OSTEOPOROSE definitie pathofysiologie soorten osteoporose soorten fracturen risicofactoren ...
-
Upload
willem-bosmans -
Category
Documents
-
view
225 -
download
2
Transcript of OSTEOPOROSE definitie pathofysiologie soorten osteoporose soorten fracturen risicofactoren ...
OSTEOPOROSE
definitie pathofysiologie soorten osteoporose soorten fracturen risicofactoren diagnostiek epidemiologie
Els-Heidi Bakker-voetman, medisch trainerafdeling Medical Services
DEFINTIE OSTEOPOROSE (WHO 1994)
Osteoporose is een systemische skeletaandoening die wordt gekenmerkt door een lage botmassa en micro-architecturele degeneratie van het botweefsel, met als gevolg een verhoogde botfragiliteit en kans op fracturen.
CRITERIA OSTEOPOROSE (WHO 1994)
Ernst
Normaal Osteopenie Osteoporose Ernstige osteoporose
BMD t.o.v. piekbotmassa
tot - 1SD-1 tot - 2,5 SD< - 2,5 SD< - 2,5 SD plus min. 1#
OSTEOPOROSE
Verouderingsproces versnelde resorptie (vooral na de menopauze):
osteoclasten resorptiefase duurt ca. 3 weken
achterlaten van lacuna botvorming
osteoblasten botvormingsfase duurt 3 à 4 maanden
Onvolledige botvervanging trabekels smaller perforaties => minder oppervlak
HOE OSTEOPOROSE HET BOT AANTAST
normaal wervellichaam osteoporotisch wervellichaam
SOORTEN OSTEOPOROSE
primaire type I type II
secundaire
PRIMAIRE OSTEOPOROSE
wanneer alle andere mogelijke oorzaken zijn uitgesloten per leeftijdsgroep:
juveniel: bij prepuberalen idiopatisch: bij jonge volwassenen postmenopauzaal: bij vrouwen na de menopauze seniele of involutie: bij ouderen
postmenopauzale osteoporose
menopauze periode na de laatste menstruatie gemiddeld 53 jaar in NL te vroeg: < 45 jaar
negatieve botbalans toegenomen aantal botombouweenheden
PRIMAIRE OSTEOPOROSE
Indeling op basis van leeftijd (type I of II):
Type I Type IIleeftijd: 55-75 boven de 70
geslacht v:m: 6 : 1 2 : 1
fracturen: pols/wervels heup/wervels
bot: trabeculair trabeculair + corticaal
SECUNDAIRE OSTEOPOROSE
endocriene aandoeningen andere systemische aandoeningen aangeboren aandoeningen voedingsdeficiëntie geneesmiddelengebruik
SECUNDAIRE OSTEOPOROSE
endocriene aandoeningen:
hypercorticisme hypogonadisme hyperparathyreoïdie hyperthyreoïdie Cushing-syndroom groeihormoondeficiëntie
SECUNDAIRE OSTEOPOROSE
andere systemische aandoeningen:
reumatoïde arthritis diabetes multipel myeloom (ziekte van Kahler) mastocytose renale tubulaire acidose leukemie
SECUNDAIRE OSTEOPOROSE
aangeboren:
osteogenesis imperfecta hypofosfatemie homocystinurie hemolytische anemie
SECUNDAIRE OSTEOPOROSE
voedingsdeficiëntie:
malabsorptiesyndroom calciumdeficiëntie alcoholmisbruik ondervoeding/scheurbuik
SECUNDAIRE OSTEOPOROSE
geneesmiddelengebruik:
glucocorticoïden heparine anticonvulsiva methotrexaat
BOTMASSA IN LEVENSCYCLUS
botmassa
leeftijd (jaren)
1. actieve groei2. skeletconsolidatie3. langzaam verlies4. snel verlies5. minder snel verlies6. geen snel verlies
4
RISICOFACTOREN OSTEOPOROSE
ontstaan osteoporose afhankelijk van:
(piek)botmassa in volwassenheid snelheid van botverlies
vaak meerdere risicofactoren aanwezig
RISICOFACTOREN OSTEOPOROSE
genetische factoren: geslacht, familie, ras, tengere bouw e.d.
endocriene factoren o.a.: menopauze, functie ovaria verminderd teveel glucocorticoiden (of medicinaal)
voedingsfactoren: calciumdeficientie, overmatig alcohol e.d.
omgevingsfactoren o.a.: gebrek aan lichaamsbeweging, sigaretten roken
ENKELE GETALLEN MBT OSTEOPOROSE
blanke vrouw 50 jaar (VS): 40 % kans op osteoporotische # rest van haar leven kans op overlijden t.g.v. heupfractuur of borstkanker is gelijk
(2,8 %)
een jaar na heupfractuur: ca. 20% overleden ongeveer 33 % langdurige zorg
verlies aan botdichtheid op hogere leeftijd
in de wervelkolom, heup en pols
botdichtheid
leeftijd (jaren)
1. wervelkolom2. heup3. pols
drie voorkeursplaatsen van osteoporosefracturen
SOORTEN WERVELFRACTUREN
viswervels: biconcave vorm vooral middelste deel van de wervelkolom
wigfractuur: voorkant wervel ingezakt compressiefractuur: totaal ingezakte wervel kunnen spontaan optreden en asymptomatisch zijn
slechts 1/3 klinisch manifest (ca. 15.000 in NL) soms lastig aantoonbaar op X-foto gevolgen:
kyfose en/of lordose, ‘dowager’s hump’, lengteverlies acute fase: 1-4 weken, intense pijn chronische fase: 6-12 maanden
SOORTEN WERVELFRACTUREN
1. compressiefractuur2. wigfractuur3. tussenruimte bij ‘viswervels’
progressie van osteoporose in wervelkolom
40 jaar 60 jaar 70 jaar
1. kyfose2. dowager’s hump
HEUPFRACTUUR
bovenste deel femur meestal heuphals meestal door val altijd ziekenhuisopname in NL ca. 15.000 per jaar complicatie: femurkop verliest bloedvoorziening ca 20% overlijdt binnen 6 maanden na # na 3 jaar nog > 20% geinvalideerd en tevens 24%
aanpassing van de woonomgeving
soorten heupfracturen
1. femurhals2. kop3. schacht
FRACTUUR VAN COLLES (POLSFRACTUUR)
meestal door val op uitgestrekte hand distale fractuurstuk achter- en opwaarts gedisloceerd
ca. 15.000 per jaar in NL maximale incidentie: 60 - 70e jr. pijnlijk 4-6 weken gips zelden fataal, wel regelmatig:
algodystrofie: pijn, gevoeligheid, stijfheid, zwelling, gestoorde handmotoriek (Sudeckse atrofie)
soms aanhoudend
fractuur van Colles
1. ellepijp2. spaakbeen3. achter- en opwaartse
dislokatie
OVERIGE COMPLICATIES
angst, onzekerheid afhankelijkheid ademhalingsproblemen (borstholte gewijzigd) evenwichtsstoornissen pijn
EPIDEMIOLOGIE
studies vooral gebaseerd op BMD en fracturen verband tussen botmassa, risicofactoren en # lastig onderscheid osteoporose en andere oorzaken
Engeland: (bevolkingsonderzoek Trent) incidentie alle # mannen na 65 jr. hoger incidentie alle # vrouwen na 45 jr. hoger
Noord-Amerika: incidentie wervel, heup, Colles # boven 45 jr. neemt toe
EPIDEMIOLOGIE
leeftijd, geslacht, ras, omgeving osteoporose en ras:
raciale verschillen botmassa raciale verschillen incidentie # in veel rassen cq landen laatste decennia een verhoogde incidentie van
fracturen (vergrijzing en seculaire trend) verschillen in botmassa van de wervelkolom
negers>polynesiërs>latijns-amerikanen>blanken>aziaten MEDOS onderzoek en WHO gegevens:
kans op heup # in Scandinavië groter dan in Mediterranee
DIAGNOSTIEK
anamnese en lichamelijk onderzoek laboratoriumonderzoek meten van de BMD rontgendiagnostiek
DETERMINANTEN PIEKBOTMASSA
erfelijkheid voedingsfactoren hormonale factoren lichaamsbeweging andere omgevingsfactoren
ANAMNESE
huidige klachten menopauzestatus voeding/dieet lichaamsbeweging familieanamnese geneesmiddelengebruik andere risicofactoren
LICHAMELIJK ONDERZOEK
houding (status), wervelkolom, gewrichten evenwicht, valneiging, spierkracht? tengere bouw (gewicht, te weinig beweging?) lengte (afname in loop van tijd) huid:
-zonlicht?-operatie baarmoeder/maag of darm (littekens?)-steroïdentherapie (atrofie huid,vollemaansgezicht)-alcoholmisbruik cq roken
LABORATORIUMONDERZOEK
differentiaaldiagnose inzicht in botmetabolisme snelheid resorptie/ botopbouw uitgangswaarden en vervolg botmerkers
LABORATORIUMONDERZOEK
serum: calcium (mmol/l) fosfaat (mmol/l) alkalische fosfatase (AF) osteocalcine parathormoon (assay)
urine: hydroxyproline collageen crosslink N-telopeptide
LABORATORIUMONDERZOEK
alkalische fosfatase:
enzym dat fosfaat vrijmaakt door osteoblasten, maar ook via darm en lever
geproduceerd weinig sensitief en specifiek bij toename AF denken aan:
mineralisatiestoornis, ziekte van Paget lever- of galaandoening, maligniteit geneesmiddeleneffect geledelijke toename bij vrouwen na 40e jaar
LABORATORIUMONDERZOEK
Osteocalcine:
(niet collageen) eiwit door osteoblasten gemaakt tijdens botvorming specifieke merker activiteit osteoblasten bindt zich aan de botmatrix, komt deels in de
circulatie (via RIA techniek te meten) kan normaal, verhoogd of verlaagd zijn bij
osteoporose
LABORATORIUMONDERZOEK
HYDROXYPROLINE:
Ontstaat bij afbraak eiwitten, m.n. collageen Maat resorptie botmatrix Gemetaboliseerd in lever, uitscheiding urine
beïnvloed door eiwitinname met voeding meting in urine geeft wisselende resultaten
COLLAGEEN PYRIDINIUM CROSSLINK
pyridinoline (Pyr) en deoxypyridinoline (D-Pyr)
niet reduceerbare pyridinium crosslinks in volwassen vorm collageen alleen bij collageen- en elastinemoleculen uitgescheiden in urine (aan eiwit gebonden en ‘vrij’) conc. urine meten d.m.v. fluorimetrie verhoogd bij postmenopauzale vrouwen
N-TELOPEPTIDE (NTx):
type I collagen cross-linked N-telopeptide specifieke marker botresorptie (urine) sensitiever dan pyridinoline of
deoxypyridinoline
PARATHORMOON (PTH)
belangrijkste Ca regulerende stof direct effect op bot en nieren: => Ca hoger indirect door meer absorptie Ca in darmen via activatie
vitamine D in nieren serum PTH: radio immuno assay
DD: serum PTH: osteoporose normaal hyperparathyroïdie verhoogd hypoparathyroïdie verlaagd
LAB. OSTEOPOROSE
serum Ca Nserumfosfaat Nserum AF Nserumosteocalcine L-N-H
urine:hydroxyproline H-Npyridinolyne (Pyr) Hdeoxypyridinoline (D-Pyr) HN-telopeptide H
METING VAN DE BMD
DEXA = dual energy X-ray absorptiometrie
QCT = quantatative computed tomography echografie
single photon absorptiometrie (SPA) dual photon absorptiometrie (DPA)
DUAL ENERGY X-RAY-ABSORPTIOMETRIE
DEXA of DXA rontgenbuis die twee foton-energiestralen opwekt hoge resolutie hoge precisie en nauwkeurigheid altijd zelfde soort apparaat bij monitoring BMD! korte scantijden (5 min.) lage stralingsdosis wervelkolom, femurhals, onderarm, totale lichaam bij wervelkolom bij ouderen: pas op:
wervelcompressie, osteofyten, vaatverkalking
DEXA
QUANTITATIVE COMPUTED TOMOGRAPHY
QCT ruimtelijk onderscheid corticaal en trabeculair bot driedimensionale meting (g / cm3)
lastiger techniek kostbaar relatief hoge stralingsdosis
QCT
ECHOGRAFIE
toepassing bij botdensitometrie nog bestudeerd
beoordeling botstructuur correlatie met andere meetmethoden hulp bij screening? stralingsvrij
ECHOGRAFIEMETING VAN HET HIELBEEN
RADIOGRAFIE
alleen corticaal bot zichtbaar vooral voor opsporen fracturen wervelindeukingen niet waardevol voor beoordeling BMD
T-score en Z-score
T-score: aantal SD’s t.o.v een gezonde populatie dus t.o.v. gemiddelde piekbotmassa zelfde geslacht en ras gebruikt voor de osteoporoseclassificatie (WHO)
Z-score: aantal SD’s t.o.v. leeftijdgenoten zelfde geslacht en ras en leeftijd
VERDUBBELING RISICO OP OSTEOPOROTISCHE #
elke 1 SD onder piekbotmassa positieve familieanamnese voor
osteoporotische # reeds # bij patient in het verleden gebruik van corticosteroiden (langdurig)
INDICATIE VOOR METING BMD
risicofactoren o.a.: vroege menopauze, langdurige amenorroe osteoporose in familieanamnese steroidengebruik endocriene aandoeningen langdurige immobilisatie
bestaande osteoporotische # botverlies of hoogteverlies wervel X-foto vaststellen van effectiviteit behandeling