pantheon// '07-'08 - afrika
-
Upload
study-association-stylos -
Category
Documents
-
view
223 -
download
1
description
Transcript of pantheon// '07-'08 - afrika
tweemaandelijkse uitgave van d.b.s.g. stylos / nummer 1 / jaargang ’07’08
pantheon//Afrika
// thema// doe alsof je thuis bent // project Somaliland // Afrika terug naar haar roots // Afrika-manifestatie // // apartheid in Johannesburg // stylos// aannemend architect of koppig kunstenaar? // een kijkje binnenin // // algemeen// Rotterdam onder de loep // beyond the border // global architecture of capitalism // fly-in communities
kaft_copyright.indd 1 5-11-2007 16:01:02
van de voorzitter
tweemaandelijkse uitgave van D.B.S.G. Stylos
pantheon//
Het Delftsch Bouwkundig Studenten Gezelschap Stylos werd in 1894 opgericht ter behartiging van studie- en studentenbelangen van studenten aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft.
bestuur 114 D.B.S.G. Stylos voorzitter: Eva Dubbelboersecretaris: Maaike Linapenningmeester: Roderick Trompertonderwijs bachelor: Jurgen Beliënonderwijs master: Bas Wetzelpaviljoen: Suzanne Visevenementen: Bram Harding
adresD.B.S.G. StylosFaculteit Bouwkunde Berlageweg 1, kab. 1.012628 CR Delft
telefoonnummersbestuurskamer 015 2783697commissiekamer 015 2784168secretariaat 015 2781369fax 015 2783059
[email protected]://www.stylos.nl
lidmaatschap Stylos 10 euro per jaargironummer 296475
Stylos Bookshopgeopend maandag t/m vrijdag 12.45 tot 13.45 uur
Stylos Stichting De Stylos Stichting vervult een vliegwielfunctie ter stimulering van initiatieven van en voor studenten van de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Zij kunnen bij het bestuur van de Stylos Stichting terecht voor financiële en inhoudelijke ondersteuning van hun project. Om u hiervan op de hoogte te houden ontvangt u elke 2 weken B-nieuws en 5 maal per jaar de pantheon//.Wij vragen om een donatie van 45 euro per jaar (pas afgestudeerden betalen de eerste twee jaar 10 euro). Aan bedrijven vragen wij 90 euro.gironummer 1673413
Eva Dubbelboer
colofonjaargang 11, editie 1, november 2007oplage: 2000Stylosleden en vrienden van de Stylos Stichting ontvangen pantheon//vijf maal per jaar
redactieadresBerlageweg 12628 CR [email protected]
hoofdredactieLoes GoebertusMarcello Soeleman
redactieHelmer AttemaTon DeulingPieter EismaLoes GoebertusMarjolein OvertoomRoana PluggeLoet SmeetsRuben SmitsMarcello Soeleman
aan dit nummer werkten meeEva Dubbelboer, Bas Wetzel, Marleen Aarts, Maryse Karsten.
advertentiesPieter Eisma
drukker Koninklijke De Swart, 's-Gravenhage
omslagMarjolein Overtoom
Een nieuw Stylos jaar een nieuw bestuur met nieuwe mensen. Dit
jaar ben ik één van die nieuwe mensen. Ik ben dit jaar de voorzitter
van Stylos, een mooie taak! De eerste paar weken zijn nu voorbij en
er is al zoveel gebeurd. Er komt vanalles op je af, zoveel dingen die je
moet doen, onvoorstelbaar. Elke keer komen er weer dingen op mijn
pad waarvan ik denk: “oja, dat hoort er natuurlijk ook bij…” Eén van
die dingen is het schrijven van dit stukje, het stukje ‘van de voorzitter’.
En wat schrijf je nou in zo’n stukje?
Ik dacht, ik stel mijn hele bestuur erin voor, zodat jullie een beetje
weten wie wij zijn. En als afsluiting nodig is iedereen uit om een keer
langs te komen op Stylos om ons nog beter te leren kennen, want
iedereen is altijd welkom! Welkom voor een praatje, welkom met
vragen, welkom met klachten, welkom met alles!
Maar dat stuk was helaas te lang geworden, als ik het nog verder zou
inkorten bleef er niks van over. Dus helaas kan ik het bestuur hierin
niet aan jullie voorstellen, maar de uitnodiging om langs te komen
blijft staan!//
over de voorkantglas in lood door John Miller, ‘three pyramids’
over de ledenpas
Je hebt het misschien al opgemerkt: de ledenpas zit dit keer niet bij de eerste Pantheon// uitgave van het jaar. Maar maak je geen zorgen: de ledenpas is momenteel in productie en zal binnenkort in je brievenbus liggen!
kaft_copyright.indd 2 5-11-2007 16:01:08
�i n h o u d s o p g a v e pantheon 1 '07'08
stylos2 aannemend architect of koppigekunstenaar?Marleen Aarts
Bas Wetzel
5 een kijkje binnenin...Maryse Karsten
algemeen26 beyond the borderMarjolein Overtoom
30 global architecture of capitalismMarcello Soeleman
34 fly-in communitiesRoana Plugge
37 R07: Rotterdam onder de loepMarcello Soeleman
40 radiant cityRoana Plugge
41 Agenda
Afrika7 Afrika//Loes Goebertus
Marcello Soeleman
8 doe alsof je thuis bentPieter Eisma
12 project SomalilandLoes Goebertus
16 Afrika terug naar haar rootsRuben Smits
19 apartheid in JohannesburgTon Deuling
24 African Perspectives AfricainesAntoni Folkers
Joe Osae-Addo
p01-p07 stylos 01.indd 1 5-11-2007 16:17:36
� pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
aannemend achitect of koppige kunstenaar?
De Stylosreis stond deze zomer in het teken van Le Corbusier. Zes studenten tourden twee weken door Frankrijk om een beeld te krijgen van deze beroemde architect. De losgekomen discussie spitste zich toe op de rol van de architect tegenover de maatschappij.
Marleen Aarts Bas Wetzel
De relatie tussen architect en maatschappij is altijd gespannen.
Welke positie dient een architect in te nemen tegenover de
maatschappij? Moet de architect eigenwijs zijn en dat doen wat
hij denkt dat het beste zou zijn voor de maatschappij; een nieuwe
architectuur voorschrijven? Of moet hij vooral ontwerpen wat de
maatschappij van hem vraagt; doen wat van hem verwacht wordt?
Beide benaderingen van de positie van de architect komen voor in
de architectuur en de vraag is waar de samenleving het beste mee af
zou zijn. De zogenaamde ‘Koppige Kunstenaar’ die een toekomstvisie
maakt en met zijn revolutionaire architectuur de samenleving stuurt.
Of een ‘Aannemend Architect’ die kijkt hoe zijn ontwerp het beste past
in de bestaande maatschappij.
De Koppige Kunstenaar is het beste toe lichten door Le Corbusier
als voorbeeld te nemen. Hij wilde de industrialiserende samenleving
verlossen van de op dat moment dominante ‘Les Beaux Arts’-
architectuur. Deze stroming was gebaseerd op eeuwenlange traditie,
waardoor het toevoegen van versiersels een hoofdrol was gaan spelen.
Deze ambachtelijke architectuur paste zowel qua functionaliteit als
esthetiek niet meer bij een tijd waarin auto’s aan de lopende band
werden geproduceerd.
Een goed voorbeeld van Beaux Arts architectuur niet meer spoorde
met de manier van bouwen, is The Flatiron building in New York.
Door de industrialisatie kregen architecten hier de beschikking
over staal als constructiemateriaal. Dit gaf de mogelijkheid om veel
meer verdiepingen te stapelen en zelfs wolkenkrabbers te bouwen.
Probleem was dat deze nieuwe manier van bouwen niet benut
werd met een nieuwe architectuur. De gevel werd namelijk zonder
problemen verhuld door natuurstenen platen, waarop Romeinse
bogen en versieringen een stenen draagconstructie suggereerden.
Zo was het nou eenmaal geleerd en zo hoorde architectuur blijkbaar
te zijn.
Le Corbusier’s antwoord op de beax-arts kitsch resulteerde in een
architectuur gebaseerd op geometrische vormen. Het voldoen aan de
functie met minimale middelen, zoals een vliegtuig dat doet, waarbij
de vorm de resultante is van de functie om het voertuig zo effectief
en economisch mogelijk te kunnen laten functioneren. Dat was zijn
beeld van de ware schoonheid. Dat wilde Le Corbusier ook voor de
architectuur; een architectuur van elementaire vormen zodat de vorm
zelf voor de schoonheid zorgt en niet de overbodig toegevoegde
ornamentiek. Zijn mening daarover was zeer uitgesproken.
’Architectuur is het vakkundige, nauwkeurige en magnifieke spel van
samengevoegde volumen in het licht. Onze ogen zijn gemaakt om de
vormen in het licht te zien. De schaduwen en de lichte delen onthullen de
verschillende vormen. Kubussen, kegels, bollen, cilinders en piramiden zijn
de voornaamste primaire vormen die goed door licht worden onthuld. Hun
beeld nemen we scherp en tastbaar waar, zonder ambiguïteit. Daarom
zijn het mooie vormen, de mooiste vormen. Iedereen is het daarover eens,
zowel het kind, de wilde als de metafysicus. Het is de bestaansvoorwaarde
zelve voor alle beeldende kunsten.’1
Le Corbusier had lak aan het heersend architectonisch beeld. Zijn
werk werd het voorbeeld voor de radicaal nieuwe functionaliteit en
esthetiek in de architectuur, en inspireerde een hele generatie nieuwe
architecten. Hij maakte architectuur voor een utopische samenleving.
Dit was nodig om zijn modernistische visie zo duidelijk mogelijk te
presenteren aan de maatschappij. Het nadeel was alleen dat hij de
realiteit uit het oog verloor. Door een ideale architectuur te maken
verwachtte hij dat de maatschappij zich vanzelf zou aanpassen aan zijn
ideaalbeeld. Het probleem is echter dat de maatschappij zich niet snel
aanpast aan de architectuur, dit duurt een aanzienlijke tijd.
Dit was namelijk ook het geval bij het ontwerp voor de Indiase stad Villa Savoye
p01-p07 stylos 01.indd 2 5-11-2007 16:17:44
�s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08
aannemend achitect of koppige kunstenaar?
Chandigarh. Hij ontwierp de stad naar zijn (westerse) ideaalbeeld van
een stad, in de veronderstelling dat de maatschappij zich daar wel
naar zou aanpassen en zich hetzelfde zou ontwikkelen als het westen.
Een grid van autowegen, onderverdeeld naar zeven verschillende
intensiteiten, zou de stad gaan doorkruizen. Jaren na de realisatie
van de stad bleek dit heel anders uit te pakken. Het verschafte
infrastructurele systeem bleek niet te passen in de Indiase cultuur en
ontwikkeling. Daardoor ontstond er een westerse stad, met faciliteiten
zoals gescheiden banen in een weg en zelfs een ‘snelweg’, maar die
werd bewoond door mensen uit een derdewereldland. Inmiddels
50 jaar verder, komt er meer leven in de stad waardoor de zeven
verschillende gradaties van wegen, meer en intensiever gebruikt
worden, maar nog lang niet volgens de visie van Le Corbusier. Zelfs
tegenwoordig mogen de meeste Indiërs al blij zijn de beschikking
te hebben over een fiets of riksja, laat staan over een gemotoriseerd
voertuig. De wijde opzet van de infrastructuur is daarmee eerder een
belemmering voor de inwoners in plaats van een aanwinst.
Er is hier helaas een inschattingsfout gemaakt bij de plaatsing in tijd en
locatie. Le Corbusier was hierin te vooruitstrevend, zijn idee paste niet
in de Indiase maatschappij van de jaren ’50 van de vorige eeuw.
Zijn vooruitstrevendheid is ook op kleinere schaal duidelijk zichtbaar.
De lichte, luchtige en ruimtelijke villa voor de familie Savoye bleek
totaal onfunctioneel omdat het gebouw niet te personaliseren
was. Wanneer er een meubelstuk of zelfs een schilderij aan de villa
toegevoegd zou worden zou het ontwerp uit balans gebracht en
aangetast worden. De bewoners waren in wezen onderdeel van het
kunstwerk en dienden volgens de opgelegde regels te leven. Ze
konden geen invloed uitoefenen op hun persoonlijke omgeving en
werden verplicht te leven in een totaal geregisseerde omgeving.
Vraag is dan vervolgens of het ontwerp dan niet beter op de tekentafel
had kunnen blijven. Het ontwerp was namelijk wel waardevol als een
statement in de geschiedenis voor de architectuur maar niet als een
leefbare villa. Het was een wapen in de architectuurdiscussie van die
tijd, een gebouwd argument tegen ‘des beaux-arts’ om zijn visie waarbij
alle elementen van het gebouw de functie dienen, te ondersteunen.
Zijn extreme ontwerp was glashelder en zou terugkomen in de meer
leefbare ontwerpen van zijn volgers.
Een voorbeeld van een statement dat enkel op de tekentafel is
gebleven is het Plan Voisin uit 1925. Hier maakte Le Corbusier een
misvatting op het maatschappelijk vlak. Het idee was om een deel
van Parijs te slopen en wonen en werken te bundelen in grote torens.
Een groot open maaiveld zou overblijven. Dit maaiveld werd weer
opgedeeld door een raster van snelwegen. Het concept was per saldo
goed: er konden zeer veel mensen op een klein oppervlak wonen, er
bleef er veel groen over en de bereikbaarheid zou ideaal zijn geweest.
Het wenselijke sociale contact dat ontstaat als woningen en openbare
ruimte worden gemengd zou echter zijn verdwenen. Het plan is
daarom gelukkig nooit uitgevoerd.
Architecten die Le Corbusier als voorbeeld namen, konden de
verleiding niet weerstaan een dergelijk plan wél in praktijk te brengen.
Dit is gebeurd bij het plan van Siegfried Nassuth voor de Bijlmermeer.
Hieraan ligt duidelijk Le Corbusier’s Plan Voisin ten grondslag. De grote
sociale onveiligheid die in de Bijlmermeer ontstond, toont aan dat de
radicale plannen van Le Corbusier in de praktijk niet gewerkt zouden
hebben. Toch was Le Corbusier’s plan van onschatbare waarde voor de
architectuur. De traditionalistische manier van volkshuisvesting uit die
tijd werd ter discussie gesteld en er ontstond een basis voor het zoeken
naar nieuwe concepten voor het wonen in hoge dichtheden.
Flatiron Building
Chandigarh
p01-p07 stylos 01.indd 3 5-11-2007 16:18:04
� pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
Een dergelijke koppige kunstenaar die vooruitstrevende en soms
utopische plannen ontwikkelt, wordt gevolgd door ‘aannemende
architecten’ die dan ook in de overgrote meerderheid zijn. Zij
veroorzaken bepaalde stromingen niet, maar zetten deze juist
voort. Een aannemende architect zoals Siegfried Nassuth, neemt
de grondbeginselen van zijn stroming als basis maar kijkt bij het
ontwerpen meer naar wat de opdrachtgever van hem verwacht. Zijn
ontwerpen zijn minder extreem dan die van de koppige kunstenaar,
maar resulteren vaak in beter bruikbare gebouwen en daarmee in
functionelere architectuur. De aannemende architect maakt wat door
de maatschappij als gebruikelijke architectuur wordt gezien.
Aannemende architecten worden erg gewaardeerd. De opdrachtgever
heeft het vertrouwen dat zijn gebouw gaat functioneren zoals hij
gewend is, en de architect zal weinig weerstand van vakgenoten
ontvangen aangezien hij aangepast is aan het in die tijd en plaats
heersend architectonisch beeld. Het gevaar is dat de aannemende
architect de architectonische ontwerpen zo ver aanpassen aan de
actuele maatschappelijke vraag dat de conceptuele idealen uit het
oog verloren worden. Het enige wat telt voor de opdrachtgever is de
nieuwste architectuur welke enkel mooier en meer vernieuwend moet
zijn dan voorgaande ontwerpen van collega architecten.
Het doel waarbij architectuur gerelateerd wordt aan de gewoonten
en gebruiken, de functie en de psyche van de mens, staat niet meer
centraal. De architectuur verliest dan haar ware betekenis.
Voor beide ontwerpbenaderingen is natuurlijk iets te zeggen.
Twee tegengestelde aanpakken, twee tegengestelde problemen.
De ontwerpen van de koppige kunstenaar geven sturing aan de
maatschappij en zorgen voor grote vooruitgangen binnen de
architectuur, maar missen vaak een toets aan de werkelijkheid
aangezien ze te conceptueel zijn. De aannemende architecten nemen
hoofdgedachtes van een stroming over en laten deze evolueren tot
praktische bruikbare gebouwen. Beide typen architecten zijn daarom
van elkaar afhankelijk en vervullen ieder een eigen rol binnen de
architectonische ontwikkeling. De hoofdmoot van de architectuur
moet daarom vooral aannemend zijn, anders zou het merendeel van
onze huizen onbewoonbaar zijn. Maar af en toe moet een koppige
kunstenaar flink de bezem door de kast halen om de architectuur
wakker te schudden en weer op het goede spoor te zetten.
De architectuur van vandaag dwaalt steeds meer af in ‘aannemend’
gebied. Het mediatijdperk vraagt om een beeldende, herkenbare
architectuur. Architectuur wordt steeds meer verbonden met trends.
Het wordt steeds meer belangrijker gevonden dat een ontwerp voldoet
aan het heersende beeld dat in architectuurtijdschriften wordt gesteld,
dan dat men streeft naar een zo bruikbaar mogelijke oplossing voor
de gestelde opgave. Er moet weer eens met een schone bril gekeken
worden naar de maatschappij, in plaats van door een architectonische
koker. Wat past er bij de huidige samenleving?
Hoogste tijd voor een nieuwe koppige kunstenaar?!//
>1 Dat is Architectuur – Sleutelteksten uit de twintigste eeuw, Hilde Heynen, p. 124>2 Architectural Theory B. Evers; Publisher Taschen, 2006 >3 Modern architecture since 1900, Curtis, W.J.R., Publisher, Phaidon Press Lim-ited, London, 2003>4 Modernism, Richard Weston, Publisher, Phaidon, London 2002 >5 Moderne architectuur; een kritische geschiedenis, Kenneth Frampton, Sun, London 2001
Plan Voisin
p01-p07 stylos 01.indd 4 5-11-2007 16:18:05
�s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08
een kijkje binnenin...Maryse Karsten
Dit semester is er weer begonnen aan de bouw van het paviljoen. Een nieuw kernteam heeft zijn tanden in het project gezet en zal het afronden. Maryse Karsten die de functie inkoop en sponsoring dit semester op zich heeft genomen zal hieronder wat vertellen over haar ervaring.
Toen mij werd gevraagd iets te schrijven over het paviljoen, heb ik lang
nagedacht wat dat dan zou zijn. Er is al zoveel over geschreven dat een
nieuwe inval op het onderwerp bijna onmogelijk is. Toch is er één ding
waarin ik nog origineel kan zijn en dat is mijn eigen ervaring.
Deze afgelopen drie maanden ben ik een stuk wijzer geworden.
Hoewel ik verwacht had te leren over de bouw en details ben ik er
vooral achter gekomen hoe moeilijk het is om samen te werken met
andere mensen. Hoewel iedereen hetzelfde doel voor ogen heeft
zullen de manieren om dat te bereiken per persoon verschillen. Dit is
dan nog de meest ideale situatie. Pas echt lastig wordt het als men niet
op eenzelfde lijn zitten wat betreft het te bereiken doel.
Toen ik hier aan begon was mijn doel het afmaken van het paviljoen
en daarbij dan zoveel mogelijk leren. Nu begin ik mij langzaam te
realiseren dat het misschien niet om het afmaken van het paviljoen
draait. Waar dit project voor is opgezet is om studenten een kans te
geven iets geheel zelfstandig te doen en daar van te leren. Iets wat mij
vanaf jongs af aan geleerd is, het zal jullie ook niet geheel onbekend
voorkomen, is dat je van je fouten leert.
Is het wel zo erg als het paviljoen niet afkomt? Het draait om het
proces wat je doorgaat en hoeveel je daarvan leert. Het is fijn als er
een eindresultaat is in de vorm van een paviljoen maar het werkelijke
resultaat ben je zelf.
Mijn taak in dit project is om de inkoop en sponsoring te organiseren.
Uiteraard neemt sponsoring de meeste tijd in beslag. Het is vooral heel
veel aan de telefoon hangen om te zorgen dat ze je niet vergeten. Als
sponsorklant ben je geen prioriteit voor een bedrijf. Het wordt een stuk
leuker wanneer er eenmaal iets uit voort komt. Dat zijn de bedrijven
die echt wat zien in studenten en die zich ervan bewust zijn dat wij
later die bedrijven gaan leiden.
Ik ging bijvoorbeeld op afspraak bij een audiovisueel bedrijf.
Die man heeft ons het hele bedrijf laten zien van innovaties tot
goederentransport tot waar er films worden gemaakt. Dat was echt
heel erg leuk om te zien. Dat soort bedrijven mogen wat mij betreft
blijven komen.
Op dit moment zijn we hard bezig het paviljoen af te maken, we
werken nu binnenin de box. Dit houdt in dat de binnenbox gebouwd
wordt en de buitenbox wordt afgewerkt. De binnenbox bestaat uit
een bar, een wc en op de verdieping bevind zich een vergaderruimte.
Als eerste zijn we de ruwbouw aan het maken, die bestaat uit een
houtskeletbouw constructie. Deze is nu bijna af. Daarna gaan we
beginnen met de afwerking die bestaat uit acrylaatplaatjes waar
de LED-verlichting achter komt. Hierop komen de logo’s van alle
sponsoren van het paviljoen. Ik kijk er nu al naar uit om in die fase van
de bouw te zijn. De binnenbox krijgt dan zijn uiteindelijke uitstraling.
Ik ben zelf heel benieuwd wat voor effect die afwerking zal hebben
op de gehele ruimte.
Eind januari zal het paviljoen klaar zijn en zullen we er eindelijk gebruik
van kunnen maken. Ik kan niet wachten op alle activiteiten die er gaan
plaatsvinden en vooral op wat voor functie die verlichte box daarin
zal hebben.//
binnenbox gezien door de taatsdeur effect van de binnenbox op de ruimte
de vergaderruimte
p01-p07 stylos 01.indd 5 5-11-2007 16:18:13
� pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
p01-p07 stylos 01.indd 6 5-11-2007 16:18:50
�s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08
Afrika//Marcello SoelemanLoes Goebertus
Deze pantheon// heeft als thema Afrika, om dit bijzondere continent
en zijn architectuur onder de aandacht te brengen.
Dit jaar viert de TU Delft zijn 33ste lustrum. Het lustrum staat dit jaar in
teken van duurzame ontwikkelingen, voornamelijk gericht op Afrika.
Over de Afrikamanifestatie is meer te lezen op pagina 8.
Ontwikkelingshulp is nog altijd hard nodig in Afrika. De
bevolkingsaantallen blijven drastisch stijgen, waar de voedselproductie
niet tegen op kan. Hierdoor ontstaan hongersnoden en veel
ellende.
In Afrika zijn veel ontwikkelingshulporganisaties actief. Zij helpen
onder andere door, voor ons vanzelfsprekende voorzieningen, zoals
watervoorzieningen, scholen en ziekenhuizen, op te bouwen. Ook
helpen ze door lokale ondernemers de mogelijkheid te geven een
zelfstandig bestaan op te bouwen. Onafhankelijkheid van Afrikaanse
landen is voor vele hulporganisaties het uiteindelijke streefdoel.
Afrika is financieel dan misschien wel arm, maar het continent kent
wel degelijk architectonische hoogtepunten. De ronde kleihutjes en
rieten dakjes hebben hun eigen charme en kwaliteiten. Maar ook uit
de tijd van de koloniale overheersing is veel bijzondere architectuur
overgebleven.
Een voorbeeld van bijzondere architectuur in Afrika zijn de rotskerken
in Lalibela in Ethiopië, te zien op de afbeelding hiernaast. Deze
kerken zijn in de 13e eeuw geheel uit rotsen gehakt, zodat de
kerken in het geheim gebouwd konden worden. Het is een complex
van 11 monolithische kerken en wordt soms ook wel het achtste
wereldwonder genoemd.
Naast deze kerken is er nog veel meer unieke architectuur te vinden in
Afrika, zoals de Grote Moskee van Djenné, de Marokkaanse Kasbah's
en natuurlijk de piramiden van Giza.//
> foto's door Loes Goebertus
p01-p07 stylos 01.indd 7 5-11-2007 16:19:26
� pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
doe alsof je thuis bentPieter Eisma
Geen enkel continent is zoveel gekoloniseerd als Afrika. Een paar Europese landen hebben ongeveer elk stukje vrije grond geclaimd, voor de grondstoffen of gewoon voor de macht. En wat doe je als je zo ver van huis bent? Dan maak je het toch een beetje je thuis. De bouwstijl in Afrika is dan ook sterk beïnvloed door de komst van de kolonisten.
ze langer bleven staan. Hierdoor hebben deze gebouwen de tand des
tijds doorstaan en zijn ze nog steeds te bekijken. Voorbeelden hiervan
zijn te zien in Groot Zimbabwe, een ruïne van een oude verlaten stad
in Zimbabwe.
hoe het begon
Vanaf de 15e eeuw werden in Afrika koloniën gesticht. Eerst waren
dit nog kleine nederzettingen langs de kust van Afrika, later zijn hele
gebieden gekoloniseerd. De Portugezen zijn hiermee begonnen,
gevolgd door Groot-Brittannië, Frankrijk, Spanje en Nederland. Toen
het uiteindelijk zelfs ‘hip’ werd een kolonie te hebben, wilden ook
Duitsland, Italië en België een eigen kolonie. Vanzelfsprekend moesten
ze genoegen nemen met de overgebleven gebieden, maar dat gaf
niet, als ze maar een kolonie hadden.
De volken die zich in Afrika vestigden, namen hun eigen cultuur
mee. Ze hadden hun eigen normen en waarden die ze opdrongen
aan de lokale bevolking. Ook de bouwstijlen die ze in het thuisland
hadden, gebruikten ze in de veroverde gebieden. Dit is natuurlijk
met aanpassingen aan het lokale klimaat gedaan, maar de afkomst
is duidelijk te zien.
Na de tweede wereldoorlog zijn de meeste gebieden gedekoloniseerd.
De Afrikaanse landen kregen weer een eigen bestuur. Toch is de invloed
van die kolonisatie nog steeds duidelijk te zien. Logisch, want sommige
landen zijn nog maar enkele tientallen jaren zelfstandig. Zo is in vele
Noord-Afrikaanse landen de voertaal nog steeds Frans en kun je in
Zuid-Afrika Nederlandse en Engelse plaatsnamen ontdekken.
De grote overeenkomst in alle stijlen is het gebruik van lokale materialen, zoals steen, hout en klei.
lokale architectuur
Maar wat was nu precies de lokale architectuur waar de Europeanen
invloed op hadden? Was er wel sprake van een architectuur?
Punt is natuurlijk dat je moeilijk kunt spreken van een Afrikaanse
architectuur. Daarvoor is het een te groot gebied. Afrika kent vele
gebieden met elk een eigen bouwstijl, aangepast op klimaat en
cultuur. De lokale architectuur heeft tot de 15e eeuw gehad om zich
te ontwikkelen, daarna kwamen de Europeanen en hebben zij de
bouwstijl beïnvloed.
De grote overeenkomst in alle stijlen is het gebruik van lokale
materialen, zoals steen, hout en klei. Sommige bouwwerken zijn van
reusachtige rotsblokken gemaakt, zoals de Egyptische piramides,
in andere gebieden zijn de gebouwen juist opgebouwd uit kleine
keien of zijn complete rotsen geïntegreerd in de gebouwen. Steen als
bouwmateriaal werd vaak bij belangrijke gebouwen gebruikt, zodat
De Grote Moskee van Djenné in Mali is juist compleet uit klei en hout
opgebouwd. Dit gebouw is oorspronkelijk gebouwd in de 13e eeuw,
maar in 1834 verwoest door de Britten. In 1907 is hij weer opnieuw
gebouwd. De moskee wordt door velen gezien als de grootste prestatie
van de Sahel-architectuur. In dezelfde stijl is ook de Djingareiber
Moskee in Timboektoe gebouwd.
Grote Moskee van Djenné
Djingareiber Moskee in Timboektoe
p08-p15 thema 02.indd 8 5-11-2007 16:23:32
�s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08
ook in deze kerken te zien. Bekende voorbeelden hiervan zijn de Tombe
van koning Kaleb en het Bad van koningin Sheeba in Axum, maar ook
de obelisken waarvan er nu nog één exemplaar overeind staat. De
woningen in Ethiopië zijn van zandsteen gemaakt, een materiaal dat
in de regio veel te vinden is.
Verder naar het zuiden was de Swahili architectuur, ontstaan door
invloeden van Arabische handelslui die de havens aandeden. De
eerste bouwwerken in deze stijl zijn gebouwd met koraal. Niet alleen
de muren, maar ook het dak werd met dit materiaal bekleed. Later
werd hetvervangen door steen. Bekende overblijfselen van deze stijl
zijn het Paleis van Husuni Kubwa, ten westen van Kilwa in Tanzania
en Stone Town op Zanzibar.
Woningen werden vaak van materialen gemaakt, die minder duurzaam
waren. De bekendste woningen in Afrika zijn de rondavels. Dit zijn
ronde huisjes met een kegelvormig dak van gevlochten riet en gras
en muren opgetrokken uit leem, koemest en dierenhuiden. Andere
huisjes werden gebouwd van draagbare matten van riet of huid op
een frame van takken.
Echt opvallend onder de inheemse woningen zijn de Ndebele-huizen,
voorkomend in het zuiden van Afrika. De muren van deze rechthoekige
huizen zijn door vrouwen beschilderd met geometrische motieven
in primaire kleuren. Een ander mooi voorbeeld van een inheemse
bouwstijl zijn de uhlongwa’s, de woningen van de Zulu’s. Deze hebben
een rond frame van takken, bedekt met gevlochten gras, in de vorm
van een bijenkorf.
Het doel was om heel Afrika te veroveren, ‘Cape to Cairo’.
koloniën van Groot Brittannië
In het veroveren van gebieden speelde Groot-Brittannië eerst een
andere manieren gegaan. Zuid-Afrika bijvoorbeeld is veroverd op de
Nederlanders. Onder invloed van de ‘Boere’ is hierdoor de bouwstijl
veranderd. Deze eenvoudige, puriteinse stijl heeft op zijn beurt de stijl
van de nieuwe bezetters beïnvloed, zodat hier een mengelmoes van
verschillende stijlen te vinden is.
De Britse invloed op de Zuid-Afrikaanse architectuur zie je terug in
de 18e-eeuwse Georgische bouwstijl. Deze stijl kenmerkt zich door
simpele timpanen (in tegenstelling tot de Kaaps-Hollandse barokke
gevels), platte daken, bakstenen muren en leien dakpannen. Mooie
voorbeelden van de Georgische architectuur zijn te vinden in de
Maleise wijk in Kaapstad, zoals het Bertram House, en rond de Artificers’
Square in Grahamstown.
De romantische Victoriaanse stijl werd rond 1900 erg populair in
en rond Kaapstad en heeft zich in Zuid-Afrika gemanifesteerd door
decoratieve, gietijzeren elementen, koperbeslag, golfplaten luifels,
veranda’s en glas-in-loodramen. Deze gietijzeren decoraties hebben
zelfs hun eigen Afrikaanse benaming gekregen, namelijk ‘broekie-kant’,
vanwege de gelijkenis met de kanten randen van damesondergoed.
Voorbeelden van de Victoriaanse architectuur zijn te zien in voorsteden
van Kaapstad, zoals Wynberg, Mowbray, Observatory en Woodstock,
maar ook in beroemde wijnplaatsen als Stellenbosch en Tshwane
(Pretoria).
koloniën van Frankrijk
Het koloniseren door de Fransen is in twee periodes op te delen; die van
stone town op Zanzibar
De hele regio in het westen van Afrika maakte gebruik van inheemse
bouwtradities, waarbij vooral in hout gebouwd werd. Benin, een stad
in Nigeria, bestond uit een groot complex met houten huizen, waarvan
het grootste gedeelte in 1897 ook weer door de Britten verwoest is.
In het westen van Afrika en met name in Ethiopië waren er meerdere
bouwstijlen te vinden. Axumitische architectuur was een monolithische
stroming. Complete tombes en kerken zijn uit de rotsen uitgehakt. De
bevolking had af en toe contact met de Arabieren en deze invloed is
kleine rol. In de 17e en 18e eeuw begonnen ze zich toch langzaam te
bemoeien met overzeese gebieden. In eerste instantie waren ze alleen
actief in Amerika, India en Brits West-Indië. Pas later in de 19e eeuw
begonnen de Britten zich ook te interesseren voor Afrika. Uiteindelijk
hebben de Britten een groot deel van Afrika gekoloniseerd. Toen het
koloniseren door de Eerste Wereldoorlog tot stilstand kwam, hadden
ze 30% van de hele Afrikaanse bevolking onder zich. Het doel was
om heel Afrika te veroveren (‘Cape to Cairo’), maar dit is door de door
Frankrijk en Duitsland bezette gebieden niet gelukt.
De invloed van de Britten in de koloniën is vooral terug te zien in de
Georgische en Victoriaanse architectuur. In elk land is dit uiteraard op
Ndebele-huizen in Zuid-Afrika
p08-p15 thema 02.indd 9 5-11-2007 16:23:41
10 pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
banken die in het stadsbeeld opvallen door een elegante maatvoering
en gestileerde vormgeving. De referentie naar de vormentaal van Le
Corbusier (brise-soleil en pilotis) is hier duidelijk te zien. Toch is het
geen kopie, het kan meer gezien worden als een Afrikaanse vertaling
van het Europese modernisme.
Ook al is het werk van Laurens aangepast aan het lokale klimaat, het
staat nog wel op zichzelf, het heeft geen duidelijk band met de lokale
architectuur. Pas later, in 1950, wordt gezocht naar een vermenging van
de moderne bouwtechniek met de Afrikaanse culturele context.
koloniën van Nederland
In de begintijd van het koloniseren (15e eeuw) werden voornamelijk
handelsnederzettingen gesticht langs de Afrikaanse en Amerikaanse
kusten. Dit waren eerst nog tussenstations naar verder gelegen
bestemmingen, zoals Indonesië. Later ging Nederland er met andere
landen toe over om koloniën te verwerven. Sommige van deze
handelsposten, bijvoorbeeld die op Kaap de Goede Hoop en in
Nederlands-Indië, evolueerden daarbij tot echte kolonies, waarbij
Zuid-Afrika toch wel de bekendste is. Andere kolonies gingen verloren
of bleven kleine pleisterplaatsen voor Nederlandse schepen.
De typische Hollandse gevels zijn hierin duidelijk te herkennen, waardoor het lijkt of de huizen rechtstreeks vanuit een oud-Hollandse stad gekopieerd zijn.
De Zuid-Afrikaanse architectuur is vanaf het prille begin beïnvloed
door het klimaat, de beschikbare bouwmaterialen en de sociale
structuur. Tijdens de heerschappij van Nederland en Engeland waren
er twee soorten huizen. De huizen van de kolonisten en de huizen van
de oorspronkelijke bevolking. Verschillende kunststromen hebben
invloed gehad op de bouwstijlen in Zuid-Afrika, zoals de Rococo,
het neoclassicisme, de Romaanse en de Gotische stijl. Later waren
er ook invloeden te zien van de Barok en art nouveau. De huizen in
het eerste en die van het tweede rijk. Bij het eerste rijk waren ze vooral
actief in Amerika en India, maar dit verloren ze na de val van Napoleon.
Het tweede rijk was een stuk groter dan het eerste en omvatte vele
landen in vooral het noordwesten van Afrika en Madagaskar.
Voor elk gekoloniseerd land geldt dat de kolonisten een grote invloed
hebben gehad op de gebouwde Afrikaanse omgeving. Voordat de
kolonisten in Afrika aankwamen, kende Afrika nog maar weinig steden.
De steden die toen onder het regime van Europese landen gebouwd
zijn, hebben hierdoor ook een duidelijke westerse stempel gekregen.
In steden met een Franse koloniale achtergrond is vaak de invloed van
Haussmann te herkennen. Zo heb je bijvoorbeeld in Dakar in Senegal
de Avenue George Pompidou die het centrum van de stad doorkruist,
met precies in het midden het ‘Place de l’Indépendance’. Het lijkt toch
verdacht veel op Parijs.
Kenmerken bij de Britten en de Fransen was ook het idee dat achter
de bouwwerken zat. Deze zijn gebouwd met een imperialistische
gedachte in het achterhoofd. Beide volken waren zeer snel met
bouwen van imposante gouvernementspaleizen in pas veroverde
gebieden. Op deze manier wilden ze meteen aan de lokale bevolking
laten zien dat zij de baas waren.
koloniën van België
België was één van de weinige landen in West-Europa dat nog geen
koloniën had in 1900. Dit komt omdat België in de tijd van de vroege
kolonisatie nog geen onafhankelijk land was. De toenmalige koning
richtte zich, net als Duitsland, dat ook pas laat koloniën had, op Afrika.
Vrijwel heel Afrika was al verdeeld tussen de Europese landen, waarbij
Frankrijk en Groot-Brittannië de meeste gebieden hadden. Er was
echter nog een groot gebied over in Midden-Afrika, de Kongo-Vrijstaat.
In 1908 werd dit Belgisch Congo. Daarvoor is het ruim twintig jaar
privé-eigendom van de koning geweest, wat nogal grote gevolgen
heeft gehad voor de bevolking. Het land werd namelijk letterlijk
geëxploiteerd, waardoor de bevolking niet goed behandeld werd.
Voor 1�20 was ontwerpen van gebouwen het werk van dokters en militairen.
Niet alleen voor Congo, maar ook voor meer koloniën geldt dat de
gebouwen pas rond 1920 door architecten ontworpen werden.
Hiervoor was dit het werk van onder andere dokters en militairen.
In de provincie Katanga, waar een explosief groeiende mijnindustrie
was, hebben architecten zich voor het eerst kunnen manifesteren.
Destijds was de art deco in het thuisland erg populair, dus hiervan
zijn in diverse steden van die provincie markante sporen te vinden. De
woningen van blanke werknemers vertonen weer erg veel gelijkenis
met de villa-architectuur van de Belgische kuststeden.
Leopoldstad (tegenwoordig Kinshasa) heeft vele gebouwen die door
de Belgische architect Claude Laurens ontworpen zijn. Hij ontwierp
grootschalige appartementengebouwen, commerciële complexen en
woontorens in Kinshasa, ontworpen door Claude Laurens
p08-p15 thema 02.indd 10 5-11-2007 16:23:41
11s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08
Zuid-Afrika zijn vaak een mix van verschillende stijlen: rechthoekige
plattegronden, geïnspireerd op de westerse architectuur en rieten
daken, wat veel oude huizen in die regio hadden.
Halverwege de 18e eeuw ontwikkelde zich in Zuid-Afrika, dankzij de
komst van de Hollanders, de Kaaps-Hollandse stijl. Deze stijl kenmerkt
zich door symmetrie, prominente puntgevels en schuine daken. De
typische Hollandse gevels zijn hierin duidelijk te herkennen, waardoor
het lijkt of de huizen rechtstreeks vanuit een oud-Hollandse stad
gekopieerd zijn. Er zijn veel klokgevels, groen-wit houtwerk en rieten
daken te zien.
De typische topgevel zorgt ervoor dat het dak bij harde wind niet
kan wegwaaien en het raam in de centrale puntgevel voorziet de
zolder van licht. Deze Kaaps-Hollandse stijl is veel te vinden in en rond
Kaapstad en stadjes als Graaff-Reinet, Stellenbosch en Paarl, waar de
vele wijnhuizen vaak in deze stijl zijn gebouwd.
nieuwe stijlen
Na de Tweede Wereldoorlog kregen de meeste koloniën
langzamerhand hun onafhankelijkheid terug. Tegen die tijd hadden ze
de oorspronkelijke functie, namelijk het opbrengen van grondstoffen
en het ondervangen van het bevolkingsoverschot in Europa, verloren.
Vaak werden de koloniën gehouden om macht uit te drukken. In
de tussentijd vormden zich nieuwe stromingen in de architectuur,
gevoed door het gevoel dat er op zoek moest worden gegaan naar
een nieuwe identiteit.
Soms rijst de vraag of Afrika niet de speeltuin van Europa was, omdat er zoveel nieuwe concepten uitgeprobeerd zijn.
Tegen het einde van de 19e eeuw, werden de gebouwen in Afrika
gebouwd in stijlen, die uiteenliepen van Mediterraans tot Noord-
Europees. Voorbeelden van typische koloniale steden zijn nog steeds
te zien in onder andere Saint-Louis, Senegal en Grand-Bassam. Soms
werden zelfs gebouwen in Europa geprefabriceerd en in elkaar gezet
in Afrika. De Europese bouwtraditie zette zich door in de bouw van
typisch Europese landhuizen in Zambia, de woningen van de Boere
in Zuid-Afrika en vele gebouwen in steden.
Al tijdens de bezetting van de Europese landen, kwam er een
hernieuwde interesse in het traditionele bouwen. Dit had zijn
oorsprong in Caïro en breidde zich in het begin van de 20e eeuw uit
naar Algerije en Marokko. Tegen die tijd waren bij diverse koloniale
gebouwen elementen uit de traditionele Afrikaanse architectuur te
ontdekken. Goed voorbeeld hierbij is de Jamia Moskee in Nairobi. In
andere gevallen probeerden architecten Europese en lokale stijlen te
mixen, te zien in Bagamoyo.
De invloed van moderne architectuur werd pas echt goed zichtbaar
in de jaren ‘20 en ’30 van de twintigste eeuw. Le Corbusier ontwierp
meerdere plannen in Algerije, zoals die voor Nemours en de
wederopbouw van Algiers. Deze zijn overigens nooit gebouwd. Elders
op het continent waren Steffen Ahrens en Ernst May in Zuid-Afrika
respectievelijk Nairobi en Mombasa actief. Soms rijst de vraag of Afrika
niet de speeltuin van Europa was, omdat er zoveel nieuwe concepten
uitgeprobeerd zijn.
Vele nieuwe steden zijn na de kolonisatie gebouwd of sterk uitgebreid.
Hier kwamen nog steeds architecten van buiten Afrika aan te pas. Nu
probeert men oude technieken in nieuwe gebouwen te integreren.
Zo zijn er meerdere voorbeelden, waarbij een ingenieus systeem
gebruikt is voor airconditioning. Hierbij wordt het klimaat binnen
in de gebouwen aangenaam gehouden met een minimum aan
energieverbruik. Over dit onderwerp is verder in deze pantheon//
meer te lezen.
Tegenwoordig heeft de moderne architectuur in Afrika veel
overeenkomsten met de huidige bouwstijlen die je in veel grote
steden in de rest van de wereld ziet: grote, glazen kantoorgebouwen,
betonnen hotels en appartementen en glanzende winkel- en
entertainmentcomplexen.
Elk land dat een ander land heeft gekoloniseerd, heeft een stukje van
haar geschiedenis in het land gestopt. De tijd van de koloniën heeft
een grote invloed gehad op de culturen van Afrika en een onuitwisbare
indruk achtergelaten op de Afrikaanse architectuur.//
> Koloniale architectuur in Congo: Een nog onbekend patrimonium en een ‘gedeeld erfgoed’, http://cas1.elis.rug.ac.be/avrug/forum_0702/johanlagae.htm> Wikipedia, http://nl.wikipedia.org/wiki/Koloni%C3%ABn, http://en.wikipedia.org/wiki/Architecture_of_Africa> Zuid-Afrika : Architectuur, http://www.zuid-afrika.nl/id/1/194/ar-chitectuur.html
Jamia Moskee in Nairobi
p08-p15 thema 02.indd 11 5-11-2007 16:23:42
12 pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
project SomalilandLoes Goebertus
In de zomer 2007 hebben drie studenten van de TUDelft Somaliland bezocht om hier het Berbera Marine Centre te ontwikkelen. Het doel van dit centrum is het stimuleren van het toerisme en hiermee ook de economie. De situatie waar het land zich in verkeerd brengt meerdere complicaties met zich mee…
Dit betekent onder andere strenge veiligheidsmaatregelen voor
buitenlanders.
Potenties van Berbera
Berbera is de grootste havenstad van Somaliland aan de Golf van Aden.
Zij telt ongeveer 40.000 inwoners.
“Somaliland is Somalië’s vergeten succesverhaal”, wordt vaak gezegd. Er
is nagenoeg geen sprake van criminaliteit, de haven functioneert prima
en de ambtenarij is redelijk effectief. Vroeger was Berbera een stad vol
handel en visserij, maar tijdens de oorlog zijn de meeste gebouwen
verwoest en hierna nooit meer heropgebouwd. Wederopbouw na
de oorlog is datgene waar Somaliland mee geholpen moet worden.
Berbera heeft de potentie de economische en toeristische hoofdstad
van de regio te worden. Berbera ligt op een geografische gunstige
locatie, het heeft mooie witte stranden, een historische stad en een
bestuur dat open staat voor samenwerking om Berbera tot een succes
te maken.
Stichting Daryeel
Stichting Daryeel wil de uitdaging aangaan een succes te maken
van Berbera. Daryeel is in 2003 door Nederlandse en Somalische
studenten opgericht. Zij geloven erin dat samenwerking met en
inzet van Somaliers zelf van groot belang is voor de ontwikkeling
van Somaliland.2
Daryeel wilt in Berbera het Berbera Marine Centre (BMC) ontwikkelen. Dit
bestaat uit een hotel en andere recreatie- en business mogelijkheden.
Hiermee wil Daryeel werkgelegenheid en mogelijkheden creëren voor
de lokale bevolking.
Het Berbera Marine Centre
Daryeel heeft TU studenten gevraagd om het project Berbera Marine
Centre op gang te brengen. In de zomer van 2006 zijn er studenten naar
Somaliland geweest en hebben zij geconcludeerd dat er behoefte aan
en potentie is voor toerisme. Afgelopen zomer zijn drie TU studenten
naar Somaliland gereisd om het Berbera Marine Centre te ontwerpen
en om het business plan te schrijven.
Het doel van het BMC is het stimuleren van toerisme en daarmee
de economie. De bedoeling is dat het hotel voornamelijk gerund
zal worden door Somalische vrouwen. Somalische vrouwen werken
over het algemeen harder dan mannen. Tevens zijn er in Somaliland
organisaties die opkomen voor vrouwenrechten en zelfstandigheid van
vrouwen stimuleren. Tot nog toe is het gebruikelijk dat de vrouw thuis
Wat is Somaliland?
Somaliland, microsoft word herkent het niet. De meeste mensen
zeggen, Somaliland, bestaat dat? is dat niet gewoon Somalië? Niet
helemaal.
Somaliland is onofficieel een onafhankelijk land binnen de grenzen
van Somalië. Somaliland kent de grenzen van het voormalige Britse
Somaliland. Bij de onafhankelijkheid van Somalië in 1960 is Somaliland
samengevoegd met het voormalige Italiaanse Somalië. In 1991 riep
Somaliland zijn onafhankellijkheid uit, maar dit is nog door geen
enkel land erkend. Wel heeft het land een eigen regering, eigen geld
en een eigen paspoort.
Somaliland ligt aan de Golf van Aden. Het inwoneraantal wordt
geschat op 3,5 miljoen inwoners. 55% van de bevolking bestaat uit
nomaden.
De onafhankelijkheid van het
land schrikt toeristen af. De
reisadviezen die men thuis
opzoekt zijn als volgt: “Somalië
is geografisch en politiek op
te delen in drie regio’s:
Somaliland (noordwesten),
Puntland (in het noordoosten)
en Centraal- en Zuid- Somalië.
Puntland ten zuiden van de
stad Galkayo en Centraal- en
Zuid-Somalië zijn onveilig. (…) Vanwege de oorlog tussen Ethiopië
en de Unie van Islamitische Rechtbanken in met name Centraal- en
Zuid-Somalië worden Nederlandse burgers sterk ontraden naar deze
gebieden te reizen. In Centraal- en Zuid-Somalië en Puntland aanwezige
Nederlanders worden geadviseerd deze gebieden direct te verlaten.
Nederland kan geen consulaire bijstand verlenen aan in Somalië
verblijvende Nederlanders.” 1
De regering van Somaliland neemt extra maatregelen betreffende
de veiligheid van buitenlanders. Zij willen absoluut niet dat een
buitenlander iets overkomt. Dit zou namelijk negatief nieuws over
Somaliland verspreiden en het streven naar onafhankelijkheid en hulp
van buitenaf niet ten goede komen.
In het verleden zijn er troepen uit het zuiden van Somaliland geweest
die NGO (non-governmental organisation) werkers in Somaliland
ontvoerd en vermoord hebben. Dit zijn geplande ontvoeringen
geweest om de onafhankelijkheid van Somaliland tegen te werken.
Het zuiden wil namelijk niet dat Somaliland onafhankelijk wordt.
Somaliland wil dit soort ontvoeringen koste wat kost voorkomen.
p08-p15 thema 02.indd 12 5-11-2007 16:23:46
13s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08
blijft, het huishouden doet en voor de kinderen zorgt. Pas wanneer
vrouwen hun eigen geld gaan verdienen kunnen zij zich zelfstandiger
opstellen. Consequenties die vrouwen aannemen met zich meeneemt
zijn onder andere wel dat er een crèche zou moeten komen.
De uitdaging
Het ontwerpen van een dergelijk BMC in Somaliland neemt veel
factoren met zich mee die anders zijn dan hier. Een bezoek aan
het land zelf is dan ook zeker een vereiste. Zo hebben wij, twee
studenten van bouwkunde, Hans Culp en Loes Goebertus, en een
student TBM, Michiel Wolthuis, afgelopen zomervakantie Somaliland
bezocht. Michiel zal het business plan voor het hotel schrijven. De
bouwkunde studenten zullen het in eerste instantie het hotel van
het BMC ontwerpen.
De belangrijkste factoren die we in Somaliland onderzocht hebben
betreffende het ontwerp van het hotel zijn de flexibiliteit, de
klimaatfactoren, de lokale technieken en materialen, de veiligheid,
de cultuur en architectuur en de kwaliteit.
Flexibiliteit
Wat voor het ontwerp van het hotel voornamelijk belangrijk is, is
de flexibiliteit en mogelijkheid tot uitbreiding. Hoogstwaarschijnlijk
zal er niet meteen genoeg geld zijn om alles te bouwen en zal er in
de toekomst uitbreiding, dan wel aanpassing, gewenst zijn. Er zal
naar investeerders en subsidies gezocht moeten worden om het
project uitvoerbaar te maken. In eerste instanties zal het BMC enkel
Somalilanders trekken, die naar Berbera reizen voor familiebezoek en
werk. Tevens zal het resort recreatie en zakelijke mogelijkheden bieden
voor de lokale bevolking. Zo zullen er trouwzalen en congreszalen te
huur zijn en zal er onder andere een spa komen. In de toekomst zullen
misschien Ethiopiërs gebruik maken van het BMC, aangezien Ethiopië
zelf geen zee meer heeft sinds Eritrea een onafhankelijk land is. Een
andere doelgroep kunnen de hulporganisaties in Somaliland zijn en in
de verre toekomst misschien ook toeristen uit het buitenland. Hiervoor
is de onafhankelijkheid van Somaliland van groot belang. Tegen de tijd
dat dit bereikt is, zijn mogelijkheden tot uitbreiding nodig.
Lokale materialen
Een ander belangrijk aspect van het BMC is het duurzame aspect.
Hierbij moet vooral gedacht worden aan het gebruik maken van
plaatselijke technieken en lokale bouwmaterialen. Een probleem is dat
er bijna geen lokale bouwmaterialen aanwezig zijn. Het klimaat is er zo
droog, dat dit enkel steen is. Steen is echter duur door de bewerking
die het moet ondergaan. De onbewerkte ‘goedkope’ steen wordt enkel
gebruikt als fundering en in oude gebouwen. De uitstraling die het
heeft wordt als armoedig ervaren. Andere lokale bouwmaterialen zijn
leer en gevlochten grasmatten, gemaakt door vrouwelijke nomaden.
Deze materialen zijn maar beperkt beschikbaar. Je ziet ze bij geen
enkel luxer gebouw terug.
Bijna alle andere bouwmaterialen worden geïmporteerd uit Dubai,
deze bouwmaterialen zijn grotendeels afkomstig uit China. Zo
zijn er in Somaliland wel ‘aluminiumfabrieken’, al zijn dit eigenlijk
p08-p15 thema 02.indd 13 5-11-2007 16:24:11
14 pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
geen fabrieken, maar montagewerkplaatsen van de aangeleverde
aluminiumprofielen. Verder worden er in Somaliland ‘betonstenen’
gemaakt, maar ook hiervoor is het cement geïmporteerd. Hoewel
de kwaliteit van deze betonstenen slecht is, zijn de huizen hier toch
van gebouwd.
De uitdaging is met zoveel mogelijk lokale bouwmaterialen en
technieken een zo uniek mogelijk ontwerp te maken. Bepaalde lokale
materialen zouden door de juiste toepassing een niet armoedige,
nieuwe uitstraling kunnen krijgen.
Klimaatfactoren
De klimaatfactoren zijn ook een belangrijk punt voor het ontwerp.
De temperatuur in Berbera is gemiddeld zo’n 40 graden en daarnaast
kan er hevige moesson wind zijn. Er valt maar 5-10 cm regen per jaar,
maar wel in stortbuien. In het heetste seizoen komt de temperatuur
soms boven de 50 graden. In de zon zitten is dus wel het laatste dat
je daar wilt.
De aanwezigheid van steen komt goed van pas bij deze temperaturen.
Verder zijn dubbele daken en dubbele muren goede middelen om de
warmte zoveel mogelijk buiten te houden. Openbare ruimtes hoeven
geen muren, laat de wind er maar doorheen waaien! Hoewel je de
moesson wind liever niet door het restaurant hebt waaien.
Planten en fonteins zorgen voor verkoeling, echter is drinkwater
schaars en wil je het niet verspillen. Een project waar Daryeel ook
mee bezig is, is het introduceren van de WaterPyramid in Berbera.
Dit is piramidevormig en zuivert (zee)water met behulp van zonne-
energie. Dit zal niet alleen ten goede komen aan het BMC, maar aan
heel Berbera. Deze WaterPyramid zal op het terrein van het BMC
komen. 3
Veiligheid
De veiligheid heeft, naast dat het de toeristen op afstand houdt, ook
een architectonische invloed. Alle grotere gebouwen in Somaliland
hebben een muur met scherpe glasscherven om hun kavel. Bovendien
zijn bijna alle ramen voorzien van tralies. Deze tralies worden standaard
bij het aluminium raamkozijn geleverd.
De hotels waar momenteel hulporganisaties verblijven zijn allemaal
bewaakt. Er zit een omheining om het terrein, er zitten tralies voor de
ramen en de poort wordt 24 uur bewaakt. Kom je als buitenlander laat
terug, dan wordt er soms moeilijk gedaan. Ze willen liever niet hebben
dat je laat nog het hotel verlaat. De meeste hulporganisaties die
momenteel in Somaliland verblijven zitten in de hoofdstad, Hargeisa.
Deze mensen mogen het terrein van het hotel enkel overdag verlaten,
zij moeten dit dan van te voren melden en mogen nooit alleen weg.
Dit terwijl wij als blonde Nederlandse studenten gewoon de straat
op liepen, meestal wel met een Somalilander erbij, anders hadden
we een groot taalprobleem. Als je daar over straat loopt, lijken alle
voorzorgsmaatregelen waar andere zich aan moeten houden zo enorm
overdreven. Op straat kijken mensen je hoogstens nieuwsgierig of
bang aan, omdat ze niet aan blanken gewend zijn. In de bus proberen
mensen gesprekken met je te houden, iets wat door hun gebrekkige
Engels lastig is. Als mensen lastig tegen je doen, sturen anderen ze
voor je weg. Iedereen helpt elkaar en is heel vriendelijk. Het gebrek
aan de kennis van de engelse taal is vaak het grootste probleem op
straat. Daarom is het gemakkelijker met een Somalilander de stad in
te gaan.
Voor Somaliland is het zo belangrijk dat toeristen niks overkomt,
dat het zelfs verboden is buiten de steden te rijden zonder bewaker.
Bij bijna elk stad of dorp zijn controleposten langs de weg die het
voorbijgaande verkeer halt houden en controleren.
De veiligheid heeft dus een grote invloed op toerisme en op het
ontwerp van het BMC. Ten eerste houden de onafhankelijkheid en
de reisadviezen de toeristen weg. Komen ze wel, dan moeten zij
met bewaking reizen als zij de stad uit willen. Ten tweede, wat meer
invloed heeft op het ontwerp zelf, zullen er maatregelen als omheining
moeten zijn, hoewel er ook openheid gewenst is, en zullen er tralies
voor de ramen moeten komen, wat architectonisch niet bepaald
wenselijk is.
Cultuur/ architectuur
De lokale cultuur, leefgewoontes en architectuur hebben natuurlijk
ook invloed op het ontwerp. De lokale cultuur neemt voornamelijk
eisen met zich mee die betrekking hebben op het gebruik. 99% van
de bevolking is islamitisch, bijna alle vrouwen dragen hoofddoekjes,
heel zelden zie je hun haar. Consequenties die de cultuur met zich
meebrengt zijn bijvoorbeeld dat een man en vrouw alleen een
hotelkamer mogen delen als zij hun trouwakte kunnen tonen. Toiletten
voor mannen en vrouwen zijn het liefst zo gescheiden dat zij niet
twee deuren naast elkaar zijn, maar verder van elkaar verwijderd zijn.
In sommige restaurants zijn er gescheiden ruimtes waar mannen en
vrouwen eten, maar dit zal in het hotel niet toegepast worden. Wel kan
het voorkomen dat vrouwen schotten om hun eettafel willen, omdat
zij hun burka af moeten doen om te eten en mannen hun haar niet
mogen zien. De meeste grootste verschillen in de cultuur hebben te
maken met het verschil tussen man en vrouw. Wat het geloof ook met
zich meebrengt is dat er een gebedsruimte zal moeten zijn gericht op
Mekka. Men bidt er vijf keer per dag.
In de lokale architectuur zie je veel bogen. Eetruimtes en zitruimtes
zijn vaak verbonden door deze bogen. Ook andere doorgangen en
buitenruimtes bestaan vaak uit bogen. Het skelet van een gebouw
en de bogen worden gemaakt van gewapend beton. De tussenmuren
worden meestal gevuld met betonnen bouwstenen. Ornamenten
worden van gips gemaakt en worden er tegenaan ‘geplakt’. De
buitengevel wordt veelal geschilderd of er wordt natuursteen
gestapeld. Vaak wordt dit alles geschilderd in lichte warme kleuren,
zoals lichtroze en zalm. Ook het natuursteen en de voegen worden
p08-p15 thema 02.indd 14 5-11-2007 16:24:12
15s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08
vaak in alle kleuren geschilderd. Op de buitengevel van winkels wordt
geschilderd wat zij verkopen, aangezien er nog veel analfabeten
zijn.
In nieuwbouw worden grote glaspuien gezien als ‘luxe’. Natuurlijk is
glas bij 40 graden niet bepaald een wenselijk materiaal. Om de zon
buiten te houden wordt vaak spiegelglas in een bruine of blauwe tint
gebruikt. Dit spiegelglas wordt in Nederland vaak bij kantoorgebouw
gebruikt en wekt hierdoor niet bepaald een aangename sfeer op.
De lokale architectuur is vaak een samenstelling van veel te veel
verschillende materialen, waardoor het een rotzooitje oogt en de
kwaliteit van de materialen niet meer tot hun recht komen. Het is
dus een uitdaging de materialen op de juiste manier te gebruiken,
maar toch bij de lokale architectuur te laten passen. Daarnaast zal
de cultuur zijn invloeden hebben op de indeling van de ruimtes en
het programma.
Kwaliteit
Tijdens ons bezoek in Somaliland hebben wij meerdere bouwbedrijven,
bouwwerken en bouwplaatsen bezocht. Het eerste dat opvalt is de
bouwvolgorde en afwerking. Tijdens de ruwbouwfase wordt de
badkamer bijvoorbeeld al helemaal betegeld, waardoor alle tegels
vies worden van het cement. De vloer wordt al betegeld, terwijl de
ramen er nog ingezet moeten worden. Ze dekken de vloer niet af, dus
‘maken ze het daarna wel weer schoon’. Dit wordt onmogelijk als alles
opgedroogd is. Afplakken bij het schilderen kost teveel moeite of daar
hebben ze nog nooit van gehoord. De muurverf is vaak uitgelopen
op de plinten en er zitten verfvlekken op de vloer. De mooie houten
deuren, geïmporteerd uit Dubai, worden erin gezet, waarna er verf op
wordt gemorst. Net opgeleverde huizen hebben vaak overal verfresten,
maar niemand maakt zich er druk over. Gaat hier dan kwantiteit boven
kwaliteit?
Als een Somalilander zelf een hotel zal bouwen is de kwaliteit vaak
ver te zoeken. Het ‘luxe’ Maansoor hotel bestaat uit een en al kitsch.
Goedkope plastic ‘kristallijkende’ kraanknoppen, die er binnen een
paar maanden afvallen, keukenkastjes waar het plasticlaagje nog op
zit, koelkasten maar geen goed stopcontact om hem aan te sluiten,
stoelen waar de gouden randjes afvallen, plastic ‘kroonluchters’ met
een spaarlamp erin en plastic planten ter decoratie. Het briefje in je
hotelkamer met ‘wij zijn voorzien van een tennisbaan, voetbalveld
en kleine gym’. Vraag je bij de receptie om tennisrackets, nee die
hebben ze niet. Loop je eens het terrein over, nergens een tennisbaan
of voetbalveld te vinden. Wel is er een overvloed aan loungeruimte,
wel drie verdiepingen, waar enkel de begane grond van gebruikt
wordt. De loungeruimte is een combinatie van teveel verschillende
materialen en kleuren die afzonderlijk best mooi kunnen zijn, maar
samen vloeken. Er is een mooie tuin aanwezig, maar deze heeft
geen directe verbinding vanuit het hotel. Net zoals de bungalows,
de weg van het hoofdgebouw naar de bungalows is niet meer dan
een zandweg langs de parkeerplaats waar de auto’s ook over rijden.
De tuinen liggen voor de verhuurbare zalen, maar de parkeerplaats
is het alles verbindende element. Waarom niet die tuinpaden als alles
verbindend element maken? Qua planning en kwaliteit hebben ze
nog een hoop te leren.
De uitdaging
Aan ons nu de uitdaging met zoveel mogelijk lokale bouwmaterialen,
rekening houdend met de hete zon en harde wind, de cultuur en lokale
architectuur een uniek hotel te ontwerpen. En dan maar hopen dat
we genoeg controle op de uitvoering kunnen hebben, zodat ze het
deze keer wel netjes afwerken.//
> 1. http://www.minbuza.nl/nl/reizenlanden/reisadviezen,reisadvies_somalie.html> 2. http://www.daryeel.eu > 3. www.aaws.nl voor meer informatie over ‘The WaterPyramid Solution’afbeelding kaart: www.economist.comfoto’s: bouwbedrijf Lucky Star en door Loes Goebertus
p08-p15 thema 02.indd 15 5-11-2007 16:24:14
16 pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
Ruben Smits
De Afrikaanse architectuur is sinds de kolonisatie bepaald door de westerse architectuur. Nog altijd wordt de westerse architectuur als voorbeeld gebruikt door veel Afrikaanse architecten. De eigen architectuur is echter in opkomst, Afrika herontdekt haar geschiedenis.
Kinderen met hongerbuikjes, onder de vliegen, zittend in de brandende
zon. Dat is het eerste beeld dat bij veel mensen opkomt als het over
Afrika gaat. Het continent, dat het armste is van de wereld, krijgt veel
aandacht van ontwikkelingsorganisaties die deze beelden in blijven
publiceren. Mensen denken dat de meeste Afrikanen in leemhutjes
op het platteland wonen en leven van de landbouw, alsof de tijd er
eeuwenlang heeft stilgestaan. Niets is minder waar. Afrika kent een rijke
geschiedenis van sterk ontwikkelde beschavingen. De Egyptenaren
zijn hier een mooi voorbeeld van. Eén van de eerste beschavingen
met een eigen schrift. Zij bouwden de piramides, waarvan nog steeds
niet duidelijk is hoe ze precies gebouwd zijn. Een ander voorbeeld zijn
de Ashanti. Een volk van goudsmeden en één van de weinige volken
dat serieuze tegenstand kon bieden aan de Europese kolonisten. Het
rijk van de Ashanti was op haar hoogtepunt tussen 1100 en 1300 en
strekte zich uit van de kust bij Ghana tot noordelijk van de Niger. In de
dertiende eeuw is ook de eerste moskee van Djenné gebouwd, gelegen
in het huidige Mali ten zuiden van de Niger. De moskee is een aantal
keer herbouwd en staat er, in zijn huidige vorm, sinds 1907. Ook nu
nog is de Ashanti een machtige bevolkingsgroep in Afrika, met name
in Ghana maakt ze een groot deel uit van de bevolking.
Deze rijke geschiedenis heeft voor een groot architectonisch erfgoed
gezorgd. Bekende voorbeelden zoals hiervoor genoemd, zijn de
piramides van Gizeh en de grote moskee van Djenné. Andere zeer
interessante bouwwerken zijn de rotskerken in Ethiopië, volledig in
de rotsen uitgehakte kerken. Ook de ruïne van Groot Zimbabwe in
Zimbabwe spreekt tot de verbeelding. Dit is het overblijfsel van een
van de grootste middeleeuwse steden ten zuiden van de Sahara en
zij bestaat uit ruïnes van zo’n 300 complexen. Het centrum wordt
omsloten door muren van bijna 11 meter hoog en ongeveer 250 meter
lang. In de Afrikaanse architectuurwereld begint besef van deze rijke
architectuur steeds dieper door te dringen. Op het moment wordt
nog heel veel naar het westen gekeken en wordt haar stijl vervolgens
nagebouwd. Hierdoor kan er niet echt gesproken worden van een
typische Afrikaanse architectuur.
Afgelopen juni is het eerste African Architecture Today congres
gehouden aan de Kwame Nkrumah Universiteit in Kumasi, Ghana.
Vanuit heel Afrika, maar ook uit Europa en de VS, waren sprekers en
deelnemers uitgenodigd om te debatteren over de hedendaagse
Afrikaanse architectuur. Het doel was een definitie te geven van
Afrikaanse architectuur en de toestand waarin zij zich bevindt. Ook
werd besproken welke richting de Afrikaanse architectuur volgens
hen op zou moeten gaan. Onderwerpen die aan bod kwamen waren
onder andere de architectuur uit de krottenwijken. Al gauw denk je
hierbij aan golfplaten en betonblokken. Over het algemeen wordt er
vanuit gegaan dat er weinig verschil is tussen deze hutten. Cordelia
Osasona heeft dit onderzocht en kwam tot de conclusie dat er wel
degelijk duidelijke verschillen zijn. Hierbij gaat het niet alleen om
decoraties, maar ook om indeling en routing. De grote verscheidenheid
aan architectuur in Afrika riep de vraag op of er wel gesproken kan
worden van één Afrikaanse architectuur. Het onderwerp dat de meeste
discussie opriep, was de vraag over de toekomst van de bouwkunst in
Afrika. Moet de Afrikaanse architectuur terugkeren naar haar roots van
vóór de koloniale tijd, of is de koloniale architectuur een onderdeel in
het proces en moet daar dus op verdergegaan worden?
Een belangrijke conclusie tijdens het congres was dat er eigenlijk niet
gesproken kan worden over één Afrikaanse architectuur, omdat het
zo breed is. De traditionele Afrikaanse architectuur omvat de tenten
van de Toeareg, maar ook de leemarchitectuur uit Mali en natuurlijk
de piramides in Egypte. Deze traditionele bouwwijzen worden vaak
nog steeds door de lokale bevolking op het platteland gebruikt. In
de grote steden wordt er daarentegen steeds meer op een moderne,
westerse manier gebouwd. Er verschijnen betonnen gebouwen met
enorme glazen gevels die ook in de rest van de wereld een symbool
zijn van vooruitgang en beschaving. De Afrikaanse landen proberen
op deze manier bedrijven te trekken en hun derdewereldimago van
zich af te schudden. De vraag is of dit wel de goede manier is. Ten
eerste is beton relatief duur in Afrika. Daarnaast is er in de hele wereld
een groeiende bewustwording van het broeikaseffect en de gevolgen
hiervan. Hierdoor ontstaat ook steeds meer aandacht voor ecologisch
bouwen. Betonnen gebouwen met veel glas zijn in tropische gebieden
echter verre van ecologisch, omdat ze erg snel opwarmen en er dan
dus airconditioning nodig is om de gebouwen koel te houden.
Afrika terug naar haar roots
piramides van Gizeh, Egypte
grote moskee in Djenné, Mali
ruïnes van groot zim-babwe, Zimbabwe
downtown Harare, Zimbabwe
p16-p25 thema 03.indd 16 6-11-2007 15:48:02
17s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08
De traditionele Afrikaanse bouwvormen zijn echter uitermate goed
aangepast aan het klimaat. In de lemen hutten is het zelfs bij een
buitentemperatuur van meer dan 30 graden Celsius nog behaaglijk.
De Afrikaanse houtskeletbouw is ook goed aangepast aan de hitte
door het gebruik van grote overstekende dakranden. Deze zorgen
voor veel schaduw wat opwarming voorkomt.
De van oorsprong Ghanese architect Joe Osae-Addo, slotspreker
van het African Architecture Today congres, opperde dan ook om
de traditionele architectuur van Afrika nieuw leven in te blazen.
Hij stelde dat Afrikaanse architecten moeten gaan werken aan
aanvaardbare voorstellen, rekening houdend met locale materialen,
sociale structuren en het klimaat. Osae-Addo heeft gestudeerd in
Groot-Brittannië en daar en in de VS twintig jaar gewerkt. Enkele jaren
geleden is hij teruggekeerd naar Ghana en heeft in de hoofdstad Accra
zijn bureau gevestigd. Hij was erg teleurgesteld in de huizen van
betonblokken, beton die uit Groot-Brittannië wordt geïmporteerd.
Daardoor is hij op het idee gekomen om met lokale materialen te
gaan bouwen. Zelf is hij al druk bezig met deze manier van bouwen.
Hierbij wordt uitgegaan van traditionele technieken en materialen
die in landelijke gebieden voor handen zijn, bijvoorbeeld hout en
leembakstenen. Deze bakstenen worden niet gebakken, maar in de zon
gedroogd. Door gebruik te maken van deze technieken en materialen
kan er erg goedkoop en energie-efficiënt gebouwd worden. Ook wilde
hij geen airconditioning maken, dat terwijl de temperatuur in Ghana
regelmatig de dertig graden passeert en de vochtigheid er rond de
negentig procent ligt. Volgens Osae-Addo zijn er goedkopere en
energie-efficiëntere alternatieven. Er zijn al verschillende projecten
die Osae-Addo op deze manier aan het realiseren is.
Het eerste voltooide project is zijn eigen huis in Accra, de hoofdstad
van Ghana. Hij heeft het ontwerp gemaakt vanuit Los Angeles en
woont er nu met zijn vrouw en kind.
‘I wanted to explore ideas of light, cross ventilation, and lightness of structure.’
Het huis is gelijkvloers en heeft een oppervlakte van ruim 230 vierkante
meter. De plattegrond is L-vormig met in de ene vleugel de slaapkamers
en de tv-kamer en in de andere vleugel de keuken en eetkamer. Het
huis heeft een balkon rondom het huis, dit is geïnspireerd door
koloniale Engelse bungalows en de binnenplaatsplattegronden
van Ghanese plattelandshuizen. Er zijn geen interne gangen, dit
zorgt voor een vrije beweging van licht en lucht door de ruimtes.
De draagconstructie is van hout met muren van leembakstenen.
Verder bevat het huis in plaats van airconditioning een natuurlijk
ventilatiesysteem. Het plan om geen airconditioning in het huis te
maken stuitte op de nodige weerstand bij zijn vrouw. Uiteindelijk heeft
zij er geen spijt van gekregen dat hij zijn zin heeft doorgedrukt, het huis
is altijd behaaglijk door een even slim als simpel ventilatiesysteem. De
goede ventilatie wordt veroorzaakt door het feit dat de houten vloer
ongeveer een meter boven de grond staat. Hierdoor wordt gebruik
gemaakt van verkoelende wind onder de vloer. Voor ventilatie door het
huis zijn er houten schuifwanden gemaakt en als bescherming tegen
de zon zijn de ramen voorzien van jaloezieën over de volle lengte. De
bouw was niet zonder tegenslagen door de slechte verkrijgbaarheid
van materialen, de moeizame productie van leembakstenen en de
slecht opgeleide bouwvakkers. Desondanks is het gebouw naar alle
tevredenheid afgerond. Zonnepanelen zorgen voor licht en warm
water. Het ver overstekende dak zorgt voor schaduw, evenals de
bomen in de tuin en de jaloeziën. In 2003 werd met de bouw begonnen
en in de herfst van 2004 was het volledig gereed voor bewoning.
Met dit gebouw wil Osae-Addo een voorbeeld zijn voor andere
Afrikaanse architecten en ze op een andere manier naar de traditionele
architectuur laten kijken. Zijn bedoeling is een nieuwe beweging in
gang te zetten, waarmee Afrika zich kan onderscheiden ten opzichte
van de rest van de wereld. Hij noemt deze manier van bouwen zelf
‘inno-native’, een samentrekking van innovative en native. De stijl
maakt gebruik van traditionele, native, bouwtechnieken en zet deze op
een innovatieve manier in die helemaal in de trend van milieubewust
bouwen past.
exterieur huis Osae-Addo in Accra, Ghana
interieur huis Osae-Addo in Accra, Ghana
p16-p25 thema 03.indd 17 6-11-2007 15:48:04
18 pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
grotere rol gaan spelen in de wereldwijde architectuur. Is deze manier
van bouwen ook geschikt voor hoogbouw, oftewel, kan zij toegepast
worden in sterk verstedelijkte omgevingen? Werkt het dan nog even
goed, of is er dan sprake van een omgekeerd muis-olifantprobleem?
Het muis-olifantprobleem houdt in dat een muis relatief veel moet eten,
doordat hij veel huid heeft ten opzichte van zijn inhoud. Een olifant
heeft relatief weinig huid, verliest hierdoor relatief weinig warmte en
hoeft dus relatief weinig te eten. Een klein hutje is te vergelijken met
de muis, maar het hutje heeft juist een voordeel van zijn grote aandeel
‘huid’, hiermee wordt namelijk zonnewarmte opgevangen. Er wordt
dus relatief veel zon opgevangen voor de inhoud. Als je een heel groot
gebouw hebt, heb je relatief weinig muren die zon vangen, waardoor er
minder warmte per inhoud afgegeven kan worden. Een ander probleem
in de stedelijke omgeving is wellicht de schaduw van andere gebouwen
die de opname van zonnewarmte beletten.
Kan Afrika het voortouw nemen door traditionele bouwtechnieken
aan te passen aan de huidige eisen? Zal de Afrikaanse architectuur
gekenmerkt worden door het ecologische aspect?
Het African Architecture Today congres moet een tweejaarlijkse
conferentie worden. Tot doel werd gesteld om bij het volgende
congres ook de voormalig Portugese en Franse koloniën er meer bij
te betrekken. Ook wil men het congres op een andere locatie houden.
Wellicht kunnen op volgende congressen deze vragen beantwoord
worden.//
> 1. http://en.wikipedia.org/wiki/Architecture_of_Africa> 2. http://www.krachtvancultuur.nl/nl/actueel/2007/juli/afrikaanse_architecturen.html> 3. http://www.dwell.com/homes/new/8603547.html> 4. http://africanarchitecture.blogspot.com/search/label/Energy%20Afficient%20Traditional%20African%20Architecture> 5. http://africanarchitecture.blogspot.com/2007/02/building-with-mudstraw-bale-and-timber.html> 6. http://www.treehugger.com/files/2007/02/building_green_7.php> 7. http://www.physorg.com/news103728570.html
afbeeldingen> 1. http://www.usu.edu/markdamen/ClasDram/images/01/pyramids.JPG> 2. http://www.travelblog.org/Photos/619641.html> 3. http://en.wikipedia.org/wiki/Architecture_of_Africa> 4. http://www.cricketump.com/images/various/Harare,%20capital%20of%20Zimbabwe.JPG> 5. http://www.dwell.com/homes/new/8603547.html> 6. http://africanarchitecture.blogspot.com/2007/02/building-with-mudstraw-bale-and-timber.html> 7. http://africanarchitecture.blogspot.com/search/label/Energy%20Afficient%20Traditional%20African%20Architecture
De techniek die Osae-Addo in zijn eigen ontwerp heeft toegepast
is vooral geschikt voor een omgeving met een constante hoge
temperatuur en de nodige wind. In gebieden als de Sahel en Sahara,
waar de temperatuur overdag ruim de dertig graden Celsius passeert
en ’s nachts het vriespunt nadert, is deze bouwmanier een stuk minder
geschikt. In deze gebieden wordt vanouds echter op een manier
gebouwd die goed aangepast is aan dit klimaat en ook erg goedkoop
en ecologisch is. Onder andere de grote moskee in Djenné is op deze
manier gebouwd. De basis bestaat uit leembakstenen, die Osae-Addo
ook gebruikt heeft in zijn huis. Van deze leembakstenen worden de
muren gemaakt. De organische, sculpturale vormen, zoals te zien zijn
bij de moskee, worden bereikt door een afwerklaag van leem. Deze
afwerklaag wordt in Djenné elk jaar bijgewerkt tijdens een festival
dat hiervoor speciaal is opgericht. De muren zijn tussen de 0,4 meter
en 0,6 meter dik. Doordat ze zo massief zijn, nemen ze overdag veel
zonnewarmte op. Door de warmtecapaciteit van de muren blijft het
binnen in het gebouw fris. Als de temperatuur ’s nachts daalt, geven
de muren hun warmte af, waardoor het ook dan behaaglijk is. Dit is
dus een erg ecologische manier van bouwen, aangezien er enerzijds
kosten en vervuiling door airconditioning wordt voorkomen en aan
de andere kant de verwarmingskosten verdwijnen.
Ook in gematigde klimaten kan de leembouw een aanzienlijke
energiebesparing opleveren. Er zijn wel enkele aanpassingen nodig.
Hierbij moet je denken aan het dikker maken van de muren en isoleren
met strobalen. Ook moet er voor gezorgd worden dat er geen water
langs de muren sijpelt, want dan stroomt het leem weg, of de muren
moeten zo behandeld worden dat ze dit kunnen verdragen. Er zijn al
huizen in Amerika en Duitsland die volledig zelfvoorzienend zijn op het
gebied van energie en vrijwel nooit verwarming nodig hebben. Met
het oog op de klimaatverandering zal energiebesparing een steeds
zonnewarmte-absorptie door vloer, snelle opwarming gebouw zonnewarmte-absorptie door serre, langzame opwarming gebouw
bouw van traditionele Afrikaanse hut
houtskelet met isolatie van strobalen
p16-p25 thema 03.indd 18 6-11-2007 15:48:06
19s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08
13 jaar geleden, de racistische Nationale Partij treedt af in Zuid-Afrika, Mandela’s ANC neemt de macht over. De Apartheid was voorbij, gelijkheid zal voortaan ook in Zuid-Afrika gelden. Het ANC begint een beleid van ‘rechtstellende actie’ dit om de ongelijkheden uit het verleden te beëindigen. De Apartheid is voorbij, of toch niet?
Ton Deuling
apartheid in Johannesburg
Apartheid geworteld in stedelijke patronen
Stedelijke patronen ontstaan door verschillende bouwperioden in de
loop van de geschiedenis. Deze patronen kenmerken de stad en maken
de stad tot wat hij is. Onder de Apartheid in Zuid-Afrika zijn stedelijke
patronen ontstaan, die het beleid van de toenmalige regering
verwoorden. Townships aan de rand van steden zijn kenmerkend
voor deze periode. De Apartheid is na 13 jaar nog steeds merkbaar in
de opzet van steden.
Townships (Lokasie in het Arikaans) zijn stedenbouwkundige
verblijfsgebieden die gebouwd zijn onder de Apartheid. Deze
werden vooral gebouwd aan de randen van steden voor de niet-witte
bevolking. De moderne townships hebben kleinere huizen en zijn
verder verwijderd van de steden. Ze worden tegenwoordig gebruikt
door de arme bevolking van Zuid-Afrika.
Een stad waar dit zeer goed zichtbaar is Johannesburg, of kortweg
Jo’burg. In Johannesburg waren wijken voor zwarte en blanke
mensen strikt gescheiden, de zwarte bevolking woonde in townships
aan de rand van de stad. Soweto, was de grootste township van
Johannesburg. Deze stedelijke patronen zijn nog steeds zichtbaar in
het huidige Johannesburg. Hoe komt het dat er in 13 jaar nog steeds
geen gemengde wijken zijn waar de blanke en zwarte bevolking met
elkaar samenleeft?
In 1994 werd het Reconstruction and Development Programme, aan
het Zuid-Afrikaanse parlement voorgelegd. Dit is een programma
dat de levensstandaard van alle Zuid-Afrikanen moet verbeteren.
Hetgeen bereikt moet worden in een vredige en een stabiele omgeving
die gekarakteriseerd wordt door een evenwichtige en groeiende
economie.
Het Reconstruction and Development Programma is in het leven
geroepen door het ANC van Mandela. Dit programma moet de sociaal
economische problemen aanpakken die zijn ontstaan onder het
regime van de Apartheid.
De armoede in het land bestrijden heeft de prioriteit. Daarnaast moet
het RDP ook zorgen voor de oplossing van de hoge woningnood in
Zuid Afrika. Volgens het RDP zijn tussen 1994 en 2001 1.1 miljoen
goedkope huizen met overheidssubsidie gebouwd voor 5 miljoen
mensen van de in totaal 12.5 miljoen mensen die nog geen goede
woonomgeving hadden. Critici vinden deze cijfers onterecht. Zij
vinden dat de wijken die door het RDP zijn ontstaan een sterke
overeenkomst tonen met de wijken die gebouwd werden onder de
Apartheid. Tevens wijzen zij op de slechte woningkwaliteit van de door
het RDP gebouwde huizen. Een andere verklaring voor dit verschijnsel
moet worden gezocht in de huizenbouw door projectontwikkelaars.
De overheid laat de volkshuisvesting naast het RDP over aan
projectontwikkelaars. Zij willen de grondprijs zo goedkoop mogelijk
houden, waardoor vooral huizen gebouwd worden aan de rand van
de steden. Dit werkt verstedelijking in de hand en bovendien houdt
het ook de rassenscheiding in stand.
Doordat in Zuid Afrika de aandacht vooral gericht is op de
woningverbetering voor de zwarte bevolking, maakt de Zuid-
Afrikaanse overheid dezelfde gescheiden wijken als onder de
Apartheid. De Apartheid heeft Johannesburg gevormd en doet dat
nog steeds, volgens Lael Bethlehem (directeur van het JDA). Het JDA
is een ontwikkelingsbureau voor Johannesburg. Zij verlenen steun
aan economische ontwikkeling programma’s. Het JDA werkt samen
met de universiteit Witwatersrand, dit omdat het Black Economic
Empowerment eist dat 2/3 van de opdrachten naar zwarte architecten
moet gaan. Er zijn echter veels te weinig zwarte architecten, omdat
architect als een eliteberoep wordt gezien en er nauwelijks zwarte
architecten zijn die als rolmodel kunnen dienen. Apartheid is geworteld
in Johannesburg, mensen worden er elke dag mee geconfronteerd. De
een moet zeer lang reizen naar zijn werk de ander woont al in de stad,
een van de vele voorbeelden van overblijfselen uit de Apartheid. Zo
zijn er nog talloze voorbeelden te vinden, Apartheid heeft het leven
in Johannesburg voor altijd veranderd.
Black Economic Empowerment
Het Black Economic Empowerment is een organisatie die probeert de
economie volledig te benutten door een pragmatische groeistrategie.
Tijdens de Apartheid werd de niet witte bevolking uitgesloten van
participaties aan de Afrikaanse economie, dit zorgde voor meer
armoede. BEE wil dit verschijnsel aanpakken door de economie aan
te pakken op zijn zwakste punt, de onevenwichtigheid.
p16-p25 thema 03.indd 19 6-11-2007 15:48:07
20 pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
Zuid-Afrikaanse architecten nemen het voortouw
Ook Zuid-Afrikaanse architecten zien het probleem. Er is sprake van
een spanningsveld tussen de volkshuisvestingsprogramma’s voor de
nieuwe zwarte bevolking, van de nieuwe zwarte overheid en de visies
van individuele architecten en stedenbouwkundigen. De overheid
is bezig aan een soort wederopbouwprogramma die woonruimte
moet bieden aan de achtergestelde zwarte bevolking. De overheid
is teveel bezig met dit programma, dat het voorbij gaat aan hoe dit
moet worden opgelost. De volkshuisvestingsprogramma’s kiezen
voor het ideaal van één woningen per kavel. Voor architecten is het
sleutelwoord in Zuid-Afrika dichtheid. Steden waarin mensen dicht op
elkaar leven, hierdoor ontstaat er een straatleven. Echter dit vergt een
langetermijnplanning en die heeft de Zuid-Afrikaanse overheid niet.
Deze vorm van politiek is gebaseerd op dezelfde politiek als die van
de Group Areas Act en Slumps Act tijdens de Apartheid: de essentie
zat toen in de anti-stad.
Het gevolg van deze ontwikkeling is dat architecten in Zuid-Afrika
zelf moeten strijden voor het ideaal wat zij voor ogen hebben. In
Zuid-Afrika is er een kleine groep architecten die opstaat en die met
dit gegeven aan de slag gaat. Aan de hand van twee voorbeelden
in Kaapstad en Johannesburg wordt de voorgangerrol die deze
architecten nemen behandeld.
Group Areas Act
De Group Areas Act, was een parlementsdaad die ontstaan is onder
de Apartheidsregering. Deze wet was van essentieel belang om de
niet-blanke bevolking te kunnen weren uit de stad. Het zorgde ervoor
dat de niet-blanke bevolking gedwongen werd om in townships te
gaan wonen.
Delft 5
Een project van de Zuid-Afrikaanse overheid, gelegen op de Cape
Flats buiten Kaapstad. Dave Dewar, architect en stedenbouwkundige,
keurt deze vorm van bouwen af. De zwarte bevolking is vanaf
de vijftiger jaren gedwongen om naar Delft 5 toe te verhuizen,
tientallen kilometers van het stadscentrum verwijderd. Delft is een
wreed voorbeeld van één van de projecten van de overheid. Er is
geen enkele moeite gedaan om van Delft een stad te maken die
toegankelijk is voor iedereen. De aandacht is hier alleen maar gericht
op woningverbetering voor de zwarte bevolking, hierdoor worden er
weer dezelfde gescheiden wijken gemaakt als onder de Apartheid.
Straten worden gevormd door woningen die deze afschermen, de
voetganger wordt genegeerd.
Delft 5 maakt onderdeel uit van het RDP, met subsidies van 17.500 rand
kunnen bouwers een plot kopen, voorzieningen aan laten leggen en
een constructie neerzetten. Met de start van dit programma was dit
bedrag nog aanzienlijk, dit is echter met de inflatie zeer gedaald. In
Delft is de devaluatie van dit bedrag zeer goed te zien. Aan het begin
van de wijk zijn er nog huizen gebouwd van steen, aan het eind bestaat
het grootste deel uit golfplaat.
Dave Dewar heeft zelf ook pogingen ondernomen om wijken te
maken, waar wel straten en huizenblokken staan. Onder de rook van
District Six, bouwde hij 133 units van twee tot drie verdiepingen hoge
gebouwen. Het resultaat lijkt op een woonerf met een architectuur
die wel iets weg heeft van sociale woningbouw in de Forum-stijl.
Straten zijn breed, waardoor er soms meer binnenpleinen ontstaan en
daarmee voor meer leefruimte zorgen. Maar zoals overal in Zuid-Afrika
ligt ook hier criminaliteit op de loer.
Dewar is tevreden over het resultaat. De dichtheid is volgens hem het
succes van de wijk, 238 huizen per hectare. Toch voldoet het resultaat
niet helemaal aan zijn ideaal. Dewar wilde meer een mix van lage-,
midden en hoge inkomens, maar hij heeft klasseprobleem onderschat.
De mensen met hogere inkomens waren bang voor bendes. Toch zijn
alle woningen verkocht, zij het tegen een lagere prijs dan verwacht.
Toch is dit een van de eerste niet-raciale projecten die van de grond
is gekomen tijdens het Apartheidsregime.
Lombard East
Ook architect Peter Rich ziet veel in collectieve verantwoordelijkheid.
Hij heeft in de buitenwijk Lombardy East van Johannesburg een project
opgezet, waarbij alle subsidies van de toekomstige bewoners in één
pot werden gestopt. Met dat geld werd een stuk grond gekocht en
de huizen gebouwd. Gelegen op een heuveltje kijken de bewoners
uit over de township Alexandra. Aan de voet van de heuvel ligt de
berucht door de vele ‘carnappings’ ,London Road. De meeste mensen
uit Lombardy East komen uit Beirut, een deel van Alexandra waar de
criminaliteit zijn plaats in het dagelijks leven heeft veroverd en het
bestaan hard is.
Rich creëerde met basismodellen een breed scala aan woningen,
die geheel anders waren dan woningen die tijdens de Apartheid de
wijken sierden. Alle woningen zijn in twee kleuren gepleisterd, voor
de helft in het bruin en de andere helft in het geel. Dit zorgde voor
levendigheid in de wijk, waar in andere wijken de eenkleurigheid het
beeld bepaald. Iedere familie kreeg een casco zonder elektriciteit, als
ze dit wilden uitbouwen dan moesten ze dat zelf doen. Zo stimuleerde
hij zelfwerkzaamheid. Binnen in de woningen zijn de maten minimaal,
echter rondom de huizen is de ruimte groots. Hier schuilt ook een
gevaar in, als de financiële nood namelijk hoog is kan men hun grond
gaan verhuren aan squatters, de echte krotbewoners.
Apartheid is nog volop te vinden in Zuid-Afrika, het is geworteld in
het stedelijke patroon, het wordt doorgezet door de overheid, en is
terug te vinden in de levenswijze van de Zuid-Afrikanen. Johannesburg
kampt met talloze problemen ten aanzien van de woningnood voor
de zwarte bevolking. Door verschillende instanties wordt geprobeerd
hier iets aan te veranderen. Door deze aanpak wordt voorbijgegaan
aan het uiteindelijke doel namelijk gelijkheid afspiegelen in de
samenleving. Architecten merkten dit probleem op en gingen
hiermee aan de slag, maar vonden weerstand door de angst die leeft
onder de bevolking. Geconcludeerd kan worden dat de gelijkheid in
Zuid-Afrika wel bestaat, maar wel alleen op papier. De stad ademt
p16-p25 thema 03.indd 20 6-11-2007 15:48:07
21s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08
nog steeds Apartheid. Projectontwikkelaars, het Reconstruction
Development Programme, het Black Economic Empowerment, al deze
verschillende instanties hebben een gemeenschappelijk doel: de niet-
blanke bevolking weer deel uit laten maken van de Zuid-Afrikaanse
samenleving. Door deze krampachtige aanpak wordt voorbijgegaan
aan het ideaal, namelijk een gemengd Zuid-Afrika waar de blanke
en niet-blanke bevolking vredig kunnen samenleven. Door alle
aandacht te besteden aan het bieden van kansen aan de niet-blanke
bevolking, wordt er vergeten dat dit in combinatie moet gebeuren
met een differente samenleving. Gelijkheid op papier moet nu ook
zijn afspiegeling krijgen in de maatschappij.//
> Blank, architecture apartheid and after, Judin.H> Verleden overschaduwt Zuid Afrika, Robert Roos> Na apartheid, Tracy Metz> www.wikipedia.nl> www.jda.org> www.southafrica.info Black Economic Empowerment, Mary Alexander
p16-p25 thema 03.indd 21 6-11-2007 15:48:10
22 pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
African Perspectives AfricainesAntoni Folkers Joe Osae-Addo
developed during the conferences in Dar es Salaam in 2005 and Kumasi
in 2007 to define the African architectural position in relation to the
global context. What can we learn from each other?
Through the market approach, perspectives are provided on African
architectures, in which the exhibition of the South African artist
Titus Matiyane takes a central role in serving as the metaphor of
reciprocity: Titus showing the cityscapes of London, New York, Pretoria,
Amsterdam-Rotterdam and Hong Kong – modernist’ worlds seen
through the African eye reviewed by the visitors of the event – African
and European the like.
The market stalls themselves present specific African cities from
disciplinary perspectives through various media: film, lectures, debates,
performances and exhibitions. Next to a broad range of satellite
locations throughout the continent, five cities receive in depth focus:
Cape Town focuses on urban transformations after apartheid, Djenné
on the survival of the world heritage site in a thriving modern city,
Accra-Kumasi on the revitalization of technological research carried
out in the sixties and seventies and implementing in an inno-native
approach, Amsterdam-Bijlmer on the appropriation and modification
of western living conditions by the African diaspora and Casablanca on
the outcome and future of the shared stories, the identity of African
architectures emerging from a long standing relationship between
European and Moroccan architects and city dwellers.
About the authors
Joe Osae-Addo was born in Ghana, West Africa, and trained at the
Architectural Association in London. He worked in Finland, the UK
and the USA, setting up his practice in Los Angeles in 1991. He is a
founding partner in the A + D Museum, Los Angeles, and moved
back to his native country Ghana in 2004 and is CEO of Constructs
LLC, an inno-native design firm based in Accra and Tamale in Ghana,
West Africa. He is involved in African Perspectives as stallholder and
member of the scientific committee.
Antoni Folkers is chairman of the ArchiAfrika foundation (www.
archiafrika.org) and intendant of African Perspectives. As director
of FBW Architects he has been involved in design and execution
of architectural projects in various African countries since the mid-
eighties.//
African cultural expression, be it in the visual arts, music, food or
fashion, has made a crucial contribution in shaping and spicing the
hybridized global world of today. Notwithstanding an impressive
historical track record, African architectures do not appear to have had
an equal influence on our contemporary built environment.
The past century has shown massive import of European architectural
science in Africa. Architecture that was biased on climatic models
and sprung from a firm belief in the unavoidable development along
patterns of western modernity. Modernist architecture symbolized
progress and departure of the primitive.
The oil crisis of 1973 marked a strong turn in this development.
Reintroduction of traditional building technologies went hand in hand
with nostalgic recreation of early colonial examples. The planters’ house
model, for instance, is up to today an emblem of upper class arrival,
and not only so in Africa.
At the beginning of the 21st century a new era has commenced.
Afrenaissance has been minted and the fantastic models of Bodys
Isek Kingelez are being built.
African architectural skills seem to be stirred from a long sleep and the
two-sided search into own identity and métissage within the global
context is in full swing.
Hyper-modern fully glazed skyscrapers defy power cuts and electricity
bills, cross ventilation seems dead and buried. At the same time mud
becomes a fashionable building material and creativity goes unbound,
along the line, from shack to grandiose residence.
Next to exemplary projects that shine amongst the accepted global
stars of the Architectural glossies, buildings emerge that are, to the
western eyes bizarre, not up to the internationally agreed fashionable
standard, or perhaps indeed lacking intrinsic architectural quality.
But then again, what is intrinsic architectural quality? Might this
not be redefined by inviting the African to establish his voice in the
international architectural debate? The continent holds its breadth on
what the Pan African Parliament competition will bring….
From 6th to 8th December this year, African Perspectives (www.
africanperspectives.nl) takes place at the Faculty of Architecture of
Delft University of Technology. African Perspectives is conceived as
a market, a market that creates a floor to exchange views and open
up debates. Its aims are to spawn the diversity and richness in African
architectures, to stir the debate on issues above-mentioned and to
set an agenda for future cooperation between schools in Africa and
Europe based on dialogue. It takes on questions and views that have
p16-p25 thema 03.indd 22 6-11-2007 15:48:13
23s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08 23s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08
p16-p25 thema 03.indd 23 6-11-2007 15:48:14
24 pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
De kringloop van staal voorkomt bouw- en sloopafval
p16-p25 thema 03.indd 24 6-11-2007 15:48:19
25s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08
De kringloop van staal voorkomt bouw- en sloopafval
p16-p25 thema 03.indd 25 6-11-2007 15:48:19
26 pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
Even more, some people think the Netherlands only exist out of
Amsterdam, or that Europe is a country and you can see everything
in a week. Think of the Chinese and Japanese tours photographing
Delft and then moving on to Prague for example. Even though the
Netherlands are small we do have some things we are known for;
mills, wooden shoes, tulips, the red light district, drugs, tall people
and, architecture (we also own the oldest national hymn). Some really
renewing designs have been made by architects that were born and
raised here.
It’s not that hard to be noticed in a certain professional area by the
professionals, but to be noticed by amateurs, that is an art.
Somewhere in our heads, the word architecture is linked with the
Netherlands. It’s not linked with Costa Rica, or Thailand, though they
have architects and architect students there. Mod, from Thailand, sees
the Netherlands as a place for architecture, as does Markus from Costa
Rica. They both lived in the Netherlands for a year but before they came
they did not know any Dutch architect or design. When they returned
to their country they started studying architecture. Mod just finished,
Markus almost finished his second year. This is how they experience
studying architecture.
Mod Markus
Do you use computer programs, and if so, which ones and what do
you use them for?
Mod: Yes, I use Auto Cad 2006 for drawing, with which I can easily get
most of the useful information in exact scale and into more detail, and
I use Sketch Up to create the 3D model with light shades and shadow,
and I also use Photoshop and Illustrator to retouch the image and help
with presentation plates.
Markus: I use Sketch up for 3d work and Photoshop for designing
pages.
Above: Mod's design for a school.
Can you give an example of what kind of design assignments you
have to do?
Mod: Educational space (School with full facilities), Residential space
(Single house, apartment with multi-functional space), Commercial
Space (Hotels, Parking garage, national art museum), exhibition
spaces.
Markus: I have to do Site analysis, design public spaces and articulate
places through a design.
How is your work judged by the teachers, are you completely free in
designing or are they trying to guide you in a certain direction?
Mod: The works are always presented openly for other people to see,
while teachers sitting in front critique the work presented. The work
is completely free in design but the teacher is always available for
consult if needed.
Markus: They mostly guide us in a certain direction.
How many students are in the same year as you are?
Mod: Actually, the university just opened in 2002, in 2003 I started
the study with 8 friends, and then in 2004-2005 there were only 3
left. In 2006 I was the only one left, so I am the only who graduated
this year.
Markus: Somewhere around 50 students.
Left:Shinawatrauniversity, Bangkok,Thailand.Studentsare supposedtosleepattheuniversity indormitories.
beyondtheborderMarjolein Overtoom
BeingDutch,itisimpossibletoignorethefactthattheNetherlandsareinfluencedbyothercountriesandcultures.TheNetherlandsarerathersmall(Iamnottalkingaboutthepeople)andrelativelyfewpeopleactuallyspeakDutch.
p26-p33 algemeen 04.indd 26 5-11-2007 16:34:24
27s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08
How many students are in your faculty?
Mod: Right now it is becoming more popular so in my faculty there
are currently around 20 students.
Markus: Somewhere around 600 students.
What is the time in years to complete the study?
Mod: It takes 4 years.
Markus: It takes 5 years, but we do not have the bachelor-master
structure.
Can you choose which subjects you take or is everything the same
for everyone?
Mod: Most of the subjects are the same, except the professional
electives which I decided to choose: Electrical Energy Conservation in
Buildings, Computer Graphics and Multimedia for Architects.
Markus: We choose the subjects.
Above:Markus'designforapublicspace.
Are there some designs that are thought of as most influencing
concerning architecture? (for example, palladio’s villa Rotonda is used
as example quite often here)
Mod: I haven’t heard of that one.
Markus: Yes, we do have some designs that come up a number of
times, like Holcim cr.
Above:Mod'sdesignforacommercialspace.
What are the main things you have to pay attention to when designing
a building considering the environment, culture, materials and
weather?
Mod: Mainly, I have to make sure the designs always conservate energy
versus the environmental impact that the design has, and I also have
to think of the use of natural resources.
Markus: We need to think of culture and weather. It also has to fit with
the environment, and we have to follow a pattern.
Before you came to the Netherlands, did you know anything about
the architecture or architects from the Netherlands?
Mod: I never thought of studying in this field while I was in Thailand.
But when I went to Holland I could see a lot of great designs in many
varieties. I Also recognised some things from magazines.
Markus: No, I didn’t.
Do you think of the Netherlands as a place for architecture?
Mod: Yes...because the designs are time-less, always look modern.
Markus: Yes.
Are the Netherlands mentioned for architecture at your university?
Mod: Yes... in the architectural and theory class where the great designs
and architects are mentioned like MVRDV.
Markus: Yes
p26-p33 algemeen 04.indd 27 5-11-2007 16:34:25
28 pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
Are there differences between the things called architecture in the
Netherlands and where you live?
Mod: In terms of design things are very different due to the climate,
environment and lifestyle.
Markus: Sure here we have different conditions like the weather; we
live in a tropical place so the designs won’t look the same.
What are some designs in your country that are well-known?
Mod: The traditional Thai style like “Ruen-Thai, wat”
Markus: Holcim cr, torre Mercedes, la contradulria publica.
typicalthaibuilding TorreMercedes,CostaRica
Have you done practice or worked somewhere, and if so, was it
obligated?
Mod: Last year I was doing a practical training at Architect 110. It was
a great opportunity for me to see how things are handled in the real
situation.
Markus: No, I haven’t done practice.
Are there any other architects in your family?
Mod: No... I’m the only one.
Markus: No, there's no other.
Above:atableMarkusdesigned,itisrealsized.
Why did you choose to study architecture?
Mod: Because I like designing all kinds of things, especially buildings
and furniture.
Markus: I chose to study architecture because I love the fact of
designing spaces for a better living.
Are you able to do exchange programs, and if so, would you like to
do that and to where?
Mod: I see any exchange programme as great opportunity to learn new
things and to understand the think-process of other architects. So the
answer would be yes, I would love to accept all the great opportunities
that are coming towards me.
Markus: Yes, my university has an exchange program with a bunch
of universities around the world. I guess I would go to Brazil or the
Netherlands.
What designs or architects inspire you?
Mod: I like designs where light is used as a part of the design.
Markus: Calatrava, Gehry. Richard Rogers.
What are your plans for the next few years considering architecture?
Mod: I would like to learn more specific things in certain areas, like
lighting design, acoustic design, property management, and real-
estate.
Markus: Studying, getting a master maybe, and then work.
The most striking is the fact that if you compare the size of our faculty
to Costa Rica’s we are almost four times as big. But when we compare
this to Thailand, we are enormous. This has to have an effect on the
education. Another thing we forget most of the time is that the
designs we make depend greatly on the culture the architect is from.
Things that are normal for us Dutch aren’t normal for people from
somewhere else.
Cultural differences have effects on the designs we make though we
may not be aware of it. Let alone the materials we use. For instance,
wood isn’t used very often In the Netherlands, but in Thailand it is the
basis of the build culture. Also in Costa Rica wood is used a lot more
than here. This is not strange when you think of the weather here.
Buildings in the Netherlands are supposed to protect people mainly
from cold, in the other two countries the buildings are supposed to
protect the people from heat. These kinds of things evolve into very
different uses of materials and types of buildings. We are free to let
these things inspire us; they give us the opportunity to see outside
the box. By studying abroad we can extend our imaginary borders and
design things we didn’t even dream of before.//
http://www.shinawatra.ac.thhttp://www.encuentra24.com
p26-p33 algemeen 04.indd 28 5-11-2007 16:34:35
29s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08
p26-p33 algemeen 04.indd 29 5-11-2007 16:34:39
30 pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
A shrinking world
China and India are on the move. That much is clear. After that other
country in the Far East (Japan) boomed in the 80s and 90s, now it is
the turn of the two countries which are home to over one third of
the world’s human population. The economies of these countries are
growing, as the Dutch would say, like cabbage: China saw a rise of
Gross Domestic Product of over 10% for several years now, and the
same can be said about India. The two countries are now the second
an third largest economies of the world, and it won’t be long before
they knock the USA off the first place.
The two countries are now the second an third largest economies of the world, and it won’t be long before they knock the USA off the first place.
If other former Third World countries see these developments in
China and India, it won’t be long before they also join in the rat race.
Egypt, Nigeria, the Philippines, Vietnam, Mexico and others already
have developed a steady economic growth in recent years, and are
cited by the Goldman Sachs investment bank as “having a promising
outlook for investments and future growth”1. This however, isn’t the
only thing that these countries share. Politically they also change:
democracy is advocated more and more, totalitarian systems are
abolished one by one. More people than ever before are voting, more
governments than ever before are based on party politics. And if that’s
not enough, culturally they also undergo huge changes. Languages
are disappearing (or, in the case of China and India, spreading), habits
are changing, rituals are scrapped, new rituals are created, and art,
architecture and urbanism in the countries are transforming rapidly.
This of course is an ever-ongoing process, but today the pace and
sheer scale of it is unprecedented in those countries.
The cause of this all? The world has become smaller. Information,
communication, and transportation networks are no longer limited
to one region, or even to one country. Companies, governments, and
even individuals are now operating worldwide.
Globalisation is spreading. But what are the implications of this?
What are the consequences of a shrinking world, for people, art, and
architecture? What are the powers behind it? And, does it really deliver
what it promises, namely emancipation, free, global trade and more
prosperity for all? In order to answer these questions, it is important
to understand the origins of globalisation: why and how it came into
being in the first place. Then, using those findings, it is possible to take
a stance in the debate, and state how art and architecture could, or
maybe should react to a phenomenon like this.
The origins of globalisation: Gorbachev and the Berlin Wall
Almost right after the end of the Second World War, the Cold War
began. This age is known as the age of the communist Soviet Union
against the capitalist United States. It was a war that never became
a true war, though at times it came awfully close. The two countries
constantly improved and expanded their armed forces, and tensions
between them never diminished. That is, until Mikhail Gorbachev rose
to power in the USSR. His policies of ‘perestroika’ (reform) and ‘glasnost’
(openness) were meant to put an end to the tensions between his
country and the US, but first and foremost to finally give a boost to the
economy in his own country, which had been stalling, even diminishing
for the past few decades.
However, what this ultimately meant was that numerous and major
concessions to the former arch enemy were made, and by the time that
he and US president George H.W. Bush declared the Cold War over, it
really meant that the USSR had lost.
The symbolic representation of this event was the fall of the Berlin Wall
on November 9, 1989. It was a day (or better said, a week) of defeat for
the communist East, victory for the capitalist West, and the promises
for freedom, prosperity, and a better life. But it was not only that. The
fall of the Berlin Wall not only symbolised the end of the Cold War,
but it also completely changed the entire economic face of the Earth:
suddenly, people from the other side of the wall could participate
globalarchitectureofcapitalismMarcello Soeleman
Globalisationisholdingeveryoneinitsgrip.Howdidthisallbegin,andwhatistheconnectionbetweenthisphenomenonandarchitecture?Asearchforthepoliticsofaneconomythatbuildsourcities.
PeoplecelebratingthefalloftheBerlinWall,November9,1989
p26-p33 algemeen 04.indd 30 5-11-2007 16:34:41
31s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08
in the capitalist Western economy, resulting in a sudden economic
growth of those countries formerly controlled by the Soviet Union.
Thomas Friedman states this in his book ‘The World is Flat’2 (this book
earned him his nickname, ‘Flatman’): “Because of the fall, we were
able to think differently about the world, and to finally look at it as
a whole.” No longer was the world divided into two main ‘sides’. The
alternatives for the free market capitalism were disposed of, so now
it was possible for every human being to participate in the Western
system. At least, those human beings who could afford it (which is
something Friedman doesn’t cover in his particularly pro-American
book). Thus, globalisation as we know it began.
Globalisation: Power to the People! Or…
The years after the fall of the Berlin Wall, especially the mid-90s and
onward saw the rise of the Personal Computer and the Internet.
Needless to say, this development opened up millions of possibilities
for individuals to create, share, edit and publish their own digital
content, almost free of charge: together with the world economy,
which had transcended in favour of capitalism, the world shrank and
shrank. The advent of Web 2.0, which is considered by many to be a
social revolution for its innovative use of user-generated content (for
example websites like YouTube and Wikipedia, where its users generate
the content and share it with the rest of the world), promises a true
free market economy, where the users decide what to offer and what
to demand in favour of that.
However, this so called free market economy isn’t flawless. The notion
that individuals have power over their own products is something very
new and undeveloped; before this (and it will stay this way for at least
the next few decades), almost every large-scale method of production
has been in the hands of large multinationals. These multinationals, the
big players in the field of commerce, are holding an oligopoly over their
own, and other people’s finances, and thus are able to execute power,
crushing smaller competitors in the process. In order to keep these
profit machines from corrupting and profiting on an inhumane level, a
heavy, regulating political apparatus is needed: the democratic system,
which controls and adjusts the market economy where needed.
It was this system that spread out, and eventually took over large parts of the world, with or without the use of force.
These two entities, the economy and politics, both capitalist in
approach, together influence the world we live in today on a very
large scale, and dictate many aspects of modern human life. Combined
they can be referred to as the capitalist political-economic system. This
system has its origin in the United States of America, and before the end
of the Cold War, it was a system that belonged to the Western side of
the conflict. But after the Cold War ended, it was this system that spread
out, and eventually took over large parts of the world, with or without
the use of force. And now it results in the sudden rise of economies of
formerly ‘underdeveloped’ countries, like China and India.
Globalisation, capitalism, art and architecture
One of the key features of the political-economic system is the world of
commerce, the use of signs, logos, and one-liners to sell a product or an
idea, regardless of its quality. It was only a matter of time before artists
caught on to this phenomenon. Frederic Jameson, in his influential
book ‘Postmodernism, or, the cultural logic of late capitalism’, describes
how this relationship came into being.
Jameson sees a very direct connection between the capitalist society,
and the art that such a society contains. He argues that the mainstream
art, and especially architecture, follows a certain periodization of
“several stages of technological revolution within capital itself”3, an
idea he took from Ernest Mandel. Mandel’s idea entails the following
technological stages: machine production of steam-driven motors,
followed by machine production of electric and combustion motors,
which in turn is followed by machine production of electronic and
nuclear-powered apparatuses. Ever since the ‘original’ industrial
revolution, these are the main stages of technological advancements.
Jameson adds to this periodization, that the first two stages of machine
production brought with them their own aesthetics, or “sculptural
nodes of energy which give tangibility and figuration to the motive
energies of that earlier moment of modernisation”4, for example the
metaphors presented by Le Corbusier’s buildings (the car in his Maison
Citrohan, and vast, Utopian structures, which ride like steamship liners
on the nullified, existing urban fabric, such as the Unité d’Habitation).
However, the third stage of these technological advancements no
longer possesses the same capacity for representation, for there is no
symbolic value presented in the technology itself: the only element of
representation of the third stage is the computer, “whose outer shell
has no emblematic or visual power, or even the castings of the various
media themselves, as with that home appliance called television which
articulates nothing but rather implodes, carrying its flattened image
surface within itself”5.
So what is the connection between this third stage of technological
development and architecture? Jameson argues that this connection
isn’t so much a direct symbolisation of a product of this method of
machine production (the steam engine or the car), but much more so of
the processes the method encompasses. Of all arts, architecture takes
a privileged position in this formalisation, for it is in the architectural
space where this new aesthetic of the processes which the third stage
of technological advancement makes itself most clear. But Jameson
goes further: not only is postmodern architecture the product or the
embodiment of these processes of production, a “faulty representation
of some immense communicational and computer network” (which
he argues is “ultimately at one with the post-Marxist notion of a
postindustrial society”6). But also is it the representation of something
deeper. The cause of this form of representation is the same one which
produced the immensely complicated communications network: the
capitalist political-economic system described above, or as Jameson
puts it, “the whole world system of a present-day multinational
capitalism”7.
Unitéd'Habitation
RoyalQueenMary
Acomputerfromthestoneage...
p26-p33 algemeen 04.indd 31 5-11-2007 16:34:44
32 pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
Examples of the buildings that represent such formalisms are the
Beauborg by Piano and Rogers, and the National Library by Perrault,
both in Paris. According to Jameson, such buildings are something
new, something unprecedented in their conception: they are the
expression of a mutation of built space itself. Jameson implies that the
human perception has not yet evolved to this degree: accustomed to
the older models of representation, of the first and second stages of
technologies (which Jameson refers to as ‘high modernism’) and before
that, the human body and intellect has not yet the capability to cope
with this new ‘hyperspace’.
Such buildings are something new, something unprecedented in their conception: they are the expression of a mutation of built space itself.
As an example of this hyperspace, I will take a look at the Bibliothèque
National de France, completed in 1995, and designed by architect
Dominique Perrault. This building is a minimalist opposite of a building:
the largest visible volumes are four L-shaped and glazed towers, facing
each other. Together they suggest a hollowed out, rectangular volume:
the void, which is the general concept of the building. Regarding
the four towers, it won’t be long before shallow metaphors come to
mind: open books, racks with countless shells, vertical labyrinths…
but what Perrault wanted to achieve, was to create a place, not a
building. He states: “the greatest gift that is possible to offer to Paris
today is space and emptiness.”8 A statement that is a contradiction in
itself, for the building site was originally an industrial wasteland: the
epitome of emptiness. The statement introduces the other element of
this ‘anti-building’: the huge, public square on which the four towers
sit, giving them their autonomy. This square is not on street level, as
one might expect from a public square, but elevated, separated from
the street level by stairs as wide as the square itself. And in the middle
of this square, in between the space left over by the four towers, a
sunken central courtyard is situated, covered with lush greenery. It is
here that offices for employees, exhibition space and public reading
rooms are situated. The four crystalline towers are home to the
expansive national archive of exclusive and vulnerable books. Here
the second contradiction makes itself clear: the books, which need
constant climatic conditions and limited sunlight, are situated in the
best-lit and most visible locations of the complex, where employees
and visitors, who seek contact with the outside world and sufficient
lighting, are placed in the darkest, closed off places of the complex,
the central courtyard.
LeBibliothèqueNationaldeFrance,designedbyDominiquePerraultforthecityofParis
p26-p33 algemeen 04.indd 32 5-11-2007 16:34:51
33s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08
This is a building that is almost the exact opposite of the high
modernism monuments. The many entrances to the building are not
as articulated as one might expect them to be, but they are reduced
to almost the absolute minimum. In order to get to them, one must
climb the stairway from the street level to the main, wood covered
plinth, from where entering the building is an uncertain descent into
the elevated square. Once inside, the huge, endless reading rooms
suggest infinity, and because the books are located inside the towers,
one must wander through this infinity in order to get to the books,
from where it is also a long way back to your reading spot.
It is a building that doesn’t speak a Utopian language, like the
modernist buildings did, but rather it seems to aspire to be a “total
space, a complete world, a kind of miniature city”9. And simultaneously,
this built space corresponds to a new kind of human being, located in
this conception of hyperspace: the so-called ‘hypercrowd’. Ultimately,
this kind of space would be ideally one without entrances, for an
entrance means that the building is linked to the city it sits in. But,
witnessing the way the complex sits on its site, elevating the structure
above the street level, and taking the general concept into account,
which seeks to give emptiness where there already was emptiness,
it doesn’t seek to be a part of the city at all. It rather wishes to be its
equivalent, or even its replacement. And here, something remarkable
happens: the reality of the city outside, is being replaced by its copy.
Here the concept of French philosopher Jean Baudrillard expresses
itself, the notion of the ‘second-order simulacra’: simply put, “a symbol
is itself taken for reality and further layer of symbolism is added (…).
Instead of the real, we have simulation and simulacra, the hyperreal”10.
Other examples of this second-order simulacra include the world of
Walt Disney, where the ultimate simulacrum is experienced, in the
form of a perfect imitation of the real, and in the world of commercials,
where it is not the object that’s being sold, but the promise which that
object represents. It is not the Axe deodorant spray can that you buy,
but the promise of it, of being chased around by hundreds of aroused
women. And this of course, is a core element of the capitalist economic
system, further confirming the connection between architecture and
this system.
Is this the way architects and artists should react to such a phenomenon?
Realising this, another piece of the puzzle falls into place. The capitalist
political-economic system is rapidly spreading throughout the world,
and more and more countries are affected. This also has consequences
for the art, but especially the architecture in those newly developing
countries. Together with the new economic systems they are adopting,
they also adopt the architecture belonging to it; a connection that is
deeper, as we’ve just seen, than the ‘show-off’ of decadent buildings in
for example Dubai. And it also explains why it seems that megacities
are so much alike: as places where this economic system makes itself
very known, it is almost inevitable that this kind of architecture is
populating it.
Taking the deep connection of this postmodern architecture and the
late capitalist society into account, one can say that architecture of this
kind confirms, gives form to, and agrees with the political-economic
system in which modern day society is held. The question however
remains, is this political-economic system truly the right system for
a globalised world? Should one try to cope with ‘hyperspace’? Is the
conception that humans are not yet accustomed to this new type of
space, a valid explanation, or even a justification to make these kinds
of spaces? And is this the way architects and artists should react to
such a phenomenon?
And here, something remarkable happens: the reality of the city outside, is being replaced by its copy.
The position of the architect
You don’t have to be an expert in the field of capitalism to see that
this democratic, multinational driven political-economic system
is far from perfect. Many say that it’s the “least bad” of the existing
political-economic systems, but is that good enough? As a form of
expression, art and architecture are the means par excellence, to
ask critical questions to the public, and to propose alternatives. Art
can make one aware of things, uncover the truth behind superficial
situations, and question certain things that were unquestioned before.
Art and architecture are able to let people look at things from another
perspective. Artists and architects should strive to uncover the hidden
truths, and show that there is more to this world than money and
profit alone.//
Bronnen>1.>http://en.wikipedia.org/wiki/Next_eleven>2.Friedman,T.L.(2006)TheWorldIsFlat:ABriefHistoryoftheTwenty-FirstCentury.NewYork:Farrar,StrausandGiroux>3.Jameson,F.(1991)Postmodernism,or,TheCulturalLogicofLateCapitalism.Durham:DukeUniversityPress>4.idem>5.idem>6.idem>7.idem>8.Perrault,D.(1999)DominiquePerrault,architect.Basel:Birkhäuser>9.Jameson,F.(1991)Postmodernism,or,TheCulturalLogicofLateCapitalism.>10.http://en.wikipedia.org/wiki/Second-order_simulacra>http://en.wikipedia.org/wiki/Frederic_Jameson>http://en.wikipedia.org/wiki/Jean_Baudrillard>http://en.wikipedia.org/wiki/Simulacrum
Yes,Wikipediaisusedextensivelyforthisarticle.Youmightquestionitsreliability,buttestshaveproventhatthefreeencyclopaediaontheInternetisgenerallyasreliableasanencyclopaediainbookform.Itsself-correctingnatureisimportanthere.Ihaveused(andwillcontinuetouse)Wikipediaasastep-up,tounderstandthebasicsofacertainaspect,andifIwanttoknowmore,I’llgotothelibrary.Yes,aphysicalone.
p26-p33 algemeen 04.indd 33 5-11-2007 16:34:52
34 pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
Stel, je zou een aantal miljoenen winnen in een of andere loterij, wat zou je er dan mee doen? Verre reizen maken, een tweede huisje, een paar vette auto’s voor de deur? Of een eigen vliegtuigje?
Roana Plugge
fly-in communities
In de praktijk zul je misschien die eerste drie dingen wel realiseren,
die auto’s zijn zo gekocht, het huisje ontwerp je zelf (je blijft tenslotte
bouwko), en in al je vrije tijd reis je op je gemak de wereld een beetje
rond. Een eigen vliegtuigje brengt echter helaas toch wel wat meer
rompslomp met zich mee. De aanschaf alleen al is al een duur grapje
en dan moet je er ook nog in leren vliegen. Maar dan de praktische
problemen, waar ga je dat ding stallen bijvoorbeeld? Op die lap
grond rondom je hippe villa heb je natuurlijk genoeg ruimte voor een
hangar, maar ja, een start- en landingsbaan neemt toch zo een paar
honderd meter in beslag en dat is toch net weer iets te veel van het
goede. Daarnaast heb je ook nog luchtverkeersleiding nodig, radar,
vergunningen etc. Helaas zit er dus al snel niets anders op dan je
mooie Cessna te stallen in een hangar op een lokaal ‘General Aviation’
vliegveld. Moet je alsnog in je luxe auto in de file gaan staan om met
je privéjet een stukje te kunnen vliegen. En dat terwijl je verdorie
miljonair bent! Het wordt tijd dat we een oplossing gaan bedenken
voor dit luxeprobleem.
airport cities
Een jaar of dertig geleden heeft ene Conway McKinley zijn fantasie al
eens de vrije loop (gelaten) over dit probleem. Deze McKinley heeft
naast twee ingenieurstitels binnen de vliegtuigtechniek ook een
vliegbrevet. Voor zijn werk, studie en hobby heeft McKinley zowat
de hele wereld overgevlogen en enkele honderden vliegvelden
bezocht. De grote variëteit in type, organisatie, groei en grootte van
de vliegvelden intrigeerde hem en na grondig onderzoek heeft hij zijn
bevindingen gepubliceerd in talrijke artikelen en boeken. Eén van deze
boeken, ‘Airport Cities’ kent zijn eerste editie in 1978 waarvan de laatste
aangepaste versie in 2000 verschenen is. Hierin blikt hij, helaas iets te
voorbarig, vooruit op de ontwikkelingen in de 21e eeuw, ondersteund
met een beschrijving van het ontstaan van ‘airport cities’.
Hij trekt daarbij eerst een vergelijking met andere steden die in de loop
der jaren zijn ontstaan rondom een punt waar goederen en mensen
aankwamen of vertrokken. Zo was eerst het vervoer over de rivieren
en zeeën dé manier om lange afstanden te overbruggen. Steden
ontstonden rondom natuurlijke havens, waar na verloop van tijd zich
het centrum van de stad vormde. Een typische stad die zo is gegroeid
is bijvoorbeeld Amsterdam. Toen later de eerste spoorlijnen werden
aangelegd, bracht dit vanzelf een aantal nieuwe steden met zich mee,
die groeiden rond de eindpunten en belangrijke kruisingen van de rails.
Dit zelfde patroon was te zien toen de auto hét vervoermiddel werd en
er de eerste autosnelwegen werden aangelegd. Echter de auto is niet
zo aan het centrum gerelateerd als een haven of een station aangezien
het je van deur tot deur brengt. Typerende groeipatronen zijn er dus
niet te onderscheiden.
Met de komst van vliegvelden is weer een nieuw type stad ontstaan.
Deze steden zijn echter nooit ontworpen om ook als echte steden te
functioneren. Bij bestaande grote steden werden de vliegvelden op
enkele kilometers afstand geplaatst, waardoor de omgeving van het
vliegveld wél afhankelijk was van de grote stad in de nabijheid maar
hiermee nooit een echte connectie had vanwege de afstand. Toch zie je
voornamelijk bij de grote vliegvelden dat de omringende bebouwing
wel degelijk de afmetingen van een stad krijgt en inmiddels ook de
organisatie van een stad nodig heeft. Denk maar aan infrastructuur,
waterleidingen, brandweer, bewaking, etc.
Bij grote vliegvelden krijgt de omringende bebouwing al snel de afmeting van een stad
In zijn boek concludeert McKinley dat het daarom eens tijd wordt deze
vliegveldsteden te gaan ontwerpen. Hij deelt daarbij de vliegvelden
in vijf verschillende categorieën in. In de hoogste categorie, de vijf
sterren vliegvelden, komen de allergrootste vliegvelden van de
wereld. Voornamelijk de grootste vliegtuigen, de jumbojets en in de
toekomst zelfs ‘Trans-Atmospheric Vehicles’ zullen hier landen en het
vliegveld zal meer de functie van transferium hebben dan die van
eindbestemming. In de volgende catergorieën zie je achtereenvolgens
vier sterrenvliegvelden als continentale knooppunten, drie sterren als
nationale luchthavens, twee sterren als kleine commerciële vliegvelden
en als laatste de één ster ‘General Aviation vliegvelden’. Deze laatste
categorie zie je in Nederland bijvoorbeeld bij Hilversum en Lelystad.
Hoewel dit type vliegveld niet veel omringende bebouwing nodig
heeft, zal ook hier nagedacht kunnen worden over een vliegveldstad.
Misschien ligt juist hier wel de oplossing voor ons luxeprobleem.
fly-in communities
Dat er interessante mogelijkheden voor bebouwing rondom dit type
vliegveld zijn is elders in de wereld al lang ontdekt. Juist omdat deze
vliegvelden zich vooral richten op de kleinere vliegtuigen zijn de
p34-p40 algemeen 05.indd 34 5-11-2007 16:38:46
35s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08
bebouwingsvoorschriften minder streng en de mogelijkheden des
te groter. De geluidsoverlast valt in het niet bij die van jumbojets,
een Cessna produceert niet veel meer lawaai dan een gemiddelde
auto en ook aanvliegroutes zijn minder beperkend. In de VS, waar
anders, zagen ontwikkelaars een gat in de markt en zo ontstonden er
in de jaren zestig van de vorige eeuw de eerste ‘fly-in communities’.
In eerste instantie werden ze voornamelijk ingericht als ‘resorts’. Rijke
Amerikanen kochten er een tweede huisje of huurden een bungalow
en konden met hun vliegtuig voor de deur landen. Al snel ontstond
er echter het idee ‘communities’ te ontwerpen met woningen die
permanent bewoond konden worden. Sceptici opperden dat dit
kansloze projecten waren. Er waren immers slechts een handvol
vliegtuigbezitters en daarnaast, wie wil er nou wonen aan een
vliegveld? Tja, dachten de ontwikkelaars, waarom zou een autobezitter
willen wonen aan een straat?
Wonen aan een vliegveld? Tja, als autobezitter woon je toch ook liever aan de straat...
Er bleek wel degelijk een markt te zijn voor woningen aan een
vliegveld. Die markt wordt met de toenemende welvaart alsmaar
groter en ook het wonen aan een vliegveld stimuleert het aantal
vlieglessen en privéjets.
Toch waren de eerste permanent bewoonde fly-in communities
nog voor een groot deel ‘resorts’. Rijke vliegtuigbezitters hielden
vaak hun woonadres in een grote stad en zagen de woning in de
fly-in community voornamelijk als tweede huis. Alleen een enkele
gepensioneerde trok zich terug in zijn villa aan het vliegveld. Er viel
immers ook niet veel te beleven in zo’n op één doelgroep gerichte
woonwijk. Een voorbeeld van een dergelijke community is ‘Carefree’
in Arizona. Op luchtfoto’s valt de eentonigheid van de wijk meteen op.
Wat ook opvalt is dat er hier nog echt sprake is van wonen náást een
vliegveld. Het parkeren van je vliegtuig op eigen erf is slechts voor een
tiental woningen van toepassing. Voor de overige woningen geldt nog
steeds dat je vliegtuig gestald moet worden in één van de collectieve
hangars op het vliegveld.
In de meest bekende fly-in community, Spruce Creek, Florida, is het idee
van wonen aan een taxibaan en het hebben van je eigen hangar in de
achtertuin al een stuk beter doorgevoerd. Omdat wegen en taxibanen
elkaar niet mogen kruisen vormt een complex stratenpatroon de basis
van de wijk. Op deze manier hebben veel woningen direct toegang
tot een taxibaan en kan bijna iedere bewoner gebruik maken van de
start- en landingsbaan. Je woont daar dus echt in een fly-in community
en niet in een wijk die toevallig dicht bij een vliegveld ligt. Spruce Creek
is echter meer dan alleen wonen aan een vliegveld. Woningen die
verder van de start- en landingsbaan afliggen hebben hun adres niet
meer direct aan een taxibaan, maar bijvoorbeeld aan een golfbaan of
een jachthaven. Wonen in Spruce Creek is meer een combinatie van
luxe faciliteiten die een way of life generen voor het rijkere deel van
de bevolking die hun toevlucht zoekt in ‘gated communities’. Dat er
voor deze doelgroep wel een wijds scala aan activiteiten aanwezig is
maakt dat de wijk niet eentonig is zoals dat wel het geval was in de
eerdere fly-in communities.
in Nederland?
Behalve de besproken fly-in communities zijn er in de wereld inmiddels
al tal van andere projecten gerealiseerd. Denk bijvoorbeeld aan
Jumbolair bij Ocala te Florida waar John Travolta zijn optrekje heeft
aan een landingsbaan die groot genoeg gemaakt is voor zijn Boeing
707. Of de zeer ruim opgezette communities ‘Lakeway’ in Texas en
‘Hidden Lake’te Florida. Maar niet alleen in de VS zijn ze zo gek om te
wonen aan een vliegveld, ook in Europa heeft het begrip voeten in
aarde gekregen. De uitvoering gaat echter nog niet zo snel, de enige
ontwikkeling die nu gaande is bevindt zich bij Murcia in Spanje. Tijd
voor de verschillende landen om de handen eens ineen te slaan en
een netwerk van fly-in communities te ontwikkelen. Ook in Nederland
zouden er wel eens goede kansen kunnen liggen deze manier
van leven door te voeren. Je zou bijvoorbeeld één van de kleinere
vliegveldjes zoals Hilversum, Lelystad of Hoogeveen kunnen upgraden
tot fly-in communitiy maar daarbij zou je de dagelijkse gang van zaken
op die vliegvelden te veel verstoren omdat er zoveel aanpassingen
aan bijvoorbeeld infrastructuur zouden moeten plaatsvinden dat het
vliegveld langere tijd buiten gebruik zal zijn. Beter zou zijn een nieuw
vliegveld te ontwikkelen op een plaats met veel potentie. Dit zou echter
een erg kostbare zaak worden en het risico voor de ontwikkelaars is
dan waarschijnlijk te groot. Wat wel een goede optie zou zijn is om
een vliegveld dat niet langer in gebruik is tot fly-in community te
ontwikkelen, zoals bijvoorbeeld Airport Twente.
Luchtfoto uit Google Earth van Spruce Creek Airport, Florida
p34-p40 algemeen 05.indd 35 5-11-2007 16:38:49
36 pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
Airport Twente is op dit moment nog voor een klein deel in gebruik als
militair vliegveld, maar deze functie zal binnenkort geheel verdwijnen.
De vraag is nu wat er met het vliegveld gaat gebeuren. Plannen
hiervoor worden al lange tijd gemaakt. Het is zelfs al voor studenten
een mooie afstudeeropdracht gebleken. Al deze verschillende
uitwerkingen zijn samen te vatten in vier echt verschillende varianten.
De eerste variant zou zijn het vliegveld terug te geven aan de natuur.
Het vliegveld ligt immers tussen de steden Enschede, Oldenzaal en
Henglo en is omringt met bossen en landgoederen. Voor het vliegveld
is destijds veel kostbare natuur weggehaald, waaronder ook enkele
historische beeklopen. De natuur weer te herstellen en de aanwezige
bunkers en hangars te laten wegroesten zoals in het ‘Landschaftspark’
in Duisberg gebeurt lijkt een zeer eerlijke oplossing.
Een tweede variant is de bestaande infrastructuur te hergebruiken voor
andere doeleinden dan die van vliegen. Herman Finkers zit bijvoorbeeld
in een comité die pleit voor het maken van een ‘careport’. Hier kun je
rustig in de natuur revalideren of je rimpels laten botoxen.
Een derde variant is het maken van een commerciële luchthaven zoals
Eindhoven en Rotterdam. Op dit moment worden er al commerciële
vluchten uitgevoerd, maar het aantal, ongeveer drie per week, is nog
erg mager. Met de bouw van een goede terminal, parkeerfaciliteiten
en vliegveldgerelateerde vastgoedontwikkelingen zou uiteindelijk
de capaciteit van Airport Twente uitkomen op 4 miljoen per jaar.
Dan streeft Twente in aantal passagiers uiteindelijk Eindhoven en
Rotterdam ruim voorbij en komt het meer in de buurt van bijvoorbeeld
Charleroi bij Brussel.
Ligt in Twente de mogelijkheid de eerste Nederlandse fly-in community te realiseren?
De laatste variant zou die van General Aviation worden. Het vliegveld
behoud dan zijn functie, maar alleen kleine vliegtuigen zullen er
mogen landen. Juist hier ligt de kans een fly-in community te realiseren.
Er ligt al een hoop infrastructuur en de omgeving is prachtig om in
te wonen. Met de voorbeelden uit de VS moet het niet moeilijk zijn
een goede opzet te maken. We weten inmiddels dat alleen fly-in
woningen realiseren niet tot een interessante buurt leidt. In een mix
met een golfbaan, een manege, een fly-in marina, fly-in hotels, een
congrescentrum en bijvoorbeeld fly-in kantoren zou je van Twente
Aircommunitie een interessante opgave kunnen maken. Vanwege
de gunstige ligging ten opzichte van Duitland kun je daarnaast ook
nog een bredere markt aanspreken dan alleen de vliegtuigbezitters
in Nederland.
toekomst
Fly-in communities hebben echter nog een lange weg te gaan. Slechts
sporadisch worden ontwikkelingen gestart en vaak worden dan nog
niet eens alle potenties goed benut. Stel je voor dat er uiteindelijk
een wereldwijd netwerk zou zijn. Dat je met je vliegtuig vanuit je
woning naar je fly-in kantoor kan vliegen. Nu al zie je dat er in fly-in
communities veelal piloten van commerciële vluchten wonen. Zij gaan
met hun vliegtuig naar hun werk, namelijk een groter vliegveld. Een
auto heb je dan nauwelijks meer nodig.
Ook voor plaatsen in onherbergzame gebieden zoals de vlaktes
van Afrika, Zuid-Amerika en Rusland die per auto slecht bereikbaar
zijn zouden fly-in communities een uitkomst zijn. Dus laten we in
Nederland eens goed gaan nadenken over de toekomst van Aiport
Twente. Zou het niet ontzettend gaaf zijn daar de eerste Nederlandse
fly-in community te realiseren?//
Bronnen:> McKinley, C (1993) Airport Cities 21. The new global transportcentres of the 21st century. Norcross: Conway data, inc.> Gili, G (2003) From airport to airport city, Barcelona: EGEDSA> ACM, DHV (2006) “Vliegveld Twente”, Variant D: General Aviation> http://www.livingwithyourplane.com> http://www.fly-in.com
I'm comming home!
Ontsluitings principes vbnb: enkelzijdig, eenkennig ontsloten - dubbel-zijdig, eenkennig ontsloten - enkelzijdig, niet eenkennig ontsloten
p34-p40 algemeen 05.indd 36 5-11-2007 16:38:53
37s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08
Elke pantheon// een verslag van enkele evenementen in het kader van Rotterdam 2007: City of Architecture. Deze keer: Reviewing Rotterdam, een conferentie met drie internationale architectuurcritici, die de stad en haar gebouwen bekritiseerd hebben.
Marcello Soeleman
R07: Rotterdam onder de loep
Het is al vanaf het begin van het jaar aangekondigd, en op 11
oktober was het dan zover. De drie critici Angelika Schnell, Michael
Speaks en Jaime Salazar mochten in De Doelen hun mening geven
over vijfentwintig gebouwen, waarvan de organisatoren van AIR
vonden dat ze de stedelijke en architectonische ontwikkeling van
de afgelopen jaren in de stad het beste weerspiegelden. Een kleine
greep uit de selectie: De Peperklip, de Delftse Poort, de Beurstraverse
(Koopgoot), het Scheepvaart- en Transportcollege, de Erasmusbrug,
de Plussenburgh en de Hofdame.
De drie critici bezochten de stad en de geselecteerde gebouwen
in het voorjaar. Op basis daarvan schreven ze een essay, dat
behandeld werd op de conferentie. Het project is geïnspireerd op het
Keurmeesterproject uit 1977, toen Francesco Dal Co, Stanislaus Von
Moos en Kenneth Frampton eenzelfde uitnodiging kregen.
Tijdens de conferentie bleek al snel dat de organisatie het, op z’n
zachtst gezegd, beter had kunnen aanpakken. De essays die behandeld
werden, werden pas bij aankomst in De Doelen uitgedeeld, zodat
niemand in het publiek de gelegenheid heeft gehad om ze voor de
conferentie te lezen. Na afloop bleek dat het publiek wel toestemming
had om te reageren (er waren microfoons klaargemaakt), maar tijdens
de conferentie is daar niets over vermeld. Het was dan ook niet raar dat
het vanuit de zaal opvallend stil bleef, op de gebruikelijke lachbuien
na. Maar het ergste was de taalbarrière. Na een interview met de
betreffende criticus, zouden nog twee opiniemakers aanschuiven
om met hem of haar te discussiëren. Van tevoren was op de website
aangekondigd dat de voertaal Engels zou zijn; het grootste deel
van deze discussies werd echter, om onduidelijke redenen, in het
Nederlands gevoerd. Schnell kon dan toevallig ook Nederlands omdat
ze hier gestudeerd heeft, maar Speaks en Salazar hadden daar meer
moeite mee. Om deze reden besloot Speaks dan ook om het slotdebat
over te slaan, waar begrip voor op te brengen viel.
Alle organisatorische problemen achter ons gelaten, bleek het
debat aardig te ontvouwen. Schnell concentreerde zich op de
stad, en dan vooral het beeld waarin de stad zichzelf graag zou
zien. Rotterdam schept een beeld van zichzelf als grootstedelijk,
pionier in de moderne architectuur en stedenbouw. Haar conclusie
was dat de realiteit veel bescheidener, maar tegelijkertijd ook veel
complexer is dan dat de stad zichzelf toebedeelt. De fantomen van
grootstedelijkheid die ze beschreef riep de vraag op of ze zich niet
teveel concentreerde op de marketing in plaats van de stad zelf, een
vraag die ze niet beantwoordde. Speaks vond dat de overheid en
grote marktpartijen nog steeds te bepalend waren bij het ontwikkelen
en uitvoeren van plannen. Hij pleitte voor een nieuw initiatief dat
vanuit de burgers en kleine particulieren zou moeten komen: een
nieuw marktcommunisme, zoals hij het zelf noemt. Dit standpunt
kreeg veel bijval, hoewel tegelijkertijd gerealiseerd werd dat het er
op korte termijn waarschijnlijk niet van gaat komen. Salazar pleitte
voor Rotterdam als een laboratorium voor de duurzaamheid. Hij zag
de overvloed aan openbare ruimte die de stad heeft blijkbaar als
aanleiding voor deze uitspraak. Zijn pleidooi voor meer aandacht
voor duurzaamheid, voor de openbare ruimte, voor het ‘street level’ en
minder voor de wolkenkrabbers en gebouwen als objecten, is kritiek
die al jaren te horen is. Wat die kritiek overigens niet minder terecht,
maar ook helaas niet minder generiek maakt.
In het slotdebat was de algemene consensus dat de stad in het verleden
een laboratorium is geweest, voor architectuur en stedenbouw, en
dat dat vandaag de dag is weggeëbd. De critici pleiten ervoor om
Rotterdam opnieuw een laboratorium te maken, een laboratorium van
de stad, van de markt, van ideeën, zodat Rotterdam haar pionierende
rol opnieuw kan oppakken. Ook moet de stad minder snel tevreden
zijn, wijzend op ‘tweederangsprojecten’ van grote namen (het is
inderdaad op z'n minst vreemd dat de gebouwen van namen als Renzo
Piano en Norman Foster zo weinig aanspreken in vergelijking met hun
andere projecten). Het was de conclusie van een ietwat oppervlakkige
avond, die zo veel meer had kunnen opleveren dan hij uiteindelijk
deed. Zeker als je (achteraf dus) de teksten leest, dan blijkt dat deze
een stuk meer diepgang hadden dan het debat zelf. Tegelijkertijd
konden ook deze teksten niet verhullen dat de critici meer bezig
waren met hun eigen standpunten dan met de stad Rotterdam. De
eeuwige strijd tussen top-down en bottom-up waar Speaks op prat
gaat, en vooral Salazar met z'n verhaal over duurzaamheid, hebben
op zich weinig met de stad Rotterdam te maken, maar meer met 'de
stad' in z'n algemeenheid. En de vraag blijft natuurlijk, wat uiteindelijk
gedaan wordt met de resultaten van deze conferentie. Hoeveel invloed
zal deze avond hebben op de plannen die er liggen, op de richting die
de stad uitgaat? Dat zullen we moeten afwachten.//
p34-p40 algemeen 05.indd 37 5-11-2007 16:38:54
38 pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
p34-p40 algemeen 05.indd 38 5-11-2007 16:39:22
39s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n pantheon 1 '07'08
p34-p40 algemeen 05.indd 39 5-11-2007 16:39:30
40 pantheon 1 '07'08 s t y l o s / / A f r i k a / / a l g e m e e n
Donderdagavond 11 oktober. De bovenste zaal van het nieuwe Scheepvaart en Transport College, ontworpen door Neutelings Riedijk Architecten, zit helemaal vol. Op de achtergrond schittert het nachtelijke beeld van Rotterdam aan de Maas...
radiant city
De aanwezigen kijken echter niet naar buiten. Ook zijn het geen
overijverige scheepvaartstudenten waar de zaal mee gevuld is. Nee,
de aanwezigen zijn veelal architecten en stedenbouwers die bijeen
zijn gekomen voor de openingsfilm van het vierde ‘Architectuur Film
Festival Rotterdam’, Radiant City. Dit jaar is er gekozen voor het thema
‘horizon’. Aan bod komt zowel het verbreden van de horizon, als het
verengen van de horizon. De openingsfilm, die overigens die avond
zijn Europese première beleefde, betreft het verengen van de horizon.
Over het opzoeken van de anonimiteit in enclaves in plaats van de
wijde wereld in te trekken.
Radiant City schetst een beeld van het wonen in suburbia. Centraal
staat een gelukkig, typisch Amerikaans gezinnetje: de moeder als
thuismanager, de werkende vader en hun drie schattige kindertjes. Ze
wonen in een mooie ruime woning in een wijk aan de rand van een
grote stad. De woning is vrijstaand, met een ruime tuin er omheen.
Klinkt als alles wat een jong gezinnetje maar wenst. En dat is ook zo.
Duizenden gelukkige gezinnetjes hebben wat ze willen en zijn voor het
gemak maar allemaal op elkaar en naast elkaar gepropt in suburbia.
Beelden van honderden ongeveer dezelfde woningen zover het oog
maar reikt zetten meteen de toon van de film. Het is een trieste toon
wat je meteen een beklemmend gevoel geeft. Een gevoel dat de hele
film blijft hangen.
Zo nemen de kinderen je mee op een trip door hun wijk. Je ziet
ze fietsen door zeer brede, compleet verlaten straten waar grijze
garagedeuren de kant en klare cataloguswoningen beschermen
tegen elk mogelijk contact met de buurt. Vriendjes en vriendinnetjes
hebben ze daarom nauwelijks; de enkeling die ze kennen woont aan de
andere kant van de weg, zorgvuldig afgescheiden door een betonnen
muur. Niet dat ze überhaupt tijd hebben om te spelen. Hun moeder
rijdt ze namelijk de hele dag van hot naar her, van de school naar de
supermarkt, van gymnastieklessen naar vioollessen. De auto is heilig
voor haar, zonder auto ben je compleet afgezonderd van de wereld.
Alles ligt verspreid rond de wijk en het openbaar vervoer is nog niet
goed geregeld. Daarom gaat zij ook helemaal door het lint als haar
man op een vrije dag aan zijn auto aan het sleutelen is: "This family
can’t function with one of the two cars messed up!"
Beelden van het dagelijkse leven in suburbia worden afgewisseld met
commentaar van stedenbouwers, architecten en andere specialisten.
Zij leggen uit hoe deze wijken zijn ontstaan en waar werkelijk de
problemen liggen. Zo wordt ook genoemd dat een gezellige, natuurlijk
gegroeide straat, met hier en daar winkeltjes en kleine kantoortjes het
moeilijkste blijkt te zijn om na te bouwen in een nieuwe setting.
Gelukkig wordt aan het einde van de film het trieste beeld dat geschetst
is nog een beetje gerelativeerd. Het gezinnetje bestaat niet echt, maar
wordt gevormd door acteurs. Wel wonen alle acteurs in suburbia, maar
hun leven is zo slecht nog niet als hoe het in de film wordt voorgesteld.
Juist omdat de acteurs wel in suburbia wonen kunnen zij als geen
ander de gevoelens die in de wijk heersen, verbeelden.
Ook nu wordt weer een specialist aan het woord gelaten. Deze
stedenbouwkundige erkent de problemen in suburbia, maar ziet ze
niet als onoverkomelijk. Hij denkt dat het voornamelijk ‘kinderziektes’
zijn die in de loop van de tijd vanzelf opgelost zullen worden. De
wijken zijn immers net nieuw en zitten nog in de eerste fase van hun
levensduur. Op den duur zullen verschillende eengezinswoningen
verdwijnen en komen de eerste winkeltjes, kinderdagverblijven en
tandartspraktijken er voor in de plaats. Zo kunnen ook deze wijken
uiteindelijk uitgroeien tot prettige, gevarieerde woonwijken zoals we
die kennen uit natuurlijk gegroeide wijken.
Laten we maar hopen dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. De suburb
uit de film maakt je namelijk erg naargeestig. Het grootste deel van
de film zou je eigenlijk wel willen huilen om het ‘narrowminded’ leven
dat geleefd wordt in deze eentonige buitenwijken. Dat dit gevoel bij
mij en bij het overgrote deel van de bezoekers van deze openingsfilm
zo sterk naar voren kwam, zegt eigenlijk genoeg over de kwaliteit van
de film. Het is niet een leuke ‘feelgood movie’, maar zeker de moeite
waard te bekijken.//
Roana Plugge
Sfeerbeeld uit Radiant City: fietsen in verlaten straten
p34-p40 algemeen 05.indd 40 5-11-2007 16:39:32
Agenda
congreslocatie: Felix Meritis,
29-11info: www.dagvanderuimte.nl
De stad is helemaal terug. Als woonplek, werkplaats en als economische en culturele motor. Op de Dag van de Ruimte gaan prominenten uit private en publieke vakwereld met elkaar in gesprek en presenteren specialisten uit binnen en buitenland hun best practices. De centrale vraag: hoe slim verbinden Nederlandse steden de ambities en strategieën aan de ontwikkeling en projecten?
congreslocatie: Congrescentrum Orpheus, Apeldoorn
30-11info: www.architectuurcentrumbouwhuis.nl
Een nacht over: het raadsel van atmosferische publieke ruimten, een strakke buitenkant in tegenstelling tot een zachte warme binnenkant en verwerving van landschap en architectuur in textiele interieurontwerpen. Met uitreiking van de Architectuurprijs Apeldoorn 2007.
locatie: De Singel, Antwerpen 24-09 t/m 16-12
info: www.desingel.be
Voel de suspense in architectuur! In de films van Alfred Hitchcock speelt architectuur een belangrijke rol. Na zelf in de vroege jaren 1920 als decorontwerper te hebben gewerkt, bleef Hitchcock zich nauwgezet bekommeren over de artdirection van zijn films, dat gepresenteerd wordt als een beklemmend oord. Trappen, vensters en gangen krijgen bij Hitchcock een andere betekenis.
tentoonstellinglocatie: Design Museum, Gent
13-10 t/m 13-01info: www.designmuseumgent.be
Ettore Sottsass (1917) opende in 1947 zijn eigen ontwerpstudio voor architectuur en design. Vanaf 1958 zou hij meer dan 20 jaar lang designraadgever zijn voor Olivetti. Een van de meest in het oog springende ontwerpen uit die periode is ongetwijfeld de schrijfmachine “Valentine”, die thans is opgenomen in de permanente collecties van belangrijke musea. Gedurende de late jaren '60 - vroege jaren '70 speelde Sottsass een belangrijke rol in de avantgardecultuur.
lezing
eventlocatie: Faculteit Bouwkunde, Delft
06-12 t/m 08-12
The international event ‘African Perspectives’ is a joint initiative of the Faculty of Architecture of Delft University of Technology and ArchiAfrika.The theme of this jubilee year is sustainable development, with a special focus on Africa. This is the context for the ‘African Perspectives’ event, a marketplace where architects, urban planners and other professionals, academics, students and other interested people from all over the world can meet each other at workshops, debates, exhibitions and films.
Dag van de ruimte
Nacht van de architectuur
The wrong house
Ettore Sottsass: retrospectieve
African Perspectives Africaines
congreslocatie: WTC, Rotterdam
20-11www.sustainability-congres.nl
Op het Nationaal Sustainability Congres zullen veel goede en duurzame initiatieven in de spotlights worden gezet. Daarnaast zal op het congres de Young Sustainability Award worden uitgereikt. Deze geldprijs van 5.000 euro zal uitgereikt worden aan een student of jong professional met een nieuw slim, verrassend, haalbaar idee dat bij kan dragen aan een duurzamer Nederland.
Nationaal Sustainability
info: www.africanperspectives.nl
rondleidinglocatie: Groothandelsgebouw, Rotterdam
22-11info: www.schueco.nl
Exclusieve architectuurrondleiding door de Architectuurstad van 2007. Hierbij worden onder andere markante gebouwen en wolkenkrabbers bezocht. Tijdens de rondleiding wordt ingegaan op de bijzondere oplossingen die de architect heeft toegepast in zijn ontwerpen. Gebouwen zoals Montevideo, De Witte Keizer en de Brug laten zien welke innovatieve en gedurfde periode er is aangebroken.
Rondleiding Rotterdam architectuurstad 2007
locatie: CASLA, Almere 28-10 t/m 13-01
Woningcorporatie de Alliantie Flevoland en haar voorgangers drukten de afgelopen dertig jaar een eigenwijs stempel op de ontwikkeling van de sociale woningbouw in Almere. Aan de hand van een reeks voorbeeldprojecten, verspreid over alle stadsdelen, wordt getoond hoe dat gebeurde.
Een eigenwijze opdrachtgever tentoonstellinginfo: www.casla.nl
locatie: Academie van de Bouwkunst, Rotterdam 15-11 t/m 21-01
info: www.traditiontoday.nl
Tradition Today gaat over de populariteit en betekenis van traditie in de architectuur. Juist in een land als Nederland en bij uitstek in een stad als Rotterdam, waar het modernisme sterk geworteld is in het denken over architectuur en stedenbouw, verdient dit fenomeen serieuze aandacht. In een afwisselend programma behandelt Tradition Today deze populariteit van de traditionele tendensen in architectuur en stedenbouw in Nederland en daarbuiten.
Tradition today evenement
kaft_copyright.indd 3 5-11-2007 16:01:10
kaft_copyright.indd 4 5-11-2007 16:01:18