Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt...

32
Pensioen . nummer 1, maart 2015 Dirk Ligtenberg Minder pensioen, meer ‘pay for performance’?

Transcript of Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt...

Page 1: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

Pensioen. nummer 1, maart 2015

Dirk LigtenbergMinder pensioen, meer ‘pay for performance’?

Page 2: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

In dit nummer:

04 14 18 25

RedactioneelInleveren of compenseren?

Compensatie pensioen boven de 100kMinder pensioen, meer ‘pay for performance’?

Wat betekent het nieuwe Financieel Toetsingskader voor jaarrekeningen 2014?

Johns ColumnPensioenUber

Pensioencompensatie en gelijke behandeling

Btw en pensioenfondsen ook in 2015 volop in ontwikkeling

De verplichtstelling door de bedrijfstakpensioenfondsen

APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case?

03

04

10

13

15

18

21

25

Page 3: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

3Pensioen nummer 1 • maart 2015

Redactioneel

Inleveren of compenseren?

P er 1 januari 2015 is het nieuwe fiscale kader voor pensioenregelingen in werking getreden. Alle pensioenregelingen moeten vanaf dat moment aan de nieuwe regels voldoen. Omdat de tijdspanne die

lag tussen de akkoordbevinding door het parlement en 1 januari 2015 kort was, heeft de fiscus met een wettelijke truc de gelegenheid gecreëerd om partijen maximaal een halfjaar uitstel te geven voor aanpassing van de regeling. Deze aanpassing zal dan echter wel met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015 moeten plaatsvinden. Er zijn veel gevallen waarin werkgevers en werknemers nog een akkoord moeten bereiken over een aangepaste pensioenregeling. Bij deze aanpassing is het van belang welk doel de overheid beoogt met de wettelijke wijziging. Dit doel is tweeledig: enerzijds ervoor zorgen dat de in te leggen pensioenpremies worden verlaagd. Een verlaging van de fiscaal aftrekbare pensioenpremies levert de overheid meer belastinginkomsten op. Ten tweede zou een verlaging van de kosten voelbaar moeten zijn in de portemonnee van de werknemer. Als werknemers meer netto-inkomen ontvangen, kunnen zij meer uitgeven en zal de Nederlandse economie daarvan profiteren. Nu al kan echter worden afgevraagd of deze doelstellingen worden gehaald. De meeste pensioenfondsen lijken niet bereid te zijn de pensioenpremies te verlagen. De schamele dekkingsgraden maken het niet aannemelijk dat fondsen snel van gedachten zullen veranderen.

Een andere overweging is de verbetering van de koopkracht van werknemers. De overheid gaat er gemakshalve van uit dat de versobering van de pensioenregeling door werkgevers geheel of gedeeltelijk zal worden gecompenseerd. Dit lijkt echter niet vanzelfsprekend. Veel werkgevers lijken de besparingen liever in eigen zak te steken. Werknemers blijken in de onderhandelingen daarover bij voorbaat op achterstand te staan, omdat het vanuit fiscale optiek geen realistische optie is om de pensioenregeling niet aan te passen. Werknemers kunnen wel trachten vast te houden aan hun bestaande arbeidsvoorwaarden, maar de fiscale wetgeving raakt hen hard als ze daarin volharden. Dat minister Asscher vervolgens uithaalt naar werkgeversorganisaties die hij beschuldigt van het ondermijnen van de rechtspositie van werknemers lijkt daarom pure verkiezingsretoriek. De wetgever heeft immers de kaders geschapen voor de onderhandelingspositie van werknemers en deze lijken daardoor veelal niet of nauwelijks gecompenseerd te zullen worden voor de achteruitgang in hun pensioenregeling. Mochten werknemers daarin niet willen berusten, dan rest hen enkel nog de weg naar de rechter.

Reacties: [email protected]

Page 4: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

4

Compensatie pensioen boven de 100k

Minder pensioen, meer ‘pay for performance’?

De recente wijzigingen met betrekking tot pensioen boven de 100k zet menig werkgever aan tot compenserende maatregelen, voornamelijk in de pensioensfeer. Toch is ‘pensioen voor pensioen’ niet per se de beste oplossing, betoogt Dirk Ligtenberg, C&B-specialist en oprichter van Human Capital Basics, dat multinationals bijstaat in beloningsvraagstukken. Het geeft problemen in de uitvoering én strookt niet met belonen naar prestatie. Zijn boodschap: overweeg een oplossing binnen het beloningsgebouw.

Page 5: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

5Pensioen nummer 1 • maart 2015

Page 6: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

6

Welke oplossingsrichtingen kiezen werkgevers zoal om de maximering van het pensioengevend inkomen voor hun werknemers financieel op te vangen?

“Verschillende industrieën en organisaties komen hierin tot verschillende oplossingen, afhankelijk van hun agenda, belangen, cashflow. Allereerst zijn er bedrijven die niets doen. Voor sommige organisaties is de wetswijziging een lot uit de loterij. Ze voeren de maatregel simpelweg uit en zien het als een welkome kostenbesparing. Boventonners in dergelijke organisaties hebben gewoon pech. Of deze eenzijdige aanpassing op termijn houdbaar is, is de vraag. Dan is er een grote groep bedrijven – een ruime meerderheid – die wel wil compenseren. Meestal neemt dit de vorm aan van vervangen: pensioen voor pensioen. Je gaat dan van een regeling met uitstel van belastingheffing naar een regeling die nu afgerekend wordt, zodat je straks een netto-pensioen hebt. Stel, je verdient 150.000 euro en betaalt 30.000 premie. 20.000 daarvan is gerelateerd aan het inkomen onder de ton, 10.000 aan het stuk daarboven. Die 20.000 blijft gehandhaafd en gaat renderen bij een pensioenfonds. Aan het eind van de rit neem je dit op als pensioen en draag je er, conform de omkeerregeling, belasting over af. Over het tweede deel, die 10.000 euro, wordt per 1 januari direct belasting ingehouden, zeg 5.000 euro. De resterende 5.000 gaat nu naar een netto-pensioenoplossing. Als die tot uitkering komt, zijn die bedragen onbelast. Het belang van de overheid is dat ze eerder belasting ontvangt. Een voordeel is de keuze die geboden wordt. Werknemers die gecompenseerd worden, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk, kunnen dat netto-deel in een pensioenplan zetten, maar er is ook de optie om het te laten uitkeren – met belasting dus – via de loonadministratie. Ze hebben het dan cash en kunnen er vrijelijk over beschikken, bijvoorbeeld om de hypotheek af te lossen of het in een lijfrente te stoppen. Die vrije keuze is op zich meer waard dan euro’s met een vaste bestemming. Daar zit in mijn ogen een verbetering in de regeling: mensen krijgen meer flexibiliteit.

Een aantrekkelijke optie dus, pensioen voor pensioen?

“Ondanks deze flexibiliteit pleit ik er niet voor, want ‘pensioen voor pensioen’ is in wezen een moeilijke oplossing. Wat zou je willen doen met een werknemer die je per 1 januari 2015 in dienst neemt? De meeste werkgevers zouden hem waarschijnlijk een beloning willen geven die meer correspondeert met het resultaat. Pensioen doet dat niet. Oftewel: een basissalaris, een hoger variabel deel en bijbehorende emolumenten. Je kunt dan een pensioen geven dat gemaximeerd is tot 100.000 euro. Met andere woorden, compenseren in de salariëring, en dan liefst in de vorm van een bonus. Dat past beter voor bedrijven die hun beloning willen laten mee ademen met de resultaten.”

Hoe compenseer je dan de zittende mensen die meer dan een ton verdienen?

“De beweging van arbeidsvoorwaarden in het algemeen is niet naar pensioen toe, maar juist van pensioen af. Dat zal ook de voorkeur van de werkgever hebben. De trend is om werknemers minder vast en meer variabel te vergoeden. Minder gebaseerd op leeftijd, meer op hun feitelijke bijdrage; hoe ze hun werk doen. Dus gekoppeld aan het principe van pay for performance, maar evengoed aan de vraag: wat kunnen we ons als bedrijf veroorloven. Als het goed gaat, betalen we meer, als het niet goed gaat, betalen we minder. Welnu, pensioen, als niet-resultaatgebonden post, valt buiten dit uitgangspunt. Sterker nog, het is een post die naarmate de werknemer ouder wordt vaak alleen maar toeneemt – terwijl de performance of bijdrage vanaf een bepaalde leeftijd door sommigen verondersteld wordt af te nemen. Dit moet je allemaal meenemen in je overweging van een oplossing. Ik vraag mijn klanten vaak: hoe zou je het, uitgaande van een blanco situatie, willen inrichten? Dan zouden minder bedrijven geneigd zijn in de pensioensfeer te compenseren. Bij een nieuwe medewerker zouden ze niet zo veel geld in de oudedagsvoorziening stoppen als voorheen. Bovendien stuit de uitvoering van ‘pensioen voor pensioen’ op problemen. En dat is een understatement.”

Page 7: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

7Pensioen nummer 1 • maart 2015

Hoe komt dat?

“De voorgestelde regelingen zijn uitvoeringstechnisch lastig. Er komt individuele keuzevrijheid, de werknemer en nabestaanden moeten de consequenties daarvan begrijpen, dat is een moeilijke communicatie. De werkgever of uitvoerder is ook verplicht extra informatie aan te leveren aan de belastingdienst, en dergelijke. De administratieve lasten en uitvoeringskosten zijn relatief hoog ten opzichte van het aantal deelnemers en de premie-inleg. Het verhoogt ook de druk op de HR-organisatie en maakt de pensioenmaterie nog ingewikkelder dan deze al is. De paarse krokodil zal er niet minder paars door worden, zeg maar. Alleen al omwille van de eenvoud loont het om meer in de beloningssfeer te compenseren. Trouwens, als de financiering van de netto-pensioenoplossing gekoppeld blijft aan de zogenaamde staffels, blijven oudere deelnemers duurder ten aanzien van jongere mensen, voor een wellicht gelijke bijdrage aan de organisatie. Dat is scheef.”

Wat betekent het voor de pensioenzorgplicht wanneer je als werkgever in de salariëring gaat compenseren?

“Voorstanders van ‘pensioen voor pensioen’ hechten eraan dat de bestaande pensioentoezeggingen blijven bestaan. Zij hangen een zorgplicht aan zoals die nu is, namelijk dat je over je hele salaris pensioen opbouwt. Begrijpelijk, maar ik vind dat een pensioen boven een bepaald inkomenspeil niet meer onder de zorgplicht zou moeten vallen. Of die grens nu ligt bij 100.000, 125.000 of 75.000, dat is arbitrair. De wet gaat nu uit van 100.000, dus nemen we dat als vertrekpunt. Boven die grens is deze invulling van de zorgplicht minder waardevol dan men denkt. Keuzemogelijkheden bieden is waardevoller voor de medewerker. En in een aantal gevallen minder kostbaar voor de werkgever, of beter: minder onvoorspelbaar. Want deze is – in geval van DB-regelingen – uit de pensioensfeer, dus raakt hij die vervelende volatiliteit in de balans kwijt.”

Ik kan me voorstellen dat met name oudere werknemers hier anders over denken.

“Dat klopt. Oudere werknemers koesteren een verwachting en hebben daar iets op ingeregeld. Als je de vijftigplusser over zijn eigen pensioen laat beslissen, kiest een belangrijk deel voor zekerheid – lees: compensatie in de pensioensfeer – en niet voor cash geld dat gekoppeld is aan individuele performance. ‘Er is mij ooit wat toegezegd; dat is een belofte, en die moet gestand worden gedaan’, is vaak de stellingname. Achterliggende drijfveer kan zijn dat hij gewend is aan een bepaald bestedingspatroon, of het feit dat hij buiten zijn pensioen niet gespaard heeft voor zijn oudedag. Ik vind het echter effectiever als je zegt: boven een bepaald salarisniveau kunnen en moeten mensen meer verantwoordelijkheid nemen voor hun pensioen. Overigens is het een kleine populatie waarover we praten. Het totaal aantal tonplussers in deze problematiek dat een pensioenoplossing wil, ligt rond de 150.000.”

Tegelijk is het de vijftigplusser die beslisser is in pensioenprocessen. Is dat nog van invloed op de keuze voor een oplossing?

“De vraagsteller is in een aantal gevallen inderdaad zelf getroffen door de regelgeving; dat kan een dilemma zijn. Stel dat er sprake is van een doorsneepremie, zeg 10 procent. Om pensioen in te kopen voor een 55-jarige kost het de facto misschien wel 25 procent, afhankelijk van staffel en eigen bijdrage. Waar zal de besluitvormer voor kiezen bij individueel gerichte oplossingen: bedrijfsresultaat of eigen pensioen? Zo kan dat van invloed zijn. Overigens, als de uitkomst is dat de besluitvormer minder krijgt dan hij had, denk ik dat er veel wordt afgewenteld; dus dat er wat extra’s op het vergoedingen-, salaris- of bonusvlak komen. Maar ook een OR met een gekleurde mening – ‘die grootverdieners hoef je niet te beschermen’ –, de werknemer die onvoldoende betrokken is of de aandeelhouder uit Amerika die snel een knoop wil doorhakken, kunnen voor ruis zorgen. Die invloed wil je neutraliseren. Het traject naar een passende oplossing moet zoveel mogelijk

Page 8: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

8

gevrijwaard blijven van persoonlijke belangen en slecht geïnformeerde besluitvormers.”

Wat zijn je verwachtingen ten aanzien van de vrije keuze van de werknemer? Gaat die groep netto-pensioenspaarders straks gebruikmaken van de opt-outregeling?

“Die vrije keuze is een essentiële voorwaarde, laten we dat vooropstellen. Er is alleen sprake van gekwalificeerd pensioen als de werknemer kan zeggen: ik wil niet meer meedoen, maak het geld maar over naar mijn bankrekening. Het zal de pleitbezorgers van ‘pensioen voor pensioen’ nog verbazen hoeveel werknemers zullen kiezen voor iets anders. Ik verwacht dat een groeiende groep cash prefereert.”

In het algemeen: wat is je belangrijkste boodschap aan je klanten?

“Voer regie en wacht niet op altijd op anderen, bijvoorbeeld pensioenaanbieders of overheid. Wat ik nogal eens mis is dat bedrijven in de aanpassingsprocessen rondom deze pensioenveranderingen de teugels in handen nemen. De betrokkenen hebben vaak volle agenda’s, zijn niet altijd voldoende geïnformeerd en schuiven de beslissing weleens voor zich uit; ook omdat de nieuwe regelgeving lang in de planfase is blijven hangen. Zo hebben ze een kans laten liggen om samenhangend beleid te bepalen. Uiteindelijk is er, om deadlines te halen, actie

genomen zonder duidelijke richting. Dit geldt overigens minder voor de grote Nederlandse beursgenoteerde bedrijven; die hebben de zaak grotendeels op orde. Bij de groep bedrijven die daar net onder zit – de middelgrote multinationals en bedrijven met buitenlandse hoofdkantoren – is die regie moeilijker. Daarnaast hebben pensioenadviseurs niet altijd alle kennis om de opdrachtgever in het gehele veranderingstraject bij te staan. Een actuaris bijvoorbeeld weet goed wat er verandert, maar niet per se hoe je die verandering moet toepassen. Hij is tenslotte geen salarisadministrateur of HRIS-specialist, en weet lang niet altijd hoe de hazen rennen als het gaat om besluitvormingsprocessen binnen multinationals. De executie is wel waar de schoen onmiskenbaar wringt bij de invoering van de 100k-oplossingen.”

Hoe kunnen werkgevers de regie pakken?

“Wat ik graag zou zien is dat organisaties eerder met stakeholders om de tafel gaan zitten rond de vraag: wat willen we met z’n allen bereiken met belonen en hoe gaan we dat toepassen? Wat zijn de basisprincipes? Als je het belangrijk vindt om werknemers af te rekenen op resultaat, ze keuzemogelijkheden te bieden én ze in zekere mate te beschermen – en je hebt dat gecommuniceerd –, dan kun je makkelijker die kant op sturen. Dan gebruik je de pensioenwijziging, in plaats van er door overvallen te worden. Dan ben je regie aan het voeren met visie, en werk je tevens aan modernisering van de arbeidsvoorwaarden. Het standpunt dat hierbij

Boven een bepaald salarisniveau kunnen en moeten mensen meer verantwoordelijkheid nemen voor hun pensioen

Page 9: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

9Pensioen nummer 1 • maart 2015

aansluit: dat pensioen tot een inkomen van zeg tweemaal modaal een strakke werkgeversverplichting is – in de bestaande vorm, dus collectief, met gedeelde draagkracht enzovoort – en dat voor alles daarboven, de werknemer meer verantwoordelijkheid neemt. Ik zeg bewust tweemaal modaal, want de verwachting is dat de grens omlaag gaat. 100k kun je zien als de eerste stap.”

Hoe belangrijk is snelheid?

“De groep werkgevers die verder kijkt dan ‘pensioen voor pensioen’ groeit, en loopt inmiddels wel tegen de helft aan. Zij denken eerder in termen van tijdelijke vergoedingen en bonussen. Maar het is allemaal nog niet eenduidig en transparant. Veel bedrijven doen daarom wat de ‘benchmark’ doet en kijken de kat uit de boom. Niet altijd aan te bevelen, maar het zou weleens verrassend goed kunnen uitpakken. Zij die treuzelen, zijn straks wellicht spekkoper. Je bent dan niet getrouwd met een haastig opgezette oplossing en hebt geen toezeggingen gedaan die misschien te ruim blijken. Ik adviseer werkgevers wel te doen wat nodig is, en bijvoorbeeld de risicodekking voor nabestaanden te regelen. Bij niets doen, ligt hier het grootste afbreukrisico. Wat je in de markt ziet is dat los van de gekozen pensioenoplossing, de nabestaandenregeling op een bepaald niveau blijft of gekoppeld wordt aan een levensverzekering of iets dergelijks. Dat thema is gelukkig bij zo’n 90 procent van de bedrijven al onderkend en afgetikt, in ieder geval tijdelijk.”

Zou het niet handig zijn als er standaardoplossingen kwamen?

“Zeker. Dit kun je het best stimuleren door bedrijven en betrokkenen met elkaar in contact te brengen. Compensatie voor verdwenen pensioen is voor veel bedrijven complexe materie en het is best moeilijk iemand te vinden die jouw specifieke kennishiaat invult. Daarom werkt Human Capital Basics al jaren aan een peer-to-peer netwerk waarin C&B-professionals knowhow en ervaringen kunnen uitwisselen en gezamenlijk kunnen nadenken over best practices. Door jezelf te spiegelen aan andere bedrijven, kun je tactisch en strategisch tot goede resultaten komen, ook als een echte benchmark nog ontbreekt. Ook leidt dit tot de beste uitvoering. De kunst is natuurlijk wel om jezelf met de juiste industrieën en organisaties te vergelijken.”

Page 10: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

10

Wat betekent het nieuwe Financieel Toetsingskader voor jaarrekeningen 2014?

Eind 2014 stemde de Eerste Kamer in met de Wet aanpassing Financieel Toetsingskader, waardoor per 1 januari 2015 het nieuwe Financieel Toetsingskader (nFTK) is ingevoerd. Het uitgangspunt van het nFTK is dat er enerzijds minder snel sprake zal zijn van het doorvoeren van kortingen en anderzijds dat indexaties (en zeker inhaalindexaties) pas doorgevoerd kunnen worden als het weerstandsvermogen van een pensioenfonds op een vrij hoog niveau ligt. De kortingen zullen in kleine stapjes worden doorgevoerd en ook indexeren zal in kleinere stapjes gebeuren dan nu. Bovendien is in het nFTK het Vereist Eigen Vermogen hoger dan onder het tot en met 2014 geldende FTK. Dit betekent dat de aanspraken en uitkeringen minder snel zullen worden verhoogd of verlaagd. Daardoor ontstaat er een stabielere situatie voor de belanghebbenden bij een pensioenfonds.

Kotingen en indexatiesNu er de afgelopen jaren bij een groot aantal pensioenfondsen kortingen zijn doorgevoerd en de dekkingsgraden door de lage rentestanden nog steeds laag zijn, zal het geruime tijd duren voordat alle doorgevoerde kortingen volledig zijn hersteld. Ongeacht hoe je tegen deze grotere stabiliteit voor de uitkeringen en aanspraken aankijkt, moet je in ieder geval concluderen dat het niet het meest gunstige moment is om het nFTK in te voeren.

De komende jaren gaan we de effecten van het nFTK uiteraard volledig zien opduiken in de jaarrekeningen, maar hoewel de invoering pas op 1 januari 2015 aan de orde is, zullen er ook al sporen van het nFKT zichtbaar zijn in de jaarrekeningen van pensioenfondsen over 2014.Een beperkt aantal fondsen met een relatief goede dekkingsgraad zal in 2014 nog geprofiteerd hebben van de hun gegunde ruimte en mogelijk in de laatste dagen nog besloten hebben tot een onvoorwaardelijke (inhaal)indexatie. Ook als die (inhaal)indexatie pas in 2015 geëffectueerd wordt, zal deze moeten worden meegenomen in de jaarrekening 2014, gelet op RJ 610.251.

Page 11: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

11Pensioen nummer 1 • maart 2015

De oorspronkelijke gedachte was om per 1 januari 2015 de Ultimate Forward Rate ( UFR) te wijzigen, zodat die meer in lijn zou komen te liggen met de huidige actuele rentemarktomstandigheden. Uiteindelijk heeft De Nederlandsche Bank (DNB) echter – op verzoek van de politiek – besloten dit uit te stellen totdat er in de loop van 2015 duidelijkheid is over de UFR voor verzekeraars, zodat daar mogelijk aansluiting bij gezocht kan worden. De DNB heeft wel besloten de in de afgelopen jaren van toepassing zijnde driemaandsmiddeling met ingang van 1 januari 2015 te laten vervallen.

BeleidsdekkingsgraadVanaf 2015 worden de beleidsbeslissingen (bijvoorbeeld het doorvoeren van indexatie en kortingen) genomen op basis van de zogenoemde beleidsdekkingsgraad. Er is hier sprake van een maandelijks gemiddelde en vanaf 31 januari 2015 gaan de pensioenfondsen die informatie opbouwen, zodat er eind 2015 een beleidsdekkingsgraad beschikbaar is op basis waarvan kan worden besloten over kortingen en indexaties.De actuele dekkingsgraad per 31 december 2014 is dus niet meer van direct belang voor het eventueel doorvoeren van kortingen en zal ook niet leiden tot een situatie waarbij een pensioenfonds een kortetermijnherstelplan zal moeten invoeren. Op dit punt wordt dus voorkomen dat de extreem lage rentestand per 31 december 2014 (resulterend in een lage dekkingsgraad) nog zou leiden tot een korting, terwijl het zo veel mogelijk vermijden van kortingen juist één van de uitgangspunten is van het nFTK.

RentetermijnstructuurDe pensioenstaten per 31 december 2014 voor het toezicht door de DNB moeten worden opgemaakt met behulp van de rentetermijnstructuur zoals die tot 1 januari 2015 van toepassing was, dus zonder aanpassingen van de UFR en met driemaandelijkse middeling.Bij het opmaken van de jaarrekening hebben pensioenfondsen meer keuzemogelijkheden. De praktijk in de afgelopen jaren wijst wel uit, dat ze in het algemeen toch graag dezelfde cijfers presenteren in de staten voor de DNB en in de jaarrekening. Op die manier kunnen er geen verschillen ontstaan, want dat roept weer allerlei vragen op en vergt bovendien extra administratieve inspanningen. Dit betekent dat pensioenfondsen de keuzemogelijkheden bij het opmaken van de jaarrekening zodanig benutten, dat de cijfers in de jaarrekening zo veel mogelijk aansluiten op de cijfers in de staten.

RJ 610. 248 (van belang bij het opmaken van de jaarrekening) luidt als volgt:

“De Pensioenwet schrijft waardering van pensioenverplichtingen tegen marktwaarde voor. Op grond van het inzichtvereiste dient de voorziening pensioenverplichting te worden gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Het wordt aanvaardbaar geacht om hiervoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB te hanteren, mits consistent toegepast.”

De actuele dekkingsgraad per 31 december 2014 is niet meer van direct belang voor het eventueel doorvoeren van kortingen

Page 12: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

12

De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) heeft in zijn uiting van begin januari 2015 over de implicaties van de invoering van het nFTK gesteld, dat pensioenfondsen bij het opmaken van hun jaarrekening 2014 keuzevrijheid hebben. Zij kunnen al gebruikmaken van de nieuwe rentetermijnstructuur (inclusief de nieuwe UFR (als die inmiddels bekend is geworden)), maar zij kunnen de jaarrekening ook nog opmaken met de rentetermijnstructuur per 31 december 2014 zoals gepubliceerd door de DNB (die ook gebruikt zal worden bij het opmaken van de pensioenstaten).

In deze uiting is verder verduidelijkt dat het aanpassen van de rentetermijnstructuur een verfijning is van de huidige rekenregels en dat er dus geen sprake is van een wijziging van de grondslag om de pensioenvoorziening te berekenen. De aanpassing van de rentetermijn¬structuur hoeft dan ook niet te worden behandeld als een stelselwijziging als bedoeld in RJ 140.

Gebeurtenissen na balansdatumIndien de nieuwe rentetermijnstructuur bekend is voordat de jaarrekening is vastgesteld en de jaarrekening is opgemaakt met de oude rentetermijnstructuur, is er sprake van een gebeurtenis na balansdatum die geen nadere informatie geeft over de situatie per balansdatum. Dit betekent dat de wijziging van de rentetermijnstructuur niet hoeft te worden verwerkt in de jaarrekening of in de toelichting. Nu deze wijziging van de rentetermijnstructuur invloed zal hebben op de hoogte van de technische voorzieningen en de dekkingsgraad, zal wel een (zo mogelijk kwantitatieve) toelichting nodig zijn in het Bestuursverslag en de Overige Gegevens (gebeurtenissen na balansdatum).

Marc van Luijk Audit [email protected]

Johannes Penon [email protected] grondslag om de

pensioenvoorziening te berekenen is niet gewijzigd

Page 13: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

13Pensioen nummer 1 • maart 2015

Johns’ Column

PensioenUber Over radicale innovatie met zorg, wonen, studie … en pensioen

De taxibranche kent een aantal opvallende gelijkenissen met de pensioensector

De afgelopen weken heeft de discussie over een nieuw pensioenstelsel een tussensprintje getrokken: de bevindingen uit de Nationale Pensioendialoog en een (tussen)rapport van de SER zijn gepubliceerd. Het is duidelijk dat het pensioenlandschap zal veranderen, maar wel stapje voor stapje.

Wat ook duidelijk is: innovatie komt niet van binnenuit. De voorstellen die worden gedaan, kunnen op zijn best doorontwikkeling van de huidige situatie worden genoemd, ook wel incrementele innovatie genoemd. De voorstellen gaan over (verdere) individualisering, (verminderen of behouden van) solidariteit en (technische) aspecten als de doorsneepremie. Wat echte innovatie vooral in de weg zit, zijn gevestigde belangen en denkpatronen. Echte, radicale innovatie, ook wel disruptive innovation genoemd, zal van buiten moeten komen, zoals we ook op andere gebieden zien.

Is echte radicale innovatie mogelijk op het pensioendossier? Waarom niet? Wie had een paar jaar geleden kunnen denken dat de hotelbranche op zijn kop zou worden gezet door AirBnB of dat de taxibranche fundamenteel zou wijzigen door Uber. Vooral de laatste is interessant en de parallel met pensioen is relatief eenvoudig te trekken. De taxibranche kent namelijk een aantal opvallende gelijkenissen met de pensioensector: grote financiële en gevestigde belangen en wetgeving (vergunningstelsel) staan vernieuwing in de weg. Uber wordt nu te vuur en te zwaard bestreden door gevestigde belangengroepen in de branche en ook de politiek worstelt ermee. Maar wat wil de (taxi)consument? Die wil gewoon snel van A naar B op een goedkope, veilige en vriendelijke wijze. Op deze drie aspecten schiet de huidige taxibranche vaak tekort. Ondanks de strijd die woedt om Uber tegen te gaan (of bestaande belangen zeker te stellen), is het zeker dat de taxibranche fundamenteel zal wijzigen.

Terug naar het pensioen. Daar willen veel mensen ook wat anders: betere aansluiting bij behoeften, meer keuze, eigendomsrecht en een faire premie. Geen ondoorzichtig one-size-fits-all product waar de klant mogelijk alleen van kan genieten op latere leeftijd. Geld moet werken en de klant helpen om in inkomen te voorzien als hij dat niet meer kan door te werken. De klant loopt niet graag onnodige risico’s en gaat evenmin graag onnodig schulden aan. Dit soort vraagstukken is extra belangrijk bij life events van hemzelf of zijn naasten, denk aan ziekte, ontslag, studie.

Wie heeft inzicht in life events? Wat te denken van Facebook, ook eigenaar van Whatsapp. We delen ons hele leven via deze media. Kortom, Facebook is een ideale partij die de markt kan betreden met een klantvriendelijk, efficiënt, transparant productaanbod dat aansluit bij de behoefte van de consument. Facebook zou er geld mee kunnen verdienen (uiteraard!), maar zou ook sterke collectiviteiten kunnen organiseren.

Lijkt zo’n scenario onmogelijk in de sterk gereguleerde en van belangen doorspekte financiële sector? ‘Gaat u rustig slapen’ was vaak het adagium in pensioenland, maar dat is het nu niet meer. Apple is al in het betalingsverkeer gestapt en zet daarmee de bancaire sector onder druk. Google heeft onlangs aangekondigd in de verzekeringsmarkt voor autoschade te stappen, hetgeen innovatie afdwingt in de verzekeringssector. Het is wachten op een partij van buiten die radicale innovatie in de pensioen- en levensector gaat aanjagen … of gaan we de uitdaging toch zelf aan?

John Smolenaers Pension Advisory [email protected]

Page 14: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

14

Page 15: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

15Pensioen nummer 1 • maart 2015

Pensioencompensatie en gelijke behandeling

Dat pensioencompensatie een actueel onderwerp is, blijkt onder andere uit de berichten die eind januari 2015 in de media verschenen over woningcorporaties. De vakbonden betichtten de corporaties ervan dat zij de daling van de pensioenpremies niet ten goede laten komen aan de werknemers. Aedes, de vereniging van woningcorporaties, reageerde hierop door te stellen dat de woningcorporaties de toepasselijke cao naleven en dat er dus niets aan de hand is. Deze discussie zal aan de onderhandelingstafel verder gevoerd moeten worden.

Indien wél compensatie wordt betaald door de werkgever, dan kan dat op verschillende manieren. Denk bijvoorbeeld aan een eenmalig bedrag ineens, een structurele loonsverhoging, nettopensioen, een lagere werknemerspremie in combinatie met een hogere werkgeverspremie, extra verlofdagen, enzovoort. Wellicht dat een werkgever hierbij aan iedere werknemer hetzelfde aanbiedt, bijvoorbeeld een bepaald percentage van het loon. In andere gevallen zal de werkgever de te betalen compensatie wellicht willen koppelen aan de leeftijd van de werknemer, omdat ook de hoogte van de verlaagde pensioenpremies afhankelijk was van de leeftijd. Als gevolg hiervan zullen oudere werknemers meer ontvangen dan jongere. In dat geval kan de WGBLA om de hoek komen kijken.

Verboden onderscheid naar leeftijdDe WGBLA verbiedt dat bij de arbeid onderscheid wordt gemaakt op grond van leeftijd. Onderscheid ten aanzien van arbeidsvoorwaarden valt ook onder dit verbod. Leeftijd mag dus (direct en indirect) géén reden zijn om een bepaalde werknemer meer te betalen dan een andere. In artikel 8 WGBLA wordt een uitzondering gemaakt voor pensioenen. In lid 2 staat – kort gezegd – dat het verbod op onderscheid niet van toepassing is op in pensioenvoorzieningen vastgelegde toetredingsleeftijden en op pensioengerechtigde leeftijden. Artikel 8 lid 3 bepaalt ook dat het verbod op onderscheid niet geldt voor actuariële berekeningen bij pensioenvoorzieningen, waarbij met leeftijd rekening wordt gehouden. Het Europese Hof van Justitie heeft in 2013 echter gezegd dat deze laatste uitzondering te ver gaat. De uitzondering op het verbod mag alleen gelden indien de actuariële berekeningen leiden tot vaststelling van toetredings- of pensioenleeftijden. Dit zou ook impact kunnen hebben op staffels die worden gehanteerd bij beschikbare premieregelingen.

Pensioenen zijn de afgelopen jaren flink versoberd. Zo is per 1 januari 2015 de fiscaal maximale pensioenopbouw per jaar verlaagd. Daarnaast kan er geen pensioen meer worden opgebouwd over inkomen boven € 100.000. Dit leidt tot een wijziging (en verslechtering) van arbeidsvoorwaarden. Werknemers bouwen immers minder pensioen op dan aanvankelijk was afgesproken. Indien werkgevers en werknemers afspraken maken over een redelijke compensatie hiervoor – want daarvan zal naar onze mening sprake moeten zijn – moet rekening worden gehouden met de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBLA).

Page 16: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

16

UitzonderingenHet zal duidelijk zijn dat veel vormen van pensioencompensatie, zoals de betaling ineens of de structurele loonsverhoging, niet onder de specifieke uitzondering van artikel 8 lid 2 WGBLA zullen vallen. In die gevallen zal alleen nog kunnen worden teruggevallen op de algemene uitzondering in artikel 7 van de WGBLA.

In artikel 7 WGBLA staat dat het verbod op onderscheid op grond van leeftijd niet van toepassing is in drie gevallen:a. Het onderscheid is gebaseerd op bij wet

vastgesteld beleid op het terrein van arbeidsmarkt en werkgelegenheid, ter bevordering van de arbeidsparticipatie van bepaalde leeftijdsgroepen.

b. Het onderscheid heeft betrekking op ontslag wegens het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, althans op een tussen partijen geldende hogere pensioenleeftijd.

c. Het onderscheid is objectief gerechtvaardigd door een legitiem doel, waarbij het ook zo moet zijn dat de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

Als het gaat over de in dit artikel genoemde pensioencompensatie, zal alleen de onder c genoemde uitzondering relevant zijn en dus moet in voorkomende gevallen worden bekeken of er sprake is van zo’n objectieve rechtvaardiging. Het is lastig om in zijn algemeenheid te zeggen of er in dit geval een objectieve rechtvaardiging is, maar het is zeker niet ondenkbaar dat hiervan géén sprake zal zijn. Natuurlijk is het begrijpelijk dat werkgever en werknemer compensatieafspraken willen maken. En ook dat zij hierbij rekening willen

houden met de financiële verplichtingen op grond van de arbeids- en pensioenovereenkomst en waarschijnlijk ook met het feit dat oudere werknemers kwetsbaarder zijn op de arbeidsmarkt. De vraag is echter of het middel (in dit geval: een leeftijdsafhankelijke compensatie) passend en noodzakelijk is. Het enkele feit dat er sprake is van een wetswijziging zal niet voldoende zijn voor het aannemen van een objectieve rechtvaardiging.

Zo zou bijvoorbeeld een vergelijking kunnen worden gemaakt met een oordeel uit 2012 van de toenmalige Commissie Gelijke Behandeling (tegenwoordig het College voor de Rechten van de Mens). Hierin werd geoordeeld dat een leeftijdsafhankelijke compensatieregeling in verband met het verlies van een voorwaardelijk (pre)pensioenrecht na een overgang van een bedrijfsonderdeel niet noodzakelijk was. Het doel kon namelijk ook worden bereikt door de jongere werknemers dezelfde regeling aan te bieden als de oudere werknemers. Ook in verband met de in het verleden gewijzigde VUT-regeling zijn uitspraken bekend waarbij geoordeeld werd dat een leeftijdsafhankelijke overgangsregeling niet was toegestaan, nu er alternatieven denkbaar waren die geen leeftijdsdiscriminatie opleverden. Ook zeer recent, op 27 januari 2015, oordeelde het Gerechtshof Amsterdam dat een leeftijdsafhankelijke compensatieregeling in verband met de afschaffing van de VUT niet objectief gerechtvaardigd kon worden en dus in strijd was met artikel 7 WGBLA.

De WGBLA verbiedt onderscheid op grond van leeftijd bij de arbeid

Page 17: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

17Pensioen nummer 1 • maart 2015

Compensatie door nettopensioenZoals gezegd is compensatie ook mogelijk in de vorm van nettopensioen. Deelname in een nettopensioenregeling is vrijblijvend voor een werknemer en kan alleen door middel van een leeftijdsafhankelijke nettopremiestaffel, gericht op een netto-opbouw van (maximaal) 1,875% per jaar. Dit houdt in dat de hoogte van de premie stijgt met de leeftijd. Dit komt doordat de actuarieel benodigde pensioenpremie voor een oudere werknemer hoger is dan die voor een jongere werknemer. De premie kan namelijk gedurende een kortere periode renderen en daarnaast zullen de beleggingen voorzichtiger zijn. Bij de inkomens boven de € 100.000 krijgt de 45-jarige werknemer dus minder pensioenpremie dan de 55-jarige werknemer.

Het is duidelijk dat ook hier onderscheid wordt gemaakt op grond van leeftijd. Mede gezien de hiervoor genoemde uitspraak uit 2013 van het Europese Hof van Justitie zal artikel 8 WGBLA niet van toepassing zijn op de leeftijdsafhankelijke premiestaffel. Ook ten aanzien hiervan zou dus, zowel bij een brutopensioen als bij een nettopensioen, moeten worden getoetst aan artikel 7 WGBLA en moeten worden vastgesteld of er sprake is van een objectieve rechtvaardiging.

Kortom: oplettendheid is geboden.

Carina HouwenPension [email protected]

Sashil DurveLegal – Employment [email protected]

Ook compensatie door nettopensioen behoeft een objectieve rechtvaardiging

Page 18: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

18

Btw en pensioenfondsen ook in 2015 volop in ontwikkeling

Page 19: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

19Pensioen nummer 1 • maart 2015

Deze bijdrage biedt een overzicht van wat pensioenfondsen in 2015 te wachten staat op btw-gebied. Het gaat met name over de gevolgen van het vervallen van de koepelvrijstelling en de ontwikkelingen met betrekking tot de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen (de ‘vermogensbeheervrijstelling’).

Afschaffing btw-koepelvrijstelling per 1 januari 2015In Pensioen. 2014/1 zijn wij reeds uitgebreid ingegaan op het voornemen de btw-koepelvrijstelling per 1 januari 2015 af te schaffen. Dit voornemen is inmiddels werkelijkheid geworden. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2015 Nederlandse pensioenuitvoerders in principe gedwongen zijn om 21% btw op hun dienstverlening in rekening te brengen aan pensioenfondsen. Daarnaast worden de pensioenfondsen, indien zij gebruikmaken van buitenlandse pensioenuitvoerders, in principe gedwongen om 21% (verlegde) btw in hun btw-aangifte aan te geven als door hen verschuldigde btw. In beide gevallen ontstaat er een aanzienlijke kostenpost voor de desbetreffende pensioenfondsen, omdat zij deze in rekening gebrachte of verlegde btw normaal gesproken slechts in beperkte mate in aftrek kunnen brengen.

Deloitte is overigens van mening dat het laten vervallen van de koepelvrijstelling voor pensioenadministratiewerkzaamheden in strijd is met de btw-richtlijn. Let wel, indien dit standpunt wordt ingenomen, zal rekening gehouden moeten worden met een gerechtelijke procedure.

Toepassing vermogensbeheervrijstellingUitgaande van het niet kunnen toepassen van de koepelvrijstelling zou de pensioenadministratie naar onze mening nog vrijgesteld kunnen plaatsvinden indien het desbetreffende pensioenfonds kwalificeert als een gemeenschappelijk beleggingsfonds. Administratie valt namelijk onder het ruime begrip beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen, net als vermogensbeheer. Deze vrijstelling is dus niet alleen van belang voor het vermogensbeheer, maar ook voor de pensioenadministratie.

Essentieel voor het toepassen van deze vrijstelling is dus het kwalificeren van het pensioenfonds als gemeenschappelijk beleggingsfonds. Het Europese Hof van Justitie heeft aangegeven dat dit op zich mogelijk is, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden zijn evenwel niet heel helder geredigeerd, zodat eenvoudig discussie kan ontstaan over de interpretatie van deze voorwaarden. De staatssecretaris van Financiën legt deze voorwaarden zodanig beperkt uit, dat eigenlijk alleen pensioenfondsen die pure DC-regelingen (defined contribution) of zeer vergelijkbare regelingen uitvoeren, kunnen kwalificeren als gemeenschappelijke beleggingsfondsen. Dat betekent dus een zeer beperkte toepassing van de vermogensbeheervrijstelling. Naar onze mening geeft de staatssecretaris een zeer beperkte uitleg aan het ATP-arrest, die niet volledig volgt uit dit arrest. Om die reden zien wij voldoende mogelijkheden om ook een btw-vrijstelling toe te passen bij andere dan individuele DC-pensioenregelingen. Dit is echter afhankelijk van de specifieke voorwaarden van een pensioenregeling.

Vanaf 1 januari 2015 betalen pensioenfondsen 21% btw over de dienstverlening van pensioenuitvoerders

Page 20: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

20

Uitspraak Gerechtshof Den HaagDe staatssecretaris zal zich echter gesterkt voelen in zijn standpunt door een recente uitspraak van gerechtshof Den Haag. In de desbetreffende procedure staat de vraag centraal of een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds kwalificeert als een gemeenschappelijk beleggingsfonds. Hierop antwoordt het gerechtshof dat dit niet het geval is in de onderhavige situatie, omdat het rechtskarakter van het desbetreffende bedrijfstakpensioenfonds te veel verschilt van dat van een gemeenschappelijk beleggingsfonds. Met name omdat:1. er niet (eenvoudig) in- en uitgestapt kan worden; 2. de deelnemers niet de onderliggende

beleggingsproducten bezitten; en 3. het risico van de deelnemers niet enkel afhankelijk is

van de beleggingsresultaten, maar ook van andere indirecte factoren, zoals een voldoende dekkingsgraad.

Naar onze mening valt wel het een en ander af te dingen op de wijze waarop het gerechtshof tot dit oordeel komt. Zo ontbreekt bijvoorbeeld een expliciete toetsing door het gerechtshof van de criteria zoals die onder andere zijn geformuleerd door het Europese Hof van Justitie in het ATP-arrest. Inmiddels heeft het bedrijfstakpensioenfonds cassatie ingesteld en zal de Hoge Raad zich dus over deze zaak buigen. Wij hopen dat de Hoge Raad meer duidelijkheid kan scheppen in deze toch wel zeer weerbarstige materie.

Verwachtingen voor 2015Zoals hiervoor uiteengezet, is de reikwijdte van de vermogensbeheervrijstelling volop in ontwikkeling naar aanleiding van het ATP-arrest en wij verwachten dat ook nog andere procedures opgestart gaan worden. In dit licht is het nog steeds van groot belang dat pensioenfondsen tijdig hun rechten veilig (laten) stellen, bijvoorbeeld door bezwaar aan te tekenen tegen de eigen aangifte. Dit kan een pensioenfonds zelf doen als

Wij verwachten dat de Belastingdienst zich steeds meer op de pensioensector gaat richten

diensten zijn ingekocht bij buitenlandse dienstverleners en (verlegde) btw wordt afgedragen via de eigen btw-aangifte. Echter, in het geval van Nederlandse dienstverleners die btw in rekening brengen, zal de dienstverlener zelf zijn rechten veilig moeten stellen. In dat geval kan het verstandig zijn voor de pensioenfondsen om deze dienstverleners ertoe te bewegen hun rechten veilig te stellen, zodat de mogelijk ten onrechte in rekening gebrachte btw kan worden teruggevraagd van de Belastingdienst.

Gezien de hiervoor genoemde ontwikkelingen komen pensioenfondsen steeds meer in het btw-nieuws. Hierdoor verwachten wij dat de Belastingdienst zich ook steeds meer op deze sector gaat richten. In dit kader is het voor pensioenfondsen van belang dat zij hun btw-positie goed in kaart brengen.

Tot slot verwachten wij nog dat het nieuwe pensioenlichaam, het Algemeen Pensioenfonds (APF), een nieuwe impuls zal kunnen geven voor veel ontwikkelingen op de pensioenmarkt. Hierbij is het tevens van belang om tijdig de daarbij behorende fiscale aandachtspunten te onderkennen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de btw-behandeling van de diensten die door het APF worden uitbesteed. Daarnaast kan de overdracht van de individuele pensioenvermogens (inclusief de beleggingen) zowel in Nederland als in het buitenland resulteren in de heffing van verschillende belastingen (bijv. capital gains tax, stamp duty, financial transaction tax). In een volgende bijdrage zullen we hier verder op ingaan.

Elwin MakkusBelastingadviseurs – Indirect [email protected]

Tim JansenBelastingadviseurs – Indirect [email protected]

Page 21: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

21Pensioen nummer 1 • maart 2015

De verplichtstelling door de bedrijfstakpensioenfondsen

De Nederlandsche Bank (DNB) heeft aangekondigd vanaf 1 januari 2015 een onderzoek te starten naar de maatregelen die bedrijfstakpensioenfondsen hebben getroffen om het risico op onvolledige aansluiting van werkgevers te beperken. Wanneer een werkgever onder de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds valt, is deze namelijk verplicht om (enkele uitzonderingen daargelaten) zich aan te sluiten bij het bedrijfstakpensioenfonds. Wanneer een werkgever hier niet naar handelt, kan dit grote financiële gevolgen hebben.

Verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfondsEen bedrijfstakpensioenfonds is de pensioenuitvoerder voor één of meer bedrijfstakken. De bedrijfsactiviteiten die tot een bepaalde bedrijfstak behoren, worden vastgesteld door sociale partners. Op het moment dat door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een zogenoemd verplichtstellingsbesluit wordt afgegeven, heeft dit tot gevolg1 dat alle ondernemingen (veelal werkgevers) en werknemers uit een bepaalde bedrijfstak verplicht zijn om deel te nemen in het bedrijfstakpensioenfonds. Dit geldt voor zowel georganiseerde als ongeorganiseerde werkgevers. Het kan dus zijn dat een werkgever niet onder een cao valt, maar wel verplicht is deel te nemen in een bedrijfstakpensioenfonds. Voorbeelden van verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen zijn die in de metaal-, horeca- of bouwbranche en bijvoorbeeld die van de apotheken, de detailhandel en de uitzendbranche. In totaal zijn er in Nederland meer dan zeventig bedrijfstakpensioenfondsen, waarvan het merendeel verplicht is gesteld.

Of een werkgever onder de verplichtstelling van een bedrijfstakpensioenfonds valt, is dus afhankelijk van de zogenoemde werkingssfeerbepalingen van het bedrijfstakpensioenfonds. Hierin staat beschreven welke bedrijfsactiviteiten behoren tot de bedrijfstak waarvoor het bedrijfstakpensioenfonds is opgericht en welke ondernemingen hieronder vallen.2

Voor het bedrijfstakpensioenfonds vormen deze bepalingen de ‘kapstok’ op grond waarvan het een werkgever kan verplichten pensioenpremies af te dragen. Voor het bedrijfstakpensioenfonds is dit belangrijk, omdat de pensioenaanspraak voor een werknemer ‘automatisch’ (door de activiteiten van de werkgever en de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds) tot stand komt. De pensioenaanspraak voor de werknemer is hierbij niet afhankelijk van de vraag of de werkgever zich bij het pensioenfonds heeft aangemeld en premies heeft betaald. Het risico bestaat dus dat een bedrijfstakpensioenfonds wordt geconfronteerd met werknemers, of nabestaanden van werknemers, die een pensioenaanspraak eisen zonder dat daar premie voor is betaald.

1 Op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf).2 Voor beroepspensioenfondsen geldt nagenoeg hetzelfde. Een beroepspensioenfonds is een fonds voor één bepaalde beroepsgroep. Als voor

een beroepsgroep een beroepspensioenregeling geldt, dan zijn alle beroepsgenoten wettelijk verplicht zich bij dat pensioenfonds aan te

sluiten. Hierbij valt te denken aan huisartsen en notarissen. In dit stuk beperken we ons tot het bedrijfstakpensioenfonds.

Page 22: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

22

Een werkgever dient aan de hand van de werkingssfeerbepalingen te toetsen of sprake is van een verplichte aansluiting. Lang niet in alle situaties is in één oogopslag duidelijk of sprake is van een verplichte deelname. Heerst er onduidelijkheid, dan moeten de feiten en omstandigheden (denk bijvoorbeeld aan arbeidsovereenkomsten, debiteuren, crediteuren, opdrachtovereenkomsten, omzetcijfers) beoordeeld worden.

Zowel bedrijfstakpensioenfonds als werkgever moet oplettenOmdat een bedrijfstakpensioenfonds kan worden geconfronteerd met pensioenaanspraken waarvoor geen premies zijn betaald, dient het zelf maatregelen te nemen om dit risico te verkleinen. Op grond van veelal openbare informatie (bijv. Kamer van Koophandel, UWV, websites, publicaties) onderzoekt het fonds welke werkgevers mogelijk onder de verplichtstelling vallen. De DNB onderzoekt momenteel bij een tiental bedrijfstakpensioenfondsen hoe zij op dit moment omgaan met het risico op onvolledige aansluiting. Inmiddels zijn er diverse partijen die, in opdracht van een bedrijfstakpensioenfonds, actief speuren naar niet aangesloten werkgevers.

Is een bedrijfstakpensioenfonds van mening dat een onderneming onder de verplichtstelling valt, dan zal het deze onderneming actief benaderen voor nader onderzoek. Dit kan door het sturen van vragenbrieven om zo tot meer inzicht te komen. Wordt vervolgens geconcludeerd dat sprake is van verplichte deelneming, dat zal het bedrijfstakpensioenfonds een premienota versturen. Deze premienota kan fors hoog uitvallen, omdat het bedrijfstakpensioenfonds het recht heeft

om met terugwerkende kracht premies te vorderen. De premie bedraagt soms € 40.000 tot € 50.000 per werknemer. Deze terugwerkende kracht gaat in principe terug tot het moment waarop de bedrijfsactiviteiten van de onderneming onder de verplichtstelling van het bedrijfstakpensioenfonds vallen.

Voor een werkgever is het dus belangrijk om zelf alert te zijn en te blijven. Hij is immers verantwoordelijk voor de onderneming. Meestal is een werkgever die ten onrechte niet deelneemt aan een bedrijfstakpensioenfonds zich hier niet van bewust. In veel situaties wijzigen in de loop der jaren de activiteiten van een onderneming. Dit kan bijvoorbeeld door een geleidelijke wijziging in de bedrijfsvoering. Denk bijvoorbeeld aan de groenteboer die in de loop der jaren zijn onderneming wat heeft uitgebreid, zodat de streekproducten nu niet alleen bij hem gekocht kunnen worden, maar ook geproefd in de vorm van gerechten die hij serveert aan gezellige tafeltjes in de winkel. Hierbij heeft wellicht in de loop der jaren een verschuiving plaatsgevonden van verplichte deelname in het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel naar het Pensioenfonds voor Horeca & Catering. Maar een uitbreiding van de onderneming, bijvoorbeeld door overname van andere bedrijven, kan tot een dermate grote wijziging van de bedrijfsactiviteiten leiden, dat deze onder een andere verplichtstelling gaan vallen.

Niet alleen de werkgever dient alert te blijven, ook zijn adviseurs. Zo is een pensioenadviseur bij zijn advies over een pensioenregeling wettelijk verplicht om na te gaan of er wellicht sprake is van een verplichte aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds. Ook voor een accountant is het van groot belang kritisch te oordelen over de pensioensituatie van zijn cliënt.

Risico’s voor werkgeversStelt een bedrijfstakpensioenfonds zich op het standpunt dat sprake is van verplichte deelneming, dan kan dit voor een werkgever grote financiële gevolgen hebben. Zoals al werd aangegeven, kunnen navorderingen van pensioenpremies plaatsvinden tot het moment dat de bedrijfsactiviteiten van de onderneming onder de verplichtstelling zijn gaan vallen.

De pensioenaanspraak ontstaat automatisch, ook als werkgever zich niet heeft aangemeld en geen premies heeft betaald

Page 23: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

23Pensioen nummer 1 • maart 2015

Niet zelden heeft een werkgever al een pensioenregeling gesloten bij een andere pensioenuitvoerder/verzekeraar. Dit gegeven zal het bedrijfstakpensioenfonds in eerste instantie er niet van weerhouden zijn vordering op te leggen. De werkgever wordt dus geconfronteerd met een nota voor het bedrijfstakpensioenfonds naast de kosten voor de bestaande pensioenregeling. Daarbovenop wordt hij geconfronteerd met het feit dat er feitelijk sprake is van een fiscaal bovenmatige pensioenregeling voor zijn personeel. Immers, zoals aangegeven, komt een pensioenaanspraak voor een werknemer bij een bedrijfstakpensioenfonds ‘automatisch’, en dus zonder premiebetaling, tot stand. Werknemer heeft dus wellicht zowel een pensioenaanspraak jegens de huidige pensioenuitvoerder van de werkgever als jegens het bedrijfstakpensioenfonds.

De werkgever staat in deze situatie voor een zware klus. Beoordeeld zal moeten worden of het bedrijfstakpensioenfonds het bij het juiste eind heeft. Dat lang niet altijd volstrekt duidelijk is wat de grenzen zijn van een verplichtstellingsbeschikking, bewijst de jurisprudentie. Recentelijk werd er na jaren van procederen (over cao en pensioen) pas een beslissing genomen over een bedrijf dat was gericht op het aanbrengen van geleiderails. Viel dit bedrijf nu onder de werkingssfeer van de bedrijfstakregelingen van de bedrijfstak Bouw of van de bedrijfstak Metaal en Techniek? Uiteindelijk besliste de rechter dat bedrijfstak Metaal en Techniek van toepassing was.

Blijkt dat het bedrijfstakpensioenfonds in zijn recht staat, dan is het voor de werkgever van belang de juiste juridische weg te bewandelen om zo wellicht te kunnen concluderen dat recht bestaat op een vrijstelling van verplichte deelname, dan wel dat de termijn waarover het bedrijfstakpensioenfonds premies wil navorderen (deels) verjaard is. De verjaringstermijn voor een rechtsvordering is namelijk in principe twintig jaar, maar de meest gangbare rechtsvordering voor onder andere periodieke premiebetalingen bedraagt vijf jaar.

Ook is daar dan nog de pensioenregeling bij de andere pensioenuitvoerder/verzekeraar. De afgedragen pensioenpremies en aldaar opgebouwde pensioenaanspraken kunnen niet zomaar met terugwerkende kracht ‘ongedaan’ gemaakt worden om fiscale bovenmatigheid van de pensioenregeling en de daaruit volgende fiscale en financiële consequenties te voorkomen. Met de werkgever, de

pensioenuitvoerder/verzekeraar en (indien hiertoe bereid) het bedrijfstakpensioenfonds zal onderhandeld moeten worden over een mogelijke oplossing.Zonder uitputtend te willen zijn over de risico’s is het nog wel belangrijk om te realiseren dat uiteindelijk een bestuurder persoonlijk aansprakelijk gesteld kan worden voor de afdracht van de pensioenpremies.

Vrijstellingen van aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfondsIs een werkgever dan te allen tijde verplicht om deel te nemen in een bedrijfstakpensioenregeling? Nee, een bedrijfstakpensioenfonds kan vrijstelling van deelname verlenen. In het ‘Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000’ zijn zogenoemde ‘verplichte’ en ‘vrijwillige’ vrijstellingsgronden opgenomen. Wordt door een werkgever voldaan aan de voorwaarden van een ‘verplichte’ vrijstellingsgrond, dan dient het bedrijfstakpensioenfonds (al dan niet op verzoek van de werkgever) vrijstelling te verlenen. De ‘verplichte’ vrijstellingsgronden kunnen als volgt worden omschreven:1. aanwezigheid van een reeds bestaande

pensioenregeling;2. groepsvorming;3. een eigen cao;4. onvoldoende beleggingsrendement.

Daarnaast is het bedrijfstakpensioenfonds bevoegd om op andere gronden vrijwillig een vrijstelling te verlenen. Het verkrijgen van een vrijstelling is niet altijd eenvoudig. Aan de hand van feiten en omstandigheden zal het bedrijfstakpensioenfonds overtuigd moeten worden

Navordering van pensioenpremies kan plaatsvinden tot het moment dat de bedrijfsactiviteiten onder de verplichtstelling zijn gaan vallen

Page 24: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

24

van het feit dat het de vrijstelling dient te verlenen. Aan een verleende vrijstelling zijn specifieke voorwaarden verbonden. Een van de meest bekende voorschriften is dat de pensioenregeling van de werkgever te allen tijde ten minste financieel en actuarieel gelijkwaardig dient te zijn aan die van het bedrijfstakpensioenfonds. Wijzigingen in de regeling van het bedrijfstakpensioenfonds of die van de vrijgestelde werkgever kunnen een tussentijdse toetsing noodzakelijk maken.

Alertheid gebodenEen (on)bewust standpunt van een onderneming dat aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds niet verplicht is, dient zeer kritisch beoordeeld te worden. Blijkt het standpunt niet juist te zijn, dan kunnen de financiële gevolgen groot zijn: van betaling van achterstallige premies tot aan persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder.

DNB heeft aangegeven actief te onderzoeken hoe bedrijfstakpensioenfondsen omgaan met de risico’s ten aanzien van niet aangesloten werkgevers. De resultaten, tips en trucs zullen ook zeker gedeeld gaan worden met de bedrijfstakpensioenfondsen die in eerste instantie niet in het onderzoek van DNB betrokken zullen worden.Dit gegeven, naast het feit dat externe opsporingsbureaus op de markt opereren die de bedrijfstakpensioenfondsen niet alleen ondersteunen in hun zoektocht naar niet aangesloten werkgevers maar ook in eventuele procedures, maakt dat werkgevers en adviseurs nog alerter moeten zijn als het gaat om pensioen.

Heiline AdriaansenPension [email protected]

Carina HouwenPension [email protected] kan een bestuurder

persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor de afdracht van pensioenpremies

Page 25: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

25Pensioen nummer 1 • maart 2015

APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case?

Het wetsvoorstel voor het nieuwe Algemeen Pensioen Fonds heeft na een lange hobbelige weg eindelijk de Tweede Kamer bereikt. Bij de invoering van de premiepensioeninstelling (PPI) medio 2011 werd al duidelijk dat er naast de PPI een nieuw type pensioenuitvoerder zou worden geïntroduceerd. Nu is het eindelijk zover: het door de staatssecretaris op 19 december 2014 ingediende wetsvoorstel wordt dit voorjaar door de Tweede Kamer behandeld. Nog steeds wordt ernaar gestreefd om het APF-wetsvoorstel op 1 juli 2015 in werking te laten treden.

Page 26: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

26

De contouren en het tijdspad zijn nu helder, maar om een APF te organiseren en in de lucht te houden, zijn significante investeringen nodig. Als sponsor van een APF moet je dus op zoek naar een heldere business case die zowel geloofwaardig als aantrekkelijk is voor jezelf en je klantengroep. Wat mogen de verschillende partijen verwachten?

Wat is nu eigenlijk een APF?Een APF is een algemeen pensioenfonds dat een of meer pensioenregelingen mag uitvoeren voor een of meer werkgevers en daarvoor gescheiden vermogens mag aanhouden. Dit is dan ook meteen het grootste verschil met een pensioenfonds, dat namelijk één financieel geheel dient te vormen. Een APF mag nieuwe pensioenregelingen gaan uitvoeren, maar ook pensioenregelingen die zijn ondergebracht bij een ondernemingspensioenfonds of bij een niet verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds dan wel beroepspensioenfonds. Vooralsnog mag een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds geen APF oprichten en geen pensioenregelingen via een APF aanbieden.

Waarom weer een nieuw pensioenvehikel?Na de introductie van de PPI zou er als sluitstuk een internationaal opererende pensioenuitvoerder worden geïntroduceerd op de Nederlandse markt die ook defined benefit-regelingen (DB-regelingen) kon uitvoeren. Met het verstrijken van de tijd is dat doel steeds meer op de achtergrond komen te staan. De introductie van het APF heeft als belangrijkste doelstelling een pensioenuitvoerder te introduceren die kostenefficiënt DB-pensioenregelingen kan uitvoeren. Met de introductie van de PPI heeft men kunnen ervaren dat op uitvoeringskosten kan worden bespaard. Deze doelstelling om kosten te besparen kan alleen bereikt worden als de randvoorwaarden hiervoor juist worden ingevuld.

Omdat een APF meerdere pensioenregelingen voor meerdere werkgevers mag uitvoeren, daarbij gescheiden vermogens mag aanhouden en zowel de opbouw- als uitkeringsfase mag ondersteunen, kan het APF schaalvoordelen behalen die een pensioenfonds of PPI niet kan behalen.

Een regulier pensioenfonds moet verplicht één financieel geheel vormen en kan daardoor niet voor elke pensioenregeling een administratief gescheiden vermogen aanhouden. Binnen een APF kunnen meerdere regelingen gezamenlijk en toch administratief gescheiden worden beheerd. Een APF is daarmee een interessant nieuw pensioenvehikel om de uitvoering van (relatief) kleinere regelingen efficiënt samen te voegen.

Het APF kent daarnaast een belangrijk voordeel ten opzichte van de PPI. In tegenstelling tot de PPI mag het APF wel biometrische risico’s lopen. Zo zou een APF een defined contribution-regeling (DC-regeling) kunnen uitvoeren, waarbij kan worden doorbelegd na de pensioendatum. Hiermee zou een belangrijk nadeel van de huidige DC-regelingen teniet kunnen worden gedaan.

Tot slot biedt het APF de mogelijkheid om een professioneel bestuur te combineren met een zekere mate van eigenheid, waar bepaalde sponsoren en sociale partners behoefte aan hebben, maar die zij onvoldoende kunnen vinden bij een bedrijfspensioenfonds (BPF), een ondernemingspensioenfonds (OPF) of een verzekeraar.

Het APF mag voor verschillende regelingen gescheiden vermogens aanhouden

Page 27: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

27Pensioen nummer 1 • maart 2015

Oprichting van een APF en de vergunningvereistenHet APF kent meerdere doelgroepen. Veel partijen kunnen bij De Nederlandsche Bank (DNB) een vergunning voor een APF aanvragen. Financiële instellingen, zoals banken, verzekeraars en vermogensbeheerders, kunnen met een door hen opgerichte APF toegang krijgen tot de Nederlandse pensioenmarkt. Uiteraard kunnen ook bestaande pensioenfondsen een APF oprichten. Vergunningaanvragen kunnen al vooruitlopend op de parlementaire instemming van de wet bij DNB worden ingediend. DNB zal de vergunningverlening beoordelen aan de hand van de eisen zoals die staan vermeld in het wetsvoorstel. Om een vergunning te krijgen, moet worden voldaan aan de eisen die worden gesteld aan de inrichting van de organen, het uitbestedingsbeleid, de geschiktheid van bestuurders en de intern toezichthouders, de inrichting van de governance, de statuten, de voorgenomen bedrijfsvoering en het beschikbare werkkapitaal. Pas nadat de wet is ingegaan, zal DNB de vergunning definitief afgeven.

Voor wie is een APF bedoeld?De staatssecretaris heeft een paar belangrijke doelgroepen voor ogen die met het APF de Nederlandse pensioenmarkt kunnen betreden.

Verzekeraars kunnen met het APF hun marktaandeel op de Nederlandse DB-markt behouden en uitbreiden. Met het APF kunnen zij mogelijk zonder de huidige dure garanties af te geven DB-regelingen uitvoeren en daarmee een aantrekkelijk alternatief vormen voor klanten die overwegen over te stappen naar een DC-regeling of zich aan te sluiten bij een BPF.

De grote pensioenuitvoeringsorganisaties kunnen met het APF in een one-stop-shop hun diensten aanbieden. Zo zouden de grote pensioenuitvoerders een DB-regeling rechtstreeks kunnen aanbieden op de Nederlandse markt.

Tevens vormt het APF een vervanging van het huidige multi-OPF, dat nooit echt een grote vlucht heeft genomen. Pensioenfondsen die meerdere pensioenregelingen willen uitvoeren, kunnen binnen een multi-OPF geen afgescheiden regelingen uitvoeren.

Ten slotte kunnen nichespelers op diverse gebieden de krachten bundelen (administrateurs, asset managers, enz.) en zo pogen te overleven in de steeds verder consoliderende markt.

Winstoogmerk APF en kostenvergoedingenHet APF kan alleen in de juridische vorm van een stichting worden opgericht. De reden hiervoor is dat stichtingen en dus ook een APF geen winstuitkeringen mag doen. Op deze manier kunnen de belangen van de deelnemers van het APF optimaal worden geborgd. Er is wel geregeld dat een APF een onkostenvergoeding mag betalen aan derden. Deze onkostenvergoeding aan derden is gemaximeerd op 5% van de inleggelden (premies) of het gestorte kapitaal. Daarnaast mag een APF leningen sluiten waarvoor een vergoeding verschuldigd is. Bijvoorbeeld om te voorzien in het werkkapitaal.

Organen van een APFVoor het bestuur van een APF gelden grofweg dezelfde eisen als voor het bestuur van een regulier pensioenfonds. Dit betekent dat alle nieuwe regels die gelden voor het bestuur van een regulier pensioenfonds ook gaan gelden voor het bestuur van een APF. Het bestuur van een APF kan alleen bestaan uit professionals, maar ook vertegenwoordigers van sociale partners mogen plaatsnemen in het bestuur. Net als bij een pensioenfonds heeft een APF afhankelijk van de bestuurssamenstelling een belanghebbenden- of een verantwoordingsorgaan. Deze organen kunnen worden ingesteld per collectiviteitskring. Het gekozen bestuursmodel geldt wel voor het hele APF en dus voor alle collectiviteitskringen. Het intern toezicht moet geregeld worden via een raad van toezicht of een gemengd bestuur. Het hebben van slechts een visitatiecommissie is niet toegestaan.

Page 28: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

28

Vermogensscheiding (ringfencing)De belangrijkste eigenschap van een APF is dat zij per pensioenregeling afgescheiden vermogens mag aanhouden. In het wetsvoorstel wordt een dergelijk afgescheiden vermogen binnen een APF een ‘collectiviteitskring’ genoemd. De wetgever probeert hiermee te bereiken dat financiële mee- en tegenvallers van de ene collectiviteitskring geen negatief (of positief) effect hebben op de andere collectiviteitskringen in hetzelfde APF. Een APF kan daardoor verschillende premies vragen voor de verschillende groepen en regelingen binnen het APF. Hiermee wordt voorkomen dat de ene groep de slechte risico’s uit de andere groep subsidieert.

Daarnaast kent het APF-wetsvoorstel een zogenoemde ‘goederenrechtelijke afscheiding van pensioenvermogens’. Schuldeisers van de ene collectiviteitskring kunnen hun schuld niet verhalen op het vermogen van de andere collectiviteitskring. Dit kan dus tot gevolg hebben dat een schuldeiser geen volledig verhaal van zijn schuld kan halen, hoewel het APF vanuit andere collectiviteitskringen voldoende kapitaal in kas heeft. Het blijkt nog niet helemaal duidelijk uit het wetsvoorstel hoe dit binnen een APF moet worden geregeld.

Verder lijkt het erop dat er geen volledige vrijheid is om regelingen in collectiviteitskringen in te delen. Zo moeten de basisregeling en vrijwillige aanvullende regelingen of excedentregelingen in dezelfde kring worden ondergebracht. Zij mogen niet worden verdeeld over meerdere collectiviteitskringen binnen een APF. Dit beperkt de mogelijkheden om binnen pensioenregelingen onderscheid te maken, bijvoorbeeld bij hybride regelingen. Het is niet duidelijk waarom de wetgever hiervoor heeft gekozen.

FiscaliteitIn beginsel is een APF net als een regulier pensioenfonds vrijgesteld van de vennootschapsbelasting. Daarvoor geldt de eis dat een APF zich hoofdzakelijk de verzorging van pensioenregelingen en of vutregelingen van (gewezen) werknemers als doel heeft. Daardoor kan een APF aanspraak kan maken op teruggaaf van de Nederlandse dividendbelasting. Voor de omzetbelasting kwalificeert een APF als ondernemer en wordt een APF hetzelfde behandeld als een regulier pensioenfonds.

Noten krakenDe volgende noten moeten nog worden gekraakt:• Aan de inrichting van de governance van een APF

zitten nog wel wat haken en ogen. In het wetsvoorstel worden enkele specifieke eisen gesteld aan het bestuursmodel van een APF. Elke onderneming, groep, bedrijfstak of beroepsvereniging die bij het APF is aangesloten, moet vertegenwoordigd zijn in het bestuur indien gekozen wordt voor een van de paritaire bestuursvormen. Hiervan mag niet worden afgeweken als meerdere ondernemingen die niet tot hetzelfde concern behoren in dezelfde collectiviteitskring zitten. Dit betekent dat de omvang van een paritair samengesteld bestuur zal toenemen als er meer collectiviteitskringen zijn. Als er in de loop der tijd steeds meer werkgevers toetreden, zal het bestuur onwerkbaar worden. Dus zal er mogelijk vaker gekozen worden voor een onafhankelijk bestuur. Maar ook dat lost niet alle problemen op. De wetgever geeft aan dat een onafhankelijk bestuursmodel meer voor de hand ligt bij een APF met meerdere collectiviteitskringen. In dat geval worden de collectiviteitskringen immers niet vertegenwoordigd in het bestuur, maar hebben ze medezeggenschap via een belanghebbendenorgaan. Maar ook dan blijft het bewerkelijk als er meer werkgevers toetreden. Per collectiviteitskring zal één belanghebbendenorgaan moeten worden ingesteld. Het belanghebbendenorgaan heeft alleen medezeggenschap over aangelegenheden van de eigen collectiviteitskring. Kleine werkgevers zullen hiervoor terugdeinzen. Dit kan een APF onaantrekkelijk

Page 29: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

29Pensioen nummer 1 • maart 2015

maken voor een groot deel van de markt. Ook is nog niet duidelijk hoe het belanghebbendenorgaan zich verhoudt tot het verantwoordingsorgaan. De vraag is ook nog of leden van het belanghebbendenorgaan van een APF worden gezien als beleidsbepalers. In dat geval moet DNB hen toetsen op geschiktheid en betrouwbaarheid. Bij het belanghebbendenorgaan van een ‘gewoon’ pensioenfonds is dat de weg die DNB volgt.

• De vraag is ook hoe een APF zich verhoudt tot de moeder (de oprichtster van het APF). Risicobeheersing moet onafhankelijk worden vormgegeven binnen een APF, maar zal toch ook moeten aansluiten op het risicobeheersingsbeleid van de moeder. Onduidelijk is hoe onafhankelijk een APF in dat geval hierin kan en dient te zijn. Het gaat hierbij onder andere over de balans tussen onafhankelijkheid van het APF-bestuur, die geëist wordt door de toezichthouders en klanten, en de controle die de sponsor van het APF wil uitoefenen over zijn ‘product’.

• Een APF moet beschikken over voldoende werkkapitaal. Het werkkapitaal is vereist voor de afdekking van de bedrijfsrisico’s en moet op ieder moment aanwezig zijn. De oprichters van een APF kunnen ervoor kiezen om dit kapitaal in te brengen of te lenen. De regels met betrekking tot het werkkapitaal zullen worden uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur. Dat is op dit moment nog niet duidelijk. Dit maakt het moeilijk voor nieuwe toetreders om een goede business case voor te bereiden.

• De regelgeving rondom de ringfencing dient ook nog verder te worden uitgewerkt. Het is nog niet duidelijk tot op welk niveau de collectiviteitskringen kunnen worden gedefinieerd. De vraag is ook hoe dan om te gaan met de verdeling van beleggingsopbrengsten in geval van asset pooling. Het opzetten van pools en meer bepaald toegewijde fondsen lijkt een logische keuze om de gezochte schaalvoordelen op het vlak van vermogensbeheer te realiseren en tegelijkertijd de toewijzing aan de collectiviteitskringen te vergemakkelijken.

• Het financieel toetsingskader moet per collectiviteitskring worden toegepast. Dit is logisch omdat ringfencing per collectiviteitskring volledig moet worden doorgevoerd. Dit betekent dat er ook uitdagende, administratieve eisen worden gesteld aan beleggingen, afdekkingen en herverzekeringen.

• Dit brengt ons bij de algemene vraag over de operationele inrichting van het APF. Een van de doelen was het beperken van de complexiteit in de uitvoering. De vraag is of dit door alle vereisten rondom het aanhouden van verschillende collectiviteitskringen haalbaar is. Voorwaarde om de complexiteit te verminderen is voor alle collectiviteitskringen dezelfde uniforme pensioenregeling uit te voeren. Bij het samenvoegen van diverse ondernemingspensioenfondsen blijkt dit vaak een lastig te nemen drempel.

• De invoering van het APF-wetsvoorstel heeft ook gevolgen voor het aansluitingsbeleid van verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen, wat tegen het zere been van de Pensioenfederatie is. In het wetsvoorstel wordt voorgesteld dat een bedrijfstakpensioenfonds alleen in zeer specifieke gevallen een uitvoeringsovereenkomst kan sluiten met een bedrijfstak of een deel van een bedrijfstak als deelneming aan dat bedrijfstakpensioenfonds niet verplicht is gesteld. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aansluitende partij de loonontwikkeling in de sector volgt of een groepsverhouding heeft met een andere werkgever die al onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds valt. Deze voorwaarden zijn gelijk aan de regels die gelden voor vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds. Met dien verstande, dat de bedrijfstakpensioenfondsen hun werkingssfeer tot nu toe in hun statuten konden oprekken tot werkgevers die buiten de verplichtstelling vallen. Deze vrijheid komt te vervallen, waardoor het aantal partijen dat in aanmerking komt voor een vrijwillige aansluiting tot een minimum wordt beperkt. Als het APF echt succesvol wordt, kan dat wel eens een ernstige bedreiging voor de verplichtstelling blijken te zijn.

Page 30: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

30

De introductie van het APF moet leiden tot een versnelling van de consolidatie in de pensioenmarkt. Dit is in het voordeel van grote partijen/uitvoerders. Daarbij moet men wel de juiste balans vinden tussen het correct bedienen van de bestaande klanten enerzijds en het inrichten van het APF en het werven en onboarden van nieuwe klanten voor het APF anderzijds.

In de landelijke pers was al te lezen dat verschillende pensioenfondsen, pensioenuitvoerders, verzekeraars en zelfs adviseurs wel oren hebben naar het oprichten van een APF. Zo overwegen onder meer pensioenuitvoerder PGGM, verzekeraars ASR en Achmea en pensioenadviseur Mercer een APF op te zetten. Ook het eerste pensioenfonds heeft zich openlijk gemeld en zijn interesse kenbaar gemaakt: het pensioenfonds van Van Lanschot Bankiers. De wetgever verwacht een beperkt aantal APF’s tot 2017.

In alle gevallen is een goede business case nodig, die zowel de belangen van de klanten als die van de sponsor meeneemt. Verder raden we aan om de vergunningaanvraag, de inrichting van het APF (governance en uitvoeringsorganisatie) en de commerciële activiteiten parallel op te starten om de business case aan te scherpen en effectief te realiseren.

Gezien de huidige initiatiefnemers, staat het APF staat dichter bij de uitvoerders dan bij de andere partijen. De vraag is of het verdienmodel van een APF werkelijk kostenbesparend uitwerkt. Het Actal-rapport verwacht op basis van de introductie van de PPI dat dit het geval is. Feit is wel (FD 29 januari 2015) dat de meeste PPI’s nog steeds niet winstgevend zijn. Staat het APF hetzelfde lot te wachten?

Elwin MakkesBelastingadviseurs – Indirect [email protected]

John Smolenaars Pension [email protected]

Roderik van Sluis Belastingadviseurs – Global Employer [email protected]

Erwin Houbrechts Audit – Financial Risk [email protected]

Vergunningaanvragen voor een APF kunnen al bij DNB worden ingediend

Page 31: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

Deloitte refers to one or more of Deloitte Touche Tohmatsu Limited, a UK private company limited by guarantee (“DTTL”), its network of member firms, and their related entities. DTTL and each of its member firms are legally separate and independent entities. DTTL (also referred to as “Deloitte Global”) does not provide services to clients. Please see www.deloitte.nl/about for a more detailed description of DTTL and its member firms.

© 2015 Deloitte The Netherlands

Colofon Pensioen. is het kwartaalmagazine van Deloitte over actuariële, financiële, juridische, fiscale en verzekeringsaspecten van pensioen.

RedactieRobert-Jan Hamersma,Deloitte Financial Advisory ServicesCarl Luijken,Deloitte Financial Advisory ServicesJohannes Penon,Deloitte AccountantsHarm Prinsen,Deloitte BelastingadviseursRoderik van Sluis,Deloitte Belastingadviseurs

ContactadresT.a.v. Marcia van Zundert-OossePostbus 20313000 CA Rotterdamtelefoon: 088 288 2303e-mail: [email protected]

Coördinatie & realisatieDeloitte Communicatie, BCCR

EindredactiePaulina Damen, Willemstad

InterviewVincent Peeters

OntwerpBrand, Communications & Corporate Social Responsibility

FotografieSabine Bison, Bisonder ProductiesRotterdam

Aan dit nummer werkten meeElwin Makkus, Tim Jansen, John Smolenaers, Marc van Luijk, Elwin Makkes, Erwin Houbrechts, Carina Houwen, Sashil Durve, Heiline Adriaansen.

DrukwerkTuijtel, Hardinxveld-Giessendam

AbonnementWilt u dit magazine kosteloos ontvangen?

Mail naar: [email protected].

ISSN: 1873-3921

1601

201

5 -

6

Page 32: Pensioen Magazine nummer 1 maart 2015 - Deloitte US€¦ · APF: klinkt goed, maar heb je nu echt een business case? 03 04 10 13 15 18 21 25. Pensioen nummer 1 maart 2015 3 ... pensioen’

© 2015 Deloitte The Netherlands

Geef cybercriminelen niet het laatste woord

Onze ethical hackers voeren regelmatig security-testen uit om kwetsbaarheden in uw technologie te ontdekken en op te lossen. Vanuit ons Cyber Intelligence Centre monitoren wij de omgeving van uw organisatie op mogelijke aanvallen. Wordt uw organisatie aangevallen, dan staat er 24/7 een team klaar om de aanval tijdig te stoppen. Meer weten? Neem dan contact op met: Roel van RijsewijkPartner Cyber Security+31 6 5261 5087 | [email protected]