PASTORALE THEOLOGIEPASTORALE THEOLOGIE - Teacher...

26
PASTORALE THEOLOGIE PASTORALE THEOLOGIE PASTORALE THEOLOGIE PASTORALE THEOLOGIE AANTEKENINGEN AANTEKENINGEN AANTEKENINGEN AANTEKENINGEN

Transcript of PASTORALE THEOLOGIEPASTORALE THEOLOGIE - Teacher...

PASTORALE THEOLOGIEPASTORALE THEOLOGIEPASTORALE THEOLOGIEPASTORALE THEOLOGIE

AANTEKENINGENAANTEKENINGENAANTEKENINGENAANTEKENINGEN

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 1

DE GESCHIEDENIS VAN DE PASTORALE THEOLOGIE

DE MIDDELEEUWEN In deze periode stond de pastorale theologie gelijk aan het kerkelijk handelen � de heilige mis en de sacramenten (doop, 1e communie, vormsel, biecht, ziekenzalving). In al deze activiteiten is de pastorale theologie impliciet aanwezig. Het is één met de ecclesiologie, pneumatologie, christologie en soteriologie {theologia implicita}. De Heilige Geest werkt door de bovengenoemde kerkinstituten heen om Christus te verkondigen en bij de mensen te brengen. Bakker: “de RK is een rupsje-nooit-genoeg. Alles wordt opgeslokt door het kerkelijke werk.” Het individu werd door de moederkerk aangesproken, waarbij de priester tussen het Woord en de individuele mens stond. Een probleem daarbij was dat de priesters zelf erg weinig wisten van die Bijbel. Zo bleef de Bijbel voor de gewone gelovige dus een gesloten boek.

DE REFORMATIE Bij de Reformatie verdwenen de kerk en de priester als tussenpersoon. De gelovige mens werd nu direct aangesproken door het Woord. Dat was ook mogelijk omdat de Bijbel nu eindelijk ook materieel in de handen kwam van die gewone gelovige. Volgens de reformatoren moest de prediker zich terugtrekken achter het Woord en dat Woord het werk laten doen van onderwijzer en herder. De levende woorden van Jezus moesten gesproken en gehoord worden {viva vox Christi}.

Scholastiek De scholastiek is een aanduiding voor de inhoud en de methode van het middeleeuwse denken. Het was een combinatie van wijsbegeerte en godgeleerdheid die aan de hogescholen van de middeleeuwen onderwezen werd (vooral aansluitend bij Aristoteles). Ze vermengden bijbelse gegevens met allerlei buitenbijbelse filosofische gedachten. In de scholastiek wordt een poging gedaan de geloofswaarheden uit de theologie, die in het middeleeuwse denken een belangrijke rol vervulden, te verzoenen met de filosofische waarheden die de middeleeuwse denkers ontleenden aan de filosofen uit de Griekse oudheid (m.n. Plato en Aristoteles). Hierbij ging het om een verzoening van geloof en rede. De scholastiek heeft een bepaalde methode ontwikkeld om met gezaghebbende teksten om te gaan. Deze bestaat uit drie fasen: lectio (lezing), quaestio (vraagstelling) en disputatio (discussie). Men wilde God vinden door middel van de wetenschap. De scholastieke theologie werd mettertijd een zelfstandige wetenschap die steeds meer betekenis ging toekennen aan 'rationele' processen van het denken. De scholastiek werd de basis voor het empirisch denken en de kritische wetenschapsbeoefening van latere eeuwen.

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 2

In de scholastiek hield men zich o.a. bezig met de leer van de ‘syllogismi’. Dit waren logicaregels in het kader van A=B, B=C, dus A=C (alle mensen zijn sterfelijk, Socrates is

een mens, Socrates is dus sterfelijk). Er ontstonden drie richtingen / types. 1) De syllogismus ethicus

� Je hebt deel aan het heil als je een gelovige bent. � Een gelovige = hervormd in zijn denken. � Je hebt deel aan het heil als je denken hervormd is. Dit hervormde denken had betrekking op de taal, kleding, waarden en normen, relaties, enz..

2) De syllogismus practicus � Je hebt deel aan het heil als je denken hervormd is. � Hervorming van denken = zichtbare verandering van gedrag. � Je hebt deel aan het heil als je hervormde denken zichtbaar wordt. Men ging daardoor op zoek naar zichtbare veranderingen, uiterlijke tekenen dat het denken hervormd was � bv. dragen van bepaalde kleding (geen hoedje op? = geen heil!).

3) De syllogismus mysticus. � Je hebt deel aan het heil als je een gelovige bent. � Een gelovige beleeft het lijden van de wereld in zichzelf (bv.) � Je hebt deel aan het heil als je lijdt aan het lijden van de wereld. De mysticus werd gekenmerkt door een diepe innerlijke spiritualiteit, een diep bewogen hart {cor carvum} voor Gods schepping (bv. lijden, schoonheid).

DE 17e / 18e EEUW (VERLICHTING) Door de invloed van de scholastiek ontstond er een formalisering van het pastoraat en een mechanisering van het Woord. De kracht van de reformatorische beweging verdween (‘man � movement � monument’). De praktijk van het geloof werd een star stelsel van gedrags- + gevoelsindicatoren. Dit had uiteraard ook invloed op het pastoraat. De oudsten gingen nog wel op huisbezoek, maar gingen daarin niet de diepte van het geloof in. In het algemeen gesproken was er weinig oor voor de uiting van gevoelens en weinig ruimte voor het voeren van échte pastorale gesprekken. Het gebed kenmerkte zich vooral door formuliergebeden. Bijbelteksten werden wel gelezen, maar niet afgestemd op de persoon zélf. Men was vooral bezorgd over het heil van de ziel. De vragen die gesteld werden waren: “Hoe denkt u over ……..?” < ethicus > “Waarom draagt u geen ……..?” < practicus > “Benauwt het u wel eens over ………?” < mysticus > Pas als de tekenen zichtbaar zijn, zijn de oudsten tevreden, want dán kan pas gezegd worden dat het goed zit met iemands ziel. Veel mensen gingen bezorgd door het leven met díe vraag in hun gedachten: “Heb ik wel deel aan het heil?”.

DE 20e EEUW In deze periode ontstonden er enkele verschillende stromingen van pastoraat.

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 3

1] KERYGMATISCH PASTORAAT. o Karl Barth (1886-1968) + Eduard Thurneysen (1888-1974) o de rol van de pastoraal werker (PW) is die van getuige, spreker van Gods

Woord. In het Duitsland van Barth rond 1910-1920 was het christendom niet meer dan een cultuurchristendom � het Duitse ethos bepaalde de invulling van het christen zijn. Het gevolg daarvan was dat de Duitse theologen geen Bijbels tegengeluid lieten horen bij de christelijk gekleurde oorlogsretoriek van keizer Wilhelm II. Barth ervaarde dit moment als een zwarte dag in de geschiedenis van het Duitse christendom. De donkere zijden van het menszijn kwamen met de zinloze slachtingen op het oorlogsfront van WOI in volle kracht naar voren en vernietigde het optimisme van de Verlichting. De onbetrouwbaarheid + zwakheid van het menselijke streven vroeg om een boven de mens uitgaande grondslag om tot ware menselijkheid te komen. De theologie moest weer terugkeren naar haar oorspronkelijke grondslag: de van boven komende openbaring van God. Vanuit deze ervaringen en bevindingen ontstond het kerygmatisch pastoraat � {kerygma} = verkondiging, boodschap. Centraal in hun benadering staat God als de grote ‘tegenover God’ en ‘der ganz Andere’. Pastoraat wordt dan het laten spreken van déze God tot de pastorant � de prediking van Gods heil. De hoorder werd zo a.h.w. voor God gesteld en opgeroepen keuzes te maken. Hij moest zijn zonden ten volle erkennen en belijden als zonde, zodat het woord van vergeving en genade ten volle tot zijn recht zou kunnen komen. Het primaire doel van het pastoraat ligt dus niet in de onderlinge ontmoeting van mensen, maar in de ontmoeting van de zondige mens met de heilige God en Zijn Woord. Het gaat om het opwekken van het vrijmakend geloof in de enige God, waarvan de pastorant zich een kind mag rekenen. Deze vorm van pastoraat is in essentie dan ook een proces van verzoening. Alles wat mensen in het pastoraat met elkaar delen en bespreken geschied {Coram Deo} = voor het aangezicht van God. Niet de mens, maar God staat dus centraal. Alles wat in het pastoraat gebeurt, ontleent zijn inhoud en betekenis aan Gods genadige en helende tussenkomst in het leven van de pastorant, de ontmoeting van de bevrijdende God met de mens in een crisis. Hierin ligt de (aantrekkings) kracht van deze vorm van pastoraat. De PW is degene die ‘weet’ en ‘heeft’, en de pastorant is de behoeftige die is aangewezen op de PW voor een woord of handeling namens God. De persoonlijke geloofstoewijding van de PW vormt de basis voor zijn pastorale competentie. Professioneel handelen met psychologische inzichten wordt niet altijd afgewezen, maar is ondergeschikt aan het gelovig getuigen. De identificatie met Bijbelse figuren is een middel om het Bijbelse verhaal te verbinden met het levensverhaal van de pastorant. Zo probeert men het Woord én de Geest te laten werken. De aanvankelijke eenzijdige nadruk op het verlossingswerk van Christus heeft nu plaats gemaakt voor de visie waarin de hele Triniteit (ook Vader en Heilige Geest) actief betrokken is in het pastoraat. Ook is er meer ruimte gekomen voor de sociale wetenschappen (� moderne psychologie) als een hulpmiddel. Kennis over de mens en diens situatie kan immers helpen om het Woord beter te laten landen en blokkades voor het ontvangen van het heil te verbreken.

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 4

De kritiek op hem was dat hij een te strikte scheiding maakte tussen pastoraat en psychotherapie, en dat de asymmetrische relatie tussen PW en pastorant té nadrukkelijk aanwezig was. Thurneysen hechtte echter grote waarde aan een open gesprek waarbij de PW zeker ook degene is die luistert. Het Woord van God kwam voor hen beide van buitenaf, meende hij. Een verwante stroming is het nouthetisch pastoraat van Jay Adams. Het is een biblicistisch gefundeerde vorm van pastoraat waarbij de schuld – en dus de verantwoordelijkheid – van de mens centraal staat. Het is een directieve en opdrachtgevende vorm van pastoraat, waarbij de gehoorzaamheid aan de Schrift centraal staat (“Eerst gewoon doen, dan volgt het gevoel wel”). Een minpunt is het gebrek aan zicht op de diepere gelaagdheid van de mens (“Ik wil wel gehoor-zamen, maar ik kán het niet. Help mij daarbij!”). In evangelische kringen is het kerygmatisch pastoraat grotendeels verdwenen. De aandacht is verschoven naar de menselijke spreker, het ik-ik-ik van de pastorant (ik denk, ik meen, ik vind) en de ‘therapeutische God’ (“je mag er zijn”). Het heeft plaatsgemaakt voor het therapeutische pastoraat.

2] THERAPEUTISCH PASTORAAT o Anton Boisen (1876-1965) en Seward Hiltner (1909-1984) o De rol van de PW is die van de professionele helper. Het therapeutisch pastoraat zou ‘cliënt centered’ genoemd kunnen worden. De mens zelf met zijn zoeken en vragen komt hierin veel meer centraal te staan. Bij het kerygmatische pastoraat stond de pastoraal werker (PW) nog vooral boven de pastorant (hij spreekt immers namens God), bij deze vorm staat hij nu veel meer naast de pastorant. Er werd nu veel meer geluisterd naar de pastorant dan dat er werd gepreekt tot de pastorant. De bakermat van deze stroming ligt in Amerika en de grondlegger is A.T. Boisen. Het staat mede in het kader van de grote ontwikkelingen van de psychologie van die tijd. Boisen, op basis van zijn ervaringen als patiënt in een psychiatrisch ziekenhuis, concludeerde dat men weinig begreep van wat er met mensen in een grote crisis aan de hand was, en dús niet kon helpen. Bovendien was hij er van overtuigd dat psychische stoornissen samenhangen met bestaanscrises die onlosmakelijk verbonden zijn met religieuze vragen. Vanuit die ervaringen en inzichten stimuleerde hij het leren lezen van mensen / pastoranten als ‘levende menselijke documenten’. Het Woord mag pas echt serieus genomen worden, wanneer men ook de mens echt ontmoet en serieus neemt. Daarna kwam Seward Hiltner, die de ‘cliënt centered’ psychologie van Carl Rogers doorvertaalde naar ‘Pastorale counseling’. Volgens hem staat pastoraat ten dienste van groei en zelfontplooiing van de persoon, door het opheffen van innerlijke blokkades. Om dat te bereiken kon men alle beschikbare psychotherapeutische en spirituele / theologische middelen inzetten. Het doel hiervan was de pastorant helpen om zichzelf te kunnen helpen. Het hebben en gebruiken van psychologische kennis was daarbij een noodzakelijke voorwaarde (“Pastoral counseling is the attempt by a pastor to help a parishioner help himself, granted that certain conditions are present.”).

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 5

De PW richt zich primair op de hulpvraag van de pastorant, niet op ‘wat het evangelie over de mens zegt’ (kerygmatisch pastoraat). Vanuit een empatische relatie wordt dan samen het probleem in het licht geplaatst en bekeken, en wordt er samen een plan van aanpak opgesteld om de problemen op te lossen. De kwaliteit en aard van de hulpbiedende relatie bepaalt primair het succes. Alles wat een geblokkeerde ontwikkeling weer op gang kan brengen en zo verstoorde relaties kan herstellen, is dienstbaar aan dit pastorale doel. Het psychologische referentiekader staat hier dus naast (niet onder / boven) het theologische kader. Ook hier is er dus een asymmetrische relatie. De pastorant is de behoeftige hulpvrager en de PW is de deskundige helper met professionele kwaliteiten. De hulp bestaat (zoals bij het kerygmatisch pastoraat) niet zozeer uit een Gods woord, maar uit therapeutische ondersteuning. Binnen deze stroming is er veel aandacht voor de techniek van het voeren van een helpend gesprek. De ander kan alleen maar worden geholpen wanneer dit gebeurt op een wijze die bij hem past, waarin zijn gevoelens serieus genomen worden en zijn eigen mogelijkheden worden geactiveerd. Een kernbegrip hierbij is het concept van ‘aanvaarding’. De kritiek op deze benadering is niet zozeer op het model gericht als wel op de eenzijdigheden. Het gaat in de samenleving niet alleen om psychologie, maar ook om theologische ethiek, en er mag zeker directief worden gesproken. Kortom: De rol van de psychologie is belangrijk, maar de pastor moet zijn eigen (theologische) kwaliteit helder houden. Ook beschouwen sommigen God als één van de gesprekspartners. Verder wordt tegenover het client-centered model van Hiltner door sommigen het ‘relation-centered’ model geplaatst, waarbij er meer ruimte is voor de systemen en structuren waarin de pastorant zich bevindt.

3] HERMENEUTISCH PASTORAAT o De rol van de PW is die van vertaler. In het hermeneutische pastoraat wordt er gewerkt met de polen van de traditie {fides quae} en de ervaring {fides qua}. Deze benadering maakt duidelijk dat we in de polarisatie tussen kerygmatisch en therapeutisch pastoraat uiteindelijk te maken hebben met een vals dilemma. Het neemt van beide vorige stromingen enkele centrale inzichten over, maar voegt er zelf ook nog wat aan toe. In het hermeneutisch pastoraat wordt er een verbinding gemaakt tussen de ervaringen van de mens aan de ene kant en het Woord van God aan de andere kant.

PW De PW leest zowel het verhaal van God als het verhaal van de pastorant en vult dit aan met zijn eigen verhaal. Hierbij is het de kunst om deze verhalen te interpreteren en vertalen van de ene taal en context naar de andere. Hierbij is het ook van belang dat de PW zich bewust is van zijn eigen verhaal en zijn eigen verstaan van Gods Woord, om deze teksten levensecht (via zijn eigen ogen, oren en hart) tot de pastorant te laten spreken. In het individuele pastoraat begint de PW met het verhaal van de pastorant, en zal hij zoeken (en luisteren) naar hoe hij het verhaal en wezen van God (als immanent én transcendent) daar op een zo passend mogelijke manier er naast kan plaatsen.

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 6

God openbaart zich aan de mens immers in zijn menselijke ervaringswereld. De weg van de mens met God is een leerproces, en Hij gebruikt daarvoor diverse middelen, zoals ervaringen, omstandigheden, mensen en Gods Woord. Het ‘evangelische moment’ is dát moment waarop de pastorant geraakt wordt door God, zich verlicht, getroost en geborgen weet door Vader-Zoon-Geest.

4] SYSTHEMISCH PASTORAAT o De eerste toepasser van deze theorie in het (gezins)pastoraat is Edwin

Friedman (1932–1996) o Grondlegger van de contextuele therapie is Ivan Nagy (1920-2007). o De rol van de PW is die van de professionele helper. Het belangrijkste kenmerk van deze vorm is de visie dat mensen altijd deel zijn van een groter geheel. Met andere personen vormt het een systeem en dat systeem bepaalt mede de eigenschappen van die ene persoon. Hoe iemand zich dus gedraagt, heeft niet alleen te maken met zijn eigen persoonlijke kenmerken, maar ook van het systeem (vaak: het gezin) als geheel. Veel systemen zijn op hun beurt weer deel van grotere systemen en vormen met hun ook een wissel-werking. Kenmerken: � Elk systeem zoekt naar een balans, een evenwichtssituatie. � De onderlinge relaties sturen de processen van het systeem, meer dan de

individuele motieven. � Het systeem als geheel functioneert anders dan de onderdelen apart. � De systeem wordt in stand gehouden door feedback systemen van actie �

reactie. Theologische funderingen zijn gevonden in de Triniteit van God (essentie = relatie) en (de daaruit voortvloeiende) ‘Verbondenheid’. De rabbi Friedman werkte met de geïdentificeerde patiënt: het ene lid van het gezin / systeem dat specifieke problemen veroorzaakt. Binnen deze vorm van pastoraat ziet men dit echter als een symptoom van een probleem van het hele systeem, níet per definitie als een probleem van de persoon die het disfunctionele gedrag vertoont. Regelmatig is het juist níet deze persoon die echt de hulp nodig heeft. Vaak moet men ‘Trianguleren’: kijken naar de directe naaste die daarbij betrokken is. Voorbeeld:

De oorzaak van het probleem ligt bij de moeder. De dochter kan dit probleem echter zich eigen gemaakt hebben, waardoor het probleemgedrag gaat vertonen.

Nodig: De verantwoordelijkheid van het probleem moet gelegd worden bij de rechtmatige eigenaar. De disbalans in het systeem / gezin moet hersteld worden, niet het gedrag van de dochter.

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 7

De contextuele benadering van Nagy richt zich vooral op het intergenerationele aspect. Ook legt hij nadruk op de ethische dimensie: in relaties gaat het om het onderlinge geven en nemen, gebaseerd op morele plichten. Wie ontvangt, heeft de verantwoordelijkheid om terug te geven. Het gaat om recht doen aan de ander. Het pastoraat is dus sterk therapeutisch gericht, maar is toch verschillend van het klassieke therapeutische pastoraat: � Het individu wordt niet als een geïsoleerd iemand beschouwd, en vraagt dus

ook niet om een individuele benadering. � De PW als helper is hier minder de expert waar de hulpvrager afhankelijk

van is. Het gezin zelf heeft de mogelijkheden tot herstel in zich.

5] CHARISMATISCH PASTORAAT Is dit een vorm van kerygmatisch pastoraat (omdat het verhaal van God voorrang heeft boven dat van de mens, en vanwege de PW als getuige en spreker namens God), van therapeutisch pastoraat (vanwege de nadruk op wonden en genezing), of van een combinatie? De aanhangers zien het als een aparte, unieke variant, naast de anderen. Centraal staat de overtuiging dat God nog steeds op de menselijke werkelijkheid is betrokken en daarin actief werkt. Dit betekent dat genezingen en heiliging een sterke nadruk krijgen en dat de werking van de Heilige Geest voorop staat (uiting in o.a. de charismata, gaven van de Geest en profetieën). Binnen de verschillende kerkelijke tradities worden er verschillende rituelen gebruikt en verschillende accenten gelegd (Leanne Payne � psychologische en Bijbelse inzichten, innerlijke genezing; Jan Zijlstra � lichamelijke genezingen). De drie belangrijkste thema’s zijn: 1. Innerlijke genezing.

Mensen die innerlijk gewond zijn geraakt, door gebeurtenissen in het vroege verleden (mogelijk zelfs van voor de geboorte of uit eerdere geslachten), kunnen door Jezus worden genezen, doordat de Heilige Geest afdaalt in het verleden van een persoon en daar de oorspronkelijke wond aanraakt. Hierbij wordt vaak de verbinding gemaakt met de noodzaak van vergeven. De mens die genezing zoekt, moet schuld leren belijden over het eigen aandeel en zichzelf en anderen vergeven voor het kwaad dat is (aan)gedaan. Er bestaat dus een relatie tussen zonde en ziekte.

2. Lichamelijke genezing op gebed. Hierbij wordt er getuigd dat God het nog steeds kan doen en regelmatig ook doet als een teken van Zijn kracht, maar dat het geen automatisme is en dat we moeten leren accepteren dat lichamelijke beperkingen en ziekten (in deze eeuw) nog zullen blijven bestaan.

3. Bevrijding van demonen. Demonen kunnen iemands leven binnendringen door bv. occulte activiteiten, zonden, en vervloekingen uit het voorgeslacht. De demonische bindingen kunnen echter verbroken worden en de demonen worden weggestuurd. Het is vaak nog wel de vraag hoe die demonen onderkend kunnen worden en hoe ze onderscheiden kunnen worden van psychische stoornissen.

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 8

Het sluit aan bij de krachtige pastorale behoefte aan een God die persoonlijk is betrokken bij ons leven en handelt in ons hier en nu. Dit is ook een correctie op de rationalistische westerse werkelijkheidsopvatting die geen ruimte laat voor religieuze ervaringen of het handelen van God. De rol van de PW wordt meestal gezien als getuige. Zo ontstaat er ook in deze vorm van pastoraat een asymmetrische relatie, want de pastorant is afhankelijk van de geestesgave van de PW. Dit wordt echter gerelativeerd door het feit dat de pastorant zelf actief moet meewerken aan de genezing door toewijding en het belijden van zonden. De rol van de pastorant is die van zondaar én gewonde.

Het enige verhaal in de Bijbel over een bevrijding die níet door Jezus wordt gedaan, staat in handelingen 16. Het gaat hier over een ‘power encounter’ met een waarzeggende {pythonische} geest. Deze demon was verbonden met de afgod Apollo. Het is opvallend dat de demon de waarheid sprak. Het was echter een waarheid uit de duisternis. Paulus zocht niet meteen de confrontatie, maar doordat het continue spreken hem zo begon te knagen, sprak hij de demon met Goddelijke autoriteit aan en beval hem uit te gaan (“Ik gebied je …”), wat hij ook deed. Dit was dus een zeer kerygmatische handeling.

PASTORALE ZORG IS HERDERSCHAP

DEFINITIE “Pastoraat is die communicatie waarin een PW en een pastorant (of pastoranten) samen spreken over wat bij de pastorant leeft en doen wat er te doen valt, in het licht van het evangelie en in verbondenheid met een geloofsgemeenschap.” (C. Bekius) De identiteit (� het denken en doen) van de PW wordt bepaald door een aantal dimensies: Rol

Theologische Sociale veronderstellingen interacties

Ervaringen Theoretische Persoon

referentiekader Het is belangrijk dat de PW deze dimensies op een vruchtbare manier op elkaar weet te betrekken, zodat er een harmonie in zijn identiteit kan ontstaan. Wanneer er een intern conflict ontstaat (onenigheid tussen theologische visie en praktische ervaring bv.) kan er een diepgaande crisis ontstaan. Dan is er hulp nodig bij het vinden van en antwoord op de vraag: “PW, wie ben jij?”. Een PW brengt altijd zichzelf mee � o.a. persoonskenmerken, opvoeding, sociale netwerk, geloof en ….. zijn eigen faal- + succeservaringen op het werkveld.

Identiteit van de

PW

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 9

Niemand ís een PW. Hij wórdt het op het moment dat een ander hem in die rol duwt, aanvaardt of uitnodigt. Alleen op basis van wederzijdse aanvaarding hiervan kan er sprake zijn van waarachtig pastoraat. Anders blijft het gewoon een bepaalde vorm van communicatie, meer niet. Pastoraat begint bij de bereidheid van de PW om zo open mogelijk met de pastorant te spreken over wat er bij hem leeft. Hierbij speelt de verwachting en instelling van de pastorant een belangrijke rol. Een kerygmatisch ingestelde pastorant verwacht een vraag naar het geestelijke leven, terwijl een ander niet meer van de PW verlangt dan dat hij een kop koffie drinkt en luistert. De PW moet dus proberen te verstaan wie de ander is en wat hem beweegt, en daarop inspelen. Het pastoraat staat altijd in het kader van een geloofsgemeenschap en wordt altijd gedaan vanuit het perspectief van het evangelie. Daarom kan de PW alleen maar functioneren wanneer hij zich verbonden weet met een concrete gemeente waar hij zelf ook gedragen en gevoed wordt. Immers, het zorg dragen voor anderen, betekent ook dat hij zorg draagt voor zichzelf.

HET BEELD VAN HERDER & SCHAPEN Het beeld van de PW als herder is een zeer vaak gebruikte en Bijbels gefundeerde metafoor. Het Hebreeuwse woord voor ‘hoeder’ heeft te maken met het werkwoord ‘bewaken, oppassen, bewaren, acht slaan op’ (zie psalm 121 � “De Here is uw bewaarder”). Het woord herder (‘weiden, laten grazen’) wordt symbolisch gebruikt voor koningen en leidslieden (1Kon 22:17, Jes 44:28, Zach 10:2), voor God zelf (Psalm 23, Jer 31:10, Amos 3:12), voor de Messiaanse koning (Ez 34:23, 37:24) en voor Jezus (Joh 10, Hebr 13:20, 1Petr 2:25, Openb 7:17). Het beeld van de kudde wordt in de Bijbel symbolisch toegepast op het volk Israël en de Gemeente van Christus (en wie daarbij trouwens denkt dat schapen willoze, domme en volgzame schepsels zijn, die heeft het flink mis). Deze schapen = mensen hebben 3 belangrijke kenmerken: 1] Ze zijn het eigendom van de Herder

Israël is Gods volk en de Gemeente is het eigendom van Jezus Christus. En dus gaat de pastorale zorg uit naar mensen die bij God horen. Het besef dat de Gemeente niet het eigendom is van de pastor, is zowel vermanend (de een zal niet heersen over de ander) en vertroostend (ik hoef de ander niet te redden). De PW staat simpelweg in Zijn dienst. Herderlijke zorg vindt plaats in opdracht van de Opperherder en Eigenaar.

2] Ze zijn een samengestelde eenheid Omdat alle schapen horen bij de ene herder, horen ze bij elkaar als eenheid, als ‘de kudde van de Heer’. Uniek als individu, één als gemeenschap. In naam van de herder is het dan ook de bedoeling dat de schapen / gemeenteleden voor elkaar zorgen, een pastorale gemeente vormen. Pastoraat vindt zo niet plaats in de gemeente, maar door de gemeente. Ieder van hen heeft zijn eigen taak en functie, tot opbouw van het gehele lichaam en de afzonderlijke leden. De nood van de een is die van de ander, zowel geestelijke, lichamelijk als sociaal.

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 10

3] Ze zijn kwetsbaar Zoals het beeld van de leeuw staat voor kracht en majesteit, zo staat het schaap voor kwetsbaarheid en zwakte, het fragiele bestaan. Het leven van de gelovige is zowel een avontuur (de herder neemt ons mee over bergen en door dalen, onder zijn alwetende leiding), als een gevaar (dreiging van bv. ravijnen, noodweer en donkere dalen). Zo mogen we weten dat in tijden van ziekte en nood, de Herder er altijd bij zal zijn (Rom 8:31-39). Er zijn 4 typen van kwetsbare schapen:

1. Verloren schapen � christenen die wel door God bestemd zijn om Zijn koninkrijk binnen te gaan, maar die Hem nog niet belijden als Heer.

2. Verdreven schapen � zij die wel bij de kudde hoorden en ook christelijk leefden, maar die door ‘de wereld’ en /of valse godsdienst daaruit zijn verleid en/of verdreven. Zij dwalen nu rond, verdwaald.

3. Verwonde schapen � gelovigen in de kudde wiens innerlijk beschadigd is.

4. Zieke schapen � christenen in de kudde die in hun geloof en liefde zijn verzwakt, door bv. zelfzucht, nijd, trotsheid, wellust en jaloezie.

Naar al deze schapen gaat Gods = pastorale zorg uit. Het is gericht op de mens in zijn eigenheid, situatie en lichamelijke, psychische en geestelijke gesteldheid.

FALENDE HERDERS EN SCHAPEN De herders hebben zichzelf geweid, i.p.v. de schapen. Vol van egoïsme en hebzucht hebben ze zich toegeëigend wat van de Eigenaar was. Ze hebben niet hun eigenlijke taak vervuld: het weiden van de kudde. Integendeel, ze mishandelden en misbruikten hen. Ze vervingen ontferming met hardheid, verzorging door onderdrukking. Met als gevolg: verstrooide en verdwaalde schapen. De groepen herders hebben hun macht grovelijk misbruikt (Ezechiël 34). Dit machtsmisbruik is van alle eeuwen. Ook vandaag de dag zijn er herders geweest die feitelijk wolven waren. De pastoranten die daar slachtoffer van zijn geworden hebben soms een aversie tegen de kerk en hun vertegenwoordigers (de PW dus). Dan is het belangrijk dat er eerst een vertrouwensrelatie wordt opgebouwd, waarin er ruimte is voor hun boosheid en verdriet. Door goed te luisteren, kan de PW laten merken dat er ook andere typen herders zijn. De schapen, als gevolg van het falen van de herders, kunnen elkaar verdringen en verstoten. De sterke schapen letten op en zorgen voor zichzelf (� vette schapen), waardoor de zwakkere schapen aan hun lot worden overgelaten. Veel mensen in de tijd van Jezus stonden zo buiten de omheining van de Torah, net zoals veel mensen in deze tijd buiten de kerk zijn geduwd.

GOD ALS HERDER God beloofd dat Hij het herderschap op zich zal nemen en een oordeel zal vellen over de valse herders. Zijn Goddelijke herderschap heeft drie kenmerken:

1. Redden en Bijeenbrengen � God zelf zal ze (eerst Israël, daarna ook de heidenen) gaan zoeken.

2. Weiden en Verzorgen � God zelf zal in hun (geestelijke & lichamelijke) noden voorzien. Het gebrokenen zal Hij verbinden.

3. Rechtspreken en Schiften � God zelf zal de herders en vette schapen ter verantwoording roepen en het oordeel over hen uitspreken. Hij maakt een

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 11

einde aan hun uitbuiting en overheersing. Het oordeel is een bewijs van Zijn barmhartigheid en Zijn rechtvaardigheid.

Jezus, de Zoon van David, heeft het Herderschap op zich genomen (Ez 34:23, Joh 10:11,14). Hij is de Knecht-Vorst, die de verloren schapen bijeen zal brengen (Luk 15:1-7), de hongerige schapen zal voeden, de verwonde schapen zal verbinden (Joh 10:9) en de vette schapen / bokken zal oordelen (Matt 26:31-46). Daarna zal hij ook nog andere schapen roepen en verzamelen.

PASTORAAT IN DE GEMEENTE Onze pastorale hulp mogen / moeten wij verrichten in de voetsporen van de Goede Herder. Als herders staan wij in dienst van de Opperherder. Wij doen het onder Zijn hoede en leiding. Het is geheel en al gericht op het welbevinden en functioneren van de gemeente als pastorale gemeenschap. Enkele opmerkingen: � Deze pastorale zorg uit zich niet alleen in geestelijke hulp, maar kent ook

diaconale (= sociaal-maatschappelijke) aspecten. Ontslagen worden kan immers geestelijke gevolgen hebben.

� Pastoraat in de gemeente moet verbonden worden met pastoraat vanuit de gemeente. Zoals de gemeente in de wereld is gesteld, zo speelt het pastoraat zich af in die wereld. De gemeente dient oog te hebben voor de mens in nood buiten de gemeente. Dit missionaire karakter van het pastoraat mag niet verward worden met ‘zieltjes winnen’, maar is een essentie van het herderlijk bewogen zijn. Wie niet uit oprechte belangstelling voor en in openheid naar de ander komt, doet zelf al de deur dicht.

� {pasco unde pascor} = “ik weid van waaruit ik geweid wordt” (Augustinus). Met andere woorden: wie pastorale zorg verleent, moet die ook kunnen ontvangen. De PW moet eerst hebben ontvangen van de Herder (zorg, liefde, genade, e.d.), en vervolgens ook van de pastorant (vertrouwen).

VORMEN VAN PASTORAAT Ons herderlijk pastoraat wordt gekenmerkt door: � Opzoeken � De pastor / PW gaat er op uit en komt bij de pastorant thuis op

bezoek, vanuit het initiatief van de pastor, vanuit het willen omzien naar de dwalenden en de verwonde. Of en hoe de pastor binnengenodigd wordt, ligt bij de pastorant.

� Vergaderen � Het bezoeken van hen die niet meer in de gemeente (kunnen / willen) komen, hoort bij het vergaderen van Gods gemeente. Dit laat hen zien dat we nog steeds oprechte interesse in hen hebben, hen weten dat ze er ook nog bijhoren.

� Verzorgen � Hier gaat het om het nemen van ‘kwalitatieve’ tijd voor de zieke, het jezelf beschikbaar stellen voor (het verhaal van) de ander. Door te spreken over Gods genadige weg met de pastorant kan hij bemoedigd worden. Bij de (innerlijk) verwonde pastorant kan de PW helpen om de deur naar de kamer van pijnlijke herinneringen open te doen, door het bieden van veiligheid en betrouwbaarheid. Zo kan het in het Licht en bij het Kruis worden gebracht.

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 12

Pastoraat aan de gebrokene = rouwende christen bestaat in het luisteren naar zijn leedverhaal, het erkennen van zijn verdriet, en het troostend bijstaan in het dragen van het verlies, met een juist woord (= soms stilte) op het juiste moment.

� Weiden � Het bieden van een goede wijde en stromend water is een beeld van het Woord en Gebed. In het pastorale gesprek gaat het ook over de plaats hiervan in ons dagelijkse leven.

� Aanspreken op � In het pastoraat moet er ook ruimte worden gemaakt, zo nodig, voor een Woord van vermaning. Maar alleen als er ook al ruimte is geweest voor het luisteren naar, het helpen, het verdragen en bemoedigen van die ander. En het moet gedaan worden door iemand die zelf vermaning kan en heeft ontvangen.

De zorg voor de schapen rust níet in de liefde voor de schapen, maar primair in de liefde voor Jezus. Immers, schapen = pastoranten = mensen zullen de PW op een gegeven moment altijd teleurstellen, maar Jezus nooit.

BIJBELSE ANTROPOLOGIE Pastoraal-theologische antropologie = een theologische antropologie ten dienste van het pastoraat. = een theologische antropologie die bewust aansluiting zoekt bij de resultaten van het onderzoek binnen de mens- en gedragswetenschappen en zich richt op een verstaan van de mens in empirische zin.

HERMENEUTISCHE OVERWEGINGEN Ten eerste mogen we hierin de Bijbel niet overvragen. We doen geen recht aan de Bijbel als Bijbel, wanneer we met ons Verlichtingsdenken van die Bijbel eisen: “Geef mij een totaalbeeld van de mens”. De schrift noch de geloofsleer geeft ons een wetenschappelijke leer over ‘de mens’. De enige vraag die gesteld mag worden is: “Wat laat zich uit de geschiedenis van de mens met God aflezen aangaande het wezen van de mens?”. Het Bijbelse mensbeeld vraagt geen aandacht voor de mens op zichzelf, maar voor de mens in relatie met zijn God. De Schrift houdt zich bezig met ‘de mens als mens Gods’. Ten tweede moeten we letten op de invloed van de cultuur (het filosofisch denken over de mens) op het antropologische mensbeeld. De christelijke antropologie was door de eeuwen heen een combinatie van Bijbelse en eigentijdse gedachtengangen, waarin voor het gevoel van de ontwerpers het eerste element domineerde, maar voor het gevoel van later generaties juist het tweede. Ten derde is de mens meer dan het antropologische beeld dat de reformatoren er van hebben gemaakt: {simul peccator et iustus} = gelijktijdig zondig en rechtvaardig. Zij spraken over de mens vanuit de polen van zonde en genade, waardoor het pastoraat beperkt werd tot schuldbelijdenis en genadeverkondiging. De Bijbelse antropologie is echter meer dan soteriologie. Het gaat om schepping + herschepping.

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 13

DE MENS ~ SCHEPSEL De nieuwe bezinning op de theologie van de schepping leidde tot een verdieping van het belijden van God als Schepper en, van daaruit, tot de vraag naar de goedheid van de schepping. Was de schepping in den beginne puur goed en was alles zoals het eeuwig had moeten zijn (een waarachtig paradijs), of was het gemaakt met het oog op het nog komende Koninkrijk van God, dus met een zekere voorlopigheid, een uitzien naar de volkomen perfectie, sterk vergelijkbaar met onze ‘nu nog niet maar dán wel’ perfecte relatie met God? Met andere woorden: “was het gemaakt met het oog op Jezus en het heil dat Hij zou brengen?”, of nog anders gezegd: “is de schepping aangelegd op haar aanstaande verheffing tot een nieuwe schepping die zijn focus heeft op en dienstbaar is aan, een compleet nieuwe manier van mens-zijn, naar het beeld van de verheerlijkte Jezus? Heitink en Berkhof zijn van dit laatste overtuigd. De daaruit volgende vraag is: was {adam} eens perfect, en is het door een verkeerde keuze mis gegaan, of zit de zonde diep in onze wezensstructuur verankerd en zijn we zo al vanaf het begin met die neiging geschapen? Kon de mens gewoon nog niet zijn wat hij – in het Koninkrijk van God – zal zijn? De auteur van dit artikel gelooft niet in een voortijds paradijs en meent dat het ‘eigenlijke zijn’ van de mens – als een belofte – nog voor hem ligt, niet heel ver achter zich. Vanuit deze visie komt hij uit bij twee kanten van het mens-zijn: [1] liefde & vrijheid en [2] schuld & lot. [1] � Als antwoordelijk wezen is de mens geschapen om Gods liefde met zijn eigen liefde te beantwoorden. Hij is volkomen zichzelf als mens, komt volledig tot zijn recht en doel, wanneer hij in volkomen vrijheid liefde ontvangt én geeft. Liefde is de hoogste wijze waarop onze vrije wil zich kan uiten. Hij is dus gemaakt om in relatie te staan, want alleen zo is het mogelijk liefde te geven en ontvangen. Dit is bedoeld om tot in de eeuwigheid zo te zijn. [2] � De werkelijkheid is echter heel anders. Aan zijn roeping, de verwezenlijking van zich zelf, is de mens nooit toegekomen. De mens leeft nog steeds niet naar zijn bestemming. De verantwoordelijkheid die de vrijheid vraagt, heeft hij niet genomen. Hij heeft zijn vrijheid gebruikt om de relatie te verbreken, om zijn ‘scheppingsweg’ te verlaten. Volgens Heitink heeft de mens overal weet van zijn schuldig falen, hetgeen versterkt wordt door het christelijke zondebesef, ontstaan in confrontatie met Jezus Christus. Het christelijke geloof kent zowel de verantwoordelijkheid als de onmacht. Vanuit dit antropologische verstaan van de mens als schepsel én zondaar moet het pastoraat nu worden bepaald. Wij moeten de mens zien met de bril van verandering, die van onvoltooidheid naar vernieuwing. Dat is het linkerglas. Het rechterglas ziet de zonde als een verstoring van relatie, niet slechts strafrechtelijke schuldig verklaring.

DE MENS ~ JEZUS Deze lijn van de mens als schepsel moeten we doortrekken naar de Mens Jezus, de Mens zoals God die bedoeld heeft. De dogmatiek en de Heidelberger Catechismus hebben eigenlijk alleen maar oog voor het lijden en sterven van Jezus, maar niet voor Zijn leven daar tussen in. De auteur meent dat daar verandering in moet komen, om recht te doen aan de eenheid van de persoon van Jezus en Zijn menselijkheid. Jezus’ leven krijgt inhoud en betekenis doordat Hij invulling gaf aan ‘het wonen van God bij de mensen’.

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 14

Zijn menswording staat tussen schepping en voleinding in. Jezus, de enige en eerste mens die pas werkelijk tot zijn doel kwam als Mens naar Gods beeld, beantwoord zo aan de bedoelingen die God heeft met Zijn mensenschepping, en vormt op deze manier de verbinding tussen schepping en vernieuwing, begin en voleinding. Deze ‘Christologie met een menselijk gezicht’ biedt ruimte om Zijn leven te leggen naast dat van de pastorant om te zien wat Hij voor hen als voorbeeld kan betekenen. Jezus leefde in volkomen harmonie {shalom} met God, de naast en de natuur. Een leven in complete vrijheid én het nemen van verantwoordelijkheid. Het is het leven in perfecte humaniteit (volgens Berkhof een betere term dan zondeloosheid). Daar zijn wij slechts ten dele bekend mee, maar functioneert zowel als een aanklacht als een uitnodiging om te volgen. De incarnatie van Jezus is de beweging van God waarin zich solidair toont met de wereld, zodat de mens bij het realiseren van het ‘humanum’ betrokken wordt.

DE MENSHEID ~ HEILIGE GEEST In die beweging hoort er ook een plaats te zijn voor de Heilige Geest, maar daar heeft het reformatorisch belijden ook niet veel oog voor gehad. Het focuste primair op het toepassen van het werk van Christus aan de gelovige, meer (haast) niet. Maar de uitstorting van de Heilige Geest is een apart heilsfeit, los van de incarnatie en de voleinding, stelt de auteur. Het werk van de Heilige Geest komt echter vooral tot uitdrukking in het vernieuwen van de mens (hem meer doen leven vanuit de christelijke vrijheid = beantwoorden aan zijn bestemming als mens Gods � vrucht van de Geest) en het inschakelen van die herschapen mens bij Gods plannen van vernieuwing van de hemel en aarde.

Kernwoorden: Ziel = Nephes Geest = Ruach Hart = Lev Lichaam = Basar De {nephes} wordt in de Bijbel verbonden met de mens, zijn wezen, zijn lippen, hals en keel. Het staat voor de naar zichzelf toegekeerde kant van het Ik � “voed mij”, “geef mij drinken”, “geef mij lucht”. Het betreft gebrekkigheid en behoeftigheid. De {ruach} is het zielse aspect waarmee de mens zich uitstrekt naar God toe. De {lev} is het hart, de archiefkast van beelden en herinneringen. De {basar} is het lichaam, het lijf, de leden. Als de {nephes} wordt vergeleken met de motor van de mens, dan is de {ruach} de benzine voor de motor. Het bewustzijn is zowel een kwestie van herinneringen als ervaringen.

BASAR

R

L N

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 15

De antropologie van Heitink (zie schema vorige pagina) wijkt af van de daarvoor aangehangen visie op de mens. Men was er toen van overtuigd dat de mens een samengestelde eenheid was, van Geest, Ziel en Lichaam, met onverbreekbare tussenlijnen. Volgens Heitink is de mens echter een verbonden eenheid. H: Zie de mens niet slechts als zondaar, maar zie de mens in zijn geheel, zie de mens waar hij staat � “wie zie ik voor mij?”. Vroeger ging de mens met een zielprobleem naar de dominee, met een lichamelijk probleem naar de huisarts, en met een psychisch probleem naar de psycholoog. H: Nee, als mens in zijn geheel ga je naar de dominee, de huisarts of de psycholoog. Naar elk van hen ga je met zowel je geest, je ziel als je lichaam. Immers:

• Je hebt geen ziel, je bent ziel. Je bent behoeftig.

• Je hebt geen geest, je bent geest. Je ontwikkelt.

• Je hebt geen lichaam, je bent een lichaam. Je handelt. Ook qua terminologie is er een overlap. Soms verwijst {nephes} ook naar de geest of het lichaam van de mens.

Volgens Watchman Nee wil de ziel altijd de geest overheersen, wat niet de bedoeling is. Daarom moet de ziel verbroken worden. Dat is wat de Heilige Geest wil bereiken d.m.v. de omstandigheden. De Heilige Geest wil verbreken wat de mens nog blijft vasthouden aan zielse dingen. Waar dat nog niet gebeurd is, mag hij níet in de dienst van de Here staan. Waar dit nog geen feit is, wordt feilloos opgemerkt door andere christenen, die hem vervolgens daar op moeten wijzen. Volgens Bakker is dat een te groot heiligheidstreven, met als gevolg dat die christen gaat verdringen wat er nog aan verkeerds in hem zit, om maar verder te kunnen blijven staan in de dienst van de Heer. Watchman Nee zet de focus op de positie van de christen in Christus, veel meer uitgaande van het ‘reeds’ en minder van het ‘nog niet’. Dat is dus té eenzijdig. Luther zag de mens als {simul justus et peccator}, tegelijkertijd zowel een rechtvaardige als een zondaar.

Volgens de gnostiek heeft de mens een goddelijke vonk, die door Jezus weer is hersteld. De Neo-gnostiek zegt: door de vervulling met de Heilige Geest hebben we God in ons innerlijke geweten. Hierbij is er echter te weinig onderscheid tussen het eigen Ik en het Goddelijke in ons (en zo ook te weinig onderscheid tussen het eigen Ik en het demonische in ons!). Paulus zei al: “Ons profeteren is onvolkomen”. Bakker: laat die onvolkomenheid toch toe!

G

Z

L

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 16

KERNFUNCTIES VAN HET PASTORAAT De geestelijke en cultureel soms verwarrende samenleving zorgt voor de nodige behoeftes aan pastorale hulpverlening & geestelijke begeleiding. Hier ligt een grote uitdaging voor elke pastorale gemeente: hoe kan zij een dragende gemeenschap zijn waarin mensen geborgenheid ervaren en in de ruimte worden gesteld? Het meest essentiële kenmerk van het pastoraat is het hebben van aandacht voor de specifieke situatie van die ene mens, oftewel: herderlijk omzien naar onze naaste. Het concept van ‘omzien’ komt terug in het herderschap van Christus. In 1Petrus 2 wordt hij de Herder en Opziener (van hetzelfde Griekse woord {episkopoi}) genoemd. Lukas 7:16 (1:68) � “En vrees greep hen allen aan en zij verheerlijkten God en zeiden: Een groot Profeet is onder ons opgestaan; en: God heeft naar Zijn volk omgezien.” Omzien wil zeggen: je voor de ander en zijn welzijn verantwoordelijk weten, leven vanuit het besef: ik ben mijn broeders hoeder. Het begint bij het aanvaarden van de ander zoals Christus ons aanvaard, zonder reserves en vooroordelen. Het betekent dat we elkaar niet vastpinnen op wat we zijn of gedaan hebben, maar dat we naar de ander kijken met de ogen van de Goede Herder, vol van bewogenheid en liefde. Zoals Hij zich bekommert om de zwakke en kwetsbare schapen (Ez 34), zo zullen wij als herders in zijn dienst Zijn voorbeeld moeten volgen. Juist in het omzien naar hen die vaak niet gezien of gekend worden, de misdeelden en de kwetsbaren, de zieken en rouwenden, de alleenstaanden en eenzamen, de verwonden en gekwetsten, moet de pastorale gemeente zich onderscheiden. Het ‘omzien naar’ heeft vier te onderscheiden aspecten: helen, bijstaan, begeleiden en verzoenen.

HELEN OMSCHRIJVING

Heling = de heelwording / integratie / eenwording van de mens (lichamelijk-

geestelijk-psychisch), zodat hij kan functioneren in de totaalheid van zijn

bestaan en zijn eigen, vaak moeilijke levenssituatie het hoofd kan bieden. Dat betekent dat de mens functioneert als een lichamelijke, geestelijke en psychische eenheid, waarin het alle krachten daarin kan aanspreken om de lasten van het leven goed te kunnen dragen. ‘Healing is a pastoral function that aims to overcome some impairment, by restoring a person to wholeness and by leading him to advance beyond his previous condition.’ ‘Healing means becoming whole.’

BIJBELS-THEOLOGISCHE ACHTERGROND Exodus 15:26 � “Ik ben de HEERE, uw Heelmeester” Jezus predikte het Koninkrijk van God en genas de mensen. Hij genas hen medisch {iaomai} en geestelijk {soizo} (� bevrijdend) en was daarin gericht op de gehele mens {sanara}. Deze genezingen waren eschatologische tekenen van het Koninkrijk van God: ze laten iets zien van het leven dat God bedoeld heeft en werkelijkheid zal maken.

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 17

Daarin was hij {splagchnizesthai} = intens betrokken / bewogen met de mensen, met ontferming bewogen, diep in zijn ingewanden geraakt (Matt 14:14). KERKGESCHIEDENIS In de vroege kerk behoorde de Gave van genezing tot de charismata die daarin heel normaal werkzaam waren. Pas in de 4e eeuw raakten ze uit gebruik en verdwenen ze naar de achtergrond. Een gevolg hiervan was dat men lichamelijke ziektes ging zien als onderdeel van het lijden om Christus’ wil, en werd het soms zelf als een voorrecht beschouwd om deel te mogen nemen aan het lijden van Christus. Calvijn zag het als een beschikking van God: “Maar dit zal altijd het slot zijn: de Here heeft het zo gewild, laat ons dus Zijn wil volgen”. De Heidelberger Catechismus rekent het tot de voorzienigheid dat ziekte en gezondheid een mens uit Gods vaderhand toevallen, en dus moet daarin passief berust worden. Lijden staat echter altijd in het teken van het ‘opnemen van het kruis’ (Matt 16:24), het is verbonden met een vrijwillige daad van navolging van Jezus. Een omkeer in de goede richting komt met J.C. Blumhardt, met zijn oerchristelijk verzet tegen het lijden. Berusting maakt plaats voor strijd tegen het onheil dat mensen overkomt en tegen de ziekmakende omstandigheden waarin zij leven. “God wil geen lijden van de mensen” De wetenschap en de psychologische hulpverlening mogen als bondgenoten in de strijd tegen ziekte en onheil gezien worden. ACTUELE BETEKENIS Binnen het kerygmatisch pastoraat wordt heling verbonden met gebed en biecht. Het sacramenteel pastoraat gebruikt de middelen van hand-oplegging en zalving. In het charismatisch pastoraat worden alle bovenstaande gebruikt, aangevuld met diverse therapeutische inzichten. De therapeutische stroming benadrukt de bevrijdende werking van de counseling-relatie. Hierin is het de aard en kwaliteit (o.a. open en kwetsbaar durven zijn) van de relatie die bepaalt of een gesprek leidt tot een werkelijke ontmoeting, die door de pastorant als helend cq. heilzaam ervaren kan worden. Hierin is het aan de PW om de communicatie zo te laten verlopen, dat dit effect bereikt kan worden. Aanvaarding (van God uit) kan hierbij een belangrijke rol spelen. Zo kunnen gevoelens van schuld en angst worden overwonnen. De hermeneutische stroming vraagt aandacht voor het verband tussen het geestelijk en het psychisch functioneren. Zij stellen dat zingeving een voorwaarde is voor menselijk welbevinden. Een dieper gelegen existentiële nood kan zo leiden tot een verslechtering van het geestelijke � lichamelijke functioneren, maar andersom kan de geestkracht van de mens worden aangesproken om psychische en lichamelijke genezing te bewerken. PRAKTISCH PASTORAAT Het start met het (blijvend) bezoeken van de (chronisch) zieken en het bieden van oprechte aandacht en aanvaarding. Er moet vervolgens ook plek zijn voor de dienst der genezing, inclusief het zalven op basis van Jakobus 5. Daarnaast kan heling ook betekenen dat men met aanvaarding en overgave een innerlijke vrede ervaart om te dragen wat er gedragen moet worden.

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 18

BIJSTAAN OMSCHRIJVING

Bijstaan = het bieden van troost en bemoediging die mensen in

moeitevolle omstandigheden (verlies, verdriet, pijn, lijden)

nodig hebben, specifiek waarin er geen verandering of

verbetering van omstandigheden te verwachten is. In situaties van lijden waarin het geloof wordt aangevochten, kan de nabijheid van de Ander ervaren worden door het nabij zijn van de ander (‘God met een velletje’). Bijstaan bevat vier opvolgende elementen: Vasthouden � de pastorant niet verder laten zakken in zijn verdriet. Vertroosten � opbeuren, hoop geven, doen ademen. Versterking � mobiliseren + hergroeperen van de overgebleven krachten. Verzoenen � op basis van de nieuwe situatie, bouwen aan een nieuw levensplan. ‘Sustaining emphasizes standing by. Unlike healing, in which the total situation is capable of change, sustaining relates to those situations that as a total cannot be

changed or at least cannot be changed at this time.’ BIJBELS-THEOLOGISCHE ACHTERGROND Deze functie ligt veranderd in het Bijbels getuigenis. Het Jodendom kent bijvoorbeeld de klaagvrouwen/mannen. Zij maken de emoties los, belangrijk i.v.m. het verwerken van het verdriet / verlies. Het Hebreeuwse woord van troosten {nicham} betekent letterlijk: ‘doen opademen’, in een situatie van druk en benauwdheid. Het Griekse woord {parakalein} betekent vermanen en vertroosten = opbeuren. Menselijke troost is een afspiegeling van de (zowel moederlijke en herderlijke) troost die de God van Israël geeft aan Zijn volk (Jes 40:1,11, 66:13). Het biedt hoop. Deze hoopvolle troost richt zich op de bedroefden, zieken en gevangenen, weduwen en wezen, verdrukten en vervolgden, ongeacht of zij deel uitmaken van de gemeente van Christus. KERKGESCHIEDENIS In de vroege kerk stond die troost en hoop altijd in het teken van de parousia, van de bevrijdende komst van Jezus, hetgeen de vervolgde kerk heeft doen blijven staan in de strijd tegen afval en verloochening. Ten tijde van de Reformatie wordt de mens veel meer aangesproken als enkeling, als individu. Daardoor ligt het accent nu ook meer op het bijstaan in momenten van persoonlijke aanvallen, zoals uit het rijk der duisternis. Het is dan het persoonlijke geloof in Jezus dat hoop en troost biedt. Bijbelse troost plaatst de pastorant in de ruimte. ACTUELE BETEKENIS Het bijstaan van mensen heeft allereerst betrekking op crisisverwerking, de radicale inbreuk op de eigen levensverwachting, waardoor de toekomst plotseling onzeker is geworden. Veel van die crises komen van buitenaf: een plotseling overlijden of een ongeneeslijke ziekte. Hierdoor wordt bijstaan vaak verbonden met rouwverwerking (4 fasen: ontkenning – woede – verzet – marchanderen – depressie – aanvaarding) en stervensbegeleiding. Troost zegt: Ik ben bij je. Je bent niet alleen. Ik ben er voor je. Je bent veilig.

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 19

Dit veilig weten, gezien worden en geborgen voelen, zijn primaire levensbehoeften in een mensenleven. Het gaat hier om een ‘basic trust’, het door God ‘be-aamd’ weten.

In het pastoraat gaat het dan niet om het antwoord geven op de ‘waarom-vraag’, maar gaat het vooral om het recht doen aan het ‘waarom-zonder-antwoord’. Vaak zijn de beste PW’s díe mensen die eerst pastorant zijn geweest, die

eerst door vertwijfeling en moeiten zijn heengegaan, en daar sterker zijn uitgekomen, getroost met Gods troost (2Kor 1:3). Soms is het daarom goed om mensen met gelijke ervaringen (qua bv. een ziekte) bij elkaar te plaatsen en hen ervaringen uit te laten wisselen.

BEGELEIDEN OMSCHRIJVING

Begeleiden = het bieden van steun en inzichten, op grond waarvan mensen keuzes

kunnen maken en beslissingen kunnen nemen om zo te groeien in zelfstandig

geestelijke functioneren. Het is wijze raad geven. Het is helpen de weg te

zoeken en vinden. ‘Guiding is that function of the pastoral ministry which arrives at some wisdom concerning what one ought to do when he is faced with a difficult problem of

choosing between various courses of thought or action.’ BIJBELS-THEOLOGISCHE ACHTERGROND In allerlei religies komen we mensen tegen die worden aangeduid als rabbi, leraar, wijze of guru. Het OT kent de ‘wijze’, die daardoor ook de rechtvaardige {tsaddiq} en de oprechte {jasar} is. Hij weet wanneer hij moet spreken, wanneer hij moet luisteren, wanneer hij moet zwijgen. Hij is de integere mens die aan Gods gestelde normen voldoet en die raadgever is voor hen die daar naar zoeken. De mens heeft de Thora en {chokma} (reflectie op de Thora) nodig om op de weg van God te kunnen gaan. De mens die wijs is, die heeft verstand van zaken, heeft kijk op situaties en inzicht in problemen. Kortom: hij kan het leven aan. Jezus is dé leraar, dé wijze, dé rabbi. Hij roept op (vermaant {paraklese}) de mensen om Hem te volgen, op basis van de barmhartigheden Gods die hen bewezen zijn, door Hem. Dat is geen wettisch vermanen, maar bevrijdend vermanen. KERKGESCHIEDENIS Helaas is het door de eeuwen heen vaak wel op de negatieve wijze gedaan: veel geestelijke leiders heersten op autoritaire wijze over het geweten van de pastorant. Daardoor kreeg het pastorale begeleiden vaak de vorm van de biecht en de tucht. Zo werd het ook een beoordelende vorm van pastoraat, die ten koste ging van de christelijke vrijheid waar Paulus toe had opgeroepen. Gezag op basis van door God gegeven autoriteit maakte plaats voor autoritair opgelegde regels, die belangrijker werden geacht dan de mens en zijn unieke, persoonlijke situatie. De pastorale leraar mag echter geen heerschappij voeren over het geloof van de pastorant, maar moet een medewerker zijn aan diens blijdschap (Rom 14:12, 2Kor 1:24). ACTUELE BETEKENIS Het is niet altijd eenvoudig om aan deze pastorale functie goed inhoud te geven. De kwestie van machtsongelijkheid blijft altijd een rol spelen. Ook in de pastorale relatie. De macht van God is echter gebaseerd op liefde en dienstbaarheid, en die zet vrij.

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 20

De PW moet in het pastorale begeleiden een ‘tegenover’ zijn. Hij moet een ruimte en sfeer scheppen waarin de pastorant zich vrij voelt om zijn overwegingen te spiegelen en toetsen aan die van de PW, opdat hij verder kan groeien in het proces van bewust wording. Hierin gebruikt de PW het Woord, maar is hij daar niet aan gelijk (zoals kan gebeuren in de kerygmatische stroming). De PW zoekt samen met de pastorant de juiste weg, waarbij het Woord als het ware meeloopt (naar het beeld van de Emmaüsgangers). Voor de PW is het hierbij dus belangrijk dat hij integer is, geloofwaardig is voor de ander, en dat hij weet waar hij zelf staat. Hij moet kunnen luisteren en ruimte scheppen voor het verhaal van de pastorant. Voor de pastorale gemeente is het hier van belang om structuren te vinden die het onderling delen van vragen en ervaringen stimuleert en vergemakkelijkt. Zo wordt de pastorale gemeente ook een lerende gemeenschap. Hierin zou de vroege gemeente een goed voorbeeld kunnen zijn. Daar speelde de Mystagogie (= inwijding in de geloofswaarheden van de christelijke gemeente) een belangrijke rol. Discipelschap vond toen plaats in kleine groepjes (beetje huiskring concept), waarin men de nieuwe gelovigen het geloof hielp verstaan (vaak door het lijden heen), opdat men verankerd zou worden in hun relatie met God. Vanwege de vaak nog grote onbekendheid met het evangelie stond pastoraat bijna gelijk aan mystagogie. Het begon met onderwijs, daarna werd de duivel afgezworen tijdens de doop, en vervolgens ging men weer verder met het geloofsonderwijs.

VERZOENEN OMSCHRIJVING

Verzoenen = het helpen van mensen die vervreemd zijn van

zichzelf, God en/of hun naasten, om tot zichzelf te komen,

aanvaarding en vergeving te ervaren, en zo te leren leven

vanuit een vernieuwde relatie met zichzelf, God en die naaste. De mens is niet meer verbonden met God, en daardoor niet meer met zichzelf en zijn naaste. Hij is van hen vervreemd. De dienst der verzoening zorgt voor een herstel van de verbondenheid. ‘The reconciling function seeks to re-establish broken relationships between man and fellowman and between man and God.’ BIJBELS-THEOLOGISCHE ACHTERGROND De kern van zonde is de verbreking van de geloofsrelatie met God, met desastreuze gevolgen voor de relaties van de mens met zichzelf, naaste, God en zijn omgeving. Verzoening van die relatie is het antwoord geweest van God, het gaat van Hem uit, via het werk van Christus aan het Kruis. En daarmee wordt het de oproep voor elk mens, door onze mond heen (2Kor 5:18). Het Bijbelse {katallasso} (zich verzoenen met / de ander met zich verzoenen) betreft de relationele verzoening tussen twee partijen, bijvoorbeeld een echtpaar. Dat hoeft dus niet alleen de relatie tussen mens en God te betekenen, maar ook die tussen mens en mens (zie Matt 5:24 en het ‘Onze Vader’). Deze beide relaties zijn niet van elkaar te scheiden (zie Grote Gebod). KERKGESCHIEDENIS De persoonlijke biecht kwam op in de middeleeuwen. Het gold iedereen en moest met regelmaat worden gedaan, vooral in de boetetijd: de Advent en de 40-dagen tijd.

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 21

De biecht bevatte de {contritio cordis} = het berouwvolle hart, de {confessio oris} = de openlijke belijdenis en de {satisfactio operum} = boetedoening. Alhoewel dit laatste punt een groot probleem voor de reformatoren, hielden ze de biecht wel in ere en werd het actief gebruikt in het pastoraat. In het kerygmatisch pastoraat loopt ieder gesprek uit op een biechtgesprek, gevolgd door een woord van vergeving. Door het paternalistische aspect en de verandering in het denken over schuld, is de biechtpraktijk echter grotendeels verdwenen. ACTUELE BETEKENIS Schuld behoort, naast angst en twijfel, tot de meest basale onlustgevoelens in het leven van een mens. Er zijn verschillende schuldgevoelens: de

• Onevenwichtige � depressieve, totaal overspoelende gevoelens. Uit balans.

• Aangeprate � door de opvoeding of door rolpatronen opgelegde ‘waarheden’.

• Reële � door wat we verkeerd hebben gedaan, bv. onherstelbare fouten.

• Irreële � als echt ervaarde (dat is altijd zo), maar zonder feitelijke basis. In het pastorale gesprek hierover is het nodig om de schuldgevoelens eerst goed te duiden (via de anamnese) op hun aard en hun oorsprong, de wortels. Bij de reële schuldgevoelens past een woord van vergeving. Bij de andere past meer een woord van troost, aanvaarding, onderwijs en/of inzicht. Verschil tussen schuld en schaamte: schuld is een overtuiging / gevoel naar God toe, schaamte is gericht op de eigen persoon en heeft te maken met zelfbepaalde falen. Het antwoord op schaamte is vooral aanvaarding en heling. Veel pastoraat richt zich op het herstel van relaties, voor zover mogelijk. Verzoening is hierbij de weg van de meeste weerstand, omdat het alleen bereikt kan worden als men dwars door het conflict gaat. Alleen als alle emoties en gedachten goed zijn geuit en gehoord, kan er werkelijke verzoening plaatsvinden. De pastorale gemeente behoort een gemeenschap te zijn waar mensen – levend in een door conflicten geteisterde wereld, vervreemd van elkaar en van God – de ruimte, aanvaarding en liefde ervaren om te kunnen vergeven en verzoenen. Helaas blijkt de praktijk minder paradijselijk dan gehoopt en gewild. Er is vaak te weinig openheid en te veel conflicten worden verzwegen en verdrongen, waardoor verzoening te vaak niet tot de mogelijkheden behoort. Een ander probleem is dat veel christenen te weinig besef hebben van hun persoonlijke zonde en schuld tegenover God en hun medemens.

DE LEVENSLOOP ALS PASTORAAL THEOLOGISCH THEMA De levensloop van een mens lijkt wel op een rivier: grillig en onvoorspelbaar, met onverwachte wendingen, ongewenste blokkades, plotselinge stroomversnellingen en rustgevende verbredingen. De verschillende delen van de rivier zijn zo te vergelijken met de verschillende fasen in het leven van de mens: kind � tiener � adolescent � volwassene � oudere. Elke fase heeft zijn eigen kenmerken en kent zijn specifieke veranderingen. Door deze fasen en veranderingen in kaart te brengen, kan de PW beter inspelen op wat er bij een pastorant aan problemen leeft en speelt.

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 22

Maar daarmee moeten we niet denken dat we het allemaal onder controle hebben of er altijd voldoende grip op hebben. Want wat als het langschap nu eens verandert? Dat heeft zo zijn gevolgen voor de rivier = onze levensloop. Wat doen we daarmee?

VERSCHILLENDE FASEN KIND (0 – 10/12 Bij het jonge kind lopen feiten en beelden, werkelijkheid en fictie door elkaar heen. Ze zijn vatbaar voor suggestie en voor verhalen. Het leeft nog in een ‘magische wereld’. Voor hem is eigenlijk alles mogelijk, beleefd vanuit zijn fantasie. Het eigen individu is nog niet volledig begrensd. Het kent bv. nog weinig onderscheid tussen kind en moeder. Ze hebben als het ware een symbiotische relatie. Hier komt het kind stap voor stap van los, door het meemaken van diverse ‘verlieservaringen’ (alleen in kamer, alleen naar school, alleen eigen activiteiten doen, enz.). Zo ontdekt het steeds meer zijn eigen individuele grenzen en leert het leven in zelfstandigheid. De ouders hebben de rol van: Vader � ‘agressor / initiator’ = stimuleert en activeert tot zelfstandigheid. Moeder � ‘beschermster / voedster’ = zorgt en beschermt. Soms kunnen er dingen gebeuren, waardoor het kind ontdekt dat het leven niet zo procesmatig, niet zo perfect en veilig is als door hem gedacht, verwacht en beleefd. Dit is te zien als een ‘awakening’. Het kan dan zijn dat het kind, als reactie, terug verlangt naar de veilige fantasie wereld van vroeger, naar de warme geborgenheid. Uit angst voor nieuwe kwetsingen en ongewenst verlieservaringen kan het dan vluchten in een foetushouding. TIENER (10/12 – 20) De tieners exploreren, verleggen grenzen, zoeken naar hun eigen identiteit. Ze verlangen naar echtheid en eerlijkheid, willen serieus genomen worden, zoeken identificatiefiguren. In het pastoraat moeten we bv. dus rekening houden met hun behoefte tot spiegeling (ik wil zijn als: die held / die ster / die jeugdleider, enz.).

Volwassen worden is, in deze tijd, een intensief en complex proces. Tieners/jongeren moeten al snel groot worden en overal verantwoordelijk voor worden. Velen hebben vaak een bijbaantje (en mobiel) en zijn zo verantwoordelijk voor hun eigen inkomen (en uitgaven). Voor de wet zijn ze met hun 18e al volledig aansprakelijk. Er wordt ook verlangd dat ze meedenken, meestemmen, meepraten. In deze maatschappij is volwassenheid een toestand van ‘zelfverantwoordelijke zelfbepaling’, waar deze tieners naar toe moeten groeien. Maar wettelijke + economische volwassenheid is nog heel wat anders dan geestelijke + sociale volwassenheid. Het exacte tijdstip is wettelijk wel, maar geestelijk zeker niet gemakkelijk vast te stellen. Vele jong-volwassenen geven aan dat ze pas tussen eind 20 – eind 30 jaar oud het gevoel hadden geestelijk volwassen te zijn geworden. Bij het groeien van economische zelfstandigheid naar ware volwassenheid heeft het vooral een gemeente nodig die klaar staat om verdieping te brengen in de diverse aspecten van het menselijke leven waar de verzakelijkte maatschappij geen ruimte voor heeft / geeft: aandacht voor het innerlijke zelf en de rust om bezig te zijn met de diepere levensvragen.

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 23

Voor ouders is het belangrijk dat zij hun tieners de ruimte geven om het ‘Experiment Leven’ aan te gaan. In deze periode van het zoeken naar een nieuw evenwicht hebben ze zowel hun vrienden nodig als hun ouders. Die beide groepen zijn geen concurrenten van elkaar. Ouders moeten het vangnet zijn waar ze op terug kunnen vallen. Zo leren ze zelfstandige keuzes te maken en verantwoordelijkheid te nemen.

JONG VOLWASSENE (20 – 40) In deze periode wil de mens zichzelf bewijzen en de aanwezige mogelijkheden benutten. Hij draagt nu verantwoordelijkheid op meerdere gebieden en begint zijn eigen levensstijl te bepalen. In deze fase hebben veel mensen moeite met accepteren dat het niet gaat zoals zij dat graag willen. Het kan dan zijn dat de PW moet helpen met accepteren dat de kaders vast zijn gesteld (je opvoeding is voorbij!) en dat ze daarin hun plek moeten vinden. VOLWASSENE (40 – 50) Veel volwassenen krijgen in deze fase de ‘midlife crisis’ = het grote moment van evaluatie. Ze gaan kijken naar wat ze gedaan hebben en wat ze nog willen doen. De beoordelen hun activiteiten, huwelijk, werk, onvervulde dromen en gaan aan de slag met diepere levensvragen, voor zover die nog geen antwoord hebben gekregen. De PW kan hierbij helpen door hen te laten kijken naar wat werkelijk belangrijk is en wat werkelijk hún ding is. OUDEREN (50 – …) Op deze middelbare leeftijd begint de energie af te nemen, groeit het besef dat het grootste deel van hun leven achter hen ligt, en veranderen relaties (minder sexueel, meer vriendschappelijk).

Zo’n indeling van de menselijke levensloop in fasen is handig, maar heeft ook iets van willekeur in zich, want wanneer begint ouderdom eigenlijk? Dat is voor iedereen anders. Verder klinkt ook het gegeven dat er bepaalde taken / functies horen bij deze fase – aanvaarding en relativering van het leven zoals het geweest is, bereiken van innerlijke harmonie en rust, vol zijn van gevende liefde, verbonden zijn met allen die menselijke waardigheid en liefde bevorderen, het hebben van nieuwe interesses en inzichten. In één woord: integriteit bezitten – wat opgelegd, want veel ouderen herkennen zichzelf hier niet in. Dit ideaalbeeld van de oudere mens is een typisch voorbeeld van het moderne vooruitgangsgeloof. Een betere bepaling van ouderdom is dat van de twee processen: winst en verlies. Het winstproces houdt in: Ontslagen zijn van verplichtingen van veeleisend werk, nieuwe activiteiten starten (bv. vrijwilligerswerk), gaan reizen, interessante cursussen volgen, meer tijd nemen voor partner en (klein)kinderen, genieten van cultuur. Het verliesproces bevat: Minder kunnen horen, zien, ruiken, herinneren, lopen; meer vatbaar zijn voor ziekte en kwalen, beperking van mogelijkheden, afhankelijk worden, vereenzaming, loslaten (sterven) van partner en vrienden.

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 24

Elke oudere maakt gelijktijdig dingen mee van beide processen, ieder met zijn eigen combinatie van elementen, waardoor het een dubbel gevoel heeft. Elke oudere gaat ook anders om met deze winst en verliesprocessen. Hierdoor is elk proces een zeer uniek proces, voor elk anders. Voor de PW’s betekent dit dat ze de gemeenteleden niet meer mogen indelen puur op leeftijd (bv.: iedereen boven 65 krijgt standaard pastorale begeleiding), maar dat er goed gekeken moet worden naar de aanwezigheid van elementen uit beide processen: waar er meer/minder elementen van verlies zijn, is er meer/minder hulp nodig. ENKELE PASTORALE THEMA’S

• Helpen loslaten van het ideaalbeeld van ‘de rijpe oudere’, vol van wijsheid, harmonie en vrede, plus daarbij het loslaten van schuldgevoelens i.v.m. het niet bereikt hebben daarvan. De PW mag de oudere rust brengen door te bevestigen dat het vaak een mix is van wanhoop en aanvaarding, angst en vrede.

• Helpen met leven met het ‘onvolkomene’ en onherstelbare, wanneer emoties van rouw niet verdwijnen en pijnlijke conflicten nog (steeds) niet (kunnen) worden opgelost. Hierbij bestaat helpen uit luisteren, aanwezig zijn, meeleven.

• Helpen met het een plaats geven van nieuwe theologische inzichten, die oude en vertrouwde zekerheden ter discussie stellen. Het helpen kan bestaan uit het voeren van gesprekken om verheldering en heroriëntatie te brengen.

• Het helpen met de voorbereiding op de dood, niet qua angst (tenzij de angst voor een lange lijdensweg vooraf), maar qua willen horen van hun gedachten en gevoelens hierover.

BEJAARDEN ( … - �) Voor hen moet er ruimte zijn voor de verwerking van hun verlies (qua relaties/ leven), de overgang van onafhankelijkheid naar afhankelijkheid, en het opmaken van een ‘winst-verliesrekening’ van hun leven.

BIJBEL EN GEBED IN PASTORAAT Hoe meer wij zelf, als PW’s, in een relatie met God staan waar gebed en de Bijbel een belangrijke plaats innemen, hoe meer wij gebed en de Bijbel een plek kunnen geven in de pastorale gesprekken. De Heilige Geest wil ons vormen tot fijngevoelige en tactvolle luisteraars (naar God en de pastorant) en sprekers (van Gods Woord).

DE BIJBEL IN HET PASTORAAT In het pastorale gesprek gaat het meer om Schriftvertolking dan om verkondiging, omdat de PW vaak als een tolk moet fungeren. Hij moet zowel het verhaal van de pastorant als dat van de Bijbel goed kunnen verstaan, om hen vervolgens met elkaar te kunnen verbinden, onder leiding van de Heilige Geest. Daarin is er natuurlijk geen plaats voor:

• ‘cowboy-pastoraat’ (de Bijbel losse teksten laten schieten).

• biblicisme, fundamentalisme en moralisme.

Aantekeningen Pastorale Theologie – Henk Bakker – GPW ETH – www.teacheronthetower.com 25

Er is echter alle ruimte voor door de Geest geïnspireerde woorden, die met wijsheid, vrijmoedigheid, onbevangenheid en ontspanning worden gesproken, en die natuurlijk ook hermeneutisch verantwoord zijn. Wanneer de focus ligt op het aandachtig en empatisch luisteren naar de pastorant, zal de Heilige Geest de woorden geven (uit het met Gods Woord gevulde innerlijke archief van de PW) die goed passen bij het moment en de pastorant (hetgeen impliceert dat een gegronde kennis van Gods Woord een bijzondere pré is bij het pastorale gesprek). De methode die hierbij het meest werkzaam is, is die van de identificatie: ervaringen van de pastorant komen sterk overeen met die van Bijbelse figuren, mensen die Gods bevrijdend en steunend handelen in hun leven hebben meegemaakt, die zo tot bemoediging zijn voor de pastorant. Het is hierbij niet de bedoeling om de Bijbel er plichtmatig bij te slepen, maar om die gewoon ongedwongen te integreren in het gesprek. Zeker als de pastorant zijn ervaringen met de Bijbel er bij kan halen en de PW open is over zijn eigen falen en worstelingen (2Kor 1:4), kan er een heel vruchtbaar gesprek ontstaan.

GEBED IN HET PASTORAAT We mogen met alles wat ons bezig houdt bij de Vader komen: emoties, smekingen, klachten, dankbaarheid, enz.. Ook het gebed is niet iets wat er plichtmatig bij moet worden gesleept, als een traditie die gevolgd moet worden, maar mag er in alle rust en ontspanning bij betrokken worden, goed aansluitend op het gesprek en de situatie waarin de pastorant zich bevindt. Daarbij mag valse gene om (hardop) te bidden bespreekbaar worden gemaakt en zo veel mogelijk worden losgelaten. Ook het punt van gebedsverhoring mag een onderwerp van gesprek zijn. Wij hoeven God niet te verdedigen voor onverhoorde gebeden (Hij is vrij in het antwoord dat Hij geeft), maar moeten de daarmee worstelde pastorant wel bijstaan en onderwijzen uit Gods Woord.