Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS...

51
Echt Twents! Oude gebouwen nieuwe ideeën Peter Timmerman Gert-Jan Hospers

Transcript of Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS...

Page 1: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Echt Twents!

Oude gebouwen nieuwe ideeën

Peter Timmerman

Gert-Jan Hospers

Timm

erman en H

os-Echt Tw

ents!O

ude gebouwen

, nieuw

e ideeën

Page 2: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Echt Twents!

Oude gebouwen nieuwe ideeën

Peter Timmerman

Gert-Jan Hospers

Page 3: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

CIP-gegevensEcht Twents Oude gebouwen, nieuwe ideeën© Ir. Peter Timmerman en Dr. Gert-Jan Hospers (red.)ISBN 978-90-6289-629-5NUR 904Uitgave NV Uitgeverij Smit van 1876 Venlo/Hengelo

Niets uit deze uitgave mag worden openbaar gemaakt en/of verveelvoudigd door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.NV Uitgeverij Smit van 1876, vestiging Twente, Postbus 200, 7550 AE Hengelo, E: [email protected]

> Kunstenares Lydia van de Streek maakte de om-slagillustratie. Meer informatie over haar werk is te vinden op www.lydiavandestreek.nl.

> Techniekfilosoof en fotograaf Peter Timmerman is werkzaam bij het bureau Studium Generale van de Universiteit Twente.

> Twentekenner Gert-Jan Hospers doceert econo-mie en geografie aan de Faculteit Management en Bestuur van de Universiteit Twente.

2

Het Ruhrgebied10 14Hart van Zuid

20Het gebouw als machine 24Van pakhuis tot penthouse

30

34 40 44

50 54 60

64 70 7480 84 90

Hergebruik als maatschappelijke verantwoordelijkheid

Het grote verhaal van de TwentseWelle

Creatieve ruzie

Het geheim van de steenfabriek

Oud en nieuw vraagt om publiek en privaat

Oude Oldenzaalse liefde roest niet

Back to the future!

Conference calls in de fosforietfabriek

Kleine gebouwen, grote verhalen

Almelo, toon ambitie!De liefde voor de fabriek is pril

4Oude gebouwen,nieuwe ideeën

Textielbastion van Nijverdal opent zich

Spanning in de creatieve fabriek

Page 4: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Oude gebouwen,

nieuwe ideeën

Op anderhalf uur rijden vanaf Drienerlo staat wat ooit de grootste mijn ter wereld was: de Zeche

Zollverein in Essen, hartje Ruhrgebied. De mijn werkt alleen niet meer. In 1986 kwam de laatste

steenkool uit de grond, vijftien jaar later stond de industriemoloch op de UNESCO-werelderfgoed-

lijst en in 2010 vormt ze het stralende middelpunt van Essen Europäische Kulturhauptstadt. Hoe

heeft het Ruhrgebied dat gefikst? Het ambitieuze project IBA Emscherpark (1989-1999) heeft

daarbij een grote rol gespeeld. Bijna twintig jaar geleden ging dit megaproject van start. Getracht

werd het zwaar verloederde industriegebied nieuw leven in te blazen. Hergebruik van de gigan-

tische industriële monumenten – mijnen, hoogovens en cokesfabrieken – stond centraal. Na tien

jaar noeste arbeid konden de IBA en haar sponsoren tevreden zijn: veel van de oude complexen

waren gerenoveerd en leefbaar gemaakt voor de gewone mens. In Zeche Zollern in Dortmund

kun je bijvoorbeeld je hond uitlaten of een mijntoren beklimmen. Het gebied trekt steeds meer

industrietoeristen die met eigen ogen willen zien hoe de transformatie van de ‘Kohlenpott’ ge-

stalte krijgt. Intussen staat het Ruhrgebied synoniem voor ‘Industriekultur’, een hippe term voor

het hergebruik van industrieel erfgoed.

4

Peter Timmerman & Gert-Jan Hospers >

Wie over industriecultuur in Twente nadenkt, kan om het Ruhrgebied met goed fatsoen

niet heen. Burkhard Wetterau neemt ons mee naar zijn regio en maakt de lezer warm voor de ‘Route der Industriekultur’. In dit boek maken we een ‘Tour de Twente’ langs een aantal oude industriële gebouwen die dankzij nieuwe idee-en weer springlevend zijn. We bezoeken niet alleen het textiel- en metaalerfgoed in de drie grote steden (Almelo, Hengelo en Enschede), maar gaan ook langs bij interessante monu-menten in Nijverdal, Boekelo, Losser, Oldenzaal en Ootmarsum. Natuurlijk passeren de grote, mediagenieke projecten de revue: TwentseWelle, Bleekerij Boekelo, Hart van Zuid, Hazemeyer Hengelo, Almelo Indië en Nijverdal Ten Cate. In zijn column ‘Kleine gebouwen, grote verhalen’ waarschuwt Paul Benneworth echter voor het gevaar dat het kleinschalige industriële erfgoed overschaduwd wordt door overdreven aan-dacht voor de grote iconen. Daarom belichten we in dit boek ook een drietal kleinere, maar daarom niet minder sympathieke voorbeelden van Twentse industriecultuur: de fosforietmaal-derij in Ootmarsum, de Oldenzaalse Gelderman- staete en steenfabriek De Werklust in Losser. Wie zich verdiept in het Twentse industriële erf-goed, raakt onder de indruk van de rijkdom aan projecten. Zo is het ook ons vergaan, en het was moeilijk kiezen.

Industrieel erfgoed in Twente heeft vele gezich-ten. Megaprojecten als Hart van Zuid in Hengelo en het Indiëcomplex in Almelo verschillen hemels- breed van het fosforietfabriekje in Ootmarsum, terwijl de vrijwilligers van de Losserse steen-fabriek maar weinig gemeen hebben met de projectontwikkelaars en creatievelingen in de steden. Wat deze mensen echter bindt, is de passie voor het verleden èn het doorzettingsver-mogen dat nodig is om ‘hun’ oude gebouwen weer tot leven te wekken. Overheid en markt zitten elkaar helaas nog wel eens in de weg. Hopelijk kan publiek-private samenwerking uitkomst bieden, zoals Maurits Sanders in zijn stuk uitlegt. Ook Bert Hallink gelooft in zo’n con-structie, maar heeft vanuit zijn praktijkervaring als projectontwikkelaar nog wel wat tips voor de ambtelijke wereld: (1) sta meer functies toe voor oude gebouwen dan alleen wonen, (2) pas op met gestapelde regelgeving en (3) maak slopen tien keer zo duur zodat hergebruik ook financi-eel aantrekkelijk wordt. En wie weet bieden de mysterieuze toekomstdocumenten die Willem Kruidhof in zijn column onthult nog wat extra nieuwe ideeën voor onze oude gebouwen.

Page 5: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

De esthetiek van de machine

In ‘De liefde voor de fabriek is pril’ beschrijft Dirk Baalman hoe recent de waardering voor fabrie-ken en machines eigenlijk is. Tegenwoordig is er niets geks aan om een machine of fabriek mooi te vinden. Aan het begin van de Industriële Re-volutie was dat wel anders. Er bestond angst voor de machine; zo dacht men serieus dat een ritje met de trein een geestesziekte kon veroor-zaken. Het woord ‘mooi’ werd al helemaal niet in mond genomen bij de aanblik van een stoom-machine of mijnschacht. De nieuwe krachtbron-nen maakten natuurlijk wèl grote indruk op de mens van de negentiende eeuw. Welvarende industriëlen lieten dan ook imposante machine-huizen ontwerpen voor hun fabrieken. Het wa-ren echte pronkstukken, zoals de gevel van de Koninklijke Stoomweverij te Nijverdal. Opvallend is dat de esthetiek van deze gebouwen niets te maken had met de techniek die zich in het bin-nenste bevond. Fabrieken werden in deze tijd in baksteengotiek gehuld. Een machinehal kreeg

de verschijningsvorm van een Griekse tempel en grote turbines verdwenen achter druifjes en tulpjes in Jugendstil. In Hannover bestaat zelfs een mijncomplex in de vorm van een Middel-eeuws kasteel. In 1909 – met de publicatie van het Futuristisch Manifest – kwam hier verande-ring in. Met de legendarisch geworden uitspraak dat een raceauto mooier is dan het Griekse beeld van Samothrace gooiden de futuristen alle esthetische voorkeuren uit het verleden overboord. Zij pleitten voor een pure en naakte esthetiek van machines en fabrieken. Tech-niek bezat een eigen schoonheid en die mocht gezien worden. De invloed van dit manifest reikte ver; zo was ook Le Corbusier een bewon-deraar van auto’s, treinen en vliegtuigen. Een huis noemde hij een ‘woonmachine’. Ook in de grote hal van Harry Abels’ ROC-school weer-galmt een futuristische echo. Niet alleen zijn de constructies in het zicht gelaten; er zweeft ook een ruimteschipachtige vergaderzaal in de hal.

Page 6: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Van industriële archeologie tot creatieve ruzie

Vroeger was industrieel erfgoed voornamelijk een liefhebberij van oude mannetjes met een techni-sche achtergrond. Ze dachten met weemoed terug aan de tijd dat de stilgelegde fabrieken en ma-chines nog volop in bedrijf waren. ‘Industriële archeologie’ was een stoere, maar nostalgische bezigheid. Tegenwoordig is industrieel erfgoed geen hobby meer, maar ‘big business’. Veel gemeenten en projectontwikkelaars realiseren zich dat ze soms toch wel wat te snel de sloop-hamer hebben gepakt en koesteren nu wat er nog over is. Dankzij het werk van de Amerikaans- Canadese stadsfilosofe Jane Jacobs (1916-2006) geloven steeds meer mensen dat oude gebouwen een belangrijke rol in de economie vervullen. In haar geruchtmakende boek The Death and Life of Great American Cities (1961) veegde Jacobs de vloer aan met megalomane nieuwbouwplannen, en schreef op pagina 188 enigszins cryptisch: ‘Old ideas can sometimes use new buildings. New ideas must use old buildings.’ Sinds Richard Flo-rida’s boek The Rise of the Creative Class (2002) hebben die zinnen van Jacobs een nieuwe inter-pretatie gekregen. Oude gebouwen worden alom beschouwd als zogenaamde ‘broedplaatsen voor creatievelingen’. De authentieke atmosfeer, lage huren en open ruimtes van industriële panden zouden de creatieve vermogens van kunstenaars, designers, onderzoekers en ondernemers stimu-leren, zo wil de theorie. En daarmee zou er een verband bestaan tussen oude gebouwen en onze economische toekomst. Dat klinkt mooi, maar de praktijk is helaas weerbarstig. Hazemeyer Hen-gelo trekt weliswaar de creatieve klasse aan, maar of ze de Hengelose economie nieuw leven inblaast, is nog maar de vraag. Bovendien blijkt vaak dat onenigheid over de inrichting, finan-ciën en organisatie van het industriële erfgoed ‘creatieve ruzie’ uitlokt, zoals Kees van der Meiden in zijn column duidelijk maakt. Laten we hopen dat die crisis inderdaad de moeder van creativiteit is…

‘Old ideas can

sometimes use new

buildings.

New ideas must

use old buildings.’

9

Page 7: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Wie in Duitsland het begrip ‘industriecultuur’ in de mond neemt, kan niet om het Ruhrgebied

heen. Dit voormalige industriegebied, het grootste van West-Europa, is een schoolvoorbeeld – met

overigens zeer tegenstrijdige connotaties: wapenfabriek, mijnbouwgebied, kraamkamer van het

Wirtschaftswunder, steenkolen- en staalcrisis, de Internationale Bauausstellung Emscher Park, we-

relderfgoed Zeche Zollverein en zelfs cultuurhoofdstad van Europa 2010. De waarderingen van het

Ruhrgebied lopen uiteen van verachting tot bewondering.

Het Ruhrgebied:

van prehistorisch moeras tot

Burkhard Wetterau >

10

Het Ruhrgebied blijft een gebied dat zich moei-lijk geografisch laat vastleggen getuige de vele namen die er inmiddels aan gegeven zijn: naast de term ‘Ruhrgebied’ het Rijn-Westfaalse indus-triegebied, ‘Das Revier’, ‘Kohlenpott’ en recent nog ‘Ruhr-Metropool’. Zoveel namen er in om-loop zijn, zo weinig consensus bestaat er over de precieze grenzen van het gebied. Het Regional-verband Ruhr hanteert de volgende definitie: op 4.432 vierkante kilometer wonen circa 5,3 mil-joen mensen in elf grote steden en vier distric-

ten, met in totaal 42 stadjes en gemeentes. Ter vergelijking: vijf keer zoveel mensen als er in de provincie Overijssel wonen, die dezelfde opper-vlakte heeft.

Als er een begrip is dat onlosmakelijk met het Ruhrgebied verbonden is, dan is dat wel ‘Struk-turwandel’ (=structurele verandering). Het ge-bied maakte verschillende transformaties door: van onherbergzaam moeraslaagland (waar op mammoets gejaagd werd!) tot een agrarische

cultuurhoofdstad van Europa

11

Page 8: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

streek met lössgronden, en van een industriere-gio met vele bodemschatten (steenkool, ijzererts, steenzout, zand en grind) tot de tegenwoordige diensteneconomie met een sterk groeiende toe-ristische sector. Telkens weer slagen de bewoners van het gebied erin om zich aan deze grote ver-anderingen aan te passen.

Na het uitsterven van de mammoets en het droog-leggen van de moerassen liep de landbouw sterk terug, terwijl de productie van de bodemschat-ten juist grote verwachtingen schiep. Ondanks het feit dat de industrialisatie al zo’n 160 jaar geleden begon, duikt het begrip ‘Ruhrgebied’ voor het eerst pas rond 1920 in de atlas op. Slechts 40 jaar later luidde de kolencrisis het drastische einde in van deze groot industriële fase. Vele stille getui-gen van de mijnbouw delfden het onderspit in diverse de-ïndustrialisatiepogingen. Gigantische gebieden raakten in verval. Maar een aanzien-lijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig

geworden gebouwen en installaties bleef behou-den, zij het flink toegetakeld. Dit arsenaal vormde – zonder dat er destijds overigens enig acht op geslagen werd (ja, het werd zelfs geheel over het hoofd gezien!) – de basis van de tegenwoordige industriecultuur.

Aan de ene kant fascineerden de reusachtige bin-nenvolumes, de metersdiepe fundamenten, ooit nodig om de gigantische machines te stutten, de infrastructuur die zich slechts in veelvouden van tonnen en kubieke meters liet uitdrukken. Aan de

12

andere kant was een intelligente krimp nodig, wil een project niet direct op onbeheersbare onder-houdskosten stranden om tot een nieuwe invul-ling te komen. Het was al een waagstuk om in Bochum een voormalige machinehal (waar men van het woord akoestiek nog nooit gehoord had) tot concerthal om te bouwen, waar ook subtiele muziek tot op de achterste rij te horen is.

Niet alleen losse gebouwen maar complete indus-triecomplexen zoals bijvoorbeeld het landschaps-park Duisburg Nord werden kundig geënsceneerd. Bijzonder indrukwekkend is de verlichting die ’s nachts de hoogovens en schoorstenen letterlijk in een ander licht doet schijnen. In dit vroeger uitsluitend voor werknemers toegankelijke ge-bied kan men tegenwoordig – zonder entree te betalen en zonder gids – middenin de nacht een hoogoven beklimmen! De ex-arbeiders zijn er heel trots op dat hun kinderen en kleinkinderen in de voorheen met hoge hekken afgegrendelde gebieden vrij kunnen rondlopen. Wie mocht er nu vroeger een puinberg beklimmen of daar in de winter vanaf rodelen? In Bottrop staat nu de grootste skihal ter wereld, waar ook veel Neder-landers graag vanaf glijden. Ze hebben er vaak geen idee van dat deze helling een kunstmatig overblijfsel is van de steenkoolindustrie. Ja, ook dat is industriecultuur!

Tijdens de industriële hoogtijdagen prijkten naast de mijnschachten in het Ruhrgebied ook vele gashouders. Slechts een aantal daarvan heeft het als symbool overleefd. De verleiding was beslist groot om ze als een reusachtig Colablik over te schilderen. Maar veel interessanter was natuurlijk een intelligent hergebruik van het interieur. Na-

tuurlijk kostte het vele hoofdbrekens om de tech-nische problemen te lijf te gaan voor het mogelijk was om een gashouder met water te vullen, zo-dat het als duikbassin dienst kon doen. Of, zoals in Oberhausen, waar eerst het uitwasemen van de afdichtoliën nodig was, voor de houder dienst kon doen als reusachtige tentoonstellingshal.

Uiteraard kreeg het Ruhrgebied als proeftuin ook menige tegenslag voor de kiezen, maar ook hier geldt: wie niet waagt, die niet wint. Veel geres-pecteerde (maar ook zelfbenoemde) cultuurcritici vroegen zich af of een sollicitatie naar de status van werelderfgoed wel realistisch zou zijn voor deze arbeidersregio. Tegenwoordig echter reppen dezelfde critici van de iconen van de industrie-cultuur, van de kathedralen van het industrietijd-perk, en – wanneer de naam Zeche Zollverein valt – zelfs van Unesco werelderfgoed. De verlichte schoorstenen en hoogovens zouden slechts eenzame tekens in het landschap zijn, net zoals overigens de kunstmatige steenbergen met hun ‘landmarks’ die je links en rechts van de au-tobaan ziet, als ze niet opgenomen waren in een van de vele themaroutes die door het Ruhrgebied lopen. Neemt u eens tijd voor de vierhonderd kilometer lange ‘Route der Industriekultur’ die u telkens weer verrast. En wacht met een bezoek niet tot 2010 wanneer het Ruhrgebied cultuur-hoofdstad van Europa is!

> Burkhard Wetterau is wetenschappelijke me-dewerker bij het Regionalverband Ruhr (Essen), een samenwerkingsorgaan van lokale overhe-den in het Duitse Ruhrgebied.

Page 9: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Hengelo en Stork zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De gebroeders Stork & Co. produceer-

den namelijk niet alleen bouten, moeren en machines voor de textielindustrie; zij maakten ook het

zuiden van Hengelo. Na de sombere jaren ’80 met verpaupering en leegstand waait er nu weer een

frisse wind door dit deel van de stad. Met het nieuwe stadsdeel ‘Hart van Zuid’ blazen gemeente en

projectontwikkelaar Van Wijnen verlaten loodsen en industrieterreinen nieuw leven in. De ambities

zijn groot: er komt een World Trade Center en architecten van naam worden aangetrokken voor de

ontwerpen.

Neusje van de zalm

ontwerpt in Hart van Zuid

14

Toen Charles Theodoor Stork in 1867 in Hengelo zijn eerste machinefabriek opende, markeerde

dit het begin van een turbulente groei van het zuiden van Hengelo. Langs de zogenaamde In-dustriestraat verrezen in hoog tempo een giete-rij, ketelhuis, pijpenbuigerij en het zogenaamde ‘hijsch’-gebouw. In het kielzog van deze indus-triële gebouwen verscheen de Wilhelminaschool waar het personeel opgeleid kon worden, en zelfs een compleet tuindorp waar de arbeiders in alle rust konden wonen. Gewild of niet: de Stork-in-dustriëlen waren in letterlijke zin stedenbouwers. Zij maakten Hengelo-Zuid tot wat het is: een uit-gestrekt gebied met markante gebouwen en een typische industriële verkaveling. Toen echter in de jaren ‘80 de klad kwam in de metaalindustrie werd het stil in Hengelo-Zuid. Grote delen van het gebied kwamen leeg te staan en de tand des tijds

knabbelde aan monumentale loodsen. Bewoners van de Berflo Es en tuindorp ‘t Lansink laveerden jarenlang tussen lege loodsen en kale industrie-vlaktes naar de binnenstad. In 2000 kwam daar verandering in toen de modelmakerij van Stork – met het karakteristieke witte watertorentje – getransformeerd werd tot moderne brandweer-kazerne. Met het masterplan Hart van Zuid werd een jaar later de ambitie uitgesproken om héél Hengelo-Zuid weer leefbaar en vitaal te maken.

Wie anno 2008 Hart van Zuid betreedt, moet zich een weg banen tussen bouwputten en wegwerk-zaamheden. Pal achter het station verrijst Metro-pool, een pop- en cultuurpodium. Even verderop krijgt de oude ijzergieterij een compleet nieuw aanzien: vanaf september 2009 zal het daar een komen en gaan zijn van ROC-leerlingen. Ter hoog-

15

Page 10: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

te van de Breemarsweg maken graafmachines en bulldozers ruim baan voor de Laan van Hart van Zuid die het gebied met de A35 zal verbinden. Het zenuwcentrum waar al deze activiteiten ge-coördineerd en uitgedokterd worden – het pro-jectbureau Hart van Zuid – bevindt zich aan het Industrieplein 3 in een voormalig Stork-kantoor. Marieke Stokkelaar, verantwoordelijk voor PR en communicatie, geeft tekst en uitleg in het grote informatiecentrum waar naast de nodige Stork-historie ook de nieuwste plannen te zien zijn. Trots toont Stokkelaar een artist-impression van drie glimmende flatgebouwen waar ‘World Trade Center Twente’ op de gevel prijkt. ‘Kijk, die torens

komen straks daar te staan’, wijst ze naar buiten, naar de MTS waar nu nog pubers op de stoep een sigaretje staan te roken.

In het projectbureau zitten mensen van de ge-meente en projectontwikkelaar Van Wijnen ge-broederlijk naast elkaar. ‘Dat is echt ideaal’, aldus Stokkelaar, ‘de lijnen zijn letterlijk kort, zodat je dingen makkelijk kunt regelen. Op deze manier werkt de publiek-private samenwerking ook in praktijk erg goed.’ Stokkelaar benadrukt wel dat het vinden van een nieuwe invulling voor de oude industrie, ook onder deze ideale omstandig-heden, verre van eenvoudig is. ‘We zijn nu bij-voorbeeld bezig met de invulling van het Hijsch-gebouw, een complex loodsen met prachtige kapconstructies, waar Stork ooit hijswerktuigen bouwde. Het eerste idee was de komst van een techniekmuseum en het tweede plan droeg de naam Factory on the Move, een leisureconcept. Vervolgens richtten we alle pijlen op de realisatie van een scholingsboulevard. Alle plannen zijn ge-strand en op dit moment zijn we met een vierde

‘Kijk, die torens

komen straks

daar te staan.’

16

plan bezig waarin we zoeken naar een werke-lijk toegevoegde waarde voor het hele plan Hart van Zuid.’

In de grote publieksruimte wordt het steeds drukker en nemen stedenbouwer Ton Schaap, conceptontwikkelaar Pieter van Wesemael en industriehistoricus Evert Jan Krouwel plaats aan een grote tafel waar veel dossiers op verschij-nen. ‘Dat zijn de mensen van het supervisie-team’, fluistert Stokkelaar, ‘je moet je realiseren dat toen wij begonnen met Hart van Zuid er he-lemaal geen stedenbouwkundig plan was. Om er toch voor te zorgen dat de nieuwe plannen

samenhang vertonen en dat het industriële ver-leden zichtbaar blijft, is er een supervisieteam in het leven geroepen, met echte professionals op dat gebied. Zij hebben er bijvoorbeeld mede voor gezorgd dat in Hart van Zuid het neusje van de zalm op architectengebied ontwerpt!’ Stokkelaar noemt het Schiphol-architectenduo Benthem & Crouwel die popcentrum Metropool ontwierpen. In Tilburg verbouwden zij eerder een textielfabriek met sheddaken tot museum voor moderne kunst. Een andere beroemdheid op het gebied van de restauratiearchitectuur is Hubert-Jan Henket; hij zal zich in Hart van Zuid ontfermen over het voormalige ‘Vereenigings-

Page 11: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

gebouw’, beter bekend als Wapen van Hengelo. Harry Abels van IAA-architecten, die de gieterij tot ROC omtovert, is ook zeer begaan met industrieel erfgoed, zoals blijkt uit zijn verbouwing van tex-tielschool De Maere in Enschede.

Naast de inbreng van deze architecten, is ook de invloed van sommige supervisieleden goed te-rug te zien, zoals de Laan Hart van Zuid die door Ton Schaap is uitgedacht. Als een grote aorta van maar liefst 36 meter breed – compleet met bus-baan en waterpartijen – gaat zij het Hart voeden. Het bijzondere aan de laan is dat zij bepaalde industriële juwelen, zoals de Stork koeltorens (nu weggestopt achter schuttingen) opeens heel zichtbaar maakt.

Financieel is het plaatje voor Hart van Zuid nog niet helemaal rond. De complete transformatie van verlaten industriegebied naar hippe post-industriële vestigingsplaats (in 2018) vergt een investering van een slordige 463 miljoen euro. De helft hiervan komt uit grondexploitatie en de andere helft uit vastgoedontwikkeling. Provincie, regio Twente en de gemeente Hengelo dragen tientallen miljoenen euro’s bij om een bestaand tekort op te vullen. ‘Daarmee zijn we er nog niet’, merkt Stokkelaar op, die driftig in Den Haag aan het lobbyen is. ‘Wij zetten alles op alles om 35 miljoen euro uit het budget Nota Ruimte binnen te slepen!’ Daarbij worden veel mooie woorden ingezet, van ‘internationale toplocatie’, ‘Centraal Station Twente’ tot aan ‘New Stork City’. Als de oude Charles Stork dat nog eens had mogen mee-maken!

‘Wij zetten alles op alles om

35 miljoen euro binnen te slepen!’

18

Page 12: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Het gebouw als machine

De zonneschoorstenen van het ROC-gebouw in Hengelo symboliseren de zorg voor ons industriële

erfgoed. Dat is opmerkelijk, want die schoorstenen zijn volledig nieuw. Op die plek hebben nooit

schoorstenen gestaan, laat staan zonneschoorstenen die zorgen voor een natuurlijke ventilatie in

het gebouw. Ze doen denken aan de stoompijpen van een schip uit vervlogen tijden, een schip

uit een film van Fellini. Een schip met een samenleving op reis, melancholie, op reis naar onbe-

kende oorden… Dan spreken we over een gebouw als een schip, als een machine. Daar vinden

we ook Le Corbusier aan onze zijde die zich liet inspireren door auto’s, schepen en vliegtuigen. Hij

was gefascineerd door industriële processen en wilde met zijn gebouwen laten zien hoe deze als

machines zouden kunnen functioneren. Le Corbusier is nog steeds één van mijn architectuurhelden.

Deze zomer stuitte ik in Boston bij toeval op een werk van hem. In mijn eentje liep ik te genieten,

dwalend in en rondom dat gebouw. Het gebouw is niet zozeer inspirerend vanwege de mooie en

onverwachte materialen, verhoudingen, imposante statements of wat dan ook, neen, het gebouw

is zo inspirerend omdat het werkt als een machine. We zien hier de perfecte ruimtelijke organisatie

van een programma. Harry Abels >

20

Dat is ook de kracht en de fascinatie van veel in-dustrieel erfgoed. De uiterst consequente ruim-telijke vertaling van een programma: zonder opsmuk, eerlijk, zuinig en doelgericht. Deze ge-bouwen zijn vaak mooi door de esthetica van de functionaliteit. Het is ook echt iets voor moder-nisten als Le Corbusier en zijn navolgers – ik reken mezelf daar overigens ook graag bij – om die ge-bouwen te omarmen. Giorgio de Chirico was een schilder die in al zijn schilderijen schoorstenen en treinen liet zien. Hij was gefascineerd door het beeld, door de metafoor van locomotieven en schoorstenen, maar dan meer op een romantische wijze. Niet echt een modernist dus, maar veel meer zoals postmodernisten tegenwoordig hun architectuurgeschiedenis beleven. Ik voel echter meer voor Le Corbusier, die volgens mij ook dich-ter bij de Nederlandse aard staat en misschien ook wel bij de Twentse. Het is sowieso de vraag of Twents industrieel erfgoed bestaat. Overal ter wereld vinden we sporen van de industriële re-volutie, dus ook in Twente. In Twente treffen we

behoorlijk veel erfgoed aan omdat deze regio een echt industrieel complex vormde. We kennen de geschiedenis van de Engelse bommenwerpers op weg naar het Ruhrgebied: de piloten keken naar beneden, dachten, dat daar beneden is zo groot en zo industrieel, dat moet wel de vijand zijn. En de bommen vielen op Enschede.

Ik zou willen pleiten voor een doordacht herge-bruik van industrieel erfgoed. We kunnen niet al-les laten staan dat ouder is dan vijftig jaar. Het gebouw moet kansen krijgen als huisvesting voor nieuwe gebruikers. Een gebouw desnoods als een beeld, een symbool of een residu in stand houden, dat doen we bij geselecteerde monu-menten, en dat is ook goed. Industrieel erfgoed daarentegen is lang niet altijd monumentaal in de zin der wet en dat biedt perspectief. Het ROC had nooit zo gebouwd kunnen worden en de gieterij van Stork was niet bewaard gebleven wanneer we met een te romantische bril hadden geke-ken naar dat industriële verleden. Het Cuypers-

Page 13: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

genootschap heeft zijn uiterste best gedaan de bouw van dit complex tegen te houden omdat men vond dat de complete gieterij en de aan-gebouwde loodsen bewaard hadden moeten blijven. De leden van het genootschap wierpen zich op als de ware hoeders van het erfgoed en hebben dat luidruchtig laten weten ook. Had-den ze gelijk gekregen, dan was het complex misschien nog even als zwarte markt in gebruik geweest, maar ik weet zeker dat het er in 2015 niet meer had gestaan. Laten we vechten voor die gebouwen die een nieuwe functie kunnen krijgen en die daarmee waardevol zijn voor de toekomst. Laten we alleen die bouwwerken museaal behandelen die exemplarisch zijn, en waarvan we de instandhouding kunnen betalen zonder nieuwe gebruiker. Dat was bij de gieterij niet het geval geweest.

Hopelijk zult u genieten van het nieuwe ROC dat ik heb geprobeerd vorm te geven als een machine. Wellicht zullen de zonneschoorstenen straks zoemen en snorren van genoegen bij de aanwezigheid van zoveel enthousiaste gebrui-kers. Wat zou ik dit gebouw graag willen laten zien aan Le Corbusier!

> Harry Abels is directeur van het Enschedese architectenbureau IAA Architecten, en al jaren betrokken bij het behoud van industrieel erf-goed in Twente.

Page 14: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Pal aan het spoor en op het knooppunt van de Boekeler-, Teesink- en Veldbeek verrees in 1889 de

spiksplinternieuwe Boekelosche Stoombleekerij van de firma Van Heek & Co. Op die plek – waar

eens textiel gewassen, gebleekt en opgeslagen werd – denderen nu de cementwagens voorbij.

Tevreden slaat Ter Steege-directeur Bert Hallink de bedrijvigheid gade: ‘Let op: eind van het jaar

wonen hier de eerste mensen!’

Van pakhuis tot penthouse

24

De locatie in Boekelo van de Stoombleekerij van Van Heek & Co. was ideaal: het nieuwe

spoor richting Hengelo, Enschede en Winterswijk garandeerde een efficiënte aan- en afvoer van producten. Drie beken zorgden voor vers water, van groot belang voor het bleekproces. In de loop der jaren verrees parallel aan de spoorlijn een complete industriestraat met karakteristieke gebouwen. Het ketelhuis (1889) en het magazijn (1897), beide ontworpen door de bekende indus-triearchitect Gerrit Beltman, dateren vanaf het begin. In 1913 zorgt architect J. Mink voor een nieuwe machinekamer, een groot pakhuis en de prominente schoorsteen die Boekelo tot Boekelo

maakte. Tijdens de oorlog is het rustig in de fa-briek omdat men weigert Duitse legerorders uit te voeren. In de jaren ’60 en ’70 breidt de fabriek weer flink uit met onder andere een modern kantoorpand en een tweede opslagbunker. Bij het honderdjarige bestaan gaat de naam over in Texoprint. In 2004 echter valt het doek definitief voor de textielindustrie in Boekelo. Moordende concurrentie uit lagelonenlanden drijft Texoprint naar het faillissement; de panden komen leeg te staan. Bert Hallink, directeur van Ter Steege (de vastgoedgroep die al geruime tijd eigenaar is van gebouwen en grond), blaast nu het complex nieuw leven in.

25

Page 15: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Hallink zet zijn witte bouwhelm op en betreedt op nette schoenen, de modderplassen ontwij-kend, het bouwterrein. ‘Kijk, langs deze as probe-ren we alle karakteristieke gevels zoveel mogelijk te restaureren.’ Vol trots legt hij uit hoe het oude magazijn omgetoverd wordt tot een complex met huurwoningen. In het voormalige ketelhuis ko-men ook mensen te wonen, met op de eerste verdieping, onder de fraaie bogen, waarschijnlijk winkels. Volgens Hallink is daglichttoetreding een van de grootste problemen bij de transformatie van pakhuis tot penthouse. ‘Ga maar na: in een pakhuis is er nauwelijks behoefte aan daglicht, in een woning natuurlijk wel.’ Ook in het oude pakhuis van architect Mink – een rijksmonument – moeten veel kunstgrepen toegepast worden, omdat de vloeren dun en gehorig zijn. Vol trots wijst Hallink op het watertorentje dat nog steeds het pakhuis accentueert. ‘Met dat soort elemen-ten gaan wij zorgvuldig om, omdat ze dit project gezicht geven. Heb je de schoorsteen gezien? Dat

26

’Ik vind dat je de wonden van een oud

gebouw best mag zien.’

Page 16: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

is een landmark die overal vandaan zichtbaar is. Je moet niet vergeten dat zoiets instandhouden forse investeringskosten met zich meebrengt!’ Hallink liet de schoorsteen in 2007 door Neder-lands’ laatste schoorsteenbouwers volledig op-knappen. Speciale aandacht vroeg het dichtzetten van de schoorsteen op 60 meter hoogte, om in-regenen te voorkomen. Verder is de schoorsteen

‘Dat pand gaan we in originele staat

herbouwen,

het is veel te

bijzonder.’

opnieuw ingevoegd en is de naam ‘De Bleeke-rij’ ingemetseld. Als we bij het pakhuis van Mink aankomen voelt Hallink even aan de stenen: ‘Hmm, gezandstraald…, dat hadden ze beter niet kunnen doen. Nu moet je er elke vijf jaar een beschermlaagje op smeren. Bovendien verliest het gebouw zo z’n oude gezicht. Ik vind dat je de wonden van een oud gebouw best mag zien.’ Aan bouwkundige wonden op het terrein overi-gens geen gebrek: zo verloor het fraaie brand-weerkazernetje zijn dak bij een brand. ‘Maar dat pand gaan we in originele staat herbouwen’, verzekert Hallink, ‘het is veel te bijzonder. Straks komen er kantoren in.’ Hallink is nog op zoek naar een invulling voor de machinekamer, een pand dat lastig te isole-ren is omdat er vlak onder het dak steunberen

28

en kraanrails lopen die hij graag in het zicht wil laten. Een ‘makkelijke functie’ zoals horeca zou moeten kunnen denk Hallink. ‘Weet je dat de overheid ons bij dit soort projecten vaak in de weg zit? Met grote industriële loodsen kun je als ontwikkelaar interessante dingen doen. Maar je moet niet vergeten dat die loodsen niet meer zijn dan productiedozen die destijds pragmatisch neergezet zijn om de industriële activiteit af te schermen van weer en wind. Die lenen zich uitstekend voor een grote supermarkt, meubelshowroom, museum of restaurant, maar dat soort functies houdt de overheid graag voor zichzelf. Je moet als ont-wikkelaar oppassen dat je niet aan het kortste eind trekt en alleen maar de woonprojecten toegeschoven krijgt, omdat die juist veel las-

tiger in te passen zijn in de oude gebouwen.’ Hallink vindt verder dat de milieuwetgeving van de overheid een stuk soepeler kan wanneer industrieel erfgoed in het geding is. ‘Door ge-stapelde regelgeving gaat nu in Eibergen een fantastisch industrieel pand tegen de vlakte, echt een gemiste kans. Over sloop gesproken: een van de redenen dat er zoveel industrieel erfgoed verdwijnt is dat slopen bijna niets kost.’ Hallink drukt zich graag uit in cijfers en rekent het even voor: ‘Van de 70 à 80 miljoen euro die wij hier in de Bleekerij investeren, bedragen de sloopkosten slechts vier ton. Voor dat bedrag hebben wij er wel 40.000 vierkante meter af-gehaald. Als je als overheid industrieel erfgoed echt serieus neemt moet je ervoor zorgen dat de sloopkosten minstens vertienvoudigen!’

Page 17: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Hergebruik als

maatschappelijke

verantwoordelijkheid

Toen Ter Steege midden jaren ’90 actief werd in het vastgoed waren de meeste weilanden al

gekocht door concurrenten en richtte het rijksbeleid – via de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening

– zich meer op de transformatie van de stad. Binnenstedelijke bedrijventerreinen moesten woon-

gebieden worden en de jaren ’60 wijken moesten geherstructureerd worden. Bij onze zoektocht

naar geschikte ontwikkellocaties zagen wij dat onder andere de textielindustrie mooie binnen-

stedelijke locaties bezat. Deze bedrijfstak had de langste tijd gehad en was aan het afbouwen

of overleven. Wij hebben toen in een aantal jaren zo’n 80 hectare aan oude bedrijventerreinen

gekocht. Bij de eerste verwerving konden wij niet bevroeden dat de oude opstallen zo belangrijk

voor ons bedrijf zouden worden.

31

Bert Hallink >

Page 18: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Eind jaren ‘90 viel af en toe te beluisteren dat wij zuinig moesten worden op ons cultureel erfgoed. Er waren intussen namelijk al veel ge-bouwen gesloopt die belangrijk zijn geweest voor de opbouw, geschiedenis en welvaart van Nederland. Hergebruik was lastig en de sloop-kosten waren laag dus ambtenaren, architecten, bouwers en ontwikkelaars creëerden maximale bewegingsruimte. Dat moest een halt worden toegeroepen. Deze roep werd na het millen-nium steeds beter hoorbaar. Omdat wij al loca-ties hadden gekocht met historisch waardevolle panden hebben wij hergebruik van industrieel erfgoed als onze maatschappelijke verantwoor-delijkheid opgepakt. Door oude gebouwen de ruggengraat van de nieuwe ontwikkelingen te laten zijn, ontstaat er een (woon)gebied met een onderscheidende identiteit en een aange-name sfeer. Dit soort gebieden kan de concur-rentieslag met de Vinexwijk gemakkelijk win-nen en mensen kunnen er bovendien prettig leven. Industrieel erfgoed is daarom voor ons, samen met de aanwezige, vaak eeuwenoude bomen, startkapitaal bij onze binnenstedelijke herontwikkeling. Het gerecyclede gebied voegt zich daarnaast gemakkelijk in haar omgeving en voegt iets toe aan de stad; het stedelijk weef-sel.

Binnenstedelijk actief zijn als ontwikkelaar komt vooral neer op (milieu)belemmeringen omzet-ten in kansen en actief communiceren. Wij gaan vaak ‘de buurt in’ om te ontdekken wat men wil. Ook betrekken we de mensen bij onze planvorming. Ter Steege ziet het als een uitdaging met industrieel erfgoed andere woon- werkgebieden te maken, nieuwe functies te vinden en de oude gebouwen daar technisch op aan te passen. Deze ontwikkelingsaanpak maakt dit soort projecten boeiend en uitdagend voor de medewerkers en het geeft een extra dimensie aan ons vak. De doorlooptijd van de projecten is fors en bij leegstand is de tijd onze vijand. Het beschermen van industrieel erfgoed tegen vernieling is dan ook een belangrijke en vooral een gemeenschappelijke opgave. Voor je het weet is een mooi pand door brand verwoest en is de ziel uit de ontwikkeling. Daarnaast heb-ben wij de overheid als grote ruimtegebruiker hard nodig. En natuurlijk is het vinden van nieu-we functies een voorwaarde voor succes. Ons industrieel erfgoed blijft immers alleen leven als er binnen iets klopt!

> Bert Hallink is directeur van de Ter Steege Groep, een verzameling bedrijven in vastgoed, bouw, industrie en handel, met Rijssen als hoofdvestiging.

Page 19: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Het grote verhaal

van de TwentseWelle

Waar eens vodden en garen tot poetskatoen voor de zware industrie werden vervaardigd, vertellen

nu opgezette beesten, uitgelichte werktuigen en hippe videopresentaties het grote verhaal van de

menselijke geschiedenis: van ijstijd tot heden. Een van de belangrijkste objecten uit de collectie

van museum TwentseWelle is het gebouw zelf.

Direct bij binnenkomst springt de grote hal in het oog waar de oorspronkelijke sheddaken

van de Rozendaalfabriek nog duidelijk in te her-kennen zijn. De architect die de transformatie ge-stalte gaf – Bjarne Mastenbroek van het bureau SeARCH – heeft letterlijk een draai aan de shedda-ken gegeven, waardoor het gebouw op sommige

plekken met zichzelf in de knoop lijkt te zitten. Dat kan Erik van der Velde, hoofd informatie en publiek van het kersverse museum, niet deren. ‘Als ik hier ’s ochtends binnenkom, word ik altijd heel vrolijk van die hal, zo licht en ruim!’ Vol en-thousiasme begint hij te vertellen over zijn mu-seum waar hij nu ruim een jaar bivakkeert. ‘Kijk,

35

Page 20: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

hier begint het grote verhaal.’ Van der Velde daalt een trap af naar een tunnel die de bezoekers onder de voormalige fabrieksstraat doorvoert. ‘Als ik een rondleiding geef wijs ik de mensen er altijd op dat het verhaal ondergronds begint, als een archeologische ontdekkingsreis.’ Na de tunnel komt de bezoeker in de bronstijd terecht, opgewacht door een steppewisent, neushoorn en een geraamte met enorme slagtanden. Op de achtergrond klinkt het geluid van ritselende dieren. Aanvankelijk speelt de natuur de hoofdrol in de menselijke geschiedenis, maar gaandeweg neemt de cultuur het over. Landbouw, verstede-

lijking en het tijdperk van de machine doen hun intrede. De industriële revolutie krijgt volop aan-dacht. Begeleid door een stampende en metalige echo uit het verleden – komend uit onzichtbare luidsprekers – slijten de textielmachines hun oude dag in de voormalige Rozendaalloods. Van der Velde: ‘Deze hal is weliswaar geen exacte recon-structie van hoe het er vroeger uitzag, maar ik vind dat de industriële sfeer van destijds perfect getroffen is.’ Achterin de loods staan twee deu-ren wagenwijd open. Geflankeerd door de stoere TETEM-pakhuizen en het Menko-watertorentje ontvouwt zich een enorme bouwput waar bouw-

‘Op die stenen richels kunnen wel

tweeduizend mensen zitten!’

36

‘Dat rood was even schrikken, maar

nu kan ik mij de hal niet meer zonder

voorstellen.’

Page 21: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

vakkers druk in de weer zijn. ‘Daar komt een vij-ver met een vlonder waar straks optredens ge-houden kunnen worden. Op die stenen richels kunnen wel tweeduizend mensen zitten!’ In het museum voert de route via een hellingbaan naar een kabinet waar je kunt ontdekken dat de Twentse identiteit zich niet gemakkelijk laat vastleggen. Op monitoren vertellen bezoekers in een videoboodschap wat voor hen de es-sentie van Twente is: ‘krentewegge!’. Achter de tv-schermen springen de ruwe muren van de voormalige fabriek duidelijk in het oog. ‘Weet je dat er wel eens mensen naar mij toe komen met de vraag wanneer het gebouw nu eindelijk af is? Of ze merken op dat er nog veel moet ge-beuren. Ik leg ze dan uit dat het de bedoeling is, dat wij bewust de verschillende tijdslagen van het gebouw laten zien in plaats van alles steriel dicht te kitten’, aldus Van der Velde. Een spec-taculaire signaalrode brug brengt de bezoeker – dit keer over de fabrieksstraat – weer terug naar

het entreegebouw. ‘Dat rood was even schrik-ken, maar nu kan ik mij de hal niet meer zonder voorstellen. Het is een flitsend element dat de grote expositieruimte richting geeft.’ Van der Velde is ook ingenomen met de stoere toren die het complex al vanuit de verte domineert. ‘Eerst wilden ze daar een suf woonflatje van maken, maar zo’n eyecatcher met TwentseWelle erop is natuurlijk veel beter. Bovendien heb ik vanuit mijn kantoor een prachtig uitzicht op de stad. Is het je opgevallen dat de gevels bestaan uit een ragfijn weefsel van staaldraden? Daarmee ver-wijst de architect op een moderne manier naar het textielverleden.’

In het museumcafé werpt Van der Velde een blik in de toekomst. Hij heeft studenten van de kunstacademie AKI gevraagd om bij een van de acht tijdvakken van de Twentse geschiedenis een videokunstwerk te maken. Deze filmpjes vormen appetizers die de bezoekers moeten

verleiden om verder op onderzoek te gaan in het museum. ‘Dat wordt fantastisch! De ene student is gefascineerd door de Middeleeuwen en brengt op een Big Brother-achtige wijze een monnik, boer en ridder in beeld. Een andere student neemt de industriële revolutie als uit-gangspunt, en dan vooral de disciplinering die van de fabrieksklok uitging. Zijn filmpje laat zien hoe wij tegenwoordig gedisciplineerd zijn door onze tomtoms (‘ga hier links’), e-mail en… heb je een ogenblikje?’ Van der Velde grijpt voor de derde keer naar zijn mobiel; het is een hecti-sche dag op de PR-afdeling. Voor hij weer de toren in snelt, wijst hij nog even op het plafond van het café. Daarop zijn geheel willekeurig houten schotten aangebracht. ‘Dat zijn repara-ties aan het dak na de vuurwerkramp. Ook dat laten we in het zicht, zodat je kunt zien wat zich hier heeft afgespeeld. Je begrijpt wel dat het gebouw zelf een van de belangrijkste objecten uit de museumcollectie is!’

Page 22: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Het is 22 april 2008. We staan in de zon op de koningin te wachten. Zij komt vandaag Het Ro-

zendaal openen. De oude poetskatoenfabriek in Enschede heeft een nieuwe inhoud gekregen.

De bedrijvigheid van de fabriek heeft plaatsgemaakt voor zeven kunstenaarsateliers, project-

en expositieruimte 21rozendaal, en natuurlijk het prachtige museum, waarvan ik directeur ben.

TwentseWelle, museum van het menselijk avontuur. Het duurt lang voordat de koningin ver-

schijnt; zij is de wijk Roombeek nog aan het inspecteren, waar ook veel te zien valt. Dus hebben

we even de tijd. Ik word voorgesteld aan een gedistingeerde heer. ‘Steve Rozendaal’ zegt hij.

Steve Rozendaal is de laatste directeur van de fabriek voordat deze in 1995 haar poorten definitief

sloot. Er komen verscheidene heren van hoge leeftijd op hem af. ‘Mijnheer Rozendaal! Hoe gaat

het met u?’ Het zijn gepensioneerde fabrieksarbeiders die hem als directeur hebben meege-

maakt. Het moet een beetje triest voelen, de laatste directeur te zijn voordat de boel failliet ging.

Maar Steve ziet er vrolijk uit, omdat – zoals hij zelf zegt – zijn oude fabriek een bestemming heeft

gekregen die bij deze tijd past. Hij bezit een flexibele geest.

Creatieve ruzie

40

Kees van der Meiden >

De koningin arriveert! We lopen naar binnen, de onderdoorgang door. En dan blikken we omhoog, vanuit het ondergrondse amfitheatertje van het museum, de enorme hallen in. ‘Wauw’, zegt de koningin. En terecht. Het is indrukwekkend. En net als de vele bezoekers die haar zullen volgen is ze onder de indruk van deze nieuwe invul-ling van een historisch gebouw. Een nieuwe functie geven aan een oud gebouw. Dat is in Het Rozendaal gebeurd. Op zichzelf is dat tegen-woordig niet iets unieks. Maar als we nog niet zo lang geleden het besef hadden gehad van die mogelijkheid, dan was een aantal karakte-ristieke fabrieken in Enschede niet afgebroken. Het Rozendaal is dan wel, zeker na de aanpak van architectenbureau SeARCH, een charmant gebouw, maar er waren veel grotere en meer imposante textielfabrieken. Neem nu het Schut-tersveld: op een muur na verdwenen en vervan-gen door afzichtelijke bouwwerken die meubel-boulevards en dergelijke huisvesten. Jammer, een gemiste kans. Ik loop minstens een keer per week uitgebreid door het museum, luister naar bezoekers, praat met medewerkers. Ik sta dan altijd even stil bij de maquette van het Schut-

Page 23: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

tersveld. En ik droom dan die meubelboulevard naar binnen. Dat had natuurlijk gekund. Maar ja, de afbraak vond plaats in de tijd dat men prach-tige plafonds verving door systeemplafonds en geornamenteerde deuren verving door lullige stukken meubelplaat. Of nog erger: zachtboard-plafonds daar waar ooit mooie gestucte vlakken met ornamenten waren. We waren dom in de ja-ren zestig en zeventig. Veel steden en zeker ook Enschede hadden zoveel karakteristieker kunnen zijn. Niet omdat je er met je poten vanaf had moeten blijven. Welnee. Ik gun Enschede ook haar wolkenkrabbers. Maar wanneer je ingrijpt in een omgeving moet je wel verstand van die omgeving hebben. Dat geldt voor een stad en voor niet stedelijke landschappen. Ook daaraan geven we soms een nieuwe functie. We brengen er nieuwe elementen in. Je moet het landschap kunnen lezen, zoals schrijver-dichter Willem van Toorn zo treffend uitdrukt. Dat geldt ook voor een oud gebouw dat je wilt veranderen. Je moet de historie ervan kennen. En helaas is die kennis niet altijd aanwezig bij de betrokkenen. Lelijke bedrijfsgebouwen opgetrokken uit de be-kende grijze ribbelplaten, protserige autoshops, prefab kloongebouwen, overal in het land: er is heel wat lelijks om ons heen. En niet te vergeten

de zogenaamde natuurbouw in het landschap. Soms gaat dat goed, wanneer men de oude loop van een beek terug wil brengen, maar vaak wordt het landschap verpest door hobbyende biologen (ik ben overigens zelf bioloog).

Nederland is een cultuurlandschap. Een gebouw-de omgeving. Dat vraagt om een behandeling die daarbij past. Met durf, lef soms. Maar wel met verstand van zaken en gevoel voor esthe-tiek. Een nieuwe invulling van een oud gebouw kan heel goed uitpakken, wanneer je het ge-bouw kent. Dat is in Het Rozendaal in Enschede gebeurd. Bezoekers kun je het verhaal van de fabriek vertellen aan de hand van kenmerken die er nog steeds zijn. Oud en nieuw gaan ook binnen het gebouw een confrontatie aan. ‘Wat knap dat architect en museum zo goed hebben kunnen samenwerken!’ ‘Nou, majesteit, u zou eens moeten weten…, er is namelijk heel wat geknokt.’ ‘O, maar dat is creatieve ruzie.’ Ze heeft volkomen gelijk: creatieve ruzie. Die is heel erg nodig in dit soort processen. Misschien voeren we wel te weinig creatieve ruzie in dit land?

> Kees van der Meiden is directeur van museum TwentseWelle te Enschede.

43

Page 24: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Op het treintje dat de bezoekers van de Losserse steenbakkerij De Werklust naar de nabijgelegen

keileemgroeve brengt staat een bescheiden reclamebordje van de plaatselijke supermarkt. Ook

ander bedrijven uit Losser dragen bij aan het behoud van de fabriek die sinds 1999 de status heeft

van rijksmonument. Om nog maar te zwijgen van de veertig vrijwilligers die er onderhoud plegen

en rondleidingen geven. De Werklust heeft nu meer personeel dan in zijn hoogtijdagen, toen er

maar negen mensen op de loonlijst stonden. De Lossenaren houden van hun fabriek.

Het geheim

van de steenfabriek

De steenfabriek van Losser langs de weg naar Oldenzaal is niet moeilijk te herken-

nen: als de 45 meter hoge schoorsteen al niet de aandacht trekt, zijn het wel de levensgrote kunstkoeien die voor de ringoven kriskras staan opgesteld. Die bontgekleurde koeien zijn een overblijfsel van de Landesgartenschau 2003 waarin de steenfabriek als het oriëntatiepunt voor Losser was opgenomen. ‘De steenfabriek hoort bij Losser zoals de Eiffeltoren bij Parijs,’

lacht Johan van Nederpelt die als vrijwilliger rondleidingen verzorgt op het fabrieksterrein. ‘De steenbakkerij is een uniek monument van bedrijf en techniek en staat symbool voor de geschiedenis van Losser als het centrum van de Twentse baksteenfabricage. Tot 1998 was dit de laatste ringoven in ons land die nog hand-vormstenen produceerde. Als je de stenen goed bekijkt, zie je waarom ze zo heten.’ Inderdaad zijn in de bakstenen de knokkels van de handen

44

Page 25: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

die ze maakten nog goed zichtbaar. Niet alleen de vorm, maar ook de kleur van de bakstenen uit Losser is uniek: het hoge ijzergehalte van de klei uit de groeve bij de fabriek gaf de stenen een dieprode, warme kleur. ‘Lossers Bont is een exclusieve kwaliteitsbaksteen, maar in de volks-mond worden de stenen gewoon Ossekoppen genoemd, naar de gebroeders Osse die de fa-briek van 1923 tot 1980 in eigendom hadden.’

In Losser stonden de Ossebroeders bekend om hun vindingrijkheid en vakmanschap. Met een handjevol personeel – er stonden maar negen mensen op de loonlijst! – produceerden ze jaar-lijks ruim een miljoen bakstenen, en in topjaren zelfs 1,4 miljoen. ‘De baksteenfabricage heeft wel wat weg van het bakken van cake’, legt Van Nederpelt uit. ‘In het voorjaar werd de klei uit de groeve gehaald en met een smalspoortrein-tje naar de fabriek gebracht. De vier vormers rolden de hompen klei eerst door zaagsel om ze vervolgens in vormbakken te drukken – als ware het deeg in paneermeel in een bakblik. Daarna werden de ongebakken stenen met een soort skilift naar droogloodsen gebracht, waar ze in de buitenlucht konden drogen. Het bak-ken van de stenen vond plaats in de ringoven die alleen in de wintermaanden werd gestookt. Dat was een continu proces: als de stenen ‘gaar’ waren staakte de stookmeester de toevoer van kolen in de ene schacht en begon dan met een

‘De baksteenfabricage heeft wel wat

weg van het bakken van cake.’

Page 26: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

volgende schacht waar stenen waren opgesta-peld. Zo ging het gloeiend hete vuur in een paar maanden de gehele oven rond.’ In de zomer-maanden droegen de kinderen uit de omgeving ook hun steentje bij: ze verdienden een zak-centje met het keren van de stenen. Ook Van Nederpelts kinderen waren geïnteresseerd in de Ossekoppen, maar niet voor het geld. ‘Ze waren op zoek naar fossielen. Thuis gingen ze hompen restklei die ze bij ‘meneer Osse’ kregen met ha-mers en beitels te lijf. Ze hebben er regelmatig

schelpen en haaientandjes in gevonden, want de Losserse klei is zeeklei die hier in de laatste ijstijd door schuivend landijs is afgezet.’

Geproduceerd wordt er sinds tien jaar al niet meer, maar op het terrein van De Werklust is het nog een drukte van belang. Bij de ringoven vermaakt een groepje senioren zich met een potje boerenklompgolf, terwijl op het terras een familie uit de Lutte gezellig een biertje drinkt om de jaarlijkse familiedag te vieren. Naast de

vormschuur worden er kraampjes neergezet voor de Groei & Bloei Plantendag die de dag erop gaat plaatsvinden. Van Nederpelt en zijn collega’s, die gemakkelijk te herkennen zijn aan hun blauwe overhemd waarop ‘De Werklust’ staat genaaid, hebben genoeg te doen. ‘We werken hier met zo’n veertig vrijwilligers. Daar zitten ook achttien technische mensen bij, die verstand hebben van de werking van machines en apparaten. In de toe-komst hopen we de steenfabriek letterlijk nieuw leven in te blazen door weer stenen te gaan bakken. Daar is natuurlijk veel geld voor nodig. Een deel daarvan brengen we als vrijwilligers bij elkaar door activiteiten in en om de steenfabriek te organiseren, van dinerbuffetten tot handboog-schieten. Wist je dat de ringoven zelfs geboekt kan worden als bijzondere trouwlocatie?’

Van Nederpelt en zijn collega’s hebben hart voor de zaak, dat is duidelijk. Net zoals de meeste Lossenaren zijn ze trots op hun steenbakkerij. De gemeente Losser, die eigenaar is van de fabriek en de kleigroeve, is ook overtuigd van de cultuur- historische waarde van De Werklust, maar zoekt nog naar wegen om de hoge kapitaallasten van het complex te verlagen. De LosserHof, een in-stelling voor mensen met een verstandelijke han-dicap, is met de gemeente in gesprek om te kij-ken of het complex een dagcentrum kan worden. Verder wordt onderzocht of de fabriek nog meer museale of educatieve functies kan krijgen. Van Nederpelt ziet de toekomst van de steenfabriek hoe dan ook positief in: ‘Ik hoop dat de bestuur-ders eruit komen. Intussen gaan wij gewoon door met onze rondleidingen, arrangementen en ten-toonstellingen. De workshop ‘kennismaking met klei’ wordt verder uitgebreid en ik verheug me al weer op de schoolklassen uit de omgeving die ons hier elk jaar bezoeken. De scholieren krijgen dan als opdracht om ‘het geheim van de steen- fabriek’ op te lossen. Ik druk de kinderen na afloop altijd op het hard dat ze het geheim niet mogen verklappen aan hun broertjes en zusjes. Tot nu toe is dat aardig gelukt. En wie ook achter het geheim wil komen, nodig ik van harte uit om snel een bezoek aan onze fabriek te brengen!’

49

Page 27: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Wie een wandeling maakt door het Hengelose Tuindorp Het Lansink ervaart de rijkdom van het

Twentse industrieel erfgoed. De Tuindorp vijver, Hotel ’t Lansink en het unieke samenstel van ar-

beiderswoningen en villa’s van fabriekseigenaren geven aan deze buurt een romantisch karakter.

Tuindorp Het Lansink is slechts een van de vele voorbeelden van het industrieel historisch kapi-

taal in de regio Twente. Door het evenwicht tussen dit erfgoed en het natuurschoon onderscheidt

Twente zich van andere regio’s in ons land. Het is niet voor niets dat de Tukkers zo trots zijn op hun

streek waarin economie en ecologie hand in hand gaan.

Oud en nieuw vraagt om

publiek en privaat

Maurits Sanders >

50

Tegelijkertijd stelt het industriële erfgoed beleids-bepalers in Twente voor een dilemma. Na de te-loorgang van de textielindustrie en de krimp van de metaalindustrie bleken de uitgestrekte indus-trieterreinen en oude fabriekshallen vaak ‘rotte appels’ te zijn, maar dan wel met een strate-gisch geografische ligging. Ontwikkelaars gaven er in de beginjaren na de textielcrisis vooral de voorkeur aan om dit binnenstedelijke erfgoed te saneren en een eigentijdse bestemming te ge-ven. Een voorbeeld hiervan zijn de hallen van de textielfabrikant Spanjaard, die in het hart van Borne plaats hebben gemaakt voor woningbouw.

Maar zet dit saneren de economische identiteit van Twente niet onder druk? Is het niet beter om aan dit historisch kapitaal inspiratie te ontlenen voor nieuwe bedrijvigheid? Immers, industrie was door de eeuwen heen de economische rug-gengraat van de regio.

Hoe geef je nieuw leven aan het industriële erf-goed? Dat kan door bij de herstructurering van binnenstedelijke industrieterreinen een herbe-stemming te geven aan de bestaande bouw. De gemeente kan daartoe de gronden verwerven, saneren en vervolgens voor exploitatie uitgeven.

51

Page 28: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Een alternatief hiervoor is dat een marktpartij het eigendom over de gronden verkrijgt en bin-nen het bereik van het bestemmingsplan een nieuw project gaat maken. Bij beide vormen is er sprake van een strikte scheiding van risico’s en verantwoordelijkheden tussen de publieke en private partij: overheid en markt staan in een traditionele verhouding tot elkaar, waarin de overheid de opdrachtgever is en de markt-partij de opdrachtnemer.

Herbestemming van binnenstedelijke industrie-terreinen in een traditionele rolverdeling tussen de overheid en de markt is verre van eenvoudig. Om te beginnen zijn de terreinen door de ja-renlange industriële activiteiten veelal vervuild. Het saneren van de grond is een langdurig en kostbaar traject waarvoor specialistische ken-nis noodzakelijk is. Daar komt bij dat het goed denkbaar is dat verschillende partijen nog ei-gendomsrechten hebben op de grond of de ge-bouwen. Publiek-private samenwerking (PPS) is een manier om die problemen op te lossen. PPS is een constructie waarbij een overheidsinstan-tie een samenwerkingsrelatie aangaat met één of meer private partijen. In tegenstelling tot de

traditionele rolverdeling is er hierbij geen sprake van een opdrachtgever–opdrachtnemer relatie. Er bestaat nu juist een wederzijdse afhankelijkheid tussen de overheid en de markt voor het tot stand brengen van grote projecten met een maatschap-pelijk belang. Dit type afhankelijkheidsrelatie komt tot stand omdat elk van de deelnemers aan het samenwerkingsproject over een deel van de hulpbronnen beschikt, die nodig is voor het verwezenlijken van het eindresultaat. Bij die hulpbronnen valt te denken aan productiemidde-len, kennis en geld, maar het kan ook gaan om beslissingsbevoegdheid. Een uitgangspunt van de samenwerking is gelijkwaardigheid tussen de overheid en marktpartijen, die tot uitdrukking komt in gecombineerde verantwoordelijkheden en risicoverdelingen.

Partijen in een PPS-verband verwachten dat door de samenwerkingsrelatie een bepaald surplus wordt bereikt. Voor de publieke partij staat hierbij het behartigen van het algemeen belang voorop. De marktpartij tracht door deelname in het or-ganisatieverband een commercieel doel te halen. In de bestuurspraktijk is de combinatie van deze wereldbeelden niet meer weg te denken. De overheid is de laatste decennia in toenemende mate aangewezen op de inbreng van de kennis en kunde van partijen in het beleidsveld, terwijl bedrijven steeds meer beseffen dat zij zich niet kunnen onttrekken aan de zorg voor het publieke belang.

Ook de samenwerking tussen publieke en pri-vate partijen bij binnenstedelijke herstructurering kan goed worden ingebed in een PPS-verband. Een winstgevende exploitatie van grond en ge-bouwen komt in dat geval als commercieel doel samen met maatschappelijke belangen. Voor-beelden zijn het versterken van de regionale identiteit, het stimuleren van economische ont-wikkeling en het bieden van een aantrekkelijke leefomgeving aan burgers. De herbestemming van de Westergasfabriek in Amsterdam is illus-tratief. In de jaren zestig van de vorige eeuw is de energieproductie in deze fabriek gestaakt.

Wat overbleef was een sterk vervuild terrein en een aantal verouderde gebouwen. Aanvankelijk wilde de gemeente Amsterdam dit gebied ge-bruiken voor uitbreiding van infrastructuur. Dit plan stuitte echter op verzet van buurtbewoners die de voorkeur gaven aan een meer groene en recreatieve bestemming. Door hun tussenkomst kreeg dit idee, na het doorbreken van een aan-tal politiek-bestuurlijke impasses, de oprechte belangstelling van beleidsbepalers. Uiteindelijk is de grond gesaneerd, het terrein ingericht als een modern stadspark en hebben de gebouwen na renovatie een monumentale status gekregen. De ruimtes in de Westergasfabriek worden nu ge-bruikt voor culturele activiteiten, zoals kunstexpo-sities, theatervoorstellingen en popconcerten. Het gedachtegoed van de Amerikaanse stadsfilosofe Jane Jacobs – ‘Nieuwe ideeën hebben oude ge-bouwen nodig’ – komt in dit project volledig tot uitdrukking. Zonder de actieve betrokkenheid van omwonenden, een open mind van beleidsbepa-lers en de input van kennis, kunde en financiële middelen door private partijen was deze originele herbestemming van industrieel erfgoed nooit van de grond gekomen.

Het voorbeeld van de Westergasfabriek laat zien dat de schijnbare belangentegenstellingen tussen burgers, bedrijven en bestuurders wel degelijk zijn te overwinnen. Sterker nog, partijen kunnen elkaar juist op een constructieve wijze stimuleren in besluitvormingsprocessen over hun leefomge-ving. Het project Hart van Zuid in Hengelo, dat ook in een PPS-verband wordt gerealiseerd, laat zien dat overheid en bedrijfsleven elkaar ook in Twente hebben gevonden. Laten we hopen dat dit soort projecten ertoe leidt dat ook de genera-ties na ons gaan wandelen in het Hengelose Tuin-dorp Het Lansink om de rijkdom van het Twentse industriële erfgoed te ervaren.

> Maurits Sanders is docent bestuurskunde bij Saxion en promovendus aan de Universiteit Twente op het gebied van publiek-private sa-menwerking.

53

Page 29: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Als gebouwen konden praten, had de Geldermanstaete heel wat te vertellen. Of het nu gaat om

zware onderhandelingen in de zakenwereld, lichtvoetig geflirt op de dansvloer of ingrijpende reno-

vaties: het karakteristieke pand op een van de invalsroutes naar de Oldenzaalse binnenstad heeft

het allemaal meegemaakt. De voormalige discotheek heeft sinds drie jaar weer een kantoorfunctie

en is daarmee terug bij haar oorspronkelijke bestemming. Veel Oldenzalers hebben wat met het

pand, en denken er met weemoed aan terug. Inderdaad: oude liefde roest niet.

Oude Oldenzaalse liefde

roest niet

54

Vraag een bejaard echtpaar in Oldenzaal naar het Geldermangebouw, en je krijgt stee-

vast te horen dat het het chique hoofdkantoor was van textielfabriek Gelderman en Zonen. De ‘broadheer’ van Oldenzaal zorgde voor veel werk-gelegenheid: in de bloeiperiode van de Twentse textielindustrie werkte maar liefst twintig procent van de Oldenzaalse bevolking bij de familie Gel-derman. Het bedrijf was een multinational met contacten in Europa, Amerika en Nederlands-In-dië. In het imposante gebouw werden leveran-

ciers en klanten uit de hele wereld ontvangen. Met de teloorgang van de textiel verbleekte ook de glans van de Geldermanstaete. Het gebouw kwam leeg te staan, tot het in de jaren tachtig een bestemming kreeg die met name de jongere Oldenzalers zich goed voor de geest kunnen ha-len: het kantoor werd de roemruchte disco Jumbo Dancing. De jeugd uit Oldenzaal en omgeving ging in het weekend naar ‘Jumbo’ om er te dan-sen, te sjansen en – als het een beetje meezat – ‘brommers te kiek’n’. De grote zaal, kelder, zolder

55

Page 30: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

en verdiepte dansvloer vormden voor menigeen het decor voor het eerste biertje en de eerste kus. De danstent ging echter aan zijn succes ten onder en vanaf 1996 stond de Geldermanstaete leeg. Het eens zo trotse pand verpauperde snel als ge-volg van weer, wind en vandalisme.

In 2002 kocht de Oldenzaalse woonmaatschappij WBO (Wonen, Bouwen, Ontwikkelen) het Gelder-mankantoor en liet het grondig opknappen. ‘Daar-mee ging de wens van veel Oldenzalers in vervul-ling’, zegt de heer Toussaint, directeur van WBO. ‘Eindelijk kwam er een einde aan het verval van het monumentale gebouw. In de periode van zes jaar dat het pand niet of nauwelijks werd gebruikt had het de nodige schade opgelopen. Veel van de oorspronkelijke ornamenten en afwerkingsmate-rialen waren al verloren gegaan. Maar we hebben flink geïnvesteerd en hard gewerkt, zodat we in 2005 onze intrek konden nemen in een gebouw met een vergelijkbare grandeur als in het tijdperk van Gelderman.’ De revitalisatie en het heront-werp van het pand waren in handen van MAS architectuur. Het bureau kreeg de opdracht om ge-wenst en oorspronkelijk gebruik van de ruimten zodanig met elkaar te vermengen dat eigentijdse werkplekken konden ontstaan tegen een histori-sche achtergrond. Bij de gehele renovatie heeft deze dynamiek tussen oud en nieuw centraal ge-staan. Het eindresultaat mag er zijn, vinden WBO en de twee jonge startende ondernemingen die eveneens kantoor houden in de Geldermanstaete. Toussaint: ‘Oldenzalers die hier binnenkomen worden meestal getroffen door een gevoel van opluchting, trots of verbazing. Opluchting omdat de verloedering een halt is toegeroepen, trots over het mooie resultaat en verbazing over de nieuwe gebruiksmogelijkheden. De architect en de bouwers zijn echt tot het uiterste gegaan om binnen het programma van eisen het gebouw zijn eigenwaarde terug te geven. De verbinding met het verleden maakt het werken hier heel bij-zonder. Zo doet de voormalige directiekamer van Gelderman nu dienst als conference room en is de discokelder uit het Jumbotijdperk op dit moment een kantoortuin. De prachtige daktuin, de mooie

vijver en de parkeergelegenheden in het groen geven de Geldermanstaete bovendien klasse en uitstraling. Bruidsparen melden zich spontaan met de vraag of ze hier op hun huwelijksdag op de foto mogen.’ De Geldermanstaete dingt mee naar de Natio-nale Renovatieprijs 2009. Op de website van de prijsvraag wordt de herontwikkeling van het ge-bouw geprezen voor het feit ‘dat zowel gebrui-ker als architect zich hebben ingezet om op een aantal onderdelen het monumentale gebouw

56

‘Oldenzalers die hier binnenkomen

worden meestal getroffen door een

gevoel van opluchting, trots of verba-

zing.’

57

Page 31: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

het oorspronkelijke karakter terug te geven, bijvoorbeeld door in de directiekamer originele schilderijen terug te plaatsen die tot dan toe in een museum hingen.’ En WBO krijgt terecht lof toegezwaaid voor ‘haar maatschappelijke ver-antwoordelijkheid voor het instandhouden van het cultureel erfgoed van de gemeente Olden-zaal’. Al die mooie woorden ten spijt, er zijn nog zat Tukkers die terugverlangen naar de tijd dat de Geldermanstaete disco was. Op het virtuele vriendennetwerk Hyves heeft Disco Jumbo Dan-

cing Oldenzaal een eigen pagina met bijna vijf-honderd leden. Een zekere Miriam beheert de site en omschrijft de Jumbo als ‘de mooiste grootste disco die Oldenzaal OOIT heeft gehad’. Na op-somming van enkele details van de danstempel verzucht ze: ‘Wat een gave tijd’. Uit reacties van leden op de site blijkt eveneens weemoed en verlangen. Het kan niet missen: in ‘Jumbo’ zijn er stelletjes ontstaan die nu op dezelfde plek hun huwelijksfoto’s laten maken en er vervolgens bij WBO een huis gaan huren.

Page 32: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Het slijpende geluid van de stalen wielen op de rails doet mij ontwaken. We rijden net een station

uit. Ik doe één oog half open en zie het al: Almelo. Ik kan nog even doorslapen voor ik weer in

Enschede ben. Het is november 1970 en iedere vrijdagavond hetzelfde: ik kom terug van mijn

opleiding in militaire dienst in Bussum en val ruim vóór Apeldoorn in slaap. Hoe herkende ik

half slapend en met een halfopen oog Almelo zo snel? Dat kwam door het witte torentje van de

stoomspinnerij tegenover het station. ‘Twenthe’ staat erop, met een ‘h’ erin, zoals mijn moeder

nog steeds Twenthe schreef (en Enschede met een é : Enschedé). Sinds dat najaar 1970 heb ik iets

met die ‘spoorwachter’ voor industrieel Twente. Op dat punt namelijk begint het Twente waarin

ik ben opgegroeid: de fabrieken stonden toen, in de vijftiger jaren, centraal in dit gebied. Mijn

ouders werkten er, je reed er langs wanneer je naar school fietste, je rook ’s zomers de katoen en

de jute die om de balen zat en ’s winters – door de rook uit de vele schoorstenen – de zwavel in de

lucht. Je proefde het gewoon op je tong wanneer je ’s ochtends vroeg door de fabrieksfluiten wak-

ker werd. Kortom: ik ben een industriële Twent, een stadse Twent in het centrum van Enschede

geboren. Sinds 1970 had ik dus iets extra’s met dat Twenthe-torentje in Almelo. Het lot zou ons

vaker samenbrengen…

Back to the future!

61

Willem Kruidhof >

Page 33: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Half zeven in de ochtend in het duister van de slaapkamer in Almelo snerpt de digitale wek-ker met rood oplichtende cijfers: 6:30. Het is 4 oktober 1984 en ik moet vroeg op! Vandaag wordt het Twenthe Centrum officieel geopend en ik ben nogal druk met de voorbereidingen. Twenthe Centrum, u raadt het al: dat oude spin-nerijgebouw, dat vastzat onder mijn Twenthe-torentje. In die periode, het was de eerste helft van de tachtiger jaren, werkte ik bij de afdeling Economische Zaken van de gemeente Almelo. Twee jaar daarvoor werd ik benaderd door de toenmalige directie van Spinnerij Nederland met de vraag of de gemeente Almelo kon assis-teren bij het verkrijgen van een subsidie voor de sloop van het gebouw! Het idee alleen al! Eén van de mooiste textielfabrieken in Lancashire-stijl, gebouwd door het landelijk gerenommeer-de architectenbureau Beltman in Enschede. Het was één van de eerste bedrijfsgebouwen dat uit gewapend beton werd opgetrokken en nog zo stevig dat men verwachtte dat de sloopkos-ten minstens één miljoen gulden zouden gaan bedragen. Ik zag sloop natuurlijk niet zitten en het College van B&W van Almelo gelukkig ook niet. Wij boden aan om de mogelijkheden voor een nieuwe functie te onderzoeken en samen met de mensen van Spinnerij Nederland (onder leiding van Ben Bossink, de latere directeur van het Twenthe Centrum) ontwikkelden wij een bedrijfsplan voor een bedrijfsverzamelgebouw van 16.000 m²: toen de grootste in Nederland. Als subsidieverwerver voor de gemeente Al-melo was het mij bovendien gelukt om meer

dan vijf miljoen gulden uit Brussel, Den Haag en Zwolle los te peuteren, waardoor de exploitatie van het gebouw door Spinnerij Nederland mo-gelijk werd.

En nu was het dan zover! Staatssecretaris Van Zeil (‘voor iedere opening in stijl’), burgemees-ter Schneiders en directeur Hesselink van Spin-nerij Nederland openden het gebouw en door enige manipulatie was ik erin geslaagd om de openingshandeling te concentreren op ‘mijn’ torentje. Aan de hoogwaardigheidsbekleders werd vooraf gevraagd om hun visie op de ver-dere ontwikkeling van Twente in de volgende 25 jaar in een document neer te leggen. Hun individuele bijdragen werden verder ongelezen in een koker gestopt en in een grote betontegel gegoten. Er werd plechtig afgesproken dat deze documenten 25 jaar onberoerd en ongelezen zouden blijven en pas na deze periode moch-ten worden geopend. De openingshandeling bestond uit het boven op het dak van de toren takelen van deze verse betontegel. Daar ligt hij nu al 24 jaar onder de blote hemel en onder de tekst ‘TWENTHE CENTRUM’. Op 4 oktober 2009 is de periode van vijfentwintig jaar voorbij en ik verwacht niet dat nog iemand aan de bood-schap denkt…

> Willem Kruidhof is naast trotse Enschedeër, partner op het gebied van innovatie en onder-nemerschap bij onderzoeks- en adviesbureau Ecorys te Rotterdam.

Page 34: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Kunstmest van de Kuipersberg, dat was de droom van de ondernemers Van Vilsteren en Schoema-

ker. Maar die droom viel in duigen, want de fosforietfabriek in Ootmarsum moest in 1920 al na

twee jaar haar activiteiten staken. Ruim tachtig jaar later werd het gebouw het onderkomen van

concept- en communicatiebureau Artica. De medewerkers zijn apetrots op hun pand, niet in de

laatste plaats omdat ze de hele inrichting – van de deuren tot en met de meubels – zelf hebben

ontworpen en geproduceerd. Waar fosforiet werd gemalen, vinden nu conference calls plaats.

Conference calls in de

fosforietfabriek

64

‘Als baldadig jongetje heb ik de ruiten hier wel eens ingegooid’, bekent Gerard Velt-

huis, oprichter van concept- en communicatie-bureau Artica, terwijl hij een tweede kop koffie inschenkt. ‘Ik woonde hier vlakbij en het pand stond al jaren leeg. Had ik geweten dat ik hier ooit zelf zou komen te zitten, dan had ik dat kattekwaad natuurlijk nooit uitgehaald’. Oot-marsummer Velthuis is blij dat Artica kantoor houdt in zijn geboorteplaats. Vorig jaar heeft hij de leiding van het bureau overgedragen aan zijn zoon Henk, maar Velthuis senior blijft als creatief adviseur bij het bedrijf betrokken. ‘We krijgen steeds meer internationale klanten, maar hech-ten als Tukkers erg aan deze plek. De wereld is van iedereen, dus dan kun je net zo goed Oot-marsum als vestigingsplaats hebben. Onze klan-ten, vooral Amerikanen, vinden de omgeving prachtig. En bovendien ben je zo in de Rand-stad of in Duitsland. Afstanden zitten tussen de oren.’ Even knus als het plaatsje Ootmarsum zelf is het houten gebouw waar Artica gevestigd is. De eerste associatie is die van een groot Scan-dinavisch of Zwitsers huis, een indruk die bij binnenkomst alleen maar wordt versterkt. Het robuuste grenenhouten balkwerk valt meteen op omdat de kantoren net niet evenwijdig daar-van zijn opgesteld. Overal in het interieur is ge-bruik gemaakt van eerlijke materialen. Zo zijn

65

Page 35: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

‘Omdat de wind

er doorheen kon

waaien, bleef het

hout droog en

kon het niet gaan

rotten.’

66

de wanden, deuren en bureaus van hout en de gordijnen van jute. De kantoren zijn open door de toepassing van veel glas. Het gebouw ademt daardoor een warme sfeer. ‘Dat hoor ik vaak van mensen die hier komen’, zegt Velthuis, ‘En zo ervaren onze medewerkers het ook. Kijk, op dit dakgebint zie je nog olievlekken uit de tijd dat hier nog fosforietknollen gemalen werden. We hebben de vlekken gewoon laten zitten, omdat ze bij het gebouw horen.’

Die fosforietmaalderij was geen succes. In 1918 liet de firma Van Vilsteren & Schoemaker de fa-briek bouwen om er fosforiet van de Kuipers-berg tot fosfor voor de kunstmestfabricage te bewerken. Na twee jaar was reeds duidelijk dat de onderneming financieel gezien niet uitkon. Het pand werd verkocht aan transportbedrijf Van der Maas en later aan de Algemene Boeren- en Tuindersbond. Beide bedrijven gebruikten het ge-

bouw als opslagloods. Overdag stonden de deu-ren vaak open, zowel aan de voorkant als aan de achterkant. ‘Dat is het behoud van het gebouw geweest’, weet Velthuis, ‘Omdat de wind er door-heen kon waaien, bleef het hout droog en kon het niet gaan rotten. Toen we in 2001 de loods na een periode van leegstand kochten, hoefden we bijna niets te vervangen. Negentig procent van het pand was nog in goede staat. Het interieur hebben we vervolgens zelf ontworpen, ingericht en gebouwd, tot de tafel waar we nu aan zitten toe.’ Maar Artica was toch een concept- en com-municatiebureau? Velthuis lacht: ‘Dat klopt, maar juist daarin onderscheiden we ons van branche-genoten. Artica doet aan creatie èn realisatie, met andere woorden: we kunnen ook maken wat we bedenken. Onze specialiteit is communicatie en internet, maar ook standbouw, interieurbouw, decoratie en decorbouw. Het bedrijf heeft behalve creatievelingen personeel met gouden handjes in

Page 36: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

dienst. Ik wilde hier bijvoorbeeld graag een hou-ten trap waarop ik met de ogen dicht omhoog kon lopen. En die trap hebben de timmerlieden van Artica op maat voor me gemaakt. Zo is het hele kantoor conform de wensen van onze bu-reaumedewerkers ingericht.’

Sinds Artica er zit is de voormalige fosforietfa-briek een broedplaats van nieuwe ideeën. Hier zijn originele concepten voor tal van Twentse bedrijven bedacht en gerealiseerd, waaronder de Grolsch Brouwerij Tour, reclames voor Bolle-tje en de Zuivelhoeve en verpakkingen van Ten Cate kleding. Maar dit is ook de plek van waaruit kerstdecoraties voor Amerikaanse en Europese winkelcentra worden ontwikkeld. In de stand-bouw voor nationale en internationale beurzen heeft het Ootmarsumse bureau eveneens een naam opgebouwd. ‘Het aantal Amerikaanse klanten neemt toe’, vertelt Veldhuis trots. ‘Daar-om hebben we in het gebouw een ruimte met videoschermen voor conference calls ingericht. Ons vak vraagt om communicatie en creativiteit. Je kunt die zaken niet afdwingen, maar ik heb de indruk dat het verleden van dit pand daarbij wel stimulerend werkt. In elk geval loop je door het open karakter van de ruimtes zo bij elkaar binnen. Verder drinken we ‘s ochtends met z’n allen een bak koffie in het café op de tweede verdieping. Wist je trouwens dat we vanwege onze contacten met Bolletje het hele jaar door pepernoten bij de koffie kunnen krijgen?’

Page 37: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

We staan op de drempel van een post-industrieel tijdperk. In het hedendaagse Europa is nauwe-

lijks nog een regio te vinden waar een meerderheid van de mensen werkzaam is in de metaal-

verwerking, fabricage of assemblage van goederen. Een fenomeen dat ooit het leven van velen

beheerste – van de fabrieksfluit 6:00 uur ‘s ochtends tot de dreiging van schuldeisers en het ar-

menhuis – is nu verleden tijd. De regio Twente kan opgelucht adem halen, want de industriecrisis

vanaf de jaren zestig ligt achter haar. Nu kan de streek haar inwoners een schone, nette en veilige

economische toekomst bieden.

Kleine gebouwen,

grote verhalen

71

Paul Benneworth >

Page 38: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Maar wat te doen met alle overblijfselen van deze industrie: de fabrieken, pakhuizen, stations en rangeerterreinen die zorgden voor een effi-ciënte aan- en afvoer van goederen? De laatste dertig jaar zijn we getuige van de opkomst van musea voor industrieel erfgoed, die bijzondere industriële plekken omtoveren tot monumenten om de herinnering aan het verleden levendig houden. Tegelijkertijd echter deed de honger naar grond voor wonen en nieuwe industrie menig belangwekkend industrieel monument onder de bulldozers verdwijnen. Zo zijn in rijke steden als New York complete pakhuisdistricten opgeofferd aan de nieuwe woonervaring van het sjieke loft-appartement.

Mensen beweren vaak het landschap te kunnen lezen – de geschiedenis van een plaats weer-spiegelt zich in de grenzen van de verkaveling, in de loop van een rivier, de schuren en de we-gen. Wanneer bedreigingen van buitenaf op de loer lagen, clusterde de bebouwing zich tot veilige dorpjes. Schilderachtige landelijke idyl-les vertellen het verhaal over de levens en lief-des van de mensen die deze gebieden tot stand brachten. Maar ook aan stadslandschappen valt af te lezen wie de inwoners zijn geweest die de steden maakten tot wat ze nu zijn. De manier waarop de functies van gebouwen veranderen laat zien wat mensen belangrijk vinden. Veran-deringen in stad en gebouwen weerspiegelen bredere sociale veranderingen. In Frankrijk kan de republikeinse slogan ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ afgelezen worden aan de positie

van kastelen en landgoederen. Ooit het eigendom van de aristocratie, maar na de revolutie nationaal erfgoed voor iedereen. Industriële locaties vertel-len ook een verhaal, vaak een stuk interessanter dan de verhalen die we allemaal kennen over kerkelijke en wereldse macht van grote steden, of de strijd tegen de elementen in meer afgele-gen gebieden. In mijn geboortestad Newcastle in de North East of England lijkt het bijvoorbeeld wel of de stad vormgegeven is rondom de wens van de industriëlen om hun idealen op te dringen aan het volk. De enorme lineaire fabriekscomplexen van Reyrolles and Parsons peperden de arbeiders in dat zij slechts verwisselbare radertjes in een gigantische machinerie waren.

De North East is een gebied dat maar moeizaam aansluiting vindt bij de post-industriële economie. Een stad als Newcastle, gebouwd rondom mijnen en volledig ingericht op het delven van steenkool en het transport ervan, komt maar moeilijk mee met de wereld van hippe technologieën. Uit de nieuwste gebouwen, die overal als paddestoelen uit de grond schieten, spreekt een gebrek aan vi-sie en vertrouwen. Waar is het charisma van de beroemde Baltic Flour Mill en het karakter van de Tyne Bridge gebleven? Terwijl Newcastle er van-daag de dag alles aan doet om ‘science city’ te worden, zou ze wel eens haar ziel kunnen ver-liezen door het industriële verleden te verkwan-selen. Het echte Newcastle is een stad gemaakt door en voor mensen die er met plezier en voor-spoed moeten leven. Dit zie je duidelijk terug aan de overblijfselen in het industriële stadsland-

schap, aan de gebouwen voortgekomen uit het menselijke antwoord op de onmenselijke druk van het industriële kapitalisme. Nergens komt deze betrokkenheid duidelijker naar voren dan uit de façades van de coöperatiegebouwen, de mijn-werkersvakbonden, de buurthuizen en zwemba-den die vaak middenin de dorpjes en stadjes van de North East liggen. Dit kleinschaliger erfgoed wordt echter veel meer bedreigd dan de beroem-de regionale iconen die gemakkelijk een tweede leven beginnen als yuppenflat of museum.

Zowel voor Twente als voor de North East geldt dat juist deze kleinere gebouwen de meest waar-devolle verhalen vertellen; over de mensen die de mouwen opstroopten en het verschil maakten door goed voor elkaar te zorgen in zware omstan-digheden vol onzekerheid. Deze lessen zijn van-daag – nu de energieprijzen stijgen, economische onzekerheid op de loer ligt en publieke uitgaven steeds verder uitgehold worden – nog even sail-lant als toen de industriële revolutie op haar hoogtepunt was. Door onze historische gebouwen te behouden – en niet slechts de totemachtige en monumentale – blijft een belangrijk deel van het verleden levend. Hierdoor kunnen wijzelf en onze kinderen leren van de lessen waarvoor onze voor-ouders een pittige prijs betaalden.

> Paul Benneworth is senior onderzoeker econo-mische geografie bij Newcastle University (Ver-enigd-Koninkrijk) en internationaal expert op het gebied van oude industrieregio’s.

73

Page 39: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

In Nijverdal kun je niet om de fabrieken van Ten Cate heen. Waar vandaan je ook komt – station,

centrum of buitenwijk – vroeg of laat loop je tegen een muur van Ten Cate op. Maar niet voor lang

meer: Ten Cate gaat verhuizen en de gemeente Hellendoorn ziet haar kans schoon om er – samen

met een projectontwikkelaar – een leefbaar gebied van te maken. Janneke Bierman van Henket &

partners architecten onderzoekt hoe dit textielbastion geopend kan worden.

Textielbastion van Nijverdal

74

Toen de Engelsman Thomas Ainsworth in 1836 op de verlaten kruising van de straatweg Al-

melo-Zwolle met het riviertje de Regge stond en eens goed om zich heen keek, wist hij het zeker. Dit was dé plek voor grootschalige textielfabricage in Twente. Nog hetzelfde jaar stond hier het eer-ste pakhuis van de Nederlandsche Handel-Maat-schappij NHM. Snel volgden de arbeidershuisjes en kwam er rook uit de fabrieksschoorstenen.

opent zich

De nederzetting kreeg een naam: ‘het nijvere dal van de Regge’, later samengevoegd tot Nij-verdal. In 1851 nam de Duitse textielbaron Salo-monson het roer over; onder zijn leiding groeide het complex uit tot de Koninklijke Stoomweverij. Architect Krabshuis bouwde in 1911 ketelhuis en machinekamer De Smidse, het pronkstuk van de fabriek. De rijk gedecoreerde gevel prijkt in ieder serieus boek over industrieel erfgoed. De lange

75

Page 40: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

wand met zaagtanddaken aan de Salomonson-straat is ook een klassiek beeld dat menig lief-hebber van industrieel erfgoed zal bekoren. Of ook de Nijverdaller blij is met de blinde muren van Ten Cate is nog maar de vraag. De inge-metselde buste van koning-koopman Willem I en een plastic Ten Cate-strik slagen er in ieder geval niet in om de monotonie van de wand aan de Grotestraat te doorbreken.

Janneke Bierman van Henket & partners archi-tecten is gefascineerd door het complex. ‘Die schaal! En die fantastische sheddaken, waar zie je dat tegenwoordig nog? Dit is echt een uni-cum, zo’n uitgestrekt complex dicht bij het cen-trum.’ Janneke Bierman en haar collega Hubert-Jan Henket hebben een reputatie opgebouwd op het gebied van hergebruik en renovatie van

oude industriecomplexen. Zo transformeerden zij in Den Bosch de koekjesfabriek van Verkade tot kunstencentrum, terwijl ze in Geldrop van een textielfabriek een cultureel centrum maak-ten. En in Maastricht bliezen ze de Wiebengahal nieuw leven in met expositieruimtes, ateliers en kantoren. Bierman: ‘Vergis je niet in zo’n trans-formatie, hoor, dat is een ingewikkelde puzzel waarbij je met van alles rekening moet houden. Allereerst natuurlijk met de geschiedenis van de plek.’ Zij ziet een grote uitdaging in het naplui-zen van alle historische lagen die in het Ten Cate complex gedurende honderdvijftig jaar zijn ont-staan. ‘Ons uitgangspunt is dat je in een nieuw ontwerp altijd die geschiedenis terug moet kun-nen zien. Het verleden moet voelbaar blijven. Als architect zorg je ervoor dat oud en nieuw mooi contrasteren, elkaar versterken, maar nooit in

Page 41: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

de weg zitten.’ Het uitdokteren van nieuwe func-ties vormt de volgende uitdaging: ‘Je moet goed bedenken wat je onder die grote sheddaken gaat huisvesten. Er zou een supermarkt onder kunnen komen, maar dat bleek in dit geval financieel niet haalbaar. Gelukkig mogen wij van de gemeente wel een school in het project opnemen. Voor het schoolplein nemen wij een grote hap uit de shed-daken; je creëert dan een open ruimte die overal omringd blijft door de kappen. De uitgestrektheid en het karakter van de sheds blijft daardoor over-eind. Met woningen is dat veel lastiger, dan moet je toch de fabriek in stukjes opknippen.’ Bierman karakteriseert het Ten Cate-complex als een ‘gesloten eiland’ middenin het dorp. ‘Met ons plan willen wij het complex vooral meer open-heid geven. Er moeten logische routes doorheen lopen, zodat mensen er als vanzelf weer komen. In het centrum van het gebied stellen wij voor om de minst interessante bebouwing weg te halen, zodat daar ruimte komt voor een park. Natuur-lijk ontkomen we er niet aan om woningen op te nemen; een aantal voegen we in onder de shed-daken, maar er komt ook een flinke toren met zo’n tien verdiepingen. Door de hoogte in te gaan

houden we ruimte over voor het park. Die toren dient echter nog een ander doel: ze verwijst naar de fabrieksschoorsteen die hier vroeger stond. Het complex krijgt door zo’n hoog volume – ook vanuit de verte – weer een herkenbaar gezicht!’

De Smidse met z’n markante gevel – waarvan de restauratie snel van start gaat – speelt straks een cruciale rol in het plan van Henket & partners ar-chitecten. De decentrale ligging ten opzichte van het centrum van Nijverdal vormt geen beletsel. ‘Let maar op: De Smidse gaat de trekker worden van dit gebied. Het gebouw leent zich perfect voor een grand café met een terras aan het park. Daar hebben de mensen echt wel een wandelin-getje voor over. Toen wij de koekjesfabriek in Den Bosch opknapten was men aanvankelijk sceptisch of er wel mensen naartoe zouden komen; de plek ligt immers een eindje buiten het centrum. En nu blijkt dat mensen er graag een ritje met de fiets voor over hebben, of gewoon met de auto ko-men. In Nijverdal willen we dat ook bereiken. Het textielbastion moet weer open voor het publiek. Dat is voor ons nu de kick van dit vak: na einde-loos puzzelen, studeren, praten, wikken en we-gen zorgen dat zo’n plek weer tot leven komt!’

‘Dat is de kick: na eindeloos puzzelen

en studeren zorgen dat zo’n plek weer

tot leven komt!’

78

Page 42: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Weven is de rode draad in de historie en de toekomst van het Indiëcomplex te Almelo. De identiteit,

het DNA van de locatie is bepaald door de jarenlange textiel-, kunststof- en weefselproductie van

de Koninklijke Nijverdal Ten Cate NV. Nu deze functies verdwijnen vroeg Ter Steege Vastgoed BV,

sinds 2001 eigenaar van de locatie, aan het stedenbouwkundig bureau Urhahn Urban Design zich te

buigen over de toekomst van het gebied. Verweven is de leidraad voor de toekomstige ontwikke-

ling, stelt Urhahn Urban Design. Niet alleen het verweven van functies, als wonen en werken, maar

ook het verweven van sferen: de sfeer van de nabijgelegen binnenstad, van het bedrijventerrein

Turfkade en van het Noorderpark. Daarnaast is het verweven van het nieuwe met het oude – de

recycling van bestaande structuren, de industriële gebouwen, het bestaande groen, de bomen,

en water – een actuele opgave. De aandacht voor duurzaamheid is wereldwijd groot, denk bij-

voorbeeld aan het cradle to cradle-concept. Recycling is hierin een belangrijk aspect, maar is niet

altijd vanzelfsprekend. De meerwaarde van hergebruik moet duidelijk zijn, zowel bouwtechnisch,

financieel als op het gebied van herbestemming. In het door Urhahn Urban Design opgestelde

planconcept worden stad en landschap met elkaar verweven. Het fabrieksterrein zal geleidelijk

transformeren tot een gemengd stuk stad met een industrieel karakter, waarbij enkele karakteris-

tieke structuren en fabriekshallen worden hergebruikt.

Almelo, toon ambitie!

Gert Urhahn >

80

De locatie kent, anno 2008, nog steeds een her-kenbare structuur met enkele bijzondere gebou-wen. De centrale as heeft een heldere maat en schaal en leidt vanzelf naar de binnenstad. Het planconcept laat door een open raamwerk ruimte vrij om op actuele en toekomstige ontwikkelin-gen in te spelen. Het programmatisch fundament is de woningbouw waarvan de invulling nog flexi-bel is. Kwaliteitsregie met de focus op de sterkste gebieden is dan onontbeerlijk, evenals ruimte voor groen: het ontwikkelen van openbare plek-ken rond de bestaande grote bomen. Naast de recycling van het groen en van een deel van de gebouwen is de flexibiliteit van het plan een be-langrijk duurzaam aspect.

Almelo is volop in beweging. De vernieuwings-plannen voor het centrum vergen veel tijd en capaciteit van de gemeente, maar dit mag niet ten koste gaan van de aandacht voor het Indië-

complex. Het is te lang geleden dat deze grote en centraal gelegen locatie in het nieuws was. De aandachtsboog dient weer gespannen te wor-den. Dat kan door de productie van realistische en onderscheidende uitwerkingen en door het or-ganiseren van activiteiten, zoals een manifestatie om de locatie bij het publiek en potentiële ge-bruikers bekend te maken. Urhahn Urban Design werkt aan een stedenbouwkundig plan voor de eerste fase van de uitwerking van een deel van het gebied: de Kolthofzone. Tijd voor hernieuwde aandacht!

Bij het weven bestaat de constructie waarop de draden parallel gespannen worden uit zogenaam-de scheren. Scheren willen we hier opvatten als het bij elkaar brengen van de belangenhebben-den, noodzakelijk om tot een reanimatie te komen van een bijzondere industriële locatie. Essentieel is het vinden van een juiste balans tussen com-mercieel, cultureel en publiek belang. Hiervoor is de inzet nodig van onder andere de gemeente en van huidige, voormalige en toekomstige gebrui-kers. Denk hierbij aan ondernemers uit de Turkse gemeenschap in Almelo of aan de uitbaters van een nieuw poppodium. In een zogenaamde denk-tank kunnen vertegenwoordigers van de verschil-lende groepen samenkomen om zo ideeën aan te leveren. Belangrijk is om, in de beeldspraak te blijven, langs de afgrond te durven scheren: toon ambitie! Urhahn Urban Design opteert hier-

81

Page 43: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

bij voor de bottom up-strategie om zo dynamiek in het proces te genereren en om een open, flexi-bele discussie aan te gaan waar ruimte gecreëerd wordt voor nieuwe mogelijkheden. Gebiedspro-motie dient de locatie weer op de kaart te zetten met nadruk op de onderscheidende kwaliteiten van de plek. Start nu al een pioniersfase waarbij tijdelijk gebruik gestimuleerd wordt en benut de ervaringen in de creatieve economie met de ‘per-manente onafheid’ van locaties. Mik op 2010 voor het startevenement: een concentratie van activi-teiten, zoals rondleidingen, het openen van een informatiecentrum, het ontsluiten van de centrale as en het in gebruik nemen van de hallen. Ver-groot de aantrekkelijkheid door het ontwikkelen van een stadsstrand, dat ook dienst kan doen als verbinding naar het stadscentrum. Laat de ten opzichte van het centrum, complementaire kwali-teiten zien. En, last but not least: laat je inspireren door spannende voorbeelden uit binnen- en bui-tenland, zoals de Pompéia Fabriek in Sao Paulo. De architecte Lina Bo Bardi handhaafde een oude olievatenfabriek in de Braziliaanse stad en wist met minimale middelen een prachtig complex te realiseren. De sporttoren, die samen met de fa-briekstoren inmiddels een icoon is geworden, is een uitnodiging voor jong en oud.

> Gert Urhahn is directeur van het Amsterdamse stedenbouwkundig bureau Urhahn Urban Design dat plannen maakt voor de herontwikkeling van het Indiëcomplex in Almelo.

83

Page 44: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Spanning in de

creatieve fabriek

Op steenworpafstand van het station en de binnenstad van Hengelo ligt het complex Hazemeyer

Hengelo. Decennia lang bouwde Holec er elektromotoren voor liften en treinen. Het bedrijf is nu

verhuisd naar een andere locatie in de stad. Van wat er op het terrein achterbleef, smullen niet

alleen liefhebbers van industrieel erfgoed. Ook ontwikkelaars Van Hoogevest en Walas The Maverick

zagen er wat in. Bij de revitalisering van het complex hanteren ze een aanpak die heeft gewerkt

in de Canadese metropool Toronto. Hengelo is natuurlijk geen Toronto, maar Hazemeyer Hengelo

komt bij kunstenaars en startende ondernemers wel steeds meer in trek.

85

Page 45: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Bij de ingang van het kantoor van Hazemeyer Hengelo staan indrukwekkende houten beel-

den die je eerder zou verwachten in een India-nendorp. ‘Klopt, ze zijn gemaakt door Indianen. Ik heb ze meegenomen uit Canada toen ik naar Ne-derland kwam’, lacht Gerben van Straaten die sa-men met de Van Hoogevest Groep verantwoorde-lijk is voor de ontwikkeling en exploitatie van het voormalige fabrieksterrein. Van Straaten is Hen-geloër van geboorte, maar zijn lichte accent en perfecte uitspraak van Engelse termen verraadt dat hij lang in Noord-Amerika heeft gewoond. ‘Ik werk voor Walas International, een multinatio-nal die gespecialiseerd is in de herontwikkeling van stedelijk erfgoed. In verschillende Canadese steden hebben we oude industrieterreinen weer tot leven gewekt. Toen ik op uitnodiging van de Van Hoogevest Groep naar Hengelo kwam, had ik meteen het Distillery District in Toronto voor ogen. Het zou prachtig zijn als Hazemeyer Hen-gelo kon uitgroeien tot een vergelijkbaar bruisen-de hotspot met een keur aan winkels, galeries, studio’s en café’s.’ Inderdaad is het terrein van de voormalige whiskydestilleerderij in de Cana-

dese miljoenenstad hèt voorbeeld van geslaagde herbestemming van industrieel erfgoed. Het Dis-tillery District heeft het echt gemaakt: het is de grootste filmlocatie van Canada, wordt geprezen als ‘the hippest address in town’ en trekt jaarlijks zo’n twee miljoen bezoekers. En dat terwijl het complex nog maar vijf jaar open is. Zou het suc-ces misschien te maken hebben met het feit dat Toronto de stad is van Jane Jacobs, de moeder van de theorie dat oude gebouwen nieuwe ideeën nodig hebben?

Van Straaten heeft een andere verklaring voor het succes van het Distillery District: ‘In plaats van vooraf gedetailleerde plannen te maken, hebben we de markt zijn werk laten doen. Uit eigen beweging kwamen jonge kunstenaars, on-dernemers en filmmakers op het terrein af. Ze deden hun ding en zo kon op organische wijze een hippe wijk ontstaan. Dat is een andere ap-proach dan hier in Nederland, waar de overheid graag alles van tevoren uitstippelt.’ Vanaf het be-gin was de aanpak van Walas The Maverick en Van Hoogevest in Hengelo dan ook anders dan

86

‘Jonge kunstenaars en ondernemers

deden hun ding en zo kon een hippe

wijk ontstaan.’

Page 46: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

anders: de ontwikkelaars maakten geen klas-siek masterplan, maar riepen gewoon een ex-ploitatiemaatschappij in het leven: De Creatieve Fabriek BV. De Creatieve Fabriek ontwikkelt op basis van interesse uit de lokale gemeenschap en het bedrijfsleven activiteiten op Hazemeyer Hengelo. Van Straaten: ‘Dat was wel even wen-nen voor de Hengelose bevolking. We hebben veel tijd geïnvesteerd in het opbouwen van goede relaties met de gemeente, culturele en sociale instellingen, scholen, kunstenaars en ondernemers. Nu weten ze ons zeker te vin-den. We zijn met allerlei partijen in gesprek die graag wat op het complex willen doen. Ook met het nabijgelegen project Hart van Zuid zijn de eerste contacten gelegd.’ Intussen hebben in de hallen van het complex al diverse kunst-tentoonstellingen, seminars, kleine beurzen en theateroptredens plaatsgevonden. Het ROC huurt ruimtes voor leerlingen van de opleiding theatertechniek, terwijl Brug Naar Werk er leer-werkprojecten organiseert. Werklozen uit Hen-gelo voeren op het Hazemeyercomplex bijvoor-beeld reparaties uit, maken schoon of treden op als parkeerwacht. Die marktgedreven aanpak is bij de overheid niet onopgemerkt gebleven: de provincie Overijssel heeft Hazemeyer Hen-gelo in het kader van haar programma Cultuur en Economie omarmd als ‘best practice’. Om de groeiende bedrijvigheid in goede banen te lei-den, is Maurits van Hoogevest, telg uit de Van

Hoogevest Groep, het team van De Creatieve Fabriek komen versterken. Als Hazemeyer Hen-gelo in de toekomst volop in bedrijf is, wordt Van Hoogevest de algemeen manager. ‘Ik houd een wakend oog over alle activiteiten op het terrein, variërend van renovaties van de gebou-wen tot vergunningen en verhuurcontracten. Ik zit hier nog niet zo lang, maar ik ben meteen met mijn neus in de boter gevallen. In oktober is de Twentse Bierbrouwerij hier geopend, en in dezelfde maand heeft het Kunstcentrum Hen-gelo in één van de hallen zijn intrek genomen. En er komen meer en meer gebruikers uit de ambachtelijke en kunstzinnige sector. De bedrij-vigheid groeit, niet in de laatste plaats vanwege de lage huren die we vragen.’ Van Hoogevest is het aanspreekpunt voor de gebruikers van de panden en volgt hun activiteiten op de voet. Zo hoopt hij nog meer voeling te krijgen met de behoeften uit de markt. Terwijl bouwvakkers de lege hallen renoveren met Radio 538 luid schal-lend op de achtergrond, laat Van Hoogevest enthousiast zien wat er zoal verbouwd wordt: ‘Kijk, hier komt een café met een terras, en de plek ernaast heb ik aan de lokale jeu de boules- vereniging beloofd. Daarboven in het pand komen repetitieruimtes voor kleinkunstgezel-schappen. Spannende ontwikkelingen, vind je ook niet?’ Het lijkt wel alsof de spanning uit het elektromotorentijdperk van Holec nog steeds in de lucht hangt.

Page 47: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Het schilderij The Architect’s Dream van de Engelse architect Thomas Cole uit 1870 laat een ima-

ginair landschap zien vol tempels, kerken, gerechtsgebouwen, paleizen en villa’s. Er staan geen

fabrieken op. Kennelijk droomden architecten aan het eind van de negentiende eeuw nog niet

van fabrieken. De eerste hoogleraar fabrieksbouw aan de Delftse architectuuropleiding werd pas

in 1899 benoemd; hij moest er zich 25 jaar voor beijveren om utiliteitsbouw als een volwaardige

architectonische activiteit erkend te krijgen.

Met de grote inventarisaties van monumenten in Nederland in de loop van de twintigste eeuw, raakten de monumentenlijsten gevuld met ker-ken, gerechtsgebouwen, paleizen en villa’s. Er kwamen geen fabrieken op. Monumentenzorgers zagen toen kennelijk niets in fabrieksgebouwen. Maar juist in de tijd van grote saneringen in de textielnijverheid kwam de kentering. Je zag overal in het land werkgroepen of stichtingen ‘industri-eel erfgoed’ of ‘industriële archeologie’ opkomen. Zij deden hun best om de kennis over het indus-triële verleden te documenteren en panden en

De liefde voor de

fabriek is pril

ensembles te behouden. De waardering voor fa-brieksgebouwen is van recente datum; het is nog een prille liefde. Een beschouwing erover in een bundel voor een groot publiek is nog steeds een zeldzaamheid. Dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat we van het werk van een vorige generatie al snel nog maar weinig weten. Met alle waardering voor het behoud van fabrieksge-bouwen: wie weet er nog hoe bijvoorbeeld tex-tiel werd gemaakt, wat er zich in die fabrieken afspeelde? Wie kan zich nog iets voorstellen bij het themanummer dat het architectuurtijdschrift

Dirk Baalman >

90

Ook anno 2008 wisselen sloop en hergebruik el-kaar nog af. Zo is de voormalige badhanddoeken-fabriek Stork Seahorse (‘zeepaardje’) grotendeels gesloopt, een bewijs van het gebrek aan creativi-teit en lef bij de ontwikkelaar die in weinig anders dan twee-onder-een-kappertjes gelooft. Dit type ontwikkelaar raakt langzaamaan geïsoleerd als een representant van het oude denken. Ander-zijds heeft de gemeente Enschede de voormalige spinnerij Oosterveld in 2007 inventief verbouwd tot bedrijfsverzamelgebouw en tot de beeldbe-palende kern van een nieuw bedrijventerrein. De voormalige fabriek van Rozendaal in Roombeek is een spectaculair voorbeeld van hergebruik met een museale functie. Ten Cate in Almelo ontwik-kelt zich als centrum van een nieuw stadsdeel. Ook liggen er mooie kansen voor de gebiedsont-wikkeling in Losser met de oude steenfabriek als kern, en voor de silo van de coöperatie in Haaks-bergen als icoon van een nieuwe spoorwijk. De

Wonen/TABK in de jaren zeventig wijdde aan Enschede onder de titel: ‘De barre leegte van Enschede’, met als ondertitel ‘gaten en nog eens gaten’. Voor Enschede kon men even ge-makkelijk Almelo of Borne invullen; ook daar hadden de voormalige grootheden als Ten Cate, Bendien en Spanjaard failliete boedels achter-gelaten. De steden waren zowat even failliet als de fabrieken. De ruimtelijke opgave voor het vullen van de vrijgevallen industriecomplexen was immens. Voor hergebruik van fabrieksge-bouwen was echter nauwelijks aandacht. Er waren vrijwel geen investeerders en als er al nieuwe bedrijvigheid ontstond, dan was het sentiment over het textielverleden een belem-mering voor hergebruik.

In de jaren negentig wisselden voorbeelden van behoud en verlies elkaar willekeurig af. Span-jaard in Borne werd gesloopt, waarmee één van de meest spectaculaire fabrieksgebouwen van architectenbureau Beltman (hofleverancier van de textielindustrie) verdween. Het complex van Nino in Enschede werd voorgedragen als rijks-monument, maar werd in brand gestoken nog vóór die plaatsing een feit was. Jutefabriek Ter Horst in Rijssen maakte plaats voor een treu-rige rij flatjes en supermarkten; de fabriek stond in zo’n kwade reuk dat sloop de enige optie bleek. Voorbeeldig daarentegen is de restaura-tie en uitbreiding van textielschool De Maere in Enschede en het hergebruik van textielfabriek Jannink (museum en woningen). Deze ontwik-keling liet zien dat het tij aan het keren was en dat er een herwaardering plaatsvond van het industriële erfgoed.

Page 48: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

hergebruikte hal van de gieterij van Stork in Hengelo wordt geopend als drager van het ROC-gebouw. Zo komt Twente bekend te staan als een gebied dat de revitalisering van bedrijfs-complexen serieus neemt.

In de vastgoedsector begint het intussen ge-woon te worden om de kwaliteiten op te zoeken die industrieel erfgoed aan gebiedsontwikkeling kan bieden. Het besef van duurzaamheid speelt daarbij een rol: waarom zou je goede gebou-wen weggooien als je ze nog kunt gebruiken; waarom al die energie en grondstoffen teniet doen voor iets nieuws dat vaak de kwaliteit van het gesloopte niet benadert? Ook het sentiment lijkt te zijn gekeerd: er zijn steeds minder nega-tieve gevoelens bij de industriëlen van weleer. Een generatie sterft uit en een volgende kijkt anders tegen de wereld aan. Bij de selectie van rijksmonumenten in de jaren negentig waren het Balengebouw, Rozendaal en TETEM niet in beeld. Maar na de vuurwerkramp werden deze complexen de kernen van het wederopbouw-plan als waren zij de nieuwe rijksmonumenten van Roombeek en Enschede.

Twente is nog niet klaar met de worsteling met het industriële verleden. In Enschede lijkt het Van Heekcomplex aan de Lage Bothofstraat het loodje te leggen. Hier staat achter de blikken gevels van onder meer de zwarte markt één van de meest interessante textielfabrieken van Enschede. Studies geven aan dat hergebruik bij-zondere kwaliteiten oplevert, maar planecono-men pleiten voor sloop. Nauwkeuriger analyses van de kwaliteiten van terreinen en gebouwen zijn gewenst. Wat is de geschiedenis van deze plek, welke architectonische waarden, land-schappelijke kenmerken en bijzondere ruimten zijn hier te vinden? Zo’n benaderingswijze kan een proces van herontwikkeling een onver-wachte wending geven; slopen en gewone din-gen maken gebeurt tenslotte al genoeg. Door de oogharen bezien kan die benadering voor grote complexen interessante inzichten opleve-ren. Herontwikkeling van het vliegveld Twente,

de bedrijventerreinen in Oldenzaal, de havens van Enschede en Hengelo, de Twentse Damast in Ootmarsum, Dollegoor in Almelo en de com-plexen van Ten Cate in Nijverdal staan nog op stapel. We hoeven niet langer naar het Ruhr-gebied om inspiratie op te doen: Twente heeft zelf voldoende spannende voorbeelden van for-maat.

> Dirk Baalman is adjunct-directeur van Het Oversticht te Zwolle, een onafhankelijke vereni-ging die overheden adviseert op het gebied van ruimtelijke kwaliteit en erfgoed.

Page 49: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Over het schrijfproces merkte de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860) eens treffend

op: ‘Weinigen schrijven zoals een architect bouwt. Verreweg de meesten schrijven zoals men

domino speelt.’ Dit geldt ook voor het maken van een geredigeerde bundel, zoals dit boek.

Aanvankelijk leek het nog op een chaotisch dominospel, maar gaandeweg raakten we ervan

overtuigd dat er uiteindelijk een solide bouwwerk zou komen te staan dat goed laat zien hoe

wij in Twente op dit moment met industrieel erfgoed omgaan. De inbreng van vele personen is

daarbij onmisbaar geweest. Om te beginnen al diegenen die we hebben geïnterviewd over de

nieuwe ideeën voor ‘hun’ oude gebouwen: hartelijk bedankt! Daarnaast danken we de schrijvers

van de opiniebijdragen voor hun enthousiaste en belangeloze medewerking. Zonder de energie

en creativiteit van onze vormgeefster Mirjam Fraipont – dé architect van dit boek – was het bij

domino gebleven. Verder gaat onze dank uit naar Rob Beerkens, Paul Braidford, Richard Brok,

Anja Brokers, Oene Dijk, Henk Dirkx, Joke ten Hove en Maaike van der Velden voor de foto’s die

ze lieten maken, zelf maakten of ter beschikking stelden. Voorts gaat onze dank uit naar Irene

de Bruin voor haar tekstuele en stilistische correcties en Henk Procee voor zijn advies ten aanzien

van de titel. Ten slotte verdienen Harry Faber, Joris Leferink, Marc Oude Luttikhuis, Martine van der

Reijken en Lydia van de Streek een speciaal woord van dank voor hun inspirerende bijdrage aan

de totstandkoming van dit boek.

Dankwoord

Drienerlo, herfst 2008Gert-Jan Hospers en Peter Timmerman >

Page 50: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

ColofonIdee serie Echt TwentsMarc Oude Luttikhuis/Landerijk

Tekst/eindredactiePeter Timmerman & Gert-Jan HospersDe artikelen op pp.14-19, pp.24-29, pp.34-39 en pp.74-79 zijn geschreven door Peter Timmerman.De artikelen op pp.44-49, pp.54-59, pp.64-69 en pp.84-89 zijn geschreven door Gert-Jan Hospers.De teksten op pp.10-13 en pp.70-73 zijn vertaald door Peter Timmerman.

Fotografie/beeldredactiePeter Timmerman

De foto op het omslag is gemaakt door Lydia van de Streek.De foto’s in het binnenwerk zijn gemaakt door Peter Timmerman, met uitzondering van de foto’s op onderstaande pagina’s: p.9 bron onbekendp.37 TwentseWellepp.50-51 Henk Dirkxpp.54-59 Cees Landstra/MAS architectuurpp.66-67 Artica BVpp.70-73 bron onbekendpp.80-83 Urhahn Urban Designp.90 bron onbekend

VormgevingMirjam Fraipont

CoördinatieMartine van der Reijken & Harry Faber

DrukDrukkerij Veldhuis, Raalte

BindwerkBoekbinderij Van Hees, Zaltbommel

Oplaag12.500 exemplaren

Page 51: Oude gebouwen nieuwe ideeënirp-cdn.multiscreensite.com/f84a404d/files/uploaded/ECHT TWENTS compleet.pdflijk deel van de eindeloze hoeveelheid overbodig geworden gebouwen en installaties

Twente heeft tal van gebouwen waarvan de oorspronkelijke functie is weg-

gevallen. Overal in de streek treffen we ze aan: fabrieken, pakhuizen en

villa's uit de bloeitijd van de textiel- en metaalindustrie. Vroeger werd het

industriële erfgoed nogal eens gesloopt. Gelukkig realiseren Twentse onder-

nemers en overheden zich steeds meer hoe belangrijk deze monumenten

voor de regio zijn. Ze hebben niet alleen historische waarde, maar vervullen

vaak ook een nieuwe functie, van museum tot school en van bedrijfsruimte

tot restaurant. Dit boek laat aan de hand van foto’s, reportages en visies van

deskundigen zien hoe we in Twente moeite doen om ons industriële erf-

goed nieuw leven in te blazen. We bezoeken zoal Hart van Zuid, Bleekerij

Boekerlo en de steenfabriek van Losser. Wetenschappers, maar ook ontwer-

pers en ondernemers geven hun mening. Hun boodschap luidt unaniem: oude

gebouwen hebben nieuwe ideeën nodig!

Oude gebouwen, nieuwe ideeën staat onder redactie van Peter Timmerman

en Gert-Jan Hospers, beiden werkzaam aan de Universiteit Twente. Met bij-

dragen van Harry Abels, Dirk Baalman, Paul Benneworth, Bert Hallink, Willem

Kruidhof, Kees van der Meiden, Maurits Sanders, Gert Urhahn en Burkhard

Wetterau.

NV Uitgeverij Smit van 1876

in samenwerking met Landerijk

ISBN 978-90-6289-629-5