren van wetlands binnen de Friese boezem. Vervolgens is middels een brainstormsessie deze lijst ondergebracht in een zestal sleutelfactoren.

Onderstaand een opsomming van de sleutelfactoren die doorslaggevend zijn voor het functioneren van een vitaal wetland.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

10

Page 11: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Indeling sleutelfactorenDe sleutelfactoren zijn onderverdeeld in directe en indirecte systeembepalende factoren.

Direct Waterkwaliteit.

Heeft invloed op de ontwikkeling van de flora en fauna.

Hydrologie.De kwaliteit en de kwantiteit van water is doorslaggevend voor het functioneren van een vitaal wetland.

Beheer.Sturend voor ecologische en hydrologische kenmerken van wetlandgebieden.

Indirect Bodem.

De opbouw van de bodem is van invloed op de hydrologie en vegetatie.

Landschapshistorie.Het voormalig landgebruik is van invloed op de nutriëntenrijkheid binnen een gebied.

Monitoring.Geeft inzicht in de ontwikkeling waardoor er tijdig kan worden ingegrepen.

Deze factoren bedekken gezamenlijk het abiotische systeem binnen een wetland inclusief bewuste antropogene beïnvloeding.

Voor een vitaal wetland is de kwantiteit en de kwaliteit van het water van essentieel belang. De directe sleutelfactoren waterkwaliteit en hydrologie zijn hierdoor het belangrijkst, gevolgd door de sleutelfactor beheer. Door de vorm van groen en hydrologisch beheer kan er directie invloed uitgevoerd worden op het wetlandsysteem.

De volgorde van de indirecte sleutelfactoren bodem en landschapshistorie zijn gebiedsafhankelijk. Deze twee factoren zijn bepalend voor de gebiedskeuze.

Monitoring is een op zichzelf staande sleutelfactor. Deze factor is nodig om de gebiedsontwikkeling te volgen en het eventuele beheer hierop aan te passen.

3.4 Deelgebieden (Fase 3) Aan de hand van de probleemstelling zijn er in overleg met de opdrachtgever drie afzonderlijke wetlandgebieden gekozen om de werking van de sleutelfactoren te toetsen. Deze drie deelgebieden zijn representatief voor de wetlands binnen de Friese boezem.

Deze drie gebieden bevinden zich in verschillende stadia van successie en ontwikkeling.

Jan Durkspolder, heeft een vast (hoog) waterpeil waardoor dit gebied zich in de beginfase van successie bevindt.

Zwagermieden, vertoont moerasvorming en is daarmee een fase verder.

De Houtwiel, bevindt zich met veenvorming in een gevorderde fase van successie.

Tevens verschillen de aangewezen deelgebieden in antropogene invloed en oppervlakte. Van elk gebied is een gebiedsbeschrijving gemaakt. Met deze gebiedsbeschrijving wordt een beeld geschetst over de huidige situatie in de deelgebieden. In hoofdstuk 6 worden de drie deelgebieden uitgebreid beschreven.

Bezoek deelgebiedenOm een beeld te krijgen van de uitwerking van de beheersmaatregelen zijn de deelgebieden bezocht. Dit is tijdens de winterperiode geweest, zodat alleen een inzicht is verkregen van de ligging en de omvang van de deelgebieden.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

11

Page 12: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

3.5 Referentiegebieden Om de toepassing van de sleutelfactoren te kunnen toetsen is een standaard bepaald in de vorm van referentiegebieden. De twee fictieve wetlands worden in dit onderzoek gebruikt om de toegepaste sleutelfactoren in de deelgebieden te toetsen. De fictieve landschappen vertegenwoordigen de ideale wetlands zoals die onder natuurlijke omstandigheden voor zullen komen binnen de Friese boezem. De beschrijvingen dienen als referentie voor te ontwikkelen en/of te restaureren wetlands of als referentie materiaal om het beheer van bestaande wetlands mee te kunnen beoordelen. De referentiegebieden zijn gebaseerd op de laagveengebieden zoals deze beschreven zijn in het “Handboek natuurdoeltypen in Nederland”. De fictieve referentiegebieden zijn onderverdeeld in een streefgebied (veenoermoeras) en een maximaal potentieel haalbaar gebied (laagveenlandschap).

3.6 Referentietabel (Fase 4)Aan de hand van de deelgebieden en de fictieve referentiegebieden is een referentietabel opgesteld. In deze tabel worden de sleutelfactoren van de deelgebieden getoetst met de sleutelfactoren van de fictieve referentiegebieden. Deze informatie wordt gebruikt voor het ontwerpen van een tool voor natuurbeheerders.

De gedachte achter de tool is dat het de voorspelbaarheid van het gedrag van de verschillende sleutelfactoren kan beschrijven. Dit is een onmisbare stap binnen het plannen en ontwikkelen van een wetland. Het voordeel om in de beginfase te kunnen voorspellen wat de sleutelfactoren binnen een gebied kunnen doen is essentieel om bijvoorbeeld de kosten van beheer, ontwikkeling en monitoring te kunnen verlagen per project.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

12

Page 13: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

4 Resultaten en discussieIn dit hoofdstuk worden de uitwerkingen van het onderzoek beschreven en besproken. De indeling is gelijk aan het hoofdstuk onderzoeksmethode.

4.1 Literatuur onderzoek (Fase 1)Deze paragraaf is een introductie in het functioneren van wetlands. Als eerste wordt een beeld geschetst van de wereldwijde situatie met betrekking tot het functioneren en het belang van wetlands. Vervolgens wordt dit vertaald naar de Nederlandse en met name de wetlands binnen de Friese boezem. Hierin wordt het belang van flora en fauna, het internationaal belang en de bedreigingen van deze wetlands kort toegelicht. Uit het literatuuronderzoek zijn 6 sleutelfactoren samengesteld die besproken worden in hoofdstuk 5.

Om onderzoek te kunnen doen naar sleutelfactoren die doorslaggevend zijn voor de vitaliteit van een wetland binnen de Friese boezem, is het noodzakelijk om op de hoogte te zijn van het algemeen natuurlijk functioneren van dergelijke gebieden.

4.2 Natuurlijke wetlandsEen natuurlijk wetland is een waterrijk gebied, een unieke biotoop met grote biodiversiteit. Wetlands omvatten verschillende habitattypen met plassen, moerassen en veengebieden. Het zijn gebieden waar land en water elkaar ontmoeten. Wetlands zijn ecotone overgangen tussen verschillende habitattypen en hebben kenmerken van zowel aquatische als terrestrische ecosystemen.

Figuur 2. Een overzicht van een wetland (D’Antuono 2003).

Wetlands zijn onder andere langs de kusten van oceanen, meren, plassen en rivieren te vinden. Het water in de natuurlijke wetlands komt voort uit regenwater, getijdenstroming, overstromingen of verbindingen naar het grondwater. De grondwaterstand in wetlands is op of nabij het wateroppervlak. Wetlands worden wel beschreven als de nieren van het landschap als gevolg van de rol die zij spelen in het water en de chemische cycli. Wetlands filteren sediment en vervuiling van de omgeving, zodat het water dat ze lozen schoner is dan het water wat het wetland is ingevoerd (Bongers & Belle 2008).

Behalve op Antarctica komen wetlands wereldwijd voor. Meer dan 6% van het aardoppervlak, 8,6 miljoen vierkante kilometer, is wetland. Zesenvijftig procent van de wetlands op de wereld liggen in tropische en subtropische gebieden. De overige wetlands zijn vooral Boreale (ongeveer 10.640 tot 9.220 jaar geleden gevormd) veengebieden in Arctische en sub Arctische gebieden (D’Antuono 2003).

Veel wetlands worden geassocieerd met de uiterwaarden van rivieren. Wanneer deze rivieren zwellen in tijden van zware regenval wordt het overtollige water geleidelijk overgedragen aan het grondwater en stroomt er een groot gedeelte over het land. Wanneer het water in de oceaan, in een meer of in een rivier stijgt is er tegenwoordig nergens meer ruimte voor het overtollige water. Om deze wateren onder controle te houden worden dammen en dijken gebouwd. Tevens neemt het inzicht in het belang van wetlands de laatste decennia steeds meer toe, dit is reden tot meer aandacht en bescherming van deze gebieden (D’Antuono 2003).

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

13

Page 14: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

De deels onderwater staande wetlandgebieden houden nutriënten vast, het gaat hierbij vooral om stikstof en fosfor. Een vitaal wetland heeft de kracht deze zogenaamde eutrofiering tegen te gaan. De peilfluctuatie en aanwezige plantensoorten zorgen ervoor dat genoemde stoffen afgebroken worden, waardoor een verbetering van de waterkwaliteit ontstaat. Nitraten worden omgezet in stikstofgas richting de atmosfeer (D’Antuono 2003).

4.3 Wetlands in NederlandIn Nederland zijn wetlands voor de mens vaak van betekenis als recreatiegebied, voor commerciële visvangst of legio andere gebruiksvormen. Voor veel vogelsoorten zijn wetlands letterlijk van levensbelang om te broeden, te foerageren, als stop over, of om te overwinteren. Miljoenen trekvogels zijn zelfs geheel van waterrijke gebieden afhankelijk. De Nederlandse wetlands vormen een onmisbare schakel in de trekroute van vele steltlopers, ganzen en eenden (Kreveld et al. 2012).

Internationaal belangNederland is internationaal gezien een belangrijk gebied voor doortrekkende en overwinterende soorten. Van een groot aantal watervogels overwintert regelmatig meer dan 10% van de Noordwest Europese populatie in Nederland. Van een tiental soorten overwintert hier zelfs meer dan 50% en van soorten als lepelaar, smient, kleine rietgans en brandgans zit soms zelfs meer dan driekwart van de totale populatie in ons land (Kreveld et al. 2012).

BedreigingenWetlands behoren tot de meest bedreigde ecosystemen en hebben te maken met een continue afbraak. Circa 50% van het wereldwijde oppervlakte aan wetlands is in de vorige eeuw verdwenen. Het verlies en de degradatie van wetlands is een gevolg van onder andere:

Achteruitgang in waterkwaliteit, waterpeil en een natuurlijke dynamiek; Ontbreken van meerjarig riet door intensief rietbeheer; Verdroging door intensieve landbouw; Verlies van leefgebied van vogels door plaatsing van windturbines; Verlies van voedselgebieden door (schelpdier)visserij; Versnippering door grote infrastructurele projecten; Verstoring door intensieve recreatie.

(Kreveld et al. 2012).

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

14

Page 15: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

5 Uitgewerkte sleutelfactorenIn dit hoofdstuk worden de bestudeerde sleutelfactoren uitgebreid beschreven.

5.1 Beheer

Beheer is van essentieel belang voor de ontwikkeling van het wetland. Tijdens de planning voor het creëren van een nieuw wetlandgebied zou het beheer in een vroeg stadium meegenomen moeten worden. In de ideale omstandigheid wordt er een zogenaamd “beheerplan” opgesteld. In dit plan wordt genoteerd van welke factoren het desbetreffende wetland afhankelijk is. Niet alleen tijdens de realisatie van het wetland moet er met deze factoren rekening gehouden worden, maar ook in de loop van de jaren moet het wetland vitaal en functioneel gehouden worden.Ideaal zou zijn als er een beheerplan wordt opgesteld waarin voor meerdere jaren is vastgelegd wat de precieze taken de komende jaren in dat gebied zullen zijn. Voorbeelden van punten die in het beheerplan naar voren zouden kunnen komen zijn:

Hanteren van een (fluctuerend) waterpeil; Kort houden van begroeiing (bv. snoeien, maaien, begrazen of onderwater zetten); Voorkomen dat waterpartijen dicht groeien (doormiddel van periodiek hekkelen of

baggeren).

Zoals hierboven genoemd is het beschikbare budget doorslaggevend voor het beheer en daarmee de vitaliteit van het wetland. Een wetland zonder beheer oftewel een zelfregulerend systeem werkt in de praktijk en vooral in Friesland vaak niet. Oorzaak hiervan is dat de Friese complexe wetlandgebieden te klein zijn.

Deze wetlands liggen in gebieden met rondom andere functies zoals landbouw met hiertussen wegen en peilvakken. Op deze manier is het moeilijk om het wetland zijn eigen gang te laten gaan en is een fluctuerend waterpeil lastig te realiseren.

Hieronder worden de zes belangrijkste beheertypen binnen de Friese wetlandgebieden behandeld. Hierin wordt het beheertype plus het doel hiervan puntsgewijs weergegeven.

Beheermaatregelen

MaaienMaaien is het afvoeren van bovengrondse delen van planten, met daarin aanwezige nutriënten en organische stof.

Doel Afvoeren van organische stof en nutriënten. Herstel van vroegere soortenrijkdom door het korter en open maken van een door

enkele hoogproductieve plantensoorten gedomineerde vegetatie, waardoor minder concurrentiekrachtige soorten kunnen kiemen en uitgroeien.

Verjonging van de vegetatie. Tegengaan van verbossing op plekken waar geplagd is, indien in de jaren na plaggen

veel zaailingen van bomen ontkiemen.

BegrazenOnder begrazing wordt verstaan de inzet van vee om de productie van de vegetatie weg te nemen. Het wordt als herstelbeheer en regulier beheer toegepast in veel verschillende natuurtypen.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

15

Page 16: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Doel Het terugdringen van de bedekking van hoogproductieve, concurrentiekrachtige

plantensoorten die profiteren van de effecten van verdroging, verzuring en/of vermesting om zo de concurrentieverhoudingen in de vegetatie te wijzigen ten gunste van laagproductieve, weinig concurrentiekrachtige soorten.

De afvoer uit (verschraling) dan wel herverdeling binnen een terrein van biomassa met daarin aanwezige voedingsstoffen. Het gaat hierbij om een vorm van herstelbeheer.

Het laten ontstaan van mozaïeklandschappen met een grote afwisseling in vegetatiestructuur. Dan gaat het om regulier beheer of vervolgbeheer dat wordt toegepast in aansluiting op herstelbeheer of een inrichtingsproject.

Snoeien en/of kappenOnder het verwijderen van bosopslag wordt verstaan, het vrijmaken van bosopslag. Het verwijderen van bosopslag dat het gevolg is van verzuring, vermesting of verdroging.

Doel Het mogelijk maken van maatregelen gericht op afvoer van organische stoffen. Het tegengaan van verbossing van open vegetaties. Verbetering van de hydrologische situatie.

PlaggenPlaggen is het verwijderen van nutriënten en/of organische stof die in de vegetatielaag en het organische deel van het bodemprofiel aanwezig zijn, door het volledig verwijderen van de vegetatielaag en het geheel of gedeeltelijk verwijderen van het organische deel van het bodemprofiel.

DoelAfvoer van de overmaat aan voedingsstoffen en zuren die zich in de loop der jaren in het systeem hebben opgehoopt.

Hanteren fluctuerend waterpeilDoormiddel van stuwen, duikers en gemalen het kunstmatig sturen van het waterpeil binnen het gebied.

Doel Het vochtig houden van de wetlandrand wat kansen bied aan bepaalde vegetatietypen. Verbetering van de hydrologische situatie. Het tegengaan van verbossing van open vegetaties. Kansen bieden aan jonge vegetatie.

Sloten schonen, baggeren of hekkelenMet het schonen van sloten wordt bedoeld het vrijmaken van de watergang. Door de ophoping van de watervegetatie heeft het water geen vrijetoegang meer door het systeem. Tevens zorgt een ophoping van vegetatie op langere termijn voor een sliblaag in de watergang (het doel is vergelijkbaar met maaien).

Doel Het tegengaan van dichtgroeien/slippen watergang. Het creëren van een vrije toegang en afvoer van het watersysteem. Afvoer aan overmaat aan voedingstoffen en nutriënten, zodat er kans is voor nieuwe

vegetatie ontwikkeling.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

16

Page 17: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

5.2 BodemWetlandbodems worden gevormd in verschillende klimaten en kunnen daardoor ook uit verschillend moedermaterialen bestaan. De bodem kan gedomineerd worden door anorganisch of organisch materiaal. Wetlandbodems hebben één eigenschap gemeen, de bodem is gedurende een langere periode verzadigd met water. Het gaat hierbij om perioden tijdens het groeiseizoen van minimaal één á twee weken tot langere perioden en continue inundatie. De vorming van de wetlandbodem vindt onder deze condities plaats.Het aanwezige moedermateriaal heeft invloed op de hoeveelheid water die de bodem vast kan houden. Biologische processen in de bodem beïnvloeden ook de bodemeigenschappen. Onder de verzadigde omstandigheden kunnen bodem micro-organismen snel gebruik maken van zuurstof en deze opnemen uit de bodem. De volgende bodemeigenschappen kunnen worden onderscheiden:

Fysische eigenschappen; Chemische en biologische eigenschappen.

Fysische eigenschappenVerzadiging zorgt voor een aantal veranderingen in de bodem. De verzadiging zorgt ervoor dat de bodem zacht (sponsig) wordt, wat het resultaat is van het wekend effect van water op de binding van bodemdeeltjes. Dit fysisch effect brengt een aantal gevolgen met zich mee. De wortelgroei van wetland vegetaties gaat sneller. De bodem is onder verzadigde condities veel makkelijker te bewerken. De begaanbaarheid van het wetland is veel slechter naarmate de verzadiging toeneemt.

Overstromingen zorgen ervoor dat de bodemkleur donkerder wordt wat voor meer warmte- adsorptie zorgt. De temperatuur van de bodem kan hierdoor iets toenemen. Tevens zorgt een hoger waterpercentage in de bodem voor meer warmtegeleiding en stabiliseert het de watertemperatuur. Een verzadigde bodem is aan het oppervlak vaak koeler, wat het resultaat is van evaporatie aan de bovenzijde. Iets dieper in de verzadigde zone is de temperatuur redelijk stabiel. De verzadiging zorgt ervoor dat de temperatuur van bodemwetlands, gelegen in koude gebieden, niet snel daalt tot een temperatuur van beneden de 0 graden Celsius (Scharf 2014).

Chemische en biologische eigenschappenDe bodemchemie wordt sterk beïnvloedt door chemische reductie wat in relatie staat met de verzadiging van de bodem. Een landbodem kan omgevormd worden tot wetlandbodem dit kan door middel van regenval of innundatie, een verhoogd waterpeil en een hoog zuurstofverbruik in de bodem. Onder deze condities worden geoxideerde chemische componenten gereduceerd door biotische en abiotische processen. Evenzo kan door middel van het draineren van de wetlandbodem ervoor zorgen dat gereduceerde componenten geoxideerd worden door chemische of biochemische reacties (Scharf 2014).

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

17

Page 18: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Tabel 1. Geoxideerde en gereduceerde componenten in de bodem (Elzinga J. 2014).

De relatieve hoeveelheden aan geoxideerde en gereduceerde chemische componenten in de bodem kan een indicator zijn voor de graad van verzadiging of geeft informatie over de anaerobe conditie van de bodem. In bovenstaande tabel is een overzicht weergegeven van deze oxidatie en reductieprocessen die plaatsvinden in een gedraineerde bodem of een geïnundeerde bodem. De elementen Fe en Mn zijn bodemcomponenten die vooral beïnvloedt worden door oxidatie en reductie.

Het redoxpotentiaal wordt gebruikt om de mate van natheid en de intensiteit van de anaerobe bodemcondities aan te geven. Het redoxpotentiaal (Eh) meet de elektronen activiteit in de bodem. Redox reacties zijn kritisch omdat ze de processen regelen van veel chemische bestandsdelen. In de onderstaande afbeelding is de relatie tussen de bodemconditie en de mate van reductie/oxidatie afgebeeld.

Tabel 2. Schematische weergave met relatie tussen de bodemconditie en reductie/ oxidatie fase (Elzinga J. 2014).

De Eh waarde van wetlands kan verschillen van +700 mV tot -300 mV. Negatieve waarden staan voor een hoge elektronen activiteit en intens anaerobe condities, wat typisch is voor een wetland- bodem. Positieve waarden staan voor een lage elektronen activiteit en aerobe condities of matige anaerobe condities wat typisch is voor wetlands in een overgangszone.

Chemische en biologische processen van wetland- bodems zijn sterk afhankelijk door invloeden en veranderingen van de levende gemeenschappen. De zuurstofloze omgeving, typisch voor een wetland, remt de aërobe microbiële activiteit, terwijl het de anaerobe microbiële activiteit stimuleert. De anaerobe omstandigheden bevorderen de groei van hydrophytic vegetatie die zijn aangepast aan het leven onder anaerobe omstandigheden (Maltby & Barker 2009).

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

18

Page 19: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Organische bodemBodems verschillen in het organisch stofgehalte. In een wetlandbodem hoopt organisch materiaal zich op. Dit komt door een hogere mate van productie van organisch materiaal dan afbraak hiervan. Een wetland heeft vaak een dikke laag organisch materiaal aan het oppervlak. Dit materiaal bestaat uit geheel of slecht afgebroken plantmateriaal. Als deze lagen dik genoeg zijn, dat ze het overgrote deel van de bodemzone vormen, kan gesproken worden van een organische bodem. De USDA bodem taxanomie (het classificatiesysteem dat in de Verenigde Staten is ontwikkeld maakt een classificatie van bodems op basis van verschillende eigenschappen en op verschillende niveaus) specificeert een orde in organische bodems. Er worden twee organische bodems onderscheiden.

Histosols, welke gedefinieerd kan worden bij het bereiken van een bepaalde diepte (in de meeste gevallen 40 cm of meer) van het organisch materiaal. De organische bodem moet op zijn beurt 12% organisch materiaal bevatten wanneer geen klei aanwezig is en 16% wanneer meer dan 60% klei aanwezig is. Wanneer een organische bodem niet dik genoeg is om tot Histosol gekwalificeerd te worden, kan het voldoen aan de criteria van een Histic Epipedons. Wat aangeeft dat het om een organisch houdende horizont gaat die gelegen is aan het oppervlak of net daaronder.

Organische bodems zijn van minerale bodems te onderscheiden door de processen en condities die invloed hebben op de snelheid en duur van ophoping van plantaardig afval. De dominantie van bepaalde vegetaties voor een langere periode en ondiep water zijn gunstig voor de vorming van een organische bodem. Onder deze omstandigheden zal de bodem binnen een korte tijd veranderen tot zeer anaeroob waarbij het redoxpotentiaal binnen een paar dagen na inundatie kan zakken tot <-200 Mv. De productie van organische stof zal de mate van oxidatie ruim overtreffen wat resulteert in ophoping van organisch materiaal. Organische bodems zijn veel minder extensief dan minerale bodems. Bodemverzakking door oxidatie kan voorkomen worden door inundatie van korte perioden (1-2 maanden) (Maltby & Barker 2009).

KoolstofZoals eerder aangegeven laten wetlands zien dat ze goed in staat zijn organisch materiaal (koolstof) op te slaan. Bekend is dat de mate van fotosynthese en dus koolstoffixatie in een wetland- ecosysteem vele malen groter is dan andere ecosystemen. Tevens is de mate van afbraak van organisch materiaal veel lager door de anaerobe omstandigheden in de wetlandbodem.

Om een goede functie van het wetland te behouden is de opslag van organisch materiaal belangrijk. Dit om het ecosysteem en de biosfeer te beschermen. Organisch materiaal zorgt er onder andere voor dat nutriënten als N, P, and S worden gemobiliseerd. De accumulatie in wetlandgebieden zorgt ervoor dat de kans op eutrofiëring van het wetland of eutrofiëring van beneden loopse watersystemen wordt verkleind.

Na afsterving en bezinking van de plantenresten ontstaat op de waterbodem een laag afgestorven plantmateriaal welke een bron is van energie en nutriënten. Deze laag bevat veel bacteriën en schimmels. Deze laatste twee zorgen voor de nutriënten die vrijgekomen zijn bij de afbraak, ze zijn nu beschikbaar voor opname en groei van planten.

Minerale bodemMinerale wetlandbodems komen voor in kustgebieden en getijdewateren. In Friesland is het Waddengebied een voorbeeld van wetland met een minerale bodem. Aangezien ons onderzoek zich richt op de wetlands binnen de Friese boezem, wordt de minerale bodem niet verder beschreven (Scharf 2014).

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

19

Page 20: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

5.3 HydrologieIn de vorige eeuw, ongeveer tot in de jaren '50 was de waterkwaliteit binnen het veenweidegebied redelijk tot goed. Dit kwam door het grote verschil in voedselrijkdom in samenhang met een grote biodiversiteit. Van oorsprong zijn de meren en plassen binnen het veenweidegebied, mesotroof tot eutroof, met op sommige plaatsen licht brakke invloeden. In de decennia hierna zijn de plassen en meren in een sterk tempo eutroof geraakt. Mede door de sterke vertroebeling die hierbij gepaard ging, zijn watervegetaties sterk afgenomen. Dit vond vooral plaats in de grotere waterpartijen die in direct contact stonden met de boezem.

Om de plassen en meren weer helder te krijgen is veel onderzoek verricht, met name naar de oorzaken van de slechte waterkwaliteit en de mogelijkheden om het oppervlaktewater weer schoon en helder te krijgen. Uit deze onderzoeken is gebleken dat de oorzaak hoofdzakelijk ligt aan de grote hoeveelheden bodem woelende vissoorten zoals de brasem en de karper. Door het woelen in de bodem raken de bodemdeeltjes in suspensie wat leidt tot vertroebeling. Dit leidt vooral in plassen en meren uiteindelijk tot een afname van watervegetaties (Oras, 2014).

WaterkwantiteitVeel gebieden zijn aangetast door toenemend verlies aan wateroppervlak. Een van de belangrijkste redenen hiervoor is de aanleg van sloten en kanalen waardoor overtollig water veel sneller afgevoerd wordt. Door de ontwatering versnelt het 'veraardingsproces' van het veen wat inklinking tot gevolg heeft. Hierdoor treedt een vaak onomkeerbare verandering op in de hydrologie, morfologie en ecologie. De mate van ontwatering ligt aan de afstand tussen de sloten en het soort veen. Maar dit kan ook door ontwatering elders in het gebied komen. In de ombrogene veenlandschappen treedt diffuse schade op door de winning van veen of door de omzetting naar landbouwgrond. Dit resulteert in een drogere zone rond het veen en soms in een lagere grondwaterstand onder het gehele veen (Money et al. 2009).

WatergehalteHet belang van een wetland is het overschot aan water, of condities te creëren waarbij het maaiveld tenminste voor een deel van het jaar onderwater staat. De herkomst van het water, de kwantiteit, de kwaliteit en via welke weg het aangeleverd is vormen vele verschillende typen wetland in het landschap. De natte omstandigheden kunnen gevormd zijn door grondwater of door hemelwater, of door beide. Men heeft al lang geleden ontdekt dat verschillen in de topografisch ligging van een gebied van invloed is op het soort wetland. Dit heeft geleid tot de classificatie van de verschillende typen wetland. Van Post en Granlund (1926) hebben de wetlands in drie subgroepen verdeeld namelijk:

Ombrogenous, ontwikkeld uit hoofdzakelijk regenwater; Topogenous, geïrrigeerd door grondwater; Soligenous, ontwikkeld op hellingen en gevoed door grondwater.

Op basis van de floravariatie in Zweedse wetlands heeft Du Rietz (1949,1954) geopperd dat gebieden verdeeld konden worden in gebieden die door regenwater gevoed worden (ombotroof) en gebieden die gevoed worden door grondwater (mineraalrijk of steengevoed). Deze eerste concepten worden tegenwoordig nog steeds gebruikt om de grote verschillen in habitat aan te tonen. Wetland deskundigen gebruiken de naam ven als aanduiding voor mineraalrijke wetlanden en moeras voor ombrotrofe gebieden (Money et al. 2009).

WaterbronnenVoor waterbronnen zijn drie specifieke typen water beschikbaar. Hierbij gaat het om regenwater, grondwater en water wat uit de boezem zelf afkomstig is. Uit veel onderzoeken is gebleken dat grondwater het meest geschikt is voor de ontwikkeling van de gewenste soorten vegetaties binnen het gebied. Maar de omstandigheden hiervoor zijn in de Friese boezem niet of nauwelijks aanwezig en bovendien moeilijk te creëren. Het vernatten van de gebieden door middel van regenwater is een probleem doordat dit tot verzuring leidt en in perioden met weinig neerslag tot een verdroging van het gebied.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

20

Page 21: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Boezemwater lijkt de enige bron die het meest geschikt is om de gebieden te vernatten. Het boezemwater is meestal zwak basisch waardoor verzuring wordt tegengegaan. Maar het heeft ook nadelen. Het boezemwater bevat veel nutriënten, hierdoor kunnen de voedselarme vegetatietypen zoals blauwgrasland, niet meer tot ontwikkeling komen. De kwaliteit van het boezemwater is voor de voedselrijke vegetaties zoals dotterbloemhooilanden en de grote zeggevegetaties geen probleem.

Een oplossing is de voormalige wateraanvoer weer te herstellen. Echter in sommige gevallen is dit niet handig en moet gezocht worden naar alternatieve waterbronnen. Hierbij is het nodig om een goede kennis te hebben van de eco hydrologische rol van de specifieke waterbronnen (Money et al. 2009).

Belang van stromend waterWateroverdracht kan sterk variëren van snelle zichtbare kwel, tot niet zichtbare bewegingen in de watervoerende pakketten. Stromend water heeft een belangrijke invloed op de chemische toestand, aangezien het voor een lage redox toestand zorgt. Hierdoor kunnen minder tolerante soorten toch gedijen in zuurdere situaties. Dit heeft als consequentie dat bij het indammen ondanks het hoge waterpeil een behoorlijk verandering in vegetatie kan plaatsvinden. Stromend water is voor het reguleren van voedingstoffen hoofdzakelijk.

Voor vennen is de basen aanvulling een belangrijke functie van de waterbeweging. Veel typen zijn basenrijk en verkrijgen hun basen voorraad door fosforadsorptie. In sommige klimaten komt er door verzuring en verslechterde verjonging een overgang opgang naar moerasvegetaties. Het belang van de wateruitwisseling is voor beheerders vaak een groot probleem. Er moet namelijk een goed hydraulisch gradiënt zijn, van sloten, kanalen en riviersysteem, richting het veen. Dit zorgt in ieder geval voor een deel van het jaar voor een goede waterbeweging.

Verlaging van de waterstanden in omringende gebieden kan dit al tegenhouden. Daarom is een goede aansluiting nodig op de aan en afvoersloten en is goed onderhoud nodig. Maar soms moeten ze worden afgedamd om te voorkomen dat te voedselrijk water binnenstroomt. Het is moeilijk om te bepalen of een locatie ooit een doorlatend component heeft gehad (Money et al. 2009).

PeilfluctuatiesEen van de belangrijkste kenmerken van een wetland zijn de peilfluctuaties, waarbij de gebieden in de winter een zeer hoog peil hebben en in de zomer een lager peil met daartussen schommelingen van het peil. In Nederland wordt een onnatuurlijk peilbeheer gehanteerd, waarbij het grootste belang is, de optimale peilen te hanteren voor de bebouwing en voor de landbouw. Hierbij worden de peilen in de winter laag gehouden en in de zomer tijdens het groeiseizoen juist hoger. Waarbij een zoveel mogelijk contant peil gedurende het gehele jaar gehanteerd wordt.

Dit is onder natuurlijke omstandigheden juist precies tegenovergesteld. In de zomer en herfst is meestal sprake van een laag peil. In de winter en in het voorjaar is meestal sprake van een hoog peil, met fluctuaties in het peil door verdamping en variaties in neerslag. De fluctuerende peilen met zeer natte condities en een tijdelijke droogval stimuleren de natuurlijke chemische processen in de waterbodem. Hierbij worden de fosfaatbindende eigenschappen van de bodem versterkt. Tevens betekent het dat wanneer een natuurlijke fluctuatie wordt gehanteerd er veel minder vaak gebiedsvreemd water hoeft worden binnen gelaten. Dit water is vaak van een slechtere kwaliteit, door de hoge concentraties aan stikstof en fosfaat.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

21

Page 22: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Grondwaterstand en stroomDe veenweidegebieden en de daarbij behorende boezemlanden liggen in een gebied waar de grondwaterstanden en waterpeilen sterk gereguleerd worden. In de boezem is over het algemeen een peil van -0,5 meter NAP, in de polder gebieden wordt een peil gehanteerd van tussen de -1 en -2 meter NAP. Door de aanwezigheid van keileem is de ondergrond in de boezem over het algemeen slecht doorlatend. Hierdoor is in het algemeen sprake van een zeer langzame grondwaterstroom (Spieksma 1997).

De grondwaterstand heeft binnen een kalenderjaar een verloop met een golfvormige beweging waarbij in de winter de hoogste grondwaterstanden voorkomen en in de zomer de laagste grondwaterstanden.

De hoofdzaak van de oxidatie en maaivelddaling binnen de veenweidegebieden ligt bij de grondwaterstanden. De grondwaterstanden bepalen hoe diep zuurstof kan doordringen in de bodem. Tevens bevat veen moeilijk afbreekbare verbindingen (fenolen) die de afbraak van het organisch materiaal remmen.

De verbindingen worden wel afgebroken onder zuurstofrijke omstandigheden, die optreden wanneer de grondwaterstand lager is. Als hierna de grondwaterstanden weer omhoog gaan verloopt de afbraak van het veen in de regel nog sneller. De maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie met de gemiddeld laagste grondwaterstanden (GLG). Deze wordt berekend door de 3 laagste grondwaterstanden uit een zomerhalfjaar en dit over een periode van 8 jaren.

Hydrologische zelfregulatieSommige wetlands reguleren van binnenuit zelf de hydrodynamica, maar dit is onvoldoende onderzocht. Maar dit is essentieel om sommige typen veen in stand te houden. Dit kan helpen om externe invloeden tegen te gaan.

Acrotelm functieSommige veenlandschappen zijn dubbel gelaagd. Een acrotelm, een laag met levende planten (<50cm) en jong veen. Deze is met regen gevoed, een zeer natte laag met grote watervasthoudende capaciteiten.

Een catotelm, dit is de laag er onder en bestaat uit samengeperst veen, vaak meters dik. De laag heeft een slechte doorlatendheid en vormt een constant verzadigde basis voor de acrotelm.

De hydrologische aspecten bufferen tegen perioden van neerslag tekorten. Zelfs tijdens schommelingen zijn de gevolgen vaak miniem.Schade aan de acrotelm door, omzetting naar landbouwgronden, ontbossing en veenwinning (Money et al. 2009).

DrijftillenOnderdeel van menig wetland en worden gevormd in natuurlijke en kunstmatige wateren. Meestal gevoed door afstromend water, kwel of rivieren. Belangrijkste factor met betrekking tot de drijftil is dat deze verticaal kan meebewegen met het waterpeil. En als een vervanger dient voor de acrotelm (Money et al. 2009).

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

22

Page 23: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

5.4 LandschapshistorieHet verdwijnen van wetlandgebieden is vaak het gevolg van verdroging van het landschap, bewust door drainage om het landgebruik te veranderen of onbewust als gevolg van een aanpassing in het watermanagement door het plaatsen van kunstwerken, door grondwaterwinning of peilverlaging voor onder andere de landbouw.

Voordat men van start gaat met het herstellen van een wetlandgebied is het van belang om onderzoek te doen naar voormalig landgebruik. Op deze wijze kan onderzocht worden of de gekozen locaties wel geschikt zijn voor het restaureren of het ontwikkelen van wetlandgebieden. Het ontwikkelen van een wetland in een intensief gecultiveerd gebied heeft door het hoge nutriëntengehalte minder kans van slagen dan een gebied met een extensief gecultiveerd verleden.

Voor herstel van wetlandgebieden zijn twee mogelijkheden:

Restaureren van wetlandgebieden, dit wil zeggen voormalig wetland herstellen dat verloren is gegaan, meestal door verandering van het hydrologisch systeem;

Ontwikkelen van de gebieden, dit wil zeggen het creëren van een wetland in een gebied waar voorheen geen wetland was.

Europees wetlandherstel is hoofdzakelijk gericht op veengebieden. Eén sleutelfactor is voor beide typen van wetlandontwikkeling gelijk. Namelijk beide zijn ze afhankelijk van een goed werkend hydrologisch systeem. Ecosystemen die functioneel afhankelijk zijn van de geleidelijke opstapeling van veen, sediment of van op de lange termijn ecologische dynamiek, kunnen niet spontaan gecreëerd of hersteld worden ook al worden de karakteristieke flora en fauna succesvol geïntroduceerd en behouden. Tijd is de limiterende factor bij het restaureren of ontwikkelen van wetlandgebieden.

Bij het opzetten van wetland herstelprojecten moet de nadruk liggen bij een combinatie van de juiste omgevingsfactoren, bijvoorbeeld het voormalig landgebruik en de ondergrond.

Het resultaat van herstel van een wetland hangt af van 4 factoren:

Begintoestand van het gebied (inzicht gebiedshistorie). Hoeveelheid inspanning die in het project wordt gestoken. Maatregelen die genomen moeten worden om het project succesvol af te sluiten. Beschikbaar budget.

De bodem van voormalig wetlandgebied zal gemakkelijker de gewenste planten opleveren dan een nieuw te ontwikkelen wetland. Dit is afhankelijk van het voormalig landgebruik. Er doen zich veel situaties voor waar meerdere potentiële locaties worden weergegeven voor het herstel of creatie van een wetlandgebied.

In de eerste stappen van de planning is het belangrijk zoveel mogelijk informatie over de locatie te verzamelen. Dit is van belang om inzicht te krijgen in het functioneren van het toekomstige wetland. Op basis van deze gegevens kan het wetland aangelegd of hersteld worden. Bijvoorbeeld de beschikbaarheid van organisch materiaal kan leiden tot een hogere nutriëntenrijkdom of een hoger vochtgehalte in de bodem.

Alleen opnieuw inunderen is niet genoeg om herstel van wetlands te realiseren. Bij het inschatten van de optimale omvang van het opnieuw hydrateren moet rekening gehouden worden met de peildynamiek.

RestaurerenHet restaureren van wetlandgebieden is over het algemeen gunstiger ten op zichtte van het ontwikkelen. Vaak zijn de te restaureren gebieden slechts verdroogd. In de meeste gevallen is er nog een oude veenlaag aanwezig. Door het droogvallen van deze wetlandgebieden is het veen ingeklonken. Wel kan het drooggevallen veen als een goede basis dienen voor restauratie.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

23

Page 24: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Voor restauratieprojecten wordt vaak aangenomen dat het zaad van voormalige wetland vegetaties nog steeds in de bodem aanwezig is. Uit verschillende studies naar zaadbanken in gedraineerde wetlands blijkt dat de aanwezige zaadbanken die de verandering hebben overleeft een kleine rol hebben in de (her)vegetatie van de te restaurerende wetlandgebieden (Van Raam et al. 1998).

Door onderzoek is gebleken dat specifieke wetlandvegetatiesoorten die in het te restaureren wetlandgebied worden teruggebracht, zich beter en sneller ontwikkelen dan een vegetatiesoort die eerder niet in het gebied voorkwamen. Het is van belang om onderzoek te doen naar de specifieke wetland vegetatiesoorten die in het te restaureren wetlandgebied voor kwamen. Naar aanleiding van dit onderzoek kan een soortensamenstelling bepaald worden (MacArthur & Wilson 1967). Kennis van wat er voorheen in het gebied groeide is van invloed op het herstelplan. Er zijn gevallen bekend waar geprobeerd werd bepaalde soorten uit te roeien terwijl uit nader onderzoek bleek dat deze soort enkele decennia geleden voorkwamen in het gebied (MacArthur & Wilson 1967).

Tevens is het van belang om te weten hoe het te restaureren gebied in het verleden is gebruikt, dit met betrekking tot het nutriëntengehalte. Ook is hierbij de geschiedenis van de omgeving belangrijk. Met een toename van nutriënten, door bijvoorbeeld afspoeling van omliggende gebieden of door bemesting door landbouwactiviteiten, neemt de soorten rijkdom af. Zeldzame soorten worden bijna altijd gelinkt aan nutriëntarme omstandigheden. De meeste te restaureren locaties hebben te veel nutriënten. Het is daarom belangrijk deze te reduceren met behulp van plaggen of maaien en afvoeren.

Vervuilingen waarmee rekening moet worden gehouden bij het restaureren van wetlandgebieden zijn bijvoorbeeld afgespoelde pesticiden, afvalwater instroom en depositie uit de lucht van verschillende verontreinigende stoffen.

OntwikkelenVeel gebieden zijn aangetast door toenemend waterverlies. Een van de belangrijkste redenen hiervoor is de ontwatering ten behoeve van de landbouw. De ontwatering versnelt de inklinking van het veen. Hierdoor treedt een onomkeerbare verandering op in de hydrologie, morfologie en ecologie. Om een (nieuw) wetland in een gebied aan te leggen is er kennis van hydrologie, bodem, nutriënten en voormalig landgebruik noodzakelijk. Een teveel aan nutriënten bemoeilijkt de soortenrijkheid, daarom zou voor een nutriënten arme locatie gekozen moeten worden als bij het ontwikkelen gefocust wordt op biodiversiteit.

Ook kunnen er bufferzones aangebracht worden om uitspoeling van nutriënten van landbouwgronden te voorkomen. Wanneer het geen nutriënt arme locatie is moet deze locatie nutriëntarm gemaakt worden door bijvoorbeeld afgraven of plaggen. Hierna kan er schoon baggerspecie aangebracht worden als basis van veen substraat (Berg 2009).

Het hoofdingrediënt van alle natuurlijke wetlands is een overschot aan water, of een hydrologische balans om condities te creëren waarbij het maaiveld tenminste voor een deel van het jaar onderwater staat. Om in het wetland de gewenste vegetatiesoorten te laten vestigen is het gebruiken van relict of zaadbanken mogelijk.

Donorzaadbanken worden gebruikt door de bodem van een bestaand wetland af te schrapen en deze aan te brengen op het substraat van het te ontwikkelen of te herstellen wetland. Deze bodem bezit zaden en propagulen van plantsoorten, tevens is het een bron van micro organismen. Het grootste probleem van deze manier is dat het moeilijk is een goede donorbodem te vinden. Om het te ontwikkelen gebied een goede start te geven is het ‘enten' van veensubstraat en veenmos een goede mogelijkheid.

De wetlands die worden aangelegd moeten de natuurlijke ondersteuning van de omgeving krijgen en de ondergrond moet een hoog organisch stofgehalte hebben. De plantgemeenschappen moeten niet gedomineerd worden door exotische planten, zodat de gewenste inheemse soorten worden verdrongen.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

24

Page 25: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

5.5 MonitoringDe monitoring van een proces is in het belang voor de controle van het proces. Bij het vitaal houden van wetlands speelt monitoring een belangrijke rol.

Definitie van “Monitoring”: Toezicht op een proces.

In dit geval is het proces, de ontwikkeling van het wetland. Tijdens de literatuurstudie van de sleutelfactor monitoring is het belang van toezicht op de procesontwikkeling naar voren gekomen. Met behulp van monitoring kan tijdig ingegrepen worden, op deze manier kan de wetland ontwikkeling gestuurd worden. Door het volgen van de monitoring wordt inzichtelijk gemaakt hoe wetlands zich ontwikkelen. Bij de ontwikkeling en het vitaal houden van de wetlandgebieden is het op dit moment (in Friesland) onduidelijk wat de belangrijkste factoren zijn om een wetland vitaal te houden (Wymenga 2013). Om inzicht te krijgen in deze factoren is de monitoring belangrijk. In dit geval zijn de beheerders van de wetlands verantwoordelijk voor de monitoring van de gebieden.

De natuurorganisaties zijn voor een deel afhankelijk van subsidies. Voor de aanleg van de wetlands is vaak wel geld beschikbaar gesteld maar hierin wordt de monitoring niet of nauwelijks meegenomen (Wymenga 2013).

Omvang van de monitoringDe monitoring van wetlands kan zo uitgebreid als men dat zelf wil. Als voorbeeld het onderzoeksgebied, De Jan Durkspolder (gelegen in Earnewâld). Deze wordt op enkele punten gemonitord. Eens in de twee weken wordt de waterstand opgenomen, om de tien jaar wordt de planten begroeiing gekarteerd en in de wintermaanden worden watervogels maandelijks geteld. Op deze manier krijgt de natuurorganisatie een beeld van de werking en de vitaliteit van het wetland. De mate waarin gemonitord wordt is per wetland verschillend.

Het belang van monitorenHoe uitgebreider de ontwikkeling van een wetland gemonitord wordt en hoe uitgebreider dit wordt vastgelegd, des te beter wordt het inzicht op de ontwikkeling. Het zou effectiever zijn om de monitoring van één wetland uitgebreid uit te voeren.

5.6 WaterkwaliteitDe kwaliteit van wetlands is sterk afhankelijk van grondwaterpeilfluctuaties enoverstromingen (hydrodynamiek). De waterhuishouding is de belangrijkste factor in hetsturen van de vegetatieontwikkeling. Afhankelijk van de grondwaterstanden, overstromingsfrequenties en duur, kunnen verschillende wetland types ontwikkelen, gestuurd door soort specifieke toleranties voor droogte, overstromingen, etc. (Peck 2013).

Een tweede determinerende factor voor de ontwikkeling van wetlands is de chemischesamenstelling van het grondwater (hydrochemie).

Mineraalrijkdom en nutriëntengehaltesMineraalrijkdom en nutriëntengehaltes van het grondwater spelen een determinerende rol in de ontwikkeling van verschillende vegetatietypes. Bij overstromingen zal ook de kwaliteit van het oppervlaktewater en de sedimentlast van groot belang zijn (aanlevering van nutriënten).

Water en de randvoorwaardenVoor de natuurpotenties van moeras en grondwaterafhankelijke natuurtypes zijn sterke enonnatuurlijke grondwaterfluctuaties ongunstig. De waterpeilen moeten een natuurlijk verloop kennen, met lagere standen in de zomer en hogere in de winter en het voorjaar. In vochtige graslanden moeten de grond en oppervlaktewaterpeilen van het vroege voorjaar langer aangehouden worden dan in de huidige landbouwpraktijk. Hierdoor kunnen ook meer plasdras situaties ontstaan.

OverstromingsgebiedenVoor de bespreking van de mogelijke effecten van het overstroming regime op flora en fauna zijn de overstromingskenmerken zoals overstromingsfrequentie, periode, duur en diepte belangrijk. Algemeen kan gesteld worden dat in overstromingsgebieden het aantal soorten negatief gecorreleerd is met de overstromingsduur (Jansen et al. 2002).Het frequent voorkomen van langdurige overstromingen (vanaf 80 dagen per jaar) geeft aanleiding tot het ontstaan van soortenarme rompgemeenschappen. Korte regelmatige overstromingen van een week met niet of weinig vervuild water kunnen juist verruiging tegengaan (Aubroeck et al. 1998).

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

25

Page 26: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

De retentietijd van het water beïnvloedt ook de mate waarin de samenstelling van hetgrondwater verandert. Bij een lange retentie zijn de veranderingen groter dan wanneer het water zeer kort in het systeem verblijft. Algemeen is het effect op het vochtgehalte op zware kleigronden sterker dan op zandgrond (Scheper et al. 1986; Sival et al. 2002).

Kleigrond droogt langzamer uit waardoor de wortels langer in een zuurstofarme omgevingverblijven. Verzuring door inundatie treedt nauwelijks op in klei en leembodems. Naast de overstromingsduur is ook de overstromingsperiode belangrijk. Volgens Van de Steeg (1992) hebben overstromingen in de periode mei tot augustus de grootste invloed op vegetaties. In de winterperiode is de invloed van overstromingen nagenoeg nihil omdat planten dan niet fysiologisch actief zijn.

Bij overstroming in de maanden maart en april blijft de fysiologische schade beperkt door de lage temperatuur van het overstromingswater. Overstromingen in de maanden september en oktober leiden niet tot problemen omdat het groei en voortplantingsseizoen dan al voorbij is (Van Braeckel et al. 2004).

De waterkwaliteit wordt bepaald door de aanwezigheid en hoeveelheid van bepaalde verontreinigingen, fysische en chemische factoren als de pH en geleidbaarheid, de hoeveelheid zout die in het water aanwezig is en de aanwezigheid van voedingsstoffen. Mensen beïnvloeden deze factoren voor een groot deel door het lozen van afvalwater en door het toevoegen van allerlei stoffen en verontreinigingen die van nature niet in water aanwezig zijn. Daarmee is de waterkwaliteit van grote invloed op de biodiversiteit in het wetland. Met name in de opstart fase is het belangrijk dat er niet te veel nutriënten in het systeem aanwezig zijn om te voorkomen dat ongewenste soorten het gebied pionieren en het onmogelijk maken voor de vaak gevoelige gewenste soorten om zich te vestigen.

In bestaande wetlands kan een overmaat aan nutriënten tot een lagere soorten rijkdom leiden. Helaas is het geheel complexer dan alleen de stikstof en fosforconcentratie maar speelt de complexe interactie tussen waterbodem, oppervlakte water en de atmosfeer een grote rol. Hieronder volgt een korte samenvatting van de belangrijke factoren uit de waterkwaliteit en hun effect op het systeem.

ZuurstofDe microbiële afbraak van organisch materiaal vindt plaats doormiddel van redoxreacties. De preferente oxidator hiervoor is zuurstof. Omdat bij de redoxreactie de meeste energie vrij komt zorgt dit voor een snelle groei van de betreffende bacterie. Hierdoor is de aanwezigheid van zuurstof bepalend voor het verloop van vele processen in het wetlandsysteem (Tomassen et al. 2013; Kwakernaak & Veenendaal 2010; Smolders et al. 2013).

FosforIJzer(III)(hydr)oxides in de waterbodem spelen een belangrijke rol in de immobilisatie van fosfaat. In anaerobe omstandigheden treden deze IJzer(III)(hydr)oxides op als alternatieve elektronenacceptor voor de microbiële afbraak van organisch materiaal. Hierdoor wordt het ijzer gereduceerd en komt er fosfaat vrij. Voor dit proces is niet alleen zuurstofloosheid van belang maar er moet ook voldoende reactief organisch materiaal in de bodem aanwezig zijn. Bij deze biochemische reductieprocessen zijn micro organismen betrokken, waardoor deze processen sterk beïnvloed worden door hogere temperaturen.Bij voldoende zuurstof in de waterlaag zal het gereduceerde ijzer op de overgang van de anaerobe bodem naar de waterlaag oxideren waardoor het sulfaat zal binden en neerslaan (Tomassen et al. 2013; Kwakernaak & Veenendaal 2010; Smolders et al. 2013).

IJzer/fosfor ratioDe ratio ijzer fosforconcentratie is bepalend voor de fosfor nalevering vanuit de waterbodem naar de waterlaag. De nalevering uit sediment neemt toe bij toename van de fosforconcentratie in het bodemwater.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

26

Page 27: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Als er meer ijzer dan fosfor aanwezig is en de waterlaag aeroob is, zal er weinig fosfaat in de waterlaag terecht komen. Een aangehouden vuistregel is dat de Fe/P-ratio groter dan 1 moet zijn om nalevering te voorkomen. Dit geld echter niet voor de anaerobe waterlaag omdat hier de “ijzerval” (binding van ijzer aan fosfaat) niet meer actief is.

Als een waterlaag anaeroob wordt kan er dus alsnog fosfaat nalevering optreden. Dit kan met name zomers voorkomen als het water warmer wordt en er minder zuurstof in het water kan oplossen en de microbiële activiteit toe neemt. Algenbloei en kroosdekken geven al aan dat er veel nutriënten in de waterkolom aanwezig zijn en zullen door de afsluiting va de waterlaag voorkomen dat er zuurstof kan worden opgenomen uit de atmosfeer. Wanneer de bodem voedselrijk is, zal ook dit leiden tot een versterkte nalevering uit de bodem (Tomassen et al. 2013; Kwakernaak & Veenendaal 2010; Smolders et al. 2013).

IJzer/sulfaat ratioDe gemiddelde fosforconcentratie in de waterlaag wordt hoofdzakelijk bepaald door de verhouding tussen ijzer en fosfor. De ijzerconcentratie in het bodemwater is sterk afhankelijk van de verhouding tussen de ijzer en zwavelvoorraad in de bodem. Deze is zeer laag bij een lage ratio totaal ijzer, totaal zwavel van het sediment. Dit is niet door een tekort aan ijzer, dit is juist in een hoge concentratie aanwezig maar het ijzer is geïmmobiliseerd (gebonden aan sulfide in de bodem). Hierdoor is de verhouding ijzer fosfor ongunstig en zal er nalevering van fosfor naar de waterlaag plaats vinden. De ijzer zwavel ratio in de bodem kan hierdoor dus indicatief zijn voor de toestand van het systeem (Tomassen et al. 2013; Kwakernaak & Veenendaal 2010; Smolders et al. 2013).

SulfaatSulfaat is een reactief ion dat onder anaerobe omstandigheden de functie van oxidator overneemt van het afwezige zuurstof. Het wordt door de micro organismen gereduceerd tot sulfide. Deze vrij gekomen sulfide bindt sterker aan ijzer dan fosfaat waardoor het fosfaat vrij in oplossing komt. Het ijzer wordt in de vorm van ijzersulfide in de bodem vastgelegd waardoor het geen fosfaat meer kan binden. Bij een overschot aan sulfide zal deze ophopen in het poriewater in de bodem. Sulfide is zeer toxisch voor veel wortelende planten en bodemfauna. Voor de reductie van sulfaat is net als voor de reductie van ijzer organische stof nodig. Hierdoor bepalen het organische stofgehalte en de ijzerconcentratie de mate van invloed van het sulfaat. De sulfaatreductie komt pas goed op gang als het ijzer is gereduceerd tot het tweewaardige ijzer(hydro)oxide.

Sulfaatrijk water kan voorkomen worden door een dynamisch peilbeheer waarbij de bodem regelmatig droogvalt. Zo wordt onder invloed van zuurstof het ijzersulfide geoxideerd waarbij sulfaat en ijzer(hydr)oxides vrij komen. Als het peil weer omhoog gaat zal het sulfaat deels uitspoelen en het fosfaat weer binden aan de ijzer(hydr)oxides (Tomassen et al. 2013; Kwakernaak & Veenendaal 2010; Smolders et al. 2013).

AmmoniumDe accumulatie van ammonium kan de vorming van ammoniak veroorzaken. Ammoniak is een milieugevaarlijke stof die zeer giftig is voor waterorganismen. Daarnaast kan ammonium genitrificeerd worden tot nitraat. Zowel sulfaat als nitraat zijn zeer mobiel waardoor ze makkelijk uitspoelen naar het oppervlakte water en diepere (nog) anaerobe bodem. In de diepere bodem zullen sulfaat en nitraat dienen als oxidator voor de anaerobe afbraak in de waterverzadigde zone. Waardoor er versnelde afbraak van het organische materiaal op zal treden. Hierbij zal het sulfaat omgezet worden in sulfidegas (ruikt naar rotte eieren) en het nitraat in stikstofgas (Smolders et al. 2013).

Ook het in de bodem geaccumuleerde ammonium kan met behulp van peilfluctuatie worden verminderd. Bij droogval zal het ammonium genitrificeerd worden tot nitraat. Als er vervolgens weer vernatting plaats vindt zal het nitraat gedenitrificeerd worden tot stikstofgas en zo het systeem verlaten.

Waterhardheid (koolstof)Waterhardheid heeft een grote invloed op het voorkomen van ondergedoken waterplanten en moerasvegetatie en is medebepalend voor welke soorten er voorkomen in het wetland.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

27

Page 28: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Hard water is rijk aan bicarbonaat en arm aan kooldioxide zodat er planten voor zullen komen die bicarbonaat gebruiken als koolstofbron. Zacht water is juist rijker aan kooldioxide waardoor kooldioxide minnende planten zullen voorkomen.

Onder invloed van harder water zullen eerder laagveenvegetaties ontwikkelen zoals rietlanden en trilvenen terwijl in zwak gebufferd water de kans groter is op hoogveenvormende vegetatie (Patberg et al. 2011; Tomassen et al. 2013; Kwakernaak & Veenendaal 2010; Smolders et al. 2013).

pHDe pH van natuurlijk water kan variëren van 4 tot 10 en is afhankelijk van de zure of basische aard van de doorstroom gebieden. Een natuurlijke pH tussen de 6,5 en 8,5 is kenmerkend voor oppervlaktewater waarin het leven zich optimaal ontwikkeld.

Hoge pHBij een hogere pH is er kans op een afname van de snelheid van biologische processen zoals de afbraak en de voortplanting van micro organismen. Daarnaast kunnen de concentraties van het giftige ammoniak oplopen en bij een hoge mate van stikstofverbindingen kan het leiden tot eutrofiëring. Tevens kunnen bij een verhoging van de pH de zwevende stoffen en sedimenten meer opgeloste zware metalen adsorberen.

Lage pHEen lage pH kan direct en indirect effect hebben op de Flora en Fauna in de wetlands. Bij een pH van 5 kunnen de meeste viseieren niet meer uitkomen en lage pH niveaus kunnen bij sommige soorten sterfte veroorzaken. pH is een belangrijke factor bij de mobiliteit van zware metalen in het sediment. Bij een pH van 7 zijn zware metalen weinig mobiel. Naarmate de pH daalt neemt de mobiliteit toe. Een lagere pH verhoogt tevens het risico van aanwezigheid van metalen in een giftigere vorm (Tomassen et al. 2013; Kwakernaak & Veenendaal 2010; Smolders et al. 2013; Patberg et al. 2011).

Het bufferend vermogenDe effecten van een fluctuatie in de pH waarde is afhankelijk van het bufferend vermogen van het systeem. Bij een hoog bufferend vermogen zal het systeem weinig effect ondervinden bij een verandering in de pH.

De zuurbuffering wordt veroorzaakt door de onderstaande reacties:

Bicarbonaat buffering: (3) H2CO3 + H+ <--> HCO3- <--> H2O + CO2

Oplossen van carbonaten: (4) CaCO3 + 2 H+ --> Ca2+ = CO2 + H2O(5) CaMg(CO3)2 + 4 H+ --> Ca2+ + Mg2+ + 2 CO2 + 2 H2O

Kation uitwisseling: (6) Ca2+ + 2 H+ <--> 2H+ + Ca2+

(Patberg et al. 2011; Tomassen et al. 2013; Kwakernaak & Veenendaal 2010; Smolders et al. 2013)

Historische achtergrond veenbodemMestgift en de mineralisatie veen in het verleden speelt een grote rol bij de huidige fosforbelasting oppervlaktewater:

Recente bemesting 7%; Historisch bemesting 50%; Mineralisatie veen 43%;

(Smolders et al. 2013).

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

28

Page 29: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

5.7 Inventarisatie sleutelfactoren (Fase 2)Onderstaand schema bevat een onderling verband tussen de sleutelfactoren van dit onderzoek.

Indeling sleutelfactorenDe sleutelfactoren zijn onder verdeeld in directe en indirecte systeembepalende factoren.

Direct Waterkwaliteit.

Heeft invloed op de ontwikkeling van de flora en fauna.

Hydrologie.De kwaliteit en de kwantiteit van water is doorslaggevend voor het functioneren van een vitaal wetland.

Beheer.Sturend voor ecologische en hydrologische kenmerken van wetlandgebieden.

Indirect Bodem.

De opbouw van de bodem is van invloed op de hydrologie en vegetatie.

Landschapshistorie.Het voormalig landgebruik is van invloed op de nutriëntenrijkheid binnen een gebied.

Monitoring.Geeft inzicht in de ontwikkeling waardoor er tijdig kan worden ingegrepen.

Deze factoren bedekken gezamenlijk het abiotische systeem binnen een wetland inclusief bewuste antropogene beïnvloeding.

Voor een vitaal wetland is de kwantiteit en de kwaliteit van het water van essentieel belang. De directe sleutelfactoren waterkwaliteit en hydrologie zijn hierdoor het belangrijkst, gevolgd door de sleutelfactor beheer. Door de vorm van groen en hydrologisch beheer kan er directie invloed uitgevoerd worden op het wetlandsysteem.

De volgorde van de indirecte sleutelfactorenbodem en landschapshistorie zijn gebiedsafhankelijk. Deze twee factoren zijn bepalend voor de gebiedskeuze.

Monitoring is een op zichzelf staande sleutelfactor. Deze is nodig om de gebiedsontwikkeling te volgen en het eventuele beheer hierop aan te passen.

Deze factoren bedekken gezamenlijk het abiotische systeem binnen een wetland inclusief bewuste antropogene beïnvloeding. Een verandering in één van de factoren heeft direct of indirect invloed op de andere factoren. De onderlinge verbanden tussen de sleutelfactoren zijn in onderstaande flowchart weergegeven.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

29

Page 30: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Figuur 3, Overzicht van de onderlinge verbanden tussen de sleutelfactoren (Brehen 2014).

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

30

Page 31: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

6 Deelgebieden (Fase 3)In overleg met de opdrachtgever zijn drie verschillende wetlandgebieden gekozen die tijdens het onderzoek als referentie worden gebruikt en gezamenlijk representatief zijn voor wetlands binnen de Friese boezem. De deelgebieden verkeren alle drie in een andere fase van successie, de drie deelgebieden zijn:

Jan Durkspolder, heeft een vast (hoog) waterpeil waardoor dit gebied zich in de beginfase van successie bevindt.

Zwagermieden, vertoont moerasvorming en is daarmee een fase verder.

De Houtwiel, bevindt zich met veenvorming in een gevorderde fase van successie.

De Houtwiel betreft een laagveenmoeras die mogelijk kan worden beschouwd als veenoermoeras. Het wetland liggend binnen de ‘De Zwagermieden’ betreft een beginnend moeras welke in ontwikkeling is en waar de biodiversiteit merkbaar toeneemt. De Jan Durkspolder is een laagveen grasland welke geïnundeerd is. Alleen de randen van dit grasland zijn begroeid met oevervegetatie.

De deelgebieden worden beschreven aan de hand van de sleutelfactoren die tijdens het literatuuronderzoek en de brainstormsessie zijn overgebleven. De informatie die is verkregen is afkomstig uit een bureaustudie, gebiedsbezoek en interviews met de beheerders.

De deelgebieden worden uiteindelijk via de ontwikkelde referentietabel vergeleken met de fictieve referentiegebieden (zie tabel 5). Met deze vergelijking kan bekeken worden in hoeverre het deelgebied afwijkt van de ideale situatie, namelijk het veenoermoeras. Maar ook geeft de tabel een indruk welke sleutelfactoren binnen deze deelgebieden van onvoldoende kwaliteit zijn.

Door gesprekken te voeren met de natuurbeheerders van de deelgebieden is inzicht verkregen in de wijze van beheer in de deelgebieden. De doelstellingen en de verschillende successiestadia die voorkomen tussen de verschillende deelgebieden. Voor de Jan Durkspolder is dit gesprek gevoerd met de heer G. Van den Burg van It Fryske Gea en voor de Zwagermieden en de Houtwiel met de heer J. Hanenburg.

Uit de gevoerde gesprekken met de verschillende natuurbeheerders is naar voren gekomen dat de kennis m.b.t. het beheer van wetlandgebieden aanwezig is. Met enige regelmaat worden projecten elders in het land bezocht om op de hoogte te blijven van de voortgang en de verschillende typen van beheer. Tevens worden lezingen en seminars bezocht m.b.t. het beheer van verschillende natuurtypen. Vervolgens is uit de gesprekken naar voren gekomen dat de natuurbeheerders regelmatig onderling overleggen in een kenniskring waarin praktijkervaringen worden gedeeld.

6.1 De Jan DurkspolderIn de onderstaande paragrafen volgt de beschrijving van dit deelgebied.

6.1.1 AlgemeenDit wetland ligt ten westen van Oudega in de gemeente Smallingerland (Friesland).Van oorsprong is de Jan Durkspolder zoals de naam al zegt een oude polder die voor het grootste gedeelte uit grasland maar ook uit riet en rietvegetatie bestond. De oppervlakte van het gebied bedraagt ca. 50 ha.

In 1989 zijn in het gebied herinrichtingmaatregelen ingevoerd. Het doel van de herinrichting van de Jan Durkspolder is om leefgebied te bieden aan de Noordse woelmuis. Deze muis is afhankelijk van peildynamiek, hier kan zijn concurrent (aardmuis en veldmuis) niet tegen. De Noordse woelmuis is de enige endemische zoogdiersoort wat inhoud dat hij alleen in bepaalde gebieden binnen Nederland voorkomt, in dit geval dus een belangrijke doelsoort. Tegenwoordig bestaat er in Nederland nog weinig peilfluctuatie waardoor dit een zeldzame muizensoort is geworden. Het budget voor aanleg van dit wetland (Jan Durkspolder) is voor deze muissoort geweest. Of dit doel bereikt is, is lastig te controleren. Geld voor een dergelijk onderzoek is vaak beperkt.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

31

Page 32: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Wel wordt er eens in de zoveel tijd een muizenmonitoring verricht, hierbij zijn nog weinig tot geen Noordse woelmuizen waargenomen. Het is dan ook de vraag of de muis er nog is. Er komen wel veel andere waardevolle soorten en pioniers op het wetland af (van der Burg, districtshoofd, IFG, 21 februari 2014).

6.1.2 Historisch gebruikTot 1989 stond de polder in de winter onder water en in de zomer diende het als grasland. In het najaar van 1989 zijn in het gebied herinrichting maatregelen uitgevoerd, de polderbemaling is stopgezet en het gemaal is verwijderd (S. Rintjema, 2002, De Alde Feanen). Om ervoor te zorgen dat er voldoende water in het gebied bleef zijn de buitenste kades verbreed, verder is de polder tot één geheel gemaakt door de bestaande dammen te doorgraven. Tegenwoordig bestaat het gebied uit ondiep open water en plas-dras staande vegetaties (ItFryskeGea, de AldeFeanen, 2014).

6.1.3 BodemDe bodem van de polder bestaat uit een veen op zandlaag. De veenlaag is circa 30 tot 50 cm dik.

Figuur 4. Locatie aanzicht Jan Durkspolder (GoogleMaps, bewerkt door auteur, 2014).

6.1.4 HydrologieHet waterpeil in de polder is licht fluctuerend, de polder staat gedurende het hele jaar onder water. De waterfluctuatie die er is wordt veroorzaakt door de jaargetijden. ‘s Zomers droogt de polder gedeeltelijk op en in de winter wordt dit weer aangevuld door regen en boezemwater.

6.1.5 WaterkwaliteitVoor dit onderzoek zijn de meest recente waterkwaliteitsgegevens van Wetterskip Fryslân gebruikt. Tabel 6 laat een opsomming van de gegevens voor de Jan Durkspolder zien.

Parameters Jan DurkspolderN (mg/l) 4,20P (mg/l) 0,13S (mg/l) 17,02Fe (mg/l) 1,17O2 (mg/l) 11,40pH 7,90

Tabel 6. Waterkwaliteitsgegevens Jan Durkspolder.

6.1.6 BeheerHet beheer in de Jan Durkspolder wordt uitgevoerd door natuurvereniging It Fryske Gea.De grasland percelen, aan de noord en oostzijde langs het water, worden jaarlijks gemaaid. De westelijke kant van het wetland is meer moerasachtig met een geleidelijk oplopende oever.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

32

Page 33: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Aan het begin is het nog erg vochtig met een drassige vegetatie. Verder landinwaarts wordt het geleidelijk droger, wat een rietlandvegetatie oplevert. Verder landinwaarts groeien veel bosjes en bomen. Aan deze kant bevinden zich enkele wandel en beheerpaden die jaarlijks worden gemaaid of geklepeld. Verder worden er rondom de Jan Durkspolder enkele van de percelen begraasd door paarden of geiten.

Doordat de polder een groot deel van het jaar onder water staat krijgt de vegetatie niet veel kans tot groeien en is er weinig beheer nodig. In de zomer komen de randen en kleine platen van de polder droog te staan. Op deze randen en eilanden krijgt de vegetatie wel kans, vooral de opkomende wilgen kunnen dan een probleem veroorzaken. Voor de openheid van het gebied en het zicht vanuit de vogel kijk hut worden deze wilgen vaak gesnoeid

Om de noordse woelmuis in het gebied te behouden moeten beheermaatregelen uitgevoerd worden. De rietoevers groeien jaarlijks dikker. Na 5 tot 6 jaar is er een brede rietrand om de polder ontstaan. De Noordse woelmuis heeft geen belang bij deze te dikke rietrand. Daarom wordt in een dergelijke situatie het waterpeil zoals eerder genoemd hoger gezet. Continu hoog peil gaat de rietbegroeiing tegen maar met een te laag waterpeil ontstaat er wilg. De doelsoort is afhankelijk van beide en daarom wordt er een cyclisch peilbeheer gehanteerd (van der Burg, districtshoofd, IFG, 21 februari 2014).

PeilbeheerDe Jan Durkspolder ligt naast een andere polder namelijk Wytse Boer, of ook Westersanning (deze polder functioneert op dezelfde manier als de Jan Durskpolder) (ItFryskeGea, deAldeFeanen, 2014). Doordat er weinig fluctuatie in het waterpeil zit van beide polders (winter en zomer) wordt dit op de volgende manier opgelost. Om de vier á vijf jaar staat het water in de ene polder hoger, de hierop volgende jaren staat het peil in de andere polder weer hoger. Op deze manier ontstaat er toch een enigszins dynamisch gebied. Een voorbeeld hiervan is, in de polder waar het water lager staat krijgt de vegetatie meer kans. Soorten als wilgen beginnen te groeien. Hier krijgen ze vier á vijf jaar de kans voor, voordat het water weer hoger komt. Op deze manier komen de wilgen onder water te staan en sterven ze af. In deze dode bomen zouden vogelsoorten als reigers of aalscholvers weer kunnen nestelen. Nadat de vegetatie vervolgens weer vier tot vijf jaar onderwater heeft gestaan kan het zich weer opnieuw ontwikkelen. Door de fluctuatie in het waterpeil ontstaan slikranden, die voor vogelsoorten als steltlopers erg belangrijk zijn (van der Burg, districtshoofd, IFG, 21 februari 2014).

Figuur 5. Afstervende wilgen in de Jan Durkspolder (Boele K., Alde Feanen, 2012).

6.1.7 MonitoringDe meeste natuurgebieden zijn ingericht met een doelsoort, in dit geval de Noordse woelmuis. Voor het budget waarmee de voortgang en de doelsoort van de Jan Durkspolder wordt gefinancierd zijn verplichtingen in de vorm van monitoring opgesteld. In dit geval worden de broedvogels, muizen, waterpeil en planten meegenomen, dit geld ook voor de meeste andere gebieden in de Alde Feanen. Ook per natuurtype is het beheer bekend en beschreven in de zogenaamde beheervisie, deze is gericht op 5 jaar. Hierin staat nauwkeurig beschreven wat er gedaan moet worden. Ook voor de Jan Durkspolder is een werkplan aanwezig. In dit werkplan staat een basismonitoring. Wat in ieder geval meegenomen wordt is eens in de vijf jaar een broedvogel monitoring en eens in de 10 jaar wordt de complete omgeving van de Jan Durkspolder op planten gekarteerd.

Deze monitoring programma’s zijn gebaseerd op zogenaamde beheerpakketten. Er zijn in de hele Alde Feanen een stuk of 20 beheerpakketten bijv. moeras, rietland, orchideeën of dotterbloemhooiland. Hiervoor zijn afspraken en subsidie per hectare opgesteld. De gebieden

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

33

Page 34: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

die hieronder vallen dienen beheerd te worden op de manier die aangegeven staat in de beheerpakketten. De subsidie is per pakket verschillend en afhankelijk van de zeldzaamheid van de doelsoorten zoals bij orchideeënpakketten is de subsidie hoger. Met behulp van de hierboven genoemde monitoring programma’s wordt aangetoond welke soorten er zijn en zodoende wordt de subsidie ontvangen (van der Burg, districtshoofd, IFG, 21 februari 2014).

6.1.8 Stand van zaken en voortgangDoordat de bovenste laag uit veen bestaat en de voormalige functie van de polder landbouw is geweest, is het gebied erg nutriënten rijk (Rintjema 2002). Tevens zorgt het veen en de vele vogels in de polder voor een troebele watersituatie. Dit is weer de reden dat er in het wetland weinig waterplanten groeien. De randen daarentegen zijn wel begroeid. Om ervoor te zorgen dat het fosfaat uit de bodem van de polder zou verdwijnen is de polder voorheen eens volledig droog gezet. Het idee hiervan was dat het slib in aanraking zou komen met zuurstof en zodoende het fosfaat uit de bodem zou vervliegen. Dit zou de kieming van bepaalde planten (veenwortel en kranswieren) moeten bevorderen. Het nadeel van de polder is geweest dat er veel ganzen en eenden voorkomen en genoemde soorten opaten, waardoor genoemde maatregelen geen effect hebben gehad (van der Burg, districtshoofd, IFG, 21 februari 2014).

6.2 De HoutwielIn de onderstaande paragrafen volgt de beschrijving van dit deelgebied.

6.2.1 AlgemeenDit wetland ligt ten noorden van Veenwouden, in de gemeente Dantumadiel. Het betreft een laagveen weidegebied dat in beheer is bij Staatsbosbeheer. Het Houtwiel gebied is in totaal ca. 250 ha groot.

6.2.2 Historisch gebruikIn de jaren tachtig van de vorige eeuw is de Houtwiel een hoogwaterzone geworden, waarbij het gebied van ongeveer 100 ha is bekaad. Centraal door het gebied is destijds een slenk gegraven. Vervolgens zijn in de jaren negentig de sloten verbonden en is in het gebied het peil opgezet. In 1994 is het westelijk deel ingericht voor moerasontwikkeling, dit deel is in 2002 uitgebreid en heringericht met oog op de waterhuishouding. Tevens is de slenk in het gebied hersteld. In 2006 is het gebied sterk vernat, hierdoor is nieuwe moerasontwikkeling met meer uitgestrekte rietvegetaties gestimuleerd. Tevens komen er veenmosrietlanden en schraalgraslanden voor (Nijland 2012).

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

34

Page 35: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Figuur 6. Locatie aanzicht De Houtwiel (GoogleMaps, bewerkt door auteurs, 2014)

6.2.3 BodemDe bodem bestaat uit een laat- pleistoceen dalsysteem met delen waar het keileem is weggespoeld en met delen waar het keileem nog aanwezig is. Deze gronden zijn later afgedekt met dekzanden, waarop later Holoceenveen is gevormd. De belangrijkste bodemtypen binnen het gebied zijn de vlier en waardveengronden en koopveengronden in het noordelijk deel. Verder naar het zuiden en zuidoosten liggen de moerige podsolgronden. Het westelijke en het zuidelijke deel van het gebied bestaat uit een groot moerascomplex. Het oostelijk deel van de Houtwiel bestaat uit vochtige graslanden.

6.2.4 HydrologieEr wordt een gemiddeld zomerpeil gehanteerd van 0,8m –NAP. Dit heeft tot gevolg dat er in de zomer water ingelaten moet worden. Het winterpeil is hoger door het vasthouden van gebiedseigen water. Hiervoor wordt in de winter een stuwpeil gehanteerd van maximaal 0,5m –NAP. De Valomstervaart dat grenst aan het gebied heeft een peil van 1,05m –Nap als zomerpeil en 1,25m – NAP als winterpeil. In het zuidoostelijke deel van de Houtwiel oost is een gebied waar kwel optreedt. Op de voormalige percelen staat s’ winters veelal 20-50 cm water boven het maaiveld; in de loop van het voorjaar en de zomer zakt het uit, afhankelijk van neerslag en verdamping.

6.2.5 WaterkwaliteitVoor dit onderzoek zijn de meest recente waterkwaliteitsgegevens van Wetterskip Fryslân gebruikt. Tabel 7 laat een opsomming van de gegevens voor De Houtwiel zien.

Parameters ZwagermiedenN (mg/l) 4,30P (mg/l) 0,32S (mg/l) 18,16Fe (mg/l) 3,50O2 (mg/l) 8,10pH 7,10

Tabel 7. Waterkwaliteitsgegevens De Houtwiel

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

35

Page 36: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

6.2.6 BeheerHet beheer in De Houtwiel wordt uitgevoerd door Staatsbosbeheer. De natuurontwikkeling richt zich op het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden in het gebied door de Ecologische Hoofdstructuur als een natte, robuuste ecologische verbindingszone. De Houtwiel is onderverdeeld in twee deelgebieden.

1. Houtwiel oost: Ten noorden van de slenk is het beheer gericht op weidevogels en bloemrijk grasland. Ten zuiden van de slenk is het beheer gericht op bemeste vogelweide graslanden en onbemeste vochtige schraal graslanden. Dit is geheel als veenweidegebied te typeren. De slenk zelf valt onder het beheertype openwater. Waarbij de oevers periodiek gemaaid worden en houtopslag wordt verwijderd. De begrazing van het gebied vindt plaats door middel van paarden. Alleen de wandelpaden door het gebied worden gemaaid. De houtopslag in het gebied wordt door middel van vrijwilligers gekapt en blijft in het gebied achter.

2. Houtwiel Midden: Voor het overgrote deel van dit gebied geldt het beheertype Jonge verlanding. Hier bestaat het beheer vooral uit een peilbeheer waarbij grootschalig rietgebied wordt gecreëerd. Tevens bestaat het watergemeenschap uit laagveen en kleigebieden met delen veenmosrietland. Plaatselijk in het gebied vindt zomer maaibeheer plaats ten behoeve van de Zilveren Maan en andere moerasfauna. Deze delen vallen onder beheertype nat schraalland.

6.2.7 MonitoringIn het gebied vinden sinds de jaren ’80 verschillende monitoringen plaats.

1. Houtwiel Oost: Weidevogels en de zilveren maan worden jaarlijks gemonitord. Tevens gebeurd dit met de schraalland vegetaties. Er bevinden zich eveneens 2 peilbuis locaties binnen het gebied, van het SBB- meetnet.

2. Houtwiel Midden: Moerasbroedvogels en de zilveren maan worden hier jaarlijks gemonitord. Het gaat hier om de volgende soorten; roerdomp, waterral, porselein hoen, bruine kiekendief, snor, baardmannetje, zomertaling, en de grauwe gans. Voor de overige rode lijst soorten zoals de heikikker en moerashertshooi wordt er om de 5 jaar gemonitord (J. Hanenburg, Staatsbosbeheer februari 2014).

Tevens wordt de waterkwaliteit op verschillende punten gemonitord. Dit geldt voor het inlaatpunt aan de Valomsterleijen, een punt in de slenk en aan het uiteinde van de slenk in Houtwiel Midden. De Wielenwerkgroep verzorgt de monitoring van dagvlinders en libellen in het gebied, ook verzorgen zij sinds 1997 de telling van watervogels. In 2000, 2005 en 2010 zijn in het gebied broedvogelinventarisaties gehouden door leden van de Wielenwerkgroep en leden van de vogelwacht.

6.2.8 Stand van zaken en voortgangDe Houtwiel is na de waterpeilverhoging in 2006 een gebied geworden met een grote betekenis voor bedreigde en kwetsbare soorten moerasvogels. De rietvegetaties zijn volop in ontwikkeling met veel variatie van nat/droog en dicht/open en veel overjarig riet. Met name roerdomp, porseleinhoen, waterral en snor zijn er sterk toegenomen. Afgemeten aan voorkomen van rode lijstsoorten blijkt de Houtwiel in 2010 het hoogst te scoren met 30 territoria van drie soorten: roerdomp, porseleinhoen en snor.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

36

Page 37: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

6.3 De ZwagermiedenIn de onderstaande paragrafen volgt de beschrijving van dit deelgebied.

6.3.1 AlgemeenHet derde deelgebied betreft een wetland liggend in het gebied genoemd de ‘Sweager Mieden’ (Fries voor 'Zwagermieden'). De Zwagermieden maakt op zijn beurt onderdeel uit van 'Het Miedengebied'. Het wetland ligt ten noordwesten van Zwaagwesteinde, langs de Petsloot (boezemwater) die in het zuiden overgaat in de Nieuwe vaart. Ten noorden van het gebied bevindt zich een rioolwaterzuiveringsinstallatie van Wetterskip Fryslan en een gemeentelijke opslag van afval- en grond. Het wetland heeft een oppervlak van ca. 10 ha. Vanuit het herinrichtingsplan blijkt dat het wetland de functie heeft als waterbergingsplas.

Vanuit het herinrichtingsplan blijkt dat de natuurdoeltypen 'moeras/ open water' aan het wetland worden toegekend (Bijkerk, W. & M. Brongers, 2006).

Gezien het kleine oppervlak van het wetland is weinig informatie verkregen specifiek voor het wetland. Echter van het Zwagermiedengebied, het gebied waarbinnen het wetland is gesitueerd, is wel informatie verkregen. De gebiedsbeschrijving wordt daarom vanuit het groter geheel, namelijk de Zwagermieden beschreven.

In onderstaande figuren is de ligging van het wetlandgebied binnen de Zwagermieden met rode contour aangegeven.

Figuur 7 en 8. Ligging onderzoeksgebied binnen de Zwagermieden (maps.google.nl aangepast door auteurs) en (SBB 2006).

6.3.2 Historisch gebruikTot 2006 diende het gebied als grasland waar vee rondliep. Tijdens herinrichting werkzaamheden in het jaar 2006 is de bovengrond ontgraven en zijn rondom het wetland dijkjes aangelegd. Het hoofddoel van de aanleg van het wetland was het vasthouden van gebiedseigen water voor de Zwagermieden, dit om zomers zo weinig mogelijk gebiedsvreemd water (nutriëntrijk) binnen hoeven te laten.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

37

Page 38: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

6.3.3 BodemDe bodem ter plaatse van het wetland is gevormd in het Pleistoceen. In die periode zijn er fijne en grove zanden, potklei en keileem afgezet. Potklei is op verschillende plaatsen dieper in de ondergrond van de Zwagermieden aanwezig. Keileem is op grote schaal afgezet, maar later door erosie van smeltwater op veel plaatsen weer verdwenen. Volgens de bodemkaart bevindt zich onder het onderzoeksgebied keileem en ligt de bovenkant van de keileem vlak onder het maaiveld, namelijk op minder dan 0,5 m –mv. De dikte van deze laag kan tot circa 0,5 m bedragen (J. Hanenburg, Staatsbosbeheer februari 2014).

Na de ijstijden, in het Holoceen, steeg de zeespiegel en als gevolg daarvan ook de grondwaterstanden op het land. Door de stagnatie van regen en grondwater kwam erveenvorming op gang op de zandondergrond. De natte gronden van de Zwagermieden waterden via veenbeekjes af naar de toenmalige Lauwerszee. Tijdens een aantal overstromingsfasen drong de zee via dergelijke veenbeekjes het land in. De zee-invloed reikte tot in het huidige onderzoeksgebied en er werd zeeklei afgezet op het eerder gevormde veen.

De bodem van de Zwagermieden bestaat hoofdzakelijk uit veengronden. Op de overgangen naar de zandgronden is de veenlaag veelal dun en komen veengronden met een ondiep gelegen zandondergrond of moerige gronden voor. Plaatselijk, in hoger gelegen delen, zijn zandgronden aanwezig, die soms leemhoudend zijn. In de Zwagermieden hebben de zandgronden een kleidek. Het midden van de dalen van de Kleine Zwemmer is te herkennen aan de daar voorkomende kleigronden. In grote lijnen neemt het kleidek vanuit het zuidwesten naar het noordoosten in dikte toe. De 'Zwagermieden' heeft een bijzondere plaats in het landschap. Het gebied ligt in een smalle strook met veengronden, tussen de hogere zandgronden in het zuidwesten en de lagere kleigronden in het noordoosten. De aanwezigheid van veen geeft aan dat het hier erg nat was.

Vroeger stroomden er de Oude Zwemmer, een beekje die water afvoerde vanaf de hogere gronden naar zee. Vanuit het noorden is de zee een aantal malen de dalen binnengedrongen waarbij klei is afgezet. Precies in deze zone, in de dalen van die oude beken, op de overgang van zand naar klei en van hoog naar laag ligt de Zwagermieden. Het wetland ligt relatief laag in het landschap, omsloten door hogere gronden. In de onderstaande kaart is de geologische ligging van het gebied weergegeven.

Figuur 9. Ligging van het deelgebied in het landschap (maps bodemdata.nl)

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

38

Page 39: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

6.3.4 HydrologieHet gebied ligt laag en is daardoor van oudsher erg nat. Vanuit de omringende zandgronden stroomt grondwater naar deze lage delen toe, waar het als 'kwelwater' omhoog kan komen. Tijdens de weg die het water aflegt door de ondergrond, verandert het van samenstelling. Binnen het gebied kunnen dan ook verschillende typen kwelwater gevonden worden.

6.3.5 WaterkwaliteitVoor dit onderzoek zijn de meest recente waterkwaliteitsgegevens van Wetterskip Fryslân gebruikt. Tabel 8 laat een opsomming zien van de gegevens voor de Zwagermieden.

Parameters HoutwielN (mg/l) 2,50P (mg/l) 0,15S (mg/l) 3,34Fe (mg/l) 3,46O2 (mg/l) 7,80pH 7,20

Tabel 8. Waterkwaliteitsgegevens Zwagermieden.

6.3.6 BeheerHet beheer in de Zwagermieden wordt uitgevoerd door Staatbosbeheer. Voor zover bekend worden alleen de randen van het wetland jaarlijks gemaaid of geklepeld.

PeilbeheerIn het begin van de 20e eeuw waterde het gebied van de Zwagermieden nog vrij af op de Friese boezem. In de loop der tijd zijn de deelgebieden onder bemaling gekomen en onder invloed van de daling van het maaiveld (door inklinking van het veen) en de drooglegging wensen van de landbouw zijn de gehanteerde peilen geleidelijk verder verlaagd. Door de eigendom en verpachtingsituatie is de waterhuishouding in de deelgebieden tegenwoordig grotendeels afgestemd op de daarin aanwezige landbouwgronden. Dit betekent dat de gehanteerde peilen doorgaans lager zijn dan uit het oogpunt van natuurbeheer gewenst is. Bovendien is het peilregime onnatuurlijk. In plaats van hoge peilen in de winter die ’s zomers uitzakken zoals in de natuurlijke situatie, is er sprake van vaste of zelfs omgekeerde peilen (’s winters lager dan ’s zomers).

De Zwagermieden heeft tijdens de ruilverkaveling van rond 1998 een eigen waterhuishouding gekregen; hierbij is het gemaal ten noorden van de grote vuilstort buiten werking gesteld en wordt de afwatering nu geregeld via het gemaal bij de Kollumerzwaagstervaart, oostelijk van het plangebied. Hierdoor wordt voedselrijk landbouwwater uit het gebied geweerd, maar is ook de stroomrichting van het water veranderd. Na de inrichting van de bergingsplassen (2004) kan boezemwater vanuit de Petsloot en de Kollumerzwaagstervaart in het gebied worden ingelaten.Vrijwel het gehele plangebied heeft nu een zomerpeil van 125 cm NAP en een winterpeil van 140 cm –NAP (figuur 10). In de bergingsplassen wordt ’s winters water tot boezempeil ingelaten (52 cm –NAP) waarna het in de zomer mag uitzakken tot 120 cm –NAP.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

39

Page 40: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Figuur 10. Peilgebieden van de Zwagermieden (Inrichtingsplan Miedengebied, 2006).

6.3.7 MonitoringIn de Zwagermieden lopen verschillende monitoringprojecten. Het gaat hierbij om monitoring van vogel en vegetatietypen. De frequentie van deze monitoringen is niet bekend.

6.3.8 Stand van zaken en voortgangHet relatief hoge peil zorgt ervoor dat waterplanten niet goed kunnen groeien. Alleen ter plaatse van de randen vindt begroeiing plaats.

Naarmate de tijd strekt zal hier verlanding optreden, aangezien de oeverzone naar binnen zal trekken. Gezien de hoofdfunctie als waterberging is het de vraag welke beheermaatregelen zullen worden toegepast. Dit kan nadelig zijn voor de vegetaties die zich hier hebben gevestigd (J. Hanenburg, Staatsbosbeheer februari 2014).

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

40

Page 41: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

7 Referentie gebiedenIn paragraaf 3.4 (Deelgebieden) is beschreven hoe de sleutelfactoren uit dit rapport zijn toegepast in de realisatie en het beheer van deze wetlandgebieden. Om de toepassing van de sleutelfactoren te kunnen toetsen is een standaard bepaald. In dit hoofdstuk worden twee fictieve wetlands beschreven die in dit onderzoek gebruikt worden om de toegepaste sleutelfactoren in de deelgebieden te toetsen. De fictieve landschappen vertegenwoordigen de ideale wetlands zoals die onder natuurlijke omstandigheden voor zullen komen binnen de Friese boezem. De beschrijvingen dienen als referentie voor te ontwikkelen en/of te restaureren wetlands of als referentiemateriaal om het beheer van bestaande wetlands mee te kunnen beoordelen. De referentiegebieden zijn gebaseerd op de laagveengebieden zoals deze beschreven zijn in het “Handboek natuurdoeltypen in Nederland”.

7.1 OnderscheidDe referentiegebieden zijn onderverdeeld in een streefgebied (veenoermoeras) en een maximaal potentieel haalbaar gebied (laagveenlandschap). Het veenoermoeras is bedoeld als referentie naar de oervorm van een wetland zoals deze in de Friese boezem voor zou komen zonder antropogene invloed in het verleden of het heden. Het laagveenlandschap is een referentie naar een half natuurlijk veenlandschap waarin het water gereguleerd wordt en de ecotopen beheerd. Binnen beide referentiegebied zijn in de ideale omstandigheden alle successiefasen aanwezig en worden alle hieronder genoemde ecotopen vertegenwoordigd. In de omschrijving wordt echter een opsomming gemaakt van de kenmerkende factoren van deze gebieden. Dit zijn dan ook factoren die niet mogen missen in de deelgebieden om deze goed te laten functioneren.

7.2 Referentie 1, VeenoermoerasDit wetland bestaat uit permanent open water in de vorm van meren en plassen. Het gaat hier met name om ondiepe wateren afgewisseld door droogvallende delen. De bodem bestaat uit veen of klei op veen. De ondergrond is een zeer natte tot matig natte veenbodem en het landschap is gevormd zonder antropogene invloeden. Het landschap wordt gevormd door uitgestrekte rietmoerassen met kruiden en open plekken. Natte graslanden en laagveenbossen wisselen elkaar af. De herkomst van het water in dit gebied is regenwater en vooral grond- en oppervlaktewater. Het systeem is zwak tot matig eutroof en heeft een zwak zuur tot neutrale zuurgraad. De wateren hebben een fluctuerend waterpeil met een zoet tot zwak brak karakter. De waterkwaliteit is minder kritisch dan bij referentie 2 (Bal et al. 1995).

Het minimaal benodigde oppervlak dat nodig is voor het gemiddeld aantal voortplantende fauna doelsoorten is 50 hectare. Voor het behalen van 75% van het aantal potentiële voortplantende fauna doelsoorten is minimaal 1250 hectare nodig.Om natuurlijke landvormende processen te laten floreren is 500 hectare afdoende. Voor een zelfregulerend systeem is de minimale oppervlakte behoefte in deze situatie 500 hectare (Bal et al. 1995).

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

41

Page 42: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Onderstaande ecotopen komen voor in de volgende verdeling:

Ecotoop Bedekking (%)Stilstaande wateren:Gebufferde poel en wiel 1 - 10Gebufferd meer 35 - 65Moerassen:Moeras 1 - 10Natte strooiselruigte 1 - 10Graslanden:Dotterbloem graslanden van veen en klei 1 – 10Nat, matig voedselrijk grasland 1 – 10bloemrijk grasland van zand- en veengebied 1 – 10Struwelen:Wilgenstruweel 1 – 10Opgaande bossen:Laagveenbos 10 - 30

Tabel 3. Overzicht ecoptopen in referentiegebied 1 (Bal et al. 1995).

7.3 Referentie 2, LaagveenlandschapDit wetland bestaat uit permanent open water in de vorm van kraggen en beschutte open wateren. De ondergrond is een natte tot zeer vochtige veenbodem. Het landschap wordt gevormd door kruidenrijke rietlanden gecombineerd met verlandings gemeenschappen. De bodem bestaat uit veen of klei op veen. De graslanden worden afgewisseld door vochtige tot natte bossen. De herkomst van het water in dit gebied is regenwater en vooral grond- en oppervlaktewater en is zoet tot zwak brak. De herkomst van het water in dit gebied is regenwater en vooral grond- en oppervlaktewater. Het systeem is mesotroof tot matig eutroof en heeft een matig zuur tot neutrale zuurgraad. De wateren hebben een sterk gedempte fluctuerend waterpeil met een zoet tot zwak brak karakter. Er is een sterke invloed van diepe kwel en het is van belang gebiedseigen water vast te houden. De waterkwaliteit is hier kritischer dan bij referentie 1 (Bal et al. 1995).

Het minimaal benodigde oppervlak dat nodig is voor het gemiddeld aantal voortplantende fauna doelsoorten is 15 hectare, voor het behalen van 75% van het aantal potentiële voortplantende fauna doelsoorten is minimaal 750 hectare nodig. Om natuurlijke landvormende processen te laten floreren is 500 hectare afdoende. Voor een zelf regulerend systeem is de minimale oppervlakte behoefte in deze situatie 500 hectare (Bal et al. 1995).

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

42

Page 43: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Onderstaande ecotopen komen voor in de volgende verdeling:

Ecotoop Bedekking (%)Stilstaande wateren:Gebufferde poel en wiel 1 - 10Geïsoleerde meander en petgat 10 - 30Gebufferd meer 1 - 10Moerassen:Moeras 1 - 10Natte strooiselruigte 1 - 10Trilveen < 1Veenmosrietland 1 - 10Graslanden:Nat schraalgrasland 1 - 10Dotterbloem graslanden van veen en klei 1 - 10Nat, matig voedselrijk grasland 1 - 10bloemrijk grasland van zand- en veengebied 1 - 10Heide en hoogveen:Natte heide 1 - 10Struwelen:Zoom, mantel en droog struweel van hogere gronden 1 - 10Wilgenstruweel 1 - 10Opgaande bossen:Laagveenbos 10 - 30Hoogveenbos 1 - 10Eiken- en beukenbos van lemige zandgronden 1 - 10

Tabel 4. Overzicht ecotopen in referentiegebied 2 (Bal et al. 1995). 7.4 Referentietabel (Fase 4)Aan de hand van de deelgebieden en de referentiegebieden is een referentietabel opgesteld. Hierin worden de sleutelfactoren van de deelgebieden vergeleken met de sleutelfactoren van de referentiegebieden. Op deze manier wordt de toepassing van de sleutelfactoren in de deelgebieden weergegeven en wordt de relatie met de referentie gebieden inzichtelijk.

In de referentietabel is de onderverdeling van de ecotopen verder uitgewerkt zodat inzichtelijk gemaakt kan worden waar de afwijking in de deelgebieden zich voordoet. Tevens is per ecotoop het beheer weergegeven om eventuele afwijkende beheermethodes te kunnen achterhalen. Door deze tabel in te vullen kan een vergelijking gemaakt worden met de referentiegebieden en van de deelgebieden onderling.

Om vergelijking aan de hand van de referentiegebieden ook mogelijk te maken voor andere wetlandgebieden binnen de Friese boezem is een website gemaakt met een beknopte versie van de inhoud van dit rapport. Onderdeel van de website is een interactieve vragenlijst (survey). In deze vragenlijst wordt de informatie van het wetland ingevuld. Na invulling van de survey kan in Excel een overzicht gegenereerd worden van de sleutelfactoren. Hierin wordt met stoplichtkleuren de mate van de toepassing van de ingevoerde sleutelfactoren weergegeven. De survey is nu nog een beta-versie met een beperkt aantal vragen, ook moet de data nog handmatig geïmporteerd worden in de Excelsheet. De uiteindelijke versie zal dezelfde mogelijkheden bevatten als de referentietabel en online een overzicht creëren.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

43

Page 44: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

44

Page 45: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

45

Page 46: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Tabel 5. Referentietabel.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

46

Page 47: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

7.5 SurveyOm vergelijking aan de hand van de referentiegebieden ook mogelijk te maken voor andere wetlandgebieden binnen de Friese boezem is een website gemaakt met een beknopte versie van de inhoud van dit rapport en een interactieve vragenlijst (survey). In deze vragenlijst wordt de informatie van het wetland ingevuld.

De survey zal de ingevoerde data aan de hand van vooraf bepaalde normen beoordelen. Na invulling van de survey kan in Excel een overzichtstabel gegenereerd worden van de ingevoerde waarden. Hierin wordt met stoplichtkleuren de score van de ingevoerde waarden van de sleutelfactoren in het te toetsen gebied weergegeven. De gegenereerde tabel toont een kolom met de waarden behorende bij referentiegebied 1 en een kolom met die van referentiegebied 2, waarin met de stoplicht kleuren wordt aangegeven hoe het te beoordelen gebied scoort ten opzichte van de waarden behorende bij de referentiegebieden. Hierdoor wordt inzichtelijk welke van de twee referentiegebieden beter aansluit op het ingevoerde wetlandgebied. Aan de hand van de overzichtstabel kan een keuze gemaakt worden welk referentiegebied aangehouden wordt bij het ontwikkelen of beheren van het gebied. Tevens worden de aandachtspunten inzichtelijk gemaakt waar aan gewerkt kan worden bij het verbeteren van de ontwikkeling van het ingevoerde wetlandgebied. De punten die groen zijn gewaardeerd behoeven geen aandacht. De punten met een rood label hebben direct aandacht nodig en de oranje gelabelde onderdelen behoeven, afhankelijk van het doel van de beheerder, wel of geen aandacht.

De survey is nu nog een beta-versie met een beperkt aantal vragen, ook moet de data nog handmatig geïmporteerd worden in de Excel sheet. De uiteindelijke versie zal dezelfde mogelijkheden bevatten als de referentietabel en online een overzicht creëren.

7.5.1 toekenning waarden sleutelfactorenOm in de survey een waardering aan de sleutelfactoren toe te kennen zijn de waarden die uit het literatuur onderzoek naar de sleutelfactoren naar voren kwamen gebruikt. Door de ingevoerde data aan deze waarden te toetsen kan een goed (groen), matig (oranje) of fout (rood) label aan de sleutelfactoren worden gegeven. Tabel 5 toont een compleet overzicht van de waarden die toegepast zijn in de survey.

Aan alle factoren is een waardering toegekend die aangeeft of deze voldoet of aandacht nodig heeft. Een aantal factoren zoals: voormalig grondgebruik, successiefase en leeftijd, zijn afhankelijk van elkaar of van het doel dat de beheerder voor ogen heeft voor het gebied. Hierdoor kunnen de waarderingen voor deze factoren in de beoordeling verzwakt worden. Als een gebied bijvoorbeeld erg jong is maar al een geruime tijd geen intensieve landbouw heeft gekend, hoeft de lage leeftijd geen negatief effect te hebben op de ontwikkeling van het wetland. Daarnaast zou er door de beheerder gekozen kunnen worden om het gebied bewust in het begin stadium van de successiefase te houden, waardoor de waardering van de successiefase niet meer opgaat. Interpretatie van de beoordeling door een deskundige zal om deze reden altijd gewenst blijven.

Voormalig grondgebruikHet beste uitgangspunt voor het ontwikkelen van een wetland is een beperkte hoeveelheid nutriënten. Aangezien de mate van nutriëntennalevering uit de bodem grotendeels bepaald wordt door de mate van intensiviteit van de landbouw, is bij de factor voormalig grondgebruik de volgende indeling gemaakt:

Natuur groen; Extensieve landbouw oranje; Intensieve landbouw rood.

SuccessiefaseEen vergevorderd stadium van successie geeft aan dat het wetlandgebied een goede ontwikkeling doorloopt. Daarom is aan deze factor de volgende waardering gegeven:

Veenvormend groen; Moeras oranje; Plas rood.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

47

Page 48: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

OppervlakteUit hoofdstuk 7.2 en 7.3 is aangegeven dat voor referentiegebied 1 geldt dat het minimaal benodigde oppervlak dat nodig is voor het gemiddeld aantal voortplantende fauna doelsoorten 50 hectare is. Voor het behalen van 75% van het aantal potentiële voortplantende faunadoelsoorten is minimaal 1250 hectare nodig. Om natuurlijke landvormende processen te laten floreren is 500 hectare afdoende. Voor een zelf regulerend systeem is de minimale oppervlakte behoefte in deze situatie 500 hectare. Voor referentiegebied 2 gelden respectievelijk de waarden 15 hectare, 750 hectare en 500 hectare (Bal et al. 1995). Aan de hand van deze gegevens is de waardering voor deze factor gesteld op:

>500 groen; ref 1 >50, ref 2 >15 oranje; ref 1 <50, ref 2 <15 rood.

Ecotopen percentageVoor de beoordeling van de procentuele verdeling van de ecotopen in het gebied zijn tevens de waarden zoals beschreven in hoofdstuk 7.2 en 7.3 aan gehouden als zijnde goed. Voor de waardering matig is een marge van + of – 10% van de referentiewaarde gebruikt aangezien binnen deze marge het percentage ecotopen snel kan variëren. De factor is als slecht beoordeeld als de waarde hoger of lager is dan de referentiewaarde + of – 10%:

ref waarden groen; ref waarden + of – 10% oranje; < ref waarden – 10% of > ref waarden + 10% rood.

BodemtypeUit het literatuuronderzoek is gebleken dat het meest ideale bodemtype voor het ontwikkelen van een wetland een gehalte veen moet bevatten. In Friesland is vaak een combinatie van veen met klei of zand te vinden, die in de beoordeling het label matig heeft gekregen. Bij afwezigheid van veengrond wordt het bodemtype als slecht beoordeeld:

Veengrond groen; Combinatieveen, zand, klei oranje; Zand of klei rood.

HydrodynamiekUit het onderzoek is naar voren gekomen dat een dynamisch waterpeil een positief effect heeft op de ontwikkeling van wetlands en een vast waterpeil een nadelig effect. Voor referentiegebied 2 geldt dat een gedempt fluctuerend peil voldoende is voor de ontwikkeling van dit type wetland. Een cyclisch waterpeil waarbij periodiek het waterpeil omlaag wordt gebracht is als een matig alternatief voor een vast peil bevonden. Uit deze kennis zijn de volgende waarderingen voor de hydrodynamiek geformuleerd:

Ref 1 dynamisch, ref 2 gedempt groen; Cyclisch oranje; Vast rood.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

48

Page 49: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

WatertoevoerVoor de factor watertoevoer is in de beoordeling alleen gekeken naar gebiedseigen- of gebiedsvreemd-water aangezien hier gedoeld wordt op het wel of niet toevoegen van boezemwater. Regen- en grondwater zijn hier buiten beschouwing gelaten. In hoofdstuk 7.1 en 7.3 is aangegeven dat in referentiegebied 1 voornamelijk gebiedseigen water vastgehouden dient te worden en dat referentiegebied 2 afhankelijk is van gebiedsvreemd water. Aangezien de invloed van gebiedseigen water weinig effect heeft op een gebied dat afhankelijk is van gebiedsvreemd water is dit voor referentiegebied 2 als matig gewaardeerd. Andersom heeft gebiedsvreemd water uit de boezem een negatief effect op een gebied dat baad heeft bij gebiedseigen water waardoor dit voor referentiegebied 1 als slecht gewaardeerd is. Aan de hand van deze gegevens zijn de onderstaande waarderingen voor de watertoevoer bepaald:

Ref 1 eigen, ref 2 vreemd groen; Ref 2 eigen oranje; Ref 1 vreemd rood.

WaterkwaliteitVoor de waardering van de factor waterkwaliteit zijn de gegevens uit hoofdstuk 5.6 gebruikt. Hieronder volgt een beschrijving van de waarden per parameter die voor de beoordeling in de survey gebruikt zijn.

pH:Hier is voor de algemene ph waarde voor oppervlaktewater 4 - 10 aangegeven die in survey als matig wordt gelabeld. Voor het label goed is de optimale waarden voor wetlands tussen de 6,5 en de 8,5 gebruikt. Hoger dan 10 of lager dan 4 is als slecht gelabeld.

Nutriënten:De waarden voor de factor nutriënten varieert per referentiegebied. Voor referentiegebied 1 geld een waarde tussen zwak tot matig eutroof en voor referentiegebied 2 matig eutroof.Voor referentiegebied 1 is dan ook een waarde van zwak eutroof aangehouden als zijnde goed en voor referentiegebied 2 is dit matig eutroof. Voor de beoordeling matig zijn de referentiegebied 1 en 2 respectievelijk de waarden matig en zwak aangehouden. Voor beide referentiegebieden geldt dat een waarde hoger dan matig als slecht wordt beoordeeld.

Zuurstof:Bij de waardering van het zuurstof gehalte is 5 - 7 mg\L aangehouden. Hierbij is meer dan 5 mg\L als goed gewaardeerd. Exact 5 mg/L als matig omdat deze waarden makkelijk af kan nemen bij minder gunstige omstandigheden. Alle waarden onder de 5 mg/L zijn in de survey als slecht beoordeeld.

IJzer ratio’s:Voor de ijzer: P en ijzer: S ratio geld dat onder optimale omstandigheden beide ratio’s groter dan 1 zijn zodat het ijzer zowel P als S binden en deze niet vrijkomen in het oppervlaktewater. Waarden groter dan 1 zijn hier dan ook als goed gewaardeerd. Bij een waarde van exact 1 is deze als matig beschouwd aangezien in deze gevallen een lichte toename van P of S kan zorgen voor een waarde onder de 1. Alle waarden lager dan 1 zijn als slecht beoordeeld.

Een overzicht van de toegepaste waarde voor waterkwaliteit is terug te vinden in Tabel 9.

BeheerVoor de sleutelfactor beheer is de waardering aangepast. Gezien het feit dat het beheer wel of niet toegepast kan worden is er voor gekozen hier alleen voor een groen of een rood label te gebruiken.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

49

Page 50: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Waterkwaliteitsparameters deelgebiedenVoor de waarden van de waterkwaliteitsparameters in de deelgebieden is de meest recente data van de deelgebieden opgevraagd bij Wetterskip Fryslân. Uit deze data zijn de jaargemiddelden gebruikt bij het invullen van de survey.

Parameters Jan DurkspolderN (mg/l) 4,20P (mg/l) 0,13S (mg/l) 17,02Fe (mg/l) 1,17O2 (mg/l) 11,40pH 7,90

Tabel 6. Parameters Jan Durkspolder.

Parameters ZwagermiedenN (mg/l) 4,30P (mg/l) 0,32S (mg/l) 18,16Fe (mg/l) 3,50O2 (mg/l) 8,10pH 7,10

Tabel 7. Parameters Zwagermieden.

Parameters HoutwielN (mg/l) 2,50P (mg/l) 0,15S (mg/l) 3,34Fe (mg/l) 3,46O2 (mg/l) 7,80pH 7,20

Tabel 8. Parameters Houtwiel.

Conclusie beoordeling deelgebieden

AlgemeenDe deelgebieden Jan Durkspolder en Zwagermieden hebben weinig afwijkende beoordeling zoals te zien is in het score overzicht in tabel 9. Uit deze tabel is ook duidelijk te op te maken dat de Houtwiel het beste scoort in de survey waarmee dit het best functionerende wetlandgebied van de deelgebieden is.

Beoordeling Jan Durkspolder Zwagermieden Houtwielref 1 ref 2 ref 1 ref 2 ref 1 ref 2

Goed 18 19 19 17 24 25Matig 3 3 1 3 1 2Slecht 9 8 10 10 5 3

Tabel 9. Score overzicht survey

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

50

Page 51: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Jan DurkspolderDit gebied toont in de beoordeling geen neiging naar een van de beide referentiegebieden.Met 50 hectare voldoet het gebied voor beide referentie gebieden aan het oppervlak dat nodig is voor het gemiddeld aantal voortplantende faunadoelsoorten. Een verbinding van het gebied aan de omliggende natuurgebieden van de Alde Feanen zal de voortplantingsmogelijkheden voor de flora en fauna aanzienlijk vergroten. Qua ecotopen verdeling toont het gebied een tekort aan moerassen en zijn er geen opgaande bossen in het gebied aanwezig. Dit word met name veroorzaakt door het vaste hoge waterpeil. Het creëren van een natuurlijk waterpeil zal het ontwikkelen van moerasvegetatie ten goede komen en zal het gebied de kans geven zich van een plas naar een moerasgebied te vormen.

ZwagermiedenDit gebied heeft een lichte neiging naar referentiegebied 1. Het deelgebied de Zwagermieden is met 10 hectare het kleinste gebied en voldoet daarmee niet aan het oppervlak dat nodig is voor het gemiddeld aantal voortplantende fauna doelsoorten. Door de verbinding met het omliggende natuurgebied de Mieden scoort het gebied beter dan verwacht word van een klein en recent ontwikkeld wetlandgebied. Vanuit de beheermaatregelen krijgt het gebied veel slechte beoordelingen op het vaste hoge waterpeil. Het creëren van een natuurlijk waterpeil zal het ontwikkelen van moerasvegetatie in de Zwagermieden ten goede komen en zal het gebied de kans geven het moerasgebied verder te ontwikkelen tot een stabiel systeem.

HoutwielHet gebied neigt sterk naar referentiegebied 2 met name qua ecotopen verdeling. Alleen een lichte overmaat aan moerassen en een tekort aan opgaande bossen wordt als tekortkoming aangegeven. Uit de gesprekken met de beheerder is gebleken dat het percentage bomen bewust met behulp van een hoogwaterpeil en intensief snoeien laag wordt gehouden. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling van opgaande bossen zonder deze beheermaatregelen wel op orde zou zijn. Met 100 hectare voldoet het gebied aan het oppervlak dat nodig is voor het gemiddeld aantal voortplantende faunadoelsoorten. Een verbinding van het gebied aan omliggende natuurgebieden zal de voortplantingsmogelijkheden voor de flora en fauna aanzienlijk vergroten. Binnen het gebied wordt bewust een gedempt fluctuerend waterpeil gehandhaafd om de veenvorming te stimuleren. Het creëren van een natuurlijk waterpeil zal in dit geval het ontwikkelen van opgaande bossen ten goede komen waardoor het gebied kan gaan verlanden. Dit is een stap in de successiefase die in het geval van wetlandontwikkeling niet gewenst is.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

51

Page 52: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

8 ConclusieIn dit hoofdstuk wordt eerst de probleemstelling in een korte samenvatting herhaald. Vervolgens wordt aan de hand van de resultaten uit het vorige hoofdstuk een antwoord gegeven op de onderzoeksvragen die aan de basis staan van dit onderzoek.

Het hoofddoel van dit onderzoek was het ontwerpen van een ‘tool’ waarmee natuurbeheerders een vitaal wetland kunnen ontwikkelen en beheren.

Om deze tool te kunnen ontwerpen is er onderzoek gedaan middels een vooropgesteld onderzoekmodel.

Het terugbrengen van een fluctuerend peilregime binnen de Friese boezem is niet mogelijk. Daarom is in dit onderzoek ingezet op het vitaliseren van afzonderlijke wetlandgebieden binnen de Friese boezem.

8.1 SleutelfactorenOm inzicht te krijgen in het functioneren van wetlands zijn doormiddel van een literatuuronderzoek de sleutelfactoren voor een vitaal wetland geïnventariseerd. Hieruit zijn zes sleutelfactoren opgesteld namelijk:

Beheer; Bodem; Hydrologie; Landschapshistorie; Monitoring; Waterkwaliteit.

Deze factoren hebben allemaal invloed op elkaar (zie flowchart figuur 3), de juiste toepassing van deze factoren leidt tot een vitaal wetland.

8.2 Toepassing sleutelfactorenIn dit onderzoek vertegenwoordigen de drie deelgebieden de drie hoofd successiefasen begin (Jan Durkspolder), midden (Zwagermieden), eind (de Houtwiel) en zijn representatief voor de gerestaureerde/gecreëerde wetlandgebieden binnen de Friese boezem. Om de toepassing van de sleutelfactoren in deze gebieden inzichtelijk te maken zijn twee referentiegebieden en een referentietabel opgesteld.

Uit de referentietabel is af te lezen dat de historisch agrarische achtergrond samen met de mineralisatie van het veen in de Jan Durkspolder en de Zwagermieden de oorzaak kan zijn van de eutrofie in de gebieden. Historische bemesting en mineralisatieveen zijn verantwoordelijk voor 93% van de huidige fosfor belasting. Aanvulling in het kennishiaat wat betreft de parameters van de waterkwaliteit in de drie deelgebieden zou inzicht kunnen geven voor mogelijke oplossingen voor de eutrofiëring van het oppervlaktewater. In alle drie de deelgebieden is sprake van een enkele vorm van successie. Dit is gelinkt aan het beheer en de beperkte oppervlakte van de gebieden die tevens remmend werkt op de zelfregulerende factor in de gebieden. Ook afwijking in de samenstelling van ecotopen en het procentuele verdeling hiervan binnen de deelgebieden is waarschijnlijk een gevolg van het oppervlakte van de gebieden.Onder de juiste omstandigheden heeft een hogere leeftijd een positief effect op de ontwikkeling van een wetland. Desondanks is in het geval van deze deelgebieden de Houtwiel een van de jongere maar succesvoller ontwikkelde wetlands.De deelgebieden Zwagermieden en Jan Durkspolder hebben een vast waterpeil.

De Zwagermieden kent een ongereguleerd waterpeil dat gelijk is met het boezempeil, waardoor dit als een vast waterpeil kan worden gezien. Dit kan een remmende werking hebben op de successie en daarmee de ontwikkeling in de gebieden.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

52

Page 53: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

8.3 Score deelgebiedenMet behulp van de survey zijn de afzonderlijke deelgebieden verantwoord getoetst. Hierin wordt op basis van een scoringsysteem toelichting gegeven hoe de gebieden functioneren. Uit de survey blijkt hoe en waarom de Houtwiel het beste scoort. Met deze informatie hebben natuurbeheerders een onderbouwd beeld van de elementen waar ze rekening mee moeten houden tijdens aanleg en beheer van toekomstige (vitale) wetlands.

Samenvattend kan geconcludeerd worden dat over het algemeen de agrarische achtergrond, de beperkte oppervlakte en het vaste of tegennatuurlijke waterpeil de grootste knelpunten zijn voor het creëren van een natuurlijk zelfregulerend wetland. Dit zijn reeds bekende en onoverkomelijke factoren die alleen met beheer omzeild kunnen worden. Door de gebieden volgens de referentiegebieden in te richten en te beheren en daarbij de samenstelling en de procentuele verdeling van de ecotopen aan te houden zal de ontwikkeling en de vitaliteit van het wetland verbeteren.

Tevens is het van belang een beter inzicht te krijgen in de waterkwaliteitsparameters. Hierdoor kan de waterkwaliteit in de individuele gebieden gericht aangepakt worden. Met name de ijzer/fosfor ratio en de ijzer/sulfaat ratio is hier van belang voor het beperken van de fosfaatbelasting in het oppervlaktewater.

De referentietabel heeft als basis gediend voor het ontwikkelen van de tool. Deze tool bestaat uit een website (www.vwan.nl) waar de informatie van dit onderzoek terug te vinden is. Op de website is de referentietabel terug te vinden in de vorm van een interactieve vragenlijst. Hiermee kunnen natuurbeheerders bij het ontwikkelen en het beheren van een wetland toetsen hoe rekening gehouden moet worden met bepaalde sleutelfactoren.

8.4 NatuurdoelenUit de gevoerde gesprekken met de verschillende natuurbeheerders is gebleken dat er voldoende kennis aanwezig is over het creëren en vitaliseren van wetlands. Echter blijkt uit deze gesprekken ook dat de natuurdoelen van het gebied leidend zijn. Hierdoor licht de focus meer op het behalen van de natuurdoelen en is er minder aandacht voor het creëren van een vitaal wetland.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

53

Page 54: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

9 AanbevelingIn dit hoofdstuk worden naar aanleiding van het onderzoek aanbevelingen gedaan voor het toepassen van de opgedane kennis en eventuele vervolgonderzoeken die aanvullende informatie kunnen verstrekken.

9.1 WebsiteAls innovatieve maatregel is een website met een interactieve vragenlijst ontworpen waarmee natuurbeheerders inzicht kunnen krijgen in de verbeterpunten voor het ontwikkelen en beheren van wetlands. De website www.vwan.nl bevat een samenvatting van de informatie uit dit onderzoek waardoor op een eenvoudige manier deze kennis over wetlands verspreid kan worden onder de beheerders. De interactieve vragenlijst die gekoppeld is aan deze website is een handige tool voor natuurbeheerders bij het beheren en ontwikkelen van een wetland. In deze vragenlijst wordt de informatie van het wetland ingevuld. Door het invullen van deze vragenlijst worden deze gegevens vergeleken met de informatie uit de referentietabel, waarna een gericht advies wordt gegenereerd. Het voordeel om in de beginfase te kunnen interpreteren hoe sleutelfactoren binnen een gebied toegepast moeten worden is essentieel om bijvoorbeeld de kosten van beheer, ontwikkelingskosten en monitoringkosten te kunnen verlagen per project. Voor jonge bestaande wetlands kan aan de hand van de uitkomst van de tool bekeken worden welke sleutelfactoren van het ontwikkelde gebied aandacht behoeven.

Aanbevolen wordt dat natuurbeheerders de ontworpen tool gaan hanteren bij de ontwikkeling en het beheer van nieuwe wetlands. Verspreiding van de website onder de beheerders zal een meerwaarde geven aan de toegepaste kennis van de beheerders bij het ontwikkelen en beheren van wetlands binnen de Friese boezem.

9.2 Deelgebieden Tijdens het ontwikkelen van de referentietabel is gebruikt gemaakt van drie deelgebieden welke zich in drie verschillende stadia van successie bevinden. Deze gebieden worden in dit onderzoek gebruikt als referentie voor wetlands binnen de Friese boezem.

SuccessieEchter moet opgemerkt worden dat naast deze deelgebieden zich overgangsfasen bevinden die niet in de referentietabel zijn opgenomen. Door middel van een vervolgonderzoek kan de referentietabel uitgebreid worden met meerdere deelgebieden. Hierdoor ontstaan er meer vergelijkingsmogelijkheden zodat een realistischer beeld geschetst kan worden van de verschillen in successie binnen de Friese boezem.

Representatief Een vervolgonderzoek waarbij een groter aantal Friese wetlands wordt getoetst aan de referentie gebieden uit dit onderzoek zou een concreter beeld geven van de algehele toestand van de Friese wetlands. De survey is gebouwd op basis van een online enquêteprogramma. Achter de survey draait een statistisch programma dat de mogelijkheid biedt het voorgenoemde vervolgonderzoek uit te voeren onder een groot aantal wetland beheerders binnen de Friese boezem. Hieruit kan een statisch onderbouwd overzicht gecreëerd worden van de algehele staat van de huidige Friese wetlands.

9.3 Kennis Gezien de complexiteit van het uitgevoerde onderzoek en de hoeveelheid aan kennis die aanwezig is bij de beheerders is er voor gekozen de ondoerzoeksvragen over de beschikbare kennis niet verder mee te nemen in dit onderzoek. Echter zijn tijdens het onderzoek in de toegepaste beheerstukken weinig details gevonden omtrent de waterkwaliteit binnen de deelgebieden. Een vervolgonderzoek naar de huidige hydrochemische parameters, met name ijzer/fosfor ratio en ijzer/zwavel ratio, zou een flinke verbetering in de nutriëntenrijkheid van de wetlands kunnen opleveren.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

54

Page 55: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Literatuur

Bal, D. et al., 1995. Handboek natuurdoeltypen in Nederland,

Bongers, M. & Belle, J. v., 2008. Better Wetter_Peildynamiek voor een vitale Friese boezem,

Brehen, J.-P., 2014. Flowchart.

Bullock, A. & Acreman, M., 2003. The role of wetlands in the hydrological cycle. Hydrology and Earth System Sciences, 7(3), pp.358–389.

CBS, 2014. CBS. Available at: http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/home/default.htm [Accessed June 24, 2014].

Claassen, T., 2008. Peilbeheer van de Friese boezem in relatie tot ecosysteem-en waterkwaliteit in historisch perspectief. Available at: http://scholar.google.com/scholar?hl=en&btnG=Search&q=intitle:Peilbeheer+van+de+Friese+boezem+in+relatie+tot+ecosysteem-+en+waterkwaliteit+in+historisch+perspectief#0 [Accessed June 24, 2014].

D’Antuono, M., 2003. Westford Conservation Trust Hot Topics. Available at: http://www.westfordconservationtrust.org/Wct/News/hotTopics.html [Accessed January 21, 2014].

Van Erne, E., 2011. ENERGIE-, MILIEU- EN DUURZAAMHEIDSNIEUWS | Stichting Milieunet. 2011. Available at: http://www.stichtingmilieunet.nl/ [Accessed June 24, 2014].

Eruopa.eu, 2011. Natuurlijke habitats (Natura 2000). 01-09-2011. Available at: http://europa.eu/legislation_summaries/environment/nature_and_biodiversity/l28076_nl.htm [Accessed November 10, 2013].

Jansen, P.C., Nijhof, B.S.J. & Heidema, A.H., 2002. Overstroming en vegetatie :

Kreveld, A. et al., 2012. Nederlandse wetlands 2008 - 2011. Vogel-en natuurbescherming. Vogelbescherming …. Available at: http://scholar.google.com/scholar?hl=en&btnG=Search&q=intitle:Nederlandse+wetlands#3 [Accessed June 24, 2014].

Kwakernaak, D.C. & Veenendaal, E., 2010. Veenweiden en klimaat Door landbouwkundige drooglegging van veenweiden treedt krimp ,. , (3), pp.6–8.

Maltby, E. & Barker, T., 2009. The Wetlands Handbook, Wiley-Blackwell.

Money, R.P. et al., 2009. Replumbing Wetlands - managing water for the restauration of bogs and fens. In The Wetlands handbook. pp. 755 – 779.

Nijland, F., 2012. EHS Trynwâlden-Zwagermieden 2010. wielenwerkgroep.nl, (36). Available at: http://www.wielenwerkgroep.nl/EHS2010.pdf [Accessed June 24, 2014].

Overheid.nl, 2013. Overheid.nl. 1 april. Available at: https://www.overheid.nl [Accessed October 24, 2013].

Patberg, W. et al., 2011. The importance of groundwater carbon dioxide in the restoration of Sphagnum bogs. dissertations.ub.rug.nl. Available at: http://dissertations.ub.rug.nl/FILES/faculties/science/2011/w.patberg/05c5.pdf [Accessed June 7, 2014].

PBL, 2014. PBL Planbureau voor de Leefomgeving. Available at: http://www.pbl.nl/ [Accessed June 24, 2014].

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

55

Page 56: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Peck, D., 2013. The Ramsar Convention Manual , 6th edition,

Regiegroep Natura 2000, 2014. naslagwerk - Regiegroep Natura 2000. 03-10-’13. Available at: http://www.natura2000.nl/pages/naslagwerk.aspx [Accessed November 9, 2013].

Rintjema, S., 2002. It Fryske Gea - Natuurgebieden - Alde Feanen. 2002. Available at: http://www.itfryskegea.nl/Natuurgebied/Nationaal-Park-De-Alde-Feanen/ [Accessed June 24, 2014].

SBB, 2006. Inrichtingsplan Miedengebied,

Scharf, R., 2014. Wetland Soil. 2014. Available at: http://www.nerrs.noaa.gov/doc/siteprofile/acebasin/html/envicond/soil/slwetlnd.htm [Accessed January 14, 2014].

Smolders, A. et al., 2013. Waterkwaliteit in het veenweidegebied. 2013.

Spieksma, J.F.M., 1997. A simple procedure to model water level fluctuations in partially inundated wetlands. Journal of hydrology, 196(1-4).

Tillie, F.H.S., 2004. Evaluatie InterWad. , (april).

Tomassen, H. et al., 2013. Waterberging en veenvorming als klimaatbuffer. , pp.197–206.

Vogelbescherming_Nederland.nl, 2014. Vogelbescherming Nederland | Wetlands. Available at: http://www.vogelbescherming.nl/vogels_beschermen/natuur/wetlands [Accessed June 24, 2014].

Wetten.overheid.nl, 2014. wetten.nl - Natuurbeschermingswet 1998 - BWBR0009641. 1998. Available at: http://wetten.overheid.nl/BWBR0009641/geldigheidsdatum_24-06-2014 [Accessed June 24, 2014].

WUR, 2014. Wageningen UR. 2014. Available at: http://www.wageningenur.nl/ [Accessed November 10, 2013].

Wymenga, E. (A&W), 2013. Opdracht gesprek A&W 11-10-’13.

Bal, D. et al., 1995. Handboek natuurdoeltypen in Nederland,

Bongers, M. & Belle, J. v., 2008. Better Wetter_Peildynamiek voor een vitale Friese boezem,

Brehen, J.-P., 2014. Flowchart.

Bullock, A. & Acreman, M., 2003. The role of wetlands in the hydrological cycle. Hydrology and Earth System Sciences, 7(3), pp.358–389.

CBS, 2014. CBS. Available at: http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/home/default.htm [Accessed June 24, 2014].

Claassen, T., 2008. Peilbeheer van de Friese boezem in relatie tot ecosysteem-en waterkwaliteit in historisch perspectief. Available at: http://scholar.google.com/scholar?hl=en&btnG=Search&q=intitle:Peilbeheer+van+de+Friese+boezem+in+relatie+tot+ecosysteem-+en+waterkwaliteit+in+historisch+perspectief#0 [Accessed June 24, 2014].

D’Antuono, M., 2003. Westford Conservation Trust Hot Topics. Available at: http://www.westfordconservationtrust.org/Wct/News/hotTopics.html [Accessed January 21, 2014].

Van Erne, E., 2011. ENERGIE-, MILIEU- EN DUURZAAMHEIDSNIEUWS | Stichting Milieunet. 2011. Available at: http://www.stichtingmilieunet.nl/ [Accessed June 24, 2014].

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

56

Page 57: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Eruopa.eu, 2011. Natuurlijke habitats (Natura 2000). 01-09-2011. Available at: http://europa.eu/legislation_summaries/environment/nature_and_biodiversity/l28076_nl.htm [Accessed November 10, 2013].

Jansen, P.C., Nijhof, B.S.J. & Heidema, A.H., 2002. Overstroming en vegetatie :

Kreveld, A. et al., 2012. Nederlandse wetlands 2008 - 2011. Vogel-en natuurbescherming. Vogelbescherming …. Available at: http://scholar.google.com/scholar?hl=en&btnG=Search&q=intitle:Nederlandse+wetlands#3 [Accessed June 24, 2014].

Kwakernaak, D.C. & Veenendaal, E., 2010. Veenweiden en klimaat Door landbouwkundige drooglegging van veenweiden treedt krimp ,. , (3), pp.6–8.

Maltby, E. & Barker, T., 2009. The Wetlands Handbook, Wiley-Blackwell.

Money, R.P. et al., 2009. Replumbing Wetlands - managing water for the restauration of bogs and fens. In The Wetlands handbook. pp. 755 – 779.

Nijland, F., 2012. EHS Trynwâlden-Zwagermieden 2010. wielenwerkgroep.nl, (36). Available at: http://www.wielenwerkgroep.nl/EHS2010.pdf [Accessed June 24, 2014].

Overheid.nl, 2013. Overheid.nl. 1 april. Available at: https://www.overheid.nl [Accessed October 24, 2013].

Patberg, W. et al., 2011. The importance of groundwater carbon dioxide in the restoration of Sphagnum bogs. dissertations.ub.rug.nl. Available at: http://dissertations.ub.rug.nl/FILES/faculties/science/2011/w.patberg/05c5.pdf [Accessed June 7, 2014].

PBL, 2014. PBL Planbureau voor de Leefomgeving. Available at: http://www.pbl.nl/ [Accessed June 24, 2014].

Peck, D., 2013. The Ramsar Convention Manual , 6th edition,

Regiegroep Natura 2000, 2014. naslagwerk - Regiegroep Natura 2000. 03-10-’13. Available at: http://www.natura2000.nl/pages/naslagwerk.aspx [Accessed November 9, 2013].

Rintjema, S., 2002. It Fryske Gea - Natuurgebieden - Alde Feanen. 2002. Available at: http://www.itfryskegea.nl/Natuurgebied/Nationaal-Park-De-Alde-Feanen/ [Accessed June 24, 2014].

SBB, 2006. Inrichtingsplan Miedengebied,

Scharf, R., 2014. Wetland Soil. 2014. Available at: http://www.nerrs.noaa.gov/doc/siteprofile/acebasin/html/envicond/soil/slwetlnd.htm [Accessed January 14, 2014].

Smolders, A. et al., 2013. Waterkwaliteit in het veenweidegebied. 2013.

Spieksma, J.F.M., 1997. A simple procedure to model water level fluctuations in partially inundated wetlands. Journal of hydrology, 196(1-4).

Tillie, F.H.S., 2004. Evaluatie InterWad. , (april).

Tomassen, H. et al., 2013. Waterberging en veenvorming als klimaatbuffer. , pp.197–206.

Vogelbescherming_Nederland.nl, 2014. Vogelbescherming Nederland | Wetlands. Available at: http://www.vogelbescherming.nl/vogels_beschermen/natuur/wetlands [Accessed June 24, 2014].

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

57

Page 58: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Wetten.overheid.nl, 2014. wetten.nl - Natuurbeschermingswet 1998 - BWBR0009641. 1998. Available at: http://wetten.overheid.nl/BWBR0009641/geldigheidsdatum_24-06-2014 [Accessed June 24, 2014].

WUR, 2014. Wageningen UR. 2014. Available at: http://www.wageningenur.nl/ [Accessed November 10, 2013].

Wymenga, E. (A&W), 2013. Opdracht gesprek A&W 11-10-’13.

Websites website 21 jan. 2014,

http://www.westfordconservationtrust.org/Wct/News/hotTopics.html

Website 18 dec. 2013, http://www.vogelbescherming.nl/vogels_beschermen/natuur/wetlands)

maps.google.nl. 2014.

Overheid.nl, 2014, Natuurbeschermingswet 1998.

Minsiterie LNV/InterWad 2009, 2013.

Overheid.nl, Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.

http://www.rivm.nl/Onderwerpen/K/Kaderrichtlijn_Water_KRW/Uitgangspunten_KRW

http://www.nerrs.noaa.gov/doc/siteprofile/acebasin/html/envicond/soil/slwetlnd.htm

(http://www.wisegeek.com/what-are-the-different-types-of-wetland-soils.htm)

(http://www.nerrs.noaa.gov/doc/siteprofile/ acebasin/html/envicond/soil/slwetlnd.htm)

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

58

Page 59: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Bijlagen

Bijlage I, LiteratuurstudieDoormiddel van de literatuurstudie is inzicht verkregen in het functioneren van wetlands. In eerste instantie is de wereldwijde situatie onderzocht en beschreven. Hierna is ingezoomd van Europese wetlands naar wetlands binnen de Friese boezem.

I.I Het nut van wetlands binnen EuropaEuropese wetlands ondersteunen een grote diversiteit van planten en diersoorten en zijn ook de bron van een breed scala van publieke goederen en diensten met inbegrip van het toerisme en de toevoer van vers water. Tegelijkertijd behoren deze watergebieden tot de meest bedreigde ecosystemen ter wereld. In de vorige eeuw is ongeveer 50% van al deze watergebieden verdwenen (Bullock & Acreman 2003). Wetlands zijn de meest productieve ecosystemen op aarde, ze houden een aantal van Europa ’s belangrijkste vogel, amfibieën, ongewervelde, dier en plantensoorten tijdens hun cruciale levenscyclusstadia in stand. Deze gebieden bieden paaiplaatsen voor vissen.

I.II Wetland soorten binnen EuropaEr zijn veel verschillende soorten wetland in Europa en de indeling is niet gemakkelijk, vanwege hun complexiteit, dynamische eigenschappen en hun wisselende en ongedefinieerde grenzen.

In bijlage I van de Habitatrichtlijn (92/43/EG) en in de Interpretatie Wetland concentratie in Europa (2000) staat een overzicht voor de wetland habitattypen binnen Europa.

In totaal zijn binnen de richtlijn een 40 tal wetland habitattypen benoemd. Voor de eenvoud worden deze in zeven algemene wetland types verdeeld (Overheid.nl 2013; Eruopa.eu 2011):

Estuaria en delta's; Meren; Rivieren en uiterwaarden; Synthetische of kunstmatige wetlands, zoals kanalen en reservoirs; Veengebieden; Zee en kustgebieden; Zoetwater moerassen.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

59

Page 60: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

I.III Nederlandse wetlands ten opzichte van de Europese wetlandsEen waterrijk land als Nederland heeft ten opzichte van andere Europese landen een groot aandeel aan wetlands. Nederland heeft 44 wetlands of waterrijke gebieden met een totale oppervlakte van 816.898 ha. Op één na vallen al deze gebieden ook onder de Europese vogelrichtlijn.Van de Europese landen heeft alleen Duitsland een grotere oppervlakte aan wetlands. De totale oppervlakte aan wetlands in Europa bedraagt 6.604.405 ha (CBS 2014; PBL 2014; WUR 2014), zie tabel 5.

Tabel 10. Overzicht van aantal hectaren wetland per land in Europa (CBS 2014; PBL 2014; WUR 2014).

I.IV Economisch aantrekkelijke gebiedenAl decennia lang werden wetlands beschouwd als obstakels die de ontwikkeling van de grond voor landbouw belemmeren. Hierdoor zijn veel waardevolle wetlands verloren gegaan. Deze vernietiging heeft ervoor gezorgd dat vele planten en dierenpopulaties schade opgelopen hebben. Maar niet alleen de planten en dieren hebben hier onder geleden, ook voor de mens is de vernietiging van wetlands negatief gebleken. Hierdoor zijn er meer problemen met overstromingen, droogte en waterverontreiniging ontstaan (Bongers & Belle 2008).

Figuur 11. Een groep steltlopers met o.a. bonte strandlopers en bontbekplevieren (Kreveld et al. 2012).

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

60

Page 61: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Wetlands kunnen economisch aantrekkelijk zijn. Wetlands worden tegenwoordig onder andere gebruikt door vogelspotters, sportvisserij, jacht en recreatie. Op deze manier leveren de wetlands veel werkgelegenheid op. Ook de wetlands binnen de Friese boezem worden hiervoor gebruikt. Een voorbeeld van recreëren zijn de uitgezette schaatstochten.

I.V Belangrijke VogelgebiedenBelangrijke Vogelgebieden, oftewel IBA’s (Important Bird Area’s) zijn gebieden waar zich jaarlijks een aanzienlijk deel van een biogeografische populatie van een of meer vogelsoorten voorkomt. In ons land zijn dat vaak wetlands, zoals de Waddenzee, de Oostvaardersplassen en de Eilandspolder.

In 1994 publiceert Vogelbescherming Nederland een lijst van alle internationaal belangrijke vogelgebieden in Nederland. Deze lijst telt in totaal 87 gebieden, waarvan er 79 op grond van biotoop en de betekenis voor watervogels als wetland zijn gekwalificeerd (Vogelbescherming_Nederland.nl 2014).

Bijlage II, Wet en regelgeving m.b.t. wetlandsIn deze bijlage worden belangrijke Europese en nationale wet- en regelgeving met betrekking tot wetlands genoemd en omschreven.

II.I Bescherming van wetlands via Ramsar Onder wetlands worden waterrijke gebieden verstaan, bijvoorbeeld moerassen of veengebieden. Deze natuurgebieden hebben belangrijke functies voor flora en fauna. Wetlands en de flora en fauna die erin leven worden beschermd door onder andere het Ramsar Verdrag uit 1971. Het Ramsar verdrag is opgesteld met als doel:

Dit is een vrije vertaling van het "Mission Statement" uit het Ramsar verdrag (Peck 2013).

De gebieden moeten van duidelijke internationale betekenis zijn. Waarbij het gaat om ecologische, zoölogische, botanische, limnologische of hydrologische aspecten. Een wetland kan een Ramsar gebied worden als het een goed voorbeeld is van een natuurlijk of bijna natuurlijk waterrijk gebied dat:

Een kenmerkende rol speelt in internationale natuurlijke processen; Kenmerkend is voor de streek; Voorkomt in meerdere streken op aarde; Zeldzaam is in de desbetreffende streek (maar er wel thuis hoort).

Verder moet het gebied: Belangrijk zijn voor zeldzame planten en/of dieren; Een belangrijke rol spelen in de biologische diversiteit van de streek; Van speciaal belang zijn voor endemische soorten; Van speciaal belang zijn voor planten en/of dieren in een kritieke fase van hun ontwikkeling.

Tenslotte zijn er nog criteria ten aanzien van vogels: Een speciale rol spelen ten aanzien van typische wetland soorten; Het moet tenminste 20.000 watervogels herbergen; Minstens één procent van de populatie van typische wetland soorten herbergen

(Tillie 2004).

Ramsar lijst van wetlandgebiedenIn het Ramsar verdrag is een Lijst van wetlandgebieden van internationale betekenis opgenomen. Op deze lijst staan per lidstaat de wetlandgebieden genoemd. Nederland heeft als waterrijk land een groot aandeel aan wetlands ten opzichte van andere landen binnen de Europese Unie (Peck 2013).

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

"Het behoud en het verstandig gebruik van alle watergebieden door middel van plaatselijke, regionale en nationale acties en internationale samenwerking, als

bijdrage tot het tot stand komen van een duurzame ontwikkeling in de gehele wereld"

61

Page 62: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

II.II Wet- en regelgeving binnen EuropaDe vitaliteit van wetlands binnen Europa is in de afgelopen decennia teruggelopen, waardoor een goede bescherming van de flora en fauna nodig is. Doordat de flora en fauna zich niet laat beïnvloeden door de verschillende landsgrenzen is besloten om de natuurbescherming op Europees niveau aan te pakken. De doelstelling binnen de Europese Unie was om de achteruitgang van de biodiversiteit vanaf 2010 te stoppen. Deze afspraken zijn gemaakt te Göteborg in 2003 (Peck 2013).

II.III De Vogelrichtlijn en de HabitatrichtlijnDe Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn met betrekking tot de instandhoudingdoelen van de natuur twee belangrijke Europese richtlijnen.

De Vogelrichtlijn is in 1979 door de lidstaten van de EU goedgekeurd en heeft tot doel het verdwijnen van vogelsoorten tegen te gaan. Daarom moeten volgens de Vogelrichtlijn alle natuurlijk in Europa in het wild levende vogelsoorten (eieren, nesten en leefgebieden) door de Europese landen worden beschermd. Daarnaast moeten de landen maatregelen nemen om voor deze vogels een 'voldoende gevarieerdheid van leefgebieden en een voldoende omvang ervan te beschermen, in stand te houden of te herstellen' (Kreveld et al. 2012).

Met de richtlijn wordt een einde gemaakt aan het verkopen van inheemse wilde vogels en het niet selectief doden. Tevens wordt een wettelijk kader ingevoerd voor de regulering en duurzame uitoefening van de jacht. De richtlijn verplicht de 27 lidstaten bovendien tot de bescherming van gebieden die uitermate belangrijk zijn voor alle trekvogelsoorten en meer dan 190 bijzonder bedreigde soorten (Kreveld et al. 2012).

Speciale aandacht moet worden besteed aan waterrijke gebieden van internationaal belang (Wetlands). In 1992 hebben de lidstaten van de EU de Habitatrichtlijn goedgekeurd. De maatregelen die krachtens deze richtlijn worden ingevoerd ter bescherming van de natuur in Europa, zijn vergelijkbaar met die van de Vogelrichtlijn. De Habitatrichtlijn heeft betrekking op een veel groter aantal zeldzame, bedreigde of inheemse dieren en plantensoorten. Bovendien wordt voor het eerst doelgerichte bescherming gevraagd van ongeveer 230 zeldzame en bijzondere habitat typen.

Beide richtlijnen vormen samen het meest ambitieuze en grootschalige initiatief dat ooit is genomen om het natuurlijke erfgoed in de hele EU in stand te houden (Regiegroep Natura 2000 2014).

II.IV Natura 2000Naast de bescherming van specifieke flora en fauna, hebben beide natuurbeschermingsrichtlijnen eveneens als doel om de leefgebieden van deze soorten te behouden, te herstellen of uit te breiden. Dit wordt beoogd door de aanwijzing van beschermde gebieden die samen het Europees ecologisch netwerk van beschermde natuurgebieden vormen: Natura 2000 (Regiegroep Natura 2000 2014).

Dit netwerk heeft als doelstelling het waarborgen van de biodiversiteit in Europa. In dit verband is de afspraak gemaakt dat de lidstaten van de EU alle maatregelen nemen die nodig zijn, om een gunstige staat van instandhouding van soorten en habitattypen die van belang zijn te realiseren. Het betreft de habitattypen zoals opgenomen in bijlage I (type natuurlijke habitat) en de soorten zoals opgenomen in bijlage II (dier- en platensoorten) van de Habitatrichtlijn.

Elk Natura 2000 gebied wordt voorzien van een speciaal aanwijzingsbesluit waarin de zogenaamde instandhoudingdoelstellingen worden opgenomen. Met zo'n doelstelling wordt duidelijk hoeveel geschikt leefgebied er beschikbaar moet blijven. Tevens wordt in het aanwijzingsbesluit beschreven welke van deze gebieden hersteld moet worden voor de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

Hoe de instandhoudingdoelstellingen gerealiseerd moeten worden staat niet in het aanwijzingsbesluit. Dat moet uitgewerkt worden in beheerplannen. In een beheerplan staat beschreven hoe de instandhoudingdoelstellingen per gebied gerealiseerd gaan worden en welke beheermaatregelen getroffen moeten worden (Regiegroep Natura 2000 2014).

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

62

Page 63: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

II.V Nationale wet- en regelgevingNatuurbeschermingswet 1998 van 25 mei 1998 (in werking getreden op 1 oktober 2005) behelst de bescherming van natuur en landschap. De internationale verplichtingen uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn die betrekking hebben op de bescherming van specifieke soorten, zijn in Nederland juridisch verankerd in de Flora- en faunawet.

Het deel van beide richtlijnen dat gaat over de bescherming van habitats en soorten door middel van de aanwijzing van beschermde gebieden, is in Nederland verankerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (Wetten.overheid.nl 2014).

II.VI Natuurbeschermingswet 1998De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Het gaat daarbij om de bescherming van gebieden van nationaal belang en van internationaal belang (Natura 2000) (Wetten.overheid.nl 2014).

II.VII Ecologische Hoofdstructuur In Nederland liggen ongeveer 160 Natura 2000 gebieden, waarvan alle gebieden zich bevinden binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS heeft tot doel natuurgebieden met elkaar te verbinden. Op deze manier kunnen flora en fauna zich verspreiden van het ene naar het andere gebied. Hierdoor zijn deze gebieden beter bestand tegen negatieve milieu invloeden. Grotere natuurgebieden zijn gevarieerder en er kunnen meer soorten planten en dieren leven.

Figuur 12. Een overzicht van de EHS en Natura 2000-gebieden in Nederland (van Erne 2011).

II.VIII De kaderrichtlijn Water (KRW) De Kaderrichtlijn Water (KRW) is 22 december 2000 in werking getreden. Deze richtlijn is gericht op de bescherming van alle wateren binnen Europa en heeft zich tot doel gesteld dat alle wateren binnen Europa in het jaar 2015 een goede toestand hebben bereikt. Tevens moet er duurzaam omgegaan worden met water. De kernelementen van deze richtlijn zijn:

De bescherming van alle wateren (daaronder vallen rivieren, meren, kustwateren en grondwateren);

Het stellen van ambitieuze doelen, om ervoor te zorgen dat de wateren in het jaar 2015 de goede toestand hebben bereikt;

De verplichting tot grensoverschrijdende samenwerking tussen landen en tussen alle betrokken partijen;

Zorg dragen dat alle belanghebbenden, met inbegrip van NGO’s en lokale gemeenschappen, actief deelnemen aan activiteiten op het gebied van waterbeheer;

De verplichting van het voeren van een waterprijsbeleid en ervoor te zorgen dat de vervuiler betaald;

Het in evenwicht houden van de milieubelangen en de belangen van hen die afhankelijk zijn van het milieu (Claessens, 2014).

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

63

Page 64: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Bijlage III Onderzoek model

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

Interview opdrachtgever

Gesprek met studiebegeleider

Historie bestuderen m.b.t. toegepaste ecologische sleutelfactoren

Historie bestuderen m.b.t. toegepaste Monitoring programma

Literatuurstudie m.b.t.Wetlands

Onderzoek naar toegepaste monitoring programma’s in natuurgebieden

Interviewen actoren

Gesprek met studiebegeleider

Interview opdrachtgever

Op de hoogte van wanneer en welke risico momenten zich voordoen

Toepasbare kennis voor natuur beheerders

Motivatie natuur beheerders

Info. over de historie van de wetlands

Kennis over toegepaste ecologische sleutelfactoren

Beschikbare actuele kennis omtrent herinrichting van wetlands

Kennis over monitoring processen

Onderzoek voorwaarden m.b.t. de onderzoekvraag

Afbakening opdracht drie deelgebieden

Drie deelgebieden

Beschikbare kennis m.b.t. wetlands

Toegepast monitoring programma

Toegepaste ecologische sleutelfactoren

Toegepaste kennis

Beschikbare literatuur

Aanwezige kennis bij natuurbeheerders inventariseren

Toegepaste monitoring programma’s inventariseren

Motivatie natuurbeheerders inventariseren

2. Toetsing

Na het onderzoek innovatieve oplossingen verstrekken voor het mogelijk verbeteren van wetlands binnen de Friese boezem

Aanbevelingen doen om natuurbeheerders op de hoogte te brengen en te houden van de actuele kennis m.b.t. het vitaliseren van wetlands

Aanbevelingen doen m.b.t. tot de wijze van monitoring

Aanbevelingen doen omtrent het toepassen van ecologische sleutelfactoren

1. Conclusie /aanbevelingen

3. Benodigde kennis

4. Raadplegen bronnen

64

Page 65: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Bijlage IV begrippenlijst

Aquatische ecosystemen Ecosystemen in het water.

Biodiversiteit Biologische verscheidenheid, aantal soorten planten en dieren.

Biogeografie De biogeografie is de leer van de verspreiding van levende organismen.

Biotoop Een biotoop is de kleinst mogelijke geografische onderverdeling van de habitat.

BotanischPlantkundig.

Ecologisch Waarbij rekening gehouden wordt met de natuurlijke leefomgeving van dieren en planten.

Ecosysteem Het geheel van alle organismen in een bepaald gebied, hun onderlinge wisselwerkingen en hun leefomgeving.

Ecotone overgangen Overgang tussen verschillende biotopen of landschappen.

Ecotoop Ecologisch gebied met unieke kenmerken en met duidelijke grenzen, dus als het ware een klein stuk landschap die je op een kaart kunt aangeven bijv. rietland, of sloten.

Endemisch Niet elders voorkomend, kenmerkend voor één bepaald gebied. Veel planten en dieren in het regenwoud komen maar in één bepaald gebied voor en verder nergens anders. Zo`n plant of dier wordt dan “endemisch” genoemd.

Fictieve wetlandsStandaard wetlands die in dit onderzoek gebruikt worden om toegepaste sleutelfactoren in de deelgebieden te toetsen.

fluctuerend waterpeil Geen vast waterpeil maar een peil dat bijvoorbeeld met de seizoenen mee fluctueert.

Habitat Natuurlijk leefgebied van een organisme.

Habitattypen Bepaald ecosysteemtype op het land of water met karakteristieke geografische, abiotische en biotische kenmerken.

Hydrologie Hydrologie is de leer van het voorkomen, het gedrag en de chemische en fysische eigenschappen van water in al zijn verschijningsvormen op en beneden het aardoppervlak, uitgezonderd het water in de zeeën en oceanen.

Innovatief Een vernieuwende oplossing voor een probleem.

Inundatie Onder water raken van, ofwel de begrenzing van een stroom of een ander oppervlaktewaterlichaam, ofwel van gebieden die normaal niet onder water staan.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

65

Page 66: Plan van aanpak - Kenniswerkplaats Noordoost Fryslânkenniswerkplaatsnoordoostfryslan.nl/...Wetlands-rapport …  · Web viewDe maaiveld daling heeft hierdoor een sterke relatie

Rapportage, sleutelfactoren voor vitale wetlands binnen de Friese boezem.

Limnologie De studie van de fysische, chemische, hydrologische en biologische aspecten van zoet water.

Morfologisch De vorm en structuur van een organisme of een deel van een organisme.

Natura2000 Natura 2000 is een groot Europees netwerk van beschermde natuurgebieden met als doel: behoud en herstel van de biodiversiteit in de Europese Unie.

Nutriënten Nutriënten als stikstof (N) en fosfor (P) zijn voedingsstoffen voor planten. Bij overmatige aanwezigheid in het oppervlaktewater veroorzaken zij algenbloei of eutrofiëring.

Oxidatie Na ontwatering van veengebieden kan zuurstof doordringen in de bovenste veenlagen, waardoor plantenresten verteren en uiteenvallen in koolstof en water. Dit heeft inkrimp van de veenlaag tot gevolg.

Relict Overblijfsel uit vroegere tijd.

Retentietijd Het begrip retentietijd of residentietijd is de gemiddelde tijd dat water of een andere opgeloste stof verblijft in een gebied.

Reverentiegebied Beschreven wetlandgebieden die in dit onderzoek gebruikt worden om toegepaste sleutelfactoren te toetsen.

Successie Natuurlijke vegetatieontwikkeling van bijvoorbeeld kale grond tot bos.

Terrestrische ecosystemen Ecosystemen in grond en bodem.

Uiterwaarde Overstromingsgebied aan de rand van het wetland. Hier kan bij hoogwater het teveel aan water worden opgevangen.

Zoölogisch Dierkunde.

Onderzoek naar sleutelfactoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van dewetlandgebieden binnen de Friese boezem.

66