PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

36
PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA De rol van ‘nieuwe partners’ bij de LEA

Transcript of PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

Page 1: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

PEUTERSPEELZALEN EN

KINDEROPVANG EN DE

LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

postbus 1423

3500 bk utrecht

tel. : 030 - 230 60 90

fax : 030 - 230 60 80

e-mail : [email protected]

internet : www.oberon.eu

onderzoek & advies

De rol van ‘nieuwe partners’ bij de LEA

OberonDe rol v.nwe partners LEA omslag7.0 27-02-2012 12:42 Pagina 1

Page 2: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

Colofon

Tekst en samenstellingPeter Gramberg, Wendy de Geus en Marco Zuidam

Met dank aanAnnegreet van Dijk, directeur Stichting Kinderopvang Amersfoort Gert van Dijk, directeur Stichting Welzijn Amersfoort,Nynke Koenen, beleidsmedewerker onderwijs gemeente AmersfoortFatima Talhaoui, beleidsmedewerker onderwijs gemeente AmersfoortCarin Hakkesteegt, beleidsmedewerker Landstede Kinderopvang, Zwolle Margreth Kikkert, leidinggevende Landstede Kinderopvang Nieuwleusen ’t Hummelhof Ineke Kaat-Grave, beleidsmedewerker onderwijs gemeente DalfsenKarla Noordman, eigenaar kinderopvang de Kleine Kornuiten, DalfsenAkkie Visser, beleidsmedewerker onderwijs gemeente DantumadielLouise Wiersma, directeur Sisa Kinderopvang, GrouwMarianne Commies, algemeen directeur MIKZ Kinderopvang, WaalwijkMarjan Pennekamp, directeur MIKZ Kinderopvang, Waalwijk Annerie van Gelder, beleidsmedewerker onderwijs gemeente HeusdenCees van Loon, directeur Stichting Peuterspeelzalen HeusdenCarola Bodenstaff, beleidsmedewerker Brancheorganisatie Kinderopvang, UtrechtMaria Bolt, bestuurslid Brancheorganisatie Kinderopvang, UtrechtErnst Radius, senior-beleidsmedewerker MOgroep, UtrechtElly Dekker, beleidsadviseur onderwijs & jeugd, Vereniging Nederlandse Gemeenten, Den HaagKinderdagverblijf ‘’t Hummelhof in Nieuwleusen en Kindercentrum 't Kickertje in Den Hoorn

VormgevingCas de Vries, Dvada, Utrecht

FotografieSijmen HendriksFotopartners Zwolle

DrukPlantijnCasparie, IJsselstein

Deze uitgave maakt deel uit van het landelijke LEA-ondersteuningstraject en is financieel mogelijk gemaaktdoor het Ministerie van OCW, zie voor meer informatie www.delokaleeducatieveagenda.nl, [email protected] of 030-2309060.

ISBN/EAN:978-90-77737-81-1

© 2012 Oberon. Deze brochure is opgesteld door Oberon in nauwe afstemming met MO Groep Welzijn & Maatschappelijke Dienst -verlening en de Brancheorganisatie Kinderopvang Nederland

Niets van deze uitgave mag verveelvoudigd worden, op wat voor wijze dan ook, of opgeslagen worden in een gegevensbestand zondervoorafgaande schriftelijke toestemming

OberonDe rol v.nwe partners LEA omslag7.0 27-02-2012 12:42 Pagina 2

Page 3: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE

LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

De rol van ‘nieuwe partners’ bij de LEA

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 1

Page 4: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 2

Page 5: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

INHOUDSOPGAVE

1 Inleiding 5

2 Wat is de Lokale Educatieve Agenda? 72.1 Oorsprong LEA 72.2 Overlegonderwerpen 82.3 Soorten LEA’s 82.4 Themagerichte of partnergerichte benadering 92.5 Overlegstructuren 10

3 Waarom nieuwe partners aan tafel: het wettelijk kader 113.1 Motie Van Aartsen-Bos 113.2 Wet Ontwikkelingskansen door Educatie (Wet OKE) 11

4 Nieuwe partners wel of niet aan tafel? 154.1 Het perspectief van de gemeente 154.2 Het perspectief van de kinderopvang 174.3 Het perspectief van de peuterspeelzaalorganisatie 18

5 De inhoud van het overleg 215.1 Voor – en vroegschoolse educatie 225.2 Doorlopende leerlijnen 225.3 Zorg 225.4 Brede school 225.5 Samenwerking peuterspeelzalen en kinderopvang 235.6 Buitenschoolse opvang 23

6 Positie nieuwe partners in het overleg 256.1 Positionering kinderopvang en peuterspeelzaal, een model 256.2 Hoe verstevig ik mijn positie aan tafel? 266.3 Benut werkgroepen voor versteviging positie 27

7 Samengevat: aan tafel komen en aan tafel blijven 297.1 Aan tafel komen 297.2 … en aan tafel blijven 30

Colofon 35

3

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 3

Page 6: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 4

Page 7: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

Kinderopvangorganisaties en peuterspeelzaal -organisaties zijn sinds enkele jaren verplichtepartners in de LEA. In de meeste gemeentennemen deze organisaties inmiddels deel aan hetbestuurlijk overleg. Dat zegt echter nog nietalles over de kwaliteit van het overleg en derandvoorwaarden waaronder het overleg hetbest kan worden gerealiseerd. Deze brochure isgericht op gemeenten, peuterspeelzaalorganisa-ties, kinderopvangorganisaties, schoolbesturenen andere partijen en gaat over het vormgevenen verbeteren van de participatie van de ‘nieuwepartners.’ Gemeenten met de vraag hoe zij hetbest de nieuwe partners bij de LEA kunnenbetrekken, de organisaties zelf hoe zij (optimaal)gebruik kunnen maken van hun positie enschoolbesturen hoe zij met nieuwe partnerskunnen omgaan. De uitbreiding van het aantalverplichte partners kan leiden tot een herover-weging van de bestaande structuur. Voldoetdeze nog nu er meer partijen aan tafel zitten,komt iedere partij voldoende tot zijn recht? LEApartners willen graag een goed resultaat van hetoverleg realiseren, maar weten niet altijd goedhoe ze dit moeten aanpakken. We bieden in dezebrochure enkele handvatten hiervoor nu er meeroverlegpartners zijn.

De brochure is gebaseerd op vier case-studiesdie in verschillende gemeenten zijn uitgevoerd.Daarbij is gesproken met vertegenwoordigers

van de gemeente, de peuterspeelzaalorganisa-ties en de kinderopvangorganisaties.1 Ook zijn erinterviews gehouden met vertegenwoordigersvan de Brancheorganisatie Kinderopvang en deMOgroep.

Lokale situaties verschillen sterk. De context envoorgeschiedenis van samenwerking tussengemeente en de ‘nieuwe partners’ zijn overalanders. Ook is de LEA-aanpak niet in allegemeenten even breed. Er is dan ook niet éénlandelijke blauwdruk voor de benodigde verster-kingen op LEA-vlak: dit zal in de betreffende lokale context beoordeeld moeten worden. Opbasis van literatuur en enkele voorbeelden zijn eralgemene lijnen en uitkomsten te schetsen dieook voor partijen elders in het land herkenbaaren toepasbaar zullen zijn. Het gaat niet zozeerom louter succesverhalen; de case-studies zijnjuist bedoeld om de factoren op het spoor tekomen die stimulerend of belemmerend werken.Welke dilemma’s ervaren partijen en hoe heb-ben zij deze opgelost? Soms is er niet echt spra-ke van een oplossing, maar wel van een bewust-wording van de vraag. Deze brochure maakt delezer bewust van een aantal relevante onder -werpen en vraagstukken, die ook in de eigensituatie een rol zullen spelen. Vanuit de praktijk-situaties komen suggesties en tips naar vorendie ook van anderen van nut zijn.

INLEIDING

5

1 In de brochure wordt veel gebruik gemaakt van citaten afkomstig uit de interviews. Om privacy-redenen wordt alleen het type organisatiegemeld en niet de naam van de organisatie zelf. Wel kunt u in het colofon de namen van de organisaties en respondenten terugvinden.

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 5

Page 8: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

De brochure is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk2 geeft een algemeen overzicht van de LEA doel-stellingen en - vormen. In hoofdstuk 3 staat hetwettelijk kader. Waarom zijn organisaties voorkinderdagverblijven en peuterspeelzalen toege-voegd aan de oorspronkelijke ‘eerstelijns’ part-ners gemeenten en schoolbesturen? Welkemotivatie ligt hierachter en wat wordt er door dewetgever mee beoogd? In hoofdstuk 4 geven weeen overzicht van de perspectieven die gemeen-ten, peuterspeelzalen en kinderopvang hanteren

bij het vormgeven van de LEA. In hoofdstuk 5komen de belangrijkste onderwerpen aan deorde waarover partners afspraken maken.Hoofdstuk 6 gaat over de vraag hoe de positio-nering van peuterspeelzalen en kinderopvangversterkt kan worden, zodat hun bijdrage goeduit de verf komt. Is dit altijd op het ‘hoogste’bestuurlijke niveau of zijn er ook andere vormenmogelijk? Hoofdstuk 7 bevat een samenvattingvan suggesties voor gemeenten, peuterspeel -zalen en kinderdagverblijforganisaties.

6

[Oberon – Peuterspeelzalen en kinderopvang en de Lokale Educatieve Agenda]

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 6

Page 9: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

In dit hoofdstuk leggen we u uit wat de LokaleEducatieve Agenda (LEA) is, met informatie overde ontstaansgeschiedenis, thema’s, verschillen-de vormen en gekozen overlegstructuren.

2.1 Oorsprong LEA

De Lokale Educatieve Agenda (LEA) is een rich-tinggevend instrument voor een vernieuwdlokaal onderwijsachterstandenbeleid, dat begin2006 is geïntroduceerd bij gemeenten enschoolbesturen en waar nagenoeg alle gemeen-ten mee werken. Vóór 2006 hadden de gemeen-ten veel zeggenschap over dit beleid: schoolbe-sturen, welzijnsinstellingen en peuterspeelzalenwaren weliswaar belangrijke overlegpartners,maar de gemeente had de financiële middelen,de eindregie en doorzettingsmacht. Sinds dekomst van de wet onderwijsachterstanden per 1 augustus 2006 kregen schoolbesturen recht -streeks financiële middelen van het Rijk ensindsdien hebben ze meer vrijheid om hun eigenonderwijsachterstandenbeleid op te zetten. Degemeenten kregen minder taken en ook minderfinanciële sturingsmiddelen. De verhouding tus-sen gemeente en schoolbestuur binnen hetlokaal onderwijsbeleid werd hierdoor dus gewij-zigd. In de wet onderwijsachterstanden werduitgegaan van gelijkwaardigheid en wederkerig-heid in de bestuurlijke verhoudingen, dus partij-en hebben evenveel inbreng. De wet OAB isinmiddels per 1 augustus 2010 vervangen doorde Wet Ontwikkelingskansen door Educatie (Wet

OKE), maar dit principe van gelijkwaardigheid enwederkerigheid is in stand gebleven.

Met de LEA werd in 2006 gemikt op een door-start van het lokale onderwijs(achterstanden)-beleid. De gemeenten hielden immers de regie -rol in de uitvoering van het beleid voor kinderenen jongeren (0 – 23 jaar) en zagen het als huntaak om inhoud te blijven geven aan het onder-wijs- en jeugdbeleid. Zij kozen er hierbij voor omsamen met andere partners op te trekken,omdat hier kennis, kunde en middelen aanwezigzijn. De Lokale Educatieve Agenda is hiervoor alsinstrument ingevoerd. Er bestond en bestaat dusgeen wettelijke verplichting om een LEA op tezetten, de LEA is een middel en geen doel opzich.

De LEA heeft zowel een inhoudelijk aspect alseen procesmatige kant. De bedoeling van deagenda is dat de gemeenten en betrokken part-ners tijdens een bestuurlijk overleg een lijst vanonderwerpen agenderen, met afspraken over deuitvoering en verantwoording van deze thema’s.Na instemming worden stappenplannen vooruitvoering opgesteld. In de LEA werken gemeen-te, schoolbesturen, kinderopvanginstellingen,peuterspeelzalen en andere lokale partijen dusals partners aan het lokaal onderwijs- en jeugd-beleid. De rol van de gemeente is meestal trek-ker en bepaler (regierol), maar kan net zo goeddie van procesbegeleider of deelnemer zijn. Elkerol heeft zijn voor- en nadelen. Een te sterke

7

2WAT IS DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA?

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 7

Page 10: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

8

[Oberon – Peuterspeelzalen en kinderopvang en de Lokale Educatieve Agenda]

focus op de regierol maakt het overleg mindergelijkwaardig, een te sterke nadruk op de proces-begeleider of deelnemer kan tot onduidelijkheidbij de andere partners leiden. Zij zullen willenweten wat de gemeente beoogt met het over-leg. Ook is een wat steviger rol van de gemeentesoms nodig om keuzes te maken.

2.2 Overlegonderwerpen

Deze partners zijn wettelijk verplicht (zie hoofd-stuk 3) om minimaal 1 keer per jaar overleg tevoeren over:• het voorkomen van segregatie en het

bevorderen van integratie;• het bestrijden van onderwijsachterstanden,

onder meer met behulp van de doorlopendeleerlijn van voorschoolse educatie naar hetbasisonderwijs;

• afstemming over inschrijvings- en toelatings-procedures om tot een evenwichtige verdelingover de scholen te komen van leerlingen meteen onderwijsachterstand.

Categorie 1

Scholen

Scholen

• Vroegschoolse educatie• Onderwijsprestaties • Passend onderwijs • Opbrengstgericht werken• Ouderbetrokkenheid• Doorstroom PO – VO • Wachtlijsten overgang PO en VO • Spreiding zorgleerlingen• Bestrijden onderwijsachter-

standen • Stimulering taalontwikkeling en

leesbevordering• Upgraden als school zwak of zeer

zwak is• Cultuureducatie

Eind-Veranwoordelijke

Uitvoering

Beleidsthema’s

Categorie 2

In overleg tussen partners

Gemeenten, scholen en anderebestuurlijke partners

• Doelgroepbepaling VVE• Werving en toeleiding VVE• Organisatie doorgaande lijn VVE• Resultaatafspraken vroegschoolse

educatie• Integratie bevorderen• Segregatie tegengaan• Afstemming inschrijvings- en

toelatingsprocedures • Spreiding achterstandsleerlingen • Bestrijden Onderwijsachter -

standen • Huisvestingsplan• Opvang jeugdigen die buiten de

boot dreigen te vallen • Vroegsignalering• Zorg in en om de school • Aansluiting onderwijs -arbeids-

markt • Startgroepen• Schoolmaatschappelijk werk• Afgestemd aanbod van verschil-

lende scholen en schoolsoorten• Reboundvoorzieningen • Veiligheid in de school• IKC, Brede scholen en/of combina-

tiefuncties• Dagarrangementen• Voortijdig schoolverlaten• Doorgaande leerlijnen • Sport en bewegen

Categorie 3

Gemeenten

Gemeenten

• Voorschoolse educatie: dekkenden kwalitatief hoogwaardig aanbod

• Jeugdzorg (vanaf 2015)• Leerplicht / schoolverzuim• RMC • Schakelklassen • Leerlingenvervoer • Huisvesting • Veiligheid rond de school • Brede school -beleid• Peuterspeelzaalwerk• Spreiding jeugdvoorzieningen • Preventief lokaal jeugdbeleid,

vijf functies • Harmonisatie voorschoolse

voorzieningen• Centra voor Jeugd en Gezin• Beleid voor arme kinderen• Opvang minderjarige asielzoekers

en nieuwkomers

Tabel 2.1 Drie kolommenschema: basismodel 2005, aangevuld met nieuwe ontwikkelingen 2006-2011

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 8

Page 11: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

9

Wat is de Lokale Educatieve Agenda?

De Wet OKE geeft enkele nieuwe aanvullendespelregels voor het jaarlijks bestuurlijk overleg.Er moeten over een aantal onderwerpenafspra-ken gemaakt worden, te weten:• deelname voorschoolse educatie;• resultaten vroegschool;• doorstroom naar het basisonderwijs.

In de praktijk kiezen gemeenten en schoolbestu-ren ervoor om in goed overleg ook andere onder-werpen te bespreken. Dit gebeurt veelal op basisvan het in 2006 geformuleerde ‘drie-kolommen-schema’ waarin de beleidsthema’s ingedeeldstaan naar de wettelijke verantwoordelijkhedenvan schoolbesturen en gemeenten. Het kolom-menschema wordt periodiek aangepast wan-neer er sprake is van nieuwe wet- en regelge-ving, zoals de invoering van de Wet OKE. OnderCategorie 2 staan de thema’s waarover gemeen-te en schoolbesturen het gezamenlijk eens die-nen te worden als zij ervoor kiezen dit onder-werp te agenderen. Daarnaast kan de LEA aan-gevuld worden met thema’s uit categorie 1 en 3die door gemeente of schoolbesturen wordenaangedragen.

2.3 Soorten LEA’s

De LEA is een containerbegrip geworden voor dewijze waarop gemeenten, schoolbesturen, kin-deropvang en peuterspeelzalen gezamenlijkinvulling geven aan het onderwijs (achterstan-den)beleid. De LEA kent een veelheid aan ver-schijningsvormen en grote verschillen qua diep-te en breedte. Ook de benaming wordt niet dooralle gemeenten gehanteerd. We kunnen globaalde volgende indeling maken:

a. Smalle LEAIn deze LEA worden alleen de wettelijk voorge-schreven onderwerpen besproken zoals onder-wijshuisvesting, de doorgaande lijn van voor-schoolse educatie naar basisonderwijs, debestrijding van onderwijsachterstanden en hetbevorderen van integratie en het tegengaan vansegregatie.

b. Brede LEAIn deze LEA worden de wettelijke onderwerpenaangevuld met onderwijsthema’s die partnersvan belang achten. Veel voorkomende onder -werpen zijn taalbeleid, brede school, zorg in enom de school en toekomstige voorschoolse voor-zieningen.

c. Regionale Educatieve Agenda (REA)Vooral kleinere gemeenten werken samen ophet gebied van onderwijs- en/of jeugdbeleid.Daarbij gaat het om thema’s als voortijdigschoolverlaten, opvangvoorzieningen voor leer-lingen die buiten de boot vallen en aansluitingarbeidsmarkt en onderwijs.

d. Lokale Educatieve- en JeugdagendaSteeds meer gemeenten verbreden onderwijs-beleid tot preventief jeugdbeleid: zo vallen dethema’s Brede school en Zorg in en om scholenfeitelijk al onder jeugdbeleid. Bij een jeugdagen-da kan de gemeente kiezen voor een breed leef-tijdsbereik, bijvoorbeeld 0-23 jaar.

2.4 Themagerichte of

partnergerichte benadering

De LEA kan ingestoken worden vanuit een the-magerichte of een partnergerichte benadering.Een themagerichte benadering houdt in dateerst gezamenlijk de thema’s bepaald wordendoor de bestuurlijke partners. Vervolgens wor-den bij deze thema’s de partners gekozen voorde uitvoering/uitwerking. Een partnergerichtebenadering werkt precies andersom: men zoekteerst in brede zin alle mogelijke partners op enstelt vanuit ieders expertise en mogelijkhedende thema’s op. Het werken vanuit een paar ge -selecteerde thema’s lijkt minder gecompliceerden doelgerichter dan het werken vanuit part-ners. Het accent zou daarom het beste op deeerste strategie kunnen worden gelegd. Eenaanvulling zou kunnen plaatshebben door eenaantal “light” activiteiten op te zetten voor eengroter aantal partners op de LEA. Deze activitei-ten zijn gericht op kennismaking, uitwisselingvan informatie en ervaringen, en bijvoorbeeld

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 9

Page 12: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

inbreng van ideeën, voorbereiding op activitei-ten in de toekomst etc. De ervaring leert dat ditsoort activiteiten qua frequentie en duurbeperkt moet worden, omdat anders de bereid-heid deel te nemen snel afneemt.

2.5 Overlegstructuren

We zien dat het inmiddels heel gebruikelijk isom in de overlegstructuur een onderscheid temaken tussen de algemene aansturing enbeleidsontwikkeling enerzijds (veelal LEA stuur-groep) en de uitvoering anderzijds (veelal LEAwerkgroepen). In een deel van de gemeentensplitst men de algemene aansturing over de jon-gere en oudere leeftijdsgroep, maar zorgt er

daarbij voor dat er voldoende momenten zijnvoor een breed overleg. In veel gemeenten wordtde LEA nog in belangrijke mate aangestuurdvanuit de gemeente. Het klassieke patroon vande wethouder als voorzitter van de LEA-stuur-groep en een ambtenaar als secretaris is noggoed intact. Er zijn echter ook geleidelijk meergemeenten die het voorzitterschap laten roule-ren of belangrijke functies in het LEA overleg inhanden geven van onafhankelijke derden. Devariëteit op uitvoeringsniveau is erg groot. Er zijnwerkgroepen of projectgroepen gericht op aller-lei inhoudelijke thema’s. Deze opereren dicht bijde werkvloer en worden flexibel in de LEA-struc-tuur ingebouwd.

[Oberon – Peuterspeelzalen en kinderopvang en de Lokale Educatieve Agenda]

10

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 10

Page 13: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

Vanaf 2006 zijn gemeenten en schoolbesturende wettelijke partners van het bestuurlijk over-leg. Aan deze wettelijke partners zijn sinds 2007kinderopvangorganisaties en sinds 2010 peuter-speelzaalorganisaties toegevoegd. De uitbrei-ding houdt verband met wijziging van diverseartikelen uit de Wet op het Primair Onderwijs enandere wetten, zoals de Wet Kinderopvang. Indit hoofdstuk van de brochure gaan we nader opdeze wettelijke bepalingen in.

3.1 Motie Van Aartsen-Bos

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingenin 2005 werd de motie Van Aartsen/Bos aange-nomen. De motie verzocht de toenmalige rege-ring de wet- en regelgeving met ingang van 1 januari 2007 zodanig aan te passen dat scho-len verplicht zouden worden hetzij voor- ennaschoolse opvang te bieden tussen 7.30 uur en18.30 uur, hetzij faciliteiten te bieden waarbin-nen andere partijen dat doen en de randvoor-waarden hierbij aan te geven. De motie is opge-nomen in de Wet op het Primair Onderwijs, arti-kel 45, lid 2.

Door deze motie werd het belang van een beteresamenwerking tussen kinderopvang en scholenevident. Om deze reden werden kinderopvangor-ganisaties vanaf 1 januari 2007 ook toegevoegdals verplichte overlegpartner in het jaarlijksbestuurlijk overleg (WPO artikel 167a):

Burgemeester en wethouders en de bevoegdegezagsorganen van de scholen en de kinderop-vang, bedoeld in de Wet kinderopvang in de

gemeente voeren tenminste jaarlijks overleg overhet voorkomen van segregatie, het bevorderen vanintegratie en het bestrijden van onderwijsachters-tanden, de afstemming over inschrijvings- en toe-latingsprocedures en het uit het overleg voort-vloeiende voorstel van het bevoegd gezag van inde gemeente gevestigde scholen om tot een even-wichtige verdeling van leerlingen met een onder-wijsachterstand over de scholen te komen. Hetoverleg is gericht op het maken van afsprakenover de in de eerste volzin bedoelde onderwerpen.

3.2 Wet Ontwikkelingskansen

door Educatie (Wet OKE)

Op 1 augustus 2010 is de wet OKE van krachtgeworden. Het doel van de wet OKE is om voorjonge kinderen in peuterspeelzalen en kinder-centra een veilige, stimulerende omgeving tecreëren waarbij medewerkers in staat zijn omeen risico op een taal- en of ontwikkelingsach-terstand te signaleren en dat effectief aan tepakken met een voor -en vroegschoolse educatie(VVE)-programma. Hiertoe is een drietal wette-lijke maatregelen ingevoerd. De eerste maatregel is een kwaliteitsimpuls voorpeuterspeelzalen door de wet- en regelgevingover peuterspeelzalen te harmoniseren met dekinderdagopvang. De tweede maatregel is dat het peuterspeelzaal-werk financieel toegankelijk blijft voor ouders. Ten derde regelt het wetsvoorstel dat gemeen-ten een breder en kwalitatief betere voorschool-se educatie aanbieden, zowel in peuterspeel -zalen als in kinderdagverblijven.

11

3WAAROM NIEUWE PARTNERS AAN TAFEL:HET WETTELIJK KADER

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 11

Page 14: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

De wet OKE houdt een wijziging in van drie wetten: • In de Wet Kinderopvang is een kwaliteitskader

voor peuterspeelzalen opgenomen evenals het toezicht van de gemeente daarop met de bijbe-horende mogelijkheden aangaande handha-ving. Verder zijn in deze wet kwaliteitseisenvoor voorschoolse educatie opgenomen.

• In de Wet op het onderwijstoezicht is geregelddat de Inspectie van het Onderwijs toezichthoudt op de kwaliteit van voorschoolse educa-tie.

• In de Wet op het Primair Onderwijs is de regie -rol van gemeenten ten aanzien van het onderwijsachterstandenbeleid verstevigd en isde verantwoordelijkheid voor het aanbod en detoegankelijkheid van voorschoolse educatie bijgemeenten neergelegd.

De wijzigingen in de Wet op het Primair Onder-wijs zijn opgenomen in artikel 167.

1. Burgemeester en wethouders voeren ten min-ste jaarlijks overleg en dragen zorg voor hetmaken van afspraken over:a. met het oog op een zo groot mogelijke

deelname van het aantal kinderen aanvoorschoolse educatie;1°. het vaststellen welke kinderen met eenrisico op een achterstand in de Nederlandsetaal in aanmerking komen voor voorschool-se educatie,2°. de wijze waarop die kinderen wordentoegeleid naar voorschoolse en vroeg-schoolse educatie, en3°. de organisatie van een doorlopende leer-lijn van voorschoolse naar vroegschoolseeducatie, en

b. resultaten van vroegschoolse educatie.

2. Burgemeester en wethouders voeren overlegen maken de afspraken, bedoeld in het eerstelid, met de volgende partijen:a. voor het eerste lid, onderdeel a: met de

bevoegde gezagsorganen van scholen en dehouders van kindercentra of peuterspeelza-len als bedoeld in de Wet kinderopvang en

kwaliteitseisen peuterspeel zalen in degemeente;

b. voor het eerste lid, onderdeel b: met debevoegde gezagsorganen van scholen.

Alle partijen werken mee aan de totstand komingvan de afspraken.

3. Een houder van een kindercentrum of peuter-speelzaal verwerkt persoonsgegevens met alsdoel de bevordering van een goede door-stroom naar het basisonderwijs. De gegevensdie een houder van een kindercentrum of peu-terspeelzaal verplicht overdraagt aan hetbevoegd gezag van een basisschool over leer-lingen die op de basisschool zijn ingeschreven,zijn het programma van voorschoolse educa-tie dat een leerling heeft gevolgd en de duurvan het programma dat is gevolgd. Houdersvan kindercentra of peuterspeelzalen makenafspraken met de basisscholen binnen eengemeente over de wijze van gegevenslevering.De bewaartermijn voor de overgedragen gege-vens is twee jaar nadat het kind het kindercen-trum of peuterspeelzaal heeft verlaten.

De Nota van Toelichting bij de Wet OKE geeftaan waarom peuterspeelzalen zijn toegevoegdaan het bestuurlijk overleg.

‘Gelet op de bovengenoemde onderwerpen waar-over afspraken worden gemaakt, is het van belangdat de bevoegde gezagsorganen van peuterspeel-zalen ook tot de vaste overlegpartners gaan beho-ren. Zij zijn immers nauw betrokken bij de uitwer-king van de afspraken. Peuterspeelzalen kunneneveneens een subsidierelatie met gemeenten heb-ben. Hiervoor bestaat echter geen specifieke wet-en regelgeving. De peuterspeelzalen maken daar-om wel onderdeel uit van de afspraken. Degemeente zal de afspraken voor de peuterspeelza-len die een subsidierelatie met gemeenten heb-ben, vastleggen in een uitvoeringsovereenkomstbij de beschikking tot subsidieverlening (artikel4:36 van de Algemene wet bestuursrecht).’

De toelichting geeft ook aan wat de sancties zijn

12

[Oberon – Peuterspeelzalen en kinderopvang en de Lokale Educatieve Agenda]

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 12

Page 15: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

als één van partijen zich niet aan de afsprakenhoudt.

‘Als één van de partijen zich niet aan de afsprakenhoudt, kan een belanghebbende zich melden bijde Inspectie van het Onderwijs. De Inspectie vanhet Onderwijs velt geen inhoudelijk oordeel overde afspraken, maar constateert uitsluitend of deafspraken worden nageleefd. Is dat niet het geval,dan meldt de Inspectie dat aan de minister. Hetverbetertraject, met eventueel een sanctietraject,volgt de wet waaronder de instelling valt. Ditbetekent dat als een school de afspraken nietnakomt het traject van de Wet op het onderwijs-toezicht wordt gevolgd. Voor peuterspeelzalen enkindercentra geldt het traject van de Wet kinder-opvang. Als een gemeente zich niet aan de afspra-ken houdt, kan er uiteindelijk sprake zijn van taak-verwaarlozing. In dat geval is de minister bevoegdin te grijpen.’

Gemeenten hebben volgens artikel 168 WPO demogelijkheid afspraken op te leggen aan kinder-centra, peuterspeelzalen en schoolbesturen dieweigeren mee te werken aan de gezamenlijkeafspraken zoals hiervoor bedoeld. Gemeentenkunnen de bevoegdheid in uitzonderlijke geval-len toepassen voor zover dat noodzakelijk is voorhet uitvoeren van een samenhangend onder-wijsachterstandenbeleid. Een belangrijke over-weging bij het inzetten van de doorzettings-macht is dat er voldoende draagvlak voor deafspraken is bij de samenwerkende partijen.Doorzettingsmacht kan pas in laatste instantieworden gebruikt, nadat pogingen tot overredingzijn mislukt (artikel 168 Wet op het PrimairOnderwijs). De afspraken moeten wel noodzake-lijk zijn voor een samenhangend onderwijsach-terstandenbeleid. De Algemene wet bestuurs-recht is dan van toepassing (besluit moet rede-lijk en billijk zijn, er is recht van bezwaar enberoep).

“Indien niet binnen een redelijke termijn met allepartijen, bedoeld in artikel 167, tweede lid, afspra-ken als bedoeld in artikel 167, eerste lid, zijngemaakt, kunnen burgemeester en wethouders de

werkingssfeer van de gemaakte afspraken, voorzover noodzakelijk voor een samenhangendonderwijsachterstandenbeleid, uitbreiden naar departijen, bedoeld in artikel 167, tweede lid, waar-mee geen afspraken zijn gemaakt.”

Voor kinderopvangorganisaties is naast de WetPrimair Onderwijs ook artikel 1.50A van de WetKinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelza-len van belang wat betreft de deelname aan hetbestuurlijk overleg. In dit artikel is een verwijzingnaar de hiervoor besproken artikelen 167 en 167Avan de Wet op het Primair Onderwijs opgeno-men. Het artikel fungeert daarmee als een extrawaarborg.

“De houder van een kindercentrum neemt deelaan het overleg tussen het college van burge-meester en wethouders en de bevoegde gezags -organen van scholen over het onderwijsachters-tandenbeleid, bedoeld in de artikelen 167 en 167avan de Wet op het primair onderwijs en werktmee aan de totstandkoming van de afspraken ende nakoming ervan.”

Op grond van deze wettekst kan beredeneerdworden dat alle kinderopvangorganisaties die temaken hebben met thema’s die raken aanonderwijsachterstanden (bijvoorbeeld bepalingdoelgroep VVE, toeleiding VVE, segregatie) uitge-nodigd worden om deel te nemen aan hetbestuurlijk overleg tussen gemeente en school-besturen. Alle organisaties moeten de gelegen-heid hebben om hun mening over deze onder-werpen naar voren te brengen. Volgens artikel167 dienen alle partijen mee te werken aan detotstandkoming van de afspraken. Wanneer par-tijen weigeren mee te werken, hebben gemeen-ten volgens artikel 168 van de Wet op het PrimairOnderwijs doorzettingsmacht, maar pas wan-neer andere manieren van overleg en overredingniet succesvol zijn geweest.

13

Waarom nieuwe partners aan tafel: het wettelijk kader

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 13

Page 16: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 14

Page 17: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

15

[Regeringsbeleid]

4NIEUWE PARTNERS WEL OF NIET AAN TAFEL?

In het vorige hoofdstuk is ingegaan op de wette-lijke verplichting voor gemeenten om organisa-ties voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvangbij het bestuurlijk overleg uit te nodigen. In dithoofdstuk zoomen we in op de vraag hoe dekeuze voor de nieuwe partners in zijn werk gaat.Er is daarbij aandacht voor de dilemma’s entegenstrijdigheden waarmee de betrokken par-tijen zich geconfronteerd zien. Deelnemendepartijen uit de wereld van kinderopvang en peu-terspeelzaal zijn namelijk niet alleen partners,maar veelal ook concurrenten van elkaar, zowelbinnen de eigen sector als tussen de sectoren.Dit zorgt soms voor verdringing en buitenslui-ting aan de LEA tafel.

4.1 Het perspectief van de

gemeente

Volgens de LEA enquête uit 2010 geven de mees-te gemeenten aan dat peuterspeelzaalorganisa-ties en kinderopvangorganisaties aan het LEA-overleg deelnemen. Dit vinden zij behalve omwettelijke redenen ook een logische keuze. Veelkinderen maken gebruik van deze instellingenen er zijn steeds meer inhoudelijke en ook orga-nisatorische verbindingen, bijvoorbeeld in bredeschoolverband. Kinderopvanginstellingennemen soms peuterspeelzalen over en/of voerenVVE programma’s uit. De gemeenten willen inhet kader van een goede doorgaande lijn over

het algemeen de nieuwe partners graag bij hetoverleg hebben. Er moet goed samengewerktworden om kinderen zoveel mogelijk ontwikke-lingskansen te bieden en de LEA biedt daarvoorin principe een goed platform. Peuterspeelzaal-organisaties zijn in 82% van de gemeenten danook een partner bij de LEA, wat betreft de kinder-opvangorganisaties geldt dit voor 75% van degemeenten. Een minderheid van de gemeentenvoldoet dus nog niet aan de wettelijke verplich-tingen.

Peuterspeelzaalorganisaties waren overigensook al voor de wettelijke verplichting uit 2010regelmatig partner in het kader van het onder-wijsachterstandenbeleid. In de LEA enquête uit2008 gaf 65% van de gemeenten al aan dat hetpeuterspeelzaalwerk betrokken was bij de opzetvan de LEA (en 86% bij de uitvoering).2 De direc-te invloed van de Wet OKE op de stijging van dedeelname lijkt dan ook beperkt geweest te zijn.Wel is nu duidelijker dan voorheen aangegevenwaarover het bestuurlijke contact moet gaan.

De hoge percentages willen echter niet zeggendat alle organisaties in een gemeente aan debestuurlijke tafel zitten. Gemeenten zijn welis-waar volgens de wet min of meer verplicht alleorganisaties uit te nodigen en toegang te verle-nen, maar in de praktijk worden er afwegingengemaakt welke organisaties wel en welke niet

2 LEA Jaaragenda 2008, Oberon, Utrecht

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 15

Page 18: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

16

aan tafel zitten. In een aantal gemeenten komenalleen de grotere organisaties in aanmerking.Kleine organisaties worden over het algemeenniet gauw uitgenodigd, omdat men veronder-stelt dat deze vooral oog hebben voor hun eigenpositie en niet zozeer voor het grotere geheel.Teveel kleine partijen aan tafel leidt bovendientot versnippering en te weinig daadkracht vanhet overleg.

“Binnen de LEA gaat het om visievorming. Deelne-mers zitten er natuurlijk ook voor hun eigen orga-nisatie, maar voor het welslagen is het van belangdat organisaties buiten hun direct eigenbelangkunnen kijken en een bredere visie hebben”(gemeente A).

Er is een trend zichtbaar dat peuterspeelzaalor-ganisaties professionaliseren en groter worden,terwijl er in de kinderopvang naast (heel) groteorganisaties ook veel kleine bedrijfjes zitten.3 Ditkan ertoe leiden dat het peuterspeelzaalwerk inde betreffende gemeente wel (grotendeels) aantafel zit, terwijl juist de kleinere kinderopvangor-ganisaties niet worden uitgenodigd.

“Kinderopvang en peuterspeelzalen zijn vanaf hetbegin betrokken geweest bij het beleid rondomonderwijs en zorg. In die tijd waren de peuter-speelzalen net gefuseerd tot één stichting en waser ook één aanbieder voor kinderopvang. Inmid-dels komt daar sluipenderwijs verandering in. Denieuwe kinderopvangorganisaties zijn echter vanzeer kleine omvang en worden daarom niet uitge-nodigd bij de LEA” (gemeente B).

Dit hangt ook samen met het feit dat de relatietussen gemeente en peuterspeelzalen van ouds-her anders is dan tussen gemeente en kinderop-vang. Peuterspeelzalen worden vaak door degemeente gesubsidieerd en hebben daarom eensterkere relatie met de gemeente. Kinderopvangbetreft private organisaties die zich onderling

bovendien in een sterkere concurrentie positiebevinden. De kinderopvang is een zelfstandigemarktpartij waar de gemeente geen bestuurlijkeof financiële relatie mee heeft. Voor peuterspeel-zalen geldt wel dat ze, ondanks de gemeentelijkesubsidierelatie, in LEA-verband als gelijkwaardigpartner worden beschouwd. Vaak maken peuter-speelzalen deel uit van (grote) welzijnsorganisa-ties die ook voor andere onderwerpen vanbelang zijn voor de gemeente, zoals jeugdwerk,opbouwwerk en buurtwerk. Als het in LEA ver-band om jeugdbeleid gaat, spelen deze onder-werpen een belangrijke rol.

Gemeenten vinden het overigens zelf ookbelangrijk goed voor ogen te hebben waarom zijorganisaties wel of juist niet aan de LEA vragen.Min of meer objectieve en transparante criteriazijn daarvoor nodig. Een kleine organisatie wilnatuurlijk niet per definitie zeggen dat dezegeen visie op het grotere geheel zou hebben enalleen uit eigenbelang wil participeren. Het isdan ook van belang dat gemeenten niet onderdruk gezet worden door de grotere partijen in debranches om hun kleinere concurrenten buitende deur te houden. Deelname moet niet zozeersamenhangen met de omvang van de organisa-tie als wel met de bereidheid om inhoudelijkmee te denken. Het gaat erom partijen aan tafelte hebben die kunnen bijdragen aan de thema’swaar de LEA zich op richt, zoals VVE, achterstan-denbestrijding en brede scholen. De gemeentendenken ook dat, nu meer kinderopvangorganisa-ties zich met VVE bezig houden, hun stembelangrijker zal worden.

“Het belangrijkste is, denk ik, dat partijen het nutvan de LEA inzien. Daarvoor is het noodzakelijk datje een duidelijk doel omschrijft van de LEA, wat wilje met de LEA bereiken. Het is goed om dan geza-menlijke thema’s af te spreken. Bij de start van deLEA hebben wij een sessie gehad met externeondersteuning om met onze partners een focus te

3 Overigens blijkt uit een studie van Sardes en Ecorys uit 2009 dat toen nog ruim een kwart van alle organisaties van peuterspeelzaalwerk werdgeleid door een éénpitter (Trends in en rondom het peuterspeelzaalwerk. Sardes en Ecorys, 2009). Zij werken vanuit één locatie, maar hebbenvaak wel meerdere groepen.

[Oberon – Peuterspeelzalen en kinderopvang en de Lokale Educatieve Agenda]

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 16

Page 19: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

17

[Nieuwe partners wel of niet aan tafel? ]

bepalen voor het gezamenlijk beleid. Gekozen istoen voor spraaktaalontwikkeling en sociaal-emo-tionele ontwikkeling” (gemeente B).

Gemeenten merken dat grotere welzijnsorgani-saties en instellingen voor kinderopvang meerindruk maken bij de andere partners, met namebij de schoolbesturen. Schoolbesturen hebbenvolgens hen soms toch niet een juist beeld vande omvang en de professionaliteit van de sector.

“De kinderdagverblijven hebben zich lang niet zoserieus genomen gevoeld. Dit is wel veranderd, zeleveren een grote bijdrage. Wij vinden de kinderop-vang een constructieve partner, die met plannenkomt. Ze durven ook het onderwijs aan te sprekenop hun verantwoordelijkheid. Ze nemen veel ini-tiatief, ze zorgen zelf voor een goede positie. Datmoet ook wel want onderwijs krijgt politiek ookzonder lobby veel credits” (gemeente C).

Samengevat: checklist voor gemeenten• breng in beeld hoeveel de organisaties (kun-

nen) bijdragen aan de doelstellingen van deLEA

• maak een keuze voor welke thema’s part-ners worden uitgenodigd

• wees neutraal in de benadering van organi-saties, hanteer duidelijke criteria

• maak tijdens overleg geen groot verschiltussen financieringswijze peuterspeelzalenen kinderopvangorganisatie, het gaat om deinhoud

• geef de kinderopvangstellingen en peuter-speelzalen een zware stem bij het bereikenvan de betreffende doelen

• werk aan doorbreken van vooroordelen en cultuurverschillen tussen partners

4.2 Het perspectief van de

kinderopvang

Kinderopvangorganisaties zijn er in alle soortenen maten: van grote professionele organisatiesmet een eigen stafbureau en tientallen vestigin-gen in meerdere gemeenten tot kleine éénpit-ters. Dit maakt ,zoals al bij het perspectief vande gemeente naar voren kwam, lastig te bepalenwelke organisaties nu wel of niet aan de LEAgevraagd worden. Grote kinderopvangorganisa-ties met veel vestigingen in meerdere gemeen-ten geven aan dat zij niet bij alle LEA’s aanwezigkunnen zijn. Door deze organisaties wordt pergemeente een selectie gemaakt van de overleg-gen die relevant zijn.

“Als we alle overleggen in alle gemeenten zoudenbezoeken, zou daar ongeveer 3 fte voltijds meegemoeid zijn, dus dat doen we maar niet.”

“Schoolbesturen in deze regio zijn ook groot, somszie je drie dagen achter elkaar dezelfde boven-schoolse managers. De gemeente is eigenlijk dekleinste partner.”

De grotere organisaties voor kinderopvang kij-ken waar zij het meest kunnen profiteren vanhun tijdsinvestering voor deelname aan de LEA.Ook hoeft het niet zo te zijn dat alleen de LEAzaligmakend is. Als er goede contacten zijn metde desbetreffende gemeente, is het volgens henniet zo erg als je niet aan de LEA gevraagd wordt.Men vindt wel dat de organisatie zelf daar zijnbest voor moet doen.

“Als je aan tafel wilt komen dan kan dat. Je moetniet passief zitten afwachten tot je wordt uitge-nodigd. Neem het initiatief en laat zien waaromjij er bij moet zijn!”

Toch merken kleinere of nieuwe organisaties dathet niet altijd zo werkt. Zij worden ondanks huneigen verzoek niet uitgenodigd. Behalve degemeente die vreest voor versnippering zoudenook grotere organisaties uit de eigen sectorbezwaar tegen hun deelname kunnen hebben.

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 17

Page 20: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

“Omdat mijn gemeente er voor heeft gekozen éénvertegenwoordiger van iedere sector af te vaardi-gen, zit ik er tot nu toe niet bij. Daarbij komt dat ikeen nieuwe organisatie ben en aan mij ook nooiteen uitnodiging is gestuurd. Ik heb zelf aangege-ven aanwezig te willen zijn bij de LEA omdat iknog nooit informatie doorgespeeld heb gekregen.Aangezien de concullega’s niet heel blij zijn metons zou dit ook een reden kunnen zijn.”

Volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisenpeuterspeelzalen hebben kinderopvangorgani-saties de plicht (en in feite dus ook het recht) omdeel te nemen aan het bestuurlijk overleg, voorzover het gaat om het thema onderwijsachter -standen. Wanneer een organisatie dus op dit ter-rein een inbreng wil hebben en door de gemeen-te of andere organisaties geen toegang krijgt, zalde organisatie met verwijzing naar de wetsarti-kelen toegang moeten kunnen krijgen. In depraktijk is dit natuurlijk geen wenselijke situatieen zal via overleg en overreding de deelnamegeorganiseerd moeten en kunnen worden.

Een terugkerend punt in het contact tussenpartners is de vermeende ‘mismatch’ tussen degemeente en schoolbesturen enerzijds en denieuwe partners anderzijds. Verschillende kerenis melding gemaakt van schoolbesturen die zich‘arrogant’ zouden opstellen, die niet echt geïnte-resseerd zijn in de nieuwe partners of die metname de kinderopvangorganisaties te commer-cieel en te weinig inhoudelijk betrokken vinden.

“Het onderwijs moest wel even wennen. Eigenlijkwil onderwijs alleen onderwijsonderwerpen aande orde brengen. Maar wij voelden veel vrijheidom onderwerpen als vrije tijd en opvang alsonderwerp in te brengen. Het basisonderwijs is erop zich wel van bewust dat ze kinderen uit devoorschoolse instellingen binnen krijgen, en isgebaat bij goede contacten.”

“Ik heb soms nog wel het gevoel dat ik te gast benen dat men niet goed weet waar kinderopvangvoor staat. Vaak halen andere partners ook peu-terspeelzalen en kinderopvang door elkaar.

Onderwijs heeft toch nog soms iets van “wij heb-ben het voor het zeggen en jullie passen je maaraan.”

Naarmate de kinderopvangorganisatie groter is,stellen schoolbesturen zich minder arrogant op.Door frequent overleg, bijvoorbeeld op de LEAmaar ook bij andere overleggen en door elkaarbeter te leren kennen, kan de beeldvorming overen weer verbeterd worden. De andere LEA part-ners zien dan meer in dat de kinderopvang ookeen belangrijke pedagogische taak heeft. Waarkinderopvanginstellingen nog wel eens last vanhebben, zijn negatieve ervaringen met anderekinderopvangstellingen, al dan niet in de eigengemeente, die doorwerken in de beeldvorming.

Samengevat: checklist voor kinderopvang• ga voor eigen organisatie goed na wat deel-

name aan LEA gezien de thema’s en doel-stellingen kan opleveren

• ga na wat eigen organisatie te bieden heeftaan de andere partijen en aan de LEA the-ma’s

• stel het gemeenschappelijke doel van deLEA voorop

• draag uit dat de organisatie zich maat-schappelijk verantwoordelijk voelt voor dekinderen in de gemeente

• ga niet uit van de onderlinge concurrentieals grondslag voor deelname, wees transpa-rant en overleg met andere organisaties

• breng duidelijk naar voren naar de anderepartijen dat kinderopvangorganisaties inprincipe goede educatieve partners zijn

4.3 Het perspectief van de

peuterspeelzaalorganisatie

Het peuterspeelzaalwerk was ook zonder dewettelijke verplichting uit 2010 al een belangrij-ke partner bij de LEA. Toch zien peuterspeelzalenzichzelf soms toch als een wat zwakke partij ofhebben althans het gevoel zo te worden geziendoor de andere partners. Sommige organisaties

18

[Oberon – Peuterspeelzalen en kinderopvang en de Lokale Educatieve Agenda]

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 18

Page 21: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

19

[Nieuwe partners wel of niet aan tafel? ]

vinden dat de LEA erg wordt gedomineerd doorhet onderwijs. Bovendien zijn bepaalde LEA-the-ma’s niet zo van belang voor de peuterspeelza-len. De soms wat zwak ogende positie komt wel-licht ook omdat het reguliere peuterspeelzaal-werk onder druk staat; het aantal kinderen is deafgelopen jaren behoorlijk gedaald. Voor VVE isde peuterspeelzaal nog wel de belangrijksteorganisatie, maar men voelt de concurrentievanuit de kinderopvang. De peuterspeelzalenzien zichzelf in beginsel als betrouwbaarderpartner voor gemeenten dan kinderopvang,omdat ze meestal de enige van hun soort in degemeente zijn en ook vaak door de gemeentegefinancierd worden. De keerzijde daarvan kanzijn dat gemeenten (op de LEA) dwingender rich-ting peuterspeelzalen zijn dan naar het onder-wijs. Ze kunnen ook invloed uitoefenen op hetsluiten van locaties van peuterspeelzalen ofgedwongen verhuizing naar nieuwe brede scho-len. Volgens peuterspeelzalen concurreren kin-deropvangorganisaties harder met elkaar danvoorheen en merk je daar ook wat van bij de LEA,zeker omdat het aantal kinderen nu ook in dekinderopvang daalt door wijzigingen in debekos tiging.

Net als bij de kinderopvang ondervinden groterewelzijns/peuterspeelzaalorganisaties een meergelijkwaardige uitgangspositie dan kleinereorganisaties.

“We voelen ons niet meer of minder belangrijkdan de anderen. Geen tweederangs in ieder geval,misschien ook omdat onze organisatie ook de wel-zijnspoot vertegenwoordigt. Dat maakt je ietsgroter en belangrijker” (peuterspeelzaalwerk)

“Er moet wel wat volume zijn om de tijd die aande LEA besteed moet worden, te kunnen investe-ren. Over het algemeen hebben kleinere organisa-ties die tijd niet.”

Daarentegen wordt er ook aangegeven dat klei-ne peuterspeelzaalorganisaties tijd zouden

moeten investeren in de LEA overleggen en datomgekeerd de gemeenten ook baat hebben bijdeze kleine organisaties. Juist voor deze peuter-speelzalen geeft het een grote meerwaarde alszij betrokken zijn bij het VVE-beleid van degemeenten. Op hun beurt hebben deze kleinepeuterspeelzalen vaak een lage drempel voorbezoek van de doelgroep (bijvoorbeeld dankzijmond-tot-mond reclame) en kunnen zij een goe-de rol vervullen binnen het gemeentelijk VVE-beleid om aan alle kinderen, die dat volgens degemeente nodig hebben, een aanbod van voor-schoolse educatie te doen dat van voldoendekwaliteit is.4

Samengevat: checklist voorpeuterspeelzaalwerk• laat zien dat de organisatie een stabiele

partner is voor met name VVE.• laat zien dat de organisatie er goed in slaagt

moeilijke doelgroepen te bereiken• maak keuzes voor welke thema’s deelname

aan de LEA van belang is en stel vast waarbijde organisatie een belangrijke partij is

• laat zien dat peuterspeelzalen een belang-rijke educatieve en onderwijsvoorbereiden-de taak hebben

4 MOgroep Welzijn en Maatschappelijke dienstverlening (2010), Brochures voor peuterspeelzalen en kinderopvangorganisaties

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 19

Page 22: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 20

Page 23: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

5DE INHOUD VAN HET OVERLEG

Veel gemeenten bepalen samen met hun part-ners welke thema’s op de LEA worden gezet. Uitde resultaten van de LEA enquête ondergemeenten destilleren we de thema’s die voorde nieuwe partners van belang zijn. Over demeeste thema’s zijn de afgelopen periodeafzonderlijke brochures van Oberon verschenen.We stippen hieronder dan ook de thema’s alleenop een paar hoofdlijnen aan en verwijzen naarde desbetreffende publicaties.

5.1 Voor – en vroegschoolse

educatie

Met stip op één van de LEA staat het thema VVE(95% van alle gemeenten met een LEA). Ditonderwerp heeft extra aan betekenis gewonnensinds de invoering van de wet OKE per 1 augus-tus 2010. Vanaf deze datum zijn gemeenten ver-antwoordelijk om te zorgen voor voldoende aan-bod van voorschoolse educatie dat kwalitatief oporde is. Gemeenten zijn ook verantwoordelijk ommet betrokkenen te zorgen voor een sluitendsysteem van werving en toeleiding naar voor-schoolse educatie. De rol van de peuterspeelzaalbij VVE is evident, maar uit de VVE-monitor 2010blijkt dat 38% van de gemeenten VVE (ook) in dekinderopvang subsidieert. In de vier grote stedenis VVE in kinderdagverblijven standaard, in deG32 bij driekwart van de gemeenten, maar ookin bijna de helft van de middelgrote gemeenten

(> 30.0000 inwoners). Vooral in de middelgroteen kleinere gemeenten is het percentagegemeenten met VVE in kinderdagverblijvengestegen (een stijging met respectievelijk 8 en16 procent ten opzichte van 2009).5 Over dezegemiddelde percentages moet opgemerkt wor-den dat de spreiding erg groot is; de spreidingloopt van 3% (bij peuterspeelzalen) of 0% (bijkinderdagverblijven) groepen met VVE tot maxi-maal 100% groepen met VVE. Dat betekent dater ook binnen de categorieën van gemeentenonderling veel verschil is in het percentage VVE-groepen. Kinderdagverblijven bieden VVE veelalintegraal aan, dat wil zeggen dat de VVE-werk-wijze is geïntegreerd in de dagelijkse manier vanwerken en voor alle kinderen van 0/2-4 jaar. The-ma’s op de LEA die in dit opzicht van belang zijn,hangen bijvoorbeeld samen met de keuzes diegemeenten maken over inhoud en uitvoeringvan VVE. Kunnen alle kinderdagverblijven er aan-spraak op maken? Hebben kinderopvanginstel-lingen en peuterspeelzalen keuze bij het in tevoeren programma? Zet de gemeente een open-bare aanbesteding uit of is op voorhand al dui-delijk welke partij(en) de gemeente in gedach-ten heeft? Kinderdagverblijven melden dat hiereen bepaalde vorm van willekeur in het spel kanzijn, iedere gemeente kent hierin haar eigen lijn.

5 Sardes (2010), Monitor VVE

21

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 21

Page 24: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

22

6 Oberon (2010), Zorg op de LEA7 Oberon (2011), Bouwen om inhoud. Onderwijshuisvesting op de LEA.

5.2 Doorlopende leerlijnen

In de wet OKE is bepaald dat gemeenten, school-besturen, peuterspeelzalen en kinderdagverblij-ven gezamenlijke afspraken maken over de orga-nisatie van een doorlopende leerlijn van voor-naar vroegschoolse educatie. Het thema staatnu al in bijna alle gemeenten met een LEA op deagenda (87%). Doordat de verantwoordelijkhe-den voor voorschoolse en vroegschoolse educa-tie verschillend belegd zijn, is aandacht voor deaansluiting zeer belangrijk en daarmee eenbelangrijk thema voor het bestuurlijk overleg.Volgens de Wet OKE moeten kinderdagverblij-ven en peuterspeelzalen verplicht gegevens aan-leveren over instromende leerlingen aan hetschoolbestuur wat betreft het gevolgde VVE-programma en de duur van het programma.

5.3 Zorg

Bij dit thema, dat bij 84% van de gemeenten opde LEA staat, gaat het om versterking van zorg-structuren en samenwerking tussen partners inde keten van zorg. Daarbij is het doel om zoveelmogelijk kinderen binnen de reguliere voorzie-ningen op te vangen en speciale hulp en zorg tebrengen naar het kind en niet het kind naar despeciale hulp/zorg. Onderwerpen die relevantzijn voor kinderopvang en peuterspeelzaal in ditverband zijn onder andere: vroegsignalering,participatie van risicoleerlingen aan peuter-speelzaal en kinderopvang en het organiserenvan opvoedingsondersteuning. Uit de LEA-enquête 2010 komt naar voren dat peuterspeel-zalen en kinderopvangorganisaties in ongeveerde helft van de gevallen betrokken zijn bij deZorg- en Adviesteams (ZAT) rondom de scholen.Een belangrijk uitgangspunt van de zorgketen isdat problemen vroegtijdig worden gesignaleerden aangepakt. Met name bij zorgkinderen is hetessentieel dat peuterspeelzalen en kinderdag-verblijven goede contacten hebben met de ver-schillende ketenpartners, zoals het consultatie-

bureau of de GGD binnen het Centrum voorJeugd en Gezin en de (speciale) basisschool endat er informatieoverdracht plaatsvindt in hetkader van de doorgaande zorglijn. Behalveschriftelijke (koude) informatieoverdracht is juistvoor zorgleerlingen ook een ‘warme’ (persoonlij-ke) overdracht van belang.6

5.4 Brede school

Het thema brede school staat bij 77% van degemeenten op de LEA. Het is een thema waar derol van peuteropvang- en kinderopvang duidelijkis, aangezien zij meestal samen met de scholenals kern van de brede school worden beschouwd.Binnen de brede school kunnen verschillendepartijen met elkaar samenwerken. De manierwaarop wordt samengewerkt hangt af van ver-schillende factoren, zoals lokale behoeften enmogelijkheden. Er zijn partijen die actief betrok-ken zijn bij de brede school: zij maken (fysiek)deel uit van de brede school en organiseren ver-schillende (gezamenlijke) activiteiten. De peu-terspeelzaal en de kinderopvang (inclusief bui-tenschoolse opvang) worden na de school hetvaakst genoemd als actieve partner binnen debrede school. Het welzijnswerk is ook vaak actiefin de brede school. Brede scholen kennen naasteen inhoudelijke component ook vaak een fysie-ke component (huisvesting). In veel gemeentenwordt het overleg over huisvesting nog apartgevoerd van de LEA, maar er zijn steeds meergemeenten die zoeken naar inhoudelijke verbin-dingen tussen de twee overleggen.7 Deze koppe-ling wordt ook door de ‘nieuwe partners’ vanbelang gevonden. In het huisvestingsoverleghebben de peuterspeelzalen en kinderopvangeen zwakke positie. Zij zijn voor hun huisvestingin (brede) scholen dus afhankelijk van degemeenten en schoolbesturen. Door een sterke-re verbinding van LEA en huisvestingsoverlegkunnen de peuterspeelzalen en kinderopvangmeer invloed op dit terrein krijgen.

[Oberon – Peuterspeelzalen en kinderopvang en de Lokale Educatieve Agenda]

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 22

Page 25: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

[De inhoud van het overleg]

23

8 Oberon (2010), Monitorrapport harmonisatie voorschoolse voorzieningen, nulmeting 2009. Utrecht: Oberon

5.5 Samenwerking

peuterspeelzalen en

kinderopvang

De samenwerking tussen peuterspeelzalen enkinderopvang is door invoering van de Wet OKEeen onderwerp dat snel aan betekenis heeftgewonnen op de LEA en duidelijk samenhangtmet de onderwerpen VVE en doorlopende leer -lijnen. In 2009 stond samenwerking peuter-speelzalen en kinderopvang in 39% van degemeenten op de agenda, in 2010 was dit geste-gen naar 75%. Door de invoering van de wet OKEis de wet-en regelgeving met betrekking totpeuterspeelzaalwerk en kinderdagverblijvenmeer op één lijn gekomen. Voor het peuterspeel-zaalwerk zijn er enkele landelijke kwaliteitseisengekomen om de kwaliteit van peuterspeelzalenen kinderopvang zoveel mogelijk gelijk te trek-ken. De belangrijkste kwaliteitseisen zijn: ééngekwalificeerde leidster op een groep en eenleidster-kindratio van 1 op 8. De hogere eisen bie-den een kans om de samenwerking tussen beidesectoren te versterken en dit thema op de LEA teagenderen. Een aanzienlijk aantal gemeenten(30%) overweegt het peuterspeelzaalwerk bijkinderopvangorganisaties onder te brengen.Ongeveer 6% van de peuterspeelzalen was eind2009 al omgezet naar kinderopvang.8Buitenschoolse opvang

5.6 Buitenschoolse opvang

Buitenschoolse opvang als apart thema wordtdoor 45% van de gemeenten als overlegthemavoor de LEA aangegeven. Het is een thema datten opzichte van de vorige meting (22%) snel inbelang is toegenomen. Dit is opvallend gezienhet feit dat de verplichting voor het basisonder-wijs om buitenschoolse opvang te organiserenal sinds 2007 een feit is. Maar tot nu toe was hetniet echt een dominant LEA thema. Een redenvoor de toename zou de wens tot betere afstem-ming van school - en opvangtijden kunnen zijn.Steeds meer scholen herzien hun schooltijden,voeren andere roosters in of zoeken naar nieuwe

dagarrangementen. Bij de LEA kunnen partijenafspraken maken over de tijden en natuurlijk ookover de inhoudelijke koppeling. De invoering vancombinatiefuncties (sport, cultuur, onderwijs) insteeds meer gemeenten kan hier behulpzaambij zijn en zal dan ook steeds vaker op de LEAterecht komen.

Tips

• Organiseer als gemeente met de LEA part-ners een inventariserende ronde om de the-ma’s vast te stellen. Hoe is de laatste 4 jaarervaren, welke thema’s zijn gemist en welkeontwikkelingen zijn voor de toekomst vanbelang?

• Bepaal samen wie wat vast stelt en voorwelk thema men aanschuift, incidenteel ofstructureel zoals bijvoorbeeld bij schooluit-val en betrek schoolmaatschappelijk werk.

• Deel als gemeente de inhoud van de LEA op.Stel jaarlijkse doelen voor de korte termijnen een paar hoofddoelen voor een meer -jarenperiode.

• Agendeer als gemeente vaker onderwerpendie voor peuterspeelzaal en kinderopvangvan belang zijn. Daardoor verbetert het con-tact en voelen de organisaties zich meerbetrokken en serieus genomen.

• Zorg voor borging van beleid in de gemeen-teraad, zodat onderwerpen de kans krijgenzich te ontwikkelen en niet teveel beïnvloedzijn door ‘de waan van de dag’.

• Organiseer als instelling voor peuterspeel-zaalwerk en kinderopvang zelf regelmatigeen interne bijeenkomst om heldere kadersvoor bepaalde onderwerpen vast te stellen.

• Betrek medewerkers bij de onderwerpen,bijvoorbeeld door aantal keer per jaar eennieuwsbrief uit te brengen gericht op allelagen van de organisatie.

• Maak gebruik van de kennis en ervaring vande medewerkers uit de eigen organisatie bijhet agenderen van onderwerpen op de LEA.

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 23

Page 26: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 24

Page 27: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

25

In dit hoofdstuk kijken we naar de mogelijk -heden voor kinderdagverblijven en peuterspeel-zaalorganisaties om hun deelname aan de LEAte versterken. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen een interne en eenexterne strategie.

6.1 Positionering kinderopvang

en peuterspeelzaal, een model

Om de positie van de nieuwe partners te bepa-len, maken we gebruik van een eigen ontworpenmodel. Het model is geconstrueerd langs tweeassen:1. weinig inbreng- veel inbreng2. weinig invloed- veel invloedIn feite ontstaan dus vier kwadranten:

Weinig invloed, brengt veel in (aandachtsvrager)Weinig invloed, brengt weinig in (bescheidenpartner)Veel invloed, brengt veel in (dominante partner)Veel invloed, brengt weinig in (one-issue partner)

Bij toetsing van dit model tijdens een workshopbij de LEA-conferentie van januari 2011 bleek datpeuterspeelzalen en kinderopvang ervaren datze nu vooral zitten op ‘ bescheiden’ en dat ze toewillen naar meer ‘dominant’. Dus meer invloed,en ook op meerdere terreinen. De wettelijke ver-plichtingen hebben wel een stimulerende rol,maar zijn nog niet voldoende. Deze constateringcorrespondeert met de eerder besproken erva-ringen van sommige organisaties dat zij nietworden uitgenodigd door de gemeente om deel

6POSITIE NIEUWE PARTNERS IN HET OVERLEG

AANDACHTVRAGER

Weinig invloed

Veel inhoudelijke inbreng

Veel invloed

Weinig inhoudelijke inbreng

BESCHEIDEN

DOMINANT

ONE ISSUE

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 14:23 Pagina 25

Page 28: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

te nemen aan de LEA. Ook als zij wel aan de LEAtafel zitten, kan het voorkomen dat hun positieniet ten volle benut wordt en dat zij niet als vol-waardige partners worden gezien. In dit hoofd-stuk zullen we bespreken welke mogelijkhedenen voorwaarden aan de verschuiving richtinghet andere kwadrant verbonden zijn.

“Kinderdagverblijven brengen veel in, maar heb-ben niet zo’n belangrijke stem. Nu VVE in de kin-deropvang georganiseerd moet worden zal hunstem naar verwachting belangrijker worden. Zehebben gevoel voor bestuurlijke verhoudingen”(gemeente).

“Als bij ons in de gemeente de kinderopvang of depeuterspeelzaal met een voorstel komt, dan reage-ren de schoolbesturen over het algemeen geïnte-resseerd en meedenkend. De verhoudingen zijnredelijk gelijkwaardig” (gemeente).

6.2 Hoe verstevig ik mijn positie

aan tafel?

Hoe is deze verschuiving van ‘bescheiden’ naarmeer ‘dominant’ te bereiken? Tijdens de inter-views is een aantal aanbevelingen door peuter-speelzaalorganisaties en kinderopvangorganisa-ties gegeven. Daarbij kan een onderscheid wor-den gemaakt tussen interne aanbevelingen -gericht op versterking van de eigen organisatie -en externe aanbevelingen - gericht op het inbeeld komen bij en de samenwerking met ande-re partners. Uitgangspunt is dat voor een suc-cesvolle deelname aan de LEA het van belang isdat de zaken intern eerst goed op orde zijn endat de organisatie voor zichzelf helder heeftwaarom zij aan de LEA zou willen deelnemen.Deelname aan de LEA is niet alleen van belangom wat te willen halen; organisaties moeten ookvoor zichzelf nagaan wat zij kunnen toevoegenaan het bereiken van de doelstellingen van deLEA. Van belang is ook dat de LEA niet in de eer-ste plaats wordt gezien als een overleg met deconcurrentie waarbij de kaarten zo min mogelijkop tafel liggen, maar als een overleg met organi-saties die in principe dezelfde doelstellingen

hebben voor de kinderen in de omgeving. Hetwillen investeren in de onderlinge relaties en hetversterken van vertrouwen is daarvoor een ver-eiste.

Intern:• Zorg zelf dat je de thema’s die je in wilt bren-

gen op orde hebt. Geef de zaken die belangrijkzijn om invloed op te hebben goed vorm.

• Wees pro-actief met het nemen van beslissin-gen in de eigen organisatie. Je wordt een ste -viger partij als gemeente ziet dat jij hun pro-blemen kunt oplossen. Als er bijvoorbeeld min-der peuters komen, ga dan zelf al snijden in hetpersoneelsbestand.

• Wees niet te bescheiden: veel peuterspeelzalenzijn naar binnen gekeerd, ze moeten meer naarbuiten etaleren wie ze zijn en wat ze kunnen.

• Heb goed voor ogen wat je zelf wilt, ken jeeigen strategie en weet wat deelname aan deLEA je kan opleveren. Anders is het lastig omeen goede inbreng te hebben ten opzichte vande anderen.

Extern:• Neem de tijd om te investeren in relaties met

andere partners.• Dring er bij de gemeente op aan dat er een

voorbereidingsgroep met alle vertegenwoordi-gers uit alle disciplines komt.

• Stel gezamenlijke kaders vast, dat bindt elkaarom echt samen te werken.

• Houd vast en houd vol, daarmee dwing jerespect af. En als het dan later nodig is dat jepositie hebt, dan heb je die alvast.

• Zorg ervoor dat degenen die aan de LEA-tafelzitten ook echt het mandaat hebben ombeslissingen te kunnen nemen, redelijk hoog inde organisatie zitten en niet over alles terugmoeten koppelen met achterban. Dat werktvertragend en zorgt ook niet voor status bij deandere partners.

• Wees open en duidelijk over de financiën: ditbevordert het overleg.

• Wees alert op het terugkrijgen van informatieen op terugkoppeling van resultaten.

• Probeer een open sfeer te creëren: laat een

26

[Oberon – Peuterspeelzalen en kinderopvang en de Lokale Educatieve Agenda]

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 26

Page 29: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

ieder eens praten over waar hij of zij zich zor-gen over maakt in de nabije toekomst. Onder-ling vertrouwen is essentieel.

6.3 Benut werkgroepen voor

versteviging positie

Vaak hangen onder een LEA allerlei project- enwerkgroepen die specifiek gericht zijn op eenthema. Juist in deze werkgroepen kunnen peu-terspeelzalen en kinderopvang een actieve rolspelen bij de thema’s die hen aangaan: VVE, bre-de school, doorlopende lijnen etc. Bovendienkunnen ook andere organisaties dan de ‘hogere’LEA-partners erbij betrokken worden. Voor kleineorganisaties is het verstandig om bij de werk-groepen van de LEA aan te haken, zodat hunstem wordt gehoord en hun visie al dan nietgetrapt op bestuurlijk niveau naar voren komt.En behalve andere organisaties kunnen ookandere medewerkers dan het management, opmeer uitvoerend niveau, aanschuiven bij dezeoverleggen. Het gaat bijvoorbeeld om VVE-coör-dinatoren. Door een actieve inhoudelijke inbrengin een werkgroep kunnen de peuterspeelzaal enkinderopvangorganisaties zich in de kijker spe-len. Een werkgroep rapporteert meestal regel-matig aan een stuurgroep. Zo komen de ideeënuit de werkgroep op een hoger bestuurlijkniveau te liggen.

“Vaak zijn de werkgroepen effectiever als het ominhoudelijke afspraken gaat. Daarbij is het belang-rijk dat vergelijkbare niveaus bij elkaar zitten. Bijde peuterspeelzaal zal het meestal de directeurzijn die aan LEA deelneemt, bij grote schoolbestu-ren de bovenschools manager. Voor grote welzijns-instellingen ligt dit gelijkwaardiger dan voor klei-ne stichtingen peuterspeelzalen” (peuterspeelzaal-werk).

“Juist bij de inhoudelijke uitwerking van de LEA inde werkgroepen worden concrete ambities en doe-len gesteld. Hierbij kunnen we ook beleidsbepa-lend zijn, dan heeft het echt meerwaarde om aantafel te zitten” (peuterspeelzaalwerk).

Het overleg kan op verschillende niveaus wor-den ingericht. In één van de bezochte gemeen-ten zijn bredere doelstellingen voor 2015 en spe-cifiekere doelstellingen per jaar geformuleerd.Aan de hand van deze doelstellingen zijn thema-werkgroepen gevormd, bijvoorbeeld een thema-groep over warme overdracht, voortijdig school-verlaten en passende zorg voor elk kind. Dewerkgroepen worden door het veld getrokken,waarbij de verschillende organisaties een thematoebedeeld hebben gekregen. Om recht te doenaan de gelijkwaardigheid van de LEA hebben alledeelnemende organisaties een onderwerp. Dekinderopvangorganisatie trekt bijvoorbeeld hetthema warme overdracht en het thema buiten-schoolse opvang. Hierdoor heeft deze partnereen behoorlijke invloed op het thema. Degemeente wordt uiteraard op de hoogte gehou-den. Als de trekker het wil, is de gemeente ookbij het werkgroepoverleg aanwezig.

In een andere bezochte gemeente zitten demanager van de peuterspeelzalen en de regio-manager van de kinderopvang bij de LEA aantafel, maar zijn zij ook actief in een aantal werk-groepen. In de programmaraad (tevens LEA)houden zij de andere partijen op de hoogte vande nieuwste ontwikkelingen, maar ook overzaken die opvallen onder hun doelgroep. Zij zijnactief in de werkgroepen Taal, Zorg/Centrumvoor Jeugd en Gezin en harmonisatie. Door zichactief in te zetten in de werkgroepen die zichmet relevante thema’s bezig houden, kunnenkinderopvangorganisaties en peuterspeelzaal-werk ook de ‘hogere’ LEA in belangrijke mate stu-ren en beïnvloeden.

Een goede voorbereiding van de LEA is essentieelom eruit te halen ‘wat erin zit’ en om de verschil-lende partners tevreden te houden. Daarbij zijner onder de respondenten verschillende opvat-tingen in hoeverre zij nu juist wel of juist niet bijde hele LEA en bij alle overleggen aanwezigmoeten zijn. Er zijn instellingen die graag bij alleonderwerpen betrokken willen zijn, terwijl ande-re instellingen alleen bij die onderwerpen willenaanschuiven die relevant voor hen zijn en waar

[Positie nieuwe partners in het overleg]

27

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 27

Page 30: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

28

ze ook echt een mening over hebben. Voor beideopties is iets te zeggen, maar het is wel vanbelang dat de doelstellingen en verwachtingenvan de LEA goed doorgesproken worden. Als bijsommige onderwerpen de nieuwe partners zichvooral als toehoorder gedragen om geïnfor-meerd te blijven, is dat niet erg als het maargoed gecommuniceerd is met bijvoorbeeld deschoolbesturen.

Om het overleg goed te laten verlopen is hetbelangrijk om in een aantal randvoorwaarden te

investeren. Zo is het van belang om te laten ziendat aanwezigheid zeer gewenst is, dat je nietzomaar kan wegblijven, dat de vergaderstukkentijdig worden toegezonden en dat er van elkonderwerp wordt aangegeven wat er van departners wordt verwacht (discussie, commen-taar, besluitvorming, inzet middelen etc.). Debewaking van deze randvoorwaarden ligt aller-eerst op het terrein van de gemeente.

[Oberon – Peuterspeelzalen en kinderopvang en de Lokale Educatieve Agenda]

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 28

Page 31: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

In deze brochure hebben we voor zowelgemeenten als voor de nieuwe overlegpartners,kinderdagverblijven en peuterspeelzalen, inzichtwillen bieden wat er zoal kan spelen sinds hetbestuurlijk overleg is uitgebreid. De rode draadachter deze brochure is het bieden van inzichtaan nieuwe partners hoe zij aan tafel kunnenkomen en als ze aan tafel zitten, welk gedrag eninhoud van belang is, zodat ze ook aan tafel blij-ven. Voor de snelle lezer vatten we een en anderkort samen.

7.1 Aan tafel komen…

De LEA is het bestuurlijk overleg waarbij degemeente met haar bestuurlijke partners (vanoudsher met name de schoolbesturen, tegen-woordig steeds vaker verbreed) invulling geeftaan het lokaal onderwijsbeleid. Het overleg kentdiverse verschijningsvormen en dieptes, maaroveral is de gemene deler het gezamenlijkbespreken van datgene wat nodig is om het bes-te uit kinderen te halen.

Als nieuwe partner zijn er verschillende manie-ren om zitting aan de LEA-tafel voor de eigenorganisatie mogelijk te maken:1. Wijs de bestuurlijke partners op de wettelijke

verplichtingen (WPO artikel 167 en 167a) omalle bestaande peuterspeelzalen en kinder-dagverblijven uit te nodigen voor het jaarlijksbestuurlijk overleg. Dit is op zichzelf wel hetsterkste, maar wellicht niet het beste argu-

ment om deelname af te dwingen. 2. Onderzoek de inhoud van het overleg en

bepaal of uw organisatie een bijdrage kanleveren aan het verwezenlijken van dat doel.Beter dan wijzen op het wettelijk recht opdeelname is het zelfstandig afdwingen vanaanwezigheid door uw meerwaarde aan tetonen. Hiervoor raden wij u aan zich goed teverdiepen in de inhoud van het overleg. Voorkinderopvanginstellingen en peuterspeel -zalen is het daarom goed te weten dat demeerwaarde vooral ligt in de volgende zaken die vaak besproken worden in de LEA:- VVE (verrijkt voorschools aanbod aan doel-

groepkinderen)- Doorlopende leerlijn (goede overdracht

voorschool-basisschool)- Goede zorgstructuur voor leerlingen/jonge

kinderen met zorgbehoeften- Brede school en goede buitenschoolse

opvang (sluitend dagarrangement voorouders van 7 tot 7)

- Toekomstig peuterspeelzaalwerk (samen-werking of samenvoeging met kinderdag-verblijven of juist met scholen).Iedere peuterspeelzaal of kinderdagverblijfdie deelname aan de LEA wenst, zou moe-ten nagaan welke toegevoegde waardemen heeft op één of meerdere van boven-staande onderwerpen. Zorg er dus voor datu belangrijke cijfers paraat heeft en dat uuw dossier op deze punten goed voorbereidheeft.

29

7

SAMENGEVAT: AAN TAFEL KOMEN EN AAN TAFEL BLIJVEN

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 29

Page 32: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

3. Zorg ervoor dat men de omvang, doelstellingen werkwijze van uw organisatie goed kent.Bij bestuurlijke partners bestaan er wellichtverkeerde beelden over uw specifieke organi-satie of uw organisatievorm in algemene zin.Meest voorkomend zijn; ‘peuterspeelzalenzijn softe organisaties waar kinderen samenspelen’ en ‘kinderopvanginstellingen zijncommerciële organisaties die eigen belangaltijd voorop zullen zetten’. Indien u ervanovertuigd bent dat dit beeld ten onrechte ook geldt voor uw organisatie, zult u moeteninvesteren in contacten en relaties om telaten zien dat uw organisatie anders werktdan men verwacht.

7.2 … en aan tafel blijven

Indien u sinds kort of al enige tijd, deelnemerbent en uw positie wilt verstevigen, geven we ugraag wat suggesties.1. Beschouw uw concurrenten als mede- uit-

voerder van het lokaal onderwijsbeleid. U zitveelal niet als enige partij vanuit het peuter-speelzaalwerk en de kinderopvangsector aande LEA-tafel, maar niets is voor bestuurlijkepartners frustrerender als blijkt dat organisa-ties meer bezig zijn met de eigen positie dandat ze oog hebben voor het gezamenlijkbelang. Zorg dat onderling wantrouwennooit openlijk of subtiel op tafel wordtgelegd, want dit keert zich tegen u en uwcollega’s als deelnemers aan het overleg.Besef dat deelname aan de LEA tafel vraagtom bereid te zijn te zoeken naar het geza-menlijk belang en doel. Het eigenbelangkomt op de tweede plaats.

2. Zorg ervoor dat degene die aan het overlegdeelneemt ook beslissingsbevoegd is. Tijdenshet overleg dienen er op bestuurlijk niveausoms direct knopen doorgehakt te wordendie ook consequenties kunnen hebben vooruw eigen organisatie. Het is dan zaak datdegenen die hierover binnen uw organisatiezeggenschap heeft, dit soort beslissingen terplekke kan nemen en ook kan uitleggen bin-nen de eigen organisatie. Indien u als

organisatie enkele malen niet meebeslistomdat u ruggespraak wenst te houden,wordt uw meerwaarde aan de LEA snelondermijnd.

3. Wees consequent en betrouwbaar. In hetbestuurlijk overleg is een duidelijke enbetrouwbare mening van essentieel belangom samen verder te kunnen. Succesfactorvan het overleg is onderling vertrouwen. Ukunt vertrouwen inboezemen door inhoude-lijke expertise, maar zeker zo belangrijk isopenheid, vastberadenheid en betrouwbaar-heid (nakomen wat u tijdens het overlegbelooft). Realiseert u zich dus goed wat utoezegt, maak dat ook echt waar. U kunt stel-selmatig weigeren om andere partners inza-ge in uw bedrijfsvoering of begroting tegeven om een mogelijke bezuiniging af tewentelen, maar dit draagt niet bij aan uwpositie binnen het overleg.

4. Neem het voortouw bij het bemensen vanonderliggende stuurgroepen. Vaak zijn eronder de bestuurlijke LEA (LEA stuurgroep)diverse inhoudelijke werkgroepen, zoals voorVVE of zorg, die een vertaalslag maken vanbeleid naar werkvloer. Hierin kunt u specialis-ten van uw organisatie positioneren, zoals deVVE-coördinator. Zorg ervoor dat iemand uituw organisatie als trekker voor dergelijkewerkgroepen in aanmerking komt. Vraag omaanwezigheid voor die punten die voor u vanbelang zijn. Indien deelname voor uw organi-satie niet aantrekkelijk is, omdat het meren-deel van de agenda niet over uw doelgroepgaat, is het mogelijk om voor te stellen omdeelname per agendapunt vast te stellen. Ukunt dan bijvoorbeeld vragen om het beleidvoor 0-4 jarigen standaard als eerste op deagenda te zetten, zodat u naar eigen bevin-dingen andere thema’s zoals voortijdigschoolverlaten kunt laten schieten.

30

[Oberon – Peuterspeelzalen en kinderopvang en de Lokale Educatieve Agenda]

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 30

Page 33: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 31

Page 34: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

OberonDe rol v.nwe part. LEA binnen7.0 27-02-2012 12:39 Pagina 32

Page 35: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

Colofon

Tekst en samenstellingPeter Gramberg, Wendy de Geus en Marco Zuidam

Met dank aanAnnegreet van Dijk, directeur Stichting Kinderopvang Amersfoort Gert van Dijk, directeur Stichting Welzijn Amersfoort,Nynke Koenen, beleidsmedewerker onderwijs gemeente AmersfoortFatima Talhaoui, beleidsmedewerker onderwijs gemeente AmersfoortCarin Hakkesteegt, beleidsmedewerker Landstede Kinderopvang, Zwolle Margreth Kikkert, leidinggevende Landstede Kinderopvang Nieuwleusen ’t Hummelhof Ineke Kaat-Grave, beleidsmedewerker onderwijs gemeente DalfsenKarla Noordman, eigenaar kinderopvang de Kleine Kornuiten, DalfsenAkkie Visser, beleidsmedewerker onderwijs gemeente DantumadielLouise Wiersma, directeur Sisa Kinderopvang, GrouwMarianne Commies, algemeen directeur MIKZ Kinderopvang, WaalwijkMarjan Pennekamp, directeur MIKZ Kinderopvang, Waalwijk Annerie van Gelder, beleidsmedewerker onderwijs gemeente HeusdenCees van Loon, directeur Stichting Peuterspeelzalen HeusdenCarola Bodenstaff, beleidsmedewerker Brancheorganisatie Kinderopvang, UtrechtMaria Bolt, bestuurslid Brancheorganisatie Kinderopvang, UtrechtErnst Radius, senior-beleidsmedewerker MOgroep, UtrechtElly Dekker, beleidsadviseur onderwijs & jeugd, Vereniging Nederlandse Gemeenten, Den HaagKinderdagverblijf ‘’t Hummelhof in Nieuwleusen en Kindercentrum 't Kickertje in Den Hoorn

VormgevingCas de Vries, Dvada, Utrecht

FotografieSijmen HendriksFotopartners Zwolle

DrukPlantijnCasparie, IJsselstein

Deze uitgave maakt deel uit van het landelijke LEA-ondersteuningstraject en is financieel mogelijk gemaaktdoor het Ministerie van OCW, zie voor meer informatie www.delokaleeducatieveagenda.nl, [email protected] of 030-2309060.

ISBN/EAN:978-90-77737-81-1

© 2012 Oberon. Deze brochure is opgesteld door Oberon in nauwe afstemming met MO Groep Welzijn & Maatschappelijke Dienst -verlening en de Brancheorganisatie Kinderopvang Nederland

Niets van deze uitgave mag verveelvoudigd worden, op wat voor wijze dan ook, of opgeslagen worden in een gegevensbestand zondervoorafgaande schriftelijke toestemming

OberonDe rol v.nwe partners LEA omslag7.0 27-02-2012 12:42 Pagina 2

Page 36: PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG EN DE LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

PEUTERSPEELZALEN EN

KINDEROPVANG EN DE

LOKALE EDUCATIEVE AGENDA

postbus 1423

3500 bk utrecht

tel. : 030 - 230 60 90

fax : 030 - 230 60 80

e-mail : [email protected]

internet : www.oberon.eu

onderzoek & advies

De rol van ‘nieuwe partners’ bij de LEA

OberonDe rol v.nwe partners LEA omslag7.0 27-02-2012 12:42 Pagina 1