Pamflet december 2007

24
Pamflet voor en door sociologen nummer 5 December 2007 Het winterweekend in de achterhoek Referendum burgemeester Fragiele staten Uruzgan

description

Verenigingsperiodiek der Sociologievereniging Usocia Utrecht

Transcript of Pamflet december 2007

Page 1: Pamflet december 2007

Pamflet

voor en door sociologen nummer 5 December 2007

Het winterweekend in de

achterhoek

Referendum burgemeester

Fragiele staten

Uruzgan

Page 2: Pamflet december 2007

InhoudWinterOndanks alle oproepen tot het stoppen met hulp aan de ont-

wikkelingslanden door de jaren heen worden er door

Nederland nog altijd miljoenen euro’s ingezet in de strijd

tegen armoede. Waar het geld het beste heen kan? Leonard

gaat graag de discussie met u aan in het artikel ‘Tussen droom

en daad’. De ontwikkelingssamenwerking staat centraal in het

eerste artikel in deze nieuwe editie van Pamflet.

Maar er is meer: Zo schrijft Daniël over het succes van het

burgemeestersreferendum en betwisten Thijs en Remmert in

hun vaste rubriek of we kunnen spreken van een specifieke

Nederlandse identiteit.

Naast deze artikelen ook interessante bijdragen van onze nieu-

we redactieleden: Jasper van de Pol en Job van den Berg. Zo

heeft Job bijvoorbeeld een zeer boeiende recensie geschreven

van het boek ‘De infantiele consument’ van Benjamin R.

Barber.

Ook is er gedacht aan de afstuderende student. Eric Hoefmans

vertelt over zijn ervaringen met de masterthesis vorig studie-

jaar. In het artikel ‘Zweten is weten’ beschrijft hij het proces

omtrent het creëren van zijn masterthesis, maar geeft hierbij

ook tips voor de masterstudenten van dit jaar. Wellicht kan de

nieuwe masterstudent hier zijn of haar voordeel mee doen.

Verder hebben we een ingezonden artikel. Dit artikel komt van

de hand van Julian van Batenburg, student Geschiedenis, en

gaat over Kosovo. Aan het einde van Pamflet is er ook aan-

dacht voor het nieuwe bestuur van Usocia. Het Usocia-bestuur

stelt zich aan u voor. Waarbij we enkele bekende gezichten

tegenkomen van vorig jaar.

Kortom een hele volle uitgave. Volgens mij een teken dat

Pamflet up and running is dit komend studiejaar.

Bernard Verbeek

Colofon:

Redactie: Bernard Verbeek

Daniël Coenen

Thijs van Dooremalen

Leonard van ‘t Hul

Jasper van de Pol

Job van den Berg

Met dank aan: Eric Hoefmans, Julian van Batenburg, Remmert van Haaften

e-mail: [email protected]

pam·flet (het ~, ~ten) 1 geschrift over een actueel onderwerp

ter informatie van het publiek => libel,

paskwil, schimpschrift, schotschrift,

smaadschrift, spotschrift, vlugschrift

pam·flet·tist (de ~ (m.), ~en)1 schrijver van pamfletten

Page 3: Pamflet december 2007

In deze pamflet aandacht voor:

OPINIE: TUSSEN DROOM EN DAAD 1

DE NAIVITEIT EN INFANTILITEIT VAN

HET INDIVIDU 3

NEDERLAND MOET AFGHANISTAN

VERLATEN 4

BURGEMEESTERSREFERENDA

HEBBEN DE TOEKOMST 5

POLEMIEK: NEDERLANDSE IDENDITEIT 7

THEMA: AAN DE ANDERE KANT VAN

EUROPA 9

MENTALITEIT ALS VERKLARING VOOR ALLES 12

RUBRIEK: DE STUDENT 14

USOCIA: HET BESTUUR 15

USOCIA: WINTERWEEKEND 16

STUDIE: ZWETEN IS WETEN! 17

Inhoud

Page 4: Pamflet december 2007

1 Thema

et klinkt allemaal zeer behulpzaam en

welwillend: de extra honderd miljoen

euro voor de fragiele staten waarmee

gewerkt kan worden aan medische zorg,

onderwijs en bouwprojecten voor de bur-

gerbevolking. De fragiele staten die

minister Koenders op het oog heeft,

negen in totaal, hebben een geschiedenis

van bloedige conflicten gedomineerd

door verkrachtingen, gebruik van kind-

soldaten, massamoord, hongersnoden en

wijdverbreide armoede. Kenmerken waar

je geen mensenrechtenactivist voor hoeft

te zijn om ze te willen verhelpen. Het is

daarom niet meer dan logisch dat de

minister juist in deze meest behoeftige

staten energie en geld wil steken. Naast

zijn humanitaire argument voert minister

Koenders nog een tweede argument aan

die ook de Nederlandse bevolking aan-

gaat. In zijn beleidsbrief voor de Tweede

Kamer – een brief met de heerlijke popu-

listische titel ´Een zaak van iedereen;

Investeren in een veranderende wereld’ –

stelt hij dat “Fragiele staten een bedrei-

ging zijn voor ons allemaal. Juist doordat

de wereld kleiner geworden is kunnen

terrorisme, vluchtelingen, migratiestro-

men en (drugs)criminaliteit een golfbe-

weging veroorzaken die zijn weerslag

heeft op andere landen.” Hoewel de stel-

ling ‘voor ons allemaal’ me een beetje

overdreven in de oren klinkt, alsof de

leden van de UNITA met z’n allen de

boot nemen en via het Suez-kanaal

Europa onveilig gaan maken, zijn de

migratiestromen een reële dreiging voor

omliggende landen. Goede voorbeelden

zijn Rwanda en Congo, waar de grote

toestroom van vluchtelingen en ex-strij-

ders zorgde voor een grote ontwrichting

van de ontvangende samenleving. Een

land welke zelf nauwelijks instaat is te

zorgen voor haar inwoners zal niet in

staat zijn duizenden vluchtelingen te ver-

zorgen. Dus inderdaad, de kans dat pro-

blemen overspringen naar de naburige

regio’s is aanwezig.

Echter, de problemen waar fragiele staten

mee kampen zijn groter en structureler

van aard en worden niet opgelost door

een geldinjectie van een ‘schamele’ hon-

derd miljoen. Dergelijke ad hoc hulp kan

best een tijdelijke verlichting brengen,

maar door de willekeurige en kortstondi-

ge aard van dergelijke hulp zal er geen

werkelijke oplossing geboden worden.

Het oplossen van de problemen waar fra-

giele staten mee kampen vergt het geduld

van enkele decennia en een continue

inzet van energie en grondstoffen. Zou

het ministerie voor

Ontwikkelingssamenwerking meer oog

hebben gehad voor de concrete situatie in

de zogenaamde ‘post-war countries’, dan

zou zij inzien dat haar extra steun niets

zal uitrichten. Ter verduidelijking van dit

standpunt lijkt het me goed om kort de

primaire problemen van fragiele staten

aan te stippen, om daarna te bezien wat er

eventueel wél zou kunnen gebeuren.

De problemen waar fragiele staten mee

kampen zijn nauw met elkaar verbonden

en zijn terug te voeren naar dezelfde fun-

damenten (of het ontbreken daarvan).

Namelijk de afwezigheid van een over-

heid en sociale cohesie binnen de samen-

leving en de aanwezigheid van een vei-

ligheidsdilemma.

In fragiele staten bestaat doorgaans geen

goed functionerend overheidsapparaat:

de sociaal-maatschappelijke en politieke

instituties zijn verdwenen. Scholen,

medische instanties, gemeentehuizen zijn

slecht georganiseerd of ont-

breken. De instituties die nog

wel bestaan worden gedomi-

neerd door corrupte ambtena-

ren en werken zeer ineffi-

ciënt. Juist omdat de ‘over-

heid’ vaak een partij binnen

het conflict was heerst er een grondig

wantrouwen tegen alles wat maar enigs-

zins riekt naar instituties en ambtenaren.

De bevolking is haar vertrouwen in de

overheid verloren. Gevoelens die door de

hoge mate van corruptie vaak alleen maar

wordt versterkt. Dit alles komt de weder-

opbouw natuurlijk niet ten goede: wie

een bedrijfje wil beginnen moet grote

zakken geld meebrengen en grote risico’s

durven nemen.

Daarnaast kennen deze landen een veilig-

heidsdilemma (security-dilemma). Tenzij

Tussen droom en daad

‘Het oplossen van de problemen waar fragiele staten mee kampen

vergt het geduld van enkele decennia en een continue inzet van

energie en grondstoffen.’

Afgelopen 17e oktober opende de Volkskrant een artikel over de nieuwste plannen van ons aller minister voor

Ontwikkelingssamenwerking met de volgende inleiding: “Nederland gaat meer geld en energie steken in con-

flictgebieden als Afghanistan, Congo en Soedan. Volgens minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking

is succes niet verzekerd, maar moet geprobeerd worden het bestuur in die landen te versterken.” Een goede

opening, niet alleen omdat het informatiegehalte zo lekker hoog is, maar ook omdat meteen duidelijk wordt

dat de minister zelf a priori lijkt te geloven dat het plan tot falen gedoemd is. Geld en energie in een conflictge-

bied steken is namelijk als dweilen met de kraan open.

Page 5: Pamflet december 2007

2 vervolgeen conflict eindigt met de uitroeiing

van één van de strijdende partijen is er

doorgaans sprake van een staakt-het-

vuren. De gevechten zijn gestopt maar

de herinneringen aan de gruweldaden

en de polarisatie in de samenleving

bestaan nog wel degelijk. De overheid

is niet instaat dit dilemma op te lossen

omdat zij het geweldsmonopolie niet

heeft. Door het ontbreken van het

geweldsmonopolie is de overheid niet

instaat om in te grijpen en bijvoorbeeld

belastingen te heffen waarmee herstel-

werkzaamheden opgezet kunnen wor-

den. Verschillende militante groepen

kunnen zich in principe onttrekken aan

het staatsgezag. Wantrouwen en ontbre-

kend staatsgezag houden de samenle-

ving in de houtgreep.

Herstelwerkzaamheden komen maar

moeizaam van de grond en zijn vaak

ongelijk verdeeld over de bevolkings-

groepen.

Zou het ministerie er toch voor kiezen

geld te doneren, dan wordt niet duidelijk

aan wie het geld concreet gegeven wordt.

Aan de overheid? Het is maar de vraag of

de louche personen die de machtigste

posities bekleden werkelijk begaan zijn

met het lot hunner onderdanen. De

Mobutoe’s van deze wereld zijn heel

goed in staat een glimlach op te zetten en

de mooie woorden te spreken die wij

graag horen. Daarbij komt dat, al zouden

de mensen in de posities met verantwoor-

delijkheid het goede willen, zij nauwe-

lijks in staat zijn te zorgen dat het geld

ook daadwerkelijk effect heeft. Het gaat

hier om een plotselinge toestroom van

geld in een nauwelijks functionerende

economie.

Nee, wil Bert Koenders cum suis een fra-

giele staat werkelijk helpen, dan is het

overschrijven van 100 miljoen euro niet

voldoende. Wat zou Koenders dan wel

kunnen doen met het geld? Ik zou zeggen

dat hij zijn tijd en energie vooral steekt in

landen waarvan duidelijk is dat de over-

heid het goede wil. Doneer daarom aan

landen waar het al beter gaat met de men-

senrechten en leefomstandigheden.

Landen als Ghana, Mali, Mozambique,

Senegal en Burkina Faso. Dit zijn landen

die sociaal-politiek gezien stabiel te noe-

men zijn, maar waar nog genoeg te doen

is. Zou het ministerie voor ontwikke-

lingssamenwerking juist deze landen een

steun in de rug geven, dan geeft zij een

belangrijk signaal af aan de bevolking en

strijdende fracties in de fragiele staten:

goed gedrag wordt beloond. Daarnaast

moet voor de fragiele staten een afweging

worden gemaakt. Willen we wat doen aan

de situatie, dan moet er een consistente

politiek worden gevoerd waarbij de neu-

zen van de interveniërende landen voor

langere tijd dezelfde kanten op staan. Kan

aan die basisvoorwaarde niet voldaan

worden, dan is het maar zeer de vraag of

er echt hulp geboden kan worden.

Ik kan me goed voorstellen dat dit klinkt

als een harde stelling, omdat het lijkt

alsof we (nu ja, ik in dit geval) ons afwen-

den van de mensen die het diepst in de

problemen zitten. Toch is dit niet zo

op de lange termijn. We kunnen niet

iedereen helpen, laat staan dat we dit

permanent volhouden zonder dat we

op die manier de eigen verantwoorde-

lijkheid weg te nemen bij ontvangen-

de landen. In dit geval van ontwikke-

lingssamenwerking gelden de profetische

woorden die Willem Elsschot eigenlijk

voor het Huwelijk had bedoeld, maar hier

niet minder accuraat zijn: “want tussen

droom en daad staan wetten in de weg en

praktische bezwaren.”

Leonard van ‘t Hul

ad hoc hulp kan best een tijdelijke verlichting brengen, maar

door de willekeurige en kortstondige aard van dergelijke hulp

zal er geen werkelijke oplossing geboden worden.

Voor wie verder wil lezen:

-Beleidsbrief Ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking:

http://www.minbuza.nl/nl/actueel/brievenparlement,2007/10/Beleidsbrief-ontwikke-

lingssamenwerking--Een-zaak-v.html

-Ramsbotham, O. Woodhouse, T. Miall, H. (2006) Contemporary Conflict

Resolution. Cambridge: Polity Press. ISBN: 0-7456-3213-0.

-Chesterman, S. (2005) You, the people; The United Nations, Transitional

Administration, and State-Building. Oxford: University Press. ISBN: 0-19-928400-

8.

Page 6: Pamflet december 2007

3 OpinieDe naïviteit en infantiliteit

van het individu

In het boek ‘De infantiele consument’ is Barber in de ver-

onderstelling dat welvaart leidt tot dwangmatigheid en

infantiliteit. Producenten praten door middel van reclames

nieuwe behoeftes aan die geen bijdrage leveren aan de

werkelijke behoeftes van de consument, aldus Barber. De

consument handelt niet rationeel, maar reageert impulsief

op alles wat de producent aanbiedt. De infantiliteit heeft

dan ook betrekking op het feit dat ‘individuen als een kind

achter hun wensen aan rennen en een makkelijk prooi zijn

geworden voor de commercie’ (Barber, 2007).

Deze uitspraak en onderbouwing geeft, naar mijn idee,

een paradox aan in onze samenleving. De burger wordt

meer en meer omschreven als een individu met een sterk

eigen wil en een vermogen om doelgericht en rationeel te

handelen. Toch ziet men dat de consument irrationeel rea-

geert op prikkels die geen directe baten leveren. Aan de

andere kant geeft bezit indirect een bijdrage aan de maat-

schappelijke positie van het individu en is in die zin het

consumentisme wèl rationeel. Er is niet voor niets sprake

van een consumptiemaatschappij. Barber spreekt van de

absolute macht van de producent. Dit suggereert dat er

sprake is van een twee deling in de maatschappij.

Enerzijds ziet men een parlementaire democratie in de

staatssfeer. Anderzijds is er binnen de commerciële markt

een dictatuur waar de producent met de scepter zwaait. In

de tijd dat Lodewijk XIV aan de (absolute) macht was,

omschreef men de burger als een majorette pop van de

koning, omdat hij altijd in de gunst van de koning leefde.

In dat opzicht is er tegenwoordig sprake van een ‘déjà vu’.

Alleen is hierbij de consument een majorettepop van de

producent die de absolute macht heeft.

De uitspraken van Barber over de consument als infantiel

wezen gaan zelfs nog verder dan dat. Volgens hem is de

consument ook naïef. Barber stelt ‘Reclame is niet alleen

vervelend, het is ook gevaarlijk’. Hij geeft een causaal

verband aan tussen de marktsfeer en staatssfeer. De aan-

koop van een product heeft invloed op maatschappelijke

problemen. Als voorbeeld geeft hij de aankoop van een

auto: ‘als ik een Cadillac koop, draag ik bij aan onze

afhankelijkheid van olie…deze aankoop heeft invloed op

de oorlog in Irak’ (Barber, 2007:203). Zijn conclusie is dat

de markt de democratie en het burgerschap ondermijnt.

Het individu moet zich de externe gevolgen van de aan-

koop van een product realiseren. Er is hierbij dus sprake

van een overlapping tussen de staatssfeer en marktsfeer.

De oplossing van Barber om de infantiliteit van de consu-

ment te reduceren, is om producenten aan te sporen om op

zoek te gaan naar producten die daadwerkelijk nodig en

nuttig zijn. Barbers’s mening is niet alleen uitgesproken,

maar ook idealistisch: ‘Tweederde van de wereld heeft

geen schoon water… waarom gaan bedrijven daar niet wat

aan doen’.

Ook zal volgens hem het huidige kabinet een steentje bij-

dragen aan het ‘geperverteerde kapitalisme’. Hij sugge-

reert dat het kabinet de marktwerking en commercialise-

ring destabiliseert. Het kabinet Balkenende heeft de moge-

lijkheid de balans kunnen herstellen in de marktsfeer

(Trouw, 10-10-2007). Toch is deze uitspraak eigenaardig

gezien het feit dat er steeds meer sprake is van privatise-

ring en liberalisering.

Allesomvattend geeft Barber in zijn boek ‘De infantiele

consument’ een zeer interessante kijk op onze (consump-

tie)maatschappij. Zijn mening mag dan wel zeer uitge-

sproken en enigszins ongenuanceerd zijn, toch confron-

teert hij de lezer met een fenomeen waar naar mijn mening

zeker een kern van waarheid zit. De producent heeft nu

eenmaal een sterke machtspositie.

Job van den Berg

Benjamin R. Barber, ‘De infantiele consument’

uitgeverij Ambo € 24,95

Benjamin Barber, voormalig adviseur van Clinton, omschrijft de consument in zijn reeds uitgekomen

boek als een infantiel wezen ‘die als een kind achter zijn impulsieve wensen aanholt’. Met deze uit-

spraak heeft de politicoloog een uitgesproken mening over het handelen van het individu. Zijn boek

geeft een interessante kijk op de huidige maatschappij.

Page 7: Pamflet december 2007

4 Thema

Sinds 1 augustus levert Nederland een

bijdrage aan de NAVO-missie ISAF

in Afghanistan.

Doel is ‘de Afghaanse autoriteiten

zodanig te versterken dat die op ter-

mijn zelfstandig in staat zullen zijn de

veiligheid en stabiliteit in het eigen

land te garanderen’, aldus de

Kamerbrief van de ministers Bot en

Kamp van 22 december 2005. In

oktober zaten er in het land 1.516

Nederlandse militairen. Bij de vast-

stelling van deze missie is met de

NAVO afgesproken om twee jaar in

Afghanistan te blijven, dus tot 1

augustus 2008. Tijdens die jaren zal

Nederland besluiten dit verblijf te

verlengen, of om Afghanistan na twee

jaar te

verlaten.

Het moment om deze beslissing te

nemen nadert, nadat eerder gestelde

deadlines in september en oktober

niet gehaald zijn. November moet nu

de maand worden waarin een beslis-

sing wordt genomen. Mijns inziens

moet Nederland per 1 augustus 2008

Afghanistan verlaten.

De Nederlandse militairen bevinden

zich in de zuidelijke provincie

Uruzugan. Nationaal en internatio-

naal is men het erover eens dat hier de

zwaarste strijd wordt geleverd.

Nederland doet dit samen met

Canada, het Verenigd Koninkrijk en

de Verenigde Staten. De 33 andere

NAVO-landen die hun militairen ter

beschikking hebben gesteld bevinden

zich in andere Afghaanse streken,

waar het relatief rustig is. Zoals secre-

taris-generaal van de NAVO Jaap de

Hoop Scheffer benadrukte in NRC

Handelsblad (19 september 2007), is

het een missie waar alle landen hun

bijdrage aan moeten leveren. Voor

hem is dat een argument om

Nederland in het land te houden. Dit

is echter niet fair. Nederland levert,

door haar aanwezigheid in Uruzugan,

momenteel een veel grotere bijdrage

aan het behalen van de doelstelling,

dan bijvoorbeeld Frankrijk en

Duitsland. De NAVO is gebaseerd op

solidariteit en het delen van risico’s.

Nederland heeft haar verantwoorde-

lijkheden genomen, nu is het tijd dat

andere NAVO-landen dit ook doen.

Daarnaast laat Nederland zich mis-

bruiken door de NAVO. Het vecht

mee in de frontlinie, met een eigen

strategie. De zogenaamde inktvleks-

trategie. Los van of deze aanpak juist

is, zegt De Hoop Scheffer dat

Nederland qua tactisch aanvalsplan

niets te zeggen heeft. Er wordt door

de NAVO dus niet eens geluisterd

naar de Nederlanders. Dat is raar. Wel

voorop in de strijd, maar verder niets

te zeggen. En dit is niet voor het eerst.

De commissie-Bakker deed eind jaren

negentig onderzoek naar de

Nederlandse uitzendingen uit het ver-

leden. Eén van de conclusies was dat

Nederland wel altijd meedoet, maar

nooit iets te zeggen heeft. Hier moet

dus een einde aan worden gemaakt.

Een ander argument tegen een langer

verblijf in Afghanistan, is dat

Nederland het niet meer kan betalen.

In eerste instantie was de twee jaar

durende missie begroot op ruim 300

miljoen euro, zo blijkt uit de eerder

genoemde Kamerbrief. Inmiddels

heeft de oorlog volgens verschillende

berichten in de media ongeveer 600

miljoen euro

gekost. En dan

moeten we nog

tien maanden. Daarbij komt dat de

NAVO haar leden nauwelijks betaald

voor militaire missies. Vervolgens

selecteert het voor dit soort zware

missies haar beste én daarmee duurste

legers. Nederland investeert dus rela-

tief veel in haar leger, wordt daarom

gevraagd voor het zware deel van de

missie, lijdt hierdoor meer verlies dan

landen in rustige gebieden, en vervol-

gens mogen we dat zelf financieel

oplossen.

Inmiddels 600 miljoen en mogelijk

één miljard euro is teveel geld in mijn

ogen, vooral omdat over het nut en de

Binnen afzienbare tijd neemt de Nederlandse politiek een beslissing over de eventuele verlenging van

de missie in Afghanistan. Een beslissing die steeds maar wordt uitgesteld, om daarmee tijd te verga-

ren, draagvlak te creëren en uiteindelijk gewoon te verlengen. En dat is helemaal verkeerd. Het is

genoeg geweest: Nederland moet weg uit Afghanistan.

Nederland moet Afghanistan per 1

augustus 2008 verlaten

‘Er wordt door de NAVO niet eens geluisterd naar de Nederlanders’

Page 8: Pamflet december 2007

5 vervolg

Op 6 maart 2002 werden in Best en Vlaardingen de eer-

ste burgemeestersreferenda georganiseerd. Inmiddels zijn

zeven burgervaders benoemd na een volksraadpleging.

Na Best en Vlaardingen volgden Leiden, Boxmeer,

Zoetermeer, Delfzijl en nu dus Utrecht. Op 23 januari is

het zover in Eindhoven. De opkomstpercentages waren

als volgt: Best – 61,4%; Vlaardingen – 49,2%; Leiden –

48,3%; Boxmeer – 38%; Zoetermeer – 27%; Delfzijl –

41% en Utrecht – 9,25%. Daarbij moet worden aangete-

kend dat in Best en Vlaardingen, de gemeenten met de

hoogste opkomstpercentages, het referendum tegelijker-

tijd met de gemeenteraadsverkiezingen werd gehouden.

Net als in

Utrecht gold

voor alle refe-

renda dat bij

een opkomst

lager dan dertig procent het referendum ongeldig zou

worden verklaard. Dit was dus het geval in Utrecht en

Zoetermeer. In de andere steden werkt inmiddels een

prima functionerende burgemeester.

Na het referendum in Utrecht, wat in tegenstelling tot de

andere referenda veel landelijke aandacht kreeg, was er

veel kritiek. Terecht, want met een opkomstpercentage

van 9,25% is er iets niet goed gegaan. De oorzaken van

geringe Utrechtse belangstelling zouden met name gele-

gen zijn in het feit dat de twee kandidaten, Ralph Pans en

Aleid Wolfsen, beide van PvdA-huize zijn. “Er valt niets

te kiezen”, zei de man van de straat. Het werd nog erger

toen kandidaat Pans in de aanloop naar de verkiezingen

verklapte dat hij door de landelijke PvdA was gevraagd

om te solliciteren. En als hij het niet zou worden, vond

hij dat niet zo erg. Hij had het erg naar zijn zin in zijn

huidige functie. Wolfsen liet zich niet uit over de exacte

gang van zaken, maar zei wel dat hij had afgetast bij de

partylobbyist – wie of wat dat ook moge zijn - of zijn

sollicitatie welkom zou zijn (Algemeen Dagblad, 18 sep-

tember).

En daarmee was een mislukking onafwendbaar. Vooral

Burgemeestersreferenda hebben de toekomstHet burgemeestersreferendum in Utrecht van 10 oktober jl. is na een opkomstpercentage van 9,25% als mis-

lukt beschouwd. Vanuit de Tweede Kamer, en ook op de diversie opiniepagina’s, klonk een eenduidig geluid:

nooit meer burgemeestersreferenda. Een kortzichtige en verkeerde conclusie. Vijf referenda in andere gemeen-

ten bleken in het verleden namelijk succesvol

Het werd nog erger toen kandidaat Pans in de aanloop naar de verkiezingen

verklapte dat hij door de landelijke PvdA was gevraagd om te solliciteren.

kans van slagen van de missie hevig wordt getwist. Omdat deze inhoudelijke kant van het verhaal vooral wordt bepaald

door het ministerie van Defensie, die alle journalistieke producties vanuit Afghanistan voor publicatie of uitzending

screent, is een objectieve analyse onmogelijk en onthoud ik mij ook van missie-inhoudelijke argumenten. Deze ondui-

delijkheid en twijfel speelt echter wel een rol, wanneer genoemde bedragen ermee gemoeid zijn. De Nederlandse rege-

ring kan niet doorgaan met het uitgeven van miljoenen euro’s, terwijl onbekend is of dit iets oplevert.

Los van het Nederlandse standpunt staat dat de NAVO de missie in Afghanistan wil voortzetten. Dat is inderdaad inclu-

sief Nederland, dat echter op 1 augustus 2008 voldoende heeft bijgedragen. Het is aan de andere NAVO-landen om hun

verantwoordelijkheid te nemen en zich financieel in de nesten te gaan werken.

Daniël Coenen

Page 9: Pamflet december 2007

6 Actueel omdat de PvdA min of meer symbool staat voor de zoge-

naamde ‘oude politiek’. De politiek van achterkamertjes

en wandelgangen. Van prestigebenoemingen, de Haagse

kaasstolp en de puinhopen van acht jaar Paars. Met poli-

tici die geen idee hebben van wat er zich in het land

afspeelt, bijvoorbeeld in de wijken en in de zorginstellin-

gen. Volgens velen bleek er tussen het Binnenhof en de

rest van het land een gapend gat te liggen, wat louter

werd overbrugd door subsidiestromen en stapels A-4tjes

met bureaucratische bemoeienissen: de kloof tussen bur-

ger en politiek.

Juist om die vermeende kloof te dichten, organiseerde

Utrecht een burgemeestersreferendum. Maar het gemeen-

tebestuur kreeg het deksel op de neus. Door een dergelij-

ke schijnverkiezing te organiseren bewezen de politici

nog steeds niet te weten wat burgers echt willen, vond

men. En daarmee ontstond een nieuwe barst in de nog

steeds niet gedichte kloof.

Toch is het kortzichtig en onjuist om te concluderen dat

gemeenten bij hun zoektocht naar een nieuwe burger-

meester geen referenda meer moeten organiseren. Vijf

van de zeven gehouden volksraadplegingen slaagden.

Utrecht faalde, maar van fouten moet je leren. Stel als

ministerie van Binnenlandse Zaken vast dat kandidaten

niet van dezelfde partij mogen zijn. Was dit in Utrecht

gebeurt, dan was een hoop ellende achterwege gebleven.

Daarmee stel je nog meer eisen aan de kandidaten,

omdat ze voor de selectiecommissie – de burger is nog

steeds niet capabel genoeg om volledig zelf te regeren -

mogelijk moeten concurreren met partijgenoten. Alleen

de meest gemotiveerden zullen overblijven. En dat kan-

didaten worden gevraagd of voorgedragen, tja, dat is

inherent aan onze stelsel met relatief veel politieke par-

tijen. Dan worden sommige benoemingen onderling

gestuurd. Maar door de beperking van één kandidaat per

partij op te leggen, zal

dit een stuk lastiger

worden.

De zeven verkiezingen

tezamen haalden een

opkomstpercentage van

gemiddeld 39,2%.

Wanneer je Utrecht als sterke uitschieter niet meetelt

kom je op 44,1%. Lage opkomstpercentages moeten de

moed niet in de schoenen doen zinken. Evalueer grondig

en bepaal hoe het de volgende keer anders moet.

Wanneer een slechte opkomst direct zou leiden tot

afschaffing, kunnen we ook wel de verkiezingen voor het

Europees Parlement afschaffen, wat na zes verkiezingen

een percentage van 43,6 behaalde.

Daniël Coenen

‘Toch is het kortzichtig en onjuist om te concluderen dat gemeenten

bij hun zoektocht naar een nieuwe burgermeester geen referenda

meer moeten organiseren’

Page 10: Pamflet december 2007

Op maandag 24 september hield prinses Máxima een toespraak

bij de presentatie van het WRR-rapport ‘Identificatie met

Nederland’. Daarin zei ze onder andere dat ‘de’ Nederlander

niet bestaat. Als troost voegde ze daaraan toe dat ‘de’ Argentijn

ook niet bestaat. Hierna viel half Nederland over haar heen.

Hoe durft ze onze identiteit te grabbel te gooien! Nu moet

worden toegegeven dat ‘de’ Nederlander het de laatste tijd ook

niet gemakkelijk heeft gehad. Oude zekerheden lijken als

sneeuw voor de zon te verdwijnen en zelfs de bank vervalt in

buitenlandse handen. Nee, onze identiteit nemen ze niet ook

nog van ons af, moeten al die mensen hebben gedacht.

Maar wat houdt die Nederlandse identiteit dan in? Vraag ‘de’

Nederlander daarnaar en hij of zij moet je het antwoord schul-

dig blijven. Nu hoeft dat niet automatisch te betekenen dat de

Nederlandse identiteit niet bestaat. Misschien is het een moei-

lijk te verwoorden ‘gevoel’. Ik denk echter dat de normen en

waarden zoals die gelden in intermediaire groeperingen, zoals

de kerk of moskee, de school en het gezin, eerder bepalend

zijn voor de identiteit die individuen zichzelf aanmeten dan

Nederland dat is. In het verzuilde Nederland was je immers

bovenal protestant of katholiek, socialist of liberaal. Toen

hoorde je niemand over de Nederlandse identiteit. In het ont-

zuilde Nederland zijn die oude, vertrouwde scheidslijnen ech-

ter verdwenen en daarmee is identiteit ook een gefragmenteerd

begrip geworden. Nu kan een persoon zelfs meerdere ‘identi-

teiten’ in zich verenigen. Die moslim met die baard blijkt er

liberale opvattingen op na te houden en die vlotte meid blijkt

een conservatieve christen te zijn! Het is dus allemaal niet

meer wat het lijkt. Is dat even schrikken! Het hameren op ‘de’

Nederlandse identiteit blijkt dus een angstige reactie op het

verdwijnen van vastomlijnde identiteiten. Een verlangen naar

lang vervlogen tijden, zogezegd. Dit kan niet los worden

gezien van maatschappelijke ontwikkelingen als globalisering

en migratie. Oude zekerheden verdwijnen en mensen zijn op

zoek naar een nieuw houvast. De Nederlandse identiteit moet

uitkomst bieden. Dat die niet bestaat is daarbij onbelangrijk.

Daarnaast waren de uitspraken van Máxima tegen het zere

been van rechtse politici. Zij baseren hun hele immigratie- en

integratiepolitiek immers op het gegeven dat mensen door

middel van inburgeringsprogramma’s omgevormd kunnen

worden tot keurige Nederlanders. Als de Nederlandse identiteit

niet bestaat, betekent dat het failliet van die programma’s. Dat

veel keurige Nederlanders overigens niet slagen voor het

inburgeringsexamen geeft goed aan hoe sterk die Nederlandse

identiteit wel niet is. Rechtse politici zullen dit paradepaardje

echter niet snel uit handen geven. Hoewel het geen oplossing

is voor sociale problemen, is het namelijk wel een sterk electo-

raal wapen. Zij zijn zich namelijk net zo goed als ik bewust

van de onzekerheid die onder mensen leeft. Door de schijn van

de Nederlandse identiteit hoog te houden, legitimeren zij

namelijk niet

alleen hun inte-

gratiepolitiek.

Zij voorzien

tevens in de

behoefte aan

vastomlijnde

identiteiten. Je

hebt namelijk allochtonen en autochtonen. En allochtonen die-

nen zich aan autochtonen aan te passen. Wat zit de wereld toch

eenvoudig in elkaar! Naast het overschatten van de

Nederlandse identiteit, maken zij zich nu tevens schuldig aan

het polariseren van het maatschappelijke debat. Een zeer kwa-

lijke zaak. Dat immigranten ook zouden kunnen bijdragen aan

de Nederlandse cultuur komt kennelijk niet in hen op. Maakte

tolerantie en openheid niet óók deel uit van die Nederlandse

identiteit?

Remmert van Haaften

Zoektocht naar de Nederlandse identiteit

‘.Door de schijn van de Nederlandse identiteit hoog te houden, legitimeren zij

namelijk niet alleen hun integratiepolitiek. Zij voorzien tevens in de behoefte

aan vastomlijnde identiteiten’

7 Polemiek'In deze rubriek gaan Thijs van Dooremalen en Remmert van Haaften (student economie in Tilburg) in debat. De een zal hier-

bij voor een stelling pleiten, waarna de ander met een tegenoffensief komt. In dit tweede polemisch geschil: dé Nederlandse

identiteit. Dat Nederland bestaat is algemeen geaccepteerd. Maar of er ook één specifieke Nederlandse identiteit

bestaat? Remmert pleit voor en Thijs tegen de stelling.

Page 11: Pamflet december 2007

8 Polemiekpo·le·miek (de ~ (v.), ~en)1 openlijk gevoerde pennenstrijd

Een van de meest ironische en tegelijkertijd paradoxale com-

mentaren op de WRR-speech van prinses Máxima luidde dat

zij met het ontkennen van ‘de’ Nederlandse identiteit juist

bevestigde dat er zoiets als een nationale identiteit zou bestaan.

Een onderdeel van de Nederlandse identiteit zou namelijk het

ontkennen van het bestaan ervan zijn. Daar zit wat in. Het

grootste deel van de Nederlandse politieke en intellectuele elite

dweept graag met een cultuurrelativistisch, postmodernistisch

wereldbeeld. Iets als een nationale identiteit zou al lang achter-

haald zijn. We zijn op z’n minst allemaal Europeanen, maar

eigenlijk is dat nog te bekrompen gedacht. Eigenlijk zijn we

allemaal wereldburgers, kosmopolieten. Het is een interessante

gedachte, maar een tikkeltje simplistisch.

Natuurlijk is het niet zo dat er zoiets bestaat als ‘de’

Nederlander. Op dat punt geef ik Remmert dan ook gelijk.

Nederlanders ver-

schillen van elkaar

in zaken als uiter-

lijk, gedrag en

opvattingen. Er

bestaat een behoor-

lijk verschil tussen de katholieke, Limburgse dorpsbewoner en

de atheïstische, hedonistische bewoner van de Randstad.

Niemand zal beweren dat iedereen in Nederland precies het-

zelfde is. Maar om te beweren dat we allemaal anders zijn en

dat er niets is wat ons als Nederlanders gemeenschappelijk

bindt is weer het andere uiterste. Negeer je met het marginali-

seren van een nationale identiteit namelijk niet de collectieve

geschiedenis van een land, en ga je niet voorbij aan een scala

aan eigenschappen en waarden die het gros van de bevolking

met elkaar deelt en belangrijk vindt?

Ieder land heeft wel degelijk zoiets als een nationale identiteit.

Deze zou je grofweg op twee niveaus kunnen karakteriseren,

namelijk een gevoelsmatige en een wat duidelijker zichtbare.

Voor een karakterschets van een land op het gevoelsmatige

niveau hoef je maar een gesprek met de gemiddelde

Nederlander te beginnen. Iedereen kan een prima typering

geven van de inwoners van verschillende landen. Als het over

Fransen gaat zullen al snel de termen ‘chauvinistisch’ en ‘arro-

gant’ vallen, en bij Duitsers zullen dit waarschijnlijk dingen als

‘vriendelijk’ en ‘goed georganiseerd’ zijn. Zulke typeringen

bestaan er natuurlijk ook over Nederlanders. Vaak hoor je dat

we onbeschoft zijn en niet graag geld uitgeven. Er bestaan dus

wel degelijk verschillen in de manier waarop wij bewoners van

verschillende landen typeren, en dus in de identiteit die wij aan

hen toekennen.

Op het wat duidelijker zichtbare niveau zou je kunnen kijken

naar onze gemeenschappelijke geschiedenis, die doorwerkt in

de manier waarop wij momenteel met elkaar samenleven. Vaak

wordt gezegd dat Nederland een traditie kent op het gebied

van tolerantie, consensuscultuur en een streven naar gelijkheid.

De gevolgen van deze kenmerken zijn politiek gezien duidelijk

zichtbaar. De traditie van tolerantie heeft ervoor gezorgd dat

wij als eerste land in de wereld homo’s de mogelijkheid gaven

om met elkaar te trouwen. De consensuscultuur zien we terug

in onze overlegcultuur op bestuurlijk niveau, het poldermodel.

En het streven naar gelijkheid is duidelijk terug te zien in onze

verzorgingsstaat, ons nivellerende belastingstelsel en de gelijke

kansen die we iedereen in het onderwijs willen bieden. Op

deze drie terreinen onderscheiden we ons in meer of mindere

mate van de landen om ons heen. En dan heb ik het nog niet

eens gehad over iets als de Nederlandse taal, misschien wel het

beste voorbeeld van de aanwezigheid van een gemeenschappe-

lijke identiteit.

Wat vooral kwalijk is aan het ontkennen van een Nederlandse

identiteit is dat het een verkeerd signaal afgeeft aan de samen-

leving. Uit analyses van de verkiezingsuitslag van de Tweede

Kamerverkiezingen van vorig jaar is gebleken dat de mensen

die op de PVV, SP en Rita Verdonk hebben gestemd zich onze-

ker voelen in tijden van migratie en mondialisering. Zoals

Remmert in zijn stuk al aangaf proberen deze mensen houvast

te vinden bij dat wat ons als Nederlanders bindt, onze nationa-

le identiteit. Welk signaal geef je aan deze mensen wanneer je

tegen ze zegt dat hun houvast helemaal niet bestaat? Vergroot

je op die manier niet alleen maar het onbehagen wat er onder

deze mensen al leeft? En welk signaal geef je af aan het deel

van de allochtone bevolking dat nog niet goed geïntegreerd is?

Door de Nederlandse identiteit te marginaliseren, marginaliseer

je impliciet immers ook het belang om bepaalde gebruiken die

bij die identiteit horen, zoals het spreken van de taal, over te

nemen. Op die manier wordt het alleen maar lastiger om de

integratieproblematiek op te lossen.

Het is dan ook van belang om te onderkennen dat er wel dege-

lijk zoiets bestaat als een Nederlandse identiteit. Dit betekent

niet dat iedereen aan een stereotype zou moeten voldoen, maar

wel dat mensen moeten opereren binnen de kaders van de

identiteit. En aangezien tolerantie en openheid deel uitmaken

van onze identiteit, is er binnen die kaders nog genoeg ruimte

voor diversiteit.

Thijs van Dooremalen

Nederlandse identiteit of kosmopolitisch

simplisme?

‘Wat vooral kwalijk is aan het ontkennen van een Nederlandse identiteit is

dat het een verkeerd signaal afgeeft aan de samenleving.’

Page 12: Pamflet december 2007

9 Reportage

Ondanks deze pessimistische analyse, wordt de mensheid,

in toenemende mate, geconfronteerd met processen die de

grenzen van cultuur en etniciteit al lang zijn overschreden.

Global warming, het energievraagstuk, arbeidsmigratie en

ongekend snelle communicatiemiddelen zijn processen

die door hun enorme schaal en reikwijdte, onze leefwereld

elke dag een stukje steeds kleiner maken. De noodzaak,

voor zowel het individu als elk denkbaar collectief, om te

reageren en te anticiperen op deze vraagstukken is nage-

noeg evident. Dit vergt echter wel een open visie op de

toekomst, waarin culturele integratiebarrières geanaly-

seerd, geaccommodeerd en wellicht beter geaccordeerd

zouden kunnen worden. Maar voor een symbiose zijn

altijd meerdere partijen nodig. Integratie lijkt dus tegen

wil en dank zowel het grote zorgenkind, als dé noodzake-

lijke opgave voor de toekomst

Geboeid door deze controverse, besloot ik mij deze

zomervakantie op te geven voor een studieproject, dat

luisterde de weinig verhullende naam ‘Our Future

European Integration’. Dit project is ontstaan als een ini-

tiatief van drie non-gouvernementele organisaties uit

Kosovo (Intergra), Servie (Fractal) en Nederland (IKV

Pax Christi). En zoals de naam doet vermoeden, draait het

hier om integratie in de breedste zin des woords.

Het project bestaat uit drie studiereizen naar de deelne-

mende ‘regio’s’,

(Elke notie die voorbarig een onafhankelijk Kosovo zou

impliceren, werd zorgvuldig vermeden). Het reisgezel-

schap bestaat uit vijf geselecteerde studenten uit elke deel-

nemende samenleving. De doelstellingen van dit project

zijn even divers als ambitieus

Allereerst probeert het ‘Our Future’ project jongeren uit

deze drie verschillende ‘regio’s’ met elkaar in contact te

brengen. Gezien de conflictrijke voorgeschiedenis en de al

zeven jaar slepende discussie omtrent de onafhankelijk-

heid van Kosovo, is contact tussen Servische en

‘Kosovaarse’ (etnisch Albanese) jeugd, meer uitzondering

dan regel. De Nederlandse delegatie fungeert primair dan

ook als ‘social lubricant’ om dit proces te faciliteren en

door een ‘third track negotiations’ model de kans op etni-

sche polarisatie binnen het project te verminderen.

Ten tweede streeft ‘Our Future’ ernaar om de ontwikke-

ling van het integratieproces, zowel in de deelnemende

samenlevingen, als op het Europese continent, in kaart te

brengen. En tot slot, probeert dit project de bewustwor-

ding en het maatschappelijke activisme onderen jongeren

te stimuleren en te faciliteren. Tijdens deze studiereizen

worden diverse personen en instituties bezocht die van

invloed zijn op het integratieproces in de gastsamenleving.

Hierbij wordt niet louter aandacht besteed aan interne

integratieperikelen, maar ook gekeken naar de kansen en

problemen van de regio in het proces van Europese inte-

gratie.

In de drieluik ‘Aan de andere kant van Europa‘, die in de

achtereenvolgende edities zal verschijnen, wil ik u graag

deelgenoot maken van mijn indrukken opgedaan tijdens

het bezoeken van Kosovo, Servie, Nederland en de EU-

organen in Brussel. Om niet direct te verzanden in com-

plexe en gepolariseerde integratiediscussies, wil ik door

luchtige impressies van ondernomen activiteiten, eerst een

indruk geven van integratieprocessen aan de andere kant

van het continent spelen. En ondanks die onvermijdelijke

culturele vooringenomenheid, is er tevens ruimte voor

conclusies gereserveerd.

Loesje in de straten van Pristina

-Pristina 9 mei 2007-

Mijn eerste ochtend in de aspirant hoofdstad van Kosovo

Aan de andere kant van Europa:

De status van KosovoLaten we er vooral geen doekjes om winden. Nu onze samenleving in rap tempo geconfronteerd wordt met alle

vraagstukken die multiculturalisme met zich mee brengt, blijkt dat integreren helemaal zo makkelijk nog niet.

Dat het integratieproces in het post-Pim tijdperk allerminst gladjes verloopt, blijkt elke dag maar weer in de

media. De sociale segregatie in de ‘prachtwijken’, de ambivalentie rondom de vrijheid van meningsuiting en het

polariserende populisme van politieke schertsfiguren als Geert Wilders, vechten dagelijks om onze mening. En

tot overmaat van ramp lijkt ook het maatschappelijke vertrouwen in dat andere grootse integratie-ideaal, de

Europese Unie, tot een historisch nulpunt te zijn gedaald.

Page 13: Pamflet december 2007

10 Vervolgbegint met een nare smaak in mijn mond. Als gevolg van

het tekort aan schoon drinkwater, hanteert mijn hotel de

dagelijkse maatregel om de waterleiding, van middernacht

tot negen uur s’ ochtends, volledig af te sluiten. Gelukkig

had ik belangrijkere zaken aan mijn hoofd.

In samenwerking met de internationale afdeling van de

welbekende sloganorganisatie Loesje, had de ‘Our

Furture’ studiegroep de eervolle taak gekregen om zelf een

Loesje campagne voor Kosovo te creeren. En het moment

was aangebroken dat wij, Loesje wereldverbeteraars,

onze eigen creatieve schepping moesten onderwerpen aan

de cruciale test : de reactie van de Kosovaarse bevolking.

Gewapend met een arsenaal aan (westers) politiek correc-

te zinnetjes, trokken wij op 9 mei dapper de binnenstad

van Pristina binnen. De timing had niet beter kunnen zijn.

De datum waarop Robert Schuman, toenmalig Frans

minister voor buitenlandse zaken, in 1950 zijn plan voor

een Europese gemeenschap voor kolen en staal lanceerde,

is namelijk tot officiële ‘Europa’ dag uitgegroeid.

In Nederland gaat deze dag zonder taart, evenement of

ander feestelijks voorbij. In Pristina daarentegen, wordt

deze dag aangrepen om door middel van festiviteiten en

media campagnes, de bevolking van hun Europees toe-

komstperspectief bewust te maken. Ons ‘Loesje’ offensief

maakte dan ook deel uit van een bredere media campagne,

genaamd Evrope Pritna! (letterlijk vertaalt , Europa, wacht

op ons!) De hoop die een dergelijk Europees perspectief

Kosovo lijkt te bieden, stond in aangenaam contrast met

de hardnekkige ‘Euro scepsis’ die in west Europa lijkt te

heersen

Tijdens het uitdelen van onze ‘Loesje’ flyers viel mij één

ding direct op. Het flyeren an sich is in Pristina blijkbaar

een grote noviteit. Waar in Nederland de goedbedoelde

papiertjes meestal vijf meter verder op de grond belanden,

besteedde elke Kosovaar uitvoerig aandacht aan wat wij

ze net in handen hadden gedrukt. Het primaire doel van

onze missie was dus zondermeer geslaagd

In de straten van deze warme, onbekende stad, waren de

reacties op ons idealistische werk echter zeer divers. De

meeste jongeren waren vrij positief, ze bedankten netjes

en grinnikte hier en daar nog wat na. Vooral de slogan

‘Integration, How did Tarzan became accepted in the jun-

gle?’ deed het goed. Maar helaas viel niet elke slogan in

humoristische aarde. Maar ach ja, ook negatieve reacties

geven blijk van kritisch zelfstandig denken.

Tussen Volk en Vaderland

-Pristina 10 mei 2007-

Ons bezoek aan Slobodan Petrovic, de voorzitter van de

Autonome Liberale Partij in Kosovo, had veel weg van

een bekend maffiacliché. In een schimmige horecagele-

genheid, compleet met spiegelwanden en bladgoud, wer-

den wij zeer vriendelijk ontvangen door een aantal potige,

net geklede heren. En doordat het gesprek voornamelijk in

het Servisch verliep, (de Engelse vertaling was zeer

gebrekkig) waande ik mij even in de Oost-Europese

onderwereld. Zeker toen onze gastheer opende met de

woorden: “Het maakt niet uit waar, maar wie je ontmoet”.

Gelukkig bleek de doelstelling van deze heren een stuk

vredelievender dan gedacht. De Autonome Liberale Partij

( de NLS) streeft naar een vreedzame accommodatie van

de Servische minderheid in een multi-etnische samenle-

ving, waarin alle burgers gelijk zijn voor de wet. Om dit

doel te bereiken probeert deze partij samen te werken met

de huidige (Albanese) autoriteiten om zo de directe belan-

gen van de Servische minderheid in Kosovo te behartigen.

Maar deze sympathieke en pragmatische doelstelling

blijkt allerminst populair en zelfs zeer gevaarlijk.

Het grote verschil met andere Servisch georiënteerde par-

tijen is namelijk dat de NLS erkent dat Kosovo onmoge-

lijk weer onder het bestuur van Servië kan worden

gebracht. De regering- Tadic is echter niet van plan om

door Kosovo onvoorwaardelijke onafhankelijkheid te

schenken, een zekere politiek zelfmoord te plegen. Zoals

uit de recente Kosovaarse verkiezingen van 17 november

2007 is gebleken, roept Belgrado de Servische Kosovaren

op om de huidige autoriteiten en alle verkiezingen daar-

voor te boycotten. Maar omdat de NLS zich niet aan deze

boycot houdt en dus zo impliciet een onafhankelijke

Kosovo erkent, wordt de partij door Belgrado afgeschil-

derd als landverraders. De NLS heeft zich zo in een para-

doxale situatie gemanoeuvreerd. In Kosovo wordt deze

partij gezien als een Servische minderheidspartij. Maar in

Servië en door het merendeel van de Servische Kosovaren

worden de NLS leden beschouwd als staatsgevaarlijke

collaborateurs. De partij heeft hierdoor, zowel onder de

Albanese als Servische Kosovaren, nauwelijks aanhang.

Petrovic vertelde ons dat hij en andere partijleden regel-

matig wordt bedreigd door eigen landgenoten, alleen

Page 14: Pamflet december 2007

11 Reportageomdat zij een vreedzame toekomst voor de Serven in

Kosovo nastreven. Dit stemde hem uiterst verdrietig. Hij

vergeleek zijn positie met die van de astronoom Galileo

Galilei, die tegen alle conventies in, volhield dat de aarde

rond de zon draaide. Uiteindelijk zou men wel moeten

inzien dat integratie van de Servische minderheid in een

nieuw onafhankelijk Kosovo, de enige oplossing voor een

vreedzame toekomst is. Hij hoopte alleen dat hij niet met

zijn leven voor dit besef hoefde te betalen.

Het oordeel van een Ombudsmens

-Pristina 10 mei 2007-

Per taxi werden wij naar het hoofdkantoor van het

Ombudsperson instituut in Kosovo gebracht. In Nederland

kennen wij deze organisatie als de ‘Ombudsman’, en ik

was dan ook direct vertederd door deze politiek correcte

terminologie. Dit Ombudsperson instituut is een onafhan-

kelijke organisatie die klachten van burgers over het func-

tioneren van de overheid in behandeling neemt. Deze poli-

tieke consumentenbond is een belangrijke instantie om de

civiele samenleving te beschermen tegen politiek machts-

misbruik en andere bestuurlijke wantoestanden . In bijna

elk democratisch bestuurd land is dan ook een equivalen-

te organisatie te vinden.

Maar tijdens ons gesprek met Hilmi Jashari, de huidige

voorzitter van dit instituut, bleek dat het functioneren van

de Ombudsperson in Kosovo een behoorlijk gecompli-

ceerde onderneming is.

Allereerst kent hedendaags Kosovo een hybride politiek

stelsel. Sinds de militaire VN interventie in 2000, wordt de

voormalig Servische provincie immers bestuurd door de

UNMIK, ofwel de United Nations Mission in Kosovo.

Maar daarnaast kent Kosovo ook lokale overheidsinstan-

ties, de Provsional Institutions of Self Governement

(PISG). Deze democratisch gekozen autoriteiten vormen

de institutionele basis waarop een toekomstig onafhanke-

lijke Kosovo politiek bestuurt zal gaan worden. En nu de

onderhandelingen over onafhankelijkheid in een verge-

vorderd stadium zijn, draagt UNMIK steeds meer politie-

ke verantwoordelijkheden over aan de PISG.

De relatie tussen de Ombudsperson en de PISG is

op zijn zachts gezegd moeizaam te noemen. Het jaarver-

slag van 2006 staat bol van de klachten over het functio-

neren van de huidige lokale overheid. Ik citeer uit het

voorwoord van Hilmi Jashari:

“The lack of accountability of the public administration,insufficient protection of the rights of minorities, lack of aproper social security system, corruption, nepotism andorganized crime are the main factors that have helped tocreate a system of legal uncertainty for the citizens ofKosovo and have prevented the justice system from functi-oning at an adequate level. ”

Ondanks de huidige problematiek heeft deze instantie

noch de middelen, noch de autoriteit om deze misstanden

eigenhandig op te lossen. Hun voornaamste wapens in de

strijd tegen het onrecht zijn aanbevelingen voor de lokale

overheid, de uitgave van publieke rapporten en het uiten

van hun zorgen richting de Kosovaarse en internationale

media.

Na een intensieve week vol boeiende ontmoetingen, kan

ik alleen met zekerheid stellen dat Kosovo zich al geruime

tijd in een impasse bevindt. De onduidelijkheid over de

staatkundige status van Kosovo, creëert een dubbele alibi,

waardoor de noodzaak van beschermde etnische enclaves,

de hoge werkeloosheid (43%!) en het gebrek aan multi-

etnische politieke representatie, ineens problemen van een

lagere orde lijken te zijn. Het bestuur van de Verenigde

Naties heeft een gebrek aan legitimiteit en verantwoorde-

lijkheid bij de Kosovaarse politieke instanties opgeleverd.

De situatie waarin deze samenleving zich bevindt maakt

eventuele toetreding tot EU eveneens tot een zeer lange

termijn project.

Logischerwijs zou elke onvrede over de huidige

situatie zich moeten vertalen in een electoraal verlies voor

de huidige regering bij de verkiezingen van 17 November.

Maar als collectieve orde en staatkundige onafhankelijk-

heid pragmatisch worden verkozen boven individuele

rechtszekerheid en een functionerende multi-etnische

samenleving, liggen er nog enorme bergen werk voor de

Ombudsperson en soortgelijke instanties, in het verschiet.

Zeker als er na een toekomstige onafhankelijkheid geen

directe VN jurisdictie meer in Kosovo zal bestaan.

Julian van Batenburg

student Geschiedenis en actief bij Pax Christi

www.kosovareport.com/new-kosovo-party-vows-to-protect-serb.html

Sixth annual report 2006, Ombudsperson Institution in Kosovo

(Pristina 2006) 9.

Page 15: Pamflet december 2007

De acht verschillende sociale milieus in Nederland waar-

mee Motivaction pretendeert het gedrag van mensen in

de samenleving beter te kunnen verklaren zijn de traditi-

onele burgerij, de gemaksgeorienteerden, de moderne

burgerij, de nieuwe conservatieven, de kosmopolieten, de

opwaarts mobielen, de postmaterialisten en de postmo-

derne hedonisten. Van elke groep heeft Motivaction op

zijn site (www.motivaction.nl) een korte beschrijving

gegeven:

· De traditionele burgerij is de “moralistische,

plichtsgetrouwe en op de status-quo gerichte burgerij die

vasthoudt aan tradities en materiële bezittingen”; 18%

van de Nederlandse bevolking.

· Gemaksgeorienteerden zijn “impulsieve en pas-

sieve consumenten die in de eerste plaats streven naar

een onbezorgd, plezierig en comfortabel leven”, 9% van

de bevolking.

· Moderne burgerij: “conformistische, statusgevoe-

lige burgerij die het evenwicht zoekt tussen traditie en

moderne waarden als consumeren en genieten”, met 22%

de grootste groep van de Nederlandse bevolking.

· Nieuwe conservatieven zijn de “liberaal-conser-

vatieve maatschappelijke bovenlaag die alle ruimte wil

geven aan technologische ontwikkeling, maar zich verzet

tegen sociale en culturele vernieuwing”, 8%.

· Kosmopolieten: “open en kritische wereldburgers

die postmoderne waarden als ontplooien en beleven inte-

greren met

moderne waarden

als maatschappe-

lijk succes, mate-

rialisme en genie-

ten”, 10%.

· Opwaarts mobielen: “carrièregerichte individua-

listen met een uitgesproken fascinatie voor sociale status,

nieuwe technologie, risico en spanning”, 13%.

· Postmaterialisten zijn “maatschappijkritische

idealisten die zichzelf willen ontplooien, stelling nemen

tegen sociaal onrecht en opkomen voor het milieu”, 10%.

· Postmoderne hedonisten, tot slot, zijn “pioniers

van de beleveniscultuur, waarin experiment en het breken

met morele en sociale conventies doelen op zichzelf zijn

geworden”, ook 10% van de samenleving.

Voor de verbeelding heeft Motivaction de Nederlandse

samenleving onderverdeeld in deze acht sociale milieus

schematisch weergegeven, uitgezet naar status en naar

waarden:

De indeling van de Nederlandse samenleving in deze

sociale milieus is natuurlijk vermakelijk om te lezen

omdat het erg herkenbaar is. Zo hoor ik de lezer al den-

ken: ah, dus die gezinnen die op nationale feestdagen

massaal naar de meubelboulevard gaan horen dan bij de

moderne burgerij. En de nouveau riche, die mannen met

ferrari’s die hun vrouw een borstvergroting cadeau doen

voor hun 40e verjaardag, dat moeten dan de ‘opwaarts

mobielen’ zijn. Erg grappig, maar is deze indeling ook

werkelijk bruikbaar om de Nederlandse samenleving mee

te analyseren?

Om een indruk te krijgen van de operationalisatie van de

indeling in waardengroepen die Motivaction gebruikt heb

ik zelf de Mentality™-test gedaan op de website van

Motivaction. Er werden vragen gesteld om te bepalen of

ik traditionele danwel moderne normen en waarden

belangrijk vind (belang van het gezin, van etiquette, vrij-

heid), hoe materialistisch ik ben, hoe belangrijk ik per-

soonlijke ontwikkeling en hard werken vind, of ik links

of rechts ben, hoe hedonistisch ik ben, hoe xenofoob ik

ben en hoeveel vertrouwen ik heb in de vooruitgang.

Verder werden nog enkele vragen gesteld naar mijn

mening over de emancipatie van vrouwen en homo’s en

naar mijn culturele en politieke engagement.

Op basis van mijn antwoorden werd geconcludeerd dat

ik een postmoderne hedonist ben. Omdat ik “individua-

listisch” ben en een “sterke wil tot zelfbeschikking” toon.

Ik heb een “onafhankelijke leefstijl” en ik “hecht er veel

waarde aan zelf te kunnen beslissen over de dingen die

mij aangaan”. Ik vind werk “belangrijk” maar “niet hei-

lig”. Zo kan ik het ook, dacht ik. Hier kan de halve

Mentaliteit als verklaring voor alles12 Thema

‘Zo hoor ik de lezer al denken: ah, dus die gezinnen die op nationale feest-

dagen massaal naar de meubelboulevard gaan horen dan bij de moderne

burgerij. ’

De hedendaagse burger heeft een sterke eigen wil, is ongrijpbaar en ondoorgrondelijk, mondig en niet in een

hokje te plaatsen. De meeste deskundigen zijn het hier wel over eens. Om deze ontwikkeling het hoofd te bie-

den heeft het Amsterdamse markt- en beleidsonderzoeksbureau Motivaction de “Mentality™” onderzoeks-

methode ontwikkeld. Deze methode deelt de Nederlandse samenleving in, in acht verschillende sociale

milieus op basis van waarden en opvattingen. Motivaction claimt dat de ‘traditionele’ sociaal-wetenschappe-

lijke determinanten zoals leeftijd, sociale klasse, opleiding en inkomen aan kracht hebben ingeboet en dat

hun “Mentality™”-indeling zich heeft bewezen als een beter middel om het gedrag van mensen te verklaren.

Page 16: Pamflet december 2007

wereld zich wel in vinden. En andersom kan ik mij ook

erg vinden in het profiel van de kosmopoliet of die van

de postmaterialist.

Ik vond de operationalisatie, of de indruk die ik ervan

kreeg, nogal losjes en willekeurig. De vragen uit de

Mentality™-test waren vaak erg vaag. Neem de stelling

“ik streef vooral naar financiële zekerheid”. Wat precies

wordt bedoeld met ‘vooral’ of met ‘financiële zekerheid’

is niet duidelijk. Het antwoord dat men op dit soort vra-

gen gaat invullen hangt dus in grote mate af van wat men

denkt dat bedoeld wordt en is zal dus erg willekeurig

zijn. Ook werden sommige aspecten binnen het waarden-

profiel uitvoerig behandeld, zoals het thema materialisme

met acht vragen, terwijl er maar één vraag werd gesteld

over hoe belangrijk ik het milieu vind. Niet echt een

evenwichtige, eenduidige operationalisatie dus.

Verder is het de vraag of deze typologie van acht ‘sociale

milieus’ de hele samenleving dekt. In welk hokje passen

bijvoorbeeld de (oud-) gastarbeiders, de eerste generatie

Turken en Marokkanen? Als vrome moslims zouden ze

het beste onder het etiket ‘traditionele burgerij’ passen,

maar het lijkt mij niet handig deze moslims met de

Oudhollandse gereformeerden over één kam te scheren

als je onderzoek doet naar waarden en opvattingen.

Ten slotte vind ik dat deze methode veel te pretentieus is.

Motivaction denkt met deze methode het gedrag en de

mentaliteit van de Nederlanders op heel verschillende

terreinen te kunnen verklaren, of het nu om consumeren,

het veiligheidsgevoel, de marktpositie van bedrijf X, de

acceptatie van homoseksuelen, de adoptiecyclus van pro-

ducten en diensten of het stemmen voor de Tweede

Kamer gaat. Hun methode lost dus eigenlijk, zo wil

Motivaction ons doen geloven, het ongelijkheids-, het

cohesie- en het rationaliseringsprobleem van de sociolo-

gie in één keer op.

Ik ben niet overtuigd van de enorme kracht van de

Mentality™-methode om het gedrag van de Nederlandse

bevolking te verklaren, beter dan de klassieke sociologi-

sche determinanten zoals sociale klasse, leeftijd en oplei-

ding. Misschien dat het goed bruikbaar is in marktonder-

zoek. Maar ik geloof niet dat je een vluchtig begrip als

mentaliteit kunt gebruiken om zulke breed uiteenlopende

zaken in de Nederlandse samenleving te verklaren, hele-

maal niet als je gaat gooien met vage termen als “post-

moderne waarden integreren met moderne” of “pioniers

van de belevingscultuur”.

Jasper van de Pol

13 Thema

Page 17: Pamflet december 2007

Job van den Berg

1e jaars

Er is bij deze stelling spra-

ke van een gevecht tussen

goed en kwaad waar res-

pectievelijk het windmo-

lenpark en de kerncentrale

een metafoor van zijn.

Vanuit rationeel oogpunt

zal er vast worden gekozen

voor de kerncentrale,

immers deze levert de

meeste baten en is ratio-

neel gezien de beste optie.

Bij deze stelling is het naar

mijn mening van belang

om bij voorbaat de ratio-

neel sociologische bril af

te doen. Het zondemeer

tamboeren door milieuor-

ganisaties en evenementen

als 7/7/7 over de onder-

gang van de aarde, hebben

er voor gezorgd dat derge-

lijke keuzes precair van

aard zijn geworden. In dit

geval sluit ik aan bij de

ideeën van milieuorganisa-

ties en kies ik voor het

windmolenpark als stroom

leverancier. ‘Help onze

aarde niet naar de kolen’

(Greenpeace) is bij dit

vraagstuk een zin dat hier-

over argumentatie geeft en

de rest voor zich laat spre-

ken.

Laura Vonk

2e jaars

Ik vind niet dat Nederland

meer kerncentrales moet

bouwen. Natuurlijk is het

belangrijk dat er snel nieu-

we bronnen voor (duurza-

me) energie ontwikkeld

worden, maar de voordelen

van kernenergie wegen

niet op tegen de nadelen.

Er is namelijk nog steeds

geen oplossing gevonden

voor het chemisch afval

dat ontstaat bij de produc-

tie van kernenergie en

daarnaast brengen kerncen-

trales het risico van een

kernramp met zich mee.

De kans dat er iets mis

gaat is natuurlijk niet zo

heel groot, maar áls er iets

mis gaat zijn de gevolgen

niet te overzien. Dit zijn

grotere nadelen dan de

horizonvervuiling die ver-

oorzaakt wordt door wind-

molens

Nynke van Miltenburg

3e jaars

Dit lijkt mij helemaal geen

goed idee. Kerncentrales

zijn echt niet zo zuinig; bij

de energieproductie is de

CO2-uitstoot inderdaad

laag maar dit effect wordt

deels teniet gedaan door de

kostbare en vervuilende

winning van uranium.

Bovendien is de voorraad

grondstoffen voor de pro-

ductie van kernenergie niet

onuitputtelijk en blijft het

afval 240.000 (!) jaar

levensgevaarlijk. Het is

ook geen prettig idee dat

het produceren van kern-

energie verwant is aan de

productie van kernwapens.

Kernenergie is denk ik te

oncontroleerbaar en onsta-

biel om in te investeren. In

tegenstelling tot bijvoor-

beeld windmolens.

Horizonvervuiling lijkt mij

hierbij van ondergeschikt

belang ;).

Jasper van de Pol

2e jaars

Prima idee! Met de fossie-

le brandstoffen, waar we

nu nog verreweg de meeste

energie uit opwekken, hou-

den we het maximaal uit

tot 2020. Daarna raken die

bronnen op en het gat dat

dan ontstaat is niet op te

vangen met de duurzame

oplossingen die Nederland

nu tot zijn beschikking

heeft, zoals windmolens.

Kernenergie is niet duur-

zaam maar het is in ieder

geval een stuk duurzamer

dan energiewinning uit gas

of olie, en het is helemaal

een duurzamere oplossing

dan weer beginnen met het

stoken van kolen. Dus lijkt

kernenergie mij de beste

oplossing tot er echt duur-

zame, rendabele oplossin-

gen zijn. Wat dat betreft

heeft de toekomst veel in

petto, neem bijvoorbeeld

de nieuwe techniek van

kernfusie, welke een scho-

nere en veiligere bron van

energie is dan atoomsplit-

sing zoals in de huidige

kerncentrales wordt toege-

past.

In haar nimmer aflatende zoektocht naar meningen en opinies heeft de redactie van het pamflet vier sociolo-giestudenten gevraagd te reageren op een stelling en deze kort toe te lichten.

In 2003 zijn de bedrijven Shell en Nuon begonnen met de bouw van een windmolenpark in de Noordzee.

Het park zal naast het leveren van stroom gebruikt worden om de techniek voor windmolens verder te

verbeteren. De in totaal 36 windmolens leveren een vermogen van 99 MegaWatt en kunnen daarmee duur-

zame energie voor 110.000 huishoudens produceren. De vraag is echter in hoeverre dit werkelijk zoden

aan de dijk zet. De kerncentrale in Borssele levert namelijk een vermogen van 485 megawatt, heeft even-

eens weinig uitstoot van koolstofdioxide, maar heeft wel het nadeel van chemisch afval. Dat gegeven en de

horizonvervuiling waar ondergetekende onder leed tijdens zijn vakantie naar het exotische Egmond aan

zee leidden tot de volgende stelling:

Nederland moet meer kerncentrales bouwen.

14 De Student

Page 18: Pamflet december 2007

Maria-Louise

Pieren – Voorzitter

Voorzitter van de sociologieclub is dit

jaar Maria-Louise, door intimi steevast

Mel genoemd.

Als derdejaars sociologiestudent houdt

zij zich naast het rugbyen bezig met het

in de hand houden van de vier figuren

die met haar het dertiende Usocia-

bestuur vormen. Mel weet van aanpak-

ken en is in staat om op haar typische

assertieve Pools-Nederlandse manier de

grootste crisis het hoofd te bieden. Nu

denken we niet dat er zoveel crisissen

zullen voorkomen, maar mocht het voor

komen, dan hebben we Mel. Pivo’s,

gezelligheid en allerhande Poolse con-

sumptieproducten zijn haar handelsmerk.

Ook voor Mel geldt dat de Usocia-kamer

gezien kan worden als een verlengstuk

van haar woonkamer.

Leonard van ’t Hul

- Penningmeester

Om zo aan het begin van een nieuw jaar

mezelf eens lekker te mogen profileren

in het staatsblad van sociologie is één

van de mooie aspecten van de bestuurlij-

ke functie. Die bestuurlijke functie bete-

kent voor mij dat ik dit jaar de penning-

meester ga uithangen en dat ik met de

mensen die boven en onder mij op deze

pagina staan ervoor ga zorgen dat Usocia

ook dit jaar zorgt voor allerlei vrolijke

en interessante activiteiten. Maar wie is

nu die leuke Leonard. Nou, dit jaar ben

ik 20 geworden en ben ik begonnen aan

wat mijn geschiedenisboekje in zal gaan

als het derde studiejaar van de sociolo-

gieopleiding. LP’s luisteren, een vrolijk

liedje fluiten en lekker praten op de

Usocia-kamer zijn mijn hobby’s.

Hopelijk tot snel!

Tim Immerzeel -

Secretaris

Met veel plezier wil ik mij even voor-

stellen als de nieuwe secretaris van

Usocia. Dit jaar ga ik proberen mij zo

goed mogelijk bezig te houden met con-

tacten, het beantwoorden van e-mails en

nog andere belangrijke secretariële

zaken. Ik ben derdejaars socioloog en

vind het vooral heel leuk om me bezig te

houden met onderwerpen als individuali-

sering, geluksonderzoek en godsdienst-

sociologie. Verder vind ik het heerlijk

om koppen koffie te drinken op de

Usocia-kamer, waar je mij dus regelma-

tig zal treffen. Een nieuw Usociajaar

betekent voor mij weer een nieuw jaar

vol met uitdagingen en ik zie nu al uit

naar bijvoorbeeld het weekend weg, of

de studiereis!

Merel Ooms –

Commissaris voor

Commissies

Mijn naam is Merel, 19 jaar oud en

tweedejaars student sociologie. Bij

Usocia functioneer ik als brug tussen de

commissies en het bestuur, ook ben ik

bezig met het opzetten van een website.

Daarnaast maak ik veel muziek, ik speel

piano en ik zing in verschillende forma-

ties. Zo zing ik in een vierstemmig zang-

groepje en ben ik pas een band begonnen

samen met Jasper van de Pol. Ik ben

Sociologie gaan studeren omdat ik altijd

al beschouwend ingesteld ben geweest

en sociale structuren interessant vind. Al

gauw kwam ik in Utrecht terecht omdat

mijn moeder hier werkte en ik dus al wel

bekend was met Utrecht. De sfeer sprak

me altijd al erg aan en ik heb er geen

spijt van! Ik hoop dat iedereen dit jaar

op vele vlakken inspiratie op doet en

daarbij lief heeft en geliefd is. Tot ziens!

Nico Verwoerd –

Vice-Voorzitter

Ik ben Nico, 2e jaars socioloog, en dit

jaar de Vice-Voorzitter van Usocia. Dit

houdt in dat ik veel vergaderingen ga

bijwonen namens Usocia en de vereni-

ging naar buiten vertegenwoordig.

Daarnaast hou ik mij dit jaar bezig met

de LSD, het 2 jaarlijkse congres van alle

sociologie verenigingen en ben ik bezig

met de opzet van een introductie kamp

voor volgend jaar. Al met al genoeg te

doen dit jaar, maar ik sta net als de rest

altijd open voor een kop koffie op de

kamer, dus wie weet tot snel!

Sociologievereniging Usocia heeft sinds 1 oktober 2007 een nieuw bestuur. Zij zullen zich een jaar lang inzetten

voor de sociologiestudenten van de Universiteit Utrecht, om een groot aantal studiegerelateerde en niet-studie-

gerelateerde activiteiten te organiseren. Usocia heeft zich als doel gesteld om sociologie studeren meer te laten

zijn dan het volgen van cursussen. Juist ook de contacten met studenten van verschillende jaren tijdens week-

endjes en uitstapjes verrijken het studentenleven van de socioloog in spé. Het thema voor het komende jaar

luidt ‘gebundelde waanzin met een snufje intellect’, een slogan waarnaar het nieuwe bestuur zal gaan leven.

Om een beetje een beeld te krijgen welke verlichte geesten de bestuurstaken op zich hebben genomen stellen

zij zich hieronder kort voor.

15 Usocia

Page 19: Pamflet december 2007

Op 14, 15 en 16 december zullen we wederom vertrekken naar het prachtige Winterswijk om een

weekend lang spelletjes te spelen, films te kijken, van de spectaculaire omgeving te genieten of

gewoon rond te hangen. Dit alles zal plaatsvinden op een locatie die voorzien is van een dvd-

speler, relaxte banken en een inductie-kookplaat.

Lijkt het je leuk om mee te gaan? Dat kan door je in te schrijven op een lijst bij de Usocia-kamer

of anders door een email te sturen

naar Usocia

([email protected])! De kosten

bedragen 35 euro en de prijs van

een treinkaartje.

Hopelijk tot 14 december,

De weekendcommissie

Annet Willigenburg

Nynke van Miltenburg

Femke Mureau

Tjitske van der Meulen

Usocia zoekt nog enthousiaste leden voor de Activiteitencommissie:

Lijkt het jou leuk om onze Activiteitencommissie te versterken en mee te helpen met het organise-

ren van dol dwaze feesten, boeiende discussie-avonden, avontuurlijke excursies en alles wat je

nog meer kunt bedenken? Stuur dan een mailtje naar [email protected] en je hoort van ons!

Voor meer informatie kun je ook mailen, we zullen dan heel lief een antwoord geven!

Namens de Activiteitencommissie,

Merel Ooms

Commissaris voor Commissies

16 UsociaWEGENS GROOT SUCCES IN

DE HERHALING: HET USOCIA WEEKEND!

VERSTERKING GEZOCHT

Page 20: Pamflet december 2007

17 StudieZweten is weten! Zomaar een masterthesis

toegelicht.

Een thesis vervaardigen doe je soms

in isolement, maar zeker niet alleen.

Je kennis en inspiratie is voor een

deel afhankelijk van gegevens die je

van sleutelinformanten en respon-

denten verkrijgt. Natuurlijk speel de

universiteit hierbij ook een belangrij-

ke rol. Hierdoor voel je jezelf het

middelpunt van een proces. Binnen

mijn (studie)leven omschrijf ik het

als een bijzondere periode waarin

veel interessante aspecten als (lang-

durige) zelfstandigheid, creativiteit,

stress en doorzettingsvermogen aan

bod kwamen. Het zelfstandige kader

waarin ik te werk ging, liet mij nogal

eens confronteren met twijfels.

Twijfels of het werk datgene bereikte

wat ik beoogde, en of afwijkingen

daarvan gewenst waren. Twijfel of

duidelijk staat beschreven wat je

voor ogen hebt. Voornamelijk deze

twijfelpunten slokte veel van mijn

tijd op.

Daarom toch even de (misschien wat

clichématige) opmerking om extra

aandacht te schenken aan een realis-

tische en concrete planning. Dit geeft

echt voordelen. Zelf heb ik het als

een project uitgewerkt, door in Excel

verschillende fasen te onderscheiden

en deze achtereenvolgens uit te wer-

ken.

Afstuderen bij de provincie

Utrecht…

Aangezien de provincie voor veel

Nederlanders een redelijk onzicht-

baar imago heeft, wordt hier even

kort bij stilgestaan. Deze verwarring

uitte zich bijvoorbeeld wel eens in

gesprekken die ik hierover voerde

met ‘buitenstaanders’, waarbij de

term ‘provincie’ na enkele zinnen

door anderen werd omgetoverd tot

‘gemeente’. Kennelijk is dit onder-

scheid qua overheidslaag soms

onduidelijk.

Binnen het openbare bestuur van

Nederland neemt de provincie een

middenpositie in tussen het Rijk en

gemeenten. Binnen dit complemen-

taire bestuur neemt zij een regisse-

rende rol op zich en verricht ver-

schillende voorwaardenscheppende

en kwaliteitsbewakende activiteiten.

Dit komt ook terug in de algemene

doelstelling van het cultuurprogram-

ma 2005-2008, dat gericht is op het

bewerkstelligen van "een kwalitatief

en verscheiden cultuuraanbod (kun-

sten, erfgoed, cultuureducatie, media

en bibliotheken) in de gehele provin-

cie, door middel van het vergroten

van zowel het publieksbereik als de

actieve participatie in cultuur en het

zorgen voor een verscheiden en kwa-

litatief hoogwaardige culturele infra-

structuur in de gehele provincie".

Hiertoe probeert de provincie

Utrecht de vele cultuurhistorische

elementen die het landschap van

Utrecht bepalen te behouden en te

ontwikkelen. Een ander voorbeeld is

de functie van toezichthouder op

gemeenten, waarbij zij verantwoor-

delijk is voor het aanleggen van

wegen en voor het waterbeheer.

Hoe is dit onderzoek ontstaan?

Eind januari 2007 is in samenspraak

met de sectoren ‘Cultuur’ en

‘Onderzoek’ bij de provincie een sta-

geopdracht geformuleerd.

Uiteindelijk ben ik pas in een later

stadium, vanaf mei, gestart met het

werken aan de thesis. Tot mei is een

stageonderzoek uitgewerkt.

Voorafgaande aan een uitgebreid ex

post evaluatieonderzoek, vervulde de

thesis een rol als vooronderzoek. De

sector Cultuur verwachte van het

thesisonderzoek bijvoorbeeld een

(her)formulering van alle doelen die

de onderliggende taakvelden voor

het programma hebben geformu-

leerd. Hierbij was ik vrij in het ver-

krijgen van de benodigde informatie.

Het formuleren van een probleem-

stelling (voor de thesis) ervoer ik als

een gewichtig proces. Er gaat tijd

overheen voordat je weet wat je wilt

en kunt, en daar vrede mee hebt. Na

enkele malen overleg op de provin-

cie en de universiteit is deze tot

stand gekomen. Echter, voornamelijk

de wensen van de universiteit zijn

van belang.

Uiteindelijk is als probleemstelling

gekozen om een reconstructie en

beoordeling van de beleidstheorie

van enkele medewerkers van het cul-

tuurprogramma te maken. Na de

inventariserende interviews met

beleidsmedewerkers van Erfgoed,

Een masterthesis schrijf je niet, die creëer je! Het betekende voor mij veel meer dan het louter onderzoeken en

produceren van teksten. Het is het moment waarop je de slag maakt van kennis consumeren, tot kennis produ-

ceren. Deze zin beschrijft de gedachte die veelvuldig bij mij opkwam in mijn laatste periode als student. Deze

en andere ervaringen bij het vervaardigen van de thesis wil ik in het onderstaande met jullie doornemen.

Hiermee hoop ik inzicht te geven in hoe ik deze periode heb ervaren.

Page 21: Pamflet december 2007

18 VervolgCultuureducatie, Media &

Bibliotheken en Kunsten leek het mij

interessant en geschikt om dit voor

het onderdeel Kunsten nader uit te

werken. Zoals wel-

licht bekend is bij

velen, heeft de

beleidstheorie betrek-

king op de handelingstheorie van

beleidsactoren. Het beschrijft hoe

beleidsmakers denken dat het beleid

zijn effect zal sorteren binnen de

samenleving. Naast het uitschrijven

wat het beleid inhoud, werd het

mogelijk om een beoordeling te

geven aan de hand van enkele crite-

ria. Denk hierbij aan criteria zoals

het empirische gehalte van het

beleid, en de mate waarin het beleid

consistent is (criteria van Frans

Leeuw). De beoordeling geeft inzicht

in de aannemelijkheid van beleids-

theorie. De conclusie en aanbevelin-

gen dienen tot vergroting van de

effectiviteit en efficiëntie van het

beleid zelf.

Hoe is het onderzoek uitgevoerd?

In het kader van de tijd, maar nog

belangrijker, het beperkte aantal

mensen waar diepgaande en specifie-

ke informatie van benodigd was, is

gekozen voor een meer kwalitatief

onderzoek. Aan de hand van semi-

gestructureerde interviews is een

beleidstheorie tot stand gekomen van

de medewerkers van Kunsten, welke

aan de hand van verschillende diep-

te-interviews is uitgewerkt. Naast de

interviews en het lezen van formele

documenten, bijvoorbeeld de vierja-

rige cultuurnota, verschillende uit-

voeringsprogramma´s en subsidiebe-

schikkingen, is de beleidstheorie uit-

gewerkt. Hierbij is allereerst de for-

mele beleidstheorie beschreven, die

uit de formele documentatie is afge-

leid. Vervolgens is deze aangepast

aan de hand van de interviews.

Uiteindelijk is een samengestelde

beleidstheorie van enkele medewer-

kers van het taakveld Kunsten uitge-

werkt.

Wat brengt de thesis je?

Bijzonder aan deze ervaring is het

vervullen van een functie op een

niveau dat je (waarschijnlijk) nog

niet gewend bent. Je levert een bij-

drage aan de continuïteit en vervult

een functie bij -in mijn situatie- een

overheidsorganisatie die opkomt

voor een algemeen belang en ver-

schillende activiteiten ontwikkelt en

uitzet gericht op de Utrechtse samen-

leving.

Een voorname techniek om de per-

soonlijke beleidstheorie te explicite-

ren, is het interviewen. Door het

voorhouden van een bepaald, meer

wetenschappelijk denkkader, of een

bepaalde systematische manier van

denken. Men gaf vaak aan het inte-

ressant te vinden om het beleid van-

uit een meer abstract perspectief te

benaderen. Door een passende en

meer empirische kijk aan te dragen

op de dagelijkse praktijk, ontstonden

veel interessante discussies. Hoewel

niet iedereen even ¨onderzoeks-min-

ded¨ is, waardeerde men gewoonlijk

wel de verschillende dieptevragen

die werden gesteld. Hierbij zal het in

mijn voordeel hebben gewerkt dat

alle beleidsmedewerkers een univer-

sitaire graad hebben behaald.

Door het werken aan de thesis, merk

je dat er een meer specialistische

component aan je repertoire wordt

toegevoegd. Dat is niet zo vreemd,

als je terugkijkt op de imposante lite-

ratuurlijst die de laatste pagina´s van

de thesis siert. De meerwaarde zit

mijns inziens vooral in het feit dat je

vooral nieuwe kennis opdoet, maar

ook dat je de nieuwe kennis functio-

neel toepast in het onderzoek. Zo

raak je wel eens verwikkeld in dis-

cussies, waarvan je achteraf denkt...

weet ik dit?

Door deze toepassingen, merk je

goed dat theorie echt kennis wordt.

Bij mij kwamen vooral de beleids-

processen boven water, met name de

gedachte achter hoe beleidsmakers

verwachten dat het beleid zijn

invloed heeft op de burgers in de

provincie Utrecht. Er werd dan

gesproken over hoe men dacht dat de

financiële en communicatieve mid-

delen effecten zouden hebben.

Hiervan wil ik enkele voorbeelden

geven. Door Kunsten is er een jaar-

lijkse uitreiking van de prijs voor

amateurkunst ingesteld. Een ama-

teurkunstenaar is iemand die in zijn

vrije tijd werkt aan kunst. Zo val jij-

zelf al onder deze categorie als je

met een kunstzinnige kijk werkt aan

een mooie foto. Aangezien deze

groep moeilijk is te mobiliseren,

maar men wel de kwantiteit en kwa-

liteit van amateurkunst wenst te sti-

muleren, is mede deze wedstrijd

bedacht. Men verwacht dat het uitda-

gende component van een wedstrijd

aanzet tot kwalitatief betere en meer

amateurkunst.

Een ander voorbeeld dat besproken

is, is het project ROMAN. Naast het

waterliniefort Vechten te Bunnik,

niet ver gelegen van de Uithof,

‘Bijzonder aan deze ervaring is het vervullen van een functie op een

niveau dat je (waarschijnlijk) nog niet gewend bent. ’

Page 22: Pamflet december 2007

bevindt zich in een boomgaard een

plaats waar het Romeinse legerkamp

Fectio heeft gestaan. De provincie

heeft hier in het kader van Culturele

planologie een kunstproject uitgezet.

Door tijdens het maken van een wan-

deling zelf de bladzijden van een

oude Romeinse novelle te verzame-

len, wordt aan de bezoekers inzicht

gegeven in het rijke Romeinse verle-

den. In de interviews is hierover bij-

voorbeeld aan bod gekomen welke

mogelijkheden men had en waarom

men deze aanpak heeft gekozen.

Hierbij kwam naar voren dat het ont-

staan van dit project is bewerkstel-

ligd door vooraf het eindresultaat te

definiëren en hier afspraken over te

maken met betrokkenen. Door meer-

dere overleggen in te plannen en de

resultaten vooraf te definiëren, in

combinatie met een

financiering, is uit-

eindelijk het project

tot stand gekomen.

Het project draagt

bij aan het doel om

de beeldende kunst meer toeganke-

lijk te maken voor een groter

publiek. Vooral de afweging om al

dan niet een resultaatgerichte aanpak

te kiezen, bleek een interessante.

Uitspraken die gedaan zijn in en over

de kunstwereld, kwamen er vaak op

neer dat zij zich nog beperkt voelen

door deze resultaatgerichte afspra-

ken. Ze vatten dit doorgaans op als

beperking van hun vrijheid, dat zou

leiden tot een afname van de creati-

viteit. Echter kan de hedendaagse

overheid het zich niet permitteren

om het gemeenschapsgeld in alle

vrijheid te besteden aan verschillen-

de projecten. Hier bevindt zich een

interessant spanningsveld.

Naast de opdracht, ervoer ik de

gesprekken ook als interessant. Zo

heb ik met verschillende archeologen

gesproken over het feit waarom zij

graag archeologische monumenten in

situ (in de grond) willen bewaren, in

plaats van ex situ. Het blijkt een

gedeelde norm in de archeologiewe-

reld te zijn. In tegenstelling tot deze

norm, gingen mijn eerste gedachte

uit naar het uitgraven van bijzondere

monumenten!

Vaak opperde archeologen de reden

dat deze materialen in de grond het

beste bewaard blijven. Men verwacht

ook dat de toekomstige stand van de

techniek veel efficiënter en nauwkeu-

riger kostbare materialen naar boven

kan halen. Interessant toch?

Hierbij heb ik jullie een kort over-

zicht gegeven van de inhoud van en

het proces rondom mijn thesis.

Misschien heb je nog iets aan de vol-

gende tips. Al in een vroeg stadium

heb ik een inhoudsopgave uitge-

werkt. Een dergelijke structuur is

redelijk standaard. Vervolgens gaf ik

per hoofdstuk, met deelvragen en/of

kernwoorden aan, welke onderdelen

ik wilde behandelen. In een planning

(Gantt-chart) maakte ik een koppe-

ling tussen de onderdelen en de

benodigde tijd. Daarnaast vond ik het

prettig om apart de probleemstelling

bij de hand te houden.

Hoewel ik vaak geneigd was om de

thesis als een doel op zichzelf te

zien, zie ik het vooral als een sterk

instrument om nieuwe vaardigheden

te verkrijgen. Het kan ook een pittige

klus zijn, maar het is uiteraard een

haalbare!

Voor diegene die er dit jaar mee aan

de slag gaan, succes! Waarschijnlijk

overbodig om te vermelden, maar

zoek tijdig een project dat bij je past,

een thesis geeft je namelijk veel

‘bagage’ die je in het verloop van je

verdere loopbaan heel nuttig kunt

‘uitpakken’. Ik hoop dat het voor jul-

lie, net als voor mij, veel interessante

inzichten zal geven. Hoewel iedereen

het anders zal ervaren, verwacht ik

dat het voor jullie een minstens zo

leerzame ervaring zal zijn.

Eric Hoefmans

19 Studie

‘Het kan ook een pittige klus zijn, maar het is uiteraard

een haalbare!’

Page 23: Pamflet december 2007

Heb jij zin om deze pagina te vullen?

Laat het ons weten!

20 Extra

Page 24: Pamflet december 2007

De achterkant

Wij zijn op zoek naar iedereen met een mening!

Stuur je email naar [email protected]

Nishanbari, een stadje in Barguan, een aan de zuidwestelijke kust gelegen district van Bangladesh. Bewoners wachtenop hulp nadat de cycloon Sidr eind november hun leven verwoestte. Bijna vierduizend lichamen zijn geborgen; een klei-ne tweeduizend worden er nog vermist. De islamitische hulporganisatie De Rode Halve Maan verwacht dat uiteindelijkongeveer tienduizend Bengalen de cycloon niet overleven. Foto AFP (bron: NRC Handelsblad, 23 november 2007).