Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en...

101
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in relatie tot armoede Kwalitatief onderzoek met masterstudenten sociaal werk aan de Universiteit Gent Dora De Sorte Promotor: Prof. Dr. Rudi Roose Co-promotor: Dr. Griet Roets Masterproef ingediend tot het behalen van de graad ‘Master in Sociaal Werk’

Transcript of Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en...

Page 1: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Academiejaar 2012 – 2013

Perspectieven van studenten sociaal werk

op activering in relatie tot armoede

Kwalitatief onderzoek met masterstudenten sociaal werk

aan de Universiteit Gent

Dora De Sorte

Promotor: Prof. Dr. Rudi Roose

Co-promotor: Dr. Griet Roets

Masterproef ingediend tot het behalen van de graad ‘Master in Sociaal Werk’

Page 2: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 3: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

VOORWOORD

Dit eindwerk is het resultaat van een geslaagde wisselwerking tussen verschillende

mensen:

Het thema werd mij aangereikt door mijn promotor, Prof. Dr. Rudi Roose. Ik ben hem erg

dankbaar voor zijn vertrouwen, geduld en helder inzicht. Uiteraard dank ik ook Dr. Griet

Roets voor haar steun, kritische bedenkingen en accurate bijdrage aan het onderzoek.

Hun motiverende woorden hebben mij door moeilijke momenten geloodst.

Zonder de twintig studenten uit het masterjaar sociaal werk aan de Universiteit Gent was

dit onderzoek niet mogelijk geweest. Fijn dat ze met enthousiasme de vragen over het

filmpje hebben beantwoord.

Ik apprecieer het enorm dat mijn ouders mij de kans hebben gegeven om deze studies

tot een goed einde te brengen. Ik dank mijn familie, partner en vrienden voor hun

onuitputtelijke morele en daadwerkelijke steun.

Page 4: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 5: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

SAMENVATTING

Deze masterproef gaat in op de problematiek van armoede in de actieve welvaartstaat.

De Europese Unie neemt een coördinerende rol op in de bestrijding van armoede, aan

de hand van een activeringsdiscours. Het streven is werk voor elke inwoner, in de

veronderstelling dat het de beste manier is om armoede en sociale uitsluiting tegen te

gaan. Sociaal werkers worden door de EU voor een fundamenteel dilemma geplaatst,

namelijk de keuze voor een residuele of structurele rol ten aanzien van dit

activeringsbeleid. Het is belangrijk om zich hierin te positioneren, ter realisatie van

relationeel burgerschap. De onderliggende opvattingen van sociaal werkers op activering

hebben immers een aanzienlijke impact op de implementatie van activering in de

praktijk.

De onderzoeksvraag waar in deze studie een antwoord op werd gezocht luidt als volgt:

“Wat zijn de perspectieven op activering in relatie tot armoede, van masterstudenten

sociaal werk aan de Universiteit Gent?”

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden werden uit de bestaande literatuur

betekenisvolle thema’s geïdentificeerd. Er kwamen twee perspectieven ten aanzien van

activering tot uiting, namelijk eenduidigheid en beheersbaarheid (residuele visie) versus

ambiguïteit en beleid voeren ten aanzien van een probleemsituatie (structurele visie).

Twintig studenten sociaal werk aan de Universiteit Gent, die het vak ‘sociaal

werktheorieën’ volgen bij mijn promotor, Prof. Dr. Rudi Roose, in hun masterjaar sociaal

werk, hebben deelgenomen aan het vignettenonderzoek. Ze werden gevraagd om te

reageren op een filmpje van een gezin met onvoldoende inkomen door invaliditeit en

werkloosheid, waardoor ze hun huishuur niet meer konden betalen en uit hun huis

werden gezet.

De meest opvallende bevinding die in de kwalitatieve thematische analyse tot uiting

kwam is dat, op één na, alle studenten vonden dat de man geactiveerd moest worden.

Het idee dat arbeid de beste manier is om uit armoede te geraken, stond niet ter

discussie bij de ondervraagde masterstudenten sociaal werk. Binnen de consensus over

de activering van de vader, was er geen eensgezindheid over de condities waaronder er

geactiveerd moest worden. Zowel residuele als structurele visies op activering waren

aanwezig in de antwoorden van de masterstudenten sociaal werk. Hieruit kunnen geen

algemeen geldende conclusies getrokken worden. Deze studie kan wel een aanwijzing

zijn voor verder onderzoek naar de perspectieven van masterstudenten sociaal werk, ten

opzichte van activering in relatie tot armoede.

Page 6: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 7: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD ...................................................................................................................... 3

SAMENVATTING ................................................................................................................... 5

INHOUDSOPGAVE................................................................................................................ 7

ONDERZOEKSPROBLEEM EN –VRAAGSTELLING ............................................................ 9

HOOFDSTUK 1: THEORETISCH REFERENTIEKADER .................................................. 11

1.1 Armoede en de actieve welvaartstaat ..................................................................... 11

1.2 Activering als hefboom tot armoedebestrijding ....................................................... 13

1.2.1 Activeringsdiscours ......................................................................................... 14

1.2.2 Vier benaderingen van activering .................................................................... 18

1.3 Rol en perspectief van het sociaal werk op armoede en activering ........................ 21

1.3.1 Rol van het sociaal werk in armoede en activering .......................................... 21

1.3.2 Perspectieven van sociaal werkers op armoede ............................................. 26

1.3.3 Perspectieven van sociaal werkers op activering ............................................ 28

HOOFDSTUK 2: ONDERZOEKSOPZET ........................................................................... 31

2.1 Onderzoeksvraag ................................................................................................... 31

2.2 Onderzoeksparticipanten en –context .................................................................... 32

2.2.1 Onderzoeksparticipanten ................................................................................ 32

2.2.2 Onderzoekscontext ......................................................................................... 34

2.3 Onderzoeksbenadering .......................................................................................... 34

2.4 Onderzoeksmethoden: strategieën van data-verzameling en data-analyse ............ 35

2.4.1 Strategie van data-verzameling ....................................................................... 35

2.4.2 Strategie van data-analyse .............................................................................. 40

Page 8: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

HOOFDSTUK 3: BEVINDINGEN ....................................................................................... 43

3.1 Arbeid als verplichting of als betekenisvolle activiteit ............................................. 43

3.2 Wetende versus niet-wetende houding van sociaal werkers .................................. 43

3.3 Individuele verantwoordelijkheid of gedeelde verantwoordelijkheid ........................ 44

3.4 Non-participatie als probleem of als uitdaging ........................................................ 45

3.5 Ambiguïteit tussen en binnen perspectieven .......................................................... 46

3.6 Beeldvorming ......................................................................................................... 46

DISCUSSIE EN CONCLUSIE .............................................................................................. 47

LITERATUURLIJST ............................................................................................................. 51

BIJLAGEN ........................................................................................................................... 56

Page 9: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

9

ONDERZOEKSPROBLEEM EN –VRAAGSTELLING

Deze masterproef gaat in op de problematiek van armoede in de actieve welvaartstaat.

Tewerkstelling wordt dominant beschouwd als de meest effectieve strategie om armoede

te bestrijden, waardoor activering in de ruime zin van het woord zeer veel aandacht

krijgt.

Over het hoe en waarom van activering van mensen in armoede, bestaan diverse

opvattingen. Het idee dat activering en tewerkstelling een exclusieve hefboom zijn tot

armoedebestrijding sluit aan bij de idee dat welvaartstaten niet langer als veiligheidsnet

willen dienen, maar eerder een trampoline moeten zijn om mensen naar een niveau van

onafhankelijk functioneren te brengen (Giddens, zoals geciteerd in Lorenz, 2001).

Sociaal werkers krijgen hierin een belangrijke rol toegewezen, aangezien ze deel

uitmaken van de activeringsmaatregelen, die nu meer de nadruk leggen op sociale

verplichtingen dan op sociale rechten (Lorenz, 2001).

Opvattingen over armoedebestrijding zijn vaak de inzet van een ideologische en politieke

strijd. De mate waarin natiestaten hun eigen sociaal beleid voeren en hun autonomie

behouden is fors ingeperkt door het proces van Europese integratie. In de visie van de

Europese Unie heeft het bestrijden van armoede vooral economische doelstellingen.

Toch bieden een aantal Europese welvaartstaten weerstand in de druk om de markt te

dienen. Deze discretionaire ruimte komt ook tot uiting in het sociaal werk in de Europese

welvaartstaten. De verschillende toepassingen van activeringsmaatregelen in het sociaal

werk wijzen op de marge van autonomie die het sociaal werk heeft ten opzichte van het

sociaal beleid (Lorenz, 2001).

Onder invloed van Europa komt het sociaal werk volgens Lorenz (2001) voor een

fundamenteel dilemma te staan. Neemt het sociaal werk een residuele rol op in het

activeren van mensen die al door armoede aangetast zijn, waarbij er gezocht wordt naar

manieren om hen te re-integreren op een flexibele arbeidsmarkt? Of neemt het sociaal

werk een structurele rol op zich, waarbij de rechten en verantwoordelijkheden van

mensen in armoede in het activeringsbeleid steeds onderhandeld worden in de spanning

tussen economische belangen en de strijd voor sociale rechtvaardigheid en gelijkheid?

Welke positie sociaal werkers innemen ten opzichte van de verschillende benaderingen

van activering is weinig bekend. Terwijl het juist belangrijk is om zich te positioneren,

door de onderliggende sociale, politieke en economische condities mee in vraag te

Page 10: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

10

stellen, in de realisatie van relationeel burgerschap (Roets et al., 2011). Het is dan ook

van belang om te onderzoeken hoe sociaal werkers kijken naar activering als middel tot

armoedebestrijding. En meer bepaald wat de visie van studenten sociaal werk is, omdat

ze opgeleid worden als ‘reflective practitioners’ en hun perspectief dus ook deels

meekrijgen vanuit hun opleiding.

De onderzoeksvraag waar in deze masterproef een antwoord op wordt gezocht, luidt als

volgt: “Wat zijn de perspectieven op activering in relatie tot armoede, van

masterstudenten sociaal werk aan de Universiteit Gent?”

Om een onderbouwd antwoord te kunnen bieden op deze onderzoeksvraag, wordt in

hoofdstuk 1 het theoretisch referentiekader geduid. Eerst wordt de rol van Europa in de

visie op armoede en de actieve welvaartstaat besproken. Er wordt ook ingegaan op de

werkelijke betekenis van activering voor mensen in armoede. Dan komen, naast de

discussies die rond activering gevoerd worden, de verschillende benaderingen die een

actief arbeidsmarktbeleid rechtvaardigen aan bod. De posities van het sociaal werk ten

aanzien van deze benaderingen worden toegelicht. Tenslotte wordt de bestaande

internationale literatuur over de perspectieven van sociaal werkers op armoede

besproken, gevolgd door de kijk van sociaal werkers op activering.

In hoofdstuk 2 wordt het onderzoeksopzet van deze masterproef geduid. Na het

herformuleren van de probleemstelling en onderzoeksvraag, wordt er geargumenteerd

over de keuze van de respondenten, het gebruik van interpretatief onderzoek en

vignettenonderzoek en kwalitatieve inhoudsanalyse, als gebruikte onderzoeksmethoden.

Vervolgens wordt de uitvoering en analyse van deze studie uitvoerig beschreven.

In hoofdstuk 3 worden de bevindingen geformuleerd, verdeeld in zes subthema’s, die in

de kwalitatieve inhoudsanalyse tot uiting kwamen.

Deze masterproef eindigt met een discussie en conclusie, waarin de bevindingen

teruggekoppeld worden aan de onderzoeksvraag en de beschreven theorie. Tenslotte

worden de beperkingen van het onderzoek vermeld en aanwijzingen gegeven voor

eventueel verder onderzoek.

Page 11: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

11

HOOFDSTUK 1: THEORETISCH REFERENTIEKADER

Het theoretisch kader van deze masterproef is gebaseerd op drie bouwstenen.

Het eerste deel gaat in op armoede in de actieve welvaartstaat. Het is een sombere

vaststelling dat in de meeste Europese landen, armoede een harde realiteit is voor

velen. In de visie van Europa wordt armoede bestreden om economische groei te

kunnen realiseren.

In het tweede deel wordt de vraag gesteld of arbeid wel de beste manier is om uit

armoede te geraken. Het antwoord hierop is niet eenduidig en het activeringsdiscours is

zeer divers. Kan activering bijvoorbeeld het best bereikt worden door middel van

sancties of door arbeid als maatschappelijke norm te stellen? Dan worden vier manieren

besproken waarop activering gerechtvaardigd wordt in onze maatschappij.

Het derde deel bevat de rol en het perspectief van het sociaal werk op armoede en

activering, als hefboom ter bestrijding van armoede. Het is van belang dat sociaal

werkers een standpunt innemen ten aanzien van de manier waarop activering

gerechtvaardigd wordt. Het handelingsperspectief van sociaal werkers, in de spanning

tussen het individu en de samenleving, kan residueel of structureel zijn. Vanuit deze

perceptie zullen de onderzoeksdata worden getoetst (zie hoofdstuk 2). Dit hoofdstuk

wordt afgesloten met een greep uit nationaal en internationaal onderzoek over hoe

sociaal werkers kijken naar armoede en activering.

Omwille van de omvang aan publicaties over armoede en activering, heeft een assistent

van de vakgroep mij wegwijs gemaakt in de Vlaamse literatuur. Vervolgens heb ik de

zoekinstrumenten ‘Google Books’, ‘Web of Science’ en ‘LibHub’ aangewend om

internationale literatuur te selecteren. Ik heb hierbij gebruik gemaakt van de trefwoorden:

social work and welfare-to-work, workfare, activation policy, activation paradigm, active

welfare state, attributions for poverty, causes of poverty, attitudes towards the poor,

perceptions of poverty, …

1.1 Armoede en de actieve welvaartstaat

Ook al is de Europese Unie één van de rijkste regio’s ter wereld, toch hebben meer dan

80 miljoen mensen er een risico op armoede, dat is één Europeaan op zes. Niet alleen

Page 12: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

12

de meest kwetsbaren worden getroffen door de huidige economische crisis, maar ook de

werkende populatie. Acht procent van de werkende bevolking in Europa leeft onder de

armoedegrens (Europese Commissie, 2012).

Ondanks de hoge werkzaamheidsgraad, sociale uitgaven, verdieping van het sociaal

beleid en beleidsaandacht voor armoedebestrijding, is armoede in Europa de afgelopen

tien jaar nauwelijks of niet gedaald. Dit heeft volgens Van Lancker (2012) te maken met

het feit dat werkgelegenheid vooral ten goede is gekomen aan tweeverdieners,

uitkeringen de huidige levensstandaard niet meer volgen, beleidsinitiatieven onderhevig

zijn aan het mattheuseffect en de omstandigheden moeilijker zijn door toenemende

individualisering, migratie en vergrijzing.

Het Europees jaar voor de armoedebestrijding in 2010, heeft de Europese Unie ertoe

aangezet om een coördinerende rol op te nemen in de bestrijding tegen armoede en

sociale uitsluiting. Er wordt als doel gesteld om tegen 2020, 20 miljoen mensen uit de

armoede te halen. Eén van de vier strategieën om dit te bekomen is de toegang tot de

arbeidsmarkt verbeteren, naast sociale bescherming, basisvoorzieningen en onderwijs

(Europese Commissie, 2012).

Deze 2020 doelstellingen worden warm onthaald in tijden van economische crisis. Maar

volgens Lister (2004) kunnen deze doelstellingen niet zomaar losgemaakt worden van

hun politieke doelstellingen. Het fenomeen armoede is enerzijds een pijnlijke realiteit

voor 80 miljoen inwoners, maar anderzijds een constructie van tegenstrijdige concepten,

definities en maatregelen. Volgens Mestrum (2012) is het bijvoorbeeld niet toevallig dat

de doelstellingen gaan over 20 miljoen minder armen in plaats van armoede met 20%

verminderen, waardoor de armoede nog steeds kan stijgen terwijl de doelstelling

gehaald kunnen worden.

De coördinerende rol van de Europese Unie kan letterlijk genomen worden, aangezien

de EU weinig juridische en financiële middelen ter beschikking heeft. Het is vooral hun

visie die gevolgd wordt, terwijl de effectieve bestrijding van armoede een primaire

verantwoordelijk-heid is van nationale overheden. De Europese Unie gebruikt het

armoedeverhaal als hefboom om economische groei te ontwikkelen. Men wil armoede

uitroeien, zodat de armen ook mee groei kunnen produceren en sociale conflicten

vermeden worden. Men pleit dus niet voor een harmonisering van het sociaal beleid,

maar wel voor een minimuminkomen voor iedereen, door werk lonend te maken. Het

inkomen is nog steeds een verantwoordelijkheid van de armen zelf, de staat moet enkel

het nodige doen om hen te activeren (Mestrum, 2012).

Page 13: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

13

De visie van de Europese Unie diende oorspronkelijk als antwoord op de crisis tussen

1975 en 1985 van de traditionele welvaartstaat. Het economisch draagvlak van de

welvaartstaat was aangetast door te hoge loonkosten, werkloosheid en een gebrek aan

flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Er ontstond een nieuwe sociale kwestie, aangezien

technisch en sociaal laaggeschoolden uitgesloten werden uit het arbeidsproces omdat

ze niet meer meekonden. In de jaren ’90 groeide samen met een tendens tot

liberalisering en individualisering het project van de actieve welvaartstaat (Deleeck,

2008).

Een actief arbeidsmarktbeleid is geen nieuw fenomeen, maar heeft een duidelijke

wending gekregen. Voorheen waren het de arbeiderspartijen die eisen oplegden aan de

maatschappij om meer jobs te creëren voor werklozen. Nu is de maatschappij zelf de

vragende partij, waarbij werklozen verplicht worden te werken, ook al voldoen de

condities niet aan hun wensen en kwalificaties (Larsen, 2005).

De impact van de actieve welvaartstaat vertaalt zich in België via de hervormingen van

het sociale beschermingsbeleid (Campaert ,2008). In plaats van alleen in passieve

uitkeringen te voorzien, worden er verschillende maatregelen getroffen om uitkerings-

gerechtigden aan het werk te krijgen (Beckers, Verschraegen & Berghman, 2007). Er is

enerzijds sprake van prikkels om arbeid te verhogen door strengere voorwaarden op te

leggen voor werkloosheidsuitkeringen en het verschil tussen het nettoloon en uitkeringen

te vergroten, anderzijds door flexibilisering van de arbeidsmarkt, het scheppen van

bijzondere werkgelegenheid en het individueel begeleiden van werklozen via

arbeidstrajecten. Niet alleen wordt er meer autonomie van het individu verwacht, maar

ook een efficiëntere werking en verantwoordelijkheid van overheidsdiensten en sociale

instellingen (Deleeck, 2008).

Uit het bovenstaande komt duidelijk tot uiting dat tewerkstelling als de beste weg wordt

beschouwd om in ieders basisbehoeften te voorzien. Of deze stelling voor iedereen van

toepassing is wordt vervolgens besproken.

1.2 Activering als hefboom tot armoedebestrijding

De actieve welvaartsmaatschappij streeft naar arbeid voor elke inwoner, in de

vooronderstelling dat het de beste manier is om armoede en sociale uitsluiting tegen te

gaan (Organisation for Economic Co-operation and Development, zoals geciteerd in

Page 14: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

14

Larsen, 2005). Dat werk een goede bescherming biedt tegen armoede blijkt uit cijfers:

30,4% van de werkloze bevolking in België loopt het risico om in armoede terecht te

komen, in tegenstelling tot slechts 4,5% van de werkende Belgen (Ongelijkheid Armoede

Sociale uitsluiting en de Stad, 2011).

De vraag is of een job altijd effectief is tegen armoede, want 1 op 5 armen tussen de 18

en 65 jaar heeft in België werk. Bovendien kunnen 2 op 3 mensen die in armoede leven,

niet geactiveerd worden omwille van pensioen, invaliditeit, ziekte, opleiding, mantelzorg,

…(Vranken, Campaert, Dierckx & Van Haarlem, 2009)

Volgens het Vlaams Netwerk Armoede (2010), biedt werk op korte termijn geen hulp

voor mensen in armoede. Een job maakt het leven van deze mensen soms moeilijker,

omdat sociale tarieven abrupt wegvallen, schuldeisers hun inkomen opeisen en

afspraken met hulp- en dienstverlening niet meer overdag kunnen. Armoede op zich is

vaak een barrière om tewerkgesteld te kunnen worden. Deze mensen zijn gebonden aan

het openbaar vervoer, voor kinderopvang kunnen ze niet terugvallen op sociale

netwerken en ze zijn niet zelfzeker genoeg om voor werk te solliciteren.

In vele gevallen is een opleiding of werk bij mensen in armoede, maar een tijdelijk

succes. Deze snel-werk-val kan pas ontlopen worden, indien generatiearmen al een

minimaal niveau van welzijn hebben bereikt (Thys, Raedemaecker, & Vranken, 2004).

Dit houdt enerzijds in dat er concrete oplossingen moeten gezocht worden voor

armoedeproblemen zoals schuldenlast en huisvesting (Vandermeerschen, 2007).

Anderzijds moet ook het zelfbeeld van mensen in armoede versterkt worden (Campaert,

2008). Immers geregelde ervaringen met afwijzing en falen, tast het zelfvertrouwen van

mensen in armoede aan, het ontkent hun kennis en vaardigheden en maakt hen

wantrouwig (Vlaams Netwerk Armoede, 2010).

1.2.1 Activeringsdiscours

Het concept van een actieve welvaartstaat is geen zuiver liberale uitvinding. Bijna elke

partij ondersteunt activering, omdat het een vaag begrip is dat op verschillende manieren

ingevuld kan worden. Afhankelijk van de motieven voor de promotie van een actieve

samenleving, zijn de meningen verdeeld over wie er geactiveerd moet worden en onder

welke condities (Larsen, 2005).

Page 15: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

15

Er worden vier thematische debatten besproken, die ik uit nationale en internationale

literatuur in verband met activering gedistilleerd heb.

1.2.1.1 Sancties als middel tot activering

Indien de criteria om van een uitkering te genieten zeer streng zijn en sancties effectief

worden toegepast, dan wordt de druk om werk te zoeken groter. Dit heeft tot gevolg dat

werkloosheid minder aantrekkelijk wordt voor mensen die niet aan de strenge

voorwaarden voldoen (Van Overschoot, 2004).

De vraag is of sancties noodzakelijk zijn om mensen aan het werk te krijgen. Volgens

Graversen en Ours (2008) zou het sanctioneren van mensen inderdaad betere

resultaten boeken dan via bijvoorbeeld intensieve begeleiding. Jan Denys (2012) ziet

eerder de combinatie van actieve begeleiding en sanctionering als een kans om

langdurige werkloosheid te voorkomen. Toch mogen de negatieve consequenties voor

mensen die verplicht worden om onzekere, slecht betaalde, flexibele of jobs onder hun

niveau aan te nemen, niet onderschat worden (Van Overschoot, 2004).

In België is men stilaan een meer sanctionerend beleid aan het voeren. Sinds kort zullen

werkloosheidsuitkeringen uitmonden in een forfaitair bedrag dat bijna overeen komt met

een leefloon (Vlaams Netwerk Armoede, 2012). Het Vlaams Netwerk Armoede vecht

deze maatregel aan, omdat mensen met een zwakke arbeidsmarktpositie, zoals

allochtonen en langdurig werklozen, vooral getroffen zullen worden. Een job vinden is

niet alleen afhankelijk van de werkzoekende, maar ook van het vaak discriminerende

wervingsbeleid van werkgevers (Vlaams Netwerk Armoede, 2012).

1.2.1.2 Werk als maatschappelijke norm

De stelling dat hoge werkloosheidsuitkeringen mensen weerhoudt om te gaan werken,

wordt door het activeringsbeleid in de Noordelijke landen tegengesproken (Larsen,

2005). Toch is deze uitspraak misleidend, omdat er geen rechtstreeks causaal verband

bestaat tussen hoge werkloosheidscompensatie en een hoge werkzaamheidsgraad

(Newman, 2011). Er is namelijk een andere belangrijke factor die zorgt dat mensen aan

het werk zijn.

Page 16: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

16

Het engagement om te gaan werken bij werklozen in het noorden, heeft vooral te maken

met een heersende communitaristische ethiek, die sterk de nadruk legt op de plicht van

de burger om actief te zijn (Larsen, 2005).

Werk als maatschappelijke norm zorgt er niet alleen voor dat leven van een uikering

minder legitiem wordt voor het brede publiek, maar ook in de ogen van de werkloze zelf.

Dit zorgt voor een toegenomen gevoel van sociale isolatie en nutteloosheid (Van

Overschoot, 2004). In Noorwegen wordt een paar weken werkloos zijn, al gezien als een

maatschappelijk kwaad (Larsen, 2005). In het onderzoek van Stavrova, Schlösser en

Fetchenhaur (2011) is de conclusie dat werklozen het minst gelukkig zijn in landen, waar

de norm om te werken het hoogst is.

1.2.1.3 Werk als middel tot integratie

‘Welfare to work’ is een streng overheidsbeleid in het Verenigd Koninkrijk dat werklozen

en uitkeringsgerechtigden ertoe moet aanzetten om zo snel mogelijk werk te vinden. Het

heeft als uitgangspunt dat sociale inclusie het best bereikt kan worden door betaalde

arbeid. De actieve welvaartstaat is dan gebaseerd op het principe dat er werk is voor wie

kan werken en sociale zekerheid voor wie dat niet kan. Alleen blijkt uit een evaluatie van

New Deal initiatieven in Groot-Brittannië, dat het systeem niet doelmatig is, voor de

mensen die noch tot de ene, noch tot de andere categorie behoren (Dean, 2003).

In het westen wordt loonarbeid gezien als het integratiemiddel bij uitstek (Vranken,

Geldhof & Van Menxel, 1997), wat impliceert dat wie geen werk heeft, niet sociaal

geïntegreerd is in de maatschappij. Volgens Larsen (2005) zijn er echter nog andere

wegen naar sociale inclusie, zoals vrijwilligerswerk en gemeenschapswerk. Anderzijds

leidt het hebben van werk niet automatisch naar een gevoel van integratie. De kwaliteit

van de job is hierbij een belangrijke factor.

Volgens Mark Andries (zoals geciteerd in Fret, 1997) zijn het de werkende insiders die,

uit zelfbehoud, drempels opzetten voor outsiders om op de arbeidsmarkt te geraken. Het

sociaal beleid zorgt ervoor dat via opleiding, integrale trajectbegeleiding en

tewerkstelling in de irreguliere sector, mensen kunnen doorstromen naar de reguliere

arbeidsmarkt. Een kritiek hierop is dat deze irreguliere sector slechts bestaat om zichzelf

overbodig te maken, in plaats van nieuwe volwaardige arbeid te creëren (Notredame,

zoals geciteerd in Fret, 1997). Met deze invulling van het kansenbeleid wordt activering

Page 17: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

17

ingezet in functie van de arbeidsmarkt, terwijl er weinig rekening wordt gehouden met de

behoeften van de burgers zelf (Fret, 1997).

Dat werk op maat van belang is voor specifieke groepen, valt niet te ontkennen. Uit een

onderzoek van de VDAB over langdurig werklozen in Vlaanderen, blijkt dat 20% te

kampen heeft met problemen die niet opgelost kunnen worden met een regulier

arbeidsmarkttraject (Campaert, 2008). Elke vorm van activiteit die met de capaciteiten

van mensen rekening houdt, zou onder activering moeten vallen (Vandermeerschen,

2007). De soms beperkte competenties van bepaalde mensen, worden in onze

maatschappij niet als volwaardig beschouwd (Snick, zoals geciteerd in Campaert, 2008).

Tot zolang blijft het werken in een alternatief arbeidscircuit een ernstige limitatie, want

deze outsiders streven ook naar een menswaardig loon. (Aendenboom, zoals geciteerd

in Fret, 1997).

1.2.1.4 Rechten en plichten debat

Er lijkt een consensus te heersen bij de verschillende politieke stromingen over het

principe van wederkerigheid: geen rechten zonder plichten (Larsen, 2005). Maar in het

activeringsbeleid is er niet altijd sprake van wederkerigheid. De rechten van mensen

worden onvoldoende gevrijwaard, omdat er een tekort is aan jobs met degelijke

werkcondities (Fret, 1997). Ook de keuzevrijheid van mensen wordt aangetast, want

bepaalde groepen komen enkel in aanmerking voor jobs die door mensen met

keuzemogelijkheden worden geweigerd (Campaert,2008). Maar een te eenzijdige

rechtenbenadering kan ook contraproductieve gevolgen hebben. Zo kan overmatige

betutteling ervoor zorgen dat ontplooiingskansen van mensen verloren gaan, omdat ze

er niet toe aangezet worden om actief te zijn (Campaert, 2008). Werknemers die wel een

sociale bijdrage leveren of die zelf onderbetaald werk verrichten, hebben maar een

beperkt begrip voor uitkeringsgerechtigden (Andries, zoals geciteerd in Fret, 1997).

Individuele verdiensten en prestaties hebben de afgelopen decennia aan belang

gewonnen, waarbij rechten en plichten worden vastgelegd in een na te leven contract

(Notredame, zoals geciteerd in Fret, 1997). De integratiecontracten voor

bestaansminimumgerechtigden onder de 25 jaar zijn hier een voorbeeld van. Het krijgen

van een leefloon wordt verbonden aan de vereiste om zich te integreren, vooral via

tewerkstelling (Raeymaeckers et al., 2009). Het contract wordt gesloten tussen de

overheid en de burger en creëert zo een wederzijdse inspanningsverbintenis, die bij

Page 18: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

18

klare afspraken betere resultaten boekt (De Coninck, zoals geciteerd in Fret, 1997). De

voorwaardelijkheid wordt ondanks het contract nauwelijks toegepast, omwille van een

aantal bezwaren (Andries, zoals geciteerd in Fret, 1997). In hoeverre kan er sprake zijn

van een contract tussen twee gelijkwaardige partijen, als het contract wordt afgesloten

met het mes op de keel. En in welke mate kan men sanctioneren, als die sanctie ertoe

leidt dat mensen hun allerlaatste vangnet verliezen (Aendenboom, zoals geciteerd in

Fret, 1997). En kan de overheid gesanctioneerd worden, indien deze geen jobs voor

jonge werklozen kan aanbieden? (Tan, zoals geciteerd in Fret, 1997).

1.2.2 Vier benaderingen van activering

De tegenstrijdigheden in het activeringsdebat zijn door Hermans, Raeymaeckers en

Casman (2010) in een theoretisch kader gegoten. Er worden vier verschillende manieren

onderscheiden waarop activering gerechtvaardigd kan worden. Deze benaderingen

worden kort toegelicht.

1.2.2.1 Disciplinering als remedie tegen uitkeringsafhankelijkheid

Streng optreden tegen arbeidsbekwame armen, kent zijn oorsprong in de Verenigde

Staten en is beter bekend als ‘workfare’ (Hermans et al., 2010). De analyses van Murray

(zoals geciteerd in Raeymaeckers et al., 2009) hebben ervoor gezorgd dat deze visie

algemeen bekend werd. Hij gaat ervan uit dat sociale voorzieningen mede

verantwoordelijk zijn voor een cultuur van afhankelijkheid bij uitkeringstrekkers. Om te

voorkomen dat mensen zich nestelen in hun situatie, is er nood aan een disciplinerend

en dwingend activeringsdiscours. De ‘werkloze’ moet werken in ruil voor steun (Hermans

et al., 2010). De Britse psychiater, Theodore Dalrymple (zoals geciteerd in Hermans et

al.,2010), heeft dit discours geactualiseerd. Hij concludeert uit persoonlijke werk-

ervaringen dat de slachtofferrol waarin armen zich wentelen, aangeleerd is. Het sociaal

werk draagt ertoe bij dat armen de verantwoordelijkheid voor hun eigen falen buiten

zichzelf leggen, vanuit een structurele kijk op armoede (Hermans et al., 2010).

Een eerste kritiek hierop is dat “de hangmat waarin uitkeringstrekkers zich nestelen, toch

wel een zeer oncomfortabele is” (Aendenboom, p 28., zoals geciteerd in Fret, 1997).

Armoede wordt in deze benadering geïndividualiseerd. Het uitgangspunt is dat met

Page 19: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

19

voldoende inzet, iedereen in staat is om economisch zelfstandig te worden. Wie daar

niet in slaagt, is zelf verantwoordelijk voor zijn situatie (Raeymaeckers et al., 2009).

1.2.2.2 Activering als onderdeel van een macro-economisch beleid

De macro-economische politiek streeft naar een gunstig ondernemingklimaat, waarin

actieve tewerkstelling een belangrijke factor is. De OESO is sinds 1994 voortrekker in de

bestrijding van werkloosheid door middel van drie strategieën (Raeymaeckers et al.,

2009). Vooreerst dienen werkprikkels verhoogd te worden, via een verlaging van sociale

zekerheidsbijdragen, beperking van vervroegde uittreding, verstrenging van

werkloosheidsuitkeringen, enz. De arbeidsmarkt moet verbeteren via flexibele jobs,

opleiding en activering. Tenslotte moeten de arbeidskosten verlaagd worden via

loonmatiging, loondifferentiatie en decentralisering van het sociaal overleg (Ebbinghaus

& Hassel, zoals geciteerd in Hermans et al., 2010).

Een interessante bedenking hierbij is, dat het begrip ‘arbeid’ quasi volledig in handen ligt

van de economie. ‘Economie’ en ‘arbeid’ zijn slechts sociale constructies, die veranderen

in de tijd. Zo was bijvoorbeeld werken aan een universiteit in de 19de eeuw een

onbetaalde activiteit (Vranken, zoals geciteerd in Fret, 1997). Een andere kritiek op deze

visie is dat falen op de arbeidsmarkt wordt toegeschreven aan persoonlijke beperkingen,

terwijl de instituties die uitsluiting produceren, ongemoeid worden gelaten. Zo hebben de

OESO strategieën geen herverdeling van arbeid, macht en financiële middelen op het

oog (De Rynck, zoals geciteerd in Vranken et al., 1997).

1.2.2.3 Activering als bijdrage van de sociale bescherming aan sociale cohesie

Volgens deze benadering draagt activering bij tot een versterking van de sociale cohesie

in de maatschappij. Sociale zekerheid is er in de eerste plaats om sociale participatie

aan het maatschappelijk leven te blijven garanderen. Daarnaast wordt een opleiding

aangeboden, zodat werkzoekenden opnieuw kunnen participeren aan de arbeidsmarkt

(Raeymaeckers et al., 2009). Deze visie op activering vertrekt vanuit de idee dat een

inkomen uit tewerkstelling, sociale integratie in de maatschappij tot gevolg heeft. Een

tweedeling tussen werkenden en werklozen is nadelig, omdat een afname van sociale

Page 20: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

20

samenhang in de samenleving, kan leiden tot criminaliteit en andere maatschappelijke

problemen (Hermans et al., 2010).

De samenleving heeft een grote verantwoordelijkheid in het doen slagen van de

activeringsmaatregelen, maar deze sociale bewogenheid kan gezien worden als een

vorm van eigenbelang. Activering heeft eerder tot doel sociale onrust te vermijden, in

plaats van een herverdeling van maatschappelijke middelen (Vranken et al., 1997). Er is

bij die activeringsmaatregelen weinig aandacht voor de capaciteiten van het individu en

het proces dat aan de activering vooraf gaat (Raeymaeckers et al., 2009).

1.2.2.4 Activering als een emancipatorisch project

In dit opzicht wordt activering gezien als een manier om de sociale grondrechten van elk

individu te realiseren. De samenleving is verantwoordelijk voor een vernieuwde

verbinding van een persoon met de maatschappij door middel van een

geïndividualiseerd traject. Verder wordt benadrukt dat het individu zelf inspanningen

moet leveren, om het integratieproject te doen slagen (Raeymaeckers et al., 2009).

Activering is een proces dat ‘duurzame activering’ als einddoel heeft. Het aanbieden van

voldoende kwaliteitsvolle jobs en opleidingen, doet de handelingsmogelijkheden van

mensen toenemen. Sociale participatie valt ook te realiseren, via andere wegen dan de

reguliere arbeidsmarkt (Hermans et al., 2010).

Een opmerking bij deze visie is dat het bereiken van duurzaamheid, sterk afhankelijk is

van de kwaliteit van het activeringsprogramma (Thys et al., 2004). Er worden hoge eisen

gesteld aan het werk van de trajectbegeleider, die vanwege een tekort aan

mogelijkheden en middelen, niet altijd ingelost kunnen worden (Raeymaeckers et al.,

2009).

Er zijn dus verschillende manieren waarop activering gerechtvaardigd kunnen worden.

De positie die het sociaal werk ten opzichte van deze benaderingen kan innemen, komt

nu aan bod.

Page 21: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

21

1.3 Rol en perspectief van het sociaal werk op armoede en

activering

1.3.1 Rol van het sociaal werk in armoede en activering

Het sociaal werk krijgt een actieve functie toebedeeld in de realisatie van de actieve

welvaartstaat. Hun taak bestaan erin om werklozen te begeleiden naar de arbeidsmarkt

via een individueel traject, met het oog op een inkomen als bescherming tegen armoede.

Er is dan ook een historisch gegroeide consensus dat sociaal werkers een

verantwoordelijkheid hebben ten opzichte van een rechtvaardige samenleving en de

verplichting om mensen in armoede te helpen (Weiss, 2003; Sun, 2001; Limb &

Organista, 2003; Gal & Weiss, 2000; Reeser & Epstein,1987).

In de eerste twee benaderingen van Hermans et al. (2010), namelijk disciplinering als

remedie tegen uitkeringsafhankelijkheid en activering als onderdeel van een macro-

economisch beleid, ligt de verantwoordelijkheid voor werkloosheid bij het individu. Vanuit

de standpunten die activering zien als een bijdrage aan sociale cohesie of als

emancipatorisch project, moet de samenleving de basisvoorwaarden voorzien om een

succesvolle activering te garanderen (Raeymaeckers et al, 2009).

Het is vooral in de emancipatorische visie op activering dat het sociaal werk een

aanzienlijke rol krijgt toebedeeld Deze benadering van activering heeft de aandacht

getrokken van het beleid. Steenssens, Sannen, Ory & Nicaise (2008) hebben in opdracht

van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming een totaalconcept ontwikkeld

van hoe Werk- en Welzijnstrajecten (W2) er volgens de emancipatorische benadering

zouden moeten uitzien. W2 wordt volgens Steenssens et al. (2008) als volgt

gedefinieerd:

W2 is een totaalconcept van breed ondersteunende processen van

trajectbegeleiding, zowel op het vlak van werk als van welzijn. Deze

trajectbegeleiding gebeurt op maat en is, vanuit een langetermijnperspectief,

gericht op actieve (arbeids)participatie. Dit concept is gefundeerd op zes

basisprincipes. Het gaat om een inclusieve, integrale, krachtgerichte,

participatieve, gestructureerde en gecoördineerde trajectbegeleiding. (p.127)

Hoe sociaal werkers zich positioneren ten opzichte van deze vier benaderingen van

activering is cruciaal, aangezien ze een impact hebben op het beleid, door de manier

Page 22: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

22

waarop ze hun sociale praktijk vormgeven. Roets et al. (2011) pleiten voor de

discretionaire ruimte in het sociaal werk, zodat de finaliteit van een arbeidstraject steeds

kan onderhandeld worden, afhankelijk van de concrete situatie. In de (her)definiëring van

de relatie tussen de werkzoekende en de overheid heeft het sociaal werk een

bemiddelende en dus ook een belangrijke rol.

Armoede kan op verschillende manieren gelezen worden. Vranken heeft vier verklarings-

modellen van armoede ontwikkeld, om de complexe realiteit ervan enigszins te kunnen

vatten.

Tabel 1 - Vier verklaringsmodellen voor armoede

Niveau van de oorzaak

Aard van de oorzaak

Intern

Extern

Micro: het individu

Persoonlijke tekorten:

Individueel schuldmodel

Persoonlijke ongevallen:

Individueel ongevalmodel

Macro: de samenleving

De maatschappelijke ordening:

Maatschappelijk schuldmodel

Maatschappelijke veranderingen

en conjuncturen:

Maatschappelijk

ongevalmodel

Overgenomen uit Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2004 (p.40), van J. Vranken, K. De Boyser, & D. Dierckx, 2004, Leuven, België: Acco.

Het individueel schuldmodel ziet armoede als een individuele verantwoordelijkheid van

het individu. Het individueel ongevalmodel meent dat armoede ook een individuele

verantwoordelijkheid is, tenzij in bijzondere situaties. Het maatschappelijk ongevalmodel

ziet de oorzaken van armoede in conjuncturele veranderingen zoals economische

crisissen, migratie,… Het maatschappelijk schuldmodel stelt dat armoede samenhangt

met de wijze waarop de samenleving structureel georganiseerd is (Vranken, De Boyser

& Dierckx, 2004).

Deze verklaringsmodellen werpen een interessante blik vanuit macro en microniveau op

armoede. Maar de vraag is hoe het sociaal werk zich hiertoe verhoudt, aangezien het

handelen steeds vervat zit in de spanning tussen het individu en de samenleving.

Page 23: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

23

Afhankelijk van de wijze waarop het sociaal werk armoede definieert, zal het individu of

de maatschappij meer of minder verantwoordelijk gesteld worden in bepaalde situaties

(Bouverne-De Bie, 2007). Het is noodzakelijk om zich hiervan bewust te zijn, omdat het

sociaal werk een zekere autonomie heeft in de manier waarop het beleid in praktijk wordt

omgezet (Lipsky, 1980). Zo kunnen sociale interventies eerder structureel of residueel

ingezet worden (Bouverne-De Bie, 2007).

Bouverne-De Bie (2007) heeft aan het model van Vranken een mesoniveau toegevoegd,

dat de aard van de maatschappelijke actie van sociaal werk mee in kaart brengt.

Tabel 2 - Aard van de maatschappelijke tussenkomst in armoedesituaties

Niveau van

probleemdefinitie

Structurele benadering

Residuele benadering

Micro

Individu

Armoede is een individuele

verantwoordelijkheid in hoofde van de

probleemdrager.

Geen maatschappelijke tussenkomst

tenzij controlerend ten aanzien van

‘armoede als afwijkend gedrag’.

Armoede is een individuele

verantwoordelijkheid in hoofde van de

probleemdrager, tenzij in bijzondere

situaties.

Maatschappelijke tussenkomst is

corrigerend via bijzondere

voorzieningen.

Meso

Maatschappelijke

voorzieningen

(vb. sociaal werk)

Participatief werken als uitgangspunt

voor wederzijdse

competentieontwikkeling van individu

en voorziening.

Participatief werken gebruikt de

realisatie van een behoeftedekkend

aanbod als middel en heeft

maatschappelijke participatie als

doel.

Macro

Samenleving

Armoede als een gedeelde

verantwoordelijkheid tussen individu en

samenleving.

Maatschappelijke tussenkomst gebeurt

via een structureel aanbod van

voorzieningen.

Armoede is een verdeelde

verantwoordelijkheid tussen het individu

en de samenleving.

Maatschappelijke tussenkomst gebeurt

via een institutioneel aanbod van

voorzieningen.

Overgenomen uit Sociale Agogiek (p.110), van M. Bouverne-De Bie, 2007, Gent, België: Academia Press.

Een residuele inzet van het sociaal werk ziet participatie als een methodisch principe dat

mensen in armoede leert aansluiting te vinden bij de geldende standaarden, om zich

Page 24: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

24

sociaal te kunnen integreren (Roose, 2012). Toegepast op activering betekent dit dat

outsiders dienen deel te nemen aan opleiding en trajectbegeleiding, met tewerkstelling

als einddoel (Notredame, zoals geciteerd in Fret, 1997). Werkloosheid wordt dan al snel

gezien als een probleem dat zich situeert binnen een gezin, in plaats van in het sociaal

beleid (Roose, Roets, Van Houte, Vandenhole & Reynaert, 2012). In dit opzicht staat de

verantwoordelijkheid van mensen voorop in het sociaal werk, zonder daarbij rekening te

houden met hun leefwereld.

Een structurele inzet van sociaal werk ziet participatief werken als een uitgangspunt,

namelijk de erkenning van mensen in armoede als mede-actoren in het beleid (Roose,

2012). In dit licht is activering een te realiseren recht op ontplooiing voor eenieder, door

middel van arbeid. Het is een dialogische praktijk, waarbij de meerwaarde van

interventies bevraagd worden, gezien de concrete situatie van individuen en de

maatschappelijke factoren die hierop ingrijpen (Bouverne-De Bie, 2007). Werklozen

worden beschouwd als autonome, competente individuen, zonder te idealiseren of tot

nieuwe norm te verheffen (Roose et al, 2012). Er is ruimte voor ambiguïteit, namelijk dat

naast het geloof in het maatschappelijk schuldmodel van armoede, het individu ook een

verantwoordelijkheid heeft. Volgens Roose en De Bie (p. 5, zoals geciteerd in Roose et

al, 2012) dienen “de rechten en verantwoordelijkheden van zowel individuen als de

samenleving steeds opnieuw onderhandeld te worden in interacties, waarbij

contradicties en een tijdelijke consensus, vitale elementen zijn.”

Participatief werken als uitgangspunt betekent ook dat non-participatie niet per definitie

problematisch is, maar juist een essentieel element ervan. In plaats van tegenspraak te

interpreteren als ongewenst gedrag van mensen in armoede, kan het een indicatie zijn

van een falende hulpverlening. Dit inzicht geeft een opening tot dialoog tussen de

sociaal werker en zijn cliënten over wat er spaak loopt, zonder hen te beschuldigen of

engagement te verliezen (Roose et al, 2012).

In het onderhandelingsproces tussen het individu en de samenleving speelt het sociaal

werk een belangrijke rol. Praktijkwerkers zijn actief betrokken in het proces van

betekenisverlening in concrete situaties, voornamelijk wanneer er conflicterende

belangen tussen beide partijen optreden. In plaats van het dominante discours te volgen,

waarin een maatschappelijke norm burgers aanzet om te werken, is het van belang dat

sociaal werkers ook oog hebben voor een relationele notie van burgerschap. Dit begrip

dwingt ook de onderliggende sociale, politieke en economische condities mee in vraag te

stellen. In dit perspectief kunnen mensenrechten, zoals participeren op de arbeidsmarkt

functioneren als startpunt van dialoog. Gelijke kansen in termen van arbeid kan vertaald

Page 25: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

25

worden in specifieke situaties en contexten en als leidraad dienen voor een

arbeidstraject als flexibel proces (Roets et al., 2011).

Het sociaal werk beweegt zich ook op een ander spanningsveld, namelijk dat van

redistributie versus recognitie (Garett, 2010). Enerzijds kan armoede gezien worden als

een kwestie van een tekort aan materiële goederen. Een manier om deze economische

ongelijkheid tegen te gaan is door middel van herverdeling. Anderzijds zit armoede

dieper geworteld door de permanente sociale uitsluiting van mensen die leven in

armoede. Deze culturele onrechtvaardigheid wordt recht gezet door de cultuur van

mensen in armoede te erkennen (Webb, 2010). Een valkuil hierbij is dat respect en een

positief beeld van sociaal werkers ten opzichte van mensen in armoede, niet meteen wil

zeggen dat er ook structureel gehandeld wordt. De impact van het neo-liberaal beleid op

de situatie van mensen in armoede wordt wel eens genegeerd (Garett, 2010).

Omgekeerd bestaat ook het gevaar dat door de hoge caseload in een neoliberaal beleid,

enkel nog de aandacht gaat naar materiële hulpverlening en het culturele aspect van

armoede op de achtergrond verdwijnt (Webb, 2010). Het blijft een uitdaging voor het

sociaal werk om redistributie en recognitie niet als twee afzonderlijke aspecten van

armoede te zien (Fraser, zoals geciteerd in Garett, 2010).

Er kan gesteld worden dat armoede een maatschappelijk probleem is met individuele

componenten, dat niet alleen gaat over ontbering aan maatschappelijke hulpbronnen,

maar ook een kwestie is van culturele uitsluiting. Hoe het sociaal werk kan omgaan met

deze complexiteit is niet evident. Vaak worden er eenduidige en simplistische

antwoorden geformuleerd op deze vraag, waarbij de politieke dimensie verloren gaat

(Roose, 2012). In de onmogelijke opdracht van het sociaal werk, met zijn beperkte

handelingsmogelijkheden, is ironie van groot belang. Er wordt tegelijkertijd een

relativistische houding én een blijvend engagement ten aanzien van problemen in het

sociaal werk verondersteld. Sociaal werkers moeten, zoals Sisyphus in de Griekse

mythologie, elke dag opnieuw beginnen, wetend dat de steen toch naar beneden zal

rollen (Roose, Roets & Bouverne-De Bie, 2011).

Indien sociaal werkers geloven dat de steen op een dag boven zal blijven, dan leunen ze

aan bij het beheersingsdenken en eindigt het armoededebat. Terwijl het juist belangrijk is

om de ambiguïteit en gelaagdheid van het sociaal werk te blijven zien en de spanningen

die er inherent aanwezig zijn open te laten (Roose, 2012). Zo is het bijvoorbeeld voor het

sociaal werk zeer verleidelijk om de emancipatorische benadering van activering van

Hermans et al. (2010) als ‘de juiste’ benaderingen te beschouwen. Indien de Werk- en

Welzijnsmethodiek (W2) geen vruchten afwerpt, worden de werkzoekenden als moeilijk

Page 26: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

26

bestempeld. Het komt er juist op aan zich niet in te schrijven in één discours, maar als

sociaal werker de spanning tussen sociale cohesie, disciplinering, economische

belangen en emancipatie als verantwoording voor activering te blijven zien.

1.3.2 Perspectieven van sociaal werkers op armoede

Armoede is een sociaal probleem dat op verschillende manieren benaderd kan worden.

De internationale literatuur baseert zich op een theoretisch kader, waarin armoede op

drie manieren verklaard kan worden. Individuele verklaringen leggen de

verantwoordelijkheid van armoede bij het individu, structurele verklaringen wijzen op

sociale en economische krachten, extern aan het individu en bij fatalistische verklaringen

wordt armoede veroorzaakt door onontkoombare gebeurtenissen waar het individu mee

te maken krijgt (Hunt,1996; Bullock, 1999; Bobbio, Canova, & Manganelli, 2010;

Monnickendam, 2010; Schwartz & Robinson, 1991; Sun, 2001).

Sociaal werkers worden vaak geconfronteerd met armoede. Hun werkveld situeert zich

in de interacties tussen mensen en hun omgeving. Ze komen voornamelijk in contact

met diegenen die het meest getroffen worden door armoede en sociale

onrechtvaardigheid. In praktijken over de hele wereld is er een toegenomen

bekommernis van sociaal werkers over armoede, die steunt op een lange traditie van het

werken met gemarginaliseerden die de noodzakelijke hulpbronnen ontberen en in

armoede verzeild geraken (International Federation of Social Workers, 2012).

Het engagement van het sociaal werk jegens de armen is opgenomen in de ethische

codes van internationale sociaal werk verenigingen (National Association of Social

Workers, 2012; IFSW, 2012) en vertaalt zich in de visie van de opleidingen in sociaal

werk. Een structurele kijk op oorzaken van armoede wordt in de internationale literatuur

in overeenstemming gezien met de gewenste professionele waarden van het sociaal

werk (Rehner, Ishee, Salloum & Velasques, 1997; Schwartz & Robinson,1991).

De manier waarop sociaal werkers denken over maatschappelijke problemen zoals

armoede, zal hun interventies met mensen in armoede bepalen (Schwartz & Robinson,

1991). Indien men ervan overtuigd is dat sociale en economische krachten armoede in

de hand houden, heeft men een positiever beeld over mensen in armoede, dan wanneer

men denkt dat armoede een gevolg is van individuele gebreken (Cozzarelli, Wilkinson, &

Tagler, 2001).

Page 27: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

27

Over de jaren heen werd kwantitatief onderzocht wat de visie is van sociaal werkers op

de oorzaken van armoede. In deze onderzoeken wordt telkens bevestigd dat sociaal

werkers structurele verklaringen prefereren boven individuele of fatalistische

verklaringen (Reeser & Epstein, 1987; Bullock, 2004; Rehner et al., 1997; Weiss & Gall,

2006). Maar in een kwalitatieve studie in Israël met 17 directeurs van sociaal werk

organisaties, kwam die voorkeur voor structurele verklaringen niet tot uiting. Alle

oorzaken van armoede kwamen evenveel aan bod. Een mogelijke verklaring voor het

verschillend resultaat is dat de participanten van het onderzoek spraken over hun eigen

cliënten in de praktijk en niet over mensen in armoede in het algemeen (Monnickendam,

2010).

De relatie tussen armoede en sociaal werk is niet rechtlijnig (Bouverne-De Bie, 2007).

Dit komt tot uiting in Amerikaans onderzoek dat plaats vond tussen 1968 en 1984.

Enerzijds geeft niet elk sociaal probleem aanleiding tot sociale actie (Bouverne-De Bie,

2007). Sociaal werkers leken in 1968 in Chicago meer geëngageerd in het

bewerkstelligen van brede sociale veranderingen, maar zagen daarentegen individuele

tekortkomingen als oorzaken van armoede en investeerden niet primair in het helpen

van arme cliënten (Reeser & Epstein, 1987). Anderzijds komen de sociale interventies

niet noodzakelijk overeen met de vooropgestelde sociale probleemomschrijving. Sociaal

werkers waren in 1984 in Chicago, meer geneigd om structurele verklaringen te geven

aan oorzaken van armoede, maar stelden geen uitgesproken doelen ten aanzien van

sociale veranderingen en armoedebestrijding en ondersteunden de armen dan ook niet

als hun primaire doelgroep (Reeser & Epstein, 1987). Vandaag zijn 11 directeurs van

welzijnsorganisaties, volgens onderzoek in Israël, nog steeds onzeker over hun

professionele rol en verantwoordelijkheid ten aanzien van armoede. Ze zien mensen in

armoede niet als hun primaire doelgroep en richten hun inspanningen dan ook niet

specifiek naar hen (Monnickendam et al., 2010).

De structurele verklaring van armoede die reeds in 1984 in Chicago door sociaal werkers

geopperd werd, is tot op vandaag onveranderd gebleven (Reeser & Epstein, 1987;

Bullock, 2004; Rehner et al., 1997; Weiss & Gall, 2006). Toch is deze visie op armoede

nog geen evidentie in de praktijk. Dit blijkt uit een studie in Israël van 75

functieomschrijvingen van sociaal werkberoepen die, een tekstuele stilte in relatie tot

armoedekwesties weerspiegelen. De analyse van aan armoede gerelateerde

subonderwerpen suggereert dat functie-omschrijvingen een conservatieve en apolitieke

houding ten aanzien van armoede vooropstellen en reproduceren (Krumer-Nevo, Weiss-

Gal & Levin, 2011). Anderzijds worden termen die verwijzen naar sociale

rechtvaardigheid zoals ‘empoweren’, ‘verdedigen’, ‘samenwerken met’, ‘structuren

Page 28: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

28

veranderen’, weinig gebruikt in interviews met 30 sociaal werkers over hun praktijk in

Australisch onderzoek. Zelfs niet bij het bespreken van praktijkscenario’s die openlijk

problemen van sociale rechtvaardigheid suggereren. Individuen en hun families worden

vooral ‘geïnterviewd’, ‘beoordeeld’, ‘behandeld’, waarbij wordt ‘geïntervenieerd’ in hun

situatie aan de hand van verschillende ‘strategieën’ (Hawkins, Fook & Ryan, 2001).

Er is niet alleen onderzoek gedaan naar de perspectieven van sociaal werkers op

armoede, maar ook naar de correlatie met andere variabelen. Zo is de politieke ideologie

waar sociaal werkers zich mee identificeren, volgens een studie met sociaal werkers in

Mississipi, gecorreleerd met hun visie op armoede. Sociaal werkers die zich

vereenzelvigen met linkse partijen zijn meer geneigd dan aanhangers van rechtse of

centrumpartijen, om een positieve houding aan te nemen ten aanzien van mensen in

armoede (Rehner et al.,1997).

De economische situatie van sociaal werkers heeft geen invloed op hun perspectieven

op armoede, volgens onderzoek in Israël (Weiss-Gal, Benyamini, Ginzburg, Savaya, &

Peled, 2009). Maar als het gaat over de ondersteuning van de welvaartstaat van sociaal

werkers, in een studie in Israël, dan lijkt dit eerder hun klassepositie te weerspiegelen

dan hun professionele waarden. Zo hebben ze een voorkeur voor hogere

overheidsuitgaven aan onderwijs, gezondheidszorg, sociale diensten en pensioenen en

wensen een gelijke of verlaging van de uitgaven aan huisvesting, immigrantenbeleid en

werkloosheidsuitkeringen (Weiss-Gal & Gal, 2007). Een vergelijkende studie tussen de

visie van sociaal werkers en cliënten op armoede in Californië bevestigt dat sociaal

werkers vinden dat het welzijnsbeleid voldoende gefinancierd is. Mensen die zelf sociale

bijstand ontvangen zijn, meer dan sociaal werkers, voorstander van een progressief

beleid. Ze vinden de sociale zekerheid meer gegrond en beschouwen discriminatie als

een belangrijke oorzaak van armoede (Bullock, 2004).

1.3.3 Perspectieven van sociaal werkers op activering

Onderzoek naar de kijk van sociaal werkers op activering is volgens mij eerder beperkt

in internationaal onderzoek. Monica Kjorstad (2005) heeft 12 diepte-interviews

afgenomen van sociaal werkers in Oslo die beslissingen nemen in verband met

activering van bijstandstrekkers. Ze constateert dat er verschillende uitvoeringspraktijken

zijn onder de sociaal werkers, zelfs binnen dezelfde administratieve dienst. Dit heeft te

maken met de ruime interpretatiemogelijkheden van het ‘welfare’ beleid. Hun

Page 29: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

29

professionele acties zijn vooral gebaseerd op persoonlijke, ethische oordelen ten

opzichte van individuele situaties. De sociaal werkers zien hun vrijheid in de

implementatie van het beleid als waardevol. Ze zijn bereid om risico’s te nemen en de

gevolgen te dragen van de fouten die ze soms maken. Ze vinden dat hun professionele

autonomie niet onder druk staat in de spanning tussen de belangen van de cliënt en de

samenleving, maar zijn zich wel bewust van de ambiguïteit ervan.

In Australië voert de overheid een actief beleid om werklozen opnieuw te motiveren naar

werk. Zowel Job Netwerk case-managers als Centrelink sociaal werkers worden hiervoor

ingezet (McDonald & Marston, 2008). McDonald en Marston (2008) hebben de houding

van de case-managers vergeleken met die van de sociaal werkers ten opzichte van

werklozen in Australië en stellen vast dat het grootste deel van de case-managers een

negatieve, dwingende en stigmatiserende houding hebben ten opzichte van werklozen.

De houding van sociaal werkers daarentegen is wel congruent met wat bevorderlijk

wordt geacht voor de zelfredzaamheid van werklozen.

De perspectieven van sociaal werkers op activering in Vlaanderen zijn terug te vinden in

het boek ‘Hulpverleners over ‘A’ctivering. De rol van organisatie en buurt bij de

hulpverlening in het Antwerpse OCMW’ van Peter Raeymaeckers en Jan Vranken. Zij

hebben 25 maatschappelijk werkers en 3 teamleaders ondervraagd in drie sociale centra

binnen OCMW Antwerpen. Alle respondenten stellen dat de raadsleden betaalde

tewerkstelling op de reguliere arbeidsmarkt als hoogste prioriteit zien van het OCMW.

Andere vormen van activering zoals vrijwilligerswerk en arbeidszorg zijn daaraan

ondergeschikt (Raeymaeckers, 2009)

Het onderzoek duidt op verschillen in hoe de centra’s met het strikte activeringsdiscours

omgaan. De eerste twee centra’s vinden de visie van de raadsleden te beperkt en

definiëren activering als elke inspanning die de uitkeringsgerechtigde levert, om de eigen

levenssituatie te verbeteren. Er wordt wel degelijk een inspanning verwacht, maar deze

is afhankelijk van de situatie en de capaciteiten van de cliënt. De maatschappelijk

werkers hebben oog voor de context van de cliënt en ondervinden de vrijheid om hun

visie over activering te verdedigen bij de raadsleden van het OCMW (Raeymaeckers,

2009).

Het laatste centrum merkt op dat de visie van de raadsleden niet haalbaar is bij alle

cliënten. De strenge en disciplinerende houding die van bovenaf wordt opgelegd, zorgt

voor een gevoel van machteloosheid in de uitvoering van hun job. Deze hulpverleners

distantiëren zich van de negatieve gevolgen, die de beslissingen van de raadsleden

kunnen hebben op de individuele situatie van cliënten en stellen de raadsleden hiervoor

Page 30: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

30

verantwoordelijk. Verdere bevindingen uit het onderzoek zijn dat de groepsdimensie een

grote impact heeft op de teamvisie die heerst binnen een sociaal centrum en dat de

overlegcultuur de basis legt voor het realiseren van een teamvisie, waarbij zorg op maat

voorop staat (Raeymaeckers, 2009).

Samengevat kan gesteld worden dat Europa sterk de nadruk legt op activering van

mensen in armoede als hefboom voor economische groei. Het sociaal werk wordt

ingezet in het activeringsbeleid, maar geeft het beleid ook mee vorm. Zo kan het

handelingsperspectief van sociaal werkers een residuele of een structurele vorm

aannemen. Internationaal onderzoek over de perspectieven van sociaal werkers ten

opzichte van armoede toont aan dat sociaal werkers een structurele kijk hebben op

armoede, maar dat dit niet vanzelfsprekend tot uiting komt in de sociaalwerkpraktijk.

Onderzoeken over de perspectieven van sociaal werkers op activering belichten de

verschillen in interpretatie van activering door sociaal werkers ook al werken ze in

dezelfde setting. Om deze ambiguïteit te kunnen vatten, is gekozen om de perspectieven

van studenten sociaal werk kwalitatief te onderzoeken aan de hand van een vignet. De

data worden verwerkt via een kwalitatieve inhoudsanalyse. Het gehanteerde

onderzoeksopzet wordt uitgebreid toegelicht in volgend hoofdstuk.

Page 31: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

31

HOOFDSTUK 2: ONDERZOEKSOPZET

Na het formuleren van de probleemstelling en het kaderen van het theoretisch

perspectief in het licht van armoedeproblematiek, activering en sociaal werk (zie

hoofdstuk 1), wordt de onderzoeksvraag kort samengevat. Het gehanteerde onderzoeks-

opzet sluit hierbij aan en wordt verduidelijkt in drie deelaspecten.

In het eerste deel wordt verklaard waarom er gekozen is om masterstudenten sociaal

werk te bevragen en wat er in internationale literatuur te vinden is over de manier

waarop studenten sociaal werk kijken naar armoede. Dan wordt de context van de

opleiding master sociaal werk aan de Universiteit Gent toegelicht.

In het tweede deel wordt uitgelegd wat interpretatief onderzoek inhoudt en waarom het

de beste manier is om naar de perspectieven van studenten te kunnen peilen.

In het derde deel wordt het gebruik van een vignet en een kwalitatieve inhoudsanalyse

als onderzoeksmethode verdedigd. Tenslotte wordt besproken hoe het onderzoek in

praktijk is uitgevoerd en geanalyseerd.

2.1 Onderzoeksvraag

Zoals in de probleemstelling tot uiting komt, worden sociaal werkers door het Europees

integratieproces voor een fundamenteel dilemma geplaatst, namelijk of ze een residuele

of structurele rol opnemen ten aanzien van het activeringsbeleid. Het is van belang voor

het sociaal werk om zich hierin te positioneren om relationeel burgerschap te realiseren.

De onderliggende opvattingen en de interpretatie van sociaal werkers op activering als

een hefboom tot armoedebestrijding hebben immers een aanzienlijke impact op de

implementatie van activering in de praktijk. De perspectieven van sociaal werkers ten

opzichte van de verschillende benaderingen van activering is weinig bekend. De manier

waarop sociaal werkers en meer bepaald studenten sociaal werk, denken over activering

in relatie tot armoede wordt in deze masterproef onderwerp van onderzoek.

De onderzoeksvraag waar in deze studie een antwoord op wordt gezocht luidt als volgt:

“Wat zijn de perspectieven op activering in relatie tot armoede, van masterstudenten

sociaal werk aan de Universiteit Gent?”

Page 32: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

32

In wat volgt, wordt eerst gefocust op de afbakening van de onderzoekscontext en -

participanten. Daarna wordt de globale onderzoeksbenadering toegelicht. Tenslotte

wordt er dieper ingegaan op de concrete onderzoeksmethode van data-verzameling en

data-analyse.

2.2 Onderzoeksparticipanten en –context

Uit onderzoek blijkt dat de beeldvorming van praktijkwerkers in belangrijk mate mede

gevormd wordt door de cultuur van de organisatie (Raeymaeckers, 2009). Aangezien

studenten sociaal werk nauwelijks in de praktijk hebben gestaan en dus nog niet

beïnvloed werden door de organisatiecultuur, vormen zij een interessante onderzoeks-

populatie. Er is specifiek gekozen om masterstudenten sociaal werk te bevragen, omdat

in hun opleiding de nadruk wordt gelegd op een structurele kijk op probleemsituaties.

Hierbij moet meteen vermeld worden dat dit onderzoek niet tot doel heeft om een

evaluatie van de opleiding te geven. Zoals uit volgend internationaal onderzoek blijkt, is

het nog niet bekend wat de impact van een opleiding heeft op de perspectieven op

armoede van studenten sociaal werk.

2.2.1 Onderzoeksparticipanten

De onderzoeksgroep in deze masterproef wordt afgebakend tot studenten sociaal werk

die, op het moment van het onderzoek, het laatste jaar volgen van de master in sociaal

werk. Er wordt eerst bekeken wat internationale onderzoeken concluderen over de

perspectieven van sociaal werkstudenten op activering en armoede.

Meerdere kwantitatieve studies zijn uitgevoerd over de manier waarop studenten sociaal

werk denken over armoede. Verschillende onderzoekers komen tot gelijkaardige

resultaten, namelijk dat studenten sociaal werk een voorkeur hebben voor structurele

verklaringen, boven individuele verklaringen van armoede (Schwartz & Robinson, 1991,

Sun, 2001; Weiss, Gal, Cnaan, & Maglajlic, 2002; Limb & Organista, 2003). Maar in

onderzoeken waarbij meer explorerende vragen gesteld worden over een structurele

aanpak van armoede, komt men tot tegenstrijdige vaststellingen. In een bevraging van

7000 beginnende masterstudenten sociaal werk tussen 1991 en 1999 in Californië, gaat

tweederde van de respondenten niet akkoord met de stelling dat armoede opgelost kan

Page 33: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

33

worden door politieke en economische instituties te veranderen. Uit een Israëlische

studie met sociaal werkstudenten blijkt dat, indien de studenten vinden dat armoede het

resultaat is van sociale oorzaken, dat nog niet wil zeggen dat ze sociaalgeoriënteerde

doelstellingen aan het sociaal werk toeschrijven (Weiss, 2003).

Studies die de perspectieven van studenten sociaal werk op armoede onderzoeken,

doen dit voornamelijk om te achterhalen of studenten zich ook in de toekomst willen

engageren ten aanzien van mensen in armoede. Uit onderzoek met bachelorstudenten

uit Brazilië, Duitsland, Hongarije, Israël en de Verenigde Staten blijkt dat diegenen die

het meest geïnteresseerd zijn in het werken met armen, minder geneigd zijn armoede te

zien als een tekort aan motivatie, inspanning en verantwoordelijkheid. Een uitbreiding

van de staatsvoorzieningen beschouwen ze als de beste manier om armoede tegen te

gaan en ze hebben een grotere voorkeur om beleidsmatig te werken (Weiss, 2006).

Maar zowel onderzoek in Californië (Limb & Organista, 2003), Groot-Brittannië, de

Verenigde Staten en Israël (Weiss et al., 2002) toont aan dat studenten sociaal werk

minder interesse hebben om mensen in armoede te ondersteunen, dan andere

doelgroepen.

De invloed van sociaal werkopleidingen in de perspectieven van studenten en

praktijkwerkers op armoede, is onduidelijk. In een vergelijkend onderzoek in Israël naar

de attributies van armoede tussen sociaal werkers en andere middenklasse beroepen, is

er geen opmerkelijk verschil waar te nemen. Beide groepen hechten een groter belang

aan structurele oorzaken van armoede. In de ondersteuning van psychologische

oorzaken voor armoede zijn sociaal werkers zelfs uniek (Weiss & Gal, 2006). Deze

bevindingen tonen aan dat niet alleen de sociaal werkopleiding in het bijzonder een

impact heeft op armoedepercepties. Ook werkervaring speelt een betekenisvolle rol, wat

maakt dat de resultaten van volgend onderzoek genuanceerd dienen te worden. Volgens

Rehner et al. (1997) hebben sociaal werkers in Mississippi met een master sociaal werk

diploma of doctoraat een consequent meer positieve houding ten aanzien van mensen

in armoede, dan sociaal werkers met een bacheloropleiding.

Tenslotte kan een opleiding zelfs een contraproductief effect hebben op de

perspectieven ten aanzien van armoede. Dit blijkt uit een onderzoek in Massachusetts

waarin studenten deelnamen aan een cursus over de omvang, reikwijdte, oorzaken en

impact van hongersnood en globale armoede. In de loop van het semester waren de

deelnemende studenten minder bereid om humanitaire hulp te steunen dan een

controlegroep, omdat ze overweldigd waren door de omvang van het armoedeprobleem

en overtuigd raakten van hun machteloosheid (Seider, 2009).

Page 34: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

34

Ik heb geen internationale literatuur gevonden over de perspectieven van studenten

sociaal werk op activering.

2.2.2 Onderzoekscontext

De opleiding master in sociaal werk aan de Universiteit Gent maakt de verbinding tussen

sociaal werk, sociale politiek en sociaal beleid en verliest hierbij de aansluiting met de

sociaal-pedagogische traditie niet uit het oog. De opleiding focust op de integratie van

kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes en is gericht op het zich eigen maken van

een academisch profiel, het ontwikkelen van een theoretisch en empirisch onderbouwde

professionaliteit in het sociaal werk. Daarnaast ligt de nadruk op het kunnen reflecteren

over en het verder ontwikkelen van deze professionaliteit op basis van concreet

onderzoek (Vlaamse Interuniversitaire Raad & Vlaamse Hogescholenraad, 2008).

Zoals hierboven beschreven worden masterstudenten sociaal werk aan de Universiteit

Gent opgeleid als ‘reflective practitioners’. Concreet wil dit zeggen dat ze een kritische

houding dienen aan te nemen ten aanzien van sociaal beleid waarbinnen activering een

bevoorrechte plaats krijgt, vergeleken met interventies in de herverdelings- en de

collectieve sfeer (Coussée, 2012).

2.3 Onderzoeksbenadering

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is er gekozen voor interpretatief

onderzoek, omdat het verklaren van menselijk gedrag in termen van ‘afhankelijke en

onafhankelijke variabelen’ geen zicht geeft op de belevingswereld van mensen (Levering

& Smeyers, 2007). Bij interpretatief onderzoek is de zingeving juist elementair om de

perspectieven van respondenten te kunnen vatten.

Bij interpretatief onderzoek wordt een theorie, die betrekking heeft op de werkelijkheid,

stelselmatig opgebouwd. Bij elke stap in het proces wordt een brug gelegd met de

realiteit. De interpretatie van de daarbij verzamelde gegevens komt voort uit een reflectie

van dat systematisch opgebouwde inzicht (Baarda, De Goede & Teunissen, 2009).

In deze benadering worden mensen als subjecten gezien, die zelf een actieve bijdrage

leveren aan de sociaal geconstrueerde werkelijkheid. De realiteit is subjectief en

Page 35: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

35

meervoudig. Daarnaast is er in interpretatief onderzoek ook sprake van een dubbele

hermeneutiek, aangezien de onderzoeker op zijn beurt constructies maakt van de reeds

sociaal geconstrueerde werkelijkheid van de respondenten. Het is van belang om als

onderzoeker hiervan bewust te zijn, want een onderzoeker maakt voortdurend keuzes

(Levering & Smeyers, 2007).

Intersubjectieve navolgbaarheid is dus essentieel om een interpretatief onderzoek als

wetenschappelijk te kunnen beschouwen. Dit wil zeggen dat de gemaakte onderzoeks-

beslissingen nauwkeurig beschreven moeten worden, om nadien het onderzoeksdesign

te kunnen reconstrueren (Levering & Smeyers, 2007).

2.4 Onderzoeksmethoden: strategieën van data-verzameling en

data-analyse

2.4.1 Strategie van data-verzameling

Als strategieën van data-verzameling, werd in deze masterproef gebruik gemaakt van

een vignet om een schriftelijke bevraging van de masterstudenten vorm te geven. In wat

volgt, wordt deze werkwijze besproken.

2.4.1.1 Vignet: ‘Het leven zoals het is: OCMW Brugge’

In deze studie wordt gebruik gemaakt van een vignet. Dit is een schets van een situatie,

waarbij respondenten gevraagd worden om te reageren (Martin, 2004). Het gebruik van

vignetten staat de onderzoeker toe om data te verzamelen die moeilijk rechtstreeks te

bevragen zijn. Via vignetten kunnen respondenten situaties definiëren in hun eigen

termen. Deze methode stimuleert tot discussies met een open einde, zodat de

redeneringen en oordelen van de respondenten geëxploreerd kunnen worden (Barter &

Renold, 1999).

De grootste valkuil bij vignettenonderzoek is dat er gevraagd wordt naar de wijze van

denken en handelen van de respondenten in een bepaalde situatie. Het is immers

onmogelijk om te stellen dat evaluaties van hypothetische situaties vergelijkbaar zijn met

oordelen en reacties in de realiteit (Martin, 2004). In deze studie wordt de valkuil

Page 36: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

36

vermeden, omdat enkel de perspectieven van masterstudenten sociaal werk onderwerp

zijn van het onderzoek.

Barter en Renold (1999) hebben een aantal principes uit de literatuur over vignetten

gedistilleerd, die als leidraad kunnen dienen bij het opzetten van vignettenonderzoek:

- Verhalen moeten geloofwaardig en realistisch lijken voor respondenten.

- Het is best om excentrieke karakters en desastreuze gebeurtenissen te vermijden,

maar anderzijds kan controversieel gedrag in een vignet meer reactie teweeg

brengen.

- Een vignet heeft nood aan voldoende context voor respondenten, maar moet vaag

genoeg blijven om respondenten te dwingen om eigen interpretaties te maken.

- Het engagement van respondenten ten opzichte van het verhaal wordt versterkt als

het overeenkomt met persoonlijke ervaringen.

- Het vignet moet gegeven worden in een toepasselijk medium.

- Het vignet moet intern consistent en niet te complex zijn.

Bij de zoektocht naar een geschikt vignet om de perspectieven op activering in kaart te

brengen, werd er rekening gehouden met deze leidraad. Er is gekozen voor een

aaneenschakeling van fragmenten van één probleemsituatie uit de televisieserie ‘Het

leven zoals het is: OCMW Brugge’. In 2002 werd gedurende zes maanden, het dagelijks

leven van een aantal maatschappelijk werkers en hun cliënten in het OCMW van

Brugge, gevolgd. Deze realistische context zorgt voor geloofwaardigheid.

De probleemsituatie van Patrick en Patsy is het meest interessant om te gebruiken,

omdat de problemen ernstig zijn, zodat het reactie bij de respondenten teweeg brengt.

Het vignet werd kort ingeleid met een samenvatting van de beelden, die de weken

ervoor werden uitgezonden, over hun situatie. Het filmpje duurt in totaal 20 minuten en

geeft voldoende informatie, maar ook ruimte voor interpretatie.

De respondenten moeten zich voldoende kunnen herkennen in de situatie, omdat het

vignet gaat over een hulpverleningsproces tussen een maatschappelijk werker en zijn

cliënten, in een Vlaamse organisatie. Bovendien sluit een filmfragment als medium goed

aan bij de leefwereld van de masterstudenten. Beelden van het hetzelfde koppel met

een andere sociaal werker zijn weggelaten, zodat het vignet inhoudelijk consistent en

niet te complex is.

Page 37: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

37

Om het vignet zo goed mogelijk te omschrijven, maak ik gebruik van de woorden die

door de verteller in de fragmenten gebruikt worden. Toch zullen er onvermijdelijk

persoonlijke interpretaties van de beelden opduiken. Indien gewenst, kan het filmpje

bekeken worden op bijgevoegde dvd.

Patrick heeft geen job. Door geldgebrek kan hij al maandenlang de huishuur niet meer

betalen. De vrederechter veroordeelde hem om die huurschuld snel af te lossen. Het is

een onmogelijke opdracht, want heel het gezin leeft van de uitkering van zijn vrouw

Patsy. Patrick zoekt niet heel actief naar werk, omdat hij zeker is dat hij binnenkort zal

doorbreken als topmuzikant. Ook zijn vrouw Patsy is daar heilig van overtuigd. In

afwachting daarvan probeert Patrick met straatmuziek wat bij te verdienen, maar OCMW

maatschappelijk werkster Sofie ligt op de loer. Omdat Patrick de inkomsten niet aangaf,

verliest hij zijn OCMW toelage. Het gaat van kwaad naar erger. De eigenaar stuurt een

deurwaarder om het gezin uit hun huis te zetten. Ze hebben een maand tijd om een

andere woning te zoeken.

Maatschappelijk werker Inge wil Patrick en Patsy helpen om een nieuw huis te zoeken.

Ze overloopt samen met hen de inkomsten en uitgaven van het gezin. Ze geeft

informatie over de situatie op de huurmarkt in Brugge en welke procedure er moeten

gevolgd worden om een sociale woning te verkrijgen. Patrick en Patsy hopen op een

sociale woning, maar niet om het even waar. Een sociale woning is de goedkoopste

oplossing, maar daar zijn jarenlange wachtlijsten voor en het is bijna niet mogelijk om

voorrang te krijgen. De enige voorrangsregels zijn: onbewoonbaarheidsverklaring door

de burgemeester bij verkrotting of minstens vijf maanden in een caravan wonen. Patsy

heeft het hier moeilijk mee.

In afwachting dat Patrick en Patsy in aanmerking komen voor een sociale woning,

moeten ze op de privémarkt iets huren. Inge belt rond naar verschillende makelaars. Eén

ervan heeft wel een goedkopere huurwoning, maar vraagt zich af wie de toekomstige

huurders zullen zijn. Als hij hoort dat het gaat over een man die niet werkt en een vrouw

op invaliditeitsuitkering met drie kinderen, dan beslist hij dat een schriftelijke huur-

waarborg van het OCMW niet aanvaard wordt. De volgende stap die het OCMW moet

nemen is bellen naar een opvangcentrum. Patsy reageert met de opmerking dat ze haar

in een hondenasiel zullen steken en loopt al wenend naar buiten.

Patsy spreekt de maatschappelijk werker erop aan dat er geen rekening gehouden wordt

met hun gevoelens. Ze verwijt de maatschappelijk werker dat ze een koele kikker is en

een baksteen. Ze vraagt zich af hoe de maatschappelijk werker zich zou voelen al ze

zelf op straat zou komen te staan met haar drie kinderen. Ze vindt dat alleen de wet telt.

Page 38: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

38

Inge zegt hierop dat ze concrete oplossingen voor hen aan het zoeken is. De hulpvraag

is een uit huiszetting omdat de huur niet betaald is. Ze zegt dat Patsy een inkomen heeft

via een invaliditeitsuitkering, maar dat Patrick niet werkt. En ze besluit dat ze uit huis

worden gezet, omdat de man niet gaat werken. Volgens Patrick heeft het enkel te maken

met de corruptie van de stad Brugge.

Een maand later hebben Patrick en Patsy nog altijd geen vervangwoning gevonden. Het

OCMW biedt hen bij wijze van noodoplossing een appartement aan. Maatschappelijk

werkers Herman en Inge leiden hen rond en zeggen dat de beslissing uiteindelijk bij

Patrick en Patsy ligt. Het appartement heeft één enkele slaapkamer met twee bedden,

wat erg krap is voor een gezin met drie kinderen. Helaas is dit het enige dat het OCMW

op dat moment voorhanden heeft. De sociaal werker stelt voor om de kinderen tijdelijk in

Sint-Klara onder te brengen. Patsy vindt de woning te klein voor twee volwassenen en

drie kinderen. De drie kinderen tijdelijk uitbesteden aan een opvangtehuis is al evenmin

een optie. Patsy is bang dat ze haar gaan bestempelen als iemand die niet voor haar

eigen zonen kan zorgen. Ze denkt er op deze manier helemaal aan kapot te gaan en

vindt dat het gelijk staat aan hen opbergen in een hondenasiel.

Als Patsy weer thuis is belt ze de burgemeester om te vragen of hij misschien geen huis

kan aanbieden, maar ze kunnen niks voor hen doen. Patrick belt op zijn beurt naar een

plaatselijke politicus om hem op de hoogte te brengen van complottheorieën van het

OCMW en de stad Brugge. Patsy vindt dat hij daarmee moet ophouden en haar echt

helpen. Daarna maakt Patrick een afspraak met een OCMW-raadslid van het Vlaams

Blok. Het raadslid luistert naar hun probleem en geeft hen de raad dat als er een breuk

komt met het OCMW, ze nergens meer terecht kunnen. Het is een slechte oplossing,

maar een oplossing.

In het OCMW belt maatschappelijk werkster Inge naar Patrick om te vragen of ze de

kleine OCMW flat willen. Patrick zegt dat ze ermee bezig zijn en dat het een zaak wordt

van politiek topniveau. Volgens Patrick heeft het OCMW verschillende fouten gemaakt.

Uiteindelijk zegt hij dat hij later op de dag zal laten weten of ze de woning nemen. Patrick

en Patsy weten nog altijd niet of ze het kleine appartementje willen en discussiëren

verder met het OCMW-raadslid. Patsy is nog altijd niet akkoord, omdat ze bang is dat ze

haar oudste zoon niet meer zal zien, omdat hij geen eigen kamer meer heeft.

Maatschappelijk werkster Inge belt opnieuw naar Patrick en Patsy en vraagt of ze het

OCMW- huis willen. Ze accepteren de tijdelijke oplossing.

Patrick en Patsy verhuizen naar de kleine OCMW-flat. Omdat de woning maar één

slaapkamer heeft, worden de kinderen voorlopig bij een pleeggezin geplaatst. Patsy

Page 39: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

39

heeft het daar erg moeilijk mee. De buurvrouw probeert haar te troosten. Ze zegt dat

Patsy wel een goede moeder is en dat er niet zoveel mensen het zouden volhouden

zoals zij. Drie weken later komen de kinderen van Patrick en Patsy weer terug bij hun

ouders. En zeven maanden later verhuist het gezin naar een goedkopere en grotere

sociale woning. De rechtbank legt hen wel een schuldbemiddeling op, maar desondanks

zijn hun schulden niet afbetaald, want Patrick heeft nog altijd geen job, omdat hij blijft

hopen op een doorbraak als top-muzikant.

Op basis van dit vignet, werd een schriftelijke bevraging van masterstudenten sociaal

werk opgezet.

2.4.1.2 Schriftelijke bevraging van studenten

Uit praktische overwegingen is er gekozen om het vignet en de vragen voor te leggen

aan de masterstudenten sociaal werk, die het vak ‘sociaal werktheorieën’ volgen in hun

masterjaar, bij mijn promotor Prof. Dr. Rudi Roose aan de Universiteit Gent. Op deze

manier zouden er een veertigtal studenten bereikt kunnen worden, afhankelijk van het

aantal studenten die zullen deelnemen aan de les. De studenten zullen niet vooraf

verwittigd worden dat er in een les een onderzoek gaat plaatsvinden. Een mogelijk

probleem zou kunnen zijn dat de schoolse opstelling van het onderzoek ervoor kan

zorgen dat er sociaal wenselijk geantwoord wordt.

Bij het opstellen van de vragen werden een aantal criteria opgesteld waar deze aan

moeten beantwoorden, om suggestieve vragen te vermijden:

- Het aantal vragen moet beperkt zijn.

- De vragen moeten open zijn.

- De vragen mogen niet de nadruk leggen op problemen.

Uiteindelijk werd er gekozen voor volgende vragen:

Veronderstel dat jij, als sociaal werker in een OCMW, te maken krijgt met de situatie

van Patrick en Patsy.

Vraag 1: Wat is uw perspectief op deze situatie?

Vraag 2: Welke aanknopingspunten zie je om te handelen?

Page 40: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

40

2.4.1.3 Uitvoering van onderzoek

Het onderzoek werd uitgevoerd op 25 oktober 2012 tijdens de les ‘sociaal werktheorieën’

van mijn promotor Prof. Dr. Rudi Roose aan de Universiteit Gent. De masterstudenten

sociaal werk waren niet op voorhand op de hoogte van het onderzoek. De studenten

kregen tijdens het begin van de les een inleidende brief met informatie over het doel en

de inhoud van de studie. Deze informatie werd ook nog eens mondeling toegelicht door

professor Roose. Deze brief kan nagelezen worden in de bijlage. Om sociaal wenselijke

antwoorden te voorkomen, werd de studenten op het hart gedrukt dat ze niet verplicht

waren om deel te nemen aan het onderzoek, dat de antwoorden strikt anoniem zullen

blijven en dat deze geen invloed zullen hebben op de studieresultaten van het vak.

Uiteindelijk hebben alle twintig aanwezige studenten beslist om deel te nemen. Zij

hebben allemaal een informed consent getekend. Ook hiervan is een voorbeeld terug te

vinden in de bijlage.

Tijdens de uitvoering van het onderzoek was professor Roose niet meer aanwezig in de

ruimte. In totaal heeft het tonen van het filmpje en het beantwoorden van de vragen een

vijftigtal minuten in beslag genomen. Er werd bij het invullen van de vragen niet

onderling gepraat, zodat de antwoorden strikt persoonlijk bleven. Ondertussen werd een

blad doorgegeven waarop de studenten hun e-mailadres konden invullen, zodat wie dat

wenst, de resultaten van het onderzoek achteraf kan nalezen. De antwoorden werden

apart opgehaald, maar in willekeurige volgorde gestapeld, om op deze manier de

anonimiteit van de respondenten te verzekeren.

Na de pauze heeft mijn promotor een korte bespreking gehouden over het filmfragment.

De studenten merkten op dat de tweede vraag moeilijker te beantwoorden was, omdat

deze nauw aanleunde bij de eerste vraag. Dit wijst erop dat de gestelde vragen zeer

open zijn. Vier studenten van de twintig hadden de beelden ooit al gezien. Dit kan

eventueel een invloed hebben op hun interpretatie van de beelden, maar dit is

onmogelijk om te achterhalen.

2.4.2 Strategie van data-analyse

Voor de eigenlijke inhoudelijke analyse van de antwoorden van de studenten werd als

onderzoeksmethode van data-analyse geopteerd voor een kwalitatieve thematische

inhoudsanalyse (Myring, 2000; Hsieh & Shannon, 2005; Kohlbacher, 2006). Uit de

Page 41: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

41

bestaande literatuur (zie hoofdstuk1), waarin de theoretische principes worden

beschreven, die onderliggend zijn aan activeringsdiscours en –praktijken in het sociaal

werk en gezien worden als hefboom tot armoedebestrijding, werden betekenisvolle

thema’s geïdentificeerd.

Hoe de perspectieven van de respondenten zich verhouden tot ambiguïteit was het

vertrekpunt van de thematische inhoudsanalyse. Uitspraken die verwijzen naar een

eenduidige definitie en een eenduidig antwoord op het activeringsvraagstuk, worden

gezien als een residueel perspectief op activering in relatie tot armoede. Uitspraken die

verwijzen naar het open houden van de probleemdefinitie worden gelinkt aan een

structurele kijk op activering in relatie tot armoede. Dit leidt tot volgende twee globale

operationaliseringen:

- Residueel:eenduidigheid en beheersbaarheid: het op zoek gaan naar een antwoord

en een oplossing, zoals onder meer Patrick verantwoordelijk stellen en de oplossing

voorstructureren, zonder aansluiting te zoeken bij de leefwereld van Patrick en zijn

gezin.

- Structureel: ambiguïteit en beleid voeren over de situatie: aansluiting zoeken bij de

leefwereld van Patrick en het gezin, het activeren van mensen door hen aan te

spreken op basis van tegensprekelijkheid en het open houden van de

probleemconstructie.

Tijdens het lezen en herlezen van de antwoorden van de studenten werd gewerkt op

basis van zogenaamde “feedback loops” (Hsieh & Shannon, 2005). In de kwalitatieve

thematisch inhoudsanalyse heeft een theorie als leidraad voor analyse tot doel de

bestaande theoretische kaders te bevestigen, te onderbouwen of te herzien. De analyse

is vertrokken van de vraag of er in de antwoorden van de studenten ambiguïteit tot uiting

kwam. Meer bepaald of er structurele aanknopingspunten en of residuele aanknopings-

punten naar voor kwamen. In de antwoorden van de respondenten waren beide

perspectieven terug te vinden. Deze kunnen onderverdeeld worden in zes subthema’s,

die wel onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn:

- Arbeid als verplichting of als zinvolle activiteit

- Wetende versus niet-wetende houding van sociaal werkers

- Individuele verantwoordelijkheid of gedeelde verantwoordelijkheid

- Non-participatie als probleem of als uitdaging

Page 42: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

42

- Ambiguïteit tussen en binnen perspectieven

- Beeldvorming

Page 43: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

43

HOOFDSTUK 3: BEVINDINGEN

In wat volgt, worden de zes subthema’s besproken die op basis van de kwalitatieve

inhoudsanalyse naar voor kwamen.

3.1 Arbeid als verplichting of als betekenisvolle activiteit

De meest opvallende bevinding in dit onderzoek is dat, op één na, alle respondenten

vinden dat Patrick geactiveerd moet worden. Dit kan als problematisch gezien worden,

omdat de discussie of activering in deze situatie wel de beste oplossing is, niet meer

gevoerd wordt.

Binnen de consensus over de activering van Patrick, is er geen eenduidigheid over de

condities waaronder er geactiveerd moet worden. Een deel van de respondenten vindt

dat Patrick weigert iets te doen aan het inkomenstekort en dat Patrick verplicht moet

worden om te gaan werken. H. zegt het als volgt: “Vooral Patrick is de oorzaak van het

inkomenstekort”, “Als sociaal werkster zou ik dan vooral hen hiervan willen overtuigen

dat Patrick een job moet zoeken” en “Patrick moet beseffen dat zijn droom onrealistisch

is.”

Een ander deel van de respondenten vindt dat activering ook betekenisvol kan zijn. Ze

willen aan de hand van een goed gesprek duidelijk maken dat Patrick werk kan zoeken

dat aansluit bij zijn interessesfeer. J. zegt hierover het volgende: “Er kan geprobeerd

worden om de man te stimuleren om een deeltijdse job te zoeken. Zo verwerft hij een

stuk inkomen dat het gezin kan helpen en respecteer je ook zijn wens om zijn droom als

artiest toch nog waar te maken.”

3.2 Wetende versus niet-wetende houding van sociaal werkers

Bij een deel van de respondenten is een residuele houding ten opzichte van een

probleemsituatie terug te vinden, wat wil zeggen dat sociaal werkers denken te weten

wat het probleem is, zonder daarbij aan te sluiten bij de leefwereld van mensen. Dit valt

Page 44: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

44

bijvoorbeeld af te leiden uit de mening van K.: “De vader heeft precies last van

waanideeën. Met hem heb ik geen medelijden: in plaats van langs de straat te staan

zingen, zou hij beter gaan werken en wat bijdragen aan het gezin.”

Bij andere respondenten valt een structurele houding ten opzichte van de problemen van

het gezin te identificeren, waarbij de probleemconstructie open blijft en er samen met het

gezin, met vallen en opstaan wordt gezocht naar een oplossing. C. verwoordt dit als

volgt: “Met de vinger wijzen en een schuldgevoel creëren is niet de oplossing, maar wel

samen constructief oplossingen uitdenken vanuit de mogelijkheden van Patrick en Patsy.

Hen duidelijk maken wat de huidige situatie betreft en hoe het mogelijk anders kan,

alsook wat zij al dan niet zelf in de hand hebben.”

3.3 Individuele verantwoordelijkheid of gedeelde

verantwoordelijkheid

Het handelen van sociaal werkers zit steeds vervat in de spanning tussen het individu en

de samenleving. Afhankelijk van de wijze waarop het sociaal werk armoede definieert,

zal het individu of de maatschappij meer of minder verantwoordelijk gesteld worden in

bepaalde situaties (Bouverne-De Bie, 2007).

Een groot deel van de respondenten geven deze spanning aan. Ze hebben enerzijds

begrip voor de wensen, emoties en moeilijke situatie van Patrick en Patsy, maar geven

anderzijds de beperkingen van het sociaal werk en het OCMW aan. F zegt letterlijk: “Ze

gaan ervan uit dat het de taak van de stad en het OCMW is, om hen te ondersteunen en

te onderhouden, zonder enige tegemoetkoming. Maar zo werkt het huidige systeem niet.

Er zijn niet genoeg middelen en mogelijkheden om iedereen onvoorwaardelijk op te

vangen. Langs de andere kant is de situatie van Patrick en Patsy niet aangewezen, op

straat moeten wonen zou onmenselijk zijn en dat kleine appartement is zeker ook niet de

ideale oplossing. Ouders en kinderen van elkaar moeten scheiden zou niet mogen. De

stad en het OCMW schieten dus tekort in hun sociale woningbeleid.”

In een structurele benadering moet het sociaal werk individuen en groepen

ondersteunen in de realisatie van zowel autonomie als solidariteit. Armoede is dan een

gedeelde verantwoordelijkheid tussen het individu en de samenleving (Bouverne-De Bie,

2007). B. heeft volgende visie: “Ik zou er alles aan doen om te zoeken naar een woning,

maar ook Patrick en Patsy stimuleren om zelf ook een woning te zoeken. Ik zou ook

Page 45: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

45

trachten de betrokken partijen, waaronder collega’s, sociale huisvestingsmaatschappijen

te betrekken in de zoektocht. Eenmaal een degelijk huis gevonden, denk ik dat het

aangewezen is om Patrick aan te moedigen en te helpen een job te zoeken.”

Praktijkwerkers zijn actief betrokken in het proces van betekenisverlening in concrete

situaties, voornamelijk wanneer er conflicterende belangen tussen beide partijen

optreden. Sociaal werkers kunnen hierbij rekening houden met de relationele notie van

burgerschap, namelijk door de onderliggende sociale, politieke en economische

condities mee in vraag te stellen (Roets et al., 2011). Er zijn een paar respondenten die

kritiek uiten op het beleid of het beleid willen sensibiliseren over het tekort aan sociale

woningen. Eén van deze respondenten uit wel kritiek, maar heeft het idee dat het weinig

zal opbrengen. S. zegt hierover: “Als maatschappelijk werker zou het mogelijk moeten

zijn om het beleid hierover te contacteren, dat er een duidelijk gebrek is aan sociale

woningen. Ik ben echter realist en weet dat het beleid dit ook wel weet, maar dat er voor

het ogenblik hier geen financiële middelen voor ter beschikking zijn. Dat is pijnlijk, maar

realistisch.”

3.4 Non-participatie als probleem of als uitdaging

Participatief werken als uitgangspunt bij een structurele inzet van het sociaal werk,

betekent ook dat non-participatie niet per definitie problematisch is, maar juist een

essentieel element ervan. In plaats van tegenspraak te interpreteren als ongewenst

gedrag van mensen in armoede, kan het een indicatie zijn van een falende hulpverlening

(Roose et al, 2012). Een paar respondenten hebben gemengde gevoelens over de

houding van Patrick en Patsy. Ze hebben moeite met de weerstand die het koppel biedt

ten opzichte van de maatschappelijk werker in het filmpje, maar hebben er anderzijds

wel begrip voor omdat ze inzien dat ze met hun rug tegen de muur staan.

Een andere respondent ziet de weerstand van Patrick en Patsy wel als problematisch. E.

zegt over Patsy: “Ze stelt zich samen met haar man ook een beetje vijandig,

wantrouwend op tegen het OCMW, die hen gewoon wil helpen in de realiteit. Een

realiteit die zij niet onder ogen zien.” Deze respondent gaat ervan uit dat het gezin beter

geholpen kan worden, als ze de hulp van het OCMW zouden toelaten. Dit illustreert een

residuele benadering, waarin participatie als middel wordt gezien om zo effectief

mogelijke interventies te realiseren (Bouverne-De Bie, 2007).

Page 46: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

46

3.5 Ambiguïteit tussen en binnen perspectieven

In het voorgaande kwam reeds aan bod dat er verschillen zijn in hoe de respondenten

activering benaderen en de houding die ze aannemen ten aanzien van een

probleemsituatie. Opmerkelijk is dat niet alleen ambiguïteit te vinden is tussen de

verschillende respondenten, maar ook binnen de antwoorden van de respondenten.

Enerzijds is een respondent zich bewust van de beeldvorming van het filmpje en/of de

theoretische kaders van waaruit naar problemen gekeken worden. P zegt: “Ik word

verleid om in het individueel schulddenken mee te gaan: de mensen ‘willen’ geen

oplossing, de man ‘wil niet’ gaan werken”. Toch ziet respondent P. activering als een

verplichting: “Patrick en Patsy moeten inderdaad bewust worden gemaakt dat Patrick

actief werk moet zoeken.” De aanknopingspunten die deze respondent ziet ten opzichte

van de probleemsituatie zijn de volgende: “meer begeleiding bij het zoeken van een job,

artikel 60 of 61 toepassen als tijdelijke oplossing” en “schuldbemiddeling,

budgetbeheer,…” Het hangt ervan af hoe sociale tewerkstelling en budgetbeheer

benaderd wordt, om te kunnen bepalen of dit een residueel of structureel

aanknopingspunt is. Het is dus onmogelijk om hierover een uitspraak te doen.

3.6 Beeldvorming

Een paar respondenten vinden dat de manier waarop het probleem van Patrick en Patsy

in beeld wordt gebracht, hun mening in een bepaalde richting stuurt. J. heeft volgende

mening: “Je gaat al snel een negatief beeld krijgen over zowel het koppel, omdat ze zeer

mondig zijn en geen enkel schuldbesef lijken te tonen, maar ook van de sociaal werker

krijg je inderdaad eerder een koel en weinig begripvol beeld. En dat is jammer, want als

sociaal werk studenten, die in mijn geval al de bachelor op zak hebben en al enkele

stages doorlopen hebben, weten we dat vele situaties als deze inderdaad zeer hard en

schrijnend zijn, maar toch niet zo zwart-wit zijn als deze beelden doen uitschijnen.” Dit

wijst op een structurele visie op een probleemsituatie, omdat de respondenten zich

bewust zijn van de manier waarop een probleem geconstrueerd wordt en de complexiteit

die aanwezig is in het sociaal werk.

Deze bevindingen worden in de hierop volgende discussie en conclusie teruggekoppeld

aan de onderzoeksvraag en theorie (zie onderzoeksprobleem en hoofdstuk 1).

Page 47: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

47

DISCUSSIE EN CONCLUSIE

Deze masterproef ging in op de problematiek van armoede in de actieve welvaartstaat.

Tewerkstelling wordt dominant beschouwd als de meest effectieve strategie om armoede

te bestrijden. Het sociaal werk krijgt hierin een belangrijke rol toebedeeld. Aangezien er

weinig geweten is over de perspectieven van sociaal werkers ten opzichte van de

verschillende benaderingen van activering als middel tot armoedebestrijding, was dit

interessant om te onderzoeken. En meer bepaald de visie van masterstudenten sociaal

werk, omdat ze opgeleid worden als ‘reflective practitioners’ en daarbij een perspectief

mee krijgen vanuit de opleiding.

De onderzoeksvraag die in deze masterproef werd gesteld is: “Wat zijn de

perspectieven op activering in relatie tot armoede, van masterstudenten sociaal werk

aan de Universiteit Gent?”

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden werden uit de bestaande literatuur

betekenisvolle thema’s geïdentificeerd, die onderliggend zijn aan het activeringsdiscours

en –praktijken in het sociaal werk, met betrekking tot activering als hefboom van

armoedebestrijding. Er kwamen twee perspectieven ten aanzien van activering tot uiting,

namelijk eenduidigheid en beheersbaarheid versus ambiguïteit en beleid voeren, ten

opzichte van een probleemsituatie.

Twintig studenten sociaal werk aan de Universiteit Gent, die het vak ‘sociaal

werktheorieën’ volgen bij mijn promotor, Prof. Dr. Rudi Roose, in hun masterjaar sociaal

werk, hebben deelgenomen aan het onderzoek. Ze werden gevraagd om te reageren op

een filmpje van een gezin in armoede, met onvoldoende inkomen door werkloosheid van

de vader en een lage invaliditeitsuitkering van de moeder, waardoor ze hun huishuur niet

meer konden betalen en uit hun huis gezet werden.

De antwoorden van de masterstudenten werden geanalyseerd aan de hand van een

kwalitatieve, thematische inhoudsanalyse, waarbij twee betekenisvolle perspectieven uit

de literatuur als leidraad voor analyse hebben gediend om de bestaande theoretische

kaders te kunnen bevestigen, onderbouwen of te herzien. Uit de inhoudsanalyse konden

uiteindelijk zes subthema’s gedistilleerd worden, die nu onderwerp zijn van discussie.

De meest opvallende bevinding in dit onderzoek is dat, op één na, alle studenten vonden

dat Patrick geactiveerd moet worden. Hiermee wordt de idee bevestigd dat in onze

actieve welvaarstaat arbeid de beste manier is om armoede en sociale uitsluiting tegen

Page 48: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

48

te gaan (OECD, zoals geciteerd in Larsen, 2005). Dit dominant discours stond niet ter

discussie bij de ondervraagde masterstudenten sociaal werk. Terwijl volgens het Vlaams

Netwerk Armoede (2010) arbeid op korte termijn geen hulp biedt voor mensen in

armoede. Een snel-werk-val kan pas ontlopen worden, indien generatiearmen al een

minimaal niveau van welzijn hebben bereikt (Thys et al., 2004). Dit houdt bijvoorbeeld in

dat er eerst concrete oplossingen gezocht worden voor armoedeproblemen zoals

schuldenlast en huisvesting (Vandermeerschen, 2007). Als sociaal werker is het dan ook

van belang om de maatschappelijke evoluties en beleidscontext steeds in vraag te

stellen (Coussée, 2012).

Binnen de consensus over de activering van Patrick, was er geen eensgezindheid over

de condities waaronder er geactiveerd moest worden. Dit komt omdat activering een

vaag begrip is dat op verschillende manieren ingevuld kan worden (Larsen, 2005). Een

deel van de ondervraagde masterstudenten sociaal werk hadden een residuele visie op

activering in relatie op armoede, omdat ze vonden dat Patrick weigerde iets te doen aan

het inkomenstekort en hij verplicht moest worden om te gaan werken. Ze dachten ook te

weten wat het probleem was, zonder daarbij aansluiting te vinden bij de leefwereld van

het gezin. Andere masterstudenten keken op een structurele manier naar activering in

relatie tot armoede, omdat ze vonden dat activering betekenisvol kon zijn voor Patrick en

hielden de probleemconstructie open door samen met het gezin, met vallen en opstaan

te zoeken naar een oplossing.

Deze bevindingen bevestigen de twee thema’s die in de bestaande literatuur naar voor

kwamen, omdat beide perspectieven aanwezig waren in de antwoorden van de

masterstudenten sociaal werk. Hieruit kunnen geen algemeen geldende conclusies

getrokken worden, maar dit is ook niet de opzet van het onderzoek. Deze studie kan wel

een aanwijzing zijn voor verder onderzoek naar de perspectieven van masterstudenten

sociaal werk, ten opzichte van activering in relatie tot armoede.

Uit internationaal onderzoek blijkt dat studenten sociaal werk een voorkeur hebben voor

structurele verklaringen, boven individuele verklaringen van armoede (Schwartz &

Robinson, 1991, Sun, 2001; Weiss et al, 2002; Limb & Organista, 2003). Deze

bevindingen kunnen niet vergeleken worden met de uitkomsten van mijn onderzoek,

omdat in internationaal onderzoek een ander theoretisch kader wordt gehanteerd, dat

geen rekening houdt met de spanning tussen het individu en de samenleving, waar het

sociaal werk zich situeert. Dit kan eventueel een aandachtspunt zijn voor verder

onderzoek.

Page 49: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

49

Afhankelijk van de wijze waarop het sociaal werk armoede definieert, zal het individu of

de maatschappij meer of minder verantwoordelijk gesteld worden in bepaalde situaties

(Bouverne-De Bie, 2007). Een groot deel van de respondenten gaven deze spanning

aan. Ze hadden enerzijds begrip voor de wensen, emoties en moeilijke situatie van

Patrick en Patsy, maar gaven anderzijds de beperkingen van het sociaal werk en het

OCMW aan. Er waren maar een paar studenten in deze studie die een stap verder

gingen en werkelijk kritiek uitten op het beleid of het beleid wilden sensibiliseren over het

tekort aan sociale woningen. Terwijl het juist belangrijk is om de onderliggende sociale,

politieke en economische condities van armoedeproblemen in vraag te stellen (Roets et

al., 2001). Sociaal werkers hebben immers een belangrijke rol in de manier waarop de

relatie tussen het individu en de overheid wordt vormgegeven.

Raeymaeckers (2009) en Vranken ondervinden in hun onderzoek met achtentwintig

sociaal werkers in drie afdelingen van het OCMW in Antwerpen, dat er verschillen zijn in

de manier waarop ze met het strikte activeringsdiscours van de OCMW-raad omgaan.

De eerste twee centra’s hanteren een ruimere visie op activering dan het laatste

centrum. Dit zou volgens de onderzoekers vooral te maken hebben met de teamvisie die

in het centrum heerst. De impact van de teamvisie op de perspectieven van sociaal

werkers ten aanzien van activering is niet de enige factor die meespeelt. Deze beperkte

studie liet zien dat er ook verschillende visies waren bij de masterstudenten sociaal

werk, ook al hebben ze dezelfde opleiding genoten en dat er zelfs binnen de antwoorden

van de bevraagde studenten ambiguïteit terug te vinden was.

Het zou mogelijk geweest zijn om die ambiguïteit uit te klaren, indien aan de

respondenten meer verduidelijking gevraagd werd. Dit wijst op één van de beperkingen

van vignettenonderzoek. Een vignet zorgt er ook voor dat een situatie op een bepaalde

manier in beeld wordt gebracht, waardoor de mening van de respondenten in een

bepaalde richting wordt gestuurd. Dit hoeft niet noodzakelijk een nadeel te zijn, omdat

een paar studenten in dit onderzoek in staat waren om dit te doorzien.

Een sterkte van kwalitatieve thematische inhoudsanalyse is dat het een visie op de

werkelijkheid laat zien, die onderzoekers niet zelf hadden kunnen bedenken (Hsieh &

Shannon, 2005). De zes thema’s die uit deze studie naar voor kwamen zijn daar een

voorbeeld van. Toch is het belangrijk om zich ervan bewust te zijn dat de data vanuit een

geïnformeerde, maar ook vooringenomen kijk benaderd werden. Deze bevindingen

waren onvermijdelijk het gevolg van mijn eigen interpretatie als masterstudent sociaal

werk. Daarnaast kan een te grote nadruk op de theorie ook tot gevolg hebben dat ik

andere contextuele aspecten van de antwoorden uit het oog verloren ben.

Page 50: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

50

Voor deze studie werd slechts beroep gedaan op twintig masterstudenten sociaal werk

aan de Universiteit Gent. Het zou interessant zijn om een gelijkaardig onderzoek te doen

op grotere schaal over verschillende faculteiten heen, om nog een beter beeld te krijgen

van de perspectieven van masterstudenten sociaal werk. Het zou eveneens een

meerwaarde geven om het onderzoek ook uit te voeren bij bachelorstudenten sociaal

werk. Ik zou bij verder onderzoek steeds aanbevelen om het handelingsperspectief van

sociaal werkers mee op te nemen in het theoretisch kader.

Page 51: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

51

LITERATUURLIJST

Baarda, D.B, De Goede M.P.M, & Teunissen, J. (2009). Basisboek kwalitatief onderzoek (2nd ed.). Groningen, Nederland: Stenfert Kroese.

Barter, C., & Renold, E. (1999). The use of vignettes in qualitative research. Social Research Update. Geraadpleegd op http://sru.soc.surrey.ac.uk/SRU25.html

Beckers, M., Verschraegen, G., & Berghman, J. (2007). Europa als leerplatform? De rol van de EU in het Belgische activeringsbeleid. Belgisch tijdschrift voor sociale zekerheid, 49(4), 709-730. Geraadpleegd op http://lirias.kuleuven.be/handle/123456789/163481

Bobbio, A., Canova, L., & Manganelli, A.M. (2010). Conservative ideology, economic conservatism, and causal attributions for poverty and wealth. Current Psychology, 29, 222-234. doi:10.1007/s12144-010-9086-6

Bouverne-De Bie, M. (2007). Sociale Agogiek. Gent, België: Academia Press.

Bullock, H.E. (2004). From the front lines of welfare reform: an analysis of social worker and welfare recipient attitudes. The Journal of Social Psychology, 144(6), 571-588. doi:10.3200/SOCP.144.6.571-590

Bullock, H.E. (1999). Attributions for poverty: a comparison of middle-class and welfare recipient attitudes. Journal of Applied Social Psychology, 29(10), 2059-2082. doi:10.1111/j.1559-1816.1999.tb02295.x

Campaert, G. (2008). Activering, de koninklijke weg uit armoede? Over.werk, 1, 119-122. Geraadpleegd op http://www.acco.be/download/nl/11120521/file/p_119-122_activering__de_koninklijke_weg_uit_armoede.pdf

Coussée, F. (2012). De verzorgingsstaat: politiek kader voor sociaalpedagogisch werk [ppt guest lecture]. Geraadpleegd op http://minerva.ugent.be/secure/index.php.

Cozzarelli, C., Wilkinson, A.V., & Tagler, M. J. (2001). Attitudes toward the poor and attributions for poverty. Journal of Social Issues, 57(2), 207-277. doi:10.1111/0022-4537.00209

Dean, H. (2003). Re-conceptualising welfare-to-work for people with multiple problems and needs. Journal of Social Policy, 32(3), 441-459. doi:10.1017/S0047279403007062

Deleeck H. (2008). De architectuur van de welvaartsstaat opnieuw bekeken (Rev. ed.). Leuven, België: Acco.

Denys, J. (2012, november 15) De actieve welvaartsstaat: Een middeleeuwse kathedraal die nooit af zal zijn. Knack. Geraadpleegd op http://www.knack.be

Europese Commissie (2012). Citizens’ summary. European Platform against poverty and social exclusion. Employment, Social Affairs & Inclusion. Geraadpleegd op http://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=en&catId=961

Fret, L. (1997). Sociale activering: Een weg naar sociale integratie en/of sociale uitsluiting. Alert, 23(4), 17-45.

Page 52: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

Gal, J., & Weiss, I. (2000). Policy-practice in social work education in Israel. Journal of Social Work Education, 19(5), 485-499. doi:10.1080/026154700436002

Garett (2010). Recognizing the limitations of the political theory of recognition: Axel Honneth, Nancy Fraser and Social Work. British Journal of Social Work, 40, 1517-1533. doi:10.1093/bjsw/bcp044

Graversen, K., & Van Ours, J. (2008). How to help unemployed find jobs quickly. Journal of Public Economics, 92, 2020-2035. doi:10.1016/j.jpubeco.2008.04.013,

Hawkins, L., Fook, J., & Ryan, M. (2001). Social workers’ use of the language of social justice. British Journal of Social Work, 31, 1-13. doi:10.1093/bjsw/31.1.1

Hermans, K., Raeymaeckers, P., & Casman, M. (2010) De actieve welvaartstaat in België: Van theorie naar praktijk. In D. Dierckx, N. Van Herck, J. Vranken (Red.) Armoede in België (pp. 103-153). Leuven, België: Acco.

Hsieh, H. F., & Shannon, S. E. (2005). Three approaches to qualitative content analysis.

Qualitative Health Research, 15(9), 1277-1288. doi:10.1177/1049732305276687 Hunt, O. (1996). The individual, society or both? A comparison of black, latino and white

beliefs about the causes of poverty. Social Forces, 75(1), 293-322. doi:10.1093/sf/75.1.293

International Federation of Social Workers (2012). Poverty eradication and the role for social workers. IFSW. Geraadpleegd op http://ifsw.org/policies/poverty-eradication-and-the-role-for-social-workers/

Kjorstad, M. (2006). Between professional ethics and bureaucratic rationality: The challenging ethical position of social workers who are faced with implementing a workfare policy. European Journal of Social Work, 8(4), 381-398. doi:10.1080/13691450500314459

Kohlbacher, F. (2006). The use of qualitative content analysis in case study research. Qualitative Social Research, 7(1), Art. 21. Geraadpleegd op http://nbn-resolving.de/urn:nbn:de:0114-fqs0601211.

Krumer-Nevo, M., Weiss-Gal, I., & Levin, L. (2011). Searching for poverty-aware social work: Discourse analysis of job descriptions. Journal of Social Policy, 40(2), 313-322. doi:10.1017/S004727941000053X

Larsen, J.E., (2005). The active society and activation policy. In J.G. Andersen, A. M. Guillemard, P.H Jensen, & B. Pfau-Effinger (Red.), The changing face of welfare: Consequences and outcomes from citizenship perspective (pp. 135-150). Bristol, Groot-Brittannië: Policy Press.

Levering, B., & Smeyers, P. (2007). Opvoeding en onderwijs leren zien (2nd ed.). Amsterdam, Nederland: Boom.

Limb, G.E., & Organista, K.C. (2003). Comparisons between Caucasian students, students of color, and American Indian students on their views on social work’s traditional mission, career motivations and practice preferences. Journal of Social Work Education, 39(1), 91-109. Geraadpleegd op http://search.proquest.com/docview/209792520?accountid=11077

Lipsky, M. (1980). Street-level bureaucracy: dilemmas of the individual in public services. New York, Verenigde Staten: Russell Sage Foundation.

Page 53: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

53

Lister, R. (2004). Poverty. Cambridge, Groot-Brittannië: Policy Press.

Lorenz, W. (2001). Social work responses to ‘New Labour’ in continental European countries. British Journal of Social Work, 31, 595-609. doi:10.1093/bjsw/31.4.595

Martin, E. (2004). Vignettes and respondent debriefing for questionnaire design and evaluation. In S. Presser, J.M.Rothgeb, M.P.Couper, J.T.Lessler, E.Martin, & J.Martin, E. Singer (Red.), Methods for testing and evaluating survey questionnaires (pp.149-171). Hoboken, New Jersey: John Wiley & Sons.

McDonald, C., & Marston, G. (2008). Motivating the unemployed? Attitudes at the front line. Australian Social Work, 61(4), 315-326. doi:10.1080/03124070802428167

Mestrum, F. (2012). Armoede en ongelijkheid internationaal bekeken [ppt guest lecture]. Geraadpleegd op http://minerva.ugent.be/secure/index.php.

Monnickendam, M. (2010). Poverty perceptions of social workers and physicians in Israel. Social Work in Health Care, 49, 963-980. doi:10.1080/00981389.2010.518877

Monnickendam, M., Katz, Ch., & Monnickendam, M.S. (2010). Social workers serving poor clients: perceptions of poverty and service policy. British Journal of Social Work, 40, 911-927. doi: 10.1093/bjsw/bcp001

Myring, P. (2000). Qualitative content analysis. Forum Qualitative Social Research,1(2), 1-10. Geraadpleegd op http://www.qualitative-research.net/index.php/fqs/article/view/1089

National Association of Social Work (2012). Code of Ethics. NASW. Geraadpleegd op http://www.naswdc.org/pubs/code/default.asp

Newman, I. (2011). Work as route out of poverty: a critical evaluation of the UK welfare to work policy. Policy Studies, 32(2), 91-108. doi:10.1080/01442872.2010.533510

Ongelijkheid, Armoede, Sociale uitsluiting en de Stad (2011). Armoedegrenzen: armoederisicopercentage naar activiteitstatus, opleidingsniveau en geslacht. OASeS. Geraadpleegd op http://www.ua.ac.be/main.aspx?c=*OASES&n=21965

Raeymaeckers, P., Nisen, L., Dierckx, D., Vranken, J., & Casman, M.T. (2009). Activering binnen de Belgische OCMW’s: Op zoek naar duurzame trajecten en goede praktijken. OASeS, Université de Liège. Geraadpleegd op http://www.sociallabel.be/sites/default/files/doc/DA_finaal_NL.pdf

Raeymaeckers, P. (2009). Hulpverleners en hun omgeving. Een kwalitatieve studie over de rol van de organisatiecultuur. Journal of Social Intervention: Theory and Practice, 18(3), 23-41. doi:10-1-100138

Reeser, L.C., & Epstein, I. (1987). Social workers’ attitudes toward poverty and social action: 1968-1984. The Social Service Review, 61(4), 610-622.

Rehner, T., Ishee, J., Salloum, M., & Velasques, D. (1997). Mississippi social workers’ attitudes toward poverty and the poor. Journal of Social Work Education, 33(1), 131-142. Geraadpleegd op http://www.jstor.org/action/showPublication?journalCode=jsocworked

Roets, G., Roose, R., Claes, L., Vandekinderen, C., Van Hove, G., & Vanderplasschen, W. (2011). Reinventing the employable citizen: a perspective for social work.

Page 54: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

British Journal of Social Work, Advance online publication. doi:10.1093/bjsw/bcr037

Roose, R. (2012). Armoede en participatie: een rechtenkader als referentiekader [ppt guest lecture]. Geraadpleegd op http://minerva.ugent.be/secure/index.php.

Roose, R., Roets, G., & Bouverne-De Bie, M. (2011). Irony and social work: In search for the happy Sisyphus. British Journal of Social Work, Advance online publication. doi:10.1093/bjsw/bcr163

Roose, R., Roets, G., Van Houte, S., Vandenhole, W., & Reynaert, D. (2012). From parental engagement to the engagement of social work services: discussing reductionist and democratic forms of partnership with families. Child and Family Social Work, Advance online publication. doi:10.1111/j.1365-2206.2012.00864.x

Schwartz, S., & Robinson, M.M. (1991). Attitudes toward poverty during undergraduate education. Journal of Social Work Education, 27(3), 290-296. Geraadpleegd op http://www.jstor.org/action/showPublication?journalCode=jsocworked

Seider, S. (2009). Overwhelmed and immobilized: Raising the consciousness of privileged young adults about world hunger and poverty. International Studies Perspectives, 10, 60-76. doi:10.1111/j.1528-3585.2008.00358.x

Stavrova, O., Schlösser, T., & Fetchenhauer, D. (2011). Are the unemployed equally unhappy all around the world? The role of the social norms to work and welfare state provision in 28 OECD countries. Journal of Economic Psychology, 32, 159-171. doi:10.1016/j.joep.2010.11.002

Steenssens, K., Sannen, L., Ory, G., & Nicaise, I. (2008). W2 : Werk – welzijnstraject op maat. Leuven, België: HIVA-K.U.Leuven.

Sun, A. (2001). Perceptions among social work and non-social work students concerning causes of poverty. Journal of Social Work Education, 37(1), 161-173. Geraadpleegd op http://search.proquest.com/docview/209782395?accountid=11077

Thijs, R., De Raedemaecker, W., & Vranken, J. (2004). Bruggen over woelig water. Leuven, België: Acco.

Vandermeerschen, E. (2007). Valkuilen, hefbomen en acties voor het zinvol en duurzaam activeren van mensen in armoede naar kwalitatieve tewerkstelling. Brussel, België: Vlaams Netwerk tegen Armoede.

Van Lancker, W. (2012). Armoedebestrijding: een beleid van structurele herverdeling [ppt guest lecture]. Geraadpleegd op http://minerva.ugent.be/secure/index.php.

Van Overschoot, W. (2004). Balancing work and welfare: activation and flexicurity policies in The Netherlands, 1980-2000. International Journal of Social Welfare, 13, 15-27. doi:10.1111/j.1369-6866.2004.00294.x

Vlaams Netwerk Armoede (2012, november 17). Lagere uitkeringen is gelijk aan stijgende armoede: Netwerk stapt naar Raad van State. Vlaams Netwerk Armoede. Geraadpleegd op http://www.vlaams-netwerk-armoede.be

Vlaams Netwerk Armoede (2010, december 6). Een job, de beste bescherming tegen armoede? Vlaams Netwerk Armoede. Geraadpleegd op http://www.vlaams-netwerk-armoede.be

Page 55: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

55

Vlaamse Interuniversitaire Raad & Vlaamse Hogescholenraad (2008). Onderwijsvisitatie Master in Sociaal Werk. Een evaluatie van de kwaliteit van de opleiding Master in het Sociaal Werk. VLIR- VLHORA. Geraadpleegd op http://www.vlir.be/media/docs/Visitatierapporten/2008/kv08v3-sociaalwerk.pdf

Vranken, J., De Boyser, K., & Dierckx, D. (2004). Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2004. Leuven, België: Acco.

Vranken, J., Campaert, G., Dierckx, D., & Van Haarlem, A., (2009). Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2009. Leuven, België: Acco.

Vranken, J., Geldhof, D., & Van Menxel, G. (1997). Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 1997. Leuven, België: Acco.

Webb, S.A. (2010). (Re)Assembling the left: the politics of redistribution and recognition in social work. British Journal of Social Work, 40, 2364-2379. doi:10.1093/bjsw/bcq070

Weiss-Gal, I., Benyamini, Y., Ginzburg, K., Savaya, R., & Peled, E. (2009). Social workers’ and service users’ causal attributions for poverty. ProQuest Sociology, 54(2), 125-133. Geraadpleegd op http://search.proquest.com/docview/215269069?accountid=11077

Weiss, I., Gal, J., Cnaan, R.A., & Maglajlic, R. (2002). Where does it begin? A comparative perspective on the professional preferences of first-year social work students. British Journal of Social Work, 32, 589-608. doi:10.1093/bjsw/32.5.589

Weiss, I. (2003). Social work students and social change: on the link between views on poverty, social work goals and policy practice. International Journal of Social Welfare, 12, 132-141. doi:10.1111/1468-2397.00251

Weiss, I., & Gal, J. (2006). Poverty in the eyes of the beholder: social workers compared to other middle-class professionals. British Journal of Social Work, 37, 893-908. Geraadpleegd op http://bjsw.oxfordjournals.org/content/37/5/893

Weiss, I. (2006). Factors associated with interest in working with the poor. Families in Society, 87(3), 385-394. Geraadpleegd op http://search.proquest.com/docview/61401714?accountid=11077

Weiss-Gal, I., & Gal, J.(2007). Social workers’ attitudes towards social welfare policy. International Journal of Social Welfare, 16, 349-357. doi:10.1111/j.1468-2397.2007.00492.x

Page 56: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

BIJLAGEN

Informatiebrief en vragen aan studenten

Informed consent

Antwoorden van studenten

DVD met vignet

Page 57: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

57

Faculteit Psychologie en Pedagogische

Wetenschappen

Opleiding: Master Sociaal Werk

Promotor: Professor Roose

Student: Dora De Sorte

Beste studenten,

Onder begeleiding van Professor Roose doe ik onderzoek naar de manier waarop studenten

sociaal werk denken over armoede. Dit is van belang omdat de denkwijze van sociaal werkers

over maatschappelijke problemen zoals armoede, hun interventies met mensen in armoede zal

bepalen.

Jullie krijgen een filmfragment te zien van 20 minuten uit ‘Het leven zoals het is: OCMW Brugge’

en daar worden twee vragen over gesteld. Er is voldoende tijd voorzien om te antwoorden. Het is

jullie persoonlijke mening die telt, de antwoorden zijn anoniem en worden niet gequoteerd.

Gelieve niet met elkaar te overleggen tijdens het beantwoorden van de vragen, dit zou de

onderzoeksresultaten kunnen beïnvloeden.

Wie graag het eindresultaat van het onderzoek wil nalezen, kan zijn emailadres invullen op een

apart blad dat wordt rondgegeven. Alvast bedankt voor jullie medewerking!

Met vriendelijke groeten,

Dora De Sorte

Page 58: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

Veronderstel dat jij, als sociaal werker in een OCMW, te maken krijgt met de situatie van Patrick

en Patsy.

Vraag 1: Wat is uw perspectief op deze situatie?

Page 59: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

59

Veronderstel dat jij, als sociaal werker in een OCMW, te maken krijgt met de situatie van Patrick

en Patsy.

Vraag 2: Welke aanknopingspunten zie je om te handelen?

Page 60: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

Faculteit Psychologie en Pedagogische

Wetenschappen

Vakgroep Sociale

Agogiek

Onderzoeker Dora De Sorte

INFORMED CONSENT

Ik, ondergetekende,

………………………………………………………………………………………………………….

verklaar hierbij dat ik, als deelnemer aan een onderzoek aan de Vakgroep Sociale Agogiek van

de Universiteit Gent,

(1) de uitleg over de aard van de videobeelden en vragen die tijdens dit onderzoek zullen worden

aangeboden heb gelezen en dat mij de mogelijkheid werd geboden om bijkomende informatie te

verkrijgen

(2) totaal uit vrije wil deelneem aan het wetenschappelijk onderzoek

(3) de toestemming geef aan de proefleider om mijn resultaten op anonieme wijze te bewaren, te

verwerken en te rapporteren

(4) op de hoogte ben van de mogelijkheid om mijn deelname aan het onderzoek op ieder moment

stop te zetten

(5) weet dat niet deelnemen of mijn deelname aan het onderzoek stopzetten op geen enkele

manier invloed heeft op mijn evaluatie en/of studiebegeleiding

(6) ervan op de hoogte ben dat ik op aanvraag de resultaten van de onderzoeksbevindingen kan

krijgen

Gelezen en goedgekeurd op 25 oktober 2012

Handtekening deelnemer

Page 61: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

61

Page 62: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 63: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

63

Page 64: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 65: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

65

Page 66: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 67: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

67

Page 68: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 69: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

69

Page 70: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 71: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

71

Page 72: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 73: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

73

Page 74: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 75: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

75

Page 76: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 77: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

77

Page 78: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 79: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

79

Page 80: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 81: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

81

Page 82: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 83: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

83

Page 84: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 85: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

85

Page 86: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 87: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

87

Page 88: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 89: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

89

Page 90: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 91: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

91

Page 92: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 93: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

93

Page 94: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 95: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

95

Page 96: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 97: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

97

Page 98: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 99: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

99

Page 100: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk
Page 101: Perspectieven van studenten sociaal werk op activering in ......Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 – 2013 Perspectieven van studenten sociaal werk

101