pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by...

182
10 ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE HOOFDSTUK 1 : GESCHIEDENIS, THEORIE EN ONDERZOEKSTRATEGIEËN 1. De menselijke ontwikkeling als een wetenschappelijk, toegepast, interdisciplinair veld Wetenschappelijk Ontwikkelingspsychologie is een wetenschap die stabiliteit en verandering wil begrijpen over de levensloop. (‘human development’) Bv. stabiliteit: angstige kleuter wordt later een angstige puber Toegepast Ontwikkelingspsychologie heeft belang voor praktijk. Interdisciplinair Ontwikkelingspsychologie ontwikkelt zich door gecombineerde inspanningen uit vele wetenschappen. 2. Basis issues Theorieën over ontwikkelingen: Een geordend geheel van uitspraken, Een samenhangend geheel van uitspraken, Beschrijft gedrag, Verklaart gedrag, Voorspelt gedrag. Theorie is een geordend en samenhangend geheel van uitspraken dat gedrag beschrijft, verklaart en voorspelt. Theorieën zijn van groot belang: (1) Ze geven richting en betekenis aan wat we zien, dus ze helpen ons begrijpen. (2) Ze zijn een basis voor praktijk, zo weten we wat te doen. (3) Ze geven ons de mogelijkheid tot wetenschappelijke bevestiging, ze hebben daar behoefte aan Er zijn 3 basisvragen: A. Is ontwikkeling continu of discontinu? (a) Continu Volgers van deze theorie zien de ontwikkeling als een geleidelijk en continu proces. De individuen breiden geleidelijk

Transcript of pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by...

Page 1: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE

HOOFDSTUK 1 : GESCHIEDENIS, THEORIE EN ONDERZOEKSTRATEGIEËN

1. De menselijke ontwikkeling als een wetenschappelijk, toegepast, interdisciplinair veld

Wetenschappelijk Ontwikkelingspsychologie is een wetenschap die stabiliteit en verandering wil begrijpen over de levensloop. (‘human development’)Bv. stabiliteit: angstige kleuter wordt later een angstige puber

ToegepastOntwikkelingspsychologie heeft belang voor praktijk.

Interdisciplinair Ontwikkelingspsychologie ontwikkelt zich door gecombineerde inspanningen uit vele wetenschappen.

2. Basis issues

Theorieën over ontwikkelingen:

Een geordend geheel van uitspraken, Een samenhangend geheel van uitspraken, Beschrijft gedrag, Verklaart gedrag, Voorspelt gedrag. Theorie is een geordend en samenhangend geheel van uitspraken dat gedrag beschrijft, verklaart en

voorspelt.

Theorieën zijn van groot belang:

(1) Ze geven richting en betekenis aan wat we zien, dus ze helpen ons begrijpen.(2) Ze zijn een basis voor praktijk, zo weten we wat te doen. (3) Ze geven ons de mogelijkheid tot wetenschappelijke bevestiging, ze hebben daar behoefte aan

Er zijn 3 basisvragen:

A. Is ontwikkeling continu of discontinu? (a) Continu

Volgers van deze theorie zien de ontwikkeling als een geleidelijk en continu proces. De individuen breiden geleidelijk een zelfde soort vaardigheden uit die er in het begin al waren.

(b) DiscontinuDe ontwikkeling gebeurt stapsgewijs (in stadia *). Mensen veranderen snel als ze op een nieuw level staan en veranderen dan langzaam voor een tijdje. Bij elke nieuwe stap interpreteert en respondeert de persoon op een kwalitatieve andere manier (op) de wereld

* Stadia = kwalitatieve veranderingen in denken en doen, kenmerkend voor bepaalde perioden

1

Page 2: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

B. Is er één verloop van de ontwikkeling of meerdere?

Vroeger: Aanhangers van stadiatheorieën; iedereen doorloopt zelfde sequentie van ontwikkeling

Nu: Meerdere vormen van ontwikkeling mogelijk door contexten (= unieke combinatie vanpersoonlijke en omgevingskenmerken)Bv.: een verlegen persoon ontwikkelt zich in een heel andere context dan heel sociale mensen die werkelijk op zoek gaan naar andere mensen.

C. Is erfelijkheid of omgeving het belangrijkst? ( nature nurture)

Erfelijkheid = aangeboren, biologische eigenschappen alle theorieën vinden beide belangrijk,Omgeving = Fysische en sociale invloeden uit de omwereld maar klemtoon verschilt:

Sommige auteurs beklemtonen stabiliteit (= kinderen behouden hun relatieve positie) ERFELIJKHEIDVb. als kleuter ne vlotte prater en later een tettergat (stabiliteit door een vroege ervaring)

Andere auteurs beklemtonen plasticiteit (=verandering is mogelijk) OMGEVINGVb. als kleuter stil en verlegen maar later een even groot tettergat (mede door omgeving)

3. Het levensloopperspectief (lifespan perspective) : een gebalanceerd gezichtspunt

De gemiddelde levensverwachting blijft stijgen. Onderzoekers zien ontwikkeling als een dynamisch systeem (= dynamische systeembenadering).D.w.z. dat de ontwikkeling wordt gezien als een proces dat altijd verder gaat, zich uitstrekt van bevruchting tot dood, en vorm krijgt door een complex netwerk van biologische, psychologische en sociale invloeden.

Belangrijke vertegenwoordiger hiervan is het levensloopperspectief:Ontwikkeling wordt hier gezien als:

Levenslang Multidimensioneel en veelvormig Plastisch Beïnvloed door vele krachten in interactie met elkaar

A. Levenslang

Verschillende fasen in de ontwikkeling:

(zie boek pg. 8 voor uitleg bij elke fase!)

2

Prenataal Bevruchting tot geboorteBaby en peuter Geboorte - 2 jaarVroege kindertijd 2 - 6 jaarMidden-kindertijd 6 - 11 jaarAdolescentie 11 - 20 jaarVroege volwassenheid 20 - 40 jaarMidden-volwassenheid 40 - 60 jaarLate volwaasenheid 60 jaar - overlijden

Page 3: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

In elke fase komen veranderingen voor op vlak van 3 brede domeinen:* Fysiek* Cognitief Ze overlappen elkaar en werken op elkaar in * Emotioneel en sociaal

B. Multidimensioneel en veelvormig

1) De uitdagingen en aanpassingen van ontwikkeling zijn multidimensioneel, d.w.z. dat ze beïnvloedt worden door een ingewikkeld mix van biologische, psychologische en sociale factoren.

Hoe ouder je wordt hoe meer het fysieke, cognitieve en emotionele invloed gaat hebben op elkaar en hoe meer ze in elkaar gaan verstrengelen.Elke aftakking is een weg die je inslaat, zoals bv. muziek, sport etc.

2) Ten tweede is de levensloopontwikkeling multidirectioneel (veelvormig)Veelvormig heeft 2 betekenissen:

Niet altijd vooruitgang in alle domeinen Bv. Goed in talen, maar dan minder goed in wiskunde

Vooruitgang en achteruitgang binnen hetzelfde domein Bv. Het geheugen werkt minder goed (achteruitgang), maar je wordt toch beter in Duits doordat je daar bent geweest en je veel ervaring hebt opgedaan op vlak van die taal (vooruitgang).

C. Plastisch

Dit wil zeggen dat men benadrukt dat ontwikkeling kneedbaar en veranderbaar is. Bv. iemand kiest ervoor om te studeren i.p.v. jong te trouwen. Wanneer nieuwe mogelijkheden zich aanbieden kan deze persoon gemakkelijk ineens wel trouwen en kinderen krijgen in haar dertiger jaren.

Geleidelijk aan wordt ontwikkeling wel minder plastisch als zowel de capaciteit en de kansen voor verandering verminderen.

Het is ook belangrijk te weten dat plasticiteit verschilt tussen individuen. (sommige kinderen en volwassenen ervaren meer verschillende levensomstandigheden)

D. Beïnvloed door vele krachten in interactie met elkaar

Invloeden op ontwikkeling:

Leeftijdsgebonden

3

Page 4: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Gebonden aan geschiedenis Niet-normatief

a) Leeftijdsgebonden

Gebeurtenissen zijn sterk gebonden aan leeftijd en daardoor voorspelbaar (normatief). Niet enkel lichamelijk maar ook bv. vanaf 6 jaar naar 1e leerjaar gaan, op 18 rijbewijs halen en gaan studeren in het hoger onderwijs.

b) Gebonden aan geschiedenis

Iets wordt ervaren door mensen die geboren zijn rond hetzelfde tijdstip (cohort = mensen die geboren zijn rond dezelfde tijd en zo gelijken op elkaar op vlak van dingen die hen scheidt van mensen die geboren zijn in andere tijden) (normatief).Bv. de ontwikkeling verloopt moeizaam omdat de economie niet zo goed draait of omdat er oorlog aan de gang is.

c) Niet-normatief

Gebeurtenissen die onregelmatig voorkomen. Ze komen bij één of slechts enkele personen voor en volgen geen voorspellende tijdtabel. Bv. Je leert iemand toevallig kennen die je ziet zitten en dat brengt kleur in je leven.

4. Wetenschappelijke beginsels

A. Wetenschappelijke voorvaders (vanaf einde 19 e eeuw en begin 20 e eeuw)

a) Darwin (Forefather of scientific child study)

De evolutietheorie:- Natuurlijke selectie- Overleven van de sterkste (survival of the fittest)

Sommige soorten overleven in bepaalde omgevingen doordat ze zich het beste hebben aangepast aan die omgeving. Andere soorten sterven omdat ze zich niet hebben weten aan te passen aan hun omgeving. Individuen die behoren tot een bepaald soort dat wel voldoet aan de noodzakelijke elementen van een overlever leven lang genoeg om hun voordelige karakteristieken door te geven aan de volgende generatie.

Hij ontdekte ook dat vroege prenatale groei hetzelfde in verschillende soorten. Hieruit ontstond de wetenschappelijke studie van kinderen.

b) De normatieve periode

Hall en Gesell:

Verdeelden theorieën op basis van evolutionaire ideeën. Onderzochten grote aantallen mensen om gedrag te onderzoeken. Onderzochten leeftijdsgemiddelden.

Ze bekeken ontwikkeling als een genetisch bepaald proces dat zich automatisch ontvouwt. Normatieve benadering:

Metingen rond gedrag werden afgelegd bij een groot aantal individuen en vervolgens werden er leeftijdsgerelateerde gemiddelden geschat om een typische ontwikkeling te representeren.

4

Page 5: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

c) Intelligentietests

Binet:

Werd gevraagd een manier te vinden om kinderen met leerproblemen te identificeren die nood hadden om geplaatst te worden in het bijzonder onderwijs.

Hij ontwikkelde de eerste succesvolle intelligentietest Deze werd later gebruikt om individuele verschillen in ontwikkeling te onderzoeken

(verschillende uitkomsten vergelijken naargelang gender, etniciteit, familie achtergrond, ...)

5. Midden 20e eeuw- theorieën

Vanaf dan ontplooide de menselijke ontwikkeling zich tot een legitieme discipline. Het won aan belangstelling waardoor er een resem theorieën ontstonden die later veel volgelingen kregen.

A. Psycho-analytische visie

= mensen gaan door een reeks stadia waarin ze geconfronteerd worden met conflicten tussen biologische driften (agressief, sexueel) en sociale verwachtingen. De manier waarop deze conflicten worden opgelost bepaald de mogelijkheid van het individu om te leren, om overweg te kunnen met anderen en om om te gaan met angst. (= bepaalt het psychisch functioneren)

a) Freud

Psychoseksuele theorie: De manier waarop ouders omgaan met impulsen (= driften) van hun kinderen in de eerste levensjaren bepaalt de ontwikkeling van de persoonlijkheid.

In Freud’s theorie worden 3 aspecten van de persoonlijkheid geïntegreerd in 5 fases/stadia:

3 aspecten van persoonlijkheid : o Id

Het oudste en ruimste aspect De basis voor biologische noden en verlangen Onbewust, reeds aanwezig bij geboorte

o Ego (2-6j) Het bewuste, rationele aspect van de persoonlijkheid Komt voor in de vroege kindertijd Stuurt de impulsen van het id door zodat zij ontlaad worden op gepaste objecten en op

aanvaardbare tijden en plaatsen. (soort bemiddelaar) Bijvoorbeeld: Geholpen door het ego stopt de hongerige baby met huilen wanneer ze

merkt dat de moeder bezig is met het klaarmaken van het eten. (melk opwarmen)o Superego (3-6j)

= het bewustzijn / geweten Ontwikkelt zich door interactie met de ouders, die erop staan dat hun kinderen de

regels volgen van de maatschappij.

Relaties id, ego en superego bepalen de basispersoonlijkheid van het individu Het ego heeft de complexe taak om het id, de externe wereld en het geweten (superego) overeen te laten

komen (bemiddelaar)

5

Page 6: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Bv. wanneer het ego verleid wordt om toe te geven aan de impulsen van het id door een speelkameraadje te slaan om zo een aantrekkelijk speelgoed te bemachtigen, kan het superego waarschuwen dat zoiets fout is. Het ego moet dan beslissen welk van de 2 krachten (id of superego) deze innerlijke strijd gaat winnen of het moet een compromis uitwerken zoals vragen om een beurtrol te krijgen om met het speelgoed te mogen spelen.

5 psychoseksuele stadia

Freud geloofde dat gedurende de kindertijd de seksuele impulsen de focus van de orale naar de anale naar de genitale zones van het lichaam verschuift. In elke fase lopen de ouders op een dunne lijn tussen te veel (fixatie) of te weinig toelaten van die gratificaties van de basisnoden van hun kinderen. Wanneer ouders een goede balans vinden dan groeien deze kinderen op tot welgevormde volwassenen met de capaciteit voor weloverwogen seksualiteit en investering in het familieleven.

Psychoseksuele stadia

Periode van ontwikkeling Beschrijving

Oraal Geboorte - 1 jaar

Het nieuwe ego leidt de zuigactiviteiten van de baby t.o.v. de fles of de borst. Wanneer niet wordt tegemoet gekomen aan deze noden op een gepaste manier, dan ontwikkelt het kind gewoonten zoals duimzuigen, bijten op de vingernagels en overeten en roken in het latere leven. In deze fase steken kinderen ook alles in hun mond.

Anaal 1 - 3 jaar

Peuters zijn heel gefascineerd door hun uitwerpselen en leren in deze fase ook om op het potje te gaan. Het is heel belangrijk dat de ouders niet te vroeg gaan eisen dat het kind op het potje gaat en ze mogen ook niet te weinig eisen stellen, want dit kan later voor problemen zorgen.

Fallisch 3 - 6 jaar

Kleuters worden zich bewust van het andere geslacht en voelen een seksueel verlangen voor de ouder van het andere geslacht. Om straffen te vermijden geven ze hun verlangen op en nemen ze de karakteristieken en waarden van de ouder van hetzelfde geslacht over. Dit heeft als resultaat dat het superego wordt gevormd en kinderen voelen zich schuldig elke keer wanneer ze deze standaarden overschrijden.

Latentie 6 - 11 jaar

De seksuele instincten koelen af en het superego ontwikkelt zich verder. Het kind verwerft nieuwe sociale waarden van volwassenen en peers van hetzelfde geslacht buiten de familie. Ze zijn in deze fase bezig met het leren lezen, schrijven, vriendschappen vormen, …

Genitaal Adolescentie

Met de pubertijd komen de seksuele impulsen van het fallische stadium weer naar boven. Men gaat in deze fase o.a. een partner zoeken buiten het gezin. Als de ontwikkeling succesvol is geweest gedurende de eerste stadia, dan leidt dit tot een huwelijk, volwassene seksualiteit en de geboorte en opvoeding van kinderen. Deze stage breidt verder uit doorheen de volwassenheid.

Kritiek op Freud:* Te grote klemtoon op de rol van seksuele gevoelens in de ontwikkeling* Theorie is cultuur-specifiek (19e eeuw, Victoriaanse maatschappij. In de Victoriaanse tijd werd er nooit over seks gepraat in vergelijking met de 19e eeuw)* Hij heeft geen onderzoek gedaan bij kinderen!

6

Page 7: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

b) Erikson Erikson breidde de theorie van Freud verder uit:

- 5 eerste stadia : zie Freud- 3 volgende stadia: nieuw

Psychosociale theorie: Het ego bemiddelt niet alleen tussen de impulsen van het id en de eisen van het superego. Bij elk stadium vereist het ook attitudes en vaardigheden die het individu een actief, meedraaiend lid van de maatschappij maakt.

Er is een basisconflict in ieder stadium Er is een invloed van culturele context

Bv. In 1940 observeerde hij de Yurok Indianen. Daar ontdekte hij dat de baby’s de eerste 10 dagen na hun geboorte geen borstmelk kregen, maar i.p.v. daarvan een dunne, niet zo voedzame soep. Na 6 maanden worden bij sommige kinderen de moeder een tijdje weggehaald als het nodig is. Vanuit ons standpunt kan dit wreed lijken. Maar het is zo dat de Yurok leven in een wereld waar zalm de rivier een keer per jaar vult. Deze omstandigheden vereisen een goede zelfbeheersing voor overleving.

Psychosociale stadia

Periode van ontwikkeling Beschrijving

Vertrouwen vs. Wantrouwen (oraal)

Geboorte - 1 jaar

Door liefde, verantwoordelijke verzorging etc. winnen kinderen een soort van vertrouwen dat de wereld goed is. Wantrouwen ontstaat wanneer kinderen te lang hebben moeten wachten voor troost en ze hardhandig werden aangepakt.

Autonomie vs. Schaamte en twijfel (anaal)

1 - 3 jaar

Doordat kinderen hun nieuwe mentale en motorische vaardigheden gebruiken, willen ze ook zelf kiezen en beslissen. Autonomie wordt gekweekt wanneer ouders aanneembare vrije keuzes toelaten en het kind niet forceren of beschamen.

Initiatief vs. Schuld (fallisch) 3 - 6 jaar

Initiatief - een gevoel voor ambitie en verantwoordelijkheid - wordt ontwikkeld wanneer ouders hun kind steunen bij zijn/haar nieuwe doel. Wanneer ouders te veel zelfcontrole eisen, veroorzaken ze een buitengewoon schuldgevoel.

Vlijt vs. Minderwaardigheid (latentie)

6 - 11 jaar

Op school ontwikkelen kinderen de capaciteit om te werken en coöpereren met anderen. Een minderwaardigheidsgevoel ontwikkelt zich wanneer negatieve ervaringen thuis, op school, of met peers leiden tot gevoelens van incompetentie.

Identiteit vs. Verwarring (genitaal)

Adolescentie

De adolescent tracht antwoorden te vinden op vragen zoals wie ben ik, wat is mijn plaats in de maatschappij? Door het exploreren van waarden en beroepsdoelen vormt de jonge persoon een identiteit. Het negatieve gevolg is verwarring over zijn toekomstige rollen als volwassene.

Intimiteit vs. Isolement

Vroege volwassenheid

Jong volwassenen werken aan het tot stand brengen van intieme banden met anderen. Door vroegere ontgoochelingen kunnen sommige individuen geen dichte relaties aangaan en blijven ze geïsoleerd.

Generativiteit vs. Stagnatie

Midden volwassenheid (middelbare leeftijd)

Volwassenen op middelbare leeftijd dragen bij aan de volgende generatie door te zorgen voor andere mensen, productief werk, zich inzetten voor kinderen etc. De persoon die hierin faalt, voelt een afwezigheid van een betekenisvolle totstandbrenging ('accomplishment').

Ego-integriteit vs. Late Ouderen blikken terug op het leven, op welke persoon ze zijn geweest.

7

Page 8: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Wanhoop volwassenheidEgo-integriteit resulteert in het gevoel dat het leven de moeite waard was. Degene die ontevreden zijn over hun leven vrezen de dood.

Sterke punten:

> De klinische methode wordt aanvaard. (= case study) Elk individu apart is van belang.> Inspirerend onderzoek over vele aspecten emotionele/sociale ontwikkeling

Minpunten:

> Weinig aandacht voor andere methodes en daardoor een beetje geïsoleerd> Vele ideeën zijn moeilijk te onderzoeken.

B. Behaviorisme en sociaal leren

a) Behaviorisme

= direct observeerbare gebeurtenissen – stimuli en responsen – zijn de beste focus van een studie.

Klassieke conditionering (Pavlov):

Pavlov ontdekte dat honden kwijlen wanneer ze eten krijgen. Hij zag ook dat de honden die hij observeerde kwijlden vooraleer ze eten voor hun neus hadden. Dit kwam doordat ze de trainer direct associeerden met eten. De honden moeten dus geleerd hebben om een neutrale stimulus (de trainer) te associëren met een andere stimulus (eten) dat een reflexieve respons tot gevolg heeft (kwijlen). Hij testte dit d.m.v. een bel. Die bel werd later inderdaad geassocieerd met eten en de honden kwijlden wanneer ze de bel hoorden. Watson wou onderzoeken of deze klassieke conditionering toepasselijk was op het gedrag van kinderen. Hij concludeerde dat – net als de tabula rasa van Locke – de omgeving de belangrijkste determinant is voor de ontwikkeling. Volwassenen kunnen het gedrag van kinderen kneden door zorgvuldig stimulus-respons associaties te controleren. En de ontwikkeling is een continue proces, dat bestaat uit geleidelijke groei van het aantal en de kracht van deze associaties.

Operante conditionering:

Volgens Skinner kan de frequentie van gedrag verhoogd worden door het inlassen van versterkers na het gedrag. Deze versterkers kunnen eten, lof of een vriendelijke lach zijn. Het kan ook verlaagd worden door het invoeren van straffen, zoals afkeuring.

b) Sociaal leren/ observerend leren – Bandura= imitatie-leren / model-leren / observatie-leren.

Deze theorie van Bandura legt sterke nadruk op cognitie of denken. Hij noemt deze theorie zelf de sociale cognitieve theorie.

Naarmate kinderen ouder worden, worden ze selectiever in wie ze imiteren. Door te zien hoe anderen zichzelf prijzen en verwijten maken, ontwikkelen kinderen persoonlijke normen (standards) voor gedrag en een gevoel van zelfeffectiviteit (self-efficacy), d.i. het geloof dat zijn eigen mogelijkheden en karakteristieken hem zullen helpen om te slagen(soort vertrouwen). Bv. Een ouder zegt vaak “Ik ben blij dat ik ben blijven werken aan die taak, ook al was het hard” en leert het kind zo de waarde van doorzetting. Later versterkt hij/ zij dit nog door te zeggen “Ik weet dat je het goed zal doen met je huiswerk!”.

8

Page 9: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Al snel zal het kind zichzelf zien als hardwerkend en ‘high-achieving’ en gaat hij/zij mensen met deze kenmerken selecteren als model.

c) Plus- en minpunten

Pluspunten:

> Toegepast in gedragstherapie (‘behavior modification’) = combinatie van conditionering en model-leren

Minpunten:

> Visie op omgevingsinvloeden te beperkt> Onderschatten van eigen bijdrage van de mens tot ontwikkeling.

C. Piaget: cognitieve ontwikkelingstheorie

= Kinderen bouwen actief kennis op door omgaan met en verkennen van de wereldPiaget geloofde dus niet dat het leren van kinderen afhangt van versterkers, zoals beloningen van volwassenen.

Centraal in deze theorie: Biologisch concept van adaptatie: zoals de structuur van het lichaam zich heeft aangepast aan de omgeving, zo hebben de structuren van hersenen zich aangepast om de externe wereld te begrijpen en een evenwicht (‘equilibrium’) te bereiken tussen structuren en informatie.

De verschillende stadia van Piaget:

Stadia Periode van ontwikkeling Beschrijving

Sensorimotorisch

Geboorte - 2 jaar Kinderen gebruiken hun zintuigen om de wereld te verkennen.

Pre-operationeel 2 - 7 jaarDe kleuters gebruiken symbolische gedachten en spelen. Hier vindt de ontwikkeling van de taal plaats. Hoe dan ook, het denken bevat nog niet het logische die in de volgende twee stadia voorkomt.

Concreet-operationeel 7 - 11 jaar

Schoolrijpe kinderen gebruiken meer georganiseerd redeneren. Het redeneren wordt logisch. Ze gaan objecten ook opbergen in hiërarchiën of klassen en subklassen. Het denken heeft nog wel niet de vorm van de volwassen intelligentie. Het is nog niet abstract.

Formeel-operationeel 11 jaar en ouder

Adolescenten en volwassenen gaan abstract en systematisch denken. Dit stelt hen in staat om, wanneer ze geconfronteerd worden met een probleem, te starten met een hypothese, testbare inferenties te abstraheren, en te isoleren en combineren van de variabelen om te zien welke inferenties bevestigd worden. Adolescenten kunnen ook de logica van verbale statements evalueren zonder te refereren naar de werkelijkheid.

Zijn methode van bestuderen:o In het begin van zijn carrière bestudeerde hij zijn 3 kinderen. Vanuit hun responsen leidde hij

zijn ideeën af over de cognitieve veranderingen gedurende de eerste 2 levensjaren.

9

Page 10: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

o Wanneer hij de gedachten van de kindertijd en adolescentie ging bestuderen, maakte hij gebruik van klinische interviews (open vragen) waarbij het antwoord van het kind de basis is voor de volgende vraag (oudere kinderen)

Plus- en minpunten:o Pluspunten

Kinderen leren actief en hebben een rijke, gestructureerde intelligentie Stimuleerde veel onderzoek over kinderen

o Minpunten Piaget onderschatte de competentie van baby’s en kleuters Prestatie kan verbeterd worden door training. Niet alles ontdekken ze zelf, een deel

wordt ook aangeleerd.

6. Recente theoretische perspectieven

A. Informatieverwerking

De menselijke geest wordt gezien als een systeem dat symbolen manipuleert en waar informatie doorstroomt. (metafoor van de computer)

De onderzoekers van deze theorie maken vaak gebruik van diagrammen (‘flowcharts’) om zo de verschillende stappen die individuen gebruiken om problemen op te lossen, in kaart te brengen. Vb. brug bouwen (zie boek) optelsom maken:

Soorten vragen die zij trachten op te lossen:o Wordt de mogelijkheid van een kind om een probleem op te lossen meer georganiseerd

naarmate ze ouder worden? o Waarom is informatieverwerking trager bij oudere dan bij jong volwassenen?

Net zoals Piaget ziet deze theorie mensen als actieve, ‘sense-making beings’ Maar deze theorie verdeelt de ontwikkeling niet in stadia zoals Piaget. Ontwikkeling wordt gezien als een continue verandering.

Over de laatste twee decennia is het onderzoek naar informatieverwerking uitgebreid op een andere manier:Cognitieve ontwikkelingsneurowetenschap:

Nieuw onderzoeksdomein dat onderzoekers uit psychologie, biologie, neurowetenschap en geneeskunde samenbrengt om de relatie te bestuderen tussen veranderingen in de hersenen en de cognitieve processen en gedragspatronen van de zich ontwikkelende persoon.

Ze maken gebruik van nieuwe methoden van beeldvorming (‘brain-imaging’). D.w.z. dat mensen onder de scanner worden geplaatst en daar wordt hen gevraagd om bepaalde opdrachten te volbrengen zoals bv. een optelsom te maken.

10

Page 11: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Hersenen zijn vooral plastisch de eerste 5 jaar, omdat ze dan open zijn voor ontwikkeling als gevolg van ervaring, maar ook later zijn ze nog plastisch.

Invloed van ervaring, neurale basis van vele leer- en gedragsstoornissen, interventie-onderzoek Soort vragen die zij trachten op te lossen:

o Hoe beïnvloeden vroege ervaringen de groei en organisatie van het brein van de jonge kinderen?

o Welke neurologische veranderingen zijn gerelateerd aan het achteruitgaan van de snelheid van het denken, geheugen en andere aspecten van het cognitieve proces op oudere leeftijd?

De volgende 3 benaderingen focussen op de contexten van ontwikkeling.

B. Ethologie en evolutionaire psychologiea) Ethologie

= bestuderen van de aanpassingswaarde (of overlevingswaarde) van het gedrag en de geschiedenis ervan in de evolutie.

Gedragspatroon dat overleving promoot: ‘Imprinting’ (inprenten):= gedrag aangeleerd in vroege, korte periode Vb. Ganzen die uit het ei komen gaan het eerste bewegende voorwerp dat ze zien aanschouwen als hun moeder. Dit inprenten neemt enkel plaats gedurende een korte periode en is dus van cruciaal belang!

dit heeft geleid tot het concept:

Kritische periode = een korte periode waarbij het individu biologisch rijp is om bepaalde adaptieve gedragingen te verwerven, maar waarbij het individu nood heeft aan de steun van een geschikt stimulerende omgeving.

Maar de term gevoelige periode sluit beter aan bij de menselijke ontwikkeling: = de periode waarbij het optimaal is om bepaalde capaciteiten te ontdekken en waarbij het individu het meest toegankelijk is voor omgevingsinvloeden. -> Dit is dus een licht afzwakking van de kritische periode. In de gevoelige periode is die periode het meest aangewezen om dingen te leren, maar het is niet noodzakelijk. De ontwikkeling kan ook later, maar dan is het moeilijker te induceren.

Bowlby paste deze theorie toe op de relatie tussen kind en verzorger. Het kind zendt signalen uit die de nabijheid bevorderen. D.w.z. dat de baby lacht, brabbelt, huilt, ... en zo de verzorger aanmoedigt om de baby te verzorgen, eten te geven, ...

b) Evolutionaire ontwikkelingspsychologie

= het tracht de aanpassingswaarden van competenties die veranderen met de leeftijd te begrijpen

Vb. voorkeur voor ‘face-like’ stimuli spelen met kinderen van het eigen geslacht

Zij stellen vragen zoals:

> Waarom spelen kinderen in groepen van hetzelfde geslacht? > Wat leren kinderen van spellekes die kunnen leiden tot volwassen gendertyperende gedragingen, zoals

de dominantie van de man en de vrouwen als verzorgers?

11

Page 12: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Wanneer mensen ouder worden spelen sociale en culturele factoren een belangrijkere rol in het promoten en behouden van hoge levels van functioneren.

C. Socioculturele theorie van Vygotsky

= focussen op hoe de cultuur wordt overgedragen naar de volgende generatie. Volgens Vygotsky is sociale interactie noodzakelijk voor kinderen om de manier van denken en hoe ze zich moeten gedragen zoals de cultuur het van hen verwacht, te verwerven.

Cultuur = waarden, overtuigingen, gewoonten, vaardigheden van sociale groepenSociale interactie = samenwerken en dialogeren met mensen die meer weten

De cognitieve ontwikkeling is een sociaal gemedieerd proces (steun van anderen) (komt niet overeen met Piaget)Wat wel overeenstemt met Piaget is dat beiden kinderen zien als actieve, constructieve wezens.

Verschillende culturen selecteren andere taken die kinderen moeten leren!Bv. leren lezen, leren weven, leren verkopen, ...

Pluspunt: Kinderen ontwikkelen unieke vaardigheden in elke cultuurMinpunt: Verwaarloost biologische invloeden en eigen bijdrage tot ontwikkeling

D. Ecologisch systeemtheorie

= persoon ontwikkelt zich in een complex systeem van relaties en is beïnvloed door verschillende niveaus van omgeving.

Recent heeft Bronfenbrenner zijn perspectief gekarakteriseerd als bio-ecologisch model

Chronosysteem

Het microsysteem:

= Activiteiten en interacties in de onmiddellijke omgeving (gezin, leeftijdsgenoten, school) Werkt in twee richtingen = bidirectioneel

Bv. Ouder beïnvloeden het gedrag van de kinderen, maar de kinderen beïnvloeden eveneens de ouders

12

Page 13: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Andere individuen in het microsysteem tasten de kwaliteit van elke tweepersoonsrelatie aan. Bv. Wanneer beide ouders elkaar aanmoedigen in de rol dat ze hebben t.o.v. het kind, dan worden ze beide beter in het ‘parenting’. Daarentegen wanneer er een huwelijksconflict is dan hangt dat samen met inconsistente discipline en vijandige reacties tegenover het kind. Dit heeft tot gevolg dat kinderen vijandiger worden en zowel de ouders als het kind gaan eronder leiden.

Het mesosysteem:

= Verbindingen tussen de microsystemen (ouders – school) Bv. Academische vooruitgang van het kind hangt niet enkel af van de activiteiten die plaatsvinden in het

klaslokaal, maar ook van de betrokkenheid van de ouders in het schoolleven en in welke mate het academisch leren thuis wordt overgedragen.

Bv. Hoe goed een persoon functioneert als echtgenoot / echtgenote en ouder thuis heeft ook een effect op de relaties op het werk en vice versa.

Het exosysteem:

= Sociale contexten die het kind niet omvatten, maar die toch invloed hebben op de onmiddellijke omgeving

Bv. Formele organisaties zoals community health, welfare services, board of directors Bv. Informeel zoals het sociale netwerk van de ouders

Het macrosysteem:

Geen specifieke context Culturele waarden, wetten, gebruiken en hulpbronnen Voorbeeld van hulpbronnen zijn een goede kinderopvang.

Het chronosysteem:

Het tijdsdimensie van het model (niet in figuur) De omgeving verandert altijd (door de omgeving of individu)

7. Vergelijken en evalueren van theorieën

3 hoofdzaken:

> Theorieën richten zich op verschillende domeinen van ontwikkeling > Iedere theorie heeft opvatting over 3 basisvragen> Alle theorieën hebben voor- en nadelen

Theorie Continue of discontinue ontwikkeling?

Één manier van ontwikkeling of meerdere?

Relatieve beïnvloeding van nature of nurture?

Psycho-analytische visie

Discontinue: Psychoseksuele en psychosociale ontwikkeling verloopt in stadia

Één manier: stadia worden verwacht universeel te zijn

Beide: Vroege ervaringen geven richting aan de latere ontwikkeling.

13

Page 14: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Behaviorisme en sociaal leren

Continue: Ontwikkeling houdt een verhoging van geleerd gedrag in

Meerdere: Gedragingen die bekrachtigd werden en gemodeleerd verschillen van persoon tot persoon

Nurture: Ontwikkeling is het resultaat van conditionering en model-leren. Zowel de vroege als late ervaringen zijn belangrijk.

Piaget's cognitieve ontwikkelings-theorie

Discontinue: Cognitieve ontwikkeling verloopt in stadia

Één manier: zie boven

Beide: Ontwikkeling komt voor wanneer het brein groeit en de kinderen hun innerlijke drive trainen om de realiteit te ontdekken in een algemeen stimulerende omgeving. Zowel de vroege als late ervaringen zijn belangrijk.

Informatie-verwerking

Continue: Kinderen en volwassenen verbeteren geleidelijk in waarneming, aandacht, geheugen en probleem oplossende vaardigheden

Één manier: de veranderingen die bestudeerd zijn karakteriseren de meeste of alle kinderen en volwassenen

Beide: Kinderen en volwassenen zijn actief, 'sense-making beings' die hun denken modifiëren als het brein groeit en ze te maken krijgen met nieuwe omgevingseisen. Zowel de vroege als late ervaringen zijn belangrijk.

Ethologie en evolutionaire ontwikkelings-psychologie

Beide: Kinderen en volwassenen ontwikkelen geleidelijk een groter bereik van adaptieve gedragingen. Gevoelige periodes komen voor waarin kwalitatief onderscheiden capaciteiten relatief plots verschijnen

Één manier: Adaptieve gedragingen en gevoelige periodes zijn van kracht voor alle leden van een bepaalde soort

Beide: Evolutie en erfelijkheid beïnvloeden het gedrag, en leren leent een grotere aanpassing. In gevoelige periodes, vroege ervaringen geven richting aan de latere ontwikkeling.

Vygotsky's socioculturele theorie

Beide: Taalontwikkeling een naar school gaan leidt tot stapsgewijze veranderingen. Dialogen met meer ervaren leden van de maatschappij leidt ook tot continue veranderingen die variëren naargelang cultuur.

Meerdere: Sociaal gemedieerde veranderingen in gedachten en gedrag variëren naargelang cultuur

Beide: Erfelijkheid, de groei van het brein en dialogen met meer ervaren leden van de maatschappij dragen bij aan de ontwikkeling. Zowel de vroege als de late ervaringen zijn belangrijk

Ecologische systeemtheorie Niet gespecifieerd

Meerdere: Biologische disposities gaan samen met omgevingsfactoren op meerdere niveaus om zo de ontwikkeling te vormen op een unieke manier

Beide: De karakteristieken van het individu en de reacties van anderen hebben invloed op elkaar op een bidirectionele manier. Zowel de vroege als late ervaringen zijn belangrijk.

14

Page 15: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Levensloop-perspectief

Beide: Conintue voor- en achteruitgang, stapsgewijze ontdekkingen van nieuwe vaardigheden.

Meerdere: ontwikkeling wordt beïnvloed door verscheidene, 'interacting' biologische, psychologische, en sociale krachten. Vele waarvan ze variëren van persoon tot persoon en die leiden tot verschillende wegen van verandering.

Beide: Ontwikkeling is multidimensioneel, beïnvloed door een complexe mix van erfelijkheid en omgevingsfactoren. Plasticiteit wordt benadrukt op alle leeftijden. Zowel vroege als late ervaringen zijn belangrijk.

8. Bestuderen van de ontwikkeling

In elke wetenschap is onderzoek meestal gebaseerd op een voorspelling over gedrag gehaald uit de theorie. Wij noemen dit een hypothese!

Onderzoek verloopt in verschillende stappen:

Beslissen hoeveel en wie deelnemers zullen zijn Wat wordt er aan hen gevraagd om te doen? Wanneer? Waar? Hoeveel keer? Onderzoeken en conclusies trekken uit de data

Heel belangrijk is een onderzoeksopzet (‘design’) = Algemeen plan van onderzoek dat beste toets van hypothese mogelijk maakt.

A. Onderzoeksmethoden a) Systematische observatie

Mogelijk op 2 manieren:

(1) Naturalistische observatie = Observatie in het veld, in de natuurlijke omgeving Nadeel: Weinig controle Voordeel: Men kan het alledaags gedrag observeren en zien

(2) Gestructureerde observatie = Observatie in labo (opgezet gedrag) Voordeel: meer controle Nadeel: labo-gedrag ≠alledaags gedrag

Systematische observatie levert onschatbare informatie over hoe kinderen en volwassenen zich werkelijk gedragen, maar vertelt ons weinig over de redenering die daarachter zit. Hiervoor moeten we gebruik maken van zelfrapportering technieken:

b) Zelfrapportering

Deze techniek tracht een inzicht te krijgen in de percepties, gedachten, mogelijkheden, gevoelens, attitudes, geloof en vroegere ervaringen.

15

Page 16: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Mogelijk op 2 manieren:

(1) Klinisch interview Onderzoekers maken gebruik van een flexibele stijl, zoals in een gesprek. Voordelen:

o Het laat mensen toe om hun gedachten weer te geven in termen die dicht aansluiten bij de manier waarop ze denken in het alledaagse leven.

o Het kan een groot aantal informatie leveren in een relatief korte periode Nadelen:

o we krijgen niet altijd een waarheidsgetrouwe rapportering Sommige mensen willen naar de mond van de onderzoeker praten, d.w.z. zeggen wat

ze denken dat de onderzoeker wil horen. Sommige hebben problemen met dingen te herinneren Sommigen kunnen hun gedachten en gevoelens niet goed onder woorden brengen.

o De flexibiliteit kan een probleem vormen: wanneer aan elke participant andere vragen worden gesteld, wordt het moeilijk om de participanten te gaan vergelijken.

(2) Gestructureerd interview Iedere participant krijgt dezelfde vragen op dezelfde manier Nadeel: ze krijgen nog steeds te maken met onwaarheidsgetrouwe informatie

c) Klinische methode (gevalsstudie) Brengt veel informatie over 1 persoon samen Maakt gebruik van interviews, observaties en soms testresultaten Het doel is om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van het psychologisch functioneren van een

bepaald persoon en de ervaringen die hen zover gekregen heeft. Deze methode is heel geschikt in het bestuderen van de ontwikkeling van bepaalde types van individuen

waarvan er maar weinigen zijn en die heel sterk variëren in karakteristieken. Bv. Extreem getalenteerde kinderen die de competentie van een volwassene hebben voor de leeftijd van

10 jaar. Nadeel:

o Informatie wordt vaak onsystematisch verzameld en is subjectief o Onderzoekers kunnen niet veralgemenen

d) Methoden om cultuur te bestuderen (1) Cross-cultureel onderzoek Welke benadering onderzoekers hier gebruiken hangt af van hun doelen Soms zijn onderzoekers geïnteresseerd in karakteristieken waarvan ze zeggen dat ze universeel zijn, maar

die toch in zekere mate afhangen van de maatschappijBv. Zijn ouders warmer of directer in sommige culturen dan andere? Hoe sterk zijn genderstereotypes in verschillende landen?

In elke instantie zullen verschillende culturele groepen vergeleken worden, en alle participanten moeten ondervraagd en geobserveerd worden op dezelfde manier!

(2) Etnografische methode Een beschrijvende, kwalitatieve techniek Niet een individu maar een cultuurgroep Het is erop gericht een cultuur of een opvallende sociale groep de begrijpen door participerende observatie

16

Page 17: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

De onderzoekers gaan maanden en soms jaren wonen bij die cultuurgroep en deelnemen aan hun alledaagse leven.

Nadelen:o Sommige hebben de neiging selectief te observereno Men kan wat men ziet fout interpreteren

Samenvatting:

Methode Beschrijving Pluspunten MinpuntenSystematische observatieNaturalistische observatie

Observatie van gedrag in de natuurlijke context

Reflecteert het alledaagse leven van de participanten

Geen controle over de condities waarin parcipanten worden geobserveerd

Gestructureerde observatie Observatie van gedrag in een laboratorium, waarbij de condities dezelfde zijn voor alle participanten

Laat aan elke deelnemer dezelfde kansen om het gedrag of interesse te tonen

Levert geen observaties op van het typische gedrag van participanten in het alledaagse leven

ZelfrapporteringKlinisch interview Flexibele manier van

interviewen waarbij de onderzoeker een complete verklaring van de gedachten van de participanten bekomt.

Komt zo dicht mogelijk bij de manier waarop participanten denken in het alledaagse leven. Heel wat informatie kan zo verkregen worden op een korte tijd.

Kans dat het niet resulteert in betrouwbare informatierapportering. Flexibele procedures maakt het moeilijk om de antwoorden van individuen te vergelijken.

Gestructureerd interview

Zelfrapporterings-instrumenten waarbij aan elke participant dezelfde vragen worden gesteld op dezelfde manier

Laat toe om de antwoorden van participanten te vergelijken en efficiënt data te verzamelen. Onderzoekers kunnen alternatieve antwoorden specifiëren waar participanten niet aan zouden denken in een open interview.

Houdt niet hetzelfde soort informatie in als het klinisch interview. Responsen kunnen nog steeds inaccuraat zijn.

Klinische methode

17

Page 18: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Een volledig beeld van iemands psychologisch functioneren, verkregen door interviews te combineren, observaties en 'test scores'.

Levert rijke, beschrijvende inzichten in factoren die de ontwikkeling kunnen beïnvloeden.

Kan bevooroordeeld zijn door de theoretische voorkeuren van de onderzoekers. Bevindingen kunnen niet toegepast worden om andere participanten.

EtnografieDe observatie van een individu van een bepaalde cultuur of uitgesproken sociale groepen. Dit door het maken van uitgebreide nota's in het veld. De onderzoeker gaat trachten de unieke waarden en sociale processen van die cultuur te vatten.

Biedt een grondigere en accuratere beschrijving dan kan bereikt worden door één enkel observatiebezoek, interview of vragenlijst.

Kan bevooroordeeld zijn door de waarden en theoretische voorkeuren van de onderzoeker. Bevindingen kunnen niet toegepast worden op andere individuen dan degene die tot die cultuur behoren.

B. Algemene onderzoeksdesigns a) Correlationeel onderzoek

= informatie over individuen verzamelen en vervolgens kijken naar de relaties tussen kenmerken van de deelnemers en ontwikkeling.

Deze relatie gaat men vervolgens aanduiden met een correlatiecoëfficiënt:

> Getal = de samenhang tussen de variabelen (tussen +1 en -1) > Grootte = de sterkte

o Hoe groter het getal, hoe sterker de relatie> Teken = de richting

o + : als de ene variabele stijgt, dan stijgt ook de andere variabeleo - : als de ene variabele daalt, dan daalt ook de andere variabele

Nadeel:

Toont geen oorzaak-en-gevolg effect aan Er kan een derde variabele zijn die de correlatie veroorzaakt zonder dat we het weten

Vb: We meten de opvoedingsstijl en IQ van de kinderen en gaan vervolgens na of er een relatie is tussen beide.

b) Experimenteel onderzoek

Bij een experimenteel onderzoek is het wel mogelijk om een oorzaak-en-gevolg uitspraak te doen. Dit doordat men gebruikt maakt van afhankelijke en onafhankelijke variabelen:

> Afhankelijke variabele:o de variabele waarvan de onderzoek verwacht dat ze beïnvloed zal worden door de

onafhankelijke variabele> Onafhankelijke variabelen:

o de veroorzaker van de veranderingen in andere variabelen.

18

Page 19: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Bv. 5 en 4 jarigen werden naar een laboratorium gebracht samen met hun moeder. Één groep werd blootgesteld aan een onopgeloste ruzie waarbij twee acteurs de kamer binnenkomen en ruzie maken zonder dat ze hun ruzie bijleggen. De andere groep werd blootgesteld aan een opgeloste ruzie waarbij de acteurs hun ruzie bijlegden. (= onafhankelijke variabele) Daarna worden kinderen nogmaals blootgesteld aan een conflict tussen twee volwassenen en men gaat hier de reactie van de kinderen meten. (= afhankelijke variabele) Bleek dat kinderen die blootgesteld werden aan een opgeloste ruzie minder stress hadden en minder gelaatsuitdrukkingen lieten blijken dan kinderen uit de onopgeloste ruzie conditie.

Heel belangrijk bij een experimenteel onderzoek is dat de deelnemers toevallig toegewezen worden aan een bepaalde conditie!

Enkele varianten:(1) Veldexperiment

Dit is een experiment in de natuurlijke omgeving, maar met toevallige toewijzing

Bv. een experiment in een kinderdagverblijf. In de ene groep wordt aan de verzorgster gevraagd om extreem zorgend, lief en behulpzaam te zijn. In de andere conditie werd haar gevraagd gewoon te doen (= controle conditie). Twee weken later creëerden de onderzoekers verscheidene situaties waarbij behulpzaamheid gevraagd wordt. Zo kwam er een moeder langs die aan een van de kindjes vroeg of ze even op haar baby wouden letten want ze moest dringend naar het toilet. Er was wat speelgoed uit de speelbox van het baby’tje gevallen en nu werd nagegaan hoe behulpzaam de kinderen waren. Zo vonden de onderzoekers dat kinderen die blootgesteld werden aan extreme behulpzaamheid van de verzorgster, ook veel behulpzamer waren in deze situatie en het speelgoed van het baby’tje veel sneller terug in de speelbox plaatsten.

(2)Natuurlijk experiment

Bestaande “behandelingen” vergeleken (bv. 2 scholen), groepen zo vergelijkbaar mogelijk. Door dit laatste verschillen ze ook van het correlationeel onderzoek.

Nadeel: ze kunnen niet de precisie en strengheid van een echt experimenteel onderzoek verkrijgen.

C. Ontwikkelingspsychologische onderzoeksdesigns

a) Longitudinaal (horizontale pijl)

19

Page 20: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

= zelfde groep bestuderen op verschillende leeftijden

Pluspunten:

Mogelijkheid om zowel algemene patronen als individuele verschillen in ontwikkeling te identificeren Mogelijkheid om relaties tussen vroegere en latere gebeurtenissen en gedragingen te onderzoeken

Minpunten:

Praktisch probleem: uitval van deelnemers Cohort effecten

o Individuen die geboren zijn in dezelfde periode zijn beïnvloed door historische en culturele condities. Resultaten die gebaseerd zijn op één cohort zijn niet noodzakelijk van toepassing op mensen in een ander cohort.

Praktijkeffecteno Bv. door herhaalde studie kunnen mensen zich meer bewust worden van hun eigen gedachten,

gevoelens en acties. Je gaat deze herzien op manieren die weinig te maken hebben met de leeftijd. Men zou denken dat het leeftijdseffecten zijn, maar eigenlijk zijn het praktijkeffecten.

b) Cross-sectioneel (verticale pijl)

= groepen die verschillen in leeftijd bestuderen op dezelfde moment in de tijd

Pluspunten:

Meer efficiënt, het duurt minder lang Geen uitval of praktijkeffecten

Minpunten:

Alleen algemene trends, geen individuele verschillen in ontwikkeling Cohort-effecten: iedere leeftijdsgroep behoort tot andere cohort (leeftijdsverschillen zijn dus vertekend)

c) Sequentieel

= verschillende studies (cross-sectioneel of longitudinaal) op verschillende momenten = opeenvolgend onderzoek Poging om verder te bouwen op de plus- en minpunten van de vorige designs

(1) Longitudinaal sequens

Een opeenvolging (= sequentie) van twee of meer longitudinale studiesDus: meerdere groepen die een aantal jaren gevolgd worden

(2) Cross-sectionele sequens

Een opeenvolging (= sequentie) van twee of meer cross-sectionele studiesDus: meerdere keren verschillende groepen vergelijken die van leeftijd verschillen op een zelfde moment in de tijd.

Pluspunten:

Zowel longitudinale als cross-sectionele vergelijkingen

20

Page 21: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Cohort-effecten analyseren door participanten van dezelfde leeftijd die in een ander jaar geboren zijn te vergelijken. (vb. de 20-jarigen die geboren zijn in 1945 vergelijken met 20-jarigen die geboren zijn in 1955 en 1965)

Minpunten:

Zelfde problemen als longitudinaal en cross-sectioneel, maar men is zich wel bewust van de problemen

D. Combinatie experimenteel en ontwikkelingsopzet

Alle onderzoek in de ontwikkelingspsychologie laat alleen correlationele conclusies toe, geen causale inferenties. Maar causale informatie is toch wenselijk. Vandaar: experimenteel manipuleren van ervaringen (bv. muzieklessen beïnvloeden IQ)

Indien de ontwikkeling dan beter verloopt, dan sterke evidentie voor causale samenhang.

Combinatie experiment en (vooral) longitudinale benadering komt steeds vaker voor!

Design Beschrijving Pluspunten MinpuntenAlgemeenCorrelationeel De onderzoeker verkrijgt

informatie over de deelnemers zonder de ervaringen te veranderen

Laat het bestuderen van relaties tussen variabelen toe.

Geen mogelijkheid om causale uitspraken te doen.

Experimenteel

Er is een toevallige toewijzing van de deelnemers in de verschillende condities. In elke conditie is de onafhankelijke variabele anders gemanipuleerd. Vervolgens gaat met het effect van deze variabele op de afhankelijke variabele meten. Dit kan zowel gebeuren in een laboratorium als in de natuurlijke omgeving

Mogelijkheid om een oorzaak-en-gevolg uitspraak te doen

Wanneer het onderzoek plaatsvond in een laboratorium mogen de bevindingen niet veralgemeend worden naar de echte wereld. In veldexperimenten is de controle over de gemanipuleerde variabele moeilijker dan in een laboratorium. In natuurlijke experimenten is er een gebrek aan toevallige toewijzing en is het minder precies.

OntwikkelingLongitudinaal

De onderzoeker bestudeert dezelfde groep van deelnemers op verschillende leeftijden

Mogelijkheid om algemene patronen en individuele verschillen in de ontwikkeling en relaties tussen vroege en late gebeurtenissen en gedrag te bestuderen.

Leeftijdsgebonden veranderingen kunnen vertekend zijn door uitval, praktijkeffecten en cohort-effecten

Cross-sectioneel De onderzoeker bestudeert

groepen van deelnemers die verschillen in leeftijd maar op dezelfde moment.

Efficiënter dan het longitudinaal onderzoek. Heeft geen last van problemen zoals uitval en praktijkeffecten.

Laat geen individuele studie van ontwikkelingstrends toe. Leeftijdsverschillen kunnen vertekend zijn door de cohort-effecten.

21

Page 22: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Sequentieel De onderzoeker doet verschillende cross-sectionele of longitudinale onderzoeken (= sequenties) op verschillende tijdstippen.

Laat vergelijkingen toe tussen longitudinale en cross-sectionele onderzoeken. Onthult cohort-effecten.

Kunnen dezelfde problemen hebben als longitudinaal en cross-sectioneel onderzoek, maar het design zelf helpt de moeilijkheden te identificeren.

9. Ethiek in levenslooponderzoek Ethische commissie (advies) (Eng: institutional review board; IRB) Bescherming tegen nadelen Geïnformeerde toestemming (7 jaar)

o Omvat recht om deelname te beëindigen Privacy Kennis van resultaten Voordelige behandelingen Indien misleiding of iets achterhouden ‘debriefing’ = uitleg als onderzoek afgerond is

HOOFDSTUK 3: PRENATALE ONTWIKKELING, GEBOORTE EN DE PASGEBOREN BABY

1. Prenatale ontwikkeling A. De bevruchting

De prenatale ontwikkeling bestaat uit 3 perioden:

Periode Duur GebeurtenissenZygote 2 weken Bevruchting

Innesteling Placenta (moederkoek; begin)

Embryo 6 weken Armen, benen, gezicht, organen, spieren ontwikkelen Hart begint te kloppen

Foetus 30 weken “Groei en afwerking”

B. De periode van Zygote

Zygote = de bevruchte eicel

22

Page 23: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

De periode van de zygote duurt ongeveer 2 weken: van de bevruchting innesteling= 3 fasen:

1. ZygoteDe zygote reist verder door de eileider en begint zich te dupliceren. Dit gaat eerst traag, maar gaat vervolgens heel wat sneller.

2. BlastocystRond de 4e dag vormt het een uitgeholde, met vloeistof gevulde bal, genaamd de blastocyst. De innerlijke cellen, embryoblast genaamd, zullen de nieuwe organen worden. De uiterlijke cellen, of ook trophoblast genoemd, zullen zorgen voor de beschermende laag en de voeding.

3. InnestelingAan het einde van de eerste week begint de blastocyst zich in te planten in de baarmoederwand. Eerst zal de trophoblast zich het snelst vermenigvuldigen. Het gaat een membraan vormen dat het amnion (vlies) wordt genoemd. Deze zal de ontwikkelende organen omsluiten in vruchtwater zodat de temperatuur constant blijft en een soort kussen als bescherming gaat vormen. Een dooierzak zal tevoorschijn komen die bloedcellen gaat aanmaken totdat de lever, milt en beenmerg genoeg volgroeid zijn om deze functie over te nemen.

Op het einde van de tweede week gaan de cellen van het trophoblast een ander beschermend membraan vormen, namelijk de chorion. Deze zal de amnion insluiten. Van de chorion gaan vlokken (villi) tevoorschijn komen. Wanneer deze vlokken zich in de baarmoederwand woelen, zal de placenta zich gaan ontwikkelen. Deze zal zorgen voor voedsel en zuurstof en ook voor de afvoer van afvalstoffen. Er zal een membraan gevormd worden die de uitwisseling van substanties zal toelaten, maar zal voorkomen dat het bloed van de moeder en van het embryo zich gaan vermengen. De placenta is verbonden met de navelstreng (30 tot 90 cm lang). Deze navelstreng bestaat uit: - 1 ader (voor het bloed + voeding) - 2 slagaders (voor de afvalstoffen.

C. De periode van Embryo

Inplanting 8 weken van de zwangerschap (6 weken)In deze periode gebeuren de snelste prenatale veranderingen en wordt de basis gemaakt van de interne structuren en organen.

a) De laatste helft van de eerste maand

In de eerste week van deze periode vormt de embryoblast 3 lagen van cellen:

> De ectoderm: zenuwstelsel en huido Ontwikkelt zich het snelst. o De ectoderm vouwt zich om tot een neurale buis die het ruggenmerg en de hersenen gaat

vormen. > De mesoderm: spieren, skelet, hart en bloedvate> De endoderm: spijsverteringsstelsel, longen, urinewegen en klieren

Na 3,5 week:

Neuronen (zenuwcellen) gevormd Productie: deze zenuwcellen worden aan zeer hoog tempo gevormd diep in neurale buis (250.000

cellen/min.)

23

Page 24: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Migratie: de zenuwcellen verplaatsen zich naar hun permanente locatie in de hersenen

b) De tweede maand

Een snelle groei:

> Gezicht: ogen, oren, neus > Nek> Ledematen: armen, benen, vingers en tenen> Interne organen: hart, lever en milt (deze laatste 2 hebben geen dooierzak meer nodig en nemen zelf de

taak over van het aanmaken van bloedcellen)> Reageert op aanraking en kan bewegen (maar nog niet voelbaar voor de moeder)

D. De periode van Foetus

9e week het einde van de zwangerschap De langste prenatale periode De organismen worden snel groterSnelle groei en afwerking

a) De derde maand De organen, spieren en het zenuwsysteem begint georganiseerd te worden en begint te verbinden De foetus begint te schoppen, buigt het zijn armen, vormt een vuist, krult zijn tenen, opent zijn mond en

zuigt op zijn duim. (het brein stuurt dit) = georganiseerde bewegingen De kleine longen beginnen bouwen verder uit en groeien. Na 12 weken kan het geslacht van de baby bepaalt worden Er worden vinger- en teennagels gevormd, oogleden die open en dicht gaan. Hartslag is hoorbaar

Einde eerste trimester

b) Het tweede trimester De bewegingen worden voelbaar voor de moeder Huid:

o Vernix (=huidsmeer): een witte kaasachtige stof die de huid beschermt tegen kloven door lang in het vruchtwater te zijn.

o Lanugo: wit donshaar. Deze zorgt ervoor dat de vernix op de huid blijft zitten. Hersenen:

o Zenuwcellen (neuronen) zijn op zijn plaatso Glia-cellen, voeden en steunen de neuronen, blijven aan een snel tempo groeien doorheen de

zwangerschap als ook na de geboorte. Hierdoor stijgt het gewicht van de hersenen tot 10x van de 20e week tot de geboorte

Zintuigen:o De foetus kan zowel gestimuleerd als geïrriteerd worden door geluido De foetus “ziet”. Bij een foetoscopie schermt de foetus zich af voor het licht.

c) Het derde trimester Leefbaarheidgrens: vanaf 22 tot 26 weken kan het kind overleven als het vroeger geboren wordt. Maar de

longen zijn dan echter nog niet functioneel. Hersenen ontwikkelen

24

Page 25: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

De foetus is langere tijd wakker (‘states’):o 11% wakker (28 weken)o 16% wakker (38 weken)

Het begin van persoonlijkheido Actieve foetus

Actievere baby Kan beter omgaan met frustratie (1 jaar) en minder angst (2 jaar)

o Rustige foetus rustige baby Rustigere baby

Verklaring: foetale activiteit is aanwijzing voor gezonde neurologische ontwikkeling o Voorkeur voor smaken (foetus slikt vruchtwater in)

Grotere reactie op externe stimulatie (pijn, de stem van de moeder horen,...)

De foetus ontvangt antilichamen van het bloed van de moeder die de baby zal beschermen tegen ziekte. Dit omdat het immuunsysteem van de pasgeboren baby nog niet goed werkt t.e.m. enkele maanden na de geboorte. De laatste weken nemen de meeste baby’s een positie in met het hoofdje naar beneden. De groei daalt en de foetus is klaar om op de wereld gebracht te worden.

TABEL PAGINA 81 in het boek !!!

2. Prenatale omgevingsinvloedenA. Teratogenen

= iedere factor die in de prenatale periode schade veroorzaakt. (‘teras’ = mivorming + ‘genesis’ = ontstaan)

De schade van teratogenen hangt af van:

De dosiso Hoge dosissen hebben meestal meer negatieve effecten

Erfelijkheid Andere negatieve invloeden

o Zoals arme voeding, tekort aan medische verzorging, roken, additionele teratogenen. Leeftijd organisme

o Gevoelige periode: Zygote weinig impact Embryo grootste impact Foetus impact nog mogelijk

De effecten van teratogenen zijn niet begrensd door directe fysieke schade. Sommige gezondheidseffecten zijn subtiel en hebben vertraging. Sommige duiken niet op tot decennia later. Psychologische gevolgen kunnen indirect voorkomen als een resultaat van de fysieke schade.

25

Page 26: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Elk orgaan of structuur heeft een gevoelige periode waarbij de ontwikkeling verstoort kan worden. De blauwe horizontale balken duiden de heel gevoelige periodes aan. De groene horizontale balken duiden perioden aan die minder gevoelig zijn voor teratogenen, maar waar schade toch kan voorkomen.

De soorten:

a) Drugs / medicijnena. Op voorschrift

Thalidomide

Een kalmeermiddel. Gevolgen:Wanneer dit medicament 4 tot 6 weken na de bevruchting door de moeder wordt gebruikt, kan dit leiden tot een misvorming van de ledematen. Het kan ook leiden tot een schade aan de oren, hart, longen en genitalia, maar dit is minder frequent.

DES (Diethylstilbestrol)

Dit medicament wordt genomen om misval te voorkomen. Dit kan kanker aan de genitalia tot gevolg hebben. Gevolgen:Wanneer dochters later zelf zwanger willen worden, resulteren hun zwangerschappen vaker in te vroeg geboren baby’s, laag gewicht bij de geboorte en misval.

Accutane

Wordt gebruikt bij ernstige acne. Dit medicament bevat een werkzame stof isotretinoïne wordt genoemd. Gevolgen:Afwijkingen van ogen, oren, schedel, hersenen, hart en immuunsysteem.

26

Page 27: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Op de verpakkingen van dit medicament staat een waarschuwing, nl. om zwangerschappen te voorkomen zijn er 2 methoden van geboortecontrole (pil en condoom) Maar vele vrouwen gebruiken dit niet.

b. Zonder voorschrift Aspirine

Gevolgen:Het is onduidelijk wat de effecten zijn. Sommige studies suggereren dat regelmatig gebruik van aspirine gelinkt wordt aan laag geboortegewicht, dood van het kindje rond de geboorte, zwakkere motorische ontwikkeling en lagere intelligentiescores in de kindertijd. Andere studies slagen er dan weer niet in om deze bevindingen te bevestigen.

Cafeïne

Overdreven cafeïnegebruik (meer dan 3 koppen koffie/dag)Gevolgen:Laag geboortegewicht, misval en neveneffecten bij de pasgeborene zoals geïrriteerd zijn en braken.

Antidepressiva

Gevolgen:Wanneer deze genomen wordt gedurende het derde trimester is er een verhoogd risico op complicaties bij de geboorte, inclusief ademhalingsproblemen.

c. Niet-legale drugs Cocaïne, heroïne, methadone

Gevolgen:Het baby’tje is verslaafd. Dit ga je o.a. merken aan de manier waarop ze wenen (een schril geluid), ze zijn geïrriteerd, koortsig en ze hebben moeite met slapen. Dit heeft verder tot gevolgen dat de baby’s te vroeg geboren worden, een laag geboortegewicht hebben, moeilijkheden hebben met de ademhaling en dat ze sterven rond de geboorte. Het eerste jaar zijn deze kinderen minder aandachtig en is hun motorische ontwikkeling traag. Dit zal bij sommige kinderen weer veranderen, afhankelijk van de parenting die ze ontvangen.

Cocaïne

Gevolgen:De gevolgen hiervan zijn nog onduidelijk. Cocaïne vernauwt de bloedvaten. Het veroorzaakt ook een felle daling van de zuurstof die geleverd wordt aan het zich ontwikkelende organisme tot 15 min. Ook verandert cocaïne de productie en functionering van de neuronen en de chemische balans in de hersenen van de foetus. Misvorming van de ogen, botten, genitaliën, nieren en het hart. Ook bloedingen en hartinfarcten . Sommige studies rapporteren ook perceptuele, motorische, aandacht, geheugen en taalproblemen gedurende de beginnende jaren.

Andere onderzoekers rapporteren dan weer geen negatieve effecten.

27

Page 28: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Marijuana

Gevolgen:Smaller hoofd, moeilijkheden met slapen, aandachtig zijn, het geheugen en academische prestaties en depressies in de kindertijd. Ook meer moeilijkheden met het oplossen van problemen tijdens de adolescentie. Er zijn echter geen aanwijzingen voor lange termijn effecten.

b) Tabak

Gevolgen:Laag geboortegewicht. Maar ook andere consequenties zoals misval, vroeggeboorten, astma en kanker later in de kindertijd zijn gestegen. Deze kinderen zijn ook minder aandachtig, gevoeliger, koliek (= blijven huilen), ...=> verwijst naar blijvende negatieve effecten op de ontwikkeling van de hersenen.

Sommige studies rapporteren dat vroeggeboren kinderen die blootgesteld zijn geweest aan tabak zich voor een veel kortere tijd zich kunnen concentreren, slechter geheugen hebben, lagere mentale scores rapporteren en meer gedragsproblemen hebben in de kindertijd en adolescentie.

Als een zwangere vrouw beslist te stoppen met roken, wanneer ook tijdens de zwangerschap, dan heeft dit onmiddellijk een effect.

Nicotine:

> Verengt de bloedvaten placenta groeit en wordt groter vermindering van de bloedstransfusie minder voeding voor de foetus

> Verhoogt de concentratie van koolstofmonoxide in de bloedvaten van zowel de moeder als de foetus. Deze gaat de zuurstof uit de rode bloedcellen vervangen waardoor er minder zuurstof is en meer schadelijke producten. (gevolg tot het schaden van het centraal zenuwsysteem en vertraagt de groei van het lichaam)

Ook passief roken is gerelateerd aan laag geboortegewicht, dood en mogelijk op lange termijn verslechtering in aandacht en leren.

c) Alcohol

Hoe zorgt alcohol voor deze verschrikkelijke effecten?(1) Eerst interfereert alcohol met de productie en migratie van de neuronen in de primitieve neurale buis. Het verstoort dus de ontwikkeling van de hersenen. (2) Vervolgens gebruikt het lichaam veel zuurstof om de alcohol af te breken. Hierdoor wordt dus zuurstof afgenomen die normaal gezien naar de baby zou moeten gaan.

Fetal alcohol syndrome (FAS) (verslaafd aan alcohol tijdens zwangerschap)

Gevolgen:- Mentale retardatie, motorische coördinatieproblemen, overactief- Vertraagde groei - Typische kenmerken in het aangezicht: ogen die ver uit elkaar staan, korte oogleden, een smalle wipneus, een dunne bovenlip en een smal hoofd => indicatie dat de hersenen niet volledig ontwikkeld zijn.

Fetal alcohol effects (FAE) (bij minder alcoholgebruik)

De gevolgen variëren naargelang de duur en de mate van het gebruik van alcohol gedurende de zwangerschap.

28

Page 29: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Gevolgen:- Moeite met het inhalen van de lengte gedurende de kindertijd- Zwakke motorische coördinatie, de snelheid van informatieverwerking is trager, redeneren is moeilijker, intelligentie en prestatietests zijn zwakker. (verschilt naargelang de hoeveelheid alcohol) - Tijdens adolescentie zwakke schoolprestaties, moeite met de wet, ongepast seksueel gedrag, alcohol en drug gebruik, depressie en andere mentale gezondheidsproblemen.

d) Radiatie

Bv. Nucleaire bestraling (Hiroshima)

Gevolgen:misval, smal hoofd, fysieke misvormingen en trage groei. Ook een verhoogd risico op kinderkanker (X-stralen). Bij sommige van deze kinderen zijn er ook lagere intelligentiescores gemeten, abnormaal lage hersengolf activiteit en meer taal en emotionele storingen.

Ook blijkt de stress die de ouders ondervinden tijdens de periode een belangrijke rol te spelen.

e) Vervuiling omgeving

Kwik

Kwik krijgen we binnen door vissen te ten die kwik opstapelden. Hoe groter de vis, hoe meer kans. Dus vermijden van zwaardvis, tonijn en haai is de boodschap!

Gevolgen:Fysieke misvormingen, mentale achterlijkheid, abnormale spraak, moeilijkheden met kauwen en slikken en ongecoördineerde bewegingen. Het stoort ook de migratie en productie van neuronen waardoor er grote hersenschade wordt aangericht.

Polychloorbifenylen (PCBs)

Vergiftiging ook via het eten van vis

Gevolgen:laag geboortegewicht, verbleekte huid, misvormingen van nagels en tandvlees, abnormale hersengolven en vertraagde cognitieve ontwikkeling. Ook smallere hoofden, blijvende aandacht en geheugenproblemen en lagere intelligentiescores in de kindertijd.

Lood

Via afbladding van de verf en van bepaalde materialen gebruikt bij industriële gebouwen

Gevolgen:vroeggeboorten, laag geboortegewicht, hersenschade en heel wat fysische defecten. Ook zwakkere mentale en motorische ontwikkeling

Dioxines

= giftige samenstellingen die ontstaan zijn door verbranding

Gevolgen:- Bij baby’s: schade aan hersenen, immuunsysteem en schildklier (kind blijft klein)

29

Page 30: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

- Bij vrouwen: vaker borst- en baarmoederkanker Verklaring: hormonen

Ook opvallend: indien meer dioxine bij vader in bloed -> 2x meer meisjes dan jongens Verklaring: onbekend

f) Infectieziekten

Rode hond (rubella)

Grootste schade wanneer men in de fase van embryo zit.

Gevolgen:oogstaar, doofheid, abnormaliteiten bij het hart, genitaliën, urine en darmen en mentale retardatie.

Infectie gedurende de foetus periode is minder schadelijk, maar toch blijft er een kans bestaan op laag geboortegewicht, haarverlies en beenderdefecten. En de abnormaliteiten in de hersenen zorgen voor verschillende mentale ziekten in de volwassenheid.

HIV/AIDS

HIV leidt tot AIDS, een ziekte dat het immuunsysteem vernielt. De besmette moeder geeft het virus in 20-30% van de gevallen door aan het kind. AIDS zet zich snel voort bij kinderen. Na 6 maanden weet je of het kind al dan niet besmet is met HIV door gewichtsverlies, diarree en herhaalde ademhalingsziekten. Het virus veroorzaakt ook hersenschade.De meeste baby’s overleven 5 tot 8 maanden na het voorkomen van deze symptomen. Het antivirale drug zidovudine (ZDV) vermindert prenatale AIDS-overzetting voor 95% en is niet schadelijk voor het kind.

Herpes

Cytomegalovirus en herpes simplex 2

Treden binnen via het geboortekanaal en infecteren de baby tijdens de geboorte of tijdens de zwangerschap.

Bacteriën en parasieten (toxoplasmose)

Veroorzaakt door een parasiet bij vele dieren. Zwangere vrouwen kunnen geïnfecteerd geraken door rauwe of niet genoeg gekookt vlees te eten of door contact met de faeces van geïnfecteerde dieren.

Gevolgen:oog- en hersenschade

Ziekte MisvalFysieke misvorming

Mentale vertraging

Laag geboortegewicht en prematuur

ViraalAIDS 0 ? + ?Windpokken 0 + + +Cytomegalovirus + + + +Herpes simplex 2 (genitale herpes) + + + +Mumps + ? 0 0

30

Page 31: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Rode hond + + + +BacterieelChlamydia + ? 0 +Syphilis + + + ?Tuberculose + ? + +ParasietMalaria + 0 0 +Toxoplasmose + + + +

B. Andere factoren van de moedera) Voeding

Goede voeding resulteert in 25 tot 30 pond zwaarder worden (= 11 tot 13 kilo). Hoe minder voeding, hoe groter het verlies in hersengewicht, vooral wanneer ondervoeding plaatsvindt gedurende het laatste trimester. Ondervoeding kan ook leiden tot het verwringen van de structuur van andere organen, inclusief de lever, nier en pancreas wat dan weer resulteert in levenslange gezondheidsproblemen.

Omdat zwakke voeding de ontwikkeling van het immuunsysteem onderdrukt, prenatale slecht gevoede baby’s hebben vaak een ademhalingsziekte. Ook zijn ze vaak geïrriteerd en reageren ze niet op stimulatie. In arme gezinnen gaan deze effecten nog eens samen met een stressvol leven.

Het is heel belangrijk om genoeg vitaminen en mineralen te hebben! Veel vrouwen nemen daarom tijdens hun zwangerschap supplementen, waaronder foliumzuur. Wanneer men dit neemt rond de tijd van de bevruchting, verlaagt de kans op abnormaliteiten van de neurale buis. Wanneer men deze neemt rond de laatste 10 weken van de zwangerschap wordt de kans op vroeggeboorte en laag geboortegewicht voor de helft gereduceerd.

b) Emotionele stress

Gevolgen:Een hoger aantal misvallen, vroeggeboorten, laag geboortegewicht en ademhalingsziekten en spijsverteringsmoeilijkheden. Ook een hazelip en ‘pyloris stenose’ (pyloris=maagsluitspier, stenose = vernauwing, dus een vernauwing aan de maagsluitspier waardoor het eten niet binnen blijft). Stresshormonen kruisen ook de placenta die dan een dramatische stijging in het hartritme teweegbrengt. Stresshormonen veranderen ook het neurologisch functioneren van foetus, daardoor later meer gevoelig voor stress. Bij schoolgaande kinderen wordt meer angst, woede, agressie en overactiviteit verwacht. Dit boven de impact van andere risico’s zoals het roken van de moeder tijdens de zwangerschap, laag geboortegewicht, postnatale moederlijke angst en lage SES.

Hoe?Wanneer we schrik en angst ondervinden worden stimulerende hormonen vrijgelaten in onze bloedsomloop om te maken de wij ons klaarhouden voor actie. Grote hoeveelheden bloed worden naar delen van het lichaam gevoerd die betrokken zijn bij de defensieve respons, zoals de hersenen, het hart en de spieren in de armen, benen en romp. Het bloed dat naar andere delen van het lichaam loopt wordt verminderd, inclusief dat naar de baarmoeder. Zodoende krijgt de foetus niet de volledige toevoer van bloed dat het nodig heeft voor zuurstof en voeding.

c) Rhesus-incompatibiliteit

31

Page 32: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Wanneer de moeder Rh- is (tekort aan Rh bloedproteïne) en de vader Rh+, dan is de kans groot dat de baby ook Rh+ is. Als ook maar een beetje van de Rh+ bloed de placenta doorkruist in de Rh- bloedsomloop van de moeder, begint ze antilichamen tegen deze proteïne te ontwikkelen. Als dit het foetussysteem binnendringt, vernietigen ze de rode bloedcellen en reduceren ze de zuurstoftoevoer naar andere organen en weefsels.

Gevolgen:Mentale vertraging, misval, schade aan het hart en kinderdood kunnen voorvallen.

Het neemt veel tijd in beslag voor de moeder om antilichamen aan te maken, zo de eerstgeborene is zelden getroffen. Het gevaar stijgt bij elke zwangerschap. Maar gelukkig kunnen deze rampen voorkomen worden. De de geboorte van elke Rh+ baby krijgt de Rh- moeder een vaccinatie om de aanmaak van deze antilichamen tegen te gaan. (ook bloedtransfusie mogelijke oplossing)

d) Leeftijd

Gezonde vrouwen in hun dertiger jaren hebben ongeveer evenveel kans op een vroeggeboorte en geboortecomplicaties dan vrouwen in hun twintiger jaren. Maar het is wel zo complicaties stijgen naarmate men ouder wordt, vooral bij vrouwen vanaf 50-55 jaar door de menopauze en het verouderen van de voortplantingsorganen. Deze vrouwen kunnen steeds minder natuurlijk bevallen.

Oudere moeders hebben grotere kans onvruchtbaar te zijn, een misval te krijgen en een afwijking te hebben aan de chromosomen.

Bij tienermoeders zijn er niet meer prenatale complicaties, maar deze kinderen hebben wel vaker problemen. Dit komt doordat:- Ze geen goede medische begeleiding hebben - Ze van arme afkomst zijn, waardoor meer stress, ondervoeding en gezondheidsproblemen

C. Het belang van prenatale verzorging

Het is heel belangrijk om zwangerschapsbegeleiding te krijgen, d.w.z. regelmatig de gynaecoloog opzoeken. Vooral bij vrouwen die problemen hebben.

Diabetes

Extra suiker in de bloedsomloop van de moeder heeft als gevolg dat de foetus groter wordt dan gemiddeld waardoor zwangerschaps- en geboorteproblemen vaker voorkomen.

Toxemie (= eclampsie: bloeddruk)

Dit wil zeggen dat de bloeddruk serieus stijgt en het opzwellen van het gezicht, handen en voeten in de laatste helft van de zwangerschap wordt dan ervaren bij 5 tot 10% van de zwangere vrouwen. Als dit niet behandeld wordt kan dit leiden tot stuiptrekkingen in de moeder en dat veroorzaakt dan het overlijden van de foetus. Vaak kan hospitalisatie, bed rust en medicatie de bloeddruk doen dalen.

Laat consulteren kan leiden tot meer ondergewicht en overlijden.

Waarom niet consulteren?

> Gebrek aan gezondheidsverzekering > Situationele barrières (moeilijkheden om een dokter te vinden, een afspraak vast te krijgen, vervoer te

regelen, ...)

32

Page 33: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

> Persoonlijke barrières (psychologische stress, voor andere kinderen moeten zorgen, familiecrisissen, ...)

3. De geboorteA. Drie stadia van geboorte

Eerste fase: Verwijden en ‘verdwijnen’ van de baarmoederhals

Dit is de langste fase van de geboorte:- Bij de eerste geboorte: 12 – 14 uur- Bij de tweede geboorte en later: 4 – 6 uur

De contracties gaan geleidelijk aan toenemen en krachtiger worden, hierdoor gaat de baarmoederhals verwijden en uiteindelijk verdwijnen.

Tweede fase: Geboorte

Deze fase is veel korter:- Bij de eerste geboorte: 50 minuten- Bij de tweede geboorte en later: 20 minuten

In deze fase moet de moeder persen samen met elke contractie en zo komt de baby ter wereld.

Derde fase: ‘Nageboorte’ (= uitdrijven van de placenta)

De arbeid is bijna ten einde op een paar contracties na. Hierdoor gaat de moeder nog verder persen om zo de placenta eveneens te verwijderen. - Bij eerste geboorte: 5 – 10 minuten- Bij latere geboorten: 5 – 10 minuten

33

Page 34: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

B. Baby en omgang met geboorte

Door de kracht van de weeën produceert de baby stresshormonen. Deze hormonen: - Sturen het bloed naar de hersenen en het hart - Bereiden longen voor op ademen - Maken kind alert bij de geboorte

Hoe ziet het kindje er uit?: - 50 cm lang, 3 kg en 400 gr zwaar - Hoofd in verhouding groot, benen kort en gekromd - Rond gezicht, mollige wangen, groot voorhoofd en grote ogen (aantrekkelijk voor volwassenen)

C. De Apgar-schaal

= om de fysieke conditie van het kindje snel vast te leggen

Teken 0 1 2

Appearance (= uitzicht, kleur) Blauw lichaam, blauwe en benen

Lichaam is roze met blauwe armen en benen

Het lichaam, de beentjes en de armpjes zijn roze

Pulse (= pols- of hartslag) Geen hartslag Onder de 100 slagen/min.

100 tot 140 slagen/min.

Grimace (= grijns, reflex) Geen respons Zwakke reflexieve respons

Sterke reflexieve respons

Activity (=activiteit, spierspanning) Futloos Zwakke bewegingen met armen en benen

Sterke bewegingen met armen en benen

Respiration (= ademhaling) Geen ademhaling voor 60 sec.

Onregelmatige, ondiepe ademhaling

Sterke ademhaling en wenen.

Interpretatie van de som:

7 of meer: goede lichamelijke toestand 4 tot 6: hulp nodig (bv. ademhaling) 3 of minder: in ernstig gevaar. Onmiddellijk medische hulp nodig

In totaal zijn er twee beoordelingen: na 1 minuut en na 5 minuten. Dit omdat sommige baby’s zich eerst wat moeten aanpassen.

4. Benaderingen van bevalling

Historische evolutie: De geboorte is van thuis naar het ziekenhuis verhuisd, waar de gezondheid van de moeder en het kind beschermd kunnen worden. Ook wordt de familie minder betrokken

Er is een Europese tegenbeweging aan de gang: natuurlijke bevalling en voorbereiding op bevalling (‘natural and prepared childbirth’)

A. Natuurlijke bevalling en voorbereiding

= een groep van technieken die pijn en medische ingrepen verminderen en om van de bevalling een gebeuren te maken dat voldoening geeft.

34

Page 35: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

De moeder die in verwachting is en een companion (partner, familielied, vriend(in)) nemen deel aan 3 activiteiten:

> Lessen o = het proces van de arbeid (labor) en de bevalling (delivery) beter te begrijpen

> Ontsnappings- en ademhalingstechniekeno = Pijn contracties zien tegen te gaan

> ‘Coach’ bij bevalling o Lichamelijke / emotionele steun

Sociale steun is een heel belangrijke factor in het succes van natuurlijke bevallingen. -> minder complicaties en kortere arbeidsduur-> minder vaak een keizersnede-> score op de Apgar-schaal is bij deze baby’s groter

B. Thuis bevallen

Vrouwen die thuis bevallen doen dit vaak met de hulp van een verpleegster – vroedvrouw. Dit is veilig indien er geen risico is op complicaties en dit een goed opgeleide vroedvrouw is. Indien er toch een kans bestaat dat er complicaties zouden optreden, dan kan men best in het ziekenhuis bevallen aangezien men daar de nodige apparatuur heeft om levens te redden.

5. Medische ingrepen bij bevalling

Bij de geboorte loopt men het risico dan het kindje hersenverlamming heeft (‘cerebral palsy’). Dit zijn een reeks stoornissen inzake motorische coördinatie door hersenbeschading voor, tijdens en na de bevalling. Dit kan o.a. door:

> Anoxie (= onvoldoende zuurstoftoevoer tijdens arbeid en bevalling > Suitligging (‘breech position’) (= foetus ligt met de beentje naar beneden i.p.v. met het hoofdje,

hierdoor is er meer kans dat de navelstreng rond het nekje van het baby’tje terechtkomt. A. Foetale ‘monitor’

= een electronisch apparaat dat de hartslag van de baby registreert tijdens de bevalling.

Bijna altijd gebruikt in USA Dit komt doordat dokters vrezen dat ze aangeklaagd zouden worden als het kindje sterft of

geboren wordt met problemen en ze dan niet kunnen bewezen dat ze alles gedaan hebben wat ze konden om het kindje te beschermen.

Enkel bij risico op complicaties gebruikt in Canada en Europa

Voordeel: Het heeft al vele risico-baby’s geredNadelen:

> Frequentie hersenbeschadiging niet verminderd (gezonde baby’s)> Toename aantal keizersneden (sneller denken dat er iets mis is, ook wanneer dat niet is)> (voor sommige vrouwen) ongemakkelijk en hinderlijk

B. Arbeid en bevallingsmedicatie Pijnstillers

o Kleine hoeveelhedeno Verminderen de pijn

35

Page 36: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Verdovingo Sterkero Maken u helemaal gevoelloos

Epidurale verdovingo Plaatselijke verdovingo Moeder blijft contracties voelen en kan persen

Nadelen van verdoving:

> De bevalling duurt langer> Lokt slaperig en teruggetrokken gedrag uit bij het kindje (zwak zuigen, geïrriteerd, slechtere Apgar-

score)

Blijvend effect op het kind?Vroeger wel, maar nu is dit niet bewezen. Er is een samenhang met andere risicofactoren.

C. Keizersnede

= bevalling door chirurgische ingreep (operatie)

De frequentie is toegenomen over de hele wereld. Momenteel is het 15% tot 29% van de bevallingen.

Wanneer?

> Rh incompatibiliteit> Prematuur> Infecties> Vorige geboorte(n) met keizersnede (“Eens een keizersnede, altijd een keizersnede)

o (grotere kans op scheuren baarmoeder en overlijden van het kind)> Stuitligging (maar dokter kan het kind soms nog keren)

Nadeel: meer kans om te recupereren.

6. Te vroeg geboren en te kleine baby’s

> Het geboortegewicht is de beste predictor voor het overleven van het kind en een gezonde ontwikkeling.

> Het komt het meest voor bij vrouwen uit de lagere klasse (arm) en tienermoeders> Komt ook vaak voor bij tweelingen

A. Te vroeg geboren baby’s vs. te kleine baby’s

Te vroeg geboren (“premature”) Te klein (“small-for-date”)Weken vóór geplande datum geboren Op tijd of te vroeg geborenKunnen gepast gewicht hebben voor duur zwangerschap

Beneden verwacht gewicht voor duur zwangerschap

Hoogstwaarschijnlijk onvoldoende voeding gekregen voor de geboorteGrootste probleem

Te kleine baby’s hebben gewoonlijk meer problemen. Ze hebben meer kans om te overlijden, infecties op te lopen en geven meer blijk van hersenschade. In de periode van de midden kindertijd hebben ze lagere

36

Page 37: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

intelligentiescores, zijn ze minder aandachtig, presteren ze minder goed op school en zijn ze sociaal onrijp/onvolwassen.

Gevolgen voor verzorgers:

> Uitzicht en gedrag maken ouders minder gevoelig en responsief> Soms ook overstimulering> Risico voor kindermishandeling (vooral geïsoleerde, arme moeders) bij moeders die geen goede

voeding, verzorging en opvoeding kan bieden. Veel hangt af van ouder – kindrelatie

B. Interventies voor vroeggeborenen a) Couveuse

= een bedje omgeven door plexi-glas waarbij de temperatuur geregeld wordt en de lucht gezuiverd is.

Het baby’tje kan in deze couveuse:

> beademd worden met de hulp van een beademingsapparaat> Gevoed worden door een maagsonde> Medicatie krijgen door intraveneuze medicatie (‘baxter’ is een merknaam)

Baby’tjes die meer dan 6 weken te vroeg geboren worden hebben kans om levensbedreigende ademhalingsproblemen te hebben (‘respiratory distress syndrome’). Dit komt doordat de longen nog niet rijp zijn. De longblaasjes werken nog niet door ‘hyaline membraam’ (= doorzichtig roos vlies op wand van de longblaasjes))

b) Speciale stimulering voor het kind

Voorbeelden:

> Schommelen in een hangmat> Liggen op een waterbed > Het aantrekkelijk geluid van de hartslag, zachte muziek of de stem van de moeder laten horen

Leiden tot snellere toename van gewicht, een meer voorspelbaar slaappatroon en grotere opmerkzaamheid/alertheid

Ook aanraking is héél belangrijk. Dit zorgt voor chemische stoffen in de hersenen die de lichamelijke ontwikkeling (groei) stimuleren. Bv. ‘Kangoeroezorg’ Hierbij wordt de baby ‘naakt’ op de naakte borst van de mama of papa gelegd. Hierdoor ontstaat er een zachte stimulering van alle zintuigen:

> Gehoor> Reukzin> Tastzin> Gezichtszin

Gevolg:

> Het geeft de ouders meer zelfvertrouwen in de omgang met het kind, meer sensitiviteit en affectie.> Kinderen die vele uren “kangoeroezorg” kregen (1e weken) scoren hoger inzake mentale en motorische

ontwikkeling (1ste levensjaar)

37

Page 38: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

> Deze kinderen hebben een betere temperatuurregulatie, slapen meer, hun gewicht neemt toe, overleven vaker, ...

c) Ouders trainen in de vaardigheden van het zorgen(1) Ouders met economische en persoonlijke hulpbronnen

Slechts enkele sessies om de ouders de noden van het kindje te leren herkennen en er op reageren zijn genoeg. Dit resulteert al dadelijk in gelijkmatige toenames in mentale testresultaten die, na enkele jaren, gelijk zijn aan deze van “full-term” kinderen. Warme parenting helpt vroeggeboren kinderen de aandacht erbij te houden en is vooral bevorderlijk in het promoten van vroege cognitieve en taalontwikkeling.

(2) Ouders met een laag inkomen en veel stress

Een lange termijn, intensieve interventie is noodzakelijk om de ontwikkelingsproblemen te verminderen. 4x meer interventie kinderen dan controle kinderen (39 vs. 9%)waren op normaal niveau op de leeftijd van 3 jaar op vlak van intelligentie, psychologische aanpassing en fysieke groei. Daarbij komt ook dat moeders die in de interventiegroep zaten affectiever waren en vaker het spel en cognitieve heerschappij aanmoedigde bij hun kind.

Bij deze kinderen is het belangrijk om intensieve interventie te geven. Hierbij wordt gebruik gemaakt van speciale strategieën, zoals extra ouder – kind interactie, en die kan noodzakelijk zijn om de voortdurende veranderingen bij kinderen met de laagste geboortegewicht te bereiken.

7. Baby-sterfte

Baby-sterfte = aantal overlijdens per 1000 geboorten.

De US scoort relatief hoog op de sterftecijfers bij geboorte en in neonatale periode.

Neonatale mortaliteit = de proportie sterfgevallen in de eerste maand van hun leven. 2 oorzaken:

- Ernstige lichamelijke afwijkingen (het percentage van baby’s met afwijkingen zijn even groot in alle etnische en inkomsten groepen)

- Laag geboortegewicht (Afro-Amerikanen, Amerikanen en Canadese Aboriginals baby’s zijn 2x vaker te vroeg geboren en met

ondergewicht dan blanke kinderen)

Door: - Wereldwijde armoede - Zwakke gezondheidszorg programma’s voor moeders en jonge kinderen

Oplossing:- Een aantal prenatale bezoeken verzekeren aan vrouwen voor een lage prijs

38

Page 39: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

- Professionele, routinegewijze hulp die u thuis komt opzoeken om uitleg te geven over het verzorgen van kinderen en continue medische diensten te verschaffen.

- Betaald zwangerschapsverlof (Zwangerschapsverlof van 12 weken of meer voorspelt veelbelovende moederlijke mentale gezondheid en een

gevoelige, responsieve verzorging)

8. Geboortecomplicaties, opvoeding en veerkracht

Onderzoek op Hawaï, eiland Kauai, door Werner en Smith:

3 groepen:

> Lichte geboortecomplicaties> Matige geboortecomplicaties

o Hoe goed ze het later deden hing vooral af van de kwaliteit van hun thuisomgeving > Ernstige geboortecomplicaties

o Serieuze leermoeilijkheden, gedragsproblemen en emotionele stoornis Indien de complicaties niet te erg zijn (dus groepen 1 en 2), dan kan een stimulerende omgeving de

ontwikkeling weer helemaal op niveau brengen. MAAR er zijn ook enkele uitzonderingen. Dus: veel complicaties, geen goede thuisomgeving en het toch

goed doen.

9. De capaciteiten van de pasgeboreneA. Reflexen van de pasgeborene

Reflex = aangeboren, automatische reactie op een specifieke vorm van stimulatie = de meest duidelijke georganiseerd patroon van gedrag bij pasgeboren baby’s

Sommige reflexen hebben:* overlevingswaarde: - De snuffelreflex helpt het kindje om de tepel van de moeder te vinden.* Vormen basis voor latere bewegingen

- De stapreflex* Helpen ouders – kind tot een bevredigende interactie te komen

De meeste reflexen van de pasgeborenen verschijnen gedurende de eerste 6 maanden.

Het is heel belangrijk om onderzoek te doen naar reflexen omdat ze de gezondheid van het zenuwstelsel van het baby’tje kunnen onthullen. Ze vormen een manier om de toestand van de hersenen na te gaan. Bv. na 6 maanden verdwijnen deze reflexen meestal door grotere controle over het gedrag door rijping van de hersenen. Indien na 6 maanden deze reflexen nog steeds voorkomen dan wijst dat op beschadiging van de hersenen. Zo vormen ze dus een manier om de toestand van de hersenen na te gaan.

Reflex Stimulatie Respons FunctieKnipperen met de ogen

Fel licht dat brand in de ogen of handgeklap vlak naast het oor

Kind sluit snel zijn oogleden Beschermt het kind van sterke stimulatie

Snuffel De wang aaien vlakbij de mondhoek

Het hoofd draait in de richting van de stimulatie

Helpt het kind de tepel te vinden

Zuigen Wanneer je je vinger in de mond van het kindje steekt

Kindje zuigt ritmisch op vinger Laat toe om te eten

Moro Hou het kindje horizontaal Kindjes maken een “omhelzende” In de geschiedenis van

39

Page 40: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

op zijn rug en laat het hoofdje zachtjes zakken zodat het hoofdje geen steun meer heeft of produceer een plots luid geluid

beweging door hun rug te krommen, de benen en de armen uit te strekken (1e fase) en vervolgens de armen weer naar het lichaam toe te brengen (2e fase).

de menselijke evolutie kan dit het kindje geholpen hebben om zich vast te klampen aan de moeder.

Palmgreep Plaats de vingers in de handpalm van het kind en duw tegen de palm

Het kind zal spontaan de vinger grijpen. Deze greep is zo sterk dat het zijn eigen gewicht kan houden

Bereidt het kind voor op het vrijwillig grijpen

Nekspanning Draai het hoofdje van de baby naar een kant terwijl het wakker op zijn rug ligt

Kinderen liggen in een ‘beschermde positie’. Een arm ligt gestrekt voor de ogen aan de kant waar het hoofdje naartoe is gedraaid. De andere arm is gebogen. (zwaardvechten)

Kan het kind voorbereiden op het vrijwillig reiken.

Stap Hou het kindje onder de armen en laat het kindje toe om op blote voeten een vlak oppervlak aan te raken

Kindjes tillen hun ene voet na de andere in een staprespons

Bereidt het kind voor om vrijwillig te stappen

Babinski Streel de voetzool van de tenen naar de hiel toe

Teentjes verspreiden zich en krullen

Onbekend

Zwemmen Je houdt het kindje onder de armen vast in het water

Het kindje zal uit zichzelf beginnen te trappelen

B. ‘States of arousal’

= de verschillende gradaties van slapen of wakker zijn:

Staat Beschrijving Dagelijkse duurRustige slaap Het kind is in volledige rust en toont maar weinig tot geen

lichaamsactiviteit. De oogleden zijn gesloten, er vinden geen oogbewegingen plaats, het gezichtje is relaxed en het ademen is traag en regelmatig

8 – 9 uur

Onrustige slaap Lichte ledemaatbewegingen, occasioneel bewegen en gezichtsgrimassen komen voor. Ook al zijn de oogleden gesloten, occasioneel snelle oogbewegingen kan je zien onder de oogleden. Het ademen is onregelmatig

8 – 9 uur

Slaperig De kindje is noch aan het wakker worden, noch in slaap aan het vallen. Het lichaam is minder actief dan bij onrustige slaap maar actiever dan bij de rustige slaap. De ogen gaan open en dicht. Wanneer ze open zijn dan hebben de ogen een glazig uitzicht. Ademen is gelijkmatig maar iets of wat sneller dan bij de rustige slaap.

Wisselt

Alert zijn Het lichaam van het kindje is relatief onactief, ogen zijn open en aandachtig. Het ademen is gelijkmatig.

2 – 3 uur

Wakker en huilen

Het kind toont frequente opwellingen van ongecoördineerde lichaamsactiviteit. Het ademen is heel onregelmatig. Het gezicht kan relaxed zijn of gespannen en gerimpeld. Huilen kan voorkomen.

1 – 4 uur

Pasgeborenen spenderen de meeste tijd aan slapen. Hun slaap – wakker patroon is meer beïnvloedt door het al dan niet honger hebben dan door het licht/donker. Uiteraard zijn er individuele verschillen in het dagelijkse ritme. Dit beïnvloedt de houding van de ouders tegenover en hun interactie met hun kind.

40

Page 41: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

a) Slapen

In totaal 16 – 18 uur per dag

2 soorten:

> Onrustige slaap: ‘rapid eye movements’ (REM)-slaapo Hersenen en deel lichaam actief (ogen bewegen snel onder oogleden, hart, bloeddruk,

ademen onregelmatig)o 50% van totale slaapt (daalt tot 20% bij volwassenen)o REM-slaap lijkt een vorm van zelf-stimulatie van de herseneno REM-bewegingen goed voor gezondheid van oogo Observatie van slaappatronen kan afwijkingen van centraal zenuwstelsel helpen opsporeno Geassocieerd met dromen. Baby’s dromen waarschijnlijk niet, toch niet op dezelfde manier

als wij dat doen. Maar onderzoekers geloven dat de stimulatie van REM slaap vitaal is voor de groei van het centraal zenuwstelsel.

> Rustige slaap: ‘non-rapid eye movements’ (NREM)-slaapo Lichaam is rustig (hartslag, en ademen en hersenactiviteit traag en regelmatig)

Baby’s met een zwakke slaaporganisatie zijn meer geneigd om ongeregeld gedrag te vertonen en zo ook moeilijkheden te hebben met leren en daardoor ook interacties van de verzorgers uitlokken waardoor hun ontwikkeling verhogen.

Problemen met de functies van de hersenen die ten grondslag liggen van de onregelmatigheden in het slaappatroon van de pasgeborenen kunnen resulteren in ‘sudden infant death syndrome’. Dit is een grote oorzaak van het babysterftecijfer.

SIDS = de onverwachte dood, vaak ’s nachts, van een kindje jonger dan 1 jaar dat onverklaard blijft door onderzoek.

b) Huilen > Huilen is het eerste middel voor baby’s om lichamelijke behoeften kenbaar te maken. > Honger is de meest frequente oorzaak> Kinderen huilen vaak mee als een ander kind huilt. (aangeboren vermogen om te reageren op het lijden

van een ander)> Huilen roept sterke gevoelens van algemene opwinding (‘arousal’) en onbehagen op bij mannen en

vrouwen, ouders en niet-ouders. D.w.z. dat mensen zich spontaan aangesproken voelen om iets te doen waardoor het kindje stopt met huilen.

> Er zijn verschillende manieren om huilende kinderen te troosteno Op schouder nemen en ‘schudden’ of rondlopeno Inwikkeleno Fopspeeno Rijden in (kinder-)wagen, schommeleno Zachte muziek laten horen of zacht prateno Combineer methodeno Kort laten huilen

41

Page 42: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

> Huilen van baby’s met hersenbeschadiging en die met geboortecomplicaties klinkt vaak schril en doordringend.

> Colic = onafgebroken wenen

C. Zintuiglijke capaciteiten a) Tastzin

Helpt vroege fysieke groei te stimuleren.

De pasgeborenen reageert op aanrakingen rond de mond, de handpalmen en op de voetzolen. Gedurende de prenatale geboorte zijn deze gebieden, samen met de genitaliën, de eersten die gevoelig worden aan aanrakingen.

Bij de geboorte zijn baby’s overgevoelig aan pijn:

> Om de pijn te verzachten kan het aanbieden van een tepel die een suikeroplossing aanbiedt heel behulpzaam zijn. Het vermindert het huilen en het onbehagen snel bij jonge baby’s. Ook lichte pijnstillers en zacht vasthouden kunnen een oplossing bieden.

> Indien het babytje een ongelooflijke pijn ervaart, dan kan dit invloed hebben op later gedrag (stresshormonen, omgaan met stress)

Fysieke aanrakingen zorgen voor het vrijgeven van endorphines, dit zijn pijnstillende chemicaliën in de hersenen.

b) Smaakzin

Gezichtsuitdrukkingen onthullen dat pasgeborenen enkele basissmaken kunnen onderscheiden:

> Zout: moet het kind gaandeweg leren appreciëren (vanaf 4 maanden)om daarna water te drinken en vast voed te gaan accepteren.

> Zoet: de spieren zijn ontspannen bij het proeven van zoet (ook de borstmelk is zoeter)> Zuur: tuiten van de lippen> Bitter: mondhoeken naar beneden

Heeft een overlevingsfunctie: zoete borstmelk van de moeder is het beste voor de groei en ontwikkeling, dus onmiddellijk appreciëren.

Het kindje leert snel te houden van nieuwe smaken. Zo ook wanneer het kindje allergisch is aan koemelk, dan krijgt het sojamelk toegediend en al snel prefereren kindjes deze melk over gewone melk.

Experiment in Frankrijk: Vrouwen die aan de laatste 2 weken zijn van hun zwangerschap worden gevraagd om anijs te eten of net geen anijs te eten (controlegroep). Wanneer de kindjes geboren worden en ze krijgen de geur van anijs voorgeschoteld, dan gaan de kindjes van de controlegroep in hoofdje wegtrekken in tegenstelling tot de andere kindjes.

c) Reukzin

De pasgeborene heeft een voorkeur voor geuren vanaf de geboorte. Ook kunnen ze geuren lokaliseren en de moeder herkennen door de geur vanaf de geboorte.

Experiment:

Baby’s die borstvoeding krijgen:

42

Page 43: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

> Verkiezen van borst eigen moeder boven de borst van een andere zogende moeder

Baby die flesvoeding (‘formula’) krijgen:

> Verkiezen borst van de zogende vrouw boven de flesvoeding> Verkiezen borst zogende vrouw boven de borst van een niet-zogende vrouw

Baby’s verkiezen ook de ongewassen borst boven een pas gewassen borst.

d) Gehoorzin

Pasgeboren baby’s kunnen verscheidene geluiden horen bij geboorte

> Ze verkiezen complexe geluiden boven eenvoudige klanken> Ze leren klankpatronen in enkele dagen> Ze zijn gevoelig voor menselijke stem

Experiment:

Wanneer baby’tjes aan een fopspeen zuigen horen ze het geluidje “ba”. Het zuigen gaat stijgen totdat ze er genoeg van hebben en stoppen weer. Wanneer het geluidje verandert in “ga” neemt de frequentie in zuigen weer toe. Dit duidt aan dat kinderen deze subtiele geluidsverandering ontdekken Deze capaciteiten onthullen dat de baby klaar is om gelijk welke taal te leren.

Wanneer je tegen een baby’tje praat kan je het best:

> Een trage, hoge, expressieve stem gebruiken> Een rijzende toon hebben aan het einde van de zinnen> Pauzeren vooraleer verder te gaan

e) Gezichtszin

Het minst ontwikkelde zintuig van pasgeboren baby’s:

> De cellen (kegelcellen, staafcellen, ...) op het netvlies moeten zich nog organiseren (duurt enkele maanden)

> De gezichtszenuw en visuele cortex zijn pas volledig in orde na enkele jaren > De baby kan niet op grote afstand zien en kan dus niet goed ‘inzoomen’. Dit komt doordat de kleine

spiertjes rond de lens van het oog nog zwak zijn. > Kleurenzicht verbetert pas na enkele maanden > De gezichtsscherpte = de fijnheid of onderscheidingsvermogen van het gezicht, is nog beperkt

Baby’s zoeken hun omgeving af en proberen interessante voorwerpen te volgen.

D. Evaluatie pasgeborene

Neonatal Behavioral Assessment Scale (NBAS) = onderzoeken van de reflexen van de pasgeborene, de staatveranderingen, de reactive op fysieke en sociale stimuli en andere reacties.

43

Page 44: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Bedoeling: capaciteit van elke kind nagaan om steun van verzorger uit te lokken en om zijn/haar gedrag aan te passen zodat hij/zij niet overgestimuleerd raakt.

In totaal wordt deze test 2x afgenomen en gaat men de veranderingen van de scores over deze 2 weken nagaan. Deze herstelcurves of ‘recovery curves’ laten toe intelligentie en ontbreken van emotionele en gedragsproblemen op kleuterleeftijd te voorspellen.

Deze NBAS-scors geven de ouders informatie over het kind; daardoor krijgen ze meer vertrouwen en gaan ze beter met het kind om.

10. Aanpassing aan veranderend gezin

Wanneer vrouwen in verwachting zijn nemen hormonen toe, maar dit gebeurt ook bij kersverse vaders:

> Moeder: toename van oxytocine (stimuleert de weeën, bereiden borsten voor om melk te geven, geven een ontspannendere mood, maken moeders zorgender voor de baby)

> Vader: o Toename prolactine (een hormoon dat het aanmaken van melk stimuleert bij vrouwen)o Toename oestrogenen (sekshormonen die in hogere mate aanwezig zijn bij vrouwen)o Afname androgenen (sekshormonen die in hogere mate aanwezig zijn bij mannen)

Effect: (bij dieren) positieve emoties t.o.v. het kind en de verzorging Maar bij mensen:

Ook effect van ervaringen (vb. positieve relatie met de eigen ouders) Hormonale veranderingen zijn niet noodzakelijk om effectief te kunnen opvoeden. Kijk maar naar

adoptie-ouders.

Er gebeuren veel veranderingen:

> Moeder herstelt van de bevalling en geeft borstvoeding> Vader is een deel geworden van een nieuw systeem met 3 leden, moeten de moeder steunen en gaan

om met ambivalente gevoelens> Ouders kinderen kunnen soms jaloers en boos zijn. Maar vaak zijn ze gewoon fier en zorgend voor hun

kleinere broer of zus.

Hoe lang duurt die aanpassing ongeveer? Als ouders elkaar steunen, dan is de stress draaglijk en duurt het maar enkele maanden voor alles weer op zijn plaats valt.

HOOFDSTUK 5: COGNITIEVE ONTWIKKELING IN DE KINDER- EN KLEUTERTIJD.

1. De cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget

Zijn eerste stadium is de sensori-motorische stadium (0 – 2 jaar) d.w.z. dat baby’s en peuters “denken” met hun ogen, oren, handen en andere sensori-motorische middelen. Activiteiten in het hoofd, d.i.”echt” denken, kunnen nog niet worden uitgevoerd.

Aan het einde van de kleutertijd kunnen kinderen praktische en alledaagse problemen oplossen en kunnen ze hun ervaringen uitdrukken in taal, gebaren en spel.

A. De ideeën van Piaget over cognitieve verandering

44

Page 45: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Volgens Piaget veranderen schema’s met de leeftijd. specifieke psychologische structuren die dienst doen als georganiseerde manieren om betekenis te geven aan ervaring. Het is eigenlijk wat aan een handeling gemeenschappelijk is en kan herhaald worden.

Eerst gebaseerd op handelingen (bewegingspatronen zoals bv een “val”schema, “zuig”schema. Later overgang naar mentaal niveau (denken)Bv. Kindje van 6 maanden laat dingen vallen op een heel rigide manier door simpelweg dingen te laten vallen. Wanneer het kindje 18 maanden is, is zijn “valschema” creatief geworden. Het gaat dingen van de trap laten vallen, dingen in de lucht gooien, dingen tegen de muur gooien, hard gooien bij sommige objecten (zoals bal want dan stuit hij en vervolgens rolt het verder) en zacht gooien bij andere objecten. Hij zal stilaan bewijs leveren van na te denken vooraleer iets te doen. (= overgang van de sensori-motorische fase naar de preoperationele fase)

a) Aanpassing

= opbouw van schema’s door directe interactie met de omgeving. Het bestaat uit 2 activiteiten:

> Assimilatieo We gebruiken onze bestaande schema’s om de buitenwereld te begrijpen

> Accommodatie o We passen onze oude schema’s aan en vormen zo nieuwe schema’s om zich beter aan de

omgeving aan te passen (vb. aanpassen van het “valschema”) De balans tussen assimilatie en accommodatie verandert over de tijd:

Evenwicht: assimilatie > accommodatie Onevenwicht: assimilatie < accommodatie . Ze ontdekken dat hun huidige schema’s niet

overeenkomen met de nieuwe informatie waardoor er een cognitieve oncomfortabele situatie ontstaat. Wanneer ze hun schema’s aangepast hebben keren ze terug naar assimilatie om hun nieuwe veranderde structuren te testen totdat ze klaar zijn om deze weer aan te passen.

b) Organisatie

= een proces dat plaatsvindt zonder direct contact met de omgeving. Het is intern herschikken en verbinden van schema’s (bv. “gooischema” met dicht/ver)

B. Het sensorimotorisch stadium

Dit stadium duurt van de geboorte tot 2 jaar. Ze bouwen schema’s op door sensorische en motorische exploratie.

De circulaire reactie waar deze kinderen gebruik van maken zijn een bijzondere manier om de eerste schema’s aan te passen. Het kind stuit onverwacht op een nieuwe ervaring door eigen bewegingen. De reactie is “circulair” omdat de baby het gebeuren steeds wil gaan herhalen. In totaal zijn er 3 vormen van circulaire reactie: (1) Eigen lichaam (2) Voorwerpen bij betrokken (3) Produceren van nieuwe effecten (experimenteren)

Er zijn ook 3 stappen in het sensori-motorische denken: (1) Herhalen van toevallige gebeurtenissen (substadia 1, 2 en 3) (2) Intentioneel gedrag (substadia 4 en 5) (3) Mentale voorstellingen (substadia 6)

45

Page 46: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Dit stadium is dus verdeeld in 6 substadia:

Substadia Wat? Wanneer? Typisch adaptief gedrag1 Oefenen aangeboren reflexen Geboorte – 1 maand Reflexen pasgeborene2 Primaire circulaire reacties 1 – 4 maanden Eenvoudige motorische gewoonten

i.v.m. eigen lichaam3 Secundaire circulaire reacties 4 – 8 maanden Herhalen van interessante effecten in

omgeving4 Coördinatie van secundaire

circulaire reacties8 – 12 maanden Intentioneel, doel-gericht gedrag; object-

permanentie5 Tertiaire circulaire reacties 12 – 18 maanden Exploreren eigenschappen van

voorwerpen door nieuwe handelingen6 Mentale voorstellingen 18 maanden – 2 jaar Interne weergave objecten of

gebeurtenissen; uitgestelde imitatie

a) Herhalen van toevallige gebeurtenissen

Substadium 1

Inoefenen van aangeboren reflexen = bouwstenen van sensorimotorisch denken volgens PiagetBaby’s zuigen, grijpen en kijken op dezelfde manier, ongeacht de omstandigheden

Substadium 2

Begin van eigen controle te krijgen over hun acties door de primaire circulaire reactiesDeze primaire circulaire reacties zijn het herhalen van toevallige handelingen om basisbehoeften te bevredigen, het eigen lichaam is hier ook steeds bij betrokken (bv. het baby’tje doet verschillende bewegingen met de hand en begint uiteindelijke te zuigen op de duim. Dit is aangenaam en bevredigend en gaat vervolgens ook vaker voorkomen)Gedrag wordt aangepast aan de omstandigheden (bv. mond op verschillende manier openen voor een tepel of een tutter of een lepel)Rond deze tijd beginnen de jonge kindjes ook te anticiperen met gebeurtenissen (bv. een baby’tje dat wakker wordt en begint te huilen omdat het honger heeft en dat vervolgens stopt met huilen wanneer de mama de kamer binnenkomt. Het weet dan dat het eten op komst is.)

Substadium 3

Secundaire circulaire reactie = proberen interessante gebeurtenissen opnieuw te laten gebeuren die veroorzaakt zijn door hun eigen bewegingen. Het is dus het herhalen van bewegingen die invloed hebben op de omgeving (bv. een mobiel dat boven het bedje van het kindje hangt. Kind ontdekt dat zij/hij dat mobiel zelf kan laten bewegen door per ongeluk met de handjes daar tegen te komen. Wanneer dit mobieltje stil valt willen ze dat terug laten bewegen en proberen ze dit te doen door de armen te bewegen, geluidjes te maken en uiteindelijk ontdekt het kindje dat dit lukt door zijn handjes te bewegen. Vervolgens gaat zij/hij dit steeds vaker herhalen)De verbeterde controle over hun eigen bewegingen laat het kindje toe om andere gedragingen (= vaak geziene handelingen) beter te gaan imiteren.

b) Intentioneel gedrag

Substadium 4

Coördineren van secundaire circulaire reacties Combineren van schema’s in nieuwe, meer complexe actie sequenties.

46

Page 47: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

8 tot 12 maand oude kindjes hebben intentioneel of doel-gericht gedrag, d.w.z. het opzettelijk coördineren van schema’s om eenvoudige problemen op te lossen. Bv. Men toont aan het kindje een aantrekkelijk speelgoed en verstopt het vervolgens onder zijn/haar hand of onder een doek. Kinderen die zich in deze subfase bevinden kan het speelgoed terugvinden door 2 schema’s te combineren, nl. “opzijschuiven” + “grijpen”. = basis voor het oplossen van alle problemenDat ze dingen kunnen terugvinden toont aan dat ze object-permanentie zijn gaan beheersen. Dit wil zeggen dat ze inzien dat voorwerpen blijven bestaan als ze uit het zicht verdwenen zijn. In het begin is deze object-permanentie nog onvolledig. Ze maken nog wel de A-niet-B fout. Als baby’s enkele keren gaan zoeken naar een object op een eerste verstopplaats (A) en zien dat het object verplaatst wordt en verstopt wordt op een andere verstopplaats (B), dan nog gaan ze naar het object zoeken op de eerste verstopplaats A. Kindjes in deze fase kunnen beter anticiperen op gebeurtenissen en gaan proberen deze gebeurtenissen te veranderen (bv. zien dat de moeder haar jas aandoet en achter haar aan gaan kruipen en ‘jengelen’ om te voorkomen dat ze gaat vertrekken)Ze gaan ook gedrag gaan imiteren die lichtjes anders zijn dan gewoonlijke (bv. hanteren van de lepel)

Substadium 5

Tertiaire circulaire reacties, d.w.z. het herhalen van handelingen met variaties. Ze ontdekken nieuwe middelen door actief te experimenteren (bv. stok gebruiken om bij ver speelgoed te geraken)De A-niet-B fout komt niet meer voor, ze gaan op meer plaatsen zoeken

c) Mentale voorstellingen

Substadium 6

Hier hebben de kinderen voor het eerst mentale voorstellingen, dit zijn interne weergaven van informatie die de menselijke geest kan manipuleren. Het is een interne, mentale weergave van mensen, voorwerpen, gebeurtenissen, informatie, ...

o Kunnen in gedachten gemanipuleerd wordeno Maken uitgestelde imitatie en verbeeldingsspel mogelijk

Uitgestelde imitatie = gedragingen van niet-aanwezige modellen onthouden en nadoen Verbeeldingsspel = alledaags en ingebeelde gebeurtenissen uitbeelden

Er zijn 2 vormen:o Mentale beelden (bv. je bent je sleutels kwijt en je gaat al je handelingen na zodat je ze uiteindelijk

vind)o Begrippen of concepten (bv. “bal”, alles wat rond is en rolt)

Problemen oplossen “in het hoofd” (bv. object-zoeken met onzichtbare verplaatsing zoals een voorwerp in een doos)

C. Later onderzoek (niet door Piaget)

Vele studies tonen aan dat baby’s veel dingen vroeger kunnen dan Piaget beweerde. Baby’s weten veel over fysieke eigenschappen van voorwerpen indien procedures gebruikt worden waarbij ze niet actief naar voorwerpen moeten zoeken. Ze proberen de wereld al te verkennen en te controleren vanaf ze geboren worden.

Onderzoekers doen een habituatie/herstel onderzoek (habituatie = als stimulus vaak/lange tijd gezien, dan vermindert aandacht; herstel = opnieuw aandacht of dus langer kijken)

47

Page 48: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

zie ‘ba’ en ‘ga’ onderzoek Maar ook:

‘Violation-of-expectation methode’ of ingaan tegen verwachtingen:

a) Object permanentie

Eerst een verwachte gebeurtenis:

(a): kind laten habitueren t.a.v. gebeurtenis uit fysieke realiteit, nl. wortel beweegt achter scherm

(b): mogelijke gebeurtenis, nl. een variatie van de eerste gebeurtenis waarbij de wetten van de fysica gerespecteerd worden zoals een korte wortel die onzichtbaar wordt achter een scherm met venster

Dan een onverwachte/onmogelijke gebeurtenis:

(c): onmogelijke gebeurtenis waarbij de variatie tegen de wetten van de fysica ingaat, nl. een lange wortel die onzichtbaar wordt achter een scherm met venster

Herstel (= langer kijken) bij gebeurtenis (c) wat suggereert dat de baby (3 maanden) verwonderd is over de afwijking van fysieke realiteit en zich bewust is van dat aspect van de fysieke werkelijkheid.

Dus :Sommige taken over object-zoeken worden opgelost voor andere:- 10 maanden: voorwerp met doek over- 14 maanden: hand stopt voorwerp onder doek

A-niet-B fout: voor kinderen is het moeilijk om reactie te onderdrukken die voordien beloond werd (mogelijk complex systeem van factoren)

CONCLUSIE:

> Vóór 12 maanden hebben baby’s het moeilijk om kennis over locatie van voorwerpen om te zetten in een goede zoekstrategie

> Mogelijke rol rijping van de hersenen> Belangrijk is ook de grote verscheidenheid aan ervaringen waarbij kijken naar, omgang met, en zich

herinneren van voorwerpen.

b) Mentale voorstellingen

(1) Uitgestelde imitatie

Dit komt al vroeger voor dan Piaget beweerde

48

Page 49: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

vanaf 6 weken! -> Kinderen die een gelaatsuitdrukking van een volwassene die ze niet goed kende, imiteerden deze uitdrukking wanneer ze aan dezelfde volwassene blootgesteld werden de volgende dag.

Vanaf 6 maanden gaan kinderen de activiteiten van volwassenen met objecten imiteren. -> Men laat een pop aan kindjes zien. Ze nemen de handschoen er van af en rammelen er eens mee zodat dat geluid maakt (er zit een belletje in) en daarna doen ze de handschoen weer aan. De volgende dag wordt de pop weer aan de kindjes getoond en ze zijn meer geneigd om die handelingen te herhalen dan de controlegroep die de pop nog nooit gezien hadden. Ook is het zo dat wanneer de eerste dag ook een tweede pop werd getoond waar ze niets mee deden, gingen de kinderen de tweede dag ook met de handschoen van die tweede pop rammelen

Vanaf 12 – 18 maanden gaan ze over een langere periode imiteren (soms maanden tussen) en gaan ze ook imiteren over verschillende contexten heen -> Kinderen gaan thuis een handeling nadoen die ze bij de kinderopvang of op televisie geleerd hebben

Vanaf 14 maanden gaan kinderen meer doelgericht imiteren dan toevallige gedragingen -> Als deze kinderen een volwassene een ongewone gedraging zien doen voor de fun zoals het licht aandoen met hun hoofd, dan gaan ze dit gedrag nadoen enkele weken later. Maar wanneer de volwassene het licht met zijn/haar hoofd aandoet omdat zijn/ haar armen volzet zijn, dan apen kinderen dit niet na en gebruiken ze een efficiëntere handeling, nl. het licht met hun vingers aandoen.

Rond 18 maanden kunnen kinderen acties imiteren die een volwassene proberen te volbrengen, maar waar ze niet volledig in slagen -> Een moeder probeert rozijnen in een mandje te doen maar dit lukt niet goed en sommige vallen er langs. Een momentje later gaat het kindje de rozijnen die er langs gevallen zijn oprapen en bij in het mandje leggen wat er op wijst dat hij/ zij het doel van de mama heeft begrepen.

(2) Problemen oplossen door analogie

Vanaf 7 tot 8 maanden kunnen kinderen intentionele actiesequenties ontwikkelen die ze gebruiken bij het oplossen van eenvoudige problemen. Zoals bv. aan een tafellaken trekken om aan een speelgoed te kunnen dat op een te ver punt ligt. Niet veel later zijn kinderen tot meer in staat dan Piaget beweerde.

Bij 10 – 12 maanden kunnen kinderen problemen oplossen door analogie. Ze gaan de oplossingsstrategie van één bepaalde probleem ook toepassen op een ander relevant probleem. In een bepaalde studie kregen kinderen 3 gelijkaardige problemen. Elk van hen kon opgelost worden door een barrière te overwinnen (achter het scherm gaan kijken/kruipen) en daar aan het touwtje trekken om zo een speelgoed naar zich toe te trekken. Het enige verschil zat hem in het soort barrière. De ene was doorzichtig de andere niet. Bij het eerste probleem deden de ouders de oplossing voor en moedigden het kind aan om hen na te doen. De kinderen verkregen het speelgoed sneller bij elk bijkomend probleem.

Samenvatting:

Leeftijd Cognitieve verworvenheidGeboorte – 1 maand Secundaire circulaire reacties gebruiken gelimiteerde motorische vaardigheden1 – 4 maanden > Bewust zijn van vele eigendommen van objecten inclusief object-permanentie,

zwaartekracht, ...> Uitgestelde imitatie van de gelaatsuitdrukking van een volwassene over een

korte periode (1 dag)4 – 8 maanden > Verbeterde fysieke kennis en de basis van numerieke kennis

> Uitgestelde imitatie van acties van volwassenen met objecten over een korte

49

Page 50: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

periode (1 dag)8 – 12 maanden > De mogelijkheid om te zoeken naar een verstopt object in verschillende

situaties (verstopt onder een doek, wanneer het van de ene locatie naar een andere wordt verplaatst (juiste A-B search), ...

> Mogelijkheid om sensorimotorische problemen op te lossen door analogie met een vorig probleem

12 – 18 maanden > Uitgestelde imitatie van de acties van een volwassene met objecten over een langere periode (op zijn minst enkele maanden) en doorheen veranderingen van situaties (van kinderopvang naar huis, van tv naar het alledaagse leven)

> Rationele imitatie en dus de doelen van het model mee in rekening brengen18 maanden – 2 jaar Uitgestelde imitatie van acties die volwassenen proberen te bereiken.

D. Evaluatie van het sensorimotorisch stadium Sommige ontwikkelingen doen zich voor op het moment dat Piaget beschreef:

Object-zoeken A-niet-B Verbeeldingsspel

Vele andere ontwikkelingen lijken zich eerder voor te doen dan Piaget dacht: Object-permanentie Uitgestelde imitatie Probleem oplossen via analogie

Sommige auteurs hebben gesuggereerd dat baby’s geboren worden met basiskennis in verschillende domeinen van het denken:

a) Basiskennis (‘core knowledge’)

Theorie = kinderen worden geboren met een reeks van aangeboren kennissystemen. Ieder van deze systemen laat toe snel nieuwe, verwante informatie te vatten en leidt tot vroege/snelle ontwikkeling van het denken.

Er zijn meerdere basisdomeinen:

> Taalkundige kennis Zie later LAD

> Psychologische kennis Zie hfst. 6

> Fysische kennis Bv. object-permanentie, de graviteit (dingen zullen vallen als ze niet ondersteund

worden)> Numerieke kennis

Kleine aantallen. Bv. Kinderen van 5 maanden zagen hoe een scherm een speelgoedbeestje verstopte. Daarna

zagen ze een hand die een tweede speelgoedbeestje achter het scherm plaatsten. Vervolgens werd het scherm weggehaald. Sommige kinderen kregen 2 speelgoedbeestjes te zien (normaal) en andere kindjes kregen maar 1 speelgoedbeestje te zien (niet normaal). Deze laatsten keken langer naar de onverwachte situatie dan de andere kinderen. Deze resultaten illustreren dat kinderen het verschil kunnen zien tussen 1, 2 en 3 objecten. Meer kunnen ze niet onderscheiden.

50

Page 51: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Wat ook heel belangrijk is, is de ERVARING om deze kennis verder uit te bouwen.

Kritiek:

> Onduidelijkheid:o Welke ervaringen zijn in elk van de genoemde domeinen belangrijk? o Hoe halen kinderen daar hun voordeel uit?

Voordeel:

> Het heeft de focus van onderzoek over ontwikkeling van het denken scherper gesteld door:o Het uitgangspunt van het denken te belichteno De stappen die daarop volgen duidelijk in kaart te brengen.

b) Evaluatie Piaget

Sensorimotorische activiteit helpt baby’s om bepaalde vormen van kennis op te bouwen (zoals Piaget dacht) Het basisidee blijft overeind

MAAR er is ook veel meer “aangeboren uitrusting” dan Piaget dacht.

Ruimere consensus over 2 dingen:

> Vele cognitieve veranderingen gebeuren geleidelijk en continu (niet plots en onder vorm van stadia)> De verschillende aspecten van het denken van baby’s ontwikkelen zich niet tegelijkertijd, maar elk op

eigen tempo in functie van uitdagingen vanuit omgeving. (= basis voor informatieverwerkingstheorie)

2. Informatieverwerking (alternatief voor theorie van Piaget)

Zie hoofdstuk 1 : computer-model en diagrammen (‘flow charts’)

> Overeenkomst met Piaget:o Kinderen zijn actief

> Verschil met Piageto Geen enkelvoudige theorie van cognitieve ontwikkeling, maar focussen op verschillende

aspecten van het denken; van de aandacht, geheugen en categoriseringsvaardigheden tot complex probleem oplossen.

Ze willen exact weten wat individuen van verschillende leeftijden doen wanneer ze geconfronteerd worden met een taak of een probleem. Het computermodel van het menselijke denken is aantrekkelijk omdat het expliciet en precies is.

A. Structuur van het informatieverwerkingssysteem

We hebben 3 vormen van geheugen en we gebruiken mentale strategieën op informatie die door het systeem stroomt waardoor die beter onthouden en efficiënter gebruikt wordt.

51

Page 52: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

3 vormen van geheugen:

1) Zintuiglijk geheugen

Hier komt de informatie het eerst binnen. Beelden en geluiden worden rechtstreeks voorgesteld en korte tijd opgeslagen. We kunnen een mentale strategie gebruiken zoals AANDACHT voor bepaalde informatie zodat je de kans verhoogd dat het wordt overgedragen naar de volgende stap van informatieverwerking.

2) Korte-termijn geheugen of werkgeheugen

Hier wordt actief “gewerkt” op een beperkte hoeveelheid informatie door toepassing van mentale strategieën, zoals notities nemen, markeren, informatie herhalen, stukken van informatie samen groeperen etc. Waarom mentale strategieën gebruiken? : Het zintuiglijk geheugen, hoewel toch gelimiteerd, kan een wijd panorama van informatie aan. Het korte-termijn geheugen is beperkter. Door deze mentale strategieën verminderen we het aantal informatie waar we aandacht aan moeten geven waardoor we meer plaats maken in het werkgeheugen.

Om deze complexe activiteiten aan te kunnen, is er de centrale uitvoerende instansie, een deel van het werkgeheugen, die de stroom van informatie stuurt: waar op letten, combineren van oude en nieuwe informatie, selecteren, toepassen en opvolgen van strategieën.

3) Lange-termijn geheugen

Hoe langer we informatie in het werkgeheugen houden, hoe groter de kans dat het overgedragen zal worden naar de derde en grootste opslagplaats, het lange-termijn geheugen. Het is onze permanente opslagplaats en de capaciteit is onbeperkt.

Probleem: soms moeilijk informatie terugvindenOplossing: informatie in categorieën opdelen om ze beter terug te vinden.

De structuur van het systeem (3 geheugens) blijft dezelfde in de loop van de ontwikkeling, maar er is een toename in:

> Capaciteit (= wat tegelijkertijd verwerkt kan worden)> Snelheid

B. Aandacht Kinderen gaan geleidelijk aan sneller informatie in zich opnemen. Ze gaan aandacht besteden aan meer aspecten van de omgeving Efficiëntie en vermogen om hun focus te veranderen gaan verbeteren

52

Page 53: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

o Wanneer zich een onaangename gebeurtenis voordoet gaan ze er voor zorgen dat deze gaat verdwijnen.

Minder aangetrokken tot nieuwheid, meer volgehouden aandacht na eerste jaar.

C. Geheugen Kinderen gaan over een langere tijd onthouden naargelang ze ouder worden Zelfs nadat kinderen van 2 tot 6 maanden een operante respons vergeten, hebben ze enkel een korte

opfrissing nodig om het zich terug te herinneren. Wanneer kinderen van 6 maanden of ouder de kans krijgen om de respons te reactiveren op zichzelf

voor enkele minuten, dan gaat hun geheugen niet enkel terugkregen maar ook heel hard uitbreiden tot 17 weken.

Kinderen leren en onthouden heel wat informatie door enkel te kijken naar objecten en gebeurtenissen zonder zelf fysiek actief te zijn.

Herinnering (‘recall’) verschijnt na 1 jaar, uitstekend in het tweede jaar.

OPGELET:

Verschil tussen:

> Herinnering = zich iets herinneren zonder perceptuele ondersteuning (dus: mentaal beeld vorige ervaring)

> Herkenning = opmerken dat een stimulus identiek of gelijkaardig is aan één die men vroeger gezien heeft

D. Categorisatie Categorisatie helpt kinderen om zin te geven aan ervaringen In de eerste maanden categoriseren baby’s stimuli op de basis van de vorm, grootte, kleur en andere

fysieke eigenschappen. Vanaf 6 maanden kunnen ze categoriseren op basis van 2 gecorreleerde kenmerken

Bv. De vorm en de kleur van het alfabetletter In het tweede jaar worden kleuters actieve categoriseerders. Op 16 maanden kunnen ze objecten groeperen in één enkele categorie

bv. als je ze 4 ballen en 4 blokken geeft, dan kunnen ze de 4 ballen in één categorie steken, maar niet de 4 blokken. Vanaf 18 maanden kunnen ze objecten in 2 groepen categoriseren.

DUS:

Indrukwekkende perceptuele categorisatie in het 1e jaar Conceptuele categorisatie in het 2e jaar

E. Evaluatie van de bevindingen van informatieverwerking

Zijn grootste sterkte is eveneens ook zijn grootste probleem.

Voordeel:Denken wordt nauwkeurig geanalyseerd in zijn verschillende componenten (bv. perceptie, aandacht, geheugen)

53

Page 54: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Nadeel:Deze componenten worden later niet geïntegreerd in een brede, omvattende theorie over de ontwikkeling van het denken (was wel zo bij Piaget)

Mogelijke oplossingen:

> Combineer info-verwerkingstheorie met theorie van Piaget> Dynamisch systeem-denken (‘dynamic systems theory’) (niet kennen voor examen)

3. De sociale context van de vroege cognitieve ontwikkeling

De socioculturele theorie van Vygotsky heeft het idee dat de complexe mentale activiteiten (aandacht, geheugen, problemen oplossen) hun oorsprong vinden in sociale interacties.

De sociale contexten dragen dus bij tot de cognitieve ontwikkeling (zie hfst 1). Door mee te doen aan activiteiten met meer volwassen mensen in hun maatschappij worden kinderen bepaalde activiteiten de baas en denken ze op manieren die betekenis hebben in hun cultuur.

Dit komt door de zone van naaste ontwikkeling. Het verwijst naar een reeks van taken dat het kind nog niet zelf kan uitvoeren maar die het wel kan leren met de hulp van ervaren partners.

Meestal onderzocht bij oudere kinderen, meer recent ook bij baby’s en peuters:bv. “duiveltje in een doosje” (“jack-in-the-box”) Volwassenen worden gevraagd om met een kindje te spelen met het speelgoed “jack-in-the-box”. De eerste maanden proberen de volwassenen de aandacht van het baby’tje te trekken door het voor te doen en verbaasd te kijken wanneer het duiveltje uit de doos springt. Aan het einde van het eerste jaar, wanneer de motorische en cognitieve vaardigheden van het kindje verbetert zijn, gaan ze zich vooral richten op hoe het speelgoed gebruikt wordt. De volwassenen gaan het handje van het kindje leiden en op de draaiknop leggen en draaien. Gedurende het 2e jaar helpen de volwassenen vanop een afstand en maken gebruik van gebaren en verbale aanwijzingen, zoals het gebaar maken van een draaiende hand.

Culturele verschillen in sociale ervaringen, zelfs vanaf 2 jaar, beïnvloeden mentale strategieën. (bv. één activiteit zoals bij westerse kinderen vs. meerdere activiteiten tegelijk zoals bij Guatemala kinderen)

Dus eerder zagen we hoe kinderen en kleuters nieuwe schema’s creëren door te reageren op de fysieke wereld (Piaget) en hoe bepaalde vaardigheden beter ontwikkeld worden wanneer kinderen hun ervaringen efficiënter en betekenisvoller gaan presenteren (informatieverwerking). Vygotsky voegt er dus een derde dimensie aan toe door te benadrukken dat vele aspecten van de cognitieve ontwikkeling sociaal bemiddeld wordt We moeten deze 3 theorieën in een geheel bezien:- Piaget: zelf leren- Informatieverwerkingstheorie: geleidelijk leren- Vygotsky: leren door sociaal contact met anderen

4. Individuele verschillen in mentale vaardigheden

De cognitieve theorieën die we net bestudeerd hebben proberen het proces van ontwikkeling te verklaren, nl. hoe het denken van de kinderen verandert.Mentale testen daarentegen focussen zich op de cognitieve producten. Dit zijn scores die de latere prestaties voorspellen.

54

Page 55: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

A. Intelligentietests bij jonge kinderen

Bij jonge kinderen maken ze gebruik van het presenteren van stimuli i.p.v. vraag en antwoord. Deze testen gaan zich meestal richten op perceptuele en motorische reacties, maar nu ook steeds meer op vroege taal, probleemoplossen en sociaal gedrag.

Een vaak gebruikte test: Bayley Scales of Infant Development – Versie III. Ze omvatten:

> ‘Cognitive Scale’> ‘Language Scale’> ‘Motor Scale’> ‘Social-Emotional Scale’> ‘Adaptive Behavior Scale’

Intelligentietests voor kinderen en volwassenen worden op dezelfde manier berekend, namelijk door de intelligentie quotiënt (IQ) te berekenen. Deze score geeft weer om de prestatie van het kind op een intelligentietest te vergelijken met de prestaties van andere kinderen van dezelfde leeftijd.

Om een test te construeren gaat men normen berekenen waarmee in de toekomst anderen vergeleken worden:- Ligt achter op ontwikkeling (< 100)- Is gemiddeld inzake ontwikkeling (= 100) (= 50%)- Loopt vooruit op ontwikkeling (> 100)

Deze normen (= resultaten van (grote groep) mensen op elke leeftijd) nemen de vorm aan van een normale of klokvormige verdeling :

(-) -> gemiddelde: helft scoort hoger, andere helft scoort lager (*)

(*) + 1x de standaarddeviatie(-) + 2x de standaarddeviatie2: In 2% van de gevallen doe je het beter dan de andere kinderen98: In 98% van de gevallen doe je het beter dan anderen kinderen en in 2% van de gevallen doe je het minder goed dan andere kinderen.

Maar intelligentietests voor jongere kinderen zijn slechte voorspellers van latere intelligentie omdat:

> Intelligentie schommelt (longitudinaal onderzoek)> Jongere kinderen snel afgeleid zijn> Op jonge leeftijd tests andere inhoud hebben (meer motorisch)

Daarom worden scores op tests voor jonge kinderen ontwikkelingsquotiënten (OQ) genoemd.

Predictie iets hoger voor zeer laag scorende baby’s, daarom meestal gebruikt als screeningsinstrumenten (=opsporen van kinderen met problemen)

55

Page 56: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Omdat kindertesten voor de meeste kinderen geen voorspellingen geven van het IQ op latere leeftijd, hebben sommige onderzoekers gebruik gemaakt van taken uit de theorie van informatieverwerking gebruikt als meting van mentale mogelijkheden (bv. habituatie en herstel). Daarom is in de meest recente versie van de Bayley test ook habituatie en herstel, object-permanentie en categorisatie opgenomen.

B. Vroege omgeving

Home Observation for Measurement of the Environment (HOME) is een checklist om informatie te verzamelen over de kwaliteit van de thuisomgeving van kinderen door observatie en door interviews met de ouders. Een fysieke omgeving die georganiseerd en stimulerend is en ouders die aanmoedigen, betrokken zijn en regelmatig affectie tonen voorspellen IQ bij baby’s en in vroege kindertijd, ongeacht SES of etniciteit. Het is heel belangrijk om te praten met baby’s en peuters. De kwaliteit van de thuisomgeving (HOME) voorspelt IQ van het kind bovenop het effect van het IQ van de ouders en de opleiding. (dus niet enkel genetisch, ook omgeving speelt een rol !)

a) Kinderopvang

Kwaliteit van de kinderopvang heeft een belangrijke invloed op de mentale ontwikkeling!

Probleem: In de VS en Canada is er geen nationale regulering / financiering van de kinderopvang (in Europa wel), hierdoor geen normen en is de kinderopvang sterk beïnvloed door macro-systemen (individualisme, beperkte rol overheid, ...)

Vandaar: ‘developmentally appropriate practice’ = geheel van normen voor opvangprogramma’s die aangepast zijn aan ontwikkelingsbehoeften en individuele behoeften van jonge kinderen. -> Regels zoals een goede verhouding tussen het aantal oppassers en het aantal oppaskinderen.

C. Stimuleringsprogramma’s

Verschillende stimuleringsprogramma’s werden ontwikkeld om deze tragische cirkel van armoede te doorbreken, want: kinderen in armoede daling in IQ en zwakke prestaties op school (door moeilijke thuisomgeving)

Bijvoorbeeld: Carolina Abecedarian Project (‘center-based’)Kinderen kregen een jaar lang fulltime kinderopvang van hoge kwaliteit. Ze ontvingen stimulaties die doelden op het promoten van motorische, cognitieve, taal en sociale vaardigheden. Op alle leeftijd werd er een speciale nadruk gelegd op rijke, responsieve volwassene – kind verbale communicatie. Alle kinderen ontvingen eet en gezondheidsdiensten. Het voornaamst verschil tussen de kinderen die de behandeling kregen en de controlegroep was de ervaring van de kinderopvang. Resultaten:

Na 12 maanden was er een verschil in IQ, het IQ van de behandelingsgroep lag hoger. Dit verschil blijft lang behouden, nl. tot de laatste meting, toen ze 21 jaar waren. Daarbij komt dat kinderen die behandeld werden beter presteerden bij wiskunde en lezen doorheen hun schooltijd. De behandelde groep registreerden zich ook vaker bij een universiteit en hadden vaker een gekwalificeerde job.

56

Page 57: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Stimulering moet op vroege leeftijd (baby’s) beginnen.

Early Head Start (= vroege voorsprong)Een vroege evaluatie als kinderen 3 jaar zijn:

Ouders:o Warmer, meer stimulerend opvoedeno Minder hard straffen

Kind:o Vooruitgang in cognitieve en taalontwikkelingo Afname agressie

Het meeste effect verkrijg je wanneer je het centrum en thuis combineertHet is alvast een bemoedigend begin (zie ook hfst. 7)

Opmerking: bij ons zijn dit soort interventies niet nodig door goed kleuteronderwijs en kinderopvang. Bij ons ook regulatie door Kind en Gezin.

5. Ontwikkeling van de taal

Snelle ontwikkeling:

> Gemiddeld zeggen kinderen hun eerste woordje op 12 maanden (bereik: 8 – 18 maanden)> Tussen 1,5 en 2 jaar gebruiken ze al twee-woorden-zinnen> Op 6 jaar hebben ze al een woordenschat van 10.000 woorden

A. Theorieën van taalontwikkeling

Er zijn 3 theorieën over hoe kinderen taal leren:

Behavioristisch Taal aangeleerd door operante conditionering (versterking) en imitatie

Nativistisch Aangeboren ‘Language Acquisition Device’ (LAD) bereidt kinderen voor om regels van taal te leren

Interactionistisch Innerlijke capaciteiten en omgeving werken samen; sociale context is belangrijk. (ligt dicht bij Vygotsky)

a) Behavioristisch

B.F. Skinner

Taal is zoals elk ander gedrag verkregen door operante conditionering. -> Wanneer de baby geluid maakt worden deze klanken die het meest lijken op woorden versterkt

Taalontwikkeling is dus volledig toe te schrijven aan invloeden uit de omgeving

Sommige behavioristen steunen op imitatie om snel hele zinnen en uitspraken te leren. Imitatie kan ook gecombineerd worden met operante conditioneringBv. Mama zegt “Zeg ‘ik wil een koekje’” en geeft het koekje als cadeau omdat het kindje reageerde met “Wil koekje!”

Probleem: kinderen genereren spontaan vele uitspraken die niet versterkt werden en die niet geïmiteerd zijn

57

Page 58: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Dit is geen volledige verklaring!

b) Nativistisch

Noam Chomsky

‘language acquisition device’ (LAD) = een aangeboren systeem dat een geheel van regels omvat dat gemeenschappelijk is aan alle talen. Dit systeem laat kinderen toe (ongeacht welke taal ze horen) om te begrijpen en te spreken op een door regels gedreven manier, zodra ze genoeg woorden hebben opgepikt.

Voor:

> Over de hele wereld bereiken kinderen mijlpalen inzake taal in gelijkaardige volgorde> Taal aanleren enkel bij mensen en niet bij chimpansees> Als men gebarentaal laat aanleert dan is men daar nooit zo goed in als wanneer op latere leeftijd

geleerd (dus: gevoelige periode voor taalontwikkeling)

Tegen:

> Het gemeenschappelijke grammaticale systeem voor alle talen is niet gevonden> Taalontwikkeling verloopt niet snel, maar geleidelijk > De linkerhersenhelft staat in voor taalverwerking. Indien deze geblesseerd is, nemen andere regio’s het

over.

c) Interactionistisch

Taal ontwikkelt zich door interacties tussen aangeboren capaciteiten en invloeden vanuit omgeving.

2 types van interactionistische theorie:

Type 1: informatieverwerkingo Idee dat kinderen krachtige algemene strategieën toepassen om zo de complexe

taalomgevingen te begrijpen o Andere interactionisten maken een combinatie van Chomsky en informatieverwerking

Type 2: klemtoon op sociale interactie o Sociale vaardigheden en taalervaringen zijn belangrijk voor taalontwikkelingo Kind heeft een sterk verlangen om met anderen te communiceren

De sociale competentie van de kinderen en hun taalervaringen hebben een grote invloed op hun taalontwikkeling

CONCLUSIE:Je moet deze 3 theorieën samennemen en combineren om te begrijpen hoe kinderen taal en praten leren. De aangeboren capaciteiten, cognitieve verwerkingsstrategieën en de sociale ervaringen spelen alledrie een rol.

B. Voorbereiding op praten

> Eerst vocalisatieso Rond 2 maanden maakt baby klinkerachtige geluiden o bv. ‘ooo’ of ‘aaa’

> Dan brabbelen

58

Page 59: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

o Vanaf 4 maanden medeklinkers toegevoegd en medklinker-klinker combinatie herhaald in lange reeksen

o Bv. ‘bababababa’ of ‘dadadadada’

Om verder te ontwikkelen, moet baby menselijke spraak kunnen horen. Dove kinderen worden blootgesteld aan gebarentaal en maken gebruik van brabbelen met hun handen zoals andere kinderen doen door spraak. Kinderen die niet doof zijn maar wel dove ouders hebben produceren brabbelgelijke gebaren met het ritmische patroon van natuurlijke gebarentaal.

> Vervolgens echt gaan communiceren o Gedeelde aandacht

Vanaf 4 maanden kijkt baby in dezelfde richting als de volwassene Volwassenen kijken in zelfde richting als baby en benoemen de omgeving Leren: begrijpen taal, produceren van woorden en ontwikkeling woordenschat

o Geven en nemen Vanaf 1 jaar gaan kinderen heel actief willen meedoen met spelletjes waarbij spelers elk

om beurt meedoen: handjeklap en kiekeboeo Preverbale gebaren

Gebruikt om gedrag van anderen te beïnvloeden Leren: taal leidt tot gewenste resultaten Bv. wanneer kind naar kast wijst reageert ouder met ‘oh wil je een koekje?’. Op deze manier

leren kinderen de taal te gebruiken die leidt naar de gewenste resultaten. Later gaan de gebaren verdwijnen en worden woorden dominant

Nabije leeftijd Mijlpaal2 maanden Kinderen vocaliseren, ze maken aangename klinkerachtige geluiden4 maanden > Kinderen brabbelen, ze gaan medeklinkers toevoegen aan hun vocalisaties

> Vanaf 7 maanden gaan het brabbelen ook vele geluiden van gesproken taal inhouden

> Kinderen observeren aandachtig het geven-en-nemen spel, zoals handjeklap en kiekeboe

8 – 12 maanden > Kinderen begrijpen sommige woorden> Kinderen worden nauwkeuriger in gedeelde aandacht met de opvoeder, die vaak

de omgeving benoemd> Kinderen nemen actief deel aan het geven-en-nemen spel, ze doen elk om beurt

mee> Kinderen gebruiken preverbale gebaren, zoals wijzen, om zo de handelingen van

anderen te beïnvloeden12 maanden > Het brabbelen houdt ook geluid en intonatiepatronen in van de taalgemeenschap

van het kind> Kinderen zeggen hun eerste herkenbare woord

18 – 24 maanden > Hun vocabulair breidt uit tot 50 à 200 herkenbare woorden> Kinderen combineren 2 woorden

C. Eerste woordjes

6 maanden: kinderen beginnen de betekenis van de woorden te begrijpen:Als ze luisteren kunnen ze ‘mama’ en ‘papa’ onderscheiden (TV-experiment)

1 jaar: kinderen zeggen hun eerste woorden:

59

Page 60: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

o Belangrijke mensen (“mama”, “papa”)

o Alles wat beweegt (“auto”, “bal”, “kat”)

o Bekende handelingen (“da-da”, “op”, “meer”)

o Resultaten bekende handelingen (“vuil, “nat”, “heet”)

Sommige eerste woorden hebben een samenhang met cognitieve prestaties Bv. object-permanentie: “alles weg”, “allemaal weg”

Kinderen zijn gemotiveerd om woorden te leren die relevant zijn voor probleem-oplossen. Ook emoties beïnvloeden het leren van de eerste woordjesBv. Een kind roept enthousiast “schoen” omdat het kind weet dat wanneer je je schoenen aandoet, je naar buiten gaat en iets leuks gaat doen.

Kinderen hebben probleem van onder- en overextensie:

> Onderextensie: o woord wordt toegepast op kleiner aantal voorwerpen of gebeurtenissen dan waarvoor ze

geschikt zijn. De term wordt te eng toegepasto Bv. “beer” enkel gebruiken voor de eigen teddybeer, maar niet voor de beer in de zoo

> Overextensie:o Woord wordt toegepast op bredere verzameling van woorden of gebeurtenissen dan

waarvoor het geschikt is. De term wordt te breed toegepasto Bv. “auto” voor personenwagens, vrachtwagens, treinen, bussen, ... o Men denkt dat kinderen overgaan tot overextensie omdat ze het juist woord niet kunnen

herinneren.

Wanneer kinderen er niet in slagen om een woord uit te spreken wil nog niet zeggen dat ze dat woord niet kennen:

> Spreken -> vaker overextensie> Begrijpen -> minder vaak overextensie

D. Twee-woorden zin

De meeste kinderen vertonen een geleidelijke, continue stijging in het aantal woorden die ze leren. Hoe? : in hun tweede levensjaar verbeteren ze hun vermogen om ervaringen te categoriseren, en begrijpen ze de intenties van andere mensen om zo te achterhalen waar anderen over praten.

Vanaf peuters ongeveer 200 woorden kennen starten ze met 2 woorden te combineren. Dit noemt men de telegram-stijl: gebruik van slechts 2 woorden, zoals in een telegram, waar de minder belangrijke woorden worden uit gelaten. Dit vaak in eenvoudige vormen zoals “Willen + X” of “Meer + X”

Ze maken zelden grammaticale fouten zoals “stoel mijn” i.p.v. “mijn stoel”. Maar hun woordcombinaties zijn gewoonlijk een kopie van paren van woorden die volwassenen gebruiken, zoals “wat denk je van nog meer sandwich?”

E. Individuele en culturele verschillen in taalontwikkeling

Geslacht:Meisjes lopen (licht) vooruit op jongens inzake vroege ontwikkeling van de woordenschat

Persoonlijkheid

60

Page 61: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Gereserveerde (= teruggetrokken) kinderen beginnen later te pratenOmgeving

Hoe meer woorden ouders gebruiken in het bijzijn van het kind, hoe meer hun kinderen leren > Geslacht: ouders praten meer met meisjes dan met jongens (peuterleeftijd)> Persoonlijkheid: ouders praten minder met verlegen dan met sociale kinderenLage SES

Minder verbale stimulering thuis (vooral voorlezen uit (kinder)boeken), waardoor grote taalachterstand (woordenschat maar ¼ van hoge SES kinderen)

Jonge kinderen hebben een unieke stijl van praten:

> Referentiële stijl= Vroege woordenschat die vooral bestaat uit woorden die verwijzen naar voorwerpen

o Snellere toename van woordenschat (gewoonweg omdat er meer object labels zijn dan sociale zinnen)

o Visie op taal = woorden dienen om naar voorwerpen te verwijzeno Verkennen actief voorwerpen (en ouders steunen dat)

> Expressieve stijl = Veel meer gebruik maken van voornaamwoorden (bv. “ik”) en sociale uitdrukkingen of zegswijzen (bv. “dank u”)

o Visie op taal = woorden dienen om over de gevoelens en behoeften van mensen te prateno Zijn meer sociaal (en ouders steunen dat)o Ook invloed cultuur

bv. Engelse – Chinese taal: Engelse taal: object woorden (naamwoorden) worden hier meer gebruikt Chinese taal: actiewoorden (werkwoorden) worden hier meer gebruikt

Wanneer moeten ouders zich zorgen gaan maken voor taalachterstand?

Wanneer het kind opvallend sterk achterloopt op taalnormen:

2 maanden Vocalisaties4 maanden Brabbelen8 – 12 maanden Brabbelen als volwassen taal (bv. intonaties)12 maanden Eerste herkenbare woord18 – 24 maanden Woordenschat 50 – 200 woorden20 – 26 maanden 2 woorden combineren

Bijvoorbeeld laat brabbelen kan wijzen op trage ontwikkeling van de taal (interventie is dan nodig)Of op 2 jaar nog geen richtlijnen kunnen volgen of gedachten moeilijk onder woorden brengen: mogelijk probleem met gehoor of taalstoornis (behandeling is dan ook nodig)

F. Ondersteunen van vroege taalontwikkeling

Taal gericht naar het kind (‘Child Directed Speech’: CDS)= vorm van communicatie met korte zinnen, hoge stem, overdreven expressiviteit, duidelijke uitspraak, duidelijk afgescheiden apuzes tussen (zins)onderdelen, en herhalen van nieuwe woorden in nieuwe contexten.

61

Page 62: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Moeders die niet goed kunnen horen vertonen in hun gebarentaal met baby’s een gelijkaardige stijl van communiceren.

> Kinderen vertonen ook een voorkeur voor ‘child-directed speech’ (CDS) vanaf hun geboorte. > De mate waarin ouders hun CDS bijsturen in functie van de behoften van hun kind, stimuleert begrijpen

van taal.> Om beurten praten in conversatie voorspelt taalontwikkeling en (latere) schoolprestaties> CDS en om beurten praten creëren een Zone van de Naaste Ontwikkeling waarin taal gaat uitbreiden

HOOFDSTUK 6: EMOTIONELE EN SOCIALE ONTWIKKELING IN DE BABY- EN PEUTERTIJD

Leeftijd Erikson Stadium Freud StadiumEerste jaar Basisvertrouwen tegenover

wantrouwenOraal

62

Page 63: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Tweede jaar Autonomie tegenover schaamte/twijfel

Anaal

De belangrijke bijdrage van psycho-analytische theorie van Freud is het vatten van de essentie van de ontwikkeling van de persoonlijkheid in elke fase van het leven.

De belangrijkste neo-Freudiaanse theorie is die van Erikson (basisvertrouwen t.o.v. wantrouwen)

1. De theorie van EriksonA. Basisvertrouwen tegenover wantrouwen

Erikson aanvaardde de benadrukking van Freud op het belang van de ouder – kindrelatie tijdens het voeden, maar hij breidde deze kijk uit: goede verloop van ontwikkeling hangt af van de kwaliteit van het gedrag van de moeder tijdens het voeden en niet het aantal eten

Volgens Erikson is het basisvertrouwen t.o.v. het wantrouwen het basisconflict in het eerste levensjaar. (bij Freud: orale fase, d.w.z. behoefte aan voeding en orale stimulatie is cruciaal) Kind met vertrouwen: Verwacht dat de wereld goed en bevredigend is, zodoende voelt hij/zij zich zeker voor de wereld te gaan ontdekken Kind met wantrouwen: Hij/zij kan niet rekenen op de vriendelijkheid en compassie van anderen en beschermt zichzelf daarom door zich terug te trekken van mensen en dingen om hem/haar heen.

Dilemma is opgelost als de eindbalans verzorging welwillend en liefdevol is. Tijdens het voeden ontstaat er een band tussen moeder en kind. Wanneer dit goed verloopt ontstaat er vertrouwen.

B. Autonomie tegenover schaamte en twijfel

Volgens Erikson is autonomie tegenover schaamte en twijfel het basisconflict van de peuterleeftijd.(bij Freud: anale fase, d.w.z. instinctieve energieën (driften) gericht op anaalstreek)

Positieve oplossing als ouders de gepaste begeleiding geven en redelijke keuzes aanbiedenBv. Wanneer je wil vertrekken wil het kind zijn jas zelf aandoen door te zeggen “ikke doen”. Ouders moeten hem dan niet bekritiseren wanneer hij hierin faalt. Het is dan ook belangrijk dat ze geduldig zijn en begrijpend.Wanneer ouders te veel of te weinig verwachten van hun kind doen schaamte en twijfel ontstaan, omdat het kind dit nog niet kan.

DUS: Basisvertrouwen en autonomie groeien voort uit warme en gevoelige ouders met redelijke verwachtingen voor impulscontrolering in het tweede jaar. Wanneer kinderen niet genoeg vertrouwen hebben in hun verzorgers en geen gevoel hebben voor individualiteit, is de basis gelegd voor aanpassingsproblemen.

2. Emotionele ontwikkeling

- Gelaatsuitdrukkingen zijn de meest betrouwbare aanwijzingen van emoties. - Emoties spelen een belangrijke rol in ontwikkelingen die Erikson belangrijk vond.

Bv. relaties met verzorgers, verkennen omgeving, ontdekking van het zelf

63

Page 64: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

A. Ontwikkeling van enkele basisemoties

Basisemoties zijn universeel en hebben een lange geschiedenis in evolutie (bevorderen van overleving), en kunnen rechtstreeks afgeleid worden uit gelaatsuitdrukkingen geluk, belangstelling, verrassing, angst, woede, droefheid en afkeer

De eerste emotionele vertoningen bij baby’s bestaan uit 2 globale toestanden van opwinding:

- Aantrekking tot aangename stimulatie- Terugtrekken van onaangename stimulatie

Dus nog maar weinig differentiatie ! Geleidelijk aan worden emoties duidelijke, goedgeorganiseerde signalen door “spiegelen” van ouders. (zie samenvattingtabel op einde van hoofdstuk)

4 emoties zijn tot nu toe het meest onderzocht:

(1) Geluk

Wordt eerst uitgedrukt in een gelukzalige glimlach en later door uitbundig gelachWanneer kinderen nieuwe vaardigheden onder de knie krijgen, lachen ze wat wijst op het feit dat ze verheugd zijn dat ze het motorische en cognitieve meester zijn. Verbindt ouders en baby met elkaar en bevordert de competentie van het kind

Evolutie :o Glimlach

Eerste weken: wanneer ze voldaan zijn (‘buikje vol’) 6 – 10 weken: eerste sociale glimlach uitgelokt door menselijk gelaat Hangt samen met toenemende gevoeligheid voor visuele patronen

o Lach 3 – 4 maanden: als reactie op actieve stimuli (spel zoals “Ik ga je pakken”) 10 – 12 maanden: verschillende vormen afhankelijk naargelang de context

(2) Woede en droefheid

Woedeo 4 – 6 maanden: uitdrukkingen van woede nemen toe in frequentie en intensiteit. Oudere kinderen

reageren kwaad in meerdere situatieso Hoe komt het dat er een toename is met leeftijd?

Cognitieve en motorische ontwikkeling neemt toe (zie Piaget: intentioneel gedrag) Ze willen hun eigen acties controleren Hoe ouder ze worden hoe beter ze kunnen identificeren wie hen pijn heeft gedaan

of wie hun speelgoed heeft afgenomen Is adaptief (verdediging, obstakel overwinnen, ...) Ouders zijn gemotiveerd om onbehagen te verminderen

Droefheido Gevoelens van droefheid komen minder frequent voor dat woedeo (Soms) reactie op pijn of afscheidingo Vaker valt dit voor wanneer de communicatie met de verzorger ernstig verstoord is zoals bv.

depressie bij de verzorger

64

Page 65: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

(3) Angst

Neemt toe in de tweede helft van het eerste levensjaarDe meest frequente uidrukking van angst is die t.o.v. onbekende volwassenen = vreemdenangst Hangt af van meerdere factoren:

Het temperament van het kind Vroegere ervaringen met vreemden De huidige situatie

De vreemde kan het best stil zitten terwijl de baby beweegt en terwijl er een ouder in de buurt is. Dan vertoont het kind positief en curieus gedrag. Ook de manier van interactie – zoals warmte uitdrukken, een aantrekkelijk speeltje vasthouden, een vertrouwd spel spelen en eerder het kind traag dan snel benaderen – reduceert de angst van het kind

Waarom toename met leeftijd?o Cognitieve ontwikkeling (zie Piaget: intentioneel gedrag)o Is adaptief bij verkenning omgeving (overleving)o Invloed van de cultuur (door opvoedingspraktijken)

De verzorger is een veilige uitvalshaven (‘secure base’) van waaruit kinderen beginnen te ontdekken, gewaagde dingen doen in de omgeving om dan vervolgens terug te keren voor emotionele steun. Ontmoeting met vreemden kan leiden tot 2 verschillende tendensen:

o Toenadering, wat aangeduid wordt door interesse en vriendelijkheido Ontwijking, vermijden, aangeduid door angst

B. Begrijpen en reageren op emoties van anderen

De emotionele expressies van kinderen zijn sterk gerelateerd aan hun vermogen om de emotionele cues van anderen te interpreteren

Evolutie:

In het begin: kinderen stellen de emoties van anderen vast door een tamelijk automatisch proces van emotionele besmetting, d.w.z. dat we ons gelukkig of verdrietig voelen wanneer we deze gevoelens bij anderen voelen.

4 maanden : gevoelig voor structuur en timing van interacties. Nu verwachten ze dat wanneer zij glimlachen, vocaliseren of staren hun partner gaat reageren.

5 maanden :Gelaatsuitdrukkingen worden gezien als georganiseerde patronen. Ook gaan ze de emotie in de stem met de overeenkomstige gelaatsuitdrukking in verband brengen.

Wanneer deze inzichten op hun plaats vallen, gaan kinderen sociale bevestiging zoeken (‘social referencing’)= kind gaat zich baseren op de emotionele reactie van de vertrouwenspersoon om te beslissen hoe te reageren in een onzekere situatie.

Stem heeft meer effect dan gelaatsuitdrukking alleen, want stem houdt zowel verbale als emotionele informatie in

Kinderen leren reageren op alledaagse gebeurtenissen

65

Page 66: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Sociale bevestiging zoeken laat peuters toe om hun eigen inschatting te vergelijken met die van anderenBv. “ik eet graag koekjes, dus moet die andere persoon dat ook graag eten”

Vanaf 2e helft van het tweede levensjaar zien ze in dat emotionele reacties van anderen kunnen verschillen van hun eigen reacties

Conclusie:Emotionele signalen gebruiken helpt kinderen om: - richting te geven aan hun eigen handelen - interne toestanden van anderen af te leiden

C. Zelfbewuste emoties (2e reeks van emoties)

= gevoelens van een hogere orde dan de basisemoties. Ze omvatten een kwetsen of een versterking van ons gevoel een eigen zelf te zijn (‘sense of self’), zoals:

- Schaamte- Verlegenheid- Schuld- Jaloersheid- Trots

Komen naar voren rond midden 2e levensjaar (18 – 24 maanden oud) (‘self-awareness’) (zie later) Behoefte aan richtlijnen van volwassenen over wanneer je ze voelt

Bv. “Amai wat kan jij ver gooien” -> richtlijn voor trots “Wat doe jij nu? Ik dacht dat jij een braaf kindje was” -> richtlijn voor schaamte (gezicht wordt bedekt)

Spelen een belangrijke rol in gedragingen van kinderen die verband houden met prestaties en in morele gedragingen

Situaties waarin ouders deze emoties aanmoedigen verschillen van cultuur tot cultuur

D. Emotionele zelfregulering

= de strategieën die we gebruiken om onze emotionele toestand tot een comfortabel niveau te brengen zodat we onze doelen kunnen bereiken.

Heel belangrijk hierbij is bewuste controle (‘effortful control’), d.w.z. vrijwillig een dominante, maar minder gepaste emotionele reactie onderdrukken om een meer aangepaste emotionele reactie te vertonen. Dit neemt geleidelijk aan toe door:

- Ontwikkeling van de hersenschors- Hulp van ouders

Individuele verschillen worden al snel duidelijk en zijn belangrijk voor aanpassing(zie ook temperament: bewuste controle wordt gezien als een belangrijke dimensie hiervan)

In de eerste maanden is er slechts een beperkt vermogen om emoties te reguleren:

- Baby’s kunnen zich enkel wegdraaien- Vooral afhankelijk van hun verzorgers

4 maanden : vaardigheid om aandacht te verleggen helpt het kind om de emoties te controleren

66

Page 67: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Einde van het eerste jaar : kinderen kunnen kruipen en wandelen waardoor gevoelens kunnen gereguleerd worden door verschillende situaties te benaderen of er zich van te verwijderen.

2 e levensjaar : voorstellingsvermogen (Piaget) en de vocabulaire om over gevoelens te praten neemt snel toe (“blij”, “verrast”, “bang”, “boos”, ...)

Verzorgers:

> Het is heel belangrijk dat verzorgers stressvolle ervaringen voor baby’s reguleren, want indien ze dit niet doen kunnen de structuren van de hersenen die stress buffert falen om fatsoenlijk verder te ontwikkelen wat resulteert in angstige, reactieve kinderen met een gereduceerde capaciteit om emoties te reguleren.

> Dragen bij tot stijl van emotionele zelfregulering van het kind> Ouders leren aan wat sociaal aanvaard is in het uidrukken van gevoelens

o Meer bij jongens dan bij meisjeso Positieve emoties vaker imiteren dan negatieven

> Er zijn buiten geslachtsverschillen ook cultuurverschillen: bij collectivistisch culturen is er minder emotie-expressie

3. Temperament

= stabiele individuele verschillen in kwaliteit en intensiteit van reactiviteit en zelfregulering:

- Reactiviteito Snelheid en intensiteit van emotionele reactieso Aandachto Activiteitsniveau

- Zelfregulering (= veranderen van reactiviteit)

De bekendste longitudinale studie over temperament (sinds 1956) is die van Thomas & Chess. Resultaten:

> Opvoedingsstijl van de ouders beïnvloedt de emotionele stijl van het kind > Temperament kan de kansen dat een kind psychologische problemen gaat ervaren, vergroten > Kan het kind beschermen tegen negatieve effecten van een stressvolle thuis

Dus: temperament verspelt psychologische aanpassing

A. De structuur van temperament

Je hebt 3 types van kinderen:

(1) Het gemakkelijk kind

40 % (= meerderheid)Komt als baby snel tot regelmatige gewoonten (‘routines’)Is meestal opgewektPast zich makkelijk aan aan nieuwe ervaringen (2) Het moeilijk kind

10%Is onregelmatig inzake dagelijkse gewoonten (‘routines’)Reageert negatief en intensPast zich traag aan aan nieuwe ervaringen

67

Page 68: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

(3) Het ‘slow-to-warm-up’ kind

15% Is niet actiefReageert matig en weinig intens op omgeving, negatieve stemmingPast zich traag aan aan nieuwe ervaringen (4) Niet geclassificeerd

35 %Unieke combinatie temperamentkenmerken

Waar bevinden zich de problemen?

- Meeste problemen vind men bij moeilijke kinderen; ze vertonen angstig, teruggetrokken en agressief gedrag in vroege/middenkindertijd, m.a.w. in het lager onderwijs

- Ook bij ‘slow-to-warm-up’ kinderen is er overdreven angstig gedrag te merken en ook traag gedrag op school en in groep leeftijdsgenoten is hier opvallend. Bij deze groep zijn er wel minder problemen in de vroege jaren dan bij de moeilijke kinderen.

Rothbart heeft een recenter model van structuur van temperament ontwikkelt, waarin hij een dimensie vermeldt die niet geïdentificeerd is bij Thomas en Chess, nl. ‘irritable distress’. Deze maakt het onderscheid tussen:- reactiviteit dankzij frustratie- reactiviteit dankzij angst

Ook verschillen individuen niet enkel in hun reactiviteit op elke dimensie, maar ook in hun bewuste controle volgens Rothbart.

B. Temperament meten

Methoden:

Interviews met of vragenlijsten voor ouderso Nadeel: subjectiviteit en vooringenomenheid van de ouderso Voordeel: correleren wel (matig) met gedragsobservaties

Gedragsbeoordelingen door mensen die het kind kennen, zoals kinderdokters, leerkrachten, ...Rechtstreekse observatie door onderzoek

o Thuis Nadeel: sommige gedragingen die men zou willen meten komen dan weinig frequent voor

o Labo Nadeel: angstige kinderen kunnen zo ontdaan zijn dat ze de sessie niet kunnen afmaken Voordeel: de ervaringen van de kinderen kunnen hier nog steeds beter gecontroleerd

worden

C. Stabiliteit van temperament

Het begrip “temperament” impliceert stabiliteit. Vele studies geven steun aan het idee van stabiliteit op lange termijn.

68

Page 69: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

MAAR stabiliteit is meestal laag tot matig Grootste reden is dat temperament zichzelf ontwikkelt met leeftijd. Bv. de betekenis van het activiteitsniveau verandert. Een actieve, wriemelende baby heeft de neiging heel opgewonden en oncomfortabel te zijn. Wanneer kinderen op zichzelf beginnen te bewegen, is het omgekeerde waar. Een actieve kruiper is meestal alert en geïnteresseerd in het exploreren, terwijl een inactieve baby dan angstig en teruggetrokken (verlegen).

Daardoor zijn predicties op lange termijn pas mogelijk van het 2e levensjaar en later. Het is ook zo dat het temperament van kinderen zelden verandert van het ene extreme naar het andere.

2 – 3 jarige met angstige en negatieve, irriterende temperamenten die rustige, steunende parenting ondervinden, zijn beter in het managen van hun reactiviteit. Ze zijn meer geneigd om hun moeilijkheden gedurende de vroege schooltijd te doen dalen.

Er zijn vele factoren die een rol spelen bij stabiliteit:

- Ontwikkeling van biologische systemen- Bewuste controle- Opvoedingservaringen

D. Genetische invloeden

Het begrip “temperament” impliceert een genetische basis

Uit onderzoek blijkt dat:

Eeneiige tweelingen meer op elkaar gelijken dan twee-eiige tweelingen wat betreft temperament Slechts 50% van individuele verschillen terug te voeren zijn op genetische verschillen

Etnische verschillen : Aziatische baby’s zijn minder actief, minder irriteerbaar, maken minder geluid en zijn makkelijker te troosten dan blanke baby’s.

Geslachtsverschillen : Jongens zijn actiever en durven meer, meisjes zijn angstiger en meer terughoudend.

Genetische invloeden variëren met de temperamentstrekken en met de leeftijd.

E. Omgevingsinvloeden

Ook de omgeving heeft een krachtige invloed op temperament.

Etnische verschillen : Sommige verschillen in temperament worden aangemoedigd door culturele overtuigingen en culturele praktijken. (Bv. verzorgend gedrag moeders) Bv. Aziatische moeders troosten meer en blanke moeders stimuleren meer van afhankelijkheid naar autonomie

Geslachtsverschillen : Binnen de 24u naar de geboorte nemen ouders jongens en meisjes anders waar en geven hen een verschillende verzorging/opvoeding. Zonen worden aangemoedigd actief te zijn en dochters worden meer aangemoedigd om hulp en fysieke nabijheid te gaan zoeken

69

Page 70: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Heel opvallend is ook dat ouders zoeken naar verschillen in persoonlijkheid tussen hun kinderen (door vergelijking) en die vervolgens ook benadrukken: > Bij eeneiige tweelingen zien ouders minder gelijkenissen dan observatoren > Bij twee-eiige tweelingen zien ouders het verschil, terwijl observatoren de gelijkenissen zien

Ook is het zo dat hoe minder tweelingen in contact komen met elkaar, hoe meer ze van elkaar gaan verschillen. Tweelingen hebben buiten hun familie andere ervaringen met bv. leerkrachten, leeftijdsgenoten, ...

Conclusie: Er is een complexe interactie tussen genetica en omgeving

F. ‘Goodness of fit’ model van Thomas & Chess

= model van de “goede overeenkomst” tussen temperament en omgeving. Dit model verklaart hoe temperament en omgeving samen tot gunstige resultaten kunnen leiden. Men richt een opvoedingsomgeving in waarin het temperament van elk kind aangemoedigd wordt.

Bv. moeilijke kinderen ervaren vaak parenting die niet goed past bij hun aanleg, waardoor ze vaker het risico lopen op aanpassingsproblemen. Effectief parenting wordt o.a. gerealiseerd door warmte, redelijke verwachtingen en geduld

> Effectief parenting hangt af van de levensomstandigheden!Bv. in Rusland is de nationale economie niet al te best -> financiële zorgen en langere werkuren -> weinig tijd voor het beschermend parenting. Hierdoor zijn de kindjes emotioneel negatiever, angstiger en van streek wanneer ze gefrustreerd zijn.

> Culturele waarden hebben ook een invloed op de fit tussen parenting en het temperament van het kindBv. schuchter zijn: > in het Westen: sociale incompetentie > in China: grote sociale maturiteit,maar verandert.

Een goede overeenkomst wordt best zo snel mogelijk gevonden!

Wanneer ouders stimulerend zijn:

- Bevordert dit de exploratie bij minder actieve baby’s- Vermindert dit de exploratie bij erg actieve baby’s

SAMENVATTING:

Genetische invloeden - Verantwoordelijk voor ongeveer de helft van de individuele verschillen- Etniciteit, geslacht

Omgevingsinvloeden - Cultuur: andere verzorgingsstijl- Jongens en meisjes worden anders behandeld- Ouders beklemtonen verschillen tussen broers/zussen

Goodness-of-fit - Combineert genetica en omgeving

4. Ontwikkeling van gehechtheid

Gehechtheid = de sterke, affectieve band die we hebben met bijzondere mensen in ons leven. Deze band zorgt ervoor dat we plezier en vreugde beleven als we met hen omgaan en dat we getroost worden door hun nabijheid in tijden van stress.

70

Page 71: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Oudere theorieën: - Psycho-analyse : Voeding is primaire context waarin deze band wordt uitgebouwd Niet helemaal correct- Behaviorisme : Tijdens voeding ontwikkelt baby een voorkeur voor aanrakingen door moeder

WANT ook al is het voeden een belangrijke context voor het opbouwen van een hechte relatie, gehechtheid hangt niet af van de bevrediging van hun honger. Bij een experiment bij babyapen verkiezen zij de “zachte moeder” boven de “harde moeder”, onafhankelijk van de voeding!w

A. De ethologische theorie van gehechtheid (John Bowlby)

= de emotionele band van de baby met de verzorgingsfiguur is een gedrag dat in de evolutie naar voor is gekomen en overleving bevordert.

Momenteel de meest aanvaarde theorie over gehechtheid.

Idee: de aangeboren gedragingen van het kind (bv. lachen, brabbelen, huilen) zijn sociale signalen die de verzorger ertoe aanzetten om met de baby om te gaan en voor hem/haar te zorgen Geleidelijk aan (in 4 fasen) ontwikkelt zich een hechte, emotionele band:

(1) Nog geen gehechtheid

Geboorte – 6 weken Wordt gevormd in signalen: lachen, huilen, ... en helpt zo om baby’s in contact te brengen met andere mensen die hen troosten. Herkennen de stem en de geur van hun eigen moeder, maar zijn nog niet echt gehecht aan haar. Dus geen verschil tussen vertrouwde verzorger en onbekende

(2) Beginnende gehechtheid

6 weken tot 6 – 8 maanden Kinderen reageren anders op een vertrouwde verzorger en een vreemde (= begin van differentiële reactie)Ze beginnen een (basis)vertrouwen te ontwikkelen, maar ze protesteren nog steeds niet wanneer ze gescheiden worden van hun moeder.

(3) Duidelijke gehechtheid

6 – 8 maanden tot 18 maanden – 2 jaarDe gehechtheid aan de vertrouwde verzorger is nu duidelijk aanwezig.Separatieangst: angst om gescheiden te worden van de volwassene waar ze op vertrouwen. Het kind raakt van streek. Deze angst is uiteraard afhankelijk van het temperament van de kindje en de situatie.Baby wil aanwezigheid van de verzorger bestendigen (bv. volgen en op schoot klimmen) Veilige uitvalsbasis: vertrouwde verzorger is punt van waaruit de omgeving verkend wordt en waar men naar kan terugkeren voor emotionele steun(4) Ontstaan van wederkerige relatie

18 – 2 jaar en verderHet protest om gescheiden te worden neemt toeKinderen beginnen te onderhandelen met de verzorger door gebruik te maken van verzoeken en overreding om andere doelen te bereiken.

71

Page 72: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Intern werkmodel = geheel van verwachtingen over beschikbaarheid gehechtheidsfiguren en kans dat ze hulp zullen bieden in stressmomenten. Model voor alle latere intieme relaties. B

B. Meten van gehechtheid

a) Eerste methode

Een vaak gebruikte methode is de vreemde situatie, waarbij de kwaliteit van gehechtheid gemeten wordt tussen 1 en 2 jaar.

Principes:

> Veilig gehechte kinderen gebruiken ouder als veilige uitvalsbasis om onbekende speelkamer te verkennen

> Als ouders weggaat, biedt onbekende volwassene minder troost

Daarom: veel aandacht voor de fasen van: -> scheiden van ouder en -> hereniging met ouder

De verschillende fasen: Wat wordt gemeten?

1. Introductie in speelkamer2. Ouder zit neer en kind speelt Ouder als veilige basis3. Vreemde komt binnen, zit neer, praat met ouder Reactie op vreemde4. Ouder gaat buiten, vreemde reageert op / troost kind Scheidingsangst5. Ouder komt weer binnen. Vreemde gaat weg Reactie bij hereniging6. Ouder verlaat weer kamer (kind is alleen) Scheidingsangst7. Vreemde komt binnen en probeert te troosten Mogelijkheid om getroost te w dr een vreemde8. Ouder komt binnen, wekt belangstelling speelgoed Reactie bij hereniging

Resultaten: 4 patronen van gehechtheid:

(1) Veilige gehechtheid (65%)

Gebruik ouder als veilige basisSepartie: Huilen / niet-huilen, maar voorkeur voor ouderHereniging : Actief contact zoeken, huilen vermindert

(2) Vermijdende gehechtheid (20%)

Niet responsief t.o.v. ouderSeparatie: geen ‘distress’, zelfde reactie op vreemde als op ouderHereniging: vermijden ouder, traag in begroeten en als ze opgepakt worden houden ze zich niet vast aan de moeder (3) Afwerende gehechtheid (10%)

Zoeken nabijheid van de ouder, weinig exploratieSeparatie : HuilenHereniging: woede en verzet, soms duwen en slaan van ouder, blijven huilen, moeilijk te troosten

(4) Gedesorganiseerd / gedesoriënteerde gehechtheid (5 tot 10%)

Vertonen grootste onveiligheid

72

Page 73: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Hereniging: Hele reeks verwarde en tegenstrijdige gedragingen (blik afwenden, vlakke, depressieve emotie, “bevroren” houdingen, ...)

b) Tweede methode

De Attachment Q-sort is een tweede, alternatieve meting van gehechtheid

> Wordt gebruikt voor kinderen tussen de 1 en 4 jaar > Bestaat uit observaties thuis> 90 gedragingen worden gerangschikt in categorieën van veel tot helemaal niet toe te wijzen aan het

kind door de verzorger of observatorbv. kind groet moeder met een brede lach wanneer zij de kamer binnenkomt

> Vervolgens wordt de score (weinig – veel veilige gehechtheid) berekent

Nadeel:

- Tijdrovend- geen patronen van onveilige gehechtheid

Voordeel:

- Beter beeld van de alledaagse relatie ouder – kind

Overeenkomst met Vreemde Situatie-> Bij de observator goed-> Bij de ouders zwak (vooral bij onveilige gehechtheid). Ouders hebben hier moeite om het gehechtheidgedrag van hun kinderen accuraat te rapporteren.

C. Stabiliteit van gehechtheid

> Kwaliteit van gehechtheid is meestal veilig en stabiel voor baby’s uit midden-SES in gunstige levensomstandigheden.

> Overgang van onveilig naar veilig komt meestal voor bij moeders die goed aangepast zijn en die positieve relaties hebben (familie, vrienden)

> Gezinnen met lage SES ondervinden vaak veel stress en weinig steun. Gehechtheid gaat hier meestal van veilig naar onveilig of van ene vorm van onveilig naar een andere vorm van onveilig.

> Conclusie : veilig gehechte baby’s behouden hun status vaker dan niet-veilig gehechte baby’s

Uitzondering: gedesorganiseerde/gedesoriënteerde baby’s zijn zeer stabiel over 2e levensjaar (ervaren vaak extreem negatieve verzorging, waardoor de ambivalente gevoelens t.o.v. hun ouders voor vele jaren blijft bestaan)

D. Culturele verschillen

Gehechtheidpatronen worden in verschillende culturen anders geïnterpreteerd:

Duitse ouders

73

Page 74: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

o Moedigen kinderen aan tot onafhankelijkheido Vermijdende gehechtheid komt vaker voor

Dogon mensen van Mali, Afrikao Vermijdende gehechtheid komt niet vooro Deze moeders blijven beschikbaar, ze houden hun baby’s dicht bij zich en reageren direct op

honger en distress.

Japanse ouderso Zelden vermijdende gehechtheid o Vaker afwerende gehechtheid (vreemde situatie leidt tot meer stress)o Japanse ouders laten hun kinderen zelden alleen bij vreemden

Toch komt veilige gehechtheid is meeste voor in alle culturen die bestudeerd zijn

E. Factoren die invloed hebben op veilige gehechtheid

a) Mogelijkheid voor gehechtheid

Er is geen mogelijkheid voor gehechtheid bij kinderen die opgenomen zijn in een instelling

Oorzaak:Ze hebben nooit een band kunnen vormen met één of enkele volwassenen. Dus geen problemen door scheiding van moeder

Gevolg:Emotionele problemen, huilen, zich terugtrekken, gewichtsverlies, slaapproblemen

Indien deze kinderen later geadopteerd zijn hebben ze wel een goede band met de adoptieouders. Hun eerste gehechtheidband ontstaat dan pas op 4 – 6 jaar. Maar dan toch nog steeds emotionele en sociale problemen, waaronder weinig vrienden

Conclusie: Een volledig normale ontwikkeling van gehechtheid hangt mogelijk af van het kunnen vormen van een nauwe band met verzorgers in hun eerste levensjaren.

b) Kwaliteit van de verzorging / opvoeding

Sensitieve verzorging / opvoeding toont een matige samenhang met veilige gehechtheid in verschillende culturen en SES-groepen.

= snel, consistent en op de juiste manier omgaan met baby’s en ze zacht en vol zorg vasthouden

Onveilig gehechte kinderen hebben ouders die niet houden van fysiek contact, onhandig omgaan met de baby en zich routinematig gedragen.

Interactie synchronie = een nauwkeurig afgestelde “emotionele dans” waarbij de verzorger reageert op signalen van het kind op een goed getimede, ritmische en gepaste manier. Beider partners stellen ook hun emotionele toestanden op elkaar af, vooral de positieve. Zo’n speciale vorm van communicatie onderscheid veilige gehechtheidbaby’s van onveilige.

Vermijdendo Overstimulerende of intrusieve opvoedingo Vermijden is ontsnappen daaraan

Afwerend

74

Page 75: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

o Gebrek aan betrokkenheid door inconsistente opvoeding, d.w.z. dat hun verzorgers niet reageren op hun signalen, maar hun exploratie onderbreken.

o Hierdoor is het kind overafhankelijk of woedend op gebrek aan betrokkenheid bij de moederGedesoriënteerd / gedesorganiseerd

o Vaak mishandeling, maar dat komt voor bij alle 3 de onveilige vormen o Vaak depressieve moeders

Conclusie: wanneer de opvoeding erg inadequaat is, dan is dit een goede voorspeller van verstoorde gehechtheid.

c) Kenmerken van het kind

> Vroeggeboren kinderen, kinderen met geboortecomplicaties en een ziek pasgeboreneo Hangt samen met onveilige gehechtheid bij armoedegezinnen onder stress

> Kinderen met een emotioneel reactief en moeilijk temperament o Vaker ontwikkeling van onveilige gehechtheid. Maar ook opvoeding is hier belangrijk!o Uiteindelijk heeft temperament geen duidelijke samenhang met kwaliteit van gehechtheid

Bewijs: onderzoek met als resultaat dat 2/3e van de tweelingen een gelijkaardig gehechtheidpatroon vormen met hun ouders. (temperament van tweelingen verschilt!)

> Moeilijke kinderen met angstige moederso Leidt tot een niet-harmonieuze relatie (o.a. onveilige gehechtheid)

Erfelijke bepaaldheid van gehechtheid is bijna nul !!!

Conclusie: vele kenmerken van het kind kunnen leiden tot veilige gehechtheid, zolang de verzorger maar sensitief is en de opvoeding aanpast aan de behoeften van het kind!

d) Omstandigheden van het gezin

Stress en instabiliteit (verlies van werk, falend huwelijk, financiële moeilijkheden,...) in het gezin leidt tot onveilige gehechtheid: sociale steun vermindert stress en bevordert veilige gehechtheid Een goede oplossing is sociale steun : vermindert stress van de ouders en bevordert veilige gehechtheid

Ouders brengen hun eigen gehechtheidervaringen in de familiale context van waaruit zij interne werkmodellen construeren die ze toepassen om de band met hun kinderen te verwezenlijken. Ouders die objectiviteit en evenwicht vertonen in hun beschrijving van eigen ervaringen in hun kindertijd hebben veilig gehechte baby’s Ouders die deze ervaringen onbelangrijk vinden of woedend en in verwarring deze ervaringen beschrijven, hebben onveilige gehechte baby’s.

MAAR interne werkmodellen zijn gereconstrueerde herinneringen. Ze zijn dus beïnvloed door vele factoren doorheen de levensloop, zoals huidige levenstevredenheid, persoonlijkheid, ...

Conclusie: de manier waarop we onze eigen kindertijd zien –onze mogelijkheid om nieuwe informatie te integreren in onze werkmodellen, en hoe we terugkijken op onze eigen ouders op een begrijpelijke, vergeeflijke manier – is veel meer beïnvloed in hoe we onze kinderen grootbrengen dan de werkelijke geschiedenis van de verzorging die we zelf hebben gekregen.

F. Meervoudige gehechtheid

75

Page 76: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Bowlby: kinderen hechten zich aan één gehechtheidfiguur (vaak moeder), vooral wanneer ze distressed zijn. Deze neiging neemt af in het 2e levensjaar.

a) Vaders> Besteden meer tijd aan speelse interactie > Spelen meer met hun kind, terwijl de moeder meer de lichamelijke verzorging doet

-> dit beeld (moeder als verzorger en vader als speelkameraad) is verandert in sommige gezinnen doordat vrouwen werken.

> Sensitieve verzorging door vader voorspelt veilige gehechtheid > Vaders leren hun kinderen hoe ze onbekende situaties moeten aanpakken, zoals het spelen met

leeftijdsgenootjes> Vaders die erg betrokken zijn bij de opvoeding van hun kinderen zijn minder stereotiep in de opvatting van

geslachtsrollen, hebben een sympathieke, vriendelijke persoonlijkheid en zien ouderschap als een verrijkende ervaring

> Warme, voldoeninggevende huwelijksrelatie ondersteunt betrokkenheid op kinderen, maar is vooral belangrijk voor vaders

b) Broers en zussen> Geboorte jongere broer/zus is vaak een moeilijke ervaring (bv. “aanklampend” gedrag), maar heeft ook

positieve reacties > Oudere kinderen tonen affectie en bezorgdheid voor hun kleinere broer/zus (ze aaien de baby, geven

hem/haar kusjes, roepen de mama als de baby begint te wenen, ...)> Veilige gehechtheid (moeder – kind) en warmte t.o.v. kinderen hangt samen met een positieve interactie

tussen broers/zussen, terwijl afstandelijkheid samenhangt met wrijvingen tussen broers/zussen. > Speciale momenten voorzien met het oudste kind (uitleggen behoeften jongste kind) draagt bij tot een

harmonische relatie tussen broers/zussen.

G. Gehechtheid en latere ontwikkeling

Veilige gehechtheid hangt samen met positieve ‘outcomes’ in:- Kleuterschool - Midden-kindertijd (=LO)

Veilig o Een hogere zelfwaarderingo Meer sociale vaardighedeno Werken goed sameno Zijn populair

Vermijdendo Geïsoleerd, weinig contacten

Gedesorganiseerd / gedesoriënteerdo Storend en moeilijk gedrag

Afwerend o Grote vijandigheid en agressie

Causale verbanden zijn nog niet aangetoond! Continuïteit van opvoeding is mogelijk bepalend of veilige gehechtheid verbonden zal zijn met de latere ontwikkeling.

Effecten van vroegere veilige gehechtheid zijn voorwaardelijk ook rol van veerkracht

76

Page 77: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Conclusie: een veilige gehechtheid in de kindertijd zet de ouder – kindrelatie op een positief pad. Maar de effecten van vroege veilige gehechtheid zijn conditioneel, afhankelijk van de kwaliteit van de baby’s toekomstige relaties. Een kind dat een tedere verzorging krijgt in de kindertijd, maar geen medelevende banden heeft later loopt het risico voor problemen. Daarentegen is een kind waarbij de ouderlijke verzorging verbetert of wie andere compenserende banden heeft buiten de directe familie toont vaker veerkracht, of herstelling van moeilijkheden.

5. Zelfbewustzijn gedurende de eerste 2 jaar

A. Zelfbewustzijn

a) Het begin van het zelfbewustzijn

Vanaf de eerste maanden kunnen kinderen hun eigen visueel beeld onderscheiden van dat van andere stimuli, ook al is het zelfbewustzijn nog heel beperkt – enkel geuit in perceptie en actie

Onderzoek: Baby’s krijgen 2 video’s te zien:- hun trappelende beentjes vanuit hun perspectief- hun trappelende beentjes vanuit het perspectief van de observator

Resultaat: langer kijken naar het perspectief van de observator

Vanaf dat kinderen 4 maanden zijn, kijken en lachen ze meer naar videobeelden van anderen dan naar videobeelden over hunzelf. Dit duidt aan dat ze andere personen behandelen als een sociale partner.

b) Zelfherkenning

Gedurende het tweede jaar gaan kinderen zichzelf herkennen als een fysiek en uniek wezen.

Bijvoorbeeld:

- moeder tekent een rode stip op de neus van het kindje (9 tot 24 maanden oud) en zet hem/haar voor de spiegel. De kinderen raakten de spiegel aan alsof die rode stip niets met hen te maken had. Als het kindje 15 maanden oud is, wrijven ze de stip van hun neus. Dit wijst er op dat ze zich bewust zijn van hun unieke bestaan.

- Vanaf 2 jaar gaan kinderen naar zichzelf wijzen op foto’s en zichzelf dus herkennen

Zelfbewustzijn gaat zich ontwikkelen als de kinderen zich steeds meer gaan realiseren dat hun eigen acties ervoor zorgen dat objecten en personen gaan reageren op voorspelbare manieren.

Ouders die kinderen aanmoedigen om te exploreren en te reageren op hun signalen hebben baby’s die verder staan inzake ontwikkeling van het zelf

c) Zelfbewustzijn en vroege emotionele en sociale ontwikkeling

Zelfbewustzijn wordt al snel een centraal deel van het emotionele en sociale leven van het kind.

> Kind wordt verlegen en beschaamd. > Eerste pogingen om het perspectief van anderen te begrijpen

Zelfbewustzijn gaat samen met empathie = vermogen om de emotionele toestand van iemand anders te begrijpen en mee te voelen of emotioneel gelijkaardig te reageren. Bv. andere troosten op manieren waar men zelf troost in vindt.

B. Zelfcategorisatie

77

Page 78: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Aan het einde van het 2e jaar wordt de taal een belangrijk gereedschap in de zelfontwikkeling.

Tussen de 18 en de 30 maanden ontwikkelen kinderen een categorische zelf. Ze gaan zichzelf en anderen categoriseren op basis van leeftijd, sekse, fysieke karakteristieken en zelf het goed en het slecht.

C. Zelfcontrole

= vermogen om weerstand te bieden aan impulsen (tot sociaal niet-aanvaard gedrag)

Verschijnt rond de 18 maanden en neemt toe in de vroege kindertijd (weerstand tegen verleiding, of uitstel van bevrediging) tussen 1,5 en 3 jaar tonen kinderen een toenemende capaciteit om te wachten met eten, een cadeautje te openen of te spelen met een bepaald speelgoed. kinderen die voorop zijn op hun ontwikkeling van taal en aandacht zijn hier beter in sommige kinderen gebruiken al verbale en andere aandachtafleidende technieken om zich zo te weerhouden om iets te doen dat niet mag, zoals zingen, wegkijken, ... kinderen die ouderlijke warmte ondervinden en zachte aanmoediging hebben een voorsprong in zelfcontrole

Tussen de 12 en 18 maanden zijn peuters voor het eerst in staat om te gehoorzamen (‘compliance’)= begrijpen van en gehoorzamen aan wensen en normen van verzorgingsfiguren. -> peuters bevestigen soms hun autonomie door niet te gehoorzamen. -> warme en sensitieve zorg doet gehoorzaamheid toenemen

Opgelet: de controle van kleuters over hun eigen gedragingen hangt af van constante ouderlijke toezicht en herinneringen.

Samenvatting:

Geboorte Emoties bestaan uit 2 globale toestanden van opwinding:- Aantrekking tot aangename stimulatie- Terugtrekken van onaangename stimulatie

2 – 3 maanden Kinderen gaan sociaal lachen en reageren op de gelaatsuitdrukkingen van hun ouders3 – 5 maanden - Lachen door actieve stimuli treed op.

- Kinderen ontvangen gelaatsexpressies als georganiseerde patronen en kunnen emoties matchen in stem en gezichten

6 – 8 maanden - Expressies van basisemoties zijn goed georganiseerd en variëren met omgevingsinvloeden.

- Kinderen gaan vaker boos worden en in verschillende situaties.- Angst, vooral angst voor vreemden, begint te ontstaan.- Gehechtheid aan vertrouwde verzorgers wordt duidelijk- Scheidingsangst treedt naar voor.- Kinderen gebruiken de vertrouwde verzorgers als een veilige basis om te ontdekken.

8 – 12 maanden - Men gaat de betekenis van emotionele expressies bij anderen beter verstaan en sociaal verwijzen treedt op.

- Kinderen lachen bij subtiele elementen van verrassing.18 – 24 maanden - Zelfbewust emoties van schaamte, schuld, verlegenheid en trots treden op.

- Hun vocabulaire om over gevoelens te praten ontwikkelt snel- Emotionele zelfregulatie verbetert- Peuters aanvaarden dan andere emotionele reacties kunnen verschillen van hun

eigen.- Eerste tekenen van empathie treden naar voor

HOOFDSTUK 7: COGNITIEVE ONTWIKKELING VAN DE KLEUTER

78

Page 79: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

1. Preoperationele stadium van Piaget

Sensorimotorische fase preoperationele fase Van 2 tot 7 jaar Kenmerkend: vooruitgang in mentale representatie (symbolen)

A. Verbeeldingsspel (make-believe play)

Piaget geloofde dat door te doen alsof, jonge kinderen nieuwe representationele schema’s oefenen en versterken.

a) Ontwikkeling van het verbeeldingsspel

Met toenemende leeftijd wordt ‘make-believe’ geleidelijk aan:

Meer los van reële levensomstandigheden (taal)o Ze gaan minder problemen hebben om een voorwerp dat al een duidelijke betekenis heeft (bv.

een kop) te gebruiken als symbool voor een ander voorwerp (bv. gebruiken als hoed)o Ander voorbeeld: een speelgoedblokje dat kan dienen als walkie-talkie

Minder geconcentreerd op zichzelfo Kinderen gaan niet enkel zichzelf eten geven, maar ook een pop bijvoorbeeld

Meer complexo Ze gaan schema’s combineren met leeftijdsgenoten o Sociodramatisch spel (‘rollenspel’)

= het verbeeldingsspel dat samen met anderen gespeeld wordt; vanaf 2,5 jaar en heeft een snelle ontwikkeling in de volgende jaren (samen creëren en coördineren van verschillende rollen in een complex verhaal (‘plot’))

b) Voordelen

Piaget: inoefenen en versterken van voorstellingsschema’sAndere auteurs: ook andere voordelen zoals meer sociaal competent, versterken van vele cognitieve vaardigheden, inclusief aandacht, geheugen, logisch redeneren, verbeelding, creativiteit, ...

B. Relatie symbolen – echte leven

Kleuters moeten realiseren dat elk symbool correspondeert met een specifieke toestand in het echte leven.

Voorbeeld van symbolen:- Foto’s- Map

Kleuters hebben problemen met dubbele voorstelling (‘dual representation’) = een symbolisch voorwerp zien als een voorwerp op zich en als een symbool (voor iets anders)

Bijvoorbeeld experiment met Snoopy:2,5 en 3 jarigen zagen een volwassene een kleine Snoopy is een schaalmodel van een kamer verstoppen en er werd aan hen gevraagd deze terug te vinden. Vervolgens moesten ze de grote Snoopy zoeken die verstopt was in de kamer dat het model voorstelt. Pas vanaf 3 jaar gebruiken kinderen het model als gids om de grote Snoopy in de echte kamer terug te vinden.

Hoe zien kinderen de dubbele voorstelling van symbolische objecten in? Doordat ze het aangeleerd krijgen (door de ouders)

79

Page 80: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Bv. bij Snoopy kunnen de ouders gelijkenissen tussen het schaalmodel en de werkelijke kamer aanduiden. In dit geval scoren kinderen beter op deze taak.

Ook is het zo dat wanneer ze inzicht krijgen in één type van een symbool – echte wereld relatie dat dit andere symbool – echte wereld relaties promoot.

Dus: ervaring met diverse symbolen – zoals foto’s, prentenboeken, verbeeldingsspel en kaarten – helpt kleuters te begrijpen dat één object kan staan voor iets anders

C. Beperkingen van het preoperationele denken

Piaget beschrijft kleuters in termen van wat ze niet kunnen en niet in termen van wat ze wel kunnen.

Volgens Piaget zijn kleuters in de preoperationele fase nog niet in staat tot operaties (= mentale handelingen die beantwoorden aan logische regels) Hun denken is eerder rigide, het is op elk moment beperkt tot één aspect van de situatie en sterk beïnvloed door de manier waarop de dingen zich voordoen (of eruit zien) op dat ene moment.

a) Egocentrisme

= de symbolische gezichtspunten van andere mensen niet kunnen onderscheiden van het eigen gezichtspunt.

Demonstratie: het drie-bergen probleem

Kind krijgt 4 foto’s te zien met telkens een ander gezichtspunt. Het kind moet de foto uitkiezen die aangeeft hoe de pop (met een

ander gezichtspunt) de 3 bergen ziet.

Resultaat: kind kiest foto die eigen gezichtspunt weergeeft.

Een andere uiting van egocentrisme is het animistisch denken= de overtuiging dat niet-levende objecten kwaliteiten (of eigenschappen) van levende wezens hebben, zoals gedachten, wensen, gevoelens en bedoelingen.

Bv. de zon is boos en jaagt de wolken weg

Volgens Piaget kunnen kinderen door egocentrisme onvoldoende accommoderen (= eigen foutief redeneren aanpassen aan de realiteit)

b) Moeite met conservatie

Conservatie = de idee dat bepaalde fysieke eigenschappen van voorwerpen dezelfde blijven, zelfs wanneer hun uiterlijke verschijningsvorm verandert.(vb. aantal, lengte, hoeveelheid, gewicht)

Conservatieproef (zie figuur): Conservatie van hoeveelheid (vloeistof = water)- 2 identieke glazen, evenveel water (kind bevestigt dit)- inhoud van één glas wordt in een korter, breder glas overgegoten- Vraag: beide evenveel water of water nu ander?- Antwoord kind (pre-operationeel): is nu anders: bv. “hier minder omdat water lager staat” of “hier meer want is helemaal uitgespreid” (korte glas)

80

Page 81: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Waarom hebben kinderen moeilijkheden met conservatie?

Centratieo Ze richten hun aandacht op één aspect en verwaarlozen andereno Bv. ze hebben enkel aandacht voor de hoogte van het glas en niet de breedte

Onomkeerbaarheid o Ze kunnen een reeks van stappen niet in hun gedachten omkeren

c) Moeilijkheden met hiërarchische classificatie

Hiërarchische classificatie =organiseren van voorwerpen in klassen en subklassen (waar een hiërarchische relatie tussen bestaat) op basis van gelijkenissen verschillen.

Bijvoorbeeld de klasse-inclusie taak:- Kinderen krijgen 16 bloemen te zien, waarvan 4 blauwe en 12 gele. - Vraag: “Zijn er meer gele bloemen of meer bloemen?”- Antwoord kind (pre-operationeel): “Er zijn meer gele bloemen” Kind ziet niet in dat zowel de gele als de blauwe bloemen (de 2 subklassen) opgenomen zijn (of geïncludeerd) in de omvattende klasse van “bloemen”.

D. Later onderzoek over preoperationeel denken

Egocentrisch denken- Kan taal aanpassen aan anderen en het standpunt van anderen innemen in

eenvoudige situaties- Animistisch denken komt voort uit onvolledige kennis van objecten

Onlogisch denken- In staat tot vereenvoudigde conservatie- Kan redeneren d.m.v. analogie- Gebruikt causale uitdrukkingen

Categorisatie - Alledaagse kennis zit in categorieënVerschijning vs. realiteit - ‘Make-believe’ helpt kinderen het onderscheid te maken

Vele Piaget-taken bevatten voor kinderen onbekende elementen, of te veel informatie-elementen om tegelijkertijd te verwerken. Daarom zijn de capaciteiten van kinderen (in ‘real-life’ situaties) onderschat

81

Page 82: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Egocentrisme:

- Als de 3-bergen veranderd worden met vertrouwde voorwerpen en als de onderzoekers de kinderen geen foto’s laten kiezen maar een andere methode kiezen, dan hebben kinderen op 4 jarige leeftijd al inzicht in verschillende gezichtspunten

- In conversaties passen kinderen hun taalgebruik aan aan de behoeften van de luisteraarBv. ze gebruiken korte en eenvoudigere uitspraken wanneer ze met 2 jarige spreken dan wanneer ze met leeftijdsgenoten of volwassenen praten

Animistisch denken:

- Kinderen zijn weinig vertrouwd met wolken en zon- Kinderen die 2,5 jaar oud zijn geven psychologische uitleg (bv. “hij houdt van...”) voor mensen en occasioneel

voor dieren, maar zelden voor objecten. - Ze maken vooral animistische “fouten” bij voorwerpen die uit zichzelf bewegen (auto’s, treinen)- Misvattingen komen voort uit onvolledige kennis over voorwerpen, niet echt geloof in hun levend zijn

Magisch denken

- Meeste 3 en 4 jarigen geloven in magische wezens, zoals elfen en kabouters- Ze geloven dat magie gebeurtenissen verklaart die ze zelf niet kunnen vatten. Maar magische wezens

kunnen hun alledaagse ervaringen niet veranderen, zoals een tekening werkelijkheid laten worden. - Tussen de 4 en 8 jaar verdwijnt het magisch denken door een grotere vertrouwdheid met effecten en

principes uit de fysica (goochelaars gebruiken trucs, Sinterklaas bestaat niet)

Niet-logisch denken :

- Wanneer taken vereenvoudigd en relevant zijn voor hun dagelijkse leven, dan doen kinderen het veel beter dan Piaget zou verwachten

- Bv. de conservatie van aantal: indien van 6 naar 3 voorwerpen gaan, dan wel succesvol- Bv. wanneer zorgvuldig gekozen vragen worden gesteld over wat er gebeurd met een substantie (zoals

suiker) nadat het opgelost is in water, dan geven ze accurate verklaringen. - Bv. Redeneren door analogie over fysieke veranderingen - In vertrouwelijke contexten kunnen kleuters logisch denken !- Kleuters lijken enkel problemen te hebben met logisch denken wanneer:

o Het niet-vertrouwde topics zijno Er te veel informatie iso Er tegenstrijdige feiten gegeven worden

Categorisatie:

- Alledaagse kennis wordt al vroeg opgedeeld in hiërarchische klassen - Na de tweede helft van het eerste jaar hebben kinderen al een variëteit aan globale categorisaties

gevormd, zoals meubelen, planten, dieren- Deze globale categorieën differentiëren snel in :

o Basiscategorieën: bv. stoel

o Subcategorieën: bv. schommelstoel - Woordenschat en algemene kennis breidt uit- Conclusie: categoriesystemen zijn nog niet complex, maar het vermogen om hiërarchisch te classificeren is

al vroeg aanwezig!

82

Page 83: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Uiterlijke verschijning versus realiteit

- In bepaalde situaties worden kinderen makkelijk misleid door uiterlijke verschijning - Flavell : kinderen kregen voorwerpen te zien die verborgen werden op verschillende manieren. Zoals bv.

een wit blad papier dat blauw werd door een filter. Vervolgens wordt aan de kinderen gevraagd of het blad “echtig-in-‘t-echtig” blauw is. Vele kleuters zeggen “Ja!”. Verklaring: representatie-probleem Kleuters hebben moeite om reële beelden van een voorwerp voor de geest te halen wanneer ze geconfronteerd worden met een tweede, contradictorische voorstelling van datzelfde voorwerp

- Belang van verbeeldingsspel: hoe vaker ze het spelen, hoe beter ze het onderscheid kunnen maken tussen uiterlijke verschijning en realiteit

- Flavell: kinderen kregen een kaars te zien dat lijkt op een potlood. Vraag: “Is dit ‘echtig-in-‘t-echtig’ een potlood?” Vele kleuters zeggen “Ja!”. Verklaring: kinderen hebben het moeilijk met de taal van deze taken Als niet-verbale versie van taak (aanwijzen wat “echt” een potlood is), dan antwoorden de meeste kleuters wel correct.

- Belang van dubbele voorstelling: voorwerp is één ding (een kaars) maar is symbool voor een ander ding (een potlood)

- Hoe beter kinderen presteren op verbale schijn-realiteit taken, hoe meer vooruitgang in voorstellingsvermogen.

E. Evaluatie preoperationeel stadium

Als de proeven vereenvoudigd worden, dan vertonen kleuters al een begin van logische operaties Daarom: logische operaties geleidelijk verworven

Bestaat er dan wel een preoperationeel stadium?

Neeno Sommige auteurs beweren van niet. Enkel informatieverwerking

Jao Neo-Piagetiaanse denkers = Piaget + informatieverwerking o Ja, maar dan een meer flexibel stadium-concept

een geheel van onderling samenhangende competenties ontwikkelt over een langere periode, afhankelijk van de ontwikkeling van de hersenen en van specifieke ervaringen

F. Piaget en educatie

3 educationele principes:

(1) Ontdekkingslereno Kinderen worden aangemoedigd om uit zichzelf te ontdekken door spontane interactie met de

omgeving o Leerkrachten geven i.p.v. ‘ready-made knowledge’ een hoeveelheid materiaal die bestemd is

om exploratie te promoten, zoals puzzels, tafelspelletjes, ... (2) Gevoeligheid voor bereidheid van kinderen om te leren

o Het introduceren van activiteiten die gebaseerd zijn op het huidige denken van het kind. De aanpak wordt dus aangepast aan de ontwikkeling.

o Kinderen krijgen nieuwe vaardigheden aangeleerd vanaf dat ze aangeven dat ze geïnteresseerd zijn en er klaar voor zijn.

83

Page 84: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

(3) Aanvaarden van individuele verschillen o Leerkrachten moeten individuele activiteiten plannen of activiteiten voor kleine groepen i.p.v.

voor een hele klas. o Leerkrachten evalueren elk kind zijn / haar educationele vooruitgang in relatie tot de vorige

ontwikkeling van het kind.

2. Vygotsky’s socioculturele theorie en vroege kindertijd

A. Private taal

Vele jonge kinderen spreken luidop tegen zichzelf

Opvatting van Piaget:o = Egocentrische taalo Grotere cognitieve rijpheid en specifieke sociale ervaringen (het niet eens zijn met

leeftijdgenoten of ‘peers’ wat het inzicht geeft dat anderen anders denken dan zij) leiden tot verdwijnen van egocentrische taal

Opvatting van Vygotskyo Niet eens met Piageto Taal is de basis voor alle hogere cognitieve processen, inclusief gecontroleerde aandacht,

recall, categorisatie, plannen, problemen oplossen, ... o Kinderen spreken tegen zichzelf om richting te geven aan hun eigen handelen (als ‘self-

guidance’) o Als kinderen ouder worden en taken gemakkelijker gaan vinden, dan gaat hun richtinggevende

taal geïnternaliseerd worden, er ontstaat dan een innerlijke taal (‘inner speech’)

Later onderzoek brengt steun voor Vygotsky. Als gevolg wordt de richtinggevende taal van kinderen nu “private” taal (private speech) genoemd in plaats van egocentrisch taal. = taalgebruik van kinderen dat tot zichzelf gericht is.

Kinderen gebruiken deze taal meer wanneer ze een taak moeilijk vinden en ze verward zijn van hoe het nu verder moet.

B. Sociale oorsprong van het denken

Waar komt private taal vandaan?

Zie eerder: de theorie van Vygotsky:Zone van naaste ontwikkeling = reeks taken die te moeilijk zijn om alleen op te losse, maar wel opgelost geraken met de hulp van anderen.

Dus: anderen doen aan ondersteuning (‘scaffolding’) = aanpassen van de steun die men geeft tijdens een leersessie in overeenstemming met het huidige niveau van het presteren van kinderen.

Dus wanneer kinderen moeilijk weten hoe ze verder moeten, gebruiken volwassenen directe instructies en breken ze de taak in handelbare units. Wanneer de competentie van het kind verbetert, gaat de ondersteuning geleidelijk aan verminderen en gaat men meer overschakelen op de verantwoordelijkheid van het kind. Dan nemen de kinderen de taal van deze dialogen over en maken ze het als een onderdeel van hun private taal en gebruiken ze die taal om hun onafhankelijke pogingen te organiseren.

Bv. puzzelen:Sammy: ik krijg dit stukje er niet in (probeert een stukje op een verkeerde plaats te zetten)

84

Page 85: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Moeder: Welk stukje zou daar kunnen inpassen? (wijst naar de onderkant van de puzzel)Sammy: Zijn schoen (zoekt naar een stukje dat de schoen weergeeft, maar kiest de verkeerde)Moeder: Wel, welk stukje lijkt op deze vorm? (wijst alweer naar de onderkant van de puzzel)Sammy: De bruine (probeert het en het past, hij probeert dan een ander stukje en kijkt naar zijn moeder)Moeder: Probeer het een heel klein beetje te draaien (toont het gebaar)Sammy: Ziezo! (plaats nog meerdere stukjes terwijl zijn moeder toekijkt)

Empirische steun in onderzoek:

- Ouders die effectief steunen, hebben kinderen die meer “private” taal gebruiken en later analoge taken beter alleen kunnen

- Plannen en probleemoplossen gaat beter als ze met een meer ervaren ‘peer’ of volwassene werken - Niet eens zijn met ‘peers’ is niet zo belangrijk, het oplossen wel.

Cognitieve steun van ouders voorspelt winst in het denken van het kindEmotionele steun van ouder voorspelt de inspanningen van het kind

C. Vygotsky en onderwijs

Gelijkenissen Piaget en Vygotsky:

- Actieve deelname van kinderen- Aandacht voor individuele verschillen

Vygotsky:

- Gaat verder dan onfhankelijk ontdekkingsleren (Piaget). Vygotsky bevordert begeleid ontdekkingsleren (‘assisted discovery’).

- Begeleid ontdekkingsleren houdt ook samenwerking met leeftijdsgenoten in (‘peer collaboration’), waarbij kinderen van verschillende niveaus in groep werken, en elkaar helpen en bijleren.

- Verbeeldingsspel (‘make-believe play’) is unieke zone van naaste ontwikkeling waarin kinderen veel uitdagende activiteiten uitproberen en veel nieuwe competenties verwerven (en tot grotere zelf-controle komen)

D. Evaluatie theorie van Vygtosky

Voor:

- Belang van onderwijs- Grote aandacht voor culturele verschillen

Tegen:

- Is Westerse theorie (ouders in het Westen doen veel aan ‘scaffolding’)- Verbale communicatie is niet het enige middel, en zelfs niet het belangrijkste middel, waardoor kinderen

leren in sommige culturen (ook leren door observatie bv.)- Vandaar nieuwe, bredere term: Geleide deelname (‘guided participation’)

o bredere term dan ‘scaffolding’o = samenwerking tussen deelnemers die meer of minder expertise hebben, zonder de specifieke

kenmerken van de communicatie te omschrijven. o dus variaties over culturen en situaties mogelijko term is neutraler gemaakt

85

Page 86: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

- Vygotsky zei weinig over hoe basisvaardigheden – bv. motoriek, perceptie, aandacht, geheugen, categorisatie en probleemoplossen – bijdragen tot hogere cognitieve processen, die via sociale bemiddeling overgedragen worden.

3. InformatieverwerkingA. Aandacht

Kleuters kunnen maar een korte tijd met een taak bezig zijn, kunnen moeilijk op details letten en ze zijn makkelijk afgeleid.Maar volgehouden aandacht (hfst. 5) verbetert in de peutertijd, een trend dat zich verder zet bij kleuters.

Reden:

Kleuters worden beter in inhibitieo = onderdrukken van impulseno Bv. “nacht” zeggen bij een plaatje van de zon

Kleuters worden beter in planneno = vooraf een opeenvolging van handelingen uitdenken en de aandacht verdelen in functie van

het bereiken van het doel o Zolang taken vertrouwd en niet te complex zijn, kunnen kleuters generen en een plan volgen o Maar plannen heeft nog een lange weg af te leggen.

Bv. wanneer aan kinderen gevraagd word om gedetailleerde foto’s te vergelijken, slagen kleuters er niet in deze taak goed uit te voeren.

En taken met verschillende stappen, kunnen ze zelden beslissen wat ze eerst moeten doen en wat daarna. Ze vergeten vaak belangrijke stappen uit te voeren.

o Wanneer ouders plannen aanmoedigen in alledaagse activiteiten, helpen ze kinderen om effectiever te plannen. Dus samenwerken met meer ervaren planners helpt

B. Geheugen

Kleuters hebben de taalvaardigheden om te beschrijven wat ze zich herinneren en ze kunnen instructies volgen in eenvoudige geheugentaken. (daardoor is het geheugen nu makkelijker te bestuderen)

a) Herkenning en herinnering

Herkenning is makkelijker dan herinnering. Verklaring: kleuters zijn minder goed in het gebruik van geheugenstrategieën = bewuste mentale activiteiten die de kans op herinnering doen toenemen. Bv. kleuters gaan nog niet herhalen om iets te onthouden, ze gaan nog niet organiseren, ...

Kleuters vertonen al wel een begin van geheugenstrategieën Bv. proef met containers: kindjes krijgen containers (= plastic doosjes). In sommigen zit een blokje, in andere niet. De opdracht bestaat eruit om de containers met een blokje in terug te geven. In dit geval gaan ze wel 2 groepjes maken, nl. een groepje van containers met een blokje in en een groepje zonder blokje in.

Maar ze herhalen nog niet en organiseren items ook niet in categorieën (strategieën taxeren hun gelimiteerde werkgeheugen! ‘Digit span’ taken, waarbij kinderen trachten een volwassen reeks van nummers te herhalen, schat de grootte van het werkgeheugen, wat geleidelijk verbetert, namelijk van een gemiddelde van twee digits op de leeftijd van 2,5 jaar tot 5 digits op de leeftijd van 7 jaar)

86

Page 87: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

b) Geheugen voor alledaagse gebeurtenissen Geheugen voor bekende gebeurtenissen

Zoals volwassenen onthouden kleuters vertrouwde, herhaalde gebeurtenissen in de vorm van scripts= algemene beschrijvingen van wat er gebeurt en wanneer het gebeurt in een specifieke situatie (bv. op restaurant gaan)

Met toenemende leeftijd worden scripts uitgebreider en kunnen ze gebruikt worden om te voorspellen wat er gaat gebeuren in gelijkaardige situaties.

Geheugen voor eenmalige gebeurtenissen

Het autobiografisch geheugen = voorstellingen van persoonlijke betekenisvolle en eenmalige gebeurtenissen zoals bv. naar de zoo gaan. Als de cognitieve en conversationele vaardigheden van kleuters verbeteren, gaan hun beschrijvingen van speciale gebeurtenissen beter georganiseerd worden in de tijd, gedetailleerder worden en gerelateerd zijn aan de grotere context van hun leven.

Ouders gebruiken 2 stijlen om autobiografische verhalen te veroorzaken bij hun kinderen:

- Uitbreiden (‘elaborative’)o Gevarieerde vragen stellen o Informatie toevoegen aan de statements van de kinderen o Bv. nadat ze naar de zoo zijn geweest, kan de ouder zeggen “wat was het eerste dat we

deden?”, “waren zaten de papegaaien niet in hun kooien?”, “Ik vond de leeuw maar eng. Wat vond jij?”, ...

o Is beter: later meer georganiseerde verhalen o Kinderen en ouders met een veilige gehechtheidband gebruiken eerder deze stijl

- Herhalen (‘repetitive’) o Weinig informatie geveno Dezelfde korte-antwoord vragen stelleno Bv. “herinner jij je de zoo?”, “wat hebben we daar gedaan?”, “wat gebeurde er dan?”

Geslachts- en cultuurverschillen:

- Meisjes gebruiken meet gedetailleerde verhalen dan jongens- Westerse kinderen voegen eer commentaren bij over hun eigen gedachten, emoties en voorkeuren dan

Aziatische kinderen.

C. ‘Theory of mind’

= samenhangend geheel van ideeën over mentale activiteiten Vaak ook omschreven als metacognitie = denken over denken

a) Bewustzijn van mentaal leven 1 jaar: interactieve vaardigheden (bv. gedeelde aandacht) 2 jaar:

o Inzicht dat perspectief van anderen verschillend is van hun eigen perspectief (bv. broccoli) o Eerste werkwoorden: “denken”, “onthouden”, “doen alsof”

2 – 3 jaar:

87

Page 88: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

o Kinderen realiseren zich dat het denken zich afspeelt in het hoofd van iemand en dat een persoon kan denken over iets zonder het te zien, erover te praten of het te voelen.

o Kleuters denken dat mensen zich altijd gedragen op manieren die consistent zijn met hun verlangen. Ze begrijpen niet dat overtuigingen ook een invloed kunnen hebben op gedrag, daardoor fouten in ‘false belief’ taak

3 – 4 jaar:o Gebruiken “denken” en “weten” om te verwijzen naar eigen gedachten / overtuigingen en die

van anderen 4 jaar:

o Zowel wensen als overtuigingen hebben invloed. Daardoor wel correct antwoord in ‘false belief’ taak.

4 – 6 jaar:o Inzicht in ‘false belief’ neemt toe

‘False belief’ taak:

‘False belief’ = overtuiging die niet overeenkomt met de realiteit. Het kan het gedrag van mensen beïnvloeden

Taak:2 doosjes worden getoond waarbij op één doosje “Sesamstraat pleisters”staat en het andere doosje is blanco. Er wordt aan het kind gevraagd om het doosje te nemen waar volgens hem/haar de pleisters in zitten. Bijna altijd nemen kinderen het doosje met “Sesamstraat pleisters” op. Vervolgens moeten ze het doosje opendoen en zien ze dat er geen pleisters inzitten. Dan laten ze zien dat de pleisters in het blanco doosje zitten.

Daarna wordt Pamela, een handpop, boven gehaald. Zij heeft een sneetje in haar hand en heeft een pleister nodig. Aan het kind wordt gevraagd waar Pamela de pleisters zal zoeken. Indien antwoord : andere doos, dan hebben ze geen idee van ‘false belief’ Indien antwoord: “Sesamstraat pleisters” doos, dan hebben ze wel een idee van ‘false belief’.

b) Factoren die bijdragen tot ‘theory of mind’ Taal

o Rijke woordenschat over mentale toestanden Cognitieve vaardigheden

o Ongepaste reactie onderdrukken (=inhibitie)o Flexibel denkeno Plannen

Sociale vaardighedeno Moeders (veilige gehechtheid)o Oudere broers/zusseno Leeftijdgenoten (verbeeldingsspel)o Volwassenen

> Hoe meer contact met andere mensen, hoe meer verschillende perspectieven men hoort Kinderen moeten biologisch voorbereid zijn om een theory of mind te ontwikkelen

88

Page 89: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

o Ontbreekt bij kinderen met autisme

c) Beperkt inzicht in mentale leven

Bij kleuters is het inzicht in mentale leven nog onvolledig:

- Ze denken dat mentale activiteit ophoudt als er geen uiterlijke tekenen van zijn- Besteden weinig aandacht aan het proces van het denken- Begrijpen niet dat mentale inferenties een bron van kennis kunnen zijn. - Bv. mensen kunnen niet denken als ze aan het wachten zijn, een boek lezen, ...

Conclusie:

Jonge kinderen zien de menselijke geest als een passief recipiënt. (= ‘container’) Oudere kinderen zien de menselijke geest als actief en constructief

D. Begin van lezen en schrijven

In het Engels: ‘early literacy’

’emergent literacy’ = proberen te begrijpen hoe geschreven symbolen betekenis hebben

Kinderen begrijpen veel over geschreven taal lang voor ze leren en schrijven op de conventionele manier.

Eerst denken: 1 letter hetzelfde is als 1 woord Later denken: letters zijn delen van woorden + band met klanken

Hoe meer informeel taalgerelateerde ervaringen (lezen en schrijven) kinderen hebben, hoe beter hun taal en hun emergent literacy ontwikkeling, dus hoe beter ze er op voorbereid zijn. Dit kan door:

Spelletjes Boekjes met verhaaltjes Interactief voorlezen

o Ouders bespreken de inhoud van het verhaaltje met de kleuterso Zo promoten ze vele aspecten van taal en zijn ontwikkeling

Kinderen van lage SES families hebben minder thuis en kleutertaal en hebben niet zo veel mogelijkheden om taal te leren. Ze komen veel minder in contact met verhaaltjesboeken. Dit is een hoofdreden waarom zij achter staan op vlak van leesprestaties doorheen de schooljaren. Oplossing: ouders zulke boeken geven en richtlijnen geven over hoe ze dat moeten gebruiken Gunstige effecten op informele kennis lezen / schrijven

E. Mathematisch redeneren

14 – 16 maandeno Ordinaliteit = de volgorde relaties tussen kwantiteiten o Bv. 3 is meer dan 2 en 2 is meer dan 1o Al snel gaan ze verbale labels eraan plakken om de hoeveelheid en de grote aan te duiden

bv. veel, weinig, groot, klein, ... 2 tot 3 jaar

89

Page 90: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

o Ze kunnen rijen tellen met 5 voorwerpen o Ze weten nog niet wat de woorden betekeneno Bv. wanneer je 1 vraagt, geven ze je 1 voorwerp, maar wanneer je “twee”, “drie, “vier” of “vijf”

vraagt, dan geven ze meestal een groter, onjuist, aantal. 2,5 tot 3,5 jaar

o Ze realiseren zich dat een nummerwoord refereert naar een unieke kwantiteit. Dus wanneer een nummerlabel verandert (bv. van 5 naar 6), moet het aantal items ook veranderen.

3,5 tot 4 jaaro Kinderen beheersen de betekenis van de nummers t.e.m. 10o Ze kunnen correct tellen tot 10 o Begrijpen het vitale principe van cardinaliteit

= principe dat het laatste getal in een telreeks het aantal elementen van de verzameling weergeeft (hoofdtelwoord)

Vanaf 4 jaaro Eenvoudige rekenopgaven opgelost

Eerst: “verder tellen” Bv. als ze 2+4 moeten doen, dan tellen ze verder vanaf 2. Maar al snel gaan ze experimenteren met andere strategieën, zoals 4 vingers

ophouden in de ene hand en 2 in de andere hand en dan zien dat 6 het totaal is. Of bv. starten met het hoogste getal en dan verder tellen.

Later: aftrekken o Hoe meer ze thuis informeel oefenen, hoe sneller ze het onder de knie krijgen

4. Individuele verschillen in de mentale ontwikkeling

Verschillende vaardigheden kunnen onderzocht worden:

- Verbaal bv. woordenschat- Niet-verbaal bv. ruimtelijk inzicht

Kinderen van lagere SES en etnische minderheidsgroepen doen het minder goed op IQ tests: vandaar vragen over culturele benadeling (‘cultural bias’)

Vanaf 5 tot 6 jaar zijn de scores op intelligentietests goede voorspellers van latere intelligentie en latere schoolprestaties.

Factoren die bijdragen tot individuele verschillen:

A. Thuisomgeving

Home Observation for Measurement of the Environment (HOME)

Kleuters die intellectueel goed presteren zijn degene :

- Die een thuis hebben met veel speelgoed en (kinder)boeken. - Met warme ouders die intellectueel stimulerend zijn en die uitstapjes organiseren naar interessante

plaatsen waar veel de zien en te doen is. Ze stellen redelijke eisen voor sociaal aangepast gedrag, en lossen conflicten op met redelijkheid

Deze kenmerken vind men minder vaak bij arme gezinnen.

90

Page 91: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Als lage SES ouders toch hoge HOME-scores halen, dan doen hun kinderen het beter op IQ tests.

Besluit: thuisomgeving speelt grote rol in zwakkere intellectuele prestaties van lage SES kinderen!

B. Kwaliteit van de kinderopvang of kleuterschool

Kleuterschool = geplande, opvoedende ervaringen bedoeld om ontwikkeling van 2 tot 5 jarigen te bevorderenKinderopvang = reeks voorzieningen om toezicht te houden op kinderen van werkende ouders (bv. thuis of kinderdagverblijf)

Met de leeftijd is er de trend van de overgang van opvang “thuis” naar opvang in “centrum”. Maar hoe dan ook ervaren vele kinderen verschillende types van opvang en wisselen ze regelmatig.

De grens tussen kleuterschool en kinderopvang is niet altijd duidelijk.

(opmerking: schooldag in USA is maar een halve dag!)

a) Types van kleuterscholen

Kind – gerichte (‘child-centered’)o Brede waaier van activiteiten waaruit kinderen kiezen o Veel leren tijdens het spel

Schoolse (‘academic’)o Strak gestructureerdo Aanleren van schoolse vaardigheden (bv. letters, getallen, kleuren, vormen, ...) op basis van

herhaling en dril

Er is een toegenomen druk om de nadruk te gaan leggen op formeel schools leren Nadelige gevolgen:

- Motivatie neemt af- Meer stressgedragingen (bv. wiebelen, schommelen)- Slechtere studiegewoonten + zwakkere schoolprestaties (meer bij lage SES kinderen)

b) Interventie bij kleuters

In USA leerproblemen best vroeg aanpakken, nog vóór begin formeel onderwijs.

Bekendste programma is Head Start (Engels: “voorsprong”) = 2 jaar lang kleuterschool, voeding en gezondheidszorg. De ouders worden er ook bij betrokken.

(opmerking: Canada heeft een analoog programma voor indianen, eskimo’s en mestiezen, nl. Aboriginal Head Start)

Resultaten tonen dat kinderen die meededen aan deze programma’s beter scoorden op IQ en schoolprestatie dan de controlegroep gedurende de eerste 2 tot 3 jaar van de lagere school. Na die tijd dalen de verschillen. (Maar toch vaak langdurige effecten; tot in de adolescentie)

Een ander voorbeeld: High/Scope Perry Preschool Project, Resultaten:

- In adolescentie vaker werk en minder delinquent

91

Page 92: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

- 27 jaar: vaker opleiding afgemaakt, hoger loon- 40 jaar: voorsprong behouden op alle domeinen.

Niet aan universiteit (= ‘echte’ Head Start of andere ‘community based’ programma’s)

Verklaring voor de afname van het effect na 2 – 3 jaar: kinderen gaan naar een lagere school met een zwakke kwaliteit.

Toch zijn de voordelen nog steeds indrukwekkend. Dit kan mede te maken hebben doordat de ouders betrokken werden in Head Start, waardoor de omgeving stimulerend is.

c) Kinderopvang

Vele Noord-Amerikaanse kinderopvang zijn niet goed van kwaliteit. Kleuters die blootgesteld werden aan gesubstandaardiseerde kinderopvang, ongeacht de SES, scoren lager op cognitieve en sociale vaardigheden.

Wanneer kleuters vaak veranderen van opvang:

- Welbevinden neemt af- Gedragsproblemen nemen sterk toe (moeilijk temperament)

Bij kleuters:

- Opvang in centrum: meer cognitieve vooruitgang- Hogere kwaliteit (thuis of in centrum): bescheiden vooruitgang in cognitieve, emotionele en sociale

ontwikkeling.

Effecten merkbaar tot in de eerste jaren van de lagere school.

C. Educationele mediaa) Televisie

Kinderen kijken veel tv (bv. 2 – 6 jaar: 1u tot 1,5u/dag)

Sesamstraat:

- Aanleren basisvormen lezen / schrijven in getalconcept- Bijbrengen algemene kennis- Hoe meer kinderen hier naar kijken, hoe hoger ze scoren op toetsen / observaties die leerdoelen meten

Evolutie van Sesamstraat:

- Eerst: snel tempo (zoals reclame)- Later: rustiger tempo met een duidelijk verhaallijn

o Dit leidt tot een meer uitgewerkt ‘make-believe play’ dan wanneer ze kijken naar programma’s die snelle, niet samenhangende delen van informatie geven.

Tv blijft het dominante media bij de jeugd.

Kinderen met een lage SES zijn frequentere kijkers, misschien omdat ze weinig alternatieve vormen van entertainment ter beschikking hebben. Het is ook zo dat als ouders veel tv kijken, de kinderen dit ook doen.

Sommige studies: hoe meer tv kijken, hoe minder activiteiten die schoolse vaardigheden bevorderen, zoals lezen bv.

92

Page 93: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Terwijl educationele programma’s heilzaam kunnen zijn, kan het kijken naar entertainment televisie, vooral wanneer ze veel kijken, kinderen afleiden van schoolsucces en sociale ervaringen.

b) Verantwoord gebruik van de computer- Vanaf 3 jaar - Via een tekstverwerker leren kinderen ook schrijven

o Het laat kinderen toe om te experimenteren met letters en woorden zonder dat ze moeten knoeien met het schrijven zelf en ze kunnen makkelijk hun tekst bijwerken en hun spelling controleren.

o wanneer kinderen zich minder zorgen maken over fouten, zijn hun geschreven werken langer en van betere kwaliteit

- Door spelletjes oefenen ze basisvaardigheden in o Bv. letter – klank correspondenties, tellen, ...

- (vereenvoudigde) computertaal die kinderen kunnen gebruiken om ontwerpen te maken introduceert hen tot programmeringvaardigheden

- Samenwerkeno Met volwassenen

Zo promoten computerprogramma’s een verbetering in probleemoplossen en metacognitie

o Met andere kinderen Ze zijn bereid om anderen te helpen Willen een ‘face-to-face’ uitdaging aangaan

- Kinderen gebruiken de computer vaak als entertainment

5. Taalontwikkeling A. Woordenschat

2 jaar: 200 woorden 6 jaar: 10 000 woorden (= kind leert 5 woorden per dag)

Hoe komt het dat kinderen zo snel woorden leren?

Door fast-mapping = woord verbinden met onderliggend concept (=’mapping’) na zeer korte kennismaking met het woord (=’fast’) -> Is dus snelle manier om woordenschat uit te breiden na woord 1 of 2 keer gehoord te hebben

a) Types van woorden Woorden voor voorwerpen leren ze snel, ook werkwoorden en adjectieven.

Adjectieven die aan elkaar gerelateerd zijn op vlak van betekenis, komen de algemene onderscheiden eerst voor en dan pas de specifiekeDus eerst klein – groot, dan lang – kort, vervolgens hoog – laag en tenslotte breed – smal

Als vervanging van woorden die ze nog niet kennen, verzinnen ze nieuwe woorden en maken ze gebruik van woorden die ze al kennen.Bv. plant-man voor een tuinman en een krijter voor iemand die met krijt speelt.

Kleuters breiden hun taalbetekenis verder uit door metaforen. Deze zijn wel concrete, zintuiglijke vergelijkingenBv. Wolken zijn kussens

93

Page 94: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Eens hun woordenschat is uitgebreid, maken ze ook gebruik van niet zintuiglijke metaforen zoals vrienden zijn zoals magneten.

b) Strategieën om woorden te leren

Kinderen dokteren de betekenis van nieuwe woorden uit door die woorden tegenover de woorden die ze al kennen te stellen.

Maar hoe ze precies ontdekken wat welk woord betekent is nog niet echt duidelijk

Speculaties:

Principe van wederzijdse exclusiviteit = kinderen veronderstellen dat woorden verwijzen naar niet-overlappende categorieën. Maar dit kan niet verklaren wat kleuters doen wanneer voorwerpen meer dan 1 naam hebben.

Nagaan hoe woorden in de zin worden gebruikt Vaak afgaan op sociale aanwijzingen (intenties en perspectieven) Volwassenen informeren hun kinderen direct over welk woord ze het best gebruiken

Bv. “het lijkt op een auto, maar het is eigenlijk een vrachtwagen.”

c) Verklaren van ontwikkeling van de woordenschat

Aangeboren principes (zoals wederzijds exclusiviteit) Zelfde cognitieve strategieën als bij niet-taalkundige informatie

(kinderen leren het snelst als meerdere soorten informatie beschikbaar zijn)

B. Grammatica

= de manier waarop we woorden combineren tot betekenisvolle uitdrukkingen en zinnen

a) Basisregels

Grammaticale regels eerst voor een beperkt aantal werkwoorden

3,5 tot 4 jaar: basisstructuur toegepast op alle werkwoorden onderwerp – werkwoord – voorwerp

Vanaf dat kinderen 3 woord zinnen gaan vormen, is er een geleidelijke uitbreiding, zoals meervoud en werkwoordtijden, ...

Vanaf kinderen deze regels onder de knie hebben, gaan ze deze zo consistent gebruiken dat er sprake gaat zijn van over-regularisatie = regels te ver uitbreiden zodat uitzonderingen er ook onder vallenBv. “mijn beker is gevald”

b) Meer ingewikkelde structuren

- 2 – 3 jaar: nog veel fouten met vraagzinnen- Ook moeilijkheden met passieve zinnen

(passief pas helemaal onder de knie aan het einde van de lagere school) - 4 – 5 jaar: al vele moeilijke zinsconstructies

94

Page 95: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

- Einde kleutertijd: competent gebruik van (bijna) alle zinsconstructies uit de moedertaal

c) Verklaren van grammaticale ontwikkeling

Informatieverwerkingstheorie: kinderen merken op welke woorden voorkomen in dezelfde posities in zinnen en welke woorden gelijkaardig gecombineerd worden met andere woorden. Na een tijdje groeperen ze woorden in grammaticale categorieën en gebruiken ze hen correct in zinnen.

Chomsky: kinderen zijn speciaal afgestemd om grammatica te leren -> Kritiek: de eerste woordcombinaties van kinderen tonen geen enkele grammatica

Er heerst controversie over het feit dat er een universeel taalverwerking mechanisme bestaat of dat kinderen die verschillende talen horen unieke strategieën gebruiken.

C. Conversatie

Pragmatiek = de praktische, sociale kant van taal, die kinderen moeten leren, naast woordenschat en grammatica, om effectief en op de gepaste manier met anderen te communiceren.

2 jaar: In een persoonlijk gesprek praten ze om beurt en reageren ze gepast op opmerkingen en kunnen ze een onderwerp tijdlang aanhouden4 jaar: Kleuters gaan de conversatie aanpassen aan de leeftijd, geslacht en sociale status van de luisteraar.

Maar de conversationele vaardigheden begeven het in moeilijke situatiesBv. aan de telefoon; ze kunnen elkaar niet zien dus kunnen ze geen extra hulpmiddelen, zoals gebaren, gebruiken. (opa belt naar zijn kleinzoon om hem een gelukkige verjaardag te wensen. Hij vraagt hoe oud hij nu precies wordt en de kleinzoon steekt 4 vingers op en zegt “zo oud”)

Tussen de 4 en de 8 jaar verbetert zowel het converseren als het geven van aanwijzingen over de telefoon.

D. Ondersteunen van taalontwikkeling

Interactie met meer ervaren personen is zowel in de peutertijd als in de kleutertijd van groot belang. Ook de mogelijkheid tot tweerichtingscommunicatie hangt samen met de vooruitgang in de taalontwikkeling.

Sensitieve ouders doen 2 dingen:

- Ze geven helpende, expliciete feedbacko Bv. “Ik zou je heel graag je bal willen geven, maar ik weet niet goed welke je bedoelt. Zou je

graag de grote rode bal hebben?”- Corrigeren fouten niet overmatig

o Als ze dit wel zouden doen, dan ontmoedigen ze kinderen om taal vrij te gebruiken op manieren die zouden leiden naar nieuwe vaardigheden.

Volwassenen geven vaak indirecte feedback over grammatica door 2 strategieën te gebruiken:

(1) Uitbreidingen = reacties van volwassenen die de uitdrukking van het kind verder uitwerken en die daardoor complexer maken.

95

Page 96: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

bv. kindje zegt “ik heb nieuwe schoenen gekrijgd”, waarop moeder reageert “Ja, dat is waar, jij hebt inderdaad nieuwe mooie rode schoenen gekregen.”

(2) Herformuleringen = reacties van volwassenen die foutief taalgebruik herstructureren tot de correcte vorm

HOOFDSTUK 8: EMOTIONELE EN SOCIALE ONTWIKKELING IN DE KLEUTERTIJD

1. Erikson

Bij kleuters: initiatief versus schuld Initiatief: - Enthousiast om nieuwe taken aan te pakken - Samen dingen doen met leeftijdsgenoten (‘peers’) - Ontdekken wat ze kunnen doen m.b.v. volwassenen Schuld: Kleuters ontwikkelen een geweten (zie psycho-analyse: superego (=geweten) dat ontstaat door identificatie met ouder van het eigen geslacht) -> Resultaat: kinderen nemen de morele en genderrol standaards over van hun maatschappij. Wanneer een kind zich misdraagt volgens de standaards van het geweten ontstaan de pijnlijke gevoelens van schuld. Vandaar: tegenpool = ontwikkelen van schuldgevoelens

Theorie:

INITIATIEF SCHULDEnthousiast om nieuwe taken te proberen, en deel te nemen aan activiteiten met ‘peers’

Overmatig streng superego (of geweten) veroorzaakt te veel schuldgevoel

Spel laat toe nieuwe vaardigheden uit te proberen, met weinig risico op kritiek of faling.

Houdt verband met overdreven bedreigingen, kritiek, en straf door volwassenenGevolg: het uitbundig spel en hun besliste pogingen om nieuwe taken te beheersen verminderen

Beeldt goed zichtbare beroepen uit. (bv. politie agent, verpleegster, konijnjager, ...)

2. Zichzelf begrijpen

Het zelf heeft twee verschillende aspecten:

Ik-zelfo Gevoel van zichzelf als handelende instantie (‘agent’)o Afgescheiden van de omgeving / wereldo Kan eigen gedachten en handelingen onder controle houden

Mij-zelf o Gevoel van zichzelf als object van kennis en evaluatieo Kwaliteiten die het zelf uniek maken

Lichamelijke kenmerken Bezittingen Houdingen, overtuigingen, persoonlijkheid

96

Page 97: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

De ik-zelf kan gezien worden als de actieve observeerder, de mij-zelf kan gezien worden als ontwikkelt uit de geobserveerde processen. Gedurende de kleutertijd stelt taal de kleuters in staat om over het ik-zelf te praten, hun eigen subjectieve ervaring van het zijn.

Wanneer het ik-zelf steviger gesetteld is, focussen kleuters zich meer geconcentreerd op het mij-zelf. Ze beginnen een zelf-concept te ontwikkelen.= geheel van kenmerken, vaardigheden, houdingen en waarden waarvan een individu gelooft dat het omschrijft wie hij of zij is.

A. Fundamenten van het zelf-concept

Zelf-concept is bij kleuters heel concreet, ze vermelden meestal observeerbare karakteristieken, zoals hun naam, hun fysieke voorkomen, hun bezittingen en hun alledaagse gedragingen.

3,5 jaar: kleuters beschrijven zichzelf ook in termen van typische emoties / attitudes. Bv. “ik ben blij wanneer ik met vrienden speel”, “ik ben niet graag bij volwassenen”4 jaar: als de trekomschrijving is gegeven, dan correct de bedoelingen en emoties infereren Bv. ze weten dat verlegen personen er niet van houden om bij onbekende mensen te zijn. Maar kleuters zeggen niet “ik ben verlegen” of “ik ben hulpzaam”. Directe referenties naar persoonlijkheid eigenschappen moeten wachten voor grotere cognitieve rijpheid.

Kleuters laten ook hun rechten gelden op voorwerpen (“van mij!”) en dit helpt hun de grenzen van zelf te omschrijven. Dus in plaats van er op aan te dringen dat kinderen moeten delen is het beter dat je zegt van “Inderdaad, dat is van jou, maar zou je straks niet iemand anders aan de beurt laten?”

De ouder – kind conversaties over persoonlijke ervaren gebeurtenissen geven het kind een rijke bron van vroege zelfkennis .

B. Zelf-waardering (‘self-esteem’)

= oordelen die we vormen over onze eigen waarde en gevoelens die we daarbij hebben.

Omvat:

- Globale inschatting- Oordelen over verschillende aspecten van het zelf

o Goed presteren op de kleuterschoolo Hard je best doen (moeilijke taak)o Vrienden maken

4 jarigen kunnen geen onderscheid maken tussen hun gewilde en hun feitelijke competenties, ze schatten de eigen vaardigheid vaak heel hoog en onderschatten de moeilijkheid van de taak.

Kinderen van 3 jaar met een verleden van ouderlijke kritiek op hun waarde en hun prestaties geven snel op wanneer ze oog in oog staan met een uitdaging en tonen schaamte en radeloosheid wanneer ze falen in iets.

3. Emotionele ontwikkeling in de vroege kindertijd

Emotionele competenties: Begrijpen van emoties van anderen steeds accurater

97

Page 98: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Emotionele zelf-regulering neemt toe

Meer zelfbewuste emoties (schaamte, schuld) als zelfconcept ontwikkelt

Empathie, sympathie, en prosociaal gedrag nemen toe(wat bijdraagt tot hun ontwikkeling van moraliteit)

A. Begrijpen van emoties

Woordenschat over emoties breidt snel uit: kinderen refereren naar oorzaken, gevolgen en uiterlijke tekenen van emoties.

Kleuters hebben een indrukwekkend vermogen om de gevoelens van anderen te interpreteren, te voorspellen en te veranderen.

> Bv. “hij is droevig omdat hij zijn mama mist”> De verklaringen van kleuters hebben de neiging om externe factoren van die emoties te benadrukken

i.p.v. de innerlijke factoren. Deze balans verandert met de leeftijd. > Na 4 jaar begrijpen kleuters beter hoe overtuigingen het gedrag kunnen motiveren en begrijpen ze hoe

interne factoren emoties kan beïnvloeden. > Kleuters kunnen ook voorspellen wat vriendjes gaan doen als ze een bepaalde emotie ervaren. Ze

realiseren zich dat het denken en voelen met elkaar correleren.

Maar er zijn beperkingen: kleuters hebben het moeilijkheden met interpreteren wanneer er zich een situatie voordoet met tegengestelde aanwijzingen (‘clues’). Bv. wanneer kleuters een foto te zien krijgen met een lachend kindje op en een gebroken fiets, dan gaan 4 – 5 jarigen zich baseren op de emotionele uitdrukking, nl. “zij is blij omdat hij graag met de fiets rijdt”. Oudere kinderen brengen beide cues meer overeen, nl. “zij is blij omdat haar vader haar beloofd heeft dat hij gaat helpen om de fiets te maken”. Kleuters focussen zich op het duidelijkste aspect van een emotionele situatie en negeren andere relevante informatie.

Factoren:

- Volwasseneno Indien kinderen veilig gehecht zijn aan de ouders, dan begrijpen ze emoties beter omdat ze dan

gevoelens meer bespreken. - Andere kinderen

o (socio-dramatisch) spel - Broers / zussen

o Spel beïnvloedt het emotioneel begrijpen

B. Emotionele zelfregulering

= vermogen om expressie van emoties onder controle te houden; op een aanvaardbaar peil

3 – 4 jaar: kinderen brengen hiervoor strategieën onder woorden.Bv. ze beperken sensorische input (ze doen hun oren en ogen dicht om een onaangenaam geluid of zicht te vermijden) ze praten tegen zichzelf (“mama zei dat ze snel thuis ging zijn”) ze veranderen hun doelen (beslissen dat nadat ze te horen kregen dat ze niet mee mogen doen met een spel, dat ze dit sowieso al niet wouden doen) Wanneer kinderen deze strategieën gebruiken, verminderen emotionele uitbarstingen (zwakken emoties af)

98

Page 99: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Ook bewuste controle blijft hier belangrijk, want daardoor minderen de emotionele uitbarstingen.

Factoren:

- Opvoedingo Kleuters leren strategieën door hun emoties te reguleren door te kijken hoe ouders omgaan

met hun eigen gevoelens. o Wanneer ouders zelf moeite hebben om hun woede te controleren, hebben kinderen blijvende

moeilijkheden met het omgaan met emoties. - Temperament

o Kinderen die intense negatieve gevoelens ervaren vinden het moeilijker om hun emoties te onderdrukken en hun aandacht af te leiden van storende gebeurtenissen.

C. Zelfbewuste emoties

= emoties waarbij zelf versterkt of gekwetst wordt

- In de kleutertijd komen deze emoties vaker voor- 3 jaar: zelfbewust emoties hebben een duidelijke band met zelf-evaluatie. - Ze zijn nog afhankelijk van de ouders om te weten wanneer ze zich fier, beschaamd of schuldig moeten

voeleno Wanneer ouders feedback geven over de waarde van het kind en hun prestaties, dan ervaren

die kinderen zelfbewuste emoties intens, d.w.z. ze zijn meer fier na een succes en meer beschaamd als ze falen.

o Ouders die zich focussen op hoe de prestaties kunnen verbeterd worden hebben kinderen die deze gevoelens minder hebben.

Intense schaamte is geassocieerd met gevoelens dat ze persoonlijk tekort schieten en een onaangepast gedrag hebben. Schuld is gerelateerd aan goed aangepast gedrag; ze onderdrukken schadelijke impulsen waardoor ze zich later beter gedragen. (en de schade die ze hebben aangericht herstellen)

D. Empathie, sympathie en prosociaal gedrag

Empathie = meevoelen met iemand anders en op emotioneel gelijkaardige manier reagerenSympathie = gevoelens van bezorgdheid of verdriet om het (droevige) lot van iemand andersProsociaal gedrag (of altruïstisch gedrag) = handelingen die een ander persoon voordeel brengen zonder dat er te verwachten voordelen voor het eigen zelf zijn.

Empathie is een belangrijke motiverende factor voor prosociaal gedrag. Maar empathie gaat niet altijd samen met vriendelijkheid en hulpzaam zijn. Voor sommige kinderen gaat empathie samen met persoonlijke angst (‘personal distress’). Door te proberen de pijn van anderen te verzachten, focust het kind zich op zijn of haar eigen angst dan op die van de persoon in nood. In dit geval leidt empathie niet tot sympathie.

Factoren:

- Temperamento Kinderen die sociaal, assertief en goed zijn in het reguleren van hun emoties zijn meer geneigd

om te helpen, delen en anderen te troosten wanneer ze angstig of droevig zijn.

99

Page 100: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Niet- sociaal spel

Parallel spel Sociaal spel

o Kinderen die niet zo goed zijn in het reguleren van hun emoties worden overdonderd door hun eigen gevoelens. Daardoor tonen zij minder vaak sympathie en prosociaal gedrag.

- Opvoeding van de ouderso Wanneer ouders warm zijn, emotionele uiting steunen en sensitieve, sympathieke bezorgdheid

tonen, dan zijn hun kinderen meer geneigd om te reageren op een bezorgde manier wanneer anders ‘distressed’ zijn.

o In tegenstelling, ouders die boos zijn en straffen storen empathie en sympathie op een vroege leeftijd.

4. Relaties met leeftijdsgenoten

Kleuters worden meer sociaal in hun spel met ‘peers’. Dit is een vooruitgang in sociabiliteit met leeftijdsgenoten.

A. Sociabiliteit met leeftijdsgenoten

Oorspronkelijk idee (van Mildred Parten): sociale ontwikkeling inzake spel verloopt in 3 stappen:

Niet betrokken, toeschouwergedrag (= kind speelt niet)Solitair spel (= alleen spelen) 2 soorten: - Associatief spel

= uitwisselen en commentaar gevenbv. het ene kind geeft commentaar op

de toren van een ander kind

Speelt in nabijheid van andere kinderen met gelijkaardig speelgoed, - Coöperatief spelmaar probeert hun gedrag niet te beïnvloeden. = zelfde doel hebben bv. met dezelfde blokken samen 1 toren maken Idee: frequentie of omvang van elke soort verandert met de leeftijdDus: spel wordt altijd maar socialer

a) ‘Follow-up’ onderzoek op sociabiliteit met leeftijdsgenoten

Longitudinaal onderzoek wijst uit dat:

- Alle 3 soorten spel komen samen voor bij kleuters (vaak overgangen tussen spelvormen)- De volgorde hierboven voorgesteld klopt, maar spelvormen die later voorkomen vervangen niet de

vroegere soorten. Het is eerder zo dat alle types samen bestaan in de kleutertijd. - Niet-sociaal is het meest frequent bij 3 – 4 jarigen- Solitair en parallelspel vaak bij 3 tot 6 jarigen - Het type, NIET het aantal, van sociaal en parallel spel verandert in de kleutertijd

Vandaar het nieuwere idee: binnen elk van de 3 soorten spel neemt de cognitieve rijpheid van het spel toe met de leeftijd. 3 categorieën van cognitieve rijpheid:

(1) Functioneel spel Eenvoudige, repetitieve bewegingen, met of zonder voorwerpenBv. over de speelplaats lopen met de armen gespreid.

0 – 2 jaar

(2) Constructie spel Creëren of construeren van ietsBv. samen of alleen een huis bouwen

3 – 6 jaar

(3) Rollenspel Uitbeelden van alledaags en ingebeelde rollenKan zowel samen als alleen (1 kind kan ook meerdere rollen tegelijk spelen d.m.v. verschillende stemmetjes.)

2 – 6 jaar

100

Page 101: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Vandaar: alleen spelen is enkel een probleem als het een laag niveau van cognitieve rijpheid weerspiegelt:

> Doelloos rondlopen> “Rondhangen” in buurt van leeftijdgenoten> Onrijp, repetitief gedrag (functiespel)

b) Culturele verschillen

- Andere vormen in verschillende culturen- Verschillend belang gehecht aan spel (vooral belangrijk als kinderen en volwassenen elk in een eigen

wereld leven)

B. Vriendschap

Vriendschap bij volwassenen = wederzijdse relatie die omvat:

- Elkaar gezelschap houden- Delen- Begrijpen van gedachten en gevoelend- Voor elkaar zorgen in tijden van nood Zo’n (rijpe) vriendschappen blijven duren in de tijd en overleven occasionele conflicten.

Kleuters begrijpen al iets over de uniekheid van een vriendschap, maar enkel gedeelde activiteiten en nog niet wederzijds vertrouwen. Vriendschap in de vroege kindertijd is:

- Iemand die jou leuk vindt, met jou speelt en speelgoed deelt- Ze veranderen vaak- Vrienden bieden meer bevestiging, zijn emotioneel expressiever en bieden meer sociale steun dan niet-

vriendschappen.

De relaties tussen vrienden zijn al wel uniek bij kleuters.

C. Invloed van ouders op vroege relaties met ‘peers’

Direct IndirectRegelen van informele activiteiten met ‘peers’ Veilige gehechtheidRichtlijnen over hoe ze zich moeten gedragen tegenover anderen

Emotioneel expressieve, ondersteunende communicatieCoöperatief spel (vader – zoon ; moeder – dochter)

5. Basis van moraliteit

- Vanaf 2 jaar: begin van bezorgdheid over dingen die niet horen of mensen die zich niet gedragen. - Ouders vinden dat kinderen meer verantwoordelijk zijn voor hun gedrag- Geweten begint zich te vormen in de kleuterperiode

o Eerst: onder externe controle van volwasseneno Later: innerlijke normen (geïnternaliseerd)

- Theorieën leggen verschillende klemtonen:o Psycho-analyse: emotionele kant van de ontwikkeling van het geweten

101

Page 102: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

o Sociale leertheorie: moreel gedrag o Cognitieve ontwikkelingstheorie: denken, de mogelijkheid om te redeneren over gerechtigheid

en redelijkheid

Perspectieven op morele ontwikkeling:

Psycho-analytisch Freud: superego en schuldNu: inductie, op empathie gebaseerde schuld

Behavioristisch Beloning en strafSociaal leren Voor en nadoen van moreel gedragCognitief ontwikkelings Kinderen als actieve denkers over sociale regels

A. De psycho-analyse

Freud:

> Jonge kinderen vormen een superego of geweten door zich te identificeren met de ouder van hetzelfde geslacht, van wie ze de morele standaards overnemen

> Ze gehoorzamen aan het superego om schuld te vermijden> Morele ontwikkeling is afgerond op 5 – 6 jaar

Meeste onderzoekers zijn het hier niet mee eens vandaag:

> Kinderen wiens ouders vaak dreigen voelen vaak weinig schuld > Indien ouders hun liefde terugtrekken (bv. door het kind te negeren), dan veroorzaakt dit veel

zelfverwijten bij het kind (bv. “niemand houdt van mij” of “ik ben slecht”) > Indien dit te vaak gebeurt gaat het kind zijn/haar schuld ontkennen zwak geweten.

a) Inductieve opvoeding

Inductie = speciale vorm van disciplinering waarbij men het kind helpt om te letten op gevoelens door te wijzen op de gevolgen van het foute gedrag van het kind voor anderen. Bv. “zij is aan het wenen omdat jij haar pop niet wil teruggeven.”

Inductie heeft succes: kinderen zijn gemotiveerd tot actieve betrokkenheid op morele normen:

Ze krijgen informatie die ze gaan gebruiken in latere situaties Empathie en sympathie worden aangemoedigd, waardoor meer prosociaal gedrag Ze krijgen redenen om hun gedrag te veranderen, de morele normen worden zinvol

Daarentegen: wanneer er te veel wordt gedreigd en gestraft, dan kan het kind niet goed nadenken waardoor er geen internalisatie is van de morele normen.

b) Kenmerken van het kind

- Empathie heeft een beperkte genetische component- Temperament:

o Angstige kinderen: zachtheid en geduldo Impulsieve kinderen

Zachte discipline heeft weinig impact, maar krachtige beweringen werken ook niet goed Veilige gehechtheidsrelatie aangaan met je kind

Je kan meer emoties bespreken, je kan inductie gebruiken, maar je moet wel krachtig uit de hoek komen.

102

Page 103: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Combinatie van krachtig straffen en inductieve opvoeding

c) Rol van schuld

Voor Freud: Freud had gelijk dat schuld een belangrijke motivator is van moreel gedrag. Hij induceert van op empathie gebaseerde schuld, (bv. uitdrukkingen van persoonlijke verantwoordelijkheid en spijt, zoals “het spijt me dat ik hem heb pijn gedaan) d.w.z. het kind uitleggen dat hij iemand heeft pijn gedaan en dat de ouder nu teleurgesteld is in hem.

Tegen Freud: schuld is niet de enige factor. Ook is de morele ontwikkeling niet compleet tegen het einde van de kleutertijd. Het is een gradueel proces, dat zich verder uitbreidt in de volwassenheid.

B. Sociale leertheorie

Moraliteit heeft volgens deze theorie geen unieke koers van ontwikkeling. Het is eerder zo dat moreel gedrag wordt geleerd zoals alle andere responsen, nl. door bekrachtiging en model-leren.

a) Het belang van ‘modeling’ (=model-leren)

Operante conditionering ( of versterking wat betekent dat op positief gedrag positieve reacties volgen) is niet voldoende om er voor te zorgen dat kinderen moreel gedrag leren. Prosociaal gedrag (bv. helpen, delen) moet eerst en vooral spontaan voor komen, wat niet zo vaak gebeurt.

Deze theorie gelooft dat kinderen zich moreel te gedragen door model – leren = observeren en imiteren van mensen die gepast gedrag vertonen. Kenmerken van goede modellen voor moreel gedrag:

- Warmte en responsiviteit- Competentie en macht- Overeenkomst (consistentie) tussen woorden en gedrag

b) De effecten van straffen

Lichaamsstraf en vaak straffen hebben ongewenste neveneffecten :

- De straf kan een model zijn voor agressie- Het kan de aandacht op hun eigen negatieve beleving vestigen (= persoonlijke bedreiging)- Ze leren om te straffende ouder te ontwijken / vermijden- Wanneer dit tot gunstige effecten leidt voor de ouders, kan dit resulteren tot misbruik- Het kan als “normaal” aanschouwd worden en zo doorgegeven worden aan de volgende generatie

Er zijn verschillende technieken om te straffen:

- Scherp terecht wijzen- Fysieke kracht gevaar - Warmte, redeneren voor lange-termijn doelen - Kracht + redeneren voor ernstige overtredingen

Vaak straffen heeft geen blijvende verandering voor het gedrag Hoe meer men straft, hoe meer er nadelige gevolgen zijn

Toch straft men vaak:

103

Page 104: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

-> herhaald straffen komt vaker voor bij jongere kinderen (peuters en kleuters), maar het is toch onrustwekkend hoog bij alle leeftijden

-> vaak wordt er een hard voorwerp gebruikt

-> Amerikanen hebben het idee dat lichaamsstraf geen nadelige gevolgen of zelf voordelen heeft als ouders van het kind houden. Deze stelling gaat enkel op indien zelden toegepast en in bepaalde sociale contexten (bv. Afro-Amerikanen)

Positieve strategieën hebben meer effect!

c) Alternatieven voor zwaar straffen

Time out= kinderen tijdelijk verwijderen uit omgeving (bv. naar de kamer sturen) tot ze bereid zijn zich gepast te gedragen (is milde vorm van straf)

Intrekken van privileges bv. kind mag niet meer naar tv kijken -> laat toe hardere bestraffing te vermijden

Efficiëntie van de straf kan men verhogen door:

- Consistentie over situaties heen- Warme ouder –kind relatie waardoor kinderen de goedkeuring van hun ouders willen terugwinnen- Toelichtingen (uitleg) geven over wat ze fout hebben gedaan, dit heeft een band met de verwachtingen.

d) Positieve disciplinering

= positieve samenwerking van de ouders – kinderen (bv. “goed gedaan!”)

Omvat ook verminderen van mogelijkheden voor ‘stout’ gedrag. Een hechte band tussen ouders en kinderen leidt ertoe dat kinderen gehoorzamen naar de ouderlijke eisen omdat ze het gevoel hebben dat ze een verplichting (verbintenis) hebben in de relatie.

C. Cognitieve ontwikkelingsbenadering

Kinderen worden hier gezien als actieve denkers over sociale regels(bij psycho-analyse en leertheorie worden kinderen gezien als passief)

Vanaf kleuterperiode hebben kinderen al morele oordelen.

Kleuters onderscheiden :

- Morele regelso Fundamentele rechten

- Sociale conventieso Hoe je je moet gedragen, afspraken, zoals bv. tafelmanieren

- Persoonlijke keuzeo Er worden geen rechten geschonden, het hangt enkel af van het individu o Bv. het is mijn kamer, dus ik moet niet opruimen als ik dat niet wil. Ik heb er last van, jij niet!

Kinderen leren deze onderscheidingen door actief betekenis te geven aan hun ervaringen

Morele regels Sociale conventies

104

Page 105: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Beschermen rechten en welbevinden van mensen Gewoonten zoals tafelmanieren of kledingstijlenSlachtoffers en andere kinderen reageren sterk op morele overtredingen

‘Peers’ reageren zelden op overtredingen van conventies

Volwassenen lichten gevoelens van slachtoffers toe Volwassenen geven minder toelichten, eisen gehoorzaamheid

Binnen het morele gebied is het denken nog rigied, d.w.z. enkel op basis van opvallende kenmerken van de situatie. Bv. “stelen is altijd fout”.

Hoe onderscheiden ze morele imperatieven van sociale conventies? Door sociale ervaringen leren ze te denken over morele kwesties!

Leeftijdsgenoten reageren minder fel op overtredingen van sociale conventies Ruzies om rechten, bezittingen en eigendom met broers/zussen en leeftijdsgenoten helpen kinderen hun

eerste ideeën over gerechtigheid en eerlijkheid uit te werken Volwassenen moeten omgaan met het overtreden van regels Volwassenen moeten hun communicatie aanpassen naar wat hun kinderen kunnen begrijpen , zoals

verhaaltjes vertellen met morele implicaties, prosociaal gedrag aanmoedigen en het kind zachtjes stimuleren om verder na te denken , zonder kritisch of vijandig te zijn.

Kinderen die niet graag gezien zijn (niet populair), kennen het onderscheid tussen moreel-conventioneel niet zo goed.

D. De andere kant van moraliteit: ontwikkeling van AGRESSIE a) Types van agressie

InstrumenteelBedoeld om het kind iets (bv. voorwerp, voorrecht, ruimte) te laten bekomen dat het wil (bv. roepen, anderen wegduwen)Niet de bedoeling om iemand te kwetsen

Vijandig

Bedoeld om iemand te kwetsen- Fysiek (direct/ indirect)

= lichamelijk nadeel (bv. slaan, schoppen)- Verbaal (altijd direct)

= bedreiging met fysieke agressie, belediging, treiteren

- Relationeel (direct/indirect)= schade aan sociale relaties (bv. uitsluiting, geruchten verspreiden)

Fysieke agressie:

- Direct: bv. een persoon slaan- Indirect: bv. dingen van hem/haar kapot doen als hij/zij niet in de buurt is

Relationele agressie:

- Direct: bv. “Doe wat ik zeg of ik ben niet langer jouw vriend” - Indirect: bv. geruchten verspreiden, weigeren om met een leeftijdsgenoten te praten of vriendschappen

manipuleren door achter iemand zijn rug lelijke dingen te zeggen.

b) Evoluties over de tijd Fysieke agressie neemt af Verbale agressie neemt toe Instrumentele agressie neemt af (compromis over bezittingen)

105

Page 106: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Vijandige agressie neemt toe: vijandige intenties van anderen beter herkend en daardoor gaan ze terugslaan

c) Geslachtsverschillen - Jongens

o Meer openlijke agressie en op verschillende manieren o Mannelijke geslachtshormonen (androgenen)o Spelen vaker competitief spel in grotere groepen o Geslachtsrollen

- Meisjes o Reputatie: meer verbale en relationele agressieo In feite: meer geconcentreerd relationeel en indirect

d) Oorzaken - Individuele verschillen

o Temperament: impulsief, overactief- Gezin

o Harde, inconsistente discipline (vooral bij jongens!)o Cycli van disciplinering: “jammeren” totdat ouders toegeven. Als deze cycli vaker gaan voorkomen,

generen ze angst en irritatie bij andere familieleden die al snel deel gaan uitmaken van de vijandige interacties.

o Kritische, bestraffende ouders: meer agressie - Televisie

o Tekenfilms zijn het meest gewelddadig o Jonge kinderen zijn het meest beïnvloedbaar, omdat ze het onderscheid tussen fictie en realiteit

nog niet goed begrijpen. (gaan dat achterna doen)o Gewelddadige tv en video en computerspelletjes verhoogt de vijandige gevoelens en agressief

gedrag o Meeste tv geweld toont geen serieuze gevolgen voor het slachtoffer en maar enkele programma’s

veroordelen geweld of tonen andere manieren om problemen op te lossen-> ouders hebben het daar moeilijk mee

o De tijd dat besteed wordt aan tv kijken in de kindertijd en adolescentie, voorspelt het agressieve gedrag in de volwassenheid

o Jongens kijken vaker naar gewelddadige programma’s dan meisjes o Erg agressieve kinderen worden meer vijandigo Hoe meer je naar tv kijkt, hoe meer het geweld in de samenleving overschat wordto Oplossingen:

V-chip (Violance chip) in alle nieuwe tv’s waardoor ongepast programma’s kunnen geblokkeerd worden door de ouders + beoordeling van programma’s

e) Behandelingsprogramma’s - Vroeg er aan beginnen- Doorbreken van cycli van vijandigheid (door bv. niet toe te geven, verbale beledigingen vervangen door

effectievere strategieën en commando’s de groeperen met redenen) en het promoten van effectieve manieren om om te gaan met anderen

- Aanleren van emotionele competentie en betere manieren om om te gaan met ‘peers’ bv. empathie en sympathie

- Training in het oplossen van sociale problemen= conflicten uitbeelden, manieren van oplossen bespreken, inoefenen van succesvolle strategieën

106

Page 107: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

6. Stereotiepe geslachtsrollen

Geslachtsrol-stereotypering (‘gender typing’) = iedere associatie van voorwerpen, activiteiten, rollen of (persoonlijkheids)trekken met één van de geslachten op een manier die aansluit bij de culturele stereotypes

Theorieën:- Sociaal leren: versterking en model-leren- Cognitieve ontwikkelingstheorie: kind als actieve denker- Geslachtsschema’s : combinatie van de 2 vorige

A. Geslachtsgebonden overtuigingen en geslachtsgebonden gedrag

Vanaf 2 jaar kunnen kinderen termen als “jongen” en “meisje” correct gebruiken

Kleuters associëren speelgoed, gereedschappen, gezinsitems, spelletjes, kleuren, ... met sekse. En hun acties reflecteren hun overtuigingen, niet enkel in de voorkeuren van het speelgoed, maar evengoed in persoonlijkheidstrekken:

- Jongens: actief, assertief, openlijke agressie- Meisjes: angstig, afhankelijk, relationeel agressief

Geslachtsgebonden overtuigingen worden sterker in de kleuterperiode (er worden bv. geen afwijkingen geduld: “mannen dragen geen rokken “(kilt), meisjes kunnen geen politie zijn en jongen kunnen niet voor baby’s zorgen)

Kleuters begrijpen nog niet dat kenmerken die samenhangen met het geslacht niet bepalen of iemand mannelijk of vrouwelijk is!

B. Invloeden op geslachtsrollena) Genetische invloeden

Evolutionaire aanpassingswaarde:

- Mannen: competitie om vrouwelijke partners, daardoor dominantie- Vrouwen: opvoeden van kinderen, daardoor intimiteit en responsiviteit

Hormonen (androgenen) bepalen de stijl van het spelen:

- Jongens: ruwe en lawaaierige bewegingen- Meisjes: kalm en rustige handelingen

Door de verschillende stijl van spelen gaan ze geleidelijk aan meer leden van het eigen geslacht gaan opzoeken om mee te spelen.

b) Omgevingsinvloeden (1) Ouders

Ouders hebben geslachtsgebonden opvattingen

Direct o Het opvoedingsgedrag

Bv. Verschillende speelstijlen aanmoedigen bij jongens en meisjes Bv. Onafhankelijkheid versterkt bij jongens, intimiteit en afhankelijkheid bij meisjes

107

Page 108: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Bv. Moeders gaan vaker emoties benoemen voor meisjes en verklaren voor jongens Indirect

o Aanwijzingen in taal Bv. moeders noemen het geslacht van figuren in prentenboeken Bv. moeders doen algemene uitspraken over geslacht

(“Jongens kunnen matroos zijn”, “meisjes houden meestal niet van vrachtwagens”)

Hoe minder traditioneel de ouders zijn, hoe minder de kinderen stereotiep zijn.

Jongens zijn het meest stereotiep door de invloed van de vaders.

(2) Leraren (kleuterschool)> Meisjes worden meer aangemoedigd om deel te nemen aan activiteiten die gestructureerd zijn door

volwassenen, jongens worden meer aangemoedigd om deel te nemen aan ongestructureerde activiteiten. Meisjes gaan zich meer rond de leraar nestelen en de aanwijzingen volgen, terwijl jongens aangetrokken worden door de plaatsen in de klas waar de leerkrachten het minst bij betrokken worden.

> Leraren zijn meer afkeurend en controlerend tegenover jongens

(3) Leeftijdgenoten > Versterken gedrag dat past bij het eigen geslacht> Bekritiseren het gedrag dat hoort bij het ander geslacht. Jongens laten jongens met “vrouwelijk” gedrag

laten ze links liggen. > Jongens en meisjes hebben een andere stijl van sociale beïnvloeding waardoor ze minder met elkaar

omgaan o Jongens spelen meestal in grote groepen en commanderen, dreigen en fysieke kracht horen daarbijo Meisjes spelen vaak in groepjes van 2 , ze gebruiken vriendelijke verzoeken, overreding en

aanvaarding. > Kleuters bevoordelen hun eigen groep.

(4) De bredere sociale omgeving

Beroepen, vrijetijdsactiviteiten, entertainment tv en prestaties van mannen en vrouwen ...

C. Geslachtsidentiteit (‘gender identity’)

= beeld van zichzelf als iemand met relatief mannelijke of vrouwelijke kenmerken.

3 vormen:

Mannelijko Hoge score op mannelijke kenmerkeno Lage score op vrouwelijke kenmerken

Vrouwelijko Lage score op mannelijke kenmerkeno Hoge score op vrouwelijke kenmerken

Androgynieo Zowel hoog op mannelijke als op vrouwelijke kenmerken

Ongedifferentieerd o Zowel laag op mannelijke als op vrouwelijke kenmerken

Geslachtsidentiteit is een goede voorspeller van psychologische aanpassing:

108

Page 109: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

> Mannelijke en androgyne hebben een hoge zelfwaardering > Vrouwelijke hebben een lage zelfwaardering (vrouwelijke kenmerken zijn niet sterk gewaardeerd in de

maatschappij)> Androgyne mensen zijn ook flexibeler, ze passen zich aan aan de situatie

bv. mannelijke onafhankelijkheid of vrouwelijke sensitiviteit, afhankelijk van de situatie

a) Geslachtsidentiteit in de vroege kindertijd

Sociale leertheorie: - Gedrag komt voor zelfperceptie - Geslachtsstereotiep gedrag leidt tot geslachtsidentiteit

Cognitieve ontwikkelingstheorie: - Zelfperceptie komt voor gedrag - Kinderen ontwikkelen een geslachtsconstantie(‘gender constancy’) = inzicht dat het geslacht biologisch bepaald is en hetzelfde blijft, zelfs als de kleren, haarstijl en spelactiviteiten veranderen. (verworven aan het einde van de kleutertijd, 6 jaar) -> Dit idee gaan ze dan gebruiken om hun gedrag te leiden.

Het beheersen van deze geslachtsconsistentie is geassocieerd met de verworvenheid van conservatie en verschijning – realiteit.

Opgelet: kinderen informatie geven over genitale verschillen resulteert niet in geslachtsconstantie-> suggereert dat cognitieve onrijpheid, niet sociale ervaring, verantwoordelijk is voor de moeilijkheid voor kleuters om te permanentie van de sekse te begrijpen.

Maar dit kan niet alles verklaren, ook jonge kinderen vertonen al geslachtsgebonden gedrag. De rol van geslachtsconstantie in ontwikkeling van de geslachtsidentiteit is onduidelijkMaar zodra kinderen over geslachtsrollen nadenken, wordt hun geslachtsgebonden gedrag versterkt.

Gender-schema theorie - Combinatie van sociale leer- en cognitieve ontwikkelingstheorieën

b) Theorie van de geslachtsschema’s (‘gender schema theory’)

= informatieverwerkingsbenadering van geslachtsrolstereotypering die elementen combineert van sociale leertheorie en de cognitieve ontwikkelingstheorie. Ze legt uit hoe dat zowel omgevingsinvloeden als het denken van het kind samen vorm geven aan de ontwikkeling van geslachtsrollen bij kinderen.

Kinderen leren al jong geslachtsgebonden voorkeuren (sociale leertheorie) Kinderen organiseren ook al snel hun ervaringen in geslachtsschema’s (cognitieve

ontwikkelingstheorie)

= mannelijke en vrouwelijke categorieën waarmee ze hun wereld interpreteren Opgelet: Hier: schema als een schematische voorstelling van iets. Bij Piaget : schema als wat in een handeling kan herhaald worden !

109

Page 110: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Indien de jongen zich houdt aan het geslachtsschema, dan is hij een genderschematisch kind zijn ‘gender schema filter’ maakt gender direct relevant (“spelen jongens met poppen?”)Indien de jongen zich niet houdt aan de schema’s, dan is hij genderaschematisch kind zijn ‘interest filter’ speelt een rol (“vind ik het speelgoed leuk?”)

Geslachtsschema’s hebben een sterk effect!: wanneer kinderen anderen op een inconsistente manier zien gedragen, kunnen ze:- Zich de informatie niet herinneren - De herinneringen vervormen tot ze overeenkomen met de geslachtsschema’s bv. een verpleger is in hun herinnering een dokter

En omdat genderschematische kleuters concluderen dat wat zij leuk/lekker vinden, andere kinderen van hun eigen geslacht ook moeten leuk/ lekker vinden, gebruiken ze vaak hun eigen voorkeuren om toe te voegen aan hun gendervooroordelen.bv. meisjes lust geen oester, dus denken ze dat alleen jongens oesters lusten.

D. Vermindering geslachtsstereotypering

Algemeen: ervaringen die ingaan tegen stereotypen

> Ouders kunnen zelf minder aan zulke stereotypering doen, in eigen gedrag en in aanbod activiteiten aan de kinderen.

> Leraren kunnen hun omgang met meisjes en jongens aanpassen. Ze kunnen er voor zorgen dat alle kinderen evenveel deelnemen aan gestructureerde activiteiten door volwassenen als ongestructureerde activiteiten

> Kinderen afschermen van tv> Taal met stereotype uitdrukkingen vermijden > Kinderen wijzen op uitzonderingen op de regel (bv. ongewone beroepen)> Redeneren hierover helpt om ‘gender-biased’ denken te verminderen

7. Kinderen opvoeden en emotionele en sociale ontwikkelingA. Opvoedingsstijlen

Tot nu toe zijn er verschillende opvoedingspraktijken afzonderlijk bestudeerd (bv. sensitiviteit, model bieden)Nu worden deze opvoedingsstijlen samengebracht in een globale visie op effectief opvoeden

Opvoedingsstijlen = combinaties van opvoedingsgedragingen die voorkomen over een breed bereik van situaties en daardoor een duurzaam opvoedingsklimaat doen ontstaan

4 opvoedingsstijlen:

a) Klassieke benadering

2 dimensies: WARMTE en CONTROLE

Democratisch meest succesvol

110

Page 111: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Democratisch Toegeeflijk

Autoritair Niet-betrokken

o Warmte: hoogo Controle: hoog

Autoritair geen uitleg geven bij straffen door gebrek aan warmte o Warmte: laago Controle: hoog

Toegeeflijko Warmte: hoogo Controle: laag

Niet-betrokken o Warmte: laag o Controle: laag

Toegankelijk

Eisend Niet-eisend

Niet-toegankelijk

b) Hedendaagse benadering

3 opvoedingsdimensies: WARMTE, CONTROLE en AUTONOMIE TOEKENNEN

Democratische stijlo Warmte: hoog

Controle: hoog, maar past zich aanAutonomie: aangepast niveau

o Ouders zijn warm, aandachtig, sensitief voor de noden van hun kinderen o Standvastige en geloofwaardige controle, ze stemmen in met volwassen gedrag en geven

redenen voor hun verwachtingen o Ze geven geleidelijk aan autonomie en laten het kind zelf beslissingen maken op gebieden waar

ze klaar voor zijn o Is meest succesvolle opvoedingsstijl

Positieve stemming Zelfcontrole, doorzettingsvermogen Goed samenwerken met anderen Hoge zelfwaardering Rijpheid op sociaal en moreel vlak Goede prestaties op school

Autoritaire stijlo Warmte: laag

Controle: hoogAutonomie: laag

111

Page 112: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

o Ouders komen koud en afwijzend over o Ze roepen, commanderen, bekritiseren en dreigen “doe het omdat ik het zeg”o Negatieve effecten:

Kinderen zijn angstig en ongelukkig Ze reageren vijandig bij frustratie Jongens tonen woede en opstandig gedrag Meisjes zijn afhankelijk, exploreren weinig en hebben moeite met uitdagende

opdrachteno Deze ouders maken ook vaker gebruik van psychologische controle (hiervoor gedragscontrole)

= meer subtiele vorm van controle waarbij ouders binnendringen in en manipulerend optreden in de verbale expressie, individualiteit, en gehechtheid aan de ouders

Ze komen tussen in beslissingen/keuze van vrienden Affectie afhankelijk van de gehoorzaamheid Indien ze ontevreden zijn trekken ze hun liefde terug Ze hebben buitensporig hoge (en onaangepaste) verwachtingen

Kinderen die hieraan blootgesteld zijn, zijn vaak angstig, teruggetrokken, uitdagend en agressief Toegeeflijke stijl

o Warmte: hoog; té toegeeflijk/geen aandachtControle: laagAutonomie: niet aangepast aan de leeftijd, ze kunnen en mogen altijd alles(ze doen dit uit overtuiging of bij gebrek aan vertrouwen van het eigen kunnen)

o Negatieve effecten Kinderen zijn impulsief, ongehoorzaam en rebellerend Ze stellen te hoge eisen aan en zijn te afhankelijk van volwassenen Ze zetten minder door bij opdrachten Jongens tonen afhankelijk gedrag en leveren geen prestaties

o Maar er zijn ook positieve effecten in de adolescentie! Niet-betrokken stijl

o Warmte: laagControle: laagAutonomie: onverschillig, de ouders zijn er niet mee bezig(ze doen dit doordat ze depressief zijn of te veel stress hebben, waardoor geen aandacht voor de kinderen)

o Extreme vorm = verwaarlozing (‘neglect’)o Negatieve effecten

Vooral als het vroeg begint zijn praktisch alle aspecten van de ontwikkeling verstoord (gehechtheid, denken, emotionele en sociale vaardigheden)

o Bij minder extreme gevallen zijn er ook veel problemen !

B. Wat maakt de democratische opvoedingsstijl zo effectief?

Het is niet enkel zo dat een goede opvoeding leidt tot brave kinderen, ook zijn brave kinderen makkelijk op te voeden. Longitudinaal onderzoek toont aan dat democratisch opvoeden negatief gedrag vermindert en dat controlerend optreden problemen doet toenemen. Ook is de relatie tussen parenting en de eigenschappen van kinderen wordt steeds meer bidirectioneel.

Verklaring van de werking:

112

Page 113: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Ouders vormen een model Controle verloopt eerlijk en redelijk: het is geïnternaliseerd, waardoor kinderen zich meer gaan schikken Controle en autonomie komt overeen met de mogelijkheid van de kinderen tot verantwoordelijkheid over

hun eigen acties. Door kinderen te laten weten dat ze competente individuen zijn die dingen succesvol kunnen doen uit zichzelf, moedigen ouders zelf waarde en cognitieve en sociale rijpheid aan.

Steun beschermt negatieve effecten zoals familiale stress en armoede

C. Culturele varianten

Etnische groepen hebben verschillende ideeën en praktijken over opvoeding van de kinderen.

China: meer controlerend, maar ook warm Spaans sprekend: groot respect voor de vader, maar vader speelt veel met kinderen Afro-Amerikanen: veel strikter

o Belang voor zelfcontroleo In gevaarlijke buurten o Maar ook veel warmte!

Conclusies: opvoedingsstijlen kunnen alleen begrepen worden in bredere ecologische context.

D. Kindermishandeling

Er zijn verschillende vormen van kindermishandeling:

Lichamelijke mishandeling Seksueel misbruik Verwaarlozing

o Er niet in slagen om tegemoet te komen aan de basisbehoeften van het kind, zoals eten, kleding, medische aandacht en supervisie

Emotionele mishandeling o Gebrek aan affectie en emotionele steuno Handelingen zoals belachelijk maken en vernederen

Patronen:

Ouders: 80%, andere verwanten: 7% Bij moeders vaker verwaarlozing Bij vaders vaker seksueel misbruik Bij jongere kinderen vaker verwaarlozing Bij oudere kinderen de overige vormen

a) Factoren die verband houden met kindermishandeling

Vroeger: psychische stoornis ouderNu: ecologische theorie (Bronfenbrenner)

(1) Kenmerken gezin (kind en ouders) Kenmerken kind:

Kinderen wiens karakteristiek een uitdaging vormt om op te voeden, zijn een groter risico voor mishandeling:-> Prematuur kindjes-> Zieke kindjes

113

Page 114: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

-> Kindjes met een moeilijk temperament -> Overactieve of onaandachtige kindjes -> Andere ontwikkelingsproblemen

Kenmerken ouders:

Maar of zo’n kind werkelijk mishandeld wordt hangt af van de karakteristieken van de ouders.

Ouders die mishandelen kunnen confrontaties met het kind minder goed aan en hebben een negatief vooroordeel, zoals “het kind is koppig of stout”.

Eenmaal kindermishandeling in gang is gezet, houdt het zichzelf in stand en wordt het erger en wordt communicatie uitsluitend negatief. Ouders die mishandelen reageren op stressvolle situaties met emotionele opwinding.

Kenmerken van het gezin

Veel voorkomend:

Laag inkomen Werkloosheid Partnerconflicten Overbevolking Veel verhuizen Extreme disorganisatie in het huishouden Gevolg:

Basisverantwoordelijkheden t.o.v. van opvoeding zijn te zwaar Ze reageren hun frustraties af op het kind

(2) Gemeenschap

Bredere gemeenschap: ouders zijn geïsoleerd van informele en formele sociale ondersteuning

Informeelo Geen steun van vrienden en verwanten

Wantrouwen en anderen vermijden Onvoldoende sociale vaardigheden

Formeel o Wonen in niet-stabiele, vervallen wijken

Geen parken, kinderopvang, kleuterscholen of ontspanningscentra(3) Cultuur

Ze hebben geweld gezien als manier om problemen op te lossen

In USA en Canada zijn lichaamsstraffen op school toegelatenIn alle andere geïndustrialiseerde landen zijn lichaamsstraffen bij wet verboden

b) Gevolgen kindermishandeling

Effecten:

Minder emotionele zelfregulering, empathie en sympathie Negatief zelfconcept

114

Page 115: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Minder sociale vaardigheden Minder gemotiveerd op school

Op termijn: ernstige leer- en aanpassingsproblemen

Verklaring:

“Leerprocessen”o Door de vijandige cycli en vaak ook mishandeling van de partner leert het kind dat agressie de

manier is om problemen op te lossen Negatieve boodschappen van de ouders waarin kinderen beledigd, gekleineerd, geterroriseerd en

afgewezen worden, resulteert in een lage zelfwaardering, angst en zelfverwijt (na een tijd kan het zo erg zijn dat dit leid tot een zelfmoordpoging)

De trauma van herhaalde mishandeling brengt fysiologische veranderingen teweeg zoals:o Abnormale hersengolven, omvang en functioneren cortex, meer stresshormonen

c) Preventie kindermishandeling

De preventie moet zich richten op alle niveaus:

Gezin Gemeenschap Cultuur

Allerlei benaderingen

Aanleren van effectieve ouderschapstechnieken Vak ‘ontwikkelingspsychologie’ in het secundair onderwijs Brede sociale programma’s voor mensen met een lagere SES

Ook effectief:

Sociale ondersteuning (vermindert stress) Minstens één persoon hebben die ze vertrouwen ‘Parents Anonymous’ is een Noord Amerikaanse organisatie die als hoofddoel heeft om ouders die

mishandelen constructieve parenting oefeningen aan te leren, ook vooral sociale ondersteuning Huisbezoeken door een getrainde verpleegster die de moeder helpt om te gaan crisissen, helpt in het goed

opvoeden en toegang geeft tot gemeenschapagentschappen om met andere families in nood in contact te komen (‘Nurse-Family Partnership’; NFP)

115

Page 116: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

HOOFDSTUK 9: COGNITIEVE ONTWIKKELING IN DE LAGERE SCHOOLLEEFTIJD

1. Piaget: het concreet operationeel stadium

= van 7 tot 11 jaar. Het denken wordt logischer, flexibeler en beter georganiseerd dan in de vroege kindertijd (kleuterperiode)

A. Verworvenheden van het concreet operationeel stadiuma) Conservatie

Conservatietaken worden nu wel correct opgelost door operaties

= mentale handelingen die gehoorzamen aan logische regels

op deze leeft in staat tot decentratie i.p.v. centratie= ze focussen zich op meerdere aspecten van het probleem en brengen ze met elkaar in verband i.p.v. zich op één aspect te richten zoals bij centratie

Omkeerbaarheid = vermogen om te denken in een reeks van stappen en dan in gedachten de richting omkeren en weer op het uitgangspunt terugkeren (is een onderdeel van elke logische operatie)

bv. nu zegt het kind dat het water evenveel is in beide glazen, want het één is wel hoger, maar het andere is breder “giet het maar eens terug in het vorige glas en dan zal je wel zien dat dat hetzelfde is”

b) Classificatie

Tussen de leeftijd van 7 en 10 jaar slagen kinderen in de klasinclusietaak van Piaget

Ze zijn zich meer bewust van hiërarchie in classificatie Ze kunnen zich focussen op 3 soorten relaties tegelijkertijd

c) Seriatie

= het vermogen om items te ordenen langs een kwantitatieve dimensie, zoals lengte of gewichte

Bv. staven van verschillende lengte ordenen:

a) b) c)

116

Page 117: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Kleuters vormen een rij maar maken veel fouten In de lagere school beginnen ze met de kortste staaf en gaan ze systematisch verder werken tot de reeks

volledig is (zie a)

b: ze vormen langs boven een rechte schuine lijn, maar vanonder klopt het niet, dus ze letten niet op meerdere factoren.

c: in het begin doen ze het goed, maar daarna verliezen ze de aandacht en lukt het niet meer.

Transitieve inferentie:3 staven van verschillende lengte en kleur: staaf A is langer dan staaf B, en staaf B is langer dan staaf C dan moet het kind de inferentie maken: dan is staaf A langer dan staaf C (vanaf dan mogelijk om met rekenen aan de slag te gaan)= opnieuw tegelijk integreren van 3 soorten relaties.

d) Spatiaal redeneren

Cognitieve kaarten = mentale voorstellingen van bekende plaatsen van grotere omvang (bv. de buurt, school, ...)-> wanneer kinderen zo’n kaart tekenen, vereist dit het grijpen van een perspectief. En omdat zo’n gehele plaats vaak niet ineens kan gezien worden, moeten kinderen deze gehele layout infereren door zijn aparte delen met elkaar te verbinden.

Jonge kinderen plaatsen vooral oriëntatiepunten (‘landmarks’) op de kaart die zij tekenen. Ze doen het beter wanneer hen gevraagd wordt om met stickers aan te duiden waar bijvoorbeeld het bureau staat in een kaart van hun klas. Maar wanneer de map gedraaid wordt, hebben ze problemen.

Rond de leeftijd van 8 tot 10 jaar zijn de kaarten beter georganiseerd en staan de oriëntatiepunten langs een georganiseerde reisroute.

Op hetzelfde moment zijn kinderen beter in staat om een duidelijk, welgeorganiseerde instructies te geven om van een bepaalde plaats naar een andere te gaan door het gebruik van een “mental walk”strategie, d.w.z. de bewegingen van een andere persoon voor te stellen volgens een route.

Er zijn ook verschillen tussen culturen:

Niet westerse landen:o Mensen gebruiken zelden kaarten om hun weg te vinden maar baseren zich op informatie van

hun buren bv. o Rijden minder vaak in auto’s o Wandelen vaker o resulteert in intieme buurkenniso Wanneer aan deze kinderen gevraagd wordt om een kaart te tekenen van hun buurt, dan

tekenen ze veel oriëntatiepunten en aspecten van het sociale leven, zoals mensen op een fiets Westerse landen:

o Gebruiken vaak kaarten o Rijden vaak in auto’so Wanneer aan deze kinderen gevraagd wordt om een kaart te tekenen van hun buurt, dan

tekenen ze een meer formeel, uitgebreide plaats en worden hoofdstraten aangeduid en aanwijzingen (‘key directions’), maar weinig oriëntatiepunten.

117

Page 118: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

B. Beperkingen in het concreet operationeel denken

Een belangrijke beperking: kinderen denken enkel georganiseerd en logisch als ze omgaan met concrete informatie die direct waarneembaar is, maar doen dit niet met abstracte categorieën. Bv. bij transitieve inferentie: ze kunnen dit met 3 staven die getoond worden, maar niet met een hypothetische versie van dezelfde taak zoals “Susan is groter dan Sally, en Sally is groter dan Mary. Wie is het grootst?”

Ze denken dus eerst toegepast op concrete situaties

Het concreet operationeel denken wordt geleidelijk aan verworvenBv. eerst conservatie van het aantal, en dan pas conservatie van de andere vormen zoals gewicht en lengte. = continuüm van verwerving = geleidelijk aan beheersen van logische begrippen. (ontwikkeling binnen een stadium)

C. Recent onderzoek Recent onderzoek toont aan dat specifieke culturele en schoolse praktijken veel te maken hebben met het

kunnen uitvoeren van de taken van Piaget. Informatieverwerkingsonderzoek helpt het geleidelijk beheersen van logische concepten in de lagere

schoolleeftijd uit te leggen

a) De impact van de cultuur en formele opleiding (school)

Cultuur : in niet-westerse culturen (weinig school) conservatie vaak later verworven, nl 11 jaar of later)Dit suggereert dat deelnemen aan alledaagse activiteiten kinderen helpt om conservatie en andere problemen van Piaget te beheersen.

School : kinderen die al langer naar school geweest zijn doen het beter op Piaget taken

Context : maar ook ervaring met niet-schoolse activiteiten bevorderen concreet operationeel denken bv. meisjes die leren weven in Mexico als alternatief voor naar school gaan. Noord Amerikaanse kinderen van dezelfde leeftijd doen het veel beter op de taken van Piaget, maar hebben moeilijkheden met weefproblemen.

DUS: logisch denken ontwikkelt niet spontaan, maar onder invloed van opleiding, context en cultuur (zie theorie Vygotsky!)

b) De kijk van informatieverwerking op concreet operationeel denken

Neo-Piagetiaanse theoretici argumenteren dat de ontwikkeling van het operationeel denken een geleidelijke verbetering van informatieverwerking is en geen plotse overgang naar een nieuwe stadium.

O.a. Robbie Case: cognitieve schema’s worden meer automatisch en eisen minder aandacht, waardoor meer plaats in het werkgeheugen zodanig dat kinderen zich kunnen concentreren op het combineren van oude schema’s of het vormen van nieuwe (bv. conservatietaak)

Wanneer schema’s van een Piaget stadium automatisme geworden zijn, is er meer werkgeheugen beschikbaar om deze schema’s te integreren in een verbeterde representatie. Resultaat: kinderen verwerven centrale conceptuele structuren = netwerken van begrippen en relaties die denken bevorderen in veel verschillende situaties

Case en zijn collega’s ontdekten dat:

118

Page 119: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Eerst: kinderen zich concentreren op 1 dimensie bv. in een verhaal maar 1 verhaallijn volgen, in een tekening elk object apart tekenen waardoor mama, papa en huis op 1 lijn en gelijke grootte.

Dan: kinderen zich richten op twee dimensies bv. 2 verhaallijnen en tekeningen die zowel de kenmerken als de relatie tussen objecten onderling weergeven

Tenslotte: kinderen meerdere dimensies integreren bv. hun tekeningen houden rekening met verschillende punten van referentie, zoals ver,dichtbij, ze brengen dus perspectief aan.

Dus de theorie van Case geeft een verklaring voor het geleidelijk verwerven van logische begrippen:

Conservatietaken stellen verschillende vereisten inzake informatieverwerking; dus meer of minder werkgeheugen

Ervaringen van kinderen verschillen sterk (bv. sommigen tekenen meer, andere vertellen meer verhalen)

Als kinderen de centrale conceptuele structuren van hun eigen leeftijd niet hebben, dan kunnen die aangeleerd worden (training)Transfer naar schoolse taken, vandaar toepassingen in onderwijssettings.

D. Evaluatie van het concreet operationele stadium

Piaget had gelijk dat kinderen in de lagere school veel meer systematisch en rationeel denken dan kleuters.

Maar onduidelijk of dit nu een kwestie is van:

Continue verbetering van logische vaardigheden (informatieverwerking) Discontinue herstructureringen van het denken (Piaget)

Waarschijnlijk beide soorten van veranderingen.

Piaget voelde zoiets aan met zijn begrip van geleidelijk beheersen van logische begrippen.

Conclusie: combinatie van Piaget en informatieverwerkingstheorie biedt het meest perspectief om ontwikkeling van het denken in de lagere schoolleeftijd te begrijpen.

2. Informatieverwerking

Piaget focust zich vooral op een algemene cognitieve verandering

Informatieverwerking onderzoekt de verschillende aspecten van het denken.

Belangrijke verbeteringen in de informatieverwerking:

Toename van informatieverwerkingscapaciteit o Tijd die nodig is voor verwerking neemt bij vele taken af tussen 6 en 12 jaar

Door (biologische basis): Myelinisatie Vermindering aantal actieve synapsen

o Synaps = uitloper van een zeuwcel naar een uitloper van een ander zenuwcel. Onactieve synapsen worden geleidelijk aan uitgeschakeld.

119

Page 120: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

o Werkgeheugen neemt toe

Toename van cognitieve inhibitie o Inhibitie = de mogelijkheid tot het onderdrukken van interne en externe stimuli die afleideno Door: verdere ontwikkeling van frontale lob en de hersencortex (biologische basis)

Buiten de ontwikkeling van de hersenen, spelen strategieën ook een rol (zie verder)

A. Aandacht

Aandacht wordt meer:

- Selectiefo Ze hebben enkel aandacht voor wat relevant iso Onderzocht door het toevoegen van niet relevante stimuli in taken

- Aanpasbaaro Ze passen hun aandacht aan aan de eisen van de situatie o Onderzocht door kinderen eerst iets te laten indelen volgens kleur en daarna volgens vorm

- Planmatigo Ze hanteren een meer gestructureerde aanpak van taken o Ze gaan systematisch zoeken naar gelijkenissen en verschillen, ze beslissen wat ze eerst en wat

laatst gaan doeno Kinderen leren ook plannen door samen te werken met meer ervaren anderen (Vygotsky!)

B. Geheugenstrategieën

= mentale activiteiten die we gebruiken om informatie op te slagen en te herinneren

> Herhaleno (voor zichzelf) herhalen van informatie o Komt voor het eerst voor in de vroege ‘grade school years’

> Organisereno Het groeperen van items die bij elkaar horeno Een strategie die herinnering fel verbetert

Het verbeteren van geheugenstrategieën vraagt veel tijd en moeite Hoe meer strategieën men gaat combineren, hoe beter men gaat onthouden Kinderen experimenteren met strategieën wanneer ze geconfronteerd worden met veel cognitieve uitdagingen.

> Elaboratie o Verdere uitwerkingo Een relatie, of gedeelde betekenis, tot stand brengen tussen twee of meer stukken informatie

die niet tot dezelfde categorie behoreno Start aan het einde van de lagere schoolleeftijd

H e rhalen O rgan isere n E lab o ra ti e

120

Page 121: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

o Bv. je moet 2 nieuwe woorden leren, nl. “vis” en “pijp”. Je maakt hiervan “een vis die een pijp rookt”

o Dit is een heel effectieve geheugentechniek die veel moeite vraagt en plaats in het werkgeheugen

o Komt steeds vaker voor in de adolescentie en de vroege volwassenheid

Organiseren en elaboratie combineren elementen tot betekenisvolle eenheden (‘chunks’) waardoor het werkgeheugen uitbreidt en de nieuwe informatie beter uit het geheugen kan opgeroepen worden.

Wanneer kinderen een nieuw item linken aan informatie die ze al weten, kunnen ze het gemakkelijker terugvinden door te denken aan andere items die daarmee geassocieerd zijn.

C. Kennisbestand en geheugen

In eerste instantie is er de rol van reeds aanwezige kennis

Maar als men meer weet over een bepaald onderwerp, dan is nieuwe informatie meer vertrouwd en makkelijk op te slaan en ook makkelijker weer op te roepen.

Schneider & Bjorklund onderzochten dit: (!)deze onderzoekers classificeerden kinderen van dezelfde leeftijd in experts of non-experts op vlak van voetbal. Vervolgens kregen beide groepen 2 lijsten met voetbaltermen en niet voetbaltermen die ze moesten leren.

Resultaat: - Experts herinnerden veel meer woorden van de voetballijst dan niet experts - Gedurende herinnering wat de lijst van items van experts beter georganiseerd - Op vlak van de lijst met niet voetbaltermen vond men geen onderscheid tussen experts en niet experts

dit resultaat suggereert dat kinderen met een brede kennis informatie over een bepaald onderwerp organiseren in hun area van expertise met weinig tot geen moeite.

Hiernaast speelt ook motivatie een rol: Als men meer weet over een onderwerp dan gaat men wat men al weet actiever gebruiken om meer bij te leren over dat onderwerp

Aan het einde van de basisschool hangen kennisbestand en geheugenstrategieën nauw samen.

D. Geheugen en cultuur

Rol van cultuur:

- Westerse cultuur: o Strategieën (herhalen, organiseren en elaboratie) bij taken waarbij men informatie onthoudt om de

informatie zelf o Deze kinderen krijgen zoveel oefening met dit type van leren dat ze andere technieken om te

onthouden die om cues baseren die beschikbaar zijn in het alledaagse leven, niet verfijnen. Zoals bv. spatiale locatie en arrangement van objecten.

- Niet westerse cultuur:o Andere technieken (bv. plaats in de ruimte of schikking van voorwerpen) als normaal bijproduct

van de activiteit zelf.

Conclusie: ontwikkeling geheugenstrategieën hangt af van:

121

Page 122: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

- Vlotter verwerken van informatie- Culturele omstandigheden en vereisten van de taak

E. ‘Theory of mind’

= set van ideeën over mentale activiteiten (wat is denken? Wat is geloven?...)

Kinderen van de lagere schoolleeftijd hebben een meer reflexieve, procesgerichte visie op het denken en op psychologische factoren die prestatie kunnen beïnvloeden (ze zien de hersenen als actief) :

> Beter inzicht in aandacht en geheugen> Ze vatten de relaties tussen mentale activiteiten beter

Bv. dat herinneren cruciaal is om te begrijpen en dat begrijpen het geheugen versterkt > Ze begrijpen dat mentale inferenties een bron van kennis zijn

doordat ze dit laatste begrijpen, hebben ze inzicht in “false belief” van de tweede orde , waardoor ze:

o Beter de redenen vatten waarom iemand anders tot een bepaalde overtuiging (‘belief’) komt

o Beter het standpunt van andere kunnen innemen Oorsprong :

o Ervaringen op schoolo Private taal, d.w.z. terwijl kinderen lezen, rekenen en schrijve

Illustratie van het begrijpen van “false belief” van de tweede orde:

De onderzoeker vertelt dit verhaal en laat deze foto’s zien. Vervolgens stelt hij de vraag “Waar denkt Lisa dat Jason de brief zal zoeken?”. Rond 7 jaar gaan ze het correcte antwoord geven, nl. “Lisa denkt dat Jason de brief onder zijn hoofdkussen zal zoeken”. (omdat zij niet gemerkt heeft dat Jason gezien heeft dat ze de brief in de schuif gelegd heeft)

F. Cognitieve zelfregulering

= proces van continu opvolgen van de vooruitgang in de richting van het gestelde doel, evalueren van de resultaten, en niet-succesvolle benaderingen een andere richting opsturen.

Kinderen hebben het hier heel moeilijk mee, ze hebben moeilijkheden met wat ze weten over denken in acties om te zetten. Bv. Lizzie weet dat ze items zou moeten groeperen wanneer ze hen herinnert en dat ze een moeilijke paragraaf opnieuw zou moeten lezen om zeker te zijn dat ze dat verstaat. Maar ze doet het daarom nog niet.

Om cognitieve zelfregulering te bestuderen, kijken onderzoekers soms naar de impact die het bewustzijn van geheugenstrategieën hebben op hoe goed ze herinneren.

122

Page 123: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Hoe meer kinderen weten over strategieën, hoe meer ze herinneren. Deze relatie wordt versterkt doorheen de lagere schoolleeftijd.

Cognitieve zelfregulering ontwikkelt zich geleidelijk, omdat zelfregulering veel vraagt.

Ouders en opvoeders kunnen helpen bij zelfregulering door bv. goede strategieën te suggereren en uit te leggen waarom ze werken.

Indien veel zelfregulering zelfvertrouwen in prestaties op school

Indien weinig zelfregulering aangeleerde hulpeloosheid

G. Informatieverwerking en leren op school a) Lezen

Om te lezen zijn er veel vaardigheden nodig. Het is zo veeleisend dat deze vaardigheden automatisme zouden moeten zijn. Wanneer dit niet het geval is en er enkele onderontwikkelt zijn, zullen ze strijden voor plaats in ons beperkt werkgeheugen. Hierdoor zullen prestaties in lezen dalen.

Fonologisch bewustzijn= het vermogen om na te denken over en om te gaan met de klankstructuur van de gesproken taal, zoals dat blijkt uit gevoeligheid voor veranderingen in klanken in woorden en voor niet-correcte uitspraak.

> Het voorspelt lees- en spellingsprestaties > Helpt kinderen om onderdelen in gesproken taal af te zonderen en met elkaar te verbinden, waardoor

ze beter lezen

Ook andere vaardigheden zorgen ervoor dat ze beter kunnen lezen:

- Snelheid van informatieverwerking - Visueel scannen en onderscheidingsvermogen Als men al deze vaardigheden efficiënt uitvoert, verlicht dit het werkgeheugen waardoor moeilijkere

activiteiten, zoals het begrijpen van de betekenis van de tekst , mogelijk wordt.

Hoe kan men het lezen het best aanleren? -> 2 benaderingen:

Globale benaderingo Lezen aangeleerd zoals natuurlijke taalverwerving. Kinderen moeten blootgesteld worden aan

een tekst in zijn volledige vorm (brieven, verhalen, gedichten,...) zodat ze de communicatieve functie van geschreven taal leren appreciëren.

o Zo lang het lezen volledig blijft en betekenisvol is, zullen kinderen gemotiveerd zijn om de specifieke vaardigheden die ze nodig hebben te ontdekken.

Fonetische benaderingo Lezen aangeleerd door aanbieding van vereenvoudigde leesmaterialen. o Eerst: aandacht voor fonetiek (= basisregels voor omzetten van geschreven symbolen in

klanken)o Daarna: complexere leesmaterialen

Een combinatie van beide helpt kinderen het meest bij het leren lezen Waarom?

Kinderen de relatie aanleren tussen letters en geluiden stelt het kind in staat om woorden die ze nog nooit eerder gezien hebben te ontcijferen

123

Page 124: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Maar wanneer het oefenen van basisvaardigheden te veel benadrukt is, kunnen kinderen het doel van het lezen uit het oog verliezen, nl het begrijpen.

b) Rekenen

Grote vooruitgang bij kinderen op de basisschool.

Hoe men rekenen moet aanleren, is analoog aan de discussie over leren lezen:

- “Drill” (vaak inoefenen)- “Getalgevoelig” (inzicht)

Idem voor meer complexe vaardigheden bv. “lenen” bij aftrekken en werken met breuken.

Kinderen die zwak presteren bij het aanleren van de basis van rekenen hebben niet geëxperimenteerd met strategieën om te zien welke het meest effectief zijn. -> Dit toont aan dat studenten aanmoedigen om strategieën toe te passen en er zeker van zijn dat ze begrijpen waarom die strategieën werken essentieel is voor een degelijke beheersing van de basis van rekenen

Het is dus heel belangrijk dat kinderen:

- De kans krijgen om te experimenteren met probleemoplossen - De reden achter die strategieën begrijpen - De oplossingstechnieken kunnen evalueren !

Aziatische kinderen krijgen meer ondersteuning :

> In taalo Zuiver positioneel systeem (bv. 15 = 10 + 5)o Consistente structuur van nummerwoorden (bv. ten-two voor 12) o Telwoorden zijn kort / makkelijker uit te spreken , waardoor hogere snelheid van het denken

> Op school o Minder “drill”o Meer inzicht

3. Individuele verschillen in mentale ontwikkeling

Omdat IQ schoolprestaties voorspelt, komt het vaak voor in educationele beslissingen.

A. Definiëren en meten van intelligentie

Algemene intelligentie : globale score (IQ) die het redeneervermogen vat.

Intelligentie is een verzameling van veel capaciteiten die niet allemaal voorkomen in de huidige intelligentietesten. Onderzoekers gebruiken een ingewikkelde statistische techniek, factor analyse genaamd:

- Dient om de verschillende capaciteiten die intelligentietests meten te identificeren. - Het identificeert welke sets van testitems samen een cluster vormen. Dat betekent dan dat degene die de

test afleggen hoog scoren op 1 item in die cluster, ook hoog scoren op de andere items in die cluster.

124

Page 125: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

- Zo’n aparte clusters noemt men factors.

Klassieke benadering van intelligentietests :

> Collectieve intelligentietests o Wordt regelmatig uitgevoerd in klassen (door leerkrachten)o Bruikbaar voor planning en opzet van het onderwijs o Bruikbaar voor ‘screening’, d.w.z. kinderen identificeren waarvoor meer uitgebreide evaluatie

nodig is. > Individuele intelligentietests

o Uitgevoerd door getrainde psychologen o De onderzoeker observeert niet enkel de antwoorden, maar ook het gedrag. Zoals aandacht

schenken aan, interesse in de taak, ... o Stanford-Binet intelligentieschaal, vijfde editie

Van 2 jaar tot volwassenen Buiten algemene intelligentie meet het nog 5 intellectuele factoren:

Algemene kennis Kwantitatief redeneren Visueel – ruimtelijke verwerking Werkgeheugen Basisinformatieverwerking

Elke factor bevat een verbale en non-verbale ‘mode of testing’ De non-verbale subtests zijn vooral handig voor mensen die niet zo goed Engels

kunnen, hoorproblemen of met communicatieproblemen De kennis en kwantitatief redeneren factoren benadrukken de cultureel geladen, feiten

georiënteerde informatie, zoals woordenschat en rekenkundige problemen De basisinformatieverwerking , visueel – ruimtelijke verwerking en werkgeheugen

factoren worden veronderstelt minder cultureel vooringenomen te zijn omdat ze minder specifieke informatie vereisen

o Wechsler Intelligence Scale for Children (WISC) Gebruikt voor kinderen tussen de 6 en de 16 jaar Het meet algemene intelligentie en 4 hoofdfactoren:

Verbaal redeneren Perceptueel redeneren Werkgeheugen Verwerkingssnelheid

Volgens de ontwerpers is het resultaat van deze tests het meest “culture-fair” van alle intelligentietests die voor handen zijn

Deze test was de eerste test die gestandaardiseerd werd voor kinderen die de gehele populatie van de US, inclusief etnische minderheden, representeren.

B. Hedendaagse benaderingen van intelligentie

= Combinatie van factoranalyse en informatieverwerking.

Deze onderzoekers voeren componentiële analyses uit = zoeken naar relaties tussen aspecten (of componenten) van informatieverwerking en het IQ van kinderenBv. snelheid van verwerking, gebruik van strategieën, ...-> snelheid van verwerken is gerelateerd aan IQ: indien men snel kan verwerken, voorsprong in IQ

125

Page 126: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Deze componentiële benadering heeft 1 groot nadeel: de oorzaken zijn enkel gesitueerd in het kind. We hebben nl. gezien dat culturele en situationele factoren ook een invloed hebben op het denken van kinderen!

Sternberg zegt dat er ook oorzaken zijn in de omgeving

a) De theorie van Sternberg

Triarchische theorie van intelligentie: omvat 3 soorten intelligentie(analytische, creatieve en praktische) die elkaar in evenwicht moeten houden. Door dat evenwicht bereik je succes in het leven volgens iemand zijn persoonlijke doelen en de vereisten van iemand zijn culturele samenleving. Die 3 soorten intelligentie hebben te maken hebben met:

- Vaardigheden i.v.m. informatieverwerking - De vaardigheid om nieuwe taken op te lossen- Toepassingen op alledaagse situaties

> Analytische intelligentie

Bestaat uit de informatieverwerkingscomponenten die ten grondslag liggen van alle intelligente handelingen :

- Toepassen van strategieën- Verwerven van taakrelevante kennis (informatie) - Verwerken van metacognitieve kennis (metacognitie) - Zelfregulering

> Creatieve intelligentie- Nieuwe problemen kunnen oplossen - Automatisering van de vaardigheden om plaats te maken in het werkgeheugen voor complex denken

Ze gaan snel over tot prestaties van een hoog niveau. Maar enkele individuen munten uit in het ontwikkelen van nieuwe oplossingen

> Praktische intelligentie - Aanpassen aan omgeving- Vorm geven aan omgeving- Kiezen van een omgeving

Intelligente mensen passen hun denken aan om overeen te komen met hun verlangens en de eisen van hun alledaagse leven. Wanneer ze zich niet kunnen aanpassen aan een situatie, proberen ze deze te vormen of te veranderen zodat het tegemoet komt aan hun noden. Als ze deze niet kunnen vormen, dan selecteren ze nieuwe contexten die beter overeen komen met hun vaardigheden, waarden of doelen.

126

Page 127: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Praktische intelligentie herinnert er ons aan dat intelligent gedrag nooit cultuurvrij is:

> Kinderen met bepaalde levensgeschiedenis doen het goed op vlak van het gedrag dat nodig is voor succes op intelligentietests en passen zich makkelijk aan aan de testcondities en de taak

> Kinderen met een moeilijke levensgeschiedenis kunnen de testcontext verkeerd interpreteren of verwerpen. Toch tonen zo’n kinderen in het alledaagse leven gesofisticeerde mogelijkheden. Bv. verhaaltjes vertellen, deelnemen aan complexe artistieke activiteiten of goed omgaan met andere mensen.

Besluit: intelligentie volgens Sternberg: > Staat nooit los van de cultuur > Is complex

Volgens Sternberg kunnen mentale tests gemakkelijk de intellectuele sterkten van sommige kinderen onderschatten of overkijken, zeker bij etnische minderheden!

b) Gardners theorie van meervoudige intelligenties

Deze theorie omschrijft intelligentie in termen van verschillende ‘sets’ van bewerkingen die individuen toelaten om deel te nemen aan allerlei activiteiten die binnen een cultuur gewaardeerd worden Eenvoudiger gezegd: er is niet één, maar er bestaan 8 vormen van intelligentie

Elke vorm heeft:

- Een unieke biologische basis- Een eigen ontwikkelingsverloop- Een eigen “eindtoestand” (= eigen type van expert)

Gardner benadrukt ook dat een lang proces van opleiding vereist is om elke onervaren potentieel om te vormen tot een volwassene sociale rol.

Culturele waarden en leermogelijkheden hebben een invloed op de omvang waarin de intellectuele sterktes gerealiseerd worden en de manier waarop ze worden uitgedrukt

Intelligentie Verwerkingsoperaties Eindtoestand uitoefeningmogelijkheden

Taalkundig Gevoelig voor geluiden, ritme en betekenis van woorden en de functies van de taal

Dichter, journalist

Logisch – wiskundig Gevoelig aan, en de capaciteit om logische of numerieke patronen te ontdekken; mogelijkheid om lange kettingen van logisch redeneren te behandelen.

Wiskundige

Muzikaal Mogelijkheid om de toonhoogte, ritme en esthetische kwaliteit van de vormen van muzikale expressies te produceren en de appreciëren

Instrumentalist, componist

Ruimtelijk Mogelijkheid om visuele – ruimtelijke wereld accuraat te zien, de mogelijkheid om transformaties te vormen met deze percepties en om deze aspecten van visuele ervaring te hercreëren in de aanwezigheid van relevante stimuli

Beeldhouwer, zeevaarder (navigator)

Lichaam – beweging Mogelijkheid om het lichaam vaardig te gebruiken voor expressie als voor doelen

Danser, atleet

Natuur Mogelijkheid om alle soorten dieren, mineralen en planten te herkennen en classificeren

Bioloog

Interpersoonlijk Mogelijkheid om de gemoedstoestanden, Therapeut, verkoper

127

Page 128: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

temperamenten, motivaties en intenties van anderen te detecteren en gepast daarop te reageren

Intrapersoonlijk Mogelijkheid om complexe innerlijke gevoelens te discrimineren en hen te gebruiken om ons eigen gedrag te leiden; kennis van iemand zijn eigen sterktes, zwaktes, verlangens en intelligenties.

Persoon met gedetailleerd, accurate zelfkennis

Kritiek: Geen stevige basis in onderzoek (bv. 8 types van intelligentie overlappen vaak)Pluspunt: Het is een goede basis voor werk met hoogbegaafden

C. Verklaren van verschillen in IQ

Sommige setoren van de populatie zijn bevoordeeld boven anderen. De verschillen tussen groepen zijn aanzienlijk:

> Afro-Amerikaanse kinderen vs. blanke kinderen: 15 IQ punten> Lage SES vs. hoge SES: 9 IQ punten Deze 2 effecten overlappen uiteraard Ook grote verschillen binnen elke etnische / SES groep

Jensen (jaren ’70): vooral erfelijkheidHerrnstein & Murray (jaren ’90) The Bell Curve: aanzienlijke bijdrage van erfelijkheid, maar precieze rol van genen en omgeving blijft onduidelijk.

a) Nature versus nurture (genetica)

2 soorten studies:

> Verwantschapstudieso Door vergelijking van verschillende soorten van verwanten wordt de erfelijkheidscoëfficiënt

geschato Geschat wordt dat de erfelijkheidscoëfficiënt 50% van de verschillen in IQ bedraagt (dus 50%

van de verschillen wordt verklaard door erfelijkheid)o Het meest doorslaggevende bewijs in deze studies zijn deze van identieke tweelingen o Nadelen:

Effect van genen overschatten en effect van omgeving onderschatten Geen inzicht in interactie genen – omgeving

> Adoptiestudies o Leveren meer informatie op o Onderzoek 1: kinderen van 2 extreme groepen van biologische moeders (deze met IQ onder 95

en deze met een IQ boven 120) werden geadopteerd door ouders die boven het gemiddelde zaten qua inkomen en opleiding. Resultaten:

Kinderen die biologische moeder hadden met een laag IQ zijn sterk verbetert toont aan dat prestaties kunnen verbeterd worden door een bevoordeelde thuis

Maar ze deden het niet zo goed als kinderen met een hoog IQ biologische moeder o Onderzoek 2: als men Afro-Amerikaanse kinderen bekijkt na de adoptie, dan hebben ze een

hoger IQ, maar daalt deze in adolescentie (te wijten aan motivatie?)

128

Page 129: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

b) Omgeving (culturele invloeden)

Etnische verschillen kunnen mogelijk ook een gevolg zijn van ‘test bias’= tests doen beroep op kennis en vaardigheden waarvoor niet alle groepen van kinderen gelijke kans gehad hebben om die te leren of wanneer de testsituatie de prestaties van bepaalde groepen aantasten, maar niet van anderen

Verschillende visies hierover:

- Tests meten succes in de cultuur die alle groepen gemeenschappelijk hebben- Bredere visie op ‘test bias’:

o Gebrek aan ervaring met bepaalde soorten kennis of communicatieo Negatie stereotypen over etnische groep van kind

(1) Communicatiestijlen

> Type van vragen:

- Blanke gezinnen: stellen van “onechte” vrageno = vragen waarop men het antwoord zelf weeto Heeft als bedoeling om kennis te trainen

- Afro-Amerikaanse gezinnen: stellen van “echte” vrageno = vragen waarop men het antwoord zelf niet weet. Bv. “What’s that like?”o Het zijn analogievragen of uitlokkers (om een verhaal te laten vertellen)

Door dit verschil van vragen stellen kunnen zwarte kinderen verward geraken door de “objectieve” vragen die in tests en in scholen voorkomen ( ze zijn gewoon dat hun taal emotionele en sociale dingen benadrukt, i.p.v. feiten over de wereld)

> Stijlen van communicatie :

- Collaboratieve stijl Samenwerken op gecoördineerde , vlotte manier, allemaal gericht op hetzelfde aspect van het

probleem. Geniet vaak de voorkeur van ouders in een etnische minderheid zonder uitgebreide scholing

- Hiërarchische stijl (hogere status – lagere status) Ouder zegt kind wat te doen, kind werkt onafhankelijk. Geniet vaak voorkeur van meer opgeleide ouders Wordt gebruikt op school

Dit grote verschil tussen school en thuis draagt mee bij aan de lagere IQ en schoolprestaties van lage SES minderheid kinderen

(2) Inhoud van de tests

Vele onderzoekers argumenteren dat IQ scores beïnvloed worden door specifieke informatie die verworven is als deel van de opvoeding van de meerderheidscultuur.

> Lage SES Afrika-Amerikaanse kinderen missen vaak grammaticawoorden op mentale tests die een alternatieve betekenis hebben in hun eigen culturele samenleving Bv. frame verwijst naar “lichaamsbouw” en “wrapping” kan begrepen worden als “rapping”, een populaire muziekstijl maar pogingen om die tests te veranderen door verbale, feitgeoriënteerde items te elimineren en

129

Page 130: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

zich enkel te baseren op ruimtelijk redeneren en prestatie-items, heeft de score van lage SES minderheidskinderen niet verhoogd (zelfs deze non verbale testitems hangen af van leermogelijkheden)

> Leermogelijkheden Bv. verbale testitems vervangen door tests met videospelletjes (die ruimtelijke test items verbeteren), kinderen die uit de groep van laag inkomen en minderheid komen ontbreken speelgoed thuis omdat zij meer mensgericht zijn i.p.v. objectgericht. Door dit ontbreken worden bepaalde intellectuele vaardigheden niet gepromoot.

> Hoe langer men al naar school gaat, hoe hoger het IQ

(3) Stereotypes

Bedreiging door negatieve stereotypen = de vrees om beoordeeld te worden op basis van een negatief stereotype. Dit kan leiden tot angst en zo tot minder goede prestaties.

Onderzoek: onderzoeker gaven Afro-Amerikanen, “Hispanic”-Amerikaanse en blanke kinderen van 6 – 7 jaar oud verbale taken. Aan sommige kinderen werd gezegd dat het om een test ging over hoe goed kinderen zijn met schoolproblemen , aan andere werd gezegd dat dit geen test was. Resultaat:

- Bij kinderen die zich bewust waren van etnische stereotypes (“zwarte mensen zijn niet slim”) , Afrika-Amerikaanse en “Hispanic”-Amerikaanse kinderen scoorden veel slechter in de “test” conditie dan in de “geen test” conditie

- Blanke kinderen scoorden even goed in beide condities

Op de lagere schoolleeftijd worden kinderen zich steeds beter bewust van etnische stereotypes. In het lager secundair onderwijs gaan veel lage SES minderheidskinderen beginnen te zeggen dat het goed doen op school niet belangrijk is voor hen.

Dit ondermijnen van motivatie kan gevolgen hebben op lange termijn. Onderzoek toont aan dat zelfdiscipline (moeite doen en uitstellen van bevrediging) even goed, en soms zelfs beter schoolprestaties voorspelt dan IQ.

(4) Verminderen van ‘culturele bias’ in tests

- Vaak onderschatten van de ‘ware’ IQ Grote zorg: kinderen van minderheidsgroepen gaan aanduiden als kinderen die traag leren en hen

naar speciale klassen sturen die nog minder stimulerend zijn dan de “gewone” schoolervaringen Door dit gevaar zouden testscores moeten gecombineerd worden met schattingen van het

aanpassingsgedrag van het kind - Dynamisch testen = vernieuwing in testen waarbij de volwassene gericht leren inbouwt in testsituaties om

na te gaan wat het kind kan doen m.b.v. sociale ondersteuning (sluit aan bij Vygotsky: zone van naaste ontwikkeling)

Maar dynamisch testen is niet beter om prestaties o school te voorspellen dan traditionele tests Misschien later wel als toetsen op school op dynamische testen gaan lijken

In VS en Canada hangt het afstuderen / slagen af van scores op tests (‘high stakes testing’)

130

Page 131: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Intelligentietests zijn bruikbaar wanneer ze voorzichtig geïnterpreteerd worden door psychologen en opvoeders die gevoelig zijn aan culturele invloeden op testprestaties. En ondanks hun beperkingen blijven IQ scores accurate metingen op het potentieel van schoolleren voor de meerderheid van de westerse kinderen.

4. Taalontwikkeling op de lagere school

A. Woordenschat

> Een toename (4x) tijdens de lagere school: Ze leren 20 nieuwe woorden/dag> Kinderen voegen woorden toe aan hun woordenschat door de structuur van complexe woorden te

analyseren. Bv. van “happy” en “decide” ontlenen ze de betekenis van “happiness” en “decision”> Kinderen leren uit conversaties met meer ervaren sprekers, zoals wanneer hun ouders moeilijke woorden

gebruiken > Lezen draagt enorm bij aan de groei van de woordenschat > Ze hebben een grotere precisie in het denken over en gebruik van woorden

bv. in hun definities : 5 en 6jarigen bieden een concrete beschrijving zoals een mes: “wanneer je wortels snijdt”. Later geven ze dan synoniemen en verklaringen van categoriale relaties, zoals mes: “iets waarmee je kan snijden. Een zaag is gelijk een mes. Het kan ook een wapen zijn”.

o Eerst: functies of uitzichto Later: synoniemen en uitleg over categoriale relaties

> Ze krijgen inzicht in meervoudige betekenissen (bv. ‘cool’) o Hierdoor kunnen ze metaforen begrijpeno Hierdoor kunnen ze raadsels en woordspelletjeso Hierdoor verandert hun humor eveneens

B. Grammatica

> Passieve wijze gaan ze beter gebruiken (van ‘verkorte’ naar volledige vorm)bv. van “it broke” naar “the glass was broken by Mary”

> Ze begrijpen infinitiefzinnen beter bv. het verschil tussen “jan wil graag anderen een plezier doen” tegenover “het is makkelijk om Jan een plezier te doen”

C. Pragmatiek

= de communicatieve kant van taal

> Ze geven een preciezere beschrijving van voorwerpen (tussen gelijkaardige voorwerpen) bv. i.p.v. “de rode schoenen” zeggen “de rode schoenen met witte streepjes aan de zijkant”

> Ze hebben meer verfijnde communicatiestrategieënbv. oudere kinderen zijn er beter in om dingen te krijgen die ze willen. Zoals wanneer een ouder weigert om een gewenst iets te geven, gaan de 9 jarigen hun tweede verzoek veel vriendelijker doen. Door het vriendelijk te vragen bv.

> In verhalen: meer organisatie, detail en expressiviteit o Stappen in ontwikkeling:

4 – 5 jaar: vertellen wat gebeurd is(we zijn naar het meer gegaan. We hebben gevist en gewacht. Paul heeft een grote katvis gevangen)

131

Page 132: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

6 – 7 jaar: situering en coherentie (vervolgens, dan, uiteindelijk, ...)

8+: klassieke vorm (= hoogtepunt + afronding) evaluatieve commentaren (“de katvis was heerlijk en Paul was zo trots)

> Verschillen tussen cultureno Zich richten op het thema (topic – focused)

Ze vertellen het verhaal van het begin tot het einde Noord-Amerikaanse kinderen

o Associaties maken bij thema (topic – associating) Ze vermengen verschillende gelijkaardige ervaringen Afro-Amerikaanse kinderen Bv. hun tand werd getrokken, daarna vertellen ze hoe ze zagen hoe de tand van de zus

getrokken werd, en vervolgens vertellen ze hoe ze de zus de tand van haar kindje zagen uittrekken en concluderen dat hij/zij een tandtrekkende expert is.

Bij families die regelmatig samen eten, zijn de kinderen voor qua taal en taalontwikkeling

D. Twee talen leren a) Tweetalige ontwikkeling

Kinderen kunnen tweetalig worden op twee manieren:

- Door beide talen tegelijk te leren op jonge leeftijd Werkt het best

- Door eerst de eerste taal te leren en daarna de tweede Hier duurt het over het algemeen 3 tot 5 jaar om de tweede taal vloeiend te spreken

Ook voor de ontwikkeling van de tweede taal is er een gevoelige periode : ergens in de kindertijd, continue daling van bereikte niveau in functie van latere aanvangsleeftijd

Tweetalig zijn heeft positieve gevolgen voor de ontwikkeling:

Beter in aandacht, redeneren, conceptvorming en flexibiliteit Denken meer na over taal Kinderen transformeren zonder moeite hun fonetisch bewustzijnsvaardigheden van de ene taal naar de

andere

b) Tweetalig onderwijs

In Canada 7% van de lagere schoolstudenten in: onderdompeling of taalbadprogramma’s (‘immersion’) Engelstalige kinderen krijgen les in het Frans

Tweetalig onderwijs = integreren van moedertaal in het onderwijs bv. in de VS: Spaans

2 meningen: Tijd dat gespendeerd wordt aan de moedertaal leidt af van de prestaties voor de Engelse taal, wat cruciaal is voor succes op school en op het werk Eveneens instructies geven in de moedertaal toont aan dat die taal eveneens gerespecteerd

132

Page 133: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

wordt + het voorkomt het gevaar van ontoereikende taalbeheersing in de twee talen (‘semilingualism’ doordat ze de eerste taal verliezen omdat ze de tweede taal aangeleerd krijgen)

Indien twee talen geïntegreerd zijn in het leerplan, dan leren de kinderen van minderheidsgroepen de tweede taal beter.

Wanneer leerkrachten enkel spreken in een taal die kinderen amper begrijpen, vertonen de kinderen frustratie, verveling en terugtrekking

Probleem in de VS: andere talen (bv. het Spaans) worden niet gewaardeerd in de samenleving

5. Leren op school

A. Grootte van de klas

Kinderen die consistent in kleinere klassen gezeten hebben (13 tot 17 leerlingen) (van kindertuin tot in het 3e leerjaar) doen het later beter (voor rekenen en lezen bv.) dan kinderen die in klassen van normale grootte gezeten hebben

Verklaring :o Met minder kinderen spendeert de leerkracht minder tijd aan discipline en meer tijd in

individuele aandacht o Kinderen doen beter mee aan het klasgebeuren en hebben een hogere concentratie o Kinderen hebben een positievere houding tegenover school

B. Onderwijsfilosofieën en de praktijk in het onderwijs

Elke leerkracht brengt een onderwijsfilosofie in de klas die een belangrijke rol speelt in het leren van kinderen. Ze verschillen in wat kinderen leren, de manier waarop ze moeten leren en hoe hun evolutie geëvalueerd wordt.

a) Traditionele versus constructivistische klassen

Traditionele klaso Onderwijzer is enige bron van gezag in klas inzake kennis, regels en beslissingeno Onderwijzer is het meest aan het woordo Leerlingen zijn passief en luistereno Vooruitgang is geëvalueerd via uniforme normen o Voordeel : betere prestaties bij oudere kindereno Nadeel : motivatie neemt af (lage SES)

Constructivistische klas (vaak Piaget!) o Leerlingen worden aangemoedigd om zelf kennis op te bouwen o Kinderen reflecteren op en coördineren hun ervaringeno Leerlingen werken in kleine groepen of individueelo Leraar begeleidt en ondersteunt volgens behoeften van kindereno Vooruitgang geëvalueerd door vergelijking met eigen vroegere ontwikkeling; vergelijking met

andere leerlingen is minder belangrijk o Voordeel

Kritisch denken Grotere sociale en morele rijpheid

133

Page 134: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Positieve houding t.o.v. school o Nadeel : iets mindere prestaties

Historische evolutie: slingerbeweging

- Jaren ’60: constructivistisch (Piaget)- Later: klassiek (‘back to basics’)

b) Nieuwe filosofische richtingen

Sociaal – constructivisme (zie Vygotsky!)

> = kinderen nemen deel aan breed bereik van uitdagende activiteiten met andere kinderen en leraar, met wie ze samen kennis opbouwen

> Kinderen worden competente leden van en dragen bij tot hun klasgemeenschap> Kinderen boeken vooruitgang in cognitieve en sociale ontwikkeling > Principes

Leraren en kinderen zijn partners in het leerproces Ervaring met vele types van symbolische communicatie in betekenisvolle activiteiten

Wanneer kinderen kunnen lezen, schrijven en rekenen, worden ze zich bewust van het communicatiesysteem van hun cultuur en reflecteren ze dat op hun eigen denken en brengen ze het onder vrijwillige controle

Onderwijs aangepast aan de zone van de naaste ontwikkeling van elke leerling

Vertalen van deze principes in de praktijk van klasgebeuren, zoals:

Wederzijds leren (‘reciprocal teaching’)

> = een onderwijzer en 2 tot 4 leerlingen die samen werken als een groep mensen en nemen om beurt de leiding van een dialoog over een tekst. Binnen deze dialoog worden 4 strategieën toegepast:

o Vragen stellen door de leider over de inhoud van een stukje tekst Antwoorden / nieuwe vragen stellen / tekst opnieuw lezen

o Samenvatten door de leider van dit stukje tekst Discussie over deze samenvatting

o Verduidelijken (allen) Alle groepsleden helpen elkaar

o Voorspellen (leider) Ideeën over wat er in de tekst gaat volgen

> Effect: o Grote vooruitgang in begrijpend lezeno Zone van naaste ontwikkeling wordt gecreëerd waarin kinderen geleidelijk aan meer

verantwoordelijkheid voor de inhoud van de tekst verkrijgen o Belangrijke vaardigheden voor gewone leven aangeleerd

C. Interactie onderwijzer – leerling

> Kenmerken die kinderen geven aan een goede onderwijzer:o Zorgzaamo Behulpzaam

134

Page 135: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

o Stimulerend Gedragingen die geassocieerd worden met winst in motivatie, prestatie en positieve peerrelaties

> Maar te veel leerkrachten in de VS benadrukken drill en herhaling. Het is bewezen dat als de klemtoon op het denken van hoger niveau ligt, meer kinderen aanwezig zijn en meer vooruitgang boeken.

> Deze interactie heeft een sterke impact op de prestaties en het sociaal gedrag van lage SES minderheidsstudenten.

> Onderwijzers behandelen kinderen anders:o “Brave” kinderen: meer aanmoediging

= kinderen met hoge SES, hoge prestaties en weinig disciplineproblemen o “Stoute” kinderen: meer conflict, meer kritiek

> Eens de attitudes van leerkrachten over leerlingen gevormd zijn, kunnen ze extremer worden > Een grote zorg hierbij is zelfvervullende voorspellingen (‘self-fulfilling prophecies’):

o = kinderen nemen de positieve of negatieve beelden over die hun onderwijzers over hen hebben en beginnen zicht e gedragen in overeenstemming met die verwachtingen.

> Effecten zijn het meest uitgesproken bij kinderen die minder goed presteren. o Kinderen die hoog scoren hebben minder ruimte om te verbeteren wanneer leerkrachten goed

over hen denken, en wanneer een leerkracht kritisch is kunnen ze terugvallen op hun succes in het verleden.

o Leerlingen die laag scoren worden bevooroordeeld door de leerkracht in de negatieve zin > Meestal negatief vooroordeel bij onderwijzers komt overeen met lagere verwachtingen bij leerlingen die

minder goed presteren. > Men moet opletten dat minderheidsgroepen zich niet bedreigd voelen door een negatief stereotype

(‘stereotype threat’)

D. Samenbrengen van leerlingen

Homogene klassen of groepeno = kinderen van hetzelfde niveau worden samengezet o Is belangrijke bron voor zelfvervullende voorspellingen o Doet de kloof tussen hoog- en laag presteerders toenemen

Heterogene klassen of groepeno = 2 of 3 studiejaren samen (‘multigrade classrooms’)o Leidt vaak tot:

betere prestaties Hogere zelfwaardering Positievere houding tegenover school

o Mogelijke verklaring: hier meer gelegenheid om te leren door samenwerking (‘cooperative learning’)

E. Onderwijs voor kinderen met speciale behoeften a) Kinderen met leerproblemen

Verschillende benaderingen:

Mainstreaming o = kinderen met leerproblemen zitten in gewone klas tijdens deel van de schooldag. Bedoeling is

hen beter voor te bereiden op deelname aan de maatschappij Inclusief onderwijs

135

Page 136: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

o = voltijds plaatsen van deze kinderen in gewone klassen

Verschillende types van kinderen:

Lichte mentale handicapo = IQ tussen 55 en 70 en aanpassingsproblemen in het gewone leven

Leermoeilijkheden o = veel moeilijkheden met één of meer aspecten van leren, vaak lezen. Prestaties daardoor veel

lager dan verwacht op basis van IQ.

Het effect dat mainstreaming en inclusief onderwijs hebben heeft te maken met:

- Verbetering in prestaties- Sociale integratie in klasgebeuren Het effect is onduidelijk; sommige kinderen hebben er baat bij, andere niet.

> Verbetering van de prestaties hangt af van:o De ernst van de leerproblemeno De aangeboden ondersteuning

> Deze kinderen worden vaak buitengesloten door kinderen uit gewone klas:o Niet snel genoeg in spel of gespreko Ze voelen weinig sociaal aan (‘social awareness’) en weinig responsiviteit

> Er zijn uiteraard niet altijd nadelen. Soms zijn er ook wel voordelen aan de opname in een gewone klas. De beste regeling is:

o Volledige inclusie met steun ofo Begeleid door taakleraar in afzonderlijke ruimte met aangepaste materialen op individuele basis of

in kleine groep tijdens deel van de schooldag en in gewone klas voor de rest van de dag > Kinderen brengen dus variabel deel van de tijd door in gewone klas, afhankelijk van hun mogelijkheden> Er moeten bijzondere maatregelen getroffen worden om de aanvaarding door leeftijdsgenoten te

bevorderen:o Samenwerken in gemengde groepeno Voorbereiden op komst van een kind met speciale behoeften

b) Hoogbegaafde kinderen

Hoogbegaafd (‘gifted’) = blijk geven van buitengewone intellectuele mogelijkheden, dus hoog IQ (130 of meer)

(1) Creativiteit en talent

Creativiteit = het vermogen om iets te produceren dat origineel is en dat tegelijk bruikbaar is, iets waar anderen nog niet aan gedacht hebben, maar dat in een of ander opzicht nuttig blijkt.

Testen naar de creatieve capaciteiten bestuderen:- Divergent denken

= het genereren van vele en ongebruikelijke mogelijkheden als men geconfronteerd wordt met een probleem of een opdracht

- Convergent denken = er is één enkel correct antwoord dat moet gegeven worden (meestal bij intelligentietests)

Voorbeelden van testen van divergent denken: Oplossingen voorstellen voor alledaagse problemen (“real-world-problem”)

136

Page 137: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Aan het kindje werd gevraagd om zoveel mogelijk tekeningen te maken als ze kon met de cirkels die op het blad stonden.

Meestal vindt men creativiteit in één enkel domein Talent= buitengewone prestaties in een specifiek domein (bv. schrijven, wiskunde, muziek, ...)

Reeds aanwezig in de kindertijd Maar ook een stimulerende omgeving draagt hier aan bij (bv. ‘democratisch’ opvoedende ouders)

Kinderen die extreem getalenteerd zijn, voelen zich / worden vaak sociaal geïsoleerdGevolg: - Proberen talent te verbergen (vooral meisjes) - Ervaren meer emotionele en sociale problemen

Er zijn veel experten, maar weinig echte creatievellingen

(2) Onderwijzen van hoogbegaafde kinderen

Er bestaan verschillende programma’s:

- ‘verrijking’ van gewone klassen- Speciaal soort onderwijs (komt het meest voor)- Laten overgaan naar een hoger studiejaar Alle programma’s leveren goede resultaten op (op schools en sociaal vlak), maar vaardigheden moeten

ingeoefend kunnen worden

Verschillende programma’s zijn geïnspireerd door Gardners theorie van de meervoudige intelligentie (bv. ruimtelijke intelligentie inoefenen door tekenen en linguïstische intelligentie inoefenen door verhaaltjes te vertellen, ...)

Er is meer onderzoek nodig naar de effecten van programma’s, maar ze helpen wel ongewone talenten te beklemtonen van schijnbaar gewone of “zwakke” kinderen

F. Internationale vergelijkingen

Amerikaanse kinderen doen het slechter dan Aziatische kinderen (Hong kong, Japan, Korea, Taiwan) Canadese kinderen doen het beter dan Amerikaanse PISA : Program for International Student Assessment (deed onderzoek naar de academische prestaties van

15 jarigen in verschillende landen) o Verklaring voor het minder goed presteren van Amerikaanse kinderen:

Onderwijs minder uitdagend en minder gefocust Minder goede leerstrategieën (vooral vanbuiten leren i.p.v. informatie te relateren aan

eerder verworven kennis) Grotere verschillen in prestaties tussen scholen (onderwijssysteem minder rechtvaardig in

aanbieden van kwaliteit) Aziatische landen doen het beter door sociale invloeden (Opm.: ze hebben geen cognitieve voorsprong!)

o Waardering in cultuur voor prestaties op school Meer investeringen in school

o Klemtoon op inspanning Idee dat alle kinderen academisch succes kunnen hebben, als ze maar genoeg moeite doen

137

Page 138: pedagogischekringleuven.files.wordpress.com · Web view01/28/2013 08:44:00 Last modified by nathalie&anke Company TOSHIBA ...

Aziatische ouders helpen kinderen veel meer met hun huiswerk Zich inspannen voelt aan als een morele verplichting (i.t.t. Noord-Amerikaanse kinderen die

inspanning een persoonlijke keuze vinden) o Kwaliteitsonderwijs voor iedereen

Alle studenten krijgen dezelfde nationale opleiding De lessen zijn goed georganiseerd en worden gegeven op manieren die de aandacht

trekken en aanmoedigen om op een hoger niveau te denken Japanse leerkrachten zijn 3x meer geneigd om leerlingen die extra hulp nodig hebben te

helpen na de schooluren o Meer tijd besteed aan het onderwijs

Een schooljaar is 50 dagen langer dan in US en 30 dagen langer dan in Canada Langdurig en gezamenlijk inspanning van alle betrokkenen (bv. overheid, scholen, ouders) nodig in VS en

eerste positieve resultaten al zichtbaar

138