PEDAGOGISCH- EN OUDERBELEID

53
WELKOM Bij Dikkie Dik ‘HÉT KINDERDAGVERBLIJF WAAR GROOT EN KLEIN ZICHZELF MAG ZIJN’ Pedagogisch- en ouderbeleid 1

Transcript of PEDAGOGISCH- EN OUDERBELEID

WELKOMBij Dikkie Dik

‘HÉT KINDERDAGVERBLIJF WAAR GROOT EN KLEIN ZICHZELF MAG ZIJN’

Pedagogisch- en ouderbeleid1

INHOUDSOPGAVE

Pedagogisch- en ouderbeleid VoorwoordPedagogisch Beleid: Visie Sociale- en emotionele veiligheid Persoonlijke competentie Sociale competentie Waarden en normen Pedagogische uitgangspunten Groepsproces Hechting Waarden en normen Luisteren naar kinderen Welbevinden van kinderen: Pikler ‘De Gouden Regel’ Zelfvertrouwen, werken aan zelfstandigheid Veiligheid Hygiëne Gezondheids- en veiligheidsmanagementUitwerking pedagogische uitgangspunten: de praktijk Groepsindeling Beleid ten aanzien van afname extra dag(delen) Ééndagskinderen Het ‘vierogenprincipe’ Inrichting kinderdagverblijf en keuze speelgoed Wenperiode Vast dagritme De ‘drie-uursregeling’ Activiteiten Creatief pedagogisch medewerker Muziek Voorschools leren Samenwerking met de Boekmanschool Feesten/seizoenen Regels Overbrengen van waarden en normen aan kinderen Nature/nurture jongens/meisjes Leren omgaan met emoties Begeleiden van de spraaktaalontwikkeling Begeleiden van de motorische ontwikkeling Begeleiden zindelijk worden Aandacht voor ‘makkelijke’ kinderen Zieke kinderen Kinderen die specifieke aandacht vragen/nodig hebben Contacten met het consultatiebureau OKIDO NCKOPersoneel Werkbegeleidingsvormen

Pedagogisch- en ouderbeleid2

De pedagogisch medewerker Personele bezetting Werken met invalkrachten Stagiaires en Beroepskrachten in opleiding Verklaring Omtrent het Gedrag

Ouderbeleid VisieUitwerking Verstrekken informatie Wenperiode Afstemming Oudergesprekken Zorg om de ontwikkeling van een kind Meldcode Huiselijk Geweld/Kindermishandeling Contacten ouders onderling Oudercommissie Klachten over het kinderdagverblijf Inspectie

Bijlagen Bijlage I De 4 Pedagogische Basisdoelen Bijlag II Thomas Gordon: ‘Luisteren naar kinderen’ Bijlage III Verbale communicatie en lichaamstaal Bijlage VI Pikler Bijlage V NCKO-Kwaliteitsmonitor

Aan onze ouders, nieuwe collega's en andere belangstellenden,

Kinderdagverblijf Dikkie Dik is een van de kinderdagverblijven van Kinderopvang IJsterk. In het voorjaar van 2010 is het ‘Pedagogisch Kaderbeleid Kinderopvang IJsterk’ ontworpen. In

Pedagogisch- en ouderbeleid3

een werkgroep met managers van kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang is het kader uitgewerkt. Ook de leidinggevende van Dikkie Dik heeft hier haar bijdrage aan geleverd. De oudercommissies hebben ook geadviseerd. Het pedagogisch kaderbeleid geeft de visie, de kaders en de uitgangspunten aan van waaruit wij werken. In het voor u liggende pedagogisch beleidsplan van Dikkie Dik gaan wij in op onze kijk op het begeleiden van kinderen en de rol van ouders. Het pedagogisch kaderbeleid ligt ter inzage op ons kinderdagverblijf. Deze vind u in de ‘Informatiemap voor ouders en team Dikkie Dik’ in de teamkamer.

Dit pedagogisch en ouderbeleid is bedoeld om ouders, nieuwe collega' s en andere belangstellenden te laten kennismaken met de werkwijze van ons kinderdagverblijf.Organisatorische en algemene informatie kunt u lezen in ons informatieboekje.

Het pedagogisch en ouderbeleid worden tegelijk beschreven. Door de regelmatigeafstemming tussen ouders en pedagogisch medewerkers en de nauwe betrokkenheid van ouders bij de belevenissen van hun kind in het kinderdagverblijf, kunnen wij het pedagogisch- en ouderbeleid niet los van elkaar zien.

Zowel het pedagogisch- als het ouderbeleid bestaat uit verschillende onderdelen. Eerst beschrijven we onze visie op het opvangen van kinderen, als tweede de pedagogische uitgangspunten en daarna volgt de uitwerking van de genoemde punten.

Al sinds de oprichting (1987) van Dikkie Dik wordt er gewerkt vanuit bepaalde pedagogische uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn begin 1995 vastgelegd in dit plan. In 2005 is het beleid aangepast aan de huidige eisen volgens de ‘Wet Kinderopvang”.Een maal per drie jaar wordt het pedagogisch beleidsplan van het kindercentrum in overleg met de oudercommissie geëvalueerd en indien nodig bijgesteld. In 2014 vindt er weer een evaluatie plaats. De dagelijkse gang van zaken zal regelmatig vergeleken worden met deze schriftelijke weergave, bijvoorbeeld in teambesprekingen. Ook ouders kunnen regelmatig hun mening geven over het gehanteerde beleid. Pedagogisch medewerkers zullen tijdens oudergesprekken ons beleid ter sprake brengen en op verzoek van het kinderdagverblijf zal ons beleid regelmatig op de agenda van de oudercommissie staan.

Wij hechten grote waarde aan de invulling en de uitvoering van het pedagogisch beleid. Tijdens o.a. werkbegeleiding en thema-avonden wordt aandacht besteed aan de manier waarop pedagogisch medewerkers vorm geven aan hun pedagogisch handelen.

Om de leesbaarheid te bevorderen gebruiken we alleen het woord "hij" als het over een kind gaat, we gebruiken "zij" als er een l pedagogisch medewerker bedoeld wordt. Bij "'wij" duiden we op het hele team van Dikkie Dik.Het teken * in de tekst verwijst naar een voetnoot.

Pedagogisch medewerkers en leidinggevende van kinderdagverblijf Dikkie Dik 2013Laatste wijziging: maart 2014PEDAGOGISCH VISIE

Als kinderdagverblijf beseffen wij terdege dat de eerste levensjaren van een kind erg belangrijk zijn voor zijn welzijn en ontwikkeling. Tijdens deze jaren wordt de basis gelegd

Pedagogisch- en ouderbeleid4

voor het zelfbeeld en de ontwikkeling van het kind tot een persoon die moet kunnen functioneren in de samenleving. De ervaring die het kind op deze leeftijd opdoet heeft effect op zijn hele verdere leven. Wanneer behoeften van kinderen (een veilige sfeer, lichamelijk contact, eten en drinken etc.) de eerste jaren zoveel mogelijk worden vervuld, krijgen ze gevoelens van zelfvertrouwen en veiligheid. Door een kind met respect te behandelen kan het kind zich een positief zelfbeeld ontwikkelen.De sociale en emotionele veiligheid geldt dan als ons belangrijkste basisdoel.

Persoonlijke competentie We gaan ervan uit dat een kind de behoefte heeft zich te ontwikkelen. Ieder kind doet dat op zijn eigen manier en als het er aan toe is op basis van zijn aanleg en temperament*. Om zich optimaal te kunnen ontwikkelen is een veilige en vertrouwde basis nodig, evenals aandacht en een stimulerende omgeving.

Sociale competentie Wij leren kinderen om op een goede manier met anderen om te gaan. Hiervoor leren wij hun sociale vaardigheden aan. Zoals: je kunnen verplaatsen in een ander; goed communiceren, delen, samenwerken, elkaar helpen en ruzies oplossen.Jonge kinderen hebben sterke gevoelens, zoals gevoelens van enthousiasme, blijdschap, angst, boosheid en verdriet. Wij vinden het belangrijk dat kinderen hun intense gevoelens mogen uiten en leren uiten.

Waarden en normen Om goed te kunnen functioneren in de maatschappij moeten kinderen normen en waarden van hun maatschappij kennen. Naast de regels van ons kinderdagverblijf leren wij hun ook de algemene normen en waarden.

Pedagogische basisdoelenHet bieden van een gevoel van emotionele veiligheid aan het kind, gelegenheid bieden tot het verwerven van persoonlijke- en sociale competenties en het bieden van waarden en normen zijn de vier basisdoelen van professor J.M.A. Riksen-Walraven die zijn opgenomen in de Wet kinderopvang (2005). Deze basisdoelen vormen het fundament voor de pedagogische opdracht van de kinderopvang. Voor de uitwerking zie bijlage I.

Door plaatsing van een kind in een kinderdagverblijf leert het kind naast zijn thuissituatie ook een andere leefomgeving kennen. Hierdoor wordt een bijdrage aan verschillende aspecten in de opvoeding (sociale-, emotionele-, cognitieve-** ) en ontwikkeling mogelijk wordt.

Als ouders besluiten hun kind naar een kinderdagverblijf te brengen, dan dragen zij een deel van de opvoeding en de verantwoordelijkheid over aan het kinderdagverblijf. Voor ouders is het hierbij belangrijk dat zij vertrouwen hebben in het kinderdagverblijf: Een goede communicatie tussen ouders en kinderdagverblijf is de basis voor dit vertrouwen. * temperament: gemoedsgesteldheid als basis voor iemands gedrag: een vrolijk, een rustig, een zwaarmoedig temperament** cognitie: kennis die ontstaat omdat de mens informatie uit de omgeving opneemt, bewaart en verwerkt

PEDAGOGISCHE UITGANGSPUNTENDe hierna beschreven pedagogische uitgangspunten zijn gebaseerd op de bovenstaande visie.

Pedagogisch- en ouderbeleid5

GroepsprocesKinderen in kindercentra groeien een gedeelte van de week in een groep op. Binnen de groep moeten kinderen zich veilig voelen. Pedagogisch medewerkers leren kinderen om op een goede manier met elkaar om te gaan. Er wordt zorg gedragen voor een goede interactie tussen kinderen onderling en tussen kinderen en pedagogisch medewerkers. Pedagogisch medewerkers geven hierin zelf het goede voorbeeld.

HechtingGoed contact tussen het kind en de pedagogisch medewerker, is de basis voor het werken met kinderen en voor een goede hechting.Een kind komt minimaal twee hele, vaste dagen in de groep. Hierdoor ontmoet het kind steeds dezelfde kinderen en pedagogisch medewerkers. Wij streven naar niet meer dan drie vaste pedagogisch medewerkers per groep. Het contact ontstaat doordat het kind geknuffeld en getroost wordt, individuele aandacht krijgt b.v. tijdens voorlezen, verschonen en samen spelen, dat het in zijn 'eigenwaarde' wordt gelaten zodat het zich serieus genomen voelt, doordat pedagogisch medewerkers meegaan in zijn wereld. Binnen deze relatie ervaart het kind de pedagogisch medewerker als veilige basis. Door een goede hechting ontwikkelt het kind niet alleen vertrouwen in de ander maar ook vertrouwen in zichzelf.

Waarden en normenIedere samenleving heeft eigen normen en waarden. Om hierin te kunnen functioneren is het voor kinderen belangrijk zich deze eigen te maken. Kinderen hebben normen en waarden nodig om zelf structuur te kunnen aanbrengen in de vele indrukken die zij opdoen. Rust en veiligheid zijn belangrijke waarden, net als respect voor elkaar en de materiele omgeving. Door zelf met respect behandeld te worden, leren kinderen zichzelf en anderen te respecteren. Respect begint met accepteren dat er verschillen zijn tussen mensen, hun achtergronden, hun uiterlijk e.d.Onacceptabel gedrag van een kind zal worden afgekeurd, het kind zelf zal echter nooit worden afgekeurd.'Onacceptabel' gedrag duidt vaak op een hulpvraag van het kind. Door hier aandacht voor te hebben en het kind op een positieve manier te benaderen kan dit gedrag doorbroken worden.Normen en waarden worden vaak vertaald in regels welke kinderen duidelijkheid en overzicht geven. Afstemming over dit onderwerp met ouders is daarom essentieel. Praten over de waarden die je aan jonge kinderen wilt overdragen raakt de kern van opvoeden. Een goede afstemming maakt de wereld van het kind begrijpelijker.

Luisteren naar kinderenRespect hebben voor een kind betekent ook kijken en luisteren naar kinderen. Hierbij gaan we ervan uit dat het kind niet alleen verbaal contact zoekt maar dat ook zijn lichaamstaal ons laat zien wat het wil, hoe het zich voelt. We vinden de uitgangspunten van Thomas Gordon ( zie bijlage II) en aandacht voor de lichaamstaal (zie bijlage III) belangrijk. Pedagogisch medewerkers proberen goed naar kinderen te luisteren, niet alleen naar wat ze letterlijk zeggen maar ook naar wat ze non-verbaal uiten. Pedagogisch medewerkers verwoorden zelf wat het kind hen laat weten, zodat een kind zich serieus genomen en begrepen voelt. Dit alles draagt bij tot een ontspannen, veilige en open sfeer in de groep. Welbevinden van kinderen

Pedagogisch- en ouderbeleid6

Op dit moment proberen wij het gedachtegoed van Pikler op de babygroepen in de praktijk te brengen. De Pikler-methode (zie bijlage IV) blijkt een positief effect te hebben op de ontwikkeling van het kind. Kinderen ontwikkelen zich beter en zelfs sneller op alle gebieden. Centraal in Pikler’s filosofie staat om het kind in zijn eigen tempo en op eigen kracht te laten ontdekken, leren, spelen en bewegen zonder onnodig in te grijpen. Deze voorwaarden zijn van belang voor het vergroten van het zelfvertrouwen en de gehele ontwikkeling. Wij hopen hier ook stress bij jonge kinderen mee te reduceren.

De Gouden RegelWe willen kinderen positieve ervaringen geven. Zo gebruiken wij de gouden regel: "één keer nee is twéé keer ja". Als een kind iets doet wat niet mag, moet een opvoeder daarop reageren. Veel afwijzingen kunnen echter een negatieve sfeer veroorzaken, het kind een negatief beeld van zichzelf geven en zijn ondernemingsdrang afremmen. Wij gaan ervan uit dat de intentie van een kind in principe goed is.Door de gouden regel wijst een opvoeder wel het gedrag maar niet het kind zelf af. Tevens biedt hij een alternatief. ,,Nee, je mag niet op de tafel klimmen (1x nee), maar ik zie dat je graag wilt klimmen (1x ja), klim maar op het klimhuis (het alternatief, en tweede maal ja)Door op deze manier te reageren geef je het kind vertrouwen om te blijven ontdekken en te leren. Het kind kan zo leren zijn creativiteit te ontwikkelen en oplossingen en alternatieven te bedenken. Zelfvertrouwen, werken aan zelfstandigheid Kinderen krijgen zelfvertrouwen doordat ze zelfstandig bepaalde dingen kunnen doen. Ze leren vertrouwen te hebben in eigen kunnen en voor zichzelf op te komen. Bij het aanleren van zelfstandigheid gaan we uit van wat het kind kan en wil. Kinderen mogen bij ons vaak zelf kiezen wat ze gaan doen en daar verantwoordelijkheid voor dragen. We leren ze wat de consequenties van hun keuzes zijn. Als een kind kiest om te tekenen, kan het niet meteen stoppen omdat het een ander kind een puzzel ziet maken.Ook houden we in principe een kind aan de keuze van het broodbeleg.Bij conflicten die ontstaan wordt bekeken of het kind het zelf kan oplossen of dat het daar hulp bij nodig heeft. Vaak verwoordt de pedagogisch medewerker voor de kinderen de situatie en probeert samen met hen oplossingen te bedenken.De zelfstandigheid van de kinderen wordt steeds groter, naarmate de kinderen meer aankunnen. Zo mogen kinderen alleen naar het toilet, zelfstandig naar de buitenspeelplaats gaan, iets ophalen bij een andere groep enz. De pedagogisch medewerker let hierbij op de veiligheid, indien mogelijk (doet zij dit) op afstand zodat het kind ervaart waartoe het in staat is.

VeiligheidKinderen hebben behoefte aan veiligheid. In bovenstaande alinea's is te lezen hoe we veiligheid aan kinderen willen bieden o.a. door een hechte relatie met pedagogisch medewerkers en door het tonen van respect.

Verder bieden we veiligheid door: continuïteit van personeel, een verantwoorde personeelsbezetting, ons uitgangspunt hierbij

is een vaste kern van pedagogisch medewerkers en invallers; steeds aandacht te schenken aan de communicatie met de kinderen en het

inlevingsvermogen van de pedagogisch medewerkers; een vaste groepsruimte en een vaste groep kinderen;

Pedagogisch- en ouderbeleid7

een vast dagritme; verantwoord beleid van voeding en hygiëne; het rustig wennen aan het kinderdagverblijf (wenperiode); aangepaste ruimtes met voldoende speel- en ontwikkelingsmogelijkheden; inspelen op ontwikkelingen als gemeld in de media en vakbladen, zoals pedagogische

visies, onderzoeken t.a.v. de ontwikkeling van het jonge kind, risico's t.a.v wiegendood verminderen, gebruik veilige spenen, kindermishandeling en sexueelmisbruik.Pedagogisch medewerksters worden regelmatig bijgeschoold op thema-avonden, studiedagen en cursussen.

hanteren van duidelijke regels in de groepen en gemeenschappelijke ruimtes (hoe deze regels worden toegepast is afhankelijk van de leeftijd van het kind, de situatie op dat moment etc.);

hanteren van de kwaliteitseisen die zijn opgesteld door de rijksoverheid (zie hieronder Gezondheidsmanagement en Veiligheidsmanagement).

HygiëneJonge kinderen vormen een kwetsbare groep. Hun afweersysteem is nog volop in ontwikkeling. Via andere kinderen en bijvoorbeeld door het gebruik van gezamenlijk speelgoed komen zij vaker en op jongere leeftijd in contact met allerlei ziektekiemen. Hierdoor hebben kinderen die een kindercentrum bezoeken een grotere kans om een infectieziekte op te lopen dan kinderen die thuis verblijven (uit: ‘Gezondheidsrisico’s in een kindercentrum’ december van het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Wij gaan uit van het standpunt om kinderen niet ‘huis-, tuin- en keukenbacteriën’ te onthouden. Op deze wijze bouwen zij ook weerstand op. Wel leren wij de kinderen om hygiëneregels in acht te nemen als: handen wassen voor het eten en na de toiletgebruik.

Gezondheidsmanagement en VeiligheidsmanagementIn 2005 is er begonnen met het “Gezondheidsmanagement” en “Veiligheidsmanagement”. Met behulp van een risico-inventarisatie Veiligheidsmanagement en Gezondheidsmanagement: Het ‘Landelijk Centrum Hygiene en Veiligheid’ heeft op het gebied van gezondheid methoden voor de kinderdagverblijven opgeseld om de risico’s op dat gebied te inventariseren, Dat is dan ook basis voor onze jaarljkse risico-inventarisatie voor wat betreft de gezondheidsaspecten. Op veiligheidsgebied zijn de richtlijnen opgesteld door de ‘Stichting Consument en Veiligheid’. Ook deze vormen uitgangspunt voor ons beleid en jaarlijkse inventarisatie op dát gebied.

UITWERKING PEDAGOGISCHE UITGANGSPUNTEN: DE PRAKTIJKHieronder volgt de uitwerking van de pedagogische uitgangspunten.

Pedagogisch- en ouderbeleid8

GroepsindelingKinderdagverblijf "Dikkie Dik" heeft in totaal vier stamgroepen. Een stamgroep is de centrale groep waar(binnen) het kind verblijft. Deze groep heeft een eigen ruimte,een vaste groep kinderen en vaste pedagogisch medewerkers.Er zijn twee babygroepen, Klein Duimpje en Humpie Dumpie met maximaal 9 kinderen van ± 3 maanden tot twee jaar, met elk twee pedagogisch medewerkers.Verder zijn er twee peutergroepen, Ieniemienie en Pinokkio met maximaal 14 kinderen van twee tot vier jaar per dag, met op elke dag twee pedagogisch medewerkers per groep.

Wanneer de pedagogisch medewerker (BKR: Beroepskracht-kind-ratio) alleen werkt dan mag zij in de leeftijd van:0-1 jaar, 4 kinderen alleen begeleiden*1-2 jaar, 5 kinderen alleen begeleiden 2-3 jaar, 6 kinderen alleen begeleiden 3-4 jaar, 8 kinderen alleen begeleiden * Op de babygroep (0 – 2 jaar) mogen maximaal 7 kinderen onder het jaar worden opgevangen. Steeds wordt hierbij rekening gehouden met BKR en leeftijdssamenstelling van de kinderen. Hiervoor wordt de rekentool www.1ratio.nl gebruikt.

Voor situaties waarbij kinderen de eigen stamgroep verlaten geldt het volgende: Structureel samenvoegen (bijv. op woensdag en vrijdag, in de vakantieperiode) van

groepen mag mits de oudercommissie daar vooraf over heeft geadviseerd, de ouders daarover zijn geïnformeerd en voor akkoord hebben getekend. Dan worden twee stamgroepen samengevoegd tot één groep, waarbij in principe tenminste een vaste pedagogisch medewerker ingezet wordt en maximaal 3 pedagogisch medewerkers in totaal. Zowel de beide babygroepen als ook de beide peutergroepen kunnen samengevoegd worden. - Het gaat erom dat kinderen weten dat ze op die bepaalde dag naar die groep gaan en met die kinderen kunnen spelen.

Indien er sprake is van een noodgeval en een kind/kinderen incidenteel in een andere groep gaat/gaan spelen mag dat wel, maar alleen conform de volgende richtlijn:

Indien zich (incidenteel) een situatie voordoet waarin dit nodig is dan worden kinderen en ouders door de pedagogisch medewerkers begeleid in de verandering van de normale situatie;

Ouders worden i.d.m. vooraf, schriftelijk, geïnformeerd (bijv. per mail, brief of memo op het mededelingenbord) over de veranderde situatie.

Ieder kind maakt van maximaal twee stamgroepsruimten gebruik gedurende een week.De BKR blijft ook dan van kracht.

Andere situaties waarbij de kinderen de stamgroep verlaten ‘Open deuren’ beleid: naast de veilige omgeving van de eigen stamgroep worden er

ook zogenaamde groepsoverstijgende activiteiten georganiseerd, activiteiten buiten de eigen groepsruimte en de vaste samenstelling van de stamgroep om. Kinderen van verschillende groepen kunnen daaraan naar behoefte deelnemen. Deze activiteiten zijn afwisselend van inhoud en doelstelling. Dat betekent dat een activiteit de ene keer meer gericht is op bijv. creatieve activiteiten met dreumesen en kleine peuters en de andere keer meer gericht op de 3-jarigen;

Pedagogisch- en ouderbeleid9

Bij het buitenspelen op de speelplaats; Als kinderen op andere groepen spelen; Als kinderen gebruik maken van andere ruimtes zoals het atelier, het speellokaal of de

keuken van Camelot (BSO in hetzelfde pand), de speelhal; Bij uitstapjes; Als een kind vanuit de eigen groep gaat wennen op de nieuwe groep waar het naartoe

zal gaan. In de meeste gevallen betreft dit een dreumes die vanuit de babygroep gaat wennen op de peutergroep. Hierbij kan de BKR tijdelijk worden losgelaten. De BKR moet in dat geval terug te voeren zijn naar de geldende ratio van de betreffende groepen.

De kinderen komen minimaal twee hele dagen en maximaal vijf dagen. Incidenteel kan er met een dag gestart worden. In overleg met de pedagogisch medewerkers wordt wekelijks gekeken of het kind incidenteel een dag extra kan worden geplaatst (verderop vindt u ons beleid inzake ééndagskinderen) . Zodra er ruimte is voor uitbreiding wordt het contract uitgebreid. Voor een goede groepsopbouw (o.a. leeftijd, jongens en meisjes) wordt het plaatsingsbeleid van Kinderopvang IJsterk (KOIJ) gehanteerd, Voor meer informatie verwijzen wij u naar het plaatsingsbeleid ‘Inschrijving en plaatsingsbeleid Kinderopvang IJsterk zie de map “informatie ouders” in de keuken/teamkamer. Elke groep heeft een ‘eigen’ team van pedagogisch medewerkers. Zij werken eveneens hele dagen en komen ook op ‘vaste’ dagen.

Door de groepsindeling wisselen de kinderen in principe slechts één keer van groep, gedurende hun hele verblijf op Dikkie Dik, hetgeen de hechtingsrelatie ten goede komt. Bij de doorstroming wordt gekeken of het kind er aan toe is. Een kind moet bijvoorbeeld voldoende weerbaar zijn om zich in een peutergroep prettig te voelen. Bij het overgaan naar de nieuwe groep hoort een wenperiode en een overdracht tussen de huidige pedagogisch medewerkers, de nieuwe pedagogisch medewerkers en de ouders.

Beleid ten aanzien van afname extra dag(delen)Wij bieden u de mogelijkheid uw kind een extra dag of dagdeel te brengen, d.w.z. of een hele dag of een halve dag (een morgen van 08.00 tot 13.00uur of een middag van 13.00 tot 18.00uur). De brengtijden ’s morgens en de haaltijden aan het einde van de dag blijven gelijk aan die van hele dagen. Echter in overleg met de pedagogisch medewerkers wordt gekeken wanneer u aan het einde van de ochtend uw kind het beste kan komen halen en welke tijd het beste is om ’s middags uw kind te brengen. Er wordt vooral gekeken naar de rust op de groep en wat het beste voor het kind is om afscheid te nemen of om te komen. De extra dag (of het extra dagdeel) vindt altijd plaats op de eigen stamgroep van uw kind.Een aanvraagformulier hiervoor kunt u aan de pedagogisch medewerkers of leidinggevende vragen. Het ingevulde formulier levert u bij hen in. Eens per maand worden alle formulieren verzonden naar de ouderadministratie. Zij zorgen voor de afhandeling. Voor uw eigen administratie is het wellicht handig om hiervan een kopie te maken. U hoort op zijn vroegst twee weken van te voren of uw verzoek kan worden ingewilligd. Hierbij houden wij rekening met het aantal kinderen, hun leeftijdsopbouw, de aanwezigheid van vast personeel, alsmede met de geplande activiteiten waarbij rekening is gehouden met een bepaald aantal kinderen.

Ééndagskinderen op Dikkie Dik; baby’s, dreumesen en peutersUit promotieonderzoek van de ontwikkelingspsycholoog Esther Albers (UvA, 2010) bleek dat baby’s op kdv’s een (veel) hogere cortisolwaarde (cortisol is het stresshormoon) dan baby’s

Pedagogisch- en ouderbeleid10

thuis, hebben. Een langdurig hoog cortisolniveau kan een negatieve invloed op de ontwikkeling hebben. Na 6 à 8 maanden is de eerste kwetsbaarheid voor te veel cortisol voorbij (in de eerste 6 à 9 maanden stemt het cortisolniveau zich a.h.w. af op de omgeving). Dit is overigens juist wanneer bij veel baby’s de eenkennigheidsperiode, veelal vanaf de zevende maand, begint of begonnen is.Plaatsing voor één dag juist van déze baby’s tussen 0 en 9 maanden oud verhoogt nog eens extra de kans op hoge cortisolwaarden. Maar ook bij dreumesen en peuters is plaatsing voor één dag, niet zonder bedenkingen. Essentieel immers voor een gezonde ontwikkeling van het jonge kind, (baby, dreumes en peuter) is het opbouwen van een duurzame hechtingsrelatie met zijn ouder(s) en verzorgers. Het aantal mensen waaraan het kind zich op goede wijze kan hechten, waarbij het zich veilig kan voelen en vertrouwen kan opbouwen is beperkt. Tot die mensen kunnen ook de (vaste) pm’ers van een kinderdagverblijf behoren. Stabiliteit en continuïteit in de omgeving waarin het jonge kind verkeert/en intensieve interactie tussen het jonge kind en zijn verzorger(s) zijn daarbij van groot belang. De wenperiode zal/kan bij ééndagskinderen langer duren dan bij kinderen die meerdere dagen komen. Dit vraagt extra aandacht van de pedagogisch medewerkersDe financiële situatie van de organisatie evenwel en ook die van de ouder(s) verzorger(s) brengt met zich mee dat ook wij een aantal plaatsen ter beschikking stellen voor kinderen die één dag komen. In overleg met de oudercommissie zijn hier de volgende afspraken over gemaakt:

Een kind is minimaal 9 maanden oud en er kan binnen twee maanden een extra dag (op de zelfde groep) afgenomen worden (en wordt ook daadwerkelijk afgenomen);

Een kind is al op Dikkie Dik voor twee of meer dagen opgevangen, voldoende gewend en gaat terug naar één dag opvang;

Per babygroep is sprake van maximaal 1 ééndagskind van 9 maanden of ouder; Per peutergroep is sprake van maximaal 2 ééndagskinderen. Deze twee

ééndagskinderen komen niet op dezelfde dag; De desbetreffende groep moet voldoende stabiel zijn om ééndagskinderen te kunnen

Zodra de vraagt naar kinderopvang weer aantrekt, stoppen wij met het plaatsen van ééndagskinderen op ons kinderdagverblijf.

Het ‘vierogenprincipe’Het zogenaamde ‘vierogenprincipe’ (geïntroduceerd door de Commissie Gunning) betekent dat altijd iemand moet kunnen meekijken of meeluisteren: de beroepskracht kan de werkzaamheden uitsluitend verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene. Op ons kinderdagverblijf Dikkie Dik zijn de deuren van alle groepen voorzien van ramen. Daarnaast zijn er ‘kijkraampjes’ die de mogelijkheid bieden om vanuit de hal de groepen in te kijken. De slaapkamers zijn eveneens voorzien van een raampje. Deze raampjes zijn afgedekt om de slaapkamer zo donker mogelijk te houden. De afdekking kan evenwel gemakkelijk opgetild worden en verhindert dus niet dat er een kijkje in de slaapkamer genomen kan worden. Zodra pedagogisch medewerkers de kinderen naar bed brengen, wordt bovendien ook de babyfoon aangezet. Tevens lopen de pedagogisch medewerkers, de kokkin, de locatieassistent en de locatiemanager, met regelmaat de groepen binnen. Daarnaast streven wij erna een of twee pedagogisch medewerkers in opleiding bij Dikkie Dik in te zetten waardoor er nog meer inhoud gegeven kan worden aan het vierogenprincipe.

Pedagogisch- en ouderbeleid11

Tijdens werkoverleg en andere overlegvormen wordt met regelmaat tijd en aandacht besteed aan de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en aan het vierogenprincipe. Ook op studiedagen en thema-avonden is het als belangrijk onderwerp aan de orde geweest en zal het een vast thema voor bespreking blijven.

In het algemeen gesproken heerst er een ‘open aanspreekcultuur’ op Dikkie Dik, niet alleen van pedagogisch medewerkers en andere medewerkers naar de ouders toe, maar ook naar elkaar. Zij kunnen en durven elkaar aan te spreken op houding, gedrag en handelwijze.

De locatiemanager heeft de functie van aandachtsfunctionaris op het gebied van de meldcode en het vierogenprincipe.

De basis voor een goed functioneren van het vierogenprincipe en de meldcode is een sluitend en dekkend werkrooster, waardoor er op ieder moment tijdens de opvang meegekeken en/of meegeluisterd wordt of kan worden. Hieronder daarom de werktijden van het personeel:

Pedagogisch medewerkersWerkdagen: maandag t/m vrijdagTijd: tussen 08.00 – 18.00uKokkinWerkdagen: maandag t/m donderdag Tijd: 08.00 – 13.15uGroepshulpWerkdagen: maan-, dins-, woens- en vrijdag Tijd: 08.45 – 17.15uLocatiemanager*Werkdagen: maan-, dins-, donder- en vrijdag. Incidenteel werkt zij op woensdag en is/heeft zij dan een andere dag vrij; de locatiemanager van de Kleine Plantage is dan op die dag achterwacht.Tijd: variabel, d.w.z. afhankelijk van de afspraken tussen 08.00 – 18.00uBij vakantie of ziekte wordt zij vervangen door een collega.Achterwacht locatiemanager *Op woensdag De locatiemanager van de Kleine Plantage is achterwacht. Zij zit op 5 minuten afstand van Dikkie Dik.Werkdagen: maandag t/m vrijdagTijd: variabel tussen 08.00 – 18.00uMet de manager van de Kleine Plantage is de afspraak gemaakt dat bij afwezigheid van de locatiemanager van Dikkie Dik, zij het kinderdagverblijf onaangekondigd bezoektAchterwacht locatiemanager bij calamiteiten *In geval van calamiteiten kan altijd een beroep worden gedaan op mijn collega locatiemanager van BSO Camelot. Deze BSO is gevestigd in hetzelfde pand als KDV Dikkie Dik. Zij is op wisselende dagen aanwezig (m.u.v. woens- en vrijdag). Mocht zij er niet zijn dan kan er een beroep worden gedaan op de manager van de Kleine Plantage. Mocht ook zij niet bereikbaar zijn dan kan indien noodzakelijk de manager IJsterk Kinderopvang worden ingeschakeld. StagiairesWerkdagen: afhankelijk van het studiejaar en het roosterTijd: variabel tussen 08.00 – 18.00u

Pedagogisch- en ouderbeleid12

Zoals te zien is aan bovenstaande werktijden is er een goed sluitend werkrooster binnen Dikkie Dik. Voor het geval het toch voor komt dat er een beroepskracht voor een korte tijd alleen staat, wordt altijd de babyfoon aangezet. Ook tijdens vakanties, als het qua personeel rustiger in huis is, wordt de babyfoon altijd aangezet.

Op deze wijze zorgen wij voor een goede waarborging van het vierogenprincipe in de dagelijkse praktijk binnen KDV Dikkie Dik.

* de pedagogisch medewerkers zijn hiervan op de hoogte

Inrichting kinderdagverblijf en keuze speelgoedDe ruimtes waarin de kinderen verblijven voldoen aan de vastgestelde normen voor grootte en veiligheid. Daarnaast is er zorg voor goede hygiëne. Zo worden de groepsruimtes dagelijks schoongemaakt en het speelgoed eveneens regelmatig schoongemaakt.De peutergroepen zijn verdeeld in o.a. een poppenhoek/keukentje, een speelhoek en een rustige hoek. De babygroepen zijn verdeeld in een rustige hoek waar baby’s kunnen liggen, een speelgedeelte en voldoende loop- en kruipruimte. Beide leeftijdsgroepen groepen kunnen gebruik maken van de centrale hal, waarbij de babygroepen een eigen gedeelte hebben.

Kinderen slapen in een aparte slaapkamer. Het kan gebeuren dat een baby in de box in slaap valt. De pedagogisch medewerker maakt dan uit pedagogische overwegingen de keuze om het kind wel of niet over te leggen in zijn eigen bed.

Op iedere groep is bovendien voldoende speelgoed aanwezig dat aansluit bij de ontwikkeling en interesse van iedere leeftijdsgroep. Bij de keuze van het speelgoed wordt verder rekening gehouden met veiligheid, het prikkelen van de fantasie en het moet voldoende uitnodigend zijn om mee te spelen. Ook op de buitenspeelplaats is er voldoende ruimte om te fietsen, te rennen en om rustig te spelen. Onder spelmateriaal verstaan we ook kosteloos materiaal zoals lege verpakkingen, natuurlijke materialen zoals schelpen en kastanjes enz.

WenperiodeOns kinderdagverblijf kent twee wenperiodes. De eerste wenperiode begint als een kind voor het eerst ons kinderdagverblijf bezoekt. De tweede wenperiode is voor dat het kind overgaat van een baby- naar een peutergroep.

De wenprocedure In de twee weken voorafgaand aan de eerste van de overeengekomen plaatsingsdagen,

heeft de ouder de gelegenheid om maximaal 8 uur met het kind te komen wennen (dit is vastgelegd in de plaatsingsovereenkomst). Dit is echter alleen mogelijk als de beroepskracht-kind-ratio dit toelaat en de maximale groepsgrootte niet overschreden wordt;

Er gaan niet meer dan 2 kinderen tegelijkertijd op de groep wennen; Afspraken m.b.t. het wennen worden altijd schriftelijk vastgelegd . Mocht na

inschatting van de pedagogisch medewerker tijdens het wennen blijken dat een kind meer of minder tijd nodig heeft om te wennen. In dat geval wordt het wenschema gewijzigd.

De wenperiode is bedoeld om kinderen en ouders in een rustig tempo te laten wennen aan de nieuwe omgeving/situatie. De eerste wenperiode wordt voorafgegaan door een

Pedagogisch- en ouderbeleid13

kennismakingsgesprek. In dit gesprek informeren pedagogisch medewerkers en ouders elkaar over het kinderdagverblijf en het kind. De wenperiode is ook bedoeld voor de pedagogisch medewerkers en kinderen van de groep om het nieuwe kind te leren kennen. De nieuwe ouders en het kind doen de eerste dagen veel indrukken op. We willen de wenperiode positief laten verlopen, zodat een kind er positieve gevoelens aan overhoudt. Als het kind erg verdrietig is en de pedagogisch medewerkers kunnen het kind niet meer troosten of afleiden, kiezen we ervoor het kind die dag eerder naar huis te laten gaan.

De eerste dagen zal het kind in de groepsruimte worden opgevangen. Het kind went immers niet alleen aan de pedagogisch medewerkers, maar ook aan de andere kinderen en de ruimte. Het wennen begint vaak tijdens het vrije spelen, zodat een kind rustig kan rondkijken en nog niets hoeft. Het kind kan ook tijdens het drinken worden ontvangen, zodat het in een rustige omgeving/situatie komt.

Op de eerste wendag zijn de ouders en het kind enige tijd samen in de groep. De tweede wendag blijft het kind een tijdje zonder de ouders in de groep. Wij vragen dan de ouders in de teamkamer plaats te nemen. De derde wendag is het kind langere tijd aanwezig, eerst met zijn ouders, vervolgens weer een tijd zonder zijn ouders. Iedere dag wordt gekeken hoe het kind reageert en worden afspraken gemaakt voor de volgende dag. De lengte van de wenperiode wordt bepaald door het kind. Gemiddeld trekken wij hier één à twee weken voor uit. Als een kind meer tijd nodig heeft om te wennen doen we dit in overleg met de ouders. Soms lijkt een kind snel te wennen, er is dan een terugval mogelijk na enkele weken.

De tweede wenperiode vindt plaats als het kind overgaat van de baby- naar de peutergroep. Vooraf vindt er een overgangsgesprek plaatst tussen de ouder(s) en een pedagogisch medewerker uit de babygroep waarin het kind verblijft en een pedagogisch medewerker van de peutergroep waar het kind naartoe gaat. De pedagogisch medewerker van de babygroep gaat samen met het kind wennen op de peutergroep. Er wordt hetzelfde schema aangehouden als dat van de wenperiode van het kind dat voor het eerst ons kinderdagverblijf bezoek. In overleg met de ouders wordt het kind tijdens de wenperiode aan het begin of het einde van de dag gebracht of opgehaald door de ouder op de peutergroep. De periode op de babygroep wordt afgesloten met een afscheidsfeestje.

Vast dagritmeEr zijn vaste momenten op de dag waarbij pedagogisch medewerkers en kinderen gezamenlijk aan tafel zitten. Bijvoorbeeld om te eten, drinken, zingen, voor te lezen etc. Deze vaste tijden bieden de kinderen structuur, houvast en een moment van rust. Ook zijn er vaste breng- en haaltijden om de rust in de groepen zo min mogelijk te verstoren. Hieronder wordt een dag in het kort beschreven.

Het kinderdagverblijf is geopend van 08.00 - 18.00uur Tussen 08.00 - 09.10 uur kunnen de kinderen gebracht worden. De kinderen worden in

principe opgevangen op de eigen groep. Wij vinden het belangrijk dat ouders voldoende tijd hebben om het kind te halen en te brengen. Ouders kunnen even rustig zitten en een kopje koffie of thee drinken. Terwijl het kind weer rustig aan het kinderdagverblijf went is er voor ouders en pedagogisch medewerkers gelegenheid om bijzonderheden en informatie uit te wisselen.

Samen met de pedagogisch medewerker neemt het kind 's morgens uiterlijk 9.15uur afscheid van de vertrekkende ouder.

Pedagogisch- en ouderbeleid14

Tussen 09.15 uur en 09.30 uur hebben de pedagogisch medewerkers tijd nodig voor overdracht, het bespreken van het dagprogramma e.d.

Om ongeveer 09.30 uur wordt er in alle groepen iets gegeten en gedronken. Om ongeveer 10.00 uur worden de kinderen verschoond of gaan naar de toiletjes. Vanaf l0.15 uur tot 11.30 uur is er tijd voor grotere activiteiten. Om ongeveer 11.30 uur begint het middageten daarna worden de tanden gepoetst en

worden alle kinderen weer verschoond of gaan naar de toiletjes. Om ongeveer 12.45 uur gaat een groot deel van de kinderen naar bed. Als een kind

wakker wordt, mag het meteen uit bed. De kinderen die niet meer slapen worden beziggehouden in de groepsruimtes, daarnaast rusten ook zij een half uurtje op een matrasje in de groepsruimte.

Na het slapen gaan alle kinderen weer naar de toiletjes of worden verschoond daarna wordt er gezamenlijk fruit gegeten en iets gedronken.

Tussen l6.15 uur tot 17.55 uur worden de kinderen weer opgehaald. Het hierboven beschreven ritme geldt voor kinderen vanaf ongeveer één jaar. Baby's hebben hun eigen eet- en slaapritme waaraan het kinderdagverblijf zich aanpast. Veranderingen van dit ritme gaan in overleg met de ouders.

De ‘drie-uursregeling’Vaak zijn er aan het begin en einde van de dag minder kinderen aanwezig op een kdv. Dan kan onder bepaalde condities worden afgeweken van de BKR. Afwijking is alleen mogelijk aan de randen van de dag en tijdens de middagpauze (als veel kinderen slapen).Er geldt de zgn. ‘drie-uursregeling’:Tijdens ten hoogste drie uren (niet aaneengesloten) per dag mogen minder beroepskrachten worden ingezet dan vereist volgens de BKR, maar nooit minder dan de helft van het normaliter vereiste aantal pedagogisch medewerkers. Is in voorkomend geval als uitvloeisel daarvan slechts één pedagogisch medewerker in het kdv, dan is er ter ondersteuning tenminste één andere volwassene aanwezig.Afwijking van de BKR is alleen toegestaan vóór 09.30 en na 16.30 uur en mag niet langer dan anderhalf uur aaneengesloten duren. Afwijking van de BKR in de pauzeperiode tussen 12.30 en 15.00 uur mag niet langer dan twee uur duren.Het maximum aantal uren per dag dat van de BKR normen mag worden afgeweken is drie uren (niet aaneengesloten).Afwijken van de vereiste BKR is niet toegestaan tussen 09.30 en 12.30 en tussen 15.00 en 16.30 uur.Wanneer er weinig kinderen zijn en de pedagogisch medewerker die dag alleen werkt dan worden de kinderen opgevangen door de pedagogisch medewerker van de andere groep. In dat geval werken de beide babygroepen samen en de beide peutergroepen.

ActiviteitenOnder activiteiten verstaan we alles wat de kinderen doen. Niet alleen de vanzelfsprekende activiteiten als knutselen en voorlezen. Maar ook alle kleine momenten op een dag waarop er spontaan iets ontstaat in de groep waar de kinderen of de pedagogisch medewerkers op in gaan. Door het vaste dagritme is er weinig tijd voor grote activiteiten. Door de dag heen gebeurt echter ontzettend veel.Activiteiten vinden meestal op de eigen groep plaats, maar ook daarbuiten. Er wordt gebruik gemaakt van de centrale speelhallen (babyhal en peuterhal), de keuken, de buitenspeelplaats, activiteiten ‘buitenshuis’ als wandelen naar Artis/Hortus of boodschappen doen. Ouders geven bij het begin van de plaatsing schriftelijk toestemming om met hun kind uitstapjes te maken. De activiteiten gebeuren altijd onder toezicht van de pedagogisch medewerkers. De

Pedagogisch- en ouderbeleid15

pedagogisch medewerkers spreken dan met elkaar af wie waar toezicht ophoudt. Bij gezamenlijke activiteiten van twee of meerdere groepen zijn in eerste instantie de vaste pedagogisch medewerkers verantwoordelijk voor het kind/de groep. Als hiervan afgeweken wordt dan maken pedagogisch medewerkers hierover vooraf afspraken met elkaar. Bij het aan tafel gaan wordt er gezongen, gepraat over het weekend en andere belevenissen. Het verschonen en uitkleden zijn individuele momenten en is er tijd voor knuffelen, kietelen, stoeien etc.Van veel activiteiten zullen de ouders het resultaat niet zien: klei is alweer opgeruimd, het duplohuis dat gebouwd is, is door een ander kind alweer omgebouwd tot een woonboot, het spel met de verkleedkleren is afgelopen e.d. Wij vinden het belangrijk dat kinderen plezier beleven aan hun spel en ervaringen opdoen zoals het ontdekken van verschillende materialen. Het resultaat hoeft niet esthetisch verantwoord te zijn. We leren de kinderen wel met zorg om te gaan met materialen en speelgoed.We bieden activiteiten om verschillende redenen aan: om de zelfstandigheid te bevorderen; de materiaalkennis te vergroten; de sociale omgang te stimuleren; regels en grenzen duidelijk te maken; het gevoel van eigenwaarde te versterken en te ontwikkelen; rust in de groep te brengen; de concentratie te stimuleren; de taalontwikkeling te verbeteren; gevoel van plezier te geven; de saamhorigheid en veiligheid te versterken; ervaringen helpen te verwerken of de motoriek te ontwikkelen.Regelmatig wordt er in groepjes gewerkt om alle kinderen met hun verschillende interesses zorg en aandacht te kunnen geven. De samenstelling van deze groepen kan ook de groep overstijgen. In dat geval wordt de groep samengesteld uit kinderen van verschillende groepen. Dit kan een samenstelling uit beide baby- en/of peutergroepen zijn. Hierbij kan o.a. gebruik worden gemaakt van één van de ruimtes binnen het kinderdagverblijf of in het atelier of speellokaal van Camelot. De keuze van de activiteiten is afhankelijk van het aantal kinderen, de samenstelling van de groep, de leeftijd van de kinderen, de sfeer in de groep, het weer etc. Daarnaast brengen wij een wisseling aan tussen drukke en rustige activiteiten.Doordat veel van onze kinderen in Amsterdam wonen en weinig gelegenheid hebben om zelf buiten te spelen, gaan we regelmatig, ook bij ‘slecht weer’, met de kinderen naar buiten.Sommige activiteiten worden door ons aangeboden en andere worden door de kinderen zelf gekozen, het zogenaamde vrije spel. Onder vrij spel verstaan we niet alleen fantasiespel maar ook zelf een boek lezen, een puzzel maken, een spelletje spelen of met de blokken spelen.Door zelf te kiezen worden de kinderen minder afhankelijk van de ideeën en aandacht van de leiding en groeit hun zelfstandigheid. Ze ontdekken hun eigen en elkaars mogelijkheden en gaan bewuster kiezen voor een bepaald kind en een bepaalde activiteit. Met het ene kind ga je hard rennen, terwijl je met een ander kind veel beter een fantasiespel kunt spelen.Kinderen worden niet voortdurend gestuurd in hun activiteiten. Soms stimuleren en sturen we het spel van de kinderen om er meer uit te halen, het aflopende spel nieuw leven in te blazen, hen meer fantasie te laten gebruiken. Dit doen we door vragen te stellen, mee te spelen of ideeën aan te reiken. We vinden het belangrijk dat het kind op ‘ontdekkingsreis’ kan gaan, waarin het zichzelf en de omgeving ‘al spelend’ leert kennen. Muziek en creativiteit spelen hierin een belangrijke rol. Als homo ludens, spelende mens, creëert het en leert het zo zichzelf en zijn omgeving te ontdekken. Opgenomen ervaringen worden meegenomen, gecombineerd met nieuwe in een continue scheppingsproces van rust en activiteiten, ontspanning en spel, muziek en handvaardigheid.

Pedagogisch- en ouderbeleid16

Creatief Pedagogisch medewerker: Sinds 2008 hebben wij een creatief pedagogisch medewerker. Zij is 1 dag of 2 ochtenden per week in huis en ondersteunt pedagogisch medewerkers bij het creatieve proces.

MuziekMuziek op SchootEen aantal keren per jaar krijgen kinderen ‘Muziek met Jonge Kinderen’ aangeboden. Dit is gebaseerd op de methode ‘Muziek op Schoot MoS’ en wordt gegeven door een gediplomeerd MoSdocente. Bij de samenstelling van de groepen wordt rekening gehouden met kinderen die nog niet zijn geweest. Het is belangrijk dat steeds dezelfde  kinderen de 8 lessen van de muziekcursus volgen, i.v.m. het inslijpen van muzikale vaardigheden als maatgevoel, tempi en dynamiek (hard-zacht, langzaam-snel). Door herhaling en verdieping van de lesstof zullen de kinderen er uiteindelijk meer profijt van hebben dan wanneer ze een enkele keer meedoen.Het is de bedoeling dat de cursus vervolgens op een ander dagdeel aangeboden gaat worden, zodat andere kinderen deze dan kunnen volgen. Er wordt gekeken naar wanneer welk kind aanwezig is op DD. Het streven is dat alle kinderen aan de beurt komen. De kinderen krijgen de gelegenheid om samen in een groep te zingen en te spelen. Oude en nieuwe liedjes worden begeleid door een activiteit. Zo wordt naast de muzikale ontwikkeling ook het geheugen en de concentratie getraind: onthouden van melodieën en woordjes. De motoriek wordt geoefend. Denk bijvoorbeeld aan zelf klappen, stampen, bewegen en dansen op muziek! Verder wordt door de liedjes o.a. de spraak- en taalontwikkeling gestimuleerd.

Voorschools lerenDoor mee te doen met het dagprogramma leren kinderen vanzelf wat ze als basis voor de basis school nodig hebben. Kinderen moeten wel aan enkele "eisen" voldoen die later ook op school zullen gelden, zoals rustig aan tafel blijven zitten, zich een tijdje op iets kunnen concentreren, opruimen, zelfstandig naar de wc gaan en aankleden.We leren de kinderen alles op een speelse manier aan door middel van spel, liedjes, verhaaltjes.

Samenwerking met de BoekmanschoolVeel kinderen die Dikkie Dik bezoeken gaan terzijnertijd naar de Boekmanschool (basisschool). Dikkie Dik werkt samen met de Boekmanschool. Wij willen het kinderdagverblijf en de basisschool dichter bij elkaar brengen. Met regelmaat is er overleg tussen beiden en worden er afspraken gemaakt voor bijv. wederzijdse bezoeken: Kinderen van de onderbouw komen bij ons spelen en kinderen van de bovenbouw komen bij ons voorlezen. Ook mogen ‘onze’ peuters samen met de pedagogisch medewerkers een kijkje nemen in de klas waar kind(eren), die voorheen op Dikkie Dik zaten, zitten.

Feesten/seizoenenOp het kinderdagverblijf worden verschillende feesten gevierd zoals het Paas-, Sinterklaas- en Kerstfeest. Daarnaast wordt er ook aandacht besteed aan de seizoenen. Dit doen we niet alleen voor de bewustwording van de kinderen, maar ook voor de sfeer die het met zich meebrengt.De groepsruimtes worden versierd in de sfeer van het feest. Aan tafel wordt over hetonderwerp gepraat, er worden liedjes over gezongen, verhaaltjes over verteld en creatieve activiteiten aangeboden. Er is muziek die op het thema aansluit. De kijkkast in de hal wordt ingericht aan de hand van thema’s.Daarnaast wordt de verjaardag van ieder kind gevierd, net als de overgang naar een andere groep en het afscheid van het kind van het kinderdagverblijf.

Pedagogisch- en ouderbeleid17

RegelsEr gelden bij ons verschillende regels die we stellen om veiligheids-, pedagogische of organisatorische redenen.Enkele voorbeelden van regels zijn: niet met speelgoed op de glijbaan, handen wassen na w.c.-gebruik, blijven zitten aan tafel en het opruimen van speelgoed. Op deze wijze raken de kinderen al op jonge leeftijd vertrouwd met regels, afspraken en grenzen. Regels worden uitgelegd zodat zij er de "zin" van in zien. Zo ervaren kinderen bijvoorbeeld dat het prettig is om speelgoed op te ruimen waardoor er ruimte is om iets anders te gaan doen.

Overbrengen van waarden en normen aan kinderenWe willen kinderen leren dat alle kinderen verschillen en dat het ene kind bepaalde dingen makkelijk vindt en dat het andere dingen moeilijk vindt. We willen kinderen leren op een goede manier met elkaar om te gaan; elkaar te helpen; elkaar niet te plagen; geen dingen van elkaar af te pakken; elkaar geen pijn te doen maar ook voor zichzelf op te komen, enz. Zo kan een kind vragen om speelgoed waar een ander mee speelt. Als het kind het niet wil afstaan, moet het dit leren accepteren en leren wachten tot het andere kind uitgespeeld is.

Nature/nurture jongens/meisjesWij houden rekening met de eigenheid van het kind, zijn aanleg en tempo om zich te ontwikkelen. Wij proberen het kind te volgen en aan te sluiten bij wat het kind nodig heeft om zich goed te kunnen ontwikkelen en zijn talenten voorzichtig te kunnen laten groeien.Naast de eigenheid van ieder kind, welke het kind uniek maken, houden wij ook rekening met de verschillen tussen jongens en meisjes. Dat vraagt soms een verschillende manier van begeleiding/spel/etc. Leren omgaan met emotiesJonge kinderen hebben sterke gevoelens, zoals gevoelens van angst, boosheid en blijdschap. Wij hebben respect voor de emoties van het kind. We leren de kinderen uiting te geven aan hun emoties binnen de grenzen van de groep. Belangrijk is dat de pedagogisch medewerkers zelf ook echt zijn in hun emoties. Waardoor het kind leert dat er zowel positieve als ook negatieve gevoelens bestaan. Het kind leert dat deze gevoelens geuit mogen worden zonder dat het wezenlijke gevoel voor elkaar verandert. Bij het uiten van emoties letten pedagogisch medewerkers op de omgeving: de veiligheid voor de kinderen staat voorop. Er wordt tijd gemaakt om het na een ruzie weer goed te maken en de pedagogisch medewerkers leggen uit en verwoorden wat er precies gebeurd is. Belangrijk is dat alleen het gedrag van het kind wordt afgekeurd, niet het kind zelf.

Begeleiden van de spraaktaalontwikkelingIn de eerste levensjaren is het kind zeer gevoelig voor het aanleren van de taal. Het kind profiteert van alle taal welke het wordt aangeboden. In het kinderdagverblijf wordt regelmatig voorgelezen, worden verhaaltjes verteld en liedjes gezongen. Zo kunnen kinderen zich de taal spelenderwijs eigen maken. Pedagogisch medewerkers nodigen kinderen uit om zich uit te drukken in taal. Pedagogisch medewerkers wijzen hierbij niet op fouten, maar herhalen woorden of zinnen in de goede vorm. De voertaal op ons kinderdagverblijf is Nederlands.

Begeleiden van de motorische ontwikkelingBij de motorische ontwikkeling maken we een onderscheid tussen de grove en de fijne motoriek. Hierbij vinden we het belangrijk dat kinderen kunnen oefenen in een veilige

Pedagogisch- en ouderbeleid18

omgeving. Er wordt geen druk uitgeoefend, kinderen worden wel aangemoedigd en gecomplimenteerd. Zij leren door imitatie van zowel de pedagogisch medewerker als ook van de andere kinderen. Als hun vaardigheden vergroten, zal ook hun zelfvertrouwen toenemen. Ze leren hun grenzen en mogelijkheden kennen.Voor de grove motoriek krijgen kinderen de mogelijk om binnen te klimmen/trap lopen, te stoeien of onder toezicht te schommelen. Soms is er peutergymnastiek waarbij kinderen leren koprollen, balanceren of trampolinespringen. Als de situatie het toelaat mogen kinderen op auto’s rijden en mag er gehold worden. Buiten kan er volop gefietst en gehold worden. Wanneer het druk of onveilig dreigt te worden voor andere kinderen grijpen de pedagogisch medewerkers in. Voor de fijne motoriek kunnen kinderen binnen spelen met speciaal spelmateriaal, knutselen waarbij geknipt, geverfd en geplakt kan worden. Buiten spelen ze bijvoorbeeld in de zandbak.

Door het bevorderen van de motorische ontwikkeling worden kinderen zelfredzame en “handiger”. Wanneer zij onverwacht in een vreemde situatie komen weten zij zich beter te helpen of te redden. Ongevallen/ongelukjes als vallen, een splinter in je vinger en stoten zijn niet te voorkomen. Wij maken de kinderen wel attent op ‘gevaren’ van hun handelen. In 2005 is er begonnen met het ‘Veiligheidsmanagement’. Met behulp van een risico-inventarisatie ‘Veiligheidsmanagement, Methoden voor de kinderdagverblijven’ (opgesteld door Stichting Consument en Veiligheid) leggen wij nu jaarlijks de risico-inventarisatie vast. Ook tussentijds worden er risico’s omschreven en daar waar nodig opgelost. Dit ‘Veiligheidsmanagement’ ligt ter inzag op ons kinderdagverblijf (keuken/teamkamer).

Begeleiden zindelijk wordenIn het kinderdagverblijf is het naar de wc gaan met de kinderen een gezamenlijke activiteit. Kinderen zien van elkaar wat er gebeurt. Pedagogisch medewerkers zullen kinderen aanmoedigen om op een potje te gaan zitten of om naar de wc te gaan. In de meeste gevallen geeft een kind zelf aan wanneer het er aan toe is. Pedagogisch medewerkers complimenteren een kind als het lukt. Als het niet lukt wordt er niet verder op aangedrongen en wordt het een volgende keer opnieuw geprobeerd.

Aandacht voor “makkelijke kinderen”Er zijn altijd kinderen die weinig aandacht vragen of correctie van de pedagogisch medewerkers vragen, zogenaamde 'makkelijke kinderen'. Deze kinderen kunnen makkelijk "vergeten" worden. Pedagogisch medewerkers zijn er zich van bewust dat ze juist ook voor deze kinderen tijd maken en persoonlijke aandacht geven. Bijvoorbeeld door ze mee te nemen naar de keuken of juist hen het fruit te laten uitdelen.

Zieke kinderenWij zijn er als kinderdagverblijf niet op berekend zieke kinderen op te vangen. Wij kunnen uw kind niet de aandacht en zorg geven die het nodig heeft.Onder zieke kinderen verstaan we kinderen die heel hangerig zijn, diarree, hoge koorts of een besmettelijke ziekte hebben. Een uitzondering is bijv. kinderen die waterpokken hebben, zij mogen wel gebruik maken van het kinderdagverblijf, tenzij ze er echt ziek van zijn. Dit is in overleg met de GGD afgesproken. Kinderen kunnen dit beter op jonge leeftijd krijgen.Niet altijd is even duidelijk of uw kind nu ziek is of ook niet helemaal lekker voelt. Dan kunt u met de pedagogisch medewerkers overleggen of uw kind wel op het kinderdagverblijf opgevangen kan worden. We gaan ervan uit dat de kinderen die Dikkie Dik bezoeken aan alle activiteiten mee kunnen doen. Als blijkt dat uw kind ziek is en/of een temperatuur boven de 38 graden heeft, bellen wij u om het op te halen.

Pedagogisch- en ouderbeleid19

Als uw kind een besmettelijke ziekte heeft vragen wij u dit aan ons door te geven. Wij kunnen dit dan aan de andere ouders melden via het informatiebord. Het is bijv. belangrijk voor zwangere vrouwen wanneer er rode hond heerst of voor mannen wanneer er de bof heerst, wanneer zij daarvan op de hoogte zijn.

Kinderen die specifieke aandacht vragen/nodig hebbenEr zijn kinderen die door een ziekte of handicap extra aandacht van de pedagogisch medewerkers nodig hebben. In een gesprek tussen de ouders en het personeel van het kinderdagverblijf wordt bekeken of het kinderdagverblijf deze specifieke aandacht kan geven.

Contacten met het consultatiebureauSinds januari 2009 bezoekt de verpleegkundige van het consultatiebureau ‘Kraijenhoffstraat’ een keer in het half jaar het kinderdagverblijf. Doel van dit bezoek is om het kinderdagverblijf te informeren en daarnaast eventueel kinderen te bespreken die extra aandacht vragen (bijv. op motorisch- emotioneel gebied). Hiervoor zal altijd schriftelijk toestemming worden gevraagd aan de ouders door de verpleegkundige of door de leidinggevende.Naast overleg met het consultatiebureau wordt er i.d.n. samengewerkt met het Ouder Kind Centrum (OKC), VTO-team (Vroegtijdige Onderkenning), buurtnetwerk of breedzorgoverleg.

OKIDOIndien nodig is er een pedagogisch medewerker in huis die kwetsbare en gehandicapte kinderen begeleid. Dit gebeurt dan via een speciale regeling van OKIDO is een samenwerkingsverband van welzijnsinstellingen, de Gemeente Amsterdam, instellingen voor gehandicaptenzorg en jeugdhulpverlening. OKIDO maakt het mogelijk dat kinderen met een ontwikkelingsachterstand, gedragsproblemen of een handicap, onder deskundige begeleiding extra aandacht krijgen.

NCKO-KwaliteitsmonitorOm vast te stellen of de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang goed is, gebruiken de kinderdagverblijven van IJKO, dus ook Dikkie Dik, de kwaliteitsmonitor van het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek. Dat is een praktisch instrument waarmee kinderdagverblijven zelf de pedagogische kwaliteit van de opvang in kaart kunnen brengen. Het is mogelijk om de kwaliteit te kunnen beoordelen van de interacties tussen pedagogisch medewerkers en kinderen. Daarnaast zijn uiteraard ook de kwaliteit van de directe opvangomgeving - en overige faciliteiten van belang. De Kwaliteitsmonitor geeft inzicht in de sterke en zwakke kanten van de pedagogische opvang en op welke concrete punten de pedagogische kwaliteit verbeterd kan worden. De pedagogische kwaliteit wordt in ieder geval een maal per drie jaar gemeten. Zie bijlage V van het Pedagogisch- en Ouderbeleid van Dikkie Dik. De leidinggevende heeft de cursussen NCKO 1 en 2 gevolgd.In 2012 heeft er een IJsterk Kinderopvang-meting plaatsgevonden. Hierin zijn de interactievaardigheden van de pedagogisch medewerkers van IJsterk gefilmd en gemeten. De film is met de pedagogisch medewerkers besproken en aan de hand van een scoreformulier zijn de scores op de respectievelijke interactievaardigheden ingevuld.De IJsterk-meting is wat betreft de te onderzoeken interactievaardigheden volledig gelijk aan de NCKO Kwaliteitsmonitor, kent evenwel een andere score-schaal (1- 3 i.p.v. 1 – 6 bij de NCKO).

Pedagogisch- en ouderbeleid20

PERSONEEL

WerkbegeleidingsvormenEens per maand is er een bespreking tussen de pedagogisch medewerkers van (een) bepaalde groep(en) en de leidinggevende. Werkbegeleidingen vinden altijd buiten de groep plaats om afstand te kunnen nemen van de groep en zodoende kritischer naar het werk te kijken.In een werkbegeleiding bespreken we de individuele kinderen, de groep als geheel, het functioneren van de pedagogisch medewerkers en de onderlinge samenwerking.Naast de werkbegeleiding is er ± vier keer in het jaar een baby- en een peuteroverleg. Hierin worden onderwerpen besproken die specifiek zijn voor de leeftijdsgroep. Onderwerpen als voeding, spel van het kind, de taalontwikkeling en het pedagogisch- en ouderbeleid komen hierbij aan de orde. Twee maal per jaar is er een studiedag, gericht op het werken binnen het kinderdagverblijf. Circa vier maal per jaar zijn er thema-avonden waarin één onderwerp centraal staat. Deze bijeenkomsten worden verzorgd door de pedagogisch medewerkers, de leidinggevende of een gastspreker.

Bij een kindbespreking worden de volgende punten behandeld: motorische/lichamelijke ontwikkeling; eten/drinken/slapen/zindelijkheid; taalontwikkeling; cognitieve ontwikkeling; sociale ontwikkeling; emotionele ontwikkeling; contact met het kind en de ouders.Ook kan hier gebruik worden gemaakt van videomateriaal.

Bij het signaleren van problemen staat voorop dat wij als kinderdagverblijf geen hulpverlenende, maar een dienstverlenende taak hebben. Door te werken met groepen kinderen en de ervaringen die de pedagogisch medewerkers hebben opgedaan in hun werk en door hun opleiding, vindt er vanzelf een vergelijking tussen kinderen plaats. Dat neemt niet weg dat elk kind zich op zijn eigen manier ontwikkelt. Wij delen onze eventuele zorgen vanaf het begin met ouders. Dit gebeurt in de dagelijkse overdracht bij het halen en brengen of in een oudergesprek. Meer privacy gevoelige zaken worden in oudergesprekken besproken.

In 1996 zijn wij begonnen met het gebruik van videoapparatuur. Met behulp van opnames van het groepsproces of het ‘eigen’ handelen van pedagogisch medewerkers leren we kritisch te kijken naar ons eigen handelen. Hierdoor ontdekken we leerpunten voor wat betreft het analyseren van lichaamstaal en het hanteren van communicatieprincipes tussen pedagogisch medewerkers en kinderen.Video-opnames bieden ons ook de mogelijkheid om het spel van een groepje kinderen of een individueel kind te observeren. Goed gebruik van videoapparatuur kan de kwaliteit van het kinderdagverblijf verhogen.Alle groepen hebben een ‘eigen’ bandje. Nadat de film is besproken, wordt deze weer gewist.Verder kunnen algemene beelden zoals opnames van feesten, activiteiten worden vertoond aan ouders, bv. tijdens een ouderavond. De leidinggevende is gecertificeerd VIB’er (Video Interactie Begeleiding in de Kinderopvang).

Pedagogisch- en ouderbeleid21

De locatiemanagerHet team wordt aangestuurd door de leidinggevende. Zij is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken op Dikkie Dik. De leidinggevende heeft een pedagogische achtergrond en is in het bezit van een managementopleiding.

De pedagogisch medewerkersDe pedagogisch medewerkers van Dikkie Dik hebben een afgeronde opleiding op MBO of HBO niveau conform de CAO Kinderopvang. Ook de invalkrachten voldoen aan de eisen die in de CAO Kinderopvang gesteld worden en zijn bevoegd om in de kinderopvang te mogen werken.Zo hebben de pedagogisch medewerkers zich door opleiding en (stage)ervaring een professionele houding eigen gemaakt. Permanente bijscholing door de bedrijfsschool en deskundigheidsbevordering op het eigen kdv, werkbegeleiding (mede met behulp van video-interactie door een gecertificeerd VIB-er) en het bijhouden van de vakliteratuur, houden kennis, vaardigheden en feeling met veranderende tijden en kinderen,

Pedagogisch medewerkers die in een kinderdagverblijf werken hebben een veelzijdige taak. Er wordt verwacht dat zij het vermogen hebben om een goede sfeer te scheppen waarin kinderen zich veilig kunnen voelen. Zij moeten erop gericht zijn een kind in zijn ontwikkeling te begeleiden en te stimuleren en eventuele problemen daarin te herkennen. Alle aspecten van de ontwikkeling van het jonge kind en van de groep waarin het wordt opgevangen als geheel zijn belangrijk. Pedagogisch medewerkers zijn toegerust het jonge kind in zijn individualiteit als ook in zijn functioneren in de groep te volgen en individueel en groepsgericht te werken. Zij hebben het vermogen tot nauwgezette observatie en het signaleren van zaken die (het gevoel van) veiligheid, de verstandelijke en emotionele ontwikkeling en de individuele behoeften van het jonge kind betreffen. Het is daarvoor een belangrijke basis dat de pedagogisch medewerker zich kan ‘verbinden’ met het kind en zich in het kind kan inleven. Door die ‘grondhouding’ zijn zij ook in staat goed met de verschillen tussen de jonge kinderen om te gaan. Tegelijk worden zij med daardoor zich ook bewust van hun eigen normen en waarden, de invloed van hun eigen achtergrond en opvoeding en de doorwerking ervan op hun werkwijze.

Van de pedagogisch medewerkers wordt ook verwacht dat zij op professionele wijze om kunnen gaan met hun collega’s en ouders. Ook dat vraagt een beroepshouding waarin met verstand, gevoel en tact met verschillen tussen mensen en hun geschiedenis en actuele situatie wordt omgegaan.

Om een zo veelzijdig beroep goed te kunnen uitoefenen en te blijven uitoefenen, moet iedere pedagogisch medewerker zijn eigen werkwijze ter discussie kunnen stellen en zijn kennis en vaardigheden blijven verbreden en ontwikkelen op de hiervoor aangegeven wijze. Zo kan iedere pedagogisch medewerker niet alleen ten behoeve van het jonge kind, maar ook voor zichzelf eigen deskundigheid en kwaliteit van het werk waarborgen en vergroten en bovenal een beloftevolle toekomst scheppen.

Het team van Dikkie Dik streeft naar een positieve houding in de benadering van elkaar en de ouders. Open, transparante communicatie en onderlinge betrokkenheid is daarbij een noodzakelijke voorwaarde.

Pedagogisch- en ouderbeleid22

Ten slotte, maar daarom niet minder belangrijk: De pedagogisch medewerkers worden ondersteund door de groepshulp, steun en toeverlaat. Zij helpt met de was en de afwas, maakt het speelgoed schoon, helpt bij het eten en zoveel andere dingen.En dan is er natuurlijk nog onze kokkin. Vier keer in de week wordt er warm gegeten en één dag in de week krijgen de kinderen een broodmaaltijd op het kinderdagverblijf. Bij afwezigheid van de kokkin eten de kinderen een broodmaaltijd.

Personele bezetting Aan het begin en het einde van de dag zijn er altijd voldoende vaste pedagogisch medewerkers in huis. Als in geval van een calamiteit toevallig maar een pedagogisch medewerker in huis is dan zijn in zo’n geval de andere pedagogisch medewerker direct bereikbaar en binnen 15 minuten ter plekke zijn. Wij hopen dit in de praktijk niet voor zal doen.. Mocht dit toch het geval zijn en de locatiemanager is in huis dan kan zij het team ondersteunen. Bij haar afwezigheid is de locatiemanager van de BSO Camelot haar achterwacht. Naast deze personen kan ook altijd een beroep worden gedaan op een van de rayonmanagers. Het team van Dikkie Dik wordt altijd door de locatiemanager op de hoogte gebracht als de achterwacht wordt vervangen. (bijv. bij vakantie). Daarnaast kunnen wij, bij aanwezigheid, altijd een beroep doen op het team van Camelot.

Werken met invalkrachtenBij afwezigheid van de pedagogisch medewerkers door bijv. ziekte, vakantie, e.d. wordt er gewerkt met invalkrachten. Kinderopvang IJsterk heeft een ‘eigen’ invalpool. Als er niemand beschikbaar is via de invalpool dan wordt er gewerkt met een pedagogisch medewerker van het uitzendbureau.De pedagogisch medewerkers, die bij ons invallen, hebben een afgeronde opleiding op MBO of HBO niveau conform de CAO Kinderopvang en een geldige VOG-verklaring.

Stagiaires en Beroepskrachten in opleidingKinderopvang IJsterk is door Calibris erkend leerbedrijf. Beroepskrachten in opleidingBinnen het kinderdagverblijf kunnen evt. ook beroepskrachten die de opleiding tot pedagogisch medewerker volgen werken. Zij volgen de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) en vervullen het praktijkgedeelte van de opleiding bij Dikkie Dik. Naarmate hun opleiding vordert groeien BBL-leerlingen/pedagogisch medewerkers in ontwikkeling geleidelijk toe naar meer verantwoordelijkheden en kunnen/mogen zij steeds meer taken zelfstandig uitvoeren. Uiteindelijk hebben zij dezelfde verantwoordelijkheden als hun collega pedagogisch medewerkers. Wij volgen hierbij de CAO Kinderopvang. De mate van inzetbaarheid van de BBL-leerling/pedagogisch medewerker is vastgesteld in het BPV beleid (Beroeps Praktijk Vorming) van IJsterk Kinderopvang. Voordat deze student/medewerker wordt ingezet gaat hier altijd een sollicitatiegesprek aan vooraf.StagiairesRegelmatig zijn er stagiaires van andere opleidingen aanwezig. Zij volgen de Beroeps Opleidende Leerweg (BOL) en werken ‘boventallig’ op de groep. De verantwoordelijkheid ligt bij de pedagogisch medewerkers van de groep. De pedagogisch medewerkster wordt hierbij ondersteunt door de praktijkopleider van de opleiding. Daarnaast bieden wij ook een stageplaats aan studenten die de opleiding Hoger Beroeps Opleiding Pedagogiek volgen.SnuffelstagiairesDit zijn scholieren die willen ‘snuffelen’ of het werken in de kinderopvang iets voor hen is.Maatschappelijke stage

Pedagogisch- en ouderbeleid23

Soms lopen scholieren van het voortgezet onderwijs een aantal dagen een ‘maatschappelijke’ stage bij ons.Kennismakingsgesprek voorafgaand aan de stageVoordat wij stagiaires aannemen gaat hier altijd en kennismakingsgesprek aan vooraf. Mochten wij het idee hebben dat de student niet past binnen ons kinderdagverblijf dan wordt hij/zij niet aangenomen.

Verklaring Omtrent het GedragAlle medewerkers en stagiaires zijn in het bezit van een ‘Verklaring Omtrent het Gedrag’. Voor ‘snuffelstagiaires’, die slechts voor korte tijd(periode) en altijd samen met een vaste kracht op de groep verblijven, is geen VOG nodig. ‘Snuffelstagiaires’ staan nooit alleen op de groep.

OUDERBELEID

VISIE

Door plaatsing van een kind in een kinderdagverblijf delen ouders en pedagogisch medewerkers samen de opvoeding van het kind.Om de verantwoordelijkheid voor hun kind met een gerust hart over te dragen, moeten ouders vertrouwen kunnen hebben in de wijze waarop er met hun kind wordt omgegaan.

Vertrouwen ontstaat door het verschaffen van benodigde informatie, zowel schriftelijk als mondeling en door ouders de gelegenheid te bieden aanwezig te zijn in het kinderdagverblijf tijdens de wenperiode.

Vertrouwen ontstaat door wederzijds respect, eerlijkheid en openheid, maar ook door het zorgvuldig omgaan met vertrouwelijke informatie.

We vinden afstemming en wederzijdse beïnvloeding van de opvoedsituaties in het kinderdagverblijf en thuis belangrijk. Daarom zullen in oudergesprekken opvoedings- en culturele verschillen worden besproken.

Door het delen van de opvoeding en het delen van de zorg is er wederzijdse opvoedingsondersteuning en advisering mogelijk.

UITWERKING

Verstrekken informatieOuders krijgen de informatie die zij nodig hebben om zich een beeld te kunnen vormen van wat er op het kinderdagverblijf gebeurt. Ouders ontvangen informatie bij het

Pedagogisch- en ouderbeleid24

kennismakingsgesprek en andere oudergesprekken, via het informatieboekje, de nieuwsbrief, brieven in de mandjes/brievenhouders van hun kind, het informatiebord in de hal en via mededelingen op de deuren van de groepen.Aan het einde van de dag vindt er een overdracht plaats waarin de pedagogisch medewerker de ouder informeert over hoe de dag is verlopen. Ook in geplande oudergesprekken wordt nader ingegaan op het verblijf van het kind op ons kinderdagverblijf. In het belang van het kind vragen wij de ouder om bij het brengen van het kind aan de pedagogisch medewerker eveneens over te dragen hoe de nacht en de dagen ervoor zijn geweest.In de keuken/teamkamer staat een map “Informatie ouders” hierin vindt u informatie over: het plaatsingbeleid, de huisregels, reglement oudercommissie, klachtenreglement, keuze maken voor de basisschool enz.Tevens vindt u in de keuken/teamkamer de map ‘Beleid en Richtlijnen Kinderopvang IJsterk voor personeel en ouders van Dikkie Dik’ (protocollen en werkinstructies). Ook deze map is voor ouders in te zien en vindt u in de teamkamer.Ouders kunnen overdag altijd bellen met de pedagogisch medewerkers om te horen hoe het met hun kind gaat.

WenperiodeWe vragen ouders tijdens de wenweek regelmatig in het kinderdagverblijf en op de groep aanwezig te zijn. Dit biedt de mogelijkheid een goede indruk te krijgen van de werkwijze van de pedagogisch medewerkers en om het kinderdagverblijf, het personeel en de kinderen te leren kennen. Ook na de wenperiode is het na overleg mogelijk een dag of een deel van een dag in de groep aanwezig te zijn.

AfstemmingPedagogisch medewerkers willen voor zover mogelijk aansluiten op de opvoeding van de ouders. In overleg met de ouders wordt besproken wat wij wel en niet overnemen. Doordat we met groepen werken, zullen sommige dingen niet kunnen. Bijvoorbeeld het in slaap wiegen op een druk moment, het moeten slapen van een peuter als de groep net wil gaan eten.Bepaalde zaken zoals heel streng zijn, laissez faire, slaan etc. waar wij niet achterstaan, zullen wij niet overnemen.

OudergesprekkenOngeveer twee á drie maanden na plaatsing vindt er een evaluatiegesprek plaats . Daarna vindt er één maal per jaar een oudergesprek plaats. Op verzoek van de ouder of pedagogisch medewerker kan ervoor gekozen worden dat er twee maal per jaar een gesprek plaats vindt. De gesprekken worden zoveel mogelijk gevoerd door dezelfde pedagogisch medewerker. In ieder oudergesprek komt de ontwikkeling van het kind aan de orde. We praten over de lichamelijke, cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling en de spraak- en taalontwikkeling. In het belang van het kind vindt er afstemming plaats tussen de opvoeding thuis en die op het kinderdagverblijf. Wanneer een kind in twee verschillende werelden opgroeit mogen deze niet te veel van elkaar verschillen. In overleg wordt besproken wat wij wel en niet kunnen overnemen. In een oudergesprek kunnen ouders ook hun vragen stellen, eventueel kritiek en twijfels uiten. Oudergesprekken kunnen ook op initiatief van de ouder plaatsvinden. Wanneer een kind overgaat van de baby- naar de peutergroep vindt er een overgangs- en bij het verlaten van het kinderdagverblijf een eindgesprek plaats.

Pedagogisch- en ouderbeleid25

OuderavondenEens per jaar organiseren we samen met de oudercommissie een algemene ouderavond over een bepaald thema. Vaak wordt hier een gastspreker voor uitgenodigd. Daarnaast is er een jaarlijkse ouderavond per groep; deze wordt georganiseerd door de pedagogisch medewerkers.

Zorg om de ontwikkeling van een kindZowel ouders als pedagogisch medewerkers kunnen twijfels hebben over de ontwikkeling van een kind. Tijdens een oudergesprek kan deze twijfel en zorg besproken worden. Soms is er meteen een verklaring voor het gedrag van het kind. De ouders of de pedagogisch medewerker hebben dan vaak al een manier van omgaan met het probleem gevonden, die de anderen dan kunnen overnemen.Soms is er niet meteen een verklaring of een oplossing. Ouders en pedagogisch medewerkers kunnen dan afspreken het kind extra aandacht te geven, te observeren of gericht een ontwikkelingsgebied te stimuleren.

Ook kan ouders geadviseerd worden om hun zorgen voor te leggen aan het consultatiebureau, de huisarts, aan een specifieke instantie. Op het gebied van pedagogische ondersteuning kan een beroep gedaan worden op ‘Het Pedagogium’ van IJsterk. Indien nodig plegen wij overleg met het consultatiebureau, het Ouder kind Centrum(OC), VTO-team(Vroegtijdige onderkenning), buurtnetwerk of breedzorgoverleg.

Meldcode Huiselijk Geweld en KindermishandelingSinds 1 juli 2013 is de ‘Wet meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling’ van toepassing. Deze wet verplicht professionals om een meldcode te gebruiken als zij huiselijk geweld en kindermishandeling vermoeden en/of signaleren, daaronder ook begrepen seksueel geweld, vrouwelijke genitale verminking, eergerelateerd geweld en ouderenmishandeling. In het protocol is ook het geval voorzien waarin een beroepskracht de vermoedelijke dader is.

Contacten ouders onderlingDoor het bevorderen van contacten tussen ouders onderling (tijdens ouderavonden, feesten en het brengen en halen) kunnen ouders elkaar ook ondersteunen.

OudercommissieEr is een oudercommissie die het personeel van het kinderdagverblijf (on-)gevraagd advies kan geven over wettelijk voorgeschreven onderwerpen zoals het: prijsbeleid, regeling van klachten, openingstijden, voedingsbeleid, pedagogisch beleid, het veiligheidsbeleid en het gezondheidsbeleid. De leidinggevende voorziet de oudercommissie van voldoende schriftelijke informatie zodat deze haar taak redelijkerwijs kan vervullen. Tijdens het kennismakingsgesprek ontvangen de ouders een brief van de oudercommissie, waarin de leden zich voorstellen (en u)/ de ouders informeren over de taak en het functioneren van de oudercommissie. Zie voor meer informatie de ‘informatiemap voor ouders’ in de keuken/teamkamer.

Klachten over het kinderdagverblijfWe streven naar een open en eerlijke samenwerking met ouders waarin wederzijds ruimte is voor positieve en negatieve kritiek. Voor meer informatie verwijzen wij u naar het beleid ‘Behandeling van klachten’, deze vind u in de ‘Informatiemap voor ouders en personeel van Dikkie Dik’. Ook kunt u de procedure downloaden van de website van IJsterk Kinderopvang.

Pedagogisch- en ouderbeleid26

Inspectie Inspecteurs van afdeling ‘Inspectie Kinderopvang’ van de GGD bezoeken jaarlijks alle kinderdagverblijven. Bij deze inspecties kijken zij naar veiligheidsaspecten, hygiëne, de opleiding van het personeel en de pedagogische aspecten.Het rapport kan worden ingezien via: www.landelijkregisterkinderopvang.nl . Ook kunt u het verslag op het kinderdagverblijf inzien en op de website van IJsterk Kinderopvang nalezen.

BIJLAGENHieronder volgen vijf korte samenvattingen van pedagogische ideeën die gebruikt worden kinderdagverblijf Dikkie Dik.

BIJLAGE I: DE 4 PEDAGOGISCHE BASISDOELEN

De uitwerking van de pedagogische doelenHet bieden van een gevoel van emotionele veiligheid aan het kindWij bieden kinderen een veilige en uitdagende omgeving waarin ze zich kunnen ontwikkelen, waarin we een klimaat scheppen waarin kinderen zich geborgen voelen en zichzelf kunnen zijn. Wij vinden het belangrijk dat een kind op het kindercentrum vertrouwde gezichten om zich heen heeft. Daarom worden kinderen opgevangen door pedagogisch medewerkers die een vertrouwensrelatie hebben met het kind. Daarnaast is het belangrijk dat kinderen het gevoel hebben onderdeel uit te maken van een groep, ergens bij te horen. Daarom werken wij met basisgroepen met vaste groepsgenoten en vaste pedagogisch medewerkers (maximaal drie per groep).

De pedagogisch medewerker: heeft een sensitieve responsieve houding; benadert kinderen positief, luistert en kijkt met aandacht naar kinderen, verdiept zich

in het kind en respecteert het kind; handelt op een voor kinderen voorspelbare wijze.

Wij hebben respect voor de emoties van het kind. Kinderen hebben sterke gevoelens, zoals enthousiasme, blijdschap, angst, boosheid en verdriet. Kinderen mogen hun gevoelens uiten binnen de grenzen van de groep. Belangrijk is dat de pedagogisch medewerkers zelf ook echt zijn in hun emoties. Het kind leert dat gevoelens geuit mogen worden zonder dat het wezenlijke gevoel voor elkaar verandert. Bij het uiten van emoties letten pedagogisch medewerkers op de omgeving: de veiligheid voor de kinderen staat voorop. Wanneer wij emoties waarnemen, serieus nemen en goed begeleiden, zal het kind zich evenwichtig ontwikkelen en wordt het kind gestimuleerd de eigen identiteit te ontwikkelen.

De pedagogisch medewerker: ondersteunt kinderen door hun gevoelens te verwoorden; keurt indien nodig het gedrag van het kind af, nooit het kind zelf.

Pedagogisch- en ouderbeleid27

Naast de bekende, vertrouwde pedagogisch medewerkers en vaste groepsgenoten is ook de fysieke omgeving van belang voor het zich veilig voelen. Wij vinden het belangrijk dat een kind op de kinderopvang in een voor hem herkenbare en vertrouwde ruimte verblijft. Het kind kan daardoor zijn eigen weg vinden.

De pedagogisch medewerker: maakt de ruimtes aantrekkelijk en gezellig; leert de kinderen bij te dragen aan een verzorgde ruimte, door deze met elkaar schoon

en opgeruimd te houden en met zorg om te gaan met de spullen die zich in de ruimte bevinden.

Elke groep hanteert een vast dagprogramma, want ook structuur van de dag (de dagelijks terugkerende cyclus van de dagindeling) en rituelen dragen bij aan het gevoel van veiligheid. Het biedt kinderen houvast in de tijd en het hun zekerheid en greep op de gebeurtenissen.

De pedagogisch medewerker: geeft de structuur van de dag vorm, zonder star te worden; draagt zorg voor afwisseling van drukke en rustige momenten gedurende de dag.

Gelegenheid bieden tot het verwerven van persoonlijke competentiesWe bieden kinderen de mogelijkheid zich op alle onderdelen van hun ontwikkeling te kunnen ontplooien: de emotionele, de creatieve, de sociale, de motorische en de cognitieve ontwikkeling. We volgen het kind zoveel mogelijk in zijn eigen ontwikkeling en we spreken een kind aan op zijn mogelijkheden. Dingen die een kind zelf kan doen, mag hij zoveel mogelijk zelf doen en in zijn eigen tempo. We ondersteunen en stimuleren het kind en dagen het uit, daar waar nodig.

De pedagogisch medewerker: is actief in de begeleiding van het kind; stimuleert de kinderen om zelf initiatieven te nemen en gaat daar zo veel mogelijk in

mee. Het kind ontwikkelt daardoor een gevoel van eigenwaarde en (zelf)respect; biedt het kind mogelijkheden om zijn spelsituaties uit te breiden; leert de kinderen eigen keuzes te maken en een eigen mening te hebben; biedt het kind, wanneer het ervoor kiest, de mogelijkheid zijn grenzen te verleggen.

We willen dat elk kind zijn individualiteit in de groep kan bewaren.

De pedagogisch medewerker: is zich bewust van en houdt rekening met de verschillen binnen een groep wat betreft

de leeftijden, verschillende ontwikkelingsniveaus en eigen kenmerken van kinderen; houdt in haar aanpak en omgang met het kind rekening met die verschillen.

Gelegenheid bieden tot het verwerven van sociale competentiesWij bieden de kinderen de ruimte om zelf dingen te ontdekken en ervaringen op te doen met elkaar. Kinderen leren veel van elkaar. Kinderen leren doordat zij ergens bij betrokken zijn en daar aandacht voor hebben. We begeleiden de kinderen hierin door aan te sluiten bij hun belevingswereld.

Door ervoor te zorgen dat iedereen zich deel voelt van de groep, voelen zij zich ook

Pedagogisch- en ouderbeleid28

verantwoordelijk voor elkaar en houden ze rekening met elkaar. Samen leven, leren, delen, plezier hebben en ruzie maken zijn dingen die een kind onder andere leert in een kindercentrum. Je eigen plaats vinden in relatie tot anderen vinden wij een belangrijke meerwaarde, die wij de kinderen kunnen bieden.

Om het kind te leren om samen met andere kinderen op te trekken zijn (groeps)regels en gezamenlijke momenten belangrijke instrumenten. Regels leren kinderen dat er grenzen zijn in het leven. Regels en groepsafspraken zijn niet bedoeld als keurslijf.

De pedagogisch medewerker: leert kinderen omgaan met grenzen; weet welke regels passen bij het cognitieve en invoelende vermogen van de

verschillende leeftijdsfases in de groep en stemt deze daarop af; kan regels aanpassen aan de groep en de situatie op dat moment; staat open voor overleg, initiatieven en meningen van kinderen, zonder alle structuur

te verliezen.

Kinderen gelegenheid bieden om zich waarden, normen en cultuur van de samenleving eigen te maken Om in de samenleving te kunnen functioneren is het voor kinderen belangrijk zich de waarden en normen van de samenleving eigen te maken. Waarden en normen worden vaak vertaald in (gedrags)regels welke kinderen duidelijkheid en overzicht geven.

Wij vinden het belangrijk dat kinderen en volwassenen met respect met elkaar omgaan, en met de ruimte, materiaal en de natuur. Onze normen zijn daarop gebaseerd. Door zelf met respect behandeld te worden, leren kinderen zichzelf en anderen te respecteren. Respect begint met accepteren dat er verschillen zijn tussen mensen, hun achtergronden, hun uiterlijk, etc. (anti-discriminatiecode (zie ‘Informatiemap voor ouders en personeel van Dikkie Dik’ in de teamkamer).

Wij willen de kinderen vertrouwd maken met onze multiculturele samenleving. In onze kindercentra komt men kinderen en personeelsleden tegen met verschillende culturele achtergronden. Wij zien het opgroeien en leven in een multiculturele samenleving als een verrijking en geven kinderen de mogelijkheid om met meer culturen in aanraking te komen en diversiteit te ontdekken. Respectvol met elkaar omgaan, betekent ook dat je dit elkaar toont. In iedere cultuur hebben we hier met elkaar betekenisvolle vormen voor gevonden.

De pedagogisch medewerker: toont zelf een respectvolle houding naar de kinderen, staat bewust stil bij

omgangsvormen en is zorgvuldig in haar oordeelsvorming; leert kinderen dat alle kinderen verschillen; leert kinderen op een goede manier met elkaar om te gaan: elkaar te helpen, elkaar niet

te plagen/pesten, geen dingen van elkaar af te pakken, elkaar geen pijn te doen en ook voor zichzelf op te komen, enzovoort;

zorgt ervoor dat kinderen, ouders en pedagogisch medewerkers elkaar zien door elkaar te groeten en elkaar welkom te heten of afscheid te nemen. Zij geeft hierin het juiste voorbeeld;

stelt het spelmateriaal met zorg samen. Zorgt voor diversiteit van materiaal zodat de gewoontes van verschillende culturen aan bod kunnen komen.

Pedagogisch- en ouderbeleid29

BIJLAGE II THOMAS GORDON: LUISTEREN NAAR KINDEREN

Thomas Gordon was een Amerikaanse ontwikkelingspsycholoog die een methode heeft ontwikkeld om de communicatie tussen kind en volwassene te verbeteren.Dat kan alleen als aan belangrijke behoeftes van pedagogisch medewerkers en kinderen wordt voldaan zodat een respectvolle relatie kan worden opgebouwd.Een aantal fundamentele begrippen van Gordon zijn:1. actief luisteren2. ik-boodschap3. win-win of de geen-verliesmethode.

Ad. 1 actief luisteren:Belangrijk in de communicatie is dat er goed geluisterd wordt zowel verbaal als non-verbaal. Gordon spreekt hier van "actief luisteren". Onder actief luisteren verstaat Gordon vooral het in eigen bewoordingen weergeven van de belevingsgedachten, wensen en gevoelens van de ander. Hierdoor laat je zien en horen dat je de ander begrepen hebt.

Actief luisteren is slechts mogelijk indien: je de gedachten/gevoelens van de ander probeert in te voelen c.q. te begrijpen je de gedachten/gevoelens van de ander accepteert je de eerlijke bedoeling hebt om te luisteren/ te helpen en je jezelf bent (echtheid)Actief luisteren is geen techniek doch meer een basishouding.

Ad. 2 ik-boodschapDuidelijk zijn speelt bij Gordon eveneens een belangrijke rol. Om aan je eigen behoeften te kunnen voldoen is het nodig om die behoeften dan ook kenbaar te maken. Daarbij is het belangrijk je zo te uiten dat het voor de ander duidelijk is hoe jij denkt en voelt. Dit gebeurt aan de 'hand van 'ik-boodschappen: die beschrijven je gedachten, je gevoel en je waarneming. Je moedigt zo ook de ander aan zelf open te zijn. De ander wordt gestimuleerd zich ook zo te gedragen. Daardoor kan er in het contact met het kind en de leidsters een veilige plek ontstaan waarin ruimte is voor ieders gedachten en gevoelens.

Voorbeeld:Pedagogisch medewerker: "Ik vind het niet leuk als onze nieuwe bank vies wordt. Als jij er steeds met je schoenen op gaat staan komen er vlekken op en dan moet ik dat weer schoon maken. Maar wil jij graag op de bank spelen?".Kind: "Ja".Pedagogisch medewerker: " Als je je schoenen uit doet kun je toch op de bank spelen zonder dat die vies wordt.

Ad. 3 win-win of de geen verliesmethodeKort gezegd betekent dit: als er onenigheid bestaat voortvloeiend uit verschillende behoeftes moet je zoeken naar een oplossing die ieders behoefte zoveel mogelijk bevredigt zonder dat iemand 'verliest'.

Voorbeeld:

Pedagogisch- en ouderbeleid30

Twee peuters, Max en Sarah staan beide huilend aan een fietsje te trekken.De pedagogisch medewerker zegt: "Jullie zijn boos hè, omdat jullie allebei op het dit fietsje willen fietsen (actief luisteren)". Jullie kunnen wel om de beurt fietsen, eerst Max een rondje en daarna Sarah een rondje (win-win-methode). Sarah zullen wij samen naar Max kijken als hij een rondje fietst?Hé kijk eens... daar staat nog een fietsje, nu kunnen jullie samen fietsen! ."

Literatuur en cursussen:Thomas Gorden heeft over zijn methode verschillende boeken geschreven zoals "Luisteren naar kinderen" en "Beter omgaan met jezelf en anderen", uitgeverij Tiron. Het is ook voor ouders/opvoeders mogelijk om een Gordoncursus te volgen. Inlichtingen over deelname aan deze cursussen zijn verkrijgbaar bij de Stichting Nederlandse Effectiviteits Trainingen (NET) www.gordontraining.nl.

BIJLAGE III: VERBALE COMMUNICATIE EN LICHAAMSTAAL.Volgens projectbureau Mutant

Uitgangspunten1. non-verbale taal, de lichaamstaal en de verbale taal2. behoefte van het kind aan aandachtige omgang3. positieve invalshoek als leidraad voor het handelen

Ad. 1. Verbale en non-verbale communicatieCommunicatie is het belangrijkste middel tot sociaal contact tussen mensen. Non-verbale communicatie wordt overgebracht door lichaamstaal. Alle signalen die worden uitgezonden door hoofd- en lichaamsbewegingen: houdingen van hoofd, armen en benen, ogen en gezichtsuitdrukkingen worden lichaamstaal genoemd. Gevoelens worden afgelezen aan lichaamstaal. Om te begrijpen wat een baby wil, moet de verzorger uiterst alert zijn op lichaamstaal want dat is voor een baby naast huilen veelal de enige mogelijkheid om contact te maken en te hebben.Het is belangrijk dat opvoeders attent zijn op diverse lichaamstaalsignalen en daar op reageren."Oei wat kijk je boos. Ik zie dat je de treintjes niet aan elkaar krijgt. Kom, we proberen het even samen "."Oh wat een grote gaap. Je hebt slaap zie ik. Kom maar het is tijd voor je dutje".In een goed verlopende communicatie is de lichaamstaal in overeenstemming met de verbale communicatie.

Ad. 2. Behoefte aan aandachtige omgangIeder kind heeft behoefte aan aandachtige omgang. Een kind heeft deze aandacht nodig voor het ontwikkelen van zijn identiteit en voor het krijgen van een positief zelfbeeld. Kinderen zijn vanaf hun geboorte ingesteld op aandachtige omgang met hun ouders/verzorgers. Ouders/verzorgers en l pedagogisch medewerker moeten zoveel mogelijk reageren op de contactinitiatieven door middel van hun eigen lichaamstaal, door te praten en te benoemen van wat gezien wordt bij het kind.

Voorbeeld:

Pedagogisch- en ouderbeleid31

Een kind wijst naar het fruit en brabbelt wat. De volwassene bevestigt het contactinitiatief door te zeggen: "Ja, daar ligt een lekker stukje banaan. Pak dat maar."

Ad. 3. Positieve invalshoek als leidraad voor het handelenDe basis van handelen door de volwassene is een positieve reactie. Door positief te reageren op initiatieven van het kind wordt voorkomen dat negatieve communicatie ontstaat. Prettige contactmomenten worden uitgebouwd, negatieve of ongewenste contactinitiatieven worden omgebogen.

Voorbeeld:Een kind wil een kopje koffie pakken. "Ja dat is mijn koffie. Laat dat maar staan want koffie is heel erg heet". Als het kind dan naar zijn bekertje kijkt: "Ja dat is een beter idee, drink jij maar uit jouw bekertje".

Algemene principes in het maken en onderhouden van contacta. initiatieven tot contactb. ontvangstbevestigingc. uitwisseling en beurten makend. benoemen

Ad. a. Initiatieven tot contactKinderen zijn voortdurend bezig met contact zoeken. Door het initiatief van het kind op te merken komt de volwassene als het ware in de belevingswereld van het kind."Oh, wat trek jij een zielig lipje, jij vindt dit niet leuk hè ".

Ad. b. OntvangstbevestigingVoor het opbouwen en uitbouwen van een goed contact moet de volwassene het kind laten weten dat het contactinitiatief is opgemerkt. Gewenste initiatieven kunnen worden ondersteund en ongewenste initiatieven kunnen worden omgebogen door alternatieven te bieden.

Ad. c. Uitwisseling en beurten makenHet uitwisselen van contactinitiatieven en contactbevestigingen vormt de basis voor het opbouwen en verdiepen van de relatie tussen de volwassene en het kind. Een prettige sfeer komt tot stand door reeksen van positieve contactmomenten. Beurten maken kan zowel individueel als met meerder kinderen tegelijk. Bij beurten maken gaat het er niet alleen om iedereen om de beurt aan bod te laten komen, maar vooral om de vaardigheid iedereen te betrekken bij dat wat er gebeurt. Nee-reeksen doen zich voor als op initiatieven van een kind wordt gereageerd met:" Nee, dat mag niet. Nee, dat moet toch niet zo". Het kind krijgt op deze manier geen prettig contact.De ja-reeks, een positieve uitwisseling van initiatieven, is de tegenhanger van de nee-reeks.Het kind krijgt alternatieven en aanwijzingen over wat wel kan en mag.

Ad. d. BenoemenDoor op een vriendelijke toon te benoemen wat er gebeurt, te praten en te babbelen, creëert de volwassene een prettige ontspannen sfeer. Contactinitiatieven en goede contactmomenten worden hierdoor gestimuleerd. Door op conversatietoon te benoemen wat begrepen wordt uit het contactinitiatief merkt het kind dat het begrepen wordt of niet. Het geeft het kind het gevoel dat er aandacht voor hem is. Het is ook een manier om de uitwisseling te stimuleren.

Pedagogisch- en ouderbeleid32

Het benoemen van eigen handelen trekt de aandacht van het kind, het geeft duidelijkheid over dat wat er gebeurt of gaat gebeuren. Op deze manier maakt de volwassene zijn gedrag voorspelbaar en wordt een verwachting opgebouwd waar het kind zich op kan instellen.

BIJLAGE IV: PIKLER

Een van de pedagogische visies, de visie van Emmi Pikler hebben wij eruit gelicht. Pikler (1902-1984) was kinderarts in Boedapest en leidde jarenlang een kindertehuis, waar zij haar ideeën in praktijk bracht. Uit onderzoek blijkt dat de Pikler-methode een positief effect heeft op de ontwikkeling. Kinderen ontwikkelen zich beter en zelfs sneller op alle gebieden.Een kind moet vanaf zijn geboorte als volwaardige mens worden benaderd. Belangrijk hierbij is om het kind in zijn eigen tempo en op eigen kracht te laten ontdekken, leren, spelen en bewegen zonder onnodig in te grijpen. Deze voorwaarden zijn van belang voor het vergroten van het zelfvertrouwen en de gehele ontwikkeling. .

”Het is van wezenlijk belang dat het kind zoveel mogelijk zelf ontdekt. Als we hem helpen elk probleem op te lossen beroven we hem juist van datgene wat voor zijn mentale ontwikkeling het belangrijkste is” Emmi Pikler

Een kind heeft de volwassene niet nodig om te leren kruipen, zich op te richten, te gaan zitten of te leren lopen. Hij slaagt daar zelf in.Uit onderzoek blijkt zelfs dat het een negatieve invloed op de ontwikkeling kan hebben wanneer het kind ‘gepusht’ wordt. Hierdoor kan het belangrijke stappen in de ontwikkeling overslaan, zoals bijvoorbeeld kruipen.

Het is de taak van de pedagogisch medewerker om de ruimte veilig en interessant te maken zodat het kind op onderzoek uit kan gaan. Zonder ingrijpen of stimuleren van de volwassene waarbij de (emotionele) veiligheid steeds geboden wordt.

Wat betekent dit nu in de dagelijkse praktijk voor de kinderen? tijdens de verzorgingsmomenten (verschonen, voeden, aan- en uitkleden, naar bed

brengen enz.) krijgt het kind zoveel mogelijk ongedeelde aandacht. we praten, benoemen, vertellen wat er gaat gebeuren en geven kinderen hierbij de tijd

om de informatie te verwerken. géén wipstoeltjes (hiervan maakten wij sowieso al nauwelijks gebruik); kinderen op een harde ondergrond leggen en laten spelen. geen trapeze boven het hoofdje hangen; het maakt gebruik van de trap naar de aankleedtafel; klimt zelf op/van de bank; niet in een zittende positie brengen, voordat zij er uit zichzelf aan toe zijn. De kans is

groter dat zij het kruipen overslaan en ‘billenschuivers’ worden, kruipen is een belangrijke fase in de ontwikkeling.

Welk effect heeft dit op het kind?

Pedagogisch- en ouderbeleid33

Het kind krijgt zoveel mogelijk ongedeelde aandacht: dit vergroot het basisvertrouwen waardoor het geen of minder aandacht nodig heeft tijdens het spelen en zich zo zelfstandiger kan ontwikkelen. Het vergroot autonomie en zelfvertrouwen.

Kinderen blijken rustiger te worden en zich op alle gebieden sneller en beter te ontwikkelen;

Tijdens de verzorging krijgt het kind de kans zoveel als mogelijk actief te participeren.

Om jullie een indruk te geven van het werken volgens de Pikler visie, kunnen jullie een dvd op Dikkie Dik bekijken. Vraag hier gerust naar!

BIJLAGE V: NCKO-Kwaliteitsmonitor

Om vast te stellen of de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang goed is gebruiken de kinderdagverblijven van KOIJ, dus ook Dikkie Dik, de kwaliteitsmonitor van het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO). Dat is een praktisch instrument waarmee kinderdagverblijven zelf de pedagogische kwaliteit van de opvang in kaart kunnen brengen. De kwaliteitsmeter onderscheidt een 3-tal zgn. basale (basis) eigenschappen/vaardigheden en een 3-tal zgn. educatieve (opvoedende) kwaliteiten waarover een goede pedagogisch medewerker moet beschikken De 3 basiskwaliteiten weerspiegelen een 3-tal grondhoudingen:

1. Straalt de pedagogisch medewerker warmte uit? Is ze zich bewust dat haar nabijheid en wijze van nabij zijn een hechtingsrelatie met zich meebrengen die door het kind als veilig worden ervaren? Dat zij bijdraagt aan de ontwikkeling van sociale en moreel- ethische vaardigheden en eigenschappen, emphatisch vermogen en het leren omgaan met stress en het oplossen van problemen van het kind? (samengevat onder ‘sensitieve responsiviteit’);

2. Is er respect voor de autonomie van het kind? Wordt door de pedagogisch medewerker ingezien en gehandeld vanuit de grondhouding dat pas vanuit erkenning van eigenheid en autonomie het kind veilig op verkenning kan en kan ‘bouwen’ aan het fundamentele gevoel van eigenwaarde en waardevol te zijn? (samengevat onder ‘respect voor de autonomie’);

3. Beschikt de pedagogisch medewerker over de kwaliteit in haar benadering en behandeling van het kind structuur aan te brengen en grenzen te stellen en over te brengen dat structureren en grenzen stellen ook in het leven van het kind belangrijk zijn? (samengevat met de karakteristiek ‘structureren en grenzen stellen’);

Het 3-tal educatieve vaardigheden bouwen (verder) op:1. Is er goede interactie (contact) tussen medewerker en kind? Beschrijft de pedagogisch

medewerker goed de diverse situaties en speelt zij daarbij in op het ontwikkelingsniveau van het kind? Immers: praten en uitleggen vormt en voedt op. Zo leert het kind de wereld kennen, maakt het zich de wereld ‘eigen’ en leert het normen en waarden. Praten en uitleggen draagt mee bij aan empathie en gewetensvorming (samengevat onder de noemer ‘praten en uitleggen’);

2. Wordt door de pedagogisch medewerker de ontwikkeling van het kind adequaat gestimuleerd? Dat is o.a. te ‘meten’ aan de inrichting van de ruimtes, het aanbod van materialen en activiteiten, de daarin betoonde creativiteit, de wijze waarop de persoonlijke competenties van het kind gestimuleerd worden, meer in het algemeen:

Pedagogisch- en ouderbeleid34

hoe met het kind wordt gesproken en het dingen wordt uitgelegd (samengevat onder de noemer ‘ontwikkelingsstimulering’);

3. Hoe begeleiden de pedagogisch medewerkers de interacties (contacten) tussen de kinderen. Immers tijdens interacties doen kinderen positieve en negatieve ervaringen op. Begeleiding door de pedagogisch medewerker speelt daarbij een belangrijke rol. Zij ondersteunt de kinderen in de contacten met andere kinderen, biedt hun steun en veiligheid en geeft hun zelfvertrouwen. Zo ontwikkelen kinderen hun sociale vaardigheden (samengevat onder de noemer ‘begeleiding van interacties’).

De hiervoor geschetste 6 kwaliteiten waarover een, pedagogisch medewerker volgens de NCKO-Kwaliteitsmonitor moet beschikken, geven, getoetst in de praktijk, inzicht in de sterke en zwakke punten van de opvang en op welke punten de pedagogische kwaliteit verbeterd kan worden.De pedagogische kwaliteit op Dikkie Dik wordt in ieder geval één maal per drie jaar gemeten.

Pedagogisch- en ouderbeleid35