Passende beoordeling Van Gastel Gert LV - milieuinfo.be · 6.3 Impact op de vitale factoren hoe het...
Transcript of Passende beoordeling Van Gastel Gert LV - milieuinfo.be · 6.3 Impact op de vitale factoren hoe het...
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 1/47
PASSENDE BEOORDELING
VAN GASTEL GERT LV
Hernieuwing en uitbreiding van een pluimveehouderij tot een totaal van 160.000
stuks pluimvee
WUUSTWEZEL
Opmaak en begeleiding: SBB Accountants & Adviseurs Milieubureau Joveco bvbaDiestsevest 32 bus 1 Kriesberg 29b3000 Leuven 3221 HolsbeekTel. +32 16 24 64 72 Tel. +32 16 56 67 48Uitvoering meet- en inspectiewerk Fax. +32 16 24 64 88
Tel. +32 15 56 67 48
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 2/47
1. Inhoudsopgave 1. Inhoudsopgave ---------------------------------------------------------------------------------------------------------- 2 2. Inleiding ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 3 3. Situering project -------------------------------------------------------------------------------------------------------- 3
3.1 Administratieve gegevens ------------------------------------------------------------------------------------- 3 3.2 Ruimtelijke situering --------------------------------------------------------------------------------------------- 4 3.3 Beschrijving SBZ (referentiesituatie en huidige situatie) ----------------------------------------------- 8 3.4 Beschrijving van het project --------------------------------------------------------------------------------- 17
3.4.1 Aard van het project -------------------------------------------------------------------------------------- 17 3.4.2 Tijdsplanning ----------------------------------------------------------------------------------------------- 20 3.4.3 MER-plicht -------------------------------------------------------------------------------------------------- 20 3.4.4 Vereiste vergunningen ----------------------------------------------------------------------------------- 20 3.4.5 Relatie tussen het project en de SBZ’s -------------------------------------------------------------- 20
4. Impact ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 21 4.1 Elementen met mogelijke impact op habitats of soorten --------------------------------------------- 21 4.2 Methodiek voor de mogelijke impact ---------------------------------------------------------------------- 21
4.2.1 Direct ecotoopverlies ------------------------------------------------------------------------------------- 21 4.2.2 Verzuring en vermesting door ammoniakdepositie ----------------------------------------------- 22 4.2.3 Verdroging -------------------------------------------------------------------------------------------------- 31 4.2.4 Rustverstoring --------------------------------------------------------------------------------------------- 31
5. Effectinschatting ------------------------------------------------------------------------------------------------------ 32 5.1 Direct ecotoopverlies ------------------------------------------------------------------------------------------ 32 5.2 Verzuring en vermesting door ammoniakdepositie ---------------------------------------------------- 32 5.3 Verdroging ------------------------------------------------------------------------------------------------------- 38 5.4 Rustverstoring -------------------------------------------------------------------------------------------------- 39 5.5 Milderende maatregelen ------------------------------------------------------------------------------------- 39
5.5.1 Door het bedrijf genomen maatregelen -------------------------------------------------------------- 39 5.5.2 Door het bedrijf geplande maatregelen -------------------------------------------------------------- 39 5.5.3 Verdere mogelijkheden of aanbevelingen ---------------------------------------------------------- 40
6. De beoordeling van de significantie van de impact ---------------------------------------------------------- 41 6.1 Impact op habitats --------------------------------------------------------------------------------------------- 41 6.2 Impact op het evenwicht tussen, de verspreiding en densiteit van de soorten en populaties in zijn geheel -------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 41 6.3 Impact op de vitale factoren hoe het SBZ functioneert als ecosysteem -------------------------- 41 6.4 Impact op de abiotische relaties --------------------------------------------------------------------------- 42 6.5 Impact op het bereiken van de instandhoudingsdoelen ---------------------------------------------- 42
7. Overzicht tabellen en figuren -------------------------------------------------------------------------------------- 44 8. Literatuur --------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 46
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 3/47
2. Inleiding
Deze studie wordt uitgevoerd in het kader van het milieueffectrapport voor een uitbreiding te realiseren in het
pluimveebedrijf Van Gastel Gert LV door de bouw van twee nieuwe pluimveestallen voor elk 40.000 stuks
slachtkuikens. Deze stallen komen naast de bestaande pluimveestallen stal 1 en stal 2. De nieuwe
pluimveestallen zullen conform de ter zake geldende wetgeving uitgerust worden als ammoniakemissie-arme
stal. De bestaande stallen zijn vergund als traditionele stallen. Ze zijn ondertussen omgevormd naar het
ammoniakemissiearm systeem P-6.4. Dit systeem omvat een warmtewisselaar met luchtmengsysteem voor
droging van de strooisellaag.
Er wordt eveneens een uitbreiding gevraagd met een nieuwe grondwaterwinning voor stal 3 en 4.
De initiatiefnemer laat een milieueffectrapport opstellen om deze toe te voegen aan de
milieuvergunningsaanvraag en de stedenbouwkundige aanvraag, die noodzakelijk zijn ter uitvoering van het hier
voorliggende project.
De exploitatie van Van Gastel Gert LV is gelegen aan de Huisheuvelstraat 53 te 2990 Wuustwezel. De huidige
vergunde situatie betreft een pluimveebedrijf voor 80.000 stuks slachtkuikens in 2 stallen.
Voor de pluimveehouderij is het nodige toebehoren voorzien zoals bijvoorbeeld het stallen van voertuigen, de
opslag van stookolie, een stookinstallatie, een noodstroomgroep en de opslag van reinigingswater. Er is
eveneens een vergunning voor het oppompen van grondwater.
De huidige milieuvergunning dateert van 03/12/2009 en heeft een looptijd tot 03/12/2029, samenvallend met de
einddatum van de termijn van de vergunning.
In de nieuwe situatie zal een vergunning gevraagd worden voor in totaal 160.000 slachtkuikens verdeeld over 4
stallen.
Gelet op de belangrijke verandering wordt ook een vroegtijdige hernieuwing gevraagd voor de volledige inrichting.
In het volgende hoofdstuk worden alle aspecten van het project toegelicht m.b.t. mogelijke hinder op vlak van
ammoniakdepositie, verzuring en vermesting, direct ecotoopverlies en verdroging. Er wordt getracht een
inschatting van de effecten te maken.
3. Situering project
3.1 Administratieve gegevens
Deze inrichting is gelegen aan de Huisheuvelstraat 53 te 2990 Wuustwezel. De stallen en het woonhuis van het
bedrijf zijn gelegen op de kadastrale percelen 1e afdeling, sectie C, nummers 192C en 192D. De nieuwe
pluimveestalen worden ingeplant op het kadastraal perceel 192C naast en aansluitend op de bestaande
pluimveestallen.
De Lambertcoördinaten van het centrum van het landbouwbedrijf zijn:
X : 166.137
Y : 235.444
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 4/47
3.2 Ruimtelijke situering
De stallen zijn volgens het gewestplan Turnhout (B.S 30/09/1977) volledig gelegen in agrarisch gebied. De
afstand van het bedrijf t.o.v. andere gebieden zoals aangeduid op het gewestplan wordt weergegeven in
onderstaande tabel. Het bedrijf ligt op 85 m van de Nederlandse grens (gemeente Zundert).
Tabel: Ligging bedrijf volgens gewestplan
Gebied Afstand tot het centrum van
het bedrijf
Richting
Bosgebied 2.235 m Z W
Landschappelijk waardevol agrarisch gebied 1.870 m ZW
Stortgebied (huisvuil) 760 m ZW
Natuurgebied 2.900 m Z
Ambachtelijke bedrijven en kmo 1.460 m ZO
Woongebied met landelijk karakter 1.390 m ZO
woonuitbreidingsgebied 1.785 m ZO
Op deze plaats is geen gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan van kracht.
Volgens de kaart met de aanduiding van de Natura 2000-gebieden is deze inrichting gelegen in een SBZ, nl. het
Vogelrichtlijngebied 'De Maatjes, Wuustwezelheid en Groot Schietveld (BE2101437)'. Op 4,9 km is het
Habitatrichtlijngebied 'Klein en groot Schietveld (BE2100016)' gelegen. De inrichting is niet gelegen in of in de
nabijheid van een Ramsar-gebied.
In de ruime omgeving van het bedrijf is een VEN- of IVON-gebied gesitueerd. De Maatjes ligt op 4,6 km ten W
van het bedrijf. Het nummer van het VEN-gebied is 302 en het type is een Grote eenheid natuur (gen).
Het bedrijf is niet gelegen in een beschermingszone voor grondwaterwinning zoals bedoeld in het decreet van
24/01/1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer.
Het bedrijf ligt in vogelvlucht op ongeveer 85 m van de Nederlandse grens. Het bedrijf in België ligt op meer dan
10 km van de Natura 2000 gebieden in Nederland. Hierdoor wordt er van uitgegaan dat er ten gevolge van de
uitbating van het bedrijf geen gevolgen te verwachten zijn in de Natura 2000 gebieden in Nederland.
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 5/47
Figuur 1 : Gewestplan met aanduiding ligging bedrijf (bron Geopunt-AGIV Vlaanderen)
Van Gastel Gert LV
Figuur 2: Ligging bedrijf op luchtfoto (bron Geopun t-AGIV Vlaanderen)
Van Gastel Gert LV
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 6/47
Figuur 3: Ligging bedrijf ten opzichte van natura 2 000gebieden (Geopunt-AGIV) Van Gastel Gert LV
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 7/47
Figuur 4: Ligging bedrijf ten opzichte van gebiede n van het VEN en het IVON (Geopunt-AGIV) Van Gastel Gert LV
Figuur 5: Biologische waarderingskaart (bron Geopun t-AGIV)
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 8/47
3.3 Beschrijving SBZ (referentiesituatie en huidige situatie)
Het bedrijf of de gewenste uitbreiding is gelegen binnen één van de volgende gebieden:
- een speciale beschermingszone zoals bedoeld in artikel 2, 43° van het decreet van 21 oktober 1997
betreffende het natuurbehoud en het natuurlijke milieu;
- een definitief vastgelegd gebied dat in aanmerking komt als speciale beschermingszone zoals bedoeld
in art36bis, §6 of 612, van het bovengenoemde decreet;
- de perimeter van een zone aangeduid overeenkomstig bijlagen 1 tot en met 23 van het besluit van de
Vlaamse Regering van 17 oktober 1988 tot aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin van
artikel 4 van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979
inzake het behoud van de vogelstand, voor zover voor die zone of een onderdeel van die zone geen
nieuw aanwijzingsbesluit zoals bedoeld in artikel 36bis, §7, van het bovengenoemde decreet in werking
is getreden.
Het bedrijf ligt in een SBZ, nl. het Vogelrichtlijngebied 'De Maatjes, Wuustwezelheide en Groot Schietveld
(BE2101437). Het vogelrichtlijngebied heeft een totale oppervlakte van 4110 ha.
Op 4,9 km ten aanzien van het bedrijf ligt het Habitatrichtlijngebied 'Klein en Groot Schietveld (BE2100016). Het
'Klein en Groot Schietveld' (KGS) heeft gezamenlijk een oppervlakte van 2288 ha.
Referentiesituatie vogelrichtlijngebied ”De Maatjes, Wuustwezelheid en Groot Schietveld"
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 10/47
.
Met uitzondering van de landbouw is loofbos qua oppervlakte het belangrijkste landschapstype binnen het
vogelrichtlijngebied (zonder Klein en Groot Schietveld). Binnen het overwegend agrarisch gebied vormen bossen
de belangrijkste natuurkernen (actueel ca. 300 ha, volgens gewestplan ca. 400 ha). De aanwezige bossen zijn
belangrijk als habitat voor Zwarte specht en Wespendief. Indien er voldoende open, zandige heideplekken
aanwezig zijn, is dit landschapstype ook belangrijk als habitat voor Vogelrichtlijnsoorten boomleeuwerik en
nachtzwaluw.
Het aanwezige bos in het gebied Wuustwezelheide (Sterbos, Baantjesheide en Wolfsheuvel) bestaat
voornamelijk uit naaldbos met een lagere natuurwaarde.Historisch gezien bestond dit gebied uit heide en vennen
dat tussen 1850 en 1930 bebost werd. Op de aanwezige droge zandgronden kunnen zich, net als op de
Schietvelden, oude zuurminnende eikenbossen ontwikkelen. Het belangrijkste knelpunt voor de aanwezige
habitatvlekken is de kwaliteit (versnippering, exoten, structuur, hoog aandeel naaldhout…).
Binnen dit gebied ligt de nadruk op een sterke kwaliteitsverbetering van de aanwezige (loof)bossen en de
realisatie van enkele grotere loofboskernen door bosinbreiding en een beperkte bosuitbreiding (verbinding). Op
basis van de leefgebiedsvereisten voor wespendief en zwarte specht,
wordt een effectieve bosoppervlakte van 450 ha die goed gebufferd is en duurzame populaties van typische
bossoorten kan bewerkstelligen tot doel gesteld. Binnen deze bossen dient voldoende aandacht te zijn voor brede
zandwegen en open plekken met zandrijke heidevegetaties als leefgebied voor boomleeuwerik en nachtzwaluw.
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 11/47
Het moerasgebied en natuurreservaat de Maatjes is de restant van een oud laagveenmoeras en turfwingebied
waarin de laatste 200 jaar terug verlanding in het rietmoeras is opgetreden en dat momenteel bestaat uit
rietmoeras en (natte) weilanden. Het gebied wordt gekenmerkt door de veelvuldige aanwezigheid van kleine
natuurelementen zoals knotwilgenrijen, houtkanten en heggen. De rietkragen hebben de plaats ingenomen waar
vroeger open waterplassen waren en maken deel uit van een veel groter rietland over de grens met Nederland.
Oorspronkelijk kwam er in het gebied een grote oppervlakte aan natte extensieve graslanden voor die echter
teruggedrongen zijn tot de oppervlakte binnen het Vlaams Natuurreservaat.
Het moerasgebied is vooral belangrijk voor bruine kiekendief, roerdomp en blauwborst maar ook voor andere
typische rietsoorten als rietzanger, baardmannetje, spotvogel, bosrietzanger, … Tot een kleine 10 jaar geleden
werd zelfs porseleinhoen waargenomen en deze soort zal meeliften met de doelstellingen voor de andere
moeras- en weidevogels. Voornaamste knelpunten zijn de kleine oppervlakte (6 ha) van het rietmoeras en de
verdroging door een te intensieve drainage. Voor de instandhouding van de vogelrichtlijnsoort roerdomp wordt
toename van het rietland met ca. 100 ha tot doel gesteld. Blauwborst en bruine kiekendief liften mee met deze
doelstelling.
In het huidige Vlaams natuurreservaat rond de Maatjes zijn de laatste structuurrijke, natte graslanden aanwezig
die erg belangrijk zijn voor overwinterende en doortrekkende weide- en watervogels. De beschikbare oppervlakte
leefgebied voor deze soorten is sterk geconcentreerd in deze natuurgericht beheerde graslanden. De toename
van het rietland kan bijgevolg niet ten koste gaan van de oppervlakte aan graslanden. De belangrijkste
(weiland)soorten zijn regenwulp, blauwe kiekendief, kemphaan, zwartkopmeeuw, tureluur, wulp, grutto,
zomertaling, smient, rietgans, …
Het weilandencomplex voor deze soorten dient voldoende groot en gevarieerd te zijn waarbij er zowel minder
natte als natte weilanden aanwezig moeten zijn om de verschillende soorten voldoende foerageermogelijkheden
te bieden. Samenvattend komt dit neer op een weilandencomplex van 200 ha, waarvan minstens 100 ha nat tot
zeer nat is.
Bovenstaande doelstellingen overlappen bijna volledig met het natuurstreefbeeld vanuit het Grensoverschrijdend
Ecologisch Basisplan (Tauw 2004) en met de landschappelijke waarde van het gebied.
Populatie-grootte
Min Max Seizoen
Bergeend
15 Wintergast of doortrekker niet Annex I
Blauwborst
5 Broedvogel Annex I
Blauwe Kiekendief
2 Niet broedend Annex I
Blauwe Reiger
5 Wintergast of doortrekker niet Annex I
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 12/47
Boomleeuwerik
6 Broedvogel Annex I
Bruine Kiekendief
1 Broedvogel Annex I
Dodaars
4 Wintergast of doortrekker niet Annex I
Grutto
200 Wintergast of doortrekker niet Annex I
Kemphaan
40 Niet broedend Annex I
Knobbelzwaan
2 Wintergast of doortrekker niet Annex I
Korhoen
6 Broedvogel Annex I
Krakeend
Wintergast of doortrekker niet Annex I
Kuifeend
15 Wintergast of doortrekker niet Annex I
Meerkoet
20 Wintergast of doortrekker niet Annex I
Nachtzwaluw 10 15 Broedvogel Annex I
Pijlstaart
10 Wintergast of doortrekker niet Annex I
Porseleinhoen
1 Broedvogel Annex I
Regenwulp
900 Wintergast of doortrekker niet Annex I
Roerdomp
Niet broedend Annex I
Slobeend
10 Wintergast of doortrekker niet Annex I
Smient
2 Wintergast of doortrekker niet Annex I
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 13/47
Tafeleend
6 Wintergast of doortrekker niet Annex I
Velduil
1 Broedvogel Annex I
Wilde Eend
460 Wintergast of doortrekker niet Annex I
Wintertaling
280 Wintergast of doortrekker niet Annex I
Zwarte Specht
2 Broedvogel Annex I
Actuele situatie van het studiegebied t.h.v. het vogelrichtlijngebied en het Habitatrichtlijngebied:
De Biologische Waarderingskaart (BWK) geeft de vegetaties in omgeving van het bedrijf weer. De
bedrijfsomgeving bestaat voornamelijk uit minder waardevolle elementen, nl. soortenarm permanent
cultuurgrasland (hp), zeer soortenarme, ingezaaide graslanden (vaak tijdelijk) (hx) en akkers op zandige bodem
(bs). Er komen ook een aantal waardevolle elementen voor (zie onderstaande tabel). Ten zuidoosten en
zuidwesten van het bedrijf bevinden zich ook een beperkt aantal zeer waardevolle vegetaties (hp+, hp en ppmb).
Er zijn eveneens een beperkt aantal complexen van minder waardevolle en waardevolle elementen en van
waardevolle en zeer waardevolle elementen aanwezig. Ten noorden van het bedrijf ligt vlakbij de grens met
Nederland. Net over de grens ligt voornamelijk akkerland en grasland.
De waardevolle (w) en zeer waardevolle elementen (z), alsook de complexen van minder waardevolle en
waardevolle elementen (mw) en de complexen van waardevolle en zeer waardevolle elementen (wz) in de
omgeving van het bedrijf worden in onderstaande tabel weergegeven en zijn ook weergegeven in de figuur.
Tabel 1: biologische waardevolle en zeer waardevoll e elementen
Nr
BWK
Eenheid waarde Afstand tot
bedrijfscentrum
Omschrijving
1 hp mw 35 z soortenarm permanent cultuurgrasland
2 Hp, kbgml mw 95 zw soortenarm permanent cultuurgrasland
3 Hp, kbp mw 120 zo
soortenarm permanent cultuurgrasland, bomenrij populier
4 Ur, kbgml mw 90 zo
Bebouwing in agrarische omgeving, bomenrij gemengd loofhout
5 Weg, kbae mw 225 Zo Weg, bomenrij met eutrofe plas
6 Weg, kbb mw 230 zo Weg, bomenrij berk
7 kbr w 75 z
Bomenrij met dominantie van Robinia pseudoacacia
8 Hp+ w 300 zo
Soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden
9 Hp, kbs mw 760 o-zo soortenarm permanent cultuurgrasland,
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 14/47
bomenrij wilg
10
Ur, hp, pmb mw 850 o-zo
Bebouwing in agrarische omgeving, Soortenarm permant cultuurgrasland, Naaldhoutaanplant met ondergroei van struiken en bomen
11 ae z 922 z
eutrofe plas (diverse plantengemeenschappen)
12 kba w 820 Zo
Bomenrij met dominantie van els (Alnus sp.)
13 Hp+ w 1008 Zo
Soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden
14 Hp, kbr, kbp mw 1090 zo
soortenarm permanent cultuurgrasland, bomerijen
15 Hp, kbgml mw 587 zo
soortenarm permanent cultuurgrasland, bomerij gemengd loofhout
16 kbq w 757 Zo
Bomenrij met dominantie van zomereik (Quercus robur)
17 kbae w 740 Zo bomenrij met eutrofe plas
18 n, gml w 800 zw
Loofhoutaanplant (exclusief populier, gemengd loofhout
19 Qb, uv mz 930 zw
Eikenberkenbos, terrein met recreatieinfrastructuur
20
Ppmb,uv mw 935 zw
Aanplant van grove den met ondergroei van struiken en bomen, terrein met recreatieinfrastructuur
21 kbae w 1016 zw bomenrij met eutrofe plas
22 kbb w 763 zw Bomenrij met berk
23 gml w 940 zw Gemengd loofhout
In een straal van 1 km rond het bedrijf (onmiddellijke omgeving van het bedrijf) liggen een beperkt aantal
waardevolle vegetaties. Deze zijn terug te vinden in figuur 6.. Ten zuidoosten en zuidwesten van het bedrijf
bevinden zich ook een beperkt aantal zeer waardevolle vegetaties (hp+, hp en ppmb). Er zijn eveneens een
aantal complexen van waardevolle en minder waardevolle elementen aanwezig (hp, kb).
De habitatkaart versie 2014, opgesteld door INBO d.d. 2009 geeft voor de meeste habitattypen van de Bijlage I
van de Habitatrichtlijn een indicatie van hun voorkomen en dit zowel binnen als buiten de speciale
beschermingszones. De habitatkaart versie 214 bevat zowel een integratie van de Biologische Waarderingskaart
als een indicatieve situering van de Natura 2000 habitats en de regionaal belangrijke biotopen.
Binnen een straal van 1 km rond het bedrijf komen geen habitattypes of RBB's (Regionaal Belangrijke Biotopen)
voor. Net buiten deze straal komt er een habitatwaardige vegetatie voor. Het gaat om de habitatype 9190 (Oude
zuurminnende eikenbossen op zandvlakten met Quercus robur) ten ZW. Verder komen er, buiten de straal van 1
km van het bedrijf, geen regionaal belangrijke biotopen voor. De vegetaties weergegeven in tabel 1 werden niet
gekarteerd als habitattype. Ze worden dan ook niet weerhouden als aandachtsgebieden.
Als aandachtsgebied wordt het habitattype 9190 beschouwd (gelegen in vogelrichtlijngebied of
habitatrichtlijngebied):
• 9190 op 1050 m ten ZW van het bedrijf
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 15/47
Figuur 6: Biologische waarderingskaart in de bedrijfsomgevi ng
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 16/47
Figuur 7: Habitats in de bedrijfsomgeving
3.4 Beschrijving van het project
3.4.1 Aard van het project
De exploitaitie van de initiatiefnemer, Van Gastel Gert LV, is gelegen aan de Huisheuvelstraat 53 te 2990
Wuustwezel.
De exploitant is momenteel vergund voor het houden van 80.000 slachtkippen. Daarnaast is het bedrijf ook
vergund voor de nodige toebehoren. De huidige milieuvergunning dateert van 03/12/2009 en heeft een looptijd tot
03/12/2029, samenvallend met de einddatum van de termijn van de vergunning.
Het doel is om een uitbreiding te realiseren door de bouw van twee nieuwe pluimveestallen voor elk 40.000
slachtkuikens. Deze stallen komen naast de bestaande pluimveestallen stal 1 en stal 2. De nieuwe
pluimveestallen zullen conform de ter zake geldende wetgeving uitgerust worden als ammoniakemissie-arme
stal. De bestaande stallen zijn vergund als traditionele stallen. Ze zijn ondertussen omgevormd naar het
ammoniakemissiearm systeem P-6.4. Dit systeem omvat een warmtewisselaar met luchtmengsysteem voor
droging van de strooisellaag.
In de nieuwe situatie zal een vergunning gevraagd worden voor in totaal 160.000 slachtkuikens verdeeld over 4
stallen.
Er wordt eveneens een uitbreiding gevraagd met een nieuwe grondwaterwinning voor stal 3 en 4.
De inplanting van de verschillende bedrijfsgebouwen en de detailplannen van de huidige bedrijfsinfrastructuur zijn
weergegeven in figuur 2.. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de stallen en gebouwen in de
huidige situatie.
Tabel 2: Overzicht stallen en bedrijfsgebouwen in d e huidige toestand
Stal Diercategorie Beschrijving stal Staltype
Stal 1 Slachtkuikens 40.000 kippen AEA P-6.4
Stal 2 Slachtkuikens 40.000 kippen AEA P-6.4
Loods Stalling voertuigen Stallen 5 voertuigen
noodwoning Noodwoning in loods
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 19/47
De 2 bestaande pluimveestallen staan parallel ten opzichte van elkaar. Stal 1 en stal 2 zijn identiek aan elkaar, en
hebben als afmetingen 90 m op 20 m. De bestaande stallen zijn vergund als zijnde mechanisch geventileerde
stallen met een verticale uitstoot > 0,5 m boven de nok.
Het bedrijf beschikt in de huidige situatie over een grondwaterwinning in de Zanden van Berchem en/of Voort
(HCOV 0254) met een diepte van de boorput 152 m-mv met een jaarlijks debiet van 6.000 m³/j en 20 m³/d. Het
opgepompte water wordt gebruikt als drinkwater voor de dieren en voor reiniging van de stallen. Onder de loods
van de exploitant was het de bedoeling een hemelwateropslag te voorzien, deze werd niet gerealiseerd.
Het reinigingswater van de bestaande pluimveestallen 1 en 2 wordt opgevangen in verschillende citernes van 5
m³.
In de nieuwe situatie worden twee nieuwe stallen gebouwd voor slachtkuikens naast de bestaande stal 2. De
nieuwe stallen zijn identiek aan de bestaande 20 m breed en 90 m lang.
De nieuwe stallen zullen ammoniakemissiearm uitgevoerd worden met systeem P-6.4. Ook de bestaande stallen
zijn ondertussen uitgevoerd naar het AEA systeem P-6.4. Dit systeem omvat een warmtewisselaar met
luchtmengsysteem voor droging van de strooisellaag. De nieuwe stallen worden achteraan voorzien van een
stofbak.
De nieuwe stallen worden elk gebouwd voor 40.000 slachtkuikens. In totaal zullen er op het bedrijf 160.000
slachtkuikens worden gehuisvest.
In de toekomstige situatie zal het grondwater enkel nog aangewend worden voor hoogwaardige toepassingen
met name als drinkwater voor de kippen. In de toekomst wordt een hemelwateropslag voorzien van 30 m³ tussen
stal 1 en 2 en 30 m³ tussen de nieuw te bouwen stallen 3 en 4. De hemelwaterputten zullen overlopen in een
infiltratievoorziening met een oppervlakte van 315 m² en een buffervolume van 250 m³. Dit hemelwater zal
aangewend worden voor laagwaardige toepassingen met name het reinigen van de kippenstallen. In de toekomst
is het de bedoeling om het reinigingswater van stal 3 en 4 op te vangen hiervoor wordt 50 m³ per stal voorzien.
Tabel 3: Overzicht stallen en bedrijfsgebouwen in d e nieuwe situatie
Stal Diercategorie Beschrijving stal Staltype
Stal 1 Slachtkuikens 40.000 kippen AEA P-6.4
Stal 2 Slachtkuikens 40.000 kippen AEA P-6.4
Stal 3 Slachtkuikens 40.000 kippen AEA P-6.4
Stal 4 Slachtkuikens 40.000 kippen AEA P-6.4
Loods Stalling voertuigen Stallen 8 voertuigen
noodwoning Noodwoning in loods
Om een inschatting te maken van de ammoniakdepositie wordt gebruik gemaakt van het IFDM. Wat betreft de
inputparameters voor dit model, werd er gewerkt met een temperatuur van 25 °C en een volumedebiet van 0,1
Nm³/s voor alle stallen. De uitstootpunten van het bedrijf worden als puntbronnen beschouwd. De
inputparameters worden weergegeven in onderstaande tabel.
Tabel 4: Parameters IFDM-model in de vergunde situat ie Stal/bedrijf Parameter Waarde Opmerkingen Stal 1-2: pluimvee via nokventilatie
Hoogte uitstoot Temperatuur van de afgassen Diameter uitstootopening Volumestroom van het afgas
6,7 25 0,5 3
m °C m Nm³/s
Hoogte ventilatoren Verticale uitstoot
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 20/47
emissiemassastroom 2880 g/s 30% via nok Stal 1-2: pluimvee via lengteventilatie
Hoogte uitstoot Temperatuur van de afgassen Diameter uitstootopening Volumestroom van het afgas emissiemassastroom
2 25 1,2 0,1 6720
m °C m Nm³/s g/s
Hoogte ventilatoren Horizontale uitstoot 70% via lengteventilatie
Tabel 5: Parameters IFDM-model in de huidige situati e Stal/bedrijf Parameter Waarde Opmerkingen Stal 1-2: pluimvee via stofbak
Hoogte uitstoot Temperatuur van de afgassen Diameter uitstootopening Volumestroom van het afgas emissiemassastroom
7,1 25 1,1 3 9120
m °C m Nm³/s g/s
Hoogte stofbak Natuurlijke ventilatie
Stal 1-2: pluimvee via warmtewisselaar
Hoogte uitstoot Temperatuur van de afgassen Diameter uitstootopening Volumestroom van het afgas emissiemassastroom
6,1 25 0,5 2,2 480*
m °C m Nm³/s g/s
Hoogte uitlaat warmtewisselaar Verticale uitstoot
*: max. 5% van de lucht wordt afgevoerd via de warmtewisselaar
Tabel 6: Parameters IFDM-model in de nieuwe situatie Stal/bedrijf Parameter Waarde Opmerkingen Stal 1-2-3-4: pluimvee via stofbak
Hoogte uitstoot Temperatuur van de afgassen Diameter uitstootopening Volumestroom van het afgas emissiemassastroom
7,1 25 1,1 3 9120
m °C m Nm³/s g/s
Hoogte stofbak Natuurlijke ventilatie
Stal 1-2-3-4: pluimvee via warmtewisselaar
Hoogte uitstoot Temperatuur van de afgassen Diameter uitstootopening Volumestroom van het afgas emissiemassastroom
6,1 25 0,5 2,2 480*
m °C m Nm³/s g/s
Hoogte uitlaat warmtewisselaar Verticale uitstoot
3.4.2 Tijdsplanning
De bouw van de stallen zal van start gaan na goedkeuring van de vergunningsaanvragen. Een concrete datum en
duur voor de uitvoering is nog niet bekend.
3.4.3 MER-plicht
Het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van
projecten onderworpen aan milieueffectrapportage vermeldt de categorieën van projecten die aan de Project-
MER. worden onderworpen of waarvoor de initiatiefnemer een gemotiveerd verzoek tot ontheffing kan indienen.
De initiatiefnemer van het voorliggende project vraagt de uitbreiding aan van een milieuvergunning om tot een
bedrijfssituatie te komen met 160.000 slachtkippen. Dit project valt onder rubriek 21a) van “Installaties voor
intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan: 85.000 plaatsen voor mesthoenders ander gevogelte dan
legkippen)” van de bijlage I lijst van bovenvermeld besluit en is bijgevolg m.e.r.-plichtig.
3.4.4 Vereiste vergunningen
Voor de uitvoering van het project dient het bedrijf Van Gastel Gert LV over een milieu- en stedenbouwkundige
vergunning te beschikken.
3.4.5 Relatie tussen het project en de SBZ’s
Het bedrijf Van Gastel Gert of de gewenste uitbreiding ligt in de omgeving van een SBZ.
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 21/47
Het bedrijf ligt in een SBZ, nl. het Vogelrichtlijngebied 'De Maatjes, Wuustwezelheide en Groot Schietveld
(BE2101437). Op 4,9 km in zuidelijke richting ten aanzien van het bedrijf ligt het Habitatrichtlijngebied 'Klein en
Groot Schietveld (BE2100016). Het 'Klein en Groot Schietveld' (KGS) heeft gezamenlijk een oppervlakte van
2288 ha.
In de toekomstige situatie zullen de nieuwe stallen gebouwd worden op een perceel soortenarm permanent
cultuurgrasland (hp) (aangeduid als biologisch minder waardevol). De minimale afstand van de
bedrijfsinfrastructuur tot het habitatrichtlijngebied verandert hierdoor niet.
Voor de grafische situering van het bedrijf ten opzichte van de speciale beschermingszones wordt verwezen naar
de figuur opgenomen onder punt 3.2 van deze passende beoordeling.
4. Impact
4.1 Elementen met mogelijke impact op habitats of soorten
Directe ingreep op SBZ:
Het voorliggende project behelst een uitbreiding van de bestaande infrastructuur door de uitbreiding met twee
nieuwe stallen. Deze nieuwe infrastructuur wordt opgericht ter hoogte van de bedrijfseigen percelen, aansluitend
met de bestaande bedrijfsgebouwen.
Indirecte ingreep op SBZ:
De voornaamste invloeden die door de geplande wijziging op een SBZ-vogelrichtlijngebied kunnen voortkomen
zijn:
• Ingreep op het landschap
• Verzurende emissie veroorzaakt door de bedrijfsvoering dewelke resulteert in verzurende depositie ter
hoogte van de beschermingszones
• Vermestende emissie veroorzaakt door de bedrijfsvoering dewelke resulteert in vermestende depositie
ter hoogte van de beschermingszones
• Ruimtegebruik door de landbouwbedrijfsvoering en de invloed op de beschermingszones
• Verdroging ten gevolge van de bemaling of bedrijfseigen grondwaterwinning
• Mogelijke rustverstoring ten gevolge van de geluidsproductie tijdens de bedrijfsvoering en aanlegfase
4.2 Methodiek voor de mogelijke impact
4.2.1 Direct ecotoopverlies
Direct ecotoopverlies is het gevolg van het directe ruimtebeslag en is dus makkelijk te kwantificeren door de
oppervlakte in combinatie met het waardevolle karakter van de al dan niet permanent verloren gegane ecotoop.
Het waardevol karakter van de ecotoop wordt weergegeven op de Biologische waarderingskaart. Het verlies van
een biologisch (zeer) waardevol ecotoop zal dan ook zwaarder beoordeeld worden dan een minder waardevol
ecotoop zoals een akker of een soortenarm ingezaaid grasland.
Tabel 7: Significantiekader ter beoordeling van het ecotoopverlies
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 22/47
Toetsing Beoordeling
Verlies van biologisch zeer waardevol ecotoop Negatief effect
Verlies van biologisch waardevol ecotoop (>0.5 ha) Matig negatief effect
Verlies van biologisch waardevol ecotoop voer beperkte opp (<0.5 ha) Gering negatief effect
Geen nieuwe infrastructuren, of verlies van biologisch minder waardevol ecotoop
Geen of verwaarloosbaar effect
4.2.2 Verzuring en vermesting door ammoniakdepositi e
Door lange verblijftijden in de atmosfeer (enkele dagen voor SO2 en nog langer voor NOx) kunnen de verzurende
componenten al gauw over afstanden tot 1 000 km getransporteerd worden. De lange-afstandstransporten
brengen de verzurende stoffen via droge depositie en vooral via uitregenen tot in ver afgelegen landelijke streken
en natuurgebieden. Verzuring is dan ook een grensoverschrijdend probleem dat noodzakelijkerwijze een
gecoördineerde internationale aanpak vereist. Omdat NH3 sneller uit de atmosfeer verwijderd wordt, beperkt de
invloed daarvan zich voornamelijk tot op enkele kilometers van de bron. Naast het verzurend effect van
ammoniakemissie uit de stallen kan deze emissie eveneens een vermestende invloed veroorzaken, dit ten
gevolge van de stikstofhoudende samenstelling van ammoniak.
Zoals reeds gesteld is de verzurende / vermestende depositie in agrarisch gebied ten gevolge van de
ammoniakuitstoot meestal verwaarloosbaar in vergelijking met de verzurende / vermestende invloed van
bemesting van de akkers in de omgeving (bron: Richtlijnenboek landbouwdieren). Dit is niet het geval in gebieden
met een hoge natuurwaarde, waar beperkingen gelden voor bemesting. Invloeden van de verzurende /
vermestende depositie worden bijgevolg enkel uitvoerig beschouwd bij de aanwezigheid van aandachtsgebieden
in het studiegebied.
De ammoniakemissie werd berekend bij de discipline lucht. De omzetting van ammoniakemissie naar
ammoniakdepositie wordt bepaald in de discipline Lucht op basis van IFDM. De verzurende depositie wordt
beschouwd door omzetting van de ammoniakdepositie (uitgedrukt in kg/ha/jaar) naar zuurequivalenten, door
gebruik te maken van volgende relatie van 1 Zeq = 17 g ammoniak (ofwel 14 g N). De vermestende
stikstofdepositie wordt bepaald door de ammoniakdepositie om te zetten naar stikstofdepositie (in 1 g ammoniak
zit 0,82 g stikstof).
Om te weten hoeveel terrestrische natuur (bos, heide & soortenrijk grasland) tegen verzuring en vermesting door
atmosferische depositie beschermd is, is het nodig om de draagkracht tegen verzuring / vermesting te kennen.
Deze draagkracht wordt uitgedrukt als de kritische last. Dit is de maximaal toelaatbare depositie per eenheid van
oppervlakte voor een bepaald ecosysteem zonder dat er - volgens de huidige kennis - schadelijke effecten
optreden. De kritische last verzuring wordt uitgedrukt als ‘zuurequivalenten per hectare en per jaar’, de kritische
last vermesting in ‘kg stikstof per hectare per jaar’.
Effectieve verzuring / vermesting treedt pas op indien de depositie uitstijgt boven een bepaald niveau (men
spreekt van critical load of duurzaam depositieniveau). Bijgevolg is de ‘kritische last’ een uitstekende norm om het
effect van de verzurende / vermestende depositie te beoordelen.
Het concept ‘kritische lasten’, dat de gevoeligheid van ecosystemen voor verzurende en vermestende deposities
bepaalt, werd in het leven geroepen in het kader van de Conventie over grensoverschrijdende uchtverontreiniging
(UNECE LRTAP Convention). De berekening van kritische lasten wordt gecoördineerd door het Coordination
Center for Effects (CCE) in opdracht van ICP Modelling and Mapping, wat één van de zes Internationale
Cooperatieve Programma’s is van de Working Group on Effects van de Conventie LRTAP. Voor de berekening
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 23/47
van deze kritische lasten, dient dan ook gebruik gemaakt te worden van een op Europees niveau
gestandaardiseerde aanpak die door deze Conventie wordt ondersteund.
Kritische lasten worden bepaald op basis van een statische massabalans, waarbij het aanvaardbare lange-termijn
niveau van atmosferische depositie berekend wordt voor een ecosysteem dat in evenwicht is met de depositie
(steady state).
De kritische last wordt volgens de handleiding (Mapping Manual, 2004) berekend waarbij de kritische lastfunctie
van N in zijn eenvoudigste model wordt voorgesteld als de som van (i) de netto N-immobilisiatie in organisch
bodemmateriaal, (ii) de netto verwijdering van N in de geoogste vegetatie, (iii) N-flux naar de atmosfeer door
denitrificatie en (iv) uitspoeling van N beneden de wortelzone.
Voor het MER worden de kritische depositiewaarden voor verzuring en vermesting voor Natura 2000 habitattypen
gebruikt volgens bijlage 2 van de praktische wegwijzer voor de Passende Beoordeling (‘Passende
Beoordeling praktische wegwijzer effectgroepen voor het habitatspoor –Effectgroep 4 verzuring subgroep 4.1. via
lucht-vastleggen huidige werkwijzen in afwachting van de ontwikkeling van PAS: overgangfase, versie 2,
24/02/2015’ en ‘Passende Beoordeling praktische wegwijzer effectgroepen voor het habitatspoor –Effectgroep 3
eutrofiëring subgroep 3.1. via lucht – Vastleggen huidige werkwijze in afwachting van de ontwikkeling van PAS:
overgangsfase, versie 2, 24/02/2015).
De kritische depositiewaarden worden weergegeven in onderstaande Tabel 8 . Deze werden afgeleid uit Hens M.,
Neirynck J., 2013, Kritische depositiewaarden voor stikstof voor duurzame instandhouding van Europese
habitattypen in Vlaanderen, INBO, nota WBC, gebaseerd op H.F. van Dobben, Bobbink R., Bal D. & van Hinsberg
A. 2012. Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en leefgebieden van
Natura 2000. Alterra rapport 2397. Alterra, WUR, Wageningen, Nederland.
De kolommen van de tabel hebben volgende betekenis:
Code habitattype Nummer van het habitattype
Code habitatsubtype Code van de in Vlaanderen onderscheiden subtypes, opgebouwd uit het nummer van het habitattype en een suffix met afkorting voor subtype
Naam Naam van het habitat(sub)type
KDW (kg N/ha/j)
van Dobben et al. (2012)
Kritische depositiewaarde in kg N per hectare per jaar, afgerond op hele kilogrammen, volgens van Dobben et al. (2012)
KDW (zeq/ha/j) Kritische depositiewaarde in zuurequivalenten per hectare per jaar, afgerond op hele kilogrammen, volgens van Dobben et al. (2012)
Tabel 8: KDW-waarde van de verschillende habitattyp es Code habitattype
Code habitatsubtype
Naam KDW kg N/ha/j
KDW zeq/ha/j
1110 1110 Permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken
> 34 > 2400
1130 1130 Estuaria > 34 > 2400
1140 1140 Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten > 34 > 2400
1310 1310_zk Buitendijks gelegen zeekraalvegetaties 23 1643
1310_pol Binnendijks gelegen zeekraalvegetaties 23 1643
1310_zv Buitendijks hoog schor met zeevetmuurvegetaties 21 1500
1320 1320 Schorren met slijkgrasvegetaties 23 1643
1330 1330_da Atlantische schorren buitendijks 22 1571
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 24/47
Code habitattype
Code habitatsubtype
Naam KDW kg N/ha/j
KDW zeq/ha/j
1330_hpr Binnendijkse zilte vegetaties 22 1571
2110 2110 Embryonale wandelende duinen 20 1429
2120 2120 Wandelende duinen op de strandwal met Ammophila arenaria (witte duinen)
20 1429
2130 2130_had Vastgelegde duingraslanden van kalkarme milieus 10 714
2130_hd Vastgelegde duingraslanden van kalkrijke milieus 15 1071
2150 2150 Atlantisch vastgelegde ontkalkte duinen 15 1071
2160 2160 Duinen met Hippophae rhamnoides 28 2000
2170 2170 Duinen met Salix repens ssp. argentea 32 2286
2180 2180*** Beboste duinen van Atlantische, Continentale en Boreale kustgebied
15-20 1071-1429
2190 2190_mp Duinpannen met kalkminnende vegetaties 20 1429
2190_rest Overige waterrijke biotopen van duinvalleien 14-30 1000-2143
2310 2310 Psammofiele heide met Calluna en Genista 15 1071
2330 2330_bu Buntgrasvegetaties op landduinen 10 714
2330_dw Dwerghaververbond op landduinen 10 714
3110 3110 Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten
6 429
3130 3130_aom Oeverkruidgemeenschappen 8 571
3130_na Eénjarige dwergbiezen vegetaties 8 571
3140 3140 Kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische Chara spp. Vegetaties op hogere zandgronden
8 571
3140 Kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische Chara spp. Vegetaties in laagveengebied
30 2143
3150 3150 Van nature eutrofe meren met vegetaties van het type Magnopotamion of Hydrocharition
30 2143
3160 3160 Dystrofe natuurlijke poelen en meren 10 714
3260 3260 Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorende tot het Ranunculion fluitans en het Callitricho-Batrachion
>34 >2400
3270 3270 Rivieren met slikoevers behorend tot het Chenopodietum rubri en Bidention
>34 >2400
4010** 4010*** Noord-Atlantische vochtige heide 11-17 786-1214
4030** 4030 Droge Europese heide 15 1071
5130 5130_kalk Jeneverbesstruweel in kalkgrasland 15* >2400
5130_hei Jeneverbesstruweel in heide 15 1071
6110 6110 Thermofiele pionierbegroeiingen op kalkrijke stenige bodems
20 1429
6120 6120 Kalkminnend grasland op dorre zandbodems 18 1286
6210 6210 Droge graslanden en struikvormende facies op kalkhoudende bodems
21 1500
6230 6230_hn Droge heischrale graslanden 12 857
6230_hmo Vochtige heischrale graslanden 10 714
6230_ha Soortenrijke schraallanden van het struisgrasverbond 12 857
6230_hnk Droge kalkrijke heischrale graslanden 12 857
6410 6410_ve Basenarm blauwgrasland en veldrusassociatie 15 1071
6410_mo Blauwgrasland 15 1071
6430 6430_bz Nitrofiele boszomen 26 1857
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 25/47
Code habitattype
Code habitatsubtype
Naam KDW kg N/ha/j
KDW zeq/ha/j
6430_hf Zoomvormende ruigtes van het moerasspireaverbond >34 > 2400
6430_hw Zoomvormende ruigtes van het verbond van harig wilgenroosje
>34 >2400
6430_mr Rietlanden met Echte Heemst, Moeraslathyrus of Moerasmelkdistel
26* >2400
6510 6510_hu Glanshavergraslanden 20 1429
6510_hua Graslanden behorende tot het verbond van grote vossenstaart
22 1571
6510_huk Kalkrijk kamgrasland 22* >2400
6510_hus Glanshavergraslanden met Grote pimpernel 22 1571
7110 7110*** Actief hoogveen 7-11 700-786
7140 7140_base Basenrijk trilveen met ronde zegge 16 1143
7140_meso Mineraalarm, circum-neutraal overgangsveen 17 1214
7140_mrd Varen en/of (veen)mosrijke rietlanden op drijftillen 10 714
7140_oli*** Oligotroof en zuur overgangsveen 7-11 700-786
7150 7150 Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion
20 1429
7210 7210 Kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en soorten van het Caricion davallianae
22 1571
7220 7220 Kalktufbronnen met tufsteenformatie <34? >2400
7230 7230 Alkalisch laagveen 16 1143
8310 8310 Niet voor publiek opengestelde grotten n.v.t.
9110 9110 Beukenbossen van het type Luzulo-Fagetum 20 1429
9120 9120 Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en Taxus in de ondergroei
20 1429
9130 9130 Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum 20* >2400
9150 9150 Midden-Europese kalkminnende beukenbossen behorende tot het Cephalanthero-Fagion
20* >2400
9160 9160 Sub-Atlantische en Midden-Europese wintereikenbossen of eiken-haagbeukenbossen behorende tot het Carpinion-Betuli
20 1429
9190 9190 Oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten met Quercus robur
15 1071
91E0 91E0_bron Goudveil-essenbos 26 1857
91E0_eutr Ruigt elzenbos 26 1857
91E0_meso Mesotroof broekbos op minder voedselrijke standplaatsen
26 1857
91E0_oli Oligotroof broekbos, inclusief elzen-berkenbroekbos en berkenbroekbos
26 1857
91E0_veb*** Beekbegeleidend vogelkers-essenbos en essen-iepenbos
26-28 1857-2000
91E0_wvb Zachthoutooibos 34 2400
91F0 91F0 Gemengde oeverformaties met Quercus robur, Ulmus laevis en Ulmus minor, Fraxinus excelsior of Fraxinus angustifolia langs de grote riveren
29 2071
*voor dit habitattype bestaan er geen KDW in de lijst van H. van Dobben. De waarden zijn ingevuld op basis van gelijkaardige habitaten op gelijkaardige standplaatsen. Door verder onderzoek van INBO is dit te bevestigen. ** Een uitzondering wordt gemaakt voor de ecosystemen op grofzandige bodems (Z) : voor droge heide (4030) wordt hier best voorlopig gewerkt met de minimale grens overeenkomstig Meykens (2001), meer bepaald 752,7 Zeq/ha*jaar en voor vochtige heide (4010) op zandbodem met 906,5 Zeq/ha*jaar. *** voor habitattypen waar de KDW een range voorstelt, wordt steeds de minimumwaarde gebruikt. Dit omwille van het feit dat verschillende subhabitattypen tot het habitat kunnen behoren en het niet precies uitgeklaard is welke KDW bij welk subhabitattype behoort.
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 26/47
In de praktische wegwijzer eutrofiëring en verzuring is een beoordelingskader opgenomen om de impact van
de N-depositie als gevolg van de NH3-uitstoot in te schatten. Belangrijk hierbij om te vermelden is dat met de
toegepaste methodiek (IFDM-berekeningen, aftoetsen en gebruikt KDW, de visualisatie, e.d.) een grote
onzekerheid gepaard gaan. Elke beoordeling dient dan ook hiermee rekening te houden.
Tabel 9: Significantiekader ter beoordeling van verzuring en eutrofiëring als gevolg NH3-uitstoot in SBZ
Aandeel voorziene depositie t.o.v. de kritische depositiewaarde van de getroffen gevoelige habitat
Bij hervergunning Uitbreiding van een bestaande inrichrting
Bij een nieuwe inrichting
Niet relevant volgens depositiescan
Niet significant
Niet significant
Niet significant
x<3% Niet significant
Niet significant
Significant
3<x<50% Geen uitspraak over significantie: beoordeling na 2016/2019
Niet significant indien emissiereductie meer of gelijk is aan 30% van de oorspronkelijk vergunde toestand Significant indien de emissiereductie minder is dan 30%
Significant
x>50% Geen uitspraak over significantie: beoordeling na 2016
Significant
Significant
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 27/47
Figuur 9: Significantiekader voor NH3
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 28/47
• aandeel voorziene depositie ten opzichte van KDW < 3%
Indien het aandeel van de depositie ten opzichte van de kritische depositiewaarde van het getroffen habitat
minder is dan 3%, dan wordt beoordeeld dat deze bijdrage niet significant is. Dit geldt zowel voor
hervergunningen als voor uitbreidingen. Voor nieuwe activiteiten wordt hun bijdrage steeds als significant
beschouwd.
• aandeel voorziene depositie ten opzichte van KDW > 3% < 50%
Indien het aandeel van de depositie ten opzichte van de kritische depositiewaarde van het getroffen habitat groter
is dan 3%, maar kleiner dan 50% dan zijn er verschillende significantiekaders, afhankelijk van een hervergunning,
een uitbreiding, dan wel een nieuwe activiteit.
Voor nieuwe activiteiten wordt steeds beoordeeld dat hun bijdrage significant is. Een uitbreiding van een
bestaande activiteit is niet significant indien de emissie daalt met minstens 30 % ten opzichte van de totale
emissie van de vergunde situatie vóór de uitbreiding. Dit gebeurt door de totale ammoniakemissie (uitgedrukt in
kg NH3/jaar) van de activiteit in de vergunde toestand te vergelijken met de nieuwe toestand.
De beoordeling van de significantie van een hervergunning waarvan het aandeel van de depositie ten opzichte
van de kritische depositiewaarde van het getroffen habitat groter is dan 3%, maar kleiner dan 50%, wordt
uitgesteld gelet op de decretale verlenging van de vergunning.
• aandeel voorziene depositie ten opzichte van KDW > 50%
Indien het aandeel van de depositie ten opzichte van de kritische depositiewaarde van het getroffen habitat meer
is dan 50%, dan wordt beoordeeld dat deze bijdrage significant is voor uitbreidingen en nieuwe activiteiten. De
beoordeling van de significantie van een hervergunning waarvan het aandeel van de depositie ten opzichte van
de kritische depositiewaarde van het getroffen habitat meer is dan 50%, wordt uitgesteld gelet op de decretale
verlenging van de vergunning.
In afwijking van de toepassing van de praktische wegwijzer eutrofiëring en verzuring waarin een
beoordelingskader opgenomen is om de impact van de N-depositie als gevolg van de NH3-uitstoot in te schatten
voor de SBZ-H, kan worden terug gevallen op de het beoordelingskader in de MER voor verzuring en
vermesting voor de SBZ-V. Door de vergelijking te maken van de verzurende respectievelijk vermestende
depositie met de overeenstemmende kritische last/KDW kan een beoordeling gebeuren op basis van het
referentiekader gebruikt in de MER-richtlijnenhandboek.
Tabel 10: Significantiekader MER ter beoordeling van verzuring en vermesting
Toetsing Beoordeling
Deposities > 50 % van de KL/SW Significant negatief effect
Depositie > 10% van KL/SW Belangrijke bijdrage
5% van KL/SW < depositie < 10% van KL/SW Relevante bijdrage
3% van KL/SW < depositie < 5% van KL/SW Beperkte bijdrage
Depositie < 3% van KL/SW Geen of verwaarloosbaar effect
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 29/47
Uit bovenstaande blijkt dat er reeds vanaf een bijdrage van 10% aan de kritische last, uitgegaan wordt van een
negatief effect. Tien % wordt gekozen omdat ongeveer 50% van de depositie afkomstig is van het buitenland; en
dit geeft ruimte aan 5 bedrijven (met elk een eigen bijdrage van 10%) in een gemiddeld gebied van 3 km afstand
van kwetsbare gebieden (d.i. de afstand waarbinnen met name ammoniak bijna integraal wordt gedeponeerd),
voordat de KL bereikt wordt.
Berekening bestaande milieudruk
In het kader van de Convention on Long-Range Transboundary Air Pollution (CLRTAP) en van de Vlaamse
milieu- en natuurrapportering monitoren zowel de Vlaamse Milieumaatschappij als het INBO deposities van
verzurende en vermestende stoffen in Vlaanderen. Zowel VMM als INBO gebruiken daarbij meetstations die
continu atmosferische deposities verzamelen en/of de luchtkwaliteit bepalen. De meest recente meetgegevens
zijn terug te vinden op www.vmm.be. Daarnaast gebruikt de VMM het atmosferisch verontreinigingsmodel VLOPS
(‘Vlaams Operationeel Prioritaire Stoffen’-model) voor het gebiedsdekkend opvolgen van de depositie en hun
ruimtelijke spreiding (Overloop 2011).
Het VLOPS14-model berekent met een ruimtelijke resolutie van 1 km² de jaargemiddelde depositie van
verzurende en vermestende stoffen op basis van ruimtelijk gedistribueerde binnen- en buitenlandse
emissiegegevens, meteoparameters en van het landgebruik. Via het VLOPS-model wordt dus de bestaande
milieudruk weergegeven. Jaarlijks worden de nieuwe meteogegevens van het afgelopen meetjaar toegevoegd
aan het model, en wordt het model desgevallend verbeterd. Voor de emissiebestanden geldt niet dat zij steeds
betrekking hebben op het afgelopen meetjaar. Meestal zit daar ongeveer 2 jaar tussen. Zo worden bijvoorbeeld
de kaarten voor 2011 berekend op basis van emissies van 2009.
Berekening van doelafstand per habitatvlek
Binnen de ‘toetszone’ wordt de huidige milieudruk bepaald door gebruik te maken van de beschikbare resultaten
van het VLOPS-model. Door een vergelijking te maken van het berekende jaargemiddelde van de vermestende
depositie uit het VLOPS-model en de grenswaarde van de (potentïele) habitaten/voorlopige zoekzones binnen de
toetszone is de doelafstand per individuele habitatvlek te bepalen. Door het INBO is een overschrijdingskaart
stikstofdeposities gemaakt, waarbij per habitat/voorlopige zoekzone de overschrijding van de KDW is
weergegeven.
Aangezien bij de opmaak van de overschrijdingskaart voor stikstofdepositie is vertrokken van de verrasterde
habitatkaart kunnen delen van actuele habitaten buiten de contourberekening vallen van de stikstofdepositie. De
overschrijdingskaart stikstofdeposities geeft dus voor deze delen van de actuele habitat geen uitkomst. Voor dit
deel van de actuele habitat dient de waarde genomen te worden van het dichtst bijgelegen zelfde habitattype,
waarvoor de overschrijdingskaart stikstofdeposities wel een uitkomst geeft.
In onderstaande figuren is cartografisch weergegeven welke de doelafstand van de huidige milieudruk ten
opzichte van de grenswaarden voor alle voorkomende (potentiële) habitattypen/voorlopige zoekzones binnen de
‘toetszone’ is.
Bij de interpretatie willen de ingekleurde habitatcellen het volgende zeggen:
- groen wil zeggen dat er de huidige milieudruk lager is dan de grenswaarde
- geel wil zeggen dat huidige milieudruk tussen de 0 en 7 kg N/ha hoger is dan de grenswaarde
- zalmroze wil zeggen dat er de huidige milieudruk 7en 14 kg N/ha hoger is dan de grenswaarde
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 30/47
Uit het kaartmateriaal blijkt dat er geen habitats en zoekzones gelegen zijn binnen de toetszone,
waardoor de milieudruk niet weergegeven is.
.
Figuur 10: Weergave doelafstand huidige milieudruk t.o.v. KDW voor habitattypen en actuele habitat
binnen de toetszone
Figuur 11: Weergave doelafstand huidige milieudruk t.o.v. KDW voor habitattypen en voorlopige zoekzones binnen de toetszone
locatie
locatie
l
l
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 31/47
Berekenen van cumulatieve effecten
Voor de effectgroep eutrofiëring en verzuring wordt de berekening van de cumulatieve effecten vervangen door
een toets aan de actuele milieudruk door stikstofdepositie (zie hoger achtergronddepsoitie). Een berekening van
cumulatieve effecten is immers weinig zinvol, gegeven de hoge achtergronddeposities en de afstand waarover
effecten van individuele activiteiten doorwerken. De actuele milieudruk is zelf de resultante van de reële
cumulatieve effecten en ze benadert deze dus veel dichter dan mogelijk is via een doorrekening van cumulatie
met een selectie aan vergunningen.
Concreet betekent dit dat binnen de toetszone wordt nagegaan in welke mate de milieudruk door stikstofdepositie
de kritische depositiewaarde van de voorkomende (potentiële) habitaten of voorlopige zoekzones al dan niet
overschrijdt.
4.2.3 Verdroging
Verdrogingseffecten kunnen optreden door het onttrekken van grondwater en dit zowel door bronbemaling in de
aanlegfase als door grondwateronttrekking in de exploitatiefase van de grondwaterwinning.
In de discipline Water werd de invloedsstraal berekend van eventueel voorkomende grondwateronttrekkingen.
Het inschatten of een grondwateronttrekking zorgt voor een verdrogingseffect is sterk afhankelijk van de
gevoeligheid van de voorkomende vegetatie voor verdroging. Voor verdroging zijn er geen kritische lasten
bepaald. Het verdrogingseffect kan beoordeeld worden op basis van een kwetsbaarheidsbenadering. Op basis
van de aanwezige ecotopen op de BWK kan er een kwetsbaarheidskaart worden opgesteld voor verdroging.
Verdroging kan vervolgens beoordeeld worden volgens Tabel 11.
Tabel 11: Significantiekader ter beoordeling van ver droging
Toetsing Beoordeling
Voor ecotopen binnen de invloedsstraal behorende tot de klassen “kwetsbaar tot zeer kwetsbaar” en “zeer kwetsbaar” en gelegen binnen een speciale beschermingszone (SBZ-H, SBZ-V)
Significant negatief effect
Voor ecotopen binnen de invloedsstraal behorende tot de klassen “kwetsbaar tot zeer kwetsbaar” en “zeer kwetsbaar”
Matig negatief effect
Voor ecotopen binnen de invloedsstraal behorende tot de klassen “weinig kwetsbaar tot kwetsbaar” en “kwetsbaar”
Gering negatief effect
Voor ecotopen binnen de invloedsstraal behorende tot de klassen “niet kwetsbaar” , “niet kwetsbaar tot weinig kwetsbaar”
verwaarloosbaar effect
4.2.4 Rustverstoring
Het voorspellen en beoordelen van effecten door rustverstoring is niet eenvoudig. Net zoals bij mensen is
verstoring voor dieren een 'subjectieve' ervaring. Ook bij dieren kan gewenning optreden, en gegevens over
schuwheid en aanpassingsvermogen van een diersoort zijn er nauwelijks.
Reijnen en Foppen hebben een aantal studies gepubliceerd waarbij het effect van hetzij autoverkeer, hetzij
treinverkeer op bos-, weide- en heidevogels zijn beschreven waaronder Reijnen en Foppen (1991) en Reijnen
(1995). Uit het onderzoek bleek dat geluid boven een bepaalde drempelwaarde leidt tot een afname in de
draagkracht van een gebied voor vogels. De vastgelegde drempelwaarden en de afname van de dichtheden als
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 32/47
een functie van de geluidssterkte verschilt afhankelijk van de onderzochte soort. Voor een aantal soorten zijn dus
drempelwaarden beschikbaar maar zeker niet voor alle soorten.
De drempelwaarde algemeen geldend voor bosvogels bedraagt 42 dB(A), voor weidevogels is de drempelwaarde
47 dB(A). Als gemiddelde waarde kan 45 dB(A) genomen worden.
5. Effectinschatting
5.1 Direct ecotoopverlies
Het voorliggende project behelst een uitbreiding van de bestaande infrastructuur door de uitbreiding met twee
nieuwe stallen. Deze nieuwe infrastructuur wordt opgericht ter hoogte van de bedrijfseigen percelen, aansluitend
aan de bestaande bedrijfsgebouwen. De nieuwe stallen worden gebouwd op een perceel 'soortenarm permanent
cultuurgrasland' (hp).
Het bedrijf is gelegen binnen een SBZ-vogelrichtlijngebied. De uitbreidingen vinden bovendien niet plaats in een
SBZ-habitatgebied. De minimale afstand tot het habitatrichtlijngebied of het vogelrichtlijngebied verandert
hierdoor niet. Er vindt dus geenszins oppervlakteverlies plaats van het habitatrichtlijngebied en er is geen
ontginning van waardevolle habitats voor landbouwdoeleinden in het vogelrichtlijngebied.
Er treedt door het project geen verdere versnippering op van de open ruimte. De uitbreiding van het project is
geconcentreerd ter hoogte van het bestaande bedrijf. Bij het project wordt ook steeds een goed en functioneel
ruimtegebruik beoogd, er worden enkel constructies opgericht die noodzakelijk zijn voor de werking en
ontwikkeling van het bedrijf.
Het perceel waar de nieuwe stal komt, staat aangeduid als biologisch minder waardevol soortenarm permanent
cultuurgrasland op matig natte en natte zandbodem met duidelijke ijzer en/of humus B horizont (Zeg, Zdg). De
impact wordt dan ook als verwaarloosbaar aanzien (geen of verwaarloosbaar effect). De inplanting van de nieuwe
stallen, is op dit vlak dan ook goed gekozen.
5.2 Verzuring en vermesting door ammoniakdepositie
Voor Vlaanderen werden er in de opeenvolgende MINA-plannen en in Vlarem depositienormen vooropgesteld
inzake verzurende depositie van SOx, NHx, en NOy, die berekend worden op basis van de overeengekomen
beleidsdoelstellingen en emissieplafonds zoals opgenomen in de NEC-richtlijn (National Emission Ceillings). Het
betreft hier normen voor totale depositie. De tabel geeft de berekende beleidsdoelstellingen weer voor totale
depositie en per component.
Tabel 12: Beleidsdoelstellingen berekend met VLOPS o.b .v. emissiedoelstellingen uit NEC-richtlijn in Zeq/ha.jaar, (VMM,2013) Doelstelling SO2 NOx NH3 Totaal
MLTD (2010) 500 400 1150 2050
LTD1 (2030) 355 255 790 1400
LDT2 (2030) 75 à 175 55 à 130 170 à 395 300 à 700
MLTD: middellange termijndoelstelling
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 33/47
LTD1: lange termijndoelstelling voor de meeste bosecosystemen
LTD1: lange termijndoelstelling voor verzuringsgevoelige gebieden, zoals heide op zandgronden en kalkarme vennen
In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de verzurende depositie (Zeq/ha.jaar) in de gemeente
Wuustwezel voor het jaar 2011 (berekend op basis van VLOPS door VMM, 2011). VLOPS staat voor Vlaamse
versie Operationeel Prioritaire Stoffen en berekent jaargemiddelde concentraties en deposities op basis van
enerzijds emissiegegevens en anderzijds de jaarlijkse meteogegevens. De emissiegegevens worden aangeleverd
door bedrijven of zijn gebaseerd op ramingen en/of emissiemodellen (bijvoorbeeld verkeer). De meteogegevens
zijn afkomstig van meteomasten. De resultaten worden gevalideerd en gekalibreerd met meetgegevens en tot
kaartmateriaal gevisualiseerd door middel van GIS software.
Voor Wuustwezel blijkt dat de waarden hoger liggen dan de emissiedoelstellingen. De doelstellingen werden nog
niet behaald.
Bij deze berekeningen dient echter wel met een zeer aanzienlijke (model)onzekerheid rekening gehouden te
worden. Deze onzekerheid zit zowel vervat in de modelmatig gehanteerde emissies, bronkarakteristieken ,
depositiefactoren als modelmatige onzekerheden.
Tabel 13: Gemiddelde gemodelleerde verzurende depos ities SO2, NOx en NH3 (Zeq/ha.jaar) te Wuustwezel, 2011 (VMM,2013)
SO2 NOx NH3 Totaal
825 747 2126 3699
De verzurende/vermestende depositie in agrarisch gebied ten gevolge van de ammoniakuitstoot is meestal
verwaarloosbaar in vergelijking met de verzurende/vermestende invloed van bemesting van de akkers in de
omgeving. Dit is niet het geval in gebieden met een hoge natuurwaarde, waar beperkingen gelden voor
bemesting. Invloeden van de verzurende/vermestende depositie worden bijgevolg hoofdzakelijk beschouwd voor
de aanwezige aandachtsgebieden in het studiegebied.
Tabel 14: Ammoniakemissie bij bedrijf van Van Gastel Gert LV in de vergunde situatie
Vergunde situatie Amoniakemissie
Stalnr Dierplaats Stalsysteem # dieren NH3 (kg/j/dier)
Totaal (kg/jaar)
Totaal stal (kg/jaar)
Stal 1 3200 slachtkippen traditioneel 40000 0,08 3200
Stal 2 3200 slachtkippen traditioneel 40000 0,08 3200
Totaal 6400 6400 Tabel 15: Ammoniakemissie bij bedrijf van Van Gastel Gert LV in de huidige situatie
Huidige situatie Amoniakemissie
Stalnr Dierplaats Stalsysteem # dieren NH3 (kg/j/dier)
Totaal (kg/jaar)
Totaal stal (kg/jaar)
Stal 1 1800 slachtkippen AEA P-6.4 40000 0,045 1800
Stal 2 1800
slachtkippen AEA P-6.4 40000 0,045 1800
Totaal 3600 3600
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 34/47
Tabel 16: Ammoniakemissie bij bedrijf van Van Gastel Gert LV in de geplande situatie
Nieuwe situatie Amoniakemissie
Stalnr Dierplaats Stalsysteem # dieren NH3 (kg/j/dier) Totaal (kg/j) Totaal
(kg/j/stal)
Stal 1 1800 slachtkippen AEA P-6.4 40000 0,045 1800
Stal 2 1800 slachtkippen AEA P-6.4 40000 0,045 1800
Stal 3 1800 slachtkippen AEA P-6.4 40000 0,045 1800
Stal 4 1800 slachtkippen AEA P-6.4 40000 0,045 1800
Totaal 7200 7200
De ammoniakemissie uit de stallen van het bedrijf Van Gastel Gert LV in de vergunde situatie bedraagt 6.400
NH3/jaar in de huidige situatie bedraagt de ammoniakemissie 3.600 kg NH3/jaar . In de huidige situatie passen we
voor de twee bestaande pluimveestallen het ammoniakemissiearm stalsysteem P- 6.4. toe.
In de toekomstige situatie stijgt de ammoniakemissie tot 7.200 kg NH3/jaar . In de nieuwe situatie passen we voor
de twee bestaande en de twee nieuwe pluimveestallen het ammoniakemissiearm stalsysteem P- 6.4.(warme
luchtwisselaar met luchtmengsysteem voor droging strooiselaag) toe.
De verzurende depositie wordt beschouwd door omzetting van de ammoniakdepositie (uitgedrukt in kg/ha/jaar)
naar zuurequivalenten, door gebruik te maken van volgende relatie van 1 Zeq = 17 g ammoniak. De vermestende
stikstofdepositie wordt bepaald door de ammoniakdepositie om te zetten naar stikstofdepositie (in 1 g ammoniak
zit 0,82 g stikstof).
Voor de toe te passen kritische lasten of depositiewaarden wordt gewerkt met de documenten: PRAKTISCHE
WEGWIJZER EFFECTGROEPEN VOOR HET HABITATSPOOR Effectgroep 3 eutrofiëring subgroep 3.1 via
lucht (versie 2 - 24/02/2015) en PRAKTISCHE WEGWIJZER EFFECTGROEPEN VOOR HET HABITATSPOOR
Effectgroep 4 verzurig subgroep 4.1 via lucht (versie 2 - 24/02/2015)
De gebruikte KDW werden gehaald uit het rapport van Alterra met kenmerk Alterra rapport 2397, van Dobben
H.F., Bobbink R., Bal D. & van Hinsberg A. 2012. 'Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof,
toegepast op habitattypen en leefgebieden van Natura 2000.'
Binnen het studiegebied ligt één aandachtsgebied. Het bedrijf zal op zich een bijdrage leveren aan de verzurende
en vermestende depositie in het studiegebied.
Uit bovenstaande kunnen voor deze MER van toepassing zijnde elementen volgende kritische depositiewaarde
(KDW) afgeleid worden:
Loofbos KDW habitattype 9190
KDW voor verzuring = 1071 Zeq/ha.jaar
KDW voor vermesting = 15 kg N/ha.jaar
Per scenario (vergunde situatie, de huidige en de geplande situatie) werd er via IFDM model een simulatie
uitgevoerd voor het vegetatietype loofbos. Net buiten de straal van 1 km rond het bedrijf is het habitattype 9190
gelegen. Van deze vegetatie-eenheden werd de relatieve ligging ten opzichte van het bedrijf bepaald, uitgedrukt
in Lambert-coördinaten.
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 35/47
Verder zijn ammoniakemissie per scenario, bepaald bij de discipline Lucht, en de gemiddelde depositiesnelheid
per vegetatietype, overgenomen van het RLB (Richtlijnenhandboek Landbouwdieren), nodig als inputparameter
voor het IFDM-model.
Zodoende kon per vegetatie-eenheid en per scenario de ammoniakdepositie bepaald worden. In onderstaande
tabel werd de ammoniakdepositie omgezet naar verzurende depositie. Onderstaande tabel geeft de aldus
bekomen verzurende depositie per vegetatie-eenheid en per scenario weer. Dit wordt ook gedaan voor
vermesting.
Tabel 17: Verzurende depositie per vegetatie-eenhei d (voor de Habitatvegetaties in SBZ-V)
X,Y coord Eenheid/complex
van eenhede
n
waarde habitat Afstand tot
bedrijf (m)
vergunde situatie (Zeq/ha.jaar)
% tav KL in vergunde situatie
Nieuwe situatie (Zeq/ha.jaar)
% tav KL in nieuwe situatie
165.653
234.537
Qb,uv,
gml, gmn
mwz 9190 1050
ZW 29.4 2,7 34.1 3,2
De bijdrage van de kritische last voor verzuring, die de verschillende vegetaties ondervinden van het bedrijf stijgt
in de nieuwe situatie t.a.v. de vergunde situatie. Het percentage van bijdrage aan de kritische last voor verzuring
voor het habitattype 9190 ligt tussen de 3 % en de 5 % in de nieuwe situatie.
Tabel 18: Vermestende depositie per vegetatie-eenh eid (voor de habitatvegetatie in SBZ-V)
X,Y coord Eenheid/complex
van eenhede
n
waarde habitat Afstand tot
bedrijf (m)
vergunde situatie (kg N/ha.jaar)
% tav KL in vergunde situatie
Nieuwe situatie (kg N/ha.jaar)
% tav KL in nieuwe situatie
165.653
234.537
Qb,uv,
gml, gmn
mwz 9190 1050
ZW 0,4 2,7 0,5 3,2
De bijdrage van de kritische last voor vermesting, die de verschillende vegetaties ondervinden van het bedrijf
stijgt eveneens in de nieuwe situatie t.a.v. de vergunde situatie. De bijdrage van de kritische last voor vermesting
is vergelijkbaar met de bijdrage voor verzuring. Het percentage van bijdrage aan de kritische last in de nieuwe
situatie voor vermesting ligt voor het aanwezige vegetatietype 9190 beneden de 5 %.
Daarnaast wordt de oppervlakte berekend waarop het bedrijf een bijdrage levert van > 50%, 10-50%, 5-10% en
3-5% ten aanzien van de kritische last, en dit zowel voor het aspect verzuring als vermesting. Dit is terug te
vinden in de onderstaande tabellen. De vegetatie is dezelfde als in bovenstaande tabel. De vegetatie is gelegen
in SBZ-V. De totale oppervlakte van de vegetatie is 1,1 ha.
Tabel 19: Oppervlakte (ha) waarop het bedrijf een bijdrage levert voor verzuring t.a.v. de KL/KDW
Vegetatie-eenheid
Overschrijding 3-5 % (beperkte bijdrage)
Overschrijding 5-10 % (relevante bijdrage)
Overschrijding 10-50 % (belangrijke bijdrage)
Overschrijding >50 % (significant negatief effect)
Totale oppervlakte (ha)
Habitatvegetatie volgens BWK 2014 - in SBZ-V
9190
1050 ZW
Vergund 0 0 0 0 0
Nieuw 0,2 0 0 0 0,2
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 36/47
Uit de voorgestelde contouren blijkt duidelijk de verschillen tussen de vergunde situatie en de toekomstige
situatie. Het vergroten van de contouren heeft te maken met de stijging van ammoniakproductie in de nieuwe
situatie.
In de vergunde situatie ondervindt de vegetatie 9190 een bijdrage van de kritische last voor verzuring van < 3 %.
Dit is ook zo voor de huidige situatie. In de nieuwe situatie is er een beperkte bijdrage te verwachten voor het
habitattype 9190 op 1050 m ten ZW van het bedrijf voor een oppervlakte van 0,2 ha. Dit habitattype heeft een
totale oppervlakte van 1,1 ha.
Er kan geconcludeerd worden dat er voor het aandachtsgebied dat we in beschouwing nemen, nl. de habitats
volgens de BWK versie 2014 kaart, er geen of een verwaarloosbaar effect te verwachten valt ten gevolge van de
verzurende deposities van het bedrijf in de vergunde en in de huidige situatie voor het habitattype 9190 in SBZ-V.
In de toekomstige situatie wordt dit een beperkte bijdrage voor 0,1 ha van de 1,1 ha.
In Figuur 12 wordt de verzurende depositie weergegeven t.a.v. KL Loofbos voor de vergunde en de toekomstige
situatie.
Tabel 20: Oppervlakte (ha) waarop het bedrijf een b ijdrage levert voor vermesting t.a.v. KL/KDW
Vegetatie-eenheid
Overschrijding 3-5 % (beperkte bijdrage)
Overschrijding 5-10 % (relevante bijdrage)
Overschrijding 10-50 % (belangrijke bijdrage)
Overschrijding >50 % (significant negatief effect)
Totale oppervlakte (ha)
Habitatvegetatie volgens BWK 5.2 - in SBZ-V
9190
1050 ZW
Vergund 0 0 0 0 0
Nieuw 0,1 0 0 0 0,1
Uit de voorgestelde contouren blijken de verschillen tussen de bestaande situatie en de toekomstige situatie. Het
vergroten van de contouren heeft te maken met de stijging van ammoniakproductie in de gewenste situatie. De
contouren van vermesting vallen nagenoeg samen met de contouren van verzuring.
In de vergunde situatie ondervindt de vegetatie 9190 een bijdrage van de kritische last voor vermesting van < 3
%. Dit is ook zo voor de huidige situatie. In de nieuwe situatie is er een beperkte bijdrage te verwachten voor het
habitattype 9190 op 1050 m ten ZW van het bedrijf voor een oppervlakte van 0,1 ha. Dit habitattype heeft een
totale oppervlakte van 1,1 ha.
Er kan geconcludeerd worden dat er voor het aandachtsgebied dat we in beschouwing nemen, nl. de habitats
volgens de BWK versie 2014 kaart, er geen of een verwaarloosbaar effect te verwachten valt ten gevolge van de
vermestende deposities van het bedrijf in de vergunde en in de huidige situatie voor het habitattype 9190 in SBZ-
V. In de toekomstige situatie wordt dit een beperkte bijdrage voor 0,1 ha van de 1,1 ha.
In Figuur 14 in bijlage wordt de vermestende depositie weergegeven t.a.v. de KDW voor 9190 voor vermesting in
de vergunde en in de toekomstige situatie.
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 37/47
Figuur 13: Verzurende depositie tav KL Loofbos (1906 ZEQ/ha.jaar) in de huidige en toekomstige situatie
Figuur 12: Verzurende depositie tav KDW Loofbos 9190 (1071 Zeq/ha.jaar) in de vergunde en gewenste sit uatie
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 38/47
roging
Figuur 14: Vermestende depositie tav KDW Loofbos 9190 (15 kg N/ha.jaar) in de vergunde en gewenste situatie
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 39/47
Ter hoogte van het bestaande bedrijf zijn er voornamelijk natte en matig natte zandgronden (Zeg) en (Zdg) terug
te vinden. Aan de matig natte en natte bodems wordt een gemiddelde grondwaterstand schommelend tussen 40
en 130 cm-mv (cm onder maaiveldniveau) gekoppeld en tussen 15 en 100 cm-mv (cm onder maaiveldniveau) en
aan de zeer natte bodems een gemiddelde grondwaterstand schommelend tussen 5 en 65 cm-mv (cm onder
maaiveldniveau). De nieuw te bouwen pluimveestallen komen op een matig natte en natte zandbodem en een
beperkt deel op zeer natte lemige zandbodem (w-Sfg).
In de huidige situatie wordt een daling van de watertafel van 10 cm bereikt op 14 m (zie discipline water). In de
toekomstige situatie wordt een daling van de watertafel van 10 cm bereikt op 14 m voor zowel de bestaande
grondwaterwinning 1 als voor de nieuwe grondwaterwinning. De grondwaterwinning aanwezig op het bedrijf in de
huidige en toekomstige situatie veroorzaakt geen relevante effecten op naburige grondwaterwinningen
Gezien een verlaging van het waterniveau van 10 cm bereikt wordt op 14 m in de nieuwe situatie voor de twee
diepe winningen, en rekening houdend met de afstand tot de groengebieden (>2 km) kan ervan uitgegaan
worden dat er geen of verwaarloosbaar effect is ten aanzien van verdroging.
5.3 Rustverstoring
Het bedrijf ligt in het Vogelrichtlijngebied. De drempelwaarde algemeen geldend voor bosvogels bedraagt 42
dB(A), voor weidevogels is de drempelwaarde 47 dB(A). Als gemiddelde waarde kan de 45 dB(A)-contour
genomen worden.
De invloedsstraal werd berekend in de discipline Geluid. Het specifieke geluid van alle ventilatoren samen in de
gewenste toestand is lager dan de drempelwaarde van 45 dB(A) op 20 m afstand van de ventilatoren tijdens de
dag- en avond en op 16 m tijdens de nacht. Voor de incidentele geluidsbronnen is het specifieke geluid van het
lossen van veevoeder op een afstand van 125 m beneden de drempelwaarde van 45 dB(A) gelegen. Bijgevolg
kan er geconcludeerd worden dat er geen tot verwaarloosbare effecten waar te nemen zijn van de
geluidsbronnen op het bedrijf t.a.v. vegetaties die van belang zijn voor de vogels.
5.4 Milderende maatregelen
5.4.1 Door het bedrijf genomen maatregelen
Voor door het bedrijf genomen milderende maatregelen met effect op fauna en flora wordt verwezen naar de
disciplines lucht, water en geluid.
5.4.2 Door het bedrijf geplande maatregelen
De nieuwe pluimveestallen zullen conform de ter zake geldende wetgeving uitgerust worden als
ammoniakemissie-arme stal volgens het systeem P-6.4. Het systeem P-6.4 betreft : Warmtewisselaar met
luchtmengsysteem voor droging strooisellaag. De ammoniakemissie wordt beperkt door het drogen en
verwarmen van de mest-strooisellaag door middel van een warmtewisselaar en continu draaiende
circulatieventilatoren. De warmtewisselaar zorgt ervoor dat warme ventilatielucht vanuit de stal verse lucht
opwarmt. De opgewarmde verse ventilatielucht wordt in geval van nok- of combiventilatie midden bovenin de stal
in twee richtingen uitgeblazen. Vervolgens wordt deze lucht door circulatieventilatoren vermengd met de warme
lucht bovenin de stal en naar de beide staluiteinden gestuwd. In geval van lengteventilatie wordt de opgewarmde
verse ventilatielucht door circulatieventilatoren vermengd met de warme stallucht boven in de stal en naar het
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 40/47
staluiteinde gedreven dat zich tegenover de ventilatoren bevindt. Via de topgevelwand(en) wordt de lucht terug
over de strooisellaag geleid. Door het mengen van de stallucht wordt een gelijkmatige temperatuur in de gehele
stal bereikt. De mest-strooisellaag wordt gedroogd en de zware CO2 wordt bij de dieren verdreven.
Er worden stofbakken voorzien voor de nieuwe pluimveestallen. Een extra reductie van ammoniak werd hier niet
mee in rekening gebracht. Hoewel we kunnen vermoeden dat hoewel er meer stof zal afgevangen worden, dit
ook een gunstig effect zal hebben op de ammoniak.
5.4.3 Verdere mogelijkheden of aanbevelingen
Windsingel
Er wordt evenwel de aandacht op gevestigd dat wat ammoniakdepositie betreft, het hier om een worst-case-
scenario gaat, en dat een goed ontwikkeld groenscherm rond het bedrijf een deel van de ammoniakuitstoot zou
kunnen opvangen, waardoor de werkelijke depositie vermoedelijk lager zal liggen. Dit kan afgeleid worden uit o.a.
Nederlands onderzoek.
In Nederland werd er in 2003 een meetcampagne uitgevoerd om de invloed van een landschapselement
(windsingel) op de verspreiding van emissies (in eerste instantie voornamelijk ammoniak) uit een varkenshouderij
na te gaan (Van Dijk et.al.,2004). Deze meetcampagne werd uitgevoerd bij een vleesvarkenshouderij met ruim
2.500 dierplaatsen. Aan de oostzijde van het stallencomplex lag op ca. 20 m afstand van de dichtstbijzijnde stal
een vrij uniforme windsingel. De situering is zo, dat bij wind uit zuidwestelijke tot westelijke richting de
emissiepluim vanuit de stal grotendeels door en over de windsingel verspreid werd. De begroeiing in de
meetcampagne bestond uit loofbomen (acacia, zomereik en berk) met stuiken. De hoogte van de windsingel was
ca. 15-20 m, en de breedte ca. 10-15.
In de studie werden op korte afstand van de bron, voor de windsingel, tot 6 maal hogere concentraties
ammoniakconcentraties gemeten dan voorspeld voor een situatie zonder windsingel. De ammoniak wordt als het
ware bij de bron gehouden. Als gevolg hiervan was het gebied waar er een verzurende depositie kan optreden
kleiner. Om een grootteorde te geven, bleek uit de meetcampagne dat de afstand van het bedrijf tot waar de
ammoniakemmissie het achtergrondniveau van de omgeving bereikte ongeveer 485 m bedroeg, terwijl deze
afstand in het geval dat er geen windsingel zou aanwezig geweest zijn (berekening op basis van een
verspreidingsmodel) ongeveer 815 m zou bedragen. M.a.w. is er in dit rekenvoorbeeld een afname van 40% van
de invloedsstraal. Vanzelfsprekend zal veel afhankelijk zijn van de precieze klimatologische omstandigheden
windrichting, windsterkte, neerslag, …), alsook van de morfologie van de windsingel zelf.
Uit de meetcampagne bleek dat windsingels wel degelijk in staat zijn om emissies te verminderen. Een
aanvullende studie (Van Dijk et. al., 2005) moest duidelijkheid brengen op welke manier ze dit doen.
Landschapselementen zoals windsingels vormen een fysiek opstakel voor de verspreiding van stoffen en deeltjes
in de atmosfeer. Het effect wordt voornamelijk bepaald door twee processen: filtering en snelheidsdemping. De
filterende werking is een gevolg van de gasuitwisseling tussen blad en atmosfeer waarvoor een zekere turbulentie
rond het blad nodig is. Om de luchtbeweging in een beplanting in stand te houden moet deze een zekere
openheid (optische porositeit) hebben. De structuur van een windsingel is bepalend voor het effect op de
verspreiding van agrarische emissies. Eenduidige criteria voor het ontwerpen van een optimaal functionerende
windsingel zijn nog niet voorhanden.
De resultaten uit het Nederlandse onderzoek laten zien dat een windsingel op korte afstand van een stal de
ongewenste verspreiding van ammoniak (maar ook van andere agrarische emissies zoals fijn stof en geur)
tegengaat en dat de bomen in de windsingel een deel van de stikstof opnemen vanuit de lucht. Voor NO2 bleek
dat de filterende werking als gevolg van opname door de planten in de windsingel geschat kan worden op
maximaal 10%. Voor ammoniak zou dit percentage hoger liggen. Precieze cijfers zijn niet voor handen. In het
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 41/47
kader van de effectbeoordeling ten aanzien van het aandachtsgebied is de uitbouw van een windsingel in
westelijke richting een mogelijke milderende maatregel.
6. De beoordeling van de significantie van de impac t De effecten, zoals hierboven omschreven wordt uitgevoerd op basis van volgende vraagstellingen:
1. Heeft het project een impact op de habitats qua oppervlakte, ruimtelijke spreiding, structuur en kwaliteit? 2. Heeft het project een impact op het evenwicht tussen, de verspreiding en densiteit van de soorten en de
populaties in zijn geheel? 3. Heeft het project een impact op de vitale factoren hoe het SBZ functioneert als ecosysteem? 4. Heeft het project een impact op de abiotische relaties die de structuur en de functie van de SBZ
bepalen? 5. Heeft het project een impact op het bereiken van de instandhoudingsdoelen of streefbeelden zoals
omschreven voor de betreffende SBZ (V en H)? Deze vijf vraagstellingen leiden tot een conclusie betreffende de significantie van de impact op de integriteit van de speciale beschermingszone in het kader van de habitatrichtlijn.
6.1 Impact op habitats
Er worden twee nieuwe stallen voorzien tussen de bestaande stallen. Door uitvoering van het project treedt geen
direct verlies op van de habitats in het vogelrichtlijngebied. De inname van oppervlakte is geen waardevolle
vegetatie.
Door de uitvoering van het project treedt geen verlies van habitattype 9190-doel op. Wel kunnen de bijdrages aan
de verzurende en vermestende deposities lijden tot een verminderde groeikracht van vegetaties.
6.2 Impact op het evenwicht tussen, de verspreiding en densiteit van de soorten en populaties in zijn geheel
Gezien de nieuwe stallen gebouwd worden aansluitend aan de bestaande stallen, en gezien de ligging op
ca.1050 m van het habitattype binnen het vogelrichtlijngebied en de ligging van het andere bedrijven, worden
door de uitvoering van het project de natuurlijke kenmerken en de functionele relaties van de SBZ als geheel, niet
aangetast.
6.3 Impact op de vitale factoren hoe het SBZ functioneert als ecosysteem
Door uitvoering van het project treedt geen direct verlies op van de natuurlijke habitats. Wel wordt er rekening
gehouden met eventuele bijdrages aan de verzurende en vermestende deposities als gevolg van de
ammoniakemissie van het bedrijf. De bijdrages van verzuring en vermesting kunnen lijden tot een beperktere
groeikracht voor de voorkomende vegetaties. Zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie treden er
geen significant negatieve effecten op voor verzuring en vermesting op aangemelde habitats, overige habitats of
overige belangrijke elementen die aanwezig zijn in het vogelrichtlijngebied voor het individuele bedrijf.
Gezien de effecten van verzuring/vermesting, gezien de beperkte oppervlakte van het aandachtsgebied 1,1 ha
en gezien het feit dat het gaat om het habitatype 9190_doel die niet ingebed is in een bosstructuur binnen het
vogelrichtlijngebied, treedt er geen verstoring op van leefgebieden van soorten. Door het project treedt er geen
fragmentatie op in de relaties tussen de verschillende gebieden.
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 42/47
6.4 Impact op de abiotische relaties
De impact van de verkaveling op de abiotische relaties is, zoals in voorgaande reeds aangegeven werd, beperkt.
Voorkomen van calamiteiten door regelmatige controle en voldoen aan de VLAREM-regelgeving voor de
opslagplaatsen van risicostoffen.
Transporten steeds overdag laten plaatsvinden en motor stilleggen tijdens het laden en lossen, ter vermijding van
rustverstoring.
Verzuring en vermesting worden algemeen als grootste bedreigingen gezien voor het habitattype 9190-doel.
Zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie wordt er geen verdroging verwacht ter hoogte van
waardevolle habitats in het vogelrichtlijngebied ten gevolge van de normale bedrijfsexploitatie.
Zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie treden er geen significant negatieve effecten op. Voor
een beperkte oppervlakte is er een belangrijke bijdrage voor vermesting op de aangemelde habitat (9190_doel)
aanwezig in het vogelrichtlijngebied waar te nemen.
Door de plaatsing van groenstructuren in de richting van het waardevolle habitattype kan een hoeveelheid van
de geëmitteerde ammoniak opgevangen worden. Onderzoek (van Dijk et al., 2005) heeft echter uitgewezen dat
door de aanwezigheid van een groenscherm de ammoniak minder sterk verspreid naar de omgeving. In praktijk
komt dit veelal neer op een verhoging van de concentraties ter hoogte van het bedrijfsterrein en een verlaging
van de concentraties op grotere afstand van het bedrijf.
6.5 Impact op het bereiken van de instandhoudingsdoelen
Loofbossen
Het aanwezige bos bestaat vooral uit naaldbos met een lagere natuurwaarde. Op de droge zandgronden van de Schietvelden kunnen zich oude zuurminnende eikenbossen ontwikkelen. Deze ontwikkeling heeft zich op een aantal plaatsen al in gang gezet, maar deze oppervlakte is nog zeer beperkt.
Het voornaamste knelpunt is de soms massale aanwezigheid van invasieve exoten (Amerikaanse vogelkers, rododendron, …) in de bosbestanden. Via LIFE Danah en het door Agentschap voor Natuur en Bos gevoerde opvolgingsbeheer is de bestrijding van deze exoten momenteel goed op kruissnelheid gekomen.
Vogelrichtlijnsoorten zoals zwarte specht en wespendief zullen positief reageren op de beoogde kwaliteitsverbetering van de bossen.
In de beekvalleien in het Groot Schietveld is ook Alluviaal elzenbos (habitattype 91E0) aanwezig, evenwel verstoord. Herstel van een natuurlijke hydrologie is noodzakelijk om hierin verbetering te brengen.
oppervlaktedoelstelling kwaliteitsdoelstelling
Habitat doel toelichting doel toelichting
9120 – Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion)
= Behoud van de aanwezige oppervlakte van 2 ha.
= Behoud van de aanwezige kwaliteit.
9190 – Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op
↑ Toename van de 30 ha actueel habitat tot 204 ha, met als richtwaarde voor
↑ Kwaliteitsverbetering
Duurzame populaties van
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 43/47
zandvlakten bosuitbreiding 4 ha. volgende habitattypische soorten in beide deelgebieden:
o Zwarte specht
o Wespenief
o Bonte vliegenvanger
o Kleine bonte specht
o Boommarter
o Vleermuizen (sp.)
o Eikenpage
o Bont dikkopje
o Bruine eikenpage
De belangrijkste vegetatie ligt op 1050 m van het bedrijf en behoort tot het type 9190_doel, weliswaar niet gelegen in het Groot Schietveld.. De omvang van het bosje is 1,1 ha. Het is een solitair bosje waardoor de impact van het bedrijf t.a.v. de Zwarte specht, de Wespendief beperkt is.
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 44/47
7. Overzicht tabellen en figuren OVERZICHT TABELLEN TABEL 1: BIOLOGISCHE WAARDEVOLLE EN ZEER WAARDEVOLLE ELEMENTEN .................... 13 TABEL 2: OVERZICHT STALLEN EN BEDRIJFSGEBOUWEN IN DE HUIDIGE TOESTAND ........... 17 TABEL 3: OVERZICHT STALLEN EN BEDRIJFSGEBOUWEN IN DE NIEUWE SITUATIE ............... 19 TABEL 4: PARAMETERS IFDM-MODEL IN DE VERGUNDE SITUATIE ............................................ 19 TABEL 5: PARAMETERS IFDM-MODEL IN DE HUIDIGE SITUATIE ................................................. 20 TABEL 6: PARAMETERS IFDM-MODEL IN DE NIEUWE SITUATIE .................................................. 20 TABEL 5: SIGNIFICANTIEKADER TER BEOORDELING VAN HET ECOTOOPVERLIES................. 21 TABEL 8: KDW-WAARDE VAN DE VERSCHILLENDE HABITATTYPES ........................................... 23 TABEL 9: SIGNIFICANTIEKADER TER BEOORDELING VAN VERZURING EN EUTROFIËRING ALS
GEVOLG NH3-UITSTOOT IN SBZ .............................................................................................. 26 TABEL 10: SIGNIFICANTIEKADER MER TER BEOORDELING VAN VERZURING EN VERMESTING
...................................................................................................................................................... 28 TABEL 11: SIGNIFICANTIEKADER TER BEOORDELING VAN VERDROGING ............................... 31 TABEL 12: BELEIDSDOELSTELLINGEN BEREKEND MET VLOPS O.B.V.
EMISSIEDOELSTELLINGEN UIT NEC-RICHTLIJN IN ZEQ/HA.JAAR, (VMM,2013) ................ 32 TABEL 13: GEMIDDELDE GEMODELLEERDE VERZURENDE DEPOSITIES SO2, NOX EN NH3
(ZEQ/HA.JAAR) TE WUUSTWEZEL, 2011 (VMM,2013) ............................................................. 33 TABEL 14: AMMONIAKEMISSIE BIJ BEDRIJF VAN VAN GASTEL GERT LV IN DE VERGUNDE
SITUATIE ...................................................................................................................................... 33 TABEL 15: AMMONIAKEMISSIE BIJ BEDRIJF VAN VAN GASTEL GERT LV IN DE HUIDIGE
SITUATIE ...................................................................................................................................... 33 TABEL 16: AMMONIAKEMISSIE BIJ BEDRIJF VAN VAN GASTEL GERT LV IN DE GEPLANDE
SITUATIE ...................................................................................................................................... 34 TABEL 17: VERZURENDE DEPOSITIE PER VEGETATIE-EENHEID (VOOR DE
HABITATVEGETATIES IN SBZ-V) .............................................................................................. 35 TABEL 18: VERMESTENDE DEPOSITIE PER VEGETATIE-EENHEID (VOOR DE
HABITATVEGETATIE IN SBZ-V) ................................................................................................. 35 TABEL 19: OPPERVLAKTE (HA) WAAROP HET BEDRIJF EEN BIJDRAGE LEVERT VOOR
VERZURING T.A.V. DE KL/KDW ................................................................................................. 35 TABEL 20: OPPERVLAKTE (HA) WAAROP HET BEDRIJF EEN BIJDRAGE LEVERT VOOR
VERMESTING T.A.V. KL/KDW .................................................................................................... 36
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 45/47
OVERZICHT FIGUREN FIGUUR 1 : GEWESTPLAN MET AANDUIDING LIGGING BEDRIJF (BRON GEOPUNT-AGIV
VLAANDEREN) .............................................................................................................................. 5 FIGUUR 2: LIGGING BEDRIJF OP LUCHTFOTO (BRON GEOPUNT-AGIV VLAANDEREN) ............. 5 FIGUUR 3: LIGGING BEDRIJF TEN OPZICHTE VAN NATURA 2000GEBIEDEN (GEOPUNT-AGIV) 6 FIGUUR 4: LIGGING BEDRIJF TEN OPZICHTE VAN GEBIEDEN VAN HET VEN EN HET IVON
(GEOPUNT-AGIV) .......................................................................................................................... 7 FIGUUR 5: BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART (BRON GEOPUNT-AGIV) .................................. 7 FIGUUR 6: BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART IN DE BEDRIJFSOMGEVING ......................... 15 FIGUUR 7: HABITATS IN DE BEDRIJFSOMGEVING ......................................................................... 16 FIGUUR 8: PLAN HUIDIGE BEDRIJFSINFRASTRUCTUUR .............................................................. 18 FIGUUR 9: SIGNIFICANTIEKADER VOOR NH3 ................................................................................. 27 FIGUUR 10: WEERGAVE DOELAFSTAND HUIDIGE MILIEUDRUK T.O.V. KDW VOOR
HABITATTYPEN EN ACTUELE HABITAT BINNEN DE TOETSZONE ....................................... 30 FIGUUR 11: WEERGAVE DOELAFSTAND HUIDIGE MILIEUDRUK T.O.V. KDW VOOR
HABITATTYPEN EN VOORLOPIGE ZOEKZONES BINNEN DE TOETSZONE ........................ 30 FIGUUR 13: VERZURENDE DEPOSITIE TAV KL LOOFBOS (1906 ZEQ/HA.JAAR) IN DE HUIDIGE
EN TOEKOMSTIGE SITUATIE .................................................................................................... 37 FIGUUR 12: VERZURENDE DEPOSITIE TAV KDW LOOFBOS 9190 (1071 ZEQ/HA.JAAR) IN DE
VERGUNDE EN GEWENSTE SITUATIE .................................................................................... 37 FIGUUR 14: VERMESTENDE DEPOSITIE TAV KDW LOOFBOS 9190 (15 KG N/HA.JAAR) IN DE
VERGUNDE EN GEWENSTE SITUATIE .................................................................................... 38
BEDRIJFSDIENSTEN Passende Beoordeling Van Gastel Gert LV 46/47
8. Literatuur Albers R., Beck J., Bleeker A., van Bree L., van Dam J., vd Eerden L., Freijer J., van Hinsberg A., Marra M., vd Salm C., Tonneijck A., de Vries W., Wesselink L. en Wortelboer F. (2001). Evaluatie van de verzuringsdoelstellingen: de onderbouwing. Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu (RIVM).
Aminal afdeling natuur, 2003, Rapport : Opmaak van een systematiek natuurtypen in Vlaanderen: Stilstaande wateren
Derden et al., 2006. VITO – Best Beschikbare Technieken voor de veeteeltsector. Februari 2006
Harssema H. (1980). Praktijkonderzoek naar de verspreiding van ventilatielucht rond stallen met behulp van een tracer. Research report R-14 Vakgroep Luchthygiene en -verontreiniging van de Landbouwhogeschool. INBO, Biologische waarderingskaart van België. Verklarende tekst bij de kaartbladen. ILVO, 2010 Brochure melkveevoeding
INBO, 2007 Een standaardprotocol voor herstelbeheer van natte heide en vennen
Kerstens E (2005) Ammoniakreductie door aangepast rantsoen melkvee, thesis 2005 Laurijssens G., De Blust G., De Becker P. & Hens, M. (2007). Opmaak van een standaardprotocol voor herstelbeheer van natte heide en vennen en toepassing ervan op Groot & Klein Schietveld, Tielenkamp & Tielenheide. Deel I: Een standaardprotocol voor herstelbeheer van natte heide en vennen. INBO.R.2007.31. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. Melse en Timmerman, 2009. Sustainable intensive livestock production demands manure and exhaust air treatment technologies. Bioresour. Technol. Vol 100 No 22, 5506-5511.
Meykens J., Vereecken H. (2001) Ontwikkeling en integratie van gevoeligheidskaarten voor verzuring en vermesting van ecosystemen in Vlaanderen, Bodemkundige Dienst van België, KULeuven, studie uitgevoerd in opdracht van VMM.
MIRA (2007) Milieu- en natuurrapport Vlaanderen, Achtergronddocument 2007 Vermesting. Overloop S., Bossuyt M., Ducheyne S., Dumortier M., Eppinger R., Van Gijseghem D., Van Hoof K., Vogels N., Vanden Auweele W., Wustenberghs H., D’hooghe J., Vlaamse Milieumaatschappij, www.milieurapport.be
Rapport : Reductieopties voor ammoniak en methaanemissie uit huisvesting voor melkvee- november 2007, Wageningen
Rapport 29 IHD voor SBZ BE2400014 Demervallei en BE2223316 De Demervallei, ANB, 27/9/2011)
VMM (2008a). Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest - 2007. Vlaamse Milieumaatschappij, Aalst. 152 pp. + bijlagen VMM (2008b). Lozingen in de lucht 1990-2007. VMM (2010). ‘Zure regen’ in Vlaanderen, Depositiemeetnet verzuring 2010.