Over de vloer; met voeten getreden erfgoed (van Eloy Koldeweij)

507
Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed Eloy Koldeweij bron Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed. Waanders Uitgevers. Zwolle / Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, Zeist/Amersfoort 2008 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/kold006over01_01/colofon.php © 2013 dbnl / Eloy Koldeweij i.s.m.

Transcript of Over de vloer; met voeten getreden erfgoed (van Eloy Koldeweij)

Over de vloer. Met voeten getredenerfgoed

Eloy Koldeweij

bronEloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed. Waanders Uitgevers. Zwolle /Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, Zeist/Amersfoort 2008

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/kold006over01_01/colofon.php

© 2013 dbnl / Eloy Koldeweij

i.s.m.

2

Omslag voorzijde, onder & blz. 2: Een van de gangen van het Vredespaleis Den Haag (fotoRACM, G.J. Dukker, 1993)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

6

Voorwoord

Het symposium Over de vloer is het derde grote instandhoudingssymposium datwordt georganiseerd door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap enMonumenten (RACM). Deze fusieorganisatie van de Rijksdienst voor deMonumentenzorg (RDMZ) en de Rijksdienst voor het OudheidkundigBodemonderzoek (ROB) bouwt hiermee voort op een van de succesvollecomponenten van beide diensten. Het symposium van 2006 had betrekking opmonumentaal beton en dat van 2007 op de restauratie en instandhouding vanhistorische molens en hun omringende landschap. Deeditie van 2008 is gewijd aande cultuurhistorische en technische aspecten van vloeren.Het voor u liggende boek Over de vloer: met voeten getreden erfgoed vormt een

prachtige weerslag van de bijdragen aan het symposium, aangevuld met eenomvangrijke reeks artikelen die de veelzijdigheid van het onderwerp voor het voetlichtbrengt.Nederlandse vloeren van de meest uiteenlopende materialen - waaronder aarde,

hout, keien, baksteen, natuursteen, glas, beton, linoleum en kunststoffen - uit demeest uiteenlopende periodes komen hierin vanuit verschillende invalshoeken aande orde.

In de nieuwe dienst is het vanzelfsprekend dat ook archeologen bijdragen aan wattraditioneel een symposium is van monumentenzorgers. Voor het thema vloerenligt dat ook nog eens erg voor de hand, zoals in deze thema-uitgave zichtbaar is.Vloeren uit de pre- en protohistorie zijn weliswaar zeer gevoelig voor natuurlijke enantropogene erosie, maar enkele artikelen in dit boek maken desondanks duidelijkdat de archeologie uitstekende aanknopingspunten biedt voor een meer danvolwaardige participatie bij het opstellen van de ‘diepgravende’ cultuurhistorie vande vloer.De nieuwe dienst is echter meer dan een optelsom van de archeologische en

gebouwde

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

7

monumentenzorg. De RACM heeft ook een uitgesproken ambitie als het gaat omde zorg voor het historische landschap. Maar vloeren en landschappen, dat heefttoch niets met elkaar te maken? Gek genoeg, toch wel!

In de Nederlandse taal staat ‘vloer’ voor de ‘bodem van een vertrek en het vlakdaarvan, zowel op de begane grond als op een verdieping’ (Van Dale). In eenverouderde betekenis stond vloer echter ook voor ‘terrain, stuk grond, veld’ en somsvoor ‘aarde, bodem’ (Woordenboek der Nederlandsche Taal). In het Duits is hetprecies omgekeerd. Voor ‘vloer’ gebruikt men het woord ‘Fussboden’. En debelangrijkste betekenis van ‘Flur’, etymologisch direct verwant aan de Nederlandse‘vloer’, is ‘akker, land, landerij, terrain, veld’. Vroeger gebruikte men het echter ookin onze betekenis van ‘vloer’.Binnenshuis staat het begrip ‘Flur’ tegenwoordig alleen voor ‘gang, vestibule’. In

tegenstelling tot het Nederlands en het Duits staat het Franse woord ‘sol’ niet alleenvoor ‘vloer’, maar ook voor ‘grond’, ‘bodem’, ‘land’ en ‘aarde’. Geheel vergelijkbaaris het Latijnse ‘solum’, dat niet alleen ‘vloer’ betekent, maar ook ‘grondslag, voetzool,aarde, grond, land, streek’.

Het is hier niet plek de oorsprong van deze dubbelbetekenis van ‘vloer’ en van derelatie tussen beide betekenissen te onderzoeken. Deze ligt ongetwijfeld diep in degeschiedenis van de Indoeuropese taalfamilie en haar sprekers.De samenhang in de Indo-europese verbeelding tussen binnen en buiten het

huis, of tussen de in oorsprong aangestampte vloer van een huis enerzijds en degeploegde akkers en beweide velden anderzijds verbaast me niet. De transformatievan een jagende naar een landbouwende levenswijze betekende voor de toenmaligebewoners van Europa een diepgravende wijziging in het wereldbeeld.Een grootschalig netwerk van betekenisvolle plekken en paden in een

ongecultiveerde ruimte werd vervangen door een binnen- en een buitenwereld, diebestond uit respectievelijk een cultureel domein van een opengekapt, bebouwd,begraasd en beakkerd gebied en de ongecultiveerde en vreeswekkende,(boven)natuurlijke wereld daarbuiten.

Wat in de (oorspronkelijke) dubbele betekenis van ‘vloer’, ‘Flur’, ‘sol’ en ‘solum’ bijelkaar komt, dat wil zeggen de menselijke werk- en levenssferen in én rond het huis,staat in andere bewoordingen op een bijzondere manier voor het werkveld van onzenieuwe dienst. Ook is het een verwijzing naar de beweging die we in de komendejaren willen maken als het gaat om de modernisering van de monumentenzorg: dezorg voor het monumentale gebouw kan niet los worden gezien van de zorg voorzijn interieur (buitenste binnen) en voor zijn omgeving (binnenste buiten). Eenvoortvarende uitwerking van de C in RACM biedt een uitgangspunt voor devormgeving van de tweede vorm van zorg.Maar first things first: deze uitgave is een belangrijke bijdrage aan de eerste. Dit

boek is daarenboven letterlijk ‘de eerste’: nooit eerder verscheen er voor deNederlandse erfgoedsector een thema-uitgave over dit onderwerp. Ook dat raakteen van de uitgangspunten van de RACM: het duiden en toegankelijk maken vanhet archeologische, gebouwde en cultuurlandschappelijke erfgoed, in dit geval vaneen deelonderwerp waarover tot op heden maar al te vaak letterlijk en figuurlijkgelopen werd.

Jos BazelmansHoofd sector Kennis Erfgoed

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

8

Inleiding:over de vloer

Er is geen gebouw zonder vloer. Niets lijkt vanzelfsprekender. Desondanksblijkt het met voeten getreden erfgoed.

Het was toch reeds mijn plan om de deuren van het atelier te doen vernieuwen,maar weet je wel dat een planken vloer een nog al kostbare zaak is? Ik zal er eensmet van Es over spreken, maar als 't te duur uitkomt zouden we 't dan niet kunnendoen met een gedeelte te doen bevloeren?Of deze passage uit de brief die de beroemde schilder, etser en fotograaf Wiiiem

Witsen in mei 1886 van zijn vader ontving representatief is voor de manier waaropin Nederland met oude gebouwen en met vloeren wordt omgegaan, valt te bezien.1Vaak wordt er beduidend rigoureuzer met vloeren omgesprongen en klakkeloosvoor vernieuwing gekozen.Hoewel vloeren samen met de wanden en plafonds onlosmakelijk met de rest

van een gebouw verbonden zijn, en daarmee een wezenlijk element vormen vanhet gebouwde erfgoed en de interieurs daarvan, blijken zij bij conservering enrestauratie veruit de minste waardering en aandacht te krijgen. Dat is weliswaarverklaarbaar, maar onterecht. Primair probleem is onwetendheid, het gebrek aankennis, zowel bij de beheerders als in het uitvoerende veld.

De vloer heeft zowel een belangrijke bouwkundige, architectuurhistorische alsinterieurhistorische waarde. Vanuit constructief oogpunt is de vloer een essentieelen onmisbaar gebouwonderdeel met primair een functionele taak. Als bouwkundigelement is de vloer, samen met een eventuele ondersteuning als een balklaag, deletterlijke drager van alle activiteiten in een gebouw. Daardoor is hij echter welkwetsbaar en in hoge mate aan slijtage onderhevig.Als cultuurhistorisch element blijkt iedere vloer een verhaal met zich mee te dragen

dat bijzonder veel te zeggen heeft over de gebruiksgeschiedenis van de betreffenderuimte en het gebouw waarin deze zich bevindt.Aan de materialiteit kan vaak verrassend veel worden afgelezen. Vloeren zijn

exemplarisch voor de hiërarchie van de verschillende vertrekken en indicatief voorde functies daarvan. Bovendien blijken zij met enige regelrnaat een weerslag tevormen van de financiële draagkracht van de eigenaar en opdrachtgever, dan weldiens meer of mindere pronkzuchtige ambties. Vloeren van ontvangstvertrekkenonderscheiden zich dan ook van die in doorgangsruimten, en zeker van die inbergruimten, natte cellen of bedrijfsruimten.Slijtagesporen, beschadigingen en reparaties wijzen op intensief gebruik en

dagelijkse routine. Het maakt daarbij niet uit of het om parket- of tegelvloeren inburgerwoningen gaat, om doelmatige winkelvloeren, of om functionele vloeren inbedrijfsgebouwen. Een houten vloer van kopse blokjes in een ruimte zal duiden ophet gebruik van die ruimte als werkplaats of aanspanplaats bij een koetshuis: hiermoest het gevaar van vonken tussen de vloer en een object vermeden worden enwas een stroeve en geluidarme vloer gewenst. Een vloer van houten delen met eengeschilderde tapijtimitatie duidt op de wens aan de mode mee te willen doen terwijldaarvoor de

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

9

1. Welkomspreuk in mozaïektegels in de hal van het in 1850 gebouwde speelhuis bij kasteelKeukenhof te Lisse (foto RACM, G.J. Dukker, 2000)

financiële middelen ontbraken. Maar ook nietzichtbare zaken als de onderlingeverbinding van houten vloerdelen vertellen hun verhaal. Brede en lange, kwastlozevloerdelen die blind - dus zonder zichtbare vernageling - werden bevestigd warenkostbaar en dus slechts voor weinigen weggelegd. Alhoewel het menigeen in eersteinstantie mogelijk zal ontgaan, zijn ook vloeren zeker mode- en smaakgevoelig. Hetis begrijpelijk dat ook de vloer niet aan modegrillen ontkomt, want de vloer is immersde zesde wand. En waarom zou deze dan geheel aan de modieuze vormentaal vande andere wandvlakken ontsnappen? Talloze vloeren hadden en hebben eenonmiskenbare esthetische waarde die verrassend vaak ook tijdgebonden is. Dat isnu niet anders dan in het verleden. Illustratief in dit kader is het volgende citaat uit1631 van P.C. Hooft: Maer alzoo de vloer van 't nieuwe werk nu merkelijk grooterviel, ende d'ouwde steenen van ongelijke grootte, ook veel al gebroken waeren,ende dies noch te min konden toelangen, ist nodigh geweest een' nieuwe vloer teleggen. Dat had ick gedacht met estrikken te bestellen, maer wert mij afgeraeden,om de brosheit, op een' plaets die den meesten aenstoot lijdt, als zijnde aendeningang geleghen. Ook zoud' het quaelijk gepast hebben bij eenen trap van blaeuwensteen. Derhalven heb ze doen vloerenmet blaeuwe en graeuwe steenen, tenminstenkoste des moghelijk geweest is.2

Zoals gesteld is het thema vloeren tot op heden een sterk onderbelicht thema, zowelbinnen de architectuurhistorische wereld als die van de monumentenzorg. In devakliteratuur en de waardestellingen blijkt de vloer doorgaans over het hoofd teworden gezien. Geheel anders is overigens de plaats van de vloer binnen dehedendaagse interieurarchitectuur. Talloze woontijdschriften en interieurboekengericht op een breed publiek schenken met grote regelmaat aandacht hieraan. Erzijn hierover zelfs diverse boeken verkrijgbaar, vaak met prozaïsche titels als Dekunst van mozaïek: moderne ideeën voor muurdecoraties, vloeren en accessoiresvoor huis en tuin (Carline Suter, 2002), Creatieve woon ideeën. Praktische tips vooreen stijlvol interieur. Stofferen, schilderen, behangen, tegelen, vloer bewerken(Nicholas Barnard, 1995), De grond waarop wij staan: uitgave ten dienste van

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

10

architecten, ontwerpers en allen die zich voor de inrichting van woningen engebouwen interesseren (Dick Elffers, 1960), of het uit de Engels vertaalde fotoboekvoor doe het zelvers Over de vloer: het complete handboek voor het plannen, kiezenen restaureren van vloeren (Elisabeth Wilhide, 1977). Het is echter niet zo dat ervanuit de architectuur- en interieurgeschiedenis nooit eerder aandacht aan vloerenis gegeven. In binnen- en buitenland verschenen talloze artikelen over een of meerdeelaspecten, en diverse buitenlanden gingen ons voor met verschillende belangrijkeen vaak rijk geïllustreerde monografieën over de verschillende aspecten van hetthema, met titels als Pavimente und figürliche Mosaiken (Erich Pernice, 1938),Fussböden; Stein, Mosaik, Keramik, Estrich; Geschichte, Herstellung, Restaurierung(Rolf Wihr, 1985), Country house floors 1660-1850 (Christopher Gilbert e.a., 1987),Historic Floors: their history and conservation (Jane Fawcett ed., 1998), Linoleum(Jane Powell, 2003) en Pavimentazioni storiche: uso e conservazione: atti delconvegno di studi, Bressanone, 11-14 luglio 2006, (Guido Biscontin & Guido Driussi,ed., 2006). Deze reeks wordt dit jaar verder uitgebreid met Begehbare Kunstwerke,Gefährdete Holzfußböden in preussischen Schlössern (Potsdamer Beiträge zurKonservierung und Restaurierung Nr. 2, 2008) en het hier voor u liggendethemaboek.

Over de vloer: met voeten getreden erfgoed is een thema-uitgave samengestelddoor de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM).Het is verschenen ter gelegenheid van het instandhoudingssymposium 2008 Overde vloer, dat op 8 oktober in het Vredespaleis te Den Haag plaatsvond.3 Dezethema-uitgave bouwt voort op het stramien van de succesvolle reeks themaboekenzoals die door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ), een van de tweefusiepartners van de RACM, is gepubliceerd.4 Dit symposium en dit gelijktijdiggepubliceerde themaboek geven blijk van het onderkennen van het belang van hethistorische interieur binnen het gebouwde erfgoed en de snel toenemende interessedaarvoor. Hiermee wordt voortgebouwd op de Manifestatie Historisch Interieur 2001en de verschillende publicaties die in dat jaar over het historische interieur zijnverschenen.5

Deze thema-uitgave is in Nederland de allereerste monografie die over dit onderwerpvanuit de monumentenzorg verschijnt. De verschillende hoofdstukken geven deenorme breedte en reikwijdte aan van het onderwerp. Het thema wordt beschouwdvanaf de prehistorie tot en met de wederopbouwperiode, van kerkgebouw totwoonhuis, van industrieel monument tot overheidsgebouw, dit alles gezien vanuiteen zuiver cultuurhistorisch oogpunt, dan wel vanuit de instandhoudingstechnologieen de actieve en preventieve conservering. Allerhande soorten vloeren enmaterialenkomen aan bod. Bovendien is het raakvlak met de roerende objecten niet uit deweg gegaan en wordt er in een van de artikelen zelfs ook aandacht besteed aanmonumentale vloerkleden.Met het congres en deze thema-uitgave wordt de gevarieerdheid, de reikwijdte

en de rijkdom van het onderwerp voor het eerst duidelijk voetlicht gebracht. Doorde enorme breedte van het onderwerp staat het bij voorbaat vast dat met dezethema-uitgave niet het laatste woord over dit onderwerp is gezegd. Integendeel. Ditboek bevat in feite een reeks capita selecta over de Nederlandse vloeren. Ondanksde schat aan informatie in alle artikelen zijn er ook verschillende lacunes. Wie meerover de exacte geschiedenis van de tegel- of parketvloeren wil weten zal met dezeuitgave helaas maar

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

11

deels bevredigd worden, en ook de persoon die meer wil weten over Romeinsevloeren zal zich elders moeten informeren.Een belangrijk aspect dat in dit themaboek aan de orde komt maar helaas niet

zal worden opgelost, betreft de terminologie. In het hoofdstuk over natuursteen komtde problematiek hiervan duidelijk naar voren: wat wordt er precies met welk begripbedoeld? De terminologische verwarring speelt eveneens bij gebakken keramischetegels: wanneer is er sprake van een plavuis, een tegel, estrik, tichel, tuimelaar,vloer, back, vloerbak, een heel-, een half-, of een slapbak? Wat is nu precies eenkannen- of potscheur? Wat wordt er exact verstaan onder een cementtegel, eengeperste keramische vloertegel, of een hardgebakken vloertegel? Het antwoord opdeze vragen wordt maar deels gegeven. Het gemis van een lexicon opinterieurgebied speelt ons hier parten.

Met deze thema-uitgave beoogt de RACM als centraal kennisinstituut dit tot opheden in Nederland onderbelichte onderwerp onder de aandacht te brengen bijvakgenoten - de vele collega's bij provinciale en gemeentelijke monumentendienstenen zij die bij allerlei erfgoedinstellingen werken -, en alle andere personen in heterfgoedveld, waaronder architecten, aannemers, restauratoren, alsmede eigenaren,beheerders en andere belangstellenden. Hopelijk wordt met dit boek een aanzetgegeven voor meer aandacht en waardering voor de historische vloer in zijnoorspronkelijke context.

Namens de redactie,Eloy Koldeweij

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

12

Resten van de Romeinse mozaïekvloer in het frigidarium, het koude dompelbad, van devoormalige thermen te Heerlen, thans Thermenmuseum (foto RACM, P. van Galen, 1993)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

13

De zestiende-eeuwse gepleisterde keldervloer van de oostvleugel van het voormaligeKeizershof te 's-Hertogenbosch. De bakstenen ondervloer hiervan is nooit in het zicht geweest(foto afdeling Bouwhistorie, Archeologie enMonumenten gemeente 's-Hertogenbosch, 2001)

Eindnoten:

1 Brief van J.J. Witsen aan zijn zoon Willem Witsen, 6 mei 1886,http://www.dbnl.org/tekst/wits009brie01_01/wits009 brie01_01_0097.htm (juli 2008).

2 Brief van P.C. Hooft aan de heer Mierop, 30 mei 1631,http://www.dbnl.org/tekst/hoof001hwva03_01/hoof001hwva03_01_0087.htm (juli 2008).

3 De eerdere instandhoudingssymposia van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ)waren gewijd aan gevelreiniging (1999), hout (2000), natuursteen (2001), metalen (2002), kalk(2003), glas (2004) en kleur (2005), en die van de RACM aan beton (2006) en molens (2007).

4 Eerdere delen in deze reeks waren onder meer Monumenten van een nieuwe tijd: architectuuren stedebouw 1850-1940 (1994); Monumentenzorg en oorlogstijd (1995); Buitenplaatsen (1998);De bouwkunst vereeuwigd: fotografie voor monumentenzorg (2000); Interieurs belicht (2001);Een trapgevel in Potsdam:monumentenzorg over grenzen (2002); Boerenbedrijvigheid: voortgangen behoud (2003); Op weerstandge bouwd: verdedigingslinies als militair erfgoed (2004).

5 Deze manifestatie, een initiatief van de RDMZ en het ICN, heeft het interieur in de Nederlandseerfgoedsector duidelijk op de kaart gezet. Als belangrijkste uitgaven die in dat kader zijnverschenen kunnen worden genoemd: Burkom, F. van e.a., Leven in toen: vier eeuwenNederlands interieur in beeld, Zwolle 2001; Kleijn. H.C.M. e.a. (red.), Interieurs belicht,Zwolle/Zeist 2001 (Jaarboek Monumentenzorg 2001); Fock, C.W. (red.), Het Nederlands interieurin beeld 1600-1900, Zwolle 2001.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

14

Jan van 't HofOver de vloer: heeft de vloer een plaats?

De vloer neemt in de erfgoedzorg een ondergeschikte plaats in. De redenwaarom de vloer in de waardering van erfgoed op de onderste plaatsstaat, is minder duidelijk. Het is de vraag of die geringe waardering welterecht is.

Vloeren in Nederland

In deze publicatie Over de vloer: met voeten getreden erfgoed wordt uitgebreidingegaan op de grote diversiteit aan vloeren die ons land van oudsher kent. Geziende enorme variatie in materiaal, afwerking en ontwerp is het verbazingwekkend datvloeren en vloerafwerkingen zo weinig aandacht hebben gekregen en nog altijdkrijgen (afb. 1). In het recente overzichtswerk over Nederlandse bouwhistorie wordenhoofdstukken gewijd aan bijvoorbeeld vensters, liften en plafonds, maar niet aanvloeren.1 Dat komt niet uit de lucht vallen. Zelfs in de befaamde serie Geïllustreerdebeschrijving van de Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst komende vloeren slechts sporadisch aan bod. Tot zeer recent, en incidenteel zelfs nogsteeds, werden vloeren in belangrijke monumenten vervangen of veranderd omgebruiks-, esthetische of restauratiefilosofische redenen. Zo werd de houten vloerin het Haagse Mauritshuis (1636) omstreeks 1990 vervangen door een marmerenvloer en ook de oorspronkelijke houten vloer in de Koepelzaal van de Trompenburgte 's-Graveland (1675) moest in 1958 wijken voor een op dat moment meer bij destatuur van deze zaal passend geachte natuurstenen vloer (afb. 2 en 3).2 Zomaareen greep van enkele locaties. Er zijn diverse andere voorbeelden te noemen waarexact hetzelfde is gebeurd.Duidelijk is dat de vloer meer is dan alleen maar een loopvlak. De vloer is als

integraal onderdeel van het erfgoed vanuit drie verschillende invalshoeken tewaarderen: vanuit het ontwerp, vanuit het materiaal en de afwerking, en vanuit degeschiedenis en het gebruik.

Waardering vanuit het ontwerp

Er zijn weinig historische vloerontwerpen bekend, maar de vloer heeft in allerleigebouwen veel meer betekenis gehad dan alleen vanuit nut en noodzaak. Befaamdehistorische voorbeelden in eigen land zijn de spectaculaire vloeren in de Burgerzaalvan het Amsterdamse stadhuis (1640, nu Koninklijk Paleis) en in de Oranjezaal inPaleis Huis ten Bosch in Den Haag (1645). Deze vloeren trokken al in de zeventiendeeeuw de aandacht van buitenlandse bezoekers. Maar er zijn ook verschillendeandere bijzondere, maar minder bekende voorbeelden, waaronder de in deze bundelbehandelde vloer in Kasteel Amerongen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

15

1. De gebrekkige aansluiting van een nieuwe parketvloer op een historische vloer vangranivertegels heeft schade tot gevolg (foto auteur, 2008)

(1674-1679) en het stadhuis te Weesp (1772-1774), of die in Museum Amstelkringte Amsterdam (ca. 1661), Paviljoen Welgelegen te Haarlem (1786-1789) en hetHaagse Vredespaleis (1907-1913).Deze vloeren maken onderdeel uit van het architectonische totaalconcept en zijn

daarmee van architectuurhistorische waarde. De vloer in de Oranjezaal reflecteertzelfs de architectonische structuur, zoals de vloer in Museum Amstelkring hetbovenliggende plafond weerspiegelt. Opvallend is dat het vloerontwerp van dehoofdverdieping van Huis ten Bosch ook een deel van de buitenruimte voor het huisbevat.3 In talloze grachtenpanden vormen de sterk geaderde wit marmeren vloerenvaak een fraai esthetisch tegenwicht van de rijke, decoratieve stucplafonds.Overigens wordt onze blik op historische vloeren, en dat blijkt ook uit de genoemdevoorbeelden, gekleurd doordat natuurstenen vloeren bij talloze negentiende- entwintigste-eeuwse restauraties vanuit een historiserend perspectief zijn ingebracht.4Natuurstenen vloeren worden nog steeds meer gewaardeerd dan bijvoorbeeldhouten vloeren.Ook in de twintigste-eeuwse architectuur is de vloer met enige regelmaat een

wezenlijk onderdeel van de binnenhuisarchitectuur. Duidelijk zichtbaar is datbijvoorbeeld bij de linoleumvloeren van het nieuwe bouwen, de marmeren vloerenin het Arnhemse provinciehuis, en de speciale compositie die Bram van der Leeken Piet Elling maakten voor de woonkamer van Villa Schöne te Blaricum. Bij ditlaatste voorbeeld is zelfs sprake van een totaalontwerp waarin alle verschillendewanden (het plafond als vijfde, de vloer als zesde wand) als één geheel zijn bedacht(afb. 4).Echter, in het merendeel van de gevallen werden vloeren niet door de architect

met de ruimte mee ontworpen, maar in tweede instantie als een utilitair element meteen esthetische dimensie toegevoegd. Desondanks zijn de vloeren sterkmedebepalend voor de zeggingskracht van een vertrek en daarmee van een gebouw.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

16

2. De historische houten vloer in de zaal van het huis Trompenburg te 's-Graveland (fotoRACM, C. Steenbergh, opname omstreeks 1935)

Waardering vanuit het materiaal en de afwerking

Vloeren hebben ook een duidelijke waarde vanuit het materiaalgebruik. Door deeeuwen heen zijn zeer uiteenlopende materialen toegepast, zoals leem opboerderijvloeren, rondhout op hooizolders, natuursteen en parket in representatievevertrekken, houten delen in ‘gewone’ vertrekken, tegels in werkruimten, linoleum ingangen en klaslokalen, en asfalt in bedrijfsruimten.Sommige materialen werden ontwikkeld voor specifieke toepassingen, maar

werden vormgegeven

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

17

3. De huidige natuurstenen vloer in de zaal van het huis Trompenburg, gelegd in 1958 (fotoRACM, G.Th. Delemarre, 1958)

alsof het een ander, kostbaarder materiaal zou zijn. Zo zijn linoleumvloeren en zeilvaak vormgegeven als marmerimitatie of -evocatie, of als parket of tegelvloer, maarzelfs ook als tapijtimitatie.Daarmee vergelijkbaar zijn de beschilderde houten vloeren met tapijt- of

natuursteenimitaties (afb. 5). Vloeren die zijn gemaakt van meer gebruikelijkematerialen, of eenvoudig zijn vormgegeven, zoals houten delen of ongedecoreerdetegels, of vloeren die zijn gemaakt van materiaal dat een ander materiaal suggereert(zeil, geschilderde vloeren) worden vaak als te ‘eenvoudig’ dan wel als ‘onecht’gezien.Omdat dit soort vloerafwerkingen bovendien ook nog eens minder duurzaam is

dan natuursteen, worden ze

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

18

4. Het oranjerode kleed in de huiskamer van het huis Schöne te Blaricum maakt deel uitvan het totaalontwerp door Piet Elling en Bart van der Leck. Het vormt een tegenwicht voorde kleurige vlakken op muur en plafond (foto RACM, IJ. Heins, 1999)

vaak - zoals te verwachten - als eerste vervangen en sommige daarvan zijn inmiddelsuiterst zeldzaam geworden.

Waardering vanuit de geschiedenis en het gebruik

Vloeren maken onderdeel uit van de bouwhistorische waarde van een gebouw.Daar waar verschillende vloeren over elkaar liggen, zeggen deze zowel iets overde bouwgeschiedenis als over de gebruiksgeschiedenis. De ontvangstvertrekkenen demooiste ruimten hadden logischerwijze de fraaiste vloeren wat betreft ontwerp,materiaalkeuze en afwerking. Elders werden vloeren van mindere statuuraangebracht. Afhankelijk van de modegevoeligheid en financiële draagkracht vande opeenvolgende eigenaren werden kostbare en modegevoelige vloeren al danniet gehandhaafd. Beschilderde vloeren bevinden zich doorgaans op de eersteverdieping, vaak in (slaap)kamers.Deze kamers hadden vanouds een sobere uitmonstering en zijn minder vaak

ingrijpend gerenoveerd dan andere meer statusgebonden vertrekken.5Talloze vloeren tonen getuigenissen uit het verleden, soms onvermoed. Uit

slijtagesporen als gevolg van decennialang en intensief gebruik zijn soms verassendeconclusies te trekken, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de analyse van deeind-zestiende-eeuwse plavuizen- en bakstenen vloeren in de Mieropskameren teUtrecht.6 Elders wijzen slijtsporen van matten op stenen tegels, afdrukken

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

19

5. De geschilderde tapijtimitatie op de vloer in de grote kamer van de pastorie van Ouderkerkaan de Amstel (foto RACM, J. de Koning, 1999)

van naaldhakken, rijsporen van cateringtrolleys of vochtvlekken op intensief enpraktisch gebruik (afb. 6). Soms bestaat een vloer in een specifiek vertrek uitverschillende soorten of generaties materialen, hetgeen functionele redenen kanhebben op of latere ingrepen kan duiden. Soms spelen economische redenen hierbijeen rol. Een bekend type is de parketvloer waarvan het middengedeelte uiteenvoudige houten delen bestaat: dat gedeelte was bedoeld om door een tapijt teworden afgedekt.Een bijzondere casus in dit verband is de vloer in de grote eetzaal van jachthuis

Sint Hubertus, ontworpen door H.P. Berlage en gebouwd in de jaren 1914-1920.Hoewel geld bij dit project aanvankelijk geen rol speelde, is het centrale gedeeltevan deze vloer, waarschijnlijk wegens bezuinigingen tegen het einde van de bouw,een niet-afgewerkte cementvloer.Over dat gedeelte kwam immers toch een kleed. Hier gaan bouw- en

gebruiksgeschiedenis samen met petite histoire.

Hiërarchische benadering

Vloeren zijn een onlosmakelijk deel van de monumenten. Maar zij voegen ookwaarde toe aan de gebouwen, ook al worden zij vooralsnog niet of nauwelijks alszodanig gewaardeerd. Het is dan ook

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

20

6. De uitgesleten marmeren vloer in de gang op de begane grond van kasteel Nijenrode teBreukelen, veroorzaakt door het jarenlang schuren van het zand onder de mat (foto RACM,T. Hermans, 2006)

niet echt verbazingwekkend dat uit enkele Nederlandse zegswijzen blijkt dat devloer negatieve bijbetekenissen heeft, zoals ‘ergens de vloer mee aanvegen’ of‘gevloerd zijn’. Positieve bijbetekenissen heeft de vloer gelukkig ook, als pars prototo van de begrippen ‘thuis’ en ‘werk’. In de erfgoedzorg lijkt echter vooral denegatieve connotatie wortel te hebben geschoten, anders was er wel meerwaardering en aandacht voor de vloer geweest. De sleutel tot de onderwaarderingvan de vloer ligt wellicht in de hiërarchische benadering waar erfgoed - soms impliciet- mee te maken heeft.

Hiërarchie in de waardering van erfgoed

In de klassieke oudheid werden de vrije kunsten gedefinieerd, wat die kunstzinnigeuitingen of disciplines in de navolgende eeuwen een enorme status gaf, maar watook tot gevolg had dat nieuwe kunstvormen niet automatisch diezelfde waarderingkregen. Ook deze streefden echter naar erkenning. Een bekend voorbeeld daarvanis de schilderkunst, die zich evenwaardig achtte aan de dichtkunst; de dichtkunstwas opgenomen in de klassieke canon van kunsten, de schilderkunst niet.We kunnen ons tegenwoordig nauwelijks voorstellen hoe invloedrijk de klassieke

visie op de kunsten is geweest op de kunsttheorie in de latere eeuwen. Het isnatuurlijk altijd de vraag in hoeverre kunstenaars en in ons geval de architecten zichdaar iets van aantrokken, maar toch kan de klassieke invloed nauwelijks overschatworden. Daarmee is het fundament gelegd voor de waarderingshiërarchie in

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

21

de moderne tijd. In het zeventiende-eeuwse Holland bijvoorbeeld werden hieroverserieuze debatten gevoerd. Binnen de schilderkunst was er in dit tijdsvak duidelijksprake van hiërarchie, met het uitbeelden van historische gebeurtenissen en hetmenselijk lichaam bovenaan de ladder en het uitbeelden van levenloze voorwerpenonderaan. Tot op de dag van vandaag is deze indeling, die ook in de handboekenis terug te vinden, bepalend voor de waardering van de schilderkunst.De beeldende kunsten, waarvan de schilderkunst deel uitmaakt, staat in de

hiërarchie over het algemeen bovenaan. Dit werk van kunstenaars, een inmiddelsgeheel geaccepteerde beroepsgroep, heeft een profeterende status bereikt. Geheelanders is het gesteld met de kunstnijverheid, de toegepaste kunsten - voorwerpenvan zilver, keramiek, hout enzovoort. Deze categorie wordt doorgaans ingedeeldnaar materiaal en daarmee per definitie meer gewaardeerd vanuit de materie danvanuit de kunst. De makers ervan ziet men als ambachtslieden, niet als kunstenaars.Of dat terecht is, kan worden betwijfeld, zeker als er vanuit categoriaal perspectiefnaar de toegepaste kunsten wordt gekeken.Er kan ook op een geheel andere manier sprake zijn van hiërarchie. Vast staat

dat hiërarchie, rangorde, onderscheid met zich meebrengt, en onderscheidenimpliceert waarderen. Onderscheid en waardering zijn beide kernbegrippen in deerfgoedsector: voorwerpen, gebouwen en landschappen met onderscheidendekwaliteiten worden op hun merites beoordeeld, gewaardeerd en vervolgensbeschermd - of niet.

Hiërarchie tussen gebouwd erfgoed en de beeldende kunsten

Ook tussen gebouwd erfgoed en erfgoed dat als kunst kan worden betiteld is sprakevan een hiërarchie.Gebouwen staan een stapje lager in de hiërarchie dan de zogeheten beeldende

kunsten.Waarschijnlijk komt dat doordat gebouwen veel meer als nuttig gebruiksgoedworden beschouwd dan als beeldende kunst, waarvan de primaire functie schoonheidzou zijn.Een geval apart zijn de monumentale interieurschilderingen. In musea worden

ezelschilderijen, maar ook de op groot formaat geschilderde doeken, met de grootstevoorzichtigheid behandeld, en in toenemende mate worden zij bij restauratie meteen tot aan de pijngrens opgerekte precisie onderzocht, en geconserveerd.Restauratieverslagen waarin alles in woord en beeld wordt vastgelegd zijn

inmiddels gemeengoed.Interieurschilderingen in situ daarentegen worden tot op de huidige dag nog

geregeld beschouwd als zijnde van mindere statuur, soms zelfs als een ‘behang’.En juist dit behang, of dat nu gaat over papieren of textielen behang aan de wand,dan wel het houten geschilderde ‘behang’ op de vloer, staat onderaan in de hiërarchieder kunsten. Duidelijk is dat interieurschilderingen inmiddels een plaats in dehiërarchie hebben verworven, want wie bijvoorbeeld zou het nu nog wagen eenvijftiende-eeuwse schildering, hoe gebrekkig ook bewaard, te verwijderen? Maarvoor interieurschilderingen uit de naoorlogse periode is dat minder evident.Vloeren hebben echter nog geen enkele status verworven. Als gevolg hiervan

worden tot op de dag van vandaag eeuwenoude vloeren rücksichtslos verwijderd.Alleen in uitzonderlijke gevallen worden deze na een zorgvuldige documentatieonder een nieuwe vloer afgedekt (afb. 7). Worden de oude vloeren wel gehandhaafd,dan worden zij maar al te vaak met destructieve methoden behandeld of

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

‘gerestaureerd’. Als de normaalste zaak van de wereld worden reinigings-, boen-en parketschuurmachines ingezet voor het onderhoud van monumentale vloeren.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

22

7. Een tijdens de restauratie van kasteel Waardenburg in de Betuwe tevoorschijn gekomenversleten vijftiende-eeuwse tegelvloer, die, weliswaar gedocumenteerd, vanwege praktischeredenen onder een nieuwe vloer zal verdwijnen (foto A. Viersen, 2008)

Hiërarchie binnen de monumentenzorg

Ook binnen de monumentenzorg is sprake van hiërarchie. Deze hiërarchie komt opverschillendemanieren tot uitdrukking. Bijvoorbeeld in de waardering voor specifiekegebouwtypen, stijlen en perioden. Zo staan kerken uit de middeleeuwen op eenhogere trede van de hiërarchische ladder dan de kerken uit de negentiende eeuwen zeker die uit de twintigste eeuw. Kerken of kastelen (gebouwen die vanoudsdoor de adel en geestelijkheid werden gesticht) staan in hun algemeenheid weerboven de monumenten van de ‘gewone’ mensen, de woonhuizen.Soms is dit onderscheid subtieler: als monumenten een bijzondere eigenheid van

een volk uitdrukken. Omdat molens de iconen van Nederland zijn, kunnen ze bovenhun status van industrieel monument uitstijgen. De identificatie met het gewone isin dit geval een pre bij de waardering.Een zijstapje in dit verband is de waardering voor de negentiende eeuw. Nog

steeds worden negentiende-eeuwse reconstructies of restauraties - soms zelfsongedocumenteerd - afgevoerd ten gunste van onze hedendaagse visie op devroegere stijlfasen, zoals de middeleeuwen. Er is hier zelfs sprake van eenanti-correlatie tussen onze waardering voor wat de grondleggers van demonumentenzorg toen op institutioneel vlak hebben bereikt versus hun verdienstenop het gebied van restauratie.

De vloer

Terug naar de vloer. Van alle interieuronderdelen van de gebouwde monumenten- hetgeen op zich al ondergewaardeerd aandachtsgebied is in vergelijking met devan buitenaf zichtbare bouwkundige schil en de daaraan ten grondslagliggendeconstructie - staan enkele elementen op de laagste plaats. En dat zijn juist dieonderdelen die primair als

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

23

8. Het tijdschrift Goed Wonen vroeg in het nummer maart 1958 aandacht voor de vloer

gebruiksonderdelen worden gezien. Daartoe behoren op de eerste plaats de vloerenen installaties, maar ook bijvoorbeeld stoffering en sanitair. In de dagelijkse praktijkvan de monumentenzorg blijkt maar al te vaak dat interieuronderdelen eigenlijkalleen worden gewaardeerd als ze ook als kunstvoorwerpen kunnen wordenbeschouwd.Maar aan deze status kan vrijwel geen enkele vloer voldoen. Vooral als de vloer

samenvalt met materie - en dat is doorgaans het geval - wordt die meestalondergewaardeerd en soms zelfs geheel niet gewaardeerd.Het is te hopen dat dit boek bijdraagt tot een grotere appreciatie voor historische

vloeren en dat deze daarmee de plaats krijgen die hen eigenlijk toekomt: dewaardering van de vloer als zesde wand, de wand die de basis is voor de ruimteen de drager van het gebruik (afb. 8).

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

24

Beschilderde vloer in een achterkamer van het huis Brandestraat 32 te Geertruidenberg.Met weinig respect voor de bijzondere schildering is in deze vloer een gat gezaagd (fotoRACM, G. Barbiers, 2002)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

25

Een ‘zorgvuldig verwijderde’ vroeg-twintigste-eeuwse parketvloer. Destijds geleverd dooreen Duitse parketfabriek te Mergentheim (foto Interieurwacht Noord-Brabant, H. Schuit,2008)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

26-27

Een op afstond bestuurbare hoogwerker in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. De rupsbandenlaten zichtbare sporen achter op de natuurstenen vloer (foto RACM, T. Hermans, 2004)

Eindnoten:

1 Stenvert, R. en G. van Tussenbroek (red.), Inleiding in de bouwhistorie. Opmeten en onderzoekenvan oude gebouwen, Utrecht 2007.

2 Olde Meierink, B., en J.H. Meijman, Buitenplaats Trompenburg, 's-Graveland. Beschrijving enwaardering paviljoen en tussenlid, Haarlem (VROM), 2001, p. 26.

3 Fock, C.W. (red.), Het Nederlandse interieur in beeld 1600-1900, Zwolle 2001, p. 70, afb. 124.4 Enkele voorbeelden worden genoemd in: Fock, C.W., Werkelijkheid of schijn. Het beeld van het

Hollandse interieur inde zeventiende-eeuwse genreschilderkunst, Oud Holland 112 (1998), nr.4, pp. 187-246, i.h.b. p. 196 en noot 39. Een treffend voorbeeld van hoe er met vloeren werdgesold is de Ridderzaal in het Muiderslot. Deze zaal kreeg de afgelopen eeuw maar liefst driekeer (!) een andere vloer, de laatste keer een ‘zeventiende-eeuwse’ marmeren vloer. Kamphuis,J. en C. van der Peet, ‘Koot versus Cuypers. Het Muiderslot in de jaren 1956-1972’, p. 31 in:Krabbe, C.P.e.a. (red.), Muiderslot. Authenticiteit en verbeelding, Jaarboek Cuypersgenootschap2008.

5 Van 't Hof, J. en A. Reinstra, ‘Beschilderde houten vloeren’, in: Kleijn, H.C.M. (red.), Interieursbelicht, (Jaarboek RDMZ), Zeist/Zwolle 2001, pp. 82-85.

6 Zie hiervoor de bijdrage van Bart Klück elders in dit boek.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

28

Albert ReinstraKostbare kerkvloeren

Wanneer in het Jaar van het Religieus Erfgoed een boek over vloerenverschijnt dan mogen de kerkvloeren daarin natuurlijk niet ontbreken. Almeer dan duizend jaar behoren kerkvloeren tot de fraaiste vloeren.Sfeervol, oud, verrassend, rijk in vorm, patroon en materiaal en uniekvanwege de grafzerken en de continuïteit in het gebruik. De kerkvloerblijkt trendsetter.

Multifunctionele kerken

Veel bijzondere en oude kerkvloeren zijn onder latere opvolgers bewaard gebleven,maar worden tegenwoordig steeds meer bedreigd. ‘Behoud in situ’ en ‘behoud doorontwikkeling’ bijten elkaar. De vraag naar meer comfort neemt toe, en de kerkruimtekrijgt vaak noodgedwongen steeds meer een multifunctioneel karakter, of wordtzelfs in zijn geheel herbestemd. Rioleringen, technische installaties en geïsoleerde,vlakke betonvloeren zijn dan ook aan de orde van de dag. Bij de aanleg hiervanworden de grafzerken, de hardstenen tegels of de kleurrijke estrikken uitgenomen,maar vanwege het ‘gebruiksgenot’ lang niet altijd op dezelfde plek en wijzeteruggeplaatst. De historische context vervaagt, gebruikssporen worden uitgewisten het eindresultaat is vaak een uitgevlakte, ‘levenloze’ vloer.Bij dit soort definitieve ingrepen wordt de kerkbodem uitgediept, met als gevolg

dat er niet alleen menselijke resten en grafkelders, maar ook fundamenten,bouwfragmenten en oudere vloerrestanten tevoorschijn komen. Soms zijn dievloerfragmenten heel bijzonder, maar worden ze niet altijd op waarde geschat.Reden om in dit verband nog eens aandacht te schenken aan vloerresten uitomstreeks de negende tot en met de veertiende eeuw, een boeiende periode waarinde standaard lemen vloer langzamerhand veranderde in een ‘harde’ kerkvloer. Eenperiode ook waarin een levendige handel in bouwmaterialen op gang kwam, waarinde eerste gebakken tegels en bakstenen geïntroduceerd en ontwikkeld werden eneen periode waarin de vloer onderdeel van de architectuur ging uitmaken.De vloer kreeg een status en was nog niet ‘verrommeld’ door zerken, omdat

begraven in de kerk nog slechts was voorbehouden aan enkele belangrijkegeestelijken en de meest aanzienlijke, adellijke lieden. De latere zerkenvloerenblijven daarom in deze context buiten beschouwing, hoe interessant en uniek zeook zijn.1

Mortelvloeren

Net na de TweedeWereldoorlog worden in veel Gelderse, Brabantse en Limburgsekerken met oorlogsschade opgravingen verricht.2 Zo ook in Elst (Gelderland), waarin 1947 in de zwaar beschadigde kerk de restanten van twee Romeinse tempels

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

29

1. Rechts de gekleurde mortelvloer van de voormalige crypte van de Sint-Janskerk te Utrecht(foto Fotodienst Gemeente Utrecht)

tevoorschijn kwamen. Van de oudste tempel uit de eerste eeuw na Christus bleekeen deel van de oorspronkelijke vloer intact. Die vloer bestaat uit grove, witte mortel,vermengd met grof gestampt gruis van Romeinse dakpannen.3Dit ‘Romeinse beton’is gestort op een vlijlaag van imbrices en tegulae. Een kleine zevenhonderd jaarlater wordt op de restanten van de oude tempelmuren een zaalkerk opgetrokken,gewijd aan Sint Werenfried. Deze Karolingische kerk werd in de tiende eeuw meteen crypte vergroot en in de elfde eeuw opnieuw oostwaarts verlengd en wel meteen kleine kapel voorzien van een rode mortelvloer met gestampt pan- of potgruis.In de negende tot en met de elfde eeuw lijken dit soort mortelvloeren het meest

gangbaar voor de belangrijkste Nederlandse kerkgebouwen.4 De circa 10 cm dikkevloeren, gestort op een ondergrond van bouwpuin of hergebruikte bouwstenen, zijnbekend uit voorgangers van bijvoorbeeld de basiliek te Sint Odiliënberg (oudstekoor, tiende eeuw)5, de Sint Servaas te Maastricht (basilica periode III, negende toten met elfde eeuw)6, de Janskerk te Utrecht (oudste cryptvloer middenkoor,1040-1054)7 , Kerk-Avezaath (elfde-eeuwse koorvloer)8, de Sint-Maartenkerk teZaltbommel (cryptvloer), de Bovenkerkte Kampen (twaalfde-eeuwseabsisvloer) ofuit de oude kerk te Oosterbeek. In de bijzondere tiende-eeuwse drieconchenkerk(drie gelijke, halfronde absiden naast elkaar) die binnen de muren van deze laatstekerk werd opgegraven, bleek dat de

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

30

hoger gelegen koorvloer van begin af bestond uit een dik mortelbed, gestort op eenonderlaag van tufsteen en afgewerkt met een dun rood laagje.9Die gekleurde toplaagbleek samengesteld uit een papje van fijn gemalen pangruis, mortel en fijn grindzand.Een vergelijkbare kleurige afwerking kende ook de voormalige vloer van de

Sint-Janskerk te Utrecht of de voorganger van de Bovenkerk te Kampen (afb. 1).10Zowel de afwerking als het verschil in ondergrond en mortelsamenstellingonderscheidt de pre-romaanse vloeren van de Romeinse exemplaren.

Kiezelsteen, tufsteen en baksteen

Minstens zo bijzonder als de koorvloer in Oosterbeek was de secundaire kiezelvloerin het schip.Deze opvolger van de oorspronkelijke lemen vloer (ca. 10 cm dik) lag 50 cm hoger

en bestond uit een plaveisel van kiezelstenen, gelegd in een pakket witte mortel.Glazema dateerde de vloer gelijktijdig met een tufstenen koorafscheiding. Hoewelkeitjes- of kiezelvloeren voor de hand lijken te liggen zijn ze in kerken vermoedelijkniet veel toegepast. De steentjes waren rijkelijk aanwezig en vaak volop als stort inmuurkernen verwerkt, maar waren kennelijk niet erg praktisch en functioneel alskerkvloer.11 Hetzelfde geldt blijkbaar voor het belangrijkste bouwmateriaal uit demiddeleeuwen, de tufsteen. Het is opmerkelijk dat van deze brokken vulkanischesteen uit de Eifel - voor zover mij bekend - geen vloeren zijn aangetroffen. De scherpestukjes in de steen en de poreusheid en breekbaarheid ervan zullen hierbij een rolhebben gespeeld.Wanneer de baksteen omstreeks 1200 in de Nederlanden voet aan de grond

krijgt, wordt deze niet alleen als metselsteen toegepast, maar ook meteen alsvloersteen. De relatieve maatvastheid (zeker bij de eerste bakstenen), de sterkteen de hardheid van de stenen maakten een goede, harde vloer mogelijk, diebovendien te reinigen viel. Daarnaast waren de kosten relatief laag en bood debaksteen mogelijkheden om er patronen mee te leggen en de vloer te betrekken inde architectuur van het gebouw. Dit laatste is vooral goed zichtbaar in de dertiende-en veertiende-eeuwse romano-gotische kerken van Noord-Nederland. Vloerengelegd in keperverbanden of visgraat danwel blokmotieven zijn hier regelmatigaangetroffen.12 De decoratieve vloeren sloten prachtig aan op de nisvullingen en degewelfschilderingen waarin dezelfde patronen zijn verwerkt.13 Als voorbeelden kanmen denken aan de kerken van Thesinge14 of Oldehove15, waar in devroeg-dertiende-eeuwse kerk 80 cm onder de bestaande vloer de oorspronkelijkevloer terug werd gevonden. Deze bestond uit kloostermoppen van 30 × 15 × 9 cm,met hun vlakke kant gelegd in leem, deels in vakken met keperverband. In demiddenveertiende-eeuwse kerk van Zeerijp werd 50 cm onder de vloer uit de bouwtijdeen exemplaar van een voorganger opgegraven (afb. 2). Beide bakstenen vloerenwaren gelegd in keperverband.16 Een zelfde dertiende-eeuws vloerpatroon kwamin de kerk te Heukelum (Gelderland) tevoorschijn op een diepte van 2,20 meteronder de bestaande vloer.17 Op de grens van baksteen of tegel bevindt zich destenen vloer zoals die bij opgravingen in de kerk van Termunten werd aangetroffen.Hier kwamen gebakken stenen van 17 × 17 × 6 cm tevoorschijn, die door Van Giffenop omstreeks 1250 zijn gedateerd.18

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Tegelvloeren

Tot ver in de twaalfde eeuw was de tegelvloer een uiterst zeldzame vloerbedekkingin de Nederlanden. Er zijn dan ook slechts enkele voorbeelden bekend. Gebakkentegels waren hier nog niet doorgedrongen en ook hoogwaardige natuursteen voorvloeren was niet voorhanden. De tegels moesten van ver, via het water, wordenaangevoerd. De materiaal-, transporten bewerkingskosten waren zeer kostbaar eneen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

31

2. De vloeropbouw zoals aangetroffen in de kerk van Zeerijp (tekening RACM. H.v.d. Wal,1964)

tegelvloer was dan ook een luxe die slechts keizers, koningen en bisschoppen zichkonden veroorloven. Illustratief is het verhaal over de stichting in 1129 van depremonstratenzerabdij Mariënweerd bij Beesd. Bij die stichting zou de Engelsekoning Hendrik I een ‘pavimentum ecclesiae valde notabile et fabrefactum’geschonken hebben. Sporen hiervan zijn echter nooit aangetroffen en ook laterebronnen geven geen uitsluitsel over de vloer.19

Natuurstenen tegels

Minder twijfelachtig zijn de gegevens over mogelijk de eerste natuurstenen tegelvloerin Nederland. Restanten hiervan werden aangetroffen bij opgravingen in de Domkerkte Utrecht. De tegels van 17 × 17 cm liggen in een mortelbed, op een onderlaagvan rood zandsteenpuin en behoren volgens archeoloog Hoekstra tot de bouwfasevan de Domkerk zoals die door Adelbold II tussen 1015 en 1023 werd opgetrokken.20Een tweede natuurstenen tegelvloer is bekend uit de Sint-Salvatorkerk te Susteren.

Restanten van deze in blauwzwart en wit marmer uitgevoerde vloer werden tijdensde kerkrestauratie in 1887-1891 ontdekt.De tegels werden na de vondst verwijderd en in 1890 door het kerkbestuur aan

het Rijksmuseum te Amsterdam geschonken.21Volgens een tekening van de architectLambert von Fisenne had de vloer dezelfde vorm als de negentiende-eeuwse kopiedie nog altijd het koor siert (afb. 3). De oude tegelvloer bestond uit een middenpadvan donkere tegels met daarin een centraal rozet, opgebouwd uit een zevenpuntigester omgeven door ringen met driehoekige en ruitvormige tegels van wit enblauwzwart marmer. Aan weerskanten hiervan had het vloeroppervlak eentegelpatroon in de vorm van een dambord, waarvan het ‘witte’ vlak was samengestelduit vier witte hoekpunten waarbinnen een overhoekse zwarte tegel.22Over de dateringvan deze vloer bestaan verschillende meningen. Op basis

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

32

3. De negentiende-eeuwse vloer in het koor van de basiliek te Susteren. De vloer is eenkopie van mogelijk een elfde-, maar vermoedelijk een dertiende-eeuwse voorganger (fotoauteur, 2008)

van het patroon en de natuursteen dateert Kier de vloer op omstreeks 1060, terwijlanderen de tegels in het begin van de dertiende eeuw plaatsen.23

Keramische tegels

Een goedkoper alternatief voor natuurstenen tegels waren tegels van gebakkenklei. Uit Duitsland zijn schaarse voorbeelden bekend uit het einde van de elfde eeuwen de eerste helft van de twaalfde eeuw.24 Pas in de loop van de twaalfde eeuwneemt de populariteit van de keramische tegels toe en ontstaan in het Rijnland enrondom Keulen productiecentra die grijze (gereduceerd gebakken of ‘gesmoorde’tegels), geelwitte en rode tegels produceren.Het oudste Nederlandse voorbeeld van een tegelvloer van gebakken tegels is

volgens J.W. Boersma de tegelvloer die door archeoloog A.E. van Giffen werdopgegraven in de voormalige Sint-Walburgkerk op het Martinikerkhof te Groningen.25Binnen de funderingsrestanten van de opmerkelijke centraalbouw, die in 1627 werdopgeruimd, werden tegels aangetroffen van 15 × 15 × 2 cm in grijze/donkere enwitgele kieuren.26 De tegels zonder glazuur waren gelegd in een dambordpatroonwaarin een grote centrale rozet (doorsnede ca. 3 m) met rondom op regelmatigeafstand - vermoedelijk - zes kleinere cirkels (ca. 1,4 m doorsnee) (afb. 4). De rozettenwaren samengesteld uit opeenvolgende ringenmet driehoekige tegels in afwisselenddonkere en lichte kleuren, waarbij de witte punten steeds naar buiten waren gericht.Volgens de opgravers Van Giffen en Praamstra behoorde de vloer tot de tweedebouwfase, uit het eerste kwart van de dertiende eeuw.Archeoloog Boersma daarentegen is van mening dat de tegelvloer oorspronkelijk

is en uit het begin van de twaalfde eeuw dateert, toen de kerk volgens hem in

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

33

4 De restanten van de vloer van de Sint-Walburgkerk te Groningen tijdens de opgraving(foto Rijksuniversiteit Groningen, Groninger Instituut voor Archeologie)

opdracht van bouwheer bisschop Burchard rond 1100-1112 werd gerealiseerd.Op basis van het patroon dateert Kier de vloer in de eerste helft van de twaalfde

eeuw. Dat men voorzichtig moet zijn met stilistische toeschrijvingen bewijst de vloermet gelijksoortige rozetten die in 1931 tevoorschijn kwam in de St. Laurentius vanRoskilde (Denemarken).27Die tegelvloer met afwisselende witte slib- en blauwzwartgereduceerd gebakken tegels zou ook uit het begin van de twaalfde eeuw dateren,maar dit werd later bijgesteld tot omstreeks 1200, toen bleek dat er nog eenmortelvloer onder zat. Interessant is nu dat Boersma in Groningen de tras/leemvloerdie ook hier onder de tegels zat, beschouwt als een vochtwerende onderlaag, terwijlVan Giffen de trasvloer primair noemt. Een van Boersma's argumenten, dat eendergelijk prestigieus bouwwerk geen ordinaire leemvloer had, overtuigt niet erg.Interessant is de verder niet door natuurwetenschappelijk onderzoek onderbouwdeopmerking dat de gebakken tegels niet van Noord-Nederlandse klei zijn gebakken.Volgens Boersma zijn de tegels geïmporteerd, evenals de tufsteen waaruit de kerkwas opgetrokken.Deze mogelijkheid mag zeker niet worden uitgesloten, maar zelfs wanneer dit zo

zou zijn dan zou het hier ook voor Duitse begrippen gaan om een zeer vroegvoorbeeld van gebakken tegels.28

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

34

5. Detail van de vloer uit het eerste kwart van de dertiende eeuw op het koor van deLebuïnuskerk te Deventer (foto RACM, jaar en fotograaf onbekend)

In Denemarken (Roskilde) twijfelt men overigens eveneens aan de herkomst enwordt de vraag gesteld of de vloer is geïmporteerd uit het Rijnland, of dat de vloerter plaatse is gebakken, maar het werk is van Duitse specialisten.De tegelvloer in Groningen lijkt vrij uitzonderlijk, maar tegels van vergelijkbare

grootte en kleur komen vaker voor in Nederland. De mooiste voorbeelden hiervanvinden we in de oudste bewaard gebleven tegelvloer van Nederland, die op het koorin de Lebuïnuskerk te Deventer (afb. 5). Deze vloer bestaat uit gele, rode engrijsblauwe tegels, gelegd in rechthoekige vlakken met daarbinnen verschillendedecoratieve, geometrische patronen. De tegels zijn van oudsher zonder glazuur,maar desondanks nog opmerkelijk goed bewaard. De vloer wordt gedateerd in heteerste kwart van de dertiende eeuw, gelijktijdig met de grote verbouwing waarbijonder andere het koorgewelf werd gerealiseerd.Dertiende-eeuws zijn ook de tegels aangetroffen bij werkzaamheden in de kerken

van Raalte (Overijssel) en Easterlittens (Friesland). De tegels in Raalte kwamen in1969 aan het licht toen binnen het vijftiende-eeuwse schip een oerstenen voorgangerwerd opgegraven.29 Op 60 cm onder het vloerpeil vond men enkele rijen overhoeksgelegde plavuizen van 12,8 tot 13 cm in het vierkant. De rode en grijze tegels zonderglazuur waren afwisselend gelegd, net als vergelijkbare tegels (14 × 14 × 2,3 cm)gevonden in de kerkte Velsen (Noord-Holland).30In Easterlittens werden tijdens de interieurwijzigingen van de kerk in 2005 enkele

funderingssleuven getrokken in de halfronde, bakstenen koorsluiting. Bij diegraafwerkzaamheden kwamen gele en grijsblauwe tegels tevoorschijn.De tegels zijn circa 13,4 cm in het vierkant en hebben een gemiddelde dikte van

2,7 cm. Ook hier ontbreekt het glazuur. Opvallend is de onderzijde van de tegels;deze is zeer zandig en korrelig van structuur, alsof ze op een zandbed hebbenliggen drogen.De bovengenoemde effen tegels lijken, mede door het ontbreken van glazuur,

vooraf te gaan aan de meer

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

35

decoratieve tegels die in de loop van de dertiende eeuw door Franse en Engelseinvloeden populair worden in Nederland.

Reliëftegels

Tot de vroegste decoratieve tegels in Nederland behoren de reliëftegels.31 Dezerelatief onbekende groep keramische tegels bestaat uit vloer- en wandtegels meteen gestempelde voorstelling in hoog- of laagreliëf. De tegels kwamen in combinatiemet effen, vlakke tegels al vanaf de eerste helft van de dertiende eeuw voor, metname in kerken en kloosters. Slechts één Nederlands voorbeeld van een vloer metreliëftegels bleef bewaard, en dan nog wel in een herlegde vorm. De rest is in deloop der tijd door verbouwingen, begravingen en vloerverhogingen aan het oogonttrokken of verdwenen. Het overgebleven exemplaar betreft de tegelvloer van devoormalige ziekenzaal van het cisterciënzerklooster in Aduard (Groningen). De zaal,die na de Reformatie als protestants kerkgebouw ging functioneren, werd in 1297voltooid. De vloer werd in 1920 ontdekt en is bij de restauratie in de jaren daarnauitgenomen en in het westelijke deel van het gebouw herlegd (afb. 6).32 Dat er meertegelvloeren waren waarin reliëftegels voorkwamen, bewijzen de vele lossearcheologische vondsten die in diverse musea verspreid over het land wordenbewaard. Wat opvalt, is de grote variëteit in tegels en voorstellingen. Het formaatvan de reliëftegels varieert al naar gelang de regio, net als de kleur. Zo zijn inFriesland tot 9 cm dikke rode en gele exemplaren bekend, terwijl in Utrecht enHolland de overwegend rode tegels vaak niet dikker zijn dan gemiddeld 2,5 tot 3cm. Uit de geïnventariseerde tegels blijkt verder dat lineaire, vegetatieve, maarvooral ook figuratieve motieven populair waren.De voorstellingen met mensen, dieren en fabelwezens zijn in veel gevallen

gebaseerd en geïnspireerd op Bijbelteksten of de zogeheten bestiariën. Ze verwijzendan ook naar een diepere religieuze betekenis of moraal en geven een prachtiginzicht in de belevingswereld van de middeleeuwer. Deze ‘verhalende’ tegelsmaakten vaak deel uit van cirkelvormige patronen, die op hun beurt mogelijk weereen rol speelden in liturgie of ritueel.33 Van verschillende tegels, zoals uit Utrecht ofAduard, is bekend dat deze lokaal gebakken zijn (afb. 7). Andere gevallen zijn mindergemakkelijk te duiden, omdat ze

6. Plattegrond van de voormalige ziekenzaal te Aduard, met daarin getekend de situeringvan de opgegraven reliëftegels in de vorm van een kruis. Het kruis speelde vermoedelijkeen rol in het overlijdensritueel van de cisterciënzer monniken (tekening auteur, 2006)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

36

7. Reliëftegels afkomstig uit dezelfde bakkerij, maar op twee verschillende locaties gevonden.De tegels en het tegelfragment zijn uit Easterlittens, de getekende tegel werd gevonden tenoosten van Leeuwarden (foto auteur, 2005)

op verschillende vondstplekken zijn aangetroffen. Rondreizende tegelbakkers kunnenhierin een rol spelen, maar ook handel, regionaal of internationaal, behoort tot demogelijkheden. Illustratief zijn bijvoorbeeld de tegelexemplaren afkomstig uit hetvoormalige benedictinessenklooster te Rijnsburg (Zuid-Holland), die in het museumbij de kerk van Rijnsburg zijn tentoongesteld (afb. 8). Deze rode tegels zijn met eensliblaagje bedekt en vervolgens geglazuurd. Het ingestempelde patroon komt sterkovereen met voorbeelden in Duitsland en de mogelijkheid dat het hier import via deRijn betreft, lijkt waarschijnlijk.34

Slibtegels

Zeker niet minder decoratief dan de reliëftegels zijn de tweekleurige, geglazuurdeslibtegels die vanaf het midden van de dertiende eeuw tot aan het midden van deveertiende eeuw verspreid over geheel Nederland voorkomen in kerken, kloostersen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

37

8. Dit tegelfragment, onderdeel van een cirkelvormig patroon, is afkomstig uit een opgravingbij het voormalige benedictinessenklooster te Rijnsburg. Vergelijkbare dertiende-eeuwsestukken zijn in Duitsland aangetroffen; mogelijk is er sprake van import (foto auteur, 2007)

woonhuizen van de geestelijke elite. Bij dit type tegel is de voorstelling met eenstempel in de roodbakkende tegel gedrukt en vervolgens afgevuld met gietklei ofpijpaarde. Het hogere kalkgehalte in de gietklei resulteerde na het bakken in eenwit/crémekleurig product, terwijl de meer ijzerhoudende klei van de tegels roodbakte. Technisch gezien hoogstandjes, want het probleem bij het bakken van ditsoort tegels was dat de krimp van de vulling dezelfde moest zijn als die van de tegel.Dankzij het loodglazuur krijgt het figuratieve deel een gele glans. Tegelvloerensamengesteld uit deze kleurrijke slibtegels kunnen wat vloerpatroon betreft in tweegroepen worden opgesplitst. Enerzijds zijn er de vloeren die zich kenmerken doorcirkelvormige patronen, anderzijds is er de grotere groep waarin de meer vierkante,rechthoekige en driezijdige motieven overheersen. De kaders en randen, die depatronen of het raster bepalen, bestaan - afhankelijk van het toegepaste glazuur -meestal uit monochrome blauwzwarte, gele of bruinrode tegels, al dan nietafwisselend gelegd. Het centrum van de cirkels, vierkanten of driehoekendaarentegen werd vaak gevuld met figuratieve tegels (afb. 9). Dit zijn meestal detweekleurige slibtegels, maar het kunnen ook de zeldzame en kleurrijketinglazuurtegels zijn met afbeeldingen geschilderd op een dekkende witte laag. Vande laatste dure soort zijn vooral voorbeelden bekend uit Utrecht en Friesland.35 Ditzijn tegelijk ook de centra waar de meeste vloeren en vloerrestanten zijnaangetroffen. Opvallend is dat de tegelvloeren voornamelijk in kerken, kloosters engebouwen van belangrijke geestelijken voorkwamen. Zij waren in staat dergelijkekostbare projecten te financieren en wilden dit kennelijk ook uitstralen. De vloerenmaakten indruk, ook bij de kloosterlingen zelf. Het is niet voor niets dat de tegelvloerin het koor van de kloosterkerk (1262) van het voormalige

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

38

9. Restant van een tegelvloer met versierde slibtegels, gevonden in het koor van de kerk teLongerhouw in Friesland (foto RACM, Van der Wal 1986)

premonstratenzerklooster Mariëndal bij Lidlum (Friesland) ook uitdrukkelijk in dekloosterkroniek genoemd wordt.36De voorstellingen op de versierde slibtegels zijn divers, maar volgen in grote lijnen

de motieven die ook op de reliëftegels voorkomen. Plantaardige motieven, dieren,fabeldieren, heraldische motieven of voorstellingen met menselijke figuren zijn invele variaties op verschillende tegelformaten en in verschillende regio's aangetroffen.Niet alle tegelvloeren waren echter voorzien van figuratieve tegels. De nodige vloerenwaren samengesteld uit tegels met maar twee kleuren, vaak blauwzwarte enbruingele exemplaren. Dankzij inventieve en ingewikkelde patronen werden ookhiermee zeer decoratieve effecten bereikt. Een mooi en zeldzaam voorbeeld hiervanbleef bewaard in Middelburg. In het koor van de voormalige abdijkerk ligt eengerestaureerde tegelvloer uit de eerste helft van de veertiende eeuw (afb. 10).Aan de versierde vloeren komt vrij abrupt een einde zo rond het midden van de

veertiende eeuw. Er zijn aanwijzingen dat de pestepidemie, die in de jaren 1347-1350volop in Europa heerste, hiervan een van de oorzaken is.37 De iets eenvoudigerevloeren, samengesteld uit geglazuurde, monochrome tegels, bleven echter populair.De tegels werden in de loop der tijd groter, maar het spel met de geglazuurde tegels,gelegd in dambordpatronen of halfsteense verbanden, zette zich nog vele eeuwenvoort.

Besluit

Het aantal overgeleverde middeleeuwse kerkvloeren in Nederland is minimaal,zeker wanneer een vergelijking met het buitenland wordt gemaakt. Vondsten tonenechter aan dat ook Nederland een grote rijkdom heeft gekend. Mortelvloeren, vaakvermengdmet pannen- of pottengruis en afgewerkt met een rood vertinlaagje, blijkende eerste harde vloeren. Natuurstenen tegels volgden, maar waren

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

39

zeer zeldzaam. De keramische tegels bleken het logische alternatief, al is het nogmaar de vraag of de oudste voorbeelden niet uit Duitsland afkomstig zijn. Totomstreeks 1200 zal nog slechts een gering deel van de kerken en kloosters meteen stenen vloer zijn uitgerust. Pas wanneer men in Nederland de kunst van hetsteenbakken onder de knie heeft, wordt een stenen vloerbedekking pas echt populairen wordt de vloer dankzij de bakstenen, reliëftegels en slibtegels een belangrijkonderdeel van het gebouw.De kleurrijke en figuratieve tegels moeten in combinatie met muur- en

gewelfschilderingen een overweldigende indruk hebben gemaakt op de bezoeker.De grote hoeveelheid aan informatie die aan middeleeuwse kerkvloeren kan

worden afgelezen maakt ze tot een bijzondere en belangrijke historische bron.Gezien de actuele ontwikkelingen op kerkelijk vlak zullen we in de toekomst danook extra attent en voorzichtig moeten zijn met die resten die zo bepalend zijngeweest in de ontwikkeling van de vloeren in Nederland in het algemeen en hetdecoratieve karakter van het kerkinterieur in het bijzonder.

10. Reconstructietekening van de koorvloer in de abdijkerk te Middelburg (tekening RACM,tekenaar en jaar onbekend)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

42

Fragment van de opgegraven Romaanse vloer in de N.H. Kerk te Dokkum (foto RACM,G.Th. Delamarre, 1965)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

43

Detail van de tegelvloer met reliëftegels in de kerk van de voormalige Cisterciënzerabdij teAduard (foto RACM, A.J. van der Wal, 1992)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

44

De veertiende-eeuwse tegelvloer zoals deze tevoorschijn kwam bij het openen van denegentiende-eeuwse plankenvloer. N.H. Kerk te Oosterbierum (foto RACM, A. Reinstra,2003)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

45

Overzicht over de veertiende-eeuwse tegelvloer van rode en gesmoorde tegels in de N.H.Kerk te Oosterbierum (foto RACM. IJ. Th. Heins, 2003)

Eindnoten:

1 Zie voor zerkenvloeren o.a. Van Straalen, Th. en H.Th.D. Dijkstra, ‘Kerkvloer. Stenen vloerenin kerken’, Restauratievademecum, RDMZ 1991, RV blad Kerkvloer 01-28.

2 Glazema, P., ‘Oudheidkundig onderzoek van middeleeuwse kerken in de provincie Gelderland’,Akademiedagen van de Koninklijke Nederlandsche Akademie vanWetenschappen, jrg. 3, 1950.Glazema, P., ‘Oudheidkundige onderzoekingen in de provincie Gelderland gedurende de jaren1946 toten met 1950’, Bijdragen en mededelingen Gelre, 1951, pp. 54-63. Glazema, P.,‘Oudheidkundige opgravingen in door de oorlog verwoeste Limburgse kerken’, Publications dela Société historique et archéologique dans le Limbourg, 84 (1948), pp. 197-279.

3 Vergelijkbaar met Romeinse mortelvloeren in o.a. Blerik en Valkenburg (ZH). Glazema 1950,p. 72.

4 Zie Glazema, P., ‘Oudheidkundige opgravingen in de Nederlands Hervormde Kerk te Oosterbeek(Gld.)’, Bulletin N.O.B. 1949, 6E serie, jaarg. 2, pp. 33-84 i.h.b. pp. 36-37. Het is denkbaar datook woonhuizen van de elite ermee waren uitgerust. In Deventer werd bijvoorbeeld bij eenopgraving in de Polstraat een rode mortelvloer aangetroffen binnen de tufstenen fundamentenvan een L-vormig woonhuis. Bulletin N.O.B., 1949 serie 6, jaargang 2, linkerkolom, p. 49.

5 Glazema, P., ‘Oudheidkundige onderzoekingen in en bij de R.K. Kerk te St. Odiliënberg’, BulletinN.O.B. 1952, 6de serie 5, pp. 70-78.

6 Panhuysen, T.A.S.M., ‘De Sint-Servaaskerk te Maastricht in de vroege middeleeuwen’, BulletinK.N.O.B. 1991-1, pp. 15-24.

7 Weezel, G. van, ‘De bouwgeschiedenis van de St.-Janskerk te Utrecht tot 1700’, Restauratievijf hervormde kerken in de binnenstad van Utrecht, jaarverslag 1979-1981, nr. 6, Utrecht, z.j.,pp. 105-158.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

8 Prins-Schimmel, M.A., Mazzola, W.A. en C.L. Temminck Groll, ‘De Hervormde kerk teKerk-Avezaath’, Stichting Oude Gelderse Kerken II, 1989, p. 59.

9 Glazema 1949.10 Bij opgravingen in de Bovenkerk te Kampen trof men een eind-twaalfde-eeuwse voorganger

aan met een triconchale koorpartij. Hiervan had de middelste absis een verhoogde mortelvloer.Op zowel de traptreden als het vloertje werd een rode afwerklaag gevonden. Kuile, E.H. ter, ‘Debouwgeschiedenis van de Sint Nicolaas of Bovenkerk te Kampen naar de gegevens van derestauratie’, Nieuwsbulletin K.N.O.B 1972, pp. 72-86.

11 Dit is opmerkelijk, immers de keitjesvloer die we tegenwoordig vooral als boerderijvloer kennen,is op allerlei plaatsen en in verschillende gebouwsoorten toegepast. Zie het artikel van Groesgenen Koldeweij elders in dit boek.

12 Olde, H.G. de, ‘De Groninger kerkvloer’, in: J.E.A. Kroesen e.a. (red.), Religieuze ruimte,Zoetermeer 2002, pp. 159-178.

13 Zie voor de nisvullingen in Groningen: Olde, H. de en K. Meindersma, ‘Siermetselwerk aanGoninger Kerken’, Groninger kerken, 21ste jaargang nr. 2 (april 2004), pp. 42-50.

14 Halbertsma, H., ‘Thesinge’, Nieuwsbulletin K.N.O.B. 1974, pp. 37-40.15 Halbertsma, H., ‘Oldehove’, Nieuwsbulletin K.N.O.B. 1971, pp. *27-*28.16 Halbertsma, H., ‘Zeerijp’, Nieuwsbulletin K.N.O.B. 1964, pp. *296-298.17 Berends, G. en Th. van Straalen, ‘Een tegelvloer in Heukelum’, Nieuwsbulletin K.N.O.B. 1965,

pp. 17-18.18 Giffen, A.E. van, ‘Oudheidkundig bodemonderzoek in de kerk te Termunten’, in: Opus Musivum:

een bundel studies aangeboden aan M.D. Ozinga ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag,Assen 1964, pp. 31-57.

19 Beaufort, R.F.P. de en H.M. van den Berg, De Betuwe, Geïllustreerde beschrijving van deNederlandse monumenten van geschiedenis en kunst, 's-Gravenhage, 1968, p. 29. Bavel, B.J.P.van, Goederenverwerving en goederenbeheer van de abdij Mariënweerd (1129-1592), Hilversum1993.

20 Hoekstra, T.J., ‘De Dom van Adelbold II, bisschop van Utrecht (1010-1026)’, in: Utrecht: Kruispuntvan de middeleeuwse kerk..., Clavis kunsthistorische monografieën 7, Zutphen 1988. Gegevensover de kleur, dikte en natuursteensoort van de tegels worden niet gegeven.

21 Inv. Nr. BK-NM-9261. Met dank aan conservator J.D. van Dam.22 Von Fisenne, L., ‘Die Pfarrkirche von Susteren und die St. Stephans-Kirche von Cornelymünster’,

Aachen 1880. Kunstdenkmale des Mittelalters Serie 1, Lieferung 2.23 Kier, H., Der mittelalterliche Schmuckfussboden unter besonderer Berüecksichtigung des

Rheinlandes, Düsseldorf, 1970, Muster 97, Abb. 47. Cauteren, J. van, De kerk en kerkschat vanhet kapittel van St. Salvator te Susteren, Sittard 1993, p. 21.

24 Landgraf, E., Ornamentierte Bodenfliesen des Mittelalters in Süd- und Westdeutschland1150-1550, Stuttgart 1993.

25 Boersma, J.W., ‘De Groninger St. Walburgkerk en haar bouwheer’, in: Boersma, J.W., J.F.J.van den Broek en G.J.D. Offerman (red.), Groningen 1040: archeologie en oudste geschiedenisvan de stad Groningen, Bedum 1990, pp. 175-192.

26 Giffen, A.E. van, H. Praamstra en D. Bouvy, ‘De Groninger St. Walburg en haar ondergrond’,Verhandelingen der KNAW, Nwe reeks, dl. 78, Amsterdam 1973.

27 Birgit Als Hansen og Morten Aaman Sørensen, Ornamenterede middelalderlige gulvfliser iDanmark, Nordiske Fortidsminder, Serie B, Bind 23, Kobenhavn 2005.

28 Landgraf, E., Ornamentierte Bodenfliesen des Mittelalters in Süd- und Westdeutschland1150-1550, Stuttgart 1993.

29 Documentatieverslag G. Berends, RDMZ, 28-8-1969. Halbertsma, H., ‘Raalte’, NieuwsbulletinK.N.O.B. 1969, 12de afl., dec., pp. *132-*134.

30 Vons, P., ‘Oude vloertegels bij de Engelmunduskerk te Velsen’, Westerheem XV-5, 1966, pp.136-137; Westerheem XVII-4, 1968, pp. 138-139.

31 Reinstra, A., ‘Middeleeuwse vloertegels in hoog- of laagreliëf’, Tegel 35, 2007, pp. 4-16.32 Heiden, P.C. van der, ‘De middeleeuwse tegelvloer van Aduard’, Groninger Kerken, dertiende

jaargang, nr. 1 (maart 1996), pp. 5-10.33 Coomans, T., ‘Wat kunnen vloertegels ons over het monastieke leven in de middeleeuwen

vertellen?’, in: H. van Royen (e.a. red.) Jaarboek Abdijmuseum Ten duinen 1138, Novi Monasteriivol. 5 -2006, Koksijde 2006, pp. 37-53; Stopford, J., Medieval floor tiles of Northern England:pattern and purpose: production between the 13th and 16th centuries, Oxford 2005.

34 In een brief aan de auteur wijst Dr. Eleonore Landgraf erop dat er in Duitsland in de Oberburgte Kobern bij Koblenz en in de Schauenburg in Dossenheim bij Heidelberg tegels zijn gevondendie uit dezelfde werkplaats afkomstig lijken. De tegels uit Kobern moeten uit de periode 1220-1240dateren. W. Glasbergen, ‘De abdijkerk van Rijnsburg’, in: Jaarboekje voor Geschiedenis enOudheidkunde van Leiden en omstreken, 1950, 42ste deel, Leiden 1950, pp. 89-106.

35 Ostkamp, S., ‘Tinglazuur plavuizen, archaïsche majolica en gebrandschilderd glas uit deveertiende-eeuwse Nederlanden’, in: H. van Royen (e.a. red.) Jaarboek Abdijmuseum Ten

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

duinen 1138, Novi Monasterii vol. 5 - 2006, Koksijde 2006, pp. 119-154. Rooijen, C.A.M. van,‘De Utrechtse vloer: een historisch mozaïek’, in: G. Bakker & T.J. Hoekstra (red.), Het stenengeheugen: 25 jaar archeologie en bouwhistorie in Utrecht, Utrecht 1997, pp. 56-71.

36 Halbertsma, H., ‘De kroniek van de witherenabdij “Mariëndal” te Lidlum; een bron voor de kennisder Friese bouwkunst in de Middeleeuwen’, in: Berichten van de Rijksdienst voor hetOudheidkundig Bodemonderzoek, V (1954), pp. 94-136.

37 Lemmen, H. van, ‘Ontwikkelingen en veranderingen in middeleeuwse tegels vanuit een Europeesperspectief: productie, transport, markten en arbeidskrachten’, in: H. van Royen (e.a. red.)Jaarboek Abdijmuseum Ten duinen 1138, Novi Monasterii vol. 5 - 2006, Koksijde 2006, pp.57-79.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

46

Jan van DoesburgVloeren vertellen verhalen:vloeren in middeleeuwse gebouwen vanuit archeologischperspectief

Archeologisch onderzoek kan een bijdrage leveren aan de studie naarvloeren in middeleeuwse gebouwen. Dit vormt een waardevolle aanvullingop wat we vanuit andere wetenschappelijke disciplne over dit onderwerpweten. Een probleem is dat vloeren nog steeds bij restauraties ofverbouwing worden verwijderd en de bodem daaronder ontgraven, zonderdat dit gepaard gaat met een archelogish-bouwhistorisch orderzoek.

Zeldzaam

In het algemeen zijn van gebouwen die bij een opgraving worden blootgelegd alleende onderste gedeelten nog aanwezig. Het archeologische onderzoek kan zichdientengevolge bij steenbouw alleen richten op de funderingen en de diepere delenvan het opgaande werk en bij houtbouw op de diep ingegravenconstructie-elementen, zoals dakdragende palen. Van de destijds bovengrondseresten, zoals vloeren en vloerniveaus, opgaand werk, binnenwanden enhaardplekken, is in de bodem slechts zelden of in beperkte mate iets bewaardgebleven. Het ontbreken hiervan hangt grotendeels samen met post-depositioneleprocessen. In de meeste gevallen bevonden de bovengrondse resten zich bovenhet oorspronkelijke loopniveau en zijn deze bij latere grondbewerkingen, zoalsploegen, spitten en egaliseren, of bouw- en graafactiviteiten, waaronder de bouwvan diep gefundeerde gebouwen en de aanleg van kelders en waterputten, aangetastof vernietigd (afb. 2).Dit geldt in het bijzonder voor vloeren en vloerniveaus

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

47

1. Restanten van een in Domburg opgegraven tiende-eeuws huis. In de deuropening bevondzich een houten drempel. Aan de binnenzijde lagen op de, uit leem vermengd met riet- ofgraanstengels opgebouwde vloer enkele grote stukken van een maalsteen (foto RACM, T.Penders, 2001)

en daaraan gerelateerde fenomenen, zoals haarden. Deze worden bij opgravingenalleen onder bepaalde omstandigheden aangetroffen. Dit geldt in de eerste plaatsvoor vloeren in verdiepte gedeelten van gebouwen, zoals kelders of potstallen, ofgebouwenmet een verdiepte vloer, waaronder hutkommen en volledig onderkelderdegebouwen. Door hun diepteligging zijn deze vloeren niet ten prooi gevallen aanlatere, relatief lichte graafwerkzaamheden. Ten tweede geldt dit in situaties waarvloeren in latere tijd zijn afgedekt door een natuurlijk gevormd pakket, zoals klei,zand of veen, of door antropogene lagen, zoals terp- of andere ophogingslagen ofeen plaggendek. Ten slotte zijn op sommige plekken vloeren aan vernietigingontsnapt omdat daar in later tijd geen of nauwelijks bodemverstorendewerkzaamheden hebben plaatsgevonden, bijvoorbeeld in extensief gebruiktegebieden.Als we vanuit archeologisch perspectief naar vloeren kijken, dan moet er

onderscheid worden gemaakt tussen vloeren in gebouwen die zijn uitgevoerd invergankelijke materialen, zoals hout, plaggen, stro en leem, en die in gebouwenvan duurzamer materiaal, waaronder natuur- en baksteen. De aard van de vloerenin deze gebouwtypen is zeer verschillend, evenals de huidige stand van kennis.

Vloeren in houten gebouwen

Archeologische indicaties voor de indeling van houten huizen uit de middeleeuwenzijn uiterst schaars en dit geldt in het bijzonder voor vloeren.1 Informatie over vloerenin deze gebouwen hebben we met name uit nederzettingsonderzoek inWest-Nederland en het holocene deel van Noord-Nederland.2 Verder hebbenverschillende stadskernopgravingen gegevens over vloeren opgeleverd.3 In demeeste gevallen betreft het gebouwen die uit de volle en late middeleeuwenstammen. Vondsten van (delen van) oudere, vroegmiddeleeuwse vloeren zijn veelzeldzamer.4 Een van de fraaiste voorbeelden uit de vroege middeleeuwen is enkelejaren geleden in het centrum van Domburg opgegraven.5 Hier werd onder een uit

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

de tiende eeuw daterende wal, die de nederzetting tegen Vikingaanvallen moestbeschermen, een

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

48

2. Post-depositionele processen (tekening RACM. M. Kosian, 2006)

gedeelte van een houten gebouw gevonden.De wanden van dit gebouw bestonden uit rond verticale staken geviochten

wilgentenen. In het huis werden resten van twee dakdragende palen aangetroffen.Aan de zuidzijde was de huiswand onderbroken door een ingangspartij, die werdgeflankeerd door twee zware staanders. Tussen deze staanders bevonden zichtwee liggende planken, die vermoedelijk als drempel hebben dienstgedaan. Dezeplanken werden op hun plek gehouden door ingeslagen palen. Aan beide zijdenvan de drempel was de doorgang op het loopvlak geplaveid; aan de buitenzijde metliggende plankjes en aan de binnenzijde met stukken van een afgedankte maalsteen(afb. 1). De rest van de vloer was bekleed met een 20 cm dik pakket riet- ofgraanstengels en leem. In de vloer bevond zich eenmet schelpen gevulde (afval)kuil.Aanwijzingen voor de aanwezigheid van een haard werden niet gevonden. Mogelijkbevond deze zich in het niet-opgegraven deel van het huis. Op basis van uit devloer geborgen scherven kan het gebouw in de eerste helft, wellicht in het eerstekwart van de tiende eeuw worden gedateerd.In de meeste andere gevallen bestonden de opgegraven vloeren uit dunne leem-

of kleilagen, al dan niet vermengd met organisch materiaal. In sommige gevallenlagen de vloeren op een laag regelmatig gelegde veenplaggen, die een soort podiumvormden waarop het huis was gebouwd.6Op verschillende plaatsen zijn uit meerderevloerniveaus opgebouwde pakketten vastgesteld, soms in combinatie methaardplaatsen. Deze pakketten hebben soms een aanzienlijke dikte. Zo werdrecentelijk bij de opgraving van een twaalfde-eeuws huis op een veenterp in dePeizermaden in Noordoost-Drenthe een dik pakket vloerniveaus aangetroffen. Inhet westelijke gedeelte, dat op grond van de aanwezigheid van een haardplek entalloze aardewerkvondsten als woongedeelte kan worden aangemerkt, had dit pakketeen dikte van 50 cm. Het pakket was opgebouwd uit een afwisseling van dunnehoutskoolrijke aslagen met brokjes verbrande leem en laagjes humeuze klei,waardoor zeven verschillende vloerniveaus konden worden onderscheiden (afb.3).7 In het veronderstelde stalgedeelte was het aantal vloerniveaus aanzienlijk lager.Hier werden vier opeenvolgende vloeren vastgesteld. De houtkoolrijke aslagenworden als bewoningsniveaus geïnterpreteerd. Op en gedeeltelijk in de vloeren vanhet woongedeelte werden enkele concentraties grote scherven vankogelpotaardewerk gevonden. De verspreiding van de scherven, gecombineerdmet het feit dat het relatief grote scherven betreft, waarvan de meeste aan een ofmeerdere andere scherven te passen zijn, is een aanwijzing dat de potten ter plaatse

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

kapot zijn gegaan, waarbij de meeste scherven op de vloer zijn achtergebleven enopgenomen in een bewoningsniveau (afb. 4). Bij de aanleg van een nieuwe vloerwerden de scherven daarin opgenomen.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

49

4. Concentraties kogelpotscherven in en op de vloer van het woongedeelte van een in dePeizermaden opgegraven boerderij (foto RACM, T. Penders, 2006)

Niet alleen de vloer werd regelmatig vernieuwd.Hetzelfde gold meestal ook voor de haard. Soms werden beide gelijktijdig

vernieuwd. Ook dit kan aan de hand van het onderzoek in de Peizermaden wordengeïllustreerd. De in het midden van het oostelijke deel van het woongedeelte gelegen,in het veen uitgegraven haardkuil werd, nadat deze enige tijd was gebruikt, bekleedmet een circa 20 cm dikke laag leem. Deze laag diende om de kuil te beschermentegen verbranding. Door latere verhitting heeft het van oorsprong grijzige leem eenoranjerode kleur

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

3. Een profiel van een in de Peizermaden (gemeente Peize) opgegraven twaalfde-eeuwsehuisplaats. De gelige bandjes (lemen vloeren) worden afgewisseld met donkergekleurdebewoningsniveaus. De ingeslagen bakken bevatten monsters voor micromorfologischonderzoek (foto RACM, T. Penders. 2006)

gekregen. Deze leemlaag werd gedeeltelijk afgedekt door vloerniveaus, hetgeenbetekent dat de haard in een latere fase iets is opgeschoven. In de volgende fasewerd langs de randen van de met leem beklede haardkuil opnieuw een laag leemaangebracht. In deze haard is, getuige de oranjerode kleur van het leem, een tijdlang een vuurgestookt. Ookasresten en houtskool op de bodem van de haardkuilgetuigen hiervan. In een latere fase is het proces van het bekleden van de kuil metleem nogmaals herhaaid. Op de bodem van de kuil bevinden zich brandresten,bestaande uit as, houtskool en brokjes versinderde klei.Onduidelijk is hoe lang het duurde voordat het noodzakelijk was om een nieuwe

vloer of een nieuwe haardplaats aan te leggen. Het tempo lijkt grotendeels te zijnbepaald door de mate waarin men in staat of bereid was een vloer schoon te houden.Soms lijkt men daar niet veel moeite voor te hebben gedaan, terwijl in anderegevallen duidelijk is dat men afval zo veel mogelijk buiten het huis heeft gedeponeerdteneinde vervuiling van de vloer te voorkomen.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

50

5. Met leem beklede haardkuil in een twaalfde-eeuwse boerderij in de opgraving Peizermaden(foto RACM, T. Penders, 2006)

Op enkele plaatsen zijn in houten gebouwen resten van houten vloerconstructiesgevonden.8 Het gaat hierbij om uit zware liggers met daarop balken en plankengeconstrueerde vlonders en matten van vlechtwerk die, getuige de aanwezigheidvan dikke mestlagen, in hetstalgedeelte van boerderijen lagen. De houtconstructiesmoesten voorkomen dat het vee in de drassige bodem zou wegzakken envergemakkelijkten bovendien het schoonmaken. In het woon-en-werkgedeeltebevonden zich vloeren van klei of leem met daarop haardplaatsen.Daar waar in huizen vloeren bewaard zijn gebleven zijn meestal ook een of

meerdere haarden aanwezig. Deze bevinden zich vrijwel nooit dicht bij de wand,maar altijd ongeveer in het midden van de breedte. De reden hiervoor is dat menbeducht was voor het afbranden van gebouwen door rondspringende vonken. Vaakbestaat de haardplek, zoals we reeds zagen, uit een, al dan niet in een haardkuilaangebrachte, leemlaag (afb. 5).In sommige gevallen was de leemlaag voorzien van een houten bekisting9 of een

mantel van plaggen.10 Naast leemplaten komen er ook uit baksteenfragmentenopgebouwde haarden voor.11 Incidenteel is ander materiaal gebruikt, zoals een laagschelpen.12

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

51

6. Bovenaanzicht van de bij restauratiewerkzaamheden in 1964 in de Hervormde Kerk teHeukelum gevonden mozaïekvloer met speelborden van het molen- en schaakspel. Op devoorgrond een deel van een jongere plavuizenvloer (foto RACM, G.Th. Delamarre, 1964)

Vloeren in stenen gebouwen

Bij verschillende opgravingen in historische stadskernen zijn vloeren of delen vanvloeren gevonden in uit baksteen opgetrokken huizen. In sommige gevallen betrefthet vloeren in kelders en in andere vloeren op de begane grond. De vloeren vertoneneen grote variatie in gebruikte materialen. Dit blijkt onder andere uit de opgravingenin de binnenstad van Dordrecht.13 Hier zijn vloeren relatief goed bewaard gebleven,omdat men hier voorafgaande aan elke bouwfase genoodzaakt was, vanwegeverzakkingen ten gevolge van inklinking van de bodem, de ondergrond te verhogen.Hierdoor werden oudere bouwresten afgedekt door dikke ophogingspakketten

en bieven vloeren en andere bouwresten bewaard. Vloeren van natuursteen warenuiterst zeldzaam in Dordrecht. In één huis is een gedeelte van een vloer vanveldkeien gevonden. Deze kwamen vooral voor bij niet-overdekte gebouwdelen,zoals binnenplaatsen. Bakstenen vloeren in het interieur lijken daarentegen tamelijkgebruikelijk te zijn geweest. Deze vloeren bestonden uit hele of gebroken bakstenen.Zeldzamer zijn vloeren van plavuizen of plavuisbrokken.Deze lijken kostbaarder te zijn geweest dan die van baksteen. Ook eenvoudige

soorten verharding, zoals klei, zand, gestampt puin, baksteengruis of een dunnepuinlaag, komen hier voor.14 In sommige gebouwen werden meerdere,elkaaropvolgende vloerniveaus aangetroffen.In de opgegraven post-middeleeuwseDordtse huizen was het scala aan vloertypen

zelfs nog uitgebreider.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

52

Hier kwamen naast de reeds genoemde materialen ook tegels van leisteen, Bremerzandsteen en gebakken klei, houten planken en klinkers voor. In de vloeren werdenbovendien verschillende schrob- en zinkputjes, rioleringen en beer- en waterputtenen waterkelders gevonden.Vaak zijn hier ook de resten van haardpartijen getraceerd. Elke haard kende twee

tot drie onderdelen. Voor de muur bevond zich op of gedeeltelijk in de vloer destookvloer, doorgaans een vierkant van baksteen of plavuizen. De stookvloer slootaan op de haardmuur in de wand. Deze kon vlak zijn, maar vaker was hij aan beidezijden ingebogen. De haardmuur kon deel uitmaken van het oorspronkelijkemetselverband, maar ook secundair zijn aangebracht. In het laatste geval bestonddeze vaak uit een bekleding van dwars gestapelde plavuis- of dakpanfragmentenin keperverband. Eventueel aanwezige schouwwangen vormden het derde elementvan de haard.Op enkele plaatsen zijn bij opgravingen delen van bijzonder fraai uitgevoerde

mozaïekvloeren van gekleurde plavuizen gevonden. Deze bevinden zich met namein kerken en andere kerkelijke gebouwen of de woningen van de toenmalige profaneof religieuze elite. In sommige delen van ons land, zoals bijvoorbeeldNoord-Nederland, komen dergelijke mozaïekvloeren vaker voor dan elders.Een van de mooiste voorbeelden in een woonhuis is een uit de veertiende eeuw

daterende, uit zwarte, witte en rode geglazuurde plavuizen opgebouwde vloer, dieeen aantal jaren geleden in het voormalige huis Rozendaal in de Utrechtsebinnenstad is opgegraven.15 De vloer sluit aan op een stookplaats, die uit op hunkant gezette daktegeis was opgebouwd. De plavuizen waren in vierkante vakkengelegd.Eén vak van de vloer, vlak bij de haard, was gelegd in het patroon van het

speelbord van het zogeheten molenspel. Dit spel was, getuige andere vondsten indeze periode, uitermate populair.16 Het genoegen van het spel kon zo samengaanmet de warmte en het licht van de haard. Ook van enkele andere opgravingen zijnvloeren bekend waarin speelborden zijn verwerkt. Zo was de bijrestauratiewerkzaamheden in de Hervormde kerk van Heukelum gevondenmozaïekvloer niet alleen voorzien van een speelbord van het molenspel, maar ookvan een bord voor het schaakspel (afb. 6). Deze vondst toont aan dat er ook in dekerk van tijd tot tijd gelegenheid was om een spelletje te spelen.Ook bij enkele andere kerkopgravingen zijn resten van rijk uitgevoerde

mozaïekvloeren aangetroffen.17 Tot de fraaiste behoort een bij opgravingen in deabdijkerk te Dokkum vrijgelegde veertiende-eeuwse mozaïekvloer, die uit ingeometrische patronen gelegde vierkante en driehoekige tegels was opgebouwd(afb. 7a-b).18 De tegels, waarvan sommige voorzien waren van een met wit slibopgevuld, ingedrukt motief van een Franse lelie, waren overtrokkenmet loodglazuur,waaraan in een aantal gevallen metaaloxide was toegevoegd.Hierdoor variëren de kleuren van geel en oranjerood tot donkergroen en zwart.Met slib overtrokken of gedeeltelijk opgevulde reiëftegels kennen we ook van

talloze andere plaatsen. Soms hebben deze, zoals in het geval van de bij hetonderzoek naar de resten van de abdij van Rijnsburg opgegraven tegels, eenspeciale betekenis. In Rijnsburg werden in een puinpakket in de zogenaamdeGravenkapel, naast reiëftegels met florale motieven, herten en adelaars, enkelevierkante tegels met een in reliëf aangebrachte, gekroonde, klimmende leeuwgevonden. Deze tegels dateren uit circa 1300 en maakten hoogstwaarschijnlijk deeluit van de vloer van de kapel. Een gekroonde, klimmende leeuw is het wapen van

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

de graven van Holland en het lijkt geen toeval dat deze tegels in de vloer verwerktzijn.19 Enkele graven van

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

53

7a.. 7b. Gedeelte van de uit geglazuurde plavuizen opgebouwde veertiende-eeuwsemozaïekvloer in de abdijkerk te Dokkum (foto's RACM, J. Stöver)

7a.. 7b. Gedeelte van de uit geglazuurde plavuizen opgebouwde veertiende-eeuwsemozaïekvloer in de abdijkerk te Dokkum (foto's RACM, J. Stöver)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

54

8. Gedeelte van de onder de huidige vloer van de Hervormde Kerk te Wittewierum gelegenvloer van gele en groene plavuizen(foto RACM, J.Stöver)

Holland liggen in de abdij begraven en de aanwezigheid van de heraldische tegelslijkt dan ook een bewuste keuze van de bouwers van de kapel te zijn geweest.Ook in latere eeuwen heeft men getracht de traditie van de in gekleurde patronen

gelegde tegelvloeren in ere te houden. Zo werden bij restauratiewerkzaamhedenonder de vloer van de huidige kerk vanWittewierum (gemeente Ten Boer, Groningen)resten van een oudere vloer aangetroffen, die gedeeltelijk was opgebouwd uit kleine,groen- en geel-geglazuurde plavuizen, deels gelegd in een dambordpatroon (afb.8).20 Daarnaast was in de vloer sloopmateriaal verwerkt van het klooster dat hier inde middeleeuwen stond, waaronder complete bakstenen en fragmenten vanverschillende soorten vormstenen. De plavuizen lagen in het koor van de kerk. Dekerkgangers moesten hun voeten op de eenvoudigere vloer van secundair verwerktsloopmateriaal laten rusten.In stadskernopgravingen worden vaak in de haardvloer ingegraven haard- of

aspotten gevonden. Deze potten werdenmeestal afgedekt met een speciaal daarvoorgebakken plavuis met een ronde opening, die onderdeel uitmaakte van de haardvloer.Wanneer het vuur gedoofd moest worden, bijvoorbeeld als de bewoners naar bedgingen, werd de smeulende as in de pot geschoven en de opening

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

55

met de plavuis of daktegel afgedekt. De zo opgesloten, nog nagloeiende massakon waarschijnlijk de volgende ochtend worden gebruikt om het vuur weer aan tekrijgen. Tevens kon de verzamelde as voor andere doeleinden worden gebruikt,zoals de bereiding van zachte zeep, waarvan het in de as aanwezige van hetNederduitse woord potasafgeleide potassium een belangrijk bestanddeel was.De introductie van de aspot in de veertiende eeuw hangt waarschijnlijk samen

met strengere stedelijke regelgeving in verband met brandgevaar. In de periodedaarvoor werd het vuur eenvoudig gedoofd door de brandstof uiteen te rakeien ende gloeiende resten met een aardewerken dover af te dekken. Op de verdiepingenwaren aspotten onbruikbaar, althans, er was geen mogelijkheid ze in de vloer in tegraven. Daar werd de gioeiende as afgedekt met een zogenaamde vuurklok, eenaardewerken stolp met aan de bovenzijde enkele gaten en een vlakke achterkant,die nauw tegen de achterwand van de haard aansloot.

Tot besluit

Archeologisch onderzoek levert veel kennis op over vloeren in middeleeuwsegebouwen. Het geeft niet alleen inzicht in de gebruikte materialen en uitvoeringen,maar tevens in talloze andere facetten van demiddeleeuwse samenleving, waaronderhygiëne, brandpreventie en leefgewoonten.Ook maatschappelijke posities en verschillen daartussen komen in vloeren tot

uitdrukking. Dit geldt niet alleen in een vergelijking tussen vloeren onderling, maardeze verschillen blijken soms zelfs binnen één vloer.De potentiële informatiewaarde die oude vloeren bevatten, maakt het noodzakelijk

dat er bij restauratie- en renovatiewerkzaamheden uiterst zorgvuldig met deze restenmoet worden omgesprongen. Nog te vaak komt het voor dat er bij dergelijkewerkzaamheden bestaande vloeren en daaronder gelegen oudere voorgangersworden verwijderd, zonder dat er een gedegen archeologischbouwhistorischonderzoek wordt uitgevoerd.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

58-59

Overzicht over de oorspronkelijke tegelvloer met diverse grafzerken in de N.H. Kerk teGoutum (gem. Leeuwarden). Deze vloer kwam geheel onverwachts tevoorschijn na hetverwijderen van de houten vloer tijdens de restauratie (foto RACM, C.S. Booms, 2005)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

60

Grafzerk Ingelaten in de tegelvloer met de gemetselde poeren waarop de houten vloer rustte.N.H. Kerk te Goutum (toto RACM, C.S Booms, 2005)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

61

Rijk gedecoreerde grafzerk in N.H Kerk te Goutum. Duidelijk zichtboar zijn de sporen vande gemetselde poeren (foto RACM, C.S. Booms, 2005)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

62

De vloei van de N.H. Kerk te Goutum na restauratie. Over de oude vloer is een zwevendevloer aangebracht van ratuursteen, met glasplaten boven de belangrijkste grafzerken (fotoRACM. T. Penders, 2007)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

63

Detail van de vloer van de N.H. Kerk te Goutum na restauratie. De unieke grafzerken wordendoor de glasplaten beschermd en zijn toch zichtbaar (foto RACM, T. Penders, 2007)

Eindnoten:

1 Sarfatij, H., ‘Dutch Towns in the Formative Period (AD 1000-1400). The Archaeology of Settlementand Building’, in: J.C. Besteman, J.M. Bos & H.A. Heidinga (eds.), Medieval archaeology in theNetherlands. Studies presented to H.H. van Regteren Altena, Assen/Maastricht 1999, pp.183-198.

2 Zie voor West-Nederland onder andere: Halbertsma, H., ‘Vliedberg te Buttinge’, BerichtenRijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, 3 (1952) pp. 15-17; Trimpe Burger, J.A.,‘Onderzoekingen in vluchtbergen Zeeland’, Berichten Rijksdienst voor het OudheidkundigBodemonderzoek, 8 (1958) pp. 114-157; Bloemers, J.H.F., ‘De Bult’ Eine Siedlung derCananefaten, Amersfoort 1978 (Nederlandse Oudheden 8); Besteman, J.C. & A.J. Guiran, ‘Demiddeleeuwse bewoningsgeschiedenis van Noord-Holland boven het IJ en de ontginning vande veengebieden. Opgravingen in Assendelft in perspectief’, in: M.C. van Trierum & H.E. Henkus(red.), An Introduction to Prehistory, Roman and Medieval Archaeology, Rotterdam 1986(Rotterdam Papers V), pp. 183-212; Bos, J.M., ‘Amsterdam-Poppendam’, Holland, 18 (1986)pp. 294-295; Besteman, J.C., & A.J. Guiran, ‘An early Peat Bog Reclamation in MedievalKennemerland’, in: R.W. Brandt, W. Groenman-van Waateringe & S.E. van der Leeuw (red.),Assendelver Polder Papers I, Amsterdam 1987 (Cinguia 10), pp. 297-322; Bos, J.M.,Landinrichting en archeologie; het bodemarchief van Waterland, Amersfoort 1988 (NAR 6);Trierum, M.C. van, A.B. Döbken & A.J. Guiran, Spijkernisse Hartel-West. Bijdragen aan debewoningsgeschiedenis van het Maasmondgebied, Rotterdam (Boorbalans 1), pp. 63-65;Besteman, J.C., ‘Uitgeest’, Holland 22 (1990) pp. 324-329; Veen, M.M.A. van, ‘Middeleeuwsehoutbouw uit Spijkernisse Hanter-West’, in; M.C. van Trierum, A.B. Döbken & A.J. Guiran (red.),Bijdragen aan de bewoningsgeschiedenis van hetMaasmondgebied, Rotterdam1992 (Boorbalans2) pp. 237-251; Carmiggelt, A., ‘Laat- en postmiddeleeuwse bewoningssporen aan de Hoogstraatte Rotterdam’, in: A. Carmiggelt, A.J. Guiran &M.C. van Trierum (red.), Archeologisch onderzoekin het tracé van de Willemsspoortunnel te Rotterdam, Rotterdam 1997 (Boorbalans 3), pp.139-278; Bult, E.J., Delfgauw ouderdan Delft?, Delft 1998 (Cultuurhistorisch Bulletin Delft 1.1);Verhoeven, A.A.A., Middeleeuws gebruiksaardewerk in Nederland (8ste -13de eeuw), Amsterdam1998 (Amsterdam Archaeological Studies 3). Voor Noord-Nederland zie onder andere: Giffen,A.E. van, ‘Het terpje bij “Het Wold” in de made van het Eelderdiepje bij Peize’, 13e tot 15e

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Jaarverslag van de Vereeniging voor Terpenonderzoek, 1928-1931, pp. 44-46; Casparie, W.A.,‘Veenterpen in Neerwolde’, Noorderbreedte, (1987) pp. 2-11; Casparie,W.A., ‘Laat-middeleeuwseveenterpen in Neerwolde’, in: M. Bierma et al. (red.), Terpen en wierden in het Fries-Groningsekustgebied, Groningen 1988, pp. 196-213; Hielkema, J.B., Archeologisch onderzoek (IVO) doormiddel van een proefsleufop een veenterp uit de Late Middeleeuwen bij Ter Borch, Eelderwolde,gemeente Tynaarlo (Dr.). Met bijdragen vanM.C. Blom, K.L.B. Bosma & J.R. Veldhuis, Groningen2004 (ARC-publicatie 116); Doesburg, J. van, A. Muller & J. Schreurs, Heemsteden in het veen.Waardestellend archeologisch onderzoek (februari-juli 2006) naar Middeleeuwse veenterpen inde Peizer- en Eeldermaden (gem. Noordenveld) in het kader van inrichting en beheer van hetarcheologische monument Peizermaden, Amersfoort (RAM-rapport) (in voorbereiding).

3 Bijvoorbeeld Janssen, H.L. & P.A.M. Zoetbrood, ‘De Uithof en het Refugiehuis van de Abdij vanPostel’, in: H.L. Janssen (red.), Van Bos tot Stad. Opgravingen in 's-Hertogenbosch, Den Bosch1983, pp. 74-88; Krauwer, M., & F.M.E. Schnieder, ‘Archeologisch onderzoek op de hoekKerkstraat/Muurhuizen te Amersfoort’, in: J.A. Brongers (red.), Archeologie en geschiedenis vaneen bouwplaats, Amersfoort 1988, pp. 49-72; Langen, G.J. de, Middeleeuws Friesland. Deeconomische ontwikkeling van het gewest Oostergo in de Vroege en volle Middeleeuwen,Groningen 1992; Enckevort, H. van & J. Thijssen, Gravenmet beleid. Gemeentelijk archeologischonderzoek in Nijmegen 1989-1995, Abcoude 1999; Vermeulen, B., Razendemannen en onrustigevrouwen. Archeologisch en historisch onderzoek naar de vroegmiddeleeuwse nederzetting, eenadellijke hofstede en het St. Elisabethsgasthuis te Deventer, Deventer 2006.

4 Zie onder andere: Besteman, ‘Uitgeest’, op. cit.; Es, W.A. van, et al., ‘Onderzoeksgroep centraalrivierengebied-Wijk bij Duurstede Hoogstraat (putten 840-842), Jaarverslag ROB 1993, pp. 44;Heeringen, R.M. van, ‘De Grondsporen’, in: R.M. van Heeringen, P.A. Hendrikx & A. Mars (red.),Vroeg-Middeleeuwse ringwalburgen in Zeeland, Goes/Amersfoort 1995, pp. 115-143; Besteman,J.C., J.M. Bos, D.A. Gerrets, H.A. Heidinga & J. de Koning, The excavations at Wynaldum.Reports on Frisia in Roman and Medieval times, Rotterdam/Brookfield 1999; C. van Rooijen, J.van Doesburg & G. Scheepstra (red.), Archeologisch onderzoek (2001) naar devroeg-middeleeuwse ringwalburg te Domburg (gem. Veere). Met bijdragen van J. Dijkstra, J.van Doesburg, F.J. Laarman, O. Brinkkemper, D. van Smeerdijk, R. de Man, S. Smit & C.A.M.van Rooijen, Amersfoort 2006 (RAM-rapport 115).

5 Van Rooijen, Van Doesburg & Scheepstra, op. cit..6 Besteman & Guiran, op. cit; Besteman et al., op. cit.7 Van Doesburg et al., op. cit. (in voorbereiding).8 Zie onder andere Van Trierum, Döbken & Guiran, op. cit.; Van Veen, op. cit. (1992), p. 241; Kok,

R.S., Wonen op het veen. Archeologisch en ecologisch onderzoek van een twaalfde-eeuwseboerderij in de Oostpolderte Gouda, Gouda 1999, pp. 56-58.

9 Carmiggelt, op. cit., p. 150.10 Van Heeringen, op. cit..11 Zie bijvoorbeeld Carmiggelt, op. cit., pp. 148-149.12 Van Heeringen, op. cit., p. 133.13 Sarfatij, H., Archeologie van een deltastad. Opgravingen in de binnenstad van Dordrecht, Utrecht

2007.14 Sarfatij, op. cit. (2007), p. 20515 Klück, B., ‘Huisen haard’, in: H.L. de Groot (red.), Het vuurbeschouwd, Utrecht 1990, pp. 55-76.16 Een tweede voorbeeld is een in de kloostergang van het klooster van St. Marie te Utrecht in een

zandstenen plaat ingehakt speelbord. Zie Sarfatij, H., Verborgen steden. Stadsarcheologie inNederland, Amsterdam 1990, p. 121.

17 Zie onder andere: Glazema, P, ‘Oudheidkundige opgravingen in door oorlog verwoeste Limburgsekerken’, Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg, LXXXIV (1948)pp. 197-279; Glazema, P., ‘Oudheidkundig onderzoek van middeleeuwse kerken in de provincieGelderland’, Akademiedagen, vol. 3 (1950), pp. 91-112; Halbertsma, H., “Bonifatius” levenseindein het licht der opgravingen’, De Vrije Fries, 44, (1960) pp. 5-46; Halbertsma, H., ‘Kerkopgravingenin Friesland’, Publicatieband Alde Fryske Tsjerken 1971, pp. 53-86; Giffen, A.E. van & H.Praamstra, De Groninger St.-Walburg en haarondergrond, Amsterdam 1973.

18 In 1954 werden bij een opgraving grote delen van deze vloer gevonden: Halbertsma, op. cit.(1971). Recentelijk zijn bij een kleinschalig onderzoek opnieuw delen van deze vloer tevoorschijngekomen.

19 Glasbergen, J.B. & S.C.H. Leenheer, Duizend jaar Rijnsburg, Leiden 1974.20 Wit, M.J.M. de, ‘Wittewierum, Nederlands Hervormde kerk’, in: M.J.M. de Wit (red.),

ARC-Rapporten 2001, Groningen 2002 (ARC-Publicaties 50), pp. 20-23; Wit, M.J.M., de,‘Archeologisch onderzoek in de kerk van Wittewierum, gemeente Ten Boer (Gr.)’, Paleoactueel13 (2002), pp. 121-124.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

64

Cees van RooyenVloer in de maak:de productie van plavuizen in de late middeleeuwen

Van de product ie van plavuizen in de Nederlanden is archeologisch weinigmiddeleeuwen bekend. De enige goed gedocumenteerde plaats waar in ons landin de middeleeuwen plavuizen werden vervaardigd is de Bemuurde Weerd te Utrecht. Daar werden tussen 1275 en 1350 verschillende typen versierde plavuizengemaakt. De gehanteerdemethoden en toegepastemot ieven werden overgenomenuit onder andere Vlaanderen en Essex.

Een groot keramisch productiecentrum

Bij archeologisch en bouwhistorisch onderzoek worden veelvuldig plavuizen vloerenaangetroffen, vooral in steden. In Engeland zijn verschillende plavuizenovensgevonden en ook in Duitsland is een en ander aangetroffen. In Belgie zijn bij Andennetussen het pottenbakkersafval enkele misbaksels van laat-dertiende-eeuwseversierde piavuisjes gevonden en in Ronse zijn ovens opgegraven, zondermisbaksels erbij. Voor Friesland zijn er goede redenen om aan te nemen dat ookdaar plavuizen zijn gemaakt, maar een productieplaats is er nog niet getraceerd.1In Nederland is de enige echt goede archeologische bron een plavuizenoven aande Bemuurde Weerd te Utrecht. In deze noordelijke voorstad is in 1984 een deelvan een groot keramisch productiecentrum van tussen 1275 en 1350 opgegraven.2Het deel van dit productiecentrum dat betrekking heeft op de productie van versierdeen geglazuurde plavuizen zal hier nader worden bekeken. Aanvullend zuilen opbasis van vooral historische gegevens nog enige lijnen worden geschetst over deproductie na 1350.

De Bemuurde Weerd

Op het onderzochte terrein aan de Utrechtse Bemuurde Weerd zijn vijf keramischeateliers naast elkaar gevonden. Uit eerdere vondsten op andere plaatsen aan deBemuurde Weerd en uit historische bronnen is af te leiden dat hier minimaal negenverschillende ateliers geweest moeten zijn.Deze ateliers zijn getraceerd op basis van de oude perceeisgrenzen, de spreiding

van de ovens en de

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

65

1. Afvalkuil met misbaksels aan de Kantstraat te Utrecht. De kuil is gegraven voor de winningvan klei voor de plavuizen(foto Fotodienst Gemeente Utrecht)

verschillen tussen de aardewerktypen in de afvalkuilen.De vijf opgegraven bedrijven hadden allen minimaal één oven op hun terrein,

naast een wisselend aantal kuilen met pottenbakkersafval. Deze kuilen bleken vooreen belangrijk deel rechthoekig van vorm en recht ingegraven. Blijkbaar waren dekuilen eerst voorde winning van klei, afgezet door Rijn of Vecht, gegraven envervolgens als stortkuil van misbaksels benut (afb. 1). De ovens verschilden, voorzover herkenbaar, wat vorm betreft van elkaar. Alle ovens lagen op een min of meergelijke afstand achter de huizen, die langs de - hier gegraven - Vecht staan. Opbasis van de archeologische vondsten is verder weinig over de inrichting van deerven te zeggen. Wel kan op basis van de omvang van de percelen en de ovensgeconstateerd worden dat het vrij kleine bedrijven betrof, die gemakkelijk door eengezin of kleine familie gerund konden worden.

Een oven voor versierde plavuizen

Strikt genomen is de benaming plavuizenoven voor de opgegraven oven niet correct.In deze oven werden namelijk niet alleen plavuizen gebakken, maar ook

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

66

2. Reconstructie door P von Hout van de plovuizenoven uit de Bemuurde Weerd te Utrecht(foto Fotodienst Gemeente Utrecht)

3 Enkele door oververhittingmisvormde en aan elkaar gebokken plavuizen (foto Archeologischen Bouwhistorisch Centrum Gemeente Utrecht)

daktegels en aardewerk. Binnen het opgegraven terrein is dit echter de enige ovenwaarin plavuizen zijn gebakken. Iets noordelijker zijn ook wel afvaikuilen metplavuizen en daktegels gevonden, maar daar zijn geen ovens getraceerd.De plovuizenoven meet 3,5 bij 2,2 meter, met een steensdikke wand van circa

dertig centimeter.De binnenruimte bestaat uit een stookruimte die overspannen wordt door zeven

halfsteensbogen met vijftien centimeter tussenruimte. Dezwikken zijn opgevuld metbaksteen. De stookruimte was door een stookmond verbonden met de aan deoostzijde liggende stookkuil. De stookkuil diende om de oven, min of meerbeschermd, te kunnen stoken. Van een eventuele bovenzijde van deze oven is nietsteruggevonden (afb. 2). Hoe deze er precies heeft uitgezien is mogelijk af te leidenvan een vergelijkbare oven met een stenen sluiting in Ronse in België.3Om te voorkomen dat de plavuizen tijdens het bakproces aan elkaar zouden

bakken werden de plavuizen in de oven op hun kant gestapeld, zodanig dat degeglazuurde zijde zo veel mogelijk vrij stond van de andere plavuizen. Bij de ovenszijn misbaksels van eindproducten aangetroffen, evenals halffabricaten, dat wilzeggen meestal versierde, maar nog niet geglazuurde plavuizen (afb. 3).De capaciteit van één bakgang van de plovuizenoven uit de Bemuurde Weerd

komt, op basis van de meest voorkomende plavuizen van 17 bij 17 cm, op eenmaximum aantal van circa 2.240 plavuizen per bakgang. Dat is bijna vijfenzestigvierkante meter aan plavuizen. Deze capaciteit zal voor de meeste in woonhuizen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

gelegde vloeren voldoende zijn geweest. Zo waren de aan de Mariaplaats te Utrechtaangetroffen vloeren tussen de negenenveertig en zestig vierkante meter groot (afb.4).4 In één bakgang konden dus de plavuizen voor de vloer van een woonhuisgebakken worden. Voor grotere vloeren, zoals die van de Domkerk, was dit metdeze oven niet in één enkele bakgang mogelijk.Of de plavuizen alleen op bestelling werden gemaakt, of dat er ook continu werd

geproduceerd voor andere steden of voor de export is lastig te beoordelen. Geziende beperkte omvang van de oven lijkt het produceren op bestelling het meestaannemelijk. De bij dit atelier gevonden misbaksels van daktegels

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

67

4. Deel van één van de vloeren aan de Mariaplaats te Utrecht. Deze van oorsprong ‘Engelse’plavuizen zijn in Utrecht gemaakt(foto Fotodienst Gemeente Utrecht)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

68

5. Versierde plavuizen gevonden in Utrecht. B en C geven de onderverdeling van groteplavuizen in kleinere weer. T.U.V en W zijn uit de Ardennen geïmporteerde tegeltjes.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

69

6. Een tingeglazuurde plavuis met de afbeelding van een haas (foto Archeologisch enBouwhistorisch Centrum Gemeente Utrecht)

en aardewerk zouden kunnen wijzen op mogelijk ‘stopwerk’ in perioden van weinigopdrachten voor plavuizen.

Het vormen en versieren van plavuizen

Verreweg de meeste aangetroffen misbaksels van plavuizen die op de BemuurdeWeerd zijn opgegraven betreffenmisbaksels vanmonochroom versierde plavuizen,versierd met één kleur en afgedekt met glazuur. Daarna volgt het slibversierdemateriaal, waarbij slibversieringen op de plavuis zijn aangebracht (afb. 5). Als kleinstegroep voigen de tingeglazuurde exemplaren, waarvan maar enkele misbaksels zijngevonden (afb. 6). Reliëfpiavuizen die, hoewel zeldzaam, eveneens in dit tijdvakvoorkwamen zijn niet uit de Bemuurde Weerd bekend. De verhouding tussen detegelsoorten bij het afval komt min of meer overeen met die van de in Utrechtgetraceerde plavuizenvloeren. Zo zijn aan de Mariapiaats geen tingeglazuurde,nauwelijks slibversierde en zeer veel monochroom versierde plavuizen gevonden.Uit de vloeren van Janskerkhof 16 en de Domkerk zijn wel veel meer slibversierdemaar ook tingeglazuurde plavuizen bekend.5Zoals gezegd komen de monochroom gekleurde plavuizen het vaakst voor. Deze

plavuizen zijn relatief eenvoudig te maken en vormen de basis voor mozaëekvloeren.Bij de productie werd een mal van circa 17, 5 bij 17, 5 cm met klei gevuld. Na hetuit de mal kloppen van de klei werden de randen van het product langseen pasvormafgestoken. Ditgebeurde met een breed mes, waarmee de overtollige klei als hetware werd losgedrukt. Vervolgens werden de kleitabletten gedroogd.Wanneerdezehalffabricaten voor het bakken alleen werden voorzien van loodglazuur, dan verkreegmen na een oxiderend bakproces een rode plavuis. Door de toevoeging vankoperoxide aan het glazuur op het halffabricaat kregen de plavuizen een vrijwelzwart oppervlak. Als men voor het glazuren een witte sliblaag aanbracht, werd deplavuis na het oxiderend bakken geel. Door het toevoegen van koper in het glazuurop de witte sliblaag werd een lichtgroen effect verkregen. Plavuizen in verschillendematen verkreeg men door de grote, nog ongebakken plavuis met een mes tot

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

haiverwege de dikte in te snijden. Na het bakken kon men ze langs deze ritslijnenbreken. Door verschillende ritspatronen toe te passen verkreeg men vierkante,rechthoekige en driehoekige plavuisjes. Hoewel in principe iedere afmeting te makenwas, blijken de afmetingen wel gestandaardiseerd te zijn. Ook werden somsnamaakritslijnen getrokken om in een gelegde vloer een zeer fijn patroon tesuggereren.Het tweede plavuistype dat in de BemuurdeWeerd is gemaakt is de slibversierde.

Dit zijn rood gebakken exemplaren met een geel versieringsmotief. Om deze

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

70

7. ‘Engelse’ plavuis gevonden aan de Mariaplaats te Utrecht (foto Fotodienst GemeenteUtrecht)

plavuizen te maken werd in de nog weke klei een stempel gedrukt met de gewensteversiering.Het hierdoor ontstane ondiepe reliëf werd vervolgens met een papje van witte

slibklei opgevuld. Na het drogen hiervan werd de plavuis geschraapt om hetovertoliige slib te verwijderen. Het eindresultaat na het bakken en glazuren was eenrode plavuis met daarin een gele afbeelding. Ook de slibversierde plavuizen werdengemaakt op basis van het ‘standaardformaat’ van 17, 5 bij 17, 5 cm en soms inkleinere formaten opgedeeld. Zij werden ook gemaakt in het formaat 11 bij 11 cm,en - voor zover dat uit de misbaksels afgeleid kan worden - zeer uitzonderlijk in demaat van 15 bij 15 cm.Het derde en laatste bij deze oven opgegraven type is de tingeglazuurde plavuis.

Dit soort plavuizen werd eerst gebakken en vervolgens met een laag tinglazuurbedekt, gedroogd, beschilderd en daarna nogmaals in de oven gebakken om hetglazuur te laten smelten en de schildering vast te branden.

Grenzeloze plavuizen

Aan de Utrechtse BemuurdeWeerd is dus een grote verscheidenheid aan plavuizengeproduceerd, zowel voor wat betreft versieringsmotieven, als toegepaste technieken.Deze producten passen echter allemaal in het grotere Europese kader.De beïnvloeding van elders is duidelijk te zien bij de tingeglazuurde plavuizen.

Uit onderzoek is gebleken dat de techniek voor het maken van dit soort plavuizenvanuit het zuiden, via Frankrijk en de Belgische kust in het begin van de veertiendeeeuw in Utrecht arriveerde.6 Het is mogelijk dat een Utrechter deze versieringswijzein het zuiden heeft geleerd, maar het is ook denkbaar dat een gespecialiseerdevakman uit den vreemde zich in Utrecht heeft gevestigd. Op basis van allegetraceerde tingeglazuurde plavuizen is af te leiden dat deze techniek binnen hethuidige Nederlandse grondgebied slechts korte tijd in de mode is geweest. Mogelijkwijst dat op het werk van één generatie die het tinglazuren in Utrecht heeft uitgevoerdof van een vakman die korte tijd in Utrecht werkte. Van een langdurige lokale traditieis in ieder ge-vai geen sprake. Gezien de beperkte hoeveelheid geproduceerdetingeglazuurde plavuizen die gevonden zijn in vergelijking tot de slibversierde en

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

helemaal tot de monochroom gekleurde plavuizen, mag worden aangenomen dater slechts een enkeling, mogelijk projectmatig, dit werk in Utrecht heeft uitgevoerd.De afzetmarkt lijkt beperkt te zijn geweest. Opmerkelijk is wel dat misbak-sels vandeze exclusieve plavuizen bij twee verschillende ateliers aan de Bemuurde Weerdzijn gevonden. Hier is echter onduidelijk wat het verband tussen beide ateliers is.Waren beide ateliers in bezit van dezelfde eigenaar, bood een plavuizenmaker zijndiensten bij verschillende ateliers aan, of was er sprake van een familiereiatie vande eigenaren van beide ateliers? Hoewel aangenomen kan worden dat hetrondtrekken

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

71

8. Misbakken plavuis uit de BemuurdeWeerd. De in de plavuis gestempelde versiering komtovereen met plavuizen uit Pleshey Castle (Essex) (foto Fotodienst Gemeente Utrecht)

van ambachtslieden in de middeleeuwen veelvuldig voorkwam, kan dit oparcheologische gronden zelden worden bewezen. Aan de hand van enkele bijzondereslibversierde plavuizen die ook in Utrecht zijn gemaakt is dit echter wel hard temaken. In het tweede claustraiehuis van de immuniteit van Sint Marie te Utrecht iseen vloer gevonden met daarin een aantal zeer fraai versierde plavuizen (afb. 6,7).7 Door het patroon op de individuele plavuizen van 15 bij 15 cm is bij het leggenvan de plavuizen in een vierkant - in dit geval van vierenzestig plavuizen - eendooriopend motief ontstaan. Binnen het doorlopende patroon staan op de plavuizenonder andere wapen-schilden. Bij nader onderzoek bleken in Engeland identiekeplavuizen gevonden te zijn in Pleshey Castle (West Essex).8Daar zijn tevens enkelemisbaksels opgegraven, waaruit kan worden afgeleid dat de plavuizen daar in debuurt zijn gemaakt. In de Utrechtse vloer met deze slibversierde plavuizen bevondzich ook een groot aantal plavuizen waarvan het aantoonbaar vaststaat dat dezein Utrecht zijn vervaardigd. Het was dan ook de vraag waar deze slibversierdeplavuizen zijn gemaakt, in Utrecht, dan wel in Essex.Het baksel van de plavuizen bleek uitsluitsel te bieden. De in Pleshey Castle

gevonden plavuizen zijn van een geheel andere klei gemaakt dan de in Utrechtgangbare rivierklei. De misbaksels uit de Bemuurde Weerd en de plavuizen uit devloer aan de Mariaplaats bleken wel van hetzelfde materiaai te zijn gemaakt. Hieruitkan worden geconcludeerd dat alle plavuizen uit de vloer van het claustrale huis ineen van de ateliers aan de Bemuurde Weerd moeten zijn gemaakt.Bij de hierop volgende zorgvuldig analyse van alle misbaksels opgegraven op de

Bemuurde Weerd bleek dat daar inderdaad plavuizen zijn geproduceerd die watvorm en versiering betreft identiek zijn aan de in Pleshey Castle gevondenexemplaren (afb. 8). De patronen bleken tot in groot detail gelijk te zijn. De gelijkenis

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

is zelfs dusdanig groot dat dit alleen verklaard kan worden door het gebruik vandezelfde stempel of mal, zowel voor de Engelse als Utrechtse plavuizen.Door de aanwezigheid van het Engelse familiewapen en de in dat land oudere

en meer verspreide traditie van het decoreren van plavuizen is de meest voor dehand liggende conclusie dat de producent eerst in Engeland voor Pleshey Castlede benodigde plavuizen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

72

heeft gemaakt en later naar Utrecht is gekomen. Hoewel in theorie alleen de stempelsde overtocht hoeven te hebben gemaakt, bijvoorbeeld via een handelaar, is het veelaannemelijker dat de plavuizenmakerzich in Utrecht heeft gevestigd. De chronologiestaat in ieder geval vast en is tamelijk nauwkeurig te dateren. De plavuizen uitPleshey Castle blijken namelijk kort voor, of in 1314 te zijn gemaakt, terwijl deproductie van dit type plavuizen in Utrecht van na die tijd dateert en omstreeks 1350is gestopt. Overigens zijn ook buiten Utrecht exemplaren van deze ‘Engelse’plavuizen gevonden, te weten in Heukelum, maar vooral ook in enkele Friese kerken.9

Latere productie

Zoals eerder gemeld zijn er behalve uit het pottenbakkerscentrum aan de BemuurdeWeerd nauwelijks enige andere archeologische gegevens van het bakken vanplavuizen in ons land bekend. Alleen in Deventer zijn enkele weggegooidemisbakselsopgegraven. Wel zijn er volop gegevens beschikbaar uit de gebruikerscontext. Uitarcheologische en bouwhistorische data van na 1350 zijn er vele vloeren bekend.Ook op laatmiddeleeuwse en met name vijftiende-eeuwse miniaturen zijnverschillende geelzwarte mozaïekvloeren van effen plavuizen te zien, vooral indambord- en zigzagpatronen. Ook uit schriftelijke bronnen is er wel het een en anderover de productie van plavuizen bekend.10 Deze bronnen dateren echter allemaaluit de periode nadat de productie in de Bemuurde Weerd is gestopt. Die historischbekende plavuizenproductie na 1350 is - in tegenstelling tot de ateliers aan deBemuurde Weerd - telkens gekoppeld aan steen- en pannenbakkerijen, dan welwordt het maken van plavuizen afzonderlijk genoemd. Ook in Deventer werden dedaar gestorte misbaksels tussen het afval van steenbakkerijen gevonden. In decontext van steenbakkerijen zal de productie van plavuizen, gezien de aard vandeze bedrijven, meer gericht zijn geweest op de productie van grote aantallen danop het produceren van fraai versierde tegels. Uit de stadsrekeningen van Arnhemblijkt dat een oven in die stad in 1354 15.000 plavuizen en 5.000 stenen kon bevatten,of alleen 13.000 stenen. Omgerekend zouden dat in één bakgang ongeveer 25.000plavuizen zijn. In 1366 waren het zelfs ongeveer 55.000 stuks. Dat is heel wat andersdan het bescheiden aantal van circa 2.240 stuks dat in het oventje aan de BemuurdeWeerd gebakken kon worden. Het versieren van de plavuizen was in Arnhemwaarschijnlijk niet, of in veel mindere mate aan de orde.De hierboven geschetste scheiding tussen de productie van versierde en

onversierde plavuizen zal wat context, aantallen en wijze van productie betreftgrotendeels wel kloppen. De fasering hiervan ligt waarschijnlijk veel genuanceerder:voor 1350 was er namelijk parallel aan de relatief kleinschalige productie van deversierde plavuizen ook nog de productie van ongeglazuurde en geheel onversierdeplavuizen. Die plavuizen zijn tenminste op talloze plaatsen in vloeren teruggevonden.Blijkbaar was de productie van deze onversierde plavuizen niet geassocieerd metpottenbakkerijen. Zij moeten dus elders zijn gemaakt. Na 1350 zijn er bovendiennaast het geglazuurde rode plavuistype ook geglazuurde rode, zwarte en geleplavuizen gemaakt. Van deze beide typen is echter geen goed onderzochteproductieplaats bekend, waardoor het voorlopig gissen blijft waar deze bedrijvengevestigd waren en wat de omvang ervan was.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

74-75

Vloer van in rode en gesmoorde tegels gelegd patroon in de Mariënburgkapel te Nijmegen.Deze archaïsche vloer is een restauratieproduct uit de twintigste eeuw (foto RACM, K.Roderburg, 2006)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

76

Hardgebakken geglazuurde ruitvormige vloertegels in geel en bruin uit ca. 1500 in hetHeeremahuis te Bolsward (foto RACM, A.J. van der Wal, 1973)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

77

Rode, geel geglazuurde vloertegels in de bijkeuken in het souterrain van de Fraeylemaborgte Slochteren (foto RACM, E. Koldeweij, 2008)

Eindnoten:

1 Reinstra, A, ‘Fries Mozaiek’, Diggelgoud. Jubileumboek 25 jaar Argeologysk Wurkferbân:archeologisch onderzoek in Fryslân, Ljouwert 2008, pp. 242-249.

2 Rooijen, C.A.M. van, Scherven, Erven en Evolutie, Analyse van een deel van de stedelijkekeramische ateliers in de Utrechtse Bemuurde Weerd tussen circa 1275 en 1350,Ongepubliceerde doctoraalscriptie UVA 1984.

3 Roosens, H.J. en J. Mertens, ‘De oudheidkundige opgravingen bij St-Hermeste Ronse’, Cultureeljaarboek voorde provincie Oostvlaanderen, 1949, band I, deel III, pp. 333-399.

4 Rooijen, C.A.M. van en M. Stafleu, ‘Utrecht, Mariaplaats/Walsteeg’, in: D.H. Kok et al,Archeologische Kroniek, Provincie Utrecht 1996-1997, Utrecht 1998, pp. 82-117.

5 Rooijen, C. van, ‘Made in Utrecht: Versierde plavuizen en mozaïekvloeren in de NoordelijkeNederlanden in de eerste helft van de 14DE eeuw’, in: Royen, H. van (red.), JaarboekAbdijmuseum Ten Duinen 1138, Novi Monasterii, vol. 5 (2006), pp. 101-118.

6 Norton, C., ‘Medieval Tin-glazed Painted Tiles in North-West Europe’, Medieval Archaeology,28 (1984), pp. 133-172.

7 Van Rooijen en Stafleu, op. cit. (noot 4).8 Drury, P.J., ‘Floor Tiles’, in: Williams, F. (ed.), Excavations at Pleshey Castle, Oxford 1977 (British

Archaeological Reports 42), pp. 92-123.9 Rooijen, C.A.M. van en T.J. Hoekstra, ‘Utrecht between Pleshey Castle (Essex) and the Hasker

Convent (Friesland): The Origin and Distribution of Late Thirteenth and Early Fourteenth-CenturyDecorated Floor Tiles in the Netherlands’, in: E. de Bièvre (red.), Utrecht, Britain and theContinent, Archaeology, Art and Architecture, London 1996 (The British ArchaeologicalAssociation Conference Transactions XVIII), pp. 209-215 & plates XXVII-XXXI.

10 Hollestelle, J., De steenbakkerij in de Nederlanden, tot omstreeks 1560, Arnhem 1961.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

78

Frans Caignie en Guido van den EyndeMajolicavloertegels: een overzicht

De oorsprong van majolicavloertegels moeten we zoeken in Italië. VanuitItalië verspreidde de productie van majolica zich over West-Europa.Uitgeweken Antwerpse pottenbakkers introduceerden de tegels in deNoordelijke Nederlanden. In dit hoofdstuk worden de opkomst enverspreiding uitgebreid beschreven.

Een luxeproduct

Hoewel Cipriano Piccolpasso uit Castel Durante in zijn werk over de kunst van depottenbakker Li tre libri dell'arte del Vasaio, dat hij schreef tussen 1548 en 1557,geen melding maakt van de techniek voor het produceren van tegels, is er in hetlaatste kwart van de vijftiende tot ruim de eerste helft van de zestiende eeuw in Italiëtoch heel wat tegelproductie geweest.1 Het betrof hoofdzakelijk vloertegels, dieaanvankelijk beschilderd zijn met een decoratie die zich begrenst tot één enkeletegel. Pas in een latere periode is de decoratie uitgespreid over een ruimer tegelvlak.De hier voor gebruikte metaaloxides leveren de schitterende grand-feu-kleurenblauw, oranje, groen, geel en bruin, vrijwel altijd aangebracht op een witte onderlaagvan tinoxide. Prachtige voorbeelden van deze zogehetenmajolica kunnen op diverseplaatsen in Italië nog in situ worden bewonderd, zoals in de kerk Santa MariaMaggiore te Spello, in de omgeving van Assisi, die 1566 is gedateerd (afb. 1), of inde sacristie van de San-Pietrokerk in Perugia.2 Dichter bij huis kunnen we in deKoninkiijke Musea voor Kunst en Geschiedenis te Brussel de vloer bewonderen uitde kapel van de familie Castracani te Scagli, te dateren rond 1560. In tal vanItaliaanse musea worden dan weer losse tegels of restanten van vloeren bewaard,zoals de Perzisch aandoende steren kruistegels uit de Sint-Franciscuskerk te Deruta(1524) in het nabijgelegen Museo Regionale della Ceramica, waar ook een helecollectie fragmenten uit de loggia van de Rocca Paolina uit Perugia (1542) istentoongesteld.3Een vloer van majolicategels was in de zestiende eeuw in Italië een luxeproduct,

dat zeer werd begeerd door de hogere wereldlijke en geestelijke gezagdragers omde voorname plaatsen in hun kerken, abdijen, kapellen, paleizen en kastelen teverfraaien. Ook Frankrijk is met dit modeverschijnsel meegegaan. De catalogus vaneen congres over dit onderwerp, gehouden in 2000 te Bourg-en-Bresse, geeft eenoverzicht van de Franse majolicavloeren van de dertiende tot de zeventiende eeuw.4Een van de vele meesterwerken daar is de vloer die door

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

79

1. Detail van de majolicavloer in de Cappella Baglioni in de kerk Santa Maria Maggiore teSpello (1566) (foto Scala, Antella Firenze 1991)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

80

2. Compositie van een achthoekig tegelschema, geconstrueerd met vierkante en zeskantetegels (tekening F. Caignie)

Margaretha vanOostenrijk werd besteld voor haar kerk te Brou (1531-32), waarvanhelaas nog slechts een fractie is overgebleven.5 De Spaanse productie vanmajolicavloeren in een achtkantschema concentreert zich in Manisès en Paterna.Spanje is veeleer bekend voor zijn productie van wandtegels en heeft een belangrijkerol gespeeld in de verspreiding van het gebruik van tegels in Noordwest-Europa.

Productie in België

Vanuit Italië heeft de productie van majolica zich over West-Europa verspreid. Viahet werk van Piccolpasso is ons de naam van Guido di Savino bekend, die zich inde eerste jaren van de zestiende eeuw in Antwerpen heeft gevestigd en daar, samenmet zijn vijf zonen, majoiica-schotelgoed en majolicavloeren volgens de Italiaansetechniek en stijl is gaan produceren.DezeGuido is geïdentificeerdmet de uit de archieven bekende ‘geleyerspotbacker’

Guido Andries, die zich in Antwerpen de voornaam van zijn schoonvader AndriesBollekens als familienaam heeft toegeëigend.6 In zijn atelier is de welbekende vloeruit het hoogkoor van de abdijkerk van Herkenrode gemaakt, waarvan eenvijfhonderdtal tegels in 1888 is aangekocht door de Koninklijke Musea voor Kunsten Geschiedenis. Het schema van deze vloer met achtkantpatroon is opgebouwduit een centrale vierkante tegel waarlangs vier langwerpige zeskanttegels wordengelegd. Deze decoratieve structuur is in de vijftiende en zestiende eeuw in Europahet vaakst gebruikt voor het schikken van vloertegels en is gebaseerd op de vroegeItaliaanse voorbeelden (afb. 2).De middentegel bevat een afbeelding van een dier, een persoonsbuste of een

rozet van bladeren, meestal gevat in een cirkelband, en tevens veelal een hoek metstralenbundel. De zeskanten zijn gevuld met symmetrisch opgebouwde ranken, dieom een vrucht of een bloem heen cirkelen, waarbij de tegel steeds een brede blauwezoom heeft. Dit laatste element kenmerkt trouwens ook de vierkante tegels vandeze vloer.7 In het archief van de abdij van Averbode wordt van deze vloer hetoriginele besteldocument bewaard van abdis Mechtilde de Lexhy, opgesteld op 25mei 1532, voor levering van ‘paveitsel van galeyen steenen’ vóór Pasen 1533. Aandit document zijn nadien nog heel wat interessante notities toegevoegd betreffende

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

de wijze van levering, tussentijdse betalingen, kosten voor metselaars en transport,en zelfs vergoeding voor gebroken exemplaren.Bij de Herkenrode-vloertegels is de afbeelding steeds begrensd binnen één enkele

tegel. Dit is ook zo in de vloer die Lord William Sandys in zijn landhuis The Vynenabij Basingstoke (Engeland) heeft laten aanbrengen. Dankzij een opvallendeovereenkomst in decoratie met de tegels van Herkenrode en vermelding hierop vantypisch Vlaamse namen uit toneelstukken van de rederijkerskamers kon dezemajolicavloer van The Vyne als Antwerps worden bestempeld. Al deze tegelsbevinden zich weliswaar nog op de plek waarvoor ze omstreeks 1520 zijn besteld,maar de oorspronkelijke plaats binnen het gebouwencomplex is niet met zekerheidbekend.8 Een derde hoogtepunt van de Antwerpse majolicanijverheid bevindt zichin de kapel van Kasteel Rameyenhof te Gestel, vlakbij Lier

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

81

(afb. 3a-c). Door het wapenschild van de echtelieden Van Immerseel-de Lannoy,dat in het midden van de vloer in een lauwerkrans is geschilderd en gebakken inhet glazuur van de majolicategels, plaatst de vloer zich duidelijk in debewoningsgeschiedenis van het kasteel. Dit iaat toe de productie en plaatsing ervante bepalen in 1527, net voor of omstreeks de dood van schout en markgraaf Janvan Immerseel. Deze vloer is ook de enige van Antwerpse makelij die zich nog insitu bevindt. Hij is voor 85 procent intact, en is door zijn tegelvlak dat perfect aansluitop de kapelmuren ontegensprekelijk specifiek voor deze zeshoekige kapelontworpen. Het is bovendien de enige vloer in onze contreien waarbij de versieringzich uitspreidt over zes driehoekzones van telkens circa zestig tegels, waarbij tweetypes afbeeldingen alternerend voorkomen: grotesken en een herfstboeket.Hoewel de vloer uit Rameyenhof wat kunst en vakmanschap betreft zeker niet

moet onderdoen voor voornoemde grote namen, heeft het gedetailleerdetegelonderzoek dat plaatsvond ter gelegenheid van de restauratie van de vloer in2000, de moeilijkheden en problemen aan het licht gebracht waarmee hetvroeg-zestiende-eeuwse majolica-atelier te kampen had om in een kleinbehuisdstadsatelier een vloer van 3, 6 meter diameter te fabriceren.9 Naast een reeksscherfkarakteristieken die gebreken in het productieproces aan het licht hebbengebracht, kunnen we aantonen dat er twee en mogelijk zelfs drie opeenvolgendebakbeurten nodig waren om het gehele kapeioppervlak tot tegen de muren tebetegelen.10De decoratieve elementen op de tegels uit Herkenrode en The Vyne vinden we

ook terug op de vloertegels in Fère-en-Tardenois (Aisne, Frankrijk), op deAnjum-tegels (zie verderop) en op een groot aantal geïsoleerde tegelvondsten uitde Antwerpse bodem. De Herkenrode-tegel was de creatie van Guido Andries inzijn atelier Den Salm in de Cammerstrate

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

3a, 3b, 3c. Demajolicavloer in de kapel van Kasteel Rameyen te Gestel. België (circa 1527),na de restauratie in 2000: overzicht vanaf de kapeldeur, een zone met groteskendecoratieen het wapenschild van Jan van Immerseel en Maria de Lannoy in een medaillon van laurier(foto's F. Faure)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

82

4a, 4b, 4c. Herkenrode-type majolicavloertegels uit de abdij Ten Duinen te Koksijde (foto'sF. Caignie)

nemen dat dit decoratietype na zijn dood in 1541 door zijn opvolger Franchois Franswerd aangehouden. Deze hypothese wordt ondersteund door een tegelvondst van

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

het Herkenrode-type op de site van het kasteel van Lamoraal graaf van Egmont teZottegem11 en een waaier aan gelijkaardige fragmenten uit de abdijsite Ten Duinente Koksijde (beide België) (afb. 4a-c).12

Majolicategels in Nederland

Op het ogenblik dat in Nederland omstreeks het derde kwart van de zestiende eeuwde productie van majolicategels op gang kwam, grotendeels door uitgewekenAntwerpse ‘geleyerspotbackers’, was in Antwerpen de productie vanmajolicavloerenal over haar hoogtepunt heen. Voordien zijn in Nederland, voor zover bekend, geenmajolicavloeren geproduceerd. De zeskante vloertegels die Dingeman Korftoewijstaan dete Anjum gelegen Holdinga State behoren, samen met de tegels dieoppermaarschalk

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

83

Anne deMontmorency bestelde voor de kapel van zijn kasteel te Fère-en-Tardenois,tot het Herkenrode-type (afb. 5). Korf heeft deze drie vloeren van elkaar kunnenonderscheiden door een verschil in tegelgrootte, die consequenties had voor dedecoratie.13 Een andere vloer die aan de Antwerpse majolicaproductie wordttoegeschreven is die van het Kasteel van Breda.14 De mysterieuze oogtegels in eengele kruisversie en een blauwe sterversie, de blauwe slingerbandtegels en de ronderozettegels zijn voor demeeste tegelkenners zeer bekend (afb. 6a-b,7a-b). Algemeenwordt aangenomen dat deze majolicategels besteld zijn door graaf Hendrik III vanNassau (1483-1538) voor zijn nieuwe renaissancepaleis in Breda, waarvan de eerstebouwfase piaatsvond tussen 1536 en circa 1540-1544.15Over het karakter en de exacte ligging van de Bredase vloer is weinig bekend.

De vloer is waarschijnlijk uitgebroken in 1826-1828, toen het kasteel werd ingerichtals Koninklijke Militaire Academie. Hij werd als puin op het terrein en elders gestort.In de loop der jaren zijn er regelmatig tegelfragmenten teruggevonden, maar hetmateriaal is nooit systematisch gedocumenteerd en bovendien verspreid geraaktover meerdere collecties in Nederland. Momenteel loopt er een project waarin allebekende stukken typologisch en technologisch worden geïnventariseerd. De uitkomstvan deze inventarisatie dient als basis voor een nieuwe studie van de Bredasemajolicavloer.16De eerste voorlopige resultaten leveren een verrassend beeld op van een

heterogene groep majolicavloertegels, sommige met technische gebreken, anderemet beperkte esthetische kwaliteiten. Een eenduidige verklaring voor de onderlingeverschillen is nog niet voorhanden, maar moet mogelijk gezocht worden inverschillende producties, of het bestaan van meerdere vloeren. Een belangrijkaandachtspunt in het onderzoek is de

5. Zeskante vloertegel uit Anjum (foto F. Caignie)

vraag naar de plaats en het karakter van de productie van de Bredase tegels. Sindsjaren worden de majolicategels uit het Kasteel van Breda in de literatuurtoegeschreven aan het bekende atelier van Guido Andries in Antwerpen. Bij naderinzien blijken de aanwijzingen hiervoor toch erg beperkt tezijn en bovendien vatbaarvoor alternatieve interpretaties.17 De toewijzing aan de Antwerpse majolicaproductieroept in ieder geval meer vragen op en geeft geen verklaring voor de vaststellingdat de Bredase tegels voor wat vorm, decoratie, heraldisch kieurgebruik en techniekbetreft niet aansluiten bij de bekende Antwerpse producten uit de eerste helft vande zestiende eeuw.Een voorlopige werkhypothese gaat uit van de mogelijkheid van een Antwerpse

productie, maar volgens een uniek ontwerp, dat speciaai voor de inrichting van hetpaleis van Hendrik III tot stand is gekomen. De majolicategels hebben, gezien hunuitgesproken karakter, ongetwijfeld deel uitgemaakt van het decoratieve programmavan het paleis. Wat Antwerpen als productieplaats betreft, gaat het hier dan niet omeen bestelling van Antwerpse tegels, maar om een opdracht tot het vervaardigenvan een vooraf ontworpen vloer.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Een andere majolicavloer op een eliteplaats in Nederland is slechts gekend uitarchivalische bron. Philips van Bourgondië (1465-1524), bastaard van Philips deGoede die in 1517 bisschop van Utrecht

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

84

6a, 6b, Oogtegel in kruisvorm, oogtegel in stervorm, Collectie Breda's Museum (foto's Breda'sMuseum)

werd, heeft kort voor zijn dood een tegelvloer besteld bij Guido Andries. Aangezienhij op dat ogenblik verbleef in de bisschoppelijke residentie, het Kasteel van Wijkbij Duurstede, was de vloer zeer waarschijnlijk voor deze residentie bestemd.Guido Andries belast op 7 december 1525 Cornelis Bol, mogelijk een

tussenpersoon of een verwant van zijn schoonvader Andries Bollekens, om eensom van 14 gulden te innen, als laatste betaling voor dit werk. In dit document wordtde vloer ‘pavensteenen’ genoemd, wat, gezien de betrokkenheid van het atelierDen Salm, een majolicavloer moet zijn geweest. Opmerkelijk is dat bij opgravingenin het kasteel nooit een tegel of fragment van deze vloer tevoorschijn isgekomen.18

Wand- en vloertegels

Majolica-vloer- en wandtegels zijn in deze vroege periode niet altijd eenduidig vanelkaar te onderscheiden. Een aantal elementen kan helpen bij het herkennen vanvloertegels, waarbij de tegeldikte als het voornaamste criterium geldt.Vloertegels hebben doorgaans een dikte van 20 mm en meer, wat niet uitsluit dat

ons meerdere exemplaren van verschillende archeologische opgravingen op diverseplaatsen bekend zijn die met moeite 15 mm halen.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Recht afgesneden randen worden vaak ook als een bepalend kenmerk vanvloertegels aangenomen. Wandtegels hebben daarentegen steeds taps gesnedenranden zodat de mortel zich ook tussen de tegelvoegen kan nestelen voor eengoede hechting aan demuur. Vloertegels genieten van de zwaartekracht en volstaanvoor een goede hechting met mortel aan de onderzijde. Ook deze rechte randenzijn geen algemene regel, hetgeen te verklaren is door de wijze waarop de kleitegelwerd gemaakt. Vroege tegels werden niet met behulp van vierkante vormraampjesgemaakt, maar met de hand gesneden langs een houten of metalen lat.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

85

7a, 7b, Slingerbandtegel en rozettegel Collectie Breda's Museum (foto's Breda's Museum)

Deze werkwijze resulteerde niet alleen in steeds verschillende tegelbreedtes entegelhoogtes, maar ook in zowel recht gesneden tegelranden - wat mogelijk deintentie was - als licht tapse randen. Dit handmatige snijden komt duidelijk tot uitingin de statistische analyses van de karakteristieken van de Rameyen-tegels.Een derde criterium om een tegei als vloertegel te rangschikken is de eventuele

aanwezigheid van glazuurslijtage, veroorzaakt door veelvuldig belopen. Nochtanszijn er meerdere situaties bekend waarbij tegels die algemeen tot het wandtegeltypegerekend worden in een tweede leven dienst gedaan hebben als vloertegel, hetgeenkan worden afgeleid uit onverwachte glazuursleet.Indien tegels los beschikbaar zijn en niet overdadig met mortel zijn bevuild, kunnen

plaatsmerken op de rug worden opgemerkt. Dit is een hulpmiddel voor de tegelzettergeweest voor het correct plaatsen van de tegels wanneer een min of meer complexeversiering zich uitspreidt over meerdere tegels.De majolicavloer uit het atelier van Masséot Abaquesme (Rouen), gemaakt voor

het kasteel van Anne de Montmorency te Ecouen, die oorspronkelijk meerdereduizenden tegels bedroeg, is opgedeeld in blokken van honderd tegels, die op derug telkens gemerkt zijn met een groepsletter en een volgnummer.19 Overigens iseen dergelijk nummeringsysteem ook bij wandtegeltableaus toegepast, waardoordit criterium slechts bruikbaar is in samenhang met een of meerdere van de eerdergenoemde.Ten slotte geeft ook de decoratie mogelijk een aanwijzing. Vloertegels hebben

namelijk zelden een hoekornament dat samen met drie aanliggende tegels eennieuw ornament gaat vormen, zoals dit op veel majolicawandtegels gebruikelijk is.Meestal volstaat een fragment van een dergelijk hoekornament om dit te associërenmet een van de vele bekende wandtegeldecoraties, waarbij het referentiewerk De

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Nederlandse tegel: Decors en benamingen, 1570-1930 een belangrijk hulpmiddelvormt.20

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

88

Blauwe en goudgele ‘oogtegels’ uit het kasteel van Breda. Gereconstrueerd tableau in deEgmondgalerij van de Koninklijke Militaire Academie te Breda (foto RACM, P. van Galen,1995

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

89

Detail van de zestiende-eeuwse vloer met natuurstenen tegels in het koor van de N.H. St.Lambertuskerk te Buren (foto RACM, A.J. van der Wal, 1975)

Eindnoten:

1 Piccolpasso, Cipriano, Li tre Libri dell'Arte del Vasaio, (The three books of the Potter's Art). Afacsimile of the manuscript in the Victoria and Albert Museum London. Translated and introducedby Ronald Lightbown and Alan Caiger-Smith, London 1980 (herdruk 2007), Volume I & II.

2 Cruciani, F.e.a., ‘La pavimentazione in maiolica della cappella Baglioni in Santa Maria Maggiorea Spello e nella sagrestia di San Pietro a Perugia’, in: Gian Carlo Bojani (ed.), II lavoro ceramico.Sintesi dell'arte, Electa Editori Umbri, 1998, pp. 249-257. Zie ook: Quinterio, F., ‘Architettura eceramica nel Rinascimento in Umbria’, pp. 223-248.

3 Quinterio, F., Maiolica nell' architettura del Rinascimento Italiano 1440-1520, Firenze 1988.4 Rosen, J. (ed.), Images du pouvoir, Pavements de faïence en France du XIIIe au XVIIe siècle,

édité à l'occasion de l'exposition auMusée de Brou à Bourgen-Bresse du 24 juin au 24 septembre2000, Paris 2000.

5 Van de naar schatting acht- à negenduizend tegels oorspronkelijk resten er nog eentweehonderdtal in situ en in publieke en particuliere collecties.

6 Caignie, F., ‘Guido di Savino alias Guido Andries’, Tegel 23 (1995) pp. 2-10. Voor de betekenisvan de term ‘geleyer’ bestaan twee verklaringen. De ene maakt allusie op de galeien, de

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

scheeptypes waarmee dergelijk aardewerk werd aangevoerd. Deze uitleg loopt enigszins parallelmet de verklaring van het woord ‘kraakporselein’, het porselein dat met kraken werd aangebracht.Een andere verklaring is gebaseerd op de notie ‘gleis’ of verglaasd, vanwaar onze enigszinsverouderde term ‘gleiswerk’ die verwijst naar het blinken, het schitteren van het geglazuurdeaardewerkproduct.

7 Nicaise, H., ‘Les carreaux en faïence anversoise de l'ancienne abbaye d'Herckenrode’, Bulletinvan de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, 1935, nr. 4, pp. 92-104: nr. 5, pp. 117-127.Voor een overzicht van de Antwerpse majolicavloeren zie ook: Dumortier, C., Céramique de laRenaissance à Anvers, De Venise à Delft, Paris 2002.

8 Blanchett, C., The floor tiles at The Vyne, Glazed Expressions, nr. 41 (2000), Tiles & ArchitecturalCeramics Society.

9 Een dergelijke doorgezette studie van een majolicavloer is nooit eerder uitgevoerd. Daardoorontbreekt het aan volwaardig vergelijkingsmateriaal.

10 Dumortier, C. en F. Caignie, ‘Een 16de-eeuwse majolicavloer in de kapel van het hof vanRameyen in Gestel. Deel I: Historisch en ikonografisch kader; Deel II: Onderzoeksmethodes enconclusies’, Gentse bijdragen tot de interieurgeschiedenis, 32 (2003) pp. 1-32.

11 Caignie, F. en T. Oost, ‘Majolicategels uit het kasteel van Egmont te Zottegem (België)’, Tegel,31 (2003) pp. 4-15.

12 Caignie, F., ‘De majolicategels van Ten Duinen gepositioneerd in de Antwerpse majolicategelproductie’, Novi Monasterii, Jaarboek Abdijmuseum Ten Duinen 1138. Themanummer‘Middeleeuwse tegels in cisterciënzerabdijen, De tegelcollectie van Ten Duinen in eeninternationale context’, 5 (2006) pp. 227-264.

13 Korf, D., ‘De zeskante “Anjum-tegels” in het Fries Museum; waar komen ze vandaan?’, Antiek,XI (1975/1976) p. 350.

14 Groneman, A., ‘Majolicavondsten te Breda’, Jaarboek van de geschied- en oudheidkundige kringvan stad en land van Breda ‘De Oranjeboom’, XII (1959) pp. 22-55; Groneman, A., ‘De16e-eeuwse tegelvloeren in het kasteel der Nassau's te Breda en enige andere producten vanoud-nederlandse majolicanijverheid; een nieuwe toeschrijving aan Guido Andries’,Mededelingenblad Nederlandse vereniging van vrienden van de ceramiek, 16 (1959) pp. 1-25.

15 Van Wezel, G.W.C., Het paleis van Hendrik III graaf van Nassau te Breda, Zeist/Zwolle 1999(Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst. Geïllustreerde beschrijving), p. 11.

16 Onderzoek door beide auteurs van dit artikel.17 De toeschrijving aan het atelier is hoofdzakelijk gebaseerd op een vierkante vloer- of wandtegel

met eenzelfde oogmotief, die werd gevonden op het terrein van het atelier Den Salm van GuidoAndries. Deze tegel kan geïnterpreteerd worden als een navolging van de originele oogtegelvloervan Breda en vormt op zich geen bewijs van productie van de Bredase tegels in het betreffendeatelier. De Antwerpse tegel bevindt zich in de collectie van het Gemeentemuseum van DenHaag.

18 Dumortier, C., ‘Les faïenciers italiens à Anvers au 16ème siècle, Aspects historiques’, Faenza,LXXIII (1987) 4-6, pp. 166-167, 170.

19 Leroy, C., ‘Avers et Revers des pavements du château d'Ecouen’, Revue de l'Art. Objets d'art,116 (1997) nr. 2, pp. 27-41.

20 Pluis, J., De Nederlandse Tegel: Decors en benamingen, 1570-1930 - The Dutch Tile: Designsand names, 1570-1930, Leiden 1997.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

90

Bart KlückDe Mieropskameren in Utrecht:een gebouwencomplex met dubble bodem

De Mieropskameren in Utrecht waren woningen voor alleenstaandevrouwen van goede levenswandel en zijn gebouwd in de zestiende eeuw.Bij de restauratie drie decennia geleden konden de oorspronkelijkeplavuizenvloeren onderzocht worden. Door de sporen van slijtage tebestuderen kan de indeling en het verkeer in huis gereconstrueerd worden.Bovendien kwam er onder deze vloeren nog een complete vloertevoorschijn.

De kameren

Ten westen van de Oudegracht en daarmee evenwijdig van noord naar zuid lopendligt in de zuidelijke helft van de binnenstad van Utrecht de Springweg. De oorsprongverliest zich in de nevelen van de tijd, maar vermoedeiijk is deze weg ontstaan alseen verbinding tussen de vroegmiddeleeuwse nederzetting Stathe rond de Steenwegen de prestedelijke kern bij de Twijnstraat.Na het graven van de zuidarm van de Oudegracht in 1122 ontwikkelde de

Springweg zich tot een spaarzaam bebouwde achterstraat van de Oudegracht. Eenideale plek voor kloosters, zoals het klooster van de Augustijnen (hetRegulierenklooster) aan de oostzijde, gesticht in de dertiende eeuw, en het DuitseHuis aan de westzijde, uit het midden van de veertiende eeuw.Na de Reformatie, waarbij het Regulierenklooster aan de stad toekwam en als

weeshuis werd ingericht, werd op het kloosterterrein langs de Springweg een reekskameren gerealiseerd, een kamerwoningen (afb. 1). De financiering kwam uit eenlegaat van kanunnik Cornelis van Mierop. Bijzonder is dat van deze zogenoemdeMieropskameren (nu Springweg 110-130) zelfs een ontwerptekening uit 1583bewaard is gebleven.Toen de kameren, eigendom van het Utrechts Monumentenfonds, in de jaren

1979-1981 gerestaureerd en wat meer aan modern comfort aangepast werden, waser gelegenheid om uitgebreid

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

91

1. DeMieropskameren aan de Springweg te Utrecht (alle foto's: Archeologie en bouwhistorie,Afd. Stadsontwikkeling. Gemeente Utrecht. Alle tekeningen: auteur)

bouwhistorisch en archeologisch onderzoek te doen. Gelukkig was het nog ver voor‘Malta’, dus beide richtingen van het oudheidkundige onderzoek konden door deauteur ter hand worden genomen, wat de gerichtheid van het onderzoek en desynthese van de resultaten zeer ten goede kwamen.Bijzonder aan de Mieropskameren is, in tegenstelling tot andere Utrechtse

kameren, dat ze een verdieping hebben. Anders dan de bouwtekening van 1583toont, bleek de indeling van de kamerwoningen niet zo regelmatig te zijn. Alleen alde plaatsing van deuren en vensters in de voorgevel wijkt behooriijk af, terwijl nr.130 ook nog een afwijkende plattegrond heeft: het is een dieper gebouw en wasdan ook ingedeeld in twee kameren (afb. 2). Zo kwam het totale aantal van devrijwoningen op twaalf, een vroom getal.

Het onderzoek van de vloeren

Het archeologische onderzoek in de huizen richtte zich op oudere vloerniveaus.Gelukkig is de werkwijze bij de laatste verbouwing van 1950 nog traditioneel geweest:de nieuwe vloer kwam met een geringe peilverhoging boven de vorige te liggen. Zowerd bij het onderzoek in diverse woningen, onder deze vloer en eenachttiende-eeuwse vloer, de plavuizenvloer van 1583 aangetroffen.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

92

2. De Mieropskameren met de situatie van 1583 en de teruggevonden situatie van voor deReformatie: de noordelijke helft als dienstgebouw met inrijpoort van het Regulierenklooster,de zuidelijke helft als woonvertrekken

Deze vloer was gelegd in halfsteensverband met plavuizen van 15, 5 cm en meteen rand van plavuizen van 16, 5 cm. Het compleetst was deze in nr. 112 (afb. 3).Daar was de vloer meer dan 150 jaar gebruikt, gesleten en opgelapt. Het meestgesleten, en dus geheel vernieuwd, was de vloer bij de entree en bij de haard, enin de noordoosthoek was helemaal geen piavuizenvloer. Dit was de plek waar tot1950 nog de bedstede was.De aanblik van deze doorleefde vloer bracht me op de gedachte om niet alleen

het patroon van de plavuizen in te tekenen, maar ook alle barsten en sporen in deoorspronkelijke specie daar waar plavuizen helemaal weggesleten waren (afb. 4).Het resultaat is een grafisch gebruikspatroon, dat informatie geeft over de vroegereindeling en het verkeer in huis (afb. 5). De grootste slijtage - en daarmee de hoogsteloopfrequentie - was bij de haard en de bedstede vast te stellen. Die plaatsen hebbente maken met de belangrijkste levensbehoeften: warmte, eten (koken) en slapen.Een kuiltje bij de bedstede (ook gevonden in nr. 114 en 116) verried de plaats waarmen duizenden keren het bed in- en uitgestapt was. Opvallend was ook dat deslijtagesporen naar de achterdeur intensiever waren dan die naar de voordeur. Deachterdeur gaf niet alleen toegang tot het tuintje, maar ook tot het toilet en degemeenschappelijke waterput. Daar de kameren volgens het testament van Cornelisvan Mierop bedoeld waren voor alleenstaande vrouwen van goede levenswandel,zal de boze buitenwereld een gang naar de voordeur ook wat afgeremd hebben.Tussen de achterdeur en de lege hoek van de bedstede was een stuk gave vloer.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Die lag onder de vroegere steektrap naar de verdieping. Ook de vloer tegenoverde haard was Opvallend gaaf. Daar moet een tafel gestaan hebben met een of tweestoelen. Schuifelende voeten van iemand die daar vaak zat, hadden dit stuk vloergedurende eeuwen plaatselijk glad gepolijst.Ook gaaf, maar met een ruw oppervlak, was de vloer links van de haard. De

ruwheid is veroorzaakt door optrekkend vocht, dat niet goed weg kon uit de plavuizen.Een aanwijzing dat hier, met de bodem

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

93

3. De vrijgelegde vloer uit 1583 van Springweg 112. Gebroken, gave en later bijgelegdeplavuizen bepalen het patroon

op of vlak boven de vloer, een kist of kast stond. De paar centimeter brede streepover de vloer was het spoor van een verdwenen tochtportaal. Om de vloer goedschoon te houden zat bij de achterdeur een schrobputje.Het middelpunt van de huislijke activiteiten was natuurlijk de haard. Dagelijks

moest hier's morgens de as uitgeschept worden en voor het verwarmen en kokenmoest de haard opnieuwworden aangemaakt. Om het vuur's avonds veilig te dovenzat rechts in de haard een haardpot onder de vloer, afgedekt door een plavuis meteen rond gat (zoals in nr. 114 nog

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

94

4. Documentatietekening van de vloer van 1583 in Springweg 112met slijtagepatroon. Latereplavuizen zijn weggelaten

5. Reconstructie van indeling en looppatroon in de zestiende en zeventiende eeuw inSpringweg 112

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

95

6. Springweg 112 en 114. Teruggevonden vloer van de werkplaats met paardenstal uit dekloostertijd

aanwezig). Daar kon de gloeiende as in geschoven worden.

Oudere fase: een smederij

Bij het verder uitgraven, nodig voor een nieuwe betonvloer, werd een puinlaagaangetroffenmet onder meer resten van een lokale beeldenstorm. Enkele decimeterslager kwam opnieuw een complete vloer tevoorschijn (afb. 6). Deze bleek onder descheidingsmuur met nr. 114 door te lopen.Samen met andere bouwsporen in het opgaande muurwerk werd duidelijk dat de

tekening uit 1583 geen bouwtekening is, maar een vérbouwingstekening van de albestaande bebouwing die deel uitmaakte van het klooster. Tegen de noordmuurkwamen bakstenen structuren tevoorschijn die op intensief gebruik van vuur wezen.De aansluitende plavuizenvloer vertoonde eveneens slijtagesporen van een langduriggebruik. In nr. 114 sloot daar een grotendeels bakstenen vloer op aan. Het verhaalvan deze periode ging verder in nr. 116, waar muurwerk en een bestrating van eenpoortweg tevoorschijn kwam. Via een dichtgemetselde doorgang in descheidingsmuur met nr. 118 kwam daar een drie treden lager gelegen plavuizenvloer in het zicht, die tot aan de scheidingsmuur tussen 120 en 122 doorliep.De individuele huizen van 1583 hadden op dit lagere niveau plaatsgemaakt voor

een samenhangend gebouw van 24 × 6, 5 meter. Dit was geen woongebouw, maareen complex met een werkplaats ter plaatse van nr. 112 en 114.De bakstenen elementen tegen de noordmuur van nr. 112 konden gedetermineerd

worden als een stookplaats met asput, een bak met fijn wit zand en een funderingvan een waterbak. Tegen de waterbak lag de fundering van een oventje, met lossevormstenen van een koepelgewelfje. Deels onder demuur, deels in nr. 116 vertoondede plavuizen vloer een cirkelvormige indruk. Alles bij elkaar wees dit op een functieals smederij, waarbij de cirkelvormige afdruk overgebleven was van het basisblokvan een aambeeld. Het slijtagepatroon van de plavuizen vloer liet een druk verkeerzien tussen het aambeeld en de

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

96

7. Springweg 114. Detail van de stalvloer. Rechts achteraan schraapkuilen van het paard.Links de waterbak

stookplaats. Het vuur moest op volle sterkte blijven branden en nabij het aambeeldzijn overal de bijlsiagen te zien van het houthakken. Hout dat door de deur naar hetbinnenterrein was aangevoerd. De bakstenen vloer tussen het aambeeld en dedoorrijpoort was van een paardenstalling. Van het daar gestalde paard waren kuilenin de vloer achtergebleven van het verveeld schrapen met de hoeven (afb. 7). Hetbeest zal het naast de smederij, met hooguit een houten wand als afscheiding, bijtijden tamelijk warm gekregen hebben. Gelukkig was er in de zuidoosthoek eenstrak gepleisterde waterbak (afb.8).

Conclusie

De zorgvuldige analyse van de plavuizen en bakstenen vloeren heeft de bouw-,bewonings- en gebruiksgeschiedenis van enkele laatmiddeleeuwse

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

97

8. Springweg 114. Waterbak met waterdichte mortelvloer

kameren blootgelegd. Het in goede samenspraak met de aannemer op de juistemomenten uitgevoerde archeologische onderzoek bracht zo twee belangrijke niveausin beeld, als stenen bladzijden met een uniek verhaal over werken en wonen in dezestiende eeuw.

Een eerdere versie van dit artikel is gepubliceerd in het Maandblad Oud-Utrecht 54(1981) nr. 3, pp. 65-74.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

98

Het gelaagde bodemarchief met verschillende vloerniveau's in het van oorsprongdertiende-eeuwse huis Drakenburg, Oudegracht 114 te Utrecht (foto RACM, F.Haakma-Wagenaar, omstreeks 1965)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

99

Fragment van de oorspronkelijke tegelvloer in het voormalige laat middeleeuwse raadhuisHuis te Boecop te Elburg (foto RACM, G.Th. Delamarre, 1963)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

100

Jan van der HoeveBaksteenvloeren op houten balklagen

Een van de meer uitzonderlijke vloertypes betreft vloeren van bakstenenof plavuizen die rechtstreeks op houten balklagen liggen. Het merendeelvan de nu bekende baksteenvloeren dateert uit de vijftiende totzeventiende eeuw. Opvallend is het relatief grote aantal baksteenvloerenin de stad Groningen.

Beschrijving

Tijdens verbouwingen van oude panden worden af en toe vloeren gevonden,bestaande uit bakstenen of plavuizen die rechtstreeks op houten ribben zijn opgelegd.Dat betekent dus dat de hart-op-hartmaat van die ribben afgestemd moet zijn opdemaat van de bakstenen, namelijk circa 30 cm. Dat is ongeveer de hart-op-hartmaattussen de kinderbinten in een samengestelde balklaag van moer- en kinderbinten.Momenteel zijn er ongeveer dertig van deze vloeren gedocumenteerd, waarvan hetovergrote deel in de stad Groningen.1 Dat is opmerkelijk, omdat samengesteldebalklagen in deze stad juist uitermate zeldzaam zijn. Zelfs in de periode tussen 1300en 1650 zijn hier vrijwel uitsluitend enkelvoudige balklagen toegepast. Voor zovernu bekend zijn er slechts enkele uitzonderingen, zoals het Goudkantoor (1635).Helaas is de authenticiteit van de vloeren in dat gebouw niet boven alle twijfelverheven. Dat is wel het geval bij de samengestelde balklaag in Herestraat 13 (circa1543).Vaker worden in deze stad enkelvoudige balklagen met dwarsgeplaatste ribben

gevonden, waarop vloeren van baksteen liggen. Deze balklagen worden nietbeschouwd als moer- en kinderbinten, omdat de hart-op-hart-maat van dehoofdbalken slechts 0, 81, 3 meter bedraagt. Aan dit verschijnsel is in 1999 eenartikel gewijd in de publicatiereeks over archeologie, bouwhistorie en restauratie inde stad Groningen Hervonden stad.2 Bij bouwhistorisch onderzoek zijn intussenmeer voorbeelden gevonden, zodat er verdergaande conciusies kunnen wordengetrokken (afb. 1).Baksteenvloeren op houten balklagen bestaan uit houten hoofdbalken,

dwarsgeplaatste houten balken of ribben en bakstenen. Buiten Groningen is meestalsprake vanmoer- en kinderbalken. De dwarsbalken kunnen bovenop de hoofdbalkenliggen, maar ook daarin zijn ingelaten. De bakstenen liggen rechtstreeks op dedwarsbalken en hebben vrijwel zonder uitzondering een lengte van ongeveer 30cm, een breedte van ongeveer 13-15 cm en een dikte van ongeveer 6-7½ cm.De naden tussen de bakstenen zijn gevuld met

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

101

1. Balklaag boven de eerste verdieping, de zoldervloer, van Schoolstraat 3/5 te Groningen,circa 1600 (foto auteur, 1999)

kalkspecie, waaruit kan worden geconcludeerd dat deze vloeren werden gemetseld.In bijna alle voorbeelden liggen de bakstenen op hun plat. Alleen bij een (gesloopte)vloer in de Martinitoren in Groningen lagen de bakstenen op hun kant.Soms zijn er dikke plavuizen in plaats van bakstenen toegepast. Dit is bijvoorbeeld

het geval op de zolder van het pand Oude Boteringestraat 51 te Groningen (afb. 2).De plavuizen meten 27½ × 27½ × 6 cm. Overigens is in deze vloer ook een strookmet bakstenen aangetroffen van 28½ × 13-13½ × 6 cm.3 Iets kleiner en dunnerwaren de plavuizen op de vijftiende-eeuwse vloer van eikenhouten moer- enkinderbinten in de Minnemastins (Voorstreek 1 te Leeuwarden, gesloopt in 1960):25 × 15 × 5 cm.4 Hier lagen de kinderbinten dan ook dichter bij elkaar. Ook deBeierse Zaal in Kasteel Woerden (zestiende eeuw) heeft een vloer van plavuizendie rechtstreeks op de kinderbinten liggen.5 In de twee laatstgenoemde voorbeeldenhadden de plavuizenvloeren overduidelijk een representatieve functie (afb. 3). Voorzover bekend zijn alle baksteenvloeren in schoon metselwerk uitgevoerd. Met namebij de vloeren van zolders en vlieringen vallen de sterke siijtsporen op, die wijzenop een intensief gebruik (afb. 4). Op vloeren boven kelders worden betrekkelijk vaakresten van plavuizenvloeren gevonden, gelegd in een bed van zand of kalkmortel.De onderzijden van

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

102

2. Zoldervloer von Oude Boteringestraat 51 te Groningen, vijftiende of vroege zestiendeeeuw (foto gemeente Groningen, T.M. Tel, 2004)

3. Plavuizenvloer in de Beierse Zaal van Kasteel Woerden, zestiende eeuw (foto RACM,G.J. Dukker 1987)

baksteenvloeren hebben zelden een afwerking. Meestal zijn zelfs de balklagenonbeschilderd. Voor bedrijfsgebouwen, zoals het pakhuis Schoolstraat 3/5 teGroningen, zijn dergelijke sobere afwerkingen niet uitzonderlijk. Maar voorrepresentatieve gebouwen ligt dat anders. De onderzijde van de eerdergenoemdeplavuizenvloer van de Beierse Zaal in Kasteel Woerden was waarschijnlijk aan hetzicht onttrokken door een verlaagd plafond, wellicht al vanaf de bouwtijd. Van eenaantal baksteenvloeren is bekend dat de onderzijde van de plavuizen of bakstenenaan het zicht werd onttrokken door spreidsel. Dit was het geval in de Minnemastinste Leeuwarden (vloer van plavuizen) en Oude Boteringestraat 60 te Groningen (vloervan bakstenen).

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

103

4. Zoldervloer van Schoolstroat 3/5 te Groningen, circa 1600 (foto auteur, 1996)

Zolder- en vlieringvloeren

Het merendeel van de baksteenvloeren op houten balklagen is aangetroffen opzolders en vlieringen. Weliswaar is er weinig bekend over het oorspronkelijke gebruikvan deze zolders, maar voor twee van de voorbeelden buiten Groningen is eendirecte relatie met brouwerijen aangetoond. Het Haarlemse huis De Olifant (KorteSpaarne 23-31) had reeds in de zestiende eeuw een functie als brouwerij. Bij deherbouw in circa 1606 werden in de kap twee moutzolders ingericht. Op dekinderbinten van de zoldervloer (moer- en kinderbinten) en de vlieringvloer(kinderbinten tussen de spanten) liggen bakstenen op hun plat.6 Het pand OudeDelft 52 in Delft bezat een soortgelijke zoldervloer. En ook dit pand was eertijds ingebruik als brouwerij. Een van de belangrijkste onderdelen van het proces vanbierbrouwen is de productie van het mout. Daartoe wordt gerst eerst geweekt inbakken met water. Vervolgens laat men de vochtige gerst zeven tot acht dagenontkiemen op moutzolders. Het kiemgoed wordt op de vloer in lagen van 20 cm dikopengespreid, regelmatig gekeerd en indien nodig bevochtigd. Het ontkiemen wordtgestopt door het eesten: verhitten tot een temperatuur van tachtig graden. Door hetgeëeste product uit te zeven ontstaat mout.Vanwege het vochtige, gespreide kiemgoed hadden moutzolders bij voorkeur

stenen of steenachtige vloeren. In Goslar werden houten vloeren om die

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

104

5a, 5b. Zolder van Korte Spaarne 23-31 te Haarlem, vermoedelijk 1606 (foto's RACM. G.J.Dukker 1992)

reden afgewerkt met een gipslaag (‘gipsestrich’).7 In Nederland werdmeestal gekozenvoor bakstenen of plavuizen (afb. 5a-b).Ook voor de panden Gelkingestraat 46 en 48 te Groningen staat vast dat deze

als brouwerij in gebruik waren. Niet alleen zijn hier bakstenen zoldervloerengevonden, maar ook ovenfunderingen.8 En minstens zo interessant is de vondst opdeze zelfde locatie van een hergebruikte eesttegel, een plavuis met vele gaatjes.De zolders met hun baksteenvloeren werden hier ongetwijfeld als moutzoldersgebruikt. Wellicht hebben ook de zolders met baksteenvloeren in diverse grotepanden aan de Brugstraat, Gelkingestraat en Oude Boteringestraat een functiegehad als moutzolder.Bij andere panden lijkt de relatie met een brouwerij minder voor de hand te liggen,

zoals in het geval van het Pepergasthuis. De zolder van de zuidvleugel van dithistorische complex heeft een baksteenvloer op een enkelvoudige zolderbalklaagmet ribben.Aanvankelijk was de gedachte dat deze vloer als een soort brandscheiding

fungeerde. Maar uit historische bronnen is echter gebleken dat dit gasthuis weldegelijk een eigen brouwerij bezat. Deze vloer kan dus zeer wel een moutvloer zijngeweest. Mede op basis van deze vondst valt aan te nemen dat ook de anderegasthuizen in Groningen hun eigen brouwerijen hebben gehad.Opmerkelijk in dit verband zijn de baksteenvloeren op de zolders van de woningen

Haddingestraat 26-42, die oorspronkelijk slechts één laag kenden. Dit is verklaarddoor recent onderzoek, waarbij is gebleken dat deze vijftiende-eeuwse huisjes deel

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

uitmaakten van het Pelstergasthuis. Ook op één van de zolders van het Prinsenhofzijn de resten van een baksteenvloer gevonden. Voor de Reformatie was dit complexeen klooster van de Breeders des Gemenen Levens. Er is alle reden om aan tenemen dat ook deze broeders een eigen brouwerij hebben gehad.Maar voor diverse andere gebouwen is er geen relatie met een brouwerij aan te

tonen. Dit is onder meer het geval voor de kerk te Niekerk (gemeente De Marne).De tekst op de gevelsteen getuigt van een herbouw na een brand in 1629. Wellichthad de baksteenvloer op

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

105

6. Doorsnede van de vloerconstructie van de opkamer van Dijk 78 te Enkhuizen, middenzestiende eeuw (tekening H. Janse en S. de Jong, 1962 en 1969, gepubliceerd alsRestauratievademecum, Vloer op balklaag, baksteen. Docblad 02)

de zolder een functie als brandscheiding. Ook voor het pand Weeshuisstraat 1/3 teHarlingen ligt de functie van een brouwerij niet voor de hand. Dit gebouw wasnamelijk een magazijn op het Blokhuis, de dwangburcht van Albrecht van Saksen(1500). Het meest overtuigende voorbeeld van een baksteenvloer als brandscheidingis aangetroffen in de achttiende-eeuwse boerderij Poortweg 1 te Oudeschans. Hieris in de negentiende eeuw het woongedeelte uitgebreid ten koste van hetstalgedeelte, waarvoor de brandmuur tussen de woning en stallen doorgebrokenwerd. Om toch een brandscheiding te behouden werd de uitbreiding uitgevoerd metbakstenen wanden en een baksteenzoldering op een houten draagconstructie.Overigens wordt een brandscheidende functie niet alleen aan bakstenen vloeren

toegekend, maar ook aan vloeren van plavuizen die op de vloerdelen van deonderliggende balklaag zijn gelegd.9

Bakstenen vloeren boven kelders

Een tweede groep baksteenvloeren op houten balklagen komt voor boven kelders.De opzet van de constructie van deze tweede groep is exact hetzelfde als bij dezoldervloeren. Wel lijkt er vaker sprake te zijn van een afwerking in de vorm vanplavuizen of natuursteen, zoals onder meer gevonden is in Steentilstraat 38 inGroningen. Op de bakstenen vloer bleek een zandbed aanwezig te zijn als onderlaagvoor plavuizen in kalkmortel. Door middel van dendrochronologisch onderzoek konde constructie gedateerd worden omstreeks 1550-1560.10 Ook in Schoolstraat 3/5in Groningen werd bij bouwhistorisch onderzoek een zandlaag op de vloer bovende kelder aangetroffen, met daarin resten van hardstenen platen. Dezevloerafwerking dateerde vermoedelijk uit de achttiende of negentiende eeuw.Voordien lag hier waarschijnlijk een plavuizenvloer. In het zandbed zijn namelijkresten van plavuizen gevonden.Een eenduidig voorbeeld van een baksteenvloer als ondergrond voor plavuizen

is aangetroffen in de opkamer in het midden-zestiende-eeuwse pand Dijk 78 teEnkhuizen (afb. 6).11 Hier heeft de enkelvoudige balklaag dusdanig geringetussenafstanden dat de bakstenen hier rechtstreeks op de hoofdbalken

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

106

7. Balklaag boven de kelder in Schoolstraat 3/5 te Groningen, omstreeks 1600 (foto auteur,1996)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

107

gelegd konden worden. Dunne houten regels vormen een dwarskoppeling tussende balken. Over de baksteenvloer ligt een dikke laag zand ten behoeve van eenbestrating met plavuizen.Deze voorbeelden doen vermoeden dat de baksteenvloeren op balklagen boven

kelders een functie hadden als ondergrond voor vloeren van plavuizen ofnatuursteenplaten. Voor de aanleg van plavuizenvloeren zijn echter geen bakstenenondervloeren noodzakelijk. Ook op houten platenvloeren12 en balklagen met houtenvloerdelen werden plavuizenvloeren gelegd.Het kan dus niet worden uitgesloten dat juist de functie van de kelder als een

koele opslagruimte de doorslag gaf bij de keuze van baksteenvloeren.Baksteenvloeren boven kelders zijn immers vergelijkbaar met gewelven, echter veelgoedkoper enmet een geringere constructiehoogte. In dat geval zijn baksteenvloerente beschouwen als voorlopers van vloeren met stenen troggewelfjes (afb. 7).

Baksteenvloeren op verdiepingen

Op verdiepingen worden slechts zelden baksteenvloeren gevonden. Dit is wel eenshet geval als een pand verhoogd is, zoals bij de voormalige paardenstal van hetHinckaertshuis te Groningen (Oude Kijk-in-'t-Jatstraat 6). Voor de verhoging in 1539was er sprake van een zoldervloer.In woonhuizen uit de zestiende en zeventiende eeuw komen overigens wel

regelmatig vloeren van geglazuurde plavuizen of natuursteentegels voor. Dezeliggen echter vrijwel altijd in een bed van zand of kalkmortel, dat op de houtenvloerdelen is aangebracht.Uitzonderingen zijn de Beierse Zaal in Kasteel Woerden en de Minnemastins in

Leeuwarden, precies twee voorbeelden van representatieve plavuizenvloeren meteen afwerking aan de onderzijde.

Datering

Gelet op het nog altijd geringe aantal voorbeelden vallen er vooralsnog weinigconclusies te trekken over periodisering en datering. Bovendien zijn slechts enkelepanden exact gedateerd door middel van dendrochronologisch onderzoek. Welstaat vast dat het merendeel van de baksteenvloeren op zolders in Groningen uitde vijftiende en zestiende eeuw stamt. De Friese voorbeelden stammen uit devijftiende eeuw (Leeuwarden) en 1500 (Harlingen).De baksteenvloer in de Groninger Martinitoren is waarschijnlijk aangebracht na

de torenbrand van 1577. En voor Schoolstraat 3/5 te Groningen wordt een dateringomstreeks 1600 aangehouden. De twee moutvloeren in Delft (Oude Delft 52) enHaarlem (Korte Spaarne 23-31) dateren uit de zestiende en zeventiende eeuw. Debaksteenvloer op de zolder van de kerk van Niekerk moet uit 1629 stammen. Degetraceerde kelders met baksteenvloeren dateren allemaal uit de zestiende enzeventiende eeuw. Uitzonderlijk is de negentiende-eeuwse datering van het restantvan de baksteenvloer in het pakhuis Peperstraat 14 te Groningen (1867). Dezedatering staat overigens niet geheel op zich, want ook de ‘brandvrije’ uitbreidingvan het woongedeelte van de boerderij Poortweg 1 in Oudeschans stamt uit denegentiende eeuw, vermoedelijk 1854.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Aantallen en spreiding

Tot op heden zijn slechts weinig baksteenvloeren op houten balklagen gevondenen gedocumenteerd. Voor baksteenvloeren op zolders (moutvloeren) is datmerkwaardig, omdat er veel brouwerijen zijn geweest. Bovendien zou men een veelgrotere geografische spreiding verwachten. Vermoedelijk zijn echter de meestemoutvloeren opgeruimd nadat ze hun functie hebben verloren. Een baksteenvloervormt een fors gewicht op de constructie. Bij een herbestemming ligt het daaromvoor de hand om de

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

108

8. Balklaag boven de eerste verdieping. de zoldervloer. van Schoolstraat 3/5 te Groningen,circa 1600 (foto Stichting Monument & Materiaal, Groningen, A. Bastmeijer, 1999)

baksteenvloer te verwijderen en door een houten vloer te vervangen. De resterendevloer van moer- en kinderbinten met houten vloerdelen vertoont daarna weinig ofgeen sporen meer van de baksteenvloer die daar lag.De opvallende oververtegenwoordiging van de stad Groningen valt mede te

verklaren uit het feit dat er na verwijdering van de bakstenen een afwijkendevloerconstructie overblijft, namelijk een enkelvoudige balklaag met ribben in plaatsvan de gebruikeiijke enkelvoudige balklaag.

Baksteenvloeren boven kelders lijken vooralsnog een Gronings verschijnsel. Hetvoorbeeld in Enkhuizen wijkt zo sterk af, dat hier welhaast sprake is van een anderetypologie.Restanten van bakstenen vloeren worden vaak pas gevonden bij uitvoering van

bouwwerkzaamheden,

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

109

nadat dekvloeren en verlaagde plafonds zijn verwijderd. Helaas worden ze dan vaakalsnog gesloopt, omdat de bijzondere betekenis niet tijdig wordt onderkend, eenbouwhistorische begeleiding ontbreekt, of omdat er in het restauratieplan geenrekening mee is gehouden.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

110

Onder de houten vloeren op de eerste verdieping van kasteel Amerongen ligt op dekinderbinten een bakstenen tussenloag (foto RACM, C.S. Booms, 2007)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

111

De in patronen gelegde bakstenen vloer van de oranjerie bij de buitenplaats Huis ter Hoogete Middelburg (foto RACM, G.J, Dukker, 1978)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

112

Meerkleurige geglazuurde bakstenen vloer in de hal op de eerste etage van het Raadhuiste Vught uit 1939. De bakstenen liggen enkele millimeters verdiept ten opzichte van dekoperen tussenstrips (foto Interieurwacht Noord-Brabant, H. Schuit, 2007)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

113

Demeerkleurige zogeheten ‘potscheuren’ in het voorhuis van een boerderij uit Beltrum (gem.Eibergen) (thans Nederlands Openluchtmuseum, Arnhem). Dit vloertype komt vooral in deAchterhoek en Twente voor (foto RACM, E. Koldeweij, 2008)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

114-115

Bakstenen vloer in de kelder van kasteel de Wyenburg te Echteld met daarin het jaartal1736 en de initialen WB, verwijzend naar het echtpaar Van Wyhe-van Brakell en hunhuwelijksjaar (foto RACM, 1999)

Eindnoten:

1 Dank aan Taco Tel (bouwhistoricus van de gemeente Groningen) en Paul Rosenberg (VerenigingHendrick de Keyser) voor de aangeleverde informatie.

2 Hoeve, J. van der, ‘Baksteenvloeren’, in: Leutscher-Bosker (red.), Hervonden stad 1999,Groningen 1999, pp. 67-76.

3 BDM (F.J. van der Waard)/Gemeente Groningen, Bouwhistorische verkenning van OudeBoteringestraat 51, Groningen 2004 (rapport), p. 6.

4 Restauratievademecum, Vloer op balklaag, baksteen, DOCblad 01.5 Verweij, M.S., M.J. Dolfin & N. Vroman, Het kasteel te Woerden: Het gebouw, de geschiedenis

en de restauratie, Woerden 1989, p. 56.6 Meischke, R., H.J. Zantkuijl & W. Raue, Huizen in Nederland, Friesland en Noord-Holland,

Zwolle/Amsterdam 1993, pp. 169-174.7 Griep, H.G., Das Bürgerhaus in Goslar, Tübingen 1959 (herdruk 1984), p. 122.8 Tel, T.M., F. van der Waard & M. Verkerk, ‘Jaarverslag bouwhistorie in 2006’, in: J.A.N.

Leutscher-Bosker (red), Hervonden stad 2007, Groningen 2007, p. 18.9 Haan, J. de, ‘Hier ziet men uit paleizen’: Het Groninger interieur in de zeventiende en achttiende

eeuw, Groningen 2005, p. 196.10 Gruben, R.e.a., Steentilstraat 38 Groningen: Bouwhistorische documentatie en waardebepaling,

's-Hertogenbosch, 1996 (rapport).11 Restauratievademecum, Vloer op balklaag, baksteen, DOCblad 02.12 Een platenvloer bestaat uit vloerdelen van circa 10-15 cm dikte. De dikte van deze vloerdelen

maakt relatief grote vrije overspanningen mogelijk. Op die wijze hoeven er minder balkentoegepast te worden, hetgeen vooral nuttig is in lage kelderruimten. Vaak liggen er stenen vloerenop deze platenvloeren: plavuizen of marmer. Bekendste voorbeeld van zo'n vloer is te vindenin het Huis met de Hoofden in Amsterdam (Keizersgracht 123).

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

116

André ViersenDe vloerconstructie van de Grote Zaal van Kasteel Amerongen

In Kasteel Amerongen verkeren bijna alle vloeren nog in hunoorspronkelijke zeventiende-eeuwse toestand. Het meest representatiefen bijzonder is de vloer in de Grote Zaal, waar de noestloze planken zichuitstrekken over de volle lengte van de ruimte en blind zijn vernageld. Devloer is onlangs op unieke wijze gerestaureerd.1

De vloerdelen

Na de verwoesting van 1674 is Kasteel Amerongen in 1676 herbouwd. In hetherbouwde kasteel bevindt zich op de bel-etage aan de westzijde de Grote Zaal,met een omvang van 12, 93 × 7, 76 meter (afb. 2). Een van de bijzondere aspectenvan deze zaal is dat deze is voorzien van vloerdelen met de lengte van de gehelezaal (afb. 1, 3).De vloer bestaat uit 28 grenen vloerdelen, die een breedte hebben van tussen

de 216 mm aan de ene kopse kant en 368 mm aan de andere. De delen zijnenigszins taps van vorm. Het verschil in breedte per plank is nihil tot gering (van 0tot 45 mm). De dikte van het hout varieert van 29 tot 37 mm. Op een beperkt aantalplaatsen is een dikte tot 45 mm gemeten. Deze grotere dikten vormen eenuitzondering op de andere delen, waarvan de marges relatief gering zijn.De vloerdelen zijn waarschijnlijk geschaafd geweest.2 Door slijtage zijn hiervan

geen sporen meer waar te nemen. Aan de onderzijde zijn zaagsporen traceerbaar.Deze haaks ten opzichte van de zijkanten van de vloerdelen lopende zaagsnedenzijn slechts met enige moeite te herkennen. Er is dus sprake van een zorgvuldiguitgevoerde bewerking. Opmerkelijk is dat de grenen delen vrijwel geen noestenbevatten. Slechts een enkele kleine noest is aangetroffen. In de doorsnede van deplanken is zichtbaar dat deze een regelmatige opbouw kennen. Het valt op dat dehoutnerf zeer donker en vettig is. De planken hebben een rechthoekige doorsnedeen zijn niet voorzien van een groef ten behoeve van een losse veer. Hoewel dit voorde verbinding van de individuele planken wel te verwachten zou zijn, is het toepassenvan veren tussen de delen niet nodig of zinvol geweest. De vloer ligt namelijk directboven het keldergewelf, waardoor het doorvallen van stof tussen de planken geennadelige gevolgen heeft.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

117

1. Plattegrond van het vertrek BOS met de vloerconstructie. In grijs zijn de plaatsenaangegeven waar afwijkingen zijn geconstateerd: in de zuidwesthoek twee aanpassingenuit de bouwtijd en in de noordwesthoek een reparatie uit de twintigste eeuw (tekening auteur,2007, met gebruik opmeting Van Hoogevest Architecten)

2. Plattegrond van de bel-etage met ruimtenummers. Ruimte B08 is de Grote Zaal (opmetingVan Hoogevest Architecten, 2004)

Opvallend is dat de vloerdelen zonder zichtbare verbinding op de balklaag zijnaangebracht.De planken zijn op één uitzondering na niet voorzien van lassen in de

lengterichting. Zij strekken zich uit over de volle lengte van de ruimte: maar liefst12, 93 meter.Op twee plaatsen zijn onvolkomenheden uit de bouwtijd aangetroffen. In de

zuidwesthoek bleek de vijfde plank vanuit de gevel aan de oostzijde een wigvormigeaanheling te hebben. Bij de demontage van de vloer werd zichtbaar dat dezeaanheling met vier gesmede spijkers tegen de plank was gespijkerd. Deze spijkerswaren in de zijkant van de plank aangebracht. Aangezien bij de demontage isgebleken dat de vloerdelen nooit los zijn geweest tussen de bouw in 1680 en 1681en het moment van demontage in 2006, dateert deze aanheling van de plank dusuit de tijd dat de vloer is gelegd. Vermoedelijk vertoonde

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

118

3. Overzicht van de zaal (BO8) naar het noorden, met de vloer voor de werkzaamheden(foto auteur, 2004)

een van de planken aan deze zijde één klein gebrek en beschikte men niet overeen reserveplank.Daardoor was men gedwongen de plank te repareren door er een wigvormige

herstelling tegen te spijkeren. Dat er geen reserveplank voorhanden was, blijktoverigens ook uit archiefonderzoek (zie hierna). De derde plank vanuit de gevelbleek aan de zuidelijke zijde te zijn aangeheeld. Tijdens de demontage bleek datdit aangeheelde deel van eigen eikenhouten klossen was voorzien, die deels opeen tegen de balk gespijkerde regel waren bevestigd. Deze gegevens, samen methet feit dat de vloer nooit tussentijds is losgehaald, geven aan dat ook het afzonderlijkaanbrengen van het meest zuidelijke deel van deze plank tot de oorspronkelijkebouw van de vloer moet worden gerekend.Hoewel het dus duidelijk is dat men een vloer met doorgaande vloerdelen wilde

leggen, blijkt uit deze twee onvolkomenheden dat men tijdens de uitvoeringgedwongen was om enkele concessies te doen.Er waren net niet voldoende geheel gave en smetteloze vloerdelen beschikbaar.In de vensternissen zijn planken met een overeenkomstige lengte en breedte

aangebracht. Deze planken zullen als eerste zijn gelegd, voordat de rest van deplanken werd gelegd. Dit valt af te leiden uit de wijze waarop de hele vloer is gelegd(zie hierna).

De levering van de planken

Uit alles blijkt dat we in de Grote Zaal van Kasteel Amerongen te maken hebbenmet vloerhout van uitzonderlijke kwaliteit. Planken met een lengte van bijna dertienmeter die vrijwel vrij zijn van noesten en gebreken zijn zeer zeldzaam. De vraag iswaar de bomen stonden die dergelijk hout konden leveren. Dit kon doorarchiefonderzoek worden opgehelderd. In een in het huisarchief bewaard geblevenbrief uit Berlijn, d.d. 9 januari 1680, informeert de bouwheer Godard Adriaan vanReede (1644-1703) naar de kosten van 42 en een halve voet lange delen: ‘Memorievoor mijn Heer Roulé/Omme demoijten te neemen van sich t'informeren in Pruijssen,hoeveel het stuck van de naevolgende deelen ter ptaetse souden kosten, als medede vracht van daar tot Amsterdam, te weeten 22 stuck Pruijsse deelen sondernoesten off scheuren, maer heel gaeff, yeder langh 42½ voet Rhijnlants, & breetboven op de top off aen t' eijnde een voet Rhijnlants. Item 6 stuck van deselvedeugte en breede maar alleen 36 voeten langh. NB de deelen moeten twee Tolldick sijn’.3 Gezien de genoemde lengte van 42, 5 voet (13, 34 m) kunnen deze 22

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

delen alleen maar betrekking hebben op de vloerdelen van de Grote Zaal. Zijoverspannen met hun volle lengte de zaal van 12, 93 m. De zes kortere vloerdelenvan 36 voet (11, 30 m) waren bestemd om tussen de beide schouwpartijen te leggen.Dit komt bijna geheel overeen met de situatie in de zaal: aan weerszijden van dehaardpartijen liggen acht planken en tussen beide haardpartijen elf stuks, dus intotaal zevenentwintig vloerdelen. Het achtentwintigste vloerdeel zal bestemd zijngeweest voor de stukken in de vensternissen. Mogelijk waren op het moment vande bestelling van deze vloerdelen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

119

‘soo schoonen vlour sal hebben als in Hollandt noijt gesien is’

de formaten van de twee monumentale schouwen nog niet bekend. Deze werdenpas in 1684 geleverd.4 Dit is wellicht de verklaring waarommen iets meer hout heeftgecalculeerd dan achteraf gezien strikt noodzakelijk was.Dat de vloerdelen speciaal op de beste kwaliteit zijn geselecteerd blijkt uit een

brief van de heer Roulé, gedateerd op 23 maart 1680. Hierin wordt gesproken overplanken uit Koningsbergen: ‘mijn meester timmerman laet alle dagen masten sagenwel 200 stucx om planken van die leijngte als U Ex. tie begeert wanneer een schoonstuc gevonden wort sonder quasten soo soude die voor U Ex. tie weesen bestelt.dat U Ex. tie soo schoonen vlour sal hebben als in Hollandt noijt gesien is.’5 Dezedelen met nog twaalf andere delen worden kort erna naar Amerongen gezonden.Uit een brief van 4 juni 1680 biijkt dat er veertig vloerdelen in Amsterdam zijn

aangekomen.6 Op 23 juli 1680 schrijft Temminck aan Van Reede dat deze veertigdelen de woensdag ervoor (17 juli) naar Amerongen zijn gezonden. Hij wasklaarblijkelijk onder de indruk van de vloerdelen, want hij schrijft: ‘Ick hebbe mijnleeven soo groot en dick geen gesien’.7 Twee weken later, op 3 augustus, zijn devloerdelen aankomen.Bij inspectie bleek de kwaliteit toch tegen te vallen: ‘Wij hebben hier gisteren

ontfangen de 40 stux deelen tot het groot salet; Mr Schut en ick hadden vermeijntdatse beter souden geweest sijn, schijnen slecht, hebben veel hertscheuren enquade quasten; wij hebbense luchtig om te droogen met goetvinden van Mevrouwinde nieuwe stal geleijt.’8 Opvallend is dat er in deze laatste brief sprake is van 40vloerdelen in plaats van de 28 stuks waarom eerst gevraagd werd. Dit laatste aantalkomt immers vrijwel overeen met het aantal delen dat zich in de Grote Zaal bevindt.Mogelijk heeft men in Koningsbergen al geconstateerd dat de kwaliteit

waarschijnlijk niet aan het verwachtingspatroon van Van Reede zou voldoen. Ditzou de reden kunnen zijn dat men besloten heeft twaalf extra planken aan teschaffen.Wanneer de vloer uiteindelijk in ‘het groot salet’ is aangebracht is uit de archivalia

niet af te leiden. Vermoedelijk heeft men de delen wel enige tijd in de nieuwe stallaten liggen om te kunnen drogen.

Constructieve opzet

De grenen balken van de vloer waarop de vloerdelen liggen, rusten in beidelangswanden en worden eveneens ondersteund door gemetselde poeren, die opde gewelven zijn geplaatst. Ter plaatse van de schouwpartijen is een dubbeleraveling aangebracht. De wijze waarop deze is uitgevoerd geeft aan dat deze ravelingreeds bij de bouw was gepland. Wel heeft men tijdens de uitvoering een wijzigingdoorgevoerd. De planken van de vloer lopen namelijk deels onder de schouwpartijdoor, hetgeen aangeeft dat de vloer is gelegd voordat de schouw is geplaatst. Ditwordt gestaafd door de gegevens die uit het archiefonderzoek naar voren zijngekomen.

Plaatsing van de vloerdelen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

De vloerdelen zijn door middel van zwaluwstaartvormige eikenhouten klossen opde balken bevestigd. Deze klossen zijn op de balken gespijkerd en taps uitgevoerd,waardoor het mogelijk is om de vloerdelen over de klossen te schuiven (afb. 4).Hierdoor zijn aan de bovenzijde van de planken geen sporen van bevestiging, zoalsspijkers, zichtbaar.9 Alle klossen zijn gelijkvormig, maar verschillen enigszins inafmetingen. Ter plaatse van de klos zijn de planken voorzien van een sleuf, die alshet ware de contramal daarvan vormt. Op elke plank zal men de exacte plaats vande klos hebben afgetekend, waarna deze met twee zaagsneden in de plank isingezaagd en vervolgens zal het hout tussen beide zaagsneden zijn weggestoken.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

120

4a. 4b. Doorsnede van de vloerconstructie, waarop te zien is hoe de blinde vernageling vande vloer is uitgevoerd. Detail van balk, erop gespijkerde, wigvormige klos en plank met linkseen ijzeren dook, Onder is een van de klossen getekend, aanzicht van boven. Het onderstedeel van de klos werd bij het plaatsen van de plank afgezaagd en verwijderd (tekeningenauteur, 2007)

De tussenliggende ruimte tussen de balken, het keldergewelf en de vloerdelen isopgevuld met resten baksteen, mortel, houtkruiien en houtafval.Vermoedelijk heeft men dit materiaal mede als isolatie tussen de balken gestort.

Bij dit houtafval bevonden zich afgezaagde stukjes hout (afb. 5, 6). Deze sluitenaan op het smallere deel van de klossen en zijn voorzien van één spijkergat.Aangezien de houtstructuur van de klossen en deze afgezaagde delen met elkaarovereenkomen, kan worden geconcludeerd dat deze stukjes hout oorspronkelijkdeel hebben uitgemaakt van de op de balken gespijkerde klossen.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

De planken zijn - zoals reeds eerder vermeld - niet van veren voorzien. Om hetbewegen van de delen ten opzichte van elkaar tegen te gaan heeft men de vloerdelentussen de balken voorzien van vierkante ijzeren doken met afgeschuinde hoeken(afb. 7). Deze doken zijn vier tot zes centimeter diep in het hout geplaatst. Debovenzijde ervan bevindt zich steeds op ongeveer een centimeter onder debovenzijde van de plank. De rechthoekige doorsnede van deze doken bedraagtongeveer 0, 9 tot 1, 0 cm. Na het loshalen van de vloerdelen bleek dat de dokenvrijwel allemaal waren aangebracht aan de zijde van de plank die reeds was gelegd.Op grond hiervan kunnen we aannemen dat de doken werden geslagen in de reedsgelegde planken. De plaats van deze doken zal vervolgens op de hiernaast te leggenplank

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

121

5. De vloer bij het begin van de demontage van de vloerdelen. Onder de vloer is de vullingzichtbaar. die bestaat uit enig bouwafval en hoofdzakelijk uit houtkrullen Tussen de houtkrullenwerden de afgezaagde delen van de eiken klossen aangetroffen. De vloerdelen zijn bij derestauratie losgemaakt door middel van een groot aantal wiggen, die voorzichtig werdenvastgeslagen in de naad tussen twee vloerdelen (foto auteur, 2007)

6. In de vulling tussen de balken bevinden zich nog de afgezaagde delen van de klossen.Op de balk is een vastgespijkerde tapse klos te zien. Een afgezaagd klosdeel met spijkergatop het uiteinde is teruggelegd op plaats waar hij werd afgezaagd (foto auteur, 2007)

zijn afgetekend en daarna zijn ingeboord. Bij het plaatsen van het volgende vloerdeelkon deze zo over de dook worden geschoven.

Wijze van uitvoering

Hoewel in voltooide toestand de vloer er zeer eenvoudig uitziet (alleen een serienaast elkaar gelegde planken), is het samenstellen van een dergelijke vloer dusaanzienlijk complexer.De complexiteit wordt nog vergroot door het feit dat de Grote Zaal niet rechthoekig

is, maar de vorm heeft van een parallellogram. Dit betekent dat de balken niet haaksonder de vloerdelen liggen, maar onder een hoek. Bovendien bepaalt de schuintevan de

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

122

7a. 7b. Overzicht van een deel van de vloer tijdens de ontmanteling. Onder de vloer is devulling zichtbaar. Halverwege de balken zijn Ijzeren doken (A) in het hout aangebracht omhet onderling bewegen van de vloerdelen tegen te gaan. Tezien is dat het vloerdeel van zijnklossen is geschoven De klossen zijn bij B zichtbaar (foto & tekenmg auteur, 2007)

ruimte (de noord- en zuidwand) de precieze richting van de langsas van de klossenwaar de planken overheen geschoven werden. De planken zijn namelijk exactparallel aan de muur gepositioneerd. De plaats van de klossen moet dus zeernauwkeurig afgeschreven zijn, zodat alle klossen met dezelfde schuinte geplaatstkonden worden. Precisie was vereist, omdat bij een zeer geringe afwijking de plankenkiem zouden komen te zitten. Aan de hand van sporen op de planken en balkenkan worden afgelezen hoe de klossen op de balken zijn geplaatst. Deze aftekenlijnenzijn met rood krijt op de onderzijde van de planken aangebracht. Hierbij heeft menvermoedelijk eerst de plaats van de balk op de plank afgetekend, door een korteV-vormige aftekening of door de gehele balk af te tekenen (afb. 8).Mogelijk werd de plank eerst los op zijn plaats gelegd om de plaats van de balk

te bepalen. Hoewel de balken globaal gezien parallel aan de korte zijden van deruimte liggen, zal men zich bij het afschrijven van de schuinte hebben gericht op dekorte zijden van het vertrek in plaats van op de balken. Globaal gezien liggen debalken wel evenwijdig aan elkaar, maar niet exact. De richting van de individuelebalken kon niet maatgevend zijn. Men moest dus steeds individueel afschrijven.Na het aftekenen van de balk op de plank is de ruimte bepaald waarbinnen de

klos moest worden geplaatst (afb. 9). Men zal de richting ervan exact hebbenafgetekend op de onderzijde van de plank.Mogelijk werd hierbij gebruikgemaakt van een zwaaihaak. De aftekenlijnen

bevinden zich op een kleine afstand van de te plaatsen klos en zijn parallel aanelkaar aangebracht. Vervolgens zal men tussen deze belijning de reeds vervaardigdeeiken klos hebben gelegd en deze midden tussen de twee genoemde lijnen hebbenafgetekend.In een volgend stadium heeft men de zwaluwstaartvormige uitsparing voor de

klos in de plank ingezaagd en uitgehakt. In deze sleuven zal men de eiken klossenhebben geplaatst, die dikker zijn dan noodzakelijk. De bovenzijde van de vloer isechter overal vlak aangeiegd. Het hoogteverschil is steeds opgevangen door de

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

dikte van de klos te laten variëren. De klos zal dus voordat hij op de balk werdgespijkerd op de juiste dikte geschaafd zijn. Dit is te zien aan de klossen zelf. Dezezijn namelijk aan de onderzijde (het deel dat op de balk is gespijkerd) voorzien vaneen glad geschaafd oppervlak, terwijl de bovenzijde en zijkanten een ruwer oppervlakhebben. Vermoedelijk heeft men de plank ondersteboven tegen de reeds gelegdebalk gelegd, waarna men de

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

123

8a. 8b. Onderaanzicht van een van de gedemonteerde planken ter plaatse van de klos opde balk. Naast de sparing voor de klos zijn twee parallelle, in rood krijt gezette lijnen zichtbaar.De lijnen lopen parallel aan de hartlijn van de sparing. De lijnen dienden voor het aftekenenvan de plaats en de richting van de eikenhouten klos. Ter plaatse van de sparing voor deklos zijn in het hout beschadigingen zichtbaar. die veroorzaakt zijn door de spijkers van deklossen (foto auteur, 2007)

klossen zover afschaafde dat de bovenzijde (de uiteindelijke onderzijde) gelijk kwamte liggen met de reeds gelegde plank. Door deze wijze van construeren rusten devloerdelen dus niet rechtstreeks op de balk, maar op de eikenhouten klossen.Op een paar plaatsen bleek dat de planken dermate dik zijn dat het niet mogelijk

is om het verschil in de dikte van de klos op te vangen. Op deze plaatsen heeft menter plaatse van de balk een deel van de plank weggehakt om zodoende voldoenderuimte te creëren.Na deze voorbereidende werkzaamheden werd de plank, waarbij de klossen

reeds in de sleuven waren geschoven, op zijn plaats gelegd. De plank met klossensloot daarbij strak aan bij de reeds gelegde plank. Aan de andere zijde van de plankstaken de klossen ongeveer tien centimeter uit. Het uitstekende deel van de kloswerd vervolgens met één spijker op de balk vastgezet. Vervolgens zal de plank ruimeen centimeter teruggeschoven zijn en werd aan de andere zijde de klos met tweespijkers vastgezet. Deze spijkers bevinden zich aan de rand van de klos.Vermoedelijk werd de plank slechts zeer minimaal verschoven, om verschuiving

van de klos te voorkomen. Met het aanbrengen van deze twee spijkers werd deklos exact op dejuiste plaats gefixeerd en kon de plank in zijn geheel wordenweggeschoven (afb. 10). Op dat moment konden de overige spijkers in de klosworden geslagen.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Deze wijze van aanbrengen zal noodzakelijk zijn geweest, omdat het vastspijkerenop de afgetekende plaats kleine verschuivingen in de plaats van de klos tot gevolgkon hebben, waardoor de plank niet meer over de klossen geschoven kon worden.Vermoedelijk heeft men vervolgens de ijzeren doken in de reeds gelegde planken

geslagen. Nadat dat gebeurd was, werd de plank weer over de klossen heengeschoven tegen de reeds aangebrachte doken aan en werd de plaats van de dokenop de plank afgetekend. Daarna zal de plank weer zijn losgehaald om de gaten voorde doken te boren, en vervolgens werd de plank definitief op zijn plaats gelegd.10De volgende actie was het uitstekende deel van de eiken klos af te zagen en daarbijwas het proces van

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

124

9. Detail van de vloerbalk waarop de zaagsneden te zien zijn woorlangs de klossen zijnafgezaagd. Bij de aansluiting van de klos op de reeds gelegde plank is te zien dat de spijkerser erg dicht tegenaan zijn geplaatst. Vermoedelijk heeft men de plank bij het vastspijkerenvan de klos slechts over een kleine afstand losgehaald en mogelijk met behulp van eendrevel vastgezet (foto auteur, 2007)

10. Detail van de vloer op het moment dat de vloerdelen weer werden herplaatst, Bij hetherplaatsen is van dezelfde techniek gebruikgemaokt als in de zeventiende eeuw, toen devloer oorspronkelijk werd gelegd. Het streven was een restauratie met behoud van zo veelmogelijk oorspronkelijk materiaal. De herstellinger zijn hier goed zichtbaar (foto auteur, 2007)

het leggen van een plank voltooid en kon op dezelfde wijze de volgende plankworden geiegd.In de Grote Zaal zijn de planken vanuit de twee langszijden gelegd. De middelste

plank (genummerd 13) is als laatste gelegd. Voor deze laatste plank moest eenafwijkende methode worden bedacht, omdat de ruimte ontbrak om de plank overde klossen te kunnen schuiven. Hiervoor werd een klos toegepast die aan één zijdeals zwaluwstaart was uitgevoerd en aan de andere zijde recht. Hierdoor was hetmogelijk om de plank zijdelings over de klos te schuiven. Echter, hoe de klos precieswerd bevestigd is niet bekend. Het was immers onmogelijk om de plaats van deklos af tetekenen. Mogelijk werd de aftekening voorbereid voordat de laatste ‘normale’plank werd gelegd. Namelijk, nog voordat de beide flankerende planken werdengelegd kon de plaats van de klosmet de vereiste nauwkeurigheid worden afgetekend.Op het moment dat de plaats was afgetekend konden de beide andere plankenworden geiegd en daarna konden de klossen voor de laatste plank wordenvastgespijkerd.

Conclusie

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

De oorspronkelijke zeventiende-eeuwse houten vloeren in Kasteel Amerongenvormen gezamenlijk een staalkaart van verschillende soorten vloeren en hunconstructie. In de representatieve ruimten blijkt veel meer zorg aan de vloeren tezijn besteed dan bij minder belangrijke vertrekken, zowel wat toegepaste materialenbetreft als de constructie. De vloeren op de bel-etage zijn samengesteld uit speciaaluitgezocht bouwmateriaal en de wijze van construeren weerspiegelt de status vande vertrekken. Op de eerste verdieping zijn de vloeren eveneens zorgvuldiguitgevoerd, echter met een lager afwerkingsniveau dan op de bel-etage. Op detweede verdieping en op de zolder is de afwerking van de vloeren relatief eenvoudig.Het hoogste afwerkingsniveau kent de Grote Zaal, met vloerdelen zonder gebrekenmet een lengte van bijna dertien meter. Op 23 maart 1680 werd Van Reede vanuitKoningsbergen bericht dat hij ‘soo schoonen vlour sal hebben als in Hollandt noijtgesien is’. Gezien de kwaliteit kan de vloer van de zaal zeker tot de mooiste enbeste zeventiende-eeuwse vloeren van Nederland worden gerekend.Helaas worden historische vloeren vaak ondergewaardeerd. Dat dit onterecht is,

blijkt in dit geval uit de correspondentie tijdens de bouw. Er werd erg veel belanggehecht aan de kwaliteit van het hout en de uitvoering van de vloer. Samen met hetplafond en de beide schouwen vormt de vloer de ‘drager’ van

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

125

de cultuurhistorische waarde van het vertrek.De voltooiing van het meest representatieve vertrek van Kasteel Amerongen zal

waarschijnlijk pas in 1684 hebben plaatsgevonden en heeft een periode van achtjaar in beslag genomen. De kap was namelijk in 1676 al voltooid en in 1680 washet vloerhout reeds aangeschaft.Dat de hierboven omschreven werkwijze daadwerkelijk uitvoerbaar is, bleek tijdens

de recente restauratie, toen de vloer na herstei van onder meer de balkkoppenvolgens de authentieke constructiemethode isteruggelegd. Bij deze restauratie zijnde nieuwe eikenhouten klossen op dezelfde wijze bevestigd als bij de bouw isgedaan. Daarbij zijn voor zover mogelijk de oude nagels hergebruikt.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

126

Houten vloer zoals die bij de restauratie van DeMoriaan is aangetroffen, Dit dertiende-eeuwsehuis aan de Mark! van 's-Hertogenbosch is een von de vroegste bakstenen huizen vanNederland (foto RACM. G.Th. Delarnarre, 1964)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

127

Detail van de opengelegde houten vloer uit de middeleeuwen in het huis Kamperstraat 14te Zwolle. De planken hebben een halfhoutse verbinding (foto RACM, A.J. van der Wal,1987)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

128-129

Houten vloer in de hal van het voormalige Oude Mannenhuis te Rotterdam. Ditachttiende-eeuwse pand werd in 1939 gesloopt (foto RACM, circa 1900)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

130

Detail van de grenen vloer in de hal van Kasteel Beverweerd te Werkhoven met plankendie zich over de volle lengte van de hal uitstrekken (foto RACM, T. Hermans. 2007)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

131

Houten zoldervloer boven de voormalige stalhouderij van L. Spijkervet te Steenwijk uit 1900(foto RACM, K. Roderburg, 2006)

Eindnoten:

1 De vloer is onder leiding van Van Hoogevest Architecten gerestaureerd, waarbij het uitgangspuntwas om eenmaximum aan authenticiteit te behouden. De uitvoering berustte bij aannemingsbedrijfJurriëns. De bestaande opdracht voor de bouwhistorische begeleiding voorzag niet in eengedetailleerde documentatie. In opdracht van de RACM is de vloer gedetailleerd bouwhistorischgedocumenteerd door André Viersen (Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis,Utrecht).

2 Het Utrechts Archief (HUA), Huis Amerongen inv. nr. 491. Brieven gericht aan heren en vrouwenvan Amerongen afkomstig van rentmeesters, zaakwaarnemers en anderen betreffende hetbeheer van het langdgoed. Over de jaren 1643-1765. Brief van G. van Doorslagh te Amerongen,6/16-12-1676, ontvangen 21-12-1676.

3 HUA, Huisarchief Amerongen inv. nr. 2823. ingekomen brieven en andere stukken, 1680 febr.4 HUA, Huisarchief Amerongen, inv. nr. 2842. Ingekomen brieven en andere stukken, 1684 okt.

- 1685 jan.5 HUA, Huisarchief Amerongen inv. nr. 2824. Ingekomen brieven [te Berlijn] en andere stukken,

1680 maart - april. Brief d.d. 23-03-1680.6 HUA, Huisarchief Amerongen, inv. nr. 2825. Ingekomen brieven [te Berlijn] en andere stukken,

1680 mei - aug.7 HUA, Huisarchief Amerongen, inv. nr. 2825. Ingekomen brieven [te Berlijn] en andere stukken,

1680 mei - aug.8 HUA, Huisarchief Amerongen, inv. nr. 2825. Ingekomen brieven [te Berlijn] en andere stukken,

1680 mei - aug. Brief d.d. 4-8-1680.9 De klossen zijn door middel van 7,2 cm lange, gesmede spijkers op de balken bevestigd. Direct

onder de kop zijn de spijkers 5 mm in het vierkant. De meeste klossen zijn met elf spijkers ineen regelmatig patroon vastgezet.

10 Dat men de doken in de reeds gelegde plank spijkerde om vervolgens de te leggen plankeroverheen te schuiven is af te leiden uit het gegeven dat de doken bij de demontage vrijwelallemaal vastzaten in de reeds gelegde planken niet andersom.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

132

Eloy Koldeweij‘Wat er op de vloer omme-gaet’: poppenhuisvloeren en de realiteit

In Nederland is een aantal pronkpoppenhuizen uit de late zeventiendeen de achttiende eeuw bewaard gebleven. Deze met de grootste precisiegemaakte meubelen geven met hun rijke inrichting en meubilering eenuniek beeld van het monumentale woonhuisinterieur uit dat tijdvak. Voortalloze deelaspecten bieden zij een uniek referentiekader, zo ook voorvloeren.

Kostbare objecten

‘Een Koninglijk cabinet, zijnde een poppekas’, zo werd een van de Hollandsepronkpoppenhuizen in enkele advertenties in 1729 en 1758 aangeprezen.1 Dezebijzondere meubelen zijn in ‘Nederland - museumiand’ al enkele generaties zeerbekend, niet in het minst omdat de belangrijkste van deze poppenhuizen zich bijnaallemaal in museaal bezit bevinden.Ondanks de grote publieke belangstelling voor deze bijzondere meerdan

manshoge pronkmeubelen, waren de objecten lange tijd voor demeeste kunsthistoriciechter ‘niet meer dan een kast met knap gemaakte voorwerpen in miniatuur, dievooral op vrouwen en kinderen een grote aantrekkingskracht uitoefende’.2 Inmiddelsliggen de kaarten anders. Verschillende publicaties over deze poppenhuizen hebbende feitelijke waarden en betekenis van deze objecten voor de geïnteresseerdebeschouwer (vakman en leek) toegankeiijk gemaakt.3 In ‘Nederland -monumentenland’ daarentegen wordt het beiang van deze meubelen nog te weinigonderkend en de bruikbaarheid ervan binnen de monumentenzorg onderschat.4Voor talloze deelaspecten van de Nederlandse monumentale woonhuizen uit delate zeventiende en de achttiende eeuw geven deze pronkpoppenhuizen een uniekbeeld, een beeld dat uit de nog bewaard gebleven gebouwde monumenten alleenmet de grootste moeite te destilleren is, als dat al mogelijk is. Dit geldt voor deinterieurs als geheel, maar ook voor de vele onderdeien daarvan: wandafwerkingenzoals geschilderde behangsels, betegelingen en bespanningen, plafonds,kleursteilingen en decoratieve afwerkingen, en eveneens de vloeren.5

Alle pronkpoppenhuizen zijn in opdracht tot stand gekomen. Het waren bijzonderkostbare objecten waarin de opdrachtgeefsters veel tijd en energie

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

133

1. Poppenhuis van Petronella Dunois. Amsterdam ca. 1676 (foto Rijksmuseum, Amsterdam,M. Svensson)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

134

2. Het voorhuis uit een poppenhuis van Cornelia van der Gon, naar ontwerp van AdriaanDortsman, circa 1680, Thans het Onderste Voorhuis in het tweede poppenhuis van SaraRothé. De vloer is bekleed met witmarmeren platen, gelegd en livre ouvert (FransHalsmuseum, Haarlem) (foto T. Haartsen)

hebben gestoken en waaraan zij veel geld hebben besteed. Verschillendeambachtslieden kregen opdracht om hiervoor allerlei voorwerpen eninterieuronderdelen minutieus en zo natuurgetrouwmogeiijk op schaal na te maken,vaak in kostbare materialen als zilver, ivoor, pokhout en porselein. Zowel hetvervaardigen van de poppenhuizen zelf als de inrichting daarvan waren enormeprojecten. Gedurende ‘lange jaren’ bij elkaar verzameld, ‘waar aan ruim vyf en twintigJaaren (...) gearbeydt is’ vermelden twee eigentijdse bronnen. Hierbij hebben deopdrachtgeefsters, waarvan Verschillende overigens aan elkaar gelieerd waren, ofzelfs aan dezelfde gracht of straat woonden, zich laten adviseren. Twee niet meerbestaande poppenhuizen van Cornelia van de Gon uit Amsterdam zijn gemaakt inhet laatste kwart van de zeventiende eeuw ‘onder het opzicht en bestiering’ van dekunstschilder David van de Plas (1647-1704) met wie zij in 1684 was gehuwd.Vóórdien ieefde zij echter samen met niemand minder dan de architect AdriaanDortsman (1635/1636-1682). De vormgeving en detaillering van enkele bewaardgebleven vertrekken uit haar poppenhuizen suggereren Dortsman's bemoeienis eninvloed. Na verkoop in 1703 zijn deze poppenhuizen in handen gekomen van SaraRothé, die deze vervolgens ten behoeve van haar eigen poppenhuizen heeftontmanteld. Beide poppenhuizen van Sara Rothé zijn bewaard gebleven en bevindenzich thans in het Haags Gemeentemuseum en het Frans Hals Museum te Haarlem.Voor zowel de kraamkamer en de keuken in het Haagse poppenhuis, als voor hetonderste voorhuis in Haarlem, welke drie vertrekken van Cornelia van de Gon

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

afkomstig zijn, wordt verondersteld dat het architectonisch ontwerp van de handvan Dortsman is (afb. 2).6

Van opdrachtgeefster Sara Rothé zijn we op bijzondere wijze op de hoogte doordathaar notitieboekje bewaard is gebleven, waarin zij de inrichting van haar eerstepoppenhuis nauwkeurig heeft beschreven. Dit betreft het poppenhuis dat thans inDen Haag staat en uit omstreeks 1743 dateert. Haar tweede poppenhuis, nu inHaarlem, is in de jaren 1743-1751 te dateren.Enkele generaties ouder zijn twee van de drie

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

135

pronkpoppenhuizen die zich in de collectie van het Rijksmuseum te Amsterdambevinden. Hiervan is de een weliicht nog meer bijzonder dan de ander. Hetpoppenhuis van Petronella Dunoisdateert van omstreeks 1676, dat van PetronellaOortman uit circa 1686-1710 en het Amsterdamse Grachtenhuis van omstreeks1750. Een derde zeventiende-eeuws poppenhuis staat in het Centraal Museum teUtrecht, te weten het poppenhuis van Petronella de la Court uit 1670-1690. Naastdeze poppenhuizen zijn er nog enkele andere exemplaren in particulier bezit, vanwelke het poppenhuis van Maria van Egmond van de Nijenburg weliicht debelangrijkste is. De vroegste onderdelen van dit laatste poppenhuis, eveneens vankabinetformaat, dateren uit de zeventiende eeuw, en hieraan is tot in de vroegenegentiende eeuw toegevoegd en gewijzigd.

Stuk voor stuk oogsten deze rijk ingerichte poppenhuizen bij de geïnteresseerdetoeschouwers veel bewondering, maar door hun fragiliteit zijn zij bijzonder kwetsbaar.Een tekst op een rolgordijntje in het Haagse poppenhuis waarschuwt debewonderaars op voorhand: 't Is alles teeder, kleijn en licht, Niet voor 't Bevoel,maar voor 't Gezicht’.7

Waarheidsgetrouw?

Nadat de Duitse reiziger Zacharias von Uffenbach in 1718 het poppenhuis vanPetronella Oortman met eigen ogen had bewonderd, schreef hij hieroverdat allevoorwerpen ‘nach dem leben gantz naturell gemacht’ waren. Over dewaarheidgetrouwheid van de verschillende vertrekken zegt hij helaas niets. Dit wasal wel een aandachtspunt in de allereerste monografie over dezemeubelen, waaraanexact honderd jaar geleden hard werd gewerkt door de Utrechtse archivaris SamuelMuller Fz. en hoogleraar kunstgeschiedenis Willem Vogelsang.Hun indrukwekkende publicatie in folioformaat, waarin vijf poppenhuizen zijn

beschreven en afgebeeld, zag in 1909 hetdaglicht: ‘Holländische Patrizierhäuser’.In hun systematische beschrijvingen en analyses hadden zij ook oog voor de vloerenen naar aanleiding van de parketvloeren maakten zij de opmerking ‘...es bleibtzweifelhaft, ob es wirklich je solche Parkettböden gebraucht wurden...’.8 Zij hebbendit niet kunnen oplossen, en feitelijk is deze vraag nog altijd actueel. JetPijzel-Dommisse, die zich als geen ander met de Nederlandse pronkpoppenhuizenheeft bezig gehouden, heeft aan deze vraag veel aandacht gegeven in haar in 2000verschenen imposante publicatie ‘Het Hollandse pronkpoppenhuis. Interieur enhuishouden in de 17de en 18de eeuw’. Voor haar staat vast dat de poppenhuizeneen belangrijke bron zijn voor onze kennis van het Nederlands interieur in de periode1675-1750. Dit is terecht.Deze driedimensionale poppenhuizen bieden veel informatie over het Nederlandse

interieur in dat tijdvak, naast allerlei geschreven bronnen als boedelinventarissenen beschrijvingen, getekende ontwerpen en plattegronden, en geschilderdeinterieurafbeeldingen. Gelijktijdig blijft zij bedachtzaam: ‘Toch blijft voorzichtigheidgeboden bij het gebruik van het poppenhuis als bron voor informatie over hetwoonhuis’. Naast de dispositie van de vertrekken, zijn het met name enkelekamerhoge spiegels in een van oorsprong zeventiendeeeuws vertrek, en een drietalparketvloeren die enige twijfel zaaien over de realiteitszin van deze en enkele andereonderdelen.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Maar net zoals over de talloze voorwerpen zegt zij gelijktijdig: ‘Andere vastearchitectonische onderdelen van het interieur, zoals de schouw, de wandbetimmeringmet alkoof en de lambrisering, blijken over het algemeen vrij betrouwbaar te zijnweergegeven’.9Hoewel het gebrek aan kennis over historische vloeren in Nederlandgeheel wordt onderkend, zijn het met name deze parketvloeren,

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

136

maar toch ook de natuurstenen vloeren die Pijzel tot voorzichtigheid manen.Vast staat dat geen van de poppenhuizen een ‘één op één’ schaalmodel is van

een woonhuis. Het valt eveneenste betwijfelen of de individuele vertrekken eenheus schaalmodel zijn. Er is niets dat daar concreet op wijst. Wel is er alle redenom aan te nemen dat de perfectie die de opdrachtgeefsters nastreefden bij deschaalmodellen van de individuele objecten, ook zijn weerklank vond bij de losseinterieuronderdelen. Von Uffenbach was hierover in volle bewondering. De laatachttiende-eeuwse ‘Beschryving’ van het poppenhuis van Petronella Oortmanroemde de correcte verhoudingen en het natuurgetrouwe materiaalgebruik incombinatie met de juiste technieken. Het kabinet wordt hier omschreven als ‘hetvolmaakste middel dat bedacht kan worden, om aan vreemdelingen een netdenkbeeld te geven van de alom beruchte Hollandsche zindelycke en propreOeconomie of Huishouding’.10 Waarschijnlijkzijn de verschillende vertrekken vanuitde visie van de opdrachtgeefsters tot realistische ruimtes gecomponeerd van bijelkaar gebrachte waarheidsgetrouwe interieuronderdelen. Wanneer we hetkleurgebruik en de geschilderde ornamenten en decoraties in dezepronkpoppenhuizen - waarvan er enkele nooit overschilderd zijn - zorgvuldiganalyseren, dan kan op dit moment eigenlijk niet anders worden geconcludeerd,hoewel een overkoepelende studie over kleurgebruik in Nederland vooralsnog nietvoorhanden is, dan dat deze poppenhuizen een realistisch beeld oproepen. Deresultaten van recent kleuronderzoek sluiten geheel aan op hetgeen er in al dezeverschillende vertrekken is te zien.De conclusies, zoals verwoord in ‘Het Nederlands Interieur in beeld 1600-1900’,

van een grondige analyse van een groot aantal andere contemporaine bronnensluiten hier eveneens geheel op aan.

‘Wat er op de vloer omme-gaet’11

De diversiteit van de vloeren en vloerbedekking die in de kamers van de verschillendepoppenhuizen is aangebracht is groot, deels natuurgetrouw en deels in eengeschilderde imitatie. Zij laten vrijwel het gehele spectrum zien dat in de zeventiendeen achttiende eeuw in het rijkere Nederlandse woonhuis is toegepast, van keldertot zolder.12Het is de vraag in hoeverre al deze vloeren realistisch zijn weergegeven,en of de hierover geuite twijfels terecht zijn?

Schitterend marmer

De voorhuizen in de poppenhuizen weerspiegelen met hun marmeren vloeren derepresentatieve entreevertrekken zoals deze in talloze woonhuizen nog aan te treffenzijn. In twee zeventiende-eeuwse voorhuizen is het witte Italiaanse marmergecombineerd met banden van blauwzwarte hardsteen. De omstreeks 1675 tedateren vloer van Petronella de la Court is door banden in vakken verdeeld (afb.3), terwijl de banden in de gang bij Petronella Oortman naar de zijkanten zijnverschoven. Deze beide varianten heeft de architect Philips Vingboons (1607-1678)in zijn huizen toegepast. Hij noemt in het tweede deel van zijn publicatie ‘Afbeeldselsder voornaemste gebouwen’ (1674) de ‘ongemeene witte marbere platen [...] expresdaerop gesaeght en die met blaeuwe steene randen van de anderen verdeeld’ en

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

‘gemeene groote witte Marbere platen die met roodeMarbere banden vanmalkandergescheyden zijn’.13 Naast dit vloertype met gekleurde banden werden ook geheelwitte vloeren aangebracht, doorgaans gemaakt van grote marmeren platen zoalsde boekvloer (en livre ouvert) in het voorhuis van het Haarlemse poppenhuis (afb.2). Gelijksoortige vloeren, maar dit keer geschilderde marmerimitaties, liggen in degangen van het Haagse poppenhuis uit omstreeks 1743 en het Amsterdamse

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

137

3. Het voorhuis met een witmarmeren vloer in vakken verdeeld door zwarte hardstenenbanden in het poppenhuis van Petronella de la Court, Amsterdam ca 1670-1680 (foto CentraalMuseum, Utrecht)

Grachtenhuis uit circa 1750. Diverse verkoopadvertenties maken melding van ditsoort vloeren, zoals een advertentie die op 21 mei 1766 verscheen in de LeeuwarderCourant: ‘...De Heere Huizinge Zeewyk genaamt, staande by Grytingabuurt evenbuiten Harlingen beftaande in... een extra witte Marmere Vloer in de gong en 'tVoorhuis leggende...’ Dit is inderdaad conform de werkelijkheid. Over het geheleland verspreid zijn talloze voorbeelden te vinden van monumentale gangpartijen,vestibules en voorhuizen met wit marmeren vloeren. ‘Zy staan zeer rijk en zindelijk,inzonderheit wanneer ze fray met Fazen, en Spiegels, en groote Steenen in goedeorden veranderlijk geordineerd zijn’ schreef Willem Goeree hierover in 1681.14 Hetkwaliteitsverschil uitte zich in het formaat van de platen en de wijze waarop dezewaren gezaagd als een enkel, of zelfs als een dubbel of driedubbel ‘open boek’,dus gespiegeld in respectievelijk, twee, vier of zelfs zes platen.15Naast de combinatiemarmer met hardsteen kwamen ook andere varianten voor, zoals de gecombineerdewit marmeren en de veel toegepaste rossige Öland vloertegels in de gang vankasteel de Slangenburg. Wit-zwart geblokte vloeren zijn bekend in onder meer degangen van deMenkemaborg en Allersmaborg. In de poppenhuizen is een wit-zwartgeblokte vloer in schaakbordpatroon te zien in de voorhal van het poppenhuis vanMaria van Egmond van de Nijenburg

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

138

4. De vestibule met een geschilderde wit-zwart stenen vloer in schaakbordpatroon in hetpoppenhuis van Maria van Egmond van de Nijenburg (foto Helicon Conservation Support,2008)

(afb. 4). Ook werd het witte marmer gecombineerd met gekleurd marmer. Dit isbijvoorbeeld het geval in de gang van het zeer monumentale pand Herengracht 475te Amsterdam. Hier is de wit marmeren boekvloer met rood marmer omrand.16Meerdere kleuren marmer in gangpartijen kennen we uit de zeer decoratieveblokpatronen in het trappenhuis en de corridor van hetzuid-Limburgse kasteelEijsden, de witmarmeren vloer met een decoratief driekleurig ruitpatroon in huisZypendaal te Arnhem uit 1762-1764, of de meerkleurige vloer in de gang vanOssenmarkt 6 te Groningen.17 Uit Groningen is bekend dat daar in diversegangpartijen rode Bremer zandsteen is toegepast in plaats van het witte marmer.18Marmeren vloeren werden echter niet alleen in voorhuizen, vestibules en gangen

gelegd. Ook eiders in huis kwamen zij voor, zoals - zij het op beperkte schaal - inwoonvertrekken. Een bijzonder fraaie witmarmeren vloer, omrand door een zwartehardstenen band ligt in de Kraamkamer van het poppenhuis van Petronella Oortmanuit omstreeks 1686-1710 (afb. 5). Inmiddels zijn er voldoende signalementen vanmarmeren vloeren in woonvertrekken bekend om er vanuit te gaan dat deze vloerin de Kraamkamer als ‘naar het leven’ was aangebracht.19Op een enkele uitzonderingna lijken dergelijke monumentale marmeren vloeren in woonvertrekken niet bewaardte zijn. Het meest unieke en gaaf bewaard gebleven voorbeeld hiervan betreft dewit marmeren vloer met zwarte hardstenen banden in de zaal van MuseumAmstelkring te Amsterdam uit 1663. Duidelijk is wel dat een dergelijke natuurstenenvloer in een woonvertrek van grote welstand getuigde en slechts in een beperktaantal huizen zal zijn aangebracht. Omdat vrijwel al deze marmeren vloeren in de

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

loop der jaren zijn verdwenen, is het erg lastig een goed beeld van de toepassingvan dit vloertype in woonvertrekken te krijgen.20 Van de Amsterdamse architectPhilips Vingboons is door zijn eigen publicatie bekend dat hij in verschillende doorhem ontworpen huizen natuurstenen vloeren in woonvertrekken heeft toegepast.Maar de verspreiding beperkte zich zeker niet alleen tot Amsterdam. Zo is bekenddat in de grote zaal van Hoytema State in het Friese Jonkershuizen een

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

139

5. De kraamkamer in het poppenhuis von Petronella Oortman, omstreeks 1686-1710. Grotewit marmeren platen zijn omrand met een zwarte hardstenen band (foto Rijksmuseum,Amsterdam. M. Svensson)

witmarmeren vloer lag, een soortgelijke vloer bevond zich in de zogehetensterrenkamer van de in 1877 afgebroken borg Hanckema te Zuidhorn.21 In de stadGroningen is een vloer gesignaleerd van wit-zwart geblokte natuurstenen tegels ineen in 1907 gesloopt huis in de Brugstraat. Een geheel ander patroon heeft degeblokte tegelvloer van Naamse steen en wit marmer in de achterkamer van hetpand Amstel 284 te Amsterdam, een vloer die in 1671 te dateren is.22 De variatie inpatronen die met wit-zwart geblokte vloeren was te bereiken, was groot.Enkele bewaard gebleven ontwerptekeningen van de architecten AdriaanDortsman

(1635/1636-1682) en Pieter Post (1608-1669) laten meerdere varianten zien (afb.6).23 Een unicum van ruim honderd jaar later betreft de eind achttiende-eeuwsebadkamer in kasteel Heeze, waar de grijze en zwart hardstenen vloertegels inkeperverband zijn gelegd.24De reden waarom zo veel natuurstenen vloeren in woonvertrekken verdwenen

zijn, laat zich raden. Enerzijds zal in talloze huizen dit visueel sterke dominantevloertype in opdracht van een latere bewoner vervangen zijn door een eigentijdse,meer modieuze vloer. Anderzijds zullen in veel gevallen de natuurstenen vloerenverwijderd zijn om comforttechnische redenen. Stenen vloeren hebben nu eenmaalin tegenstelling tot houten vloeren een sterke koude-uitstraling.25De vloer van de kinderkamer van het poppenhuis van Sara Rothé die is beschilderd

met een geschilderdemarmerimitatie, betreft waarschijnlijk daadwerkelijk een houtenvloer met een geschilderde

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

140

6. Ontwerp door Pieter Post voor een tegelvloer in de grote zaal van kasteel Heeze.Omstreeks 1665 (collectie Huisarchief Kasteel Heeze) (foto BBA, J. van Meerwijk, 2000)

marmerimitatie, een zogeheten marmering.26 Houten vloeren beschilderd metdecoratieve motieven zijn een bekend verschijnsel. Enkele verschillende typenhiervan zijn bekend, een natuursteenimitatie was een van de mogelijkheden. In1737 bijvoorbeeld werd de vloer van het nieuwe zomerhuis in de tuin van hetstadhouderlijk hof te Groningen op deze wijze gedecoreerd.27Verschillende van de poppenhuiskeukens hebben eveneens natuurstenen vloeren.

De rijk ingerichte pronkkeuken van Petronella Oortman toont vier ‘en livre ouvert’opengeslagen witmarmeren platen, haar kookkeuken daarentegen vier platen roodmarmer, het zogeheten Rouge Royal. In de meeste keukens waar nog witmarmerenvloertegeis op de grond liggen, zijn deze tegels echter van kleiner formaat. Een fraaivoorbeeld hiervan betreft de keukenvloer van het pand Herengracht 284 teAmsterdam. Dit vloertype is zowel te zien in de keuken van het Haagse poppenhuisals in de grote keuken van het Amsterdamse Grachtenhuis (afb. 7).

Keramische meerkleurigheid

Vaker nog werden de vloeren van keukens en kelders betegeld met keramischetegels in plaats van met natuursteen, maar ook meer representatieve vertrekkenkonden hiermee bevloerd zijn. In het rijke poppenhuis van Petronella Oortman is inde kelder een tegelvloer van groene en geelbruine plavuizen gesuggereerd (afb.8). Dergelijke gebakken plavuizen zijn eeuwenlang in het Nederlandse woonhuistoegepast, zowel in het rijkere stadshuis als in een eenvoudige plattelandswoning.Dit vloertype was voor een veel grotere groep mensen betaalbaar en

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

141

7. De keuken van het Amsterdamse Grachtenhuis. De keukenvloer is voorzien von eengeschilderde wit marmeren tegelvloer (foto Rijksmuseum. Amsterdam. M. Svensson)

8. De kelder in het poppenhuis van Petronella Oortman. Deze is beschilderd met een imitatietegelvloer met groene en bruine plavuizen, omstreeks 1686-1710 (foto Rijksmuseum,Amsterdam, M. Svensson)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

142

9. In dambordpatroon gelegde geel en groen geglazuurde plavuizen, ofwel estrikken, in dekelder von de boerderij uit Midlurn (Friesland) in het Nederlands Openluchtmuseum teArnhem (foto auteur, 2008)

10. Stichtse gegotenmarmervloertegels in de keuken van kasteel Heeswijkte Heeswijk-Dinther(foto auteur, 2005)

was eenvoudig te reinigen. Omdat tegelvloeren brandwerend zijn, werden zij ookwel op verdiepingsvloeren toegepast.Gebakken plavuizen zijn in diverse productiecentra in allerlei varianten gemaakt,

zowel ongeglazuurd, in allerlei oranje-rode tinten of blauwgrijs gesmoord, alsgeglazuurd in een breed kleurenpalet van okergeel tot oranje, enkele groen- enrood-bruintinten, en zwart (afb. 9). Vaak werden zij tweekleurig in een dam- ofschaakbordpatroon gelegd, soms diagonaal of overhoeks, dan wel halfsteensverspringend. De maatvoering varieerde van circa 10 × 10 cm. tot ongeveer 22, 5× 22, 5 cm.28 Voor deze gebakken vloertegels zijn allerlei benamingen in omloopdie deels type-, tijd- en streekgebonden zijn, maar waarvan de exacte verschillenniet geheel duidelijk meer zijn: plavuis, tegel, estrik, tuimelaar, vloer, vloerbak, heel-,half- of slapbak, of kortweg ‘back’.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

11. De kelder van het Amsterdamse Grachtenhuis. De geschilderde vloertegels verbeeldenwaarschijnlijk gegoten marmervloertegels. Circa 1750 (foto Rijksmuseum, Amsterdam. M.Svensson)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

143

12. Kunstkamer in het poppenhuis van Petronella de la Court. De parketvloer is uitgevoerdin wortelnoten-, berkenwortel-, ebben-, palissander- en palmhout met blokjes in ivoor, gelegdin een geometrisch patroon overeenkomstig de plafondindeling. Amsterdam ca 1670-1680(Centraal Museum, Utrecht) (fotoT. Haartsen)

Onder deze Iaatste naamwaren de geglazuurde tegels in Amsterdam in het middenvan de zeventiende eeuw bekend. In een bestek voor metselwerk in 1670 is ondermeer te lezen: ‘De woon- en provisiekelders sullen gevloert worden met roodebacken, alles in sant te leggen....Het woonhuijs - voorhuijs, kamer en kooken - tevloeren met groen en geele backen’.29 De vloeren van de naast de keuken gelegengrote en kleine kelder van het Amsterdamse Grachtenhuis tonen een geschilderdeimitatie van een donkere stenen tegel (afb. 11). Zeer waarschijnlijk verbeelden dezegegotenmarmervloertegels, een tegeltype waarvoor in 1691 octrooi is verleend aanFrançois van Oort te Utrecht en dat tot in de negentiende eeuw isgeproduceerd(afb. 10).30

Ingelegde houten vloeren

De vloeren van de belangrijkste ontvangstvertrekken in de poppenhuizen laten eengrotere diversiteit zien. Zonder meer opmerkelijk zijn de drie parketvloeren in depoppenhuizen van Petronella Dunois en Petronella de la Court (afb. 12,13).Uitgevoerd in noten-, ebbenen palissanderhout, c.q. wortelnoten-, berkenwortel-,ebben-, palissander- en palmhout met blokjes in ivoor, weerspiegelen zij alle driemet hun rijke indeling de indeling van het plafond. Het toepassen van dezelfdeindeling en lijnvoering in het plafond en op de vloer betekent dat het interieur metveel zorg ontworpen is en dat deze en andere interieuronderdelen zeer bewust zijnvormgegeven.31 Een dergelijke integrate architectonische benadering getuigt vanhoge kwaliteit en van ambitie van de opdrachtgever, iets dat de eigenaressen vande poppenhuizen niet vreemd was. Hoewel er geen enkele, ook maar enigszinsvergelijkbare parketvloer in ons land bewaard is gebleven, mag worden aangenomendat deze wel hebben bestaan. Maar dit waren stuk voor stuk uitzonderingen zoalsuit de schaarse vermeldingen hiervan blijkt. De vroegste vermelding vanparketvloeren dateert uit 1634.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

144

13. Parketvloer van de zaal in het poppenhuis van Petronella Dunois, uitgevoerd in notenhoutmet palissanderhouten sterren en een omranding van ebbenhoul. Amsterdam ca. 1676 (fotoRijksmuseum, Amsterdam, M, Svensson)

In dat jaar werd de Amsterdamse schrijnwerker JosuaMaseur tot twee keer ontbodenom ‘eenige patroonen van ingeleijde houte vloeren’ aan Amalia van Solms te tonenvoor haar nieuwe appartement in Huis ter Nieuburch bij Rijswijk.32 Dit paleis is in dejaren 1785-1790 afgebroken, maar door een eigentijdseafbeelding krijgen we weleen indrukvan deze vloer (afb. 14). Ook de palissandervloer met een stermotief inhet kabinetje van Amalia van Solms in Huis ten Bosch bestaat niet meer, dit integenstelling tot de monumentale notenhouten vloer, ingelegd met biezen vancitroenhout, in de Oranjezaal in ditzelfde paleis. Ook Johan Maurits van Nassauhad in de benedenzaal van zijn woning in Den Haag, beter bekend als hetMauritshuis, een parketvloer die met notenhout was ingelegd.33 Een in eikenhoutfineer uitgevoerde stervormige parketvloer in kasteel Heemstedete Houten, daterenduit de jaren 1690-1700, is helaas twee decennia geleden door weer en wind verlorengegaan.34 De uniciteit en het belang van deze vloer waren op dat moment feitelijkonbekend. Een ander getraceerd voorbeeld is de massief eikenhouten parketvloernaar Frans voorbeeld in de Markiezenhof te Bergen op Zoom die uit 1709 dateert(afb. 15).35 Soortgelijke massieve parketvloeren zijn omstreeks 1770 door architectPieter de Swart (1709-1773) ontworpen voor het stadspaleis van Nassau-Weilburg,de huidige Koninklijke Schouwburg, in Den Haag (afb. 16).36 Helaas is niets bekendover de waarschijnlijk uit 1740 daterende

14. Parketvloer uit 1634 in een van de vertrekken in Huis ter Nieuburg te Rijswijk. Jan vanVianen, Interieur van Huis ter Nieuburg tijdensde Vredesonderhandelingen, 1697. Ets, 22× 27 cm (foto Rijksprentenkabinet. Rijksmuseum. Amsterdam)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

15. Eikenhouten parketvloer uit 1709 in het Markiezenhof te Bergen op Zoom (foto RACM,G.Th. Delamarre, 1960) 145 16.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

145

16. Ontwerp voor zeven ‘parquets’ voor het stadspaleis van Nassau-Weilburg, dehuidigeKoninklijke Schouwburg. te Den Haag. Pieter de Swart, omstreeks 1770. Tekening, 22 × 31cm, Collectie en foto Hessischer Hauptstaatsarchiv, Wiesbaden

parketvloer in de zaal van kasteel Hoensbroek die al in de negentiende eeuw verlorenging.37Was deze van datzelfde type, of leek deze meer op de gefineerde parketvloermet een strak geometrisch patroon, zoals die duidelijk zichtbaar is op het portretvan Bruno Martens en zijn familie uit 1768-1769?38 De vroegste met zekerheid alsachttiende-eeuws te dateren bewaard gebleven gefineerde parketvloeren bevindenzich in de grote zaal van kasteel Biljoen te Velp (circa 1782) en in de muzieksalonen de drie zalen van de voormalige kunstgalerij in paviljoen Welgelegen te Haarlem(1785-1789).39

Kwastloze planken

Eenvoudiger toont de vloer samengesteld uit houten delen in de kraamkamer vanhet Haagse poppenhuis (afb. 17). Ook deze kamer heeft Sara Rothé overgeplaatstvanuit een van de zeventiende-eeuwse poppenhuizen van Cornelia van der Gon.In de vloerplaat zijn de losse ‘vloerdelen’ ingekrast en vervolgens is de tekeningvan de houtnerven zorgvuldig ingeschilderd. Deze houting duidt op een zachthouten,ongetwijfeld grenenhouten vloer. Grenen planken golden als het beste vloerhout,en ruim een eeuw later was dat nog altijd het geval.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

146

17. Kraamkamer met de grenenhouten vloer in het eerste poppenhuis van Sara Rothé,omstreeks 1680-1700 (foto Gemeentemuseum, Den Haag)

‘Greene was zeker het beste en duursaamste, doch als men dat fraay en zonderspint wil hebben, vald het zeer kostbaar’ schreef stadhouderlijke architect P.H.Schonck op 8 februari 1776 aan Frederik Willem van der Borch, heer van Verwolde.Hij adviseerde zijn opdrachtgever daarom alleen op de bel-etage grenenhout toete passen en voor de verdiepingsvloeren vurenhout te gebruiken.40Dat grenenhouten vloeren zeer kostbaar konden zijn bewijst de vloer in de zaal

van kasteel Amerongen. In deze trapeziumvormige zaal liggen alleen vrijwelkwastloze planken over de volle lengte van de zaal. Deze vloerdeien meten maarliefst 12, 93 meter en hebben een breedte die varieert van 21, 6 cm tot 36, 8 cm. Inopdracht van bouwheer Godard Adriaan van Reede zijn deze vloerdeien speciaalop de beste kwaliteit geselecteerd - zo staat in een brief gedateerd 23 maart 1680- op ‘dat U Ex. tie soo schoonen vlour sal hebben als in Hollandt noijt gesien is...’.41Deze vloer, die ook nog eens blind vernageld is,

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

147

18. Kleerzolder met houten delen in het poppenhuis van Petronella Oortman, omstreeks1686-1710 (foto Rijksmuseum. Amsterdam, M. Svensson)

zal zeker op vele personen indruk hebben gemaakt. Enkele decennia later, in 1727,werd eenzelfde kwaliteitseis gesteld voor de nieuwe vloeren in de belangrijkstevertrekken van het Groningse stadhouderlijk hof. Hiervoor moesten nieuwe grenenplanken worden aangeschaft die in één stuk de gehele lengte van de kamer kondenoverbruggen.42Elders zijn andere kwaliteitseisen geformuleerd, zoals in het bestek uit 1662 voor

het te vernieuwen Gemeenlandshuis te Maassluis. Hier moest de aannemer ‘leverengoet gaeff eycken, greenen ende wagenschot hout sonder eenige quade quasten,rooden ofte witten olm offe dot gaeten, streepigh offe blaucantich, scheurigh offeandersints 't geene werck eenighsints soude connen beschadigen alles tot keurenvan de heeren besteeders ende soo contrary bevonden wert gehouden zyn anderhout in de plaets te leveren sonder eenigh tegenseggen’.43 De blinde vernagelingzoals op Amerongen is eveneens toegepast in verschillende andere representatievevertrekken, onder meer in de zaal van de ridderhofstad Gunterstein te Breukelen,het huis De Onbeschaamde te Dordrecht, het Trippenhuis te Amsterdam en deMenkemaborg te Uithuizen. Vaker echter zullen de grenenhouten vloeren gewoonzichtbaar genageld zijn, zoals in de borg Rusthoven te Wirdum.44De vloeren van de zolderkamers in de poppenhuizen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

148

19. Vloermat van een fijne gele grassoort met roodbruine banen en blokjes, omzoomd meteen groene zijden band, Omstreeks 1680, 60, 5 × 64, 5 cm (Saletkamer van het poppenhuisvan Petronella de la Court) (foto Centraal Museum, Utrecht)

van Petronella Dunois en Petronella Oortman zullen waarschijnlijk het eenvoudigervurenhout verbeelden (afb. 18), maar of dat ook het geval is met die van de zaal,de bibliotheek, detapijtkamer en het comptoir van Petronella Oortman is zeer devraag.

Kamerbrede vloertapijten

In verschillende vertrekken van het Utrechtse poppenhuis van Petronella de la Courten de achttiende-eeuwse poppenhuizen liggen matten en kleden op de vloer. Dezedeels losse kleden en deels geschilderde imitaties zijn een unieke bron van kennisvoor dit onderwerp. Dit geldt zeker voor de zeventiende eeuw, maar ook uit deachttiende eeuw is vrijwel niets op dit gebied bewaard gebleven, zowel in situ alsin museale vezamelingen.Het vroegste gebruik van vloerkleden in Nederland is te vinden bij het

stadhouderlijk hof, waar in de jaren '30 van de zeventiende eeuw voor het eerstvloertapijten in enkele representatieve ruimtes worden vermeld, onder meer op hetBinnenhof. Bij de burgerij gebeurde dit pas veertig of vijftig jaar later. Het zijdenvloerkleed in de Saletkamer ofwel de zaal van Petronella de la Court uit 1680-1685,dat zonder twijfel een Oosters kleed imiteert, was dus zeer modieus en beslist ergkostbaar. In ditzelfde poppenhuis liggen in vier vertrekken kamerbrede matten,geweven van een fijne en glanzende grassoort (afb. 19). In de tweede helft van dezeventiende en de gehele achttiende eeuw kwamen dergelijke matten in groteaantallen in allerlei patroonvariaties voor, zoals onder meer ook te zien is in enkelekamers van het Amsterdamse Grachtenhuis (afb. 20).De toepassing van grote kamerbrede vloertapijten kwam in de achttiende eeuw

op. Dit soort kleden was kostbaar, maar werd zeer modieus. Om deze kleden, vaakmet dominante kleuren en patronen, te beschermen werden ze gewoonlijk metzogeheten morskleden deels afgedekt, zelfs bij ontvangsten. Dit soort kamerbredevloertapijten werd in grote aantallen vanuit de Turkse havenstad Smyrna naarNederland verscheept, maar ook in eigen land werden zij op verschillende plaatsengeproduceerd, zoals uit diverse krantenadvertenties blijkt: ‘...in den Oeconomischen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Winkel werden tapijten voor 25 st. per el en wollen Smirnasche karpetten, teAmsterdam vervaardigd, à f 11 per stuk verkocht’.45Op één uitzondering na zijn alle vloerkleden in de poppenhuizen geschilderde

imitaties daarvan. Blijkbaar was het onmogelijk om deze objecten op schaal te latennamaken. Sara Rothé heeft daarom de Amsterdamse schilder Jurriaan Buttner(werkzaam ca. 1737-1767), die verschillende onderdelen voor haar poppenhuizenheeft geschilderd, verzocht om enkele vloertapijten af te beelden (afb. 21). In haarnotitieboekjeschreef zij hierover: ‘Deese kamer is door Mr. Buttener geschildert, desolder met een ordienaament en een tapeijt op de vloer,...’46 Een van de weinige,zo niet de enige, nog in situ bewaard

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

149

20. De kinderkamer van het AmsterdamseGrachtenhuis. De vloer wordt geheel bedekt dooreen fijn gewevenmatmet een eenvoudig patroon. Circa 1750 (foto Rijksmuseum, Amsterdam,M. Svensson)

21. Geschilderd vloertapijt, Jurriaan Buttner, 1743. 57 × 65 cm (Muziekkamer van het eerstepoppenhuis van Sara Rothé) (foto Gemeentemuseum, Den Haag)

22. Vloerkleed (detail), tweede helft achttiende eeuw. ‘Kleine Herenkamer’ van het TeylersFundatiehuis, Damstraat 21 te Haarlem (foto auteur, 2006)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

150

gebleven vloerkleden die als achttiende-eeuws is geïdentificeerd, betreft hetvloerkleed in de ‘Kleine Herenkamer’ van het Teylers Fundatiehuis, Damstraat 21te Haarlem (afb. 22).47

Conclusie

Slechts weinig monumentenzorgers realiseren zich dat deze pronkpoppenhuizenin feite een schaalmodel van monumenten zijn. Weliswaar zijn het geen één op éénmodellen van echte gebouwen of echte vertrekken, maar desondanks zijn dezekostbare pronkmeubelen een unieke en waarheidsgetrouwe informatiebron overhet welgestelde Nederlandse woonhuisinterieur uit de tweede helft van dezeventiende en de eerste helft van de achttiende eeuw. De opdrachtgeefsters vandeze poppenhuizen hadden destijds een geïdealiseerd beeld voor ogen, een beelddat door tijdgenoten als zeer natuurlijk en waarheidsgetrouw werd ervaren.

De vloeren in de poppenhuizen lijken, evenals de andere interieuronderdelen ende talloze losse voorwerpen, zeer realistisch te zijn. Gerezen twijfels over hetwaarheidgehalte van enkele vloertypes kunnen worden afgezwakt. Gebrek aanovergeleverd vergelijkingsmateriaal in de bestaande monumentale woonhuizen uithetzelfde tijdvak speelde in de meningsvorming parten. Duidelijk is wel dat debijzondere vloeren, uitgevoerd in natuursteen of kostbare houtsoorten, al of niet inparketvorm, alleen bereikbaar waren voor de financieel zeer daadkrachtigen. Hetmerendeel van deze vloeren blijkt inmiddels vervangen te zijn als gevolg van modeen smaak, comfortverhogende materialen of technisch herstel. Dat de vloeren inmonumentale panden niet dezelfde waardering ondervinden als andereinterieuronderdelen, zoals bijvoorbeeld hetstucwerk, of als de nieuw aangebrachtevloeren, komt daar nog eens bij.Het rijmpje dat Sara Rothé in haar Haarlemse poppenhuis heeft opgehangen,

blijkt zelfs op de eigenaren van monumentale vloeren van toepassing:

‘Al wat men hier op Aerden Siet,Is poppe goet en anders niet,De mensch, al wat hij daar van vint,Die speelter mee, gelijk een Kint,Hij heeft het Lief een korten tijt,Dat hij daar naar Licht van hem smijt,Zoo is de mensch dan als men vindt,Niet tweemaals, maar altijds een Kindt’.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

154

Vloer in de gang van het souterrain in het pand Ossenmarkt 4A te Groningen in wit marmermet een omranding van Naamse steen (foto RACM, C.S. Booms, 2005)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

155

De à livre ouvert gelegde witmarmeren vloer in de hal van het pand Herengracht 479 teAmsterdam (uit: K. Sluyterman. Oude binnenhuizen in Nederland, 's-Gravenhage 1908)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

156

Parketvloer met achtkantige sterren en ruitmotieven in de grote zaal van Kasteel Biljoen teVelp omstreeks 1782 (foto RACM, P. van Galen, 1981)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

157

Detail van de parketvloer in de zaal van Kasteel Beverweerd te Werkhoven met het inmarqueterie uitgevoerde tamiliewapen Van Nassau-La-Lecq (foto RACM, T. Hermans, 2007)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

158

Middengedeelte van de parketvloer in de muzieksalon van PaviljoenWelgelegen te Haarlem.1785-1789 (foto Architektenburo Verlaan & Bouwstra, 2007)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

159

Parketvloer in de muzieksalon van Paviljoen Welgelegen te Haarlem, 1785-1789 (fotoArchitektenburo Verlaan & Bouwstra, 2007)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

160-161

Basaltstenen vloer in de keuken van het pand Brink 68 te Deventer (foto RACM, A.J. vander Wal, 2001)

Eindnoten:

1 Pijzel-Dommisse, J., Het poppenhuis van Petronella de la Court, Utrecht-Antwerpen 1987, pp.11-12.

2 Pijzel-Dommisse, J., ‘Het Hollandse pronkpoppenhuis. Interieur en huishouden in de 17de en18de eeuw’, Zwolle-Amsterdam 2000, p. 9.

3 Zie hiervoor met name Pijzel-Dommisse 2000, maar ook haar eerder verschenen publicaties,waaronder: Pijzel-Dommisse, J., 't is Poppegoeden anders niet. Het poppenhuis van het FransHalsmuseum, Bussum 1980; Pijzel-Dommisse 1987; Pijzel-Dommisse, J., Het poppenhuis vanhet Haags Gemeentemuseum, Den Haag 1988; Pijzel-Dommisse, J., Dezeventiendeeeuwsepoppenhuizen in het Rijksmuseum, Amsterdam-Wormer 1994.

4 Dit is opmerkelijk, zeker gezien de aandacht die vanaf het begin van de twintigste eeuw aandeze poppenhuizen is gegeven in diverse publicaties waaronder: Jonge, C.H. de &W. Vogelsang,Holländische Möbel und Raumkunst von 1650-1780, Den Haag 1922, pp. XII, 8-9; Sluyterman,K., Van Huisraaden binnenhuis in Nederland in vroegere eeuwen, Den Haag 1925 (tweede envermeerderde druk), pp. 289-290; Schouten, J., Stijlkamers in Nederland, Amsterdam z.j., pp.60-63; Lunsingh Scheurleer, Th.H., Van haardvuur tot beeldscherm, Leiden 1961, pp. 63-64.Sluyterman schrijft bovendien over deze poppenhuizen: ‘die met een angstvallige volledigheidhet huis met al zijn vertrekken en hun inhoud - zelfs tot den tuin inbegrepen - op verkleindeschaal te aanschouwen geven en waarbij a I het huisraad van den kelder tot den zolder, inminiatuur, maar met groote nauwkeurigheid is nagemaakt.... dezestukken, die meer zijn dankinderspeelgoed, maar een getrouwen een betrouwbaar document voor de bestudering van dehuislijke omgeving onzer voorouders.’ Het is tekenend dat in het veelomvattende en onovertroffenoverzichtwerk over het Amsterdamse woonhuis van Henk Zantkuiji, Bouwen in Amsterdam(Amsterdam 1973-1991, herdrukken 1993, 1994, 2007) deze pronkpoppenhuizen geheel buitenbeeld blijven.

5 Naast het eerder genoemde standaardwerk van J. Pijzel-Dommisse komt het belang van dezepronkpoppenhuizen duidelijk naarvoren in: Fock, C.W. (red.), Het Nederlandse Interieur in beeld,1600-1900, Zwolle 2001.

6 Pijzel-Dommisse 2000, p. 29, afb. 19, 115.7 Pijzel-Dommisse 1988, p. 7.8 S. Muller Fz. enW. Vogelsang, Holländische Patrizierhäuser. Vierzig Tafeln mit beschreibendem

Text, Utrecht 1909, p. 30 (ook in het Nederlands verschenen als Het Oud-Hollandsche huis.Veertig platen met beschrijvende tekst, Utrecht 1909).

9 Pijzel-Dommisse 2000, p. 50.10 Ibidem.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

11 J. de Brune, Bankket-werk vangoede gedagten, Middelburg 1658, p. 153.12 Behalve in de reeds herhaaldelijk genoemde publicatie Het Hollandse pronkpoppenhuis is met

name de publicatie Het Nederlandse Interieur in beeld door haar veelheid aan gegevens enbronnenmateriaal van groot belang voor de kennis over de vloeren in het Nederlandse binnenhuis.Pijzel-Dommisse 2000, pp. 69-72: Fock 2001, pp. 35-36, 41, 99-100, 107, 195, 197, 277-279.

13 Ottenheym, K.A., Philips Vingboons (1607-1678), architect, Zutphen 1989, pp. 231-232.14 Goeree, W., D'Algemeene Bouwkunde Volgens d' Antike en Hedendaagse manier, Amsterdam

1681, p. 168. Zie hiervoor ook het te verschijnen artikel van Inger Groeneveld “In goede ordeveranderlijk geordineerd”. Natuurstenen vloeren in het Amsterdamswoonhuisinterieur 1620-1770’.

15 Een fraai voorbeeld van een driedubbele vloer en livre ouvert is te vinden in de gang vanHerengracht 168, Amsterdam (Theaterinstituut).

16 Burkom, F. van, e.a. (red.), Leven in Toen. Het Nederlands interieur in beeld, Amsterdam-Zwolle2001, pp. 102-103.

17 Van Burkom pp. 126-127: Bierensde Haan, J.C. & J.R. Jas, Geldersche Kasteelen tot defensieen eene plaissante wooninge. Architectuur, interieur, tuinen, Arnhem-Zwolle 2000, p. 88; Haan,J. de, ‘Hier ziet men uit Paleizen’. Het Groninger interieur in de zeventiende en achttiende eeuw,Assen 2005, p. 318.

18 De Haan, pp. 124, 196, 318, 447.19 Zie naast de hier te noemen voorbeelden de te verschijnen artikelen van Inger Groeneveld over

de natuursteenhandel en de toepassing van natuurstenen vloeren, evenals: Fock, C.W.,‘Werkelijkheid of schijn. Het beeld van het Hollands interieur in de zeventiende-eeuwsegenreschilderkunst’, Oud Holland, 112 (1998) pp. 187-246, i.h.b. pp. 195-209.

20 Zo is de marmeren vloer uit de binnenkamer van Brouwersgracht 39, bestaande uit zeskantigewitte geaderde vliezen met zwarte randen overgeplaatst naar de binnenplaats van het buurhuisHeerengracht 10. Breen, J.C., ‘Geschiedenisder Huizen Heerengracht 10 met Brouwersgracht39, en Heerengracht 68, 64 en 66’, Jaarboek Amstelodamum, 7 (1909) pp. 81-89, i.h.b. p. 89.Gericht bouw- en interieurhistorisch onderzoek naar vloerconstructies kan in veel gevallenopheldering hierover geven.

21 Hedendaagse Historie, of tegenwoordige staat van alle volkeren; deel 25, Vervolgende deBeschryvinge der Vereenigde Nederlanden, en wel in 't byzonder van Friesland, 3de deel,Amsterdam 1788. p. 177; De Haan, p. 197.

22 De Haan, p. 318; Berghuis, W.J. en R.J. Wielinga, ‘Tegelvloer’, Restauratievademecum, RDMZ1990, RV 19-36, DOCblad 04.

23 Fock 1998, afb. 8-13; Fock 2001, afb. 55, 64; Terwen, J.J. en K.A. Ottenheym, Pieter Post(1608-1669). Architect, Zutphen 1993, afb. 148, 302; Olde Meierink, B., A. Viersen e.a., KasteelHeeze: Bouwhistorische verkenning en waardestelling, Utrecht 2001, dl. 1a, p. 47, dl. 1b, afb.30-31; Gerritsen, E., Zeventiende-eeuwse architectuurtekeningen. De tekening in de ontwerpenbouwpraktijk in de Nederlandse Republiek, Zwolle-Zeist 2006, afb. 94.

24 Van Burkom pp. 164-165; Olde Meierink, dl. 1a, pp. 43-44, dl. 1b, afb. 90-91.25 Om deze reden werd in 1746 de stenen vloer van de Latijnse school te Brielle door een houten

vloer vervangen. Jager, H. de, ‘Bijdragen tot de geschiedenis van het Vaderlands & Schoolwezen(1700-1800)’, De Navorscher, 56 (1906) pp. 101-146, i.h.b. p. 108.

26 Pijzel-Dommisse 1988, pp. 88-89; Hof, J. van 't, en A. Reinstra, ‘Geschilderde houten vloeren’,in: Interieurs Belicht, Zwolle-Zeist 2001, pp. 82-85. Geschilderde marmer- en houtimitatieskwamen in alle geledingen van de burgerij voor.

27 De Haan, pp. 318-319.28 Zie hier voor ook: Oswald, R., ‘De estrik’, Monumenten, 29 (oktober 2008).29 Nierop, L. van, ‘De huizen in het Noortsche Bosch’, Jaarboek Amstelodamum, 34 (1937) pp.

93-131, i.h.b. p. 130.30 Met dank aan Gerard Overeem en Hendrik Jan Tolboom die bevestigden dat deze geschilderde

vloer geen realistische imitatie is van een natuursteensoort. Zie voor de marmervloertegels:Schip, A., ‘Bij kasteel Heemstede gevonden fragmenten van Utrechtse gegotenmarmervloertegels’, Het Kromme-Rijngebied, 36 (2002) nr. 4, pp. 73-74; Landzaat, F.H. ‘DeStichtse gegoten Marmervloertegel’, Tegel. Jaarboekje van de Stichting Vrienden van hetTegelmuseum It Noflik Sté, 9 (1981) pp. 9-15. In de collectie bouwfragmenten bevinden zichenkele van deze tegels met de afmetingen 46 × 46 × 4,5 cm.

31 Dit is onder meer ook doorgevoerd in de eerder genoemde zaal van Museum Amstelkring teAmsterdam en in de zalen van het Trippenhuis, daterend uit hetzelfde tijdvak. Ook de architectPieter Post, maar ook Philips Vingboons, heeft dergelijke integraal interieurontwerpen gemaakt,onder meer voor Huis ten Bosch en het woonhuis voor Frederik Alewijn. Pijzel-Dommisse 2000,p. 64; Fock 2001, pp. 70, 115, 165. Ook in de late achttiende eeuw zijn hiervan voorbeeldenbekend, zoals de marmeren vloer in de hal van het stadhuis van Weesp waarvan de lijnvoeringaansluit op de pilasters tegen de wanden. Zie hiervoor de bijdrage van Inger Groeneveld eldersin dit boek.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

32 Pijzel 2000, p. 69; Fock 2001, p. 19, afb. 122: Fock, C.W., ‘Interieuropvattingen van Amalia vanSolms. Een Frans getint hof in de Republiek (ca. 1625-1675)’, in: Gentse Bijdragen tot deInterieurgeschiedenis, vol. 34 (2005) pp. 25-45, i.h.b. p. 36.

33 Hedendaagse Historie, of tegenwoordige staat van alle volkeren; deel 16, Vervolgende deBeschryvinge der Vereenigde Nederlanden, en wel in 't byzonder van Holland, Amsterdam 1746,p. 49: ‘de Vloer van de Benedenzaal was met Nooteboomenhout ingelegd.’ Op p. 144 wordt devloer van de Oranjezaal in Huis ten Bosch met eenzelfde soort omschrijving genoemd: ‘De Vloeris van keurlyk Nooteboomenhout’.

34 Wevers, L.B., Architectonisch onderzoek van een zeventiende-eeuwse buitenplaats in de provincieUtrecht, Delft 1991, pp. 60, 130; Koldeweij, E.F., ‘Inleiding’, in: Interieurs Belicht, Zwolle-Zeist2001, p. 13. De hoektoren waarin deze parketvloer lag, overleefde de zware brand van 10 januari1987, maar tijdens de langdurige leegstand van twaalf jaar is deze vloer verloren gegaan.

35 Janse, H. en C.A.H. Kooij, ‘Parketvloer’, Restauratievademecum, RDMZ 1991, RV blad Vloeropbalklaag 02-1.

36 Fock 2001, afb. 252.37 Haan, W.F.H. de, ‘Het Kasteel van Hoensbroek’, Heemschut 1930, jan. 1930, nr. 1, z.p.;

Hupperetz, W., B. Olde Meierink en R. Rommes (red.), Kastelen in Limburg. Burchten enlandhuizen (1000-1800), Utrecht 2005, p. 425.

38 Fock 2001, afb. 248.39 Van Burkom, pp. 156-159. De parketvloer op Keizersgracht 584, Amsterdam, is daar recentelijk

aangebracht en uit België afkomstig. Van Burkom pp. 150-151. Onduidelijkis wat de datering isvan de parketvloer in de goudleerkamer van het Princessehof te Leeuwarden, evenals die vande grote zaal van kasteel Amstenrade en die in de tuinkamer van Huis Clermont, de huidigetrouwzaal van het gemeentehuis, te Vaals. Zie voor deze laatste: Orbons, A.R., Amstenrade.Een adellijk woonhuis in Zuid-Limburg, Utrecht 2003, pp. 65, 67; Agt, J.F. van, Zuid-Limburg,Vaals, Wittem en Slenaken, De Nederlandse Monumenten van geschiedenis en kunst, DenHaag 1983, p. 99. Het karakter van de parketvloer te Leeuwarden is sterk afwijkend van denegentiende en twintigste-eeuwse parketvloeren. Zie hiervoor VanCauwenbergh, I., ‘De Belgischeparketindustrie in de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw: Historien en materiële sporen’,Monumenten en Landschappen, jrg 17 nr 3 (mei-juni 1998) pp. 6-55.

40 Graaf, J. de, ‘Het huisen Heerlijkheid Verwolde’, Gelre, Bijdragen en Mededeelingen, 26 (1923)pp. 150, i.h.b. p. 11.

41 Zie voor deze vloer de bijdrage van André Viersen elders in dit boek.42 De Haan, p. 320.43 Wildeman, M.G., ‘Gegevens betreffende den bouw van het Gemeenlandshuis te Maassluis in

1626, De Navorscher, 78 (1928) pp. 258-269, i.h.b. pp. 263-264.44 Fock 1998, pp. 197,199; Pijzel 2000, p. 69; Fock 2001, p. 35; De Haan, pp. 198, 320.45 Advertentie Amsterdamsche Courant, 18 September 1784, uit: Nierop, L. van, ‘Gegevens over

de nijverheid van Amsterdam’, Jaarboek Amstelodamum, 28 (1931) pp. 95-170, i.h.b. p. 128.46 Pijzel-Dommisse 1988, p. 58.47 Koldeweij, E., ‘Vloertapijten in de tweede helft van de achttiende eeuw’, in: Nederlandse

vloertapijten. Archeologisch textiel van vondst tot vitrine, Jaarboek 2006 Stichting textielcommissieNederland, z. pl. 2006, pp. 48-63, i.h.b. pp. 50-51, 228.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

162

Hendrik Jan TolboomNatuurstenen vloeren

Naast hout - keramiek en leem is natuursteen al eeuwenlang een geliefdvloeren materia al voor vloeren. Natuurstenen vloeren behoeven weinigonderhoud en kunnen zeer langmeegaan. Om economische en logistiekeredenen zijn in Nederland vooral steensoorten toegepast die gemakkelijkper schip te vervoeren waren. In dit ar t ikel wordt een overzicht gegevenvan de verschillende soorten natuursteen en zal worden ingegaan op hoemen in de restauratie met deze materialen is omgegaan.

Zerken, tegels en keien

Als men natuurstenen vloeren bespreekt, is het allereerst handig onderscheid temaken tussen tegelvloeren en zerkenvloeren. In veel kerkgebouwen die gebouwdzijn voor de negentiende eeuw, zijn mensen ter aarde besteld en zijn de graven metzerken afgedekt. Veel kerkvloeren bestaan dan ook geheel of gedeeltelijk uitgrafzerken. Deze grafzerken zijn meestal gemaakt van een blauwe steen uit België,maar in het westen en noorden van het land komen ook veel zerken voor vanÖland-steen, terwijl in het oosten naast blauwe steen ook Bentheimer enBaumbergerzandsteen is toegepast.In kerkgebouwen treft men ook tegels aan van blauwe steen. Deze zijn doorgaans

kleiner van formaat dan de zerken en bovendien meestal vierkant van vorm. Eenzerk is doorgaans rechthoekig.Tegelvloeren zijn vaak in een patroon gelegd. in het koor van de Utrechtse

Domkerk en Janskerk liggen vloeren in een dambordpatroon, een combinatie vanGobertange en biauwe steen.In stadhuizen en woningen is naast blauwe steen ook veelvuldig Öland-steen

gebruikt, vaak in afwisseling met wit marmer. Het is opmerkelijk dat wit marmer inkerkgebouwen weinig voorkomt. In de Oude Kerkte Amsterdam ligt welgeteld eenzerk van wit marmer, maar in de meeste kerkgebouwen ontbreekt dit materiaalvolledig. Als vloertegel in overheidsgebouwen, burgerwoningen en enkele Limburgsekerken komen we het daarentegen wel tegen. Naast zerken en tegels treffen weook keien aan als vloerafwerking. Het gaat hierbij om keien uit een nabijgelegenrivier of zwerfkeien uit zandafzettingen. Een fraai voorbeeld hiervan bevindt zich inKerkstraat 9 te Leveroy, Limburg. Hier is een vloer bewaard gebleven van keitjesuit de nabijgelegen Maas, van 2 tot 5 cm diameter, gelegd in een bed van leem. Hetgaat om een vloer van ongeveer 35 vierkante meter in een leefruimte, waarin onderandere het jaartal 1768 is aangebracht, een aantal figuren

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

163

1. Links hardsteen met kleine maar zichtbare fossielen, gelijkmatig verspreid. Rechts eenvoorbeeld van een Naamse steen. Grote Kerk, Deventer (foto auteur, 2008)

(waaronder Maria), initialen van Christus (IHS) en een aantal symbolen (een tulpen een haan). Ook de toenmalige bewoners zijn met hun initialen aangeduid. Alsbestratingsmateriaal buiten komen keien natuurlijk veel vaker voor.

Blauwe steen

De gesteentes uit de paleozoïsche sokkel, die zich uitstrekt van de Eifel over deArdennen naar het noorden van Frankrijk, zijn in Nederland op zeer grote schaalgebruikt als materiaal voor vloertegeis. Voor een belangrijk deel bestaat deze sokkeluit blauwe steen. Onder het begrip ‘blauwe steen’ wordt in België Doornikse steen,hardsteen en Maaskalksteen verstaan (afb. 1). Deze laatste soort staat bij onsbekend als Namense steen. De winning van al deze gesteenten is op dit momentnog maar een fractie van wat deze ooit is geweest.1In ons land wordt vooral de Belgische hardsteen toegepast die gewonnen wordt

in de Ourthe-vallei, in de Condroz-streek en in de omgeving van Soignies. Dezesteen wordt gekenmerkt door gelijkmatig verdeelde fossielen, meestal kleinerdaneen centimeter in doorsnee, van crinoiden (kleine

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

164

skeletjes van zeelelies) in een donker fond. Dit fond kan verschillen van kleur; vandonkerblauw tot donkerbruin. Ook de tekening en het voorkomen van allerlei anderefossielen, naast de crinoïden, verschilt sterk per groeve en zelfs per bank die menin de groeve vindt. Al deze gesteentes zijn hierdoor erg fraai als vloersteen, en zijnbovendien ook behoorlijk slijtvast.Minder bekend is de hardsteen afkomstig uit de Bocqvallei. De fossielen in deze

steen zijn minder gelijkmatig verdeeld en hebben soms het formaat en de gelijkenisvan een Chinese garnaal. Het fond van deze hardsteen is bovendien veel donkerdervan kleur. Deze steen is slechts beperkt in ons land toegepast, en wel met name inde jaren dertig van de twintigste eeuw. Als vloertegel is het materiaal te bewonderenin onder meer de Domkerk, de Janskerk en de Willibrorduskerk te Utrecht en ophet Binnenhof te Den Haag. In al deze gevallen is duidelijk te zien dat het materiaalis gebruikt om een oudere vloer aan te vullen. In de Pieterskerk te Leiden zal dezefraaie steen ook gebruikt worden om de vloer aan te vullen in het kader van deherstelwerkzaamheden die op dit moment (2008) plaatsvinden.Werd in de twintigste eeuw vooral hardsteen in ons land toegepast, voor die tijd

was dat zeker niet zo. Veel vloeren zijn gemaakt van Doornikse steen, zwart marmerof Namense steen.Doornikse steen wordt tegenwoordig nog gewonnen in de groeve Lemay te Vaulx,

vlakbij Doornik, zij het dat deze groeve in hoofdzaak dient voor het winnen van steenvoor de productie van cement. In de groeve wordt uit een aantal diep gelegenbanken, ‘les bancs “bleus”’, een steen gewonnen die wordt verzaagd tot vloertegels.2In het verleden werd deze steen aangeduid met de naam marbre de Calonne.Geologen spreken van de ‘formatie van Antoing en Calonne’. Het is deze steen

die gebruikt werd voor grafmonumenten voor zeer voorname personen, bijvoorbeeldhet grafmonument van vorst-bisschop Guy van Avesnes (1301-1317) in de UtrechtseDomkerk. Aan dit grafmonument is goed te zien wat de problemen bij Doorniksesteen kunnen zijn: de steen is sterk gelaagd en lijkt bijna in schilfers uit elkaar tevallen. Het heeft daarmee iets weg van een leisteen. Bij de boogstenen van deUtrechtse Stadhuisbrug, aan de Vismarktzijde, is dat effect nog beter zichtbaar.Toegepast als vloertegel heeft dat soms tot gevolg dat de steen zich opdeelt doordathij spiijt.Vaak moeilijk van de Doornikse steen te onderscheiden zijn de zwarte marmers

uit België. Deze zijn op grote schaal in ons land toegepast, voor schoorsteenmantels,grafmonumenten en ook voor vloeren. Deze zwarte marmers werden gewonnen inde omgeving van Dinant, Theux, Basècles, Namen en Golzinne. In de Catharinakerkte Eindhoven, een vroeg ontwerp van Pierre Cuypers, is naar alle waarschijnlijkheidhet zwarte marmer van Basècles als vloertegel gebruikt.3 Op dit moment is voordeze steensoort alleen nog een groeve in bedrijf in de omgeving van Golzinne-Mazy.Het begrip Namense steen suggereert dat de gesteenten die hiertoe gerekend

worden een min of meer uniforme verschijning hebben, maar niets is minder waar(afb. 2). In België wordt het voor ons ietwat verwarrende begrip Maas-kalksteen ofcalcaire de Meuse gebruikt om vergelijkbare gesteenten te benoemen. Maar deMaas is beduidend langer dan alleen het stuk tussen Dinant en Namen. Langs dezerivier vindt men bijvoorbeeld in Frankrijk de witte Franse kalkgesteenten en inNederland de mergel. Men heeft misschien wel deze gesteenten het meestnauwkeurig te pakken onder de geologische benaming.4 Bij Maas-kaiksteen gaathet feitelijk om kalksteen uit het viseaan, dus de eigenlijke term zou‘viseaankalksteen’ moeten zijn. Namen was indertijd

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

165

2. Rechts zijn twee voorbeelden zichtbaar van Naamse steen die sterk van tint verschillen.Links is de blonde Bentheimer zandsteen te zien. Grote Kerk, Deventer (foto auteur, 2008)

waarschijnlijk de plaats waar deze steensoort werd verhandeld. De groeves waarde Maas-kalksteen gewonnen werd, liggen in de omgeving van Namen en Huy,soms aan de Maas, maar soms ook verwijderd van de oevers. Op dit moment wordter ook nog een vergelijkbare steensoort gewonnen in een staatsgroeve in deomgeving van Sclayn, aan de oever van de Maas gelegen. Helaas mag deze steenniet verhandeld worden. Tevens wordt hier de donkere kalksteen gewonnen diemen onder meer in Maastricht aan zo veel panden aantreft.Deze steensoort heeft in tegenstelling tot hardsteen geen regelmatig verdeelde

kleine fossielen, maar slechts enkele meer sporadisch verdeelde fossielen in eeneffen, vaak blauwzwart tot bruinzwart fond. Soms heeft deze steen ook witte aders.De verweringskleur van de steen houdt het midden tussen de zilvergrijzeverweringskleur die men soms ziet bij Namense steen en de grijsgrauweverweringskleur van hardsteen.In Vinalmont wordt de calcaire de Vinalmont gewonnen, een zeer fijnkorrelige

steen, die minder donker van kleur is dan bijvoorbeeld de kalksteen uit Sclayn. Deverweringskleur van deze steen is zilvergrijs, waardoor deze dus goed aansluit bijde Namense steen die in het verleden veel in ons land is toegepast. De vloer vanNamense steen in de lantaarn van de Domtoren is in de jaren zeventig van de vorigeeeuw bijvoorbeeld vervangen door de steen van Vinalmont.Ook wordt op dit moment nog een groeve uitgebaat in het dorpje Longpré, in de

omgeving van Namen. Deze steen krijgt eveneens een lichtgrijze verweringskleur,met echter ook wat bruintinten. In

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

166

gepolijste toestand lijkt deze steen meer op een hardsteen met een hele lichte kleur,omdat deze veel meer crinoïden bevat dan een Namense steen.Het is dus lastig een algemeen beeld te geven van de Verschillende steensoorten

die langs de Maas gewonnen zijn, omdat deze per groeve en zelfs per bank sterkverschillen. Dit geldt niet alleen voor het aanzien, maar ook voor de eigenschappenvan de steen. Deze kwaliteitsverschillen liggen vermoedelijk ten grondslag aan hetin onbruik geraken van het materiaal aan het einde van de negentiende eeuw.Uiteindelijk moest deze steen het afleggen tegen de hardsteen, die inderdaad inveel grotere hoeveelheden van gelijkmatige kwaliteit voorhanden was.5 Een anderetheorie die de teloorgang van de winning van deze vaak zeer zuivere kalkstenenprobeert te verklaren, legt de oorzaak bij de cementindustrie die de groeven heeftovergenomen. Inderdaad valt de introductie van dit bindmiddel in de bouw ongeveersamen met het verdwijnen van het gebruik van deze steen als bouwsteen.Bij veel vloeren is materiaal gebruikt dat zich onderscheidt van hardsteen, omdat

er overal nietregelmatig verdeelde crinoïden zichtbaar zijn. Ook onderscheidt hetzich van zwart marmer en Doornikse steen, omdat het niet volledig zwart is, maarbijvoorbeeld meer blauwzwart tot zelfs grijsbruin. Soms heeft het materiaal witteaders of toch sporadisch fossielen. Het is buitengewoon lastig om in deze gevallende exacte herkomst van de kalksteen te bepalen. Men kan dan ook vaak niet andersdan dat men in minder heldere bewoordingen vaststelt dat het gaat om eenviseaankalksteen, Maas-kalksteen, of Namense steen.Een fraai gesteente voor vloeren wordt gewonnen even ten zuiden van Aken. In

deze streek worden Verschillende typen steen gewonnen, die naast elkaar wordengebruikt voor het maken van vloeren met patronen. Men onderscheidt op dit momentallereerst een nagenoeg egaai blauwzwarte steen, waarin soms wat witte spieren,stylolieten (onregelmatige vlakken) of fossielen aanwezig zijn; vervolgens eengrijsbruine steen, waarin ook witte spieren voor kunnen komen, maar geen fossielen;en tot slot een steen die ook Wel met Eifelmarmor wordt aangeduid, met een zeerdrukke tekening door de vele fossielen die het bevat. Deze steen wordt al eeuwengebruikt voor het maken van vloeren, onder meer in dambordpatroon. In de oudeabdijkerk van Cornelimünster, Duitsland, ligt een eeuwenoude vloer, waar in eendambordpatroon de donkere en lichte variant van de Aachener Blaustein naastelkaar liggen. Ongetwijfeid is dit materiaal ook in het zuiden van ons land toegepast,maar het is lastig om het te onderscheiden van de Belgische viseaankalkstenen.

Witte steen

Een materiaal dat hier niet buiten beschouwing gelaten mag worden is deGobertange. Deze kalksteen wordt in België gerekend tot de ‘witte steen’, een groepwaartoe bijvoorbeeld ook de Balegemse steen behoort. De Gobertange komt in onsland als vloertegel voor, bijvoorbeeld in de Haagse Ridderzaal. In combinatie metdonkere steen is Gobertange gebruikt in het koor van de Utrechtse Domkerk en deJanskerk en in de kapellen van de Grote Kerk van Breda. Het lijkt er op dat dezesteen vooral gebruikt werd als lichte tegenhanger van donkere blauwe steen uitBelgië, voordat het witte marmer uit Italië hier op grote schaal werd ingevoerd. DeGobertanger steen is vooral te vinden in vloeren uit de late middeleeuwen.Het materiaal wordt, zoals dat bij een sediment hoort, met liggend leger verwerkt

en bij de Gobertanger steen levert dat een prachtige tekening op. De steen is

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

opgebouwd uit laagjes wit en grijs sediment, die doorbroken worden door wormgaten.Deze wormgaten gaan kriskras door het sediment en

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

167

3. Duidelijk zichtbare graafgangen in Gobertange. Prinsenkapel, Grote Kerk, Breda (fotoauteur, 2008)

hebben meer een grijze kleur (afb. 3). In bepaalde banken levert dat het beeld opvan een afdruk van een kippenpoot, en vandaar dat de steen uit deze banken danook de ‘patte de pouie’ wordt genoemd, kippenpoot. Andere meer hooggelegenbanken leveren een steen die niet witgrijs is, maar een steen met een warmereokertint, een direct gevolg van oxiderende ijzerverbindingen. De steen uit dezebanken noemt men de ‘poire’, en inderdaad gaat het hier om de warme kleur vaneen sappige, rijpe peer. Het materiaal wordt nog steeds gewonnen, zij het op zeerbescheiden schaal, in het dorp Melin, even ten zuiden van Jodoigne.

Wit marmer

Als zerken in kerkgebouwen treft men het zelden aan, maar in andere gebouwtypenzijn veel van de representatieve vloeren gemaakt van wit marmer uit Carrara, eenstad gelegen aan de rand van de Italiaanse Aipi Apuane. Er zijn allerlei benamingenvoor wit marmer. De marmers die gewonnen worden in Carrara wordenonderscheiden aan de hand van de adering en de kleur van het fond. Zuiver witmarmer zonder aders werd gebruikt voor beeldhouwwerk en heet derhalve ‘statuario’.Vervolgens onderscheidt men het geaderde marmer in Verschillende soorten,waaronder de bianco Carrara C, bianco Carrara CD en bianco Carrara D. Marmermet een arabeskachtige tekening uit de Alpi Apuna wordt ‘arabescato’ genoemd.Verder onderscheidt men de Calacatta, een roomwit marmer met grijsblauwe, gele,bruine of violetkleurige aders.Wit marmer is veel gebruikt voor bekledingen van vloeren en wanden, ondanks

het feit dat het een materiaal is waar men gemakkelijk vlekken in krijgt. Als een paksuiker zuigt het materiaal vloeistoffen op, die vervolgens moeilijkte onttrekken zijn.Tegen het opnemen van vuil kan men Verschillende maatregelen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

168

4. Vloertegels van wit marmer en hardsteen gecombineerd in de vloer van de hoofdentreevan het Gymnasium Haganum, Den Haag (foto RACM, S. Technau, 2006)

treffen, zoals bijvoorbeeld het gebruik van was.Bij het stellen van een marmeren vloer moet men dan ook zorg dragen dat het

materiaal waarin men het marmer stelt geen verontreinigingen kan veroorzaken.Dus geen organische resten in de mortel, zoals blaadjes of tabak, en zeker geenroestend ijzer.Wit marmer is in geheel Nederland veelvuldig gebruikt om onder meer

representatieve gangpartijen van stadhuizen, openbare gebouwen en huizen voorde gegoede burgerij aan te kleden (afb. 4). De vierkante marmeren tegels ofrechthoekige platen werden in het westen doorgaans op dotten kalkspecie gelegdop een bed van schelpen. Vijf dotten per tegel: vier op de hoeken en een in hetmidden. De schelpen dienden om de bewegingen van de onderliggende constructie(vaak van hout) op te vangen, maar het blijkt ook een vochtregulerende laag te zijn.In het zuiden en oosten van het land, waar men op staal bouwt, treft men vloerenaan die in al dan niet gestabiliseerd zand zijn gelegd.Het Italiaanse witte marmer is bij uitstek geschikt om

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

169

5. Banden van Bleu Belge en Giallo Siena liggend om de wit marmeren, ‘à livre ouvert’geplaatste vloerplaten in het in 1938-1948 herbouwde stadhuis van Leiden (foto RACM, E.Koldeweij, 2007)

‘à livre ouvert’ te verwerken. Dit spiegelende effect verkrijgt men door blokken totplaten te verzagen en deze vervolgens als het ware open te slaan.De tekening van de naast elkaar gelegen platen zijn dan elkaars spiegelbeeld. In

de rijkere achttiendeeeuwse huizen komt men dit veelvuldig tegen. Eenvroeg-twintigste-eeuws voorbeeld is het stadhuis van Hilversum, een ontwerp vande architect W.M. Dudok, waar veel wanden en vloeren op deze wijze zijn bekleed.Rode en groene marmers, zoals bijvoorbeeld het Rouge Royale en de Griotte uit

België of het antiek groen en Tinos-groen uit Griekenland, treft men soms als bandenof motieven aan (afb. 5), maar geheel in dit materiaal uitgevoerde vloeren komennauwelijks voor.6

Öland

In het Paleis op de Dam te Amsterdam is naast het nodige witte marmer op groteschaal een rode kalksteen gebruikt. Deze steen is afkomstig van Oland, een eilandvoor de Zweedse kust. Deze in de zeventiende eeuw veel toegepaste steensoortis 250 jaar later opnieuw op grote schaal toegepast, bijvoorbeeld in het (voormalige)Rotterdamse postkantoor op de Coolsingel uit 1923. In de achttiende en negentiendeeeuw is dit materiaal nauwelijks of niet toegepast (afb. 6). De steensoort kan eenzeer verschillend voorkomen hebben. In het materiaal bevinden zich soms zeergrote fossielen, resten van inktvissen (belemnieten). De kleur van het materiaal kanvariëren van bloedrood tot grijsgroen. Soms treft men zelfs materiaal aan waarindeze kleuren in een wolkachtige structuur naast elkaar voorkomen. In veelkerkgebouwen in het westen en noorden van ons land zijn zerken van Öland-steente vinden, meestal van de grijsgroene variant.Slechts zelden treft men een zerk aan van rode steen. Voor vloertegels

daarentegen is doorgaans wel van rode steen gebruikgemaakt.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Zandsteen

Met name in het oosten van het land komen blonde zandstenen grafzerken voor(afb. 2). Zelfs de erg zachte zandige kalksteen van de Baumberge bij

6. Wit marmer in combinatie met rode Öland, toegepast omstreeks 1785-1790 in de hal vanPaviljoen Welgelegen te Haarlem (foto RACM, E. Koldeweij, 2006)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

170

7. Vloer van rode Weserzandsteen in de keuken van de Fraeylemaborg te Slochteren (fotoRACM, E. Koldeweij, 2007)

Munster is daarvoor gebruikt. Deze zerken zijn dan ook vaak sterk versleten. In deHervormde Kerk van Bredevoort en van Lochem bevinden zich een aantal zerkenvan Baumberger zandsteen waarop vrijwel geen tekst of afbeelding meer is te zien.Weliswaar in mindere mate dan de Baumberger, maar de Bentheimer zandsteenis toch ook niet echt slijtvast. In de kerk van Ootmarsum heeft men in 1970 eenvloer van deze steen gelegd. Voor deze steensoort geldt helemaal dat de vloer pasmooi wordt door het gebruik. In het begin neemt de steen al het vuil op, waardoorer snel een vlekkerig geheel ontstaat.Door het schoonmaken, belopen en de daarmee gepaard gaande slijtage en het

inlopen van vuil krijgt een vloer van Bentheimer zandsteen op den duur eengelijkmatiger aanzien. Des te meer reden dus om behoedzaam om te gaan met eenvloer die al enige tijd ligt.Obernkirchner zandsteen is slijtvaster dan Bentheimer zandsteen. De steensoort

is dan ook vaker gebruikt voor onderdelen die gevoeliger zijn voor slijtage, zoalsbijvoorbeeld traptreden. In het kasteel van Amerongen zijn de traptreden vanObernkirchner zandsteen. In het Paleis op de Dam en

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

171

in het stadhuis vanWeesp (om enkele voorbeelden te noemen) treft men dit materiaaleveneens in ruime mate aan. Het gebruik van deze steen voor dit soort doeleindengaat door tot aan het begin van de twintigste eeuw. Bijvoorbeeld de trappen enterrasvloeren in de tuin van het pand aan de Tobias Asserlaan 2 te Den Haag, thansde Japanse ambassade, zijn van Obernkirchner zandsteen. Naast blonde zandsteenkanmen bij uitzondering ook rode zandsteen in historische gebouwen als vloertegelsaantreffen. In de heksenwaag te Oudewater lagen behaive vloertegels van hardsteenen Namense steen ook enkele tegels van Rode Weserzandsteen. Deze steensoortis door zijn sterke gelaagdheid te splijten tot vloertegels (afb. 7). In het kasteel vanAmerongen liggen hiervan enkele complete vloeren. Deze steensoort heeft doorzijn structuur als specifiek probleem dat het schilfers los gaat laten wanneer er metvocht zouten in komen, die vervolgens het oppervlak los kunnen drukken.In het stadhuis van Sneek lag tot voor enkele jaren een vloer van een rode

zandsteen, maar men was daar van mening dat deze vloer een risico voor devolksgezondheid met zich meebracht op basis van het Zandsteenbesluit. Vanaf dejaren vijftig van de vorige eeuw verbood het Zandsteenbesluit het verwerken vanzandsteen, omdat het vrijkomende stof de ziekte silicose kan veroorzaken. Inmiddelsweten we dat een vloer van zandsteen geen gevaar voor de gezondheid van degebruikers vormt en het is dan ook zeer betreurenswaardig dat een historische vloerin een bijzonder monument om dit soort redenen vervangen

Negentiende eeuw en twintigste eeuw

In de negentiende eeuw zijn er in ons land door de uitbreiding vanvervoersmogelijkheden en met name door de aanleg van de spoorwegen veelnieuwe steensoorten beschikbaargekomen. In diverse

8. Comblanchien toegepast op de trap van een warenhuis van de HEMA te Deventer (fotoauteur, 2008)

warenhuizen die gebouwd zijn tijdens het interbellum is naast Bleu Belge (een witgeaderd zwart marmer uit België) veel Comblanchien in vloeren toegepast (afb. 8).De Comblanchien is een leverkieurige kalksteen uit de omgeving van Dijon. In deentree van het Teylers Museum te Haarlem (1880-1885) treft men een combinatievan Comblanchien enMaaskalksteen. Bijzonder is ook het gebruik van de zogehetenBoulonnais-marmers, zoals bijvoorbeeld Lunel en Napoléon. Deze harde, polijstbarekalkstenen werden gewonnen nabij Boulogne-sur-Mer en lijken enigszins op deComblanchien, al zijn ze wat lichter van kleur.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Schade

De toepassing van natuursteen als vloertegels kan bijzonder duurzaam zijn. Dathangt onder andere af van de soort die men heeft gebruikt, de wijze waarop hij isverwerkten het gebruik. Bij historische vloeren is het materiaal en ook de wijzewaarop het is verwerkt een gegeven. Het is met name het gebruik dat nog wel eensverandert, waardoor er problemen kunnen optreden. Waar men altijd in meer of

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

172

9. Zelfs een slijtvaste steen verliest op den duur aan detail, met name als deze in de loopligt en door veel voeten betreden wordt. Hardstenen zerk in de Grote Kerk van Breda (fotoauteur, 2008)

mindere mate mee te maken heeft, is slijtage (afb. 9).Bij hardsteen en marmer is dit over het algemeen geen groot probleem, maar

bijvoorbeeld bij zerken van Baumberger steen kan dit resulteren in het onherkenbaarraken van opschriften of reliëfs. Vloeren van slijtvastere steensoorten hebben dezeproblemen niet, maar kunnen toch flink beschadigd raken door onzorgvuidigeomgang. Bijvoorbeeld het rijden met heftrucks in kerkgebouwen die multifunctioneelworden gebruikt voor exposities en recepties. De ervaring heeft inmiddels geleerddat dit de nodige schade kan opleveren, zeker wanneer er sprake is vanongelijkheden in de ondergrond. Soms liggen zerken namelijk los in een zandbed,waardoor de stenen zich kunnen verplaatsen wanneer er bijvoorbeeld met eenheftruck gekeerd wordt, en de voegen tussen de zerken de steen vervolgens‘afboeren’, afbrokkelen. Maar ook een harde ondergrond kan voor problemen zorgen.Wanneer bijvoorbeeld natuurstenen vloerplaten niet geheel aansluiten op een

betonnen ondergrond, is het

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

173

risico groot dat de steen bij het gebruik van zwaar materieei breekt. Het gebruik vanmachines die vloeren met grote hoeveelheden water reinigen moet ook wordenontraden, zowel omdat deze apparaten vaak te zwaar zijn als om redenen van hetvele water dat de ondergrond kan wegspoelen. Bovendien is vocht voor het behoudvan de steen niet gunstig, en soms zelfs destructief.7

Restauratie: vervangende steensoorten

Eenkele steensoorten die in het verleden werden gebruikt in en aan historischegebouwen zijn op dit moment niet meer of onvoldoende leverbaar. Dat geldtbijvoorbeeld voor de witte steen uit België. Deze is slechts beperkt leverbaar. Meergangbare gesteentes zoals de Belgische hardsteen en in mindere mate deviseaankalksteen, zijn nog wel verkrijgbaar. Ook wit marmer is er voldoende.In veel historische gebouwen zijn deze materialen gebruikt en wordt er bij

restauratie wederom gebruikgemaakt van dezelfde of nagenoeg dezelfde gesteentes.In de Catharinakerk van Eindhoven heeft men recent de hiaten in de vloer tengevolge van oorlogsschade hersteld. Hier is de vloer aangevuld met een combinatievan zwart marmer uit Mazy, calcaire de Vinalmont en Doornikse steen. Deze soortenheeft men bewust door elkaar gebruikt om de nuances van de oude vloer ook in denieuwe vloer terug te laten keren.Het is bijzonder lastig om bij een bestaande vloer nieuwe stukken in te passen

die wat kleur betreft niet detoneren. Voor de restauratie in 2008 van de natuurstenenmozaëekvloeren in de zalen van het Haarlemse Teylers Museum heeft men langetijd gezocht naar bijpassende steensoorten. De betreffende vloer bestaat uit eenontelbare hoeveelheid vierkante stukjes rood, wit, zwart en geel marmer van circa20 mm. Deze zijn met engelengeduld stuk voor stuk in patronen op de vloeraangebracht in een gekleurde mortel. De steentjes bleken aangetast te zijn doorzouten, waardoor een deel van het materiaal vervangen moest worden, een anderdeel gerepareerd en het geheel opnieuw worden opgeschuurd. Met name het juistegele marmer was moeilijkte vinden, maar ook de bij deze restauratie toegepasterode en witte marmers wijken soms iets af van het oorspronkelijke materiaal.Dergelijke verschillen zijn vrijwel niet te vermijden, maar zeker met een goede

bijpassende mortel (die ook een flink deel van de kleur van de vloer bepaalt) is toteen goed eindresultaat te komen.De voorbereiding van deze restauratie in Haarlem heeft lange tijd in beslag

genomen, zowel om de juiste mortel te bepalen als de juiste natuursteen. Hetresultaat mag er zijn.Bij geheel nieuwe vloeren heeft men nogal eens de vrijheid genomen om een

compleet nieuw materiaal te introduceren. In de Rotterdamse Laurenskerk heeftmen bij de restauratie na de Tweede Wereldoorlog gekozen voor vloertegels vaneen Italiaanse travertijn. Hier kanmen duidelijk zien dat het om een twintigste-eeuwsevloer gaat. Travertijn is een steen die in de decennia na de Tweede Wereldoorlogop grote schaal is gebruikt, maar inmiddels alweer minder wordt toegepast. Op ditmoment is het nog niet goed in te schatten, maar het kan zeker zo zijn dat overenkele decennia deze tamelijk unieke kerkvloer gewaardeerd zal worden juist omdatdit materiaal zo weinig gangbaar is. Het levert nu echter problemen op, omdat dedunne tegels op een harde ondergrond niet berekend zijn op het huidige intensievegebruik. Veel tegels zijn inmiddels al vervangen. Het is daarbij zeer lastig om tegelsmet de juiste kleur en tekening te vinden. In de O.L.V. Kerk te Zwolle is omstreeks

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

1980 een vloer in het schip en de beide transepten gelegd van Italiaanse basalt,een zeer slijtvaste, donkere steen. In de viering heeft men Westerwald-trachiet

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

174

10a. 10b. 10c. 10d. Het oppervlak van een zerk of tege! kan met Verschillendegereedschappen en technieken bewerkt zijn. Gefrijnd (10a), waarbij de breedte van de beiteldie is gebruikt nog zichtbaar is (wat eigenlijk niet hoort, als men frijnt). Gespitst (10b) meteen puntijzer en een randslag met een ceseel. Geprikt (10c) met een kleine puntbeitel.Geribd of gerild (10d) ook met een puntbeitel (foto's auteur, 2008)

10a. 10b. 10c. 10d. Het oppervlak van een zerk of tege! kan met Verschillendegereedschappen en technieken bewerkt zijn. Gefrijnd (10a), waarbij de breedte van de beiteldie is gebruikt nog zichtbaar is (wat eigenlijk niet hoort, als men frijnt). Gespitst (10b) meteen puntijzer en een randslag met een ceseel. Geprikt (10c) met een kleine puntbeitel.Geribd of gerild (10d) ook met een puntbeitel (foto's auteur, 2008)

gebruikt. Beide steensoorten zijn ongebruikelijk als vloer in een historisch gebouwen dus duidelijk herkenbaar als eigentijdse ingrepen, in dit geval een idee vanarchitect Theo Verlaan.De toepassing van deze materialen, die in het verleden niet voorkwamen, maakt

het natuurlijk wel mogelijk dat iemand met kennis van natuursteen direct kan ziendat het om een vloer uit een bepaalde periode gaat. Of een vloer van een dergelijkafwijkend materiaal ook daadwerkelijk passend is in deze gebouwen, is op ditmoment moeilijk te beantwoorden, omdat we nu het verschil tussen het oude ennieuwe materiaal nog te veel ervaren.Voor de generaties na ons zal dit onderscheid minder scherp worden, zeker

wanneer steensoorten als travertijn reeds lange tijd uit de mode zijn geraakt.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Restauratie: bewerking

Het uiterlijk van een natuurstenen vloer wordt niet alleen bepaald door de steensoort,maar minstens zo belangrijk is de wijze waarop de steen is bewerkt. Vloertegelszijn gezaagd of op maat gehakt. Soms is de steen afgewerkt met een frijnslag ofeen scharreerslag (afb. lOa-d), maar in de meeste gevallen is de steen geschuurd.Op deze wijze komt ook het materiaal het meest tot zijn recht.Vloertegels worden doorgaans gezoet, niet gepolijst, om de eenvoudige reden

dat men in een gepolijst oppervlak werkelijk elk krasje ziet en bovendien heeft eenzachte eiglans meestal meer te makenmet het historische beeld dan een glimmendegepolijste steen die als een spiegel op de vloer ligt.Door de combinatie van de wijze waarop het loopvlak is gemaakt en versleten

heeft een oude vloer een oppervlak verkregen dat niet gemakkelijk te reproducerenis. Het inpassen van nieuwe tegels in een oude vloer is dus niet alleen lastig vanwegehet afwijkende materiaal, maar ook het afwijkende oppervlak vormt een probleem(afb. 11). Zelfs de voegen van een gezaagde tegel werken al storend in

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

175

10a. 10b. 10c. 10d. Het oppervlak van een zerk of tege! kan met Verschillendegereedschappen en technieken bewerkt zijn. Gefrijnd (10a), waarbij de breedte van de beiteldie is gebruikt nog zichtbaar is (wat eigenlijk niet hoort, als men frijnt). Gespitst (10b) meteen puntijzer en een randslag met een ceseel. Geprikt (10c) met een kleine puntbeitel.Geribd of gerild (10d) ook met een puntbeitel (foto's auteur, 2008)

een vloer waar de voegen minder strak zijn. Dit kan iets voorkomen worden doorde kanten van een randslag te voorzien en de randen met de hand iets rond teschuren.Dat wii overigens niet zeggen dat het resultaat van het gebruik van moderne

machines niet te waarderen is. Het oppervlak van een gezaagde tegel steekt ergaf bij een oud versleten exemplaar, maar een complete vloer van gezaagde tegelskan heel fraai zijn. Bij het station Berchem te Antwerpen is het plein onlangsheringericht. Hierbij zijn hardstenen platen toegepast die gezaagd zijn metraamzagen, een techniek die wordt gebruikt voor het verzagen van blokken totplaten bij de hardsteengroeves.Het onregelmatige patroon levert een heel eigen beeld op. De enorme platen

Naamse steen die bij de restauratie van de Utrechtse Domtoren aan het begin vande vorige eeuw zijn gebruikt als afdekkers op de omlopen vertonen nog steedssporen van de draadzaag. Niet alleen door afwijkend materiaal-

10a. 10b. 10c. 10d. Het oppervlak van een zerk of tege! kan met Verschillendegereedschappen en technieken bewerkt zijn. Gefrijnd (10a), waarbij de breedte van de beiteldie is gebruikt nog zichtbaar is (wat eigenlijk niet hoort, als men frijnt). Gespitst (10b) met

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

een puntijzer en een randslag met een ceseel. Geprikt (10c) met een kleine puntbeitel.Geribd of gerild (10d) ook met een puntbeitel (foto's auteur, 2008)

11. Gezaagde tegels missen de levendigheid van een met de hand gehakt oppervlak enzullen dit op den duur ook niet krijgen. Grote Kerk. Breda (foto auteur)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

176

12a. 12b. Natuursteen is duurzaam en kan lang meegaan, mits men het op de juistemaniertoepast.... (foto's auteur, 2008)

gebruik, maar ook door een andere bewerking blijft een ingreep dus dateerbaar.

Selectie

Het is belangrijk dat men niet alleen kiest voor een bepaalde soort steen, maar ookdat er afspraken worden gemaakt over de kwaliteit van het materiaal. In het bestekvoor de vloer van het stadhuis van Weesp uit 1773 zijn al heel duidelijk bepalingenopgenomen over de kwaliteit van de steen.8 Er staat bijvoorbeeld in dat de steengeen ‘brand’ mag bevatten, hetgeen er dus op wijst dat men niet graag stylolietenin de steen had, bij steenhouwers beter bekend als ‘brandlagen’. Deze bepaling zalvooral van toepassing zijn geweest voor blauwe steen, waarin dit fenomeen veelvoorkomt. Bij vloertegels kan dit leiden tot afbladderen van de steen, iets wat bijeen vloer natuurlijk niet gewenst is. Het praatje van de verkoper als zou mendergelijke gebreken of onvolkomenheden moeten accepteren omdat het ‘eennatuurproduct’ betreft, is dus niet waar. Juist omdat het een natuurproduct is, moetmen selecteren. Afhankelijk van de steensoort, de groeve en de banken is vaakzelfs meer dan de helft van hetgeen gedolven wordt afval. Bij leisteen is dat zelfsbijna 90% van hetgeen er in de groeve gewonnen wordt.

Maatvoering

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Vloertegels en zerken zijn er in allerlei maten. Deze maten hangen vaak samen metde wijze waarop de steen gewonnen wordt. De Gobertange-steen bijvoorbeeld werdin het verleden in ondergrondse putten gewonnen. Derhalve treft men van ditmateriaal zelden grote platen aan. Bovendien zijn de banken van deze steen vaakook opgedeeld door scheuren, hetgeen grote formaten onmogelijk maakte. Vanzandsteen en hardsteen zijn de verkrijgbare afmetingen veel groter en deze wordenmin of meer bepaaid door de afmetingen die de werktuigen aankunnen. Maar erzijn ook uitzonderingen. In het verleden zijn met name van blauwe steen bijzondergrote zerken gemaakt. In de Domkerk ligt bijvoorbeeld een oude zerk van ongeveervijf meter iang. Zelfs met de huidige moderne uitrusting van de groeves kan eendergelijk formaat alleen met moeite worden gedolven.Een vaak terugkerend probleem in de huidige bouw is het gebruik van te dunne

platen natuursteen.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

177

Met name bij trappen uit zich dat gebrek al zeer snei door breuk, maar ook bij vloerenis doorgaans al op korte termijn schade zichtbaar (afb. 12a-b).Deze verkeerde zuinigheid is niet alleen schadelijk voor het imago van natuursteen,

maar zal op den duur een vrijwel onmogelijke hoeveelheid onderhoud vragen,vergelijkbaar met de problemen die nu al zichtbaar zijn met gevelbekledingen vannatuursteen. Natuursteen kan een van de meest duurzame materialen zijn, mitsjuist toegepast. Dit wordt bewezen door de vele toepassingen aan historischegebouwen. Het is overigens eenmisverstand om te verondersteilen dat het toepassenvan bijvoorbeeld natuurstenen bloktreden duurder zou zijn dan het bekieden vaneen betonnen trap. Als men daarbij ook de factor tijd (duurzaamheid) betrekt, is hetgebruik van natuursteen zoals men dat tot het einde van de twintigste eeuw alhonderden jaren deed misschien zo gek nog niet.

Koper

In hardstenen zerken zijn naast ingelegde letters ook soms complete koperen plateningelaten.Deze koperen platen, doorgaans zestiende-eeuws, dragen een ingegraveerde

voorstelling of een tekst. Van dit soort platen zijn er nog maar enkele bewaardgebleven. Het gaafste exemplaar bevindt zich in de Grote Kerk van Breda. De zerklag op het graf van kanunnik Willem van Galen. Drie andere platen zijn nog maardeels aanwezig. In de kerk zijn verder 48 ‘moeten’ geteld, die duidelijk maken datdaar ooit koperen platen waren ingelaten (afb. 13). Bij de restauratie van de vloerin de jaren negentig van de vorige eeuw heeft men in een van de moeten weer eenkoperen plaat aangebracht, waarin een gedicht is gegraveerd van de hedendaagsedichter Willem van Toorn. Op reversibele wijze heeft men iets van onze tijd aan devloer toegevoegd zonder de historische vloer daarbij geweld aan te doen. Dit isbijzonder,

13. ‘Moet’ van een koperen plaat in een hardstenen zerk in de Grote Kerk van Breda. Dezerk is gerepareerd met een epoxyhars. (foto auteur, 2008)

want het valt doorgaans niet mee om een lacune te benutten om iets kwalitatiefsvan onze tijd aan historisch erfgoed toe te voegen. De ingreep in Breda is vanuithet concept van de bestaande vloer bedacht en niet vanuit de behoefte om zich(ten koste van het erfgoed) te onderscheiden. Wellicht is dat een verklaring voorhet slagen ervan.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Ook in de vloer van de Slotkapel te Egmond is een lacune in de vloer met koperopgevuld. In dit geval ging het om een zerk die random voorzien was van eenprofilering, waaruit was af te leiden dat deze plaat nooit bedoeld is geweest als zerkin een vloer. Het ging naar alle waarschijnlijkheid om het graf van een van de herenvan Egmond. Door de profilering was er om de zerk heen een rand van iets meerdan 10 cm breed. Deze ruimte, die in doorsnede de vorm van een spie heeft, konniet met een natuurstenen tegel gevuld worden, want in deze vorm is dat tekwetsbaar. In het verleden was de ruimte uitgevuld met mortel, maar dit was nietecht fraai en ook niet duurzaam. De ruimte is nu gevuld met een koperen strip van4 mm dik. In de koperen strip is een tekst

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

178

14. Door weersinvloeden gescheurde zerk bij de Nederkands Hervormde Kerk teHoogblokland (foto RACM.G.J. Dukker, 1983)

gegraveerd die herinnert aan de functie van deze zerk.Veel zerken zijn in de loop der tijd verplaatst en niet zelden is dat ongunstig

geweest voor de levensduur van de zerken. Bij de Rotterdamse Laurenskerkbijvoorbeeld ligt een behoorlijk aantal zerken sinds de wederopbouw van de kerkna de TweedeWereldoorlog buiten het gebouw, hetgeen ze geen goed heeft gedaan.In dit geval wordt gewerkt aan het terugplaatsen van de zerken in het gebouw, maarop veel andere plaatsen liggen er nog steeds binnenzerken buiten (afb. 14).

Lood

In de hedendaagse bouw wordt een enkele keer lood als vloerbekleding gebruikt,vooral bij trappen.Door zijn zachtheid loopt het uitstekend. Lood is gemakkelijk te smelten en te

gieten. Van lood is gebruikgemaakt om het ontbrekende deel van een donkerekalkstenen zerk in de vloer van de MartinuskerkteSt. Oedenrodeaan te vullen (afb.19). Het ontbrekende deel van de zerk is in contouren gereconstrueerd. De kleuren de structuur van het lood sluiten op een goede manier aan bij de blauwe steen.

Mortels

Het gebruik van reparatiemortels voor het herstel van natuursteen is de laatstedecennia sterk toegenomen. De duurzaamheid van een dergelijke ingreep kentechter zijn grenzen. Men schiet zijn doel voorbij wanneer hele oppervlakken meteen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

179

15. Aanvulling van een grafzerk met lood, gemaakt door beeldhouwer en restaurator T.Grassens. St.-Martinuskerk in St. Oedenrode (foto auteur, 2008)

reparatiemortel worden aangesmeerd. Bovendien moet bij een dergelijke herstellingde ondergrond gezond zijn. Het aanbrengen van een reparatie op een afschilferendmateriaal heeft doorgaans weinig zin. Sterker nog, het verval onder de reparatie zalin die gevallen waarschijniijk sterk toenemen. Dit soort herstellingen vindt vooraldaar plaats waar kleine stukken zijn weggevallen, meestal random een scheur ofaan de rand van de plaat natuursteen. Voor grote ontbrekende stukken is hetverstandig om in te boeten, in veel gevallen met dezelfde steensoort. In het verledenis in ons land veel gebruikgemaakt van lijm, niet alleen om stukken te verlijmen,maar ook om ruimte te vullen. Echter, niet alle lijmsoorten blijken even geschikt tezijn voor dit doel. Lijm op basis van polyester bijvoorbeeld is niet bruikbaar hiervoor.In het verleden werd deze lijm echter door veel steenhouwers gebruikt, omdat hijmakkelijk en vooral snel te verwerken was. Epoxyhars en polyurethaanlijmen zijnveel geschikter, maar deze

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

180

lijmen, die men op dit moment gebruikt, harden niet zosnel uit.In de Grote Kerk van Breda zijn de herstellingen uitgevoerd met een op kleur

gebrachte epoxyhars (afb. 6). Deze lijmsoort is volkomen dicht van structuur. Bijeen vloer van een donkere Belgische kalksteen, zoals hardsteen of Namense steen,is deze lijm prima te gebruiken, omdat de waterhuishouding bij dit materiaalnauwelijks een rol speelt. Bij een vloer met een meer open steen (zandsteenbijvoorbeeld) is deze lijm niet bruikbaar. In die gevallen zal men eerder gebruikmoeten maken van een reparatiemortel.

Glas

Een steeds terugkerend probleem bij vloeren die gebruikt worden, is de slijtage diegepaard gaat met het gebruik en daarmee onherroepelijk het verlies aan details. Insommige gevallen is een oplossing gezocht door de vloer af te dekken met eenglasplaat. Het idee hierachter is dat de vloer zichtbaar blijft, maar niet verder slijt.Er is in Nederland in een aantal gevallen voor een dergelijke aanpak gekozen.Zowel in de Augustijnerkerk te Dordrecht als de Hervormde Kerk te Goutum is

een deel van de vloer afgedekt met glasplaten om verdere slijtage van de zerkente voorkomen. In de Franciscanenkerk te Maastricht is glas gebruikt om Verschillendevloerniveaus te overbruggen. In het koor van dezelfde kerk is bovendien opspectaculaire wijze de vloer door glas vervangen om lichttoetreding te creëren voorde hieronder gelegen crypte. enkele van de oorspronkelijke zerken zijn op dezeglasplaat geplaatst. Hierdoor kijkt men vanuit de crypte tegen de onderzijde vandeze oude zerken.Het afdekken met glas kan ook toegepast worden uit praktische overwegingen.

RACM-collega Groesgen heeft voor een soortgelijke oplossing gekozen voor eenvloer van zwerfkeien in zijn huis te Geesteren.9

Conclusie

Uit de talrijke voorbeelden blijkt dat natuursteenvloeren in historische gebouwenzeer duurzaam kunnen zijn, mist het juiste materiaal op de juiste manier is toegepasten er op de juiste manier mee wordt omgegaan. Het is belangrijk om bij eventueleingrepen allereerst vast te stellen hoe de vloer in elkaar zit en hoe en waarom dezegeruime tijd goed gefunctioneerd heeft. Door veranderend gebruik van een ruimte,vaak het gevolg van herbestemming, gaat de toestand van een natuurstenen vloernogal eens in versneld tempo achteruit. Veranderde eisen die aan een gebouwworden gesteld, met name ten aanzien van het binnenklimaat, zorgen er nogal eensvoor dat een historische constructie drastisch wordt gewijzigd. Men is vaak geneigderg snel de ondervloer door beton te vervangen, terwijl de betreffende historischeconstructie met zand of schelpen zichzelf ruimschoots bewezen heeft. Deeersteherstellingen aan historische vloeren die nog geen halve eeuw geleden op betonzijn gelegd, zijn inmiddels alweer aan restauratie toe en daaruit blijkt in ieder gevaldat een wat bescheidener opstelling bij dergelijke ingrepen op zijn plaats is.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

182

Detail van de vloer met de sterrenkoart in de Burgerzaal van het Paleis op de Dam teAmsterdam (foto RACM, 1941)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

183

Detail van de vloer op de tweede verdiepmg in de IJzertoren uit 1871 van kasteel Heeswijkte Heeswijk-Dinther. De hardstenen vloer is ingelegd met zes gegraveerde koperen platen.

Afgebeeld is hertogin Maria van Bourgondie (foto RACM, S. Technau, 2008)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

184

Natuurstenen vloer in de gang van Kasteel ter Horst te Loenen, een combinatie van witmarmeren Öland-steen (foto RACM, E. Koldeweij, 2004)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

185

Grafzerken afgezet met een smalle band natuursteen ter onderscheiding van de Verschillendegraven in de zuidelijke zljbeuk van de St. Janskerk te 's-Hertogenbosch (foto RACM. tweedehelft negentiende eeuw)

Eindnoten:

1 Een prachtige opsomming van alle hardsteenontsluitingen is gemaakt door Veerle Cnudde.Cnudde, V., De blauwe hardsteenontginningen in België, Gent 2001 (onuitgegevenLicentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, Vakgroep Geologie en Bodemkunde).

2 De heer Van Eekhout, bedrijfsleider van de steenhouwerij van de fa. Monument / Van de Kerkhovete Zottegemwaar deze tegels nog geproduceerd worden, vertelde dat de steen vier weken nadathet is gewonnen verzaagd wordt tot tegels. Niet eerder en niet later. Wanneer men het laterverzaagt, is de steen reeds opgedeeld door een craquelé ten gevolge van drukontlasting. Desteen is door het hoge koolstofgehalte ook niet polijstbaar; hij wordt gezoet.Een goed artikel overde Doornikse steen is onlangs verschenen van prof. dr. E. Groessens: ‘LaPierre de Tournai, Sociéte Tournaisienne de geologie, prehistoire et archeologie, ASBL, TournaiMars 2008, pp. 197-216.

3 In Eindhoven is het materiaal gedetermineerd door dr. F. Tourneur, geoloog in dienst van deorganisatie Pierres et Marbres de Wallonie.

4 Met dank aan W. Dubelaar voor deze suggestie.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

5 Deze verklaring voor het in onbruik raken van de Namense steen wordt gegeven door prof. dr.Eric Groessens van de Service Geologique de Belgique, te Brussel.

6 Algemene overzichtswerken van de Verschillende steen- en marmersoorten zijn schaars. Tweepraktische overzichtswerken zijn: Dubarry de Lassale, J., Identification des marbres, Dourdain2000; Price, M., Decorative Stone. The Complete Sourcebook, London 2007.

7 Zie voor het onderhoud van stenen vloeren de door Monumentenwacht Vlaanderen uitgebrachtebrochure Meul, V., Onderhoud van natuursteenvloeren, Monumentenwacht Vlaanderen,Antwerpen 2007. Zie ook de bijdrage van Veerle Meul elders in dit boek.

8 Zie ‘Husly's kunstige vloerontwerp en bestek voor de Burgerzaal van het stadhuis te Weesp(1773)’ door Inger Groeneveld elders in dit boek.

9 Zie over deze vloer het artikel van Hans Groesgen en Eloy Koldeweij elders in dit boek.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

186

Hans Groesgen en Eloy KoldeweijEen kei van een vloer in Geesteren

De vondst van een vloer onder een vloer is verrassend. Net zo opmerkelijkis vaak de leeftijd, de puurheid en de decoratieve eenvoud vankeitjesvloeren, een natuurstenen vloertype in Oost-Nederland.

Bijzondere vondst

In het kerkdorp Geesteren bij Borculo in Gelderland staat op het Kerkplein deHervormde Kerk. Meester H.W. Heuvel schrijft over dit dorp in zijn boek Nagelatenwerk: ‘Het was in die voor de Achterhoek zo donkere jaren tussen 1580 en 1590.Een Spaanse bende kwam ook in Geesteren plunderen en moorden.... Dat er toenveel in Geesteren verbrand is getuigt een oud stuk uit het archief te Arnhem.... Heteerste huis dat gebouwd werd na die bange tijd is de woning van D.J. Lubbers,voorde kerk aan de hoofdstraat. Boven de achterdeur op een balk leest men inGotisch schrift: “Der Herr bewahr unseren Inganck und Utganck von nu an in derEwigkeit, amen geboudt anno 1598”’.1Even verderop schrijft hij ‘Rondom het voormalige kerkhof, dat de grijze kerk

omgeeft, staan huizen en huisjes gegroepeerd, waarvan vele zeer ouderwets zijn,zoals het bescheiden huisje dat achter de kerk staat. Het zonlicht ligt zo speels overde gevel.De voordeur gaat naar ouden trant naar buiten open, en daarnaast dekt het eiloof

(klimop) een deel van de muur.’2 Met dit huis doelde Heuvel op het huis Kerkplein2. Een gevelsteen in de voorgevel van deze boerderij vermeldt dat deze in 1910 isverbouwd. Het voorhuis is toen hoog opgetrokken, evenals de hierachter gelegendeel, met in de achtergevel de deeldeuren. Uit 1890 is een foto bekend, genomenvanuit het oosten, waarop naast de kerk de achterzijde van deze hallenhuis boerderijzichtbaar is. Hierop is duidelijk te zien dat het voorhuis op dat moment nog niet hoogwas opgetrokken en de dakschilden aan de achterzijde, rechts en links naast dedeeldeuren, verder naar achteren doorliepen. In 2006-2007 is deze boerderijgerestaureerd en gerenoveerd. Bij het herleggen van de plavuizen in de ‘mooiekamer’ kwam onder de plavuizenvloer voor de stookplaats en de haardplaat eenvloer van oude ronde veldkeitjestevoorschijn (afb. 1). Dit was een onverwachte enbijzondere vondst, waardoor de geschiedenis van dit huis direct veel duidelijkerwerd. Deze keitjesvloer is nog slechts gedeeltelijk aanwezig, maar duidelijk is tezien hoe en waar vroeger de muren hebben gestaan. De op de vloer geplaatstehaard is opgetrokken uit een groot formaat bakstenen, beter bekend onder de naamkloostermoppen. Hieruit kan worden afgeleid dat de huidige stookplaats van lateredatum is dan de keitjesvloer. Opmerkelijk is dat voor de haard hetzelfde typebaksteen is toegepast als voor het herstel van de kerk, dat kort na 1590 is uitgevoerd.De oudere keitjesvloer maakt gelijktijdig duidelijk dat deze

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

187

1. De keitjesvloer in de woonkamer von Kerkplein Geesteren. De keitjesvloer ligt circa vijftientot twintig centimeter lager dan de plavuizenvloer uit 1910(foto RACM, R.H. Groesgen, 2007)

boerderij oorspronkelijk een ‘los hoes’ is geweest, dus voordat het een boerderijmet een apart voorhuis werd. De woning en de deel vormden toen één grote openruimte.De veldkeitjes - ook wel flinten genoemd - zijn van een wisselend formaat. Een

patroon is in het overgeleverde gedeelte van deze vloer niet of nauwelijks teherkennen, de stenen lijken willekeurig te zijn neergelegd (afb. 2). Duidelijk zichtbaaris dat de vloer onder afschot ligt richting deel, met een zichtbaar hoogteverschil vancirca vijf centimeter. Opvallend is ook dat deze keitjes door gebruik zodanig vlakgesleten zijn dat dit alleen verklaard kan worden door langdurig en intensief gebruikvan vele tientallen jaren of wellicht zelfs van een of twee eeuwen.

Andere keitjesvloeren

Opmerkelijk is dat op een afstand van ongeveer vijftien kilometer van deze vloereen soortgelijke keitjesvloer - eveneens zonder patroon, alleen met aan de zijkanteneen eenvoudige belijning - in zijn geheel bewaard gebleven is (afb. 4, 5). Deze vloerin het Brummelhoes te Haaksbergen maakt mogelijk nog deel uit van deoorspronkelijke bouwmassa van deze boerderij en zou daardoor omstreeks 1457te dateren zijn.3

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

188

2. Detail van de keitjesvoer in Geesteren (foto RACM, R.N. Groesgen, 2007)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

189

3. De 1786 gedateerde keitjesvloer in boerde Ovinkveld 4 te Dinxperlo, bij Aalten (foto RACM,A.J. van der Wat, 2005)

Keitjes- of keienvloeren kunnen echter aanzienlijk ouder zijn. In Drenthe zijn opVerschillende plaatsen de restanten van prehistorische keienvloeren getraceerd,onder meer in het in het midden van de negentiende eeuw ontmantelde hunebedD31a.4 Ook in andere hunnebedden lijk t de bodem met veldkeien geplaveid te zijngeweest. Beduidend jonger zijn de keitjesvloeren die in de gemeentes Loon enEchten zijn gevonden en in de vroege ijzertijd (800-475/450 voor Chr.) wordengedateerd.5 Voor een recente vondst in de gemeente Balloo wordt een dateringgesuggereerd in het midden van de zevende eeuw na Chr., of mogelijkzelfs nog dezesdeeeuw.6 De meeste andere keitjesvloeren die in ons land bewaard geblevenzijn, dateren van een latere periode.

Bij het uitgebreide stadskernonderzoek in Dordrecht is slechts in één geval eengedeelte van een keienvloer opgegraven.7 Deze werd aangetroffen ten noordenvan de Wijnstraat in het achterdeel van een voornaam woonhuis met een torendaterend uit de tweede helft van de veertiende eeuw.De aanwezigheid van deze keienvloer in een

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

190

Interieur van boerderij het Brummelhoes te Haaksbergen (foto RACM, R.N. Groesgen, 2008)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

191

5. De keitjesvloer van het Brummelhoes te Haaksbergen (foto RACM, R.H. Groesgen, 2008)

‘steenarme delta’ is mede een aanwijzing dat het een huis van een aanzienlijkpersoon moet zijn geweest. Vooralsnog is deze vondst een uitzondering. Dekeienvloeren die zowel in als voor de meest zuidelijke kazemat van de Nieuwegracht/ Servaasbolwerk (Stadsbuitengracht) te Utrecht liggen, dateren uit de zestiendeeeuw, welke datering ook verondersteld wordt voor de keitjesvloer die is opgegravenin een pand aan de Voorstraat in het Friese Harlingen.8 Uit 1671 dateert de inpatronen gelegde keitjesvloer in het pand Dorpstraat 24 van het midden-Limburgsedorp Buggenum. Het merendeel van de getraceerde latere keitjesvloeren bevindtzich in het oosten van het land, van het zojuist genoemde Buggenum tot hetOverijsselse Beerze.9Het betreft voornamelijk vloeren toegepast in het woongedeeltevan boerderijen, daterend uit de tweede helft van de achttiende en de negentiendeeeuw. Voor deze verspreiding ligt een geologische verklaring voor de hand: hetverspreidingsgebied van dit vloertype heeft alles te maken met het voorkomen vankiezelstenen in de directe omgeving. In midden- en noord-Limburg

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

192

waar vijf voorbeelden zijn getraceerd10, lijken de keitjesvloeren minder voor te komendan in oostelijk Gelderland en Overijssel: hier bevinden zich veruit de meestevoorbeelden.11 In tegenstelling tot andere vloertypen en interieuronderdelen zijnkeitjesvloeren vaak gedateerd en/of gedocumenteerd door de hierin aangebrachteinitialen van de opdrachtgevers.Dit maakt de keitjesvloer tot een uniek vloertype en interieuronderdeel.12 De

Gelderse exemplaren dateren in tegenstelling tot de Limburgse voorbeelden, diebijna allemaal achttiende-eeuws zijn, voor het merendeel uit de negentiende eeuw.13Met enkele uitzonderingen liggen deze voornamelijk in de driehoek die grofwegomsloten gevormd wordt door de plaatsen Almelo-Winterswijk-Lochem.De vroegste Gelderse voorbeelden zijn de 1754 gedateerde vloer te Sinderen in

Wisch, en de keitjesvloer met het jaartal 1786 in de keuken van boerderij Ovinkveld4 te Dinxperlo bij Aalten (afb. 3). Opmerkelijk is de hoge concentratie in de naastelkaar gelegen dorpen Geesteren en Gelselaar, waar maar liefst acht voorbeeldenzijn getraceerd, waaronder in een tweetal bakhuizen.14 Het jongst getraceerdevoorbeeld is de keitjesvloer in boerderij ‘de kleine Horst’ te W interswijk die 1882gedateerd is. Het meest noordelijke voorbeeld van deze groep van enkele tientallenkeitjesvloeren betreft die in een boerderij in het dorp Beerze te oosten van Ommen.Daar ligt een keitjesvloer met de initialen K.G.15

De getraceerde keitjesvloeren geven een duidelijke indicatie van hetverspreidingsgebied van dit vloertype in ons land. De hier gepresenteerde lijst vanvoorbeelden is zo compleet mogelijk, doch zeker niet volledig. Een nadere analysevan dit uitzonderlijke vloertype zal meer inzicht kunnen verschaffen in onderornamentiek, symboliek, dateringen en materiaalgebruik.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

194

Keukenvloet van boerderij De Roller. Noorddijker weg 32 te Groningen waarin eenmolensteenis opgenomen (foto RACM, K Roderburg, 2005)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

195

Keitjesvloer in de zestiende-eeuwse boerderij uit Zeijen (Drenthe) thans in het OpenluckMuseum, Arnhem (foto RACM, J. Toebast. 2008)

Eindnoten:

1 Heuvel, H.W., Nagelaten werk, Enschede 1973, p. 47. Dit huis uit 1598 betreft Dorpstraat nr. 4,het buurpand van het huis Kerkplein 2, waarvan in dit artikel de keitjesvloer wordt beschreven.

2 Heuvel, op. cit. p. 48.3 Jans, J., Landelijke bouwkunst in Oost-Nederland, Enschede 1967, pp. 154-155, fig. 3; Schulten,

H.G.M., MonumentenHaaksbergen, Haaksbergen 1980, pp. 32-33; Stenvert, R. e.a., Monumentenin Nederland. Overijssel, Zwolle 1998, pp. 157-158.

4 Okken, J.W.G., ‘150 Jaar Drents Museum’, Nieuwe Drentse Volksalmanak, Jaarboek voorgeschiedenis en archeologie, jaargang 121, 2004, pp. 1-21 i.h.b.20.

5 Van der Sanden, W.A.B., ‘Een vroeg-middeleeuwse keienvloer in Balloo’, Nieuwe DrentseVolksalmanak, Jaarboek voor geschiedenis en archeologie, jaargang 110 (1993) pp.13(97)-17(101).

6 Van der Sanden, op. cit., p. 16(100).7 Met dank aan Jan van Doesburg voor het verstrekken van deze gegevens.8 ‘Friese Bodem gaf weer velerlei oudheden prijs’, Leeuwarder Courant, 16/2/1967, p. 17.9 De Haan, T., Onze Volkskunst, Amsterdam/Brussel 1979, pp. 254-256. Keitjesvloeren komen

zoals te verwachten ook in Duitsland voor, zoals onder meer te zien is in diverse panden in hetNiedersächsisches Freilichtmuseum, Museumsdorf Cloppenburg.

10 Helden, Mariaplaats 9, gang: gedateerd 1760; Horst AAN DEMAAS, boerderij De Risselt, keuken:vierkante vakken, gedateerd 1799; LEVEROY, Kerkstraat 9, keuken: patronen, initialen ensymbolen, gedateerd 1768; NEDERWEERT, Kerkstraat 56, kelder: patronen gelegd.

11 Deze inventarisatie is grotendeels gebaseerd op de documentatiebestanden van de RACM enhet Nederlands Openlucht Museum te Arnhem.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

12 Het enige andere interieuronderdeel dat vaak is gedateerd, zijn de decoratieve schilderingen(behangsels, plafonds, schoorsteen- en bovendeurstukken), vaak in combinatie met de naamvandeschilder.

13 BORCULO, boerderijmuseum De Lebbenbrugge: figuren (Lit.: Van der Lugt, G.A., ‘Pompeji in denAchterhoek’, Archief tevens orgaan van de Oudheidkundige Vereeniging De Graafschap en vande Meester Hendrik Willem Heuvel Stichting, V (1956) nr. 3, pp. 241-242); EIBERGEN, boerderijErve Luttekes: initialen J.R.M.-G.A.L.K. en datering 1877 (thans Nederlands Openlucht Museum,Arnhem): HENXEL-RATUM, boerderij Gossink: zwart patroon tegen witte fond (Lit.: Van derGenugten, C.& J. Jas, Mooi Gelderland. Handboek. Geldersch Landschap. Geldersche Kasteelen,Arnhem 2003, p. 236); HERIKE, boerderij: 1819 gedateerde keitjesvloer bij buitendeur (waarnemingdoor Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis (BBA), 2007); HERIKE, boerderij:woonkeuken: initialen G.O.S.-E.B.-J.K.H.; KOTTEN, gem. Winterswijk, boerderij H.85: figuren;KOTTEN, gem. Winterswijk, boerderij H.144: gedateerd 1822 met initialen G.J.K.-I.B.D.B.; Loo,boerderij Looweg 2: figuren in rood, datering 1863 en initialen H.B.-J.W. in zwart tegen wit fond;RIETMOLEN, boerderij Erve Teesselink, endskamer: kruispatroon tegen een wit fond met deinitialen van drie generatieseigenaren: I.T.-I.S., W.T.-R.A., E.T.D.- E.T.H. (Lit.: Koldeweij, E.,e.a. (red.), Binnen bij boeren, Zwolle/Amsterdam 2003, pp. 88-89, 208-209); ROSSUM, boerderijErve Teesselink, Ootmarsumsedijk 29, voorhuis; VRAGENDER, boerderij C.98: figuren; VRAGENDER,boerderij De Kleine Tank; VRAGENDER, boerderij Meekesweg 13/15; VRIEZENVEEN, boerderij vande familie Leemans: gedateerd 1875; Vriezenveen, de Peddemorsboerderij: woonkamer;WINTERSWIJK, boerderij ‘de kleine Horst’: initialen, gedateerd 1882; WINTERSWIJK, boerderijHolthuisweg 6: gedateerd 1873; WOOLD, boerderij Wooldseweg 127, schuur: resten met eenvlakverdeling en initialen.

14 GEESTEREN, Kerkplein 2; GEESTEREN, boerderij De Wanninkhof; GEESTEREN, boerderijSchotboersweg 7; GEESTEREN, boerderij Erve Wolferink: ornamenten, initialen L.B.T.M.-L.B.R.,gedateerd 1837 (thans Nederlands Openlucht Museum, Arnhem); GELSELAAR, boerderij DeOude Renger, Oude Rengersweg 2, bakhuis: gedateerd 1869; GELSELAAR, boerderij ErveBroekhuis, 0.62: figuren; GELSELAAR, boerderij Erve Brooks aan Broekhuisdijk 5, voorhuis enbakhuis met initialen, beide met kannenscheuren in een wit fond.

15 BEERZE, boerderij K.9.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

196

Inger GroeneveldHusly's kunstige vloerontwerp en bestek voor de Burgerzaal vanhet stadhuis te Weesp (1773)

Het komt zelden voor dat een natuurstenen vloer van voor 1800 exact tedateren is aan de hand van een contemporain bestek, of andersom, dateen in een bestek omschreven natuurstenen vloer op locatie nog altijdaanwezig is. De niet eerder onder de aandacht gebrachte natuurstenenvloer in de Burgerzaal van het stadhuis van Weesp is hierop eenuitzondering.

Uitgelezen kans

Door de eeuwen heen zijn natuurstenen vloeren gewijzigd, de stenen uitgebroken- soms weer hergebruikt - maar meestal verdwenen. Slechts weinig nog bestaandenatuurstenen vloeren kunnen daardoor met enige zekerheid gedateerd worden. Ditgeldt voornamelijk, doch zeker niet alleen, voor woonhuisinterieurs; ook de interieursvan onder meer liefdadigheidsgebouwen, stadhuizen en andere bestuursgebouwenzijn dikwijls gewijzigd.Typerend in dit opzicht is de verbouwingsgeschiedenis van het stadhuis van

Amsterdam.1 Veel marmeren vloeren die tegenwoordig de zalen rond de Burgerzaalsieren, betreffen twintigste-eeuwse reconstructies van de zeventiende-eeuwsetoestand, volgens de toenmalige inzichten. De vloeren waren vooral vanaf deachttiende eeuw verwijderd, of in sommige gevallen overtimmerd.Voor natuurstenen vloeren werden voor zover bekend in het verleden zelden

ontwerptekeningen vervaardigd en er zijn slechts enkele tekeningen bewaardgebleven. De belangrijkste verklaring daarvoor is dat demeeste natuurstenen vloerenvan één standaardformaat steen werden gelegd en geen complexe patronenbetroffen; voor het leggen van een eventueel tweekleurig patroon kon mondelingecommunicatie volstaan. Anderzijds zullen de ontwerptekeningen die ooit hebbenbestaan op het

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

197

1. Het interieur van de Burgerzaal op de bel-etage van het stadhuis van Weesp (1774) (fotoauteur, 2008)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

198

2. Jacob Otten Husly, plattegrond van de bel-etage van het stadhuis van Weesp,ongesigneerd, ongedateerd (circa 1771) (tekening collectie GemeentemuseumWeesp, fotoRACM, 2008)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

199

3. Standaard-, 24 duims Carrara-marmeren vloerstenen onder de eveneensCarrara-marmeren vierschaarbank (1779). Omdat de uit restmateriaal gehouwen marmerenvloerstenen nogal konden verschillen in kwaliteit. waren de ‘allertraaiste’ exemplaren vandit bulkproduct door Husly zelf uitgezocht en bij elkaar gelegd. Deze kwaliteit was hoe danook minder dat het speciaal op de marmertekening gedolven venato blokmarmer waaruitde vierschaarbank gehouwen was (foto RACM, 2008)

werk zijn ‘opgebruikt’, dan wel door de uitvoerders zijn weggegooid. De paar bekendeovergeleverde vloerontwerpen zijn voornamelijk van de hand van enkelezeventiende-eeuwse classicistische architecten (Pieter Post, Adriaen Dortsman)voor wie maatverhoudingen van belang waren; dit maatwerk (lees: nauwkeurigzaagwerk) noopte tot het vervaardigen van een tekening. Helaas is geen van hunvloerontwerpen nog in situ aanwezig. Het is hierdoor lastig om een zuiver beeld tekrijgen van de modieuze ontwikkeling van met name twee- of meerkleurigepatroonvloeren in de zeventiende én achttiende eeuw.Dat van de marmeren vloer van de Burgerzaal van het stadhuis te Weesp zowel

het bestek als het vloerontwerp (circa 1773) bewaard zijn gebleven, is uniek en eenuitgelezen kans om deze - zowel wat ontwerp als technische uitvoering betreft -bijzonder kunstige marmeren vloer apart te belichten (afb. 1).2 In dit artikel zalvoornamelijk ingegaan worden op de achtergrond van het ontwerp, om vervolgenshet bestek voor zich te laten spreken. Voordat we hierop verder ingaan, is het goedom een kort overzicht te geven van de bouwgeschiedenis van het stadhuis.3

Het nieuwe stadhuis van Weesp

Vanaf april 1771, toen de Burgemeesteren en Vroedschap van Weesp beslotenhadden het oude stadhuis te ‘verbeteren of vernieuwen’, werden Verschillendeplannen ontwikkeld door meerdere architecten. Zo had Abraham van der Hart tweegevelontwerpen geleverd. Ludwig Friedrich Drück had voor 8 juni 1771 ontwerpenvoor onder meer drie plattegronden geleverd ter waarde van f 500.4 Tussen hetmoment dat het stadsbestuur tot de overtuiging was gekomen dat algehelenieuwbouw beter was - 29 augustus 1771 - en de officiële aanstelling op 28 december1771 van de uiteindelijk uitverkoren architect Jacob Otten Husly (1738- 1796),werden door laatstgenoemde al de eerste ontwerpen gemaakt. Husly was op 19oktober 1771 al zo ver gevorderd met tekenen dat hij overleg noodzakelijk vond.Het werk van Husly bestond naast het leveren van de ontwerpen, waaronder alleontwerpen voor de Verschillende vertrekken, ook uit het schrijven van alle bestekkenen de bouwbegeleiding (afb. 2).5

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Op 4 januari 1772 werd de eerste steen gelegd en in het vroege voorjaar konworden begonnen met het optrekken van het casco. Zoals gebruikelijk stond bij debouw van het casco zeker nog niet alle decoratie aan in- en exterieur definitief vast.Wel was al duidelijk welke ruimten natuurstenen vloeren zouden krijgen.6 Dit blijktopvallend genoeg niet uit het metselaarsbestek - dat doorgaans hiervoor als bronfungeert - of het bestek van de blauwesteenhouwerij, maar uithettimmermansbestekd.d. 4 april 1772.7 Bij de behandeling van de balklagen enhouten vloeren werd vermeld dat de Burgerzaal enkel een ‘tusschenvloer’ behoefde,omdat deze met ‘steen’ bevloerd zou moeten worden. Tevens stond onder het artikelover de ‘aardwulven’ van de begane grond genoteerd: ‘N.B. deVoorzaal wordt metsteen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

200

bevloert, gelyk ook het voorhuis, de zijkamer en de keuken van den Bode’.8Op 6 maart 1773 was men zover dat de afwerking van verschillende

representatieve vertrekken kon worden aanbesteed, waaronder de grote trap, deburgemeesterkamer en de vroedschapskamer. Op deze dag werd ook de ‘vloer inde voorzaal’ (= vestibule) voor f 658 aangenomen door Viervant & Beuker. Voordeze dure vloer van - in hedendaagse termen - petit-granit-stenen van circa 67, 5bij 66, 5 cm is geen apart bestek teruggevonden in de archivalia. In de MaandelykseNederlandsche Mercurius van oktober 1776 wordt deze vloer omschreven als van‘vierkante blauwe gehouwen steen, met een zelfde plint rontom de muuren’. Eenpaar jaar na het aanbrengen daarvan moest deze vloer al weer gedeeltelijkopgebroken en aangeheeld worden vanwege de bouw van de vierschaar.9 Hoewelde plaats van de vierschaar al in Husly's eerste ontwerpen was bepaald, waren deBurgemeesteren en Vroedschap kennelijk lange tijd nog niet overtuigd van dedefinitieve architectuur en het decoratieprogramma. Pas in 1779, na verschillendeontwerpen, werd de vierschaar ingebouwd in de vestibule van het al in gebruikgenomen stadhuis. De vierschaar kreeg een fraaie gebeeldhouwde vierschaarbankvan wit geaderd marmer, terwijl het vloertje werd belegd met ‘gewone’ marmerenvloerstenen in een groot standaardformaat van 24 duim (afb. 3).10Deze vloerstenenwerden overigens in het vierschaarbestek omschreven als ‘alderbeste zuijvergekanteen vlakgesleepene 24 duijms witte geaderde marmere vloerstenen ten keuse vanden Architect uitgezogt en bij elkander gelegt en gesorteert’.

Het bestek voor de marmeren vloer

Het interieurontwerp voor de Burgerzaal is in de loop van 1773 goedgekeurd. Hetbestek van de marmeren vloer van deze zaal werd op 13 november 1773aangenomen door de steenhouwers Jan Huyberts, Asmus Frauen en Jan Poggemanvoor een som van f 1975. Kort daarop, op 21 december 1773, werd al het stucwerkaan Jacob Otten Husly zelf aanbesteed voor f 5250. Helaas is van Husly's eigenwerkzaamheden geen bestek nagelaten.Uit het bestek blijkt dat het leggen van de vloer op 1 maart diende te beginnen

en maximaal een maand in beslag zou nemen. Vervolgens had de vloer tweemaanden nodig om te ‘besterven’, en zou dan in juli 1774 in twee weken tijd‘opgeslepen’ moeten worden. Mogelijk was dit de gebruikelijke procedure bij hetleggen van boekgezaagde marmeren plaatvloeren en het plaatsen van marmerenlambriseringen. Het leggen van een plaatvloer was, anders dan het leggen van eenpaar voorgeslepen standaardtegels, specialistisch steenhouwerswerk. Het werddaarom niet aanbesteed aan een timmerman of metselaar, die zoals gebruikelijkverantwoordelijk waren voor de bouw van het casco en de eenvoudigebinnenafwerking. Het is zoals al eerder aangeduid uniek om een bestek met eenuitvoerige werkomschrijving voor een natuurstenen vloer te hebben, maar een bestekmet zo veel technische details is wel heel bijzonder. Dankzij de gedetailleerdeomschrijving in het bestek wordt nu inzichtelijk hoe dik het materiaal moest zijn, hoebepaalde details werden ingelegd, en welke bevestigingsmaterialen daarbij werdengebruikt. De steenhouwers dienden zich exact aan Husly's instructies te houdenzoals vastgelegd in tekening en bestek, evenals door enkele mallen enmarmermonsters. Afwijkingen van de door Husly aangedragen monsters werdenniet getolereerd; vervanging van afgekeurde steen was voor de rekening van deaannemers. Aangezien de beschrijving in het bestek overeenkomtmet de uitgevoerde

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

situatie, maar in detail afwijkt van de bewaard gebleven (ongesigneerde enongedateerde)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

201

4. Jacob Otten Husly, vloerontwerp voor de Burgerzaal, ongesigneerd, ongedateerd (circa1773) (tekening collectie Gemeentemuseum Weesp, foto RACM. 2008)

ontwerptekening, zal het bestek naar een tweede, aangepast ontwerp hebbenverwezen, dat helaas niet bewaard is gebleven.

Het ontwerp

Husly's ontwerp voor de marmeren vloer van de Burgerzaal in het stadhuis vanWeesp getuigt zowel van kennis van de klassieke Italiaanse architectuurtraktatenen de gepubliceerde Hollandsclassicistische bouwkunst, als van een moderne,laat-achttiende eeuwse geest wat betreft verfijnde detaillering en technischegeavanceerdheid, of zoals beschreven staat in de Maandelykse NederlandscheMercurius: ‘[...] naar eenen keurigen en goeden smaak, en de juiste voorschriftender Bouwkunde opgetrokken [...]’ (afb. 4).De overwegend witgeaderde marmeren vloer van de Burgerzaal is zo ontworpen

dat hij - als openbare, representatieve wandelplaats - de pilasters tussen deverschillende op deze ruimte uitkomende deuren en portalen harmonieus met elkaarverbindt via banden in de vloer in een afwijkende marmersoort. In de MaandelykseNederlandsche Mercurius werd de vloer als volgt beschreven: ‘De vloer is geheelvan zeer fraaye marmer, en met Compartimenten ingelegt, de banden die regulierop de Deuren en Pylasters strooken, zyn van roode marmer, die van weerszydenen langs de muuren met banden van zwarte marmer worden opgesloten. Demiddelparken door deeze banden omgeeven, zyn uit vier Plaaten van allerfraaistewit en blaauw geaderde marmer, van hetzelfde blok tegen malkander gekeert, zodat ieder Park eene regelmatige Figuur in de speling der aderen uitleverd. Rontomlangs de muur gaat een groote Plint van dezelve marmer, die te gelyk tot neutenonder de Bazementen der Pylasters dient’.De proportionering van een interieur door het verbinden of spiegelen van de wand-

en plafondgeleding aan de vloer door middel van een bandpatroon was een geliefdprincipe uit de zeventiendeeeuwse classicistische interieurarchitectuur en werdgepropageerd in de verschillende tractaten die de belezen Husly zal hebbengekend.11 Zo schreef Gerard de Lairesse over vloerstenen in het hoofstuk over

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

architectuur van zijn Groot schilderboek (1707) waarvan ook Husly een exemplaarbezat: ‘De steenen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

202

5. Vrij abrupt is de overgang van de marmeren vloer naar de sobere ‘Bremerstenen’ vloervan het trappenhuis (foto RACM. 2008)

in de vloer moeten het gebouw gelyk komen, dat is te zeggen, als de kamer pilastersheeft, zo zullen de banden van de vloer daartegen aanloopen of uitkomen, 't zy datde pilasters verre van digt aan malkander staan; moetende de zelve zodanig gelegtworden, dat zy overal een regulier figuur vertoonen, hoewel ‘er verscheideneuitstekken zijn, gelyk onder aan de deur, portaal, alcove, &c. Even als eenvoorzichtige tuinman zyne parken doet, dan een rond, dan een vierkant, achthoekig,enz. maakende dat ‘er altyd een overeenkomende gelykheid is die met de bandensluit. [...] In de kamers of lange gaanderyen, daar de eene zyden met de andereongelyk zyn, is men genoodzaakt met een tussenfiguur d'eene van d'andere tescheiden: en evenwel moeten de banden,

6. Burgerzaal vanuit het trapportaal recht naar voren gezien(foto auteur, 2008)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

203

7. Husly heeft moeten puzzelen om de bandverdeling van de vloer te laten harmoniëren metonregelmatigheden in de plattegrond. De uiteindelijke aansluiting van de gekruistevloerbanden op de schuine voorgevel verschilt van het getekende ontwerp (tekening collectieGemeentemuseum Weesp, foto RACM, 2008: foto auteur, 2008)

die ze sluiten, overal gelyk komen. Indien ‘er aan beide de zyden kolommen zyn,moeten de banden van ieder kolom de gaandery doorsnyden, en van d'eene aand'andere loopen’.12Samenvattend propageerde De Lairesse onregelmatigheid in openingen en

wandgeleding op te lossen door overeenkomsten tussen de vormen te benutten inde vormgeving van het vloervlak. Dit heeft Husly, getuige de wijze waarop hij deasymmetrische ruimtelijke condities heeft verzacht, duidelijk ter harte genomen. Deplattegrond van de Burgerzaal kon aan de voorgevelzijde niet haaks zijn. Ook waren

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

de deuren niet geheel symmetrisch in het wandvlak uitgelijnd. De wandvlakkenkonden geharmoniseerd worden door een decoratie met risalieten en pilasters. Omook in het vloervlak een zo regelmatig mogelijke vakverdeling te verkrijgen heeftHusly in zijn ontwerp een extra band toegevoegd, die echter niet detegenoverstaande pilasters, maar het hart van het trappenhuis met het hart van eendeur aan elkaar verbindt (afb. 6). Het op deze wijze extra aanvullen van een op depilastergeleding aansluitende bandverdeling heeft Husly ook elders toegepast, zoalsblijkt uit een van zijn ontwerptekeningen voor een cassettenplafond in een particulierevestibule.13De door De Lairesse onder de aandacht gebrachte onregelmatigheden als

deurportalen en alkoven, of

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

204-205

8. Het meest in het oog springende aspect van de marmeren vloer van de Burgerzaal inWeesp is het bijzonder rijke materiaalgebruik, in maar liefst vier steensoorten. In deze opzeventiende-eeuwseAmsterdamse voorbeelden geïnspireerde ‘bandvloer’ is onder andere bloemgezaagd venatoCarrara-marmer gecombineerd met het grillige rode St-Rémy-marmer (foto RACM, 2008)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

206-207

9. Bloemgezaagd Carrara-marmer omkaderd door rode St-Rémy en zwarte Naamse banden,zoals staat beschreven in artikel 1 en 5 van het bestek (foto RACM, 2008)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

208

zoals te Weesp het portaal naar de Schepenenzaal, zijn in het vloerontwerpzorgvuldig geïntegreerd (afb. 5). Zoals blijkt uit het verschil tussen deontwerptekening en de uiteindelijk conform bestek uitgevoerde vloer heeft Huslyuiteindelijk nog geschovenmet de precieze plek van de vloerbanden en wandpilastersin het gedeelte bij de schuine voorgevel (afb. 7). Hierdoor heeft hij extra ruimtekunnen creëren voor de omkadering van de afgeschuinde restperken en hierdoorde op de tekening ontbrekende opluistering van twee bandkruisingen met zwartesterren in witte cirkelstenen kunnen toevoegen.

Opvallend materiaalgebruik

Het meest in het oog springende aspect van de marmeren vloer van de WeesperBurgerzaal is het rijke materiaalgebruik (afb. 8). Terwijl bij de meeste marmeren ofandersoortige natuurstenen vloeren in het Nederlandse interieur sprake is vanhooguit twee steensoorten of -kleuren, zijn voor de vloer van het stadhuis maar liefstvier steensoorten gebruikt: behalve twee soorten Carrara-marmer (venato enstatuario) ook effen zwarte Namense steen en geaderd rood ‘Seremiensch’ ofwelSt-Rémy-marmer.14Een bandpatroon uitgevoerd in maar liefst drie steenkleuren (wit, rood, zwart) is

naast Weesp enkel bekend van de galerijen in het stadhuis van Amsterdam. Dit zouals directe verwijzing naar het Amsterdamse stadhuis opgevat kunnen worden, warehet niet dat het vloerpatroon aldaar een specifieke ordening kent die degewelfgeleding spiegelt. Dit is in Weesp niet aan de orde. De hiërarchie van dekleurstelling te Weesp lijkt - wederom - rechtstreeks van De Lairesse te zijnovergenomen, die over de ‘schikking der drie voornaamste marmerstenen’ hetvolgende zegt: ‘Wij weeten dat het wit zwak en teêr is, daarby lieffelyk in 't oog, hetzwart in tegendeel droevig, wreed, en onaangenaam. Stellen wij dan het zwart onderhet rood, en op het rood het wit’.15Wat deze Weesper ‘bandvloer’ zo uitbundig maakt is de speciale rol van de

marmertekening.De rijkgetekende bloemgezaagde venato (geaderde) Carrara-marmeren platen

gecombineerd met het grillige rode St-Rémy-marmer geven een geheel ander effectdan de combinatie van het effen witte Carrara-marmer met de effen rode ZweedseÖlandsteen zoals dat ligt in het Amsterdamse stadhuis. De weinige behoudengebleven zeventiende-eeuwse marmeren, met banden verdeelde vloeren uit dejaren 1660 (Trippenhuis, Museum Ons lieve Heer op Solder) hebben nog niet dierijke marmertekening in het witte marmer, die door de Carrarezen later ‘venato divena grossa ad uso d'Olanda’ zou worden genoemd.16 In hoeverre de uit blokmarmergezaagde, met banden verdeelde vloeren naar ontwerp van Adriaen Dortsman enPhilip Vingboons al bewust uit à livre ouvert gezaagde venato platen zijnsamengesteld, blijft gissen. Zeker is wel dat laatstgenoemde, Philip Vingboons, inzijn tweede boek Afbeeldingen der voornaamste gebouwen (1674) wel specialeaandacht vraagt voor de kwaliteit van het marmer.17 Opvallend is bovendien watWillemGoerree hierover opmerkt in diens D'algemeene bouwkunde volgens d'antikeen hedendaagse manier (1681): ‘De Marmere [vloeren] staan zeer rijk en zindelijk,inzonderheit wanneer ze fray met Fazen, en Spiegels [lees: à livre ouvert], en grooteSteenen in goede orden veranderlijk geordineerd zijn. Hoe ze een-kleuriger en metweinig verandering, gants zedig, en met groote Vakken, of Figuren, wel reguliergeleit werden, hoe ze grootzer en de ruimte van de Salen, kamers en galderijen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

beter bewaren’.18Hieruit blijkt dat men zich in de laatste decennia van de zeventiendeeeuwwel bewust was van de esthetische kwaliteiten van de aderingen in het marmer.Husly's ontwerp voor de marmeren vloer van het

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

209

10. Detail van een bandenkruis, verrijkt met een zwarte Naamse ster in een cirkel vanstatuario (zuiver wit) Carrara-marmer, volgens de omschrijving in artikel 6 van het bestek(foto RACM, 2008)

stadhuis te Weesp verwijst dus duidelijk naar de zeventiende-eeuwse traktaten.Maar er is één detail dat de vloer onmiskenbaar tot een laat-achttiendeeeuwsecreatie maakt: de verrijking van het bandenkruis met een cirkelsteen van loepzuiverwit statuario marmer, ingelegd met een zwarte, achtpuntige ster (afb. 10). Dekleurstelling van de dubbele rood-zwarte banden is op de kruisingen gealterneerd,waardoor de cirkel in een vierkantje ingekaderd lijkt te zijn. De ronde vorm (rozet,cirkel, ster), al dan niet in een vierkant gevat, ter accentuering van een bandenkruisof de hoeken van een omlijsting, is duidelijk geïnspireerd op het zeer invloedrijkevoorbeeldboek Recueil élémentaire d'architecture (Parijs 1757-1768) vanJean-François de Neufforge.19 Hierin worden diverse varianten getoond vanvergelijkbare verrijkingen van vloer- of plafondvlakken. Deze vormentaal was anno1773 erg modieus en vond volop toepassing in de meubel- en interieurkunst. Inandere ontwerpen heeft Husly zelfs direct hieruit geciteerd. Weliswaar kan dit detail(althans als rozet) óók worden teruggevonden in zeventiende-eeuwse ontwerpenvoor bijvoorbeeld cassettenplafonds, maar er is geen enkele aanwijzing

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

210

11. Uit artikel 2 van het bestek blijkt, dat in de scherpe hoek aan de voorgevel (hier onderde moderne radiator) al de rode marmer uit één plaat genomen diende te worden, en hetscherpe driehoekje witte marmer door middel van een sponning erin diende te wordengeschoven. (foto RACM, 2008)

dat dit element in de zeventiende eeuw in een marmeren (band)vloer is toegepast.20

Besluit

Hoewel de vele bekende effen witmarmeren vloeren in particuliere en stedelijkearchitectuur anders doen vermoeden, bewijst de door Husly ontworpen marmerenvloer in de Burgerzaal van het stadhuis te Weesp dat er in de late achttiende eeuwook rijkere en meerkleurigere varianten hebben bestaan. Behalve voort te bordurenop de classicistische bandvloer, zoals bijvoorbeeld Abraham van der Hart enkelejaren later in de vestibule en het trappenhuis van het NieuweWerkhuis te Amsterdam(1779-1782) zou doen, werden er ook fantasievollere patronen bedacht. Uit 1802dateert een ontwerp van Matthias Soiron (1748-1834) voor een vierkleurige (!)marmeren vestibulevloer in het huis Markt 14 te Maastricht. Daarin vormt eenachtpuntige ster in een cirkelsteen in een grijsmarmeren ruit het hart van eenzwartomzoomde vloer met een diagonaal weefwerk van witte en rode marmerenbandjes op een zwartmarmeren achtergrond.21;

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

211

Bestek

Gemeentearchief Weesp, Archief Stadhuis (ongeïnventariseerd)Bestek voor de marmeren vloer van de Burgerzaal van het Stadhuis van Weesp,aangenomen ter somma van f 1975 door Jan Huyberts, A. Frauen en zoon, JanPoggeman, d.d. 13 november 1773 (afb. 9, 10, 11).

Bestek en Conditien

Waarnaar Hun. Ed. Archb. De Heeren gecommitteerden tot den opbouw van eenNieuw Stadhuis te Weesp aan de minst aannemende zullen aanbestedenHet maaken, leveren, en leggen van een marmeren vloer, met banden van zwarteNaamsche steen, en Seremiensche Marmer doorsneden als mede de geaderdemarmeren plinten langs de Muuren Soclums onder de Pylasters en neuten onderde Deur Couzijnstijlen alles voor de Burgerzaal van het stadhuis te Weesp.

Art. 1 De geheele Vloer bestaande uit sestien vakken met het porta al voorschepenen kamer, zal door den aannemer gelevert worden van gezaagde Plaatenvan wit geaderde marmer een duim dik, te rekenen na dat de zaagsnede daarafgerekent is, dus 1 dm blijvend.In ieder vak vier plaaten, uit hetzelfde blok vlak en regt gezaagd en tegen malkandergekeert, en geaccordeert; de naaden digt en wel geslooten en alles zuiver waterpasgelegt.art. 2 In de schuine hoek aan de voorgevel tegen Burgemeester Kamer insgelijks

in het middenvak voor het balcon; twee plaaten als booven. Een duim dik uitmalkander gezaagt en gekeert. Doch in de scherpe Hoek aan de voorgevel zal alde roode marmer uit een Plaat genomen worden en het driehoekje van de witgeaderde Marmer met een sponning in dezelve worden ingeschoven en vastgemaakt, om alzoo dit stuk naar de mal gewerkt zijnde in eens te komen leggen.Art. 3 In het Deurcouzijn tot den uitgang op het balcon, moet gelegt worden een

marmere treede lang 6 voeten, breed 9 duim dik 7 duim met een wel van buiten,verder naar de mal van pas gewerkt.Insgelijks op het Balcon tot een vloer vijf vloersteene van beste witte geaderdemarmer van 24 duim vierkant, alsmede een strook dito marmer lang 5 voet 4 dmbreed, 13 ½ dm dik, 1 dm schoon, alles rontom de reeds staande Bremer steen vanpas gewerkt en geslooten.Art. 4 Al het voorschrevene zal gelevert worden van allerbeste witte geaderde

marmer zonder enig gebrek, voldoende aan het monster, en zoo wel egaal vanblaauw en wit als die met mogelijkheid zal te bekomen zijn. Waarom den Aannemereen of meerder Plaaten van het Blok gezaagd hebbende hetzelfve zal moeten doenkeuren, en zal geen marmer mogen gebruiken, die niet alvoorens voor goed gekeurtis op verbeurte van dezelve schoon reeds geheel of gedeeltelijk bewerkt of gelegdzijnde, voor zijn Rekening op de eerste aanzegging te zullen moeten veranderentot genoegen van de Heeren aanbesteders. Zullende bij weigering van dien hetzelvevoor des aannemers Rekening door de Heeren aanbesteders verandert worden,en de onkosten daarop loopende van zijne bedongene penningen worden gekort.Art. 5 De Banden van de eene Pylaster tot de andere daar tegen overstaande

doorlopende en dezelve in Perken afdeelende, zullen verdeelt en gelegt wordengelijk de Teekening zulks aanwijst, uit roode of zogenaamde Siremiensche marmer

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

naar het monster en uit gesleepen of gezaagde zuiver zwarte Naamsche steen allesvan strooken 1 duim dik schoon of blijvens ter langte en breedte als de Tekeningaantoont.De naaden op dezelve wijze gebrooken als in de Tekening is aangeweezen.Alles zuiver gekant, vlak en digt in malkander geslooten zonder het minste gebrekwankant of Boeren tzij die in de bewerking, het leggen of het opschuuren mogtenvoorvalen, zijnde dit alles voor risico van den aannemer.Art. 6 Daar de voorschreven Banden elkander doorsnijden, zal eene zuivre witte

statuaire steen van eene circelronde gedaante houdende 15dm in diameter en dik2 duimen gelegt worden in het centrum van deeze

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

212

steen moet ten diepte van 1 dm ingelegt worden eene agtpuntige ster van zuiverezwarte Naamsche steen met goede specie vast gemaakt en zuiver en accuraatbewerkt. Dus zullen er met die voor het Trapgat Elfs tuks van deeze steenen benodigtzijn.Art. 7 De Banden ront om langs de muuren insgelijks van roode Seremiensche

marmer en Naamse steenen naar de Tekening ingelegt, desgelijks de Banden voorde groote Trap, en in het Portaal naar de Schepenen kamer en tusschen deDeurcouzijnen stijlen zullen strooken van Naamsche steen dik 1 dm schoon, ofblijvens, ten langte van de wijdte van het Deurcouzijn, en ter breedte van de dikteder stijlen gebragt worden.Alees mede onder de stipte bepaaling bij Art 4 breeder vermelt zullende al deNaamsche steen zuiver zwart moeten zijn zonder witte streepjes of vlakken, endeSeremiensche marmer aan het monster moeten voldoen of afgekeurt worden.Art. 8Nog zal den aannemer leveren en stellen de witgeaderde marmeren Plinten

langs demuuren rondom de geheele zaal, en het Portaal voor de Schepenen kameralles ter hoogte van 14 duim en ten dikte van 1 ½ duim.Insgelijks de Cantelare stukken van dito marmer ter breedte van 9 duimen, en terdikte van 3 ¾ dm, insgelijks hoog 14 duimen.Als mede tien paar neuten onder de deurcouzijn stijlen dus 20 stuks plinten in dendag van de stijlen breed 10 dm dik 1 dm mede hoog 14 dm.Nog twee paar neuten en de Plinten in de twee groote Deurcouzijns voor Schepenenzoo groot dezelve zullen nodig zijn.En eindelijk veertien Soclums onder de Bazementen der Pylasters breed 26 duim,dik 2 dm hoog 14 dm, benevens 28 stukjes ter weerzijde deezer soclums breed 6dm dik 2 dm hoog 14 dm met 14 dekstukjes op de soclums, lang 26 dm breed 10dm dik 1 dm om de gemetselde Pylasters uitgekeept.Ten laatste vier soclums onder de vier pylasters in de hoeken, dik 11 dm breed 11dm hoog 14 dm.Al de marmer tot deeze Plinten, Neuten, Soclums, enz zal van hetzelve allerbestesoort moeten zijn, als bij art 4 van de Plaaten breeder gespecificeert staat, en onderdezelve conditien.Art. 9 Al het voornoemde werk zal door den aannemer in de prompste order, vrij

en vrank ter plaatste staande of leggende gelevert worden, blijvende alle onkosten,'s lands Impost op grove waaren, schuitvragten, Transporten, Slaapgelden,Leverantie van Pleister en Coper draat voor Rekening van den Aannemer.Art. 10 Ook zal den Aannemer behalven de voorschreeven leverantie, nog voor

zijn privé Rekening moeten leveren de noodige, bekwame, en kundige metselaars,met dezelver opperlieden, zoo veel als den aannemer oordeelt nodig te zijn om hetwerk in den bepaalden tijd te konnen leggen en stellen.De Heeren aanbesteders zullen daartoe alleen leveren de noodige schulpen, siment,kalk en zand, dog 't volk voor den aannemer ten zijnen kosten te leveren zal dezelvemoeten doen bewerken en klaarmaaken als 't behoort waartoe hem een bekwameplaats zal aangeweezen worden. De noodige mallen zullen aan den aannemergelevert worden, gelijk ook waar verder bij het leggen of stellen de hulp van eentimmerman mogt nodig zijn.Anders blijft alles voort Rekening en Risico van den Aannemer.Art. 11 De vloer bestorven zijnde, zal den aannemer die door 't nodige volk voor

zijn Rekening in de maand July des aanstaanden Jaars 1774 behoorlijk doenopslijpen en de Plinten, Neuten en Soclums enz verzoeten en

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

213

opschuuren, alles tot genoegen van den Heeren aanbesteders. En in cas vanonverhoopte ongelukken of beschadigen zal den aannemer al hetzelve voor zijnRekening vernieuwen.Art. 12Den aannemer zal van alles verantwoordelijk zijn, deshalven ook van alles

zelve de maaten moeten neemen, en de nodige mallen aan den timmermanopgeeven.Art. 13 Al het voorschreeven werk zal geheel afgelevert gelegen en gesteld

moeten zijn voor ultimo Mey des aanstaande Jaars 1774 op eene boete van drieguldens ten profijte van de gereformeerde Diaconie Armen te Weesp voor iederdag die daar langer an zal gewerkt worden. Men zal zorgen dat den aannemer opPrimo mart des zalvens Jaars zal kunnen beginnen om de vloer te leggen, indienhem onverhoopt de vorst daarin hinderde, zal hij agter daaromtrent geen uitstelbekomen, maar met te meer werkvolk moeten doorzetten ten einde tzelvenagenoegen der Heeren aanbesteders op den bestemden tijd klaar zij.Het opslijpen van de vloer en 't schuuren der Plinten zal in veertien dagen moetengedaan zijn ten genoegen van de Heeren aanbesteders op eenen boete als booven.Art. 14 Indien er onverhoopt eenige duisterheid in dit Bestek plaats had, behouden

de Heeren Aanbesteders de uitlegging daarvan aan haarzelven, gelijk ook indienmen goedvond hier of daar eenige verandering ter verbetering te maaken, zulks zalden aannemer naar goedvinden van den architect ten genoegen van de HeerenAanbesteders voor zijn rekening moeten doen, even of hetzelve in dit Bestek vervat,en op de Tekening aangeweezen was met als het werk den aannemer zal moetengenoegen neemen.Art. 15De Betaling der Bedongene Panningen zal geschieden in twee Termijnen.

De Eerste Termijn wanneer de vloer geheel zal naar genoegen gelegen zijn.De Tweede wanneer al het werk in dit Bestek vervat tot genoegen zal zijn afgemaaktwaartoe den aannemer een schriftelijk bewijs zal moeten produceren.Art. 16 De Aanbesteding zal geschieden op zaterdag den 13 november deezes

jaars in de constitorie kamer in de kerk te Weesp bij besloten biljetten in Inktgeschreeven, behelzende de somma waar voor men als dit Werk op voorstaandeconditien zoude willen aannemen, en ondertekent door den aannemer zelve dieverpligt zal zijn ten genoegen der Heeren Aanbesteders Een of Twee suffisanteBorgen te stellen, welken zig voor de uitvoering van het werk in manierevoorschreven als borgen en Principaal komen te verbinden en even als denaannemer zullen moeten verkiezen Domicilum Citandi en Executandi binnen deStad Weesp

't geen voorschreven bij mij ondergetekende aangenomen voor eene zomma vanduysent negenhondert vijf en zeventig guldens door mij getekendeJan HuybertsA. Frauen en zoonJan Poggeman

Hebbende tot Borgen gesteldCornelis Muyswinkel en Jacob Teyler de Bree

Actum Weesp den 13 November 1773In kennisse van mij secretaris M. van Marken

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

214

Verklarende woordenlijst

Soclums: sokkels (afgeleid van het Franse ‘socle’). Het gebruik van het verbasterde‘sokkel’ werd pas later gebruikelijk, volgens Van Dale vanaf 1863 (Van Dale).Wankant: De term ‘wankant’ is vooral in gebruik bij het zagen van hout uit

boomstammen (Van Dale). Bij steenbewerking betekent het een zijde van de(vloer)steen of plaat die niet gekantrecht is. Deze zijde is nog niet haaks en/of heeftnog het ruwe, onregelmatige oppervlak van het blok waaruit de vloersteen gezaagdis.Boeren (zelfstandig naamwoord, mv.): afgebrokkelde hoeken. Als

werkwoordsvorm: het afbrokkelen van de scherpe kanten bij gehouwen steen (VanDale).Besterven: na een bewerking geheel tot rust komen, m.n. stijf en droog worden

(verf, metselwerk) (Van Dale).

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

216

Een zeldzaam voorkomende kerkvloer: een patroon gelegd in tegels van wit marmer, rougeroyal en vermoedelijk serpentino. R.K. St. Martinuskerk te Gendringen (foto RACM, T.Hermans, 2001)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

217

Witmarmeren gang met hardstenen omranding, ingelaten met een ruitmotief in rouge royal,een gepolijste zandkleurige steen en hardsteen. Buitenplaats Zypendaal te Arnhem, daterenduit de bouwtijd, omstreeks 1762-1764 (foto RACM, 2005)

Eindnoten:

1 Zie voor de bouw- en verbouwingsgeschiedenis van het stadhuis te Amsterdam: Vlaardingerbroek,P.F., Het stadhuis van Amsterdam. De bouw van het stadhuis, de verbouwing tot koninklijk paleisen de restaurafie (proefschrift Universiteit Utrecht) Utrecht 2004.

2 Opmerkelijk is dat dit vloerontwerp van Husly, evenals enkele andere interieurontwerpen voorhet Weesper stadhuis, onvermeld zijn gebleven in de monografie, c.q. oeuvrelijst van J.O. Husly.Duisenberg, A., J. J. Otten Husly (1738-1796) Avantgarde architect tijdens de Verlichting,Rotterdam 1998.

3 Voor een algemeen overzicht van de bouwgeschiedenis van het stadhuis van Weesp zie: Stork,A., ‘Het stadhuis van Weesp’, Bulletin KNOB 12 (1959), pp. 237-250.

4 Gemeentearchief Weesp, Archief Stadhuis (ongeïnventariseerd), Rekening L.F. Drückd.d. 8 juni1771. Vergelijk Stork 1959, 244. Drie ongesigneerde plattegronden voor een afwijkend plan,hebben een zelfde handschrift als Drücks plattegronden voor Huis van Brienen, Herengracht182 (Rijksmuseum, collectie K.O.G). Fock, prof. dr. C.W. [red.], Het Nederlands in te rie urinbeeld, Zwolle 2001, pp. 264-265.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

5 Gemeentearchief Weesp, Archief Stadhuis (ongeïnventariseerd), Rekening Husly d.d. 14 oktober1780.

6 Nog uit 1772 dateert een rekening van Asmus Frauen & zoon te Amsterdam aan de stad Weesp‘voor het maaken van drie deferente teekeninge voor de voorgevel van het stadthuijs volgensuwe order’. Gemeentearchief Weesp, Archief Stadhuis (ongeïnventariseerd).

7 Timmermansbestekken hebben vaker bronwaarde voor de kennis van natuurstenen vloeren inhet interieur. Met name achttiende-eeuwse verbouwingsbestekken kunnen in het deel voor detimmerman nog wel eens aanwijzingen geven over het aanbrengen of wegbreken van stenenvloeren. Om (marmer)stenen (plaat)vloeren met de daarbij behorende kalk- en schepbeddinggelijk uit te laten komen met een naastgelegen houten vloer, diende de hoogte van de balklagenaangepast te worden.

8 De oorspronkelijke bevloering van het bodenhuis is verdwenen. De ruimten zijn structureelgewijzigd en zijn tegenwoordig bevloerd met moderne witmarmeren tegels.

9 S.n., ‘Beschrijving van het Nieuwe Stadhuis teWeesp’, Maandelykse NederlandscheMercurius,Amsterdam 1776, p. 159.

10 Het formaat 24 duim wordt in de bronnen (voor zover bekend) voor het eerst genoemd in 1693in Rotterdamse en Amsterdamse boedelinventarissen van enkele grote marmerhandelaren,maar wordt pas in de loop van de achttiende eeuw iets gebruikelijker. De door Husly genoemde24 duims witte marmeren vloerstenen in de vierschaar meten in situ 661 mm bij 661 mm. Voorde ontwikkeling van standaardformaten Italiaanse, Zweedse, Naamse en andere vloerstenengedurende de zeventiende en achttiende eeuw zie het te verschijnen artikel: Groeneveld, I., ‘Ingoede orde veranderlijk geordineerd’. Natuurstenen vloeren in het Amsterdamsewoonhuisinterieur1620-1770’, te verschijnen in Bulletin KNOB.

11 Husly had onder andere de werken van Gerard de Lairesse en Willem Goeree in zijn bezit.Catalogus Eener Fraaije verzameling Fransche, Nederduitsche en Latijnsche BoekenWaaronderfraaije werken uitmunten. Nagelaaten door wijlen den Beroemde Architect Jacob Otten Husly[...] te Amsterdam bij T. Craijenschot en J. Yver, 1798. Deze catalogus is als bijlage gepubliceerdin: Duisenberg, Aimée, J. Otten Husly (1738-1796) Avant-garde architect tijdens de Verlichting,Rotterdam 1998, pp. 106-111.

12 Lairesse, G. de, Groot Schilderboek, deel 2 ‘Achtste boek Van de architectuur of Boukunde’,Amsterdam 1707, p. 61.

13 Ongedateerd en ongesigneerd ontwerp voor plafond en wanden met stucdecoraties.Rijksmuseum, collectie K.O.G., tek. Q 169. Zie: Duisenberg 1998, p. 68.

14 Rode ‘Saint-Rémy-sche’ marmer afkomstig uit de marmergroeven van het trappistenkloosterSaint-Rémy bij Rochefort (prov. Namen) werd o.a. ook door Leendert Viervant toegepast voor‘marmere monumenten’ in het trappenhuis van het stadhuis te Weesp en in het trappenhuis vande ovale zaal van het Teylers Museum (1784).Molen, J.R. ter, ‘De Teylers Stichting te Haarlem en haar achttiende-eeuwse stichtingsgebouwen’,Teylers 1778-1978. Studies en bijdragen over Teylers Stichting naara anleiding van het tweedeeeuwfeest, Haarlem/Antwerpen 1978, afb. 66 en 67, Bijlage II, nr. 49, p. 213.Over de geschiedenis en exploitatie van deze marmergroeve zie: Van Itterson, A., Historiquede la carrière de marbre de Saint-Remy à Rochefort, Cercle culturel et historique de Rochefort,monographie no 4, (Extrait de Parcs Nationaux. Bulletin trimestriel de l' A.S.B.L. Ardenne etGaume, Volume XVIII, fascicule 3) p. 3-19: Van Itterson, A., L'exploitation de la carrière demarbre de Saint-Remy au XVIIIè siècle. Cercle culturel et historiquede Rochefort, monographieno 5 (Extrait de Namurcum no 2) (1964) pp. 17-30.

15 De Lairesse 1707, p. 59.16 Zie het te verschijnen artikel ‘In goede orde veranderlijk geordineerd’ (zie noot 10).17 Vingboons, Ph., Afbeeldingen der voornaamste gebouwen, Amsterdam 1674, bijschriften bij

platen 1-2 (Kloveniersburgwal 77), 7-8 (Oudezijds Voorburgwal 205-207), 31-34 (Herengracht386), 35-36 (Keizersgracht 577), 46-50 (Herengracht 364-370).

18 Goerree, W., D'algemeene bouwkunde volgens d'antike en hedendaagse manier, Amsterdam1681, p. 168.

19 Neufforge, J.-F. de, Recueil élémentaire d'architecture, deel VI, Parijs 1765, vanaf plaat 301:Hoewel Husly dit werk niet in zijn bezit had, heeft hij het duidelijk wel bestudeerd. Duisenberg1998, pp. 18-20,71-73.

20 Voor zeventiende-eeuwse ontwerpen van plafond- en wandbetimmeringen, zie Fock 2001, p.68 en 73.

21 Keijser-Schuurman, W.E.S.L., ‘De tekenalbums van Matthias Soiron, een unieke collectie’, in:Haye, R. de la, J.H.M.M. van Hall & G.H.A. Venner (ed.), Achter de Minderbroeders. Opstellenover bijzondere stukken en voorwerpen van het Rijksarchief Limburg, Maastricht 1996, pp.273-276.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

218

Judith ToebastDe leemvloer in een boerderij

De leemvloer werd de afgelopen eeuwen in boerderijen als werkvloergebruikt. In de literatuur wordt echter nauwelijks over de leemvloer gerept.Was de kennis hierover zo algemeen bekend dat opschrijven niet nodigwas, of was het onderwerp te min om over te spreken? Nog maar weinigmensen weten hoe een traditionele leemvloer werd aangebracht om deeenvoudige reden dat dergelijke vloeren niet meer worden toegepast.1

Verspreiding

Leem bestaat uit klei en zand. In Bouwkundige termen van Haslinghuis en Jansewordt vermeld dat in het bouwbedrijf leem gebruikt wordt voor het bestrijken vanwanden, schoorsteenboezems, plafonds en dergelijke en als bekleding vanvlechtwerkvullingen. Een lemen vloer wordt in zijn geheel niet genoemd in dezeverklaring.2Ook door boerderij-onderzoekers wordt nauwelijks geschreven over lemen vloeren

(afb. 1). Überhaupt wordt er nauwelijks iets gezegd over het materiaal waaruit devloer van het bedrijfsgedeelte van de boerderij bestaat. Bijna alle studies zijn gewijdaan de indeling van het functionele boerenbedrijf. Veelal wordt er gesproken overeen dorsvloer, doordat in oorsprong de boerderijen allen gemengd waren. Echter,op het materiaal van deze vloeren wordt niet ingegaan. Hierdoor is het moeilijk tezeggen waar het verspreidingsgebied ligt van de lemen vloer. Boerderij-onderzoekerUilkema heeft in slechts enkele schetsen een aantekening geplaatst over hetmateriaal van de dorsvloer.3 In enkele gevallen hiervan betreft het een lemen vloer,in andere gevallen een aarden of houten vloer. De aantekening van leem bij deschetsen komt veelal in de provincies Friesland, Drenthe en Overijssel voor. Hetzou kunnen zijn dat in de overige provincies de modernisering eerder heefttoegeslagen. Of dit werkelijk een goede verklaring is, is onduidelijk. De provincieGroningen, die immers ook in het noord-oosten van Nederland ligt, is door Uilkemadusdanig weinig onderzocht, dat die enkele voorbeelden niet representatief zijn voorde provincie. In de provincie Gelderland schreef Uilkema slechts eenmaal in eentekening ‘leem’ op de deel. Het is belangrijk om hierbij te realiseren dat Uilkema zijnonderzoek uitvoerde tussen 1914 en

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

219

1. De lemen werkvloer in een van de boerderijen van het Nederlands Openlucht Museum(foto auteur, 2008)

1934. Mogelijk had de modernisering toen al gezorgd voor het verdwijnen van eengroot aantal lemen vloeren.In de stolpboerderijen in Noord-Holland, waar zich voornamelijk veeteeltbedrijven

bevonden, kwam de leemvloer, met uitzondering van Wieringen, niet voor. De deelbestond daar uit aangestampte klei.4 Vanaf de achttiende eeuw werden volgensbestekken van boerderijen in de provincie Zeeland houten vloeren als dorsvloertoegepast. Leem zal dus ook hier nauwelijks zijn voorgekomen.5 In Zuid-Hollandkwamen lemen vloeren in elk geval voor in de Alblasserwaard.6Gesteld kan worden dat lemen vloeren op veel plaatsen in Nederland voorkwamen,

ook in de gebieden waar klei niet meteen voor handen was. Doordat de meesteverdwenen zijn, is op deze manier moeilijk te achterhalen wat het precieze

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

220-221

2. Nat geworden en beschadigde lemen werkvloer in boerderijmuseum De Lebbenbruggete Boculo (foto RACM, E. Koldeweij, 2008)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

222

verspreidingsgebied van de lemen vloer in Nederland was. Lemen vloeren zijn nietalleen aangetroffen in boerderijen, maar ook in enkele andere gebouwtypen, zoalskerken, bijvoorbeeld de Abdijkerk te Rolduc, en stedelijke woonhuizen. De kennishierover is echter gering.

Historie

Leemvloeren zijn al sinds de ijzertijd op het Nederlandse grondgebied toegepasten waarschijnlijk zelfs eerder. Concrete aanwijzingen hiervoor zijn er slechts weinig.Bij archeologische opgravingen blijkt het oorspronkelijke loopniveau door lateregrondbewerkingen vaak verstoord en de meeste vloeren blijken geruimd te zijn. Uitde schaarse beschikbare gegevens valt af te leiden dat zowel de vloer van hetwoongedeelte als het bedrijfsgedeelte in leem werd uitgevoerd. Vanaf de latemiddeleeuwen werden in het woongedeelte in toenemendemate andere materialendan leem toegepast, al kwamen leemvloeren ook nog volop voor. De deel, ofwelde werkvloer, is nog eeuwen langer in leem uitgevoerd. Als leemvloeren inarcheologische context worden aangetroffen en gedateerd worden aan de handvan aangetroffen materiaal, komt men echter over het aanbrengen bij de opgravingweinig te weten.De deel gebruikte men onder meer om op te dorsen. Hiervoor was de leemvloer

uitermate geschikt, mits deze goed was aangelegd. Op een te harde leemvloer werdhet graan uit de aren gepiet, op een te zachte vloer werd het graan onvoldoendegescheiden van de aren en sloeg men kuilen in de vloer.Vanaf de negentiende eeuw en zeker nog tot ver in de twintigste eeuw heeft de

modernisering in het agrarische bedrijf er voor gezorgd dat de leemvloer in veelgevallen is verdwenen. Het dorsen werd gemechaniseerd, waardoor de deel alsdorsvloer in onbruik raakte. De stenen vloer deed zijn intrede en later de betonvloer.Deze vloeren waren duurzamer: zij waren veel minder gevoelig voor slijtage enbeschadiging. Daar staat echter tegenover dat deze harde vloeren ongeschikt warenvoor handmatig dorsen. Deze vernieuwingsdrang heeft er toe geleid dat leemvloerentegenwoordig nog slechts bij uitzondering worden aangetroffen.

De fysiologische samenstelling van de traditionele leemvloer

Omdat boerderijen werden gebouwd met behulp van kennis die via overlevering opde volgende generatie werd overgebracht, zijn er nauwelijks bouwtekeningen ofbestekken van boerderijen. Als er een bestek of tekening voorhanden is, is dat eenuitzondering.7 Ook de kennis van het aanleggen van een leemvloer werd van vaderop zoon doorgegeven. Door ervaring wist men hoe men een goede leemvloer konaanleggen. De verhoudingen van de grondstoffen, de verwerking, het aanbrengenen de uithardtijd kwamen nauwkeurig om een duurzame vloer te verkrijgen. En alsde vloer eenmaal gereed was, dan was het ook nog noodzakelijk hier met enigbeleid mee om te gaan, want leemvloeren zijn van nature vrij kwetsbaar. Er moetbijvoorbeeld vermeden worden dat zij onnodig nat worden. Leemvloeren nemenredelijk gemakkelijk vocht op, met als gevolg dat zij zacht worden en daardoor snelbeschadigen (afb. 2).

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Leemvloeren werden opgebouwd uit een mengsel van klei, zand en vocht. Deklei en het zand werden over het algemeen - indien beschikbaar - in de directeomgeving van de boerderij gehaald. Hoe vetter de klei, hoe beter dat was voor deduurzaamheid van de vloer. Echter, vette klei moest langer drogen, wat in een aantalgevallen nadelig was. Naast het kleigehalte was vooral het vochtgehalte van belangin verband met het ontstaan van drogingsscheuren; daarom werd het vochtgehaltezo laag mogelijk gehouden. Als vocht werd normaliter geen water

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

223

3. Tijdens het drogen van een nieuwe leemvloer ligt de deel er desolaat bij(foto RACM, SHBO)

gebruikt, maar paardenurine, omdat hierdoor het leem beter uithardde. Dezegrondstoffen werden gemengd met een hakbeitel of - bij grote hoeveelheden - doorhet fijnstampen door paarden of grofvee, zodat er een goede homogene massaontstond.

Het aanbrengen van een traditionele leemvloer

Na het egaliseren en waterpas maken van de ondergrond kon het leem wordenaangebracht. Om de vloer te verdichten werd het leem vervolgens aangestampt endaarna met de plak of het slaghout geklopt. Om het leem niet te beschadigen werdener eerst planken over de nieuwe vloer gelegd, waarop men kon staan om de vloerte kloppen. Deze planken werden telkens verlegd, totdat de hele vloer was geklopt.Hierna liet men de leemvloer enkele dagen drogen, totdat er niets meer aan de plakbleef hangen (afb. 3). Vervolgens werd de vloer weer geklopt om de barsten uit hetleem te krijgen. Dit proces ging door tot de vloer geheel glad was.Om de nieuwe vloer tegen vocht te beschermen bestreek de boer na drie tot vijf

weken, als de vloer

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

224

4. Het teren van de leemvloer (foto RACM, SHBO)

geheel was uitgedroogd, het oppervlak met dierenbloed- of urine. Maar hij deed ditalleen als stank geen probleem was. Een andere optie was de vloer te teren (afb.4). In beide gevallen werd er zand of hamerslag (grove steenslag) over de laaggestrooid en werd de vloer opnieuw geklopt, zodat er een harde en vaste vloerontstond.Bij het aanbrengen van leemvloeren was dus zorgvuldigheid geboden. De

duurzaamheid hing af van de wijze waarop de vloer was aangelegd en hoe ervervolgens na het drogen en in het dagelijks gebruik mee werd omgegaan.Leemvloeren die goed werden aangelegd verdienden zichzelf terug.

Repareren

Repareren van de vloer is een moeilijke zaak. Doordat oude en nieuwe leem slechtaan elkaar hechten, is het lastig een gedeelte te vernieuwen. Als dit toch noodzakelijkwas, moest men het te vernieuwen gedeelte recht naar beneden uitstukken en weeraanvullen. Was een leemvloer voor reparatie te sterk beschadigd, waardoor dezeals dorsvloer niet langer geschikt was, dan restte de boer niets anders dan de helevloer te vervangen. Repareren was slechts een noodoplossing. Ook al kostte hetde boer veel moeite de oude leemvloer te verwijderen, dit was de enige oplossingom weer een duurzame vloer te krijgen.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

225

Moderne leemvloeren

Tegenwoordig zijn er anderemethoden en technieken om leemvloeren aan te leggen.Deze wijken voornamelijk af door het gebruik van machines. Thans wordt er lijnolietoegevoegd om het risico op krimpscheuren te verkleinen en tevens devochtbestendigheid en de slijtvastheid te verbeteren. Ook wordt er soms een waslaagals afwerking toegevoegd.

De moderne leemvloeren worden echter niet aangelegd om een functie in eenagrarisch gebouw te vervullen, maar vanwege het architectonische effect in eenmuseale omgeving. De tijd van de functionele leemvloeren in agrarische gebouwenis voorbij.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

226-227

Lemen werkvloer in de deel van een boerderij (foto RACM, collectie SHBO)

Eindnoten:

1 Als algemene literatuur zijn voor dit artikel de volgende boeken gebruikt: Minke, G, Das NeueLehmbau-Handbuch, Freiburg 2001: Niemeyer, R, Der Lehmbau, Freiburg 1982; Prooije, L.A.van, De vakleu en et vak. Boerderijbouw in Oost-Nederland vanaf de eeuwwisseling tot ca. 1940.Vaktermen en werkwijze, Arnhem 1999 (vierde druk), pp. 87-88.

2 Haslinghuis, E.J. en H. Janse, Bouwkundige termen: Verklarend woordenboek van de westersearchitectuur- en bouwhistorie, Leiden 2001 (4e dr.), p. 291.

3 Zie: Olst, E.L. van, Uilkema, een historisch boerderij-onderzoek, Boerderij-onderzoek in Nederland1914-1934, Arnhem 1991, o.a. p. 36, 51.

4 Informatie afkomstig van Boerderijenstichting Noord-Holland.5 Mondelinge communicatie met Piet van Cruyningen, mei 2008.6 Groningen, C.L. van, De Alblasserwaard, Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst.

Geïllustreerde beschrijving, Zeist/Zwolle 1992, pp. 381-382.7 Zie Vries, D.J. de, ‘Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen, Bestek van een “Landt huys” uit 1539’

Boerenbedrijvigheid: Voortgang en behoud; Jaarboek RDMZ 2003, Zeist/Zwolle, 2003, pp.203-211; Cruyningen, P.J. van, Boerderijbouw in Zeeland van de tiende tot de twintigste eeuw,Utrecht 2002, pp. 195-208.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

228

Veerle Meul‘Als ieder zijn vloer keert, is het in alle huizen schoon’:behoud en preventief onderhoud van historische vloeren

Herstel en vervanging van vloeren behoren tot een lange traditie vanvakmanschap. De conservering en reatauratie ervan zijn daarentegenrecentere disciplines. Dit artikel legt de nadruk op de dagelijkse zorg voorhistorische vloeren waarin niet de specialisten, maar de beheerders ofbewoners van een pand de belangrijkste actoren zijn. In het eerste deelworden enkele belangrijke principes van de preventieve conservering ophistorische vloeren toegepast. Het tweede deel gaat over preventiefonderhoud van hoofdzakelijk natuurstenen, keramische en houten vloerenals een van de belangrijkste behoudsstrategieën.

I. Behoud: tien schadefactoren beheersen

Behoud of preventieve conservering omvat alle acties en maatregelen gericht ophet voorkomen van schade en het vertragen van verval. Dit komt vaak neer op hetbeheersen van de omgevingsfactoren zonder het materiële erfgoedobject zelf tewijzigen.1Preventieve conservering heeft als doel mogelijke schade tijdig te identificeren,

te analyseren, te wegen en vervolgens te beheersen.Risk management for cultural heritage, zoals gepropageerd door het ICCROM

(International Centre for the Study of the Preservation and Restoration of CulturalProperty), het Canadian Conservation Institute en het Instituut Collectie Nederland,is een

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

229

1. In situ majolicategels, zoals deze in kapel de Gros (Sint-Jacobskerk) te Brugge (mogelijklaat vijftiende-eeuws), zijn uiterst zeldzaam. Ze zijn bijzonder kwetsbaar voor slijtage, omdatdedecoratie in de glazuurlaag zit. Ze zouden daarom ook beter niet meer intens belopenmogen worden. (foto auteur, 2008)

methode voor preventieve conservering die toelaat om toekomstige schade of verliesrelatief te kwantificeren en te vergelijken.2 Het is een beloftevol alternatief voorproblematische ‘ideale’ museale conserveringsrichtlijnen in het historische interieur.Hoe groot het risico is van een bepaald schadescenario blijkt uit de score van eenaantal parameters: de waarschijnlijkheid van een incident dan wel calamiteit ofsnelheid van een degradatieproces, de omvang van de aantasting, en het verliesaan erfgoedwaarde. Het beheersen van de risico's komt veelal neer op een viertalstappen: het voorkomen, het blokkeren, het reageren - handelingen van preventieveconservering - en het remediëren - doel van de interveniërende conservering enrestauratie.Demethode deelt alle behoudsrisico's op in drie processen (zeldzame calamiteiten,

sporadische incidenten en langzame degradatie) en volgens tien schadefactoren.Deze zijn: lichtstraling, ongedierte, verontreiniging, fysische krachten, verkeerderelatieve vochtigheid, verkeerde temperatuur, dieven en vandalen, brand, water enverlies aan context of verwaarlozing.Ook binnen de zorg voor historische interieurs biedt deze predictieve en

preventieve benadering een methodisch houvast. De belangrijkste behoudsrisico'svan historische vloeren zijn volgens dezelfde

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

230

principes te identificeren en te analyseren.3 Per risicofactor zijn beproefdemaatregelen te noemen die beogen de verwachte schade te voorkomen, teblokkeren, op te sporen en er gepast op te reageren.

Mechanische schade

Langzame mechanische schade

Bijna alle vloeren slijten af door wrijving. Dit gebeurt langzaam maar zeker, intoenemende mate daar waar vloeren belopen worden (afb. 1). In de twee Londensekerken Westminster Abbey en St. Paul's Cathedral berekende men dat degemiddelde slijtage door bezoekers per tien jaar ongeveer één millimeter bedraagt.4Het toenemen van bezoekersaantallen in historische interieurs kan deze irreversibeleschade versnellen. De slijtage gaat ook sneller wanneer voorwerpen die harder zijndan de vloer het oppervlak mee bekrassen. Zandkorrels of grind onder voetzolen,onder rolwieltjes of onder een belopen tapijt werken als schuurpapier. De schadeis het snelst zichtbaar bij gepolijste natuurstenen en geglazuurde keramiek; zekrijgen doffe en lichte plekken. Ook bij geboende houten vloeren valt loopschadesnel op doordat de glanslaag verdwijnt. Wanneer er dan geen preventief onderhoudvolgt, zal het historische patina verdwijnen en zelfs de houtstructuur schade oplopen.

Niet alle materialen slijten op dezelfde manier. Zo ontstaat er een oneffen oppervlakwanneer diverse soorten door elkaar voorkomen. Dit is een bekend fenomeen bijzwart-witte stenen vloeren: witte marmers slijten vlugger dan zwarte tegels, die gaanuitsteken. Bij houten vloeren met hardere en zachtere houtsoorten samen gebeurtdit ook.Een gelaagde steen kan na een intensieve, langdurige slijtage afschilferen, zoals

de veel in kerkvloeren voorkomende zwartemarmerachtige kalksteen. Bij keramischetegels kunnen decoraties in een glazuur- of toplaag zelfs helemaal verloren gaan.Slijtage is in het bijzonder voor grafstenen een grote bedreiging; het verloren gaanvan opschriften, decoraties of figuraties betekent een groot waardeverlies.

Voorkomen van langzame mechanische schade

Onze voorouders beschermden hun waardevolle binnenvloeren veelal zorgvuldig.Het was vaak gebruikelijk om buitenschoenen uit te doen of overschoenen aan tetrekken voordat iemand het huis in kwam. Het ergste vuil werd van de schoenengeschraapt aan voetkrabbers aan de gevel, waarna voetborstels en matten deschoenen verder schoonveegden. Ook tegenwoordig zijn matten een efficiëntestrategie in het voorkomen van schade door slijtage en verontreiniging. Een buitenmatmet metaalprofielen en borstels houdt al veel steengruis van de schoenen tegen.Onderzoek bij The National Trust in Groot-Brittannië heeft uitgewezen dat eenschoonloopmat van drie meter 95% van het vuil aan de schoenen verwijdert.5Bij historische huismusea of monumenten met gecontroleerde toegang kan

aangepast bezoekersmanagement ook slijtage beperken.Maak bezoekers attent op de kwetsbaarheid van het historische interieur. Het

beheersen van het aantal, de frequentie en de grootte van bezoekersgroepen envan hun looproute is een efficiënte strategie tegen slijtage. Soms is een gespreide

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

circulatie beter, om plaatselijke slijtage te voorkomen. In andere gevallen kan hetbeter zijn de looproute te vermijden op waardevolle of kwetsbare delen en die teconcentreren op minder waardevolle delen, op delen in betere staat of op delenwaar een mat ligt. Erg waardevolle vloeren werden vroeger soms helemaal metmatten bedekt, die alleen bij bijzondere

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

231

2. Waardevolle vloeren kunnen met matten of lopers worden bedekt ter bescherming tegenslijtage en krassen door onder meer schoenen. Soms neemt de schade aan de rand daarvanechter wel toe (foto auteur, 2008)

3. In jachtpaviljoen De Notelaer te Hingene dragen bezoekers sloffen over de schoenen alsbescherming voor de achttiende-eeuwse parketvloer (foto Erfgoed Vlaanderen vzw, D. deKievith)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

232

gelegenheden werden weggenomen. Dat gebeurt vandaag soms nog terbescherming tegen slijtage en krassen door schoenen en stoelen. Een loper kanhelpen om schade aan druk belopen stukken af te remmen, maar dan neemt deschade soms wel toe aan de rand van de mat (afb. 2). Kies voor een stof die slijtvastis, vuil vasthoudt, een zachte achterkant heeft en gemakkelijk in onderhoud is. Legde matten steeds op een los ondertapijt; bij voorkeur een kleurloos naaldvilt. Eenondertapijt verlengt ook de levensduur van de bovenmat en verbetert de geluidsenthermische isolatie. Maar verkeerde of niet onderhouden matten zijn voor deonderliggende vloer erger dan géén matten. Zorg er voor dat de beschermende matgeen dampdichte onderkant heeft, dat ze geen kleur of patroon afgeeft en houd zegoed schoon; zand onder de matten werkt - net zoals onder de schoenen - alsschuurpapier.Een aparte behoudsstrategie voor zeer waardevolle en kwetsbare vloeren is de

bezoekers voorzien van sloffen, die zij over hun schoenen moeten aantrekken (afb.3). Het voorzichtig lopen hiermee over unieke parketten blijkt trouwens vaak eenbijkomend effect te hebben van respect voor dit fragiele patrimonium. Indien ergeopteerd wordt voor het exposeren maar niet belopen van een (gedeelte van een)uitzonderlijke vloer, wordt er soms een touw gespannen. Dit gebeurt soms voor eentoegang, of bijvoorbeeld rond een grafsteen, maar dan ondervindt de vloer voor dattouw of rond die steen extra slijtage.6Het aanbrengen van beschermende houten bovenvloeren is een afdoende, maar

wel zeer rigoureuze maatregel tegen slijtage; het publiek kan dan niet meer genietenvan de historische vloer.7 Een subtielere beschermende maatregel voor debescherming van vloeren van uitzonderlijk belang en kwetsbaarheid, zoalsmiddeleeuwse keramische tegelvloeren, is het aanleggen van een platform ofloopbrug er overheen. Maar ook die heeft zijn nadelen.

Incidentele mechanische schade

Op vloeren kunnen allerlei krassen ontstaan door het slepen van voorwerpen(meubels, piano's, verlichting) of door agressief onderhoud waar schuren aan tepas komt. Houten vloeren zijn gevoelig voor indeuking onder het gewicht vanmeubelpootjes of schoenhakken met een oppervlakte kleiner dan een postzegel.Iedereen kent het pokdalige oppervlak van houten vloeren waarop met naaldhakkenis gelopen.Vloeren met tegels of kleinere onderdelen die los of niet meer effen liggen, zijn

heel kwetsbaar voor mechanische schade. Als erop gelopen wordt, slijten en brekenze veel sneller. Ook worden zo de randen van de omliggende delen geschonden.Alle vloeren, maar vooral onbuigzame natuurstenen en keramische vloeren, zijn

gevoelig voor mechanische schade wanneer er een zwaar voorwerp op valt.Afschilfering, scheurvorming, breuken of diepe krassen zijn het gevolg. Overlastvan druk- en buigkrachten, bijvoorbeeld bij het plaatsen van stellingen of eenhoogwerker, kan tot een breuk leiden. Dat gebeurt vaak bij tegels en grafstenenboven een holte, bijvoorbeeld in kerkvloeren. De meeste breuken hebben letterlijkeen onderliggende oorzaak. Door ongelijke zettingen, een verzwakte onderliggendeconstructie of ondergrond ontstaat er mechanische schade en komen vloeren loste liggen. Sommige draagvloeren geven spanningen en bewegingen van het gebouwdoor aan de vloer, die dat niet kan opvangen en breekt.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Zeker bij terrazzo, mozaïek en gietvloeren die een hechtende en bijna monolietelaag vormen, kan dat grote scheurvorming opleveren. Ook kan hierdoor de toplaagloskomen van onderliggende lagen, of een tussenlaag van de draagvloer, waardoor

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

233

holten ontstaan met alle gevolgen vandien. Bijzonder kwetsbaar zijn oude tegelsdie herplaatst zijn in een cementmortel. Dit materiaal is veel sterker dan de steenof keramiek zelf en bij spanning op de vloer raken de tegels beschadigd in plaatsvan de voeg, zoals dat vroeger met kalkmortel het geval was.Veel historische tegelvloeren zijn ooit herlegd, wat bijna altijd zijn sporen heeft

nagelaten: afgebroken randen en hoeken, scheuren of afschilfering. Vooral detwintigste eeuw heeft veel vloeren getekend door werkzaamheden aan leidingen,aan brandbeveiligingsinstallaties of onderliggende structuren. Er zijn maar weinigplankenvloeren die onbeschadigd bleven na lichting en herplaatsing, veelal dooreen gebrek aan bewustzijn, vakmanschap en geduld.

Voorkomen von incidentele mechanische schade

Krassen zijn in feite makkelijk te voorkomen door aangepast gedrag en doorafspraken hierover te maken met gebruikers en onderhoudspersoneel. Wat zijnveilige manieren om evenementen te laten plaatsvinden en hoe kan de inboedelworden verplaatst? Voorzie losse stoelen van viltjes onderaan de poten, of overweegvaste banken.8Door een stukje multiplex, geschilderd in de kleur van de vloer, ondermeubelpoten of zware voorwerpen te plaatsen kan eveneens veel schade voorkomenworden.Sommige vloeren of onderdelen waren niet bedoeld om intens te belopen en te

belasten, zoals sommige gepolijste marmervloeren of haardvloeren en -stenen, dusvermijd zo veel mogelijk beloop daar. Ook grafstenen mag men nooit belasten metzware voorwerpen, steigers of hoogwerkers. Bescherm een historische vloer altijdgoed tijdens bouw- of onderhoudswerkzaamheden in het interieur en instrueeraannemers en werklui over de bescherming van de vloer. Plaats ladders nietrechtstreeks op een vloer, maar plaats er minstens een laddermat onder.Bij intensief gebruikte interieurs kan een architect of ingenieur de sterkte van de

vloer nagaan, alsook de weerstand tegen slijtage en trillingen. Dat is zeker vereistwanneer een monumentaal interieur een nieuwe bestemming krijgt. Laatvervormingen of verzakkingen nauwgezet volgen door een restauratiearchitect ofingenieur.Probeer losliggende vloerdelen niet tijdelijk vast te plakkenmet lijm, kit of plakband.

Die laten dikwijls lelijke, moeilijk verwijderbare vlekken achter. Haal de losse stukjesweg, breng een nummer aan op de onderzijde (het nummer van het onderdeel envan het fragment) en bewaar deze goed. Zo kunnen ze later weer goed vastgezetworden door een specialist. Gebruik eventueel een zuivere kalkmortel om een lossenatuursteen of keramische tegel te voegen of vast te zetten. Die geeft voldoendehechting en kan later zonder schade weer losgemaakt worden. Vul holten onder desteen op met zuiver of gestabiliseerd zand.Plak eventueel een losgekomen gelijmd houtdeel weer vast met witte houtlijm,

huiden- of beenderlijm, maar haal altijd een specialist bij waardevolle parketten ofcomplexe breuken en barsten in houten vloeren.

Verontreiniging

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Het onderscheid tussen gewaardeerd ouderdomspatina en ontsierendeoppervlaktevervuiling is soms subtiel, maar op een bepaald moment wordtverontreiniging - en dan vooral nieuw vuil - schade. Vloeren verkleuren en vlekkendoor contact met vuil, chemicaliën en andere besmettelijke stoffen. Vooral poreuskeramisch materiaal, hout, marmer en lichtgekleurde kalksteen zijn hiervoor erggevoelig. De vlekken kunnen het gevolg zijn van een reactie van elementen in detegels zelf of van uitwendig contact

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

234

4. De opvallende roestvlekken in het witte Carroramarmer zijn afkomstig van een oxiderendesmeedijzeren dook aan de communiebank (Brugge, Sint-Walburgakerk) (foto auteur, 2008)

met schadelijke producten. Voor een juiste behandeling moet de oorzaak bekendzijn.

Langzame interne vlekvorming

Vooral bij wit marmer en lichtgekleurde kalksteen kan interne vlekvorming storen.Het bekendst zijn de gele tot bruine sluiers, meestal ongelijkmatig over de steenverspreid. Die komen van de oxidatie van ijzerhoudende mineralen in de steen(bijvoorbeeld het mineraal pyriet). Dit proces wordt versneld door vocht, een hogetemperatuur (bijvoorbeeld door vloerverwarming) en een basisch milieu (bijvoorbeelddoor cementmortels en onaangepaste onderhouds-producten, zoals de meestezepen en soda, silicaten, polyfosfaten of ammoniak).Dergelijke vlekken zijn niet oplosbaar in water en zijn dus moeilijk te verwijderen.

Vlekken en oppervlakteschade van buitenaf

Soms zijn gele vlekken in lichte keramische of stenen vloeren veroorzaakt door deondergrond, waarin leem of gele zavel verwerkt is. Daaraan is bijna niets te doen.Meestal echter komen de vlekken van objecten die zich bovenop de vloer bevinden.Contact met metalen objecten geeft dikwijls bruine en groenige vlekken. Metalenvoorwerpen zoals emmers of kandelaars op de vloer laten lelijke kringen enverkleuringen achter. Ook bekend zijn roestvlekken ontstaan na het verzagen vanmetalen buizen op een onbeschermde vloer. Roestende wapening, ankers en dokenveroorzaken soms roestvlekken (afb. 4). Nagels en schroeven kunnen storendezwarte vlekken nalaten in looizuurhoudende houten vloeren.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Klassiek zijn ook de zwarte spikkels op eikenhouten plankenvloeren, ontstaandoor restanten van staalwol gebruikt bij het opschuren.Plantenpotten zijn heuse boosdoeners, vooral die in aardewerk en metaal. Door

de combinatie van water, aarde en het materiaal van de pot laten ze lelijke kringenna op de vloer.Vlekken zijn ook dikwijls het gevolg van toevallig contact met vlekkende of

agressieve stoffen, zoals smeerolie, vet, olie, wijn of voedingswaren. In kerken zorgtkaarsvet soms voor hardnekkige ontsieringen op de vloer. Kauwgom is ook lastigte verwijderen, zeker bij een poreuze steen. Kalkhoudende steen (marmer enkalksteen) is gevoelig voor zuren zoals wijn, vruchtensap en azijn. Die kunnen doffeplekken veroorzaken en het oppervlak aanvreten.Demeeste huishoudproducten die vandaag de dag voor schoonmaak op demarkt

worden gebracht, zoals bleekwater, bijtende soda en vele detergenten, zijnongeschikt om gebruikt te worden voor historische vloeren. Zowel basische als zureproducten zijn schadelijk. Ze veroorzaken niet alleen vlekken, maar beschadigenook het oppervlak, dat ze etsen.

Oude ingrepen

Het aanbrengen van diverse bescherm- of glanslagen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

235

5. Plantenpotten veroorzaken lelijke vlekken op vloeren. Plaats ze daarom in een schaal opeen planten-trolley en giet omzichtig (foto Monumentenwacht Antwerpen vzw, T. Bourgeois,2008)

resulteert na een tijd in een vuile laag. Dat is vooral duidelijk merkbaar op poreuzeof beschadigde oppervlakken. Ze vergelen en absorberen vuil, waardoor de tegelsverdonkeren, en zijn erg moeilijk te verwijderen. Vooral bij wit marmer is dat ergstorend. Op donkere tegels is een mat wit waas dan weer ontsierend.Oude herstellingen worden Wel eens als storende verontreinigingen ervaren.

Denk maar aan loskomende of ontsierende stopsels. Breuken in natuurstenen enkeramische tegels werden vroeger vaak met gips en doken vastgezet. Maar gipslost gemakkelijkop en verliest zijn mechanische sterkte door vocht. De ijzeren pennenroesten en zetten uit door vocht en zouten, met nog grotere schade tot gevolg:vlekken, afschilfering en zelfs barsten en breuken. Het is het beste deze herstellingenop termijn te vervangen.Plakband en diverse lijmen falen op termijn en - erger - gaan schade berokkenen.

Ook lijmen op polymeerbasis die vanaf het midden van de twintigste eeuw werdengebruikt, ontsieren na verloop van tijd door verkleuring. Kitten kunnen lelijke vlekkenveroorzaken; siliconenkit bijvoorbeeld geeft vetvlekken die niet verwijderbaar zijn.Bij houten vloeren zijn oude kierdichtingen of opvullingen van barsten soms

storende en onstabiele interventies. Maar zeker niet allemaal; stabiele en metvakkennis uitgevoerde oude ingrepen maken deel uit van de biografie van de vloeren geven er karakter aan.

Voorkomen van schade door verontreiniging

Een aangepast preventief onderhoud is de belangrijkste strategie in het voorkomenvan schade door verontreinigingen (zie verderop).

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Plaats metalen voorwerpen, zoals kandelaars, nooit direct op de vloeren, maarwel op een buffer zoals kurk. Vermijd het contact van metalen voorwerpen metlooizuurhoudend hout zoals eikenhout.Plaats plantenpotten in een grote glazen schaal met een opstaande rand en met

kurk eronder of voorzie een planten-trolley van wielen die niet krassen (afb. 5).Verander ze regelmatig van plaats en zet ze bij voorkeur op de donkerste tegels.Verklein bij vlekgevoelige vloeren ook het risico op vlekken door recepties of

evenementen te mijden waarbij drank of voedsel op de vloer terecht kan komen.Verwijder gemorste producten onmiddellijk met huishoudpapier.

Waterschade

Een deel van de waterschade aan vloeren houdt verbandmetmenselijke handelingenzoals het kwistig schoonmaken met te veel water, het royaal begieten van plantenof het binnenbrengen van natte paraplu's en natte voeten. Gebeurt dat continu, dantreedt er plaatselijk schade op. Veel natuursteensoorten en houten vloeren krijgenpermanente vlekken of doffe

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

236

plekken. De meeste vochtschade heeft echter een bouwkundige of bouwfysischeoorzaak: opstijgend grondvocht, lekkages of condensatie. Ze zijn dikwijls het gevolgvan achterstallig onderhoud of fouten in de constructie, het ontwerp of detailleringenvan regenwaterafvoeren, leidingen en afwateringen. Houten vloeren zijn erg gevoeligvoor langdurige blootstelling aan vocht; de houtsecties zwellen, vervormen enschotelen. Lijmen van parketten kunnen oplossen, waardoor houtdelen losraken.Vanaf 22% houtvochtigheid wordt het risico op biologische aantastingen erg grooten kan hout gaan rotten.Natuursteen en poreuze keramiek zijn daarenboven gevoelig voor schade door

vocht in combinatie met zouten. Zouten komen in de constructie terecht door mortelsof door besmetting. Ruimten waar dieren verbleven hebben, waar gezouten voedselbewaard werd, of waar mensen begraven werden, bevatten vaak overdadig veelzouten. Vocht transporteert de zouten door de stenen vloer, waar ze schade kunnenaanrichten. De ondergrond kan onstabiel worden door te veel vocht. Op lange termijnkan een mortelbed zijn hechting verliezen, zacht worden en verkruimelen, zeker alser zouten aanwezig zijn. De tegels liggen dan oneffen en kunnen zelfs loskomen.Zo zijn er kerkvloeren plots verzakt na jarenlang gebruik van een industriëlereinigingsmachine met veel water en druk.Vochtopname kan het uiterlijk van de steen grondig wijzigen. Het versnelt onder

andere de chemische verandering van metaalonzuiverheden in stenen. Er ontstaanvochtvlekken en op termijn een afschilferend of verpoederend oppervlak. Dat maaktde tegel nog gevoeliger voor indringend water en vuil. Keramiek (vooral aardewerk)wordt poederig en glazuren worden van de scherf geduwd.Cement (zowel in stelmortel als in voegmortel) kan dit proces nog versnellen. In

het verleden werkten de relatief dampopen en zachte kalkvoegen als kieuwen. Desteen bleef intact, omdat het vocht langs de voegen verdampte. Bij een cementvoegverdampt het vocht via de tegel en richt het schade aan in de tegel zelf.Vochtschade verergert door interventies die het ademend vermogen van de vloer

aantasten. Beschermlagen op de tegels zijn weliswaar bedoeld om het indringenvan water, vuil en vet van bovenaf te verhinderen of om het glanseffect te herstellen.Maar ze laten geen vocht en damp van onder meer door en kunnen verstoringenveroorzaken, variërend van een wit waas tot het afschilferen van de steen. Ookmatten met een rubberen onderlaag werken als een dampdichte folie waardoor hetvocht niet meer weg kan. De ervaring heeft inmiddels ruimschoots geleerd datvochtproblemen onder een tapijt of een andere vloerbedekking vaak onopgemerktblijven.

Voorkomen van vocht- en zoutschade

Het adagium luidt: een historische vloer moet goed kunnen ademen, zowel naarboven als naar beneden. Laat ondoorlaatbare matten of beschermlagen achterwege- zeker op vloeren op volle grond - of verwijder ze. Zorg voor een goede ventilatie,want ook al is vocht onvermijdelijk, het moet zo snel mogelijk weg kunnen. Voor hetbehoud van houten vloeren is een goede ventilatie aan de onderzijde ook essentieel.Voorkom dat paraplu's op kwetsbare vloeren uitdruipen, laat natte voeten

droogvegen, pas op bij het begieten van planten en gebruik zo weinig mogelijk ofgeen water bij het schoonmaken. Vochtschade is in een historisch gebouw nooitvolledig uit te sluiten, maar wel te beperken. Vermijd dat water in de vloer terechtkomtdoor een goed onderhoud van het gebouw, in het bijzonder van de regenwaterafvoer(afb. 6.a-c). Inspecteer regelmatig de risicovolle zones daarvan, maar

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

237

6a., 6b., 6c. Lekkages zijn dramatisch voor parketten; lijmen lossen op, het hout zwelt,verkleurt, gaat schimmelen, en er ontstaan zwarte vlekken ter hoogte van de nagels. Hetgevolg van achterstallig gebouwonderhoud in Museum Smidt van Gelder, Antwerpen(foto's Monumentenwacht Antwerpen, T. Bourgeois, 2008)

natuurlijk ook de waterleidingen en de afvoeren.Bij een hoog grondwaterpeil kunnen een grindbed en een drainage rond de

buitenmuren helpen. Wees heel terughoudend met de oplossing om oude vloerenop de begane grond of op het kelderniveau op te lichten en er een dampdicht schermonder te leggen. Dat kan immers nieuwe problemenmet zich meebrengen: het vochtzal zich een weg banen naar de randen van de folie en via de muren naar buitentrachten te ontsnappen.9 Ook de historische vloer zelf kan beschadigd worden dooreen dergelijke ingreep. De nieuwe omgeving kan het aanzien en de structuur vande tegels sterk veranderen. Zoutschade wordt soms plots veel erger omdat de steennu volledig droogt. Bij een nieuwe ondervloer of vloerplaat van cement of beton is

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

het niet uitgesloten dat bestanddelen van cementmortels onder de tegels naar hetoppervlak migreren, of dat afschilfering en vlekken verergeren.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

238

7. Dicht bij warmwaterbuizen is de temperatuur hoog en de relatieve luchtvochtigheid veelalte laag. Houtdelen krimpen en komen los (foto Monumentenwacht Antwerpen, T. Bourgeois.2008)

Bovendien kan vocht dat van boven komt, bijvoorbeeld door schoonmaken oflekkage, niet meer weg; het wordt niet meer geabsorbeerd door de ondervloer.Omdat bepaalde zouten water uit de lucht kunnen halen en de vloer dus weer

nattig maken, moeten witte poeders weggeborsteld worden. Doe dat droog, wantmet water trekken de zouten weer in de tegel. Het lijkt haast vanzelfsprekend, maartoch moet het ook hier gesteld worden: vermijd strooizout bij of rond een pand metwaardevolle historische vloeren.

Schade door een verkeerde relatieve luchtvochtigheid

Vloeren kunnen ook nat worden door neerslaand vocht uit de lucht. Warmere luchtkan immers meer water bevatten dan koude. Condensatie treedt op wanneer warme,vochtige lucht op een kouder oppervlak afkoelt en zo het dauwpunt bereikt. Vooraltijdens zwoele lentedagen is het risico daarop groot. Het gebouw - vooral de vloer- is dan nog erg koud, de warme, vochtige buitenlucht komt naar binnen en slaatneer. Verwarming met gasbranders houdt hetzelfde risico in, want hierbij komt veelvochtige, warme lucht vrij. Bij een hoge relatieve luchtvochtigheid wordt het oppervlakvan gepolijst marmer poreus en suikerachtig, waardoor de steen sneller vuil opneemt.Doorgaans zullen houten vloeren het gevoeligst zijn voor verkeerde

luchtvochtigheidswaarden. Vanaf een relatieve luchtvochtigheid van 70% wordt hetrisico op schimmelvorming hoog, vooral op organisch materiaal. Organischematerialen zwellen en lijmen kunnen oplossen. Houten vloeren zullen eerder schadeoplopen door een te lage relatieve luchtvochtigheid, onder de 40%. Dat is meestalhet gevolg van centrale verwarming tijdens de winter, maar soms ook van denabijheid van warme leidingen of invallend zonlicht (afb. 7). Het resultaat zijn barsten,vervormingen en scheuren in het hout, het loskomen van lijmen en kieren tussenplanken. Voor parketten en ingelegde houten vloeren veroorzaken vooral defluctuaties in relatieve luchtvochtigheid grote schade, doordat de verschillendematerialen en onderdeeltjes in verschillende richtingen van de houtnerf op eenandere manier krimpen en zwellen. Ook als hout strak gefixeerd is door nagelen of

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

lijmen is het gevoelig voor deze schommelingen. Daar kan een schommeling van10 tot 20% al een vervorming opleveren.10 Een vrijer bewegendemessing-en-groef-massieve plankenvloer kan daarentegen grotere schommelingenaan, soms tot 40%.

Voorkomen van schade door een verkeerde relatieve luchtvochtigheid

Meten is weten. Schade door verkeerde klimaatomstandigheden kan men voor zijndoor monitoren en tijdig bijsturen. Dataloggers kunnen worden ingesteld metalarmfuncties op kritische temperaturen en vochtigheidswaarden, maar ook eengewone hygrometer volstaat al.Tracht een te hoge relatieve luchtvochtigheid te voorkomen door bijvoorbeeld

gasbranders te weren en gooi niet zomaar ramen en deuren open wanneer hetbinnen koel is en de lucht buiten warm of vochtig, zoals in het voorjaar.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

239

Een goede, gecontroleerde ventilatie is essentieel. Voor houten vloeren is de winterzorgelijker en daarvoor kan het tijdens de stookperiode wenselijk zijn omluchtbevochtigers in te schakelen. In (meestal ongeïsoleerde) historische gebouwenis dit soms riskant. Een betere strategie is de temperatuur zo laag mogelijk te houdentijdens de winter. Zorg in ieder geval voor een zo constant mogelijke verwarming,vermijd grote en plotse afkoeling en opwarming. Een optimaal systeem voor deconservering van klimaatgevoelige interieurs is een hygrostatisch gestuurdeverwarming, waarbij de relatieve luchtvochtigheid zo constant mogelijk gehoudenwordt. Klimaatbeheersing en -correcties in historische panden zijn complex envergen deskundige raad en vooronderzoek, zowel bouwfysisch, luchttechnisch,installatietechnisch en procedureel. Voor een verantwoorde plaatsing van leidingenen apparatuur is bovendien een op maat toegesneden bouw- en interieurhistorischewaardestelling wenselijk, opdat helder wordt waar deze wel of niet geplaatst kunnenworden.Na een algehele restauratie met aanleg van een nieuwe verwarming of

klimaatinstallatie is het overigens verstandig het herstel van de vloer uit te stellentot wanneer het binnenklimaat gestabiliseerd is.11

Schade door een verkeerde temperatuur

Materialen zetten uit of krimpen al naargelang de temperatuur. Die thermischewerking kan aanleiding geven tot scheuren, breuken of losliggende tegels. Daaromworden bij nieuwe vloeren in keramiek en natuursteen of gietvloeren dilatatiestripsof uitzettingsstrookjes van onder andere koper en lood ingebracht. Vooralterrazzovloeren zijn gevoelig voor thermische werking, met scheuren of loskomenvan de toplaag tot gevolg.Vloerverwarming kan een vloer sterk vervormen. Ook radiatoren kunnen de vloer

plaatselijk sterk opwarmen en de ongelijkmatige temperatuurverdeling kan totspanningsverschillen en scheuren leiden. Een eenzijdige blootstelling aan fel enwarm zonlicht kan hetzelfde effect hebben.In vloeren die op een ondergrond liggen met andere eigenschappen kunnen

eveneens spanningen optreden. Dit is vooral een probleem bij een vloer die isherlegd in een nieuwe cementmortel of dekvloer, maar meestal niet bij een vloermet een intacte, oude en vrij flexibele plaatsing.

Voorkomen van thermische schade

Voorkom thermische schade door directe bezonning of extreme stralingswarmte,mocht de vloer hiervoor gevoelig zijn. Vermijd vloerverwarming, ook al om schadedoor demontage te voorkomen. Daar waar mogelijk kunnen dilatatievoegen eenoplossing bieden en scheuren door thermische werking en soms ook zettingenvoorkomen bij stenen, keramische en terrazzovloeren.

Biologische schade: ongedierte en schimmels

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Houten vloeren zijn gevoelig voor aantasting door houtborende insecten, zoals deveel voorkomende kleine klopkever of gewone houtwormkever (Anobium punctatum),soms ook de spinthoutkever (Lyctus brunneus) en erger, de grote klopkever of bonteknaagkever (Xestobium rufovillosum) (afb. 8). Bijna altijd hangt een aantastingsamen met een hoog vochtgehalte in het hout (meer dan 22% voor de Xestobium).Knaagdieren zoals muizen kunnen eveneens een organische vloer aanvreten,

maar dat is uitzonderlijk. Andere dieren zullen de vloeren zelf niet zozeer aantasten,maar hun uitwerpselen laten vlekken achter en zorgen voor zoutsmetten.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

240

8. Vraatsporen van de kleine klopkever (Anobium punctatum) in het achttiende-eeuwseparket van jachtpaviljoen DeNotelaer. Na afschuren wordt zulke schade nog veel zichtbaarder

(foto Erfgoed Vlaanderen, D. de Kievith)

Veel bedreigender is zwamaantasting. Deze kan het totale verlies betekenen vaneen houten vloer. Zwam komt voor op plaatsen waar de vloer de buitengevels raakt.Indien het vochtgehalte in het hout langdurig hoger is dan 20%, wordt het risicohierop hoog.De structurele aantasting door de meeste oppervlakteschimmels is vrij miniem,

maar hun verkleurde resten (bijvoorbeeld zwarte vlekken op witte tegels) zijnhardnekkig. Oppervlakteschimmels kunnen op alle soorten vloeren voorkomen enontstaan vaak onder dampdichte tapijten of wanneer er een voedingsbodem vanlijnolie aanwezig is.Een zeer vochtige vloer kan ontsierd worden door bacteriën, algen, schimmels,

korstmossen (lichenen) of plantengroei. Algen vormen meestal een eencellige,groene aanslag, die zich ontwikkelt wanneer het oppervlak geregeld vrij vochtig is.Ze kunnen het oppervlak licht etsen.

Voorkomen van biologische schade

Een geïntegreerde insectenbestrijding is een belangrijke strategie in het beperkenvan biologische schade.12 Het voorkomen van deze schade is een geïntegreerdeaanpak van vochtbeperking en klimaatbeheersing. Tijdig detecteren door inspectiesen toezicht zijn efficiënte strategieën om infecties tijdig in te dijken. Algen enschimmels ontstaan in vochtige en donkere omstandigheden. Probeer dieomgevingsfactoren dus te vermijden. Vermijd dat

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

241

9. Parketten verliezen veel van hun originele contrasten door te veel licht. Lichtbeheersingis daarom essentieel (foto Erfgoed Vlaanderen, D. de Kievith)

dieren op een historische vloer kunnen komen en verwijder eventuele etensrestenzo snel mogelijk.

Lichtschade

Licht heeft geen invloed op stenen of keramische vloeren, maar oude lijmen, stopselsen beschermlagen kunnen wel storend verkleuren.Houten vloeren zijn een organisch materiaal en daarom gevoelig voor verkleuring

door het licht. Tegenwoordig worden houten vloeren veel meer dan vroegerblootgesteld aan licht, nu zware venster-stofferingen of historische zonwering zoalsluiken nauwelijks meer gebruikt worden.Een geleidelijke verkleuring wordt vaak niet als storend ervaren, maar bij het

verplaatsen van matten, kleden of meubels valt een verkleuring plots op. Lichtehoutsoorten worden donkerder en vergelen, donkere houtsoorten verbleken.Parketten of vloeren met inlegwerk van diverse kleurige houtsoorten kunnen zo veelvan hun oorspronkelijke contrasten kwijtraken en hun esthetische waarde deelsverliezen. Lichtschade is cumulatief en irreversibel.

Voorkomen van lichtschade

Bij het behoud van een decoratieve houten vloer of parket is het raadzaam en relatiefeenvoudig om met enkele lichtmetingen de intensiteit van het licht (lux) en deultraviolette straling te achterhalen.Wanneer dan ook het aantal uren van blootstelling bekend is, kan de snelheid

van merkbare verbleking worden voorspeld en de schade in de toekomst

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

gekwantificeerd worden.13Met het door het Instituut Collectie Nederland opgesteldeLichtlijnen kunnen ook omgekeerd maximale lichtdoseringen worden berekend dievoor een bepaalde situatie specifieke maximale grenswaarden opleveren.Beschouw waardevolle parketten en decoratieve houten vloeren als lichtgevoelig

(ISO 4 à 5) en neem passende maatregelen om de nadelige effecten van dezelichtbelasting te reduceren. UV-folie op de ramen, indien vanuit behoud vancultuurwaarden mogelijk, kan de meest schadelijke component uit het daglichtelimineren. Zeker na een restauratie garandeert die bijkomende en relatief kleineinvestering een duurzaam effect. Daarbij is vaak zonwering (binnen en/of buiten)noodzakelijk om overmatige lichtinval te reduceren. Probeer er voor te zorgen dater geen rechtstreeks zonlicht op een lichtgevoelige vloer valt (afb. 9). Ga bij eennieuw lichtontwerp na wat de mogelijke lichtintensiteit en uv-straling op de vloerzullen zijn en tracht onder de grenswaarden te blijven.

Brandschade

Bij brand veroorzaken niet alleen de vlammen schade aan vloeren, ook vallendevoorwerpen en het bluswater zijn noodlottig. Bleke natuursteensoorten waarinijzerrijke mineralen voorkomen, vertonen na een brand vaak een rode verkleuring.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

242

10. Schroeiplekken bij een haard kunnen voorkomen worden door beschermingen in deopen haard aan te brengen of - nog beter - door open vuur te vermijden (foto auteur, 2008)

Roet laat hardnekkige vlekken na, zoals ook frequent vastgesteld wordt aanhaardstenen rond schouwen. Schroeiplekken rond open haarden zijn mindercatastrofaal, maar veel voorkomend en daardoor een belangrijke schadefactor éneen risico voor houten vloeren in privé-interieurs.

Voorkomen van brandschade

Adequate brandpreventie, -detectie en -bestrijding moeten brandschade voorkomenen minimaliseren. Laat na een brand het bluswater zo snel mogelijk weghalen omde vloer - indien mogelijk - nog te redden. Gebruik geen open vuur daar waar zeerwaardevolle vloeren liggen en plaats een afdoend vuurscherm voor de open haardom bescherming te bieden tegen gensters (vuurvonken) en vallende brandendestukken (afb. 10).Voor belangrijke historische interieurs is het opstellen van een calamiteitenplan

een goede voorbereiding op eventuele calamiteiten. Door een efficiënt organisatie-,afspraken- en waarschuwingssysteem verbetert de reactie op eventuele incidentenen kan veel vervolgschade beperkt worden.

Schade door diefstal en vandalisme

Diverse historische vloeren zijn kostbaar en gewild. De handel in ‘oude vloersteen’,recuperatiesteen, oude plavuizen, historische keramische tegels, oudeplankenvloeren en parketten floreert, vooral die met

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

243

het predikaat ‘uit landhuizen en kastelen’. Leegstaande maar ook afgelegengebouwen in restauratie zijn dan ook vaak het slachtoffer van diefstal, ook vanvloeren. Hiernaast is er natuurlijk ook het risico van vandalisme of opzettelijkevernielingen om serieus rekening mee te houden.

Voorkomen van schade door diefstal en vandalisme

Zorg bij leegstand voor voldoende beveiliging tegen diefstal en vandalisme doorbouwkundige maatregelen, installatietechnische maatregelen (detectie en alarm)en eventueel personele bewaking. Bedek eventueel belangrijke of kwetsbare vloerenin een leegstaand pand met een losse houten bovenvloer.

Verlies van context en betekenis

Het patrimonium van historische vloeren heeft veel te lijden onder onopzettelijke envaak goedbedoelde menselijke interventies. Bij renovaties en restauraties wordenoude vloeren al te gemakkelijk verwijderd en vervangen, ‘want de steen of het houtis toch nog wel leverbaar’. Maar het unieke karakter van een oude vloer isongeëvenaard, de kwaliteit ervan vaak verrassend hoog en het effect van een nieuwevloer is vaak kil en doods: vervanging betekent vrijwel altijd een waardeverlies voorhet historische interieur.Werkzaamheden aan technieken en installaties in het interieur blijken meestal

rampzalig voor vloeren. Er wordt al te gauw beslist vloeren open te zagen of opente breken, dan wel om ze te vervangen. In gunstigere gevallen worden ze welteruggelegd, maar in een andere volgorde, in een ander patroon, op een andereondergrond, of zelfs op een geheel andere plaats. Grafstenen worden zonderscrupules door elkaar gehusseld, elders ingewerkt of zelfs verwijderd. De verklaringvoor veel verkeerd onderhoud en slechte herstellingen is vaak dat een oude vloervanuit eenzelfde optiek wordt benaderd als een splinternieuwe vloer en dat deerfgoedwaarde

11. Een gebrek aan identificatie en waardestelling van de vloer is veelal de reden vangoedbedoelde, maar ongelukkige interventies aan de vloer (foto Erfgoed Vlaanderen, D. deKievith)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

244

ervan niet voldoende bekend is (afb. 11). Onwetendheid ligt veelal aan de basisvan schade door menselijk handelen. Vaak is de historische waarde onderbelichten zijn gegevens over opdracht, ontwerp, kwaliteit, uniciteit, kostbaarheid, bestelling,herkomst, plaatsing, afwerking, gebruik en slijtage - kortom de ‘biografie’ van devloer - compleet onbestudeerd. Vloeren zijn bij uitstek contextgebonden: ze vormenletterlijk en figuurlijk een belangrijke laag in de geschiedenis van een gebouw. Hetis de zesde wand van ieder vertrek.Vaak is er echter onvoldoende respect voor de relaties met de rest van het

gebouw, met de inboedel en met de ondergrond. Hierdoor komen de authenticiteiten de integriteit van de historische vloer in het gedrang, en verliest het hele gebouw,de plek, aan erfgoedwaarde.

Voorkomen van waardeverlies

Een eerste belangrijke stap in het voorkomen van waardeverlies is weten wat u inhuis hebt. Interieurhistorisch, bouwhistorisch en archeologisch onderzoek werpenlicht op de biografie van een vloer. Ook is een grondige materieel-technischeidentificatie noodzakelijk: van dematerialen (bij natuursteen vaak via een geologischeanalyse), de afmetingen, de structuur, de exacte locatie, de opbouw, het patroonen de afwerking. Het is van groot belang deze informatie goed vast te leggen, tebewaren en te ontsluiten. Zeker voor langzaam onleesbaar wordende grafstenenzijn grondige identificatie en vastleggen van wegslijtende inscripties van essentieelbelang en een race tegen de tijd.14 Ook bij slijtende oude vloerafwerkingen isdocumenteren (met tekeningen, foto's en bemonstering) een ultieme vorm vanbehoud voor het nageslacht.In de besluitvorming over interventies aan historische vloeren is een waardestelling

een tweede belangrijk instrument. Dat is een heldere beschrijving van de totaleerfgoedwaarde van een vloer, die in feite de som is van diverse waarden envergelijkende criteria.15 Diverse socioculturele waarden zijn: de ensemblewaarde(= onderdeel van een ensemble), de historische waarde (bijvoorbeeld archeologische,kunsthistorische, historisch-artistieke, commemoratieve (= een belangrijke persoonof gebeurtenis herdenkend) en historisch-technologische waarde), de esthetischewaarde (= actuele zintuiglijke kwaliteiten), de sociale waarde (= actuele spirituele,religieuze en gemeenschapswaarde) en de wetenschappelijke waarde (=onderzoekswaarde). Ook economische waarden (zowel gebruiks- alsniet-gebruikswaarde) kunnen belangrijk zijn in de besluitvorming. Vergelijkendecriteria in een waardestelling zijn onder meer: de authenticiteit (= echtheid), demateriële en contextuele integriteit (= volledigheid, gaafheid, leesbaarheid), deuniciteit of zeldzaamheid, de representativiteit en het educatieve potentieel (= deeigenschap om waarde uit te drukken).Naar analogie met bouwhistorische waardestellingen kunnen gradaties van

erfgoedwaarde van vloeren binnen een historisch pand een mooie onderleggervormen voor het ontwerp van nieuwe routes of voor het bepalen van gebruik. Bijlage of indifferente erfgoedwaarde zal de schadeacceptatie hoger liggen. Eenwaardegebaseerde besluitvorming is een garantie voor het beheersen vanwaardeverlies. Een andere belangrijke parameter in deze besluitvorming wordtgevormd door de conditie en de kwetsbaarheid van de vloer zelf.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

245

Tabel 1: Besluitvormingsmatrix voor het gebruik van historische vloeren,gebaseerd op gradatie van erfgoedwaarde en conditie

D (indifferent)C (lageerfgoedwaarde)

B (gemiddeldeerfgoedwaarde)

A (hogeerfgoedwaarde)

Erfgoedwaarde/Conditie

IVIIIISIVIIIIIMIVIIIIIIRIVIIIIIIIIG

Tabel 2: Gradaties van conditie en kwetsbaarheid

Conditie/kwetsbaarheid16Categorie

Slecht: grote materiële schade en zeeronstabiel; onmiddellijk actie nodig voor

S

een interveniërende ingreep door eenspecialist.Matig: materiële schade en gebreken,onstabiel; tijdig interveniërende ingreep

M

nodig. En/of: zeer kwetsbaar, zoalsvloeren met oude afwerkingslagen,parketten en ingelegde houten vloeren.Redelijk: beperkte materiele schade, lichtonstabiel maar nog niet acuut; verhoogdewaakzaamheid noodzakelijk.Of: gevoelig voor slijtage.

R

Goed: geen of stabiele materiële schade;geen interveniërende conservering nodigvoor de instandhouding.Of: robuust en vrij slijtvast.

G

Tabel 3: Categorieën van gebruik

GebruikCategorieNiet op lopen, afschermen, maar wellichttentoon te stellen; geen of geringeschade-acceptatie.

I

Kan gebruikt en belopen worden, mitsbeschermende maatregelen; geringe totkleine schade-acceptatie.

II

Kan onbeschermd belopenworden; groteschade-acceptatie.

III

Indifferent; vervangbaar.IV

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

246

De vloer van het atelier bij het Jackson-Krasner House (USA, EastHampton)

In het voormalige atelier van Jackson Pollock, de leider van de Amerikaanseexpressionisten, werd in 1987 de originele vloer ontdekt onder een latere vloer. Deschilder werkte hier vanaf 1945; zijn belangrijkste kunstwerken kwamen hier totstand. De verfklodders op de vloer getuigen levendig van zijn action painting en vanhet scheppingsproces, dat ook omstandig gedocumenteerd is in foto's envideobeelden. Het geheel van het tot atelier omgebouwde schuurtje metoorspronkelijke uitrusting is uniek en het geheel is een authentiek en integraalbewaard ensemble, zowel contextueel als materieel.Uit de redengeving voor de bescherming van het atelier als ‘National Historic

Landmark’ spreken overtuigend de historischewaarden: een sterke commemoratieve,kunsthistorische en historisch-artistieke waarde. Bovendien blijkt daaruit eveneenseen zekere sociale waarde, een gemeenschapswaarde; het atelier met vloer staatimmers symbool voor de triomf van de Amerikaanse schilderkunst. Pollock wordtbeschouwd als de Amerikaanse Rembrandt.Aan de hand van de bekladde vloer vertellen de gidsen het leven en werk van de

kunstenaar.Het educatieve-interpretatieve potentieel van de vloer is dus hoog, zoals ook het

wetenschappelijke potentieel (onderzoekswaarde). De economische waarde istevens aanzienlijk, afgaande op marktwaarden voor Pollocks werk op deinternationale kunstmarkt (gebruikswaarde) en de toegangsprijzen,bezoekersaantallen en andere gegenereerde inkomsten (niet-gebruikswaarden).Het bezoek aan het atelier is een unieke esthetische ervaring; de ‘sense of place’

is heel tastbaar, vervoert vele bezoekers en inspireert nog steeds hedendaagsekunstenaars.

‘My painting does not come from the easel. I hardly ever stretch my canvas beforepainting. I prefer to tack the unstretched canvas to the hard wall or floor. I need theresistance of a hard surface. On the floor I am more at ease. I feel nearer, more apart of the painting, since this way I can walk around, work from the four sides andliterally be IN the painting’.17

Na een interveniërende conservering is de conditie van de vloer gestabiliseerd. Inde omgebouwde schuur zijn zelfs een klimaatinstallatie, branddetectie- enbrandbestrijdingssysteem geïntroduceerd voor het behoud van de vloer. Deze wordtals een van de belangrijkste bezienswaardigheden van het huis en atelier beschouwd.De website van het huis nodigt de bezoekers zelfs uit om met speciale sloffen overdit ‘levende testament van de energie en inspiratie van de kunstenaar’ te lopen.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

© Hans Namuth

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

247

© Hiroyuli Ito voor de New York Times

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

248

II. Preventief onderhoud

Dat eeuwenoude vloeren vandaag nog bestaan, is doorgaans te danken aan degoede zorgen van hun bewoners en beheerders. Ook vandaag nog verdienen dezevloeren constante aandacht. Die moet er op gericht zijn het uiterlijk te behouden eneen zo lang mogelijke levensduur te garanderen. Preventief onderhoud begint methet informeren van beheerders en schoonmaakploegen over de erfgoedwaarde ende gevoeligheid van de historische vloer, en bevat een regelmatige controle, eenschoonmaakplan en soms een beschermlaag.

Regelmatige controle

Hoe sneller nieuwe schadebeelden vastgesteld worden, hoe eenvoudiger zeverholpen kunnen worden. Instanties zoals de Monumentenwacht en met name dedaar werkzame interieurwachters kunnen hieraan meehelpen door regelmatigetoestandscontroles, maar het waakzame oog van de beheerder en deschoonmaakploeg is onontbeerlijk. Wees bij natuurstenen en keramische vloerenalert op recente schilfers, barsten of vlekken, slijtage en vuil. Meld ook een plotseonstabiliteit of losliggende tegels. Bij houten vloeren is het belangrijk te letten opbewegingen of krimpen van planken en delen, losse nagels en schroeven, vlekkenvan vocht of schimmel, sporen van de activiteit van insecten, afwerkingen envervuiling.Een toestandsbeschrijving door een specialist komt meestal neer op een

schade-inventarisatie, soms vastgelegd op een plattegrond met tekeningen en opfoto's. Die kunnen gebruikt worden voor toekomstige conditiecontroles. Met eenmeetlat of kleurkaart in het beeld kunnen evoluties vastgesteld worden in een scheurof in een kleur. Bepaalde onderzoekstechnieken maken het mogelijk een diagnosete stellen op een niet-destructieve manier, bijvoorbeeld om de opbouw van de vloerte kennen. Het periodiek vastleggen van de conditie brengt het verloop van langzameschadeprocessen in beeld, zoals slijtage of afschilfering. Een ander aspect vanpermanent toezien is hoe er schoongemaakt wordt. In beginsel is dat niet moeilijkof gecompliceerd, maar in de praktijk vindt er veel verkeerd onderhoud plaats (afb.12a-c).

Schoonmaakplan

Het belangrijkste onderdeel van preventief onderhoud is een goed schoonmaakplan.Daarin is uitgewerkt hoe, hoeveel, waar en waarmee schoongemaakt wordt.18 Zekerna herstel of restauratie is het opstellen van zo'n plan waardevol om de duurzaamheidvan de ingreep te garanderen. Betrek in ieder geval de plaatselijke schoonmaakploegerbij en demonstreer zonodig. Maak eerst een kleine testzone schoon, om na tegaan of de resultaten technisch en esthetisch geschikt zijn en de vloer nietbeschadigd wordt. Ga ook het langetermijneffect na op die testzone.Onder ‘schoon’ wordt niet bedoeld: schrobben tot de vloer er als nieuw uitziet.

Wel is bedoeld: proper maken, vuil wegnemen om verdere schade te voorkomen.Tussen die twee zit een heel groot verschil en het vraagt soms overtuigingskrachtom gewoon ‘proper’ ook ‘mooi’ te laten vinden.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

De schoonheid van het patina en stabiele sporen van het verledenmoeten wordengekoesterd, maar schadelijk vuil moet worden weggehaald. Hoe vaak en op welkemanier er schoongemaakt moet worden hangt sterk af van het gebruik, het materiaal,de opbouw en de afwerking, de toestand en de ligging van de vloer. Het is daaromgoed voor het opstellen van een schoonmaakplan het advies van een specialist inte winnen.

Eerst droog...

Een basisprincipe bij het onderhoud van alle vloeren is: beter droog dan nat. In hetverleden maakte men

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

249

12a. Verkeerd onderhoud is voor vloeren vaak funest: een schrobzuigmachine kan groteschade aanrichten aan natuursteenvloeren (foto Monumentenwacht Vlaams-Brabant vzw.A. de Knopper)

12b. Schade als gevolg van te hard schuren, te veel druk, en te agressieve producten (fotoMonumentenwacht Vlaams-Brabant vzw. A. de Knopper)

12c. Achtergebleven water na het schoonmaken met een machine. Almaar, Laurenskerk(foto K. Boeder, 2008)

bijvoorbeeld houten vloeren met zand of aarde schoon.19 Bij een groot deel van dehistorische vloeren is droog reinigen de enige veilige optie. Keramische ennatuursteenvloeren waarbij vocht- en zout-problemen zijn vastgesteld mogen nietnat gereinigd worden. Het zout zal immers door het vocht weer in de steen dringen,er opnieuw uitkristalliseren en de steen van binnenuit nog verder kapot drukken.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Vele zandstenen vloeren en geglazuurde aardewerk-vloeren mogen alleen drooggereinigd worden. Vloeren die ooit een beschermlaag hebben gekregen wordenook het beste met zo weinig mogelijk water onderhouden, anders kan zich een witwaas vormen op het oppervlak. Een boenlaag zal mat en onregelmatig worden.Ook voor geschilderde en geverniste vloeren wordt nat reinigen ontraden. Houtenvloeren worden liever niet nat gereinigd. Meestal volstaat het om regelmatig testofzuigenmet zachte, flexibele borstels. Bij onstabielere parketvloeren, geglazuurdekeramische vloeren, geschilderde vloeren en stenen vloeren is het beter om meteen losse kwast of handveger het stof te borstelen naar de zuigmond van destofzuiger (afgedekt met een nylonkous of gaas). Op deze manier kunnen schilfersof splinters onderschept worden en later worden teruggeplaatst. Op exact dezelfdemanier kan ook het veiligst vuil uit de diepere delen van een vloer worden gezogen,bijvoorbeeld uit grafstenen.Na het stofzuigen kan men nog verder nareinigen met een droge microvezeldoek

of katoenen mop.

...dan nat

Hoewel vocht veel schadeprocessen versnelt, kan het toch nodig zijn intensiefgebruikte vloeren die in goede staat zijn nat te reinigen. Tracht dat in elk geval tebeperken tot bijvoorbeeld enkele keren per jaar. Reinig de vloer altijd eerst droogen beperk altijd de hoeveelheid water. Frequent schoonmaken met veel

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

250

water veroorzaakt vaak waterschade of schade door insecten en schimmels aande onderzijde van houten meubilair en belast ook het binnenklimaat.Giet daarom nooit emmers uit en zorg dat er nooit water onder plinten enmeubelen

terechtkomt, want dat gaat onherroepelijk problemen geven. Warm water op zichis dikwijls al effectief als schoonmaakmiddel. Voeg er zo nodig een beetje pH-neutralezeep aan toe, zonder toegevoegde lijnolie. Bruine en sommige groene zepenbevatten loog. Gebruik deze daarom liever niet. Maar bepaalde groene zepen enzuivere witte marseillezeep (de vlokken) beschouwt men als geschikt (al is dit nietdoor grondig onderzoek bevestigd). Herhaaldelijk schoonmaken met een weinigmarseillezeep geeft op termijn een mooie, zachte glans aan natuursteenvloeren.Een goede werkwijze is ommet drie microvezeldweilen of katoenenmoppen (voor

oneffen vloeren) te werken: één met sop, één met zuiver water en één droge. Gana de droge reiniging over de vloer met een uitgewrongen dweil met sop. Spoel namet een uitgewrongen dweil met zuiver water. Ga er dan over met de droge dweil.Vervang regelmatig het sop en water, zeker bij vlekgevoelige vloeren.Ook op houten vloeren kan bij uitzondering een sterkere bevuiling worden

verwijderd met een uitgewrongen dweil. Voor houten vloeren en uitzonderlijkgevoelige of waardevolle natuurstenen vloeren kan naast gewoon warm water ookzo nodig een speciaal pH-neutraal en non-iogeen conserveringsdetergent gebruiktworden.

Vlekken verwijderen

Door vlekken lokaal te verwijderen kan een storend verschil ontstaan met de restvan de vloer. Daarom is een test uit het zicht belangrijk, in het bijzonder voor vloerenmet een heel open structuur. Vermijd in ieder geval agressieve huismiddeltjes ende meeste wonderbaarlijke (maar niet onschuldige) ‘gouden-raad’-recepten.Doorgaans zijn de volgende methoden wel verantwoord.Oppervlakkige vlekken zijn veilig weg te halen met een speciale droge spons die

gebruikt wordt om roet te verwijderen: een gevulkaniseerde rubberspons. Ook bijberoete haardstenen kunnen deze sponzen een grote dienst bewijzen.Kaarsvet of vast vuil wordt het best droog weggehaald met een spatel van hout

of plastic: dit springt doorgaans gemakkelijk van de steen.Een achtergebleven vlek verdwijnt meestal met ongekleurd vloeipapier waarop

kort een warm strijkijzer wordt gehouden (maar nooit bij geglazuurde of afschilferendetegels).Vlekken van rubber of ook vuile waslagen verdwijnen soms met een oplossing

van water en een geschikt solvent (white spirit of isoparaffine).Oppervlakkige vlekken van vet, tabak of ander vuil op ongeglazuurde keramische

of natuurstenen vloeren kunnen volgens een oud recept verwijderd worden. Maakeen papje van warm gedistilleerd water en talkpoeder, breng dat in een laagje vaneen dikke centimeter aan op een natgemaakte ondergrond, wacht tot het droog isen verwijder het dan met een houten spatel. Volgens hetzelfde principe werkt ookattapulgietklei of kaolienpoeder. Vergelijkbaar is het gebruik van zuurvrij enongekleurd vloeipapier of huishoudrol met gedistilleerd water, dat enkele dagenonder een plastic film blijft liggen.Bij uitzondering kan het bij houten vloeren nodig zijn om met een schraapstaal of

synthetische schuursponsjes een vlek weg te schuren. Volledig opschuren is bijrecentere houten vloeren een gebruikelijke praktijk, maar het wordt bij historische

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

vloeren sterk afgeraden. Bij door insecten aangetaste planken kan het resultaatzelfs ronduit negatief zijn, doordat de vraatschade onder het oppervlak in het zichtkomt.20 Machinaal schuren is ook af te raden,

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

251

13. Schadelijke (en lelijke) cosmetica: breng liever geen glanslagen aan op historischevloeren (foto auteur, 2007)

omdat historische houten vloeren nooit helemaal effen zijn en er hierdoor onnodigveel van het oorspronkelijke materiaal verloren zal gaan.Dieper zittende vlekken moeten door een specialist verwijderd worden. De

methoden zijn vaak chemisch ingewikkeld en kunnen schade veroorzaken als zeniet goed worden toegepast. En het gaat bovendien om maatwerk: de methodehangt af van de soort, de afwerking en de toestand van de vloer.

Een oppervlaktelaag: schadelijke cosmetica of bescherming?

Een oppervlaktelaag wordt vaak aangebracht als bescherming tegen vuil en waterof om de glans te verhogen. Dat is dikwijls een goede praktijk voor nieuwe vloeren,maar niet altijd voor historische vloeren. Veel van die korte-termijn-‘cosmetische’behandelingen zijn op lange termijn zelfs schadelijk en daardoor helemaal nietbeschermend of kostenbesparend.21 Natuurstenen vloeren ‘voeden’ is vaak nietmeer nodig. Integendeel, dit is zelfs schadelijk. Verschillende lagen op elkaar tastenhet ademend vermogen van de vloer erg aan, waardoor enerzijds schade door vochten zouten wordt versneld en anderzijds het oppervlak vervuilt.Moderne glansbehandelingen zijn ongeschikt, omdat ze onherstelbare schade

kunnen aanrichten. Het effect is vaak hard en nieuw. Bovendien zijn hoogglanzendeafwerkingen niet altijd historisch correct (afb. 13). Houten plankenvloeren uit dezeventiende en achttiende eeuw bijvoorbeeld waren vaak dof, droog en zilverachtig.Pas vanaf de negentiende eeuw kwam het boenen in zwang.22 Een beschermlaagwijzigt doorgaans het karakter en de

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

252-253

14. ‘Als ieder zijn vloer keert...’ Droog schoonmaken, dieren weghouden van vloeren en eenbescherming plaatsen onder een scherp, metalen voorwerp; onze voorouders kenden debelangrijkste principes van ‘goed’ onderhoud (Abraham van Strij I, Voorhuis met een meiddie de vloer veegt, omstreeks 1790-1825. Foto RKD)

kleur van een vloer. Moderne producten zijn ook vaak moeilijk te verwijderen, ensoms zelfs helemaal niet. Dit geldt voor kunststof, vernis en lak. Deze vormen eenniet te verwijderen en op termijn schadelijke, filmachtige laag, die daarenbovenvergeelt en makkelijk krast.Bepaalde keramische vloeren, zoals steengoedtegels, werden na hun plaatsing

geolied of in de was gezet, maar meestal is dat vandaag niet meer nodig en hebbenze een mooie glans en patina opgebouwd. Ze hoeven alleen schoongemaakt teworden. Vloeren instrijken met lijnolie wordt momenteel resoluut ontraden. Lijnolieverhardt met de tijd en dringt in de vloer, verkleurt vaak donkergelig, geeft eenonregelmatige, streperige of vlekkerige glans en trekt ook oppervlakteschimmelsaan. Ook vloerzepen met toegevoegde lijnolie laten op termijn storende strepen na.Zelfs bij houten vloeren is oliën niet evident. Het geboende oppervlak moet namelijkeerst afgeschuurd worden, wat een risico op verlies van materiaal en integriteitmeebrengt. Het is in feite al te beschouwen als een restauratie-ingreep, het werkvan een specialist.Samenvattend: beschermlagen doen meestal meer kwaad dan goed en ‘niets

doen’ is vaak de beste optie, tenzij een specialist anders aanbeveelt. Kom niet inde verleiding om alleen om esthetische redenen cosmetisch in te grijpen in hetoppervlak.

Hout boenen: preventief onderhoud

Sommige vloerwassen vormen wel een geschikte beschermlaag voor vloeren. Hetblijft echter raadzaam een specialist te laten adviseren, die vastlegt waarmee, hoeen hoe vaak deze lagen aangebracht moeten worden. Dat hangt erg af van hetmateriaal, de historische afwerking, het gebruik en de staat van de vloer. Dehistorische compatibiliteit (overeenkomend met oorspronkelijk uiterlijk enoorspronkelijke afwerkingen en met het

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

254

ouderdomspatina), en de technische compatibiliteit van een laag moeten overwogenworden. Ten slotte worden de reversibiliteit en het onderhoud van deze laag bepaald.‘Vloerwas’ dekt een hele lading van wassoorten. Veelal geschikt voor historische

houten vloeren is een traditionele solventgebaseerde was, zoals kleurloze bijenwasmet een beetje carnaubawas. Om het uitglijden te vermijden kan hier bovenop eenantislip-was op basis van paraffine en carnauba gebruikt worden. In bepaaldegevallen zal een specialist een kleurloze microkristallijne was aanraden voor houtenvloeren. Deze wordt uitzonderlijk ook als beschermlaag op natuursteenvloerenaangebracht. Op termijn geven ophopingen van waslagen een vuil effect, dus beperkhet boenen tot eenmaal per jaar. Goed opboenen met weinig was is de boodschap;het opgewreven oppervlak zal vuil afstoten. Over het algemeen is het aan te radenmanueel de was aan te brengen met een katoenen doek of natuurharen borstel.Voor het boenen kan een boenmachine gebruikt worden, met natuurlijke borstels.Voor plaatselijk gesleten waslagen, bijvoorbeeld op een looproute, is handwerk

aangewezen. Daar kan het raadzaam zijn om meermaals te boenen, zoalsmaandelijks of zelfs wekelijks bij heel intens beloop.23 Vaak heeft het opboenen vaneen vloer zonder het aanbrengen van nieuwe was een verrassend effect. Voor hetopfrissen van een waslaag adviseert The National Trust licht opwrijven met eenwollen doek gedrenkt in paraffine en azijn rond een mop.24

Besluit

Het preventieve onderhoud van de meeste historische vloeren is vrij eenvoudig enbetekent letterlijk gewoon schoonhouden. Voor het behoud is veel winst te halenuit het opsporen en beheersen van schadefactoren volgens de risicogebaseerdemethodiek van de preventieve conservering.Vooral veel mechanische schade en vochtschade kunnen voorkomen worden

door aangepast handelen en beschermende maatregelen treffen.Baseer beslissingen over het gebruik van een historische vloer op zijn

erfgoedwaarde en conditie en overweeg grondig het effect van iedere ingreep, zelfsvan een onschuldig ogende beschermlaag.Ten slotte, een goede algemene maatregel om schade te voorkomen: schakel

voor alles wat méér inhoudt dan preventief onderhoud en het voorkomen van schadespecialisten in. Belangrijke, maar steeds schaarser wordende spelers zijn vakliedenmet geduld, kennis, vaardigheid en ervaring met de traditionele technieken, zoalseen terazzowerker of parketteur. Goed vakmanschap kan veel ellende voorkomen,bijvoorbeeld voor het lichten, herplaatsen en versterken van vloeren.25Complexere behandelingen en restauraties van houten vloeren vergen vaak

specialistische kennis en vaardigheden van restauratoren (keramiek, steen of hout).Schakel ten slotte restauratiearchitecten, of gespecialiseerde adviseurs in,

aangezien vloeren onlosmakelijk deel uitmaken van een historisch pand en daarinbeeldbepalend zijn. ‘Als ieder zijn vloer keert, is het in alle huizen schoon’ (afb. 14).Lees ‘schoon’ niet alleen als ‘proper’, maar ook - op z'n Vlaams - als ‘mooi’.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

256

Problemen in de ondergrond veroorzaken schade aan de tegelvloer in de uit 1783 daterendeN.H. Kerk te Blijham (gem. Bellingwedde) (foto RACM, A.J. van der Wal, 1992)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

257

Sporen van rupsbanden van een hoogwerker op de natuurstenen vloer van de Nieuwe Kerkte Amsterdam. Zand en vuil onder de rupsbanden veroorzaken onherstelbare krassen in denatuursteen (foto RACM, T. Hermans, 2004)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

258-259

Ophopingen van boenwas aan de randen van een houten vloer in Kasteel Nijenrode teBreukelen. Dikke waslagen zijn niet alleen gevaarlijk door hun gladheid, maar ookonaangenaam voor het oog (foto RACM, E. Koldeweij, 2004)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

260

Waardevolle grafzerken als onderdeel van een vloer die intensief wordt gebruikt in de N.H.Catharina kerk te Zevenbergen. Zowel het meubilair als de zerken ondervinden veel slijtagedoor het gebruik, het belopen en het vocht uit de plantenbakken (foto InterieurwachtNoord-Brabant, H. Schuit, 2007)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

261

Karakteristieke slijtsporen van jarenlang intensief gebruik van een natuurstenen vloer, hierachter de toonbank van apotheek de Eenhoorn, Hinthamerstraat 4 te 's-Hertogenbosch (fotoInterieurwacht Noord-Brabant, H. Schuit, 2008)

Eindnoten:

1 De Guichen, G., Terminology to Characterize the Conservation of Tangible Cultural Heritage,Concept to be Submitted at ICOM-CC Conference, New Delhi 22-26 September 2008, Rome2008.

2 Waller, R.R., Cultural property risk analysis model: development and application to preventiveconservation at the Canadian Museum of Nature (Göteborg Studies in Conservation, 13),Göteborg 2003; Michalski, S., ‘Care and Preservation of Collections’, in: Boylan, Patrick B. (ed.),Running a Museum: A Practical Handbook, Parijs 2004, pp. 51-90.

3 Zie ook: Meul, V., Onderhoud van natuursteenvloeren, Monumentenwacht Vlaanderen, Antwerpen2007.

4 Fawcett, J., ‘Use and abuse, Management and Good Practice in Cathedrals and GreaterChurches’, in: Fawcett, J. (ed.), Historic Floors: Their History and Conservation, Oxford-Singapore1998, p. 121.

5 The National Trust Manual of Housekeeping. The Care of Collections in Historic Houses Opento the Public, Amsterdam-Tokio 2006, p. 220 en p. 831 e.v.

6 Voorbeeld van de kathedraalvloer in Siena, Fawcett, op. cit., p. 126.7 Fawcett, op. cit., p. 133.8 Fawcett, op. cit., p. 121.9 Wright, A., Care and Repair of Old Floors (Technical Pamphlet, 15), The Society for the Protection

of Ancient Buildings, London 1999, pp. 1-2.10 Michalski, S., ‘Quantified risk reduction in the humidity dilemma’, APT bulletin, vol. 27 (1996)

no. 3, p. 28.11 Saar, M., ‘Erhaltung und Restaurierung historischer Holzfussböden’, in: Nickl, P. (ed.), Parkett.

Historische Holzfussböden und zeitgenössische Parkettkultur, Munchen 1995, pp. 155-161.12 Brokerhof, A., B. van Zanen, K. van de Watering en H. Porck, Het loopt in de papieren.

Geïntegreerde bestrijding van insecten in collecties, Amsterdam 2003.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

13 Brokerhof, A., Het beperken van lichtschade aanmuseale objecten: lichtlijnen, Amsterdam 2005(ICN-informatie, 13).

14 Zie onder meer Cathedrals Fabric Commission for England, Good practice for the care of ledgerstones and other floor memorials in cathedrals (Advisory note no. 1), London 1997.

15 Meul, V., Preserving the Significance of Ensembles. Value assessments in risk managementfor cultural heritage, Rome 2007 (concept rapport) en paper in print in: ICOM CC ConferenceProceedings, New Delhi 2008.

16 Gebaseerd op de conditiescores voor de interieurrapporten bij Monumentenwacht Vlaanderen.17 Pollock, J., My Painting, in: Rose, B. (ed.), Pollock: Painting, New York 1980, p. 65.18 Monumentenwacht Vlaanderen, Schoon Schip? Handleiding voor het courant onderhoud van

waardevolle kerkinterieurs, Sint-Michiels-Brugge 2001 (2de druk), pp. 29-38.19 Zie o.a. The National Trust Manual, op. cit, p. 215.20 Hughes, Ph., Patching old Floorboards (Information Sheet 10), London 1988 (Society for the

Protection of Ancient Buildings), p. 4.21 Purser, M.W., Wood Floor Management, 1992 (AASLH Technical leaflet), p. 2.22 The National Trust Manual, op. cit, p. 215.23 Hanson-Smith, J., ‘The open house- the management of visitors’, in: Fawcett, J. (ed.), op. cit.,

p. 201.24 Zie o.a. The National Trust Manual, op. cit, p. 218.25 Hermans, T., Houten vloeren, Amersfoort/Zeist/Lelystad 2008 (2de druk) (RACM-brochure

Techniek, nr. 26). Ook te downloaden:http://www.racm.nl/content/documenten/racm_brochure_techniek26.pdf

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

262

Mario BaeckCementtegels: een verkenning

Tot de Tweede Wereldoorlog was de ingelegde cementtegel door zijngunstige prijs-kwaliteit-verhouding, in veel Europese landen eenveelgevraagd product. Smaakveranderingen en vooral ook economischemotieven leidden tot de vrijwel volledige teloorgang van deze eens zeerbloeiende industrietak, die in het midden van de negentiende eeuwontstond. Tegenwoordig krijgt dit lang verwaarloosde bouwmateriaal -zowel bij monumentenzorgers, restauratiearchitecten als opdrachtgevers- stilaan weer de aandacht die het verdient.

Cement

Als bindmiddel is cement (uit het Latijn caementum = gehouwen steen, puin), netals de nog vroeger ontdekte kalkmortels, reeds vanuit de klassieke oudheid bekend.Vitruvius merkte in de eerste eeuw voor Christus reeds op dat een mengsel vanvette kalk met vulkanisch materiaal uit de flanken van de Vesuvius door toevoegingvan water snel tot een sterke mortel verhardde.Een gedeeltelijke wetenschappelijke verklaring voor de hydraulische verharding

van mortels werd echter pas in 1756 gevonden door de Engelse ingenieur John A.Smeaton (1724-1792) bij zijn proefnemingen voor de herbouw van deEddystone-vuurtoren voor de kust van Devon bij Plymouth. De kennis hierover werdvervolgens verfijnd door de Franse ingenieur Louis Joseph Vicat (1786-1861), dieer in 1817 in slaagde de samenstellingsverhoudingen voor hydraulische kalktegenover die van cement af te lijnen, en bijna gelijktijdig ook door de Duitsehoogleraar chemie dr. Johan Friedrich John (1782-1847) in zijn studie Ueber Kalkund Mörtel uit 1818.

De beginnende cementindustrie

Een eerste industriële toepassing kwam er in 1796, toen de Engelsman JamesParker uit Northfleet in Kent een natuurlijk hydraulisch cement patenteerde onderde naam ‘Roman cement’. Het snelbindende materiaal werd kort daarna onder denaam Parker-cement door Wyatt, Parker and Co in Londen gecommercialiseerd.Hoewel men er in het Franse Boulogne-sur-Mer reeds in 1802 in slaagde ditParker-cement na te maken, slaagde men er door een gebrek aan voldoendegrondstoffen niet in dit product

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

263

1. Werkplaats van de cementtegelfabriek De Clercq in Brugge(collectie M. Baeck)

op een brede basis te commercialiseren.Men bleef op het Europese continent aanvankelijk dan ook vooral hydraulische

kalk gebruiken.In Engeland zelf leidde het grote succes van dit Parker-cement vrij snel tot een

nieuwe ontdekking, die dit natuurlijke cement verdrong. Op 21 oktober 1824 kreegJoseph Aspdin (1778-1855) uit Leeds octrooi op het eerste kunstmatige cement als‘An improvement in the modes of producing an artificial stone’ onder de benamingportlandcement, omdat het gebrande mengsel van gebluste kalk en klei in kleurgelijk was aan de zandsteen van het Isle of Portland in Dorset. Dit product werdonmiddellijk gecommercialiseerd, maar brak pas vanaf 1844 voorgoed door, nadatde samenstelling door chemische analyses van de fabrikant Isaac Charles Johnson(1811-1911) en de vooraanstaande hoogleraar scheikunde dr. Andrew Ure(1778-1857) vast was komen te staan. Vanaf toen werd de Europese markt vooreen decennium haast volledig door Engelse cementfabrieken gedomineerd.De kwaliteit van het portlandcement was namelijk zeer stabiel, terwijl die van het

goedkopere natuurcement sterk afhankelijk was van de wisselende samenstellingvan de natuurlijke kalkgesteenten uit de steengroeven.Op het Europese continent werd eveneens met succes verder geëxperimenteerd.

Zo kwam in

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

264

2. Handtegelpers voor cementtegels van de Duitse firma Bernhardi (collectie H. Nijenhuis)

Frankrijk onder impuls van Charles Demarle en Emile Dupont in de streek vanBoulogne-sur-Mer vanaf 1846 een belangrijke cementindustrie tot stand, met vanaf1855 voor het eerst in Frankrijk ook productie van portlandcement. Eveneens in1855 leidde in Duitsland het onderzoek van dr. Hermann Bleibtreu (1824-1881) totde oprichting van de eerste Duitse portlandcementfabriek, de StettinerPortlandzementfabrik in Züllchow bij Stettin, in samenwerking met consul Guticke.Op dat ogenblik was de cementproductie de kinderschoenen duidelijk ontgroeid.Op de wereldtentoonstelling van 1855 in Parijs konden dan ook reeds 92 exposanten- waaronder 47 uit Frankrijk zelf - in de afdeling Matériaux Artificiels hun eigen kalk-en cementproducten en toepassingen aan het publiek voorstellen. In de jaren dievolgden, ontwikkelde de cementindustrie zich ook in de meeste andere Europeselanden. In Nederland startte de eigen productie van portlandcement, zij het zeermoeizaam, rond 1870 in de experimentele fabriek van de houthandelaar ElleriusHarmannus Roggenkamp te Delfzijl.

Cementtegels

Tegelijk met de ontwikkeling van de cementnijverheid werd, zowel doorcementfabrikanten als door onafhankelijke ondernemingen, geëxperimenteerd metnieuwe toepassingsvormen voor cement. Al snel slaagde men er in een groteverscheidenheid aan producten in het nieuwe materiaal aan te bieden. Naastbouwornamenten - zoals plinten, lijsten, kolommen, pilasters, sluitstenen, consoles,balustraden en waterspuwers - en lossere voorwerpen - zoals vazen, beelden enfonteinen - werden er ook vloer- en trottoirtegels aangeboden. In 1807 publiceerdeM. Fleuret, professeur d'architecture de l'Ecole Royale Militaire de Paris, zijnstandaardwerk L'Art de composer des pierres factices aussi dures que le caillou(Pont à Mousson, 1807), waarin hij de productie van vloertegels van gekleurd beton

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

in zwart, blauwgrijs, bruin, wit, rood en geel beschreef. En in 1828 werd in deEncyclopédie populaire ou les sciences et les arts et les métiers mis à la portée detoutes les classes een eenvoudig precedé voor de productie van cementtegelsbeschreven.In Londen slaagde de Engelse ondernemer J.M. Blashfield er in 1836 in om

versierde vloeren te produceren door marmer en steen met gekleurd Parker-cementte combineren. Hij zette daarmee de experimenten voort van zijn zakenpartnerCharles Wyatt, die al lang voor hun samenwerking in het bezit was van een patent‘for a mode of imitating tessellated pavements, by inlaying stone with colouredcements’. Zelf ontwikkelde hij nog, in samenwerking met Herbert Minton en OwenJones, mozaïekvloeren op basis van kleine, drooggeperste tesserae(mozaïeksteentjes), gezet in ‘Roman cement’, zoals de vloer van het London CoffeeHouse,

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

265

3. Een vormbankmet mallen, vormroosters en kleursjablonen voor de handmatige productievan ingelegde gefigureerde tegels, ontwikkeld door de Duitse firma Carius(collectie M. Baeck)

Ludgate Hill, uit 1841. Daarmee is hij voorlopig een van de vroegst bekendeproducenten van diverse soorten cementtegels. Ontevredenheid met het resultaatvan de door hem ontwikkelde experimentele procedés op basis van cement, brachtBlashfield er echter uiteindelijk toe om dit spoor te verlaten en volop Herbert Mintonte ondersteunen bij de productie en commercialisering van keramische tegels volgenshet patent van Prosser.In de daaropvolgende decennia kende de gedecoreerde vloertegel op basis van

cement duidelijk een snelle ontwikkeling. Was op de wereldtentoonstelling van Parijsin 1867 de Usine Lafarge nog vrijwel de enige fabrikant die veelkleurigecementmozaïektegels tentoonstelde, elf jaar later, op de wereldtentoonstelling van1878, eveneens te Parijs, was het aanbod daarvan algemeen geworden. Hetgelijktijdige succes dat de gedecoreerde keramische vloertegel tijdens dezewereldtentoonstellingen kreeg, is hieraan wellicht niet vreemd. Ook het feit dat inde negentiende eeuw een groot aantal nieuwe gebouwtypes - zoals stations, hotels,stadhuizen, bibliotheken, musea, scholen, openbare baden en toiletten, ziekenhuizenen theaters - ontworpen diende te worden, was hierbij zonder enige twijfel vaninvloed.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

266

Dergelijke gebouwen waren immers meestal openbaar toegankelijk en vroegendaarom om nieuwe, gestandaardiseerde, duurzame en vooral ook gemakkelijk teonderhouden bouwmaterialen.Eisen waarop zowel de cementtegelnijverheid als de keramische industrie, dankzij

steeds efficiënter wordende productiemethoden, perfect inspeelde (afb.1, 3).

De Nederlandse cementtegel

In Nederland kwam de productie van diverse cementwaren vrij vroeg op gang, ondermeer bij Lindo in Delfshaven vanaf 1855. De Nederlandsche Kunstzandsteenfabriektussen Velsen en IJmuiden, opgericht in 1877, produceerde naast diverse andereornamenten met zekerheid ook vloer- en trottoirtegels en mozaïekvloeren engebruikte daarvoor vermoedelijk portlandcement van Stern uit Stettin.Ook de N.V. Oosthoek & Zoon, sinds 1823 in Den Haag gevestigd en met een

fabriek te Alphen aan den Rijn, bood diverse soorten vloertegels aan, waaronderdeels uit België geïmporteerde ‘dubbelhardgebakken tegels, gepatroneerdeceramiektegels, cementtegels, enz.’ (afb. 9). Uit enkele adresboeken en vooral ookuit de import- en exportgegevens voor cement- en betontegels blijkt duidelijk datNederland tot 1929 hoofdzakelijk op de invoer van deze producten was gericht ennauwelijks zelf uitvoerde.

De evolutie van de cementtegel

De eerste cementtegels waren uitsluitend éénkleurig. Tegels met een bepaaldpatroon vergden immers te veel duur handwerk. Pas door de invoering van deschroefpersen, de mechanische persen en later de hydraulische persen was decementtegelindustrie in staat om tegels te produceren die zowel esthetisch alskwalitatief met keramische tegels en met mozaïekvloeren konden rivaliseren (afb.2).Na de éénkleurige cementtegels werden - zoals men uit de bewaard gebleven

verkoopcatalogi kan afleiden - tegels met eenvoudig te produceren maar tochingenieuze patronen aangeboden. Het merendeel was geometrisch van aard enopgebouwd uit rechthoeken, vierkanten, driehoeken, ruiten, veelhoeken en cirkels.De ontwerpers bereikten er vaak een opvallend effect mee, en ongetwijfeld warendeze vloeren ook zeer succesvol. Dergelijke geometrische patronen bleven immersbijna een eeuw lang in de catalogi opgenomen. Wat de kleuren betreft, overheerstende zwart-witte en zwart-grijs-witte tegels daarbij aanvankelijk de duurderemeerkleurige tegels.Tegels met bloemmotieven, eerst eveneens eenvoudig van ontwerp, werden in

de beginperiode zowel om technische redenen als wegens de kostprijs slechtssporadisch aangeboden. Het aanbod werd zeker in de laatste decennia van denegentiende eeuw geleidelijk verruimd met veelkleurige en drukkere motieven, dieprachtige tegeltapijten vormden. Wat stijl betreft, evolueerden neo-gotische enneo-renaissance-motieven (afb. 4, 5) tot uitgesproken art nouveau-ontwerpen enna de Eerste Wereldoorlog uiteindelijk tot soberdere art deco-toepassingen (afb. 6,7).

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Hoewel cementtegels over het algemeen iets minder slijtvast waren dankeramische tegels, waren ze niet alleen veel minder duur, maar ook voor lekenslechts moeilijk van elkaar te onderscheiden. Het is dan ook geen toeval dat de velehandelaars in bouwmaterialen beide tegelsoorten in hun aanbod opnamen. Bij heteconomische herstel vanaf 1896 kwam de cementtegelnijverheid, net als zijntegenhanger de keramische tegelindustrie, tot grote bloei. Wel veroorzaakte deEersteWereldoorlog in heel wat landen, en ook in deze sector, een duidelijke cesuur.Pas na de wapenstilstand van november 1918 kwam de productie opnieuw opkracht. Door de stijging van de grondstofprijzen en de arbeidslonen kende de

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

267

4. Cementtegelpatronen in neostijlen en eenvoudige, eenkleurige patronen uit het aanbodvan de S.A. des Carrelages du Hainaut - Marchiennes-au-Pont (collectie M. Baeck)

tegelindustrie in de jaren 1920 echter een lichte economische terugval. Maar degelijktijdige spectaculaire prijsstijging in de sector van de keramische tegels wasvoor de producenten van cementtegels gunstig. Hun producten werden hierdoorgemiddeld bijna 3, 5 maal goedkoper. Na de Tweede Wereldoorlog verdween dedruk gefigureerde tegel, net als bij de keramische vloeren wandtegels, ook bij demeeste fabrikanten van cementtegels nagenoeg volledig uit de verkoop-

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

268

5. Neogotische cementtegelpatronen uit het aanbod van Picha Gent, een van de oudsteBelgische fabrieken (collectie M. Baeck)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

269

6. Vloertegeltapijten uit de jaren 1930, met geometrische motieven(collectie M. Baeck)

catalogi (afb. 8). Vloertapijten en andere vloerbedekkingen als linoleum enmarmoleum, die toen snel aan populariteit wonnen, waren haast zonder uitzonderingstrakker van ontwerp en kleurstelling. Daarmee kwam een eind aan de bloeitijd vande gefigureerde vloertegel. Het aanbod van de nog bestaande cementtegelfabriekenis sindsdien volledig veranderd, de productiemethodes zijn gemoderniseerd en devroegere machines enmallen zijn nagenoeg verdwenen. Ze werden uit plaatsgebrekopgeruimd en voor de metaalprijs verkocht en hersmolten. Enkel in diverselagelonenlanden bleef de techniek van de ingelegde cementtegel tot op vandaagbehouden.

Productiewijze en soorten tegels

In de handel werden zeer diverse soorten cementtegels aangeboden. In devakliteratuur onderscheidde men hierbij al naar gelang het gebruik en desamenstelling verschillende types en soorten. Voor buitengebruik werden meestalbetontegels met een geribd oppervlak gebruikt, bestaande uit een

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

270

7. Moderne motieven en gevlamde tegels uit de jaren 1930 (collectie M. Baeck)

mengsel van portlandcement, zand en grind. Dit laatste kon vervangen worden dooreen ander steengruis, zoals basalt voor basaltinetegels, porfier of Quenaststeenvoor Quenasttegels, graniet of marmerafval voor granitotegels en marmer voorterrazzotegels. De beide laatste termen worden doorgaans als synoniemen gebruikt.Het verwerken van ijzervijlsel in de bovenlaag deed pantserbeton- of Stelcon-tegelsontstaan.De eigenlijke cementtegels werden voor binnengebruik gereserveerd en meestal

als parkettegels, dat is meerkleurig, uitgevoerd. Bij deze ingelegde en gefigureerdetegels bestaat de bovenste dunne laag of slijtlaag uit met kleurstoffen gemengdefijne cement, de onderste dikke laag of grondlaag uit zand en cement. Dergelijkemeerkleurige tegels werden ofwel gegoten of - voor een betere kwaliteit - met eenhydraulische pers machinaal geperst uit een mengsel van cement en kleurstof,marmergruis of steenmeel. Daarbij werden ze, net als drooggeperste

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

271

keramische vloertegels, in de slijt- of opperlaag door middel van ramen, sjablonenen roosters meestal van sierlijke decoraties voorzien (afb. 3). Zo'n 24 tot 48 uur nahet persen werden de tegels gedurende maximaal twee uur onder water gehoudenen daarna voor langere tijd in magazijnen gelegd om langzaam uit te harden.De moeilijkheid bestond erin de beide lagen - de grovere onderlaag en de fijne,

dunne bovenlaag - een perfecte onderlinge hechting te geven. Lukte dit niet, dankonden de capillaire haarscheurtjes zich tot weinig esthetische barsten verbreden.Bij de droogperstechniek werd eerst een druk van 50 tot 60 kg per cm2 uitgeoefend

en die werd vervolgens tot 150 kg per cm2 opgevoerd om de vrij grote hoeveelheidlucht in de cementmassa zo veel mogelijk te laten ontsnappen. Zo werden hetkromtrekken en barsten van de tegels voorkomen. Bij de gegoten tegels was desamenstellingsverhouding van het cementmengsel met 500 kg portlandcement, of300 kg cement en 200 kg kalk, op 1 m3 zand, wat rijker dan bij drooggeperste tegels.Ook bij deze productievorm werden de tegels geperst, maar wel slechts met eendruk van maximaal 30 tot 50 kg per cm2. De slijtlaag bestond bij beide types tegelsdoorgaans uit zuivere cement, al werd soms gewerkt met mengingen van twee totvier volumes cement tegenover één volume fijn zand. De benodigde kleuren werdengerealiseerd door toevoeging van minerale stoffen. Elke kleurmenging had lichtjesverschillende eigenschappen op het gebied van kleur- en slijtvastheid. Verder diendemen bij de kleurdosering terdege rekening te houden met het verbleken van dekleuren bij het uitharden van de cement. De vorming van storende sluiervormingen oppervlaktevlekken door oplossing van kalkzouten werd na plaatsing van detegelvloer als een normaal verschijnsel omschreven, dat na de eerste reinigingsbeurtverdween om daarna opnieuw te verschijnen en vervolgens na vier tot vijf maandendefinitief te verdwijnen.Naast deze ingelegde en gefigureerde cementtegels waren ook de granito- en

terrazzotegels populair. Hiervoor werden op een circa 2 cm dikke laag vancementspecie terrazzokorrels uit graniet of marmer gestrooid, zodat de specienauwelijks nog zichtbaar was. De stukjes werden zo nodig ingewalst. Nadat hetgeheel voldoende was verhard, werden de tegels stuk voor stuk eerst vlak geslepenen daarna gepolijst. Gebruikte men evenwel marmerkorrels van 8 tot 25 mm dansprak men soms over marmermozaïektegels. Indien de gebruikte korrels voldoendeklein waren, was het hierbij eveneens mogelijk de tegels te voorzien van eenregelmatig patroon. Dergelijke tegels zijn ook vandaag nog in de handel.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

8. Sobere gevlamde cementtegels enmarmeragglomeraattegels uit de periode na de TweedeWereldoorlog (collectie M. Baeck)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

272

9. N.V. Oosthoek & Zoon uit Alphen aan den Rijn was naast een belangrijk importeur vankeramische tegels ook fabrikant van cementtegels (collectie M. Baeck)

Onderhoud en restauratie

De nodige toelichtingen voor plaatsing en onderhoud van dergelijke tegelvloerenzijn vandaag vrij gemakkelijk terug te vinden, zowel in toelichtingen van de toenmaligetegelproducenten, als in de gespecialiseerde contemporaine handboeken. Debelangrijkste aanbevelingen voor reiniging van pas gelegde of sterk vervuilde vloerenzijn daarbij: geen chemische poeders of zuren gebruiken, maar grondig schurenmet nat, fijn, wit zand of puimsteenpoeder, en naschuren met een oplossing vanwitte of Marseillezeep - een zeep op basis van plantaardige oliën - die, omkalkaanslag te vermijden, in koud regenwater of zacht water is opgelost. Verderereiniging gebeurt het best met gelijkaardige koude zeepwateroplossingen, eventueelaangelengd met lijnolie in de verhouding van één soeplepel per halve emmer water.De oplossing laat men het best even intrekken. Daarna aftrekken en droogdweilenen zo nodig verder droogwrijven met een doek. Overvloedig naspoelen met waterdient vermeden te worden.Dit is normaal gezien het perfecte onderhoud voor fijne cementtegels, die daarmee

verder uitharden én gaan glanzen. Enkel grovere cementtegels - bijvoorbeeld diemet marmerkorrels - kunnen wel met boenwas ingewreven worden. In dat geval

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

dient enkel witte boenwas en niet de courante gele of donker getinte was gebruiktte worden.Diverse gespecialiseerde handelaars houden tegenwoordig bij sloop

gerecupereerde gefigureerde cementtegels in voorraad. Voor sommige restauratieskan men hiervan gebruikmaken om zwaar beschadigde of grotendeels verdwenenvloeren te vervangen. Voor aanvulling van een partij tegels in een specifiek patroonis het, gezien het enorm gediversifieerde aanbod uit het verleden, vaak onmogelijkom binnen een haalbare periode bijpassende recuperatietegels te vinden. Daarvoorkan men wel beroep doen op enkele gespecialiseerde producenten. Naast hunhuidige standaardaanbod maken zij op aanvraag vrijwel elk gewenst motief in hetgewenste formaat tegen een vrij haalbare prijs.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

273

Literatuur

Baeck, M. & B. Verbrugge, De Belgische Art Nouveau en Art Deco wandtegels1880-1940, Brussel 1996 (M&L-cahier, 3).Baeck, M., U. Hamburg, J. Kamermans e.a., Industrial Tiles. Industrielle Fliesen.Industriële Tegels. Carreaux Industriels 1840-1940, Boizenburg, Hasselt, Otterlo2004.Baeck, M., ‘Cement tiles: an exploration’, Journal of the Tiles & ArchitecturalCeramics Society, Volume 12, 2006, pp. 20-30.Baeck, M. en H. Lejon, ‘De vloertegelfabriek Emmanuel Rottiers teTisselt-Willebroek in de context van de Belgische cementtegelindustrie’, M&LMonumenten en landschappen: tweemaandelijks tijdschrift, jrg. 17 (1998) nr.6, november-december, pp. 23-55.Heerding, A., Cement in Nederland, IJmuiden 1971.Merciot, A., Manuel du cimentier. Recueil de renseignements pratiques, Paris1934.Ritter, W., Handbuch für den Zementwaren- und Kunststein-Fabrikanten,Halle/Saale 1909.Scharroo, P.W., Cement en beton oud en nieuw. Geschiedkundig overzichtvan de ontwikkeling van de betontechniek van de oudste tijden tot heden,Amsterdam 1946.Sirag, Jzn M., Bouwmaterialen, Amsterdam 1949 (10e herziene druk)(Polytechnische bibliotheek, 57), p. 198.Stokroos, M., Terra cotta in Nederland. Het gebruik van terra cotta en kunststeenin de 19e eeuw, Amsterdam 1985.Van der Kloes, J.A., Onze Bouwmaterialen. Deel II: Kunststeen, Maassluis ca.1910 (2e geheel nieuw bewerkte druk).Wentink, H., PIE rapportenreeks, 16: Kalk & cement, Zeist 1995.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

274

De zeskantige cementtegels met drie kleurvakken in de hal van de pastorie te Scheemdageven een groot diepte-effect (foto RACM, A.J. van der Wal, 2002)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

275

Vloer van groot formaat cementegels in de gang van de uit 1898 daterende boerderij Zorgen Genot, Waterhyacint 8 in Terneuzen (foto RACM, G. Barbiers, 2004)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

276

Nicolaas ConijnOver stalvloeren: van paardenbox tot tuigenkamer, van functioneeltot representatief

Bij vloeren in stalgebouwen denken wij in eerste instantie natuurlijk aande vloer in de stal van de paarden. Maar ook de vloeren van dekoetshuizen en tuigenkamers kennen hun eigen ontstaansgeschiedenisen niet te vergeten de poets- en aanspanplaatsen in de luxestalcomplexen. Over al deze vloeren gaat dit hoofdstuk.

Het stalgebouw

Luxe stalcomplexen zijn ontstaan aan het einde van de negentiende eeuw, toen destallenbouw zijn hoogtepunt bereikte. Met een stalgebouw, soms ook wel koetshuisgenoemd, als bijgebouw bij een huis wordt niet alleen de stal voor de paardenbedoeld, maar het gehele complex van stal, koetshuis, tuigenkamers en vaak ookde zich erboven of ernaast bevindende koetsierswoning. Door de grote rol diepaarden in de negentiende eeuw speelden, zijn de interieurs van stalgebouwentelkens aangepast aan de eisen van de tijd, waardoor er nu geen stalinterieur inNederland van voor de negentiende eeuw bekend is.Wel bestaan er op een groot aantal buitenplaatsen nog stalgebouwen, waarvan

een enkele zijn oorspronkelijke functie behouden heeft. De meeste echter hebbenin de loop der jaren andere bestemmingen gekregen, in het gelukkigste geval alsgarage of opslagruimte, waardoor de structuur nog herkenbaar is gebleven. Veelstalgebouwen zijn echter verbouwd en voor andere doeleinden herbestemd. In desteden zijn koetshuizen een zeer grote zeldzaamheid geworden. Amsterdam kentnog één min of meer onbedorven stalgebouw bij een grachtenhuis en in de stadSteenwijk is nog het schitterende stalinterieur van stalhouderij Spijkervet bewaardgebleven.Aan het einde van de negentiende eeuw waren paarden niet alleen een

vervoermiddel, maar ze speelden ook een belangrijke rol in de ontspanning, devrijetijdsbesteding. Het stalgebouw werd toen van

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

277

1. Paardenstal met bakstenen vloer en gootjes op het landgoed Vollenhoven(foto RACM. A.J. van der Wal, 1998)

een louter functionele dienstruimte een ruimte die getoond werd, waar men trots opwas.1 Vanuit het Verenigd Koninkrijk verspreidden zich allerlei sportieve bezighedenover Europa, de koloniën en de Verenigde Staten. Paarden fokken, de productenbespreken en het tonen aan vrienden werden een geliefde bezigheid. Het rijdenmet paarden vanuit het zadel of vanaf de bok ontwikkelde zich in de loop van denegentiende eeuw, zeker toen de transportfunctie door de treinen en de auto's werdovergenomen, tot een ware rage onder de heren.Dit bereikte zijn hoogtepunt aan het begin van de twintigste eeuw. Zelfs bij de

aanleg van parken in dat tijdvak speelden paarden en rijtuigen een rol.Zo lieten omvangrijke parkenmet hun prachtige bosschages en doorkijkjes, zoals

op Hydepark te Doorn en op de koninklijke landgoederen De Horsten teWassenaar,zich vooral vanuit een rijtuig beleven. De EersteWereldoorlog maakte hieraan, doorde vordering van paarden voor de mobilisatie, een einde, waarna weer een kleineopleving volgde in het interbellum. In de jaren twintig verrezen op de nieuwe buitensvan succesvolle zakenmensen prachtige stalcomplexen voor de liefhebberij. Dezewerden door de zakenlui maar al te graag getoond als teken van hun verworvenpositie.

De paardenstal

Tot de verschillende staltypen waar de stabiliteit van de vloer belangrijk is, behoortzeker ook de paardenstal (afb. 1). Een paard is een vluchtdier, dat van naturegeneigd is te lopen en weegt 400 tot 800

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

278

2. Paardenbox met afvoergootjes en put in de stallen van Kasteel Twickel (foto A. van denTweel, 2008)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

279

kg. Het kapitaal van een paard zit in zijn benen en daar maken wij sindsmensenheugenis graag gebruik van. Alhoewel de natuurlijke leefomgeving vanpaarden de weides en velden is, staan werkpaarden, maar vooral ook de luxepaarden, in de regel op stal. Uiteraard moet die stal worden schoongehouden,hetgeen niet alleen plezierig is voor de mensen die met de paarden werken, maarook wezenlijk is voor de gezondheid van mens en dier. Mest en urine zijn immerseen gegeven in een stal. Echter, een natte vochtige bodem is voor de luchtwegenen de paardenvoeten een grote bedreiging. Het hoorn van de hoef heeft namelijkeen neiging tot rotten.Bovendien, om al te grote slijtage van het hoorn tegen te gaan, zijn paarden veelal

beslagen met ijzers, en deze ijzers zijn glad. Vloeren van paardenstallen moetendan ook zowel solide als ruwig zijn.In Engeland gebruikte men hiervoor vooral de clincker, gebakken van slakken uit

de hoogovens.2 In Nederland werd vooral de Hollandse rode of gele straatklinkertoegepast.3Door zijn hardheid, gelegd in cement, is deze zeer geschikt voor vloerenvan paardenstallen, maar dan wel zo gelegd dat het vocht zo goed mogelijkafgevoerd wordt naar de goot of de bezinkput (afb. 2). Ook heeft de klinker hetvoordeel dat deze gedurende de productie gevormd kan worden, waardoorafwateringsgootjes ontstaan. Een ander veel voorkomendmateriaal in oudere stallen,zeker in gebieden waar dit makkelijk voorhanden was, was natuursteen, waaronderzandsteen. Rond 1900 bleek dat het toen in opkomst zijnde asfalt eveneens eengoede bodembedekker voor stallen was. Asfalt is immers enigszins veerkrachtigen niet glad, gemakkelijk aan te brengen en goed schoon te houden. Hellendaangebracht in de box of stal en bol in het gangpad waardoor het vocht kon wordenafgevoerd in een grup of bezinkput.Bij luxere stallen werd voor de gangpaden ook wel een in cement gelegde,

geprofileerd, keramische tegel

3. Zandmal uit de stallen van de baronnen van Heeckeren van Wassenaer(foto A. van den Tweel, 2008)

gebruikt. Deze tegels gaven, regelmatig geschrobd, een verzorgde, heldere uitstralingaan de stal, maar hadden toch wel als nadeel nogal glad te zijn, zeker bij watafgesleten hoefijzers. Om de gladheid van de stal tegen te gaan werd, na het

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

schoonmaken, een dunne laag zand over de vloer uitgestrooid, soms met behulpvan een stalen matrijs versierd met wapen of kroon (afb. 3).

Het koetshuis

In tegenstelling tot de stal moet de vloer van een koetshuis juist zo glad mogelijkzijn om het rangeren van de rijtuigen te vergemakkelijken. Tot omstreeks 1900hadden rijtuigen ijzeren banden om de wielen; in de twintigste eeuw kregen metname de stadsrijtuigen al snel harde rubberbanden. Omdat de ijzeren bandenscherpe kanten hadden, moest de

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

280

4 Koetshuis met terrazzovloer van Paleis Het Loo (foto T. Haartsen, 2008)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

281

5. Zandstenen vloer in het koetshuis van Kasteel Twickel (foto A. van den Tweel, 2008)

vloer hiertegen bestand zijn. Klinkers, natuursteen, tegels, terrazzo en later betonwaren hiervoor dan ook de meest voorkomende materialen (afb. 4). Glimmendspiegelende vloeren waren het summum om de rijtuigen goed te kunnen tonen.4Terrazzovloeren, vaak zeer decoratief, werden hiervoor dan ook regelmatig

geboend. Wel hadden de schitterend gladde terrazzovloeren, onder meeraangebracht in de koetshuizen van Paleis Het Loo, het nadeel dat deze bijoverbelasting snel beschadigden, hetgeen niet gemakkelijk te herstellen is.Natuurstenen vloeren, zoals die in het oosten van het land regelmatig voorkomen,

hadden het nadeel te slijten bij het rangeren van de rijtuigen en gaven

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

282

6. Grote tuigenkamer van de stallen van Paleis Het Loo (foto T. Haartsen, 2008)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

283

7. Tuigenkamer van de stal van de jonkheren Van Loo aan Keizergracht te Amsterdam (fotocirca 1900)

gelijktijdig, evenals beton, fijn stof af - zelfs door erop te lopen - wat op de lak vande rijtuigen kwam (afb. 5).

De aanspanplaats en het voorplein

Paarden werden door gebrek aan ruimte in de steden vaak in het koetshuis voorde rijtuigen gespannen. Vaak waren deze belegd met hard gebakken klinkers, dieop zich hiervoor heel geschikt waren, maar wel lawaaiig en door hun hardheid gladkonden zijn. Wanneer er meer terrein beschikbaar was, werd in een aantal gevalleneen overdekte aanspanplaats gecreëerd. Dit bood demogelijkheid om kopsgezaagde(niet splinterende) houten blokjes in plaats van straatklinkers te gebruiken. Eendergelijke vloer heeft als groot voordeel gelijktijdig stroef als geluidsarm te zijn. Inde openlucht is een dergelijke bodembedekker door uitzetting en rotting, veroorzaaktdoor de weersinvloeden, niet mogelijk. Dit type vloeren ziet men vaak nog in deportecochères van de in de negentiende eeuw gebouwde hôtels particuliers in Parijs.Ook de stallen van Paleis Het Loo zijn voorzien van een dergelijke met cederhoutbelegde aanspanplaats.Om te voorkomen dat de rijtuigen al vuil werden voordat deze voor de stoep

verschenen, zijn de voorpleinen bij de stallen vaak bestraat met klinkers of metnatuurstenen brokken gelegd in teer, zand of cement, dan wel - in de twintigsteeeuw - met het gladde, zachtere en geluidsarme asfalt, vergelijkbaar met debestrating van de wegen. Alhoewel tegenwoordig in de moderne stallen veelal betonwordt gebruikt in de boxen en op de voorpleinen, is dit door gladheid enscheurgevoeligheid niet erg praktisch gebleken.

De tuigenkamer

Hangen bij kleinere koetshuizen de tuigen veelal in tuigenkasten tegen de wand inhet koetshuis, al dan niet afgesloten met glazen deuren of gordijnen tegen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

284

8. Stalvloer van de Braziliaanse residentie te Wassenaar (foto auteur, 2008)

het stof, wanneer er meer ruimte beschikbaar was, bevonden de tuigen zich in eenaparte kamer die gestookt kon worden. Doordat het beslag van messing of zilversnel krast of vervormt bij vallen, treffen we in deze tuigenkamers vaak houten vloerenaan.Het betreft hier meestel grenen vloeren, vaak blank geschuurd, soms gebeitst,

geschilderd, of voorzien van een linoleum vloerbedekking in luxere etablissementen.Linoleum was makkelijker schoon te houden.Evenals de stallen en de koetshuizen ontwikkelde de tuigenkamer zich van een

zuiver functionele ruimte naar een vertrek dat getoond werd en waar men zijnvrienden kon imponeren met zijn tuigenverzameling (afb. 6). In de loop van denegentiende eeuw ontwikkelden de tuigen zich sterk. De tuigenmakers besteeddenmeer aandacht aan vormgeving en detail van zowel de snit als de afwerking metprachtig gevormd beslag, fijn uitgevoerde wapens en schitterend stikwerk. Parallelhieraan ontwikkelden

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

285

de tuigenkamers zich als een ruimte met parketvloer en in hoogglans gelaktelambrisering, waar gasten konden worden ontvangen5. Boven de tuigen werdengravures van aanspanningen opgehangen en soms ging het zelfs zover datcomfortabele sofa's en stoelen de heren de gelegenheid boden zich terug te trekkenom met een goed glas de resultaten van de fokkerij, de ervaringen in het jachtveldof de belevenissen van de bok te bespreken.

Het behoud van stalgebouwen en hun vloeren

In Nederland zijn de stallen van Paleis Het Loo, gebouwd door de rijksbouwmeesterC.H. Peters, bijgestaan door dr. P.J.H. Cuypers en prof. H. Evers en gereedgekomenin 1909, de meest spectaculaire overblijfselen van de stallencultuur. Zowel koninginWilhelmina als prins Hendrik waren hier oprecht trots op. Nog altijd is deze trots erbij de familie; ook koningin Beatrix toont de stallen graag aan gasten die zij op HetOude Loo ontvangt. Koningin Wilhelmina en prins Hendrik waren, als enthousiastepaardenliefhebbers, nauw betrokken bij de bouw van de stallen van hunzomerresidentie. Dit complex is sterk beïnvloed door de stallenbouw in Duitsland,waar de rijksbouwmeester op aanraden van prins Hendrik een speciale studiereisnaar heeft gemaakt.Ook de jonkheren Van Loon bezaten schitterende stalcomplexen bij hun huizen

te Amsterdam en Doorn als voortvloeisel uit hun grote belangstelling voor paardenen rijtuigen (afb. 7). Op Twickel werden de stallen in 1892 geheel aangepast aande eisen van de tijd door dr. Rodolph baron van Heeckeren van Wassenaer. Dezestallen worden nog op een indrukwekkende wijze onderhouden. Andere belangrijkestalinterieurs - waaronder vele uit het eerste kwart van de twintigste eeuw, zoalsdie van Brakkesteyn te Nijmegen, de Valkenberg in Rheden of Frisia State enVoorlinden te Wassenaar - zijn verloren gegaan als gevolg van verwaarlozing ofherbestemming als woonhuis.Een gelukkige uitzondering is de stal bij de residentie van de Braziliaanse

ambassadeur aan de Paauwlaan te Wassenaar (afb. 8). Deze buitenplaats metdaarop het complete en gave stalgebouw met stallen, tuigenkamers, koetshuis eneen indrukwekkende garage is in de jaren 1914-1916 gebouwd door architect L.J.Zaaijer in opdracht van de heer D.T. Ruys. Het zou mooi zijn wanneer bij deonvermijdelijke herbestemming er oog voor de vloeren als onderdeel van de interieurszou zijn. Het is opmerkelijk dat in de recente en uitvoerige redengevende omschrijvingin het monumentenregister van dit gebouw, waarin uitgebreid aandacht wordt besteedaan het interieur, waaronder wanden en plafonds, een vermelding van de vloerachterwege is gebleven.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

286

Paardenboxen met klinkervloeren in het koetshuis uit circa 1880 van de Allersmaborg toEzinge (foto RACM, A.J. van der Wal. 2005)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

287

Betegelde vloer van het koetshuis uit omstreeks 1910, behorend bij kasteel De Haar teHaarzuilens (foto RACM, G.J. Dukker, 2005)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

288

Plavuizenvloer in de melkkelder van boerderij De Rollen te Groningen (foto RACM, K.Roderburg, 2005)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

289

Geheel bestrate koestal met grup in de Oldambster dwarshuisboerderij Lalleweer 2 teBorgsweer bij Terneuzen (foto RACM, C.S. Booms, 2004)

Eindnoten:

1 Worsley, G., The Brittish Stable, New Haven/London 2004, pp. 250-252.2 Worsley, op. cit., 242; Encyclopedia Brittannica, deel 5, 1929.3 Quadekker, E.A.L., Het paardenboek, Zutphen/Arnhem ca. 1900, deel I, pp. 493-496.4 Vloerbedekking in de koetshuizen van Paleis Het Loo, 1909.5 Zurawska, T., Zbiory Powozowni Zamkowej w Lancucie, Rzeszów 1998, pp. 11, 37.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

290

Ronald StenvertHygiënische vloeren: vloerentaxonomie 1850-1965

Door de industrialisatie in de negentiende eeuw ontvouwde zich eensteeds breder palet aan nieuwe en vernieuwde soorten vloeren envloerbedekkingen. Innovatie, imitatie, differentiatie, verdringing enveralgemenisering zijn de kernwoorden in deze ontwikkeling. Ook deomloopsnelheid van het gebruik nam in de tijd toe. Zo blijkt inmiddels alweer veel van het loopvlak in de gebouwen uit de periode 1850-1965 tezijn versleten en geruisloos verdwenen.

Vlak met rand

In 1840 was het palet aan soorten vloeren nog tamelijk overzichtelijk. De architectJ.J. Penn (1812-1849) spreekt over stenen vloeren van plavuizen en gehouwensteen, noemt pleistervloeren en acht de fraaiste vloeren van ‘mosaïk’. Wel vindt hijhouten vloeren voor de noordelijke streken veel bruikbaarder dan voor zuidelijkeen ‘in kleine vertrekken mag men ze met papier of doek beleggen’. Parketvloerenhebben zijn voorkeur boven geploegde houten vloeren en ‘feneer-vloeren’ acht hijnog beter. Deze kan men versieren ‘door tusschen de voegen andere houtsoortente leggen, of er de zoogenaamde incrustatie (inlegwerk) in te brengen’. Als eennieuwe ontwikkeling bespreekt hij de patentvloer, waarop de Duitse schrijnwerkerBadmeyer in 1832 een octrooi verkreeg. De patentvloer is een constructie waarbijde vloerdelen aan elkaar werden gelijmd. Om de werking van de gehele vloer opte kunnen vangen werden de delen via een schuiflat aan de onderzijde aan devloerbalken verbonden; een innovatie zoals er nog meer zouden volgen.1Eugen Gugel (1832-1905) pakte het onderwerp in 1882 fundamenteler aan. In

het deel over ‘Vormen der binnen ordonnantie’ van zijn Architectonische vormleer2schreef hij: ‘Het behoort tot het wezen van elken vloer en mag zelfs als zijnevoornaamste eigenschap worden beschouwd, dat hij een - meestal horizontaaluitgebreid - effen vlak vormt’. Daarna vervolgde hij met de consequente, maar wat

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

291

1. Eugen Gugel, Architectonische vormleer, ‘Vloerverdeelingen’, Amsterdam 1882 (collectieauteur)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

292

overbodige mededeling: ‘..elk relief dient, als in strijd met doel en bestemming,daarbij vermeden te worden’. Verdeling en versiering moeten volgens hem ‘wat derichting betreft onzijdig en different zijn’, maar ‘naar de eischen van den goedensmaak moet elke eenigszins rijk geordonneerde vloer van een rand, als symboolvan eindiging en begrenzing worden voorzien’. Daarbij haalde hij Gottfried Semperaan die een onderscheid maakte tussen ‘zoom’, ‘boord’ en ‘naad’; de zoom omsluitde vloer, de boord beëindigt de vloer en de naad voegt vloerdelen samen. De beideeerste begrippen verwijzen naar de rand van de vloer en volgens Gugel ‘eischt’naast een rand ‘de ontwikkelde smaak, hoewel minder dringend, eene ornamenteleaanduiding van het midden’ (afb. 1). Tevens wees hij er op dat als de vloer inonderafdelingen wordt verdeeld dit gedaan dient te worden ‘in nauw en afhankelijkverband met de samenstelling der zoldering’. Vensters en deuren achtte hij echterslechts van invloed op de verdeling van de vloer als zij assen aanwijzen ‘ten opzichtewaarvan in den vorm en in de rangschikking der compartimenten symmetrie moetworden in acht genomen’.Gugel beperkte zich tot esthetische eisen en dat deed ook J.B. Kam (1860-1932)

toen deze zich uitsprak over vloeren en vooral over de zijns inziens opzichtigetapijten ‘waarop de moderne industrie ons maar goedmoedig laat rondwandelen’.3Cornelis van der Sluys (1881-1944) ging nog een stap verder: ‘In het algemeenmoet ik, als van alle onderdeelen dit zeggen dat imitatie, dus namaak van iets anderseen onsmakelijke dwaasheid is. Men gebruikt dus geen imitatie marmer, steen,hout, tapijt, tegels of wat ook op den vloer. Geen ornamenten die relief suggereren,geen patronen die te veel aandacht vragen, geen oude stijlmotieven op eenmodernetechniek of modern fabrikaat. Geen patronen, die slechts van één kant bekekengeteekend zijn en dus van andere zijde bezien op den kop staan of dwars hangen’.4Ten slotte waarschuwt ook J. Penraat (1918-2006) ons ‘tegen te drukke dessins entegen smakeloze imitaties, waaraan verschillende fabrieken zich schuldig maken’.5Dit alles geeft wel aan dat de industrialisatie niet enkel heeft geleid tot een breed

scala aan nieuwe mogelijkheden, maar tevens in de tijd zelf afgeschilderd werd alsboosdoener waar het gaat om goedkope imitaties en als uiting van smaakbederf.Inmiddels groeide het brede besef dat imitatie een wezenlijk en onverbrekelijkonderdeel van de architectuur was en verder strekte dan pleisterwerk en behangalleen.

Slijtlaag op constructie

In functionele zin dient een vloer slijtvast te zijn en goed schoon te houden.Horizontaal, vlak en hard zijn nadere vereisten en de vloer moet, vanuit hygiënischoogpunt bezien, liefst uit één vlak bestaan.Dat laatste is niet altijd even eenvoudig, omdat vloeren, zowel houten als stenen,

vanwege schommelingen in temperatuur en vochtigheid moeten kunnen blijvenwerken.Het vloeroppervlak heeft onze eerste aandacht, maar kan niet zonder de

onderliggende, en daardoor aan het zicht onttrokken vloerconstructie. In hetalgemeen gesteld functioneerden middeleeuwse vloeren zowel als constructie, alsvloer en als plafond. Pas na die tijd trad er een functionele differentiatie op, waarbijde vloerconstructie aan de onderzijde werd voorzien van plafonds en er soms eenafzonderlijke bedekking op werd gelegd. In de loop der zeventiende eeuw kwamende eerste stucplafonds in zwang, maar een afzonderlijke bedekking op de vloer

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

bleef evenwel een uitzondering. Ook de genoemde patentvloeren uit 1832 werdendirect op de vloerbalken gelegd en maakten integraal onderdeel van devloerconstructie uit.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

293

2. Voorbeeld van een houten vloerconstructie met tussenvloer: plafond met stuc op riet, eentussenvloer en een ondervloer bestaande uit cementdelen, waarop cement-estrik en daaroplinoleum. Uit: Deutsche Linoleum-Werke A.-G., Deckenkonstructionen mit Linoleum. Berlin1928 (collectie auteur)

Op het moment dat er hogere eisen gesteld gingen worden aan de geluidswerendheidvan de vloeren, vooral bij woningscheidende vloeren, kwam daar verandering in.Daarnaast verschenen er rond 1900 vlakke steenachtige vloeren, zowel uitgevoerdin gewapend beton als samengesteld uit systeemvloeren. Ten derde vereisten deop de markt komende slappere en dunnere vloerbedekkingen een vlakke en stijveondergrond. Deze ontwikkelingen tezamen hebben geleid tot een scheiding in dedraagconstructie (draagvloer), de tussenconstructie en de vloerbedekking (waaropdan nog weer een karpet kan liggen). Aan de verschillende soorten draagvloerengaan we hier verder voorbij.De tussenvloer, of dekvloer, kent vele namen en uitvoeringen. Van een

tussenvloer, ook blinde vloer genoemd, is doorgaans sprake bij houten vloeren. Dedekvloer, ook afwerkvloer of vulvloer genoemd, wordt doorgaans gebruikt bijsteenachtige vloeren. Daarnaast spreekt men, beschouwd vanuit het oogpunt vande vloerbedekking, over ondervloer en bedoelt men daarmee dezelfde

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

tussenconstructie. Bij parket maakt men veelal gebruik van een vurenhoutenondervloer. Voor het leggen van dunne vloerbedekkingen wordt bij een houtenvloerconstructie gebruikgemaakt van plaatmateriaal: spaanplaat (vanaf 1880),vezelplaat of hardboard (vanaf 1898), of gesierd met fabrieksnamen zoals celotex(suikerrietvezelplaat, sinds 1925) en masonite (een hardboard, geproduceerd vanaf1929). Een steenachtige ondergrond komt vaak voor in combinatie met eenestrikvloer, de verzamelterm voor een vlakke afwerklaag op basis van leem, gips,kalk, cement, magnesiacement, of zelfs asfalt. Twee soorten vloeren verdienenextra aandacht. De eerste is de dubbele vloer die kan bestaan uit een tweede laagin de vorm van houten vloerplanken gespijkerd op kleinere vloerbalkjes bovenopde primaire vloerconstructies. Om gehorigheid en warmteverlies te beperken zijnde ruimten tussen de vloerbalkjes gevuld met isolatiemateriaal (kurkafval, zeegrasof slakkenwol). Deze vloeren zijn bijvoorbeeld toegepast in de Noorse buurt in hetZeeuwse Ouwerkerk in houten woningen die na de watersnoodramp van 1953 doorNoorwegen werden geschonken. Ook kan de isolatie niet op, maar tussen devloerbalken aangebracht worden, hetgeen dan natuurlijk een tussenvloer heet (afb.2).6De wens om het contactgeluid te verminderen zit ook achter de zogeheten

zwevende vloer, een als het ware los liggende tweede vloer. Tegenwoordig bestaatdie vaak uit een veerkrachtige, viltachtige laag (voor het ‘zweven’) met daarop eendekvloer. Bij de in 1932-1933 gebouwde flat aan het Ungerplein te Rotterdam, naarontwerp van J.H. van den Broek (1898-1978), werden voor dit doel op degewapend-betonvloer houten vloerbalkjes en een houten vloer gelegd

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

294

3. Dienstbodenkamer in het flatgebouw Ungerplein 2 te Rotterdam, uit 1932-1933, methouten dekvloer op de betonconstructie (foto auteur, 2007)

(afb. 3). Dit had als bijkomend voordeel dat de leidingen erin weggewerkt kondenworden.7Een laatste punt is de plint, die wordt toegepast om de overgang van vloer naar

wand te maskeren en ook om het werken van de vloer op te vangen. Naast devanouds bekende staande plint wordt in recente tijd bij parket veelvuldig de liggendedeklat gebruikt.Bij linoleum, of andere slappe vloerbedekking, wordt ook wel een holle opstaande

plint benut. Een dergelijke plint heet bij tegelwerk - en meer in het algemeen bij natteruimten - een sanitairplint.

Differentiatie naar functie

Slijtvastheid en waterbestendigheid zijn de meest in het oog springende functioneleeisen aan vloeren, naast weerstand tegen puntbelasting en chemicaliën.8 Andereaspecten bij de keuze van de vloer of vloerbedekking zijn representatie en plaatsin het gebouw. Zo is er een onderscheid te maken in representatievloeren (hal,zitkamer), verblijfsvloeren (eetkamer, slaapkamer, schoollokaal), verkeersvloeren(gangen, trappen), natte vloeren (keuken, badkamer, toilet), dienstvloeren (kelders),secundaire vloeren (zolders), werkvloeren (fabrieken) enmogelijk nog enkele andere.Naast het esthetische aspect dat hiermee gemoeid is, dient er ook rekening teworden gehouden met het feit dat de vloeren in de verschillende ruimten opafwijkende manieren worden belast; slaapkamervloeren zijn immers minder aanslijtage onderhevig dan trappen. De fabrikanten hanteren een indeling in driehoofdgroepen: huishoudelijk, commercieel en industrieel gebruik.9

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Veel komt samen bij de inrichting van een representatief gebouw, zoals het HaagseVredespaleis (1907-1913). Voor deze behuizing van het Permanente Hof vanArbitrage werd in 1905 een prijsvraag uitgeschreven en het rijke winnende ontwerpvan de Fransman L.M. Cordonnier (1854-1938) werd vanaf 1907 onder leiding vanJ.A.G. van der Steur (1865-1945) in wat aangepaste vorm uitgevoerd. Mede doorschenkingen in natura leek het of geld bij dit bouwproject geen rol speelde.Begin 1911 begon men met de inrichting van het paleis, waarvoor de Hagenaar

Herman Rosse (1887-1965) verantwoordelijk was. Hij ontwierp tevens de motievenin de vloeren. De vele kostbare houtsoorten die voor betimmeringen werdenaangevoerd verwerkte men echter vrijwel niet in de vloeren. De toen nog inRotterdam gevestigde firma Bruynzeel & Zn. leverdemaar liefst 1.600m2 parketvloer,waarop men de vele ten geschenke gekregen tapijten legde. In de representatievevloeren in de hallen werd het nationale geschenk van Italië verwerkt, een zendingvan 1.750 m2 Arabescato-marmer. De vloeren van zij- en achtergebouw ter groottevan 1.250 m2 werden met mozaïek ingelegd door de Franse firma Simons & Co.10

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

295

4. Tekening van de vloeren op de verdieping van het bestek voor de afbouw van MuseumBoijmans uit 1934 (collectie Museum Boijmans Van Beuningen)

Een ander voorbeeld is het door Van der Steurs oudste zoon Ad. van der Steur(1893-1953) als stadsarchitect van Rotterdam ontworpen Museum Boijmans vanBeuningen (1931-1935). In het bestek voor de afbouw uit 1934 wordt op iedereverdieping per ruimte aangegeven welke vloerbedekking moet worden toegepast(afb. 4): in de grote hal groen Zweeds marmer (G), in de beeldenzaal Solnhoferkalksteen (S), op de trappen Comblanchien kalksteen (C), in het Marot-trappenhuisen tussen de tentoonstellingszalen parket van eikenhout (P), in detentoonstellingszalen linoleum (L), in de toiletten tegels (T) en in de dienstruimtenin de toren Egyptovloer (Egypto-glansbeton; E).11Niet enkel voor de verschillende ruimten, maar ook per ruimte werden de

keuzemogelijkheden steeds groter. Om niet door de bomen het zicht op het bos teverliezen werden bijvoorbeeld in 1969 in het kader van het huishoudonderwijs voordoelmatige keukens de voor- en nadelen van een achttal soorten vloeren opgesomd:linoleum, rubber, vinyl-asbesttegels, pvc-vloeren, naadloze vloeren vanpolyvinylacetaat, granitovloeren, cementvloeren of gewoon keramische tegels. Dezeindeling in waterbestendige

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

296

5. Wener vloer in keperverband in de directeurskamer in Ten Hope's Handelsondernemingaan de Westzeedijk te Rotterdam uit 1911 (foto auteur, 2008)

vloeren is een echo van een opsomming in een eerder boekje, waarin vooralbenadrukt werd: ‘Ten slotte moet worden opgemerkt, dat een goed onderhoud vande vloer voor een belangrijk deel de duurzaamheid bepaalt. In de praktijk is geblekendat vloeren vaak meer lijden van een verkeerd onderhoud met chemische middelen,schuurmiddelen, enz., dan van normaal gebruik’; een uitspraak die in feite nogsteeds geldt voor alle al dan niet historische vloeren.12

Gespijkerde stroken en vlakken

Op het eerste gezicht lijkt de houten vloer het minst aan historische ontwikkelingonderhevig. De houten plankenvloer is van alle tijden en zowel constructief toegepastals verder onbewerkt en in de minder belangrijke ruimten vaak onbehandeld gelaten.Daarnaast is het ook bij uitstek een representatieve vloer, die kan en mag pronkenals ontvangsthal of dansvloer, of in het dagelijks gebruik dient als geriefelijke en‘voetwarme’ vloer.Net als de patentvloer wordt ook de zogeheten Wener vloer direct op de

vloerbalken gespijkerd. De stroken worden van balk tot balk gelegd onder een hoekvan 45 graden en resulteren in een keper- of visgraatmotief. In 1920 geeft Zwierser de voorkeur aan een blinde vloer als ondergrond te gebruiken13, zoals nogaanwezig in de directeurskamer van Ten Hope's Handelsonderneming aan deWestzeedijk in Rotterdam uit 1911 (afb. 5).Massief parket heeft een dikte van 23 mm, of in de dunnere variant 10 mm. De

beste soorten parket zijn de riftgezaagde vloeren, bestaande uit lange, 9 cm bredeplanken van kwartiers gezaagd hout met vrijwel haakse jaarringen. Eikenhout is hetbest, niet te duur en levert de beste resultaten in het machinale droogproces, datrond 1900 steeds belangrijker

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

297

begint te worden. Hierdoor kan een schijnbaar naadloze vloer vervaardigd worden,hetgeen voor een betere hygiëne zorgt.Gelegd op een blinde vloer kent het parket verschillende verschijningsvormen;

als plankenvloeren, of in kortere delen als tapisvloer (van het Franse woord voortapijt, zonder messing en groef), dan wel als strokenvloeren (met messing en groef).Deze kortere delen kunnen zowel in blokvorm als in visgraat gelegd zijn. Op eenblinde vloer werden de delen met messing en groef blind vernageld door spijkersin de messing. Tapisvloeren werden gelijmd of rechtdoor vastgezet met kleinespijkers voorzien van een verloren kop, die vervolgens werden nagedreveld en metstopverf afgedekt. Op betonnen ondervloeren worden in de dikkere parketplankenaan de onderzijde zwaluwstaartvormige groeven geschaafd. Ze worden vervolgensmet bitumen vastgeplakt, ooit bekend als ‘Systeme Gourgechon’, maar lateralgemeen toegepast. Het kan ook voorkomen dat een vuren tussenvloer, van onderengezwaluwd, op deze wijze op de betonvloer is geplakt, waarop vervolgens eendunne eiken toplaag in bitumen wordt gelegd.Vloerdelen in een grotere blokvorm, parketplaten genoemd, zijn doorgaans met

geometrische patronen ingelegd. In Vlaanderen noemt men ze stijlpanelen en diekunnen binnen een omsluitende rand uit verschillende motieven bestaan, zoals eendiamantof tegelmotief of een diagonaal gelegd mozaïek (Versailles-patroon). Inuitzonderlijke, rijke gevallen zijn deze panelen met verschillende soorten houtingelegd (marquetterie of intarsia), zoals in het landhuis Endymion te Bloemendaal(1909-1911) naar ontwerp van H.T. Wijdeveld, waar de randstroken ook op dezewijze zijn versierd.Industrialisatie leidde ertoe dat er ook ‘samengestelde’ parketvloeren ontstonden,

bestaande uit een toplaag van een hardere en mooiere soort, gelijmd op tweekruislings gelijmde lagen van vurenhout. Hoewel deze benaming later een ietsandere betekenis heeft gekregen, heet dit lamelparket of triplexparket. Als de toplaagdun is, spreekt men ook over fineerparket. Het gebruik van lintzagen vanaf 1862,een patent uit 1865, een rondschilmachine voor fineer in 1890 en de toepassingvan goede lijmen vanaf 1903 hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van triplex.14In 1897 werd in Rotterdam door C. Bruynzeel (1875-1955) de stoomtimmerfabriekDe Arend opgericht, waar onder meer vanaf 1905 houten vloerdelen werdengeproduceerd. Bij de uitbreiding van de fabriek in 1911 begonmenmet de productievan triplex. Na een brand in 1919 volgde herbouw van de fabriek in Zaandam, diezich vervolgens ontwikkelde tot de grootste vloerenproducent van Nederland.Wanneer de blokvorm kleiner is en uit een vier- of zestal dunne latjes (lamellen)

van verschillende tinten hout bestaat, spreekt men over mozaïekparket. Door dekleinere afmetingen kan het mozaïekparket direct op een steenachtige afwerkvloergeplakt worden, al dan niet op een onderplaat. Een voorbeeld is de feestzaal vanhet Rotterdamse Groothandelsgebouw uit 1953 (afb. 6). De kleinere blokvormenkunnen ook bestaan uit een al dan niet gelamineerde onderplaat, waarop in defabriek dunne latjes in een eenvoudig patroon zijn geplakt.Vanaf eind negentiende eeuw worden parketvloeren ook gemaakt van de toen

beschikbaar komende Amerikaanse Douglas-den, ook Oregon pine genoemd. Ditmateriaal is veel toegepast in scholen en gestichten. Deze vloeren zijn net zoonverslijtbaar als de maple-vloeren van de Amerikaanse esdoorn, die vooral werdentoegepast voor zwaar gebruik, zoals in pakhuizen. Een goed overzicht van hetgebruik van buitenlandse houtsoorten voor speciale doelen is er nog niet. Als enkelvoorbeeld kan de houten strokenvloer van Bankirai genoemd worden in

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

298

6. Mozaïekparket in de feestzaal op de bovenste verdieping van het Groothandelsgebouwte Rotterdam uit 1953(foto auteur, 2008)

het oudste deel, uit 1890, van de Koninklijke Tricotfabriek G.J. Willink te Winterswijk.Deze zuurbestendige hardhouten delen, afkomstig uit Borneo, werden toegepastop plaatsen met brandgevaar of waar met chemische stoffen gewerkt werd.15Specifiek voor bedrijfsvloeren zijn ook de kopshouten- blokjesvloeren, die als een

houtbestrating in halfsteensverband worden gelegd. In zand gelegd gebruikt menvurenhouten blokken van 8 bij 20 cm, en met pek op betonvloeren vastgezet van3, 5 bij 12, 5 cm. Ze werden gelegd van machinaal gedroogd hout, dat na plaatsingzwelt en zo ‘aan elkaar vastgroeit’. Ze zijn ook te vinden in de beeldhouwateliersvan de Atelierwoningen aan de Zomerdijkstraat te Amsterdam uit 1932-1934 enwaren aanwezig in de hoekkamers van het afgebrande gebouw Bouwkunde vande TU Delft uit 1965-1970.16

Stroef, hard en koud

Natuursteen is van alle tijden en werd vooral toegepast als uitdrukking van de rijkdomvan de opdrachtgevers. Trachiet en rode zandsteen kwamen uit het Rijngebied,Doornikse en Gobertanger steen uit het Scheldegebied, hardsteen en rode marmersuit het Maasgebied en zandsteen uit het Vecht- en Wezergebied. Slechts enkelebijzondere soorten verscheepte men van overzee: marmer uit Italië, Gotland- enÖlandsteen uit Zweden. Betere transportmogelijkheden, per schip maar ook per

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

299

7. Deel van de vloer van de R.K.O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand te Valkenburg(1960-1961) met kwartsiettegels in de paden en Colovinyl-tegels onder de banken (fotoauteur, 2008)

spoor, verruimden de keuzemogelijkheden en import van dure steensoorten, zoalsmarmer. Toenemende mechanisatie tegen het eind van de negentiende eeuwmaakte het mogelijk om stenen met draadzagen te zagen, te bewerken metpneumatische hamers en boren, en machinaal te polijsten. Voorheen als te hardbeschouwde steensoorten, zoals Scandinavisch graniet en kwartsiet, werdenmakkelijker toepasbaar. De vanouds bekende natuursteensoorten bleven veelvuldiggebruikt, maar ook kwamen er andere soorten in de mode.In functionele zin moeten natuurstenen vloeren stroef zijn en blijven onder het

belopen, geluiddempend zijn, niet glad bij nat worden, gemakkelijk te reinigen zijn,grote weerstand tegen slijten hebben, en, indien gebruikt in laboratoria, zuurvastzijn. Zandsteen werd in het verruimde aanbod als minder geschikt bevonden, enhardsteen als noch stroef en noch slijtvast afgedaan.17 Hoewel niet weervast en ookniet stroef bij nat worden, werd de Solnhofer kalkhoudende leisteen als zeer slijtvastveelvuldig toegepast. Naast marmer, zoals de witte marmersoort Calcatta brouillé,gelegd in de benedenfoyer van de Utrechtse stadsschouwburg uit 1941, werd ookveel Duitse Muschel-kalksteen toegepast, Franse Comblanchien-kalksteen (de trapin de NCRV-studio uit 1938-1941) en travertijn uit Duitsland of Italië. Kenmerkendvoor de wederopbouw is het gebruik van de harde Noorse kwartsiettegels, zoalstoegepast in het Amsterdamse Amstelstation (1939), het Arnhemse provinciehuis(1955), de R.K.O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand te Valkenburg (1960-1961)(afb. 7) en het gebouw voor Technische Natuurkunde te Delft (1963). Ook deItaliaanse Serpentino, een donkergroene, metamorfe steen die enige buigspanningop kan nemen, werd in die tijd veel bij trappen toegepast. In het gebouw van deSteenkolen-Handelsvereniging in Utrecht ligt een marmer- en natuursteenvloermozaïek uit 1960, de vier jaargetijden voorstellend (afb. 8).Voor kunststeen, zowel de keramische, geglazuurde, als die op cementbasis,

gelden in principe dezelfde genoemde functionele vereisten. Leem-, gips- enkalkvloeren zijn volgens die eisen eigenlijk te zacht en dat geldt in feite ook voor devan pannenklei gebakken estrikken of plavuizen. Deze waren in het verleden vaakvoorzien van glazuur of een slibversiering. De onder grote druk geperste en vanfijne kleisoort hardgebakken of ook dubbel hardgebakken vloertegels komen eldersin dit boek aan de orde. In Engeland kreeg Richard Prosser in 1840 een patent opde productie van drooggeperste gedecoreerde tegels, die vervolgens door HerbertMinton in 1845 in productie werden genomen en in Engeland bekend staan als

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

‘encaustic tiles’. In 1848 werd dit procedé door Villeroy & Boch te Mettlach bijSaarbrücken overgenomen voor de productie van gebrande mozaïeksteentjes. Ditontwikkelde zich in 1854 tot de eerste Mettlacher Mosaikplatten (mozaïektegels).Vanaf de introductie van cementsteen in Nederland in 1868 werden hier ookcementtegels geproduceerd.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

300

8. Marmer- en natuursteen vloermozaïek de vier jaargetijden voorstellend, aangebracht in1960 door de kunstenaar Nico Wijnberg op de vloer van de trappenhal van het gebouw vande Steenkolen-Handelsvereniging in Utrecht naar ontwerp van het architectenbureau Opten Noort Blijdenstein (foto RACM, A.J. van der Wal, 2002)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

301

9. Voorbeeld van metaalharde cementvloertegels uit een reclamefolder (circa 1920) van defirma N.V. Oosthoek & Zoon, met toonzaal te Den Haag en fabriek in Alphen aan den Rijn(collectie auteur)

Dit leidde ook tot imitatie van de mozaïektegels in cementsteen, zoals diebijvoorbeeld vanaf 1919 als Impermo-tegels door de firma F. Stultjens in Sint Truidenwerden geproduceerd. Ze worden ook terrazzo- of granitotegels genoemd ofmetaalharde cementvloertegels (afb. 9).Voor de nog hardere tegels maakt men gebruik van hardgebakken tegels waar

ijzerhoudende klei, en soms hoogovenslakken in zijn verwerkt en die gresofijzeraardetegels genoemd worden. Vergelijkbaar daarmee zijn de betonnen tegelsdie vanaf midden jaren twintig door de betonfabriek DeMeteoor in De Steeg werdengeproduceerd. Deze één centimeter dunne pantsertegels bevatten staalsplit ofstaalgruis en komen onder meer voor in de uitbreiding van de Tricotfabriek inWinterswijk (1934), te Utrecht bij de Pastoefabriek uit 1929 (afb. 10), maar ook teEindhoven op het Philips-complex van Strijp S (1927-1930).18 Ze worden ookijzerklinkervloertegels, staalbetontegels of Offerhaus-tegels genoemd.19Voor de allerzwaarste belastingen, ook op Strijp S aangetroffen, zijn er betontegels

bedekt met een gietijzeren en aan de hoeken omlopende plaat, zogeheten

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

staalankertegels. Als derde toepassing zijn in Strijp S de trapbordessen alsstaalbetonvloer uitgevoerd; een naadloze cementvloer met staalsplit, als procedébedacht door A. Kleinkogel.20

10. Pantsertegel met een dikte van één centimeter, voorzien van staalsplit, zoals aangetroffenin een deel uit 1929 in de Pastoe Meubelfabriek aan het Rotsoord te Utrecht (foto auteur,2008)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

302

Naadloos, maar met dilatatie

In het themanummer over vloeren van Misset's Bouwwereld uit 1965 wordt eenindeling gemaakt in naadloze en niet-naadloze vloeren en worden acht soortennaadloze vloeren opgesomd: asfalt- en bitumen-emulsievloeren, cementgebondenvloeren, magnesietvloeren, synthetisch-anhydrietvloeren, terrazzo- engranito-vloeren, rubbercement- en epoxy-deklagen.Asfalt- en bitumen-emulsievloeren bestaan uit een mengsel van asfaltbitumen en

vulstoffen. Ze zijn stroef, slijtvast en stofvrij, maar niet waterdicht, en worden gebruiktals bedrijfsvloer. Een voorbeeld hiervan was te vinden in het uit 1912-1913 daterendeJobsveem te Rotterdam. Als krimpwapening zijn dunne ijzerdraadjes verwerkt.Rubbercement, uitgevonden als lijm in 1899, bestaat als vloer uit een deklaag vaneen elastische mortel met rubbersnippers en latex in een oplosmiddel.De epoxy-deklaag was in 1965 een relatief recente uitvinding. Epoxyhars is een

in 1939 uitgevonden thermohardende tweecomponenten-kunsthars (polyester),bestaande uit een hars en een toegevoegde verharder. Tegenwoordig worden alsslijtlaag voor bedrijfs- en industrievloeren vooral het sinds 1937 bekende polyurethaanen het sinds 1936 bekende acrylaat gebruikt.Gietdekvloeren zijn in hun eenvoudigste vorm cementgebonden, maar krijgen

vaak een extra toeslagstof mee om een goed verwerkbare en uiteindelijk harde enstofvrije vloer te vormen. Zeker vanaf 1925 wordt daarom wel de zeer hardetoeslagstof carborundum (een siliciumcarbid) aan de deklaag toegevoegd. Rond1940 bestaan er ook andere verharders, zoals Duromit (vanaf 1925) en Loniscar.Het eerder genoemde Egypto-glansbeton van Museum Boijmans van Beuningenis eveneens een cementdekvloer met verharder.Bij niet-industriële vloerenmaakt men gebruik van anhydriet- enmagnesietvloeren.

Anhydriet is gemaakt uit gipssteen (calciumsulfaat), dat tot vijfhonderd gradengebrand wordt en zo al zijn kristalwater verliest (watervrije gips). Dit in tegenstellingtot stukadoorgips, dat nog wel kristalwater bevat. Het resultaat heet vloergips enwordt met zand en een vloeimiddel tot een dekvloer vermengd die plastischer isdan een cementvloer. In 1867 vond de Fransman Stanislaus Sorel datmagnesiumoxide aangemaaktmet chloormagnesium versteent tot een grote hardheiden vastheid. Vanwege de vochtaantrekkendewerking van dit zogeheten Sorel-cementwordt als vulstof tot voor de helft houtzaagsel bijgemengd, en spreekt men oversteenhout of houtgraniet. Vanaf circa 1900 worden deze vloeren toegepast terafwerking van houten balkenvloeren in woningen en later als dekvloer op beton,onder onder andere de namen doloment, torgament en xyloliet. De vloer heeft eenlaag gewicht, en is warmte-isolerend en geluiddempend. Bij de flat aan het Ungerpleinin Rotterdam heet het product dermolite en werd het in de keukens toegepast.Daarbij gebruikte men ter afwerking sporen van kleurstof om het een marmerachtigeuitstraling te geven (afb. 11). Voor de kleuring werd vermoedelijk Engels rood ofdodekop gebruikt en voor het blauw synthetisch ultramarijn. Na de oorlog werd indeze vloeren ook geëxperimenteerd met asbestvezels als vulmiddel.21De belangrijkste enmeest representatieve naadloze vloer is die van kunstgraniet,

ook granito en terrazzo genoemd. Het betreft een drie tot vijf centimeter dikkebovenlaag van in eerste instantie hydraulische kalk, vanaf circa 1880-1890 vancement, waarin diverse steenslagkorrels zijn verwerkt. Wanneer er patronen in devloer zijn aangebracht spreekt men over terrazzo, anders over granito. Overigensis volgens de terrazzowerkers granito een volksnaam en geen officiële naam. Desteenslag kan bestaan

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

303

11. Detail van de magnesietvloer in de keuken in het flatgebouw Ungerplein 2 te Rotterdamuit 1932-1933. Opvallend zijn de kleursporen die het oppervlak een marmerachtig uiterlijkverlenen(foto auteur, 2007)

uit marmer-, graniet-, kalksteen- of andere natuursteenkorrels in verschillendekleuren, die in de - al dan niet gekleurde - mortel worden gewalst.Na verharding werd het oppervlak geslepen, in eerste instantie met zandsteen,

maar later met de minder silicosestof veroorzakende Gotlandsteen, en vervolgensmet carborundum gepolijst.22 Het zware handwerk werd rond 1920 verlicht metschuurmachines. Voor versieringen van hoekstukken en het vormen van scheidingenbij randen en rozetten gebruikt men zetsteentjes van marmer (afb. 12). Deze werdennet als de mozaïekstukken bij voorkeur in aluminiumcement gezet. Vlakken groterdan vier bij vier meter scheidde men met vloerstrippen van lood, later van messingof van gekleurde kunststoffen. Krimpscheuren, die plaatselijk tot verkruimelingkunnen leiden, zijn een regelmatig voorkomend probleem.Terrazzovloeren vergen veel vakkundigheid en werden doorgaans gelegd door

immigranten afkomstig uit de Noord-Italiaanse streek Friuli. Hiertoe behoorden devooral in Duitsland bekend geworden Isodore Odorico (Dom van Berlijn; 1894-1905)en de daar opgeleide en later in Den Haag gevestigde Giovanni Batta Gobeschi.Deze laatste werkte aldaar aan het Kurhaus (1884-1886) en de

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

304

12. Granitovloer in de Passage te Den Haag uit 1884-1885, met marmeren zetsteentjes ende signatuur van maker Giovanni Batta Gobeschi in de vloer voor de drempel van nummer9 (foto auteur, 2008)

Passage (1884-1885). Vermoedelijk van zijn hand is ook de granitovloer metjugendstil-zweepslagmotieven in de hal van Smidswater 26 te Den Haag uit 1896.Van de tweede generatie vestigde V.C. Marcolina zich in 1919 in Den Bosch enleden van de familie Monasso kwamen via Bocholt in Aalten (1916), Winterswijk(1922) en Doetinchem (1932). Tot de derde generatie immigranten behoorde devanaf 1927 in Zwolle werkzame Olivo Andrean. Ook in de wederopbouw was hetterrazzo, maar vooral granito, nog zeer populair, niet alleen voor vloeren, maar ookvoor aanrechtbladen en douchebakken.

Zeil en rubber

Dunne vaste vloerbedekking heeft in de periode 1850-1965 de grootste ontwikkelingdoorgemaakt, die begon bij geolied zeildoek, ook wasdoek, oliedoek, of kortwegzeil genoemd. Zeil werd op de houten vloer gelegd ter egalisatie en ter afdekkingvan de naden. Een hardnekkig verhaal daarbij gaat dat daarvoor oude zeilen vanschepen gebruikt werden.Het product heeft, mede hierdoor, altijd een negatieve connotatie gehad als

goedkoop en inferieur. In een patentaanvraag uit 1763 door Nathan Smith, fabrikantte Londen, staat voor de productie van

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

305

13. Voorbeeld van een beschilderd vloerkleed op basis van jute uit de collectie van ForboAssendelft (foto auteur, 2008)

zeildoek te lezen: ‘A mixture of resin, tar, Spanish Brown, bee's-wax, and linseedoil is attached as a coating to woven material by applying it at a high temperature’.Het doek werd in eerste instantie van hennep gemaakt, maar in 1828 stichtte MichaelNairn een linnenweverij bij Kirkcaldy in Schotland, waar hij vanaf 1847 vloerzeilenproduceerde.23Deze acht voet (244 cm) brede canvassen werden enkele keren meteen pap bestrekenwaarin porseleinaarde (kaolien) was gemengd, werden vervolgensglad geschuurd en daarna, net zoals bij behang, met stempels bedrukt. Rond 1865werd het linnen door het dikkere en stevigere jute vervangen (afb. 13). De Dordtsehandelsonderneming J.P. Wyers importeerde dit Schotse vloerzeil in Nederland enook het Zaandammer bedrijf van K. Mastenbroek leverde in 1885 geïmporteerdvloerzeil en linoleum.In 1854 was te Zwolle het wasdoekbedrijf Van Calcar gesticht, dat vanaf circa

1880 machinaal vloerzeil produceerde van het merk Oranje. Het bedrijf sloot enkelejaren later een overeenkomst met de belangrijke Engelse firma van vloerzeil James

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

306

14. Rubberringmat in de natuurstenen vloer van de ingang tot de Deventer Schouwburg aanhet Grote Kerkhof uit 1954 naar ontwerp van J.D. Postma, die daar vermoedelijkVredestein-ringmatten voor gebruikte. Hij had in 1947 hun fabrieksgebouw in Enschedeontworpen (foto auteur. 2008)

Williamson & Son te Lancaster. Onder de naam Vloerzeilfabriek v/h Firma de Vogelvan Calcar & Co. stichtte men in 1923 een afdeling voor leerdoek en rond 1932kwam men met een viltzeil op de markt onder de naam Vocaleum.TeWijhe in Overijssel werd in 1913 door R. Arends de latere Sallandsche Vloerzeil-

en Linoleumfabriek gesticht. Deze bracht in 1929 Yella op de markt, in 1931omgedoopt tot het merk Feltex. Als derde begon M.A.S. Nolte te Huizen inNoord-Holland in 1926 met de import van de nieuwe vloerbedekking Balatum, eenviltzeil geprepareerd met bitumen. Dit zeil werd vanaf 1923 geproduceerd door dePapeteries de Genval, gemeente Rixensart, bij Brussel. Er werd voor geadverteerdals goedkoper en beter dan vloerzeil. In 1932 namen ze in Huizen zelf de productieter hand onder de naam Polis Balatum, zowel in de breedte van zes voet (183 cm)als van tweemeter.24Ook de Nederlandsche Linoleum Fabriek te Krommenie kwamin 1929 met een bedrukt gebitumineerd viltpapier als vloerzeil, onder de naamStragula.Op de wereldtentoonstelling van 1862 werd een nieuwe uitvinding gepresenteerd.

Het was kamptulikon, dat in 1844 door Eliah Galloway was gepatenteerd en bestonduit een mengsel van rubber

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

307

15. Bekleding van traptreden in de vorm van sjabloonlinoleum, mogelijk daterend uit 1910,in de Pastoe Meubelfabriek aan het Rotsoord te Utrecht (foto auteur, 2008)

(caoutchouc), latex (gutta percha) en kurkmeel.In 1851 kreeg het zijn naam en kort daarop werd het toegepast in de gangen van

de nieuwe Houses of Parliament in Londen. Rubbervloeren bleven echter duur enwerden pas na de Eerste Wereldoorlog in Nederland toegepast in badkamers enandere natte ruimten, zoals in de badkamers van de fabrikantenvilla De HoogeBoekel in Lonneker (1925-1927), Rubbervloeren verschenen onder de merknamenParaflor, Runnymede en Semperit.Ook bekende firma's als Goodyear, Continental (merkContan), Dunlop (merk

Semtex) en Vredestein leverden rubbervloeren en rubberringmatten (afb. 14).

Linoleum

Toen Frederik Walton (1833-1928) bemerkte dat een pot verf op basis van lijnoliena enige tijd een stevig vel vormde, kwam hij op het idee van een goedkopevervanger voor kamptulikon.25 In 1860 kreeg hij patent op de reductie van lijnoliedoor oxidatie.Vermengd met kurkmeel, hars en pigment werd het geperst op een ondergrond

van linnen. Hij noemde het Linoxyn en verkreeg na verbetering van het recept in1863 een tweede patent voor: ‘improvement of the manufacture of wax cloth forfloors’.De slijtvastheid van linoleummaakte het een wezenlijk ander product dan vloerzeil.

De naam linoleum is een samentrekking van de Latijnse namen voor vlas (linum)en olie (oleum). In 1864 produceerde hij zijn eerste linoleum onder de naamWalton,Taylor & Co in een fabriek te Stainles bij Londen. Net als Schots vloerzeil werd ditStainles linoleum door Wyers in Nederland geïmporteerd. Toen Waltons patent in1877 afliep, en linoleum van een specifiek tot een algemeen product werd, startteMichael Nairn, zeer tegen de zin van Walton, in Kirkcaldy in Schotland een eigenlinoleumfabriek, en kort daarop volgden diverse andere fabrieken, waaronder in1882 een in het Duitse Delmenhorst bij Bremen.Walton verkreeg in 1877 een patent op het zogeheten Lincrusta, in reliëf geperst

linoleumcement op papierbasis, te gebruiken voor wand- en plafondbekleding enin 1882 patent op de productie van zogeheten ‘inlaid linoleum’ - in eerste instantiemozaïek-vloerzeil genoemd. In het proces werden kleine stukken linoleum uit éénkleur gesneden en in patroon op een geweven ondergrond geperst.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Dit product, waarmee tegel- en parketvloeren geïmiteerd konden worden, wasbedoeld voor de bovenkant van de markt.Tot 1892 werd effen linoleum geproduceerd (later Walton-linoleum genoemd) in

de kleuren natuurbruin, olijfgroen, terracotta en donkerrood. Door voor het persenkorrels van diverse kleuren linoleumgranulaat te mengen produceerde men vanaf1892 ‘graniet-linoleum’ met de uitstraling van een granietvloer. In 1894 verleendeWalton een licentie aan een concurrent van Nairn in Kirkcaldy. In die tijd werd ooklinoleum gemaakt door met een zeefdruktechniek of met stempels in een aantalprocesgangen een kleurig patroon op een laag basislinoleum aan te brengen en diter vervolgens in te persen. Met dit sjabloonlinoleum, bedoeld voor de onderkantvan demarkt, konden ook tapijten en kokosmatten en zelfs stenen vloeren geïmiteerdworden. Ze waren vooral populair tussen 1890 en 1914 (afb. 15). Linoleum intapijtvorm is ook aangetroffen in de boerderij Achterland 3 te Groot-Ammers.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

308

16. Staal van inlaid linoleum in parketvorm uit een stalenboek van de Nederlandsche LinoleumFabriek Krommenie uit circa 1914, uit de collectie van Forbo Assendelft (foto auteur, 2008)

Op 17 oktober 1898 werd tussen Frederik Walton en Pieter Hendrik KaarsSijpesteijn uit Krommenie een overeenkomst getekend ter verkrijging van een licentievoor het gebruik van zijn patenten uit 1890 en 1894 voor de Nederlandse fabricagevan linoleum. De familie Kaars Sijpesteijn was betrokken bij de productie vanzeildoek, waar door de komst van de stoomboot minder vraag naar was, en bezattwee oliemolens, De Vrede en De Bakker.26 Met hulp van Schotse vaklieden werdin 1899 naast hun juteweverij uit 1889 aan de Padlaan te Krommenie een fabriekgesticht. In 1903 ging de fabriek grotendeels door brand verloren, maar het jaardaarop werd de productie op grotere schaal hervat. Door de Eerste Wereldoorlogstagneerde de aanvoer van grondstoffen, maar daarna ging het bergopwaarts. In1922 werd een groot stuk grond aangekocht aan de Assendelftse kant van despoorlijn, de zogeheten Fabriek Zuid, de huidige fabriek, die rond 1955 flink werduitgebreid. Voor de productie benodigde men lijnzaad uit Argentinië en later Canada,kurk en hars uit Portugal, houtmeel uit Scandinavië, en geweven jutegarens uit India.Een kwart van het gewicht van linoleum bestaat uit lijnolie, waarvan de oxidatie

ook na het leggen doorgaat en dat maakt dat oud linoleum bros wordt. De lijnoliewerd oorspronkelijk eerst gekookt met toeslagstoffen en vervolgens in een warmeomgeving in dunne lagen op neteldoek gedruppeld. Dit leidde tot een doek metdaarop een millimeters dikke laag geoxideerde lijnolie, linoxyn geheten. De banenmet hun natuurlijke oranjeachtige kleur werden vervolgens vloeibaar gemaakt enmet hars en gom vermengd tot een taaie, veerkrachtige massa, linoleumcementgenoemd.In de hedendaagse productiemethode is dit tijdsintensieve proces verkort tot twee

oxidatiegangen en daardoor verdween het druppen op neteldoek. Het linoleumcementwordt met gemalen kurk, houtmeel en pigmenten in een worstmolen gemengd totlinoleumgranulaat. Op een rol geweven jute, die afloopt in een kalandermachine,wordt via een stortbak (kaar) een korrelige linoleummassa opgebracht. Die wordtgladgestreken en via walsen in het juteweefsel geperst. Na deze handeling wordtde jute door een tweede kalander geleid om een tweede laag op te brengen en vastte drukken. Het resultaat is een effen linoleum, ook Walton-linoleum genoemd.Verwerkt men overwegend kurkmeel, dan heet het product kurklinoleum, speciaalgemaakt voor onder meer gynmastiekzalen.Een dunne linoleumlaag kon ook in stukjes gesneden worden, waarna deze met

de hand in patronen op het jutedoek werden gelegd en vastgeperst: het inlaid

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

linoleum (afb. 16). Rond 1965 raakte tegel-inlaid en parket-inlaid echter definitiefuit de mode.De productie werd te duur en er is toenemende kritiek op het product: ‘Smakeloos

noemden wij hierboven reeds de marmer-imitaties en parket-imitaties, waaraan defabrieken van linoleum, rubber en andere

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

309

17. Neventrappenhal van het gebouw voor Technische Natuurkunde te Delft uit 1963, metintarsia-linoleum in de vorm van gekleurde cirkelsegmenten (foto auteur, 2008)

harde vloerbedekking zich nog Wel eens te buiten gaan. Al deze materialen zijnook mooi als men er geen andere (duurdere) materialen mee imiteert’.27 Al sindshet begin produceerdemen in KrommenieGranité-linoleum, waarbij men voorafgaandaan de tweede kalandergang via een zogeheten granietwagen gekleurdegranulaatkorrels op het basislinoleum strooide en daarin vastwalsde.Ook kon, door het onvolledig mengen van kleuren een houtnerflinoleum gemaakt

worden, Jaspé geheten. Voor de productie daarvan was een speciale kalandernodig, waarbij de onder- en bovenwals met een licht verschillende snelheid draaien.Rond 1930 ontstond met een grotere kleurvariatie een meer gevlamder patroon.Het resultaat heet Moiré. Ook werd er met diverse andere productengeëxperimenteerd.Zo bracht men in 1939 Linobel op de markt, maar dat sloeg niet aan. Na de

Tweede Wereldoorlog maakte men Linofelt, wat stond voor linoleumstof geperst opgebitumineerd viltpapier. Het was aanzienlijk goedkoper dan jute. Producten uit dewederopbouw zijn Confetti en Moucheté.In 1930 kwam de belangrijkste productvernieuwing. Marmoleum, dat het Granité

verving, heeft meer weg van gemarmerd papier, maar moet vooral eenmarmerstructuur opleveren. Daartoe werd meerkleurig linoleumgranulaat eerst ineen kleinere kalander tot stroken gewalst. Deze stroken komen voor de tweedekalander op het basisdoek te liggen en worden ingewalst, waarna in de laatstekalander het marmerachtige uiterlijk wordt bereikt. Sinds circa 1985 is er ook eenmeer ‘druppelvormige’ variant op de markt onder de naam Artoleum. In alle gevallenworden de geproduceerde lange banen vervolgens in 32 meter hoge (de lengte vaneen rol) droogkamers opgehangen. Het linoleum blijft daar vier tot zes weken omna te oxideren en de vereiste hardheid te verkrijgen.Na de EersteWereldoorlog gingen de Engelse linoleumfabrieken tot samenwerking

over en in 1926

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

310

18. Reclamefolder voor Colovinyl-plastic-asbest-tegels uit circa 1960, met in de begeleidendetekst: ‘De tegel is opnieuw ontdekt [...] Terecht, want de voortgang der techniek maakteplavuizen tot plastic en kilte tot kleur’ (collectie auteur)

fuseerde de Duitse fabriek te Demenhorst met twee andere tot de DeutscheLinoleum-Werke (DLW).De fabriek te Krommenie werd in 1929 met fabrieken te Forshaga (Zweden) en

Giubasco (Zwitserland) onderdeel van de Continentale Linoleum Union (CLU), methoofdzetel in Zwitserland, sinds 1974 de Forbo-Groep geheten.28 Een andere grotespeler is het Amerikaanse Armstrong, ontstaan toen Thomas Armstrong in 1860 inPittsburgh een productiebedrijfje in kurk begon. In 1988 nam deze firma de DLWover. Sindsdien zijn er wereldwijd nog drie bedrijven die linoleum maken, waarbijForbo Flooring Systems te Krommenie-Assendelft 65% van de totale productielevert.29Ondanks dat het in traditionele gebouwen als de Rijkspostspaarbank (1899-1901),

de Effectenbeurs (1911-1914) en het Scheepvaarthuis (1913-1916)30 te Amsterdamwerd toegepast, was linoleum vooral een product dat werd omarmd door demodernearchitecten van het nieuwe bouwen en het functionalisme. Ze waardeerden het alseen modern en hygiënisch, maar ook als een volledig industrieel gemaakt product.Duiker paste het in 1928 toe bij sanatorium Zonnestraal31 en het ligt in hetRetraitehuis te Heerlen uit 1932 naar ontwerp van E.P.J. Peutz. Ook is linoleumaltijd populair geweest voor scholen, met kurklinoleum voor de gymzaal enmarmoleum elders, onder de naoorlogse reclameslogan ‘Licht, lucht, linoleum’. Zoontwierp D. Hooijer in 1956 het patroon voor de vloer van de aula van de christelijkeL.T.S. Patrimonium te Amsterdam en is marmoleum te vinden met eenintarsia-patroon in de neventrappenhallen van het gebouw voor TechnischeNatuurkunde te Delft uit 1963 (afb. 17).32

Naoorlogs plastic

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Vanaf de introductie van bakeliet als eerste echte kunststof in 1907 werd ergeëxperimenteerd met de toepassing van plastics voor vloerbedekking. In de jarentwintig probeerde men het in combinatie met asfalt, maar pas in 1931 introduceerdede Union Carbide Corporation Vinylite, een tegel gemaakt vanpolyvinylchloride-acetaat met asbestvezels als vulstof. De tegel werd in 1933 opeen tentoonstelling in Chicago gepresenteerd.33De TweedeWereldoorlog stimuleerdede ontwikkeling van plastics en ook werd het materiaal zelf goedkoper. Vanaf 1947produceerde men in Nederland polyvinylchloride (pvc) kunststofvloeren en kortdaarna ontstond een uitgebreid assortiment van vele kwaliteiten, samenstellingenen prijzen. Het was, zeker in tegelvorm, bij uitstek een product dat iederedoe-het-zelver in zijn eigen huis kon leggen.In 1952 begon men in de door Krommenie Linoleum overgenomen Sallandsche

Vloerzeil- en Linoleumfabriek te Wijhe met de productie van Colovinyl plastic-asbesttegels (afb. 18). De tegels werden gemaakt door een intensieve menging vanasbestvezels, minerale vulstoffen en verfstoffen met vinylplastic als bindmiddel enwaren volgens de reclame uit die tijd uitstekend geschikt voor ziekenhuizen, keukens,badkamers, winkels, laboratoria, alsmede voor kapperszaken. In 1968

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

311

19. De vloer van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Deventer, met twee tintenColovinyl-tegels aangebracht bij de herinrichting van het zestiende-eeuwse Groote- of HeiligGeestgasthuis aan de Brink (foto auteur. 2008)

werd de productie verplaatst naar de in 1960 gestichte Forsom-fabriek te Coevorden,waar de tegels tot 1980 werden geproduceerd. Vooruitlopend op het asbestbesluitvan 1983 verving men toen het witte asbest (chrysotiel) door een asbestloze,synthetische onderlaag. In die vorm worden ze nog steeds verkocht. In 1959 werdin Assendelft de productielijn voor de Coloflor-tegel in gebruik genomen. Dit waseen tegel met een hoger pvc-gehalte, maar zonder asbest. Colovinyl-tegels zijn nogte vinden in de reeds genoemde R.K.O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand teValkenburg (1960-1961) en in meerdere kleuren in de Openbare Leeszaal enBibliotheek aan de Brink te Deventer, aangebracht in 1962 bij de herinrichting vanhet zestiende-eeuwse gasthuis (afb. 19).34In de jaren zestig bestond er een zeer ruim aanbod van vloeren gemaakt van

linoleum, vinyl, rubber en dergelijke. De Amsterdamse Hygiënische Vloeren Mij.(bestaand sinds 1915) bood in die tijd de keuze uit alleen al de volgende soortenpvc-tegels: Exelon en Accoflex uit Amerika, Pegulan en Mipolam uit Duitsland,Holmsund uit Zweden, Durever uit Engeland en Wavin uit ons eigen Hardenberg.35Met name voor bedrijfsruimten en laboratoria werd in 1950 de Colorite-tegel, een

asbesttegel, op demarkt gebracht, gemaakt uit eenmengsel van cumaronhars (eensoort bitumen), asbestmeel en kleurstoffen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

312

20. Reclamefolder voor Colorite-tegelvloeren, ‘'n product van Linoleum Krommenie’ (collectieauteur)

(afb. 20). Het asbestgehalte lag rond de vijf procent. Uit de folder is bekend dat deColorite-tegel onder meer is toegepast in de schouwburg Junushoff te Wageningenen de kerk van de Vrije Evangelische Gemeente Rotterdam aan de Jan vanLoonslaan uit 1951. Concurrent Armstrong Cork Compagny Ltd. introduceerde indezelfde tijd een vergelijkbare tegel onder de naam Accotile: ‘Bij het binnentredenvan het hoofdgebouw viel de hypermoderne accotile-vloerbedekking onmiddellijkop. Accotile, zo lieten we ons door een deskundige voorlichten, bestaat voor 30%uit lange asbestvezels, voor 25% uit minerale vul- en kleurstoffen en voor de restwordt voor de lichte kleuren als bindmiddel kunsthars gebruikt en voor de donkerekleuren asphalt. Dit procédé, voor ons land betrekkelijk nieuw, is afkomstig uitEngeland’.36In 1968 bouwde Krommenie Linoleum, in dat jaar omgedoopt tot Forbo, samen

met een Franse partner te Coevorden een fabriek voor kamerbreed (vier meter)vinyl en tevens introduceerde de firma Novilon, een verend vinyl. In 1982 haaktede Franse partner af en verhuisde de gehele productie van Novilon naar Coevorden.Forbo Novilon werd toen een zelfstandig onderdeel van Forbo Floorings. De oudetwee-meter-fabriek aan de Padlaan te Krommenie werd in 1980 gesloten en inAssendelft concentreerde men zich sindsdien enkel op het linoleum.Bij de plastictegels wreekt zich het vooruitgangsgeloof van de wederopbouw.Asbest werd in die tijd beschouwd als het wondermateriaal bij uitstek. Inmiddels

zijn ook de schadelijke kanten van asbest duidelijk geworden. De asbestvezels invinyl zijn echter dermate sterk gebonden dat het gevaar voor de gezondheid beperktblijkt. Zeker ook door de modegevoeligheid van de moderne vloer zijn inmiddelsveel van de Colovinyl-vloeren verdwenen en is het niet overdreven te stellen dat inNederland Colovinyl-vloeren uit de wederopbouwperiode zeldzamer zijn dankapconstructies uit de vijftiende eeuw.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Roerende vloerbedekkingen

Naast de genoemde harde vloerbedekkingen komen ten slotte kort de zachtevloerbedekkingen aan de orde. In principe is er bij een bedekking van ‘plint tot plint’sprake van een tapijt, maar ‘tapijt’ dient ook als algemene term. Bij gedeeltelijkebedekking spreekt men van een kleed of karpet en in langgerekte vorm, voor gangof trap, van een loper en bij gebruik van stuggere plantaardige vezels over matten.Het weven en knopen van tapijten was vanouds een huisindustrie van luxe

producten, die in steden als Utrecht en Delft plaatsvond. In 1752 werd in Hilversumontdekt dat je koeienhaar kon gebruiken voor het weven van goedkope tapijten envanaf 1869 produceerde men deze met stoomkracht. In Deventer

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

313

startten George Birnie en Philippus Sauret in 1797 een fabriek van tapijten enzeildoek, waar vanaf 1817 tapijten werden geknoopt tot smyrnatapijten met deasymmetrische senneh-knoop.37 Nadat de fabriek in 1919 was opgegaan in deKoninklijke Vereenigde Tapijtfabrieken werden in Deventer tot 1978 vooral rijkversierde ‘machinaal handgeknoopte’ Deventer tapijten geproduceerd, waarvan ernog in menig voornaam huis voorbeelden te vinden zijn, zoals de smyrnalopers opde trappen van Kasteel Middachten. Tapijten worden gemaakt van natuurlijke ofsynthetische vezels. Naast jute, katoen en linnen zijn vooral dierlijke vezels belangrijk,in de eerste plaats wol van schapen, maar ook haar van geiten, kamelen en koeien.De eenvoudigste soorten zijn gladde tapijten. Die waarbij de inslag meerderekettingdraden omvat, zogeheten vulkettingen, worden ‘tapis Beige’ genoemd. Ditwerd in 1936 onder de naam Holtap (Hollands Tapijt) op de markt gebracht doorde Hilversumse tapijtweverij Arie Veen. De meeste tapijten worden echter op eenroedestoel vervaardigd. Dat is een speciaal weefgetouw, waarbij de ketting overroeden gelegd wordt, waardoor er poollusjes ontstaan. Als men deze lusjes nietdoorsnijdt, heet het resultaat Bouclé-tapijt. Worden de lusjes wel doorgesneden,dan verkrijgt men moquette-tapijt. Gebruikt men geen garens, maar willekeurig opelkaar gelegde haren, die vervolgens op chemische en mechanische wijze aanelkaar gehecht worden, dan spreken we van vilttapijt.De van cellulose gemaakte kunstzijde, of rayon, zoals de vezel sinds 1924 heet,

is een halfsynthetische stof, die vanwege zijn beperkte slijtvastheid enkel in degoedkopere tapijten verwerkt werd. Beter zijn de geheel synthetische vezels, zoalspolyacryl, polyester, polypropyleen (polypropeen) en polyamide.Laatstgenoemde, bekend onder de fabrieksnaam nylon, werd vanaf 1938 in

productie genomen en is het meest populair. In Nederland kwam het vanaf 1952onder de naam Enkalon op de markt (afb. 21). Polyester, onder de namen Draconen Terlenka, volgde in 1946. Polyacryl kwam eveneens in 1946 op de markt, onderde merknamen Dralon en Orlon. Polypropyleen vond pas in 1963 ingang onder demerknaam Meraklon.Bredere weefstoelen zorgen er voor dat vanaf 1950 de eerste kamerbrede tapijten

(vier meter) op de markt kwamen. Deze kunnen bij het leggen gelijmd worden, aldan niet gebruikmakend van een onderlaag van vilt. Een dergelijke onderlaag iszeker nodig wanneer er gelijmde of gespijkerde spijkerlatten aan de randen gebruiktworden.De productie van tapijten heeft zich uiteindelijk geconcentreerd in Goirle

(Bonaparte, Van Besouw), Waalwijk (Bergoss, Desso), Scherpenzeel (Heuga),Soest (Parade) en Genemuiden (Balakos, Edel). Daarnaast hebben verdwenenproducenten als Hatéma (Helmond), Tufton (Krommenie) en Veneta (VerenigdeNederlandse Tapijtindustrie, Hilversum) nog een bekende klank. In 1924 stichteP.J. van Heugten in Amersfoort de fabriek Heuga, waar hij in 1952 vilttapijten gingproduceren. Deze fabriek werd vooral bekend met de in 1956 geintroduceerde ensuccesvolle tapijttegel van 50 bij 50 cm.Genemuiden is voor velen de plaats waar de Genemuider matten vandaan komen.

Deze matten werden gemaakt van tot strengen samengebonden biezen, die incirkels en vierkanten aan elkaar werden genaaid. Rond 1920 schakelde men daarover op de productie van kokosmatten, die vanaf 1925 machinaal geweven werden.Ook in Moordrecht en Zwartsluis werden kokostapijten gemaakt. Sisal, de vezel vande agaveplant, is een vergelijkbaar product, en deze wordt verwerkt in zogehetenTerschellinger matten, die in het verleden ook van hennepvezels werden gemaakt.In het algemeen kan gezegd worden dat hoe duurder de tapijten in de aanschaf

geweest zijn en hoe rijker

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

314

21. ‘Enkalon op de kettingstoel’, de productie van weefsels, afkomstig uit het boekje Deverwerking van Enkalon uit 1960 (collectie auteur)

van ontwerp en hoe roerender ze zijn, des te groter is de kans dat ze hebbenoverleefd. Gewonere zachte vloerbedekkingen en vernieuwingen als tapijttegelsworden nog vooral als gebruiksproduct gezien en zijn veelal gedoemd om bij eenvolgende ingreep roemloos in een afvalcontainer te verdwijnen.

Versleten, verdwenen, vergeten?

Vaak lijkt het bij monumenten dat wat er het laatste is aangepast het eerst weer aanvervanging toe is.De oudste onderdelen, doorgaans de constructie, zijn

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

22. Reclamefolder voor Klanolit van de afdeling vloerbedekking van de N.V. HollandscheGummifabrieken Weesp (collectie auteur)

het meest bestendig, buitenhuid en interieurafwerkingen behoren tot de snelst aanvervanging onderhevige onderdelen. Mode, mutaties en modernisering hebben erover de jaren toe geleid dat veel vloerafwerkingen, en vooral de minder rijke, zijnverdwenen zonder dat we er erg in hebben gehad of waarvan we het belang niettijdig hebben onderkend. Gebrek aan attentie en onderschatting van het belangvormen een dubbele handicap bij het onderzoek naar vloeren en vooral naar dejongere ontwikkelingen daarvan. Los van de bovenstaande aanzet ontbreekt hetnog aan een breed uitgerijpt beeld van dit brede onderwerp. Van veel materialen ishet nog niet in detail bekend van wanneer tot wanneer ze zijn toegepast, hoeveeltijd er is verstreken tussen uitvinding en toepassing en hoe populair de toepassingenzijn geweest. Reclamefolders en brochures, zoals deze nog wel in archieven vanarchitecten voorkomen, zouden daarbij kunnen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

315

helpen, evenals archiefonderzoek in die fabrieken die momenteel nog producerenen waar delen van het archief bewaard zijn gebleven.In demonumentenzorgpraktijk hebben we onvoldoende overzicht van voorbeelden

in situ, zowel van rijke gangen en fraaie zalen als van restanten in kasten en opzolders. Frustrerend is ook dat in oude folders aangekondigde voorbeelden nietmeer blijken te bestaan (afb. 22), zoals de toepassing van Klanolit, eenrubber-pvc-mengsel op jute, in de hal van de KRO-studio uit 1938, dat bij bezoekter plekke blijkt te zijn vervangen door een natuursteenvloer nadat het gebouw in1952 door brand was beschadigd. Ook de Vredestein-rubbervloeren toegepast bijhet militair ziekenhuis Oog in Al te Utrecht uit 1940 zijn bij een recente renovatie in2001 verdwenen; mogelijk liggen ze nog wel in het hoofdgebouw van Hoogovensuit 1951, recente foto's gemaakt voorMonumenten vanHerrezenNederland stemmenhoopvol.38De jongere en jongste vloeren lijken ons te ontglippen voordat we er erg in hebben.

Nu we op het belang ervan zijn gaan letten, dient er een volgende stap genomente worden om analoog aan de in 2007 gestarte zoekactie ‘Help wandkunst opsporen’uit de wederopbouwperiode een algemene oproep te doen uitgaan met als strekking‘wie heeft er nog zijn oorspronkelijke vloer of delen daarvan?’

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

318

‘Moderne vloerbedekking’: tegelvloeren in het St. Lidwinaklooster te Tilburg, gebouwd in1935-1936 (foto RACM, G.J. Dukker, 2003)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

319

‘Hygiënische vloer’; hardgebakken tegels in de gang van het voormalige provinciaalpsychiatrisch ziekenhuis Meer en Berg te Bloemendaal circa 1930 (foto RACM, T. Hermans,2007)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

320

Restanten van vroeg twintigste-eeuws linoleum in een kast van de in 1858-1859 gebouwdeR.K. Sint-Willibrorduskerk te Boskamp (gem. Olst-Wijhe) (foto RACM, T. Hermans, 2003)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

321

Detail van het balatum op de overloop van de zolder in de pastorie bij de R.K.O.L.V. tenHemelopneming te Doetinchem uit 1934 (foto RACM, T. Hermans, 2008)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

322

De gelaagdheid van de vloerbedekking verbergt een decennia-oud linoleum in een van devertrekken van het huis Oranjestein te Oranjewoud (foto RACM, E. Koldeweij, 2007)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

323

Detail van de rode en zwarte vloerplaten in de witte kamer van kasteel Heeswijk teHeeswijk-Dinther. Deze met schroeven bevestigde vloerplaten dateren waarschijnlijk uit detweede helft van de negentiende eeuw (foto RACM, E. Koldeweij, 2005)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

324-325

Linoleum vloerbedekking in de tearoom van de Van Nelle Fabriek te Rotterdam uit 1925-1930.Het motief is afgestemd op het ontwerp en de kleurstelling van de ruimte (foto RACM, T.Hermans. 2008)

Eindnoten:

1 Penn, J.J., Handboek der schoone bouwkunst, Breda 1840-1841, pp. 218-221.2 Gugel, E.H, Architectonische vormleer, Amsterdam 1880-1888 (vier delen), deel 2 (1882), pp.

1-16. Gugel verwijst naar Gottfried Semper, Der Stil in den technischen und tektonische Künsten,Frankfürt am Main 1860.

3 Kam, J.B., De versiering van onze woning, Haarlem 1886, pp. 179-184, i.h.b. p. 181.4 Sluis, Corn, van der, Onze woning en haar inrichting: Een boek voor allen die belangstelling

hebben voor het huis, Amsterdam 1931, pp. 68-71.5 Penraat, J., Hoe wilt u wonen? Wenken voor nieuwe woninginrichting, Amsterdam/Antwerpen

1957, pp. 136-143, i.h.b. p. 140.6 Zwiers, L., Houtconstructies, Amsterdam 1920 (vierde druk), p. 90.7 Stenvert, R. en S. van Ginkel-Meester, Flatgebouw Ungerplein 2 Rotterdam: Bouwhistorische

verkenning met waardestelling, Utrecht 2007 (rapport BBA).8 De UPEC-classificatie is opgesteld door het Franse Centre Scientific et Technique du batiment

en de letters staan voor: U = slijtvastheid (usure), P = puntbelasting (poinçonnement), E =waterbestendigheid (eau) en C = bestendigheid tegen chemicaliën (chémique) op een schaalvan 1 (weinig) tot 4 (zeer bestand).

9 Classification EN 685: Resilient floor coverings; Klasse huishoudelijk 21 gering - 23 intensief;Klasse commercieel 31 gering - 34 zeer intensief; Klasse industrieel 41 gering - 43 intensief.

10 Eyffinger, A., Het Vredespaleis, Amsterdam 1988, i.h.b. p. 105.11 Enderman, M.W., E. Geldhof en R. Stenvert, Oudbouw Museum Boijmans Van Beuningen

Museumpark 18-20, Rotterdam: Bouwhistorische opname en waardestelling, Utrecht 2006(rapport BBA).

12 Wit, C. de., De keukenindeling en keukeninrichting, Meppel/Amsterdam s.a. (tweede druk 1969)en C. Stempels, Keukens indeling en uitrusting: Wooncomfort en woontechniek, Amsterdams.a. (1958), citaat p. 71.

13 Plasschaert, B.F., Beknopt praktisch leerboek der burgerlijke en water-bouwkunde. Deel 1:Burgerlijke bouwkunde, Gouda 1897 (tweede druk), pp. 586-587; H. Zwiers, op cit. pp. 93-95.

14 In 1934 komt er een watervaste lijm (fenolformaldehyde) op de markt. Sinds 1919 heet triplexin Engeland plywood. Jester, Th.C. (ed.), Twentieth-century Building Materials: History andConservation, s.l. 1995, pp. 132-135.

15 Stenvert, R. en J. van der Hoeve, Koninklijke Tricotfabriek G.J. Willink, Winterswijk:Bouwhistorische opname, Utrecht 2003 (rapport BBA).

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

16 Stralen, M. van, Atelierwoningen Zomerdijkstraat 1932-1934: Zanstra, Giesen en Sijmons,architecten, Rotterdam 1989. Het Bouwkundegebouw van de TH Delft, dat op 13 mei 2008 isafgebrand, had op de hoeken kamers met kopshouten vloeren, oorspronkelijk bedoeld voor eenamanuensis, maar die als professorenkamers in gebruik waren genomen.

17 Vrind, W. de, G. van Dijk en J.A. Visser, Natuursteen (deel IV Kennis van bouwstoffen), Deventer1941, pp. 191-194; Van der Kloes, J.A., Onze bouwmaterialen. Deel I: Natuursteen, Maassluis1908 (tweede druk), pp. 92-93.

18 De bekende Stelcon-platen, bedrijfsvloerplaten van 200 × 200 cm met een stalen omranding,werden vanaf 1925 ook bij De Meteoor gemaakt. Zie de bijdrage van Peter Nijhof en Jan Reijnenelders in dit boek.

19 Scharroo, P.W., Bouwmaterialen: Encyclopaedische gids voor theorie en praktijk, Amsterdam1942, p. 193.

20 Bonnema, Tj. en J.J.M. Vegter, Kennis van Bouwstoffen: Kunststeen II: Niet gebakken kunststeen,artikelen van asbest-cement en beton, Deventer 1946, pp. 76-77.

21 Fasse, R., Het houtgraniet, Deventer 1947 (derde druk).22 Boerlage, J., Terrazzowerken, Deventer 1949.23 Simpson, P.H., Cheap, Quick, & Easy: Imitative Architectural Materials 1870-1930, Knoxville

1999, i.h.b. pp. 75-101; Wehle Parks, B., ‘The History and Technology of Floorcloths’, APTBulletin 20 (1989) 3/4, pp. 44-54; Carlisle, A.M., ‘Historic Linoleum: Analysis, Cleaning Systems,Recommendations for Preservation, APT Bulletin, 28 (1997) 2/3, pp. 37-43.

24 Balatum werd na de oorlog ook Balamundi genoemd. De firma onder de huidige naam BNInternational heeft zich inmiddels geheel toegelegd op wandbekleding.

25 Jester, op. cit., i.h.b. pp. 214-221; Kaldewei, G. (red.), Linoleum: Geschichte Design Architektur1882-2000, Ostfildern-Ruit 2000.

26 ‘Linoleum Krommenie: Ontstaan, ontwikkeling en techniek der linoleum-industrie’, De Bouwrevue:Tijdschrift voor Bouwwereld en Industrie, (1955) 4, pp. 69-72; The Birth of Linoleum Krommenie,s.l. 1957.

27 Penraat, J., Hoe wilt u wonen?: Wenken voor nieuwe woninginrichting, Amsterdam/Antwerpen1957, p. 140.

28 Themanummer Met Stoom (1999) 34, pp. 4-27, verschenen naar aanleiding van honderd jaarlinoleum in Nederland.

29 Met dank aan Merantine Paree en Josée de Pauw voor de toegang tot en informatie over hetarchief van Forbo Flooring Systems te Krommenie-Assendelft.

30 Op de trapbordessen en de aansluitende hal van de hoofdtrap bevinden zich op rechthoekigetegels gelijkende patronen van inlaid-linoleum. Ook liggen er op de traptreden stroken van rubber.Met dank aan C.P. Krabbe die me op het bestaan hiervan wees.

31 Wessel de Jonge, ‘Een speurtocht naar het historisch linoleum: Restauratie hoofdgebouwZonnestraal’, Monumenten, 25 (2004) 9, pp. 25-29. Omdat Armstrong DLW nog wel de juistekalander bleek te bezitten, werd volgens een origineel monster het Jaspé van Zonnestraal inDelmenhorst opnieuw geproduceerd.

32 Linoleum werd ook als kunstproduct gebruikt. De eerste linoleumsnede dateert uit 1903. Defraaie uit 1954 daterende linoleumintarsia naar ontwerp van Berend Hendriks (1918-1997) in deraadzaal van Zaandam zijn helaas spoorloos verdwenen.

33 Jester, op. cit., i.h.b. pp. 241-245.34 Bij de geplande verhuizing van de bibliotheek over enkele jaren valt het ergste voor de vloer te

vrezen.35 Zie ook Bentum, P.J. van, Vloeren, wanden en plafonds: Materiaalkeuze, onderhoud, Amsterdam

s.a. [1959].36 ‘Restauratie van “Kinderzorg” nadert voltooiing’, Dagblad voor Amersfoort, 19 juli 1952. Het

gebouw is in 1980 afgebroken.37 Herweijer, N.C.A., ‘De Deventer Tapijtfabriek 1797-1978’, Deventer Jaarboek, 1987, pp. 61-72.

Zie ook het themaboek Nederlandse vloertapijten. Archeologisch textiel van vondst to vitrine,Jaarboek 2006 Stichting textielcommissle Nederland, z.pl. 2006.

38 Verschuyl, P.J. & O. Jelsma, Catalogus voor de bouwwereld 1955, 's-Gravenhage 1955, pp.394-412, i.h.b. 413 Vredestein Rubbervloeren- en Traptreden; Von Santen, J. e.a., Monumentenvan Herrezen Nederland, Amersfoort 2007, p. 56.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

326

Peter Nijhof en Jan ReijnenBedrijfsvloeren

Vanaf het midden van de negentiende eeuw is de Eerste IndustriëleRevolutie bepalend geweest voor de ontwikkeling van de bedrijfsvloer.Voordien waren er ambachtelijke bedrijven met simpele vloeren vanklinkers gelegd in zand. Over bedrijfsvloeren bestaat vreemd genoeggeen gerichte literatuur.1 Dit artikel is dan ook niet meer dan een eersteverkenning op grond van uiteenlopende praktijkervaringen.

Ontwikkeling in vogelvlucht

De bedrijfsvloer heeft eeuwenlang geen noemenswaardige veranderingenondergaan.2 Productieprocessen vonden plaats in werkplaatsen van kleinschalige,ambachtelijke bedrijven, waarbij aan de vloer betrekkelijk weinig eisen werdengesteld.3Simpele klinkervloeren waren gangbaar, gelegd in zand, soms in trasspecie.Eenvoudig in aanleg, weinig materiaalkosten en goedkoop in onderhoud.De opkomst van de gemechaniseerde industrie en specifieke fabrieksgebouwen

stelde geheel nieuwe eisen aan bedrijfsvloeren, met grote verschillen per bedrijfstak.In branches met zware machineparken (metaalnijverheid, textiel, papier, grafischeindustrie) was een grote draagbelasting essentieel. Vanaf het begin van de twintigsteeeuw bracht hier beton als nieuw bouwmateriaal uitkomst en werden zwarefunderingen toegepast. In andere branches speelde hygiëne een bepalende rol,zoals in de voedings- en genotsmiddelenindustrie en slachterijen. Hierbij was vanafde jaren 1920 de invloed van wet- en regelgeving bepalend, zoals de Warenwet ende veterinaire eisen. Dit leidde in branches als de zuivelindustrie en de bierbrouwerijtot de introductie van hygiënische tegelvloeren. Kleurrijke tegelvloeren, gelegd infraaie patronen werden rond de eeuwwisseling ook op grote schaal toegepast in demachinezalen van utiliteitsgebouwen. Niet alleen door bedrijven, ook de(semi-)overheid gebruikte deze mooie, maar kostbare tegelvloeren als symbool vande nieuwe tijd. In gemalen, drinkwaterpompstations, gasfabrieken ofelektriciteitscentrales werden machinehallen van allure gerealiseerd, waarbij detegelvloer als statussymbool te midden van de techniek fungeerde.Na 1945 in de periode van de wederopbouw (1945-1965) werd de betonnen

bedrijfsvloer in vele varianten dominant. Deze tendens werd vanaf de jaren 1960versterkt door een tweetal factoren: de onderhoudskosten en de milieuwetgeving.De aanlegen onderhoudslasten werden daardoor mede een bepalende factor bijde keuze van het type bedrijfsvloer. De invloed van de milieuwetgeving is vanaf dejaren 1970 algemeen toegenomen, maar in bepaalde bedrijfstakken in het bijzonder.Overal waar met

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

327

1. Klinkervloer in het ketelhuis van stoomgemaal De Tuut te Appeltern(foto J. Reijnen, 2008)

bodem- of grondwaterbelastende stoffen werd gewerkt deed de vloeistofdichtebetonnen vloer zijn intrede, zoals in metaalbedrijven en garages en opscheepswerven.

Ontwikkeling materialen

Vanaf de overgang van de ambachtelijke klinkervloer naar de industriële bedrijfsvloerzijn steeds meer verschillende materialen toegepast, om uiteindelijk weergereduceerd te worden tot beton als dominant materiaal. De toepassing van nieuwematerialen heeft daarbij, net als bij de ontwikkeling van de techniek, geen lineaire,opeenvolgende lijn gevolgd. Als kostenoverwegingen, gebruikseisen of dwingendeoverheidsmaatregelen geen veranderingen noodzakelijk maakten, werd vaakvastgehouden aan datgene waarmee men vertrouwd was. Met als gevolg dat inverschillende regio's en bedrijfstakken traditionele en moderne bedrijfsvloeren langnaast elkaar konden voortbestaan. Met dit gegeven als achtergrond is het mogelijkeen schetsmatige ontwikkeling te geven van de belangrijkste materiaalsoorten enhun toepassing vanaf de start van de industrialisatie.4

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

328

Klinkers

Gebakken straatklinkers in verschillende formaten en uitvoeringen waren eeuwenlangkarakteristiek voor de ambachtelijke bedrijfsvloer. Later werden klinkers ingestandaardiseerde maten als Waal-formaat en dikformaat het meest gangbaar.Klinkervloeren werden lang algemeen toegepast om verschillende redenen: ze

waren te betrekken uit de eigen omgeving, gemakkelijk te leggen, simpel inonderhoud en bij verandering herbruikbaar.Gebakken klinkers zijn tot ver in de twintigste eeuw, namelijk de jaren zeventig,

in industriële complexen toegepast, maar vanaf de jaren zestig werden zij in raptempo verdrongen door de betonklinker.

Slijtlagen

Bedrijfsvloerenmet een slijtlaag kwamen vooral voor in werkplaatsen, scheepswervenen ijzergieterijen. Slijtlagen zijn vooral veel toegepast in bedrijfstakken waar vloerenveel te lijden hadden van de productieprocessen en enige oneffenheid geen probleemwas. Deze slijtlagen bestonden uit een mengsel van steenpuin, grind en sintels, enwaren dus een open verharding. Vaak konden zij met eigen afvalmateriaal wordengemaakt en kostten daardoor weinig. Het onderhoud was simpel en goedkoop: naarbehoefte werd deze aangevuld en gerepareerd, als de vloer weer was ingezakt ofingeklonken. Op den duur ontstond zo bovendien een steeds hardere bedrijfsvloer.

Zand

Zand werd in enkele specifieke bedrijfstakken toegepast, altijd in wisselendecombinatie met andere materialen zoals kolenstof, sintels, puin of klei, zoals in degietafdelingen van ijzergieterijen. In de ringovens, in opkomst vanaf middennegentiende eeuw, werd zand als vloerafdekker gebruikt op de ovenzolder, vanwaaraf de brandstof in de onderliggende ovens werd geleid. Later werden dezewerkzolders voorzien van een klinkervloer in zand gelegd, om beschadiging van deovenopeningen te voorkomen.

Hout

In de oudste generaties van uit baksteen opgetrokken meerverdiepinggebouwen(textiel) werden houten vloeren toegepast. Een belangrijk voordeel van houtenvloeren is het relatief geringe gewicht.Dit vloertype is echter uiterst brandgevaarlijk, met als gevolg dat de veel

brandveiligere betoncementvloeren na hun introductie de houten vloer snelverdrongen.In de metaalwerkplaatsen werden houten vloeren met een dikte van 15 cm

toegepast, zogenaamd kops gelegd in bitumen, dat het hout bijeen hield.Deze kopse-blokjesvloeren werden rond 1930 algemeen toegepast bij draaibanken

en verspanendemetaalmachines. Houten vloeren werden ook daar toegepast waar

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

vonken of geleiding van elektriciteit vermeden moesten worden. Bovendien haddenzij als voordeel dat zij geluidarm en enigszins veerkrachtig waren.Een ander type was de vrijliggende houten vloer op balken, vooral toegepast in

dat gedeelte van werkplaatsen waar veel handwerk plaatsvond.Doordat met houten vloeren de koude invloed van de bodem kon worden

tegengegaan was hiermee een gunstiger werkklimaat te bereiken. Dit vloertypewerd tot de wederopbouwperiode toegepast in de talloze kleinschalige bedrijfjeszoals die in gebruik waren bij de tabaksverwerking, touwslagerijen en bij devervaardiging van manden, hoepels en meubels. In de scheepsbouw waren houtenhellingen lange tijd gangbaar, maar gaandeweg de twintigste eeuw werden ookdeze door steen en beton verdrongen. De milieuwetgeving vanaf de jaren 1970heeft ertoe geleid dat alle hellingen zijn vervangen door

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

329

2. Tegelvloer in de machinekamer van stoomgemaal De Tuut te Appeltern (foto J. Reijnen,2008)

vloeistofdichte betonnen hellingen, ook bij de beschermde monumentalescheepswerven die nog in gebruik zijn.

Tegels

In bedrijfstakken waar het machinepark om forse investeringen vroeg, was eenfraaie, prestigieuze vloer maar een bescheiden kostenpost. Na de invoering vanhet beton werd naast het gebruik van het kale beton steeds vaker gekozen vooreen afwerking daarvan met gebakken tegels met slakken als hoofdbestanddeel. Ditwaren harde, slijtvaste stenen van het formaat 20 × 20 cm met een dikte van 12cm.Utilitaire tegelvloeren waren decennialang de vloer bij uitstek in de

levensmiddelenindustrie (afb. 3). De uit 1919 daterende Warenwet (ingrijpendvernieuwd in 1988) en de opvolgende wet- en regelgevingen stelden steedszwaardere hygiënische eisen aan de bedrijfsruimten van met name deze bedrijfstak.Vanuit een oogpunt van wat nu voedselveiligheid heet, was de tegelvloer de idealevloer. Op een betonnen ondergrond werden gebakken tegels aangebracht met eenformaat van 15 × 15 cm, zonder voeg tegen elkaar aangelegd, zoals in de velehonderden zuivelfabrieken. Het leggen van dergelijke tegelvloeren vereistevakmanschap en maatvastheid van de tegels.Na 1940 werd de harde splijttegel geïntroduceerd, met nog betere eigenschappen.

Deze tegels hadden een formaat van 12 bij 24 cm. De tamelijk brede voegen vandeze vloeren, 6 tot 8 mm, vormden gaandeweg een probleem daar waar alkalischeen zuurhoudende schoonmaakchemicaliën werden gebruikt. Vandaar dat ook ditvloertype voor betonvloeren plaats heeft moeten maken.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

330-331

3. Tegelvloer in de brouwzaal van bierbrouwerij De Leeuw te Valkenburg, Limburg (fotoRACM, P. van Galen).

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

332-333

4. Stelcon-platen op de scheepswerf Buitendam te Nieuwegein (foto RACM, P. Nijhof, 2008)

Beton

Vanaf omstreeks 1900 begon de verbreiding van beton als hét nieuwe materiaalvoor de bedrijfsvloer. De eerste brede toepassing vond plaats in bedrijfstakken waarin grote hallen zware machines stonden opgesteld: de textiel-, metaal enpapierindustrie, scheepsbouw en dergelijke.Deze betonvloeren werden ter plaatse gestort met een heel beperkte, zware,

grove afwerking. De fundering voor de zware machines bestond vanwege destabiliteit uit rijen putringen van 1, 2 of 3 meter lengte, gevuld met beton.Beton werd ook gebruikt in combinatie met de flexibelere klinkers, vloertegels en

later ook de betonklinkers. In fabrieken met zware machines werd dan alleen onderde machines een zwaar betonfundament gelegd.Na 1945 kwam de gewapende betonvloer opmet een afwerklaag van cementbeton

of een harsachtige of kunststof bovenlaag. De keuze uit de grote variëteit in harsenen kunststoffen werd per bedrijf bepaald aan de hand van de specifieke eisen diedaar aan de gladde, slijtvaste, onderhoudsarme bovenlaag werden gesteld. Doorzijn stijfheid moesten grotere betonnen vloeren wel met dilatatie worden aangelegdom scheurvorming te voorkomen.In de loop van de twintigste eeuw werd de variëteit aan betonwaren voor

bedrijfsvloeren voortdurend verder vergroot met producten als betontegels,betonklinkers en Stelcon-platen. In de jaren zestig nam het gebruik van debetonklinker in rap tempo toe ten faveure van de oude traditionele baksteen.De betontegel werd snel populair vanwege zijn maatvastheid, de kleinere voeg

en omdat deze gemakkelijk schoon te houden is.Voor vloeren met zware belasting werden dikke betontegels toegepast, maar

vooral ook een bijzonder Nederlands product: Stelcon-platen (afb. 4, 5).Stelcon-platen zijn betonnen platen van forse afmetingen, met of zonder stolenranden, verkrijgbaar in verschillende formaten.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

334

5. Stelcon-platen op voorrraad bij De Meteoor te Rheden (foto RACM, P. Nijhof, 2008)

Dit gepatenteerde product is ontwikkeld door de N.V. Betonfabriek De Meteoorte Rheden, opgericht in 1907.5 Kort na 1920 heeft dit bedrijf in opdracht van deGoirlese textielfabriek Van Besauw vanuit de trottoirtegel de Stelcon-tegel ontwikkeld.Vervolgens is hieruit de Stelcon-plaat ontwikkeld. Deze is in 1924 op de marktgebracht als de ideale bedrijfsvloer voor zowel binnen (industrie) als buiten(havengebieden) (afb. 4). Inmiddels is gebleken dat dit een supervinding betrof,want de Stelcon-plaat wordt tot op de dag van vandaag wereldwijd op grote schaaltoegepast. Dit product heeft deze betonfabriek regelmatig door economische dalengesleept.De Stelcon-plaat is niet voor niets dé bedrijfsvloer geworden. Ze zijn snel te leggen,

gemakkelijk verplaatsbaar, flexibel toepasbaar, slijtvast en onderhoudsarm.Stelcon-platen zijn overal te vinden waar gewerkt wordt met gemechaniseerd interntransport met shovels, heftrucks en dergelijke. Ook voor de tijdelijke verharding vaneen terrein is het een veelgebruikt product.

Asfalt

De toepassing van asfalt in de wegenbouw heeft ook zijn weerklank gevonden inbedrijven. Asfalt is vooral ideaal voor grote oppervlakten die glad moeten zijn,bijvoorbeeld voor intern transport en magazijnen. Een specifieke toepassing vanasfalt betreft de zogenaamde gietasfaltvloer: een net afgewerkte vloer op betonnenondergrond, vergelijkbaar met een cementafwerking. Voordelen van gietasfaltvloerenboven cementbetonvloeren zijn zowel de lagere kosten, als het feit dat zij integenstelling tot beton geen dilatatie behoeven om bij zettingen scheurvorming tevoorkomen. De gietasfaltvloeren zijn ook gladder en egaler dan decementbetonvloeren.

Historische bedrijfsvloeren: wat er overbleef

Bedrijfsvloeren behoren tot demeest vergankelijke onderdelen van bedrijfsgebouwen.Veranderende gebruikseisen, nieuwe materialen, kostenreductie,

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

335

uiteenlopende overheidsmaatregelen en zeker niet op de laatste plaats slijtagezorgen ervoor dat oudere bedrijfsvloeren een haast ongrijpbaar fenomeen zijn. Ditgeldt vooral voor de simpele en relatief povere bedrijfsvloeren van klinkers, hout oftegels: daarvan zal alleen incidenteel in de context van een bedrijfsmuseum of eenopenluchtmuseum iets behouden kunnen blijven. Waarschijnlijk zijn er relatief meermooie tegelbedrijfsvloeren behouden in prestigieuze bedrijfsgebouwen die alsgemeentelijk of rijksmonument zijn beschermd: in voor de verbeelding sprekendemachinezalen, ketelhuizen en brouwzalen.De stellige indruk bestaat dat vloeren in de waardestelling van beschermde

industriële monumenten vaak zijn onderbelicht. Dit kan overigens eveneens gesteldworden voor de fotografische documentatie van industriële complexen en individuelebedrijfsgebouwen. Ook bij herbestemming lijkt de vloer vaak een lastige sluitpostvan onderhandelingen over behoud van authenticiteit. Maar er is niemand dieuitsluitsel over al deze kwesties kan geven, want er is nooit gericht onderzoek gedaannaar historische bedrijfsvloeren. Het is dan ook hoog tijd dat deze leemte wordtopgevuld, opdat de ontwikkeling van de bedrijfsvloer blijvend van bestaandegebouwen kan worden afgelezen. Hopelijk is het nog niet te laat hiervoor.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

336

De tegelvloer in de transformatorhal van het in 1918-1921 gebouwde RadiozendstationKootwijk.Een utilitaire vloer, maar wel met een doordacht architectonisch ontwerp(foto RACM, A.H.C. Schollen, 1981)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

337

Een eeuwenoude ‘industrievloer’, de tegelvloer in de voormalige hoepelmakerij, Meijgraaf4b te Schijndel (foto RACM, 2003)

Eindnoten:

1 Dit artikel kent geen uitvoerig notenapparaat of literatuuroverzicht, simpelweg omdat er geengerichte literatuur over bedrijfsvloeren bestaat. Verspreide informatie over specifieke materialenen producten is wel te vinden in een ontelbaar aantal productcatalogi en gedenkboeken vanindividuele bedrijven, evenals in artikelen in vaktijdschriften en leerboeken voor het onderwijs.Hier wordt volstaan met te verwijzen naar de verschillende voorbeelden hiervan die RonaldStenvert geeft in de eindnoten bij zijn artikel elders in dit boek. Opvallend is daarnaast dat ookin de algemene literatuur over industriële archeologie en industrieel erfgoed niet of nauwelijksaandacht wordt besteed aan dit onderwerp.

2 Een complicatie bij een verhandeling over bedrijfsvloeren is het gegeven dat het onderscheidtussen de constructieve onderlaag en de afwerkvloer niet altijd scherp te bepalen is. Vanwegehet verkennende karakter van deze bijdrage wordt op dilemma niet nader ingegaan.

3 Bedrijfsvloeren worden alleen behandeld als onderdeel van gebouwen voor productie, op- ofoverslag. Zo blijft de bedrijfsvloer in kantoorgebouwen buiten beschouwing.

4 Dit artikel beoogt geen uitputtend overzicht te geven van al de verschillende materialen en hunverfijningen die voor bedrijfsvloeren in gebruik zijn of geweest zijn. Alleen de belangrijkste, meestalgemeen toegepaste materialen passeren hier de revue.

5 De historie van de Stelcon-plaat is opgetekend in het bedrijfsgedenkboek van de producent enpatenthouder ervan: De Beukelaer, H., De Meteoor. Flexibel in beton 1907-2007, IJzerlo 2007.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

338

Henk NijenhuisKeramische vloertegels in de twintigste eeuw: methoden vanaanpak en conservering in de praktijk

Keramische vloertegels zoals die vanaf 1880 in Nederland toepassingvinden, zijn producten voortgekomen uit de industriële revolutie. In vorm,stijl en toepassing onderscheiden zij zich van de oudere traditionele tegels.Ze zijn van hoge kwaliteit en maken in vele toepassingen deel uit vaninterieurs van jonge monumenten. Heden ten dage wordt te gemakkelijkvoorbijgegaan aan de waarde van deze tegels.

Beeldbepalend

In Nederland staan veel bijzondere gebouwen waarin de oorspronkelijke tegelvloerennog onderdeel uitmaken van het interieur. Een aantal van deze gebouwen heeft alsjonge monumenten de laatste twintig jaar een zekere mate van bescherminggekregen. Aan de vormgeving en kwaliteit van betegelingen, en in het bijzonderkeramische tegelvloeren, is met name in de eerste decennia van de twintigste eeuwveel aandacht besteed.De binnenhuisarchitectuur en tegelbekledingen zijn onlosmakelijk met elkaar

verbonden en bepalen in hoge mate het monumentale karakter van gebouwen. Devloer werd vaak gezien als een zeer representatieve verkeersader in het gebouw.De technische ontwikkelingen in de productie van tegels vanaf 1840 hebben er

in belangrijke mate toe bijgedragen dat vloer- en wandtegels omstreeks 1895 eenbeeldbepalend onderdeel bij de inrichting en afwerking van gebouwen zijn geworden.Vloeren in een gebouw worden nogal eens over het hoofd gezien en bij gebrek

aan aandacht een beetje verwaarloosd. De historische betekenis wordt nog te vaakniet op waarde geschat. Keramische tegelvloeren van na 1880 worden gekenmerktdoor hoge duurzaamheid en genieten het predicaat

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

339

1. Het persen van traditionele patroontegels in droge kleitechniek bij Zahna Fliesen te Zahna(Duitsland) (foto auteur, 2007)

onverslijtbaar. Ondanks een hoge slijtvastheid zullen bij het uitblijven van periodiekonderhoud echter ook deze goede keramische vloeren op termijn gebreken gaanvertonen. De vraag om vervanging of herstel dringt zich dan op. Een historischevloer ontleent zijn monumentale uitstraling vaak aan de zeer nauwkeurige detaillering,maar bovenal aan een fraai slijtpatina, ontstaan door jarenlang gebruik.Bij onderhoud, renovatie- en restauratie-werkzaamheden gaan regelmatig

oorspronkelijke keramische tegelbekledingen verloren. In de praktijk wordt te snelnaar vervangscenario's gezocht.Inzicht, middelen en bereidheid om de oorspronkelijke vloeren te behouden of te

herstellen blijken maar al te vaak te ontbreken.Vervangen tegelvloeren wijken in materiaaleigenschappen doorgaans sterk af

van de oorspronkelijke vloeren. Een afwijkende oppervlaktestructuur van nieuwetegels, meestal in combinatie met te brede voegen, en het ontbreken van slijtpatinaresulteren in vloeren die gekenmerkt worden als fris en nieuw. De gedateerdeuitstraling die aansluit bij de rest van het gebouw is daarmee helaas verloren gegaan.De huidige bouwmaterialenmarkt is niet ingesteld op maatwerkoplossingen voor

historische tegelvloeren, ook niet van tegelvloeren uit de laatste honderd jaar. Zekeral niet als het kwantum aan vervangende tegels relatief beperkt is. Er zijn echterwel degelijk goede alternatieven voor herstel en restauratie, maar deze

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

340

2. Het aanbod van hardgebakken vloertegels in de handelscatalogus vanbouwmaterialenleverancier Van Dijk Junior uit Alphen aan den Rijn, circa 1914 (collectieauteur)

vragen om voorbereidingstijd en financiële middelen voor onderzoek. Een dergelijkonderzoek gericht op het maximale behoud van de oorspronkelijke tegelvloeren enhet in kaart brengen van herstelscenario's wordt in de praktijk niet of nauwelijksuitgevoerd.In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de technieken waarmee de oorspronkelijke

keramische tegelbekledingen behouden kunnen worden.Restauratie en reconstructie met oorspronkelijk materiaal en hoogwaardige

replica's zijn hierbij steeds uitgangspunt. Voor de kenners is het een open deur,maar voor vele mensen, zelfs binnen de monumenten- en restauratiewereld, blijkende mogelijkheden voor een verantwoorde restauratie maar al te vaak verrassendte zijn.De ontwikkeling van de tegelproductie en de verschijningsvormen van tegelvloeren

in de twintigste eeuw zijn zeer vernieuwend en onderscheiden zich op alle vlakkenvan traditionele tegelvloeren uit de vroegere perioden. Voor de waardebepaling enhet herkennen van dit keramische erfgoed is daarom enig inzicht vereist in aspectenals herkomst, fabricagetechniek, stijl en kunst-

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

341

historische achtergronden. Bij het ontbreken van dat kader is een weloverwogenbeslissing daarover feitelijk onmogelijk.

Moderne tegels: opkomst en toepassing

De verschijningsvormen van keramische wand- en vloertegels in de twintigste eeuwvinden hun oorsprong in de industriële ontwikkelingen in Engeland rond 1840, waarmet de uitvinding van ‘dust pressing’ de productie van wand- en vloertegelsverregaand werd gemoderniseerd.Traditioneel worden uit een plastische kleimassa met een relatief hoog

vochtgehalte van 15% tegels of estriken gevormd. Tegels op deze wijzegeproduceerd worden gekenmerkt door vrij grote toleranties in vormvastheid enmaatvoering. De productie geschiedt manueel en is arbeidsintensief.Tegels vervaardigd volgens de ‘dust pressing’ of droge kleitechniek worden met

een tegelpers gemaakt. De grondstof voor de tegel bestaat uit tot poeder of totgranulaat gemalen kleistof, met een relatief gering vochtpercentage tussen 2 en6%, dat onder hoge druk in een matrijs met een persstempel in de vorm wordtgeperst. Met deze techniek zijn met behulp van verschillende vormen vanpersstempels zowel vlakke tegels, reliëftegels als profieltegels snel en vormvast teproduceren. Door het zeer gering vochtpercentage is de droogtijd voor het bakkenvan de tegels tot een minimum gereduceerd en zijn een grote vorm- enmaatvastheidhet resultaat (afb. 1). De tegels worden gebakken bij een temperatuur van circa1200 graden Celsius, waardoor de grondstoffen versmelten tot een nagenoegglasharde tegel, een en ander afhankelijk van de toegepaste kleisamenstelling. Descherf van deze geperste tegels is hierdoor vlakker en dichter van structuur dan dievan tegels uit plastische klei, de estriken. Tegels op deze wijze geproduceerd zijnzeer slijtvast en relatief goed bestand tegen verwering en chemicaliën. Naast dekwalitatieve voordelen bood

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

3. Patronen van vloertegels in de catalogus van de Engelse tegelfabrikant Maw & Co, circa1880 (collectie auteur)

deze Engelse vinding efficiënte mogelijkheden voor massafabricage van kwalitatiefhoogwaardige tegels tegen relatief gunstige prijzen.Deze nieuwe fabricagetechniek met de tegelpers werd al snel overgenomen door

de opkomende aardewerkindustrie in de ons omringende landen, zoals in Belgiëvanaf 1861. Duitsland vanaf 1840 en

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

342

4. Tegelvloer samengesteld uit ‘geometrical’ en ‘encaustic floortiles’ van Maw & Co in deoostapsis van de Maria van Jessekerk te Delft, uit 1882. Situatie na de volledige restauratievan het interieur in 2007 (foto auteur)

Frankrijk vanaf 1858. In Nederland werden vloertegels in perstechniek voor heteerst geproduceerd in de Maastrichtse fabriek van Alfred Regout & Co, opgerichtin 1888. In de handelscatalogi van rond 1900 worden de kwalitatieve eigenschappenvan geperste keramische vloertegels in Nederland aangeprezen als ‘hardgebakkenvloertegels’. De kwaliteit ‘dubbelgebakken’ of dubbelhardgebakken’, ook grestegelsgenoemd, onderscheiden zich in hardheid als gevolg van kleisamenstelling, sinteringen baktemperatuur (afb. 2).Vroege toepassingen van geperste keramische vloertegels zijn in Nederland

onder meer in kerkgebouwen te vinden. De Engelse firma's Maw & Co en CravenDunnill, beiden afkomstig uit Jackfield, leverden speciaal hiervoor ‘geometrical’ en‘encaustic floortiles’ (afb. 3). ‘Geometrical tiles’ bestaan uit vierkante, rechthoekigeen driehoekige effen vloertegels, waarmee in verschillende kleuren geometrischepatronen worden samengesteld. ‘Encaustic tiles’ zijn met een decoratie ingelegdevloertegels, aanvankelijk uit plastische klei gevormd, na 1880 in toenemende matein droge kleitechniek geperst. In tegelvloerontwerpen zijn beide typen vaakgecombineerd en samengesteld tot keramische tegeltapijten (afb. 4).

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

343

5. Patroonkaart van art-nouveau-vloertegels in de handelscatalogus van La CéramiqueNationale, Welkenraedt (België), circa 1910 (collectie auteur)

Rond 1900 ontstaat in Nederland een toenemende vraag naar bouwmaterialen,een direct gevolg van een snel groeiende beroepsbevolking, die huisvesting zoektin de grote steden. Met de ontwikkelingen in de medische wetenschap en de daaruitvoortvloeiendemaatregelen om de volksgezondheid te verbeteren komen kwalitatiefbetere sanitaire voorzieningen onder de aandacht. Wand- en vloertegels worden intoenemende mate toegepast ‘voor inrichtingen waarin helderheid en zindelijkheideen allereerste vereischte zijn’.1.In de vernieuwende architectuur worden slagerijen, viswinkels, melkwinkels,

apotheken, bakkerijen, hotels, cafés en bierlokalen, maar ook stations, bankenrepresentatieve overheidsgebouwen aangekleed met alle mogelijke modernebetegelingen. In de architectuur van de grootschalige stadsuitbreidingen wordenook woningen in toenemende mate voorzien van decoratief tegelwerk.Tegelleveranciers presenteren in die tijd hun collecties in fraaie catalogi metveelkleurige patroonkaarten (afb. 5).Tegelvloeren in Nederland zijn in tegenstelling tot tegelwanden overwegend

uitgevoerd in sobere geometrische patronen, samengesteld uit effen tegels. Eenveel toegepast patroon bestaat uit achtkantige tegels met vierkante inlagen (afb.6). Een aparte categorie vloertegels vormen de zogenaamde gedecoreerde ‘Franseceramiektegels’. Het decoratiepatroon daarvan is in verschillende kleuren in detoplaag van de tegels aangebracht. De patronenmet bijpassende randtegels wordensamengesteld tot een volledig omkaderd tegeltapijt (afb. 7). Deze tegels zijn integenstelling tot de tweekleurige Engelse ‘encaustic tiles’ veelkleurig, in drogekleitechniek vervaardigd, en hebben de kwalificaties ‘vetvrij-zuurvast-glashard’. Zijwerden verkocht onder de naam ‘gepatroneerde ceramiektegels’ in ‘metaalhardekwaliteit’. Zij zijn meestal vierkant van vorm en kennen formaten wisselend tussen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

14 en 16 cm. De ornamentiek van de decoraties varieert in stijl van neoclassicisme,neogotiek en neorenaissance, tot florale- en strenggeometrische jugendstil. De inNederland toegepaste vloertegels van dit type zijn overwegend vanuit België,Noord-Frankrijk en Duitsland geïmporteerd. Het aantal toepassingen in ons land isin tegenstelling tot de productielanden van deze tegels nog slechts beperkt. Metname in de vloeren van de bewaard gebleven winkelarchitectuur, waar ze frequentwerden toegepast, zijn deze tegels bij een veranderend modebeeld vaak verwijderd,of aan het zicht onttrokken door een hier overheen gelegde vloerbedekking.Na de Eerste Wereldoorlog veranderden geleidelijk de stijlopvattingen. De

ornamentiek van neostijlen en jugendstil die in de decennia daarvoor zo geliefdwaren, maakten plaats voor patronen uit vierkante tegels, waarmee asymmetrischemozaïekvloeren in verschillende kleuren werden samengesteld (afb. 8). In devernieuwende vormgeving verandert ook de

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

344

6. Oorspronkelijke tegelvloer in octogonale vloertegels met inlagen in de serre van decommandantswoning in het Koninklijke Tehuis voor Oud-militairen en Museum Bronbeek,Arnhem. De tegels zijn van Utzschneider, Jaunez & Cie, Jurbise, België. Tegels vanUtzschneider golden destijds als maatstaf voor kwaliteit in de bouwwereld, besteksmatigomschreven met ‘kwaliteit U.J.’ (foto auteur, 2007)

tegelvoegbreedte. Traditioneel worden tegels ‘koud gevoegd’ gelegd, met een voegvan nul tot één millimeter. Om het lijnenspel van de voegen te accentueren werd inontwerpen de voegbreedte vergroot, variërend van twee tot tien millimeter. Hetaanbod van doorgaans effen gekleurde vloertegels werd uitgebreid met allerleikleurstructuren, die granito, natuursteen en parket imiteren. Deze tegels zijn bekendals porfier en gevlamd. Naast de traditioneel toegepaste formaten vierkant, zeskanten achtkant (octagonaal), zijn ook vormen afgeleid van cirkels en vijfhoeken op demarkt gebracht. Het meest sprekend zijn de tegels die in het handelsjargon‘krakelingen’ worden genoemd. Deze tegels in diabolovorm zijn onder meer binnende architectuur van de art deco en de Amsterdamse school veelvuldig toegepast.Met dit tegeltype zijn zeer sprekende mozaïekvloeren samengesteld (afb. 9, 10).Na de Tweede Wereldoorlog is een zekere versobering

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

345

7. ‘Gepatroneerde ceramiektegels’ van de Belgische fabrikant Ceramique Moderne, Rebaix(België), in de handelcatalogus van de N.V. Oosthoek en Zoon, Den Haag, circa 1925(collectie auteur)

te constateren in de detaillering van vloeren.Het veelzijdige aanbod van modellen maakte plaats voor overwegend vierkante

en rechthoekige vloertegels. Desondanks werd met het veranderende modebeeldin de jaren zestig en zeventig het keuzeaanbod van vloertegels enorm vergroot.Tegels met kunstglazuren en imitatieplavuizen werden op grote schaal in het interieurtoegepast. Deze tegels, die als modeartikel de woontrends volgden, verdrongengeleidelijk maar zeker de traditionele tegels. Eind jaren negentig ontstond in reactieop de herwaardering van jonge monumenten uit de jaren dertig wederom een vraagnaar de traditionelere tegels. Maar de productietechnieken om die te maken haddeninmiddels plaatsgemaakt voor relatief

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

8. Patronen voor tegelwerk in stijlopvattingen van de nieuwe zakelijkheid in een catalogusvan bouwstoffenhandel H.W. de Kanter, Breda, circa 1930 (collectie auteur)

goedkope massaproductie, met in hoge frequentie wisselende tegelcollecties.

Monumentale uitstraling

Bij het belopen van historische tegelvloeren in gebouwen uit de afgelopen eeuw isde belevingswaarde vaak ongemerkt bijzonder prettig. Bij nadere beschouwingblijken kleur, glans en patroon goed met elkaar in evenwicht te zijn. Het valt op datvloeren door het jarenlang belopen, soppen en boenen een glans van slijtage envervuiling hebben opgelopen. Deze mooie slijtpatina is karakteristiek voor oude

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

346

9. Patroonvoorbeelden van ‘krakelingen’ of ‘Kreisausschnitte’ in de handelscatalogus vanLa Nouvelle Ceramique, Amay (België), circa 1930 (collectie auteur)

vloeren in glasharde keramische vloertegels. De vloertegels blijken bijna voegloosen toch zeer goed strokend te zijn gelegd. Bij de muuraansluitingen is vaak eendonkere band gelegd, ter afsluiting van het vloerveld. De vloer eindigt meestal meteen vloertegel als plint tegen de wand, ter bescherming tegen de schoonmaakdweil.De tegels zijn zeer vlak, hebben scherpe kanten en omdat de tegels uit een

homogene kleurmassa bestaan, vallen oppervlaktebeschadigingen niet op. Deongelijkmatigheden en onderlinge kleurverschilien, een gevolg vantemperatuurverschillen in het bakproces, geven deze tegelensembles een mooie,gedateerde, levendige uitstraling.De combinaties van kleuren zijn meestal evenwichtig en lijken haast tijdloos. Het

is opvallend hoeveel zorg destijds werd besteed aan ontwerp en details, evenalsde uitvoering, die te kenmerken is als zeer vakbekwaam. Deze esthetische waardevan relatief jonge tegelvloeren is hoog. Ze behouden vraagt om preventieveconservering (afb. 11).

Mooie vloer mooi houden: preventief conserveren

Het in een goede conditie houden van mooie historische vloeren vraagt in hetdagelijks beheer en onderhoud van het gebouw aandacht, ter voorkoming vanslijtage en schade. Het niet herkennen van oorzaken van schade en het niet tijdignemen van maatregelen om gebreken te voorkomen, zal in de praktijk al snel leidentot vervolgschade. Om een historische vloer mooi te houden is het opstellen vaneen preventief conserveringsbeleid noodzakelijk. Zo'n conserveringsbeleid bestaat

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

uit een aantal maatregelen en praktische richtlijnen voor de behandeling van devloer door de gebruikers van het gebouw, en in het bijzonder bedrijven uit defacilitaire dienstverlening, zoals schoonmaakbedrijven, evenementenorganisatiesen aannemers. Het beleid is er op gericht de levensduur van historische vloeren teverlengen en geeft aan wat wel en wat niet wenselijk is teneinde een goede vloermooi te houden. Zo moet er in het algemeen aandacht worden besteed aan devolgende vier punten.Ten eerste mechanische belastingen. Veel slijtage wordt veroorzaakt door inloop

van vuil en zand, die een krassend effect hebben. Het plaatsen van royaleschoonloopmatten, die regelmatig gestofzuigd

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

347

10. Detail van de tegelvloer van de inrichting Lokaal 't Loosje, Amsterdam. Dekrakelingenvloer heeft z'n glans niet verloren, maar is door constructieve gebreken letterlijkgekraakt (foto auteur, 2003)

11. Tegelvloer in het lyceumgebouw uit 1925 van het Christelijk College Nassau-Veluwe,Harderwijk (foto auteur, 2006)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

348

moeten worden, werkt effectief. Het slepen met metalen voorwerpen zoals stoelenen ander meubilair veroorzaakt metaalkrassen, die zich moeilijk laten verwijderen.Ten tweede zware puntbelastingen. Door een tegelvloer plaatselijk zeer zwaar

te belasten kunnen tegels kapotgedrukt worden. Bij evenementen zijn deze risico'spermanent aanwezig. Tegelvloeren moeten dan vooraf zorgvuldig worden afgedekt.Een goede tijdelijke bescherming bestaat uit een laag foamfolie, waarop vormvaste,geperste houten platen worden gelegd, zo nodig voorzien van een laag tapijt. Metname zware transportmiddelen zoals palletwagens en trolleys kunnen eenkeramische vloer makkelijk beschadigen. Het kapot stoten van vloertegels en hetafboeren van plinttegels is vaak het gevolg.Ten derde contactvervuiling door roest. Dit ontstaat als metalen voorwerpen zoals

kasten en ander meubilair zonder beschermende tussenlaag op een keramischevloer worden geplaatst. Vocht dat achterblijft bij schoonmaakwerkzaamheden, maarook condensatievocht, veroorzaakt roestvorming in het oppervlak van de keramischetegels.En ten vierde zware vervuilingen en vlekken. Deze kunnen in de praktijk ontstaan

door onachtzaamheid en morsen bij onderhoudswerkzaamheden. Het preventiefafdekken van de vloeren met stuclopers voorkomt vervuiling. Achtergebleven restenvan olie, vetten, teer, verf, kit en lijm kunnen het best verwijderd worden met relatiefveilige oplosmiddelen als aceton en verfafbijtmiddel, in plaats van intensiefmechanisch poetsen en krabben. Vooraf dient altijd een klein proefstukje te wordenuitgevoerd op een plaats minder in het zicht. Het verwijderen van vervuilingen vancementgebonden mortels en kalksluier is specialistenwerk.De belangrijkste richtlijnen voor de behandeling van de vloer hebben over het

algemeen betrekking op schoonmaakbedrijven belast met de dagelijkse reinigingvan de tegelvloeren. Een historische tegelvloer vraagt in het dagelijkseschoonmaakonderhoud om een werkmethodiek die gericht is op het vermijden vanschade. Schoonmaakbedrijven kennen meestal geen aangepast programma voorhet onderhoud van historische tegelvloeren. Er moet aandacht worden besteed aande volgende vier schadeoorzaken.Allereerst dient mechanische belasting van reinigingsapparatuur voorkomen te

worden. Het gebruik van schrob- en boenmachines is af te raden. Historische vloerenworden bij het gebruik van deze machines zwaar belast door de sterke wrijving endruk op de vloer, waardoor er onthechting van tegels kan plaatsvinden en voegwerkmakkelijk wordt aangetast. De borstels kunnen onherstelbare krassen veroorzaken.Ten tweede dient waterbelasting voorkomen te worden. Droog stofzuigen en

vochtig dweilen of moppen met uitsluitend schoon water is vaak een afdoendeschoonmaakbehandeling met uitstekend resultaat. Een stofzuiger moet wel voorzienzijn van een goede rubberafscherming van het mondstuk, om metaalkrassen bij hetstofzuigen te voorkomen. Bij vlekken of vervuiling kan zo nodig een lage doseringpH-neutraal detergent worden toegevoegd. Bij vloerenmet verzwakte voegen werkteen overmatige waterbelasting het losraken van tegels in de hand.Het gebruik van hogedruk-reinigingsapparatuur met een zeer krachtige waterstraal

heeft op de zwakkere tegels en voegen een vernietigend en onomkeerbaar effect.Het middel is erger dan de kwaal.Het verwijderen van hardnekkige vervuilingen met behulp van stoomapparatuur

zonder druk is in veel situaties een zeer effectief en veilig alternatief. Ook hier moetovermatige waterbelasting steeds worden voorkomen.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

349

12. Tegelschade als gevolg van kapot lopen en transport in het ‘Berlage-gebouw’, Kerkplein1-3, Den Haag (foto auteur, 2007)

Als derde moet aan chemische belasting aandacht besteed worden. Het gebruikvan schoonmaakmiddelen waarvan de samenstelling niet bekend is, is af te raden.Met name zijn detergenten waaraan zuren zijn toegevoegd, zogenaamdecementsluierverwijderaars, zeer kwalijk voor de bindmiddelen van het voegwerk.Voor het verwijderen van mortelsluiervlekken kan gebruikgemaakt worden van eenlicht schuurmiddel of puimsteen. Het gebruik van bleekwater als schoonmaakmiddelis af te raden in verband met de opbouwende zoutbelasting in poreus voegwerk ende daarmee gepaard gaande schade op de lange termijn.Een vierde punt betreft zware vervuiling en smetten. Zwarte strepen van

rubberhakken en vetvlekken kunnen verwijderd wordenmet een detergent of aceton.Vloervelden die verzwakt of beschadigd zijn, zullen in afwachting van herstel

moeten worden afgedekt om vervolgschade te beperken.

Actief conserveren

Afhankelijk van de functie van het gebouw en de intensiviteit van het gebruik ontstaanin de loop der tijd ongewild kleine gebreken aan tegelvloeren. De conditie van devloeren gaat geleidelijk aan achteruit als gevolg van frequent schoonmaakonderhoud,gebruikslijtage en mechanische belastingen.Hoewel op het eerste zicht vaak intact, valt bij veel keramische tegelvloeren vaak

wel enig achterstallig onderhoud te constateren. In zulke situaties wordt een actiefconserveringsbeleid noodzakelijk.Het actieve beleid moet er op gericht zijn om kleine gebreken tijdig te herstellen

of in afwachting van restauratie tijdelijk te consolideren, teneinde omvangrijkerevervolgschade te voorkomen. De basis van een actief conserveringsbeleid wordtgelegd met het maken van een inventarisatie van alle gebreken. Met het voorafinwinnen van kennis, zo nodig aangevuld met een deskundig hersteladvies, kaneen goede werkmethodiek worden bepaald.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

350

13. Herstelproefstuk tijdens het onderzoek naar de samenhang tussen constructie enmortelbed in het ‘Berlage-gebouw’, Kerkplein 1-3, Den Haag (foto auteur, 2007)

Kleine gebreken kunnen, afhankelijk van de oorzaak en problematiek, wel hersteldworden door aannemingsbedrijven die het onderhoud aan het gebouw uitvoeren.Vooraf zullen echter wel goede afspraken over werkwijze en toe te passenmaterialenmoeten worden gemaakt. Bij het actief conserveren van kleine gebreken moetgedacht worden aan de volgende drie zaken.Ten eerste vermist of gebrekkig voegwerk. Op plaatsen waar het voegwerk is

vermist of aangetast zullen op termijn onherroepelijk tegels losraken. De tegels zijnweliswaar onverslijtbaar, maar de voeg is het zwakke punt. Als gevolg van intensieveen frequente schoonmaakwerkzaamheden raakt voegwerk beschadigd of gaatverloren. Het relatief zwakke mortelbed verliest door inwerking van water incombinatie met schoonmaakmiddelen aan samenhang, en verzandt. Dit openbaartzich in onthechting van de tegels. Zand, vuil en mortelresten onder losgeraaktetegels bevorderen breuken bij belastingen door belopen of transportmiddelen. Hetlos of kapot trappen van tegels is het gevolg (afb. 12). Het schoonmaken en aanvullenvan de voegen is noodzakelijk om de vloer te consolideren.Ten tweede het fixeren van tegels. Vooruitlopend op herstelingrepen is het aan

te raden losgeraakte tegels tijdelijk te fixeren, om vervolgschade te beperken. Deonthechting (voosheid) is waar te nemen bij belopen of bekloppen van de vloer.Ten derde vermiste tegels. Plaatsen waar tegels vermist zijn, verliezen snel aan

samenhang.Het tijdelijk vullen van het ontstane gat, desnoods met mortel, voorkomt directe

vervolgschade.

Restauratie of vervangen:materiaaltechnisch onderzoek in situ en planvan aanpak

Wanneer er sprake is van omvangrijke schade aan tegelvloeren, al dan niet insamenhang met constructieve gebreken, scheuren of verzakkingen, of bijnoodzakelijke ingrepen aan de infrastructuur van leidingwerken, maar ook bijfunctieverandering of

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

351

herbestemming van een gebouw, komt de vraag van behouden of vervangen naarvoren. In veel gevallen wordt een architect of aannemer om een oplossing gevraagd.Doorgaans resulteert dat in een aanbieding voor het vervangen van de completetegelvloer. Het vinden van passende aanvullingen in soortgelijk materiaal blijkt maaral te vaak een te lastige zoektocht en wordt als niet-realistisch gezien. Een nieuwevloer is meestal snel te leveren, met de nodige garanties en tegen een vaste prijs.Of bij een dergelijke keuze voor een vervangende vloer een verantwoorde afwegingwordt gemaakt valt te bezien. In veel gevallen zijn er wel degelijk alternatieven voorherstel en restauratie. Echter, deze vragen de inbreng van een specialist, enige tijden middelen voor onderzoek. Een dergelijk materiaaltechnisch onderzoek is gerichtop het maximale behoud van het oorspronkelijke materiaal, alsmede het in kaartbrengen van herstelscenario's en de daarmee gepaard gaande kosten. Het staatof valt met de bereidheid van de opdrachtgever, gebouwbeheerder en architect omreële mogelijke alternatieven voor restauratie en reconstructie serieus in ogenschouwte willen nemen.De werkzaamheden van zo'n materiaaltechnisch onderzoek bestaan onder meer

uit:- Waardebepaling van de tegelvloer in de historische en architecturale context.- Een nauwkeurige inventarisatie in situ, met het oog op maximaal behoud vanoorspronkelijk materiaal. Hierbij wordt de staat van onderhoud van detegelvloeren nauwkeurig in beeld gebracht en vastgelegd in een rapport mettekeningen en fotodocumentatie.

- Het in beeld brengen van de mogelijke herstelscenario's. Hierbij word ingezetop reparatiewerkzaamheden waarbij schade aan omliggend tegelwerk zalworden vermeden.

- Hettraceren van aanvullend oorspronkelijk materiaal of goed passende replica's.- Het uitvoeren van een proefstuk in situ. Alleen hierdoor is de samenhang vanconstructie, mortelbed en tegels te beoordelen (afb. 13).

- Het rapporteren van de gegevens in een plan van aanpak. Hiermee wordende werkmethodiek en de wijze van uitvoering inzichtelijk gemaakt.

- Ten slotte zal op basis van de onderzoeksgegevens en kostenindicaties eenbegroting worden gemaakt voor restauratie met oorspronkelijke tegels of, alsalternatief, vervanging met goed passende replica's.

Een dergelijk materiaaltechnisch onderzoek is de basis voor een serieuze enoverwogen afweging en een in tezetten restauratietraject. Bij herhaling is inmiddelsgebleken dat de kosten van een dergelijk vooronderzoek in het vervolgtraject totbeperking van de uitgaven kunnen leiden. Het verdient tevens aanbeveling dienstenvoor monumentenzorg vroegtijdig in het proceste betrekken. Hun adviserende enondersteunende rol bij het onderzoek kan vanuit historische, maar ook financiëleinvalshoeken van grote betekenis zijn.

Verkrijgbaarheid vervangingsmaterialen: oud en nieuw

De huidige bouwmaterialenmarkt en in het bijzonder de tegelhandel, is zeer beperktin zijn assortiment en keuzemogelijkheden voor geschikte tegels voor restauraties.Met de modernisering van de productieprocessen in de tegelindustrie en gewijzigdeinzichten in de maatvoering zijn veel traditionele dubbelhardgebakken vloertegelsniet meer leverbaar. Tegels worden tegenwoordig in een modulair maatsysteem

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

vervaardigd. Hierbij is de maatvoering afgestemd op tegel inclusief voeg. Zo hebbentegels in modulair formaat 150 mm een maat van 148 mm. Daar komt nog bij datin de moderne productieprocessen vloertegels veelal worden geperst in een endezelfde

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

352

scherfkleur, waarop vervolgens een dunne toplaag in kleur-engobe wordtaangebracht. Kleur en glazuur van deze tegels missen alle overeenkomsten metde traditionele dubbelhardgebakken tegels met een homogene scherfkleur.Dubbelhardgebakken vloertegels die wel in de juiste maatvoering geproduceerdworden, zijn aan de kanten enigszins afgerond of licht facetgeprofileerd. Deoorspronkelijke vloertegels zijn echter scherpkantig van vorm. Bovendien zijn demoderne dubbelhardgebakken vloertegels slechts in een zeer beperkt aantaltraditionele kleuren leverbaar als gevolg van het moderne stook- en bakproces.Daar komt bij dat veel traditionele maten van vloertegels helemaal niet meergangbaar zijn. Tegelfabrikanten die zogenaamde historische vloertegels produceren,hebben de oorspronkelijke maatvoeringen gewijzigd in eenmaatsysteem dat aansluitbij het modulairsysteem van 150 mm. Voor geornamenteerde vloertegels, zoals de‘gepatroneerde ceramiektegels’, zijn nauweiijks vervangende producten voorhanden.Dit alles betekent in de praktijk dat de nieuwe tegels slecht te combineren zijn metde oude modellen (afb. 14). Voor herstelwerkzaamheden aan oude vloeren zijn destandaardproducten van de huidige tegelindustrie dus eigenlijk niet of maar zeerbeperkt bruikbaar. Dit impiiceert dat voor restauraties steeds vaker gedacht moetworden in maatwerkoplossingen. Een goed alternatief bij het niet voorhanden zijnvan nieuwe vervangtegels of replica's is te vinden in het circuit vanrecuperatiematerialen. Veel van de in ons land toegepaste vloertegels zijngeïmporteerd vanuit Duitsland, België, Frankrijken Engeland. In deze landen zijnde oorspronkelijke tegels vaak terug te vinden bij handelaren in historischebouwmaterialen. Internationaal bestaan talloze van deze bedrijven die zich bezighouden met het recupereren van historische bouwmaterialen. In deze markt wordenhistorische vloertegels die uit gesloopte gebouwen vrijkomen verzameid en voorhergebruik gereedgemaakt. Met name de visueel aantrekkelijke geornamenteerdevloertegels zijn in een grote verscheidenheid te koop.Het recuperatiecircuit voorziet echter maar in zeer beperkte mate in de toelevering

van nietgedecoreerde vloertegels. Effen vloertegels, meestal gezet in sterkecementspecie, worden maar zeer beperkt uitgenomen. Recuperatie van dezebetrekkelijk jonge vloertegels is vanwege de hoge verwijderingkosten en de relatiefkleine vraag niet lonend. Materiaal dat wel verkrijgbaar is, vraagt in het algemeenom een zorgvuldige reiniging en nabehandeling. Deze tegels zijn vaak nog voorzienvan mortelrestanten en voegspecie.In die gevallen waar de tegelhandel en het recuperatiecircuit geen passende

oplossing kunnen bieden, zijn replica's het alternatief. Ook bij replica's geldt datkennis van de internationale markt noodzakeiijk is om tot kwalitatief goede resultatente komen. Replica's worden over het algemeen geproduceerd in kleine bedrijven,in traditionele technieken. De branche van replicaleveranciers kent vele specialismen.De gewenste kwaliteit, de mogelijkheden en omvang van de productie zijn vaakbepalend bij de keuze van de producent.De vervaardiging van goede replica's is traditioneel zeer arbeidsintensief. Veel

hangt af van de bereidheid van de producent om mee te denken in lastigemaatwerkoplossingen. Is de keuze voor de producent gemaakt, dan volgt de opdrachtvoor product- en kleurontwikkeling, kwaliteitsproeven en monstertegels. In dezefase zijn vaak bijsteliingen nodig om tot een optimaal resultaat te komen.Na goedkeuring van de monsters volgt de werkelijke productie. Voor goede

maatwerkoplossingen moet in de praktijk rekening gehouden worden metontwikkelingskosten, en een relatief lange voorbereidings- en levertijd. Echter, ookbij replica's

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

353

14. Inboetingen aangebrocht tijdens renovatiewerkzaamheden in 1998 met moderne, sterkdetonerende vloertegels in het ‘Berlagegebouw’, Kerkplein 1-3, Den Haag (foto auteur)

zal de oppervlaktestructuur afwijken van de oorspronkelijke tegels. Deze hebbenimmers in de loop van de tijd een natuurlijk slijtpatina opgelopen. Het gevaar is danook groot dat replica's te fris en nieuw zullen overkomen. Het kunstmatig verouderenvan de replica's om deze een gedateerde uitstraling mee te geven is een goedeoptie en dit verdient dan ook aandacht bij de productie.

Herstel met oorspronkelijke tegels: tegel transplantatie

Het uitgangspunt bij de restauratie van tegelvloeren om zo veel mogelijk hetoorspronkelijke materiaal te behouden is de beste oplossing. Maximaal behoud vanhet oorspronkelijke materiaal is te bereiken door de herstellingen uit te voeren metoorspronkelijke tegels uit hetzelfde gebouw. Uitgangspunt bij uitvoering moet steedszijn: wat niet noodzakelijkerwijs vervangen behoeft te worden b lijft intact. Ditimpliceert dat vooraf een zeer zorgvuldige afwegingmoet plaatsvinden of een ingreepwel werkelijk nodig is.Het ‘even uithakken en herleggen’ levert bij gebrek aan specialismemeestal meer

schade en frustrerende resultaten op. Na een grondige inventarisatie van gebrekenmoeten de tegelvloeroppervlakken met een gebrekkige conditie door een ter zakekundig bedrijf volledig schadevrij worden uitgenomen. Dit oorspronkelijke materiaalwordt hergebruikt om andere vloeronderdelen te repareren. De afweging welkevloeren te rooien om er andere vloeren mee te herstellen volgt aan de hand van deinformatie verzameld in het materiaaltechnische onderzoek. Het streven is steedsom de representatieve, in het oog springende vloervelden na restauratie alsonaangetast te doen overkomen. Replica's en gerestaureerde tegels dienen bijvoorkeur te worden geconcentreerd in minder beeldbepalende vloervelden, die

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

minder in de loop en in het zicht liggen. Het plaatseiijk inboeten met replica's in eenrepresentatief vloerveld zal als gevolg van verschilien in oppervlaktestructuur enslijtpatina zo veel mogelijk vermeden moeten worden. De uitspraak ‘dat wel gezienmag worden dat er gerestaureerd is’, is zeker in het geval van vloerherstel eenmisvatting.Wil men detonerende partijen in de gerestaureerde tegelvloer voorkomen,dan zal aan het inpassen van replica's nauwkeurige aandacht gegeven moetenworden (afb. 15).

Het uitnemen

Mortel en vloertegels zijn vaak zeer hecht met elkaar verbonden. Hak- en breekwerkhebben een vernietigend effect op de nog intacte vloertegels, met name als descherf van vloertegels zachter is dan die van de zetmortel. Het demonteren vantegels op conventionele wijze, met hak- en trilmethoden, is

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

354

15. Het nauwkeurig samenstellen van vierkantvlakken met oorspronkelijke en replicategelstijdens de restauratie van patroontegelvloeren in de Maria van Jessekerk te Delft (foto auteur,2007)

daarom geen optie. Dit vraagt om schadevrij demonteren van tegels, schoonmakenen herplaatsen.Schadevrij demonteren is een proces dat, in tegenstelling tot hak- en breekwerk,

wordt uitgevoerd met speciaal zaag- en freesgereedschap.Het verwijderen van tegels en bouwkeramiek wordt uitgevoerd met watergekoelde

diamantzaagmachines die speciaal voor dit doel zijn geconstrueerd. De bediening,en de sturing van de machines gebeuren manueel en vragen in uitvoering omervaring, geduld, nauwkeurigheid en ‘gevoel met de tegels’. De samenstelling vande zetmortel, het formaat van de tegels en de bereikbaarheid van de tegelveldenbepalen in de praktijk het zaagtempo. Met name het maken van ‘ingangen’ zijnhindernissen die veel tijd en gedegen voorbereiding vergen. Bij het uitnemen moetsteeds voorop staan dat de tegels onbeschadigd uit de vloer komen (afb. 16). Dezemethode met diamantzaagmachines is inmiddels in diverse situaties toegepast enheeft er voor gezorgd dat veel waardevolle tegeltoepassingen konden wordenbehouden.Na het uitnemen van de tegels worden ze schoongezaagd en vervolgens ontdaan

van mortelrestanten en vuil, zo nodig gevolgd door chemische reiniging. Ook devrijkomende constructievloer wordt vanmortelresten ontdaan om een solide hechtingte bewerkstelligen.De begrenzingen van de uitgenomen tegelvlakken worden, alvorens tegels te

gaan herleggen, preventief gefixeerd. Bij het herplaatsen zal een mortel moeten

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

355

worden toegepast die zich wat flexibiliteit betreft ongeveer gelijk gedraagt als deoorspronkelijke mortel. Hiermee worden spanningen tussen oude en nieuwematerialen zo veel mogelijk beperkt.

Voegmortel

Voegmortels vragen bijzondere aandacht bij restauratie van tegelvloeren. De kleuren de structuur van de voegmortels in een vloerveld zijn zeer tekenend en bepalendvoor de uitstraling van de vloer. Het is daarom belangrijk dat er serieus aandachtwordt besteed aan de receptuur van de kleur van het bindmiddel in combinatie metde voegzanden. Vooral te licht voegwerk heeft een zeer detonerend effect. Omdathet oorspronkelijke voegwerk meestal vervuild is door intensief gebruik zal voor eenbevredigend eindresultaat deze vervuilde kleur benaderd moeten worden. Bijkoudgevoegd tegelwerk moet de voegmortel zijn samengesteld uit zeer fijnevulmiddelen, in verband met de zeer geringe voegbreedte (0-1 mm). Mede om dezeredenen is het gebruik van moderne kant-en-klare voegmortel ten stelligste af teraden.De kunststoftoevoegingen van deze voegmortels zetten zich bovendien af in de

oppervlaktestructuur van de historische vloertegels en laten een min of meerpermanente smet achter op de tegels.

Voorbeelden van recente restauraties van keramische tegelvloeren

Maria van Jessekerk, Delft.

In 2006 zijn de patroontegelvloeren gerestaureerd. De vloertegeltapijten,samengesteld uit ‘geometrical’ en ‘encaustic tiles’, werden rond 1880 geleverd doorde Engelse fabrikant Maw & Co uit Jackfield. De vloerveiden rond de altaren in deoost- en westapsis van de kerk, met een totaaloppervlakte van circa 60 m2, warenernstig verzakt en beschadigd door scheurvorming in de fundaties. Van de tegelswas 25% gebroken, vermist of beschadigd. Als voorbereiding op de restauratie iseen materiaaltechnisch onderzoek uitgevoerd en een plan van aanpak opgesteld.Dit plan voorzag in het schadevrij uitnemen van circa 50 m2 van de tegelvloer, hetaanbrengen van grotendeels nieuwe fundaties, en het herleggen van de tegelvloerenmet de oorspronkelijke tegels en aanvullingen in soortgelijke oude gerecupereerdetegels, waar nodig gecompleteerd met kwalitatief hoogwaardige replicategels.In de uitvoering zijn de verzakte tegelvloervelden met behulp van speciale

diamantzaagmachines zorgvuldig en schadevrij uit de vloer gezaagd. 7500uitgezaagde gave oude tegels zijn vervolgens grondig gereinigd, ontzout en ontdaanvan alle onbetrouwbare mortelresten. Met deze oorspronkelijke tegels konden drievan de vier vloerveiden volledig in oud materiaal worden gereconstrueerd. Uit departij beschadigde en gebroken tegels konden de benodigde tegels op kleinerformaat worden gezaagd. Het vierde en laatste vloerveld werd samengesteld uitreplicapatroontegels gecombineerd met oude geometrische tegels. Dooroorspronkelijke en replicategels evenwichtig te combineren en te concentreren inéén vloerveld is bereikt dat de vloer met replicategels zich niet of nauwelijks

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

onderscheidt van de vloeren samengesteld uit oorspronkelijk materiaal. Aan devervaardiging van hoogwaardige replica's werd zeer veel aandacht besteed.

Zwembad Veldstraat, Antwerpen.

Het volledige zwembad uit 1932 wordt tussen 2006 en 2008 ingrijpend gerestaureerd.Een voorbereidend materiaaltechnisch onderzoek naar de tegeltoepassingen werdin 2004 uitgevoerd. Om het oorspronkelijke tegelmateriaal zo veel mogelijk tebehouden werden voorafgaande aan de

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

356

16. Het schadevrij verwijderen van de oorspronkelijke tegels bij het uitvoeren vantegeltransplantatie in het lyceumgebouw van het Christelijk College Nassau-Veluwe,Harderwijk (foto auteur, 2007)

restauratiewerkzaamheden zo'n 35.000 tegels en bouwkeramiekonderdelenschadevrij verwijderd, gereinigd en gereedgemaakt voor herplaatsing.Behoud van kwalitatief goed materiaal en de beperkte verkrijgbaarheid van

passende replicavervangingsmaterialen liggen aan deze werkwijze ten grondslag.

Christelijk college Nassau-Veluwe, Harderwijk.

Het lyceumgebouw uit 1925 is voorzien van 400 m2 patroontegelvloeren. De vloerenworden dagelijks intensief belopen. In de loop der jaren zijn op meerdere plaatsentegels losgeraakt, beschadigd en plaatseiijkgerepareerd. In 2005 bestond hetvoornemen om alle vloeren te vervangen.Na inventarisatie en onderzoek is in 2007 een restauratieplan in uitvoering

genomen, waarbij uitsluitend de beschadigde vloeronderdelen worden gerestaureerdmet tegeltransplantatie.Detonerende inboetingen uit het verleden worden hiertoe hersteld met

oorspronkelijk materiaal. Goed passende replica's zijn geconcentreerd in éénvloerveld. Uitgangspunt bij deze restauratie is dat wat niet noodzakelijkerwijsvervangen behoeft te worden intact blijft. De oorspronkelijke tegelvloeren met eenslijtpatina van tachtig jaar blijven hiermee behouden voor de toekomst.

Jachthuis St. Hubertus, Hoenderloo.

In badkamers, keukens en toiletten is in 2006 de noodzakelijke vervanging vanloden drinkwaterleidingen en rioleringen uitgevoerd.Deze leidingen bevinden zich ten dele onder

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

357

tegelvloeren en achter wandtegelwerk. Om deze plaatsen te kunnen bereikenmoesten de tegels verwijderd worden. Er is gekozen voor een werkwijze waarbijvloeren en wanden maximaal ontzien worden. Hiertoe zijn slechts zeer plaatselijktegels schadevrij uitgenomen en na uitvoering van de installatiewerken zijn dezelfdetegels herplaatst. Bij herplaatsing is veel aandacht besteed aan kleur ensamenstelling van het voegmateriaal, om detonerende inboetingen te vermijden ende ingrepen onzichtbaar te houden.

Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek, Arnhem.

De oorspronkelijke serrevloer van de commandantswoning was lange tijd aan hetzicht onttrokken door een laag kunststof vloerbedekking. Om de oorspronkelijkevloer weer bloot te leggen moesten vloerbedekking, egalisatielagen en hechtprimersworden verwijderd. Het manueel verwijderen van deze materialen vraagt geduld enis arbeidsintensief. Na het uitvoeren van een proefstuk om de werkmethodiek,haalbaarheid en het te verwachten resultaat te kunnen beoordelen, is de restauratiein 2007 uitgevoerd.

‘Berlage-gebouw’, Den Haag.

Uit oogpunt van conserveringsbeleid is door de gebouwbeheerder opdracht gegevenom een materiaaltechnisch onderzoek uit te voeren naar de onderhoudstoestandvan 180 m2 historische tegelvloeren. Een onderdeel van dit onderzoek bestond uithet beoordelert van de fundaties en de samenstelling van de materialen, alsmedehet uitvoeren van reparaties met oorspronkelijk materiaal. Het onderzoek is gedaanom inzicht te krijgen in de omvang van de werkzaamheden en de te begroten kostenop korte en lange termijn. De werkmethodiek voorziet in herstelwerkzaamheden ineen bewoond gebouw, waarbij vuil- en stofoverlast tot een minimum beperkt moetenblijven. De restauratiewerkzaamheden beslaan 75 vloerkaders, waarbij met behulpvan tegeltransplantatie de vloeren geheel met oorspronkelijk materiaal wordenhersteld.

Literatuur

Baeck, M., U. Hamburg, J. Kamermanse.a., Industrial Tiles. Industrielle Fliesen.Industriële Tegels. Carreaux Industriels 1840-1940, Boizenburg, Hasselt, Otterlo2004.Baeck, M., ‘Cement tiles: an exploration’ in: Journal of the Tiles & ArchitecturalCeramics Society, Volume 12, 2006, pp. 20-30.Durbin, L., Architectural Tiles. Conservation and Restoration from the medievalPeriod to the twentieth Century, Oxford 2005.Fawcett, J., Historic Floors. Their History and Conservation, Oxford 1998.Schellingerhout, N.W., Stichting Vakopleiding Bouwbedrijf, Tegelzetten,Culemborg 1987.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

358

Detail van de vloer In het koor von de St. Lambertuskerk te Hengelo (0.), samengesteld uitkeramische gepatroneerde mozaiektegels. circa 1890 (foto RACM. G.J. Dukker, 2001)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

359

‘Encaustic’ and ‘geometrical’ tegels gecombineerd op het ter ras van Villa Pera,Eemnesserweg 69 te Baarn. daterend van omstreeks 1890 (foto RACM, T. Hermans, 2005)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

360

Detail van de keukenvloer in het pand Engelsestraat 16 te Bergen op Zoom, samengestelduit keramische gepatroneerde mozaïektegels, circa 1890 (foto RACM, G.J. Dukker, 2000)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

361

Dubbelhard gebakken keramische vloertegels in dambordpatroon in de hal van hetdoktershuis, Hoogstraat 49 te Werkendam, omstreeks 1900 (foto InterieurwachtNoord-Brabant, H. Schuit, 2008)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

362-363

Detail van de vloer in de hal van het Mulders huis, Mallumse Molenweg 114 te Mallem (gem.Eibergen), uit 1753 met monochrome en gepatroneerde tegels uit de late negentiende eeuw(foto RACM, CS. Booms, 2003)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

364

De vloer van de kapittelzaal van de Onze Lieve Vrouwe Abdij te Oosterhout, omstreeks1900 (foto RACM, A.J. van der Wal, 2001)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

365

Dubbelhard gebakken keramische vloertegels in patroon gelegd in de R.K. St.Willibrorduskerkuit 1924 aan de Spalstraat te Hengelo (Gld.) (foto RACM, A.J. van der Wal, 2002)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

366

Meerkleurige dubbelhard gebakken vloertegels in de hal van het voormalige ziekenpaviljoenSint Cornelius te Heiloo, circa 1930 (foto RACM, A.J. van der Wal, 2004)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

367

Vloer van keramische plavuizen in het Wooldhuis, Boulevard Evertsen 290 te Vlissingen,1931 (foto RACM, G.J. Dukker, 1995)

Eindnoten:

1. ‘De tegelfabriek “Westraven” te Utrecht’ in Wereldkroniek, 25-05-1907, pp.118-119.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

368

Taco HermansDe glazen vloer

De Glas kent vele toepassingen. De technische ontwikkelingen van denegentiende en de twintigste eeuw maakten het mogelijk meer glazenproducten voor de bouw te ontwikkelen dan alleen het tot dan toegebruikelijke vensterglas. Zo kwamen er bijvoorbeeld speciaal gevormdeglazen vloertegels om kelders te verlichten en glazen stenen om vloerenmee te bedekken of van te maken.

Graniver

Glas als vloerbedekking komt tegenwoordig steeds meer in de mode, met namevoor vloeren in badkamers. Vóór het interbellum was dit echter een zeldzaamheid.In Nederland kennen we een vloerbedekking uit die tijd in de vorm van tegeltjes metde benaming graniver.Graniver is een geperste glassoort, die ook wel glasgraniet of steenglas wordt

genoemd.Het materiaal is in 1921 door de NV Glasfabriek Leerdam op de markt gebracht

als nieuw product.1 Het idee voor de productie van deze glastoepassing kwam vande inspirerende directeur Pieter Cochius (1874-1938). Door het maken van nieuweproducten probeerde hij in een zakelijk moeilijke periode het hoofd van de fabriekboven water te houden. Dit deed hij door glas, kunst en architectuur samen tebrengen. Graniver was een van deze producten. In haar patentaanvraag noemdede fabriek het zelf overigens glasgraniet, maar in de praktijk werd deze term niet ofnauwelijks gehanteerd.2 In deze tijd had de architect K.P.C. de Bazel nauwecontacten met de fabriek en wellicht heeft hij ook nog bemoeienis gehad met deontwikkeling van dit product. Zeker is dat De Bazel het ook in zijn eigen gebouwenheeft toegepast.Graniver werd gemaakt door gemalen glas (meestal flessenglas) en zand te

verhitten tot een temperatuur waarbij het glas smelt, maar het zand niet. Aan hetmengsel werden slakken toegevoegd, een restproduct van de kolengestooktestoomtreinen, en een kleine hoeveelheid mangaan of kobalt. Een variant was eenmengsel van zand, soda, kalksteen, beendermeel en kobalt. Het zand kon in ditlaatste mengsel ook worden vervangen door kaolien.Graniver is onder meer gebruikt voor geperste tegels voor vloer-, wand- en

mozaïektoepassingen, maar wellicht bekender zijn de felgekleurde cactuspottenmet onderzetters van de ontwerper Andries Copier (1901-1991). De vloertegels zijnonder meer begin jaren twintig door de architect H.P. Berlage toegepast in hetJachtslot Sint Hubertusop de Veluwe (afb. 1), door G.C. Bremer in hethoofdpostkantoor van de toenmalige PTT (1915-1923) in Rotterdam en door

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

369

1. De vloer in de eetkamer van het Jachtslot Sint Hubertus in Otterloo, belegd metgraniver-tegels (foto auteur)

K.P.C. de Bazel in de vloer van de hal en voor vloer, wanden en plafonds in hettrappenhuis van het gebouw van de de Nederlandsche Handel- Maatschappij (NHM,1919-1926) aan de Vijzelstraat te Amsterdam. Als wandtegel heeft het eentoepassing gekregen als eenvoudige belijning in het interieurvan het stationsgebouwvan Naarden-Bussum uit 1925 van architect H.G.J. Schelling. Complexer is hetgebruik in de vorm van een veelkleurig mozaïek zoals dat is aangebracht in eenwinkelpui uit 1930 aan het Koningsplein te Amsterdam naar ontwerp van de architectHarry Elte. Graniver is tot ongeveer 1940 geproduceerd en is niet meer leverbaar.Het herstel van graniver-vloeren bij restauraties levert dan ook de nodige problemenop. Voor het Jachtslot Sint Hubertus heeft de Rijksgebouwendienst nieuwe tegelslaten maken bij een glasbedrijf in Amsterdam op basis van uit Amerika geïmporteerdfrit, een verkruimeld glas. Deze nieuwe tegeltjes zijn niet van de originelen teonderscheiden.Voor het herstel van de graniver-vloer in het gebouw van de Nederlandsche

Handel-Maatschappij heeft men voor een andere oplossing gekozen. Hier heeftmen vergelijkbare glazen tegeltjes van een glasfirma uit Venetië betrokken. Dezetegeltjes zijn wel iets dunner en wijken ook wat de structuur betreft iets af vandeoriginele.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

370

2. Tekening von een gietijzeren rooster met glazen vloertegels zoals toegepast in de vloervan de begane grond in het voormalig retraitehuis aan de Oliemolenstraat 60 te Heerlen(bron: Het Bouwbedrijf 5 (1928) nr. 7, blz. 156)

Prisma's en prismategels

Een geheel ander type tegel betreft de prisma en de prismategel. In het wat verdereverleden zijn er al vloeren voorzien van lichtdoorlatend glas om de onderliggenderuimte van daglicht te voorzien. Hiervoor werd niet, zoals tegenwoordig,gebruikgemaakt van een geharde of gelamineerde glasplaat, maar van prisma's ofprismategels.De vroegst bekende toepassing van prisma's dateert al uit de zeventiende eeuw,

toenmen probeerde lichttoetreding in schepen te krijgen zonder hulp van bijvoorbeeldolielampen, die brandgevaarlijk waren voor zowel schip als lading. Er is al een patentvoor prismaglas bekend uit 1684, dat is toegekend aan de Engelsman EdwardWyndus.3Dergelijke prisma's en prismategels vonden al vrij snel hun weg naar toepassingen

op land in stoepen voor de verlichting van kelders en souterrains en, zij

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

371

3. Onderzijde van de ‘glazen vloer’ in de voormalige Ambochtsschool aan de Mimosastraat1 te Zwolle. De tegels zijn vervaardigd door de glasfabriek Val Saint Lambert in België (fotoKees Oosterling)

het in Nederland sporadisch, voor lichtdoorlatende vloeren in het interieur. Eenvoorbeeld van deze laatste toepassing vinden we in het eerder genoemde gebouwvan deNederlandscheHandei-Maatschappij te Amsterdam, het voormalig retraitehuisaan de Oliemolenstraat 60 te Heerlen (afb. 2), het pand Herengracht 380 inAmsterdam4 en de voormalige Ambachtsschool uit 1933 van de architecten A. Baarten L. Krook aan de Mimosastraat 1 te Zwolle (afb. 3). Waar de tegels in het NHMzijn geproduceerd is niet bekend. De tegels in Zwolle zijn vervaardigd door deglasfabriek Val Saint Lambert in België.De verlichting van kelders door kelderlichten met prisma's boven koekoeken komt

in Nederland op een grootaantal plaatsen voor. Helaas verdwijnen dergelijkekelderlichten in hoog tempo uit het straatbeeld.Prisma's en prismategels zijn in Engeland reeds vanaf

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

372

4. Onderzijde van het kelderlicht bij de buitenplaats Dennenburg te Driebergen, vervaardigddoor Willem van Rijn uit Amsterdam met glazen prisma's van Luxfer (foto auteur)

1871 gemaakt door Hayward Brothers en in Amerika vanaf 1897 door de LuxferPrism Company. De Luxfer Prism Company is in 1896 opgericht als de RadiatingLight Company door James G. Pennycuick om zijn patent op ‘an improvement inwindow-glass’ te gelde te maken.5 Zijn ontwerp bestond uit het aanbrengen vanprisma's aan de achterzijde van een rechthoekige glazen tegel. Na twee maandenveranderde de naam in Semi-prism Glass Company en in april 1897 in Luxfer PrismCompany.6 ‘Lux’ is Latijn voor ‘licht’, en ‘fer’ voor ‘doorgeven’.Een bedrijf dat Luxfer-prisma's in kelderlichten toepaste was Willem van Rijn uit

Amsterdam.Kelderlichten van dit bedrijf zijn er in Amsterdam bij een café op de hoek van de

Utrechtsestraat en de Herengracht, in het terras bij de buitenplaats Dennenburg teDriebergen (afb. 4) en bij het bestuursgebouw van de Rijksuniversiteit van Groningenaan de Oude Boteringestraat 44.Behalve de Luxfer Prism Tiles werden er ook enkele varianten op de markt

aangeboden, te weten Vera-Lux, Translux en Vaculith. Een belangrijke leveranciervoor prisma's in Nederland was de hiervoor genoemde Glasfabriek Leerdam. Ditbedrijf

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

373

5. Kelderlicht aan de Keizersgracht 496 te Amsterdam, vervaardigd door Emile Sanders uitAmsterdam met prismategels van Vera-Lux. De gebroken prisma's laten de kwetsbaarheidvan deze kelderlichten zien (foto auteur)

produceerde ze onder de naam Vera-Lux.Kelderlichten van deze glasfabriek zijn onder meer aangetroffen op het

Kasteelplein te Breda, het Bagijnhof te Dordrecht en aan de Keizersgracht 496 teAmsterdam (afb. 5). Leverancier was Emile Sanders uit Amsterdam. Het bedrijf vanSanders was het centrale verkooppunt in Nederland voor al het bouwglas dat deGlasfabriek Leerdam produceerde. De kelderlichten bestaan uit een gietijzerenrooster, waar de glazen prisma's in liggen. Het grootste probleem bij dezekelderlichten is enerzijds condensatie aan de onderzijde van het glas, waardoor hetijzer waarin het is gezet gaat roesten, en anderzijds de uitzettingscoëfficiënt vanhet glas. Om de kelderlichten waterdicht te krijgen zijn de prisma's gewoonlijk rondomin een harde waterdichte mortel gevat, die eigenlijk het uitzetten van glas dooropwarming van de zon nauwelijks toelaat. Het gevolg hiervan is een spanning inhet glas, die zich uit in barsten en afschilfering.Behalve in gietijzer zijn prisma's ook wel geplaatst in beton. De eerste

toepassingen daarvan dateren al van 1907 en staan op naam van de toenmaligedirecteur van de Duitse fabriek van Luxfer, Friedrich L. Keppler.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

374

Dit is vanuit constructief oogpunt een duurzamere constructie. Er worden zelfs nogaltijd kelderlichten van glas in beton geplaatst.Een ander type schade dat kan optreden is de schade die te wijten is aan

spanningen in het glas zelf. Dit kan optreden wanneer na het productieproces hetgegoten glas niet langzaam genoeg is afgekoeld.Constructieve problemen bij kelderlichten zijn te herstellen, maar de prisma's van

Vera-Lux zijn helaas niet meer te krijgen. Zij zijn eventueel wel na te maken. Deprisma's van Luxfer zijn nog verkrijgbaar bij de Engelse vestiging, het huidigeLuxcrete.

De glazen straat

Zelfs op de publieke straat is ook, zij het spaarzaam, glas als bestratingsmateriaaltoegepast. In het begin van de achttiende eeuw werden er in Frankrijk pogingenondernomen om glas te ontglazen, dat wil zeggen een ondoorzichtig glas te makendat leek op porselein. Om te ontglazen, ofwel devitrificatie, neemt men eenhoeveelheid helder glas, die wordt verhit tot het roodgloeiend is. Daarna wordt hetheel langzaam afgekoeld en heel lang op een temperatuur gehouden waarop hetnet niet smelt, en net wel zacht genoeg blijft. Het verliest dan beetje bij beetje zijnhelderheid. Tijdens dit proces gaat het glas van een niet-gekristalliseerde fase inde vorm van een onderkoelde vloeistof over naar een stabiele gekristalliseerde faseen gaat het steedsmeer lijken op wit aardewerk en uiteindelijk op een soort porselein,ook wel glaskeramiek genaamd.Het was met name de befaamde Franse wetenschapper René-Antoine Ferchault

de Réaumur (1683-1757) die tussen 1727 en 1729met ontglazen experimenteerde,maar zijn ‘porcelaine Réaumur’ had niet de verlangde kwaliteit. Demeeste productenverlieten misvormd of gebroken de oven.Zijn ‘porcelaine’ werd niet verder ontwikkeld en raakte in de vergetelheid. Het

zachte fritporselein

6. Voorzijde van de catalogus van de Brusselse firma Gaston Blanpain-Massonet met eenoverzicht van glazen prisma's voor kelderlichten en vloeren (collectie auteur)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

wordt in Frankrijk nog wel eens Réaumur-porselein genoemd.Rond 1890 nam zijn landgenoot Louis Antoine Garchey de ontwikkeling van het

product weer ter hand; dit keer met meer succes.7 Hij slaagde er in om het glas ‘teverontglazen’ en het daarna naar willekeur te vervormen. In 1896 bouwde hij zijneerste fabriek waarin hij onder meer straatstenen, vloertegels, wandtegels,traptreden, ornamenten voor gevels en wandversieringen maakte. Hij claimde dathet door hem ontwikkelde materiaal zo hard was als graniet en hij noemde het ookkunstmatig graniet.8In 1901 was er al een tiental fabrieken dat glassteen maakte, waarvan vier in

Frankrijk en de overige in

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

375

andere landen, tot in Zweden en Rusland toe.Hoeveel en waar glassteen in Nederland is verwerkt is niet bekend. Voorbeelden

daarvan zijn nauwelijks getraceerd. In de voormalige Groote Draaisteeg te Rotterdamwas er een deel van het trottoir mee bedekt en ook dat weten we alleen maar uitgeschreven bronnen.9

Conclusie

Tot de verschillende materialen die voor vloeren zijn toegepast behoren - hoeweldit in eerste instantie minder voor de hand lijkt te liggen - ook diverse glassoorten.Deze toepassing dateert uit ten minste de negentiende eeuw enmaakt onderdeel

uit van een toenemend gebruik van glas in en om gebouwen.Door de aard van het materiaal en de situering is het echter kwetsbaar en verdwijnt

het zienderogen.Reden te meer er met meer aandacht naar te kijken en te trachten het waar

mogelijk te behouden.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

376

Detail van de monumentale mozaïekvloer uit circa 1880 in de Instrumentenzaal van hetTeylers Museum te Haarlem vóór restauratie (foto RACM, G.J. Dukker, 1993)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

377

De restauratie van de monumentale mozaïekvloer in de Instrumentenzaal van het TeylersMuseum te Haarlem in volle gang (foto Teylers Museum, Haarlem/ F. Cristofoli, 2007)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

378

Mozaïekvloer in de hal van het in 1903 gebouwde bijkantoor vanLevensverzekeringsmaatschappij ‘De Utrecht’, Tweebaksmarkt 48 te Leeuwarden (fotoRACM, A.J. van der Wal, 1992)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

379

Gedeelte van de mozaïekvloer in de R.K. Sint-Gerlachuskerk te Houthem-St. Gerlach uit1916, uitgevoerd in zogeheten ‘terrazzo alla veneziana’ (foto RACM, T. Hermans, 2003)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

380-381

Overzicht van de terrazzovloer in de Passage te Den Haag, gemaakt door Giovanni BattaGobeschi in 1884-1885 (foto RACM, G.J. Dukker, 1993)

Eindnoten:

1 Voorheen Jeekel, Mijnssen & Co, de huidige Royal Leerdam.2 Brits patent 1923 onder nr. GB201880.3 ‘Glasses and Lamps for ships, mines &c.’, British Patent Office, no. 232 (London, 1684).4 Bij dit pand moet ‘vloer’ niet al te letterlijk worden genomen, omdat de constructie het belopen

nauwelijks toelaat. De tegels bevinden zich onder het daklicht.5 Amerikaans patent, nummer US312290, 17 februari 1885.6 Zie voor de geschiedenis van Luxfer: Neumann, D., ‘“The Century's Triumph in Lighting”: The

Luxfer Prism Companies and their Contribution to Early Modern Architecture’, Journal of theSociety of Architectural Historians 54 (1995) nr. 3, pp. 24-53.

7 Huinck, H., ‘Glassteen’, Bouwkundig Weekblad 21(1901) nr 42, p. 394.8 Brits patent nr. 25807, 24 november 1902.9 Huinck 1901, p. 395.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

382

Marc StappersVloerverwarming in monumentale gebouwen

Vooral in kerken wordt vaak vloerverwarming aangebracht vanwege hetthermisch comfort. Allerlei neveneffecten hiervan, zoals een toename vanvervuiling op de gewelven of het op gang brengen van vocht- enzouttransport, worden echter onvoldoende her- en onderkend. Bovendienblijkt de inpasbaarheid van een dergelijke installatie in monumentalegebouwen problematisch te zijn wegens de hoge cultuurhistorischewaardevan de vloer en het bodemarchief.

Centrale verwarmingssystemen in vogelvlucht

Al in de eerste eeuw vóór Christus hadden de oude Romeinen een vorm vanvloerverwarming ontwikkeld, de zogenaamde hypocaustenverwarming (afb. 2).1Een dergelijk systeem bestaat uit een soort lage kelder, het hypocaustum (1). Dezestrekt zich uit onder de gehele vloer (2) van de te verwarmen ruimte. De vuurruimtemet de stookplaats (3) bevond zich meestal buiten het gebouw. Deze was via eenondergronds stenen kanaal met het hypocaustum verbonden. Via dit stenen kanaalwerden de verbrandingsgassen van verbrande houtskool in het hypocaustum geleidom van daaruit via rookkanalen (4) naar buiten te worden geleid. Deze gassenverwarmden de stenen vloer en de stenen kolomen (5) die deze vloer droegen. Deop deze manier in deze steenmassa's opgeslagen warmte werd vervolgens aan dete verwarmen ruimte afgestaan. Soms werd dit systeem uitgebreid met eenwand-verwarmingssysteem door de rookgassen via meerdere in de wand geplaatsterookkanalen (4) te geleiden.2Vloerverwarmingsystemen waarbij gebruik werd gemaakt van opgewarmd water,

zoals we die vandaag de dag toepassen, zijn pasmogelijk geworden na de introductievan de warmwaterketel in Engeland aan het einde van de achttiende eeuw. DeVerenigde Staten en de ons omringende landen hadden wat betreft de techniek vanhet verwarmen een forse voorsprong.3 Zo werd reeds in het Parijse beursgebouw(1808-1826) een vloerverwarming op basis van stoom toegepast.4 In de Nederlandsewoonhuizen is centrale verwarming pas in de jaren dertig van de negentiende eeuwgeïntroduceerd.5

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

383

1. Historisch bodemarchief bestaande uit tientallen kleine grafkeldertjes afgedekt met eennatuurstenen grafzerk, dergelijk bodemarchief kan, bij toepassing van een vloerverwarmingmoeilijk bewaard blijven (foto RACM, G.J. Dukker, 1979)

Een verwarmingssysteem dat nauwelijks in monumenten is toegepast isplafondverwarming. In 1932 wordt dit voor het eerst in de Nederlandse literatuurbeschreven.6 Hoewel dit systeem feitelijk volgens hetzelfde principe werkt alsvloerverwarming, zou het nog tien jaar duren voordat er overvloerverwarmings-systemen gesproken wordt. Een van de eerste vermeldingenhiervan in Nederland is te vinden in de derde druk van ditzelfde handboek van L.E.Wisse en P.M. van der Weel uit 1942: Centrale verwarming: handleiding ten dienstevan ingenieurs, verwarmingstechnici, -monteurs, architecten, bouwkundige opzichtersen het onderwijs in centrale-verwarmingstechniek. Het betreft het systeem Dériaz,vernoemd naar de Zwitserse constructeur die patent had aangevraagd op het doorhem ontworpen systeem van vloerverwarming.7 Het principe van dit systeem lijktveel op het systeem, zoals dat tegenwoordig wordt toegepast. De bouwkundigeopbouw is echter anders. De doorbraak van vloerverwarming als hoofdverwarmingzou echter nog enkele decennia op zich laten wachten en de toepassing ervan komtpas op aan het einde van de jaren zeventig van de twintigste

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

384

2. Hypocaustenverwarming 1: hypocaustum, 2: vloer, 3: vuurruimte met stookplaats, 4:rookkanalen, 5: stenen kolommen) (bron: Wisse, e.a.. Centrale verwarming..., 1949, p. 3)

eeuw. Dit hangt nauw samen met de verbetering van de thermische isolatie.8 Inmoderne gebouwen werd dit type verwarmingssysteem vrijwel direct met succesop grote schaal toegepast. In het kielzog hiervan werd vloerverwarming ookaangebracht bij renovaties en restauraties van bestaande panden, waarondermonumentale gebouwen en met name ook kerken.Het verwarmen van kerken begint in de negentiende eeuw. De eerste

verwarmingsinstallaties in kerken bestonden uit een of meerdere kolomkachels diemet hout werden gestookt.9 Centrale verwarming werd in de Nederlandse kerkenpas omstreeks 1900 voor het eerst toegepast, dus pas ongeveer honderd jaar nade toepassing hiervan in burgerlijke woonhuizen. Deze systemen hadden opendrukvaten en werdenmet kolen gestookt. Vanaf ongeveer 1950 werden deze kachelsen ketels op grote schaal omgebouwd om op olie gestookt te kunnen worden.Omstreeks 1960 doet de hedendaagse variant op gas zijn intrede en nauwelijkstwee decennia later de hedendaagse vorm van vloerverwarming. Een van de vroegetoepassingen hiervan is de Grote Kerk te Leeuwarden die bij de in 1972-1976uitgevoerde restauratie is aangebracht.10

Vloerverwarmingssystemen

Vloerverwarming is een verwarmingswijze waarbij de vloer van een vertrek hetfeitelijke warmteafgifteelement is. Het bijzondere ervan is dat vloerverwarmingbouwkundige elementen en werktuigbouwkundige elementen integreert. Het doelvan dit systeem is de vloer op een hogere temperatuur te brengen dan de omgevingwaardoor een thermisch behaaglijk binnenklimaat gerealiseerd kan worden. Er zijndrie verschillende systemen van vloerverwarming te onderscheiden: vloerverwarmingdoor middel van warme lucht (hypocaustenverwarming), een systeem waarbij dewarmteafgifte wordt gecreëerd door middel van elektriciteit van een lage spanning,en een systeem waarbij de warmteafgifte afkomstig is van warm water met eenmaximale temperatuur van 50 °C.11Wanneer tegenwoordig over vloerverwarming wordt gesproken, wordt vaak het

laatste systeem bedoeld, vloerverwarming door middel van warm water. Dit systeem

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

is qua warmteopwekking en -distributie nagenoeg gelijk aan wat generaliserendcentrale verwarming wordt genoemd: de radiatorenverwarming.12 Voor grote ruimtesals kerken worden beide andere vloerverwarmingssystemen eigenlijk niet ofnauwelijks toegepast. Elektrische vloerverwarming wordt wel gebruikt voor kleinerewoon- en kantoorvertrekken, evenals voor kleinere oppervlakten zoals kerkbankenwaar ten behoeve van de lokale comfortverhoging elektrische voet- ofbankverwarmingen worden geplaatst.13

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

385

3. Karakteristiek voorbeeld van in cascade geschakelde verwarmingsketels (foto auteur,2008)

Warmteopwekking

De warmteopwekking ten behoeve van vloerverwarmingssystemen in grote ruimtengebeurt, net zoals bij een radiatorenverwarming, in warmwaterketels. Hierbij zijn deketels meestal in een serie van twee of meer in cascadegeschakeld (afb. 3). Al naargelang de warmtevraag worden daarbij één of meerdere ketels in bedrijf gesteld.14Het water wordt daarbij verwarmd tot ongeveer 80°C en vervolgens het leidingnetin gepompt. Aan de retourzijde van de ketel komt het water terug met eentemperatuur van ongeveer 60°C.15 De capaciteit van de ketels wordt bepaald doorde benodigde hoeveelheid warmte voor de vloerverwarming, evenals de benodigdewarmte voor de aanwezige aanvullende systemen in de vorm van een radiatoren-,convectoren- of luchtverwarming. Voordat een verwarmingsinstallatie wordtontworpen, wordt eerst de warmtebehoefte per ruimte in een programma van eisenvastgelegd. Met behulp van transmissie- en ventilatieberekeningen is de hoeveelheidenergie te bepalen die per tijdseenheid voor een ruimte nodig is om deze

4. Karakteristiek voorbeeld van een verdelerunit (foto auteur, 2003)

tot een bepaalde temperatuur te verwarmen.Het onvermijdelijke warmteverlies door de vloer wordt hierbij niet meegerekend.

Voor de bepaling van de ketelcapaciteit, pompen leidingsysteem moet daarmeeuiteraard wel rekening gehouden worden.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Distributie

Het warme water wordt vanuit de ketel naar een verdeler (1) geleid die dit waterverdeelt over een aantal groepen (2) of registers (afb. 4). Deze verschillende groepenzijn nodig om de warmte zo gelijkmatig mogelijk over de gehele vloer te verdelen.Hoeveel groepen er precies nodig zijn, wordt bepaald door de afmetingen van deruimte en het buizenpatroon.Het is belangrijk dat het buizenpatroon waarvoor gekozen wordt zo min mogelijk

bochten bevat en dat de kromtestraal van de bocht(en) zo groot mogelijk is. Hetpatroon moet vooraf worden bepaald, evenals de onderlinge afstand van de buizen.Hierbij verdient het de sterke voorkeur dat het aanvoerwater met een hoge(re)temperatuur in de koudere zones wordt ingebracht.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

386

5. Schematische weergave van het leidingnet in slakkenhuispatroon (tekening auteur)

Feitelijk zijn er twee verschillende buizenpatronen te onderscheiden: hetslakkenhuispatroon en het meanderpatroon. Het voordeel van het slakkenhuispatroonis dat de warme(re) aanvoerleiding en de koude(re) afvoerleiding naast elkaar liggen(afb. 5). De temperatuur van de vloer zal hierdoor vrij gelijkmatig zijn. De koudereleiding compenseert immers de warmere, waardoor de gemiddelde temperatuurgelijk blijft. Bij het meanderpatroon daarentegen liggen de warmere en koudereleidingen niet naast elkaar (afb. 6). Hierdoor is aan het begin van het leidingnet dewarmteafgifte groter door de hogere watertemperatuur. Het meanderpatroon wordtbijvoorbeeld toegepast wanneer een asymmetrische koudestraling gecompenseerdmoet worden, bijvoorbeeld nabij een raam met enkel glas. Bij dit patroon wordt ersoms ook voor gekozen om de vaste onderlinge afstand van de buizen te variëren.De warmere aanvoerleiding wordt dan wat verder van elkaar gelegd in vergelijking

tot de minder warmere afvoerleiding.Belangrijk is dat bij wandaansluitingen, kolomaansluitingen, leidingdoorvoeren

en dergelijke, stroken isolatiemateriaal worden gebracht. Deze zogehetenrandstroken moeten ten minste vijf millimeter dik zijn. Zij moeten in verband met hetuitzetten en krimpen van de vloer van een goed samendrukbaar materiaal wordengemaakt. Grote vloeroppervlakten dienen gedilateerd te worden om scheurvormingin de cementgebonden dekvloer te voorkomen. Oppervlakten groter dan 25 à 40vierkante meter of langer dan de maximaal

6. Schematische weergave van het leidingnet in meanderpatroon (tekening auteur)

toelaatbare lengtemaat van zeven meter moeten door middel van krimpvoegen inkleinere eenheden worden onderverdeeld.

De warmwaterleidingen worden meestal, bevestigd aan een wapeningsnet, in dedekvloer aangebracht. Soms worden ze op of in een isolatielaag of constructievloeraangebracht (afb. 7, 8). De buizen die voor de leidingen worden gebruikt, moetenvoldoende zuurstofdiffusiedicht zijn, omdat er anders via de leidingen zuurstof in

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

de ketel terecht komt met corrosie tot gevolg. Immers een verhoging van dewatertemperatuur met 10 °C betekent een verdubbeling van de zuurstoftoetreding.Tegenwoordig zijn de leidingen van kunststof (vaak polyetheen (PE)), metaal

(koper (Cu)), of een product waarin de eigenschappen van deze beide materialenzijn gecombineerd. Vroeger werd hiervoor ook wel gietijzer gebruikt. Maar ditmateriaal had corrosie als groot nadeel met lekkages en een niet of slechtfunctionerend verwarmingssysteem als gevolg. Hoewel kunststof (α=18×l0-5 K-1)een veel hogere uitzettingscoëfficiënt heeft dan staal (α=1, 2×l0-5 K-1) of beton (α=1,2×l0-5 K-1), zijn er bij het gebruik van kunststofbuizen geen problemen te verwachten.Deze

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

387

7. Schematische dwarsdoorsnede van een vloer met vloerverwarming in een kerkgebouw1: afwerking, hier: zerken, 2: stabilisatielaag, indien noodzakelijk, 3: deklaag: 50 à 60 mm,4: vloerverwarming op het wapeningsnet, 5: isolatielaag van 30 à 40 mm met daarop eenwater- en dampdichte folie van 0, 2 mm, 6: constructievloer, 7: bodem (tekening auteur)

8. Karakteristiek voorbeeld van een vloerverwarming in opbouw, de kunststof slang is opeen wapeningsnet geknoopt welke op isolatie is gelegd. Een duidelijk buizenpatroonontbreekt, alsmede een dekking onder de wapening (Hervormde Kerk, Eemnes) (foto auteur,2003)

kunnen de uitzetting namelijk zelf opvangen. Bij staal is dit anders hoewel ditmateriaal nagenoeg dezelfde uitzettingcoëfficiënt heeft als beton.Dit komt doordat staal beduidend sneller opwarmt dan beton en al wil uitzetten

terwijl het beton door haar nog lagere temperatuur dat nog niet wil.Verbindingen in de buis zijn ongewenst in verband met het vergroten van de kans

op lekkage.Afhankelijk van de gekozen buisafstand wordt hierdoor het oppervlak van een

enkele vloerverwarmingsgroep tot ongeveer 20 à 30 vierkante

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

388

9. Opslag van zerken in de Pieterskerk te Leiden. Onzorgvuldige opslag kan leiden tot breuk,de onderkant is immers niet overal meer ondersteunt (foto auteur, 2008)

meter beperkt, immers er is een maximale buislengte. In elk vloerveld wordt danéén leiding van maximaal 200 meter gelegd, welke apart wordt gevoed vanaf deeerder genoemde verdeler. De leidingen van de verschillende groepen moetenongeveer eenzelfde lengte hebben om eenvoudig inregelen mogelijk te maken. Omdezelfde reden moet elke groep ook afsluitbaar c.q. instelbaar zijn door middel vanafsluiters.

Overigens moet met het in bedrijf stellen van een nieuw vloerverwarmingssysteemeen verhardingsen een droogperiode voor de cementgebonden dekvloeren vanminimaal 28 dagen in acht genomen worden. Om scheurvorming en andereproblemen te voorkomen mag het verharden niet worden versneld door devloerverwarming vroegtijdig in bedrijf te stellen.

Bouwkundige inpassing

De keuze voor een vloerverwarming wordt vaak snel

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

10. Een zorgvuldig ingepakt orgel voorkomt vervuiling door werkzaamheden in de kerk.Hierdoor blijven de kosten voor het schoonmaken van het orgel beperkt (Noorderkerk,Amsterdam) (foto auteur, 2008)

gemaakt. Immers aangevuld met een aanvullend verwarmingssysteem lijkt thermischcomfort gegarandeerd. Maar het inpassen van een vloerverwarming in een bestaandgebouw is een ingrijpende onderneming. Om deze aan te kunnen leggen is hetimmers onvermijdelijk dat de bestaande vloer wordt uitgenomen. De vloer gaat dusletterlijk op de schop (afb. 1). In monumentale gebouwen is dit zo mogelijk nogingrijpender, omdat de vloeren daarin vaak deel uitmaken van de monumentalewaarden. Bovendien is het zeker geen uitzondering als zich onder een dergelijkecultuurhistorisch waardevolle vloer nog een waardevol archeologisch bodemarchiefbevindt. In kerkgebouwen zijn dat behalve talloze historische graven en grafkeldersvaak ook (restanten van) oudere vloeren, muurresten en funderingen van eerderbouwfasen.16

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

389

Tabel 1: Globale indeling van een vloerverwarmingssysteem op basisvan de opwarmtijd van de thermische massa (bron:Vloerverwarming/wandverwarming en vloer- wandkoeling,ISSO-publicatie 49)

OpwarmtijdThermische massa> 2 uurZwaar 170-240 kg/m2

≤ 2 uurLicht 30-90 kg/m2

Bij het maken van de keuze voor een vloerverwarming wordt - gemakshalve -vaak vergeten dat naast de installatietechnische en bouwkundige kosten er ook nogandere kosten zijn: die van transport, opslag (afb. 9), het uitnemen en terugplaatsenvan de vloer, evenals de daarbij behorende arbeidsuren. Daarnaast zijn er, in kerken,de maatregelen die genomen moeten worden voor de bescherming van het orgelen het kerkmeubilair tegen de stofproductie (afb. 10). Naast het zojuist genoemdeaspect van de verstoring van het archeologisch bodemarchief is dit alles dus geensinecure. Alles bij elkaar opgeteld, kan met enige voorzichtigheid worden gestelddat in de gevallen waar sprake is een van een authentieke, monumentale vloer ofeen ongestoord bodemarchief de aanleg van een vloerverwarming feitelijk geenoptie is.

Regelbaarheid

Boven de zojuist genoemde negatieve aspecten blijkt ook de regelbaarheid vanvloerverwarming in met name kerken een lastig punt. Dit heeft voornamelijk te makenmet de grote thermische massa van de ruimte boven de verwarmingselementen.De mogelijkheden om daar de temperatuur door middel van een vloerverwarmingte kunnen regelen blijken beperkt. Immers naarmate een ruimte groter is, neemt deregelbaarheid af. Een gemiddelde vloerverwarming in eenmonumentale kerkruimteheeft, afhankelijk van het vloeroppervlak en de ruimtelijke massa, enkele uren totdagen nodig om op temperatuur te komen (tabel 1).17

Regeling

Om de temperatuur van het verwarmingssysteem te kunnen reguleren zijn er inbeginsel twee verschillende besturingssystemen:

- De weersafhankelijke regeling: hierbij wordt de temperatuur van hetverwarmingswater hoger naarmate het buiten kouder is

- De ruimtetemperatuurregeling: bij dit systeem wordt de temperatuur van hetverwarmingswater verhoogd als het in de te verwarmen ruimte kouder is

Een combinatie van deze beide systemen is eveneens mogelijk, bijvoorbeeld doorbij de ketel een weersafhankelijke voorregeling te plaatsen en deze in een specifiekeruimte aan te vullen met een naregeling in de vorm van eenruimtetemperatuurregeling.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

De temperatuur van het water uit de cv-ketel is hoger (maximaal 80 °C) dan die vanhet water dat in een vloerverwarmingsysteem wordt toegepast (maximaal 50 °C).Om deze lagere temperatuur te bereiken wordt met behulp van een zogehetendriewegmengventiel en servomotor retourwater (van een lagere temperatuur) uitde koudere afvoerleiding van het vloerverwarmingsysteem bijgemengd.

Afgegeven vermogen

Een beperkende factor voor het afgegeven vermogen per vierkante meter (q) vaneen vloerverwarming is de warmteoverdrachtsweerstand (R) tussen de vloer en delucht. Deze is in het meest gunstige geval 0, 08 m2K/W. Een vloerverwarming meteen oppervlaktetemperatuur van 26 °C levert bijvoorbeeld bij eenbinnenluchttemperatuur van 16 °C een afgegeven vermogen van ongeveer 100W/m2 (zie het rekenvoorbeeld in kadertekst pag. 390-391). In de praktijk blijkendergelijke vermogens moeilijk haalbaar. Veel realistischer zijn de vaak gehanteerdekengetallen van 50 tot 80 W/m2.18

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

390

Straling versus convectie

Warmteoverdracht door een voorwerp aan zijn omgeving vindt plaats door convectieof door straling.

Convectie

Bij warmteoverdacht door convectie wordt warmte door een stromend medium(bijvoorbeeld lucht) meegenomen. Lucht is altijd in beweging. Daardoor hebbenvoorwerpen zelden een temperatuur gelijk aan de omringende lucht. Er vindt dusaltijd warmteafgifte of -opname plaats.

Voor de warmtestroom door convectie geldt dat de warmtestroomdichtheid gelijk isaan het product van de warmteoverdrachts-coëfficiënt voor convectie (hc) en hettemperatuurverschil tussen de lucht (θa) en de vloer (θs):

qc=hc (θa-θs)

Met:

[W/m2]: warmtestroomdichtheid doorconvectie

q

[W/m2K]: warmteoverdrachts-coëfficient doorconvectie

hc

[°C]: luchttemperatuurθa[°C]: oppervlaktetemperatuur van de vloerθs

StralingElk oppervlak geeft warmte af in de vorm van straling. Straling is transport van

energie in de vorm van elektromagnetische trillingen. Naar mate de temperatuurhoger is, wordt er meer warmte afgegeven. Deze wordt niet (of zeer beperkt)opgenomen door de lucht, maar voornamelijk geabsorbeerd door de omringendeoppervlaken. Deze geven op hun beurt ook weer warmte in de vorm van stralingaf. Dit noemt men stralingsuitwisseling en deze kan zeer complex zijn wanneer hetmeerdere vlakken en verschillende voorwerpen betreft. Stralingsuitwissing kentgeen transportmedium. Het speelt zicht dus af in het luchtledige. Daarnaast is dehoeveelheid straling ook afhankelijk van de aard van het oppervlak. Metaalachtigeoppervlakken zijn slechte stralers in vergelijking tot andersoortige oppervlakken.Voor de warmtestroom voor straling geldt dat de warmtestroomdichtheid gelijk is

aan het product van de warmteoverdrachts-coëfficiënt voor straling (hs) entemperatuurverschil tussen de lucht (θa) en de vloer (θs):

qs=hs (θa-θs)

Waarin: hs=4.ε.σ.⍑s3;

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Met:

[W/m2]: warmtestroomdichtheid doorconvectie

qs

[W/m2K]: warmteoverdrachtscoëfficient doorconvectie

hs

[°C]: luchttemperatuurθa[°C]: oppervlaktetemperatuurθs[-]: emmissiefactorε

[W/m2K4]: constante van Stefan-Boltzmann(σ=57, 6×l0-9 W/m2K4)

σ

[K]: oppervlaktetemperatuur van de vloerTs

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

391

Het totale afgeven vermogen per vierkante meter wordt dan:

q=(hc+hs) (θs-θa)

De waarde voor hc+hs is maximaal 12, 5 W/m2K. Omdat de overgangsweerstand(Ri;vloer) gelijk is aan de reciproque van warmteoverdrachts-coëfficiënten:

Ri;vloer=1/hc+hs

is het totaal afgegeven vermogen ook gelijk aan:

qvloer=θs;vloer-θa/Ri;vloer

Hieruit valt af te leiden dat als de binnenluchttemperatuur (θa) stijgt en de temperatuurvan de vloerverwarming constant blijft, het afgegeven vermogen (q) daalt enomgekeerd. Dit effect wordt ook wel het zelfregelend effect genoemd.

RekenvoorbeeldEen vloerverwarming met een oppervlaktetemperatuur van 26°C en een

binnenluchttemperatuur van 16°C levert ongeveer 100 W/m2 volgens:

qvloer=θs;vloer-θa/R1=26-16/0.1=10/0.1=100W/m2

Warmteafgifte-elementenWarmteafgifte-elementen geven hun warmte dus af door middel van convectie

en door straling. De verhouding tussen die twee is afhankelijk van het typeverwarmingselement.

11. Overzicht van de aandelen straling en convectie voor verschillende verwarmingssystemen(naar: Van Tol. Bouwkunde..., deel 7b, p. 160)

Table 2: Verhouding tussen de warmteafgifte door straling en convectie(bron: Kengentallen en vuistregels, 1996, p. 28)

StralingConvectieWarmteafgifte-element

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

70%30%Vloerverwarming45%55%Radiatorenverwarming,

enkelplaats30%70%Radiatorenverwarming,

dubbelplaats0%100%Luchtverwarming

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

392

Tabel 3: Globale kostenindicatie voor vloerverwarmingsystemen tenopzichte van radiatoren- en luchtverwarmingsystemen (samenstellingauteur)

KengetallenType verwarmingBouwkundigekosten

InstallatiekostenOppervlakte

Vloerverwarming

€ 105-€ 125 / m2**€ 70 / m2 (40%vermogen*)

< 250 m2- Kleine ruimte

€ 95-€110 / m2**€ 65 / m2 (40%vermogen*)

250-1500 m2- Middelgrote ruimte

€ 90-€ 100 / m2**€ 55 / m2 (40%vermogen*)

> 1500-2000 m2- Grote ruimte

€ 1 / m2€ 50 / m2< 250 m2***Radiatorenverwarming

€ 4 / m3*****€ 4 tot € 6 m3****Luchtverwarming

In deze tabel zijn indicatief de installatiekosten en bouwkundige kosten van eenvloerverwarmingssysteem voor verschillende oppervlakkenweergegeven ten opzichtevan andere verwarmingssystemen. Het betreft een globale kostenindicatie waarbijmet vele variabele factoren rekening moet worden gehouden, waaronder het soortvloer, de monumentale waarde daarvan, de ondergrond, de bouwkundige structuur,archeologisch onderzoek etc..

De capaciteit van een vloerverwarmingis in het algemeen niet voldoende om

*

een ruimte tot de gewenstegebruikstemperatuur te verwarmen. Indit voorbeeld is daarom rekeninggehouden met de kosten van eenvloerverwarming wanneer deze 40% vande benodigde capaciteit levert.Exclusief vloerafwerking en verwijderenbestaande vloer, inclusief isolatie,staalnetten, ondervloer en afwerkvloer

**

Radiatorenverwarming is alleen geschiktvoor kleine, smalle ruimten. De invloed

***

van het stralingsaandeel is beperkt totongeveer een afstand van zeven metervanaf de radiator.Uitgaande van een luchtverversing vanminimaal 2, 2 keer de gebouwinhoud peruur.

****

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Exclusief vloer.*****

Kosten

De kosten voor het installeren van een vloerverwarming zijn in vergelijking metandere verwarmingssystemen over het algemeen hoog (tabel 3). Deze kostenworden enerzijds bepaald door de installatietechnische kosten en anderzijds debouwkundige kosten. De installatietechnische kosten zijn wellicht het minst lastigte begroten, de bouwkundige kosten daarentegen worden sterk bepaald door deaard van het gebouw, het type vloer en de waarde daarvan, evenals door de soortondergrond, dan wel door ondergrondse bouwkundige elementen. Bij bijzonderehistorische vloeren zoals een zerkenvloer of een karakteristieke tegelvloer in eenmonumentaal kerkgebouw moet rekening gehouden worden met aanzienlijkebouwkundige kosten. Het opmeten, intekenen enmarkeren van de zerken of tegels,het vastleggen van de precieze locatie, het zorgvuldig uitnemen, herstellen, veiligtransporteren en zorgvuldig opslaan en weer terugplaatsen daarvan vraagt veel tijd,en dus geld. Daarnaast zijn er de kosten van een archeologisch onderzoek, evenalsvan de eerder genoemde beschermingsmaatregelen voor het orgel en hetkerkmeubilair.

Afwerkingen

Wanneer na het aanbrengen van een vloerverwarmingsinstallatie de oude vloer nietwordt teruggeplaatst zijn er verschillende soorten vloerafwerkingen mogelijk.Steenachtige materialen als plavuizen of natuurstenen tegels zijn zeer geschikt,mits een geschikte lijmsoort wordt gebruikt. Ook een katoenen-, wollen- ofnylonvloerbedekking, mits geschikt voor vloerverwarming, komt in aanmerking. Defoam- of juterug hiervan mag niet dikker zijn dan 3 mm en de totale dikte niet meerdan 10 mm. Hoogpolig tapijt is uit oogpunt van hygiëne af te raden. Overigens zaldoor de hogere temperatuur de vloerbedekking een lage relatieve luchtvochtigheid

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

393

hebben, hetgeen een ongunstige factor is voor (huisstof)mijten of andere organismen.Ook bij parket zijn er beperkingen: zachte houtsoorten zijn in principe niet

toepasbaar. Laminaatparket kan alleen worden toegepast als de vloerverwarmingals basisverwarming dient. Dit moet, conform de instructies van de leverancier,direct op de ondergrond worden gelijmd en mag niet dikker zijn dan 10 mm.

Bij het berekenen van de benodigde capaciteit van de aan te brengenvloerverwarmingsinstallatie is het essentieel daarbij ook de vloerafwerking- en/ofbedekking te betrekken. Hierbij is het belangrijk om te weten dat een hogerewarmteweerstand van de vloerafwerking tot een meer gelijkmatigevloeroppervlaktetemperatuur leidt. Hoewel comfortverhogend betekent dit wel datvoor eenzelfde afgegeven vermogen een hogere watertemperatuur nodig is en datde installatie dus meer energie zal verbruiken. ISSO-publicatie 49 stelt dat dezewarmteweerstand van een vloerafwerking in het algemeen niet hoger mag zijn dan0, 15 m2K/W.19

Binnenklimaat

Zoals vermeld wordt vloerverwarming met succes toegepast in moderne, goedgeïsoleerde woningen. Doorslaggevend hierbij zijn de grote mate van thermischcomfort door de gemiddeld hoge stralingstemperatuur, de hoge(voet)contacttemperatuur (zie kadertekst pag. 400) - zelfs bij stenen vloeren - ende kleine thermische stratificatie.20 Daardoor wordt al snel een thermischbinnenklimaat gerealiseerd waarbij personen zich behaaglijk voelen (zie ook tabel4).In kleine(re) monumentale gebouwen kan in sommige gevallen vloerverwarming

eveneens succesvol worden toegepast zonder de aanwezigemonumentale waardengeweld aan te doen. In de praktijk blijkt de

12. Behaaglijkheidsgebied voor personen in relatie tot de lucht- en de gemiddeldestralingstemperatuur (naar: http://sts.bwk.tue.nl/7S005/presentaties/.%5Ccollege_warmte_3.ppt, 12 augustus 2008)

toepassing van vloerverwarming in grotere monumentale gebouwen echter meerproblematisch. In tegenstelling tot moderne gebouwen is de bouwkundige schil indeze categorie gebouwen eigenlijk nooit geïsoleerd. Bovendien zijn monumentale

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

ruimtes doorgaans beduidend hoger en is het vloeroppervlak relatief klein invergelijking tot de totale oppervlakte van de wanden, het plafond of de gewelven.Hierdoor is het lastig een aangenaam thermisch binnenklimaat te realiseren. Immersde gemiddelde stralingstemperatuur zal laag zijn door de niet of matig geïsoleerderamen, evenals door de niet of matig geïsoleerde wanden met de grote thermischemassa. Bovendien zijn er de onvermijdelijke thermisch gedreven luchtstromingen.

Luchtstromingen

De luchtstromingen door een vloerverwarming in kleine en grote ruimten zijn sterkverschillend. In kleine ruimten, mits goed geïsoleerd, kan met vloerverwarmingzonder problemen een thermisch comfort wordt bereikt. De gemiddeldestralingstemperatuur en de gemiddelde luchttemperatuur liggen daar binnen eenvoor de mens comfortabel gebied (afb. 12). Enkel bij de ramen is enig discomfortte verwachten door stralingsasymmetrie21 en eventueel koudeval22 (afb. 13).

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

394

13. Horizontale temperatuurgradiënt en luchtbeweging voor drie verschillendeverwarmingsystemen (bron: Van Tol, Bouwkunde..., deel 7b, p. 162)

14. Luchtsnelheid in relatie tot de temperatuurverschillen van de vloer en de lucht. Hieruitis af te lezen dat de luchtsnelheid toeneemt bij een vergroting van het verschil tussen vloer-en luchttemperatuur(bron: Schellen, Heating monumental churches, p. 168)

15a-b. Luchtstromingprofielen van vloerverwarming zonder en met toegevoegdevensterbankverwarming (bron: Pfeil, A., Untersuchungen über das Raumklima)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

16. Behaaglijkheidsgebied voor personen in relatie tot de luchttemperatuur en luchtsnelheid(naar: Van Tol, Bouwkunde..., deel 7a, p. 37)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

395

Bij grote ruimtes is de verhouding tussen vloer- en wandoppervlak groot. Hierdoorzal om enig comfort te kunnen bereiken de vloertemperatuur zo hoog mogelijkworden gemaakt. Dit kan leiden tot grote thermisch gedreven stromingen, immersbij een vergroting van het verschil tussen vloer- en luchttemperatuur zal deluchtsnelheid toenemen (afb. 14). Door koudeval worden de luchtstromingenbovendien nog eens versterkt (afb. 15a-b).23 Het resultaat van dit alles is dat hettegenovergesteld effect wordt bereikt: een verhoging van de vloertemperatuur leidttot een verlaging van het thermisch comfort, al dan niet door tocht (afb. 16).24

Tocht en koudeval

Tocht wordt volgens NEN-EN-ISO 7730 als probleem beschouwd wanneer dezogenaamde draught rate (dr) hoger is dan 15% (afb. 17). De draught rate wordtbepaald volgens:

dr = (34 - θa)(va - 0, 05)0.62(0, 37 × va × Tu + 3, 14)

Met:

[%]: draught rate: percentageontevreden personen doortocht

dr

[°C]: (gemiddelde)luchttemperatuur

θa

[m/s]: gemiddelde luchtsnelheidva[%]: turbulentie intensiteitTu

Tochthinder wordt in belangrijke mate beïnvloed door het typeverwarmingssysteem en de plaats van het verwarmingselement ten opzichte vande vensters. Andere factoren die een rol spelen zijn de luchtdichtheid van het gebouwen de warmtedoorgangscoëfficiënt (U-waarde) van de gebouwschil, met name dievan het beglazingssysteem.De optredende luchtsnelheden bij vloer- en radiatorenverwarming zijn vergelijkbaar.

De turbulentie-intensiteit is echter verschillend. Voor vloerverwarming is dezeongeveer 20% en voor radiatoren bijna 50%.

De hoogte van een glasvlak zonder extra warmtetoevoer waarbij nog net geentochthinder optreedt, is te bepalen uit:

Met:

[m]: hoogte van het glasvlakh[m/s]: luchtsnelheid waarbij nog

net geen tochthinderoptreedt

vmax

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

[W/m2K]:warmtedoorgangscoëfficiëntvan het glasvlak

Uglas

17. Acceptatie van de gemiddelde luchtsnelheden in relatie tot de luchttemperatuur en deturbulentie-intensiteit (bron: Prendergast en Van der Leij, Bouwkundige compensatie koudeval,p. 8)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

396

18. Meubel voor kaarsverbranding met rookafzuiging. Hierin worden de roetdeeltjesafgevangen waardoor deze niet meer, of in ieder geval sterk gereduceerd, in de kerkruimteterecht komen (Munsterkerk, Roermond) (foto auteur, 2007)

Vervuiling

Een geheel ander gevolg van de luchtstromingen is vuil- en stofafzetting. Een grotereluchtstroom betekent meer vuil- en stoftransport met als gevolg meer afzettingdaarvan. Vuil en stof zijn overal aanwezig. Het wordt door mensen met zichmeegedragen, onder meer van de straat, en wordt overal afgegeven.25Verwarmingssystemen zijn tegenwoordig, in tegenstelling tot bijvoorbeeld openhaarden en kolenkachels, geen bron van vervuiling meer. In katholieke kerken zijnkaarsen en wierook verreweg de grootste bron van vervuiling (afb. 18). Inverstedelijkte gebieden en de omgeving van industriegebieden is er bovendienalgemene luchtvervuiling en fijnstof.

Luchtstromingen die het vuil en stof met zich meedragen ontstaan enerzijds doornatuurlijke ventilatie, en worden anderzijds, zoals reeds gesteld, veroorzaakt doortemperatuurverschillen. Deze kunnen ontstaan door zoninstraling van buiten, maarverwarmingssystemen zijn de belangrijkste bron hiervoor. Dit geldt zeker ook voorluchtverwarmingsinstallaties. Deze zuigen lucht uit een ruimte aan, verwarmen dezeen blazen deze vervolgens weer in. Bij onvoldoende filtering van de lucht veroorzakendeze installaties een groot vuil- en stoftransport.

Om vervuiling zo veel mogelijk te voorkomen zullen, naast bronbestrijding, daarwaar mogelijk ook de luchtbewegingen beperkt moeten worden. De eenvoudigstevorm van bronbestrijding is het plaatsen van vuilroosters en goede schoonloopmattenom het vuil en stof van de straat tegen te gaan.26 Ook luchtbewegingen blijken tekunnen worden beperkt. Uit onderzoek is gebleken dat een wijziging in het

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

397

stookgedrag hierop een positief effect kan hebben.27 Door het verlagen van deluchttemperatuur zal het verschil met de vloertemperatuur afnemen, en degemiddelde luchtsnelheid dalen (afb. 14).

Vuil- en stofafzetting

Voor het afzetten van vuil en stof zijn verschillende mechanismen te definiëren:- Zwaartekracht: Deeltjes in de lucht zullen als gevolg van de zwaartekrachtuiteindelijk neerslaan op horizontale oppervlakken. Een luchtstroom naar bovengericht kan de zwaartekracht tegenwerken. Kleinere deeltjes zullen meestalomhoog bewegen, zwaardere deeltjes daarentegen slaan wel neer.

- Thermoforese: Wanneer tussen een oppervlak en de lucht eentemperatuurgradiënt - toeneming of verval van de temperatuur - ontstaat,worden vuil- en stofdeeltjes naar dit oppervlak gevoerd. De kleine deeltjesbewegen hierbij van warm naar koud.

- Inertie: Wanneer een warme luchtstroom in de buurt komt van een kouderoppervlak, zoals een gewelf, koelt de lucht af en zal daardoor afbuigen.Zwaarder vuil en stofdeeltjes hebben echter de neiging nog een stukje verderte stijgen (eerste wet van Newton) en botsen zo tegen het gewelfoppervlak.

- Brownse beweging: Wanneer vuil- en stofdeeltjes zich in de lucht bevinden,komen zij ook zelf in botsing met deze lucht. Door de beweging die hierdoorwordt veroorzaakt kunnen deeltjes in de buurt van een oppervlak tegen ditoppervlak aanbotsen en blijven plakken.

- Diffusioforese: Wanneer tussen een oppervlak en de lucht een gradiënt in derelatieve luchtvochtigheid ontstaat, zal vocht kunnen condenseren in de poriën.Deeltjes in de lucht kunnen hierdoor in de poriën neerslaan. Wanneer het waterweer verdampt blijven de deeltjes achter.

- Electroforese: Wanneer de relatieve luchtvochtigheid in een ruimte laag is (<65%) worden de deeltjes elektrisch geladen. Wanneer ze zich in eenelektrostatisch veld bevinden worden ze door het oppervlak aangetrokken enblijven hieraan vast plakken.

Ontwerprichtlijnen

Om een vloerverwarmingsinstallatie te kunnen ontwerpen waarmee een thermischcomfortabel binnenklimaat bereikt zal kunnen worden, is het belangrijk een aantalrichtlijnen te hebben waaraan dit binnenklimaat moet voldoen. Hiervoor zijnverschillende tabellen met uiteenlopende data beschikbaar. In tabel 4 wordenverschillende onderen bovengrenzen aangegeven waarbinnen personen zichbehaaglijk voelen. Tabel 5 bevat voor diverse ruimtes de optimale en de maximaletemperaturen waarop een vloerverwarming kan worden ingesteld. Tabel 6 geeft derichtlijnen voor het ontwerpen van een vloerverwarmingsinstallatie in eenmonumentale kerk met een kwetsbaar historisch interieur.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

398

Thermisch comfort voor personenTabel 4: Richtlijnen voor het ontwerpen van thermisch comfort voorpersonen (bron: Kengetallen en vuistregels, 1996, pp. 15-17)

BovengrensOndergrensSymboolGrootheidθlOntwerptemperatuur

25°C (zomer)20°C (winter)- Rustig zitten23-24°C (zomer)18-19°C (winter)- Rustig lopen23-25°C (zomer)18-20°C (winter)- Zittend werk22-23°C (zomer)16-17°C (winter)- Middelzwaar werk19-21°C (zomer)12-15°C (winter)- Zwaar werk

ΔθTemperatuurgradiënt3°C- Luchttemperatuur

hoofd (1, 1 m) -voeten (0, 1 m)

5°C-Stralingsasymmetriehoofd-voeten

10°C-Stralingsasymmetrievoorkant-achterkant

26°C19°CθsOppervlaktetemperatuur

RHlRelatieveluchtvochtigheid

60-70%30-40%- Algemeen50%40%- Winkel55%45%- Bibliotheek80%60%- Bakkerij

(afhankelijk van waarde en gevoeligheidvan de collectie) [Publicatie invoorbereiding]

- Museum

VaLuchtbeweging

0, 15 m/s- Winter0, 25 m/s- Zomer0, 15 m/s- In de nek0, 8 m/s- Papier waait weg

Luchtverversing

35 m3/h- Niet roken

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

50 m3/h- Roken

Luchtverversing

8h-16h-1- Winkel

5h-14h--1- Bibliotheek

- Bakkerij

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

399

Tabel 5: Richtlijnen voor het ontwerpen van thermisch comfort voorpersonen (bron: WTH Vloerverwarming, technische handboek 2002,Dordrecht 2002, p. 9)

Maximale temperatuurOptimale temperatuurFunctieVoordurende beweging

25°C22°C- GangLangdurig stilstaan

27°C23°C- TekenkamerStil zitten

29°C25°C- Kerk29°C25°C- Woonkamer29°C25°C- School

Natte ruimtes31°C27°C- Badkamer31°C27°C- Zwembad

Nauwelijks verblijf34°C29°C- Koude stroken langs glas34°C29°C- Hal

22-29°C- Stal

Tabel 6: Richtlijnen voor het ontwerpen van een vloerverwarming inmonumentale kerkenmet een historisch interieur en/of historisch orgel(bron: Schellen, Heating monumental churches, p. 100)

BovengrensOndergrensSymboolGrootheid15°C*θl, gGebruikstemperatuur

10°C5°Cθl, bBasistemperatuur

75%45%RHgemiddeldRelatieveluchtvochtigheid,gemiddeld

90%40%**RHkortstondigRelatieveluchtvochtigheid,kortstondig

30%ΔRHjaarRelatieveluchtvochtigheid,jaarvariatie

* Comfort wordt bereikt door een combinatie van de gemiddelde luchttemperatuur en degemiddelde stralingstemperatuur (zie kadertekst 3)

** Begrensd met behulp van een hygrostaat

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

10%ΔRHdagRelatieveluchtvochtigheid,dagvariatie

0, 15 m/sVaLuchtsnelheid

25-28°C***θs, vloerOppervlaktetemperatuur,vloer

*** Beperkt om te grote thermische gedreven stromingen te voorkomen

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

400

Bepaling van de comfort- en contacttemperatuur De comforttemperatuurkan als volgt worden bepaald:

Met:

[°C]: comforttemperatuurθcomfort

[W/m2K]: overdrachtcoëfficiënt voor stralinghstraling

[°C]: gemiddelde stralingtemperatuurθs̅traling

[W/m2K]: overdrachtcoëfficiënt voor convectiehconvectie

[°C]: gemiddelde luchttemperatuurθl̅uchttemperatuur[-]: factor afhankelijk van de luchtsnelheil

(va)a

Tabel 7: Factor a als functie van de luchtsnelheid (bron:http://sts.bwk.tue.nl/7S005/presentaties/.%5Ccollego_warmte_3.ppt.12augustus 2008)

gt; 0.60.2-0.6< 0, 2 m/sLuchtsnelheid va0.70.60.5Factor a

Demens voelt zich behaaglijk binnen de volgende grenzen voor luchttemperatuur,stralingstemperatuur en comforttemperatuur:

- 19°C < θa < 23°C;- 16°C < θmrt < 25°C;- 19°C < θcomfort < 23°C;

Wanneer een lichaamsdeel met een object in contact komt, ontstaat ter plaatse vanhet contactpunt een temperatuur die we contacttemperatuur noemen. Met behulpvan onderstaande berekening kan de contacttemperatuur worden bepaald en wordenvastgesteld of een oppervlak koud of warm aanvoelt:

Waarin:

[°C]: contacttemperatuurθcontact

[J/m2Ks0.5]: contactcoëfficiënt vanmateriaal 1

b1

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

[°C]: temperatuur vanmateriaal 1

θ1

[W/mK]:warmtegeleidingscoëfficiëntvan materiaal 1

λ1

[J/kgK]: soortelijkewarmtecapaciteit vanmateriaal 2

c1

[kg/m3]: soortelijke massa vanmateriaal 1

ρ1

[J/m2Ks0.5]: contactcoëfficiënt vanmateriaal 2

b2

[°C]: temperatuur vanmateriaal 2

θ2

[W/mK]:warmtegeleidingscoëfficiëntvan materiaal 2

λ2

[J/kgK]: soortelijkewarmtecapaciteit vanmateriaal 2

c2

[kg/m3]: soortelijke massa vanmateriaal 2

ρ2

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

401

Bouwfysica

Het aanbrengen van een vloerverwarming zorgt voor een aantal belangrijkeveranderingen in de warmte- en vochthuishouding van de betreffende ruimte.Hierboven is al ingegaan op het hoofddoel van vloerverwarming: het verhogen vande gemiddelde lucht- en stralingstemperatuur. Onvermijdelijk zal in relatie hiermeeook de relatieve luchtvochtigheid veranderen. Daarnaast heeft het aanbrengen vaneen vloerverwarming ook invloed op de warmte- en vochthuishouding van debouwkundige schil. De belangrijkste veranderingen betreffen enerzijds de afsluitingvan de oude vochtdoorlatende vloer, en anderzijds de continue warmteafgifte diegeïntroduceerd wordt.

Afsluiting van de vloer

Door de wijze waarop een vloerverwarmingssysteem is opgebouwd (afb. 7), wordtde vochtdoorlatendheid van de vloer sterk beperkt. Vroeger waren de vloeren relatiefopen, waardoor water uit het grondpakket eronder vrijelijk kon verdampen (afb. 19).Tegenwoordig echter zijn de vloeren relatief dicht, zeker wanneer door het

aanleggen van een vloerverwarming isolatiemateriaal en folies worden ingebracht.28Vocht dat voorheen door de naden tussen de stenen, dan wel door de stenen zelfkon verdampen, wordt nu tegengehouden. Dit vocht zal nu via anderegebouwonderdelen, met name de muren en kolommen, verdampen en daardoorzoveel mogelijk het natuurlijke vochtevenwicht van de binnenlucht proberen teherstellen (afb. 20). Op zichzelf is dit niet problematisch, maar wanneer onderwegzouten in het water worden opgelost zullen deze door het water wordengetransporteerd. Omdat het water aan het oppervlak, of erger nog, achter hetoppervlak verdampt, zullen de zouten uitkristalliseren.29Doordat zij daarbij in volumetoenemen, zullen zij spanningen en op den duur

19. Schematische weergave van het vochttransport in een oud gebouw: vocht kan vrijelijkverdampen, ook door de voegen tussen de natuurstenen grafzerken of tegels (naar: Guideto building services for historic buildings, p. 16)

vervolgschade veroorzaken. Hierdoor kunnen waardevolle pleisterlagen,beschilderingen of betegelingen beschadigd en kapot gedrukt worden. Dit effectwordt versterkt wanneer er een aanvullend verwarmingssysteem aanwezig is. Hetmuurvlak bij dat verwarmingselement zal te maken hebben met een hogere

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

temperatuur en versterkte luchtstroming langs het oppervlak, met als gevolg eensnelle droging.

20. Schematische weergave van het vochttransport in een gemoderniseerd gebouw meteen vocht-afsluitende ondervloer: vocht kan niet meer vrij verdampen en zoekt, om hetnatuurlijk evenwicht te herstellen, andere wegen die daardoor zwaarder belast worden (naar:Guide to building services for historic buildings, p. 17)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

402

Continue warmteafgifte: verhoogde lucht- en stralingstemperatuur

Door de thermische massa van de nieuwe betonnen vloer, al dan niet voorzien vaneen steenachtige vloerafwerking aan de bovenzijde, is deze vloervloerverwarmingmoeilijk regelbaar. In de praktijk zal een vloerverwarming daarom al snel continugestookt worden. Dit heeft als gevolg dat de gemiddelde luchttemperatuur en degemiddelde stralingstemperatuur stijgen.Wanneer de luchttemperatuur in een ruimte stijgt, daalt de relatieve

luchtvochtigheid bij een gelijkblijvende absolute luchtvochtigheid. Dit heeft tot gevolgdat hygroscopische materialen, zoals hout en baksteen, vocht gaan afstaan om hetnatuurlijke evenwicht te herstellen. De afgifte van vocht gaat, bij organischematerialen, gepaardmet krimpen (en bij vochtopnamemet zwellen). Hierdoor kunnenspanningen ontstaan, die wanneer deze te groot worden - groter dan de maximaalopneembare spanning - scheuren zullen veroorzaken (afb. 21). Cultuurhistorischwaardevolle materialen, afwerkingen, voorwerpen en constructies kunnen hierdoorernstige schade ondervinden. Hierbij moet met name gedacht worden aanlambriseringen, goudleren en andere behangsels, en in kerkenmet name aan houtentongewelven, historisch kerkmeubilair, retabels, en onderdelen van historischeorgels, zoals windladen en houten orgelpijpen.30

Het verhogen van de gemiddelde stralingstemperatuur heeft als voordeel datoppervlakten warmer worden. Daardoor wordt de thermische behaaglijkheid groter(zie kadertekst pag. 400). Bovendien zal op deze warmere oppervlakken dewaterdamp uit de lucht minder snel condenseren. Ook de relatieve luchtvochtigheidin de directe omgeving van dit oppervlak zal hierdoor wat lager worden, met alsgevolg dat de kans op schimmelvorming afneemt.

21. Schade door uitdroging van een houten doophek in de Catharinakerk te Brielle (fotoauteur, 2004

Is de stralingsbelasting echter te hoog, dan kan ongewenst uitdrogen het gevolgzijn. Infrarode straling wordt, wanneer het een oppervlak treft, omgezet in warmtewaardoor de oppervlaktetemperatuur zal stijgen. Het materiaal zal vervolgens vochtgaan afgeven met alle gevolgen van dien, zoals hierboven beschreven.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

Samenvattend de voor- en nadelen van vloerverwarming

Een vloerverwarmingsinstallatie heeft diverse voordelen, zeker in moderne goedgeïsoleerde gebouwen. In die gevallen wegen de voordelen zeker op ten opzichtevan de nadelen. In monumentale gebouwen met grote historische encultuurhistorische waarden is de situatie anders, zeker in gebouwenmet grote hogeruimtes, zoals kerken. Samenvattend hierbij een overzicht van de voor- en nadelenvan een vloerverwarmingssysteem:

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

403

Voordelen

- Geen verwarmingslichamen, zoals radiatoren, in het zicht- Minder luchtbeweging (bij kleine(re) ruimten) en daarmee minderstofverplaatsing en minder huisstofmijt

- Grote verwarmde vlakken, waardoor koudestraling wordt beperkt en eengelijkmatige ruimtetemperatuur wordt bereikt in zowel het horizontale als hetverticale vlak

- Ontwerptemperatuur kan ongeveer 2°C lager worden gekozen- Mogelijkheid tot ruimtekoeling- Kwalitatief hoogwaardig systeem dat geschikt is voor warmtebronnenmet lageaanvoertemperaturen en voor het gebruik van restwarmte

- Vooral voor het thermisch comfort is het een aangenaam systeem

Nadelen

- Relatief hoge installatie- en bouwkundige kosten- Geen veranderingen in een later stadium mogelijk- Grote traagheid en daardoor moeilijk regelbaar- In grote hoge ruimten grote kans op tochtverschijnselen- Vloeren moeten worden opgebroken, en nadien worden hersteld met allegevolgen van dien

- Het onderliggende bodemarchief wordt aangetast- Versterkend effect op vervuiling van historische (gewelf)schilderingen, orgel,sculpturen etc.

- Verhoogd risico op zouttransport en -uitbloei- Uitdroging van houten onderdelen, zoals betimmeringen, historisch(kerk-)meubilair en orgels

- Grote consequenties bij het veranderen van het systeem op een later moment(indien überhaupt mogelijk)

De zes laatste punten wegen vanuit het oogpunt van monumentenzorg zwaar. Decultuurhistorische waarden worden zwaar op de proef gesteld door de directe fysiekeaantasting (vloer, bodemarchief, enorme consequenties bij veranderingen in detoekomst) evenals door de indirecte fysieke aantasting (zoutuitbloei, vervuiling,verandering vochthuishouding).Het besluiten tot het aanbrengen van een vloerverwarming vergt dan ook een

zorgvuldige afweging. Onderstaand stroomschema is hierbij een belangrijkhulpmiddel (afb. 22a-b).

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

404

22a-b. Stroomdiagram ten behoeve van het bepalen van de wenselijkheid vanvloerverwarming (stroomschema auteur, 2008)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

405

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

408

De roosters van de recent geïnstalleerde luchtverwarmingsinstallatie te midden van gelijktijdigvernieuwde zerken in de vloer van de N.H. Kerk te Rijswijk (ZH) (foto RACM, G.J. Dukker,1983)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

409

Het interieur van de Prinsenkapel met het praalgraf van Engelbrecht II van Nassau uit 1530in de Grote Kerk van Breda tijdens de aanleg van de vloerverwarming (foto RACM, 1996)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

410

De overblijfselen van de Romeinse Thermen aan de Stokstraat in Maastricht, tevoorschijngekomen tijdens het archeologisch onderzoek in 1963 (foto RACM, 1963)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

411

‘Centrale verwarming’ in de N.H. Kerk te Lollum (gem. Wunseradiel). Twee ruggelingsgeplaatste grote gashaarden uit de 1970-er jaren op de ‘kerkbrede’ vloerbedekking zorgenin deze kerk voor behaaglijkheid (foto RACM, A. Reinstra, 2003)

Eindnoten:

1 Stokroos, M., ‘Centrale verwarming in het recente verleden’, Monumenten, 17 (1996) nr. 4, pp.14-17.

2 Wisse, L.E., P.M. van der Weel & K. Matzinger, Centrale verwarming: handleiding ten dienstevan ingenieurs, verwarmingstechnici, -monteurs, architecten, bouwkundige opzichters en hetonderwijs in centrale-verwarmingstechniek, Deventer 1949.

3 Zie onder meer: Rose, W.B., ‘Heating, Cooling, and Ventilating Systems’, in: Whelchel, H. (ed.),Caring for your Historic House, New York 1998, pp. 165-177: De Clercq, L., ‘De internationalecontext van de Belgische 19de-eeuwse verwarmingstechnologie in haar relatie met dearchitectuur’, Gentse Bijdragen tot de Interieurgeschiedenis, 32 (2003) pp. 77-112.

4 De Clercq, op. cit., p. 94.5 Stokroos, M., Verwarmen en verlichten in de negentiende eeuw, Zutphen 2001, p. 47.6 Wisse, L.E. en P.M. van der Weel, Centrale verwarmingstechniek en berekening, handleiding

ten dienste van ingenieurs, verwarmingstechnici, - monteurs, architecten, bouwkundige opzichtersen het onderwijs in centrale verwarmingstechniek, Deventer 1932.

7 ‘Fussbodenheizung SystemDériaz’, Schweizerische Bauzeitung, Jan.-Dez.1933 (Band 101-102);Dériaz, W., Fussbodenheizung System Dériaz, Genève 1935.

8 Schellen, H.L., Heatingmonumental churches, indoor climate and preservation of cultural heritage,Eindhoven 2002 (proefschrift Technische Universiteit Eindhoven).

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

9 Arkel, A. van, Verwarmingsinstallaties in oude kerken in verband met het cultuurgoed en metmeerdere gebruiksdoeleinden, Eindhoven 1992 (afstudeerverslag Technische UniversiteitEindhoven).

10 Wielen, J.E. van der, ‘Land zonder kerken’, Heemschut, 54 (1977) nr. 3, p. 46.11 Tol, A. van, Bouwkunde voor het hoger technische onderwijs, Delft 1986, deel 7a-b; Arendt, C.,

Raumklima in grossen historischen Raeumen: Heizungsart, Heizungsweise,Schadensentwicklung, Schadensverhinderung, Köln 1993; Vloerverwarming/wandverwarmingen vloerwandkoeling, Rotterdam 2002 (ISSO-publicatie 49).

12 Centrale verwarming is een benaming voor alle verwarmingssysteem (op basis van warmwater)waarbij de warmteopwekking (in een of meerdere ketel(s)) centraal plaats vindt.

13 Limpens-Neilen, D., Bench Heating in Monumental Churches, Thermal Performance of aPrototype, Eindhoven 2006 (proefschrift Technische Universiteit Eindhoven).

14 Dit wordt geregeld met een zogenaamde ketelvolgorde-schakeling. Voordeel hiervan is dat bijwarmtevraag de ketels niet gelijktijdig inschakelen en vervolgens weer gelijktijdig uitschakelen.Bij geringe warmtevraag zuilen een of meer (afhankelijk van het totaal aantal) ketels buitenbedrijf zijn en ook waterzijdig automatisch worden afgesloten door een vlinderklep in dewaterretourleiding. Op deze manier wordt vooral op ketelverliezen bespaart. Er is een tendensom meerdere kleine ketels in cascade te installeren ter vervanging van één grote CV-ketel.

15 Deze watertemperatuur is het resultaat van de temperatuur van het retourwater uit devloerverwarming welke wordt gemengd met het retourwater uit de aanvullendeverwarmingssystemen.

16 Zie de artikelen van Albert Reinstra en Jan van Doesburg elders in dit boek.17 Vloerverwarming... op. cit., p. 15; Schellen, op. cit., p. 102.18 Kengetallen en vuistregels, hulpmiddel bij het ontwerp van gebouwinstallaties, Rotterdam 1996

(ISSO-publicatie 33).19 Vloerverwarming..., op. cit., p. 43.20 Schellen, op. cit., p. 87.21 Stralingsasymmetrie: hiervan is sprake wanneer de warmte-uitwisseling door straling van een

persoon in een ruimte in verschillende richtingen sterk verschilt. Een te grote stralingsasymmetrie,bijvoorbeeld van een raammet enkel glas in de winter, kan leiden tot een gevoel van discomfort.

22 Koudeval is een specifieke soort tocht. Met name in hoge ruimten en/of ruimten met hogevensters, zoals kerkgebouwen, kunnen door opwarming en afkoeling van lucht hogereluchtsnelheden ontstaan die in combinatie met de temperatuur van de luchtstroom alsonbehaaglijk worden ervaren. Dit laatste noemen we koudeval: een verticale luchtbeweging.Deze is ook bij wanden waar te nemen.

23 Schellen, op. cit., p. 102; zie hiervoor ook: Pfeil, A., Untersuchungen über das Raumklima sowieden Wärme- und Feuchtehaushalt in Kirchen alter Bauart und deren Einflüsse beim Einbau vonKirchenheizungssystemen, Braunschweig 1975.

24 Onder tocht wordt een ongewenste lokale luchtbeweging verstaan. Daarbij wordt de luchtsnelheid(en de variatie van deze snelheid) in combinatie met de temperatuur van deze luchtstroming alsonaangenaam ervaren. Het meest gevoelig hiervoor zijn de enkels, polsen en nek.

25 Camuffo, D., E. Pagan, H.L. Schellen e.a., Church Heating and the Preservation of the CulturalHeritage, Guide to the Analysis of the Pros and Cons of Various Heating Systems, Milano 2006.

26 De Engelse National Trust hanteert als norm hiervoor een inwendige schoonloopmat van driemeter, omdat hierdoor 95% van het vuil aan de schoenen wordt verwijderd. The National TrustManual of Housekeeping. The care of collections in historic houses open to the public,Amsterdam-Tokio 2006, p. 220, 843. Zie voor dit aspect ook de bijdrage van Veerle Meul eldersin dit boek.

27 Schellen, op. cit., p. 169.28 Guide to Building Services for Historic Buildings: Sustainable Services for Traditional Buildings,

London 2002 (The Chartered Institution of Building Services Engineers).29 Lubelli, B.A., Sodium chloride damage to porous building materials, Delft 2006 (proefschrift,

Technische Universiteit Delft).30 Schellen, H.L., ‘Klimaatbeheersing in monumentale Kerken’, in: Praktijkboek Instandhouding

Monumenten, Deel III - 3, aflevering 17 (maart 2004) pp. 1-45; ‘Reactie bestemmingsveranderingBroederenkerk Zutphen’, Heemschut, 61 (1984) nr. 1, p. 15.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

412

Auteurs

Mario Baeck (1958) is licentiaat Germaanse Filologie. Hij publiceerde over diversethema's uit de Vlaamse en Nederlandse letterkunde, kunstgeschiedenis enmonumentenzorg en specifiek over de Belgische keramische productie, debaksteennijverheid en de cementtegelindustrie. Hij adviseert geregeldoverheidsdiensten en architecten bij tegelrestauratieprojecten. Hij was ook betrokkenbij diverse tentoonstellingen in binnen- en buitenland over de industriële vloer- enwandtegel. Momenteel werkt hij aan een doctoraatsstudie over de ontwikkeling vande Belgische industriële tegel tussen 1840 en 1940.

Frans Caignie (1945) is van opleiding handelsingenieur en was een volle loopbaanactief in het informaticabedrijf IBM Belgium. Hij verdiept zich sinds een vijftientaljaren in de geschiedenis van de Antwerpse majolicategel, waarover hij opverschillende plaatsen heeft gepubliceerd. Hij was bestuurslid bij de StichtingVrienden Nederlands Tegelmuseum (1995-2005). De restauratie van dezestiende-eeuwse majolicategelvloer uit de kapel van Kasteel Rameyen te Gestel(België) heeft hij gecoördineerd en begeleid. Een uitgebreide publicatie hierover isin voorbereiding.

Nicolaas Conijn (1952) is afgestudeerd Machinen Ingenieur aan de E.T.H. Zürich.Hij is conservator van de stallen van Paleis Het Loo en de zich daar bevindendekoninklijke collectie. Al jaren is hij nauw betrokken bij herstelwerkzaamheden vanbelangrijke staletablissementen op diverse plaatsen in het land. Sinds 1985 zet hijzich in voor de instandhouding van Kasteel Middachten als bewoond huis.Drs. Jan van Doesburg (1963) studeerde middeleeuwse archeologie aan de

Universiteit van Amsterdam en is sinds 1990 werkzaam bij de RACM, momenteelals senior onderzoeker Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Zijn belangstelling richt zichmet name op de Vroege en Volle Middeleeuwen, met name in het rivierengebied,versterkingen, kastelen en moated sites.

Drs. Guido van den Eynde (1959) studeerde Kunstgeschiedenis en Archeologieaan de Katholieke Universiteit Leuven (België) en de Universiteit van Amsterdam.Hij was werkzaam in Breda als gemeentelijke archeoloog (1983-2002) en vervolgensals inspecteur bij de Erfgoedinspectie (2002-2008). Hij werkt momenteel als seniorbeleidsarcheoloog in de gemeente Tilburg.

Drs. Inger Groeneveld (1975) is architectuur- en interieurhistoricus. Zij doet sinds2005 in opdracht van de RACM onderzoek naar natuurstenen vloeren in hetNederlandse interieur van de zeventiende en achttiende eeuw.

Ing. Hans Groesgen (1950) volgde na zijn havo een opleiding aan de HTSBouwkunde. Na zijn afstuderen volgde hij nog een cursus Bouw- enWoningtoezichten de post-hbo-opleidingen Bouwhistorie en Bouwinformatica. Na gewerkt te hebbenbij een architectenbureau, een aannemersbedrijf en de gemeente Lichtenvoordetrad hij in maart 2002 in dienst bij de toenmalige RDMZ als consulent bouwkunde.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

413

Ir. Taco Hermans (1955) studeerde in 1984 af als restauratiearchitect aan deTechnische Universiteit Delft. In 1985 was hij medeoprichter van het bureau Hermansen Kamphuis, bouwhistorici. Vanaf 1990 was hij werkzaam als adviseur monumentenbij het Gelders Genootschap in Arnhem. Hij is sinds 2001 als senior onderzoekerwerkzaam bij de RACM, afdeling Onderzoek Instandhouding en is onder meergespecialiseerd in glas en glas-in-lood.

Ir. Jan van der Hoeve (1960) heeft een deeltijdbaan bij de sectie Cultuurhistorievan de gemeente Utrecht. Daarnaast heeft hij een eigen onderzoeksbureau, hetBureau voor bouwhistorisch onderzoek J.A. van der Hoeve. De gemeente Groningenis sedert 1995 een van de belangrijkste opdrachtgevers.

Drs. Jan van 't Hof (1965) is hoofd van de afdeling Onderzoek Instandhouding vande RACM.Eerder werkte hij onder andere als monumentenambtenaar bij de gemeente Ede

en als accountmanager Regio Zuid en hoofd Noord/Oost bij de RACM. Hij heeft eenkunsthistorische achtergrond en publiceerde onder andere over villa's, molens enkloosters.

Bart Klück (1944) studeerde biologie en verhuisde in 1967 naar de binnenstad vanUtrecht. Vanaf 1971 was en is hij actief betrokken bij het behoud van historischepanden in deze stad. Als gevolg daarvan is hij sinds 1976 als bouwhistoricus actief.In deze jaren heeft hij zeer veel bouwhistorisch onderzoek gedaan in steden alsUtrecht en Venlo. Hij heeft diverse artikelen en publicaties op zijn naam staan enis werkzaam bij de sectie Cultuurhistorie van de gemeente Utrecht.Dr. Eloy Koldeweij (1959) studeerde kunstgeschiedenis in Leidse universiteit,

en specialiseerde zich in de interieurgeschiedenis en kunstnijverheid. In 1998promoveerde hij op Nederlands goudleer. Hij publiceerde over diverse deelaspectenop het gebied van historische interieurs. Sinds 1997 is hij werkzaam bij de RACMals senior specialist interieurs.

Drs. Veerle Meul (1969) is adviseur interieur bij Monumentenwacht Vlaanderenvzw. Na studies Kunstgeschiedenis enOudheidkunde (Leuven), History of DecorativeArts (Londen) en een postgraduaat Monumenten- en Landschapzorg (Antwerpen),is zij werkzaam op het terrein van de zorg voor historische interieurs en depreventieve conservering, onder meer als consultant bij een studiebureau in België,als inspecteur interieur voor de Vlaamse Gemeenschap, als projectmedewerker bijde RACM, als inspecteur collecties voor de Nederlandse Erfgoedinspectie en alsconsultant voor ICCROM.

Henk Nijenhuis (1960) is gespecialiseerd restaurator van betegelingen enbouwkeramiek uit de negentiende en twintigste eeuw. Met zijn specifieke kennisvan bouwkunst en toegepaste bouwmaterialen uit de perioden van jugendstil en artdeco levert hij stijlzuivere maatwerkoplossingen. Zijn bureau HN Projects verzorgtadvies, projectbegeleiding en uitvoering van restauraties.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

414

Drs. Peter Nijhof (1950) studeerde Sociale Geografie en Planologie aan deRijksuniversiteit Utrecht en de Universiteit van Amsterdam. Hij is vanaf 1975 actiefbetrokken bij het industriële erfgoed door vele bestuurlijke functies en publicaties.Hij werkt sinds 1986 bij de RACM in uiteenlopende functies, gaf leiding aan tweegrote landelijke inventarisatieprojecten, het MIP (1850-1940) en de Wederopbouw(1940-1965), en is er nu werkzaam als senior specialist industrieel en militair erfgoed.

Drs. Albert Reinstra (1968) studeerde kunst- en architectuurgeschiedenis aan deRijksuniversiteit Groningen. Van 1993 tot 1997 was hij werkzaam als zelfstandigbouwhistoricus en is sinds 1997 werkzaam bij de RACM, eerst als bouwhistoricus,tegenwoordig als specialist kerkelijke bouwkunst. Hij publiceert over uiteenlopendebouwhistorische en kerkelijke onderwerpen.

Jan Reijnen (1944) heeft een hbo-opleiding Levensmiddelen gevolgd en isdecennialang werkzaam geweest in de levensmiddelenindustrie, bij de uitvoeringvan de Hinderwet en in de waterschapswereld. Vanuit deze uiteenlopende functiesheeft hij praktijkkennis verworven over de ontwikkeling van de bedrijfsvloer in demeest uiteenlopende bedrijfstakken. Is actief in diverse bestuurlijke functies op hetterrein van monumentenzorg en industrieel erfgoed.Drs. Cees van Rooijen (1959) heeft verschillende artikelen over de

plavuizenproductie, mozaïekvloeren en de verspreiding van tegels en vloerengeschreven. Basis voor die artikelen vormt zijn studie over de potten- enplavuizenbakkerijen in de Bemuurde Weerd. Daarnaast heeft hij verschillendemozaïekvloeren, onder andere aan de Mariaplaats te Utrecht, opgegraven. Hij issinds 1998 werkzaam bij de RACM als consulent uitvoering Monumentenwet.

Ir. Marc Stappers (1976) is in 2000 afgestudeerd aan de Technische UniversiteitEindhoven bij de vakgroep Fysische Aspecten van deGebouwdeOmgeving (FAGO),thans de Unit Building Physics and Systems (BPS). Zijn afstudeeronderwerp betrofeen onderzoek naar het binnenklimaat van de Waalse Kerk te Delft in relatie tot hetbehoud van het monumentale Bätz-Witte-orgel. Momenteel is hij werkzaam bij deRACM als specialist bouwfysica.

Dr. ing. Ronald Stenvert (1955) studeerde Bouwkunde aan de hts te Zwolle enKunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Utrecht, waar hij in 1991 promoveerde.In 1995 was hij medeoprichter van het Bureau voor Bouwhistorie enArchitectuurgeschiedenis (BBA) te Utrecht. Hij was (mede-)auteur van boeken overonder meer bouwstijlen en bouwhistorie en had een belangrijk aandeel in de serieMonumenten in Nederland (1995-2006). Zijn specialismen zijn renaissance enmaniërisme, jongere en jongste bouwkunst en bouwhistorie.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

415

Ir. Judith Toebast (1976) studeerde Bouwkunde aan de technische universiteit,waarna zij bij de afdeling Bouwhistorie van de gemeente 's-Hertogenbosch ervaringin de bouwhistorie opdeed. Sinds 2004 was zij bij Stichting HistorischBoerderij-Onderzoek werkzaam als boerderijonderzoekster. Eind 2007 trad zij indienst bij de RACM als specialist landelijke bouwkunst.

Drs. Hendrik Jan Tolboom (1969) studeerde Kunstgeschiedenis in Utrecht enhaalde zijn steenhouwerspapieren ook in Utrecht bij het Centrum Natuursteen. Hijis zelfstandig beeldhouwer, werkte bij diverse steenhouwerijen, was verbonden alstekenaar aan de St. Jan te Den Bosch en heeft diverse publicaties over natuursteenop zijn naam staan. In 1999 trad hij in dienst bij de RACM als specialist natuursteen,beeldhouwwerk en leien.

Ir. André Viersen (1960) is afgestudeerd als restauratiearchitect aan de TechnischeUniversiteit Delft en is bouwhistoricus. Hij is sinds 1 januari 2000 vennoot van hetBureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis (BBA). Hij heeft een grootaantal Nederlandse kastelen bouwhistorisch onderzocht. In opdracht van de RACMvoerde hij het omvangrijke bouwhistorische onderzoek uit voor de in 2000 verschenenpublicatie De Utrechtse Heuvelrug. Hij was tot 2006 tevens werkzaam voor deStichting Historisch Boerderij-Onderzoek.

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

416

Terrazzovloer in één van de gangen van het Vredespaleis te Den Haag, omstreeks 1910(foto RACM, G.J. Dukker, 1993)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

417

Kleurige zones van ‘terrazzo alla veneziana’ in de centrale hal van kasteel De Haarbenadrukken de toegangen tot de aangrenzende vertrekken en de ingangspartij. Omstreeks1900 (foto RACM, G.J. Dukker, 2005)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

418-419

De onaangeroerde grafzerkenvloer in het koor van de Grote of Sint Laurenskerk te Alkmaar(foto RACM, C. Steenbergh, circa 1890)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

420

Topografisch register

Cursief gedrukte cijfers verwijzen naar afbeeldingen

36, 43Cisterciënzerabdij, voorm.Aduard243, 418-419Grote of St. LaurenskerkAlkmaar14, 110, 116-125, 146,147, 170

KasteelAmerongen

139Amstel 284Amsterdam299Amstelstation298Atelierwoningen

Zomerdijkstraat310Effectenbeurs140Herengracht 284371Herengracht 380, NIOD138Herengracht 475155Herengracht 479372Herengracht 558373Keizersgracht 496310L.T.S. Patrimonium,

voorm.15, 138, 208Museum Amstelkring283Museum Van Loon26-27, 257Nieuwe Kerk210Nieuwe Werkhuis347Nieuwmarkt 32-34, Lokaal

't Loosje388Noorderkerk14, 169, 170, 182, 196,208

Paleis op de Dam, voorm.Stadhuis

310Rijkspostspaarbank310Scheepvaarthuis147, 162, 208Trippenhuis371Vijzelstraat, Nederlandse

Handel-Maatschappij64Andenne (B)81, 82, 83Holdinga StateAnjum237MuseumSmidt van GelderAntwerpen (B)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

175StationAntwerpen-Berchem

355Veldstraat, zwembad280, 282, 285Paleis Het LooApeldoorn327, 329Stoomgemaal De TuutAppeltern138, 217Huis ZypendaalArnhem344, 357Koninklijk Tehuis voor

Oud-Militairen Bronbeek113, 195Openluchtmuseum15, 299Provinciehuis359Eemnesserweg 69, Villa

PeraBaarn

80, 81The VyneBasingstoke (GB)31MariënweerdBeesd360Engelsestraat 16Bergen op Zoom144Markiezenhof303DomBerlijn15, 18Schapendrift 64, Villa

SchoneBlaricum

256NH KerkBlijham319Meer en BergBloemendaal76HeeremahuisBolsward289Lalleweer 2Borgsweer320RK St.-WillbrorduskerkBoskamp166, 167, 172, 175, 177,180, 409

Grote KerkBreda

83, 84, 85, 88Kasteel373Kasteelplein170NH KerkBredevoort147Kasteel GuntersteinBreukelen20, 258-259Kasteel Nijenrode402CatharinakerkBrielle80RK kerkBrou (F)229Sint-JacobskerkBrugge (B)234Sint-Walburgakerk89NH St. LambertuskerkBuren277Landgoed VollenhovenDe Bilt278, 281, 285Kasteel TwickelDelden

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

342, 354, 355Maria van JessekerkDelft103, 107Oude Delft 52298TU Delft, afd. Bouwkunde299, 309, 310TU Delft, afd. Techn.

Natuurkunde148, 166BinnenhofDen Haag168Gymnasium Haganum14, 15, 144Huis ten Bosch349, 350, 353, 357Kerkplein 1-3,

Berlagegebouw144, 145Koninklijke Schouwburg

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

421

303Kurhaus14, 144Mauritshuis304, 380-381Passage304Smidswater 26171Tobias Asserlaan 2294, 416Vredespaleis8Sint-Franciscuskerk 7Deruta (I)160-161Brink 68Deventer163, 165Grote Kerk171Korte Bisschopstraat 5,

HEMA34Lebuinuskerk311Openbare Leeszaal en

Bibliotheek306Schouwburg189Ovinkveld 4Dinxperlo137Kasteel SlangenburgDoetinchem321Pastorie OLV ten

Hemelopneming42NH KerkDokkum52, 53Abdijkerk47Domburg180AugustijnenkerkDordrecht373Bagijnhof147Huis De Onbeschaamde372Huis DennenburgDriebergen246-247Jackson-Krasner HouseEast Hampton (USA)34, 36NH KerkEasterlittens114-115Kasteel de WyenburgEchteld85Kasteel van Anne de

MontmorencyEcouen (F)

387NH KerkEemnes177SlotkapelEgmond164, 173CatharinakerkEindhoven301Philips-complex Strijp S99Huis te BoecopElburg

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

28, 29NH KerkElst105, 107Dijk 78Enkhuizen137, 286AllersmaborgEzinge81, 83KasteelFère-en-Tardenois (F)14Brandestraat 32Geertruidenberg180, 186, 187, 188Kerkplein 2Geesteren80, 81Kasteel RameyenhofGestel (B)58-63, 180NH KerkGoutum103Boteringestraat 60Groningen139Brugstraat104Gelkingestraat 46-48100Goudkantoor104Haddingestraat 26-42100Herestraat 13101, 107Martinitoren194, 288Noorddijkerweg 32, De

Rollen154Ossenmarkt 4a372Oude Boteringestraat 44101, 102Oude Boteringestraat 51107Oude Kijk-in-'t-Jatstraat 6104Pelstergasthuis104Pepergasthuis107Peperstraat 14104Prinsenhof101-108Schoolstraat 3-532, 33St. Walburgkerk140, 147Stadhouderlijk Hof105Steentilstraat 38138Ossenmarkt 6307Achterland 3Groot-Ammers187, 190, 191BrummelhoesHaaksbergen103, 104, 107Korte Spaarne 23-31Haarlem15, 145, 158, 159, 169Paviljoen Welgelegen149, 150, 171, 173, 376,377

Teylers Fundatiehuis

287, 417Kasteel De HaarHaarzuilens

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

347, 356Christelijk CollegeNassau-Veluwe

Harderwijk

105Weeshuisstraat 1-3Harlingen310, 370, 371Oliemolenstraat 60, voorm.

RetraitehuisHeerlen

12Thermenmuseum42, 183, 323Kasteel Heeswijk 1Heeswijk-Dinther139, 140KasteelHeeze366Ziekenpaviljoen St.

Cornelius, voorm.Heiloo

365RK St. WillibrorduskerkHengelo (Gld)

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

422

358St. LambertuskerkHengelo (Ov)80, 81AbdijkerkHerkenrode (B)30, 51, 52NH KerkHeukelum315KRO-studioHilversum169Stadhuis310Zonnestraal231, 240, 241Jachtpaviljoen DeNotelaerHingene (B)19, 356, 369Jachtslot Sint HubertusHoenderloo145KasteelHoensbroek178NH KerkHoogblokland144Kasteel HeemstedeHouten379RK St. GerlachuskerkHouthem-St. Gerlach315Hoofdgebouw HoogovensIJmuiden138Hoytema StateJonkershuizen29, 30BovenkerkKampen29NH KerkKerk-Avezaath82Abdij Ten DuinenKoksijde (B)336Radiozendstation KootwijkKootwijk146Huis VerwoldeLaren (Gld)101, 102, 107MinnemastinsLeeuwarden378Tweebaksmarkt 48388PieterskerkLeiden169Stadhuis38Klooster Mariëndal, voorm.Lidlum9KeukenhofLisse170NH KerkLochem184Kasteel Ter HorstLoenen411NH KerkLollum307Houses of ParliamentLonden (GB)265London Coffee House230St. Paul's Cathedral230Westminster Abbey38NH KerkLongerhouw307De Hooge BoekelLonneker147GemeenlandshuisMaassluis

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

210Markt 14Maastricht27St. Servaas410Stokstraat, voorm.

Romeinse thermen362-363Mallumse Molenweg 114Mallum313KasteelMiddachten111Huis ter HoogeMiddelburg142BoerderijMidlum105, 107NH KerkNiekerk332-333Scheepswerf BuitendamNieuwegein285BrakkesteynNijmegen74-75Mariënburgkapel30NH KerkOldehove29, 30NH KerkOosterbeek44, 45NH KerkOosterbierum364Onze Lieve Vrouwe AbdijOosterhout (NB)170NH KerkOotmarsum322Huis OranjesteinOranjewoud19Rondehoep Oost 31Ouderkerk aan de Amstel105, 107Poortweg 1Oudeschans171HeksenwaagOudewater293Noorse BuurtOuwerkerk48, 49, 50Peizermaden78Rocca PaolinaPerugia (I)78San-Pietrokerk34NH KerkRaalte334De MeteoorRheden285De Valkenberg36, 37, 52Abdij, voorm.Rijnsburg144Huis ter NieuburchRijswijk408NH Kerk396MunsterkerkRoermond222AbdijkerkRolduc64, 66Ronse (B)33St. LaurentiuskerkRoskilde (DK)374Groote DraaisteegRotterdam298Groothandelsgebouw

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

169, 368Hoofdpostkantoor, voorm.302Jobsveem312Kerk van de Vrije

Evangelische Gemeente173, 178Laurenskerk

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

423

295, 302Museum Boymans vanBeuningen

128-129OudeMannenhuis, voorm.293, 294, 302, 303Ungerplein 2324-325Van Nellefabriek296Westzeedijk, Ten Hope's

Handel Maatschappij78Kapel van de familie

CastracaniScagli (I)

274PastorieScheemda337Meijgraaf 4bSchijndel14, 16, 17Trompenburg's-Graveland261Hinthamerstraat 4,

Apotheek De Eenhoorn's-Hertogenbosch

13Keizershof, voorm.12Markt 77, De Moriaan185St. Janskerk29Basiliek van de H.H. Wiro,

Plechelmus en OtgerusSint Odiliënberg

77, 170FraeylemaborgSlochteren171StadhuisSneek78, 79Santa Maria MaggioreSpello (I)178, 179MartinuskerkSt. Oedenrode131, 276Stalhouderij SpijkervetSteenwijk31, 32St. SalvatorkerkSusteren30NH KerkTermunten275Waterhyacint 8Terneuzen30NH KerkThesinge318St. LidwinakloosterTilburg137, 147MenkemaborgUithuizen64-72Bemuurde WeerdUtrecht31, 66, 69, 162, 164, 166,167

Domkerk

165, 175Domtoren52Hekelsteeg, Huis

Rozendaal29, 30, 162, 164, 166Janskerk

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

69Janskerkhof 1665Kaatstraat66, 67, 69, 70, 71Mariaplaats315Militair Hospitaal Oog in Al98Oude Gracht 114, Huis

Drakenburg299, 300Rijnkade 1, Hoofdkantoor

SHV301, 307Rotsoord 3, Pastoe

Meubelfabriek18, 90-97Springweg,

Mieropskameren164Stadhuisbrug164Willibrorduskerk330-331Bierbrouwerij De LeeuwValkenburg299, 311OLV van Altijddurende

Bijstand145, 156Kasteel BiljoenVelp34NH KerkVelsen367Boulevard Evertsen 290,

WooldhuisVlissingen

112RaadhuisVught22KasteelWaardenburg312Schouwburg JunushoffWageningen285Frisiastate (Lindelaan 2a)Wassenaar285Huis Voorlinden284, 285Pauwlaan 615, 171, 176, 196-215StadhuisWeesp361Hoogstraat 49Werkendam130, 157Kasteel BeverweerdWerkhoven71, 72Pleshey CastleWest Essex (GB)84Kasteel DuurstedeWijk bij Duurstede298, 301Koninklijke Tricotfabriek

G.J. WillinkWinterswijk

147Borg RusthovenWirdum54NH KerkWittewierum101, 102, 107KasteelWoerden29St. MaartenskerkZaltbommel30NH KerkZeerijp

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed

260NH CatharinakerkZevenbergen82EgmontkasteelZottegem (B)139HanckemaborgZuidhorn127Kamperstraat 14Zwolle371Mimosastraat 1173O.L.V. Kerk

Eloy Koldeweij, Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed