Pieterskerk in Leiden

16
De Pieterskerk in Leiden 110357_p001_512 14-11-11 12:23 Pagina 1

description

 

Transcript of Pieterskerk in Leiden

De Pieterskerk in Leiden

110357_p001_512 14-11-11 12:23 Pagina 1

110357_p001_512 14-11-11 12:23 Pagina 2

De Pieterskerk in Leiden

Bouwgeschiedenis, inrichting en gedenktekens

Elizabeth den Hartog en John Veerman

(eind- en beeldredactie)

Elizabeth den Hartog, John Veerman, Edward Grasman en

Dirk Jan de Vries (redactie)

110357_p001_512 14-11-11 12:23 Pagina 3

110357_p001_512 14-11-11 12:23 Pagina 4

Inhoud

Voorwoord 7

Inleiding 9

Deel 1: Bouwgeschiedenis

Inleiding1 De bouwgeschiedenis (Jan Dröge m.m.v. John Veerman) 13

Case Studies2 Den thorn valt (John Veerman) 723 Het koor van de Pieterskerk, experimenteren met bouwpakketten (Merlijn Hurx) 914 De stenen bouwsculptuur (Elizabeth den Hartog en John Veerman) 1035 De houten gewelfschotels van koor en schip (Joost Klaver) 1266 De kleurrijke afwerking van het interieur (John Veerman) 1367 De eerste zeventiende-eeuwse kerkmeesterskamer (Edwin D. Orsel) 142

Deel 2: Inrichting

Inleiding1 De verdwenen interieurs voor de Beeldenstormen van 1566 en 1572

(Elizabeth den Hartog) 1472 Het interieur na de Reformatie (Elizabeth den Hartog en John Veerman) 185

Case Studies3 De figuratieve muurschilderingen (Godelieve Huijskens) 2104 ‘Het Laatste Oordeel’ van Lucas van Leyden en andere altaarstukken

(Edward Grasman) 2185 Het oudste koorhek van Nederland (Justin Kroesen) 2356 De zestiende-eeuwse kansel (Eline Levering) 2407 Over de klokken Bonaventura en Salvator (Elizabeth den Hartog) 2458 De gildeborden (Elizabeth den Hartog) 2539 De orgels (John Veerman) 262

10 Een plaats van verbeelding: de Pieterskerk in de schilderkunst, van Hendrick van Vliet tot Johannes Bosboom (Almut Pollmer-Schmidt) 276

11 De tweede zeventiende-eeuwse kerkmeesterskamer (C. Willemijn Fock) 289

110357_p001_512 14-11-11 12:23 Pagina 5

Deel 3: Gedenktekens

Inleiding1 Begraven en gedenken in de Pieterskerk, van 1400 tot 1825 (Elizabeth den Hartog

en John Veerman) 303

Case Studies 2 De epitafen (Bieke van der Mark) 3373 Het grafmonument van den vermaerden telder Ludolph van Ceulen (Anton van Hensbergen)

3534 Een epitaaf voor Josephus Justus Scaliger, sieraad van de Academie (Kasper van Ommen

m.m.v. Elizabeth den Hartog) 3675 Het gedenkteken van Carolus Clusius, prins der botanisten (Kasper van Ommen) 3776 Een praalgraf voor een schoolmeesters soon, het grafmonument voor Johannes Polyander

van Kerckhoven door Rombout Verhulst (Bieke van der Mark) 3867 Het omstreden gedenkteken voor Johannes Coccejus (Edward Grasman) 3968 Geleerdheid in klassieke eenvoud: de monumenten van Boerhaave en Camper

(Frits Scholten) 4039 Van grafmonument naar eregalerij. Laat-achttiende-eeuwse en vroeg-negentiende-

eeuwse monumenten in de Pieterskerk (Margreet Boomkamp) 41110 Marmeren dankbaarheid voor Kemper (Edward Grasman) 42311 Dominee Eliza Laurillard (Annemarie Kuijt) 43112 Het Marnixvenster (John Veerman) 439

Deel 4: Epiloog

1 De Pieterskerk in de Tweede Wereldoorlog (Ton Boon) 4472 De overgang naar de Stichting Pieterskerk (Ton Boon) 4523 Over de meest recente restauratie (Paul Rietbroek) 458

Noten 464Bibliografie 501Persoons- en zaakregister 513Illustratieverantwoording 524Personalia 525Colofon 528

110357_p001_512 14-11-11 12:23 Pagina 6

Al sinds haar stichting in 1121 is de Pieterskerk in Leideneen van de belangrijkste gebouwen van de stad. Aanvanke-lijk was zij in eerste instantie kapel voor het grafelijke hof.Na de verhuizing van het hof in 1268 werd de Pieterskerkdé plek, waar hoogte- en dieptepunten van de stad werdengevierd. Dit uitte zich in de stichting van vele altaren en ra-men. Daarnaast was de Pieterskerk de eerste in Holland, dieover een eigen ‘Zeven Getijde College’ beschikte. In de Pie-terskerk bevinden zich nog enkele unieke elementen, dieuit de katholieke periode stammen, zoals het geperst bro-caat en het oudste koorhek van Nederland.

Tijdens de beeldenstorm is de kerk redelijk gespaard gebleven. Het belangrijke altaarstuk, het ‘Laatste Oordeel’van Lucas van Leyden, werd uit de handen van de vandalengered en op het stadhuis in veiligheid gebracht. Hoewelsinds 1572 de nieuwe leer in de Pieterskerk werd verkon-digd, bleef de functie van de kerk voor de stad gelijk: plekvan samenkomst als kloppend hart van de stad. Dit kwamhet nadrukkelijkst tot uitdrukking bij de spontane dank-dienst op 3 oktober 1574.

Vanaf 8 februari 1575 vervulde de Pieterskerk deze func-tie ook voor de toen nog jonge universiteit. Niet alleen wer-den sindsdien alle officiële plechtigheden hier gevierd, ookwerd de Pieterskerk de laatste rustplaats voor vele beroem-de wetenschappers. Naar het gebruik van de tijd werd denagedachtenis aan hen extra luister bijgezet. Hierdoor be-schikt de Pieterskerk thans over een unieke collectie fune-rair beeldhouwwerk.

Mag de kerk sinds 1974 in wereldlijke handen zijn overge-gaan – de eigendom is nu aan een stichting, die het behouden beheer tot doel heeft –, recent onderzoek heeft aange-toond dat de Pieterskerk nog steeds de functie vervult vanicoon van de stad, met als kernbegrippen: zingeving, maat-

schappelijke sa men hang en transcendentie. Circa 200 dagen perjaar is de kerk in gebruik voor samenkomsten van allerleiaard. De dagen dat de kerk niet is verhuurd is zij geopendvoor museale bezichtiging.

Het historisch belang van de Pieterskerk is veel groter danvoor Leiden alleen. Haar geschiedenis is een spiegel van devaderlandse geschiedenis, met alle dwarsverbanden diedaarbij horen. De oorlogen, de overheersingen en de vluch-telingen, zoals de Pilgrimfathers en de Hugenoten, hebbenhun sporen in de kerk nagelaten.

De afgelopen jaren, vanaf 2001, is de kerk voorwerp geweestvoor wellicht de grootste restauratie in haar geschiedenisvan na de ramp met het kruitschip in 1807. Daarbij en daar-naast is veel onderzoek geweest en zijn nieuwe inzichtenontstaan over de bouw- en gebruiksgeschiedenis en de in-richting van de kerk in verschillende periodes.

Het is prachtig dat er nu eindelijk een compleet hand-boek over de Pieterskerk is verschenen en dat we ons nietlanger hoeven te behelpen met de vele her en der gepubli-ceerde artikelen en boekwerkjes.

De Stichting Pieterskerk is veel dank verschuldigd aanallen die niet alleen deze enorme restauratie, maar ook derealisatie van dit boek hebben mogelijk gemaakt door hunmateriële bijdrage en/of grote persoonlijke inzet. Zonderde enorme betrokkenheid van zeer velen, en de minstenszo grote financiële steun, is het bewaren van een dergelijkmonument niet mogelijk.

Ik wens u veel leesplezier.

Leiden, november 2011

Henri Lenferink, Burgemeester van Leiden

7

Voorwoord

110357_p001_512 14-11-11 12:23 Pagina 7

110357_p001_512 14-11-11 12:23 Pagina 8

In opdracht van de beherende stichting werd de LeidsePieterskerk in het afgelopen decennium gerestaureerd.Aannemer Burgy zorgde voor de uitvoering onder lei-

ding van het eveneens Leidse en ervaren ArchitektenburoVeldman|Rietbroek|Smit. In persoon was het vooral PaulRietbroek die zorgde voor de planvorming en dagelijkse be-geleiding. Met het herstel waren vele miljoenen gemoeid,die in diverse tranches werden toegekend. De Pieterskerkheeft ruim geprofiteerd van de zogenoemde kanjergeldendie het rijk beschikbaar stelde voor bovenmodale, schrij-nende gevallen. Tijdens de opleveringsbijeenkomst op09.09.’09 heeft Jan van de Voorde namens de Rijksdienst voorhet Cultureel Erfgoed (rce) gemeld dat de Pieterskerk bin -nen de groep van ruim twintig projecten de tweede plaatsinneemt, na de Sint-Jan in ’s-Hertogenbosch. Over de Bra-bantse kathedraal verschenen inmiddels enkele fraai geïl-lustreerde boeken. De Pieterskerk is nu ook zo ver. Na tweejaar trekken en duwen is een monsterklus geklaard. In ditboek zijn zowel de bevindingen van de restauratie als eenuniversitair onderzoek naar de inrichting van de Pieterskerkvervat.

Restaureren betekent dat een gebouw in functionele entechnische zin gezond wordt gemaakt. Meer dan een eeuwmonumentenzorg heeft echter tot gevolg gehad dat som-mige bouwdelen inmiddels diverse keren zijn vernieuwd:beglazingen, voegen, vloeren, installaties, enz. We restaure-ren restauraties. Omdat kanjerrestauraties per definitie in-grijpend zijn, heeft de rijksdienst bij de toekenning van desubsidies aangedrongen op nadere waardestellingen enbouwhistorisch onderzoek. Wat resteert er nog van hethistorische uitgangspunt, hoe is dat ontstaan en waar moe-ten we extra voorzichtig mee zijn? De Stichting PieterskerkLeiden gaf gehoor aan de oproep van het rijk en schakeldehet Leidse bureau Dröge in om voorafgaande en tijdens deuitvoering van de werkzaamheden te documenteren, te ad-viseren en verslag te doen. Dit werk was een verhelderendeen noodzakelijke aanvulling op een beperkt aantal bouwte-keningen uit de jaren 1970 die op hun beurt dikwijls terug-gingen tot opmetingen uit de eerste helft van de 20ste eeuw.Het om- en uitwerken van rapporten en bevindingen kost-

te nog eens enkele jaren en extra middelen – waarbij de RCE

opnieuw te hulp schoot – en leidde tot nieuwe inzichten eneen herziening van de bouwgeschiedenis: het eerste deelvan dit boek. Deel 2 en 3 gaan respectievelijk over de inrich-ting van de kerk en de graven plus gedenktekens. Dezehoofdstukken zijn de neerslag van het initiatief van mede-werkers van de Universiteit Leiden om een boek te makenover het interieur van de kerk door de eeuwen heen en daar-bij stil te staan bij de Pieterskerk als academisch mauso-leum. De universiteit gebruikt de Pieterskerk al eeuwenvoor bijzondere bijeenkomsten en de kerk is bovendien zelfeen dankbaar ‘object van onderzoek’ voor (aankomende)wetenschappers. De geschiedenis van het interieur hangtten nauwste samen met die van de draagstructuur van hetgebouw c.q. het terrein van de bouwhistorie, een vak dat inNederland op universitair niveau alleen in Leiden onderwe-zen wordt. Pas in latere instantie werd besloten om de krach-ten en concepten te bundelen, omdat het uitbrengen van di-verse boeken een onmogelijke opgave bleek en omdat enke-le auteurs in beide groepen actief waren.

Deel 4 is een nabeschouwing op de recentere gebeurte-nissen in de kerk, geschreven door de conservator van dekerk die de restauratie als directeur van de Stichting Pieters-kerk Leiden meemaakte, en door de eerder genoemde archi-tect van de restauratie.

Al werkende tekende zich de samenstelling van de redac-tie af: Edward Grasman en Elizabeth den Hartog namens deUniversiteit Leiden, Ton Boon als vertegenwoordiger van de Pieterskerk, John Veerman als onderzoeker tijdens derestauratie, tevens actief in de universitaire groep en DirkJan de Vries namens de RCE. De eindredactie en coördinatiewas in handen van Elizabeth den Hartog en John Veermandie bergen werk hebben verzet om deze publicatie te reali-seren.

De opzet van de eerste drie delen is vergelijkbaar. Per deelwordt eerst een inleiding gegeven in de vorm van een alge-meen overzicht. Daarna volgt steeds een aantal case studies.Docenten en studenten van Geesteswetenschappen, c.q. deOpleiding Kunstgeschiedenis van de Universiteit Leiden

9

Inleiding

110357_p001_512 14-11-11 12:23 Pagina 9

en diverse externe specialisten hebben bijdragen geleverd.De namen van de aankomende wetenschappers, de (ex-) stu-denten willen we graag noemen: Joost Klaver, GodelieveHuijskens, Eline Levering en Annemarie Kuijt die metonderdelen uit het interieur in de weer waren. Voor de aan-kleding van de Pieterskerk, zoals de grafmonumenten, ge-denktekens en het meubilair, konden we een beroep doenop externe specialisten zoals Justin Kroesen, Almut Pollmer-Schmidt, Bieke van der Mark, Anton van Hensbergen, FritsScholten en Margreet Boomkamp. De variëteit aan perso-nen, hun geschreven producten en het tijdstip van bevallenlagen soms ver uit elkaar. Enkele geplande onderwerpenvielen af, maar anderen pakten elementen uit die gedachtebijdragen weer op. De Pieterskerk als inspiratiebron is zekernog niet opgedroogd en sommige onderwerpen lenen zichalsnog voor verdere uitdieping. Ondanks het bezoek aan di-verse archieven bleek het bijvoorbeeld moeilijk om de in-breng van de Duitse Orde, die deze stedelijke parochiekerkbediende, te traceren.

Naast de geraadpleegde, beperkte en deels verouderde li-teratuur over de Pieterskerk is in vrijwel alle bijdragen op-nieuw naar de oorspronkelijke geschreven bronnen geke-ken, waaruit opmerkelijk veel nieuwe informatie werd ver-zameld. Lacunes kwamen tevoorschijn en er is getrachtdaarvoor een aannemelijke invulling te leveren.

Het gebouw als materiële drager van zijn eigen geschie-denis werd primair benaderd via het interieur, onorthodoxin vergelijking met de gebruikelijke architectuurhistori-sche benadering die meestal begint met de buitenkant. Debouw van het koor, door middel van prefab bouwpakket-ten, is in deel 1 door Merlijn Hurx in een ruimere contextvan laatmiddeleeuwse bouwactiviteiten geplaatst. Uit detijd rond 1400, toen de huidige Pieterskerk ontstond, zijndiverse bouwmeesters en leveranciers van bouwmaterialenuit geschriften bekend. Men zou denken dat de schaarse,fragmentarisch bewaard gebleven archiefstukken volledigontsloten zijn. Bij de uitbreidingen van het schip in de twee-de helft van de 15de eeuw kon echter alsnog de naam van eenberoemde Antwerpse bouwmeester worden opgevoerd (JanDröge in deel 1). De archiefstukken gaven informatie over deval van de toren in 1512 maar het verhaal daarover wordtvooral gevoed door onderzoek aan de materiële restanten(John Veerman).

Opmerkelijk is, dat door beter kijken naar het object, debetekenis van de beeldbron soms in een ander daglichtkomt te staan, te beginnen met het beroemde oudste schil-derij waarop de kerk is weergegeven. Hoe verhoudt de aan-wezigheid van de toren zich tot het transept in aanbouw? Destudie over de tweede stadskerk van Leiden, de Hooglandse

of Sint-Pancraskerk (2000), laat zien dat men de bouwge-schiedenis van een kerk kan volgen via de stichting van gra-ven en altaren. Dit is een historische benadering die ook bijde Pieterskerk werd toegepast in de inleiding van deel 3. Kij-ken ‘van onder af ’ verdient echter aanvulling en verificatievanuit andere gegevens: het opgaande muurwerk, de aan-kleding, de gewelven en kapconstructies. Door de combina-tie van ondergrond, plattegrond, opstand en bekroningontstaat een completer beeld van de bouwgeschiedenis. Ge-lukkig zijn er veel oorspronkelijke, eiken kapconstructiesbewaard gebleven die zich dendrochronologisch laten date-ren. Door middel van boringen en het meten van jaarringen(verricht door ondergetekende en RING, centrum voor den-drochronologie) kon het hout nauwkeurig worden geda-teerd waarmee de afsluiting van de meeste bouwfasen inbeeld kwam en koppeling met de (incompleet bewaard ge-bleven) rekeningen uit de late middeleeuwen en andere ge-schreven bronnen mogelijk werd, zie deel 1.

Met de Reformatie werd de Pieterskerk grondig gestript enwitgekalkt. Speurwerk op de vierkante centimeter maaktsoms fragmenten van de middeleeuwse aankleding weerzichtbaar. Dankzij archiefonderzoek weet Elizabeth denHartog in deel 2 het interieur van de Pieterskerk als samen-hangend geheel tot leven te brengen. Over de geschilderdebrokaatimitaties op de koorzuilen is eerder gepubliceerd(2003) maar nu komt uit de bronnen naar voren dat dedestijds bijbehorende apostelbeelden aanzienlijk ouderwaren. In de kerk is een onopvallend losstaand klokje be-waard gebleven gewijd aan Sint Bonaventura dat niet uit dePieterskerk afkomstig blijkt te zijn. Via dit klokje leidt hetrecente onderzoek echter naar de destijds aanwezige gigan-tische Salvator luidklok waarvan nota bene een tekening be-waard bleef.

In het jaar dat dit boek verschijnt, vond ook de tentoon-stelling van Lucas van Leyden in de Lakenhal plaats. Daarinkreeg Van Leydens drieluik met de voorstelling van het Laat-ste Oordeel ruime aandacht. Een reproductie van het schil-derij op ware grootte werd dit jaar in de Pieterskerk onthuld.Het majestueuze schilderstuk uit de renaissance is opnieuwte zien in de kerk waarvoor die bedoeld is, gespaard geble-ven dankzij ingrijpen van het stadsbestuur ten tijde van deBeeldenstorm. De bijdrage van Edward Grasman maaktduidelijk dat dit triptiek een betere (gedachte) plaats in dePieterskerk verdient: niet achterin ergens aan de zijkant,maar frontaal midden boven het hoogaltaar. Historische re-denen en mogelijk aanwezige aanhechtingspunten in dezuilen van de koorsluiting maken die opstelling aanneme-lijk. In gesloten toestand toont het triptiek de patroonheili-

10

110357_p001_512 14-11-11 12:23 Pagina 10

gen van de kerk: Petrus met sleutel van de hemelpoort linksen Paulus met het zwaard der gerechtigheid rechts. Sindscirca 1400 was er een Petrus- en Paulusbroederschap aan dekerk verbonden die zorgde voor uitdelingen aan behoefti-gen. De kerk was oorspronkelijk aan beide apostelen gewijdmaar Paulus is in de loop der eeuwen op de achtergrond ge-raakt. In de 16de eeuw was het beeld van het Laatste Oordeelin relatie tot de patroonheiligen en de vele burgers die in dekerk begraven lagen, nog steeds actueel.

In de 15de en 16de eeuw schonken vele Leidse opdracht-gevers gebrandschilderde glas-in-loodramen aan de Pie-terskerk waarop zowel voorstellingen van heiligen als vande stichters te zien waren, zo blijkt uit de tekeningen die Buchelius na de Reformatie maakte. Het ging hem vooralom de heraldiek en hij tekende daarom alleen de stichters,niet langer gerepresenteerd door heiligen. Zo moeten ookde nieuwe, 17de-eeuwse glazen er uit hebben gezien, hoe-wel daarvan door de explosie van het kruitschip in 1807 niets bewaard is gebleven. Het begraven in de kerk ging onver-minderd door, evenals het gevecht om de beste plaatsen ende grootste zerken die een echo vinden in de vorm van rouw-borden die hoger in de kerk werden opgehangen. De altarenvan onder andere de gilden met daarop voorstellingen vande patroonheiligen sneuvelden en maakten plaats voortekstborden waarvan er enkele in de Pieterskerk bewaardbleven. Ruim na de Reformatie bleven de namen van devroegere patroonheiligen nog verbonden met de gilden enhun uithangtekens.

De buitenkant van een aanbouw tegen de zuidzijde van hetkoor oogt als nieuwbouw van honderd jaar geleden en oudeafbeeldingen geven beperkte informatie over de aard vanhet gebouw dat nu als bibliotheek in gebruik is. Dankzij deopvallend zwaar uitgevoerde, eikenhouten kapconstructiekon deze voor het eerst herkend worden als een kerkmee-sterskamer waarvan de bouw omstreeks 1619 in bronnengenoemd wordt (zie de bijdrage van Edwin Orsel). De tegen-woordige, bekendere en fraai aangeklede kerkmeesterska-mer gaat terug tot het midden van de 17de eeuw en wordtuitvoerig besproken door de emeritus hoogleraar kunstnij-verheid Willemijn Fock. Hoe deze twee aanbouwen onder-ling functioneerden in de 17de eeuw of hoe zij zich verhiel-den tot hun oudere voorganger, is niet precies duidelijk.

Anton van Hensbergen meldt in zijn bijdrage aan dit

boek, dat op last van Prins Maurits in 1600 een Leidse inge-nieursopleiding begon. Het ging om de ‘Nederduytschemathematique’ met Ludolph van Ceulen als één van de pro-fessoren. Men leerde er ‘tellen ende landtmeten’, voor zoverdat in de praktijk nodig was. Eenmaal zover gekomen,mochten degenen die er echt plezier in hadden, diepsinnighedingen grondelijcker ondersoecken.

Zo kan men ook een rijksmonument als de Pieterskerkbezien en benutten. Basaal is het een bouwkundig omhul-sel met historische kenmerken en een indrukwekkenderuimtewerking. Wij hopen dat degenen die dit boek raad-plegen, plezier beleven aan alles wat het monument verdernog te vertellen heeft. Het niet verklaarde of onderzochtedient zo veel mogelijk gehandhaafd en gerespecteerd teworden. Jammer dat in het kader van werkverschaffing in de eerste helft van de 20ste eeuw de oude pleisterlagen ge-heel verwijderd zijn, iets dat toen al door sommigen be-treurd werd. Zeker is, dat over een eeuw meer geavanceerdeonderzoeks- en restauratietechnieken beschikbaar zijn,maar ook dat oorspronkelijke bouwsubstantie schaarser ge-worden is.

De Pieterskerk is een multifunctioneel gebouw dat aller-lei soorten van bezoekers, gebruikers en bewonderaars kent(o.m. De Vrienden) met een Stichting die duurzaam beheerten bewaart. Niet alleen het geïnteresseerde publiek is hierwelkom maar ook de vakspecialist die soms op de vreemd-ste plaatsen wil speuren, peuteren of boren. Wij danken debeheerders, vooral Ton Boon en Wim Eggenkamp (voorzit-ter van de restauratiecommissie) voor hun open en tege-moetkomende houding, het geduld en de koffie in deprachtige (tweede) 17de-eeuwse kerkmeesterskamer. In ditboek staan veel oude en nieuwe afbeeldingen maar we wil-len vooral fotograaf Jan van Galen en David van Pijkerenvoor zijn tekenwerk bijzonder bedanken. Na bemiddelingvan Ben Kooij (RCE) ging de opdracht voor het drukken naarWaanders, thans WBOOKS, waar Johan de Bruijn zijn schou-ders onder het project zette. Vormgeefster Marjo Starinkheeft de uiteenlopende teksten en beelden tot een aanspre-kend geheel gebracht. Grote dank gaat uiteraard naar detwintig auteurs die dit alles hebben onderzocht en beschre-ven.

Namens de redactie, Dirk J. de Vries (RCE Amersfoort en Universiteit Leiden)

11

110357_p001_512 14-11-11 12:23 Pagina 11

Deel 1: Bouwgeschiedenis

110357_p001_512 14-11-11 12:23 Pagina 12

1. De oudste geschiedenis

Over de stichting van de kerk

De huidige Pieterskerk was niet de eerste op de hui-dige locatie, maar over voorgangers tasten we in hetduister, aangezien contemporaine bronnen over de

stichting of wijding van de oudste kerk ontbreken. Wanneerofte omtrent wat tijden de selvighe mach begonnen ende aanghevanghenwesen te stichten en hebbe ick […] nergens connen vernemen ofte vinden,aldus de Leidse stadhistoricus Jan Jansz. Orlers in 1614.1 Or-lers maakt wel melding van een bord dat eertijds in de kerkhing: Maer ick hebbe wel in seecker out geschrifte twelck over hondert ja-ren in dese kercke plach te hanghen ghevonden wanneer de voornoemdekercke ghewydt ofte geheylicht is. Het voorgevoerde gheschrifte was vanden volghenden inhoudt: Inden jare 1121. des sonnendaechs naer ons Lief-vrouwen gheboorte […] worde deese teghenwoordighe Kercke, ghewijt in-der eeren Godes, ende der Heylighen Apostelen S. Pieter ende S. Paulus, on-der den Eerwaerdighen Heer ende Vader in Gode, Godebaldus, de 24 bis-schop van Utrecht. Het opschrift komt vrijwel overeen met detekst op een stukje perkament dat is ingeplakt in een 15de-eeuws memorieboek van de Pieterskerk: In den jaere duisenthondert een ende twintich, des sonnendaechs nae Onser Liever Vrouwen-geboirte, worde dese jegenwoirdighe kercke gewijt, in de eere Goidts endeder heyligher apostelen Sincten Pieter ende Pouwels, onder de E. zeere re-ligieuse, devote heere ende vader in Gode, Godebaldus de vier ende twin-tichste bisschop van Uuytrecht.2 De tekst op het genoemde bordvinden we ook terug bij Van Heussen.3 Deze geschiedschrij-ver baseerde zijn boek, dat in 1719 te Leiden verscheen, opteksten getrokken uyt de oude handschriften van kerken en kloosters, enuyt veele andere gedenkstukken; ten meesten deele noit in ’t licht gegee-ven. Ook Frans van Mieris nam de tekst over in zijn stadsbe-schrijving.4 Uitgaande van het stichtingsjaar 1121 volgde op9 september 2009 als formele afsluiting van de laatste, in2001 begonnen restauratie, de officiële opening, 888 jaar nade wijding van de eerste kerk.

Gelukkig kan er vier eeuwen na Orlers wel iets meer overde voorgangers van de huidige Pieterskerk worden gezegd.Daarbij rijst allereerst de vraag hoe serieus we de meldingvan de wijding in 1121 moeten nemen. Juist in de tijd van de

oudste overlevering van de tekst (circa 1500) was het niet on-gebruikelijk om met een oude stichtingsdatum het aanzienvan een stad of gebouw op te vijzelen. Rivaliteit tussen ker-ken onderling en steden onderling speelde daarbij zeker eenrol. Maar hoe plausibel is de datering vanuit historisch oog-punt?

Aan het einde van de 11de eeuw had de nederzettingzwaar te lijden onder overstromingen, doordat de Rijnmeermalen buiten zijn oevers trad. Bovendien kreeg vanaf1064 de bisschop van Utrecht het meer voor het zeggen inhet Rijnland. Er is daarom wel gesuggereerd dat de eerstePieterskerk ontstond op initiatief van de bisschop.5 Kort nade veronderstelde wijdingsdatum van de eerste Pieterskerkin 1121 werd de grafelijke macht echter weer hersteld. Dathet bord geen melding maakte van de betrokkenheid vangraaf of bisschop bij de stichting van de kapel vergroot detwijfel over de historische betrouwbaarheid ervan. Een gro-ter probleem is echter dat Leiden op dat moment als stad nogmaar weinig voorstelde. Uit recent archeologisch en bouw-historisch onderzoek blijkt dat er pas rond 1200 sprake wasvan een nederzetting die stedelijke kenmerken vertoonde.Leiden had omstreeks dat jaar naar schatting slechts 1.000inwoners.6

Sporen van de oudste Pieterskerk

Als de Pieterskerk inderdaad een voorganger had uit 1121,zal dit vermoedelijk een kleine tufstenen zaalkerk zijn ge-weest. Tufstenen zaalkerken waren in de 12de eeuw in Hol-land immers geen onbekend fenomeen. In het nabijgelegenWassenaar resteert van de vroeg-12de-eeuwse kerk een be-langrijk gedeelte van de noordmuur van het schip, metdaarin sporen van romaanse rondboogvensters. Het ro-maanse tufstenen schip van de dorpskerk van Sassenheimdateert eveneens uit de 12de eeuw. De buitengevels hebbenhier een wandgeleding met rondbogen op lisenen en kolo-netten. Van de voormalige, grotendeels uit tufsteen opge-trokken abdijkerk van Rijnsburg bleef na de verwoestingvan het klooster in 1573 alleen de laat-12de-eeuwse zuide-

131 Inleiding: De bouwgeschiedenis

1 Inleiding: De bouwgeschiedenis

Jan Dröge, met medewerking van John Veerman

110357_p001_512 14-11-11 12:23 Pagina 13

lijke toren van het westfront bewaard.7 De buitenhuid is vantufsteen, het binnenwerk van grote bakstenen, gemetseldin Vlaams verband.

Tijdens de voorlaatste restauratie is er helaas weinigonderzoek gedaan naar de voorgangers van de huidige Pie-terskerk, ook al werd de gehele kerkvloer in 1979 en 1980 –met uitzondering van die in koor en kooromgang – verwij-derd. Daarbij kwamen diverse aaneengesloten gemetseldegrafkelders tevoorschijn. In een beperkt aantal kelders inhet schip werden bescheiden funderingsresten aangetrof-fen. Omdat de zijbeuken van het huidige schip de ouderefunderingen oversneden en een grondige documentatieachterwege bleef, is er vrijwel niets bekend over de aanslui-tingen van de verschillende fasen, hoekverbanden en steen-formaten. De jaarverslagen van de Gemeentelijke Archeolo-gische Begeleidingscommissie geven weinig inzicht in hetverrichte onderzoek. Gelukkig heeft G. Dukker, fotograafvan de toenmalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg(RDMZ, opgegaan in de RCE), opnamen gemaakt van de fun-deringen die vrijgelegd werden. Enkele resultaten werdendoor Vos gepubliceerd.8 Dat de oudste Pieterskerk een tuf-stenen kerk was, is door de opgravingen bevestigd. Dezekerk zou, aldus Vos, haar oostelijke begrenzing ter hoogtevan de huidige westelijke vieringpijlers hebben gehad. Voorde door hem gesuggereerde ronde koorsluiting lijken ech-ter geen concrete aanwijzingen te bestaan. De inwendigebreedte van het huidige schip bedroeg 10,5 meter. VolgensVos zou het schip in een tweede fase van zijbeuken zijn voor-zien door het bestaande schip onder te verdelen. Gezien debreedtemaat van de tufstenen kerk is dat echter onwaar-schijnlijk.

Restanten9 onder de tegenwoordig derde schiptravee,tussen de kolommen en ten oosten van de in 1512 ingestor-te toren, zijn destijds geïnterpreteerd als de fundering vaneen nog oudere toren. Deze zou de vorm hebben gehad vaneen zogenaamd gereduceerd westwerk en hebben behoordbij de vermoedelijk tufstenen kapel. In hoeverre de vroegstetoren onderdeel van de eerste opzet uitmaakte of dat het omeen wat latere toevoeging ging, blijft echter onduidelijk.Van belang is in elk geval dat aan de westzijde tevens werdvastgesteld dat het vloerniveau van de voorgangers tot circa80 centimeter dieper lag.10

Aan de noordzijde van het koor kwamen rond 1980 in deeerste travee vanaf de kruising resten tevoorschijn van tuf-steen muurwerk. Een door Dukker van bovenaf gemaaktefoto laat een forse muur zien, gelegen aan de binnenzijdevan de de fundering van het huidige, laat-14de-eeuwsekoor. In het oudere muuwerk is een opening, die aan de zij-de van de kooromgang is voorzien van afgeschuinde dag-

kanten met een rondstaaf aan de buitenzijde. Een tweedeopname is genomen van onder de grafzerken van het hoog-koor (afb. 1). Deze laat de binnenzijde van dezelfde openingzien; ook daar is sprake van afgeschuinde dagkanten. On-danks de slechte staat lijkt het te gaan om een vensterope-ning. Deze zou verband kunnen houden met een crypte on-der het koor, waarvan De Boer spreekt.11 Men moet echterniet uit het oog verliezen dat het vloerniveau aan de westzij-de ook 80 centimeter lager lag dan tegenwoordig. Het enigedat zeker is, is dat het venster tot een vroegere koorsluitingheeft behoord, maar het vloerniveau is momenteel zonderverder onderzoek moeilijk te bepalen of te duiden.12

De Pieterskerk tot 1400

Over de Pieterskerk in de 12de tot 14de eeuw zijn nauwelijksarchiefbronnen voorhanden. Een van de oudste vermeldin-gen vinden we in het testament van Pieter van Leyden van 9november 1316. Hij vroeg het kerkbestuur een uitbreidingvan de bestaande kerk te realiseren, zodat het buiten de kerkgelegen graf van zijn moeder binnen het gebouw kwam teliggen. De ruimte, aangeduid als uutlaet, was waarschijnlijk

14 D e e l 1 : B o u w g e s c h i e d e n i s

1 Resten van een tufstenen venster, aan de noordwestzijde van hethoogkoor. Foto door G. Dukker 1980 (Amersfoort, Rijksdienst voorhet Cultureel Erfgoed).

110357_p001_512 14-11-11 12:23 Pagina 14

een nevenruimte of kapel, waarin op zijn kosten een altaarwerd geplaatst.13

In de Leidse correctieboeken van het derde kwart van de14de eeuw staat een aantal strafzaken die verband houdenmet de Pieterskerk. Als straf kon beklaagden het maken vaneen bedevaart worden opgelegd. Deze straf werd soms afge-kocht door het betalen van een boete in natura. In de meestegevallen ging het daarbij om zogenoemde steenboeten,waarbij de veroordeelde verplicht werd tot het leveren vaneen forse hoeveelheid baksteen. Meestal werden deze bak-stenen gebruikt voor de bouw van de stadsmuur. In de prak-tijk betaalde de veroordeelde echter vaak het overeenko-mende geldbedrag en zorgde de stad zelf voor de aankoopvan de steen. In 1370 en 1372 treffen we twee veroordelingenaan waarbij de rechtbank de verdachte in plaats van een be-devaart als alternatief aanbood een steenboete te betalen vanrespectievelijk 6 en 12 pond voor de aankoop van baksteenten behoeve van de Pieterskerk. De baksteen kan in 1370 ge-bruikt zijn voor de nieuwe toren aan de westzijde van dekerk, waarvan de bouw vermoedelijk kort voor het middenvan de 14de eeuw was begonnen. In een andere kwestiekreeg de veroordeelde de keuze tussen een bedevaart naar deNotre-Dame in Parijs jof ses pont te gheven tot Sinte Pieterkerke denkercmeesters tot den glasen te helpe.14 Deze boete doet veronder-stellen dat een of meerdere bestaande kerkramen werdenvervangen. Mogelijk betrof het hier de wijziging van blankglas-in-lood naar gebrandschilderd glas.

Het oudste Leidse keurboek, waarvan de datering on-langs is vastgesteld op 1385-138815, bevat enkele bepalingendie betrekking hebben op het gebruik van de Pieterskerk.Zo was het vrouwen verboden de mis aan te horen voir die voir-ste pylaerne. Ook was het verboden om matten of plankenneer te leggen twisken die twee zijddoren vander kerken ende den coer.De interessantste bepaling luidt: Ende die vrouwen die inden croftstaen, die moghen voirtgaen alsmen Onsen Heren heft ende weder gaenop hoir stede als Onse Heer gheleyt is.16 Kennelijk was er in de Pie-terskerk op dat moment al sprake van ruimtegebrek,waardoor niet-adellijke vrouwen de mis bijwoonden vanuiteen crypte (croft). Alleen op het meest cruciale moment vande misviering, de consecratie, mochten zij de ruimte tijde-lijk verlaten en in de kerk komen. Van belang is dat deze keu-ren niet meer voorkomen in het volgende keurboek uit1406, toen het nieuwe koor van de kerk al gedeeltelijk in ge-bruik was.

Het is duidelijk dat de eerder genoemde plaatsbepalin-gen in het oudst overgeleverde Leidse keurboek en de daar-in gebruikte term croft onvoldoende aanknopingspuntenbieden voor een betrouwbare reconstructie van de kerk opdat ogenblik.

De Duitse Orde In 1268 droeg graaf Floris V het recht om de pastoors van dePieterskerk te benoemen, het patronaatsrecht, over aan deDuitse Orde. Vermoedelijk schonk hij ook een terrein aan dezuidzijde van de kerk voor de bouw van een commanderij ende aanleg van een hof. Later stond het terrein bekend onderde naam ‘Herencamp’. In onze tijd herinneren de Heren-steeg en de Commanderijpoort – op het terrein aangelegdaan het einde van de 16de eeuw – nog steeds aan dit bezit.Het is merkwaardig dat de leden van de Orde, die tot in delate middeleeuwen zeggenschap in de Pieterskerk behield,niet of nauwelijks sporen in het gebouw hebben achterge-laten. We weten van een glasvenster in de kooromgang (ziedeel 2.1). Verder is dankzij de grafboeken het bestaan bekendvan een seventaer. Waarschijnlijk moet dit begrip worden uit-gelegd als een buitengalerij die deel uitmaakte van een ge-sloten circuit. Bij de Pieterskerk moet deze ten zuiden van dekerk gesitueerd zijn geweest.17

Plannen voor een nieuwe kerkVolgens Orlers vond een eerste grote uitbreiding van de kerkplaats in het jaar 1339. Hij vermeldt er helaas niet bij op wel-ke bron hij zich ba seert. Gezien het verloop van de bouw, diekan worden afgeleid uit de be waard gebleven bouwreke-ningen uit het einde van de 14de en het begin van de 15deeeuw en dendrochronologische dateringen van de kappen,ging het hier zeker niet om koor en kooromgang van de hui -dige kerk. Toch stelt Mulder in 1904 in zijn bijdrage over debouwgeschie denis van de kerk: Tegen de mededeeling van J. Jz.Orlers, dat in 1339 met den bouw van het koor zou zijn aan gevangen, valtgeene tegenwerping in te brengen, aan gezien de bouworde van het koorgeheel strookt met den door hem opgegeven tijd.18 Ter Kuile wees ech-ter al op het feit dat er rond het door Orlers ge noemde jaarsprake is van de vergroting van het kerkhof en de wijdingdaarvan.19 Die uitbreiding kan alleen maar aan de westzijdevan de kerk gesitueerd zijn geweest20; aan de oostzijde wasnamelijk nauwelijks ruimte beschikbaar. Het romaansekoor grensde vrijwel direct aan de Hofgracht, die in het ver-lengde lag van de latere Koepoortsgracht (Doezastraat),langs de huidige Nieuwsteeg. De Pieterskerkgracht vormdede oostelijke begrenzing van het kerkelijk terrein. Aan deoostzijde van deze gracht stonden huizen. Het terrein aanweerszijden van het koor was al in gebruik als kerkhof.21 Debouw van de nieuwe toren vormde mogelijk de aanleidingvoor deze westelijke uitbreiding.

De geschiedenis van het tegenwoordige huis op denoord oosthoek van Pieterskerkhof en Pieterskerkkoorsteegbiedt cruciale informatie over de tijd waarin de nieuwe koor-partij ontstond. Op 10 maart 1387 verkocht Dirc Huygen-

151 Inleiding: De bouwgeschiedenis

110357_p001_512 14-11-11 12:23 Pagina 15

soen een rente van 40 stuivers aan Vranc Ysac staende op een huys ende erve dat gelegen is in die Kercstrate ende belegen heeft an die een zijde Alijt Jan Henric Harmanssoens wedue ende an die ander zijde Haeskiaen Mouwerijns weduwe, beyde mit hoeren huysen ende erven;streckende voir van der straete afterwaerts an Willem die glaesmaekershuys ende erve.22 Uit de beschrijving kan worden afgeleid dathet genoemde hoekpand in 1387 nog een belending aan dewestzijde had. Kort daarop moeten de kerkmeesters, met in-stemming van het Leidse Gerecht, begonnen zijn met deaankoop van de percelen langs de Hofgracht en aan weers-zijden van de Pieterskerksteeg. De kerk bleef daarbij echterverplicht tot betaling van de op de afgebroken huizenrustende renten. Op de oudste overgeleverde Kerkmeesters-rekening, die van 1398, staan twee posten die op het bedoel-de huis slaan. Willem Simon Vrederycxs. ontvangt 6 d vanHaes kijn Mouwerijns erve en Vranc Ysac 4 sc van renten op dat er-ve dat Haeskijn Mouwerijs was.23

Omdat een groot deel van het bestaande kerkhof in ver-band met de nieuwe bouwplannen verloren zou gaan, dien-de elders ruimte gevonden te worden voor begravingen bui-ten de kerk. Aan de westzijde van de romaanse kerk was geenruimte omdat men hier de nieuwe toren bouwde. Tussendeze toren en de Donkere Gracht lag echter nog een bouw-blok met daarin woonhuizen van een aantal aanzienlijkeLeidenaren en het Pieter Simonsbegijnhof. Omdat dit grafe-lijk terrein was, diende de landsheer toestemming te gevenvoor de onteigening. Albrecht van Beieren verleende op 11juni 1400 zijn goedkeuring, waarna de sloop van de pandenbegon. Dat de kerkmeesters op voorhand al op een goede af-loop rekenden, blijkt uit een post in de rekening van 1398,waarbij Pieter Heerman 164 Dordrechtse gulden kreeg vansinen huse ende erve dat tot den keerchove ghinc.24 In een ongeda-teerde brief gaf de bisschop van Utrecht, Fre derik van Blan-kenheim (bisschop 1393-1423), de kerkmeesters van de Pie-terskerk toestemming het vervallen kerkgebouw met kooren altaren af te breken en te her bouwen.25

Voor het ontwerp van de nieuwe kerk ging men te rade bijbouwmeester Rutger van Kampen, zo blijkt uit een ont-werpcontract van 1391 dat met toestemming van het Ge-recht tussen genoemde bouwmeester en de kerkmeestersvan de Pieterskerk werd gesloten.26 De vroegste aanwijzingvoor de bouw van het nieuwe werk stamt uit 1391: het legaatvan 20.000 bakstenen door Bartaet, de weduwe van Jan Wou-terss. tot Sinte Pieters tymmeringhe te hulpe.27 Uit de omschrijvingkan niet worden opgemaakt of de stenen uitsluitend be-doeld waren voor de nieuwe koorpartij of ook voor de ver-dere opbouw van de toren.

2. De huidige Pieterskerk: bouwmaterialen en archivalia

De huidige Pieterskerk, oorspronkelijk gewijd aan Petrus enPaulus, is een grotendeels vrij liggend gebouw en staat ophet Pieterskerkhof en Pieterskerkplein. De kooromgang isaan het zicht onttrokken door de kerkhuisjes en andere aan-bouwen, op één travee na. De kerk is een gotische kruisbasi-liek, met een vijfzijdig gesloten koor van vier traveeën eneen kooromgang van dertien traveeën. Aan weerszijden vande kruising is een wijd uitstekend transept van drie travee-ën per zijde met ingangen aan de noord- en zuidzijde. Aande westzijde sluit een zijbeuk aan. Het schip telt vijf travee-ën met dubbele zijbeuken. De muren bestaan overal uitbaksteenmetselwerk, waarbij een deel van de buitengevelsis voorzien van paramentwerk in natuursteen. De hoge beu-ken hebben houten tongewelven; alle overige delen zijnvoorzien van stenen kruisribgewelven.

Een belangrijk onderdeel van de Pieterskerk was een gro-te stenen toren, aan de westzijde. Deze stortte echter al in1512 in, wat grote gevolgen had voor het in- en exterieur (ziedeel 1.2).

Inwendige hoofdafmetingen van de kerk:Grootste lengte 81,00 mBreedte van het schip met de zijbeuken 40,40 mBreedte van het schip 11,45 mLengte van het dwarsschip 56,60 mBreedte van de middenbeuk van het dwarsschip 10,90 mBreedte van het koor met de kooromgang 25,10 mBreedte van het koor 11,45 mHoogte tot de kruin van de houten tongewelven 29,00 mHoogte van de sluitstenen van de gewelven

van zijbeuken en kooromgang28 13,00 m

AanbouwenTegen de westgevel van de middenbeuk staat een aanbouw,bestaande uit een portaal met stergewelf en daarboven tweeverdiepingen plus een lessenaarsdak. Het geheel wordt ge-flankeerd door twee traptorens met spitsjes die tot aan detop van de westgevel reiken. Op de zuidwesthoek van hetschip, tegen de eerste travee, bevindt zich een doopkapelmet een sluiting van drie achthoekszijden. In de hoek vankooromgang en zuidtransept is de voormalige sacristie ge-situeerd. Deze komt in een volgende paragraaf uitvoerigeraan bod. Verdwenen aanbouwen en meer zelfstandige bij-gebouwen worden eveneens verderop behandeld.

16 D e e l 1 : B o u w g e s c h i e d e n i s

110357_p001_512 14-11-11 12:23 Pagina 16