Organisatieresponse bij crisis
Transcript of Organisatieresponse bij crisis
Onderzoek VUmc na brand
Organisatie-response bij crisis
dienst communicatie
VU medisch centrum
Postbus 7057
1007 MB Amsterdam
www.VUmc.nl
e-mail [email protected]
telefoon 020 – 444 3444
Bezoekadres: De Boelelaan 1117
1081 HV Amsterdam
Brand is een gebeurtenis waarvan je als ziekenhuisbestuurder
hoopt dat het je bespaard blijft. Gebeurt het toch, dan put
je uit je bestuurlijke ervaring en intuïtie en doe je datgene
waarvan je denkt dat goed is. Op zo’n moment neemt
iedereen in de organisatie zijn verantwoordelijkheid.
Samen ben je sterk. Maar sturing is ook noodzakelijk.
En nadat het crisismanagement voorbij is, blik je terug.
Je moet je dan oprecht de vraag stellen wat beter had
gekund. Evalueren of de respons van de organisatie op
een dergelijke plotselinge, onvoorziene gebeurtenis
adequaat was. Dat ben je aan je organisatie verplicht.
Dit rapport is bestemd voor ziekenhuisbestuurders, managers
en P&O professionals. Het beschrijft hoe VU medisch centrum
(VUmc) de gevolgen van de brand op 26 mei 2007 het
hoofd bood. Daarbij werden 8 van de 18 operatiekamers
onbruikbaar. Een enorme aanslag op de operatiecapaciteit.
De resterende operatiekamers (OK’s) moesten door
bedrijfstijdverlenging zorgen voor zo min mogelijk
productieverlies. Patiënten mochten niet de dupe worden.
Door onze medewerkers te verzoeken gedurende zo’n
negen maanden aangepaste diensten te draaien op de
overgebleven OK’s, werd dit mogelijk gemaakt.
Ook van de medewerkers van laboratoria en andere
ondersteunende diensten vroeg dit een flexibele inzet.
Welke maatregelen waren nodig, hoe werd
dit geoperationaliseerd, wat waren de
kosten die hiermee gemoeid waren?
In bijgaand rapport wordt hiervan verslag gedaan.
Ik realiseer mij als geen ander dat VUmc deze
crisis in 2007 heeft kunnen doorstaan dankzij de
persoonlijke inzet van alle medewerkers. Aan hen
is de raad van bestuur veel dank verschuldigd.
Maart 2008,
Elmer Mulder, voorzitter raad van bestuur VU medisch centrum
FO
TO
: M
AR
CO
OK
HU
IZE
N /
HH
2 3
Inhoud
Managementsamenvatting 5
Inleiding 13
1 HetOK-complex:eencomplexgeheel 15
2 BrandinhetOK-complex,degevolgenzijnenorm 16
3 Organisatieresponse 18
31Dereactieinhetweekendvandebrand 18
32Ingezetteinterventiesnahetweekendvandebrand 20
33Langetermijnverbetervoorstellen 31
34Effectenenresultaten 31
4 Reflectieopbedrijfstijdverlenging 41
5 Doorkijknaardetoekomst 45
bijlage 1 Berenschot 55
bijlage 2 Begeleidingscommissie 57
bijlage 3 Geïnterviewde personen 58
bijlage 4 Bronnen 59
bijlage 5 Organogram 60
bijlage 6 Afkortingen 61
bijlage 7 Samenvatting plan van aanpak 62
bijlage 8 Personele activiteiten na de brand 64
maart 2008
Organisatieresponsebijcrisis
OnderzoekVUmedischcentrumnabrand
tekst Hilde Veldhuis en Heleen Draijer / Berenschot
fotografie DigiDaan, tenzij anders aangegeven
© dienst communicatie VUmc
vormgeving Marcel Bakker / De Ontwerperij
druk Drukkerij Bevrijding
Dit rapport is opgesteld door
organisatieadviesbureau Berenschot
4 5
Managementsamenvatting
De brand die op 26 mei 2007 woedde in het operatiekamer-complex (OK-
complex) op de tweede etage van VU medisch centrum, richtte grote materiële
schade aan. De helft van de OK-capaciteit, inclusief alle apparatuur en voorra-
den ging verloren. Ook buiten de OK’s was er veel schade. In dit rapport evalu-
eren we de wijze waarop VUmc heeft ingespeeld op de gevolgen van de crisis,
waarbij de focus ligt op de personele gevolgen van de brand. We kijken hierbij
zowel naar de directe organisatieresponse als naar de factoren die het mogelijk
hebben gemaakt om een verandering in bedrijfstijden in te zetten, waardoor
uiteindelijk 97% van de geplande productie van 2007 is gerealiseerd.
De belangrijkste ervaringen wat betreft de organisatieresponse:
T De gevolgen van de brand waren enorm en bijna niet te overzien. Een goed
uitgewerkt noodplan bleek cruciaal om de eerste uren na de brand zo adequaat
mogelijk te reageren.
T Om de response van de organisatie na de crisis in goede banen te leiden, is
een stuurgroep ingezet. Door de belangrijkste betrokkenen vanuit bestuur en
management regelmatig bij elkaar te laten komen, konden problemen snel
aangepakt worden. De stuurgroep werd hierbij gevoed door signalen uit de
organisatie.
T Zorgvuldige interne en externe communicatie bleek van groot belang. Door
goed in te spelen op de media, werden geruchten voorkomen. Intern bleek
de honger naar informatie niet te stillen: over wat er gebeurd was, wat de
consequenties in het dagelijks werk waren en over wat er gedaan werd met
problemen die gemeld werden. Om alle medewerkers te bereiken werden
verschillende communicatiemiddelen ingezet. Inzichtelijkheid in alle commu-
nicatiekanalen, onder andere via leidinggevenden, is belangrijk. Daarnaast is
goede afstemming tussen interne en externe berichtgeving noodzakelijk.
T Na de brand was het veiligheidsgevoel van medewerkers aangetast. Om dit te
herstellen, heeft bedrijfsmaatschappelijk werk opvang voor medewerkers ge-
faciliteerd, zijn brandoefeningen ingezet, zijn verbeterpunten met betrekking
tot brandveiligheid geformuleerd en doorgevoerd en is veel aandacht besteed
aan (verbetering van) het noodplan.
T Door bedrijfstijdverlenging werd de nog beschikbare capaciteit optimaal inge-
zet om de gewenste productie te halen. Bij bedrijfstijdverlenging werden twee
OK-sessies per dag gedraaid en werden er in het weekend twee extra sessies
gedraaid.
FO
TO
: Y
VO
NN
E C
OM
PIE
R
6 7
Dit had grote gevolgen voor de organisatie:
T Medewerking vanuit de ondernemingsraad was van groot belang om be-
drijfstijdverlenging mogelijk te maken.
T Bedrijfstijdverlenging deed een groot beroep op medewerkers. Dit vroeg om
veel aandacht en waardering voor personeel. Vooral persoonlijke aandacht
voor alle personele groepen door leidinggevenden en raad van bestuur
bleken van groot belang.
T De planning van OK-sessies werd complexer. Dagsessies liepen uit, waar-
door ook avondsessies uitliepen of zelfs vervielen. Ook waren er operatieve
ingrepen die niet in de avond- of weekenduren gepland konden worden,
waardoor er minder ruimte overbleef in de reguliere uren.
T Bedrijfstijdverlenging diende afgestemd te worden met de ondersteunende
diensten, zoals bijvoorbeeld radiologie, pathologie en ook het facilitair
bedrijf.
T Focus op productieherstel betekende minder prioriteit bij onderzoek en
onderwijs. Er was minder tijd voor inhoudelijke feedback en verdieping.
T De brand heeft geleid tot beweging in de organisatie. Naast bedrijfstijdverlen-
ging ontstonden ook andere nieuwe inzichten en flexibiliteit. Zo bleek de reco-
very op één locatie efficiënter en kon het roostersysteem versneld doorgevoerd
worden. Daarnaast bleek de brand een goede oefening in teambuilding, zijn
nieuwe samenwerkingsverbanden gelegd, hebben medewerkers een persoon-
lijke ontwikkeling doorgemaakt en is er meer begrip ontstaan voor de situatie
van andere afdelingen.
De belangrijkste factoren die de doorvoering van bedrijfstijdverlenging heb-
ben mogelijk gemaakt, zijn het helder communiceren van de noodzaak van
bedrijfstijdverlenging en de wijze waarop dit gerealiseerd moest worden. De
leiding was overtuigd van de mogelijkheid om met de gehalveerde capaciteit
de gestelde productiedoelstelling te halen. Zij hebben de sterke cultuur en
betrokkenheid van medewerkers weten te mobiliseren om dit doel te halen.
Dat het geen blijvende verandering kon zijn, werd veroorzaakt doordat de
organisatie nog niet was ingericht om structureel met bedrijfstijdverlenging te
werken. Wanneer VUmc in de toekomst structureel met bedrijfstijdverlenging
wil werken, vraagt dit om een duidelijke noodzaak, die gevonden kan worden
in de marktwerking en capaciteitsbenutting. De organisatie zal dan ook wat
betreft haar structuur, capaciteit en systemen moeten worden aangepast om
dit structureel werkbaar te maken. De opgedane lessen en ervaringen na de
brand vormen hierbij bruikbare input.
FO
TO
’S:
MA
RC
O O
KH
UIZ
EN
/ H
H
10
Inleiding
Bij de brand gingen tienduizenden disposables verloren. De colloquiumruimten op de zesde etage werden ingericht
als opslag. Omdat alles tegelijk werd besteld, kwam ook alles min of meer gelijktijdig aan. Medewerkers van de OK zijn
druk in de weer geweest met het uitpakken van vele honderden dozen.
FO
TO
: R
IEC
HE
LL
E V
AN
DE
R V
AL
KF
OT
O:
PE
TE
R S
MIT
H
11
12 13
Op zaterdagochtend 26 mei 2007 brak om 06.00 uur brand uit in het
OK-complex op de tweede etage van VUmc. Ruim twee uur later was
de brand onder controle en gelukkig hebben patiënten en mede-
werkers geen letsel opgelopen. De materiële schade was groot. Van
de twee complexen met in totaal 18 operatiekamers, moest er een complex
van acht OK’s als totaal verloren worden beschouwd, inclusief alle apparatuur
en voorraden. De acht verwoeste OK’s vormden door verbouwingen op dat
moment fysiek de helft van de capaciteit. Ook buiten de OK’s heeft VUmc als
gevolg van de brand schade gehad aan het gebouw en apparatuur. Dit alles
was van grote invloed op de bedrijfsvoering binnen VUmc. Verschillende afde-
lingen hebben in korte tijd moeten leren werken met de consequenties.
Aan Berenschot is gevraagd te evalueren op welke wijze VUmc heeft ingespeeld
op de personele gevolgen van de crisis. Doel van deze evaluatie was terugkij-
ken op de wijze waarop VUmc heeft gereageerd op de brand en om hiervan te
leren voor de toekomst.
Dit rapport is tot stand gekomen op basis van een groot aantal interviews met
betrokkenen bij de brand. Daarnaast is op basis van deskresearch informatie
verzameld. Opvallend was de betrokkenheid en inzet van medewerkers van
VUmc. Het beeld dat zich vormde gedurende het onderzoek bleek consistent.
In dit rapport starten we in het eerste hoofdstuk met een korte sfeerschets
van dat gedeelte van de organisatie dat het hardst getroffen is door de brand;
het OK-complex. Vervolgens beschrijven we in hoofdstuk 2 de gevolgen die de
brand heeft gehad. In hoofdstuk 3 bespreken we de wijze waarop VUmc en de
medewerkers hebben gereageerd op de brand en de resultaten van interven-
ties. Vervolgens reflecteren we in hoofdstuk 4 op de wijze waarop VUmc de
gestelde productiedoelstellingen ondanks de brand grotendeels heeft weten
te realiseren. We sluiten af in hoofdstuk 5 met een korte doorkijk naar de
toekomst.
FO
TO
: Y
VO
NN
E C
OM
PIE
R
14 15
1 Het OK-complex: een complex geheel
Het OK-complex is het ‘hart van het universitair medisch centrum’ waar patiën-
ten worden geopereerd. Het vormt een afgesloten wereld binnen het zieken-
huis, waar niet iedereen zomaar kan binnenlopen, om infecties te voorkomen
en steriliteit tijdens operaties te waarborgen. Je komt er alleen als je er werkt
of als je geopereerd moet worden. De mensen die er werken hebben gespe-
cialiseerde taken, waarbij het soms gaat om leven of dood. Het OK-complex
bestaat naast de operatie kamers zelf, uit de recovery en de centrale sterilisatie
afdeling (CSA).
Een werkdag op een OK, ook wel sessie genoemd, duurt van 07.45 tot 15.30 uur.
Per jaar worden in VUmc ongeveer 3000 OK-sessies uitgevoerd en tijdens een
sessie worden vaak meerdere operaties uitgevoerd. De 3000 sessies worden
verdeeld over elf snijdende specialismen, waaronder bijvoorbeeld heelkunde
en neurochirurgie. Op basis van productieafspraken vindt de verdeling van ses-
sies plaats. Het vraagt nogal wat planningscapaciteiten om alle specialismen
binnen de 3000 sessies de geplande operaties te kunnen laten uitvoeren.
De operaties worden uitgevoerd door de medisch specialisten. Per operatie
worden drie tot vier OK-medewerkers ingezet. Dit zijn operatieassistenten en
anesthesiemedewerkers. Zij zijn gespecialiseerd in een bepaald specialisme,
zoals bijvoorbeeld oogheelkunde, en weten alles van de apparaten en instru-
menten die bij een oogheelkundige ingreep nodig zijn. Het komt voor dat het
werk op de OK om extra mankracht vraagt. Dan springen bijvoorbeeld artsen
bij die aan het werk zijn in de polikliniek. Deze flexibiliteit is van groot belang
om het OK-bedrijf zo optimaal mogelijk draaiende te houden.
Binnen het gehele OK-complex van VUmc werken 220 FTE OK-medewerkers, het-
geen neerkomt op ongeveer 250 medewerkers. Deze mensen bekleden sterk uit-
eenlopende functies. Naast de operatieassistenten en anesthesie medewerkers
worden tot het OK gerelateerde personeel ook de mensen gerekend die werken
bij de recovery, de centrale sterilisatie afdeling, de perfusie*, in de schoon-
maakploegen, bij logistiek, in het managementteam of bij het secretariaat.
Het primaire OK-personeel is schaars. Er is veel concurrentie met andere zie-
kenhuizen; ‘men kan overal aan de bak.’ OK-medewerkers zijn zeer specialis-
tisch opgeleid, waardoor substitutie met anders geschoold personeel vrijwel
onmogelijk is.
Al met al is de complexiteit van het OK-complex groot: in verschillende ruimtes
worden verschillende ingrepen door uiteenlopende specialismen uitgevoerd,
waarbij een operatieteam bestaat uit mensen met verschillende disciplines.
* De afdeling
perfusie verzorgt
alle mechanische
ondersteuning van
het hart tijdens en
rond de operatie met
bijvoorbeeld de hart-
longmachine.
16 17
dewerkers moesten werken omdat het centrale luchtbehandelingsysteem was
aangetast. De stank heeft medewerkers nog tijdenlang aan de brand herinnerd.
Ook werden logistieke processen bemoeilijkt doordat de telelift en buizenpost
onbruikbaar waren geworden.
De brand heeft grote consequenties gehad voor de behandeling van patiënten
van de specialismen oogheelkunde, KNO en neurochirurgie. Veel patiënten
konden niet meer op het geplande tijdstip de OK-behandeling krijgen die ze
nodig hadden, omdat de ruimte en apparatuur niet beschikbaar waren. In de
eerste periode lag de focus op de acute patiënten, waardoor de wachttijden
voor de planbare operaties opliepen. Dit werd versterkt doordat de efficiency
van processen afnam. Medewerkers moesten hun werk doen op andere afde-
lingen, waar zij hun spullen niet bij de hand hadden en de ruimte vaak erg
beperkt was. Doordat de telelift en buizenpost onbruikbaar waren en omdat
afdelingen verhuisd waren naar andere locaties, kostte transport veel tijd. Er
moest worden gewerkt met verouderde apparatuur ter vervanging van de
moderne, geavanceerde apparatuur die verloren was gegaan. Dit heeft veel
gevergd van de medewerkers. Maar juist door hun enorme inzet en betrokken-
heid is de veiligheid van de patiënten en de kwaliteit van zorg nooit in gevaar
gekomen. Zodra de vervangende OK’s gereed waren konden de planbare OK’s
weer worden uitgevoerd.
In de eerste weken na de brand konden er beduidend minder grote en com-
plexe ingrepen worden uitgevoerd, omdat benodigde apparatuur onvoldoende
beschikbaar was. Overdag was er nog één OK beschikbaar voor acute zorg.
Wanneer de nood echt hoog was, zijn er ook operaties uitgevoerd op de spoed-
eisende hulp (SEH).
Tijdens de brand hebben medewerkers rustig opgetreden en vaak drong het
gebeurde thuis op de bank pas door. Door de brand zijn medewerkers die
aanwezig waren tijdens de brand of direct met de gevolgen ervan in aanraking
zijn gekomen, aangetast in hun veiligheidsgevoel. Er lagen twee medewerkers
te slapen vlak naast de brand. Zij en hun collega’s zijn erg geschrokken van
de brand, omdat zij niet gealarmeerd waren voor de brand. In de OK’s is geen
alarm om paniekreacties te voorkomen. Er waren speciale slaapkamers met
alarm, maar deze bevonden zich te ver weg van de OK’s voor het gevoel van
medewerkers. Er is onderzoek gedaan naar het alarmeringssysteem door de
arbeidsinspectie, waarop VUmc actie heeft ondernomen (zie bijlage 7).
Ook medewerkers die niet direct bij de brand betrokken waren, stelden zich
vragen over wat te doen als er weer brand uit zou breken. Medewerkers zijn
zich bewuster geworden van gevaren. Ze merkten het na de brand op wanneer
er in een ruimte maar één uitgang was in geval van brand of dat bepaalde
vluchtwegen zijn afgesloten in het weekend. Ook was er na de brand veel
animo voor blustrainingen en brandoefeningen. Op de OK’s letten medewer-
2 Brand in het OK-complex, de gevolgen zijn enorm
De brand die uitbrak op 26 mei 2007 had enorme gevolgen voor de bedrijfs-
voering en patiëntenzorg binnen VUmc. In dit hoofdstuk schetsen we een beeld
van de schade en de gevolgen daarvan, die in eerste instantie nauwelijks te
overzien waren. We baseren ons hierbij op de gevoerde interviews en het rap-
port Brand in VUmc.
De belangrijkste gevolgen van de brand waren minder beschikbare OK-ruimte,
een tekort aan benodigde apparatuur, voorwerpen en voorraden en vertraging
in de logistieke processen. Naast de acht verwoeste operatiekamers waren ook
andere ruimtes niet meer bruikbaar:
T De afdeling medium care was onbruikbaar door rook- en roetschade.
T Kantoorruimten bij en onder het OK-complex waren onbruikbaar geworden.
T De dialyse afdeling moest worden gesloten.
T De recovery had nog maar één locatie ter beschikking.
T Oogheelkunde heeft haar verpleegafdeling moeten opgeven.
Omdat afdelingen en kantoorruimten onbruikbaar geworden waren, moesten
patiënten ergens anders opgevangen worden en moesten medewerkers een
andere plek voor hun werkzaamheden vinden. Om ruimte te creëren zijn af-
delingen tijdelijk samengevoegd, waardoor het op deze afdelingen erg vol en
druk werd. Zo is de zorgeenheid (ZE) oogheelkunde tijdelijk samengevoegd
met de ZE kort verblijf. Het verpleegkundig team moest daardoor op een an-
dere plek aan het werk, waar de voor het reguliere werk benodigde apparatuur
niet beschikbaar was.
Tijdens de brand zijn veel apparaten, voorwerpen en voorraden verloren ge-
gaan of aangetast:
T De apparatuur en voorraden van de getroffen operatiekamers zijn verloren
gegaan.
T Een deel van de voorraden van de afdeling medium care was onbruikbaar.
T De apotheek op de begane grond kon geen eigen geneesmiddelen meer pro-
duceren en een deel van de geneesmiddelen is verloren gegaan.
T Door verontreiniging en schade in het laboratorium voor bloedonderzoek was
veel apparatuur onbruikbaar.
T De voorraden van het chemicaliënmagazijn zijn verloren gegaan.
T Van de sterilisatieafdeling was de apparatuur verontreinigd en is bijna de hele
voorraad verloren gegaan.
T De apparaten, voorwerpen en voorraden die niet verloren waren gegaan, moes-
ten volledig gereinigd en gereconditioneerd worden.
Omdat er zoveel materiaal verloren was gegaan, moesten medewerkers veel
zoeken naar spullen.
Een ander ongemak door de brand waren de stank en warmte waarin de me-
18 19
T De raad van bestuur heeft meteen intern en extern duidelijk de boodschap
afgegeven dat VUmc de gevolgen van de brand aan kon. Vanwege het grote
strategische belang van de productie, heeft de raad van bestuur besloten om
de gestelde productietargets grotendeels te handhaven. Dit om schade in de
marktpositie en het budgetniveau te beperken en voorkomen. Er zijn zo min
mogelijk patiënten naar andere ziekenhuizen verwezen. Intern is een nieuwe
productienorm vastgesteld, zodat medewerkers zekerheid en duidelijkheid
hadden over wat de organisatie te doen stond.
T Voor de interne en externe communicatie is vanaf het moment van de brand
een zeer gerichte communicatie richting stakeholders ingezet. De dienst com-
municatie heeft een belangrijke rol gespeeld in het voorkomen van schade in
de mediaberichtgeving. De boodschap was: we hebben een probleem, maar we
kunnen het aan. Op deze manier heeft VUmc weten te voorkomen dat patiënten
uit zichzelf naar andere ziekenhuizen gingen of door verwijzers naar ander
ziekenhuizen werden gestuurd. (zie ook paragraaf 3.2.8 en 3.2.9)
T Spoed laboratoriumzaken zijn voor een deel door het AMC overgenomen, voor
een deel is apparatuur van de intensive care gebruikt.
T Sommige patiënten werden opgevangen in andere ziekenhuizen, bijvoorbeeld
omdat de dialyseafdeling een dag gesloten was. Ook voor de productie van
medicijnen werd een beroep gedaan op andere ziekenhuizen.
T De raad van bestuur heeft verschillende stakeholders, zoals de raad van toe-
zicht, de cliëntenraad, verzekeraars, het ministerie van VWS, gemeentelijke
instanties en andere ziekenhuizen op de hoogte gesteld en gehouden.
T Medewerkers die tijdens de brand aanwezig waren, zijn de volgende nacht
gewoon weer aan het werk gegaan. Ze hebben hun ervaringen met de an-
dere aanwezigen gedeeld en zijn bijvoorbeeld bij de portiers langsgegaan
om hun verhaal kwijt te kunnen. Er was een enorm ‘wij-gevoel’. Zo hebben
OK-medewerkers in de nacht na de brand op eigen initiatief de CSA geholpen.
Helaas was bedrijfsmaatschappelijk werk niet gewaarschuwd in de nacht van
de brand, waardoor zij de medewerkers niet direct konden opvangen.
In eerste instantie ging de meeste aandacht, naast een goede berichtgeving
intern en extern, uit naar het werkproces en het personeel van de OK’s en
de grote specialismen. Direct daarna is de focus gelegd op het werkproces
en het personeel van de apotheek, de laboratoria en de facilitaire diensten
(schoonmaak, beveiliging, beddentransport). In de eerste fase zijn ook direct
die onderdelen van de organisatie schoongemaakt die niet direct van belang
waren voor het primaire proces maar wel voor de relaties met externen, zoals
de verdieping van de raad van bestuur.
3.2Ingezetteinterventiesnahetweekendvandebrand
Na het lange pinksterweekend van de brand zijn allerlei vervolgacties ingezet.
kers er meer op dan voorheen of branddeuren en de nooduitgang vrij zijn. Dit
wordt bemoeilijkt door de krappe huisvesting die is ontstaan doordat bij de
brand veel ruimtes verloren zijn gegaan.
De gevolgen van de brand hebben veel van de medewerkers gevraagd. Dit
leidde tot stress. Er was extra werk, bijvoorbeeld omdat patiënten naar andere
afdelingen moesten worden vervoerd, er moesten nieuwe voorraden worden
aangelegd, mensen werkten op andere afdelingen of andere, tijdelijke OK’s,
waar zij hun spullen niet konden vinden.
In het volgende hoofdstuk bespreken we hoe VUmc gereageerd heeft op de
gevolgen van de brand.
3 Organisatieresponse
De gevolgen van de brand op de bedrijfsvoering en patiëntenzorg van VUmc
waren groot. In dit hoofdstuk bespreken we de manier waarop VUmc en me-
dewerkers hebben gereageerd op de brand. Hierbij gaan we eerst in op de
interventies die direct na de brand gedaan zijn. Het gaat hierbij niet om de
reactie tijdens de brand, die geëvalueerd is door de ZIBO-commissie* VUmc,
maar om de interventies die gedaan zijn vanaf het moment dat het sein ‘brand
meester’ is gegeven. Vervolgens gaan we in op de interventies die gedurende
de eerste weken na de brand zijn ingezet. Tot slot bespreken we de effecten
en de resultaten van de interventies.
3.1Dereactieinhetweekendvandebrand
Management en medewerkers zijn trots op de wijze waarop door VUmc is opge-
treden na de brand. De betrokkenheid en inzet waarmee alle medewerkers aan
de slag gingen was enorm. Ook medewerkers die dat weekend niet hoefden te
werken, kwamen naar VUmc om hun hulp aan te bieden. Er was veel solidariteit
en medewerkers hebben samen de schouders eronder gezet om de gevolgen
van de brand te beperken. Het urgentiegevoel was groot en veel problemen
waren dan ook snel opgelost. Een greep uit de eerste reacties, activiteiten in
de eerste drie dagen na de brand:
T Op het moment dat de brand meester was, zijn de gevolgen van de brand
in kaart gebracht. Per verdieping is, van boven naar beneden, gekeken waar
weer aan het werk kon worden gegaan. Al heel snel werd weer gewerkt op de
overgebleven OK’s op de zesde en zevende etage.
T In de polikliniek zijn OK’s ingericht voor noodopvang. Oogheelkunde heeft
bijvoorbeeld de eerste weken veel ’s avonds gewerkt in een noodlocatie in de
polikliniek.
T Facilitair bedrijf heeft vanuit het crisiscentrum direct schoonmaakploegen
ingezet.
T Het planbureau heeft in het weekend van de brand afspraken met patiënten
voor maandag en dinsdag afgebeld.
* De commissie ZIBO
(Zieken huis or ga ni-
sa tie In Bijzondere
Omstandigheden)
heeft als belangrijkste
taak het opstellen en
up-to-date houden van
een rampenopvangplan
en het organiseren van
oefeningen om het
functioneren van dit
plan te toetsen.
20 21
2. Herstel van productiecapaciteit.
3. Aandacht voor medewerkers.
4. Preventie bij nieuwbouw- en verbouwplannen.
In de volgende subparagrafen bespreken we de acties die na het weekend van
de brand zijn ingezet.
3.2.1 Communicatie met patiënten
Alle patiënten werden persoonlijk geïnformeerd over de brand en gevolgen
indien de planning van een ingreep veranderde. Op de website van VUmc is een
speciale pagina over de gevolgen van de brand voor patiënten gemaakt. Ook is
een 0800-telefoonnummer geopend voor patiënten met vragen.
3.2.2 Tijdelijke voorzieningen patiëntenzorg
T De bereiding van cytostatica* is verplaatst van de apotheek naar het research-
gebouw (VUmc CCA). Hier wordt normaal gesproken alleen cytostatica bereid
voor onderzoeksdoeleinden. Voor de eigen bereidingen van geneesmiddelen
is ook samengewerkt met andere ziekenhuizen. Speciale voeding werd vanuit
het AMC betrokken.
T Voor de zeer specialistische oogheelkundige ingrepen heeft VUmc afspraken
gemaakt met andere ziekenhuizen, waarbij de oogartsen van VUmc zelf de
operaties in een ander ziekenhuis uitvoerden. Dit omdat de apparatuur in
VUmc verloren was gegaan.
T De medium care afdeling is tijdelijk verplaatst naar twee andere etages. Zo is
de medium care tijdelijk ondergebracht bij de kinder IC. Hier was weinig ruimte
en de verschillende culturen botsten. De verdraagzaamheid van medewerkers
is op de proef gesteld, maar het is goed gegaan.
T Diverse logistieke aanpassingen zijn doorgevoerd, in verband met afgesloten
ruimten en doorgangen in het gebouw en omdat de buizenpost onbruikbaar
was. Schade aan het teleliftsysteem werd hersteld.
T Neurochirurgie is door te improviseren dezelfde dag al weer aan de slag ge-
gaan. Er was geen mogelijkheid om uit te wijken naar andere ziekenhuizen.
T Voorraden en apparatuur zijn waar nodig vervangen en waar mogelijk gerei-
nigd. Ook is gewerkt met geleende apparatuur.
3.2.3 Bedrijfstijdverlenging OK
VUmc stond na de brand voor de uitdaging om met de helft van de capaciteit
toch de afgesproken OK-uren voor 2007 te realiseren. De oplossing werd ge-
vonden in bedrijfstijdverlenging. Anderhalve week na de brand, op 4 juni 2007,
is al gestart met bedrijfstijdverlenging voor de OK.
Bij bedrijfstijdverlenging werden twee OK-sessies per dag gedraaid, waar-
door de ‘eigen’ geplande patiënten toch in VUmc behandeld kunnen worden
Om dit te coördineren heeft de raad van bestuur op de eerste normale werk-
dag na de brand de stuurgroep Feniks ingesteld. De feniks is een dier uit de
Griekse mythologie, dat in staat was uit zijn eigen as herboren te worden. Het
doel van de stuurgroep was om binnen twee weken met een plan van aanpak
te komen van de door de brand ontstane problemen.
De leden van Feniks waren niet tevoren bepaald. De samenstelling is al wer-
kende gewijzigd, zodat alle direct betrokkenen onderdeel uitmaakten van
Feniks. De dienst personeel en organisatie (P&O) was niet aangesloten bij
Feniks, om de groep niet te groot te laten worden. “Hiermee miste Feniks een
personele blik op de consequenties van de brand”, aldus een geïnterview-
de. Dit werd ondervangen door het goede contact met Feniks via het hoofd
P&O. Dit ontstond op het moment dat het hoofd P&O via een divisievoorzit-
ter geconfronteerd werd met weerstand van medewerkers om structureel
andere diensten te draaien. De signalen uit de organisatie werden via de
P&O-adviseurs en bedrijfsmaatschappelijk werkers goed doorvertaald naar
de raad van bestuur.
Ondanks het oplopende aantal leden van de stuurgroep van circa 11 tot 20,
werden er snel en slagvaardig beslissingen genomen. De organisatie na de
brand wordt door veel betrokkenen ‘vloeibaar’ genoemd. Er was veel flexibili-
teit en er werden snel beslissingen genomen die ook geaccepteerd werden. De
bureaucratische rompslomp verdampte. Een divisievoorzitter: “Ik heb Feniks
ook wel het ‘oorlogskabinet’ genoemd: er werd directief gestuurd en ondemo-
cratische beslissingen werden gemakkelijk genomen en geaccepteerd.”
Feniks bood een forum waar alle belanghebbenden hun zegje konden doen,
waar problemen ingebracht werden en informatie open gedeeld werd. Op deze
manier werd snel draagvlak voor beslissingen gecreëerd, werden weerstanden
overbrugd en werden signalen uit de organisatie opgepakt. De voorzitter van
de raad van bestuur is opgetreden als voorzitter van Feniks. Dit maakte snelle
beslissingen mogelijk. De voorzitter hield goed overzicht en coördineerde.
Besluiten werden vaak ook vanzelf genomen, omdat iedereen zijn verantwoor-
delijkheid pakte. De dienst strategie en beleid heeft de ondersteuning van
Feniks verzorgd. Feniks bestond uit werkgroepen gericht op de capaciteit- en
productieplanning; apotheek, laboratoria en radiologie; financiën, verzekerin-
gen en inkoop; huisvesting, bouw en facilitaire diensten. Aanvankelijk stuurde
de raad van bestuur de verschillende werkgroepen aan. Begin september, ruim
drie maanden na de brand, is Feniks opgeheven en zijn de activiteiten rond de
brand weer in de lijn belegd. De aanleiding hiervan was dat er steeds meer on-
derwerpen binnen Feniks aan de orde kwamen die in de lijn thuis hoorden.
VUmc heeft bij de aanpak van de problemen van de brand de volgende uit-
gangspunten gehanteerd:
1. Continuïteit van de zorg, waarbij kwaliteit van zorg en veiligheid voorop
staan. * Medicijn tegen kanker.
22
(figuur 1). Daarnaast werden er in het weekend twee extra sessies gedraaid
(figuur 2). De resterende OK’s werden op deze manier intensiever gebruikt om
de noodzakelijke patiëntenzorg te kunnen leveren en de productie te halen. Dit
betekende dat er niet méér werd gewerkt, maar de diensten verschoven naar
de avonden en de weekenden.
Er is een aangepaste OK-planning voor de resterende maanden van 2007 ge-
maakt. In de vakantieperiode waren er maar twee extra avonddiensten en geen
extra weekenddiensten.
Om de bedrijfstijdverlenging te kunnen doorvoeren was een adviesaanvraag
bij de ondernemingsraad (OR) noodzakelijk. De OR was goed geïnformeerd
over de situatie, waardoor de samenwerking soepel verliep en besluiten ge-
makkelijk genomen werden. De OR zag de noodzaak van de situatie in en heeft
positief geadviseerd over de bedrijfstijdverlenging. Daarnaast heeft de OR zich
flexibel opgesteld door tijdens het zomerreces te werken met mandaten, zodat
snel gereageerd kon worden op adviesaanvragen. Al met al heeft de medezeg-
genschap heel snel gehandeld, wat een kritische succesfactor is geweest in het
omgaan met de gevolgen van de brand.
De bedrijfstijdverlenging doet een groot beroep op de flexibiliteit van mede-
werkers en heeft veel consequenties voor het personeel. Er is een bijeenkomst
georganiseerd met het personeel van het OK-complex en de raad van bestuur,
om de consequenties van bedrijfstijdverlenging voor het personeel toe te lich-
ten. De hoofden OK en anesthesiologie hebben een belangrijke rol gespeeld
bij het doorvoeren van bedrijfstijdverlenging.
Naast de OK, had de bedrijfstijdverlenging ook gevolgen voor de laboratoria,
zorgeenheden en ondersteunende diensten. Zo werkten de medewerkers van
patiëntenvervoer voorheen tot 17.00 uur en nu tot 22.00 uur. De raad van be-
stuur heeft daarom op 19 juni 2007 een besluit genomen waarin maatregelen
worden getroffen om de extra inzet van personeel te faciliteren. Belangrijke
uitgangspunten hierbij zijn het ‘gezond roosteren’ van in te zetten personeel
en passende beloning voor extra geleverd werk buiten de reguliere werktijden.
23
Half september gaat de tuin achter de kliniek volledig op de schop. De contouren van het tijdelijke OK-complex zijn al te
herkennen. Eind september start het heien. Er moeten bijn 300 palen de grond in om het nieuwe complex te dragen.
bron: Feniks, stand van zaken
27
Deze faciliteiten zijn in overleg met de medezeggenschap- en adviesorganen
vormgegeven. In onderstaand kader, zijn de maatregelen die getroffen zijn
beschreven.
De dienst P&O heeft een belangrijke rol gespeeld in de ondersteuning van de
verwerking van de gevolgen van de brand en bij het uitvoeren van bedrijfstijd-
verlenging (zie opsomming bijlage 8).
3.2.4 Bouw noodvoorziening OK
In augustus werd gestart met het uitruimen en de sloop van het verwoeste
OK-complex op de tweede etage, om vervolgens tot herbouw over te gaan.
Daarnaast hebben projectbureau huisvesting en facilitair bedrijf in hoog tem-
po plannen gemaakt voor een noodvoorziening voor OK’s. In de tuin van VUmc
werd een noodvoorziening geplaatst, bestaande uit acht OK’s met uitslaapka-
Inventarisatie belemmeringen een
vragenlijst en inloopspreekuren van P&O
zijn ingezet om de belemmeringen voor
bedrijfstijdverlenging te inventariseren.
Belemmeringen waren parkeerproblemen
bij avonddiensten, extra reiskosten
door ’s avonds en ’s nachts reizen en
kinderopvang. Om aan deze belemmeringen
tegemoet te komen, heeft de raad van
bestuur maatregelen getroffen om
zoveel mogelijk de onvrede rond
bedrijfstijdverlenging weg te nemen.
P&O heeft een werkinstructie voor P&O-
adviseurs en administrateurs opgesteld
om kostenvergoedingen uit te voeren.
Financiële waardering medewerkers
van wie de werktijden vanwege de
bedrijfstijduitbreiding waren gewijzigd,
zijn beloond voor de extra belasting. Dit
geldt ook voor artsen en arts-assistenten.
Versnelde invoering roostersysteem
de invoering van het roostersysteem is
versneld. In het roostersysteem werden
onregelmatige diensten geregistreerd, zodat
uitbetaling van toeslagen mogelijk werd.
Werving extra personeel vanwege de
bedrijfstijdenuitbreiding en de verwachte
verhoging in ziekteverzuim door stress,
is extra personeel geworven. Zo zijn er
extra arts-assistenten aangetrokken om
de werkdruk te verlagen. Ook is er extra
verpleegkundig personeel aangetrokken
om verloop te ondervangen.
Daarnaast is er in de OK-planning extra
personeel ingezet, omdat er ’s avonds geen
achtervang was; alleen het personeel dat op
de OK werkt was aanwezig. Er was niemand
die van de poli of uit vergadering gehaald
kan worden om bij te springen. Door extra
personeel in te zetten, was er voldoende
aflossing voor OK-personeel, bijvoorbeeld
om te eten en was er meer personeel
voor patiëntenvervoer om de spullen te
zoeken. Ten slotte is er bij projectbureau
huisvesting tijdelijk externe ondersteuning
ingezet en heeft de apotheek een extra
medewerker ingezet voor de transport van
cytostatica, omdat die nu in het research
gebouw geproduceerd werden en het
reguliere transportsysteem eruit lag.
Faciliteren bedrijfstijdverlenging
26
28 29
de manier waarop zij zich hebben ingezet na de brand, is zeer gewaardeerd.
Ook is er op de OK gezorgd voor wat lekkers en een leuke avond voor mede-
werkers.
3.2.6 Klimaatbeheersing en luchtbehandeling
Er is een noodvoorziening gebouwd voor de klimaatbeheersing op de spoed-
eisende hulp en apotheek. Begin juli is deze noodvoorziening in gebruik ge-
nomen. Tot dan toe heeft het personeel soms in hoge temperaturen tot wel
dertig graden moeten werken.
3.2.7 Registratie schade en verantwoording kosten
De afdeling BIZA (bedrijfseconomie, informatiemanagement en zorgadmini-
stratie) heeft een procedure opgesteld voor de verantwoording van alle kosten
die gemaakt zijn in verband met de schade van de brand.
3.2.8 Externe communicatie
Met diverse externe partijen heeft overleg en afstemming plaatsgevonden,
zoals bijvoorbeeld schadeverzekeraars, zorgverzekeraars, politie, brandweer,
mer en hulpruimten. Deze OK’s zijn volledig toegerust en ingericht.
De producent slaagde er niet in om de tijdelijke units eind november af te
leveren. In plaats van in begin januari, zijn de vervangende OK’s begin maart
2008 in gebruik genomen. Deze vertraging leidde ertoe dat de bedrijfstijd-
verlenging langer doorgezet moest worden. Dit stuitte op veel onvrede onder
medewerkers.
Verder zijn er door facilitair bedrijf en projectbureau huisvesting met de ver-
zekeraars verschillende projectgroepen gevormd, om de ruimtes die getroffen
waren door de brand zo snel mogelijk weer beschikbaar te maken. Door trans-
parante samenwerking met verzekeraars is vertrouwen ontstaan.
3.2.5 Opvang medewerkers
De opvang van medewerkers na de brand is gefaciliteerd door P&O en be-
drijfsmaatschappelijk werk (BMW). Ook is tijdens overleg en vergaderingen
op de verschillende afdelingen aandacht geweest voor de gevolgen van de
brand en de ervaringen van medewerkers. Afdelingshoofden hebben met hun
medewerkers hun ervaringen met de brand doorgesproken en verbeterpunten
geformuleerd. Het gevoel van veiligheid is hersteld door brandoefeningen,
het invullen van gebleken manco’s op de afdeling en veel aandacht voor het
noodplan. BMW heeft de verwachte problemen naar aanleiding van de brand
geïnventariseerd en daarop actie ondernomen.
Bij de nazorg voor medewerkers is de ervaring van VUmc met de brand in café
De Hemel te Volendam ingezet. Nazorg bleek toen ook erg belangrijk voor het
personeel om de gebeurtenissen te verwerken.
De bijeenkomsten die georganiseerd zijn door BMW werden door medewerkers
gewaardeerd. Mensen vonden het prettig om van elkaar te horen wat er precies
was gebeurd. Iedereen kon zijn ei kwijt.
De brand heeft gevolgen gehad voor alle categorieën medewerkers. Voor art-
sen is de bedrijfstijdverlenging zwaar, omdat zij overdag poli draaien en soms
’s avonds nog moeten opereren. Dit proberen ze te compenseren door bijvoor-
beeld op andere momenten wat later te beginnen. OK-medewerkers werken
in principe acht uur per dag, maar moeten meer avond- en weekenddiensten
draaien. Persoonlijke aandacht en waardering voor alle groepen is dan ook van
groot belang. De kunst is om dit niet alleen na de brand te doen, maar ook op
langere termijn vast te houden.
De raad van bestuur heeft steun proberen te geven door zich te laten zien op
afdelingen en in werkoverleggen. De aanwezigheid van de raad van bestuur en
het informeren naar hoe het met medewerkers gaat, is sfeerbepalend geweest.
Vooral voor de hogere management lagen vormde dit een belangrijke steun.
De medewerkers op de werkvloer zijn vooral gesteund doordat hun directe
leidinggevenden hebben geprobeerd extra waardering en aandacht te geven.
De cadeaubon die alle medewerkers hebben gekregen, onder andere vanwege
* Sociaal Medisch Team:
team voor sociaal
medische begeleiding
van medewerkers,
bestaande uit manage-
ment, bedrijfsarts,
bedrijfsmaatschappelijk
werker en hoofd P&O.
Open groepsbijeenkomsten er zijn drie
open groepsbijeenkomsten georganiseerd.
De eerste bijeenkomst is vier dagen na de
brand gehouden, waarin betrokkenen bij
de brand reconstrueerden wat er gebeurd
was. Bij de tweede bijeenkomst is aandacht
besteed aan specifieke vragen, veelal met
betrekking tot veiligheid. Ook kwamen
er reacties op opmerkingen uit de eerste
bijeenkomst. Bij de derde bijeenkomst
nam de animo van medewerkers af.
Naar aanleiding van de signalen uit
de bijeenkomsten zijn diverse acties
uitgezet, zoals het plaatsen van de
ervaringen van medewerkers in Tracer,
het medewerkersblad voor medewerkers
van VUmc. Een leerpunt was dat de
verslagen van de bijeenkomsten
absoluut vertrouwelijk moeten zijn.
Op maat bijeenkomst voor de afdeling
medium care de afdeling medium care was
betrokken bij de brand. Een leerpunt was
dat de bijeenkomst eigenlijk direct na de
brand gepland had moeten worden. Het was
lastig om eerder mensen vrij te maken voor
deze bijeenkomst, omdat de prioriteit lag
bij het regelen van organisatorische zaken.
Persoonlijke gesprekken met medewerkers
Extra SMT’s*
Hierin zijn de brand en de consequenties
hiervan bespreekbaar gemaakt om
ontwikkelingen en signalen uit de
organisatie op te pikken, om tijdig
preventieve maatregelen in te zetten.
Opvang medewerkers door bedrijfsmaatschappelijk werk
30 31
Doordat VUmc er in slaagde snel de gevolgen van de brand onder controle te
hebben, was de ‘buitenwereld’ de brand al weer snel vergeten. Binnen het zie-
kenhuis hadden medewerkers nog wel dagelijks te maken met de gevolgen van
de brand. Zij moesten nog steeds alle zeilen bijzetten om de gevolgen de baas
te blijven. Hier is extra aandacht voor gekomen, met name de interne bericht-
geving is bijgesteld, waardoor medewerkers zich weer gehoord voelden.
3.3Langetermijnverbetervoorstellen
Veiligheid is een belangrijk issue dat na de brand extra veel aandacht heeft
gekregen. Na de brand heeft de raad van bestuur op 31 juli 2007 verbetervoor-
stellen besproken die betrekking hebben op brandveiligheidsvoorzieningen,
bedrijfshulpverlening en crisismanagement. De verbetervoorstellen hebben
betrekking op grote maar soms ook op kleine, eenvoudige aanpassingen in het
werkproces. Zo vergaten mensen bij het verlaten van het pand in verband met
de brand, om de telefoon en de telefoonlijst mee te nemen. Nu zijn kaartjes met
telefoonnummers gemaakt. De uitwerking van de verbetervoorstellen gaan
onderdeel uitmaken van het veiligheidsmanagementsysteem van VUmc.
3.4Effectenenresultaten
Tot slot bespreken we de effecten en resultaten van de interventies.
3.4.1 Productie en kosten toeslagen
Het belangrijkste resultaat is dat uiteindelijk 97% van de geplande OK productie
van 2007 is gerealiseerd (figuur 3).
3.4.2 OK-uren
Het verschil in OK-uren tussen 2006 en 2007 is
-933. In de maanden voor de brand bedroeg de
meerproductie 314 en na de brand zijn er 1247
uren ‘verloren’ gegaan. Het verschil in zittingen
is -223. In de maanden voor de brand bedroeg
de meerproductie 174 en na de brand zijn 397
zittingen ‘verloren’. De netto schade is daarmee
beperkt gebleven. VUmc heeft over de uren die
gewerkt zijn tijdens werktijduitbreiding extra
toelage onregelmatige diensten (TOD) uitbetaald. De totale kosten hiervoor
bedragen € 339.500.
3.4.3 Planning
De planning was tijdens de bedrijfstijdverlenging lastig. De dagsessies op de
OK liepen vaak uit, soms tot in de beschikbare tijd voor de avondsessies. Het
is incidenteel voorgekomen dat patiënten die voor de avondsessie ingepland
gemeente Amsterdam, IGZ. De externe partijen hebben zich zeer coöperatief
opgesteld. De gemeente Amsterdam kwam bijvoorbeeld heel snel met een
bouwvergunning voor de tijdelijke huisvesting. Ook inspectiediensten, andere
ziekenhuizen en leveranciers hebben zich behulpzaam opgesteld. Ten slotte
hebben fabrikanten soms heel snel gezorgd voor vervangende apparatuur.
De afdeling communicatie was vertegenwoordigd in de stuurgroep Feniks en
heeft actief ingespeeld op de media. Door de pers telkens een stap voor te zijn,
door tijdig informatie naar buiten te brengen, is voorkomen dat geruchten en
‘indianenverhalen’ de ronde gingen doen. De vice-voorzitter van de raad van
bestuur heeft een belangrijke rol gespeeld bij de externe communicatie, waar-
bij hij gebruik maakte van zijn ervaring met calamiteitengeneeskunde.
3.2.9 Interne communicatie
Intern heeft veel communicatie plaatsgevonden door bijvoorbeeld de stuur-
groep Feniks en de verschillende werkgroepen. Ook bij de interne communica-
tie heeft de afdeling communicatie een belangrijke rol gespeeld.
De honger van medewerkers naar informatie was groot en niet te stillen. Direct
na de brand was er behoefte aan informatie over wat er precies gebeurd
was, wat er verder moest gebeuren en wanneer faciliteiten en ruimtes weer
in gebruik zouden zijn. Ook had men behoefte aan informatie over de conse-
quenties voor henzelf en hun werk, met name wat betreft de nieuwe roosters.
Daarnaast wilde men geïnformeerd worden over wat er gedaan werd met de
problemen die gemeld waren.
Er zijn verschillende kanalen ingezet bij de interne communicatie over de
brand. Op de website en op intranet is veel aandacht besteed aan de brand
en de gevolgen ervan door middel van infobulletins. Intranet was na de brand
een belangrijke informatiebron. Intranet bleek echter niet te volstaan als enige
communicatiekanaal, omdat dit door veel medewerkers niet gebruikt werd.
Niet alle medewerkers van VUmc zitten regelmatig achter een PC. Zij werden
bereikt door bijvoorbeeld pamfletten; A4-tjes met de stand van zaken die
werden rondgedeeld. Ook is er via de afdelingen veel gecommuniceerd, via
e-mail en mondeling in stafvergaderingen en werkoverleg. In Tracer, het me-
dewerkersblad van VUmc, is achtergrondinformatie over de brand gegeven. Zo
werden er vragen over de brand in beantwoord. Op deze manier kregen ook
de afdelingen die niet te maken hebben met de gevolgen van de brand een
beeld. Ondanks de inzet van verschillende kanalen, blijft het moeilijk om alle
medewerkers tijdig te bereiken.
Een verbeterpunt is de inzichtelijkheid van communicatiekanalen. Gedurende
de eerste periode na de brand bestond er geen overzicht van alle leidinggeven-
den. En waren de afspraken over wie bereikbaar is wanneer de leidinggevende
afwezig is soms onduidelijk.
Een ander leerpunt is de spanning tussen interne en externe berichtgeving.
32 33
zijn niet tijdig bij de raad van bestuur doorgekomen. Tijdens een personeelsbij-
eenkomst met betrokken medewerkers en raad van bestuur ontstonden defen-
sieve reacties, waarbij medewerkers de raad van bestuur ervan beschuldigden
de OK’s kapotbezuinigd te hebben. Omdat het voor het personeel erg zwaar
zou zijn om ook volgend jaar avond- en weekenddiensten te doen, is besloten
de extra OK-capaciteit als gevolg van de bedrijfstijdverlenging in januari en
februari te halveren.
Gelukkig vonden sommige medewerkers het juist prettig om tijdens de niet-
reguliere uren te werken. Het gaf hen meer flexibiliteit en de extra diensten
waren vaak minder druk: “Ik kan dan eindelijk rustig opereren, zonder dat ik
weggeroepen word naar de zaal of poli.”
3.4.5 Waardering voor personeel
De waardering van personeel is in dit soort moeilijke fasen cruciaal. Zij hebben
behoefte aan erkenning voor het zware werk. Uit deze evaluatie is gebleken
dat groepen medewerkers behoefte hadden aan meer waardering en aandacht.
Zowel over artsen als van verpleegkundigen wordt gezegd dat zij te weinig
aandacht hebben gekregen. Ook hadden de gevolgen van de brand voor de
ondersteunende specialismen en diensten meer aandacht kunnen krijgen.
De extra beloning voor de extra diensten werd door specialisten en de AIOS als
zakgeld ervaren: voor hen was deze beloning relatief laag. Vaak liet de uitbeta-
ling van vergoedingen op zich wachten, of begrepen medewerkers niet hoe ze
op hun salarisstrook konden zien of de extra uren uitbetaald werden.
3.4.6 Verzuim en verloop
De extra diensten in de avonden en weekenden en de moeilijke omstandig-
heden waaronder mensen soms werkten, zouden kunnen leiden tot stress
en daarmee tot een verhoogd ziekteverzuim. Zeker binnen een OK, waar le-
vensbedreigende situaties kunnen bestaan, kan het tot stress leiden wanneer
medewerkers niet blindelings hun instrumenten kunnen vinden.
Het ziekteverzuim onder het OK-personeel is
ondanks de brand het afgelopen jaar juist af-
genomen. Dit kan verklaard worden door de
formulering en uitvoering van gezondheids-
beleid. Naast het gezondheidsbeleid kan het
lage verzuim veroorzaakt zijn door loyaliteit
en het urgentiegevoel van medewerkers. Het
risico daarvan is dat wanneer de situatie her-
steld is, mensen alsnog klachten krijgen en
gaan verzuimen.
De cijfers ten aanzien van verloop onder het
stonden niet meer aan de beurt konden komen. Soms betrof dit patiënten die
al vanaf 9 uur ’s ochtends nuchter moesten zijn. Deze patiënten kwamen op
een later tijdstip aan de beurt. Dit is heel vervelend voor de patiënt, maar ook
voor het personeel dat zijn uiterste best doet om goede zorg onder lastige
omstandigheden te leveren.
De planning van de OK’s en de beschikbaarheid van de ondersteunende dien-
sten bleken onvoldoende op elkaar afgestemd. De ondersteunende diensten
waren niet altijd beschikbaar in de avonduren en weekenden. Zo was patho-
logie met beperkte bezetting beschikbaar tijdens avonden en weekenden en
kon de service door radiologie in de extra uren beperkt worden geleverd.
De aanvulling van de voorraden op de OK’s voor de avondsessies en het tus-
sentijds schoonmaken kwam soms in de knel omdat benodigd personeel niet
beschikbaar was.
3.4.4 Effecten voor medewerkers
De bedrijfstijdverlenging die de productie mogelijk heeft gemaakt, had een
groot effect op de organisatie en haar medewerkers. De reacties van mede-
werkers op de bedrijfstijdverlenging was wisselend. Aanvankelijk zag men dit
positief tegemoet vanwege de relatief korte periode tot aan oplevering van de
vervangende OK’s. Er was weinig weerstand tegen meer of op andere tijden
werken. Hoewel het meer moeite kostte, lukte het meestal om de vrijwillige
extra diensten in te vullen. Geïnterviewden verklaren de bereidheid door de
sociale druk die onder collega’s ontstond, de loyaliteit van medewerkers aan
de organisatie en hun maatschappelijke betrokkenheid.
Na verloop van tijd drongen de consequenties van bedrijfstijdverlenging door
in de organisatie. Goed georganiseerde afdelingen konden de bedrijfstijd-
verlenging gemakkelijker aan dan afdelingen waar het voor de brand al min-
der soepel liep. Een van de geïnterviewden gebruikte de metafoor van een
bosbrand: “na een bosbrand ga je de structuur van het bos zien, met zijn
open plekken en gaten.” Medewerkers werden moe en de irritatie nam toe.
Medewerkers hadden extra werk door het zoeken naar spullen, het anders
opslaan van spullen, het vervoeren van patiënten en het voortdurend creëren
van ruimte. Het invoeren van data in het roostersysteem om de extra avond- en
weekenddiensten uit te kunnen betalen was bijvoorbeeld één van de dingen die
bovenop de andere dingen kwam die gedaan moesten worden. De privésitu-
atie ging ook meespelen. Vooral voor mensen met een gezin waren de extra
avond- en nachtdiensten moeilijk te combineren met hun thuissituatie: “De
voorzieningen als kinderopvang en extra vergoedingen zijn goed, maar ik wil
mijn partner en kinderen ook graag zien!”
Helaas liep de productie van de vervangende OK’s vertraging op, waardoor me-
dewerkers nog langer op de proef gesteld werden. De regie ontbrak, waardoor
het niet duidelijk was wie de leiding zou nemen. Signalen over ontevredenheid
34
OK-personeel waren op het moment van het schrijven van dit rapport nog niet
beschikbaar over 2007. Die waren overigens wel hoger dan in 2006. Er is een
aantal OK- en anesthesiemedewerkers vertrokken. Sommigen waren al van plan
om weg te gaan. Voor hen vormde de brand met de extra avond- en weekend-
diensten die eruit voortkwamen de spreekwoordelijke druppel. Deze mensen
wilden niet in de nieuwe diensten werken en konden elders meer verdienen.
Voor anderen waren er andere reden om weg te gaan. Het OK-personeel heeft
aangegeven dat de sfeer op de OK’s voor verbetering vatbaar was. Daarentegen
werd het academische werk erg gewaardeerd vanwege de complexiteit van de
ingrepen en de uitdaging die het werk met zich meebrengt.
De specialisten kenden een laag verzuim en verloop. Er zijn geen artsen ver-
trokken door de brand. Ook zijn er geen AIOS vertrokken vanwege de extra
werkdruk. Wat hier mogelijk meespeelde is het feit dat zij gebonden zijn aan
hun opleidingsplaats.
3.4.7 Onderwijs en onderzoek
De raad van bestuur heeft gekozen om na de brand te focussen op produc-
tieherstel. Omdat iedereen ingezet werd om de productie te halen, heeft dit
gevolgen gehad voor de academische taken van VUmc, namelijk onderzoek
en onderwijs. De opleidingen gingen wel gewoon door. Co-assistenten en
arts-assistenten konden alle ingrepen en technieken oefenen, maar op andere
tijden, waardoor het lastiger te organiseren was. De impact was groot op chi-
rurgisch gebonden afdelingen, waar men te maken had met beperkte snijtijden.
Inhoudelijke bijeenkomsten werden minder bezocht en er was minder tijd voor
feedback en verdieping. Co-assistenten klaagden niet, zij begrepen dat de
nadruk op productie lag. Ook onderzoek ging gewoon door, maar had minder
prioriteit. Er zijn geen klachten gekomen over onderzoek en onderwijs.
3.4.8 Beweging
Tot slot hebben de brand en de interventies die gepleegd zijn ook beweging in
de organisatie gebracht. Of zoals een geïnterviewde zei: “De brand heeft een
gat geslagen, maar ook de troep is weggebrand. Het is net als met het uitbran-
den van een huis. Al je persoonlijke spullen ben je kwijt, maar ook alle over-
bodige troep is verbrand. Je kan nu opnieuw gaan nadenken over het plaatsen
van muren, de inrichting met nieuwe meubels.” Het belangrijkste voorbeeld
was de bedrijfstijdverlenging, maar er is nog een aantal andere voorbeelden
te noemen. Veranderingen die men voorheen niet voor mogelijk had gehouden
bleken mogelijk, andere veranderingen werden versneld doorgevoerd:
T De brand bood de mogelijkheid om het operatieve proces op de OK anders in
te richten. Met een goede planning kon er meer poliklinisch, dan wel in dagbe-
handeling behandeld worden. Een deel van de patiënten had een kortere ligtijd
of werd zelfs zonder opname behandeld.
Eind november 2007 arriveren de eerste geprefabriceerde containers. Ze worden in de tuin als modules aan elkaar
gekoppeld. Vervolgens worden de operatiekamers zelf aan het complex toegevoegd.
35
39
T Hematologie is wegens de schade van de brand bloedafname gaan doen bij
klinische chemie. Deze blijvende verandering was men al van plan.
T Eén recovery was te krap, maar de recovery op één locatie bleek wel efficiën-
ter.
T Door de brand werd duidelijk dat de zorgeenheid van oogheelkunde ook naar
een andere plek kon. Na een aantal maanden zijn ze weer terug gegaan naar
hun oorspronkelijke locatie, maar met de intentie om dit in de toekomst te
veranderen.
T Het roostersysteem kon versneld doorgevoerd worden.
Andere veranderingen die de brand teweeg heeft gebracht richten zich meer
op samenwerking en ontwikkeling:
T Afdelingshoofden noemden de brand ook wel, hoe naar ook, een goede oefe-
ning in teambuilding.
T Er zijn nieuwe verbanden gelegd.
T Technische medewerkers hebben de medium care tijdens de brand onder-
steund.
T Door de samenstelling van projectgroepen rond de brand hebben mensen met
elkaar samengewerkt, die dat voor de brand niet deden.
T Door de brand waren de teleliften en de buizenpost onbruikbaar. Medewerkers
moesten nu naar het laboratorium en de apotheek komen. Hierdoor ontstond
meer begrip voor de situatie waarin een ander werkt. Zo was de apotheek tij-
dens koffiepauzes gesloten. Het verplegende personeel heeft nu gezien dat het
belangrijk is om in pauzes uit de afgesloten, steriele ruimtes waarin men werkt
in de apotheek te kunnen. De apotheek is flexibeler geworden en is tijdens
pauzes ook geopend.
T Door de brand hebben sommige medewerkers een persoonlijke ontwikkeling
doorgemaakt. Zij bleken te beschikken over krachten, kwaliteiten en creativi-
teit, die ze van zichzelf niet kenden en zijn natuurlijke leiders opgestaan.
T De brand was een test van bestaande structuren en een enorme leerschool voor
het omgaan met een crisis. Hierbij is de kracht van de organisatie zichtbaar
geworden. Bij een crisis is de organisatie niet uit elkaar gevallen dankzij de
mensen die er werken en de gezamenlijke cultuur.
T Het ‘wij-gevoel’ was er al voor de brand, maar is sterker geworden; de crisis
vergrootte saamhorigheid.
T Oogartsen leerden door in een ander ziekenhuis te opereren van de ervaringen
van anderen.
Ten slotte bood de brand ook een nieuw perspectief door te kunnen werken in
schitterende nieuwe OK’s met nieuwe apparatuur.
38
41
4 Reflectie op bedrijfstijdverlenging
VUmc is erin geslaagd om over 2007 de productietargets grotendeels te ha-
len door maatregelen te treffen zoals bedrijfstijdverlenging. Tegelijkertijd
kwamen er nauwelijks klachten van patiënten. Zij hadden veel begrip voor
de situatie. De vraag is: Hoe heeft VUmc de routines weten te doorbreken en
op succesvolle wijze bedrijfstijdverlenging doorgevoerd? Om deze vraag te
beantwoorden gebruiken we het Berenschot zeven krachten model (Swannink
e.a., 1991). De zeven krachten beschrijven de aspecten die nodig zijn om ver-
anderingen in organisaties teweeg te brengen. De eerste drie krachten – nood-
zaak, visie en succes – zijn de zingevingskrachten. Zij bereiken hun effect door
bewustwording, confrontatie en uitleg. Deze krachten inspireren en maken
mogelijkheden en bedreigingen zichtbaar. Daarnaast zijn er de actiekrachten –
structuren, capaciteiten en systemen – die tastbare veranderingen vereisen. De
spirit geeft ten slotte de kracht om het proces van veranderen te realiseren.
Noodzaakdoetbewegen
Om vanzelfsprekendheden en routines te doorbreken, heeft een organisatie
een duidelijke noodzaak nodig. Om de gehele organisatie bewust te maken van
deze noodzaak, moeten de bedreigingen voor de gehele organisatie duidelijk
in beeld worden gebracht. Ten slotte moet er een duidelijk beeld zijn over hoe
de bedreigingen overwonnen kunnen worden.
De brand op 26 mei was een zeer concrete en voor iedereen tastbare gebeurte-
nis die aanleiding gaf om de vanzelfsprekendheden te doorbreken. De brand
werd voor alle medewerkers tastbaar gemaakt door het publiceren van foto’s
van de plek van de brand en door het organiseren van rondleidingen voor
medewerkers. Door heel snel na de brand de bedrijfstijdverlenging aan te
kondigen, heeft de raad van bestuur gebruik gemaakt van het moment waarop
de noodzaak het meest duidelijk was.
Vervolgens heeft de raad van bestuur een duidelijk beeld geschetst van:
T De bedreigingen voor VUmc, namelijk het verlies van marktpositie en bud-
getniveau. Er is duidelijk gesteld dat VUmc geen keuze had. Het niet behalen
van de productiedoelstellingen zou consequenties hebben voor de adherentie
van VUmc. Vervolgens zou het jaren kosten om dit terug te winnen. VUmc was
namelijk wel verzekerd voor een periodegebonden productieverlies maar niet
voor adherentieverlies.
T De wijze waarop met de bedreigingen omgegaan werd door bedrijfstijdverlen-
ging, gekoppeld aan concrete productietargets.
De rol die de raad van bestuur heeft gepakt, heeft bijgedragen aan het urgen-
tiebesef. Zo heeft de voorzitter raad van bestuur het belang van het behalen
van de productiedoelstellingen onderstreept door de stuurgroep vergaderin-
gen voor te zitten. Op deze manier werden medewerkers doordrongen van de
Op 28 september 2006 heeft een brand
gewoed op de OK in het Twenteborg
Ziekenhuis in Almelo. Om te leren van de
wijze waarop men daar met de OK-brand
is omgegaan, heeft het afdelingshoofd
heelkunde contact gehad met de opleider
chirurgie in Almelo. Ook in Almelo is
ongeveer 50 procent van de beschikbare
OK-capaciteit door de brand verwoest, maar
daar is een dodelijk slachtoffer gevallen
tijdens de brand. Een ander verschil is dat
de specialisten in Almelo vrijgevestigd
zijn en niet in loondienst zoals in VUmc.
Belangrijkste lessen:
1 Planning van werkzaamheden
en organisatie
T Zware operaties werden aanvankelijk in
de avond gepland. Dit bleek onwenselijk,
omdat het veel van het personeel vroeg
waardoor weerstandverlies optrad.
Bovendien liepen ochtendsessies
vaak uit, waardoor men vaak nog
tot laat stond te opereren.
T De eerste weken na de brand kon
men in Almelo geen gebruik maken
van het OK-complex. Daarom zijn
operaties verplaatst naar andere
ziekenhuizen. Dit had nogal wat
logistieke consequenties, waar men
vooraf onvoldoende over nagedacht
had. Zo moest de postoperatieve zorg
ook op andere locaties uitgevoerd
worden en moest men ook gebruik
kunnen maken van de ondersteunende
diensten op de andere locatie.
2 Gevolgen voor personeel
T Alle medewerkers waren naar de
brand erg aangedaan. Er was veel
angst. Het hele OK-personeel in
Almelo is opgevangen na de brand,
om het gevoel van onveiligheid op
te vangen en weg te nemen.
T Het weerstandverlies bij het personeel
uitte zich in hoog ziekteverzuim onder
OK-personeel dat chronisch van aard was.
T Er zijn veel extra uren gemaakt,
waarbij het belangrijk was dat er voor
het personeel ook in de avonduren
voldoende eten beschikbaar was.
T Arts-assistenten kwamen niet
aan voldoende operaties toe.
T Besprekingen met personeel konden niet
doorgaan, vanwege de andere OK-tijden.
T Vanwege het overlijden van een
patiënt tijdens de brand is in de
media er veel (negatieve) aandacht
geweest over de brand.
3 Gevolgen voor patiënten
T De flexibiliteit voor acute zorg verdween,
doordat er minder ruimte in de planning
zat. De beschikbare sessies werden snel
vol gepland met electieve ingrepen.
T Wachttijden voor electieve
ingrepen liepen vervolgens snel
op omdat ingrepen die geen spoed
hadden werden uitgesteld.
VUmc heeft door de ervaringen van
het Twenteborg Ziekenhuis in Almelo,
acties kunnen ondernemen om bepaalde
problemen te ondervangen.
Lessen uit Almelo
40
42 43
Spiritgeeftkracht
De belangrijkste leiders moeten de spirit uitstralen dat ze geloven in de nieuwe
toekomst. Zij vormen de motor achter de verandering, de bron van energie om
het veranderingsproces door te komen. Binnen de raad van bestuur, maar ook
in de divisiebesturen en onder afdelingshoofden bestond de overtuiging dat de
gestelde productietargets gehaald konden worden. De verschillende manage-
mentlagen hebben dit meteen gecommuniceerd. Vervolgens zijn de hoofden
van de OK in het weekend van de brand aan de slag gegaan met een planning,
waarin de productiedoelstellingen gehaald konden worden. Deze daadkracht
en betrokkenheid van de verschillende leiders heeft bijgedragen aan de grote
betrokkenheid en inzet van het personeel. Daarnaast had het personeel van
VUmc zelf ook een sterke betrokkenheid, wat maakte dat er weinig weerstand
was tegen de vernieuwing: ‘deze klus gaan we samen klaren.’
Structurenlokkenuit
De kracht structuur is een van de actiekrachten naast de capaciteiten en syste-
men. Een veranderde structuur leidt ertoe dat de verandering logisch en bijna
onontkoombaar wordt. Ook veranderingen in de fysieke omgeving vormen
onderdeel van deze kracht. De directe omgeving kan heel ondersteunend zijn
bij een veranderingsproces.
De structuren op het werkniveau zijn na de brand niet veranderd. Aangezien
de randvoorwaarden wel veranderd waren, vormde dit een groot knelpunt bij
het dagelijkse werk. Hierdoor had bedrijfstijdverlenging veel impact op het
werk en de betrokken medewerkers. De extra diensten leidden tot andere over-
drachtsmomenten en andere invullingen van werkdagen. Omdat bijvoorbeeld
de afdelingen niet anders gestructureerd zijn na de brand, stonden artsen
overdag op de poli en ’s avonds op de OK. De bedrijfstijdverlenging vroeg om
duidelijke prioriteiten ten aanzien van de verschillende taken van een arts,
zoals vergaderingen, patiëntenzorg in de kliniek en polikliniek. Daarnaast leid-
den de dubbele sessies op de OK’s ertoe dat niet iedereen aanwezig was bij
de overdracht ’s ochtends en aan het einde van de middag. Er was dus minder
contact tussen collega’s, wat overleg moeilijk maakte.
De verandering in de fysieke omgeving binnen VUmc was heel duidelijk; 8 OK’s
waren afgebrand en ook andere afdelingen hadden schade van de brand. Maar
deze fysieke structuur ondersteunde de verandering niet. Integendeel, de ef-
ficiency van de bedrijfsvoering nam af vanwege de beperkte beschikbaarheid
van apparatuur en ondersteunende diensten zoals laboratoria. Omdat afde-
lingen verplaatst waren, ontstonden langere transporttijden en was de ruimte
soms te beperkt om goed te kunnen functioneren. Het personeel werd in de
nieuwe situatie minder efficiënt ingezet. Dit had gevolgen voor patiëntenzorg.
Daarnaast leidde de focus op productie ook tot minder tijd voor onderzoek
en onderwijs. De nieuwe fysieke structuur bood wel weer aanleiding tot en-
noodzaak van bedrijfstijdverlenging. Daarnaast heeft de raad van bestuur zich
in de organisatie laten zien en met medewerkers gepraat. Ook voor de onder-
nemingsraad was de urgentie duidelijk. De OR heeft dan ook vlot ingestemd
met de bedrijfstijdverlenging.
Toen afdelingshoofden na een aantal maanden bedrijfstijdverlenging hoorden
dat VUmc verzekerd was voor productieverlies, nam het gevoel van noodzaak
af. De motivatie nam hierdoor ook af. Dit geeft het belang van goede commu-
nicatie weer. Het ging immers niet om de verzekering voor het productieverlies,
maar om het verlies van adherentiegebied, dat bepalend is voor het budget
van het ziekenhuis.
Visiegeeftrichting
Om veranderingen te realiseren, moet de leiding een duidelijke visie hebben
op de nieuwe situatie. Direct na de brand hebben de leiders binnen VUmc hun
visie neergezet: de productie moest behaald worden en de oplossing daarvoor
was bedrijfstijdverlenging. De boodschap naar buiten toe was dan ook: wij
zijn open! De raad van bestuur heeft de uitgangspunten waaronder gewerkt
zou worden opgesteld: continuïteit van de zorg, waarbij kwaliteit van zorg en
veiligheid voorop staan; herstel van productiecapaciteit; aandacht voor mede-
werkers en preventie bij nieuwbouw- en verbouwplannen.
De raad van bestuur heeft besluitvaardig opgetreden en risico’s durven ne-
men in het belang van de organisatie. Vervolgens hebben het hoofd OK en
het medisch hoofd OK zich gebogen over de planningen en al snel hadden
zij een beeld hoe de bedrijfstijdverlenging concreet ingevuld kon worden. Al
doende heeft de planning zich ontwikkeld. Eerst is voor één week ingepland
om te kijken hoe het uitpakte. Daarna is voor drie weken vooruit gepland en
vervolgens voor de hele zomer.
Succesdoetgeloven
Een verandering kan alleen doorgezet worden wanneer het nieuwe gedrag
leidt tot succes. Dit klinkt eenvoudiger dan het is. Het vraagt creativiteit en
inventiviteit om het succesvuurtje gaande te houden. Binnen VUmc was het
succes van de bedrijfstijdverlenging groot; een groot deel van de oorspronke-
lijke productietargets is gehaald over 2007. Maar de inspanningen om dit te
bereiken waren groot. In het begin waren de successen voldoende om men-
sen enthousiast en betrokken te houden, maar na verloop van tijd bleek de
opgave groot. Het verzuim is niet toegenomen, maar medewerkers liepen op
hun tandvlees. De succescurve begon eind 2007 terug te lopen, omdat het
behalen van de productiedoelstellingen steeds meer overschaduwd werd door
de persoonlijke ongemakken. Het was daarom ook binnen VUmc zaak om
voortdurend de successen te blijven vieren, ook wanneer de vervangende OK’s
nog niet gereed waren.
44 45
streerd, zodat uitbetaling van toeslagen op de zogenaamde ‘branddiensten’
en extra diensten mogelijk werd. Een probleem hierbij was dat niet alle me-
dewerkers snapten hoe ze konden zien op hun salarisstrook of de toeslagen
uitbetaald waren. Daarnaast vonden specialisten de extra beloning niet de
moeite waard. Voor mensen met kinderen woog de extra financiële vergoeding
vaak niet op tegen de praktische bezwaren van werken op zaterdag.
Het planningssysteem werd niet ingericht op bedrijfstijdverlenging. Omdat
in de nieuwe situatie twee OK-sessies achter elkaar werden gepland, werkte
uitloop in de dagsessie door in de avond. Dit leidde er soms toe dat avondses-
sies uitvielen. Ook was de planning van operaties lastig vanwege de avond- en
weekendsessies. Zo mochten kinderen bijvoorbeeld alleen overdag geope-
reerd worden en vonden er in het weekend geen electieve hartoperaties plaats.
Ook is er in de planning geen rekening mee gehouden dat ondersteunende
specialismen zoals radiologie en pathologie maar beperkt beschikbaar waren
in de weekenden en avonden. Bepaalde ingrepen waren dan niet mogelijk.
Het zeven krachten model heeft inzicht gegeven op de vraag: Hoe heeft VUmc
de routines weten te doorbreken en op succesvolle wijze bedrijfstijdverlenging
doorgevoerd? Het zijn met name de zingevingskrachten en de spirit geweest
die ertoe geleid hebben dat VUmc in staat is geweest om de bedrijfstijdver-
lenging succesvol door te voeren. Deze zingevingskrachten hebben de sterke
cultuur en de betrokkenheid van medewerkers gemobiliseerd om de gewenste
productiedoelstellingen te behalen. De noodzaak van bedrijfstijdenverlenging
en de wijze waarop dit gerealiseerd moest worden waren duidelijk. Daarnaast
was de leiding duidelijk overtuigd van de mogelijkheden van bedrijfstijdver-
lenging en was er het succes van het behalen van de productie. Maar de suc-
cescurve had ook al een daling ingezet, omdat medewerkers onder zware om-
standigheden moesten werken. Dit werd bovendien maar beperkt ondersteund
door de andere krachten van het model, de actiekrachten. Aan de structuren,
capaciteiten en systemen is weinig (structureel) veranderd. Dit geeft aan dat
het om een tijdelijke verandering ging. De organisatie was nog niet ingericht
om langere tijd met bedrijfstijdverlenging te kunnen werken.
thousiasme, omdat het nieuwe OK-complex beschikte over alle faciliteiten en
nieuwe apparatuur.
Een structuur die wel was aangepast na de brand, was de besturingsstructuur.
De stuurgroep Feniks zorgde ervoor dat communicatie, informatie-uitwisse-
ling en besluitvorming goed verliepen. In september is Feniks opgeheven, om
te voorkomen dat er teveel overlap tussen Feniks en de lijn ontstond. Het op-
heffen van Feniks in september had consequenties. De zichtbaarheid van de
raad van bestuur nam af en er was geen directe voeding meer van informatie
en signalen uit de organisatie waarop actie ondernomen kon worden. Ook
heeft het opheffen van Feniks ertoe geleid dat er geen structurele aandacht
voor communicatie naar de betrokken medewerkers meer was. Toen bleek
dat de vervangende OK’s vertraagd waren, ontstond veel onvrede onder me-
dewerkers. De regie op de communicatie ontbrak op dat moment. Feniks was
immers opgeheven en de discussievorming in de communicatie werd nog niet
door de lijnorganisatie opgepakt. Met Feniks werd er tijdiger en met een breder
gezelschap gecommuniceerd. Iedereen kreeg bovendien dezelfde informatie
op hetzelfde moment.
Capaciteitenmakenhaalbaar
De krachten noodzaak en structuren kunnen medewerkers gemakkelijk uit hun
evenwicht brengen. Dit kan functioneel zijn, wanneer het oude gedrag diep
is ingesleten. Het dwingende karakter van een verandering kan echter ook
onzekerheid en angst in de hand werken. Door medewerkers de benodigde
capaciteiten bij te brengen om met de verandering om te gaan, neemt het
zelfvertrouwen toe.
Binnen VUmc werken zeer capabele mensen die sterk zijn opgetreden na de
brand. Tijdens en na de brand zijn onbekende capaciteiten van medewerkers
aangeboord en zijn natuurlijke leiders opgestaan. Daarnaast is extra personeel
ingezet om de gewenste productie te kunnen realiseren. Toch was het niet voor
alle functies mogelijk om extra personeel in te zetten. Voor het OK-personeel
waren extra mensen niet eenvoudig beschikbaar in de markt.
Systemenbekrachtigen
Een verandering wordt pas echt goed doorgevoerd, als iedereen de eigen
bijdrage aan het geheel kan zien. Men wil daarom geïnformeerd worden over
het verloop van de zaken en daaruit ook duidelijk de eigen inbreng kunnen
destilleren. Het optimale bekrachtigingsysteem streeft ernaar dat iedereen in
staat wordt gesteld op basis van informatie, de verantwoordelijkheid te nemen
voor eigen handelen.
Beloning van VUmc medewerkers voor hun inspanningen vond plaats door
middel van toeslagen, maar ook door traktaties, een sportdag en borrels. In
het versneld ingevoerde roostersysteem zijn onregelmatige diensten geregi-
46 47
5 Doorkijk naar de toekomst
Na de brand bleek binnen VUmc veel mogelijk. De kracht van de organisatie
zat in de mensen die er werken, hun kwaliteiten, betrokkenheid en verantwoor-
delijkheidsgevoel. De vraag is hoe het verder zal gaan binnen VUmc nadat de
vervangende OK’s in gebruik worden genomen. In dit afsluitende hoofdstuk
nemen we alvast een doorkijkje naar de toekomst.
Allereerst is de cultuur van VUmc een sterke gebleken. Veel medewerkers heb-
ben dit ervaren als de drijvende kracht achter de succesvolle wijze waarop de
organisatie met de gevolgen van de brand is omgegaan. Het is daarom van
belang deze sterke cultuur ook in de toekomst te onderhouden.
Daarnaast heeft VUmc succesvol bedrijfstijdverlenging ingezet. Een tijdelijke
verandering in de bedrijfstijden van de OK’s, om ondanks de brand toch de
geplande productie te behalen. VUmc heeft deze opgave geweldig doorstaan
en er veel van geleerd. De vraag is nu of deze lessen in de toekomst ingezet
kunnen worden voor structurele bedrijfstijdverlenging en op welk moment.
De discussie rond bedrijfstijdverlenging werd al voor de brand gevoerd.
Vanwege de marktwerking in de zorg wordt het een steeds realistischer scena-
rio. Het betekent namelijk dat met dezelfde, dure, faciliteiten meer productie
gedraaid kan worden en beter op de wensen en eisen van patiënten kan worden
ingespeeld. Patiënten vragen om steeds meer flexibiliteit, zij willen buiten
werktijden en files om geholpen worden. Het succes van de bedrijfstijdverlen-
ging heeft aangetoond dat het mogelijk is binnen VUmc. Daarnaast vindt op
een aantal afdelingen binnen VUmc ook al bedrijfstijdverlenging plaats. Bij
plastische chirurgie wordt bijvoorbeeld private zorg verleend buiten de kan-
toortijden van de polikliniek, tot acht uur ’s avonds. En bij radiologie wordt
bijvoorbeeld de MRI-scan in de avonden en weekenden ingezet.
Bedrijfstijdverlenging zal waarschijnlijk in de toekomst wel een structureler
en breder geaccepteerd verschijnsel worden. De vraag is nu op welk moment
VUmc ermee zou moeten starten. Uit de analyse van bedrijfstijdverlenging aan
de hand van de zeven krachten, blijkt wel dat de rek uit het huidige systeem
is. Het personeel is moe en de vervangende OK’s kwamen twee maanden later
dan verwacht. Het is dan ook begrijpelijk dat wanneer de capaciteit weer volop
beschikbaar is, de bedrijfstijdverlenging in de huidige vorm teruggedraaid
wordt.
5.1Bedrijfstijdverlengingindetoekomst
VUmc blijft onderzoeken hoe in de toekomst met bedrijfstijdverlenging kan
worden omgegaan. De geleerde lessen en ervaringen die in de afgelopen
maanden zijn opgedaan, vormen hierbij nuttige input. Om inzicht te krijgen
in wat bedrijfstijdverlenging voor de toekomst betekent, lopen we de zeven
krachten nog eens na.
Structurele bedrijfstijdverlenging in de toekomst vraagt om de creatie
van een nieuwe noodzaak. Deze kan gevonden worden in de marktwer-
king in de zorg. Bedrijfstijden worden noodzakelijk om te kunnen concurreren
met andere ziekenhuizen en met private instellingen.
De visie kan vertaald worden in een goed doordacht businessplan, waarin
niet alleen de baten van de betere bezetting van capaciteit en de perso-
nele kosten voor het aantrekken van extra personeel, maar ook de realiseer-
baarheid ervan wordt meegenomen.
Een structurele bedrijfstijdverlenging vraagt om een succescurve die
blijft stijgen en successen die gevierd worden.
Op dit moment gelooft al een aantal leiders en ook medewerkers in de
organisatie in een structurele bedrijfstijdverlenging. Maar uit gesprekken
met medewerkers lijkt het nog geen algemeen geaccepteerd fenomeen. Het
vraagt dus nog wel wat enthousiasme en overtuigingskracht van de verschil-
lende leiders.
Een structurele bedrijfstijdverlenging vraagt om een andere inrichting
van afdelingen, zodat bijvoorbeeld overlegmomenten met medewerkers
gefaciliteerd worden wanneer de diensten verspreid zijn over dag- en avond-
sessies. De afdelingen hebben allemaal hun specifieke kenmerken, hier zal
rekening mee moeten worden gehouden bij de nieuwe inrichting van de struc-
tuur. Zo zijn de kleinere afdelingen vanwege hun beperkte capaciteit door-
gaans minder flexibel.
Capaciteiten zijn cruciaal voor het functioneren van een ziekenhuis. Bij
bedrijfstijdverlenging is meer personeel nodig of personeel dat flexibel
ingezet wil worden. Dit moet wel beschikbaar zijn in de markt. Het risico van
bedrijfstijdverlenging is dat het schaarse personeel wegloopt, omdat het in
andere ziekenhuizen meer op reguliere tijden kan werken.
Voor de systemen is de planning cruciaal. Bedrijfstijdverlenging in de
toekomst vraagt om een OK-planningssysteem dat specialisme-overstij-
gend werkt. Dan kunnen in de avonden eenvoudige operaties gepland worden,
waarbij minder mensen en minder ondersteuning nodig zijn. Ook is het vanuit
de systemen van belang dat de beloning van de extra diensten geregeld wordt.
Het heeft immers impact op het privéleven van medewerkers.
De inzet van structurele bedrijfstijdverlenging vraagt om een analyse van de
meest geschikte diensten. Zo kan ervoor gekozen worden om niet op zaterdag,
maar wel op zondag te opereren, omdat de ervaring leert dat mensen liever
48
op zaterdag vrij zijn. Of om geen avonddiensten en alleen weekenddiensten
te draaien, omdat vervoer en opvang van de patiënt ’s avonds lastiger is. Een
optie die nog wat dichter bij huis ligt is een OK-dag van negen uur, waarbij men
tot zes uur ’s avonds doorwerkt.
Concluderend kan gesteld worden dat bedrijfstijdverlenging in de toekomst een
realistische en waarschijnlijk ook noodzakelijke ontwikkeling is. Marktwerking
en capaciteitsbenutting vormen dan de nieuwe motor voor bedrijfstijdverlen-
ging. De wijze waarop vraagt nog wel nader denkwerk, maar de brand heeft
VUmc een schat aan ervaring met bedrijfstijdverlenging opgeleverd. Andere
werktijden zullen in de komende jaren ongetwijfeld aan de orde komen.
Begin maart 2008 herbergt de tuin een volledig OK-
complex, met 8 grote OK’s, opslagruimten, recovery
en facilitaire voorzieningen. De OK’s voldoen aan alle
deskundigheids- en veiligheidseisen.
49
54 55
Auteurs
H.VeldhuisMScHilde Veldhuis is bedrijfskundige en werkt als consultant bij
Berenschot. Daar houdt zij zich bezig met vraagstukken op het gebied van
personeelsmanagement. Hilde voert adviesopdrachten uit op het gebied van
strategische HR vraagstukken, zoals strategische personeelsplanning en de
inrichting en doorlichting van de HR organisatie. Daarnaast houdt zij zich
bezig met nieuwe manieren van werken en organiseren in het kader van het
thema sociale innovatie. Verder doet zij kwalitatief en kwantitatief onderzoek
naar de inrichting van HR functie in Nederland. In de zorgsector werkt zij
momenteel aan een onderzoek over dynamische capaciteitsplanning. Dit
richt zich op het vraagstuk hoe er in de zorgsector het schaarse personeel
optimaal ingezet kan worden.
H.M.A.DraijerMScHeleen Draijer studeerde Communicatiemanagement aan
de Hogeschool van Utrecht en vervolgens Bestuurskunde aan de Erasmus
Universiteit Rotterdam. Tijdens en na haar studie Communicatiemanagement
heeft zij ervaring opgedaan in het communicatievak. Zo was zij
werkzaam bij communicatieadviesbureau De Joode Communicatie,
dat communicatieadvies geeft in de zorgsector. Heleen rondde haar
studie Bestuurskunde af met een afstudeerstage en masterthesis bij
de Zorggroep van Berenschot. Zij heeft haar masterthesis geschreven
over organisatienetwerken in de zorgsector, gericht op netwerken van
ziekenhuizen. Heleen is momenteel adviseur bij Berenschot. Zij richt zich bij
Berenschot op belangenbehartigende organisaties, netwerken en (evaluatie)
onderzoeken, waarbij haar affiniteit onder meer ligt bij opdrachten in de
zorgsector.
Begeleiding
Prof.dr.J.F.BolwegStudeerde Bedrijfskunde en Arbeidsverhoudingen in
Nederland en de VS en werkt sinds 1985 bij Berenschot. Hij was 16 jaar
directielid en manager van de Berenschot HRM Groep. Nu werkzaam als
adviseur. Heeft een brede advieservaring op management, organisatie
en HRM terrein. Richt zich ook op de samenstelling en functioneren van
directies en commissarissen o.a. in het kader van fusies. Is hoogleraar aan
de VU waar hij HRM doceert aan de Post Graduate Opleiding Management
Consultancy.
Ir.A.M.W.LaevenMPMAnne-Marie Laeven werkt als managing
consultant bij Berenschot. Zij houdt zich als bedrijfswetenschapper
bezig met organisatiekundige en bestuurlijke vraagstukken binnen de
Bijlage 1 Berenschot
56 57
gezondheidszorg. Na haar studie bedrijfs- en consumentenwetenschappen
aan de Universiteit van Wageningen heeft zij een aantal jaren gewerkt
bij het NZi, later Prismant. Daar heeft zij voornamelijk onderzoek
gedaan naar beleids-, financierings- en besturingsvraagstukken op
het macroniveau van de gezondheidszorg. Zij heeft vervolgens enkele
jaren als bestuursadviseur en bestuurssecretaris gewerkt in het Albert
Schweitzer ziekenhuis, en als senior beleidsadviseur bij het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Sinds 2005 werkt Anne-Marie
bij Berenschot waar zij zich vooral richt op positionering, strategische
vraagstukken, marktvraagstukken, reorganisaties en procesgericht
werken in gezondheidszorgorganisaties. In 2004 is Anne-Marie aan de
TIASNimbas Business School afgestudeerd als master in het non profit en
public management. Momenteel is zij bezig met een promotieonderzoek
aan de Universiteit van Tilburg naar de omgevingsoriëntatie van
ziekenhuizen in relatie tot hun bedrijfsresultaten.
Het onderzoek kende een begeleidingscommissie, bestaande uit:
Drs. E.B. Mulder, voorzitter raad van bestuur VUmc
Prof. dr. T.J.F. Savelkoul, vice-voorzitter raad van bestuur VUmc
Ir. R. Willems, lid raad van toezicht VUmc en voorheen
president directeur Shell Nederland
drs. E. Baars, directeur personeel & organisatie VUmc
Ir. A.M.W. Laeven MPM, Berenschot
Prof. dr. J.F. Bolweg, Berenschot
Bijlage 2 Begeleidingscommissie
58 59
AIOS chirurgie
J. van Baal, opleider chirurgie, Twenteborg Ziekenhuis Almelo.
E. Baars, directeur personeel & organisatie
O.G.A. van der Beek, secretaris raad van bestuur, hoofd bestuursbureau
G.J.M. Berkhout, zorgmanager divisie I, ZIBO-coördinator
M.A. Blankenstein, hoofd afdeling klinische chemie
K. Blom, bedrijfsmaatschappelijk werker
M. Bolluijt, hoofd dienst communicatie
M.F. Caljouw, manager bedrijfsvoering divisie IV
L. Geijsvliet, recovery verpleegkundige
A.R.J. Girbes, hoofd afdeling ICV, voorzitter divisie IV
J.J. Heimans, afdelingshoofd neurologie, voorzitter divisie II
L. Hollegie, projectmedewerker P&O brand
M. Kersloot, hrm beleidsadviseur/ teamleider bedrijfsmaatschappelijk werk
J. Klous, arbo- en milieudeskundige
C.R. Leemans, afdelingshoofd KNO-heelkunde/ hoofd-halschirurgie
S.A. Loer, afdelingshoofd anesthesiologie, opleider
E.B. Mulder, voorzitter raad van bestuur
B.C. Nijman, zorgmanager divisie IV
M.C. Ozinga, P&O adviseur, divisiebureau IV
E.A.P.M. Pompe, hoofd operatiekamers
F.R. Rakers, projectdirecteur huisvesting
J.A. Rauwerda, afdelingshoofd heelkunde
P.J. Ringens, afdelingshoofd oogheelkunde
T.J.F. Savelkoul, vice-voorzitter raad van bestuur
I. Schadee, voorzitter ondernemingsraad
M.P.J. Schapers, manager vastgoedbeheer & services, bedrijfshulpverlener
N.C.M. Schluter, anesthesiemedewerker
R.L.C. Smit, senior adviseur strategie & beleid
A.M. Snel, beheersfunctionaris keel-, neus- en oorheelkunde
M. Soetendal, hoofd personele diensten
K.W. Stegenga, directeur facilitair bedrijf, hoofd bedrijfshulpverlening
E.L. Swart, afdelingshoofd klinische farmacologie en apotheek (KFA)
K.P. Tames, operatie assistent
D.H. Thöne-Passchier, anesthesioloog, medisch hoofd polikliniek.
W.P. Vandertop, afdelingshoofd neurochirurgie
D.P. Veerman, plaatsvervangend afdelingshoofd
anesthesiologie, medisch hoofd OK.
J.M.H. van der Velden, hoofd strategie & beleid
R. Willems, lid raad van toezicht
Besluit van de raad van bestuur, extra honorering, 07.0215A.
Besluit van de raad van bestuur, stafdienst P&O, 2 augustus 2007, 07.0259.
Besluitenlijsten werkgroep capaciteitsplanning.
Brand in VUmc, terugblik, stand van zaken, verdere aanpak,
raad van bestuur VUmc, Amsterdam, 31 juli 2007.
Feniks, Stand van Zaken, 25 september 2007,
Mirandapaviljoen, Maarten Soetendal (presentatie).
Swannink, J.J., e.a. (1991) Scoren met cultuurverandering,
Scriptum Management.
Uitvoering kostenvergoedingsbesluit werken
na bedrijfstijduitbreiding 07.290.
Voorlichtingsbijeenkomst bedrijfstijduitbreiding gevolgen voor
het rooster 05-07-2007, Maarten Soetendal (presentatie).
VUmc intranet.
ZIBO-commissie, eindverslag debriefing, 6 juni 2007.
Bijlage 4 BronnenBijlage 3 Geïnterviewde personen
60 61
AIOS: Arts-assistenten in opleiding tot medisch specialist
BIZA: Bedrijfseconomie informatiemanagement zorgadministratie
BMW: Bedrijfsmaatschappelijk werk
CSA: Centrale sterilisatie afdeling
DOK: Dienst operatie kamers
NWP: Niet wetenschappelijk personeel
OK: Operatiekamer
OR: Ondernemingsraad
ORT: Onregelmatigheidstoeslag
P&O: Personeel en organisatie
SEH: Spoedeisende hulp
TOD: Toeslag onregelmatige diensten
WPD: Wetenschappelijk personeel doorstroom (arts-assistent in opleiding)
Bijlage 6 AfkortingenBijlage 5 Organogram VUmc per 01.01.2008
62 63
Plan van aanpak aanbevelingen n.a.v. het rapport “brand OK-complex” d.d. 26
mei 2007
1 Aanbevelingen met betrekking tot bouw, installaties en
infrastructuur1.1BrandsafetyzoneringDe lopende bouwplannen nader beschouwen op de
aanwezigheid van ruimten die een kritische functie hebben in de continuïteit
van de bedrijfsvoering en de onderstaande aanbevelingen bij die beschouwing
meenemen. Voor deze locaties afhankelijk van het type ruimte een specifieke
brandsafety-zonering benoemen.1.2 BrandcompartimenteringBrandcompartimenten bestaande bouw aanpassen
aan de ‘brandsafetyzonering’. Compartimenteringgrenzen herzien op basis
van de brandsafetyzonering.1.3 BrandmeldinstallatieDe brandmeldinstallatie certificeren. In eerste instantie
betekent dit, dat de delen van de installatie die nu opgeleverd door PBH, vol-
doen aan de nieuwe richtlijnen en certificeerbaar zijn.
De automatische ionisatiemelders vervangen door optische melders. Bij deze
vervanging rekening houden met de toekomstige certificering van de brand-
meldinstallatie.1.4 BedrijfsstoffenVoor brandbare of brandbevorderende bedrijfsstoffen zoals
zuurstof, pers/ademlucht en lachgas alsmede de elektrische voeding is het uit
veiligheids- en continuïteitsoverweging noodzakelijk om de OK’s van bovenaf
te voeden. Bij de toegang van de OK moeten net als bij de huidige tijdelijke
OK’s op de 7e verdieping afsluiters voor zuurstof en lachgas worden geplaatst,
om bij een calamiteit op een OK de calamiteit tot deze OK te beperken.
Voor de bedrijfsstoffen die in het gebied tussen de OK’s worden gebruikt (zuur-
stof, lachgas, perslucht, elektra) moet bij de toegang tot het OK-complex (in de
situatie van het OK-complex op de eerste en tweede verdieping van de AVB in
de buurt van de centrale trap) een afsluiter voor deze bedrijfsstoffen worden
geplaatst.
Ook voor andere afdelingen zoals verpleegafdelingen zal op een strategische
plaats afsluiters voor brandbevorderende gassen moeten worden geplaatst1.5 TechnischeruimtenOm de brandveiligheid in alle technische lagen zo goed
mogelijk te waarborgen, zal er een advies worden opgesteld met daarin de
volgende aspecten:
T lay-out en vormgeving (gekoppeld aan de brandsafetyzonering van de ruimtes
die vanuit de technische laag bediend worden
T vuurbelasting
T ontstekingsbronnen
T detectiesystemen
T automatische blussystemen
1.6 Elektrischeinstallatie In de algemene verdeelinrichting voor de elektrische
voeding van het OK-complex een beveiliging aanbrengen met koppeling naar
het gebouw beheersysteem. Deze melding van spanningsuitval naar het ge-
bouw beheersysteem moet plaatsvinden bij overbelasting (als er een zekering
smelt).1.7 AlarmeringpersoneelBij ‘stil’ alarm via het VRS-systeem is het nodig dat alle
personen die op deze manier gealarmeerd moeten worden in bezit zijn van een
‘pieper’ en dat zij geïnformeerd zijn over de werking van dit ‘stil’ alarm.1.8 Slaapruimtenpersoneel In de daarvoor bestemde slaapruimtes bij de OK
voor het personeel dat wachtdienst draait moet een luid alarm worden aange-
bracht.1.9 Diversen_ Onderzoek doen naar bedrijfszekere aansturing van de teleliftklep-
pen in geval van brand.
T Tijdens de controle van de brandveiligheidsvoorzieningen moet de werking
van de branddeuren worden meegenomen.
T Rookscheiding van wand op 3e verdieping IC-toren tussen technische ruimte
en SER-ruimte verbeteren
2 Aanbevelingen met betrekking tot organisatie en
informatievoorziening
Elke afdeling informeren over de werking van de veiligheidsvoorzieningen en
-instructies.
3 Aanbevelingen met betrekking tot het crisismanagement
T Geïntegreerde oproeplijst maken voor het crisisteam. Oproeplijst automatise-
ren.
T Verbindingsnetwerk maken tussen de posten die een functie hebben bij een
externe ramp of een interne ramp.
T Printer en extra computer plaatsen in de crisisruimte.
T Patiëntenvolgsysteem ontwikkelen voor ZIBO-situaties (voor zowel interne als
externe calamiteiten).
T ZIBO-commissie een opzet laten uitwerken voor de commando-structuren tij-
dens een calamiteit.
T Inrichten van een crisisinformatiecentrum (CIC) voor het verstrekken van tele-
fonische informatie aan familie van patiënten, familie van personeel.
T Speciale afdelingen als IC / MC, apotheek, laboratorium en/of SEH moeten hun
eigen ZIBO-draaiboek uitbreiden met een hoofdstuk hoe te handelen wanneer
de eigen afdeling niet meer gebruikt kan worden en er desondanks een beroep
op hen gedaan wordt.
Bijlage 7 Samenvatting plan van aanpak
64
1 Bedrijfstijduitbreiding2 Extra honorering 3 Voorlichtingen aan roostermakers4 Versneld uitrollen Harmony voor staf en AIOS5 Inventarisatie belemmeringen6 Besluit tot vergoeding van kosten7 Voorlichting P&O bedrijfsmaatschappelijk werk8 Onderzoek verlies onregelmatigheidstoeslag9 Instemming tot 2008 met bedrijfstijduitbreiding10 Extra aandacht voor brand in sociaal medisch team11 Afspraken met de dienst arbo en milieu over verzuim12 Overleg met Twenteborg Ziekenhuis Almelo 13 Berenschot onderzoek14 Aandacht aan voorlichting
Bijlage 8 Personele activiteiten na de brand
Onderzoek VUmc na brand
Organisatie-response bij crisis
dienst communicatie
VU medisch centrum
Postbus 7057
1007 MB Amsterdam
www.VUmc.nl
e-mail [email protected]
telefoon 020 – 444 3444
Bezoekadres: De Boelelaan 1117
1081 HV Amsterdam
Brand is een gebeurtenis waarvan je als ziekenhuisbestuurder
hoopt dat het je bespaard blijft. Gebeurt het toch, dan put
je uit je bestuurlijke ervaring en intuïtie en doe je datgene
waarvan je denkt dat goed is. Op zo’n moment neemt
iedereen in de organisatie zijn verantwoordelijkheid.
Samen ben je sterk. Maar sturing is ook noodzakelijk.
En nadat het crisismanagement voorbij is, blik je terug.
Je moet je dan oprecht de vraag stellen wat beter had
gekund. Evalueren of de respons van de organisatie op
een dergelijke plotselinge, onvoorziene gebeurtenis
adequaat was. Dat ben je aan je organisatie verplicht.
Dit rapport is bestemd voor ziekenhuisbestuurders, managers
en P&O professionals. Het beschrijft hoe VU medisch centrum
(VUmc) de gevolgen van de brand op 26 mei 2007 het
hoofd bood. Daarbij werden 8 van de 18 operatiekamers
onbruikbaar. Een enorme aanslag op de operatiecapaciteit.
De resterende operatiekamers (OK’s) moesten door
bedrijfstijdverlenging zorgen voor zo min mogelijk
productieverlies. Patiënten mochten niet de dupe worden.
Door onze medewerkers te verzoeken gedurende zo’n
negen maanden aangepaste diensten te draaien op de
overgebleven OK’s, werd dit mogelijk gemaakt.
Ook van de medewerkers van laboratoria en andere
ondersteunende diensten vroeg dit een flexibele inzet.
Welke maatregelen waren nodig, hoe werd
dit geoperationaliseerd, wat waren de
kosten die hiermee gemoeid waren?
In bijgaand rapport wordt hiervan verslag gedaan.
Ik realiseer mij als geen ander dat VUmc deze
crisis in 2007 heeft kunnen doorstaan dankzij de
persoonlijke inzet van alle medewerkers. Aan hen
is de raad van bestuur veel dank verschuldigd.
Maart 2008,
Elmer Mulder, voorzitter raad van bestuur VU medisch centrum
FO
TO
: M
AR
CO
OK
HU
IZE
N /
HH