Opzet Differentiatie Verpleegkunde mei 2009 · PDF fileStudiehandleiding deel 1 /...

88
Deel 1 Opzet Differentiatie Verpleegkunde mei 2009

Transcript of Opzet Differentiatie Verpleegkunde mei 2009 · PDF fileStudiehandleiding deel 1 /...

Deel 1 Opzet Differentiatie

Verpleegkunde mei 2009

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 2

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 3

Inhoudsopgave deel 1

1. Uitgangspunten 5

1.1. Relatie Student – Werkveld - Hogeschool 5 1.2. Differentiatie 5 1.3. Competentieleren 6 1.4. Met welke competenties wordt gewerkt? 6 1.5. Vraagsturing 7 1.6. Skilled Companionship 7 1.7. Wetgeving 8

2. De persoonlijke leerweg 9

2.1. Zelf een plan maken 9 2.2. Drie leerlijnen 11 2.3. Leren en begeleiding 12 2.4. Leerplanschema 13 2.5. Ondersteuning door elektronische leeromgeving 13 2.6. Overzicht 13

Bijlage I: Begrippenlijst 17

Bijlage II: Uitwerking domeinen, domeinspecificaties, rollen en kerncompetenties 23

Bijlage III: Uitwerking vijf HBO-competenties 25

Bijlage IV: Niveaus van competentieontwikkeling en beoordeling 27

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 4

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 5

1. Uitgangspunten

Het derde en vierde leerjaar van de opleiding hbo-v staat in het teken van ‘differentiatie’. Typisch voor deze periode is de bijzondere ‘relatie student – werkveld – hogeschool’, ‘competentieleren’ en ‘vraagsturing’. Bovendien kiest de opleiding voor ‘skilled companionship’ ofwel ‘bekwaam metgezel’ als metafoor voor goede verpleegkundige zorg. In dit hoofdstuk worden deze belangrijke uitgangspunten kort beschreven.

1.1. Relatie Student – Werkveld - Hogeschool

De opleiding streeft naar ‘uitdagend en inspirerend onderwijs’ dat gericht is op ‘levenslang leren’, samenwerking tussen student(en), werkveld en hogeschool en een voortdurende bijdrage aan de ontwikkeling van de verpleegkundige beroepsgroep kwalificatieniveau vijf. Het onderwijs komt voor een belangrijk deel tot stand door concrete afspraken die je als student met een praktijkleerplaats en de hogeschool maakt over de leeractiviteiten die ondernomen zullen worden. De school begeleidt jou als student hierin en zal uiteindelijk goedkeuring moeten verlenen voor de plannen. Hoe dat precies in zijn werk gaat wordt in Deel 2 uitgewerkt. Belangrijk is te beseffen dat de school geen vastomlijnde opdrachten meegeeft die uitgevoerd dienen te worden. Leeractiviteiten komen veel meer tot stand vanuit de mogelijkheden, eisen en wensen van de praktijkleerplaats, en vanuit de rollen en competenties waaraan je als student wilt werken. In onderstaand figuur is dat grafisch weergegeven.

1.2. Differentiatie

De laatste twee jaar van de hbo-v wordt de differentiatiefase genoemd. Differentiatie betekent vanuit een basis werken aan verbreding of verdieping van competenties. In de differentiatiefase maak je keuzes. Je maakt keuzes ten aanzien van werkvelden; je voorkeur kan uitgaan naar een route binnen de algemene gezondheidszorg (agz), de geestelijke gezondheidszorg (ggz) of de maatschappelijke gezondheidszorg (mgz). Verder kun je accenten leggen ten aanzien van de vijf beroepsrollen en bijhorende kerncompetenties en, indien gewenst, werken aan andere competenties. De keuzemogelijkheden en realisatie ervan worden mede bepaald door de variant die je volgt (bij de duale variant ben je bijvoorbeeld afhankelijk van de ruimte die je werkgever biedt), de beschikbaarheid van praktijkleerplaatsen, van projecten en van het onderwijsaanbod op school.

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 6

Iedere hogeschool heeft het aanbod van onderwijs ingedeeld in ‘majors’ en ‘minors’ waaruit je keuzes kunt maken. De major bepaalt de hoofdrichting van je studie (in dit geval verpleegkundeonderwijs) en heeft een omvangrijke studiebelasting; het grootste deel van een opleiding wordt hiermee gedekt. De Minor (= studieonderdeel naar keuze) biedt ruimte om je verder te bekwamen binnen of buiten je eigen opleidingsdomein; het is een relatief op zichzelf staand onderdeel met een studiebelasting van een half jaar. Op intranet en in Deel 3 van deze studiehandleiding staat meer informatie over de minor(en).

1.3. Competentieleren

Een competentie kan worden omschreven als een cluster van kennis, vaardigheden en houding, dat nodig is om in een beroepscontext beroepsproducten te realiseren die aan geldende kwaliteitseisen voldoen.1 Competenties zijn persoonsgebonden en impliceren per definitie een integratie tussen kennis, vaardigheden, houding en persoonlijke kwaliteiten die op verschillende niveaus tot uiting kunnen komen. De ontwikkeling van competenties is een continu, nooit eindigend proces dat doorgaat wanneer je als beginnende beroepsbeoefenaar je diploma hebt behaald. Competentieleren betekent dat je werkt aan competenties, dus je bekwaamheid om beroepsmatig te handelen in diverse situaties. Deze bekwaamheid demonstreer je in zichtbaar gedrag. Intensieve samenwerking met het werkveld is nodig om de context van de beroepssituatie en de beroepsuitoefening in beeld te krijgen. De praktijkleerplaats zal hier een belangrijke rol in spelen. Je leert het beste in een zogenaamde krachtige leeromgeving. De beroepspraktijk wordt momenteel als meest krachtige leeromgeving beschouwd; een omgeving die je stimuleert en uitdaagt, met een rolmodel dat expertgedrag vertoont en mogelijkheden om het geleerde in het dagelijks functioneren te integreren. Competentieleren vraagt een actieve leerhouding, je bent zelf verantwoordelijk voor het opzetten, uitvoeren, evalueren en bijstellen van je leerproces en je beroepsmatig handelen. Het kritisch reflecteren op jezelf als (beroeps) persoon, op je leer- en werkaanpak en de mate van professionaliteit is hierbij van groot belang.

1.4. Met welke competenties wordt gewerkt?

De twaalf kerncompetenties van de hbo-verpleegkundige, beschreven in “Met het oog op de toekomst” (Pool e.a., 2001), vormen het uitgangspunt van de hbo-v opleiding. Deze kerncompetenties zijn geclusterd tot vijf beroepsrollen: zorgverlener, regisseur, coach, ontwerper en beroepsbeoefenaar. In Bijlage II van Deel 1 is dit in schema uitgewerkt. In de rest van deze handleiding wordt ook telkens verwezen naar deze twaalf kerncompetenties en vijf beroepsrollen. De deelkwalificaties uit 19962 zijn door Pool e.a. (2001) in de twaalf kerncompetenties verwerkt; op enkele plaatsen wordt in deze studiehandleiding aan de deelkwalificaties gerefereerd. Daarnaast worden in Nederland tien algemene hbo competenties onderscheiden3. De tien algemene hbo competenties zijn verwerkt in de twaalf kerncompetenties. Dus werk je aan de kerncompetenties, dan werk je automatisch ook aan de algemene hbo competenties. Het kan handig zijn de algemene hbo competenties erbij te pakken, bijvoorbeeld bij een evaluatie, om je eigen functioneren te beschrijven en te toetsen. Voor de differentiatiefase is een ordening gemaakt van vijf algemene hbo competenties (zie Bijlage III, Deel 1) waar verder binnen deze handleiding vanuit wordt gegaan. Deze vijf omvatten de tien eerdergenoemde algemene hbo competenties. Bovendien bevat het de eigen competentie ‘zelfsturing op opleiding en loopbaan’; door het vraaggestuurd karakter van de opleiding werk je hier als vanzelf aan. Werkveldspecifieke competentieprofielen zijn weer een nadere invulling van de vijf rollen en twaalf kerncompetenties uit het algemene beroepsprofiel. Zo zijn er bijvoorbeeld landelijk erkende profielen beschikbaar voor onder andere de ggz, de thuiszorg, de 1 De toekomst van Windesheim (p12) Intern document 2004 2 Commissie Kwalificatiestructuur [voorz. Londen van J] (1996). Gekwalificeerd voor de toekomst: kwalificatiestructuur en eindtermen voor verpleging en verzorging. Zoetermeer, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. 3 Commissie Accreditatie Hoger Onderwijs. (2001) Prikkelen Presteren Profileren. Zoetermeer, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 7

academische ziekenhuizen, de verpleegkundige gerontologie-geriatrie, de oncologieverpleegkundige en een beroepsdeelprofiel voor de verpleegkundige werkzaam in de palliatieve zorg. Is er voor jouw praktijkleerplaats een relevant werkveldspecifiek competentieprofiel beschikbaar, dan ga je hier vanuit en maak je zelf de vertaalslag vanuit deze studiehandleiding naar dat profiel. Zo nodig ga bij je praktijkleerplaats na of er een landelijk erkend specifiek competentieprofiel is dat ook bruikbaar is. Competenties kunnen ook worden uitgedrukt naar het niveau waarop ze worden beheerst. Vaak wordt daarbij gekeken naar de mate waarin 1) zelfstandig wordt gehandeld en verantwoordelijkheden worden genomen, 2) de complexiteit van de handeling en de context waarin de handeling wordt uitgevoerd en 3) een persoon in staat is een handeling ook in een andere context dan waarin het is aangeleerd toe te passen. Op basis hiervan zijn voor de opleiding drie niveaus onderscheiden, namelijk ‘beginner’ (eind eerste leerjaar), ‘gevorderd’ (tweede en derde leerjaar) en ‘competent’ (derde en vierde leerjaar). In Bijlage IV, Deel 1 is dit in een schema nader uitgewerkt. Deze niveau aanduidingen kunnen op elke kerncompetentie en rol afzonderlijk worden toegepast. Bij het beoordelen van je competentiegroei en niveau wordt het dan ook gebruikt. Het is daarom goed vooraf te weten wat er van je verwacht wordt, zodat je ernaar toe kunt werken.

1.5. Vraagsturing

Het hoger onderwijs wordt steeds meer vraaggestuurd ingericht. Je bent binnen deze onderwijsvisie de ontwerper en regisseur van je eigen leerproces. Dit onderwijs, met een flexibele organisatie, komt meer tegemoet aan de diversiteit van jullie vragen en de mogelijkheden en wensen van het beroepenveld. De mogelijkheden van je praktijkleerplaats worden in verbinding gebracht met je eigen keuzes en de mogelijkheden op de opleiding. Uiteindelijke goedkeuring gebaseerd op geldende regels van werkveld en opleiding is hierbij noodzakelijk. Deze regels laten voldoende vrijheid om een eigen eindprofiel neer te zetten. Je geeft in je persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) aan wat en hoe je wilt leren en je legt in een portfolio vast welke competenties je verworven hebt. De actieve leerhouding die competentieleren veronderstelt, wordt nog eens versterkt door vraagsturing. Het sluit bovendien goed op elkaar aan.

1.6. Skilled Companionship

‘Skillled companionship’, letterlijk vertaald – bekwaam metgezel - als metafoor voor goede verpleegkundige zorg is geïntroduceerd door Angie Titchen in 20004. Het verwijst naar de idee dat goede verpleegkundige zorg een integratie vereist van (relationele) vaardigheden (‘handen’), intermenselijke betrokkenheid (‘hart’) en wetenschappelijk gestoelde kennis (‘hoofd’). De volledige en steeds terugkerende integratie van enerzijds bekwaamheid (expertise en vaardigheden ofwel hoofd en handen) en anderzijds zorgzaamheid (deugdzaamheid/metgezel ofwel hart) vormt de essentie van het verpleegkundig handelen. Juist dat geeft aan wat de specifieke bijdrage is van de verpleegkundige binnen de gezondheidszorg5. Bij de verpleegkundige is er steeds sprake van een evenwicht tussen bekwaamheid en metgezel, vooral omdat hij bij gezondheidsproblemen van alle hulpverleners het meest in nabijheid verkeert. De verpleegkundige richt zich daarbij op het totale welzijn van de zorgvrager. Als opleiding omarmen we het beeld van bekwaam metgezel. We vinden het belangrijk dat de student zich voortdurend schoolt in toepassing van recente inzichten en vaardigheden en altijd oog heeft voor de voorkeuren, beleving en welzijn van de zorgvrager.

4 Titchen, A. (2000) Professionals craft knowledge in patient-centred nursing and the facilitation of its development. Doctoral diseertation, University of Oxford. UK. 5 Claeessens, P., B. Dierckx de Castrele. (2000) Skilled Companionship; Verpleegkundige zorg vanuit zorgethisch perspectief. TGE. Jrg 13 nr p. 76-80.

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 8

1.7. Wetgeving

De hbo-v leidt op tot bachelors (internationale aanduiding van hbo opgeleide) met de mogelijkheid van BIG registratie. Wettelijk is bepaald wanneer je de titel verpleegkundige mag dragen en voor registratie in het beroepsregister in aanmerking komt. De Wet BIG (1993)6 schrijft voor dat de opleiding tot verpleegkundige bestaat uit ten minste 4600 uren die als volgt zijn verdeeld: a) ten minste 1535 uren theoretisch onderwijs en b) ten minste 2300 uren praktisch onderwijs. Het theoretisch onderwijs omvat ten minste de onderdelen verpleegkunde, geneeskunde, gedragswetenschappen en ondersteunende vakken. Het praktisch onderwijs omvat het in gezondheidsinstellingen opdoen van praktische ervaring. Deze bepalingen vallen ook binnen de Europese richtlijnen7. Over het geheel van je verpleegkunde opleiding zul jij je aan deze regels moeten houden.

6 Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG), december 1993, Staatsblad nr 655 en Besluit opleidingseisen verpleegkundige, uitvoering van artikel 32 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, Staatsblad 339, 1995. 7 Richtlijn nr. 77/453/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1977 inzake coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger (PbEG 176).

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 9

2. De persoonlijke leerweg

In dit hoofdstuk wordt het onderwijsmodel uitgewerkt zodat je samen met hoofdstuk 1 een beeld hebt van de differentiatiefase. Dit onderwijsmodel heeft als kern de persoonlijke leerweg.

2.1. Zelf een plan maken

Je leerweg moet aansluiten bij jouw persoonlijke doel, je beginsituatie, je leerstijl, en het moet je voorbereiden op je toekomstige rol als professional die zich blijft ontwikkelen. Een persoonlijke leerweg is het geheel van, onderling samenhangende, leeractiviteiten die je als student bewust kiest en uitvoert om bepaalde competenties op een bepaald niveau te bereiken. Voorwaarde hiervoor is een competentiegerichte en vraaggestuurde houding en onderwijs die daarin ondersteunt. In jouw persoonlijke leerweg zijn zelfsturing, eigen verantwoordelijkheid en ruimte voor eigen individualiteit centrale kernbegrippen. Jij bent in toenemende mate verantwoordelijk voor alle fasen (oriënteren, plannen, uitvoeren en evalueren) van het leerproces. Tijdens de invulling van je persoonlijke leerweg doorloop je steeds de cyclus van oriëntatie, planning, uitvoering en evaluatie. Daarna keer je weer terug naar oriëntatie en doorloop je de cyclus opnieuw. De pijlen in Figuur 1 geven dit grafisch weer. De verschillende blokken worden hieronder aan de hand van de nummering toegelicht. Figuur 1: Opleidingsmodel.

Beroep Algemeen competentieprofiel Werkveldspecifieke profielen Kern- en hbo-competenties

1

Stand van zaken Selfassessment

2

Competentieniveautoetsstation

(portfolio-analyse)

5

Leerwerkpakketten/beroepsproductenLeerwerkactiviteiten binnen- en buitenschools inclusief begeleiding en consultatie

3

Bewijzen van

kunnen

4

R E F L E C T I E 6

Student (ambities en capaciteiten)

1

POP1

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 10

2.1.1. Student / Beroep / het POP Jij staat centraal, met je beginsituatie. Je maakt binnen de kaders je eigen afstudeerprofiel waarbij het beroepsprofiel aangeeft waar je naar toe moet om je hbo verpleegkundige te kunnen noemen. WIE jij bent, WAT je WILT en KUNT beschrijf je in je POP en op basis daarvan beschrijf je tevens HOE je het gewenste wilt bereiken. Allereerst maak je je zogenaamde loopbaan POP. Hierin geef je een beeld van je afstudeerprofiel. Voor het maken van je loopbaan-POP doorloop je onderstaande stappen globaler. Het gaat in dit loopbaan-POP om je afstudeerprofiel, welke afstudeerrichting je wilt gaan kiezen, wanneer jij je minor wilt lopen, wanneer je buitenschools- en wanneer binnenschools aan het werk wilt, etcetera. Het is ook mogelijk dat er nog wat open eindjes zijn. Dat is niet erg maar neem dit dan wel op zodat het helder is waar jij je nog beter op wilt oriënteren en welke keuzes je de komende tijd nog moet maken. Wanneer jij je loopbaan-POP hebt gemaakt ga je aan de slag met het zogenaamde leercyclus-POP. Tijdens het maken van dit leercyclus-POP doorloop je ook onderstaande stappen maar kom je tot concretisering ervan. Je leercyclus-POP bevat de concrete uitwerking van de stand van zaken ten aanzien van je leerproces op dat moment én datgene waarop jij je een komende leer-werkperiode wilt richten (bijvoorbeeld het eerst volgende half jaar (20 weken)). Op basis van je loopbaan-POP maak je dus telkens een leercyclus-POP voor een bepaalde periode.

2.1.2. Selfassessment Voordat je het POP maakt is het noodzakelijk in beeld te brengen waar je op dit moment staat; hoe het met je competentieontwikkeling is gesteld, wat je ambities en mogelijkheden zijn, wat je leerstijl is en wat andere eigenschappen of bijzonderheden zijn die voor je leerproces van belang zijn. Je gaat nadenken over welke beroepscontext je aanspreekt, ten aanzien waarvan je vooral verdieping en verbreding wilt in je opleiding en hoe je dat zou willen realiseren. Kortom; veel vragen om gegevens te verzamelen voor de invulling van je persoonlijke leerweg. In Deel 2 zijn daarvoor instrumenten beschikbaar (zie hoofdstuk over studieloopbaan). In leerjaar 2 heb je door middel van een aantal assessment tools (instrumenten) al zicht gekregen op je persoonlijke leerweg. Je persoonlijk profiel en je loopbaanprofiel zijn hiervan het resultaat.

2.1.3. Leerwerkpakketen en beroepsproducten De kern van de opleiding bestaat uit het verwerven van de vijf rollen met de twaalf kerncompetenties. Je werkt aan de competentieontwikkeling aan de hand van beroepsproducten. Voorbeelden van beroepsproducten kun je vinden in de leerwerkpakketten die geordend zijn naar de vijf rollen. De competentieontwikkeling wordt zichtbaar gemaakt door je keuze voor, en realisatie van, een aantal ‘beroepsproducten’. Dit kan een materieel product zijn, bijvoorbeeld een protocol, maar ook een immaterieel product, bijvoorbeeld de integrale zorg voor een patiënt van opname tot ontslag. De leerwerkpakketten ondersteunen je bij het formuleren en realiseren van concrete beroepsproducten passend bij de rollen en praktijkleerplaats. Het streven is zoveel als mogelijk beroepsproducten te ontwikkelen die bruikbaar zijn in, of van betekenis zijn voor, de praktijkleerplaats8. Realisatie van beroepsproducten vraagt om leeractiviteiten die expliciet moeten worden gemaakt.

2.1.4. Bewijzen van kunnen Het tot stand brengen van beroepsproducten maakt de competentieontwikkeling beoordeelbaar. Je kiest hierbij voor verschillende beoordelingsvormen en beoordelaars, zowel in de zorginstelling als op school. Bepaalde beroepsproducten lenen zich beter voor beoordelen in de praktijk, bijvoorbeeld uitvoerend handelen, anderen lenen zich goed voor beoordelen door een docent op school, bijvoorbeeld een onderzoeksrapport of een voorlichtingsplan. In deze handleiding zijn daarvoor diverse beoordelingsformulieren, passend bij verschillende producten, beschikbaar. Een positief oordeel over het beroepsproduct geeft een ‘bewijs van kunnen’. Alle bewijzen van kunnen verzamel je in een portfolio.

8 Een beroepsproduct wordt om deze reden ook wel eens ‘beroepstaak’ genoemd; deze term heeft minder associatie met een materieel eindresultaat, en meer met correcte uitvoering van samenhangende activiteiten passend bij een competentie, eventueel uitmondend in een materieel resultaat dat als zodanig bruikbaar is in de beroepspraktijk.

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 11

2.1.5. Toetsstation / Portfolioanalyse Op gezette tijden analyseer je jouw competentieontwikkeling en –niveau; de ‘portfolioanalyse’. Dit doe je aan de hand van je verzamelde ‘bewijzen van kunnen’ en een ‘360o feedback’. Bij een 360o feedback vraag je aan meerdere personen feedback over jouw functioneren. Op het ‘toetsstation’ laat je beoordelen of je het gevraagde/gewenste competentieniveau behorende bij één of meerdere rollen hebt ontwikkeld. Op basis van je portfolio (met daarin opgenomen de bewijzen van kunnen bij de beroepsproducten waaraan je gewerkt hebt), je portfolio-analyse én een gesprek wordt hierover een oordeel gegeven. Er worden drie niveaus9 van competentieontwikkeling onderscheiden:

• Beginner: je hebt je georiënteerd op de de kern- en hbo-competenties en je kunt je eigen competentieontwikkeling beschrijven. Je vertoont in eenvoudige situaties en in een eenvoudige context kern- en hbo-competenties wanneer er om wordt gevraagd.

• Gevorderd: je vertoont kern- en hbo-competenties vanuit jezelf in complexere situaties en in een complexere context.

• Competent: je vertoont een vernieuwende, sturende rol ten aanzien van de kern- en hbo competenties. Je hebt het vermogen ontwikkeld om als beginnend beroepsbeoefenaar te functioneren. Dat betekent dat je de gedragsindicatoren zoals die staan beschreven in “Met het oog op de toekomst”, zover hebt ontwikkeld (minus twee jaar werkervaring).

In Bijlage IV, Deel 1 zijn de drie verschillende niveaus in een schema uitgewerkt. Dit schema is bruikbaar bij alle onderdelen van je persoonlijke leerweg10.

2.1.6. Reflectie Bij het cyclische proces (stap 1 t/m 5) hoort een voortdurende reflectie op al de onderdelen. Reflectie op leren en functioneren in beroepspraktijk is essentieel. Je reflecteert bijvoorbeeld op je persoonlijk functioneren en je competentiegroei, je keuzes ten aanzien van beroepsproducten, het gebruik van theorie en richtlijnen en bijvoorbeeld hoe om te gaan met ethische vraagstukken. De inhoud van de reflectie zal gericht zijn op ‘het leerproces’, ‘de persoon in het beroep’ en/of ‘de beroepsbeoefenaar’. Dit wordt verder besproken in Deel 2, Hoofdstuk 3. Reflectie vindt doorlopend plaats, tijdens de praktijk en de evaluaties, in de leerwerkgroepen en in de refelecteergroep/ studieloopbaangroep waar bij uitstek tijd hiervoor gepland staat. Er is dus geen sprake van een begin- of eindpunt maar van een voortdurende cyclus. Na het toetsstation ben je via de reflectie weer terug bij stap 1, 2 en 3. Je stelt je POP bij of maakt een nieuwe POP voor de komende periode.

2.2. Drie leerlijnen

In bovengenoemde cyclus staan de volgende drie leerlijnen centraal: • de studieloopbaanlijn; zie ook de Quick-Place (QP) van de studieloopbaanomgeving. • de beroepsinhoudelijke lijn; • de reflectielijn; zie ook de QP van de studieloopbaanomgeving.

De drie leerlijnen zijn nauw met elkaar verweven en kunnen niet als losse onderdelen worden gezien. Ze dienen als kader en hulpmiddel voor de vormgeving van de persoonlijke leerweg in de differentiatiefase. De studieloopbaanlijn is gericht op het ontwerpen, regisseren en uitvoeren van je eigen leerweg en de bekwaamheid tot levenslang leren. In deze lijn gaat het om het ‘betekenis’ geven aan je studie, je toekomstige loopbaan en het ontwikkelen van ‘doorgroeibekwaamheid’. De beroepsinhoudelijke lijn is gericht op de ontwikkeling van beroepscompetenties. Dit gebeurt door het ontwikkelen van de bij de vijf rollen behorende kerncompetenties. In je POP geef je aan hoe je aan je competentieontwikkeling wilt gaan werken, geconcretiseerd in leerwerkactiviteiten en resulterend in bewijzen van kunnen. In de praktijk zullen rollen in elkaar overlopen. Je zult vaak aan meerdere rollen tegelijk werken waarbij jij bepaalt waar en hoe je accenten wilt leggen. Je moet steeds de kerncompetenties

9 Vrij naar de niveau aanduiding van Benner (1984), zie Bijlage IV. 10 Het is daarom extra op een hard papier afgedrukt.

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 12

vertalen naar je eigen beroepssituatie/praktijkleerplaats. Waar mogelijk maak je gebruik van werkveldspecifieke competentieprofielen of worden de beroepscompetenties in overleg met het werkveld specifieker uitgewerkt of aangevuld. Zie voor de uitwerking van de kern- en hbo competenties Bijlage II en III, Deel 1. De reflectielijn is gericht op het steeds professioneler functioneren, het reflecteren op de verwerving van beroepscompetenties, op het ‘leren leren’ en op het persoonlijk functioneren. Daarnaast is de lijn gericht op ‘het reflecteren’ als competentie. Reflectieve praktijkvoering en ethische reflectie nemen hierbij een centrale plaats in en zijn daarmee onlosmakelijk gekoppeld aan de beroepsinhoudelijke lijn. Het ‘leren’ reflecteren is echter een onderdeel van de studieloopbaanlijn.

2.3. Leren en begeleiding

In een lerende organisatie moet je als hbo-verpleegkundige in staat zijn zelfstandig en uit eigen beweging met elkaar en van elkaar te leren. Het werken in teams, begeleiding geven en ontvangen, het zelf beoordelen maar ook het beoordelen van de ander zijn vaardigheden die onderdeel uitmaken van het beroep. Je leert van samenwerken, het met elkaar in dialoog gaan en het proces van netwerken zowel binnen- als buitenschools. Binnen- en buitenschools mag je een leeromgeving verwachten waarin ruimte is voor ‘leren’ en ‘samenwerkend leren’. Het is de bedoeling dat je tijdens de opleiding steeds zelfstandiger gaat leren en dat je een houding ontwikkelt waarin ‘levenslang leren’ een vanzelfsprekendheid wordt. Vanaf de start van de differentiatie is ‘zelfgestuurd leren’ het uitgangspunt. Bij het leren wordt onderscheid gemaakt in ‘begeleidergestuurd leren’, leren vanuit ‘gedeelde sturing’ en ‘zelfgestuurd leren’. Voorbeelden van begeleidergestuurd leren zijn opdrachten die duidelijk aangestuurd worden wat betreft thema, bronnen, beoordelingscriteria en activiteiten en de planning ervan. Begeleiders nemen beslissingen voor je als het gaat om het hoe en het wat van leren. De beslissingen die je als student neemt zijn beperkt evenals de verantwoordelijkheid voor hoe je leert en wanneer. Bij zelfgestuurd leren kun je zonder duidelijke richtlijnen van een ander toch tot leren komen. Je kunt zelfstandig beslissingen nemen over onderwerpen, opdrachten, kwaliteitscriteria, bronnen, leerwerkactiviteiten en je kan zelfstandig reflecteren. Je kunt dan ook je leren reguleren, omgaan met knelpunten en je eigen sterke en zwakke kanten. Begeleiders laten de verantwoordelijkheid voor het leren bij jou liggen en begeleiden vooral naar aanleiding van gerichte vragen. Gedeelde sturing zit hier tussenin. Je bent als student zelfstandig op onderdelen van de leerfuncties en je kan aangeven op welke onderdelen je aansturing wenselijk vindt. De keuze voor een vorm hangt af van je eerder behaalde kennis en vaardigheden. Naarmate de opleiding vordert zal je steeds meer zelfgestuurd leren. Alleen bij inhoudelijk bijna geheel nieuwe beroepsproducten zal je eerst weer meer begeleiding nodig hebben. Doel is om bij de differentiatie zo snel mogelijk van gedeelde sturing over te gaan op zelfsturing. Begeleiders zijn de mensen waar jij als student contact mee hebt ter ondersteuning van je leerproces. Je kunt aangeven of je begeleiding wenst gericht op het proces, bijvoorbeeld het helpen bij het formuleren van vragen, het zoeken naar informatiebronnen of het bespreken van je planning en samenwerking. Begeleiding kan ook meer productgericht zijn, bijvoorbeeld door een opdrachtgever van een project, of door een collega in een bepaalde werkgroep. Die kunnen je helpen bij het formuleren van het einddoel en van kwaliteitscriteria voor het beroepsproduct. Soms heb je een inhoudsdeskundige nodig, bijvoorbeeld bij het toepassen van een theorie. De verschillende begeleiders kunnen je helpen of verwijzen. Je kunt keuzes maken voor consultaties, hoorcolleges, vaardigheidstrainingen of zelfstudiepakketten. Begeleiding zal gericht moeten zijn op je specifieke leervragen, en dit zal afhangen van de competenties waar je op een bepaald tijdstip aan werkt. Benodigde begeleiding is niet altijd even goed vooraf te plannen. Daarom is flexibele begeleiding van belang bij competentiegericht en vraaggestuurd leren.

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 13

Op school zijn leerwerkgroepbijeenkomsten gepland waarin een groep studenten samen met een leerwerkgroepbegeleider (lwgb-er) de voortgang van de competentieontwikkeling en het werken aan de beroepsproducten bespreken. Er zijn mogelijkheden voor ondersteunende colleges, consultatie van inhoudsdeskundigen en of vaardigheidstrainingen; vaak op aanvraag. Daarnaast worden er reflecteerbijeenkomsten gepland, bijeenkomsten waarin een groep studenten reflecteren op het werken en leren. Dit gebeurt aanvankelijk onder begeleiding van de studieloopbaanbegeleider (slb-er)11, later zelfstandig. In de zorginstelling werk je in de praktijk aan de competenties en beroepsproducten, onder begeleiding van een leerwerkbegeleider (lwb-er)12 en mogelijk een beroepsloopbaanbegeleider (blb-er). Op deze wijze wordt een integratie van theorie en praktijk tijdens de leerwerkperiodes nagestreefd. Vanzelfsprekend kun je gebruik maken van andere ondersteunende begeleidingsfaciliteiten van de hogeschool. Je kunt denken aan de studentenpsycholoog, de decaan maar ook aan extra supervisie. Denk hierbij overigens ook aan de faciliteiten van de zorginstelling. Vaak is er bijvoorbeeld een bibliotheek specifiek ingericht op de functie van de instelling.

2.4. Leerplanschema

Iedere leerlijn heeft een eigen vorm van leren, begeleiding en ondersteuning en een eigen typerende opdrachtformulering en beoordelingsvorm (de Bie, 2001)13. Figuur 2 geeft dit globaal weer. Begrippen uit voorgaande paragrafen worden hier aan de leerlijnen gekoppeld.

Leerlijn Typering opdracht Begeleiding Beoordeling Groepsvorm op school

Studieloopbaanlijn Ontwerp en regie van persoonlijke leerweg; het maken van het POP, bijhouden portfolio Zelfassessment

Slb-er Blb-er

POP Studieloopbaangroep/ reflecteergroep

Beroepsinhoudelijke lijn

Het werken aan competentiegroei via totstandbrenging van beroepsproducten adhv leerwerkpakketten Portfolioanalyse

Lwgb-er Lwb-er Inhoudsdesk.

Beroepsproducten Competentieniveau

Leerwerkgroep

Reflectielijn Reflectieve praktijkvoering Ethische reflectie Reflectie op leerproces, persoon en beroep

Slb-er Blb-er Lwb-er

Terugkoppeling op alle vormen van reflectie

Studieloopbaangroep/ reflecteergroep

2.5. Ondersteuning door elektronische leeromgeving

Binnen de differentiatie wordt gebruik gemaakt van een elektronische leeromgeving (ELO). Deze ELO wordt binnen de Saxion Hogescholen ‘QuickPlace’ genoemd. Al het onderwijsmateriaal wordt hierin digitaal aangeboden. Je hebt dan op elke plek en altijd waar een internetverbinding beschikbaar is, toegang tot je onderwijsmateriaal. Daarnaast bevinden zich in QuickPlace functies voor samenwerking en begeleiding op afstand, zoals voor de leerwerkgroep en de studieloopbaangroep. Hiermee kun je elkaar ondersteunen in het tot stand brengen van beroepsproducten, en kun je producten voorleggen om feedback te krijgen van medestudenten en begeleiders.

2.6. Overzicht

Ter afsluiting van dit deel worden in Figuur 3 de stappen beschreven van de onderwijsmethode vanuit het perspectief van de student. De stappen zijn geclusterd in de fasen oriënteren, plannen, uitvoeren en evalueren. In de praktijk zullen deze fasen, en daarbinnen de stappen, telkens cyclisch doorlopen worden,

11 In zorginstellingen ook wel eens praktijkopleider genoemd; kan een rol hebben bij studieloopbaan. 12 In de zorginstellingen wordt deze rol wel eens verdeeld over werk- en praktijkbegeleiders. 13 Uit: Bie, D. de & Klein, J. de. (2001) Wat gaan we doen? Het construeren en beoordelen van opdrachten. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 14

met kortere en langere intervalen. Bovendien zullen de fasen en stappen deels parallel en door elkaar heen kunnen lopen, zeker ten aanzien van verschillende rollen. Details zijn te vinden in Deel 2.

Figuur 3: Opleidingsmodel.

Oriënteren 1. oriënteren op toekomstig loopbaan 2. daarop afgestemd individueel profiel bij afstuderen vaststellen 3. daarvoor benodigde competenties afleiden 4. eigen beginsituatie bepalen m.b.v. (zelf)assessment, inclusief leerstijl 5. oriënteren op werkveld, minors, geldende kaders passend bij differentiatieprofiel,

onderwijsaanbod

Plannen 6. leertraject uitzetten obv eindprofiel, beginsituatie, leerstijl en leermogelijkheden:

ontwerpen POP 7. goedkeuring verkrijgen voor POP door examen- c.q. POP-commissie 8. specifieke planning maken voor komende periode

Uitvoeren 9. leeractiviteiten ondernemen gericht op competentiegroei 10. tot stand brengen beroepsproducten

Evalueren 11. per product feedback vragen en zelf reflecteren bewijs van kunnen 12. per rol voldoende bewijzen van kunnen verzamelen voor competentieniveau (‘gevorderd’

of ‘competent’), inclusief 360o feedback 13. aanmelden voor toetsstation 14. een portfolioanalyse uitvoeren gericht op competentieniveau voor één of meerdere rollen

obv bewijzen van kunnen en 360o feedback. 15. opgaan voor toetsstation; competentieniveau wordt door toetscommissie bepaald adhv

portfolioanalyse en gesprek volgens START methode: daarbij wordt gebruikt gemaakt van niveau aanduiding in Bijlage IV, Deel 1

16. ontvangen oordeel en feedback van toetscommissie

Bijlagen Behorende bij deel 1

Bijlage I Begrippenlijst Bijlage II Uitwerking domeinen, domeinspecificaties, rollen en kerncompetenties Bijlage III Uitwerking vijf hbo-competenties Bijlage IV Niveaus van competentieontwikkeling en beoordeling

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 17

Bijlage I: Begrippenlijst

Assessment Beoordelingsmethode ten behoeve van het meten van kennis, vaardigheden en houding (competenties) in een beroepsrelevante context, aan de hand van geobjectiveerde en gestandaardiseerde gedragscriteria, zo mogelijk door meerdere beoordelaars.

Assessment taken

Reële problemen of authentieke representaties van problemen in de werkelijkheid aan de hand waarvan beoordelaars in een assessment iemands competenties vast kunnen stellen.

Assessor Beoordelaar in een assessment.

Beoordelaar Degene die het gedrag of een product van de student beoordeelt aan de hand van een meetinstrument of beoordelingsmethode.

Beoordelen Het geven van een kwalificatie bij een toetsing.

Beoordelingscriterium Het kenmerk waarop gedragingen en producten worden beoordeeld. (Volgens de SMART)

Beoordelingsportfolio Bevat de bewijzen van kunnen voor een toetsstation.

Beroepsinhoudelijke lijn De systematische opbouw van leerwerktaken en leeractiviteiten, van eenvoudig naar complex, in een opleiding ten behoeve van het zelfstandig kunnen uitoefenen van een beroep.

Beroepsloopbaanbegeleider (blb-er)14 Een ervaren beroepsbeoefenaar die op grond van haar deskundigheid ten aanzien van het beroep, de begeleiding van loopbaan ontwikkelingsprocessen en de manier waarop iemand zich de competenties van het beroep eigen kan maken, in staat voor en bereid is om iemand te coachen bij de (blijvende) ontwikkeling van beroepscompetenties. Bijvoorbeeld een opleidingsfunctionaris.

Beroepsrollen Het geheel van opvattingen over het gedrag dat van iemand verwacht wordt in een bepaald beroep.

Beroepsproduct Een materieel of immaterieel product waar de beroepsbeoefenaar (in opleiding) uitvoering aan geeft in een (zoveel mogelijk) authentieke beroepssituatie. Een beroepstaak die een beroep doet op competenties.

Bewijs van kunnen Een bewijs waarmee de student kan laten zien in hoeverre hij zich een bepaalde beroepsrol eigen gemaakt heeft en welke kerncompetenties of delen hiervan hij behaald heeft op welk niveau. Een adequate uitvoering van een beroepsproduct met een positieve beoordeling evenals de beoordeling aan de hand van overige instrumenten leveren een bewijs van kunnen.

14 In de verschillende instellingen heeft deze functie een eigen benaming passend bij de organisatiestructuur van de instelling.

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 18

Co-assessment Beoordeling die bestaat uit een zelfbeoordeling en het vragen van feedback en oordelen aan een medestudent/collega en/of docent/begeleiders.

Competentie Een cluster van kennis, vaardigheden en houding, dat nodig is om in een beroepscontext beroepsproducten te realiseren die aan geldende kwaliteitseisen voldoen.

Competentiegericht onderwijs Onderwijs dat erop gericht is kennis, vaardigheden en houding geïntegreerd te laten leren aan de hand van realistische beroepstaken.

Competentieprofiel Verzameling van alle competenties die met elkaar kenmerkend zijn voor beroepsbeoefenaar.

Diagnostische toets Toets waarbij vastgesteld wordt hoe ver een student op een bepaald moment is, wat betreft zijn competenties, waarbij aan de resultaten geen formele sancties of studiepunten verbonden worden, ook wel formatieve toets genoemd.

Dialooggestuurd onderwijs Zie vraaggestuurd onderwijs.

Differentiatie Laatste fase van de opleiding, derde en vierde jaar voor verpleegkunde, waarbij de student keuzes kan maken voor zijn afstudeerprofiel, ter verbreding en / of verdieping.

360º Feedback Methode waarbij een student feedback verzamelt van mensen (beoordelaars) om zich heen: medestudenten, zorgvragers, slb-er, blb-er, lwgb-er, lwb-er, collega-verpleegkundigen, leidinggevende, enzovoort.

Examencommissie Een volgens de WHW ingestelde commissie ten behoeve van het afnemen van examens en de organisatie en coördinatie van de tentamens.

Expert-assessment Beoordeling van een inhoudsdeskundige.

Gedragsindicator Gedrag dat een aanwijzing is voor het beheersen van een competentie.

Inhoudelijke criteria Criteria waarop een beroepsproduct beoordeeld wordt. Deze criteria kunnen aangegeven worden in het leerwerkpakket zelf. Ook kunnen studenten zelf inhoudelijke criteria opstellen waarop hun beroepsproduct beoordeeld dient te worden.

Hands-on toets Een toetsvorm waarbij de student de uitvoering (of een gedeelte) van het beroepsproduct laat zien in de beroepspraktijk met daarbij een reflectie over de uitvoering van het beroepsproduct. Andere benamingen hiervoor zijn arbeidsproef of worksample test. Het laten zien van bepaalde vaardigheden valt hieronder maar ook het laten zien van taken en het functioneren in de praktijk gedurende een bepaalde periode (360o feedback methode).

Hands-off toets Een toetsvorm waarbij de student beschrijft hoe hij het beroepsproduct (of een gedeelte) zou willen uitvoeren en waarom hij dat zo zou doen.

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 19

Kerncompetenties De twaalf kerncompetenties zoals die in ‘Met het oog op de toekomst’ worden beschreven voor het competentieprofiel van de hbo-verpleegkundige.

Leeractiviteiten Alle activiteiten die iemand bewust onderneemt met de bedoeling om daarvan te leren.

Leercyclus-POP Een geconcretiseerd POP voor een afgebakende periode gebaseerd op het loopbaan-POP.

Leermogelijkheden Alle materiële en immateriële middelen en -condities die iemand in staat stellen of de gelegenheid geven om te leren.

Leerwerkpakketten Een samenhangend geheel van leeropdrachten of leerwerktaken. Ondersteunend bij het ontwikkelen van de beroepsrollen en de daarbij behorende kerncompetenties.

Leerwerkplek De plaats waar de student op dat moment leert. Binnenschools betreft het o.a. lessen, consulten en groepsbijeenkomsten met medestudenten. Buitenschools kan het een vorm van lerend werken zijn met een leerarbeidsovereenkomst, maar ook in de vorm van een stage.

Leerplaatsprofiel Een beschrijving van alle leermogelijkheden, leercondities en begeleiding voor lerenden in of van een bepaalde instelling.

Leerwerkbegeleider (lwb-er)15 Een ervaren beroepsbeoefenaar die op grond van deskundigheid t.a.v. (onderdelen van) de concrete beroepsuitoefening en de begeleiding van leerprocessen in de praktijk in staat (en bereid) is om iemand te coachen bij de (blijvende) ontwikkeling van beroepscompetenties.

Leerwerkgroepbegeleider (lwbg-er) Een docent die inhoudelijk competent is ten aanzien van de ondersteuning, beoordeling en begeleiding van leer -en ontwikkelingsprocessen tijdens de leerwerkgroepbijeenkomsten.

Loopbaan-POP Een globaal uitgewerkt POP welke de gehele differentiatiefase omvat.

OER Volgens de wet op het hogeronderwijs (WHW) opgestelde onderwijs- en examenregeling voor een opleiding.

Ondersteunend onderwijs Colleges, trainingen, consultatiemogelijkheden, ondersteunend onderwijs, workshops enzovoort, waarbij onmisbare, ondersteunende en bruikbare informatie kan worden opgedaan.

Ontwikkelingsportfolio Bevat alle bewijzen van kunnen waarvan de student vindt dat ze relevant zijn voor zijn ontwikkeling.

Opleidingsvariant De student volgt de voltijd, deeltijd, duale of maatwerkopleiding.

Peerassessment Beoordeling die bestaat uit het vragen van feedback en oordelen aan een medestudent/collega.

15 In de verschillende instellingen heeft deze functie een eigen benaming passend bij de organisatiestructuur van de instelling.

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 20

Periode De tijd waarin de student de cyclus van de persoonlijke leerweg doorloopt.

Persoonlijke leerweg Het geheel van, onderling samenhangende, leeractiviteiten die iemand bewust kiest om zich die competenties eigen te maken die hij zelf, in zijn persoonlijke (beroeps) ontwikkeling, van belang vindt.

Plannings –en sturingsinstrument Methoden en middelen waarmee (leer) processen bewust en doelgericht opgezet en uitgevoerd en zonodig bijgesteld kunnen worden.

POP Persoonlijk ontwikkelingsplan. Een, al dan niet digitaal, document waarin de student de eigen ontwikkelingsplannen formuleert.

POP – commissie Twee of meer personen die gezamenlijk beoordelen of een persoonlijk ontwikkelingsplan voldoet aan vooraf vastgestelde eisen / beoordelingscriteria.

Portfolio Een verzameling van de door de student ontwikkelde producten c.q. documenten die gerelateerd zijn aan de vereiste beroepscompetenties.

Portfolio-analyse Een systematische en kritische terugblik op de kwaliteit en samenhang van de producten/ inhoud van een eigen portfolio.

Portfolio-beoordeling Beoordeling van de inhoud van een portfolio; aan de hand van een portfolioanalyse en bewijzen van kunnen wordt getoetst of de student zich voldoende heeft ontwikkeld in de relevante competenties.

Praktijkleerplaats Leerwerkplek buitenschools waar de student competenties ontwikkelt in de beroepspraktijk, veelal in de vorm van stage of werkend leren in een zorginstelling.

Reflectie Systematisch terugkijken op en stilstaan bij het eigen handelen om de effectiviteit van dit handelen te verbeteren.

Reflectielijn De systematische opbouw van leertaken en leeractiviteiten, van eenvoudig naar complex, ten behoeve van het zelfstandig kunnen reflecteren.

Selectieve toetsing Toetsing waarbij vastgesteld kan worden of een student op een bepaald moment, aan het eind van een studieonderdeel of studieperiode, voldoet aan de eisen die daarvoor gelden, waarbij aan de resultaten formele sancties of studiepunten verbonden worden, ook wel summatieve toetsing genoemd.

Self-assessment Beoordeling van eigen gedrag en resultaten aan de hand van criteria, bewijsstukken, bewijzen van kunnen, observaties en oordelen.

Skilled companionship (SC) Letterlijk: bekwaam metgezel. SC geeft uitdrukking aan een wijze van zorgverlening van de verpleegkundige die gestoeld is op intermenselijke betrokkenheid, wetenschappelijk competentie en relationele vaardigheden.

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 21

Studiebelastingsuren (sbu) De uren die een student gemiddeld nodig heeft om de vereiste competentieontwikkeling van de betreffende onderwijseenheid te kunnen behalen.

Studieloopbaanbegeleider (slb-er) Een docent die competent is ten aanzien van de begeleiding van leer -en ontwikkelingsprocessen van studenten in het verloop van de opleiding.

Studieloopbaanlijn De systematische opbouw van leertaken en leeractiviteiten, van eenvoudig naar complex, ten behoeve van het zelfstandig kunnen reflecteren op de studieloopbaan.

Studiepunten Punten die worden toegekend als een student voldoet aan de vastgestelde eisen of beoordelingscriteria van studieonderdelen en/of niveau van de gevraagde/vereiste competentieontwikkeling. Punten worden uitgedrukt volgens het European Credits Transfer System ECTS. M.b.t. de studeerbaarheid staat één studiepunt (credit) voor 28 sbu’s.

Toetsen Het meten van de mate waarin iemand de competenties beheerst.

Toetsstation Centraal toetsmoment in de opleiding, waarbij de student aan de hand van de verzamelde ‘bewijzen van kunnen’ zijn competentiebeheersing op een bepaald niveau kan aantonen en waaraan studiepunten worden toegekend.

Vraaggestuurd onderwijs Onderwijs dat individuele leertrajecten mogelijk maakt, die tot stand komen via dialoog tussen student, werkveld en opleiding, waarbij uiteindelijk goedkeuring gebaseerd op geldende kaders van werkveld en opleiding noodzakelijk is. Binnen Saxion kiest men voor de term ‘dialoog gestuurd onderwijs’.

Zelfsturing Het vermogen om zelfstandig te leren en leer– en denkstrategieën uit te voeren

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 22

Bijlage II: Uitwerking domeinen, domeinspecificaties, rollen en kerncompetenties Domeinen Domeinspecificaties Rollen Kerncompetenties

Zorg

Zorg voor zieken, gehandicapten en stervenden Individuele en collectieve preventie GVO

Zorgverlener

1. Om de last van ziekte, handicap of sterven te verlichten, verleent de hbo-verpleegkundige op een professioneel verantwoorde wijze verpleegkundige zorg op menselijke maat

2. Om risico’s voor de gezondheid en complicaties van onderzoek of behandeling te verminderen, past de hbo-verpleegkundige primaire, secundaire en tertiaire preventie toe.

3. Om een gezonde leefstijl bij patiënten en hun familieleden te bevorderen geeft de hbo-verpleegkundige op basis van programmatische aanpak informatie, voorlichting en advies aan individuen en groepen.

Regisseur

4. Om de zorg te laten verlopen als een continu en integraal proces dat gericht is op het welzijn van de zorgvrager coördineert de hbo-verpleegkundige de zorg

5. Om te zorgen dat de doelen van een preventieprogramma worden gerealiseerd, coördineert de hbo-verpleegkundige de afgesproken activiteiten

Organisatie van zorg

Zorgprogrammering Verpleegbeleid Werkbegeleiding Kwaliteitszorg

Ontwerper

6. Om verpleegkundige deskundigheid te waarborgen in een integrale aanpak van zorg, behandeling en voorlichting werkt de verpleegkundige mee aan ontwikkeling en vaststelling van nieuwe zorgprogramma’s

7. Om de zorgverlening op de afdeling zo efficiënt en goed mogelijk te laten verlopen, verleent de hbo-verpleegkundige een bijdrage aan het tot stand komen van het verpleegbeleid

8. Om de kwaliteit van de zorg te bewaken en te waarborgen participeert de hbo-verpleegkundige in het ontwerpen van kwaliteitszorg op afdelingsniveau

Coach

9. Om de doelen van het verpleegbeleid en de zorgprogramma’s te realiseren kan de hbo-verpleegkundige andere verpleegkundigen en verzorgenden helpen en steunen bij het uitvoeren van de vastgestelde taken en functies

10. Om stagiaires en collega-verpleegkundigen en -verzorgenden te steunen in hun professionele identiteit, staat de hbo-verpleegkundige de collega met raad en daad terzijde

Beroep

Beroepsinnovatie Deskundigheids-bevordering

Beroepsbeoefenaar

11. Om het beroep van verpleegkundige te ontwikkelen tot een professie die aansluit bij maatschappelijke ontwikkelingen van de eenentwintigste eeuw, vervult de hbo-verpleegkundige een actieve rol in de vernieuwing van het beroep en het bevorderen van het beroepsbewustzijn.

12. Om de kwaliteit van het verpleegkundig beroep op het vereiste peil te houden zodat het kan voldoen aan de maatschappelijke criteria, werkt de hbo-verpleegkundige actief mee aan de bevordering van de deskundigheid van de beroepsgroep.

Bron: Pool,A., Pool-Tromp, C., Veltman-van Vugt, F. en Vogel, S. (2001) Met het oog op de toekomst. Hogeschool Rotterdam en NIZW.

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 25

Bijlage III: Uitwerking vijf HBO-competenties

De hbo-competenties zijn algemene competenties die geplaatst dienen te worden in de context van het beroep of een specifieke beroepssituatie. Hbo-competenties afzonderlijk kunnen helpen om een (beroeps-)situatie te beoordelen, maar worden altijd in samenhang gebruikt. Bij de uitwerking van de hbo-competenties is gekozen voor een opzet conform de beroepscompetenties in het boek ‘Met het oog op de toekomst’.

1. Analytisch vermogen

is het vermogen om complexe verschijnselen in relevante (deel-)aspecten uiteen te leggen en de aard en betekenis van de aspecten evenals hun onderlinge samenhang te vinden en te beoordelen, waarbij gebruik gemaakt wordt van de daartoe geëigende criteria. Daarbij gaat het om

1. het overzien van relevante deelaspecten / verschijnselen van het onderwerp, 2. het benoemen van aard en betekenis van de deelaspecten / verschijnselen, 3. het destilleren van de essentie uit een veelheid aan gegevens, 4. het kunnen maken van onderscheid tussen hoofd en bijzaken, 5. het leggen van verbanden vanuit concrete situaties met theorieën en / of wetenschappelijke bevindingen

en omgekeerd, 6. het gebruik kunnen maken van relevante theorie en bestaande analysemodellen,

zodat deze adequaat verklaard kunnen worden.

2. Probleemoplossend vermogen

is het vermogen om problemen te analyseren en te verhelderen. Daarbij gaat het om

1. het signaleren en definiëren van problemen naar aard, omvang en mogelijke oorzaak (oorzaken), 2. het kunnen opsplitsen van problemen in deelproblemen (zie ook analytisch vermogen), 3. het ontwikkelen van criteria waaraan oplossingen moeten voldoen, 4. het oplossen van problemen op methodische wijze, 5. het kunnen toepassen van bestaande oplossingsstrategieën, 6. creatief nieuwe strategieën ontwikkelen en toepassen om innovatieve problemen op te lossen, 7. het beoordelen van oplossingen op effectiviteit,

zodat een adequate oplossing voor problemen gegeven wordt.

3. Communicatief vermogen

is het vermogen om een boodschap over te brengen Daarbij gaat het om:

1. mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheden toepassen binnen diverse contexten, 2. systematisch een betoog opbouwen, 3. correct taalgebruik hanteren,

Studiehandleiding deel 1 / Differentiatie Verpleegkunde / Saxion / mei 2009 26

4. een boodschap helder en duidelijk formuleren en overbrengen, 5. gebruik kunnen maken van informatie- en communicatiemiddelen,

zodat de beleving van de zender van de boodschap hetzelfde is als de indruk van de ontvanger(s)

4. Coöperatief vermogen

is het vermogen om eigen gedrag functioneel af te stemmen op anderen. Daarbij gaat het om

1. afspraken maken en deze nakomen, 2. taakverdeling maken, 3. verantwoording voor eigen gedrag nemen, 4. eigen rol in samenwerkingsverbanden ter discussie stellen en bijstellen, 5. eigen gedrag afstemmen op de gevraagde activiteit, 6. het gedrag van anderen op waarde schatten en betrekken in het realiseren van gemeenschappelijke

doelen, bijvoorbeeld bij het onderhandelen en het hanteren van conflicten, zodat gemeenschappelijke doelen bereikt worden binnen samenwerkingsverbanden.

5. Sturend vermogen

is het vermogen om eigen en andermans handelen adequaat af te stemmen op doelen en daaruit voortvloeiende processen. Daarbij gaat het om

1. het stellen van doelen, 2. het kiezen en uitvoeren van effectieve werkwijzen om de doelen te bereiken, 3. het ontwikkelen en uitdragen van eigen visie en standpunten, 4. leiding geven, 5. het stimuleren en motiveren van anderen, 6. het creëren van draagvlak voor ideeën / ontwikkeling / vernieuwing, 7. het bijsturen op basis van reflectie (bijvoorbeeld op opleiding en/of beroep),

zodat de gestelde doelen op efficiënte en effectieve wijze bereikt worden.

Bijlage IV: Niveaus van competentieontwikkeling en beoordeling Toelichting: Dit schema is bedoeld als hulpmiddel om het competentieniveau vast te stellen, het geeft criteria daarvoor. Het dient niet als afvinklijst te worden beschouwd; niet alle criteria zijn altijd toepasbaar.

Niveaus van competentieontwikkeling ⇒ Beginner Gevorderd Competent

Algemene typering t.a.v. de competentieontwikkeling ⇒

Elementen van een competentie ⇓

Effectief gedrag in laag complexe (standaard) beroepssituaties en context t.a.v. beperkt aantal zorgvragers deels op eigen initiatief en als dit gevraagd wordt.

Effectief gedrag in midden complexe beroepssituaties t.a.v. meerdere zorgcategorieën zorgvragers zowel op eigen initiatief en als dit gevraagd wordt.

Effectief gedrag, ook in complexe beroepssituaties t.a.v. bekende zorgcategorieën, op eigen initiatief en op onderdelen pro-actief en innoverend.

1.Taakinhoud van het beroep/ beroepsdomein in relatie tot context

o Breedte/omvang beroepsdomein o Complexiteit van zorg o Complexiteit van context o Samenhang van competenties

• Domein Zorg (≈ micro) centraal • Eenvoudige- en bekende

context/standaardsituaties • Beperkt aantal zorgvragers binnen bekende

zorgcategorieën. • Samenhang m.n. in de compententies van het

domein Zorg • Herkennen van overige domeinen en rollen op

onderdelen

• Domein zorg en organisatie van zorg centraal (≈ micro en meso)

• Midden complexe- en deels bekende context • Meerdere zorgcategorieën • Samenhang m.n. in de compententies van het

domein Zorg en Organisatie van zorg • Herkennen van overige domeinen en rollen op

onderdelen

• Domein Zorg, Organisatie van zorg en Beroep centraal (≈micro, meso en makro niveau)

• Midden-complexe- en deels onbekende context • Alle zorgcategorieën waar de student bekend

mee is • Samenhang in de compententies van zowel het

domein Zorg; Organisatie van zorg als Beroepsbeoefenaar

2. Gedragsrepertoire Aard: o Reproductief (toepassing

handelingsvoorschriften) o Productief (toepassing nieuwe

oplossingen in nieuwe situaties) o Pro-actief en innovatief (vooruitziend

en vernieuwend, contextoverstijgend) Mate van zelfstandigheid t.a.v leren en vpk handelen: o Begeleiding/ Besluitvaardigheid o Initiatief o Feedback o Reflectie

• Reproductief en op onderdelen productief op microniveau

• Handelt op basis van richtlijnen en regels • Begeleidersgestuurd: neemt zelf besluiten m.b.v.

begeleiding en voert deze uit • Actieve opstelling t.a.v. het leren; komt met

initiatieven • Bewustwording van eigen (in-) competenties

mogelijkheden en vraagt gericht begeleiding, steun en feedback

• Leert en reflecteert met aanwijzingen van begeleiders/ modellen op zichzelf t.b.v. haar leerproces.

• Productief op micro en meso-niveau • Beargumenteert het afwijken van richtlijnen en

regels. • Gedeeltelijk begeleidersgestuurd: neemt zelf

besluiten, deels m.b.v. begeleiding en deels al zelfstandig en voert deze uit

• Actieve opstelling t.a.v. het leren, neemt zelf initiatieven; onderzoekt actief de mogelijkheden

• Benoemt eigen (in-) competenties in problematische situaties en vraagt gericht om feedback en begeleiding

• Reflecteert zelfstandig op de beroepsinhoud, beroepspersoon t.b.v. haar competentie ontwikkeling.

• Productief op micro-, meso- en makro-niveau en op onderdelen pro-actief en innovatief

• Stemt handelen af op prioriteiten en lange(re) termijn doelen

• Studentgestuurd: neemt zelfstandig besluiten;

stuurt handelen zelfstandig aan en stelt het zonodig bij

• Actieve opstelling t.a.v. het leren; neemt initiatieven en voert deze uit; zoekt en creëert zelf leermogelijkheden

• Benoemt eigen (in-) competenties in lastige situaties, vraagt gericht om feedback en begeleiding en komt zelf met alternatieven

• Reflecteert uit zichzelf op de beroepsinhoud, beroepspersoon en (leer-)aanpak t.b.v. de kwaliteit van het vpk handelen

3. Effectiviteit van het gedrag • Professionele standaarden • Evidence based/ best practice • Skilled companionship (integratie van

deskundigheid in eigen persoonlijke benadering)

Effectief gedrag gebaseerd op: • Maakt beperkt gebruik van professionele

standaarden • Baseert op onderdelen het handelen Evidence /

best practice • Vertoont Skills en/ of Companionship

Effectief gedrag gebaseerd op: • Gebruikt relevante professionele standaarden • Baseert onderdelen van het handelen op

Evidence / best practice • Vertoont Skills en Companionship op

onderdelen geïntegreerd.

Effectief gedrag gebaseerd op: • Gebruikt professionele standaarden • Baseert het handelen op beschikbare Evidence

/ best practice • Is een “Skilled Companion” in

bekende zorgsituaties

Deel 2 Werkwijze en Richtlijnen

Verpleegkunde mei 2009

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 2

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 3

Inhoudsopgave deel 2

1. Studieloopbaan 5

1.1. Opzet van de studieloopbaanlijn 5 1.2. Het maken van en het werken met het POP 5 1.3. Het maken van en het werken met het portfolio 10 1.4. Begeleiding bij de studieloopbaanlijn 11 1.5. Beoordeling van de studieloopbaanlijn 12

Bijlage I: Beschrijving van het zelfbeeld 15

Bijlage II: Sterkte-Zwakte analyse algemene hbo-competenties 17

Analytisch vermogen 21 Coöperatief vermogen 23 Probleemoplossend vermogen 25 Communicatief vermogen 27 Sturend vermogen 29 SWOT 32

Bijlage III: Profielschets van jezelf als hbo-verpleegkundige 35

Bijlage IV: Leerstijlentesten 49

Leerstijlentest van H.Gulikers, verkorte versie van de leerstijlentest van Vermunt 50 Sleutel leerstijlentest (Versie H. Gulikers) 55 Leerstijlentest van Kolb 57

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 4

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 5

1. Studieloopbaan

Studieloopbaanbegeleiding vormt een belangrijk onderdeel van je opleiding door alle studiejaren heen. Je leert grip krijgen op je eigen studieloopbaan door zelf te sturen. Het reflecteren op je studie, het ontwerpen en uitvoeren van je studieplannen en betekenis geven aan je studie staat centraal. Het POP en portfolio zijn belangrijke middelen hierin. De tekst in dit hoofdstuk is aanvullend en correspondeert met de Quick-Place (QP) van de studieloopbaanomgeving. Er wordt van je verwacht dat je naast de tekst in dit hoofdstuk ook op de hoogte bent van de aparte QP van de studieloopbaanomgeving en dat je met je studieloopbaangroep via dit kanaal met elkaar communiceert.

1.1. Opzet van de studieloopbaanlijn

Studieloopbaanbegeleiding wordt georganiseerd in de vorm van gesprekken, individueel en/ of in groepen. Er worden reflecteerbijeenkomsten op school georganiseerd waarin leeractiviteiten ten aanzien van studieloopbaan ook hun plek krijgen. Je voert leeractiviteiten uit die leiden tot een POP en een portfolio. Gedurende de differentiatiefase zul je een aantal keren de cyclus doorlopen van oriëntatie, planning, uitvoering en evaluatie. Begeleiders in het werkveld kunnen je ook ondersteunen bij het maken van keuzes ten aanzien van je studieloopbaan. Zij zullen ook een belangrijke rol spelen in de reflectie op je plan, je keuzes hierin, je competentieontwikkeling en je beoordeling. De oriëntatie op je competenties, je leerwensen en je keuzes is erg belangrijk. Je maakt een plan voor een bepaalde periode, voert dit uit en evalueert dit. Dat evalueren zal geformaliseerd worden op een toetsstation, met behulp van je portfolio maak je je competentieontwikkeling inzichtelijk. Deze cyclus zul je een aantal keren doorlopen gedurende de differentiatiefase.

1.2. Het maken van en het werken met het POP

Het POP is je ontwikkelingsplan en onderdeel van je portfolio. Je stelt dit samen op basis van je beginsituatie, je wensen en ambities en je eigen mogelijkheden. Daarnaast zijn de mogelijkheden van de praktijkleerplaats en de opleiding erg belangrijk. Je gaat je eerst goed oriënteren op deze mogelijkheden en dan ga je je POP verder concretiseren. De volgende vragen kan je jezelf stellen bij deze oriëntatie:

• Waar liggen mijn interesses, mijn capaciteiten en mijn wensen? • Welke rollen en welke bijhorende beroeps- en hbo-competenties ontwikkel ik met dit plan? • Aan welke beroepsproducten kan ik gaan werken, wat wordt er van mij verwacht? welke kies ik en

passen ook bij de leerwerksituatie? • Welke leeractiviteiten vloeien hieruit voort, wat moet ik doen? • Welke kennis, vaardigheden en houding zijn noodzakelijk om de leeractiviteit(en) uit te voeren? • Welke ‘bewijzen van kunnen’ (beoordelinginstrumenten) ga ik als bewijslast aanvoeren? (verslag,

rapport, project, presentatie, tonen beroepsrol in gedrag,) • Welke voorwaarden binnen- en/of buitenschools zijn nodig om de beoogde resultaten te bereiken?

En hoe ga ik met eventueel belemmerende factoren om? Welke activiteiten zijn onderling afhankelijk?

• Welke personen zijn betrokken bij de uitvoering van mijn beroepsproduct (en)? • Van welke personen wil ik begeleiding en op welke manier? • Zijn er bijkomende financiële aspecten?

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 6

• Hoeveel credits levert mijn plan op? Spreid ik mijn studielast dan op juiste wijze? • Hoe kan ik voor de beroepsproducten het beste plannen? • Wanneer wil ik opgaan voor een toetsstation, welke rol(len) staan dan op welk beoordelingsniveau

centraal De beantwoording van twee vragen staat steeds centraal bij het maken van je POP.

1.2.1. De WAT-vraag: Wat wil je leren, welke competenties moeten de aandacht krijgen en welke beroepsproducten kies je? Het WAT heeft dus betrekking op de inhoud en dat ligt grotendeels vast, maar jij kunt daar accenten in aanbrengen binnen de mogelijkheden van onder andere de werkplek, de zorgcategorie, hoe je bijv. omgaat met je sterke en minder sterke punten. Soms kan je bepaalde competenties en beroepsrollen tegelijk aanleren, zoals ze zich in de beroepspraktijk in hun onderlinge samenhang ook voordoen.

1.2.2. De HOE-vraag: Langs welke weg, op welke manier wil je te werk gaan, wanneer doe je wat? Bijvoorbeeld waar wil je mee beginnen en hoe maak je gebruik van de mogelijkheden die zich op de leerwerkplek voordoen? Hoe laat je de competentie beoordelen. HOE je het einddoel wil gaan bereiken bepaal je in je POP. Het POP heeft de betekenis van een studiecontract. Binnen vraagsturing heb je veel keuzemogelijkheden en het POP is een document waarin je keuzes voor competentieontwikkeling zichtbaar en toetsbaar worden. Het moet namelijk wel voldoen aan de gestelde kaders die ervoor zorgen dat je uiteindelijk je diploma zal krijgen.

1.2.3. Loopbaan-POP en leercyclus-POP Je maakt bij het begin van de differentiatie twee POP:

• het loopbaan-POP en • het leercyclus-POP.

Het loopbaan-POP is globaal uitgewerkt en bevat de gehele differentiatieperiode met daarin: het differentiatieprofiel, een overzicht van de binnen- en buitenschoolse perioden en de minor. Het leercyclus-POP is het POP voor de komende periode (dit kan variëren van 10, 20, 30 en/of 40 weken) en bevat een concretisering van die periode uit het loopbaan-POP. Hier volgt een overzicht van de opbouw van beide POP’s:

1.2.4. Loopbaan-POP Bij het loopbaan-POP dat de gehele periode van de differentiatiefase bevat, gaat het om de aansluiting van het differentiatieprofiel op je beginsituatie. Hoe wil je afstuderen? Wat is je planning daarbij? Het gaat hierbij altijd om voorlopige keuzes, per POP periode kan je bekijken of je hierop terug wil komen. Het werken met een POP is een dynamisch gebeuren! Het loopbaan-POP bevat de volgende onderdelen. Curriculum Vitae Een actueel overzicht van je opleidingen, relevante werkervaring, stages, en/ of projecten, bestuursfuncties of lidmaatschap van medezeggenschapsraden. Dit kan je aanvullen met evt. belangrijke persoonlijke activiteiten zoals hobby’s, verenigingswerk, vrijwilligerswerk, bestuursfuncties of commissiewerkzaamheden Beginsituatie: Op basis van de conclusies van je stand van zaken en je self-assessment beschrijf je:

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 7

Overzicht van eerder behaalde competenties (EVC’s). Dit overzicht is vooral van belang bij zij-instromers die voor een intake assessment in aanmerking komen. Op basis van vastgestelde EVC’s worden dan vrijstellingen verleend . Actueel overzicht van studievoortgang, en studieresultaten. Conclusies van je zelfbeeld waaronder verstaan kan worden je socialisatie, je kwaliteiten, persoonlijkheidstyperingen (zie ook de toelichting hieronder en bijlage 1). Conclusies van je ontwikkeling van de competenties, hbo competenties en kern-/ beroepscompetenties (zie ook de toelichting hieronder en bijlagen 2 en 3). Self-assessment van reflectievaardigheden (Bijlage 1 van Hoofdstuk 3). Actuele resultaten van een leerstijlentest samengevat (zie Bijlage 4). In leerjaar 2 heb je door middel van een aantal assessment tools (instrumenten) zicht gekregen op je persoonlijke leerweg. Je persoonlijk profiel en je loopbaanprofiel zijn hiervan het resultaat. Deze profielen vormen de basis voor het maken van je loopbaanPOP (en je leercyclusPOP). Indien je behoefte hebt om bovenstaande assessment tools opnieuw uit te voeren dan ben je uiteraard vrij om dit te doen. Het is wel verstandig om dit te overleggen met je slb-er.

Een beschrijving van het differentiatieprofiel van jezelf als hbo-verpleegkundige Hoe ziet je persoonlijk differentiatie traject eruit? Welke keuzes maak je ten aanzien van je differentiatieprofiel, welke minor kies je (Je beschrijft hoe je invulling gaat geven aan je minor van 30 studiepunten of vrije studieruimte van 15 studiepunten (deeltijd en duaal)). welke binnen- en buitenschoolse perioden kies je binnen je differentiatierichting (rekening houdend met de verplichte praktijkuren volgens de wet BIG), beroepsrollen. Licht je keuzes kort toe. Plannings overzicht (samenvattend A4-tje) Overzicht over de twee jaar heen: binnenschools/buitenschools, toetsstations, minor. Reflectielijn Hoe bouw je de komende twee jaar de reflectielijn op, hoe ga je binnen slb en lwgb bijeenkomsten hieraan werken?

1.2.5. Leercyclus-POP Het leercyclus-POP bevat de geconcretiseerde uitwerking van de actuele periode uit het loopbaanpop. Dat kan een periode van 10, 20, 30 of 40 weken, afhankelijk van keuze’s van de student. Het leercyclus-POP kan een pop zijn voor een binnenschoolse periode of een buitenschoolse periode, Voor duaal geldt in de meeste gevallen dat het gaat om een buitenschoolse periode. In de bijlagen van hoofdstuk 4 is het formulier voor beoordeling van het leercyclus-POP opgenomen. Hierin staat aan welke criteria het leercyclus-POP moet voldoen. Op basis van deze beoordelingscriteria is een richtlijn voor de opbouw/structuur van het leercyclus-POP gemaakt (zie hieronder). Deze richtlijn kan dienen als handvat bij het maken van je leercyclus-POP.

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 8

Richtlijn Inhoud LeercyclusPOP

1. Voorblad: begin en einddatum periode, naam student, studentnummer, studenten e-mail, slb-groep, telefoonnummer, naam begeleiders (binnen en buitenschools) en hun e-mail adres.

2. Inleiding: Een introductie waarin je kort beschrijft wie je bent (naam, leerjaar, voltijd/deeltijd/duaal-student, etc.), wat je achtergrond is, welke differentiatierichting je hebt gekozen, hoe je de verschillende leercyclusperioden binnen de differentiatiefase tot nu toe hebt ingevuld (binnenschools/buitenschools), welke onderdelen je binnen de differentiatiefase tot nu toe al behaald hebt en voor welke onderdelen je eventueel na het werken aan dit POP opgaat (met andere woorden de positionering van dit leercyclusPOP binnen loopbaanPOP).

3. De inhoud en leeswijzer van hoe het leercylcusPOP is opgebouwd.

4. Beginsituatiebeschrijving gebaseerd op loopbaanPOP1

5. Stand van zaken hbo competenties, alleen de conclusies per hbo-competentie worden weergegeven.

6. Je leerstijl, de onderbouwing ervan en de consequenties voor de komende periode.

7. Stand van zaken rollen/kerncompetenties, alleen de conclusies per rol worden weergeven.

8. Stand van zaken reflectie, a.d.h.v. schema bijlage II: kernreflectievaardigheden2.

9. Overzicht van reeds eerder behaalde beroepsproducten uit eerdere leercyclus POP’s perioden (voor zover van toepassing voor de rollen waarvoor en het niveau waarop je in deze periode wilt gaan werken). Beschrijf hierbij het niveau waarop je eraan gewerkt hebt, soort beoordelaars, gehanteerde beoordelingsinstrumenten.

10. Overzicht beroepsproducten waaraan je tijdens deze leercyclus aan wilt gaan werken. Beschrijf de rol, het niveau, beoordelaars, beoordelingsinstrument gerelateerd aan de rollen, zie onderstaand voorbeeld:

Rollen Beroeps- Producten

Niveau Beoordelings- instrument

Beoordelaar Wanneer

Zorgverlener 1. 2. 3.

Regisseur Ontwerper Coach Beroepsbeoef.

11. Beschrijving van de beroepsproducten per rol: Het is niet nodig dat je in het POP al je inhoudelijke criteria en bronnen beschrijft. Het gaat om een korte

1 Totale beginsituatie maximaal 3-a viertjes. 2 Eventueel kan je hier ook de gewenste ontwikkeling van de reflectielijn beschrijven (per gebied en te gebruiken reflectiemethoden).

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 9

inhoudelijke beschrijving van het beroepsproduct, zodat de POP commissie kan beoordelen of dit representatief is voor de competentie/ rol op het beschreven niveau.

• Titel beroepsproduct en nummer beroepsproduct. • Een methodische beschrijving van het beroepsproduct bijvoorbeeld:

‘Bij het beroepsproduct het opstellen van een verpleegplan, ga ik me eerst oriënteren hoe het verpleegkundige proces vormgegeven wordt in de praktijkinstelling/ afdeling. Vervolgens zoek ik relevante literatuur over het opstellen van verpleegplannen. Ik maak hierbij een bewuste keuze volgens welke literatuur ik een verpleegplan ga uitwerken. Ik kijk hierbij zoveel mogelijk welke literatuur het best past bij mijn praktijkinstelling/afdeling en ik heb hierbij meerdere bronnen met elkaar vergeleken. Dit proces ga ik beargumenteren in het beroepsproduct. Ik werk een kritische beroepssituatie uit aan de hand van de gekozen literatuur. Tot slot kan ik in dit beroepsproduct een kritische beschouwing geven wat de voor en nadelen zijn voor het uitwerken van een verpleegplan conform de gekozen literatuur voor de praktijkinstelling/ afdeling’.

• Beoordeling

Niveau + vorm van beoordeling peer, co, self- en expertassessment, • Beoordelingsinstrument • Beoordelaars (rekening houden met inhoudsdeskundigheid, 50% binnen en buitenschools per rol) • Begeleiding binnen schools en buitenschools3;

beschrijving begeleidersgestuurd, gedeelde sturing en zelfsturing. Passend bij de specifieke taken en expertise begeleiders en eventueel passend bij de eigen leerstijl. Wanneer er (wat en hoe) geëvalueerd wordt, kan hierbij ook aangegeven worden.

12. Globale indicatie hoeveelheid beroepsproducten per rol per niveau: De beoordelingsniveau laten zien dat je op gevorderd niveau al samenhang moet kunnen laten zien van verschillende rollen. Vanuit dit oogpunt is het niet wenselijk dat een beroepsproduct een kleine reikwijdte van slechts één deel van een kerncompetentie omvat. Wel zullen alle kerncompetenties per rol gedekt moeten zijn. Voor het competente niveau geldt deze samenhang nog sterker. Het is hierbij van belang dat je op competent niveau beroepsproducten maakt die meerdere rollen dekken. Achterliggende gedachte is dat de planning van het leercyclusPOP haalbaar voor je is. Te veel beroepsproducten staat deze haalbaarheid in de weg!

13. Reflectielijn4, beschrijven per gebied en te gebruiken reflectiemethoden, aansluitend bij de stand van zaken reflectie, zie punt 3.

14. Het ondersteunend onderwijs wat je gaat volgen tijdens de periode van het leercyclusPOP. Streef er naar het leercyclusPOP niet meer dan 15 pagina’s te laten beslaan.

3 Dit kan je ook in een aparte paragraaf beschrijven; m.n. ook gericht op hoe je de slb en lwgb bijeenkomsten gaat gebruiken tbv je competentieontwikkeling. 4 Indien niet beschreven bij punt 3.

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 10

1.2.6. Beoordelingsprocedure POP’s De beoordelingsprocedures voor de beoordeling van het loopbaan-POP en de leercyclus-POP’s staan beschreven in deel 3 van deze studiehandleiding. Je kunt niet opgaan voor het toetsstation als je leercyclus-POP niet met een voldoende beoordeeld is. Je keuzes moeten namelijk officieel goedgekeurd zijn voordat je kunt opgaan voor toetsing.

1.3. Het maken van en het werken met het portfolio

Het begrip ‘portfolio’ stamt oorspronkelijk uit de wereld van de kunst. Door middel van verzamelde werken in een map toont de kunstenaar zijn ontwikkeling in zijn kunstenaarschap en toont hij wat hij kan. Zo zul jij je ontwikkeling van jezelf tot verpleegkundige ook in een portfolio beschrijven. De volgende definitie geeft aan wat we verstaan onder een portfolio: ‘Een portfolio is een georganiseerde, doelgerichte documentatie van de professionele groei van het leerproces van de student. Het bevat een collectie van bewijsmateriaal waarmee de student zijn competenties, kennis en vaardigheden als zich ontwikkelende professional zichtbaar maakt.’5 Uitgaande van deze definitie kun je met behulp van het portfolio:

• de ontwikkeling van je leren in beeld brengen; • vaardigheden ontwikkelen voor een ‘levenslang leren’ (doorgroeibekwaamheid); • een continue betrokkenheid bij je leerproces realiseren en communiceren over je keuzes, doelen

en leeractiviteiten; • ‘bewijzen van kunnen’ verzamelen en je professionele groei van competenties aantonen; • voortdurend reflecteren op de ontwikkeling van de competenties in de loop van de tijd.

Je portfolio is belangrijk bij het in beeld brengen van je ontwikkeling en wordt naast de verzamel- en reflectiefunctie ook als beoordelingsinstrument gebruikt. Derden mogen je portfolio ook inzien. Je geeft zelf toestemming voor inzage aan begeleiders en beoordelaars. Het kunnen vervullen van de beroepsrollen, zoals beschreven in ‘Met het oog op de toekomst’, met de daarbij behorende competenties staat centraal in de hbo-v differentiatie. Dit vormt de rode draad in je portfolio. Je portfolio heeft een vaste structuur (vormgeving) en binnen deze structuur heb je keuzemogelijkheden over hoe je een en ander exact beschrijft. In de bijlagen en digitaal zijn middelen aangereikt om de stand van zaken te beschrijven. Denk aan een meetinstrument voor de hbo competenties, het profiel van de hbo-verpleegkundige met overzichten van de kern-en/ of beroepscompetenties en bijhorende gedragsindicatoren. Leerstijltesten zijn ook beschikbaar.

1.3.1. Digitaal portfolio Tijdens de differentiatie periode maken studenten gebruik van het Saxion digitaal portfolio. Daarbinnen zijn drie soorten portfolio’s te onderscheiden:

• Het ontwikkelingsportfolio bevattende het geheel van tijdens de opleiding gemaakte producten. Dat wil zeggen: alle producten waarvan de student vindt dat ze relevant zijn voor haar ontwikkeling, ook uit de eerste twee jaar van de opleiding, ook producten die de student buiten de Saxioncontext geproduceerd heeft. De student is eigenaar van dit portfolio. Dat wil zeggen dat zij uitsluitend bepaalt wie en wanneer inzage krijgt in welke onderdelen.

• Het beoordelingsportfolio bevat de verzamelde bewijzen van kunnen voor het toetsstation. Ook hier bepaalt de student zelf wat zij ter inzage wil voorleggen.

5 Ritzen, M en J. Kösters (2002). Mogelijke functies van een portfolio binnen een competentiegericht curriculum. In: Onderzoek van Onderwijs, jaargang 31, nr. 1 maart 2002.

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 11

• Showcase. Datgene wat aan de buitenwereld getoond kan worden bijvoorbeeld een uitgebreid curriculum vitae met overzicht van verworven competenties. Ook hier bepaalt de student zelf wat ze wil laten zien. Ontwikkelings- en beoordelingsportfolio zijn verplicht, de showcase is naar keuze.

1.3.2. Beoordelingsportfolio Bij het maken van je beoordelingsportfolio (zie ook 4.4.1) kies je bewust welke uitgewerkte en positief beoordeelde beroepsproducten uit je POP(‘s) je als ‘bewijzen van kunnen’ definitief opneemt omdat ze jouw competentieontwikkeling het beste aantonen. Deze uitgewerkte en positief beoordeelde beroepsproducten vormen de kern van je beoordelingsportfolio. Verder dient het beoordelingsportfolio als volgt te worden opgebouwd:

• Een voorblad met daarop de volgende punten: o Naam student, studentennummer, studenten-email, telefoonnummer; o Begin- en einddatum van de leercyclusperiode; o Naam en locatie van de Hogeschool; o Naam begeleiders ( binnen- en buitenschools), emailadressen.

• Een leeswijzer zodat de assessor (beoordelaar) snel en adequaat je portfolio kan beoordelen. • Een overzicht van de beoordeelde beroepsproducten per rol, daarbij per beroepsproduct • het beoordelingsinstrument, de functie van de beoordelaar(s) en het beoordelingsresultaat. • Een inleiding waarin je kort beschrijft wie je bent (naam, leerjaar, voltijd/deeltijd/duaal-student, etc.),

wat je achtergrond is, welke differentiatierichting je hebt gekozen, hoe je de verschillende leercyclusperioden binnen de differentiatiefase tot nu toe hebt ingevuld (binnenschools /buitenschools), welke onderdelen je binnen de differentiatiefase tot nu toe al behaald hebt en voor welke onderdelen je tijdens dit toetsstation opgaat.

• Kopieën van de beoordelingsformulieren van reeds behaalde onderdelen binnen de differentiatiefase (rollen c.q. minorresultaten).

• Je leercyclus-POP(‘s) met daarbij het/de officiële beoordelingsformulier(en) (bewijs dat je POP(‘s) door de POP-commissie is/zijn goedgekeurd).

• Een overzicht van beoordelaars, bewijzen van kunnen en beoordelingsvormen. Vul hiertoe het voorbedrukte schema uit bijlage IV van dit hoofdstuk in.

• Een overzicht van beoordeelde beroepsproducten. Geef een opsomming van de beoordeelde beroepsproducten die je per rol wilt opvoeren als ‘bewijsstuk’.

• De uitgewerkte beroepsproducten en de daarbij behorende beoordelingen. Deze vormen de kern van je beoordelingsportfolio

• De formulieren/resultaten van de 360 graden feedback Het beoordelingsportfolio wordt door de student, voorlopig nog in een geprinte versie, ongeveer 2 weken voor het geplande criteriumgerichte interview, op aangeven van het toetsbureau, ingeleverd.

1.3.3. Beoordelingsprocedure toetsstation De beoordelingsprocedure rondom het toetsstation staat beschreven in deel 3 van deze studiehandleiding. Inhoudelijke informatie over het toetsstation kun je vinden in hoofdstuk 4 van dit deel.

1.4. Begeleiding bij de studieloopbaanlijn

Met betrekking tot de begeleiding kun je terecht bij de verschillende begeleiders op school en in het werkveld. Daarnaast kun je samenwerken met en feedback vragen aan je medestudenten in de leerwerkgoep en in de reflecteerbijeenkomsten op school. Van jou wordt verwacht dat je je leerproces bespreekbaar maakt, dat je inzicht geeft in je leerproces, hierop reflecteert en dat je aangeeft welke begeleiding jij nodig hebt. Hoe, wanneer en door wie je wilt worden begeleid. Door middel van het invullen van één of meerdere leerstijlentesten heb je zicht gekregen op je leerstijl. Deze informatie kun je gebruiken om aan te geven welke begeleiding jij denkt nodig te hebben.

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 12

De slb-er en je medestudenten uit je studieloopbaangroep/reflecteergroep coachen je tijdens de differentiatiefase vanuit de school. Je slb-er begeleid je bij het maken van je POP en van je portfolio analyse. Van je slb-er mag je verwachten dat hij je ontwikkeling volgt, bewaakt en afstemt op je behoeften hierin. Dit kan door middel van individuele gesprekken. De slb-er kan zonodig contact opnemen met de begeleiding van de leerwerkplek. De slb-er zal eerst meer sturend aanwezig zijn, verder in het traject zal de rol verschuiven naar een coach op afstand (consultfunctie). Begeleiding heeft steeds een coachend karakter en is gericht op het inzicht verkrijgen in het leerproces zodat je in staat bent om je leertraject (voortdurend) bij te stellen, op je ontwikkeling kunt reflecteren en je ontwikkeling zichtbaar kunt maken in je portfolio. Er wordt van je verwacht dat je je leerproces bespreekbaar maakt, inzicht geeft hierin, en hierop reflecteert. De studieloopbaan bijeenkomsten bestaan uit reflecteer bijeenkomsten en uit workshops. Zie voor de opbouw van de bijeenkomsten ook de QP van de studieloopbaanomgeving. De workshops vinden plaats in een groep van ongeveer 16 studenten. De reflecteer bijeenkomsten vinden plaats in een samengestelde slb-groep van ongeveer 8 studenten. Afhankelijk van de mate van zelfstandigheid (zelfsturing) van de slb-groep kunnen de reflecteer bijeenkomsten na verloop van tijd onbegeleid plaatsvinden. Het is in dit geval altijd mogelijk om de slb-er te consulteren. De slb-er zal het gebruik van peer-assessment stimuleren. Studenten kunnen elkaar feedback geven, kritisch beoordelen en kritisch naar hun eigen gedrag kijken. Je kunt gebruik maken van peer-assessments (of 360 graden feedback) om je POP en portfolioanalyse (diagnostisch) te laten beoordelen. Studiegenoten en collega’s kunnen je feedback vragen op zelf aangeleverde criteria. Het is leerzaam je eigen oordeel te relateren aan dat van medestudenten en collega’s en aan dat van experts. Op de afdeling krijg je met meerdere verpleegkundigen/verzorgenden te maken. Allemaal hebben ze een rol als werkbegeleider. Een lwb-er is iemand op de afdeling die is aangewezen om jou bij je leerproces te begeleiden. Hij is, in principe, een verpleegkundige die is opgeleid op het 5e kwalificatieniveau en die werkzaam is op de afdeling. Hij is, in principe, voor een bepaalde periode dezelfde persoon en coacht je bij de ontwikkeling van de competenties vanuit de afdeling. Hij let op de randvoorwaarden om te leren. De beroepsloopbaanbegeleider (in sommige instellingen aanwezig in de functie van opleidingsfunctionaris, opleidingsconsulent, praktijkbegeleider, of een verpleegkundige met een deeltaak opleiding) kan je ook coachen bij het ontwikkelen van je competenties. Meestal is deze functionaris niet bij je directe werkzaamheden betrokken maar wat meer op een afstand. De leidinggevende van de afdeling/unit/werkeenheid is eindverantwoordelijk voor de randvoorwaarden.

1.5. Beoordeling van de studieloopbaanlijn

De belangrijkste middelen in de studieloopbaanlijn, de leercyclus-POPs en de portfolioanalyse, worden ook selectief beoordeeld. De POPs worden diagnostisch beoordeeld door je slb-er en mede studenten van de studieloopbaangroep/ reflecteergroep. Het leercyclus-POP wordt daarnaast selectief beoordeeld door een POP-commissie. De portfolioanalyse wordt beoordeeld door de beoordelaars van het toetsstation en meegenomen in de beoordeling van de competentieontwikkeling per rol. Deze commissies bestaan uit ( één of meer) onafhankelijke beoordelaars. De beoordelingscriteria voor de POPs en de portfolioanalyse staan in de bijlagen van hoofdstuk 4.

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 13

Bijlagen Behorende bij deel 2 hoofdstuk 1

Studieloopbaan

Bijlage I Beschrijving van het zelfbeeld Bijlage II Sterkte-Zwakte analyse algemene hbo-competenties Bijlage III Profielschets van jezelf als hbo-verpleegkundige Bijlage IV Leerstijlentesten

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 14

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 15

Bijlage I: Beschrijving van het zelfbeeld 6

Hieronder staat een aantal punten genoemd die je kunt gebruiken bij het beschrijven van je zelfbeeld. Het is niet verplicht om deze onderdelen uit te werken op papier en het is aan jou wat je wel/niet deelt met medestudenten of begeleiders. De verschillende punten zijn eveneens geschikt om te gebruiken bij de reflectielijn bijvoorbeeld bij de reflectieve consultatie of bij je inbreng in de reflecteergroep (zie hoofdstuk 3 van dit deel). Je kunt zelf een lijst maken, jezelf daarop beoordelen en deze ook door anderen laten beoordelen. Maak bijvoorbeeld een formulier volgens het onderstaande schema:

Onderwerp Zelfbeoordeling Beoordeling door anderen

Samenwerken Ik……….

Omgaan met feedback Ik……….

…………….

…………….

……………………

Eerste indruk. Welke indruk maak je - denk je zelf– op mensen die jou voor het eerst ontmoeten? Bespreek dit eventueel met iemand die je goed kent.

Zelfwaardering Noteer drie eigenschappen van jezelf waar je uitgesproken tevreden over bent; je hoeft er slechts drie te noteren van de 12 eigenschappen die nu spontaan bij je opkomen!!? (De meeste mensen zijn sneller & beter in het benoemen van zwakke kanten! En jij?). Noteer ook drie (top)prestaties van jezelf waar je trots op bent en besluit met het opschrijven van drie beperkingen.

Als je een toverstok had wat zou je dan aan jezelf veranderen?

Een beknopt socialisatieonderzoek Beschrijf uit welk 'nest' je afkomstig bent. Gebruik hiervoor de volgende punten als leidraad:

• de plek waar je opgroeide (platteland, dorp, stad, soort wijk); • je leefsituatie; bij wie groeide je op? (pleeg)ouders, zusje(s), broertje(s); • de levensbeschouwing thuis; • het leefklimaat thuis (open, warm, zakelijk enz.); • het sociale milieu (beroepen van je ouders/opvoeders; arbeiders-, boeren-, middenstandsmilieu,

intellectueel milieu etc.); • de betekenis van het feit dat je geboren bent als meisje of jongen; hoe is je sekse van invloed op je

socialisatie en je huidige persoonlijkheid?

6 Overgenomen uit: Fleuren, G. en Strijbos, A. (2002) 'Leren van beroepservaringen: het ontwikkelen van reflectievaardigheden' TransferPunt VaardigheidsOnderwijs Maastricht / Nijmegen.

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 16

• Hoe is deze achtergrond van invloed op de persoon die je nu denkt te zijn (met andere woorden: hoe heeft jouw sociale achtergrond je gevormd in je persoonlijk functioneren/ vaardigheden en je huidige zelfbeeld?

• In welke opzichten heb je profijt van je sociale achtergrond en op welke terreinen ervaar je door die sociale achtergrond wellicht juist barrières?

• Wat is je positie binnen de gezinssamenstelling (bijvoorbeeld de oudste dochter in een gezin met drie kinderen, enig kind, gescheiden ouders etc.)?

• Hoe is volgens jou deze positie in het gezin van invloed geweest op de vorming van de persoonlijkheid) die je op dit moment denkt te zijn?

• Welk verschillen zie je daarin met je broer(s) en/ of zus(sen)? Reflectie op thuissituatie Reflecterend op de thuissituatie: welke normen en waarden heb je heel duidelijk van thuis mee gekregen (dit kunnen normen en waarden zijn waar je tevreden en/of trots op bent en normen en waarden waar je afstand van zou willen nemen)? Probeer minimaal vijf normen/waarden te formuleren en te beoordelen, dat wil zeggen: te beschrijven in hoeverre je er tevreden mee bent of juist 'last' van hebt. Denk hierbij aan normen en waarden bijvoorbeeld met betrekking tot werk, geld, gezondheid, ziekte, dood, hygiëne, wat 'netjes' en 'niet-netjes' gevonden wordt, omgaan met emoties zoals boosheid, verdriet, schaamte en angst, omgaan met conflicten, vrouwelijk en mannelijk gedrag etc. Noteer vijf normen/waarden vanuit de thuissituatie waarmee je (on)tevreden bent. Licht kort toe waarom je er tevreden of ontevreden mee bent.

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 17

Bijlage II: Sterkte-Zwakte analyse algemene hbo-competenties 7

Om het functioneren op hbo-niveau te kunnen typeren en te onderscheiden van het mbo-niveau gaat de opleiding uit van vijf hbo-competenties die in relatie met de beroepscontext de kern van het professioneel handelen aanduiden. Deze hbo-competenties zijn:

Analytisch vermogen waarmee je verschillende aspecten van beroepstaken en problemen in onderling verband kunt onderzoeken.

Probleemoplossend vermogen waarmee je gericht processen kunt ontwikkelen die leiden tot oplossing van beroepsproblemen.

Communicatief vermogen waarmee je schriftelijk en mondeling boodschappen helder kunt overbrengen en ontvangen.

Coöperatief vermogen waarmee je je eigen handelen zo op dat van anderen binnen de professionele omgeving kunt afstemmen dat dit leidt tot een meerwaarde.

Sturend vermogen waarmee je richting geeft aan professionele activiteiten, deze plant en organiseert en de resultaten kunt beoordelen.

Om een idee te krijgen in hoeverre je deze vermogens in de beroepspraktijk kunt laten zien, willen we je vragen jezelf in te schatten op basis van een reflectie op je eerdere ervaringen binnen de opleiding. Deze inschatting kun je later vergelijken met feedback van medestudenten en begeleiders binnen de opleiding en de beroepspraktijk. Het gaat er bij het invullen niet alleen om te beoordelen of je aan de norm voldoet, maar vooral om handvatten te vinden om jezelf te verbeteren. Je vult daarom niet alleen in of je iets kunt, maar ook of je iets belangrijk vindt. Op de volgende pagina’s vind je een instructie. Deze instructie is opgebouwd uit drie verschillende stappen zodat je meer inzicht krijgt in het instrument. Neem deze stappen eerst door, alvorens je aan het invullen van het instrument begint. Tijdens het invullen van het instrument kun je altijd even terug bladeren naar de instructiestappen. Het invullen van dit instrument neemt ongeveer drie uur in beslag.

7 Instrument gemaakt door M.W. Bakker en N. van der Griendt,(derde jaars studenten toegepaste onderwijskunde) in opdracht voor de hbo-v duaal.

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 18

Kolom 1: je kunnen

Kolom 2: belangrijkheid

Vaardigheden waarop je moet scoren

STAP 1: Vaardigheden scoren Elke hbo-competentie is ingedeeld in twee of drie verschillende onderdelen. Zo bevat de competentie ‘sturend vermogen’, de onderdelen plannen, organiseren en reflecteren. Dit maakt het straks makkelijker om je score op deze competentie te bepalen. Elk onderdeel bestaat uit vaardigheden. Deze vaardigheden worden weergegeven in het linkergedeelte van de tabel. Daarnaast staan twee kolommen. In kolom 1 geef je aan of je kunt wat er in de stelling staat. Je kunt hierbij scoren op:

• Helemaal niet goed • Niet zo goed • Goed • Heel goed

In kolom 2 kun je aangeven hoe belangrijk je deze stelling vindt. Dat is van belang om straks te kijken wat je wilt met deze competentie. Je kunt hierbij scoren op:

• Onbelangrijk • Enigszins belangrijk • Belangrijk

Een voorbeeld van de vaardigheden en de twee kolommen vind je in voorbeeld 1. Voorbeeld 1:

Onderaan elke tabel geef je je gemiddelde score aan. Een voorbeeld is hieronder gegeven. Je hebt de tabel ‘Theorie en praktijk’ ingevuld. Je hebt 1x ingevuld dat je ‘niet zo goed’ hebt gescoord op dit onderdeel en 2x ‘goed’ (zie voorbeeld 2). Je kunt nu je gemiddelde nemen, door de waarden die bij ‘goed’ en ‘niet zo goed’ te middelen. Dit kun je vaak op het eerste gezicht zien. Bij het voorbeeld is de gemiddelde score ongeveer 3 (voldoende). Hetzelfde kun je doen voor de mate van belangrijkheid per stelling.

Onderdeel 3: Theorie en praktijk

Kun je dit? Vind je dit belangrijk?

Hel

emaa

l nie

t go

ed

Nie

t zo

goed

Goe

d

Hee

l goe

d

Onb

elan

grijk

En

igsz

ins

bela

ngrij

k

Bel

angr

ijk

1 2 3 4 1 2 3 Praktijksituaties betekenis geven vanuit de theorie Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Praktisch probleem begrijpen met behulp van theorie Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Bepalen welke theorie (theorieën, methoden, stappenplannen, protocollen) relevant is voor de praktijk

Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο

Theorie vertalen naar concepten Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 19

Voorbeeld 2: Onderdeel 3: Theorie en praktijk

Kun je dit? Vind je dit belangrijk?

Hel

emaa

l ni

etgo

ed

Nie

t zo

goed

Goe

d

Hee

l goe

d

Onb

elan

grijk

En

igsz

ins

bela

ngrij

k

Bel

angr

ijk

1 2 3 4 1 2 3 Theorie zien achter een praktisch probleem Ο Ο • Ο Ο Ο Ο Theorie toepassen in de praktijk Ο Ο • Ο Ο Ο Ο Bedenken van praktijkvoorbeelden bij een theorie Ο • Ο Ο Ο Ο Ο Gemiddelde Ο Ο • Ο Ο Ο Ο STAP 2: Toelichten Als je alle tabellen en gemiddelden hebt ingevuld ga je je scores nader bekijken. Dit doe je op de pagina die volgt na elke competentie. Hierin wordt gevraagd op welke onderdelen je sterk en welke je zwak hebt gescoord. Het gaat er hierbij om dat je je scores toelicht. Bedenk daarbij waarom je jezelf deze score hebt gegeven. Waarom kun je deze dingen goed of juist niet goed? Noem 2 à 3 voorbeelden uit je portfolio, ervaringen in je opleiding en uit je stage waaruit dit blijkt. Dit kunnen verslagen, opdrachten, presentaties, ervaringen, situaties zijn, etc. Neem hier goed de tijd voor en raadpleeg eventueel anderen om je vaardigheden in te schatten. In voorbeeld 3 kun je zien hoe je de toelichting kunt geven. Voorbeeld 3: Onderdeel 1: Samenvatten en conclusies trekken Gemiddelde score:

niet zo goed (2) Dit blijkt uit

Bij verslagen die ik heb gemaakt in de opleiding kreeg ik vaak als feedback van de docent dat ik meerdere informatiebronnen moet gebruiken. Daarbij vind ik het ook moeilijk om uit meerdere bronnen één conclusie te trekken. Ik gebruik ook liever samenvattingen van anderen om te leren dan mijn eigen samenvattingen, omdat samenvattingen van anderen beter zijn.

Nadat je voor elk onderdeel van de competentie de bewijzen hebt beschreven, ga je per competentie de uiteindelijke conclusies trekken. Hier probeer je een conclusie te geven waarin duidelijk wordt wat je niveau over de gehele competentie is. Ook kun je misschien vooruitblikken op de onderdelen waaraan je wilt gaan werken in je leertraject. Zie voorbeeld 4.

Score per stelling Gemiddelde Waarde van de score

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 20

Voorbeeld 4: Welke conclusies kun je trekken uit de antwoorden die je hebt gegeven? ………………………………………………………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………….…………………………………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………………………….…………… STAP 3: SWOT Als je de voorgaande stappen hebt doorlopen kun je een SWOT invullen. In een SWOT (Strengths, Weaknesses, Opportunities, Threats) geef je je sterkten, zwakten en de gevolgen voor je traject aan. Daarnaast kun je aangeven welke leerdoelen je jezelf wilt stellen in je leertraject. Het SWOT maak je aan het eind over alle competenties samen en dus niet per competentie. Een voorbeeld van een SWOT vind je in voorbeeld 5. Voorbeeld 5: Positief Negatief

Per

soon

Je sterkten:

Je zwakten:

Leer

traje

ct

Wat betekent dit voor je leertraject?

Wat betekent dit voor je leertraject?

Ont

wik

kelin

g

Leerdoelen:

Leerdoelen:

Bij je positieve sterke punten vul je de onderdelen in waarop je hoog hebt gescoord (veelal zal dit score 4 (‘Heel goed’) zijn, maar ook score 3 (‘Goed’) ). Dit doe je ook voor je zwakkere kanten (scores 1 (‘Helemaal niet goed’) en 2 (‘Niet zo goed’) ). Vervolgens vul je in wat je sterke en zwakke kanten voor invloed kunnen hebben op je leertraject. Daarnaast formuleer je leerdoelen die je wilt verwezenlijken in het leertraject. Ga er bij elk onderdeel vanuit dat je minstens drie punten noemt, meer mag natuurlijk altijd. Maar beperk je tot het aantal punten dat je ook redelijkerwijs in een periode aan kunt. SUCCES!

Het SWOT

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 21

Competenties Analytisch vermogen

Analytisch vermogen, is het vermogen om op de juiste manier informatie te analyseren en te verwerken. Je kunt hierbij denken aan het onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken, samenvatten van informatie en relaties leggen tussen theorie en praktijk. Onderdeel 1: Samenvatten en conclusies trekken

Kun je dit? Vind je dit belangrijk?

Hel

emaa

l ni

etgo

ed

Nie

t zo

goed

Goe

d

Hee

l goe

d

Onb

elan

grijk

En

igsz

ins

bela

ngrij

k

Bel

angr

ijk

1 2 3 4 1 2 3 Onderscheiden van hoofd- en bijzaken in situaties of teksten Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Schematisch weergeven hoe hoofdzaken met elkaar samenhangen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Selecteren van relevante informatie in een gesprek of tekst Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Overzicht houden bij veel informatiebronnen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Samenvatten van gesprekken Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Maken van korte en bondige samenvattingen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Trekken van één algemene conclusie uit meerdere bronnen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Gemiddelde Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Onderdeel 2: Oorzaken en gevolgen

Kun je dit? Vind je dit belangrijk?

1 2 3 4 1 2 3 Logische oorzaak-gevolg relaties onderkennen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Beïnvloedende factoren kunnen onderscheiden en effecten daarvan aangeven

Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο

Inschatten van de consequenties van een handeling Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Achterhalen van mogelijke oorzaken van problemen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Proces van oorzaken en gevolgen analyseren Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Onderliggende kernthema’s identificeren Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Gemiddelde Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Onderdeel 3: Theorie en praktijk

Kun je dit? Vind je dit belangrijk?

1 2 3 4 1 2 3 Praktisch probleem begrijpen met behulp van theorie Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Bepalen welke theorie (theorieën, methoden, stappenplannen, protocollen) relevant is voor de praktijk

Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο

Theorie vertalen naar concepten Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Gemiddelde Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 22

Onderdeel 1: Samenvatten en conclusies trekken Gemiddelde Score: … Dit blijkt uit: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………………………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..……………………………………………………………… Onderdeel 2: Oorzaken en gevolgen Gemiddelde Score: … Dit blijkt uit: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Onderdeel 3: Theorie en praktijk Gemiddelde Score: … Dit blijkt uit: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………... Welke conclusies kun je trekken uit de antwoorden die je hebt gegeven? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 23

Coöperatief vermogen

Coöperatief vermogen refereert naar de manier waarop je werkt in teamverband. Daarbij is het belangrijk dat je goed afspraken kunt maken, samen kunt werken, overleggen en verantwoording naar elkaar kunt afleggen. Onderdeel 1: Samenwerken

Kun je dit? Vind je dit belangrijk?

Hel

emaa

l nie

t go

ed

Nie

t zo

goed

Goe

d

Hee

l goe

d

Onb

elan

grijk

En

igsz

ins

bela

ngrij

k

Bel

angr

ijk

1 2 3 4 1 2 3 Multidisciplinair samenwerken Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Maken van en houden aan een taakverdeling Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Initiatief nemen in een groep Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Luisteren naar groepsgenoten Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Nakomen van gemaakte afspraken Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Delegeren van taken Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Formuleren en onderbouwen van eigen mening Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Gemiddelde Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Onderdeel 2: Overleggen

Kun je dit? Vind je dit belangrijk?

1 2 3 4 1 2 3 Structureel leiden van overleggen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Hanteren van verschillende rollen in een overleg Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Discussiëren in een groep Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Beslissingen durven nemen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Verantwoordelijk voelen voor een groepsbeslissing Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Gemiddelde Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Onderdeel 3: Verantwoordelijkheden en knelpunten

Kun je dit? Vind je dit belangrijk?

1 2 3 4 1 2 3 Groepsgenoten wijzen op verantwoordelijkheden Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Uitkomen voor het niet nakomen van je eigen afspraken Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Tot een oplossing komen bij verschillende opvattingen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Feedback geven op het presteren van groepsgenoten Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ontvangen van feedback van groepsgenoten Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Conflicten oplossen binnen een groep Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Knelpunten herkennen en oplossen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Gemiddelde Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 24

Onderdeel 1: Samenwerken Gemiddelde Score: … Dit blijkt uit: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Onderdeel 2: Overleggen Gemiddelde Score: … Dit blijkt uit: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Onderdeel 3: Verantwoordelijkheden en knelpunten Gemiddelde Score: … Dit blijkt uit: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Welke conclusies kun je trekken uit de antwoorden die je hebt gegeven? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 25

Probleemoplossend vermogen

Probleemoplossend vermogen refereert naar de manier waarop je omgaat met het oplossen van problemen. Daarbij kun je denken aan het herkennen en formuleren van een probleem, oplossingen bedenken en de oplossing uitvoeren. Onderdeel 1: Diagnosticeren

Kun je dit? Vind je dit belangrijk?

Hel

emaa

l ni

etgo

ed

Nie

t zo

goed

Goe

d

Hee

l goe

d

Onb

elan

grijk

En

igsz

ins

bela

ngrij

k

Bel

angr

ijk

1 2 3 4 1 2 3 Signaleren van een probleem of knelpunten Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Omschrijven van een probleem Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Bespreekbaar maken van problemen met anderen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Opsplitsen van een complex probleem in deelproblemen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Samenhang zien tussen verschillende problemen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Gemiddelde Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Onderdeel 2: Probleem oplossen

Kun je dit? Vind je dit belangrijk?

1 2 3 4 1 2 3 Stapsgewijs een probleem analyseren Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Informatie verzamelen voor de oplossing van het probleem Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Criteria beschrijven waaraan een oplossing moet voldoen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Oorspronkelijke oplossingen voor problemen gebruiken Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Creatief zoeken naar nieuwe oplossingen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Genereren van meerdere oplossingen voor één probleem Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Kiezen van een oplossing Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Evalueren van een oplossing Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Oplossing aanpassen naar aanleiding van de evaluatie Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Gemiddelde Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 26

Onderdeel 1: Diagnosticeren Gemiddelde Score: … Dit blijkt uit: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Onderdeel 2: Probleem oplossen Gemiddelde Score: … Dit blijkt uit: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Welke conclusies kun je trekken uit de antwoorden die je hebt gegeven? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 27

Communicatief vermogen

Communicatief vermogen refereert naar de manier waarop je communiceert. Daarbij zijn er verschillende dingen belangrijk, zoals mondeling communiceren, bijvoorbeeld presenteren of gesprekken leiden, maar ook schriftelijk communiceren. Daarbij is het ook belangrijk dat je dingen duidelijk kunt formuleren en zonder spelfouten kunt schrijven. Onderdeel 1: Mondeling communiceren

Kun je dit? Vind je dit belangrijk?

Hel

emaa

l ni

etgo

ed

Nie

t zo

goed

Goe

d

Hee

l goe

d

Onb

elan

grijk

En

igsz

ins

bela

ngrij

k

Bel

angr

ijk

1 2 3 4 1 2 3 Duidelijk kunnen praten (verstaanbaar tempo en volume) Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Luisteren naar anderen in een gesprek Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Reageren op anderen in een gesprek Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Helder je eigen mening kunnen formuleren Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Structureren van een gesprek Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Houden van een interview Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Geven van een presentatie Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Gemiddelde Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Onderdeel 2: Schriftelijk communiceren

Kun je dit? Vind je dit belangrijk?

1 2 3 4 1 2 3 Logisch opbouwen van een verslag Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Schrijfstijl aanpassen aan type verslag ((in-)formeel) Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Grammaticaal foutloos schrijven Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Goede lay-out hanteren Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Gemiddelde Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 28

Onderdeel 1: Mondeling communiceren Gemiddelde Score: … Dit blijkt uit: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Onderdeel 2: Schriftelijk communiceren Gemiddelde Score: … Dit blijkt uit: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Welke conclusies kun je trekken uit de antwoorden die je hebt gegeven? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 29

Sturend vermogen

Sturend vermogen refereert naar de manier waarop jij je activiteiten plant, organiseert en erop reflecteert. Je kunt hierbij denken aan leiding geven in projecten en verantwoording afleggen aan groepsgenoten. Onderdeel 1: Plannen

Kun je dit? Vind je dit belangrijk?

Hel

emaa

l ni

etgo

ed

Nie

t zo

goed

Goe

d

Hee

l goe

d

Onb

elan

grijk

En

igsz

ins

bela

ngrij

k

Bel

angr

ijk

1 2 3 4 1 2 3 Het stellen van eigen doelen in je leerproces of opdracht Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Activiteitenplan maken Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Prioriteiten stellen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Doelgericht werken Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Het op tijd uitvoeren van geplande werkzaamheden Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Onder tijdsdruk en stressvolle situaties presteren Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Gemiddelde Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Onderdeel 2: Organiseren

Kun je dit? Vind je dit belangrijk?

1 2 3 4 1 2 3 Leiding geven in projecten Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Organiseren van activiteiten Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Taken verdelen binnen groep Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Gemiddelde Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Onderdeel 3: Reflecteren

Kun je dit? Vind je dit belangrijk?

1 2 3 4 1 2 3 Formuleren van sterke en zwakke punten Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Reflecteren op eigen functioneren en leerproces Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Reflecteren op proces van probleem oplossen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Verantwoording afleggen over eigen handelen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Reflecteren op situaties binnen een groep Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Op juiste wijze feedback geven op het handelen van anderen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Gemiddelde Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 30

Onderdeel 4 Handelingscapaciteiten

Kun je dit? Vind je dit belangrijk?

Hel

emaa

l ni

etgo

ed

Nie

t zo

goed

Goe

d

Hee

l goe

d

Onb

elan

grijk

En

igsz

ins

bela

ngrij

k

Bel

angr

ijk

1 2 3 4 1 2 3 Initiatief nemen in een situatie die je nog niet goed kent Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Assertief zijn tijdens het nemen van besluiten Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Besluitvaardig zijn bij moeilijke beslissingen Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Omgaan met onzekerheid in nieuwe situaties Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Gemiddelde Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Onderdeel 1: Plannen Gemiddelde Score: … Dit blijkt uit: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Onderdeel 2: Organiseren Gemiddelde Score: … Dit blijkt uit: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Onderdeel 3: Reflecteren Gemiddelde Score: … Dit blijkt uit: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 31

Onderdeel 4: Handelingscapaciteiten Gemiddelde Score: … Dit blijkt uit: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Welke conclusies kun je trekken uit de antwoorden die je hebt gegeven? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 32

SWOT

In dit onderdeel ga je een soort persoonlijke SWOT-analyse uitvoeren. Een SWOT-analyse wordt normaal gebruikt om te analyseren hoe organisaties functioneren door hun sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen in beeld te brengen. Met behulp van de persoonlijke SWOT-analyse ga je kijken welke sterkten en zwakten jij hebt en welke gevolgen deze hebben voor je studie en je leerwerktraject. Hierbij gebruik je de resultaten uit de sterkte- /zwakteanalyse. De resultaten van de persoonlijke SWOT-analyse vul je in een schema in. Dit schema bestaat uit drie delen: Persoon, leerwerktraject en Ontwikkeling. Persoon Dit deel gaat over de sterkten en zwakten van jou als persoon. In de sterkte- /zwakteanalyse die je hiervoor hebt uitgevoerd zijn je sterke en zwakke kanten al naar voren gekomen. In het schema vul je drie sterkten en drie zwakten in. Vul de sterkten en zwakte in die jij belangrijk vindt om te ontwikkelen. Kijk hierbij terug naar de sterkte- /zwakteanalyse en de conclusies die je per competentie hebt getrokken. Leerwerktraject Je sterkten en zwakten zijn van invloed op de manier waarop jij functioneert en je studie inricht. Bedenk aan de hand van de sterkten en zwakten die je bij Persoon hebt ingevuld hoe deze je studie en je functioneren beïnvloeden. Deze dingen kunnen je leerwerktraject ook gaan beïnvloeden. Kijk naar de sterkten en zwakten die je hebt ingevuld. Denk hierbij na over hoe je gebruik maakt van deze sterke kanten in je studie. Welke gemakken heb je hiervan en zul je kunnen gebruiken in je leerwerktraject? Denk ook na over deze zwakke kanten. Welke hinder ondervind je hiervan in je studie en zul je ook tegen kunnen komen in je leerwerktraject? Ontwikkeling Het doel van dit alles is meer zicht te krijgen in je sterke en je zwakke kanten en de richting waarin jij je wilt ontwikkelen. Het gaat niet alleen om kunnen, maar ook om willen. Stel daarbij jezelf de vragen: Welke sterke kanten vind je erg belangrijk en zou je nog verder willen ontwikkelen? Welke zwakke kanten vind je belangrijk en zou je graag willen ontwikkelen? Deze kun je omschrijven als leerdoelen. Deze doelen kunnen alvast een voorloper zijn op het POP wat je gaat invullen voor je komende periode. Kijk hierbij dus ook terug naar de mate waarin je iets belangrijk vindt. Dit heb je aangegeven in je sterkte- /zwakteanalyse.

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 33

Positief Negatief

Per

soon

Je sterkten:

Je zwakten:

Leer

traje

ct

Wat betekent dit voor je leertraject?

Wat betekent dit voor je leertraject?

Ont

wik

kelin

g

Leerdoelen:

Leerdoelen:

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 34

Tot slot Als je klaar bent met het invullen van je persoonlijke SWOT lever je het geheel in bij je studieloopbaanbegeleider. Naar aanleiding van deze sterkte- /zwakteanalyse krijg je waarschijnlijk een gesprek met je studieloopbaanbegeleider en/of medestudenten. In dit gesprek zul je de resultaten en je sterkten en zwakten moeten toelichten. Dit gesprek kan ook ter voorbereiding van je POP dienen. Bereid je goed voor op dit gesprek.

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 35

Bijlage III: Profielschets van jezelf als hbo-verpleegkundige

Lees de vijf rollen met de twaalf kerncompetenties (blz. 54-77) in ‘Met het oog op de toekomst’ door. Lees tevens uit deel 2 van ‘Met het oog op de toekomst’ het gedeelte door wat past bij de zorgcategorie waar je werkt. Kruis bij elke gedragsindicator (is het gedeelte ’gaat het om’) aan op welk niveau je denkt dat je de competentie beheerst. Maak daarbij gebruik van het schema van de beoordelingsniveaus (zie bijlage IV van deel 1). 1 = gevorderd beginner 2 = gevorderd 3 = competent Denk er bij het zetten van het kruisje niet te lang over na. In de toelichting beargumenteer je je keuze. Dit kun je concretiseren met behulp van het zogenaamde START-CONCEPT: S = situatie (waar de competentie/gedragsindicator een rol speelde) T = taak (wat was je taak/doelstelling) A = actie (wat deed je concreet (gedrag)) R = resultaat ( wat was het resultaat en/of het effect van je actie/handelen) T = transfer naar andere situaties (waar zou ik dit ook kunnen toepassen) Bijvoorbeeld: Kun je een situatie beschrijven waarin ….Heb je recent een situatie meegemaakt waarin…… Wat was toen je opdracht/taak/wat werd van je verwacht? Wat heb je toen gedaan/ wat is er gebeurd/ hoe had het eventueel anders gekund? Wat was het effect / hoe is het afgelopen Hoe zou je een volgende keer……….. Integreer daarbij steeds de vijf hbo-competenties:

• Analytisch vermogen; • Probleemoplossend vermogen; • Communicatief vermogen; • Coöperatief vermogen; • Sturend vermogen.

Om dit goed te kunnen zou je vooraf een selfassessment kunnen maken met betrekking tot de hbo-competenties (bijlage 2 van H.1.). Bij conclusie(s) geef je kort je mening weer over wat je hebt beschreven. Vul daarbij de sterkten en zwakten in die jij belangrijk vindt om te ontwikkelen in je volgende periode. Op basis van die conclusie(s) beschrijf je je ontwikkelpunten.

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 36

Het doel van dit alles is meer zicht te krijgen in je sterke en je zwakke kanten ten opzichte van je competentieontwikkeling en de richting waarin jij je wilt ontwikkelen. Het gaat niet alleen om kunnen, maar ook om willen. Stel daarbij jezelf de vragen:

• Welke sterke kanten van mijzelf vind ik erg belangrijk en zou ik nog verder willen ontwikkelen? • Welke (onderdelen van de) competenties vind ik erg belangrijk en zou ik nog verder willen

ontwikkelen? • Welke zwakke kanten van mijzelf vind ik belangrijk en zou ik graag willen ontwikkelen? • Welke (onderdelen van de) competenties beheers ik niet/zwak/matig en wil ik nog verder

ontwikkelen?

Vervolgens kunnen bovenstaande punten als leerdoelen dienen en kun je aangeven welke leerdoelen je jezelf wilt stellen in de volgende periode. Deze doelen kun je dan gebruiken bij het maken van je POP en bij de concretisering van de invulling van de leerwerkpakketten. Je kunt dit instrument (of onderdelen ervan) gebruiken als een schriftelijke en/of mondelinge self- , co- en/of peerassessment. De gegevens kun je gebruiken bij de portfolioanalyse en bij het maken van je POP.

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 37

Rol: Zorgverlener Domein: zorg Domeinspecificatie: Zorg voor zieken, gehandicapten en stervenden

1: Om de last van ziekte, handicap of sterven te verlichten, verleent de hbo-verpleegkundige op een professioneel verantwoorde wijze verpleegkundige zorg op menselijke maat Gedragsindicator Niveau 1 2 3

1. Zich verplaatsen in degene die zorg nodig heeft 2. Samenwerken met de zorgvrager en zijn familie 3. Met gebruik van wetenschappelijke kennis een assessment doen (verzamelen van gegevens) of een diagnose stellen

4. Een zorgplan opstellen, uitwerken en evalueren volgens professionele standaarden

5. Gebruikmaken van wetenschappelijke kennis, klinische expertise (praktijkkennis) en patiëntenvoorkeuren bij het uitvoeren van interventies; zo nodig afwijken van gebruikelijk geldende protocollen en deze afwijking beargumenteren en verantwoorden

6. Verslagleggen van de zorg volgens geldende, professionele en wettelijke standaarden

7. Fysieke, psycho-sociale en (medisch-)technische hulp bieden 8. Integreren van morele, mentale en technische handelingen (ethisch oordelen,moreel redeneren)

9. Beargumenteerde afwegingen maken in de soms strijdige belangen van de individuele zorgvrager en een groep zorgvragers

10.Gebruikmaken van informatietechnologie Toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Conclusie(s): ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Ontwikkelpunten: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 38

Rol: Zorgverlener Domein: zorg Domeinspecificatie: Individuele en collectieve preventie

2: Om risico’s voor de gezondheid en complicaties van onderzoek of behandeling te verminderen, past de hbo-verpleegkundige primaire, secundaire en tertiaire preventie toe. Gedragsindicator Niveau 1 2 3

1. Het scheppen van een klimaat waarin preventie kan gedijen 2. Op een professionele wijze prognoses geven over de risico’s die een zorgvrager loopt

3. Gerichte keuzes maken uit verschillende beïnvloedingsmethoden 4. Vroegtijdig en proactief interventies uitvoeren, zo mogelijk gebaseerd op wetenschappelijke inzichten

5. Het evalueren van de genomen maatregelen en interventies 6. Gebruikmaken van interventiemethoden die de zorgvrager stimuleren tot gewenst gedrag

7. Beïnvloeden van de omgeving waardoor deze veiliger wordt 8. Uitvoering geven aan collectieve preventieve maatregelen

Toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Conclusie(s): ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Ontwikkelpunten: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 39

Rol: Zorgverlener Domein: zorg Domeinspecificatie: GVO

3: Om een gezonde leefstijl bij patiënten en hun familieleden te bevorderen geeft de hbo-verpleegkundige op basis van een programmatische aanpak informatie, voorlichting en advies aan individuen en groepen. Gedragsindicator Niveau 1 2 3

1. Vertonen van voorbeeldgedrag door werkers in de gezondheidszorg 2. Een situatieanalyse maken, op basis waarvan besloten wordt dat GVO nodig is 3. Zich verplaatsen in degene op wie de GVO gericht is 4. Programmatische voorlichting geven aan individu of groep, ondersteund door andere maatregelen

5. De juiste media kiezen voor voorlichting en beïnvloeding 6. Geven van informatie op een verantwoorde manier 7. Zo nodig barrières wegnemen die het de zorgvrager moeilijk maken om inderdaad wat met de betreffende informatie te doen

8. Feitelijke informatie aan de zorgvrager verstrekken over zaken die met onderzoek of behandeling te maken hebben

9. Op zo’n wijze instructie geven dat de zorgvrager het begrijpt en hij de instructie kan opvolgen

10.Meewerken aan uitvoering van GVO-programma’s 11.Op een methodisch verantwoorde manier groeps- en individuele voorlichting geven en darbij met verschillende GVO-modellen werken

12.Samenwerken met professionals, patiëntenvoorlichters en patiënten, cliënten- en consumentenorganisaties

Toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Conclusie(s): ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Ontwikkelpunten: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 40

Rol: Regisseur Domein: zorg Domeinspecificatie: Zorg voor zieken, gehandicapten en stervenden

4: Om de zorg te laten verlopen als een continu en integraal proces dat gericht is op het welzijn van de zorgvrager coördineert de hbo-verpleegkundige de zorg Gedragsindicator Niveau 1 2 3

1. Rekening houden met de rechten en plichten van de zorgvrager 2. Inschatten van de behoefte aan coördinatie 3. Maatregelen treffen zodat wordt voorkomen dat de zorgvrager iedere keer opnieuw zijn verhaal moet vertellen

4. Maatregelen treffen zodat wordt voorkomen dat de zorgvrager van het kastje naar de muur wordt gestuurd

5. Zorgen dat de juiste activiteiten op het juiste moment door de juiste persoon worden verricht

6. Op een proactieve wijze concrete aanwijzingen geven aan zorgvragers, familieleden en zorgverleners over de mensen en middelen die aangewend moeten worden om de zorg te realiseren

7. Het voorkomen van overlap in de activiteiten 8. Het inschakelen van de juiste instellingen en personen op het juiste moment 9. Zo te communiceren met andere professionals en de zorgvrager dat dit mogelijke verwarring in verwachtingen opheft

Toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Conclusie(s): ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Ontwikkelpunten: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 41

Rol: Regisseur Domein: zorg Domeinspecificatie: Individuele en collectieve preventie en GVO

5: Om te zorgen dat de doelen van een preventieprogramma worden gerealiseerd, coördineert de hbo-verpleegkundige de afgesproken activiteiten Gedragsindicator Niveau 1 2 3

1. Leidinggeven aan de uitvoering van vastgestelde programma’s 2. Samenwerken met andere disciplines 3. Activiteiten organiseren 4. Cursussen organiseren 5. Mensen aanspreken op het nakomen van de afspraken 6. Deelnemen aan multidisciplinair overleg 7. Voorlichting en andere preventieve activiteiten inhoudelijk op elkaar afstemmen 8. Meewerken aan wetenschappelijk onderzoek 9. Activiteiten evalueren 10.Feedback geven

Toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Conclusie(s): ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Ontwikkelpunten: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 42

Rol: Ontwerper Domein: Organisatie van zorg Domeinspecificatie: Zorgprogrammering

6: Om verpleegkundige deskundigheid te waarborgen in een integrale aanpak van zorg, behandeling en voorlichting werkt de hbo-verpleegkundige mee aan de ontwikkeling en vaststelling van nieuwe zorgprogramma’s Gedragsindicator Niveau 1 2 3

1. Werken vanuit een doelgroepenaanpak 2. Gebruiken van expertise over de doelgroep 3. Rekening houden met de rechten en plichten van de doelgroep 4. Multidisciplinair werken 5. De eigen vakdeskundigheid beknopt en concreet kunnen verwoorden 6. Grenzen van de eigen vakdeskundigheid kennen en daarmee om kunnen gaan 7. Openstaan voor de deskundigheid van andere disciplines 8. Feedback geven en feedback ontvangen 9. Evalueren van de effectiviteit en efficiency van zorgarrangementen 10.Bondig mondeling en schriftelijk formuleren 11.Beleidsmatig werken

Toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Conclusie(s): ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Ontwikkelpunten: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 43

Rol: Ontwerper Domein: Organisatie van zorg Domeinspecificatie: Verpleegbeleid

7: Om de zorgverlening op de afdeling zo efficiënt, effectief en goed mogelijk op de afdeling te laten verlopen, levert de hbo-verpleegkundige een bijdrage aan het totstandkomen van het verpleegbeleid Gedragsindicator Niveau 1 2 3

1. Rekening houden met de waarden van de zorggebruiker 2. Kritisch het eigen vakgebied beoordelen 3. Oplossingen bedenken voor individuele en groepsvraagstukken 4. Oplossingsrichtingen formuleren voor dagelijkse problemen 5. Verpleegmodellen kunnen toepassen 6. Vakinhoud vertalen naar dagelijks handelen 7. Het expliciet maken van de dagelijkse ergernissen en dagelijkse uitdagingen 8. Uitdragen van beroepswaarden 9. Rekening houden met waarden van zorgvragers bij afdelingsontwikkeling 10.Continu de eigen werkstijl en afdeling willen en durven veranderen 11.Openstaan voor ontwikkelingen binnen de organisatie

Toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Conclusie(s): ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Ontwikkelpunten: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 44

Rol: Ontwerper Domein: Organisatie van zorg Domeinspecificatie: Kwaliteitszorg

8. Om de kwaliteit van de zorg te bewaken en te warborgen participeert de hbo-verpleegkundige in het ontwerpen van kwaliteitszorg op afdelingsniveau Gedragsindicator Niveau 1 2 3

1. Initiatieven nemen voor kwaliteitsverbetering op afdelingsniveau 2. Een bijdrage leveren aan ontwikkeling en vaststelling van kwaliteitscriteria 3. Een bijdrage leveren aan ontwikkeling en vaststelling van meetinstrumenten 4. Initiëren en meewerken aan vraaggestuurde zorgverlening 5. Samenwerken met kwaliteitsfunctionarissen 6. Deelname aan kwaliteitsgroepen met cliënten-, patiënten- en consumentenorganisaties

7. Voorstellen doen voor kwaliteitsverbetering door verbetering van rapportage- en registratiesystemen

8. Voorstellen doen voor overleg gericht op verbetering van communicatie 9. Voorstellen doen voor en participeren in de ontwikkeling en vaststelling van meetinstrumenten

10.Meewerken aan de invoering van uitgewerkte modellen voor kwaliteitsverbetering 11.Participeren in de ontwikkeling van vaststelling van protocollen en richtlijnen

Toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Conclusie(s): ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Ontwikkelpunten: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 45

Rol: Coach Domein: Organisatie van zorg Domeinspecificatie: Zorgprogrammering ven verpleegbeleid

9: Om de doelen van het verpleegbeleid en de zorgprogramma’s te realiseren kan de hbo-verpleegkundige andere verpleegkundigen en verzorgenden helpen en steunen bij het uitvoeren van de vastgestelde taken en functies Gedragsindicator Niveau 1 2 3

1. Het inzicht vergroten over de doelgroep van zorgprogramma 2. Het inzicht en de acceptatie vergroten van verpleegbeleid 3. Informatie geven over nieuwe werkwijzen en methoden 4. Een voorbeeldfunctie vervullen 5. Beter omschrijven van de problemen die worden ondervonden bij de uitvoering van de taken en functies en mogelijke oorzaken daarvan

6. Het inzicht in eigen gevoelens en gedrag vergroten 7. Instructie geven over de methoden en technieken

Toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Conclusie(s): ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Ontwikkelpunten: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 46

Rol: Coach Domein: Organisatie van zorg Domeinspecificatie: Werkbegeleiding

10: Om stagiaires en collega-verpleegkundigen en –verzorgenden te steunen in hun professionele identiteit, staat de hbo-verpleegkundige de collega met raad en daad ter zijde Gedragsindicator Niveau 1 2 3

1. Nieuwe collega’s inwerken 2. De ander stimuleren en motiveren om zich te uiten over haar waarnemingen en gevoelens

3. Feedback ontvangen en geven op gedrag en gevoelens 4. Een voorbeeldrol vervullen 5. Reflecteren op eigen individueel en groepsgedrag 6. Advies geven 7. Inzicht geven in en beargumenteren van de afdelingsgewoontes 8. Ingaan op signalen van onzekerheid

Toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Conclusie(s): ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Ontwikkelpunten: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 47

Rol: Beroepsbeoefenaar Domein: Beroep Domeinspecificatie: Beroepsinnovatie

11: Om het beroep van verpleegkundige te ontwikkelen tot een professie die aansluit bij maatschappelijke ontwikkelingen van de eenentwintigste eeuw, vervult de hbo-verpleegkundige een actieve rol in de vernieuwing van het beroep en het bevorderen van het beroepsbewustzijn Gedragsindicator Niveau 1 2 3

1. Zich identificeren met de waarden van het beroep 2. De beroepswaarden in de dagelijkse praktijk uitdragen 3. Het begrijpen van de situatie waarin de verpleegkunde verkeert als zich professionaliserend beroep

4. Concreet maken van wet- en regelgeving in de beroepspraktijk en beroepsontwikkeling

5. Deelname aan professionele verenigingen en hiervan afgeleide werkgroepen en vakgroepen

6. Opzetten van en deelnemen aan verpleegkundige adviesraden 7. Participeren in de ontwikkeling van nieuwe classificatiesystemen, standaarden en modellen en deze toepassen in de praktijk

8. Participeren in verplegingswetenschappelijk onderzoek 9. Participeren in ethische commissies

Toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Conclusie(s): ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Ontwikkelpunten: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 48

Rol: Beroepsbeoefenaar Domein: Beroep Domeinspecificatie: Deskundigheidsbevordering

12: Om de kwaliteit van het verpleegkundig beroep op het vereiste peil te houden zodat het kan voldoen aan de maatschappelijke criteria, werkt de hbo-verpleegkundige actief mee aan de bevordering van de deskundigheid van de beroepsgroep Gedragsindicator Niveau 1 2 3

1. Het ontwikkelen en uitdragen van een levenslange leerhouding 2. Zelf leermogelijkheden zien en gebruiken 3. Instrueren, adviseren en voorlichten over methoden, technieken, classificatiesystemen, modellen en verpleegkundige theorieën

4. Klinische lessen bijwonen en verzorgen 5. Het bijwonen van een bijdrage leveren aan symposia en congressen 6. Vakliteratuur bijhouden en deze bespreken in de praktijk 7. Volgen en geven van bijscholingen

Toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Conclusie(s): ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Ontwikkelpunten: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 49

Bijlage IV: Leerstijlentesten

Leerfuncties8 Door het invullen van deze scoringslijst geeft je inzicht in de mate waarin je de leerfuncties beheerst. Vul op de scorelijst bij alle 26 leerfuncties in of en in hoeverre jij denkt dat je deze functies beheerst. Bekijk welke hoofdcategorie bij jou het laagste scoort. Ga bij jezelf na wat daar de oorzaken van (kunnen) zijn. Kies een leerfunctie waar je de komende tijd extra mee gaat oefenen/aandacht aan gaat schenken. Beoordeel jezelf door per leerfunctie 1 t/m 26 een cijfer in te vullen tussen 0 (= je beheerst deze leerfunctie totaal niet) en 10 (= je beheerst deze leerfunctie perfect). Datum:

Hoofdcategorie Leerfuncties Score

Cognitief voorbereiden van het leren

1. oriënteren op leerdoelen en leerstrategieën

2. leerdoelen verhelderen

3. (sub)doelstellingen kiezen en bepalen

4. leerstrategieën kiezen

5. voorkennis mobiliseren

Affectief voorbereiden van het leren

6. jezelf nieuwsgierig maken

7. jezelf uitdagen

8. je interesse wekken

9. aandacht richten

10. relevantie verhelderen

11. aan de gang gaan

Uitvoeren van het leren 12. kennis opnemen / vaardigheden oefenen

13. nadenken over het geleerde

14. conclusies formuleren

15. relaties leggen met eerder geleerde / overzicht krijgen

16. toepassingscondities en –mogelijkheden oefenen

Regulaire functies 17. toetsen van

18. bewaken van voortgang en leerproces

19. herstelbeslissingen nemen

20. reflecteren op leerproces en voortgang

21. evalueren

Affectieve functies 22. concentratie bewaken en reguleren

23. motivatie op peil houden

24. feedback zoeken

25. prestaties toeschrijven aan strategiegebruik

26. zelfbeoordeling

8 Bron: Meso-consult (1995) Tilburg.

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 50

Leerstijlentest van H.Gulikers, verkorte versie van de leerstijlentest van Vermunt9

Studenten maken ongeacht de omstandigheden gebruik van leerstrategieën. Dit gebruik hangt samen met het geheel van opvattingen dat studenten hebben over leren en onderwijzen (mentaal leermodel) en met de persoonlijke doelstellingen en motieven (leeroriëntatie), die typerend zijn voor studenten in een bepaalde periode. Volgens Vermunt (1992, 1997) komen steeds de volgende vier leerstijlen in verschillende onderwijsomgevingen naar voren: 10

Betekenisgerichte leerstijl De betekenisgerichte leerstijl kenmerkt zich door veelvuldig gebruik van relaterende, structurerende en kritische verwerkingsactiviteiten. Studenten met deze leerstijl proberen informatie en leerinhouden te ordenen, proberen hierin hiërarchische relaties te ontdekken en gaan na of hun eigen redeneringen en conclusies kloppen. Ze hanteren een gevarieerd arsenaal van regulatieactiviteiten om zelf hun leergedrag te sturen en raadplegen ook bronnen buiten de verplichte literatuur om, om tot een beter begrip van de leerstof te komen. In het mentale leermodel van deze studenten staat het construeren van eigen kennis en inzichten centraal. Ze vinden dat ze zelf verantwoording dragen voor het uitvoeren van leeractiviteiten: relaties aanbrengen, structuur aanbrengen, voorbeelden bedenken, kritisch de leerinhouden bekijken etc. Leren gebeurt vaak uit persoonlijke interesse. De kennis heeft een hiërarchisch karakter, zodat zelfs gedetailleerde feitenkennis beter kan worden herinnerd.

Reproductieve leerstijl Studenten met een reproductieve leerstijl maken veel gebruik van stapsgewijze verwerkingsstrategieën. Ze leren veel uit het hoofd en hebben een gedetailleerde, stapsgewijze werkwijze. Ze laten zich vooral leiden door externe sturing vanuit de leeromgeving. Leren is het zo exact en onveranderd mogelijk opslaan van de aangeboden kennis in het eigen hoofd. De docent is verantwoordelijk voor de leeractiviteiten die moeten worden verricht. De docent moet uitleggen welke relaties er zijn in de leerinhouden en moet voorbeelden geven.

Toepassingsgerichte leerstijl Studenten met een toepassingsgerichte leerstijl proberen wat ze leren voortdurend te koppelen aan verschijnselen die ze uit eigen ervaring kennen. Ze proberen leerinhouden te concretiseren door er voorbeelden bij te bedenken en denken na hoe leerstof kan worden toegepast. Bovendien zullen studenten de leerstof proberen te 'personaliseren'. Voor wat betreft sturing is deze leerstijl volgens Vermunt min of meer neutraal; er komen zowel meer zelfgestuurde als meer extern gestuurde varianten voor. Hun mentale leermodel kenmerkt zich doordat veel waarde wordt gehecht aan het leren gebruiken van nieuwe kennis. Studenten zien dit als een gedeelde verantwoordelijkheid van zowel de docent als van henzelf. Hun leeroriëntatie is er vaak op gericht om zich te bekwamen in de (toekomstige) beroepsuitoefening. De wijze van leren kenmerkt zich veelal tot ervaringsgebonden kennis.

9 Deze lijst is ontwikkeld door Vermunt (1992) en voor het hbo aangepast door H. Gulikers. Bron: Fleuren, G. en Strijbos, A. (2002) 'Leren van beroepservaringen: het ontwikkelen van reflectievaardigheden' TransferPunt VaardigheidsOnderwijs Maastricht / Nijmegen. 10 Gedeeltelijk overgenomen uit: Steinbusch, L. (1998) Leren in stijl. Een bezinning op leer- en onderwijsstrategieën in het hoger onderwijs.Hogeschool Limburg, faculteit gezondheidszorg opleiding hbo-v.

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 51

Ongerichte leerstijl Studenten met een ongerichte leerstijl komen nauwelijks aan verwerking van leerinhouden toe. Het ontbreekt hen vooral aan het vermogen om te selecteren: het onderscheiden van belangrijke en minder belangrijke elementen. Alles lijkt even belangrijk en niets kan worden weggelaten. Studenten met deze leerstijl vertonen stuurloos leergedrag, waarmee wordt bedoeld dat ze zich wel realiseren dat hun aanpak faalt maar ze zien niet hoe ze hun gedrag kunnen veranderen. In hun mentale leermodel hechten ze grote waarde aan samenwerking met andere studenten en aan richtlijnen over het gebruik van leeractiviteiten door de docent. Deze gerichtheid op anderen komt vermoedelijk voort uit de behoefte aan houvast waartoe ze zelf niet in staat zijn. Een en ander gaat samen met een ambivalente houding ten opzichte van de studie. Ze twijfelen of ze op de goede opleiding zitten en hebben weinig vertrouwen in eigen leercapaciteiten om de opleiding succesvol te doorlopen. Het zal duidelijk zijn dat de kwaliteit van de leerresultaten van studenten met deze leerstijl laag is. Zij laten niet of nauwelijks toepassingen zien en geven niet aan wat belangrijk is, etc. Hun leeroriëntaties kenmerken zich door het behalen van certificaten en het uittesten van de eigen capaciteiten. De kennis die deze studenten door hun leergedrag verwerven zijn lineair van karakter: ketens van naast elkaar geschakelde kenniselementen die door het lineaire karakter en naarmate de hoeveelheid toeneemt, moeilijk in het geheugen zijn terug te vinden. Concluderend kan men stellen, dat vanuit oogpunt van kwaliteit van leerprocessen en -resultaten de ongerichte en reproductieve leerstijlen als kwalitatief laagwaardig zijn te beschouwen. De betekenis- en toepassingsgerichte leerstijlen zijn hoogwaardig en sluiten nauw aan bij de competentieontwikkeling van de verpleegkundige op niveau 5. Onderstaande lijst bevat uitspraken over studie en studeren. De bedoeling is dat je telkens aangeeft in hoeverre je jezelf herkent in een bepaalde uitspraak. Met een cijfer van 1 tot 4 kun je je oordeel geven. Het gaat dus niet om foute of goede antwoorden maar om je eigen studiegewoonten en je persoonlijke mening over studeren en onderwijs in beeld te brengen. Betekenis van de cijfers: vragen 1 t/m 38 1 = altijd 2 = vaak 3 = soms 4 = nooit vragen 39 t/m 60 1 = helemaal mee eens 2 = voor een groot deel mee eens 3 = voor een groot deel mee eens 4 = helemaal mee oneens

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 52

Beantwoord de volgende vragen en omcirkel je antwoord altijd vaak nooit soms

Ik probeer onderwerpen die in de opleiding afzonderlijk worden behandeld samen te brengen tot een geheel.

1 2 3 4

Ik breng specifieke feiten in verband met de grote lijn van het thema dat aan de orde is.

1 2 3 4

Ik vergelijk conclusies uit verschillende programmaonderdelen met elkaar. 1 2 3 4

Rijtjes met kenmerken van een bepaald verschijnsel prent ik in mijn hoofd. 1 2 3 4

Definities leer ik zo letterlijk mogelijk van buiten. 1 2 3 4

Ik herhaal de belangrijkste onderdelen van de lesstof net zo lang tot ik ze uit mijn hoofd ken.

1 2 3 4

Ik probeer gebeurtenissen uit het dagelijks leven te interpreteren met behulp van de kennis die ik door de studie verworven heb.

1 2 3 4

Ik gebruik wat ik door de opleiding leer bij mijn activiteiten buiten de studie. 1 2 3 4

Ik besteed vooral aandacht aan de praktisch bruikbare onderdelen van de opleiding.

1 2 3 4

Ik werk te bestuderen literatuur punt af en bestudeer elk afgerond stukje apart.

1 2 3 4

Ik analyseer de afzonderlijke onderdelen van een theorie stap voor stap. 1 2 3 4

Ik begin pas aan een volgend onderdeel, als ik het voorafgaande heb bestudeerd en tot in de details beheers.

1 2 3 4

Ik probeer de interpretaties van deskundigen kritisch te bekijken. 1 2 3 4

Ik vergelijk mijn visie op een onderwerp uit de te bestuderen literatuur met de visie van de auteurs.

1 2 3 4

Ik ga na of de conclusie van de auteurs logisch volgen uit de feiten waarop ze zijn gebaseerd.

1 2 3 4

Ik studeer volgens de aanwijzingen die in het cursusmateriaal worden gegeven.

1 2 3 4

Ik gebruik de toelichtingen en leerdoelen om precies te weten waar ik naar toe moet.

1 2 3 4

De vragen en opgaven in het cursusmateriaal werk ik helemaal uit op het moment dat ik ze tegenkom onder het studeren.

1 2 3 4

Om mijn leervordering te toetsen probeer ik een antwoord te formuleren op de vragen over de studiestof die ik zelf bedenk.

1 2 3 4

Als ik moeite heb met een bepaalde leerstof, probeer ik te analyseren waarom dat moeilijk voor me is.

1 2 3 4

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 53

Als ik aan een nieuw onderdeel van de opleiding begin, denk ik eerst na over de manier waarop ik dat het beste kan bestuderen.

1 2 3 4

Ik bestudeer naast de verplichte literatuur ook andere literatuur die met het betreffende onderwerp te maken heeft.

1 2 3 4

Ik voeg uit andere bronnen iets aan de studiestof toe. 1 2 3 4

Als ik bepaalde leerstof niet goed begrijp, zoek ik er andere literatuur bij over dat onderwerp.

1 2 3 4

Ik constateer dat ik het moeilijk vind om vast te stellen of ik de stof voldoende beheer 1 2 3 4

Ik realiseer me dat het me niet duidelijk is wat ik moet onthouden en wat niet. 1 2 3 4

Ik merk dat de leerdoelen te globaal voor me zijn om er goed houvast aan te hebben. 1 2 3 4

Als ik de vragen van de zelftoets goed kan beantwoorden, besluit ik dat ik de leereenheid goed beheer.

1 2 3 4

Als ik de opgaven die in het studiemateriaal staan kan maken, besluit ik dat ik de leereenheid goed beheers.

1 2 3 4

Ik toets mijn leervorderingen uitsluitend door het maken van vragen, opgaven en zelftoetsen in het cursusmateriaal.

1 2 3 4

Ik heb er behoefte aan bij mijn studie met anderen samen te werken. 1 2 3 4

Ik vind het belangrijk om samen met medestudenten te controleren of ik de studiestof voldoende begrepen heb.

1 2 3 4

Als ik moeite heb met bepaalde onderdelen van de studiestof, vraag ik het liefst aan andere studenten om uitleg.

1 2 3 4

De docenten moeten mij een aanzet geven om zelf verder te denken over hoe de theorie en de werkelijkheid met elkaar samenhangen.

1 2 3 4

De docent moet mij stimuleren om bij studiemoeilijkheden zelf naar een oplossing te zoeken.

1 2 3 4

De docenten moeten mij ertoe aanzetten verschillende theorieën die worden behandeld met elkaar te vergelijken.

1 2 3 4

Ik verplicht mezelf andere boeken te raadplegen als ik een stuk studiestof niet goed begrijp.

1 2 3 4

Ik verplicht mezelf verbanden te zoeken in de studiestof. 1 2 3 4

Leren houdt voor mij in proberen een bepaald probleem van een groot aantal kanten te benaderen en daarbij aspecten te betrekken die ik van tevoren niet kende.

1 2 3 4

Onder leren versta ik proberen het studiemateriaal dat ik voor me krijg te onthouden. 1 2 3 4

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 54

Ik moet uit mezelf de cursusstof net zo vaak herhalen tot ik die voldoende weet. 1 2 3 4

Bij opdrachten heb ik het liefst dat me precies verteld wordt wat ik moet doen. 1 2 3 4

Wat ik leer moet ik kunnen gebruiken om praktische problemen op te lossen. 1 2 3 4

Onder leren versta ik mezelf voorzien van informatie die ik na verloop van tijd of onmiddellijk kan gebruiken.

1 2 3 4

Ik heb het liefst cursussen waarin veel praktische toepassingen van theoretische onderdelen worden gegeven.

1 2 3 4

Ik wil voor mezelf uittesten of ik deze studie aankan. 1 2 3 4

Dat ik voor hoger onderwijs heb gekozen is voor mij een uitdaging. 1 2 3 4

Ik wil anderen laten zien dat ik hoger onderwijs met succes kan volgen. 1 2 3 4

Ik heb deze opleiding gekozen omdat het werk dat ik ermee kan doen mij enorm interesseert.

1 2 3 4

Ik wil door deze studie vooral vakbekwaamheid verwerven. 1 2 3 4

Ik kies vooral die opleidingen of cursussen die me nuttig lijken voor mijn huidig of toekomstig beroep.

1 2 3 4

Mijn belangrijkste doel bij deze studie is om certificaten te behalen. 1 2 3 4

Ik studeer vooral om te slagen voor het examen. 1 2 3 4

Het gaat er mij bij deze studie om punten bij elkaar te sparen voor een diploma. 1 2 3 4

Ik doe deze studie uit pure belangstelling voor de onderwerpen die worden behandeld. 1 2 3 4

Ik doe deze studie omdat ik leren en studeren op zich leuk vind. 1 2 3 4

Ik kies vooral cursussen waarvan de inhoud aansluit bij mijn persoonlijke interessen. 1 2 3 4

Ik ben bang dat deze studie te zwaar voor me is. 1 2 3 4

Ik vraag me af of deze opleiding wel alle moeite waard is. 1 2 3 4

Ik twijfel er aan of deze studie wel de juiste richting voor mij is. 1 2 3 4

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 55

Sleutel leerstijlentest (Versie H. Gulikers)

Berekening scores: Na het invullen van de vragenlijst wordt de becijfering als volgt: Het invullen van: Altijd: geeft 4 punten Vaak: geeft 3 punten Soms: geeft 2 punten Nooit: geeft 1 punt Vul per item de gescoorde punten in (bijvoorbeeld vraag 1 = 3 punten; vraag 2 = 4 punten; vraag 3 = 1 punt; dus 1 t/m 3 (relateren/structureren) is dan 8 punten. Vervolgens deel je de uitkomst van: Betekenisgerichte leerstijl door 84 Reproductiegerichte leerstijl door 84 Toepassingsgerichte leerstijl door 48 Ongerichte leerstijl door 48 Betekenisgerichte leerstijl Vraag 01 t/m 03 relateren/structureren ____________ Vraag 13 t/m 15 kritisch verwerken ____________ Vraag 18 t/m 21 zelfsturing van leerprocessen ____________ Vraag 22 t/m 24 zelfsturing van leerinhouden ____________ Vraag 37 t/m 39 opbouw van kennis als mentaal leermodel ____________ Vraag 55 t/m 57 persoonlijke interesse als leeroriëntatie ____________ Vraag 07 t/m 09 concrete verwerking ____________ Totaal ____________ Reproductiegerichte leerstijl Vraag 04 t/m 06 memoriseren/herhalen ____________ Vraag 10 t/m 12 analyseren ____________ Vraag 16 t/m 18 externe sturing leerproces ____________ Vraag 28 t/m 30 externe sturing leerresultaten ____________ Vraag 46 t/m 48 testgerichte oriëntatie ____________ Vraag 52 t/m 54 certificaatgericht ____________ Vraag 40 t/m 42 opname van kennis als mentaal leermodel ____________ Totaal ____________ Toepassingsgerichte leerstijl Vraag 07 t/m 09 concrete verwerking ____________ Vraag 49 t/m 51 beroepsgerichte leeroriëntatie ____________ Vraag 52 t/m 54 certificaatgerichte leeroriëntatie ____________ Vraag 43 t/m 45 gebruik van kennis als mentaal leermodel ____________ Totaal ____________ Ongerichte leerstijl

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 56

Vraag 25 t/m 27 stuurloos leergedrag ____________ Vraag 58 t/m 60 ambivalente leeroriëntatie ____________ Vraag 31 t/m 33 samen studeren ____________ Vraag 34 t/m 36 stimulerend onderwijs als mentaal model ____________ Totaal ____________

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 57

Leerstijlentest van Kolb11

Kolb (1984) onderscheidt vier fasen in de cyclus van ervaringsleren, die zich telkens in een andere combinatie voordoen: concreet ervaren (voelen), reflectief observeren (kijken), abstract conceptualiseren (denken) en actief experimenteren (doen). Uit deze combinatie leidt hij de volgende vier leerstijlen af: De beschouwer of divergeerder combineert concreet ervaren (voelen) graag met reflectief observeren (kijken). Hij is goed in staat een situatie van verschillende kanten te bekijken en is in staat allerlei oplossingen voor een probleem te bedenken. De denker of assimileerder combineert reflectief observeren (kijken) met abstract conceptualiseren (denken). Hij verzamelt concrete gegevens, vergelijkt ze met elkaar en vertaalt ze vervolgens in abstracte theorieën en modellen. De beslissen of convergeerder combineert abstract conceptualiseren (denken) met actief experimenteren (doen). Hij probeert liever een reeds bestaande oplossing voor een probleem uit dan dat hij zelf een nieuwe oplossing bedenkt. De doener of accommodeerder combineert actief experimenteren (doen) met concreet ervaren (voelen). Hij leert het liefste door actief bezig te zijn zonder al te veel theoretische ballast. Kolbs onderscheid gaat over functionele leerstijlen, de manier waarop mensen het liefst in de praktijk leren.

1. Concreet ervaren (Leerstijl: de doener) (Leerstijl: de beschouwer) 4. Actief experimenten 2. Reflectief observeren

(Leerstijl: de beslisser) (Leerstijl: de denker)

3. Abstract conceptualiseren

Doorloop de volgende vier stappen: Stap 1: Vul de test in volgens de instructie In de test staan negen rijen van vier uitspraken. Per rij verdeel je vier punten.

11 Gebruikte bronnen en overname uit: Arets, J., Heijnen, V. en Ortmans, L. (2002) Werkboek Persoonlijk ontwikkelplan. Uitgeverij Academic Service. Schoonhoven en Heide, W. van der , Koetsenruijter, R., en Wit, K. (2001) (Red.) Reflectie in de verpleegkundige beroepsuitoefening. Uitgeverij Lemma BV. Utrecht

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 58

Lees de begrippen in iedere horizontale rij. Geef een rangorde aan:

• het begrip dat het meest je manier van leren beschrijft; • het begrip dat je manier van leren een beetje beschrijft; • het begrip dat je manier van leren minder beschrijft; • het begrip dat het minst past bij je manier van leren.

Er wordt gevraagd naar leren in de breedste zin (dus zowel in de praktijk als op school). Er zijn geen goede of foute antwoorden. Tel de getallen op volgens de instructie onder de tabel. Zet de getallen in de grafiek. Verbind de punten met rechte lijnen en kleur het ontstane vlak. Het kwadrant met het grootste gekleurde vlak is je meest dominante leerstijl.

A Je bent selectief in de informatie die je opneemt

Je verkent in eerste instantie de situatie

Je bent betrokken als er een probleem is

Praktisch oefenen is voor jou belangrijk

B Je staat open voor nieuwe dingen

Relevantie is je uitgangspunt

Je analyseert de situatie

Je reageert neutraal en neemt geen standpunt in

C Je let op wat je zelf voelt en wat anderen voelen

Je bekijkt de situatie, let goed op wat je ziet

Je denkt veel na Je wilt handelen; al doende kom je verder

D Je accepteert de dingen zoals ze zijn

Je neemt graag risico’s

Je neemt een standpunt in en beoordeelt

Je probeert bewust met de situatie om te gaan

E Je gaat graag intuïtief te werk

Je bent vooral gericht op productie

Je denkt graag logisch na

Je stelt voortdurend vragen

F Abstractie en begripsvorming vind je belangrijk

Je beschrijft jezelf vooral als beschouwend

Het kan niet concreet genoeg zijn

Je stelt je actief op

G Je bent vooral gericht op wat er vandaag gebeurt

Je reflecteert regelmatig over het gebeurde

Je bent vooral toekomstgericht

Je pakt problemen pragmatisch aan

H Opdoen van ervaringen vind je belangrijk

Je observeert de situatie en verzamelt gegevens

Je Vormt een samenhangend begrippenkader

Je probeert oplossingen uit en neemt proeven

I Je beleeft gebeurtenissen intens

Je stelt je bij voorkeur terughoudend op.

Je benadert situaties en problemen rationeel

Je voelt jezelf verantwoordelijk voor wat er gebeurt

Totaal kolom B+C+D+E+E+G+H A+C+F+G+H+I B+C+D+E+H+I A+C+F+G+H+I Concrete ervaring Reflectieve

observatie Abstracte

conceptualisering Actief

experimenteren

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 59

Stap 2: Lees de interpretatie van de scores Er kunnen vier dominante leerstijlen worden onderscheiden. De leerstijlen zijn opgebouwd uit combinaties van vaardigheden die nodig zijn om te kunnen leren. De kenmerken van de vier stijlen luiden als volgt:

Beschouwer (divergeerder) Beschouwers staan open voor nieuwe ervaringen. Ze kunnen deze ervaringen goed analyseren en overdenken en zij bekijken ervaringen vanuit verschillende gezichtspunten. Ze observeren graag andere mensen en situaties. Als ze actie ondernemen, houden ze rekening met de inzichten van anderen.

Concrete ervaring Actief Experi- menteren

Doener

24 Dromer 20 18 17 16 15 14 13 12 10

Reflectieve Observatie 24 21 19 18 17 16 15 14 13 11

Beslisser

8 10 11 12 13 14 15 16 18 24 13 15 16 17 18 19 20 21 22 24 Denker

Abstracte conceptualisering

Sterke kanten: Zwakke kanten: achtergrondinformatie zoeken problemen herkennen en benoemen verschillen tussen de gewenste en de huidige situatie benoemen meningen van anderen peilen

weinig actiegericht (wel veel ideeën) afwachtend ziet door de bomen het bos niet meer weinig kritisch

Als beschouwer leer je het meest als: je tijd krijgt om je observaties te verwerken je de leerstof visueel gepresenteerd krijgt je kunt luisteren en observeren (bijvoorbeeld door in een groep het proces te observeren) je rapporten en analyses schrijft je geen druk van buitenaf ervaart

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 60

Denker (assimileerder) Denkers doordenken problemen op een gestructureerde manier. Ze kunnen heel goed theorieën vormen op basis van de probleemanalyse. Logisch redeneren en rationeel denken zijn kernwoorden die op de denker van toepassing zijn. Sterke kanten: Zwakke kanten: alternatieve oplossingen voor problemen formuleren gebruikmaken van ervaringen logica en nauwkeurigheid organiseren en plannen

theorie krijgt voorrang boven feiten risicomijdend weinig oog voor eigen gevoelens en gevoelens van anderen minimale realiteitszin

Als denker leer je het meest als: met een duidelijke structuur als je de uitgangspunten of de logica van iets mag onderzoeken door geestelijke inspanning (het lezen van onderzoeksrapporten, boeken e.d.) als je orde en rust hebt om na te denken

Beslisser (convergeerder) Beslissers zijn gericht op het praktisch toepassen van ideeën. Ze reageren snel en zijn direct in het contact met anderen. De beslisser is een probleemoplosser. Hij werkt graag in situaties waar maar één antwoord op een vraag mogelijk is. Sterke kanten: Zwakke kanten: nieuwsgierig besluitvaardig testen van oplossingen in de praktijk doelen stellen en prioriteiten

ongeduldig erg grote actiebereidheid taak krijgt voorrang boven mensen niet overwegen van alternatieven

Als beslisser leer je het meest als: als je zelf praktische conclusies kunt trekken als er een duidelijke praktijkrelevantie van de leerstof bestaat door demonstraties door dingen uit te proberen met hulp van een expert als je je bezig kunt houden met activiteiten die een duidelijk resultaat hebben

Doener (accommodeerder) De nadruk ligt op concreet ervaren en actief experimenteren. Doeners vertrouwen op informatie van anderen. Ze zijn erg actiegericht en willen continu nieuwe uitdagingen. Sterke kanten: Zwakke kanten: daadkrachtig doelgericht intuïtief kan goed met mensen opschieten, motiveren

ongeduldig geeft snel op, maakt zaken niet af niet geïnteresseerd in theorieën organiseert en plant slecht

Als doener leer je het meest als: in een omgeving met voortdurende uitdagingen als je in het diepe wordt gegooid in een leuke groep waar je intensief mee kunt samenwerken als er genoeg afwisseling in een onderwijsprogramma of stage zit

Studiehandleiding deel 2 / differentiatie verpleegkunde / Saxion / mei 2009 61

Stap 3: Reflecteer op je uitkomst Dit kun je doen door middel van een peer-, self- en co-assessment. Neem de gegevens op in je logboek. Stap 4: Formuleer ontwikkelpunten Beschrijf de belangrijkste conclusies en gebruik die bij het maken van je POP en bij de verschillende leeractiviteiten bij de zowel beroepsinhoudelijke – als reflectielijn.