Pamflet december 2007
-
Upload
commissaris-extern-en-beeldvorming-der-usocia -
Category
Documents
-
view
223 -
download
0
description
Transcript of Pamflet december 2007
Pamflet
voor en door sociologen nummer 5 December 2007
Het winterweekend in de
achterhoek
Referendum burgemeester
Fragiele staten
Uruzgan
InhoudWinterOndanks alle oproepen tot het stoppen met hulp aan de ont-
wikkelingslanden door de jaren heen worden er door
Nederland nog altijd miljoenen euro’s ingezet in de strijd
tegen armoede. Waar het geld het beste heen kan? Leonard
gaat graag de discussie met u aan in het artikel ‘Tussen droom
en daad’. De ontwikkelingssamenwerking staat centraal in het
eerste artikel in deze nieuwe editie van Pamflet.
Maar er is meer: Zo schrijft Daniël over het succes van het
burgemeestersreferendum en betwisten Thijs en Remmert in
hun vaste rubriek of we kunnen spreken van een specifieke
Nederlandse identiteit.
Naast deze artikelen ook interessante bijdragen van onze nieu-
we redactieleden: Jasper van de Pol en Job van den Berg. Zo
heeft Job bijvoorbeeld een zeer boeiende recensie geschreven
van het boek ‘De infantiele consument’ van Benjamin R.
Barber.
Ook is er gedacht aan de afstuderende student. Eric Hoefmans
vertelt over zijn ervaringen met de masterthesis vorig studie-
jaar. In het artikel ‘Zweten is weten’ beschrijft hij het proces
omtrent het creëren van zijn masterthesis, maar geeft hierbij
ook tips voor de masterstudenten van dit jaar. Wellicht kan de
nieuwe masterstudent hier zijn of haar voordeel mee doen.
Verder hebben we een ingezonden artikel. Dit artikel komt van
de hand van Julian van Batenburg, student Geschiedenis, en
gaat over Kosovo. Aan het einde van Pamflet is er ook aan-
dacht voor het nieuwe bestuur van Usocia. Het Usocia-bestuur
stelt zich aan u voor. Waarbij we enkele bekende gezichten
tegenkomen van vorig jaar.
Kortom een hele volle uitgave. Volgens mij een teken dat
Pamflet up and running is dit komend studiejaar.
Bernard Verbeek
Colofon:
Redactie: Bernard Verbeek
Daniël Coenen
Thijs van Dooremalen
Leonard van ‘t Hul
Jasper van de Pol
Job van den Berg
Met dank aan: Eric Hoefmans, Julian van Batenburg, Remmert van Haaften
e-mail: [email protected]
pam·flet (het ~, ~ten) 1 geschrift over een actueel onderwerp
ter informatie van het publiek => libel,
paskwil, schimpschrift, schotschrift,
smaadschrift, spotschrift, vlugschrift
pam·flet·tist (de ~ (m.), ~en)1 schrijver van pamfletten
In deze pamflet aandacht voor:
OPINIE: TUSSEN DROOM EN DAAD 1
DE NAIVITEIT EN INFANTILITEIT VAN
HET INDIVIDU 3
NEDERLAND MOET AFGHANISTAN
VERLATEN 4
BURGEMEESTERSREFERENDA
HEBBEN DE TOEKOMST 5
POLEMIEK: NEDERLANDSE IDENDITEIT 7
THEMA: AAN DE ANDERE KANT VAN
EUROPA 9
MENTALITEIT ALS VERKLARING VOOR ALLES 12
RUBRIEK: DE STUDENT 14
USOCIA: HET BESTUUR 15
USOCIA: WINTERWEEKEND 16
STUDIE: ZWETEN IS WETEN! 17
Inhoud
1 Thema
et klinkt allemaal zeer behulpzaam en
welwillend: de extra honderd miljoen
euro voor de fragiele staten waarmee
gewerkt kan worden aan medische zorg,
onderwijs en bouwprojecten voor de bur-
gerbevolking. De fragiele staten die
minister Koenders op het oog heeft,
negen in totaal, hebben een geschiedenis
van bloedige conflicten gedomineerd
door verkrachtingen, gebruik van kind-
soldaten, massamoord, hongersnoden en
wijdverbreide armoede. Kenmerken waar
je geen mensenrechtenactivist voor hoeft
te zijn om ze te willen verhelpen. Het is
daarom niet meer dan logisch dat de
minister juist in deze meest behoeftige
staten energie en geld wil steken. Naast
zijn humanitaire argument voert minister
Koenders nog een tweede argument aan
die ook de Nederlandse bevolking aan-
gaat. In zijn beleidsbrief voor de Tweede
Kamer – een brief met de heerlijke popu-
listische titel ´Een zaak van iedereen;
Investeren in een veranderende wereld’ –
stelt hij dat “Fragiele staten een bedrei-
ging zijn voor ons allemaal. Juist doordat
de wereld kleiner geworden is kunnen
terrorisme, vluchtelingen, migratiestro-
men en (drugs)criminaliteit een golfbe-
weging veroorzaken die zijn weerslag
heeft op andere landen.” Hoewel de stel-
ling ‘voor ons allemaal’ me een beetje
overdreven in de oren klinkt, alsof de
leden van de UNITA met z’n allen de
boot nemen en via het Suez-kanaal
Europa onveilig gaan maken, zijn de
migratiestromen een reële dreiging voor
omliggende landen. Goede voorbeelden
zijn Rwanda en Congo, waar de grote
toestroom van vluchtelingen en ex-strij-
ders zorgde voor een grote ontwrichting
van de ontvangende samenleving. Een
land welke zelf nauwelijks instaat is te
zorgen voor haar inwoners zal niet in
staat zijn duizenden vluchtelingen te ver-
zorgen. Dus inderdaad, de kans dat pro-
blemen overspringen naar de naburige
regio’s is aanwezig.
Echter, de problemen waar fragiele staten
mee kampen zijn groter en structureler
van aard en worden niet opgelost door
een geldinjectie van een ‘schamele’ hon-
derd miljoen. Dergelijke ad hoc hulp kan
best een tijdelijke verlichting brengen,
maar door de willekeurige en kortstondi-
ge aard van dergelijke hulp zal er geen
werkelijke oplossing geboden worden.
Het oplossen van de problemen waar fra-
giele staten mee kampen vergt het geduld
van enkele decennia en een continue
inzet van energie en grondstoffen. Zou
het ministerie voor
Ontwikkelingssamenwerking meer oog
hebben gehad voor de concrete situatie in
de zogenaamde ‘post-war countries’, dan
zou zij inzien dat haar extra steun niets
zal uitrichten. Ter verduidelijking van dit
standpunt lijkt het me goed om kort de
primaire problemen van fragiele staten
aan te stippen, om daarna te bezien wat er
eventueel wél zou kunnen gebeuren.
De problemen waar fragiele staten mee
kampen zijn nauw met elkaar verbonden
en zijn terug te voeren naar dezelfde fun-
damenten (of het ontbreken daarvan).
Namelijk de afwezigheid van een over-
heid en sociale cohesie binnen de samen-
leving en de aanwezigheid van een vei-
ligheidsdilemma.
In fragiele staten bestaat doorgaans geen
goed functionerend overheidsapparaat:
de sociaal-maatschappelijke en politieke
instituties zijn verdwenen. Scholen,
medische instanties, gemeentehuizen zijn
slecht georganiseerd of ont-
breken. De instituties die nog
wel bestaan worden gedomi-
neerd door corrupte ambtena-
ren en werken zeer ineffi-
ciënt. Juist omdat de ‘over-
heid’ vaak een partij binnen
het conflict was heerst er een grondig
wantrouwen tegen alles wat maar enigs-
zins riekt naar instituties en ambtenaren.
De bevolking is haar vertrouwen in de
overheid verloren. Gevoelens die door de
hoge mate van corruptie vaak alleen maar
wordt versterkt. Dit alles komt de weder-
opbouw natuurlijk niet ten goede: wie
een bedrijfje wil beginnen moet grote
zakken geld meebrengen en grote risico’s
durven nemen.
Daarnaast kennen deze landen een veilig-
heidsdilemma (security-dilemma). Tenzij
Tussen droom en daad
‘Het oplossen van de problemen waar fragiele staten mee kampen
vergt het geduld van enkele decennia en een continue inzet van
energie en grondstoffen.’
Afgelopen 17e oktober opende de Volkskrant een artikel over de nieuwste plannen van ons aller minister voor
Ontwikkelingssamenwerking met de volgende inleiding: “Nederland gaat meer geld en energie steken in con-
flictgebieden als Afghanistan, Congo en Soedan. Volgens minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking
is succes niet verzekerd, maar moet geprobeerd worden het bestuur in die landen te versterken.” Een goede
opening, niet alleen omdat het informatiegehalte zo lekker hoog is, maar ook omdat meteen duidelijk wordt
dat de minister zelf a priori lijkt te geloven dat het plan tot falen gedoemd is. Geld en energie in een conflictge-
bied steken is namelijk als dweilen met de kraan open.
2 vervolgeen conflict eindigt met de uitroeiing
van één van de strijdende partijen is er
doorgaans sprake van een staakt-het-
vuren. De gevechten zijn gestopt maar
de herinneringen aan de gruweldaden
en de polarisatie in de samenleving
bestaan nog wel degelijk. De overheid
is niet instaat dit dilemma op te lossen
omdat zij het geweldsmonopolie niet
heeft. Door het ontbreken van het
geweldsmonopolie is de overheid niet
instaat om in te grijpen en bijvoorbeeld
belastingen te heffen waarmee herstel-
werkzaamheden opgezet kunnen wor-
den. Verschillende militante groepen
kunnen zich in principe onttrekken aan
het staatsgezag. Wantrouwen en ontbre-
kend staatsgezag houden de samenle-
ving in de houtgreep.
Herstelwerkzaamheden komen maar
moeizaam van de grond en zijn vaak
ongelijk verdeeld over de bevolkings-
groepen.
Zou het ministerie er toch voor kiezen
geld te doneren, dan wordt niet duidelijk
aan wie het geld concreet gegeven wordt.
Aan de overheid? Het is maar de vraag of
de louche personen die de machtigste
posities bekleden werkelijk begaan zijn
met het lot hunner onderdanen. De
Mobutoe’s van deze wereld zijn heel
goed in staat een glimlach op te zetten en
de mooie woorden te spreken die wij
graag horen. Daarbij komt dat, al zouden
de mensen in de posities met verantwoor-
delijkheid het goede willen, zij nauwe-
lijks in staat zijn te zorgen dat het geld
ook daadwerkelijk effect heeft. Het gaat
hier om een plotselinge toestroom van
geld in een nauwelijks functionerende
economie.
Nee, wil Bert Koenders cum suis een fra-
giele staat werkelijk helpen, dan is het
overschrijven van 100 miljoen euro niet
voldoende. Wat zou Koenders dan wel
kunnen doen met het geld? Ik zou zeggen
dat hij zijn tijd en energie vooral steekt in
landen waarvan duidelijk is dat de over-
heid het goede wil. Doneer daarom aan
landen waar het al beter gaat met de men-
senrechten en leefomstandigheden.
Landen als Ghana, Mali, Mozambique,
Senegal en Burkina Faso. Dit zijn landen
die sociaal-politiek gezien stabiel te noe-
men zijn, maar waar nog genoeg te doen
is. Zou het ministerie voor ontwikke-
lingssamenwerking juist deze landen een
steun in de rug geven, dan geeft zij een
belangrijk signaal af aan de bevolking en
strijdende fracties in de fragiele staten:
goed gedrag wordt beloond. Daarnaast
moet voor de fragiele staten een afweging
worden gemaakt. Willen we wat doen aan
de situatie, dan moet er een consistente
politiek worden gevoerd waarbij de neu-
zen van de interveniërende landen voor
langere tijd dezelfde kanten op staan. Kan
aan die basisvoorwaarde niet voldaan
worden, dan is het maar zeer de vraag of
er echt hulp geboden kan worden.
Ik kan me goed voorstellen dat dit klinkt
als een harde stelling, omdat het lijkt
alsof we (nu ja, ik in dit geval) ons afwen-
den van de mensen die het diepst in de
problemen zitten. Toch is dit niet zo
op de lange termijn. We kunnen niet
iedereen helpen, laat staan dat we dit
permanent volhouden zonder dat we
op die manier de eigen verantwoorde-
lijkheid weg te nemen bij ontvangen-
de landen. In dit geval van ontwikke-
lingssamenwerking gelden de profetische
woorden die Willem Elsschot eigenlijk
voor het Huwelijk had bedoeld, maar hier
niet minder accuraat zijn: “want tussen
droom en daad staan wetten in de weg en
praktische bezwaren.”
Leonard van ‘t Hul
ad hoc hulp kan best een tijdelijke verlichting brengen, maar
door de willekeurige en kortstondige aard van dergelijke hulp
zal er geen werkelijke oplossing geboden worden.
Voor wie verder wil lezen:
-Beleidsbrief Ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking:
http://www.minbuza.nl/nl/actueel/brievenparlement,2007/10/Beleidsbrief-ontwikke-
lingssamenwerking--Een-zaak-v.html
-Ramsbotham, O. Woodhouse, T. Miall, H. (2006) Contemporary Conflict
Resolution. Cambridge: Polity Press. ISBN: 0-7456-3213-0.
-Chesterman, S. (2005) You, the people; The United Nations, Transitional
Administration, and State-Building. Oxford: University Press. ISBN: 0-19-928400-
8.
3 OpinieDe naïviteit en infantiliteit
van het individu
In het boek ‘De infantiele consument’ is Barber in de ver-
onderstelling dat welvaart leidt tot dwangmatigheid en
infantiliteit. Producenten praten door middel van reclames
nieuwe behoeftes aan die geen bijdrage leveren aan de
werkelijke behoeftes van de consument, aldus Barber. De
consument handelt niet rationeel, maar reageert impulsief
op alles wat de producent aanbiedt. De infantiliteit heeft
dan ook betrekking op het feit dat ‘individuen als een kind
achter hun wensen aan rennen en een makkelijk prooi zijn
geworden voor de commercie’ (Barber, 2007).
Deze uitspraak en onderbouwing geeft, naar mijn idee,
een paradox aan in onze samenleving. De burger wordt
meer en meer omschreven als een individu met een sterk
eigen wil en een vermogen om doelgericht en rationeel te
handelen. Toch ziet men dat de consument irrationeel rea-
geert op prikkels die geen directe baten leveren. Aan de
andere kant geeft bezit indirect een bijdrage aan de maat-
schappelijke positie van het individu en is in die zin het
consumentisme wèl rationeel. Er is niet voor niets sprake
van een consumptiemaatschappij. Barber spreekt van de
absolute macht van de producent. Dit suggereert dat er
sprake is van een twee deling in de maatschappij.
Enerzijds ziet men een parlementaire democratie in de
staatssfeer. Anderzijds is er binnen de commerciële markt
een dictatuur waar de producent met de scepter zwaait. In
de tijd dat Lodewijk XIV aan de (absolute) macht was,
omschreef men de burger als een majorette pop van de
koning, omdat hij altijd in de gunst van de koning leefde.
In dat opzicht is er tegenwoordig sprake van een ‘déjà vu’.
Alleen is hierbij de consument een majorettepop van de
producent die de absolute macht heeft.
De uitspraken van Barber over de consument als infantiel
wezen gaan zelfs nog verder dan dat. Volgens hem is de
consument ook naïef. Barber stelt ‘Reclame is niet alleen
vervelend, het is ook gevaarlijk’. Hij geeft een causaal
verband aan tussen de marktsfeer en staatssfeer. De aan-
koop van een product heeft invloed op maatschappelijke
problemen. Als voorbeeld geeft hij de aankoop van een
auto: ‘als ik een Cadillac koop, draag ik bij aan onze
afhankelijkheid van olie…deze aankoop heeft invloed op
de oorlog in Irak’ (Barber, 2007:203). Zijn conclusie is dat
de markt de democratie en het burgerschap ondermijnt.
Het individu moet zich de externe gevolgen van de aan-
koop van een product realiseren. Er is hierbij dus sprake
van een overlapping tussen de staatssfeer en marktsfeer.
De oplossing van Barber om de infantiliteit van de consu-
ment te reduceren, is om producenten aan te sporen om op
zoek te gaan naar producten die daadwerkelijk nodig en
nuttig zijn. Barbers’s mening is niet alleen uitgesproken,
maar ook idealistisch: ‘Tweederde van de wereld heeft
geen schoon water… waarom gaan bedrijven daar niet wat
aan doen’.
Ook zal volgens hem het huidige kabinet een steentje bij-
dragen aan het ‘geperverteerde kapitalisme’. Hij sugge-
reert dat het kabinet de marktwerking en commercialise-
ring destabiliseert. Het kabinet Balkenende heeft de moge-
lijkheid de balans kunnen herstellen in de marktsfeer
(Trouw, 10-10-2007). Toch is deze uitspraak eigenaardig
gezien het feit dat er steeds meer sprake is van privatise-
ring en liberalisering.
Allesomvattend geeft Barber in zijn boek ‘De infantiele
consument’ een zeer interessante kijk op onze (consump-
tie)maatschappij. Zijn mening mag dan wel zeer uitge-
sproken en enigszins ongenuanceerd zijn, toch confron-
teert hij de lezer met een fenomeen waar naar mijn mening
zeker een kern van waarheid zit. De producent heeft nu
eenmaal een sterke machtspositie.
Job van den Berg
Benjamin R. Barber, ‘De infantiele consument’
uitgeverij Ambo € 24,95
Benjamin Barber, voormalig adviseur van Clinton, omschrijft de consument in zijn reeds uitgekomen
boek als een infantiel wezen ‘die als een kind achter zijn impulsieve wensen aanholt’. Met deze uit-
spraak heeft de politicoloog een uitgesproken mening over het handelen van het individu. Zijn boek
geeft een interessante kijk op de huidige maatschappij.
4 Thema
Sinds 1 augustus levert Nederland een
bijdrage aan de NAVO-missie ISAF
in Afghanistan.
Doel is ‘de Afghaanse autoriteiten
zodanig te versterken dat die op ter-
mijn zelfstandig in staat zullen zijn de
veiligheid en stabiliteit in het eigen
land te garanderen’, aldus de
Kamerbrief van de ministers Bot en
Kamp van 22 december 2005. In
oktober zaten er in het land 1.516
Nederlandse militairen. Bij de vast-
stelling van deze missie is met de
NAVO afgesproken om twee jaar in
Afghanistan te blijven, dus tot 1
augustus 2008. Tijdens die jaren zal
Nederland besluiten dit verblijf te
verlengen, of om Afghanistan na twee
jaar te
verlaten.
Het moment om deze beslissing te
nemen nadert, nadat eerder gestelde
deadlines in september en oktober
niet gehaald zijn. November moet nu
de maand worden waarin een beslis-
sing wordt genomen. Mijns inziens
moet Nederland per 1 augustus 2008
Afghanistan verlaten.
De Nederlandse militairen bevinden
zich in de zuidelijke provincie
Uruzugan. Nationaal en internatio-
naal is men het erover eens dat hier de
zwaarste strijd wordt geleverd.
Nederland doet dit samen met
Canada, het Verenigd Koninkrijk en
de Verenigde Staten. De 33 andere
NAVO-landen die hun militairen ter
beschikking hebben gesteld bevinden
zich in andere Afghaanse streken,
waar het relatief rustig is. Zoals secre-
taris-generaal van de NAVO Jaap de
Hoop Scheffer benadrukte in NRC
Handelsblad (19 september 2007), is
het een missie waar alle landen hun
bijdrage aan moeten leveren. Voor
hem is dat een argument om
Nederland in het land te houden. Dit
is echter niet fair. Nederland levert,
door haar aanwezigheid in Uruzugan,
momenteel een veel grotere bijdrage
aan het behalen van de doelstelling,
dan bijvoorbeeld Frankrijk en
Duitsland. De NAVO is gebaseerd op
solidariteit en het delen van risico’s.
Nederland heeft haar verantwoorde-
lijkheden genomen, nu is het tijd dat
andere NAVO-landen dit ook doen.
Daarnaast laat Nederland zich mis-
bruiken door de NAVO. Het vecht
mee in de frontlinie, met een eigen
strategie. De zogenaamde inktvleks-
trategie. Los van of deze aanpak juist
is, zegt De Hoop Scheffer dat
Nederland qua tactisch aanvalsplan
niets te zeggen heeft. Er wordt door
de NAVO dus niet eens geluisterd
naar de Nederlanders. Dat is raar. Wel
voorop in de strijd, maar verder niets
te zeggen. En dit is niet voor het eerst.
De commissie-Bakker deed eind jaren
negentig onderzoek naar de
Nederlandse uitzendingen uit het ver-
leden. Eén van de conclusies was dat
Nederland wel altijd meedoet, maar
nooit iets te zeggen heeft. Hier moet
dus een einde aan worden gemaakt.
Een ander argument tegen een langer
verblijf in Afghanistan, is dat
Nederland het niet meer kan betalen.
In eerste instantie was de twee jaar
durende missie begroot op ruim 300
miljoen euro, zo blijkt uit de eerder
genoemde Kamerbrief. Inmiddels
heeft de oorlog volgens verschillende
berichten in de media ongeveer 600
miljoen euro
gekost. En dan
moeten we nog
tien maanden. Daarbij komt dat de
NAVO haar leden nauwelijks betaald
voor militaire missies. Vervolgens
selecteert het voor dit soort zware
missies haar beste én daarmee duurste
legers. Nederland investeert dus rela-
tief veel in haar leger, wordt daarom
gevraagd voor het zware deel van de
missie, lijdt hierdoor meer verlies dan
landen in rustige gebieden, en vervol-
gens mogen we dat zelf financieel
oplossen.
Inmiddels 600 miljoen en mogelijk
één miljard euro is teveel geld in mijn
ogen, vooral omdat over het nut en de
Binnen afzienbare tijd neemt de Nederlandse politiek een beslissing over de eventuele verlenging van
de missie in Afghanistan. Een beslissing die steeds maar wordt uitgesteld, om daarmee tijd te verga-
ren, draagvlak te creëren en uiteindelijk gewoon te verlengen. En dat is helemaal verkeerd. Het is
genoeg geweest: Nederland moet weg uit Afghanistan.
Nederland moet Afghanistan per 1
augustus 2008 verlaten
‘Er wordt door de NAVO niet eens geluisterd naar de Nederlanders’
5 vervolg
Op 6 maart 2002 werden in Best en Vlaardingen de eer-
ste burgemeestersreferenda georganiseerd. Inmiddels zijn
zeven burgervaders benoemd na een volksraadpleging.
Na Best en Vlaardingen volgden Leiden, Boxmeer,
Zoetermeer, Delfzijl en nu dus Utrecht. Op 23 januari is
het zover in Eindhoven. De opkomstpercentages waren
als volgt: Best – 61,4%; Vlaardingen – 49,2%; Leiden –
48,3%; Boxmeer – 38%; Zoetermeer – 27%; Delfzijl –
41% en Utrecht – 9,25%. Daarbij moet worden aangete-
kend dat in Best en Vlaardingen, de gemeenten met de
hoogste opkomstpercentages, het referendum tegelijker-
tijd met de gemeenteraadsverkiezingen werd gehouden.
Net als in
Utrecht gold
voor alle refe-
renda dat bij
een opkomst
lager dan dertig procent het referendum ongeldig zou
worden verklaard. Dit was dus het geval in Utrecht en
Zoetermeer. In de andere steden werkt inmiddels een
prima functionerende burgemeester.
Na het referendum in Utrecht, wat in tegenstelling tot de
andere referenda veel landelijke aandacht kreeg, was er
veel kritiek. Terecht, want met een opkomstpercentage
van 9,25% is er iets niet goed gegaan. De oorzaken van
geringe Utrechtse belangstelling zouden met name gele-
gen zijn in het feit dat de twee kandidaten, Ralph Pans en
Aleid Wolfsen, beide van PvdA-huize zijn. “Er valt niets
te kiezen”, zei de man van de straat. Het werd nog erger
toen kandidaat Pans in de aanloop naar de verkiezingen
verklapte dat hij door de landelijke PvdA was gevraagd
om te solliciteren. En als hij het niet zou worden, vond
hij dat niet zo erg. Hij had het erg naar zijn zin in zijn
huidige functie. Wolfsen liet zich niet uit over de exacte
gang van zaken, maar zei wel dat hij had afgetast bij de
partylobbyist – wie of wat dat ook moge zijn - of zijn
sollicitatie welkom zou zijn (Algemeen Dagblad, 18 sep-
tember).
En daarmee was een mislukking onafwendbaar. Vooral
Burgemeestersreferenda hebben de toekomstHet burgemeestersreferendum in Utrecht van 10 oktober jl. is na een opkomstpercentage van 9,25% als mis-
lukt beschouwd. Vanuit de Tweede Kamer, en ook op de diversie opiniepagina’s, klonk een eenduidig geluid:
nooit meer burgemeestersreferenda. Een kortzichtige en verkeerde conclusie. Vijf referenda in andere gemeen-
ten bleken in het verleden namelijk succesvol
Het werd nog erger toen kandidaat Pans in de aanloop naar de verkiezingen
verklapte dat hij door de landelijke PvdA was gevraagd om te solliciteren.
kans van slagen van de missie hevig wordt getwist. Omdat deze inhoudelijke kant van het verhaal vooral wordt bepaald
door het ministerie van Defensie, die alle journalistieke producties vanuit Afghanistan voor publicatie of uitzending
screent, is een objectieve analyse onmogelijk en onthoud ik mij ook van missie-inhoudelijke argumenten. Deze ondui-
delijkheid en twijfel speelt echter wel een rol, wanneer genoemde bedragen ermee gemoeid zijn. De Nederlandse rege-
ring kan niet doorgaan met het uitgeven van miljoenen euro’s, terwijl onbekend is of dit iets oplevert.
Los van het Nederlandse standpunt staat dat de NAVO de missie in Afghanistan wil voortzetten. Dat is inderdaad inclu-
sief Nederland, dat echter op 1 augustus 2008 voldoende heeft bijgedragen. Het is aan de andere NAVO-landen om hun
verantwoordelijkheid te nemen en zich financieel in de nesten te gaan werken.
Daniël Coenen
6 Actueel omdat de PvdA min of meer symbool staat voor de zoge-
naamde ‘oude politiek’. De politiek van achterkamertjes
en wandelgangen. Van prestigebenoemingen, de Haagse
kaasstolp en de puinhopen van acht jaar Paars. Met poli-
tici die geen idee hebben van wat er zich in het land
afspeelt, bijvoorbeeld in de wijken en in de zorginstellin-
gen. Volgens velen bleek er tussen het Binnenhof en de
rest van het land een gapend gat te liggen, wat louter
werd overbrugd door subsidiestromen en stapels A-4tjes
met bureaucratische bemoeienissen: de kloof tussen bur-
ger en politiek.
Juist om die vermeende kloof te dichten, organiseerde
Utrecht een burgemeestersreferendum. Maar het gemeen-
tebestuur kreeg het deksel op de neus. Door een dergelij-
ke schijnverkiezing te organiseren bewezen de politici
nog steeds niet te weten wat burgers echt willen, vond
men. En daarmee ontstond een nieuwe barst in de nog
steeds niet gedichte kloof.
Toch is het kortzichtig en onjuist om te concluderen dat
gemeenten bij hun zoektocht naar een nieuwe burger-
meester geen referenda meer moeten organiseren. Vijf
van de zeven gehouden volksraadplegingen slaagden.
Utrecht faalde, maar van fouten moet je leren. Stel als
ministerie van Binnenlandse Zaken vast dat kandidaten
niet van dezelfde partij mogen zijn. Was dit in Utrecht
gebeurt, dan was een hoop ellende achterwege gebleven.
Daarmee stel je nog meer eisen aan de kandidaten,
omdat ze voor de selectiecommissie – de burger is nog
steeds niet capabel genoeg om volledig zelf te regeren -
mogelijk moeten concurreren met partijgenoten. Alleen
de meest gemotiveerden zullen overblijven. En dat kan-
didaten worden gevraagd of voorgedragen, tja, dat is
inherent aan onze stelsel met relatief veel politieke par-
tijen. Dan worden sommige benoemingen onderling
gestuurd. Maar door de beperking van één kandidaat per
partij op te leggen, zal
dit een stuk lastiger
worden.
De zeven verkiezingen
tezamen haalden een
opkomstpercentage van
gemiddeld 39,2%.
Wanneer je Utrecht als sterke uitschieter niet meetelt
kom je op 44,1%. Lage opkomstpercentages moeten de
moed niet in de schoenen doen zinken. Evalueer grondig
en bepaal hoe het de volgende keer anders moet.
Wanneer een slechte opkomst direct zou leiden tot
afschaffing, kunnen we ook wel de verkiezingen voor het
Europees Parlement afschaffen, wat na zes verkiezingen
een percentage van 43,6 behaalde.
Daniël Coenen
‘Toch is het kortzichtig en onjuist om te concluderen dat gemeenten
bij hun zoektocht naar een nieuwe burgermeester geen referenda
meer moeten organiseren’
Op maandag 24 september hield prinses Máxima een toespraak
bij de presentatie van het WRR-rapport ‘Identificatie met
Nederland’. Daarin zei ze onder andere dat ‘de’ Nederlander
niet bestaat. Als troost voegde ze daaraan toe dat ‘de’ Argentijn
ook niet bestaat. Hierna viel half Nederland over haar heen.
Hoe durft ze onze identiteit te grabbel te gooien! Nu moet
worden toegegeven dat ‘de’ Nederlander het de laatste tijd ook
niet gemakkelijk heeft gehad. Oude zekerheden lijken als
sneeuw voor de zon te verdwijnen en zelfs de bank vervalt in
buitenlandse handen. Nee, onze identiteit nemen ze niet ook
nog van ons af, moeten al die mensen hebben gedacht.
Maar wat houdt die Nederlandse identiteit dan in? Vraag ‘de’
Nederlander daarnaar en hij of zij moet je het antwoord schul-
dig blijven. Nu hoeft dat niet automatisch te betekenen dat de
Nederlandse identiteit niet bestaat. Misschien is het een moei-
lijk te verwoorden ‘gevoel’. Ik denk echter dat de normen en
waarden zoals die gelden in intermediaire groeperingen, zoals
de kerk of moskee, de school en het gezin, eerder bepalend
zijn voor de identiteit die individuen zichzelf aanmeten dan
Nederland dat is. In het verzuilde Nederland was je immers
bovenal protestant of katholiek, socialist of liberaal. Toen
hoorde je niemand over de Nederlandse identiteit. In het ont-
zuilde Nederland zijn die oude, vertrouwde scheidslijnen ech-
ter verdwenen en daarmee is identiteit ook een gefragmenteerd
begrip geworden. Nu kan een persoon zelfs meerdere ‘identi-
teiten’ in zich verenigen. Die moslim met die baard blijkt er
liberale opvattingen op na te houden en die vlotte meid blijkt
een conservatieve christen te zijn! Het is dus allemaal niet
meer wat het lijkt. Is dat even schrikken! Het hameren op ‘de’
Nederlandse identiteit blijkt dus een angstige reactie op het
verdwijnen van vastomlijnde identiteiten. Een verlangen naar
lang vervlogen tijden, zogezegd. Dit kan niet los worden
gezien van maatschappelijke ontwikkelingen als globalisering
en migratie. Oude zekerheden verdwijnen en mensen zijn op
zoek naar een nieuw houvast. De Nederlandse identiteit moet
uitkomst bieden. Dat die niet bestaat is daarbij onbelangrijk.
Daarnaast waren de uitspraken van Máxima tegen het zere
been van rechtse politici. Zij baseren hun hele immigratie- en
integratiepolitiek immers op het gegeven dat mensen door
middel van inburgeringsprogramma’s omgevormd kunnen
worden tot keurige Nederlanders. Als de Nederlandse identiteit
niet bestaat, betekent dat het failliet van die programma’s. Dat
veel keurige Nederlanders overigens niet slagen voor het
inburgeringsexamen geeft goed aan hoe sterk die Nederlandse
identiteit wel niet is. Rechtse politici zullen dit paradepaardje
echter niet snel uit handen geven. Hoewel het geen oplossing
is voor sociale problemen, is het namelijk wel een sterk electo-
raal wapen. Zij zijn zich namelijk net zo goed als ik bewust
van de onzekerheid die onder mensen leeft. Door de schijn van
de Nederlandse identiteit hoog te houden, legitimeren zij
namelijk niet
alleen hun inte-
gratiepolitiek.
Zij voorzien
tevens in de
behoefte aan
vastomlijnde
identiteiten. Je
hebt namelijk allochtonen en autochtonen. En allochtonen die-
nen zich aan autochtonen aan te passen. Wat zit de wereld toch
eenvoudig in elkaar! Naast het overschatten van de
Nederlandse identiteit, maken zij zich nu tevens schuldig aan
het polariseren van het maatschappelijke debat. Een zeer kwa-
lijke zaak. Dat immigranten ook zouden kunnen bijdragen aan
de Nederlandse cultuur komt kennelijk niet in hen op. Maakte
tolerantie en openheid niet óók deel uit van die Nederlandse
identiteit?
Remmert van Haaften
Zoektocht naar de Nederlandse identiteit
‘.Door de schijn van de Nederlandse identiteit hoog te houden, legitimeren zij
namelijk niet alleen hun integratiepolitiek. Zij voorzien tevens in de behoefte
aan vastomlijnde identiteiten’
7 Polemiek'In deze rubriek gaan Thijs van Dooremalen en Remmert van Haaften (student economie in Tilburg) in debat. De een zal hier-
bij voor een stelling pleiten, waarna de ander met een tegenoffensief komt. In dit tweede polemisch geschil: dé Nederlandse
identiteit. Dat Nederland bestaat is algemeen geaccepteerd. Maar of er ook één specifieke Nederlandse identiteit
bestaat? Remmert pleit voor en Thijs tegen de stelling.
8 Polemiekpo·le·miek (de ~ (v.), ~en)1 openlijk gevoerde pennenstrijd
Een van de meest ironische en tegelijkertijd paradoxale com-
mentaren op de WRR-speech van prinses Máxima luidde dat
zij met het ontkennen van ‘de’ Nederlandse identiteit juist
bevestigde dat er zoiets als een nationale identiteit zou bestaan.
Een onderdeel van de Nederlandse identiteit zou namelijk het
ontkennen van het bestaan ervan zijn. Daar zit wat in. Het
grootste deel van de Nederlandse politieke en intellectuele elite
dweept graag met een cultuurrelativistisch, postmodernistisch
wereldbeeld. Iets als een nationale identiteit zou al lang achter-
haald zijn. We zijn op z’n minst allemaal Europeanen, maar
eigenlijk is dat nog te bekrompen gedacht. Eigenlijk zijn we
allemaal wereldburgers, kosmopolieten. Het is een interessante
gedachte, maar een tikkeltje simplistisch.
Natuurlijk is het niet zo dat er zoiets bestaat als ‘de’
Nederlander. Op dat punt geef ik Remmert dan ook gelijk.
Nederlanders ver-
schillen van elkaar
in zaken als uiter-
lijk, gedrag en
opvattingen. Er
bestaat een behoor-
lijk verschil tussen de katholieke, Limburgse dorpsbewoner en
de atheïstische, hedonistische bewoner van de Randstad.
Niemand zal beweren dat iedereen in Nederland precies het-
zelfde is. Maar om te beweren dat we allemaal anders zijn en
dat er niets is wat ons als Nederlanders gemeenschappelijk
bindt is weer het andere uiterste. Negeer je met het marginali-
seren van een nationale identiteit namelijk niet de collectieve
geschiedenis van een land, en ga je niet voorbij aan een scala
aan eigenschappen en waarden die het gros van de bevolking
met elkaar deelt en belangrijk vindt?
Ieder land heeft wel degelijk zoiets als een nationale identiteit.
Deze zou je grofweg op twee niveaus kunnen karakteriseren,
namelijk een gevoelsmatige en een wat duidelijker zichtbare.
Voor een karakterschets van een land op het gevoelsmatige
niveau hoef je maar een gesprek met de gemiddelde
Nederlander te beginnen. Iedereen kan een prima typering
geven van de inwoners van verschillende landen. Als het over
Fransen gaat zullen al snel de termen ‘chauvinistisch’ en ‘arro-
gant’ vallen, en bij Duitsers zullen dit waarschijnlijk dingen als
‘vriendelijk’ en ‘goed georganiseerd’ zijn. Zulke typeringen
bestaan er natuurlijk ook over Nederlanders. Vaak hoor je dat
we onbeschoft zijn en niet graag geld uitgeven. Er bestaan dus
wel degelijk verschillen in de manier waarop wij bewoners van
verschillende landen typeren, en dus in de identiteit die wij aan
hen toekennen.
Op het wat duidelijker zichtbare niveau zou je kunnen kijken
naar onze gemeenschappelijke geschiedenis, die doorwerkt in
de manier waarop wij momenteel met elkaar samenleven. Vaak
wordt gezegd dat Nederland een traditie kent op het gebied
van tolerantie, consensuscultuur en een streven naar gelijkheid.
De gevolgen van deze kenmerken zijn politiek gezien duidelijk
zichtbaar. De traditie van tolerantie heeft ervoor gezorgd dat
wij als eerste land in de wereld homo’s de mogelijkheid gaven
om met elkaar te trouwen. De consensuscultuur zien we terug
in onze overlegcultuur op bestuurlijk niveau, het poldermodel.
En het streven naar gelijkheid is duidelijk terug te zien in onze
verzorgingsstaat, ons nivellerende belastingstelsel en de gelijke
kansen die we iedereen in het onderwijs willen bieden. Op
deze drie terreinen onderscheiden we ons in meer of mindere
mate van de landen om ons heen. En dan heb ik het nog niet
eens gehad over iets als de Nederlandse taal, misschien wel het
beste voorbeeld van de aanwezigheid van een gemeenschappe-
lijke identiteit.
Wat vooral kwalijk is aan het ontkennen van een Nederlandse
identiteit is dat het een verkeerd signaal afgeeft aan de samen-
leving. Uit analyses van de verkiezingsuitslag van de Tweede
Kamerverkiezingen van vorig jaar is gebleken dat de mensen
die op de PVV, SP en Rita Verdonk hebben gestemd zich onze-
ker voelen in tijden van migratie en mondialisering. Zoals
Remmert in zijn stuk al aangaf proberen deze mensen houvast
te vinden bij dat wat ons als Nederlanders bindt, onze nationa-
le identiteit. Welk signaal geef je aan deze mensen wanneer je
tegen ze zegt dat hun houvast helemaal niet bestaat? Vergroot
je op die manier niet alleen maar het onbehagen wat er onder
deze mensen al leeft? En welk signaal geef je af aan het deel
van de allochtone bevolking dat nog niet goed geïntegreerd is?
Door de Nederlandse identiteit te marginaliseren, marginaliseer
je impliciet immers ook het belang om bepaalde gebruiken die
bij die identiteit horen, zoals het spreken van de taal, over te
nemen. Op die manier wordt het alleen maar lastiger om de
integratieproblematiek op te lossen.
Het is dan ook van belang om te onderkennen dat er wel dege-
lijk zoiets bestaat als een Nederlandse identiteit. Dit betekent
niet dat iedereen aan een stereotype zou moeten voldoen, maar
wel dat mensen moeten opereren binnen de kaders van de
identiteit. En aangezien tolerantie en openheid deel uitmaken
van onze identiteit, is er binnen die kaders nog genoeg ruimte
voor diversiteit.
Thijs van Dooremalen
Nederlandse identiteit of kosmopolitisch
simplisme?
‘Wat vooral kwalijk is aan het ontkennen van een Nederlandse identiteit is
dat het een verkeerd signaal afgeeft aan de samenleving.’
9 Reportage
Ondanks deze pessimistische analyse, wordt de mensheid,
in toenemende mate, geconfronteerd met processen die de
grenzen van cultuur en etniciteit al lang zijn overschreden.
Global warming, het energievraagstuk, arbeidsmigratie en
ongekend snelle communicatiemiddelen zijn processen
die door hun enorme schaal en reikwijdte, onze leefwereld
elke dag een stukje steeds kleiner maken. De noodzaak,
voor zowel het individu als elk denkbaar collectief, om te
reageren en te anticiperen op deze vraagstukken is nage-
noeg evident. Dit vergt echter wel een open visie op de
toekomst, waarin culturele integratiebarrières geanaly-
seerd, geaccommodeerd en wellicht beter geaccordeerd
zouden kunnen worden. Maar voor een symbiose zijn
altijd meerdere partijen nodig. Integratie lijkt dus tegen
wil en dank zowel het grote zorgenkind, als dé noodzake-
lijke opgave voor de toekomst
Geboeid door deze controverse, besloot ik mij deze
zomervakantie op te geven voor een studieproject, dat
luisterde de weinig verhullende naam ‘Our Future
European Integration’. Dit project is ontstaan als een ini-
tiatief van drie non-gouvernementele organisaties uit
Kosovo (Intergra), Servie (Fractal) en Nederland (IKV
Pax Christi). En zoals de naam doet vermoeden, draait het
hier om integratie in de breedste zin des woords.
Het project bestaat uit drie studiereizen naar de deelne-
mende ‘regio’s’,
(Elke notie die voorbarig een onafhankelijk Kosovo zou
impliceren, werd zorgvuldig vermeden). Het reisgezel-
schap bestaat uit vijf geselecteerde studenten uit elke deel-
nemende samenleving. De doelstellingen van dit project
zijn even divers als ambitieus
Allereerst probeert het ‘Our Future’ project jongeren uit
deze drie verschillende ‘regio’s’ met elkaar in contact te
brengen. Gezien de conflictrijke voorgeschiedenis en de al
zeven jaar slepende discussie omtrent de onafhankelijk-
heid van Kosovo, is contact tussen Servische en
‘Kosovaarse’ (etnisch Albanese) jeugd, meer uitzondering
dan regel. De Nederlandse delegatie fungeert primair dan
ook als ‘social lubricant’ om dit proces te faciliteren en
door een ‘third track negotiations’ model de kans op etni-
sche polarisatie binnen het project te verminderen.
Ten tweede streeft ‘Our Future’ ernaar om de ontwikke-
ling van het integratieproces, zowel in de deelnemende
samenlevingen, als op het Europese continent, in kaart te
brengen. En tot slot, probeert dit project de bewustwor-
ding en het maatschappelijke activisme onderen jongeren
te stimuleren en te faciliteren. Tijdens deze studiereizen
worden diverse personen en instituties bezocht die van
invloed zijn op het integratieproces in de gastsamenleving.
Hierbij wordt niet louter aandacht besteed aan interne
integratieperikelen, maar ook gekeken naar de kansen en
problemen van de regio in het proces van Europese inte-
gratie.
In de drieluik ‘Aan de andere kant van Europa‘, die in de
achtereenvolgende edities zal verschijnen, wil ik u graag
deelgenoot maken van mijn indrukken opgedaan tijdens
het bezoeken van Kosovo, Servie, Nederland en de EU-
organen in Brussel. Om niet direct te verzanden in com-
plexe en gepolariseerde integratiediscussies, wil ik door
luchtige impressies van ondernomen activiteiten, eerst een
indruk geven van integratieprocessen aan de andere kant
van het continent spelen. En ondanks die onvermijdelijke
culturele vooringenomenheid, is er tevens ruimte voor
conclusies gereserveerd.
Loesje in de straten van Pristina
-Pristina 9 mei 2007-
Mijn eerste ochtend in de aspirant hoofdstad van Kosovo
Aan de andere kant van Europa:
De status van KosovoLaten we er vooral geen doekjes om winden. Nu onze samenleving in rap tempo geconfronteerd wordt met alle
vraagstukken die multiculturalisme met zich mee brengt, blijkt dat integreren helemaal zo makkelijk nog niet.
Dat het integratieproces in het post-Pim tijdperk allerminst gladjes verloopt, blijkt elke dag maar weer in de
media. De sociale segregatie in de ‘prachtwijken’, de ambivalentie rondom de vrijheid van meningsuiting en het
polariserende populisme van politieke schertsfiguren als Geert Wilders, vechten dagelijks om onze mening. En
tot overmaat van ramp lijkt ook het maatschappelijke vertrouwen in dat andere grootse integratie-ideaal, de
Europese Unie, tot een historisch nulpunt te zijn gedaald.
10 Vervolgbegint met een nare smaak in mijn mond. Als gevolg van
het tekort aan schoon drinkwater, hanteert mijn hotel de
dagelijkse maatregel om de waterleiding, van middernacht
tot negen uur s’ ochtends, volledig af te sluiten. Gelukkig
had ik belangrijkere zaken aan mijn hoofd.
In samenwerking met de internationale afdeling van de
welbekende sloganorganisatie Loesje, had de ‘Our
Furture’ studiegroep de eervolle taak gekregen om zelf een
Loesje campagne voor Kosovo te creeren. En het moment
was aangebroken dat wij, Loesje wereldverbeteraars,
onze eigen creatieve schepping moesten onderwerpen aan
de cruciale test : de reactie van de Kosovaarse bevolking.
Gewapend met een arsenaal aan (westers) politiek correc-
te zinnetjes, trokken wij op 9 mei dapper de binnenstad
van Pristina binnen. De timing had niet beter kunnen zijn.
De datum waarop Robert Schuman, toenmalig Frans
minister voor buitenlandse zaken, in 1950 zijn plan voor
een Europese gemeenschap voor kolen en staal lanceerde,
is namelijk tot officiële ‘Europa’ dag uitgegroeid.
In Nederland gaat deze dag zonder taart, evenement of
ander feestelijks voorbij. In Pristina daarentegen, wordt
deze dag aangrepen om door middel van festiviteiten en
media campagnes, de bevolking van hun Europees toe-
komstperspectief bewust te maken. Ons ‘Loesje’ offensief
maakte dan ook deel uit van een bredere media campagne,
genaamd Evrope Pritna! (letterlijk vertaalt , Europa, wacht
op ons!) De hoop die een dergelijk Europees perspectief
Kosovo lijkt te bieden, stond in aangenaam contrast met
de hardnekkige ‘Euro scepsis’ die in west Europa lijkt te
heersen
Tijdens het uitdelen van onze ‘Loesje’ flyers viel mij één
ding direct op. Het flyeren an sich is in Pristina blijkbaar
een grote noviteit. Waar in Nederland de goedbedoelde
papiertjes meestal vijf meter verder op de grond belanden,
besteedde elke Kosovaar uitvoerig aandacht aan wat wij
ze net in handen hadden gedrukt. Het primaire doel van
onze missie was dus zondermeer geslaagd
In de straten van deze warme, onbekende stad, waren de
reacties op ons idealistische werk echter zeer divers. De
meeste jongeren waren vrij positief, ze bedankten netjes
en grinnikte hier en daar nog wat na. Vooral de slogan
‘Integration, How did Tarzan became accepted in the jun-
gle?’ deed het goed. Maar helaas viel niet elke slogan in
humoristische aarde. Maar ach ja, ook negatieve reacties
geven blijk van kritisch zelfstandig denken.
Tussen Volk en Vaderland
-Pristina 10 mei 2007-
Ons bezoek aan Slobodan Petrovic, de voorzitter van de
Autonome Liberale Partij in Kosovo, had veel weg van
een bekend maffiacliché. In een schimmige horecagele-
genheid, compleet met spiegelwanden en bladgoud, wer-
den wij zeer vriendelijk ontvangen door een aantal potige,
net geklede heren. En doordat het gesprek voornamelijk in
het Servisch verliep, (de Engelse vertaling was zeer
gebrekkig) waande ik mij even in de Oost-Europese
onderwereld. Zeker toen onze gastheer opende met de
woorden: “Het maakt niet uit waar, maar wie je ontmoet”.
Gelukkig bleek de doelstelling van deze heren een stuk
vredelievender dan gedacht. De Autonome Liberale Partij
( de NLS) streeft naar een vreedzame accommodatie van
de Servische minderheid in een multi-etnische samenle-
ving, waarin alle burgers gelijk zijn voor de wet. Om dit
doel te bereiken probeert deze partij samen te werken met
de huidige (Albanese) autoriteiten om zo de directe belan-
gen van de Servische minderheid in Kosovo te behartigen.
Maar deze sympathieke en pragmatische doelstelling
blijkt allerminst populair en zelfs zeer gevaarlijk.
Het grote verschil met andere Servisch georiënteerde par-
tijen is namelijk dat de NLS erkent dat Kosovo onmoge-
lijk weer onder het bestuur van Servië kan worden
gebracht. De regering- Tadic is echter niet van plan om
door Kosovo onvoorwaardelijke onafhankelijkheid te
schenken, een zekere politiek zelfmoord te plegen. Zoals
uit de recente Kosovaarse verkiezingen van 17 november
2007 is gebleken, roept Belgrado de Servische Kosovaren
op om de huidige autoriteiten en alle verkiezingen daar-
voor te boycotten. Maar omdat de NLS zich niet aan deze
boycot houdt en dus zo impliciet een onafhankelijke
Kosovo erkent, wordt de partij door Belgrado afgeschil-
derd als landverraders. De NLS heeft zich zo in een para-
doxale situatie gemanoeuvreerd. In Kosovo wordt deze
partij gezien als een Servische minderheidspartij. Maar in
Servië en door het merendeel van de Servische Kosovaren
worden de NLS leden beschouwd als staatsgevaarlijke
collaborateurs. De partij heeft hierdoor, zowel onder de
Albanese als Servische Kosovaren, nauwelijks aanhang.
Petrovic vertelde ons dat hij en andere partijleden regel-
matig wordt bedreigd door eigen landgenoten, alleen
11 Reportageomdat zij een vreedzame toekomst voor de Serven in
Kosovo nastreven. Dit stemde hem uiterst verdrietig. Hij
vergeleek zijn positie met die van de astronoom Galileo
Galilei, die tegen alle conventies in, volhield dat de aarde
rond de zon draaide. Uiteindelijk zou men wel moeten
inzien dat integratie van de Servische minderheid in een
nieuw onafhankelijk Kosovo, de enige oplossing voor een
vreedzame toekomst is. Hij hoopte alleen dat hij niet met
zijn leven voor dit besef hoefde te betalen.
Het oordeel van een Ombudsmens
-Pristina 10 mei 2007-
Per taxi werden wij naar het hoofdkantoor van het
Ombudsperson instituut in Kosovo gebracht. In Nederland
kennen wij deze organisatie als de ‘Ombudsman’, en ik
was dan ook direct vertederd door deze politiek correcte
terminologie. Dit Ombudsperson instituut is een onafhan-
kelijke organisatie die klachten van burgers over het func-
tioneren van de overheid in behandeling neemt. Deze poli-
tieke consumentenbond is een belangrijke instantie om de
civiele samenleving te beschermen tegen politiek machts-
misbruik en andere bestuurlijke wantoestanden . In bijna
elk democratisch bestuurd land is dan ook een equivalen-
te organisatie te vinden.
Maar tijdens ons gesprek met Hilmi Jashari, de huidige
voorzitter van dit instituut, bleek dat het functioneren van
de Ombudsperson in Kosovo een behoorlijk gecompli-
ceerde onderneming is.
Allereerst kent hedendaags Kosovo een hybride politiek
stelsel. Sinds de militaire VN interventie in 2000, wordt de
voormalig Servische provincie immers bestuurd door de
UNMIK, ofwel de United Nations Mission in Kosovo.
Maar daarnaast kent Kosovo ook lokale overheidsinstan-
ties, de Provsional Institutions of Self Governement
(PISG). Deze democratisch gekozen autoriteiten vormen
de institutionele basis waarop een toekomstig onafhanke-
lijke Kosovo politiek bestuurt zal gaan worden. En nu de
onderhandelingen over onafhankelijkheid in een verge-
vorderd stadium zijn, draagt UNMIK steeds meer politie-
ke verantwoordelijkheden over aan de PISG.
De relatie tussen de Ombudsperson en de PISG is
op zijn zachts gezegd moeizaam te noemen. Het jaarver-
slag van 2006 staat bol van de klachten over het functio-
neren van de huidige lokale overheid. Ik citeer uit het
voorwoord van Hilmi Jashari:
“The lack of accountability of the public administration,insufficient protection of the rights of minorities, lack of aproper social security system, corruption, nepotism andorganized crime are the main factors that have helped tocreate a system of legal uncertainty for the citizens ofKosovo and have prevented the justice system from functi-oning at an adequate level. ”
Ondanks de huidige problematiek heeft deze instantie
noch de middelen, noch de autoriteit om deze misstanden
eigenhandig op te lossen. Hun voornaamste wapens in de
strijd tegen het onrecht zijn aanbevelingen voor de lokale
overheid, de uitgave van publieke rapporten en het uiten
van hun zorgen richting de Kosovaarse en internationale
media.
Na een intensieve week vol boeiende ontmoetingen, kan
ik alleen met zekerheid stellen dat Kosovo zich al geruime
tijd in een impasse bevindt. De onduidelijkheid over de
staatkundige status van Kosovo, creëert een dubbele alibi,
waardoor de noodzaak van beschermde etnische enclaves,
de hoge werkeloosheid (43%!) en het gebrek aan multi-
etnische politieke representatie, ineens problemen van een
lagere orde lijken te zijn. Het bestuur van de Verenigde
Naties heeft een gebrek aan legitimiteit en verantwoorde-
lijkheid bij de Kosovaarse politieke instanties opgeleverd.
De situatie waarin deze samenleving zich bevindt maakt
eventuele toetreding tot EU eveneens tot een zeer lange
termijn project.
Logischerwijs zou elke onvrede over de huidige
situatie zich moeten vertalen in een electoraal verlies voor
de huidige regering bij de verkiezingen van 17 November.
Maar als collectieve orde en staatkundige onafhankelijk-
heid pragmatisch worden verkozen boven individuele
rechtszekerheid en een functionerende multi-etnische
samenleving, liggen er nog enorme bergen werk voor de
Ombudsperson en soortgelijke instanties, in het verschiet.
Zeker als er na een toekomstige onafhankelijkheid geen
directe VN jurisdictie meer in Kosovo zal bestaan.
Julian van Batenburg
student Geschiedenis en actief bij Pax Christi
www.kosovareport.com/new-kosovo-party-vows-to-protect-serb.html
Sixth annual report 2006, Ombudsperson Institution in Kosovo
(Pristina 2006) 9.
De acht verschillende sociale milieus in Nederland waar-
mee Motivaction pretendeert het gedrag van mensen in
de samenleving beter te kunnen verklaren zijn de traditi-
onele burgerij, de gemaksgeorienteerden, de moderne
burgerij, de nieuwe conservatieven, de kosmopolieten, de
opwaarts mobielen, de postmaterialisten en de postmo-
derne hedonisten. Van elke groep heeft Motivaction op
zijn site (www.motivaction.nl) een korte beschrijving
gegeven:
· De traditionele burgerij is de “moralistische,
plichtsgetrouwe en op de status-quo gerichte burgerij die
vasthoudt aan tradities en materiële bezittingen”; 18%
van de Nederlandse bevolking.
· Gemaksgeorienteerden zijn “impulsieve en pas-
sieve consumenten die in de eerste plaats streven naar
een onbezorgd, plezierig en comfortabel leven”, 9% van
de bevolking.
· Moderne burgerij: “conformistische, statusgevoe-
lige burgerij die het evenwicht zoekt tussen traditie en
moderne waarden als consumeren en genieten”, met 22%
de grootste groep van de Nederlandse bevolking.
· Nieuwe conservatieven zijn de “liberaal-conser-
vatieve maatschappelijke bovenlaag die alle ruimte wil
geven aan technologische ontwikkeling, maar zich verzet
tegen sociale en culturele vernieuwing”, 8%.
· Kosmopolieten: “open en kritische wereldburgers
die postmoderne waarden als ontplooien en beleven inte-
greren met
moderne waarden
als maatschappe-
lijk succes, mate-
rialisme en genie-
ten”, 10%.
· Opwaarts mobielen: “carrièregerichte individua-
listen met een uitgesproken fascinatie voor sociale status,
nieuwe technologie, risico en spanning”, 13%.
· Postmaterialisten zijn “maatschappijkritische
idealisten die zichzelf willen ontplooien, stelling nemen
tegen sociaal onrecht en opkomen voor het milieu”, 10%.
· Postmoderne hedonisten, tot slot, zijn “pioniers
van de beleveniscultuur, waarin experiment en het breken
met morele en sociale conventies doelen op zichzelf zijn
geworden”, ook 10% van de samenleving.
Voor de verbeelding heeft Motivaction de Nederlandse
samenleving onderverdeeld in deze acht sociale milieus
schematisch weergegeven, uitgezet naar status en naar
waarden:
De indeling van de Nederlandse samenleving in deze
sociale milieus is natuurlijk vermakelijk om te lezen
omdat het erg herkenbaar is. Zo hoor ik de lezer al den-
ken: ah, dus die gezinnen die op nationale feestdagen
massaal naar de meubelboulevard gaan horen dan bij de
moderne burgerij. En de nouveau riche, die mannen met
ferrari’s die hun vrouw een borstvergroting cadeau doen
voor hun 40e verjaardag, dat moeten dan de ‘opwaarts
mobielen’ zijn. Erg grappig, maar is deze indeling ook
werkelijk bruikbaar om de Nederlandse samenleving mee
te analyseren?
Om een indruk te krijgen van de operationalisatie van de
indeling in waardengroepen die Motivaction gebruikt heb
ik zelf de Mentality™-test gedaan op de website van
Motivaction. Er werden vragen gesteld om te bepalen of
ik traditionele danwel moderne normen en waarden
belangrijk vind (belang van het gezin, van etiquette, vrij-
heid), hoe materialistisch ik ben, hoe belangrijk ik per-
soonlijke ontwikkeling en hard werken vind, of ik links
of rechts ben, hoe hedonistisch ik ben, hoe xenofoob ik
ben en hoeveel vertrouwen ik heb in de vooruitgang.
Verder werden nog enkele vragen gesteld naar mijn
mening over de emancipatie van vrouwen en homo’s en
naar mijn culturele en politieke engagement.
Op basis van mijn antwoorden werd geconcludeerd dat
ik een postmoderne hedonist ben. Omdat ik “individua-
listisch” ben en een “sterke wil tot zelfbeschikking” toon.
Ik heb een “onafhankelijke leefstijl” en ik “hecht er veel
waarde aan zelf te kunnen beslissen over de dingen die
mij aangaan”. Ik vind werk “belangrijk” maar “niet hei-
lig”. Zo kan ik het ook, dacht ik. Hier kan de halve
Mentaliteit als verklaring voor alles12 Thema
‘Zo hoor ik de lezer al denken: ah, dus die gezinnen die op nationale feest-
dagen massaal naar de meubelboulevard gaan horen dan bij de moderne
burgerij. ’
De hedendaagse burger heeft een sterke eigen wil, is ongrijpbaar en ondoorgrondelijk, mondig en niet in een
hokje te plaatsen. De meeste deskundigen zijn het hier wel over eens. Om deze ontwikkeling het hoofd te bie-
den heeft het Amsterdamse markt- en beleidsonderzoeksbureau Motivaction de “Mentality™” onderzoeks-
methode ontwikkeld. Deze methode deelt de Nederlandse samenleving in, in acht verschillende sociale
milieus op basis van waarden en opvattingen. Motivaction claimt dat de ‘traditionele’ sociaal-wetenschappe-
lijke determinanten zoals leeftijd, sociale klasse, opleiding en inkomen aan kracht hebben ingeboet en dat
hun “Mentality™”-indeling zich heeft bewezen als een beter middel om het gedrag van mensen te verklaren.
wereld zich wel in vinden. En andersom kan ik mij ook
erg vinden in het profiel van de kosmopoliet of die van
de postmaterialist.
Ik vond de operationalisatie, of de indruk die ik ervan
kreeg, nogal losjes en willekeurig. De vragen uit de
Mentality™-test waren vaak erg vaag. Neem de stelling
“ik streef vooral naar financiële zekerheid”. Wat precies
wordt bedoeld met ‘vooral’ of met ‘financiële zekerheid’
is niet duidelijk. Het antwoord dat men op dit soort vra-
gen gaat invullen hangt dus in grote mate af van wat men
denkt dat bedoeld wordt en is zal dus erg willekeurig
zijn. Ook werden sommige aspecten binnen het waarden-
profiel uitvoerig behandeld, zoals het thema materialisme
met acht vragen, terwijl er maar één vraag werd gesteld
over hoe belangrijk ik het milieu vind. Niet echt een
evenwichtige, eenduidige operationalisatie dus.
Verder is het de vraag of deze typologie van acht ‘sociale
milieus’ de hele samenleving dekt. In welk hokje passen
bijvoorbeeld de (oud-) gastarbeiders, de eerste generatie
Turken en Marokkanen? Als vrome moslims zouden ze
het beste onder het etiket ‘traditionele burgerij’ passen,
maar het lijkt mij niet handig deze moslims met de
Oudhollandse gereformeerden over één kam te scheren
als je onderzoek doet naar waarden en opvattingen.
Ten slotte vind ik dat deze methode veel te pretentieus is.
Motivaction denkt met deze methode het gedrag en de
mentaliteit van de Nederlanders op heel verschillende
terreinen te kunnen verklaren, of het nu om consumeren,
het veiligheidsgevoel, de marktpositie van bedrijf X, de
acceptatie van homoseksuelen, de adoptiecyclus van pro-
ducten en diensten of het stemmen voor de Tweede
Kamer gaat. Hun methode lost dus eigenlijk, zo wil
Motivaction ons doen geloven, het ongelijkheids-, het
cohesie- en het rationaliseringsprobleem van de sociolo-
gie in één keer op.
Ik ben niet overtuigd van de enorme kracht van de
Mentality™-methode om het gedrag van de Nederlandse
bevolking te verklaren, beter dan de klassieke sociologi-
sche determinanten zoals sociale klasse, leeftijd en oplei-
ding. Misschien dat het goed bruikbaar is in marktonder-
zoek. Maar ik geloof niet dat je een vluchtig begrip als
mentaliteit kunt gebruiken om zulke breed uiteenlopende
zaken in de Nederlandse samenleving te verklaren, hele-
maal niet als je gaat gooien met vage termen als “post-
moderne waarden integreren met moderne” of “pioniers
van de belevingscultuur”.
Jasper van de Pol
13 Thema
Job van den Berg
1e jaars
Er is bij deze stelling spra-
ke van een gevecht tussen
goed en kwaad waar res-
pectievelijk het windmo-
lenpark en de kerncentrale
een metafoor van zijn.
Vanuit rationeel oogpunt
zal er vast worden gekozen
voor de kerncentrale,
immers deze levert de
meeste baten en is ratio-
neel gezien de beste optie.
Bij deze stelling is het naar
mijn mening van belang
om bij voorbaat de ratio-
neel sociologische bril af
te doen. Het zondemeer
tamboeren door milieuor-
ganisaties en evenementen
als 7/7/7 over de onder-
gang van de aarde, hebben
er voor gezorgd dat derge-
lijke keuzes precair van
aard zijn geworden. In dit
geval sluit ik aan bij de
ideeën van milieuorganisa-
ties en kies ik voor het
windmolenpark als stroom
leverancier. ‘Help onze
aarde niet naar de kolen’
(Greenpeace) is bij dit
vraagstuk een zin dat hier-
over argumentatie geeft en
de rest voor zich laat spre-
ken.
Laura Vonk
2e jaars
Ik vind niet dat Nederland
meer kerncentrales moet
bouwen. Natuurlijk is het
belangrijk dat er snel nieu-
we bronnen voor (duurza-
me) energie ontwikkeld
worden, maar de voordelen
van kernenergie wegen
niet op tegen de nadelen.
Er is namelijk nog steeds
geen oplossing gevonden
voor het chemisch afval
dat ontstaat bij de produc-
tie van kernenergie en
daarnaast brengen kerncen-
trales het risico van een
kernramp met zich mee.
De kans dat er iets mis
gaat is natuurlijk niet zo
heel groot, maar áls er iets
mis gaat zijn de gevolgen
niet te overzien. Dit zijn
grotere nadelen dan de
horizonvervuiling die ver-
oorzaakt wordt door wind-
molens
Nynke van Miltenburg
3e jaars
Dit lijkt mij helemaal geen
goed idee. Kerncentrales
zijn echt niet zo zuinig; bij
de energieproductie is de
CO2-uitstoot inderdaad
laag maar dit effect wordt
deels teniet gedaan door de
kostbare en vervuilende
winning van uranium.
Bovendien is de voorraad
grondstoffen voor de pro-
ductie van kernenergie niet
onuitputtelijk en blijft het
afval 240.000 (!) jaar
levensgevaarlijk. Het is
ook geen prettig idee dat
het produceren van kern-
energie verwant is aan de
productie van kernwapens.
Kernenergie is denk ik te
oncontroleerbaar en onsta-
biel om in te investeren. In
tegenstelling tot bijvoor-
beeld windmolens.
Horizonvervuiling lijkt mij
hierbij van ondergeschikt
belang ;).
Jasper van de Pol
2e jaars
Prima idee! Met de fossie-
le brandstoffen, waar we
nu nog verreweg de meeste
energie uit opwekken, hou-
den we het maximaal uit
tot 2020. Daarna raken die
bronnen op en het gat dat
dan ontstaat is niet op te
vangen met de duurzame
oplossingen die Nederland
nu tot zijn beschikking
heeft, zoals windmolens.
Kernenergie is niet duur-
zaam maar het is in ieder
geval een stuk duurzamer
dan energiewinning uit gas
of olie, en het is helemaal
een duurzamere oplossing
dan weer beginnen met het
stoken van kolen. Dus lijkt
kernenergie mij de beste
oplossing tot er echt duur-
zame, rendabele oplossin-
gen zijn. Wat dat betreft
heeft de toekomst veel in
petto, neem bijvoorbeeld
de nieuwe techniek van
kernfusie, welke een scho-
nere en veiligere bron van
energie is dan atoomsplit-
sing zoals in de huidige
kerncentrales wordt toege-
past.
In haar nimmer aflatende zoektocht naar meningen en opinies heeft de redactie van het pamflet vier sociolo-giestudenten gevraagd te reageren op een stelling en deze kort toe te lichten.
In 2003 zijn de bedrijven Shell en Nuon begonnen met de bouw van een windmolenpark in de Noordzee.
Het park zal naast het leveren van stroom gebruikt worden om de techniek voor windmolens verder te
verbeteren. De in totaal 36 windmolens leveren een vermogen van 99 MegaWatt en kunnen daarmee duur-
zame energie voor 110.000 huishoudens produceren. De vraag is echter in hoeverre dit werkelijk zoden
aan de dijk zet. De kerncentrale in Borssele levert namelijk een vermogen van 485 megawatt, heeft even-
eens weinig uitstoot van koolstofdioxide, maar heeft wel het nadeel van chemisch afval. Dat gegeven en de
horizonvervuiling waar ondergetekende onder leed tijdens zijn vakantie naar het exotische Egmond aan
zee leidden tot de volgende stelling:
Nederland moet meer kerncentrales bouwen.
14 De Student
Maria-Louise
Pieren – Voorzitter
Voorzitter van de sociologieclub is dit
jaar Maria-Louise, door intimi steevast
Mel genoemd.
Als derdejaars sociologiestudent houdt
zij zich naast het rugbyen bezig met het
in de hand houden van de vier figuren
die met haar het dertiende Usocia-
bestuur vormen. Mel weet van aanpak-
ken en is in staat om op haar typische
assertieve Pools-Nederlandse manier de
grootste crisis het hoofd te bieden. Nu
denken we niet dat er zoveel crisissen
zullen voorkomen, maar mocht het voor
komen, dan hebben we Mel. Pivo’s,
gezelligheid en allerhande Poolse con-
sumptieproducten zijn haar handelsmerk.
Ook voor Mel geldt dat de Usocia-kamer
gezien kan worden als een verlengstuk
van haar woonkamer.
Leonard van ’t Hul
- Penningmeester
Om zo aan het begin van een nieuw jaar
mezelf eens lekker te mogen profileren
in het staatsblad van sociologie is één
van de mooie aspecten van de bestuurlij-
ke functie. Die bestuurlijke functie bete-
kent voor mij dat ik dit jaar de penning-
meester ga uithangen en dat ik met de
mensen die boven en onder mij op deze
pagina staan ervoor ga zorgen dat Usocia
ook dit jaar zorgt voor allerlei vrolijke
en interessante activiteiten. Maar wie is
nu die leuke Leonard. Nou, dit jaar ben
ik 20 geworden en ben ik begonnen aan
wat mijn geschiedenisboekje in zal gaan
als het derde studiejaar van de sociolo-
gieopleiding. LP’s luisteren, een vrolijk
liedje fluiten en lekker praten op de
Usocia-kamer zijn mijn hobby’s.
Hopelijk tot snel!
Tim Immerzeel -
Secretaris
Met veel plezier wil ik mij even voor-
stellen als de nieuwe secretaris van
Usocia. Dit jaar ga ik proberen mij zo
goed mogelijk bezig te houden met con-
tacten, het beantwoorden van e-mails en
nog andere belangrijke secretariële
zaken. Ik ben derdejaars socioloog en
vind het vooral heel leuk om me bezig te
houden met onderwerpen als individuali-
sering, geluksonderzoek en godsdienst-
sociologie. Verder vind ik het heerlijk
om koppen koffie te drinken op de
Usocia-kamer, waar je mij dus regelma-
tig zal treffen. Een nieuw Usociajaar
betekent voor mij weer een nieuw jaar
vol met uitdagingen en ik zie nu al uit
naar bijvoorbeeld het weekend weg, of
de studiereis!
Merel Ooms –
Commissaris voor
Commissies
Mijn naam is Merel, 19 jaar oud en
tweedejaars student sociologie. Bij
Usocia functioneer ik als brug tussen de
commissies en het bestuur, ook ben ik
bezig met het opzetten van een website.
Daarnaast maak ik veel muziek, ik speel
piano en ik zing in verschillende forma-
ties. Zo zing ik in een vierstemmig zang-
groepje en ben ik pas een band begonnen
samen met Jasper van de Pol. Ik ben
Sociologie gaan studeren omdat ik altijd
al beschouwend ingesteld ben geweest
en sociale structuren interessant vind. Al
gauw kwam ik in Utrecht terecht omdat
mijn moeder hier werkte en ik dus al wel
bekend was met Utrecht. De sfeer sprak
me altijd al erg aan en ik heb er geen
spijt van! Ik hoop dat iedereen dit jaar
op vele vlakken inspiratie op doet en
daarbij lief heeft en geliefd is. Tot ziens!
Nico Verwoerd –
Vice-Voorzitter
Ik ben Nico, 2e jaars socioloog, en dit
jaar de Vice-Voorzitter van Usocia. Dit
houdt in dat ik veel vergaderingen ga
bijwonen namens Usocia en de vereni-
ging naar buiten vertegenwoordig.
Daarnaast hou ik mij dit jaar bezig met
de LSD, het 2 jaarlijkse congres van alle
sociologie verenigingen en ben ik bezig
met de opzet van een introductie kamp
voor volgend jaar. Al met al genoeg te
doen dit jaar, maar ik sta net als de rest
altijd open voor een kop koffie op de
kamer, dus wie weet tot snel!
Sociologievereniging Usocia heeft sinds 1 oktober 2007 een nieuw bestuur. Zij zullen zich een jaar lang inzetten
voor de sociologiestudenten van de Universiteit Utrecht, om een groot aantal studiegerelateerde en niet-studie-
gerelateerde activiteiten te organiseren. Usocia heeft zich als doel gesteld om sociologie studeren meer te laten
zijn dan het volgen van cursussen. Juist ook de contacten met studenten van verschillende jaren tijdens week-
endjes en uitstapjes verrijken het studentenleven van de socioloog in spé. Het thema voor het komende jaar
luidt ‘gebundelde waanzin met een snufje intellect’, een slogan waarnaar het nieuwe bestuur zal gaan leven.
Om een beetje een beeld te krijgen welke verlichte geesten de bestuurstaken op zich hebben genomen stellen
zij zich hieronder kort voor.
15 Usocia
Op 14, 15 en 16 december zullen we wederom vertrekken naar het prachtige Winterswijk om een
weekend lang spelletjes te spelen, films te kijken, van de spectaculaire omgeving te genieten of
gewoon rond te hangen. Dit alles zal plaatsvinden op een locatie die voorzien is van een dvd-
speler, relaxte banken en een inductie-kookplaat.
Lijkt het je leuk om mee te gaan? Dat kan door je in te schrijven op een lijst bij de Usocia-kamer
of anders door een email te sturen
naar Usocia
([email protected])! De kosten
bedragen 35 euro en de prijs van
een treinkaartje.
Hopelijk tot 14 december,
De weekendcommissie
Annet Willigenburg
Nynke van Miltenburg
Femke Mureau
Tjitske van der Meulen
Usocia zoekt nog enthousiaste leden voor de Activiteitencommissie:
Lijkt het jou leuk om onze Activiteitencommissie te versterken en mee te helpen met het organise-
ren van dol dwaze feesten, boeiende discussie-avonden, avontuurlijke excursies en alles wat je
nog meer kunt bedenken? Stuur dan een mailtje naar [email protected] en je hoort van ons!
Voor meer informatie kun je ook mailen, we zullen dan heel lief een antwoord geven!
Namens de Activiteitencommissie,
Merel Ooms
Commissaris voor Commissies
16 UsociaWEGENS GROOT SUCCES IN
DE HERHALING: HET USOCIA WEEKEND!
VERSTERKING GEZOCHT
17 StudieZweten is weten! Zomaar een masterthesis
toegelicht.
Een thesis vervaardigen doe je soms
in isolement, maar zeker niet alleen.
Je kennis en inspiratie is voor een
deel afhankelijk van gegevens die je
van sleutelinformanten en respon-
denten verkrijgt. Natuurlijk speel de
universiteit hierbij ook een belangrij-
ke rol. Hierdoor voel je jezelf het
middelpunt van een proces. Binnen
mijn (studie)leven omschrijf ik het
als een bijzondere periode waarin
veel interessante aspecten als (lang-
durige) zelfstandigheid, creativiteit,
stress en doorzettingsvermogen aan
bod kwamen. Het zelfstandige kader
waarin ik te werk ging, liet mij nogal
eens confronteren met twijfels.
Twijfels of het werk datgene bereikte
wat ik beoogde, en of afwijkingen
daarvan gewenst waren. Twijfel of
duidelijk staat beschreven wat je
voor ogen hebt. Voornamelijk deze
twijfelpunten slokte veel van mijn
tijd op.
Daarom toch even de (misschien wat
clichématige) opmerking om extra
aandacht te schenken aan een realis-
tische en concrete planning. Dit geeft
echt voordelen. Zelf heb ik het als
een project uitgewerkt, door in Excel
verschillende fasen te onderscheiden
en deze achtereenvolgens uit te wer-
ken.
Afstuderen bij de provincie
Utrecht…
Aangezien de provincie voor veel
Nederlanders een redelijk onzicht-
baar imago heeft, wordt hier even
kort bij stilgestaan. Deze verwarring
uitte zich bijvoorbeeld wel eens in
gesprekken die ik hierover voerde
met ‘buitenstaanders’, waarbij de
term ‘provincie’ na enkele zinnen
door anderen werd omgetoverd tot
‘gemeente’. Kennelijk is dit onder-
scheid qua overheidslaag soms
onduidelijk.
Binnen het openbare bestuur van
Nederland neemt de provincie een
middenpositie in tussen het Rijk en
gemeenten. Binnen dit complemen-
taire bestuur neemt zij een regisse-
rende rol op zich en verricht ver-
schillende voorwaardenscheppende
en kwaliteitsbewakende activiteiten.
Dit komt ook terug in de algemene
doelstelling van het cultuurprogram-
ma 2005-2008, dat gericht is op het
bewerkstelligen van "een kwalitatief
en verscheiden cultuuraanbod (kun-
sten, erfgoed, cultuureducatie, media
en bibliotheken) in de gehele provin-
cie, door middel van het vergroten
van zowel het publieksbereik als de
actieve participatie in cultuur en het
zorgen voor een verscheiden en kwa-
litatief hoogwaardige culturele infra-
structuur in de gehele provincie".
Hiertoe probeert de provincie
Utrecht de vele cultuurhistorische
elementen die het landschap van
Utrecht bepalen te behouden en te
ontwikkelen. Een ander voorbeeld is
de functie van toezichthouder op
gemeenten, waarbij zij verantwoor-
delijk is voor het aanleggen van
wegen en voor het waterbeheer.
Hoe is dit onderzoek ontstaan?
Eind januari 2007 is in samenspraak
met de sectoren ‘Cultuur’ en
‘Onderzoek’ bij de provincie een sta-
geopdracht geformuleerd.
Uiteindelijk ben ik pas in een later
stadium, vanaf mei, gestart met het
werken aan de thesis. Tot mei is een
stageonderzoek uitgewerkt.
Voorafgaande aan een uitgebreid ex
post evaluatieonderzoek, vervulde de
thesis een rol als vooronderzoek. De
sector Cultuur verwachte van het
thesisonderzoek bijvoorbeeld een
(her)formulering van alle doelen die
de onderliggende taakvelden voor
het programma hebben geformu-
leerd. Hierbij was ik vrij in het ver-
krijgen van de benodigde informatie.
Het formuleren van een probleem-
stelling (voor de thesis) ervoer ik als
een gewichtig proces. Er gaat tijd
overheen voordat je weet wat je wilt
en kunt, en daar vrede mee hebt. Na
enkele malen overleg op de provin-
cie en de universiteit is deze tot
stand gekomen. Echter, voornamelijk
de wensen van de universiteit zijn
van belang.
Uiteindelijk is als probleemstelling
gekozen om een reconstructie en
beoordeling van de beleidstheorie
van enkele medewerkers van het cul-
tuurprogramma te maken. Na de
inventariserende interviews met
beleidsmedewerkers van Erfgoed,
Een masterthesis schrijf je niet, die creëer je! Het betekende voor mij veel meer dan het louter onderzoeken en
produceren van teksten. Het is het moment waarop je de slag maakt van kennis consumeren, tot kennis produ-
ceren. Deze zin beschrijft de gedachte die veelvuldig bij mij opkwam in mijn laatste periode als student. Deze
en andere ervaringen bij het vervaardigen van de thesis wil ik in het onderstaande met jullie doornemen.
Hiermee hoop ik inzicht te geven in hoe ik deze periode heb ervaren.
18 VervolgCultuureducatie, Media &
Bibliotheken en Kunsten leek het mij
interessant en geschikt om dit voor
het onderdeel Kunsten nader uit te
werken. Zoals wel-
licht bekend is bij
velen, heeft de
beleidstheorie betrek-
king op de handelingstheorie van
beleidsactoren. Het beschrijft hoe
beleidsmakers denken dat het beleid
zijn effect zal sorteren binnen de
samenleving. Naast het uitschrijven
wat het beleid inhoud, werd het
mogelijk om een beoordeling te
geven aan de hand van enkele crite-
ria. Denk hierbij aan criteria zoals
het empirische gehalte van het
beleid, en de mate waarin het beleid
consistent is (criteria van Frans
Leeuw). De beoordeling geeft inzicht
in de aannemelijkheid van beleids-
theorie. De conclusie en aanbevelin-
gen dienen tot vergroting van de
effectiviteit en efficiëntie van het
beleid zelf.
Hoe is het onderzoek uitgevoerd?
In het kader van de tijd, maar nog
belangrijker, het beperkte aantal
mensen waar diepgaande en specifie-
ke informatie van benodigd was, is
gekozen voor een meer kwalitatief
onderzoek. Aan de hand van semi-
gestructureerde interviews is een
beleidstheorie tot stand gekomen van
de medewerkers van Kunsten, welke
aan de hand van verschillende diep-
te-interviews is uitgewerkt. Naast de
interviews en het lezen van formele
documenten, bijvoorbeeld de vierja-
rige cultuurnota, verschillende uit-
voeringsprogramma´s en subsidiebe-
schikkingen, is de beleidstheorie uit-
gewerkt. Hierbij is allereerst de for-
mele beleidstheorie beschreven, die
uit de formele documentatie is afge-
leid. Vervolgens is deze aangepast
aan de hand van de interviews.
Uiteindelijk is een samengestelde
beleidstheorie van enkele medewer-
kers van het taakveld Kunsten uitge-
werkt.
Wat brengt de thesis je?
Bijzonder aan deze ervaring is het
vervullen van een functie op een
niveau dat je (waarschijnlijk) nog
niet gewend bent. Je levert een bij-
drage aan de continuïteit en vervult
een functie bij -in mijn situatie- een
overheidsorganisatie die opkomt
voor een algemeen belang en ver-
schillende activiteiten ontwikkelt en
uitzet gericht op de Utrechtse samen-
leving.
Een voorname techniek om de per-
soonlijke beleidstheorie te explicite-
ren, is het interviewen. Door het
voorhouden van een bepaald, meer
wetenschappelijk denkkader, of een
bepaalde systematische manier van
denken. Men gaf vaak aan het inte-
ressant te vinden om het beleid van-
uit een meer abstract perspectief te
benaderen. Door een passende en
meer empirische kijk aan te dragen
op de dagelijkse praktijk, ontstonden
veel interessante discussies. Hoewel
niet iedereen even ¨onderzoeks-min-
ded¨ is, waardeerde men gewoonlijk
wel de verschillende dieptevragen
die werden gesteld. Hierbij zal het in
mijn voordeel hebben gewerkt dat
alle beleidsmedewerkers een univer-
sitaire graad hebben behaald.
Door het werken aan de thesis, merk
je dat er een meer specialistische
component aan je repertoire wordt
toegevoegd. Dat is niet zo vreemd,
als je terugkijkt op de imposante lite-
ratuurlijst die de laatste pagina´s van
de thesis siert. De meerwaarde zit
mijns inziens vooral in het feit dat je
vooral nieuwe kennis opdoet, maar
ook dat je de nieuwe kennis functio-
neel toepast in het onderzoek. Zo
raak je wel eens verwikkeld in dis-
cussies, waarvan je achteraf denkt...
weet ik dit?
Door deze toepassingen, merk je
goed dat theorie echt kennis wordt.
Bij mij kwamen vooral de beleids-
processen boven water, met name de
gedachte achter hoe beleidsmakers
verwachten dat het beleid zijn
invloed heeft op de burgers in de
provincie Utrecht. Er werd dan
gesproken over hoe men dacht dat de
financiële en communicatieve mid-
delen effecten zouden hebben.
Hiervan wil ik enkele voorbeelden
geven. Door Kunsten is er een jaar-
lijkse uitreiking van de prijs voor
amateurkunst ingesteld. Een ama-
teurkunstenaar is iemand die in zijn
vrije tijd werkt aan kunst. Zo val jij-
zelf al onder deze categorie als je
met een kunstzinnige kijk werkt aan
een mooie foto. Aangezien deze
groep moeilijk is te mobiliseren,
maar men wel de kwantiteit en kwa-
liteit van amateurkunst wenst te sti-
muleren, is mede deze wedstrijd
bedacht. Men verwacht dat het uitda-
gende component van een wedstrijd
aanzet tot kwalitatief betere en meer
amateurkunst.
Een ander voorbeeld dat besproken
is, is het project ROMAN. Naast het
waterliniefort Vechten te Bunnik,
niet ver gelegen van de Uithof,
‘Bijzonder aan deze ervaring is het vervullen van een functie op een
niveau dat je (waarschijnlijk) nog niet gewend bent. ’
bevindt zich in een boomgaard een
plaats waar het Romeinse legerkamp
Fectio heeft gestaan. De provincie
heeft hier in het kader van Culturele
planologie een kunstproject uitgezet.
Door tijdens het maken van een wan-
deling zelf de bladzijden van een
oude Romeinse novelle te verzame-
len, wordt aan de bezoekers inzicht
gegeven in het rijke Romeinse verle-
den. In de interviews is hierover bij-
voorbeeld aan bod gekomen welke
mogelijkheden men had en waarom
men deze aanpak heeft gekozen.
Hierbij kwam naar voren dat het ont-
staan van dit project is bewerkstel-
ligd door vooraf het eindresultaat te
definiëren en hier afspraken over te
maken met betrokkenen. Door meer-
dere overleggen in te plannen en de
resultaten vooraf te definiëren, in
combinatie met een
financiering, is uit-
eindelijk het project
tot stand gekomen.
Het project draagt
bij aan het doel om
de beeldende kunst meer toeganke-
lijk te maken voor een groter
publiek. Vooral de afweging om al
dan niet een resultaatgerichte aanpak
te kiezen, bleek een interessante.
Uitspraken die gedaan zijn in en over
de kunstwereld, kwamen er vaak op
neer dat zij zich nog beperkt voelen
door deze resultaatgerichte afspra-
ken. Ze vatten dit doorgaans op als
beperking van hun vrijheid, dat zou
leiden tot een afname van de creati-
viteit. Echter kan de hedendaagse
overheid het zich niet permitteren
om het gemeenschapsgeld in alle
vrijheid te besteden aan verschillen-
de projecten. Hier bevindt zich een
interessant spanningsveld.
Naast de opdracht, ervoer ik de
gesprekken ook als interessant. Zo
heb ik met verschillende archeologen
gesproken over het feit waarom zij
graag archeologische monumenten in
situ (in de grond) willen bewaren, in
plaats van ex situ. Het blijkt een
gedeelde norm in de archeologiewe-
reld te zijn. In tegenstelling tot deze
norm, gingen mijn eerste gedachte
uit naar het uitgraven van bijzondere
monumenten!
Vaak opperde archeologen de reden
dat deze materialen in de grond het
beste bewaard blijven. Men verwacht
ook dat de toekomstige stand van de
techniek veel efficiënter en nauwkeu-
riger kostbare materialen naar boven
kan halen. Interessant toch?
Hierbij heb ik jullie een kort over-
zicht gegeven van de inhoud van en
het proces rondom mijn thesis.
Misschien heb je nog iets aan de vol-
gende tips. Al in een vroeg stadium
heb ik een inhoudsopgave uitge-
werkt. Een dergelijke structuur is
redelijk standaard. Vervolgens gaf ik
per hoofdstuk, met deelvragen en/of
kernwoorden aan, welke onderdelen
ik wilde behandelen. In een planning
(Gantt-chart) maakte ik een koppe-
ling tussen de onderdelen en de
benodigde tijd. Daarnaast vond ik het
prettig om apart de probleemstelling
bij de hand te houden.
Hoewel ik vaak geneigd was om de
thesis als een doel op zichzelf te
zien, zie ik het vooral als een sterk
instrument om nieuwe vaardigheden
te verkrijgen. Het kan ook een pittige
klus zijn, maar het is uiteraard een
haalbare!
Voor diegene die er dit jaar mee aan
de slag gaan, succes! Waarschijnlijk
overbodig om te vermelden, maar
zoek tijdig een project dat bij je past,
een thesis geeft je namelijk veel
‘bagage’ die je in het verloop van je
verdere loopbaan heel nuttig kunt
‘uitpakken’. Ik hoop dat het voor jul-
lie, net als voor mij, veel interessante
inzichten zal geven. Hoewel iedereen
het anders zal ervaren, verwacht ik
dat het voor jullie een minstens zo
leerzame ervaring zal zijn.
Eric Hoefmans
19 Studie
‘Het kan ook een pittige klus zijn, maar het is uiteraard
een haalbare!’
Heb jij zin om deze pagina te vullen?
Laat het ons weten!
20 Extra
De achterkant
Wij zijn op zoek naar iedereen met een mening!
Stuur je email naar [email protected]
Nishanbari, een stadje in Barguan, een aan de zuidwestelijke kust gelegen district van Bangladesh. Bewoners wachtenop hulp nadat de cycloon Sidr eind november hun leven verwoestte. Bijna vierduizend lichamen zijn geborgen; een klei-ne tweeduizend worden er nog vermist. De islamitische hulporganisatie De Rode Halve Maan verwacht dat uiteindelijkongeveer tienduizend Bengalen de cycloon niet overleven. Foto AFP (bron: NRC Handelsblad, 23 november 2007).