Over de minor POVO

20
Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011- 1 MINOR primair onderwijs - v(mb)o POVO kennismaken met de bovenbouw van het primair onderwijs en de onderbouw van het v(mb)o 30 ec Osiris-code: OT-MINPOVO-10 augustus 2011 t/m januari 2012

Transcript of Over de minor POVO

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

1

MINOR

primair onderwijs - v(mb)o

POVO

kennismaken met de bovenbouw van het primair onderwijs

en de onderbouw van het v(mb)o

30 ec

Osiris-code: OT-MINPOVO-10 augustus 2011 t/m januari 2012

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

2

Inhoud

1 Voorwoord 3

1.1 Contactpersonen 4

2 Opzet van de Minor POVO 4 2.1 Doelstelling 2.2 Beschrijving en verantwoording 2.3 Relevante competenties 5 2.4 Instapeisen 2.5 Deelnemers 2.6 Intervisie-/werkgroepen 6 2.7 Planning van de minor 2.8 Verantwoording ec’s 7 2.9 Overzicht bijeenkomsten, data en tijden 8

3 Het portfolio 10

3.1 Het portfolio 3.2 Eisen aan het portfolio 11

4 Stage / WER 12

4.1 Inleiding 4.2 WER – werkplekleren (Instituut Archimedes) 4.3. Stage (Instituut Theo Thijssen)

5 Onderzoek in vmbo en po (…) 13

5.1 Academieteam POVO en Minor POVO 5.2 Leerlijn gespreksvaardigheden met video-opnames 5.3 Lliteratuuronderzoek en beantwoording onderzoeksvraag 5.4 Presentatie resultaten eigen onderzoek op de eigen stageschool

6 Toetsing 15

7 Literatuur 16

Bijlagen A Eisen aan afsluitende schriftelijke producten 17

B STIVAWOJEN 18

C BEWIJZEN 20

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

3

1 Voorwoord De ‘Minor Primair onderwijs - v(mb)o, kennismaken met de bovenbouw van het primair onderwijs en de onderbouw van het v(mb)o’, verder aangeduid als Minor POVO, is een samenwerking tussen Instituut Theo Thijssen (ITT) en Instituut Archimedes IA van de Faculteit Educatie (FE) van de Hogeschool Utrecht (HU) en is ontwikkeld voor FE-studenten van beide instituten. Studenten van andere HBO-opleidingen kunnen deelnemen mits zij aan de instapeisen voldoen en in het intakegesprek een zinvol studiearrangement kan worden vastgesteld. Studenten krijgen de mogelijkheid kennis te maken met de andere onderwijssoort dan die waar zij hun majoropleiding volgen. Bovendien bestaat voor de studenten van het Instituut Theo Thijssen en het Instituut Archimedes de mogelijk bij afronding van hun majoropleiding in een verkort traject een vervolgopleiding te doen die hen bij het goed afronden van de vervolgstudie de bevoegdheid geeft voor docentschap in die andere onderwijssoort. Dat betekent voor studenten van Instituut Theo Thijssen dat zij na voltooiing van hun Pabo-opleiding op basis van hun vakspecifieke keuze tijdens de Minor POVO een vervolgopleiding bij het Instituut Archimedes in verkorte tijd kunnen doen. Hetzelfde geldt voor studenten die de majoropleiding bij Instituut Archimedes doen en de Minor POVO volgen. Als zij hun majoropleiding voltooid hebben, kunnen zij in anderhalf vervolgjaar hun bevoegdheid leraar primair onderwijs behalen aan Instituut Theo Thijssen.*

1

Voor studenten van andere faculteiten of hogescholen wordt een speciaal vervolgprogramma samengesteld op basis van eerdere opleidingen en eerder en elders verworven competenties (EVC’s). In de Minor POVO wordt gewerkt met verschillende inhouden en werkvormen. Tijdens de plenaire bijeenkomsten op de dinsdagmiddag van het eerste deel van de Minor POVO komen pedagogische onderwerpen aan bod rondom onderwijs en sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen van 10-14 jaar. Bij deze onderwerpen werken de studenten - mede op basis van theorie - eigen leervragen uit passend bij de stageschool/leerwerkplek. Daarnaast werken de studenten gedurende 1,5 dag per week in een stage in (de bovenbouw van) het primair onderwijs (po) ofwel aan de WER (‘werkervaringreflectielijn’) via ‘werkplekleren’ in (de onderbouw) op een vo-school. In de bijeenkomsten op dinsdagmiddag worden zij begeleid bij het maken van leerwerkplannen en het vervaardigen van hun portfolio. Voor het vakspecifieke gedeelte volgt de student gedurende één of twee periodes onderwijs in het vak van keuze op Instituut Archimedes ofwel in de afgesproken vakken van de Verkorte Opleiding (VO) bij Instituut Theo Thijssen. Verder werkt de student mee aan een onderzoek naar docentcompetenties die van belang zijn voor het onderwijs aan leerlingen in de leeftijdcategorie van 10-14 jaar. Ook werken studenten (onbegeleid) samen in intervisie-/werkgroepen en zijn er zelfstudiemomenten. Dit alles vindt zijn weerslag in een aantal producten die deels tussentijds ingeleverd moeten worden en in een eindportfolio dat de student inlevert aan het eind van de minor. De tussentijdse opdrachten, het op juiste wijze verwerken van door de docenten verstrekte feedback op tussentijdse opdrachten en het eindportfolio tellen mee voor de eindbeoordeling ter afronding van de Minor POVO. De afronding van de gevolgde vakspecifieke onderdelen gaat volgens de geldende afsluitingseisen van de modules van het betreffende Instituut (Theo Thijssen respectievelijk Archimedes). De Minor POVO wordt uitgevoerd door docenten van Instituut Theo Thijssen, Instituut Archimedes en gastdocenten. Zij verzorgen zowel het cursorische gedeelte als de begeleiding van stage/WER en spelen een centrale rol bij de beoordeling van de producten en het eindportfolio.

1 In zowel IA als ITT wordt vanaf 2012 een curriculumherziening ingevoerd. Dit kan gevolgen hebben voor de

aansluiting naar een eventuele vervolgstudie in IA of ITT.

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

4

1.1 Contactpersonen De coördinatoren, docenten, stage-/WER-begeleiders voor de Minor POVO zijn: Instituut Theo Thijssen: GertJan Boog ([email protected]) Instituut Archimedes: Judith Kortas ([email protected])

2 Opzet van de Minor POVO 2.1 Doelstellingen 1. De studenten hebben inzicht in de samenhang van de sociaal-emotionele ontwikkeling van

leerlingen in de bovenbouw van het primair onderwijs en/of de onderbouw van het v(mb)o. De studenten stemmen de inhoud en vormgeving van hun onderwijs tijdens de stage/WER hierop af.

2. De studenten hebben kennis van leerlingen, docententaken en schoolorganisatie van de bovenbouw van het primair onderwijs en/of de onderbouw van het v(mb)o en kunnen beredeneerd aangeven waar hun affiniteit ligt en in welke sector zij zich verder willen bekwamen.

3. De studenten hebben zich ofwel verdiept in enige vakinhouden primair onderwijs en bijbehorende vakinhoudelijke docenttaken uitgevoerd in het primair onderwijs (bovenbouw), ofwel zich verdiept in een schoolvak in het tweedegraads gebied en bijbehorende vakinhoudelijke docenttaken uitgevoerd in de onderbouw van een vmbo. Zij kunnen op grond daarvan beredeneerd aangeven of ze zich daarin verder willen bekwamen.

4. Door het doen van onderzoek ontwikkelen de studenten inzicht in leerkrachtcompetenties specifiek voor onderwijs aan leerlingen in de leeftijdscategorie van 10 tot 14 jaar. Zij zijn in staat om hiervan mondeling en schriftelijk verslag te doen, zowel op de eigen opleidingsschool als in ander verband (denk aan onderwijsconferenties) zodat de collega’s hier aandachtspunten voor het eigen onderwijs uit kunnen afleiden.

5. De studenten leren luisteren naar en praten met leerlingen van 10 tot 14 jaar waarbij zij het gesprek zodanig leiden en uitvoeren dat de inbreng van de leerling centraal staat. Zij doen verslag van hun eigen leerproces qua gespreksvoering (basiscommunicatie met individu) zodanig dat het verslag als informatiebron kan dienen voor het scholenveld en de lerarenopleiding.

2.2 Beschrijving en verantwoording De Minor POVO is een voltijd-minor in blokvorm. Dat houdt in dat de student gedurende een semester (2 periodes) vijf dagen per week besteedt aan de minor, waarvan 1,5 dagen per week op de stageschool (po) c.q. werkplekschool (vmbo). In de Minor POVO maken studenten van verschillende faculteiten nader kennis met het primair onderwijs - dan wel v(mb)o, afhankelijk van de faculteit waar de student zijn major-opleiding volgt. Studenten van het Instituut Archimedes oriënteren zich in het primair onderwijs en de studenten van het Instituut Theo Thijssen lopen stage in het v(mb)o (=WER). Voor studenten van overige faculteiten is de keuze in overleg met de begeleidende docenten. Voor de FE-student levert dat meer mogelijkheden op binnen het hele spectrum van het onderwijs. Daarnaast profileert de student zich ook sterk binnen het ene onderwijsveld als specialist op het gebied van het andere onderwijsveld. De studenten worden door het volgen van de Minor POVO in staat geacht te kunnen bijdragen aan een verdere ontwikkeling van de doorlopende leerlijn van primair naar voortgezet onderwijs binnen de scholen. De Minor POVO is een onderdeel van een studietraject waarin studenten van Instituut TheoThijssen en Instituut Archimedes binnen afzienbare tijd een bevoegdheid kunnen behalen in het andere werkveld. Op dit moment is het voor Archimedes-studenten mogelijk om na het behalen van hun bachelor docentopleiding 2

e graads binnen anderhalf jaar ook de bevoegdheid te halen voor het primair

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

5

onderwijs. Onderstaand aanbod moet hiertoe doorlopen worden (op dinsdag- en donderdag vanaf 17.30u): OTI-B-VONED33-07 Taalbeschouwing, stellen,spreken en luisteren (1 ec) OTI-B-VOREK33-08 Voortgezette gecijferdheid (2 ec) OTW-B-VOM&M31-08 Mens en Maatschappij (3 ec). Daarbij loopt de student 1,5 dag stage per week (minimaal 25 dagen) in de bovenbouw van een school voor primair onderwijs en voert hij/zij de bijbehorende opdrachten naar tevredenheid van docenten en begeleiders op de stageschool uit (8 ec). NB. zie hierbij noot 1 bij het Voorwoord. Voor gediplomeerde Theo Thijssen-studenten is het mogelijk om binnen anderhalf jaar een 2

e graads

bevoegdheid te behalen in een schoolvak, bijvoorbeeld Nederlands, geschiedenis, biologie, etc. Hiertoe volgt de student een of meerdere vakspecifieke cursussen op Instituut Archimedes (minimaal 6 ec) en rondt een WER-stage (Voltijd 2A) af van 1,5 dag per week met een minimum van 25 dagen op de leerwerkplek in het vmbo met bijbehorende dossieropdrachten (6 ec plus 2 ec ophoging). NB. zie hierbij noot 1 bij het Voorwoord. Van belang is nog dat de kans groot is dat het onderwerp van de vakspecifieke module die de student op Instituut Archimedes volgt, niet direct in de lessen aan leerlingen op het vmbo kan worden verwerkt. Van de student wordt daarom flexibiliteit verwacht bij het geven van lessen in het gekozen schoolvak en het zich verdiepen in de vakinhouden die de leerlingen aangereikt krijgen. Een voorbeeld: stel je kiest voor biologie en volgt op Instituut Archimedes het vak De mens. Het kan zijn dat de leerlingen op je leerwerkplek (het vmbo) niet aan de slag gaan met het onderwerp ‘De mens’, maar net bij ‘Plantkunde’ zijn. Dan zul je je onderwijsactiviteiten daarop moeten richten. De student werkt in de stage/WER vanuit een persoonlijk ontwikkelplan op basis van eigen competenties c.q. bekwaamheden aan taken waarin duidelijke ontwikkelingsperspectieven te herkennen zijn en waaraan voor de stage-/WER-biedende scholen een meerwaarde zit. Daarnaast werkt de student de door de opleiding verschafte opdrachten uit in een stage-/WER-dossier. Tijdens de eerste helft van de Minor POVO staan in de bijeenkomsten pedagogische onderwerpen met betrekking tot het onderwijs aan kinderen van 10-14 jaar centraal. Daarnaast bereiden de studenten met elkaar het onderzoek voor, dat vooral in de tweede helft van de Minor POVO uitgevoerd zal worden. Vanaf de start van de Minor POVO volgen de studenten een of meerdere modulen van de vakspecifieke keuze en voeren de stage/WER (werkplekleren) uit. In de intervisie-/werkgroepen ondersteunen de studenten elkaar bij de diverse onderdelen van de Minor. De toetsing vindt zowel tussentijds als aan het eind van de minor plaats door middel van op het aangegeven tijdstip in te leveren producten en een eindportfolio. De tussentijdse opdrachten, het daarin op juiste wijze verwerken van door de docenten verstrekte feedback en het eindportfolio tellen mee voor de eindbeoordeling ter afronding van de Minor POVO. De afronding van de gevolgde vakspecifieke onderdelen gaat volgens de geldende afsluitingseisen van de modules van het betreffende Instituut (Theo Thijssen respectievelijk Archimedes). 2.3 Relevante competenties Een optimaal opleidings- en professionaliseringstraject voor de (a.s.) leraar speelt in op de bekwaamheden waarover de professionele leraar in het onderwijs dient te beschikken. In het beroepsprofiel voor leraar worden de volgende zeven bekwaamheidseisen oftewel SBL-competenties onderscheiden: 1. de pedagogische competentie 2. de vak- en didactische competentie 3. de organisatorische competentie 4. de interpersoonlijke competentie 5. de competentie in het samenwerken met collega’s

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

6

6. de competentie in het samenwerken met de omgeving 7. de competentie in reflectie en ontwikkeling. Op www.lerarenweb.nl kan de student de SBL-competenties, opgesteld door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren, voor het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs inzien. Op www.leraar24.nl is beeldmateriaal te vinden bij de competenties. 2.4 Instapeisen Naast een afgeronde HBO-propedeuse zijn competenties behorend bij de eerste twee jaar van de majoropleiding van de student vereist. Interesse in de doorlopende leerlijn van kinderen en in de onderwijsprocessen van het basis- respectievelijk voortgezet onderwijs is een tweede vereiste. Als derde eis wordt gesteld dat de student zichtbaar interesse heeft in de persoonlijke groei en ontwikkeling van kinderen in het primair onderwijs dan wel het v(mb)o. In juni van het cursusjaar voorafgaande aan de minor worden intakegesprekkengehouden met de studenten. Daarin komen o.a. de volgende onderwerpen aan de orde: 1. motivatie; 2. vooropleiding; 3. keuze schoolvak Instituut Archimedes c.q. modules bij Instituut Theo Thijssen; 4. stage/WER en schoolvoorkeur; 5. deelname aan het onderzoek; 6. programma Minor POVO. NB. Minimaal één week voor de start van de Minor POVO moeten de studenten beschikbaar te zijn voor overleg op de FE over plaatsing bij onderwijs op de FE of op de stage-/WER-school. 2.5 Deelnemers Voor de Minor POVO kunnen zich de volgende studenten inschrijven:

studenten van PABO’s, waaronder Instituut Theo Thijssen

studenten van Lerarenopleidingen voortgezet onderwijs, waaronder Instituut Archimedes

geïnteresseerden die menen op basis van de instapeisen hiervoor in aanmerking te komen. 2.6 Intervisie-/werkgroepen De samenstelling van een intervisie-/werkgroep vindt plaats bij de start van de Minor POVO. Een intervisie-/werkgroep bestaat uit 3-5 personen, die hun stage/WER in hetzelfde werkveld lopen. In deze groep werken de studenten wekelijks samen aan thema’s, opdrachten, onderzoek, ondersteunen elkaar bij de stage/WER, bij de ontwikkeling van competentie 7 en bij het maken van het eindportfolio. De intervisie-/werkgroep wordt niet begeleid door docenten; iedere deelnemer draagt zelf verantwoordelijkheid voor een goede planning en een goed verloop van de bijeenkomsten. 2.7 Planning van de minor De Minor POVO is een voltijdminor van 30 ec gedurende één semester (2 periodes). De student wordt geacht beschikbaar te zijn op donderdagmiddag voor de module pedagogiek, stage- en/of WER-begeleiding, voorbereiding en bespreking onderzoek, voortgangsbesprekingen en afsluiting van de minor. De vakspecifieke modules worden gevolgd op de dagen/tijden die op Instituut Theo Thijssen respectievelijk Instituut Archimedes ingeroosterd zijn. Die roostering zal dus per deelnemer worden vastgesteld. De stage/WER beslaat 1,5 dag per week op de stage-/WER-school met een minimum van 25 dagen. De planning daarvan op de school hangt samen met de inroostering van de vakonderdelen op Instituut Theo Thijssen c.q. Instituut Archimedes

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

7

Voor uitvoering van het onderzoek wordt gerekend op 1 dagdeel per week, waarbij de student ca. 10 dagdelen in twee- of drietallen op de stage-/WER-school voor uitvoering van het onderzoek aanwezig zal moeten zijn. Voor het onderzoek incl. voorbereiding, analyse en verslaglegging is in totaal ca. 15 dagen begroot. De intervisie-/werkgroepen komen wekelijks bij elkaar op resterende zelfstudiemomenten. Zij spreken met het oog op de continuïteit voor elke periode een wekelijks vast tijdstip af. 2.8 Verantwoording ec’s

Onderdeel van de Minor POVO

ec (european creditpoints)

Vakspecifieke modulen op ITT of IA (incl. zelfstudie en opdrachten)

6

WER/stage (1,5 dag per week op de school; in totaal minimaal 25 dagen) inclusief voorbereiding, verslaglegging

8

Module pedagogiek (incl. opdrachten - 6 ec) Intervisie-/werkgroep (3 ec)

9

16

Onderzoek (voorbereiding, uitvoering, analyse, verslaglegging - 5 ec) Overige zelfstudie-activiteiten (portfolio-opbouw, presentaties, voortgangsbesprekingen en eindbeoordeling - 2 ec)

7

Totaal Minor POVO

30 ec (840 uur)

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

8

2.9 Overzicht bijeenkomsten, data en tijden (NB Wijzigingen voorbehouden)

datum Pedagogiek en Stage/WER Onderzoek

1 1 september 2011 14-17u (GJ tot 16.15u)

Introductie en organisatie: kennismaken met elkaar, met de opzet van de minor, de onderdelen van de minor, onderzoek, stage-/WER-informatie, samenstellen intervisie-/werkgroep

Pedagogiek 1 Het onderwijs aan 10-14-jarigen: - v(mb)o, lwoo/pro, natuurlijk leren/ nieuw leren - po: adaptief onderwijs, WSNS, REC/rugzakje, de interne begeleider (IB-er)) Nb schrijf na afloop van de vier pedagogiekonderwerpen een beknopt verslag (zie verderop bij 3.2) Stage/WER: inlezen, zonodig solliciteren op school

Inlezen en plannen maken Elke student zorgt voor laptop en toegang op netwerk FE (15 sept gereed) Elke student zorgt dat hij/zij een videocamera ter beschikking heeft voor opnames van gesprekken met leerlingen

2 8 september 14-18u

Pedagogiek 2 Passend onderwijs, zorgverbreding Vanaf 15.00 u gastcollege Kees van der Wolf

Instructies voor voorbereiden onderzoek op school: intro in klas, individuele gesprekken, toestemmingsbrief, instructie video-opnamen, uitwerken kijkopdracht, transcriberen in Word en analyseren in Excel Instructie opdracht video 1 Hierna aan de slag op de stageschool: - afspraken met begeleider rondom onderzoek (planning) - beknopte introductie in klas van onderwerp onderzoek en afspraken voor individuele gesprekken (1

e gesprek voorbereiden voor

videobijeenkomst 29 sept)

3 15 september 14-18u

Vervolg Pedagogiek 2 Zorgverbreding en passend onderwijs: zorg voor de individuele leerling, contacten met ouders, overige instanties Vanaf 17.00u WER: leerwerkplan 1

e versie inleveren bij Judith

14-15.30u Workshop Literatuur zoeken. Eigen laptop meenemen! Hierna thuis aan de slag met eigen bronnenlijst en product 1

4 22 september 14-18u

Pedagogiek 3 Gastdocent Dick Memelink Ontwikkelingsgebieden ontwikkelingslijn/-kenmerken tot 12 jaar ontwikkeling vanaf 12 jaar naar de puberteit

Supervisie: aan elkaar voorleggen van conceptversies bronnenlijst en product 1 (neem drie prints mee)

5 29 september 14-18u

Op 29 sept heb je je vragen naar GJ gemaild voor Peter Burgers (voorbereiding Pedagogiek 4)

Product 1 inleveren Videobijeenkomst 1: Meenemen eigen video-opname plus

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

9

Vanaf ca. 17 u Stage/WER: Feedback op leerwerkplannen

kijkopdracht. We bekijken elkaars video’s, formuleren leerdoelen t.a.v. gespreksvaardigheid Hierna thuis literatuur lezen over gespreksvaardigheid en leerdoelen aanscherpen voor volgende gesprek. Op de stageschool hierna gesprek 2 uitvoeren. Voorbereiden concept product 2. Dan thuis videobijeenkomst 2 op 27 oktober voorbereiden.

6 6 oktober 14-18u

Pedagogiek 4 Gastdocent Peter Burgers Leerlingbegeleiding ontwikkelingsgericht - po: CITO/leerlingvolgsystemen, cijfers geven, determinatie, schoolbegeleidingsdienst, directe signalering leer/gedragproblemen - v(mb)o: mentoraat, rol mentor/vakdocent/specifieke deskundigheid binnen de school (faalangsttraining, dyslexie etc.), organisatie collegiaal overleg

7 13 oktober 14-18u (GJ in Finland)

Stage/WER bespreken Meenemen concept product 2: bespreken

20 oktober HERFSTVAKANTIE

8 27 oktober 14-18u

Videobijeenkomst 2 Video en analyse meenemen, bekijken en bespreken; voornemens formuleren en literatuur bestuderen (voornemens aanscherpen) Op de stageschool hierna gesprek 3 en 4 uitvoeren. Dan thuis de presentatie van videobijeenkomst 3 (17 nov) voorbereiden Eventueel product 2 bespreken.

9 3 november 14-18u

Inleveren product 2 Voorbereiding beantwoording onderzoeksvraag (product 3): koppeling transcripties aan SBL en Anouke Bakx

10 10 november 14-18u (GJ in Brugge)

Inleveren van één pedagogiekopdracht - concept

Intervisie en uitloop

11 17 november 14-18u

Videobijeenkomst 3 Presentaties van eigen leerproces gespreksvaardigheden in de groep

12 24 november

Inleveren deel 1 Stage/WER plus de (op grond van

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

10

14-18u

feedback bijgestelde) eerste pedagogiekopdracht

13 1 december 14-18u

Meenemen concept product 3 Bespreken labels en literatuuronderzoek. Gezamenlijk conclusies trekken

14 8 december 14 -18 u

Voorbereiden presentaties onderzoek op de stageschool

15 .

15 december 14-18u (GJ in Gent)

Vervolg intervisie presentaties op de scholen.

16 22 december 14-18u

Inleveren definitieve versie product 3 Inleveren verslag eigen leerproces gespreksvaardigheden plus videomateriaal

24 december 9 januari 2012

KERSTVAKANTIE

17 12 januari 2011 14-18u

INLEVEREN DEEL 2 EINDDOSSIER STAGE/WER PLUS PEDAGOGIEK-OPDRACHT 2 Plus indien van toepassing het op grond van feedback bijgestelde deel 1 Inclusief alle materialen en video-opnames

Vanaf nu presentaties op de stagescholen; voor 26 januari afgerond

18 19 januari 2011 14-18u

Intervisie.

19 26 januari Hele dag? gezamenlijke afsluiting

3 Het portfolio 3.1 Het portfolio Een docent (in opleiding) stelt een portfolio samen om daarmee een beeld te geven van de mogelijke competenties. Vaardigheden, ervaringen en kennis kunnen zo getoond worden, waarbij ook de motivatie en beroepshouding van de docent (in opleiding) zichtbaar worden. Het portfolio in de Minor POVO heeft een tweeledig doel, namelijk je ontwikkelingen vastleggen en het archiveren van je bewijsmateriaal. Voor het bijhouden van je dagelijkse activiteiten en ervaringen gebruik je een logboek. Daarin leg je ook de afspraken en ‘klad-aantekeningen’ vast. Daarnaast zoek je minimaal wekelijks de verdieping door te reflecteren (je zoomt in op voor jou belangrijke zaken, zoekt alternatieve mogelijkheden, aanpakken en theorieën en formuleert nieuwe voornemens om uit te proberen). Deze reflecties verwerk je in je portfolio en koppel je aan je eigen docentcompetenties. Voor je competenties moet je ook bewijsmateriaal verzamelen. Dit moeten authentieke en actuele bewijzen zijn die je in de vorm van bijlagen in je portfolio opneemt (denk aan documenten, verslagen, videofragmenten, evaluaties van leerlingen, medestudenten, collega’s en begeleiders).

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

11

Je levert het eerste deel van je portfolio in november in. Je krijgt daarop feedback en aanbevelingen die je verwerkt in dat onderdeel en in het laatste deel van het portfolio dat je begin januari inlevert. 3.2 Eisen aan het portfolio Het portfolio is een individueel door de student vervaardigd werkstuk en bevat vier onderdelen, die elk afzonderlijk zowel digitaal via internet ingeleverd moeten worden (voorzien van datum, naam onderdeel plus naam student, zowel in het document als in de bestandsnaam) als in papieren versie (in een snelhechtermapje). De video-opnames lever je op een usb-stick in. Elk gevraagd onderdeel moet op de aangegeven momenten (in de loop van de Minor POVO, zie par. 2,9) ingeleverd worden en aanwezig zijn in het eindportfolio. Alle vier de onderdelen van de Minor POVO (zie 2.8) moeten minimaal als voldoende beoordeeld worden om de Minor POVO te kunnen afronden. Eisen vooraf Om voor inhoudelijke beoordeling in aanmerking te komen dient het te voldoen aan algemene eisen voor schriftelijke afsluitende producten en STIVAWOJEN, incl. APA-normen, zoals geformuleerd in de bijlagen bij deze studiehandleiding. NB. Om plagiaat tegen te gaan kunnen je afsluitende producten gecontroleerd worden met het plagiaatpreventieprogramma Ephorus. A Algemeen deel Minor POVO (punt 3, 4 en 5 schrijf je bij de afronding van de Minor POVO)

persoonlijke gegevens van de eigenaar van het portfolio;

motivering om de Minor POVO te volgen / profileringsplan;

een korte beschrijving van je actviteiten plus je werkwijze in de onderdelen van de Minor POVO en wat je ervan geleerd hebt;

het door jou ingevulde evaluatieformulier van de Minor POVO; NB. vraag erom in december;

je verwachtingen over en mogelijkheden voor jouw (toekomstige) studie en loopbaan in relatie tot de Minor POVO.

B Dossier van de stage/WER

zie de eisen van Instituut Theo Thijssen voor het stagedossier in het PO respectievelijk de eisen van Instituut Archimedes voor de WER (VT 2A); het bevat in ieder geval ook:

voorwoord en nawoord;

alfabetische literatuurlijst tot slot (let op APA-normen);

bijlage met één of twee bewijzen per competentie. NB. Zie ook bijlage C Bewijzen. C Onderdeel pedagogiek

van elk van de vier pedagogiek-onderwerpen die aan bod kwamen een beknopt verslag van de bespreking (wat kwam aan de orde, wat vond ik daarin belangrijke aspecten, op welke wijze kwam dit aanbod, wat vond ik daarin belangrijk, welke vragen heb ik nog);

bij twee van de vier inhoudelijke pedagogiek-onderwerpen een uitwerking van een eigen leervraag: deze uitwerking beslaat per leervraag max. 3 pag. A4 en bestaat uit: - (a) een duidelijk geformuleerde leervraag met koppeling naar de bespreking tijdens de Minor POVO-bijeenkomst; - (b) zelf gezochte relevante literatuur: neem in je uitwerking een beknopt verslag op van die literatuur die je erbij gezocht hebt (wat wordt over je leervraag of dit onderwerp gezegd? NB. als je gedeelten uit boeken overneemt of samenvattingen maakt, neem deze dan in een bijlage op met juiste bronvermelding); en - (c) onderzoek van de leervraag op je stageschool/leerwerkplek. Neem in je uitwerking een korte beschrijving op hoe je je leervraag op de stageschool/leerwerkplek onderzocht hebt (je kunt met je leervraag aan de slag door te observeren, informatie te vragen, een vraaggesprekje te voeren met docenten en/of leerlingen, schoolbrochures en andere documenten op te vragen, etc.), en het verslag van de uitkomst van je onderzoek van deze leervraag op de stageschool/leerwerkplek met een expliciete koppeling aan de gelezen literatuur (incl. juiste bronvermeldingen)

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

12

alfabetische literatuurlijst tot slot volgens de APA-normen (zie de bijlage);

voeg tot slot van dit onderdeel eventueel bijlagen toe met je samenvattingen, de schoolbrochures die je verzameld hebt, etc. (met duidelijke bronvermeldingen).

D Onderzoek

alle gevraagde uitwerkingen, analyses en verslaglegging (product 1, 2 en 3, verslag eigen leerproces gespreksvoering met o.a. video-opnames en analyses);

jouw presentatie op de stageschool, plus het aan de school overhandigde product vergezeld van en een korte terugblik op het verloop van je presentatie en reflectie op de opbrengst voor jouzelf en de school

met voorwoord en nawoord.

4 Stage / WER 4.1 Inleiding De inhoud van de stage/WER wordt bepaald door de keuze voor verdieping in vo of po plus de startbekwaamheden en het beroepsprofiel van de student. Op de stage/leerwerkplek moeten de studenten verschillende taken uitvoeren en onderzoek doen. De student solliciteert zelf naar een leerwerkplek/stageplek op een school, waarbij zoveel mogelijk hulp door de minordocenten geboden wordt. De student werkt wekelijks 1,5 dag op de stageschool/leerwerkplek (minimaal 25 dagen). Bij de start van de stage/WER maakt de student een stageplan/ leerwerkplan. Vanaf het begin van de stage/ WER houdt de student in het portfolio aan de hand van een logboek de activiteiten bij die gedaan zijn. Naast begeleiding op de stageschool/leerwerkplek ontvang je begeleiding op afstand van de Minor POVO-docent(en) plus één lesbezoek door je Minor POVO-docent(en). Verder werk je samen in de intervisie-/werkgroep met het oog op het reflecteren op je werkervaringen, de koppeling met je competentieontwikkeling en het vervaardigen van je stage-/WER-dossier. 4.2 WER - ‘werkplekleren’ (Instituut Archimedes) Onderstaande informatie is voor studenten die gebruik maken van de WER (= werkplekleren) oftewel de studenten die ervoor kiezen op v(mb)o-scholen die samenwerken met Instituut Archimedes stage te lopen. Zij doen in ieder geval de onderdelen die behoren tot WER 2A (voltijd), zoals beschreven in de Gids voor werkplekleren en schoolprojecten, jaar 2, 3 en 4 voor de tweedegraadsopleiding Voltijd 2010-2011, te vinden op www.samenopleiden.nl of op Sharepoint bij ‘werkplekleren’. Daarnaast wordt in het kader van de Minor POVO nog een aantal extra zaken gevraagd (nadere informatie volgt). We helpen je bij het vinden van een leerwerkplek. Voor jou gaat het om een leerwerkplek in de onderbouw van het v(mb)o, waarbij je wekelijks in je vakgebied (het 2

e graads-vak waarvoor je

gekozen hebt) moet kunnen observeren en (deel-)taken uitvoeren. Instituut Archimedes gaat uit van de verantwoordelijkheid van de student. Je ‘solliciteert’ zelf op de school voor een eigen leerwerkplek en regelt de eigen stagedagen op de school in overeenstemming met de roosters van de minor POVO en de vakspecifieke modulen. Je laat op je leerwerkplek een leerwerkovereenkomst tekenen en zorgt dat er voldoende kopieën op de juiste plaatsen terechtkomen. Op je VO-school kun je voor de ‘dagelijkse werkbegeleiding’ terecht bij de werkplekbegeleider / WB, die je specifieke feedback geeft op je functioneren in de school en je competentieontwikkeling beoordeelt (zie daarvoor ook de formulieren van het WER-dossier). Omdat je je ook moet verdiepen in het 2

e graads schoolvak dat je kozen hebt, moet je je laten

‘koppelen’ aan een vakdocent, zodat je daarmee (elke week) kunt samenwerken en begeleiding plus specifieke, taakgebonden feedback kunt vragen en ontvangen.

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

13

4.3 Stage (Instituut Theo Thijssen) Voor de Minor POVO zoekt de student bij voorkeur zelf een stageplaats in de bovenbouw (groep 7 en 8) van een school voor primair onderwijs. Geef aan het stagebureau van Instituut TheoThijssen door op welke school je stage loopt. Zorg voor het stagecontract en informeer de school over de inhoud van de minor en de opzet van de stage. Vraag halverwege de minor feedback aan je stagebegeleider en bespreek wat eventueel extra nodig is qua begeleiding. Aan het eind van de stage vult de stagebegeleider een eindbeoordeling van jou in. Voor meer informatie over de stagescholen kun je terecht bij het stagebureau of de website van Instituut Theo Thijssen. Verschillende stagemappen voor de verschillende opleidingsvarianten van het Instituut Theo Thijssen zijn in te zien bij het stagebureau en op aanvraag bij de minorcoördinatoren.

5 Onderzoek in vmbo en po naar door leerlingen gewenste leerkrachtcompetenties 5.1 Academieteam POVO en Minor POVO Het Academieteam POVO, bestaande uit collega’s met aanvullende expertises, is in september 2009 gevormd en is in samenwerking met studenten van de Minor POVO 2009-2010 een tweejarig onderzoek gestart naar leerkrachtcompetenties zoals gewenst door leerlingen in de leeftijd van 10-14 jaar (primair onderwijs en onderbouw vmbo). De onderzoeksvraag luidt als volgt: ‘In welke mate is er overeenstemming tussen wat leerlingen van 10-14 jaar zeggen over goed/gewenst docentengedrag en de huidige gedragsindicatoren van de SBL-competenties?’ De Minor POVO-studenten 2009-2010 hebben meegedacht over de opzet van het onderzoek en dit onderzoek uitgevoerd met leerlingen op hun stage-/WER-school . Zie hiervoor Onderzoeksopzet voor de review van het Academieteam POVO (versiedatum 1 december 2009; bijlage). De Reviewcommissie Academieteams van Instituut Archimedes heeft begin juli 2010 fiat gegeven aan voortzetting van het onderzoek, zodat zowel het Academieteam POVO als de nieuwe lichting Minor POVO-studenten in studiejaar 2010-2011 verder konden gaan met het onderzoek. Ook deze studenten hebben het onderzoek op hun stagescholen uitgevoerd. In juni 2011 zijn de opbrengsten van dat studiejaar gepresenteerd aan de Reviewcommissie Academieteams, met als uitkomst dat het Academieteam POVO en het onderzoek in de Minor POVO nog een derde (uitloop-)jaar toegekend hebben gekregen. De opdracht is om de uitkomsten van het onderzoek en de werkwijzen bekend te maken bij en over te dragen aan de collega’s van de lerarenopleiding, zodat men ervan kan profiteren in het curriculum. 5.2 Ontwikkeling gespreksvaardigheden met video-opnames Op grond van de eerdere ervaringen met de gesprekken die studenten voor het onderzoek van de Minor POVO met leerlingen gevoerd hebben is er in studiejaar 2011-2012 voor gekozen om uitdrukkelijk aandacht te besteden aan de ontwikkeling van gespreksvaardigheden van de studenten van de Minor POVO als onderdeel van het onderzoekstraject. Hiertoe worden video-opnames van alle gesprekken gemaakt (uiteraard vraagt de student aan de betreffende leerlingen en ouders toestemming voor de opname en intern gebruik). De video-opnames worden ingezet voor de ontwikkeling van de interpersoonlijke basiscommunicatie van de student via het voeren van een reeks individuele gesprekken met leerlingen van 10-14 jaar. In elk gesprek richt de student zich op het achterhalen van wat het kind ziet als goed/gewenst leerkrachtgedrag en probeert daarbij zoveel mogelijk de inbreng van het kind centraal te stellen. Ter inleiding van de gesprekken verzorgt de student voor de geselecteerde klas of klassen een korte introductie op het onderzoek (wat zouden zij noemen als goed/gewenst docentengedrag). Dit geschiedt uiteraard in overleg met de vaste begeleider (komt ook terug ook in een van de bijeenkomsten van de Minor POVO).

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

14

Elke student voert een individueel gesprek met in totaal vier leerlingen: 2 jongens en 2 meisjes, De student kiest 2 leerlingen waarmee volgens de inschatting van de student ‘makkelijk een gesprek te voeren is over het afgesproken onderwerp’ en 2 leerlingen waarvan de student denkt dat hij/zij er minder gemakkelijk een gesprek mee kan voeren. Om een opbouw bij het ontwikkelen van gespreksvaardigheden aan te kunnen brengen is het van belang dat bij de planning van de gesprekken de data in par. 2.9.aangehouden worden. Na het eerste gesprek volgt een videobijeenkomst waarbij de video’s van de studenten bekeken worden op aspecten van gespreksvoering die van belang zijn voor het centraal kunnen stellen van de inbreng van het kind. De student krijgt aansluitend opdrachten voor het bestuderen van literatuur over gespreksvoering, mede met het oog op het aanscherpen van de eigen leervragen. Elk gesprek wordt door de student op video vastgelegd, uitgeschreven en geanalyseerd. In eerste instantie is de analyse gericht op de eigen gespreksvoering en leerpunten daarin, in tweede instantie analyseert de student wat het kind zegt over goed/gewenst leerkrachtgedrag. In totaal zijn er drie videobijeenkomst gepland in het rooster van de Minor POVO (zie 2.9). In de derde bijeenkomst presenteert de student het eigen leerproces aan de hand van videobeelden aan de groep. Tot slot levert de student een schriftelijk verslag vergezeld van de analyses en videobeelden in. 5.3 Literatuuronderzoek en beantwoording onderzoeksvraag In de loop van de Minor POVO vervaardigen de studenten drie schriftelijke producten en leveren deze volgens de planning in par. 2.9 in. Ze krijgen feedback op de conceptversies en verwerken deze in de definitieve producten. Product 1 Goed leerkrachtgedrag en mijn visie daarop Bij de start van de Minor zoeken de studenten zoeken bronnen (minimaal 5) passend bij de gehanteerde begrippen in de onderzoeksvraag (‘In welke mate is er overeenstemming tussen wat leerlingen van 10-14 jaar zeggen over goed/gewenst docentengedrag en de huidige gedragsindicatoren van de SBL-competenties?’) Zij verwerken deze bronnen plus de publicatie van Gennip, H. van & Vrieze, G. (2008). Wat is de ideale leraar? Studie naar vakkennis, interventie en persoon. Nijmegen: ITS Radboud Universiteit Nijmegen in een betoog, namelijk product 1 ‘Goed leerkrachtgedrag en mijn visie daarop’. Product 1 bevat 2500 woorden (plus of min 20%, gerekend zonder bronnenlijst), heeft als titel Goed leerkrachtgedrag en mijn visie daarop en bestaat uit twee onderdelen: (a) wat wordt geschreven over goed leerkrachtgedrag: een beschrijving (in eigen woorden) van de bronnen en wat je in de bronnen gevonden hebt over goed docentengedrag , zo mogelijk volgens of voor leerlingen 10-14 jaar, (b) je eigen visie op goed leerkrachtgedrag met verantwoording. Je sluit uiteraard af met de bronnenlijst volgens APA-normen. Product 2 Mijn visie mede op basis van mijn gesprekken met leerlingen Dit product beslaat ca. 700 woorden en is heeft tot onderwerp de vraag of er op grond van de gesprekken die je totnogtoe met leerlingen hebt gevoerd iets aan je visie verandert: wat wel, wat niet? Beschrijf daarbij kort wat de leerlingen in jouw gesprekken gezegd hebben over goed leerkrachtgedrag en geef ook je visie uit product 1 beknopt weer voordat je de centrale vraag uit dit product beantwoordt. Product 3 Mijn antwoord op de onderzoeksvraag Nadere instructies volgen. 5.4 Presentatie eigen resultaten onderzoek op de stageschool Uitgangspunt is dat de stageschool die aan het onderzoek meewerkt, kennis moet kunnen nemen van de aandachtspunten die de leerlingen van de eigen school benoemen (met inachtneming van de privacy van de leerlingen) en evt. van wat op andere scholen voor het voetlicht komt. Dit uiteraard om ervan te kunnen profiteren met het oog op het eigen onderwijs. Daartoe bespreekt de student het onderzoek bij het begin van de stage met de vaste begeleider en spreekt praktische zaken af met betrekking tot de uitvoering van het onderzoek (met wie, wat, waar, hoe). Ook wordt een datum voor een presentatie van de student aan het team (of een deel ervan)

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

15

afgeproken (tussen 12 en 26 januari 2012). De begeleider zorgt voor uitnodiging van het team, tijd en ruimte. De student verzorgt een presentatie en zorgt dat hij/zij een product overdraagt aan het team (dit kan zijn een hand-out, een verslag, een lijst aanbevelingen, etc.). Student en begeleider stellen vervolgens de vraag aan het team of ze er wat mee willen/kunnen in hun onderwijs.

6 Toetsing De student legt op minimaal drie vooraf bekend gemaakte momenten aan de hand van (onderdelen van) het portfolio voor de Minor POVO verantwoording af van de uitgevoerde taken en onderzoek. De student presenteert hierin de opbrengsten van de diverse onderdelen van de Minor POVO en laat zijn/haar ontwikkeling zien m.b.t. onderdelen van de Minor POVO (zie hoofdstuk 2 Opzet van de Minor POVO en voor de eisen hoofdstuk 3 ‘Het portfolio’). Daarnaast is de afronding van de stage/WER en de vakinhoudelijke modulen afhankelijk van de geldende normen voor de modulen zoals ze worden aangeboden door Instituut Theo Thijssen en Instituut Archimedes. Aanwezigheid en participatie in de bijeenkomsten en de intervisie-/werkgroepen is een verplicht onderdeel van de Minor POVO.

7 Literatuur Verplicht Boves, T. & Van Dijk, M. (2008) Contact maken. Communicatieve vaardigheden voor

leerkrachten. Assen: Van Gorcum.

Gennip, H. van & Vrieze, G. (2008) Wat is de ideale leraar? Studie naar vakkennis, interventie en persoon. Nijmegen: ITS Radboud Universiteit Nijmegen (internet)

Konig, A. (1995) In gesprek met de leerling. Houten: EPN

Aanbevolen Broeck, H. van den (2002) Opvoeden in de klas. Wegwijzer voor leerkrachten. Tielt: Lannoo.

Crone, E. (2008). Het puberende brein. Amsterdam: Bakker.

Daalen, R. van (2010) Het vmbo als stigma. Lessen, leerlingen en gestrande idealen. Amsterdam: Augustus.

Delfos, M.(2003) Luister je wel naar mij. Gespreksvoering met kinderen tussen 4-12 jaar. Amsterdam: SWP

Feldman, R.S. (2009) Ontwikkelingspsychologie. Amsterdam: Pearson Education Benelux (4e dr).

Forrer, M., Kenter, B. & Veenman, S. (1997) Cooperatief leren in het basisonderwijs. Amersfoort: CPS.

Hajer, M., e.a. (2007) Open ogen in de kleurrijke klas. Perspectieven voor de onderwijspraktijk. Bussum: Coutinho.

Hanson, M., Boogaard, M. & Vermeulen, J. (2004) Gesprekken in de multiculturele klas; omgaan met diversiteit in het primair onderwijs. Bussum: Coutinho.

Heijkant, C. van den & Wegen, R. van den (2000) De klas in beeld. Video-interactiebegeleiding in school. Heeswijk-Dinther: Esstede.

Hendriksen, J. (2005) Intervisie bij werkproblemen. Soest: Nelissen.

Heuves, W. (2006) Pubers. Ontwikkeling en problemen. Assen: Van Gorcum.

Jansen, D. & Memelink, D. (2005) Observeren kun je leren, Baarn: HB

Jekkers, H. & Meinderts, K. (1985) Uit de school geklapt. Amsterdam: De Harmonie.

Kaldenbach, H. (2004) Respect! 99 tips voor het omgaan met jongeren uit de straatcultuur. Amsterdam: Prometheus.

Lundberg, G.B. & Saunders Lundberg, J. (2008) Problemen laten bij wie ze horen. Begrijpend leren luisteren zonder meteen te helpen. Utrecht: Het Spectrum.

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

16

Lucas, J., Slot, W. & Aken, M. van (2004) Leerzaam; samen leren in een Dalton en VMBO. Negen portretten. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.

Maas, A. (red.), Boog, G.J. e.a. (2009) Het oudere kind. Heeswijk-Dinther: Esstede.

Vriens, J. (2000) Het kamertje. Lief en leed in de personeelskamer van een kleine basisschool. Houten: Van Holkema & Warendorf.

Wit, J. de, e.a. (2004) Psychologie van de adolescentie. Baarn: HB. Tijdschriften:

Didaktief (opinie en onderzoek voor de schoolpraktijk)

J/M pubers

Tijdschrift voor leerlingbegeleiders

Vakbondsbladen (zoals het blad van de AOB) Films / DVD’s /Internet:

Over de adolescentieperiode, de leerplichtambtenaar, De school van Prem, etc.

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

17

Bijlage A Eisen aan afsluitende schriftelijke producten In de minor POVO stellen we eisen aan schriftelijke producten. Om voor inhoudelijke beoordeling in aanmerking te komen moet het aan onderstaande voorwaarden voldoen. NB Dit geldt ook voor digitale werkstukken. Een werkstuk:

heeft een voorblad of titelpagina, hierop staat in ieder geval: - de naam van het product - de naam van de begeleiders - de naam van de betreffende student en ID code - de inleverdatum;

heeft een paginanummering;

heeft een inhoudsopgave (als het werkstuk uit meerdere onderdelen bestaat);

heeft een indeling in hoofdstukken en/of paragrafen als het werkstuk uit meerdere onderdelen bestaat;

heeft een inleiding: hierin wordt beknopt aangegeven waar het werkstuk over gaat, voor wie het is bedoeld, in welk kader het is geschreven en hoe het is opgebouwd (leeswijzer);

heeft een nawoord of afsluiting van het werkstuk. Hierin kunnen conclusies staan met betrekking tot de inhoud en/of het eigen leerproces (afhankelijk van het type werkstuk);

heeft een functionele bladspiegel, d.w.z. een overzichtelijke indeling van de bladzijde, voldoende ruimte in de kantlijn, is ingedeeld in alinea’s met voldoende ruimte tussen tekstblokken (nieuw onderwerp, nieuwe alinea);

is geschreven in correct Nederlands (grammatica, zinsbouw, woordkeus, spelling, etc.), zie bijvoorbeeld Renkema (2002);

heeft correcte bronvermeldingen en een literatuurlijst tot slot; dit betekent dat: - in de tekst op de betreffende plaats is aangeven waar bronnen zijn verwerkt of letterlijk geciteerd;

- er tot slot een alfabetische overzichtslijst van de gebruikte bronnen is toegevoegd. NB We hanteren hierbij de richtlijnen van de internationale APA-normen (American

Psychological Association; zie www. apa.org), zoals voor het Nederlands aangepast door Renkema (2002, p. 404 e.v.).

Zie ook het document STIVAWOJEN (Statement Tegen het Inleveren Van Andermans Werk OnderJe Eigen Naam) voor de wijze waarop je kunt citeren en de APA-normen. Let op! Als er ten onrechte geen bronvermelding is toegepast, is er sprake van plagiaat en dit wordt bij de Examencommissie gemeld.

Literatuur Renkema, J. (2002). Schrijfwijzer. Den Haag: SDU.

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

18

Bijlage B STIVAWOJEN STIVAWOJEN is een Statement Tegen Inleveren Van Andermans Werk Onder Je Eigen Naam.

(tekst is grotendeels overgenomen uit Studiegids Bachelor Omgangskunde 2007-2008, p. 93-96, auteur onbekend;

bewerkt en aangevuld door Judith Kortas - juli 2009)

Materiaal dat ter beoordeling aangeboden wordt in het kader van het verkrijgen van ec’s (studiepunten) moet ‘eigen

werk’ zijn. Formeel heeft dat materiaal de status van een tentamen. Het overnemen uit bronnen in dat materiaal is

alleen onder strikte voorwaarden toegestaan.

Het OER (Onderwijs Examen Reglement) spreekt bij onregelmatigheden over de volgende sancties:

De voorzitter van de examencommissie kan verdere deelneming aan én of meer tentamens of het examen voor

een termijn van hoogstens één jaar ontzeggen. Het is zelfs mogelijk om de desbetreffende student het

getuigschrift of de verklaring te onthouden. (vrij naar artikel 25 van het OER).

Instituut Archimedes heeft een interne procedure afgesproken in het geval dat er materiaal van bijvoorbeeld internet,

boeken of van andere studenten ingeleverd wordt als zijnde eigen materiaal. Ook het zogenaamde ‘meeliften’ valt

daaronder.

Afhankelijk van het formaat van de onregelmatigheid zullen er passende maatregelen getroffen worden. Bij iets

kleins als bijvoorbeeld een zin overnemen zonder vermelding kan mogelijk een berisping volstaan. Bij grotere

onregelmatigheden wordt het voorgelegd aan de examencommissie die een sanctie zal treffen. In alle gevallen

wordt een aantekening in het studentdossier gedaan. In geval van herhaling zal straffer opgetreden worden.

Mag er dan helemaal niks meer?

Natuurlijk wel! Je mag bronnen gebruiken zoals dat bedoeld is. Je mag zelfs bronnen overnemen in je producten.

Het kan soms waardevol zijn om bijvoorbeeld letterlijk te citeren. Als je maar duidelijk maakt wat eigen werk is en

wat van derden is. Je wordt uiteraard beoordeeld op het surplus dat je aanbrengt.

Hoe dan wel?

Door heldere duidelijke bronvermelding.

Bij het schrijven van een werkstuk of een verslag maak je vaak gebruik van het werk van anderen. Dat doe je

bijvoorbeeld om je werk te onderbouwen met bestaande theoretische inzichten. Door een duidelijke

literatuurverwijzing geef je de oorspronkelijke schrijver(s) wel de eer die hen toekomt en geef je aan waar de

informatie gevonden is. Dat doe je op twee plaatsen:

(1) Overal in de tekst waar je gegevens uit de literatuur of internet gebruikt, vermeld je de achternaam van de

auteur(s) en het jaartal. Gebruik zo min mogelijk noten.

(2) Aan het einde van je tekst (of dossier) neem je in een alfabetische literatuurlijst de volledige gegevens van

de gebruikte bronnen op.

Er zijn twee manieren om gegevens uit bestaande bronnen zoals boeken en internetbestanden te verwerken:

parafraseren en citeren.

Parafraseren (in eigen woorden zeggen)

Hierbij vermeld je in ieder geval de achternaam van de auteur en het jaartal (bij meer dan twee auteurs vermeld je

de eerste achternaam met de toevoeging ‘e.a.’). Voorbeeld:

De Wit e.a. (2000, p. 96) geven aan dat er verschillende dimensies zijn bij sociaal leren door adolescenten.

Van belang zijn o.a. voorbeeldgedrag, de kwaliteit van de relatie met de opvoeder en andere betrokkenen

plus natuurlijk de verwachtingen en normen over hoe mensen met elkaar horen om te gaan.

Citeren (letterlijk overnemen)

Een citaat is in je tekst in één oogopslag te herkennen. Het citaat begint en eindigt met aanhalingstekens (of een

enkele hoge komma), springt in of wordt gemarkeerd door witregels boven en onder en is schuin gedrukt (cursief).

Aan het einde van het citaat vermeld je de auteur (achternaam), het jaartal en de geciteerde bladzijden, bijvoorbeeld:

(Renkema 2002, p. 404). Voor de leesbaarheid is het van belang dat je de citaten op een natuurlijke manier in je

tekst opneemt. Veelvuldig gebruik van erg lange citaten raden we af, maar enkele kortere citaten (tot enkele zinnen)

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

19

op een pagina zijn geen enkel probleem. Integendeel, je laat op die manier zien dat je gebruik maakt van de kennis

van collega’s of deskundigen.

Voorbeeld:

‘Simpel en praktische gezegd betekent valideren hier dat je door inlevend luisteren blijk geeft van je

erkenning en respect voor de beleving van de ander en dat concreet laat merken door reacties die van begrip

getuigen.’ (Lundberg & Saunders Lundberg 2008, p.32)

Literatuuropgave

Alle gebruikte bronnen neem je op de laatste pagina van je product op in een lijst in alfabetische volgorde. We

hanteren hierbij de richtlijnen van de internationale APA-normen (American Psychological Association; zie www.

apa.org), zoals voor het Nederlands aangepast door Renkema (2002, p. 404 e.v.). Enkele belangrijke richtlijnen zijn:

- Voorletters, lidwoorden e.d. die bij de auteursnaam/namen behoren worden achter de naam geplaatst

(bv. Berg, A.J. van den). Let op: als je een auteur in je lopende tekst vermeldt, dan schrijf je ‘Van den Berg’;

- Na de auteursnaam/namen volgt tussen haakjes het jaar van verschijning (2008);

- Boek - en tijdschrifttitels worden gecursiveerd. Titels van tijdschriftartikelen worden niet gecursiveerd en niet

tussen aanhalingstekens geplaatst. Titel en ondertitel worden van elkaar gescheiden door een punt;

- De naam van de uitgever komt na de plaats van uitgave; daartussen staat een dubbele punt.

Voorbeeld:

Achternaam auteur, initialen (jaar van publicatie). Titel. Plaats: Uitgever.

- Bij meerdere auteurs:

Heer, S. de, Boomsma, J. & Heide, P.L. van der (2005). Titel. Plaats: Uitgever.

- Als het een artikel uit een vakblad of krant betreft, vermeld je de titel van het artikel eerst en daarna de naam van

tijdschrift of krant plus nummer in cursief, eventueel gevolgd door de paginanummers:

Salomon, G. & Globerson, T. (1987). Skill may not be enough: The role of mindfulness in learning and

transfer. International Journal of Educational Research, II, 623-637.

- Een internetpublicatie wordt als een gewone publicatie behandeld. Vermeld achter de publicatie de datum van

raadpleging en het volledige internetadres (volledige URL). Als dat niet mogelijk is, bijvoorbeeld bij een erg groot

adres, geef je de URL van de hoofdpagina en de menukeuze.

Als voorbeeld van de juiste samenstelling van een zo’n lijst, volgt hieronder de literatuuropgave van deze tekst.

Literatuuropgave

Lundberg, G.B. & Saunders Lundberg, J. (2008). Problemen laten bij wie ze horen. Begrijpend luisteren zonder

meteen te helpen. Utrecht: Het Spectrum.

Renkema, J. (2002). Schrijfwijzer. Den Haag: SDU.

Studiegids Bachelor Omgangskunde 2007-2008. Utrecht: Instituut Archimedes, Hogeschool Utrecht.

Veenman, S. (2001). Coöperatief leren. Geraadpleegd 21 oktober 2004 via http://www.socsci.kun.nl/ped/owk/

onderwijs/cursussen/io325/teksten/CoopLeren.htm.

Wit, J. de, Veer, G.van der & Slot, N.W. (2000). Psychologie van de adolescentie. Ontwikkeling en hulpverlening.

Baarn: HB.

Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie ALGEMENE STUDIEHANDLEIDING MINOR POVO Instituut Theo Thijssen & Instituut Archimedes -versie JK 21 07 2011-

20

Bijlage C Bewijzen Bewijzen en hun bewijskracht Wanneer krijgt een bewijs bewijskracht? Dat gaat niet vanzelf: een bewijs zonder toelichting heeft geen bewijskracht. Het is van belang dat je je realiseert dat de bewijslast bij jouzelf ligt: jij moet aantonen dat je bekwaam bent door aannemelijk te maken waarvoor iets een bewijs is. Neem dus nooit bewijzen op waar je niet naar verwijst! De bewijskracht wordt sterker als:

aangegeven is wat er met het materiaal bewezen wordt (in relatie tot de competenties);

concrete situaties worden beschreven (STARR);

de focus ligt op eigen professioneel handelen en het effect daarvan op anderen (STARR);

een verantwoording wordt gegeven: waarom juist zo?

ze vergezeld gaan van reflectie (op eigen denken-voelen-willen-handelen); er verbindingen worden gelegd met theorie (onderwijskundige literatuur);

er ook ervaringen, feedback en oordelen van anderen zijn weergegeven. NB: STARR = Situatie – Taak – Actie – Resultaat – Reflectie.