Periodeboek 4

37
Periodeboek periode 4 Differentiatie Creatief & Ondernemend PP1 CMV VT DT 2009/2010

Transcript of Periodeboek 4

Page 1: Periodeboek 4

Periodeboek periode 4 Differentiatie Creatief & Ondernemend

PP1 CMV VT DT 2009/2010

Page 2: Periodeboek 4

2

Inhoudsopgave

1 Globale opbouw van de periode 3 2 Studentbegeleiding 3 Praktijkleerplaats 4 De buitenlandopdracht 5 Vakbeschrijvingen

5.1 Actieonderzoek 5.2 Begroten en fondsen 5.3 Coachen 5.4 Communicatie

5.4.1. Debatteren 5.4.2. Gespreksvoering 5.4.3. Schriftelijk communiceren

5.5. Projectmatig creëren 5.6. Sociale ethiek 5.7. Staatsinrichting

6. Portfoliostukken en toetsing in periode 4 Bijlagen: Bijlage 1: Attitudeprofiel Bijlage 2.1. Beoordelingseisen presentatie portfoliotoets periode 4 Bijlage 2.2. Beoordelingsformulier portfoliotoets periode 4 Bijlage 2.3. Richtlijnen voor het schrijven van de verantwoording per competentie Bijlage 2.4. Echtheidsverklaring Bijlage 2.5. Beoordeling Portfolio Bijlage 3: Voorwaarden voor intervisie en supervisie PP2 Bijlage 4: Studieactiviteiten PP1 CMV Voltijd & Deeltijd Bijlage 5: Assessmentmatrix CMV Competentieniveau 2 – Studiejaar 2009-2010 Bijlage 6: Begrippenlijst BOFKAS

Page 3: Periodeboek 4

3

1. Globale opbouw van de periode

CREATIEF EN ONDERNEMEND PERIODE 4 2009 2010

CULTURELE EN MAATSCHAPPELIJKE VORMING

Page 4: Periodeboek 4

4

2. Studentbegeleiding

Inleiding We lopen tegen het einde van pp1. Als het goed is heb je in de afgelopen maanden een beeld gekregen van CMV; de opleiding, het werkveld, het beroep en de plaats die jij daarin kunt en wilt nemen.

In de bouwtechniek worden bij het metselen van muren bij elke muurhoek, zowel bij een in-als uit uitwendige hoek, profielen gesteld. De metselaar weet dan waar en hoe hij de stenen moet metselen. In de vliegtuigbouw is het profiel van een vliegtuigvleugel, staartvlak of- propeller heel belangrijk, omdat hierdoor de aerodynamische eigenschappen van de vleugel bepaald worden. En vaak ook wordt voor het vleugelmidden een ander profiel gebruikt dan voor het vleugeleinde.

Met dit beeld voor ogen, is het natuurlijk gemakkelijk een parallel te maken naar jou. Wat is jouw profiel op dit moment: wat is het resultaat van het proces dat je in het kader van je persoonlijke en beroepsontwikkeling in het afgelopen jaar doorlopen hebt; wat zijn op basis hiervan je toekomstwensen en dromen; en op welke manier ga je dit voor vorm geven?

In dit blok krijg je de kans om inzichtelijk te maken waar jij op dit moment staat, welk effect de inhouden en processen van het afgelopen jaar op je hebben en waar je naar toe aan het werken bent. Logisch is dat jouw verhaal gerelateerd is aan het werkveld van CMV.

Op het einde van pp1 is er geen assessment. Het assessment op niveau 2 is aan het einde van pp2. Natuurlijk wil je wel graag weten of jouw ontwikkeling aansluit bij de inhoud en het niveau van de opleiding, zodat je enigszins in kunt schatten of je de opleiding volgens het gebruikelijke tijdspad kunt doorlopen. Daarom ook krijg je op het einde van pp1 een beoordeling c.q. advies.

Je begrijpt dat je in dit blok veel individueel en/of in subgroepjes aan het werk bent met het verzamelen, nuanceren en verdiepen van materiaal om jouw eigen ontwikkeling en perspectief inzichtelijk te maken; voor jezelf en voor anderen. Het kan ook zijn dat je nog de laatste afrondingen moet doen aan opdrachten; jouw praktijkkeuze en contacten. Misschien weet je nog niet precies hoe jij je zou willen en/of kunnen profileren als CMV’er. Hopelijk geven de colleges, de workshops en de gesprekken met medestudenten, docenten en het werkveld, je hiervoor in de komende weken extra inspiratie. Portfoliotoets periode 4 In de portfoliotoets van periode 4 geef je een presentatie van jouw persoonlijk profiel naar aanleiding van jouw voorlopige portfolio. In de presentatie wordt duidelijk wie je bent, wat je kan en wat je wilt. Een positieve beoordeling van deze portfoliotoets geeft je het bewijs dat je het pp1 jaar succesvol hebt afgerond; je krijgt dan ook een studievoortgangindicatie die je opneemt in jouw portfolio. Bij de presentatie zijn aanwezig: a. Drie medestudenten b. Eén persoon uit het werkveld. Deze persoon nodig je zelf uit. Bij voorkeur jouw (toekomstige)

praktijkbegeleider. c. SB’er en andere docenten. Voorafgaand aan de presentatie laat je jouw digitale portfolio ter goedkeuring zien aan je SB-docent. De SB-docent voert naar aanleiding van het portfolio een individueel gesprek met jou en geeft je een indicatie van je studievoortgang. De SB’er zal tijdens het individuele gesprek ook jouw aanwezigheid en inzet tijdens lessen bespreken. Voor de presentaties zijn 50 minuten per student ingepland. De student geeft zelf een presentatie van 20 minuten. De overige minuten zijn voor vragen, overleg en feedback. Aan het eind van ieder

Page 5: Periodeboek 4

5

gesprek krijgt de student een beoordelingsformulier (zie bijlage 2.1.) mee waarop tips en aandachtspunten staan. Op basis van je studievoortgangindicatie en de beoordeling van de presentatie krijg je een cijfer voor de portfoliotoets van periode 4 (zie bijlage 2.2. voor de criteria). Voor een voldoende beoordeling (d.w.z. cijfer 6 of hoger, min. studievoortgangindicatie A en B) worden 5 studiepunten toegekend. Indien je een onvoldoende beoordeling voor de portfoliotoets van periode 4 haalt (d.w.z. cijfer 5 of lager, studievoortgangindicatie C en D) betekent dit, dat je niet naar het derde jaar kunt. Als ingangseis naar het derde jaar heeft het CMV team vastgesteld, dat je minimaal 50 van de 60 studiepunten behaald moet hebben. Aanwijzing voor de portfoliotoets in stappen: 1. Maak je portfolio in orde. 2. schrijf een inleiding waarin je aangeeft hoe het portfolio is opgebouwd. In de inleiding geef je ook

op 1 A4 een cijferoverzicht van alle toetsen en opdrachten van periode 1 tot en met 4 3. Verantwoording per competentie (voor richtlijnen zie bijlage 2.3.)

• In hoeverre heb je de competentie in verschillende opdrachten (verwijzen naar bewijslast) aangetoond?

• Welk leerproces heb je doorgemaakt • waar moet je nog aan werken in het komende studiejaar? • Hoe ga je de aandachtspunten realiseren en wat heb je daarvoor nodig

4. Voer een individueel gesprek met SB’er. De SB’er beoordeelt het portfolio en geeft een studievoortgangsindicatie.

5. Ontwerp je presentatie en bereid deze voor. 6. Nodig iemand uit voor de presentatie uit het werkveld (bij voorkeur iemand van je toekomstige

stage/werkplek) 7. Geef de presentatie 8. Voeg het beoordelingsformulier van de portfoliotoets (zie bijlage 2.2.) toe aan je portfolio. Inleveren portfolio: uiterlijk maandag 21 juni juni (via N@tschool; aanmaken als assessmentdossier)!!! Wanneer je de portfoliotoets van periode 2 (en de eerste herkansing daarvan) niet behaald hebt, geldt de portfoliotoets van periode 4 als herkansing van de portfoliotoets van periode 2.

Page 6: Periodeboek 4

6

Verplichte onderdelen pp1

1. De verplichte onderdelen periode 1 tot en met 4 zijn: 2. Opdracht actieonderzoek 3. Opdrachten empowerment 4. Opdrachten methodisch werken 5. Opdrachten coachen 6. Opdrachten creativiteit en innovatie 7. Opdrachten studiebegeleiding 8. Opdracht geschiedenis van het sociaal werk 9. Opdracht vrijetijdskunde 10. Opdracht didactiek van periode 3 11. Opdracht groepswerk van periode 3 12. Verslag van coach ( i.v.m. de vraag: in hoeverre laat studente zich coachen) 13. Buitenlandopdracht 14. De toetsen periode 1 tot en met 4: integrale toetsen en BOFKAS toetsen

studievoortgangindicatie De voortgang wordt aangegeven via A, B, C of D. A: de studievoortgang op schema 100% van de toetsen behaald Voldoende beoordeling (8 of hoger). In het geval van toets; toekenning studiepunten B: er is sprake van een beginnende studieachterstand 75-100% van de toetsen behaald Voldoende beoordeling(6 of hoger). In het geval van toets; toekenning studiepunten

Page 7: Periodeboek 4

7

C: er is sprake van aanzienlijke studieachterstand, reden tot zorg 50-75 % van de toetsen behaald Onvoldoende beoordeling (5 of lager). In het geval van toets; geen toekenning studiepunten D: er is sprake van ernstige studieachterstand, zeer zorgwekkend 0-50% van de toetsen behaald: Onvoldoende beoordeling (3 of lager). In het geval van toets; geen toekenning studiepunten

Wat zit er in je portfolio? Inhoudsopgave: Algemene onderdelen Voorblad: naam, datum, studentnummer, naam SB’er, studierichting, studiejaar Leeswijzer Echtheidsverklaring (zie bijlage 2.4.) CV Pop Pap Verantwoordingen: Verantwoording per competentie Verantwoording keuze differentiatie (periode 2) of keuze stageplek (periode 3, 4) en goedkeuring

van die keuze door je SB’er Bewijslast: Verplichte bewijslast portfolio Overige bewijsmaterialen met feedback Het beoordelingsformulier van het portfolio is te vinden in bijlage 2.5. Verantwoording keuze stageplek derde jaar (pp2)2010-2011 Om een formele goedkeuring van je stage te krijgen schrijf je een verantwoording van jouw stage. In die verantwoording geef je aan waarom en op welke manier jouw stageplek aan de gestelde criteria voldoet. De criteria voor de stageplek zijn: 1. Praktijkmeester De praktijkbegeleider van de studenten heeft een relevante sociaal agogische opleiding op

minimaal HBO niveau en minimaal drie jaar werkervaring en is in staat de student te coachen in zijn/haar competentieontwikkeling

2. Agogisch Vakmanschap De student werkt in de jaarstage in ruime mate met doelgroepen waarmee hij/zij een directe

agogische relatie mee aangaat. 3. Competenties op niveau 2 De jaarstageplaats biedt alle mogelijkheden om de vereiste competenties op niveau 2 te behalen. 4. Profilering De jaarstageplaats biedt alle mogelijkheden voor de studenten om aan zijn/haar profilering

(toekomstdroom, kwaliteiten en valkuilen) te werken en te realiseren. Om een goede verantwoording te kunnen schrijven moet je een aantal zaken aan de weet komen.

Page 8: Periodeboek 4

8

Ten eerste moet je goed weten wat je zelf verwacht van je stage en wat je daar wilt leren. Dat heeft natuurlijk alles te maken met je toekomstdroom, met jouw leerdoelen en met jouw passie(s). Ten tweede zul jij je moeten oriënteren op jouw stage. Wat krijgt je voor taken? Wat is het voor een organisatie? Hoe is de begeleiding geregeld? Etc. Wellicht zul je dus een alvast een keer moeten gaan kijken op jouw stageplek. Je moet je inlezen in de missie en visie van de organisatie. Je moet contacten gaan leggen met jouw begeleider en of collega’s. Deze verantwoording schrijf je om erachter te komen of de door jou gekozen stageplaats voor jou inderdaad een geschikte leerplek is. Je wilt immers zoveel mogelijk leerrendement behalen volgend studiejaar. Lever deze verantwoording in bij je SB’er. Tijdens het individuele gesprek de SB’er deze verantwoording met je bespreken. De goedkeuring (of afkeuring) van je stage voeg je toe aan je portfolio. Deze stageverantwoording is materiaal wat je zult moeten gebruiken in de voorbereiding van de presentatie van het portfolio.

Page 9: Periodeboek 4

9

3. Praktijkleerplaatsen (voltijd) Leren in de praktijk In deze periode ga je op basis van jouw leerdoelen (portfolio en attitudeprofiel) jouw ambities en passie de praktijk voor pp2 realiseren en/of mogelijk inhoudelijk bijstellen. Het praktijkleren in pp2 is gericht op het verdiepen en uitbreiden van de inhouden die je in pp1 aangereikt hebt gekregen. Dit doe je door veel in de praktijkcontext aan de slag te gaan en op jouw ervaringen, indrukken en overwegingen te reflecteren en dit te communiceren met anderen. Hierdoor leer je de praktijk in relatie met jouw eigen mogelijkheden en beperkingen kennen en hanteren. De taken in de praktijk en de opbouw hierin, stem je af met je praktijkbegeleider en met jouw docentbegeleider (CWB-docent in pp2). De CWB-docent komt in september / begin oktober op praktijkbezoek. De CWB docent geeft een “go” voor jouw praktijk. Dit geldt voor zowel voltijd als deeltijdstudenten. Een van de voorwaarden voor een “go” voor de praktijk is dat er gestructureerde en minimaal om de 14 dagen praktijkbegeleiding is. Aan de praktijkbegeleiding worden voorwaarden gesteld. We gaan uit van 28 –32 uur praktijk per week (CMV gerelateerd en op HBO-niveau). Als dit in de praktijkorganisatie mogelijk is, heb je tijdens de opleidingsvakanties vrij. Anders kun je dit compenseren. Opleidingsdag De opleidingsdag is de vrijdag. Je hebt elke vrijdag een programma van 9 – 15.00 uur. Er is een aanwezigheidsverplichting voor de hele lesdag. Plan daarom eventuele andere activiteiten op vrijdag pas na 15.00 uur. Op de opleidingsdag dag krijg je ondersteuning en coaching bij het uitvoeren van deze opdrachten en bij andere zaken die je ervaart in de praktijk. Dit is in de vorm van: CWB, supervisie, intervisie, trainingen, hoorcolleges. Op de lesdag wordt met verschillende groepsvormen gewerkt: • Intervisie: 6 studenten en coach • Supervisie: 3 studenten en supervisor • CWB: 10 -12 studenten en CWB-docent. • Trainingen en themabesprekingen: jaargroep. Vanuit de opleiding geef je vorm aan het praktijkleren met behulp van 6 praktijkleeropdrachten. De exacte opdrachten en de criteria hierbij krijg je vòòr 1 juli. Voor dit moment is het voor de taakinvulling in de praktijk belangrijk om het volgende te weten. Als centraal uitgangspunt hanteren we “empowerment”. De opdrachten hebben de volgende globale inhoud: • Opdracht die gericht is op de analyse van de organisatie; ESH-model etc. • Hierbij formuleer je ook de betekenis die e.e.a. voor jou heeft. • Opdracht die gericht is op het opzetten en uitvoeren van een activiteit die nieuw is binnen de • organisatie. Hierbij zet je verschillende methodieken in. • Opdracht die gericht is op het zelf coachen (doelgroep, mbo-stagiaires, etc.) • Opdracht die gericht is op het functioneren in teamverband. • Opdracht waarin je op basis van onderzoek advies doet voor het beleid van de organisatie. • Opdracht die gericht is op persoonlijke profilering.

Page 10: Periodeboek 4

10

• Opdracht die gericht is op het signaleren van maatschappelijke dilemma’s. Hopelijk is deze informatie voor dit moment voldoende. Bij vragen kun je contact opnemen met Johan Bodd en Loes Smetsers.

4. De buitenlandopdracht

Page 11: Periodeboek 4

11

Je bent op dit moment met andere voltijdstudenten werkzaam op eenzelfde praktijkleerplaats of jij bent als deeltijder werkzaam in een organisatie. De opdracht is dat jij als werknemer (deeltijd) of als groep (voltijd) op zoek gaat naar een soortgelijke instelling in het buitenland. Je doet onderzoek naar de visie van de organisatie, naar de groepen waarmee zij werken en naar de manier waarop zij die groepen benaderen. Jij kijkt naar de opbouw van die buitenlandse organisatie, naar de geldstromen en naar de daar gebruikte methoden en middelen. Jij maakt een vergelijking op al deze gebieden met jouw eigen praktijkorganisatie en jij filtert uit die vergelijkende analyse een aantal vragen waarop het antwoord van belang zou kunnen zijn voor de praktijkplaats hier. De antwoorden op die vragen probeer je te achterhalen tijdens een bezoek aan de buitenlandse organisatie zelf. Van deze bevindingen breng je vervolgens na terugkomst verslag uit.

De vormgeving Aan het bezoek aan de verwante organisatie in het buitenland gaat een analyse vooraf op vijf gebieden, namelijk: (1) visie; (2) klantgroepen en benadering; (3) organisatiestructuur; (4) bekostiging; (5) methodieken en middelen. Uit deze analysen worden vragen gefilterd die leidend zijn voor het bezoek aan de buitenlandse instelling zelf. Deze opdracht wordt ondersteund door de lessen organisatiekunde en methodisch agogisch werken. Je spreekt met die buitenlandse organisatie een tijd af dat je op bezoek komt. Voor voltijdstudenten 4 dagen minimaal als groep en voor deeltijdstudenten 1 gehele dag en avond individueel. Dit bezoek mag niet uit eigen zak of met een lening worden betaald maar de kosten moeten op een andere manier gedekt zijn. Na terugkomst vormt een verslag met een vergelijkende analyse van dit bezoek een belangrijk onderdeel van de afsluitende integrale toets Het doel Deze buitenlandopdracht doet een beroep op een aantal belangrijke aspecten binnen CMV, namelijk: 1. Bronnenonderzoek om te komen tot wezenlijke uitgangsvragen zowel bij de buitenlandse als bij

de eigen organisatie 2. Contact leggen, netwerken en samenwerken. 3. Plan van aanpak maken en time management 4. Creativiteit om reis, verblijf, invulling en bekostiging te regelen 5. ondernemerschap om precies die mensen en groepen te bereiken die antwoord kunnen geven op

de uitgangsvragen. De technische uitwerking 1. Tijdspad en taakverdeling (voltijd) Tijdspad en groep)

a. aanleveren voor 13 maart 2010(go/no go totale CWB-groep) 2. Vijf vragen met inhoudelijke verantwoording per vraag

a. (go/ no go CWB-docent) 3. Positieve reactie van buitenlandse organisatie voor ontvangst.

a. Inleveren uiterlijk 17 april 2010 4. Sluitende begroting en definitieve afspraken voor 22 mei 2010 5. Bezoek aan buitenlandse organisatie voor 21 juni 2010 6. Presentatieschema voor 24 juni 2010 7. Presentatie van uitkomsten en bevindingen 8. Integrale toets op 28 en 29 juni 2010

Page 12: Periodeboek 4

12

5. De vakinhouden

5.1. Praktijkopdracht actie-onderzoek (zelfstandig) Inleiding Dit is de uitgewerkte en aangepaste praktijkopdracht actieonderzoek. Deze opdracht sluit nauw aan bij wat in de drie bijeenkomsten in maart aan de orde is geweest. In deze opdracht gaat het om in de praktijk uitvoeren en toepassen van wat in de werkcolleges aan de orde is geweest. De opdracht richt zich op Starten met actieonderzoek. Ze bestaat uit vier deelopdrachten die je moet uitvoeren en die je schriftelijk (digitaal) moet vastleggen. Je maakt deze opdrachten of in je onderzoeksteam of alleen. De opdrachten omvatten steeds een aantal activiteiten die je moet ondernemen (je gaat een aantal zaken doen) en het (digitaal/schriftelijk) vastleggen van die activiteiten. Deelopdracht 1 Het zoeken en vinden op je praktijkplek van een onderwerp, thema of kwestie dat geschikt is om een actieonderzoek van te gaan maken/doen en de eerste oriëntatie daarop. Jullie weten wat actieonderzoek is, waar het voor staat, waarin het verschilt van gewoon praktijkgericht onderzoek. Verder is in bijeenkomst 2 aan de orde geweest dat je niet altijd actieonderzoek kunt doen, want……. Als je dit niet meer paraat hebt is het handig om dat nog eens op te halen, zodat je dit helder hebt. Met deze twee (uitgewerkte) zaken in je rugzak ga je dus op zoek naar een onderwerp, thema of kwestie die zich leent voor AO. Om een dergelijk onderwerp te vinden kun je eventueel gebruik maken van het ideeën opsporingsformulier 17.4, pagina 203 uit het boek. Als je weet waarover het onderzoek gaat, ga je dit globale idee of thema uitwerken door het verder te verkennen. (p161-164 boek). In gebruikelijke onderzoekstermen gaat het hier om Fase 0 (zie ook presentatie bijeenkomst 3):

o oriënteren en verkennen o probleem of situatieanalyse; o 5 x w + h, macro/mezo/micro

Op pagina 162 vind je aanwijzingen hoe je dat kunt doen. Ook op pagina 166 par.13.6 vind je mogelijk nog praktische aanwijzingen hierbij. In actieonderzoek doe je dat als onderzoeker niet vanachter je bureau maar je zult in contact moeten treden met betrokkenen die van doen hebben met dit thema, onderwerp, kwestie…. Het resultaat van je werkzaamheden leg je vast in de Voorlopige beschrijving uitgangssituatie (p162 boek) In de gebruikelijke onderzoeksterminologie heet dit: Bezig zijn met Fase 1 probleemstelling, doelstelling en vraagstellingen. Producten De in te leveren en beoordelen producten van deze deelopdracht 1 zijn: 1a. Jouw/ jullie argumentatie waarom dit onderwerp/thema/kwestie geschikt is voor actieonderzoek. 1b. Jouw/ jullie voorlopige beschrijving van de uitgangssituatie, zoals je die inmiddels hebt leren

kennen. 1c. Een beschrijving van de door jou verrichtte activiteiten (wat heb je gedaan om te komen tot 1b?) 1d. Een reflectie daarop Deelopdracht 2

Page 13: Periodeboek 4

13

Het vaststellen van betrokken actoren, hun belangen en verkrijgen van steun. Actieonderzoek kun je niet in je eentje doen. Meerdere actoren zijn betrokken bij de start (en het verdere) verloop van actieonderzoek. Mensen en groepen hebben van doen met het AO en moeten zich verbinden tot het AO traject wil AO slagen. In deze deelopdracht ga je daarmee aan de slag. Deze deelopdracht staat (ook) beschreven in 12.6 op pagina 159-160 van het boek, punt 1 t/m 5. Voor de duidelijkheid volgt staat deze opdracht hieronder geformuleerd: 1. Stel op basis van paragraaf 12.2 en 12.3 vast met welke actoren jij in de voorfase en start te

maken hebt. 2. Benoem deze actoren in jouw situatie heel concreet met naam en functie. 3. Breng per actor in kaart welk belang zij volgens jou bij jouw onderzoek kunnen hebben. Doe dit zo concreet mogelijk. 4. Maak op grond van stap 1 t/m 3 een plan van aanpak voor het verkrijgen van steun voor jouw AO

project. Leg daarin in elk geval vast: • Op welke belangen jij deze actoren wilt mobiliseren • Welke minimale en maximale steuntaak jij voor deze actoren hanteert

Opnieuw geldt dat je deze opdracht als onderzoeker niet (alleen) vanachter je bureau/ pc kunt maken, je zult in contact moeten treden met betrokkenen die van doen hebben met dit thema, onderwerp, kwestie…. Producten De in te leveren en beoordelen producten van deze deelopdracht 2 zijn: 2a. De resultaten van 1t/m 4 hierboven. 2b. Een beschrijving van de door jou verrichtte activiteiten (wat heb je gedaan om te komen tot 2a) 2c. Een reflectie hierop. Deelopdracht 3 Hier gaan jullie aan de slag met het vervolg op 1 & 2: o het maken van een plan voor de aanpak van de diagnostische fase o en het uitvoeren van de diagnostische fase Deze opdracht die uit twee onderdelen bestaat en (die je ook grotendeels in het boek vindt op pag. 177-178) zijn: 1. Maak een raamplan van aanpak van de diagnostische fase in jouw AO. Neem daarin het volgende

op: • Wat de voorafgaande oriënterende fase aan inzichten betreffende de problematiek heeft

opgeleverd: wat weet je al, wat moet nog duidelijker worden enz. • Hoe je de gezamenlijke diagnose inricht: wie betrek je erbij en waarom. • Hoe je dit proces gaat opstarten. • Welke informatiebronnen (reflectie, systematisch onderzoek) (lees hierover in hoofdstuk 14!)

je denkt te gaan gebruiken in jouw/jullie AO. • Welke werkwijze en hulpmiddelen je gaat gebruiken. • Hoe je zorg draagt voor de groepsontwikkeling en communicatie (lees hierover in hoofdstuk

14!).

2 Maak een uitgewerkt plan van aanpak betreffende het gebruik van systematisch onderzoek in jouw diagnostische fase. Neem daarin het volgende op: • Waarover je kennis wilt verzamelen (vraagstelling en evt. deelvragen). • Wat je wilt weten (=vraagstelling en evt. deelvragen). • Welke dataverzamelingstechnieken je daarvoor wilt gebruiken, en waarom juist deze

dataverzamelingstechnieken en geen andere... • Wie deze onderzoeksactiviteiten gaat uitvoeren. • Hoe de verwerking en analyse van de onderzoeksgegevens plaats zal vinden. • Hoe en op wie de geanalyseerde gegevens teruggekoppeld worden.

Page 14: Periodeboek 4

14

Tip 1: Het kan zinnig zijn om hiervoor nog eens de gebruikte casus van “De Kloosterzusters” te bekijken: hoe ging dat daar, en wat kun je daarvan gebruiken in jou/jullie AO? Toelichting: Bij deelopdracht 3.1 kan en moet door iedereen een dergelijk raamplan worden gemaakt, maar ook bijna iedereen zal dit plan of een aantal onderdelen ervan in de praktijk wel kunnen uitvoeren. Bij deelopdracht 3.2 ligt dit wat lastiger. Het ligt hier heel sterk aan welke dataverzamelingstechnieken je wilt gaan werken, of dit ook in tijd uitvoerbaar is. Onthoud: alles wat je in de praktijk kunt doen is mooi meegenomen. Producten De in te leveren en beoordelen producten van deze deelopdracht 3 zijn: 3a. De gemaakte plannen 3.1 en 3.2 3b. Een beschrijving van de door jou verrichtte activiteiten (wat heb je gedaan, de uitvoering van de plannen dus) 3c. Een reflectie daarop. 3d. De definitieve diagnose Deelopdracht 4 Het vervolg …. En nu verder met het uitvoeren van jouw/jullie AO Het logische vervolg van AO is de zogenaamde ontwikkelingsfase (hoofdstuk 15). Je/jullie hebben een diagnose. Je weet dus hoe de bestaande of huidige situatie zit, waar de schoen wringt, wat er aan de hand is. De vraag is aan de orde: wat moet en kan er gebeuren om van deze situatie uiteindelijk in de gewenste situatie te komen? Maar zover gaat jullie opdracht nu niet meer! Wat is jullie opdracht dan wel? Die is als volgt: 4.1 Jullie brengen met elkaar (en als het kan uiteraard met betrokkenen) in kaart wat er nu moet

gebeuren: Wat zijn voor jou/jullie belangrijke stappen, zaken die in het vervolg moeten gebeuren, waarvoor aandacht moet zijn? Dit schrijf je zodanig dat je opdrachtgever, praktijkplek kan gebruiken voor een vervolg.

4.2. Jullie bedenken hoe het als het aan jou/jullie lag, hoe het volgens jullie ideale AO traject er verder uitziet: wie doet wat, wanneer, hoe gaat het verder, en hoe loopt het af. Dit leg je schriftelijk /digitaal vast.

De in te leveren en beoordelen producten van deze deelopdracht 4 zijn 4.1 en 4.2 zoals hierboven genoemd. Inleverafspraken en termijnen De inleverdatum is 21 juni a.s. vòòr 12:00. De opdrachten worden digitaal ingeleverd bij Ferdie Michgelbrink. E-mailadres: [email protected]

Page 15: Periodeboek 4

15

5.2. Begroten en fondsen Rooster Week Datum Werkvorm Onderwerp 8 21 juni Werkgroep Begroten en fondsen Inleiding Het maken van een begroting voor een activiteit is één van de taken waar je het komende jaar mee te maken krijgt. Waar moet je bij het opstellen van een begroting rekening mee houden? Welke posten moet je opnemen en hoe krijg je een begroting sluitend? Om die begroting sluitend te krijgen zul je vaak een beroep moeten doen op fondsen en subsidies. In de les: "Begroten en fondsen" wordt er aandacht besteed aan het opstellen van een begroting en aan het onderwerp financiering. Doel Na de les ben je in staat om een (eenvoudige) begroting op te stellen voor activiteit en heb je inzicht in mogelijke financieringsbronnen. Literatuur (facultatief) • Praktijkboek sponsoring en fondsen werven (Hans van der Westen, uitgeverij Walburg Pers isbn

90.5730.351.5) • Financieel management van Non-Profit organisaties. (Tom Groot; Uitgeverij Noordhoff; isbn:

9789001300135). Begrippen o Indirecte kosten o Onvoorziene kosten o Subsidie o Debet

Page 16: Periodeboek 4

16

5.3. Coachen (alleen voor studenten overgestapt uit Tilburg) Rooster Week Datum Werkvorm Onderwerp 1 Zie rooster Training Theorie en toepassing coaching 2 Zie rooster Training Theorie en toepassing coaching Inleiding In deze periode zijn er voor de studenten die in dit hele studiejaar in Eindhoven onderwijs gevolgd hebben, geen trainingen m.b.t. coachen. Dit programma is alleen bedoeld voor studenten die vanuit Tilburg overgestapt zijn, zij krijgen een (inhaal) programma. Dit is een training en uitleg over het gebruik van de coachingsmap. De training bestaat uit 2 dagdelen. Deze worden begeleid door Patty de Laat en Loes Smetsers. Doelstellingen • Op basis van reflectie op je ontwikkelingsproces in het afgelopen studiejaar, maak je een POP

m.b.t. coachen. • Dit POP is vanuit twee perspectieven:

1. Jij als coachie; 2. Jij als coach (leerpraktijktaak in pp2).

Opdracht • Een procesverslag over het coachingstraject dat je in het afgelopen studiejaar doorlopen hebt. In

dit verslag maak je ook een analyse vanuit theoretische concepten (b.v. groepsontwikkeling) en: o Geef je feedback op de begeleiding van de coach uit pp2 of pp3. o Maak je twee keer een POP m.b.t. coachen (zie doelstelling)

Toetsing Bovenstaande opdracht is een onderdeel van jouw portfolio. Zoals je in bijlage 3 “voorwaarden voor deelname aan intervisie en supervisie” kunt lezen, is het essentieel dat je kunt reflecteren. Jouw SLB-docent betrekt deze opdracht in het geven van een beoordeling hierover.

Page 17: Periodeboek 4

17

5.4. Communicatie 5.4.1. Debatteren Rooster Week Datum Werkvorm Onderwerp 3 17 mei Werkgroep Debatteren 5 31 mei Debat Debatteren met Jacqueline Kramer 5 31 mei Debat Debatteren met mede-studenten aan de hand van stellingen. Inleiding Het zal je niet ontgaan zijn dat we op 9 juni aanstaande een nieuwe Tweede Kamer kiezen. Politici gaan op allerlei plaatsen met elkaar en de kiezer het debat aan om zoveel mogelijk kiezers te trekken voor hun partij.Ook wij gaan in debat! Met elkaar en met Jacqueline Kramer (oud-minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu). Werkvorm 17 mei les debatteren (14.15 - 15.45 uur) In deze les wordt er aandacht besteed aan het zogenaamde beleidsdebat. Verder komen aan de volgende vragen aan de orde: • Wat is een argument? • Een hekeldicht? • Hoe schrijf je een betoog? • De spelregels van het beleidsdebat.

Opdracht: Ter voorbereiding van het debat op 31 mei worden er in CWB-verband een betoog geschreven rond het thema sociale duurzaamheid. 31 mei debat met Jacqueline Cramer Voordat we met elkaar in debat gaan nemen we deel aan verkiezingsdebat met Jacqueline Kramer. (tijd en plaats wordt nog bekend gemaakt) Na dit debat gaan we met elkaar in debat over de thema's die we met de opdracht van 17 mei hebben voorbereid. Literatuur Bij deze de lessen maken we gebruik van de reader "Strategisch Debatteren" van Yolanda Mante. Deze reader zal in de les van 17 mei worden uitgedeeld.

Begrippen o Argument o Betoog o Bouwplan o Verweer

Page 18: Periodeboek 4

18

5.4.2. Gespreksvoering Rooster Week Datum Activiteit Voorbereiding 6 6 juni Uitvoering en feedback Inbreng casus en startpunt 7 13 juni Uitvoering en feedback Inbreng casus en startpunt 8 21 juni Uitvoering en feedback Inbreng casus en startpunt Inleiding Zoals je ervaart in de praktijk, moet je als CMV’er veel gesprekken voeren. Deze gesprekken heb je met verschillende mensen (actoren); het gaat over verschillende inhouden. Dan weer ben je in gesprek met een collega; dan weer met iemand van de doelgroep; dan weer met iemand van de gemeente; dan weer met een ouder; dan weer met de directie etc. Het vraagt van je dat je effectief een gesprek kunt voeren en ook dat je kunt schakelen tussen de verschillende rollen die je hebt. Maar ook betekent dit dat je inzicht hebt in wat er op betrekkingsniveau gaande is. Vaak heb je te maken met (sluimerende) conflicten. In deze training leer je dit alles te herkennen en zoek je d.m.v. rollenspelen naar manieren om anders naar situaties te kijken en ermee om te gaan. Doelen • Je kunt verschillende soorten gesprekken uit de beroepscontext voeren. • Je zet hierbij doelgericht gespreksvaardigheden in. • Je hebt inzicht in het effect van jouw manier van communiceren en je kunt je eigen manier van

doen veranderen. • Je kunt aangeven wat er op inhouds-en betrekkingsniveau in een gesprek speelt; en tijdens het

gesprek kun je dit hanteren. • Je bent bereid om vanuit andere contexten te kijken en vanuit die context te handelen. • Je hebt zicht op jouw eigen gedrag en op het effect hiervan bij conflicten. Programma De training bestaat uit 3 bijeenkomsten. De jaargroep wordt gesplitst in 2 groepen: • Begeleiding Gerard: Deeltijdstudenten en SLB-groep van Jan. • Begeleiding Loes: Overige voltijdstudenten. In de 3 trainingen ga je op basis van de casus (zie opdracht) gesprekken voeren. Deze gesprekken worden nabesproken op de wijze van communiceren; en op de inhoud. Opdracht a. Je schrijft een casus uit de praktijk uit. b. Deze casus heeft betrekking op een gesprek in de beroepscontext tussen 2 mensen ( in de

inleiding heb je kunnen lezen dat dit van alles kan zijn!). Je was/bent zelf 1 van deze mensen. c. Bij aanvang van de 1e bijeenkomst (6 juni) breng je deze casus mee. d. Bij de casus geef je ook aan:

- Waarom/waardoor ben je op deze casus gekomen. - Hoe zou je eigenlijk willen reageren.

e. In de training ga je met deze casus aan de slag. Toetsing: D.m.v. een reflectieverslag geef je aan wat de betekenis van het uitspelen van de casus is voor Jouw manier van gespreksvoering in de toekomst.

Page 19: Periodeboek 4

19

5.4.3. Schriftelijk communiceren

Page 20: Periodeboek 4

20

5.5. Projectmatig creëren Rooster Week Datum Werkvorm Onderwerp 1 Zie rooster Werkgroep Theorie projectmatig creëren 2 Zie rooster Werkgroep Theorie projectmatig creëren 3 Zie rooster Werkgroep Toepassing theorie vanuit praktijk Inleiding Projectmatig creëren is een middel of methode om een project te ontwikkelen of een bestaand project bij te stellen. Bij projectmatig creëren staan commitment, creativiteit en inspirerend samenwerken centraal. Projectmatig creëren is meer dan een verzameling van projectmanagementtechnieken. Het gaat erom volgens vooraf afgesproken fasering te werken naar een bepaald doel, waarbij passie, persoonlijk leiderschap en beleving voorop staan. In periode 3 en 4 werken jullie aan verschillende sociale projecten en deze projecten worden als uitgangspunt genomen voor projectmatig creëren. Je gaat kijken welke stappen je al genomen hebt en wat je hiervan geleerd hebt. Vervolgens ga je na welke stappen nog genomen moeten worden om het project uit te voeren en te evalueren. Projectmatig creëren biedt jou handvatten om kritisch naar de genomen en nog te ondernemen stappen te kijken. Doelen Na het volgen van de lessen projectmatig creëren is: • De student in staat om aan te geven wat projectmatig creëren inhoudt. • De student in staat om de theorie en fasering van projectmatig creëren toe te passen op het project

waar de student binnen de praktijkleerplaats mee aan de slag is gegaan. • De student in staat aan te geven wat het verloop is van dit project tot nu toe en kan vervolgens

aangeven welke stappen nog genomen moeten worden om te komen tot uitvoering en evaluatie van het project.

Werkvorm en vakbeschrijving Tijdens de eerste twee lessen wordt de theorie m.b.t. projectmatig creëren aangereikt. In de derde les zal de student de koppeling moeten maken met het project waar hij/zij op de praktijkleerplaats mee aan de gang is gegaan. Opdracht In periode 4 wordt de theoretische basis gelegd voor het (sociaal agogisch) projectmatig creëren. De student is bezig op zijn praktijkleerplaats een project te ontwikkelen en voor te bereiden, waarbij de methodisch agogische fasering gelijk wordt toegepast. Belangrijke aspecten in deze fasering zijn: het ontwerpen van de activiteit, programmeren, het communicatieplan, het communicatiemiddel, het beheersplan. In het onderdeel projectmatig creëren wordt een toelichting gegeven op wat dit inhoudt en verder toegelicht aan de hand van de methodiek projectmatig creëren. Het gaat hierbij om: 1. Inschatten van de probleemsituatie (oftewel de uitdaging). 2. Analyseren van de probleemsituatie. 3. Vaststellen van de doelen. 4. Plan maken dat kan leiden tot de gewenste verandering. 5. Evalueren van het product en proces.

Page 21: Periodeboek 4

21

De studenten moeten middels een OPDRACHT een project op gaan zetten waarbij alle onderdelen de revue passeren (Een nadere beschrijving van de leertaken is onderaan deze pagina te vinden): 1. Het ontwerpen van de activiteit 2. Programmeren 3. Het communicatieplan 4. Het beheersplan 5. Het communicatiemiddel 6. Het ontwerp OPDRACHT Schrijf op basis van het project waar je op de praktijkleerplaats mee bezig bent een projectplan en de volgende onderdelen moeten in dit plan verwerkt zijn: • Het ontwerp • Het programma • Het communicatieplan • Het beheersplan • Het communicatiemiddel Resultaat Product: Projectplan Met wie: Projectgroep op de praktijkleerplaats Inleveren: Uiterlijk ma. 21 juni, uiterlijk 12.00 uur (mail:

[email protected]) Omvang projectplan Minimaal 8- maximaal 12 pagina’s (kaft,

voorwoord en bijlagen niet meegerekend) Vorm: Kaft, voorwoord, inhoudsopgave, inleiding, kern,

slot. Vermeld duidelijk ; namen van studenten en mailadressen op de kaft (ivm herkansing)

Beoordeling: Cijfer 1-10 Nadere uitwerking opdracht in de vorm van leertaken

1 "Het ontwerpen van de activiteit "

Inhoud In deze leertaak leren studenten hoe zij een CMV-activiteit projectmatig en agogisch kunnen opzetten. Het ontwerp van de activiteit bevat de volgende onderdelen: • Projectaanleiding en probleemanalyse; • Probleemstelling of probleemformulering; • Projectmissie en projectimago; • Doelgroep; • Inhoudelijke doelstelling • Projecteisen • Basisconcept

Leerdoelen • De student is in staat een activiteit te ontwerpen volgens de systematiek van het projectmatig

werken. • De student is in staat om in het ontwerp inhoudelijke doelen te formuleren. • De student is in staat om in een projectteam aan de activiteit te werken.

Page 22: Periodeboek 4

22

Product Projectplan met daarin uitgewekt: • Projectaanleiding en probleemanalyse; • Probleemstelling of probleemformulering; • Projectmissie en projectimago; • Doelgroep; • Inhoudelijke doelstelling; • Projecteisen; • Basisconcept. Criteria De producten zijn uitgewerkt volgens de literatuur uit de reader: projectaanleiding, probleemstelling, projectmissie, projectimago, doelgroep, inhoudelijke doelstelling, projecteisen, basisconcept. Studeeraanwijzingen H3 en H4, projectmatig creëren, J.Bos Feedback Docent(en) en medestudenten.

2 "Programmeren"

Inhoud Op basis van opdracht 1 ontwerp je het programma voor de activiteit. Conform de uitgangspunten van de literatuur, wordt in het programma het volgende omschreven: • Tijd(sindeling); • Plaats; • Sleutelactiviteit; • Deelactiviteit; • Methoden en technieken; • Hulpmiddelen. Leerdoel De student is in staat op basis van een agogisch ontwerp een programma te maken voor de uit te voeren activiteit, conform de criteria van de opleiding. Product Een programma voor een agogische activiteit. Criteria In het draaiboek zijn de volgende onderdelen verwerkt: • Tijd(sindeling); • Plaats; • Sleutelactiviteit; • Deelactiviteit; • Methoden en technieken; • Hulpmiddelen. Studeeraanwijzingen H. 6 projectmatig creëren, J. Bos. Feedback Docent(en) en medestudenten

Page 23: Periodeboek 4

23

3 "Het communicatieplan"

Inhoud Op basis van opdracht 1 en 2 ontwerp je het communicatieplan voor de activiteit. Conform de uitgangspunten van de literatuur wordt in het communicatieplan het volgende beschreven: • Wie? (doelgroep); • Wat? (doelstelling); • Waar? (plaats); • Wanneer? (tijd); • Hoe? (communicatiemiddel zoals affiche, flyer, spotje, website). Leerdoel De student is in staat een communicatieplan te maken op basis van het projectplan, conform de criteria van de opleiding. Product Een communicatieplan voor de activiteit. Criteria In het communicatieplan zijn de volgende onderdelen verwerkt: • Wie? (doelgroep); • Wat? (doelstelling); • Waar? (plaats); • Wanneer? (tijd); • Hoe? (communicatiemiddel zoals affiche, flyer, spotje, website).

Studeeraanwijzingen H13, projectmatig creëren, J.Bos Feedback Docent(en) en medestudenten

4 "Het beheersplan"

Inhoud Op basis van de vorige opdrachten ontwerp je het beheersplan voor de activiteit. Conform de uitgangspunten van de literatuur wordt in het beheersplan het volgende omschreven: • Tijd; • Geld; • Informatie; • Organisatie; • Communicatie. Leerdoel De student is in staat een beheersplan te maken voor de uit te voeren activiteit, op basis van de criteria van de opleiding. Product Een beheersplan.

Page 24: Periodeboek 4

24

Criteria In het beheersplan zijn de volgende onderdelen verwerkt: • Tijd; • Geld; • Informatie; • Organisatie; • Communicatie. Studeeraanwijzingen H. 7 tot en met 13, projectmatig creëren, J.Bos Feedback Docent(en) en medestudenten.

5 "Het communicatiemiddel"

Inhoud Op basis van de vorige opdrachten ontwerp je een communicatiemiddel voor de activiteit. Leerdoel De student is in staat om op basis van het communicatieplan een specifiek communicatiemiddel te ontwerpen en vorm te geven. Product Communicatiemiddel. Criteria Het communicatiemiddel is gebaseerd op het communicatieplan van opdracht 3. In deze opdracht wordt antwoord gegeven op de ‘hoe-vraag’. De volgende onderdelen worden verwerkt: • Motto; • Tijd; • Plaats; • Programma (inhoud); • Organisatie; • Doelstelling; • Kosten.

Studeeraanwijzingen • Bedenk en ontwerp het communicatiemiddel voor jouw eigen activiteit. Je communicatieplan van

opdracht 3 is daarvoor de basis. • Presenteer jouw communicatiemiddel in de werkgroep.

Feedback Feedback op het product volgt tijdens de responsie in jouw werkgroep.

6 "Het ontwerp"

Inhoud Als laatste onderdeel van deze module zet je alle onderdelen van het projectmatig creëren bij elkaar.

Page 25: Periodeboek 4

25

Leerdoel De student is in staat om alle essentiële onderdelen van een activiteit samenhangend en systematisch uit te werken. Product Het ontwerp van de activiteit. Criteria Een schriftelijke rapportage conform de criteria van de opleiding met daarin de volgende onderdelen: 1. Titel 2. Opdrachtgever 3. Namen leden projectteam 4. Inleiding 5. Inhoudsopgave 6. Probleemformulering 7. Projectmissie en projectimago 8. Doelgroep 9. Inhoudelijke doelstelling 10. Basisconcept 11 Programma 12. Communicatieplan 13. Beheersplan 14. Communicatiemiddel Studeeraanwijzingen • Gebruik alle vorige opdrachten als basis voor deze afsluitende eindopdracht. • Verwerk de responsie op je gepresenteerde opdrachten in definitieve hoofdstukken. • Werk de onderdelen uit in de schriftelijke rapportage.

Feedback Docent(en) en medestudenten

VERANTWOORDINGSDOCUMENT

Uitvoeren en evalueren

1. Schriftelijke verantwoording: programmeren Inhoud In deze leertaak verantwoord je het programma van je project. Wat waren de sleutelactiviteiten, welke methoden en technieken heb je hiervoor ingezet, en welke hulpmiddelen heb je gebruikt. Leerdoel Je bent in staat het ontworpen programma te verantwoorden. Product Schriftelijke verantwoording programmeren. Criteria

Page 26: Periodeboek 4

26

• De sleutelactiviteiten; • De ingezette methoden en technieken; • De benodigde hulpmiddelen; • De globale tijdsindeling.

2. Schriftelijke verantwoording communicatie

Inhoud In deze leertaak verantwoord je de communicatie van het project. Hoe heb je de communicatieboodschap ontworpen op basis van de communicatiedoelstellingen, hoe heb je het communicatieplan uitgevoerd, en wat waren je communicatiemiddelen? En dit gerelateerd aan de gestelde oplossingsdoelen en educatieve doelen. Leerdoel Je bent in staat de toegepaste communicatie in jouw product te verantwoorden. Product Schriftelijke verantwoording communicatieplan en communicatiemiddel Criteria • Communicatiedoelstellingen (op basis van de oplossings- en educatieve doelen uit de vorige

leertaken); • De communicatieboodschap; • Communicatieplan: samenhang tussen doelgroep; doelstellingen, media en middelen; • Communicatiemiddelen.

3. Schriftelijke verantwoording van het beheersplan

Inhoud In deze leertaak verantwoord je de beheersmatige aspecten van het project. Hoe heb je de begroting opgesteld en is deze op orde, zijn de taken en verantwoordelijkheden binnen het projectteam duidelijk afgesproken, is de tijdsplanning gehaald en zijn de faciliteiten goed beheerd? Leerdoel Je bent in staat de beheersmatige aspecten van het project te verantwoorden Product Schriftelijke verantwoording van het beheersplan Criteria • Geld: Is de begroting goed opgesteld en op orde? • Organisatie: is de taakverdeling duidelijk en zijn de taken en verantwoordelijkheden duidelijk

afgesproken? • Tijdspad: is de tijdsplanning zoals opgesteld ook daadwerkelijk behaald? • Faciliteiten: zijn de gebruikte faciliteiten goed beheerd geweest?

4. Samenwerken in het project Inhoud De verantwoording van de samenwerking in het professionele projectteam. Leerdoel

Page 27: Periodeboek 4

27

Je bent in staat de wij-kant (de samenwerking) binnen jouw project in relatie tot de ik-kant (je eigen ambities, kwaliteiten en leerdoelen), en de het-kant (de kwaliteit van het project, de resultaatkant), te verantwoorden. Product Een schriftelijk verslag. Criteria De wij-kant

• Welke kwaliteiten hebben de andere teamleden ingezet en wat heb ik er van geleerd? • Welke kwaliteiten heb ik ingezet in het project, en wat heb ik er van geleerd?

De ik-kant

• Kan ik mij nog steeds verbinden met het project en de richting die het uitgaat? • Vanuit welke behoefte heb ik een bijdrage aan het project geleverd? • Heeft dit project een bijdrage geleverd aan mijn persoonlijke ontwikkeling en groei? Zo ja, op

welke manier? Zo nee, waarom niet en wat ga ik er aan doen? • Welke kwaliteiten heb ik tot nu toe ingezet in het project, en worden deze door de anderen

erkend en gewaardeerd? Gebruik hierbij ook jouw portfolio.

De teamrollen • Welke teamrollen zijn in je projectteam aanwezig? • Worden deze teamrollen ook door anderen erkend? • Zet je deze rollen ook in bij andere samenwerkingsprojecten?

Teamontwikkeling • In welke ontwikkelingsfase zit je projectteam aan het einde van het project? • Heeft er ontwikkeling of stagnatie ingezeten? • Wat zijn de oorzaken van de ontwikkeling of stagnatie en wat heb je er aan gedaan?

Conform hoofdstuk 16 van ‘Projectmatig Creëren’. Toetsing De opdracht (projectplan) wordt beoordeeld met cijfer 1-10. Literatuur • Projectmatig creëren 2.0, J. Bos en E. Harting, 2006, scriptum schiedam, ISBN 90 5594 3991 • Projectmanagement | 1 Een professionele aanpak van evenementen |7de druk, | Boom Uitgevers

Amsterdam | 2007 • Sociaal agogische projecten, Leida Schuringa, 1997, H.Nelissen, Baarn Begrippen o Probleemformulering o Projectmissie en projectimago o Doelgroep o Inhoudelijke doelstelling o basisconcept o Programma o Communicatieplan o Beheersplan o Communicatiemiddel o verantwoording 5.6. Staatsinrichting

Page 28: Periodeboek 4

28

Rooster Week Datum Werkvorm Onderwerp 1 17 mei Werkgroep zie vakbeschrijving

Inleiding Waar worden de besluiten genomen in ons land? Wat is een democratische rechtstaat? Waarom hebben wij nog een koningin? Hoe komt beleid tot stand? Wat betekent scheiding van macht? Vragen die op afstand niet zoveel te maken hebben met het het dagelijkse werk van een CMV'er, zo lijkt het. De praktijk leert anders. Juist als CMVér word je bijna dagelijks geconfronteerd met besluiten die landelijke genomen zijn. De SER geeft bijvoorbeeld advies over werk en jongeren. De WMO is landelijk ontwikkeld, maar als opbouwwerker in de stad krijg je er bijna elke dag mee te maken. Kortom, tijd om eens in de keuken te kijken van de Staat der Nederlanden. Doel Na de les weet je op hoofdlijnen hoe Nederland politiek en bestuurlijk is ingericht en je kunt een aantal begrippen verklaren. Werkvorm en vakbeschrijving Tijdens de les staatsinrichting wordt er aandacht besteed aan de volgende onderwerpen: • Constitutionele monarchie • Parlementaire democratie • Rechtspraak, rechtsbescherming en rechtstaat • De financiën van de overheid Literatuur De les is ontwikkeld met behulp van het boek: Staatskunde, Nederland in Drievoud;H.M. de Jong en P.A. Schuszler; uitgegeven bij uitgeverij Coutinho; isbn:90 6283 351 9. Begrippen o SER o Rechtstaat o Monisme en dualisme o Staten -Generaal o Profijtbeginsel

5.7. Sociale ethiek

Page 29: Periodeboek 4

29

Rooster Week Datum Werkvorm Onderwerp 1 Zie rooster College zie vakbeschrijving 2 Zie rooster College zie vakbeschrijving Werkvorm en vakbeschrijving Collegereeks van twee dagen. Tijdens het eerste college komen de volgende onderwerpen aan bod: • Verkenning van de rol van sociale ethiek binnen het CMV-vakgebied • De sociale ethiek van de verzorgingsstaat: het utilisme • De nieuwe sociale ethiek van de verzorgingsstaat: John Rawls idee van sociale rechtvaardigheid. Tijdens het tweede college komen de volgende onderwerpen aan bod: • Verkenning van de kritiek op de idee van rechtvaardigheid van John Rawls door de filosofen

Martha Nussbaum en Thomas Pogge. • Verkenning van de rol van rechtvaardigheid in het CMV-vakgebied.

6. Portfoliostukken en toetsing periode 4

Page 30: Periodeboek 4

30

Verplichte onderdelen voor portfolio en BOFKAS toets en overige toetsvormen Vakken Beschrijving* BOFKAS** Begroten en fondsen

Debatteren Projectmatig creëren Staatsinrichting

Kennistoets

Coachen Coachverslag (zie ook bijlage 3: schriftelijk reflecteren)

Studentbegeleiding Zie hoofdstuk 2: Studentbegeleiding Gespreksvoering Reflectieverslag

Portfolio

Intervisie en supervisie (zie ook bijlage 3)

Coachverslag (schriftelijk reflecteren) 2 Methodische reflecties (schriftelijk reflecteren) Schriftelijk feedback (bereidheid tot interactie) Schriftelijke zelfreflectie (bereidheid tot leren) Schriftelijke peer-assessment

Opdrachten/ verslagen

Actieonderzoek Projectmatig creëren

Zie vakbeschrijvingen

* Voor nadere toelichting zie vakinhouden periodeboek ** Een overzicht van alle begrippen is te vinden in bijlage 6

Page 31: Periodeboek 4

31

Bijlage 1: Attitudeprofiel CMV Professional

ONDERNEMEND •Initiatiefrijk

•Samenwerken •Zelfstandigheid

•Durven •Schakelen •Positivisme •Daadkracht

VERANTWOORD Moed

•Onderscheidend •Wederzijds respect •Gelijkwaardigheid

•Verbinding •Beoordelend

•Beschouwend

ENGAGEMENT •Eigen visie

•Kritisch •Nieuwsgierig

•Passie •Lef

•Verbeelding •Authenticiteit

BETROUWBAAR •Integriteit

•Verantwoordelijkheid •Doen wat je zegt

•Loyaliteit •Discipline

Attitude Profiel

CMV professional

Page 32: Periodeboek 4

32

Bijlage 2.1. Beoordelingseisen Presentatie Portfoliotoets periode 4 Vorm: • De presentatie duurt 20 minuten. • Bij de presentatie wordt ondersteunend materiaal gebruikt zoals b.v. PowerPoint, sheets,

beeldmateriaal of ander creatief en ondersteunend materiaal. • De gekozen werkvorm is uitnodigend; de luisteraars worden actief betrokken bij de presentatie. Inhoud: In de presentatie wordt het volgende duidelijk • Welk leerproces (in de competenties) je hebt doorgemaakt. • Hoe jouw volgend (praktijk)jaar eruit gaat zien en welke taken je krijgt. • Waarom de inhoud van de praktijk past bij CMV • Hoe je volgend (praktijk)jaar verband houdt met jouw toekomstdroom, jouw valkuilen en jouw

kwaliteiten. • Hoe je in je volgend (praktijk)jaar jouw kwaliteiten gaat inzetten en aan jouw valkuilen gaat

werken (en welke ondersteuning je daarbij nodig hebt). Beoordeling Presentatie: • Cijfer 4 zeer onvoldoende • Cijfer 5 onvoldoende • Cijfer 6 voldoende • Cijfer 7 ruim voldoende • Cijfer 8 goed • Cijfer 9 uitstekend Bijlage 2.2. Beoordelingsformulier portfoliotoets periode 4 Naam student:

Page 33: Periodeboek 4

33

Studentnummer: Naam studieloopbaanbegeleider: SLB-groep: Datum: Indicatie Indicatie √ cijfer A - de studievoortgang ligt op schema (8 of hoger)

B - er is sprake van een beginnende studieachterstand (6 of hoger)

C - er is sprake van aanzienlijke studieachterstand, reden tot zorg (5 of lager)

D - er is sprake van ernstige studieachterstand, zeer zorgwekkend (3 of lager)

Opmerkingen betreffende dit voortgangsbericht: Bijlage 2.3. Richtlijnen voor het schrijven van de verantwoording per competentie

Page 34: Periodeboek 4

34

Inhoud: Beschrijf per competentie:

- In hoeverre en op welke manier heb je de competentie in verschillende opdrachten (verwijzen naar bewijslast in bijlagen) aangetoond?

- Welk leerproces heb je doorgemaakt - Waar moet je nog aan werken in het komende studiejaar? - Hoe ga je de aandachtspunten realiseren en wat heb je daarvoor nodig.

Geef inhoudelijke argumenten Wees kritisch en realistisch. Vorm: Per competentie schrijf je een verantwoording van minimaal 1 en maximaal 2 pagina’s Geef voorbeelden van jouw eigen handelen in opdrachten volgens STARR (situatie, taak, actie,

resultaat en reflectie). Verwijs daarbij naar de bewijslast die in het portfolio staat. Zorg dat deze verantwoording geen opsomming wordt van de verschillende prestatie-indicatoren

en de bijbehorende bewijslast. Zorg dat de verantwoording een zelfstandig document is. Het moet leesbaar zijn zonder dat

daarvoor de producten uit de bijlagen geheel doorgelezen moeten worden. Overige bewijsmaterialen uit PP1 De beoordelingsformulieren van de toetsen geven formeel aan hoeveel studiepunten je behaald hebt. Echter, dit zegt nog niets over jouw leerproces en in hoeverre je de competenties beheerst. Dit zul je nog moeten verantwoorden in jouw portfolio (in de verantwoording per competentie). In die verantwoording verwijs je naar diverse bewijsmaterialen. Extra bewijsmateriaal kan bestaan uit: • Uitgewerkte opdrachten, met inhoudelijke feedback van de docent • Uitgewerkte deeltoetsen, met inhoudelijke feedback van de docent • Producten uit praktijkervaring elders (voorzien van feedback door iemand uit die praktijk) of

EVC’s Om het portfolio overzichtelijk te houden, mag er alleen overig bewijsmateriaal worden opgenomen wanneer daarnaar wordt verwezen in de verantwoording(en) van de competentie(s). Wanneer slechts een gedeelte van het product van belang is voor het bewijzen van de competentie(s), dan wordt slechts dat gedeelte opgenomen in het portfolio. Het overige bewijsmateriaal wordt als bijlage in het portfolio aangeleverd. Lever per overig bewijsmateriaal het volgende aan: • Voorblad met daarop:

o Naam bewijsmateriaal o Korte context van het product o Vermelding van de competenties waarvoor het product bewijsmateriaal is (geen

verantwoording) • Het product (de opdracht, de uitgeschreven activiteit, etc.) • Feedback op dat product (van de docent of van iemand uit de praktijksituatie)

Bijlage 2.4. Echtheidsverklaring

Page 35: Periodeboek 4

35

Echtheidsverklaring

Bewijsmateriaal Portfoliodossier Achternaam: ….……………………………………………. Voorletters: …………………………………………………. Roepnaam: …………………………………………………. Geboortedatum (dd-mm-jjjj) …………………………………………………. studentnummer: …………………………………………………. Studiebegeleider: …………………………………………………. Ondergetekende verklaart dat hij/zij de verzamelde feedback (van o.a. experts, begeleiders, opdrachtgever) en overige documenten die worden opgevoerd als bewijsmateriaal in zijn/haar portfoliodossier authentiek is en naar waarheid en volledig is vermeld. Dat hij/zij zich ervan bewust is dat een onjuistheid gezien wordt als fraude. Zie hiervoor de OER FHSS: Artikel 38 Onregelmatigheden en fraude. Plaats: ………………………………………………… Datum: ………………………………………………… Handtekening: …………………………………………………. Bijlage 2.5. Beoordeling portfolio

Verplichte Onderdelen Opgenomen in portfolio

Beoordelingsformulieren Eindtoets periode 1

Page 36: Periodeboek 4

36

Verslag individueel studiebegeleidinggesprek periode 1, inclusief studievoortgangindicatie

Beoordelingsformulieren Eindtoets periode 2 Beoordelingsformulieren Portfoliotoets periode 2, inclusief studievoortgangindicatie

Verantwoording keuze differentiatie met goedkeuring SB’er Beoordelingsformulieren Eindtoets periode 3 (mits gekozen voor differentiatie)

Verslag individueel studiebegeleidinggesprek periode 3, inclusief studievoortgangindicatie

Verantwoording stage met goedkeuring SB’er Beoordeling verantwoording competenties

Onvoldoende Voldoende goed MW AR SW CO ORG PROF LEID VER AN

Toelichting bij beoordeling verantwoording competentie:

Bijlage 3: Voorwaarden voor intervisie en supervisie PP2 Voorwaarden voor intervisie en supervisie in pp2

(Oefen)contexten Bewijsstukken Feedback Beoordeling

Mondeling reflecteren:

Page 37: Periodeboek 4

37

Coaching door pp3 student.

Leerinbreng bij coachingstraject

Coach

Coach

CWB Casusinbreng CWB

Mede-student CWB-cocent

CWB-docent

Kunnen beschrijven en analyseren van een situatie. Effect van het eigen handelen in de betreffende context kunnen aangeven en gedragsalternatieven kunnen benoemen.

Praktijkleren Casusinbreng Mede-student CWB-docent

CWB-docent

Schriftelijk reflecteren: Reflectieverslagen coachingstraject.

Coachverslag In portfolio periode 4

Reflectieverslagen CWB.

Schriftelijk kunnen analyseren van een situatie volgens een reflectiemodel b.v. Starr. Kunnen aangeven wat de betekenis van deze reflectie is voor andere contexten (transfer). Portfolio

2 methodische reflecties in portfolio periode 4.

Coach CWB-docent

Bereidheid tot interactie: Coachingsgesprekken Portfoliogesprekken.

Schriftelijke feedback m.b.t. interactie van in ieder geval: Coach en medestudenten. Onderdeel van portfolio periode 4. Bij voorkeur ook van praktijkbegeleider

Praktijkbegeleiding CWB

Doelgericht hanteren van relaties met medestudenten, coach, praktijkbegeleider en CWB-docent, door hen te informeren over persoonlijk functioneren in praktijk en opleiding. Tonen van betrokkenheid en ondersteuning leerproces van medestudenten door het stellen van gerichte vragen en het geven van advies als dit gevraagd wordt.

Trainingen

Actieve bijdrage aan coachings-gesprek.

Coach Mede- studenten Praktijk- begeleider Docenten

CWB-docent

Bereidheid tot leren: Coachingsgesprekken

Schriftelijke zelfreflectie (portfolio periode 4)

Mede-studenten

Portfoliogesprekken

Schriftelijke peerassessment (portfolio periode 4)

Coach

CWB

In de afgelopen maanden is er een gedragsverandering tot stand gekomen. Adequater persoonlijk functioneren i.v.m. toekomstig beroep/ professioneel handelen.

Trainingen Praktijkbeoordeling Coachverslag

Praktijk-begeleider Coach

CWB-docent