pantheon// '04-'05 - saai

44
pantheon// tweemaandelijkse uitgave van d.b.s.g. stylos / nummer 3 / jaargang ’04’05 saai

description

pantheon// is een twee maandelijkse uitgave van de Bouwkundige studievereniging Stylos, waarin vakgerelateerde artikelen en interviews staan, gericht op verschillende thema’s die wisselen per edititie. Ook wordt er verslag gedaan van zaken waar Stylos zich mee bezig houdt.

Transcript of pantheon// '04-'05 - saai

Page 1: pantheon//  '04-'05 - saai

pantheon// tweemaandelijkse uitgave van d.b.s.g. stylos / nummer 3 / jaargang ’04’05

saai

50884-omslag.indd 1 21/02/2005 8:44:00

Page 2: pantheon//  '04-'05 - saai

colofonhet Delftsch Bouwkundig Studenten Gezelschap Stylos werd in 1894 opgericht ter behartiging van studie- en studentenbelangen van studenten aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft.

bestuur 111 D.B.S.G. Stylos voorzitter: Sander Dekkersecretaris / PR: Maudy Dekkerspenningmeester: Marten Dashorstonderwijs bachelor: Wouter Homsonderwijs master: Wouter Oostendorpevenementen: Jouke Sieswerdapaviljoen / debat: Laura Ubachs

adresD.B.S.G. Stylos, kab. 1.01Faculteit Bouwkunde Berlageweg 12628 CR Delft

telefoonnummersbestuurskamer 015 2783697commissiekamer 015 2784168secretariaat 015 2781369fax 015 2783059

[email protected]://www.stylos.nl

lidmaatschap Stylos 10 euro per jaargironummer 296475

donateurschap Stylos Stichting 45 euro per jaareerste twee jaar 25 euro per jaarbedrijven 90 euro per jaargironummer 1673413

Stylos Bookshopgeopend maandag t/m vrijdag 12.45 tot 13.45

RedactioneelKobe Macco

tweemaandelijkse uitgave van D.B.S.G. Stylos

jaargang 8, editie 3, februari 2005oplage: 2000

leden van Stylos en donateurs van de Stylos Stichting ontvangen Pantheon vijf maal per jaar

redactieadresBerlageweg 1, kab. 1.012628 CR [email protected]

redactieDennie JansenJeroen BorstKim van KloosterKobe MaccoKria DjoyoadhiningratMarien DaamenMarten DashorstSanne van Manen

aan dit nummer werkten meeAnthony TomBas de BoerCarien AkkermansCaspar FrenkenDavid de BruijnEdwin GardnerJouke SieswerdaKeith, Goh Jih HueiMarlies SwartMaurice NioMichiel van RaaijNick AlbersPatrick HealyWouter OostendorpYinyin Au

advertentiesMarten Dashorst

drukKoninklijke De Swart

foto omslagMarien DaamenDirk Costerplein, Delft

pantheon//

Van de voorzitterSander Dekker

Bouwkunde is weer ontwaakt uit haar winterslaap.

Zes weken lang lag het complete onderwijs stil

op de faculteit. Maar niet alleen het onderwijs,

ook alle aanverwante activiteiten stonden op

een laag pitje. Toch vreemd voor een opleiding

die gekenmerkt wordt door de dynamiek van het

ontwerpproces. Wat toetsen en misschien een

presentatie zijn het enige contact geweest tussen

student en faculteit voor bijna anderhalve maand.

En om in thema te blijven wil ik deze periode

tussen de twee semesters in, bestempelen als saai.

Ook dit merken we op Stylos. Er leek geen

einde aan te komen aan de tentamenperiode.

Een periode waarin je moeilijk activiteiten kan

plannen. Studenten zijn allen bezig met hun

tentamens welke prioriteit krijgen, logisch. Maar

wanneer je een geschikte datum in deze periode

kunt vinden, dan kamp je met het probleem;

hoe bereik ik mijn deelnemers. Aangezien de

studenten alleen tijdens hun toetsen aanwezig

zijn, is het heel moeilijk deelnemers voor je

activiteit te krijgen.

Desalniettemin heeft Stylos niet stil gestaan,

wat zal resulteren in vele activiteiten komend

semester. We zijn het semester al gestart met het

Grote GroepsGrootte Debat en een excursie naar

Hamburg. Verder zal het voorjaarssemester bol

staan van Stylos-activiteiten. Workshop Kijken

nog in februari, diverse excursies, Styloscafé met

een nieuwe debattenreeks, een lezingenreeks

etc. etc. Met uiteraard als klapper INDESEM2005

en misschien, heel misschien nog een zeer grote

lezing, maar daarover later meer.

Wij hebben er zin in, hopelijk jullie ook. Hou de

website in de gaten of lees de Stijloos Spiegel om op

de hoogte te blijven van de activiteiten, tot dan!//

Saai......?

Een moeilijk begrip, vaststaat dat Saai voor

iedereen iets anders inhoud. Wat voor de één

saai is, kan voor de ander heel interessant zijn. In

deze twee begrippen zit maar een klein verschil

en dat maakt dit Pantheonnummer nu juist zo

interessant. Het onderwerp saai is actueel in alle

onderdelen van een maatschappij, wat doet en

deed de overheid, in zowel binnen- als buitenland,

met Saai? Hoe gaan ontwerpers om met Saai?

Wat vinden studenten Saai? Hoe gaan bewoners

in een buurt om met Saai? Al deze nogal Saaie

onderdelen komen aan bod in dit nieuwe nummer

van de Pantheon.

Gaat het Pantheon-jaar onder deze nieuwe redactie

Saai worden? Nee, in tegendeel het gaat juist heel

interessant worden, oude rubrieken zijn behouden

een nieuwe is toegevoegd, het 'Pantheon//

forum'. Via de website van Stylos kan er op

stellingen gereageerd worden, de beste//mooiste//

opvallendste //interessantste meningen worden in

de Pantheon gepubliceerd!

Al met al is deze Pantheon dus nogal spannend,

en misschien is saai dus ook juist heel spannend?

Hoewel dit natuurlijk heel persoonlijk is...//

50884-omslag.indd 2 21/02/2005 8:44:04

Page 3: pantheon//  '04-'05 - saai

1pantheon 3 ’04’05

Stylos2 INDESEM2005: a political actDavid de Bruijn

Jouke Sieswerda

3 Facing realityDe decaan op de werkvloer; een verslag

Wouter Oostendorp

4 Na kritiek komt...Edwin Gardner

5 Amsterdam WinterchillCarien Akkermans

Marlies Swart

26 Bouwkunde is niet saaiMarten Dashorst

28 De saaiste straat van DelftMarien Daamen

30 Jo Coenen, je bent een beschuitlulMichiel van Raaij

Thema// saai6 -Marien Daamen

7 Eenduidigheid hoeft niet saai te zijnInterview met Maurice Nio

Dennie Jansen

Kim van Klooster

10 Eén grote campingKim van Klooster

Sanne van Manen

14 Maffia in de Polder?Dennie Jansen

Jeroen Borst

Kria Djoyoadhiningrat

17 Serie 137 nieuwe stijlSanne van Manen

20 That's Boring!Patrick Healy

22 Boredom, across the UniverseKeith, Goh Jih Huei

24 Een Rietveldstoel voor de prijs van een BillyKobe Macco

Algemeen34 DommelschStenenCaspar Frenken

Nick Albers

37 LiberoRedactie

38 'Du machst das fertig am Wochenende, oder...?'Bas de Boer

40 Pantheon//forumLezers

41 AgendaRedactie

A L G E M E E N S A A I S T Y L O S I N H O U D S O P G A V E

50884-p001-005.indd 1 21/02/2005 7:54:43

Page 4: pantheon//  '04-'05 - saai

2 pantheon 3 ’04’05

From Saturday 4th until Friday

the 10th of June a new edition of

INDESEM (INternational DEsign

SEMinar) will take place. During this

week you can enjoy lectures, debates

and the workshop…

This year INDESEM is a political act,

and sets out to debate the role of

architects in political, ethnic and

religious conflicts. The seminar will

confront participants with questions

like:

· How can or should architects work

in political, ethnic and/or religious

conflicts?

· How do spaces and buildings

function in these conflicts?

· Should or can architecture

propagate a certain political message

or ideology?

· Is 'neutral' architecture that avoids

conflict desirable or even possible?

· Should a building, built in a

democratic society, impart a

democratic message?

· Is architecture able to build a bridge

between different ethnic and socio-

political groups?

· Should an architect engage in

politics or religion, or confine himself

to aesthetical considerations only?

Further, are aesthetic and ethical

judgements really that unequivocally

distinguished?

· What role can symbolism play in

this architecture?

· What are the implications of the

safety concerns that are, considering

current circumstances, required for

such a building?

For more information on the

latest developments around the

theme, tutors and lecturers, check

www.indesem.nl or drop by (room

7.51 or 1.01).

ParticipateThe number of participants for the

workshop is limited to 80 people, 40

from Holland (including exchange

students) and 40 from abroad.

People studying in Holland will be

selected for the workshop through

a small competition: hand in an

object that expresses 'conflict' or

'controversy'. The only restriction

is that it must be made on a foam

board panel of 30cm by 30cm and

1cm thick. This 'work of art' can be

a photo, a (CAD)drawing, a collage,

or something completely different.

Anything goes, as long as it’s

controversial and fits on the panel…

The deadline for the competition

is Tuesday the 12th of April. A

professional jury will judge the

entries, and Thursday the 14th the

winners will be announced. The

40 best entries may participate in

INDESEM2005. Go to www.indesem.nl

and sign up. The lectures, debates

and presentations are, of course,

open for everybody, so watch for the

ticket sales (somewhere in May) in

the hall…

Students from abroad will have to

sign up on the website that will be

online very soon.//

>Want more info? [email protected] INDESEM, room 7.51Stylos, room 1.01www.indesem.nlwww.stylos.nl

David de BruijnJouke Sieswerda

INDESEM2005: a political actJune 4 - 10

S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N

50884-p001-005.indd 2 21/02/2005 7:54:44

Page 5: pantheon//  '04-'05 - saai

3pantheon 3 ’04’05

Dit cadeau stond naast de bookshop

en bevatte de grootste knelpunten

van deze faculteit. Behalve

oplossingen voor problemen als

groepsgrootte, de verschotting en de

masterprogramma's, zat er ook een

uitnodiging in het cadeau.

Een uitnodiging voor de decaan om

een dag, of aantal dagdelen mee te

draaien in het reguliere onderwijs en

in het systeem van onze faculteit.

Hiervoor gebruiken we de formule

van 'het dagje op de werkvloer'.

In het cadeau zaten drie vouchers die

aan de decaan zijn overhandigd.

· Voucher 1

een dag als visiting critic Bsc 1.

· Voucher 2

een dag als visiting critic Bsc 4.

· Voucher 3

een dag als informatiepunt voor

studenten.

14 januari j.l. mocht onze decaan zijn

eerste voucher verzilveren.

"De decaan bezoekt de werkvloer" en

"faces reality".

Voucher één bestond uit een bezoek

van de decaan als visiting critic bij

de BSc 1 eindbeoordeling en een

evaluatiegesprek met studenten

van deze twee groepen over hun

ervaringen vanaf september 2004.

Om half tien begon de

eindpresentatie.

De decaan heeft een uur mee

beoordeeld bij de eindpresentatie

van BSc1 in het atelier van Aimee de

Back en Mikel van Gelderen, op 6N5.

Het was een gezamenlijke

presentatie van twee

ontwerpgroepen. In de groepen

waren duidelijk verschillende

prestaties van studenten in een Bsc1-

ontwerpproject te zien.

Hans Beunderman moest bij deze

projecten kritische vragen stellen

en ontdekte zo waar mogelijke

knelpunten in het project zitten en

wat het aandeel van de student en

docent daarin is.

Het was goed om te zien hoe de

decaan zich tussen de 27 studenten

begaf en vervolgens per student de

dialoog aanging over zijn of haar

project.

Een uur later en vier studenten

verder moest hij alweer naar zijn

volgende afspraak!

's Middags om drie uur, als alle

beoordelingen voorbij zijn, zou hij

terug keren om een evaluatiegesprek

met de volledige groep aan te gaan.

Het was de bedoeling dat Hans

Beunderman in een groepsgesprek

met de studenten zou zien wat

een eerstejaarsstudent allemaal

tegenkomt in zijn of haar studie.

De decaan kan hierbij natuurlijk

handige tips geven, maar de

studenten kunnen de decaan ook

adviseren over wat er anders kan of

wat absoluut niet moet veranderen.

Helaas waren de beoordelingen om

drie uur nog lang niet voorbij en om

vier uur ging de drukke agenda van

Hans Beunderman weer verder.

Gelukkig waren er vijf studenten

die het kantoor van de decaan graag

van binnen wilden zien en daar hun

verhaal aan Hans Beunderman kwijt

konden.

De decaan sprak juist hierover zijn

genoegen uit richting de docenten.

Ik citeer: 'Ook mocht ik 5 studenten

lenen voor een eerste semester

evaluatie: "nuttig" is hier een

understatement.

Ik gaf bevindingen intern al door.

Een ding staat vast: "de docent

maakt het verschil"

De studenten gaven duidelijk aan dat

zij de aandacht van docent voor een

goede feedback op hun eigen werk

erg belangrijk vinden.

Dit zorgt ervoor dat de studenten

weten wat de kwaliteit is van het zelf

ontdekte probleem en de zelfstandig

bedachte oplossing bij de opgave.

Verder concludeerde de decaan dat

de informatie nooit genoeg is en

ook de student het verschil op de

faculteit maakt.

Een mooie conclusie!

Het geven van een reëel beeld van de

faculteit aan de heer Beunderman

is, met de eerste Voucher, in gang

gezet. Dit jaar zullen de andere

vouchers ook verzilverd worden. Wij

nemen aan dat dit met hetzelfde

enthousiasme gebeuren gaat.

Hij heeft kunnen merken dat een

goed en rustig contact tussen docent

en student de faculteit maakt en

kwaliteit bevordert.

Hans Beunderman heeft veel

problemen en adviezen gehoord en

ondervonden.

Wij hopen de oplossingen en

besluiten gauw te vernemen.//

Facing realityDe decaan op de werkvloer; een verslag

Een grote groep studenten wil dat de decaan, Hans Beunderman, beter inzicht krijgt in de praktijk van het onderwijs op de faculteit. De decaan heeft voor de kerst van studenten en docenten het Cadeau gekregen.

Wouter Oostendorp

A L G E M E E N S A A I S T Y L O S

50884-p001-005.indd 3 21/02/2005 7:54:45

Page 6: pantheon//  '04-'05 - saai

4 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N

Na kritiek komt...Edwin Gardner

Recent zoemen er een aantal 'buzzwords' door de ether van de architectuur. Slechts voor de gespitste luisteraar hoorbaar. Soms is een prediking te horen van een post-critical-tijdperk. Af en toe beluister je bezorgde geluiden waar het toch naartoe moet met kritische architectuur. Dit artikel zal een korte inleiding zijn op een ambitieus project van Stylos dat een onderzoek instelt naar de meest recente ontwikkelingen in de architectuurtheorie.

Architectuurtheorie houdt zich

zolang ze bestaat al bezig met de

vragen wat architectuur is of kan

zijn en hoe ze zich verhoudt tot de

tijd waarin ze acteert. Die vraag

wordt nooit definitief beantwoord en

moet dus steeds opnieuw worden

geformuleerd. Zo ook vandaag. In

de afgelopen jaren beginnen er zich

rond deze vraag nieuwe antwoorden

te formuleren. Antwoorden die

een verhouding schetsen over hoe

de ontwerper opereert in onze

laat-kapitalistische geglobaliseerde

wereld met haar eigen problematiek.

Deze antwoorden worden vooral op

schrift gesteld aan de andere kant

van de Atlantisch Oceaan, door

Amerikaanse architectuurtheoretici

en critici. Bijzonder is dat de

inspiratie hiervoor weer aan

onze kant van de oceaan ligt, in

Europa en in het bijzonder ook

in Nederland. Zoals Koolhaas en

zijn tovenaarsleerlingen, onze

‘blobmeisters’, Droog Design en

alle andere frisse Hollandse

conceptontwerpers, welke allen

Nederland ‘hot’ maken in het

hedendaagse architectuurlandschap.

Met Stylos proberen wij de vinger er

op te leggen waar onze Amerikaanse

vakbroeders het over hebben,

waar het vandaan komt en wat

we er uiteindelijk mee moeten?

Er zijn rond dit vertoog een aantal

‘buzzwords’ zoals post-critical,

performative, emergent, projective e.a.

Vanaf het begin van de twintigste

eeuw heeft architectuur

verschillende strategieën gehad om

geëngageerd en kritisch met de

wereld bezig te zijn. Eerst waren er

de modernen die een utopie voor

ogen hadden en het geloof hadden

dat architectuur de maatschappij

kon veranderen. Na de desillusies

van de ‘totalitaire verleiding’ (het

derde rijk en de Sovjet unie) koos de

architectuur voor meer onschuldige

tactieken zoals kleinschalig

humanistisch engagement, voor

een postmoderne architectuur die

zichzelf als een taal representeert

en te lezen is of de intellectueel

deconstructie en fragmentatie

van het deconstructivisme. De

architectuurtheorie houdt zich

bezig met de vraag hoe deze

verschillende strategieën zich in de

praktijk verhouden tot elkaar en de

maatschappij. Daarbij speelt de vraag

of er in deze praktijken een vorm

van kritiek aanwezig is een grote rol.

(Althans tot voor kort, Nu klinkt er

een ander geluid aan de overkant

van de oceaan. )

Een post-kritisch tijdperk voor de

architectuur wordt het daar soms

genoemd. Dus geen paternalistische

dogma’s, of maatschappijkritiek.

Niet als architect de hele tijd de

wereldverbeteraar hoeven uithangen.

Delft heeft in dit geval nog steeds een

zware erfenis van de heren Van Eyck

en Hertzberger als humanistische

en maatschappijkritische

wereldverbeteraars. In de nieuwe

voorgestelde (en al actuele)

situatie speelt de oneindig veel

interessantere voortdurend

veranderende realiteit de hoofdrol.

De realiteit heeft een oneindig

potentieel van inspiratie, voor

aangrijpingspunten en strategieën.

Zolang je maar weet waar je moet

zoeken. Zoals bijvoorbeeld met

de Paranoid Critical Method van de

Surrealisten die Koolhaas toepast in

Delirious New York. Hierbij wordt de

werkelijkheid geïdealiseerd waardoor

er onvermoede mogelijkheden

aan het licht komen. De recente

Nederlandse architectuur heeft

zich bevrijd van de verlammende

dogmatiek van het humanisme en de

maatschappijkritische inslag. Met als

vroegste ijkpunt Koolhaas.

In Amerika heeft zich in de

geschiedenis een zelfde tendens

afgetekend, alleen heeft dat een

ander gedaante gekregen. In de V.S.

ontwikkelde ze na de genoemde

desillusie van de totalitaire utopie

geen maatschappijkritische

dogmatiek zoals dit in Nederland

gebeurde. Zij ontwikkelden een

dialectisch model. Zoals K. Michael

Hays in 1984 het in zijn artikel Critical

Architecture: between Culture and Form,

het omschrijft: “a critical architecture

that claims for itself a place between

the efficient representation of pre-

existing cultural values and the

wholly detached autonomy of an

abstract formal system”.

Deze benadering heeft in de V.S.

nu een reactie gekregen, want

uiteindelijk is dit ook een model

wat op de wereld geprojecteerd

wordt en waarbinnen een dogmatiek

aanwezig is. Notes on the Doppler

effect and other moods of modernism

is een artikel van Robert Somol en

Sarah Withing welke een reactie

vormt op dit perspectief en in het

bijzonder op het genoemde artikel

van Hays. Zij formuleren onder de

term ‘projective’ een omschrijving

van een nieuwe architectuurpraktijk

die zoals hiervoor al omschreven

alle potenties van de realiteit wil

uitbuiten en architectuur wil inzetten

als een instrument dat gebruik

maakt van onze laat-kapitalistische

werkelijkheid. Op deze manier

ontstaat er in de discussie de

polariteit ‘projective’, ‘critical’.

Hoewel de theorieën voor een groot

deel uit Amerika komen, is dezelfde

polariteit herkenbaar en aanwezig in

de Nederlandse en Europese situatie.

‘Projective’ is de term die Sylos

gekozen heeft om als overkoepelende

term te fungeren voor een veelheid

aan nuances die uit deze positie

voortvloeien. Met als werktitel

‘Projective Landscape’ gaan we

samen met een kleine twintig

studenten de uitdaging aan om

inzicht in deze ontwikkelingen te

krijgen en hoe deze hun weerslag

hebben op de hedendaagse

architectuurpraktijk. Dit doen

we door in tien sessies een reeks

teksten en artikelen te lezen, te

behandelen en te bediscussiëren.

Vervolgens moet er in het najaar van

2005 een conferentie komen waar

de verschillende hoofdrolspelers in

deze aan de tand gevoel worden.

Waarna in het voorjaar van 2006

een publicatie in de vorm van een

heus uitgegeven boek gestalte zal

krijgen. Dit alles doen we met de

onmisbare ondersteuning van Lara

Schrijver, Jasper de Haan en onze

trouwe adviseurs Hans van Dijk en

Roemer van Toorn. We zullen jullie

op hoogte blijven houden van onze

ambitieuze onderneming. Aan het

eind van de zomer is er een speciale

Pantheon editie te verwachten welke

als voorpublicatie van de conferentie

zal fungeren. Hierin zullen we pogen

jullie duidelijkheid te verschaffen

in deze nieuwe wendingen in de

architectuur.//

> Koolhaas, R., Delirious New York: A Retroactive Manifesto for Manhattan, Monacelli Press, New York 1994> Somol, R., Whiting, S., Notes Around the Doppler Effect and Other Moods of Modernism, Perspecta 33: The Yale Architectural Journal, New Haven, 2002> Hays, K.M., Critical Architecture: between Culture and Form, Perspecta 21: The Yale Architectural Journal, New Haven, 1984> Toorn, van, R., No more dreams?, Harvard Design Magazine Fall 2004/Winter 2005, 21, The MIT Press, Cambridge 2004> Dialectiek – 1 kennisleer die van de dialoogvorm gebruik maakt, het denken van stelling via tegenstelling naar een synthese 4 (fil.) (hegeliaans) synthese van de innerlijke tegenstelling van een begrip of van een toestand in een hogere eenheid. Van Dale

50884-p001-005.indd 4 21/02/2005 7:54:47

Page 7: pantheon//  '04-'05 - saai

5pantheon 3 ’04’05

Arcam; blob aan het waterHet ontwerp van René van Zuuk is

een compact en plastisch gebouw.

Het heeft drie lagen die met elkaar

in verbinding staan door vides. De

werkplekken zijn op de bovenste

verdieping. Op de middenverdieping,

ter hoogte van de prins Hendrikkade,

bevinden zich het informatiepunt

en de expositieruimte, waar een

tentoonstelling over de uitbreiding

van Schiphol te bezichtigen was.

Op de onderste verdieping, aan het

water, is een multifunctionele ruimte

waar vergaderingen en discussies

kunnen worden gehouden.

Het gebouw is bekleed met een

verzinkte aluminium huid, die

er omheen is gevouwen als een

doorlopend vlak. Aan de straatkant

ontstaat hierdoor in combinatie

met glas een bijzondere sculpturale

entree. Aan de kade bestaat de

gehele gevel uit glas, het gebouw is

van deze kant transparant. Voor de

bouw is een stalen frame opgezet

waarin de vorm van het gebouw al

goed te herkennen is. Deze is aan de

buitenkant bekleed met geprofileerde

staalplaten en daaroverheen is de

aluminium huid gelegd. Aan de

binnenkant zijn gipsplaten gezet,

deze zijn gepleisterd, waardoor de

sculpturale vorm wordt benadrukt.

Nadat we het Arcam met een

bezoekje vereerd hadden en de

expositie over de uitbreiding van

Schiphol bestudeerd hadden, gingen

we aan boord van de Anna-Maria,

een antiek vrachtscheepje. Zij voerde

ons via de Oostelijke Handelkades,

het Java- en KNSMeiland, Borneo-

Sporenburg en daarna door de

oude grachten weer terug naar het

Centraal Station. Tot onze verbazing

bleek de schipper behoorlijk in

architectuur geïnteresseerd en kon

ons zodoende nog het een en ander

bijbrengen. Ook Hein de Haan was

van de partij en gaf zijn visie op dit

nieuwe deel van zijn stad.

Waterstad IJburgNa onze lunch te hebben genuttigd

op de prachtige Anna-Maria

vertrokken we met de bus naar

het IJburg-informatiecentrum.

Hier kregen we een lezing over

het Oostelijk Havengebied en het

spiksplinternieuwe IJburg door ir.

Hein de Haan, en met dank aan

meneer Kaatee die de lezingenzaal

op het informatiecentrum aan ons

ter beschikking stelde.

Het drijvende informatie-centrum

van IJburg, dat is opgericht voor

de toekomstige bewoners van de

nieuwe wijk IJburg is afgemeerd aan

de punt van het Zeeburgereiland. Het

uit drie delen bestaande complex

-een tentoonstellingsgebouw, een

auditorium en een uitkijktoren- is

ontworpen door Attika Architekten.

Het fundament wordt gevormd door

een samengesteld drijvend platform

met positief drijfvermogen. Het

platform is opgebouwd uit een kern

van polystyreen-EPS (styrofoam), die

voorzien is van inwendige dwars- en

langsschoten, buitenwanden en een

dekvloer van gewapend beton. Deze

constructie is uiterst stijf, duurzaam,

zeer stabiel, optimaal isolerend,

milieuvriendelijk, onzinkbaar en

heeft een enorm draagvermogen. De

opbouw op het platform is uitgevoerd

in houtconstructiebouw (HCB). De

combinatie HCB en drijvend bouwen

is optimaal: de duurzame, flexibele

en milieuvriendelijke bouwmethode

garandeert een lichte maar zeer

solide bouwwijze, die een gezond

binnenklimaat koppelt aan een

buitengewoon energiezuinig beheer.

Het informatiecentrum heeft een

open houtconstructie. Hierdoor heeft

het gebouw een organisch karakter,

waarbij de raampartijen zorgen

voor een bijzonder visueel contact

met het water vanit alle hoeken

van het gebouw. Juist de drijvende

constructie geeft nog eens extra

dynamiek aan het gebouw.

Lambert Architecten BNATot slot waren we deze dag nog

welkom in de woning en het bureau

van architect ir. Aad Lambert voor

een rondleiding door de ontwerper

himself. En ook de honden van de

familie Lambert leverden hieraan een

enthousiaste bijdrage.

Het gehele huis heeft een

driehoekige plattegrond, is circa

40 meter breed en ondiep. Alle

kamers kijken uit op de brede tuin

en over het water. Je komt binnen

via een entreehof in het midden.

De entree is meteen de scheiding

tussen het architectenbureau en

het woonhuis. Het woongedeelte op

de begane grond is een deel van de

driehoek. De woonkamer ligt aan de

tuingevel.. De eerste verdieping is

vergaderruimte en atelier. De tweede

verdieping is een klein atelier met

badkamer en keuken en wordt ook

gebruikt als gastenverblijf. Overal

heb je een gevoel van ruimte door

de lange zichtlijnen en de volledig

glazen tuingevels. Opvallend is ook

de precieze detailering op bepaalde

punten en de ruwe afwerking van

andere onderdelen van de woning.

Ook al het meubelwerk, keukens,

trappen, wastafelbladen etc. zijn door

Lambert Architecten BNA ontworpen.

Uiteindelijk keerden we om zes uur

in totale duisternis en mist uit het

nog grotendeels braakliggende IJburg

terug naar de bewoonde wereld

van Amsterdam. Daarmee kwam er

een einde aan de eerste, geslaagde

excursie van de Excie 04/05.//

Vrijdagochtend drie december stonden we met 50 man op de stoep van het station om de vroege trein naar Amsterdam te nemen. We begonnen onze excursie die dag bij het Arcam, het architectuurcentrum van Amsterdam. Dit is gevestigd in een gebouw van René van Zuuk aan de Prins Hendrikkade in hartje Amsterdam.

Amsterdam WinterchillCarien Akkermans

Marlies Swart

De Enneüs Heermabrug naar IJburgvan Nicholas Grimshaw Architects

SMCS van Zwarts en Jansma

Het Arcam van René van Zuuk

A L G E M E E N S A A I S T Y L O S

50884-p001-005.indd 5 21/02/2005 7:54:50

Page 8: pantheon//  '04-'05 - saai

6 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N

maar voor veel irakezen is dat – dat allemaal

in costa – heb je al aan de bevoegdheid van de

rechter gedacht de nieuwe moszkowicz – ja dat

ik bijna bezeten was van de geesten en het is me

uiteindelijk gelukt me daarvan los te maken – we

gaan spelen ans waar speel je voor – de keus is aan

de trainer ik kan op deze twee posities prima uit

de voeten – drop your weapon damn it drop your

weapon – monty powel deze man goed gemaakte

low kick – nu op twee cd’s bäng boom bäng – oh is

dat die nieuwe straatnaam – we vroegen vrouwen

de ariël doe het zelf test te doen – i don't want

anything movin' on that fucking river – de nieuwe

fles van calvé blijft – we will honour their request

– let me see you get low shake it babe – missy's

mom wasn't so into rap – raise your voice nu

in de bioscoop – where’s teal'c? i'm here o'neill

– but mister crabs...that’s the way captain – die

gedenkwand für die - the d-dree is stable – mont

blanc fire charges – en tenslotte komt alles samen

in het postkantoor – wat was het beroep van de

vader van pim fortuyn bij een fout antwoord val

je twaalfduizend euro terug – en psv krijgt ook

nog de champions league – shot fire did anyone

see – de hele beruchte loopbrug – i'm listening

to it on tape – langs de mississippi – hij komt

soms heel kleinerend over – mijn kind heeft een

vader nodig – ik weet niet of je daar op mag lopen

– he's gonna fuck with every single fucking one

of you - want natuurlijk is dat vreselijk voor een

jonge voetballer – the wife is here – you owe me

for twentyfour years – de nieuwe stevige anti-

rimpel verzorging – soros will remain critical of

government policies – and that's making me sick

– een avond over het leven – a place to call home

– seven seconds away – die toten und vermisten

– i'm still alive motherfucker Jan, ik verveel me. Ik ook Marien, ik ook.//

Marien Daamen

Ter nagedachtenis

Een jaar geleden is Eelko overleden. Een vriend en

bestuursgenoot. Hij liet ons zijn spirit na: "geniet

van elk moment, doe wat je het liefst wil doen en

doe het nu."

Dat hebben we gedaan en blijven we doen, maar

er gaat geen dag voorbij dat we niet aan je denken.

De herinnering blijft jong, het gemis groot.

Eén van ons, blijf je voor eeuwig; die 7e persoon, de

draad van de ketting, die de verschillende kralen

bij elkaar houdt.

Wij gaan je nooit vergeten.

Stylos bestuur 110,

Paul, Luc, Sietze, Onno, Corine en Edwin

-

50884-p006-013.indd 6 21/02/2005 7:59:01

Page 9: pantheon//  '04-'05 - saai

7pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S

Steeds vaker wordt er geprobeerd door architecten een eigen stempel te drukken op hun ontwerpen door telkens nèt even iets anders te willen doen dan de buurman. Toch zijn er ook ontwikkelingen gaande waarbij eenduidigheid volledig lijkt geaccepteerd. Zo nemen we het schijnbaar voor lief dat we overal in Nederland staan te wachten in dezelfde 'saaie' bushokjes langs de weg. Een van de architecten die zich met het probleem 'saaiheid' in het openbaar vervoer heeft bezig gehouden is architect Maurice Nio. Wij waren benieuwd wat saaiheid voor hem betekende en hoe hij hiermee is omgegaan bij onder andere zijn ontwerp voor de bushaltes van de Zuidtangent.

Eenduidigheid hoeft niet saai te zijnVoor veel TU studenten bouwkunde staat de

Rotterdamse architect Maurice Nio bekend als

de ontwerper van Fluid Vehicle. Deze bushalte in

Hoofddorp is geenszins te vergelijken met de alom

bekende catalogus-bushaltes die in heel Nederland

te vinden zijn. In principe staat deze halte los van

de Zuidtangent, ofwel de hoogwaardige openbaar

vervoer verbinding die letterlijk over het landschap

is gelegen tussen Schiphol en de Haarlemmermeer.

In tegenstelling tot de stations en haltes die we

tijdens het reizen met het openbaar vervoer in

Nederland gewend zijn te zien, is de Zuidtangent

in het bezit van enkele afwijkende bushaltes die

opvallen door hun vorm en kleur. Dat deze haltes

zijn ontworpen door dezelfde ontwerper als die

van Fluid Vehicle lijkt daarmee bijna voor de

handliggend, maar wat heeft de architect bezig

gehouden bij het maken van deze ontwerpen? Wat

was de visie van de opdrachtgever ten aanzien

van dit traject? En belangrijker nog: wat heeft

'saaiheid' met het ontwerp te maken gehad?

combinatie van deze kenmerken. Hij zegt hierover:

"Door de dakvorm zo te maken zijn we in staat

geweest een soort hightech-beeld te injecteren

met iets plantaardigs. Daardoor is dat hele soort

lappendeken of dat gecrashte ding tevoorschijn

gekomen. We hebben elke halte van een andere

kleur voorzien, waardoor je ook iets plantaardigs

krijgt, weet je wel... elke keer groeit er iets anders."

Deze oplossing wijkt af van de geheel contextloze

architectuur zoals die is te zien bij normale

bushaltes.

Maar als de eindpunten dan zo belangrijk zijn, wat

is dan nog de rol van de tussenhaltes? Volgens

Maurice Nio is er bij het concept uitgegaan

van het traject als één geheel. De tussenhaltes

spelen daarin dus geen aparte rol, zodat het

ontwerp van de bushaltes niet wordt beïnvloed

door de directe omgeving. "Het speelt niet in op

Bornholm of Beukenhorst..." Maurice vervolgt: "de

gemeente had een prachtig boek gemaakt met

alle stations en die was wél zo te werk gegaan. De

stedebouwkundige had al wat impressies gemaakt

voordat wij aan de slag waren gegaan en die had

hij aan ons gegeven met de bedoeling... 'Kijk, zo

hadden wij dat in gedachte'. Maar wij zijn heel erg

vanuit de systematiek van de lijn gaan werken.

[...] Het werk verandert niet op het moment dat de

Zuidtangent langs McCain de patatfabrikant komt,

om maar iets te noemen."

Maar als de gemeente een visie had op deze haltes

waarbij de directe omgeving een belangrijke rol

speelde, waarom hebben ze dan toch voor jullie

ontwerp gekozen?

"Er waren in ieder geval vijf bureaus gevraagd

om een presentatie te geven. Ik was toen nog in

loondienst bij VHP Stedebouwkundigen, >

Dennie JansenKim van Klooster

"Het werk verandert niet op het moment dat de Zuidtangent langs McCain de patatfabrikant komt, om maar iets te noemen."

Maurice Nio heeft een duidelijke visie losgelaten

op de Zuidtangent, waarbij de eindpunten een

belangrijke rol hebben gespeeld. Hij ziet Schiphol

als een plaats waar efficiency hand in hand gaat

met hightech-architectuur, wat volgens hem

tegengesteld is aan het pittoreske en natuurlijke

karakter van de Floriade, waar één van de

(tijdelijke) haltes van de Zuidtangent is gesitueerd.

De vormentaal van de bushaltes bezit een

Fluid Vehicle in Hoofddorp

50884-p006-013.indd 7 21/02/2005 7:59:01

Page 10: pantheon//  '04-'05 - saai

8 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N

> Architecten en Landschapsarchitecten. En VHP

werd samen met onder andere het bureau dat

voor de gemeente Rotterdam werkt, uitgenodigd,

maar ook Kuiper Compagnons, om een presentatie

te geven."

Hoe zien jullie dat ingevuld?

"Wij hadden toen dat boekje nog niet gezien van

de gemeente Haarlemmermeer. We hebben die

lijn zo zien zitten en zo is die uiteindelijk ook

geworden. En dat sprak de gemeente aan, blijkbaar.

Vervolgens kregen wij te horen, 'we hadden

eigenlijk gedacht dat het zo en zo zou gebeuren'."

Er werd dus uitgegaan van een situatie waarbij

de knooppunthaltes in grootte en ambitie sterk

verschilden met de tussenhaltes, die volgens het

gegeven programma van eisen de vorm moesten

krijgen van een standaard abri. De ambitie van de

Zuidtangent om een hoogwaardige busverbinding

te worden komt niet overeen met het plaatsen

van standaard bushaltes langs deze vrije busbaan.

Dat is een verkeerde opvatting naar je potentiële

klanten, oftewel de reizigers. "Wij vonden het

belangrijk dat de hele lijn gewoon heel bijzonder

zou zijn in zijn totaliteit. Dus niet dat je alleen

bij de knooppunthaltes iets moois krijgt... dat je

daar geld in stopt en vervolgens de rest heel saai

ontwerpt. Dus het hele programma hebben wij

verdeeld en ook het budget hebben we helemaal

verdeeld. Herverdeeld eigenlijk, over alles,

waardoor de knooppunten wel wat groter zijn,

maar dan alleen in formaat en niet in aanzien of

uitstraling. Dat is eigenlijk de grootste truc die we

hebben toegepast. Dat vind ik eigenlijk nog steeds

het beste van het hele ontwerp. Vervolgens hebben

we natuurlijk een mooi ontwerp gemaakt, maar

dat is dan na die beslissing."

Toch zijn er verschillen tussen de hoofd- en

tussenstations. Zo zijn de stations bij de

hoofdknooppunten groter en hebben deze meer

zitplaatsen, wat terugkomt in het ontwerp

door bijvoorbeeld een grotere overkapping, een

verbreding van de perrons en meer zitplaatsen.

"De kwaliteit hebben we nu dus eigenlijk overal

neergelegd. En dat is het bijzondere, denk ik, aan

dit project. Anders zouden er bij de kleinere, en

dat zijn dan negen van de veertien haltes, alleen

maar abri'tjes staan. Je weet wel, net zo als hier...,

nou eigenlijk zoals overal, dus zoals hier bij de

tramhaltes in Rotterdam. Die hoef je niet echt te

ontwerpen. Die kun je gewoon uit de catalogus

pakken en neerzetten."

Toch hoeft de standaard catalogus-bushalte

niet altijd een slechte oplossing te zijn. De

beste oplossing is per lijn en dus per opdracht

verschillend. Zo stelt Maurice Nio voor dat bij een

verlenging van de Zuidtangent een doorzetting

van de huidige bushaltes wenselijk is. Op het

moment dat er in de toekomst nieuwe takken aan

de Tangent gemaakt worden, ziet hij daarin een

duidelijk andere vormentaal voor zich dan bij deze

buslijn is gebruikt. "Op het moment dat je van de

Zuidtangent afslaat, moet je merken dat je op een

andere lijn zit. Dus dan moet je niet met hetzelfde

principe doorgaan."

Maurice vervolgt: "voor de Zuidtangent was er

gelukkig budget beschikbaar om iets bijzonders

te maken. Dus ik kan me voorstellen dat bepaalde

lijnen met zodanig weinig middelen gemaakt

moeten worden, dat je niet eens iets bijzonders

kunt maken. Dan moet je dat niet doen en dan

moet je dat niet willen. Ja, op het moment dat de

gelegenheid zich er toe aandient dan zou ik dat

meteen aanpakken."

Bij de ontwerpen van de Zuidtangent speelde

de invloed van de directe omgeving geen grote

rol. Dat wil overigens niet zeggen dat de invloed

van de omgeving moet worden verwaarloosd bij

het maken van een ontwerp. Een analyse van de

context is volgens Maurice Nio noodzakelijk, maar

bij de vertaling van de analyse naar een ontwerp

moet wel met een zekere kritische houding met

deze context worden omgegaan. "Ik vind niet dat

de architectuurstijl of de lokale opvattingen direct

terug te vinden hoeven zijn. Dat hoort bij een

bepaald tijdperk en bij bepaalde opvattingen die

misschien helemaal niet meer actueel zijn. Je hoeft

daar niet al te slaafs op in te gaan." [...] "het lijkt

me wel zinvol om daar goed naar te kijken, maar

om het dan vervolgens op een andere manier op

te lossen. We maken stedebouwkundig gezien

geen stempels meer vind ik, dus ik vind het een

beetje zinloos om nou ineens weer... ja, misschien

wel... weer stempels te maken, althans in de

VINEX-locaties is dat misschien wel aardig als

tegenhanger."

Op de website van het architectenbureau NIO

Architecten staan enkele projecten, waaronder

het ontwerp voor een bedrijfsgebouw van WASCO,

genaamd 'black mothafucka'. Dit gebouw breekt

duidelijk met zijn omgeving die bestaat uit een

standaard bedrijvenpark, waarbij de vele vormen

en kleuren de aandacht van de passanten opeisen.

"Hier vroeg de opdrachtgever eigenlijk niet eens

iets heel bijzonders of iets speciaals. Ze wilden

gewoon daar zitten omdat dit strategisch goed

was. Alleen de gemeente eiste dat er een mooi

gebouw zou komen. De opdrachtgever had dus al

een ontwerp liggen voor de gemeente. Alleen de

Een van de tussenhaltes van de Zuidtangent

Een van de hoofdknooppunten van de Zuidtangent

50884-p006-013.indd 8 21/02/2005 7:59:04

Page 11: pantheon//  '04-'05 - saai

9pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S

welstand vond het niet goed. Dus ze moesten wel

naar een 'architect' gaan om door de welstand

heen te komen. En wij hebben toen gezegd: 'Ja, we

willen dat wel doen, het ontwerp maken, maar dan

willen we er ook bij betrokken blijven. Anders gaat

het naar een aannemer.' Dus de opdrachtgever

wilde eigenlijk helemaal niets, want daar was

alles te veel. Wij zijn wel door de welstand heen

gekomen en we hebben dat gebouw gemaakt.

Het WASCO-gebouw, dat is gelegen op het

bedrijventerrein Noord-West in Rotterdam,

fungeert als een soort blinde vlek in de omgeving.

We kwamen uit op een minimaal gebouw met

alleen wat gevelmaterialen en een heel simpel

concept eigenlijk, waarbij het kantoor ook niet

een apart onderdeel was ten opzichte van de

hal. Je ziet maar één gebouw. Je ziet niet èn een

kantoor èn een hal. Het is een tegenstelling tot

al die andere gebouwen, weet je wel... waarbij de

ingang iets speciaals heeft en waarbij de ruitjes

een speciaal kleurtje hebben en dat soort dingen.

We hebben geprobeerd om alles tot een minimum

terug te brengen. Een beetje Zwitserse, puristische

aanpak misschien, achteraf gezien."

Voor Maurice Nio is het belangrijk om bij elke

opdracht goed naar de situatie te kijken om op

die manier zo specifiek mogelijk in te gaan op de

vraag. "Ik denk dat dat hèt belangrijkste is. Want

elke keer kijk je naar de vraag: 'hoe kan ik dat,

ten opzichte van het budget, zo goed mogelijk

oplossen en hoe kan ik het zo specifiek mogelijk

maken zonder dat je dat heel geforceerd heel

bijzonder wil maken?' Daar gaat het uiteindelijk

ook niet om. Het wordt uit zichzelf al bijzonder

omdat het zo'n specifiek antwoord is. Bij het

WASCO-gebouw vond ik het ook erg vervelend

dat de opdrachtgever dat eigenlijk niet wilde. Voor

wie doe je het dan? Voor de gemeente... voor de

welstand? Maar dat zijn niet de partijen waarvoor

dat zou moeten gebeuren."

Over de welstand praat Maurice Nio met

gemengde gevoelens, omdat er sprake is van

tweeslachtige verhouding. "Soms hebben ze

projecten echt kapot gemaakt en soms hebben ze

projecten gered. Het ligt heel erg aan de kwaliteit

van de welstand, ook in een bepaalde gemeente.

Je hebt sommige welstanden, daar zitten echt

mensen in die moeten zo snel mogelijk iets anders

gaan doen. En sommige welstanden zijn heel

erg goed. Niet alleen inhoudelijk, maar ook qua

daadkracht."

Rotterdam wordt vaak door bouwkundestudenten

gezien als een vrije architectuurstad. Toch is

dit niet de reden dat Maurice Nio juist hier is

gevestigd met zijn bedrijf. Volgens hem hangt er in

deze stad een speciale sfeer. "Rotterdam is nog zo

blanco, nog zo saai...hahaha. Het is nog zo open.

Ik moet er niet aan denken om in Amsterdam te

gaan zitten, want iedereen weet daar al precies

wat er moet gebeuren en wat ze willen. Dat is

echt vreselijk vervelend. In Rotterdam weten ze

gewoon nog niet wat ze willen. Op het gebied van

grafische vormgeving, media, alles eigenlijk. Ook

in de politiek weten ze helemaal niet wat ze willen

en dat vind ik eigenlijk best wel goed. Best een

spannende tijd eigenlijk."

Een ander ontwerp van het bureau is dat van

een woningblok genaamd 'Eleventh House'. Toch

lijkt dit ontwerp veel op de bestaande flats uit de

omgeving die door vele mensen als saai worden

bestempeld. "Wat ik goed vind is, dat ze niet

hebben besloten om alles te slopen, maar om

gedeeltelijk te slopen en te herontwikkelen. Het

is natuurlijk ontzettend makkelijk om kritisch

te zijn ten opzichte van die saaie woonbuurten

en dan maar gewoon lekker alles plat te gooien

en iets hips ervoor terug in de plaats te zetten,

wat nog saaier is. Dan gaan we naar die VINEX-

wijken. Als je het dan hebt over saaiheid, dan..."

Maurice vervolgt: "in principe is er elke keer weer

hetzelfde programma. Een huisje met een keuken,

een woonkamer en de slaapkamers daarboven, en

een tuintje... en een parkeerplek. Maar dat die hele

wijk in partjes van vijftig woningen wordt verdeeld

en dat elke architect vervolgens ongelooflijk

zijn best doet om anders te zijn, dat vind ik zo

ontzettend, gruwelijk, saai...!"

Er zijn volgens Maurice Nio twee manieren

"Nou, wat ik echt heel saai vind is dat als je de verschillen te veel wilt opvoeren"

om saai te analyseren. "Je ziet saai als iets dat

steeds weer uitkomt op hetzelfde... een soort

vermenigvuldiging van steeds weer hetzelfde ding.

Maar je kunt ook zeggen dat saaiheid ontstaat als

je te veel verschillen hebt. Dat de verschillen er

eigenlijk niet meer toe doen. En wat ik zo mooi

vind van het eerste, is dat je door toevoegingen

juist die saaiheid op een hele bijzondere manier

kunt doorbreken, waardoor het saaie juist veel

sterker of eigener wordt. En dat is toch een beetje

de kunst in die oude wijken."

Maurice Nio verkiest dus eenvoud boven veelvoud

waarbij de saaiheid van de repetitie dus slechts

plaatselijk wordt doorbroken?

"Ik vind het een val door te zeggen dat saaiheid

bestaat uit het repeteren van één ding. Dat kan

heel spannend zijn. Kijk maar eens naar 'minimal

music', dat is ontzettend saai... op het eerste

gehoor... ja, niet op het eerste gezicht. Eerst... klinkt

het heel saai, maar als je er heel goed naar luistert

is het heel interessant, juist door de leegten die

er zitten... niet door het geluid, maar wat er zich

tussenin afspeelt. Luister maar eens naar de

muziek van Phillip Glass of dat soort dingen. Ja, ik

vind dat ontzettend boeiend, nog steeds eigenlijk,

het wordt steeds beter."//

> www.nio.nl> www.a-matter.com/eng/projects/bus-station-pr082-01-t.asp> www.philipglass.com

de 'Black Mothafocka' in Rotterdam

50884-p006-013.indd 9 21/02/2005 7:59:05

Page 12: pantheon//  '04-'05 - saai

10 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N

Het begon allemaal zo mooi, de Oktoberrevolutie

van 1917. Rusland stond strak van de idealen.

Rusland zou de Tros van Europa worden, een grote

blijde familie, waarin alle leden gelukkig zijn.

Waarin iedereen gezamenlijk werkt voor het

land en voor hen, die door ziekte niet in staat

zijn te werken. In tegenstelling tot de Tros zou

Rusland door haar bloeiende economie en grote

tevredenheid onder de bevolking veel aanzien

genieten van de rest van Europa. Maar helaas, dan

komt het moment dat je moet kiezen om óf je in

te zetten voor deze idealen en je macht te delen

óf de idealen grotendeels te laten varen en de

totale macht naar je toe te trekken. Lijkt me geen

moeilijke keuze...

Zo geschiedde het ook op architectonisch gebied.

De avant-garde architecten uit de jaren twintig en

dertig hadden grote plannen met Rusland.

El Lissitzky zegt over de architectuur van die

tijd: "Het is de opgave van de architectuur de nieuwe

ontwikkelingen te doorgronden, om actief deel te nemen

aan de totstandkoming van de nieuwe wereld, door

het creëren van passende architectonische vormen.

Architectuur voor een wereldrevolutie." Ook Europese

architecten, veelal verbonden aan het Bauhaus

trokken naar Rusland om hieraan mee te werken.

Hoogtepunt persoonlijk vind ik het monument

voor de Derde Internationale van Tatlin. Naast

grote projecten, stortten zij zich ook op de

woningbouw en de stedebouw. Grote nieuwe

steden, die geheel in het teken van de arbeider

stonden, hadden ze voor ogen. Kantines en

kinderopvang maakten het leven van de arbeider

een stuk makkelijker.

De architecten waren zich bewust dat het uiterlijk

van deze enorme gebouwen, het uiterlijk van de

'nieuwe maatschappij' vormde. Reden te meer om

hier veel aandacht aan te besteden.

Helaas bieden dictaturen over het algemeen

weinig ruimte voor een experimentele zoektocht

naar nieuwe woonvormen. Onder Stalin moesten

de wilde plannen van de Avant-Garde plaatsmaken

voor het sociaal-realisme. Een kunstvorm die

geheel in het teken stond van het uitdragen van

de macht en succes van het communisme. De vele

posters met lachende arbeiders zijn onderdeel van

het sociaal-realisme. De klassieke stijl, die al vaker

in de geschiedenis heeft moeten opdraven om

macht en succes uit te stralen, werd hiervoor door

de architecten gebruikt.

Het type woningbouw waar ik het over wil

hebben, is van iets latere tijd, om precies te zijn,

van 7 december 1954. Op die dag legt Nikita

Chroestjov, partijvoorzitter en dus leider van

de Sovjet-Unie (1958-1964), op de Nationale

Conferentie van Bouwers, Architecten en Werkers

in de Bouwmaterialen Industrie, Werktuigbouw

voor Constructie en Wegen, en Ontwerp en

Onderzoeksorganisaties, de eerste steen van de

'panelenbouw'. Chroestjov begint zijn speech

met de enorme groei van de massa-industrie die

het land sinds de oorlog heeft doorgemaakt. Hij

trekt een parallel van massa-industrie naar de

massa-huisvesting. Als de industrialisatie van

de constructie van woningen net zo zou groeien

heeft binnenkort elke Sovjetburger een woning.

Volgens Chroestjov waren daar een aantal zaken

voor nodig. Alle gebouwen moeten op zo'n manier

gestandaardiseerd worden, dat elk gebouw uit

een pakket van een aantal onderdelen was samen

te stellen. Niet alleen moesten de onderdelen

gestandaardiseerd worden, de gevel moest dit feit

ook nog eens uitstralen. Zodoende was er geen

plaats voor ornamenten of andere elementen

die de gevel interessant zouden kunnen maken.

Pijnlijke woorden voor architecten. De architecten

die in het Sociaal-Realisme nog wel ergens hun

creativiteit kwijt konden, zagen hun toekomst in

duigen vallen. "Wij zijn niet tegen schoonheid, maar

tegen nutteloosheid", begint Chroestjov zijn kritiek

tegen Alexander Vlasov, de stadsarchitect van

Moskou. De Sociaal-Realisten gebruikten te veel

ornamenten, zowel wat betreft de gevel als de

gehele vorm van het gebouw.

Chroestjov beschuldigt de architecten ervan dat

ze dit slechts doen om hun eigen stempel op

de skyline van de stad te drukken. Verder vindt

Chroestjov dat de realisten hun ontwerpen enkel

goedkeuren met hun afkeur voor het

constructivisme. Deze uitspraken betekenden het

einde van het sociaal-realisme in de architectuur.

(De posters met blijde arbeiders werden nog

gewoon in hoge aantallen gedrukt.)

"Architectuur voor een wereldrevolutie"

Deze woorden vormen tevens de geboorte van

het hoogtepunt van saaie architectuur. Ik zeg wel

saai, maar aan de andere kant ook fascinerend,

omdat de panelenbouw zo'n belangrijk deel van

de geschiedenis van Rusland vertegenwoordigt. De

gebouwen die hieronder vallen worden

Chroestjovka's genoemd. Hun belangrijkste

herkenningpunt zijn de opvallende naden tussen

de panelen. Er wordt geen moeite gedaan om deze

netjes weg te werken, maar deze naden, in het

Engels 'honesty gap' genoemd, zijn juist

toegevoegd om de prefabricatie en massa-industrie

te benadrukken. Dit bleef ook na Chroestjov

bestaan. Verschillende catalogi werden in deze

tijd ontwikkeld. In 1976 kwam in Moskou een

Hoezo ontwerpen moeilijk en tijdrovend? Men neemt een catalogus en kiest een of meerdere gevelpanelen uit. Deze worden over de gehele gevel van het te ontwerpen gebouw herhaald, waarbij de naden tussen de panelen niet weggewerkt hoeven te worden. Het uiterlijk van het nieuwe gebouw is klaar. Tien minuten werk.

Sanne van Manen

Serie 137 nieuwe stijl

Chroestjov aan het woord tijdens de conferentie

50884-p006-013.indd 10 21/02/2005 7:59:06

Page 13: pantheon//  '04-'05 - saai

11pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S

catalogus op de markt met 1500 producten,

waarmee tien gebouwen konden worden

'ontworpen'. Zo'n gebouw kreeg een bepaald

nummer en hoorde thuis binnen een serie.

Bijvoorbeeld de 1-335 serie of de 1-464 serie.

De saaiheid bevindt zich op meerdere niveaus.

De woning, het woongebouw en de wijk. In de

1-335 zijn alle keuzes in het 'ontwerpproces' van

de plattegrond het gevolg van het streven naar

zo'n klein mogelijk functioneel appartement. De

appartementen bieden geen enkele mogelijkheid

tot flexibiliteit, door de kleine ruimte is de plaats

van de meeste meubelen bij voorhand al bepaald.

De parallel tussen huisvesting en economie blijft

aanwezig, hoe slechter het ging met de economie,

hoe kleiner de appartementen. De meubelindustrie

sprong hier op in en ontwierp allerlei 'Alice in

Wonderland'-meubels, al dan niet opklapbaar. Het

uiterlijk van het woongebouw, putte haar saaiheid

uit de gevel, met zijn grijze, identieke panelen,

gescheiden door opvallende naden. Op stedelijk

niveau is het de herhaling. Zo'n gebouw komt niet

een keer voor, maar vormt soms wel tien procent

van de totale woningbouw in een stad. Elk gebouw

van de serie is precies hetzelfde. Russen kennen in

de meeste gebouwen van hun stad feilloos de weg.

Naar de wc vragen is slechts een formaliteit.

Door de snelheid waarin nieuwe technieken

werden ontwikkeld en waarmee de woonblokken

uit de grond werden gestampt, was de kwaliteit

niet erg groot. Waar Chroestjovka's vroeger deden

denken aan nette en betaalbare woningen voor

iedereen, vormen ze nu de achterbuurten van

steden.

"wij zijn niet tegen schoonheid, maar tegen nutteloosheid"

Na de val van het communisme raakten de

woningen in handen van particulieren, soms

werden bewoners eigenaar van hun eigen woning.

Gevolg hiervan was dat mensen met hun woning

konden doen wat ze wilden. Veel mensen bouwden

bijvoorbeeld hun balkon dicht, of schilderden zelfs

hun deel van de gevel. Dit levert weliswaar een

rommelig, maar ook een stuk interessanter

gevelbeeld op. Helaas schiet dat niks op voor de

huidige status van de gebouwen. Er zal op niet al te

lange termijn echt iets moeten gebeuren, renovatie

of nieuwbouw, maar daar zijn de autoriteiten zich

wel bewust van. Slopen kost ongeveer 100 dollar

per vierkante meter. Een stad als Sint-Petersburg

heeft al 891.200 vierkante meter bebouwing die

stamt uit de eerste serie paneelbouw.

In vergelijking met renovatie is slopen veel

duurder. De bouwfysische status van de

woonblokken is erg slecht. De gebouwen kunnen

niet veel warmte vasthouden. Door renovatie kan

het verlies van warmte met 40 procent worden

teruggebracht. Wat een energievermindering

van zeker 15 procent betekent. Hoe eerder er dus

gerenoveerd kan worden, hoe beter. Inmiddels is er

wel mee begonnen, maar het komt maar langzaam

op gang. In de iets welvarendere ex-Sovjetlanden

zoals de voormalige DDR en Tsjechië is men daar

al langer mee bezig. De eerste prioriteit gaat naar

de bouwfysische en technische gebreken. Daarna

komt de architectuur. Niet minder belangrijk, want

de troosteloze gebouwen vormen niet bepaald een

mooi visitekaartje voor een stad.

De architectonische renovatie neemt verschillende

vormen aan. Soms is het slechts 'opleuken' en

wordt de gevel in een mooi kleurtje geschilderd.

Maar ook schakelen steden architecten in om het

uiterlijk van het gebouw helemaal om te toveren.

In 2002 vond er een masterclass plaats in

Sint-Petersburg. De masterclass ging over de

renovatie van een aantal series woonblokken uit

de jaren '60, '70 en '80 in verschillende wijken van

de stad. De uiteindelijke concepten waren het

resultaat van een samenwerking tussen Russische

studenten, die begeleid werden door zowel

Russische als Duitse architecten (Philipp Meuser,

Cornelius Mangold, Tobias Neifer en Sergey

Grishin).

Vier series gebouwen zijn door de deelnemers

onder handen genomen. Een van hen is de G-i3

serie, een lang bouwblok van vijf verdiepingen

hoog, met een appartement aan de voorkant en

de achterkant. Dit type neemt 10 procent van de

totale paneelbouw in Sint-Petersburg in beslag.

Van belang was dus om een concept te verzinnen

wat te gebruiken is bij al deze gebouwen. Een soort

gestandaardiseerde renovatie die toch de

mogelijkheid tot differentiatie open laat, waarbij

de technische aspecten gestandaardiseerd worden

en de uitwerking verschilt, al naar gelang ligging of

bijvoorbeeld gebruik. Andere uitgangspunten

waren de modernisering van de gevels, waarbij

vooral de ingang extra aandacht kreeg en de

draagconstructie. De ingangen van deze gebouwen

zijn meestal niet prettig. Ze liggen in de gevel

weggestopt en zijn klein en donker. Vaak ligt de

ingang ook niet aan de kant van de weg, maar aan

de achterkant van het gebouw.

De draagconstructie is opgebouwd uit dragende

gevels en dragende binnenwanden. Veel gebouwen

zijn overgedimensioneerd en kunnen nog wel twee

extra verdiepingen dragen. De appartementen in

de gebouwen kunnen niet veel veranderd worden,

vanwege de dragende wanden, de twee extra >

De 'honesty gap' Bladzijde uit een catalogus

'Het schip' in originele staat

Toren uit de G-5 serie in originele staat

Flat uit de 137-serie in orginele staat

50884-p006-013.indd 11 21/02/2005 7:59:07

Page 14: pantheon//  '04-'05 - saai

12 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N

> verdiepingen bieden zo de mogelijkheid om een

ander woningtype toe te voegen. Luxere en grotere

appartementen.

Het type 137 neemt wel 15 procent van de totale

paneelbouw van Sint-Petersburg in beslag. Deze

serie bevat gebouwen van verschillende hoogte,

maar allemaal hebben ze gemeen dat de gevel al

enige differentiatie bevat. Sommige delen van het

gebouw steken een stukje uit en deze serie heeft

ook balkons. Een nieuw uiterlijk van de gevel is

hier veel minder noodzakelijk, maar het interieur

kan wel een flinke opknapbeurt gebruiken. Bij

dit gebouw gaat de aandacht vooral uit naar het

vergroten van de woningen en het verbeteren

van de plattegronden. Ook hier ligt het plan om

bovenop het gebouw nog een paar lagen met

penthouses te maken.

Het wildste plan en daarmee ook het plan

waarbij nog het minst van het oorspronkelijke

gebouw over is, is de renovatie van een blok

uit de 1LG-600a-7 (LG staat voor Leningrad, de

vroegere benaming van Sint-Petersburg). Negen

verdiepingen hoog, 195 meter lang en 12 meter

diep. Onder de bewoners staat het gebouw bekend

als 'het schip'. Het schip bevat 322 appartementen

met een gemiddeld oppervlak van 34,2 vierkante

meter. Het totale vloeroppervlak komt op 17.023

vierkante waarvan 64 procent appartementvloer

is. Anders dan andere gebouwen bestaat de gevel

van deze serie uit twee panelen per woning.

Tussen de twee panelen bevinden zich de ramen.

Van een afstand lijkt het een gebouw met ramen

waartussen zich een borstwering bevindt.

Philipp Meuser leidde deze renovatie. Het eerste

belangrijke punt was het

behoud en zelfs versterken van het karakter van

'het schip'. Het tweede belangrijke punt was om

architectonische en constructieve elementen toe te

voegen die het monotone stedelijke landschap om

het gebouw heen relativeren. Dit wordt

bewerkstelligd door twee verdiepingen bovenop

het gebouw toe te voegen, met een open gekromd

dak, waarvan de staalconstructie zowel water

opvangt als water door het gebouw pompt. Dit is

mogelijk door de zonnepanelen (het blijft immers

panelenbouw) die aan het lagere deel van de stalen

constructie bevestigd zitten. De energiebesparing

kan zodoende oplopen tot 80 procent!

Meuser en de studenten hebben nog iets heel

slims bedacht. Ze hebben de eerste twee lagen

voor openbaar gebruik bestemd. In deze lagen ligt

dan een ruime ingang (verplaatst van de

achterkant naar de voorkant) die leidt naar de

hogere woonlagen. Nu is er geen sprake meer van

nare onpopulaire woningen op de eerste etage en

de woonlagen hebben nu ook een eigen identiteit.

Dit wordt versterkt doordat de eerste twee lagen

een stukje teruggelegd zijn ten opzichte van de

woonlagen. Uiteindelijk is nu een gebouw ontstaan

dat wat weg heeft van een schip en in principe

wel doet denken aan de oude panelenbouw, maar

wat nu een modern uiterlijk heeft en waarvan aan

de buitenkant goed de functies in het gebouw zijn

af te lezen.

Persoonlijk trekt mij dat wel aan. Hoe saai de

architectuur op het eerste gezicht ook kan zijn, het

weerspiegelt wel een periode uit de geschiedenis.

Het weerspiegelt theorieën waar mensen erg lang

over na hebben gedacht en waarvan ook is gedacht

dat zij de enige juiste waren. Het weerspiegelt

politieke stromingen, een maatschappij van

vroeger en ga zo maar door. Dit geldt niet alleen

voor Rusland of de voormalige Sovjetlanden, maar

ook voor bijvoorbeeld Nederland.

In Nederland staat genoeg woningbouw uit

bijvoorbeeld de jaren '50 of '70, waarover we het

allemaal eens zijn dat het een grote saaiheid

uitstraalt. Maar ook deze gebouwen weerspiegelen

politieke en architectonische stromingen. Het

lijkt me goed dat deze niet allemaal gesloopt

worden, maar op zodanige manier gerenoveerd,

dat het aangenaam is om er te wonen en er naar te

kijken, maar dat de tijdgeest van vroeger nog wel

aanwezig is.//

> Russia Prospekt, nr. 25> De Westerse Architectuur; Een geschiedenis, Watkin, D., Uitgeverij SUN, Nijmegen, 1994> Dat is Architectuur; Sleutelteksten uit de twintigste eeuw, Heynen, H. ed., 010 publishers, Rotterdam, 2001> Foto's uit Tsjechië: Jurriën van Duijkeren, 2005

Toren uit de G-5 serie na renovatie

Gebouw uit de 137-serie na renovatie

'Het schip' na renovatie

Gerenoveerde flat uit de jaren '60 in Tsjechië. De balkons zijn dichtgemaakt.

50884-p006-013.indd 12 21/02/2005 7:59:17

Page 15: pantheon//  '04-'05 - saai

13pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S

50884-p006-013.indd 13 21/02/2005 7:59:25

Page 16: pantheon//  '04-'05 - saai

14 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N

Deze vooroordelen zitten aan VINEX gekoppeld.

Is dit wel terecht, vroegen wij ons af, omdat toch

zoveel mensen hier gaan wonen en belangrijker,

blijven wonen. Tijd voor nader onderzoek.

Wij reisden af naar Emerald-Delfgauw, een

VINEX-wijk aan de rand van Delft. Deze wijk is

een stuk kleiner dan Ypenburg of Leidsche Rijn.

De wijk heeft 2400 woningen ten opzichte van

respectievelijk 11.000 en 60.000 woningen. De

bewoners omschrijven de wijk als 'gelegen in

een groen en waterrijk gebied, landelijk en ruim

van opzet'. De woningen zijn gerealiseerd vanaf

1998 en de laatste worden binnenkort opgeleverd.

Hiermee is Emerald een van de eerste VINEX

locaties die voltooid is. De wijk bezit een aantal

voorzieningen, zo is er een winkelcentrum van

1000 vierkante meter, met onder andere een

supermarkt, apotheek en een bank. Verder zit er

een gezondheidscentrum, een woonzorgcentrum,

een dagopvang en een kinderopvang. Daarnaast

is er ook nog een complex waarin zich een

sporthal, drie basisscholen, een peuterspeelzaal

en ouderenwoningen bevinden. De wijk bestaat

uit verschillende delen. Elk deel heeft zijn eigen

uiterlijk. Het deel waar wij ons op hebben gericht

is het oudste deel van de wijk, de mensen die

hier wonen hebben dus lang genoeg de min- en

pluspunten kunnen ervaren. Het wijkdeel bevat

twaalf blokken van tien à elf huizen. Volgens de

vastgoedbeheerder is dit deel ontworpen door van

den Broek en Bakema (bekend van de faculteit

Bouwkunde), op hun site is hier echter niks van

te vinden. In ieder geval is het stedebouwkundig

plan van het bureau Plein 11 en een deel van de

bebouwing ontworpen door D+E architecten.

Maandagochtend is overigens geen erg geschikte

dag voor een buurtonderzoek in een VINEX-wijk.

Bijna overal wonen tweeverdieners met kinderen.

Gelukkig zijn er nog wel een paar mensen die

maandag vrij hebben. Afgezien van een aantal

mensen die geen interesse hadden om iets te

kopen, werden we vriendelijk ontvangen. Als

eerste legden we uit dat er in het algemeen een

negatief beeld rondom het VINEX-concept hangt.

Een enkele bewoner wist niet wat VINEX was, maar

de rest reageerde noch verbaasd noch geschokt

hierover.

De meeste ondervraagden wonen al vanaf het

begin in deze wijk. In eerste instantie was meer

ruimte een reden tot verhuizen. Deze VINEX-

wijk is dan erg aantrekkelijk. De huizen zijn niet

bijzonder groot, drie slaapkamers en een zolder,

maar ook zeker niet klein. De belangrijkste

redenen om in deze buurt te gaan wonen waren

naast de ruimte, de kindvriendelijkheid, de

aanwezigheid van voorzieningen, waaronder

vooral de scholen, de bereikbaarheid van Den Haag

of Rotterdam, de rust en het feit dat nieuwbouw

in goede staat verkeerd. Een bewoner van de

Schellingstraat had hiervoor in het Laakkwartier

("bekend van het journaal") in Den Haag gewoond

en vergeleken met die wijk, was dit nu een oase

van rust "ik wilde gewoon huisje, boompje,

beestje". Iemand anders merkte op: "ik woonde

eerst in een ouder huis in Den Haag, maar daar

zou ik mijn kinderen niet buiten laten spelen."

Dit maakt dat iedereen het heerlijk vindt om

in deze wijk te wonen, beter dan hun vorige

woonsituatie. De mensen zijn zich ook niet heel

erg bewust dat ze in een VINEX-wijk wonen, wat

dan ook geen rol heeft gespeeld bij de keuze.

"Deze wijk is ruim opgezet en dus heel anders dan

bijvoorbeeld Ypenburg, daar zou ik nooit willen

wonen".

Ondanks de duidelijk positieve houding van de

mensen ten opzichte van hun woning, hebben wij

ze toch gevraagd een minpunt op te noemen. Hier

moest langer over nagedacht worden dan over de

positieve kanten. Elke bewoner had wel zijn eigen

persoonlijke kleine minpunt, zoals het gebrek aan

parkeerplaatsen, gebrek aan berging, aan de kleine

dakkapel en de geringe keuze aan supermarkten

(alleen een Albert Heijn). Toch hadden de bewoners

een gezamenlijk minpunt, wat zelfs voor een gezin

de reden tot verhuizing was. De gemeente staat

weinig aanbouw, opbouw, verbouw en andere

bouwsoorten toe. Het is wel toegestaan de >

Hier op Bouwkunde heeft VINEX een negatieve bijklank. De woningen zijn allemaal hetzelfde, de plattegrond is niet flexibel indeelbaar, het programma eenzijdig en überhaupt valt er af te vragen of het wel architectuur genoemd mag worden. Toch wonen er ruim anderhalf miljoen mensen, die bewust naar deze wijk zijn getrokken en hier over het algemeen prima wonen.

Eén grote campingSanne van ManenKim van Klooster

"Ik wilde gewoon huisje, boompje, beestje"

De Schellingstraat

50884-p014-021.indd 14 21/02/2005 8:00:40

Page 17: pantheon//  '04-'05 - saai

15pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S

> woonkamer twee meter uit te bouwen, maar

daar blijft het bij. Veel mensen vinden hun

dakterras nutteloos en zien dat liever als deel van

hun zolder.

De plattegronden van VINEX woningen worden

door critici vaak als minpunt genoemd. Deze

zouden niet flexibel zijn. Uiteraard hebben wij

gecontroleerd of dit zo was. Enkele bewoners

beaamden dit en beschouwden dat ook als een,

weliswaar niet sterk, maar toch negatief punt.

De andere bewoners vonden hun woning erg

flexibel, ze konden immers de bank nog wel een

meter verplaatsen en de eettafel ergens anders

neerzetten, al was dit laatste bij nader inzien niet

handig wat betreft de toegankelijkheid van de

keuken. De interieurs van de huizen straalden

sowieso al weinig flexibiliteit uit, omdat in alle

huizen waar wij binnen zijn geweest de bank en

eettafel op dezelfde plek stonden. Flexibiliteit werd

overigens niet gezien als toevoeging aan de waarde

van het huis.

Ook al is het exterieur en deels het interieur gelijk

met dat van de buren, de bewoners hebben wel het

gevoel dat ze hun eigen identiteit in het huis kwijt

kunnen. Binnen blijven het toch je eigen meubels

en spullen die misschien wel op dezelfde plek

staan, maar wel degelijk verschillen. De voortuin

biedt voor het exterieur grote mogelijkheid tot

variatie. Bij bijna elk huis is aandacht besteed aan

de voortuin. Stoepjes, hekjes, struiken en zelfs

hele cowboys flankeren de gevel. Ook de deur is

zeer persoonlijk getint, deels door de aanwezige

"VINEX? Hoe bedoelt u?"

"In de zomer is het hier één grote camping"

accessoires als naambordjes, brievenbus en

plantjes, en deels door de kleur. Ondanks dat

het van de gemeente waarschijnlijk niet mag,

hebben veel mensen hun deuren en kozijnen een

ander kleurtje gegeven. Geen enkele bewoner ziet

hierdoor zijn huis hetzelfde als de buren.

Het contact met de buren ligt niet op niveau

van de wijk, of een wijkdeel, maar echt op het

niveau van de straat. Er zijn grote verschillen

tussen de straten. In de ene straat is het

gemeenschapsgevoel groter dan in de andere.

Met trots deelde een van de bewoners ons mee,

dat hun straat, in tegenstelling tot de andere,

‘s zomers één grote camping is. Een ander wist

te vertellen dat in zijn straat met oud en nieuw

geld wordt ingezameld om gezamenlijk illegaal

vuurwerk en opklaptafeltjes te kopen. In de

meeste straten was in het begin veel contact, in de

vorm van buurtcommissies, over het plaatsen van

schuttingen en meer belangrijke zaken, maar nu is

dat langzaam weggeëbd. De bewoners beschouwen

hun woning niet als saai, waarbij ze ook aangeven

dat in de lopen der jaren er veel veranderd is. In

het begin was de rest van de wijk nog niet af en de

voortuintjes stelden nog niks voor. Nu is dat er wel

allemaal. Elk huis heeft zijn eigen karakter en de

wijk oogt bewoond.

Kortom de bewoners zijn positief over hun woning

en de buurt. De vraag is dan waarom wij ons

allemaal zo druk maken over deze VINEX-wijken,

als de bewoners dolgelukkig zijn in hun woning.

Wie zijn wij om op deze manier van bovenaf te

bepalen dat woningen saai of niet goed zijn? Wie

zijn wij om ons zelf als ontwerper belangrijker te

achten dan de bewoners?

We kunnen dus gewoon Nederland volbouwen met

deze woningen, de bewoners zijn toch gelukkig

met hun woning. Zij staan neutraal tegenover de

architectuur, als hun woning maar praktisch is.

De behoefte om zich te uiten door het uiterlijke

ontwerp van de woning, is er niet. Wonen speelt

zich binnen de muren af. Je zou dus kunnen

stellen dat bewoners liever een VINEX-woning

hebben, dan een bijzondere architectonisch

sprekende woning. Hierbij speelt geld natuurlijk

ook een grote rol. Toch is het belangrijk dat er

kritiek gespuid blijft worden. Er zijn nog vele

punten waarop zulke wijken verbeterd kunnen

worden, want om eerlijk te zijn, wij vinden deze

wijk architectonisch niet erg interessant. Qua

stedenbouw is het een soort cirkel met spaken,

waardoor de wijk een samenraapsel van kleinere

wijkjes wordt, die elk hun eigen uiterlijk hebben.

De openbare ruimte rondom het plein stelt weinig

voor. Er zijn alleen parkeerplaatsen. De woningen

zijn nogal standaard. Bakstenen, kleine ramen

en lage plafonds. We moeten blijven zoeken naar

mogelijkheden voor een stedenbouwkundig en

architectonisch interessanter plan, wat toch

binnen de eisen van de bewoner blijft. Zodoende

mogen we best afgeven op andere projecten als we

zelf ook maar verder kijken dan alleen ons eigen

belang.//

> met dank aan de bewoners van de Schellingstraat en de Schildstraat>www.delfgauw.nl

50884-p014-021.indd 15 21/02/2005 8:00:45

Page 18: pantheon//  '04-'05 - saai

16 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N

de Spaarndammerbuurt van Michel de Klerk

de Openluchtschool van Johannes Duiker

50884-p014-021.indd 16 21/02/2005 8:00:53

Page 19: pantheon//  '04-'05 - saai

17pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S

Maffia in de polder?

Reeds vanaf de oprichting van 'de Schoonheidscommissie' aan het eind van de 19e eeuw, wordt ze achtervolgd door ruzies en verdachtmakingen. In de tijd van de Amsterdamse School heeft een welstandscommissie bestaande uit Amsterdamse School-architecten er voor gezorgd dat vrijwel uitsluitend hun eigen architectuur gebouwd werd. Maffia! Vele veranderingen aan de vorm van de commissies ten spijt; het imago van de achterkamertjespolitiek bleef overeind.

Sinds juli 2004 moet iedere gemeente volgens

de woningwet een individuele welstandsnota

hanteren bij het beoordelen op 'wel-staan'. De

nieuwe woningwet moet vooral zorgen voor meer

transparantie en duidelijkheid naar buiten. Om

inzicht te krijgen in de werking van het nieuwe

systeem is het zaak te kijken naar de praktijk.

Verwacht mag worden dat de grote steden hun

beleid wel op orde hebben. Tijd om te kijken hoe

het er in de kleinere plattelandsgemeenten aan

toe gaat.

De Ronde VenenDe gemeente De Ronde Venen, middenin het

Groene Hart en gelegen onder de rook van

Amsterdam. Hoger gelegen veenweidegebied,

plassen en lintdorpen kenmerken het gebied.

Volgens de VVV zijn er in De Ronde Venen "talloze

fiets- en vaartochten te maken." [...] "De jarenlange

veenafgravingen hebben De Ronde Venen een

toeristische trekpleister van formaat gegeven:

de Vinkeveense Plassen. Van de drie kernen

is Mijdrecht de meest dynamische. Er is een

fraaie winkelboulevard rondom het vernieuwde

gemeentehuis, met winkels waarvoor een grote

stad zich niet zou hoeven te schamen."

Vinkeveen staat dan bekend om haar plassen,

maar misschien nog bekender om het feit

dat André Hazes hier zijn thuisbasis had. Het

eens zo typerende veendorp Vinkeveen, is

overgenomen door de waterscootercultuur die

menig Jordanees iedere zomer naar de plassen

trekt. Grote landhuizen met marmeren zuilen

op de stoep vormen nu dan ook grotendeels

het beeld. Men hoeft niet lang te zoeken om

bouwwerken tegen te komen die nou niet

echt opvallen door hun oogstrelende uiterlijk.

Hoe heeft de welstandscommissie dit kunnen

goedkeuren? Misschien woont iemand van de

welstand hier zelf wel. In ieder geval bestaat de

welstand uit leden die geen smaak hebben en

zelf mislukt zijn als architect. Toch? Bovendien

kunnen ze al dat marmer wel bekostigen van de

vele 'relatiegeschenken' die ze toekomen. Tja,

de vooroordelen komen makkelijk de wereld

in. Eruit, dat is een andere zaak. (Een verdere

verkenningstocht door de gemeente vraagt om een

bezoek aan de leden van de welstandscommissie.)

De welstandsnota van de gemeente De Ronde

Venen telt 160 pagina's; ondanks dat het te

downloaden is van de gemeentelijke website is

dat nou niet echt wat je zegt toegankelijk. De

gemeente is bezig met het opknippen van het

bestand, zodat delen gekoppeld kunnen worden

met gemeentelijke bestemmingsplannen. Toch

ziet het geheel er verzorgd uit. Termen als

'verfijnde detaillering' en 'veelal' komen nog

steeds voor, maar de gemeente De Ronde Venen

heeft toch 'een heel aardig beleid' op papier

gezet, beaamt ook Anthony Tom, directeur van

de adviescommissie voor ruimtelijke kwaliteit

'Welstand en Monumenten Midden-Nederland'.

Jawel, de gemeente behandelt niet haar eigen

welstandszaken, maar besteedt dit uit aan een

extern bureau. Dat dit geen uitzondering blijkt te

zijn, wordt duidelijk uit het gegeven dat van de

33 gemeenten die de Provincie Utrecht telt, er 28

hun welstandszaken uitbesteden aan het bureau

'Welstand en Monumenten Midden-Nederland',

gevestigd in Bunnik.

Met dank aan BerlageDe welstand hebben we feitelijk te danken aan

Berlage. Eind 19e eeuw stond Amsterdam voor

de opgave om de stad ingrijpend te vernieuwen

en uit te breiden om in het spoor te blijven van

steden als Parijs en Wenen. Architect H.P. Berlage

riep het gemeentebestuur op, om dit alles in goede

banen te leiden, een commissie van kunstenaars

aan te stellen "wier advies in dergelijke

aangelegenheden wordt gehoord." De geboorte

van de welstandscommissie was een feit. Al

spoedig bleek het geen succes. De commissieleden

klaagden herhaaldelijk dat B&W hun advies

telkens negeerden. Niet zo verwonderlijk gezien

de indrukwekkende waslijst aan bouwwerken

die het stempel goedgekeurd niet meekregen;

het ontwerp voor het Tropenmuseum had in de

prullenbak moeten belanden, de Openluchtschool

van Duiker verbrak de eenheid in het Plan-Zuid en

het Spaarndammerplantsoen van Michel de Klerk

was al helemaal niet om aan te zien.

De welstandszorg, zoals wij die kennen is

allang niet meer dezelfde als 100 jaar geleden.

Bijna elke verandering ging gepaard met een

naamsverandering; schoonheidscommissie,

welstandscommissie, welstandstoezicht,

welstandszorg, en tegenwoordig, kortweg

welstand. Wat is overgebleven zijn de vele

vooroordelen die de welstand met zich meezeult.

De overheid had er klaarblijkelijk ook genoeg

van. In 1999 heeft J. Remkes, toendertijd nog in

de functie van staatssecretaris voor VROM, een

wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer, voor

een modernisering en verdere professionalisering

van het welstandstoezicht. De bedoeling was om

meer duidelijkheid en transparantie te verschaffen

naar de verschillende partijen toe, zodat de >

Jeroen BorstDennie Jansen

Kria Djoyoadhiningrat

de Spaarndammerbuurt van Michel de Klerk

de Openluchtschool van Johannes Duiker

50884-p014-021.indd 17 21/02/2005 8:00:56

Page 20: pantheon//  '04-'05 - saai

18 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N

> vooroordelen bestreden konden worden.

Mislukte architecten?Hoogste tijd om de vooroordelen te toetsen.

We vragen de directeur, Tom van Welstand en

Monumenten Midden-Nederland of hij zelf ooit als

architect heeft gewerkt en hoe hij bij de welstand

terecht is gekomen.

"Ik heb architectuur en restauratie gestudeerd aan

de TUDelft. Dat bevredigde mij niet echt. Ik ben

mij daarna gaan toeleggen op de architectuur. Vlak

na mijn afstuderen ben ik na verloop van tijd via

via in aanraking gekomen met een organisatie die

zich met monumentenzorg bezighield. Vanuit mijn

studie heb ik daar al verwantschap mee gehad, dus

de stap was al snel gezet. De organisatie bleek zich

echter meer met welstand bezig te houden dan

met monumentenzorg."

Zijdelings zegt Tom wel een korte periode

als architect te hebben gewerkt, een eigen

bureau heeft hij echter nooit gehad. Zouden de

vooroordelen dan toch waarheid zijn?

Het huis aan de Groenlandse Kade naast die van

André Hazes is in ieder geval niet van hem.

Een vraag die wel vaker in menig discussie naar

voren is gekomen, is die van de noodzakelijkheid

van de welstand. Nederland is eigenlijk het

enige land waar de welstand in deze vorm wordt

toegepast. "Welstand gebeurt ook wel in andere

landen om ons heen, maar in een andere vorm. In

Duitsland bijvoorbeeld, kijkt een ambtenaar naar

het project en beoordeelt het dan voornamelijk op

het uiterlijk. In België is er voor ieder bouwwerk

een architect nodig. Hetgeen er dan gebeurt is

dat architecten zichzelf verkopen en alleen een

handtekening onder de plannen zetten. Nederland

is eigenlijk het enige land waar men voor een soort

polderoplossing heeft gekozen. De gemeenten

voeren hun eigen beleid en dat staat schriftelijk

vastgelegd in hun welstandsnota. Indien een

bouwwerk niet voldoet aan het opgestelde

beleid, kunnen we alleen op grond van dat beleid

een negatief advies uitbrengen. Wij zijn altijd

gesprekspartner, het is echter belangrijk dat de

gemeenten het niet meer op ons afschuiven."

480 gemeenten, 480 welstandnota'sHet gegeven dat iedere gemeente een eigen

welstandsnota moeten voeren, maakt het

niet meer dan logisch dat er grote verschillen

kunnen bestaan tussen de gemeenten onderling.

Nieuwegein en Amerongen zijn daar een sprekend

voorbeeld van. "Nieuwegein is een 'New Town' uit

de jaren '70. Daar denkt men mee met de burger

die iets wil bouwen. Daar is ruimtelijke kwaliteit

een heel ander begrip dan in Amerongen, waar

men het kleine historische dorpshart koestert en

waar men in de gemeenteraad al kan vallen over

de kleur van een voordeur." De welstandsnota

van de gemeente De Ronde Venen is wat liberaler

dan die van Amerongen, dat hadden we zelf

reeds ondervonden in Vinkeveen. "De gemeente

De Ronde Venen valt meer onder het Hollandse

zoals we dat noemen. Er heerst daar een gedachte

over het ruimtelijk beleid dat meer aansluit bij de

cultuur van Noord-Holland, dan bij het Utrechtse."

Bestaan er grote verschillen tussen de diverse

gemeenten, in het beleid van De Ronde Venen

bestaan er zelfs grote verschillen tussen de

diverse deelgebieden. Zo kan het zijn dat de

Groenlandse Kade, waar ook de villa van André

Hazes is gelegen, onder een liberaal beleid valt,

dan het even verderop gelegen dorpscentrum.

Het gevolg is dat waar iedere willekeurige

bouwkundestudent zich al snel zal afvragen

welke welstandscommissie dit nou heeft kunnen

goedkeuren, de gemeente het wettelijk zo heeft

vastgelegd.

Het bureau van A. Tom heeft de gemeenten

niet meegeholpen te schrijven aan de nota die

voor 1 juli 2004 klaar diende te zijn. "Er zijn

collega-organisaties geweest die zichzelf hebben

aangeboden om gemeenten te helpen bij het

opzetten. Wij zelf hebben dit expres niet gedaan,

omdat ik van mening ben dat je niet je eigen

toetsingsbeleid moet opstellen. Het is beter om dat

aan anderen over te laten. We hebben wel hier en

daar advies gegeven. Wij zijn dus wel altijd partner

geweest in het proces van de ontwikkeling."

Binnen afzienbare tijd zullen de eerste grondige

evaluaties de deur uitgaan. Het is natuurlijk een

slag geweest dat in een keer ruim 480 gemeentes

een eigen welstandsnota moesten gaan hanteren.

Daardoor is het niet meer dan logisch dat er nog

wel het een en ander te verbeteren valt. "De nota

van de Ronde Venen ziet er over het algemeen

goed verzorgd uit, maar tekstueel valt er nog wel

het een en ander te verbeteren. Als we kijken naar

termen als 'veelal', 'in deze buurt wordt veelal rood

metselwerk toegepast', juridisch gezien kun je daar

erg weinig mee. Dat zijn dingen die door de jaren

heen er nog wel uit zullen worden gezuiverd."

Eventuele aanpassingen in de welstandsnota gaan

echter niet zo eenvoudig, dit moet eerst weer langs

de gemeenteraad ter goedkeuring.

Sinds kort zijn de commissievergaderingen

verplicht openbaar, opgeschrikt door woedende

buurtbewoners worden ze echter nog niet. Raar?

Ondanks dat de commissievergaderingen gewoon

op het gemeentehuis zelf plaatsvind, is de

belangstelling niet overweldigend. Waaraan ligt

dat dan? "De openbaarheid van de vergaderingen

is nog vaak niet optimaal. Dat is de taak van de

gemeente." [...] "Bij de commissievergaderingen

van Veenendaal en Rhenen, komt er bij elke

vergadering een journalist van de plaatselijke

krant verslag doen. Dat brengt de discussie naar de

mensen toe. De openbaarheid is van groot belang

en wij proberen dat wel te stimuleren."

Dat de rol van de welstandscommissies door

de jaren heen wel heel verschillend is opgevat

blijkt wel uit een artikel van architect A.J.

Westerman uit 1923: "In het zweetkamertje

van Bouw- en Woningtoezicht zitten vaak zeer

bekwame architecten, die als leerlingen de nodige

terechtwijzingen van 'de meesters' ontvangen en

met een goed- of afkeuring blij of teleurgesteld

weer worden weggestuurd. De overdreven macht

die aan deze commissie is verleend, noodzaakt

bijna iedereen aan haar eischen gevolg te geven."

Inmiddels weten we dat dit niet meer aan de

orde is toch? Wat blijkt, Tom weet te melden dat,

"ondanks dat dit niet de bedoeling is, sommige

éénmansbureaus het juist wel prettig vinden om

hun werk door de welstand te laten toetsen. Op

deze manier krijgen ze toch een soort feedback

die ze ergens anders niet zouden krijgen. Dit is

dan in de vorm van een principeadvies dat we

uitgeven, voordat er een definitief oordeel wordt

uitgesproken."

Smaken verschillenWat maakt nou eigenlijk een goede architect? "Een

beetje goede architect kijkt naar wat hij om zich

heen ziet, houdt rekening met hetgeen eromheen

gebeurt en laat zich daardoor inspireren, dan kun

je met elkaar erover discussieren."

De dagelijkse werkelijkheid is zo dat de kwaliteit

van de architecten die bouwplannen indienen

in de kleinere gemeenten, niet overweldigend is.

"Men moet echter niet vergeten dat wanneer een

opdrachtgever bij een architect komt hij of zij al in

vergaande mate beïnvloed is door foldermateriaal

of foto's van bouwers uit het oosten van het

land. De architect staat dan voor het dilemma

dat hij of zij toch brood op de plank moet zien te

krijgen. Voordat mensen met hun droomhuis bij

de welstandscommissie komen is er al een heel

proces van discussie voorafgegaan."

Een andere ontwikkeling waar men in de

welstand mee te maken heeft, is de opkomst van

de projectontwikkelaar. "Als er al een architect

aan te pas komt, mag deze vaak alleen maar een

schetsje inleveren. De architect wordt er vaak al in

een vroeg stadium uitgegooid, waardoor we met

het probleem komen dat het oorspronkelijke plan

in de uitvoering drastisch afwijkt van hetgeen

dat is besproken in de welstand." De welstand

heeft alleen in de fase van de aanvraag voor de

bouwvergunning een adviserende rol, alles wat na

de aanvraag geschied, is de verantwoording van de

gemeente.

Als er iemand is die de laatste jaren een kruistocht

heeft gehouden tegen de welstand, dan is dat >

"'In deze buurt wordt veelal rood metselwerk toegepast', juridisch gezien kun je daar erg weinig mee."

50884-p014-021.indd 18 21/02/2005 8:00:56

Page 21: pantheon//  '04-'05 - saai

19pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S

> wel Carel Weeber. In een interview met het NRC-

Handelsblad van 4 april 1997 deed hij onder meer

de uitspraak; "Nederland is saai en de esthetische

controle van de welstand zorgt voor orde en

netheid." Saaiheid heeft volgens Tom niet zozeer

te maken met de welstand, maar meer met de

ontwikkelingen daaromheen. "Ik denk juist dat het

goed is dat een welstandscommissie de regionale

identiteit bewaakt. Indien je mensen de vrijheid

geeft om te bouwen wat ze willen, dan wordt het

pas saai."

In de praktijkNou één ding kunnen wij wel vertellen, saai is

het allerminst in de gemeente De Ronde Venen.

Menig gerealiseerd bouwplan is onderhevig

aan kritiek. Als we alleen al kijken naar een

onlangs geplaatste GSM-mast midden in een

woonwijk. De mast is weliswaar geplaatst op een

sportterrein in een parkje, dit parkje ligt echter

temidden van drie woonwijken. Dat het gevaarte

niet de schoonheidsprijs verdient, is Tom het wel

over eens, maar op de vraag of dit goedgekeurd

is door de welstandscommissie kan hij geen

antwoord geven. Tom is zelf geen rayonarchitect

in de gemeente. Als we de welstandsnota erop

naslaan, dan lezen we: "De sportcomplexen

en recreatiegebieden zijn groene terreinen

met bebouwing in een veelal terughoudende

architectuur. De gebouwen hebben meestal een

eenvoudige, rechthoekige plattegrond en zijn

veelal gericht op het belangrijkste veld. Ze bestaan

in hoofdzaak uit één of twee bouwlagen met

een plat of licht hellend dak." Nou dat dit niet

helemaal opgaat voor het enorme gevaarte, dat

veel gelijkenis vertoont met een boortoren, lijkt

ons duidelijk. Een ander plan in het sportpark dat

onlangs werd gelanceerd is een enorme sporthal,

Tom weet te vermelden dat de welstand hier

wel een negatief advies heeft uitgesproken. De

gemeente heeft namelijk bepaald dat de plaats

waar de sporthal gepland staat, als een groene

zone vermeld staat in de gemeentelijke nota.

Als we een kijkje gaan nemen in het centrum

van Mijdrecht, "de meest dynamische van de drie

kernen", komen we de 'fraaie winkelboulevard'

tegen, met 'winkels waarvoor een grote stad zich

niet zou hoeven te schamen.' Te midden van de

lange Dorpstraat die het centrum kenmerkt, wordt

de winkelstraat omgeleid door een overdekte

'Passage'. Aan de zijde waar het verkeer doorrijdt

en waar de oorspronkelijke wandelroute gewoon

doorloopt, vinden we alleen nog dichte gevels

terug, met 'handige' inhammen. Ook hier

kunnen we niet de welstand de zwarte piet toe

spelen. Stedebouw is de taak van de gemeente,

wat volgens Tom een aspect is dat zeker de

laatste jaren niet of nauwelijks aandacht heeft

gekregen van de gemeenten. Juist de rol van een

stedenbouwer is van uitermate groot belang. De

plaatselijke drogist die een tiental meters verderop

lag, was buiten de routing geplaatst en heeft het

dan ook niet overleefd.

Naast Vinkeveen en Mijdrecht, vormt Wilnis

de derde grote kern in de gemeente. Wilnis

geniet voornamelijk bekendheid vanwege de

dijkdoorbraak van een jaar geleden. Het beeld

wat we hier krijgen is vergelijkbaar met dat

van Vinkeveen. De bebouwing op de ringdijk,

die een dominerende rol speelt in de structuur,

werd van oudsher getypeerd door kleinschalige

dijkwoningen en veenhuizen. In korte tijd heeft er

echter een slag plaatsgehad in de koop en verkoop

van kavels. Zuilen vormen ook hier veelal het

straatbeeld.

In een reactie hierop, reageert Tom; "Ik heb het

gevoel dat veel kleinere gemeentes helemaal niet

uit zijn op ruimtelijke kwaliteit, of dat helemaal

niet in hun gezichtsveld hebben. Ze hebben meer

in gedachte dat de ondernemer wil bouwen en

die onderneming zorgt voor arbeidsplaatsen en

het zal ons een worst wezen hoe het gebouw er

uitziet. Door de welstandsnota zijn de gemeenten

nu verplicht om eens naar hun eigen gemeenten te

kijken. Welstand is maar een klein onderdeel van

ruimtelijke kwaliteit."

Met de invoering van de nieuwe Woningwet op

1 januari 2003 is de taakomschrijving van de

welstand er een stuk duidelijker op geworden.

Met de nieuwe nota krijgen de gemeenten wat

het op papier heeft gezet; in het geval van De

Ronde Venen zijn dat zuilen. Toch bestaan er nog

steeds ontsnappingsclausules; de haast waarmee

sommige gemeentes hun welstandsbeleid hebben

samengesteld, zorgt voor nogal wat juridische

gaten. Gemeenten op hun beurt maken nogal

eens gebruik van de Artikel 19-procedure; het

veranderen van het bestemmingsplan. Het gevaar

van dit soort situaties veroorzaakt vaak een een

onomkeerbaar proces, waarin het welstandsbeleid

geen vat meer op de situatie heeft. Ontwikkelingen

waarin verstrengelde belangen een grote rol

spelen, drukken een belangrijke stempel op

de ruimtelijke kwaliteit. De welstand kan

de ontwikkeling van architecturale iconen

zoals de Openluchtschool van Duiker en het

SpaaRndammerplantsoen van Michel de Klerk niet

meer tegenhouden, de gemeente wel.

Het huis naast dat van André Hazes is niet van

Tom zelf. De vooroordelen zullen echter blijven

bestaan. Het is zaak om meer te publiceren,

misschien moet er wel een expositie worden

gehouden van projecten die langs de welstand

zijn gegaan. Hier ligt echter niet alleen een taak

weggelegd voor de gemeenten, maar met name

ook voor de welstand.

Het huis aan de Groenlandse Kade blijkt van een

plaatselijke architect te zijn, verantwoordelijk

voor negentig procent van alle bouwplannen in

de gemeente van de afgelopen jaren. Het huis

daarnaast is van zijn vriend, de plaatselijke

aannemer. Maffia in de polder?//

> met dank aan dhr. Tom, directeur Welstand en Monumenten Midden-Nederland.> Architect 1988-5 p.89-93 Onderzoek naar welstand in west-Europa> Archis 1996-12 p.46-53 Overwegingen bij het beeldkwaliteitsplan> Archis 1999-8 p.64-69 Analyse kwaliteitscontrole> Archis 2000-5 p.61-65 Begin van welstand?> Ons Amsterdam 1991-11 p.262-266 Eerste jaren > Platvorm 1995-29 p.1-48 Goed-fout> Stedebouw & ruimtelijke ordening 1997-1 p.16-28> Jaarverslag PUWC 2003> Welstand met beleid, voorbeelden uit de gemeentelijke praktijk, Federatie Welstand en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten Nov. 1999> www.architectenwerk.nl> www.dedigitalewelstandsnota.nl> www.derondevenen.nl

"Indien je mensen de vrijheid geeft om te bouwen wat ze willen, dan wordt het pas saai."

De 'Passage' in Mijdrecht GSM-mast midden in een woonwijk, Mijdrecht Rieten daken in Wilnis

50884-p014-021.indd 19 21/02/2005 8:00:59

Page 22: pantheon//  '04-'05 - saai

20 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N

That's boring!The most complete philosophical treatment of

boredom is to be found in the winter semester

lectures of Martin Heidegger, of 1928-1929, and

published as 'Die Grundbegriffe der Metaphysik/ Welt-

Endlichkeit-Einsamkeit' by Vittorio Klostermann,

in 1983. There are several guiding threads in

Heidegger's enquiry. Firstly whether profound

boredom was the concealed and fundamental

attunement for 'Dasein', that is a letting be open

of something which is worthy of questioning, and

which does not pre-suppose ego, consciousness,

or some abstractions even as the self. It is a letting

be of the question as something that prevails.

Heidegger cites Novalis; "Philosophy is really

homesickness, an urge to be at home everywhere."

Not being at home we await the character of the

wholeness of world. This is to say we are underway

and away. But, to understand this finitude we need

to be gripped by something. This is what Heidegger

calls 'Stimmung', and we translate it as attunement.

This being underway and away, releases in the

question of homesickness an attack on man. The

question of dwelling here awaiting the wholeness

of the world. The attack is the fact that man is

what is already caught up in questioning. The

question is how this is launched, awoken, not as a

philosophy or theory, but in our essential ground

which lets the prevailing of the whole be? "We shall

see that we must not only put in question the venerable

conception of being, but also cause it to shatter in its

very foundation." Such an awakening of attunement

cannot be ascertained as a fact. There is a need

to be there in order to be away and hence this

'there and not there' is odd. The attunement is

connected in some obscure way with this peculiar

manner of being. For Heidegger the question is

why a philosophy of culture is necessary. "Are

we so uninteresting", he asks, "or do things stand in

such a way that profound boredom draws back and

forth, like a silent fog in the abysses of 'Dasein'?" The

word 'Langeweile', on which Heidegger meditates,

already says in Alemannic 'to have long time', and

it means the same as 'to be homesick'. Boredom

then, in listening to the wisdom of language, is a

profound attunement of philosophising.

Then the question; boredom, what is it? We speak

of boring things, becoming bored by boring things,

so that we are thereby 'bored'. We have then what

is boring, becoming bored by, being bored with and

boredom itself. How do they belong together? Just

to ask what the distinction is in 'being bored' and

'being bored with'? Heidegger draws a structural

comparison which also shows their relation to

profound boredom. Being bored by (BBB) and being

bored with (BBW) have the following relational

comparative interpretative possibility. In BBB we

have merely the absence of any fullness for an

emptiness that is at hand. In BBW the emptiness is

first forming itself. In BBB we are held in limbo,

detained by what is dragging in time, which we

need somehow. BBW is that we are not released

and we are set in place by standing time that has

been left behind. Heidegger gives the example of

smoking a cigar at a party. In BBB we are stuck

in a particular situation, limited by external

circumstances. In BBW we are not bound to the

happening unfolding in the situation; the wisps

of cigar smoke, a lazy eye over other guests. With

BBB an attempt to pass time in inconspicuous

occurrence of a passing time, hidden from the

self, that is bored in our around in the boredom.

With BBW there is an evasion in the face of

boredom, and boredom is a 'letting oneself be

bored'. In BBB you are being stuck in 'somethings',

among 'things', impersonalisation. In BBW there

is dissipation, floating. In BBB boredom is an

extrinsic arrival. BBW arises from within and

out of 'Dasein' BBB arises from a mere fidgeting.

In BBW we are drawn into the specific gravity of

boredom. It is a captivation, a being captured.

None of this is a definition. It is rather a learning

orientation in how to live and move in boredom.

This guides the question towards profound

boredom. It occurs at the telling refusal of beings

as a whole. They recede into an indifference.

Everything is, or becomes equally much and little.

Something happens to time in that refusal; there is

something left over. The horizon of time is a time

of entrancing.

Boredom is fascinating. It arrests and makes

empty. It offers the contingent experience that

we do not have time, that time has us, not as

an extensive quantity, a measure, but also what

does not appear even in the manifestness of

things without which, things could not be. Like

the shock of the question, it's only the moment

of vision that opens up everything again for

disclosure and thus for 'Dasein', its own possibility,

its relation to the world, to time, to being finite

among things. Questioning the difference among

beings only as the capacity for that question.

Boredom becomes profound as temporality.

We while away the way as we are underway.

Entranced in time, but this lets the moment, >

Patrick Healy

Next to boring architecture there are a lot of things that can be described as boring, but what is boring and is it possible to prevent something to become boring? We asked philosopher Patrick Healy to talk about his vision on boredom in a philosophical context.

50884-p014-021.indd 20 21/02/2005 8:00:59

Page 23: pantheon//  '04-'05 - saai

S T Y L O S S A A I A L G E M E E N 21pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S S T Y L O S S A A I A L G E M E E N

>'Augenblick', of vision, vanish. And that is the

authentic possibility of 'Dasein's' existence, which

is only possible among beings as a whole, and in

the telling refusal of themselves. Is our 'Dasein'

so profoundly bored, that it is experienced as

emptiness as a whole, so that no one stands

with someone else, and there is no community

with any other in the rooted unity of essential

action? "Who is the custodian of the inner greatness

of 'Dasein'?", Heidegger asks. The lack of mystery

causes the terror of faith, even in oneself. It is the

fundamental emptiness that bores us. Danger is

suffocated, our contentment is the great refusal

that does not see the challenge of the withholding

refusal of beings. Thus our homesickness and the

attunement of philosphising. Thus for architecture

the seriousness of the question of dwelling where

there is a disclosive resolution of the moment of

vision. It is individual action that moves us from

possibility to actuality, which as event restores the

real.

Now we can return to think about something that

is so everyday, spontaneous forms of banality

like waiting for the plane. The monotony of the

demented arcades at airports is well known; the

aimless wandering through goods. While waiting

we are so bored that we start reading the back

of someone elses newspaper, we ask for gate

confirmation, we look at the ticket again to check

what time we are leaving. Not for the last time, the

clock-time seems slow. Anything can be annoying,

or maybe if you are lucky, one can walk out of the

bad air of airports, to light a cigarette near a taxi-

rank. It's only five minutes later when I return.

The 'tax free' is optically perfect, because my

eyesight seems to pilot sharply. I sit somewhere

else, reading the signs against carrying radioactive

material and notice that there is no graffiti to be

seen. The immense overhead lighting, the half-

house-mall, the deadly noises, the looking at the

clock while you are going nowhere. "Please wait

for gate..." We try to propel time, to get rid of it in

time, but looking at the clock is not waiting. The

precision of seconds, noting the various clocks

that show us the time-zones. Being bored is not

the clock-time, it is also not the waiting, because

the waiting itself is a suspense. We need to start

thinking. We still need to ask what truth belongs

to this attunement. How do we see boredom as it

bores us, or grasps it as it occupies us? Whenever

we make boredom an object, if one can speak

like this, from the very beginning we need to see

that it is something we turn against. Not in some

offhand way of time in which a confrontation with

boredom somehow occurs. It is this peculiar unity

we now approach.

There is something we approach beyond individual

experience that is given over the to the unity

of its passing with time. But… we are closer in

some way to this, and we constantly reside in

it. In passing the time we rescue ourselves from

boredom. We need to ask what is 'being passed'

here. We pass or drive away boredom by driving on

time. What opresses us in this concrete situation

is the peculiar waiting that we want done with.

But waiting and boredom are not identical.

Waiting can have the character of boringness, yet

it doesn't necessarily have to be so. We experience

many things, but boredom itself we cannot grasp.

We can speak of dying of boredom and in this

expression we hint indeed of something profound

at the root of 'Dasein'. What is at issue in boredom

is a whileing, a tarrying for a while, a peculiar

remaining, enduring…and so, after all, it is time.

Boredom is after all time. It is an intervention into

time as a confrontation with time.

The question than is what our relation to

time is, and what is happening to time, in this

confrontation? The looking at our watch is not the

passing of time, not like the flow we think of time

in general. When the plane will leave, our killing

of time lacks a precise goal. We want it to go more

quickly. We cannot just see the singular event of

being there, the being of ourselves. In boredom

we grasp nothing, see nothing, we are in fact

precisely bound by nothing… we want to overcome

the vacillation of time, even if it has no speed or

slowness.//

> photo: www. jeff-phillips.com/atlanta_airport/waiting.jpg> Patrick Healy is philosopher and assistant professor Architecture Theory at the Faculty of Architecture of the TUDelft

50884-p014-021.indd 21 21/02/2005 16:01:40

Page 24: pantheon//  '04-'05 - saai

22 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N

Boredom, across the Universe

"And what is Dumas crying about?" asked the mother."Dumas is crying because Dumas has tears," replied the six-year old child.

from the Mémoires of Alexandre Dumas, 1802-1870

Boredom can be such that one is weeping from

being sheer jaded. As our days climb towards

the inevitable salience of modern science and

technology, boredom becomes an even more

global phenomenon. Boredom, across the universe

endeavours for a universal understanding.

Wasn't there a time when you stared in vigil at

your mobile phone before beginning to play the

senseless games on it? Wasn't there a time when

you missed the train and you had to literally gaze

at the clock, hoping that you could make time go

faster? And wasn't there a time when you gawked

mindlessly at your desktop before running your

mouse around the screen, thinking of conjuring

something up? These are moments of boredom,

across the world, filling up the nuances of our own

absence. What could be more intriguing then?

The following contains an interesting interview

with several MSc International Students studying

Architecture/Urbanism in TUDelft, from across

the world (or the universe). The questions seek

to unravel the candid and personal definition

of boredom to them while being here in the

Netherlands.

1. What was the first connection to your thoughts when you heard of the term 'boredom'? It can be

an image in your mind... or a word...

2. What does boredom mean to you when you are here in the Netherlands?

3. How and what would you think of boredom and architecture?

4. What do you find most boring in architecture?

5. There are always two sides of a story and two faces to a coin. Thus, what is the opposite of bore-

dom to you, in context of the architectural field?

6. Any concluding comments?

Keith, Goh Jih Huei

Natalia Busch, ChileMSc 1 Architecture

1. I could define boredom as the kind of mental

state in which nothing encourages you to explore

life any further.

2. I think boredom is very much connected to

motivation. According to that, it would only arrive

if this country (in the cultural, university, everyday

life) wouldn't motivate me, which is not the

case. That's why I don't see a specific connection

between both.

3. I could think of them as the endless repitition

of a singular dimension. I have the impression

that multicultural influence (and the necessity

to accommodate it) has become a very powerful

catalyser to overcome possible monotony in Dutch

cities.

4. I don't think architecture could become boring.

Nevertheless, it might produce boredom if it gets

pretentious enough to try anticipating people's

behaviour.

5. The unexpected and spontaneous behaviour of people. Architecture might of course encourage those reactions at different levels, from flexible planning policies at the urban scale to mixed-use programming at a smaller level.

6. ...

Maria Ludovica Rogers, ItalyMSc 1 Architecture

1. To me boredom is the lack of will to act. It

happens so often that we complain that we are

bored, but for me it is not caused by the fact that

one's life isn't interesting, but rather that one

doesn't have the will to make it interesting.

2. The weather! It really has a bad effect on me.

First of all daylight... it is always the same colour...

I have been living here only a few months, so

maybe spring is different, I hope! But also the rain;

when you wake up and it's a gloomy day, it really

makes you lose any will to do anything.

3. Boredom in architecture to me is the absence

of experimentation and innovation. The passive

application of acquired knowledge without

questioning it.

4. Low quality minimalism.

5. Any architecture or theory that poses some

questions, not necessarily answering them, but

forcing us to have an awareness of the complexity

of reality. This is one of the main reasons why I

am studying architecture in the Netherlands. I like

the way the Dutch architects are questioning what

architecture means in today's complex reality. I do

not necessarily approve the solutions given, but

experimenting is always a positive activity, and

one learns whatever the outcome.

6. Boredom is one of the worst states of the soul...

50884-p022-027.indd 22 21/02/2005 8:03:33

Page 25: pantheon//  '04-'05 - saai

23pantheon 3 ’04’05 A L G E M E E N S A A I S T Y L O S

Keizo Okamoto, JapanMSc 1 Urbanism

1. I don't like what I feel ugly and mean. 'Boredom'

is not attractive to me and I don't feel anything

such as 'I like' or 'I don't like'. This 'boredom'

comes either out of anonymousness; what we

can find everywhere or in common, or elaborated

design; what is hidden and we cannot notice.

2. Any Dutch architecture looks considerably artistic and I like it. However, I sometimes don't feel anything when I watch it lately. In the Netherlands, such artistic architecture is found everywhere and therefore I feel them as anonymous buildings.

3. 'Less is a bore' was coming up as soon as I heard

the word 'boredom'... this 'less is a bore' doesn't

mean that modern architecture is boring... in the

Netherlands, we tend fo focus on the process of

design rather than on the form of the building.

From this aspect, the buildings without the process

would end in the first aspect of boredom; less-

consideration.

4. Another aspect of boredom is seen inside a

building. The restroom is normally hidden even

though it has a clear circulation to get there. If

the restroom itself stands out more than other

functions, we say the design is not sophisticated

or definitely sucks! We should not be lead until

we don't want to get there. We don't have to

perceive the location of the restroom at all times.

In architecture, there is much of this kind of

boredom; what is not necessary to be seen.

5. In order to create ingenious architecture the

boring aspect in the building is essential in

addition to the research process.

6. This 'less' doesn't mean less-expression of the

building but less-consideration during the design

process. Among the architecture, less-considerate

buildings, even though they have artistic

expression, are also boring to me.

Boredom is in the air as it is always part of us.

Boredom in life stems from the very little things

and repetitions that we do everyday; absence

of innovativeness in architecture examplifies

boredom; does it not also reflect the monotonous

experiences in life?

Interestingly enough, Boredom as a judgement of

taste though subjective yet highly coherent among

the interviewees. Kant was right.

A negative sensation, a silence in our repose. Can

boredom be joyful too? Or is boredom necessarily

agonizing? It seems like we would need a

heteronym like Pessoa, in order to express the

felicity of boredom, if there is any. To me, boredom

becomes a space in us, a space that hungers for

a state of euphoria; a void that needs to be filled

constantly, the search for the spark. Similar to

architecture, architects as designers of space, not

wanting low quality minimalism; 'Less is Bore';

mindless repetitions; the truth is we want a

free-play of spaces and spontaneity. These spaces

are the universal understanding of boredom, no

matter, 'nothing's gonna change my world'.//

"An echo's annexes overgrow the empty house.

I run for the doorstep into the valley

that is quiet, as if no one owned it, already an anachronism.

Why there's still all this space inside me, I don't know."

Wislawa Szymborska, 1923-

Grace Lam Pui Chi, Hong KongMSc 1 Architecture

1. (...emptiness...)

2.

3. They should not be in the same family. And they

should not be friends! However, they are infiltrat-

ing into each other through the living of architects.

4. Repetition of something without characters and

variations!

5. Something or someplace can kindle the curiosity

inside people. It can attract your exploration. It can

make you feel excited and moved!

6. Boredom is so empty that it doesn't even leave a

trace. If it lasts for a long time, you can still recall

the feeling of being bored but the context will be

left over. Or maybe it's too empty to be named or

mentioned!

50884-p022-027.indd 23 21/02/2005 8:03:35

Page 26: pantheon//  '04-'05 - saai

24 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N

“Our role is to act as a mediator between the designer and the needs and dreams of the market.” Alberto Alessi, directeur Alessi

'Design' is een theoretisch en lastig te definiëren

begrip, een heel persoonlijk begrip en het kan

dan ook op allerlei manieren geïnterpreteerd

worden. Wel is er de mogelijkheid om het kader

af te bakenen door het begrip 'design' concreet te

omschrijven. Een enigszins bruikbare omschrijving

is uitgewerkt door het Internationale Design

Centrum (IDZ) van Berlijn:

- design mag geen omhullingstechniek zijn. Het

dient de specifieke kenmerken tot uitdrukking te

brengen;

- design moet de functie van het product en de

wijze waarop het gehanteerd dient te worden voor

de gebruiker duidelijk zichtbaar en begrijpelijk

maken;

- design moet de laatste stand der technische

ontwikkeling inzichtelijk maken;

- design dient zich daarbij niet tot het product

zelf te beperken, maar dient zich tevens bezig

te houden met de vragen op terreinen van

milieubescherming, energiebesparing, recycling,

duurzaamheid en ergonomie.

- design moet de relatie tussen mens en product

als uitgangspunt voor het ontwerpen nemen,

in het bijzonder met het oog op aspecten van

arbeidsomstandigheden en perceptie.

Het is voor veel mensen lastig om te

onderscheiden wat design is, veel fabrikanten

schreeuwen dat hun producten design zijn terwijl

dit vaak niet geheel terecht is. Aan de andere kant

is van veel ontwerpen die we thuis hebben staan

niet eens bekend dat het eigenlijk design is. Het is

zo gewoon geworden dat het ons niet eens meer

opvalt, en misschien hoort het met design ook wel

zo te zijn.

Neem bijvoorbeeld de witte tuinstoel van Sjef de

Vries, een stoel die iedere Nederlander wel ergens

in de tuin heeft staan. Inmiddels zijn er van deze

stoel al miljoenen gemaakt en wordt hij gerekend

tot de designklassiekers. Een multifunctionele

stoel die geschikt is voor allerlei doeleinden,

voetbalhooligans gebruiken de stoel als projectiel

maar hij is ook prima geschikt om gezellig met de

familie een avondje te barbecuen.

Deze stoel is ontwikkeld met de destijds

nieuwe 'spuitgiettechniek'. De stoel is

gemaakt van polypropyleen en na het

toevoegen van krijt en talk waren ook de eerste

initiële doorzakproblemen opgelost. Bij het

productieproces ontstond geen gram afval en de

stoel kwam in één stuk uit de matrijs, destijds

een ware revolutie. Het uitgangspunt van deze

zogeheten ‘Bali’ stoel was de stapelbaarheid, dit

was van belang om de transportkosten zo laag

mogelijk te houden. Vier stapels stoelen pasten

destijds precies op een europallet. De Vries heeft

nooit prijzen gewonnen met zijn stoel maar het

feit dat het ontwerp iedereen zo aansprak gaf voor

de Vries genoeg voldoening.

Zo zijn er tegenwoordig ook nog veel voorwerpen

te vinden die niet het predikaat design hebben

maar dit misschien wel verdienen. Zo is er

de winkelketen Ikea. Veel mensen vinden het

fantastisch om lekker een dagje te slenteren door

het fictieve doolhof van de woongigant, terwijl

anderen er niet aan moeten denken om zich in

deze drukte te begeven. De algemeen heersende

opvatting van de Nederlander over de Ikea is in

het algemeen niet een hele positieve. Veel gehoord

commentaar is dat de Ikea saai en nietszeggend is,

het zou een soort 'nepdesign' zijn.

De Billy boekenkast is bij de Ikea al jaren een

goed verkocht product, ontwikkeld door middel

van een slim concept. Het kernmateriaal van de

kast is spaanplaat waaroverheen een laag gelakt

beukenfineer zit. Op deze manier wordt enorm

bespaard op het materiaalgebruik en de kwaliteit

is voldoende om jarenlang mee te gaan. Bovendien

zijn de kasten bijna niet te onderscheiden van

kasten die volledig bestaan uit beukenhout. De

kasten zijn onbeperkt te combineren met allerlei

andere kastelementen. Ze worden verkocht in

platte pakketten en dienen door de koper zelf in

elkaar gezet te worden zodat de transportkosten

en montagekosten zo laag mogelijk gehouden

worden en de kast voor een relatief laag bedrag de

deur uit gaat.

In elk huishouden is wel een meubelstuk of

gebruiksvoorwerp van de Ikea terug te vinden.

Vaak zijn deze spullen niet in de woonkamer

te aanschouwen, de complete catalogus is in

Kobe Macco

Een Rietveldstoel voor de prijs van een Billy

Er is al jaren een discussie tussen ontwerpers, filosofen en academici gaande omtrent design. Wat is nu wel design en wat is geen design? Deze discussie zal ten allen tijde actueel blijven daar elke periode, elke stroming, elke cultuur zijn eigen definitie van design herontdekt.

50884-p022-027.indd 24 21/02/2005 8:03:35

Page 27: pantheon//  '04-'05 - saai

25pantheon 3 ’04’05 A L G E M E E N S A A I S T Y L O S

hem in de verkrijgbaarheid. Duizenden Hollanders

weten wekelijks de blauw-gele blokkendoos langs

de snelweg weer te vinden. De meubelen zijn

meestal direct mee te nemen en te bezichtigen.

Ze kunnen dezelfde middag nog door de klant

thuis gemonteerd worden. De Bali-tuinstoel is

tevens bij elk tuincentrum in Nederland te koop

voor het schamele bedrag van 3,50 euro. Deze

verkrijgbaarheid zorgt ervoor dat de Billy-kast en

de Bali stoel niet dezelfde status hebben gekregen

als de meubelen van Rietveld.

Hier zit dus de kink in de kabel. Is het niet zo dat

de algemeen heersende opvatting over de Ikea

kunstmatig in stand wordt gehouden en dat op

die manier de 'haute couture' van de designwereld

ook nog enig leven wordt geschonken? Laat de

ontwerpers die design maken eerst maar eens

kijken hoe ze hun meubels betaalbaar kunnen

maken. Dan pas zou het eventueel mogelijk

worden hun ontwerpen ook tot design te rekenen.

De Ikea-meubels verdienen dus niet het predikaat

'saai' maar juist de eer die ook de meubels van

Rietveld toekomt. Ikea meubels zouden die

fameuze status kunnen krijgen mits ze moeilijk

verkrijgbaar en niet te betalen zijn. De Ikea moet

deze status helemaal niet willen hebben, het

concern wordt nog steeds groter en maakt het

mogelijk voor iedereen design in huis te hebben.

Het besef dat design niet duur hoeft te zijn hebben

de 365 miljoen klanten in de wereld al ingezien.

Misschien moeten de ontwerpers van het huidige

design accepteren dat de Ikea een goed concept te

pakken heeft.

(Overigens moet er geen afbreuk worden gedaan

aan het ontwerp van Rietveld Het ontwerp was

met de middelen van toen erg vernieuwend

bovendien voldoet het nog steeds aan de criteria

van design. Ze zouden de stoel moeten eren door

Ikea de stoel opnieuw te laten produceren en hem

dan wereldwijd aan te bieden voor de prijs van een

Billy!)//

> Design,Geschiedens, theorie en praktijk van de productontwikkeling, Bernard E. Burdek, 1996, uitgeverij ten Hagen en Stam bv.> www.ikea.com> NRC-Handelsblad, Rietveld-stoel van legoblokjes, vrijdag 3 september 2004 > D-sign, http://home.tiscali.be/d.side/> Algemeen Dagblad kater Wonen, Rood-Blauwe stoel zaterdag 5 oktober 2002> Algemeen Dagblad katern Wonen, Stapelen is essentieel, zaterdag 5 april 2003

de slaapkamer echter vaak aanwezig. Schamen

kopers er zich voor dat ze meubelen van de Ikea

hebben, zou het te goedkoop zijn? Laat je op deze

manier blijken dat je niet draagkrachtig genoeg

bent om een 'echte' kast aan te schaffen?

Waarom worden de meubelen van de Ikea niet

tot design gerekend, terwijl de meubelen van

bijvoorbeel Rietveld dat wel worden? Ze voldoen

allebei aan de defintie van design, veel verschil

in concept is er tussen de twee uitersten niet te

vinden.

Gerrit Rietveld (1888-1964) leerde het vak van

meubelmaker van zijn vader en in 1918 opende

hij zijn eigen meubelmakerij in Utrecht. Hij

werkte volgens de opvatting van De Stijl met als

kenmerken het gebruik van primaire kleuren

en strakke en lineaire vormen. Niet lang na de

opening van zijn meubelmakerij ontwierp hij

de fameuze Rood-Blauwe stoel. De leden van De

Stijl waren er enthousiast over, het leek werkelijk

mogelijk de ideeën van De Stijl praktisch toe

te passen.De Rood-Blauwe stoel bestaat uit 15

beukenhouten latten en twee triplex panelen, die

zonder schroeven aan elkaar zijn bevestigd. De

stoel wordt vaak als kunstobject gezien maar dit

was totaal niet het idee van Rietveld achter deze

stoel. Het moest een stoel worden voor de massa

en zo dus zo goedkoop mogelijk zijn.

Verschil is er qua concept dus niet tussen de

bekende Rood-Blauwe stoel van Rietveld en de

Billy-kast van de Ikea. Rietveld ontwierp ook voor

de massa en wilde zijn meubelen ook zo goedkoop

mogelijk houden. Is het toegankelijk maken

van design voor alle lagen van de bevolking niet

hetgeen wat de Ikea ook beoogt?

Een breed assortiment woonartikelen met een

goed en functioneel ontwerp, en ook nog voor

een betaalbare prijs. 'Designartikelen' worden

ontwikkeld door middel van slimme en goedkope

oplossingen. Massale verkoop en het inpakken van

de meubelen in platte kartonnen verpakkingen

zorgen ervoor dat de producten tegen een

schappelijke prijs verkocht kunnen worden. Dit is

het concept dat al vele jaren door de Ikea wordt

gehanteerd.

Dit concept heeft het concern dan ook geen

windeieren gelegd, de omzet is het afgelopen

jaar wederom gestegen met dertien procent naar

12,8 miljard euro. Met inmiddels tweehonderd

vestigingen in de hele wereld en twaalf vestigingen

in Nederland krijgt de Ikea een steeds stevigere

machtspositie in de woonmarkt. Het probleem

van de Ikea omtrent het imago van 'nepdesign' zit

Billy-kast van de Ikea

Bali stoel van Sjef de Vries

Rood-Blauwe stoel van Rietveld

50884-p022-027.indd 25 21/02/2005 8:03:36

Page 28: pantheon//  '04-'05 - saai

26 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N

Een van de mooiste aanblikken van bouwkunde is, ironisch genoeg, te vinden op de bovenste verdieping van haar naaste buur Civiele Techniek. Vanaf daar gezien lijkt onze faculteit op een grote oceaanstomer die hoog boven de wilde golven uittorent. Een aanblik die het gebouw in een heel ander daglicht zet.

Bouwkunde is niet saaiIn 1956 werd er een prijsvraag uitgeschreven

voor nieuwbouw van de toenmalige Afdeling

Bouwkunde van de Technische Hogeschool Delft.

De afdeling was toen nog gevestigd aan de Oude

Delft in het centrum van Delft en kampte met veel

ruimtegebrek. Professor J.H. van den Broek nam

deel aan de wedstrijd, hoewel hij zelf ook in de jury

zat. Uiteindelijk werd hij ook de winnaar van de

prijsvraag en werd de ontwikkeling van het nieuwe

gebouw in gang gezet. In eerste instantie zou

de faculteit gebouwd worden waar nu (helaas?)

Elektro zit, maar door de trage planvorming is het

gebouw uiteindelijk terechtgekomen waar het

nu staat, schuin aan het eind van de Mekelweg,

tegenover het sportcentrum.

Tijdens het ontwerpproces is er veel aangepast,

is het programma uitgebreid, en zijn uiteindelijk

tijdens de bouwfase nog extra vloeren in de

dubbelhoog uitgevoerde tekenzalen gehangen.

In 1970 werd het bouwproces afgerond en na

de zomer van 1971 trokken de eerste gebruikers

van de nieuwe faculteit der Bouwkunde in. De

bezettingsgraad was ondertussen gegroeid van 750

personen tot 1250 na de ingebruikname.

Tegenwoordig delen wij dit gebouw met zo’n 3200

mensen, studenten én personeel.

1. EntréeDe hal van Bouwkunde is ontworpen als een

lange straat die algemene voorzieningen verbindt

met hoogbouw, en binnen met buiten. In feite is

het een grote glazen doos, waar voorzieningen

als kantine, bibliotheek en maquettehal als

dichte betonnen dozen ingeschoven zijn. Door

de loopbrug op de eerste verdieping ontstaat

een interessant spel van zien en gezien worden.

Doorkijkjes zijn om elke hoek te vinden en het spel

tussen licht en donker is op elk moment van de

dag anders. Het feit dat de hal een tussenruimte

tussen binnen en buiten vormt wordt nog eens

extra benadrukt door de vloertegels die, via de

entree, van buiten naar binnen ononderbroken

doorlopen.

Een veel gehoorde opmerking over de hal is de

ontzettende aanwezigheid van beton. De schijven

zijn van beton, de bruggen en balustrades zijn van

beton en de ingeschoven dozen zijn van beton.

Mensen vinden dit vaak een beetje teveel van het

goede.

Toch voorkomt een nadere blik op deze

hoeveelheid beton een hoop verveling. Er is

een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de

schijven en kolommen die de hoogbouw dragen

en de betonnen wanden van de dozen. Zo is de

draagstructuur van de hoogbouw gematerialiseerd

met veel ruwer beton dan de laagbouw.

2. Een zoektocht door BouwkundeZo af en toe kom je op Bouwkunde doorkijkjes

tegen die door toevalligheid uitblinken. Het lijken

vaak kleine samenspelletjes tussen materialisatie,

zichtlijnen en licht en donker te zijn, die op de

een of andere manier niet de intentie hebben

op te vallen, maar het toch doen. Zo is er op de

eerste verdieping, in de mannentoilet naast de

tentoonstellingszaal, een hooggeplaatst raam, dat

niet primair voor uitzicht bedoeld is maar slechts

voor daglichttoetreding. Toch is het beeld dat zij

biedt een interessante. Ze geeft een kijk op nieuw

en oud, op beton en staal. Als je erdoorheen kijkt,

wordt vaag de noodbrandtrap zichtbaar die in

2002 aangebracht is. Samen met het paarse van de

onderkant van de hoogbouw en het beton van de

constructie een spannend beeld.

Een van de aspecten waaruit blijkt dat er

achter dit gebouw een diepe technische kennis

schuilgaat is de geleding van de gevels. Aan

de buitenkant van het gebouw is duidelijk de

draagstructuur af te lezen, en ook de functies van

de verschillende delen zijn aan de buitenkant

goed zichtbaar. Plaatsen waar dit goed te zien is

zijn de balkons op de even verdiepingen. Deze

zijn bijna altijd afgesloten, maar als je voor de

liften op zo'n verdieping staat, krijg je bijna

hetzelfde beeld voorgeschoteld als op een balkon.

Marten Dashorst

Bouwkunde als oceaanstomer

50884-p022-027.indd 26 21/02/2005 8:03:37

Page 29: pantheon//  '04-'05 - saai

27pantheon 3 ’04’05 A L G E M E E N S A A I S T Y L O S

Aan de rechterkant is het beton van de vertictale

ontsluiting te zien, terwijl tegenover je de kleine

ramen van de kabinetten te zien zijn. Deze

gevels krijgen een 'reliëf' door toepassing van de

windverbanden, en een 'beweging' door beton

dat dan weer tot bovenaan loopt, en dan weer

slechts een borstwering vormt. Achter je liggen

de dubbelhoge ateliers, vaak vergezeld van een

collegezaal. Aan een kant beton, aan de andere

kant glas. Het concept van de hoogbouw komt hier

op een plek samen.

3. Gebruik en belevingOok in haar gebruik is bouwkunde over de

jaren veel veranderd. Toen zij in de jaren zestig

opgeleverd werd waren computers in feite nog

grote rekenmachines. Van de desktop-PC had nog

nooit iemand gehoord. Ontwerpen werd gedaan

achter tekentafels en met pen en papier. Alle

ateliers waren zalen met rij na rij aan tekentafels,

en op de hele faculteit was misschien één

computer te vinden.

Tegenwoordig is dat wel anders. Je moet goed

zoeken naar een tekentafel, overal zijn zij

verdrongen door het stille geruis van computers

in alle soorten en maten. Je merkt het goed in

lage ruimtes, die aanzienlijk warmer zijn door de

continu draaiende computers en beeldschermen.

De plek waar tegenwoordig de grote

computerzalen zitten, was vroeger het epicentrum

van alle tekenactiviteiten. Hier zaten eerstejaars

zij aan zij gebogen over hun schetsrollen en vellen

kalkpapier. Het is ook te merken aan de ruimtes.

Laag, breed en diep, om zoveel mogelijk bruikbaar

volume te creëren, waren zij ooit ingericht

om de aandacht te richten op het ontwerp. Na

talloze verbouwingen is deze eens ruimtelijk

mooie locatie verworden tot een labyrint van

tussenwanden en glazen klapdeuren. Hoewel

je zou kunnen zeggen dat dankzij de computer

steeds vernieuwender architectuur beoefend

wordt, de ruimtes waarin dat gebeurt zijn

bijzonder saai en inspiratieloos.

4.Teveel?Tijdens de bouw bleek al dat de geboden

hoeveelheid ruimte te weinig zou zijn om alle

studenten bouwkunde te kunnen huisvesten. Waar

in het oorspronkelijke ontwerp nog gedacht werd

aan een studentenpopulatie van ongeveer 750

mensen, tijdens de constructie van de hoogbouw

moesten extra vloeren ingehangen worden om aan

de vraag te kunnen voldoen. Vlak na oplevering

namen circa 1250 studenten hun intrek in de

nieuwe faculteit.

Dat aantal was een goed aantal studenten. Door de

hoeveelheid ruimte konden de studenten atelier

houden op hun eigen faculteit.

Je kwam dus mensen tegen met andere

denkbeelden en ideeën over architectuur. Juist

door dat contact met de gemeenschap leverde

bouwkunde in die tijd vernieuwende en non-

conformistische architecten en bouwkundigen af.

Als je tegenwoordig door de faculteit loopt is

het soms moeilijk voor te stellen dat er al meer

dan 3000 bouwkundestudenten in Delft zijn.

Je komt op een doordeweekse dag de faculteit

binnen en de hal kan zo goed als uitgestorven

zijn. Alleen bij ingewikkelde colleges of tijdens

speciale activiteiten komen er uit alle hoeken en

gaten mensen tevoorschijn. Is ons gebouw dan

zo dynamisch dat dat het juiste gebruik is? Is de

indeling zo dat mensen overal hun ding kunnen

doen?

Vroeger misschien, maar tegenwoordig ligt de

uitgestorven uitstraling van bouwkunde, hoe

paradoxaal ook, juist aan de overbevolking van

het gebouw. Omdat er zoveel studenten zijn, en

zo weinig werkplekken of computers, kiezen veel

studenten ervoor om thuis te gaan werken of

ergens anders atelierruimte te huren. Ze kunnen

het gewoon niet aan om elke keer op een andere

plek te moeten zitten, elke keer hun spullen op

te moeten ruimen en elke keer te wachten tot

een luidruchtige bespreking in een aangrenzende

ruimte afgelopen is.

Deze manier van gebruik is een onderschatting

van de eigenschappen en filosofie van het

oorspronkelijke ontwerp. Daarin werd uitgegaan

van een symbiose tussen studenten onderling en

tussen studenten en docenten. Vergelijken met

anderen om je heen is immers de beste manier

om tot een goed ontwerper te komen. Doordat de

overbevolking deze filosofie onwerkbaar maakt,

wordt zij eigenlijk een groot onrecht aangedaan.

De overloop op de eerste verdieping is nu een

van de weinige plaatsen waar groepjes studenten

elkaar kunnen ontmoeten, waar het dynamische

bouwkunde echt zijn gezicht laat zien. Waarom

vinden wij dit niet terug in de hoogbouw, of in de

blokkenhal?

5. Saai? Nee toch?Bouwkunde is een groot gebouw, ook al is

het nu tegenwoordig te klein om de uit haar

voegen gegroeide studentenpopulatie te kunnen

huisvesten. Toen van den Broek en Bakema

eind jaren '50 het gebouw ontwierpen, stond al

voorop dat bouwkunde een studie is die heel

erg om personen gaat. Je bent als architect vaak

één-op-één bezig met opdrachtgevers, het is een

overdrachtelijke studie. Bouwkunde is ook een

overdrachtelijk gebouw. De architecten probeerden

ons te leren dat door detaillering en regelmaat

toch een spannend gebouw gemaakt kan worden.

Is Bouwkunde saai? In mijn ogen niet. Door de

kleine plekjes van het gebouw evenveel aandacht

te geven als de grote, publieke ruimtes, is een

gebouw ontstaan dat, ondanks haar imposante

grootte, toch klein blijft. Je voelt je nooit bekeken,

maar kan altijd anderen bekijken. Ik ben hier

weleens in de collegebanken in slaap gevallen,

maar dat lag in geen enkel geval aan het gebouw.//

>Breen, J. & Olsthoorn, B., De Wand, Publikatieburo Bouwkunde, Delft, 2002>Ibelings, H., Van den Broek en Bakema, 1948-1988, Architectuur en stedebouw, NAi Uitgevers, Rotterdam, 2000

grof en fijn beton voorzieningen als ingeschoven dozen het nieuwe trappenhuis

50884-p022-027.indd 27 21/02/2005 8:03:39

Page 30: pantheon//  '04-'05 - saai

28 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N

Waar Delft minder bekend om staat, is de Eduard

du Perronlaan, de Derde Werelddreef, en de

Buitenhofdreef. Logisch, het is niet spannend

of spraakmakend, niet mooi of speciaal. Maar

Delft heeft veel meer plekken à la Eduard du

Perronlaan, dan dat het plekken heeft als de

Nieuwe Kerk. Buiten de binnenstad is Delft

eigenlijk niet zo speciaal. Het is misschien zelfs

een ietsiepietsiebeetje saai.

In kader van het thema saai ben ik op zoek gegaan

naar de saaiste straat van Delft. Deze straat is te

herkennen aan het ontbreken van kleur, van groen,

van variatie, en het ontbreken van differentiatie in

de materialisatie. Met deze checklist op zak ben ik

in de wagen gestapt en op onderzoek uitgegaan.

De kunst is saai niet met minimaal te verwarren.

Het ontbreken van, elementen, draagt in een

minimalistische straat bij aan de kracht van het

ontwerp. Een saaie straat gaat vervelen. En is dus

niet krachtig, maar voorspelbaar.

Het leek een makkelijke klus de saaiste straat te

vinden, maar dat viel tegen. Jeugdige overmoed

van mijn zijde bleek tijdens de rondrit. Het is niet

saai in Delft. Helemaal niet zelfs. Het is gewoon

spuuglelijk, maar ja, daar was ik niet naar op zoek.

De echt saaie straten zijn die straten die zo groot

zijn opgezet dat er niet of nauwelijks mensen

lopen en fietsen. Denk hierbij aan de Voorhofdreef

of de Buitenhofdreef. Van dit soort straten ben ik

niet uitgegaan in mijn onderzoek, ik zocht juist

naar de straten waar wel mensen lopen, fietsen en

leven en desondanks toch presteren saai te zijn.

Met deze randvoorwaarden kwam ik al snel in

de woonwijken terecht. In Tanthof vond ik wat ik

zocht: de saaiste straten van Delft.

Op nummer drie van saaiste straat van Delft:

de Sadatweg. De Sadatweg heeft een erg breed

straatprofiel; een brede stoep en parkeerplaatsen

die haaks op de weg staan. Oh ja, en natuurlijk

wat bomen. Door de weg zo breed te maken

heb je weliswaar alle ruimte en is alles goed te

overzien, maar er lijkt ook minder te gebeuren.

Een smal steegje met vier mensen is druk, een

Sadatweg met vier mensen is nagenoeg leeg.

Maar niet getreurd, de bomen zijn hier goed

geplaatst waardoor het niet al te leeg wordt. De

Sadatweg heeft aan weerszijden van de weg

verschillende bebouwing, ik noem het: variatie.

Binnen het bouwblok zelf zit weinig variatie. Op de

voorportaaltjes na is het moeilijk te onderscheiden

wanneer een nieuwe woning begint of eindigt. Die

voorportaaltjes zijn trouwens een goede methode

om wat reliëf (coulissen) in de straat te krijgen. Het

breekt de lengte van het blok een beetje, en het

brengt wat diepte in het straatbeeld. Reliëf is een

belangrijke factor is mijn eerste conclusie.

Op nummer twee: de Israëllaan. De Israëllaan

heeft hetzelfde 'probleem' als de Sadatweg , een

lang bouwblok, met het verschil dat hier geen

reliëf is gebruikt. Vandaar de hogere notering voor

deze straat. Het risico van de lange vlakke blokken

is dat de maatverhouding zoek raakt. Wordt het

bouwblok te lang doorgetrokken, dan wordt de

straat voorspelbaar. Wat betekent dat hij saai

wordt. Helaas voor de Israëllaan gaat de eerste

plaats aan zijn neus voorbij, daar de ontwerpers

rekening hebben gehouden met de lengte. Jammer

hoor. De huizen zijn allemaal grijs, en er zit geen

reliëf in de gevel op een luifeltje na. Toch is het

nog niet echt saai. Dat heeft te maken met de

breedte van de straat. Er gebeurt te veel tussen de

bebouwing: de groene grasstrook met de tramrails

doet het saaiheidsgehalte van de straat geen goed.

En dan nummer één; in het verlengde van de

Israëllaan, de Aziëlaan. In mijn optiek een saaie

straat, al moet ik toegeven dat het veel erger kan.

De straat is te kort en er is nog teveel variatie

in de straat om echt saai te kunnen zijn. Aan

Marien Daamen

De saaiste straat van Delft

Delft is beroemd om haar mooie binnenstad. Beroemd door haar grachten, het huis waar Willem van Oranje is neergeschoten, de scheve kerk met de grootste klok van Nederland en de begrafenissen van Claus, Juliana en Bernhard.

met stip op één: de Aziëlaan

een van de leukste straten van Delft: de Chopinlaan

50884-p028-033.indd 28 21/02/2005 8:06:15

Page 31: pantheon//  '04-'05 - saai

29pantheon 3 ’04’05 A L G E M E E N S A A I S T Y L O S

beide zijden van de straat staat dan wel dezelfde

bebouwing, maar het is wel in een andere kleur

uitgevoerd, beige en grijs. De bomen weliswaar

zonder bladeren fleuren de straat toch op. Het vrije

stukje grond voor de huizen, waar mensen zelf

mogen weten wat ze er mee doen, brengt ook wat

variatie met zich mee. Dit heeft wel als risico dat

het er verpauperd uit gaat zien. Niet iedereen vind

het belangrijk om zijn rommel netjes op te ruimen.

De top drie bevindt zich volledig in Tanthof-West.

Een reden om eens wat achtergrondinformatie

over deze wijk op te zoeken. Tanthof-West is een

wijk uit de jaren '80 en '90. Het is een wijk met veel

ééngezinswoningen dus veel kinderen en relatief

weinig jongeren. Op de website www.tanthof.nl

is te lezen dat het een topwijk betreft, louter

tevreden burgers in Tanthof. Of toch niet? De vier

grote problemen van afgelopen jaar die zouden

worden aangepakt waren verkeersveiligheid,

overlast van jongeren(!), vuil in de openbare

ruimte, en stank uit de sloten. Het probleem

'jongerenoverlast' is het enige punt dat mijn

saaiheids-stelling lijkt te willen ondersteunen.

Zouden deze jongeren misschien last veroorzaken

omdat zij zich vervelen? De jongerenoverlast is

bestreden met activiteiten en strengere controle.

Niet met bouwen, dat lijkt me ook een beetje te

ingrijpend voor dit probleem.

De reden dat het niet saai is in Delft is dat ze hier

meester zijn met de saai-opheffende middelen.

Bomen planten valt onder de anti-saai-mores.

Het brengt wat kleur en diepte in de straat. Een

ander veelvuldig gebruikt middel in Delft is het

aanleggen van een gracht of vijver. Leuk, met

eendjes. Het enige nadeel is dat het gaat stinken

wanneer het stilstaand water betreft. Zoals we in

de Sadatweg en Israëllaan hebben kunnen zien

is het ook een goede oplossing om reliëf toe te

passen in de gevel. In de Bantulaan is dit reliëf niet

alleen voorbehouden aan de gevel, maar ook in

de bouwhoogte toegepast. Naar mijn mening een

uitstekende saai-opheffende maatregel.

In Delft wordt sinds vorig jaar de Leukste straat van

Delft-wedstrijd gehouden. Deze jury beoordeelt de

inzendingen op sociale betrokkenheid; worden

er activiteiten binnen de buurt georganiseerd,

wat voor activiteiten zijn er, is er voor jong en

oud iets te doen, worden omliggende straten

er bij betrokken? De winnaar was een hoge

middenmoter in de saaiheids-competitie:

drie straten (waaronder de Bizetstraat) uit de

Componistenbuurt hebben de Leukste straat-prijs

gewonnen met hun actie voor een buurtfeest

waarbij zij ook de bewoners van de Chopinlaan

hadden uitgenodigd. De leukste straat-prijs

heeft niets van doen met de vormgeving van de

straat of wijk, het gaat puur om de bewoners.

Dus nu de hamvraag: is de sociale cohesie van

een wijk te beïnvloeden of zelfs afhankelijk van

het stedebouwkundig ontwerp? Misschien geldt

wel hoe suffer de vormgeving van de straat hoe

minder sociale activiteiten binnen de wijk? Na

één telefoontje met Ans van Berkel, de organisator

van de wedstrijd, kan deze vraag ontkennend

beantwoord worden. Er waren niet opvallend

veel meer inzendingen uit de binnenstad dan uit

een willekeurig minder goed uitziende buurt. De

inzendingen waren ongeveer gelijk over de stad

verdeeld. Wellicht een teleurstelling voor de jonge

aanstormende stedebouwers en architecten die

de maatschappij willen vormen, maar helaas, hier

hebben wij (zo lijkt het na één leukste straat-

wedstrijd) geen invloed op. Bij diverse ontwerp-

groepjes heb ik gemerkt dat er altijd wel een paar

idealisten aanwezig zijn die koste wat kost een

wijk bouwen met als einddoel 'gezelligheid'. Bij

deze wil ik die mensen uit de droom helpen; het

kan wel gezellig worden, maar niet door jou.//

de Eduard du Perronlaan

de Voorhofdreef

een goede tweede: de Israëllaan

50884-p028-033.indd 29 21/02/2005 8:06:17

Page 32: pantheon//  '04-'05 - saai

30 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N

Jo Coenen, je bent een beschuitlulHet Amsterdamse architectenbureau Benthem

Crouwel is bekend van hun ontwerpen voor

Schiphol. Ze realiseerden daar terminals, Schiphol

Plaza, kantoren en een spoorwegstation. In de

afgelopen jaren heeft het bureau de ene na de

andere opdracht voor een nieuw spoorwegstation

binnengesleept; eerst de opdracht voor Amsterdam

CS in 1997, toen in 2003 Utrecht CS en Den Haag CS

en tenslotte in de zomer van 2004 Rotterdam CS.

Waarom wordt steeds Benthem Crouwel gevraagd

voor deze opdrachten? Het Monopoly-bordspel

heeft maximaal vier stations en Benthem Crouwel

heeft er straks vijf gebouwd. En dat allemaal

binnen de Randstad. Terwijl de vier grote steden

– G4 – hoog opgeven over citybranding en het

unieke karakter van hun stad nodigen ze wel

alle vier dezelfde architect uit voor één van de

belangrijkste publieke gebouwen van de stad.

Buitenlanders zouden denken dat Benthem

Crouwel de staatsarchitecten zijn met Schiphol en

alle belangrijke spoorwegstations op hun naam.

Waarom zijn er geen andere architecten

gevraagd? Het Rijk stelt zichzelf tot doel om de

architectuur in Nederland te stimuleren en heeft

daarvoor onder andere een Rijksbouwmeester,

een architectuurnota en een Stimuleringsfonds

opgetuigd. De vier stations die in de planning

staan – Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den

Haag – vertegenwoordigen een investering van

ruim 1,2 miljard euro. Als we hierbij de waarde

van de ontwerpen voor de metrostations voor

de Noord-Zuid-lijn in Amsterdam optellen,

vertegenwoordigt de orderportefeuille van

Benthem Crouwel ruim 1,4 miljard euro aan

overheidsinvesteringen. Dat is 0,3 procent van

ons BBP. Mijn vraag aan de rijksoverheid en

de betrokken steden; wordt de architectuur

gestimuleerd door 1,4 miljard aan opdrachten aan

een enkel architectenbureau te gunnen?

Ontwerpt Benthem Crouwel dan misschien hele

goede stationsgebouwen? Helaas is dit niet het

geval. Er zijn een aantal argumenten aan te voeren

waarom de architectuur van Benthem Crouwel

minder geschikt is voor stationsgebouwen.

ShapeDe aanleiding voor de nieuw- of verbouw van

Utrecht CS, Rotterdam CS en Den Haag CS is

de aanleg van de HSL en Randstadrail. Voor

Amsterdam CS geldt dit niet; de aanleiding is

hier de aanleg van de Noord-Zuid lijn. Hoewel

de HSL nu nog op Amsterdam CS stopt zal deze

vanaf 2006 Amsterdam WTC aandoen. De HSL-

Zuid zal stoppen in Rotterdam en Amsterdam

Benthem Crouwel heeft straks de vijf belangrijkste spoorwegstations in de Randstad ontworpen: Amsterdam CS, Rotterdam CS, Utrecht CS, Den Haag CS en Station Schiphol. Als dit geen keuze is om al deze stations volgens een Randstad-huisstijl te ontwerpen, waarom dan wordt juist Benthem Crouwel telkens weer gevraagd voor deze opdrachten?

Michiel van Raaij met tussenstations in Breda en Den Haag. De

HSL-Oost zal in Arnhem, Utrecht en Amsterdam

stoppen. Deze zes stations die aangepakt worden

zijn door het Rijk Nationale Sleutelprojecten (NSP)

genoemd en worden door het Rijk met 1,1 miljard

ondersteund. Benthem Crouwel ontwerpt drie

HSL-stations – Rotterdam, Utrecht en Den Haag.

Het nieuwe station van Arnhem is ontworpen

door UN Studio en is inmiddels grotendeels klaar.

De opdracht voor het nieuwe station van Breda is

zomer 2004 naar het team van Koen van Velsen &

Atelier Quadrat gegaan. Voor het zesde HSL-station

Amsterdam WTC zijn nog geen concrete plannen,

omdat de politiek nog geen keuze heeft gemaakt

over hoe de Amsterdamse Zuid-As ingericht gaat

worden in de toekomst.

De verschillende ontwerpen voor de stations zijn

onder te verdelen in twee groepen; de ontwerpen

van vóór 2001 en die erna. De eerste groep zijn

de ontwerpen voor Arnhem uit 1997 van UN

Studio en het ontwerp voor Rotterdam uit 2000

van Alsop Architects. Deze twee ontwerpen

zijn nog gemaakt tijdens de economische

hoogconjunctuur en weerspiegelen een enorme

ambitie, die vertaald wordt in een spraakmakende

architectuur. Het ontwerp van UN Studio wordt

gekenmerkt door gebogen dakvlakken voor de

stationshal en V-vormige schachten die toegang

bieden tot de ondergrondse parkeergarage.

Het ontwerp van Alsop is vooral bekend door

bebouwing in de vorm van champagne-glazen

boven het huidige stationsplein. Kijk je door de

champagneglazen heen dan combineert het plan

een heldere logistiek met een enorme hoeveelheid

aan gemengd programma – kantoren, culturele

voorzieningen, lounges, een parkeergarage, etc.

Volgens zijn eigen website ging Alsop uit van een

project van 1,3 miljard euro (het huidige plan is

486 miljoen euro).

Nadat Leefbaar Rotterdam in 2002 de

gemeenteraads-verkiezingen had gewonnen is

het plan van Alsop van tafel geveegd. Deze actie

markeert een shift in het denken over de HSL-

stations. De plannen die na 2001 zijn gemaakt

zijn een stuk soberder van opzet, maar er wordt

ook gekozen voor een heel andere architectuur.

In drie van de vier gevallen wordt gekozen voor

de architectuur van Benthem Crouwel. Een

architectuur die sommigen high-tech zullen

noemen, maar er vooral technologisch uitziet. Het

is een sobere architectuur van glas, staal en beton,

die vergelijkbaar is met de architectuur van Foster

and Partners.

Utrecht Centraal

Utrecht Centraal interieur

50884-p028-033.indd 30 21/02/2005 8:06:20

Page 33: pantheon//  '04-'05 - saai

31pantheon 3 ’04’05 A L G E M E E N S A A I S T Y L O S

Architectuurcriticus Kenneth Frampton ziet

de architectuur van Foster als exemplarisch

voor de jaren zeventig en tachtig.1 Na het

Mediterane Modernisme van Le Corbusier en

het monumentaliseren van het technische in

de architectuur door Louis Kahn, ziet Frampton

de architectuur van Foster als een logische

vervolgstap. Terwijl Le Corbusier en Kahn nog

met één voet in de architectuurtraditie staan,

legt Foster zich neer bij de modernisering. Onder

invloed van Le Corbusier en Kahn moest Foster

zich wel richten op de rationele productie van

gedematerialiseerde, lichtgewicht, modulaire

structuren. De houding van zich uiteindelijk

neerleggen bij en leren omgaan met de

modernisering heeft volgens Frampton zijn

beperkingen, hoewel het technologisch briljant,

poëtisch en met opzet populair is. Foster heeft

de meest lucide en verbeeldingsvolle ontwerpen

gemaakt wanneer de omstandigheden vroegen

om een rationele productie van 'well-serviced

anonimity', om Cedric Price aan the halen, daar

waar het productie-proces in kwestie gereduceerd

kan worden en ondergebracht in één grote open

loods, zoals oneindige kantoorlandschappen

(Climatroffi ce, 1971), industriehallen (Renault,

1983) en airport-terminals (Stansted Airport, 1987).

Daarentegen zijn deze homogene megastructuren

inadequaat voor (semi-)publieke gebouwen en

de openbare ruimte, gezien de matige projecten

van Foster voor musea, stedelijke gebouwen en

woningbouw.

In de jaren negentig heeft de modernisering een

nieuwe stap gemaakt. Het is belangrijk te beseffen

dat het de laatste decennia onmogelijk was om

vorm te maken, laat staan sexy vormen. Aaron

Betsky stelt dat de laatste vorm-makers tragische

fi guren waren, zoals Louis Kahn, die hun shapes

zo fundamenteel en heroïsch moesten maken om

te rechtvaardigen dat ze zoveel materiaal en geld

kostten. Deze architecten werden achtervolgd

door het feit dat hun werk irrelevant werd, omdat

het zo duur was en omdat de sociale theorie

vroeg om 'bevrijdende' systemen in plaats van

monumenten.

Aldo Rossi was volgens Betsky de eerste die weer

vorm maakte.2 Om de architectuur uit de vormloze

positie te halen maakte hij weer architectuur die

iconisch was en herkenbare plaatjes opleverde.

Oude vormen en typologieën konden volgens hem

op een nieuwe plek wederom toegepast worden en

hoefden alleen maar aangepast te worden aan de

fysieke condities van de plek. Rossi realiseerde zich

echter niet dat de vertaling van deze types naar

nieuwe schalen de transformatie van deze types

noodzakelijk maakt. Uiteindelijk was het Frank

O. Gehry die met het Guggenheim Museum in

Bilbao erin slaagde vormen te maken die origineel,

sterk en fotogeniek genoeg waren om een plaats

in te nemen in het aanbod van de globale cultuur.

Gehry bewees dat architectuur kan verkopen.

Binnen de nieuwe economische condities draait

alles om de verpakking. Ook architecten ontkomen

hier niet aan. Beelden, iconen en merken zijn

de focuspunten. Architecten zullen eigentijdse

schoonheid moeten inzetten als middel tot

verleiding, aantrekking en identifi catie. Het draait

uiteindelijk om het aanspreken van de emotie.

In het emotietijdperk heeft iedereen besloten

dat ze recht hebben op gelukkig zijn. Gevolg is

dat keuzes worden gemaakt op basis van emotie.

Onderdeel hiervan is de beleveniseconomie,

waarin consumenten geen product meer kopen,

maar een gevoel. 3

Eén van de beste illustraties van ervaring en

emotie in de architectuur is het werk van

Neutelings Riedijk. De ervaring van het exterieur

heeft twee hoofd-componenten; shape en

materiaal & textuur. In de woorden van Neutelings

Riedijk: "Gebouwen zijn sculpturen in de stad.

Ze hebben een eigen karakter, ze zijn nors,

vrolijk, saai of serieus. Ze zijn kort van stuk of

breedgeschouderd. Ze hebben een torso, een rug,

een kop of een staart." [...] "Gebouwen horen

zwierige kuiven te hebben. Tegen wolkenluchten

tekent een silhouet zich af en dit silhouet verleent

het gebouw zijn herkenbaarheid." [...] "Gebouwen

moet je met alle zintuigen kunnen waarnemen. Je

moet ze kunnen horen, ruiken, voelen, proeven.

Een gebouw moet briesen, fl uisteren, dampen,

kraken, walmen, tochten." 4

Het is precies deze tegenstelling tussen Foster en

Gehry die terugkomt in de ontwerpen voor de HSL-

stations voor en na 2001. Terwijl de architectuur

van Foster en Benthem Crouwel inadequaat is

voor publieke gebouwen is de architectuur van

Gehry, UN Studio en Alsop dat juist wel. Het is

het verschil tussen massa-productie en mass-

customization, het is het verschil tussen een

anonieme, technologische structuur en gebouwen

met shape en materiaal & textuur die de emotie

aanspreken.

StedelijkheidEen traditioneel spoorwegstation in de 19e eeuw

was een stedelijk gebouw, dat de entree vormde

tot de stad. Het station in de 21e eeuw is vooral

een overstapstation tussen alle verschillende

verkeersmodaliteiten; HSL, treinen, metro, trams,

bussen en taxi’s. Slechts een deel van de reizigers

gebruiken het stationsgebouw nog in traditionele

zin als entree naar de binnenstad. Een puur

overstapstation hoeft in theorie helemaal niet in

de binnenstad te liggen, het kan ook in de periferie

liggen. In Frankrijk heeft men dit goed begrepen

en een aantal weilandstations gerealiseerd aan

de HSL-lijn naar Marseille. Een overstapstation

heeft wel wat van een vliegveld-terminal met zijn

ultieme doelmatigheid.

De gebruikers van het spoorwegstation kunnen

we onderverdelen in twee groepen met elk

hun eigen wensen; de forensen en de reizigers/

toeristen. De eerste groep, de forensen, gebruikt

het station dagelijks en routineus. Voor deze

groep is reizen een noodzakelijk kwaad, dat

vooral effi ciënt moet gebeuren. Zij gebruiken

het station veel om over te stappen tussen de

verschillende verkeersmodaliteiten. Een neutraal

terminal-gebouw is voor deze groep gebruikers

voldoende. De tweede groep gebruikers zijn de

(zaken)reizigers, dagjesmensen en toeristen.

Voor hen is het reizen een positieve ervaring.

Zij gebruiken het station onregelmatig en voor

hun is met name de verbinding met de stad

van belang. Deze groep gebruikt het station

dus op zijn 19e eeuws vooral als een stedelijk

gebouw. Voor de Nederlandse sleutelprojecten

heeft het Rijk gekozen voor een compromis

tussen het tradtionele, stedelijke station en het

overstapstation.

De ontwerpen voor de vier HSL-stations van

Benthem Crouwel laten neutrale hallen zien.

Het zijn fl exibele en effi ciënte terminals,

overstapstations, die de forens niet zullen irriteren,

maar ook geen emotie zullen brengen. De reizigers

en toeristen zullen zich echter vanaf aankomst

afvragen waarom ze hier naartoe zijn gereisd. De

neutrale hallen bieden door hun gebrek aan shape

en materiaal/textuur nul emotie, nul richting. Een

architectuur die vooral geen weerstand wil bieden,

maar zich daardoor ook niet uitspreekt en geen

richting kan geven aan de stad. Benthem Crouwel

heeft al eerder terminals op Schiphol ontworpen.

De titel 'OV-Terminals' die de sleutelprojecten

hebben meegekregen dekt absoluut de lading. Het

is echter ook een misleidende titel, die suggereert

dat een open hal het goede antwoord zou zijn op

de vraag. Een self-fulfi lling prophecy.

Het aspect van het stedelijke gebouw, het

monument, een poort naar de stad, krijgt in de

architectuur van Benthem Crouwel te weinig vorm.

Amsterdam Centraal busstation Amsterdam Centraal interieur

>

50884-p028-033.indd 31 21/02/2005 8:06:22

Page 34: pantheon//  '04-'05 - saai

32 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N

> De gevel naar de stad is in alle vier ontwerpen

simpelweg het eind van de repeterende hal-

structuur. Waar de structuur ophoudt verschijnt

een glazen gevel. In plaats van shape en textuur/

materiaal is er alleen het immateriële glas dat

zoveel mogelijk transparant is en zo weinig

mogelijke emotie oproept. De stations van

Benthem Crouwel kiezen er niet voor met hun

body aanwezig te zijn in de stad, als monument de

stad te structureren. In plaats daarvan ontkennen

de open, transparante hallen hun aanwezigheid

in de stad, door zich zo neutraal mogelijk op te

stellen. Hoewel dit misschien acceptabel is voor de

dagelijkse routine van forensen, is het desastreus

voor reizigers en toeristen. En is dat niet de groep

reizigers die de HSL nemen? En was het niet juist

de aanleg van die HSL die de aanleiding was voor

de vernieuwing van de stations?

Meer van hetzelfdeAls we verder inzoomen op de individuele

ontwerpen valt op hoeveel de ontwerpen van

Benthem Crouwel lijken op de gebouwen die er nu

staan. In Amsterdam wordt de structuur van bogen

over de stations aan de IJ-zijde doorgezet in een

extra boog, waaronder het busstation zal komen

op dezelfde hoogte als de perrons. In Rotterdam

wordt de huidige structuur van een tunnel onder

de sporen die uitkomt in een hal aan de stadkant

bijna 300% opgeblazen. In Utrecht wordt de hal

boven de sporen vervangen door een langere

hal. En in Den Haag ten slotte wordt het dichte

platte dak vervangen door eentje die meer licht

doorlaat en wordt de glazen gevel iets verplaatst.

In abstractie verandert er niet werkelijk iets aan de

gebouwen die er al staan, behalve dat de capaciteit

wordt vergroot. Is er dan niets werkelijk verandert

in het denken over stationsgebouwen tussen de

tijd dat deze gebouwen zijn opgeleverd en onze

huidige tijd?

Er is wel degelijk wat veranderd. Behalve het al

besproken aspect van de emotie (shape + textuur/

materiaal) is er ook iets fundamenteels veranderd

in het programma. De stedelijke context van de

stations is qua programma enorm geïntensiveerd.

Dit komt het best tot uitdrukking in het huidige

gebouw van Rotterdam Centraal uit 1957 van

stationsarchitect Sybold van Ravesteyn. Om

het kleine programma van het stationsgebouw

enige body te geven heeft de architect de twee

kantoorverdiepingen voorzien van vier lagen

ramen, waardoor het gebouw twee keer zo hoog

lijkt, en werden grote poorten aan weerszijden

van het gebouw geplaatst. Het toen nog kale en

lege Weena is inmiddels veranderd in een gebied

met een enorm hoge dichtheid, die nog verder

zal stijgen. In de huidige stedelijke context past

een verdere intensivering met nieuw programma

uitstekend. Ook op dit punt verschillen de

ontwerpen van UN Studio en Alsop Architects van

de ontwerpen van Benthem Crouwel. Arnhem

Centraal is geïntensiveerd met een enorme

parkeergarage, winkels en veel kantoorruimte.

Alsop plande voor Rotterdam Centraal cultureel

programma, kantoren, winkels en lounges boven

de sporen. In de plannen die Benthem Crouwel

mocht maken is er geen sprake meer van een

dergelijk uitgebreid programma. In plaats van

een voortzetting van de intensiteit van de stad

zijn de stations van Benthem Crouwel zo een

onderbreking ervan. De stad begint niet in het

stationsgebouw, maar pas bij het verlaten ervan.

Als er dan niet werkelijk iets verandert met

de ontwerpen van Benthem Crouwel, waarom

worden de bestaande gebouwen dan niet

(deels) hergebruikt? Het is toch absurd dat de

stationshal in Utrecht eerst wordt afgebroken, om

er vervolgens een net iets andere hal voor in de

plaats te zetten. Ook in Rotterdam is het absoluut

niet nodig het bestaande stationsgebouw te

slopen. Het kan ook budgetair voordeel opleveren.

In januari 2005 verscheen er een bericht in de

kranten dat één van de ontwerpvarianten voor

Rotterdam Centraal die overwogen werd geen

perronoverkappingen had. Je zou dus in de regen

op de HSL moeten wachten. En dat terwijl er

gewoon overkappingen staan als je ze niet sloopt.

In plaats van een stedelijke hybride van oude

en nieuwe bebouwing, historische gelaagdheid,

vinden het Rijk, ProRail, de gemeente en de

architecten dat het helemaal nieuw moet.

ExcellentieWaar is de visie? Waarom is er geen durf?

Zoekend naar antwoorden op al deze vragen

komt de belangrijkste partij van het project weer

in beeld: de Rijksoverheid. Degene die het Rijk

vertegenwoordigt als het gaat om architectonische

kwaliteit is de Rijksbouwmeester, toen nog Jo

Coenen. In een nota over de sleutelprojecten stelt

Coenen: "Stations moeten uitstraling hebben. Ze

moeten een eigen gezicht hebben als gebouw."

Maar hoewel Coenen op dat moment (2003) wel

het gevoel heeft de architectonische visie van de

verschillende partijen verbetert, blijft hij sceptisch

over het geringe vermogen in Nederland om in

het belang van de publieke ruimte te denken. "Ik

zou wel aan de bel willen trekken, maar waar

moet ik dat doen? Er is geen adres meer, omdat

de overheid zoveel uit handen heeft gegeven aan

de marktpartijen en de ministeries zwaar moeten

bezuinigen. Uiteindelijk zou ik mijn pleidooi van

de grond af aan moeten opbouwen: door het te

richten op de Nederlandse burger. Dat is degene

die uiteindelijk de stad en het station moet

gebruiken, moet beleven. Het is het enige adres dat

nog over is." 5

Jo Coenen zelf blijkt echter ook geen garantie

voor goede architectuur. Meneer Coenen was

voorzitter van de selectiecommissie die uit 48

architectenbureau's zes architecten selecteren

die een ontwerp mogen maken, waaronder

OMA. Van de zes voorstellen is het ontwerp van

Benthem Crouwel verreweg het degelijkst en

met het minste risico. Saai dus. In de toelichting

bij de keuze voor Benthem Crouwel wordt geen

woord gerept over dat er al andere stations

door dezelfde architect worden ontworpen. En

zo komt de aap toch uit de mouw: Jo Coenen

is er persoonlijk verantwoordelijk voor dat

Benthem Crouwel vier HSL-stations bouwen de

komende jaren. Een citaat over het ontwerp van

OMA voor Rotterdam Centraal wil ik jullie niet

onthouden: "Het netvormige dak geeft volgens

de selectiecommisssie een prachtige verbeelding

van de richtingloosheid van het huidige

netwerktijdperk." Daar wordt je gewoon stil van.

"De Nederlandse overheid blijft volhouden

dat excellentie bereikt kan worden met

middelmatigheid. Om excellentie te bereiken

moeten we constant vernieuwen en risico’s durven

te nemen," aldus Roel Pieper. De architectuur

van Benthem Crouwel is risicoloos, net als

de architectuur van Jo Coenen zelf. Maar als

Nederland niet definitief in de economische

periferie van Europa terecht wil komen, zullen

er keuzes gemaakt moeten worden, zal er

risico genomen moeten worden. De mainports

Schiphol en de Rotterdamse Haven zijn duidelijke

keuzes. De aanleg van de HSL is dat ook, maar

de importantie van deze projecten wordt niet

doorgezet in de architectuur. De HSL is belangrijk.

De toekomst van onze bedrijvigheid zit immers

in de creatieve internationale bedrijvigheid in

de steden van de Randstad, die zit niet in een

bedrijventerreintje in Zuid Laren. De aanleg van

de HSL ligt in het verlengde van Schiphol. De

NS werkt niet voor niets samen met KLM als de

exploitant van de HSL. Schiphol heeft inmiddels

een enorme spin-off gegenereerd aan bedrijvigheid

rondom de luchthaven. De HSL-stations zullen

– zij het in mindere mate – eenzelfde effect

teweegbrengen. Kun je een project met een

dergelijke importantie half doen? Het laatste

HSL-station waar nog een ontwerp voor gemaakt

moet worden is het ingewikkeldste, maar ook het

belangrijkste station van allemaal; Amsterdam

Arnhem CentraalDen Haag Centraal

50884-p028-033.indd 32 21/02/2005 8:06:23

Page 35: pantheon//  '04-'05 - saai

33pantheon 3 ’04’05 A L G E M E E N S A A I S T Y L O S

> 1 Duin, Leen e.a. (eds.), Constructie en Stijl, Publikatiebureau Bouwkunde, Delft 1996> 2 Berkel, Ben van & Bos, Caroline, UN Studio UN Fold, NAi Publishers, Rotterdam 2002.> 3 Piët, Suzanna, De Emotiemarkt, Pearson Education, London 2003> 4 Neutelings Riedijk Architecten, Aan Het Werk, 010 Publishers, Rotterdam 2003> 5

Schaap, Peter-Michiel, Verbinding, VROM Den Haag 2003

> Benthem Crouwel Architekten BV bna is auteur van de afbeeldingen van Utrecht Centraal, Amsterdam Centraal en Den Haag Centraal.

WTC. Dit station moet de poort worden tot wat

dé bedrijfslocatie van Nederland moet worden, de

Zuid-As. Een kans die we niet mogen laten liggen.

Laten we opportunistisch blijven, ook al is de

huidige Rijksbouwmeester niemand minder dan

Mels Crouwel.//

Rotterdam Centraal interieur stationshal

Rotterdam Centraal interieur passage

Het ontwerp van Alsop Architects voor Rotterdam Centraal

50884-p028-033.indd 33 21/02/2005 8:06:33

Page 36: pantheon//  '04-'05 - saai

34 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N

Bij het ontwerpen en bedenken van 'het café

van de toekomst' loop je het risico verzeild te

raken in fantasierijke dromen, ideeën en idealen;

eerdere toekomstverwachtingen over de huidige

tijd en de nabije toekomst maken duidelijk dat

men geneigd is te overdrijven betreffende de

veranderingen die plaats zullen vinden. Daarom

hebben we ervoor gekozen om in plaats van het

café ván de toekomst, een café vóór de toekomst

te ontwerpen. Hierbij staat het begrip flexibiliteit

centraal. Juist het feit dat het gaat om een café

of uitgaansgelegenheid maakt dit ontwerp met

betrekking tot de toekomst interessant. Het café

is een veelzijdig begrip met veel verschillende

verschijningsvormen en het vervult een speciale

functie binnen de samenleving.

Ten eerste is er sprake van een commerciële

instelling. De klant vormt de bron van inkomsten

en het café moet inspelen op de wensen van

potentiële klanten. De gast staat centraal. Dit

heeft tot gevolg dat er sprake is van een instelling

die sterk afhankelijk is van de samenleving

en moet inspelen op wat er in de samenleving

gebeurt. Ze is economisch gevoelig en daarmee

ook trendgevoelig. De economie die hapert,

trends als 'loungen' die komen en gaan,

wetswijzigingen omtrent het gebruik van tabak in

openbare gelegenheden... het zijn maar een paar

voorbeelden.

Daarnaast verzorgt het café een sociaal-

maatschappelijke functie waarbij het een

omgeving conditioneert waarin mensen elkaar

ontmoeten, met elkaar afspreken, nieuwe

contacten leggen. Volgens het Groot Woordenboek

der Nederlandse Taal is een café een 'openbare

gelegenheid waar men zowel koffie en thee als

bier, sterke dranken en likeuren kan verkrijgen

en gebruiken'. Enkel het woord 'openbaar' houdt

verband met het café als ontmoetingplaats. Dit

aspect van het cafébezoek is volgens ons de basis

van het begrip café, een stabiele basis die niet weg

te denken is als onderdeel van onze samenleving.

Al vanaf het moment dat het idee van ons ontwerp

ontstaan was, waren we het er over eens dat het

in deze context de naam 'DommelschStenen'

zou gaan dragen. De huidige ambities van het

merk Dommelsch sluiten naadloos aan op de

mogelijkheden die ons concept biedt. Dommelsch,

dat samen met Felix Meritis de prijsvraag heeft

georganiseerd, heeft de afgelopen jaren een

imagoverandering ondergaan, mede door zich te

richten op een jonge en trendy doelgroep en dient

daarom als een logisch voorbeeld van een bedrijf

dat baat zou kunnen hebben bij het gebruik van

het Dommelschstenen-project.

De DommelschSteen is de drager van een sfeer en

associatie, bouwsteen van een grotere structuur

binnen een willekeurige locatie en op grote

schaal de basis voor een netwerk aan plaatsen die

constant in ontwikkeling zijn.

Een café van DommelschStenen is aanpasbaar aan

vrijwel alle denkbare factoren die een verandering

in de verschijningsvorm van het café wenselijk

zouden kunnen maken.

De DommelschStenen bestaan uit aluminium

frames waarop platen kunnen worden bevestigd,

zó dat ze een schijnbaar massief blok kunnen

vormen. Het frame is op iedere locatie een

vast gegeven dat door zijn elementaire vorm

een kenmerkend en tijdloos ontwerp biedt. De

ribben van een steen zijn respectievelijk 40,

60 en 100 centimeter. Op deze manier zijn ze

eenvoudig orthogonaal op elkaar aan te sluiten in

verschillende ritmen, waarbij de ribben aan elkaar

bevestigd kunnen worden. Met het oog op de

vereiste flexibiliteit, die de filiaalhouders in staat

moet stellen zonder al te veel moeite de opstelling

van de blokken geregeld te veranderen, hebben we

gekozen voor een combinatie van een bout- en een

kliksysteem. Het boutsysteem is met name voor

constructieve en permanente doeleinden.

De hoeveelheid aanwezige stenen per locatie staat

niet vast, waarmee meer of minder ruimte kan

worden geschapen. Wel hebben we een minimum

gesteld dat gelijk is aan het vloeroppervlak van

de horecagelegenheid. Ieder blok kan eenvoudig

verplaatst worden. Een eventueel teveel of

tekort aan blokken kan worden opgelost door

uitwisseling met andere vestigingen.

De afmetingen van de blokken zelf zorgen ervoor

dat de stenen alle gangbare elementen uit de

inrichting van een café kunnen vervangen. De

verschillende zijden sluiten op elkaar aan.

Aan de hand van de oneindige reeks van

materialen, bekleding en afbeeldingen die de

stenen kunnen dragen, staat de DommelschSteen

geen enkele ondernemer in de weg bij het creëren

van diens eigen café.

Doordat de stenen op zichzelf en als geheel in hun

verschijningsvorm en kwantiteit oneindig kunnen

variëren zijn ze geschikt voor iedere locatie en

vormen ze de perfecte basis om iedere gewenste

sfeer te bewerkstelligen, voor ieder publiek en elke

trend.

Dommelsch en Felix Meritis organiseerden in 2004 voor het derde opeenvolgende jaar de Café Cultuurprijs. De prijs is ontstaan vanuit de gedachte dat met de verandering van de Nederlandse samenleving ook de cafécultuur verandert. Dit jaar werd gevraagd een toekomstvisie op het café als ontmoetingsplaats te geven. De inzending van fling bestond uit een 170 pagina's tellend boekwerk, voorzien van tekst en uitleg over onze visie op het café van de toekomst.

DommelschStenenCaspar Frenken

Nick Albers

50884-p034-040.indd 34 21/02/2005 8:10:52

Page 37: pantheon//  '04-'05 - saai

35pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S

Omdat het de bedoeling is dat het interieur

van de betreffende horecagelegenheid in zijn

geheel opgebouwd moet kunnen worden uit

de stenen, zal de producent de standaard

horeca-apparatuur in blokvorm verschaffen. De

blokken kunnen functioneren als lichtbronnen,

voorzien van hiervoor bestemde platen. Er zullen

lichtdoorlatende platen zijn, waardoor er de

mogelijkheid bestaat grote delen van het interieur

op te laten lichten of juist te verduisteren. Ook de

klassieke discovloer is natuurlijk een optie. Een

locatie die overdag dienst doet als hip eetcafé

kan met kleine moeite veranderd worden in een

jazzcafé of discotheek.

Leidingen lopen door speciale geperforeerde

platen of langs de ribben. De tap is geïntegreerd in

een combinatie van stenen, waarvan de beplating

eveneens is te vervangen. Verder kan men denken

aan platen die voorzien zijn van bijvoorbeeld

computers, glazenrekjes, spoelbakken.

De vlakken zijn eenvoudig te vervangen en kunnen

naar eigen voorkeur worden opgevuld of leeg

gelaten, waardoor er ook half open stenen kunnen

ontstaan. Men kan zo ook een financiële afweging

maken met betrekking tot welke platen er worden

aangeschaft. Het is de bedoeling dat de techniek

door de hoge oplage betaalbaar blijft, zodat ook

kleinere bedrijven gebruik kunnen maken van

de frames. Zo kan je eenvoudige platen met een

afbeelding of textuur voorstellen, maar ook platen

die bedoeld zijn om op te zitten. Deze kunnen

bijvoorbeeld voorzien zijn van een doorbuigend

vlak met pluche. Voor een groter budget bieden de

frames de mogelijkheid in plaats van een plaat een

LCD in te bouwen. Met licht op een armatuur aan

het frame kunnen transparante platen het effect

geven dat we in onze modellen hebben bereikt.

Een café is niet langer een op zichzelf staand

begrip, het wordt meer en meer ingezet als

onderdeel van een groter geheel. Steeds vaker

vindt men een horecagelegenheid die gekoppeld

is aan een andere openbare instelling waar

potentiële gasten hun tijd kunnen doorbrengen,

te denken aan winkelcentra, bioscopen,

tankstations, maar ook dance-events. Een bedrijf

als Dommelsch kan inspelen op deze plaatselijke

en vaak tijdelijke behoefte door op deze locaties

en events herkenbaar aanwezig te zijn middels het

creëren van een locale gelegenheid.

Zeker wanneer het gaat om het meegaan met

de heersende trends bieden de stenen uitkomst.

Enkele jaren terug resulteerde de plotselinge

behoefte van mensen die wilden 'loungen' in een

omvangrijke reeks nieuwe clubs en verbouwingen

in bestaande cafés die hierop probeerden in te

spelen. Nu, enkele jaren later, is die hype over en

zijn de clubs van toen niet langer the place to be.

Hieruit kun je afleiden dat het aantrekken van een

trendy en jong publiek, een populaire doelgroep,

niet automatisch resulteert in het behouden

hiervan. Het bedrijf kan zich in de toekomst aan

de hand van de flexibiliteit die de Stenen bieden

internationaal profileren door in te gaan op

wisselende locale trend; in disco's, cafés, malls,

overal ter wereld.

De stenen komen het best tot hun recht wanneer

deze als totaalconcept ingezet worden. De

eenvoud van het concept zal de tijd overleven,

de manier waarop het er gebruik van zal worden

gemaakt kan voortdurend veranderen. Het is

aan de gebruikers om elkaar en het publiek te

blijven verrassen met de onophoudende reeks

combinaties en ideeën voor nieuwe toepassingen

van de stenen en hun verschijning.

De inzending van fling was goed voor de eerste

plaats bij de Café Cultuurprijs. Voor eind 2005

staat het ontwerp van een jazzpodium op het

programma. Op dit moment hebben we commissie

voor een besloten prijsvraag voor het ontwerp van

een Villa in Oostenrijk, samen met vier andere

architectenbureaus.//

> fling bestaat uit: gastdocent ir. Tim van den Burg en de studenten Nick Albers, Caspar Frenken, Lieke van Hooijdonk, Timothy Vanagt, en Anna Weilhartner. > www.dommelschstenen.nl > www.cafecultuurprijs.nl

50884-p034-040.indd 35 21/02/2005 8:10:54

Page 38: pantheon//  '04-'05 - saai

36 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N

50884-p034-040.indd 36 21/02/2005 8:10:59

Page 39: pantheon//  '04-'05 - saai

37pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S

LiberoLearning from Las Vegas - Revised Edition

Toen dit boek in 1972 verscheen, veroorzaakte

het gelijk een gezonde discussie over het nut van

modernisme en minimalisme in de architectuur.

Via een analyse van Las Vegas en een essay over

the Duck en the Decorated Shed, komen Robert

Venturi, Steven Izenour en Denise Scott Brown tot

een conclusie die ook in 2005 nog interessant en

goed beargumenteerd is.

Las Vegas wordt door velen gezien als de

meest oppervlakkige plek op aarde. Honderden

reclameborden en duizenden lichten schreeuwen

om de miljoenen bezoekers die elk jaar naar de

stad komen om hun geld uit te geven in één van

de talloze casino’s of hotels.

Geschreven in een tijd waarin minimalisme in

kunst en 'form follows function' in architectuur

de dominante opvattingen waren, gooiden

Venturi, Izenour en Scott Brown de knuppel in

het hoenderhok door te zeggen 'Less is a bore' (in

tegenstelling tot de lijfspreuk van de modernisten

'Less is more'). De auteurs bewijzen door middel

van veel foto’s en schema’s dat niet alleen de

identiteit van de plaats zelf belang heeft maar ook

de symbolen en signalen die de plaats markeren.

Dit boek zou de ogen moeten openen van een

ieder die tegenwoordig nog steeds bevooroordeeld

de snelwegarchitectuur veroordeelt. Het daagt ons

uit met een frisse blik naar dit landschap te kijken,

hetgeen te zien en te begrijpen dat wij altijd uit

gewoonte als triviaal negeerden.

Het enige waar het boek misplaatst is, zeker 25

jaar later, is het gebrek van deze vernieuwende

ideeën in hun eigen architectuur. Hun werk lijkt

slapjes vergeleken bij de implicaties die uit hun

teksten voortkomen.

Learning from Las Vegas is een boek dat druipt

van de relevante en belangrijke opmerkingen over

architectuur, ook tegenwoordig nog, het is alleen

jammer dat de architectuur van Venturi en Scott

Brown dit nooit echt heeft laten zien. Maar dat is

misschien dan een taak voor ons…//

Marten Dashorst

Learning from Las Vegas - Revised Edition: The Forgotten Symbolism of Architectural FormRobert Venturi, Steven Izenour & Denise Scott BrownMIT Press/1977/192 blz./eng/€ 25,00ISBN: 0 2627 2006 X

Unit 20 - Projects by Unit 20 of the Bartlett School of Architecture, UCL

Unit 20 is een boek met een verzameling van

projecten van studenten van de Barlett School of

Architecture in Londen.

De eerste indruk die je krijgt van het boek is

een chaotische samenstelling van veel 'drukke'

illustraties, animaties en springende teksten. Het

boek bevat meerdere inhoudsopgaves die over het

hele boek terugkomen.

De eerste 50 bladzijdes zijn voorwoorden van de

directeur en professoren. De 250 bladzijdes daarna

zijn alleen projecten. Unit 20 is een interessante

combinatie van grenzen overschrijden in de

traditionele architectuur en ontwikkelingen in

innovatieve architectuur.

De projecten zijn van studenten die zich meer

hebben verdiept in de wetenschap en kunst.

Elke student wordt gestimuleerd om zich te

ontwikkelen in zijn of haar kader of interesse, wat

zich ontwikkeld in een een onderzoek van één

of twee jaar. De interesses en onderzoeken lopen

uit van bio-medisch onderzoeken, kleinschalige

intelligentie, licht constructieve creaties en

toepassingen van machines en robots.

Onderwerpen die in het dagelijkse leven meer

aandacht aan zou moeten worden geschonken.

Architectuur is opgebouwd uit verschillende

wetenschappelijke kennis, kleinschalige

intelligentie en objecten. Sommige van deze

onderwerpen worden over gediscussieerd in Unit

20.

Het duurt even voordat je door hebt hoe het boek

in elkaar zit. Het is wel chaotisch geordend, maar

doordat het uit veel illustraties bestaat heb je zo

door hoe het in elkaar is gezet. Als bio-medische

en futuristische wetenschap in combinatie met

architectuur je interesseert is dit een ideaal boek

voor je. Anders is het ook leuk om er doorheen te

bladeren voor inspiraties. Het is toch interessant

om te zien hoe de projecten verschillen van elkaar,

terwijl het vaak om hetzelfde gaat.//

Yinyin Au

Unit 20 - Projects by Unit 20 of the Bartlett School of Architecture, UCLMarcos Cruz & Salvador Perrez ArroyoActar Editorial/2002/288 blz./eng/€ 18,00ISBN: 84 9705 275 7

Onmoderne architectuur, hedendaags traditionalisme in Nederland

Het boekje 'Onmoderne architectuur' is een

onderdeel van de boekenreeks 'Fascinaties' die

is uitgebracht door het Nederlands Architectuur

Instituut. Het algemene thema, dat door de

auteur wordt omschreven als het 'hedendaagse

traditionalisme', valt direct te combineren met

het boekje 'Supermodernisme, architectuur in het

tijdperk van globalisering'.

Dit verband wordt duidelijk op het moment dat

de auteur het hedendaagse traditionalisme gaat

verklaren aan de hand van het supermodernisme,

of beter gezegd het verzet tegen de modernistische

drang tot vernieuwen. Wat daarbij opvalt is dat

het beeld van traditionele architectuur dat wordt

toegepast in nieuwe (stedelijke) ontwerpen niet

wordt beperkt tot de architectuur van huisje-

boompje-beestje.

Interessant is de relatie die Ibelings legt tussen

het supermodernisme en traditionalisme maar

ook de opvattingen die heersten ten aanzien

van traditionele architectuur en stedenbouw

in de vorige eeuw en op dit moment. Dit

maakt het boekje tot een informatief maar ook

subjectief essay dat met z'n vele foto's van

voorbeeldprojecten prettig doorleest.//

Dennie Jansen

Onmoderne architectuur, hedendaags traditionalisme in Nederland Hans Ibelings NAi Uitgevers/2004/144 blz./nl/€ 17,50

50884-p034-040.indd 37 21/02/2005 8:11:06

Page 40: pantheon//  '04-'05 - saai

38 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N38 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E N

'Du machst das fertig am Wochenende, oder..?'

Afgelopen semester liep Bas de Boer, student MSc Architecture en Msc Building Technology aan de faculteit Bouwkunde in Delft, stage bij Behnisch, Behnisch & Partner in Stuttgart, Duitsland. Hier een verslag van een stage in het land van volksfeesten, bier, dure auto's en gründliche Architektur.

Na vijf jaren aan één stuk in Delft aan de TU te

hebben doorgebracht, werd het eens tijd voor iets

anders. Tijd voor een kleine studiepauze, tijd om

te ruiken aan het beroepsleven, tijd om naar het

buitenland te gaan! Hoezeer ik ook van Delft hou

en hoe graag ik ook studeer, niets zou volgens mij

verfrissender en motiverender kunnen werken

dan op stage gaan in het buitenland. Ik kwam als

stagiar terecht bij Behnisch, Behnisch en Partner in

Stuttgart, Duitsland.

Er waren verschillende reden om bij Behnisch te

gaan werken. Ten eerste wilde ik sowieso graag

naar het buitenland. Je leert simpelweg meer, niet

alleen over het vak architect, ook over een land,

de cultuur en de taal. Wat natuurlijk ook zwaar

weegt is dat de gebouwen die ik van Behnisch

kende me aanspraken; daarbij leek het bureau

niet in één bepaalde stijl te ontwerpen, maar

eerder per project pragmatisch te werk te gaan.

Een andere reden was dat Behnisch weliswaar

zeer beroemd is (vooral in Duitsland)¹ , maar, zo

ver ik kon inschatten, niet tot de absolute top

league behoort. Los van de vraag of ik überhaupt

zou worden aangenomen bij, om maar iets te

noemen, Herzog & De Meuron of Norman Foster,

leek het me beter om bij een iets kleiner bureau

te werken dat niet uitsluitend bezig is met het

aantal publicaties in de internationale media. Een

bureau waar men niet alleen een klein radertje in

het grote geheel is, maar waar men daadwerkelijk

in aanraking komt met de verschillende aspecten

van het vak. Daarnaast bood het bureau een mooie

stagevergoeding. Dit laatste zou ik persoonlijk

nooit als hoofdreden gebruiken, maar het kan je

natuurlijk wel degelijk over het laatste drempeltje

der twijfel helpen.

Het is natuurlijk ook belangrijk dat het bureau jou

wil hebben! Dat klinkt uiteraard makkelijker dan

het is! Als ik een kleine tip mag geven: draai een

goed portfolio in elkaar, niet te lang, en verstuur

deze met een mooie brief en een cv naar een

aantal bureaus (niet te weinig!) die jou aanspreken.

Verdeel en heers, is daarbij het devies! Het bloed,

zweet en tranen die het kan kosten zijn het zeker

waard. Wees daarnaast kritisch en zorg ervoor dat

je van tevoren weet wat en hoe groot je rol bij een

bureau wordt. Dit laatste is belangrijk!

Mij bracht het uiteindelijk in Zuid-Duitsland, bij

Behnisch, Behnisch & Partner.

Het was me meteen na aankomst in Stuttgart

duidelijk dat ze er bij Behnisch geen gras over

laten groeien. Vanaf het eerste moment was het

knallen geblazen. Maar het harde werken vond

ik geen probleem, integendeel, het was namelijk

meteen duidelijk dat er behoorlijk interessante

projecten waren om aan te werken. Bij Behnisch

wordt gewerkt in projectteams. Aan de leiding

van een team staat een projectarchitect die soms

ook projectpartner is. Daarnaast bevinden zich

meestal dan nog één of twee extra architecten en

één of meerdere stagiaires. Een groot voordeel van

deze werkwijze is dat je meteen betrokken wordt

bij alle facetten van het ontwerpproces waarin

het project zich bevindt. En aangezien je normaal

gesproken langer bij een team zit, leer je je

collega's goed kennen. Daarnaast neemt iedereen

een deel van de verantwoordelijkheid op zich. Men

werkt echt samen aan een project en je was niet

alleen een soort 'opdrachtenuitvoerder' van de

projectarchitecten.

Naast dat wat ik hierboven besprak, bestond mijn

stage uit nog twee positieve verassingen.

Ten eerste kwam ik binnen op een moment

dat er twee grote prijsvragen liepen waarbij de

concurrentie bestond uit namen als Hadid, Pelli,

Foster, Fuksas, Shafdie. Dit maakte mij in eerste

instantie een beetje nerveus, maar eigenlijk is

het natuurlijk alleen maar erg gaaf als je in die

gelederen je steentje bij mag dragen. Het werd

me duidelijk dat het bureau langzaam uit de

subtop wilde groeien. Met het ambitieniveau van

Stefan Behnisch en partners was in elk geval

niet zo veel mis! Ik kwam vrij snel terug van de

gedachte dat het misschien niet zo goed zou zijn

bij een bekend internationaal opererend bureau te

werken. Wat ik bij Behnisch heb gezien en gedaan

smaakt naar meer. Ten tweede: ik mocht echt

meteen ontwerpen. 'Lees je een beetje in, bekijk de

ontwerp- en presentatiemaquettes goed en ga los

op dit en dit onderdeel van het gebouw', dat was

ongeveer het eerste wat ik te horen kreeg. Niks

AutoCAD-feut; tekenen en maquettes bouwen,

ontwerpen! Je kunt het zo veel slechter treffen,

lijkt mij.

Zoals gezegd, beviel de gehele werkwijze mij heel

erg goed. Bij elk project kijkt men opnieuw welke

invalshoeken en concepten men nodig heeft en

analyseert men het programma en de situatie

grondig. Het ontwerpen zelf gebeurt met alle

Bas de Boer

50884-p034-040.indd 38 21/02/2005 8:11:08

Page 41: pantheon//  '04-'05 - saai

39pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S 39pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S

middelen die ik op de TU ook heb gebruikt. Het

enige verschil is dat alles, maar dan ook echt elke

belangrijke ontwerpstap of verandering aan het

ontwerp in maquette wordt gebouwd en uitgetest.

Ik had dat nog nooit zelf in deze mate gedaan. Ik

heb echt ongeloofl ijk veel maquettes gebouwd.

Meer dan in mijn complete studie bij elkaar. Die

maquettes (en de tekeningen, conceptschetsen,

referenties etc.) worden altijd besproken met

de projectleider en om de zoveel tijd ook

gepresenteerd aan de twee chefs, Stefan Behnisch

en Günther Schaller. Er wordt bij Behnisch echt

de tijd genomen voor ontwerpen, proberen en

uittesten. Ik heb geen enkel moment gezien dat

er een of ander kant-en-klaar onderdeel uit de

kast werd getrokken, of dat men bijvoorbeeld

plattegronden tekende zonder dat het gebouw

eerst in maquette werd onderzocht. Door het

meemaken van die hele ontwerpcultuur was mijn

stage eigenlijk al geslaagd. Het mooie van het

werken bij Behnisch was dat de projecten groot

en internationaal aansprekend waren, maar dat

men tegelijkertijd nog steeds persoonlijk contact

met de projectleiders en chefs had én gedeeltelijke

verantwoordelijkheid kreeg.

Daarnaast kan men nog een beetje extra geluk

hebben met waar je terecht komt in het bureau en

vooral met wie je chef wordt. Ik heb geluk gehad

bij een van de hoofdarchitecten van het gehele

bureau terecht te komen. Ik heb echt ongeloofl ijk

veel van hem geleerd. Ik zou hem bijna mijn

leermeester willen noemen. De projecten die

hij en ik hebben gedaan waren interessant en

we werkten er meestal met zijn tweeën aan.

Dat betekent dat ik de rechterhand van de

projectarchitect was en overal bij betrokken werd.

Daar komt nog bij dat een van onze projecten

een prijsvraag was. Wat betekent dat je meteen

de nodige essentiële prijsvraag-ervaring opdoet.

Echter, als je heel erg veel pech hebt kom je in een

team terecht waarvan het project al bijna klaar is

en het gebouw bijna wordt opgeleverd. Dat zou in

het uiterste geval betekenen dat je bij wijze van

spreken alleen maar administratieve bezigheden

hebt en dan ziet je stage er toch een beetje anders

uit.

Dit neemt niet weg dat stagiaires bij Behnisch

in verhouding veel mogelijkheden en vrijheid

hebben. Het enige wat van ze wordt verwacht is

serieus en kneiterhard te werken. En dat was soms

wel even slikken. Het contract van 'offi cieel' 42 uur

in de week betekende vertaald: werken van negen

uur 's ochtends tot zeven of acht uur 's avonds en

daarbij meerdere weekenden en nachten tot drie

uur 's nachts doorwerken. Het is goed te beseffen

dat de stagiaires voor een bureau als Behnisch ook

van levensbelang zijn: het zijn gewoon goedkope

arbeidskrachten. Soms kreeg ik serieus het gevoel

dat het bureau bijna door de stagiaires wordt

gerund en staande gehouden.

Wat me ten slotte erg goed beviel, was het leven in

een vreemde stad met vreemde mensen en andere

gewoontes. Ik denk dat dit goed vergelijkbaar is

met mensen die gaan studeren in een andere stad.

Ik heb me zo snel mogelijk de taal eigen gemaakt

en meteen veel ondernomen. Naast het werken,

werd Stuttgartste nachtleven onveilig gemaakt. Die

Duitsers zijn zo gek nog niet... in eerste instantie

zijn ze wellicht een beetje gereserveerder dan wij

Hollanders met onze grote bek, maar achter die

facade lagen een paar goede vriendschappen voor

mij verborgen. Daarnaast viel mij de algehele 'als

je iets doet, doe het dan goed'-cultuur in Duitsland

op. De gebouwen zitten grotendeels goed in elkaar

en zijn goed gedetailleerd. Iedereen rijdt in een (te)

dikke, degelijke auto en de straat wordt elke dag

schoongemaakt. Er is een bakker in elke straat en

bier drinkt men in halve liters, om maar een paar

kleine voorbeelden te noemen.

Mijn tijd in Duitsland zit erop. Ik kan iedereen

aanraden een stage in het buitenland (of voor

mijn part bij een bureau in Nederland) te volgen,

wanneer je er mogelijkheid toe en tijd voor hebt. Ik

kan echt geen reden verzinnen waarom niet. Mijn

stagetijd was voor mij in alle opzichten verfrissend

en motiverend. De praktijk biedt andere inzichten

en het is soms ook gewoon heerlijk om hard te

moeten werken en veel te leren in plaats van altijd

maar in die gezapige universiteit te zitten.

Ik zeg hierbij onze oosterburen nu gedag en ik

verheug me er op om weer in Nederland te zijn, te

studeren, mijn 'eigen' projectjes te hebben om aan

te werken en vooral om niet elke dag van negen tot

half acht op het bureau te zitten. Daar is später nog

tijd genoeg voor.//

¹ Het huidige Behnisch, Behnisch & Partner onder leiding van Stefan Behnisch komt voort uit Behnisch & Partner, het bureau van zijn beroemde vader, Prof. Günther Behnisch. Het oorspronkelijke bureau ontwierp onder andere het Olympiastadion en –park in München voor de Olympische Zomerspelen in 1972 (onder andere met Prof. Frei Otto) en het parlementsgebouw van de West-Duitse Bondsregering dat in 1992 werd opgeleverd. Bekende gebouwen van Behnisch, Behnisch & Partner zijn het hoofdkantoor voor de Norddeutsche Landesbank in Hannover, het laboratorium- en kantoorgebouw voor IBN-DLO in Wageningen en het Genzyme Centre in Boston.Behnisch, Behnisch & Partner wordt gezien als één van de meest gerenommeerde architectenbureaus in Duitsland en was een leerschool voor veel huidige Duitse architecten. Een aanzienlijk deel van het personeelsbestand bestaat dan ook ten allen tijde uit (internationale) stagiaires.Behnisch, Behnisch & Partner heeft bureaus in Stuttgart, Duitsland en in Los Angeles, Verenigde Staten.

> www.behnisch.com

50884-p034-040.indd 39 21/02/2005 8:11:10

Page 42: pantheon//  '04-'05 - saai

40 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E N

Het debat op Bouwkunde is dood! Leve het debat op Bouwkunde! Pantheon heeft besloten hier een eind aan te maken, met jullie hulp. In de stijl van de Volkskrant een lopende discussie over het wel en wee van ons onderwijs en de architectuurwereld in het algemeen. Een eerste poging.

De discussie omtrent de groepsgroottes van het

ontwerponderwijs is het afgelopen jaar een heikel punt

geweest binnen de faculteit, naar aanleiding van het

groepsgroottedebat tussen de heer de Haan en de heer

van Weeren is er op het Pantheon//forum gepeild wat de

mening van de studenten is omtrent de stelling dat een

massastudie als bouwkunde saaie architecten oplevert.

Kria vindt dat het niet zozeer relevant is dat

een massastudie saaie architecten oplevert, een

massastudie levert saaie gebouwen op en daar zit

het probleem in. Alexandra is het hier mee eens,

als studenten niet persoonlijk gemotiveerd worden

dan ontstaan er saaie gebouwen. Een massastudie

kan ook wel wat opleveren, in de grote poel der

saaiheid is er, volgens Edwin, zoveel om je tegen

te verzetten dat dit wel bijzondere architectuur

moet opleveren. Volgens Dennie is de oorzaak

van saaiheid dat bouwkundestudenten in hun

opleiding te weinig tijd krijgen om met begeleiders

een discussie aan te gaan. Dit gebrek aan discussie

levert saaiheid op. Carel Weeber zorgt vaak voor

een hoop commotie door een controversiële

stelling aan te nemen. Het is niet zozeer belangrijk

dat hij gelijk heeft, het is veel belangrijker dat

door het aanslingeren van de discussie er in ieder

geval nagedacht wordt. Studenten worden niet

meer uitgedaagd door het tijdstekort, en hebben

geen tijd meer om in te gaan tegen de mening

van hun docenten. Studenten ontwikkelen tijdens

hun studie geen eigen visie meer. Jeroen is van

mening dat een massastudie in een massaal

gebouw, waar de architectuurgeschiedenis gericht

is op de uitwassen van de CIAM, saaie architectuur

oplevert. "een duidelijkere propaganda is niet

denkbaar."//

Hoeveel studenten zijn er aanwezig bij een college

architectuurgeschiedenis? Bij het eerste college zijn er

nog een groot aantal geïnteresseerden maar naarmate

de colleges vorderen zijn er steeds minder studenten te

vinden in de colleges. Moet architectuurgeschiedenis niet

in een andere vorm gegoten worden om de aandacht van

de studenten vast te houden?

Alexandra is van mening dat de tentamens vaak

al van te voren bekend zijn, dit nodigt niet uit om

naar de colleges te gaan. De tentamenvragen zijn

vaak volgens de 'goed- en fout-methode', dit

stimuleert niet om daadwerkelijk iets actiefs

te doen aan dit vak. Er is ook wel een voordeel

(weliswaar niet voor studenten) aan dit systeem

want bouwkunde kan door de schrapkaarten

de tentamens 'lekker' snel met de computer

nakijken.//

De meningen over welstandcommissies zijn altijd

verdeeld. Op het gebied van 'afschaffen of niet'

begeven we ons niet. De argumenten hiervoor en tegen

zijn al zo uitgemolken. Vooral de tegen argumenten.

De vraag is juist of er ook een positieve kant aan

welstandcommissies zit. Zodoende de stelling:

welstandcommissies zijn een goed middel tegen

saaiheid.

Deze stelling deed flink wat stof opwaaien. Daan

houdt niet van de welstandcommissie. "De

welstandscommissie zorgt nu juist voor die lullige

eenheidsworst! Meer vrijheid zorgt toch voor meer

diversiteit?" Maar afschaffen gaat hem toch iets te

ver. De commissie inperken en gedogen, maar niet

afschaffen is zijn advies. Edwin sluit zich hierbij

aan "Welstand is prima, alleen wat minder macht

graag. Een grote marge voor burgelijke rariteiten

en de commissie om excessen te voorkomen.

Wel(zo) (ver)stand(dig)." Toch heeft de commissie

zijn nut, meent Marten: "Een opvallend/afwijkend

huis als het oranje THONIK-huis van MVRDV was

afgebrand door allerlei welstandscommissies,

is uiteindelijk toch gebouwd, maar nu moeten

de bewoners het van de rechter toch in een

iets conservatiever kleurtje verven. Iets wat de

welstandscommissie al die tijd al zei..."

Saaie architectuur komt niet zo zeer door

de welstandscommissie alswel door de

welstandsnota's (die elke gemeente moet

opstellen) en het bestemmingsplan die voor de

saaiheid zorgen vindt Michiel. "Dat zijn allemaal

regels en die bevriezen simpelweg elke dynamiek.

Maar die welstandsnota’s zijn objectief en helder.

Dat is belangrijk." Michiel denkt dat met de Nota

Ruimte mensen vast geëmancipeerder worden

ten opzichte van architectuur. "Iedereen heeft

inmiddels een eigen mening over de inrichting van

woningen en keukens (al die woningprogramma's

op tv!). Volgende stap is dat iedereen een visie

krijgt op architectuur. Architectuur wordt

democratisch." Ook Kria gunt zijn medelander

een stem "Het lijkt me wel goed om een breder

spectrum beroepsgroepen in de commissie

te krijgen; power to the people!" schrijft hij.

Sanne neemt een andere invalshoek bij deze

stelling. "Welstandscommissies zouden best een

goed middel tegen saaiheid kunnen zijn. Maar

aangezien dit een subjectief onderwerp is, wordt

dat heel lastig. Wanneer de welstandcommissies

zich puur richten op objectieve richtlijnen, worden

er daardoor ook 'saaie' ontwerpen goedgekeurd die

wel aan de objectieve normen voldoen, maar niet

aan de subjectieve."

Alle modale burgers willen volgens Dennie

hetzelfde: een huisje in een tuintje met een hekje.

"dan wordt het wel heeeeel saai in Nederland. Het

lijkt me daarom logisch dat we de keuze van wat

we bouwen dan ook over moeten laten aan de

professionals, ofwel de architecten. Architecten

en stedenbouwkundigen kunnen zelf wel kunnen

bepalen wat het beste is voor een bepaalde locatie,

daar hebben zij geen welstandscommissie voor

nodig. Ik zie de welstandscommissie eerder als

een instantie die de architecten behoedt voor de

opdrachtgevers die hun eigen (onkunde) weten

door te drukken bij de ontwerpers."//

> Blijf je mening geven! Deze pagina is een pilot om te kijken of het debat op Bouwkunde niet dood is. Wij zullen dan ook elke twee weken twee nieuwe stellingen op internet zetten.

> Waar op internet? www.stylos.nl, en dan pantheon//forum.

> Zelf een interessante stelling? Mail hem dan naar [email protected] en hij zal op de site komen.

50884-p034-040.indd 40 21/02/2005 8:11:11

Page 43: pantheon//  '04-'05 - saai

Agenda

Fresher Facts t/m 27 feb tentoonstelling

Ontmoeting in het Noorderparkt/m 5 mrt tentoonstelling

No. 250. An Exhibitiont/m 8 mei tentoonstelling

locatie: Buiksloterkerk, Amsterdam-Noord info: www.noord.amsterdam.nl prijs: gratis

Bouwbeurs 2005 t/m 26 feb beurslocatie: Jaarbeurs, Utrecht info: www.bouwbeurs.nl prijs: 20,-

Zó zit dat t/m 26 mrt tentoonstelling

mar apr

locatie: NAi Rotterdam info: www.nai.nl_tel: 010-4401200 prijs: 4,-

locatie: ARCAM, Amsterdam info: www.arcam.nl_tel: 020-6204878 prijs: gratis

locatie: NAi, Rotterdam info: www.nai.nl_tel: 010-4401200 prijs: 4,-

Ads & Architects t/m 17 mei tentoonstelling

locatie: NAi, Rotterdam info: www.nai.nl_tel: 010-4401200 prijs: 4,-

'My Architect' portret van Louis Kahn vanaf 24 feb filmlocatie: zie www.nai.nl info: www.myarchitectfilm.com prijs: variabel

David Mangin22 mrt lezing

Twintig Amsterdamse architecten en vormgevers hebben een stoel ontworpen speciaal voor deze tentoonstelling.

Beauty and waste in the architecture of Herzog & de Meuron

Urban Design26 t/m 28 apr beurs

Heerlen en Maastricht 18 mrt excursielocatie: Heerlen en Maastricht info: [email protected] prijs: onbekend,-

Integraal Ontwerpent/m 25 feb tentoonstellinglocatie: VIBA EXPO, 's-Hertogenbosch info: www.viba-expo.nl_tel: 073 – 6216943 prijs: 4,-

Pantheon// buren 4 apr deadline

locatie: RAI, Amsterdam info: www.urban-design.nl prijs: gratis

Oeuvre tentoonstelling van prof. ir. Jón Kristinsson

Tentoonstelling over de winnaars van de AM NAi Prijs 2004; de beste jonge architecten van Nederland

Tentoonstelling omtrent het winnende ontwerp van West 8 over de herstructurering van het stadspark Amsterdam

locatie: de Brakke Grond, Amsterdam info: www.arcam.nl_tel: 020-6204878 prijs: 7,50,-

Lezing van De Franse architect David Mangin die onlangs de prijsvraag voor de herinrichting van het Parijse gebied Les Halles won

Tentoonstelling omtrent de architect als marketinginstrument.

50884-omslag.indd 3 21/02/2005 8:44:06

Page 44: pantheon//  '04-'05 - saai

50884-omslag.indd 4 21/02/2005 8:44:11