OTB & 3...pagina 8 pagina 7 Grondverwerving beter op orde bij de provincie Gelderland De provincie...
Transcript of OTB & 3...pagina 8 pagina 7 Grondverwerving beter op orde bij de provincie Gelderland De provincie...
Sociaal woonbeleid moet maatschappelijke ongelijkheid tegengaan
Sociale huisvesting staat in veel landen niet op de politieke agenda. Sommige landen hebben zelfs afscheid genomen van een overheidsgestuurd sociaal woningbe-leid Een sociale huursector moet echter voor kwetsbare groepen kunnen opkomen.
Extreme bevolkingsafname Litouwen leidt tot veel problemen
Litouwen kampt ondanks economische groei en verbe-teringen in de levensstandaard met extreme bevolkings-afname en toenemende sociaal-ruimtelijke ongelijkheid. Wat valt daartegen te doen?
Elektrische bussen hebben de toekomst
Vervoersautoriteiten en vervoersmaatschappijen moeten nog een tandje bijzetten om de ambitie te halen voor een emissieloze busvloot in 2030.
OTB-cursussen, -congressen en -studiedagen
Nieuws
32017
pagina 2 pagina 3 pagina 4
pagina 8
pagina 7
Grondverwerving beter op orde bij de provincie Gelderland
De provincie Gelderland heeft de afgelopen jaren haar grondbeleid voor wat betreft aankopen van grond sterk verbeterd en dit proces is nog volop gaande. Wel zijn er nog enkele stappen te zetten.
pagina 5
OTB & OmgevingKwartaaluitgave van OTB - Onderzoek voorde gebouwde omgeving Faculteit Bouwkunde
pagina 6
Verbeteren van opslag en hergebruik scheepvaartdata
Hoe kunnen scheepvaartgegevens uit geautomatiseerde identificatiesystemen het best worden opgeslagen? Daar zijn diverse modellen voor te bedenken, maar welk op-slagmodel levert de beste resultaten?
D e woningsector wordt in de meeste
Europese landen inmiddels over-
gelaten aan de markt – in ieder
geval deels. De gevolgen daarvan
zijn stijgende koop- en huurprijzen,
waardoor voor velen de mogelijkheden afnemen om
een betaalbare woning te vinden, en ook segregatie
toeneemt. Gezien de toenemende migratie en snelle
verstedelijking is het de vraag of deze processen in
een neoliberale samenleving zijn te beteugelen. Een
belangrijk thema op het International Social Housing
Festival (ISHF) in juni van dit jaar in Amsterdam was
de rol die sociale huisvesting bij die beteugeling kan
vervullen.
Het OTB leverde op het festival een substantiële bijdrage:
het organiseerde samen met het European Network for
Housing Research (ENHR) onder leiding van ENHR-voorzitter
Peter Boelhouwer een workshop over de toekomst van de
volkshuisvesting in Europa. Tevens leverde het OTB een
bijdrage aan het festival met twee gastsprekers: Maarten
van Ham, hoogleraar Stedelijke vernieuwing, sprak op de
openingsochtend en Marja Elsinga, hoogleraar Huisvestings-
organisaties en governance, sprak de deelnemers toe van de
workshop over impact investment in sociale woningbouw.
Groeiende kloof tussen rijk en armMaarten van Ham signaleert dat de kloof tussen rijken en
armen groter wordt en dat deze twee groepen in toenemen-
de mate de steden bevolken. “Uit onderzoek in Europese
steden blijkt dat inkomensongelijkheid en ruimtelijke segre-
gatie onderling sterk gerelateerd zijn. Dit is onder meer het
gevolg van omvangrijke immigratie en minder investeringen
in sociale huurwoningen. Dit alles leidt in de mindere wijken
tot een afnemende sociale samenhang, toenemende crimi-
naliteit en minder goede onderwijs- en medische voorzienin-
gen. Kinderen uit deze wijken blijven vaak in de wijk wonen
en maken zelden een wooncarrière door.”
Segregatie en armoede zijn volgens Van Ham te bestrijden
met onderwijs. “Alleen daarmee kan het proces van het van
generatie op generatie doorgeven van armoede worden
doorbroken, maar het zal een proces van lange adem zijn.”
Nieuwe strategieën nodigDe workshoporganisatoren waren op zoek naar strategieën
om de uiteenlopende behoeften van huurders op te vangen.
Om dit te realiseren was er aandacht voor zelfbouw en
voor financierings-, ontwerp- en toewijzingsmethoden van
huurwoningen om maatschappelijke en ruimtelijke scheiding
tegen te gaan.
In grote Europese steden kunnen huishoudens met lage
inkomens vaak niet meer terecht omdat de huren en koop-
prijzen voor hen niet zijn op te brengen. Zelfs in landen met
een rijke volkshuisvestingsgeschiedenis zoals Groot-Brittan-
nië en Nederland spelen deze processen omdat de overheid
steeds meer aan de markt overlaat. De huursector zou meer
toegang moeten bieden aan huurders met midden-inkomens
die op de koopwoningmarkt niet terecht kunnen.
De sociale huursector moet voor de kwetsbare groepen
blijven opkomen en wonen in de stad betaalbaar houden.
Sociale huisvesting wordt nog steeds gezien als een van
de instrumenten om maatschappelijke ongelijkheid en
segregatie tegen te gaan, zeker in Nederland. Dat vraagt om
een nauwere samenwerking tussen de sociale huursector
en welzijnsorganisaties. Woningverhuurders kunnen het
aanpakken van welzijnsproblemen ook zelf opnemen in hun
bedrijfsdoelstellingen. Daarvoor is overigens meer kennis
nodig van de wensen en mate van tevredenheid van huur-
ders. De nadruk op de relatie tussen markt en overheid in
veel woningmarktonderzoek zou moeten worden aangevuld
met onderzoek naar initiatieven van betrokken burgers.
Afscheid nemen van neoliberale woonpolitiek Marja Elsinga constateert dat sociale huisvesting in veel
landen niet op de politieke agenda staat. Sommige landen
hebben zelfs afscheid genomen van een overheidsgestuurd
sociaal woningbeleid en laten huisvesting geheel aan de
markt over. “Dat moet eerst veranderen. Overheden dienen
actief woonbeleid te voeren en kleinere woningen, alter-
natieve verhuurvarianten, besparing op energieverbruik en
energieproducerende woningen mogelijk te maken. Wonen
zou daarmee betaalbaar te maken moeten zijn. Daarnaast
moet de paternalistische houding plaatsmaken voor oor
hebben voor de wensen van burgers. Goede, betaalbare
huisvesting bevordert het welzijn en kan bijdragen aan
economische groei. Onvoldoende huisvestingsmogelijkheden
voor werknemers weerhoudt grote bedrijven van investe-
ringen. Het is dan ook tijd om afscheid te nemen van de
neoliberale woonpolitiek.”
Sociale huisvesting staat in veel landen niet op de politieke agenda. Sommige landen hebben zelfs afscheid genomen van een overheidsgestuurd sociaal wo-ningbeleid Een sociale huursector moet echter voor kwetsbare groepen kunnen opkomen.
Informatie
2
Het International Social Housing Festival vond plaats in juni
2017.
https://socialhousingfestival.com/
Te weinig bekend over initiatieven van betrokken burgers
De toekomst van de volkshuisvesting in Europa
OTB
& O
mge
ving
okt
ober
201
7
Neoliberaal huisvestingsbeleid leidt tot mindere wijken en afnemende sociale samenhang.
Sociaal woonbeleid moet maatschappelijke ongelijkheid tegengaan
Litouwen kampt ondanks economische groei en verbeteringen in de levensstan-daard met extreme bevolkingsafname en toenemende sociaal-ruimtelijke ongelijk-heid. Wat valt daartegen te doen?
Literatuur
R ūta Ubarevičienė, promovenda bij OTB –
Onderzoek voor de gebouwde omgeving,
leest met interesse mediaberichten over
de bevolkingsdaling in de perifere regio’s
in Nederland, maar zij ziet in die afname
niet echt een probleem, gezien de omvang van dit proces
in haar eigen land. “Litouwen kent met een daling van
twintig procent in de afgelopen twintig jaar een van
de snelste bevolkingsafnames ter wereld. Tegelijkertijd
trekken veel bewoners van het platteland en uit de kleine
steden naar de grote steden, vooral naar de hoofdstad
Vilnius. Die processen vinden al plaats sinds het begin
van de jaren negentig en vormen een serieuze bedreiging
voor de economische en maatschappelijke stabiliteit van
het land. Nederland heeft een nationaal ruimtelijk beleid
voor de lange termijn en probeert de gevolgen van het
krimpproces in banen te leiden, maar de Litouwse over-
heid leunt nog steeds op beleid dat uitgaat van een groei
van de bevolking en spreiding van werkgelegenheid, een
erfenis uit de tijd van de Sovjet-Unie. Het probleem van
de bevolkingsafname wordt zelfs niet onderkend.”
Promovenda Rūta Ubarevičienė: “Politici, beleidsmakers en
wetenschappers hebben nauwelijks contact met elkaar”
Socio-spatial change in Lithuania. Depopulation and increasing spatial inequalities, Rūta Ubarevičienė, 2017,
Architecture and the Built Environment (A+BE) 9, ISBN 978-
94-92516-75-6, uitgave van TU Delft. Pdf: http://abe.tudelft.
nl/index.php/faculty-architecture/issue/view/528. De promotie
vond plaats op 29 september 2017.
Contactpersoon: Maarten van Ham ([email protected])
Ruimtelijke-ordeningsbeleid ontbreekt
en ook op individueel niveau voor de hele bevolking, want
we hebben elke tien jaar een volkstelling, maar toen ik
startte waren die data niet vrij beschikbaar voor onderzoek.
In Nederland zijn veel meer data beschikbaar, zoals die van
het CBS, en daar was ik wel jaloers op. Samen met mijn
promotor hebben we een officieel verzoek ingediend om de
data over Litouwen te mogen gebruiken. Dat werd echter
afgewezen op basis van vertrouwelijkheid. Een tweede
poging, samen met collega’s uit de andere twee Baltische
landen, had wel succes. Onze argument was dat we vergelij-
kend onderzoek wilden doen tussen de drie Baltische landen
en dat Estland en Letland wel hun data vrijgaven.”
Behoefte aan ruimtelijke-ordeningsbeleidDe uitkomsten van dit proefschrift wijzen erop dat er meer
planning nodig is op landelijk, regionaal en wijkniveau. Een
ruimtelijke-ordeningsbeleid, dat momenteel niet bestaat, zou
een grote rol kunnen spelen bij de aanpak van de bevol-
kingsafname en toenemende sociaal-ruimtelijke ongelijk-
heid. Ruimtelijke planning zou gebaseerd moeten worden op
verdere bevolkingsconcentratie in de steden. In de krimp-
gebieden zou men diensten in goed bereikbare regionale
centra moeten concentreren. “Tot nu toe hebben politici,
beleidsmakers en wetenschappers nauwelijks contact met
elkaar. In andere Europese landen vraagt de overheid juist
advies aan wetenschappers en uiten die laatsten zich ook in
de media.”
Ubarevičienė werkte behalve als promovenda in Delft
gelijktijdig als onderzoeker in Litouwen. “Daar lopen nog
een aantal onderzoekprojecten waar ik nu druk mee bezig
ben tot het eind van het jaar. Het mooiste scenario is om
mijn promotieonderzoek voort te zetten en daarom wil ik
proberen een Marie Curie-grant te bemachtigen.”
3
Bevolkingsafname en verhuizingenDe drie Baltische staten Estland, Letland en Litouwen
veranderden na hun aansluiting bij de Europese Unie van
een relatief welvarende regio in de Sovjet-Unie in een
relatief arme periferie van de EU. En terwijl ze vroeger veel
immigranten uit de andere Sovjetrepublieken opnamen,
neemt de bevolking nu af door grootschalige emigratie
naar westerse landen. Een tweede ommekeer is dat in het
socialistisch tijdperk sprake was van een van bovenaf opge-
legde ruimtelijke verdeling van bevolking en economische
activiteiten. Nu concentreren de economische activiteiten
zich in en bij de grote steden, vooral in Vilnius, en de be-
volking verhuist mee. De grote steden zijn de enige centra
die nog het potentieel hebben om bevolking vast te houden.
Tegelijkertijd verdween in veel regio’s werkgelegenheid en
groeide de maatschappelijke ongelijkheid. Vooral jongeren,
alleenstaanden en hoogopgeleiden trekken weg. Ouderen
en mensen met een lagere sociaaleconomische status raken
daardoor oververtegenwoordigd in krimpende plattelands-
regio’s. In sommige gebieden is de bevolking tussen 2001
en 2011 bijna verdubbeld, in andere bijna gehalveerd. In de
nabije toekomst kunnen de gevolgen van de segregatie nog
ernstiger worden, omdat er geen sterke sociale huur- en
koopsector bestaat.
Onderzoeksdata vrijgegevenDeze processen in Litouwen en de gevolgen ervan, zoals
etnische en sociaaleconomische segregatie, vormen het
onderwerp van Rūta Ubarevičienė’s promotieonderzoek.
“Ik wilde graag onderzoek doen op een laag schaalniveau.
Litouwen heeft gedetailleerde gegevens op ruimtelijk niveau
Extreme bevolkings-afname Litouwen leidt tot veel problemen
E lektrische bussen hebben de toekomst:
ze dragen bij aan het verminderen van
CO2-uitstoot en ze rijden geruisloos. Ze
maken de publieke ruimte in de stad
aantrekkelijker en maken zelfs inpandige
bushaltes mogelijk, zoals in het Zweedse Göteborg is
aangetoond. Dit kan het gebruik van openbaar vervoer
stimuleren. Toch gaat de invoering van deze bussen
nog betrekkelijk langzaam, terwijl in Nederland in 2025
nieuwe bussen geen CO2-uitstoot meer mogen produ-
ceren en in 2030 het volledige openbaar vervoer ‘zero
emission’ moet zijn. Op dit moment spelen er nog diverse
belemmeringen: hoe kan men deze aanpakken?
Investeringskosten nog hoogOTB-onderzoeker Rob Konings en Sjoerd Bakker participe-
ren met de Rheinisch-Westfälische Technische Hochschule
(RWTH) en het Duitse start-up bedrijf Ebusplan in Climate
KIC, een Europees project dat de elektrische bussen op
de kaart moet zetten. Op dit moment rijden in Nederland
al weliswaar ongeveer 200 elektrische bussen, maar nog
altijd bijna 5000 dieselbussen. De bussen worden ’s nachts
opgeladen in de remise, maar veelal is dit niet voldoende
om de hele dag te kunnen rijden en is er behoefte om
tussendoor – bij de remise of onderweg – bij te laden.
Konings: “De vervoersautoriteiten – in Nederland zijn dat
de provincies en twee metropoolregio’s – hebben beperkte
middelen voor elektrische bussen. Op dit moment zijn
investeringskosten in elektrische bussen en oplaadstations
erg hoog. Er is een zekere neiging om te wachten met
investeren omdat de ontwikkelingen in elektrische bussen
snel gaan. Je kunt er steeds verder mee rijden omdat de
batterijtechnologie verbetert. Ze worden waarschijnlijk ook
goedkoper, zeker als ze in grotere aantallen geproduceerd
kunnen worden.”
Institutionele barrières en alternatieve business-modellen Hoewel elektrische bussen nog duur zijn en een beperkte
actieradius hebben, kunnen de vervoersautoriteiten een
aantal zaken in de institutionele sfeer aanpakken.
In de huidige concessiestructuur is het alleen bij de aan-
besteding van een nieuwe concessie voor busvervoer mo-
gelijk een groot aantal elektrische bussen ‘af te dwingen’.
Die concessies hebben doorgaans een looptijd van acht tot
tien jaar. Maar de vervoersautoriteiten zijn in die aanbeste-
dingen ook nog redelijk terughoudend als het gaat om de
vraag naar elektrische bussen. Tijdens een lopende conces-
sie zijn er nagenoeg geen prikkels voor de vervoerders
om te experimenteren met en te investeren in elektrische
bussen. Konings: “Het zou wenselijk zijn om in lopende
concessies meer financiële en operationele mogelijkheden
te hebben om te experimenteren en elektrische bussen ook
al daadwerkelijk op te nemen in de dienstregeling.”
Konings adviseert om de concessiecontracten en de econo-
mische levensduur van de bussen te verlengen. Nu worden
dieselbussen na tien jaar afgeschreven en uit gebruik
genomen. “Maar elektrische bussen hebben een langere
afschrijvingsperiode. Als men de concessiecontracten
verlengt kunnen de hogere investeringskosten van elek-
trische bussen over een langere periode en dus gunstiger
worden afgeschreven. Als de concessieverlener aan een
concessieduur van tien jaar vasthoudt moet er een goede
overnameregeling van de bussen komen.” Ook de oplaadin-
frastructuur is niet in tien jaar afgeschreven. Konings: “De
overheid kan deels het risico van investeringen in laadstati-
ons afdekken of daarin zelf mee-investeren. De toepassing
van laadstations voor het onderweg bijladen brengt ook de
gemeente als meer betrokken partij in beeld.”
Tool handig voor inzetten elektrische bussenVanwege nog tal van onzekerheden rond investeren in
elektrische bussen is door een van de partners uit het
Climate-KIC-project een ‘decision support tool’ ontwik-
keld. Konings: “De tool laat zich het beste omschrijven als
een uitgebreid ‘Total Cost of Operations’-model. Men kan
scenario’s voor de inzet van elektrische bussen doorreke-
nen en vergelijken met dieselbussen. Te denken valt aan
keuzes in batterijcapaciteit van bussen, oplaadtechniek en
locaties van laadstations. Omdat in de calculaties ook lo-
kale omstandigheden zoals route- en dienstregelingskarak-
teristieken zijn mee te nemen, kan de tool berekenen voor
welke delen van het buslijnennet elektrificering gunstig is.”
Uit een door het OTB uitgevoerde enquête bleek dat deze
tool inderdaad in een behoefte kan voorzien. Voor de
busmaatschappijen biedt dit ondersteuning bij zowel het
investeringsvraagstuk als de operationele planning van de
inzet van de bussen en de autoriteiten kunnen met de tool
bij een aanbesteding van busvervoer de totale kosten van
de inzet van elektrische bussen beter inschatten.
Vervoersautoriteiten en vervoersmaat-schappijen moeten nog een tandje bijzet-ten om de ambitie te halen voor uitslui-tend emissieloze bussen in 2030.
4
OTB
& O
mge
ving
okt
ober
201
7
Langere concessiecontracten kan inzet elektrische bussen stimuleren
Elektrische bussen hebben de toekomst
Invoering nog betrekkelijk traag proces
Informatie
The transition to zero-emission buses in public transport – The need for institutional innovation,
Sjoerd Bakker, Rob Konings (2017)
Contactpersoon: Rob Konings ([email protected])
Sinds dit jaar rijden elektrische bussen tussen Groningen en vliegveld Eelde.
Foto: Jan Oosterhuis
5
De provincie Gelderland heeft de afgelo-pen jaren haar grondbeleid voor wat be-treft aankopen van grond sterk verbeterd en dit proces is nog volop gaande. Wel zijn er nog enkele stappen te zetten.
Uniforme werkwijze ingevoerd bij grondtransacties
Grondverwerving beter op orde bij de provincie Gelderland
Informatie
Rekenkamer Oost-Nederland: Follow-up grond-verwerving Gelderland, juni 2017. Te downloaden op:
http://rekenkameroost.nl/gepubliceerde-onderzoeken/99-
follow-up-grondverwerving
Contactpersoon: Herman de Wolff ([email protected])
leid geactualiseerd en een nieuw grondprotocol vastgesteld.
In dit grondprotocol staan uniforme spelregels met betrekking
tot bijvoorbeeld onafhankelijke taxaties en dossiervorming.”
De provincie Gelderland heeft de organisatie goed ingericht
op de veranderingen in de grondverwervingspraktijk in de
afgelopen jaren. De Wolff: “Er is nogal wat op de provincies
afgekomen. Voorheen was het Rijk sterk betrokken bij met
name de verwerving van natuurgebieden. Deze taak is bij de
provincie terecht gekomen en ook de rijksambtenaren zijn
naar de provincies verhuisd. Zij zijn bij elkaar geplaatst in
het cluster Grond, dat nu voor alle programma’s de grond-
verwerving doet, dus behalve voor natuur ook onder andere
infrastructuur en gebiedsontwikkeling. Dit blijkt goed te
werken omdat alle kennis op één plek is gebundeld.” Het op-
zetten van dit cluster draagt ook bij aan meer uniformiteit.
Daarnaast hebben ze in de organisatie een bezitsregistratie
in de vorm van een geoinformatiesysteem opgezet. Hiermee
hebben ze veel beter inzicht in grondeigendom en de stand
van zaken van grondverwerving in de diverse projecten.
Dat laatste is ook nodig, want met het overnemen van de
taken van het Rijk is ook grond overgenomen, waardoor de
provincie meer dan voorheen risico’s loopt.
De provincie Gelderland werkt nu systematisch met onaf-
hankelijke taxaties voorafgaand aan de verwerving, zodat
degene die de grond koopt weet op basis van welk bedrag
hij de onderhandelingen moet in gaan. Ook kan men er
intern mee vaststellen of de uitkomsten van de grondver-
wervingsonderhandelingen marktconform zijn en zorgvuldig
tot stand zijn gekomen.
Aandacht voor grond in rapportages aan Provinciale Staten Wel zijn er nog enkele verbeterpunten. Op grond van het
I n september 2013 heeft het OTB op verzoek van
de Rekenkamer Oost-Nederland, die werkt voor
Provinciale Staten van Gelderland en Overijssel,
onderzoek uitgevoerd naar het grondverwer-
vingsbeleid in de twee provincies: hoe werd dit
beleid vormgegeven en uitgevoerd? De grondverwer-
vingsprojecten bleken doelmatig te worden gerealiseerd.
Wel was in Gelderland het grondverwervingsbeleid deels
verouderd, toe aan actualisatie en werd er niet altijd
gewerkt volgens de afgesproken werkwijze en mandaten.
Dit leidde in 2017 tot een vervolgonderzoek dat door
een onderzoeker van de Rekenkamer Oost-Nederland en
(evenals in 2013) OTB-onderzoeker Herman de Wolff is
uitgevoerd: hoe is men omgegaan met de aanbevelin-
gen? De Wolff heeft als bijdrage aan dit onderzoek onder
meer de grondverwerving bij twee infrastructuurprojec-
ten en een natuurontwikkelingsproject onderzocht.
Grondprotocol en onafhankelijke taxaties ingevoerdDe provincie Gelderland is actief aan de slag gegaan met het
verbeteren van het beleid en de uitvoering van de grondver-
werving. De Wolff licht toe: “De provincie heeft het grondbe-
Besluit Begroting en Verantwoording moeten overheden
apart over grond rapporteren in de financiële stukken.
De provincie Gelderland blijft in haar rapportages aan
Provinciale Staten hier wat achter. Het belang van rap-
porteren is toegenomen door de grotere grondportefeuille
van de provincie. Grondbezit brengt nu eenmaal specifieke
risico’s met zich mee: zo kan een project vertragen of niet
doorgaan of aangekochte ruilgronden kunnen in waarde
verminderen. De verwachte kosten van grondverwerving
verdienen ook bij de besluitvorming over projecten expliciet
aandacht: nu wordt verwerving te vaak als onderdeel van
de totale projectkosten gezien. Hierbij is ook de financiële
mandatering van het ambtelijk apparaat van belang. In het
grondprotocol is vastgelegd wanneer een aankoopovereen-
komst voor gronden en opstallen aan Gedeputeerde Staten
moet worden voorgelegd, bijvoorbeeld in het geval van
grote verschillen tussen een eerste en tweede taxatie of een
aankoop die politiek gevoelig kan zijn. De Wolff: “Opmerke-
lijk is dat het ambtelijk mandaat financieel niet is begrensd;
binnen een vastgesteld programma kan elke aankoop verder
ambtelijk worden afgehandeld. Te overwegen valt om dit
wel te begrenzen, zodat ambtenaren tot een bepaald bedrag
grondtransacties doen, daarboven moeten zij GS of PS bij de
grondtransactie betrekken. Bij andere overheden en ook bij
andere provincies is dat niet ongebruikelijk.”
Vier-ogenprincipe De provincie heeft intern meer ‘checks en balances’ inge-
bouwd op het proces van onderhandelen over grondtrans-
acties, de provincie noemt dit het vier-ogenprincipe. Dit zou
volgens de Rekenkamer en De Wolff beter naar voren moeten
komen in het dossier, door bijvoorbeeld een checklist en een
logboek te hanteren. Hiermee is alle communicatie rondom
een grondtransactie helder en terug te vinden. In het geval
van langdurige afwezigheid van functionarissen kunnen an-
deren de taken overnemen. Daarnaast draagt een logboek bij
aan de onderbouwing van het onderhandelingsproces.
Aandacht voor risico’s grondbezit blijft nodig
Meer ‘checks en balances’ ingebouwd voor onderhandelingsproces grondtransacties Oude Rijn in de Gelderse Poort.
Foto: GLDR/Nationale Beeldbank
V eilige scheepvaart op drukke routes,
zoals voor de Nederlandse kust en op
onze rivieren, is niet alleen afhankelijk
van stuurmanskunst, maar ook van iden-
tificatiesystemen. Met name de grotere
schepen hebben verplicht een transponder en een gps-
ontvanger aan boord die gegevens versturen naar andere
schepen en naar de wal. Zo weet elk schip of zich andere
schepen op zijn koers bevinden, zodat aanvaringen voor-
komen kunnen worden. Ook Rijkswaterstaat ontvangt van
alle transponders permanent signalen met tussenpozen
van twee seconden tot drie minuten, afhankelijk van de
kruissnelheid van de schepen. Deze AIS-signalen (Auto-
mated Identification System) bevatten de geografische
locatie en het identificatienummer van het schip. Zelfs
reddingsvesten zijn uitgerust met deze apparatuur, zodat
ook de locatie van een drenkeling bekend is.
Opslagruimte verbeterenDe transponders zenden permanent signalen uit zodat
Rijkswaterstaat heel wat data te verstouwen krijgt: zo’n
tachtig miljoen signaalontvangsten per week. Het huidige
opslagsysteem van Rijkswaterstaat is echter niet geschikt
om al die gegevens te bewaren en te bevragen. Momenteel
bewaart RWS de data twee weken in een database die niet
geschikt is voor zoekopdrachten en voor opslag van aanvul-
lende informatie.
De data zijn voor meerdere doelen te gebruiken en moeten
dus meermaals worden opgehaald uit de database, bewerkt
en weer worden opgeslagen, liefst zo snel en zo eenvou-
dig mogelijk. Is een strategie te bedenken voor het beter
opslaan en beheren van de gegevens, bijvoorbeeld in een
geografisch databasemanagementsysteem (DBMS)? Een
DBMS heeft als voordeel dat bestanden door meerdere ge-
bruikers tegelijk zijn te raadplegen en bepaalde gebruikers
toegang kunnen krijgen tot meer of andere data. Ook is het
mogelijk met behulp van een DBMS makkelijk applicaties te
ontwikkelen. Andere typen data, zoals raster- en vectordata
voor achtergrondkaarten, zijn in dit systeem te combineren
met de locatiegegevens van de schepen en in een DBMS zijn
snel individuele data terug te vinden.
GIS-specialisten van afdeling OTB hebben geprobeerd een
antwoord te vinden op bovenstaande vraag. Hun randvoor-
waarden voor een goed werkend systeem waren dat de
opslagruimte in verhouding moet zijn tot de omvang van
de ruwe data, dat de uit te voeren bewerkingen op de data
redelijk efficiënte resultaten moeten opleveren en dat ook
de bewerkingsgeschiedenis gearchiveerd kan worden.
Allereerst is gekeken naar de benodigde opslagruimte.
Om zoekopdrachten binnen een acceptabele tijd te laten
uitvoeren, moeten de data worden geïndexeerd en onderling
gegroepeerd. Maar ook de indexering van bitvectordata (de
reeks nullen en enen die de berichten weergeven) neemt
ruimte in beslag. Minimaal drieënhalf maal zo veel ruimte is
nodig vergeleken met de ruimte die de ruwe data in beslag
nemen.
Andere wijze van opslagVervolgens zijn twee tests gedaan waarin het systeem
bevragingen uitvoerde. De eerste test was het opzoeken
van de laatst bekende positie van schepen, de tweede het
weergeven van de afgelegde route van een schip tevoor-
schijn te halen uit het opgeslagen berichtenverkeer. Het
onderzoek is uitgevoerd op een set van reeds bestaande
berichten die in één keer zijn geladen. Het archiveren van
data op het moment dat deze in ‘real time’ binnenkomen
is een ander verhaal. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door
de data in tweeën te splitsen en ook zo op te slaan: niet
geïndexeerde berichten (een beperkte, zojuist ontvangen
set) en een grote set aan geïndexeerde berichten in een
historisch archief. Het is dan nodig om bijvoorbeeld eens
per dag de nog niet geïndexeerde berichten over te heve-
len naar het historisch archief.
Kiezen voor een oplossing betekent een afweging maken
tussen enerzijds welke informatie uit het AIS-berichtenver-
keer wordt opgeslagen en anderzijds hoe deze informatie
gestructureerd wordt. Dat laatste kan door alle berichten op
te slaan als bitvectoren en het creëren van indexen voor de
veelgevraagde informatie, zoals geografische locatie en type
object. Zeker als Rijkswaterstaat alle AIS-berichten in de
originele versie wil bewaren is dit een haalbare oplossing.
Hoe kunnen scheepvaartgegevens uit geautomatiseerde identificatiesystemen het best worden opgeslagen? Daar zijn diverse modellen voor te bedenken, maar welk opslagmodel levert de beste resulta-ten?
Verbeteren van opslag en hergebruik scheepvaart-data
6
Scheepvaart levert permanent gegevens aan
OTB
& O
mge
ving
okt
ober
201
7
Veilige scheepvaart dankzij AIS-signalen
Ook rijnaken hebben een transponder en gps-apparatuur aan boord.
Foto: AXEL SMITS
Management of AIS messages in a Geo-DBMS, Martijn
Meijers, Peter van Oosterom & Wilko Quak, 2016, beschik-
baar op www.gdmc.nl/publications/reports/GISt71.pdf
Het onderzoek is uitgevoerd binnen de Rijkswaterstaat-TU
Delft Raamovereenkomst betreffende Samenwerking en
Kennisuitwisseling op het gebied van Ruimtelijke Informatie-
voorziening.
Contactpersoon: Martijn Meijers ([email protected])
Informatie
Ik wil graag meer informatie over:� 4-daagse cursus De nieuwe wijkaanpak, 1/2 november en 13/14 december 2017� OTB|Platform 31 Wooncongres, Kwaliteit van wonen en wijken opnieuw gewogen, 9 november 2017� Cursus Duurzaam beheer, renovatie en onderhoud van woningen, 14/15 februari en 21/22 maart 2018� 4-daagse cursus Portefeuille- en assetmanagement bij woningcorporaties, 16/17 mei en 13/14 juni 2018� 4-daagse cursus Nieuwe wegen in technisch beheer van woningen, najaar 2018
� Ik wil graag op de postverzendlijst komen van OTB & Omgeving� Ik wil standaard per post op de hoogte worden gehouden van alle OTB-cursussen en -studiedagen� Ik wil standaard per e-mail op de hoogte worden gehouden van alle OTB-cursussen en -studiedagen� Ik wil per email de digitale nieuwsbrief ontvangen
OTB-cursussen, -congressen en -studiedagen 2017 - 2018
U kunt dit strookje sturen aan:
OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgevingFaculteit Bouwkunde, TU Delftt.a.v. Angélique DersjantPostbus 50432600 GA Delft
Naam :Instelling :
Afdeling/dienst :Soort instelling/organisatie :
Adres :Postcode/plaats :
E-mail :
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
7
Cursus De nieuwe wijkaanpak1/2 november en 13/14 december 2017, Amsterdam
Er is een nieuwe praktijk aan het ontstaan in de wijkver-nieuwing als antwoord op de sterk veranderde omstan-digheden. De grootschalige fysieke aanpak is verlaten en heeft plaats gemaakt voor kleinschalige initiatieven, meer uitgaand van de bestaande stad en van wat bewoners zelf zouden kunnen doen. Nog steeds zijn er wijken die te maken hebben met een dalende populariteit en een zwakke reputatie. In veel van die wijken staat de leefbaar-heid onder druk. Deze situatie vraagt om een nieuwe aanpak, rekening houdend met lokale omstandigheden. Hoe kom je tot een actuele, samenhangende visie en een effectieve aanpak? Hoe zorg je voor een balans tussen ruimtelijk-fysiek en sociaaleconomisch met voldoende draagvlak bij de ver-schillende betrokkenen, de bewoners in de eerste plaats. De cursus biedt een breed overzicht en verbindt inzichten uit de praktijk, theorie en recent onderzoek met de eigen ervaringen en inbreng van de deelnemers.
Cursus Duurzaam beheer, renovatie en onderhoud van woningen14/15 februari en 21/22 maart 2018, Doorn
Het doel van deze cursus is om kennis op te doen over een breed scala van onderwerpen rondom duurzaam beheer, renovatie en onderhoud van woningen. De cursus biedt
medewerkers van woningcorporaties en bouw- en onderhoudsbedrijven handvat-ten om samen met huurders en ge-meenten de duurzaamheidsopgave vorm te geven. Daarbij is gekozen voor een beleidsmatige insteek, en wordt dus niet direct gericht op de uitvoeringspraktijk. Thema’s die aan de orde komen zijn onder meer het overheidsbeleid, het assetmanagement van de corporatie, strategische keuzen voor diep en minder diep renoveren, de wegen naar gasloos en all-electric wonen, participatie van bewoners, bewonersgedrag en energie-gebruik, financiering en betaalbaarheid van duurzame maatregelen, duurzaam en
circulair materiaalgebruik, en gezond en comfortabel wonen.
Cursus Portefeuille- en assetmanage-ment bij woningcorporaties16/17 mei en 13/14 juni 2018, Doorn
Het portefeuillebeleid is een van de belangrijkste beleidsthema’s bij corporaties. Het doel is vastgoed en diensten zo goed mogelijk aan laten sluiten op de wen-sen van huidige en toekomstige bewoners. Hierbij wordt vaak onderscheid gemaakt in strategisch niveau (por-tefeuillemanagement), tactisch niveau (assetmanage-ment) en operationeel niveau (property management). Tijdens deze cursus leert u zelf het portefeuillebeleid te ontwikkelen. In het eerste cursusblok ligt de nadruk op het portefeuillemanagement (het strategisch niveau). In het tweede cursusblok ligt de nadruk op het assetma-nagement (het tactisch niveau, complexgericht).
Cursus Nieuwe wegen in technisch beheer van woningenNajaar 2018
Professioneel technisch beheer van woningen betekent sturen op prestaties, risico’s, kosten en levensduur van het vastgoed en de daarmee samenhangende verbe-ter- en onderhoudsprocessen. Dit kan door een goed onderbouwd technisch beleid op basis van objectieve gegevens, transparante besluitvorming, een duidelijke visie en strategische uitgangspunten.
U doet in deze cursus kennis op over nieuwe ontwikkelin-gen in het technisch beheer en krijgt handvatten om het technisch beheer anders en beter vorm te geven. Daarbij is gekozen voor een beleidsmatige insteek, en wordt dus niet direct gericht op de uitvoeringspraktijk. Thema’s zijn onder andere het outsourcen van het niet-planmatig onderhoud, duurzame renovatieconcepten en onderhoud, energie en duurzaamheid, onderhoud op bouwdeel-niveau, klantgestuurd onderhoud, inkoop- en aanbeste-dingsbeleid en resultaatgericht vastgoedonderhoud.
OTB|Platform31 Wooncongres 2017: Kwaliteit van wonen en wijken opnieuw gewogen. Mag het een onsje meer? Of minder?9 november 2017, Den Haag
Hoewel de kwaliteit van de Nederlandse woningvoorraad over het algemeen goed te noemen is, heeft de recente recessie die kwaliteit flink onder druk gezet. De her-structurering van wijken en buurten is in de crisis bijna stilgevallen. Daarnaast staat Nederland voor de opgave om de woningvoorraad verder te verduurzamen en zo de kwaliteit van het corporatiebezit te verbeteren. Met een groeiend aantal huishoudens in Nederland is een belangrijke vraag hoe al deze huishoudens de komende jaren willen wonen. En welke woonkwaliteit moet dan worden verbeterd of toegevoegd? Groeit bijvoorbeeld de behoefte aan kleine woningen, de zogenaamde tiny houses of micro-appartementen? Hoe haalbaar en aantrekkelijk zijn Nul-op-de-Meter-woningen? Is er meer behoefte aan woonmilieus met een goede ruimtelijke kwaliteit? Hoe zorgen we voor voldoende keuzevrijheid en een goede kwaliteit-prijsverhouding? Diverse sprekers brengen u op de hoogte van de be-langrijkste toekomstgerichte ontwikkelingen rondom dit onderwerp.
INFORMATIE EN AANMELDINGOngeveer 2 maanden voor aanvang van een cursus of congres is uitvoerige informatie over het programma beschikbaar. Voor een specifieke programmafolder kunt u mailen naar Angélique Dersjant: [email protected], of gebruik maken van de invulstrook. Ook kunt u kijken op onze website www.otb.tudelft.nl/agenda voor ons actuele aanbod.
OTB & Omgeving is een kwartaaluitgave van OTB - Onderzoek voor de gebouwde omgeving REDACTIE Peter Boelhouwer, Dirk Dubbeling, Daniëlle Groetelaers, Christel Swarttouw-Hofmeijer en Eveline Vogels VORMGEVING Itziar Lasa
DRUK NIVO, Delfgauw
COLOFON
OTB - Onderzoek voor de gebouwde omgeving - Julianalaan 134 2628 BL Delft - Tel. (015) 2783005 - [email protected] - www.otb.bk.tudelft.nl
Afdeling OTB - Onderzoek voor de gebouwde omgeving is onderdeel van de
faculteit Bouwkunde van de TU Delft en bestaat sinds 1985. Het is gespe-
cialiseerd in onafhankelijk onderzoek op het gebied van wonen, bouwen
en de gebouwde omgeving. Er werken ongeveer 130 mensen, waaronder
planologen, sociaal-geografen, bouwkundigen, economen, geodeten, be-
stuurskundigen en woonecologen. Machiel van Dorst is afdelingsvoorzitter.
De onderzoekers zijn verdeeld over zes secties:
- Duurzame Woningkwaliteit (coördinator Henk Visscher)
- Geo-informatie en Grondbeleid (coördinator Willem Korthals Altes)
- GIS-technologie (coördinator Peter van Oosterom)
- Stedelijke en Regionale Ontwikkeling (coördinator Kees Maat)
- Stedelijke Vernieuwing en Wonen (coördinator Maarten van Ham)
- Volkshuisvesting en Woningmarkt (coördinator Marja Elsinga).
Recente publicaties
Management of AIS messages in a Geo-DBMS, Mar-
tijn Meijers, Peter van Oosterom & Wilko Quak, 2016, 25
pag., uitgave van TU Delft. Pdf beschikbaar op www.gdmc.
nl/publications/reports/GISt71.pdf
Socio-spatial change in Lithuania. Depopulation and increasing spatial inequalities (proefschrift), Rūta
Ubarevičienė, 262 p., ISBN 978-94-92516-75-6, A+BE
Architecture and the Built Environment 9, TU Delft, 2017.
http://abe.tudelft.nl/index.php/faculty-architecture/issue/
view/528
Rekenkamer Oost-Nederland: Follow-up grond-verwerving Gelderland, juni 2017. Te downloaden op:
http://rekenkameroost.nl/gepubliceerde-onderzoeken/99-
follow-up-grondverwerving
Best paper award voor Evert Meijers
The MOOC ‘Rethink the City: New Approaches to Global
and Local Urban Challenges’ heeft de AESOP ‘Excellence in
Teaching’ Award 2017 in de wacht gesleept. De prijs van
de Association of European Schools of Planning is ingesteld
ter promotie van innovatief onderwijs en kennisoverdracht
op het gebied van ruimtelijke planning. Het is voor het
eerst dat AESOP een onlinecursus beloont. De MOOC (Mas-
sive Open Online Course) is een initiatief van de promo-
vendi Igor Pessoa (OTB) and Luz María Vergara (MBE).
Meer dan 10.000 deelnemers uit zo’n 160 landen hebben
de MOOC gevolgd, waarmee het de succesvolste MOOC
van de TU Delft is tot nu toe. De MOOC gaat in mei 2018
nogmaals van start.
Jaarverslag OTB 2016
Tjeu Lemmens nieuwe Onderwijsdirecteur Master Geomatics
Het jaarverslag over 2016
van het OTB geeft een over-
zicht van de activiteiten op
het gebied van onderzoek
en onderwijs. Tevens bevat
het een overzicht van de
belangrijkste publicaties en
de vele dissertaties in voor-
bereiding. Enkele OTB’ers
lichten hun werk toe.
www.otb.tudelft.nl of
aanvragen via mailbox@otb.
tudelft.nl.
MOOC ‘Rethink the City’ wint AESOP Award
https://online-learning.tudelft.nl/courses/rethink-the-city-new-approaches-to-global-and-local-urban-challenge/
Evert Meijers (OTB),
Marloes Hoogerbrugge
en Martijn Burger
(Erasmus University
Rotterdam) hebben de
Martin Beckmann Annual
Award 2016 toegekend
gekregen voor hun publi-
catie ‘Borrowing size in
networks of cities: City
size, network connectivity and metropolitan functions in
Europe’ als beste paper in Papers in Regional Science.
http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/pirs.12181/full
Tjeu Lemmens is sinds 1
september 2017 de nieuwe
onderwijsdirecteur van de
master Geomatics for the
built environment, een
van de masters aan de
faculteit Bouwkunde. Hij
neemt de taak over van
Stefan van der Spek die vier
jaar onderwijsdirecteur is
geweest. Sinds de doorstart
van Geomatics in 2012 is
de jaarlijkse instroom van
studenten gestaag gegroeid van 9 tot ca. 30 studenten
in 2017. Lemmens was destijds nauw betrokken bij de
herstart van de master, alsook bij de onderwijsvisitatie van
2012 en als lid van de Examencommissie.
JaarverslagOTB - Onderzoek voor de gebouwde omgeving
16