OPENRUIMTE ZUID RAND ANTWERPEN

20
. P T A r c h i t e c t e n b v b a . z w a r t p a a r d s t r a a t 1 5 . 1 0 8 0 B r u s s e l . + 3 2 2 2 9 0 5 0 5 5 . B E 8 9 0 0 8 6 5 4 9 . i n f o @ p t a r c h i t e c t e n . b e . w w w . p t a r c h i t e c t e n . b e OPENRUIMTE Z U I D R A N D A N T W E R P E N S Y N T H E S E VAN VISIES & PLANNEN EINDRAPPORT

Transcript of OPENRUIMTE ZUID RAND ANTWERPEN

. PTArchitecten bvba . zwart

paar

dstr

aat

15 .

1080

Bru

ssel

. +32 2 290 50 55 . BE 890 086 549 . info@

ptarchitecten.be . ww

w.ptarchitecten.be

O P E N R U I M T EZ U I D R A N D A N T W E R P E N

S Y N T H E S E VA N V I S I ES & P L A N N E N

EINDRAPPORT

2

COLOFON

STUDIEBUREAU

Dit onderzoek werd uitgevoerd door

. PTArchitecten bvba . zwart

paar

dstr

aat

15 .

1080

Bru

ssel

. +32 2 290 50 55 . BE 890 086 549 . info@

ptarchitecten.be . ww

w.ptarchitecten.be

PTArchitecten BVBABarthélémylaan 13 - 1000 Brussel Zwart Paardstraat 15 - 1080 Brussel T +32 2 290 50 55 BE 890 086 [email protected] www.ptarchitecten.be

Ir. Architect - stedenbouwkundige Tine Van Herck [email protected]> projectleider

Ir. Architect Peter Casier > co-projectleider

Architect Ine Maenhout > medewerker

OPDRACHTGEVER

Departement Ruimte VlaanderenAfdeling Gebieden en ProjectenContact via: [email protected]@rwo.vlaanderen.be

april 2015

3

SITUERING EN AANLEIDING VAN DE STUDIE

Het gebied met als voorlopige werknaam ‘Zuidrand Antwerpen’, is centraal gelegen tussen Antwerpen en Brussel. Het is een gebied waar een grote verstedelijkingsdruk heerst, die vaak tot bijkomende inname van de openruimte en versnippering leidt. Dit gaat gepaard met een zeer grote hoeveelheid aan planningsinitiatieven, projecten, studies en visies. Het is dan ook een regio waaraan veel belang wordt gehecht in het (ruimtelijk) beleid. We denken dan o.a. aan de ruimtelijke structuurplannen van de ge-meenten, de kaderplannen van de provincie en verschillende planningsdocumenten op Vlaams niveau.

De openruimte in deze regio blijft echter ongedefinieerd. Binnen het toeristisch en re-creatief Vlaamse landschap blijft het onderbelicht terrein. Met als ambitie meer inzicht te krijgen in dit openruimteverhaal, werd voorliggende studie opgesteld.

Voorliggende studie is vertrokken vanuit drie doelstellingen:1. De opmaak van een aanzet tot synthesekaart ‘ruimtelijke visie’ voor de openruimte in de Zuidrand van Antwerpen op basis van een inventarisatie en analyse van bestaande visies. (titel 1) Welke plannen en visies werden opgenomen en hoe deze zijn verwerkt, wordt toegelicht in een eerste deel Methodiek (titel 0).

2. Het scherp stellen van de deelgebieden. Welke ruimtelijke samenhangende deelge-bieden binnen de Zuidrand Antwerpen kunnen worden onderscheiden? (titel 2)

3. Komen tot een aantal aanbevelingen en prioritaire acties voor het gebied. (titel 3)

Voorliggend document is het resultaat van een desktopstudie die werd afgestemd met de werking van de strategische projecten ‘beleefbare open ruimte in de Antwerpse Zuidrand’ (visieworkshop van 17 maart 2015) en ‘gebiedsprogramma Rupelstreek’ (stuurgroep 22.04.2015). De respectievelijke projectcoördinatoren van deze projecten Ann Thomas en Sofie Troch volgden de studie mee op. Ze hebben veel bestaande infor-matie aangereikt en hebben met verschillende partners gesproken. Gelijkaardige inter-actie heeft plaatsgevonden met de meest betrokken diensten van de provincie en admi-nistraties van het Vlaams gewest (overleg met Vlaamse Landmaatschappij, Agentschap voor Natuur en Bos, Vlaamse Milieumaatschappij, departement Landbouw en Visserij, Agentschap voor Onroerend Erfgoed en Ruimte Vlaanderen op 3 maart 2015).

Voorliggend document is het resultaat van een kortlopende studie (februari-april 2015) door PTA in opdracht van het departement Ruimte Vlaanderen, afdeling Gebieden en Projecten. Dit document bevat geen nieuwe visie en is geen goedgekeurd plan. Ruimte Vlaanderen wenst hiermee alle actoren en besturen (gemeenten, provincie en Vlaanderen) die werkzaam zijn in het gebied te ondersteunen in hun +respectievelijke (ruimtelijke) plan-ningsprocessen. De betreffende kaart, verklarende tekst en fiches in bijlage kunnen een hulpmiddel zijn doordat ze een synthese aanreiken van bestaande visies en plannen. Op die manier vormt voorliggende studie een overzichtelijk aftoetsingskader voor toekom-stige planningsprocessen en operationele plannen.

De opzet van de studie is voornamelijk een bijdrage te leveren aan de werking binnen de regio. Met deze synthese kan de bestaande dynamiek gestroomlijnd worden en kan samenwerking efficiënter georganiseerd worden. Het doel van deze samenwerking is het uitstippelen van een realisatiegerichte aanpak voor het tot stand brengen van een aaneengesloten en toegankelijk openruimtegebied in de zuidrand van Antwerpen, ver-trekkend van de bestaande sterkten, maar aangevuld met nieuwe uitdagingen.

Het is onder andere binnen de werking van de strategische projecten ‘beleefbare open ruimte in de Antwerpse Zuidrand’ en ‘gebiedsprogramma Rupelstreek’ dat de bestaan-de samenwerking verdergezet zal worden en een gezamenlijk verhaal voor de open-ruimte operationeel zal worden gemaakt. Voorliggende studie geeft hiervoor enkele aanbevelingen weer (titel 3). Dit rapport wordt afgesloten met een samenvattende conclusie (titel 4).

Uit de studie zal blijken dat het gebied veeleer dan een (zuid-)rand, geprofileerd kan worden als een centraal Landschapspark. Een divers landschap tussen twee fortengor-dels en met wel 10 beekvalleien, bovendien omboord door de Rupel en de Schelde. Een landschapspark waar de openruimtevraag groot is en de zoektocht naar synergiën tus-sen recreatie, landbouw en natuur essentieel. Door de (soms onderkende) troeven van deze open ruimte uit te spelen, kan het landschapspark mensen van de Rupelstreek, de randgemeenten en Antwerpen verbinden.

. PTArchitecten bvba . zwart

paar

dstr

aat

15 .

1080

Bru

ssel

. +32 2 290 50 55 . BE 890 086 549 . info@

ptarchitecten.be . ww

w.ptarchitecten.be

0O P E N R U I M T EZ U I D R A N D A N T W E R P E N

METHODOLOGISCHE NOTA

6 6

In totaal werden 33 plannen of studies opgenomen in de synthese van visies en plannen. De gehanteerde categorisering is als volgt :

1. GEWESTELIJK

1.1 RANDVOORWAARDEN (chronologisch van oud naar recent). BESCHERMDE NATUUR – NATURA 2000 . BESCHERMDE LANDSCHAPPEN - 2001 . SIGNAALGEBIEDEN BEKKENBEHEERPLAN - 2011 . SIGMAPLAN - 2014 . RUIMTELIJK BEDREIGDE BOSSEN - 2015

1.2 VISIE. AGNAS . INRICHTINGSSTUDIE STADSRANDBOS ANTWERPEN – 2008

1.3 AANPAK. PLANPROGRAMMA LANDINRICHTING SCHELDE- RUPEL

2. PROVINCIAAL

2.1 RANDVOORWAARDEN/

2.2 VISIE (volgens omvang studiegebied en graad van detaillering). PROVINCIAAL RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN - 2001. KADERPLAN FORTENGORDELS ROND ANTWERPEN - 2012. KADERPLAN OPENRUIMTEVINGER – 2004. KADERPLAN KLEINSTEDELIJK GEBIED EN ONTGINNINGSGEBIED BOOM –RUMST 2014

2.3 AANPAK. GEBIEDSGERICHT STRATEGISCH PROJECT RUPEL – 2013 / 2015. GEBIEDSGERICHT STRATEGISCH PROJECT BELEEFBARE OPENRUIMTE ZUIDRAND ANTWERPEN – 2014 . NATUURONTWIKKELINGSPLAN VOOR HET KLEIONTGINNINGSGEBIED TE BOOM – RUMST - 2012

3. INTERGEMEENTELIJK

3.1 RANDVOORWAARDE /

3.2 VISIE. INTERGEMEENTELIJK MOBILITEITSPLAN RUPELSTREEK EN AARTSELAAR – 2010

3.3 AANPAK. BELEIDSPLAN CULTUREEL ERFGOED ANTWERPSE ZUIDRAND - 2015. BELEIDSPLAN ‘DE ZUIDRAND, DAT SMAAKT!’

4. GEMEENTELIJK

4.1 RANDVOORWAARDEN/

4.2 VISIE . VERDICHTEN EN VERVLECHTEN I PLEIDOOI VOOR TUSSENSCHAAL . GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN BOOM – 2001. GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN NIEL – 2008. GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN SCHELLE – 2005. GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN HEMIKSEM – 2005. GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN HOVE – 2005. GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN RUMST – 2005. GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN BORSBEEK – 2007. GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN BOECHOUT – 2006. GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN LINT – 2008. GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN KONTICH – 2008. GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN AARTSELAAR – 2005. GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN MORTSEL – 2006. GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN EDEGEM – 2005. KADERPLAN ONTWIKKELING GLASTUINBOUW RANST - 2012

4.3 AANPAK/

VERWERKING BESTAANDE PLAN-NEN EN STUDIES

FICHE PER STUDIE/PLAN

De eerste stap in deze opdracht is het doornemen en lezen van de bestaande studies en plannen. Studies opgemaakt voor 2000 werden niet geïntegreerd. Er werden zowel lokale als bovenlokale plan-nen geïntegreerd, maar zeer gedetailleer-de plannen zoals bevoorbeeld gemeen-telijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, werden gezien het schaalniveau van deze studie niet opgenomen.

De aangereikte studies & plannen wer-den gescreend met een sterke focus op de openruimte. Voor iedere studie of plan werd een fiche opgesteld. Deze fiche verzamelt van de betreffende stu-die of plan, de relevante elementen met betrekking tot de openruimte Zuidrand Antwerpen. De fiche hebben niet de am-bitie om een synthese te geven van elk plan of studie aangezien ze de studie of het plan vanuit een specifieke invalshoek hebben benaderd. De fiche bevatten hetzij een samenvatten-de tekst, hetzij uittreksels uit de studie of het plan zelf. Daarnaast is het belangrijk-ste kaartmateriaal opgenomen. Hiervoor is gebruik gemaakt van een onderlegger met de topografische kaart. Op die ma-nier wordt de schaal en ligging van het studiegebeid van elke studie of plan snel gevisualiseerd.

Door het kaartmateriaal per studie/plan te verschalen en voor te stellen op eenzelfde basiskaart, kunnen kaarten grafisch gecombineerd worden of t.o.v. elkaar getoetst. Door een overlayer te maken van de verschillende kaarten kon ook vastgesteld worden welke gebieden meer en minder bestudeerd werden.

CATEGORISEREN

Met het oog op de verwerking van de ver-schillende studies & plannen in een syn-these visie werd gezocht naar een werk-bare categorisering.

De volgende criteria voor categorisering werden onderzocht : ȥ bestuursniveau ȥ chronologisch ȥ schaal of omvang van studiegebied ȥ graad van detaillering ȥ doelstelling of kader studie/plan

Als eerste duidelijk criterium van opdeling werd het bestuursniveau vastgelegd. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen : ȥ Gewestelijk ȥ Provinciaal ȥ Intergemeentelijk ȥ Gemeentelijk

In de meeste gevallen loopt deze catego-risering parallel met de omvang van het studiegebied en de graad van detaillering. De studies op gewestelijk niveau hebben veelal een studiegebied met een grotere perimeter en een lagere graad van detail-lering dan de studies of plannen die op

Gemeentelijk niveau werden opgemaakt. Hierop zijn echter meerdere uitzonderin-gen. Er is dan ook bewust gekozen om het bestuursniveau als eerste criteria te han-teren.

Al snel werd vastgesteld dat de studies/plannen zeer uiteenlopende ambities of doelstellingen hebben. We zijn gaan kijken welke documenten/studies per be-stuursniveau sterke uitspraken doen over een ruimtelijke visie. Er zijn immers bij de aangereikte studies/plannen verschil-lende studies/plannen die meer inzetten op beleid of die zeer analytisch zijn opge-bouwd.

Hoewel dit niet altijd eenduidig is, werd de noodzaak vastgesteld hierin ook een categorisering op te maken. Binnen elk bestuursniveau wordt een onderscheid gemaakt tussen :

. randvoorwaarden : Hier worden stu-dies of plannen ondergebracht die kun-nen beschouwd worden als feitelijke rand-voorwaarde voor de synthese visie. Deze plannen zijn veelal tot stand gekomen na een zware beslissingsprocedure en zijn niet of moeilijk omkeerbaar. Meestal gaat het over het bestendigen of beschermen van een bestaande situatie. Een duidelijk voorbeeld hiervan zijn de habitatrichtlijn-gebieden. Voor de opmaak van de geïn-tegreerde ruimtelijke visie worden deze studies of plannen niet meer in vraag ge-steld. Hun ruimtelijke consequenties wor-den opgenomen als randvoorwaarden. . visie : Deze studies of plannen formu-leren een duidelijke visie en proberen deze ruimtelijk te vertalen. Deze studies of plannen kijken hierbij expliciet naar de toekomst. Deze studies en plannen zullen de basis vormen voor de zoektocht naar een geïntegreerde ruimtelijke visie. De provinciale kaderplannen zijn duidelijke voorbeelden van de plannen in de catego-rie visie.

. aanpak : Een derde categorie van stu-dies of plannen zijn meer gericht op be-leid, uitvoering en/of communicatie. Ze geven zelf geen of zeer beperkt een ruim-telijke visie mee. De studies en plannen in deze categorie hebben minder impact op de synthese visie, maar worden belang-rijker bij de afbakening van de deelgebie-den.

Binnen elk categorie worden de studies hetzij chronologisch (van nieuw naar oud of van oud naar nieuw) of per om-gang studiegebied of graad van de-taillering geordend.

De opmaak van deze categorisering was essentieel voor de verwerking van de plannen en studies. Op basis van de plan-nen en studies gecategoriseerd als rand-voorwaarden werd een basiskaart met ge-integreerde randvoorwaarden opgesteld.

Het resultaat van deze stap zijn de fiches in bijlage.

7

dat de aangereikte studies die werden ge-categoriseerd als visie veel minder tot niet spreken over deelgebieden, daar waar de aangereikte plannen of studies die wer-den gecategoriseerd onder aanpak, dit veel meer doen.

Onder titel 2 van dit rapport wordt een evaluatie gemaakt van de deelgebieden die vandaag worden gehanteerd. In een eerste luik wordt gekeken of elk deelge-bied een samenhangend geheel vormt in relatie tot de synthese van visies en plan-nen. Op basis van de confrontatie van de deelgebieden met de synthese van visies en plannen, worden een aantal aanpas-singen gesuggereerd. In een tweede luik van de evaluatie wor-den de aangereikte studies en plannen die in deel 0 - methodologische nota wer-den geklasseerd onder de noemer ‘aan-pak’ geconfronteerd met de geëvalueerde deelgebieden uit kaart 3. Op die manier wordt geverifieerd of de studies en plan-nen met een operationele insteek, daad-werkelijk handelen over logisch afgeba-kende deelgebieden.

Opnieuw worden de studies en plannen volgens bestuursniveau doorlopen. Op gewestelijk niveau wordt gekeken naar het Landinrichtingsplan Schelde Rupel. Het landinrichtingsplan is gericht op reali-satie en beheer. In dit kader is het afbake-nen van deelgebieden zeker relevant.

Op provinciaal niveau, zijn de gebiedsge-richte strategische projecten meer gericht op beleid en communicatie. Ze geven zelf geen of zeer beperkt een ruimtelijke visie mee. Er worden deelgebieden af-gebakend. Opnieuw is dit getoetst met de synthese van visies en plannen en de voorgestelde deelgebieden. Het betreft het gebiedsgericht strategisch project Rupel en het gebiedsgericht strategisch project beleefbare openruimte zuidrand Antwerpen.

Nog op provinciaal bestuursniveau werd gekeken naar het natuurontwikkelings-plan voor het kleiontginningsgebied te Boom – Rumst.

CONCLUSIES & AANBEVELINGEN

Bij het lezen en verwerken van de ver-schillende studies werd snel duidelijk dat er een onevenwicht is in de intensiteit van onderzoek en visievorming. Er zijn delen van de Openruimte die veelvuldig bestudeerd zijn en onderwerp hebben uitgemaakt van uitgewerkte visies. Er zijn andere delen die buiten het vrij algemene AGNAS plan, nooit onder de loop werden genomen. Daarnaast is er een oneven-wicht vastgesteld in de intensiteit van de plannen van aanpak.

Onder titel 3 worden een aantal aanbe-velingen geformuleerd met betrekking tot het in evenwicht brengen van deze intensiteit als een belangrijke randvoor-waarde voor een coherente aanpak van de Openruimte Zuidrand Antwerpen.

Titel 4 sluit de studie af met een conclu-sie.

delijke uitspraken over een ruimtelijke toekomstvisie voor dit gebied. Aangezien het kaderplan recenter en gedetailleerder is als AGNAS worden de principes van het kaderplan opgenomen in de synthese vi-sie. Deze principes worden geabstraheerd omdat de detailgraad van dit kaderplan te gedetailleerd is voor een synthese visie. De synthese visie bevat echter geen te-genstrijdigheden met het kaderplan.

INTERGEMEENTELIJK

Op het Intergemeentelijk bestuursni-veau worden vooral plannen en studies gemaakt die gecategoriseerd zijn on-der aanpak. Deze beogen voornamelijk een gezamenlijke aanpak van gemeente overschrijdende gebieden. Deze studies geven weinig visie weer. Er werd één stu-die onderzocht die werd gecategoriseerd onder visie, namelijk het intergemeen-telijk mobiliteitsplan Rupelstreek en Aartselaar uit 2010. In de synthese visie wordt hieruit de potentie van het inter-modaal knooppunt in Boom en de water-tram op de Rupel toegevoegd.

GEMEENTELIJK

Op gemeentelijk niveau zijn er een hele reeks visieplannen. De meeste zijn de gemeentelijke ruimtelijke structuur-plannen. Voor deze plannen is bekeken of ze de visies die op de hogere bestuurs-niveaus werden geïntegreerd, niet tegen spreken. . In geval van detaillering, wordt deze detaillering in de mate van het mogelijke toegevoegd aan de synthese visie. . In geval van tegenstrijdigheden, wor-den deze aangegeven.

In opdracht van de stad Antwerpen werd ook de studie opgemaakt : Verdichten en vervlechten I Pleidooi voor tus-senschaal. Deze studie is recent en be-handelt verschillende schaalniveaus. De studie heeft echter geen statuut. Er wordt gekeken of de studie de synthese visie kan detailleren maar indien er tegenstijdighe-den zijn met andere studies of plannen, wordt de studie verdichten en vervlech-ten niet geïntegreerd.

Voor de opmaak van de synthese van vi-sies en plannen werd in de volgorde zoals hierboven beschreven zowel het kaartma-teriaal als het tekst gedeelte van de aan-gereikte studies en plannen behandeld. Het resultaat daarvan is de kaart 2 – syn-these van visies en plannen en de tekst onder titel 1 ‘synthese van visies en plan-nen’.

EVALUATIE DEELGEBIEDEN

Binnen het studiegebied werden in de loop van de afgelopen jaren voor de open-ruimte Zuidrand Antwerpen verschillende deelgebieden afgebakend. De afbakening houdt veelal verband met het realiseren of beheren van gebieden en heeft minder betrekking op de visies. Het is opvallend

Op Gewestelijk bestuursniveau geeft de AGNAS studie de duidelijkste visie. Ze is bovendien bijna gebiedsdekkend. Ze geeft een beeld over samenhangende gehelen en de potenties van de gebieden. Het AGNAS kaartmateriaal vormt bij gevolg de basis voor de synthese visie.

Gaande van het hoogste naar het laag-ste bestuursniveau wordt nagegaan of de andere studies hetzij gedetailleerder zijn hetzij tegenstrijdigheden vertonen : . In geval van detaillering, wordt deze detaillering in de mate van het mogelijke toegevoegd aan de synthese visie op op-genomen. . In geval van tegenstrijdigheden, wor-den deze aangegeven.

Naast de AGNAS studie werd op dit be-stuursniveau ook de inrichtingsstudie stadsrandbos Antwerpen opgemaakt. Dit leidde ooit tot een voorstel RUP. Deze informatie is zeer gedetailleerd en draagt er toe bij om de synthese visie voor dit deelgebied te verfijnen. AGNAS geeft hier symbolische één groot bos weer, waar in de inrichtingsstudie stadsrandbos de ei-genlijke bosoppervlakte veel kleiner is. Deze tegenstrijdigheid wordt aangeven in de synthese visie.

PROVINCIE

De studies en plannen gecategoriseerd onder visie op het bestuursniveau van de Provincie, worden in volgorde van om-vang van de perimeter behandeld.

Het plan met de grootste perimeter is het provinciaal ruimtelijke structuurplan. Het richtinggevend gedeelte van het pro-vinciaal ruimtelijk structuurplan beschrijft zeer algemeen de gewenste ruimtelijk na-tuurlijke structuur en de toeristisch recre-atieve structuur. Maar deze visie is zeer algemeen en dateert bovendien uit 2001. Voor zover dit te vergelijken is, worden er geen tegenstrijdigheden met AGNAS vast-gesteld. ȥ Op het bestuursniveau van de provin-

cie zijn er een aantal kaderplannen met een duidelijke ruimtelijke visie. De draag-wijdte van deze kaderplannen verschilt sterk. Ze zijn verwerkt in volgorde van schaal. Hiermee valt de graad van detail-lering samen. Algemenere kaderplannen zijn : ȥ Fortengordels rond Antwerpen - 2012 ȥ Openruimtevinger – 2004

Beide kaderplannen bevatten interessan-te elementen die worden geïmporteerd in de synthese visie. Voor de fortengor-dels wordt voornamelijk de visie over de fortengordels zelf opgenomen en de toe-ristisch recreatieve structuur. Van het ka-derplan Openruimtevinger wordt de gele-ding over de AGNAS visie gelegd. Hiermee wordt de synthese visie voor de vork tus-sen de A12 en de E19 verfijnd.

Een kaderplan dat meer gedetailleerde uitspraken doet over een kleiner gebied is het kaderplan kleinstedelijk gebied en ontginningsgebied Boom – Rumst 2014.

Dit is een recent kaderplan en doet dui-

Het is belangrijk op te merken dat voorlig-gende studie een synthetiserende studie-opdracht is op basis van bestaande visies en plannen. Hierbij werd door PTA geen eigen terreinonderzoek uitgevoerd.

Om een goed evenwicht te vinden tussen volledigheid enerzijds en hanteerbaar-heid anderzijds werden visies en plannen niet geïntegreerd : ȥ die opgemaakt werden voor het jaar

2000indien de schaal en detaillering niet toelaat om deze te integreren in een

synthese

BASISKAART MET GEÏNTEGREERDE RANDVOORWAARDEN

Als basis voor de synthese visie werd een onderlegger opgemaakt van het studiegebied zuidrand Antwerpen. Deze basiskaart bevat in de eerste plaats de elementen die de primaire ruimtelijke structuur bepalen : ȥ Waterlopen ȥ Weginfrastructuur ȥ Spoorinfrastructuur ȥ Fortengordels ȥ Dorpskernen

De plannen en studies die werden geca-tegoriseerd als randvoorwaarden zijn verwerkt in deze basiskaart. Het betreft elementen die minder met ruimtelijke vi-sie te maken hebben maar met feitelijke erfgoed- of natuurwaarde. Het zijn veelal conclusies van plannen die een zware beslissingsprocedure hebben doorlopen en daardoor niet meer mak-kelijk in vraag kunnen gesteld worden. Maar bovenal werden in deze randvoor-waarden, natuurwaarden bevestigd en juridisch verankerd. In het kader van een synthese visie is het dan ook logisch deze als eerste op te nemen. Het betreft: ȥ Signaalgebieden bekkenbeheerplan ȥ Bedreigde bossen ȥ Natura 2000 ȥ Ankerplaatsen en monumenten ȥ Sigmaplan

Het resultaat van deze stap is de kaart 1 basiskaart met geïntegreerde rand-voorwaarden. Deze kaart is terug te vin-den onder titel 1 ‘synthese van visies en plannen’.

AANZET TOT SYNTHESE VISIE

ALGEMEEN

Voor de opmaak van de synthese visie, is in de eerste plaats gekeken naar de studies en plannen die sterke uitspra-ken doen over een ruimtelijke visie met betrekking tot de openruimte. Per be-stuursniveau zijn we gaan kijken naar de documenten gecategoriseerd onder visie. Hierbij is nagegaan of er tegenstrijdighe-den zijn binnen documenten van hetzelf-de bestuursniveau.

GEWESTELIJK

. PTArchitecten bvba . zwart

paar

dstr

aat

15 .

1080

Bru

ssel

. +32 2 290 50 55 . BE 890 086 549 . info@

ptarchitecten.be . ww

w.ptarchitecten.be

1O P E N R U I M T EZ U I D R A N D A N T W E R P E N

S Y N T H E S E VA N V I S I ES & P L A N N E N

10

LAAG 2RANDVOORWAARDEN

In deze laag worden de elementen onder-gebracht die kunnen beschouwd worden als feitelijke randvoorwaarde voor de synthese visie. Deze elementen zijn veelal tot stand gekomen na een zware beslis-singsprocedure en zijn niet of moeilijk om-keerbaar. Meestal gaat het over het besten-digen of beschermen van een bestaande situatie. Voor de opmaak van de geïnte-greerde ruimtelijke visie worden deze ele-menten niet meer in vraag gesteld. Hun ruimtelijke consequenties worden opgeno-men als randvoorwaarden.

Het Europees natuurnetwerk Natura 2000, heeft als juridische peilers de vo-gelrichtlijn (1979) en de habitatrichtlijn ((1992). Hierin wordt zones met waarde-volle natuur beschermd : ȥ Habitatrichtlijngebied ȥ Vogelrichtlijngebied

Vanuit erfgoed oogpunt worden als rand-voorwaarde in de synthese van visies en plannen de volgende elementen opgeno-men : ȥ Beschermde landschappen ȥ Aangeduide ankerplaatsen

Met betrekking tot het waterbeheer wer-den op Vlaams niveau een aantal signaal-gebieden afgebakend in het bekkenbe-heerplan. In het studiegebied zijn er 2 signaalgebieden, met name Benedenvliet - Ijsselaar & Schoon Schijn - zwarte beek. Beide worden opgenomen als randvoor-waarde. Het betreft natuurlijke overstra-mingsgebieden.

Eveneens m.b.t. het waterbeheer, maar op een andere schaal, bakent het sigmaplan 3 projectgebieden af langs de Schelde in Bornem. Het grootste gebied wordt een gecontroleerd overstromingsgebied. De 2 kleinere gebieden worden ontpolderd en teruggegeven aan de Schelde. De 3 gebie-den worden opgenomen in de synthese van visies en plannen als projectgebieden sig-maplan.

Uit het Operationeel Uitvoeringsprogramma - regio Antwerpse Gordel – Klein-Brabant (2009) werden de HAG gebieden opgeno-men als randvoorwaarde. Dit zijn de her-bevestigde agrarische gebieden.

De herbevestigde agrarische gebieden kwamen tot stand in het kader van de af-bakeningsprocessen in de buitengebied regio´s. Via dit planningsproces werden de bestaande gewestplannen beleidsmatig herbevestigd voor de belangrijke gebieden binnen de agrarische structuur.

In 2009 besliste de Vlaamse Regering om bestaande agrarische bestemmingen uit het gewestplan te behouden, en deze werden samen gebracht in de dataset ‘Herbevestigde Agrarische Gebieden’.

De relatief recente herbevestiging van de agrarische bestemming voor deze gebie-den is belangrijk voor de visie op de open ruimte. Daarom worden ze opgenomen als randvoorwaarde.

OPBOUW

De synthese van visies en plannen voor de openruimte zuidrand Antwerpen is staps-gewijs opgebouwd. Er zijn verschillende lagen te onderscheiden: ȥ primaire openruimtestructuur ȥ randvoorwaarden ȥ coherente visie ȥ tegenstrijdigheden ȥ hiaten

De lagen zijn opgebouwd in volgorde van afnemende zekerheden.

De eerste laag ‘primaire openruimte structuur’, verzamelt de bepalende ruim-telijke elementen in de bestaande open ruimte.

De laag ‘randvoorwaarden’ integreert visie- of beleidselementen die kunnen beschouwd worden als feitelijke rand-voorwaarde voor de synthese visie. Deze elementen zijn veelal tot stand gekomen na een zware beslissingsprocedure en zijn niet of moeilijk omkeerbaar. Meestal gaat het over het bestedingen of beschermen van een bestaande situatie. Beide lagen samen vormen de basiskaart met geïnte-greerde randvoorwaarden.

De laag ‘coherente visie’ verzamelt de visie-elementen waarover een relatieve consensus bestaat in de aangereikte stu-dies en plannen.

In de laag ‘tegenstrijdigheden’ wordt aangeduid waar of waarover geen con-sensus bestaat.

In de laag ‘hiaten’ worden elementen of gebieden aangeduid waarover de visie ontbrekend of ontoereikend is.

De verschillende lagen worden samenge-bracht in enerzijds een kaart ‘synthese van visies en plannen’ en anderzijds deze tekst. In de tekst zijn de termen die ver-wijzen naar de kaart en voorkomen in de legende onderlijnd.

LAAG 1PRIMAIRE OPENRUIMTE STRUC-

TUUR

De eerste laag ‘primaire openruimte structuur’, verzamelt de bepalende ruimtelijke elementen in de bestaande open ruimte. Het verzamelt die elemen-ten van de bestaande toestand die pri-mair zijn in de structuur van het open-ruimte landschap, met name:

ȥ Waterlopen ȥ Weginfrastructuur ȥ Spoorinfrastructuur ȥ Forten ȥ Dorpskernen

Deze elementen zijn verzameld op een onderlegger die werd opgemaakt als ba-sis voor de synthese van visies en plannen van het studiegebied openruimte zui-drand Antwerpen.

Het resultaat van laag 1 en 2 is kaart 1 – basiskaart met geïntegreerde rand-voorwaarden.

11

belang en het potentieel van de for-tengordels veelzijdig is. De fortengor-dels hebben uitgesproken recreatief, ecologisch en historische waarde.

_TOERISTISCH RECREATIEF POTEN-TIEEL

Het toeristisch-recreatief potentieel van de openruimte zuidrand Antwerpen wordt in verschillende studies en plannen aangehaald. Zo spreekt het provinciaal ruimtelijk structuurplan van een gebun-deld toeristisch recreatief netwerk voor de zone Antwerpen - Boom - Lier. Dit blijft echter zeer vaag.

Het kaderplan ‘fortengordels’ gaat daar verder op in en geeft de forten-gordels een plaats in het toeristisch re-creatief netwerk openruimte zuidrand Antwerpen.

Het fort 4 en het fort van Duffel worden hier als voornaamste onthaalpoorten naar voren geschoven. De synthese van visies en plannen neemt van het kader-plan fortengordels deze onthaalpoorten en de aanduiding van het fijnmazig toe-ristisch recreatief netwerk over. Het toe-ristisch recreatief netwerk wordt in het kaderplan aangeduid als een netwerk van recreatieve attractiepolen enerzijds en toeristische recreatieve attractiepo-len met een bredere aantrekkings-kracht. Beide worden opgenomen in de synthese van visies en plannen.

Het kaderplan ‘openruimtevinger’ in-troduceert het concept van openruimte piramide voor het segment tussen de E19 en de A12. Hier worden een aantal deelgebieden of lagen voorgesteld. In de meeste lagen komt recreatie in meer of mindere mate voor.

De laag aangeduid als recreatieveld wordt in de AGNAS-visie aangegeven als te versterken waardevolle stedelijke groengebieden. Het recreatieveld wordt in het kaderplan omschreven als: Dit ge-bied kan als geheel deel uitmaken van het toekomstige stadsrandbos. De hoofdfunctie in deze laag is recreatie, de nevenfunctie omvat natuur en landbouw. (...) Talrijke actieve en passieve recreatievormen komen hier voor. De harde polen worden versterkt en groengeïnte-greerd uitgebouwd. Een netwerk van recre-atiepaden tussen de verschillende recreatie-polen, tussen de toegankelijke poortgebieden en de lokale poorten wordt maximaal uitge-bouwd. Het historisch patroon van dreven en bomenrijen en kleine landschapsbos-jes rond grootschalige open percelen wordt in dit gebied versterkt.

Het kaderplan ‘openruimtevinger’ be-noemt de meest zuidelijke laag (tus-sen Reet en de Rupel) als multifuncti-onele open ruimte verweving. Hierbij zijn landbouw natuur en recreatie naast elkaar hoofdfuncties. Dit segment wordt echter binnen de principes van het kader-plan openruimtevinger, verder uitgewerkt in het kaderplan kleinstedelijk gebied en het ontginningsgebied Boom-

De forten en schansen in de zuidelijke flank liggen in een versnipperd landschap van rivieren en beken, bosrelicten, land- en glastuinbouw, dorpen, steden en gehuch-ten. Veel forten hebben een historische relatie met spoorwegen, waterwegen of invalswegen; de accessen. Deze relatie dient ruimtelijk behouden te blijven, ver-beterd te worden of in ere te worden her-steld, zodat de militaire functie ook weer inzichtelijk wordt gemaakt. Hierdoor ont-staat een differentiatie in het landschap. Door het verbeteren van de relatie tussen de forten en het openruimtegebied kan weer een samenhang gecreëerd worden die op het moment ontbreekt. De forten en schansen liggen er vandaag de dag als verloren eilandjes bij in een agrarisch landschap welke gedomineerd wordt door glastuinbouwbedrijven.Naast ecologische verbindingen zijn ook toeristische verbindingen belangrijk.Voor de Zuidelijke flank werd op de kaart synthese van visies en plannen de ele-menten die geleden als structurele ruimtelijke drager v/d Zuidelijk flank aangeduid. daarnaast wordt ook het be-lang van de groene stapstenen en eco-verbinding tussen vleermuizenforten en natuurgebieden onderstreept.

Westelijke flank: ‘van versnipperd land-schap naar ecologische corridor’

Er bestaan reeds een aantal belangrijke noord-zuidverbindingen (natte verbindin-gen langs de beekvalleien) die de natuur-gebieden langs de Schelde via de forten verbinden met de open gebieden in Klein-Brabant. Deze kunnen weliswaar versterkt worden.

Op deze ecologische corridors wordt dwars een nieuwe ecologische corridor voorzien (kamstructuur). De forten groeien hierin uit tot belangrijke ecologische stapstenen.

Ook wordt op deze manier het gebied waar oorspronkelijk de vijand gedacht werd uit te komen, open gehouden, zoals ook zo oorspronkelijk bedacht was. Vanuit cultuurhistorische overwegingen is dit een belangrijk aspect.

Tussen de forten van de westelijke flank en Schelde en Rupel wordt in het ka-derplan fortengordels een open ruimte geheel afgebakend als : ruimtelijk sa-menhangende natuurlijke- en park-structuur als structurerende drager. Deze drager wordt opgenomen in de syn-these van visies en plannen.

In verschillende Gemeentelijke ruimte-lijke structuurplannen wordt het belang en potentieel van de individuele forten onderschreven. Zo onderstreept het GRS Borsbeek het belang van fort III in toeris-tisch recreatieve structuur op bovenlo-kaal niveau. Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Mortsel doet hetzelfde voor het fort 4. Het gemeentelijk ruimte-lijk structuurplan van Edegem benadrukt fort 5.

Als conclusie kunnen we stellen dat het

LAAG 3COHERENTE VISIE

_ GROENE LOBBEN

Het basisprincipe van groene lobben af-gewisseld met meer verstedelijkte gebie-den wordt door de aangereikte studies en plannen onderschreven.

_ FORTENGORDELS

Het kaderplan fortengordels geeft een uitgesproken visie voor de fortengordels, maar in andere plannen en studies wordt hier eveneens naar verwezen. Er blijkt een consensus over het belang van de eerste en tweede fortengordel in samenhang met elkaar te benaderen.

De synthese van visies en plannen inte-greert de principes van het kaderplan for-tengordels:

Brialmontforten : een netwerk van multifunctionele groene eilanden in een

verstedelijkt gebied

De Brialmontforten vormen groene oases van rust en ademruimte; in de meeste is de multifunctionaliteit een typische karakte-ristiek. Vaak hangen die activiteiten nauw samen met het gebied en de bewoners in de buurt.De forten maken een belangrijk onderdeel uit van de groene vingers binnen de ag-glomeratie Antwerpen. Ze vormen als het ware poorten naar deze gebieden van stedelijk groen. De forten zijn door hun ligging ten opzich-te van het centrum van Antwerpen zeer geschikt voor dagrecreatie. De bereik-baarheid van deze gebieden is goed.Ook kunnen de forten ingezet worden voor gebruik op lokaal niveau, bijvoor-beeld door verenigingen, maar ook door het propageren als nonchalante plekken waar jongeren elkaar kunnen ontmoeten zonder voor directe overlast te zorgen. Gedeeltelijk zouden de forten hetzelfde programma moeten hebben. Het gaat im-mers om één en hetzelfde Brialmontver-haal en dat moet per fort op deze hoofdlijn identiek verteld worden. Op een schaalniveau hoger – van de Brial-montforten als totaliteit – is de samenhang momenteel ruimtelijk niet zichtbaar, ter-wijl het verbindende militaire element de Krijgsbaan, nog wel steeds aanwezig is en als weg in gebruik. Een herinrichting van de Krijgsbaan zou weer tot een samen-hangend geheel kunnen leiden.

Op de kaart 2 - synthese van vi-sies en plannen, worden enerzijds de Brialmontforten als scharnier tussen stedelijk gebied en open ruimte aangeduid. Anderzijds wordt de krijgsbaan als groen lint door-heen het stedelijk gebied ter be-vordering van samenhang van de Brialmontforten, in de verf gezet.

Zuidelijke flank: netwerk van accessen in een open landschap

Rumst. Het kaderplan geeft een gedetailleerde ontwikkelingsvisie weer voor deze zone. Hierbij is o.a. aandacht voor de ontwik-keling van het recreatiedomein de Schorre, een bijkomende eco-recreatie-zone, een natuurkerngebied en de re-conversiemogelijkheden van bedrij-venterreinen die vroeger ingezet werden als ontginningsgebied. Hier wordt de volgende overkoepelende visie naar voren geschoven:

visie : de wereld in je achtertuinHet gebied van Boom tot Rumst wordt zowel qua uiterlijk als qua functie de aan-gename achtertuin van de omliggende grootstedelijke en regionaalstedelijke gebieden en de omliggende dorpen, als-ook voor de kernen Rumst, Terhagen, Reet, Boom en Bosstraat.

Het is de bedoeling dat de open ruimte wordt gebruikt in verschillende inten-siteiten en door verschillende soorten (mens, fauna, flora). Naast het versterken van de diversiteit is vooral de samenhang van groot belang.

Vanuit verschillende punten wordt het ontginningsgebied toegankelijk gemaakt en kruiselings verbonden met andere ac-tiviteiten en poorten. Er wordt een strate-gie ontwikkeld die het gebied herkenbaar maakt.

In ‘de wereld in je achtertuin’ gaat het om een herkenbaar, leesbaar geheel van met elkaar samenhangende ruimten. Het gebied heeft een uniek karakter dat wordt benut door een verdere natuur-ontwikkeling en de uitbouw van een toe-ristisch-recreatief netwerk. Hierbij wordt aangesloten op de bestaande recreatieve infrastructuren A12, de Rupel en de zuid-oever van de rivier.

Om het gebied te kunnen betreden, wor-den 4 poorten op de juiste plaats uitge-bouwd. De poorten hebben ieder een ei-gen rol in het aantrekken van bezoekers en krijgen daarom ook een eigen profiel zijn.

Uiteindelijk gaat het er, met name in het kleinstedelijk gebied Boom, ook om leven-digheid te creëren. Een bruisend centrum van de Rupelstreek wordt onder andere behaald door het verweven van functies en het realiseren van wisselwerking tus-sen verschillende activiteiten. Ruimten die vandaag solitair functioneren, worden met elkaar in relatie gebracht zodat er een wisselwerking kan ontstaan die win-winsi-tuaties oplevert.

Het is opvallend dat voor dit relatief kleindeelgebied een sterke visie en ambitie wordt naar voren geschoven.

Dit is een sterk contrast met het geheel van openruimte Zuidrand waarvoor geen duidelijke identiteit of visie wordt voorgesteld.

In het kader van het toeristisch-recreatief potentieel tenslotte worden van het inter-

12

gemeentelijk mobiliteitsplan Rupelstreek en Aartselaar uit 2010, de volgende voor-stellen toegevoegd aan de synthese van visies en plannen : ȥ een watertram op de Rupel. ȥ uitwerken van een intermodaal knooppunt in Boom.

Het fietsnetwerk wordt in de synthese van visies en plannen uitgebreid met de fietsroutes voorgesteld in de studie ‘Verdichten en vervlechten I Pleidooi voor tussenschaal’ opgemaakt in het kader van labo XX. Hier wordt een onderscheid ge-maakt tussen : ȥ fietsroute via bestaande wegen ȥ nieuw aangelegde fietsroute

Binnen het toeristisch recreatief poten-tieel wordt ook het sportlandschap uit het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Mortsel opgenomen.

_ SAMENHANGEND BOSGEHEEL

Een vierde principe dat in verschillende studies of plannen terugkomt, is het idee van een samenhangend bosgeheel tussen de E19 en de A12 ter hoogte van Aartselaar.

Het kaderplan ‘openruimtevinger’ (2004)benoemde het samenhangend bosgeheel als boshart: Het ‘boshart’ is het centrale deel van de open ruimtevinger. (...) Hier ko-men reeds vier historische boscomplexen voor (Solhof, Groeningenhof, Pannenbossen en Molenbos) met enkele historische dreven en kleinere bosfragmenten. In deze zone staat de natuurfunctie (bebossing) voorop, in ver-weving met (zachte) recreatie. In bijkomende orde vormt de functie landbouw hier ook een nevenfunctie. Grootschalige eenheden bo-scomplexen worden in deze centrale zone voorzien, met recreatieve bossen en ecologi-sche gebieden. Tussen de grote eenheden bos kunnen grootschalige open ruimtes, onderling verbonden door dreefstructuren, worden inge-richt.

De AGNAS visie (2008) omschrijft dit als: Behoud en versterking van bestaande, multi-functionele boscomplexen en plaatselijk verbinden. Deze bossen worden gedifferenti-eerd als natuurverwevingsgebieden.

Voor deze zone werd de inrichtingsstudie stadsrandbos (2008) opgemaakt: Het stadsrandbosprofiel, dat voorop gesteld wordt bestaat uit een effectieve bosuitbreiding van 200 à 300 ha bos. De functie van dit toe-komstig bos is vooral recreatief bedoeld met ecologische en structuurversterkende meerwaarde. Met recreatief bedoelen we hier dat enkel zachte recreatie, zoals wande-len, fietsen en eventueel paardrijden, zal geto-lereerd worden.

Het stadsrandbos moet er vooral zijn ten behoeve van de stadsbewoners en mensen uit de stedelijke periferie om hun leefkwa-liteit te garanderen en moet bovendien van bovenlokale betekenis zijn. Er moet dus gezocht worden naar een zo samen-hangend mogelijke eenheid waar geen

het ontwerp Stroomgebiedbeheerplan-Benedenscheldebekken. Het afstroomge-bied van de Benedenvliet wordt aangeduid als een “aandachtsgebied”. Op de kaart synthese van visies en plannen wordt dit gebied aangeduid als aandachtsgebied water.

In de derde laag voegen we hieraan de val-leien toe. De ecologische en natuurwaarde van deze valleien wordt in verschillende plannen en studies onderlijnd.

De AGNAS visie duidt de vallei van de Schelde en de Rupel aan als: Behoud en ver-sterking van uitgesproken natuurwaarde in val-leien met ruimte voor natuurlijke waterberging.

Op dezelfde manier wordt de vallei tus-sen Hemiksem en Schelle beschreven. Dit wordt bevestigt in de gemeentelijk ruimtelijk structuurplannen van Hemiksem en Schelle.

Hierop sluit de valleiverbinding tussen Aartselaar en Wilrijk aan. Hiervan wordt melding gemaakt in de AGNAS visie en het kaderplan openruimtevinger. Deze laatste beschrijft deze vallei als een open valleiverbinding en zegt hierover: Deze laag omvat de loop van de Struisbeek-Edegemse Beek en vormt een belangrijke ecologische verbinding met de oostelijke en westelijke open gebieden. De hoofdfunc-tie in deze laag is natuur, de nevenfunc-tie omvat landbouw en (zachte) recreatie. In deze oost-west gerichte strook staat het natuurlijk karakter van deze zone voorop, waarbij de vallei van de Struisbeek-Ede-gemse beek maximaal wordt gevrijwaard van bijkomende activiteiten en waarbij bestaande schadelijke functies worden afgebouwd. Het historisch patroon van meanderende beken met beekbegelei-dende vegetatie in een open landschap, met dreven, bomenrijen en kleine landsc-hapsbosjes wordt in dit gebied versterkt.

Het structuurplan van Schelle maakt nog melding van een vallei met natuurwaarde ten zuiden van Schelle. Ook deze is op-genomen in de synthese van visies en plan-nen.

Kijken we dan meer zuidelijk in de omge-ving van Boom, dan integreert het kader-plan kleinstedelijk gebied en het ont-ginningsgebied Boom-Rumst enerzijds het principe van herstelde valleiflank met natuurbeheer en anderzijds de structuur-bepalende beekvallei.

Herstelde valleiflank met natuurbeheer

Om de waterhuishouding op orde te houden en de natuurverbinding Molenbeek - Bos-beek te behouden, wordt er na ontginning ingezet op een gedeeltelijk herstel van de Molenbeekvallei. De zuidelijke strook van de Molenbeekvallei heeft de bestemming ontginningsgebied en de nabestemming natuur. In dat kader wordt de herstelde val-lei beheerd als natuurgebied, aansluitend op het natuurkerngebied ten zuiden van de vallei.

Structuurbepalende beekvallei

activiteiten plaats mogen vinden die het recreatief karakter van het bos te veel zouden hypothekeren, zoals een te grote versnippering door bebouwing of wegin-frastructuur, e.d.

Het is niet de bedoeling om de meest ge-schikte locatie(s) integraal te bebossen. Afwisseling van bos met open gebieden is –zeker naar haalbaarheid toe- noodza-kelijk en wordt bovendien door de recre-ant zeer gewaardeerd.

De afwisseling van bos en open ge-bieden zoals uitgewerkt in de inrichtings-studie stadsrandbos is opgenomen in de synthese van visies en plannen.

Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Kontich duidt ook naast de zones van het stadsrandbos een aantal bossen aan. Het Pannebos en Broekbos worden opge-nomen in de synthese van visies en plan-nen.

Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Aartselaar gaat verder en voorziet in een bosuitbreidingsproject: Het ge-bied de Reukens komt door de aanwezigheid van een bosrestanten zijn ligging tussen de twee kernen (Aartselaar centrum en Koekoek-Lindenbos) in aanmerking voor een bosui-tbreidingsproject dat aan deze behoefte kan voldoen.

De bossen of bosfragmenten zoals hierbo-ven beschreven hebben uityéénlopende structuren. Verschillende van deze bos-sen zijn ontstaan als kasteelparken. In de synthese van visies en plannen worden alle bossen of bosfragmenten die een be-langrijke plaats kregen in de aangereikte visiedocumenten opgenomen onder de gemeenschappelijke noemer : bossen als structuurbepalende natuurcom-plexen.

Op Vlaams sniveau werd een screening uitgevoerd van bosfragmenten die ruim-telijk bedreigd worden doordat ze gelegen zijn in bestemmingscategoriën ‘wonen’ of ‘industrie’. Deze bosfragementen wor-den in de synthese van visies en plannen opgenomen onder de noemer ruimtelijk bedreigde bossen.

_ VALLEIEN

De openruimte zuidrand Antwerpen wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van water. Hoewel de topografie van het gebied niet uitgesproken is, wordt wel een belangrijke natuurwaarde toege-kend aan de valleien van de stromen en beken.

In laag 1 werden de waterlopen opgeno-men. In laag 2 zijn het sigmaplan en de sig-naalgebieden van het Bekkenbeheerplan geïntegreerd in de synthese van visies en plannen.

Het volledige afstroomgebied van de Benedenvliet” wordt meegeno-men als onderdeel van de visie uit het Bekkenbeheerplan (2008-2013) en

Omwille van de natuurverbindingsfunctie wordt ervoor gewaakt dat de beekvalleien hun komvorming en watervoeding behou-den.

Beide worden opgenomen in de synthese van visies en plannen als valleien met natuurwaarde.

Het gemeentelijk ruimtelijk struc-tuurplan van Hove hecht eveneens belang aan de beekvalleien als belang-rijke en waardevolle structuurbepalende elementen in het landschap. Deze val-leien zijn opgenomen in de synthese van visies en plannen. Tussen beide val-leien voorziet het structuurplan in een openruimte verbinding. Deze krijgt vorm door kleine landschapselementen in een grondgebonden landbouwgebied.

Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Borsbeek definieert landschaps-kamers rond de koude beekvallei en de vallei van de diepebeek. Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Boechout legt nadruk op de Molenbeekvallei. Ook in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Rumst wordt het belang van de valleien onderstreept. Het gemeentelijke ruimte-lijke structuurplan van Lint geeft bijzon-dere aandacht aan de Lauwerijkbeek en andere beekvalleien. Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Kontich vermeldt als belangrijke eco-logische verbindingen de beekvallei van de Edegemsebeek en van secundair be-lang van de Mandoeise beek. Het gemeentelijk ruimtelijk structuur-plan van Aartselaar legt de nadruk op de beekvallei van de Struisbeek. Deze beek-vallei wordt eveneens aangehaald in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Edegem, waar ook de vallei van de Edegemsebeek wordt vermeld. Het ge-meentelijk ruimtelijk structuurplan van Motsel voegt hier de vallei van de koude beek aan toe.

Deze beekvalleien werden opgenomen in de synthese van visies en plannen als val-leien met natuurwaarde.

_ LANDBOUWLANDSCHAP

Het overheersende openruimte land-schap in de zuidrand Antwerpen wordt echter niet gekenmerkt door valleien of bossen, maar door een landbouwland-schap. Land- en tuinbouw worden hier in variërende vorm en intensiteit beoefent.

De AGNAS visie gaat op zoek naar samen-hangende gehelen en duidt ze aan als: Ruimtelijk functioneel samenhangende gebieden vrijwaren voor de land- en tuin-bouw als drager van de openruimte. Het goed gestructureerd agrarisch gebied wordt maximaal gevrijwaard voor de be-roepslandbouw.

Hier wordt de keuze gemaakt deze maxi-maal te vrijwaren voor de beroepsland-bouw.

De samenhangende gehelen zoals aange-

13

LAAG 4TEGENSTRIJDIGHEDEN

_ OMVANG SAMENHANGEND BOSGEHEEL

Verschillende plannen en studies leggen heel wat hoop in het samenhangend bos-geheel zoals besproken in laag 3. De in-richtingsstudie stadsrandbos Antwerpen geeft echter aan dat eigenlijke bosop-pervlakte relatief klein is. Deze tegenstrijdigheid wordt aangeven in de synthese van visies en plannen door slechts de realiseerbare bosfragmenten aan te duiden.

Daarnaast werd als één van de randvoor-waarde de ‘herbevestigde agrarische gebieden’ aangeduid. De zone ten oos-ten van Aartselaar en te westen van de E19, waar het samenhangend bosgeheel zijn zwaartepunt kent, werd in 2009 hebe-vestigd als agrarisch gebied. Beide zijn niet noodzakelijk tegenstrij-dig, toch kan hierbij opgemerkt worden dat het realiseren van een groot samen-hangend bosgeheel met een belangrijke recreatieve functie niet eenvoudig te ver-zoenen is met de agrarische bestemming.

open ruimte slechts open ruimte-functies worden toegestaan, namelijk:- land- en tuinbouw (belangrijkste grondgebruiker in Boechout)- bos en natuur- wonen en werken op het niveau van het buitengebied.

Het kaderplan kleinstedelijk gebied en het ontginningsgebied Boom-Rumst maakt voor zijn studiegebied een onder-scheid tussen het grootschalig en het kleinschalig landbouwgebied.

_KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN

In verschillende studies en plannen wordt de waarde van kleine landschapselemen-ten aangehaald.

Kleine Landschapselementen (KLE’s) zijn kleine eilandjes natuur, die als stapsteen gebruikt worden door dieren en planten om uit te rusten of zich te verplaatsen van het ene bos- of natuurgebied naar het an-dere. Ze fleuren het landschap op en zijn een enorme meerwaarde voor de biodi-versiteit. Een KLE kan bestaan uit een rij bomen, een klein bosje, een poel, een ver-wilderd perceel, een natuurlijke haag, enz.

Ze worden gewaardeerd voor hun bele-vingswaarde maar ook voor hun ecologi-sche functie.

Op schaal van deze synthese van visies en plannen is het niet mogelijk de kleine landschapselementen aan te duiden. Toch is het belangrijk in het kader van deze vi-sie aan te geven dat het gebied rijk is aan kleine landschapselementen en dat ver-schillende plannen en studies hierop de aandacht vestigen.

_ANKERPLAATSEN

Binnen en aan de rand van het studie-gebied zijn 3 aangeduide ankerplaatsen. Deze werden meegenomen als randvoor-waarde. Daarnaast zijn er nog verschil-lende niet aangeduide ankerplaatsen. Hoewel deze enkel zijn opgenomen in de landschapsatlas en bij gevolg geen ofiici-eel statuut hebben, geven ze toch een in-dicatie van waardevolle landschappen.

duid in de AGNAS visie zijn overgenomen in de synthese van visies en plannen als samenhangende gebieden voor land- en tuinbouw.

Een belangrijke zone hierin is de glas-tuinbouw macrozone Boechout-Ranst. Beleidsmatige wordt binnen deze macro-zone glastuinbouw gestimuleerd en zowel het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen als het ruimtelijk structuurplan van de provincie Antwerpen (RSPA) bieden een basis voor een ruimtelijk beleid.

De regio Boechout-Ranst is in het RSPA aangeduid als concentratiegebied met ruimte voor (nieuwe) grootschalige glas-tuinbouw. Dit omdat binnen de gemeen-ten glastuinbouw voorkomt en omdat er positieve vestigingsfactoren aanwezig zijn (kort bij veiling, toelevering,…).

Tot de macrozone Boechout-Ranst be-horen de gemeenten (of delen van) Boechout, Ranst, Borsbeek, Wommelgem en Lier. Het betreft dus grote delen van de oostelijke zone van de openruimte Zuidrand Antwerpen.

Het is echter opvallend dat voor deze gro-te zones geen verdere visie is ontwik-keld in de aangereikte plannen.

Binnen deze grotere land- en tuinbouw-gehelen worden door de AGNAS visie ook gebieden aangeduid als behoud en ver-sterken van ecologische en landschap-pelijke waarden in mozaïkpatroon verweven met grondgebonden land-bouw:

Hierover schrijft men : De afwisseling van grondgebonden landbouw met kleine bos-, natuur- en landschapselementen en hun ruimtelijke samenhang wordt behouden en versterkt. Delen van dit, soms klein-schalig, mozaïeklandschap (uitgesproken landbouwpercelen, graslandjes, bosjes en KLE’s) kunnen een hoofdfunctie natuur, bos of landbouw hebben of deze functies in verwevenheid met elkaar combineren.

In het gemeentelijk ruimtelijk structuur-plan van Boechout, sluit men hierop aan door zones aan te duiden als open ruim-te met grote verscheidenheid. Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan for-muleert hiervoor als doelstelling : “open ruimte met zijn verscheidenheid vrijwaren”. Dit heeft betrekking op vol-gende drie grote open ruimtes in de ge-meente:. de “groene vinger Vremde - luchthaven Deurne”, ten oosten, noorden en westen van Vremde en ten noorden van Boechout;. de Molenbeekvallei en Eggerseel, ten zuiden van Vremde en ten oosten van Boechout;. de Boshoek, ten zuiden van Boechout.

Deze open ruimten worden aangenomen alsbepalend voor de integrale gewenste ruimtelijke structuur en de onderlinge links als te behouden open ruimte-corridors. Dit betekent dat deze ruimten worden gevrijwaard van bebouwing, waarbij in de

LAAG 5HIATEN

_ WATER

Het is opvallend dat hier relatief weinig aandacht wordt aan besteed in de ver-schillende studies en plannen. De valleien krijgen aandacht maar het water zelf veel minder. De basiskaart toont echter dat er naast de belangrijke waterlopen (Schelde & Rupel) over het volledige gebied een fijnmazig netwerk van kleinere waterlo-pen en beken ligt.

De meeste gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen leggen wel nadruk op het belang van waterbeheer, maar het water als belangrijk element is de land-schappelijke beleving van de open ruimte zuidrand Antwerpen, komt heel weinig aan bod.

_ AMBITIES LANDBOUW

Het gebied is belangrijk voor de land-bouwsector en de landbouw is ook be-langrijk voor het gebied. Het is een be-langrijke actorin het behoud en beheer van de open ruimte. In de aangereikte visies en plannen missen we echter een ruimtelijke vertaling van duidelijke ambi-ties en doelstellingen van de landbouw-sector. Er ontbreekt een gediversifieerde visie op maat van de plek. Een visie op maat kan meer nuancering brengen dan algemeen geformuleerde doelstellingen. Die nuance is nodig om de ambities van verschilende openruimte gebruikers te verzoenen.

_LANDBOUW ALS TOERISTISCH RECREATIEF POTENTIEEL

Er zijn grote zones die in de AGNAS visie zijn aangeduid als functioneel samenhan-gende gebieden, waarover verder geen vi-sie is ontwikkeld. Indien het de ambitie is om het recreatief toeristisch netwerk van de zuidrand Antwerpen te versterken met de openruimte, zal hierbij ook het poten-tieel van deze zones moeten betrokken worden.

_GLASTUINBOUW

Binnen het landbouwlandschap zijn er verschillende zones waar glastuinbouw zeer prominent aanwezig is. In de ge-meentelijke ruimtelijke structuurplannen van Rumst, Boechout en Borsbeek wordt het belang voor de landbouwsector hier-van onderstreept. Het gemeentelijke ruimtelijke structuurplan van Lint duidt zones aan voor landschappelijk geïnte-greerde glastuinbouw.

Hoe deze glastuinbouw zich inpast in een visie op de open ruimte zuidrand Antwerpen, vinden we echter niet terug in de aangereikte studies en plannen.

14

KAART 1 I BASISKAART MET GEÏNTEGREERDE RANDVOORWAARDEN

Signaalgebieden bekkenbeheers-plan

Aangeduide ankerplaatsen

Projectgebieden Sigmaplan

Ruimtelijk bedreigde bossen

Valleien met natuurwaarde

Natuurkerngebied

Recreatiedomein De schorre

Ecorecreatiezone

Watertram

Brialmontforten als scharnier tussen stedelijk gebied en open ruimte

Recreatieve attractiepolen

Toeristisch recreatieve attractiepo-len met bredere aantrekkings-kracht

Structurele ruimtelijke drager Zuidelijke flank

Onthaalpoort

Bossen als structuurbepalende natuurcomplexen

Groene stapstenen en ecoverbin-ding tussen vleermuizenforten en natuurgebieden

Groene stapstenen en ecoverbin-ding tussen vleermuizenforten en natuurgebieden

Samenhangende gebieden voor land- en tuinbouw

Herbevestigde agrarische gebieden

Kasteelparken

Niet aangeduide ankerplaatsen

Habitatrichtlijngebied enBeschermde landschappen

Vogelrichtlijngebied

Belangrijke relatie

Forten

Waterlopen

Weginfrastructuur

Spoorinfrastructuur

Dorpskernen

Krijgsbaan als groen lint doorheen het stedelijk gebied ter bevorde-ring van de samenhang van de Brialmontforten

Ruimtelijk samenhangende natuurlijke- en parkstructuur als structurerende drager

Bedrijventerrein met reconversie-mogelijkheden

Recreatieveld

Sportlandschap

Golfterrein

Glastuinbouw

Nieuwe fietsroute

Fietsroute via bestaand wegen-stelsel

Landschapskamer

LEGENDE

Ecologische en landschappelijke waarden in mozaiekpatroon verweven met landbouw

Intermodaal knooppunt

Reservatiestrook grote ring

Landschappelijk geïntegreerde glastuinbouw

Open ruimte met grote verschei-denheid

schaal 1:50.000

N

16

KAART 2 I SYNTHESE VAN VISIES EN PLANNEN

Signaalgebieden bekkenbeheers-plan

Aangeduide ankerplaatsen

Projectgebieden Sigmaplan

Ruimtelijk bedreigde bossen

Valleien met natuurwaarde

Natuurkerngebied

Recreatiedomein De schorre

Ecorecreatiezone

Watertram

Brialmontforten als scharnier tussen stedelijk gebied en open ruimte

Recreatieve attractiepolen

Toeristisch recreatieve attractiepo-len met bredere aantrekkings-kracht

Structurele ruimtelijke drager Zuidelijke flank

Onthaalpoort

Bossen als structuurbepalende natuurcomplexen

Groene stapstenen en ecoverbin-ding tussen vleermuizenforten en natuurgebieden

Groene stapstenen en ecoverbin-ding tussen vleermuizenforten en natuurgebieden

Samenhangende gebieden voor land- en tuinbouw

Herbevestigde agrarische gebieden

Kasteelparken

Niet aangeduide ankerplaatsen

Habitatrichtlijngebied enBeschermde landschappen

Vogelrichtlijngebied

Belangrijke relatie

Forten

Waterlopen

Weginfrastructuur

Spoorinfrastructuur

Dorpskernen

Krijgsbaan als groen lint doorheen het stedelijk gebied ter bevorde-ring van de samenhang van de Brialmontforten

Ruimtelijk samenhangende natuurlijke- en parkstructuur als structurerende drager

Bedrijventerrein met reconversie-mogelijkheden

Recreatieveld

Sportlandschap

Golfterrein

Glastuinbouw

Nieuwe fietsroute

Fietsroute via bestaand wegen-stelsel

Landschapskamer

LEGENDE

Ecologische en landschappelijke waarden in mozaiekpatroon verweven met landbouw

Intermodaal knooppunt

Reservatiestrook grote ring

Landschappelijk geïntegreerde glastuinbouw

Open ruimte met grote verschei-denheid

schaal 1:50.000

N

. PTArchitecten bvba . zwart

paar

dstr

aat

15 .

1080

Bru

ssel

. +32 2 290 50 55 . BE 890 086 549 . info@

ptarchitecten.be . ww

w.ptarchitecten.be

2O P E N R U I M T EZ U I D R A N D A N T W E R P E N

EVALUATIE DEELGEBIEDEN

20

KAART 3 I DEELGEBIEDEN OPEN RUIMTE ZUIDRAND ANTWERPEN

9

8

3

1

14

Signaalgebieden bekkenbeheers-plan

Aangeduide ankerplaatsen

Projectgebieden Sigmaplan

Ruimtelijk bedreigde bossen

Valleien met natuurwaarde

Natuurkerngebied

Recreatiedomein De schorre

Ecorecreatiezone

Watertram

Brialmontforten als scharnier tussen stedelijk gebied en open ruimte

Recreatieve attractiepolen

Toeristisch recreatieve attractiepo-len met bredere aantrekkings-kracht

Structurele ruimtelijke drager Zuidelijke flank

Onthaalpoort

Bossen als structuurbepalende natuurcomplexen

Groene stapstenen en ecoverbin-ding tussen vleermuizenforten en natuurgebieden

Groene stapstenen en ecoverbin-ding tussen vleermuizenforten en natuurgebieden

Samenhangende gebieden voor land- en tuinbouw

Herbevestigde agrarische gebieden

Kasteelparken

Niet aangeduide ankerplaatsen

Habitatrichtlijngebied enBeschermde landschappen

Vogelrichtlijngebied

Belangrijke relatie

Forten

Waterlopen

Weginfrastructuur

Spoorinfrastructuur

Dorpskernen

Krijgsbaan als groen lint doorheen het stedelijk gebied ter bevorde-ring van de samenhang van de Brialmontforten

Ruimtelijk samenhangende natuurlijke- en parkstructuur als structurerende drager

Bedrijventerrein met reconversie-mogelijkheden

Recreatieveld

Sportlandschap

Golfterrein

Glastuinbouw

Nieuwe fietsroute

Fietsroute via bestaand wegen-stelsel

Landschapskamer

LEGENDE

Ecologische en landschappelijke waarden in mozaiekpatroon verweven met landbouw

Intermodaal knooppunt

Reservatiestrook grote ring

Landschappelijk geïntegreerde glastuinbouw

Open ruimte met grote verschei-denheid

schaal 1:50.000

N

22

0. INLEIDING

In dit tweede deel wordt een evaluatie gemaakt van deelgebieden binnen de open ruimte zuidrand Antwerpen. Deze deelgebieden zijn bedoeld om de uitwer-king van het geheel mogelijk te maken. De synthese van visies en plannen is belang-rijk om de coherentie en overkoepelende visie voor ogen te houden. Voor detaille-ring van de visie enerzijds en het operati-onele luik anderzijds, is het echter nodig om binnen deze coherente open ruimte, werkbare deelgebieden af te bakenen.

Als basis voor deze evaluatie werd ge-bruik gemaakt van onderstaande kaart. Deze kaart heeft geen statuut, maar is tot stand gekomen in overleg tussen provin-cie en Ruimte Vlaanderen op basis van parate kennis van het gebied. Hierbij heb-ben lopende projecten en processen een belangrijke rol gespeeld.

De deelgebieden op deze kaart zijn tot stand gekomen vanuit een welbepaalde logica:

ȥ Het gaat om ruimtelijk samenhangen-de deelgebieden.

ȥ Er is een onderscheid gemaakt tussen ‘bebouwde’ (oranje) en ‘niet bebouwde’ gebieden. De grote infrastructuren (rood) zijn ook niet meegenomen.

ȥ De bebouwde gebieden betreffen

In een tweede luik van de evaluatie wor-den de aangereikte studies en plannen die in deel 0 - methodologische nota werden geklasseerd onder de noemer ‘aanpak’ geconfronteerd met de geëvalueerde deel-gebieden uit kaart 3. Op die manier wordt geverifieerd of de studies en plannen met een operationele insteek, daadwerkelijk handelen over logisch afgebakende deelge-bieden.

Het is de bedoeling om met de deelgebie-den in het verder vervolg effectief aan de slag te gaan. Voor een aantal gebieden is er reeds een werkgroep of werking. In deze groepen zal in een volgende fase een stap in detaillering gezet worden zodat er een operationele visie (bv masterplan) met een bijhorend actieprogramma opgemaakt kun-nen worden.

Tussen sommige deelgebieden is de relatie echter zeer belangrijk. Bij de verdere wer-king rond deze gebieden is een onderlinge afstemming cruciaal. Op de kaart deel-gebieden wordt dit aangeduid onder de noemer belangrijke relaties waarvoor afstemming noodzakelijk is.

vooral de nederzettingsstructuur van de Rupelstreek en de bebouwing ‘grootste-delijk gebied’ Antwerpen.

ȥ Er werd een grens gelegd bij de Schel-de en de Rupel omdat de overzijde toch als een ‘ander gebied’ wordt beschouwd, wat niet wegneemt dat er relaties mee kunnen worden gelegd.

ȥ De bruine gebieden zijn openruimte-gebieden waarvan wordt gedacht dat ze niet of minder onderdeel uitmaken van “Zuidrand Antwerpen”. Gebied (nr.13) lijkt bv te ver zijn gelegen. Bij de Fortengordels is een deel wel en een deel niet meege-nomen.

ȥ De blauwe gebieden worden geacht deel te kunnen uitmaken van de Zuidrand.

Op basis van het eerste deel van dit rap-port ‘synthese van visies en plannen’ wordt deze afbakening van de deelgebie-den verder geëvalueerd en waar nodig verfijnd. Doelstelling is hiermee deelge-bieden af te bakenen die ruimtelijk sa-menhangen en waarvoor bovendien een coherente visie op de open ruimte voor handen is.

Dit resulteert in de kaart 3 - deelgebieden open ruimte zuidrand Antwerpen.

23

Antwerpen.

De synthese van visies en plannen wordt geconfronteerd met de deelgebieden van de kaart hiernaast. Op basis hiervan worden een aantal aanpassingen voor de open ruimte gebieden gesuggereerd. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen de gebieden die in meer of min-dere mate onderdeel uitmaken van de Zuidrand Antwerpen. De deelgebieden 1 en 13 hebben immers een groot poten-tieel binnen mogelijke ambities van de open ruimte zuidrand Antwerpen om te streven naar een landschapspark of Park Zuidrand.

De aangepaste deelgebieden worden aan-geduid op de kaart 3 - deelgebieden open ruimte zuidrand Antwerpen.

DEELGEBIED 1SCHELDE RUPEL

Dit deelgebied beslaat de Rupel en de Schelde. In het zuiden kan het deelgebied breder uitwaaieren om het waterrijke ge-bied ten zuidoosten van Boom mee op te nemen. Grote delen van dit gebied zijn geklasseerd als habitatrichtlijnengebied, beschermde landschappen en/of anker-plaatsen.

1.EVALUATIE

SYNTHESE VISIE >< DEELGEBIEDEN

In dit luik wordt geëvalueerd of de open ruimte gehelen die door de synthese van visies en plannen naar boven komen, ook als deelgebieden worden afgebakend.

Een eerste belangrijk aspect hierbij is de de ruimtelijke samenhang van een deelgebied. Hierbij dient opgemerkt te worden dat onderhavige studie enkel ge-beurde op basis van de analyse van be-staande plannen en studies. Hierbij werd geen eigen veldwerk verricht. Bij de evalu-atie van de ruimtelijke samenhang wordt dan ook vertrouwd op de ruimtelijke sa-menhang zoals vermeld in de aangereikte studies en plannen.

Hierbij aansluitend is een tweede belang-ijk uitgangspunt om de beekvalleiën zoveel mogelijk als volledige entiteiten in één deelgebied onder te brengen. Dit vergemakkelijkt de uitwerking van een coherente aanpak van een volledige beek-vallei.

Een derde belangijk uitgangspunt is de coherentie van visie. Dit uitgangspunt kunnen we op basis van deze studie het best evalueren. Het deel 1 - Synthese van visies en plannen, geeft immers in kaart en tekst, een samenvatting van meer dan 25 studies en plannen met betrekking tot de visie op de open ruimte zuidrand

Het deelgebied bevat de openruimtevin-ger tussen de dorpskernen van Hemiksem en Schelle en de A12. Het noordelijk deel van dit deelgebied wordt iets uitgebreid naar het oosten zodat het volledig ge-bied ten oosten van Hemiksem dat als be-schermd landschap wordt aangeduid, in het deelgebied is opgenomen. Met het oog op het zoveel mogelijk on-derbrengen van volledige beekvalleien in een deelgebied, worden ook het deel van de Bovenvliet/Edegemsebeek/Grote struisbeek tussen de Schelde en de A12 hier opgenomen.

Met dezelfde doelstelling wordt ook de Wullebeekvallei tussen Schelle en Niel opgenomen in dit deelgebied.

DEELGEBIED 9OPENRUIMTEVINGER

AARTSELAAR I KONTICH

Het betreft de open ruimte tussen de be-bouwde kern van Aartselaar en de E19. Het betreft een relatief groot samen-hangend gebied voor land- en tuinbouw (Agnas-visie) waarvan een veel kleiner deel is aangeduid als herbestemd agra-risch gebied. Dit deelgebied omsluit even-eens de bosfragmenten die samen het samenhangend bosgeheel vormen,

detailkaart deelgebied 3 . rupelstreek ontginning I molenbeekvallei I kleine steylen

DEELGEBIED 3RUPELSTREEK ONTGINNING I MO-LENBEEKVALLEI I KLEINE STEYLEN

Het is jammer dat in de definitie van de deelgebieden een onderscheid wordt ge-maakt tussen de bebouwde en de open ruimte. Opvallend is ook dat het domein de Schorre onder het deelgebied Rupel - bebouwde ruimte valt. Voor de optimale ontwikkeling van de open ruimte Zuidrand Antwerpen is het logischer dat het open ruimte deelgebied rond de ontginnings-sites wordt uitgebreid met het domein van de Schorre.

Het deelgebied reikt op die manier tot aan de Rupel en incorporeert een aan-tal bedrijventerreinen met reconver-siemogelijkheden. Het is belangrijk om voor het onderzoek over de reconversie-mogelijkheden - ook al gaat dit over een zeer lange termijn - de open ruimte visie van dit deelgebied mee te nemen. Het is immers één van de weinige plaatsen waar het landschapspark aansluiting zou kun-nen vinden met de Rupel.

DEELGEBIED 8

OPENRUIMTEVINGER SCHELLE I HEMIKSEM

N

3