Oorkondenleer Lesnota's
-
Upload
tiffany-bousard -
Category
Documents
-
view
79 -
download
1
Transcript of Oorkondenleer Lesnota's
Katholieke Universiteit Leuven
OE Geschiedenis van de Middeleeuwen
Master Geschiedenis
Oorkondenleer
Lesnota’s
Bibliografie – Definities – Typologie
Prof. Dr. Jelle Haemers
Dr. Bram Vannieuwenhuyze
Academiejaar 2011-2012
2
1. Definities
Wat is oorkondenleer?
De oorkondenleer of diplomatiek is de wetenschappelijke studie en historische kritiek
van oorkonden.
Wat zijn oorkonden?
Een oorkonde is een document ontstaan met het doel een juridische functie te
vervullen, door getuigenis af te leggen van het bestaan van rechtsfeit of van het
vervullen van een rechtshandeling, met de bedoeling dat het document kan fungeren als
bewijstitel in rechte. Het gaat dus om documenten bestemd om te dienen als bewijs van
de verwerving of de bevestiging van een bepaald recht, ofwel om toe te laten zo'n bewijs
tot stand te brengen. Het is dus een schriftstuk dat ontstaan is met het doel een
juridische functie te vervullen (dat is niet zo bij literaire teksten), door getuigenis af te
leggen van het bestaan van een rechtsfeit of van het vervullen van een rechtshandeling.
Oorkonden werden op verschillende manieren overgeleverd:
- Originelen: het originele stuk, zoals de bestemmeling van een oorkonde het
ontvangen heeft met alle formele en inhoudelijke kenmerken, voor zover die alle
aanwezig waren bij de overhandiging. Vaak werden deze in één fonds in het archief
van de oorkonder bewaard (zoals in de Trésor des chartes van de Fanse koning of de
Bourgondische hertog). Aan de oorkonden ging soms een minuut of kladversie (die
dus bij de oorkonder of de formele oorkonder bleef) vooraf. Bijzondere vorm: de
chirograaf.
Voorbeeld van een chirograaf
(http://www.schoyencollection.com/latindocscr_files/ms600.jpg)
- Vidimus: een oorkonde waarin een gerechtigd persoon, een soeverein, een
functionaris of een anderszins gekwalificeerd persoon een geautentificeerde copie
aflevert van een oorkonde. Afhankelijk van het gezag van een auteur gaat het om
3
louter formele kopieën (notarissen) of om herbevestigingen van een recht (vorsten).
Ontstaan vanaf de 12de eeuw.
- Cartularium: een cartularium is een chronologische of anderszins geordende collectie
oorkonden, die getranscribeerd werden in één handschrift. Een cartularium bekijkt de
oorkonden vanuit het standpunt van de beneficiant, dat wil zeggen dat het een
verzameling oorkonden is die verleend zijn aan een bepaald persoon, instelling,
enzovoorts. Meestal verliezen de oorkonden in deze collecties hun formele kenmerken
(zegel, lettervorm, handtekening en dergelijke).
Voorbeeld van een cartularium
- Register: een gelijkaardige verzameling oorkonden, maar dan opgesteld vanuit het
standpunt van de oorkonder, bijvoorbeeld de pausen, of de koningen van Frankrijk.
Ook bekrachtiging (en/of kopieën van private oorkonden) zijn erin terug te vinden.
Soms opgesteld op rollen, zoals bij de Engelse koningen. Soms in boekvorm (zoals in
de steden van de laatmiddeleeuwse Nederlanden).
- Valse oorkonden: oorkonden kunnen op twee manieren als "vals" bestempeld worden.
Dat gebeurt in eerste instantie op basis van de inhoud: een recht dat onbestaande is,
wordt door de Vlaamse graaf bevestigd op verzoek van bv. een abdij; in cartularia
vindt men vaak ook valse oorkonden van dit type. Een inhoudelijk vervalste oorkonde
kan in formeel opzicht echt zijn (d.w.z. met echte formele bewijzen). We spreken dan
van een pseudo-origineel (of apocrief), een falsum dat zich uitgeeft en voordoet als
4
een authentiek origineel, maar dat in feite niet is. Een pseudo-kopie is een falsum dat
zich uitgeeft voor een kopie van een authentiek origineel dat niet teruggaat op dat
origineel, maar uit het brein komt van de falsaris. Een andere mogelijkheid is een
formeel vervalste oorkonde: een abdij laat bijvoorbeeld een oorkonde maken die in
formeel opzicht vals is (meestal gemodelleerd naar beschikbare "echte" oorkonden).
Het is perfect mogelijk dat een in formeel opzicht "valse" oorkonde inhoudelijk echt
is: het ging dan vaak om rechten, waarvan de oorspronkelijke oorkonde verloren was
gegaan, of waarvan er nooit een formeel schriftstuk had bestaan. De toename van de
verschriftelijking vanaf de late 11de eeuw werkte de vervaardiging van dit soort
stukken in de hand.
- Een formularium is een bloemlezing van vaak gebruikte vormen van oorkonden, die
gekopieerd en ingevuld werden indien nodig. Ze werden in de kanselarij van een
oorkonder bewaard, en geven een inkijk in de werking van de administratie. Bekende
voorbeelden zijn de Liber Diurnus Pontificum Romanorum (13de-17de eeuw),
Prothocole in Vlaemsche (door Jan van den Berghe, 1405).
- Deperdita: oorkonden die verloren zijn, maar in andere teksten worden vermeld.
- Soms is enkel een ontwerp van de oorkonde bewaard, maar ging de uiteindelijke
oorkonde verloren. Deze ontwerpen heten we Vorurkunden, petition(e)s, requêtes, of
rek(w)esten. Een rek(w)est (of ‘verzoekschrift’, afkomstig van het Franse ‘requête’)
is een vormloos schriftstuk van diplomatische aard, maar het vervult op zichzelf geen
bewijsfunctie. Het bereidt een wettelijk bewijs voor, maar het draagt geen waarmerk,
en heeft geen bewijskracht. Vanuit juridisch opzicht heeft het dus geen zelfstandige
reden tot bestaan, en daarom werd het vaak vernietigd na de bezegeling van de
eigenlijke oorkonde.
Fragment uit een rekwest: de wensen van de Brugse ambachten (maart 1477)
(J. Haemers (ed.), ‘Geletterd verzet. Diplomatiek, politiek en herinneringscultuur van opstandelingen in
de laatmiddeleeuwse en vroegmoderne stad (casus: Brugge en Gent)’, Handelingen van de Koninklijke
Commissie voor Geschiedenis, 176 (2010))
Dese naervolghende articlen waren bij hooftmannen ende dekenen boven den articlen gheadviseirt ende
gheraempt bi den XVIIIen ende VIe persoonen inneghebrocht ende begheert vercreghen te werdene.
Daerof onder correxcie eeneghe bij previlege vercreghen zullen moeten zijn ende andre gheremediert
ende voorsien worden bi der wet van Brugghe etc.
Dus zijn hier eerst ghescreven de articlen die bij previlegen vercreghen moeten worden.
[1] Eerst also vooren in meer articlen gheseyt ende begheert es, dat men vercrighe bij previlegen dat die
van den Vryen gheen Let en zijn, maer appendanten van der stede van Brugghe. […]
5
2. Typologie: soorten oorkonden en diplomatieke bronnen
Oorkonden bestaan in allerlei vormen en typen, en het is moeilijk hen onder te verdelen,
omdat verschillende types soms kenmerken bevatten van een ander type. Een goede
diplomatist is dus flexibel en creatief. Een typologie van de oorkonden opstellen, is dus
allesbehalve eenvoudig. De onderstaande onderverdeling is dus zeker niet volledig of
dwingend. Dat blijkt trouwens uit het feit dat er verschillende manieren zijn om de
oorkonden in types op te delen.
Notitiae versus cartae
Sommige oorkonden werden gemaakt door functionarissen, die ze authentificeerden door
middel van een zegel, wat de stukken een juridische autoriteit gaf: die heet men cartae.
Andere, notitiae genaamd, hadden geen juridische waarden, noch de formele
eigenschappen van authentieke documenten, maar namen wel bepaalde elementen op
die bijdroegen tot de bewijsvoering (bv. lijsten van getuigen). Vanaf de 8ste tot de 12de
eeuw eeuw is de tweede categorie erg populair. Onder de oorkonden zijn er ook nog
diplomata of praecepta, plechtige documenten in naam van pausen, keizers, koningen en
soms lagere gezagsdragers. Na de 12de eeuw, toen het aantal oorkonden omwille van de
toenemende verschriftelijking een hoge vlucht nam, is het aantal soorten oorkonden niet
meer te tellen. Oorkonde wordt voor deze periode een verzamelterm voor allerlei
juridische bewijsstukken.
Een notitia uit de late elfde eeuw: Mathildes gift (circa 1111-1119), uit het laat-12de-eeuwse
cartularium van de priorij van Hesdin (Noord-Frankrijk)
(R. Fossier (ed.), Cartulaire chronique du prieuré Saint-Georges d’Hesdin, Parijs, 1988, pp. 98-99)
Aan allen maken wij bekend dat de zwaar zieke Mathilde, echtgenote van Wido van Asli, toen zij dermate
verzwakte dat haar dood nabij was, de monniken van [onze] gemeenschap van Sint Georgius [van
Hesdin] tot zich liet komen, en hen, in aanwezigheid van haar echtgenoot en andere getuigen, van haar
bezit enkele delen schonk ter verlossing van haar ziel, met name de molen van Albin met de aanliggende
gronden, een derde van de tiende in het dorp waar zij op haar ziekbed lag, de helft van een akkerland bij
Agincourt en een bos in hetzelfde dorp, door de monniken te gebruiken voor al hun behoeften. Verder
bevestigde zij een schenking van een klein gehucht van hetzelfde dorp dat zij en haar dochter (die nu
nog in leven is) al lang geleden geschonken hadden… Toen Wido, haar man, dat vernam, verheugde hij
zich ondanks zijn grote droefenis over de ziekte van zijn vrouw over haar erkentelijkheid jegens God, en
schonk uit zijn eigen erfdeel een vierde deel van een dorp met de naam Lesin ten behoeve van zijn eigen
ziel en die van zijn echtgenote. Hij had die grond wel niet in eigen bezit, want Johannes, de zoon van
Wacquelin, had die van hem in leen; maar naderhand, na overhandiging van dertig schellingen, stond
deze Johannes de grond toch af aan de monniken. Nadat [Mathilde] nog andere zaken aan de heilige
6
martelaar en aan andere kerken hadden geschonken, verergerde haar ziekte zodanig, dat zij na gebiecht
te hebben, in aanwezigheid van monniken en clerici en onder hun smeekbeden voor haar zieleheil,
overleed in de Heer. De volgende ochtend werd haar lichaam naar de kerk van Sint Georgius gebracht.
Terwijl haar lichaam ter aarde werd besteld, baden vele van haar verwanten en vrienden, samen met
abten, monniken en clerici tijdens een mis en onder het gezang van psalmen voor haar ziel tot de Heer.
Toen het ogenblik aangebroken was om het graf te vereren, nam Wido plots met luide stem het woord en
somde hij al hetgeen hij aan de heilige Georgius had geschonken op, en bad de verwanten van Mathilde
dat zij zouden instemmen met de giften die zij bij leven had gedaan aan de heilige Georgius en aan
andere heiligen. In het bijzonder [richtte hij zijn vraag tot] Beatrix, haar tante, en haar echtgenoot
Robert van Belebrone. Enkel Robert van Feriveres, een verwant, die haar opvolger was volgens een
erfenis langs moederskant, weigerde. Toen hij dat hoorde, wierp Wido zich in tranen voor Roberts
voeten, en vroeg hem de gift van zijn vrouw toch te bevestigen. Robert zag hoe deze edele man zich
bijna helemaal tot zijn voeten had neergebogen en gaf toe, niet enkel door diens gebeden maar ook door
de aansporingen van allen die daar aanwezig waren om te bidden. Met luide stem kondigde hij zijn
instemming af, maar weigerde vervolgens de schenking op het altaar te zetten, zoals gebruikelijk is.
Wido nam vervolgens het woord en plaatste de schenking zelf op het altaar, terwijl hij bij naam ieder
onderdeel van zijn eigen schenking en van zijn echtgenote opsomde.
Vervolgens gaven de volgende religieuzen hun instemming op straffe van excommunicatie: abten
Normannus van Saint-Saulve, Wulframnus van Saint-Josse, Odo van Saint-Sylvain, en dit in
aanwezigheid van [talrijke] monniken en clerici.
Van dit alles zijn de volgende personen getuigen: de hierboven aangehaalde abten, Wido, zijn neef
Bernard, graaf Walter die dit alles heeft bevestigd, zijn zoon Cornelius, Robert van Feriveres, zijn broers
Engelrannus, Oilaruds, Wido en Warinus, Robert van Belebrone, zijn echtgenote Beatrix en hun zoon (die
instemden met dit alles), Johannes de zoon van Waucelinus, diens broer Alelmus, Warinus zoon van
Alardus, Boudewijn zoon van Acelinus, Boudewijn zoon van Rainerus, Odo van Aix-en-Issart, Walter zoon
van Ivo, Paino van Greni, Einardus en zijn zoon Robert, Ursio van Fontaines, Robert van Olrimortir en
Bernardus van Moncelles.
Publiekrechtelijke versus privaatrechtelijke oorkonden
Oorkonden worden meestal opgedeeld in oorkonden van publiek recht en oorkonden
van privaat recht.
- Publiekrechtelijke oorkonden gaan uit van een persoon met een openbare functie, en
beantwoorden qua vorm aan de gewoonten van een kanselarij (bv. de Vlaamse graaf).
Wat de Zuidelijke Nederlanden betreft, zijn verschillende al dan niet uitgegeven reeksen
van oorkonden bekend. Let wel: in deze reeksen (zowel in het archief, als in de uitgave)
zijn zowel normatieve als praktijkbronnen opgenomen, aangezien de middeleeuwse
oorkonder amper een onderscheid tussen deze categorieën maakte.
7
Voorbeelden zijn de oorkonden van de graven van Vlaanderen (geïnformatiseerd in de
Thesaurus Diplomaticus), en de ordonnances des ducs de Bourgogne (uitgaven
beschikbaar voor de jaren 1381-1467).
-Privaatrechtelijke oorkonden worden meestal opgesteld door private personen, die een
recht willen laten vaststellen of een transactie op schrift willen stellen. De formele
variatie in die tweede categorie is erg groot, voornamelijk omdat de bewijsbaarheid van
de inhoud niet gezocht werd in het bestaan of de formele kenmerken van de oorkonde,
maar in de getuigen; verwijzen we maar naar libri traditionum, waarin de oorkonden van
een bepaalde instelling opgenomen worden zonder de formele kenmerken maar met
vermelding van getuigen. De notitia beantwoordt zonder twijfel de minst formele aanpak:
meer dan een identificatie van de oorkonder en de beschikking krijgen we niet. Wel
bestaan er voor een heel aantal types vroegmiddeleeuwse oorkonden en rechtsstukken
formulierboeken (tot einde 9de eeuw), die de opstellers van de oorkonden bijstonden in
de formuleren van hun stukken (om de uniformiteit en de snelheid van de redactie te
verbeteren). In de 12de eeuw ontstond de ars dictaminis.
In de meerderheid van de gevallen zijn de originele private oorkonden verloren gegaan
omdat privé-archieven nu eenmaal minder kans op langdurige bewaring hebben.
Weliswaar hebben verschillende instellingen in de middeleeuwse samenleving tegen
betaling oorkonden bekrachtigd. Deze procedure bood de oorkondende partijen een
bijkomende zekerheid, hoewel een oorkonde ook zonder deze bekrachtiging rechtsgeldig
was. Zowel kerkelijke instellingen, steden, vorsten of zelfs gerespecteerde burgers in de
stad konden oorkonden bekrachtigen (zoals bijvoorbeeld de viri heriditarii in Gent).
Soms, in het geval van steden en sommige hoven, hield de bekrachtigende overheid een
register (zoals de schepenboeken of schepenregisters in de steden) bij waarin de
oorkonde werd gekopieerd. In deze schepenboeken van steden bestaat de meerderheid
van de opgenomen schriftstukken uit akten van privaatrechtelijke aard (soms
schepenbrieven genaamd). Ze bieden een rijke inkijk in het sociale, economische en
culturele leven in de laatmiddeleeuwse stad. Aangezien deze akten door poorters van de
stad werden afgesloten zijn ze vaak in de volkstaal (Frans, en Nederlands), hoewel in de
Leuvense registers nog Latijnse akten zijn gekopieerd tot op het eind van de vijftiende
eeuw.
Voorbeelden van private oorkonden zijn testamenten (die niet enkel door
schepenbanken, maar ook door notarissen konden bekrachtigd worden),
huwelijkscontracten, verbintenissen van economische aard (handelstransacties),
zoendingen (een minnelijke schikking die door partijen afgesloten werd ter oplossing
8
van een geschil, vaak in overleg met stedelijke of vorstelijke functionarissen),
persoonlijke zekerheden (borgstelling), verkoopsakten, rentezettingen,
verzekeringscontracten. De best bewaarde reeksen schepenregisters in de Nederlanden
zijn die van Douai, Gent, en Leuven, die een bijna ononderbroken reeks akten bevatten
sinds de aanvang van de veertiende eeuw tot het einde van het Ancien Régime. Een
goudmijn voor de historicus, maar ook een onoverzichtelijke warboel… Gelukkig zijn een
aantal regesten beschikbaar en zijn er enkele informatiseringsprojecten aan de gang. De
95.000 folio’s van de Leuvense schepenregisters (1362-1795, in het Stadsarchief)
worden bijvoorbeeld gedigitaliseerd in het Itinera Nova-project (www.itineranova.be).
Normatieve bronnen versus praktijkbronnen
Normatieve oorkonden onderscheiden zich van andere door het feit dat ze voorbestemd
zijn om een eeuwigheidswaarde te hebben. Dus in een tijd dat er weinig bronnen
geschreven worden, een tijd met beperkte geletterdheid, zijn dat de bronnen die
uiteindelijk toch op schrift worden gesteld. Twee geledingen in het recht zorgen voor
twee typen bronnen en oorkonden:
- Gewoonterecht en volksrechten: rechten, ontstaan uit mondeling overgeleverde
regels, die de sociale omgang van een bepaalde groep regelen. Dit recht is volledig
gebaseerd op concrete voorvallen, die steeds opnieuw aangehaald worden om
gelijkaardige problemen en situaties aan te pakken. Het is zowat de belangrijkste
rechtsbron in de middeleeuwen. Het gewoonterecht werd mondeling overgeleverd
door "wijzen", mensen die vertrouwd waren met de regels. Ze worden vaak
‘coutumes’ (‘costuymen’) genoemd. Vanaf de vroege Middeleeuwen streefden
vorsten ernaar dit recht op schrift te stellen, met name om te beschikken over een
geijkt referentiepunt. De bekendste voorbeelden zijn de volksrechten, onder meer
van de Saliërs, Bourgondiërs, Franken enzovoort. Dit type recht onderscheidde zich
van het Romeinse recht doordat het persoons- en niet plaatsgebonden was. Dat
betekent dat een lid van de stam van de Bourgondiërs bij het plegen van een misdrijf
berecht werd volgens het Bourgondische recht, ongeacht de plaats waar hij zich op
het ogenblik van de feiten bevond. In de Vroege Middeleeuwen is dus de stam, en
niet de territoriale staat, het grondbeginsel van het recht. Na de invoering van
gecodificeerd staatsrecht bleef een groot deel van de volksrechten in voege!
Opvallend aan dit recht is dat er in feite geen onderscheid gemaakt wordt tussen
privaat- en publiek recht. Dat betekent dat alles omgezet wordt in bezitstermen, zelfs
de hoogste macht, en dat alle vergrijpen, inbreuken, hiërarchieën en dergelijke
opgevat worden als affecten van persoonlijke relaties.
9
In de steden in de volle en de late middeleeuwen, die vaak een juridische
uitzonderingspositie hadden, bestond eveneens een gewoonterecht, dat in
tegenstelling tot de volksrechten van de Vroege Middeleeuwen niet neergeschreven
werd. Enkel in uitzonderlijke gevallen, bij herhaaldelijke overtreding van gebruikelijke
regels, of als tegenreactie bij de poging van een vorst om een nieuwe wet te doen
gelden, stelden steden dit gewoonterecht op schrift. Het is bijgevolg moeilijk dit
gewoonterecht te achterhalen; soms werd in praktijkbronnen gewoonterecht
aangehaald (zie verder). Ook in handelsmilieus, bv. in de Hanze, had je dit soort
gewoonterechtsregels.
- Wetgeving: ontstaan als een schriftelijke neerslag van de pogingen van een
overheid om de sociale omgang in een politieke constellatie (staat, regio, dergelijke)
te regulariseren. Er zijn verschillende soorten wetgeving. In de eerste plaats heb je
wat wij meestal verstaan onder de term "wetgeving". Het gaat om een min of meer
systematische verzameling rechtsregels, die uitgaan van (bij voorkeur) het hoogste
gezag, zij het een vorst of een kerkelijk leider, een stadsbestuur of andere
groeperingen. We duiden de wetgeving van wereldlijke vorsten aan met "wetten", die
van kerkelijke overheden hebben verschillende benamingen gekregen, al naargelang
de bron van het recht.
In de kerkelijke categorie vinden we vooreerst de decretalen, een verzameling besluiten
van de pausen, voor de eerste keer gecompileerd in de zesde eeuw en naderhand
herschikt en aangevuld door de pausen. In de tweede plaats zijn er de besluiten van
concilies en synoden, de vergaderingen van bisschoppen (en soms ook abten) die zich op
oecumenisch of meestal op regionaal niveau beraadden over bepaalde kwesties
aangaande het kerkelijke beleid. Hun besluiten vonden hun neerslag in het canonieke
recht en de afzonderlijke regels (meestal geordend per concilie, dus chronologisch). Dit
recht is opgedeeld in afzonderlijke kapittels, canones geheten. Daaronder bevinden zich
een aantal afgeleiden van het canonieke recht, met name regels die uitgevaardigd
werden door bisschoppen, ten behoeve van hun parochiepriesters. Meestal gaat het om
aangepaste versies van conciliaire besluiten.
In de kloosters werkte men eveneens met een normatief systeem, in de eerste plaats dat
van de regels. Sinds de laat-antieke periode waren monniken en kerkelijke leiders actief
aan het zoeken naar een geschikte tekst die zou toelaten het monastieke leven min of
meer te later verlopen volgens een uniform model. Hoewel het eeuwen heeft geduurd
alvorens de meeste kloosters deze regels werkelijk toepasten, heeft de zesde-eeuwse
regel van Benedictus van Nursia de grootste impact gehad op de Westerse kloosters.
10
Desondanks hebben heel veel kloosterlingen geleefd volgens varianten en geaffilieerde
regels, die naargelang de orde waartoe ze behoorden of de omstandigheden waarin ze
leefden aangepast waren. Zo was de regel van Columba bijvoorbeeld erg populair in
kloosters die gesticht waren door Ierse en Angelsaksische missionarissen. De Karolingers
streefden ernaar de monastieke wetgeving te uniformiseren en lieten de originele tekst
van Benedictus' regel verspreiden onder de kloosters, maar het feit dat de Benedictijnse
regel voor eeuwen de vaste maatstaf zou worden nam niet weg dat kerkleiders
alternatieven bedachten. Zo ontstond vanaf de tiende eeuw een hele reeks nieuwe
regels, vaak geïnspireerd op Benedictus' model, onder meer de regel van Cîteaux. Wie
middeleeuwse kloosterregels leest, wordt vaak getroffen door hun vaagheid en
bondigheid. Om dat op te vangen werden er vanaf de tiende eeuw gewoonteregels of
consuetudines opgesteld, handboeken waarin de monniken een meer diepgaande
regelgeving konden terugvinden met betrekking tot het leven, zoals het gangbaar was in
hun kloooster. Meestal zijn consuetudines slechts van toepassing geweest in één of
enkele geaffilieerde kloosters.
Daarnaast zijn er nog de visitatieakten (voor het eerst in het Frankrijk en Engeland van
de dertiende eeuw): bisschoppelijke direktieven aan priesters en parochianen,
vragencatalogi of protokollen voor visitaties.
Inquisitie- en canonisatieakten: respectievelijk ten behoeve van de vervolging van
ketterij en de heiligverklaring van personen uit het verleden.
In de wereldlijke categorie zijn een bijzondere casus de capitularia, de wetgeving van
de Frankische koningen, waarin we administratieve beschikkingen, ordonnanties en
verslagen van rijksvergaderingen terugvinden. Dit belangrijke corpus teksten is niet
overgeleverd in de vorm van een codex of een systematische verzameling, maar in de
vorm van officiële documenten ten behoeve van de missi dominici, notulen door
deelnemers aan vergaderingen, en memoranda voor de betrokkenen. Pas rond 829 kwam
er een beweging op gang waarbij men de beschikbare teksten van dit type per thema
begon te groeperen, wat op zijn beurt leidde tot het gebruik van deze verzamelingen bij
het opstellen van nieuwe wetgeving.
In latere tijden nam de vorstelijke wetgeving de vorm aan van ordonnanties, constituties
en statuten, uitgegeven door de soeverein en met betrekking op het hele land of van
oorkonden of privilegies ten bate van een regio of gemeente (keuren), met een recht
dat verleend of opgelegd wordt aan de onderdanen door een soeverein. Omvangrijke
reeksen van wetgeving zijn bewaard voor de Franse en Engelse koningen (Ordonnances
11
des rois de France / Statutes of the Realm) en andere vorstelijke hoven in Europa. De
benaming van deze bronnen is niet eenvormig omdat de middeleeuwse wetgever zelf
geen eenduidige richtlijn hanteerde. Bronnen noemen zichzelf mandaat, ordonnantie,
privilege (dit is, letterlijk, een uitzonderingswet – vaak voor een stedelijke
gemeenschap), of naar de vorm waarin ze zijn uitgevaardigd, zoals charter, oorkonde,
brief, ‘vrede’ (naar aanleiding van de beëindiging van een militair conflict), enzovoort.
Sommige van deze teksten waren louter een bekrachtiging van reeds bestaand
gewoonterecht, andere werden dan weer door steden of plattelandsgemeenschappen
opgesteld en door de vorst ondertekend (in de oorkonde staat vaak aangegeven wie de
initiatiefnemer van de uitvaardiging was).
Een privilege van de Engelse koning Edward IV, waarin hij de Brugse edelman
Lodewijk, heer van Gruuthuze, een adellijke titel toekent, 1472.
Enkele van deze teksten worden door de historicus ‘constitutionele teksten’ genoemd,
omdat ze de instellingen van een stad of regio inrichten, en een vernieuwde politieke
relatie tussen de vorst en zijn onderdanen vastleggen. Beroemde voorbeelden zijn de
Magna Carta (1215) van de Engelse koningen, het Concordaat van Worms (1122) en de
Gouden Bul (1356) in het Heilig Roomse Rijk, het Groot Privilege (1477) en de
zogenaamde Blijde Inkomsten van de Brabantse steden in de Nederlanden. De meeste
van deze teksten bleven verschillende eeuwen de toetssteen voor vorstelijke wetgeving,
12
zoals de Blijde Inkomst van Brabant (Johanna en Wenceslas van Brabant, 1356) die in
voege bleef tot de afschaffing ervan door Keizer Jozef II in de achttiende eeuw.
Slotclausule van de Blijde Inkomst van 1356
(R. Van Bragt (ed.), De Blijde Inkomst van de hertogen van Brabant, Johanna en Wenceslas. Een
inleidende studie en tekstuitgave, Leuven, 1956, p. 106):
Ende waer dat sake, dat wij, onse hoir ocht onse nacomelingen jeghen enighe van desen
voirseiden pointen, articulen ende vesticheiden ghinghen, daden of daden doen, in al ocht in deel
hoe ende in wat manieren dat dat waer, soe consenteren wi ende willecoiren onsen vorseiden
goiden lieden, dat si ons, noch onsen hoir, noch onsen nacomelingen nemmermeer neghenen
dienst doen en suelen noch onderhorich sijn totter tijt dat wi hen dat weder daen hadden ende
afghelaten volcomelic.
Ook steden konden een interne wetgeving uitvaardigen; hiervoor waren de schepenen
(scabinae) verantwoordelijk. Deze teksten nemen verschillende benamingen aan,
afhankelijk van de stad waarin ze werden uitgevaardigd (voorgeboden in Gent,
hallegeboden in Brugge), terwijl in sommige regio’s ook statenvergaderingen of
parlementen een semi-wetgevende functie hadden (de Reichstagsakten in het Heilig
Roomse Rijk; Rotuli Parlamentorum in Engeland). Deze laatste teksten zijn vooral
bewaard voor de late Middeleeuwen omwille van een betere bewaringscontext en de
toenemende verschriftelijking van het recht.
In de stad, tot slot, waren verschillende corporatieve organisaties actief die wetten
mochten proclameren en statuten in verband met hun interne werking uitvaardigden
(‘ambachtskeuren’), al dan niet nadat ze voorgelegd waren aan het stadsbestuur.
Ambachten, gilden en broederschappen konden op deze manier keuren verkrijgen, en
interne reglementering (laten) bekrachtigen. Ook andere instellingen (zoals
universiteiten) stelden dergelijke documenten op.
Tegenover de normatieve bronnen worden traditioneel de praktijkbronnen geplaatst. In
de middeleeuwen bestond de scheiding der machten niet. Vorsten, bisschoppen,
schepenen, parlementen, ambachtsbesturen en andere bestuurlijke instellingen konden
dus zowel wetten uitvaardigen, als de naleving ervan afdwingen en eventuele
overtredingen bestraffen. Praktijkbronnen vormen de concrete neerslag van de
toepassing of de uitoefening van het recht. Dat behelst enerzijds de rechtspraak,
anderzijds de oorkonden, geauthentificeerde akten waarin een bepaald recht vastgesteld,
ingesteld of bevestigd wordt.
13
De rechtspraak was in de Middeleeuwen opgedeeld in twee categorieën: burgerlijke en
strafrechtelijke. Twee soorten rechtbanken oordeelden over de gevallen: de kerkelijke en
de wereldlijke. Het hing voornamelijk af van het type geschil of inbreuk, welke van de
twee soorten bevoegd was, maar vaak ging het ook om verschillende jurisdicties, waarbij
claims konden gelegd worden door bepaalde rechtbanken op gevallen, die zich voordeden
in een bepaald gebied.
- De oudste teksten waarin we de neerslag van processen terugvinden bevonden zich in
een erg vroeg stadium van de verschriftelijking. Algemeen aangeduid als de olim,
zijn ze vaak niet meer dan een beknopte weergave van het onderwerp en het
eindvonnis van een proces. In latere tijden, naarmate de waarde van het geschreven
woord toeneemt, worden de verslagen uitgebreider, en zien we hoe bijvoorbeeld het
Parlement van Parijs, het hoogste rechtscollege in het Franse Rijk, volledige
pleidooien, bewijsvoeringen e.d. verslaat. De lengte van de stukken wordt dan ook
aanzienlijk langer.
- Aangezien toenmalig Europa een politiek lappendeken was waarin zowel wereldlijke
en kerkelijke overheden over eenzelfde territorium bevoegd konden zijn, is de situatie
voor elke regio anders. Vorstelijke, stedelijke, bisschoppelijke en andere wetgevers
beconcurreerden vaak mekaar in eenzelfde gebied, hetgeen tot een veelheid aan
praktijkbronnen over eenzelfde materie kon leiden. Huwelijken bijvoorbeeld waren
een kerkelijke aangelegenheid, en afwijkend matrimoniaal gedrag werd bijgevolg
bestraft door de officialiteit van het bisdom (boetes werden opgenomen in de
Compotus sigilliferi curie). Echter, indien beide partijen een huwelijkscontract waren
aangegaan dat bijvoorbeeld een concrete verdeling van de inkomsten van de partners
regelde, en dit overtreden werd, dan kwam de lokale wereldlijke overheid (vaak de
schepenbank die het contract destijds bekrachtigd had) in actie (vonnissen werden in
dat geval opgenomen in de registers van de schepenen). Een veelheid aan publieke
instellingen in de middeleeuwen heeft bijgevolg aan een veelheid van bronnen het
leven gegeven.
Voorbeelden van vonnissen zijn placita, een term die gebruikt werd om juridische
beslissingen van vorsten aan te duiden. Deze werden vaak genoteerd op rollen die in de
kanselarij werden bewaard (zoals bijvoorbeeld de Rotuli Curiae Regis van de Engelse
koning, en de Actes du parlement de Paris uit Frankrijk). In middeleeuwse stadsarchieven
bevindt zich vaak een reeks vonnisboeken of (civiele) sententiën, waarin akten van
stedelijke rechtspraak terug te vinden zijn. Andere steden namen vonnissen dan weer op
in de reeds vermelde schepenboeken of schepenregisters.
14
Een akte uit de Leuvense schepenregisters, met name een kopie van een
privaatrechtelijke oorkonde, 1459.
15
3. Beknopt overzicht van handboeken en bibliografieën voor de studie van oorkonden en diplomatiek
Enkele thematische handboeken en handige publicaties
De twee beste inleidende studies, met een uitstekende bibliografie, voor de studie van
oorkonden zijn:
- O. Guyotjeannin, J. Pycke & B. Tock, La diplomatique médiévale, Parijs, 1993.
- M. Carcel Orti, Vocabulaire international de la diplomatique, Valencia, 1994.
Verder zijn interessant:
- C. Vleeschouwers, Diplomatiek, Brussel, 1985.
- L. Genicot, Les actes publics, Turnhout, 1985 (Typologie des sources du Moyen Age
occidental, 3).
- E. Van Mingroot, ‘Aperçu typologique dse sources de l’histoire médiévale des XVII
Provinces’, Archief en Bibliotheekezen in België, 53 (1982), 175-306.
- J. Art (ed.), Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente ?, Gent, 1993-1998, in
het bijzonder deel 2 : Middeleeuwen en moderne tijd, 12de tot 18de eeuw en deel 3a-b :
Hulpwetenschappen.
Een inleiding op recent onderzoek naar diplomatiek zijn:
- De Hemptinne Th. & Duvosquel J.-M. (eds.), Vorstelijke kanselarijen en scriptoria in de
Lage Landen, 10de-15de eeuw, Brussel, 2011.
- Faggon L., Mailloux A. & Verdon L., Le notaire entre métier et espace public en Europe,
VIIIe-XVIIIe siècle, Aix-en-Provence, 2008.
- Härtel R., Notarielle und kirchliche Urkunden im frühen und hohen Mittelalter, Böhlau,
2010.
- Kosto A. & Winroth A. (eds.), Charters, cartularies, and archives. The preservation and
transmission of documents in the medieval West, Toronto, 2002.
- Prevenier W. & de Hemptinne Th. (eds.), La diplomatique urbaine en Europe au moyen
âge, Leuven, 2000.
- Vogeler G., Digitale Diplomatik. Neue Technologien in der historischen Arbeit mit
Urkunden, Keulen, 2009.
- Vogtherr T., Urkundenlehre. Basiswissen, Hannover, 2008.
- en het themanummer Digital Edition of Sources in Europe : Achievements, Problems
and Prospects van de Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 176
(2010), pp. 57-166.
16
De voornaamste tijdschriften zijn Archiv für Diplomatik, Gazette du Livre médiéval, en
het Belgische Bulletin de la Commission Royale d’Histoire (www.kcgeschiedenis.be); zie
ook de publicaties van de Ecole nationale des chartes (Parijs) i.v.m. oorkonden,
archieven en de productie van administratieve bronnen:
http://www.enc.sorbonne.fr/biblio/archivistiquemed/gestionbiens.htm
Verklarende woordenboeken
Lexikon des Mittelalters, München en Zürich, 1980-2003: omvat alle aspecten van de
middeleeuwse samenleving, waarin begrippen, feiten en personen besproken worden.
Ieder lemma wordt ingeleid door een definitie of korte omschrijving, een systematische
bespreking van het onderwerp en een bespreking van de stand van zaken in het
onderzoek en een beknopte bibliografie (ook online beschikbaar).
Vocabulaire codicologique:verklarend en vertalend woordenboek met betrekking tot de
studie van middeleeuwse handschriften: http://vocabulaire.irht.cnrs.fr/
Bibliografieën
International Medieval Bibliography (ook online beschikbaar).
Bibliografie van de Regesta Imperii: opgestart als bibliografie met betrekking tot de
productie van vorstelijke oorkonden, maar in de loop der jaren uitgegroeid tot één van de
volledigste lopende én retrospectieve bibliografieën voor de studie van de middeleeuwse
samenleving: http://regesta-imperii.uni-giessen.de/index_lit.htm.
Bronnenrepertoria
a Het Pausdom
- A. Potthast, Regesta pontificum Romanorum inde ab A. post Chr. n. MCXCVIII ad A.
MCCCIV, 2 delen, Berlin, 1875.
- P. Jaffé e.a., Regesta pontificum Romanorum ab condita ecclesia ad annum post Chr. n.
MCXCVIII, 2 delen, Leipzig, 1885-1888.
b Nationale ondernemingen
- J.F. Böhmer e.a., Regesta Imperii, Innsbruck, 1831-...: verschillende delen, te beginnen
bij de Karolingers tot in de late middeleeuwen, voorlopig nog niet in één continue reeks.
Zie ook http://www.regesta-imperii.de. Het is een (voorlopig niet geheel afgerond)
overzicht van alle bewaarde oorkonden van de Karolingische en later Duitse keizers en
koningen, met opgaaf van de plaats waar de stukken bewaard of uitgegeven zijn, de
plaats waar de oorkonden als rechtsstuk werd onderschreven, de exacte datum waarop
het stuk van kracht werd en de intellectuele auteur. Ten slotte, en voor sommigen het
17
belangrijkste, volgt een korte samenvatting van de inhoud van elk stuk. Dit kan in de
eerste plaats interessant zijn voor een analyse van het beleid van een vorst, of wanneer
men wil nakijken of een bepaalde persoon of instelling een oorkonde van het hoofd van
het Duitse Rijk heeft gekregen waarvan de tekst is bewaard gebleven. Het is ook een
instrument waarmee men het itinerarium (letterlijk: de reisroute) van deze vorsten kan
nagaan. Dit is onder meer nuttig als we informatie uit andere typen teksten (bijvoorbeeld
kronieken) willen nagaan, wanneer er nieuwe oorkonden ontdekt worden of wanneer men
twijfelt aan de echtheid van een stuk. Een voorbeeld: als een keizer op 3/1/1000 een
oorkonde uitreikte te Münster, kan hij nooit een andere oorkonde uitgereikt hebben te
Milaan op 4/1/1000. Eén van beide (of beide) is (zijn) dan op zijn minst verdacht.
- Calendar of charter rolls, 6 delen, London, 1903-1927; Calendar of patent rolls, 72
delen, London 1891-1986; Calendar of fine rolls, 22 delen, London, 1911-1963,… Waar
de meeste archivalische stukken op het vasteland ontstonden op vellen van een beperkte
omvang, konden de Insulaire scriptoria indrukwekkend lange rollen vervaardigen, waarop
systematisch het één of andere aspect van het bestuur van een instelling werd
bijgehouden. Charter rolls zijn rollen waarop de oorkonden, uitgaande van een bepaalde
instelling werden bijgehouden (in dit geval de Engelse koningen).
- Thesaurus Diplomaticus op CD-Rom, Turnhout, 1997: dit is tegelijk een repertorium en
een volledige uitgave van alle oorkonden, opgesteld in de Zuidelijke Nederlanden tot
1200, in sommige gevallen ook met een foto. Het is in vele opzichten uitgebreide
voortzetting van het werk van A. Wauters, Table chronologique des chartes et diplômes
imprimés concernant l’histoire de la Belgique, 16 delen, Brussel, 1866-1971, die ernaar
streefde een repertorium op te stellen (géén uitgave) van alle uitgegeven oorkonden uit
de Zuidelijke Nederlanden tot in de late middeleeuwen (de facto strandt het gros van de
teksten aan het einde van de dertiende eeuw). Het karakter van beide repertoria is dus
grondig verschillend. Wauters’ versie is enkel nog van nut voor wie zoekt naar oorkonden
van na 1200.
Voor sommige vorstendommen binnen de grenzen van het huidige België bestaan er
afzonderlijke regestenlijsten. Dit is bijvoorbeeld het geval voor het hertogdom Brabant (en
Limburg): Verkooren, A., Inventaire des chartes et cartulaires des duchés de Brabant et de
Limbourg et des pays d'Outre-Meuse, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1910-…
1 : Chartes originales et vidimées (800-1386)
2 : Cartulaires (800-1386)
3: Chartes originales et cartulaires (1386-1789).
Aangezien beide streken in de vijftiende eeuw deel uitmaakten van de Bourgondische
gewesten, is de uitgave van de bronnenreeks van de oorkonden van de Bourgondische
18
vorsten ook voor Brabant en Limburg vermeldenswaardig (de reeks heet Recueil des
ordonnances des Pays-Bas), zoals de uitgave van Ph. Godding, Ordonnances de Philippe le
Bon pour les duchés de Brabant et de Limbourg et les pays d’Outre Meuse, 1430-1467
(Brussel, 2005).
In andere bronnenrepertoria voor oorkonden wordt het criterium taal als selectiecriterium
gebruikt. Dit is met name het geval voor het repertorium van Middelnederlandse teksten tot
1300: Gysseling, M., Corpus van Middelnederlandse teksten tot en met het jaar 1300. 1.
Ambtelijke bescheiden, ’s Gravenhage, 1977. Dit repertorium is als annex toegevoegd aan
de elektronische versie van het Middelnederlandsch woordenboek (Den Haag, SdU, 1998).
Het biedt trouwens niet alleen een repertorium, maar tevens een integrale uitgave van de
teksten. Dit zogenoemde Corpus Gysseling – waarin ook literaire handschriften voorkomen
–geeft niet alleen een regest van de oorkonden, maar tevens volledige informatie over
teksttraditie en uitgaves, én een volledige uitgave volgens taalkundige normen.
Uitermate belangrijk voor de zoektocht naar onuitgegeven oorkonden, zijn cartularia:
registers van afschriften die ontvangers van oorkonden bijhielden.
Voor Frankrijk en België bestaat er volgend electronisch repertorium: CartulR: Répertoire
des cartulaires médiévaux et modernes, Paris, IRHT (Institut de Recherche et d’Histoire
des Textes), 2006 (Ædilis, Publications scientifiques, 3) : http://www.cn-
telma.fr/cartulR/. Opgevat als herwerking van Stein, H., Bibliographie générale des
cartulaires françaises (1907) biedt CartulR per cartularium een beknopte omschrijving
(opdrachtgever, periode), bewaarplaats en eventuele edities. Vooral belangrijk voor
kerkelijke instellingen (abdijen, kerken), hoewel ook cartularia van steden en vorsten zijn
opgenomen. Het repertorium dekt het gehele Ancien Régime (9de-18de eeuw) en zowel
Frankrijk als België.