opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4...

251
opleiding wft basis Lindenhaeghe

Transcript of opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4...

Page 1: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

opleiding wft basis

Lindenhaeghe

Page 2: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en
Page 3: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

mag ik je aandacht

Lindenhaeghe

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag wordenverveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaand schriftelijke toestemming van Lindenhaeghe. In verband met copyright is de digitale syllabus voorzien van een digitaal watermerk. Door dit unieke watermerk is bij verspreiding te zien wie de eerste eigenaar is. Zorg ervoor dat je je goede naam behoudt.© 2016 Lindenhaeghe

Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden de auteurs, redacteurs en Lindenhaeghe geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de gevolgen hiervan.

Page 4: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en
Page 5: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

i

7020161_Wft Basis

INHOUDSOPGAVE

INLEIDING 1

1 FINANCIËLE DIENSTVERLENING 3 1.1 Wat is financiële dienstverlening? 3 1.1.1 Financiële zaken 4 1.1.2 Financieel dienstverleners 4 1.1.3 Consument 5 1.2 Aanbieders financiële producten 8 1.2.1 Banken 8 1.2.2 Verzekeraars 11 1.2.3 Pensioenfondsen 14 1.3 Distributie van financiële producten 15 1.3.1 Rechtstreekse verkoop en verkoop via bemiddeling 16 1.3.2 Distributie naar product 16 1.4 Toezichthouders op de financieel dienstverleners 19 1.4.1 Functioneel toezicht 19 1.4.2 Solvency II: toezicht in de verzekeringsmarkt 21 1.4.3 Strafrechtelijk toezicht 23 1.4.4 Beroepsmogelijkheden tegen sancties van toezichthouders 23 1.5 Informatiebronnen voor de klant 24 1.6 Klachten over financiële dienstverlening 25 1.6.1 Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) 26 1.6.2 Tuchtraad Financiële Dienstverlening (TFD) 28 1.6.3 Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeraars (SKGZ) 28

2 WET OP HET FINANCIEEL TOEZICHT (WFT) 31 2.1 Waarop is de Wft van toepassing? 31 2.1.1 Producten 31 2.1.2 Diensten 32 2.2 Eisen aan financieel dienstverleners 34 2.2.1 Kwaliteitseis 1: Betrouwbaarheid 34 2.2.2 Kwaliteitseis 2: Deskundigheid 35 2.2.3 Kwaliteitseis 3: Financiële zekerheid 36 2.2.4 Kwaliteitseis 4: Adequate en integere bedrijfsvoering 36 2.2.5 Kwaliteitseis 5: Transparantie 37 2.2.6 Kwaliteitseis 6: Zorgplicht 42 2.3 Bemiddelaars 43 2.3.1 Soorten bemiddelaars 43 2.3.2 Taken van bemiddelaars 44 2.4 De vergunning 46 2.4.1 AFM verleent vergunning 46 2.4.2 Uitzonderingen op de vergunningplicht 46 2.4.3 Het vervallen van de vergunning 47 2.4.4 Wegvallen sleutelfiguur 47

Page 6: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

ii

7020161_Wft Basis

2.4.5 Het intrekken van de vergunning 47 2.5 Verantwoordelijkheid aanbieder en bemiddelaar 48 2.5.1 Verplichtingen van aanbieder naar bemiddelaar 48 2.5.2 Verplichting bemiddelaar naar aanbieder 49 2.6 Beloningsbeleid financiële ondernemingen 49 2.6.1 Reikwijdte 49 2.6.2 Beperking beloningen 49 2.7 Informatievoorziening 51 2.7.1 Eigen verantwoordelijkheid van de klant 51 2.7.2 Mate van informatieverschaffing 51 2.7.3 De financiële bijsluiter (FB) 52

3 FINANCIËLE HUISHOUDING VAN DE KLANT 57 3.1 De financiële positie van de klant 57 3.1.1 Inkomenspositie van de klant 57 3.1.2 Vermogenspositie van de klant. 58 3.1.3 Financiële soliditeit van de klant 58 3.1.4 Sparen, ontsparen en lenen 59 3.1.5 Levensfasen van de klant 60 3.2 Juridische positie van de klant 61 3.2.1 Handelingsbekwaamheid 61 3.2.2 Samenlevingsvormen 62 3.2.3 Toestemming vereist van de partner 65 3.2.4 Erfrecht 66 3.3 Fiscale positie van de klant 69 3.3.1 Inkomstenbelasting 69 3.3.2 Successiewet 81

4 BETALEN, SPAREN EN BELEGGEN 85 4.1 Betalen 85 4.1.1 Soorten betaalrekeningen 85 4.1.2 Het openen van een betaalrekening 86 4.1.3 Betalingsvormen 88 4.1.4 Geld opnemen en storten 90 4.2 Sparen 91 4.2.1 Spaarmotieven 91 4.2.2 Spaarproducten 92 4.2.3 Depositogarantiestelsel (DGS) 95 4.3 Beleggen 97 4.3.1 Beleggingscategorieën 97 4.3.2 Voorkeur van de klant 105 4.3.3 Provisieverbod beleggingsdiensten 107

Page 7: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

iii

7020161_Wft Basis

5 LENEN 109 5.1 Consumptief Krediet 109 5.1.1 Begrippen consumptief krediet 109 5.1.2 Vormen van consumptief krediet 110 5.1.3 Aflossingsvormen 110 5.1.4 Fiscale aspecten van consumptief krediet 114 5.1.5 Crowdfunding 114 5.1.6 Niet-nakoming kredietovereenkomst 117 5.3 Hypothecair krediet 121 5.3.1 Begrippen hypothecair krediet 121 5.3.2 Taxatiewaarden 122 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en hypotheekakte 129 5.3.7 De Nationale Hypotheek Garantie (NHG) 130 5.3.8 De rol van de notaris 131 5.4 Rente 132 5.4.1 Vaste en variabele rente 132 5.4.2 Rentevaste periode 132 5.5 Verstrekken van het krediet 133 5.5.1 Handelingsbekwaamheid 133 5.5.2 Samenlevingsvorm 134 5.5.3 Leeftijd 134 5.5.4 Financiële positie 134 5.5.5 Moraliteit 136 5.5.6 Zekerheden 137

6 VERZEKEREN (DEEL 1) 141 6.1 Wat is verzekeren 141 6.1.1 Partijen bij een verzekeringsovereenkomst 142 6.1.2 Soorten verzekeringen 142 6.2 Afsluiten van een verzekering 143 6.2.1 Aanvraagformulier 144 6.2.2 Voorlopige dekking 145 6.2.3 Acceptatie 145 6.2.4 Wilsovereenstemming 145 6.2.5 Dekkingsbevestiging 146 6.2.6 Polisopmaak 146 6.2.7 Financiële afwikkeling 147 6.3 Mededelingsplicht 149 6.4 Einde van de verzekering 151 6.4.1 Opzegbaar door schadeverzekeraar 151 6.4.2 Opzegbaar door verzekeringnemer van schadeverzekeringen 151 6.4.3 De onopzegbare polis 153 6.4.4 Doorlopende polis of aflopende polis 153

Page 8: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

iv

7020161_Wft Basis

6.5 Schade-, Levens- en zorgverzekeringen 153 6.5.1 Schadeverzekeringen 153 6.5.2 Levensverzekeringen 157 6.5.3 Zorgverzekeringen 158 6.5.4 Productwijzer 159

7 VERZEKEREN (DEEL 2) 161 7.1 Verschillende risico’s en verzekeringen 161 7.1.1 Verschillende risico’s 161 7.1.2 Particuliere en sociale verzekeringen 163 7.1.3 Indeling binnen de verzekeringsbranche 167 7.2 Schadeverzekeringen voor particulieren 168 7.2.1 De AVP (aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren) 168 7.2.2 De opstalverzekering 170 7.2.3 De inboedelverzekering 171 7.2.4 De kostbaarhedenverzekering 172 7.2.5 De glasverzekering 172 7.2.6 De gezinsrechtsbijstandverzekering 172 7.2.7 De motorrijtuigenverzekering 173 7.3 Verzekeringen voor het MKB 174 7.3.1 De bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering (AVB) 174 7.3.2 De beroepsaansprakelijkheidsverzekering 175 7.3.3 De gebouwenverzekering 175 7.3.4 De inventaris- en goederenverzekering 175 7.3.5 De bedrijfsschadeverzekering 176 7.3.6 Transportverzekeringen 176 7.3.7 Bedrijfsrechtsbijstandverzekeringen 176 7.4 Levensverzekeringen 177 7.4.1 Kapitaalverzekeringen 177 7.4.2 Renteverzekeringen 179 7.5 Pensioenverzekeringen 182 7.5.1 Pensioensoorten 182 7.5.2 Opbouw van pensioen 183 7.5.3 Verschillende pensioenregelingen 183 7.6 Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen 184 7.6.1 Wettelijke regelingen voor werknemers 184 7.6.2 Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor werknemers 185 7.6.3 Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor ondernemers 186 7.7 Persoonlijke ongevallenverzekeringen 187 7.8 Zorgverzekeringen 188 7.8.1 Basisverzekering en aanvullende verzekering 188 7.8.2 Aanbod van zorgverzekeringen 189 7.8.3 Nominale premie 189 7.8.4 Werkgeversheffing Zvw of eigen bijdrage 190

Page 9: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

v

7020161_Wft Basis

8 PROFESSIONEEL GEDRAG 191 8.1 Contact met klanten 191 8.1.1 Wie is de adviseur? 191 8.1.2 Wat mag de adviseur? 193 8.1.3 Doorverwijzen naar anderen 195 8.2 Wft-regels 196 8.2.1 Voldoende en juiste informatie 196 8.2.2 Adviesregels 197 8.3 Documenten uitleggen en opstellen 198 8.3.1 Dienstverleningsdocument (dvd) 198 8.3.2 Klantovereenkomst 200 8.3.3 Factuur of declaratie opstellen 201 8.4 Klantdossier aanleggen en onderhouden 204 8.4.1 Inhoud van het klantdossier 204 8.4.2 Bewaarplicht 205 8.5 Klantvragen afhandelen 205 8.6 Klachten afhandelen 205 8.6.1 Regelgeving en klachtenafhandeling 205 8.6.2 Waarom een goede klachtenafhandeling belangrijk is 207 8.7 Het slechtnieuwsgesprek 207 8.7.1 Fasen die de klant doormaakt 208 8.7.2 Aanpak slechtnieuwsgesprek 208 8.7.3 Bijlage: complexe en impactvolle producten 210

9 INTEGRITEIT 211 9.1 Wat is integriteit? 211 9.1.1 Afdwingen van integriteit door overheid 212 9.1.2 Afdwingen van integriteit door brancheorganisaties 212 9.1.3 Integriteit en financieel dienstverleners 213 9.1.4 Iintegriteit en adviseur 214 9.2 Handelen in het belang van de klant 214 9.2.1 Verschil klant centraal en klantbelang centraal 214 9.2.2 Omslag financieel dienstverleners 215 9.3 Integer omgaan met klantgegevens 215 9.3.1 Wet bescherming persoonsgegevens (wbp) 216 9.4 Fraude 221 9.4.1 Wat is fraude? 222 9.4.2 Fraude herkennen 222 9.4.3 Hoe te handelen bij fraude 223 9.4.4 Hoe te handelen als adviseur? 224 9.4.5 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (wwft) 226 9.5 Zorgplicht 232 9.5.1 Wet op het financieel toezicht (wft) 232 9.5.2 Burgerlijk wetboek (bw) 232

Page 10: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

vi

7020161_Wft Basis

10 ADVIESVAARDIGHEDEN 235 10.1 Wat houdt het adviestraject in? 235 10.2 Inventariseren 236 10.2.1 Inventarisatieformulier 236 10.2.2 Voorbereiding 236 10.3 Analyseren 240 10.4 Adviseren 240 10.5 Nazorg 240

Page 11: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

1

7020161_Wft Basis

INLEIDING

Voor iedereen die in de financiële dienstverlening werkt, is het belangrijk de basisbegrippen en basisvaardigheden te kennen.

In de hoofdstukken die volgen wordt ingegaan op:• de verschillende partijen binnen de branche, de toezichthouders op de branche, de

informatiebronnen voor de klant en op welke wijze een klacht van een klant wordt afgehandeld; • de wettelijke regels waar financiële dienstverleners zich aan moeten houden. Veel regels komen

voort uit de Wet op het financieel toezicht (Wft); • de consument en de verschillende posities van de klant. Vanuit een correcte inventarisatie van

de klant kan de adviseur een advies uitbrengen dat aansluit op de financiële behoefte en wensen van de klant. Dit heet: passend advies;

• de verschillende financiële producten in de branche, bestaande uit: betaal-, spaar-, beleggings-,leen- en verzekeringsproducten. Bij verzekeren zal er verder ingegaan worden op de wettelijke en zelfregulerende regels die er zijn rondom verzekeren.

Deze syllabus is samengesteld aan de hand van de geldende toetstermen. Hoe ver de kennis moet reiken, is vastgelegd in de door de minister vastgestelde toetstermen. Voor meer informatie verwijzen wij u naar ‘Toetstermen’ op de website van het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening: www.cdfd.nl.

Het examenHet examen bestaat uit drie onderdelen:

• Kennis en begrip • Vaardigheden en Competenties • Professioneel gedrag

Het aantal vragen behorende bij kennis en begrip is ongeveer 50% van het totaal. De overige vragen behoren bij de onderdelen vaardigheden en competenties en professioneel gedrag, maar deze tellen zwaarder mee in de uiteindelijke beoordeling.Het onderdeel kennis en begrip bevat hoofdzakelijk multiple choice vragen.

In de onderdelen professioneel gedrag en vaardigheden en competenties komen ook andere vraagvormen aan bod. De vragen in deze onderdelen worden ingeleid door een casus. Over deze casus kunnen verschillende vragen worden gesteld.

Page 12: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

2

7020161_Wft Basis

Vraagvormen die in dit onderdeel naar voren komen zijn:• Multiple choice: u dient een keuze te maken uit 3 of 4 antwoordopties;• Multiple select: u krijgt wederom meerdere antwoordopties, maar nu zijn meerdere antwoorden

juist. Vaak wordt het totale aantal juiste antwoorden bij de vraag gegeven, maar niet altijd.• Volgordevragen: u dient de gegeven antwoorden in de juiste volgorde te plaatsen, van beste

naar slechtste reactie of bijvoorbeeld van beste naar slechtste oplossing;• Rekenvragen: u dient een berekening te maken en de uitkomst in te voeren in het daarvoor

aangewezen invulveld.

Voor meer informatie over de inhoud van de examens, verwijzen wij u naar de ‘Kandidaatbrochure’ op de website van het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening: www.cdfd.nl.

BelangrijkIn het boek werken wij met voorbeeldbedragen en voorbeeldpercentages. Deze wijken af van de werkelijke bedragen en percentages. Het is niet de bedoeling dat u deze bedragen uit uw hoofd leert. Het is enkel de bedoeling dat u deze globaal kent. Als er in het examen gerekend moet worden, dan worden de bedragen en percentages altijd gegeven. Dit kunnen zowel de werkelijke als zelf verzonnen bedragen en percentages zijn.

Page 13: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

3

7020161_Wft Basis

1 FINANCIËLE DIENSTVERLENING

Simon wil een krediet afsluiten. Maar waar kan hij dit nu het beste doen? Van kennissen heeft hij gehoord dat zij een lening hebben afgesloten via het internet. De buren hebben Simon verteld dat hij ook bij de plaatselijke bank terecht kan en daarbij goed advies krijgt. Zijn moeder had het over de Gemeentelijke Kredietbank.

Simon wil een krediet afsluiten. Dit kan binnen de financiële dienstverleningsbranche. In dit eerste hoofdstuk maken we deze branche inzichtelijk.

In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan bod:• wat is financiële dienstverlening?;• aanbieders van financiële producten;• distributie van financiële producten;• toezicht op financieel dienstverleners;• informatiebronnen voor de consument;• klachten over financiële dienstverlening.

1.1 WAT IS FINANCIËLE DIENSTVERLENING?

Onderstaand schema geeft een overzicht wat financiële dienstverlening is.

Een definitie van financiële dienstverlening is:Het adviseren van en het verlenen van diensten aan consumenten in financiële zaken zoals betalen, sparen, beleggen, lenen en/of verzekeren. Dit gebeurt door financieel dienstverleners.

In de volgende paragrafen gaan we in op de begrippen uit de hiervoor gegeven definitie van financiële dienstverlening:• financiële zaken;• financieel dienstverleners;• consumenten.

Financieel Consument

Financiële zaken

• Betalen• Sparen• Beleggen• Lenen • Verzekeren

Page 14: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

4

7020161_Wft Basis

1.1.1 Financiële zaken

Bij de financiële zaken zoals betalen, sparen, beleggen, lenen en/of verzekeren horen financiële producten. Voorbeelden hiervan zijn: een betaalrekening, een spaarrekening, een aandeel, een lening of een verzekering. In deze syllabus delen we de producten als volgt in:• betaalproducten. Dit zijn producten waarmee de klant betalingen kan verrichten, zoals een

betaalrekening; • spaar- en beleggingsproducten. Dit zijn producten waarmee een klant geld dat hij over heeft

rendabel kan maken. De klant ontvangt dus een rendement. Bij beleggen kan dit ook een negatief rendement zijn;

• consumptieve kredieten. Een consumptief krediet is meestal niet bestemd voor de financiering van een woning. Een consumptief krediet dient bijvoorbeeld om een auto of een reis mee te financieren;

• hypothecaire kredieten. Deze kredieten zijn meestal wel bestemd voor de financiering van een woning. Op het precieze verschil tussen een consumptief en hypothecair krediet komen we later in deze syllabus nog terug;

• schadeverzekeringen. Uitgangspunt bij een schadeverzekering is dat de verzekeraar het schadebedrag dat is ontstaan na een op de polis verzekerde gebeurtenis vergoedt. De verzekeraar keert alleen een schadevergoeding uit als er aantoonbare schade is geleden. Voorbeelden van schadeverzekeringen zijn een inboedelverzekering en een aansprakelijkheidsverzekering;

• levensverzekeringen en pensioenen. Bij een levensverzekering volgt er een uitkering als iemand op een bepaald moment leeft of als iemand voor een bepaald moment overlijdt. De uitkering is een van tevoren afgesproken bedrag. Een pensioenverzekering is ook een levensverzekering.

Later in deze syllabus komen we uitgebreid terug op deze financiële producten.

Een financieel product wordt vaak aangeduid met de term ‘financiële dienst’. Het is namelijk geen tastbaar product. Daarom spreken we binnen de financiële dienstverlening ook niet van de ‘producenten’. De term ‘aanbieders’ is gebruikelijker. Voorbeelden van aanbieders van financiële producten zijn banken en verzekeraars.

Ook wordt de term financiële markten regelmatig gebruikt. Dit is de verzamelnaam voor markten waarop financiële producten worden verhandeld en waar vraag naar en aanbod van geld bij elkaar komen.

1.1.2 Financieel dienstverleners

Een financieel dienstverlener is een bedrijf dat adviseert of diensten aanbiedt op het gebied van betalen, sparen, beleggen, lenen en/of verzekeren. Voorbeelden van financieel dienstverleners zijn: banken, verzekeraars en assurantietussenpersonen.

In hoofdlijnen onderscheiden we drie soorten financieel dienstverleners:

Page 15: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

5

7020161_Wft Basis

• aanbieders. Dit zijn dienstverleners die producten ontwikkelen en deze producten aanbieden aan de klant. De meest bekende aanbieders van financiële producten zijn: verzekeraars, banken en pensioenfondsen.

• bemiddelaars. Deze groep financieel dienstverleners ontwikkelt geen producten, maar verkoopt de producten van de aanbieders. Bemiddeling is erop gericht dat er een overeenkomst tot stand komt tussen een consument en een aanbieder. Een voorbeeld van een bemiddelaar is een assurantietussenpersoon.

• adviseurs. Een adviseur is iemand die een consument bepaalde specifieke financiële producten of diensten aanbeveelt.

Eén persoon of één onderneming kan meerdere rollen tegelijk hebben. Kijk maar eens naar onderstaand voorbeeld.

VoorbeeldIngrid is in vaste dienst bij een bank. Deze bank ontwikkelt eigen bancaire producten, zoals betaalrekeningen,

spaarrekeningen en leningen. Ingrid is hypotheekadviseur. Ze adviseert alleen over hypothecaire kredieten van

de bank waar ze werkt.

Klanten die een hypothecair krediet afsluiten, hebben meestal een eigen woning. Deze woning willen ze over het

algemeen verzekeren. Een bank is geen verzekeraar. Maar Ingrid kan wel in haar rol als adviseur een goede

woonhuisverzekering aanbevelen aan de klant. Ze kan er ook voor zorgen dat de verzekering in orde wordt

gemaakt.

Ingrid werkt in dit geval voor een aanbieder van hypothecaire kredieten. Ze is zelf adviseur en aanbieder, want

ze beveelt ook het juiste hypothecair krediet aan van de werkgever voor wie ze werkt.

Daarnaast is ze adviseur op het gebied van de woonhuisverzekering. Ze zoekt uit welke verzekering het best bij

de klant past. Ook is ze bemiddelaar met betrekking tot de woonhuisverzekering, want ze verkoopt de

verzekering aan de klant, waarbij de verzekering geen product is van de onderneming waar ze werkt.

De inhoud van de termen aanbieden, bemiddelen en adviseren zijn wettelijk vastgelegd. In de volksmond worden de termen nog wel eens anders gebruikt.

Er zijn ook partijen die de financiële positie van een consument volledig doornemen en in algemene termen aangeven welke financiële oplossingen hiervoor bestaan. Ze adviseren geen specifiek product of specifieke dienst. Daarom vallen zij op grond van de wet niet onder de definitie “adviseur”. Hetgaat dan meestal om onafhankelijke financieel planners.

1.1.3 Consument

Een consument binnen de financiële dienstverlening is een eindgebruiker van financiële zaken zoals betalen, sparen, beleggen, lenen en/of verzekeren. Een klant is een andere benaming voor consument. Het woord klant is in het algemeen concreter. Er wordt ook wel gezegd dat de klant een consument is met een ‘gezicht’. De klant is dus een bepaalde persoon. Een consument is meer een algemeen begrip.

Page 16: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

6

7020161_Wft Basis

Consument en economische kringloop

De consument speelt een belangrijke rol binnen de economische kringloop. De economische kringloop is een schema waarin alle geldstromen in een economie worden weergegeven. Onderstaand schema is een voorbeeld van een eenvoudige economische kringloop.

Economische sectoren

In het kringloopmodel worden diverse economische sectoren onderscheiden: • consumenten. De consument is eindverbruiker van de goederen en diensten. Een consument

heeft dus niet de bedoeling goederen of diensten te kopen en deze te verkopen of te verwerken voor de verkoop. Consumenten worden ook wel gezinnen genoemd.

• overheid. De overheid zorgt onder andere voor regelgeving en toezicht. Daarnaast int en besteedt de overheid belastinggelden;

• ondernemingen. De ondernemingen noemen we ook wel bedrijven of producenten. De bedrijven maken producten;

• financiële instellingen. Deze instellingen zijn de schakel tussen sectoren die geld over hebben (sparen) en sectoren die geld tekort hebben (lenen). Consumenten die geld over hebben, storten het overtollige geld op een spaarrekening. Sectoren die geld tekort hebben, lenen geld van de financiële instellingen. Daarnaast zorgen financiële instellingen ook voor verzekeringsproducten.

Productiefactoren en inkomen gezinnen

De consumenten leveren de ondernemingen productiefactoren. Zij krijgen daar inkomen voor terug. Economen onderscheiden in hoofdlijnen drie soorten productiefactoren:

Page 17: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

7

7020161_Wft Basis

• arbeid. Een persoon ontvangt loon of winst voor het verrichten van arbeid;• kapitaal. Kapitaalgoederen zijn nodig voor bedrijven om te kunnen produceren. Voorbeelden van

kapitaalgoederen zijn: machines en vrachtauto’s. Er is geld nodig om kapitaalgoederen aan te schaffen. De consumenten sluizen dit geld veelal via financiële instellingen door naar ondernemingen die hiervoor een vergoeding ontvangen: rente. Daarnaast zorgen consumenten ook voor geld door aandelen van een onderneming te kopen.

• grond. Bij de factor grond gaat het om de natuurlijke hulpbronnen. Dat kan het land zelf zijn, maar het kan ook gaan om mineralen, olie, gas en kolen. De vergoeding voor het verstrekken van grond is huur of pacht.

De kringloop

De consumenten die deze productiefactoren leveren, ontvangen hiervoor inkomen. Zij raken vaak een deel van hun inkomen kwijt doordat zij belasting moeten betalen aan de overheid. Van het geld dat overblijft, geven de consumenten het grootste deel uit aan het kopen van goederen (consumptiegoederen) en diensten. Consumenten die geld overhouden, gaan hiermee sparen of beleggen bij financieel dienstverleners. Ook kunnen zij voor het geld dat ze overhouden zichzelf verzekeren. Financieel dienstverleners lenen vervolgens het spaargeld van consumenten uit aan ondernemingen. De ondernemingen investeren met het geld dat zij lenen van financiële instellingen. Ze investeren in productiefactoren die consumenten leveren en waardoor consumenten inkomsten krijgen. En zo loopt de economische kringloop door.

Financiële producten en economische kringloop

Zonder financiële dienstverlening is het lastig het geld binnen de kringloop op de juiste plaats te krijgen. Financiële dienstverlening zorgt er dus voor dat het geld van de consumenten of ondernemingen terechtkomt bij andere ondernemingen of andere consumenten. Besparingen door sectoren met een geldoverschot sluizen financiële instellingen door naar sectoren met een geldtekort. De markt waarop dit doorsluizen plaatsvindt, is de zogeheten vermogensmarkt.

Financiële huishouding van de consument (klant)

Bij de verkoop van veel financiële producten is het belangrijk te kijken naar de financiële huishouding van de consument (hierna klant genoemd). Deze huishouding bestaat uit:• de juridische positie van de klant. Hierbij spelen de volgende vragen een rol: is de klant gehuwd

of is de klant nog minderjarig? • de financiële positie van de klant. Hierbij spelen de volgende vragen een rol: kan de klant het

financieel product wel betalen of past het product wel bij de financiële situatie van de klant?• de fiscale positie van de klant. Hierbij spelen de volgende vragen een rol: wat voor gevolgen

heeft het product op het fiscale inkomen van de klant of is het product fiscaal aantrekkelijk voor de klant?

In het volgende hoofdstuk staan we uitgebreider stil bij deze onderwerpen.

Page 18: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

8

7020161_Wft Basis

1.2 AANBIEDERS FINANCIËLE PRODUCTEN

De meest voorkomende aanbieders van financiële producten zijn:• banken;• verzekeraars;• pensioenfondsen.

1.2.1 Banken

Banken voeren verschillende activiteiten uit. Een van deze activiteiten is het aantrekken en uitzetten van geld. Hierbij loopt een bank risico. In deze paragraaf gaan we in op:• activiteiten van banken;• risico’s voor banken.

Activiteiten van banken

De hoofdactiviteiten van banken bestaan uit:

• Zorgen voor het betalingsverkeerOp de markt van betaaldiensten zijn de banken de grootste spelers.

• Bij elkaar brengen van geldaanbieders en -vragersZonder bank is het namelijk voor geldaanbieders en -vragers lastig elkaar te vinden. Een individuele aanbieding van geld moet dan maar nét overeenkomen met de individuele vraag naar geld. De bank trekt geld aan, van bijvoorbeeld spaarders, en zet dit uit in kredieten die passen bij de wensen van de geldvragers. Dit noemen we de transformatiefunctie van de bank.

Aan de ene kant trekt de bank dus geld aan in de vorm van spaartegoeden. Het aantrekken van geld noemen we ook wel funding. Aan de andere kant zet de bank geld uit in de vorm van kredieten. Over de gelden die de bank aantrekt, betaalt de bank rente. Over de gelden die de bank uitzet, ontvangt zij rente. Het verschil tussen de ontvangen rente en de betaalde rente is de zogeheten rentemarge. De rentemarge is winst voor de bank.

Aanbieders geld Vragers geld (leners)Rente

Geld Geld

Rente

Verschil: rentemarge

BANK

Page 19: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

9

7020161_Wft Basis

• Bemiddelingsactiviteiten In de bemiddelingsactiviteit is de bank alleen doorgeefluik. De bank biedt bij het uitvoeren van deze functies dus zelf geen producten aan. De bank stelt haar kennis, netwerk en administratie in dienst van de klant. In ruil hiervoor ontvangt de bank een vergoeding. Zo bemiddelt de bank bijvoorbeeld bij een beursintroductie en de handel in effecten.

• Geven van adviesDe bank geeft advies over financiële zaken. Dit doet zij rechtstreeks aan de klant. Maar dit doet zij ook via bemiddelaars en adviseurs.

Risico’s voor banken

Het aanhouden en uitzetten van gelden door banken brengt diverse risico’s met zich mee. Deze risico’s zijn:

• Kredietrisico

De bank moet rekening houden met het risico dat bepaalde geldleners het geleende bedrag niet terugbetalen. Het risico dat het uitgeleende geld niet wordt terugbetaald, is het krediet- of debiteurenrisico.

• Renterisico

Bij een rentevergoeding geldt in het algemeen:Hoe langer het geld vast staat hoe hoger de rentevergoeding.

Een bank trekt gelden aan om dit weer uit te kunnen lenen. Ze kan daarbij gebruik maken van bovenstaand mechanisme, door het volgende te doen:aantrekken korte periode rentevergoeding aan spaarders lager (bank betaalt)uitzetten langere periode rentevergoeding van leners hoger (bank ontvangt)

Door het aantrekken van gelden op korte termijn en het uitzetten van gelden op langere termijn is de rentemarge dus hoger. De bank maakt dan meer winst. Maar stel nu dat de rente op het spaargeld dat voor korte termijn is aangetrokken stijgt en dat het geld voor een langere termijn uitstaat in de vorm van leningen. De ontvangen rente over de uitstaande leningen blijft dan gelijk (de rente staat vast), terwijl de bank meer rente moet vergoeden over het spaargeld. De rentemarge voor de bank wordt dan kleiner. Het renterisico is dus het risico dat de rente stijgt en de rentemarge hierdoor kleiner wordt.

Page 20: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

10

7020161_Wft Basis

VoorbeeldRenterisico

Bank X heeft een spaarbedrag ter grootte van € 1.500.000 van haar spaarders dat direct opneembaar is door

deze spaarders. De jaarlijkse rente die bank X vergoedt over dit spaarbedrag is 1,5%. Bank X leent de

€ 1.500.000 voor drie jaar uit tegen een rente van 7,5%. De rentemarge bedraagt: ontvangen rente van 7,5%

minus betaalde rente van 1,5% = 6%.

Stel dat de rente nu stijgt met 1%. Bank X moet zijn spaarders nu een rente vergoeden van 2,5% in plaats van

1,5%. De ontvangen rente over het uitgeleende geld bedraagt nu nog steeds 7,5% omdat dit geld voor een

langere periode is uitgezet tegen 7,5%. De rentemarge is nu: ontvangen rente van 7,5% minus betaalde rente

van 2,5% = 5%.

De rentemarge en dus de winst voor Bank X wordt dus kleiner door het stijgen van de rente.

In dit verband speelt de term ‘matching’ een belangrijke rol. Om het renterisico te voorkomen, kan de bank ervoor zorgen dat de looptijd van de aangetrokken financiële middelen gelijk is aan de looptijd van de uitgezette middelen. De leningen worden gematcht. Hierdoor zal een wijziging van de rente geen invloed hebben op de financiële situatie van de bank.

Als er geen matching plaatsvindt dan is er sprake van mismatchen. Een bank doet dit dus om een hogere rentemarge te krijgen. Een bank zet dan bewust het geld voor een langere periode uit tegen een hoger rentepercentage en trekt dan bewust het geld voor een kortere periode aantegen een lager rentepercentage.

• ValutarisicoIn veel landen is de rente die een bank op haar financieel tegoed ontvangt hoger dan in Nederland. Wanneer in deze landen tegoeden worden aangehouden, bestaat het risico dat de koers van de betreffende muntsoort daalt ten opzichte van de euro. Nadelig gevolg voor de bank is een in euro’s uitgedrukte waardedaling van de hoofdsom. Ook komt het voor dat banken kredieten verstrekken in een andere muntsoort dan de euro. In deze situaties is er natuurlijk ook een valutarisico.

VoorbeeldValutarisico

Bank X verstrekt een krediet aan een ondernemer in Braziliaanse Reais, die wordt aangeduid met BRL. Een Real

is op dat moment € 1 waard. Bank X verstrekt een krediet van 1.000.000 BRL. Bank X financiert dit krediet door

het aantrekken van spaargeld in euro’s. Na vijf jaar ontvangt Bank X de uitgeleende 1.000.000 BRL terug van de

ondernemer. De waarde van een Real is op dat moment € 0,90. Als Bank X de ontvangen Reais dan inwisselt

tegen euro’s, ontvangt Bank X:

• € 0,90 x 1.000.000 = € 900.000

Bank X lijdt door het valutarisico dus een verlies van:

• € 1.000.000 -/- € 900.000 = € 100.000

Page 21: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

11

7020161_Wft Basis

• LiquiditeitsrisicoEen bank moet in staat zijn de aangetrokken gelden terug te betalen. Spaargeld is vaak direct opeisbaar, maar een uitgezet krediet kan de bank niet direct terugvorderen. De bank loopt het risico van een tekort aan financiële middelen als spaarders relatief gezien veel geld van hun rekening halen. Bij een tekort aan financiële middelen kan de bank geld lenen bij De Nederlandsche Bank (DNB). Dit brengt kosten met zich mee. De bank zal altijd een bepaalde hoeveelheid liquide middelen aanhouden om dit probleem te voorkomen. Liquide middelen zijn middelen die een bank direct kan uitbetalen aan spaarders. Als de bank teveel liquide middelen aanhoudt, wordt inkomensverlies geleden. Over de liquide middelen ontvangt de bank immers geen rentevergoeding.

• Marktrisico

Een bank kan van een deel van haar aangetrokken (spaar)geld effecten aankopen. De waarde van die effecten varieert op de markt. Dit brengt risico met zich mee. Als een bank op enig moment de effecten contant moet maken, kan het voorkomen dat de effecten in waarde zijn gedaald ten opzichte van de aankoopprijs.

1.2.2 Verzekeraars

Een verzekeraar is een bedrijf dat verzekeringen aanbiedt aan klanten.

Klanten sluiten een verzekering af tegen een bepaald onzeker voorval, zoals brand, ziekte of overlijden. Een onzeker voorval is een gebeurtenis waarvan niet zeker is of het zich voordoet. Als een klant een verzekering afsluit bij een verzekeraar betaalt hij een bedrag aan premie. Dit kan per jaar, per kwartaal of per maand. Bij levensverzekeringen kan dit ook tegen een eenmalig bedrag. Dit noemen we dan een koopsom. Mocht het onzeker voorval zich voordoen, dan betaalt de verzekeraar de geleden schade of het van tevoren afgesproken bedrag. Om een globaal inzicht te geven in de verzekeringsmarkt, gaan we in op de volgende onderwerpen:• systematiek van verzekeren;• samenwerkingsverbanden.

Systematiek van verzekeren

Bij de systematiek van verzekeren speelt een aantal zaken een rol: • De wet van de grote aantallen

De wet van de grote aantallen wil zeggen dat de totale hoogte van de te verwachtenverzekeringsuitkeringen steeds zekerder wordt, naarmate de groep die zich verzekert groter wordt. Een verzekeraar berekent dan ook met landelijke of regionale statistische gegevens hoe groot de kans op schade is en hoe groot de gemiddelde schadeomvang is.

VerzekeraarVerzekering tegen onzeker voorval

premie/koopsom

Klant

Page 22: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

12

7020161_Wft Basis

VoorbeeldWet van de grote aantallen

Piet wil een autoverzekering afsluiten bij Verzekeraar X. Verzekeraar X kan niet voorspellen hoe groot de kans

voor Piet is dat hij een schade krijgt aan zijn auto. Wel kan Verzekeraar X voorspellen hoeveel autoschade er dit

jaar zal zijn in de regio waar Piet woont. Verzekeraar X gaat hierbij uit van de gemiddelde autoschade van de

afgelopen jaren in de regio waar Piet woont.

De kans op schade en de gemiddelde schadeomvang spelen een rol bij de bepaling van de hoogte van de premie of koopsom. Als de totale opbrengst van de premies (en koopsommen) gelijk is aan het totaal van de uitkeringen heeft een verzekeraar geen winst maar ook geen verlies. Als een verzekeraar structureel meer moet uitkeren dan dat er binnenkomt aan premies (en koopsommen) zal de verzekeraar verlies maken. Het is voor een verzekeraar daarom belangrijk een goede inschatting te maken van het totaal van de te verwachten verzekeringsuitkeringen door gebruik te maken van de wet van de grote aantallen.

• HerverzekerenOm zoveel mogelijk verzekeringen te sluiten en de risico’s zoveel mogelijk te spreiden, maken veel verzekeraars vaak gebruik van een herverzekering. De verzekeraar verzekert dan een deel van de door hem geaccepteerde risico’s bij een andere verzekeraar. Het kan daarbij gaan om risico’s boven bepaalde verzekerde bedragen of een percentage van elk verzekerd bedrag. Grote verzekeraars treden vaak als herverzekeraar op voor andere verzekeraars. Er zijn ook verzekeraars die zich alleen maar bezighouden met herverzekeren.

• ReserverenVerzekeraars weten door hun jarenlange ervaring dat het ene verzekeringsjaar het andere niet is. De omvang van de uit te keren schadebedragen zal van jaar tot jaar fluctueren. Denk bijvoorbeeld aan een verzekeraar van woonhuizen die in een jaar waarin een grote storm door het land raast meer schademeldingen ontvangt en dus ook meer schade-uitkeringen zal moeten doen dan in een jaar waarin er geen grote stormen zijn. Om deze fluctuatie op te vangen, zullen verzekeraars in goede jaren geld reserveren om in slechte jaren niet tekort te komen.

Samenwerkingsverbanden

Verzekeraars kunnen samenwerken om hun risico’s te spreiden. Er zijn verschillende samenwerkingsvormen tussen verzekeraars:

• Co-assurantieCo-assurantie is het spreiden van risico’s over meerdere verzekeraars. De verzekeraars zullen elk een evenredig deel van de schade voor hun rekening nemen. Co-assurantie wordt gebruikt bij grote risico’s zoals het verzekeren van een chemische fabriek of opslagplaats, een winkelcentrum, een kerncentrale, een vliegtuig of het aansprakelijkheidsrisico van een ziekenhuis.

Page 23: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

13

7020161_Wft Basis

VoorbeeldCo-assurantie

Een groot schip moet verzekerd worden. Het gaat om een gasolietanker. Geen enkele verzekeraar wil het gehele

risico alleen dragen. Verzekeraars X, Y en Z zijn wel bereid elk een gedeelte van het risico voor hun rekening te

nemen. Verzekeraars X, Y en Z verzekeren elk 1/3 deel van het risico. Bij een schade van € 600.000 zal elke

verzekeraar een derde deel, dus € 200.000, vergoeden.

• PoolsVerzekeraars werken samen in een poolverband. De redenen hiervoor zijn:- om bepaalde grote risico’s te verzekeren. - Zo bestaat er bijvoorbeeld een ‘atoompool’ of een ‘milieupool’. - om risico’s te verzekeren die verzekeraars om tactische redenen zelf liever niet verzekeren. - Een voorbeeld van de oprichting van een dergelijke pool is de BAVAM. BAVAM staat voor

Beroepsaansprakelijkheidsverzekering voor Assurantietussenpersonen en Makelaars in onroerende zaken. Verzekeraars willen geen belangenverstrengeling bij het afsluiten van een aansprakelijkheidsverzekering voor een assurantietussenpersoon of makelaar.

Bij een pool is er geen rechtstreekse relatie tussen klant en verzekeraar. De klant verzekert zich via de pool. Een pool krijgt een juridische zelfstandigheid als er een Naamloze Vennootschap wordt opgericht. De verzekeraars behouden uiteraard hun zelfstandigheid bij deelname aan poolvorming. Binnen de pool reserveren zij geld voor grote schades. Het is niet mogelijk hun aandeel te herverzekeren. De verzekeraars verdelen de winsten en verliezen van de pool volgens een van tevoren afgesloten verdeelsleutel.

• Concernvorming

Een concern is een groep van vennootschappen die onder een gezamenlijke leiding staat en als eenheid optreedt. Boven aan de groep staat een moedermaatschappij. De vennootschappen die onder deze moedermaatschappij hangen, noemen we ook wel dochtermaatschappijen of werkmaatschappijen. Deze dochtermaatschappijen blijven wel zelfstandig. Redenen voor concernvorming zijn:- spreiding van risico’s. Elke afzonderlijke vennootschap is in beginsel alleen aansprakelijk

voor haar eigen schulden. Als een van de dochtermaatschappijen failliet gaat of voor een enorm bedrag aansprakelijk wordt gesteld, leidt dit niet automatisch tot de ondergang van de gehele onderneming;

- schaalvoordelen. Productontwikkeling, marketing, verkoop en distributie op grote schaal zijn per verkochte verzekering goedkoper.

Concernvorming vindt niet alleen plaats tussen verzekeraars onderling. Zo werken zorgverzekeraars met ziekenhuizen samen binnen een concern.

Page 24: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

14

7020161_Wft Basis

1.2.3 Pensioenfondsen

Naast verzekeraars en banken zijn pensioenfondsen ook aanbieders van financiële producten. Ze zorgen hoofdzakelijk voor het financieel product pensioen. Een pensioenfonds heeft altijd te maken met deelnemers en werkgevers. Deelnemers zijn werknemers of ex-werknemers die recht hebben op pensioen.

Taken pensioenfonds

In hoofdlijnen hebben pensioenfondsen drie taken:

• Innen van pensioenpremiesEen pensioenfonds int de pensioenpremie bij een werkgever. Er kan bepaald zijn dat een deelnemer zelf moet meebetalen aan zijn pensioen. Dit gebeurt dan in de vorm van een zogeheten eigen bijdrage. Een eigen bijdrage aan de pensioenpremie is dus het deel van de pensioenpremie dat de werknemer zelf moet betalen.

• Beheren van pensioenpremiesEen pensioenfonds beheert vervolgens de premies. Dit wil zeggen dat een pensioenfonds de premies belegt. Hierbij kan een pensioenfonds niet te veel risico nemen. De premies zijn immers bestemd voor het pensioen van de deelnemers.

• Uitkeren van pensioenpremiesHet pensioenfonds keert de pensioengelden uit aan haar deelnemers.

Naast deze drie kerntaken wordt het communiceren over pensioenaanspraken naar deelnemers of ex-deelnemers steeds belangrijker. Een neventaak van pensioenfondsen is dan ook dat ze deelnemers jaarlijks op de hoogte stellen van hun opgebouwde rechten. Er gelden ook richting pensioengerechtigden en ex-deelnemers bepaalde communicatieverplichtingen.

Waarom pensioenfondsen?

De Pensioenwet (PW) bevat regels over de uitvoering van het pensioen. In de PW is de zogenoemde onderbrengingsplicht opgenomen. Deze plicht houdt in dat een werkgever die een pensioen toezegt, de pensioengelden moet onderbrengen bij een pensioenfonds of verzekeraar. De werkgever mag de pensioengelden dus niet binnen de eigen onderneming houden.

Pensioenfonds

Deelnemer

pensioenuitkering

Werkgever

pensioenpremies

eventueel: eigen bijdrage

Page 25: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

15

7020161_Wft Basis

Soorten pensioenfondsen

In onderstaand overzicht staan de verschillende soorten pensioenfondsen.

Soort fonds Voor wie Voorbeelden

Bedrijfstakpensioenfonds Specifieke branche • Bedrijfspensioenfonds voor de

Bouwnijverheid (bouwsector)

• Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds

(overheid en onderwijs)

• Pensioenfonds Zorg en Welzijn

(zorgsector)

Ondernemingspensioenfonds Specifieke onderneming • Shell

• Unilever

• Ahold

Beroepspensioenfonds Bepaalde beroepsbeoefenaren

van een vrij beroep

• medisch specialisten

• notarissen

• advocaten

• huisartsen

Bij een beroepspensioenfonds kan zowel het personeel als de eigenaar van het bedrijf deelnemer aan het fonds zijn.

Naast pensioenfondsen zijn er ook levensverzekeraars die pensioenproducten aanbieden. Dit zijn pensioenverzekeraars. Vaak stellen Collectieve Arbeidsovereenkomsten (CAO’s) een bepaald pensioenfonds verplicht. Levensverzekeraars bieden dan ook pensioenproducten aan:• als er geen verplicht pensioenfonds is voor het desbetreffende bedrijf; of • als extra pensioenvoorziening bovenop de verplichte regeling van het pensioenfonds.Naast pensioenfondsen en pensioenverzekeraars is er nog een derde categorie pensioenuitvoerders. Dat zijn pensioeninstellingen. De meest bekende daarvan is een premiepensioeninstelling (PPI). Een PPI mag grensoverschrijdend werken. Er wordt niets verzekerd, maar alleen geld geïnd, belegd en uitgekeerd aan de deelnemers.

1.3 DISTRIBUTIE VAN FINANCIËLE PRODUCTEN

Distributie wil zeggen de financiële zaken naar de klant brengen. Anders gezegd: wie verkoopt de financiële zaken aan de klant?

Bij de distributie van financiële producten bestaat er een onderscheid tussen rechtstreekse verkoop en verkoop via bemiddeling. En ander onderscheid dat vaak wordt gemaakt bij distributie is distributie naar product. Hieronder gaan we eerst in op rechtstreekse verkoop en verkoop via bemiddeling. Vervolgens komt de distributie per product aan bod.

Page 26: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

16

7020161_Wft Basis

1.3.1 Rechtstreekse verkoop en verkoop via bemiddeling

Er is dus een verschil tussen rechtstreekse verkoop en verkoop via bemiddeling bij de distributie van financiële producten.

Rechtstreekse verkoop

Rechtstreekse verkoop houdt in dat de aanbieder van een financieel product dit product zelf aan de klant verkoopt. Bij de verkoop van het product zijn dus twee partijen betrokken: de aanbieder en de klant. Een ander woord voor rechtstreekse verkoop is directe distributie.

Bij rechtstreekse verkoop zijn twee distributiekanalen in gebruik:• het kantorennet. Aanbieders zoals banken en verzekeraars beschikken over kantoren waar zij

klanten advies geven en financiële producten verkopen;• direct writing. De aanbieder van een financieel product kan het product verkopen door de klant

schriftelijk, telefonisch of elektronisch te benaderen. Met elektronisch bedoelen we de verkoop via internet.

VoorbeeldDirect writing

Verzekeraar X wil meer producten afsluiten bij zijn bestaande klanten. De marketingmedewerkers van

Verzekeraar X besluiten dan ook een brief te versturen aan deze klanten. In deze brief worden de klanten

aangespoord meer verzekeringen bij Verzekeraar X af te sluiten. Ze ontvangen een korting die hoger wordt

naarmate de klant meer verzekeringen afsluit. Een dergelijke marketingactie heet direct mail. Er is in dit

voorbeeld sprake van rechtstreekse verkoop door Verzekeraar X.

Verkoop via bemiddeling

Naast of in plaats van rechtstreekse verkoop kan een aanbieder zijn producten ook via bemiddeling aanbieden. In dat geval verloopt de distributie via een tussenpersoon, ook wel intermediair genoemd. In dit geval zijn er dus drie partijen betrokken bij de verkoop: de aanbieder, de bemiddelaar en de klant. Verkoop via bemiddeling heet ook wel indirecte distributie.

1.3.2 Distributie naar product

De distributie van de financiële producten die horen bij betalen en sparen loopt altijd via een bank. Bij de andere financiële producten zijn er verschillende distributiekanalen mogelijk. Hierbij maken we verschil tussen:• distributie van verzekeringen;• distributie van consumptieve kredieten;• distributie van hypothecaire geldleningen; • distributie van beleggingen.

Distributie van verzekeringen

Verzekeraars kunnen verzekeringen rechtstreeks verkopen aan klanten. Bij rechtstreekse verkoop kan een zogeheten loondienstagent betrokken zijn. Een loondienstagent is in dienst bij een verzekeraar. De agent verkoopt verzekeringen voor de desbetreffende verzekeraar.

Page 27: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

17

7020161_Wft Basis

Ook kunnen verzekeraars samenwerken met partijen die voor hen bemiddelen. In hoofdlijnen zijn er twee soorten bemiddelaars in verzekeringen: • assurantietussenpersonen (atp’s). Zij helpen de klant bij het maken van een keuze voor de meest

geschikte verzekering. Die keuze komt tot stand na het inventariseren van de verzekeringsbehoefte, een risicoanalyse en een productvergelijking. De klant beslist uiteindelijk zelf;

• gevolmachtigd agenten. Een gevolmachtigd agent doet hetzelfde als een assurantietussen-persoon. Alleen heeft de gevolmachtigd agent meer bevoegdheden gekregen van een bepaalde verzekeraar. Naast de taken die een assurantietussenpersoon heeft, kan een gevolmachtigd agent ook verzekeringen accepteren, verzekeringen onder eigen label uitbrengen, polissen opmaken en schades afwikkelen. Dit zijn taken die een verzekeraar overdraagt aan de agent. Welke bevoegdheden een gevolmachtigd agent precies heeft, leggen de verzekeraar en de agent vast in een volmachtovereenkomst.

Er zijn ook verzekeraars die zowel gebruikmaken van tussenpersonen als optreden als direct writer. We spreken dan van multichannel distributie: er wordt van meerdere distributiekanalen gebruik gemaakt.

Distributie van consumptieve kredieten

Bij de distributie van consumptieve kredieten is er ook verschil tussen rechtstreekse verkoop door de aanbieder en verkoop via bemiddelaars.

Rechtstreekse verkoop door de aanbiederHet direct aanbieden van een consumptief krediet gebeurt rechtstreeks door:• banken en creditcardmaatschappijen. Ze bieden consumptieve kredieten aan via hun

kantorennetwerk of via direct writing;• financieringsmaatschappijen. Dit zijn commerciële instellingen die zich toeleggen op

kredietverstrekking aan klanten en bedrijven. Voorbeelden van financieringsmaatschappijen zijn autofabrikanten, postorderbedrijven of warenhuizen. Er zijn vrijwel geen onafhankelijk financieringsmaatschappijen meer in Nederland. De meeste financieringsmaatschappijen zijn overgenomen door banken of verzekeraars of opereren als dochteronderneming van producenten of leveranciers. Financieringsmaatschappijen werken veel met direct writing. Daarnaast zijn er financieringsmaatschappijen die gebruik maken van een eigen kantorennetwerk of kredietbemiddelaars;

• verzekeraars. Ook levensverzekeraars verstrekken kredieten. Levensverzekeraars bieden klanten vaak de mogelijkheid om hun polis te belenen. Er wordt dan een krediet verstrekt met als onderliggende zekerheid de levensverzekeringspolis.

Page 28: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

18

7020161_Wft Basis

• overheid. De Gemeentelijke Kredietbanken (GKB’s) zorgen voor het verstrekken van kredieten namens de overheid. Deze kredietbanken verstrekken voornamelijk kredieten aan mensen die ergens anders geen krediet kunnen krijgen. Dit zijn bijvoorbeeld oudere mensen of mensen met en slecht kredietverleden. De verstrekking vindt plaats op de kantoren van de Gemeentelijke Kredietenbanken.

BemiddelaarsIn hoofdlijnen onderscheiden we vier soorten bemiddelaars van consumptieve kredieten:• professionele kredietbemiddelaars;• assurantietussenpersonen;• leveranciers van duurzame consumptiegoederen;• warenhuizen, winkelketens en postorderbedrijven.

Distributie van hypothecaire geldleningen

Ook bij hypothecaire kredieten is er sprake van rechtstreekse distributie door aanbieders en via bemiddeling.

Rechtstreekse distributie door de aanbieder

Het direct aanbieden van een hypothecair krediet gebeurt direct door een geldgever, bijvoorbeeld een bank, een verzekeraar of een pensioenfonds.

Bemiddelaars

Het indirect aanbieden van hypothecair krediet gebeurt door bemiddelaars en tussenpersonen. We onderscheiden:• makelaars in onroerend goed;• assurantietussenpersonen;• onafhankelijke hypotheekadviseurs.

Distributie van beleggingen

De distributie van beleggingen verloopt via een broker (bank of commissionair). Er zijn hiervoor verschillende bedieningsconcepten, te weten execution only, advies en vermogensbeheer. We komen in hoofdstuk 7 terug op deze bedieningsconcepten.

Page 29: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

19

7020161_Wft Basis

1.4 TOEZICHTHOUDERS OP DE FINANCIEEL DIENSTVERLENERS

De overheid wil klanten die hun geld toevertrouwen aan financieel dienstverleners zo goed mogelijk beschermen. Daarom houdt de overheid toezicht op financiële dienstverleners.

De toezichthouders en hun taken staan beschreven in wetgeving. Onder dit wettelijk toezicht vallen het: • functioneel toezicht. Het functioneel toezicht gaat over het functioneren van het financiële

stelsel. Veel regels hierover zijn terug te vinden in de Wet op het financieel toezicht (Wft).• strafrechtelijk toezicht. Het strafrechtelijk toezicht controleert op strafrechtelijke feiten.

1.4.1 Functioneel toezicht

Het hiernavolgende figuur geeft een overzicht van het functioneel toezicht op financieel dienstverleners.

De minister van Financiën is de hoofdverantwoordelijke voor het functioneren van het financiële stelsel. De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) voeren het toezicht uit.

Gedragstoezicht

De AFM is de gedragstoezichthouder op de financiële markten in Nederland. De belangrijkste taken van de AFM zijn:• toezicht op de financiële dienstverlening. Financieel dienstverleners moeten handelen in het

belang van hun klant. Zij moeten juiste, begrijpelijke en niet-misleidende informatie geven aan de klant. De AFM ziet er dus op toe dat dienstverleners dergelijke informatie verstrekken. Financieel dienstverleners mogen alleen financiële producten verkopen of er in bemiddelen als zij hiervoor een vergunning hebben. De AFM verstrekt de vergunningen;

minister van Financiën: hoofdverantwoordelijk voor functioneren financiële stelsel

Autoriteit Financiële Markten (AFM):gedragstoezicht gedrag financieel

dienstverleners richting consument

De Nederlandsche Bank (DNB):prudentieel toezicht voorkomen

faillissementen financiële instellingen

systeemtoezicht stabiliteit van

financieel systeem als geheel

Page 30: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

20

7020161_Wft Basis

• toezicht op de handel in effecten. Financiële ondernemingen die op de beurs in effecten handelen, moeten zich aan bepaalde regels houden. Er zijn dus regels voor onder meer bedrijven die in effecten handelen en effecten uitgeven en voor accountants die de boekhouding van deze bedrijven controleren. Daarnaast houdt de AFM toezicht op het handelen met voorkennis. Voorkennis wil zeggen dat een klant koersgevoelige informatie heeft die niet voor iedereen bekend is. Een klant mag geen aandelen kopen of verkopen als hij hierover voorkennis heeft. Met andere woorden: handelen met voorkennis is verboden.

Prudentieel toezicht

Voor de klant is het belangrijk dat een financieel dienstverlener de afgesproken betalingsverplichtingen kan nakomen. Stel dat een klant een verzekering heeft afgesloten die over een aantal jaren een aanzienlijk bedrag uitkeert en de desbetreffende verzekeraar gaat failliet. Dit kan behoorlijke financiële gevolgen hebben voor deze klant. Het prudentieel toezicht beoogt dan ook het risico van faillissement te verkleinen. Een ander begrip voor prudentieel toezicht is bedrijfseconomisch toezicht.

Bij het prudentieel toezicht maakt DNB verschil tussen: • kredietinstellingen;• verzekeraars;• pensioenfondsen; • effecten- en beleggingsinstellingen; en• grenswisselkantoren.

Zelfstandige adviseurs en bemiddelaars vallen dus niet onder het prudentieel toezicht. Het heeft voor de klanten namelijk geen of weinig financieel nadeel als adviseurs en bemiddelaars failliet gaan. Het geld van de klanten is immers te vinden bij de aanbieders, zoals verzekeraars, pensioenfondsen en banken.

VoorbeeldPrudentieel toezicht

Assurantiekantoor Nico adviseert over en bemiddelt in levensverzekeringen, onder andere voor verzekeraar X.

Assurantiekantoor Nico valt niet onder het prudentieel toezicht. De klanten van Assurantiekantoor Nico hebben

geen financiële nadelen bij een faillissement van het assurantiekantoor. De gelden binnen de verzekeringen die

zijn afgesloten via Assurantiekantoor Nico, zijn immers verzekerd bij verzekeraar X. De verzekeringsportefeuille

van Assurantiekantoor Nico wordt bij een faillissement overgedragen aan een ander assurantiekantoor.

Verzekeraar X valt wel onder het prudentieel toezicht van DNB. Mocht verzekeraar X failliet gaan, dan zijn de

klanten van deze verzekeraar hun gelden binnen de levensverzekeringen wel kwijt.

Page 31: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

21

7020161_Wft Basis

1.4.2 Solvency II: toezicht in de verzekeringsmarkt

VERZEKERAARS IN DE BRES VOOR INEAS-KLANTEen aantal verzekeraars in ons land springt in de bres voor de 10.000 klanten van de onder curatele gestelde internetverzekeraar Ineas. De polishouders kunnen bij onder andere Allsecur, Nationale-Nederlanden, Delta Lloyd en Aegon voor een maand een cascodekking op hun autoverzekering nemen. Als ze binnen die maand geen schade rijden, kunnen ze hun premie terugkrijgen. Ineas verkeert in zulke grote financiële problemen, dat de rechtbank in Amsterdam eind juni op verzoek van De Nederlandsche Bank heeft besloten een noodregeling af te kondigen voor de internetverzekeringsmaatschappij. De autoverzekeraar bleek onvoldoende geld in kas te hebben, waarop DNB aan de noodrem trok. Volgens directeur Ligtelijn van Ineas zijn slechte resultaten de hoofdoorzaak van de problemen. Aanloopverliezen bij uitbreiding van de activiteiten naar Spanje in combinatie met veel blikschade vanwege de strenge winter in heel Europa en extra boekhoudkundige eisen hebben volgens Ligtelijn de problemen veroorzaakt.

OplossingInmiddels zoeken de bewindvoerders Marinus Pannevis en Paul Versteeg naarstig naar een oplossing voor de 10.000 klanten. De voorkeur van bewindvoerder Pannevis van DLA Piper is om de polishouders onder te brengen bij verschillende verzekeraars, zodat hun autoverzekering gewoon kan doorlopen. „Het bedrijf heeft in totaal 90.000 verzekerden verspreid over vier landen, Duitsland, Spanje, Frankrijk en Nederland. Het idee is het bedrijf op te knippen en per land onder te brengen bij een nationale verzekeraar. We hebben al 20 tot 30 serieuze biedingen gehad die we nu aan het onderzoeken zijn. Als het toch onverkoopbaar blijkt te zijn, zullen we het failliet moeten verklaren. We hopen eind volgende week helderheid te kunnen verschaffen”, reageert Pannevis. Door de ondercuratelestelling is het onzeker of verzekerden nieuwe of onlangs ingediende schades nog vergoed krijgen. Ook moeten reparatiekosten zelf worden voorgeschoten. Wel is duidelijk dat het waarborgfonds garant zal staan indien Ineas niet in staat blijkt te zijn om de WA-schade te vergoeden.

Bron: Telegraaf 8 juni 2010

Solvency I (het toezichtsregime dat al jaren door de centrale banken in Europa wordt toegepast op de verzekeraars) heeft niet kunnen voorkomen, dat Ineas in 2010 failliet is gegaan. De toezichtsregels waren verouderd en daarom niet meer passend bij de risico’s waar verzekeraars tegenwoordig mee te maken hebben. Om die reden is sinds 1 januari 2016 een nieuw Europees toezichtsregime van toepassing: Solvency II.

Doelstelling Solvency IIBij het opstellen van Solvency II had de Europese Commissie de volgende doelstellingen voor ogen:

Verzekeraars hebben voldoende geld in kas, om verzekeringsclaims uit te kunnen betalen.Verzekeringnemers worden beschermd tegen een mogelijk faillissement van de verzekeraar.Toezichthouders hebben meer inzicht in de bedrijfsvoering van de verzekeraar en kunnen dan eerder maatregelen nemen.Het vertrouwen in de financiële sector wordt hersteld.

Page 32: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

22

7020161_Wft Basis

De drie pijlers van Solvency IISolvency II heeft een enorme impact op de bedrijfsvoering van de verzekeraars. Zij moeten zich aan strenge eisen houden. Deze eisen zijn onderverdeeld in drie pijlers:

Pijler 1: kapitaaleisen op basis van risico’sPijler 2: governance en organisatiePijler 3: rapportage en verantwoording

Kapitaaleisen op basis van risico’sVerzekeraars moeten voldoende reserves in huis hebben, zodat ze aan hun verplichtingen kunnen blijven voldoen. Bij de waardering van deze verplichtingen werd voorheen gebruik gemaakt van rekenrentes. Volgens Solvency II moet er nu worden gerekend met marktrentes. Dit betekent dat bij een lage rentestand een hogere reserve moet worden aangehouden. De hoogte van de reserves is ook afhankelijk van de specifieke risico’s die verzekeraars lopen, zoals langlevenrisico, sterfterisico, opzegrisico, catastroferisico en operationeel risico.

Governance en organisatieSolvency II stelt ook eisen aan de bedrijfsvoering (governance) van verzekeraars. Daarbij kan worden gedacht aan het verplicht aanwezig zijn van speciale functies binnen de organisatie en het moeten volgen van bepaalde bedrijfsprocessen en controles.

Rapportage en verantwoordingTot slot moeten verzekeraars jaarlijks openheid van zaken geven over hun financiële huishouding. Zo moeten ze aangeven of ze nog steeds aan hun verplichtingen kunnen voldoen (de solvabiliteitspositie).

Vrijstelling van Solvency II-eisenSolvency II BasicTwee groepen verzekeraars vallen niet onder de normale Solvency II (een aantal uitzonderingen daargelaten), maar wel onder Solvency II Basis. Dit zijn:

Kleine verzekeraars met bruto premie-inkomsten van minder dan € 5 miljoen per jaar en technische voorzieningen (het vermogen dat nodig is om alle lopende verzekeringsverplichtingen te kunnen dekken) van minder dan € 25 miljoen.Natura-uitvaartverzekeraars met bruto premie-inkomsten van minder dan € 5 miljoen per jaar en technische voorzieningen (het vermogen dat nodig is om alle lopende verzekeringsverplichtingen te kunnen dekken) van minder dan € 25 miljoen.

Solvency II Basic is vergelijkbaar met de Solvency II-richtlijn, maar meer toegesneden op de aard en omvang van de twee genoemde groepen verzekeraars.

Volledige vrijstellingSommige verzekeraars hebben een volledige vrijstelling van de Solvency II eisen. Dat zijn de schadeverzekeraars en natura-uitvaartverzekeraars met bruto premie-inkomsten van niet meer dan € 2 miljoen per jaar en technische voorzieningen van niet meer dan € 10 miljoen per jaar.

Page 33: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

23

7020161_Wft Basis

De Nederlandsche Bank (DNB) houdt dan ook geen toezicht op deze verzekeraars. Om het risico voor verzekeringnemers bij deze verzekeraars te beperken, geldt er een maximale dekking per verzekerd object of per leven van € 12.500. In Nederland zijn ongeveer 70 verzekeraars vrijgesteld van het Solvency II-regime. Ze vallen wel onder het toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

Systeemtoezicht

Het prudentieel toezicht hangt nauw samen met het systeemtoezicht. De financiële wereld is een netwerk van banken, verzekeraars, pensioenfondsen en beleggingsinstellingen. Door fouten of door kwade opzet kunnen financiële instellingen zelf in problemen komen en daardoor ook anderen in problemen brengen.

Het doel van het systeemtoezicht is het voorkomen van zogeheten systeemrisico’s. Systeemrisico’s zijn problemen binnen een financiële instelling of markt die leiden tot een economisch verlies of tot het verlies van vertrouwen in het financiële stelsel. Met andere woorden: het systeemrisico is dus het risico dat problemen bij een deelnemer aan het systeem doorwerken naar andere onderdelen van de financiële sector. In dat geval is er sprake van een domino-effect.

VoorbeeldDomino-effect

Bank Z gaat failliet. Deze bank neemt deel aan een betaalsysteem. Hierdoor kan deze bank zijn verplichtingen

aan de andere deelnemers van het systeem niet nakomen. Het risico bestaat dat andere deelnemers daardoor

ook in de problemen komen en zelfs failliet gaan.

1.4.3 Strafrechtelijk toezicht

Het Openbaar Ministerie en de opsporingsdienst van de Belastingdienst (FIOD-ECD) zijn de strafrechtelijke toezichthouders. Deze toezichthouders controleren of financiële instellingen zich schuldig maken aan strafbare feiten. Voorbeelden van strafbare feiten zijn: fraude en het witwassen van geld. Het witwassen van geld is een proces waarbij de fraudeur doet alsof het geld uit een legale bron komt. Dit is niet het geval. Het geld is illegaal verkregen (drugshandel, bankovervallen of terroristische activiteiten).

1.4.4 Beroepsmogelijkheden tegen sancties van toezichthouders

Wanneer een financieel dienstverlener een boete of andere sanctie krijgt opgelegd, kan hij hiertegen in beroep gaan.

Wat als DNB een overtreding constateert?

In veel gevallen staat op het overtreden van de Wft niet alleen een bestuurlijke boete of andere sanctie, maar is de overtreding ook een economisch delict, strafbaar gesteld in de Wet op de Economische Delicten. Aangezien het niet mogelijk is om ten aanzien van hetzelfde feit meer dan eenmaal een straf op te leggen, overlegt DNB met de FIOD-ECD (Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst - Economische controledienst) en het Openbaar Ministerie over de vraag welke weg (de bestuursrechtelijke of de strafrechtelijke) gevolgd gaat worden bij het afhandelen van de overtreding.

Page 34: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

24

7020161_Wft Basis

Wanneer wordt besloten tot een sanctie die door DNB wordt opgelegd, kan de gesanctioneerde binnen zes weken na de dag waarop het besluit bekend is gemaakt bezwaar indienen bij DNB. DNB zal dan de beslissing tot de sanctie heroverwegen. Wordt het bezwaar afgewezen, dan kan daartegen beroep ingesteld worden bij de bestuursrechter te Rotterdam. Tegen de uitspraak van de rechtbank kan iemand vervolgens hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.Wanneer het Openbaar Ministerie de vervolging overneemt en dit zou leiden tot een strafoplegging door een rechter van de rechtbank, kan daartegen beroep worden aangetekend bij het gerechtshof. Wanneer iemand het ook met de uitspraak van het hof niet eens is, kan hij hiertegen in cassatie bij de Hoge Raad.

Wat als de AFM een sanctie oplegt?

Wanneer de AFM een sanctie oplegt, kan daartegen ook bezwaar worden gemaakt bij de AFM zelf. Mocht dit bezwaar geen effect hebben, dan kan beroep aangetekend worden bij een rechter. Afhankelijk van de soort sanctie en het (vermeende) vergrijp, zijn er verschillende rechters waartoe de gesanctioneerde zich moet wenden. De AFM geeft in een beslissing op het bezwaar aan bij welke rechter beroep kan worden aangetekend.

1.5 INFORMATIEBRONNEN VOOR DE KLANT

Financiële producten zijn vaak ingewikkeld. Daarnaast kan het afsluiten van een financieel product grote financiële gevolgen hebben voor de klant. Het is dus belangrijk dat de klant van tevoren goed informeert naar een product voordat hij het product afsluit. De financieel dienstverleners zijn verplicht de klant zorgvuldig te informeren voordat zij een financieel product verkopen.

Naast de financieel dienstverleners zelf zijn er ook andere partijen die klanten informeren over financiële producten:• Autoriteit Financiële Markten (AFM). De AFM houdt niet alleen toezicht. Er is ook een

informatiesite van de AFM voor consumenten. Op deze site kunnen consumenten informatie krijgen over hun rechten als consument, over financiële producten en over de rol van de AFM. Hiermee draagt de AFM ook bij aan de informatievoorziening over financiële dienstverlening aan de consument;

• Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud). Het Nationaal Instituut voor Budgetvoor-lichting (Nibud) is een onafhankelijke stichting die informeert en adviseert over financiën van huishoudens. De missie van het Nibud luidt: 'Het verhogen van de zelfredzaamheid van consumenten op het gebied van de huishoudfinanciën'. Het Nibud helpt dus consumenten grip te krijgen en houden op hun geld. Ze geven onafhankelijk advies, hebben rekentools en boeken hierover ontwikkeld;

• Consumentenbond. De Consumentenbond is een vereniging in Nederland die opkomt voor de belangen van consumenten en geeft ook informatie over financiële producten;

• Brancheorganisaties. Een brancheorganisatie is een bundeling van meerdere bedrijven uit de financiële dienstverleningsbranche. Een brancheorganisatie, vaak een stichting of een vereniging, heeft tot doel de behartiging van de collectieve belangen van de aangesloten leden.

Page 35: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

25

7020161_Wft Basis

• De bekendste brancheorganisatie binnen de financiële dienstverlening zijn:- Nederlandse Vereniging van Banken (NVB). De NVB behartigt de gemeenschappelijke

belangen van de banksector. - Dutch Securities Institute (DSI). Het DSI heeft als doel het vertrouwen van het beleggende

publiek in de effectenbranche te versterken door het verstrekken van een keurmerk aan gekwalificeerde effectenspecialisten. Effectenspecialisten zijn actief in de handel, de bemiddeling, de advisering en het beheer van effecten.

- Verbond van Verzekeraars. Het Verbond van Verzekeraars is een belangenvereniging van particuliere verzekeraars op de Nederlandse markt.

- Adviseurs in Financiële Zekerheid (Adfiz). Adviseurs in Financiële Zekerheid (Adfiz) is een vereniging van registeradviseurs, intermediairs en makelaars in assurantiën, pensioenen en financiële diensten. De brancheorganisaties geven consumenten ook vaak informatie.

1.6 KLACHTEN OVER FINANCIËLE DIENSTVERLENING

Een klant kan een klacht hebben over een financieel dienstverlener of een financieel product. Een financieel dienstverlener moet deze klacht goed afhandelen. Voor afhandeling van klachten schrijft de wet twee eisen voor:

• Interne klachtenprocedure (IKP)Een financieel dienstverlener moet een interne klachtenprocedure hebben. De doelstelling van de procedure is dat de dienstverlener klachten juist en op tijd afhandelt. De dienstverlener moet de klachtenprocedure schriftelijk vastleggen. Ook moet de dienstverlener zijn klanten informeren over het bestaan van de klachtenprocedure.

• Erkend klachteninstituutEen financieel dienstverlener moet zijn aangesloten bij een erkend klachteninstituut. De minister van Financiën moet een klachteninstituut erkennen. Tot nu toe zijn er twee klachteninstituten erkend. Dit zijn het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) en de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ). De voordelen voor de klant om te kiezen voor een erkend klachteninstituut in plaats van een procedure via de rechtbank zijn:- snelle afhandeling. De procedure van de behandeling van een klacht en de uitspraak

hierover verlopen via een erkend klachteninstituut meestal veel sneller dan wanneer de klant een procedure via de rechtbank opstart.

- lage kosten. De kosten van de klachtenafhandeling bij een klachteninstituut zijn vele malen lager dan de kosten bij een procedure via de rechter.

De klachteninstituten handelen de klachten in de meeste gevallen naar tevredenheid af, maar natuurlijk nooit voor honderd procent. Een volgende stap is dan een civiele procedure (een rechtszaak) bij de burgerlijk rechter.

Page 36: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

26

7020161_Wft Basis

1.6.1 Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid)

Het Kifid is een erkend klachteninstituut voor financieel dienstverleners. In onderstaand schema is afgebeeld hoe een klacht wordt behandeld.

De eerste stap is altijd de interne klachtenprocedure (IKP). Dit houdt in dat de klant de klacht indient bij en bespreekt met de financieel dienstverlener. Pas wanneer de klant en de financieel dienstverlener er niet uitkomen, kan de klant een klacht indienen bij het Kifid. Het indienen van de klacht bij het Kifid moet in beginsel binnen 1 jaar na het indienen klacht bij de financieel dienstverlener en binnen 3 maanden na schriftelijk ontvangst definitief standpunt van de financieel dienstverlener. Ook wanneer de financieel dienstverlener niet tijdig (binnen 6 weken na ontvangstvan de klacht) inhoudelijk reageert op de klacht, kan de klant naar het Kifid.

IntakeNa het indienen van de klacht bij het Kifid krijgt de klant binnen 1 week te horen of de klacht inhoudelijk in behandeling wordt genomen of niet-behandelbaar is.

Juridische toetsAls de klacht in behandeling wordt genomen, neemt de jurist (de behandelaar) van het Kifid binnen 2 weken contact op met de klant. Aan de hand van alle stukken wordt vervolgens besloten of de zaak zich leent voor bemiddeling door de Ombudsman of dat de Geschillencommissie de zaak verder in behandeling neemt.

Ombudsman Financiële DienstverleningDe Ombudsman Financiële Dienstverlening maakte in eerste instantie deel uit van de klachtenprocedure bij Kifid. Hij kon een oordeel geven over de klacht, waarbij de consument de keuze had de klacht voor te leggen aan de Geschillencommissie met als gevolg een dubbele dossiervorming. Dit is nu niet meer het geval. De Ombudsman houdt zich sinds 1 oktober 2014 alleen nog maar bezig met bemiddeling. Als de Ombudsman het met de klant eens is over de klacht, zal hij bij de dienstverlener opkomen voor de belangen van de klant. De Ombudsman doet dan een bemiddelingsvoorstel of een aanbeveling. Het bemiddelingsvoorstel of de aanbeveling is niet bindend. Als de klant niet tevreden is met het oordeel van de Ombudsman, kan hij binnen drie maanden naar de Geschillencommissie stappen.

Financiële

Ombudsmanvanaf hier intake

Kifid+ juridische

toets

binnen 3 mnd. binnen 6 wkn. +

€ 25.000

IKP

Financiële

Dienstverlener

Geschillen-

commissie

Commissie

van Beroep

Page 37: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

27

7020161_Wft Basis

VoorbeeldKlacht ombudsman

Victoria Franssen is arbeidsongeschikt. Bij verzekeraar X heeft zij een arbeidsongeschiktheidsverzekering lopen.

Verzekeraar X weigert over te gaan tot uitkeren. Victoria is het hier niet mee eens. Ze heeft al een klacht

ingediend bij verzekeraar X, maar deze heeft laten weten niet uit te keren. Victoria schrijft een brief aan het

Kifid. Hierin verzoekt zij tot bemiddeling in haar geschil met verzekeraar X. De Ombudsman gaat voor haar aan

de slag. De uitspraak van de Ombudsman is dat verzekeraar X toch gedeeltelijk moet uitkeren.

Verzekeraar X is het hier niet mee eens en weigert de uitkering nog steeds. Dit kan verzekeraar X doen, want

de uitspraak van de ombudsman is niet bindend. Vervolgens dient Victoria de klacht in bij de

Geschillencommissie van het Kifid.

Geschillencommissie Financiële Dienstverlening

De wet verplicht Kifid de keuze voor bindend of niet-bindend advies open te laten. Voorheen gaf de Ombudsman die oordelen. Daarom kon bij de commissie de regel gelden dat een consument voor bindend advies moest kiezen als de financieel dienstverlener dat al had gedaan. Omdat de Ombudsman in de nieuwe opzet geen oordelen meer geeft, moet een consument altijd kunnen kiezen voor een niet-bindend oordeel. In dat geval is de uitspraak van de commissie natuurlijk ook niet-bindend voor de financieel dienstverlener.

Als de klant het niet eens is met de bindende beslissing van de Geschillencommissie dan kan hij het geschil binnen zes weken voorleggen aan de Commissie van Beroep. De klant kan dan ook naar de rechter, maar dan volgt alleen toetsing van juiste procedure en voldoende motivatie. Bij een niet-bindend advies kan de klant het geschil wel inhoudelijk aan de rechter voorleggen.

Commissie van Beroep

Een klacht kan bij de Commissie van Beroep worden ingediend door:• een klant. Het moet hierbij wel gaan om een bedrag van minimaal € 25.000; • een financieel dienstverlener. Het moet hierbij wel gaan om een bedrag van minimaal € 25.000

of het belang voor de betrokken bedrijfstak bedraagt minstens vijf miljoen euro.

De Commissie van Beroep kan ook een zaak in behandeling nemen die niet voldoet aan bovenstaande vereisten als het belang van de zaak groot genoeg is. De Commissie van Beroep doet in laatste instantie een definitieve, bindende uitspraak.

Waarborgen onafhankelijkheidHet bestuur en de directie van het Kifid bemoeien zich inhoudelijk niet met de dossiers en ook de financiële dienstverleners hebben geen invloed op de wijze van behandeling van de klachten. Dit is vastgelegd in de statuten en diverse reglementen. De minister van Financiën moet zijn goedkeuring verlenen aan de statuten, reglementen, begroting en benoeming van het bestuur, de Ombudsman en de voorzitter van de Geschillencommissie. Zo is de onafhankelijkheid van de Kifid gewaarborgd.

Online klachtenloket Mijn KifidSinds 7 juli 2015 kunnen consumenten hun klachten over financiële dienstverleners online indienen bij het Kifid. Door deze nieuwe aanpak verloopt het klachtenproces sneller en efficiënter dan voorheen. Dit betekent overigens niet dat het oude papieren traject verdwijnt. Het is nog steeds mogelijk, om de klacht per post in te dienen.

Page 38: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

28

7020161_Wft Basis

Europese richtlijn voor alternatieve geschillenbeslechtingDe introductie van het online klachtenloket is een direct gevolg van de Europese richtlijn voor alternatieve geschillenbeslechting (ADR). Met deze richtlijn is in Europa afgesproken dat consumenten snelle, goedkope en informele klachtenprocedures moeten kunnen volgen als er conflicten ontstaan met handelaren (dus ook met financieel dienstverleners). Een online klachtenloket draagt daaraan bij.

De online procedureAls de interne klachtenprocedure niet tot een oplossing heeft geleid, dan kan de consument de online procedure starten. Hij moet dan de volgende stappen volgen:

1. Aanmaken van een persoonlijk account op Mijn Kifid.nl2. Invullen van het online klachtenformulier3. Uploaden van relevante documenten

De hele hoor- en wederhoorprocedure wordt door Kifid vanaf dat moment online afgehandeld. De consument wordt via het webportaal of via de e-mail op de hoogte gehouden van de status van de klacht. Als Kifid aanvullende informatie nodig heeft, dan kan de consument dit simpelweg uploaden in Mijn Kifid.

De sneltestHet is voor consumenten vaak niet helemaal duidelijk of een klacht ook daadwerkelijk door Kifid in behandeling kan worden genomen. De klacht moet namelijk aan bepaalde eisen voldoen. Op Kifid.nl is sinds juli 2015 mogelijk de sneltest te doen (www.kifid.nl/consumenten/sneltest-on-behandelbaarheid). Na het beantwoorden van maximaal dertien vragen weet de consument of de klacht naar alle waarschijnlijkheid behandelbaar is of niet.

1.6.2 Tuchtraad Financiële Dienstverlening (TFD)

Voor klachten over verzekeraars bestaat er naast het Kifid de Tuchtraad Financiële Dienstverlening (TFD). De TFD is speciaal opgericht door verzekeraars om klachten over overtreding van gedragscodes in behandeling te nemen. Het gaat hier over gedragscodes die zijn ontwikkeld door de verzekeraars zelf. De uitspraken van de TFD zijn bindend. De TFD is verbonden aan het Kifid. Klachten die niet gaan over gedragscodes maar wel over verzekeraars/verzekeringen behandelt het Kifid.

1.6.3 Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeraars (SKGZ)

Zorgverzekeraars vallen onder een aparte klachtenregeling. Deze regeling loopt via de SKGZ. Een klant met een klacht over een zorgverzekeraar moet zijn klacht ook altijd eerst indienen bij de desbetreffende zorgverzekeraar. Komt de klant er vervolgens niet uit met zijn zorgverzekeraar, dan kan hij bij de SKGZ terecht.

Page 39: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

29

7020161_Wft Basis

De SKGZ kent twee organen: • Ombudsman Zorgverzekeringen. De Ombudsman is een bemiddelaar. Het kan gebeuren dat de

bemiddeling niet mogelijk is of niet slaagt. De Ombudsman kan de klant dan doorverwijzen naar de Geschillencommissie Zorgverzekeringen;

• Geschillencommissie Zorgverzekeringen. De commissie vraagt aan de ziektekostenverzekeraar op de klacht te reageren. Na ontvangst van de reactie van de ziektekostenverzekeraar stuurt de commissie een kopie van de reactie van de verzekeraar naar de klant. De commissie vraagt de klant hierop te reageren. Gaat de klacht over de vraag of de zorgverzekering dekking biedt, dan vraagt de commissie advies aan het Zorginstituut Nederland (ZN). Dat is geregeld in de Zorgverzekeringswet. Er is geen advies van het ZN nodig als de zaak gaat over bijvoorbeeld de ingangsdatum van de verzekering, de premie of de aanvullende ziektekostenverzekering. De Geschillencommissie neemt het advies van het ZN mee in haar overwegingen, maar is niet verplicht het advies op te volgen. Als de klant hiervoor heeft gekozen, volgt een hoorzitting. Uiteindelijk komt de Geschillencommissie met een bindend advies. In dit advies legt zij uit hoe de leden tot de beslissing gekomen zijn. Een bindend advies wil zeggen dat de ziektekostenverzekeraar zich aan het advies moet houden.

Voorbeeld SKGZSasja Dirksen dient een klacht in bij haar ziektekostenverzekeraar. De vermelde premie op het polisblad is lager

dan de premie die op haar salaris wordt ingehouden. Sasja komt er met haar ziektekostenverzekeraar niet uit.

Na bemiddeling door een medewerker van de Ombudsman herstelt de ziektekostenverzekeraar de fout. De

ziektekostenverzekeraar betaalt de teveel ingehouden premie terug.

Page 40: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

30

7020161_Wft Basis

Page 41: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

31

7020161_Wft Basis

2 WET OP HET FINANCIEEL TOEZICHT (WFT)

Nicole wil een levensverzekering afsluiten als oudedagsvoorziening. Ze heeft hierover zojuist een gesprek met haar financieel adviseur gehad. Deze adviseur vertelde haar dat hij werkt volgens de regels van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Hij beschikt over een vergunning en moet haar bepaalde informatie verstrekken. De adviseur heeft Nicole erop gewezen dat zij zichzelf goed in het product, de levensverzekering, moet verdiepen voordat zij deze afsluit.

De financieel adviseur van Nicole geeft aan dat hij zich moet houden aan allerlei wettelijke regels. In dit hoofdstuk gaan we in op deze regels. Er komen veel regels uit de Wet op het financieel toezicht (Wft) aan bod.

In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan bod:• waarop is de Wft van toepassing?;• de eisen aan financieel dienstverleners;• bemiddelaars;• de vergunning;• de plichten van aanbieders en bemiddelaars.

2.1 WAAROP IS DE WFT VAN TOEPASSING?

De Wft maakt onderscheid tussen diensten en producten. Voorbeelden van producten zijn: verzekeringen, kredieten en spaarrekeningen. Voorbeelden van diensten zijn: aanbieden, bemiddelen en adviseren.

2.1.1 Producten

De Wft is van toepassing op de meeste financiële producten. Er zijn enkele producten die niet onder de regelgeving van de Wft vallen. Deze producten vallen buiten de reikwijdte van de Wft.

Verzekeringen buiten de reikwijdte van de Wft

Verzekeringen die aan alle vijf onderstaande voorwaarden voldoen, vallen buiten de reikwijdte van de Wft:• het verzekeringsproduct is eenvoudig;• het gaat niet om een aansprakelijkheids- of levensverzekering;• de jaarpremie van de verzekering is lager dan € 500 en de looptijd is korter dan vijf jaar;• verzekeringsbemiddeling is niet het hoofdberoep van de bemiddelaar;• de verzekering is een aanvulling op een dienst of geleverde zaak.

Page 42: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

32

7020161_Wft Basis

VoorbeeldVerzekering die niet onder de Wft valt

Guusje in ‘t Veld koopt een wasmachine bij een witgoedwinkel. Zij sluit bij deze winkel een garantieverzekering

voor haar wasmachine af. De jaarpremie bedraagt € 50. Voor de witgoedwinkel gelden geen Wft-eisen. De

garantieverzekering valt buiten de reikwijdte van de Wft.

Kredieten buiten de reikwijdte van de Wft

Ook voor bepaalde kredieten geldt de reikwijdte van de Wft niet, te weten:• kredieten verstrekt op zachte voorwaarden. Dit zijn kredieten waarvoor een tarief geldt dat

lager is dan de wettelijke rente, of zelfs helemaal rentevrij is. Voor dergelijke kredieten wordt geen reclame gemaakt;

• kredieten op basis van een huurovereenkomst.. Huurkoop is een kredietvorm waarbij de lening altijd gekoppeld is aan een bepaald object. Denk bijvoorbeeld aan een auto, een motor, een caravan of een boot. Pas als de klant de laatste termijnbetaling aan de kredietverstrekker heeftbetaald, wordt hij eigenaar van zijn aankoop;

• beleningen in de zin van de Pandhuiswet. Een pandhuis is een kredietinstelling waar een klant een lening afsluit tegen een onderpand van roerende goederen. Voorbeelden van roerende zaken die onderpand kunnen zijn, zijn: juwelen, zilverwerk, kunst- en siervoorwerpen en boeken. Zo zijn er gemeenten die kredieten verstrekken als de geldlener bijvoorbeeld een sieraad verstrekt als onderpand. De geldlener ontvangt het sieraad terug als hij de lening geheel heeft afgelost.

Op de volgende kredietverstrekkers zijn de regels van de Wft niet van toepassing:• de Gemeentelijke Sociale Dienst;• de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), voorheen Informatie Beheer Groep; • andere kredietverlenende instanties van de overheid die kredieten verlenen bij subsidiëring en

bij de bevordering van eigenwoningbezit.

2.1.2 Diensten

Op bijna elke financiële dienst is de Wft van toepassing. In de Wft staan ook adviesregels. Dat wil zeggen dat er een passend advies moet worden gegeven, op basis van een goede inventarisatie. Een klant mag er voor kiezen van de adviesregels afwijken. Er is dan sprake van execution only.

Execution only

Execution only wil zeggen het afsluiten van een financieel product zonder advies. De klant geeft uitvoeringsopdrachten aan de aanbieder.

VoorbeeldExecution only

Margriet van der Vorst belt met de beurslijn van Bank X om bepaalde aandelen te kopen. Ze krijgt hierbij geen

advies. Bank X voert alleen de opdracht tot aankoop van de aandelen uit. In dit geval is er sprake van execution

only. De regels van de Wft zijn niet van toepassing op deze transactie.

Page 43: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

33

7020161_Wft Basis

Naarmate een product ingewikkelder is, is het voor minder klanten geschikt om het via execution only af te sluiten. Bij bepaalde producten moet de klant daarom sinds 1 januari 2013 een kennis- & ervaringstoets doen om na te gaan of hij voldoende van het product afweet om dit zelf te kunnen afsluiten. Afhankelijk van de uitkomst van de toets krijgt de klant een waarschuwing over de risico’s die hij neemt als hij het product toch via execution only afsluit. Daarmee geldt ook voor dienstverlening via execution only de Wft. Alleen is de adviesregel niet van toepassing. Andere aspecten van de Wft blijven wel gewoon van toepassing.

VoorbeeldJoke wil een consumptief krediet. Ze besluit het helemaal zelf te doen via execution only. Ze wil een krediet van

€ 10.000. Ze vult haar gegevens in op een aanvraagformulier. De kredietverstrekker weigert de lening echter op

grond van de Wft: de lening is op basis van haar inkomen namelijk te hoog. In de Wft staat dat het verboden is

om een lening die niet verantwoord is, te verstrekken.

Diensten waarop de Wft van toepassing is

De Wft bevat een opsomming van de financiële diensten die onder de Wft vallen. De hierop volgende tabel geeft de opsomming van deze financiële diensten weer. Ook is in het kort aangeven wat deze diensten inhouden.

Financiële dienst Inhoud van deze dienst

Aanbieden • Contractpartij van klant, zoals banken en verzekeraars

• Zowel voor verkoop als beheren product onder Wft

Bemiddelen • Hulp en ondersteuning bij verkoop financieel product

• Bemiddelaar is geen contractpartij, maar tussenpersoon

Adviseren • Aanraden van een concreet passend product van een specifieke aanbieder

Optreden als

(onder)gevolmachtigd agent

• Bemiddelen met bepaalde bevoegdheid van een bank of verzekeraar.

• Bevoegdheid kan inhouden: verzekeringen accepteren, polissen opmaken,

premies incasseren en schades afhandelen.

Herverzekering bemiddelen • Het zoeken naar partijen voor het herverzekeren (als tussenpersoon).

• Herverzekeren wil zeggen dat een verzekeraar een deel van of het gehele

risico zelf ook weer verzekert.

Optreden als

clearingsinstelling

• Leveren een bijdrage aan de afwikkeling van effectentransacties die op

een beurs worden verricht.

• Vervullen een bufferfunctie voor enerzijds de handelaren en anderzijds de

centrale tegenpartij.

• Staan garant voor de verplichtingen van handelaren voor wie zij optreden.

Verlenen van een

beleggingsdienst

• Vormen van effectendienstverlening onder Wft:

execution only: De klant wint geen advies in, maar belegt zelf. De

adviesregel geldt dan niet, maar de overige Wft-regels wel;

advisering: In overleg met een adviseur maakt de klant zijn

beleggingskeuzes;

vermogensbeheer: De klant geeft het maken van de beleggingskeuzes

uit handen. De vermogensbeheerder beslist welke effecten er worden

aan- en verkocht.

Page 44: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

34

7020161_Wft Basis

VoorbeeldVan toepassing zijn van de Wft

Brahim tekent bij Assurantietussenpersoon ABC-advies een aanvraagformulier voor een verzekering. Vervolgens

ontvangt Brahim de polis van Verzekeraar X. De bemiddelaar van Brahim is Assurantietussenpersoon ABC. De

aanbieder is Verzekeraar X. Zowel voor Assurantietussenpersoon ABC als voor Verzekeraar X is de Wft van

toepassing.

2.2 EISEN AAN FINANCIEEL DIENSTVERLENERS

Volgens de Wft moet een financieel dienstverlener voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen. Deze eisen komen hieronder aan bod.

2.2.1 Kwaliteitseis 1: Betrouwbaarheid

De financiële dienstverlening houdt zich bezig met onderwerpen die voor klanten van groot belang zijn. De overheid streeft er naar dat binnen de sector op een integere wijze wordt gewerkt door mensen die betrouwbaar zijn. Een financieel dienstverlener moet dan ook aantonen dat hij betrouwbaar is, voordat hij een vergunning krijgt.

Bij de aanvraag van de vergunning moet een financieel dienstverlener de volgende stukken aanleveren om de betrouwbaarheid aan te tonen:• beschrijving betrouwbaarheid van de medewerkers. Medewerkers mogen geen strafblad hebben

en moeten bepaalde diploma’s halen. De financieel dienstverlener moet controleren of de werknemers aan die eisen voldoen;

• incidentenregeling. Dit is een beschrijving van de manier waarop de financieel dienstverlener omgaat met ongewenste gedragingen. Het gaat hierbij om gedragingen die een ernstig gevaar vormen voor de betrouwbaarheid van de financieel dienstverlener. De financieel dienstverlener moet een administratie bijhouden over de voorgevallen incidenten (ongewenste gedragingen). Daarnaast moet de financieel dienstverlener corrigerende maatregelen vastleggen en de meldingsplicht aan de AFM beschrijven.

Bij de aanvraag van de vergunning moet een betrouwbaarheidsformulier zitten. Dit is een vragenlijst waarmee de AFM de betrouwbaarheid van een beleidsbepaler beoordeelt. Ook bij het aanstellen van een nieuwe beleidsbepaler moet het betrouwbaarheidsformulier worden ingevuld. Op deze lijst moet een beleidsbepaler vragen beantwoorden over:• strafrechtelijke antecedenten;• financiële antecedenten (zijn er schulden);• fiscale antecedenten (zijn er problemen met de fiscus geweest);• eventuele eerdere conflicten met toezichthouders;• eventuele eerdere conflicten met vroegere werkgevers.

De AFM raadpleegt registers of doet aanvullend onderzoek als de antwoorden daartoe aanleiding geven. Daarnaast houdt de AFM steekproeven bij de justitiële instanties om de informatie uit de ontvangen vragenlijsten te checken. Deze steekproeven zijn beperkt in aantal. Vanzelfsprekend zijn ook incidenten, waarvan de AFM kennis neemt, aanleiding om een verdere toetsing uit te voeren.

Page 45: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

35

7020161_Wft Basis

2.2.2 Kwaliteitseis 2: Deskundigheid

Deskundigheid of vakbekwaamheid wil zeggen voldoende geschikt zijn om een financieel product te adviseren. Er moet voldoende kennis aanwezig zijn over alle zaken die in deze syllabus zijn beschreven, voordat iemand kan adviseren. Daarnaast moet de adviseur over goede adviesvaardigheden beschikken en een juiste houding hebben. Bovendien gelden er deskundigheidseisen per adviesrol. Vanaf 2014 zijn er verschillende beroepskwalificaties. In onderstaande figuur worden deze beroepskwalificaties genoemd:

Hiermee wordt de vakbekwaamheid geborgd per soort advies waaraan de klant behoefte heeft.

Een onderneming moet sinds 1 januari 2014 ervoor zorgen dat alle medewerkers die inhoudelijk klantcontact hebben (klantmedewerkers) permanent actueel vakbekwaam zijn. Dit betekent dat klantmedewerkers altijd vakbekwaam moeten zijn en dat zij op de hoogte moeten zijn van actuele ontwikkelingen op hun vakgebied. Dit is een open norm. De ondernemer kan hier naar eigen inzicht invulling aan geven. Voorwaarde is wel dat de door de ondernemer gebruikte methodiek enerzijds de klantmedewerker permanent actueel houdt en anderzijds de klantmedewerker laat zien dat deze deactualiteit kan toepassen. De AFM zal, bij een controle, vragen op welke wijze de permanent actuele vakbekwaamheid is geregeld.

De overheid heeft een diploma-eis ingevoerd voor alle financieel adviseurs. Voor nieuwe vergunninghouders geldt dit sinds 1 juli 2014, voor bestaande bedrijven per 1 januari 2017. Er moet een centraal register komen voor financieel adviseurs waarin zowel de vakbekwaamheid (ander woord voor deskundigheid) van de adviseurs wordt vermeld als de producten waarin zij mogen adviseren. De diploma-eis in combinatie met het centraal register geeft de klant inzicht in de geschiktheid van zijn adviseur. Daarnaast ondersteunt dit register het toezicht van de AFM.

Voor beleidsbepalers en/of feitelijke leidinggevenden gelden bepaalde aanvullende eisen, die de vakbekwaamheid van de hele organisatie moeten waarborgen. In deze module gaan we niet in op de details daarvan.

Beroepskwalificatie Adviseur Adviseur Adviseur Adviseur Adviseur Adviseur Adviseur Adviseur Adviseuradviseur Basis Zorgverzekering Consumptief Schadeverzekering Vermogen Inkomen Schadeverzekering Hypothecair Pensioen

krediet particulier zakelijk krediet

PensioenSchade- Hypothecairverzekering kredietzakelijk

Zorgverzekering Consumptief Schade- Vermogen Inkomens- Schade- Vermogen Vermogenkrediet verzekering verzekering verzekering

particulier particulier

Basis Basis Basis Basis Basis Basis Basis Basis

Niveau kwalificatie MBO MBO MBO MBO MBO+ MBO+ MBO(+) MBO+/HBO HBO(+)

Page 46: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

36

7020161_Wft Basis

2.2.3 Kwaliteitseis 3: Financiële zekerheid

Deze eis is alleen relevant voor een bemiddelaar in verzekeringen en voor eenherverzekeringsbemiddelaar. Zij moeten namelijk beschikken over:• een beroepsaansprakelijkheidsverzekering (BAV); of • een andere vergelijkbare voorziening. Een voorbeeld hiervan is de garantie die een

moederbedrijf binnen een concern afgeeft ter zekerheidstelling van de nakoming van de verplichtingen van een dochterbedrijf.

De AFM toetst bij de vergunningaanvraag of de aanvrager beschikt over een BAV. De bemiddelaar moet wijzigingen in de BAV bij de AFM melden. Een BAV is verplicht wanneer iemand een vergunning wil voor de volgende product/dienstcombinaties:• bemiddelen in levensverzekeringen;• bemiddelen in schadeverzekeringen;• herverzekeringsbemiddeling in levensverzekeringen;• herverzekeringsbemiddeling in schadeverzekeringen;• bemiddelen in hypothecair krediet in combinatie met het bemiddelen in opstal-, inboedel-,

arbeidsongeschiktheids-, kapitaal- en overlijdensrisicoverzekeringen;• bemiddelen in consumptief krediet in combinatie met het bemiddelen in

arbeidsongeschiktheidsverzekeringen;• adviseren en orders doorgeven in deelnemingsrechten in beleggingsinstellingen (nationaal

regime).

De wet schrijft ook voor wat de minimaal verzekerde bedragen voor de BAV voor financieel dienstverleners zijn.

Wanneer een klant zuivere vermogensschade lijdt als gevolg van een verkeerde handeling van de financieel dienstverlener, biedt de BAV hiervoor dekking. Zuivere vermogensschade is iedere door een schade-evenement veroorzaakte, en in geld uit te drukken achteruitgang van het vermogen, die niet wordt veroorzaakt door schade aan goederen of letselschade. De oorzaak van de vermogensschade moet liggen in bijvoorbeeld een verkeerd of onvolledig advies, onzorgvuldigheid in bemiddeling of een andere tekortkoming of nalatigheid van de financieel dienstverlener.

2.2.4 Kwaliteitseis 4: Adequate en integere bedrijfsvoering

De financieel dienstverlener moet zorgen voor een adequate en integere bedrijfsvoering. Hij moet daarvoor:

• klantdossiers aanleggen. De klant sluit een product vaak voor een langere periode af. Na verloop van tijd is het ook goed na te kunnen gaan welk product er precies is afgesloten en waarom;

• procedures opstellen en naleven. De financieel dienstverlener moet de bedrijfsvoering zo inrichten dat hij adequaat kan reageren op situaties die niet voorzien waren. Hierbij moet u denken aan:

Page 47: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

37

7020161_Wft Basis

- goede klachtenprocedures en de registratie van de klachten;- het op orde zijn van de personeelsdossiers;- het up-to-date-zijn van de financiële administratie.In de procedures moet ook gewaarborgd zijn dat vertrouwelijke gegevens niet bij derden terecht komen. Anders is de integriteit niet op orde;

• een klachtenregeling hebben. De financieel dienstverlener moet klachten van klanten afdoende behandelen. De dienstverlener is verplicht aangesloten bij een geschilleninstantie die door de minister van Financiën is erkend.

2.2.5 Kwaliteitseis 5: Transparantie

Een financieel dienstverlener moet transparant zijn over zijn beloning bij de verkoop van en advies over financiële producten. Ook moet hij transparant zijn over de wijze van dienstverlening. Daarnaast zijn er voor aanbieders ook regels over het transparant zijn over de kosten van de financiële producten.

In hoofdlijnen zijn er de volgende beloningsvormen:• provisie. Dit is een vergoeding van een aanbieder aan een bemiddelaar voor het verkopen van

zijn producten;• commissie. Dit is de beloning of vergoeding, in welke vorm dan ook, voor het optreden als

gevolmachtigd agent of onder gevolmachtigd agent;• advieskosten. Dit zijn kosten die in rekening worden gebracht voor het geven van advies, zoals

op basis van een uurtarief, een verrichtingentarief of via een abonnement;• distributiekosten. Dit zijn kosten die aanbieders in rekening brengen voor de verkoop van de

producten.

Er zijn veel regels over transparantie, beloning en kosten. Hieronder gaan we op een aantal van deze regels in.

Provisieverbod

Provisie is de vergoeding die een bemiddelaar van een aanbieder ontvangt als de bemiddelaar financiële producten verkoopt van de desbetreffende aanbieder. Sinds 2013 geldt een provisieverbod voor veel financiële producten. Dit verbod houdt in dat aanbieders geen provisie meer mogen betalen aan bemiddelaars. De reden waarom de overheid de provisiebeloning heeft verboden, is dat de adviseur door provisiebeloning zou kunnen worden geprikkeld het product te adviseren dat de meeste provisie oplevert, in plaats van het product dat het best bij de klant past.

Per 1 januari 2014 zijn ook de regels rondom de betaling voor beleggen veranderd. Ook hier betalen klanten direct voor de dienstverlening.

Page 48: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

38

7020161_Wft Basis

Banken, beleggingsadviseurs en vermogensbeheerders moeten hun kosten voor beleggingsadvies, vermogensbeheer of execution only direct in rekening brengen bij de belegger. Tot 2014 waren deze kosten verwerkt in de prijs van het financiële product. Doel van dit provisieverbod is het versterken van de onafhankelijkheid van beleggingsdienstverleners en de transparantie van beleggingsdienstverlening.

Welke producten?

Producten die onder het provisieverbod vallen, zijn:• hypothecaire kredieten; • betalingsbeschermers (een aanvullende verzekering tegen de financiële gevolgen van

werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en/of overlijden);• overlijdensrisicoverzekeringen;• individuele arbeidsongeschiktheidsverzekeringen;• uitvaartverzekeringen; • beleggingsdienstverlening aan particuliere beleggers;• complexe producten.Schadeverzekeringen zoals een inboedel-, aansprakelijkheids- of reisverzekering, vallen bijvoorbeeld niet onder het provisieverbod. Consumptieve kredieten vallen ook niet onder het provisieverbod.

Als alternatief voor provisie bestaat nu de mogelijkheid om advies- en bemiddelingskosten in rekening te brengen. Deze advieskosten zijn gerelateerd aan het advies en niet meer aan het product. Bovendien weet de klant vooraf hoe hoog deze kosten zijn als hij een adviesgesprek aangaat.

Gespreide betaling

De klant betaalt advieskosten rechtstreeks aan de financieel dienstverlener waar hij het product afneemt. Voorheen zat de provisie versleuteld in de premie van het product. Daardoor betaalde de klant in termijnen. Gespreide betaling blijft mogelijk onder de volgende voorwaarden: • de mogelijkheid tot gespreide betaling van de advies- en bemiddelings-/distributiekosten wordt

door een aanbieder, bemiddelaar of adviseur aangeboden; en• er worden geen rente of andere kosten in rekening gebracht; en• de gespreide betaling loopt niet langer dan twee jaar.

Overgangsregeling

Het provisieverbod geldt voor overeenkomsten die zijn aangegaan op of na 1 januari 2013. Voor de overeenkomsten die voor 1 januari 2013 zijn gesloten, geldt dat de gemaakte afspraken tussen klant en aanbieders, adviseurs of bemiddelaars niet zullen worden aangetast door de nieuwe provisieregels.

Kennelijke onredelijkheidnorm

Sinds 1 januari 2012 geldt de zogeheten kennelijke onredelijkheidnorm voor rechtstreekse vergoedingen die klanten van financieel dienstverleners betalen. Dit betekent dat de vergoeding die de dienstverlener vraagt niet buitensporig mag zijn in relatie tot de voor de klant verrichte werkzaamheden. De AFM kan alleen achteraf formele maatregelen treffen tegen financieel dienstverleners die een kennelijk onredelijke vergoeding hebben gevraagd. De AFM toetst dus niet vooraf of de gevraagde vergoedingen redelijk zijn.

Page 49: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

39

7020161_Wft Basis

Voorbeeld onredelijke vergoedingBoris sluit een krediet van € 15.000 af. De adviseur van Boris adviseert hem hierbij over vijf verschillende

verzekeringen. Boris besluit de verzekeringen niet af te sluiten. De adviseur brengt wel een vergoeding voor zijn

advies over de verzekeringen in rekening à € 450 per geadviseerde verzekering en € 900 voor het bezoek in de

vorm van voorrijkosten. De totale vergoeding bedraagt hiermee € 3.150. De AFM ziet dit als een onredelijke

vergoeding.

Passende provisieregel

Voor schadeverzekeringen en consumptieve kredieten (hierop is het provisieverbod niet van toepassing) geldt de passende provisieregel, ook wel de inducementnorm genoemd. Dit wil zeggen dat het verboden is provisie die niet noodzakelijk is voor het verlenen van een bepaalde dienst te betalen of te ontvangen. De inducementnorm brengt met zich mee dat omzetprovisies niet meer zijn toegestaan. Omzetprovisies worden ook wel bonusprovisies genoemd. Een omzetprovisie ontvangt de bemiddelaar als hij een bepaalde omzet genereert binnen een kalenderjaar. Het is dus een extra vergoeding bij de verkoop van een bepaald aantal producten van een bepaalde aanbieder. Een dergelijke provisie moet ervoor zorgen dat de verkoop van producten van de aanbieder toeneemt. Een omzetprovisie is dus géén passende provisie. Het bevordert niet de kwaliteit van de dienst.

Er geldt sinds 2012 een latente provisietransparantie voor schadeverzekeringen. Dat wil zeggen dat deze transparantie over de exacte hoogte van de provisie niet hoeft te worden gegeven, indien de klant er niet om vraagt. Vraagt de klant er wel om, dan moet de provisie kenbaar gemaakt worden.

Passende commissieregels

Gevolmachtigde agenten vallen niet onder de provisieregels. Zij ontvangen een vergoeding van de aanbieder in de vorm van commissie. De commissie moet dus de kwaliteit van de dienst bevorderen en mag er niet voor zorgen dat de (onder)gevolmachtigde agent zich minder inzet voor de belangen van de klant.

Transparantie over de dienstverleningSinds 1 juli 2013 moeten alle financieel dienstverleners een Dienstverleningsdocument (DVD) overhandigen. Daarin staan per klantvraag de aard en reikwijdte van de dienstverlening beschreven. Meer informatie over het DVD vindt u in de hoofdstukken Professioneel gedrag, Integriteit en Adviesvaardigheden.

Aanbieders en kostentransparantie

De regels over kostentransparantie voor aanbieders gaan over:• een kostprijsmodel;• een kostenverklaring;• nominale kostentransparantie;• kostentransparantie bij vermogensopbouw.

Deze regels gelden voor aanbieders die hun producten rechtstreeks aan de klant verkopen. Met andere woorden: een aanbieder die financiële producten verkoopt zonder tussenkomst van een bemiddelaar. De regels gelden voor complexe producten en hypotheken.

Page 50: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

40

7020161_Wft Basis

KostprijsmodelAanbieders die hun producten rechtstreeks aanbieden, maken uiteraard ook kosten voor distributie en verkoop. Aanbieders rekenen deze kosten door aan de klant. De aanbieder moet berekenen hoe hoog de geschatte totale kosten voor distributie en verkoop zullen zijn. Vervolgens berekent de aanbieder hoe hoog deze kosten per product zijn. Dit doet de aanbieder in een kostprijsmodel. Dit vastgestelde kostprijsmodel moet worden gecontroleerd door een accountant.

Dit kostprijsmodel hoeft niet aan de klant te worden verstrekt. Het kostprijsmodel vormt wel de basis voor het doorberekenen van advieskosten of andere kosten. Het moet duidelijk zijn voor de klant hoe hoog de advies- en distributiekosten uiteindelijk zijn. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de factuur en het DVD.

De advies- en distributiekosten bestaan uit:• personeelskosten;• managementkosten;• reclamekosten;• automatiseringskosten;• kantoorkosten.

De kosten die de verzekeraar maakt voor het sluiten van de overeenkomst vallen niet onder deze kosten. De verzekeraar neemt dus bijvoorbeeld de kosten voor het opmaken van de polis niet mee in het kostprijsmodel.

VoorbeeldKostprijsmodel

Een aanbieder van consumptief krediet berekent de advies- en distributiekosten voor zijn uitstaande

consumptieve kredieten. De aanbieder berekent in het kostprijsmodel:

• geraamde distributiekosten € 1.200.000 per jaar;

• geraamd totaal uitstaande bedrag aan kredieten bij klanten € 613.000.000.

• Van dit uitstaande saldo wordt 2% niet betaald (de klant blijft in gebreke).

• Dan resteert een slordige € 600.000.000.

• 1,2 miljoen/600 miljoen = 0,2%.

De distributiekosten zijn 0,2% van de totale uitstaande kredietsom. De klant krijgt informatie waarin staat dat

de distributiekosten 0,2% bedragen. De aanbieder van de consumptieve kredieten hoeft geen inzicht in het

kostprijsmodel te geven.

Kostenverklaring

De advies- en distributiekosten zijn bijvoorbeeld verwerkt in de rentetarieven op de geldlening (zoals we zagen in het bovenstaande voorbeeld). In die zin is het bestaan van deze kosten voor klanten minder zichtbaar dan de beloning van het intermediair. Om meer gelijkheid te krijgen tussen directe verkoop en verkoop door het intermediair is de zogeheten kostenverklaring ingevoerd. De kostenverklaring is een verklaring waarin de aanbieder aangeeft dat hij distributie- en/of advieskosten berekent. De klant moet de verklaring ontvangen voordat hij de overeenkomst sluit.

Page 51: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

41

7020161_Wft Basis

Nominale kostentransparantie

Aanbieders moeten de klant informeren over de totale prijs van het product voordat de overeenkomst tot stand komt. De totale prijs is de prijs inclusief alle kosten. De aanbieder moet dat in geldbedragen uitdrukken. Dit wordt dan ook wel de nominale kostentransparantie genoemd.

Kostentransparantie bij vermogensopbouw

De aanbieder moet bij bepaalde producten informatie verstrekken over:• het bedrag van de totale kosten;• de kosten die deel uitmaken van de premie of inleg. Deze moet de aanbieder onderverdelen

naar kostensoort. De kostensoorten zijn: doorlopende kosten, eerste kosten, aan- en verkoopkosten;

• de kosten die de aanbieder op de vermogensopbouw of op de uitkering inhoudt. Ook hier moet de aanbieder de kosten weer onderverdelen naar kostensoort. De kostensoorten zijn: doorlopende kosten, eerste kosten, aan- en verkoopkosten;

• de jaarlijkse kosten van het beheer van een beleggingsinstelling;• de procentuele invloed van de kosten op het rendement;• de manier waarop de aanbieder de kosten verdeelt over de looptijd.

Kostentransparantie bij vermogensopbouw geldt voor complexe producten waarbinnen een vermogensopbouw plaatsvindt. Dit zijn bijvoorbeeld:• bankspaarrekeningen;• spaarhypotheken;• traditionele gemengde verzekeringen;• traditionele levenhypotheken;• traditionele lijfrenteverzekeringen.

Kostentransparantie bij vermogensopbouw geldt niet voor:• beleggingsobjecten;• beleggingsdiensten;• beleggingsverzekeringen;• beleggingshypotheken.

Een beleggingshypotheek is een geldlening met daaraan gekoppeld een beleggingsverzekering. Bij beleggingsverzekeringen gold vóór 1 januari 2010 namelijk al een uitgebreide informatieverplichting voordat de aanbieder het product afsloot. Levensverzekeraars moeten bij het afsluiten van beleggingsverzekeringen overigens wel voldoen aan de nominale kostentransparantie.

Page 52: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

42

7020161_Wft Basis

2.2.6 Kwaliteitseis 6: Zorgplicht

Zorgplicht wil zeggen dat de dienstverlener goed voor zijn klanten moet zorgen. Sinds 1 januari 2014 is er een speciaal zorgplichtartikel in de Wft opgenomen. Feitelijk vallen alle regels van de Wft al onder de noemer “zorgplicht”.

Inhoud zorgplicht

In dit nieuwe zorgplichtartikel staat dat de financieel dienstverlener de belangen van de klant op zorgvuldige wijze moet behartigen.De dienstverlener mag geen dingen doen of laten die nadelige gevolgen hebben voor de klant. Zorgplicht is een overkoepelend begrip. U kunt de zorgplicht daarom niet los zien van alle eerder genoemde kwaliteitseisen. Die zijn immers ook allemaal in het belang van de klant opgesteld.

Waarom zorgplicht wettelijk geregeld?

De wetgever vindt een zorgplicht belangrijk omdat de klant over het algemeen niet veel kennis van financiële producten heeft. Daar komt bij dat financiële producten niet vaak worden aangeschaft zodat ze erg onbekend blijven voor de klant. De klant kan vaak niet overzien wat de gevolgen zijn van het afsluiten van een financieel product. De zorgplicht eist daarom dat een financieel dienstverlener de klant voldoende en begrijpelijk informeert, voordat de klant een financieel product aanschaft.

Rol AFM en zorgplicht

Door het per 1 januari 2014 in de Wft opnemen van het zorgplichtartikel, heeft de AFM de mogelijkheid aanwijzingen te geven aan een dienstverlener die niet goed omgaat met de zorgplicht. Vervolgens kan de AFM verder maatregelen nemen, zoals het geven van een boete. Door het opnemen van het zorgplichtartikel is het dus mogelijk dat de toezichthouder ingrijpt. Voorheen kon alleen de klant zelf naar de rechter stappen als er iets misging met de zorgplicht. Dit was altijd achteraf. De AFM kan met het zorgplichtartikel nu vooraf sturen.

Voor wie geldt het wettelijke zorgplichtartikel?

Het artikel geldt voor vrijwel alle financieel dienstverleners, zoals aanbieders, adviseurs en bemiddelaars. Alleen voor degene die een financieel instrument aanbiedt, geldt het zorgplichtartikelniet. Voor deze partij bestaan er al specifieke zorgplichtregels. Financiële instrumenten zijn beleggingsinstrumenten, zoals aandelen of opties.

De zorgplicht bestaat uit drie elementen:• voldoende en juiste informatie verschaffen aan de klant;• een passend advies op basis van een klantprofiel geven;• voldoende afhandelen van klachten van klanten.

Op de eerste twee punten wordt uitgebreid ingegaan in de hoofdstukken Professioneel gedrag, Integriteit en Adviesvaardigheden. Het verschaffen van voldoende en juiste informatie komt aan het einde van dit hoofdstuk aan bod. Ook in de hoofdstukken Professioneel gedrag, Integriteit en Adviesvaardigheden is informatie te vinden over informatieverschaffing aan de klant. Hierbij gaat het om informatie die direct te maken heeft met het adviestraject.

Page 53: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

43

7020161_Wft Basis

2.3 BEMIDDELAARS

De Wft onderscheidt verschillende soorten bemiddelaars. Hierdoor zijn er van elkaar afwijkenderegels van toepassing op de verschillende bemiddelaars. De soorten bemiddelaars komen in deze paragraaf aan bod. Verder gaan we in op de werkzaamheden van de bemiddelaars.

2.3.1 Soorten bemiddelaars

De verschillende soorten bemiddelaars met de bijhorende kenmerken treft u aan in onderstaande tabel.

Onafhankelijkebemiddelaar

Gebondenbemiddelaar

Verbondenbemiddelaar

Bemiddeling voor Meerdere aanbieders Enkele aanbieders of

één aanbieder

Eén aanbieder

Productieverplichting bij aanbieder Nee Ja Nee

Plicht Wft-Vergunning Ja Ja Nee

Beroepsaansprakelijkheidsverzekering

verplicht

Ja Ja Nee

Onafhankelijke bemiddelaars

Onafhankelijke bemiddelaars worden ook wel ongebonden bemiddelaars genoemd. Er is een verschil tussen onafhankelijke bemiddelaars die werken met:• een selectieve analyse. Een onafhankelijke bemiddelaar werkt met een beperkt aantal

aanbieders. Hij heeft dus een selectie gemaakt van aanbieders voor wie hij bemiddelt; of• een objectieve analyse. Bij een objectieve analyse vergelijkt de bemiddelaar een aantal

financiële producten. De bemiddelaar geeft bij de klant aan welke andere producten van welke aanbieders een rol hebben gespeeld bij deze vergelijking. Ook geeft de bemiddelaar aan waarom hij er uiteindelijk voor heeft gekozen om het desbetreffende product te adviseren. Dit heet ook wel de good advice-verplichting van de onafhankelijke bemiddelaar.

Gebonden bemiddelaars

Een gebonden bemiddelaar heeft voor één of meerdere product(soorten) een productieverplichting bij een financiële instelling. Onder productieverplichtingen worden ‘afdwingbare verplichtingen’ verstaan. Het gaat daarbij dan om verplichtingen om een bepaalde hoeveelheid productie bij een verzekeraar onder te brengen, ook al staat deze verplichting niet als zodanig op schrift.

Verbonden bemiddelaars

De verbonden bemiddelaar bemiddelt voor een specifiek financieel product van één aanbieder. Vaak kiest hij hiervoor omdat hij zelf niet beschikt over het benodigde vakdiploma om als onafhankelijk bemiddelaar te mogen optreden. De aanbieder van het product neemt deze verplichting dan over. Deze aanbieder moet dan wel zorgen voor voldoende deskundigheid van de verbonden bemiddelaar. Voor andere financiële producten heeft hij vaak wel de benodigde vakdiploma’s en treedt daarvoor op als onafhankelijk bemiddelaar.

Page 54: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

44

7020161_Wft Basis

Bemiddelaars die financiële producten als bijproducten verkopen

Naast de hiervoor genoemde bemiddelaars zijn er ook personen die een ander beroep als hoofdactiviteit uitoefenen en daarnaast bemiddelen in financiële producten. Zij verkopen de financiële producten als bijproduct.

Voorbeelden hiervan zijn:• de fietsenhandelaar verkoopt een fietsverzekering bij de verkoop van een fiets;• het reisbureau verkoopt een reis- en annuleringskostenverzekering bij het boeken van een

vakantiereis;

Voor dit soort bemiddelaars in verzekeringen is binnen de Wft een aparte vrijstelling opgenomen voor de deskundigheidseisen.

2.3.2 Taken van bemiddelaars

Er zijn veel verschillende soorten bemiddelaars en veel verschillende soorten financiële producten. Toch zijn er overeenkomsten in de taken die de verschillende bemiddelaars uitvoeren bij de verkoop van de verschillende producten.

Taken bij het tot stand brengen van de overeenkomst van een financieel product

Voordat de klant een financieel product aanschaft heeft de bemiddelaar verschillende taken:• het voeren van een intakegesprek. Een intakegesprek is een gesprek waarin de adviseur de

informatie voor het uitbrengen van het advies aan de klant verzamelt. Het intakegesprek wordt ook wel het inventarisatiegesprek of gestructureerd interview genoemd. Voor sommige klantvragen wordt eerst een oriënterend gesprek gevoerd, waarin wordt bekeken of klant en adviseur iets voor elkaar kunnen betekenen. De klant betaalt hiervoor geen advieskosten;

• het opstellen van een klantprofiel. Een klantprofiel is de informatie over de klant die nodig is voor het opstellen van een advies;

• het analyseren van de gegevens van de klant. De adviseur moet een passend product verkopen. Dit wil zeggen een product dat past bij de informatie en wensen van de klant. De adviseur zal de gegevens en wensen van de klant moeten analyseren om te komen tot een passend advies;

• het verzorgen van de offerte(s). De adviseur vraagt een of verschillende offertes op. Hij selecteert de offerte die het beste bij de klant past;

• het geven van de juiste voorlichting. De adviseur geeft informatie over zijn advies (het geselecteerde product). Het is voor de klant duidelijk wat dit advies inhoudt en wat de consequenties van het advies zijn.

Aansluitend assisteert de bemiddelaar bij het invullen van de diverse aanvraagformulieren en controleert hij de voortgang en de totstandkoming van de definitieve overeenkomst.

Taken bij beheer en uitvoering tijdens de looptijd van een financieel product

De taken tijdens de looptijd van het financieel product kunnen divers zijn. Het is afhankelijk van het product. Voorbeelden van taken zijn:• begeleiden van schadeafhandelingen en -uitkeringen;• doorvoeren van wijzigingen in de dekking bij gewijzigde omstandigheden;• oversluiten van verzekeringen naar andere aanbieders als daar aanleiding voor is;

Page 55: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

45

7020161_Wft Basis

• begeleiden en adviseren van de klant bij renteherzieningen bij hypothecaire kredieten;• het adviseren over aanvullende financieringen bij verbouwingen en verbeteringen;• aanpassen van de beleggingsportefeuille bij wijzigingen in het klantprofiel.

Er zijn veel taken te noemen die de bemiddelaar tijdens de looptijd van het product verricht. Belangrijk is dat de bemiddelaar in de gaten houdt of het aangeschafte product nog past bij de klant. Dit kan namelijk tijdens de looptijd niet meer zo zijn, terwijl dit bij het afsluiten van het product wel het geval was.

Afhankelijk van de afspraken die zijn gemaakt tussen adviseur en klant, worden voor bepaalde handelingen kosten in rekening gebracht bij de klant. In sommige gevallen moet een adviseur altijd kosteloos actie ondernemen richting de klant:• wijziging van de (fiscale) wetgeving die op het product van toepassing is;• fusie met of overname van een andere financieel dienstverlener;• wijzigingen in de van toepassing zijnde algemene voorwaarden;• aanpassing van de dekkingsvoorwaarden;• wijziging van de premie;• naamswijziging van het product zelf of de onderliggende waarden;• juridische uitspraken die invloed kunnen hebben op het product;• nieuwe overheidsmaatregelen die het product (deels) overbodig maken.

Daarnaast zijn er per productsoort specifieke punten. Deze zijn apart in de wet genoemd, maar bespreken we hier niet.

Wanneer van bovenstaande wijzigingen sprake is, kan dit ertoe leiden dat er een nieuw advies moet worden gegeven. Voor dit nieuwe advies mogen wel kosten in rekening worden gebracht, als dit is vastgelegd in het Dienstverleningsdocument of anderszins aan de klant kenbaar is gemaakt (afhankelijk van het financiële product).

Taken bij beëindiging van een financieel product

Bij beëindiging van een financieel product kan de bemiddelaar de volgende taken hebben:• het tijdig opzeggen conform de polisvoorwaarden;• het verstrekken van alle bescheiden (bonus-malusverklaring) waarop de klant recht heeft;• het eventueel attenderen op het eindigen van dekkingen van polissen;• het controleren of een geldverstrekker de kadastrale inschrijving doorhaalt als de hypotheek is

afgelost.

Ook bij het beëindigen van het financieel product zijn de taken zeer divers. De bemiddelaar moet controleren of alles bij het beëindigen van het product goed verloopt.

Page 56: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

46

7020161_Wft Basis

2.4 DE VERGUNNING

Volgens de Wft moet in beginsel iedereen die beroeps- en bedrijfsmatig is betrokken bij het aanbieden, het adviseren of het bemiddelen van een financieel product of dienst aan een klant, beschikken over een vergunning. Dit noemen we ook wel de vergunningsplicht. Zo is het bijvoorbeeld zonder vergunning niet mogelijk financiële producten te adviseren of te bemiddelen in financiële producten.

2.4.1 AFM verleent vergunning

Een financieel dienstverlener kan een vergunning aanvragen bij de AFM. De AFM verleent een vergunning voor een specifieke dienst of voor een specifiek product. Een voorbeeld is een vergunning om in hypotheken te bemiddelen. De bemiddeling is de dienst en de hypotheek is het product. Met deze vergunning is het de financieel dienstverlener dus alleen toegestaan om te bemiddelen in hypotheken. Mocht de financieel dienstverlener ook andere diensten willen aanbieden of zijn huidige diensten willen uitbreiden naar andere financiële producten, dan moet hij een uitbreiding van de vergunning aanvragen bij de AFM.

2.4.2 Uitzonderingen op de vergunningplicht

Bepaalde dienstverleners hebben geen vergunning nodig:• verbonden bemiddelaars. De verbonden bemiddelaar heeft geen vergunning nodig als de

aanbieder zich verantwoordelijk stelt voor de gedragingen van de verbonden bemiddelaar. Deze verantwoordelijkheid houdt in dat de aanbieder ervoor moet zorgen dat de verbonden bemiddelaar zich aan de regels van de Wft houdt;

• aangesloten instellingen. Het is mogelijk dat een groep instellingen werkzaam is uit hoofde van één vergunning. Voorwaarde daarbij is dat er één centrale instelling binnen de groep moet bestaan, die kan afdwingen dat de andere groepsleden zich aan de voorschriften van de Wft houden;

• instellingen met een Europees paspoort. De instellingen die over een Europees paspoort beschikken zijn instellingen uit andere EU-lidstaten die in hun eigen land een vergunning hebben. Het is toegestaan zich te vestigen in andere lidstaten of daar diensten aan te bieden opbasis van deze vergunning;

• beleggingsinstellingen die handelen in deelnemersrechten van minimaal € 100.000. Beheerders van beleggingsinstellingen moeten een vergunning hebben. Een uitzondering hierop geldt als er alleen deelnemersrechten worden aangeboden met een nominale waarde of tegenwaarde van minimaal € 100.000.

VoorbeeldHandelen in deelnemersrechten van minimaal € 100.000

De beheerder van beleggingsinstelling X biedt alleen deelnemersrechten aan met een minimumwaarde van

€ 100.000. De beheerder van beleggingsinstelling X kan deze deelnemersrechten zonder vergunning blijven

aanbieden. Roderick heeft slechts € 75.000 te beleggen. Hij kan dus niet terecht bij beleggingsinstelling X die

geen vergunning heeft.

Page 57: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

47

7020161_Wft Basis

2.4.3 Het vervallen van de vergunning

Er zijn twee omstandigheden waarin een vergunning vervalt:• het overlijden van de vergunninghouder. De vergunning vervalt als de persoon, aan wie de

vergunning is verleend, komt te overlijden. De vergunning is namelijk niet overdraagbaar;• het verdwijnen van de financieel dienstverlener. De vergunning vervalt ook als de financieel

dienstverlener ophoudt te bestaan. Voorbeelden hiervan zijn het einde van de financieel dienstverlener door een fusie of een splitsing.

Het is wenselijk een voorziening te treffen voor de continuïteit van een onderneming als een van de bovenstaande situaties zich voordoet. Om deze reden blijft de vergunning nog twee maanden gelden voor degene(n) aan wie de onderneming is overgedragen of overgegaan. Deze persoon of personen worden dan in de gelegenheid gesteld op eigen titel een vergunning te verkrijgen.

2.4.4 Wegvallen sleutelfiguur

Met sleutelfiguur bedoelen we in deze de persoon op basis van wiens deskundigheid de vergunning is verkregen. Als deze sleutelfiguur wegvalt, mogen er volgens de Wft geen nieuwe klanten meer worden geadviseerd. Op voorstel van de AFM krijgt de financieel dienstverlener drie maanden de tijd om voor een oplossing te zorgen. In deze periode mogen de adviesactiviteiten worden voortgezet. De zorgvuldigheid en kwaliteit van de dienstverlening (advisering) moeten in deze periode van drie maanden zijn gewaarborgd. De AFM zal de vergunning intrekken als de financieel dienstverlener niet in staat is binnen de periode van drie maanden het wegvallen van de geschiktheid op te vangen. Dit houdt in dat de financieel dienstverlener voor dat betreffende deel van de portefeuille geen nieuwe activiteiten mag ontplooien.

VoorbeeldWegvallen sleutelfiguur

Assu-advies is een assurantiekantoor waar Hans Kraaij de directeur is. Hans voldoet zelf niet aan de

deskundigheidseisen. Hij stuurt zijn medewerkers aan en kennis van het vak is daarbij niet nodig. De

sleutelfiguur binnen het kantoor is Andries Vermolen. Andries heeft alle Wft-diploma’s die nodig zijn voor Assu-

advies. Andries krijgt ruzie met Hans en vertrekt per 1 augustus. Hans heeft een probleem; zijn sleutelfiguur is

vertrokken. Hij moet ervoor zorgen dat er voor 1 november weer iemand bij zijn kantoor werkt die voldoet aan

de deskundigheidsvereisten die hij volgens de Wft nodig heeft. De AFM trekt namelijk de vergunning van Assu-

advies in als er voor deze datum niet aan de deskundigheidseis is voldaan.

2.4.5 Het intrekken van de vergunning

De AFM kan de vergunning intrekken als de gang van zaken bij de financieel dienstverlener in zo'nernstige mate te wensen overlaat dat een boete of andere sanctie niet zinvol wordt geacht.

Page 58: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

48

7020161_Wft Basis

2.5 VERANTWOORDELIJKHEID AANBIEDER EN BEMIDDELAAR

De verantwoordelijkheid tussen aanbieder en bemiddelaar komt tot uiting in:• drie verplichtingen van de aanbieder naar bemiddelaar;• een verplichting bemiddelaar naar aanbieder.

2.5.1 Verplichtingen van aanbieder naar bemiddelaar

Een aanbieder heeft volgens de Wft drie verplichtingen naar de bemiddelaar:

• Controleren vergunningsplichtDe aanbieder is verplicht te controleren of een bemiddelaar is ingeschreven in het vergunningsregister van de AFM. De aanbieder voert deze controle als hij voor het eerst wil gaan samenwerken met een bepaalde bemiddelaar. Daarna moet de aanbieder deze controle eens in de twaalf maanden uitvoeren. De aanbieder moet de controle ook verrichten als hem signalen bereiken waardoor hij twijfelt of de bemiddelaar nog wel in het register is ingeschreven. De aanbieder mag niet aan een samenwerking beginnen of moet de samenwerking opzeggen als de vergunning van de bemiddelaar blijkt te ontbreken. Het controleren of de bemiddelaar een vergunning heeft, heet de vergewisplicht. De vergewisplicht geldt ook als het om een samenwerking met een gevolmachtigd agent gaat.

VoorbeeldVergewisplicht

Aanbieder X hoort van collega-aanbieders het gerucht dat Bemiddelaar Y geen vergunning meer heeft. Dit

gerucht is ook in een vakblad te lezen. Aanbieder X controleert of Bemiddelaar Y nog ingeschreven staat in het

register. Nu blijkt inderdaad dat Bemiddelaar Y geen vergunning meer heeft. Aanbieder X zegt de samenwerking

met Bemiddelaar Y per direct op.

• Bemiddelaar van informatie voorzienBemiddelaars zijn van bepaalde informatie afhankelijk van de aanbieder. De aanbieder moet de bemiddelaar dan ook van deze informatie voorzien. Het gaat hier hoofdzakelijk over productinformatie.

• Melding misstanden aan AFMEen aanbieder die constateert dat een bemiddelaar of gevolmachtigd agent de wet overtreedt, moet dit melden bij de AFM. De aanbieder heeft geen onderzoeksplicht.

De Wft bevat alleen een meldplicht voor aanbieders. De aanbieder draagt in zekere zin ook de verantwoordelijkheid voor de bemiddelaar of gevolmachtigd agent die zijn product in de markt zet. Dit is de reden waarom er een meldingsplicht is voor de aanbieder en niet voor de bemiddelaar of de gevolmachtigd agent. Het staat een bemiddelaar of gevolmachtigd agent uiteraard wel vrij om een misstand, die door een aanbieder begaan is, te melden.

Page 59: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

49

7020161_Wft Basis

VoorbeeldMelden misstand

Verzekeraar X komt er tijdens een gesprek met Assurantietussenpersoon Y achter dat Assurantietussenpersoon

Y geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering meer heeft. Verzekeraar X moet dit melden bij de AFM.

2.5.2 Verplichting bemiddelaar naar aanbieder

Een bemiddelaar of gevolmachtigd agent die bij zijn normale bedrijfsvoering signalen krijgt dat de aanbieder geen vergunning heeft, moet dit onderzoeken. Als uit onderzoek blijkt dat de aanbieder geen vergunning heeft, moet de bemiddelaar of agent de samenwerking beëindigen.

2.6 BELONINGSBELEID FINANCIËLE ONDERNEMINGEN

Naar aanleiding van de financiële crisis heeft de overheid de regelgeving rond het beloningsbeleid aangescherpt. Zo worden buitensporige beloningen en perverse beloningsprikkels bij financiële ondernemingen in Nederland tegengegaan. Sinds 2014 is al de Regeling beheerst beloningsbeleid Wft 2014 (Rbb 2014) van toepassing. Op 7 februari 2015 is daarnaast de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (Wbfo) in werking getreden. Met dit pakket aan maatregelen heeft Nederland één van de strengste beloningsregelingen in Europa. Dit moet een bijdrage leveren aan het herstel van het vertrouwen in de financiële sector.

2.6.1 Reikwijdte

De regels over een beheerst beloningsbeleid gelden voor alle personen die werken voor of onder verantwoordelijkheid van een in Nederland gevestigde financiële onderneming. Dit betekent, dat niet alleen werknemers, maar ook uitzendkrachten en gedetacheerde medewerkers onder deze regels vallen, ongeacht de functie die zij binnen de financiële onderneming hebben.

2.6.2 Beperking beloningen

BonusplafondVanaf 7 februari 2015 mag elke variabele bonus maximaal 20% van de vaste beloning zijn. Bij vaste beloning gaat het om beloningen waarvan vooraf het bedrag vaststaat. Dit is dus niet afhankelijk van de geleverde prestaties. Bij een maandbonus gelden de maandbedragen en bij een jaarbonus dejaarbedragen als uitgangspunt. Voorbeelden van vaste beloningen zijn:

een vast maandsalaris;jaarlijks vakantiegeld;een vaste dertiende maand;een vast uurtarief bij freelancers;een overwerkvergoeding (als dit vooraf contractueel is vastgesteld en niet afhankelijk is van de geleverde prestaties);de werkgeversbijdrage Zorgverzekeringswet.

Page 60: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

50

7020161_Wft Basis

Verbod op gegarandeerde bonussenHet is niet toegestaan een medewerker een gegarandeerde variabele bonus toe te kennen. Het gaat hier over bonussen waar (vrijwel) geen prestatievereiste tegenover staat. Voor welkomstvergoedingen geldt een uitzondering. Als een nieuwe medewerker door zijn vertrek bij de voormalig werkgever niet meer in aanmerking komt voor een variabele beloning bij deze voormalige werkgever, mag de nieuwe werkgever dit gemis in het eerste jaar compenseren met een welkomstvergoeding.

Beperking vertrekvergoedingenFinanciële ondernemingen mogen geen ontslagvergoeding meer aanbieden als een medewerker:

op eigen initiatief vertrekt;zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig verwijtbaar handelen of nalaten;dagelijks beleidsbepaler was en er sprake was van falen van de onderneming.

De ontslagvergoeding voor dagelijkse beleidsbepalers mag niet meer bedragen dan maximaal 100% van de vaste beloning op jaarbasis. Als de ontslagvergoeding als variabele beloning kan worden aangemerkt, dan is ook nog het bonusplafond van 20% van toepassing.

Aanscherping claw backDe raad van commissarissen van een financiële instelling kan al sinds 1 januari 2014 de bonus van een bestuurder aanpassen of terugvorderen. De nieuwe Wbfo heeft deze regeling uitgebreid naar alle medewerkers. Daarnaast moeten financiële ondernemingen sinds 7 februari 2015 bonussen of ontslagvergoedingen terugvorderen als de medewerker de beroepsnormen heeft geschonden of (mede)verantwoordelijk is voor grote verliezen. Als de financiële onderneming zich hier niet aan houdt, kunnen er hoge boetes worden opgelegd.

Uitbreiding bonusverbod bij staatssteunVoor financiële ondernemingen die staatsteun genieten geldt al jaren een bonusverbod. Dit bonusverbod is door de Wbfo verder uitgebreid. Het verbod was alleen van toepassing op de bestuurders en dagelijks beleidsbepalers. Nu zijn de senior managers hieraan toegevoegd. Daarnaast is de duur van het bonusverbod verlengd. Staatsgesteunde financiële ondernemingen mogen pas dan weer bonussen toekennen, als de Staat geen enkel aandeel meer heeft in de onderneming.

UitzonderingenAls een financiële onderneming een individuele medewerker wil behouden door een zogenaamde retentiebonus aan te bieden, dan mag er worden afgeweken van het bonusplafond van 20%. Er is dan wel expliciet toestemming van de toezichthouder nodig. In dit geval geldt er een maximumplafond van 100%.Daarnaast mag er aan individuele medewerkers een hogere variabele beloning worden gegeven, zolang het gemiddelde van de variabele beloning over de hele groep medewerkers niet meer bedraagt dan 20%. Ook mag de variabele beloning van een persoon niet hoger zijn dan 100% van zijn vaste beloning.

Page 61: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

51

7020161_Wft Basis

VoorbeeldAssurantiekantoor Goed Gedekt heeft 10 medewerkers in dienst. Het kantoor valt niet onder een CAO. Goed

Gedekt wil uitsluitend aan twee collega’s, Frans en Brenda, een bonus uitkeren. Frans heeft een maandsalaris

van € 2.800 bruto (inclusief vakantiegeld). Brenda verdient € 3.100 bruto per maand (inclusief vakantiegeld).

De bonus voor Frans bedraagt € 2.600. Brenda krijgt een bonus van € 1.200.

Deze bonusregeling is niet in strijd met de Wbfo. Er kan namelijk een hogere bonus dan 20% worden

toegekend, als het gemiddelde van de bonussen niet hoger is dan 20% en de individuele bonus niet hoger is

dan 100%.

Frans ontvangt een bonus van 93% (€ 2.600/€ 2.800 x 100%). Voor Brenda is de bonus 39% (€ 1.200/€ 3.100 x

100%). Naast Frans en Brenda zijn er nog 8 andere medewerkers die geen bonus krijgen.

De gemiddelde bonus is dan 13,2% ([8 x 0% + 1 x 93% + 1 x 39%]/10) per persoon. Frans en Brenda zitten

met hun bonus allebei onder de 100% van hun vaste inkomen.

Beheerders van beleggingsinstellingen, instellingen voor collectieve beleggingen in effecten (icbe’s) en

beleggingsondernemingen die alleen voor eigen rekening handelen zijn uitgezonderd van het bonusplafond. De

Regeling beheerst beloningsbeleid is voor deze groep wel van toepassing.

2.7 INFORMATIEVOORZIENING

De financieel dienstverlener moet de klant voldoende en juiste informatie geven over het financiële product dat de klant wil aanschaffen. De klant moet namelijk weten wat hij aanschaft. Ook moet de klant financiële producten die hetzelfde ‘doen’ voor de klant kunnen vergelijken. Uiteraard moet de klant zichzelf ook verdiepen in het financiële product. De klant heeft dus ook een eigen verantwoordelijkheid.

2.7.1 Eigen verantwoordelijkheid van de klant

In de wet staat dat het de verantwoordelijkheid van de klant is om een financieel product wel of niet aan te schaffen. Deze eigen verantwoordelijkheid houdt in:• keuze wel of geen advies. Het is de keuze van de klant zich wel of niet te laten adviseren. Bij

advies mag de klant er vanuit gaan dat hij er verstandig aan doet het advies op te volgen; • verstrekken van gegevens. De klant geeft de gegevens die nodig zijn voor een juist en passend

advies. Een adviseur heeft geen onderzoeksplicht naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens. Hij is wel verplicht een zogenaamd klantprofiel op te stellen. Dit profiel geeft het doel, de financiële positie, de ervaring en de risicobereidheid van de klant weer;

• keuze voor product. De klant bepaalt zelf of hij het product van de desbetreffende aanbieder koopt of dat hij een ander product aanschaft;

• bewust een beslissing nemen. De klant maakt bewust de keuze om een financieel product te kopen door zichzelf te verdiepen in de informatie die hij ontvangt.

2.7.2 Mate van informatieverschaffing

De mate van informatieverschaffing is afhankelijk van de vorm van de dienstverlening. Zo moet er bij advies meer informatie worden verschaft dan bij execution only. Maar ook voor execution only-klanten heeft de financieel dienstverlener een eerste verantwoordelijkheid.

Page 62: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

52

7020161_Wft Basis

Hij moet voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst onderzoeken of de (potentiële) klant wel geschikt is om gebruik te maken van execution only-dienstverlening, bijvoorbeeld door de eerder genoemde kennis- en ervaringstoets. Indien de klant niet slaagt voor deze toets, moet de dienstverlener afraden de execution only-dienstverlening te gebruiken om een product af te nemen. De klant kan dit advies uiteraard wel negeren.

2.7.3 De financiële bijsluiter (FB)

Een financiële bijsluiter (FB) is verplicht voor bepaalde producten. Het doel van de FB is dat de klant producten kan vergelijken. De FB bevat een overzicht van de risico’s en kosten van het product. Om een vergelijking te vergemakkelijken, is de opzet van de FB gelijk voor ieder product.

Wanneer is een FB verplicht?

Financiële instellingen zijn verplicht voor complexe producten een FB op te stellen. Een complex product is meestal een product dat bestaat uit meerdere componenten, zoals beleggen, sparen en verzekeren. In elk geval moet de waarde van één van de bestanddelen afhankelijk zijn van de ontwikkelingen op de markt.

Voorbeelden van complexe financiële producten zijn:• beleggingsverzekeringen;• levensverzekeringen;• levenhypotheken;• beleggingsobjecten en -fondsen;• lijfrenteverzekeringen;• levensloopverzekeringen; of• een combinatie van twee of meer van de bovengenoemde producten.

Hoe ziet de FB eruit?

Bovenaan de FB staan de naam van het product en de maatschappij die het product uitgeeft. Vervolgens is een inleiding over de financiële bijsluiter opgenomen. Hierin staat de aanbeveling om de financiële bijsluiter te gebruiken vóór het kopen van het product om gelijksoortige producten te vergelijken. De financiële bijsluiter kent een vijftal rubrieken. Bij elke rubriek hoort een symbool.

De rubrieken plus symbolen zijn:

• het product. Het bijbehorende symbool is een label ;• de risico’s. Het bijbehorende symbool is een gevarendriehoek ;• de kosten. Het bijbehorende symbool is een portemonnee ;• de opbrengst. Het bijbehorende symbool is een euroteken ;

• eerder beëindigen. Het bijbehorende symbool is een geopende deur .

Rubriek: ‘Het product’De klant krijgt hier informatie over de inhoud van het product. Dit wordt aangeduid met de termen: ‘u gaat’, ‘u moet’ en ‘u kunt’. Ook kan de klant hier zien of er een garantie is.

;;;;;;;;;

Page 63: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

53

7020161_Wft Basis

VoorbeeldFB-rubriek ‘Het product’

Frits wil een beleggingsverzekering met een bepaalde rendementsgarantie afsluiten. Hij vergelijkt op het

internet een aantal financiële bijsluiters van aanbieders. In deze bijsluiters staat bij ‘het product’ het volgende

vermeld:

• u gaat beleggen en verzekeren;

• u moet elke maand een vast bedrag storten en elke maand premie betalen;

• u kunt een bedrag bijeen krijgen met garantie op de einddatum. Vraag naar de garantievoorwaarden. U

kunt bij overlijden een vast bedrag nalaten aan nabestaanden.

Rubriek: ‘De risico’s’

Dit deel van de FB geeft aan wat de risico’s zijn wanneer de klant zijn geld in dit product investeert. Dit wordt gesymboliseerd door een mannetje dat een last draagt. Hoe krommer het mannetje loopt, hoe hoger het risico is. Er worden altijd twee scenario’s geschetst: • het scenario bij tussentijdse beëindiging na drie jaar;• het scenario dat het risico aangeeft na de gehele looptijd van twintig jaar.

Onderstaande figuren geven de twee uitersten aan.

Figuur: Zeer klein r is ico Figuur: Zeer groot r is ico

Rubriek: ‘De kosten’

De kosten in de FB worden bij een waardevermeerdering van 4% bruto in beeld gebracht. De waarden geven het netto rendement weer. Het netto rendement is het rendement na aftrek van de kosten. Een financiële bijsluiter geeft de kosten weer na respectievelijk 1, 10 en 20 jaar. In dit deel ziet de klant precies wat er is ingelegd. Ook ziet de klant wat hij na aftrek van de kosten, na de genoemde periode, overhoudt. De bijsluiter laat standaard drie soorten kosten zien: • de verzekeringspremie;• de kosten van eerder beëindigen;• de overige kosten.

Er is op een horizontale regel te lezen: Wat u overhoudt = Inleg -/- verzekeringspremie -/- overige kosten + rendement -/- kosten eerder beëindigen

Bij ‘wat u overhoudt’, is het verzekerde bedrag bij leven en bij overlijden opgenomen. Op die manier is de tegenprestatie van de risicopremie zichtbaar.

Page 64: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

54

7020161_Wft Basis

Rubriek: ‘De opbrengst’De FB bevat drie voorspellingen van de opbrengst:• historisch scenario. Dit is een algemene weergave van het gemiddelde rendement van een fonds

over de laatste twintig jaar. Als een fonds nog geen twintig jaar historie heeft, dan moet een aanbieder de historie aanvullen met voorgeschreven wettelijke rendementspercentages. De aanbieder gebruikt in dit geval de term: ‘voorbeeld historie’;

• standaard scenario. Dit is een rendement dat is gebaseerd op het opbrengstpercentage van 4%. In elke FB is dit rendement hetzelfde, zodat de resultaten goed kunnen worden vergeleken;

• pessimistisch scenario. Dit is een algemene weergave van het rendement in een mogelijk denkbaar slecht scenario.

De opbrengsten zijn weergegeven in opbrengstgrafieken. Bij de opbrengstgrafieken moet de aanbieder aangeven met welke opbrengstpercentages er is gerekend.

VoorbeeldRubriek: ‘De opbrengst’

Joop bekijkt de bijsluiter van de Delta Lloyd Groeirekening. Er wordt uitgegaan van een inleg van € 100 per

maand. Deze inleg wordt belegd. Op de tweede pagina van de bijsluiter, ziet hij onder het kopje “Wat kan de

Lijfrente Groeirekening opbrengen?” de volgende bedragen:• het historisch scenario: gaat uit van 7% per jaar € 37.903 na 20 jaar;

• het standaard scenario gaat uit van 4% per jaar € 34.483 na 20 jaar;

• het pessimistisch scenario gaat uit van - 0,5% per jaar € 25.409 na 20 jaar.

Joop maakt verder uit de bijsluiter op dat de inleg wordt verdeeld in 50% sparen en 50% beleggen. Daarbij

leest hij de opmerking dat hij in het ergste geval 50% van zijn inleg kan kwijtraken.

Rubriek: ‘Eerder beëindigen’In deze rubriek staat wat er gebeurt als de klant eerder stopt met het product, bijvoorbeeld als hij overlijdt of als hij het product opzegt. Soms moet de klant dan een bedrag betalen, zoals afkoopkosten.

Essentiële Beleggersinformatie

De FB van beleggingsinstellingen ziet er sinds 1 juli 2012 anders uit dan die van andere complexe producten. Dit komt doordat de FB van beleggingsinstellingen is gebaseerd op Europese regelgeving en niet op Nederlandse regelgeving. Met ingang van 1 juli 2012 moeten namelijk alle Europese beleggingsinstellingen de zogeheten Essentiële Beleggersinformatie (EBI) beschikbaar hebben. Voor beleggingsinstellingen is het EBI dus de opvolger van de FB. De Engelse term voor het EBI is KIID (‘key investor information document’).

Page 65: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

55

7020161_Wft Basis

De EBI zorgt ervoor dat klanten deze informatie binnen Europa onderling eenvoudiger kunnen vergelijken. Er is een voorbeeldexemplaar van een EBI opgesteld. De EBI dat een beleggingsinstelling verstrekt, moet gelijk zijn aan dit voorbeeldexemplaar. In de EBI is de volgende informatie opgenomen:• doelstellingen en het beleggingsbeleid;• risico- en opbrengstprofiel;• kosten;• in het verleden behaalde resultaten;• praktische informatie.

In een EBI zit een risico-indicator die aangeeft hoe hoog het risico is. Een voorbeeld van de nieuwe risico-indicator is hieronder afgebeeld.

Page 66: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

56

7020161_Wft Basis

Page 67: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

57

7020161_Wft Basis

3 FINANCIËLE HUISHOUDING VAN DE KLANT

Sharon is financieel adviseur. Ze heeft vandaag een afspraak met de heer en mevrouw Akdeniz. Het is belangrijk dat Sharon een advies geeft dat past bij de wensen en de persoonlijke situatie van de heer en mevrouw Akdeniz. Sharon stelt tijdens het gesprek met de heer en mevrouw Akdeniz dan ook allerlei vragen om inzicht te krijgen in de financiële huishouding van de heer en mevrouw Akdeniz.

In het eerste hoofdstuk stonden we vooral stil bij de partijen die werkzaam zijn binnen de financiële dienstverlening. In dit hoofdstuk gaan we verder in op de klant. Het is voor een adviseur zoals Sharon belangrijk om veel gegevens te krijgen van de klant. De adviseur moet weten welke informatie hij moet verzamelen. Daarom geven we in dit hoofdstuk de achterliggende informatie bij de te verzamelen gegevens van de klant. Deze informatie is uiteraard ook nodig om de gegevens van de klant te analyseren en uiteindelijk een advies te kunnen geven.

In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan bod:• de financiële positie van de klant;• de juridische positie van de klant;• de fiscale positie van de klant.

3.1 DE FINANCIËLE POSITIE VAN DE KLANT

Bij het in kaart brengen van de financiële positie van de klant spelen een rol:• de inkomenspositie van de klant;• de vermogenspositie van de klant;• de financiële soliditeit van de klant;• sparen, ontsparen en lenen;• de levensfasen van de klant.

De adviseur kan met de gegevens over de financiële positie van de klant bepalen of de klant financieel solide is. Dit wil zeggen of de klant in de toekomst aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen.

3.1.1 Inkomenspositie van de klant

De inkomsten van een klant zijn een belangrijk uitgangspunt bij het geven van een financieel advies. Hierbij gaat het niet alleen over de hoogte van het inkomen zelf. Het is voor een adviseur belangrijk een beeld te krijgen van wat een klant overhoudt na betaling van vaste lasten en consumptieve uitgaven. Een klant kan inzicht krijgen in zijn inkomsten en uitgaven door het opstellen van een zogeheten kasstroomoverzicht. Dit is een overzicht waarin de klant per maand bijhoudt wat zijn inkomsten en uitgaven zijn. De klant weet hierdoor wat hij per maand overhoudt of tekort komt. Een kasstroomoverzicht noemen we ook wel een begroting.

Page 68: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

58

7020161_Wft Basis

Het kasstroomoverzicht geeft de klant inzicht in:• op welke wijze hij geld kan besparen. De klant krijgt door het kasstroomoverzicht inzichtelijk

waaraan hij zijn geld uitgeeft. Hij kan zien voor welke posten hij teveel uitgeeft en waar hij dus kan bezuinigen;

• hoeveel hij nodig heeft aan financiële middelen. Hierbij kan hij ook naar de toekomst kijken. Bijvoorbeeld: wat heb ik nodig als ik met pensioen ga? Of, wat heb ik nodig als ik een andere woning aankoop?

3.1.2 Vermogenspositie van de klant.

Het vermogen is het verschil tussen de bezittingen en de schulden op een bepaald moment. De adviseur bespreekt met de klant welke bezittingen hij heeft en welke schulden er zijn. Dit zet hij op een rij. Ook bespreekt de adviseur of de klant nog veranderingen verwacht in de ontwikkeling van zijn vermogenspositie.

Het vermogen kan in beeld worden gebracht op een balans. Hieronder volgt een voorbeeld van een balans.

VoorbeeldBalans

Bezittingen Schulden

Woning 210.000 Persoonlijk vermogen 59.000

Auto 17.000 Hypotheek 190.000

Inboedel 3.000 Studieschuld 8.000

Effecten 21.000 Openstaande belastingaanslag 2.000

Banktegoeden 3.000

Vorderingen 5.000

259.000 259.000

Aan de linkerzijde van de balans worden de bezittingen opgenomen en aan de rechterzijde de schulden. Het persoonlijk vermogen is het verschil tussen de bezittingen en de schulden. In het voorbeeld is dit € 59.000. Het persoonlijk vermogen staat aan de rechterkant van de balans. Als het vermogen negatief is, staat er een negatief bedrag.

3.1.3 Financiële soliditeit van de klant

De financiële soliditeit van de klant geeft aan of de klant in de toekomst aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen. Om te bepalen of de klant financieel gezien solide is, spelen de volgende begrippen een rol:• solvabiliteit. Solvabiliteit is het nakomen van financiële verplichtingen op lange termijn. Een

klant die zijn verplichtingen op termijn kan nakomen is solvabel. Een solvabele klant is te herkennen aan een positief persoonlijk vermogen. Er is dan nog een reserve aanwezig. Het tegenovergestelde van een solvabele klant is een insolvabele klant. De schulden van een insolvabele klant zijn groter dan zijn bezittingen. Er is een negatief persoonlijk vermogen. Het is voor de klant lastig om zijn financiële verplichtingen op lange termijn te blijven voldoen.

Page 69: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

59

7020161_Wft Basis

• liquiditeit. Liquiditeit wil zeggen het nakomen van financiële verplichtingen op korte termijn. Hierbij speelt de volgende vraag: hoe eenvoudig is het om de aanwezige bezittingen om tezetten in contant geld? Contant geld en een tegoed op een betaalrekening zijn liquide. Een woning en kunst zijn niet-liquide.

VoorbeeldSolvabiliteit en liquiditeit

Kees heeft een positief persoonlijk vermogen doordat hij een eigen woning bezit. Hij is dus solvabel. Deze

woning is echter zijn enige bezit. Stel dat het inkomen van Kees wegvalt. Dan zal hij in moeilijkheden komen.

De woning is namelijk niet liquide. Kees moet eerst zijn woning zien te verkopen en een nieuwe woonruimte

zien te vinden wil hij zijn vermogen kunnen consumeren.

3.1.4 Sparen, ontsparen en lenen

Als er geen persoonlijk vermogen aanwezig is, kan de klant dus twee dingen doen: sparen of lenen. Is er wel vermogen aanwezig, dan kan de klant ontsparen.

Sparen

Sparen is het apart zetten van een deel van het geld dat de klant niet direct nodig heeft. De klant geeft het geld dus niet uit. De vermogenspositie van de klant neemt hierdoor toe. De klant kan eenvermogensplan opstellen als hij spaart met een bepaald doel.

VoorbeeldSparen

Frans wil sparen voor een motor. Voor de aanschaf van de motor schat hij € 3.000 nodig te hebben. Frans

kan elk jaar € 1.000 missen. Frans begint aan het einde van het jaar met sparen, omdat hij de € 1.000

beschikbaar krijgt uit zijn dertiende maand. De hoogte van de rentevergoeding bedraagt 3%. De rente wordt

eenmaal per jaar achteraf vergoed. Frans stelt het volgende vermogensplan op:

Jaar 1 januari Inleg per jaar Rente 31 december

1 € 0 € 1.000 € 0 € 1.000

2 € 1.000 € 1.000 € 30 € 2.030

3 € 2.030 € 1.000 € 60,90 € 3.090,90

Frans moet dus drie jaar sparen om de motor te kunnen aankopen.

Lenen

De klant kan ook geld lenen. Het voordeel hiervan is dat het geld direct beschikbaar is. De klant hoeft geen periode te wachten om zijn doel te bereiken. Hij kan gelijk overgaan tot het financieren van zijn doel. Een nadeel is dat er aan het lenen van geld wel kosten zijn verbonden.

Ontsparen

Een klant die geld gespaard heeft, kan ontsparen. Ontsparen is namelijk het gebruiken van geld dat is gespaard.

Page 70: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

60

7020161_Wft Basis

VoorbeeldJan Jaap Braaksma heeft een spaarrekening waarop een bedrag van € 10.000 staat. Jan Jaap heeft de afgelopen

drie jaar dit geld bijeengespaard. Hij neemt € 5.000 op van deze spaarrekening om een tweedehands auto te

kopen. Jan Jaap ontspaart dus voor een bedrag van € 5.000.

3.1.5 Levensfasen van de klant

De klant neemt de belangrijkste financiële beslissingen bij veranderingen in zijn leven, zoals gaan studeren, het starten met een eerste baan, een huis kopen, kinderen krijgen, ontslag, echtscheiding en pensionering. Deze veranderingen hebben te maken met de levensfase van een klant. Elke levensfase heeft een andere invloed op de financiële situatie van de klant. Voor iedereen verlopen de levensfasen anders. Toch is er een richtlijn aan te geven van fasen die iedereen doormaakt. In onderstaand schema staan de levensfasen en de invloed op de financiële positie van de klant.

Levensfase Kenmerken Invloed op financiële positie

Vroege jeugd • ± tot 15-jarige leeftijd

• Zorg nodig

• Geen inkomsten

• Vermogensvorming via verzorgers

Jongvolwassenheid • ± 15-30-jarige leeftijd

• Student of scholier

• Bijbaantje

• Hulp verzorgers nodig

• Geen zware verantwoordelijkheid

• Weinig inkomsten

• Eigen geld om dingen te kopen

• Klein of negatief vermogen

• Geen of weinig

vermogensvorming

• Geld lenen

Middenfase • ± 30-60-jarige leeftijd

• Studie klaar werken

• Op zichzelf wonen

• Kinderen

• Inkomsten stijgen

• Uitgaven stijgen

• Geen of weinig

vermogensvorming

• Geld lenen

Actieve oudere • ± 60-70-jarige leeftijd

• Nog een aantal jaren werken of

met pensioen

• Kinderen uit huis

• Tijd voor hobby’s en

vrijwilligerswerk

• Inkomsten stabiel of dalen

• Uitgaven dalen

• Vermogensvorming sparen

Afhankelijke oudere • ± 70 jaar en ouder

• Gezondheid neemt af

• Hulp nodig

• Daling inkomsten

• Uitgaven dalen

• Geen of weinig

vermogensvorming

• Ontsparen

Page 71: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

61

7020161_Wft Basis

Er is ook nog een andere indeling naar levensfasen. Deze is vergelijkbaar met bovenstaande indeling, alleen de fasen zijn net iets anders opgezet. Deze indeling is de volgende:• startopfase. Deze fase is vergelijkbaar met de fase vroege jeugd en begin van de

volwassenheidsfase. Deze fase wordt ook wel start-up genoemd; • expansiefase. Deze fase is vergelijkbaar met het begin van de middenfase. Deze fase wordt ook

wel groeifase genoemd; • rijpheidsfase. Deze fase is vergelijkbaar met het einde van de middenfase en het begin van de

actieve ouderdom. Deze fase wordt ook wel volwassenfase genoemd; • teruggangsfase. Deze fase is vergelijkbaar met het einde van de actieve ouderdom en de

afhankelijke ouderdom.

3.2 JURIDISCHE POSITIE VAN DE KLANT

Naast de financiële positie van de klant speelt de juridische positie van een klant een rol bij het geven van financieel advies. Bij alle financiële producten kunnen de volgende juridische aspecten een rol spelen:• handelingsbekwaamheid;• samenlevingsvormen;• toestemming van de partner;• erfrecht.

3.2.1 Handelingsbekwaamheid

Handelingsbekwaam wil zeggen dat een persoon zelfstandig rechtshandelingen mag uitvoeren zonder dat iemand anders de rechtshandeling achteraf zonder reden ongedaan kan maken. Een rechtshandeling is bijvoorbeeld het kopen van iets zoals een financieel product.

Bepaalde groepen mensen zijn handelingsonbekwaam. Dit wil niet zeggen dat zij geen rechtshandelingen kunnen verrichten. Alleen de rechtshandelingen zijn vernietigbaar. Vernietigbaarwil zeggen dat de gevolgen van de rechtshandeling zoveel mogelijk kunnen worden teruggedraaid. Dit wordt gedaan om een handelingsonbekwame persoon tegen zichzelf te beschermen. De handelingsonbekwame persoon kan namelijk de gevolgen van een overeenkomst niet goed inschatten.

Er zijn verschillende groepen van handelingsonbekwame personen:• Minderjarigen, tenzij gehuwd of gehuwd geweest. Een persoon jonger dan 18 jaar is

minderjarig; • onder curatele gestelde personen. De ondercuratelestelling is er voor mensen die zowel hun

financiële als andere persoonlijke belangen niet meer kunnen behartigen. Redenen voor een ondercuratelestelling kunnen zijn:- een geestelijke stoornis;- verkwisting en gewoonte van drank- of drugsmisbruik.

Page 72: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

62

7020161_Wft Basis

3.2.2 Samenlevingsvormen

In Nederland onderscheiden we in hoofdlijnen drie vormen van samenleving:• ongehuwd samenwonen;• huwelijk; en• geregistreerd partnerschap.

Ongehuwd samenwonen

Twee personen kunnen gaan samenwonen zonder ‘iets’ te regelen. Zij hebben dan voor de wet geen andere relatie met elkaar dan twee willekeurige vreemden. De financieel dienstverlener die advies aan ongehuwd samenwonenden geeft, geeft dus advies aan zelfstandige individuen. De rechtshandelingen die de ene partner verricht, binden de andere partner niet. Als de ene partner bijvoorbeeld een kredietovereenkomst afsluit, kan de geldverstrekker de andere partner niet aanspreken op het nakomen van de kredietovereenkomst.

Er bestaat dus geen specifieke wetgeving voor ongehuwd samenwonenden die niets hebben geregeld. Zo zijn er geen wettelijke bepalingen voor ongehuwd samenwonende partners die uit elkaar gaan. Ook zijn ongehuwd samenwonende partners geen wettelijke erfgenamen van elkaar. Anders gezegd: als zij niets hebben geregeld, erven zij niet van elkaar.

VoorbeeldOngehuwd samen wonen ‘niets’ geregeld

Gerard en Jolanda wonen samen in het huis van Gerard. Er is nog niets geregeld; dat doen ze nog wel een keer.

Gerard komt te overlijden. Volgens het wettelijk erfrecht is Jolanda geen erfgenaam van Gerard. Het huis waarin

zij samenwoonden, erven de ouders van Gerard. De ouders van Gerard verkopen het huis. Ook nemen zij de

inboedel mee omdat deze van Gerard was. De financiële situatie voor Jolanda, na overlijden van Gerard, was

beter geweest als zij een samenlevingscontract en een testament hadden gehad. Maar helaas blijft ze nu met

lege handen achter.

Om de zaken goed te regelen, kunnen ongehuwd samenwonenden:• een samenlevingscontract afsluiten; en/of • een testament laten opstellen.

SamenlevingscontractOngehuwd samenwonenden kunnen een samenlevingscontract afsluiten. Dat kan bij een notaris, maar voor de rechtsgeldigheid van het contract is dat niet nodig. Voor alle betrokkenen is dan duidelijk hoe zaken rondom scheiding, schenking en vererving moeten worden afgewikkeld. Het vastleggen van afspraken verkleint de kans op onenigheid bij de afwikkeling. In een samenlevingscontract leggen de partners bijvoorbeeld vast:• dat zij een samenleving vormen en vanaf welke datum zij dat doen; • wie welke kosten betaalt;• wie de eigenaar is van bepaalde goederen en wie het bestuur hierover heeft;• wat de financiële en materiële gevolgen zijn bij het beëindigen van de samenleving.

Page 73: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

63

7020161_Wft Basis

Vaak nemen samenwoners het zogenoemde verblijvingsbeding op in de samenlevingsovereenkomst. Hiermee worden de gevolgen van het beëindigen van het samenwonen geregeld. Een verblijvingsbeding zorgt ervoor dat bij overlijden de langstlevende samenwoner het gehele eigendom over de zaken krijgt die voorheen gemeenschappelijk eigendom waren. Een verblijvingsbeding biedt echter geen oplossing voor het nalaten van niet-gemeenschappelijke zaken. Privé-eigendom kan dus alleen worden nagelaten door een testament op te stellen.

TestamentSamenwoners erven dus niet automatisch van elkaar. Het is ook niet mogelijk elkaar als erfgenaam te benoemen in een samenlevingsovereenkomst. Als samenwoners aan elkaar privé-eigendommen willen nalaten, moeten zij een testament laten opstellen. De partners moeten hiervoor naar de notaris.

Huwelijk en geregistreerd partnerschap

Het geregistreerd partnerschap is bedoeld voor mensen die niet willen trouwen, maar hun verbintenis wel formeel willen maken. Veel regels bij een huwelijk en een geregistreerd partnerschap zijn hetzelfde. Er zijn ook enkele verschillen. Eerst gaan we in op de overeenkomsten.

OnderhoudsplichtHet huwelijk en het geregistreerd partnerschap leiden automatisch tot een aantal rechten en plichten voor de partners. De meest bekende plicht is de onderhoudsplicht. Gehuwden en geregistreerde partners zijn verplicht om, binnen hun mogelijkheden, in elkaars levensonderhoud te voorzien.

Tussen wie?

Een huwelijk of geregistreerd partnerschap kan worden aangegaan door twee personen. In Nederland is polygamie (gehuwd zijn met meer dan één persoon) verboden. Partners moeten minimaal 18 jaar zijn om te kunnen trouwen of een geregistreerd partnerschap aan te gaan. Andere voorwaarden zijn:• de partners zijn geen bloedverwant in de rechte lijn, en zijn geen broer of zus. Bloedverwanten

in de rechte lijn zijn bijvoorbeeld ouders en kinderen;• beide partners zijn niet met anderen gehuwd en hebben geen andere geregistreerd partner;• beide partners zijn meerderjarig of vallen onder één van de volgende uitzonderingsregels

(kinderhuwelijk): - één van de partners is 16 of 17 jaar en er wordt een doktersverklaring overgelegd waaruit

blijkt dat de vrouw zwanger is of al een kind heeft gekregen; of - één van de partners is jonger dan 16 jaar en de minister van Justitie heeft om

zwaarwegende redenen ontheffing gegeven. De ouders moeten in dit geval toestemming geven;

• geen van de partners staat onder curatele of een rechter heeft toestemming gegeven voor het huwelijk of voor het geregistreerd partnerschap van degene die onder curatele staat.

Page 74: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

64

7020161_Wft Basis

Algehele gemeenschap van goederenAlgehele gemeenschap van goederen houdt in dat alle bezittingen en schulden van twee personen gemeenschappelijk worden vanaf het moment dat deze twee personen trouwen of een geregistreerd partnerschap aangaan. Beide partners hebben geen privévermogen meer, behoudens enkele specifieke uitzonderingen waarop we hier niet ingaan. Alle bezittingen en schulden zijn in beginsel gemeenschappelijk eigendom. Willen de personen die een huwelijk of een geregistreerd partnerschap aangaan dit niet, dan kunnen zij van de gemeenschap van goederen afwijken door bij de notaris huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden op te laten stellen.

Bij algehele gemeenschap van goederen zijn beide partners aansprakelijk voor alle schulden die tijdens de huwelijkse of partnerschapsperiode worden aangegaan. Daarnaast is er hoofdelijke aansprakelijkheid voor elkaars schulden. Hoofdelijke aansprakelijkheid wil zeggen dat een schuldeiser de ene partner kan aanspreken voor de schulden die gemaakt zijn door de andere partner. Een schuldeiser kan dan de partner voor de gehele schuld aanspreken.

VoorbeeldHoofdelijke aansprakelijkheid

Hans en Krista zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Krista koopt een mooie cabriolet. Ze leent

hiervoor een bedrag van € 6.000 bij geldverstrekker X. Krista ‘vergeet’ een aantal keren de rente over de lening

te betalen, doordat zij geen geld op haar rekening heeft. Geldverstrekker X kan ook Hans aanspreken voor het

bedrag van € 6.000 plus de nog te betalen rente en eventuele kosten.

Het bestuur over de goederen binnen de gemeenschap ligt bij beide partners. Een uitzondering op deze regel is er als het goed op één naam staat. De partner op wiens naam dit goed staat heeft dan het bestuur over het goed.

Huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden

Partners kunnen ook kiezen voor huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden. De huwelijkse voorwaarden werken alleen als:• er een akte door de notaris is opgemaakt;• de akte is ingeschreven in het openbaar huwelijksgoederenregister bij de rechtbank van de

plaats waar het huwelijk of het geregistreerd partnerschap is gesloten.

De partners kunnen de voorwaarden zowel vóór het sluiten van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap als tijdens het huwelijk of het geregistreerd partnerschap op laten stellen. Voor het wijzigen of opstellen ervan tijdens het huwelijk of het geregistreerd partnerschap is geen toestemming van de rechter nodig.

Einde van het huwelijk of geregistreerd partnerschap

Het huwelijk of geregistreerd partnerschap eindigt bij:• overlijden van één van de echtgenoten/partners;• vermissing van één van de echtgenoten/partners. Voorwaarde is wel dat de rechtbank een

vermoeden van overlijden heeft uitgesproken en dat deze toestemming heeft gegeven een nieuw huwelijk/geregistreerd partnerschap aan te gaan.

Page 75: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

65

7020161_Wft Basis

Pas als dit huwelijk/geregistreerd partnerschap ook daadwerkelijk is gesloten, is het eerdere huwelijk/geregistreerd partnerschap beëindigd;

• echtscheiding. Uitsluitend via een uitspraak van de rechter kunnen partners scheiden. Bij het geregistreerd partnerschap is in bepaalde gevallen ook scheiding mogelijk zonder tussenkomst van een rechter. Dit lichten we verderop in de tekst toe;

• ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed. Bij een scheiding van tafel en bed zijn veel regels hetzelfde als bij een scheiding. Het gemeenschappelijk vermogen wordt verdeeld. Alleen wordt het huwelijk nog niet ontbonden en trouwen met ander kan ook niet. Samenwonen met een ander kan wel. Een scheiding van tafel en bed kan een oplossing zijn als iemand om godsdienstige redenen geen echtscheiding wil. Het huwelijk is pas echt afgelopen, wanneer het na scheiding van tafel en bed alsnog ontbonden wordt.

Verschillen geregistreerd partnerschap en huwelijkDe verschillen tussen een huwelijk en een geregistreerd partnerschap zijn:• beëindiging zonder rechter. Voor de ontbinding van een huwelijk moeten de gehuwden altijd

naar de rechter. Een geregistreerd partnerschap kan ook buiten de rechter om eindigen als de partners het met elkaar eens zijn en zij geen minderjarige kinderen hebben. Als de partners wel minderjarige kinderen hebben, zijn zij verplicht het geregistreerd partnerschap door de rechter te laten ontbinden;

• scheiding van tafel en bed. Een scheiding van tafel en bed is wel mogelijk bij een huwelijk, maar niet bij een geregistreerd partnerschap;

• erkenning in het buitenland. Het geregistreerd partnerschap wordt over het algemeen niet erkend in het buitenland. Een huwelijk tussen man en vrouw wordt daar uiteraard wel erkend;

• inzegening in de kerk. Een ander verschil is dat mensen die trouwen hun huwelijk in de kerk kunnen laten inzegenen. Dat kan bij een geregistreerd partnerschap niet altijd.

3.2.3 Toestemming vereist van de partner

Voor bepaalde handelingen moet een partner toestemming geven. Bij ongehuwd samenwonenden is dus geen toestemming van de partner vereist bij het verrichten van een van hieronder genoemde handelingen. Het geven van toestemming geldt voor gehuwden en geregistreerde partners. Het gaat om de volgende handelingen:

• Bepaalde handelingen die gaan over de eigen woningMet de eigen woning bedoelen we de woning waarin de partners samen wonen. Onder het begrip ‘eigen woning’ valt ook een woonboot of een woonwagen. Zo is bijvoorbeeld toestemming nodig bij verkoop, verhuur of het aangaan van een hypothecair krediet voor de woning. Dat noemt men het “bezwaren” van de eigen woning. De precieze uitleg over wat een hypothecair krediet is, komt in het hoofdstuk over lenen aan bod.

• Aangaan huurkoopverplichtingenHuurkoop is een leenvorm waarbij de lening altijd gebonden is aan een vast object, bijvoorbeeld een auto. De klant koopt een bepaald object en gaat hiervoor een lening aan. Bij huurkoop is de klant pas officieel eigenaar van het object nadat de lening volledig is afgelost.

Page 76: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

66

7020161_Wft Basis

• Persoonlijke zekerheidstellingAls iemand zich persoonlijk borg of garant stelt dan zegt hij toe verplichtingen na te komen van een geldlener. De borg- en garantsteller moet de verplichtingen van de geldlener nakomen als deze niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet. In dat geval is de borg- of garantsteller met zijn gehele vermogen aansprakelijk. Binnen de financiële dienstverlening komt de borg- en garantstelling voornamelijk voor bij het verstrekken van hypothecaire kredieten, waarbij het in de meeste gevallen gaat om een ouder die borg of garant staat voor zijn kind. Een derde zekerheidstelling is mede hoofdelijk schuldenaar waarbij de zekerheidsteller, net als de geldlener, 100% aansprakelijk is voor de geldlening.

VoorbeeldBorgstelling

De vader van Annemieke wil borg staan voor de geldlening die zij nodig heeft om een woning aan te kopen. De

ouders van Annemieke zijn gescheiden. De vader van Annemieke is opnieuw gehuwd. De nieuwe partner van de

vader van Annemiek heet Clara. Voor de borgstelling heeft de vader van Annemieke toestemming nodig van zijn

vrouw. Een persoonlijke borgstelling is immers een van de handelingen waarbij toestemming van de partner

vereist is. Omdat Clara en Annemieke altijd ruzie hebben, geeft Clara geen toestemming. De borgstelling gaat

niet door en Annemieke kan de woning niet aankopen.

• Doen van een ongebruikelijke giftEr is niet duidelijk beschreven wanneer een gift ongebruikelijk is. Wat een ongebruikelijke gift is, is namelijk afhankelijk van:- de relatie tussen de partner en degene die de gift ontvangt;- de waarde van de gift; en- de financiële positie en het leefmilieu van de partners.

3.2.4 Erfrecht

Het erfrecht regelt wat er gebeurt met het vermogen van iemand na overlijden. Is er geen testament opgesteld, dan geldt het wettelijk erfrecht. Is er wel een testament opgesteld, dan is er sprake van testamentair erfrecht.In onderstaand overzicht staan een aantal termen plus uitleg uit het erfrecht.

Page 77: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

67

7020161_Wft Basis

Uitgangspunt van het erfrecht is dat de langstlevende echtgenoot in beginsel goed verzorgd moet achterblijven. Dit wordt bereikt door de zogenoemde wettelijke verdeling. Deze wettelijke verdeling houdt in dat alle goederen volgens de wet aan de langstlevende echtgenoot toekomen. De kinderen krijgen slechts een geldvordering ter grootte van hun wettelijk erfdeel.

VoorbeeldWettelijke verdeling

Johan is met Loes gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Ze hebben twee kinderen. Johan overlijdt

zonder een testament te hebben opgemaakt. Op het moment van overlijden hebben zij de volgende bezittingen:

• een woonhuis met een waarde van € 200.000

• effecten met een beurswaarde van € 30.000

• spaargeld met een waarde van € 10.000

• totale waarde gemeenschap € 240.000

De helft van de bezittingen is van Loes. De andere helft is de nalatenschap van Johan. De waarde van de

nalatenschap bedraagt dus € 120.000. Loes en de twee kinderen zijn de erfgenamen van deze nalatenschap,

ieder voor een gelijk deel. De verdeling wordt dus € 120.000/3 = € 40.000 per persoon. Dat betekent niet dat

de kinderen ook echt € 40.000 krijgen.

De kinderen krijgen ieder een niet-opeisbare vordering op Loes van € 40.000. Hierbij is geen rekening gehouden

met het betalen van belasting en kosten.

De positie van de geregistreerd partner is in het erfrecht gelijk aan de positie van de gehuwde. Waar we ‘echtgenoot’ schrijven, kunt ook ‘geregistreerd partner’ lezen.

Groepen van erfgenamen

Het wettelijke erfrecht werkt met verschillende groepen personen die kunnen erven. Alleen bloedverwanten kunnen erven.

Erflater

Nalatenschap (= erfenis)

Erfgenaam

Bloedverwant

Aanverwant (= zwagerschap)personen die geen familie van elkaar zijn, maar door huwelijk of

geregistreerd partnerschap wel tot een familie behoren

band tussen personen die van elkaar afstammen of de band tussen

personen die een gemeenschappelijke stamvader of stammoeder hebben

degene die geheel of gedeeltelijk de nalatenschap ontvangt, dan wel hier

recht op heeft

vermogen dat erflater nalaat

degene die overlijdt

Page 78: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

68

7020161_Wft Basis

In het erfrecht geldt de groep-voor-groep-regel: pas wanneer in een bepaalde groep geen erfgenamen zijn, komt een volgende groep in aanmerking. Er is geen erfgenaam in een groep als er geen in leven zijnde erfgenaam is of als er geen erfgenaam is die wil erven. De vier groepen erfgenamen zijn:• groep 1: de (niet van tafel en bed gescheiden) echtgenoot van de erflater en zijn of haar

kinderen;• groep 2: de ouders van de erflater en zijn of haar broers en zussen;• groep 3: de grootouders van de erflater;• groep 4: de overgrootouders van de erflater.

Bij een scheiding van tafel en bed blijven de echtgenoten volgens de wet getrouwd. Door de scheiding van tafel en bed gelden bepaalde rechten en plichten die verbonden zijn aan het huwelijk niet meer.

Wanneer iemand overlijdt, moet eerst worden gekeken of er erfgenamen in groep 1 in leven zijn en willen erven. Is dat het geval dan erven de erfgenamen uit de volgende groepen niets. Pas als er niemand in groep 1 in leven is of in aanmerking komt, komt groep 2 aan de beurt. Groep 3 komt pas aan de beurt wanneer er in groep 1 en 2 geen erfgenamen meer in leven zijn. Ten slotte komt groep 4 pas aan de beurt als er in de groepen 1, 2 en 3 niemand meer in leven is. Zijn er in alle vier de groepen geen erfgenamen meer in leven, dan vervalt de erfenis aan de staat.

VoorbeeldGroep-voor-groep-regel

De vrijgezelle Berend heeft een broer Michel. Ook heeft Berend nog een oma. Zij heet oma Koos. Naast zijn

broer Michel en oma Koos zijn er geen familieleden meer. Als Berend komt te overlijden, geldt het volgende:

• Groep 1: geen wettelijke erfgenamen;

• Groep 2: broer Michel;

• Groep 3: oma Koos;

• Groep 4: geen wettelijke erfgenamen.

Mocht Berend overlijden, dan heeft zijn broer Michel recht op zijn nalatenschap. Michel zit namelijk in groep 2

en in groep 1 zijn er geen erfgenamen. Oma Koos ontvangt niets volgens het wettelijk erfrecht. Zij zit in groep

3 en die komt pas aan de beurt na groep 2 waarin broer Michel zit.

Plaatsvervulling

Plaatsvervulling wil zeggen dat een erfgenaam als het ware in de plaats komt van de oorspronkelijke erfgenaam. Dit gebeurt als de oorspronkelijke erfgenaam al is overleden of als de erfgenaam de erfenis verwerpt. Verwerpen wil zeggen dat iemand de erfenis niet wil hebben.

VoorbeeldEmma is een alleenstaande vrouw. Ze had twee dochters: Merel en Fleur. Haar oudste dochter Merel is een

aantal jaren geleden overleden. Merel had twee zoons. Deze zoons, Pieter en Bas, leven nog als Emma overlijdt.

Er is geen testament. Haar nalatenschap bedraagt € 600.000. Fleur erft hiervan de helft en dus een bedrag van

€ 300.000. Als Merel nog had geleefd, had zij ook € 300.000 geërfd. Pieter en Bas nemen de plaats van Merel in

en erven ieder € 150.000.

Page 79: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

69

7020161_Wft Basis

Legitieme portie

De legitieme portie van een kind is het gedeelte van de erfenis van de ouder waarop het kind altijd recht heeft. Een ouder kan zijn kind in een testament onterven. Toch heeft het kind dan recht op een deel van de erfenis van zijn ouder. Dat deel is de legitieme portie. De legitieme portie geeft geen recht op goederen, maar is een geldvordering op de gezamenlijke erfgenamen. De hoogte van de legitieme portie bedraagt de helft van het wettelijke erfdeel.

VoorbeeldLegitieme portie

Daan is een alleenstaande vader. Hij heeft drie dochters. Neeltje is één van deze dochters. Daan onterft Neeltje

in zijn testament. Toch kan Neeltje aanspraak maken op een deel van de nalatenschap van Daan als hij

overlijdt. Wettelijk gezien zou zij recht hebben op een derde deel van de nalatenschap. Ook de andere twee

dochters hebben een wettelijk erfdeel van een derde. Neeltje kan aanspraak maken op een legitieme portie ter

grootte van een zesde deel van de nalatenschap.

Testament

Een testament is een notarieel vastgelegd document dat de notaris opstelt om af te wijken van het wettelijk erfrecht. Iedereen van 16 jaar en ouder mag een testament laten opmaken. Een testament of uiterste wilsbeschikking is een eenzijdige rechtshandeling. Bij testament kan de erflater zelf zijn erfgenamen benoemen. Naast erfgenamen kunnen ook legatarissen worden benoemd. Een legatarisis volgens het wettelijk erfrecht geen erfgenaam. Een legaat is een bepaling in een testament, waarbij een bepaald goed of een vast omschreven geldbedrag aan een bepaald persoon wordt nagelaten.

VoorbeeldLegataris

Oma Wendy wil haar oude antieke klok nalaten aan haar kleinkind Richard. Richard heeft haar op haar oude dag

altijd goed geholpen en hij is gek op die klok. Daarom legateert Oma Wendy in haar testament de oude antieke

klok aan haar kleinzoon Richard.

3.3 FISCALE POSITIE VAN DE KLANT

Naast de financiële en juridische positie van de klant speelt de fiscale positie van de klant ook een grote rol bij het advies binnen de financiële dienstverlening. De meest voorkomende belastingsoorten daarbij zijn:• inkomstenbelasting;• schenkbelasting;• erfbelasting.

3.3.1 Inkomstenbelasting

De Wet Inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) beschrijft op welke wijze de belastingheffing over de verschillende inkomsten moet worden berekend. Deze wet werkt met een zogeheten boxenstelsel. Dit houdt in dat er drie verschillende boxen zijn, waarin bepaalde inkomenscategorieën vallen.

Page 80: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

70

7020161_Wft Basis

Per box betaalt de belastingplichtige afzonderlijk belasting.

Inkomsten kunnen maar in één box worden belast, zodat geen sprake kan zijn van dubbele belastingheffing. Als het inkomen in een box negatief is, kan dat niet worden verrekend met een positief inkomen in een andere box. Wel is binnen box 1 en 2 verrekening mogelijk met een positief inkomen uit dezelfde box van voorgaande of komende jaren. In box 3 is geen verliesverrekening mogelijk.

Box 1: Loon

Een werknemer ontvangt loon voor het werken voor een werkgever. Dit loon is belast in box 1. Ook pensioenuitkeringen en uitkeringen op grond van een sociale verzekering (zoals AOW en WW) vallen in box 1.

Fiscaal loonFiscaal loon is het loon dat de fiscus aanhoudt voor de berekening van de loonheffing (loonbelasting en premies volksverzekeringen). De belastingplichtige vindt de hoogte van het fiscaal loon terug op de jaaropgave. Een jaaropgave is een overzicht van het loon dat de werkgever of uitkeringsinstantie jaarlijks verstrekt. Ook staan de loonheffing en de heffingskortingen op dit overzicht. De werkgever houdt de loonheffing in. De werknemer ontvangt dus het loon nadat de loonheffing eraf is gehaald. De werkgever betaalt de loonheffing aan de fiscus.

Loonheffing en inkomstenbelasting

De loonheffing is een voorheffing op de inkomstenbelasting. Dit betekent dat bij de berekening van de uiteindelijk verschuldigde inkomstenbelasting rekening wordt gehouden met de al betaalde loonheffing. Als een werknemer al loonheffing betaalt, is het niet zo dat hij ook nog een keer inkomstenbelasting verschuldigd zal zijn. Het loon wordt maar één keer belast. Alleen belastingplichtigen die naast het loon nog andere inkomsten of aftrekposten hebben, krijgen te maken met de inkomstenbelasting.

Box 1: Inkomsten uit werk en woning

• Loon

• Winst uit onderneming

• Resultaat uit overige werkzaamheden

• Periodieke uitkeringen en

verstrekkingen

Heffing: oplopend tarief naar ongeveer

50%

Box 2: Aanmerkelijk belang

• 5% of meer van de

aandelen

• Voorbeelden: dividend en

verkoopwinst

Heffing: vast tarief 25%

Box 3: Sparen en beleggen

• Bezittingen minus schulden

• Heffingsvrij vermogen

• Vrijstell ingen

• Fictief rendement 4%

Heffing: vast tarief 30%

Minus: Heffingskortingen

Page 81: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

71

7020161_Wft Basis

VoorbeeldLoonbelasting en inkomstenbelasting

Joost werkt in loondienst. Zijn salaris bedraagt € 45.000 per jaar. Hierover betaalt hij loonheffing. Joost heeft

geen andere inkomsten en aftrekposten in box 1. Joost is geen inkomstenbelasting verschuldigd omdat hij

loonbelasting betaalt en geen andere inkomsten heeft dan loon.

Dit jaar koopt Joost een eigen woning. Hierdoor krijgt hij bepaalde aftrekposten voor de inkomstenbelasting.

Met deze aftrekposten is nog geen rekening gehouden bij het berekenen van loonheffing die de werkgever van

Joost heeft afgedragen. Joost moet nu een (digitaal of papieren) aangiftebiljet Inkomstenbelasting invullen om

de te veel betaalde belasting terug te krijgen.

Auto van de zaakAls een belastingplichtige een auto van de zaak heeft en met deze auto meer dan 500 kilometer privé rijdt per jaar, dan leidt dit tot een extra belastbaar inkomen, de ‘bijtelling’. De hoogte van dit inkomen wordt berekend door de cataloguswaarde te vermenigvuldigen met een bijtellingspercentage. Het percentage is afhankelijk van de CO2-uitstoot van de auto. Hoe lager de uitstoot, des te lager de bijtelling. Schone auto’s leveren dus belastingvoordeel op. In 2016 zijn de percentages voor een deel gewijzigd.

De wijzigingen zijn ter illustratie in onderstaande tabel in beeld gebracht:

2015 2016Bijtelling CO2-uitstoot (in gr/km) Bijtelling CO2-uitstoot (in gr/km)4% 0 4% 07% 1 - 5014% 51 - 82 14% 1 - 5020% 83 - 110 21% 51 - 10625% 25%

LevensloopregelingVia de levensloopregeling konden werknemers een deel van hun brutosalaris sparen voor onbetaald verlof of om eerder te stoppen met werken. De levensloopregeling is per 1 januari 2012 afgeschaft. Er is een overgangsregeling die loopt tot 1 januari 2022. Voor mensen die op 31 december 2011 al meededen aan deze regeling èn een spaarsaldo hadden van € 3.000 of meer, geldt dat ze nog kunnen blijven sparen. Dat heeft invloed op de te betalen loonbelasting.De levensloopregeling is ingevoerd om fiscaal vriendelijk te sparen voor verlof. Het fiscaal vriendelijke wil zeggen dat er uitstel van belastingheffing plaatsvindt. Dit werkt als volgt:

• Werknemer legt in op een levenslooprekening. Over de ingelegde bedragen die werknemer via de werkgever betaalt is geen loonbelasting verschuldigd. Inleggen kan tot maximaal 12% van het loon. Inleggen is alleen toegestaanbinnen de regeling als:- er niet meer gespaard is dan 210% van het bruto loon; en - er per 31 december 2011 minimaal € 3.000 gespaard was.

Page 82: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

72

7020161_Wft Basis

• Werknemer neemt geld op van zijn levenslooprekening.Over het opgenomen geld is de werknemer in box 1 loonbelasting verschuldigd. Een belastingplichtige mag tegenwoordig het geld van de levensloopregeling altijd opnemen, dus niet meer alleen voor verlof. Door opname van een levenslooprekening neemt de te betalen belasting dus toe. Wel heeft de belastingplichtige bij opname van het tegoed recht op de levensloopverlofkorting. Deze bedraagt maximaal de belastingheffing over het opgenomen bedrag of het aantal jaren van deelname aan de levensloopregeling maal ongeveer € 210. Sinds2012 worden jaren waarin nog gestort wordt in de levensloopregeling niet meer meegeteld als jaren van deelname voor het verkrijgen van een levensloopverlofkorting.

Box 1: Winst uit onderneming

Er zijn in hoofdlijnen twee soorten ondernemingen te onderscheiden. Onderstaande tabel geeft deze twee ondernemingsvormen weer plus informatie hierover.

Onderneming Met rechtspersoonlijkheid Zonder rechtspersoonlijkheid

Voorbeelden • Besloten Vennootschap (BV)

• Naamloze Vennootschap (NV)

• Eenmanszaak

• Vennootschap onder firma

(VOF)

• Zelfstandige beroepsbeoefenaar

(zoals notaris en tandarts)

Verschil tussen

ondernemingsvermogen en

privévermogen

Aanwezig Niet aanwezig

Aansprakelijk met gehele

vermogen (zowel

ondernemingsvermogen als

privévermogen) voor schulden

onderneming

Nee Ja

Belastingheffing Vennootschapsbelasting Inkomstenbelasting

De winst van een ondernemer zonder rechtspersoonlijkheid wordt belast in box 1 van de inkomstenbelasting. De winst wordt berekend door de ondernemingskosten af te trekken van de omzet van de onderneming.

VoorbeeldOndernemer

Bert heeft twee jaar geleden een poffertjeskraam overgenomen van een goede vriend. Bert heeft dit jaar voor

€ 110.000 aan poffertjes verkocht. Zijn kosten bedroegen € 60.000.

De winst voor Bert bedraagt: € 110.000 -/- € 60.000 = € 50.000.

Om te komen tot de fiscale winst van de onderneming kunnen bepaalde bijtellingen en aftrekposten nog een rol spelen. De fiscale winst is de winst waarover de ondernemer belasting moet betalen. In het kader van deze basisopleiding gaan we hierop niet verder in.

Page 83: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

73

7020161_Wft Basis

Box 1: Resultaat uit overige werkzaamheden

Onder inkomsten uit overige werkzaamheden vallen de inkomsten uit werk die geen loon zijn en ook geen winst uit onderneming zijn. Voorbeelden hiervan zijn:• inkomsten uit freelance-werkzaamheden; • honoraria voor het geven van lezingen; • vergoedingen die gemeenteraadsleden voor hun werk ontvangen.

Onder resultaat uit overige werkzaamheden vallen ook inkomsten uit bepaalde vormen van het rendabel maken van vermogen. Een voorbeeld hiervan is het ter beschikking stellen van een vermogensbestanddeel, zoals een pand of geld, aan bepaalde (rechts)personen.

VoorbeeldResultaat uit overige werkzaamheden

Pieter schrijft naast zijn baan als docent Nederlands geregeld als freelance journalist voor verschillende kranten.

Het inkomen uit de freelance-werkzaamheden van Pieter wordt belast als resultaat uit overige werkzaamheden

in box 1.

Box 1: Inkomsten uit periodieke uitkeringen en verstrekkingen

Naast loon, winst uit onderneming en resultaat uit overige werkzaamheden vallen periodieke uitkeringen en verstrekkingen ook in box 1. De meeste voorkomende voorbeelden van periodieke uitkeringen en verstrekkingen zijn: • lijfrente-uitkeringen. Een lijfrente-uitkering is een periodieke uitkering. Een verzekeraar of een

bank betaalt deze periodieke uitkering. De belastingplichtige heeft namelijk een verzekering of bankrekening afgesloten waarbij de afspraak is gemaakt met de verzekeraar of bank dat er een periodieke uitkering volgt als de belastingplichtige op een bepaalde datum leeft en/of voor een bepaalde datum komt te overlijden;

• alimentatie-inkomsten. De ontvangen alimentaties voor partners is belast in box 1.Kinderalimentatie is niet belast.

Niet elke periodieke uitkering wordt belast, denk hierbij aan de zorgtoeslag en kinderbijslag.

Box 1: Inkomsten uit eigen woning

Iemand die een eigen woning heeft, kan in box 1 een aftrekpost hebben. Alleen in bijzondere situaties zijn de inkomsten uit de eigen woning positief. Die situaties behandelen we niet in deze module. De inkomsten uit de eigen woning zijn meestal negatief. Dit wil zeggen dat het hier gaat om een aftrekpost die in mindering mag worden gebracht op het overige inkomen in box 1. Er is alleen een aftrekpost als er een schuld is aangegaan om de woning te kunnen aankopen, verbouwen of te verbeteren. Een lening die is aangegaan voor de eigen woning heet in fiscale termen een eigenwoningschuld. Is er geen eigenwoningschuld dan heeft het bezit van een eigen woning geen effect op de heffing van de inkomstenbelasting.

Negatieve inkomsten eigen woning

De aftrekpost voor de eigen woning heet de ‘Negatieve inkomsten eigen woning’. Er is sprake van een eigen woning als deze voortdurend als hoofdverblijf dient. De belastingplichtige moet er dus permanent wonen. Er kan dan ook maar één eigen woning zijn.

Page 84: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

74

7020161_Wft Basis

Berekening negatieve inkomsten eigen woningDe negatieve inkomsten eigen woning worden als volgt berekend:

De negatieve inkomsten eigen woning bestaan dus uit:• eigenwoningforfait.

Dit is een bijtelling in box 1 vanwege het eigenwoningbezit. Deze bijtelling is een percentage van de WOZ-waarde van de woning. De WOZ-waarde van de woning stelt de gemeente, waarin de woning zich bevindt, jaarlijks vast;

• betaalde rente. Dit is de rente die betaald is over de schuld die is aangegaan voor de eigen woning.

Renteaftrek eigen woning met 0,5% afgebouwdRente die betaald wordt over de eigenwoningschuld is aftrekbaar in box 1. Sinds 2014 is deze aftrek niet meer volledig, als het belastbaar inkomen (deels) in de 4e schijf is belast. Het maximale voordeel wordt jaarlijks afgebouwd met 0,5%. Dit betekent dat in 2016 de maximale aftrek nog maar 50,5% bedraagt. De afbouw gaat door tot een percentage van 38% is bereikt in 2041.

Als het eigenwoningforfait hoger is dan de betaalde rente dan is er geen aftrekpost, maar ook geen extra heffing van inkomstenbelasting.

VoorbeeldEigen woning

José heeft een koopwoning aan de Knollenweg. Deze woning dient voor haar als permanent hoofdverblijf. José

ging een hypothecair krediet aan om de woning te kunnen betalen. Zowel de koopwoning als het hypothecaire

krediet vallen in box 1. Dit houdt in dat José het eigenwoningforfait bij haar inkomen moet optellen en de rente

die zij moet betalen over het krediet in mindering kan brengen op haar fiscale inkomen. De eigen woning zorgt

dus voor een belastingvermindering.

Regeling met ingang van 2013Met ingang van 1 januari 2013 is alleen de rente die is betaald voor de financiering van de eigen woning (een zogeheten eigenwoningschuld) aftrekbaar als er op de lening wordt afgelost. De aflossing moet minimaal annuïtair zijn. Een annuïteit is een periodiek gelijkblijvend bedrag, waarmee de lener de lasten van de hypothecaire geldlening betaalt. Deze betaling van de lasten bestaat uit rente en aflossing, waarbij de lener tijdens de looptijd van de lening steeds minder rente gaat betalen en steeds meer gaat aflossen. Voor een lening met een lineaire aflossing heeft de lener ook recht op een aftrekpost voor de eigen woning. Bij een lineaire aflossing lost de lener elke periode hetzelfde bedrag af. Op deze aflossingsvormen komen we uitgebreider terug in het hoofdstuk ‘Lenen’ van deze syllabus.

Eigenwoningforfait Rente eigenwoningschuldminus

percentage x WOZ-waarde

Page 85: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

75

7020161_Wft Basis

Voor mensen die op 31 december 2012 een eigen woning en een eigenwoningschuld hadden, blijft de hypotheekrente aftrekbaar, ook al lossen zij niet af op de lening. Dit geldt ook als zij de lening overzetten naar een andere geldverstrekker en/of als zij de lening in een andere vorm oversluiten. Voor deze situaties geldt overgangsrecht: bestaande rechten worden gerespecteerd.

Afschaffing aftrek studiekosten bij recht op studiefinancieringStudiekosten kunnen onder bepaalde voorwaarden als persoonsgebonden aftrekposten in mindering worden gebracht op het belastbaar inkomen. Dit levert dan een belastingvoordeel op. Deze aftrekmogelijkheid gold tot en met 2015 ook voor studiekosten van een student met recht op studiefinanciering. Voor deze groep belastingplichtigen zijn de studiekosten sinds 2016 niet meer aftrekbaar.

Tarief box 1

Het tarief in box 1 is progressief. Dat wil zeggen dat de belastingdruk groter wordt naarmate het inkomen stijgt. Met andere woorden hoe hoger het inkomen, hoe hoger het belastingpercentage. Er is sprake van een zogeheten schijventarief. Hoe hoger het inkomen hoe meer schijven er van toepassing zijn. Het inkomen wordt verdeeld in schijven, waarbij elke schijf zijn eigen belastingpercentage kent. Er wordt belasting berekend per schijf.

De tarieven in box 1 zien er als volgt uit:

Schijf Inkomen hoger dan Inkomen niet hoger dan < AOW > AOW1 € 0 € 20.000 36% 27%2 € 20.000 € 35.000 40% 32%3 € 35.000 € 67.000 40% 40%4 € 67.000 --- 50% 50%

VoorbeeldJan (50 jaar) heeft een inkomen van € 26.000. Hij laat dit jaar zijn levenslooprekening € 8.000 uitkeren, waarna de rekening wordt opgeheven. Jan heeft dit jaar voor de belastingen een inkomen van € 34.000. Hij betaalt in schijf 1 € 7.200 (€ 20.000 x 36%) en schijf 2 € 5.600 ([€ 34.000 -/-20.000] x 40%). Stel dat de heffingskorting (behandeling verderop in de hoofdstuk) € 4.500 is, dan is de totale belasting in box 1 € 7.200 + € 5.600 - € 4.500 = € 8.300.

Box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang

Iemand heeft een aanmerkelijk belang als hij 5% of meer van de aandelen van een BV of NV bezit.

Een persoon met een aanmerkelijk belang betaalt belastingheffing in box 2 over bijvoorbeeld:• dividend.

Dividend is een winstuitkering;• verkoopwinst.

Er wordt een verkoopwinst behaald als de aandeelhouder zijn aandelen verkoopt tegen een hogere prijs dan waarvoor hij ze aankocht.

Het tarief in box 2 bedraagt 25%.

Page 86: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

76

7020161_Wft Basis

Box 3: inkomen uit sparen en beleggen

In box 3 worden de inkomsten uit sparen en beleggen belast. De heffing van de belasting in box 3 wordt als volgt berekend.

Bezittingen min schulden

Voorbeelden van bezittingen en schulden die onder deze grondslag vallen zijn:• de tweede woning. De eerste woning valt in box 1 en kan dus niet in box 3 vallen. Een tweede

woning valt in box 3;• spaartegoeden. Dit is bijvoorbeeld geld op een gewone spaarrekening;• beleggingen. Voor zover deze niet vallen in box 2; • alle schulden die niet in box 1 vallen. Dit zijn in principe schulden die geen verband houden met

de eigen woning. De eerste € 3.500 (voorbeeldbedrag) van een schuld telt niet mee bij het in mindering brengen van de schulden in box 3. Bij partners geldt een drempel ter hoogte van € 7.000 (idem) voor schulden in box 3. Dit is de zogeheten doelmatigheidsdrempel voor schulden in box 3.

• NB. belastingschulden. Nederlandse belastingschulden zijn geen schulden in box 3. Deze mogen in principe niet in mindering worden gebracht in box 3. Een uitzondering hierop is de nog niet betaalde erfbelasting door te late ontvangst van de aanslag.

Vrijstellingen

Een aantal bezittingen zijn vrijgesteld in box 3. Dit betekent dat deze niet meetellen voor het bepalen van de rendementsgrondslag. Dit zijn onder andere:• groene beleggingen. Dit zijn beleggingen in milieuvriendelijke projecten. Een groene belegging

is vrijgesteld tot een bedrag van ongeveer € 58.000);• uitvaartverzekeringen. Dit is een verzekering waarbij de uitkering dient voor het betalen van een

uitvaart. Een verzekering met een waarde lager dan ongeveer € 7.000 is vrijgesteld. Zodra de verzekering meer waard is dan € 7.000 is deze volledig belast in box 3;

• bepaalde kapitaalverzekeringen. Dit zijn kapitaalverzekeringen die al op 14 september 1999 bestonden en voldoen aan bepaalde voorwaarden. De vrijstelling voor deze verzekeringen in box 3 is maximaal € 123.428.

Voorbeeld vrijstelling groene beleggingenAlexander heeft in heel 2016 groene beleggingen voor een bedrag van € 70.000. De belegging telt voor de

rendementsgrondslag in box 3 mee voor een bedrag van € 12.000 (€ 70.000 - € 58.000).

isminus Belast vermogenBezittingen - schulden

maal 4% maal 30%

(ofwel maal 1,2%)

4% = fictief rendement

30% = belastingheffing

• per 1 januari

• is de rendementsgrondslag

• er zijn enkele vrijstell ingen

Heffingsvrij vermogen

• € 21.000 per

belastingplichtige

Page 87: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

77

7020161_Wft Basis

Heffingsvrij vermogen

Het heffingsvrij vermogen is het vermogen waarover de belastingplichtige geen inkomstenbelasting is verschuldigd. Het heffingsvrij vermogen bedraagt € 21.000 per belastingplichtige.. De inkomsten uit sparen en beleggen kunnen niet negatief zijn. Er kan door het in mindering brengen van het heffingsvrij vermogen dus geen negatief belast vermogen ontstaan.

Bepaling verschuldigde belasting

Over het belast vermogen (grondslag sparen en beleggen) geldt een fictief rendement van 4%. Een fictief rendement is niet het daadwerkelijke behaalde rendement maar een aangenomen rendement. Het fictieve rendement wordt ook wel het forfaitaire rendement genoemd. Voor de berekening van de belastingheffing doet het er niet toe hoeveel rendement (rente of dividend) de belastingplichtige in werkelijkheid heeft ontvangen. Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen is 4% over de grondslag sparen en beleggen.

De belastingplichtige betaalt in box 3 30% inkomstenbelasting over het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. Dit komt per saldo neer op een heffing van 1,2% (4% x 30%) over de grondslag sparen en beleggen (rendementsgrondslag -/- heffingsvrij vermogen). De belastingheffing in box 3 noemen we de vermogensrendementsheffing.

Aanpassing forfaitair rendement vanaf 1 januari 2017Er wordt al jarenlang gediscussieerd over de belastingsystematiek in box 3. Het feit dat er wordt uitgegaan van een vast rendement van 4% (het ‘forfaitaire rendement’) over het spaar- en beleggingsvermogen, wordt door velen als onredelijk ervaren. Daarom is de overheid van plan om vanaf 1 januari 2017 het forfaitaire rendement te wijzigen. Voor de lagere vermogens wordt dangerekend met een lager rendement, terwijl bij hogere vermogens een steeds hoger rendement wordt toegepast.

De nieuwe voorgestelde structuur ziet er als volgt uit:

Vermogensgrondslag Forfaitair rendement 2016 Forfaitair rendement 2017€ 0 - € 75.000 4,0% 2,9%€ 75.000 - € 975.000 4,0% 4,7%

975.000 4,0% 5,5%

Er is gekozen voor een progressieve structuur (de percentages nemen toe). Uit onderzoek blijkt namelijk dat bij grotere box 3-vermogens meer belegd wordt dan gespaard, waardoor de (verwachte) rendementen steeds meer toenemen. Vanaf 2017 zal jaarlijks worden bekeken of de gemiddelde spaar- en beleggingsrendementen wijzigen, zodat het forfaitaire rendement daarop kan worden afgestemd.

Persoonsgebonden aftrek

De persoonsgebonden aftrek is een verzameling van aftrekposten die in eerste instantie in mindering komt op het inkomen in box 1. Als de persoonsgebonden aftrek groter is dan het inkomen in box 1, dan mag de belastingplichtige de aftrekposten daarna van het inkomen in box 3 en eventueel van het inkomen in box 2 aftrekken.

Page 88: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

78

7020161_Wft Basis

De persoonsgebonden aftrek kan niet tot een negatief inkomen leiden. Het gedeelte van de persoonsgebonden aftrek dat de belastingplichtige dan nog niet heeft afgetrokken, kan hij meenemen naar het volgende belastingjaar. Voorbeelden van persoonsgebonden aftrekposten zijn: alimentatieverplichtingen voor de ex-partner, specifieke zorgkosten, scholingsuitgaven en aftrekbare giften.

Fiscaal partnerschap

Een fiscaal partnerschap wil zeggen dat partners zelf mogen kiezen wie welk bedrag aan bepaalde inkomsten of aftrekposten aangeeft voor de inkomstenbelasting. Partners zijn: gehuwden, geregistreerde partners en samenwoners. Deze laatste groep moet wel voldoen aan bepaalde voorwaarden wil er sprake zijn van fiscaal partnerschap. De inkomsten en aftrekposten die partners onderling fiscaal kunnen verdelen zijn:• (negatieve) inkomsten uit eigen woning;• inkomsten uit aanmerkelijk belang;• persoonsgebonden aftrek;• rendementsgrondslag inkomen uit sparen en beleggen (box 3).

Partners zijn automatisch fiscale partners als zij voldoen aan de hoofdvoorwaarden plus één van de subvoorwaarden.Hoofdvoorwaarden:• Ingeschreven zijn op hetzelfde woonadres in de Basisregistratie personen (BRP); en• Beiden meerderjarig zijn (1ste graad beiden ouder dan 27 jaar); en• Gezamenlijke huishouding voeren, oftewel er is geen sprake van een zakelijke

huurovereenkomst.Subvoorwaarden:• notarieel samenlevingscontract; of• (erkend) kind; of• aangemeld zijn als partner van de belastingplichtige op de pensioenregeling; of• samen een woning bezitten welke kwalificeert als eigen woning onder Wet IB 2001; of• op het woonadres is een minderjarig kind van ten minste een van beiden ingeschreven; of• in het kalenderjaar voorafgaand aan het huidig kalenderjaar waren zij reeds fiscaal partner.

Vanaf 2016 kunnen de stiefouder en het stiefkind ervoor kiezen niet als fiscaal partner te wordenaangemerkt. Deze keuze moet worden voorgelegd aan de Belastingdienst.

Heffingskortingen

Een heffingskorting is een korting op de door de belastingplichtige te betalen inkomstenbelasting (loonbelasting). De totaal te betalen belasting bestaat uit de bij elkaar opgetelde inkomstenbelasting over box 1, 2 en 3 minus de heffingskortingen. Elke euro heffingskorting zorgt voor één euro minder belastingbetaling. De hoogte van de heffingskorting is afhankelijk van iemands persoonlijke situatie.De hoogte van de totale korting is afhankelijk van:• de leeftijd van de belastingplichtige;• het inkomen van de belastingplichtige; en• de gezinssituatie van de belastingplichtige.

Page 89: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

79

7020161_Wft Basis

De meest bekende heffingskortingen zijn de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. IedereNederlands loonbelastingplichtige heeft recht op de algemene heffingskorting. Sinds 1 januari 2014 is de algemene heffingskorting ook inkomensafhankelijk. Voor degene die een arbeidsinkomen heeft is ook de arbeidskorting van toepassing. De arbeidskorting is sinds 2014 nog inkomensafhankelijker.Dit houdt in dat naarmate het inkomen hoger is, deze heffingskorting lager uitvalt.

De heffingskortingen zijn vastgestelde bedragen die te vinden zijn in de wet. Werkgevers en uitkeringsinstanties houden bij de uitbetaling van het salaris of een uitkering meestal rekening met enkele heffingskortingen.

Wijzigingen heffingskortingenNaast het verlagen van de belastingtarieven heeft de overheid besloten een aantal belangrijke heffingskortingen te verhogen. Met name voor de lagere en middeninkomens is deze lastenverlichting merkbaar. Voor de hogere inkomens zal dit voordeel minder groot zijn en in een aantal gevallen zelfs kleiner tot nihil.

Algemene heffingskortingIn de eerste belastingschijf is de algemene heffingskorting een vast bedrag. In de 2de schijf tot bijna eind derde schijf wordt het bedrag lager naarmate het inkomen stijgt. Valt het inkomen in de 4de schijf dan is er geen recht op een algemene heffingskorting. Voor belastingplichtigen boven de AOW-leeftijd geldt een lager basisbedrag.

Hieronder vindt u voorbeeldtabellen van de algemene heffingskorting:

Tot AOW-gerechtigde leeftijdInkomen hoger dan Inkomen niet hoger dan Algemene heffingskorting€ 0 € 20.000 € 2.200€ 20.000 € 67.000 € 2.200 – (4,68% x belastbaar

inkomen uit werk en woning -/-€ 20.000

€ 67.000 € 0

Vanaf AOW-gerechtigde leeftijdInkomen hoger dan Inkomen niet hoger dan Algemene heffingskorting€ 0 € 20.000 € 1.100€ 20.000 € 67.000 € 1.100 – (2,34% x belastbaar

inkomen uit werk en woning -/-€ 20.000

€ 67.000 € 0

Partners die geen inkomen hebben, maar een partner hebben die voldoende belasting betaalt, hebben eveneens recht op de algemene heffingskorting. Deze wordt dan ook wel de aanrechtsubsidie of huisvrouwenkorting genoemd. De aanrechtsubsidie wordt voor de meeste mensen de komende jaren afgebouwd.

Page 90: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

80

7020161_Wft Basis

ArbeidskortingDe arbeidskorting geldt voor de belastingplichtigen die inkomsten uit tegenwoordige arbeid ontvangen. Onder inkomsten uit tegenwoordige arbeid wordt onder andere verstaan: salaris, winst uit de onderneming en resultaat uit overige werkzaamheden. De hoogte van de arbeidskorting is afhankelijk van het arbeidsinkomen. Ook hier geldt weer een splitsing van mensen voor en na de AOW-gerechtigde leeftijd.

Hieronder vindt u een voorbeeldtabel van het verloop van de arbeidskorting:

Inkomen Korting tot AOW-leeftijd Korting vanaf AOW-leeftijd € 20.000 € 3.100 € 1.600 € 30.000 € 3.000 € 1.500 € 40.000 € 2.900 € 1.400 € 50.000 € 2.500 € 1.200 € 60.000 € 2.100 € 1.000 € 70.000 € 1.700 € 800€ 80.000 € 1.300 € 600€ 90.000 € 900 € 400€ 100.000 € 500 € 200€ 110.000 € 100 € 30€ 120.000 € - € -

Heffingskorting voor groene beleggingen

De heffingskorting voor groene beleggingen bedraagt 0,7% van het ingelegde bedrag tot maximaal€ 58.000.

Overige heffingskortingenNaast bovengenoemde heffingskortingen kennen we nog:• inkomensafhankelijke combinatiekorting• werkbonus • ouderenkorting• alleenstaande ouderenkorting

Voor deze opleiding gaat het te ver om de regels omtrent deze regelingen op te nemen.

Versimpeling kindregelingenPer 1 januari 2015 heeft het kabinet het aantal kindregelingen enorm beperkt. Er zijn er nu nog vier over. Hierdoor zijn er ook een aantal heffingskortingen gesneuveld. Ter compensatie van het afschaffen van de kindregelingen is het kindgebonden budget verhoogd.

VoorbeeldHarry belegt een bedrag van € 70.000 in een groenfonds. Hierdoor heeft hij recht op een heffingskorting

voor groene beleggingen van: € 58.000 x 0,7% = € 406.

Page 91: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

81

7020161_Wft Basis

3.3.2 Successiewet

Op basis van de successiewetgeving worden twee belastingen geheven:• erfbelasting; • schenkbelasting.

Erfbelasting

Dit is de belasting die een erfgenaam betaalt over wat hij uit een erfenis ontvangt. De heffing van de erfbelasting vindt plaats over de erfenis minus een vrijstelling.

Erfenis

Het gaat hier om een erfenis die ontstaat doordat iemand overlijdt die in Nederland woont. Wanneer iemand vanuit Nederland geëmigreerd is en vervolgens overlijdt, kunnen hiervoor dezelfde regels gelden. We gaan daar in deze module niet nader op in.

Vrijstellingen

De erfgenaam kan recht hebben op een vrijstelling. Dit is een deel van de erfenis waarover de erfgenaam geen erfbelasting hoeft te betalen. De hoogte van deze vrijstelling is afhankelijk van de relatie tussen de erfgenaam en de erflater. Zo geldt er bijvoorbeeld een vrijstelling voor kinderen en kleinkinderen van ongeveer € 21.000 en een vrijstelling voor partners van ongeveer € 635.000. Een partner is bijvoorbeeld een echtgenoot of een persoon waarmee al langer dan vijf jaar wordt samengewoond. De verkrijging krachtens erfrecht minus de vrijstelling is de belastbare verkrijging.

Tarief erfbelasting

Over de belastbare verkrijging is de erfgenaam erfbelasting verschuldigd. De hoogte van de te betalen erfbelasting is afhankelijk van: • de relatie tussen de erfgenaam en de erflater; • de hoogte van de belaste verkrijging.Het laagste tarief is 10% en het hoogste tarief is 40%.

Uitstel van betalingUiterlijk acht maanden na het overlijden moet er aangifte worden gedaan van erfbelasting bij de Belastingdienst. Dat kan echter een probleem zijn, als de erfenis voornamelijk uit een woning bestaat en het niet lukt deze woning in die periode te verkopen. Als de langstlevende ouder die achterblijft de woning erft en de kinderen door de wettelijke verdeling een vordering op deze ouder krijgen, dan moet de ouder de eventuele erfbelasting van de kinderen betalen. De ouder kan uitstel van betaling krijgen, als:

de erfenis voornamelijk uit de woning bestaatde erfbelasting niet uit de rest van de erfenis kan worden betaald

De ouder die achterblijft kan uitstel van betaling aanvragen bij de aangifte erfbelasting. De ouder ontvangt dan wel een aanslag erfbelasting, maar hij hoeft het te betalen bedrag niet direct te betalen. Deze aanslag noemen wij een conserverende aanslag.

Page 92: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

82

7020161_Wft Basis

Overige erfgenamen kunnen ook uitstel van betaling krijgen, als:

de erfenis voornamelijk uit de woning bestaat de erfbelasting niet uit de rest van de erfenis kan worden betaald de woning te koop staat

Als het uitstel langer is dan één jaar of de erfbelasting hoger is dan € 50.000, dan moet er een recht van hypotheek op de woning worden gegeven aan de belastingdienst.

Schenkbelasting

Dit is de belasting die een ontvanger van een schenking betaalt over de schenking. De schenker woont op het moment van schenken in Nederland. Ook voor emigranten kunnen dezelfde regels gelden, maar we gaan daar in deze module niet nader op in.

Schenking

Schenkbelasting geldt niet alleen voor een geschonken bedrag in euro’s, maar ook voor het schenken van objecten. Ook bij een koop tegen een prijs die lager is dan de marktwaarde is schenkbelasting verschuldigd.

Vrijstellingen

Er is verschil tussen:• vrijgestelde schenkingen. Over een aantal schenkingen is geen schenkbelasting verschuldigd. Dit

zijn vrijgestelde schenkingen. Een voorbeeld van een vrijgestelde schenking is een schenking aan een niet-commercieel dorpshuis of bepaalde sportorganisaties;

• vrijstellingen. Een ontvanger van een schenking kan recht hebben op een vrijstelling. De tabel geeft de hoogte van de vrijstellingen per kalenderjaar binnen de schenkbelasting aan.

De voorbeeld vrijstellingen voor de schenkbelasting bedragen:Kinderen (jaarlijks) € 5.500

Kinderen 18-40 jaar (eenmalig) € 25.500

Kinderen 18-40 jaar (eenmalig) indien schenking wordt

aangewend voor de eigen woning of een dure studie (aanvullend) € 27.500

Overige verkrijgers € 2.200

Er was van 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015 tijdelijk een verruimde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning van € 100.000. Deze wordt in 2017 weer ingevoerd, met name om de eigen woning schuld te verminderen. Er gelden dan de volgende voorwaarden:• de schenking mag worden verkregen van een familielid of van een derde;• de ontvanger is tussen de 18 en 40 jaar oud;• de schenking moet gebruikt worden voor de aflossing de eigenwoningschuld, een restschuld,

afkoop van erfpacht of een verbouwing van de eigen woning;• Reeds ontvangen (verhoogde) vrijstellingen worden gesaldeerd met de € 100.000.

Page 93: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

83

7020161_Wft Basis

Tarief schenkbelasting

De schenking minus de vrijstelling is de belastbare schenking. Over dit bedrag betaalt de ontvanger schenkbelasting. De tarieven zijn hetzelfde als voor de erfbelasting. Ook hier geldt dat de hoogte van de te betalen belasting afhankelijk is van: • de relatie tussen de schenker en de ontvanger; en • de hoogte van het geschonken bedrag.

Page 94: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

84

7020161_Wft Basis

Page 95: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

85

7020161_Wft Basis

4 BETALEN, SPAREN EN BELEGGEN

Joachim heeft al een tijdje geld gespaard om een reis te kunnen betalen. Hij heeft de reis geboekt via internet. Een deel van zijn spaargeld heeft Joachim weggezet op een beleggingsrekening, om meer rendement te kunnen behalen, en een ander deel staat op zijn spaarrekening. Joachim surft op het internet en logt in op de site van zijn bank. Eerst verkoopt hij een deel van zijn aandelen. Dan boekt hij geld van zijn spaarrekening over naar zijn betaalrekening. Vervolgens betaalt hij de reis.

Joachim maakt gebruikt van een aantal financiële zaken: sparen, beleggen en betalen. In dit hoofdstuk gaan we in op deze financiële zaken en bijbehorende producten.

In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan bod:• betalen;• sparen;• beleggen;• keuze tussen sparen en beleggen.

4.1 BETALEN

Hieronder komen de volgende onderwerpen aan bod die gaan over betalen:• soorten betaalrekeningen;• openen van een betaalrekening;• betaalvormen;• storten en opnemen van geld.

4.1.1 Soorten betaalrekeningen

Een betaalrekening is een bankrekening die speciaal bestemd is voor het ontvangen van geld en het doen van betalingen.

Eén of twee namen

Het is mogelijk om een betaalrekening op één naam of op twee namen of meerdere namen te zetten. Bij een betaalrekening op naam van twee of meer personen is er verschil tussen:• een en/of-rekening. Dit is een rekening op meerdere namen waarbij de rekeninghouders de

en/of-rekening zowel samen als individueel mogen gebruiken; en• een en/en-rekening. Dit is een rekening op meerdere namen waarbij de rekeninghouders de

en/en-rekening alleen gezamenlijk mogen gebruiken. Voor elke overeenkomst die de rekeninghouders aangaan, moeten zij samen tekenen. Dit is erg omslachtig. Rekeninghouders machtigen elkaar daarom vaak. Hierdoor kunnen de rekeninghouders ook individueel overeenkomsten aangaan.

Page 96: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

86

7020161_Wft Basis

Kenmerken betaalrekeningen

Er is een verschil in kenmerken van betaalrekeningen. Als een klant een vergelijking wil maken tussen de verschillen in betaalrekeningen, kan hij selecteren op de volgende kenmerken:• kosten per jaar. Elke bank brengt kosten in rekening voor een betaalrekening;• kosten voor een tweede pas. Gebruikelijk is één bankpas. Met name bij een rekening op twee

namen kan een tweede bankpas handig zijn; • rente voor rood staan. Rood staan wil zeggen dat er een negatief saldo is. De rekeninghouder

moet dan rente betalen over het negatieve saldo; • rente op het saldo. Bij een positief saldo krijgt de rekeninghouder (in sommige gevallen) rente

vergoed van de bank; • kosten creditcard. Mocht de rekeninghouder kiezen voor een creditcard dan brengt de bank

hiervoor kosten in rekening.

4.1.2 Het openen van een betaalrekening

Het openen van een betaalrekening kent meestal de volgende procedure:• voeren intakegesprek. Tijdens dit gesprek kan de klant aangeven van welke

betalingsmogelijkheden hij gebruik wil maken. Daarnaast wordt bekeken wie de klant is en wat het doel is van het openen van de rekening;

• legitimeren. Een klant moet zich legitimeren; • uitvoeren toetsen. De bankmedewerker voert vervolgens drie toetsen uit om te bekijken of de

klant in het klantenbestand kan worden opgenomen. Dit zijn de BKR-, de VIS- en de EVA-toets (zie hieronder);

• aanleggen dossier. De bank of andere instelling waar de klant de rekening opent, legt een dossier aan.

Naast banken zijn er nog enkele aanbieders van bankrekeningen. In het kader van deze opleiding gaan we hierop verder niet in. In de onderstaande tekst hebben we het over een bankmedewerker die een rekening opent.

Intakegesprek

Bij het openen van een betaalrekening kan de klant gebruikmaken van een aantal faciliteiten. Voor eventuele aanvullende faciliteiten, zoals internetbankieren of rood kunnen staan, brengen banken kosten in rekening. Als een klant een debetstand (mogelijkheid tot ‘rood staan’) op zijn betaalrekening wil, moet de bankmedewerker in de meeste gevallen onderzoeken of dit verantwoord is. Daarnaast controleert de bankmedewerker de gegevens van de klant en vraagt naar de doelstelling van het openen van de rekening. Dit wordt gedaan om criminaliteit tegen te gaan.

BKR-toets

Elke bank kan bij het Bureau Krediet Registratie (BKR) gegevens opvragen via de zogenoemde BKR-toets. Het BKR registreert gegevens van klanten die een krediet afsluiten. Ook registreert het BKR het niet nakomen van de betalingsverplichtingen op kredieten. Bij het openen van een bankrekening trekt een bankmedewerker eerst de gegevens van de klant na. De bank krijgt hierdoor inzicht in het betaalgedrag van de aanvrager. Een bank kan een potentiële klant met een slecht betaalgedrag weigeren.

Page 97: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

87

7020161_Wft Basis

Verificatie Informatie Systeem (VIS)

Bankmedewerkers kunnen via een VIS-toets controleren of legitimatiebewijzen geldig, niet vermist of gestolen zijn. De VIS-toets wordt bij de meeste banken automatisch uitgevoerd als de adviseur het legitimatiebewijs van een klant registreert.

Externe Verwijzings Applicatie (EVA)

Via de EVA-toets controleren bankmedewerkers of personen en bedrijven in het verleden misbruik hebben gemaakt van financieel dienstverleners. In het EVA-register staan namelijk personen en bedrijven geregistreerd die betrokken zijn geweest bij fraude, oplichting en witwaspraktijken bij de eigen bank en bij andere banken. Wanneer een klant geregistreerd staat in het EVA-register, moet de adviseur contact opnemen met de afdeling fraudebestrijding van de bank.

Dossier

Van iedere klant wordt een dossier aangelegd. Dit dossier bevat in beginsel de volgende gegevens:• het ondertekende aanvraagformulier voor het openen van een betaalrekening (rekening-

courantovereenkomst);• een kopie van het identiteitsbewijs met daarop de datum van in ontvangst name en een

handtekening van de bankmedewerker;• het burgerservicenummer;• een bewijs waaruit blijkt wat het adres van de klant is;• een loonstrookje;• een kopie van de BKR-, EVA- en VIS-toets;• eventueel een ondertekend aanvraagformulier voor een creditcard;• eventueel een ondertekende elektronische dienstenovereenkomst (voor internetbankieren).

Overigens kunnen de eisen voor de inhoud van een dossier per bank verschillen.

Na ondertekening van de rekening-courantovereenkomst ontvangt de klant de algemene bankvoorwaarden.

Als de hiervoor genoemde handelingen zijn verricht en alles is akkoord, dan kan de klant (binnen een aantal werkdagen) gebruik maken van de betaalrekening. Vaak moet eerst een pasje, dat wordt opgestuurd, worden geactiveerd. De klant krijgt de pincode daarvan apart thuisgestuurd.

De klant krijgt, wanneer de hele procedure is doorlopen, zijn betaalrekeningnummer. Sinds 1 februari 2014 is dat altijd een nummer dat bestaat uit 18 tekens. In het kader van Europese regelgeving (Single Euro Payment Area of SEPA), krijgt elke inwoner van de aan SEPA deelnemende landen een rekeningnummer van 18 tekens. Dit wordt ook wel het IBAN genoemd: het International Bank Account Number.

Dit IBAN is als volgt opgebouwd:

Page 98: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

88

7020161_Wft Basis

4.1.3 Betalingsvormen

In hoofdlijnen zijn er twee betaalvormen te onderscheiden:• toonbankbetaling. De betaling vindt plaats op een verkooppunt waarbij de koper en de verkoper

beiden aanwezig zijn. Een voorbeeld waar een toonbankbetaling plaatsvindt is in een winkel. • girale betaling. Naast toonbankbetalingen vinden er ook betalingen plaats waarbij de betaler en

de ontvanger van het geld niet in elkaars directe omgeving zijn. Het kan hierbij zo zijn dat de verkoper en betaler (koper) elkaar helemaal niet ontmoeten. We spreken dan van verkoop op afstand.

Voor beide betalingsvormen kan de betaler gebruikmaken van verschillende betalingsmogelijkheden.

Betaalvormen voor toonbankbetaling

De betalingsvormen bij toonbankbetaling zijn:

• Chartale betalingenChartaal betalen wil zeggen het betalen met munten en bankbiljetten (contant geld).

• PinbetalingDe klant kan een betaalpas met pincode gebruiken voor geldopnames en betalingen. PIN staat voor Persoonlijk Identificatie Nummer. Dit is een unieke code die bij één bankpas hoort. De wijze van pinnen is per 1 januari 2012 veranderd. Sindsdien wordt om veiligheidsredenen gebruikt gemaakt van de EMV-chip. De afkorting EMV staat voor Europay, Mastercard en Visa-chiptechnologie.

• Creditcard

Wie met een creditcard wil betalen, krijgt krediet van de kaartuitgevende instelling (een bank of gespecialiseerde financieel intermediair). De rekeninghouder kan met een creditcard toonbankbetalingen doen en geld opnemen bij geldautomaten. De betaling vindt plaats door kredietverlening of door afboeking van een giraal tegoed bij een financiële instelling.

Betaling met pin, chipknip of creditcard wordt ook wel elektronisch overboeken genoemd. Het gaat zo snel dat het net lijkt alsof het bankpasje ‘geld’ is geworden. Daarom wordt het bankpasje wel ‘elektronisch geld’ genoemd.

Page 99: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

89

7020161_Wft Basis

Betaalvormen voor girale betaling

De rekeninghouder kan kiezen voor:• gewone overboeking. Dit is een eenmalige overboeking. Een gewone overboeking is een

opdracht van de klant aan de bank om geld van een betaalrekening over te maken naar een andere bankrekening;

• periodieke overboeking. Dit is een overboeking die meerdere keren plaatsvindt. Met een periodieke overboeking kan de rekeninghouder per afgesproken termijn, bijvoorbeeld maandelijks, een bedrag overmaken naar een andere bankrekening.

De betalingsvormen bij girale betaling zijn:

• AcceptgiroIn het acceptgirosysteem ligt het initiatief bij de koper. De koper vraagt de bank geld over te boeken naar de rekening van een verkoper. Bij dit girale systeem heeft de verkoper geen controle over de uitvoering van de betaling. Kopers kunnen zichzelf tamelijk eenvoudig ‘krediet’ verlenen door betalingen uit te stellen.

• Incasso

Bij een incasso verleent de koper een machtiging aan de verkoper voor een eenmalige of periodieke overboeking. De periodieke overboekingen gaan door totdat de rekeninghouder deze stopzet. Sommige banken geven de mogelijkheid periodieke overboekingen gedurende een vooraf vastgestelde periode te laten plaatsvinden.

Het kan zijn dat de rekeninghouder het niet eens is met de automatische incasso. De rekeninghouder kan dan binnen een bepaalde termijn het geïncasseerde bedrag terughalen zonder opgaaf van een reden. Dit heet storneren. De termijn waarbinnen de rekeninghouder doorlopende machtigingen kan storneren heet de storneringstermijn. Deze termijn is 56 dagen en wordt ook wel terugboekings- of weigeringstermijn genoemd. Deze storneringstermijn geldt niet voor eenmalige machtigingen of voor doorlopende machtigingen voor kansspelen (loterijen en dergelijke).

• Overboeking

De rekeninghouder kan het bedrag dat hij moet betalen overboeken zonder dat er een acceptgiro of een incasso is.

• InternetbetalingBij internetbankieren kan een rekeninghouder via de internetomgeving van zijn/haar bank een betaalopdracht uitvoeren. Met een soort elektronische handtekening, een wachtwoord of pincode, bevestigt de rekeninghouder de betaling. De bank boekt vervolgens het bedrag over. Bij betalen via het internet wordt ook wel gesproken van digitaal geld en digitale betalingsmethoden. Voorbeelden van digitale betaalmethoden zijn:- iDEAL. iDEAL is een digitale betaalstandaard waaraan alle grote Nederlandse banken

meedoen. iDEAL staat gelijk aan digitaal pinnen: de betaling wordt direct van de rekening van de klant afgeschreven en bijgeschreven op de rekening van de winkel;

Page 100: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

90

7020161_Wft Basis

- PayPal. PayPal is een Amerikaans bedrijf dat zich heeft gespecialiseerd in internetbetalingen. De filosofie is simpel: laat een klant één keer zijn/haar creditcardgegevens invoeren en daarna nooit meer. Om te betalen met PayPal moet de klant zich aanmelden bij PayPal. Daarna kan bij alle aangesloten bedrijven worden betaald zonder de creditcardgegevens te gebruiken.

• ChequeMet een cheque geeft een rekeninghouder de verkoper (degene aan wie betaald moet worden) de mogelijkheid het geld af te laten schrijven van de rekening van de betaler. De verkoper ontvangt een cheque en stuurt deze naar de bank. De bank van de verkoper int de cheque bij de bank van de koper. De verkoper moet hier dus het initiatief nemen.

4.1.4 Geld opnemen en storten

Bij het opnemen en storten van geld spelen twee ‘soorten’ geld een rol:• Chartaal geld

Dit is het contante geld dat iedereen in zijn portemonnee heeft of soms in huis heeft liggen. Er is een verschil tussen:- Munten. Er zijn euromunten van 1, 2 en 5, 10, 20 en 50 cent en van € 1 en € 2; - Bankbiljetten. Er zijn zeven verschillende waarden van Eurobankbiljetten: € 5, € 10, € 20,

€ 50, € 100, € 200 en € 500. Elk biljet heeft zijn eigen specifieke kleur en grootte.• Giraal geld

Dit zijn de direct opeisbare banktegoeden waarover de klant per overschrijving of op een andere manier direct kan beschikken.

Giraal geld kan worden omgezet in chartaal geld en omgekeerd. Dit noemen we substitutie. Dit kan op verschillende manieren plaatsvinden:• Opnemen van geld

De klant kan giraal geld omzetten in chartaal geld door geld op te nemen van zijn rekening. Dit kan via:- een geldautomaat. De opname via geldautomaten is beperkt tot een bepaald bedrag,

bijvoorbeeld maximaal € 1.250 per opname;- een servicekantoor. Een klant kan geld opnemen bij een bankmedewerker. Als het gaat om

grotere bedragen (meestal meer dan € 5.000) moet de klant het geld bestellen. • Storten van geld

De klant kan chartaal geld omzetten in giraal geld door contant geld te storten op zijn rekening.

Dit kan via:- een afstortautomaat. Als de klant relatief kleine bedragen wil storten, kan dat via de

afstortautomaat; - een waardetransporteur. De klant verpakt dan het geld in sealbags (plastic verpakking) en

vervolgens in een speciale transportverpakking. Een waardetransporteur komt het geld afhalen en brengt het geld naar de geldtelcentrale;

- een servicekantoor of afstortkluis. De klant levert het geld in bij een bankmedewerker of een veilige afstortkluis. Bij storting via een veilige afstortkluis meldt de klant dit van tevoren en stopt het geld in een sealbag.

Page 101: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

91

7020161_Wft Basis

Vaak zijn er kosten verbonden aan het opnemen en storten van geld.

De klant kan het geld van zijn betaalrekening ook storten op zijn spaarrekening. Meestal ontvangt hij op de spaarrekening een hogere rentevergoeding dan op zijn betaalrekening. Als de klant geld wil opnemen van zijn spaarrekening, moet dit eerst worden overgeboekt naar de betaalrekening. Afhankelijk van de soort spaarrekening kunnen hiervoor kosten in rekening worden gebracht.

4.2 SPAREN

Hieronder komen de volgende onderwerpen aan bod die gaan over sparen:• spaarmotieven;• spaarproducten;• depositogarantiestelsel.

4.2.1 Spaarmotieven

Veel economen hebben zich afgevraagd waarom mensen spaargeld hebben. De Britse econoom John Maynard Keynes (1883-1946) onderscheidde drie motieven waarom mensen geld aanhouden:• zekerheidsmotief. Het zekerheidsmotief vinden we bij de klant die een buffer wil vormen voor

onzekere tijden en onvoorziene uitgaven. Het precieze bestedingsdoel, de hoogte hiervan en het moment van besteden is nog niet bekend. Voorbeelden van onvoorziene uitgaven kunnen zijn: de reparatiekosten van de auto of de aanschaf van een nieuwe koelkast of televisie.

• doelmotief. Een klant heeft een bepaald doel voor ogen waarvoor hij geld opzij legt. Het bestedingsdoel, de hoogte van de toekomstige besteding en het bestedingsmoment zijn exact of globaal bekend. Voorbeelden zijn sparen voor een wereldreis of een zwembad in de tuin.

• vermogensmotief. Bij dit motief wil de klant sparen om extra vermogen te verkrijgen. Gewoonlijk heeft deze klant niet de bedoeling om het geld snel weer uit te geven. Een persoon kan bijvoorbeeld geld opzij zetten om later een appeltje voor de dorst te hebben. Het bestedingsdoel is dan ook vaak gericht op inkomenszekerheid in de toekomst. De hoogte van de besteding en de bestedingsperiode zijn meestal onbekend. Bij dit doel kan de spaarder in de meeste gevallen het geld voor een langere periode missen. Hij is bereid het geld vast te zetten.

VoorbeeldVermogensmotief

Floris heeft een eigen onderneming. De zaken draaien goed. Elke maand houdt hij geld over. Dit geld legt hij

opzij voor later. Voorlopig is hij niet van plan het geld uit te geven.

Page 102: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

92

7020161_Wft Basis

4.2.2 Spaarproducten

Er zijn verschillende spaarproducten. Een aantal van deze producten behandelen we hierna.

• Spaarrekening (giraal sparen)Kenmerken van een spaarrekening zijn:- onbepaalde tijd. Wie spaart via een spaarrekening kan elk moment geld storten of

opnemen;- variabele rente. De bank kan de rente elke dag wijzigen. Het voordeel van een variabele

rente is dat een spaarder direct profiteert als de marktrente stijgt. Als de marktrente daalt, dalen echter ook de opbrengsten;

- opnametermijn. Een bank kan een opnametermijn eisen, maar dit is niet altijd het geval. De spaarder moet de bank dan van tevoren berichten dat hij geld gaat opnemen;

- vrij opneembaar tot een bepaald bedrag. Ook kennen veel spaarrekeningen een maandelijks vrij opneembaar, maar wel beperkt, bedrag. Bij overschrijding van dit bedrag brengt de bank doorgaans kosten in rekening van één of meerdere procenten.

• InternetspaarekeningKenmerken van een internetspaarrekening zijn:- hogere rente dan bij een gewone spaarrekening. Doorgaans krijgt de spaarder een hogere

rente dan bij de gewone spaarrekeningen. Omdat de spaarder zelf zijn bankzaken regelt -er wordt immers geen gebruik gemaakt van een kantoor - krijgt hij een hogere rente vergoed. Bij internetsparen kan de spaarder namelijk alleen via het internet geld storten of afschrijven.

- opname zonder beperkingen. Via internetsparen kan de spaarder op elk gewenst moment, zonder enige kosten, spaargeld opnemen en storten;

- elk moment raadplegen actueel saldo. De spaarder kan op elk gewenst moment bekijken welk bedrag er op zijn rekening staat.

• DepositoKenmerken van een deposito zijn:- vaste rente. De rente kan tussentijds worden uitbetaald maar ook achteraf ineens. Over het

algemeen krijgt de spaarder op het deposito een hogere rente vergoed dan op een gewone spaarrekening.

- vastgestelde looptijd. Bij een gewone spaarrekening kan de spaarder op elk gewenst moment het geld weer opnemen. Bij een deposito zet de spaarder het spaargeld voor een afgesproken periode vast tegen een vaste rente.

- geen tussentijdse opnames of stortingen mogelijk. Doorgaans brengt de bank bij tussentijdse opnames een boeterente in rekening of is het eenvoudigweg niet mogelijk tussentijdse opnames te doen;

- minimumstorting. Voor het openen van een deposito geldt vaak een minimuminleg. De hoogte daarvan verschilt per financiële instelling.

Page 103: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

93

7020161_Wft Basis

Er zijn twee verschillende vormen van deposito’s: een spaardeposito en een termijndeposito. Het verschil tussen een spaardeposito en een termijndeposito is de looptijd. Bij een termijndeposito staat het geld voor een relatief korte periode vast: vanaf 1 maand tot 12 maanden. Bij een spaardeposito varieert de looptijd van één jaar tot en met tien jaar en bij sommige aanbieders nog langer.

• Kasbiljet en spaarbriefKenmerkend voor een kasbiljet en een spaarbrief is dat de rente samen met de aflossing in één keer wordt terugbetaald. Het is niet mogelijk het biljet of de brief bij de financiële instelling tussentijds om te ruilen in geld. De meeste kasbiljetten of spaarbrieven zijn wel verhandelbaar.

• ValutarekeningBij een valutarekening spaart de klant in een bepaalde vreemde valuta die de klant zelf kiest. De rente van het land van de valuta is van toepassing op het tegoed. Het voordeel kan zijn dat de rentevergoeding op een valutarekening hoger is dan op een spaarrekening van een land in de eurozone. Een hogere rente duidt in het algemeen vaak wel op een hoger risico. Dit hogere risico uit zich vaak ook in een dalende valutakoers ten opzichte van de euro. Wanneer het aangegroeide tegoed dan in euro’s wordt omgewisseld, bestaat het gevaar dat het rendement uiteindelijk negatief is. Dit risico is vergelijkbaar met het valutarisico van banken.

• Groene spaarrekeningBij groen sparen wordt het spaargeld geïnvesteerd in projecten die bijdragen aan een duurzame samenleving. Voorbeelden zijn projecten voor duurzame energie, biologische landbouw en natuur- en milieubescherming. Bij groen sparen gelden een aantal fiscale voordelen. Er is namelijk een vrijstelling van ongeveer € 58.000 voor groene beleggingen in box 3 (vermogensrendementsheffing). Hierdoor is er 1,2% minder belasting verschuldigd over het vermogen. Dit geldt alleen als de spaarder een vermogen heeft dat hoger is dan het heffingsvrijvermogen van ongeveer € 21.000. Daarnaast is er een belastingkorting van 0,7% die berekend wordt over het in box 3 vrijgestelde bedrag (maximaal € 58.000). Totaal kan het belastingvoordeel dus oplopen tot 1,9%. Het geld staat vaak voor een periode van drie of vijf jaar vast.

VoorbeeldGroen sparen

Johan heeft een bedrag van € 30.000 in groen sparen weggezet. Zijn vermogen in box 3 is hoger dan het

heffingsvrij vermogen. Hij ontvangt hierover een rente van 0,8%. Over de € 30.000 is hij geen

inkomstenbelasting verschuldigd in box 3. Verder ontvangt hij € 210 (€ 30.000 x 0,7%) aan belasting terug in

de vorm van een heffingskorting. Wil hij op een gewone spaarrekening hetzelfde rendement behalen, dan zal de

rente 2,7% (0,8% + 1,2% + 0,7%) moeten bedragen.

Page 104: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

94

7020161_Wft Basis

• KlimspaarrekeningEen klimspaarrekening is een mengvorm van een spaarrekening met vaste looptijd en een klimspaarbiljet. De rentevergoeding stijgt naarmate het spaarsaldo langer op de rekening blijft staan. Elk jaar dat het gespaarde geld op de spaarrekening blijft staan, groeit het rentepercentage. Dit spaarproduct bieden banken vaak aan met het oog op het sparen voor kinderen.

• SpaarloonrekeningPer 1 januari 2012 is het niet meer mogelijk geld te sparen via een spaarloonregeling. Er zijn nog wel mensen met een spaarloonrekening. Dit is een rekening waarop geld staat dat is gespaard door gebruikmaking van de spaarloonregeling. Met deze regeling was het mogelijk loon te sparen waarover geen loonbelasting verschuldigd was. In 2016 vervallen alle spaarloonrekeningen automatisch en is er geen aparte vrijstelling meer in box 3.

• LevenslooprekeningDit is een rekening waarop een levenslooptegoed staat. Het sparen via een levenslooprekening loopt altijd via een werkgever en is fiscaal vriendelijk. Inleggen op de levensloopregeling zorgt voor een betalingsuitstel van loonbelasting. Zie hoofdstuk 2 voor meer informatie over de levensloopregeling.

• Geblokkeerde bankspaarrekeningVoor bepaalde doelen is het mogelijk fiscaalvriendelijk te sparen:- voorziening voor de oude dag of nabestaanden. De inleg op de rekening is dan tot een

bepaald bedrag aftrekbaar van de inkomsten die belast worden in box 1 van de inkomstenbelasting. Hierdoor is er in eerste instantie minder belasting verschuldigd. Als de bedragen van de rekening vrijvallen (dit moet periodiek), zijn de uitkeringen belast met inkomstenbelasting (box 1);

- aflossing eigenwoningschuld. Bij het sparen om af te lossen voor de eigenwoningschuld is er geen belasting verschuldigd in box 3. De spaarder bespaart dus 1,2% als hij een hoger bedrag heeft gespaard dan het heffingsvrij vermogen. Sinds 2013 kunnen dergelijke bankspaarrekeningen niet meer worden afgesloten voor nieuwe gevallen. Alleen voor bestaande bankspaarrekeningen ten behoeve van de aflossing van de op 31 december 2012 bestaande eigenwoningschuld geldt overgangsrecht. Er zijn nog enkele uitzonderingen, maar daarop gaan we in deze module niet nader in;

- ten behoeve van de uitvaart. Met ingang van 1 januari 2010 was het ook mogelijk om te sparen voor de begrafenis of uitvaart op een geblokkeerde uitvaartrekening. Omdat dit product in de praktijk niet werd aangeboden, is vanaf 1 januari 2016 de vrijstelling voor geblokkeerde uitvaartrekening komen te vervallen;

- stamrechtvoorziening. Wanneer iemand een ontslagvergoeding heeft ontvangen (gouden handdruk), kon hij er tot 2014 voor kiezen dit geld over te boeken naar een stamrechtbankspaarrekening. Er hoeft dan pas inkomstenbelasting te worden betaald wanneer de rekeninghouder geld opneemt. Sinds 1 januari 2014 is dit niet meer mogelijk en worden ontslaguitkeringen direct belast als loon. Er was voor bepaalde gevallen in 2014 overgangsrecht van toepassing, maar daarop gaan we in deze module niet verder in.

Page 105: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

95

7020161_Wft Basis

4.2.3 Depositogarantiestelsel (DGS)

Een klant wil zijn spaargeld niet kwijt zijn als een bank ‘omvalt’ ofwel failliet gaat. Wanneer een bank niet meer aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen, treedt daarom het zogeheten depositogarantiestelsel (DGS) in werking. Spaarders krijgen door dit stelsel een deel of hun gehele spaargeld terug ook al kan hun bank het niet meer terugbetalen.

Hoogte van de dekking

De maximale uitkering volgens het DGS bedraagt € 100.000 per rekeninghouder per bank. Dit is het garantiebedrag. Bij een rekening op twee namen geldt dat beide rekeninghouders recht hebben op € 100.000. Een gezamenlijk tegoed van maximaal € 200.000 kan dan volledig worden terugontvangen. Rekeninghouders die meer geld op hun rekening hebben staan dan het garantiebedrag, krijgen voor het meerdere een vordering op de boedel van de bank.

Als een persoon meer dan € 100.000 aan spaargeld heeft, is het zinvol dit te spreiden over rekeningen bij verschillende banken.

VoorbeeldSpreiding spaargeld

Angelo heeft een bedrag van € 195.000 op een spaarrekening staan bij Bank X. Door alle commotie rondom de

financiële crisis vraagt hij zich af of het sparen bij een bank nog wel zo veilig is. Hij informeert bij Bank X. De

medewerker van Bank X adviseert hem zijn geld te spreiden over twee rekeningen bij verschillende banken. Op

deze wijze valt zijn gehele spaargeld onder de dekking van het DGS. Laat hij het totale bedrag van € 195.000

bij Bank X staan, dan valt slechts een bedrag van € 100.000 onder het DGS. De overige € 95.000 is hij mogelijk

kwijt.

Voor welke type rekeninghouder?

Het DGS is van toepassing op particulieren en kleine ondernemingen. Een kleine groep particulieren is uitgesloten van het DGS, zoals:• bestuurders van de bank met betalingsproblemen;• personen met een belang van vijf procent of meer in de bank in kwestie; • de directe familie van personen met een belang van vijf procent of meer in de bank in kwestie.

Ook bepaalde ondernemingen zijn uitgesloten van het DGS. Voorbeelden hiervan zijn financiële ondernemingen en overheden.

Voor welke producten?

De volgende producten vallen onder het DGS:• lopende rekeningen;• spaarrekeningen (ook bankspaarrekeningen); • bijzondere spaarrekeningen zoals een termijndeposito.

Andere financiële producten zoals kapitaalverzekeringen en effectenrekeningen vallen niet onder het DGS.

Page 106: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

96

7020161_Wft Basis

Bij welke banken?

Banken die zijn gevestigd in de Europese Economische Ruimte (EER) vallen onder het DGS. Banken die gevestigd zijn in de EER en in een ander land een bijkantoor hebben, vallen onder het DGS in het land van herkomst. De EER bestaat uit de landen van de EU, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. Als het DGS in het land van herkomst een beperktere dekking kent dan het Nederlandse DGS, dan bestaat voor een in Nederland gevestigd bijkantoor de mogelijkheid om aanvullend deel te nemen aan het Nederlandse stelsel. Zij zijn dit echter niet verplicht.

VoorbeeldAanvullend deelnemen aan Nederlands DGS

De IJslandse internetspaarbank Icesave (Landsbanki) was begin oktober 2008 niet langer in staat haar

financiële verplichtingen na te komen. Icesave had een bijkantoor gevestigd in Amsterdam. Deze

internetspaarbank nam aanvullend deel aan het Nederlandse DGS. Dat betekent dat naast het IJslandse

garantiestelsel (tot een bedrag van maximaal € 20.887) ook het Nederlandse DGS (voor het overige bedrag tot

maximaal € 100.000) van toepassing kan zijn.

Uiteindelijk is het de bedoeling dat er een Europees DGS komt. Sinds eind 2010 is het dekkingsniveau voor de gehele EU al vastgesteld op € 100.000. Daarnaast is de uitbetalingstermijn verkort van drie maanden tot maximaal twintig werkdagen.

De uitvoering van de regeling

DNB voert het DGS uit. Zij zorgt voor de vaststelling en de betaling van de uitkeringen. Vervolgens slaat DNB het door haar betaalde bedrag om naar de deelnemende banken naar rato van hun bedrijfsomvang. De banken die onder het DGS vallen, draaien er dus voor op als DNB van het stelsel gebruik moet maken. De banken betalen pas op het moment dat een bank niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen. Er is dus sprake van een financiering achteraf (ex-post financiering). De faillerende bank betaalt zelf niet mee. Als een grote bank failliet gaat, kan er door het DGS een systeemcrisis ontstaan.

VoorbeeldVrees systeemcrisis

Toen Fortis dreigde failliet te gaan, was er vrees voor een systeemcrisis. De andere banken zouden ook failliet

kunnen gaan. De kosten voor het DGS zouden namelijk bij deze banken in rekening worden gebracht. Nederland

en België hebben toen onmiddellijk deze bank genationaliseerd.

Door het DGS kan een andere bank ook in de problemen komen als gevolg van het faillissement van een bank. Daarom komt er een nationaal fonds (spaarpot) dat van tevoren is gevuld (ex-ante financiering). Is het fonds niet toereikend, dan worden de resterende kosten volgens de huidige systematiek naar de banken omgeslagen. De banken zullen dus voortaan vooraf via bijdragen ‘sparen’ om de kosten van een faillissement op te vangen. De hoogte van de bijdrage neemt toe naarmate een bank meer risico neemt. Banken die dus risicovoller met spaargelden omgaan, gaan meer betalen dan een bank die veel minder risico neemt.

Page 107: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

97

7020161_Wft Basis

4.3 BELEGGEN

Het DGS geldt niet voor beleggingsproducten. In deze paragraaf gaan we in op verschillende beleggingsproducten. De verdeling in beleggingsproducten wordt ook wel het verdelen in beleggingscategorieën genoemd. Elke categorie heeft een ander risico. Op basis van dit risico kan een adviseur bepalen wat bij een klant past. In deze paragraaf gaan we in op:• beleggingscategorieën;• rangorde in beleggingscategorieën op basis van risico;• passend (beleggings)product;• provisieverbod beleggingsdiensten.

4.3.1 Beleggingscategorieën

Er zijn verschillende beleggingscategorieën waarin kan worden belegd. De verschillende categorieën zijn verschillende soorten beleggingen. De meest voorkomende beleggingscategorieën zijn:• liquiditeiten;• obligaties;• aandelen;• vastgoed;• derivaten;• beleggingsfondsen.

Liquiditeiten

Liquiditeiten worden ook wel liquide middelen genoemd. Dit is een nogal aparte categorie, omdat liquide middelen meestal niet als “belegging” worden gezien. Het gaat namelijk om direct beschikbaar en opneembaar vermogen, zoals geld op een spaarrekening. Het risico van liquiditeiten is dan ook vrijwel nihil. Alleen een faillissement van de bank waar het geld op een rekening staat, is een risico. We noemen deze beleggingscategorie hier toch, omdat het verstandig kan zijn in het beleggingsadvies een deel van de beschikbare middelen liquide te houden. Daarom kunnen ook liquiditeiten gezien worden als een beleggingscategorie.

Obligaties

Een obligatie is een schuldbewijs. De lening waarop dit schuldbewijs betrekking heeft, is uitgegeven door een land of onderneming. De totale lening is in verschillende delen opgeknipt. Meestal zijn dat delen van € 1.000. Kenmerken van een obligatie zijn:• schuldbewijs. Overheden en bedrijven geven obligaties uit om aan geld te komen. Een obligatie

is een schuldbewijs dat een belegger kan kopen. De bedrijven of overheden die obligaties uitgeven, hebben dus een schuld aan de beleggers die de obligaties kopen. Anders gezegd: een belegger in een obligatie leent geld uit aan het bedrijf dat of de overheid die de obligatie uitgaf;

• couponrente. Dit is de vaste rente die de overheid of het bedrijf vergoedt over de uitstaande schuld (obligatie);

Page 108: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

98

7020161_Wft Basis

• nominale waarde. Dit is de waarde waarvoor de obligatie bij uitgifte is gekocht door de belegger. Aan het einde van de looptijd vindt aflossing ook plaats tegen de nominale waarde. Anders gezegd: de nominale waarde is de waarde waarvoor de obligatie is uitgegeven;

• looptijd. Bedrijven of overheden die obligaties uitgeven, moeten aan het einde van de looptijd het geld terugbetalen. De looptijd van een obligaties ligt meestal tussen de vijf en dertig jaar;

• aan toonder. De meeste obligaties zijn aan toonder. Dit houdt in dat de overheid of het bedrijf haar schuld moet voldoen aan degene die de obligatie op de aflossingsdatum in zijn bezit heeft. De naam van de schuldeiser staat van tevoren dus niet vast. De obligaties zijn verhandelbaar.

Wijze van terugbetaling

Terugbetaling kan op verschillende manieren gebeuren:• bulletlening. De gehele schuld wordt op een vooraf vastgesteld tijdstip terugbetaald; • uitloting. Het bedrijf of de overheid lost geleidelijk af door uitloting gedurende een vooraf

bepaalde periode; • perpetuele lening. Deze lening wordt nooit afgelost, maar keert een regelmatige

rentevergoeding uit aan de beleggers.

Invloed rentebeweging

De waarde van de obligatie (obligatiekoers) verandert tijdens de looptijd door vraag en aanbod. Daarbij speelt de stand van de marktrente een belangrijke rol. Verkoopt een belegger de obligatie voor de einddatum dan is de kans groot dat hij een ander bedrag dan de nominale waarde ontvangt.Er geldt:• rente stijgt waarde van een obligatie daalt;• rente daalt de waarde van een obligatie stijgt.

Of anders gezegd:• Couponrente = huidige marktrente Koers obligatie = nominale waarde• Couponrente < huidige marktrente Koers obligatie < nominale waarde• Couponrente > huidige marktrente Koers obligatie > nominale waarde

Bij een hogere couponrente dan de marktrente zijn beleggers bereid meer te betalen voor de obligatie omdat de rentevergoeding hoger is dan de marktrente. Bij een lagere couponrente dan de marktrente zijn beleggers niet bereid de volledige nominale waarde te betalen. Ze ontvangen immers minder couponrente dan dat ze kunnen krijgen over een obligatie die op dat moment uitgegeven wordt.

Page 109: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

99

7020161_Wft Basis

VoorbeeldInvloed rentebeweging obligatie

George heeft een obligatie van bedrijf X gekocht tegen de nominale waarde van € 500. De couponrente

bedraagt 6%. Vervolgens stijgt de marktrente tot 7%. De koers en dus de waarde van de obligatie van George

is hierdoor gedaald. Beleggers kunnen nu immers obligaties krijgen met een couponrente van 7%. De vraag

naar de obligatie van George is hierdoor afgenomen.

Stel dat de marktrente niet was gestegen, maar gedaald naar 5%. Dan was de koers van de obligatie gestegen.

Er zal meer vraag komen naar de obligatie van George. De couponrente hierop bedraagt immers 6%, terwijl de

marktrente lager is.

Aan het einde van de looptijd van de lening loopt de waarde van de obligatie terug naar de nominale waarde

van € 500. Dit is de waarde die George op de aflossingsdatum terugontvangt van bedrijf X.

Aandelen

Aandelen zijn simpel gezegd: stukjes van een bedrijf. Iemand die een aandeel bezit (aandeelhouder), is eigenaar van een deel van het vermogen van een onderneming.

Inkomsten aandeelhouder

De inkomsten (ofwel het rendement) van de aandeelhouder bestaan uit:• dividend. Dit is een uitkering van een deel van de winst aan de aandeelhouder;• koersveranderingen. De koers van een aandeel is de prijs waartegen de aandeelhouder het

aandeel kan verkopen. De koers van een aandeel kan sterk schommelen. De ontwikkeling van de koers van een aandeel hangt samen met de bedrijfsresultaten en de toekomstverwachtingen. Als een onderneming goed presteert, kan de koers van het aandeel stijgen. Positief koersrendement maakt de aandeelhouder alleen als hij het aandeel verkoopt tegen een hogere prijs dan de prijs waarvoor hij het zelf heeft gekocht. Wanneer hij koersverlies lijdt, is er sprake van een negatief rendement.

Invloed rentebeweging

De rentestand is van invloed op de koersen van aandelen. Hierbij geldt:• Rente Aandelenkoers • Rente Aandelenkoers

Het is echter geen wetmatigheid dat aandelenkoersen stijgen bij een dalende rente en vice versa. Een rentedaling kan duiden op een vertraging van de economische groei. Hierdoor komen de winsten van de ondernemingen onder druk. Dat kan dalende aandelenkoersen tot gevolg hebben.

Aan de andere kant, heeft een rentedaling tot gevolg dat liquiditeiten en obligaties minder aantrekkelijk worden om aan te kopen. Beleggers ‘vluchten’ daardoor vaker in aandelen als de rente daalt, in de hoop toch een redelijk rendement te behalen. Door deze toegenomen vraag stijgen de koersen van aandelen.

Beleggers zijn bij een rente van 1% op liquide middelen al bereid in aandelen te beleggen als ze daar een dividendrendement verwachten van bijvoorbeeld 4%.

Page 110: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

100

7020161_Wft Basis

Wanneer de rente op liquide middelen ook 4% zou zijn, zouden ze liever hun aandelen verkopen te gunste van liquide middelen, omdat aandelen risicovoller zijn dan liquiditeiten.

Vastgoed

Vastgoed is onroerend goed, zoals woningen, bedrijfspanden of hele winkelcentra.Vastgoed wordt als afzonderlijke beleggingscategorie aangemerkt. Beleggen in vastgoed gebeurt op verschillende manieren. Dit kan door het aankopen van:• een eigen woning. Hoewel de aankoop van een eigen huis doorgaans niet als een belegging

wordt ervaren, kan dit leiden tot vermogensverlies of -winst;• een tweede woning. Door het aankopen en eventueel verhuren van een vakantiewoning of

meerdere woningen kan er ook rendement worden gemaakt;• eenheden in een beleggingsfonds. Op het beleggen in fondsen komen we later in dit hoofdstuk

terug.• aandeel in een vastgoed CV. Wie alleen als geldschieter participeert in een commanditaire

vennootschap (CV) wordt een stille vennoot. Een stille vennoot is niet aansprakelijk voor de verliezen van de vennootschap en krijgt ook geen zeggenschap binnen de vennootschap. Hij deelt wel mee in de winst. En in het ergste geval is de belegger zijn inleg kwijt. Er wordt belegd in een bepaald object, dat vaak wordt bekostigd door alle leden van de CV. Voorbeelden van objecten zijn: een winkelcentrum in Nederland of een bungalowpark in de Algarve. Vaak hebben vastgoed CV’s een vooraf vastgestelde einddatum. Op deze einddatum wordt het vastgoed verkocht en de CV opgeheven. De inleg plus eventueel winst of minus verlies wordt uitgekeerd. Het te behalen rendement is altijd een verwachting (prognose). Het bestaat uit: de huurinkomsten tijdens de looptijd en de vooraf vermoedelijke verkoopopbrengst. Voor het bestuderen van deze module is het niet nodig exact te weten wat een CV is.

Het zelf aankopen van vastgoed (eigen woning of tweede woning) wordt ook wel direct beleggen in vastgoed genoemd. Het aankopen van eenheden in een beleggingsfonds of participaties in een vastgoed CV wordt ook wel indirect beleggen in vastgoed genoemd.

Derivaten

Derivaten zijn afgeleide financiële producten. Ze ontlenen hun waarde aan de waarde van een ander product, zoals aandelen, obligaties of olie. Een aandeel is dus geen derivaat, een optie op een aandeel is dat wel.

VoorbeeldDerivaat (optie)

Marloes koopt een optie voor € 3. Deze optie geeft haar het recht om aandelen X tegen een prijs van € 1.000 te

kopen voor 1 augustus. Marloes bezit dus een derivaat.

Page 111: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

101

7020161_Wft Basis

We gaan hieronder verder in op een optie. Dit is een veelvoorkomend derivaat. Kenmerken van een optie zijn:• recht. Een optie is een recht, en niet een plicht. Degene die de optie bezit, heeft een recht tot

kopen of tot verkopen van de onderliggende waarde van de optie. Bij een recht tot kopen heeft degene die de optie bezit het recht om bijvoorbeeld een aandeel te kopen tegen een van tevoren afgesproken prijs;

• onderliggende waarde. Dit is de waarde van het beleggingsproduct waarop de optie recht geeft. Een aandeel is in bovenstaand voorbeeld de onderliggende waarde van de optie;

• uitoefenprijs. Dit is de prijs waartegen de onderliggende waarde (het beleggingsproduct) kan worden aangekocht of verkocht;

• optiepremie. Dit is het bedrag dat de koper voor een optie betaalt; • expiratiedatum. Het recht geldt gedurende een periode. De expiratiedatum is het tijdstip van het

einde van de optie. De expiratiedatum wordt ook wel uitoefendatum genoemd.

VoorbeeldDerivaat (optie)

We gaan terug naar het voorbeeld van Marloes. Marloes koopt een optie en krijgt dus een recht. Hierbij geldt:

• Onderliggende waarde: Aandelen X

• Uitoefenprijs: € 1.000

• Optieprijs: € 3

• Expiratiedatum: 20 augustus

Als de optiebezitter zijn recht wil uitoefenen, moet er een tegenpartij zijn die ervoor zorgt dat deze bezitter zijn recht kan uitoefenen. Naast de bezitter van de optie, moet er dus altijd een partij zijn die verplicht is te leveren of af te nemen tegen een bepaalde prijs. Deze tegenpartij is de zogeheten schrijver van de optie.

We maken onderscheid tussen twee typen optiecontracten: de calloptie en de putoptie. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de rechten en plichten die voortvloeien uit de aanschaf of het schrijven van callopties en putopties.

Actie Resultaat

Calloptie Kopen Recht om de onderliggende waarde te kopen.

Schrijven Plicht om bij uitoefening de onderliggende waarde te leveren.

Putoptie Kopen Recht om de onderliggende waarde te verkopen.

Schrijven Plicht om bij uitoefening de onderliggende waarde te kopen.

Iemand koopt een calloptie wanneer hij verwacht dat de koers van de onderliggende waarde gaat stijgen.

Page 112: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

102

7020161_Wft Basis

VoorbeeldDerivaat (calloptie)

We gaan terug naar het voorbeeld van Marloes. Marloes heeft een calloptie gekocht met als onderliggende

waarde Aandelen X. Marloes heeft hierdoor het recht Aandelen X op 20 augustus te kopen tegen een prijs van

€ 1.000. Het kopen van aandelen is alleen interessant voor Marloes als deze meer waard zijn dan € 1.000. Stel

dat de aandelen op 20 augustus € 1.100 waard zijn en Marloes koopt ze dan aan voor € 1.000 met haar

optierecht dan kan zij winst maken. Ze kan de aandelen namelijk direct doorverkopen voor € 1.100. Ze maakt

per aandeel dan een winst van € 100.

Iemand koopt een putoptie wanneer hij verwacht dat de koers van de onderliggende waarde gaat dalen. Hij koopt dan immers het recht om tegen een vooraf afgesproken prijs deze waarde te mogen verkopen, terwijl deze inmiddels minder waard is geworden op de vrije markt (en dus goedkoper kan worden ingekocht).

VoorbeeldDerivaat (putoptie)

Henk heeft een putoptie gekocht met als onderliggende waarde Aandelen Y. Henk heeft hierdoor het recht op 20

augustus Aandelen Y te verkopen tegen een prijs van € 1.000.

Het verkopen van aandelen is alleen interessant voor Henk als deze minder waard zijn dan € 1.000. Stel dat de

aandelen op 20 augustus € 900 waard zijn. Henk kan deze aandelen dan snel kopen voor die prijs en ze direct

daarna verkopen voor € 1.000. Ook dan heeft hij € 100 winst per verkocht aandeel.

Ook worden derivaten aangekocht om zekerheid te krijgen. Stel dat Henk zijn aandelen had gekocht voor een bedrag van € 1.000 per aandeel en hij koopt de hiervoor beschreven putoptie. Dan loopt hij niet het risico van koersverlies. Anders gezegd: dat hij minder ontvangt bij de verkoop van zijn aandeel dan dat hij ervoor betaald heeft. Hij is dan wel zijn optiepremie kwijt.

Opties zijn de bekendste derivaten. Daarnaast zijn er nog andere derivaten, zoals futures. Die behandelen we hier niet inhoudelijk.

Beleggingsfondsen

Naast beleggen in de verschillende losse beleggingscategorieën, is het ook mogelijk te beleggen in beleggingsfondsen. Beleggingsfondsen zijn door een financiële instelling samengestelde portefeuilles van diverse individuele beleggingscategorieën met als doel de risico’s te beperken en de rendementen te optimaliseren. Een fondsenmix kan bestaan uit liquiditeiten, vastgoed, obligaties, aandelen of combinaties van deze beleggingscategorieën.

Page 113: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

103

7020161_Wft Basis

Kernmerken van beleggingsfondsen zijn:• groot aantal beleggers. Een beleggingsfonds verzamelt inleg van een groot aantal beleggers;• verdeling verschillende beleggingen. Het ingelegde kapitaal wordt over meerdere beleggingen

verdeeld. Zo kan iemand tegelijk in aandelen, obligaties en andere waardes beleggen. Ook kan er worden belegd in verschillende aandelen, verschillende obligaties en verschillende beleggingscategorieën. Dit noemt men spreiding;

• fondsbeheerder. Een fondsbeheerder beheert het beleggingsfonds. Hij volgt de marktontwikkelingen en kan de samenstelling van het beleggingsfonds tussentijds aanpassen;

• eenheden. Het fonds is verdeeld in zogeheten eenheden. Iemand koopt dus een aantal eenheden van het fonds. Eenheden worden ook wel participaties genoemd.

Voordelen beleggingsfondsen

Het collectief beleggen in beleggingsfondsen heeft voordelen ten opzichte van individueel beleggen: • risicospreiding. Het risico in een beleggingsfonds is kleiner vanwege de spreiding. De belegger

is bijvoorbeeld niet alleen afhankelijk van de ontwikkeling van de koers van het aandeel Ahold, omdat er verschillende aandelen in een fonds zitten. Een individuele belegger kan uiteraard met het te beleggen vermogen diverse aandelen kopen, maar hij zal niet snel de spreiding van een beleggingsfonds bereiken;

• deskundigheid. Fondsen worden beheerd door professionele beheerders. Deze hebben vaak meer ervaring met kapitaalmarkten dan particuliere beleggers. De beheerders van een beleggingsfonds kunnen de noodzakelijke kennis van de diverse markten tegen lagere kosten verzamelen. Het is voor een individuele belegger praktisch onmogelijk en doorgaans veel te kostbaar om een overzicht te krijgen van alle ontwikkelingen binnen verschillende beurzen in de wereld;

• kostenbesparing. Een fonds heeft meer middelen beschikbaar dan een individuele belegger en is in staat lagere transactiekosten bij brokers te bedingen vanwege de mogelijkheid grote opdrachten te verstrekken;

• kapitaalrestricties. Beleggingsfondsen bieden beleggers de mogelijkheid markten te bereiken van landen waar kapitaalrestricties gelden. Een beleggingsfonds heeft vaak wel de mogelijkheid in dergelijke landen te investeren.

Verschillende beleggingsfondsen

Er zijn zeer veel verschillende beleggingsfondsen. De variatie heeft betrekking op:• beleggingscategorieën. In een fonds kunnen zowel aandelen, obligaties als andere waarden

zitten. Fondsen die beleggen in verschillende beleggingscategorieën noemen we mixfondsen; • geografie. Er zijn fondsen die beleggen in een bepaald land, binnen een bepaalde regio

(bijvoorbeeld alleen in Azië) of zelfs wereldwijd;• bedrijfstakken en sector. Er zijn fondsen die alleen beleggen in een bepaalde bedrijfstak of

sector. Een voorbeeld hiervan is een informatietechnologiefonds;• themafondsen. Dit zijn fondsen die zich specifiek richten op bepaalde trends en thema’s

waarvan te verwachten is dat die een belangrijke rol gaan spelen, zoals vergrijzing;• grootte van ondernemingen. Er zijn fondsen die zich richten op de grootte van de onderneming

en bijvoorbeeld alleen beleggen in grote ondernemingen.

Page 114: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

104

7020161_Wft Basis

Daarnaast zijn nog een aantal speciale fondsen die beleggen in aandelen. Dit zijn:• indexfondsen. Indexfondsen zijn beleggingsfondsen die volgens een beursindex beleggen. Zo

worden er in een indexfonds bijvoorbeeld dezelfde aandelen aangekocht in dezelfde verhouding die in de AEX-index zitten. Er zijn ook indexfondsen die juist iets afwijken van de index. Het doel hiervan is een hoger rendement behalen dan de desbetreffende index;

• clickfondsen. Deze fondsen bieden de belegger bepaalde zekerheden. Zo krijgt de belegger de zekerheid dat hij aan het einde van de looptijd een groot deel van de inleg krijgt uitgekeerd. Tussentijds worden koerswinsten op bepaalde niveaus vastgeklikt. De belegger is daarmee zeker van de tussentijdse koerswinst.

Besloten en open beleggingsfondsenIemand die participaties in een beleggingsfonds heeft, kan deze participaties verkopen. Afhankelijk van het soort beleggingsfonds verkoopt hij zijn participaties aan het beleggingsfonds zelf of aan een andere geïnteresseerde koper.Andersom is het afhankelijk van het soort beleggingsfonds of een koper nieuw uit te geven participaties van het beleggingsfonds kan kopen of deze bij een verkoper in de markt kan kopen.

Of een belegger eenheden van een fonds altijd kan verkopen en kopen is afhankelijk van het soort fonds:• open beleggingsfonds. De beleggers hebben de mogelijkheid om te kopen en te verkopen

wanneer ze dat willen. Deze fondsen noemen we open-end-beleggingsfondsen. Als er meer beleggers zijn die willen verkopen, dan dat er kopers zijn, dan worden de participaties door het beleggingsfonds ingekocht tegen een koers die dicht bij de intrinsieke waarde ligt. De intrinsieke waarde wordt berekend door de beurswaarde van alle beleggingen tezamen te delen door het aantal uitstaande aandelen;

• gesloten beleggingsfonds. Bij gesloten fondsen kunnen beleggers niet kopen en verkopen wanneer zij maar willen. Deze fondsen noemen we closed-end-fondsen. De beurskoers van een closed-end-fonds komt tot stand door vraag en aanbod. Het beleggingsfonds heeft geen plicht tot aankoop of uitgifte van participaties wanneer er meer kopers dan verkopers in de markt zijn of vice versa. Hierdoor kan de beurskoers, die door vraag en aanbod tot stand komt, fors afwijken van de intrinsieke waarde. Wanneer de beurskoers hoger is dan de intrinsieke waarde, is het beleggingsfonds overgewaardeerd. Als de beurskoers lager is dan de intrinsieke waarde, spreekt de belegger van een ondergewaardeerd beleggingsfonds;

• semi-openfonds. De meeste beursgenoteerde beleggingsfondsen zijn semi-open-end-fondsen. Een semi-open-end-fonds is een tussenvorm. Er is wel de verplichting participaties terug te kopen en uit te geven. Dit geldt niet als marktomstandigheden daartoe aanleiding geven (binnen bepaalde grenzen).

Page 115: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

105

7020161_Wft Basis

Kosten van beleggingsfondsenAls een belegger in een beleggingsfonds belegt, krijgt hij te maken met:• aankoop- en verkoopkosten. De aan- en verkoopkosten worden ook wel de transactiekosten

genoemd. Deze kosten maakt de belegger eenmalig bij het aankopen of verkopen van het fonds; • beheerkosten. De beheerkosten zijn jaarlijks terugkerende kosten voor het fondsmanagement

van het beleggingsfonds. Het betreft hier personeelskosten en kosten van research- en automatisering. Doorgaans zijn de beheerkosten al verwerkt in het fondsresultaat. De belegger hoeft deze kosten dan ook niet apart te betalen. Via de EBI (Essentiële Beleggersinformatie) moeten de kosten wel inzichtelijk worden gemaakt. De EBI is een document dat overhandigd moet worden door de beleggingsdienstverlener. De EBI wordt verderop gedetailleerd behandeld;

• kosten voor beleggingsdienstverlener zelf. Wanneer een belegger een beleggingsdienstverlener inschakelt die beleggingsadvies geeft en/of bemiddelt in beleggingsinstrumenten, dan moet de belegger sinds 2014 deze beleggingsdienstverlener zelf rechtstreeks betalen. Tot 2014 zaten ook deze kosten in de vorm van provisies ‘verstopt’ in de beheerkosten van het beleggingsfonds.

4.3.2 Voorkeur van de klant

Er zijn drie aspecten die de voorkeur van de klant voor een bepaald beleggingsproduct bepalen:• liquiditeit; • rendement;• risico.

We beschrijven eerst kort deze drie aspecten. Vervolgens gaan we in het risicoprofiel van een klant.

Liquiditeit

Met liquiditeit bedoelen we de mate van eenvoud waarmee een belegging in geld kan worden omgezet. Zo is een aandeel behoorlijk liquide, doordat dit snel op de beurs kan worden verkocht. Een belegging in een beleggingspand is minder liquide, doordat dit pand niet zo eenvoudig kan worden verkocht. De periode dat de klant het geld wil beleggen heet de beleggingshorizon. Aan het eind van die beleggingshorizon moet de belegging liquide worden gemaakt om over het geld te kunnen beschikken.

Rendement

Het rendement van een belegging gedurende één periode is de opbrengst uitgedrukt in een percentage van het oorspronkelijk belegde bedrag. De opbrengst bestaat uit:• de som van de inkomsten (dividend/(coupon)rente); plus • de eventuele waardemutatie van de belegging, of wel het koersresultaat. Dit is de koersstijging

of -daling.

Het totale rendement wordt ook vaak het beleggingsresultaat genoemd.

Page 116: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

106

7020161_Wft Basis

VoorbeeldEen aandeel Koninklijke Shell wordt voor € 38 gekocht. Het dividend bedraagt € 1 en het aandeel wordt op enig

moment tegen een prijs van € 40,80 verkocht. Het rendement bedraagt:

€ 1 (dividend) + € 2,80 (koerswinst) x 100% = 10%

€ 38 (belegd bedrag)

Risico

Elke klant heeft natuurlijk het liefst een zo hoog mogelijk rendement. Over het algemeen leveren de producten met het hoogste risico het meeste rendement op. Risico houdt in dit verband in dat het werkelijke rendement afwijkt van het verwachte rendement. Bij spaarproducten is dit risico er niet. De klant weet van tevoren welk rendement hij ontvangt. Het rendement op spaarproducten is relatief laag. De klant wordt geconfronteerd met een dilemma. Of hij heeft vrede met een relatief laag rendement, waarbij geen risico wordt gelopen, of hij aanvaardt risico’s in zijn zoektocht naar een hoger rendement.

Er bestaat een verband tussen het risico van een beleggingscategorie en het rendement ervan. Doorgaans geldt: hoe hoger het risico, des te hoger het verwachte rendement.

Bovenstaand schema geeft uiteraard geen wetmatigheid weer. Sommige obligaties (van bijvoorbeeld Griekenland of slecht presterende bedrijven) kennen hogere rendementen, maar ook hogere risico’s dan aandelen. Ook zakelijk vastgoed wordt momenteel gezien als een groter risico dan aandelen. Maar op de zeer lange termijn (> 20 jaar) zijn de gemiddelde risico’s en rendementen ongeveer in de verhouding zoals in dit schema is aangegeven.

hoog

Aandelen

Risico Vastgoed

Obligaties

Liquiditeiten

laaglaag hoog

Verwacht rendement

Page 117: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

107

7020161_Wft Basis

Bepalen risicoprofielWelke producten er bij de klant passen hangt af van de liquiditeiten, het rendement en het risico dat de klant wenst. Het is de taak van de adviseur om zo goed mogelijk na te gaan welk product er bij de klant past. Dit gebeurt meestal door het invullen van een standaardvragenlijst met bijbehorende risicoprofielen. In een dergelijke lijst staan allerlei vragen over liquiditeit, rendement en risico. Uit de vragenlijst komt naar voren welk risicoprofiel het beste bij de klant past.

Vaak houden dienstverleners de volgende indeling van risicoprofielen aan: • zeer defensief; • defensief; • neutraal;• offensief;• zeer offensief.

Bij een zeer defensief risicoprofiel horen producten met heel weinig risico, zoals liquiditeiten en obligaties. Wanneer iemand helemaal geen risico wil lopen, spreekt men ook wel van het profiel “hoofdsomgarantie”. Er moet dan zekerheid bestaan over het feit dat er geen risico is dat het eindresultaat lager is dan de oorspronkelijke inleg.Het te lopen risico neemt toe naarmate het profiel verschuift richting zeer offensief. Bij zeer offensieve belegger horen beleggingsproducten met een hoog risico, zoals vastgoed en aandelen.Voor mensen die bereid zijn zelfs meer dan 100% van hun inleg te verliezen is er een apart profiel, namelijk speculatief. In een portefeuille van iemand met een speculatief profiel kom je derivaten tegen.

4.3.3 Provisieverbod beleggingsdiensten

Per 1 januari 2014 zijn de regels rondom de betaling voor beleggen veranderd. Hierdoor betalen klanten direct voor de dienstverlening. Banken, beleggingsadviseurs en vermogensbeheerders moeten hun kosten direct in rekening brengen bij de belegger voor beleggingsadvies, vermogensbeheer of execution only. Tot 2014 waren deze kosten verwerkt in de prijs van het financiële product. Doel van dit provisieverbod is het versterken van de onafhankelijkheid van beleggingsdienstverleners en transparantie van beleggingsdienstverlening.

Page 118: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

108

7020161_Wft Basis

Page 119: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

109

7020161_Wft Basis

5 LENEN

Alice heeft een nieuwe auto gezien. Ze wil hem heel graag kopen, maar ze heeft niet genoeg spaargeld. De autoverkoper vertelt haar dat het mogelijk is om geld te lenen. Alice vindt dit wel heel aantrekkelijk klinken. Ze wil er goed over nadenken. Ze heeft al een lening die zij is aangegaan om haar woning te kunnen kopen. Haar maandlast is best wel hoog en meer lenen kost ook weer geld.

Alice overweegt te gaan lenen voor een auto. Ze gaat hiervoor dan eventueel een consumptief krediet aan. Ze heeft al een lening waarmee zij haar woning heeft gefinancierd. Waarschijnlijk is dit een hypothecair krediet. Stel dat Alice toch besluit te gaan lenen voor de aanschaf van de auto, dan zal de geldverstrekker de kredietwaardigheid van Alice beoordelen.

In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan bod:• consumptief krediet;• hypothecair krediet;• kredietwaardigheid;• kredietbeheer.

5.1 CONSUMPTIEF KREDIET

Een consumptief krediet is een lening die de lener gebruikt voor consumptieve doeleinden. Consumptieve doeleinden zijn goederen en diensten voor privégebruik. Voorbeelden van consumptieve goederen zijn: een auto, caravan, motor of bankstel. Een voorbeeld van een consumptieve dienst is een vakantiereis. Bij een consumptief krediet heeft de aankoop een consumptieve bestemming en geen bedrijfsmatige.

5.1.1 Begrippen consumptief krediet

Belangrijke begrippen op het gebied van consumptief krediet zijn:

• KredietsomDe kredietsom is het bedrag dat de klant leent en ook weer terug moet betalen. Kees leent bijvoorbeeld € 1.000 om zijn vakantie te betalen. De kredietsom is dan € 1.000.

• KredietlimietDe kredietlimiet is het bedrag dat de klant maximaal kan lenen. Patty heeft bijvoorbeeld een bankrekening waarop zij maximaal € 500 rood kan staan. De kredietlimiet is dan € 500.

Page 120: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

110

7020161_Wft Basis

• Jaarlijkse kostenpercentage (JKP)Het JKP heette vroeger de effectieve kredietvergoeding. Door Europese regelgeving is de naam gestandaardiseerd. Het JKP bestaat uit de totale kosten van het krediet voor de klant, uitgedrukt in een percentage op jaarbasis van het totale kredietbedrag. De kosten zijn voornamelijk rentebetalingen, maar ook andere kosten, zoals administratiekosten.

• TermijnbedragDit is het bedrag dat de geldlener (kredietnemer) per maand betaalt. Het bedrag bestaat uit rente, aflossing en eventuele bijkomende kosten. Het is bij consumptieve kredieten gebruikelijk per maand te betalen.

5.1.2 Vormen van consumptief krediet

Er zijn verschillende vormen van krediet. In hoofdlijnen is er verschil tussen:

• GoederenkredietBij een goederenkrediet ontvangt de klant geen geld van de kredietverstrekker, maar levert de kredietverstrekker een goed of een dienst. De geldlener krijgt een lening ter hoogte van de waarde van het goed of de dienst.

• GeldkredietBij een geldkrediet ontvangt de klant een som geld van de kredietverstrekker. Hoe de klant de geldsom besteedt, bepaalt hij zelf.

5.1.3 Aflossingsvormen

Behalve naar de kredietvorm zijn kredieten ook in te delen naar de aflosvorm: • doorlopend krediet;• aflopend krediet.

In onderstaand schema staan de kenmerken van deze twee aflossingsvormen.

Kenmerk Doorlopend krediet Aflopend krediet

Kredietsom Kredietlimiet is maximum;

opname mogelijk wanneer gewenst

Bij aanvang van de lening ineens opnemen

Rente Variabel Vast

Looptijd Variabel Vast

Termijnbedrag Rente + aflossing Rente + aflossing

Tussentijdse opname Mogelijk Niet mogelijk

Vervroegd aflossen Kosteloos toegestaan Is toegestaan, maar mogelijk tegen kosten

Doorlopend krediet

Bij een doorlopend krediet spreekt de kredietverstrekker een kredietlimiet af met de lener (kredietnemer). Dit limietbedrag is het maximale bedrag dat de kredietnemer mag opnemen. Het is mogelijk om dit bedrag ineens op te nemen of in gedeelten.

Page 121: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

111

7020161_Wft Basis

TermijnbedragBij een doorlopend krediet bestaat het termijnbedrag uit rente en aflossing. De geldlener betaalt maandelijks een bepaald percentage van:• de kredietlimiet. Het termijnbedrag blijft dan gedurende de looptijd gelijk; of• het openstaande saldo. Het termijnbedrag zal dan variëren. Het is immers afhankelijk van de

openstaande schuld.

Dit percentage ligt over het algemeen rond de 1 tot 2,5 procent per maand.

De geldlener betaalt over een doorlopend krediet een variabele rente. Een rentewijziging op de markt betekent dus ook een rentewijziging voor de klant. De maandtermijn hoeft hierdoor niet te wijzigen. Als de rente stijgt en de maandtermijn blijft gelijk dan lost de klant minder af per maandtermijn.

De geldlener kan bij een doorlopend krediet, naast de maandtermijn, betalingen doen voor extra aflossingen. De geldverstrekker brengt hiervoor geen extra kosten in rekening. Het is ook mogelijk om weer opnieuw geld op te nemen tot aan de kredietlimiet.

Looptijd

De looptijd van een doorlopend krediet is in de praktijk variabel, doordat de geldlener flexibel geld kan opnemen en aflossen.

Wel wordt bij het afsluiten van de lening een theoretische looptijd vastgesteld. Dit is een looptijd die gebaseerd is op aannames. Dus stel dat de geldlener altijd aflost en niets opneemt dan is de theoretische looptijd bijvoorbeeld 36 maanden. De meeste geldverstrekkers houden aan dat de maximale looptijd doorloopt tot de 75-jarige leeftijd van de geldlener. Dan moet het krediet afgelost zijn.

De kredietverstrekker draagt vaak het overlijdensrisico van de geldlener. Meestal wordt een aparte overlijdensrisicoverzekering (die uitkeert als de geldlener overlijdt) afgesloten, of de restantschuld wordt kwijtgescholden.

Soorten doorlopend krediet

In onderstaand schema staan de verschillende doorlopende kredieten uitgesplitst in goederen- en geldkredieten.

Doorlopend geldkrediet Doorlopend goederenkrediet

Creditkaartkrediet Postorderkrediet

Rekening-courantkrediet, zoals:

• Salariskrediet

• Effectenkrediet

Vaste klantenkaarten met kredietmogelijkheden

Doorlopende geldkredieten

Doorlopende geldkredieten zijn:

Page 122: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

112

7020161_Wft Basis

• creditcardkrediet. Met een creditcard betaalt de klant en het geld wordt vervolgens pas aan het einde van de maand of nog later van zijn rekening afgeschreven. Een creditcard is dus een betaalmiddel en een vorm van lenen;

• rekening-courantkrediet. Een rekening-courantkrediet is een krediet dat aan een bankrekening is gekoppeld. Een rekening-courantkrediet kent vele vormen. Veel voorkomende rekening-courantkredieten zijn het salariskrediet (rood staan) en het effectenkrediet.

• Bij een effectenkrediet is de limiet bijvoorbeeld afhankelijk van de onderliggende waarde van de effecten. Bij een salariskrediet is de limiet afhankelijk van de hoogte van het salaris dat de klant periodiek stort.

Doorlopende goederenkredietenDoorlopende goederenkredieten zijn:• postorderkrediet. Een postorderkrediet is een algemeen geaccepteerde kredietvorm die met de

opkomst van internet verder is toegenomen. De klant bestelt via catalogi of internetsites producten die het postorderbedrijf thuis bezorgt. Vervolgens ontvangt de klant de productenaan huis, waarna hij het krediet moet afbetalen. Er is een limiet tot welk bedrag de klant producten kan aankopen;

• vaste klantenkaarten met kredietmogelijkheid. Een variant op het postorderkrediet is de vaste klantenkaart met kredietfaciliteit. Winkels waar de klant wel fysiek aanwezig is en soms ook postorderbedrijven geven de vaste klantenkaart uit. Met de vaste klantenkaart kan de klant producten tot een bepaalde limiet kopen waarna de klant het krediet moet afbetalen.

Aflopend krediet

Een aflopend krediet heeft een vast kredietbedrag dat de klant na het afsluiten in één keer opneemt. De klant betaalt volgens een vast schema tijdens de looptijd gelijke bedragen (maandtermijnen).

Termijnbedrag

De maandtermijnen bestaan uit een bedrag aan:• rente. Het rentedeel neemt af tijdens de looptijd. De hoogte van de lening wordt immers kleiner

waardoor de geldlener minder rente betaalt; • aflossing. Het aflossingsdeel neemt tijdens de looptijd toe. Er is een groter deel van de

maandtermijn over voor de aflossing omdat de klant minder rente betaalt.

Looptijd

De geldlener en de geldverstrekker spreken de looptijd van een aflopend krediet bij aanvang van het krediet af. Een aflopend krediet kent dus een vaste looptijd. De looptijd van deze kredietvorm is minimaal drie maanden. Maximale looptijden variëren, maar een aflopend krediet kent niet vaak een looptijd van langer dan 120 maanden.

De kredietverstrekker draagt over het algemeen het overlijdensrisico.

Soorten aflopend kredietIn onderstaand schema staan de verschillende aflopende kredieten uitgesplitst in goederen- en geldkredieten.

Page 123: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

113

7020161_Wft Basis

Aflopend geldkrediet Aflopend goederenkrediet

Persoonlijke lening Huurkoop

Koop op afbetaling

Persoonlijke lening (PL)

Een aflopend geldkrediet wordt een persoonlijke lening genoemd. Dat kan verwarrend werken, omdat het impliceert dat een doorlopend krediet niet “persoonlijk” zou zijn. De term is echter expliciet bedoeld om aan te geven dat het om een aflopend geldkrediet gaat. Bij een PL krijgt de geldlener geld gestort op zijn rekening. Vervolgens moet hij elke maand aflossen en kan de afgeloste bedragen daarna niet meer opnemen. De looptijden van een PL kunnen variëren, maar liggen over het algemeen tussen de 6 en de 72 maanden. Vrijwel alle financiers hanteren de stelregel dat een PL voor het 75ste levensjaar moet zijn afgelost. Boven de 75-jarige leeftijd is het namelijk te duur is om het risico van overlijden - dit draagt de kredietverstrekker over het algemeen - af te dekken. Ook is de looptijd afhankelijk van het bestedingsdoel. Wanneer een klant bijvoorbeeld aangeeft een auto aan te schaffen met de PL, dan zal de looptijd niet langer zijn dan de verwachte economische levensduur van die auto.De geldgever kan overigens niet controleren wat de klant met het geld doet, maar in het adviesgesprek zal worden benadrukt dat de adviseur een passende oplossing wil bieden. Daarvoor is het bestedingsdoel belangrijk. Wijkt de klant hiervan af, dan kan de geldgever hier niets tegen doen.

Huurkoop

Bij huurkoop levert de kredietverstrekker een consumptief goed of consumptieve dienst (auto, vakantie, boot). Vervolgens heeft de klant een krediet ter hoogte van de waarde van het goed of de dienst. Elke maand lost de klant af en betaalt hij rente. De klant is pas eigenaar van het consumptieve goed of de dienst als hij de laatste termijn heeft betaald. Bij huurkoop is er sprake van een driepartijenovereenkomst. Deze partijen zijn: • de koper van het object; • de verkoper van het object;• de kredietverstrekker.

Eigendomsvoorbehoud is bijna hetzelfde als huurkoop. Het verschil is dat er bij eigendomsvoorbehoud maar twee partijen zijn: de koper en verkoper. De verkoper is ook kredietverstrekker van de lening.

De verkopende partij blijft in beide gevallen juridisch eigenaar tot de laatste betaling heeft plaatsgevonden. De kopende partij mag het object gedurende de periode van afbetaling wel gebruiken (economisch eigenaar), maar niet vervreemden. De looptijden van een krediet op basis van huurkoop is afgestemd op de levensduur van het goed dat de geldlener aanschaft.

Koop op afbetalingKoop op afbetaling wordt vaak in één adem genoemd met huurkoop. Toch is er een groot verschil. Daar waar het eigendom bij huurkoop pas op de koper overgaat bij betaling van de laatste termijn, gaat het eigendom bij koop op afbetaling direct bij aanschaf over op de koper.

Page 124: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

114

7020161_Wft Basis

5.1.4 Fiscale aspecten van consumptief krediet

Het consumptief krediet valt bij de berekening van de inkomstenbelasting in box 3. Dit heeft tot gevolg dat de rente niet aftrekbaar is van het inkomen. De schuld kan in mindering worden gebracht op eventuele belastbare bezittingen in box 3.

De eerste € 25.000 aan bezittingen wordt niet belast in box 3. Dit wordt ook wel het heffingsvrijvermogen genoemd. Een deel van de schulden (ongeveer € 3.500 per persoon) is niet aftrekbaar in box 3. Dit is een doelmatigheidsdrempel.

VoorbeeldConsumptief krediet en de fiscus

Janneke wil een auto kopen. Ze heeft € 50.000 belegd in aandelen. Deze aandelen wil ze nu niet verkopen

omdat zij verwacht dat de koersen van deze aandelen flink zullen stijgen. Janneke besluit dan ook geld te lenen

om de auto aan te kunnen kopen. Ze gaat een lening aan van € 30.000.

De rente over de schuld van € 30.000 is niet aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. Janneke kan de schuld wel

in mindering brengen op haar vermogen in box 3. Haar belastbare vermogen in box 3 is:

Aandelen € 50.000

Heffingsvrij vermogen € 21.000 -/-

Belast vermogen € 29.000

Janneke kan dus haar schuld in mindering brengen op deze € 29.000. De eerste € 3.500 van haar schuld is niet

aftrekbaar. De aftrekbare schuld is:

Schuld in box 3 € 30.000

Niet-aftrekbaar deel € 3.500 -/-

Aftrekbare schuld € 26.500

Janneke hoeft nu in box 3 maar over € 2.500 belasting te betalen (€ 29.000 -/- € 26.500) en betaalt daardoor

€ 26.500 x 1,2% = € 318 minder vermogensrendementsheffing in het eerste jaar. Dit fiscale voordeel zal

afnemen naarmate ze haar schuld in de loop der jaren aflost.

5.1.5 Crowdfunding

Bij crowdfunding investeert of leent een (grote) groep geldgevers relatief kleine bedragen aan een particulier of onderneming (de geldvrager). Over het algemeen vindt crowdfunding plaats via een online platform. Dit crowdfunding-platform zorgt er dus voor dat de geldgevers en de geldvragers met elkaar in contact komen.

Crowdfunding-vormenBij crowdfunding worden vier vormen onderscheiden, namelijk:1. Doneren: geld schenken aan een goed doel;2. Sponsoring en reward based crowdfunding: financieel ondersteunen van een project, waar

(meestal) een niet-financiële tegenprestatie tegenover staat;

Page 125: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

115

7020161_Wft Basis

3. Equity based crowdfunding: investeren in een bedrijf, waar een financiële tegenprestatie tegenover staat in de vorm van direct (bijvoorbeeld dividend) of indirect rendement (bijvoorbeeld koerswinst);

4. Loan based crowdfunding: uitlenen van geld aan een bedrijf of particulier, waar een financiële tegenprestatie tegenover staat in de vorm van een rentevergoeding.

Loan based crowdfundingLoan based crowdfunding is de laatste jaren sterk in opkomst in de consumptief kredietmarkt als alternatieve manier van lenen. Particulieren kunnen op online platformen geld lenen zonder te maken te hebben met professionele geldverstrekkers. Dit betekent niet, dat er geen voorwaarden worden gesteld aan het krijgen van een lening. Het platform zal in eerste instantie beoordelen of de gevraagde lening verantwoord is, voordat zij de geldvrager in contact brengt met de geldgevers. De meeste crowdfunding-platformen beoordelen dan ook of de lening passend is volgens de gedragscode van de Vereniging Financieringsondernemingen Nederland (VFN). Voorbeelden van online (loan based) crowdfunding-platformen voor particulieren zijn: Lendico.nl, Loandome.com, Geldvoorelkaar.nl, Samenlening.nl en Lendex.nl. Tussen 2012 en 2015 is er door particulieren inmiddels vier miljoen euro geleend via crowdfunding (consumptief en hypothecair gezamenlijk). Het betrof een negentigtal leningen.

Vergunningsplicht bij loan based crowdfundingEen crowdfunding-platform is een financieel dienstverlener en valt daarom onder de reikwijdte van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Het platform moet een vergunning aanvragen bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) om haar activiteiten uit te mogen voeren. Afhankelijk van deze activiteiten van het platform kunnen één of meer van de volgende ontheffingen/vergunningen nodig zijn:

Ontheffing bemiddeling in opvorderbare geldenVergunning bemiddeling in kredietVergunning aanbieden kredietVergunning beleggingsonderneming

Als een crowdfunding-platform geen partij is bij de leningovereenkomst tussen de geldgever en de geldnemer (zoals dat met name geldt voor platformen die zich uitsluitend bezig houden met loan based crowdfunding aan consumenten), dan is alleen een vergunning bemiddeling in krediet van toepassing. Als een platform een vergunning heeft gekregen, dan wordt het platform opgenomen in het Register Crowdfunding-platformen. Het register is openbaar en terug te vinden via de volgende link: https://www.afm.nl/~/media/Files/registers/register-crowdfunders-211215.ashx.

Leenprocedure bij crowdfundingDe leenprocedure bij crowdfunding kan per (online) platform verschillen, maar over het algemeen worden dezelfde stappen gevolgd. De stappen zien er dan als volgt uit:1. De geldvrager maakt een online account aan;2. De geldvrager voert zijn persoonsgegevens in;3. De geldvrager geeft informatie over zijn financiële positie en doelstelling van de lening;4. De geldvrager geeft aan wat de gewenste leensom, rentevergoeding* en looptijd is;5. Het platform beoordeelt de kredietwaardigheid van de geldvrager;6. Na een positief oordeel wordt de lening online gepubliceerd;

Page 126: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

116

7020161_Wft Basis

7. Het platform brengt een eenmalige vergoeding in rekening voor haar diensten (sommige platformen brengen de kosten pas in rekening zodra de lening is uitbetaald);

8. Geldvragers tekenen in op de lening;9. Als er volledig is ingetekend op het gevraagde leenbedrag, wordt de leningovereenkomst door

het platform opgesteld;10. Na het tekenen van de overeenkomst wordt de lening uitbetaald en starten de afgesproken

betalingen (rente en aflossingen);11. Het platform bewaakt de betalingen en schakelt een incassobureau in bij wanbetaling.*bij een aantal platformen kan de geldvrager de rentevergoeding zelf niet bepalen, maar bepaalt het platform de hoogte van de rente op basis van een aantal risicofactoren.

Risico’s bij loan based crowdfundingDe AFM heeft een belangrijke rol om door toezicht consumenten te beschermen tegen allerlei risico’s, ook bij crowdfunding. De huidige wet- en regelgeving biedt de AFM nog te weinig mogelijkheden, om haar toezicht optimaal uit te voeren. Dat heeft vooral te maken met het feit dat crowdfunding nog in de kinderschoenen staat. In het rapport “Crowdfunding - Naar een duurzame sector” pleit de AFM voor aanpassing van de wet- en regelgeving, om meer grip te krijgen op de crowdfunding-markt.

In het rapport komen de volgende risico’s aan de orde:Operationeel falen van het platform: het crowdfundingproces loopt vrijwel volledig online. Dat geldt niet alleen voor de aanvraag, maar ook voor de administratie van de betalingen. Als het platform geconfronteerd wordt met ICT-problemen (operationeel falen), dan kunnen de geldvragers forse schade oplopen.Faillissement van het platform: het platform speelt bij de administratie en de betalingen een cruciale rol. Als het platform failliet gaat, dan kan dat tot wanorde leiden in de administratie en een enorme impact hebben op de betalingen.Fraude door platform: de geldvrager heeft geen inzicht in de afkomst van de gelden en weet dus niet wie de geldgevers zijn. Als een platform kwade bedoelingen heeft, kan zij misbruik maken van deze onwetendheid en gedane betalingen niet doorstorten naar de geldgevers. De geldvrager denkt betaald te hebben, terwijl de geldgever geen aflossing en rentevergoeding heeft ontvangen.Financiering is niet passend: een crowdfunding-platform geeft geen advies. De geldvrager kan in principe ieder leenbedrag voorleggen aan de geldgevers. Als er vervolgens voldoende wordt ingeschreven op het gevraagde bedrag, dan wordt de lening uitbetaald, ook al is er dan sprake van overkreditering. Als een platform de VFN-gedragscode volgt, is dit risico beperkt.Ongunstige contractvoorwaarden: het is voor de geldvrager niet altijd even duidelijk wat de rechten en plichten zijn, zodra de leningovereenkomst wordt getekend. Kan er kosteloos worden afgelost? Wat gebeurt er bij wanbetaling? Hoeveel kosten worden er in rekening gebracht door het platform? De geldvrager zal dit zelf moeten achterhalen door de contractvoorwaarden grondig te bestuderen.

Page 127: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

117

7020161_Wft Basis

5.1.6 Niet-nakoming kredietovereenkomst

Wanneer een kredietovereenkomst niet wordt nagekomen, heeft dit meestal te maken met betalingsproblemen van de geldlener. In deze paragraaf bespreken we de gevolgen van betalingsproblemen.

Betalingsproblemen

Als een termijn niet is betaald, zal de geldlener een betalingsherinnering ontvangen. Als op de eerste betalingsherinnering geen betaling volgt, wordt vaak nog een tweede gestuurd. Als dat nog geen betaling tot gevolg heeft, wordt de geldlener in gebreke gesteld. Ingebrekestelling wil zeggen dat de kredietverstrekker schriftelijk verklaart dat de geldlener zich niet aan zijn betalingsverplichtingen heeft gehouden. Hieronder worden alle vormen van betalingsverplichtingen verstaan, zoals het niet voldoen van maandtermijnen, het overschrijden van de kredietlimiet, het niet voldoen aan aflossingsverplichtingen enz. In dit schrijven kondigt de kredietgever aan dat, bij het uitblijven van de betaling, het krediet zal worden opgeëist, evenals verschuldigde rentebetalingen. Hiervoor krijgt de kredietnemer een redelijke termijn. Na deze termijn wordt de kredietnemer in verzuim gesteld als hij nog niet aangezuiverd heeft.

Het in verzuim stellen is noodzakelijk wil een kredietverstrekker boeterente of vertragingsrente kunnen gaan berekenen bij achterstanden die onder de Wft (WCK) vallen. Tot dat moment mag er geen vertragingsrente of boeterente geheven worden. Voor elke dag dat de betaling uitblijft, wordt de vertragingsrente berekend. De vertragingsrente mag niet hoger zijn dan de rente die normaal gesproken conform de overeenkomst berekend zou worden.

Bij doorlopende kredieten kan een kredietverstrekker bij het uitblijven van betalingen ook de maandtermijn bijschrijven bij de schuld. In dat geval loopt het krediet dus vol tot de limiet. Als de limiet bereikt is zonder dat er betalingen plaatsvinden, wordt bovenstaande procedure gevolgd. Pas wanneer het krediet volledig is volgelopen, dus volledig is opgenomen en de betalingen blijven nog steeds uit, is er sprake van ‘verzuim’. Vaak is er echter al eerder contact opgenomen met de kredietnemer. Er kan dan via persoonlijk contact vaak een bepaalde oplossing worden bedacht voor het financiële probleem. Een aantal van deze oplossingen, lichten we hieronder toe.

Page 128: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

118

7020161_Wft Basis

Bij een betalingsachterstand, die niet op korte termijn door de klant kan worden ingelopen, zijn er verschillende mogelijkheden: • betalingsuitstel. Dit is een oplossing voor een klant met een tijdelijk financieel probleem. Dit

kan bijvoorbeeld ontstaan tijdens een verhuizing, wisseling van baan enzovoorts. Als er betalingsuitstel is verleend, zal de klant de achterstanden wel weer moeten inlopen. Soms gebruikt een klant hiervoor het vakantiegeld of een eindejaarsbonus;

• opnamerestricties. Een opnamerestrictie is een mogelijkheid bij een doorlopend krediet. Er zijn twee soorten opnamerestricties:- blokkeernorm. Soms wil de kredietverstrekker niet dat het saldo voortdurend tegen de

limiet aanzit. De geldlener moet dan eerst aflossen tot een bepaalde grens voordat hij weer mag opnemen;

- permanente opnamerestrictie. De geldlener mag helemaal niet meer opnemen. Dit komt bijvoorbeeld voor als de financiële situatie van de geldlener verslechtert of als de terugbetaling twijfelachtig is. De leenvorm verandert in een aflopend krediet;

• looptijdverlenging. Het verlengen van de looptijd kan een optie zijn voor een aflopend krediet. Bij een langere aflossingsduur lost de geldlener minder snel af. In de termijnbetaling is het bedrag aan aflossing dan ook lager. De termijnbetaling is hierdoor ook lager;

• oversluiten. Oversluiten wil zeggen dat het krediet wordt opgenomen in een ander krediet. Dit kan bijvoorbeeld een krediet zijn met een hogere kredietsom waarin de achterstallige betalingen zijn opgenomen. Dit is alleen zinvol als het niet nakomen van de verplichtingen is ontstaan door een eenmalige onverwachte hoge uitgave, zoals een begrafenis of de aanschaf van een auto;

• vervroegde aflossing. Als de klant de middelen heeft, kan vervroegde aflossing van een krediet een optie zijn. Het komt echter niet vaak voor dat mensen met betalingsproblemen genoeg middelen hebben om het krediet af te lossen; opeisen van de lening. Als er geen andere mogelijkheden meer zijn om de betalingsproblemen op te lossen, dan eist de kredietverstrekker de lening op. De meeste kredietverstrekkers hebben hier een aparte afdeling voor, de afdeling bijzonder of intensief beheer.

Als de afdeling bijzonder of intensief beheer de lening opeist, is er een aantal wettelijke mogelijkheden om het geld terug te krijgen:• beslaglegging op vermogensbestanddelen. De geldverstrekker kan beslag laten leggen op de

bezittingen van de geldlener. Hiervoor is toestemming van de rechter nodig. Na beslaglegging kunnen de bezittingen van de geldlener door de kredietverstrekker worden verkocht om de lening mee af te lossen. Bij een goederenkrediet is er geen toestemming van de rechter nodig voor het goed dat is aangekocht met het geld van het krediet. Stel dat er een auto is gekocht op basis van huurkoop, dan kan deze auto in beslag worden genomen zonder toestemming van de rechter;

• loonbeslag. Bij loonbeslag legt de kredietverstrekker beslag op het salaris of de uitkering van de geldlener. Ook hiervoor heeft de kredietverstrekker toestemming nodig van de rechter;

• faillissement. Als de geldlener niet meer kan betalen dan kan de rechtbank hem failliet verklaren. Dit kan gebeuren op verzoek van de geldverstrekker. Bij een faillissement worden alle bezittingen van de geldlener verkocht. Met de opbrengst kan de geldlener wellicht (een deel van) de lening terugbetalen.

Page 129: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

119

7020161_Wft Basis

Overigens gaat er een heel traject vooraf aan een persoonlijk faillissement, om er toch voor te zorgen dat de schulden van een klant gesaneerd worden, zonder dat hij failliet wordt verklaard. Bij een faillissement blijft iemand namelijk in principe aansprakelijk voor de schulden. Om iemand de kans te geven met een schone lei te beginnen nadat (een deel van) de schuld is afgelost, is de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) ingevoerd. We behandelen deze hier verder niet inhoudelijk.

5.2 DE NIEUWE STUDIEFINANCIERING

Met ingang van 1 september 2015 (het studiejaar 2015 – 2016) is de studiefinanciering voor studenten aan het HBO en de universiteit veranderd. De basisbeurs maakt plaats voor het ‘Studievoorschot’. Voor MBO’ers blijft de basisbeurs gewoon bestaan.

Studievoorschot

HoogteNieuwe studenten aan een HBO of universiteit kunnen sinds 1 september 2015 maximaal € 862,50per maand (2016) lenen bij Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Naast dit standaard studievoorschot kan er ook nog een extra krediet worden afgesloten voor het betalen van het wettelijk vastgestelde collegegeld (€ 1.951 voor het studiejaar 2015-2016). De extra lening komt dan neer op (maximaal)€ 162,58 per maand. Als een student niet aan de voorwaarden voldoet van het wettelijk collegegeld, dan kan de student te maken krijgen met een hoger instellingscollegegeld. Dit is bijvoorbeeld het geval als iemand aan een particuliere onderwijsinstelling gaat studeren, of als de student niet voldoet aan het nationaliteitsvereiste. Deze studenten kunnen in plaats van € 162,58 maximaal€ 812,90 extra per maand lenen.

DuurDe meeste studenten kunnen maximaal zeven jaar in aanmerking komen voor het studievoorschot (de minimale cursusduur met een uitloop van drie jaar). Als een studie langer duurt, dan kan een student ook langer gebruik maken van het studievoorschot tot maximaal tien jaar.

BijverdiengrensSinds 1 september 2015 geldt er geen bijverdiengrens meer. Studenten mogen dus onbeperkt bijverdienen zonder het recht op studiefinanciering te verliezen.

PartnertoeslagStudenten die in 2015 samenwoonden en een kind onder de 12 jaar verzorgden, konden in aanmerking komen voor een partnertoeslag als aan bepaalde voorwaarden werd voldaan. Deze partnertoeslag is sinds 1 januari 2016 afgeschaft.

Compensatie bij medische omstandighedenEen student die door medische omstandigheden studievertraging oploopt in het nieuwe stelsel, kan een compensatie van maximaal € 1.200 aanvragen. De aanvraag moet worden ingediend bij de studentendecaan en wordt alleen toegekend als het diploma binnen tien jaar na de start van de studie wordt behaald.

Page 130: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

120

7020161_Wft Basis

Voucher voor bijscholingAls een student in de studiejaren 2015-2016 tot en met 2018-2019 voor het eerst gaat studeren aan een HBO of universiteit, dan krijgt hij een voucher ter waarde van ongeveer € 2.000. Deze voucher kan worden gebruikt voor nascholing of bijscholing, als de student binnen de diplomatermijn de opleiding met goed gevolg heeft afgerond. De voucher kan worden ingeruild vanaf het vijfde tot het tiende studiejaar.

AflossingSinds 1 januari 2016 is de maximale aflosperiode verlengd naar 35 jaar. Voor studenten die tot 2016 studieschulden hebben opgebouwd tijdens een bacheloropleiding geldt nog de oorspronkelijke termijn van 15 jaar. Maar als de masteropleiding voor deze studenten onder het nieuwe stelsel valt, dan kunnen zij alsnog kiezen voor een aflossing (van de tijdens de bacheloropleiding opgebouwde schulden) volgens de nieuwe regels.

De verplichte aflossing geldt alleen als het inkomen van de terugbetaler boven het minimumloon ligt. De hoogte van de aflossing is 4% (12% in 2015) van het inkomen boven het minimumloon. Er kan eventueel gekozen worden voor een hoger aflosbedrag.

OvergangsrechtEen student aan het HBO of de universiteit die al vóór 1 september 2015 studiefinanciering ontving, valt onder het overgangsrecht. Hij of zij houdt recht op de basisbeurs tot maximaal 36 maanden (bachelor aan een universiteit) of 48 maanden (bachelor aan een HBO). Na die periode vervalt de basisbeurs en valt de student onder het nieuwe stelsel.

VoorbeeldPhilip heeft zijn propedeuse gehaald voor de HBO-opleiding Bedrijfseconomie. Hij heeft inmiddels één jaar een

basisbeurs, aanvullende beurs en het studentenreisproduct gehad (de ‘prestatiebeurs’). Op 1 september 2015 is

Philip begonnen met een bachelor aan de universiteit. Hij krijgt nog twee jaar een prestatiebeurs (inclusief

basisbeurs), omdat hij al één jaar heeft gebruikt. Vanaf 1 september 2017 valt Philip onder het nieuwe stelsel.

Hij krijgt dan geen basisbeurs meer, maar hij komt nog wel één jaar in aanmerking voor een aanvullende beurs

en twee jaar voor het studentenreisproduct. Op 1 september 2018 begint Philip met zijn master. De aanvullende

beurs vervalt en Philip besluit om een lening te nemen van € 300 per maand. Op 1 augustus 2019 haalt Philip

zijn masterdiploma. Omdat hij afstudeert binnen tien jaar, worden zijn basisbeurs, de aanvullende beurs en het

studentenreisproduct een gift. De lening van € 3.600 (12 maanden x €300) moet hij uiteraard met rente

terugbetalen. Philip mag kiezen voor een aflosperiode van 15 of 35 jaar.

Aanvullende beursAfhankelijk van het inkomen van de ouders, kan een student nog steeds een aanvullende beurs aanvragen. De aanvullende beurs is voor HBO’ers en universitaire studenten op 1 september 2015 verhoogd van ongeveer € 110 naar € 271,19 per maand. Als de student binnen tien jaar het diploma haalt, dan wordt de aanvullende beurs omgezet in een gift.

Page 131: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

121

7020161_Wft Basis

StudentenreisproductEen student kan met het studentenreisproduct gratis of met korting reizen met het openbaar vervoer. Er kan zelfs gebruik gemaakt worden van het reisproduct als er geen studiefinanciering wordt aangevraagd. Het studentenreisproduct is gekoppeld aan een lening van € 99,66 per maand (2016). Als de student binnen tien jaar het diploma haalt, dan wordt deze lening omgezet in een gift. Vanaf 2017 kunnen MBO’ers ook gebruik maken van het studentenreisproduct.

Lenen voor oudere studenten tot 55 jaarStudenten die jonger zijn dan 30 jaar en een voltijdopleiding aan MBO, HBO of universiteit (gaan) volgen, kunnen studiefinanciering aanvragen. Als studiefinanciering niet meer mogelijk is, dan is het voor oudere studenten (tot 55 jaar) vanaf augustus 2017 mogelijk geld te lenen bij het DUO. Dit krediet is dan bestemd voor het betalen van collegegeld of lesgeld en moet binnen 15 jaar na het afronden van de studie worden afgelost.

5.3 HYPOTHECAIR KREDIET

In de vorige paragraaf hebben we consumptieve kredieten behandeld. We gaan nu in op een andere kredietvorm: het hypothecair krediet. Bij een hypothecair krediet is er altijd een registergoed betrokken. Een registergoed is een goed waarvan in een openbaar register wordt bijgehouden wie er op enig moment de eigenaar van het registergoed is. Het gaat daarbij vaak om een woning. Deze woning dient als extra zekerheid voor de kredietverstrekker. De kredietverstrekker mag namelijk de woning verkopen als de geldlener niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet. De kredietverstrekker kan dan met de verkoopopbrengst van de woning het krediet aflossen. Het verkopen van de woning kan zonder toestemming van de rechter.

Overigens zijn niet alleen woningen registergoederen. Ook schepen, vliegtuigen en bedrijfsgebouwen zijn registergoederen. Via het register kan iedereen zien wie eigenaar is, maar ook of er al hypotheek is gevestigd op het registergoed.

5.3.1 Begrippen hypothecair krediet

Hieronder gaan we in op begrippen die samenhangen met een hypothecair krediet.

Twee overeenkomsten

Bij een hypothecair krediet zijn er twee overeenkomsten:• recht van hypotheek. Dit is de overeenkomst waarin staat dat de kredietverstrekker recht heeft

op de opbrengst van het registergoed (de woning) wanneer deze wordt verkocht. Het recht van hypotheek brengt daarnaast met zich mee dat de kredietverstrekker het recht heeft het registergoed te verkopen zonder toestemming van de rechter als de geldlener zijn verplichtingen niet nakomt. Dit laatste recht is het recht van parate executie.

• kredietovereenkomst. Dit is de overeenkomst waarin staat dat er geld wordt geleend tegen bepaalde voorwaarden. De kredietovereenkomst noemen we ook wel de leningovereenkomst.

Deze twee overeenkomsten zijn altijd aan elkaar verbonden.

Page 132: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

122

7020161_Wft Basis

Twee partijen

Het onderstaand overzicht geeft weer wat er gebeurt bij het verstrekken van een hypothecair krediet tussen de twee partijen die hierbij betrokken zijn.

Bij het afsluiten van een hypothecair krediet zijn er dus twee partijen:• hypotheekgever.. Dit is degene die het recht van hypotheek geeft. De geldlener is dus de

hypotheekgever. De hypotheekgever (geldlener) is degene die het geld ontvangt en wordt ook wel geldnemer genoemd;

• hypotheeknemer.. Dit is degene die het hypotheekrecht krijgt en het geld verstrekt. De geldverstrekker leent aan de geldnemer. De geldgever is de hypotheeknemer en wordt ook wel hypotheekhouder genoemd.

In de volksmond gebruiken klanten wel de zinsnede “ik heb een hypotheek genomen bij de bank”. Feitelijk is dit onjuist. De klant heeft dan juist zijn hypotheek gegeven aan de bank in ruil voor een hypothecair krediet.

5.3.2 Taxatiewaarden

Bij een hypothecair krediet gaat de klant dus bijna altijd een lening aan om een woning te financieren. Voor de geldverstrekker is het dan ook belangrijk de waarde van de woning vast te stellen. Dit doet een taxateur. De taxateur legt de waarde van de woning vast in een taxatierapport.

Taxatierapport

In dit rapport staan verschillende waarden: • de marktwaarde. Dit is de waarde van de woning wanneer de eigenaar deze in normale

omstandigheden verkoopt. Dat betekent leegstaand en niet meer bewoond. Deze waarde wordt ook wel de vrije verkoopwaarde of onderhandse verkoopwaarde genoemd;

• de herbouwwaarde. De herbouwwaarde is het bedrag dat nodig is om de woning opnieuw op te bouwen, bijvoorbeeld na een brand. De herbouwwaarde is de waarde waarvoor de woning wordtverzekerd.

Voor 1 januari 2013 was er een executiewaarde in een taxatierapport opgenomen, maar nu vaak niet meer. De executiewaarde is de verwachte verkoopwaarde bij parate executie. De geldverstrekker verkoopt dan de woning zonder toestemming van een rechter en lost het krediet (of een deel hiervan) af met de verkoopopbrengst. Wanneer iemand van plan is de woning te verbouwen, kan in het taxatierapport ook de marktwaarde na verbouwing worden opgenomen.

hypotheekgever =

lener ofwel geldnemer

hypotheeknemer =

kredietverstrekker ofwel geldgever

Recht van hypotheek

Geldlening

Page 133: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

123

7020161_Wft Basis

Maximaal lenen en taxatiewaarden

Het geleende bedrag mag in 2016 niet hoger zijn dan 102% van de marktwaarde van de woning. Vorig jaar (2015) mocht een geldlener nog maximaal 103% van de marktwaarde van de woning lenen. Het maximale hypothecair krediet op basis van de waarde van de woning daalt elk jaar met 1%. Vanaf het jaar 2018 kan een geldlener maximaal 100% van de marktwaarde van de woning lenen.

VoorbeeldTaxatiewaarde en maximale geldlening

Jos koopt een woning aan. De taxateur neemt in het taxatierapport de volgende waarden op:

Marktwaarde € 189.000

Herbouwwaarde € 145.000

Volgens Bank X kan Jos nu (2016) maximaal € 192.780 (€ 189.000 x 102%) lenen.

De woning van Jos wordt verzekerd tegen brand op basis van een waarde van € 145.000.

Wanneer iemand eerst gaat verbouwen, mag maximaal 102% van de marktwaarde na verbouwing worden geleend. Er is een belangrijke uitzondering op de 102%-grens. Wanneer iemand energiebesparende maatregelen heeft getroffen, waardoor het huis energiezuinig is (zoals bij het plaatsen van zonnepanelen), ligt de grens op 106%.

5.3.3 Woonquote

Naast de waarde van het onderpand speelt de hoogte van het inkomen een rol bij het bepalen van de hoogte van het maximale hypothecair krediet. Hierbij werken geldverstrekkers met een zogeheten woonquote. De woonquote is een percentage van het bruto inkomen. Dit percentage geeft aan wat een geldlener van zijn inkomen maximaal kan betalen aan hypotheeklasten (woonlasten). De woonquote wordt ook wel het woonlastenpercentage genoemd.

De woonquotes worden jaarlijks door het Nibud vastgesteld. Hierbij geldt: hoe hoger het inkomen, hoe hoger de woonquote. Dus naarmate het inkomen hoger wordt, mag de geldlener een hoger percentage van zijn bruto inkomen aan woonlasten hebben. Daarnaast is de woonquote afhankelijk van een toetsrente. Deze toetsrente is de rente die de klant voor het hypothecair krediet betaalt. Als deze rente nog niet bekend is, of als deze voor minder dan 10 jaar vast staat, gaat men uit van een standaardtoetsrente, die elk kwartaal wordt vastgesteld.

5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet

Voor de meeste hypothecaire kredieten geldt dat de rente aftrekbaar is. Dit houdt in dat de geldlener een deel van zijn betaalde rente als het ware terugontvangt van de fiscus. Maar er kan ook een hypothecaire geldlening zijn waarvoor de rente niet aftrekbaar is voor de inkomstenbelasting.

Page 134: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

124

7020161_Wft Basis

Eigenwoningschuld

Er geldt alleen een renteaftrek in box 1 als de geldlener het hypothecair krediet is aangegaan voor zijn eigen woning. Er moet dus sprake zijn van een zogeheten eigenwoningschuld. Naast de aftrek van de rente, heeft de geldlener een bijtelling. Deze bijtelling is een percentage van de WOZ-waarde van de woning. De gemeente stelt deze WOZ-waarde jaarlijks vast. Het percentage is een vast percentage afhankelijk van de waarde van de woning. De bijtelling heet ook wel het eigenwoningforfait.

VoorbeeldFiscus en hypotheekrente (box 1)

Jayant heeft een hypothecair krediet waarover hij een rente betaalt van € 7.500. De hoogte van het krediet is

namelijk € 150.000 en Jayant betaalt aan rente 5%. Dit krediet is hij volledig aangegaan om zijn woning te

financieren. De rente bedraagt 5%. De WOZ-waarde van de woning van Jayant bedraagt € 170.000. Jayant kan

van zijn inkomen aftrekken:

• Eigenwoningforfait € 170.000 x 0,75% € 1.275

• Rente € 7.500 -/-

• Negatieve inkomsten eigen woning € 6.225

Hypothecair krediet voor andere doeleinden

Een geldlener die een hypothecair krediet is aangegaan voor andere zaken dan zijn eigen woning, heeft geen aftrek van de rente in box 1. Een dergelijke lening valt namelijk in box 3, ook al is er hypothecaire zekerheid voor de geldverstrekker.

VoorbeeldFiscus en hypotheekrente (box 1 en 3)

We keren terug naar Jayant uit het voorbeeld hiervoor. Stel dat Jayant zijn hypothecaire geldlening verhoogt

met een bedrag van € 20.000. Hij koopt voor dit bedrag een auto aan. De geldverstrekker heeft nu hypothecaire

zekerheid voor een bedrag van € 170.000. De fiscus ziet de lening nu als volgt:• Deel voor eigen woning € 150.000 box 1 renteaftrek

• Deel consumptief gebruik € 20.000 box 3 geen renteaftrek, schuld eventueel in mindering op

vermogen in box 3

Bruto last en netto last

Er is een verschil tussen:• bruto hypotheeklast. Dit is de last waarbij geen rekening is gehouden met fiscaal voordeel;• netto hypotheeklast. Dit is de last waarbij wel rekening is gehouden met fiscaal voordeel.

Renteaftrek met ingang van 2013 beperkt

Sinds 1 januari 2013 geldt voor nieuwe leningen dat er alleen renteaftrek mogelijk is als het krediet voldoet aan de volgende voorwaarden: • volledige aflossing binnen dertig jaar;• afgelost met als minimale aflossingseis een hypothecaire geldlening op basis van annuïteiten.

Dit kan in de praktijk ook een lineaire hypotheek zijn (lost sneller af dan bij een hypothecaire geldlening op basis van annuïteiten) of een combinatie daarvan.

Page 135: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

125

7020161_Wft Basis

Sinds 2013 is het dus afhankelijk van de gekozen aflossingsvorm of de geldlener zijn rente kan aftrekken van zijn inkomen in box 1. Voor iedereen die op 31 december 2012 al een eigenwoningschuld had, geldt overgangsrecht. Dat wil zeggen dat die eigenwoningschuld geen fiscale aflossingseis kent.

Renteaftrek eigen woning met 0,5% afgebouwdRente die betaald wordt over de eigenwoningschuld is aftrekbaar in box 1. Sinds 2014 is deze aftrek niet meer volledig als het belastbaar inkomen (deels) in de 4e schijf is belast. Het maximale voordeel wordt jaarlijks afgebouwd met 0,5%. Dit betekent dat in 2016 de maximale aftrek nog maar 50,5% bedraagt. De afbouw gaat door tot een percentage van 38% is bereikt in 2041.

Deze afbouw geldt niet voor het eigenwoningforfait (EWF). Het EWF dient nog steeds tegen 52% te worden bijgeteld.

BlokhypotheekEr bestaat een mogelijkheid om naast de hypotheek een tweede lening af te sluiten waarmee de aflossingen uit de eerste lening kunnen worden voldaan (de zogenoemde Blok-hypotheek). Deze tweede lening mag oplopen tot maximaal 50% van de waarde van de woning. De bank en klant kunnen afspraken maken over de aflossingstermijn van de tweede lening. Hierdoor kan een looptijd worden bereikt van maximaal 35 jaar. De tweede lening valt in box 3, waardoor de rente over deze lening niet aftrekbaar is. Banken zijn niet verplicht mee te werken aan deze constructie. Hoewel de mogelijkheid bestaat sinds maart 2013, wordt er vrijwel geen gebruik van gemaakt.

5.3.5 Aflossingsvormen

Er zijn veel aflossingsvormen voor een hypothecair krediet. Voor iedereen die na 1 januari 2013 voor het eerst een eigen woning koopt, geldt dat deze personen alleen een lineaire of annuïtaire aflossingsvorm mogen aangaan, als ze in aanmerking willen komen voor hypotheekrenteaftrek. Voor iedereen die al vóór 2013 een eigenwoningschuld had, geldt deze aflossingseis niet. Vaak hebben deze klanten een andere (goedkopere) aflossingsvorm gekozen. Het overgangsrecht hiervoor loopt tot 2044. Tot die tijd komen daarom ook nog andere aflossingsvormen voor, die u ook moet kennen.Hierna gaan we op de verschillende aflossingsvormen in.

Lineaire hypotheek

Bij een lineaire hypotheek lost de geldlener maandelijks of jaarlijks hetzelfde bedrag af. De lening daalt dus elke maand of elk jaar met hetzelfde bedrag. De daling van de lening heeft gevolgen voor de te betalen rente. De geldverstrekker berekent de rente namelijk over de restschuld. De restschuld is de beginschuld minus de betaalde aflossingen.

Aflossing Lineair

Looptijd 30 jaar

Jaarl

asten

Rente

Aflossing

Page 136: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

126

7020161_Wft Basis

VoorbeeldLineaire hypothecaire geldlening

Piet heeft een lening van € 108.000. Hij lost elke maand een bedrag van € 300 af. Na 30 jaar heeft hij de

gehele lening afgelost. Piet heeft een lineaire geldlening. Na drie jaar is de restschuld van Piet: € 108.000 -/-

(36 maanden x € 300) = € 97.200.

Piet is na drie jaar rente verschuldigd over het bedrag van € 97.200. Bij aanvang van de lening was hij rente

verschuldigd over € 108.000.

De geldlener betaalt elke periode minder rente. Het belastingvoordeel daalt hierdoor. De geldlener kan immers elke periode minder rente op zijn inkomen in mindering brengen voor de berekening van de inkomstenbelasting. Bij een lineaire hypotheek dalen gedurende de looptijd zowel de bruto als netto hypotheeklasten.

Annuïteitenhypotheek

Bij een hypothecair krediet op basis van annuïteiten betaalt de geldlener gedurende de looptijd elke periode hetzelfde bedrag (de annuïteit). Dit bedrag bestaat uit een:• rentedeel. Het rentedeel is de rente die de geldlener betaalt over de openstaande schuld. Het

rentedeel neemt gedurende de looptijd af, omdat de geldlener aflost. De schuld daalt en hierdoor is de geldlener minder rente verschuldigd.

• aflossingsdeel. Het aflossingsdeel is het bedrag dat de geldlener aflost. De geldverstrekker berekent het aflossingsdeel door het totale bedrag dat de geldlener betaalt (annuïteit) te verminderen met het rentedeel. Gedurende de looptijd neemt het aflossingsdeel toe omdat het rentedeel steeds lager wordt.

Bij een hypotheek op basis van annuïteiten blijven de bruto lasten tijdens de looptijd gelijk. De netto lasten nemen toe. Dit is het geval doordat het fiscale voordeel door de renteaftrek steeds minder wordt. De te betalen rente neemt immers af. Onderstaande overige aflossingsvormen komen nog steeds voor, maar zullen niet of nauwelijks meer worden afgesloten onder de huidige fiscale regelgeving.

De (traditionele) levenhypotheek

Bij de levenhypotheek sluit de klant met het aangaan van de hypothecaire lening een gemengde verzekering af. Bij een dergelijke verzekering ontstaat het recht op:• een uitkering bij overlijden voor de einddatum; of• een uitkering bij leven op de einddatum.

De uitkering wordt gebruikt om het hypothecair krediet af te lossen.De geldlener lost dus niets af tijdens de looptijd van het krediet.

Aflossing annuiteit

Looptijd 30 jaar

Jaarl

asten Rente

Aflossing

Page 137: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

127

7020161_Wft Basis

De hypotheeklasten bestaan uit:• rente. De geldlener lost niets af en betaalt dan ook tijdens de hele looptijd rente over het bij

aanvang geleende bedrag. Dat leidt tot een maximaal fiscaal voordeel. De geldlener kan een maximaal rentebedrag van het inkomen aftrekken tijdens de gehele looptijd van de lening. Dit geldt alleen als het krediet is afgesloten voor 1 januari 2013.

• premie voor een levensverzekering. De klant is de premie verschuldigd aan een levensverzekeraar. Deze premie is niet aftrekbaar van het fiscale inkomen. Wel kan de geldlener fiscaal vriendelijk sparen in box 1. Dit houdt in dat hij de waarde van de verzekering niet mee hoeft te tellen voor het bepalen van zijn inkomsten in box 3. De verzekering moet dan wel voldoen aan bepaalde voorwaarden. Dit geldt alleen voor verzekeringen die zijn afgesloten voor 1 januari 2013. Deze verzekeringen worden dan aangemerkt als een kapitaalverzekering eigen woning (KEW).

Gedurende de hele looptijd is de woonlast gelijk als de rente niet wijzigt. Zowel de bruto als netto last zijn tijdens de looptijd gelijk.

De spaarhypotheek

De geldlener lost bij een spaarhypotheek ook af met de uitkering van een gemengde levensverzekering. Dit is dus hetzelfde als bij de traditionele levenhypotheek. Het bijzondere van de spaarhypotheek is dat deze een koppeling kent tussen de hypotheekrente en de premie van de levensverzekering. Met een deel van de premie van de levensverzekering spaart de geldlener een bedrag om uiteindelijk af te kunnen lossen. Over het gespaarde geld binnen de levensverzekering ontvangt de geldlener een even hoge rente als de hypotheekrente die hij betaalt. De geldlener spaart altijd het bedrag van de hoogte van de geldlening bij elkaar. Hierbij geldt:• Hypotheekrente premie gemengde verzekering

De rentevergoeding over het gespaarde bedrag stijgt wanneer de hypotheekrente stijgt. Het bedrag dat de geldlener moet sparen blijft gelijk (hoogte geldlening). Door een hogere rente is er minder inleg nodig.

• Hypotheekrente premie gemengde verzekering De rentevergoeding over het gespaarde bedrag daalt wanneer de hypotheekrente daalt. Het bedrag dat de geldlener moet sparen blijft gelijk (hoogte geldlening). Door een lagere rente is er meer inleg nodig.

Fiscaal gezien geldt er voor de spaarhypotheek hetzelfde als voor de (traditionele) levenhypotheek.

De beleggingshypotheek

Een beleggingshypotheek werkt hetzelfde als een leven- en spaarhypotheek. Binnen de verzekering spaart de geldlener niet, maar belegt hij zijn geld. Hierdoor is het eindkapitaal van de ingelegde premies onzeker. Het is onzeker of de waarde van de belegging aan het einde van de looptijd voldoende is om de lening in zijn geheel af te lossen. Dit maakt de beleggingshypotheek dus risicovoller dan de leven- en spaarhypotheek. De fiscale behandeling van de beleggingshypotheek is hetzelfde als voor de (traditionele) levenhypotheek.

De bankspaarhypotheek

Bij een bankspaarhypotheek spaart de geldlener op een geblokkeerde spaar- of beleggingsrekening. Met het gespaarde of belegde geld op deze rekening lost hij aan het einde van de looptijd de gehele of een deel van de hypothecaire geldlening af. Deze hypotheekvorm is geïntroduceerd per 1 januari 2008.

Page 138: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

128

7020161_Wft Basis

De overheid heeft namelijk op deze datum de wetgeving aangepast, waardoor het mogelijk is om voor de aflossing van een eigenwoningschuld belastingvrij te sparen op een geblokkeerde bankrekening. Voorheen was dit alleen mogelijk binnen een verzekeringsproduct. Het belastingvrij sparen op bankrekeningen voor het aflossen van een eigenwoningschuld kan alleen als de bankrekening is aangevraagd voor 1 januari 2013. Ook voor nieuwe bankspaarhypotheken die zijn afgesloten sinds 1 januari 2013 is geen renteaftrek mogelijk.

De bruto lasten bestaan uit:• rente. De geldlener lost niets af en betaalt dan ook tijdens de hele looptijd over het bij aanvang

geleende bedrag. Dat leidt tot een maximaal fiscaal voordeel;• periodieke inleg op de geblokkeerde bankrekening. De geldlener is immers verplicht periodiek in

te leggen op de rekening, anders is het niet mogelijk belastingvrij te sparen; • risicopremie. Naast de bankspaarrekening loopt vaak een risicoverzekering. Deze verzekering

geeft een uitkering voor de nabestaanden als de geldlener overlijdt. Op deze wijze kan bij overlijden ook tussentijds een deel van of de gehele lening worden afgelost. De geldgever stelt een dergelijke risicoverzekering vaak als eis, om te voorkomen dat er een risico is op een restschuld als de klant zou overlijden.

Gedurende de hele looptijd is de woonlast gelijk als de rente niet wijzigt. Zowel de bruto als netto last zijn tijdens de looptijd gelijk.

De aflossingsvrije hypotheek

Bij een aflossingsvrije hypotheek lost de geldlener gedurende de looptijd van de hypotheek niets af. Aan het einde van de looptijd lost de geldlener de totale schuld af. Dit doet hij bijvoorbeeld door verkoop van de woning of door het afsluiten van een nieuwe hypotheek. Gedurende de looptijd betaalt de geldlener alleen een rente over het geleende bedrag. Voor nieuwe aflossingsvrije hypotheken die zijn afgesloten sinds 1 januari 2013 is geen renteaftrek mogelijk.

De krediethypotheek (rekening-couranthypotheek)

Bij de krediet- of rekening-couranthypotheek kan de geldlener op elk gewenst moment aflossen en tot het maximaal vastgestelde bedrag weer geld opnemen. De verschuldigde hypotheekrente is variabel. Bij tussentijdse aflossingen wordt het hypothecair krediet lager. De geldlener betaalt dan minder rente. De geldlener kan het geld later weer opnemen.

Aflossingsvrije hypotheek

Looptijd 30 jaar

Jaarl

asten

Rente

Page 139: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

129

7020161_Wft Basis

Voor nieuwe krediethypotheken die zijn afgesloten na 1 januari 2013 is geen renteaftrek mogelijk. Ook over afgeloste bedragen krijgt de geldlener niet opnieuw renteaftrek als hij de bedragen weer opneemt. Toch kan een krediethypotheek ook sinds 2013 nog uitkomst bieden. Er is immers zekerheid over terugbetaling van de lening, door de aanwezigheid van een onderpand (de woning) waarop het recht van hypotheek is gevestigd.

VoorbeeldJan wil een auto kopen voor € 25.000. Hij heeft dit geld niet en wil het lenen. Wanneer hij een persoonlijke

lening afsluit, betaalt hij hiervoor 8,5% rente. Jan heeft echter een eigen woning. De marktwaarde van de

woning is € 180.000 en hij heeft een hypothecair krediet van € 75.000. De woning heeft een overwaarde

(marktwaarde minus het hypothecair krediet) van € 105.000.

De geldgever biedt aan een krediethypotheek te sluiten. Jan kan dan € 25.000 lenen tegen een rente van 4,5%,

omdat er hypotheek wordt gevestigd op zijn woning. Dat scheelt € 1.000 aan rente per jaar (4% x € 25.000).

Wel moet Jan via de notaris een hypotheekakte laten opstellen. Dat kost hem eenmalig € 800.

5.3.6 Transportakte en hypotheekakte

In het bovenstaande voorbeeld wordt de term hypotheekakte genoemd, maar wat is eenhypotheekakte eigenlijk? Een woning is een registergoed. Een registergoed krijgt iemand in eigendom via een akte. Meestal zijn er bij de aankoop van een woning twee soorten akten aanwezig:• een transportakte. Met deze akte levert de verkoper de woning aan de koper. Anders gezegd:

door deze akte gaat het eigendom van de woning over op de koper. De transportakte wordt ook wel de koopakte of leveringsakte genoemd;

• een hypotheekakte. Met de hypotheekakte wordt de hypotheek gevestigd. Dit houdt in dat er een hypothecair recht op de woning is.

De notaris maakt beide akten op. Hij schrijft de akten ook in de openbare registers van het Kadaster in. In de hypotheekakte is bepaald:• waarover de geldverstrekker zekerheid heeft;• in hoeverre de geldlener de afgeloste bedragen weer kan opnemen.

Deze bepalingen worden ook wel de hypotheekstelling of hypotheekvorm genoemd. Er zijn drie soorten hypotheekstelling. In onderstaande tabel staan de hypotheekstellingen met bijhorende kenmerken.

Vaste hypotheek Krediethypotheek Bankhypotheek

Aflossing en hoogte lening Staan vast Staan niet vast Staan niet vast

Lener kan opnemen en (extra) aflossen

zonder tussenkomst notaris

Nee Ja Ja

Hypotheek vervalt zodra alles is afgelost Ja Nee Nee

Ook zekerheid over andere leningen bij

dezelfde geldverstrekker

Nee Nee Ja

Page 140: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

130

7020161_Wft Basis

Let op! In deze tabel met hypotheekstellingen staat het woord “krediethypotheek”. Dat is hetzelfde woord als bij de aflossingsvorm van de rekening-couranthypotheek. Hier wordt echter iets anders mee bedoeld: het gaat om de wijze waarop het recht van hypotheek wordt ingeschreven, en niet over de aflossingsvorm.

VoorbeeldHypotheekstelling

Jan-Jaap leent bij Bank X geld om zijn woning te financieren. Jan-Jaap geeft Bank X een hypotheekrecht van

€ 200.000. De hypotheekstelling is een bankhypotheek. Jan-Jaap leent in eerste instantie € 200.000. Na verloop

van tijd heeft hij totaal € 50.000 afgelost. Hij kan deze € 50.000 weer opnemen zonder dat hij naar de notaris

moet. Hij neemt € 40.000 op. Verder staat hij ook nog € 1.000 rood op zijn betaalrekening. Op dat moment kan

Bank X op de hypotheek van Jan-Jaap een bedrag verhalen van € 150.000 + € 40.000 (weer opgenomen) +

€ 1.000 (rood staan) = € 191.000.

Jan-Jaap heeft namelijk een bankhypotheek waardoor Bank X ook de hypothecaire zekerheid krijgt over andere

leningen die Jan-Jaap aangaat bij Bank X. Hieronder valt ook het rood staan.

Had Jan-Jaap een krediethypotheek gehad dan kan Bank X zich verhalen tot een bedrag van € 190.000. Er is

dan geen hypothecaire zekerheid over andere schulden zoals het rood staan op een rekening.

Bij een vaste hypotheek had Jan Jaap de € 40.000 helemaal niet weer op kunnen nemen. Het opnieuw lenen van

het afgeloste bedrag bij een vaste hypotheek is namelijk niet mogelijk. Ook bij een vaste hypotheek had Bank X

niet het recht van hypotheek gehad over het bedrag dan Jan-Jaap rood staat.

5.3.7 De Nationale Hypotheek Garantie (NHG)

De Nationale Hypotheek Garantie (NHG) is een borgstelling die de koper van een woning kan krijgen bij het afsluiten van een hypothecaire lening. De stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de borg. Een borg is een partij die borg staat. Borg staan wil zeggen dat de geldgever bij niet-nakoming van de verplichtingen van de geldlener, bij de borg kan aankloppen voor het innen van de restschuld. Bij een lening met NHG staat het WEW garant voor de terugbetaling van 90% van een eventuele restschuld na verkoop aan de geldgever. De geldgever houdt een eigen risico van 10%.

De doelstelling van de NHG is tweeledig:• eigenwoningbezit bevorderen. De NHG maakt het kopen van een eigen huis mogelijk voor meer

mensen. De regeling stelt ook minderdraagkrachtigen in staat tot het kopen van een woning. Doordat de Nationale Hypotheek Garantie het risico bij de geldverstrekker grotendeels wegneemt, kan deze een rentekorting aan de koper geven. Deze rentekorting kan oplopen tot 0,8%. Veel mensen kiezen dan ook voor een lening met NHG;

• uitvoering (achterstallig) onderhoud bevorderen. De regeling geeft ook de mogelijkheid om op een aantrekkelijke wijze geld te lenen voor een verbouwing of verbetering van de woning.

De NHG heeft de regels over de maximale hypothecaire lening vastgelegd in de NHG Voorwaarden en Normen (V&N). Een lening met NHG is alleen mogelijk voor een lening van € 245.000 (vanaf 1 juli 2016: € 225.000) of minder als het om de aankoop van een woning gaat.

Page 141: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

131

7020161_Wft Basis

5.3.8 De rol van de notaris

De notaris speelt een belangrijke rol bij de aankoop en de financiering van een woning. Zonder de notaris kan de woning namelijk niet worden overgedragen aan een andere persoon. Het vestigen van een hypotheek op een woning zonder tussenkomst van een notaris is ook niet mogelijk.

De notaris zorgt voor:• recherche. Voor het inschrijven van de hypotheek- en transportakte in de openbare registers

voert de notaris recherche uit. Recherche wil zeggen dat de notaris onderzoek uitvoert waarbij hij openbare registers gebruikt om na te gaan of alles rondom de transportakte en de hypotheekakte in orde is. Zo kijkt hij bijvoorbeeld of de kadastrale gegevens wel kloppen;

• een voorbeeldakte. Na verwerking van de gegevens stuurt de notaris een voorbeeldakte (van de hypotheek- en/of transportakte) naar de klant en naar de geldverstrekker. Veel banken doen dit overigens in de praktijk anders: zij maken zelf een concept-hypotheekakte op, waarbij de notaris deze controleert. Alle partijen zijn in de gelegenheid om nog op- of aanmerkingen te maken. De notaris is eindverantwoordelijk voor de opstelling van een juiste akte;

• de afrekening. Ook maakt de notaris een afrekening op. Op de afrekening staan het bedrag van de hypothecaire lening, de eventuele eigen middelen en de gemaakte kosten, zoals de adviesvergoeding en de notariskosten, vermeld. De notaris stuurt de afrekening zowel naar de geldverstrekker als de klant;

• de betaling van de verkoper. Naar aanleiding van de afrekening zorgt de geldverstrekker ervoor dat het geld tijdig op de rekening van de notaris staat. Wanneer de klant het onderpand of de kosten voor een deel met eigen geld financiert, moet ook de klant ervoor zorgen dat het geld tijdig op de rekening van de notaris staat. De notaris betaalt de verkoper;

• de inning van belasting. Over het transport (kopen en verkopen) van een woning is overdrachtsbelasting verschuldigd. De notaris houdt dit bedrag in en zorgt voor betaling aan de Belastingdienst. Het tarief voor de overdrachtsbelasting is 2% van de waarde van de woning;

• het passeren van akten. Het passeren van de akten wil zeggen de formele handeling waarbij een akte bij de notaris door alle partijen wordt ondertekend;

• de inschrijving in de registers van het Kadaster. Inschrijving van de hypotheek in het hypotheekregister van het Kadaster is verplicht en behoort tot de taken van de notaris. Zolang de hypotheek niet in de openbare registers is ingeschreven, is de hypotheek niet van kracht.

Page 142: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

132

7020161_Wft Basis

5.4 RENTE

De rente is de prijs die de geldlener aan de kredietverstrekker moet betalen voor het lenen van het geld. Hieronder gaan we in op:• vaste en variabele rente;• rentevaste periode.

5.4.1 Vaste en variabele rente

De klant kan kiezen voor:• variabele rente. Bij een variabele rente zal de rente tijdens de looptijd van het krediet wijzigen.

Dat kan maandelijks zijn, maar soms ook per kwartaal. De rente wordt automatisch aangepast aan de marktrente;

• vaste rente. Een vaste rente wil zeggen dat de klant tijdens een van tevoren afgesproken periode dezelfde rente betaalt. Zo’n periode is dan een rentevaste periode. Er zijn verschillende rentevaste periodes, variërend van één tot dertig jaar.

5.4.2 Rentevaste periode

De rentevaste periode is de periode waarbinnen de rente niet wijzigt. Er is een vaste rente afgesproken met de geldverstrekker.

Kiezen rentevaste periode

Een geldlener kan de duur van de rentevaste periode kiezen bij het aangaan van de lening. Bij een langere rentevaste periode hoort een hogere rente dan bij een korte rentevaste periode. De geldlener betaalt voor de zekerheid die hij ontvangt. De geldlener weet namelijk zeker dat gedurende de rentevaste periode de rentestand niet wijzigt.

VoorbeeldHoogte rente en rentevaste periode

Bank X hanteert de volgende rente:

Aantal jaren Rente Aantal jaren Rente

1 jaar vast 2,7% 10 jaar vast 4,4%

3 jaar vast 3,0% 15 jaar vast 5,1%

5 jaar vast 3,4% 20 jaar vast 5,4%

8 jaar vast 3,9% 30 jaar vast 6,0%

In dit voorbeeld is duidelijk te zien dat de rente hoger wordt naarmate de duur van de rentevaste periode

langer wordt. Stel dat een klant kiest voor een rentevaste periode van 20 jaar, dan betaalt hij gedurende de

komende 20 jaar 5,4% aan rente per jaar.

Page 143: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

133

7020161_Wft Basis

Einde rentevaste periodeDe geldlener kiest aan het einde van de rentevaste periode een nieuwe rentevaste periode. De rente kan dan wijzigen. Is de rente tijdens de rentevaste periode gestegen, dan zal de rente over een nieuwe rentevaste periode met dezelfde duur hoger zijn. Is de rente tijdens de rentevaste periode gedaald, dan zal de rente over de een nieuwe rentevaste periode met dezelfde duur lager zijn.

Het voordeel van een lange rentevaste periode is dus dat de woninglasten voor een langere periode vaststaan. Het nadeel is dat als de rente daalt, de geldlener niet meeprofiteert van deze daling. Hij blijft de afgesproken rente betalen. Bij een korte rentevaste periode of een variabele rente profiteert de geldlener (eerder) van een rentedaling. Aan de andere kant gaat de geldlener dan ook (eerder) meer betalen bij een stijging van de rente.

5.5 VERSTREKKEN VAN HET KREDIET

Er zijn nogal wat factoren die een rol spelen bij het verstrekken van een krediet. We gaan in op de volgende factoren die hierbij een rol spelen:• handelingsbekwaamheid;• samenlevingsvorm;• leeftijd;• financiële positie van de klant;• moraliteit van de klant;• (extra) zekerheden.

5.5.1 Handelingsbekwaamheid

Handelingsbekwaam wil zeggen dat een persoon zelfstandig rechtshandelingen mag uitvoeren zonder dat iemand anders de rechtshandeling achteraf zonder reden ongedaan kan maken. Bepaalde groepen mensen zijn handelingsonbekwaam. Handelingsonbekwame personen zijn bijvoorbeeld personen die jonger zijn dan 18 jaar of onder curatele gestelde personen.

Een voorbeeld van een rechtshandeling is het aangaan van een krediet. Stel dat een handelingsonbekwaam persoon een krediet aangaat, dan kan dit worden teruggedraaid door bijvoorbeeld een ouder of een curator. Dit is niet wenselijk. De geldverstrekkers verlenen dan ook geen kredieten aan handelingsonbekwame personen. Anders gezegd: Handelingsonbekwame personen kunnen geen krediet krijgen.

Page 144: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

134

7020161_Wft Basis

5.5.2 Samenlevingsvorm

De samenlevingsvorm van een klant is bij kredietverstrekking van belang voor:• het toestemmingsvereiste. Bij een huwelijk of geregistreerd partnerschap is in de wet geregeld

dat voor een aantal handelingen toestemming van de partner nodig is. Dit toestemmingsvereistegeldt bijvoorbeeld voor het aanvragen van een hypothecair krediet en bij huurkoop;

• de aansprakelijkheid. Als er op de aanvraag twee personen meetekenen als geldleners, heeft de financier, ook bij twee gescheiden privévermogens, een verhaalsrecht op het totale vermogen van de partners. Beiden zijn dan hoofdelijk schuldenaar voor de kredietaanvraag. Hoofdelijk wil zeggen aansprakelijk voor de gehele schuld. Dit geeft de geldverstrekker dus meer zekerheid;

• de maximale lening. Wanneer er meer dan een schuldenaar is, is de berekening van de maximale kredietsom anders. Iemand die in zijn eentje een huis heeft, moet ook in zijn eentje de woonlasten betalen. Twee personen die samen in de woning leven, kunnen de woonlasten verdelen. Daarom kunnen ze samen meer lenen, mits ze beiden inkomsten hebben.

5.5.3 Leeftijd

De leeftijd is van belang om twee redenen. Deze redenen zijn:• de handelingsbekwaamheid. De leeftijd van een persoon bepaalt mede of iemand

handelingsbekwaam is;• een te hoge leeftijd. De kredietverstrekker kan een consumptief krediet afwijzen omdat de

aanvrager te oud is op het moment dat hij de aanvraag doet. Dat kan zeker het geval zijn voor kredieten waarvoor de kredietverstrekker een overlijdensrisicovoorziening opneemt. Hoe ouder iemand is, des te duurder het is om het risico bij overlijden af te dekken. Vanaf bepaalde leeftijden (dit wisselt per kredietverstrekker) zullen klanten worden afgewezen, omdat de overlijdensrisicovoorziening anders onevenredig veel gaat kosten. Daarnaast is het zo dat de inkomsten meestal dalen vanaf een bepaalde leeftijd. Bij hypothecaire kredieten zijn er andere regels bij het verstrekken van het krediet voor personen boven de AOW-gerechtigde leeftijd. Bij leningen met Nationale Hypotheek Garantie (NHG) wordt bij geldleners die binnen tien jaar de AOW-leeftijd bereiken ook rekening gehouden met een inkomensvermindering bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.

5.5.4 Financiële positie

De geldverstrekker beoordeelt de financiële positie van de klant. Gedragscodes geven de geldverstrekkers regels hoe zij moeten omgaan met inkomsten en uitgaven bij het berekenen van wat een geldlener maximaal mag lenen. Onderstaand schema geeft deze codes weer en de uitgangspunten hierbij.

Consumptief krediet

Hypothecair krediet

Gedragscode NVB/VFN

Wettelijke leennorm en

Netto maandinkomen

Bruto jaarinkomen

Page 145: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

135

7020161_Wft Basis

Er is dus een verschil tussen het berekenen van het bedrag dat de geldlener maximaal kan lenen via:• consumptieve kredieten. De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), de Vereniging van

Financieringsondernemingen Nederland (VFN) en de Nederlandse Thuiswinkel Organisatie hebben een gedragscode voor consumptief krediet vastgesteld. Dit is de gedragscode NVB/VFN. Het uitgangspunt voor de berekening van het maximaal te lenen bedrag is het netto maandinkomen;

• hypothecaire kredieten. Sinds 2013 is de wijze waarop wordt vastgesteld wat het maximale hypothecaire krediet is, wettelijk vastgelegd. Het uitgangspunt voor de berekening van hetmaximaal te lenen bedrag is het bruto jaarinkomen. Naast de wettelijke leennormen zijn er aanvullende regels opgenomen in de Gedragscode Hypothecaire Financieringen (GHF). De GHF is door de Nederlandse Vereniging van Banken in het leven geroepen. De GHF schrijft een aantal extra regels voor bij het verstrekken van hypothecaire kredieten.

Kredietwaardigheid op basis van inkomen

Het inkomen speelt een belangrijke rol bij de vaststelling of een lening verantwoord is. Er moet worden uitgezocht in hoeverre iemand kredietwaardig is op basis van zijn inkomen. De wijze waarop het inkomen invloed heeft op de kredietwaardigheid is voor een groot deel gelijk bij consumptieve en hypothecaire kredieten, maar er zijn ook verschillen.

In onderstaande tabel staan de verschillende inkomensbestanddelen genoemd die al dan niet meetellen voor de vaststelling van het toetsinkomen.

Consumptief krediet Hypothecair kredietUitgangspunt inkomen Netto inkomen Bruto inkomenVast maandinkomen Telt mee Telt meeVakantiegeld Telt niet mee Telt wel meeVaste 13e maand Telt mee Telt meeProvisie en overwerkvergoeding

Telt alleen mee, indien bestendig*

Telt alleen mee, indien bestendig

Alimentatie-inkomsten Alleen partneralimentatie Alleen partneralimentatie

*: variabele inkomsten, zoals provisie, mogen alleen meetellen als de geldgever van oordeel is dat deze inkomsten bestendig zijn. Meestal geldt het volgende: een geldverstrekker telt het gemiddelde variabele inkomen over de afgelopen drie jaar mee als inkomen. Veel geldverstrekkers houden de variabele inkomsten van het laatste jaar aan als deze lager zijn dan de gemiddelde variabele inkomsten over het afgelopen drie jaar.

Niet alleen de huidige inkomsten spelen een rol, maar ook de te verwachten inkomsten. Zo bekijkt degeldverstrekker bijvoorbeeld ook of er een goed pensioen is voor relatief oudere geldleners of wat de vooruitzichten zijn voor een ondernemer. Het inkomen van een ondernemer is per definitie onzeker, omdat er geen vast dienstverband is. Vaak wordt het huidige inkomen van een ondernemer vastgesteld als het gemiddelde inkomen van de laatste drie kalenderjaren, met als maximum het laatste jaar.

Page 146: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

136

7020161_Wft Basis

Bij een tweeverdienershuishouding wordt ook rekening gehouden met het inkomen van de partner. Belangrijk hierbij zijn:• de continuïteit van dat inkomen;• de leeftijd van de partner;• de gezinssituatie (wel of geen kinderen);• de mate van afhankelijkheid van het tweede inkomen.

Uitgaven

De gedragscodes bevatten ook regels over de uitgaven. De uitgaven waarmee de geldverstrekker in ieder geval rekening moet houden bij het bepalen van de maximale geldlening zijn:• te betalen alimentatie. De te betalen partneralimentatie trekt de geldverstrekker van het

inkomen af om te berekenen wat een persoon kan lenen. Anders gezegd: door het betalen van partneralimentatie kan iemand minder lenen. Het betalen van kinderalimentatie heeft geen invloed op de hoogte van een krediet dat iemand kan krijgen;

• bestaande financieringslasten. Als iemand al een lening heeft, kan hij minder lenen. Bij de berekening van de maximale hoogte van de nieuwe geldlening wordt rekening gehouden met de lasten van een bestaande lening;

• woonlasten. Dit geldt met name bij een consumptief krediet. Bij het verstrekken van een consumptief krediet houdt de kredietverstrekker rekening met de woonlasten. Dit kunnen lasten zijn van een hypothecair krediet of huurlasten.

Vermogen

Naast de inkomenspositie houdt de financieringsinstelling ook rekening met de vermogenspositie en de inkomsten uit vermogen van de geldnemer. Het vermogen en de inkomsten uit vermogen zullen van invloed zijn op de hoogte van het te lenen bedrag. Inkomsten uit vermogen zijn bijvoorbeeld huuropbrengsten en inkomsten uit effecten.

5.5.5 Moraliteit

Moraliteit wil zeggen: de mate waarin iemand eerlijk en fatsoenlijk is. Geldverstrekkers bekijken de moraliteit van een klant om in te schatten of het waarschijnlijk is dat de klant het krediet terugbetaalt. Eerlijkheid en fatsoen zijn moeilijk te meten. Toch worden er enkele criteria voor gegeven.

Kredietverstrekkers beoordelen de moraliteit van een klant op basis van:• het betalingsverleden. Via een BKR-registratie bekijkt de kredietverstrekker het

betalingsverleden van een klant. Het Bureau Krediet Registratie (BKR) is een centrale organisatie die de gegevens registreert van klanten die een lening of een krediet afsluiten. Bij nieuwe kredietaanvragen trekt een geldverstrekker eerst de gegevens van de klant na bij het BKR. Dit gebeurt om te voorkomen dat de klant uiteindelijk te veel leningen of kredieten afsluit en om de kredietverstrekker ook inzicht te geven in het leen- en het aflosgedrag van de aanvrager;

• een persoonlijke indruk. Het nadeel van een persoonlijke indruk is dat die sterk afhankelijk is van de persoon die zich een indruk moet vormen. Het is dus een subjectief aspect. Om hierin meer objectiviteit aan te brengen, is een systeem ontwikkeld dat de subjectiviteit van een indruk beperkt. Dit systeem wordt credit scoring genoemd.

Page 147: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

137

7020161_Wft Basis

• Bij credit scoring worden allerlei gegevens van de klant ingevoerd. In het systeem is, door ervaringen uit het verleden, de samenhang tussen bepaalde factoren vastgelegd. Op die manier geeft het systeem een voorspelling over het betalingsgedrag van de klant. Het credit scoring-systeem is een hulpmiddel en geen doorslaggevende factor. Als een klant niet genoeg heeft gescoord, dan is dat een minpunt bij de beoordeling. De verstrekking kan toch plaatsvinden;

• overige toetsen. Naast de BKR-toets voert de kredietverstrekker ook een VIS- en EVA-toets uit. Dit is om na te gaan of legitimatiebewijzen geldig, niet vermist of gestolen zijn (VIS) en om na te gaan of een klant niet eerder betrokken is geweest bij fraude of iets dergelijks (EVA). Daarnaast geldt er bij hypothecaire kredieten een apart register om de moraliteit van de klant tetoetsen. Dit register wordt bijgehouden door de Stichting Fraudebestrijding Hypotheken (SFH). Als een persoon in het verleden al een hypotheekaanvraag heeft gedaan en daarbij twijfelachtige informatie heeft verstrekt, dan wel is betrapt op het doen van onjuiste opgaven, staat deze persoon geregistreerd in het register van de SFH. Het verschil met EVA is dat er voor EVA een bewezen betrokkenheid moet zijn. Voor de SFH is alleen een vermoeden al voldoende. Daarom zal een notering in het register van de SFH niet direct leiden tot een afwijzing en een notering in EVA vrijwel altijd.

5.5.6 Zekerheden

In bepaalde situaties vraagt de geldverstrekker om aanvullende zekerheden waarmee het kredietrisico verkleind wordt. Het kredietrisico is het risico dat de geldlener de lening niet terugbetaalt. De kredietverstrekker vraagt bijvoorbeeld een aanvullende zekerheid omdat het inkomen van de klant laag is voor een bepaalde lening. De aanvullende zekerheden verdelen we in:• persoonlijke zekerheidstellingen;• zakelijke zekerheidstellingen;• overige vormen van zekerheid.

Stelt de geldverstrekker geen aanvullende zekerheden als voorwaarde, dan spreken we van een blanco krediet.

Persoonlijke zekerheden

Persoonlijke zekerheden zijn zekerheden waarmee een derde persoon wordt betrokken bij de overeenkomst tussen kredietverstrekker en geldlener. De derde persoon kan door de kredietverstrekker worden aangesproken op het moment dat de geldlener zijn verplichtingen niet meer nakomt.

Persoonlijke zekerheden worden vastgelegd in een akte. Dit kan zowel een notariële akte zijn (niet gebruikelijk behalve in geval van hypotheekleningen) als een onderhandse akte. Het hierop volgende overzicht geeft de verschillende persoonlijke zekerheden en bijhorende kenmerken weer.

Page 148: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

138

7020161_Wft Basis

Borgstelling Garantie Medehoofdelijkeaansprakelijkheid

Direct aanspreken borg/garant/schuldenaar door

kredietverstrekker

Nee Ja Ja

Verhaalsrecht van borg/schuldenaar op lener Ja Nee Ja

Hoofdelijk aansprakelijk borg/garant/schuldenaar Ja Ja Ja

Toestemming nodig geregistreerde partner of

echtgenoot

Ja Ja Ja

BorgstellingEen borg geeft de geldverstrekker zekerheid. Mocht de geldlener zijn schulden niet kunnen betalen dan betaalt de borg. De borg betaalt meestal tot een bepaald bedrag. De kredietverstrekker kan de borg niet direct aanspreken als de geldlener zijn schulden niet nakomt. De kredietverstrekker zal de geldlener eerst aanmanen en daarna in gebreke moeten stellen. Daarna is het pas mogelijk de borg aan te spreken. Een borg heeft een verhaalsrecht op de geldlener. Dit wil zeggen dat hij het betaalde bedrag aan de kredietverstrekker terug kan eisen van de geldlener.

Garantie

Garantie lijkt veel op borgstelling. Er zijn een paar verschillen:• aanspreken. De kredietverstrekker kan de garant direct aanspreken als de geldlener zijn

verplichtingen niet nakomt. • verhaalsrecht. Een ander belangrijk verschil met borgstelling is dat een borg een verhaalsrecht

heeft en een garant niet. De garant kan zich dus niet automatisch op de geldlener verhalen. Een garant kan verhaalsrecht wel realiseren aan de hand van een akte van vrijwaring of contragarantie.

Let op: eerder hebben we de Nationale Hypotheek Garantie uitgelegd. Zoals uit bovenstaande uitleg blijkt, is de naam misleidend. Nationale Hypotheek Garantie is namelijk een borgstelling en geen garantie! NHG heeft namelijk wel verhaalsrecht op de schuldenaar.

Mede hoofdelijk schuldenaar

Een mede hoofdelijk schuldenaar gaat het krediet aan alsof het zijn eigen krediet is. De mede hoofdelijk schuldenaar tekent de kredietovereenkomst dan ook mee.

Zakelijke zekerheden

De zakelijke zekerheidstelling levert de kredietverstrekker een recht van parate executie op. Parate executie wil zeggen dat, wanneer de geldlener niet meer aan zijn verplichtingen voldoet, de kredietverstrekker het goed waarop de zekerheid rust mag verkopen zonder toestemming van een rechter. De kredietverstrekker kan de schuld aflossen met de verkoopopbrengst.

In hoofdlijnen zijn er twee soorten zakelijke zekerheden:• hypotheekrecht zekerheid door registergoed;• pandrecht zekerheid door een niet-registergoed.

Page 149: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

139

7020161_Wft Basis

Het recht van hypotheek is hiervoor al uitgebreid aan bod gekomen. We gaan hieronder dan ook alleen in op het pandrecht.

Er zijn vier vormen van pandrecht. Het onderstaande schema geeft deze vier vormen weer.

VoorbeeldVuistpand en bezitloos pand

Jolanda heeft geld nodig en verpandt haar ring. Als ze haar ring moet afdoen en aan de pandnemer moet

afstaan, is er sprake van vuistpand. Als ze haar ring mag blijven dragen, is er sprake van bezitloos of vuistloos

pand.

VoorbeeldOpenbaar pand en stil pand

Jan heeft een lening van € 10.000 aan Karel verstrekt. Karel hoeft de lening pas over 10 jaar terug te betalen.

Binnen deze 10 jaar komt er echter een moment dat Jan zelf geld nodig heeft. Hij gaat naar Pieter, die hem het

geld leent, maar Jan moet wel zijn vorderingsrecht op Karel aan Pieter verpanden. Op het moment dat Karel

wordt ingelicht, is er sprake van openbaar pand. Op het moment dat er alleen een overeenkomst is tussen Jan

en Pieter en Karel niet wordt ingelicht, is er sprake van stil pand.

Andere zekerheidsvormen

Als de koper van een woning niet geheel aan de eisen van de waarde van het onderpand voldoet, kunnen aanvullende zekerheden wellicht de gewenste financiering alsnog mogelijk maken. Een veel voorkomende vorm in dit verband is de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Andere vormen van zekerheid zijn borgtocht en garantie, bijvoorbeeld door de familie of de werkgever. Daarnaast kunnen derden zakelijke zekerheden verschaffen, de zogenoemde derdenhypotheek. Bij een derdenhypotheek vestigt een ander dan de schuldenaar de hypotheek op zijn registergoed voor een vordering op de schuldenaar. Zo kan bijvoorbeeld een vader een hypotheek vestigen op zijn eigen woonhuis voor een geldlening die een financieringsinstelling aan een zoon verstrekt.

Vorderingen

Roerende zakenBezitloos pand: Pandgever (lener) houdt het goed.

Stil pand: Degene die vordering moet betalen is niet ingelicht.

Openbaar pand: Degene die de vordering moet betalen is ingelicht.

Vuistpand: Pandgever (lener) geeft goed af aan pandnemer.

Page 150: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

140

7020161_Wft Basis

Page 151: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

141

7020161_Wft Basis

6 VERZEKEREN (DEEL 1)

Hannie wil verschillende verzekeringen afsluiten omdat zij een nieuwe woning heeft aangekocht. Ze informeert bij een assurantieadviseur. Deze stelt een aantal offertes voor haar op. Na het doornemen van deze offertes wil Hannie drie verzekeringen aanvragen. De assurantieadviseur vult samen met haar de aanvraagformulieren in. De adviseur legt haar uit dat de verzekeraar de verzekering eerst moet accepteren voordat zij verzekerd is.

Hannie wil bepaalde financiële risico’s verzekeren. In dit hoofdstuk komen de algemene begrippen rondom verzekeren aan bod. Ook gaan we kort in op de verschillende soorten verzekeringen die er zijn. In het volgende hoofdstuk gaan we dieper in op de verschillende verzekeringen die er zijn.

In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan bod:• wat is verzekeren;• het afsluiten van een verzekering;• de mededelingsplicht;• het einde van de verzekering;• schade-, levens- en zorgverzekeringen.

6.1 WAT IS VERZEKEREN

In het burgerlijk Wetboek (BW) is een omschrijving van het begrip verzekering opgenomen.Onderstaand schema bevat - op hoofdlijnen - een weergave van deze omschrijving.

Verzekeraar VerzekeringnemerVerzekeringsovereenkoms

Premie

Eén of meerdere

Schadeverzekering of

sommenverzekering

Daarnaast wordt persoons-

verzekering genoemd

Page 152: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

142

7020161_Wft Basis

6.1.1 Partijen bij een verzekeringsovereenkomst

Een verzekering is een overeenkomst tussen twee partijen:• verzekeraar. De verzekeraar neemt het risico op zich om één of meerdere uitkeringen te gaan

doen. Het is van tevoren niet bekend of deze uitkering of uitkeringen daadwerkelijk volgen. Bij bepaalde verzekeringen is er ook geen zekerheid over de duur van premiebetaling. Er moet een onzeker voorval zijn, wil er sprake zijn van een verzekering;

• verzekeringnemer. De verzekeringnemer is degene die verzekeringsovereenkomst aangaat met de verzekeraar.

Naast de bovengenoemde partijen zijn er nog andere partijen betrokken bij een verzekeringsovereenkomst. Zij gaan niet zelf de overeenkomst aan. Deze partijen zijn de:• verzekerde. Dit is de persoon die zelf is verzekerd of van wie de bezittingen of andere belangen

zijn verzekerd. Dit kan dezelfde persoon zijn als de verzekeringnemer, maar dit hoeft niet zo te zijn;

• begunstigde. Dit is de persoon die recht heeft op de uitkering of uitkeringen. Ook dit kan de verzekernemer zelf zijn, maar dit hoeft niet zo te zijn;

• premiebetaler. In de meeste gevallen zal de verzekeringnemer ook de premiebetaler zijn. In sommige gevallen kan de premiebetaler ook een ander persoon dan de verzekeringnemer zijn.

6.1.2 Soorten verzekeringen

In de wet worden verschillende soorten verzekeringen genoemd. Verzekeringen zijn in te delen in twee hoofdgroepen:• schadeverzekeringen;• sommenverzekeringen.

Naast de begrippen schade- en sommenverzekeringen kent de wet ook nog het begrip persoonsverzekeringen.

Schadeverzekeringen

Uitgangspunt bij een schadeverzekering is dat de verzekeraar het schadebedrag vergoedt dat is ontstaan na een op de polis gedekte gebeurtenis. De verzekeraar keert alleen een schadevergoeding uit als er aantoonbare schade is geleden.

VoorbeeldSchadeverzekering

Na een brand in een woning bedraagt de schade aan de inboedel € 15.000. Gelukkig is er in het verleden een

inboedelverzekering gesloten. De inboedelverzekeraar vergoedt nu de schade.

Per schadegebeurtenis kan de hoogte van de uitkering verschillen. Schadeverzekeringen verzekeren een object (zoals een huis of een auto), of een dienst (denk aan het vergoeden van medische zorg). Voorbeelden van schadeverzekeringen zijn: een woonhuisverzekering, een WA-verzekering van de auto, een zorgverzekering of een reisverzekering.

Page 153: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

143

7020161_Wft Basis

Voor schadeverzekeringen geldt het indemniteitsbeginsel. Dat betekent dat er nooit meer mag worden uitgekeerd dan de werkelijk geleden schade. Het indemniteitsbeginsel geldt niet voor sommenverzekeringen.

Sommenverzekeringen

Sommenverzekeringen hebben als kenmerk dat ze niet de geleden schade vergoeden, maar een vooraf afgesproken bedrag. Een goed voorbeeld van een sommenverzekering is een overlijdensrisicoverzekering. Bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst geeft de klant aan voor welk bedrag hij een verzekering wil afsluiten. De verzekeraar keert dit bedrag uit op het moment dat de verzekerde tijdens de looptijd van de verzekering komt te overlijden. De verzekeraar bekijkt dus niet of er door het overlijden schade wordt geleden. Naast levensverzekeringen zijn ongevallenverzekeringen ook sommenverzekeringen.

Persoonsverzekeringen

Persoonsverzekeringen zijn verzekeringen die gaan over het leven of de gezondheid van de mens. Een persoonsverzekering kan zowel een schade- als een sommenverzekering zijn. Voorbeelden van een persoonsverzekering zijn:• de zorgverzekering (schadeverzekering);• de levensverzekering (sommenverzekering);• de ongevallenverzekering (grotendeels sommenverzekering);• de arbeidsongeschiktheidsverzekering (schade- of sommenverzekering).

Of een persoonsverzekering een schade- of een sommenverzekering is, hangt af van de afspraak of alleen de werkelijk geleden schade wordt vergoed (schadeverzekering), of een vast bedrag (sommenverzekering).

6.2 AFSLUITEN VAN EEN VERZEKERING

Voor het afsluiten van een verzekering doorloopt de adviseur een adviestraject met de klant. De adviseur heeft in de laatste fase daarvan een passend product geadviseerd. Wanneer de klant dit advies wenst op te volgen, maakt de adviseur een offerte. Daarna moeten nog een aantal stappen worden doorlopen: 1. de aanvraag van de verzekering;2. een voorlopige dekking;3. de acceptatie van de verzekering door de verzekeraar;4. de wilsovereenstemming;5. een dekkingsbevestiging;6. de opmaak van de polis door de verzekeraar;7. een financiële afwikkeling.

Deze stappen lichten we hierna nader toe.

Page 154: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

144

7020161_Wft Basis

6.2.1 Aanvraagformulier

De aspirant-verzekeringnemer vult een aanvraagformulier in. De aspirant-verzekeringnemer is de persoon die de verzekering wil afsluiten. De aspirant-verzekeringnemer wordt ook wel de kandidaat-verzekeringnemer genoemd.

Drie functies van het aanvraagformulier

Het aanvraagformulier heeft drie functies:• wilsuiting. De aspirant-verzekeringnemer geeft met het aanvraagformulier aan dat hij de

verzekering wil afsluiten;• gegevensbron. De verzekeraar haalt de gegevens van het aanvraagformulier en kan hiermee

beoordelen of zij het risico wil overnemen;• handtekening nakoming verplichtingen. De aspirant-verzekeringnemer verklaart door het

ondertekenen van het aanvraagformulier dat hij de verplichtingen die ontstaan door het afsluiten van de verzekering zal nakomen.

Medische waarborgen

In bepaalde gevallen vraagt de verzekeraar naast het aanvraagformulier om medische waarborgen. Medische waarborgen kunnen zijn:• een gezondheidsverklaring. Dit is een lijst met vragen over de gezondheid van de verzekerde; of • een medisch onderzoek door een huisarts of internist. Een dergelijk medisch onderzoek wordt

alleen verlangd wanneer het verzekerde bedrag boven een bepaalde grens komt.

Verzekeraars vragen om medische waarborgen als zij extra risico lopen bij een minder goede gezondheid van de verzekerde. Dit geldt voor verzekeringen die een uitkering geven:• bij overlijden; en • bij arbeidsongeschiktheid.

De kans dat een verzekeraar moet uitkeren bij iemand die ongezond is, is groter. Ook is de kans groter dat er eerder moet worden uitgekeerd.

VoorbeeldGezondheidsverklaring

Maartje vult een aanvraagformulier in voor een verzekering die een uitkering van € 100.000 zal geven aan haar

man als zij komt te overlijden. Haar assurantieadviseur wijst haar erop dat zij ook een gezondheidsverklaring

moet invullen. Maartje heeft een bloedziekte. Ze moet dit aangeven op de gezondheidsverklaring.

Wanneer Maartje de gezondheidsverklaring niet naar waarheid invult, en de verzekeraar komt hier achter, dan

bestaat de kans dat de verzekeraar niet uitkeert als ze overlijdt.

Page 155: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

145

7020161_Wft Basis

6.2.2 Voorlopige dekking

Tussen het moment van het indienen van het aanvraagformulier en de totstandkoming van de verzekering kan enige tijd zitten. Het kan gebeuren dat in deze tussenliggende periode een schade ontstaat. De verzekeraar kan voor deze tussenliggende periode een zogeheten voorlopige dekking geven. Met de voorlopige dekking is de aspirant-verzekerde al tijdelijk verzekerd. Het aanvraagformulier moet dan nog door de verzekeraar worden verwerkt.

6.2.3 Acceptatie

Op basis van het aanvraagformulier beoordeelt de verzekeraar het risico. De persoon die bij de verzekeraar werkt en de risico’s beoordeelt, noemen we een acceptant. De acceptant heeft het recht om verder onderzoek te verrichten om de inschatting van het risico te verbeteren. Dit kan op de volgende manieren:: • hij stelt de aspirant-verzekeringnemer een aantal aanvullende vragen;• hij vraagt aan een collega in de technische buitendienst om het aangeboden risico te

inspecteren (dit geldt alleen voor schadeverzekeringen). Naast een beoordeling aan de hand van het aanvraagformulier, wordt de aspirant-verzekeringnemer getoetst in het FISH-systeem. FISH staat voor Fraude en Informatiesysteem Holland. FISH ondersteunt verzekeraars en gevolmachtigden enerzijds bij het voorkomen en bestrijden van verzekeringsfraude en anderzijds bij het inschatten van een verzekeringsrisico. FISH geeft een gedetailleerd inzicht in het verzekeringsverleden van personen en bedrijven. Door collectieve informatie-uitwisseling door de aangesloten partijen wordt een volledig beeld over het schadeverleden van personen en bedrijven in kaart gebracht. FISH geeft daardoor specifiek voor verzekeringen aan wat het morele risico van de aspirant-verzekeringnemer is. Denk maar eens aan drankmisbruik of een strafrechtelijk verleden. Ook iemand die eerder is betrapt op fraude vormt een moreel risico.

De acceptant heeft vervolgens de volgende mogelijkheden:• acceptatie. De acceptant gaat dan akkoord met de aanvraag;• acceptatie met bijzondere voorwaarden. Zo kan de acceptant bijvoorbeeld een hogere premie

vragen of een bepaald risico uitsluiten; • weigering. De acceptant kan de aanvraag ook geheel weigeren, omdat het aangeboden risico te

hoog is (bijvoorbeeld als gevolg van een ‘hit’ in FISH).

Bij de acceptatie beoordeelt de acceptant of het aangeboden risico afwijkt van de groepsgemiddelde risico’s. Is dit niet het geval dan accepteert hij de verzekering. Wijkt het risico wel af van het gemiddelde risico dan volgt er acceptatie onder voorwaarden of een afwijzing.

6.2.4 Wilsovereenstemming

Het formele moment waarop de verzekeringsovereenkomst tot stand komt, is het moment waarop de klant van de verzekeraar het bericht ontvangt dat deze het risico wil accepteren. Op dat moment is wilsovereenstemming bereikt. Dit houdt in dat beide partijen hebben aangegeven met elkaar de overeenkomst te willen aangaan.

Page 156: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

146

7020161_Wft Basis

Wilsovereenstemming kan ook aangetoond zijn wanneer de verzekeraar mondeling heeft laten weten de verzekering te accepteren of wanneer hij de polis opstuurt.

Het moment van het tot stand komen van de verzekeringsovereenkomst kan verschillen van het moment waarop het risico is verzekerd. De polisvoorwaarden kunnen namelijk bepalen dat het risico niet eerder ingaat: • dan de op de polis vermelde ingangsdatum; of• nadat de eerste premie is betaald en de polis is afgegeven.

6.2.5 Dekkingsbevestiging

Soms ontvangt de verzekeringnemer een schriftelijke bevestiging van de verzekeraar waarin staat dat hij het risico accepteert. Dit is een dekkingsbevestiging. De verzekeraar geeft deze bevestiging omdat het opmaken van de polis nog even op zich laat wachten.

6.2.6 Polisopmaak

De verzekeraar maakt de polis op nadat de acceptant de verzekering heeft geaccepteerd. De polis is een schriftelijk stuk waarin de verzekeraar de verzekeringsovereenkomst vastlegt. De polis bevat vaste gegevens zoals:• de naam, het adres en de woonplaats van de verzekeringnemer;• de naam van de verzekeraar;• het verzekeringstijdvak;• de premiehoogte;• het verzekerde belang.

De verzekeringsovereenkomst kan naast de polis nog uit een aantal aanvullende schriftelijke stukken bestaan:• polisvoorwaarden. In de polisvoorwaarden staat precies wat er wel en niet onder de verzekering

valt. Dit zijn de zogeheten in- en uitsluiting. Zo zijn er bepaalde calamiteitenrisico’s die standaard zijn uitgesloten.

• clausulebladen. De tekst van een clausule geeft een afwijking op de polisvoorwaarden weer. Een clausule is dus een bepaling waarbij de verzekeraar voor de specifieke onderliggende polis afwijkt van de standaardpolisvoorwaarden.

Een verzekeraar kan sinds 1 juli 2010 een digitale polis verstrekken. De voorwaarden waaronder digitale polissen zijn toegestaan, zijn: • er is instemming van de verzekeringnemer. Deze instemming kan de verzekeringnemer zowel

schriftelijk als digitaal via internet geven;• de polis is op te slaan op een duurzame drager. De verzekeringnemer moet zowel de polis als de

polisvoorwaarden kunnen opslaan op een zogenoemde duurzame drager. Voorbeelden van duurzame dragers zijn: een computer, een externe harde schijf of een cd-rom.

Page 157: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

147

7020161_Wft Basis

6.2.7 Financiële afwikkeling

De financiële afwikkeling van een verzekering bestaat uit het berekenen en incasseren van de premie.

Berekenen van de premie

De premie voor schadeverzekeringen is opgebouwd uit:

• RisicopremieElke verzekeraar hanteert vaste tarieven waarmee zij de risicopremie berekenen. De tarieven voor het berekenen van de basispremie voor eenvoudige en veelvoorkomende risico’s wordenvermeld in een tarievenboek en offerteprogrammatuur rekent hiermee. Het tarievenboek vermeldt een bepaald percentage/promillage of een vast bedrag uitgedrukt in euro’s. Voor overige risico’s wordt de premie per keer door de verzekeraar vastgesteld.De basispremie van schadeverzekeringen is afhankelijk van:- de verzekerde som (hoogte van het bedrag);- het verzekerde risico (welke gebeurtenis wordt er verzekerd);- overige risico-aspecten. Dit kan de regio zijn of bijvoorbeeld de bouwaard van een woning.

Een huis met een rieten dak brandt nu eenmaal eerder dan een huis met dakpannen.

De optelsom van deze drie aspecten vormt de risicopremie.

Daar bovenop komen nog andere kosten, die deel uitmaken van de totale premie van de schadeverzekering. Dat zijn:

• Polis- en incasso, en administratiekostenBovenop de basispremie berekent de verzekeraar de polis-, incasso- en administratiekosten. De poliskosten zijn de kosten die gepaard gaan met het opmaken van de polis. De verzekeraar brengt de administratie- en incassokosten in rekening om de kosten van het innen van de premies te compenseren.

• ProvisieWanneer er nog provisiekosten worden verrekend met een bemiddelaar, worden de kosten hiervan verwerkt in de premie.

• WinstDe verzekeraar wil winst maken. Daarvoor rekenen ze een marge op de totale optelsom van de premiefactoren.

• Reservering onvoorziene uitgavenVerzekeraars moeten een deel van de premieopbrengsten reserveren voor onvoorziene uitgaven. Wanneer zich een ramp voordoet, moet er voldoende geld in kas zijn om in een keer veel uit te keren, zonder dat de verzekeraar hierdoor failliet gaat. De Nederlandsche Bank ziet er op toe dat verzekeraars voldoende geld hebben gereserveerd.

Page 158: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

148

7020161_Wft Basis

• AssurantiebelastingDe assurantiebelasting wordt geheven over de premie van de verzekering. Het tarief is 21%.

VoorbeeldPremieberekening

De premie behorende bij een opstalverzekering bedraagt € 2,80 per € 1.000. Dit is de premie inclusief

provisiekosten, winstmarge en reserveringsopslag. De verzekerde som bedraagt € 400.000. De kale premie is

dan € 1.120. De poliskosten (€ 4,50) en de incassokosten € 2,50) worden opgeteld bij de kale premie: € 1.127.

Vervolgens wordt er 21% assurantiebelasting over € 1.127 geheven. De verzekeringnemer krijgt dus een nota

van € 1.363,67.

Er zijn verzekeringsvormen die zijn vrijgesteld van assurantiebelasting:• de meeste persoonsverzekeringen. Dit zijn: levensverzekeringen, ongevallenverzekeringen,

invaliditeitsverzekeringen, arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, ziektekostenverzekeringen en werkloosheidsverzekeringen;

• internationale (goederentransport)verzekeringen. Het leidt tot concurrentievervalsing als het ene land wel en het andere land geen assurantiebelasting heft. Voorbeelden hiervan zijn verzekeringen van zeeschepen (behalve pleziervaartuigen) en luchtvaartuigen (behalve privé-vliegtuigen) en exportkredietverzekeringen;

• herverzekeringen. Dit zijn verzekeringen waarbij een andere verzekeraar een deel van het risico overneemt. Bij de oorspronkelijke verzekering is al assurantiebelasting betaald. Nog een keerassurantiebelasting rekenen leidt tot dubbele heffing.

De hoogte van de risicopremie voor levensverzekeringen is ook afhankelijk van drie factoren:• interest. Interest is een ander woord voor rente of rendement. De verzekeraar schat in hoe lang

het duurt voordat de verzekering tot uitkering komt. In de tijd tussen het betalen van de premie en de verwachte uitkering maakt de verzekeraar een rendement op deze premie. Dat is de interest. Hoe hoger de rentestand is, des te hoger het rendement dat de verzekeraar maakt op de premie. Het interestpercentage waarmee levensverzekeraars rekenen is al enkele jaren 3%;

• sterftekans. Hoe groter de kans dat iemand overlijdt, des te hoger is de premie. Vroeger werd onderscheid gemaakt tussen het overlijdensrisico van mannen en vrouwen. Mannen overlijden nu eenmaal gemiddeld eerder dan vrouwen. Sinds 21 december 2012 is dit onderscheid op basis van geslacht echter niet meer toegestaan. Een onderscheid tussen rokers en niet-rokers is echter wel toegestaan;

• leeftijd. Deze factor hangt uiteraard samen met de sterftekans. Hoe ouder iemand is, des te groter de kans dat hij relatief snel overlijdt.

Voor levensverzekeringen is provisie niet toegestaan. Ook assurantiebelasting is geen factor in de totale premie van de levensverzekering. De overige factoren, namelijk de incasso-, polis- en administratiekosten, een winstmarge en reserveringen, maken wel deel uit van de totaal te betalen premie.

Incasseren van de premie

In de meeste gevallen incasseert de verzekeraar de premie zelf. De verzekeraar draagt dan ook de assurantiebelasting af, indien van toepassing. Een bemiddelaar van verzekeringen kan de premie ookincasseren. In dat geval draagt de bemiddelaar de assurantiebelasting af aan de Belastingdienst.

Page 159: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

149

7020161_Wft Basis

Niet meer betalen van de premie

Een schadeverzekering is een tweezijdige overeenkomst met rechten en plichten voor beide partijen. Voor levensverzekeringen bestaat geen betalingsverplichting. Een levensverzekering is een eenzijdige overeenkomst. Als de klant niet meer voor zijn levensverzekering betaalt, is het afhankelijk van de soort levensverzekering wat er gebeurt. Het niet meer betalen van een levensverzekeringspremie leidt vaak tot beëindiging van de overeenkomst of tot een lagere uitkering.

Bij een schadeverzekering heeft de klant wel de verplichting om de premie te betalen. Dat betekent dat niet-betaling gevolgen heeft. Daarbij spelen de volgende begrippen een rol:• respijttermijn. Dit is een termijn van dertig dagen na de vervaldag. De vervaldag is de dag

waarop de klant de premie had moeten betalen. Tijdens deze termijn is de dekking van de verzekering nog van kracht, ook al is de premie nog niet voldaan;

• aanmaning. Betaalt de klant niet binnen de respijttermijn dan moet de verzekeraar de klant attenderen op de gevolgen van het uitblijven van de premiebetaling. De verzekeraar doet dit met een aanmaning;

• opschorten polis. Pas veertien dagen nadat verzekeraar de klant tot betalen heeft gemaand, mag hij de polis opschorten. Opschorten wil zeggen dat de verzekeraar bij schade geen verplichting heeft een uitkering te doen. De klant blijft wel de premie verschuldigd. Als de klant weer betaalt, krijgt hij zijn dekking terug vanaf dat moment.

Op 1 juli 2012 de Incassowet ingegaan. In deze wet is bepaald dat er al na een betalingsachterstand van 14 dagen kosten in rekening mogen worden gebracht bij de premieverschuldigde. Deze kosten bedragen een bepaald percentage van de achterstand met een minimum van € 40, ongeacht hoe laag de achterstand is. Lang niet alle schadeverzekeraars hanteren deze mogelijkheid erg strikt, maar ze zouden het kunnen doen. Daarom moet de klant sinds 1 juli 2012 extra worden gewezen op de risico’s van betalingsachterstanden.

6.3 MEDEDELINGSPLICHT

De mededelingsplicht is de verplichting voor de klant de informatie die van belang is voor de verzekeringsaanvraag te geven aan de verzekeraar. De verzekeraar is bij de acceptatie van de verzekeringsaanvraag afhankelijk van het door de aanvrager ingevulde aanvraagformulier. Als de door de verzekeraar gestelde vragen op het ingevulde aanvraagformulier door de aspirant-verzekeringnemer niet juist worden beantwoord, krijgt de verzekeraar een vertekend beeld van het risico. Hierdoor aanvaardt de verzekeraar mogelijk een risico dat onverantwoord is.

Page 160: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

150

7020161_Wft Basis

Een verzekeraar kan het niet voldoen aan de mededelingsplicht ontdekken. Dit kan op twee momenten:

• Tijdens de looptijd van de verzekering zonder dat de klant schade lijdtDe verzekeraar moet de ontdekking van het niet voldoen aan de mededelingsplicht binnen twee maanden melden bij de klant. De verzekeraar kan dan:- een aanpassingsvoorstel voor de verzekering doen. Dit is het geval als de verzekeraar de

verzekering niet voor dezelfde premie/koopsom of onder dezelfde voorwaarden zou hebben geaccepteerd. De verzekeringnemer heeft twee maanden bedenktijd. Wanneer de verzekeringnemer niet akkoord gaat, vervalt de verzekering;

- de verzekering direct opzeggen. Dit mag alleen als de verzekeraar de verzekering helemaal niet zou hebben geaccepteerd als de waarheid bekend was geweest of als de verzekeringnemer heeft gehandeld met de opzet de verzekeraar te misleiden.

• Bij een schadegevalHet is ook mogelijk dat de verzekeraar onjuiste informatie ontdekt op het moment dat er een schade is. Er kunnen zich dan drie situaties voordoen:- de verzekeraar keert volledig uit. De onjuiste informatie is niet van belang voor het risico

dat is verzekerd. Dit noemen we het causaliteitsbeginsel;- de verzekeraar keert gedeeltelijk uit. Er is een causaal verband tussen de onjuiste

informatie en het verzekerde risico. De verzekeraar zou de verzekering tegen een andere premie/koopsom of onder andere voorwaarden hebben geaccepteerd. De verzekeraar verlaagt de uitkering evenredig naar het niveau dat overeenkomt met de verschuldigde premies of hij past de verzekerde som aan tot het niveau dat hoort bij de situatie waarbij de verzekeringnemer wel volledig had voldaan aan zijn mededelingsplicht. Dit noemen wehet proportionaliteitsbeginsel;

- de verzekeraar keert niet uit. De verzekeraar zou in deze situatie de verzekering helemaal niet hebben geaccepteerd. De verzekeraar hoeft de betaalde premie niet terug te betalen. De verzekeraar hoeft ook niet uit te keren wanneer de verzekeringnemer aantoonbaar bewust zaken heeft verzwegen, met als doel de verzekeraar te misleiden.

De verzekeraar moet ook hier binnen twee maanden aangeven hoe hij omgaat met het niet nakomen van de mededelingsverplichting. De verzekeraar moet de begunstigde schriftelijk op de gevolgen hiervan wijzen.

Page 161: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

151

7020161_Wft Basis

VoorbeeldNiet voldoen aan mededelingsplicht

Jan geeft op het aanvraagformulier van zijn brandverzekering voor zijn woonhuis aan dat het huis een steen

met pannen dak heeft, maar het heeft een rieten dak. Het risico voor de verzekeraar is in dit geval heel anders

dan dat uit het aanvraagformulier van Jan blijkt.

Jan krijgt na het afsluiten van de verzekering een brand in zijn keuken. Er is alleen schade in de keuken en niet

aan het dak. Ook al heeft Jan niet voldaan aan de mededelingsplicht, de verzekeraar keert toch de volledige

schade uit. Er is geen causaal verband tussen de schade en de onjuiste informatie over het dak.

Wanneer de verzekeraar kan aantonen dat Jan het aanvraagformulier verkeerd heeft ingevuld met als doel de

verzekeraar te misleiden, zou de verzekeraar de uitkering kunnen weigeren. De bewijslast hiervan ligt echter bij

de verzekeraar. Dat maakt het in dat geval moeilijk te bewijzen.

6.4 EINDE VAN DE VERZEKERING

Meestal sluit de klant een verzekering af voor een bepaalde periode. Deze periode wordt de verzekeringsduur of contractstermijn genoemd. In veel gevallen kunnen zowel de verzekeringnemer als de verzekeraar de verzekering opzeggen. In de verzekeringsvoorwaarden is na te lezen wanneer de verzekering opzegbaar is. Een levensverzekering is een eenzijdige overeenkomst. Dit wil zeggen dat de verzekeraar de verzekering niet zomaar kan opzeggen. De verzekeringnemer kan zijn levensverzekering wel altijd opzeggen. De opzegbaarheid van schadeverzekeringen bespreken we hieronder.

6.4.1 Opzegbaar door schadeverzekeraar

De verzekeraar kan bij schadeverzekeringen de verzekering alleen opzeggen:• per contractsvervaldatum en in sommige gevallen ook per premievervaldatum;• na een grote schade. Dit moet dan wel binnen een bepaalde termijn na de melding van de

schade gebeuren. De verzekeringnemer heeft dan recht op premierestitutie. Dit wil zeggen dat de verzekeringnemer het deel van de premie voor de periode dat de verzekering eerder is vervallen, terugkrijgt van de verzekeraar.

6.4.2 Opzegbaar door verzekeringnemer van schadeverzekeringen

De verzekernemer kan de verzekering opzeggen:• per contractsvervaldatum. De contractsduur is afhankelijk van de soort verzekering;• tussentijds. Dit kan alleen als de verzekeraar een premieverhoging of wijziging van voorwaarden

voor alle in zijn portefeuille aanwezige gelijksoortige verzekeringen doorvoert. De verzekeringnemer heeft dan het recht om de wijziging te weigeren en de polis per de wijzigingsdatum op te zeggen. Het kunnen wijzigen van de verzekering is vastgelegd in de zogeheten aanpassingsclausule. Deze clausule wordt ook wel en-blocbepaling genoemd.

Page 162: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

152

7020161_Wft Basis

Contractstermijnen

Voor veel verzekeringen geldt de Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen. In deze code zijn standaard contractstermijnen bepaald:• één jaar: voor particuliere schade- en inkomensverzekeringen;• drie jaar: voor zakelijke schade- en inkomensverzekeringen.

Een inkomensverzekering is een verzekering die het gemis aan inkomsten (deels) uitkeert, wanneer iemand bijvoorbeeld arbeidsongeschikt wordt.

Het is wel mogelijk een verzekeringscontract met een langere looptijd af te sluiten. De klant moet hiervoor dan een extra handtekening zetten. Dit wordt ook wel de dubbele handtekening genoemd. De gedragscode geldt nu al weer een aantal jaren. Er zijn dus nog wel oudere contracten met langere looptijden.

Zorgverzekeringen en verzekeringen die zijn gesloten via de co-assurantiebeurs vallen niet onder de regels uit de code. Alle bij het Verbond van Verzekeraars aangesloten verzekeraars werken met deze gedragscode.

Als de verzekernemer zijn verzekering niet per de contractsvervaldatum opzegt, dan verlengt de verzekeraar de polis automatisch met nog één jaar. Maar na deze verlenging kan de verzekeringnemer de polis wel dagelijks opzeggen met een maximale opzegtermijn van één maand. Dit geldt voor alle verzekeringen die onder de code vallen.

VoorbeeldOpzeggen verzekering

Ronny heeft op 14 februari 2015 een autoverzekering afgesloten. Op 3 november 2016 wil hij de

autoverzekering opzeggen. De verzekering wordt dan uiterlijk op 3 december 2016 beëindigd.

Stilzwijgend verlengen

Het stilzwijgend verlengen is niet meer toegestaan voor verzekeringen die vallen onder de code. Dit geldt voor alle contracten waarbij het dus niet uitmaakt wanneer deze zijn afgesloten. De klant ontvangt tijdig informatie over:• de verlenging. Hierbij moet het duidelijk zijn voor welke termijn de verlenging geldt; • de opzeggingsmogelijkheden. De verzekeraar moet de klant wijzen op de mogelijkheid tot het

opzeggen van de verzekering.

Verzekeraars mogen zelf bepalen wat ‘tijdig’ is. Ook mogen zij zelf bepalen op welke wijze zij de klant informeren. De verzekeraar zet de verzekering voort als een klant niet reageert op de verstrekte informatie.

Page 163: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

153

7020161_Wft Basis

6.4.3 De onopzegbare polis

Persoonsverzekeringen zijn zogenoemde onopzegbare polissen. Een onopzegbare polis wil zeggen dat de verzekering niet door de verzekeraar kan worden opgezegd. De verzekeringnemer kan de verzekering dus wel beëindigen. De reden van de onopzegbaarheid is dat de verzekeraar een polis niet mag opzeggen omdat het risico hoger is geworden. Als bijvoorbeeld de gezondheid van een verzekerde achteruit gaat en de kans op uitkering groter wordt, zou het voor een verzekeraar interessant kunnen zijn om bepaalde verzekeringen op te zeggen. Onopzegbaarheid komt voor bij onder meer levens-, ziektekosten-, ongevallen- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.

Er zijn drie situaties waarin de verzekeraar de onopzegbare polis toch kan beëindigen:• bij wanbetaling door de verzekeringnemer;• wanneer de verzekeringnemer zich blijvend in het buitenland vestigt. Dit geldt niet voor

levensverzekeringen;• wanneer de verzekeringnemer niet voldoet aan de mededelingsplicht. Er is dan bij het afsluiten

van de verzekering niet de juiste informatie gegeven aan de verzekeraar.

6.4.4 Doorlopende polis of aflopende polis

We maken onderscheid tussen:• een doorlopende polis. Dit is een verzekering die automatisch doorloopt als de verzekerde niet

tussentijds opzegt. Een voorbeeld hiervan is een autoverzekering of een woonhuisverzekering. Tegenwoordig geldt voor veel polissen wel een gedragscode waardoor de verzekeraar de verzekeringnemer op de hoogte moet stellen van een verlenging; en

• een aflopende polis. Dit is een verzekering die voor een bepaalde tijd is afgesloten en daarna stopt. Er kan dus geen verlenging volgen. Een voorbeeld hiervan is de reisverzekering voor een bepaalde vakantie of een tijdelijke overlijdensrisicoverzekering.

6.5 SCHADE-, LEVENS- EN ZORGVERZEKERINGEN

In de verzekeringsbranche bestaat er een onderscheid tussen verzekeraars die schadeverzekeringen aanbieden en verzekeraars die levensverzekeringen aanbieden. Daarnaast zijn er aparte zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars verzekeren medische kosten. In deze paragraaf geven we specifieke informatie die hoort bij schade-, levens- en zorgverzekeringen.

6.5.1 Schadeverzekeringen

De wettelijke definitie van een schadeverzekering is:‘Schadeverzekering is de verzekering strekkende tot vergoeding van vermogensschade die de verzekerde zou kunnen lijden.’Voor schadeloosstelling bij schadeverzekeringen geldt het schadevergoedings- of indemniteitsbeginsel. Dit beginsel houdt in dat een verzekerde er door een schade niet op vooruit mag gaan. Bij schadeloosstelling mag de verzekeraar alleen de werkelijk geleden schade van het voorval vergoeden en niet meer!

Page 164: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

154

7020161_Wft Basis

Een ander aspect is de onzekerheid. Het is mogelijk dat er een geldige verzekeringsovereenkomst tot stand komt terwijl de schadeveroorzakende gebeurtenis al heeft plaats gevonden. Normaal slijtageverloop, bijvoorbeeld bij een band van een auto, is niet te verzekeren. Dit is immers niet onzeker. Een klapband daarentegen, veroorzaakt door een stuk glas, is wel een onzeker voorval. De schade aan de band wordt in zo’n geval vergoed door de verzekeraar.

Aard en eigen gebrek

De verzekeraar vergoedt geen schade aan een verzekerde zaak als die is veroorzaakt door de aard of een gebrek van die zaak. Eigen gebrek vloeit voort uit de aard van een zaak. Zo zal een appel na verloop van tijd gaan rotten; ijzer gaat roesten. Eigen gebrek heeft alleen betrekking op zaken. Een persoon is geen zaak en eigen gebrek speelt daarom geen rol bij levens- of persoonsverzekeringen.

De wet bepaalt dat een verzekeraar niet hoeft op te komen voor schade door een eigen gebrek. Het gaat hier echter om regelend recht. Regelend recht houdt in dat er van de wet mag worden afgeweken door in de overeenkomst iets anders te bepalen. Eigen gebrek kan dus geheel of gedeeltelijk worden meeverzekerd, maar dan moet het wel worden vermeld in de verzekeringsovereenkomst. We spreken dan van renunciatie (terzijdestelling). Er is verschil tussen:• Gedeeltelijke renunciatie. Dan is het eigen gebrek zelf niet gedekt, maar de gevolgschade wel;• Volledige renunciatie. Zowel het eigen gebrek zelf als de gevolgschade is dan verzekerd.

VoorbeeldGedeeltelijke renunciatie

Pierre gaat een stuk rijden met zijn nieuwe auto. Bij het nemen van een bocht breekt de stuurstang af,

waardoor de auto onbestuurbaar wordt. De auto komt met een klap tegen de vangrail terecht en loopt een forse

cascoschade op. De cascoverzekeraar vergoedt alle schade, met uitzondering van de schade aan de stuurstang

zelf. In de voorwaarden van een autoverzekering wordt gedeeltelijk gerenuncieerd aan de wet. Het eigen gebrek

zelf is niet verzekerd, maar de gevolgschade wel.

Opzet, roekeloosheid en eigen schuld

De wet sluit opzet, roekeloosheid en eigen schuld uit. Dit wil zeggen dat de verzekeraar geen schadevergoeding uitkeert aan de verzekerde die de schade met opzet of door roekeloosheid heeft veroorzaakt.

VoorbeeldRoekeloosheid

Tijdens een voetbalwedstrijd gaan supporters van twee voetbalverenigingen elkaar te lijf, met als gevolg enkele

zwaargewonden. Een van de gewonden spreekt daarop zijn belager aan en vordert zijn schade. Hier is sprake

van wederrechtelijk roekeloos handelen aan de zijde van de schadeveroorzaker. Reden voor de

aansprakelijkheidsverzekeraar om niet op te komen voor de letselschade aan de supporter.

VoorbeeldGeen opzet, roekeloosheid of eigen schuld

Bij het inschenken van een kop thee giet de gastvrouw per ongeluk hete thee over de hand van een gast. De

gast loopt een brandwond op en heeft schade. In dit geval kan niet worden gesteld dat er sprake is van opzet,

roekeloosheid of eigen schuld. De aansprakelijkheidsverzekeraar vergoedt de schade.

Page 165: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

155

7020161_Wft Basis

Bij aansprakelijkheidsverzekeringen is deze uitsluiting niet altijd van toepassing. Roekeloos gedrag kan immers leiden tot aansprakelijkheid.

VoorbeeldRoekeloos gedrag en aansprakelijkheidsverzekeringen

Henk laat zien dat hij zonder handen aan het stuur kan fietsen. Het gaat hem niet zo goed af en daardoor ramt

hij een auto. Dit roekeloze gedrag leidt tot aansprakelijkheid. In veel gevallen zal een verzekeraar deze schade

vergoeden. Dit gebeurt alleen niet als er een uitsluiting in de polis is opgenomen.

Wanneer Henk echter opzettelijk de wagen van zijn buurman met een mes bewerkt, zal de

aansprakelijkheidsverzekeraar niet uitkeren. Er is dan sprake van het willens en wetens toebrengen van schade.

Er is een verschil tussen roekeloosheid en opzet.

Een verzekeraar kan zelf bepalen in welke mate hij opzet en roekeloosheid van de dekking uitsluit. Dit zal de verzekeraar in de polisvoorwaarden moeten opnemen. Volgt hij de wet dan zijn alle vormen van opzet en roekeloosheid uitgesloten.

Oververzekering en onderverzekering

Een verzekeringnemer kan meer of minder hebben verzekerd dan de werkelijke waarde van het verzekerde object.

OververzekeringBij oververzekering heeft de verzekeringnemer meer verzekerd dan de werkelijke waarde van het object. Wanneer bij een schade de verzekerde som hoger is dan de daadwerkelijke waarde, hoeft de verzekeraar slechts op te draaien voor de werkelijke schade. In een dergelijke situatie is er sprake van oververzekering.

VoorbeeldOververzekering

Fransje heeft € 10.000 schade aan haar inboedel. Ze heeft een inboedelverzekering met een verzekerde som

van € 80.000. De werkelijke waarde van haar inboedel bedraagt € 70.000.

De schade-uitkering bedraagt € 10.000 en geen € 80.000 / € 70.000 maal de schade = € 11.428. Fransje zou

dan immers in een betere financiële situatie komen door de schade-uitkering. Dat is niet toegestaan bij een

schadeverzekering. Het is in strijd met het indemniteitsbeginsel.

Onderverzekering

Er is sprake van onderverzekering wanneer de verzekerde som lager is dan de bij de schade vastgestelde werkelijke waarde. In dat geval bepaalt de wet dat de verzekeraar de schade slechts hoeft te vergoeden in de verhouding van de verzekerde som tot de werkelijke waarde.

VoorbeeldOnderverzekering

Stel dat de verzekerde som van Fransje € 70.000 bedraagt en dat de werkelijke waarde € 80.000 is, dan keert

de verzekeraar bij een schade van € 10.000 het volgende bedrag uit: € 70.000 / € 80.000 x € 10.000 = € 8.750.

Page 166: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

156

7020161_Wft Basis

Verzekeraar en verzekeringnemer kunnen afspreken dat onderverzekering niet van toepassing is bij een bepaalde verzekering. Dit heet het verzekeren op basis van premier risque. De verzekeraar vergoedt de schade dan tot maximaal de verzekerde som. Bij een lagere schade dan de verzekerde som is de uitkering gelijk aan de werkelijke schade. Een verzekeraar past deze methode toe wanneer:• de kans op een totaalschade niet aanwezig is; of • wanneer de verzekeraar gewoon niet meer wil verzekeren.

Bagage is op een reisverzekering meeverzekerd op basis van premier risque tot het in de polis genoemde bedrag.

Dubbele verzekering

Dubbele verzekering wil zeggen dat dezelfde schade door meer dan één verzekering wordt gedekt. Dubbele verzekering wordt ook wel meervoudige verzekering of samenloop genoemd. Bij dubbele verzekering is een object dus verzekerd onder twee verzekeringen. De eerst aangesproken verzekeraar zal de schade aan de verzekeringnemer uitkeren. De verzekeraar heeft echter wel het recht om te weten wie de andere verzekeraar is. Beide verzekeraars hebben onderling verhaal, zodat iedere verzekeraar de schade naar evenredigheid draagt.

VoorbeeldDubbele verzekering

De antieke armband van Gamze wordt gestolen uit haar woning. Ze heeft de antieke armband zowel op de

inboedel- als op een kostbaarhedenverzekering verzekerd. Gamze kan de gestolen armband op beide polissen

claimen. De eerst aangesproken verzekeraar moet de schade uitkeren. Vervolgens verhaalt deze verzekeraar een

evenredig deel van de schade bij de andere verzekeraar.

Subrogatie

Subrogatie is het treden in de rechten van een ander. De verzekeraar treedt in de rechten van degene aan wie hij de schade vergoedt. De schadeverzekeraars kunnen de door hen uitbetaalde schade aan hun verzekerden dus verhalen op de schadeveroorzakende partijen. Bij sommenverzekeringen geldt geen verhaalsrecht.

Bereddingsplicht

Op het moment dat zich een schade voordoet of dreigt voor te doen, heeft de verzekeringnemer de plicht om al het mogelijke te doen om de schade te voorkomen of te verminderen. Dit is de bereddingsplicht. De kosten om verdere schade te voorkomen of te verminderen, zoals hiervoor bedoeld, komen voor rekening van de verzekeraar, ook als daardoor de verzekerde som wordt overschreden. Deze kosten zijn de bereddingskosten.

De schadebewijslast

In veel polissen is precies opgesomd welke gebeurtenissen tot een gedekte schadeclaim leiden. De verzekerde moet bewijzen dat de schade het gevolg is van een gedekte gebeurtenis. Bij aansprakelijkheidsverzekeringen ligt de zaak wat gecompliceerder. Bij een wettelijke aansprakelijkheid ligt de bewijslast meestal bij de tegenpartij/benadeelde.

Page 167: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

157

7020161_Wft Basis

6.5.2 Levensverzekeringen

In de Wet is een definitie van het begrip levensverzekering opgenomen. Overeenkomsten van levensverzekering zijn:• overeenkomsten van verzekering tot het doen van geldelijke uitkeringen in verband met het

leven of de dood van de mens; of• overeenkomsten van verzekering in verband met de verzorging van de uitvaart van de mens die

uitsluitend strekken tot het verrichten van andere dan geldelijke prestaties.

Overeenkomsten van ongevallenverzekering worden niet als overeenkomsten van levensverzekeringbeschouwd. Deze behoren tot de groep persoonsverzekeringen. Het zijn meestal sommenverzekeringen.

Verder is pensioen ook een levensverzekering. Een levensverzekering kan een bepaalde waarde hebben. Dit is bij een schadeverzekering niet het geval.

Een onzeker voorval

Een verzekering is een kansovereenkomst. Dit wil zeggen dat het niet zeker is of de verzekering tot uitkering komt. De verzekering komt alleen tot uitkering als het verzekerde voorval zich voordoet. Een voorbeeld van een verzekerd voorval dat verzekerd kan zijn, is: overlijden voor 1 januari 2016. Gebeurt dit onzeker voorval niet, dan keert de verzekering niet uit. Degene die heeft betaald voor een dergelijke verzekering krijgt hiervoor dus niets terug.

Een geldelijke uitkering of een uitkering in natura

Een geldelijke uitkering is een uitkering in geld. Zo kan bijvoorbeeld iemand op zijn pensioengerechtigde leeftijd een uitkering van € 100.000 uit een levensverzekering krijgen. Maar, er kan ook een uitkering in natura plaatsvinden. U moet hierbij denken aan een verzekering waarbij de verzekeraar de uitvaart regelt.

In verband met leven of dood

Van tevoren spreken de verzekeraar en de verzekeringnemer af wanneer er een uitkering volgt. Ditkan in hoofdlijnen op twee tijdstippen gebeuren:• bij in leven zijn. Bij het in leven zijn van degene die is verzekerd (verzekerde) op een bepaalde

datum volgt er dan een uitkering;• bij overlijden. Er kan ook een uitkering volgen als degene die is verzekerd (verzekerde),

overlijdt.

Er zijn ook levensverzekeringen die een uitkering geven in beide situaties, dus zowel bij overlijden als bij het in leven zijn op een bepaalde datum. Dit noemen we een gemengde verzekering.

De uitkering is een van tevoren afgesproken bedrag. Dit is het verzekerd kapitaal. Dit kapitaal komt altijd volledig tot uitkering of helemaal niet. Er kan geen gedeeltelijke schade zijn, zoals bij schadeverzekeringen. Een levensverzekering is dus een sommenverzekering.

Page 168: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

158

7020161_Wft Basis

Een ongevallenverzekering is geen levensverzekering

Een ongevallenverzekering is een verzekering die een uitkering geeft als de verzekerde een ongeval krijgt. Er kan een uitkering worden verkregen bij een ziekenhuisopname, blijvende invaliditeit en overlijden. Volgens de Nederlandse wetgeving is een ongevallenverzekering geen levensverzekering.

Afkopen en premievrij maken van een levensverzekering

Een schadeverzekering heeft geen waarde. Een levensverzekering kan wel een bepaalde waarde bezitten. Het afkopen wil zeggen dat de verzekeringnemer de waarde van de verzekering ‘opneemt’. Vervolgens vervalt de polis. Daarnaast kan de verzekeringnemer ook stoppen met het betalen van de premie. De verzekering kan op dat moment waarde hebben. Dit heet dan de premievrije waarde.

Pensioen

Een door een werkgever toegezegd pensioen is meestal verzekerd in de vorm van een levensverzekering. Dit wil zeggen dat de werknemer een uitkering krijgt bij leven of bij overlijden. De uitkering bij leven is het ouderdomspensioen. De uitkering bij overlijden is een nabestaandenpensioen. Het nabestaandenpensioen is voor de partner (partnerpensioen) of voor de kinderen van de werknemer (wezenpensioen).

6.5.3 Zorgverzekeringen

Een zorgverzekering is een verzekering tegen ziektekosten. Een zorgverzekering wordt ook wel een ziektekostenverzekering genoemd. Op een zorgverzekering zijn bijvoorbeeld verzekerd: kosten voor medicijnen of kosten van een bezoek aan de huisarts of het ziekenhuis.

Iedereen die in Nederland woont of werkt, is verplicht een zorgverzekering af te sluiten. Een persoon die door zijn geloof of levensovertuiging bezwaar heeft tegen het afsluiten van een zorgverzekering,kan een ontheffing krijgen. Voor deze zogeheten gemoedsbezwaarden geldt een uitzondering op deverzekeringsplicht.

Acceptatieplicht

Iedereen kan desgewenst per kalenderjaar van zorgverzekeraar veranderen. Een andere verzekeraar is verplicht om iedereen ongeacht leeftijd, geslacht of gezondheidstoestand, te accepteren voor de wettelijke basisverzekering. Ook mag de zorgverzekeraar de premie niet laten afhangen van de persoonlijke situatie.

Basisverzekering en aanvullende verzekering

Het wettelijk verzekerde basispakket komt overeen met het vroegere ziekenfondspakket. In de overgang naar de nieuwe zorgverzekering kon iedereen zijn aanvullende verzekering gewoon behouden. Wie naar een andere verzekeraar wil, moet zich realiseren dat deze voor de aanvullende verzekering geen acceptatieplicht heeft en deze kan weigeren, of daarvoor een hogere premie kanvragen. De basisverzekering en de aanvullende verzekering kunnen bij verschillende zorgverzekeraars worden afgesloten. De inhoud van de basisdekking wordt door de overheid vastgesteld. De dekking van de aanvullende verzekeringen wordt door de verzekeraars zelf vastgesteld.

Page 169: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

159

7020161_Wft Basis

6.5.4 Productwijzer

Een productwijzer bevat de belangrijkste kenmerken van een bepaalde verzekeringssoort. Met andere woorden: een klant kan in een productwijzer de belangrijkste algemene informatie over een verzekering vinden. De wijzer geeft geen volledig dichtgetimmerde standaardtekst. Verzekeraars kunnen specifieke informatie toevoegen. De wijzers zijn ontwikkeld door het Verbond van Verzekeraars. Alleen de verzekeraars die lid zijn van het Verbond van Verzekeraars hebben de verplichting de productwijzer te publiceren op hun website. Bijna alle verzekeraars zijn lid. Bemiddelaars hebben deze verplichting niet, maar ze kunnen de productwijzer wel gebruiken.

Er zijn productwijzers voor de verschillende categorieën van verzekeringen. Dit zijn de categorieën schadeverzekeringen, inkomensverzekeringen en levensverzekeringen.

Voorbeeld Fieke wil een uitvaartverzekering afsluiten. Ze zoekt op het internet naar informatie over uitvaartverzekeringen.

Al snel komt zij allerlei productwijzers van verschillende verzekeraars tegen. Fieke neemt de productwijzer van

Verzekeraar X door. Deze productwijzer geeft haar algemene informatie over een uitvaartverzekering. Voor de

specifieke voorwaarden en de te betalen premie moet zij contact opnemen met Verzekeraar X.

De productwijzer helpt de klant dus bij een eerste oriëntatie bij het afsluiten van een verzekering. Informatie over de hoogte van premies en exacte polisvoorwaarden wordt niet gegeven.

Page 170: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

160

7020161_Wft Basis

Page 171: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

161

7020161_Wft Basis

7 VERZEKEREN (DEEL 2)

Faruk heeft een gesprek met zijn assurantieadviseur. De adviseur stelt voor samen met hem een risicoanalyse te maken. Dit houdt in dat ze samen bekijken welke risico’s Faruk loopt, of hij hiertegen is verzekerd en of hij wenst een verzekering af te sluiten of op te zeggen. Faruk vindt dit een goed idee. Zo krijgt hij inzicht in de verzekeringen die hij heeft en welke hij nodig heeft.

Faruk doorloopt samen met zijn verzekeringsadviseur de risico’s die er zijn en kijkt vervolgens of hij zich hiertegen wil verzekeren. De risico’s en de bijhorende verzekeringen komen in dit hoofdstuk aan bod.

In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan bod:• verschillende risico’s en verzekeringen;• schadeverzekeringen voor particulieren;• schadeverzekeringen MKB;• levensverzekeringen;• zorgverzekeringen;• ongevallen- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.

7.1 VERSCHILLENDE RISICO’S EN VERZEKERINGEN

Verzekeringen zijn op verschillende manieren in te delen. Hieronder gaan we in op de volgende indelingen:• indeling van de verzekeringen naar te lopen risico’s;• indeling in particuliere en sociale verzekeringen;• indeling binnen de verzekeringsbranche.

7.1.1 Verschillende risico’s

Ieder mens loopt risico’s met zijn:• materiële bezittingen. Bezittingen verminderen in waarde door zaakschade. Er is dan schade aan

materiële bezittingen. De bezittingen zijn aangeschaft met een deel van het vermogen. Gaan de bezittingen verloren, dan lijdt iemand dus een vermogensverlies;

• vermogen. Iemand kan ook een vermogensverlies lijden, zonder dat zijn bezittingen worden aangetast. In hoofdlijnen kan dit drie oorzaken hebben:- aansprakelijkheid. Dit is het geval wanneer een persoon schade veroorzaakt bij iemand

anders en hij die ander schadeloos moet stellen. Een persoon lijdt dan geen schade aan eigen bezittingen, maar zijn vermogen vermindert wel. De schade kan ook worden veroorzaakt door een beroepsfout, zoals bijvoorbeeld een verkeerd advies. Er is dan sprake van beroepsaansprakelijkheid;

- rechtsbijstand. Een persoon kan zelf door een ander worden aangesproken. Dit kan het vermogen ook aantasten. Door een rechter kan worden bepaald of het aanspreken van een ander terecht is of niet. Een rechter kost ook geld en daardoor vermindert het vermogen maar niet de bezittingen van een persoon zelf;

Page 172: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

162

7020161_Wft Basis

- bedrijfsschade. Als een bedrijf komt stil te liggen door bijvoorbeeld brand, vallen vaste lasten niet weg. Denk hierbij aan salarissen en rente voor een lening. Aan de andere kant is er geen omzet.

• gezondheid. Iemand kan ziek of arbeidsongeschikt worden. Hierdoor kan er een inkomensverlies zijn en/of extra kosten. Iemand leidt dus inkomensverlies en krijgt meer uitgaven.

• (lang) leven of dood. Door het uit een gezin wegvallen van de persoon met de meeste inkomsten zal er vaak een inkomenstekort zijn. Daarnaast kan het ook zo zijn dat een persoon erg lang leeft. Er moet dan voldoende inkomen zijn om van te leven op oudere leeftijd. Stel dat iemand 100 wordt, dan zal hij nog steeds moeten kunnen voorzien in zijn levensonderhoud.

Hieronder staan een aantal voorbeelden van verzekeringen die horen bij de verschillende risico’s. De lijst is allerminst volledig: er zijn honderden verschillende verzekeringen, die we niet allemaal opnoemen.

Materiële bezittingen • Inboedelverzekering

• Opstalverzekering

• Kostbaarhedenverzekering

• Glasverzekering

Vermogen • Aansprakelijkheidsverzekering particulieren (AVP)

• Aansprakelijkheidsverzekering bedrijven (AVB)

• Beroepsaansprakelijkheidsverzekering

• Rechtsbijstandverzekering

• Bedrijfsschadeverzekering

Gezondheid • Arbeidsongeschiktheidsverzekering

• Ongevallenverzekering

• Zorgverzekering

(Lang) leven of dood • Levensverzekeringen

• Pensioenverzekeringen

• Ongevallenverzekeringen

Niet te verzekeren risico’s

Er zijn vele risico’s en voor vrijwel alle risico’s zijn verzekeringen af te sluiten. Maar dat is niet altijd het geval. Sommige risico’s zijn van dien aard, dat als ze zich zouden voordoen en ze verzekerd zouden zijn, dit ongetwijfeld het faillissement van een verzekeraar zou betekenen.Dit zijn de zogenoemde calamiteiten of catastroferisico’s.

Catastroferisico’s zijn:• molest. Schade veroorzaakt door of ontstaan uit gewapend conflict, burgeroorlog, opstand,

binnenlandse onlusten, oproer en muiterij;De maatschappij moet bewijzen dat de schade direct veroorzaakt of ontstaan is door molest.

• atoomkernreacties. Een atoomkernreactie is elke kernreactie waarbij energie vrijkomt, zoals kernfusie, kernsplijting en kunstmatige en natuurlijke radio-activiteit. Een klant kan zijn bezittingen niet verzekeren tegen schade als gevolg van atoomkernreacties. Kerncentrales moeten zelf wel verplicht een verzekering aangaan;

• aardbevingen;

Page 173: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

163

7020161_Wft Basis

• vulkaanuitbarstingen;• overstromingen;• terrorisme.

Deze risico’s kunnen niet worden verzekerd. Voor terrorisme geldt wel dat er een dekking is bij schadeverzekeringen, maar tot een maximaal bedrag van € 1 miljard per jaar. Verzekeraars hebben gezamenlijk de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden (NHT) opgericht waarin dit risico is herverzekerd.

7.1.2 Particuliere en sociale verzekeringen

Een andere verdeling in de verzekeringen die er zijn is het verschil tussen:• sociale verzekeringen. Dit zijn verzekeringen waarvoor iedereen in Nederland automatisch

verzekerd is;• particuliere verzekeringen. Dit zijn verzekeringen die de klant zelf afsluit. Er zijn slecht een paar

verplicht af te sluiten particuliere verzekeringen, zoals een zorgverzekering en een WAM-verzekering (hierop komen we later terug). Een groot deel van de verzekeringen kan de klant op vrijwillige basis zelf regelen.

Naast de sociale verzekeringen zijn er sociale voorzieningen. Voor sociale verzekeringen betaalt de burger premies. Sociale voorzieningen worden door de overheid gefinancierd uit de algemene middelen en dus uit de belastingen. Een voorbeeld van een sociale voorziening is de Participatiewet.

Werknemers- en volksverzekeringen

Sociale verzekeringen kunnen worden ingedeeld in:• werknemersverzekeringen. Werknemersverzekeringen zijn er alleen voor werknemers.

Werknemersverzekeringen zijn bijvoorbeeld de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), de Ziektewet (ZW) en de Werkloosheidswet (WW). De WW en WIA worden uitgevoerd door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV);

• volksverzekeringen. Volksverzekeringen gelden voor alle Nederlandse ingezetenen en mensen die in het buitenland wonen maar vanuit Nederland inkomsten uit arbeid ontvangen. De Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (Anw) zijn voorbeelden van volksverzekeringen. De uitvoering van de AOW en Anw is in handen van de Sociale Verzekeringsbank.

Versnelde verhoging AOW-leeftijdOp 2 juni 2015 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel “Versnelling stapsgewijze verhoging AOW-leeftijd” aangenomen. Door deze wet wordt de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd, zoals die was vastgelegd in de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (Wet VAP), versneld vanaf 2016. Volgens het Kabinet Rutte II moet deze versnelling de schatkist 3,6 miljard euro opleveren.

De verhoging van de AOW-leeftijd ziet er nu als volgt uit:

Page 174: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

164

7020161_Wft Basis

Verhoging AOW-leeftijdGeboren Jaar AOW-leeftijdna 31 oktober 1949 en voor 1 oktober 1950 2015 65 + 3 maandenna 30 september 1950 en voor 1 juli 1951 2016 65 + 6 maandenna 31 juni 1951 en voor 1 april 1952 2017 65 + 9 maandenna 31 maart 1952 en voor 1 januari 1953 2018 66na 31 december 1952 en voor 1 september 1953 2019 66 + 4 maandenna 31 augustus 1953 en voor 1 mei 1954 2020 66 + 8 maandenna 30 april 1954 en voor 1 januari 1955 2021 67na 1 januari 1955 2022 Gekoppeld aan

levensverwachting

Overbruggingsregeling AOWDoor de verhoging van de AOW-leeftijd kunnen toekomstige AOW’ers tijdelijk minder inkomen hebben. Dat kan gebeuren als bijvoorbeeld de VUT of een vergelijkbare uitkering stopt, lager wordt of overgaat in een ouderdomspensioen, voordat de AOW-uitkering start. In deze situaties is er onder bepaalde voorwaarden een recht op de overbruggingsuitkering. Als gevolg van de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd is de oorspronkelijke overbruggingsregeling aangepast.

De overbruggingsregeling zou in eerste instantie in 2019 stoppen, maar loopt nu door tot 2023. De regeling was ooit bedoeld voor werknemers die vóór 2013 met vervroegd pensioen zijn gegaan. Bij de laatste aanpassing is de overbruggingsregeling ook opengesteld voor werknemers die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 voor het eerst een VUT- en/of vroegpensioenuitkering ontvingen.

De hoogte van overbruggingsuitkering is afhankelijk van de hoogte van het inkomen. Een uitkering of een aanvullend pensioen wordt volledig in mindering gebracht op de overbruggingsuitkering. Inkomen uit arbeid (zoals loon) wordt gedeeltelijk gekort. De overbruggingsuitkering mag niet hoger zijn dan de laatste VUT of vergelijkbare uitkering, of de laatste ouderdomspensioenuitkering. De maximale overbruggingsuitkering bedraagt ongeveer € 750 voor gehuwden/partners en ongeveer € 1.150 voor alleenstaanden.

VoorbeeldBarbara (alleenstaand, 64 jaar) ontvangt iedere maand een VUT-uitkering van € 550. Om rond te kunnen komen

neemt ze iedere maand € 500 op van haar spaarrekening. De VUT-uitkering stopt op 1 juli 2016, omdat ze dan

65 jaar wordt. Op dat moment heeft zij geen inkomen meer. Ze heeft inmiddels al haar spaargeld “opgegeten”.

Barbara heeft vanaf 1 juli 2016 negen maanden recht op een AOW-overbruggingsuitkering van € 550. De

uitkering mag namelijk niet hoger zijn, dan de laatste VUT-uitkering. Omdat zij gedurende deze negen maanden

geen ander inkomen heeft, kan Barbara een aanvullende bijstandsuitkering aanvragen.

Overbruggingsuitkering bij lage inkomensDe overbruggingsuitkering kan ook aangevraagd worden door toekomstig AOW’ers die tussen 65 jaar en de verhoogde AOW-leeftijd een inkomen hebben onder een bepaald minimumniveau. Deze inkomensgrens bedraagt 200% van het wettelijk minimumloon voor alleenstaanden. Voor samenwonenden geldt een gezamenlijke inkomensgrens van 300% van het minimumloon.

Page 175: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

165

7020161_Wft Basis

Basisinkomen of voorziening en aanvulling hierop

De sociale verzekeringen en voorzieningen zijn bij wet geregeld en hebben tot doel om Nederlandseingezetenen te voorzien van een basisinkomen wanneer zich een specifiek risico voordoet. Bij het risico op lang leven keert de AOW uit, en bij het risico op kort leven keert de Anw uit, wanneerwordt voldaan aan bepaalde voorwaarden. Een klant kan zelf zorgen voor het aanvullen van dit basisinkomen door het afsluiten van een particuliere verzekering. Onderstaand overzicht geeft aan wat er is verzekerd door sociale verzekeringen en wat hierbij een aanvullende particuliere verzekering of voorziening kan zijn. De aanvulling hoeft namelijk niet altijd een verzekering te zijn. Het afdekken van risico’s kan ook door andere voorzieningen worden geregeld.

Wat is er verzekerd Sociale verzekering(basisinkomen)

Mogelijke aanvullende particuliere oplossing

Inkomen bij ouderdom Algemene ouderdomswet (AOW) • Via werkgever: ouderdomspensioen

Privé: kapitaalverzekering

(spaarverzekering), lijfrentes (bancair

of verzekerd)

Inkomen bij overlijden Algemene nabestaandenwet

(Anw)

• Via werkgever: nabestaandenpensioen

• Privé: kapitaalverzekering

(risicoverzekering),

uitvaartverzekering,

nabestaandenlijfrente (bancair of

verzekerd), eigen vermogen (sparen of

beleggen).

Inkomen bij

arbeidsongeschiktheid

Wet werk en inkomen naar

arbeidsvermogen (WIA)

• Via werkgever:

arbeidsongeschiktheidspensioen

• Privé:

arbeidsongeschiktheidsverzekering

Inkomen bij werkloosheid Werkloosheidswet (WW)

Participatiewet

• Woonlastenverzekering

• Bepaalde inkomensverzekeringen

Ziektekosten Wet langdurige zorg (Wlz) • Zorgverzekering

Wet Werk en Zekerheid

Om de arbeidsmarkt weer een extra impuls te geven zijn er aanpassingen gedaan in het flexrecht, het ontslagrecht en de regels rond de werkeloosheidsuitkering. Een groot deel van deze regels is terecht gekomen in de nieuwe Wet Werk en Zekerheid (WWZ).

FlexrechtMet betrekking tot flexibele contracten is de positie van de betreffende werknemers sinds 1 januari 2015 versterkt. Dit komt tot uitdrukking in het volgende:

bij tijdelijke contracten van zes maanden of korter is een proeftijd niet meer toegestaanhet is niet meer toegestaan een concurrentiebeding op te nemen in een contract voor bepaalde tijd bij een contract voor bepaalde tijd van zes maanden of langer moet de werkgever uiterlijk één maand voor het aflopen van het contract de werknemer schriftelijk laten weten of het contract wordt verlengd en zo ja, onder welke voorwaarden

Page 176: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

166

7020161_Wft Basis

uitzendkrachten kunnen na 18 maanden aanspraak maken op een tijdelijk arbeidscontract bij de uitzendorganisatie.Werknemers met opeenvolgende tijdelijke contracten kunnen eerder aanspraak maken op een vast contract. Niet na 3 jaar, zoals in de oude regeling, maar al na 2 jaar. Tijdelijke contracten worden daarbij als opeenvolgend gezien als zij elkaar met een periode van 6 maanden of minder opvolgen. Deze nieuwe ketenbepaling geldt voor (opvolgende) contracten die per 1 juli 2015gesloten worden. Binnen wettelijk grenzen kan het maximum aantal contracten en de duur van de ketenbepaling op basis van een CAO verlengd worden.

OntslagrechtDe invoering van het nieuwe ontslagrecht heeft ertoe geleid dat er voor de werkgever geen keuze meer is in de te bewandelen ontslagroute. Bedrijfseconomisch ontslag en ontslag door langdurige arbeidsongeschiktheid gaan via het UWV. Ontslag om andere redenen gaat via de kantonrechter. In het verleden viel de keuze vaak voor het UWV, omdat zij geen ontslagvergoeding aan de werknemer kon toekennen. Vanaf 1 juli 2015 wordt de ontslagvergoeding vervangen door een transitievergoeding voor werknemers die minimaal 2 jaar in dienst zijn, en die worden ontslagen op initiatief van de werkgever. Die vergoeding komt neer op een derde maandsalaris per dienstjaar voor de eerste tien dienstjaren plus een half maandsalaris per gewerkt jaar vanaf het elfde dienstjaar. De hoogte van de transitievergoeding is gemaximeerd op € 75.000 of een jaarsalaris als dat hoger is dan dit bedrag. Als de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nalatig is geweest, dan kan de kantonrechter nog wel een vergoeding bovenop de transitievergoeding toekennen. Bij surseance van betaling, faillissement of schuldsanering hoeft de ondernemer geen transitievergoeding te betalen.

Werkeloosheidsuitkeringtot slot heeft de Wet Werk en Zekerheid ertoe geleid, dat de WW op verschillende onderdelen wordt aangepast. De belangrijkste wijzigingen worden weergegeven in het onderstaande overzicht.

Tot 1 juli 2015 Vanaf 1 juli 2015

(Publieke) duur: maximaal 38 maanden Maximaal 24 maanden1

Hoogte: 2 maanden 75% en daarna 70% dagloon Blijft gelijk, dus: 2 maanden 75% en daarna 70% dagloon

Opbouw: 1 jaar arbeidsverleden = 1 maand WW 1e 10 jaar: 1 jaar = 1 maand WW en daarna elk jaar arbeidsverleden = ½ maand WW

Na 1 jaar is alle arbeid passend2 Na ½ jaar is alle arbeid passend

Urenverrekening 3 en voor kleine groep na 1 jaar inkomensverrekening

Inkomensverrekening 4 vanaf 1e WW-dag

1 Deze regeling gaat in vanaf 1 januari 2016. In CAO’s kunnen tussen werkgevers en werknemers overigens

afspraken gemaakt worden over (nadere) aanvullingen voor de periode na 2 jaar tot maximaal 38 maanden2 Passend bij eerder opleidings- en werkniveau3 Als de uitkeringsgerechtigde (deels) gaat werken, dan wordt het aantal gewerkte uren in mindering gebracht

op uw WW-uitkering. Voor de uren die de uitkeringsgerechtigde nog werkloos is, blijft er recht op een WW-

uitkering4 ls de uitkeringsgerechtigde (deels) gaan werken, dan wordt 70% van de (extra) inkomsten in mindering

gebracht op de WW-uitkering

Page 177: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

167

7020161_Wft Basis

Gemoedsbezwaarden

Er zijn personen die door hun geloof of levensovertuiging bezwaar hebben tegen het afsluiten van verzekeringen. Een persoon die geen enkele particuliere verzekering afsluit, kan ook ontheffing krijgen van de sociale verzekeringen. Daarvoor moet iemand officieel worden erkend als gemoedsbezwaarde. Die erkenning kan worden aangevraagd bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB behandelt de aanvraag en kan de erkenning verstrekken. Die geldt dan voor de AWBZ, de Zorgverzekeringswet, de AOW, de Anw, de WIA en de WW. Als mensen zijn erkend als gemoedsbezwaarde gaan ze meer inkomstenbelasting betalen (in plaats van de premies voor genoemde verzekeringen). Hierdoor vloeit er uiteindelijk evenveel geld in de staatskas als wanneer ze niet gemoedsbezwaard zouden zijn geweest.Zoals we later in deze syllabus nader toelichten, komen gemoedsbezwaarden ook in aanmerking vooreen uitzondering op de plicht zich te verzekeren voor de aansprakelijkheid van ongevallen met motorrijtuigen. In dat geval moeten ze een bijdrage storten in een waarborgfonds dat ongedekte schades uitkeert. De bijdrage is even hoog als de premie van een aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen zou zijn geweest.

7.1.3 Indeling binnen de verzekeringsbranche

Binnen de verzekeringsbranche zijn er verzekeraars die zich in verschillende verzekeringsproducten hebben gespecialiseerd:• schadeverzekeraars. Schadeverzekeraars verdelen producten in:

- schadeverzekeringen voor particulieren;- schadeverzekeringen voor het MKB (bedrijven).

• levensverzekeraars. Levensverzekeraars verdelen hun producten in:- individuele levensverzekeringen;- pensioenverzekeringen.

• zorgverzekeraars.

Ongevallen- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen worden zowel aangeboden door schade- als levensverzekeraars.

Page 178: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

168

7020161_Wft Basis

7.2 SCHADEVERZEKERINGEN VOOR PARTICULIEREN

De meest voorkomende particuliere schadeverzekeringen zijn:• de aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP);• de opstalverzekering;• de inboedelverzekering;• de kostbaarhedenverzekering;• de glasverzekering;• de gezinsrechtsbijstandverzekering;• de motorrijtuigenverzekering.

We lichten deze verzekeringsvormen hierna kort toe.

7.2.1 De AVP (aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren)

Een Aansprakelijkheidsverzekering voor Particulieren (AVP) geeft een uitkering als een particulier aansprakelijk is voor: • schade aan personen. Het gaat dan om letsel of aantasting van de gezondheid al dan niet met

de dood tot gevolg en de daaruit voortvloeiende schade. • schade aan zaken. Dit is schade door beschadiging, vernietiging of vermissing van zaken en de

daaruit voortvloeiende schade.

Uitgangspunt de AVP om uit te keren is dat de verzekerde aansprakelijk is voor de te verhalen schade aan personen of zaken. Als dat het geval is, zijn ook de gevolgschaden (de daaruit voortvloeiende schade) gedekt.

Bij het afsluiten van een AVP is de hoogte van de premie afhankelijk van de:• gezinssituatie. Zo zal de premie voor een AVP voor een alleenstaande lager zijn dan de premie

voor een AVP voor een gezin.• hoogte van het verzekerde bedrag.

Begrippen binnen een AVP

Binnen een AVP komen de volgende begrippen aan de orde:• de opzichtclausule. Iedere particulier leent wel eens iets van een ander, bijvoorbeeld een

boormachine of een fotocamera. De AVP spreekt dan van de particulier die de geleende spullen ‘onder zich’ heeft en dat is ‘opzicht’. Brengt die particulier schade toe aan zo’n geleend voorwerp, dan biedt de AVP hiervoor een beperkte dekking;

• de opzetclausule. Opzettelijk veroorzaakte schade wordt uitgesloten, behalve als het gaat om schade veroorzaakt door kinderen jonger dan 14 jaar. Wanneer een verzekerde onder invloed van alcohol of drugs schade veroorzaakt, geldt dit bovendien niet als verzachtende omstandigheid en wordt de schade vaak afgewezen als zijnde opzet;

Page 179: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

169

7020161_Wft Basis

• de groepsaansprakelijkheid. Groepsaansprakelijkheid geldt alleen voor schade die in groepsverband is aangericht. Een groep wil hier zeggen dat twee of meer personen bij de zaak betrokken zijn. Ze hoeven ook niet langdurig een groep te vormen. Het gaat erom dat ze op het moment van de daad samen waren en er allemaal bij betrokken waren. De schade die wordt veroorzaakt door een groep valt vaak buiten de dekking van de AVP;

• het jachtrisico. Op grond van de Flora- en Faunawet moet iemand die een jachtakte heeft tijdens de jacht een aansprakelijkheidsdekking hebben en in het bezit zijn van een verzekeringsbewijs. Dit risico kan worden meeverzekerd op de AVP.

Soorten aansprakelijkheid

Aansprakelijkheid is te verdelen in:• Contractuele aansprakelijkheid

Contractuele aansprakelijkheid vloeit niet voort uit de wet, maar uit een contract of een overeenkomst. Bij contractuele aansprakelijkheid gaat het om schade die wordt veroorzaakt door het niet, niet tijdig, of gebrekkig nakomen van de verplichtingen die één van de contractpartners heeft.

• Wettelijke aansprakelijkheid

Hier wordt verwezen naar het Burgerlijk Wetboek en wel naar artikel 6:162 en verder, waar precies wordt beschreven wat een onrechtmatige daad is en wie en wanneer hij/zij aansprakelijk is voor de gevolgen van zo’n daad. Er zijn twee vormen van wettelijke aansprakelijkheid:- risicoaansprakelijkheid

Bij risicoaansprakelijkheid gaat het niet om eigen handelen of nalaten maar om personen of zaken waar iemand voor moet instaan. Het gaat om aansprakelijkheid voor:· gebrekkige roerende en onroerende zaken. Met gebrekkig bedoelen we dat het

betreffende voorwerp niet voldoet aan de eisen die je daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en waarvan bekend is dat het een bijzonder gevaar voor personen of goederen op kan leveren. Een woning wordt gezien als een risicofactor en wanneer een dakpan van een woning valt en schade toebrengt aan een geparkeerd staande auto, is de eigenaar van het pand aansprakelijk;

· producten. Wie een product op de markt brengt, is aansprakelijk als dat product gebreken heeft waardoor schade aan derden ontstaat;

· dieren. De eigenaar van een (huis)dier is aansprakelijk voor schade die dat dier aanricht. Een dier is namelijk verzekeringstechnisch gewoon een ‘zaak’;

· kinderen. Ouders van kinderen jonger dan 14 jaar zijn aansprakelijk voor schade veroorzaakt door die kinderen, zonder dat de ouders hieraan schuldig hoeven te zijn. Kinderen van 16 jaar of ouder zijn zelf aansprakelijk. Kinderen van 14 en 15 jaar ook, behalve als de ouder redelijkerwijs had kunnen voorkomen dat de schade zich voor zou doen. In dat geval zijn de ouders toch risicoaansprakelijk.

- schuldaansprakelijkheidBij schuldaansprakelijkheid is er verwijtbaarheid aan de kant van de persoon die het voorval veroorzaakt. Deze persoon kan dan aansprakelijk worden gesteld voor de gevolgen van het voorval. Er is dan sprake van een onrechtmatige daad omdat de persoon schuld heeft aan de schade die hij aan een ander heeft toegebracht.

Page 180: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

170

7020161_Wft Basis

Als de schuld aan de kant van de schadeveroorzaker helemaal wegvalt, is er geen sprake meer van een onrechtmatige daad. In het geval dat bijvoorbeeld een voetganger onverwachts de weg oversteekt en wordt aangereden door een automobilist die deze oversteekhandeling niet kon zien aankomen, kan er sprake zijn van overmacht. De automobilist kon de aanrijding redelijkerwijze niet voorkomen en is dan niet zonder meer aansprakelijk.

7.2.2 De opstalverzekering

Een opstalverzekering dekt schade aan opstallen. Dat zijn gebouwen. Voor particulieren is datmeestal een woning. In dat geval is de verzekering meestal een woonhuisverzekering. We gebruiken hier de algemene, bredere term opstalverzekering. De hypothecaire geldverstrekker stelt een dergelijke verzekering verplicht.

De opstalverzekering dekt de schade aan:• het gebouw zelf;• de hierbij behorende bijgebouwen;• terreinafscheidingen en dergelijke.

Funderingen behoren in principe tot het gebouw. Sommige verzekeraars sluiten de fundamenten echter in hun voorwaarden uit van de verzekering. Door middel van een speciale clausule kunnen ze dan wel weer worden meeverzekerd..

Soorten opstalverzekering

Bij een opstalverzekering heeft de klant vaak de keuze uit verschillende dekkingen. De meest voorkomende dekkingsvormen zijn:• kale branddekking: de verzekeraar vergoedt schade die het gevolg is van onder meer brand,

ontploffing, blikseminslag en vliegtuigschade;• uitgebreide dekking: naast de hiervoor genoemde dekking vergoedt de verzekeraar bijvoorbeeld

beperktere vormen van waterschade, olie-, rook- en roetschade, diefstal, vandalisme, aanrijding en aanvaring, storm, enzovoort;

• extra uitgebreide dekking: naast de uitgebreide dekking zijn hak- en breekwerk om lekkage van de waterleiding op te sporen, aanvullende vormen van waterschade, enzovoort meeverzekerd.

Verzekerde som

De verzekerde som is de herbouwwaarde. De herbouwwaarde bestaat uit de kosten die de klant moet maken om de woning vanaf de grond opnieuw op te bouwen. Voor de herbouwwaardebepaling gaat de verzekeraar uit van de inhoud (kubieke meters) van de woning met daaraan gekoppeld een bepaalde herbouwprijs per kubieke meter.

Een woning kan in waarde stijgen of dalen. Deze waardewijzigingen worden door een indexclausule verwerkt in het verzekerde bedrag. Hierdoor wordt het verzekerde bedrag jaarlijks automatisch verhoogd of verlaagd. Bij opstalverzekeringen gaan verzekeraars uit van het indexcijfer voor bouwkosten.

Page 181: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

171

7020161_Wft Basis

7.2.3 De inboedelverzekering

Met een inboedelverzekering verzekert een klant de bezittingen in de woning. Ook zijn vaak bezittingen rondom de woning zoals het tuinmeubilair en de zonnewering verzekerd. De dekkingsvormen voor de inboedelverzekering zijn:• de kale branddekking;• de uitgebreide dekking;• de extra uitgebreide dekking;• de all-riskdekking.

De kale branddekking

De gewone inboedelverzekering is niet erg populair meer. Slechts een echte brand met grote vlammen is binnen deze verzekering gedekt. Daarnaast is er dekking tegen schade door ontploffing, blikseminslag en vliegtuigschade.

De uitgebreide dekking

De uitgebreide inboedelverzekering geeft dekking bij meer uiteenlopende schadeoorzaken, zoals diefstal, vandalisme, aanrijding en aanvaring, omvallen van bomen en onvoorzien springen van leidingen door vorst..

Meestal niet gedekt is schade:• als gevolg van slecht onderhoud en/of vochtdoorlating van muren.

Nooit gedekt is schade door:• dijkdoorbraak, overlopen van kaden en overstromingen van rivieren als gevolg van neerslag;• water dat terugkomt uit rioolputten en -buizen;• lekkages uit (losse) oliestookinstallaties;• directe dan wel indirecte neerslag door openstaande deuren, ramen of luiken;• vorst, indien de bevriezing is te wijten aan nalatigheid of onzorgvuldigheid in het treffen van

voorzorgsmaatregelen;• de overige niet genoemde catastroferisico’s.

De extra uitgebreide dekking

De belangrijkste uitbreiding van de dekking ten aanzien van de eerder genoemde dekkingsvormen is dat schade door schroeien, smelten en zengen is meeverzekerd.

De all-riskdekking

De meest uitgebreide inboedelverzekering is te herkennen aan de ‘ieder plotseling en onvoorzien onheil’-clausule in de polis. Er zijn echter wel enkele uitsluitingen, zoals de catastroferisico’s. Daarnaast zijn vaak ook grondverzakkingen en grondverschuiving en schade door ongedierte en schimmels uitgesloten.

Page 182: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

172

7020161_Wft Basis

Beperkingen

Beperkingen die verzekeraars vaak stellen, zijn:• de vergoeding bij diefstal van audiovisuele apparatuur, dvd’s, computers, software en

dergelijke, beperkt tot maximaal ongeveer € 2.500. Dit geldt voornamelijk voor risicovolle gebieden. De meeste verzekeraars rekenen Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht hiertoe;

• de vergoeding van geld en geldswaardig papier tot maximaal € 500.

Ook geldt in de genoemde grote steden bij elke schade door diefstal bij verreweg de meeste verzekeraars nog een eigen risico. Bij een inboedelverzekering is de woonplaats van de klant ook van belang voor het bepalen van de premie.

Vaststellen van de verzekerde som

De verzekerde som is gebaseerd op de nieuwwaarde. Dit is de waarde om nieuwe bezittingen van dezelfde soort en kwaliteit aan te kopen.

De waarde van de inboedel kan fluctueren. De jaarlijkse aanpassing van het verzekerde bedrag bij inboedelverzekeringen vindt plaats op basis van het indexcijfer voor woninginboedels, met een extra dekking van 25%. Hierdoor worden de laatste aanpassingen van de prijs- en welvaartsstijging, alsmede eventuele nieuwe aankopen, verdisconteerd.

7.2.4 De kostbaarhedenverzekering

Voor bepaalde zaken kan een klant een kostbaarhedenverzekering afsluiten, zoals voor lijfsieraden, kunstvoorwerpen en foto- en videoapparatuur. De kostbaarhedenverzekering biedt een veel ruimere dekking dan de inboedelverzekering. Veelal wordt dekking geboden tegen alle van buiten komende onheilen. Bovendien biedt de kostbaarhedenverzekering ook dekking buitenshuis.

7.2.5 De glasverzekering

Een klant kan het risico van glasbreuk op verschillende manieren verzekeren. Er kan een specifieke glasverzekering worden gesloten, maar het risico kan ook worden meeverzekerd op de inboedel- of woonhuisverzekering. De verzekering biedt dekking tegen glasbreuk door alle van buiten komende onheil. Er bestaan glasverzekeringen die de kosten van glasschade vergoeden, maar er zijn ook naturaverzekeringen. De betreffende verzekeraar zorgt in dat geval zelf voor reparatie of vervanging van het glas.

7.2.6 De gezinsrechtsbijstandverzekering

Een rechtsbijstandverzekering geeft recht op juridische hulp. Voorbeelden waarbij de klant deze gezinsrechtsbijstandverzekering kan gebruiken zijn arbeids- en aankoopgeschillen.Vaak zijn er ook bepaalde uitsluitingen opgenomen, zoals fiscale en strafrechtelijke conflicten. Ook is juridische bijstand bij echtscheiding uitgesloten. Omdat het een gezinsrechtsbijstandverzekering betreft zouden anders beide scheidende partijen een beroep op dezelfde verzekeraar kunnen doen.

Page 183: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

173

7020161_Wft Basis

7.2.7 De motorrijtuigenverzekering

Een motorrijtuigenverzekering kan bestaan uit:• WAM-verzekering;• cascodekking.

WAM-verzekering

Volgens de Wet Aansprakelijkheidsverzekeringen Motorrijtuigen (WAM) is de eigenaar/houder van een motorrijtuig verplicht om een aansprakelijkheidsverzekering te sluiten. Deze WAM-verzekering is gekoppeld aan het kenteken van het motorvoertuig. Als motorvoertuig worden onder andere aangemerkt auto’s, bromfietsen en motoren. In de WAM is bepaald dat het slachtoffer, dat schade lijdt door een motorrijtuig, een rechtstreeks vorderingsrecht krijgt op de aansprakelijkheidsverzekeraar van het schadeveroorzakend motorrijtuig.

De WAM staat slechts een beperkt aantal uitsluitingen toe. Deze uitsluitingen zijn aansprakelijkheid:• van degene die het motorrijtuig door diefstal of geweldpleging in bezit kreeg;• voor schade aan de bestuurder van het schadeveroorzakende voertuig;• voor schade aan door het aansprakelijke motorrijtuig vervoerde zaken.

Eventueel andere in de voorwaarden voorkomende uitsluitingen kan de verzekeraar niet gebruiken tegen een schadelijdende partij. Heeft een verzekeraar bijvoorbeeld in zijn voorwaarden opgenomen dat hij geen schade zal vergoeden wanneer die is veroorzaakt door een bestuurder zonder geldig rijbewijs, dan zal de tegenpartij eerst gewoon schadeloos worden gesteld. De schade wordt daarna op de bestuurder verhaald.

Voor wettelijke aansprakelijkheid is een minimum verzekerd bedrag voorgeschreven. Dit staat in de zogeheten vijfde WAM-richtlijn. Uitgangspunt van de hele wetgeving is bescherming van de benadeelde. De minimum verzekerde bedragen zijn:• voor letselschade € 1.120.000 per slachtoffer, of € 5.600.000 per gebeurtenis (ongeacht het

aantal slachtoffers);• voor materiële schade € 1.120.000 per gebeurtenis.

De vijfde WAM-richtlijn zorgt er ook voor dat een slachtoffer een rechtsvordering in kan stellen in de lidstaat waar het slachtoffer woont. Voorheen kon dat alleen in de lidstaat waar het ongeval zich voordeed.

Gemoedsbezwaarden hoeven zich niet te verzekeren voor de wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen. Zij moeten een storting doen in het Waarborgfonds Motorverkeer. Dit fonds keert uit aan gedupeerden wanneer de schade is veroorzaakt door een motorrijtuig en deze is niet gedekt op een verzekering en de veroorzaker is niet bekend. De gemoedsbezwaarde die een ongeval veroorzaakt met zijn auto, wordt voor zijn volledige vermogen aangesproken. Als hij geen vermogen meer heeft, vergoedt het Waarborgfonds eventuele resterende schade.

Page 184: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

174

7020161_Wft Basis

Cascodekking

Wettelijke aansprakelijkheid dekt dus het risico van aansprakelijkheid voor schade die een bestuurder met zijn auto toebrengt aan anderen. Naast het WA-risico is het mogelijk om het voertuig te verzekeren door een cascodekking. De schade van de bestuurder zelf is dan ook gedekt. Er is verschil tussen:• beperkte cascodekking. Bij een beperkte cascodekking vergoedt de verzekeraar naast de

verplichte WAM-dekking ook schade als gevolg van diefstal, brand, ruitbreuk, storm, hagel en een botsing met dieren. Schade die de bestuurder zelf veroorzaakt aan zijn eigen auto is uitgesloten. Deze dekking wordt ook wel WA-plus genoemd;

• volledige cascodekking. Bij een volledige cascodekking is ook de schade aan de eigen auto verzekerd. Ook als de schade de oorzaak is van eigen schuld.

De premiesystematiek is opgebouwd volgens het bonus/malus-systeem. ‘Goede’ rijders krijgen per jaar dat ze schadevrij rijden een bonus (lees: korting) op de basispremie die kan oplopen tot maximaal bijvoorbeeld 80% en ‘slechte’ rijders, die veel schade veroorzaken en claimen, krijgen een malus (lees: toeslag) op de basispremie. De door een verzekerde opgebouwde schadevrije jaren kunnen bij beëindiging van de verzekering worden meegenomen naar een andere verzekeraar. Bij beëindiging van de verzekering geeft de verzekeraar een bonus/malus-verklaring af waarop de schadevrije jaren zijn vermeld.

Naast de WAM-verzekering en de cascodekkingen is het mogelijk om specifiek voor het rechtsbijstandrisico van het deelnemen aan het verkeer een motorrijtuigenrechtsbijstandverzekering af te sluiten.

7.3 VERZEKERINGEN VOOR HET MKB

De meest voorkomende schadeverzekeringen voor het MKB (Midden- en Kleinbedrijf) zijn:• de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering (AVB);• de beroepsaansprakelijkheidsverzekering;• de gebouwenverzekering;• de inventaris- en goederenverzekering;• de bedrijfsschadeverzekering;• de transportverzekering.

Verzekeraars bieden ook motorrijtuigenverzekeringen voor een bedrijven aan. De informatie hierover is gelijk aan die van motorrijtuigenverzekeringen voor particulieren.

7.3.1 De bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering (AVB)

De bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering (AVB) dekt de materiële en letselschade die door de ondernemer of zijn werknemers wordt veroorzaakt.

Page 185: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

175

7020161_Wft Basis

VoorbeeldBedrijfsaansprakelijkheidsverzekering

Igor is zelfstandig ondernemer. Door een onhandigheid beschadigt hij een computer van zijn opdrachtgever.

Gelukkig dekt zijn bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering de schade. Een dag later laat Igor zijn koffer slingeren

op het kantoor van een opdrachtgever. De secretaresse van de opdrachtgever struikelt hierover. Ze komt

ongelukkig ten val en loopt daardoor letsel op. Ook deze schade is gedekt op de

bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering van Igor.

De verzekeraar bepaalt de hoogte van de premie van een AVB vaak aan de hand van de omzet, het jaarloon en de soort werkzaamheden.

De beroepsaansprakelijkheid is niet gedekt op een AVB.

7.3.2 De beroepsaansprakelijkheidsverzekering

De beroepsaansprakelijkheidsverzekering dekt de vermogensschade die door de ondernemer ofprofessional in de uitoefening van zijn beroep wordt veroorzaakt. Een voorbeeld van een schade dieis gedekt, is de financiële schade die een klant leidt door een fout advies van een ondernemer.Voor bepaalde beroepen geldt de wettelijke verplichting een beroepsaansprakelijkheidsverzekering te hebben. We komen daar later op terug.

7.3.3 De gebouwenverzekering

Evenals de woonhuisverzekering voor de particulier heeft een ondernemer de mogelijkheid om de bedrijfsgebouwen te verzekeren tegen diverse risico’s. Deze zijn vergelijkbaar met de particuliere mogelijkheden. Alleen verzekeraars bieden niet de allrisk-dekking (alle van buitenkomende onheilen) aan. Een gebouwenverzekering is een specifieke vorm van de opstalverzekering.

7.3.4 De inventaris- en goederenverzekering

De (goederen- en) inventarisverzekering is een verzekering voor zaken in een bedrijfspand. Onder de inventarisverzekering vallen onder andere de machines, het meubilair, de voorraden grondstoffen en de voorraden gereed product. Ook zaken die zich op de grond bevinden, zijn vaak meeverzekerd. Voorbeelden hiervan zijn: lichtreclames, een slagboom of tuinmeubilair. Geld en andere waardepapieren zijn meeverzekerd tot een bepaald maximum.

De ondernemer kan de inventaris verzekeren tegen de nieuwwaarde of tegen de vervangingswaarde. De meeste verzekeraars verzekeren overigens alleen tegen de nieuwwaarde als de inventaris niet ouder is dan een bepaald aantal jaren (dat kan één of hooguit drie jaar zijn).

Page 186: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

176

7020161_Wft Basis

7.3.5 De bedrijfsschadeverzekering

Wanneer een bedrijf door brand wordt getroffen, kan er naast de materiële schade ook nog bedrijfsschade ontstaan. Door de brand komt de productie van een bedrijf voor korte of langere tijd geheel of gedeeltelijk stil te liggen. Dit betekent dat er geen omzet kan worden behaald en dus ook geen winst. Daarnaast zal een aantal vaste kosten gewoon blijven doorlopen. Denkt u alleen maar aan de loonkosten van het personeel in vaste dienst. Dit risico kan worden verzekerd door een bedrijfsschadeverzekering. Hierop worden netto winst en vaste kosten verzekerd.

7.3.6 Transportverzekeringen

Transportverzekeringen zijn verzekeringen die met het vervoer van goederen te maken hebben. Deze verzekeringen zijn van groot belang voor bedrijven. Vervoerde goederen kunnen onderweg schade oplopen of verloren gaan. De verzekering tegen deze risico’s is de goederenverzekering. Als het vervoermiddel zelf beschadigd raakt, zijn daarvoor aparte verzekeringen zoals de cascoverzekering voor schepen. Deze kunnen, bijvoorbeeld door een aanvaring, schade toebrengen aan andere vervoermiddelen.

7.3.7 Bedrijfsrechtsbijstandverzekeringen

Bedrijfsrechtsbijstandverzekeringen geven recht op juridische hulp bij conflicten. De meeste bedrijfsrechtsbijstandverzekeringen geven recht op juridische hulp bij een conflict: • met personeel;• met afnemers die niet willen betalen;• met leveranciers van goederen en diensten; • met leveranciers van diensten voor de bedrijfsvoering (bijvoorbeeld de accountant) of met de

overheid;• over verkeerszaken.

Ook voor de bedrijfsrechtsbijstandverzekering geldt dat fiscale en strafrechtelijke zaken vaak zijn uitgezonderd van dekking.

Page 187: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

177

7020161_Wft Basis

7.4 LEVENSVERZEKERINGEN

Levensverzekeringen zijn in te delen op basis van de situatie waarin de verzekering uitkeert. Bij deze indeling onderscheiden we drie verzekeringen:• de spaarverzekering. Deze verzekering keert uit als de verzekerde op de einddatum in leven is;• de risicoverzekering. Deze verzekering keert uit als de verzekerde vóór de einddatum overlijdt;• de combinatieverzekering. Deze verzekering keert uit als de verzekerde op de einddatum in

leven is of als de verzekerde vóór die datum overlijdt.

Daarnaast zijn levensverzekeringen te verdelen in de vorm van de uitkering:• kapitaalverzekeringen. Deze verzekeringen keren een bedrag in één keer uit. De begunstigde

krijgt bijvoorbeeld € 100.000 als de verzekering uitkeert;• renteverzekeringen. Deze verzekeringen geven een periodieke uitkering. Dit wil zeggen dat de

begunstigde van de levensverzekering elke periode een uitkering krijgt. De begunstigde ontvangt bijvoorbeeld elke maand een bedrag van € 1.000.

Door deze twee indelingscriteria te combineren komen we tot de verschillende levensverzekeringsvormen. Onderstaande tabel geeft dit weer:

Uitkering ineens Periodieke uitkering

Uitkering bij leven Kapitaalverzekering bij leven Lijfrenteverzekering

Uitkering bij overlijden Levenslange en tijdelijke

kapitaalverzekering bij overlijden

Erfrenteverzekering en

nabestaandenlijfrente

(overlevingsrente)

Uitkering bij leven en overlijden Combinatieverzekeringen Lijfrenteverzekeringen met

nabestaandendekking

7.4.1 Kapitaalverzekeringen

Kapitaalverzekeringen zijn verzekeringen die een eenmalige uitkering geven. Er zijn verschillende soorten kapitaalverzekeringen:

• Kapitaalverzekering bij levenDe kapitaalverzekering bij leven komt tot uitkering op de einddatum van de verzekering, als de verzekerde op dat moment nog in leven is. Als de verzekerde vóór de einddatum overlijdt, vervalt de verzekering zonder dat uitkering plaatsvindt.

• Levenslange kapitaalverzekering bij overlijdenDe levenslange kapitaalverzekering bij overlijden keert uit bij overlijden van de verzekerde, ongeacht wanneer dit overlijden plaatsvindt. De premiebetalingsduur is vaak van tevoren vastgesteld (bijvoorbeeld 30 jaar). Daarna loopt de verzekering premievrij door. Er wordt bij overlijden altijd direct uitgekeerd en als op dat moment nog premie betaald wordt, eindigt de premiebetaling ook direct.

Page 188: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

178

7020161_Wft Basis

Sommige levenslange kapitaalverzekeringen bij overlijden kennen ook een levenslange premiebetalingsplicht. Dat zijn vrijwel altijd uitvaartverzekeringen. Een uitvaartverzekering is niets anders dan een levenslange kapitaalverzekering bij overlijden, met een specifiek bestedingsdoel: het betalen van de uitvaart van de verzekerde.

• Tijdelijke kapitaalverzekering bij overlijdenDe tijdelijke kapitaalverzekering bij overlijden keert alléén uit als het overlijden van de verzekerde plaatsvindt vóór de einddatum van de verzekering. Is de verzekerde op de einddatum nog in leven, dan vervalt de verzekering zonder uitkering. Deze verzekeringsvorm heet ook wel de ‘tijdelijke overlijdensrisicoverzekering’.

• CombinatieverzekeringenEen combinatieverzekering geeft zowel een uitkering bij leven als bij overlijden. Er zijn verschillende soorten combinatieverzekeringen:- gemengde verzekering. Bij deze verzekering wordt het verzekerde bedrag uitgekeerd op de

einddatum van de verzekering, als de verzekerde in leven is, of vóór de einddatum van de verzekering als de verzekerde overlijdt. De gemengde verzekering is een combinatie van de verzekering bij leven en de tijdelijke verzekering bij overlijden;

- verzekering bij leven met restitutie. Bij de verzekering bij leven met restitutie wordt het verzekerde bedrag uitgekeerd als de verzekerde op de einddatum van de verzekering in leven is. Als de verzekerde voor de einddatum overlijdt, wordt een bepaald deel van de in totaal betaalde premies terugbetaald aan de begunstigde.

Fiscus en kapitaalverzekering

Met een kapitaalverzekering kan een belastingplichtige op een fiscaal vriendelijke wijze sparen om de eigenwoningschuld af te lossen. Een verzekering waarbinnen de belastingplichtige fiscaal vriendelijk kan sparen is een kapitaalverzekering eigen woning (KEW). Het fiscaal vriendelijke houdt in:• tijdens de looptijd van de verzekering vindt er geen heffing over de waarde van de verzekering

plaats;• op de einddatum van de verzekering of bij eerder overlijden ontvangt de belastingplichtige de

verzekeringsuitkering zonder dat er belasting is verschuldigd. Er geldt een vrijstelling tot een bepaalde grens met als maximum de hoogte van de hypothecaire geldlening.

De verzekering moet wel voldoen aan bepaalde voorwaarden.

Belastingvrij sparen in een KEW kan alleen als de belastingplichtige al een KEW had op 31 december 2012, behoudens enkele specifieke uitzonderingen. Er kunnen tegenwoordig geen nieuwe KEW’s meer worden afgesloten, maar de rechten van bestaande verzekeringnemers worden gerespecteerd tot uiterlijk 2044.

Page 189: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

179

7020161_Wft Basis

VoorbeeldKEW

Lars en Bianca hebben een eigen woning en een hypothecaire geldlening. De hypothecaire geldlening bedraagt

€ 150.000. Ze sloten in 2005 een KEW. Elke maand betalen zij € 180 aan premie. Dit doen zij gedurende dertig

jaar.

Tijdens de looptijd van de verzekering zijn ze geen belastingheffing verschuldigd over het geld dat zij sparen

binnen de verzekering.

Als de verzekering tot uitkering komt, moeten zij met het uitkeringsbedrag de hypothecaire geldlening aflossen.

De uitkering van de verzekering bedraagt € 100.000. Dit is minder dan de hypothecaire schuld. Ze zijn dan ook

geen belasting verschuldigd over de uitkering.

De premies die zij totaal betalen bedragen € 64.800. Het rendement op de verzekering is dus € 35.200

(€ 100.000 minus € 64.800). Dit rendement hebben zij belastingvrij gespaard.

Wanneer iemand niet voldoet aan alle voorwaarden die gelden voor een KEW, heeft dit fiscale consequenties: het opgebouwde rendement wordt belast in box 1 en de waarde van de verzekering valt in box 3.

Het fiscaal belastingvrij sparen kan ook op een geblokkeerde rekening waarop de belastingplichtige geld inlegt. Er is dan sprake van een spaarrekening eigen woning (SEW) of een beleggingsrecht eigen woning (BEW). Voor een SEW en een BEW gelden dezelfde regels als voor een KEW. Deze kunnen tegenwoordig ook niet meer worden afgesloten.

7.4.2 Renteverzekeringen

Renteverzekeringen geven geen uitkering ineens maar meerdere uitkeringen. De begunstigde ontvangt elke periode als hij daar recht op heeft een uitkering. Een renteverzekering wordt gebruikt als inkomensvoorziening, zoals een inkomen voor de oude dag. Er zijn verschillende soorten renteverzekeringen:• lijfrenteverzekeringen;• erfrenteverzekeringen.

Lijfrenteverzekering

De lijfrenteverzekering geeft een uitkering zolang de verzekerde leeft. Een persoon moet dus in leven zijn om de uitkering te ontvangen. De lijfrenteverzekering kan:• levenslang uitkeren. De uitkering kan levenslang zijn, dus pas stoppen als de verzekerde

persoon overlijdt;• tijdelijk uitkeren. Dan stopt de uitkering bij overlijden van de verzekerde persoon, maar ook op

de einddatum van de verzekering als de verzekerde dan nog in leven is.

Page 190: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

180

7020161_Wft Basis

VoorbeeldLevenslang uitkeren

Jo wil naast zijn AOW en ouderdomspensioen een extra inkomen. Hij vindt zijn AOW en ouderdomspensioen te

laag. Hij sluit een verzekering af die elke maand € 300 uitkeert vanaf zijn AOW-gerechtigde leeftijd tot zijn

overlijden. Jo heeft een levenslange lijfrenteverzekering afgesloten.

Naast het verschil tussen een tijdelijke en een levenslange lijfrente is er verschil tussen een:• direct ingaande lijfrente. De lijfrente begint direct met uitkeren nadat de verzekering is

afgesloten;• uitgestelde lijfrente. Ook kan een lijfrente pas na een bepaalde periode nadat deze is afgesloten

starten met uitkeren. Naast een lijfrente voor de verzekerde zelf bestaat er ook een lijfrente voor de nabestaanden van de verzekerde. Deze verzekeringsvorm is de nabestaandenlijfrente en wordt ook wel de overlevingsrente of partnerlijfrente genoemd. De nabestaandenlijfrente geeft een uitkering zolang de nabestaande leeft. De verzekerde zelf moet dus eerst zijn overleden, wil de nabestaande een uitkering krijgen. Vandaar ook de benaming ‘overlevingsrente’. De nabestaande moet de verzekerde overleven.

VoorbeeldNabestaandenlijfrente

Bert heeft een leuke vrouw. Zij verricht geen betaalde arbeid, maar is altijd als vrijwilligster in de weer. Bert wil

graag dat zijn vrouw voldoende inkomen heeft, mocht hij komen te overlijden. Hij sluit dan ook een

nabestaandenlijfrente af die een uitkering van € 500 per maand geeft, mocht hij er niet meer zijn. Deze

verzekering keert uit zolang de vrouw van Bert leeft.

Erfrenteverzekering

De erfrente lijkt sterk op de nabestaandenlijfrente. Het verschil is dat de erfrente niet stopt als de nabestaande (tweede verzekerde) overlijdt. De erfrente keert na het overlijden van de nabestaande uit aan de volgende nabestaande en hierna weer aan de volgende nabestaande totdat de einddatum van de verzekering is bereikt. Een erfrente is dan ook altijd tijdelijk. De erfrenteverzekering komen we in de praktijk niet vaak tegen, daarom gaan we hieronder alleen verder in op de lijfrenteverzekering.

Lijfrenteverzekering en de fiscus

De belastingplichtige kan de premie voor een lijfrenteverzekering in mindering brengen op het inkomen in box 1. Dit betekent dat de belastbare inkomsten lager worden, waardoor de belastingplichtige minder belasting betaalt. De uitkeringen daarentegen zijn belast in box 1. De uitkeringen tellen dus in de toekomst mee als inkomen waarover de belastingplichtige belasting betaalt. Er is dus uitstel van belastingheffing. Het in mindering brengen van de lijfrentepremie noemen we de lijfrenteaftrek.

Page 191: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

181

7020161_Wft Basis

Lijfrenteaftrek is alleen mogelijk als aan bepaalde voorwaarden is voldaan: • de uitkeringen zijn periodiek. Er mag dus geen eenmalige uitkering zijn;• de uitkeringen voldoen aan een lijfrentevorm. Dit betekent dat de lijfrente gebruikt moet

worden als oudedagsvoorziening of als nabestaandenvoorziening. Bij een oudedagsvoorziening is de uitkering voor de belastingplichtige zelf. Deze oudedagsvoorziening heet een oudedagslijfrente. er is verschil tussen: - Oudedagslijfrente. Deze is levenslang en moet uiterlijk 5 jaar na het bereiken van de AOW-

leeftijd ingaan;- Tijdelijke oudedagslijfrente. Deze is tijdelijk en de verzekering start met uitkeren tussen de

AOW-leeftijd en vijf jaar na het bereiken van deze AOW-leeftijd. De verzekering moet minimaal vijf jaar uitkeren. De uitkeringen mogen niet hoger zijn dan een bepaald bedrag (ongeveer € 21.500). Voor bepaalde gevallen geldt overgangsrecht: de tijdelijke oudedagslijfrente kan dan nog ingaan op 65-jarige leeftijd. Die uitzondering wordt hier niet inhoudelijk besproken.

Ook is er lijfrenteaftrek voor een nabestaandenlijfrente. • een pensioentekort. De lijfrentepremieaftrek is bestemd voor mensen met een pensioentekort.

De belastingplichtige moet dan ook aantonen dat hij een pensioentekort heeft. Dit kan hij doen door het uitvoeren een bepaalde berekening waarbij de hoogte van het inkomen en de hoogte van de pensioenopbouw een rol spelen. De uitkomst van deze berekening is de jaarruimte. De berekening gaat over het pensioentekort in enig jaar, vandaar de benaming jaarruimte. Als de belastingplichtige in het verleden geen gebruik heeft gemaakt van lijfrenteaftrek volgens de jaarruimte, kan hij dit alsnog ‘inhalen’.De berekening van het bedrag dat de belastingplichtige alsnog mag ‘inhalen’ heet dan ook de inhaalruimte. De inhaalruimte wordt ook wel de reserveringsruimte genoemd.

VoorbeeldLijfrenteaftrek

Annemarie wil een oudedagsvoorziening treffen. Ze bouwt namelijk geen pensioen op bij haar werkgever. De

inkomensadviseur van Annemarie wijst haar op de mogelijkheden van een lijfrenteverzekering. Ze berekent dat

Annemarie een jaarruimte heeft van € 5.000 per jaar. Dit betekent dat Annemarie € 5.000 op haar inkomen in

box 1 in mindering kan brengen, wanneer ze gebruik maakt van haar jaarruimte. Ze moet deze € 5.000 storten

in een lijfrenteverzekering, waarmee ze op de einddatum een lijfrente aankoopt die is toegestaan. Dit is geen

probleem, want Annemarie wil vanaf leeftijd 67 een levenslange periodieke uitkering ontvangen bovenop haar

AOW.

Annemarie valt met haar inkomen in de 50%-schrijf van box 1. Annemarie krijgt € 2.500 (50% x € 5.000) terug

van de fiscus in de opbouwfase van de lijfrente. Wanneer de lijfrente uitkeert (afbouwfase of uitkeringsfase)

krijgt Annemarie een periodieke uitkering. Deze uitkering is dan belast in box 1.

Voor een geblokkeerde bankrekening kan ook een lijfrenteaftrek gelden. Er is dan sprake van een bankspaarproduct. Als de rekeninghouder spaart op de rekening, is er sprake van een lijfrentespaarrekening. En als de rekeninghouder belegt op de rekening, is er sprake van een lijfrentebeleggingsrecht. Voor een geblokkeerde rekening gelden dezelfde voorwaarden als voor een lijfrenteverzekering om lijfrenteaftrek te krijgen (periodieke uitkering, lijfrentevormen en pensioentekort).

Page 192: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

182

7020161_Wft Basis

Als de belastingplichtige niet meer aan de voorwaarden voor lijfrenteaftrek voldoet, omdat hij bijvoorbeeld het bedrag ineens opneemt, volgen er fiscale sancties:• bijtelling op het fiscale inkomen ter grootte van de afgetrokken inleg;• bijtelling van het eventuele gemaakte rendement op het fiscale inkomen; en• een boete ter hoogte van 20% van de waarde of het saldo van de lijfrente.

VoorbeeldFiscale sancties lijfrenteverzekering

Simon heeft financiële problemen. Hij neemt het saldo van zijn lijfrentespaarrekening op. Dit saldo bedraagt

€ 5.000. In het verleden heeft hij in totaal € 4.000 aan premies ingelegd en afgetrokken van zijn inkomen.

Simon valt met de top van zijn inkomen in de 42%-schijf. Voor Simon geldt nu:

• heffing in box 1 over de afgetrokken premies: € 4.000 x 40% = € 1.600

• heffing in box 1 over het gemaakte rendement: € 1.000 x 40% = € 400

• boete van 20% over het opgenomen saldo: € 5.000 x 20% = € 1.000

• totale heffing over opname lijfrentesaldo: € 3.000

Simon houdt van zijn lijfrentesaldo over: € 5.000 -/- € 3.000 = € 2.000.

Dezelfde sancties gelden als de belastingplichtige de verzekering of rekening verpandt. Dit is namelijk ook een verboden handeling. Verpanden wil zeggen dat de verzekering of rekening dient als zekerheid voor een geldverstrekker. De geldverstrekker kan dan bijvoorbeeld de verpande verzekering afkopen als de geldlener niet meer voldoet aan zijn betalingsverplichtingen.Eerder hebben we aangegeven dat het afkopen van een levensverzekering een wettelijk recht is. Een lijfrenteverzekering is een levensverzekering, dus afkoop is toegestaan in juridische zin. Maar in fiscale zin is het een verboden handeling. Er zijn dan ook fiscale sancties van toepassing.

7.5 PENSIOENVERZEKERINGEN

Met een pensioenverzekering bedoelen we de verzekering waarmee een werknemer pensioen opbouwt via zijn werkgever. Als een werknemer pensioen opbouwt bij een verzekeraar is de pensioenverzekering een levensverzekering. Het is in de meeste gevallen een periodieke uitkering die de gepensioneerde ontvangt zolang hij leeft.

7.5.1 Pensioensoorten

De belangrijkste pensioensoorten zijn:• het ouderdomspensioen. Dit pensioen gaat in op de pensioenleeftijd en is altijd levenslang. Het

is bestemd voor de oude dag van de werknemer;• het partnerpensioen. Dit pensioen zal direct na het overlijden moeten ingaan. Het is bestemd

voor de partner van de werknemer;• het wezenpensioen. Dit pensioen zal direct na het overlijden moeten ingaan. Het wordt

uitgekeerd tot uiterlijk de leeftijd van dertig jaar van het kind van een werknemer;• het arbeidsongeschiktheidspensioen. Dit pensioen is bestemd voor de werknemer zelf, mocht hij

arbeidsongeschikt raken.

Page 193: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

183

7020161_Wft Basis

7.5.2 Opbouw van pensioen

Een werknemer bouwt elk dienstjaar een deel van zijn pensioen op. Een dienstjaar is een jaar waarin de werknemer werkt. Alle delen van alle dienstjaren bij elkaar opgeteld is het totale pensioen. De som van de opgetelde pensioenrechten is de pensioenaanspraak.De werknemer bouwt over een deel van zijn salaris geen pensioen op. Dit komt doordat er in de opbouw van het pensioen rekening wordt gehouden met de AOW. Anders gezegd: een werknemer bouwt niet over zijn gehele salaris pensioen op, omdat hij ook nog AOW ontvangt. Het deel waarover een werknemer geen pensioen opbouwt, is de AOW-franchise. Het deel van het salaris waarover de werknemer wel pensioen opbouwt, is de pensioengrondslag. Het salaris minus de AOW-franchise is de pensioengrondslag.

Wanneer iemand zijn hele leven bij een werkgever werkt, moet hij een goed pensioen kunnen opbouwen. De richtlijn voor het pensioen was tot en met 2013 dat een werknemer gedurende 35 jaar 70% van het laatstgenoten salaris mocht opbouwen. Dit is dus 2% per jaar. Sinds 1 januari 2014 was deze periode 37 jaar, omdat de pensioenleeftijd in één keer is verhoogd naar 67 jaar. Daarom was het percentage in eerste instantie verlaagt naar 1,9%.

Sinds 1 januari 2015 wordt er niet meer uitgegaan van het gegeven dat iemand 70% van zijn laatst genoten loon moet kunnen opbouwen, maar 75% van zijn gemiddeld genoten salaris. Daarnaast wordt er vanuit gegaan dat dit in een periode van 40 jaar wordt opgebouwd. Het percentage voor de middelloonregeling (het gemiddeld verdiende inkomen) is in verband hiermee verlaagd naar 1,875% over het inkomen. Voor een eindloonregeling (laatst verdiende inkomen) is het maximale percentage 1,657% over het inkomen. De genoemde percentages worden het opbouwpercentage genoemd. In de praktijk gelden vaak lagere percentages. De werkgevers bepalen namelijk de hoogte van deze percentages.

7.5.3 Verschillende pensioenregelingen

Er bestaan verschillende pensioenregelingen. De hierop volgende tabel geeft de verschillende pensioenregelingen weer. Een pensioenregeling wil zeggen de wijze waarop een werknemer zijn pensioen opbouwt.

Eindloonregeling • Opbouw over laatstgenoten salaris

• Bij salarisverhoging vindt er met terugwerkende kracht een pensioenverhoging

plaats tot moment van indiensttreding bij werkgever (verhoging zowel naar

verleden als naar toekomst)

• Maximale opbouwpercentage is 1,657%

Middelloonregeling • Opbouw over gemiddeld salaris

• Bij salarisverhoging vindt er alleen een pensioenverhoging over toekomstige

dienstjaren plaats (geen verhoging pensioen met terugwerkende kracht)

• Maximaal opbouwpercentage 1,875%

Page 194: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

184

7020161_Wft Basis

Beschikbare premieregeling

• De hoogte van de uitkering is onbekend

• Jaarlijks stelt de werkgever een premie beschikbaar die de werknemer gebruikt

om te storten in een pensioenverzekering

• Binnen pensioenverzekering beleggen:Goed beleggingsresultaat hoger pensioen

Slecht beleggingsresultaat lager pensioen

7.6 ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERINGEN

Als de klant ziek is, is het op zijn zachtst gezegd prettig als er toch een inkomen is. Er zijn dan ook verschillende inkomensverzekeringen die een uitkering geven bij arbeidsongeschiktheid. Daarnaast zijn er verschillende wettelijke regelingen die ervoor zorgen dat een werknemer niet zonder inkomen komt te zitten als hij geen inkomensverzekering bij arbeidsongeschiktheid heeft afgesloten. Voor een persoon die geen werknemer is, zijn deze regelingen er niet. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de zelfstandig ondernemer. Het is voor hem van belang zelf een inkomensverzekering af te sluiten die een uitkering geeft bij arbeidsongeschiktheid.

7.6.1 Wettelijke regelingen voor werknemers

De werknemer die zelf niets regelt en arbeidsongeschikt wordt, heeft volgens de wet recht op:• loondoorbetaling. Als een werknemer ziek wordt, heeft hij gedurende 104 weken recht op een

loondoorbetaling. Met andere woorden: de werkgever is bij ziekte verplicht gedurende twee jaar minimaal 70% van het loon door te betalen. Vaak is in de CAO afgesproken dat de werkgever het eerste jaar 100% doorbetaalt;

• WIA-uitkering. Na de periode waarin de werkgever het loon doorbetaalt, kan de werknemer recht hebben op een uitkering volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Er zijn twee soorten WIA-uitkeringen: - Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA);- Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). De WGA kent drie

verschillende soorten uitkeringen.

Onderstaande tabel geeft aan wanneer iemand recht heeft op een IVA- of WGA-uitkering en hoe hoog deze uitkering is.

Soort uitkering Wanneer Hoogte

IVA • 80% of meer langdurig

arbeidsongeschikt

• Maximaal 75% laatstgenoten salaris tot maximale

dagloongrens

WGA • 35% tot 80%

arbeidsongeschikt of

• 80% of meer

arbeidsongeschikt maar

niet langdurig

• Maximaal: 75% van laatstgenoten salaris tot maximale

dagloongrens gedurende de eerste twee maanden en

daarna 70% van laatstgenoten salaris tot maximale

dagloongrens

• Minimaal: een percentage van het minimumloon

Geen uitkering • Minder dan 35%

arbeidsongeschikt

• Nihil

Page 195: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

185

7020161_Wft Basis

Een werknemer heeft recht op een IVA-uitkering als hij langdurig en meer dan 80% arbeidsongeschikt is. Bij een mindere mate van arbeidsongeschiktheid of een niet langdurige arbeidsongeschiktheid heeft de werknemer recht op een WGA-uitkering. Is het arbeidsongeschiktheidspercentage lager dan 35% dan heeft hij helemaal geen recht op een uitkering.

De hoogte van een WIA-uitkering is afhankelijk van het laatstgenoten salaris voordat de werknemer arbeidsongeschikt werd. Er geldt hierbij wel een maximum. Dit wil zeggen als de werknemer meer verdient dan circa € 55.000 bruto per jaar, dan wordt het bedrag van €55.000 aangehouden als laatstgenoten salaris. Dit maximale salaris wordt de maximale dagloongrens genoemd.

7.6.2 Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor werknemers

Er kan een inkomenstekort ontstaan als iemand alleen maar recht heeft op een WIA-uitkering. Verzekeraars bieden als aanvulling op een WIA-uitkering verschillende soorten verzekeringsoplossingen aan, de zogeheten WIA-aanvullingsverzekeringen:

• WGA-hiaatverzekeringDe WGA-hiaatverzekering vangt het inkomenstekort op dat ontstaat als iemand slechts recht heeft op een percentage van het minimumloon vanuit de WIA.

• WIA-bodemverzekeringEen risico dat iedere werknemer kan treffen, is het risico dat de werknemer na afloop van de loondoorbetalingsperiode minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Er volgt dan immers geen WIA-uitkering. In veel gevallen zal de werkgever het loon wel aanpassen aan de verminderde arbeidsprestatie, de gewijzigde functie of het verminderde aantal werkuren. Ook voor dat risico bieden verzekeraars producten aan. De dekking kan variëren van 10% tot 20% van het loon gedurende één of meerdere jaren.

• ExcedentverzekeringWerknemers die meer verdienen dan de maximale dagloongrens kunnen een zogeheten excedentverzekering afsluiten. Daarmee kan de inkomensdaling als gevolg van arbeidsongeschiktheid worden beperkt tot maximaal 30% van het laatstverdiende loon. Veel verzekeraars bieden ook de mogelijkheid de uitkering aan te vullen tot 80%, of zelfs 90% van het laatstverdiende loon.

Naast de hiervoor omschreven verzekeringsvormen is het voor een werknemer ook mogelijk een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) af te sluiten zoals deze in de hierop volgende paragraaf is omschreven. Dit is echter niet gebruikelijk.

Page 196: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

186

7020161_Wft Basis

7.6.3 Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor ondernemers

Een zelfstandig ondernemer heeft geen werkgever. Er is dus niemand die het inkomen van de zelfstandig ondernemer doorbetaalt als hij arbeidsongeschikt wordt. Ook heeft de zelfstandig ondernemer geen recht op een WIA-uitkering. De ondernemer moet zelf een voorziening bij arbeidsongeschiktheid treffen als hij dit inkomensrisico wil verzekeren. Dit kan de ondernemer doen door een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) af te sluiten.

Een AOV geeft een periodieke uitkering bij arbeidsongeschiktheid. De hoogte van de uitkering is gebaseerd op:• het verzekerde bedrag. Dit is de zogeheten jaarrente;• de mate van arbeidsongeschiktheid.

Voorbeeld AOVGerard is zelfstandig ondernemer. Hij sluit een AOV af die een uitkering geeft van € 2.500 per maand. Gerard

heeft daarom een jaarrente verzekerd van € 30.000. Bij een arbeidsongeschiktheid van 50% ontvangt de Gerard

€ 1.250 per maand.

Zelfstandig ondernemers die een AOV willen afsluiten, mogen de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt. Verzekeraars zijn in de praktijk overigens niet genegen aanvragers te accepteren die de 55-jarige leeftijd zijn gepasseerd.

De AOV kent twee rubrieken: • rubriek A. Dit is het eerstejaarsrisico; • rubriek B. Dit is het na-eerstejaarsrisico.

Vaak worden beide rubrieken (A én B) verzekerd. De polis heeft dan twee verzekerde sommen, één voor rubriek A en één voor rubriek B. Het is ook mogelijk één van de rubrieken apart te verzekeren waarbij het dan meestal gaat om rubriek B. Als rubriek A niet is verzekerd, is er een wachttijd van een jaar. De verzekerde moet dan een jaar arbeidsongeschikt zijn voordat hij de uitkering ontvangt.De premie voor een AOV is aftrekbaar van het fiscale inkomen in box 1. Een AOV-premie vermindert de te betalen belasting.

Voor een AOV zijn de premies op verschillende manieren te bepalen. Dit kan via drie verschillende vormen van tarieven. Deze tarieven zijn:• het standaardtarief. De premie is gedurende de gehele looptijd gelijk;• het budgettarief. De verzekeraar berekent de premie op basis van de leeftijd van de verzekerde.

Het risico van arbeidsongeschiktheid stijgt naar mate de leeftijd stijgt. De premie stijgt per jaar;• het combinatietarief. Het combinatietarief is een combinatie van het standaardtarief en het

budgettarief. Bij aanvang stijgt de premie en vanaf een bepaalde leeftijd blijft de premie gelijk.

Page 197: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

187

7020161_Wft Basis

De AOV-uitkering eindigt als:• de verzekerde weer arbeidsgeschikt is;• de verzekerde de eindleeftijd bereikt;• de verzekerde overlijdt;• de verzekerde frauduleus handelt;• de verzekerde de verplichtingen uit hoofde van de polis niet nakomt;• de verzekerde handelt in strijd met het gestelde volgens het artikel in het BW over de

mededelingsplicht (verzwijging van gegevens, waardoor de verzekering niet zou zijn afgesloten, dan wel zou zijn afgesloten onder andere voorwaarden).

Arbeidsongeschiktheid kan het gevolg zijn van situaties die de verzekering niet dekt (uitsluitingen). De uitsluitingen binnen de AOV zijn:• opzet of grove schuld;• overmatig gebruik van alcohol, geneesmiddelen, bedwelmende, verdovende of opwekkende

middelen, tenzij die op voorschrift van de behandelend arts worden gebruikt;• alle catastroferisico’s.

7.7 PERSOONLIJKE ONGEVALLENVERZEKERINGEN

De persoonlijke ongevallenverzekering (PO) dekt de verzekerde tegen bepaalde gevolgen van een ongeval. Bij een ongeval veroorzaakt een uitwendige gebeurtenis schade aan het lichaam van de verzekerde. Voorbeelden van uitwendige gebeurtenissen zijn: een botsing, een omvallende boom, de hitte, een vergiftiging en elektriciteit. Oorzaken die van binnenuit het lichaam van de verzekerde komen, vallen niet onder de verzekering. Zo is een hartstilstand of een ziekte bijvoorbeeld niet gedekt.

Binnen de ongevallenverzekering bestaan een aantal rubrieken. De verschillende rubrieken zijn:• rubriek A. Eenmalige uitkering bij overlijden;• rubriek B. Eenmalige uitkering bij blijvende invaliditeit; • rubriek C. Eenmalige uitkering bij tijdelijke invaliditeit;• rubriek D. Vergoeding van medische kosten.

Uiteraard keert de verzekering alleen uit als er een ongeval heeft plaatsgevonden.Enkele uitsluitingen van de ongevallenverzekering zijn:• ongevallen die door opzet ontstaan;• ongevallen die door een misdrijf ontstaan;• ongevallen die ontstaan als gevolg van een waagstuk. Daarbij brengt de verzekerde zijn leven of

lichaam roekeloos in gevaar. Hiervan is dus geen sprake als dit waagstuk redelijkerwijs noodzakelijk is ter juiste vervulling van het beroep van de verzekerde, bij rechtmatige zelfverdediging, of bij pogingen zichzelf, anderen, dieren of zaken te redden.

Page 198: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

188

7020161_Wft Basis

7.8 ZORGVERZEKERINGEN

Er zijn diverse wettelijke regelingen die gaan over de vergoeding van medische kosten:• Wet langdurige zorg (Wlz). Langdurige zorg voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten

wordt betaald uit de Wet langdurige zorg (Wlz);• Zorgverzekeringswet (Zvw). De Zvw stelt een zorgverzekering verplicht voor iedereen die

verzekerd is voor de Wlz. Wat er precies is verzekerd, staat in de Zvw en de onderliggende wetgeving (Besluit zorgverzekering en Regeling zorgverzekering) beschreven. Tot slot bepaalt de Zvw dat verzekeraars verplicht zijn iedereen te accepteren en zorgverzekeringen niet mogen beëindigen bij slecht schadeverloop;

• Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze wet zorgt ervoor dat noodzakelijke woningaanpassingen en/of vervoerskosten worden vergoed, wanneer aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan;

• Wet op de zorgtoeslag. Mensen met een laag inkomen kunnen een tegemoetkoming in de kosten van een zorgverzekering krijgen vanuit de Wet op de zorgtoeslag.

7.8.1 Basisverzekering en aanvullende verzekering

Een zorgverzekeraar biedt de volgende verzekeringen aan:

• BasisverzekeringDe basisverzekering dekt de standaardzorg van bijvoorbeeld huisarts, ziekenhuis en apotheek. De inhoud van de basisdekking wordt door de overheid vastgesteld. Zorgverzekeraars zijn verplicht iedereen tegen een vaste premie voor een basisverzekering te accepteren.

• Aanvullende verzekeringNiet alle medische kosten zijn gedekt door de basisverzekering. Daarom kan een klant een aanvullende verzekering afsluiten voor bijvoorbeeld een vergoeding van de kosten van fysiotherapie of de kosten van de tandarts. Dit is niet verplicht. De dekking van de aanvullendeverzekeringen wordt door de verzekeraars zelf vastgesteld. Ook de premies verschillen per zorgverzekeraar.

Verzekeraars hebben geen acceptatieplicht voor de aanvullende verzekering. De verzekeraar kan dus een klant weigeren. De verzekeraar mag ook vragen stellen over de gezondheid voordat de klant wordt geaccepteerd.

Een klant kan de basisverzekering en de aanvullende verzekering bij verschillende zorgverzekeraarsafsluiten.

Page 199: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

189

7020161_Wft Basis

7.8.2 Aanbod van zorgverzekeringen

Wanneer een klant zich wil oriënteren op andere mogelijkheden dan het aanbod dat hij van zijn verzekeraar heeft ontvangen, dan kan hij de volgende keuzes maken:• bij welke verzekeraar wil de verzekerde zich verzekeren;• welke soort verzekering (natura of restitutie) wenst de verzekerde;• kiest de verzekerde voor een extra eigen risico (tot maximaal € 500) of niet.

Soorten verzekeringen

In hoofdlijnen onderscheiden we twee soorten zorgverzekeringen:• naturaverzekering. De verzekeraar biedt in feite medische zorg aan bij zorgaanbieders waarmee

de verzekeraar overeenkomsten heeft afgesloten. De verzekerde is niet vrij in de keuze van zorgaanbieders. De verzekerde ontvangt dan geen rekeningen van de zorgverlener. De zorgverlener declareert rechtstreeks bij de zorgverzekeraar.

• restitutieverzekering. De verzekerde kan zelf een zorgaanbieder uitkiezen. Hij ontvangt dan zelf de rekening, die hij eerst betaalt en dan declareert bij de zorgverzekeraar. De restitutieverzekering wordt ook wel een declaratieverzekering genoemd.

Eigen risico

In 2016 bedraagt het eigen risico € 385 per verzekerde per jaar. Dit bedrag kan de verzekerde eventueel uitbreiden met maximaal € 500 tot een totaal van € 885. Het eigen risico geldt per persoon. Kinderen tot 18 jaar betalen geen premie en voor hen geldt er dus ook geen eigen risico.

Het eigen risico is van toepassing op de basisverzekering. Kosten die de verzekerde maakt en die worden gedekt door de aanvullende verzekering vallen dus niet onder het eigen risico. Deze worden dus gewoon volledig vergoed. Daarnaast geldt het eigen risico niet voor:• de huisarts;• tandheelkundige zorg in het jeugdpakket tot 18 jaar;• verloskundige zorg en kraamzorg;• gratis bevolkingsonderzoeken, bijvoorbeeld borstkankeronderzoek;• de griepprik voor risicogroepen;• zorg die door de aanvullende verzekering wordt vergoed.

7.8.3 Nominale premie

Iedereen vanaf 18 jaar betaalt een nominale premie aan de zorgverzekeraar. Voor kinderen onder de 18 jaar is geen nominale premie verschuldigd. De premie verschilt per verzekeraar en per verzekering, dus het kan de moeite waard zijn om op de verschillen te letten. De premie voor het wettelijk verzekerde pakket bedraagt gemiddeld € 1.200 per jaar (2016). Een korting is mogelijk bij een extra eigen risico of bij deelname aan een collectief contract. Een collectief contract is een contract voor meerdere werknemers. Naast de nominale premie moet er een werkgeversheffing Zvw of een eigen bijdrage Zvw worden betaald.

Page 200: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

190

7020161_Wft Basis

7.8.4 Werkgeversheffing Zvw of eigen bijdrage

Voor mensen met een werkgever betaalt de werkgever de zogeheten werkgeversheffing Zvw. Het tarief van de werkgeversheffing Zvw is 6,75% (2016) van het bijdrage-inkomen. Het maximum bijdrage-inkomen in 2016 is € 52.763.

Mensen zonder werkgever, zoals zelfstandig ondernemers of personen met alleen een lijfrente-uitkering, moeten de eigen bijdrage Zvw betalen. Het tarief van deze bijdrage Zvw is 5,5% (2016) van het bijdrage-inkomen. Het maximum bijdrage-inkomen in 2016 is € 52.763.

Page 201: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

191

7020161_Wft Basis

8 PROFESSIONEEL GEDRAG

Karel heeft een vraag over zijn pensioenverzekering. Hij belt het pensioenadviesbureau waar hij de verzekering heeft afgesloten. Karel wordt te woord gestaan door een vriendelijke adviseur. Maar nadat hij de telefoon heeft opgehangen, komt hij tot de conclusie dat hij geen antwoord op zijn vraag heeft gehad. Karel zal opnieuw moeten bellen om zijn antwoord te krijgen.

Dit hoofdstuk gaat over professioneel gedrag richting de klant. De adviseur die Karel te woord stond vertoonde geen professioneel gedrag. Het juist afhandelen van klantvragen is een vorm van professioneel gedrag dat een adviseur moet vertonen. In dit hoofdstuk gaan we dan ook in op het onderwerp ‘klantvragen afhandelen’. Daarnaast komen in dit hoofdstuk tal van onderwerpen naar voren waarbij professioneel gedrag van een adviseur binnen de financiële dienstverlening van belang is.

In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan bod:• contact met klanten;• wat mag de adviseur;• doorverwijzen naar anderen;• documenten uitleggen en opstellen;• klantdossier aanleggen en onderhouden;• klachten afhandelen.

8.1 CONTACT MET KLANTEN

Een adviseur binnen de financiële dienstverlening heeft veelvuldig contact met klanten. We gaan in dit hoofdstuk eerst in op de vraag wie nu wettelijk gezien als adviseur wordt beschouwd. Vervolgens gaan we in op het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk. Hierbij geven we aan wat je nu met welk diploma mag. Tot slot gaan we in op situaties waarin een adviseur de klant beter kan doorverwijzen.

8.1.1 Wie is de adviseur?

Misschien klinkt de vraag ‘wie is de adviseur?’ een beetje vreemd. Maar het is wel belangrijk om vast te stellen wie er volgens de wet onder de definitie ‘adviseur’ valt. De wet schrijft namelijk bepaalde regels voor aan adviseurs binnen de financiële dienstverlening. Een adviseur moet zich aan deze regels houden als hij onder de definitie van de wet valt. Met de wet bedoelen we hier de Wet op het financieel toezicht (Wft). Deze wet geeft allerlei regels op het gebied van financiële dienstverlening. Met de vraag ‘wie is de adviseur?’ bedoelen we dus: welke adviseur valt onder de Wft?

Page 202: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

192

7020161_Wft Basis

Definitie WftDe Wft geeft de volgende definitie van adviseren:Adviseren is het in de uitvoering van een beroep of bedrijf aanbevelen van een of meerdere specifieke financiële producten aan een bepaalde consument.

De werkzaamheden bepalen of iemand onder de definitie van adviseur uit de Wft valt. Zodra een persoon een advies geeft over een concreet financieel product aan een bepaalde consument dan is hij een adviseur. Iemand hoeft dan niet per se de titel ‘adviseur’ te dragen.

Een persoon is dus geen adviseur volgens de Wft als hij:• een algemene aanbeveling doet. De persoon geeft dan algemene uitleg over een productsoort

en adviseert daarbij geen specifiek product; • algemene informatie geeft over producten. De persoon geeft dan geen advies, maar alleen

informatie. Ook al leidt dit tot verkoop, dan is er nog geen sprake van advies volgens de Wft; • schades begeleidt. Een persoon die uitsluitend schades begeleidt is dus geen adviseur volgens

de Wft.

VoorbeeldGeen adviseur

Kees vertelt Piet dat hij een rechtsbijstandverzekering moet afsluiten. Kees noemt daarbij geen maatschappij

waar hij de verzekering het beste kan afsluiten. Kees is geen adviseur.

Voorbeeld Adviseur

Fatma schrijft financiële adviezen waarin zij haar klanten verschillende specifieke producten adviseert van

bepaalde verzekeraars. Zo adviseerde Fatma onlangs de heer Janssen een arbeidsongeschiktheidsverzekering

voor zelfstandigen af te sluiten bij Delta Lloyd. Fatma is een adviseur volgens de Wft. Ze moet zich dus houden

aan de regels van de Wft.

VakbekwaamheidseisenVanaf 1 januari 2014 gelden er andere regels rondom de vakbekwaamheidseisen. Hierbij geldt een diplomaplicht voor adviseurs. Welke diploma’s er zijn, is vastgelegd in het zogeheten Wft-vakbekwaamheidsbouwwerk. Het Wft-vakbekwaamheidsbouwwerk is het nieuwe diplomastelsel. In onderstaand overzicht treft u dit stelsel aan.

Page 203: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

193

7020161_Wft Basis

Overzicht Wft-vakbekwaamheidsbouwwerk:

Adviseur Basis Basis

Adviseur Zorgverzekeringen

Adviseur Consumptief Krediet Basis Consumptief Krediet

Adviseur Schade Particulier Basis Schade Particulier

Adviseur Schade Zakelijk Basis Schade Particulier Schade Zakelijk

Adviseur Vermogen Basis Vermogensadvies

Adviseur Inkomen Basis Inkomen

Hypotheekadviseur Basis Vermogensadvies Hypothecair Krediet

Pensioenadviseur Basis Vermogensadvies Pensioen

Zorgverzekeringen

Het Wft-vakbekwaamheidsbouwwerk kent negen soorten adviseurs. Bij elk soort adviseur hoort een diploma. Een diploma kan opgebouwd zijn uit verschillende modules.

Voorbeeld diplomaGerben wil het diploma Wft-Hypotheekadviseur halen. Hij moet de volgende certificaten behalen:

• Wft Basismodule

• Wft Vermogensadvies

• Wft Hypothecair Krediet

Pas als hij alle drie de certificaten bezit, ontvangt Gerben het diploma Wft Hypotheekadviseur. Hij mag daarna

pas als hypotheekadviseur aan de slag.

8.1.2 Wat mag de adviseur?

Wat mag je nu na het behalen van een beroepskwalificatie? In het kader van professioneel gedrag dien je namelijk tijdig tekortkomingen in kennis of bevoegdheden bij jezelf te signaleren. In een dergelijk geval zal je de klant moeten doorverwijzen naar een collega of bijvoorbeeld een externe deskundige, waarover later meer.

Page 204: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

194

7020161_Wft Basis

Adviseur basisEen adviseur basis mag klanten adviseren over eenvoudige betaalrekeningen met een roodstand tot maximaal € 1.000 en spaarrekeningen. Daarnaast mag je de klant informeren over andere producten. Voorbeeld: De klant wil weten of hij zijn auto beperkt of volledig casco heeft verzekerd. Hierop mag je antwoorden. Je mag de klant niet adviseren over welke dekking het beste bij hem zou passen;

Adviseur zorgverzekeringenMet deze beroepskwalificatie mag je advies geven over particuliere en collectieve zorg- en ziektekostenverzekeringen;Adviseur consumptief kredietEen adviseur consumptief krediet mag advies geven over consumptieve kredieten en daaraan verbonden overlijdens-, arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidsverzekeringen (betalingsbeschermers). Om deze kwalificatie te verkrijgen, moet ook het examen Wft basisworden afgelegd.Adviseur schade particulierAls adviseur schade particulier mag je advies geven over particuliere schadeverzekeringen en zorg- en ziektekostenverzekeringen, met uitzondering van inkomensverzekeringen. Om deze kwalificatie te verkrijgen, moet eveneens het examen Wft basis worden afgelegd.Adviseur schade zakelijkDe adviseur schade zakelijk mag advies geven over zakelijke schadeverzekeringen en collectieve zorg- en ziektekostenverzekeringen, met uitzondering van inkomensverzekeringen. Door de modulaire opbouw mag de adviseur schade zakelijk ook advies geven over particuliere schadeverzekeringen en zorg- en ziektekostenverzekeringen. Deze beroepskwalificatie krijg je namelijk pas na het succesvol afronden van de Wft examens basis, schade particulier en schade zakelijk.Adviseur vermogenMet deze beroepskwalificatie mag je klanten adviseren over levensverzekeringen, banksparen, spaarkasproducten, uitvaartverzekeringen en beleggingsproducten, die vallen onder het Nationaal Regime, waaronder beleggingsfondsen. Ook hier is de module Wft basis een vereiste.Adviseur inkomenDe adviseur inkomen mag adviseren over verzekeringen die de financiële gevolgen van ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid afdekken, inclusief de ongevallenverzekering. De module Wft basis moet ook behaald worden.Adviseur hypothekenDe adviseur hypotheken mag adviseren over hypotheken en daaraan verbonden arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidsverzekeringen, zoals woonlastenbeschermers. Daarnaast mag de adviseur hypotheken ook alle adviezen geven zoals vermeld bij de adviseur vermogen. Om de beroepskwalificatie adviseur hypotheken te krijgen, moet je namelijk ook in het bezit zijn van de modules basis en vermogen.Adviseur pensioenDe adviseur pensioenen geeft advies aan werkgevers over collectief pensioen en pensioenadvies aan de Directeur-Grootaandeelhouder (DGA). Daarnaast mag de adviseur pensioenen alle adviezen geven zoals vermeld bij de adviseur vermogen. Om de beroepskwalificatie adviseur pensioen te krijgen, moet je ook in het bezit zijn van de modules vermogen en basis.

Page 205: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

195

7020161_Wft Basis

8.1.3 Doorverwijzen naar anderen

Geen enkele adviseur is in staat om alle mogelijke klantvragen juist te beantwoorden. Een adviseur kan te maken krijgen met vragen of onderwerpen waarvan hij niet voldoende afweet of waartoe hij niet bevoegd is om daarover te adviseren. Hij verwijst door als bepaalde vraagstukken beter beantwoord kunnen worden door anderen, zoals collega’s of bepaalde derden.

Voorbeelden van bepaalde derden zijn: de notarisDenk hierbij aan vragen over bijvoorbeeld erfrecht, huwelijkse voorwaarden, samenlevingsovereenkomsten en testamentende accountantWanneer het bijvoorbeeld gaat over het interpreteren van jaarstukken of het wijzigen van de rechtsvorm van een onderneming.

Ook kan het doorverwijzen naar een derde onderdeel van je advies zijn. Denk daarbij bijvoorbeeld aan twee mensen die samen een woning kopen, maar nog geen samenlevingsovereenkomst, geregistreerd partnerschap of huwelijk zijn aangegaan en testamentair nog niets hebben geregeld.

VoorbeeldDoorverwijzen naar een collega

Je bent adviseur basis en een klant neemt telefonisch contact met je op. De klant vraagt je welke dekkingen er

allemaal zijn opgenomen in een rechtsbijstandverzekering voor particulieren. Je geeft de klant uitleg over de

rechtsbijstandverzekering en geeft aan dat deze veelal een modulaire opbouw kent, bestaande uit:

- Verkeer;

- Consumentenzaken en wonen;

- Inkomen; en

- Vermogen.

Vervolgens vraagt de klant je welke verzekering in zijn situatie het beste zou passen. Dit is het moment waarop

je de klant gaat doorverwijzen naar een collega met de beroepskwalificatie adviseur schade particulieren of

adviseur schade zakelijk. Als adviseur basis mag je namelijk geen advies geven over schadeverzekeringen.

VoorbeeldDoorverwijzen naar een derde

Bakkerij “Op de Hoek” wil de rechtsvorm van de onderneming wijzigen. Het is nu nog een eenmanszaak, maar

door een aantal overnames zal het bedrijf snel in omvang toenemen en lijkt een BV beter te passen. De

verzekeringen moeten worden aangepast. Daarnaast vraagt de eigenaar aan zijn verzekeringsadviseur waar hij

op moet letten bij het wijzigen van de rechtsvorm.

Een dergelijke vraag kan beter door een accountant worden beantwoord. De adviseur kan de eigenaar van

bakkerij “Op de Hoek” dan ook beter doorverwijzen.

Page 206: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

196

7020161_Wft Basis

8.2 WFT-REGELS

De Wft geeft een aantal richtlijnen over hoe de adviseur moet omgaan met zijn klanten. De meest belangrijke Wft-regels op dit gebied zijn: • de klant moet voldoende en juist zijn geïnformeerd;• de adviseur moet zich houden aan de adviesregels.

8.2.1 Voldoende en juiste informatie

De Wft stelt dat de informatie die de adviseur aan de klant verstrekt feitelijk juist moet zijn, begrijpelijk en niet misleidend. Daarbij mag de adviseur uitgaan van een gemiddelde klant. Dit is een klant die zichzelf verdiept in de informatie om na te gaan welk product voor hem geschikt is. De klant neemt uiteindelijk zelf de beslissing voor welk product hij kiest. Dit mag de adviseur niet doen.

Er zijn in hoofdlijnen twee fasen waarin de adviseur de informatie aan de klant verstrekt. Deze zijn:• precontractuele fase. Dit is de periode vóór het afsluiten van de overeenkomst. Bij de

precontractuele fase is er meer behoefte aan informatie dan in de postcontractuele fase. De informatie die de adviseur moet geven, is mede afhankelijk van het soort product dat hij verkoopt. Er geldt ook een aantal standaardregelingen voor alle productsoorten. Zo zijn er bijvoorbeeld regels voor werving en reclame en klachtenregelingen.

• postcontractuele fase. Dit is de periode na het afsluiten van de overeenkomst. Wanneer er tijdens de looptijd van een financieel product wijzigingen optreden, moet de adviseur zijn klant hierover tijdig informeren. Een voorbeeld van een dergelijke wijziging is het wijzigen van de polisvoorwaarden van een verzekering. Ook bestaat er voor bepaalde levensverzekeringen de verplichting de klant elk jaar te informeren over de opgebouwde waarde binnen de verzekering.

8.2.1.1 Begrijpelijke taal

Als een adviseur in gesprek is met een klant dan zal hij zijn taal en daarmee zijn woordkeuze moeten afstemmen op het begripsniveau van de klant. De adviseur zal het gebruik van vaktermen (jargon) daarbij zoveel mogelijk moeten vermijden.

VoorbeeldBegrijpelijke taal

Werkgever Eric biedt al jaren aan zijn werknemers een collectieve pensioenregeling aan. Frans is 4 jaar geleden

in dienst getreden bij Eric en heeft toen afstand gedaan van deze collectieve pensioenregeling. Hij vond dit niet

zo nodig en zou hier zelf wel voor zorgen. Inmiddels heeft Frans een partner, Marieke. Marieke vindt het wel

belangrijk dat Frans pensioen opbouwt, zodat er ook een nabestaandenvoorziening is geregeld. Frans heeft zich

laten overtuigen.

Je bent de pensioenadviseur van Eric en hij belt je op om te vragen of jij dit in orde kunt maken en of je daarbij

tevens Frans kunt inlichten over de stappen die nu genomen moeten worden. Je hebt dan ook een afspraak

gemaakt met Frans om dit in orde te maken.

Page 207: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

197

7020161_Wft Basis

Foutief taalgebruik:

“Beste Frans, ik begrijp dat je gebruik wilt maken van de spijtoptantenregeling. We zullen je daarom aanmelden

op de verzekering. Mogelijk moet je nu wel gezondheidsvragen beantwoorden. De verzekeraar doet dit om

autoselectie te voorkomen.”

Correct taalgebruik:

“Beste Frans, ik begrijp dat je nu toch pensioen wilt opbouwen bij je werkgever. Je moet daarom aangemeld

worden op de verzekering. Omdat je je niet direct hebt aangemeld, moet je nu wel waarschijnlijk een

gezondheidsverklaring invullen. Dit wil de verzekeraar, zodat ze het risico kunnen inschatten. Ze willen zo

voorkomen dat mensen zich pas aanmelden op het moment dat er echt iets aan de hand blijkt te zijn.”

8.2.2 Adviesregels

De adviesregels houden in dat de adviseur informatie moet inwinnen bij zijn klant. Vervolgens moet de adviseur in zijn advies rekening houden met deze informatie. Dit wordt ook wel het ‘ken uw klant’-beginsel genoemd.

De weergave van de belangrijkste gegevens van de klant noemen we een klantprofiel. Volgens de Wft moet een klantprofiel informatie bevatten over: • de huidige en toekomstige financiële situatie;• de kennis en ervaring met het geadviseerde product;• de doelstellingen ofwel wensen;• de risicobereidheid.

Het doel van het verzamelen van deze gegevens van de klant is een passend advies. Een passend advies is een advies dat aansluit op de wensen en gegevens van de klant. Het is belangrijk dat het financieel product goed aansluit op de wensen en gegevens van de klant. Het afsluiten van een financieel product kan immers langlopende verplichtingen met zich meebrengen en het kan financieel grote consequenties hebben voor de klant. Het advies moet daarom verantwoord zijn voor de klant. Dit zijn redenen om het zogeheten adviestraject, dat moet leiden tot een passend product, goed in te richten.

Een adviestraject ziet er dan ook meestal als volgt uit:1. Kennismaking

In deze fase van het adviestraject informeert de adviseur de klant over zijn wijze van dienstverlening en de vergoeding die hij ervoor vraagt. Onderwerpen die de adviseur bespreekt, zijn: - hoe zit het adviestraject in elkaar;- hoe ziet het productassortiment er uit;- met welke financiële instellingen werkt de adviseur samen. Aansluitend inventariseert de adviseur op hoofdlijnen het doel waarvoor de klant het advies wenst.

2. BeeldvormingDe adviseur diept de informatie, die tijdens de kennismaking naar voren is gekomen, verder uit. Hij maakt een uitgebreide inventarisatie van de gegevens van de klant. De adviseur bespreekt met de klant waar zijn prioriteiten liggen.

Page 208: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

198

7020161_Wft Basis

3. Ook geeft hij inzicht in de financiële scenario’s en de financiële gevolgen hiervan. De adviseur vraagt aan de klant wat hij vindt van bepaalde financiële gevolgen.

4. AdviesOp basis van het beeld dat is ontstaan stelt de adviseur zijn advies op. Dit advies is volgens de adviseur de best passende oplossing. De adviseur licht zijn advies toe en motiveert waarom hij het desbetreffende financieel product adviseert.

5. NazorgHet doel van de nazorg is de financiële gevolgen van de vastgestelde wijzigingen tijdig te signaleren. De adviseur informeert of dit gevolgen heeft voor het advies. Het is daarbij van groot belang dat de klant eventuele wijzigingen in zijn persoonlijke situatie aan de adviseur doorgeeft.

De adviesregels gelden niet voor alle producten. Voor eenvoudige producten, die relatief weinig impact hebben (niet-impactvolle producten), gelden de regels niet. Een voorbeeld van een product waarvoor de adviesregels niet gelden is een eenvoudige schadeverzekering. Er zijn zogeheten impactvolle producten en niet-impactvolle producten. Naast dit onderscheid is er ook een onderscheid te maken tussen complexe en niet-complexe producten.In de paragraaf ‘Bijlage Complexe en impactvolle producten’ vindt u een overzicht van het onderscheid.

8.3 DOCUMENTEN UITLEGGEN EN OPSTELLEN

De adviseur werkt met verschillende documenten tijdens een contact met de klant. Deze documenten zijn:• het dienstverleningsdocument (DVD);• een cliëntovereenkomst;• een factuur of declaratie.

8.3.1 Dienstverleningsdocument (DVD)

Een adviseur moet het dienstverleningsdocument (DVD) verstrekken voordat hij advies uitbrengt. Dit is dus in de precontractuele fase. Vaak geeft de adviseur bij de kennismaking het DVD aan de klant en licht hij dit toe.

Het DVD geeft informatie over:• de aard en reikwijdte van de dienstverlening; • de beloning die hier tegenover staat;• de belangen die van invloed kunnen zijn op de dienstverlening.

Het dienstverleningsdocument is puur informatief. Het is dus geen overeenkomst of iets dergelijks.

Voor welke producten geldt een DVD?Het DVD geldt voor advies over complexe producten en hypothecaire kredieten. Complexe producten zijn ingewikkeld. De Wft geeft een opsomming van financiële producten die complex zijn.

Page 209: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

199

7020161_Wft Basis

Een complex product is meestal een product dat bestaat uit meerdere componenten op het gebied van beleggen, sparen en verzekeren. In ieder geval moet de waarde van één van de bestanddelen afhankelijk zijn van de ontwikkelingen op de markt. Sinds 1 januari 2013 moet er ook een dienstverleningsdocument zijn als de volgende producten worden aangeboden: • betalingsbeschermer;• individuele arbeidsongeschiktheidsverzekering;• overlijdensrisicoverzekering;• uitvaartverzekering.

Sinds 1 juli 2013 geldt de plicht tot het verstrekken van een DVD niet alleen voor bemiddelaars (zoals tussenpersonen), maar ook voor aanbieders (zoals banken). Alle financieel dienstverleners moeten daarmee op dezelfde wijze dezelfde informatie geven over hun dienstverlening.

Welke wijzen van beloning kunnen in een DVD voorkomen?De adviseur of bemiddelaar kan op verschillende wijzen een beloning ontvangen. Een beloning wordt ook wel een vergoeding genoemd.

In de markt zijn in hoofdlijnen twee verschillende beloningsvormen te onderscheiden:• directe beloning. Bij een directe beloning ontvangt de adviseur een vergoeding voor de

verleende dienst rechtstreeks van de klant. Er zijn verschillende vormen van directe beloning:- verrichtingentarief. De adviseur rekent een bepaald tarief voor het verlenen van bepaalde

omschreven diensten; - feebasis. De adviseur rekent een bepaald tarief per advies;- uurbasis. De adviseur rekent een tarief per uur;- abonnement. De adviseur werkt met een serviceabonnement. Voor een bepaald bedrag per

jaar verricht de dienstverlener bepaalde diensten voor zijn klant. Zo kan de dienstverlener bijvoorbeeld een servicepakket aanbieden waarin hij eenmaal per twee jaar een financieel plan evalueert met zijn klant en vervolgens actualiseert;

• indirecte beloning. Bij een indirecte beloning ontvangt de adviseur geen vergoeding van de klant maar van de aanbieder. Deze beloning noemen we provisie. Sinds 2013 is dit nog maar voor een beperkt aantal producten toegestaan.

Hoe ziet een DVD eruit?Het dienstverleningsdocument is sinds 1 juli 2013 gestandaardiseerd. Financieel dienstverleners zijn verplicht met het gestandaardiseerde DVD te werken sinds 7 juli 2013. De standaardisatie moet ervoor zorgen dat de dienstverlening van verschillende financieel dienstverleners en de kosten daarvan te vergelijken zijn. Een adviseur kan een standaard DVD maken met de zogeheten DVD-generator. De adviseur vindt de DVD-generator in het digitaal loket van de AFM.

Het DVD moet worden ingericht rondom de vraag van de klant. De AFM definieert hierbij de volgende vier dienstverleningsvragen of behoeften:• Hypotheekvraag. Dit DVD gaat over een lening voor een woning; • Pensioenvraag werkgever. Dit DVD gaat over het pensioen dat een werkgever regelt voor zijn

werknemers;

Page 210: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

200

7020161_Wft Basis

• Risico’s afdekken. Dit DVD gaat over producten waarmee de klant de financiële gevolgen van bepaalde risico’s kan afdekken. Deze risico’s zijn: werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en overlijden;

• Vermogensopbouw. Dit DVD gaat over het sparen voor later. Dit kan het sparen voor pensioen zijn maar ook voor andere doeleinden.

In het standaard DVD staat de vraag: ‘Wat kunnen wij voor u doen?’ centraal. Hierbij kan de adviseur kiezen uit vijf verschillende soorten activiteiten:1. Onderzoek: Wat is de persoonlijke situatie van de klant?2. Advies: Welke financiële oplossing past bij de situatie van de klant?3. Zoeken: Welke aanbieder heeft de financiële oplossing die bij de klant past?4. Contact: Heeft de klant gekozen voor een product? De adviseur zorgt voor contact met de

aanbieder.5. Onderhoud: Nadat de klant het contract heeft afgesloten, houdt de adviseur in de gaten of het

goed gaat.

Niet iedere adviseur moet alle bovenstaande soorten activiteiten uitvoeren. Per activiteit geeft de adviseur aan wat deze activiteit inhoudt. Hij kan kiezen voor standaardteksten.

VoorbeeldDVD inrichten rondom klantvraag

Harm heeft een vraag over de financiering van een aan te kopen woning. De adviseur van Harm geeft hem een

dienstverleningsdocument ‘hypotheekvraag’. Harm kan uit dit document opmaken:

• dat het document bestemd is voor mensen met een hypotheekvraag;

• dat de adviseur zorgt voor: onderzoek, advies, zoeken en contact, maar niet voor onderhoud;

• wat de gemiddelde kosten zijn van het advies.

8.3.2 Klantovereenkomst

Een DVD is dus een informatiedocument. Naast het DVD werken adviseurs met een klantovereenkomst. Een klantovereenkomst is een overeenkomst tussen de klant en de financieel dienstverlener. Een klantovereenkomst is dus een overeenkomst en een DVD niet. Het DVD is feitelijk verplichte precontractuele informatie ten behoeve van de klantovereenkomst.

Inhoud van de klantovereenkomstIn een klantovereenkomst maakt de adviseur met zijn klant afspraken over:• de dienstverlening; en • de vergoeding voor de dienstverlening.

De klantovereenkomst wordt ook wel de adviesovereenkomst, dienstverleningsovereenkomst (DVO) of de beheerovereenkomst genoemd. In de regelgeving wordt het begrip cliëntovereenkomst gebruikt in plaats van klantovereenkomst. Belangrijk is dat de adviseur zeer goed omschrijft wat zijn dienstverlening gaat inhouden. Het moet dus voor de klant duidelijk zijn wat hij kan verwachten. In de regelgeving is er geen vaste opzet van een klantovereenkomst opgenomen.

Page 211: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

201

7020161_Wft Basis

De dienstverlener kan dus zelf bepalen hoe de overeenkomst eruitziet. Zolang hij de klant maar goed informeert over zijn manier van dienstverlening en de vergoeding die hij hiervoor rekent. De adviseur legt uit wat er in de klantovereenkomst staat en gaat na of de klant de afspraken heeft begrepen.

Wettelijke plicht klantovereenkomstEen adviseur is wettelijk verplicht een klantovereenkomst met een klant aan te gaan: • voorafgaand aan een advies over beleggingsfondsen; of• voordat de adviseur namens een klant aan- of verkooporders van beleggingsfondsen doorgeeft.

Bij adviezen over andere financiële producten is er geen wettelijke plicht. Uiteraard is het in veel gevallen wel handig om een klantovereenkomst op te stellen.

Tekenen klantovereenkomstZowel de klant als de financieel dienstverlener tekenen de klantovereenkomst. Door ondertekening van de klantovereenkomst geeft de klant aan dat hij weet wat de inhoud van de overeenkomst is en dat hij hiermee akkoord gaat.

8.3.3 Factuur of declaratie opstellen

Een adviseur mocht tot 1999 alleen beloond worden door betaling van provisie van een aanbieder. Vanaf 1999 tot 2013 mocht een adviseur een beloning ontvangen van de aanbieder of rechtstreeks van zijn klant. Sinds 1 januari 2013 geldt voor veel producten het provisieverbod. Door dit verbod ontvangt de adviseur zijn vergoeding niet meer van de aanbieder, maar van de klant. Dit brengt met zich mee dat de adviseur een factuur zal sturen aan de klant. De adviseur moet dus weten hoe hij een factuur opstelt. Niet in alle gevallen is het opstellen van een factuur verplicht. De adviseur stelt de factuur ook op voor zijn eigen administratie.

Verplicht opstellen factuurEen adviseur is verplicht een factuur op te stellen als aan twee voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden houden in dat:• het moet gaan om het leveren van goederen en diensten aan ondernemers of rechtspersonen

die geen ondernemer zijn. Rechtspersonen die geen ondernemer zijn, zijn bijvoorbeeld verenigingen en stichtingen. Er is geen verplichting tot het opstellen van een factuur als het gaat om particuliere klanten;

• de adviseur over de geleverde goederen en diensten btw moet afdragen.

Als een adviseur dus een advies geeft aan een ondernemer, vereniging of stichting is er een verplichting tot het opstellen van een factuur. Dit geldt alleen als de adviseur btw in rekening brengt. In andere gevallen niet. Maar wanneer moet de adviseur nu btw in rekening brengen?

Wel of geen btw?Een adviseur moet alleen btw in rekening brengen als hij een financieel plan opstelt, waarbij het niet de bedoeling is dat de klant financiële producten zal gaan afnemen. Met andere woorden als er voorafgaand aan de dienstverlening géén intentie is tot bemiddelen. Er geldt dan een btw-tarief van 21%.

Page 212: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

202

7020161_Wft Basis

VoorbeeldBTW in rekening brengen

Marloes heeft hypotheekadvies ingewonnen bij Bank X. Ze vraagt nu aan Maarten, die bij Adviesbureau Y werkt,

om een second opinion over het advies van de adviseur van Bank X. Maarten geeft de second opinion. De

second opinion van Maarten heeft niet tot doelstelling het afsluiten van het financieel product. Maarten moet

Marloes dus btw in rekening brengen over de vergoeding die hij rekent voor de second opinion.

Naast het verzorgen van adviezen zijn er veel adviseurs die bemiddelen. Bemiddelen wil zeggen dat de adviseur de bedoeling heeft een financieel product te verkopen. Als de adviseur de intentie heeft ook te bemiddelen, dan hoeft hij geen btw in rekening te brengen voor zijn advies, ook al wordt er na het geven van het advies niet bemiddeld. Er geldt dan een btw-vrijstelling. Die btw-vrijstelling heet de vrijstelling voor verzekeringen en diensten door tussenpersonen. De adviseur moet van tevoren dan duidelijk op schrift aangeven dat het zijn intentie is te bemiddelen. Dit kan hij bijvoorbeeld doen in de klantovereenkomst.

VoorbeeldGeen BTW

Marjan wenst hypotheekadvies te ontvangen van Maarten. Ze heeft al een voorlopig koopcontract getekend.

Tijdens het eerste gesprek legt Maarten uit hoe hij te werk zal gaan. Vervolgens legt hij de afspraken vast in de

klantovereenkomst. Hierbij geeft hij ook aan dat hij de intentie heeft tot bemiddelen.

Hij werkt het advies helemaal uit en bespreekt dit vervolgens met Marjan. Ze wil hier nog even over nadenken.

Een paar dagen later belt Marjan naar Maarten. In de tussentijd is ze ook bij haar huisbankier langs geweest.

Ze heeft daar de hypotheek geregeld.

Maarten kan nu een factuur naar Marjan sturen voor de diensten die hij tot nu toe heeft geleverd. Hierbij hoeft

hij geen BTW in rekening te brengen, ook al heeft hij uiteindelijk niet bemiddeld. Hij had wel vooraf die

intentie.

In veel gevallen geldt er dus geen btw-verplichting voor een adviseur. Is er geen btw-verplichting, dan is er ook geen verplichting om een factuur uit te schrijven. De adviseur mag dan wel een factuur uitschrijven als hij dat wil, maar hij mag geen btw in rekening brengen en hij vermeldt op de factuur dat er een vrijstelling van toepassing is.

Page 213: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

203

7020161_Wft Basis

Inhoud factuurHieronder volgt een opsomming van de gegevens die op de factuur staan:• Gegevens van het bedrijf waar de adviseur werkzaam is:

- Bedrijfsnaam en adres;- btw-nummer (bijvoorbeeld NL001234567B01);- KvK-nummer (bijvoorbeeld 0912345);

• Gegevens van de klant:- Naam en adres van de klant;

• Gegevens over de factuur zelf:- Factuurdatum; dit is de datum waarop de adviseur de factuur maakt;- Factuurnummer; dit is een nummer waaraan de factuur te herkennen is. Facturen worden

doorlopend genummerd op een manier waarop de adviseur de facturen makkelijk kan terugvinden;

- Geleverde dienst; de adviseur omschrijft de dienst die hij leverde. Ook geeft hij aan hoeveel uur hij kwijt is geweest voor het opstellen en verstrekken van het advies als hij op uurbasis werkt. Werkt de adviseur niet met een uurtarief, dan geeft hij aan dat hij werkt op basis van een fee, abonnement of verrichtingentarief;

- Datum uitvoering van de dienst; de adviseur geeft aan wanneer hij de werkzaamheden heeft verricht. Als het om een doorlopende overeenkomst gaat, zoals bij abonnementen, dan kan de adviseur in plaats van een datum een tijdvak noemen;

- Prijs; de adviseur vermeldt de totale prijs. Dit is het aantal uren maal het uurtarief, de hoogte van de fee, de abonnementskosten of het verrichtingentarief. Stel dat er btwverschuldigd is, dan vermeldt de adviseur zowel het bedrag met als zonder btw op de factuur. Ook geeft de adviseur aan welk percentage aan btw hij in rekening brengt. De hoogte van de btw bedraagt 21%. Als er geen btw-verplichting is, staat op de factuur dat er een vrijstelling van toepassing is.

- Betalingstermijn; de adviseur kan over de betalingstermijn een afspraak maken met de klant. Dit kan hij het beste doen in de klantovereenkomst. De adviseur geeft aan binnen welke termijn de klant moet betalen. Vermeldt de adviseur geen betalingstermijn, dan moet de klant de factuur uiterlijk dertig dagen na de dag van ontvangst van de factuur betalen. Er is geen minimumbetalingstermijn vastgelegd in de regelgeving. De betalingstermijn moet wel redelijk zijn;

- Reiskostenvergoeding; een adviseur kan een reiskostenvergoeding in rekening brengen als dit met de klant is afgesproken. Als er een btw-verplichting is, geldt deze over het totale bedrag van de factuur. De adviseur moet de btw dan ook berekenen over de in rekening gebrachte reiskosten.

De adviseur kan ervoor kiezen zijn facturen digitaal te verzenden. De klant is niet verplicht een digitale factuur te accepteren. De adviseur doet er dus verstandig aan met de klant van tevoren te overleggen of en hoe hij een digitale factuur wil ontvangen.

Er is een fiscale bewaarplicht van zeven jaar. Dit houdt dus in dat de adviseur zijn facturen minimaal zeven jaar moet bewaren.

Page 214: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

204

7020161_Wft Basis

Wanneer factuur versturenDe adviseur moet de factuur opstellen binnen 15 dagen na afloop van de maand waarin de werkzaamheden zijn verricht. Bij doorlopende werkzaamheden verstuurt de adviseur de factuur binnen 15 dagen na afloop van de periode waarin de werkzaamheden zijn verricht. De periode waarin de werkzaamheden zijn verricht mag niet langer zijn dan een jaar.

Geen of te late betalingDe adviseur mag een standaardvergoeding voor incassokosten in rekening brengen als de klant te laat betaalt. De adviseur hoeft hiervoor geen aanmaning te sturen. Als er in de klantovereenkomst niets is afgesproken over de hoogte van de vergoeding bij een te late betaling, dan is de vergoeding een percentage van het totaalbedrag van de rekening. Het minimumbedrag van de vergoeding is € 40. Daarnaast mag de adviseur de wettelijke rente in rekening brengen.

8.4 KLANTDOSSIER AANLEGGEN EN ONDERHOUDEN

Bij advies over impactvolle producten moet de adviseur voor elke klant een klantdossier aanleggen en onderhouden. De AFM stelt eisen aan het klantdossier. De dienstverlener kan het klantdossier zowel in een fysieke als elektronische vorm bewaren.

8.4.1 Inhoud van het klantdossier

Het bewaarde advies in het klantdossier moet reproduceerbaar zijn. Dit wil zeggen dat de adviseur kan aantonen op welke wijze hij tot het advies is gekomen. Het is dan ook belangrijk dat de adviseur de geïnventariseerde gegevens en het uitgebrachte advies bewaart. Ook moeten de gegevens van de geadviseerde en de afgesloten producten in het dossier aanwezig zijn.

Een klantdossier moet de volgende gegevens en documentatie bevatten:• het klantprofiel;• analyses en berekeningen;• overwegingen voor het gegeven advies en de motivering van de adviseur;• afspraken over de nazorg nadat het desbetreffende product is verkocht;• eventueel een aantekening als de klant een beslissing heeft genomen die niet overeenkomt met

het gegeven advies van de adviseur.

8.4.1.1 Medische gegevens

Bijzondere aandacht dient er nog te zijn voor het opslaan van medische gegevens. Denk hierbij aan gezondheidsverklaringen. Volgens de “Gedragscode verwerking persoonsgegevens financiële instellingen” zijn dit bijzondere persoonsgegevens. Volgens deze gedragscode is het alleen maar toegestaan om gegevens betreffende iemands gezondheid te verwerken als dat noodzakelijk is voor: de beoordeling van een cliënt, de acceptatie van een cliënt, het uitvoeren van een overeenkomst met een cliënt en het afwikkelen van betalingsverkeer. Het is de adviseur dan ook in de meeste gevallen niet toegestaan om deze gegevens te verwerken dan wel te bewaren. Zie hiervoor ook het volgende hoofdstuk.

Page 215: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

205

7020161_Wft Basis

8.4.2 Bewaarplicht

In de Wft staat de eis dat het dossier minimaal vijf jaar bewaard moet blijven, maar voor de zorgplicht uit het Burgerlijk Wetboek (BW) is het verstandig om het dossier langer ter beschikking te houden.

8.5 KLANTVRAGEN AFHANDELEN

Als een klant een vraag heeft is het zaak om deze vraag zo snel mogelijk en correct te beantwoorden. Dit betekent onder andere dat de klant niet onnodig wordt doorverbonden. Als jij de vraag kunt beantwoorden en daartoe bevoegd bent, ga je de klant niet doorverwijzen naar een collega. Zorg er ook voor dat je de echte vraag van de klant kunt achterhalen, zodat de klant tevreden is en echt geholpen is met het antwoord. Voor een klant is het vaak moeilijke materie waardoor het lastiger is om de vraag te verwoorden.

VoorbeeldOmgaan met klantvragen

Josine belt naar zorgverzekeraar “Het goede leven”. Zij heeft onlangs een nota ingediend van een behandeling

bij haar fysiotherapeut, maar ze heeft nu een brief ontvangen waarin wordt aangegeven dat dit niet vergoed

wordt. In het klantscherm kun je zien dat Josine geen aanvullende verzekering heeft afgesloten en dat de

behandeling daarom niet wordt vergoed.

Je gaat Josine nu niet doorverbinden met een schadebehandelaar. Josine blijkt de dekking op de polis niet te

begrijpen en daar kun jij haar uitleg over geven. Je legt Josine uit dat er geen dekking is voor deze

behandelingen op de basisverzekering die zij heeft, daarvoor heeft ze een aanvullende verzekering nodig. Indien

mogelijk, en als Josine dat wil, kun je deze dekking wel voor haar in orde maken, waardoor ze in de toekomst

wel voor dit risico verzekerd is.

8.6 KLACHTEN AFHANDELEN

Het gebeurt regelmatig dat klanten niet tevreden zijn met het financiële product of de financiële dienst. Ze kunnen dan een klacht indienen. Een klacht is een uiting van ontevredenheid over een dienst, een persoon of een product.

8.6.1 Regelgeving en klachtenafhandeling

Volgens de Wft moet een financieel dienstverlener een klacht goed afhandelen. Een dienstverlener moet zorgen voor:• een interne klachtenprocedure (IKP). Een financieel dienstverlener moet een interne

klachtenprocedure hebben. De doelstelling van de procedure is dat de dienstverlener klachten juist en op tijd afhandelt. De dienstverlener moet de klachtenprocedure schriftelijk vastleggen. Ook moet de dienstverlener zijn klanten informeren over het bestaan van de klachtenprocedure;

Page 216: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

206

7020161_Wft Basis

• een erkend klachteninstituut. Een financieel dienstverlener moet zijn aangesloten bij een erkend klachteninstituut. De minister van Financiën moet een klachteninstituut erkennen. Tot nu toe zijn er twee klachteninstituten erkend. Dit zijn het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) en de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ).

KlachtenadministratieBij een klachtenprocedure hoort een klachtenadministratie. Een financieel dienstverlener moet dus over een klachtenadministratie beschikken. In een dergelijke klachtenadministratie staan minimaal de volgende gegevens:• Gegevens klager. De naam en het adres van de consument die een klacht heeft ingediend; • Klacht zelf. De van de consument ontvangen klacht, met de daarbij behorende dagtekening van

ontvangst; • Omschrijving van de klacht. Dit is bijvoorbeeld een klachtenbrief of telefoonnotitie; • Wijze van afhandeling. Een beschrijving van de wijze waarop de financieel dienstverlener de

klacht heeft behandeld. Uit de administratie moet dus ook blijken hoe en wanneer er op de klacht is gereageerd. Ook geeft de dienstverlener aan wat het gevolg is geweest van de reactie op de klacht. Dat kan bijvoorbeeld door het bewaren van kopieën van brieven of door aantekeningen van telefoongesprekken.

De dienstverlener moet de klachtenadministratie minimaal één jaar na de afhandeling van de klacht bewaren. Ook hiervoor geldt dat het verstandig is de klachtenadministratie langer te bewaren.

Snelheid afhandelen klachtDe dienstverlener moet klachten binnen een redelijke termijn afhandelen. In onderstaand schema staat wat een redelijke termijn is.

Eerst de dienstverlenerEen klant moet zijn klacht eerst voorleggen aan de dienstverlener waar hij het financieel product of de dienst heeft afgenomen, afhankelijk van waar de klacht betrekking op heeft. Vervolgens moet de klant binnen twee weken een ontvangstbevestiging van de klacht ontvangen van de desbetreffende dienstverlener.

Ontvangst

klacht

Ontvangstbevestiging +

Reactie wanneer klacht wordt

afgehandeld

binnen 2 weken

Klant kan klacht

rechtstreeks indienen

bij erkend

klachteninstituut

vanaf:

• 6 weken na ontvangstbevestiging; of

• 8 weken na het indienen van de

klacht

Page 217: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

207

7020161_Wft Basis

Erkend klachteninstituutDe klager kan de klacht rechtstreeks voorleggen aan het erkend klachteninstituut zes weken na het ontvangen van de ontvangstbevestiging of acht weken na het indienen van de klacht. Het is hierbij niet van belang of de klacht is afgewezen of dat de financieel dienstverlener niet heeft gereageerd. Als de oplossing van de dienstverlener niet naar tevredenheid van de klant is, dan moet deze de klacht binnen 3 maanden indienen bij het klachteninstituut.De termijnen worden verlengd als verdere informatie nodig is om de klacht goed af te kunnen handelen. De verlenging is de tijd die nodig is om de benodigde informatie te krijgen.

Een klacht die wordt ingediend bij een erkend klachteninstituut (Kifid of SKGZ) wordt eerst in behandeling genomen door de Ombudsman. De Ombudsman is een bemiddelaar. Het bemiddelingsvoorstel of de aanbeveling van de Ombudsman is niet bindend.Als de klant niet tevreden is met het oordeel van de Ombudsman, dan kan deze binnen 3 maanden naar de Geschillencommissie stappen. De Geschillencommissie doet meestal een bindende uitspraak. Accepteert de klant of de financiële dienstverlener deze beslissing ook niet, dan kan deze onder voorwaarden binnen 6 weken naar de Commissie van Beroep stappen. De Commissie van Beroep doet in laatste instantie een definitieve, bindende uitspraak.

Als de klant een klacht heeft die betrekking heeft op schending van de gedragscode door een verzekeraar, dan zal het erkend klachteninstituut deze klacht niet in behandeling nemen. Zij sturen deze klacht direct door naar de Tuchtraad Financiële Dienstverlening (TFD).

8.6.2 Waarom een goede klachtenafhandeling belangrijk is

Een klacht goed afhandelen is belangrijk om de volgende redenen:• Vergroting klanttevredenheid. Een tevreden klant blijft bij de dienstverlener die hem de dienst

heeft geleverd. Door het niet goed omgaan met klachten kan de dienstverlener klanten verliezen. Het kost vijf tot tien keer zoveel moeite om een nieuwe klant te werven dan het kost om een oude klant te behouden. Daarbij is de kans ook nog eens groot dat slecht geholpen klagers hun negatieve ervaringen doorvertellen.

• Verbetering bedrijfsvoering. Een klacht kan leiden tot verbetering van een product of dienst. Anders gezegd: een klacht biedt managementinformatie waarmee de dienstverlener zijn aangeboden producten en diensten kan verbeteren.

8.7 HET SLECHTNIEUWSGESPREK

Soms moet een adviseur een klant slecht nieuws brengen. Voorbeelden van dergelijke situaties zijn:• de klant kan het gewenste krediet niet krijgen;• de schade van de klant wordt niet vergoed;• de beleggingen hebben niet het gewenste resultaat behaald.

Een slechtnieuwsgesprek is vaak een emotioneel gesprek. Het is daarom belangrijk het gesprek op een zakelijke manier te voeren.

Page 218: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

208

7020161_Wft Basis

8.7.1 Fasen die de klant doormaakt

Een klant maakt vaak de volgende fasen door bij het ontvangen van het slechte nieuws:1. Ontkenning. ‘U maakt een grapje zeker’. ‘Dat kan niet waar zijn’. ‘Dat zal toch wel op te lossen

zijn’.2. Onderhandeling. ‘Als ik nu dit doe, dan kunnen we dat toch wel laten vallen’. ‘Als dat gebeurt,

dan ga ik naar de rechter’.3. Acceptatie. Nu vaststaat dat het slechte nieuws reëel is, kan de ontvanger boos worden.4. Afhandeling. Nadat de boosheid gezakt is, staat de ontvanger open voor de optie om het

probleem zo goed mogelijk op te lossen of op te vangen. 5. Berusting. Uiteindelijk heelt de tijd (bijna) alle wonden.

Het is heel goed mogelijk dat een klant in fase vier terechtkomt, maar dan later toch nog terugschiet naar een eerdere fase.

8.7.2 Aanpak slechtnieuwsgesprek

De adviseur wil zijn klant zo goed mogelijk door de fasen van een slechtnieuwsgesprek heen helpen. Het is hierbij belangrijk dat de adviseur recht op zijn doel afgaat. De adviseur wacht niet te lang met het brengen van het slechte nieuws.

De volgende aanpak is een goede aanpak bij het brengen van slecht nieuws:• Stap 1. Korte introductie geven. De eerste zinnen die de adviseur uitspreekt zijn niet direct het

slechte nieuws. De adviseur vertelt tijdens de introductie bijvoorbeeld dat het fijn is dat de ontvanger van het slechte nieuws zo snel kon komen en geeft kort en globaal aan waar het gesprek over gaat.

• Stap 2. Het slechte nieuws brengen. De adviseur geeft de klant geen hoop. Hij brengt gelijk het slechte nieuws zonder er omheen te draaien. Als de adviseur te lang wacht met het brengen van het slechte nieuws, dan is de kans groot dat dit zorgt voor extra emoties. De klant voelt zich niet serieus genomen als de adviseur eerst lang over andere zaken praat die niet relevant blijken te zijn. Uiteraard is het helemaal fout om de klant zelf het slechte nieuws te laten brengen. De klant voelt zich dan helemaal niet serieus genomen en is extra boos. Het laten vertellen van het slechte nieuws door de klant zelf heet de hang-yourselfmethode.

• Stap 3. Emoties opvangen. Na het vertellen van het slechte nieuws houdt de adviseur zijn mond. De klant krijgt dan de tijd om het slechte nieuws door te laten dringen. De klant zal een reactie geven. Vervolgens vat de adviseur het gevoel van de klant samen. Hierdoor krijgt de klant het gevoel dat de adviseur meeleeft.

• Stap 4. Argumenten geven en toelichten. De adviseur geeft pas argumenten als de klant (weer) rustig is. De ontvanger kan dan pas weer goed luisteren. De adviseur noemt één of twee sterke argumenten. Te veel argumenten helpen de klant niet het slechte nieuws te verwerken. Het leidt alleen maar tot allerlei discussies over de minder sterke argumenten.

Page 219: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

209

7020161_Wft Basis

• Stap 5. Emoties opvangen. Een argument voor het slechte nieuws vormt een tweede slechtnieuwsbericht. De klant zal hierdoor vaak weer emotioneel worden. Veel klanten willen nu in discussie gaan met de adviseur over de argumenten. De adviseur doet er verstandig aan discussies te vermijden. Het slechte nieuws staat immers vast. De adviseur luistert rustig en vat de emoties van de ontvanger regelmatig samen. Dit zijn gevoelssamenvattingen en geen inhoudelijke samenvattingen van de tegenwerpingen van de klant.

• Stap 6. Eventuele oplossingen aandragen, hulp bieden of doorverwijzen. De adviseur begint pas aan deze laatste fase van het gesprek als de klant (weer) rustig is. De adviseur kan niet altijd komen met een oplossing. Vaak is het wel mogelijk hulp aan te bieden of door te verwijzen naar een passende instantie. Als er wel oplossingen zijn, dan laat de adviseur de klant altijd eerst zelf de oplossingen bedenken. Komt de klant zelf niet met een oplossing, dan kan de adviseur een voorstel doen. Verder moet de adviseur het ook accepteren als de ontvanger geen hulp wenst.

Voorbeeld SlechtnieuwsgesprekHafid is inkomensadviseur. Hij moet de heer Jacobs gaan vertellen dat hij, nu hij arbeidsongeschikt is, geen

recht heeft op een uitkering uit zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering. De arbeidsongeschiktheid van de heer

Jacobs komt voort uit een bestaande ziekte. Dit is destijds niet meeverzekerd. De heer Jacobs heeft hiervoor

bewust gekozen. De verzekeringspremie was anders erg hoog geworden.

Hafid brengt het slechte nieuws als volgt:

“Het spijt me dat ik het moet zeggen, maar u krijgt geen uitkering uit de verzekering.”

De heer Jacobs reageert:

“Waarom dit ook nog? Waarom overkomt mij dit? Ik heb nu als ondernemer helemaal geen inkomen.”

Een foute reactie van Hafid zal zijn:

“Ik heb u er bij het afsluiten van de verzekering op gewezen dat dit niet meeverzekerd was. U vond de premie

zelf te hoog worden.”

Er kan nu een enorme ruzie ontstaan. Dit maakt de situatie alleen nog maar ongemakkelijker. Hafid reageert

met deze reactie inhoudelijk op een emotie. Dat is niet goed.

Een goede reactie van Hafid zal zijn:

“Ik merk dat u had verwacht dat er wel recht was op een uitkering.”

Hierop zal de heer Jacobs reageren:

“Ja, natuurlijk had ik dat verwacht. Ik heb toch altijd premie betaald!”

Hafid kan nu reageren:

“Ik begrijp dat het niet meevalt nu u arbeidsongeschikt bent en geen inkomsten meer heeft om te horen dat u

geen recht heeft op een uitkering.”

Hafid vat nu het gevoel van de heer Jacobs samen. De heer Jacobs krijgt het gevoel dat Hafid hem begrijpt en

met hem meeleeft. Vervolgens kan Hafid argumenten geven waarom de verzekering geen uitkering geeft. De

heer Jacobs zal dan misschien nog wel een of meerdere keren boos worden. Hafid vangt dan de emoties weer

op door mee te leven. Tot slot kan hij bijvoorbeeld doorverwijzen naar de gemeente voor een

bijstandsuitkering.

Page 220: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

210

7020161_Wft Basis

8.7.3 Bijlage: Complexe en impactvolle producten

Complexe productenDe volgende producten worden als complexe producten aangemerkt:1°. een combinatie van twee of meer financiële producten die ten minste een financieel product omvat waarvan de waarde afhankelijk is van de ontwikkelingen op financiële markten of andere markten;2°. een recht van deelneming in niet verhandelbare beleggingen;3°. een levensverzekering, behalve natura-uitvaartverzekeringen;4°. een combinatie van een hypothecair krediet met een levensverzekering als bedoeld onder 3°, of met een spaarrekening;5°. een beleggingsobject;6°. een kapitaalverzekeringen eigen woning (KEW), beleggingsrecht eigen woning (BEW) en spaarrekening eigen woning (SEW);7°. een lijfrentespaarrekening en lijfrentebeleggingsrecht;8°. een combinatie van een of meer onder 2° tot en met 7° bedoelde complexe producten met een of meer financiële producten.

Impactvolle producten De adviesregels hebben betrekking op 'impactvolle producten'. Eenvoudige producten zijn hiervan vrijgesteld. Onder impactvolle producten worden begrepen: 1°. alle complexe producten 2°. spaarrekeningen en de daaraan verbonden spaarfaciliteiten, waarvan de rentevergoeding is gekoppeld aan de koersontwikkeling van tot de handel op een markt in financiële instrumenten toegelaten financiële instrumenten; 3°. financiële instrumenten; 4°. krediet waarvan de kredietsom meer dan € 1.000 bedraagt; 5°. hypothecair krediet; 6°. verzekeringen in verband met het geheel of gedeeltelijk wegvallen van het inkomen van een cliënt; 7°. combinaties van twee of meer van de financiële producten, bedoeld in de onderdelen a tot en met h van de definitie van financieel product in artikel 1:1 van de wet (zie hieronder).

Alle hypotheekvormen en ook inkomensbeschermers vallen dus ook onder deze productgroep waarop de adviesregels van toepassing zijn.

Definitie financieel product: a. een beleggingsobject;b. een betaalrekening met inbegrip van de daaraan verbonden betaalfaciliteiten;c. elektronisch geld;d. een financieel instrument;e. krediet;f. een spaarrekening met inbegrip van de daaraan verbonden spaarfaciliteiten;g. een verzekering die geen herverzekering is;h. een premiepensioenvordering; ofi. een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander product.

Page 221: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

211

7020161_Wft Basis

9 INTEGRITEIT

Monique en Henk zijn verhuisd. Ze willen een aantal nieuwe bankrekeningen openen bij de plaatselijke bank in hun nieuwe woonplaats. De adviseur vraagt hen zich te legitimeren. Vervolgens legt de adviseur de klantgegevens van Monique en Henk vast in het computersysteem van de bank.

Een adviseur moet integer omgaan met zijn klant. De klant moet de adviseur kunnen vertrouwen. Daarbij is het belangrijk dat hij het klantbelang voorop stelt. Integriteit speelt ook een grote rol bij het omgaan met klantgegevens. De adviseur mag de gegevens van de klant niet zomaar overal voor gebruiken. Uiteraard moet de klant ook integer omgaan met de adviseur. Er kan anders sprake zijn van fraude. De adviseur moet weten hoe hij hiermee omgaat. Het goed omgaan met fraude is ook onderdeel van het integer gedrag van de adviseur. In dit hoofdstuk komen dan ook de volgende onderwerpen aan bod: • wat is integriteit?• handelen in het belang van de klant;• integer omgaan met klantgegevens;• fraude;• zorgplicht en aansprakelijkheid.

9.1 WAT IS INTEGRITEIT?

Integriteit is de persoonlijke eigenschap die inhoudt dat iemand zich eerlijk en oprecht gedraagt. Hij is open, handelt uit overtuiging, is klantgericht en fatsoenlijk. Integriteit binnen de financiële dienstverlening is van groot belang. Zonder integriteit is er namelijk geen vertrouwen van consumenten.

Onderstaand schema geeft aan hoe integriteit wordt afgedwongen door de overheid en brancheorganisaties. Uiteraard speelt ook het karakter van de adviseur een grote rol bij de bepaling in hoeverre hij integer is.

Overheid - en andere regelgeving (afdwingen integriteit)

Brancheorganisaties

Financieel dienstverlener• organisatie waar de adviseur werkt

• vertaalt regels overheid en andere

Adviseur • gebruikt middelen financieel dienstverlener

• karakter van adviseur speelt een rol

• Procedurebeschrijving• Incidentenregeling• Collegiaal overleg• Voorbeeld gedrag• Vertrouwenspersoon• Klokkenluidersregeling

Page 222: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

212

7020161_Wft Basis

9.1.1 Afdwingen van integriteit door overheid

Het probleem van veel financieel dienstverleners is dat het vertrouwen van hun klanten een deuk heeft opgelopen. Dit kwam doordat een aantal financieel dienstverleners niet voldoende integer was. De overheid stelde om deze reden allerlei regels op om de integriteit af te dwingen.

Regels overheid voor herstel van vertrouwen De laatste jaren is er veel nieuwe wet- en regelgeving gekomen om het vertrouwen in de financiële dienstverleningssector te herstellen. De overheid nam dus veel maatregelen om de integriteit van de financieel dienstverleners af te dwingen. De maatregelen vanuit de overheid zijn gericht op: • versterken van de positie van de consument. De klant moet kunnen rekenen op duidelijke

producten en transparante dienstverlening;• versterken en verbeteren van het toezicht. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De

Nederlandsche Bank (DNB) gingen beter en meer toezicht uitoefenen op financiële organisaties. Hierdoor worden de risico’s beperkt;

• het sterker en gezonder maken van de financiële instellingen. Hiermee worden financiële instellingen crisisbestendiger en komen dus minder snel in de problemen. Zo kwamen er bijvoorbeeld andere regels voor de solvabiliteit van de aanbieders van financiële producten. De solvabiliteit wil zeggen de mate waarin een aanbieder aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen op lange termijn;

• het zorgen voor beter bestuur en beperking van risico’s. Zo voerde de overheid bijvoorbeeld regels in voor het beloningsbeleid en de bonussen binnen de financiële dienstverlening. Een ander voorbeeld is dat de AFM en DNB bestuurders en commissarissen van financiële organisaties, zoals banken en verzekeraars, toetsen op hun geschiktheid.

• het stimuleren van de cultuurverandering bij financiële instellingen. Er kwamen regels en er werden documenten opgesteld die richtlijnen geven hoe financieel dienstverleners zich moeten gedragen. Deze regels zijn vaak vastgelegd in zogeheten gedragscodes. Een gedragscode geeft regels over het gedrag van financieel dienstverleners. Een voorbeeld van gedragscodes zijn de zogeheten leidraden die de Autoriteit Financiële Markten (AFM) publiceert. De leidraden geven richtlijnen over het omgaan met klanten. Gedragscodes zijn ook terug te vinden bij allerlei brancheorganisaties.

Kortom, een adviseur binnen de financiële dienstverlening heeft tegenwoordig veel meer met regels te maken dan enige tijd geleden. Het gaat te ver om hier alle regels op te sommen. De adviseur moet goed op de hoogte zijn van de regels die voor hem van belang zijn. Een aantal van deze regels kwam in deze syllabus al aan bod. Denk hierbij aan de plicht om een dossier te bewaren, het opstellen van een klantprofiel, het verstrekken van een DVD en het opstellen van een klachtenprocedure.

9.1.2 Afdwingen van integriteit door brancheorganisaties

Er zijn naast de overheid ook brancheorganisaties die integriteit van de financieel dienstverlener en van de adviseurs die daar werken afdwingen. Dit doen ze door het opstellen van gedrags- en beroepscodes. Een financieel dienstverlener die is aangesloten, moet zich houden aan de regels van de desbetreffende brancheorganisatie.

Page 223: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

213

7020161_Wft Basis

VoorbeeldRegels brancheorganisatie

Een voorbeeld van een brancheorganisatie is Adviseurs in Financiële Zekerheid (Adfiz). Dit is de vereniging van

registeradviseurs, intermediairs, makelaars in assurantiën, pensioenen en financiële diensten. Op de site van

Adfiz is het volgende te lezen over de integriteit van een adviseur.

Een Adviseur in Financiële Zekerheid (Adfiz):

• Handelt vanuit het belang van de klant.

• Laat zich niet leiden door verzekeraars of banken.

• Is professioneel, deskundig en integer; dat geldt ook voor alle medewerkers.

• Wordt op een wijze beloond die verkoopgedreven advisering voorkomt.

• Levert klanten eerlijke diensten tegen eerlijke prijzen.

• Heeft een doel dat verder reikt dan de klant van vandaag en beoogt een langetermijnrelatie.

9.1.3 Integriteit en financieel dienstverleners

Een financieel dienstverlener kan, om te komen tot een integere bedrijfsvoering, de onderstaande middelen inzetten: • Procesbeschrijvingen. Voor het omgaan met klanten hebben dienstverleners regels, procedures

en/of processen. Het is de verantwoordelijkheid van de adviseur om hiermee goed om te gaan. • Incidentenregeling. Een incident is een gedraging of een gebeurtenis die een ernstig gevaar

vormt voor de integere bedrijfsvoering. Een incidentenregeling is dan ook een beschrijving van de manier waarop de financieel dienstverlener omgaat met deze ongewenste gedragingen. De financieel dienstverlener is verplicht een zogeheten incidentenadministratie bij te houden. Ook moet de dienstverlener corrigerende maatregelen vastleggen. De AFM moet de incidentenadministratie kunnen inzien.

• Collegiaal overleg. Binnen overleg met collega’s worden de regels over integer handelen regelmatig besproken. Hierbij kunnen de regels nog eens worden benoemd of incidenten worden besproken.

• Voorbeeldgedrag. Directie en (mede)beleidsbepalers moeten het goede voorbeeld geven. De leiding geeft namelijk aan hoe het moet. Zij zijn dus medeverantwoordelijk voor de vorming en bewustwording van de integriteit van het overige personeel.

• Vertrouwenspersoon. Een vertrouwenspersoon heeft als taak de medewerkers te adviseren op het gebied van integer handelen. Dit doet de vertrouwenspersoon op het verzoek van de medewerker.

• Klokkenluidersregeling. Een klokkenluidersregeling is de regeling die aangeeft hoe een persoon het niet integer handelen kan melden. Het melden gebeurt anoniem. Vaak staat in de klokkenluidersregeling dat er melding kan worden gemaakt bij de vertrouwenspersoon. Vooral grote ondernemingen hebben een klokkenluidersregeling.

Page 224: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

214

7020161_Wft Basis

9.1.4 Integriteit en adviseur

De integriteit van de adviseur wordt bepaald door:• de middelen die hij krijgt aangereikt van de dienstverlener waar hij werkt;• zijn karakter.

De dienstverlener kan nog van die mooie middelen aanbieden om het integer handelen te bevorderen, als de adviseur deze aan zijn laars lapt, is er nog geen sprake van integer gedrag.

De adviseur en ook de andere medewerkers binnen de financiële dienstverlening moeten dus open en eerlijk omgaan met klanten. Klanten moeten hun adviseur kunnen vertrouwen. De adviseur geeft immers adviezen die van grote invloed kunnen zijn op de huidige en toekomstige financiële situatie van de klant.

9.2 HANDELEN IN HET BELANG VAN DE KLANT

Bij integer gedrag van de adviseur hoort het vooropstellen van het klantbelang. Een adviseur binnen de financiële dienstverlening moet dus handelen in het belang van de klant. Het vooropstellen van het klantbelang wil zeggen dat de adviseur:• alleen producten aanbiedt met voldoende toegevoegde waarde voor de klant; en • ook adviseert een bepaald financieel product niet te kopen of over te stappen naar een beter

passend product.

9.2.1 Verschil klant centraal en klantbelang centraal

Er is een verschil tussen de klant centraal stellen en het klantbelang centraal stellen. Onderstaand overzicht geeft dit verschil aan.

Als de adviseur de klant centraal stelt, dan geeft hij de klant wat hij wil. Als de adviseur het klantbelang centraal stelt, dan geeft hij de klant wat hij nodig heeft.

Adviseur

Adviseur Klantbelang centraal

doet wat de klant

doet wat de klant nodig

Klant centraal

Page 225: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

215

7020161_Wft Basis

VoorbeeldKlant centraal en klantbelang centraal

Joop wil de woning van zijn dromen kopen. Hij informeert bij adviseur Pieter, die werkt bij bank X, naar een

geschikte geldlening om de droomwoning mee te financieren. Pieter berekent wat Joop kan lenen volgens de

hiervoor opgestelde regelgeving. Pieter komt tot de conclusie dat Joop, gezien de hoogte van zijn inkomen, een

te hoge geldlening nodig heeft. Joop is op korte termijn vermoedelijk heel tevreden als hij de gewenste lening

krijgt. Maar op langere termijn is de kans groot dat Joop zijn lasten die horen bij de lening niet kan betalen.

Mocht Pieter de lening verstrekken aan Joop, dan staat de klant (Joop) wel centraal, maar het klantbelang niet.

Verstrekt Pieter de geldlening niet, dan stelt hij het klantbelang centraal. Het is namelijk in het belang van Joop

zelf dat hij de lening niet krijgt. Hij kan hierdoor op langere termijn in de financiële problemen komen.

Naast het klantbelang is er het bedrijfsbelang. Het gebeurt dat een adviseur het bedrijfsbelang boven het klantbelang stelt. In het bovenstaande voorbeeld kan Pieter er bijvoorbeeld voor kiezen de geldlening wel aan Joop te verstrekken, omdat dit zorgt voor inkomsten van Bank X.

9.2.2 Omslag financieel dienstverleners

Financieel dienstverleners zijn volop bezig met het centraal stellen van hun klanten. Uitgangspunt bij elk klantcontact is dat het klantbelang centraal moet staan. Dit wil zeggen dat de adviseur oprecht geïnteresseerd is in zijn klanten. Het centraal stellen van het klantbelang biedt de beste kans dat klanten op een eerlijke manier worden behandeld. Daarmee kan het centraal stellen van het klantbelang een belangrijke bijdrage leveren aan het duurzaam herstellen van het vertrouwen in de financiële sector. Hier gaan jaren overheen.

Ook de AFM heeft zich de laatste jaren nadrukkelijk ingezet voor het klantbelang. De AFM ontwikkelde namelijk het zogeheten Klantbelang Dashboard. Dit meet op diverse vlakken in welke mate een bank of verzekeraar het belang van de klant centraal stelt in haar dienstverlening.

9.3 INTEGER OMGAAN MET KLANTGEGEVENS

Een adviseur binnen de financiële dienstverlening werkt veel met klantgegevens. De adviseur moet integer omgaan met deze gegevens. Integer omgaan met klantgegevens wil zeggen dat de adviseur zorgvuldig moet omgaan met de gegevens. Hij mag deze gegevens niet gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor de klant de gegevens heeft toevertrouwd aan de financieel dienstverlener. Uiteraard moeten de andere medewerkers van de financieel dienstverlener waar de adviseur werkt ook integer omgaan met de klantgegevens.

Page 226: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

216

7020161_Wft Basis

9.3.1 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)

De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) geeft algemene regels over het omgaan met klantgegevens. De Wbp geeft de mogelijkheid een gedragscode op te stellen voor een bepaalde branche. In een gedragscode worden de regels van de Wbp meer specifiek voor de branche beschreven en verder uitgewerkt. Voorbeelden van dergelijke gedragscodes zijn:• Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens van Financiële instellingen;• Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars.

In de Wbp en de gedragscodes komen de volgende onderwerpen naar voren:• wat zijn klantgegevens;• wat is het omgaan met ofwel verwerken van klantgegevens;• hoe om te gaan met klantgegevens;• wat doet het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP);• het instellen van een Functionaris voor gegevensbescherming (FG).

De Wbp en de gedragscodes gebruiken de term persoonsgegevens in plaats van klantgegevens. Hiermee wordt hetzelfde bedoeld als het om een klant gaat. Persoonsgegevens kunnen ook van niet-klanten zijn. In onderstaande tekst wordt voornamelijk het woord ‘klant’ gebruikt. Deze tekst gaat wel over alle personen van wie de dienstverlener persoonsgegevens verwerkt. Alle personen van wie de dienstverlener persoonsgegevens verwerkt zijn de zogeheten ‘betrokkenen’.

Wat zijn klantgegevens?Gegevens zijn persoonsgegevens (klantgegevens) als:• de gegevens informatie bevatten over een natuurlijke persoon; en• die persoon identificeerbaar is.

De persoonsgegevens zijn te verdelen in:• feitelijke informatie over een persoon. Voorbeelden hiervan zijn naam, geboortedatum of

geslacht van iemand; • gegevens die een waardering over een persoon geven. Een voorbeeld hiervan is het

intelligentiequotiënt (IQ) van iemand.

Gegevens over ondernemingen, organisaties of objecten zijn in de regel geen persoonsgegevens. Gegevens over ondernemingen, organisaties of objecten kunnen wel persoonsgegevens zijn als zij medebepalend zijn voor de wijze waarop iemand in het maatschappelijke verkeer wordt beoordeeld of behandeld.

VoorbeeldPersoonsgegevens

Jan heeft zijn auto verzekerd bij verzekeraar X. Verzekeraar X verwerkt de waarde van de auto van Jan in haar

administratie. De waarde van de auto in de administratie van Verzekeraar X is een persoonsgegeven volgens de

Wbp. Die waarde zegt immers in het maatschappelijke verkeer iets over het inkomen van de eigenaar van die

auto (Jan).

Daarentegen is de waarde van de auto in de prijslijst van de autodealer geen persoonsgegeven.

Page 227: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

217

7020161_Wft Basis

Een persoon is identificeerbaar als de identiteit van de persoon redelijkerwijs, zonder onevenredige inspanning, is vast te stellen. Er moet dus een verband zijn tussen het gegeven en de persoon. Er is verschil tussen:• direct identificeerbare gegevens. Dit zijn gegevens waarmee de identiteit van de persoon

eenvoudig is vast te stellen. Voorbeelden hiervan zijn: naam, adres en geboortedatum. • indirect identificeerbare gegevens. Dit zijn gegevens die van de naam zijn ontdaan, maar in

combinatie met andere gegevens of door spontane herkenning leiden deze gegevens toch weer tot een bepaalde persoon.

Wat is het omgaan met klantgegevens?In de Wbp en de gedragscodes wordt niet het begrip ‘het omgaan met klantgegevens’ gebruikt, maar het ‘verwerken van persoonsgegevens’. Dit is een zeer breed begrip. Onder het verwerken van persoonsgegevens valt namelijk alles wat met de gegevens kan worden gedaan: van het verzamelen tot het vernietigen van gegevens.

Hoe om te gaan met klantgegevens? De Wbp en de gedragscodes bevatten veel regels over het omgaan met klantgegevens. Hierop volgend komen de belangrijkste regels aan bod.

Doel duidelijk beschrijvenEen dienstverlener mag alleen persoonsgegevens verwerken als daarvoor een doel is. Het doel moet duidelijk beschreven zijn, voordat de dienstverlener start met het verzamelen van persoonsgegevens. De dienstverlener mag de gegevens ook voor meerdere doeleinden verzamelen. Het is niet nodig dat er een verband is tussen de doeleinden.

VoorbeeldBeschrijving doel persoonsgegevens

Bank X bewaart en gebruikt persoonsgegevens voor zorgvuldig vastgestelde doelen. Op de website van Bank X

staat een samenvatting van deze doelen. Bank X gebruikt de persoonsgegevens om:

• na te gaan of Bank X iemand wel of niet als klant kan accepteren;

• met klanten contracten te sluiten en te onderhouden;

• ervoor te zorgen dat geld kan worden betaald en ontvangen (betalingsverkeer);

• analyses te maken van persoonsgegevens voor onderzoek;

• informatie te geven over diensten en producten (marketing) van Bank X;

• veiligheidsredenen (voorkomen fraude en witwassen van geld);

• te voldoen aan de wetgeving of wat een rechter van Bank X vraagt.

De adviseur moet dus weten welke doelstellingen de dienstverlener, waar hij werkzaam is, heeft met de klantgegevens. Hij mag de klantgegevens niet gebruiken voor andere doelstellingen.

Page 228: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

218

7020161_Wft Basis

Genoemde grondslagenDe gegevensverwerking moet gebaseerd zijn op één van de in de Wbp genoemde grondslagen. De belangrijkste grondslagen voor de financiële dienstverlening zijn:

• Ondubbelzinnige toestemmingOndubbelzinnig wil zeggen dat het maar op één manier kan worden begrepen. De dienstverlener mag dus geen twijfels hebben of hij de persoonsgegevens wel mag gebruiken. De bewijslast voor de ondubbelzinnige toestemming ligt bij de financieel dienstverlener en niet bij de klant. De klant moet uit vrije wil toestemming geven voor het gebruik van de gegevens. Ook moet de klant voldoende zijn geïnformeerd over de gang van zaken rondom de verwerking van de gegevens.

• Noodzakelijk voor het uitvoeren van een overeenkomstBij het verwerken van persoonsgegevens moet de dienstverlener zich afvragen of hij niet met minder gegevens hetzelfde doel kan bereiken. Met andere woorden: zijn alle persoonsgegevens noodzakelijk om het doel te bereiken? Een dienstverlener mag dus niet meer gegevens vragen dan dat er nodig zijn. Te weinig gegevens is ook niet goed als dat tot onvolledige informatie leidt.

• Werking is noodzakelijk voor het uitvoeren van een wettelijke plichtFinancieel dienstverleners moeten volgens bepaalde wetten persoonsgegevens verzamelen. Deze wetten zijn:- Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft):

Deze wet geeft regels over het voorkomen van het witwassen van opbrengsten uit misdrijven en de financiering van terrorisme. De financieel dienstverlener moet volgens deze wet een klantonderzoek uitvoeren. Uiteraard spelen bij dit klantonderzoek persoonsgegevens een rol.

- Wet op het financieel toezicht (Wft):· Kredietregistratie. Financiële instellingen die kredieten verstrekken aan natuurlijke

personen moeten zijn aangesloten bij een ‘stelsel van kredietregistraties’. Het Bureau Krediet Registratie (BKR) te Tiel beheert een dergelijk stelsel van kredietregistraties. Financiële instellingen verstrekken persoonsgegevens over het ontstaan en afwikkelen van leningen aan het BKR. Ook kunnen financieel dienstverleners informatie krijgen van het BKR over persoonsgegevens rondom geldleningen die door andere financieel dienstverleners zijn aangeleverd.

· Klantprofiel. Een klantprofiel is een beschrijving van alle kenmerken van een klant die nuttig zijn om te weten bij de communicatie met die klant. De Wft schrijft voor dat een adviseur een klantprofiel moet opstellen en geeft daarbij in hoofdlijnen aan wat er in het klantprofiel moet staan.

- Wet inkomstenbelasting 2001 (IB 2001):Financieel dienstverleners moeten het Burgerservicenummer (BSN) als verplicht identificerend gegeven op renseigneringen vermelden. Renseignering is de wettelijke verplichting tot het verstrekken van bepaalde voorgeschreven gegevens en inlichtingen aan de Belastingdienst.

Page 229: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

219

7020161_Wft Basis

- Wet algemene bepaling Burgerservicenummer (Wabb):Volgens deze wet moeten verzekeraars het BSN gebruiken bij de uitvoering van pensioenregelingen.

- Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR):Volgens deze wet zijn financiële instellingen verplicht het BSN in hun administratie te bewaren.

Toestemming andere doeleindenHet is niet de bedoeling dat een dienstverlener de gegevens van zijn klanten gaat gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor de klant ze heeft verstrekt.

Een klant kan toestemming geven aan de dienstverlener dat deze zijn gegevens voor andere doeleinden mag gebruiken. Het is niet verplicht dat deze toestemming schriftelijk is. De toestemming kan ook blijken uit gedragingen van de klant.

Informatieplicht

De informatieplicht houdt in dat financieel dienstverleners hun klanten moeten laten weten wat zij met hun persoonsgegevens gaan doen. Een dienstverlener hoeft een (potentiële) klant niet te informeren als hun gegevens worden vastgelegd of verstrekt door een wettelijke plicht.

VoorbeeldInformatieplicht

Richard wil een lening om zijn auto te financieren. Sjoerd, kredietadviseur van Richard, vraagt verschillende

gegevens aan Richard zoals: de hoogte van zijn inkomen, de omvang van zijn vermogen, de woonlasten, andere

vaste lasten en dergelijke. Verder informeert Sjoerd bij het BKR of Richard al leningen heeft of heeft gehad en

wat zijn betalingsgedrag is. Over dit laatste hoeft Sjoerd Richard niet te informeren. Sjoerd is namelijk wettelijk

verplicht de gegevens bij het BKR op te vragen. Wanneer Richard heeft aangegeven voornemens te zijn een

product af te nemen waarvoor een BKR-toetsing verplicht is, hoeft Sjoerd dit niet meer te melden. Sjoerd mag

dus niet zomaar een BKR-toets doen, zonder dit Richard gevraagd te hebben, maar in deze situatie wel.

Medische gegevens

Bij bepaalde financiële producten, zoals levens- en zorgverzekeringen, is het noodzakelijk medische gegevens te verwerken. De verwerking van medische gegevens vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van een medisch adviseur (arts). Medische gegevens worden alleen aan andere medewerkers van de financieel dienstverlener verstrekt als zij: • tot de functionele eenheid van de medisch adviseur behoren; en • de gegevens voor de uitvoering van hun werkzaamheden nodig hebben.

Op deze andere personen rust in een dergelijk geval dezelfde geheimhoudingsplicht als op de medisch adviseur door zijn medisch beroepsgeheim.

Page 230: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

220

7020161_Wft Basis

Daarnaast mogen persoonsgegevens over de gezondheid die zijn verwerkt voor het beoordelen van een cliënt, de acceptatie van een cliënt of het uitvoeren van een overeenkomst met een cliënt voor een specifiek product of voor een schadeclaim niet worden gebruikt voor het beoordelen van een cliënt, de acceptatie van een cliënt, het uitvoeren van een overeenkomst met een cliënt ten behoeve van een ander product of de afhandeling van een andere schadeclaim. Tenzij de cliënt hiervoor uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven.

VoorbeeldMedische gegevens

Kevin heeft een zorgverzekering bij verzekeraar “Het gezonde leven”. Onlangs heeft hij een zware hartoperatie

ondergaan die gelukkig vergoed werd door de zorgverzekering.

Een aantal maanden later wil hij een levensverzekering aanvragen. Hij doet dit ook bij verzekeraar “Het

gezonde leven”. Hij moet nu een gezondheidsverklaring invullen. De gegevens die hij hierop invult, mogen door

de verzekeraar niet gecontroleerd worden bij hun afdeling zorgverzekeringen. Mocht Kevin “vergeten” om de

hartoperatie te vermelden, dan kan de levensverzekeraar hier dus niet achter komen door bij de zorgverzekering

zijn dossier op te vragen. Uitwisseling van bijzondere persoonsgegevens, ook al is het bij dezelfde

maatschappij, is namelijk niet toegestaan.

Als gegevens van een huisarts/internist nodig zijn, dan zal de dienstverlener altijd eerst om toestemming van de klant moeten vragen. De verzekeraar moet de klant dan informeren waarom deze informatie nodig is en om welke gegevens het gaat.

Strafrechtelijke gegevensOok kunnen financieel dienstverleners vragen stellen over een eventueel strafrechtelijk verleden. Het vragen naar een strafrechtelijk verleden kan noodzakelijk zijn om:• de klant te kunnen beoordelen voordat de dienstverlener de klant accepteert; • de veiligheid van de financiële sector te waarborgen;• te voldoen aan de wettelijke regelgeving.

Een klant hoeft strafrechtelijke feiten die langer dan acht jaar geleden hebben plaatsgevonden niet te melden.

Recht van verzet

Een klant kan bezwaar maken tegen gegevensverwerking als de gegevens worden gebruikt voor marketingdoeleinden. Het maken van bezwaar heet het recht van verzet. In dit geval moet de dienstverlener direct stoppen met het gebruiken van de klantgegevens voor marketingacties.

Rechten klant

De klant heeft een aantal rechten rondom persoonsgegevens. Zo mag de klant de gegevens inzien en correcties aangeven. Als een klant een verzoek indient om zijn gegevens te corrigeren, dan moet de financieel dienstverlener binnen vier weken schriftelijk laten weten of de gegevens worden aangepast. Als de dienstverlener niet of niet volledig ingaat op het verzoek tot correctie, moet hij aangeven wat de reden is van het niet (volledig) aanpassen van de gegevens. Hetzelfde geldt voor het verwijderen van gegevens.

Page 231: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

221

7020161_Wft Basis

Beveiliging gegevensDe dienstverlener is verplicht de gegevensverwerking te beveiligen. Deze verplichting moet ervoor zorgen dat gegevens niet:• verloren gaan;• onrechtmatig worden gebruikt.

Organisatorische maatregelen kunnen dus zijn dat een beperkt aantal personen toegang heeft tot de persoonsgegevens. Als de financieel dienstverlener onzorgvuldig met de persoonsgegevens omgaat, mag de klant hierover een klacht indienen. Als de klant aantoonbaar schade heeft geleden, kan hij hiervoor een schadevergoeding eisen.

College Bescherming Persoonsgegevens (CBP)Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) houdt toezicht op het naleven van de regels die de Wbp stelt. Het CBP kan verschillende acties ondernemen als een dienstverlener de regels van de Wbp niet naleeft, zoals het opleggen van een boete.

Functionaris voor gegevensbescherming (FG)Een financieel dienstverlener kan een functionaris voor gegevensbescherming aanstellen. Deze functionaris houdt binnen de organisatie van een financieel dienstverlener toezicht op de verwerking van persoonsgegevens en daarmee op de naleving van de Wbp en een eventuele gedragscode. De FG moet:• voldoende kennis hebben over privacyregelgeving;• betrouwbaar zijn;• aangemeld zijn bij het CBP;

• een jaarverslag uitbrengen.

9.4 FRAUDE

Financieel dienstverleners hebben regelmatig te maken met fraude. Het is dus belangrijk fraude te herkennen en te bestrijden. Een goede fraudebehandeling hoort bij integer handelen en het winnen van vertrouwen van klanten.

Page 232: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

222

7020161_Wft Basis

9.4.1 Wat is fraude?

Fraude is een algemeen begrip. Het begrip ‘fraude’ is niet beschreven in een wet. Het is een verzamelbegrip van gedragingen die strafbaar zijn. In de hierop volgende afbeelding komen de belangrijkste aspecten van fraude in het algemeen aan bod.

Concrete voorbeelden van fraude binnen de financiële dienstverlening zijn:• een verzekerde meldt zich arbeidsongeschikt of ziek terwijl hij/zij in werkelijkheid gewoon

doorwerkt;• iemand maakt misbruik van een valse werkgeversverklaring om een hypothecaire geldlening te

krijgen;• iemand vraagt een levensverzekering aan, maar verzwijgt dat hij een ernstige ziekte heeft;• iemand vervalst een nota of factuur en dient deze in bij zijn verzekeraar;• iemand geeft bij zijn verzekeraar aan dat er meer spullen zijn gestolen dan het geval is of zet

een diefstal in scène.

9.4.2 Fraude herkennen

Financieel dienstverleners stellen zogeheten fraude-indicatoren op. Fraude-indicatoren zijn signalen waaraan een fraude te herkennen is.

Definitie• Zelf financieel beter van iets willen worden

• In strijd met wet- en/of regelgeving handelen

• Misdrijf strafbaar

Fraude

Voorbeelden• Valsheid in geschrifte andere informatie geven dan de werkelijke informatie

• Oplichting misleiden (aannemen valse naam, valse hoedanigheid, geven van

verzinselen)

• Verduistering vorm van diefstal (daders geen anonieme derde)

• Gebruik van voorwetenschap het (ver)kopen van effecten met meer informatie over

de onderliggende waarde dan de informatie die algemeen beschikbaar is

• Witwassen van geld proces waarbij de fraudeur doet alsof het geld uit een legale

bron komt. Dit is niet het geval. Het geld is illegaal verkregen (drugshandel,

bankovervallen of terroristische activiteiten)

Page 233: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

223

7020161_Wft Basis

VoorbeeldFaude-indicatoren

Verzekeraar X heeft een hele waslijst met fraude-indicatoren opgesteld. Hieronder volgen enkele van deze

indicatoren:

• Polis staat op naam van de partner;

• Schade is ontstaan in periode van voorlopige dekking;

• Verzekerde heeft bij tussenpersoon/maatschappij kort voor de schadedatum geïnformeerd naar omvang

van de dekking;

• Verzekerde heeft geen vast woonadres;

• Verzekerde is veel verhuisd;

• Verzekerde wil contant geld hebben;

• Verzekerde die duidelijke schriftelijke communicatie vermijdt en alles in het werk stelt om per telefoon dan

wel persoonlijk de schade te regelen;

• Verzekerde levert gebrekkige medewerking bij reconstructie;

• Niet of slecht gespecificeerde aankoopbewijzen;

• Het schadebeeld komt niet overeen met de gegeven toedracht;

• Er worden alleen fotokopieën getoond van aankoopbewijzen;

• Verschil in verklaringen tegenover politie, expert en derden.

9.4.3 Hoe te handelen bij fraude

Een adviseur binnen de financiële dienstverlening moet alert zijn op fraude. Hoe de adviseur bij een (vermoedelijke) fraude moet handelen, is afhankelijk van de situatie en procedures die hierover zijn opgesteld. In veel gevallen zal de adviseur bij een fraude contact zoeken met de verantwoordelijke voor veiligheidszaken (bij kleine financieel dienstverleners) of de afdeling veiligheidszaken (bij grote financieel dienstverleners). De verantwoordelijke persoon/afdeling veiligheidszaken waarborgt de veiligheid en integriteit van de financieel dienstverlener.

In overleg met de adviseur kan de persoon/afdeling veiligheidszaken de volgende acties ondernemen:

• Melding in gebeurtenissenadministratieVeel financieel dienstverleners houden een zogeheten gebeurtenissenadministratie aan. Hierin staan de gegevens van gebeurtenissen die de aandacht van de desbetreffende financieel dienstverlener rondom fraude behoeven. Voorbeelden van dergelijke gebeurtenissen zijn: verloren laptops, uitkomsten van screeningsonderzoeken, klachten van klanten over fraude met internetbankieren en ernstige vormen van het niet naleven van afspraken.

• Fraude melden op een interne waarschuwingslijstEen financieel dienstverlener kan een interne waarschuwingslijst bijhouden. In deze lijst staan gegevens van personen die een zeker risico vormen voor de desbetreffende financieel dienstverlener.

• Fraude melden op een externe waarschuwingslijstFraude vormt een gevaar voor de continuïteit en integriteit van de financiële sector. Het samenwerken tussen financieel dienstverleners op het gebied van criminaliteitsbestrijding is dan

Page 234: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

224

7020161_Wft Basis

ook belangrijk. Verzekeraars en banken hebben hun waarschuwingslijsten voor fraudezaken bijeengebracht in één systeem: het Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (IFI). Het IFI bestaat dus uit de verschillende incidentenregisters die zijn opgezet via verschillende stichtingen:- Stichting registratie Centraal Informatie Systeem (Stichting CIS)

Deze stichting is opgericht door verzekeraars en houdt een lijst van gegevens bij. Deze gegevens kunnen afkomstig zijn van verschillende partijen die betrokken zijn bij een verzekeringsclaim of bij zaken die voor de verzekeringsmarkt belangrijk zijn om te delen.

- Stichting Fraudebestrijding Hypotheken (SFH)Hypothecaire financiers hebben het SFH-systeem ontwikkeld om hypotheekfraude te signaleren, te voorkomen en te bestrijden.

In het IFI staan alleen meldingen van ernstige zaken. In de meeste gevallen gaat het om strafbare feiten. In het IFI staan gegevens van personen die een zeker risico vormen voor banken, andere kredietverstrekkers en verzekeraars. De persoon, die binnen een financieel dienstverlener verantwoordelijk is voor de verwerking van persoonsgegevens, bepaalt of incidenten worden opgenomen in het IFI.

Een persoon die wordt geregistreerd via het IFI heeft recht op melding hierover. Dit geldt niet als via een wet is bepaald dat aan de desbetreffende persoon niets mag worden gemeld over de registratie.

• Aangifte doen bij de politieEen financieel dienstverlener doet aangifte als er bijvoorbeeld aanzienlijke financiële schade is of als de politie daarom vraagt.

• Uitkering niet of niet volledig verstrekkenEen verzekeraar kan bij fraude de verzekeringsuitkering niet of niet volledig verstrekken. Daarnaast is het mogelijk dat een verzekeraar de kosten voor een ingesteld onderzoek verhaalt op de persoon die fraude pleegt.

• Stopzetten dienstverleningDe financieel dienstverlener kan de dienstverlening stopzetten. Zo kan een verzekeraar ook andere verzekeringen beëindigen als er sprake is van fraude met één bepaalde verzekering.

9.4.4 Hoe te handelen als adviseur?

Zoals omschreven is fraude een algemeen begrip en niet omschreven in de wet. Wanneer is er nu dan ook sprake van fraude? Is dit het geval als een klant iets niet meldt of een andere voorstelling van zaken geeft? Dit is moeilijk te bepalen. Daarnaast wordt het nog moeilijker als je als adviseur werkzaam bent voor een tussenpersoon, want in principe heb je een overeenkomst met je klant en niet met de verzekeraar waar een eventueel product wordt ondergebracht. Hieronder omschrijven we dan ook een aantal situaties en geven we aan hoe er in deze gevallen gehandeld dient te worden.

Page 235: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

225

7020161_Wft Basis

Situatie 1Karel heeft via jouw kantoor een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij verzekeraar X. Onlangs heeft hij een schadeclaim ingediend op deze verzekering. Hij heeft rugklachten en kan daardoor zijn werkzaamheden als schoorsteenveger niet meer uitvoeren. Een paar weken later doe je op zaterdag mee aan een regionaal voetbaltoernooi. Tijdens de derde wedstrijd van die dag sta je opeens oog in oog met Karel. Hij is verdediger bij de tegenpartij en jouw directe tegenstander.

Wat doe je?

Bij een dergelijke situatie hoef je Karel niet direct aan te spreken. Als je maandag terug bent op kantoor, kun je contact opnemen met Karel. Je kunt hem dan aanspreken op jouw constateringen. Daarnaast dien je hem te adviseren contact op te nemen met de verzekeraar en hem te wijzen op de risico’s als hij dit niet doet. Als adviseur is het niet nodig dat jij zelf de verzekeraar hiervan op de hoogte brengt.

Situatie 2Jef heeft onlangs een aanvraag ingediend voor een overlijdensrisicoverzekering. Je hebt hem begeleid bij het invullen van de gezondheidsverklaring en gezien dat hij invulde dat hij niet-roker was. Op een feestje van gezamenlijke vrienden een aantal weken later staat hij opeens naast je met een dikke sigaar.

Wat doe je?

Als je weer op kantoor bent, neem je contact op met Jef. Je adviseert hem melding te maken aan de verzekeraar van zijn rookgedrag en wijst hem ook op de risico’s als hij dit niet doet. Je hoeft zelf de verzekeraar hier niet over te informeren.

Situatie 3Onlangs heeft meneer Janssen je gebeld. Hij wilde graag een tweede gezinsauto verzekeren. Hij geeft aan dat zijn vrouw regelmatig bestuurder is. Een tijdje later valt het je op dat je de auto al meerdere malen hebt zien rijden en dat telkens de zoon van de heer Janssen, die net zijn rijbewijs heeft gehaald, de auto bestuurt. Je dochter, die bij de zoon van heer Janssen in de klas zit, heeft ook verteld dat de zoon van de heer Janssen altijd met deze auto naar school komt.

Wat doe je?

Je neemt contact op met de heer Janssen en legt hem uit dat hij zijn zoon als regelmatig bestuurder moet laten aantekenen op de polis. Je legt hem ook uit welke risico’s hij loopt als hij dit niet doet. Je gaat niet eigenhandig de polis aanpassen.

Page 236: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

226

7020161_Wft Basis

Situatie 4Onlangs heb je de heer Simons een doorlopende reisverzekering geadviseerd, omdat hij ook regelmatig een dagje weg gaat in België of Duitsland. Je hebt hem toen uitleg gegeven over de verzekering en je vertelt dat er in Nederland alleen maar dekking is als er sprake is van een vooraf geboekte reis met minimaal 1 overnachting. De heer Simons uit Eindhoven belt je. Hij zegt dat hij tijdens een reisje naar Vlissingen zijn zonnebril is kwijtgeraakt en hij wil dit claimen op zijn reisverzekering. Je maakt van dit gesprek een notitie en geeft aan dat je een schadeformulier aan de heer Simons zult doorzenden. Je hebt namelijk ook met de verzekeraar afgesproken dat je een deel van de schadeafhandeling voor je rekening neemt. Een paar dagen later ontvang je het schadeformulier van de heer Simons. Als je dit doorneemt, zie je dat hij daar opeens aangeeft dat hij een dagje uit was in Knokke (België).

Wat doe je?

Je hebt een deel van de schadeafhandeling op je genomen namens de verzekeraar en bovendien onlangs uitgebreide uitleg gegeven over de dekking. Je geeft de inhoud van de telefonische schademelding en de schriftelijke schademelding door aan de verzekeraar. De verzekeraar dient te beslissen wat ze vervolgens met deze informatie doen.

9.4.5 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)

De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) heeft tot doel het tegengaan van:• het witwassen van opbrengsten uit misdrijven;

Dit is het uitvoeren van transacties om de herkomst van illegaal verkregen geldsommen te verbergen.

• de financiering van terrorisme.Dit is het bewust aanbieden of verzamelen van tegoeden (rechtstreeks of indirect) door burgers. Zij gebruiken deze tegoeden om terroristische daden te plegen of weten dat deze daarvoor zullen worden gebruikt.

De Wwft is van toepassing op financiële instellingen maar bijvoorbeeld ook op notarissen, belastingadviseurs en accountants.

De hoofdpunten uit de Wwft zijn:• klantonderzoek;• meldingsplicht.

KlantonderzoekHet klantonderzoek is de beoordeling van het risico dat er is bij het aangaan van de klantrelatie of het uitvoeren van een transactie. Een klantonderzoek houdt in dat de dienstverlener weet met wie hij zaken doet. Het doel hiervan is dat de financieel dienstverlener alleen een relatie aangaat met personen die hun integriteit niet kunnen aantasten. De aard en de diepgang van het onderzoek is afhankelijk van de inschatting die de dienstverlener maakt over het risico van de desbetreffende klant.

Page 237: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

227

7020161_Wft Basis

Volgens de Wwft moet een financieel dienstverlener een klantonderzoek uitvoeren:• voor het aangaan van een zakelijke relatie; of• bij een transactie met een contant bedrag van € 15.000 of hoger. Het kan hier ook gaan om

twee of meerdere transacties waartussen een verband bestaat en met een gezamenlijk contant bedrag van € 15.000 of hoger; of

• bij een indicatie dat de klant betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme; of• als de dienstverlener twijfelt aan de betrouwbaarheid van eerder verstrekte gegevens.

Voor bepaalde financiële producten geldt de verplichting tot het uitvoeren van een klantonderzoek niet. Bij het afsluiten van deze producten is de adviseur dan ook niet verplicht een klantonderzoek uit te voeren. Het gaat om:• pensioenverzekeringen. Het gaat hier om pensioenverzekeringen die vallen onder de

Pensioenwet. • levensverzekering met een lage inleg. Het uitvoeren van een klantonderzoek is alleen verplicht

bij:- een jaarpremie hoger dan € 1.000; - een koopsom hoger dan € 2.500.

De Wwft maakt verschil tussen drie vormen van klantonderzoek:• normaal onderzoek;• vereenvoudigd onderzoek;• verscherpt onderzoek.

Normaal onderzoek

Dit onderzoek wordt ook wel een ‘gewoon onderzoek’ of ‘standaard onderzoek’ genoemd. De inhoud van het normaal onderzoek ziet er als volgt uit: • Identificatie. Het verzamelen van gegevens over de identiteit van de klant. • Verificatie. Het controleren van de juistheid van de door de klant aangedragen gegevens.

Anders gezegd: nagaan of de identiteit die de klant opgeeft overeenkomt met de werkelijke identiteit.

• Vaststellen aard en doel van de relatie. In bijna alle gevallen zal duidelijk zijn wat de aard en het doel van de relatie is. Dit is namelijk op te maken uit de dienstverlening waar de klant om vraagt. Bij twijfel naar de aard en het doel van de relatie moet er onderzoek worden gedaan.

• Voortdurende controle zakelijke relatie. Als er een zakelijke relatie ontstaat met een klant moet de dienstverlener regelmatig nagaan of de informatie over de klant die aanwezig is nog klopt. Daarnaast moet er controle blijven op de transacties en moet er eventueel een onderzoek worden gedaan naar de bron van het vermogen.

Page 238: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

228

7020161_Wft Basis

In onderstaande tabel is weergegeven welke gegevens er nodig zijn bij het identificeren. Natuurlijke persoon Rechtspersoon

Achternaam en voorletters Statutaire naam

Adres, postcode en woonplaats Handelsnaam/-namen

Geslacht Adres, postcode en vestigingsplaats

Burgerservicenummer (BSN)* Registratienummer bij het Handelsregister

Aard, nummer en datum uitgifte identiteitsbewijs Plaats van vestiging van het Handelsregister

Handtekening Aard van dienstverlening

Aard van dienstverlening Bij vertegenwoordiger: naam en geboortedatum van

degene die wordt vertegenwoordigd

Schriftelijke volmacht: alleen bij vertegenwoordiging

van natuurlijk persoon (niet bij minderjarige)

Gegevens over de eventuele ‘ultimate beneficial

owner’ (UBO)

* Geen wettelijk vereiste

Nadat de identiteit is vastgesteld, moet deze geverifieerd worden. Dit kan met:• een geldig Nederlands paspoort;• een geldig Nederlands rijbewijs;• een geldige Identiteitskaart Nederlandse Gemeenten;• een geldige Europese identiteitskaart;• een geldig Nederlands document waarmee een niet-Nederlander zijn identiteit en

verblijfsrechtelijke status kan aantonen.

Het identiteitsbewijs moet origineel zijn. Op een door de klant gemaakte kopie van een identiteitsbewijs mag niet worden afgegaan.

Voor de identificatie van rechtspersonen is een gewaarmerkt uittreksel uit het handelsregister bij de Kamer van Koophandel (KvK) of een notariële akte houdende de statuten van de rechtspersoon nodig.

Het BSN is een uniek persoonsnummer dat wordt vermeld in paspoorten, rijbewijzen en identiteitsbewijzen. Het BSN is ingevoerd om de digitale dienstverlening van de overheid te verbeteren. De Wwft vereist niet dat de dienstverlener het BSN opvraagt en opslaat. De dienstverlener mag het BSN alleen opslaan als dit wordt vermeld op het identiteitsbewijs dat de klant laat zien. De dienstverlener mag de klant niet expliciet vragen om het BSN als dit niet op het identiteitsbewijs staat.

Bij het klantonderzoek is er de verplichting tot het identificeren en verifiëren van de identiteit van de uiteindelijk belanghebbende. Deze uiteindelijk belanghebbende wordt ook wel ‘ultimate beneficial owner’ of ‘UBO’ genoemd. Een UBO is een natuurlijk persoon met ten minste 25% van de aandelen of zeggenschap in de onderneming of stichting die optreedt als opdrachtgever.

Page 239: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

229

7020161_Wft Basis

VoorbeeldUBO

Notaris Wieringa passeert een akte. Hierbij moet hij nagaan wie de uiteindelijk belanghebbende is. Een

crimineel kan zich hierdoor niet meer verschuilen achter een rechtspersoon. De notaris moet weten wie er

achter de rechtspersoon feitelijk aan de touwtjes trekt. Notaris Wieringa vraagt dan ook het uittreksel van het

handelsregister op. Uit dit uittreksel blijkt wie de uiteindelijk belanghebbende achter de rechtspersoon is.

De financieel dienstverlener moet het identiteitsdocument op echtheid beoordelen.

Identificatie moet plaatsvinden op basis van een geldig identiteitsbewijs. Is iemand eenmaal aan de hand van een geldig identiteitsbewijs geïdentificeerd, dan hoeft de adviseur die persoon bij het verlopen van het identiteitsbewijs niet opnieuw te identificeren.

De dienstverlener moet de identificatiegegevens tot minimaal vijf jaar na de beëindiging van de laatste overeenkomst van de betreffende klant bewaren.

Vereenvoudigd onderzoek

Het vereenvoudigd onderzoek geldt voor klanten die al onder een andere vorm van toezicht van de Wwft staan. Dit zijn bijvoorbeeld kredietinstellingen, financiële instellingen en beursgenoteerde ondernemingen. Het vereenvoudigd onderzoek houdt in dat de financieel dienstverlener aantoont dat is nagegaan dat de klant onder een vorm van toezicht staat. De financieel dienstverlener neemt bijvoorbeeld een print van de registratie bij De Nederlandsche Bank (DNB) op.

Verscherpt onderzoek

Er zijn drie situaties waarin een verscherpt onderzoek nodig is:• Verhoogd risico op witwassen en terrorismefinanciering. De Minister van Veiligheid en Justitie

kan zakelijke relaties en transacties aanwijzen waarbij hij een verhoogd risico verwacht. Dit is tot nu toe nog niet gedaan.

• Een persoon is niet fysiek aanwezig. Naast de kopie van het identiteitsbewijs moet de dienstverlener dan aanvullende documenten of gegevens opvragen en controleren. Voorbeelden van aanvullende documenten zijn: salarisstroken en arbeidsovereenkomsten. De dienstverlener moet de echtheid van deze documenten controleren. Zo kan de dienstverlener bijvoorbeeld controleren of een salarisstrook is opgemaakt door een bestaand bedrijf.

• Politiek prominente persoon (PEP) die niet de Nederlandse nationaliteit bezit.Het gaat hierbij om bijvoorbeeld de volgende personen en hun directe familieleden: staatshoofden, ambassadeurs, ministers en directies van centrale banken. Als de dienstverlener vermoedt dat de klant een PEP kan zijn, dan moet hij dit controleren. Hiervoor moet de dienstverlener een procedure hebben. Voor een kleine dienstverlener die weinig buitenlandse klanten heeft, kan gewerkt worden met een ‘Googlecheck’. Andere dienstverleners controleren de betrokken namen met een database. Er zijn een aantal commerciële sites beschikbaar waarbij tegen betaling een lijst van PEP’s ter beschikking wordt gesteld.

Page 240: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

230

7020161_Wft Basis

MeldingsplichtDe Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU-Nederland), ook wel Financiële inlichtingen eenheid (FIE) genoemd, is een organisatie waar instanties ongebruikelijke transacties kunnen melden. De FIU-Nederland heeft als doel misdaad te voorkomen, waarbij het vooral gaat om het voorkomen van witwassen van gelden en het financieren van terrorisme. Transacties die in de ogen van de FIU-Nederland verdacht zijn, worden direct gemeld aan de daartoe bevoegde opsporingsdiensten.

De FIU-Nederland heeft als taken:• het verzamelen, registreren, bewerken en analyseren van ongebruikelijke transacties;• het verrichten van onderzoek naar ontwikkelingen op het gebied van witwassen;• de verbetering van methoden om witwassen te voorkomen en op te sporen;• het geven van voorlichting om witwassen te voorkomen;• het onderhouden van contacten met buitenlandse, van overheidswege aangewezen, instanties

die een vergelijkbare taak hebben.

FIU-Nederland werkt met de applicatie goAML. Dit is een afkorting van Government Against Money Laundering (overheid tegen het witwassen van gelden). Een dienstverlener kan hiermee een melding via internet doen. De melder moet zich daarbij wel registreren. De melder ontvangt digitaal een vrijwaringsbewijs en eventuele foutmeldingen. Het doel van de vrijwaring is dat melders worden beschermd als zij melding doen van ongebruikelijke transacties.

VoorbeeldVrijwaring

Jan Cornelissen betaalt de kosten voor de aankoop van een tweede woning van € 28.000 contant. De notaris

doet melding bij het FIE, zodat deze terechtkomt bij FIU-Nederland. De notaris mag niet strafrechtelijk of

civielrechtelijk worden vervolgd voor het doen van de melding. Voor de strafrechtelijke of civielrechtelijke

vrijwaring moet de melding wel te goeder trouw zijn verricht. Dat wil zeggen dat een notaris niet eerst actief

moet meewerken aan een transactie, waarvan hij weet dat deze zeer twijfelachtig is, om dan vervolgens de

melding te doen en te worden gevrijwaard. Wanneer een notaris het idee heeft dat een transactie verdacht is,

dan mag hij er niet aan meewerken en moet hij alleen al het voornemen van een dergelijke transactie

onverwijld melden bij de FIE.

Een financieel dienstverlener is verplicht tot geheimhouding van gedane meldingen en inlichtingen. De dienstverlener mag de klant dus niet meedelen dat een transactie is gemeld aan de overheid. De financieel dienstverlener mag de klant uiteraard wel informeren over het bestaan van de Wwft en over de inhoud van de indicatoren.

Een transactie is ongebruikelijk als deze aan een of meerdere van de zogenoemde indicatoren voldoet. De indicatoren geven verdere invulling aan de meldingsplicht. De indicatoren beschrijven de situatie waarin een transactie als ongebruikelijk moet worden aangemerkt. Er zijn twee soorten indicatoren:• objectieve indicatoren. Er zijn door de klant incomplete of verkeerde gegevens opgegeven. De

financieel dienstverlener moet een objectieve indicator altijd melden. Zie hiervoor ook de indicatorenlijst, die hierna volgt;

• subjectieve indicatoren. De klant doet vermoedelijk dingen die niet kloppen. Het gaat hier meer om een indicatie op basis van onderbuik gevoelens.

Page 241: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

231

7020161_Wft Basis

Een voorbeeld hiervan is dat een klant een verzekering afsluit die sterk afwijkt van wat de financieel dienstverlener verwacht, gezien het inkomen, het beroep of eerder afgesloten verzekeringen. De financieel dienstverlener moet zelf inschatten of deze transactie wordt gemeld.

VoorbeeldMelding ongebruikelijke transactie

Sander Jorritsma werkt bij een bank. Mickey de Jong is al jaren klant bij deze bank. Mickey heeft altijd

geldproblemen. Op een dag komt Mickey vrij gespannen de bankhal binnen. Hij wil een bedrag van € 10.000 aan

contanten op zijn rekening storten. Sander vindt dat Mickey dingen doet die niet kloppen. Hij maakt een

melding van een ongebruikelijke transactie. Er is hier sprake van een subjectieve indicator.

Melding volgens de indicatorenlijst is altijd verplicht in het geval van:• transacties met (rechts)personen die zijn gevestigd in landen of gebieden, die door de Minister

van Financiën en de Minister van Veiligheid en Justitie zijn aangewezen als onaanvaardbaar risico voor witwassen of terrorismefinanciering;

• transacties in verband met witwassen die aan politie of justitie worden gemeld. Deze transacties moeten ook aan FIU-Nederland worden gemeld;

• transacties waarbij aanleiding is om te veronderstellen dat ze verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme;

• contante transacties met een waarde van € 15.000 of meer, waarbij contante omwisseling in een andere valuta of van kleine naar grote coupures plaatsvindt. Dit geldt expliciet voor banken.

Als hulpmiddel voor de subjectieve indicatoren heeft de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) algemene guidelines opgesteld. Doel van de guidelines is om bancaire medewerkers bruikbare handvatten te geven voor de beoordeling van transacties. Periodiek bekijkt de NVB of de guidelines nog voldoen of dat ze moeten worden aangepast. Deze guidelines zijn gebaseerd op een analyse van meer dan honderd internationale witwaszaken en geven in hoofdgroepen een beeld van relevante vragen en aandachtspunten.

Een dienstverlener moet een ongebruikelijke transactie of een beoogde of voorgenomen ongebruikelijke transactie zo snel mogelijk melden. De melding moet namelijk binnen 14 dagen plaatsvinden en zoveel eerder als feitelijk mogelijk is bij voldoende en zorgvuldige afweging.

Page 242: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

232

7020161_Wft Basis

9.5 ZORGPLICHT

Een adviseur binnen de financiële dienstverlening krijgt allerlei verplichtingen opgelegd via de wet. Deze verplichtingen draaien allemaal om de zorgplicht voor de klant. De zorgplicht wil zeggen dat de adviseur goed voor de klant moet zorgen. De klant wordt door deze regels beschermd. De adviseur wordt verplicht integer te handelen. De regels rondom de zorgplicht staan in:• de Wet op het financieel toezicht (Wft);• het Burgerlijk Wetboek (BW).

9.5.1 Wet op het financieel toezicht (Wft)

In de Wft staat bijvoorbeeld de verplichting om een klantprofiel op te stellen en vervolgens een passend en juist advies te geven. Ook bevat de Wft regels over informatievoorziening. Denk hierbij aan het dienstverleningsdocument. De AFM houdt toezicht op het naleven van de gedragsregels die de Wft geeft. Als een dienstverlener en/of adviseur de regels niet naleeft, kan de AFM een boete opleggen. De regels uit de Wft zijn dan ook toezichtregels.

VoorbeeldBoete AFM

De AFM legt een boete van € 24.000 op aan assurantietussenpersoon X te Zaltbommel. De boete is opgelegd,

omdat assurantietussenpersoon X bij de acceptatie van aanvragen voor consumptief krediet beoordelingscriteria

hanteerde die onvoldoende gericht waren op het voorkómen van overkreditering.

9.5.2 Burgerlijk Wetboek (BW)

Ook het Burgerlijk Wetboek (BW) bevat regels over de werkwijze van een adviseur. De adviseur moet een goede opdrachtnemer zijn. De klant en de adviseur hebben een overeenkomst van opdracht. De klant is hierbij de opdrachtgever en de adviseur de opdrachtnemer. De adviseur heeft de verplichting om de klant op de hoogte te houden van zijn werkzaamheden. De adviseur moet de belangen van zijn klanten bewaken. Daarbij mag een klant verwachten dat de adviseur het advies geeft waar hij voor staat. De regels uit het BW zijn zogeheten privaatrechtelijke regels. Dit wil zeggen dat het regels zijn die gelden tussen burgers en burgers. De overheid speelt hierbij dus geen rol.

Bij een tekortkoming van de zorgplicht van de adviseur kan de klant de adviseur aanspreken. Anders gezegd: de klant kan de adviseur aanspreken als hij vindt dat hij schade lijdt doordat de adviseur niet professioneel of niet integer heeft gehandeld. Op basis van de regelgeving uit het BW kan de klant bij de rechter een klacht indienen tegen de adviseur. Een rechter kan bij bepaling van zijn uitspraak een overtreding van de Wft meenemen. Of en in welke mate dit gebeurt, hangt af van de situatie op zich.

Page 243: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

233

7020161_Wft Basis

VoorbeeldCivielrechtelijke uitspraak financieel product

Op 28 maart 2008 oordeelde de Hoge Raad dat er bij een effectenleaseproduct sprake was van huurkoop. Een

klant stelde een dienstverlener aansprakelijk voor de verkoop van een effectenleaseproduct.

Effectenlease wil zeggen dat de klant met geleend geld aandelen koopt. Bij een positief rendement van de

effecten krijgt de klant uiteindelijk meer geld terug dan er is ingelegd. Helaas was er een negatief rendement.

De klant bleef zitten met een restschuld. De uiteindelijke waarde van de aandelen was lager dan de aangegane

schuld. Bij huurkoop mag de klant het product dat hij wil hebben meteen meenemen. De klant betaalt dan

iedere maand een bepaald bedrag totdat hij het hele bedrag heeft afbetaald. Pas dan is het product van de

klant.

Bij huurkoop moet de andere echtgenoot schriftelijk toestemming geven. Dat was in dit geval niet gebeurd. De

overeenkomst werd vernietigd, wat inhoudt dat de overeenkomst niet heeft bestaan. De gehele inleg moest aan

de klant worden terugbetaald en de restschuld moest worden kwijtgescholden. Door het aansprakelijk stellen

van de aanbieder van het effectenleaseproduct kreeg de klant dus zijn geld terug op basis van regels van het

BW.

Page 244: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

234

7020161_Wft Basis

Page 245: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

235

7020161_Wft Basis

10 ADVIESVAARDIGHEDEN

Sadid en Manon hebben hun eerste woning aangekocht. Ze hebben een hypothecair krediet nodig om de woning te kunnen financieren. Sadid en Manon willen hierover advies inwinnen. Dit doen zij bij Simon. Simon is adviseur bij een onafhankelijk hypotheekadviesbureau. Sadid en Manon gaan in gesprek met Simon.

Naast zich professioneel gedragen en integer zijn, moet een adviseur beschikken over goede adviesvaardigheden om juist om te kunnen gaan met zijn klanten. Al eerder in deze syllabus kwam het adviestraject kort aan bod. We zagen dat het adviestraject bestaat uit: kennismaking, beeldvorming, oplossing en nazorg. De kennismaking en beeldvorming vinden meestal plaats tijdens het inventarisatiegesprek met de klant. Bij beeldvorming speelt de risicoanalyse een rol. De adviseur presenteert zijn advies (oplossing) aan de klant. Nazorg bestaat uit het beheren en actueel houden van het advies. In dit hoofdstuk komen dan ook de volgende onderwerpen aan bod:• wat houdt het adviestraject in?;• algemene mondelinge adviesvaardigheden;• inventariseren;• analyseren;• adviseren; • nazorg.

10.1 WAT HOUDT HET ADVIESTRAJECT IN?

Onderstaand figuur geeft aan uit welke fasen een adviestraject moet bestaan.

De Wft schrijft voor dat het financieel advies passend moet zijn. Dit wil zeggen dat het advies moet aansluiten bij de situatie en wensen van de klant. Een advies kan alleen aansluiten bij de wensen en situatie van de klant als de adviseur deze situatie en wensen kent. Als de adviseur de situatie en de wensen van de klant in beeld heeft gebracht, dan moet hij vervolgens deze situatie en wensen analyseren en de oplossingen hierbij bedenken. Uiteindelijk komt hij tot een oplossing en dus tot een advies. De adviseur moet ervoor zorgen dat hij het advies beheert en dat het actueel blijft.

Page 246: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

236

7020161_Wft Basis

10.2 INVENTARISEREN

De doelstelling van inventariseren is dat de adviseur alle gegevens krijgt die nodig zijn voor een passend advies. Daarnaast maakt de adviseur tijdens het inventariseren ook kennis met de klant als het de eerste keer is dat de adviseur de klant treft. Bij een bestaande klant is inventariseren vaak ook belangrijk. Dit kan bijvoorbeeld zo zijn omdat:• het dit keer gaat om een ander soort advies dan voorheen; en/of • er kunnen gegevens zijn gewijzigd in de persoonlijke situatie van de klant.

In de meeste gevallen vindt het inventariseren plaats tijdens een face-to-face-gesprek. Dit gesprek noemen we een inventarisatiegesprek, een gestructureerd interview of een intakegesprek. In onderstaande tekst gebruiken we de term inventarisatiegesprek. Bij (meer) eenvoudige producten kan het inventariseren ook schriftelijk of telefonisch gebeuren.

Het is voor de adviseur belangrijk dat hij een effectief inventarisatiegesprek kan voeren. Hoe krijgt de adviseur binnen relatief korte tijd de juiste gegevens boven tafel die nodig zijn voor een passend en juist advies? En hoe doet hij dat ook nog eens op een manier waardoor de klant graag bij hem terugkomt? Een inventarisatieformulier, een goede voorbereiding en een juiste structuur tijdens het gesprek zijn hierbij belangrijk.

10.2.1 Inventarisatieformulier

De meeste adviseurs werken met een zogeheten inventarisatieformulier tijdens het inventariseren. Het inventarisatieformulier wordt ook wel intakeformulier genoemd. Een inventarisatieformulier is een vragenlijst waarop de (hoofd)vragen van de adviseur staan. Er is ruimte op het inventarisatieformulier om de antwoorden van de klant in te vullen. De adviseur schrijft tijdens de inventarisatie de antwoorden van de klant op in de hiervoor bestemde ruimte.

10.2.2 Voorbereiding

De adviseur doet er verstandig aan zichzelf voor te bereiden op het gesprek. De adviseur bekijkt welke informatie er al beschikbaar is en welke informatie er nog ontbreekt. Hoeveel informatie er aanwezig is, is afhankelijk van de vraag of het om een nieuwe of bestaande klant gaat.

Nieuwe klantenBij een nieuwe klant is er vaak weinig informatie over de klant aanwezig. Veel adviseurs kiezen er dan ook voor van tevoren informatie op te vragen bij de klant. Dit gebeurt door:• het opsturen van een korte vragenlijst; en/of• door te vragen om bepaalde documenten mee te nemen naar het gesprek.

Is er informatie over een klant beschikbaar, dan neemt de adviseur deze informatie van tevoren door en vult waar mogelijk al delen van het inventarisatieformulier in.

Page 247: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

237

7020161_Wft Basis

Bestaande klantenBij een bestaande klant bestudeert de adviseur het advies dat destijds is gegeven. De adviseur moet dan weten wat destijds de uitgangspunten, de wensen en het advies zijn geweest en of dit advies is opgevolgd. Ook hier vult de adviseur de delen van het inventarisatieformulier die bekend zijn en niet gewijzigd zullen zijn alvast in.

Werkwijze uitleggenDe adviseur legt duidelijk uit wat zijn bedoeling is van het gesprek. Hij legt zijn werkwijze uit. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan bod:• Uitleg inhoud adviestraject. Het gaat hier om een inventarisatiegesprek. De adviseur wil

informatie verzamelen voor het schrijven van een juist en passend advies. De adviseur benadrukt dat hij in dit gesprek, het inventarisatiegesprek, nog geen advies geeft. Hij stelt alleen maar vragen. In een tweede gesprek komt hij met een advies. Dit geldt voor meer ingewikkelde producten. In het geval dat de adviseur al direct in het eerste gesprek overgaat tot een advies geeft hij dit aan.

• Beloningswijze uitleggen. De adviseur legt de wijze van beloning uit. Hij overhandigt eventueel het dienstverleningsdocument (DVD) als dit nodig is en nog niet is gebeurd.

• Uitleg spelregels gesprek. De adviseur legt zijn spelregels uit. Deze spelregels zijn bijvoorbeeld: vragen tussendoor stellen kan, de adviseur schrijft mee en stelt vragen aan de hand van het inventarisatieformulier. Tussentijds zal hij samenvatten en aan het einde van het gesprek wil hij graag een afspraak maken voor een tweede gesprek waarin hij zijn advies presenteert.

• Controle werkwijze duidelijk. Ten slotte vraagt hij aan het einde van deze fase van het inventarisatiegesprek of zijn werkwijze duidelijk is.

• Opening tot stellen van vragen. Zo ja, dan stelt hij de vraag of de klant het goed vindt dat hij begint met het stellen van vragen. Zo nee, dan vraagt hij met een open vraag wat er niet duidelijk is voor de klant.

VoorbeeldWerkwijze uitleggen

Erica geeft advies aan de Heer Jonkers over de verzuimverzekering. Hij heeft onlangs veel zieke werknemers

gehad en dit verzuim heeft hem veel geld gekost. Ze geeft aan dat ze het vervelend vindt dat het ziekteverzuim

veel geld kost en dat zij graag met de heer Jonkers zoekt naar een passende oplossing. Ze geeft vervolgens aan

dat het dan ook belangrijk is dat ze samen alle gegevens voor een goed en passend advies in beeld gaan

brengen.

Vervolgens legt zij uit dat ze werkt met minimaal twee gesprekken. Dit gesprek is een inventarisatiegesprek

waarin zij alleen maar gegevens wil verzamelen. Erica geeft aan dat ze tijdens dit gesprek nog niet met advies

komt. Dit doet zij graag tijdens een vervolggesprek. Dan heeft zij tussen de gesprekken in tijd om de

verzamelde gegevens te analyseren en te komen met het meest passende advies.

Verder geeft Erica aan dat zij werkt op basis van een uurtarief. Ze noemt het tarief en geeft aan na dit gesprek

een inschatting te kunnen maken van het aantal uren dat zij nodig heeft om een advies op te stellen. De heer

Jonkers kan dan na afloop van dit gesprek beslissen of Erica een advies voor hem zal opstellen op basis van het

aantal uren dat Erica noemt.

Page 248: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

238

7020161_Wft Basis

Ook geeft Erica aan dat zij werkt met een inventarisatieformulier en dat de heer Jonkers vragen tussendoor kan

stellen. Erica vraagt vervolgens aan de heer Jonkers of zij haar werkwijze zo duidelijk heeft uitgelegd. De heer

Jonkers geeft aan dat alles duidelijk is. Vervolgens stelt Erica de vraag: ‘Vindt u het goed als ik u dan nu een

aantal vragen stel?’ De heer Jonkers geeft aan dit prima te vinden. Erica start met het stellen van haar vragen.

Onderdelen van de inventarisatieDe adviseur start met het inventariseren van een aantal algemene gegevens zoals adres, telefoonnummer en dergelijke. Mochten deze gegevens al bekend zijn dan controleert de adviseur met de klant of deze gegevens kloppen.

Vervolgens gaat de adviseur in op de onderdelen die nodig zijn voor het opstellen van een klantprofiel. Dit zijn: de financiële positie, de doelstellingen, de kennis en ervaring en de risicobereidheid.

Financiële positieBij de financiële positie inventariseert hij de huidige financiële situatie maar kijkt hij ook naar de toekomstige financiële situatie. Denk bij de huidige financiële positie aan het huidige inkomen (zoals loon of huurinkomsten), het vermogen en eventuele schulden. Bij de toekomstige financiële positie vraagt de adviseur naar bijvoorbeeld pensioeninkomen of vermogen dat wordt opgebouwd binnen bestaande verzekeringen.

Je vraagt hierbij niet naar inkomsten en vermogensbestanddelen die nog niet zeker zijn, omdat deze geen rol spelen bij het advies dat je op dit moment geeft. In het kader van de nazorg wijs je de klant er wel op dat wijzigingen in de financiële positie in de toekomst wellicht invloed hebben op dit advies. En vraag je de klant om je in de toekomst te informeren mocht een dergelijke wijziging zich voordoen, zodat je het advies dan kunt toetsen.

Vaak vraag je de klant om bepaalde documenten mee te nemen of klaar te leggen, zodat je van daaruit de financiële positie kunt overnemen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan loonstroken, Uniforme Pensioenoverzichten (UPO) en jaarcijfers. Gegevens die je hieruit kunt aflezen ga je niet nog eens aan de klant vragen tijdens het gesprek.

Kennis en ervaringDe adviseur stelt vragen over de kennis en ervaring van de klant in relatie tot de klantvraag. De adviseur stelt deze vragen om vervolgens te kunnen bepalen hoeveel informatie hij de klant nog moet verstrekken voordat hij verder kan gaan met inventariseren. Belangrijk is hierbij om niet alleen maar gesloten vragen te stellen, maar ook controlevragen, zodat de adviseur echt kan beoordelen wat de voorkennis van de klant is.Voorbeeld gesloten vragen:

Weet u welke verschillende hypotheekvormen er zijn?Weet u al iets over de fiscale behandeling van levensverzekeringen?Weet u welke verschillende pensioensystemen er gehanteerd worden in de markt?

Voorbeeld open vragen (controlevragen):Wat is het verschil tussen een lineaire hypotheek en een annuïteiten hypotheek?Hoe wordt een lijfrenteverzekering fiscaal behandeld?Welke pensioensystemen zijn er?

Page 249: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

239

7020161_Wft Basis

DoelstellingDe adviseur gaat de doelstelling uitgebreid na. Al eerder in het gesprek gaf de klant de reden van het gesprek aan. De adviseur inventariseert hier nader op de doelstellingen en wensen van de klant. Denk hierbij aan de volgende vragen:

Welk bedrag heeft u nodig voor de aankoop van de tweede woning? (vermogensvorming)Wanneer dient het bedrag beschikbaar te zijn? (vermogensvorming)Welk inkomen heeft u nodig mocht u arbeidsongeschikt raken? (arbeidsongeschiktheid)Welk deel van het aankoopbedrag van de woning wilt u financieren? (hypotheek)

Daarnaast is het belangrijk dat de vragen algemeen van aard blijven tijdens het inventariseren. Je stelt dus geen vragen die direct de opzet van een product bepalen. “Wilt u bij pensionering uw levensstandaard handhaven?” is een algemene vraag. “Moeten de lijfrente-uitkeringen geïndexeerd worden?” is te product specifiek. Het antwoord op de laatste vraag volgt uit jouw analyse.

RisicobereidheidEen ander belangrijk deelonderwerp is het inventariseren van de risicobereidheid. De risicobereidheid wil zeggen: het risico dat de klant wil en kan lopen. Hierbij spelen de begrippen risicotolerantie en risicoperceptie een rol. Risicotolerantie is het risico dat de klant kan lopen en leidt je af uit de financiële positie. De risicoperceptie is het risico dat de klant wil lopen.

Voorbeeld Risicobereidheid

Elmer geeft advies aan Jasper. Jasper wil het risico van arbeidsongeschiktheid verzekeren. Elmer vraagt aan

Jasper hoe lang hij het risico van arbeidsongeschiktheid zelf wil lopen (=risicoperceptie). Jasper geeft aan dat

hij dit risico voor een periode van 6 maanden wil lopen.

Vervolgens vraagt Elmer met welke middelen hij dit risico gedurende die 6 maanden kan overbruggen

(risicotolerantie). Jasper geeft aan dat zijn spaargeld hiervoor gebruikt mag worden.

Ter controle zal Elmer nog nagaan of het spaargeld van Jasper inderdaad voldoende is om deze periode zelf te

kunnen overbruggen.

De adviseur brengt de risico’s in beeld die er zijn of die er gaan komen. Hierbij is er verschil tussen:• Bestaande risico’s nu en in de toekomst. Voorbeelden hiervan zijn het financiële risico voor het

geval dat de kostwinner overlijdt of schade veroorzaakt door bepaalde risico’s. • Risico’s die ontstaan door het afsluiten van het financieel product. Voorbeelden hiervan zijn

risico’s van een bepaalde belegging, risico’s bij het afsluiten van een krediet of risico’s bij het afsluiten van een pensioencontract.

Bij elk risico bepalen de klant en de adviseur de risicobereidheid.

Page 250: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

240

7020161_Wft Basis

10.3 ANALYSEREN

De adviseur stelt met de verzamelde gegevens een klantprofiel op. Vanuit het klantprofiel en de wensen van de klant analyseert de adviseur de gegevens en komt uiteindelijk tot een advies.

De analyse bestaat vaak uit:• Berekeningen. Bij het analyseren maakt de adviseur berekeningen. Hij kan gebruikmaken van

bepaalde offerteprogramma’s die berekenen wat de uiteindelijke prijs is voor een bepaald financieel product. Ook zijn er programma’s die los staan van een product. Hierbij kunt ubijvoorbeeld denken aan een programma dat de leencapaciteit berekent of berekent hoe hoog het inkomen van een klant is in een bepaalde situatie, bijvoorbeeld bij arbeidsongeschiktheid.

• Uitschrijven van mogelijkheden. De adviseur bepaalt vervolgens aan welke uitgangspunten een oplossing moet voldoen en gaat op zoek naar verschillende oplossingsmogelijkheden.

• Passende oplossing. De adviseur kiest uit de verschillende mogelijkheden de meest passende oplossing. Deze oplossing sluit het beste aan bij de wensen en financiële situatie van de klant, ofwel de geïnventariseerde gegevens.

10.4 ADVISEREN

Na de analyse weet de adviseur wat hij gaat adviseren. De meeste adviseurs werken dit uit in een adviesrapport. De adviseur schrijft het rapport voor de klant. Het moet voor de klant dan ook een duidelijk verhaal zijn. Het is belangrijk dat de adviseur gestructureerd en niet te ingewikkeld schrijft. Bij de uitleg aan een klant is het zaak om ook een grafische en cijfermatige onderbouwing te geven van het advies. Deze grafische en cijfermatige voorbeelden moeten het advies wel ondersteunen. Het advies wordt uiteindelijk in de meeste gevallen mondeling met de klant doorgenomen. Mocht de klant uiteindelijk willen afwijken van het advies, dan is dat toegestaan. De klant beslist immers zelf welk product hij uiteindelijk afneemt. Het is dan wel van belang om de klant te wijzen op de risico’s die hij loopt doordat hij het advies niet opvolgt, zowel bij een positieve als negatieve afwijking. Deze waarschuwing neem je ook op in je dossier.

10.5 NAZORG

Na het adviesgesprek zet de adviseur de afspraken, als deze zijn gemaakt, in gang. Mocht er sprake zijn van bemiddeling in financiële producten dan zorgt de adviseur voor aanvraagformulieren en eventuele aanvullende informatie die nodig is voor de aanbieders van de producten. De adviseur controleert of de producten op een juiste wijze zijn afgenomen. Ook legt de adviseur de afspraken, het klantprofiel, de analyse en het advies vast in een klantdossier. De klant moet centraal staan bij de advisering. De zorg houdt niet op bij het eenmaal uitgebrachte advies en eventuele opvolging van afspraken hierover. De adviseur moet de klant blijven voorzien van informatie als dit nodig is. Het kan gebeuren dat een in eerste instantie passend financieel advies niet meer passend blijkt te zijn.

Page 251: opleiding wft basis - Lindenhaeghe2.4.1 AFM verleent vergunning 46 ... 5.3.3 Woonquote 123 5.3.4 Fiscus en hypothecair krediet 123 5.3.5 Aflossingsvormen 125 5.3.6 Transportakte en

241

7020161_Wft Basis

Dit kan het geval zijn door:• wijzigingen in de persoonlijke situatie van de klant; en/of• wetswijzigingen; en/of;• bepaalde productontwikkelingen.

Het is dus belangrijk dat de adviseur na verloop van tijd contact opneemt met de klant. Hij bekijkt dan samen met de klant of het advies nog up-to-date is en informeert de klant hierover. Indien afgesproken of gewenst, kan er actie worden ondernomen.