ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten...

36
“Hoe zegt u? Branchevereniging Sport en Cultuurtechniek? Oh, jullie leggen sportvelden aan en onderhouden ze waardoor al die duizenden sporters ieder weekend goed en veilig kun- nen sporten. Dan snap ik het….” Gelukkig hoef ik steeds minder uit te leggen waar BSNC voor staat. In de twaalf jaar dat de branchevereniging bestaat, zijn we flink gegroeid. Van een klein ‘aannemersclubje’ dat zich be- zighield met sportgras tot een breed samengesteld kennisplatform op het terrein van aanleg, onderhoud, beheer en exploitatie van buitensportvoor- zieningen. Inmiddels zijn gemeenten, aannemers, advies- en ingenieursbu- reaus, leveranciers en kennisinstellingen aangesloten. En daar zijn we trots op. En nu maken we opnieuw een stap. Want voor u ligt het allereerste magazine van BSNC, dat we samen met Arko Sports Media maakten. We laten daarmee zien waar wij mee bezig zijn. En we willen u vooral inspireren. Door mooie praktijk- voorbeelden te laten zien en door kennis aan te reiken die u aanzet tot nadenken over uw vak. Want dat is onze corebusi- ness, kennis ontwikkelen en delen. Onze sector is volop in beweging. De omgeving waarin we opereren verandert. Gemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van dien. Het wegvloeien van vakkennis binnen de gemeente- lijke organisatie baart ons zorgen. Ook het bedrijfsleven is in beweging. In- novaties volgen elkaar in hoog tempo op. Wellicht een positief neveneffect van de economische crisis. Alleen bedrijven die innovatief zijn en in staat zijn te verande- ren, blijven overeind. En ook BSNC zelf heeft de afgelopen jaren een herpositio- nering doorgemaakt waarbij de bureauor- ganisatie verder is geprofessionaliseerd. Daardoor zijn we klaar om in te spelen op de ontwikkelingen om ons heen. Een van de aanjagers van innovatie is duurzaamheid. Dat wordt versterkt door een overheid die nieuwe eisen stelt of met wet- en regelgeving komt. Denk aan duurzaam inkopen of de discussie over een mogelijk verbod op het ge- bruik van gewasbeschermingsmiddelen op sportvelden. Nadat staatssecreta- ris Mansveld vorig jaar september een verbod aankondigde, zijn we daar actief op ingesprongen. Onze leden hebben in een ‘taskforce’ hun expertise ingebracht en dat heeft afgelopen januari geleid tot een rapport waarin we een pleidooi hielden voor Green Deal-sportvelden. Een alternatieve aanpak om tot een minimalisering van het gebruik van ge- wasbeschermingsmiddelen te komen. In overleg met de staatssecretaris hebben we dat mogen toelichten. Het resultaat was dat de invoering van een verbod op korte termijn van tafel is gegaan en dat we de ruimte kregen om Green Deal- sportvelden te bouwen. Daar zijn we nu druk mee bezig. Samen met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en partners uit de sport en het milieu. We hopen de Green Deal dit najaar te kunnen onderte- kenen. Daarover leest u meer in dit blad. Kortom, we zijn op allerlei fronten hard aan het werk om de belangen van onze sector te bewaken en uit te bouwen. Door kennis te ontwikkelen en door kennis te delen. Via opleidingen, studiedagen, onderzoek en bijeenkomsten. Voor en door leden. U bent van harte welkom! Doe mee. Deel uw kennis en draag bij aan goed aangelegde en onderhouden sportvelden. Ik wens u veel leesplezier. Ben Moonen Directeur BSNC Voorwoord ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN 3 VOORWOORD

Transcript of ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten...

Page 1: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

“Hoe zegt u? Branchevereniging Sport en Cultuurtechniek? Oh, jullie leggen sportvelden aan en onderhouden ze waardoor al die duizenden sporters ieder weekend goed en veilig kun-nen sporten. Dan snap ik het….”

Gelukkig hoef ik steeds minder uit te leggen waar BSNC voor staat. In de twaalf jaar dat de branchevereniging bestaat, zijn we flink gegroeid. Van een klein ‘aannemersclubje’ dat zich be-zighield met sportgras tot een breed samengesteld kennisplatform op het terrein van aanleg, onderhoud, beheer en exploitatie van buitensportvoor-zieningen. Inmiddels zijn gemeenten, aannemers, advies- en ingenieursbu-reaus, leveranciers en kennisinstellingen aangesloten. En daar zijn we trots op. En nu maken we opnieuw een stap. Want voor u ligt het allereerste magazine van BSNC, dat we samen met Arko Sports Media maakten. We laten daarmee zien waar wij mee bezig zijn. En we willen u vooral inspireren. Door mooie praktijk-voorbeelden te laten zien en door kennis aan te reiken die u aanzet tot nadenken over uw vak. Want dat is onze corebusi-ness, kennis ontwikkelen en delen.

Onze sector is volop in beweging. De omgeving waarin we opereren verandert. Gemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van dien. Het wegvloeien van vakkennis binnen de gemeente-lijke organisatie baart ons zorgen. Ook het bedrijfsleven is in beweging. In-novaties volgen elkaar in hoog tempo op. Wellicht een positief neveneffect van de economische crisis. Alleen bedrijven die innovatief zijn en in staat zijn te verande-ren, blijven overeind. En ook BSNC zelf heeft de afgelopen jaren een herpositio-nering doorgemaakt waarbij de bureauor-ganisatie verder is geprofessionaliseerd.

Daardoor zijn we klaar om in te spelen op de ontwikkelingen om ons heen.Een van de aanjagers van innovatie is duurzaamheid. Dat wordt versterkt door een overheid die nieuwe eisen stelt of met wet- en regelgeving komt. Denk aan duurzaam inkopen of de discussie over een mogelijk verbod op het ge-bruik van gewasbeschermingsmiddelen op sportvelden. Nadat staatssecreta-ris Mansveld vorig jaar september een verbod aankondigde, zijn we daar actief op ingesprongen. Onze leden hebben in een ‘taskforce’ hun expertise ingebracht en dat heeft afgelopen januari geleid tot een rapport waarin we een pleidooi hielden voor Green Deal-sportvelden. Een alternatieve aanpak om tot een minimalisering van het gebruik van ge-wasbeschermingsmiddelen te komen. In overleg met de staatssecretaris hebben we dat mogen toelichten. Het resultaat was dat de invoering van een verbod op korte termijn van tafel is gegaan en dat we de ruimte kregen om Green Deal-sportvelden te bouwen. Daar zijn we nu druk mee bezig. Samen met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en partners uit de sport en het milieu. We hopen de Green Deal dit najaar te kunnen onderte-kenen. Daarover leest u meer in dit blad.

Kortom, we zijn op allerlei fronten hard aan het werk om de belangen van onze sector te bewaken en uit te bouwen. Door kennis te ontwikkelen en door kennis te delen. Via opleidingen, studiedagen, onderzoek en bijeenkomsten. Voor en door leden. U bent van harte welkom! Doe mee. Deel uw kennis en draag bij aan goed aangelegde en onderhouden sportvelden. Ik wens u veel leesplezier.

Ben MoonenDirecteur BSNC

VoorwoordONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN

3

VO

ORW

OO

RD

Page 2: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

INHOUD

COLOFON

54

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

INH

OU

D

Het magazine Duurzaam is een uitgave van BSNCPostbus 4403990 GE Houtenwww.bsnc.nl

Hoofdredactie: Frans Oosterwijk

Redactieraad: Fridy Latijnhouwers, Pleun Lok, Ben Moonen, Job SteunenBerg, Marcel Sturkenboom, Arwin Verschoor

Redactionele bijdragen: Robert Barreveld, IJdo Groot, Ron Jans, Kees Haaksman, Jeroen Kuypers, Ben Moonen, Hugo van der Poel, Friso Schotanus, Roelof Jan Vochteloo

Eindredactie: Janneke Westermann

Beeldmateriaal: ANP Photo, Attero, Barenbrug, BSNC, Cornelie de Jong, Hein Koops,

Henk Jansen, Henk Pijnenburg, Innoseeds, Jorrist Lousberg, Maurits van Hout, Rachel Richardson, Shutterstock, Sportfotografie.nl, Springzaad-fotoarchief, V.V. Den Ham

Ontwerp: Marco Reijken, Studiorvg, RotterdamDrukwerk: PreVision, Eindhoven

Uitgeverij: Arko Sports Mediawww.sportsmedia.nl

©2014 Arko Sports Media | Niets uit deze

uitgave mag worden verveelvoudigd,

opgeslagen in een geautomatiseerd

gegevensbestand of openbaar gemaakt

in enige vorm of op enige wijze, hetzij

elektronisch, mechanisch, in fotokopie of

anderszins gereproduceerd door middel van

boekdruk, foto-offset, fotokopie, microfilm

of welke andere methode dan ook, zonder

schriftelijke toestemming van de uitgever.

06 HET WK HOCKEY ALS INSPIRATIEBRONShowcase van sport, maar ook van duurzaamheid.

12 INTERVIEW JANNY PELTJESBestuurslid over de kracht van BSNC.

16 DE GRASMAT VAN DE KUIPGroundsman Erwin Beltman over de fijne kneepjes van het grasonderhoud.

22 DUURZAAMHEIDSLABEL VOOR KUNSTGRASBSNC, Kiwa ISA Sport en SGS Intron slaan handen ineen.

26 GROENE SCHOOLPLEINEN STIMULEREN NATUURLIJK SPEELGEDRAGGroen en water dagen uit tot gevarieerd speelgedrag.

32 INTERVIEW CHRIS KUIJPERSDirecteur I&M over de totstandkoming van de Green Deal.

35 COLUMN KEES HAAKSMANOnderweg naar morgen.

36 BIJ CHEMIE TUSSEN GEBRUIKERS IS CHEMIEVRIJ BEHEER EEN EITJEEmotionele verbondenheid leidt tot zorg en duurzaamheid in de gemeente Haaren.

40 BNMHC ZWART-WIT STRIJDT TEGEN ALGENOnderhoudsprotocol en kennisdeling als remedie.

44 DE GROENSTE VERENIGING VAN NEDERLANDV.V. Den Ham wil energieneutraal worden.

49 COLUMN HUGO VAN DER POELDuurzame sportverenigingen.

50 AMSTERDAM ARENA WIL DUURZAAMSTE STADION ZIJNDirecteur Henk Markerink over duurzaamheid als businessmodel.

56 EEN DUURZAME ACCOMMODATIE IS EEN TOEGANKELIJKE ACCOMMODATIESportaccommodaties vaak slecht toegankelijk voor mensen met een beperking.

62 DE MEERWAARDE VAN DUURZAME SPORTVELDENEen integrale benadering van aanleg, onderhoud en beheer.

66 EEN KWESTIE VAN KENNIS EN VOORUITDENKENBranche werkt aan alternatieven voor chemische gewasbescherming.

70 COLUMN RON JANS Ik ben om.

71 KUNSTGRAS RECYCLEN TOT KUNSTGRASHet sluiten van de keten is de droom van elke recycler.

Page 3: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

HET WK HOCKEY 2014 ALS INSPIRATIE VOOR

Showcase van sport maar ook van duurzame projecten en producten

TeksT: Jeroen kuypers

FoTo: Anp phoTo

HET DUURZAME EVENEMENT IS EIGENLIJK EEN CONTRADICTIO IN TERMINIS. EEN

SPORTTOERNOOI IS PER DEFINITIE BEPERKT IN DE TIJD, TERWIJL DUURZAAMHEID

HET LANGETERMIJNGEBRUIK VAN MATERIALEN IMPLICEERT. DE OPLOSSING IS

HERGEBRUIK. ZORG ERVOOR DAT ZO VEEL MOGELIJK ELEMENTEN BRUIKBAAR ZIJN

VOOR EEN VOLGEND EVENEMENT. ZORG ER OOK VOOR DAT HET EVENEMENT EEN

INSPIRATIEMOMENT IS VOOR DUURZAAMHEID, BIJVOORBEELD VOOR GEZONDER

ETEN. DAT WAREN OOK PRECIES DE UITGANGSPUNTEN VAN HET WK HOCKEY DAT

AFGELOPEN ZOMER DOOR DE GEMEENTE DEN HAAG WERD GEORGANISEERD.

6

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

7

REP

ORT

AG

E

Page 4: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

Staatssecretaris Martin van Rijn (VWS, links) ontvangt op de finaledag van het WK hockey in Den Haag de ‘Richtlijnen Gezondere Kantines’ uit handen van directeur Felix Cohen van het Voedingscentrum.

Als het op duurzaamheid aankomt liggen de ambities van de gemeente Den Haag hoog. De stad wil in 2040 klimaatneutraal zijn en heeft daarvoor beleid ontwikkeld. Via het platform ‘Duurzaam Den Haag’ werken bedrijven en scholen met het be-stuur samen om gebouwen beter te iso-leren en hernieuwbare energiebronnen te benutten. De gemeente stimuleert het ge-bruik van elektrische auto’s, heeft stads-bussen aangeschaft die groengas als brandstof gebruiken en dienstauto’s die op aardgas rijden. De stad wordt ook stel-selmatig letterlijk vergroend. Meer bomen en struiken moeten helpen de uitstoot van broeikasgassen te compenseren, tot over 26 jaar die uitstoot netto tot nul zal zijn gereduceerd. Dat klinkt misschien vooral naar een mooi en nauwelijks te re-aliseren voornemen, maar Den Haag be-schikt hiervoor van alle Nederlandse ste-den over de beste troeven. Nergens is er per jaar zo veel windkracht beschikbaar

en schijnt de zon zo veel uren als in deze gemeente met haar unieke ligging aan zee. Bovendien experimenteert Den Haag ook succesvol met alternatieve vormen van energievoorziening, bijvoorbeeld met de winning van aardwarmte.

GEEN TERUGVERDIENTIJD“De sportsector kan zijn bijdrage aan die duurzaamheidsambitie makkelijker leve-ren met accommodaties dan met evene-menten”, stelt Frank van der Peet, pro-jectleider van het WK hockey 2014 én het WK beachvolleybal 2015. “Zwembaden zijn grootgebruikers van energie, zodat je met elke besparingsmaatregel al snel een substantieel resultaat bereikt. De platte daken van sporthallen kun je dan weer volleggen met zonnecellen. Maar een sportief evenement heeft geen voordeel als een terugverdientijd. De toekomst van een evenement is per definitie erg kort. Het verduurzamen van een race die nog geen 24 uur in beslag neemt is dus een uitdaging van een heel andere orde.”

DE BASIS WAS ER ALHet Haagse zwembad Overbosch be-schikt over een uniek krachtige zonne-boiler: een vacuümbuis die ook warmte levert als de zon minder fel schijnt en daarmee in staat is zowel het zwem- als het tapwater te verwarmen. Overbosch realiseert daarmee een besparing van 100.000 kuub gas op jaarbasis. Zo’n be-sparing kun je met een evenement nooit evenaren, omdat het woord ‘jaarbasis’ er nooit op van toepassing is. Maar ook een sportief evenement heeft energie nodig, en op dat vlak kan het natuurlijk altijd (iets) duurzamer. Verlichting is een belangrijke energiepost en tijdens het WK hockey kon al op veel plekken gebruik worden gemaakt van de energiezuinige ledverlichting die de ge-meente Den Haag, maar ook een sponsor als Kyocera, in en rond het ADO-stadion had helpen aanbrengen. “Wat we mis-schien nog wel het belangrijkste vonden is zo veel mogelijk gebruik te maken van bestaande faciliteiten. Het tentendorp is bijvoorbeeld herbruikbaar en ook de vel-

den waarop is gespeeld hebben we nadien elders in de gemeente kunnen wegleg-gen. Het kunstgras waarop de hockeyers hun wedstrijden speelden is letterlijk en figuurlijk van wereldkwaliteit en de peri-ode waarin dat gebeurde was maar kort. De matten zijn dus nog lange tijd bruik-baar. We hebben ze daarom toegewezen aan HDS en HC Ypenburg, twee Haagse hockeyclubs die vanzelfsprekend heel blij waren met supersnelle WK-matten waar-op goud is behaald. Ook de inbouw en ombouw vóór en na het evenement zijn op een duurzame manier verlopen. In het Kyocera Stadion van ADO Den Haag moest de bestaande grasmat toch weg, omdat er voor kunstgras was gekozen. In de ac-commodaties van de amateurclubs waren de matten eveneens aan vervanging toe. In het Kyocera Stadion zat al een perfecte ondergrond voor kunstgras. De basis was er dus al en het werk aan de matten moest toch gebeuren. Je doet als organisatie met andere woorden geen extra moeite en je maakt als gemeente geen extra kosten.

Het tegendeel zelfs: je sluit aan bij inspan-ningen die al gepland waren.”

DE GEZONDE KANTINEHergebruiken is het eerste, inspireren het tweede sleutelwoord bij de combinatie duurzaamheid en sportevenement. Spor-ten is gezond, dus is het ronduit merk-waardig dat sporters zich na de wedstrij-den te buiten mogen gaan aan een vette hap. Het mes snijdt daarbij trouwens aan twee kanten verkeerd, want niet alleen is een overdaad aan friet, chocolade en rood vlees ongezond voor het menselijk lichaam, het voedsel in kwestie is ook vaak nog eens op een niet-duurzame manier geproduceerd. In mayonaise zit eigeel dat het cholesterolgehalte omhoog jaagt, maar als dat eigeel bovendien afkomstig is van een ei dat door een batterijkip is gelegd in plaats van een scharrelkip, is het in dubbel opzicht niet-duurzaam.

Het is dus niet vreemd dat het ministerie van VWS, in samenwerking met het Voe-

“De sportsector kan zijn bijdrage aan die duurzaamheidsambitie makkelijker leveren met accommodaties dan met evenementen” Frank van der Peet

dingscentrum, richtlijnen heeft opgesteld voor een gezondere kantine. Die richtlij-nen worden – uiteraard – op een sportieve manier gepromoot. Clubhuizen kunnen in aanmerking komen voor het niveau brons, zilver of goud (niet toevallig de olympi-sche onderscheidingen) afhankelijk van de gezondheidsgraad van hun kantine-aanbod. Hoe gezonder het voedsel dat de kantine serveert, hoe edeler het me-taal. Het communicatie- en designbureau Mattmo ontwierp een strategie om de gezonde kantine te promoten, compleet met website, display en starterspakket. De aftrap ervan werd gegeven tijdens het WK hockey, in aanwezigheid van de voor-zitter van de KNHB en van de staatssecre-taris, Martin van Rijn.

DUURZAAMHEID IS GEEN DOELSTELLING“We hebben de gezonde kantine laten presenteren tijdens het WK hockey, om-dat topsporters een belangrijke voor-beeldfunctie hebben”, aldus Frank van

9

REP

ORT

AG

E

8

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 5: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

der Peet. “Een evenement is eigenlijk een ideale gelegenheid om duurzame projec-ten als deze aanschouwelijk te maken. Je hebt er de ruimte, de tijd en het publiek voor, dat tussen de wedstrijden door zo’n presentatie graag komt bijwonen. Zo was er ook een sportveldje van Ten Kate en Greenfield dat op het plein werd voor-gesteld. Dat veldje was in staat al het water dat ervoor gebruikt werd terug te winnen. Je kon het bij wijze van spreken met alle benodigdheden in een contai-ner laden, die naar Mali vliegen en daar in de woestijn uitpakken en dan had je een kant-en-klaar bespeelbaar sportterreintje.

Die verbinding met cultuur, voeding en gezondheid geeft echter ook meteen een tweede beperking aan: duurzaamheid is geen doelstelling. Het gaat ons uiteinde-lijk om de topsport. We wilden als organi-satoren dat het evenement zo duurzaam mogelijk werd, maar we hebben er geen aparte commissie voor in het leven geroe-pen, geen extra vergadering aan gewijd en geen afzonderlijke punt van gemaakt. Het werd meegenomen bij de rest. Tegen-over het college hebben we wel uitgelegd hoe we het WK hockey duurzamer zou-den maken, maar we hebben dit aspect achteraf niet afzonderlijk geëvalueerd. Voor de organisatie van het WK beach-volleybal volgend jaar betekent dit dat we op dezelfde voet verder zullen gaan, dus weer zo veel mogelijk faciliteiten en mate-rialen hergebruiken en bijvoorbeeld geen nieuw partydorp neerzetten, maar meer ook niet. Ik zei al: er is niets ‘onduurzamer’ dan een sportevenement. Daar kun je per definitie maar een beperkte duurzaam-heidswinst mee realiseren.”

“Een evenement is eigenlijk een ideale gelegenheid om duurzame projecten aanschouwelijk te maken” Frank van der Peet

De grascarrousel in het Kyocera StadionGras eruit, kunstgras erin, kunstgras er weer uit en kunstgras er weer in – de grascarrousel in het Kyocera Stadion van ADO Den Haag deed in de media nogal wat stof opwaaien en wekte soms de indruk dat de club en de gemeente niet wisten waar ze mee bezig waren. Al die werkzaamheden maakten vooral ook geen duurzame indruk en leken alleen maar goed voor de portemonnee van de grasleveranciers. Maar schijn bedriegt… ADO had al een probleem met de oorspronkelijke grasmat. Met name de sleuven in de zand zorgden ervoor dat er on-voldoende afwatering kon plaatsvinden en dat het veld bij hevige regenval ouderwets blank kwam te staan. Toen vorig jaar de wedstrijd tegen Vitesse van 14 september werd afgelast was de maat vol voor het bestuur. De grasmat moest er zo snel mogelijk uit en onder druk van mogelijke claims voor nog meer gemiste wedstrijden moest er ook zo snel mogelijk een nieuwe mat in. Omdat de club de discussie over wel of geen kunstgras in feite al had beslist in het voordeel van kunstgras werd voor dat laatste gekozen. Door de investeringen te combine-ren met die voor het WK hockey kon de gemeente financieel twee vliegen in één klap slaan. Een kunstgrasmat tijdelijk in een stadion leggen lijkt duurder, maar waar het om gaat is dat er toch al een andere ondergrond nodig was voor het voetbal en dat die nu niet apart voor het hockey hoefde te worden gelegd. Wat een rationeel beslissingstraject was, belandde echter in de media als een sliding aan emoties. Dat gaf een onbedoeld en onnodig ‘heisagehalte’ aan het evenement.

11

REP

ORT

AG

E

Page 6: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

DE BRANCHEVERENIGING SPORT EN CULTUURTECHNIEK KENT VEEL

VERSCHILLENDE SOORTEN LEDEN, MET ELK HUN EIGEN INVALSHOEK EN BELANGEN.

MAAR ALLEMAAL ZIJN ZE BEREID HUN EXPERTISE IN TE BRENGEN EN NIEUWE

KENNIS TE ONTWIKKELEN. “DE TOEWIJDING VAN AL ONZE LEDEN IS GROOT EN

DAARVOOR VERDIENEN ZE EEN COMPLIMENT”, STELT BESTUURSLID JANNY PELTJES

DAN OOK. DAT COMMITMENT IS EEN GROOT GOED, WANT DE BRANCHE STAAT DE

KOMENDE JAREN VOOR PITTIGE UITDAGINGEN.

TeksT: Friso schoTAnus

“ DAT BSNC SINDS DE OPRICHTING ALLEEN MAAR GEGROEID IS EN DAT NOG STEEDS DOET, ZEGT GENOEG”

Bestuurslid Janny Peltjes over de kracht van de Branchevereniging Sport en Cultuurtechniek

“BSNC is vanuit de aannemerswereld ontstaan”, vertelt Janny Peltjes over de in 2002 opgerichte brancheorganisatie. “Er was een sterke behoefte aan belan-genbehartiging en het delen en ontwik-kelen van kennis. Onze achterban is in-middels flink verbreed en BSNC biedt de toeleveranciers en sportveldbeheer-ders een platform waar de leden kunnen aankloppen voor belangenbehartiging. Daarnaast is het een platform waarop be-staande kennis wordt gedeeld en nieuwe kennis ontwikkeld wordt. In het afgelo-

pen decennium is de brancheorganisatie zeer actief geweest, ze heeft diverse rap-portages uitgebracht. Zo is veel expertise verzameld en ontwikkeld op het gebied van gewasbescherming en kunstgras.”

Juist in het feit dat de ledenpopulatie zo divers is, schuilt de kracht van BSNC, be-toogt Peltjes. “Je hebt niet alleen de aan-nemerij, maar ook organisaties die aan sportveldenbeheer doen, adviesbureaus, toeleveranciers van meststoffen en zaai-zaden, gemeenten en keurings- en kennis-

“Ik vind het uniek dat zoveel partijen dit gezamenlijk oppakken en er hun schouders onder willen zetten”

13

INTE

RVIE

W

12

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 7: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

Peltjes, zelf werkzaam als managing di-rector bij HLB BV, de Groene Vlieg Bio Control en de Groene Vlieg Bio Diagnos-tics, instituten gericht op onderzoek, di-agnose en advies op het terrein van plant- en bodemgezondheid, maakt deel uit van de Commissie Onderzoek. BSNC is zeer actief met de totstand-koming van de Green Deal-sportvel-den 2020. Deze Green Deal is een reactie op de aankondiging van staatssecretaris Mansveld van het Ministerie van Infra-structuur en Milieu in september 2013 dat het gebruik van gewasbeschermingsmid-delen op sport- en recreatieterreinen in 2017 geheel verboden gaat worden. Het is voor een belangrijk deel aan de actie-ve houding van BSNC te danken dat het verbod voorlopig van tafel is en de sec-tor de ruimte krijgt om een Green Deal te ontwikkelen. BSNC is al enkele jaren be-zig met het onderzoek naar alternatieve methoden voor milieuvriendelijk bestrij-ding van ziekten, plagen en onkruiden op sportvelden en golfbanen. Deze zoek-tocht moet ertoe leiden dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in het jaar 2020 tot nul wordt gereduceerd.

UITDAGING“De Green Deal is bedoeld om ervoor te zorgen dat de sector straks klaar is voor het verbod”, legt Peltjes uit. “Dus onder-zoeken we wat ervoor nodig is om te zor-gen dat dit geen nadelige gevolgen voor de sector heeft. De Green Deal is ook be-

doeld om bij de politiek aan te geven dat er knelpunten kunnen zijn. De sport be-kleedt een bijzondere positie; sporten is goed en belangrijk voor iedereen. Als we het daar met zijn allen over eens zijn, dan heb je ook sportvelden nodig waarop dat mogelijk is. Tegelijkertijd wordt op over-heidsniveau volop bezuinigd. Steeds meer gemeenten laten het beheer van sport-velden, daar waar het kan, over aan stich-tingen en verenigingen. Dat scheelt de gemeenten natuurlijk veel geld, maar de kosten blijven bestaan. En je kunt je afvra-gen of vrijwilligers bij de sportclubs wel voldoende kennis hebben van goed sport-veldenbeheer. Het is natuurlijk zeer speci-fieke kennis. Er staat dus van verschillende kanten druk op; aan de ene kant moeten we geld en tijd besteden aan kennisont-wikkeling vanwege het verbod op che-mische gewasbeschermingsmiddelen, en aan de andere kant is er een bezuinigings-slag aan de gang. Dat kun je gerust een uitdaging voor de sportsector noemen.”

INNOVATIEPLATFORMBij de totstandkoming van de Green Deal zijn verschillende organisaties betrokken, zoals sportkoepel NOC*NSF, de KNVB, de golffederatie NGF en de Vereniging van Golfaccommodaties NVG, maar ook mi-lieuorganisaties als De Groene  11, Vewin, natuur- en milieufederaties en andere betrokken organisaties zoals VHG en Cu-mela. Een van de doelstellingen is een innovatieplatform, waarop alternatieven ontwikkeld worden en bekeken wordt hoe die in de praktijk kunnen worden ge-bracht. Dat platform kent twee richtingen: enerzijds is het gericht op de golfbanen en anderzijds op de ‘gewone’ sportvel-den. Dat is logisch: de omvang, omgeving, ‘plaagorganismen’ en onkruidbestrijding op deze terreinen verschillen wezenlijk. Peltjes: “De gemeenschappelijke noemer in de Green Deal is dat we vanuit het in-novatieplatform met elkaar nieuwe idee-

en ontwikkelen, waarbij de intentie is dat we initiatieven ontwikkelen om te kunnen komen tot het verbod.”

Kunt u een voorbeeld noemen van dit soort technieken en alternatieven?“Er zijn allerlei mogelijkheden, zoals het toepassen van ‘precisietechnieken’. Daar-bij moet je denken aan het nemen van heel specifieke maatregelen. Bijvoorbeeld: be-paalde insecten komen niet op een heel veld voor, maar slechts op een bepaald deel. Dat betekent ook dat je alleen maat-regelen treft op die plek. Daarmee kun je het gebruik van middelen sterk reduceren. Daarnaast vindt veel onderzoek plaats op het gebied van bodemweerbaarheid en verbeterde plantgezondheid. Denk aan het gebruik van bepaalde meststoffen en biostimulatoren, die zorgen dat de wor-telgroei zodanig is dat ze bestendig zijn tegen andere organismen.”

Hoe hoopvol bent u op succesvolle oplossingen en afspraken?“Zeer hoopvol. We hebben al meerdere gesprekken met het ministerie gehad, samen met de sportorganisaties en de maatschappelijke organisaties die ik hier-voor noemde. Het ministerie is zeker wel-willend om mee te werken aan de Green Deal, men is er een voorstander van. Men is zich ervan bewust dat als de sector wordt geconfronteerd met een verbod, er ruimte moet zijn voor nieuwe alterna-tieven. Ook vanuit de milieuorganisaties wordt er heel actief en constructief mee-gedacht over oplossingen. Het is niet zo dat men zegt: ‘We willen een verbod en zoek het verder zelf maar uit.’ Integendeel. Ik vind het uniek dat zoveel partijen dit ge-zamenlijk oppakken en er hun schouders onder willen zetten. Hier manifesteert zich de verbindende kracht van BSNC.”

“De Green Deal is bedoeld om ervoor te zorgen dat de sector straks klaar is voor het verbod”

instituten. Zij delen hun kennis en BSNC faciliteert dat. De verschillende invalshoe-ken en belangen die al deze partijen heb-ben, maakt het feit dat ze samen komen in de brancheorganisatie zo interessant. Maar het is ook praktisch werkbaar en nuttig. Het feit dat de BSNC alleen maar gegroeid is en dat nog steeds doet, zegt genoeg. Net als het feit dat al deze orga-nisaties naast geld ook vrijwillig veel tijd investeren in kennisdeling. Ik ben de land-bouwsector gewend, en ook daarin staat kennisdeling en onderzoek voorop, maar de leden van BSNC verdienen in mijn ogen een groot compliment voor hun toe-wijding. Het commitment onder de leden is gewoon erg groot.”

GREEN DEALDankzij deze diversiteit weet BSNC wat er leeft bij de leden, welke knelpunten ze on-dervinden in hun bedrijfsvoering en sig-naleert het trends en ontwikkelingen. Met het oog op belangenbehartiging is dat een belangrijk gegeven. BSNC zoekt pro-actief contact met de politiek en andere stakeholders. De vakkennis die de leden vergaren en ontwikkelen wordt door mid-del van bijeenkomsten en studiedagen verder verspreid. Het bestuur van BSNC komt zo’n vijf keer per jaar bijeen; daarnaast treft een deel van de (bestuurs)leden elkaar meerdere keren per jaar in een van de vijf commis-sies waarin de kerntaken van BSNC zijn ondergebracht (zie kader ‘Commissies’).

De CommissiesBSNC heeft haar hoofdtaken opgedeeld in een aantal commissies:• Commissie Kunstgras: deze commissie neemt initiatieven die een bijdrage leveren aan voldoende en

kwalitatief hoogwaardige kunstgrasvelden;• Commissie Gras: deze commissie neemt initiatieven die een bijdrage leveren aan voldoende en

kwalitatief hoogwaardige grassportvelden en adviseert het bestuur hierover. Ontwikkeling en innovatie zijn kernbegrippen;

• Commissie Onderzoek: onderzoek is een kernactiviteit van BSNC. De taak van de Commissie Onderzoek is het beoordelen van nieuwe onderzoeksvoorstellen, het adviseren van het bestuur en het monitoren van lopende onderzoeken;

• Commissie Studie en Scholing: BSNC heeft in 2005 het initiatief voor de ontwikkeling van de doorlopende leerlijn Sportveldenbeheer genomen. Het doel is om de brancheleden te stimuleren zich gedurende hun carrière te blijven scholen: een leven lang leren. Hiervoor werkt BSNC samen met HAS Kennistransfer en IPC Groene Ruimte. Naast de leerlijn biedt BSNC zelf studiedagen aan over specifieke vakinhoudelijke onderwerpen;

• Commissie Duurzaamheid: duurzaamheid is een belangrijk thema voor BSNC. Vanuit haar maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt BSNC initiatieven die bijdragen aan duurzame sportvelden. De commissie speelt hierin de centrale rol;

• Commissie PR en Communicatie: deze commissie neemt allerlei initiatieven die bijdragen aan de bekendheid en de positionering van BSNC. Denk aan de website, de beurzen en perscontacten. Bovendien ondersteunt deze commissie de andere commissies en werkgroepen bij het uitdragen van hun producten en diensten.

Hoe groot is de sport- en cultuurtechnieksector?Peltjes: “We beschikken als branche nog over onvoldoende kerncijfers; hoeveel sportvelden zijn er, hoeveel mensen zijn er in de branche werkzaam? We zijn hiermee bezig, want zulke cijfers zijn noodzakelijk voor een adequate belangenbehartiging.” Wat betreft het aantal wedstrijdsportvelden in Nederland is bekend dat er in de jaren negentig een aardige toename is geweest. Het totaal aantal wedstrijdvelden en -banen is toegenomen van 19.100 in 1988 naar 21.240 in 2009. De sporten met de meeste velden (in 2009) zijn voetbal (7.040 velden), tennis (5.590), hockey (850), korfbal (820) en handbal (410).

Sportaccommodaties en –parkenSport Aantal sportaccommodaties

Atletiek 181 (1 indoor, 177 outdoor, 3 in- en outdoor)

Golf 239 (222 golfbanen, 17 pitch & putt)

Hockey 305

Tennis 2.002 verenigingen (11.335 banen)

Voetbal 2.504 (1.557 kunstgrasvelden)

Voetbalstadions 37

Bron: BSNC

15

INTE

RVIE

W

14

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 8: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

DE GRASMAT VAN DE KUIP WERD AFGELOPEN SEIZOEN VERKOZEN TOT HET BESTE

VELD IN DE EREDIVISIE. EEN ENORME EER VOOR HEM EN ZIJN TEAM, VINDT TEAMLEIDER

VELDONDERHOUD ERWIN BELTMAN. “WE ZIJN HIER MET ONGELOOFLIJK VEEL PASSIE

MET ONS VAK BEZIG.”

TeksT: roeloF JAn VochTeloo Beeld: MAuriTs VAn houT

“ ALLES MOET TIPTOP ZIJN. BIJ FEYENOORD BESEFT MEN DAT OP HET VELD HET GELD WORDT VERDIEND”Erwin Beltman, groundsman van De Kuip, over de fijne kneepjes van het grasonderhoud

“Ongelooflijk.” Bij de hoofdingang van De Kuip blikt een groepje mannen hoofd-schuddend terug op de klassieker Fey-enoord-Ajax een dag eerder, die de Rot-terdammers ondanks een enorm veld- en kansenoverwicht met 0-1 verloren. Erwin Beltman kijkt alweer vooruit. Over negen dagen komt Europa League-tegenstander Standard Luik trainen in De Kuip en moet de grasmat weer in perfecte staat zijn.

GOLFBAANAls teamleider veldonderhoud stuurt de 39-jarige Beltman vier vaste medewerkers en zes vrijwilligers aan. Samen houden zij het hoofdveld en drie trainingsvelden van de Stadionclub bij. In hun kantoor pal aan het hoofdveld hangen naast voetbal-posters ook een paar golfprenten, een verwijzing naar Beltmans verleden op de golfbaan. Het was ‘de heer Distelbrink’,

“Zelfs met beperkte middelen kun je goed een natuurgrasveld onderhouden”

17

INTE

RVIE

W

16

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 9: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

destijds zijn leraar op het Wellantcollege in Oegstgeest, die hem in contact bracht met het gras van de golfbaan. Distelbrink stuur-de het onstuimige ventje vaak uit de les, maar was ook degene die hem adviseerde om stage te gaan lopen bij de Koninklijke Haagsche Golf & Country Club. Uiteinde-lijk zou de kennismaking met de golfsport leiden tot een vierjarig dienstverband bij Golfclub Duinzicht en een verblijf van maar liefst achttien jaar bij de Haagsche. “Ik heb

ook veel te danken aan de heer Wirth, de secretaris van de Haagsche. Hij bleef me maar aansporen om cursussen te volgen en mezelf te blijven ontwikkelen. Als hij niet was blijven drammen, had ik nu niet dit werk gedaan.”

“Je ziet het misschien niet meer aan me, maar ik was de snelste van de Bollen-streek.” Jarenlang was Beltman actief in de top van het amateurvoetbal, toen nog niet wetende dat hij ooit nog eens een contract in De Kuip zou tekenen. Vorig jaar septem-ber verruilde hij zijn vaste stek bij de Haag-sche voor een eenjarig contract in de we-reld van het betaald voetbal. “Ik wist dat Feyenoord een nieuwe teamleider veldon-derhoud zocht en ik vroeg Rico Salomons – facilitair manager bij Feyenoord en in een ver verleden trainer van Beltman – of het iets voor mij was.” Salomons antwoordde bevestigend, maar waarschuwde hem wel dat hij dan nooit meer thuis zou zijn. “Hij had gelijk: dit is geen negen-tot-vijfbaan.” Jongstleden september werd Beltmans jaarcontract omgezet in een vast contract.

PIEKENBeltman begeeft zich naar het veld – “al-les binnen de gracht is mijn terrein” – en

wijst naar de kriebeleg die bezig is het gras open te halen en rottigheid te ver-wijderen. “De mat krijgt nu even flink op z’n donder. Als Feyenoord komende zon-dag thuis had gespeeld, hadden we dit nu niet gedaan. Straks gaan we het veld nog vegen en maaien.” Beltman legt uit dat het altijd een spel is met de tijd en met de weersomstandigheden. “Vorige week was het bijvoorbeeld erg benauwd. Als het gras vochtig is en het zonnetje erbij komt wordt de mat broeierig en moet je uitkij-ken voor schimmels. Dan ga je ’s ochtends

dus direct dauw slepen en zo zijn er nog veel meer technieken om je veld in abso-lute topconditie te houden.”Terwijl de Katwijker zijn bezoek langs de krijtlijnen leidt blikt hij terug op zijn eerste dagen in Rotterdam. Hij weet nog goed hoe hij tijdens de eerste training schrok van de schade die voetballers aan het veld toe-brengen. Zoiets was hij op het keurige golf-gras natuurlijk niet gewend. “Verder moest de baan op de Haagsche constant van een bepaald niveau zijn, terwijl we in De Kuip om de twee weken echt moeten pieken.”

HANDTEKENINGEen dag eerder werd de klassieker op een grasmat gespeeld, zo strak als een biljartlaken. Beltmans team was die dag om 6.30 uur op de club. “Eerst een bak-kie koffie en dan gaan we maaien. Eerst de lengtebanen, dan de breedtebanen. Doordat we de ene baan in een andere richting maaien dan de baan ernaast krijg je kleurverschil. Dit blokkenpatroon is onze vaste handtekening en die zetten we voor onze eigen geiligheid.” Hij raapt een muntje op en vertelt van de magie

“Op sommige velden zie je hele stukken gras meekomen, maar dat zul je hier nooit zien”

HerstelwerkzaamhedenHet speelveld in De Kuip wordt omringd door een strook kunstgras, maar in het gebied tussen het doelnet en de -palen loopt de natuurlijke grasmat door. Dit gras ondergaat precies de-zelfde behandeling als het speelveld, waardoor Beltman het op elk gewenst moment kan inzet-ten voor herstelwerkzaamheden. Achter beide goals ligt nog een extra strook natuurgras, waarvan Beltman dan weer plaggen in het doelgebied kan plaatsen. Voor het uitsteken van deze plaggen gebruikt hij een holecutter, een stuk gereedschap waarmee hij als greenkeeper op de golfbaan holes creëerde.

19

INTE

RVIE

W

18

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 10: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

van de wedstrijddag. Aan het werken in een lege Kuip is Beltman min of meer gewend geraakt, de kracht van een volle Kuip blijft imponeren.

“Je hebt het wel weer lekker voor elkaar hè?” Dat waren de woorden van Ajax-coach Frank de Boer richting Beltman, enkele uren voor de klassieker. “Tijdens de warming-up praat ik altijd met de as-sistent-trainers Jean-Paul van Gastel en Giovanni van Bronckhorst. Om ze succes te wensen, maar ook om te vragen of de groep nog wensen heeft.” Zo hoefde hij

gisteren vlak voor de aftrap niet meer te sproeien. Dat had hij in de uren ervoor al wel twee keer gedaan. Tijdens de wed-strijd zitten Beltman en zijn team altijd vlak langs het veld. “We kijken dan waar schade aangericht wordt en proberen die in de rust en na de wedstrijd direct te herstellen. Op sommige velden zie je hele stukken gras meekomen, maar dat zul je hier nooit zien. Toen na de wedstrijd de schade hersteld was hebben we het gras nog een keer gemaaid.”

VUURWERKREGENHet meest besproken moment in zijn pril-le Feyenoord-carrière beleefde Beltman jongstleden april, tijdens de bekerfinale tussen Ajax en PEC Zwolle. In de beginfa-se van de wedstrijd gooiden Amsterdam-se raddraaiers grote hoeveelheden vuur-werk op het veld, waarna arbiter Nijhuis tot tweemaal toe de wedstrijd stillegde. Nadat zijn team de grootste kraters had gedicht verscheen Beltman, amper beko-men van de hectiek, voor de camera’s van SBS6 en Fox Sports. Hierdoor kreeg hij in-eens landelijke bekendheid. “Achteraf kun je stellen dat we een podium kregen om te excelleren. Die zondag erop stelde Fey-enoord tegen Cambuur de tweede plaats namelijk veilig op een veld dat er gewoon weer schitterend bij lag.” Met een warm gevoel denkt de grasmees-ter terug aan het applaus dat precies een week na de vuurwerkregen op hem neerdaalde. Wijzend naar de tribunes: “De spelers waren met de warming-up bezig toen ik met m’n jongens rond het veld liep. Het publiek begon te klappen en uiteindelijk ging het hele stadion voor ons staan. Echt, we wisten niet wat ons overkwam. Nu ik er aan terugdenk heb ik gewoon weer het kippenvel op mijn ar-men staan.”

BELONINGTussen die krankzinnige bekerfinale en het bereiken van de Champions League-voorronde door ontving Beltman uit han-den van VVCS-voorzitter Danny Hesp ‘de schaal’ voor het beste veld in de Eredivi-sie. De aanvoerders van de bezoekende partij hadden het veld in De Kuip beoor-

deeld met een gemiddelde van 4,39 op een schaal van vijf. “We zijn hier met on-gelooflijk veel passie met ons vak bezig. Die grasschaal zien we als een beloning voor ons harde werken en we zijn erop gebrand om ‘m dit seizoen opnieuw te winnen. Liefst met een nog hoger cijfer.”

Het ontbreekt Beltman en zijn team dus niet aan waardering. Hoffelijk speelt hij die waardering door naar de leiding van de club. “Alles moet tiptop zijn, bij Feyen-oord beseft men dat het op dat veld moet gebeuren. Daar wordt het geld verdiend.” Knarsetandend ziet hij toe hoe momen-teel zes Eredivisieclubs hun thuiswedstrij-den op kunstgras afwerken. In de Jupiler League zijn het er zelfs elf. “Zonde, want zelfs met beperkte middelen kun je goed een natuurgrasveld onderhouden.”

TRANSFER“Engeland is het graswalhalla.” Volgens Beltman is het niet voor niets dat Real Madrid de groundsman van Arsenal heeft aangetrokken en Paris Saint-Germain die van Aston Villa. Zelf heeft Beltman vier dagen stage mogen lopen bij Arsenal, zo-als hij ook werkzaam was bij het Cham-pions League-duel Ajax-FC Barcelona en de bekerwedstrijd Ajax-Feyenoord. “Een transfer naar een buitenlandse club zie ik op termijn wel zitten, maar ik heb het nu uitstekend naar mijn zin en zit hier pas een jaar. Eerst maar eens die tweede gras-schaal in de wacht slepen.”

Nieuwe matBeste veld van het seizoen 2013-2014 of niet, afgelopen zomer werd de grasmat van De Kuip vervangen. Dit omdat er in de zomer onder andere dancefeesten en een bedrijvenvoetbal-toernooi op het veld hadden plaatsgevonden. 11 juli jongstleden reden vrachtwagens van Hendriks Graszoden uit Limburg af en aan naar Rotterdam-Zuid om daar het vers gesneden PRP-gras te leggen. “Op twee van de trainings-velden ligt een Desso Grassmaster, een natuur-grasveld met kunstvezels. Het gras in De Kuip is honderd procent natuur en dat blijft het ook zolang ik hier werk.”

Het team, v.l.n.r: Abdoel, Erwin, Henk, Wim en Floor. Erwin Beltman: “Abdoel werkt hier al twaalf jaar en heeft veel ervar-ing. Henk is 71 jaar en niet kapot te krijgen. Eigenwijs en vol passie voor het vak, net als ik eigenlijk. Wim en Floor heb ik zelf binnengehaald. Wim heb ik uit de Amsterdam ArenA weggeplukt en Floor komt net als ik uit de golfwereld. Hij heeft de leiding over de trainingsvelden.”

“Het gras in De Kuip is honderd procent natuur en dat blijft het ook zolang ik hier werk”

Open dag bij bvo’sIn het voorjaar van 2015 gaat BSNC bij verschillende betaaldvoetbalorganisaties een open dag orga-niseren. Dit om studenten te enthousiasmeren voor een baan in de sector. Ben Moonen, directeur van BSNC: “We willen ze laten zien welke banen er allemaal in onze branche zijn en dat bijvoorbeeld het fieldmanagement bij een bvo echt een vak apart is. Zo’n open dag is een stukje promotie voor ons vakgebied.”

De open dag is bedoeld voor jongeren die een opleiding volgen in het groene beroepsonderwijs of hoger onderwijs. Het initiatief is ontstaan op aanraden van Feyenoord, dat een aantal maanden geleden met dit idee aanklopte bij BSNC. De branchevereniging heeft de handschoen opgepakt en inmiddels hebben ook AZ, Heerenveen, FC Groningen, FC Twente, PSV, en NEC hun medewerking toegezegd. Moonen: “We zijn nog druk in overleg met de clubs over de precieze datum en andere details. Zo is het ook nog de vraag of we elk jaar of tweejaarlijks zo’n open dag organiseren. Dat het een terugkerend project wordt, staat wat mij betreft wel vast.” 21

INTE

RVIE

W

20

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 11: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

Kunstgrasvelden vanaf voorjaar 2015 beoordeeld op duurzaamheid

Ties Joosten (Kiwa ISA Sport), Ben Moonen (BSNC) en Ulbert Hofstra (SGS Intron) na ondertekening van de overeenkomst.

“De laatste jaren heeft de Ne-derlandse overheid op veel gebieden fors ingezet op duurzaamheid”, stelt BSNC-directeur Ben Moonen vast. “Een van de elementen van dat beleid is dat gemeenten binnenkort honderd procent duurzaam moeten gaan inko-

pen. Veel gemeenten worstelen daarmee. Zij vragen zich af: Wat is duurzaamheid precies en wanneer is iets honderd procent duurzaam? Zij hebben aange-geven een duurzaamheidslabel voor kunstgras als een heel bruikbaar middel te beschouwen, en dat signaal was dan ook een belangrijke prikkel om dit label te ontwikkelen.”

NOC*NSF AFZIJDIGKunstgrasvelden moeten in technisch en sportief op-zicht aan de nodige eisen voldoen. Die eisen worden gesteld door NOC*NSF en alleen een ondergrond die na onder meer laboratoriumtests aan de gestelde eisen voldoet, komt op de zogenoemde ‘Sportvloe-renlijst’ terecht met een passende waardering. Hoe-wel de Nederlandse overheid in tal van sectoren het belang van duurzaamheid benadrukt, is duurzaam-heid tot op heden geen criterium bij keuring voor de Sportvloerenlijst. “Ten aanzien van duurzaam-heid geeft NOC*NSF aan dat ze dit niet ziet als een kerntaak”, zegt Moonen. “Volgens NOC*NSF is dat vooral een zaak van de marktpartijen. Het belang van

NOC*NSF is primair erop toe te zien dat de bespeel-baarheid en veiligheid van de sportvelden niet in het geding komt.” Over een eventuele rol van de sportkoepel bij de duurzaamheidsmeting van sportondergronden zijn de meningen verdeeld. “Ik vind het logisch dat NOC*NSF bij de keuring van sportondergronden ook duurzaamheid meeneemt”, zegt Ulbert Hofstra van SGS Intron, dat als specialist op het gebied van kwaliteitsvaststelling, kwaliteitsverbetering en kwa-liteitsvoorspelling van producten en processen in de bouw, een belangrijke rol vervult bij de ontwik-keling van het duurzaamheidslabel voor kunstgras. “Als NOC*NSF het beheer van de Sportvloerenlijst als taak beschouwt, moeten ze die taak ook over de volle breedte vervullen. Dan kan het niet zo zijn dat ze wel beoordelen hoe goed een bal over een veld rolt, maar niet kijken naar duurzaamheid.” De terug-houdende opstelling van NOC*NSF ten aanzien van duurzaamheid was voor de branchevereniging een belangrijke reden om het project naar zich toe te trekken.

BREED DRAAGVLAKDe normeringen voor de Sportvloerenlijst zijn de verantwoordelijkheid van Kiwa ISA Sport, marktlei-der op het gebied van advies en keuring voor sport-accommodaties. Dat bedrijf gaf vier jaar geleden al eens een aanzet voor de ontwikkeling van een duurzaamheidslabel voor kunstgrasvelden. “Wat we nu doen, is eigenlijk een vervolg van dat plan”, licht

KUNSTGRAS HEEFT DE TOEKOMST. HOEWEL DIE STELLING ALTIJD

TOT DISCUSSIES LEIDT, ZIJN DE VOORDELEN VAN KUNSTGRAS VOOR

SPORTVERENIGINGEN DUIDELIJK. EEN KUNSTGRASVELD IS HET HELE

JAAR BESPEELBAAR EN IN VEEL OPZICHTEN ONDERHOUDSVRIENDELIJK.

GEBRUIK EN ONDERHOUD VAN KUNSTGRAS MOET ECHTER OOK

DUURZAAM ZIJN. DE OVERHEID STREEFT IMMERS IN STEEDS MEER

SECTOREN NAAR EEN BELEID VAN OPTIMALE DUURZAAMHEID. DAT

STREVEN IS VOOR BSNC EEN VAN DE BELANGRIJKSTE REDENEN OM IN

SAMENWERKING MET KIWA ISA SPORT EN SGS INTRON BEGIN VOLGEND

JAAR HET EERSTE DUURZAAMHEIDSLABEL VOOR KUNSTGRAS TE

INTRODUCEREN, ZODAT DE DUURZAAMHEID VAN EEN KUNSTGRASMAT

CONCREET KAN WORDEN GETOETST.TeksT: roBerT BArreVeld

Beeld: Bsnc, shuTTersTock

BSNC INTRODUCEERT EERSTE DUURZAAMHEIDS-LABEL VOOR KUNST GRAS

23

REPO

RTA

GE

22

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 12: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

Moonen toe. “In een poging dit project breder op te zetten en meer draagvlak te creëren, is het een initi-atief van BSNC geworden.” Daarbij ging BSNC niet over één nacht ijs. Het duurzaamheidslabel zoals de partijen dat volgend jaar hopen te introduceren, is uiteindelijk een product van de in 2013 in het leven geroepen Werkgroep Duurzaamheid, onderdeel van de sinds 2010 bestaande Commissie Kunstgras van BSNC. Met behulp van die werkgroep slaagde de branchevereniging erin een breed draagvlak voor het duurzaamheidslabel te creëren en het was ook de Werkgroep Duurzaamheid die in 2013 een essentieel onderzoeksrapport produceerde. In dit rapport wer-den definities vastgesteld en randvoorwaarden be-paald op basis waarvan de duurzaamheid van kunst-grassystemen objectief gemeten kan worden.

Het feit dat al in 2010 een start werd gemaakt met de ontwikkeling van een duurzaamheidsmeetlat, werpt de vraag op of introductie van het label in het voor-

jaar van 2015 niet aan de late kant is. “Je zou elke ont-wikkeling op dit gebied natuurlijk als ‘te laat’ kunnen bestempelen, maar wat wij nu doen, sluit simpelweg aan op de ontwikkelingen in de branche”, zegt Hof-stra. “In het laatste Bouwbesluit (2012, RB) is bijvoor-beeld opgenomen dat bij alle nieuwe gebouwen een milieuprestatieberekening gedaan moet worden. Dat is eigenlijk niets meer dan een duurzaamheidsbere-kening. Het label voor kunstgrassystemen ligt in het verlengde hiervan. Dit soort ontwikkelingen is in het algemeen het resultaat van discussies over hoe wij in Nederland omgaan met het milieu en bezig zijn met duurzaamheid.”

LIFE CYCLE ASSESSMENTHet eerder genoemde onderzoeksrapport uit 2013 van de Werkgroep Duurzaamheid geeft antwoord op een belangrijke vraag: Hoe kan de duurzaamheid van kunstgrassystemen worden gemeten? Die vraag staat immers centraal bij de ontwikkeling van een duur-zaamheidslabel. Verschillende soorten kunstgras-systemen moeten langs dezelfde duurzaamheids- meetlat gelegd kunnen worden. Dat kan alleen door bij elke meting uit te gaan van dezelfde uitgangspun-ten en die moeten dan ook helder worden gedefini-eerd. Om die definities vast te stellen moet een zoge-noemd ‘Life Cycle Assessment’ worden uitgevoerd. “Een LCA is een analyse van de duurzaamheids- aspecten gedurende de gehele levenscyclus van een product”, legt Gert-Jan Kieft van Kiwa ISA Sport uit. “Van alle deelproducten en van alle verschillende fa-sen in de levenscyclus zoals aanleg, gebruik en de uiteindelijke verwijdering van het veld, kun je de im-pact op het milieu bepalen. Door die waarden bij el-kaar op te tellen, kun je tot een cijfer komen dat het effect op het milieu van een product weergeeft.”

“Met het rapport hebben we vastgesteld hoe we duurzaamheid willen meten en welke rekenmetho-diek daarbij wordt gehanteerd, waarbij we hebben gekozen voor de levenscyclusmethode”, licht Hofstra verder toe. “De tweede stap is dat we voor verschil-lende kunstgrassystemen bepalen wat de milieube-lasting is; de derde stap is dat individuele producen-ten hun specifieke product laten waarderen. De score die daaruit volgt, is een label.” Er zijn verschillende methoden om tot een model voor duurzaamheids-meting te komen. Kieft benadrukt dat bewust voor analyse van de gehele levenscyclus is gekozen. “Wat ons betreft is dit de meest objectieve methode, om-dat je in een LCA kijkt naar de milieu-impact van het

volledige traject. Bovendien is deze methode ge-baseerd op Europese normen. De normen schrijven voor op welke wijze je milieueffecten van producten moet meten.”

SYSTEEMGRENZENOm tot een juiste LCA te komen, is het tevens van groot belang om duidelijk vast te leggen welke pro-cessen en producten onderdeel zijn van de levenscy-clus en welke erbuiten vallen. Oftewel: Welke werk-zaamheden en materialen worden meegerekend bij het bepalen van de milieubelasting van een kunst-grasveld? Alle werkzaamheden en materialen die nodig zijn voor het eindproduct, vormen samen de ‘systeemgrenzen’. In de levenscyclus van een kunstgrassysteem gaat het dan om aanleg en onderhoud en daarbij ge-bruikte materialen als geotextiel, lijm, zand, rubber en bestrijdingsmiddelen, maar ook om de verbruik-te brandstof bij het vervoer van gespecialiseerde bedrijven. “Het grote voordeel is uiteindelijk dat je heel verschillende activiteiten in het proces met el-kaar kunt vergelijken”, aldus Hofstra. “Een gemeente of vereniging kan er bijvoorbeeld voor kiezen een veld te laten renoveren, maar wellicht moet het veld daarvoor een heel lange afstand afleggen, waarbij veel brandstof wordt verbruikt. De vraag is dan: Wat weegt zwaarder? Het feit op zich dat een veld wordt gerenoveerd, of het feit dat de werkzaamheden dicht bij huis gedaan kunnen worden? Met behulp van een LCA en de juiste rekenmethode kun je alle processen bij elkaar optellen en komt er uiteindelijk één getal uit dat de totale milieubelasting vertegenwoordigt.”

DE LAATSTE FASEHet doel om in het voorjaar van 2015 met het duur-zaamheidslabel de markt op te gaan, is volgens alle betrokken partijen haalbaar. De ontwikkeling van het label is dan ook in de laatste fase beland. “Er zijn ei-genlijk twee belangrijke stappen die nu nog geno-men moeten worden”, blikt Hofstra vooruit. “Het mo-del staat, maar het moet nog worden ‘gevuld’ met getallen. We moeten dus vaststellen wat de milieu-belasting is van de veldproductie, de aanleg van de onderlaag, het transport, dat soort dingen. Daarna moet de structuur van het label nog worden bepaald. We zullen een waarde voor de ondergrens moeten bepalen, dus de milieubelasting van een kunstgras-veld in het slechtste geval. Daarna berekenen we het beste geval. De bandbreedte die ertussen ligt, wordt gecategoriseerd en daarmee kunnen we labelen.”

KUNSTGRAS VS. NATUURGRASKomend voorjaar is het duurzaamheidslabel voor kunstgrassystemen dus een feit. Eén heet hangijzer is echter nog niet aan de orde geweest: Hoe verhoudt de duurzaamheid van kunstgrasvelden zich tot die van natuurgras? “Wij hebben daar wel eens naar ge-keken, maar tot op heden zijn wij terughoudend met publicaties omdat dat altijd tot heel veel discussies leidt”, zegt Kieft. “Bij dit soort vergelijkingen is het moeilijk om de systeemgrenzen te bepalen. Hoe lang gaat een natuurgrasveld gemiddeld mee? Met goed onderhoud misschien wel vijftig jaar. De verschillen met kunstgras zijn in dat opzicht heel groot. Uit onze analyse kwam destijds dat natuurgras gunstiger is qua milieueffecten. Maar als je het relateert aan de gebruiksintensiteit, is het goed mogelijk dat kunst-gras een betere keuze is. Een kunstgrasveld kun je nu eenmaal veel meer dagen per jaar gebruiken.” Moonen sluit zich aan bij de visie van Kieft. “Momen-teel is er over deze vergelijking heel weinig te zeg-gen. Het is wel een wens van ons om in een vervolg-traject ook natuurgras goed te analyseren.”

“Met behulp van een LCA en de juiste rekenmethode kun je alle processen bij elkaar optellen en komt er uiteindelijk één getal uit dat de totale milieubelasting vertegenwoordigt”

25

REPO

RTA

GE

24

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 13: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

Groene schoolpleinen stimuleren natuurlijk speelgedrag

IS GOED!

TeksT: iJdo GrooT

Beeld: cornelie de JonG, sprinGzAAd-FoToArchieF

EEN GRIJS BETEGELD SCHOOLPLEIN DAAGT KINDEREN

NAUWELIJKS UIT TOT SPELEN. ER IS NERGENS EEN PLEKJE OM

JE TE VERSTOPPEN, TOT RUST TE KOMEN OF TE KLAUTEREN.

LEERLINGEN VERVELEN ZICH, PESTEN ELKAAR, RENNEN OF

VECHTEN. HOE ANDERS IS DAT OP EEN GROEN SCHOOLPLEIN.

GROEN EN WATER DAGEN EEN KIND UIT OM MEER TE BEWEGEN

EN GEVARIEERDER TE SPELEN.

26 2726

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

27

REPO

RTA

GE

Page 14: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

Maas, senior onderzoeker bij de VU te Amsterdam. “Glijden, klauteren en klim-men, beestjes zoeken, kliederen met zand en water, met materialen sjouwen, spelen in zwarte aarde, je fantasie gebruiken, uitdagingen zoeken: dit alles stimuleert creatief en exploratief speelgedrag van kinderen. Maar groen biedt ook rust en ontspanning. Dat is vooral fijn voor kinde-ren die zich in de pauze even willen te-rugtrekken.”Bij hedendaagse ontwerpen van school-pleinen wordt vaak de nadruk gelegd op het stimuleren van het beweeggedrag. Dit is een wat eenzijdig doel, vindt Jolanda Maas. “Bewegen is erg belangrijk, maar niet alle kinderen hebben in de pauze behoefte aan actie. Uit onze interviews met meer dan 250  leerlingen bleek dat een deel van hen in de pauze vooral rust zocht. Deze kinderen willen graag even op zichzelf zijn. Door bij de inrichting van het schoolplein alleen te focussen op bewegen wordt aan hun behoeften niet voldaan. Een groen schoolplein kan beide doelen verenigen: het stimuleren van be-wegen en het bieden van rust.”

WELZIJNEen groen schoolplein kan ook het welzijn van kinderen positief beïnvloeden. Uit een pilotonderzoek van Jolanda Maas bleek dat het welzijn van kinderen uit groep 4

De omgeving waarin kinderen spelen heeft veel invloed op hun gedrag. Speel-toestellen van bijvoorbeeld boomstam-men, de mogelijkheid om plantjes en diertjes te ontdekken en te struinen door het groen, zorgen ervoor dat kinderen an-ders met elkaar spelen en meer in contact komen met de natuur. Hierdoor maken ze minder ruzie en ontwikkelen ze een meer creatief spelgedrag. Bovendien stimuleert het klimmen, klauteren en spelen in het groen hun motorische vaardigheden.

BEWEGEN OF RUSTHet belang van een groen speelplein wordt steeds meer erkend en gewaar-deerd, mede door diverse onderzoeken naar de effecten van groen op kinderen. “Een groen speelplein biedt meer diver-siteit en daagt meer uit om te spelen dan een grijs schoolplein,” weet Jolanda

“Glijden, klauteren en klimmen, beestjes zoeken, kliederen met zand en water, met materialen sjouwen, spelen in zwarte aarde, je fantasie gebruiken, uitdagingen zoeken: dit alles stimuleert creatief en exploratief speelgedrag van kinderen” Jolanda Maas

en 5 groter is als zij kunnen spelen op een groen schoolplein. “Deze kinderen gaven minder vaak aan te worden gepest. Ze ga-ven ook aan elkaar aardiger vinden. Ove-rigens bleek uit een aanvullend onderzoek van Alterra te Wageningen dat het sociale klimaat alleen verbeterde op die school-pleinen waar de vergroening als ‘succes-vol’ werd beoordeeld.”Jolanda Maas onderzocht tevens of het spelen op een groen schoolplein een ef-fect heeft op het concentratievermogen tijdens de lessen. “Hieruit kwam een op-vallend resultaat. Na op een groen speel-plein te hebben gespeeld, blijkt het con-centratievermogen van jongens te zijn verbeterd. Maar het concentratievermo-gen van meisjes verbeterde alleen na het spelen op een grijs schoolplein. Waarom dit sekseverschil zich voordoet is nog niet helemaal duidelijk. Ik probeer dit sa-men met collega’s te achterhalen in een meerjarig onderzoek onder de titel ‘De ‘leer’kracht van groene schoolpleinen’.”

VISIEUit verschillende onderzoeken blijkt dat een groen schoolplein pas echt een suc-ces kan worden als de aanleg aansluit bij de visie van de school. “Onder andere het

ministerie van VWS en Fonds 1818 stimu-leren de aanleg van groene speelplekken en subsidiëren die ook. Een school moet echter niet een groen schoolplein aanleg-gen alleen omdat er geld beschikbaar is. Als het niet bij de visie van de school past, zal de tijd en moeite die moet worden ge-

investeerd in onder andere participatie en onderhoud tegenvallen en is de kans groot dat het project niet slaagt.”Ook moet er een breed draagvlak zijn voor een groen schoolplein. Daarom is het goed betrokkenheid te zoeken bij leerlingen, ouders, schoolbestuur en leer-

2928

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

REPO

RTA

GE

Page 15: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

Meer informatie en inspiratiewww.springzaad.nl/ideeenkoffertjewww.groeneschoolpleinen.nl

Rapport Groene schoolpleinen, wat levert het op? Effecten van vergroening van vier school-pleinen in een krachtwijk in Rotterdam (november 2013)

Rapport Groene schoolpleinen. Een wetenschappelijk onderzoek naar de effecten voor basis-schoolleerlingen door Jolanda Maas et al. (Vrije Universiteit te Amsterdam, april 2013). Dit rapport is te downloaden via onder andere www.jantjebeton.nl

31

REPO

RTA

GE

over een snelle afvoer van hemelwater, blijft het water op het gras liggen. Dan is het risico dat een schoolbestuur conclu-deert: ‘ons groene schoolplein is eigenlijk niks waard’. En dat is natuurlijk zonde van de investering.”Andere do’s: “Maak een goed onder-houdsplan. Plan regelmatige besprekin-

krachten, als ook de buurt. “Als iedereen achter de plannen staat en meehelpt met het onderhoud, is de kans op slagen gro-ter. Soms kan het betrekken van mensen een belangrijk procesdoel zijn, bijvoor-beeld om meer sociale binding in een woonwijk te creëren. Een grotere betrok-kenheid kan zich ook uiten in minder of geen bezwaren van buurtbewoners en vrijwilligers. Bovendien zie je vaak dat mensen enthousiast worden als ze bij de plannen worden betrokken. Je hoort dan: ‘Ik kan planten leveren’, ‘Ik ken iemand die stenen over heeft’, enzovoort. Als je het samen aanpakt, kom je heel ver.”

DO’S AND DON’TSWanneer de groene inrichting van schoolpleinen niet zorgvuldig gebeurt, is er weinig of zelfs een averechts effect. Het is dan ook belangrijk om ervaringen én do’s and don’ts te verzamelen en uit te wisselen, vindt Jolanda Maas. “Er is al veel kennis en kunde over de groene in-richting van schoolpleinen. Nieuwe ken-nis is in ontwikkeling. Maak gebruik van deze kennis en leer van ervaringen uit het verleden. Verzamel do’s and don’ts en zorg voor uitwisseling tussen scholen onderling en tussen andere betrokken partijen.”Een van de eerste do’s is het zorgvul-dig bedenken welke functies het groene schoolplein moet krijgen. Zal het groen bijvoorbeeld worden betrokken bij lessen over de natuur? Ook de selectie van een hovenier of ontwerper moet zorgvuldig gebeuren. “Omdat het ontwerpen van een schoolplein een participatieproces is, zal een schoolbestuur een hovenier of ontwerper moeten zoeken die goed kan luisteren naar de wensen van de doel-groepen. Het vergt veel vakkennis en ervaring om deze wensen te kunnen ver-talen in een ontwerp. Bovendien moet hij of zij weten wat kinderen leuk vinden en wat niet, en wat de inrichtingsmogelijk-heden zijn. Daarnaast moet de ontwerper of hovenier kennis hebben van onder an-dere veiligheidseisen, het tegengaan van speelerosie en drainage. Als een hovenier bijvoorbeeld niet goed heeft nagedacht

Jolanda Maas, senior onderzoeker.

“Verzamel do’s and don’ts en zorg voor uitwisseling tussen scholen onderling en tussen andere betrokken partijen” Jolanda Maas

gen en evaluaties met een representa-tieve werkgroep. En: leg het plein niet in een keer aan, maar doe jaarlijks een nieuw stukje, het liefst samen met de kinderen. Bijvoorbeeld: in de eerste fase legt men het groen aan, in het jaar daarop wordt een hut gebouwd, enzovoort. Zo blijft de betrokkenheid overeind.”

Page 16: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

CHRIS KUIJPERS IS DIRECTEUR-GENERAAL MILIEU EN INTERNATIONAAL VAN HET MINISTERIE

VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU. DIT DEPARTEMENT IS EEN VAN DE VOORNAAMSTE

GESPREKSPARTNERS VAN BSNC WAAR HET DE TOTSTANDKOMING VAN DE GREEN DEAL-

SPORTVELDEN 2020 BETREFT. KUIJPERS, SPREKER OP HET CONGRES DUURZAAMHEID

EN BUITENSPORTPARKEN, GEEFT ZIJN KIJK OP DE ZAAK. “HET TERUGDRINGEN VAN HET

GEBRUIK VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN IS EEN BELANGRIJKE DOELSTELLING. EN

EEN GREEN DEAL IS EEN PRACHTIGE VORM OM DIT TE BEWERKSTELLIGEN.”

TeksT: Friso schoTAnus

“ HEEL GOED DAT DE BRANCHE ZELF INITIATIEF NEEMT”

Chris Kuijpers (I&M) over de totstandkoming van de Green Deal

Dat het gebruik van gewasbeschermings-middelen aan banden zou worden gelegd, mag niemand in de sport en cultuurbran-che hebben verrast. Al in 2009 werd een Europese richtlijn bekend gemaakt, die voorschreef dat het gebruik van gewas-beschermingsmiddelen moest worden geminimaliseerd of zelfs verboden in gebieden die door het brede publiek of door kwetsbare groepen wordt gebruikt. Daarmee werden speeltuinen, parken én sport- en recreatieterreinen bedoeld.

BELASTING VOOR HET MILIEUDeze Europese richtlijn werd vertaald naar de nota ‘Gezonde Groei, Duurzame Oogst’ die vorig jaar verscheen. Chris Kuijpers legt uit wat de ratio van dit be-

leid is. “Doel van de Europese regelgeving is een ‘duurzaam gebruik’ van gewasbe-schermingsmiddelen. Dat zijn middelen die risico’s vormen voor de menselijke gezondheid en niet in het milieu thuis-horen. In Nederland zijn gewasbescher-mingsmiddelen een flink probleem voor de waterkwaliteit. Het gebruik ervan leidt tot verontreiniging van het oppervlakte-water. Daardoor komen we in de knel met Europese afspraken waaraan oppervlak-tewater moet voldoen. Onkruidbestrij-dingsmiddelen spoelen bijvoorbeeld van verhardingen zoals straten en terrassen af, en komen zo in het oppervlaktewater terecht. Ook vanuit de landbouw is de belasting groot. Drinkwaterbedrijven ge-bruiken oppervlaktewater als een van hun

“Sommige sportvelden worden nu al beheerd zonder gewas­beschermings­middelen, de methoden zijn nog betaalbaar ook”bronnen. Zij hebben regelmatig te maken met normoverschrijdingen door gewas-beschermingsmiddelen in het ingenomen ruwe water. Dat betekent extra kosten voor hen om het water te zuiveren en het geschikt te maken als drinkwater.” “We weten bovendien dat de middelen niet noodzakelijk zijn”, vervolgt Kuijpers. “Met preventieve maatregelen en metho-den waarbij geen gewasbeschermings-middelen worden gebruikt, zijn straten en parken meestal prima te beheren. Ook worden sommige sportvelden nu al be-heerd zonder gewasbeschermingsmid-delen. Die methoden zijn nog betaalbaar ook. Je kunt bijvoorbeeld onkruidarm ontwerpen en aanleggen door een goede materiaalkeuze. Mossen en algen groeien graag op poreuze materialen; die kies je dan dus niet. Er is een voegmiddel waar-op onkruid slecht groeit. Je kunt ook je paden niet al te breed aanleggen, zodat overal wordt gelopen. Dat gaat de groei tegen. En bij grasvelden met een gezon-de bodem opbouw krijgt onkruid minder kans.”

FRISSE BLIK“Ik denk dat het nuttig is om als ge-meente of terreinbeheerder eens met een frisse blik naar je werkwijze te kijken. Uit een kostenvergelijking onder een aantal

33

INTE

RVIE

W

32

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 17: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

COLUMN

De leerboeken definiëren duurzaamheid meestal in termen van het planet, people and profit-principe. Voor mij persoonlijk betekent duur-zaamheid dat we met 9 miljard mensen op deze planeet leven en niet anders kunnen dan het verbruik van grondstoffen terugbrengen tot nul en ze voortaan alleen nog gebrui-ken. In België hebben ze een beter woord voor duurzaam-heid: volhoudbaarheid. Dat woord geeft precies aan wat ik onder duurzaamheid versta: geen verbruik, maar bewust gebruik van grondstoffen.

Sportvelden zijn er in vele soorten en maten. Voor het gemak onderscheid ik (natuur)grasvelden en kunstgrasvel-den. De gras- en kunstgras-sector buitelen over elkaar heen om te vertellen welke het meest duurzaam zijn. Ook ingenieursbureaus komen niet tot een eenduidig antwoord. Dat heeft wellicht te maken met interpretatieverschillen van de aangereikte gege-vens. Anderzijds: is aanleg, beheer en onderhoud (en vervanging) van kunst- en natuurgras in duurzame vorm eigenlijk wel mogelijk?

Actueel in deze discussie is het gebruik van chemische middelen bij onkruidbestrij-ding op zowel natuur- als kunstgras. Maar onkruidbe-strijding is maar één aspect.

Misschien zijn de milieuvrien-delijke (duurzame) bestrij-dingsmiddelen als totaal-pakket uiteindelijk wel meer belastend dan het gebruik van chemische middelen!

De Green Deal tussen de sportveldenbranche en de overheid die in de maak is, is een grote stap voor-waarts. Maar ook een stap zijwaarts. De overheid banjert met zevenmijlslaarzen door de porseleinen servieskast van allerlei sectoren, maar komt nauwelijks tot de kern van volhoudbaarheid: Hoe kunnen we het gebruik van onze leefomgeving zodanig gestalte geven dat toekom-stige generaties hier met de ontwikkeling van nieuwe technieken op kunnen voort-borduren? Waar is de ‘stip aan de horizon’ waar wij als Nederland bv naar toe willen? Hoe vinden wij dat Nederland er anno 2050 uit moet zien?

Grote vragen, maar essentieel om de huidige vragen in de sport met betrekking tot het gebruik van kunstgras, bestrij-dingsmiddelen, CO2 uitstoot et cetera, te kunnen beant-woorden. Inzoomend op het voetbal, wat draagt de voet-balsport bij aan de duurzame maatschappij van morgen? In hoeverre doet ze daar met het gebruik, beheer en onder-houd van haar velden afbreuk aan? Zeker in een drukbevolkt

land als Nederland is dit naar mijn idee een reële vraag.

De KNVB heeft daar ongetwij-feld haar ideeën en gedach-ten over. In hoeverre zijn de voetbalbond en de verenigin-gen die ze vertegenwoordigt echter in staat los te komen van het voetbalbelang en bereid dienstbaar te zijn aan het maatschappelijk belang?

Mijn wens is dat overheid, bonden en de sportvelden-branche gezamenlijk hun verantwoordelijkheid nemen en hun beslissingen uitsluitend baseren op het belang van een volhoudbare maatschap-pij. Dan wordt de discus-sie over onkruidbestrijding in één keer in een breder perspectief geplaatst. Niet langer doel op zich, maar onderdeel van de marsroute op weg naar de duurzame maatschappij van morgen!

Kees Haaksman is oprichtingsvoorzitter van BSNC

Kees Haaksman

Onderweg naar morgensen de Tweede Kamer en staatssecretaris Mansveld is 2020 genoemd als uiterlijke termijn waarbinnen het gebruik moet zijn afgebouwd.”

Hoe staat u tegenover de Green Deal waarin de branche samen met sport- en maatschappelijk organisaties de ambitie heeft uitgesproken om het gebruik van onkruidverdelgers daadwerkelijk terug te brengen tot nul?“Natuurlijk steunt het ministerie de Green Deal, we zijn een van de deelnemende par-tijen. Het past uitstekend in onze werkwij-ze dat partijen zelf initiatief nemen om de goede dingen te doen. Het terugdringen van het gebruik van gewasbeschermings-middelen is een belangrijke doelstelling en een Green Deal is een prachtige vorm om dit te bewerkstelligen. De betrokken partijen – naast BSNC zijn dat de Neder-landse Golffederatie, NOC*NSF, KNVB, Vereniging van Sport en Gemeenten, na-tuur- en milieufederaties en Vewin, de verenigde drinkwaterbedrijven  – werken samen aan de totstandkoming van de tekst. Ik kan me niet voorstellen dat deze Green Deal er niet zou komen. Het is voor de branche dé manier om vrijwillig afspra-ken te maken.”

Wat zijn de knelpunten, wat moet er minimaal in die Green Deal staan wil deze voor het ministerie acceptabel zijn?“Echte knelpunten zijn we eigenlijk nog

niet tegengekomen. De ambitie is om vast te leggen dat het beheer in 2020 in-derdaad zonder gewasbeschermingsmid-delen wordt gedaan. Begrijpelijke vragen die leven zijn: Kan dat wel? En: Blijft het gebruik van gewasbeschermingsmidde-len mogelijk voor uitzonderlijke situaties? Ik denk dat er met een ambitieuze instel-ling van alle partijen heel veel mogelijk is. Wat in het algemeen geldt voor Green Deals en dus ook voor deze, is dat er hel-dere doelstellingen en acties in worden omschreven. Daarnaast hebben de Twee-de Kamer en staatssecretaris Mansveld afgesproken dat uiteindelijk ook op sport- en recreatievelden geen gewasbescher-mingsmiddelen meer worden gebruikt. De Green Deal moet wat dat betreft de lat wel hoog genoeg leggen.”

Innovaties vormen een belangrijke component in het welslagen van de Green Deal. Draagt het ministerie aan dergelijke innovaties bij of laat ze dat over aan wetenschappers en/of ondernemers?“In de Green Deal worden afspraken ge-maakt over wetenschappelijk onderzoek en innovatie. Slimme ideeën zoals betere grassoorten kunnen hier ook een onder-deel van zijn. Het gaat ook om het ver-zamelen, beoordelen en uitwisselen van ervaringen van terreinbeheerders die nu al geen gewasbeschermingsmiddelen meer gebruiken. Het zou mooi zijn als er onkruidvrije grassoorten ontwikkeld konden worden, maar dat is misschien niet haalbaar. Dat is echter ook niet het belangrijkste in de Green Deal. Het gaat erom dat maatschappelijke organisaties in actie zijn gekomen om Nederland duur-zamer te maken. De wens die bij partijen bestaat om alternatieve middelen en al-ternatieve methodes te gebruiken voor het onderhoud van sportterreinen zodat geen gewasbeschermingsmiddelen meer nodig zijn, geeft mij het vertrouwen dat die duurzame samenleving er komt. Daar horen duurzaam beheerde sportvelden gewoon bij.”

“ Het terugdringen van het gebruik van gewas beschermingsmiddelen is een belangrijke doelstelling en een Green Deal is een prachtige vorm om dit te bewerkstelligen”

gemeenten bleek het in het algemeen wel goedkoper om bestrijdingsmiddelen te gebruiken op verhardingen, maar er was volop variatie tussen de gemeenten. Veel gemeenten bleken met alternatieve methoden goedkoper te werken dan een groot deel van de gemeenten die nog gewasbeschermingsmiddelen gebruiken. Waarom zou je dan nog kiezen voor ge-wasbeschermingsmiddelen? Daarom heeft de staatssecretaris in een brief aan de Tweede Kamer aangekondigd dat er per november 2015 geen professioneel en par-ticulier gebruik van onkruidbestrijdings-middelen meer is toegestaan op verhar-dingen. Daarnaast wordt vanaf november 2017 voor al het overige groen buiten de landbouw het professionele gebruik van gewasbeschermingsmiddelen verboden. Met als uitzondering dus de sportvelden.”

Waarom wordt er voorlopig een uitzondering gemaakt voor de sport? “Omdat uit onderzoek is gebleken dat het beheer van sportvelden zonder ge-wasbeschermingsmiddelen nog niet mo-gelijk is in 2017. Dit komt vooral doordat de sportbeoefening hoge eisen stelt aan het onkruidvrij zijn van sportvelden. Ik heb begrepen dat er onkruidsoorten zijn waarover je gemakkelijk kunt uitglijden. Door de uitzondering is er meer tijd om over te schakelen op andere vormen van beheer. We hebben er nog geen termijn aan verbonden, maar in overleggen tus-

3534

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

CO

LUM

N

Page 18: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

Emotionele verbondenheid leidt tot zorg en duurzaamheid

De intensiteit waarmee sport-velden bespeeld worden is de laatste decennia niet vermin-derd. Bij het gebruik tijdens de schooluren is dat tijdens de naschoolse opvang gekomen, en vlak voor of na de compe-titie organiseren verenigingen graag toernooien, omdat die extra geld in het laatje bren-gen. De grasmat krijgt nau-welijks de kans te herstellen. Ook het uitbesteden van on-derhoud door gemeenten aan

private partijen speelt daarbij een negatieve rol. Eric van den Dungen, als wethouder van Haaren verantwoordelijk voor onder meer sport, geeft een voorbeeld: “De aannemer die een contract met de gemeente heeft afgesloten maakt een jaarplanning waarin bijvoorbeeld staat: sportvelden maaien op 13 maart. Op 12 maart komt het toevallig met bak-ken uit de hemel regenen, maar de planning is niet voor niets gemaakt. Alle werknemers en machines staan klaar, dus het gaat door. Een dag later belt de eerste verenigingsvoorzitter ons op: hoe we het in ons hoofd haalden om…. En dat is dan gewoonlijk het startsein van een rondje verwijten.”

AAN DE BEL WETEN TREKKENOf de verwijten terecht zijn of niet is niet eens de kern van de kwestie. Waar het om gaat is dat partijen

die zouden moeten samenwerken om elkaar heen draaien. De tijd en energie die in het mopperen en klagen wordt gestoken zou beter aan onkruidverdel-ging worden besteed, vindt Van den Dungen. “De be-stuurders van verenigingen weten over het algemeen heel goed hoe ze die van gemeenten moeten bewer-ken. Zes maanden vóór de verkiezingen komen ze bij de raad aan de bel trekken, natuurlijk nooit zes maan-den daarná, en bijna altijd krijgen ze hun zin. Daar-om is het onderscheid tussen het juridische en het economische eigendom van de sportvelden ook zo’n onzin. Als het financieel misgaat bij een club komt de rekening daarvan toch bij de gemeente terecht. Het gaat erom dat de gebruikers van de velden zich ook verantwoordelijk voélen voor de staat ervan en daar dan ook naar handelen. De taak van de gemeente is het hen daarin te faciliteren.”

EEN EENMALIGE UITGAVE Haaren gooide daarom het uitbestedingsmodel overhoop. Het maaien van de velden en de omge-ving werd uit het aanbestede werk gehaald en er werd een aantal maaimachines en andere benodigd-heden aangeschaft om de verenigingen in staat te stellen zelf, met inzet van vrijwilligers, de velden te onderhouden. “Die machines kostten natuurlijk geld, maar het gaat om een eenmalige uitgave, betaald uit de algemene reserves. Een gemeenteraad is daarin makkelijker dan wanneer het om een structurele uit-gavepost gaat, want ook de structurele inkomsten, vanuit Den Haag en vanuit de OZB, worden alleen

SPORTVELDEN CHEMIEVRIJ BEHEREN IMPLICEERT OVERSTAPPEN OP

EEN ONDERHOUD DAT NIET ALLEEN MILIEUVRIENDELIJKER, MAAR

OOK ARBEIDSINTENSIEVER IS. DE GEMEENTE HAAREN IS DAAR GOED

IN GESLAAGD, MAAR PAS NADAT DE VERANTWOORDELIJKHEID

VOOR DE VERSCHILLENDE ASPECTEN VAN HET BEHEER BIJ ALLE

BETROKKENEN DUIDELIJK TUSSEN DE OREN WAS VERANKERD. OM

DE CHEMIE VAN DE VELDEN TE BANNEN MOET EERST DE CHEMIE

TUSSEN DE GEBRUIKERS GOED ZITTEN.

TeksT: door Jeroen kuypers

FoTo: henk piJnenBurG

BIJ CHEMIE TUSSEN GEBRUIKERS IS CHEMIEVRIJ BEHEER E EN EITJE

37

REPO

RTA

GE

36

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 19: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

maar minder. Daarnaast stellen we de expertise van de gemeentelijke groendienst ter beschikking. Die verdeling is logisch: verenigingen hebben onvol-doende geld en onvoldoende kennis, maar wel vol-doende mankracht.”

TRADITIONELE TROTSDe opzet werkte direct. Voor een deel is dat te dan-ken aan de uitstraling van de stoere machines, die het voor een vrijwilliger leuker maken enkele uren op een veld in de weer te zijn dan wanneer hem een sim-pele schoffel in handen worden geduwd, maar voor een ander deel beslist ook aan de snelle en adequate reactie van de gemeente op klachten. Toen hulpge-

reedschap niet voldeed, werd dat binnen veertien dagen vervangen. Een verzoek om ondergrondse beregening van de velden werd door de gemeente gehonoreerd en gefinancierd. Binnen een maand lag de installatie er. Toen er dan ook een voorlichtings-avond over chemievrij onderhoud van groen plaats-vond, trok die een volle zaal. “Zo doorbreek je het circus van verwijten en wordt er positiever over de lokale overheid gedacht,” stelt Van den Dungen. “En zo maak je ook een eind aan gewoontes die gene-raties terug zijn gevormd. Haaren bestaat uit katho-lieke plattelandsgemeenten waar de landbouwers met gif het onkruid van hun stoepen spoten voor het geval meneer pastoor langs kwam lopen. Die-zelfde traditionele trots over de schone stoep is er nu over het strakke veld.” Daarnaast vergt het bannen van chemische bestrijdingsmiddelen spierkracht en doorzettingsvermogen. “Maar toen Erwin Koeman, trainer van RKC, de voetbalclub in Helvoirt bezocht, merkte hij spontaan op nog nooit zo’n mooi veld te hebben gezien.”

SPORT EN IDENTITEIT Door hun aanpak creëerden de verenigingsbestu-ren, Van den Dungen en zijn ambtenaren een groter gevoel van verantwoordelijkheid bij de gebruikers van de sportvelden. Naast de categorieën juridische en economische eigendom ontstond zo een derde: emotionele. Die gevoelsmatige verbondenheid is des te belangrijker voor een kleine gemeente omdat sportvoorzieningen van essentieel belang zijn voor het voortbestaan van de gemeenschap als zodanig, meent Van Dungen. “Zestig procent van onze econo-mische bedrijvigheid komt van agrariërs, boomtelers, of hun toeleveranciers. Een deel van de beroepsbe-volking is werkzaam in de zorginstellingen en de rest pendelt tussen Haaren en de grote Brabantse steden. De leefbaarheid en de kwaliteit van het wonen in een Brabants dorp is het enige wat de vier kernen sa-menbindt. Biezenmortel is al zo sterk vergrijsd dat er geen supermarkt meer te vinden is. Een bloeiend cul-tureel leven is hier amper. Blijft over de sport, en met name het voetbal. Als de inwoners hier ’s avonds niet meer kunnen sporten, gaan ze ook daarvoor naar een stad als Tilburg. Dan verliezen onze kernen hun iden-titeit en veranderen ze geleidelijk maar onherroepe-lijk in een buitenwijk van Tilburg. Ogenschijnlijk gaat het bij chemievrij beheer van de sportvelden over duurzaamheid, in werkelijkheid gaat het over de ziel en het voortbestaan van onze leefgemeenschap.”

“Ogenschijnlijk gaat het bij chemievrij beheer

van de sportvelden over duurzaamheid,

in werkelijkheid gaat het over de ziel en het

voortbestaan van onze leefgemeenschap” Eric van den Dungen

39

REPO

RTA

GE

Page 20: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

GELEGEN TUSSEN HET MASTBOS EN HET MARKDAL IN BREDA BEVINDT

ZICH DE ACCOMMODATIE VAN BNMHC ZWART-WIT. JONGSTLEDEN

MEI TRAD PAUL DANO TOE TOT HET STICHTINGSBESTUUR VAN

DE 1.200 LEDEN TELLENDE HOCKEYVERENIGING EN WERD

HIJ VERANTWOORDELIJK VOOR DE EXPLOITATIE VAN DE VIER

KUNSTGRASVELDEN. OP DAT MOMENT WAS HIJ AL BEZIG MET HET

ZOEKEN NAAR ANDERE MANIEREN OM DE VELDEN TE REINIGEN,

OMDAT HIJ OVER DE OUDE WERKWIJZE NIET TEVREDEN WAS. “DEZE

ZOMER HEBBEN WE VOOR HET EERST GEEN LAST VAN ALGEN GEHAD.”

IN PLAATS VAN REAGERENOnderhoudsprotocol en kennisdeling als remedie tegen algen

TeksT: roeloF JAn VochTeloo

Beeld: henk JAnsen

41

INTE

RVIE

W

40

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 21: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

Hoe ging de reiniging van de velden voorheen in z’n werk?“Eén keer in de drie weken haalden we met een bladblazer het blad van onze velden en gingen we er met een veegma-chine overheen. Hierdoor wordt de struc-tuur van de mat opengehaald en – op de zandvelden  – het zand verdeeld. Verder werden onze twee semi-watervelden ge-sproeid om ze goed bespeelbaar te hou-den. Aan het water voegden we chemi-caliën toe om algen geen kans te geven. Desondanks kwam het regelmatig voor dat er toch een algenexplosie op onze semi-watervelden plaatsvond.”

Kwam die algenexplosie ook elk jaar op hetzelfde moment?“Het gebeurde natuurlijk altijd als het sei-zoen net begon. Dat had deels te maken met het feit dat we in de zomer bleven sproeien. Dat is onnodig, omdat er in de zomervakantie toch niet gehockeyd wordt en algen en schimmels juist door de broeierige combinatie van zon en wa-ter de kans krijgen om zich te ontwikke-len. Voordat ik in het bestuur kwam had ik al eens aangegeven dat we in de zomer

niet moesten sproeien, maar vorig jaar is dit helaas toch gebeurd en kregen we op-nieuw met algen te maken. Er moest een speciaal bedrijf aan te pas komen om die algen te verwijderen en zulke klusjes lo-pen natuurlijk in de papieren.”

Er waren toch chemicaliën aan het water toegevoegd?“Die chemicaliën deden hun werk niet goed genoeg. Ze dringen niet door de bovenlaag en omdat ze niet werkten ben ik er vanaf gestapt. Nee, daar zat geen duurzaamheidsfilosofie achter. Dat het gebruik ervan straks verboden gaat worden is voor ons geen ramp, omdat wij toch al op zoek waren naar het goed-koopste en beste alternatief. Door geen chemicaliën te gebruiken besparen we in 2014 een aanzienlijk bedrag en dat geld kunnen we in mijn ogen beter gebruiken voor effectievere oplossingen.”

Voor welke oplossing heeft u uiteindelijk gekozen?“Het reguliere onderhoud gaat op dezelf-de manier als voorheen. Met als grootste verschil dus dat we geen chemicaliën meer gebruiken en dat we in de zomer niet doorsproeien. Deze zomer hebben we voor het eerst geen last van algen ge-had. De grootste verandering zit hem in de grote reinigingsbeurten. Groot onder-houd werd voorheen nauwelijks gedaan en bestond voornamelijk uit reactief han-delen. We hebben een contract bij een instantie die het veld jaarlijks controleert en ons adviseert over de status ervan. Dit blijft voor mij een wazig contract, waarvan ik de meerwaarde niet helemaal begrijp. Ik krijg informatie over de lengte van de vezel en mij wordt verteld of er voldoende zand aanwezig is. Als ik dan vraag hoe-veel millimeter zand ‘voldoende’ is, krijgt ik te horen dat dit moeilijk te meten is.”

Wat is er dan nu veranderd in het groot onderhoud?In 2013 ben ik in zee gegaan met Schoon Gras, nadat ik het bedrijf bezig had gezien tijdens een pilot bij HC Tilburg. Inmiddels heeft Schoon Gras onze velden twee keer

gereinigd met een hogedrukmachine. Deze machine maakt het vuil los en zuigt het op. Een klein nadeel is wel dat de ma-chine wat zand mee opzuigt en dat dient weer aangevuld te worden.”

Zwart-Wit heeft dus dé oplossing gevonden!“Eerlijk gezegd nog niet helemaal. Na de laatste reiniging in augustus bleek name-lijk dat op één veld te weinig zand lag. Door het ontbreken van zand gaat de ve-zel omlaag en wordt de mat glad. Nu heb-ben we veel zand over dat veld gestrooid en ingeveegd en binnenkort zal ik het er met enkele vrijwilligers weer vanaf vegen. Op zich ben ik wel tevreden over deze werkwijze van Schoon Gras, maar toch zijn we net als veel verenigingen om ons heen nog een beetje zoekende. Te vaak is het een kwestie van trial and error. Het liefst zie ik dan ook dat er een protocol komt dat verenigingen duidelijk maakt hoe ze hun kunstgrasvelden moeten on-derhouden.”

Wie zou zo’n onderhoudsprotocol moeten opstellen?“Dat kan de hockeybond zijn, maar ook een vereniging kan hiervoor het initia-tief nemen. Het gaat me erom dat ver-

enigingen onderling kennis delen en zo van elkaars ervaringen leren. Natuurlijk verschillen de accommodaties onderling van elkaar en heeft elke vereniging weer haar eigen probleem, maar ik ben ervan overtuigd dat een protocol of databank kan leiden tot een gedegen aanpak. Re-geren is vooruitzien, maar nu komt het in de praktijk neer op reageren in plaats van regeren. En als je moet reageren op iets als een algenuitbraak ben je al te laat.”

Is het niet aan de bedrijven die de velden aanleggen om met zo’n protocol te komen?“Dat zou je zeggen, maar ik heb het idee dat zij zich vooral richten op de aanleg van

“Het gaat me erom dat verenigingen onderling kennis delen en zo van elkaars ervaringen leren”

Twee om tweeDe accommodatie van Zwart-Wit telt twee semi-watervelden en twee zandvelden. De twee semi-watervelden zijn eigendom van de vereniging en liggen er respectievelijk acht en zes jaar. Eén van de twee zandvelden is eigendom van de gemeente, net zoals de twee nieuwe zand-achttalvelden die momenteel worden aangelegd.

HockeyvaderPaul Dano (49) is als projectmanager werkzaam voor het waterschap Aa & Maas. Zijn dochter hockeyt bij Zwart-Wit.

velden. Dat ze onderhoud meer zien als bijzaak en als een makkelijke manier om geld te verdienen. Met onze onderhouds-problemen werd ik door de aannemer verwezen naar de kunstgrasleverancier en andersom. Bij de clubs constateer ik ove-rigens een zelfde soort focus. Ze steken veel geld in de aanleg van een veld, maar het onderhoud ervan vormt een sluitpost op de begroting. Als het dan toch allemaal zo goedkoop mogelijk moet, dan kan zo’n protocol helpen bij het vinden van de best mogelijke oplossing.”

43

INTE

RVIE

W

42

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 22: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

“ WIJ KUNNEN BINNEN VIJF JAAR ENERGIENEUTRAAL ZIJN”

V.V. Den Ham: gezond door duurzaamheid

HET BEGON JAREN GELEDEN MET EEN PLAATSELIJK INITIATIEF OM SUBSIDIE LOS

TE KRIJGEN VOOR DE PLAATSING VAN ZONNEPANELEN EN LEIDDE IN 2012 TOT

DE TITEL GROENSTE VERENGING VAN NEDERLAND. VOOR VOETBALVERENIGING

V.V. DEN HAM IN OVERIJSSEL IS DUURZAAMHEID VAN NOBEL STREVEN

UITGEGROEID TOT VERDIENMODEL EN EXPLOITATIEMIDDEL. DE CLUB WINDT

ER GEEN DOEKJES OM. HET GROENE BELEID KOMT ZEKER HET MILIEU TEN

GOEDE, MAAR HEEFT ER OOK VOOR GEZORGD DAT V.V. DEN HAM ER FINANCIEEL

KERNGEZOND VOOR STAAT.

TeksT: roBerT BArreVeld

Beeld: V.V. den hAM

4544

REP

ORT

AG

E

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 23: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

PELLETKACHELNa het project met de zonnepanelen had V.V. Den Ham de smaak te pakken. De club werkte aan de bouw van vier nieuwe kleedkamers en vroeg zich af of verwar-ming van de ruimten duurzamer kon dan met de gebruikelijke gaskachels. “We hebben een pelletkachel laten plaatsen, dat is nu de enige kachel op ons com-plex”, zegt Bosch. “Die kachel brandt dus alleen op houten pellets, een soort geperste houten korrels. Daar verwar-men wij vier gebouwen mee. Vanaf de kachel lopen er buizen onder het veld door naar de gebouwen toe. Het heeft veel weg van een stadsverwarmingssys-teem. De ketel verwarmt twee maal 1.500 liter water tot negentig graden. Met dat water verwarmen wij weer boilers en via

leidingen hebben we verwarming en heet water.” De pelletkachel en de zonnepane-len leverden Den Ham forse besparingen op. Op jaarbasis spaart de club ongeveer 12.500 Kwh stroom en 25.000 m3 gas uit, na aanschaf van de houtpellets goed voor een totale besparing van 12.000 euro.

BETROKKENHEID GEMEENTE V.V. Den Ham werd gaandeweg de spil in het zonnepanelenplan in Den Ham en was in die positie ook verantwoordelijk voor verdeling van de subsidiegelden. Het ge-hele project versterkte de positie van de vereniging in de lokale gemeenschap, al beseft de club dat het initiatief uiteinde-lijk uit nood werd geboren. De gemeente Twenterand beloonde het project met de toekenning van het gemeentelijke duur-

In samenwerking met de KNVB ver-spreidt Den Ham haar filosofie inmid-dels onder andere verenigingen in het land. Het ontbreekt de clubs zeker niet aan goede wil, maar er is veel onwetend-heid op het gebied van duurzaamheid en energiebesparing, zo merkt Den Hams vicevoorzitter Jan Bosch regelmatig. Zijn belangrijkste tip is even simpel als helder: “Meten is weten!”

SOCIALE BINDINGIn 2011 onderzocht Den Ham tijdens een verbouwing voorzichtig of de club sub-sidie kon krijgen voor het plaatsen van zonnepanelen. De vereniging mikte op steun uit een speciale subsidieregeling van de provincie, maar stuitte op de no-dige obstakels. De subsidie kwam alleen beschikbaar als minimaal 25 huishoudens en vijftien bedrijven zouden deelnemen aan het plan en dus ging V.V. Den Ham de boer op. “We hebben voor geïnteresseer-den, maar ook voor media en sponsors, twee informatieavonden georganiseerd”, blikt Bosch terug. “Na die avonden had-den we ongeveer zestig deelnemers en dat leidde uiteindelijk tot de plaatsing van 2.100 zonnepanelen in de gemeente.” Ondanks de vereiste investering was het enthousiasme groot in Den Ham. “Dit is een dorp met een heel sterke sociale binding”, legt Bosch uit. “Wij exploiteren hier bijvoorbeeld ook zelf het plaatselijke zwembad, met louter vrijwilligers. Veel van de vrijwilligers die in het voetbal-seizoen op ons sportpark werken, lopen ’s zomers in het zwembad.”

zaamheidslint en bijbehorende premie van duizend euro. “De betrokkenheid van de gemeente mag ook best iets groter zijn”, vindt Bosch, die zelf als ICT-mede-werker werkzaam is bij gemeente Twen-terand. “De gemeente heeft echter wei-nig middelen voor dit soort initiatieven. Op het dak van het gemeentehuis staan bijvoorbeeld geen zonnepanelen.” De gemeente probeert zo nu en dan wel het goede voorbeeld te geven, onder meer door aanschaf van een houtsnipperka-chel waarmee het plaatselijke zwembad en een sporthal wordt verwarmd. Bosch is blij dat mede door het Hammer initia-tief duurzaamheid een steeds prominen-tere plek krijgt op de politieke agenda in Twenterand.

4746

REP

ORT

AG

E

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 24: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

beschikbaar voor projecten ten behoeve van armen in het buitenland. “Dat is ook heel aantrekkelijk voor eventuele spon-sors”, aldus Bosch. “Een sponsor hoeft onze spelers niet helemaal in het nieuw te steken en is dus voor veel minder geld klaar.”

LEDVERLICHTINGDen Ham richt de blik ook op de toe-komst. “We willen volledig energieneu-traal worden, dat is een duidelijke stip aan de horizon”, zegt Bosch. Een belangrijke stap in die richting wil de club zetten door op termijn de huidige veldverlichting te vervangen door ledverlichting. “De groot-ste hobbel was tot nu toe een financiële. Tot voor kort konden wij een investering in ledverlichting pas over een periode van twintig tot 25 jaar terugverdienen. Dan is het gewoon niet rendabel. Onlangs sprak ik echter mensen die de terugverdientijd met nieuwe technieken hadden terugge-bracht tot ongeveer acht jaar. Dan wordt het interessant.” V.V. Den Ham voorziet nu voor dertig pro-cent in zijn eigen energie en het predicaat ‘energieneutraal’ lijkt dan ook nog ver weg, maar Bosch is positief. “We kunnen nog drie kleedkamers van zonnepane-len voorzien en willen snel beginnen met ledverlichting. Wij kunnen binnen vijf jaar energieneutraal zijn.”

METEN IS WETENDat de vereniging in Den Ham vaak op zichzelf was aangewezen bij de ontwik-keling van nieuwe plannen, leidde wel tot grote kennis en oplettendheid op het ge-bied van duurzaamheid. En dat is precies waar de club op hamert bij het adviseren van andere verenigingen. “Het klinkt sim-pel, maar zorg dat je goed weet waar je mee bezig bent”, benadrukt Bosch. “Me-ten is weten! Wij schrijven elke maand onze meterstanden op. Dat lijkt misschien overdreven, maar zoiets betaalt zich vaak snel uit. En er zijn meer ‘kleine’ maatrege-len die kunnen bijdragen. Wij hebben bij-voorbeeld geen lichtschakelaars in onze kleedkamers. Drie minuten nadat de laat-ste de kleedkamer heeft verlaten, gaat het licht automatisch uit. We zijn daar mee

begonnen omdat er altijd iemand het licht aan liet en ik dan werd gebeld door oplet-tende buren, maar het bespaart toch.” In veel plaatsen kunnen bedrijven inmiddels een energiescan laten doen, waarbij een energiebedrijf de organisatie doorlicht en uit de resultaten vaak snel blijkt op wel-ke punten bespaard kan worden. “Dat is verstandig om te doen. Hier in Overijssel komt de helft van de kosten van zo’n scan voor rekening van de provincie en dat ge-beurt inmiddels in meer regio’s.”

KLEDING LEASEPLANHoewel V.V. Den Ham er nu financieel be-ter voor staat dan menig sportclub, zit de vereniging niet stil. Inmiddels gaat Den Ham ook duurzaam om met sportkleding met het Kleding Leaseplan. Elk lid betaalt via de contributie mee aan zijn of haar ei-gen outfit. Na vier jaar mogen de leden de kousen en broek houden en is het shirt

“Het klinkt simpel, maar zorg dat je goed weet waar je mee bezig bent”

COLUMN

van het woord) zelfredzaam gaan worden in het beheer van sportvoorzieningen, en dat we tegelijkertijd dat beheer willen verduurzamen. De kunst is in deze onhan-dige situatie toch een kans te zien. Die kans is dat we het grote duurzaamheids-vraagstuk op deze manier heel direct en heel praktisch bij een groot aantal mensen op hun bordje leggen. Van de wetenschap en ambte-narij naar de bestuurstafel.

Verenigingsbestuurders zijn op vergelijkbare wijze al betrokken bij het oplossen van andere maatschappe-lijke problemen, zoals roken (invoering rookverbod), alcoholgebruik (niet schenken aan jongeren, IVA), grens-overschrijdend gedrag (veilig sportklimaat) en obesitas (gezonde kantine). Vereni-gingsbestuurders zijn over het algemeen weldenkende en sociaalvoelende mensen. De meesten onderschrijven dat mensen elkaar op en rond de velden met respect dienen te bejegenen, en dat de sportkantine bedoeld is als café noch snackbar. Deelt men dit soort waarden niet, dan is de kans ook klein dat men zich als vrijwilliger inzet voor een vereniging. De meeste mensen zijn te over-tuigen dat het nastrevens-waardig is de uitstoot van schadelijke stoffen te minima-

liseren, en dat een duurzame exploitatie de vereniging ten goede komt. ‘Duurzaamheid’ is voor hen geen bevel uit Brussel, maar een positieve waarde, waar je als vereniging invulling aan geeft door het gebruik van milieuschadelijke stoffen te mijden en over te gaan naar ledverlichting. De sportbonden hebben een cruciale rol in het activeren van deze positieve waarde, en kunnen verenigingen ondersteunen bij het invul-ling geven aan duurzaam accommodatiebeheer. Zo komt dit beleid terecht en tot uitvoer waar het thuis-hoort: op grass root level.

Hugo van der Poel is direc-teur van het Mulier Instituut

Hugo van der Poel

Duurzame sportverenigingengen die zijn aangesloten bij de KNLTB. Van deze ten-nisaccommodaties is bijna de helft in eigendom van de vereniging. Op minstens zestig procent van de accom-modaties doet de vereniging het (dagelijks) onderhoud zelf. Het grote of voorjaars-onderhoud gebeurt bij bijna de helft van de verenigingen in eigen beheer. Maar zijn de verenigingsbestuurders al bezig met het verduurzamen van hun baanonderhoud en hun parkexploitatie? Grote kans van niet. Hun acute zorgen betreffen leden-behoud en -werving, het vinden van geschikt kader en het sluitend houden van de begroting. Men kan er gif op innemen dat de gemid-delde verenigingsbestuurder geen idee heeft of er be-strijdingsmiddelen worden gebruikt op het tennispark. Nog niemand heeft bedacht dat er iemand moeilijk zou kunnen gaan doen over het gebruik van water voor de beregening van de banen. Recycling van kunstgras- en kunststofbanen? Ledver-lichting? Een CO2 –neutraal clubhuis? En hoe zou dit zijn op de 200 atletiekaccommo-daties die we kennen in ons land, of de meer dan 2.500 voetbalaccommodaties?

Zoals gezegd, het lijkt onhan-dig dat we verwachten dat amateurs (in de goede zin

Dat is onhandig! Net nu het begint door te dringen dat het in de sport alle-maal wat duurzamer moet, zijn gemeenten druk bezig verantwoordelijkheden voor accommodaties door te schuiven naar particulieren en verenigingen. Vooral voor verenigingsbestuurders is dit een interessante uitdaging. Ze mogen zich niet alleen stor-ten op de financiële aspecten en het onderhoud van hun accommodatie, maar ook op duurzaam ‘vastgoedbeheer’.

Neem tennis. Er zijn meer dan 10.000 buitenbanen in gebruik bij 1.700 verenigin-

4948

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

CO

LUM

N

Page 25: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

HENK MARKERINK IS SINDS DE OPENING IN 1996 DIRECTEUR VAN DE AMSTERDAM

ARENA. HET BEDRIJF IS NIET ALLEEN GASTHEER VAN VOETBALWEDSTRIJDEN

EN POPCONCERTEN, MAAR OOK INTERNATIONAAL CONSULTANT VOOR DE

ONTWIKKELING VAN NIEUWE STADIONS. DAARBIJ IS ÉÉN PRINCIPE LEIDEND:

DUURZAAMHEID. MARKERINK LEGT UIT HOE DAT ER IN DE AMSTERDAMSE PRAKTIJK

UITZIET, WAARBIJ EEN BELANGRIJKE ROL IS WEGGELEGD VOOR HET GRAS.

TeksT: Friso schoTAnus

Beeld: ANP phoTo & JorrisT lousBerG

“ WE DOEN DIT NIET OM SENTIMENTELE REDENEN, WE STREVEN NAAR EEN GEZOND BUSINESSMODEL”De Amsterdam ArenA wil het duurzaamste stadion ter wereld zijn

Het is alweer achttien jaar geleden dat Ajax de kleine, knusse thuishaven De Meer verruilde voor de Amsterdam ArenA. Van de historische grond in de Water-graafsmeer, waar successen werden ge-vierd en gouden generaties doorbraken, naar een kille betonnen bak in Amster-dam-Zuidoost, zo ervoer menig suppor-ter die stap. Weg was de sfeer, groot was opeens de afstand tussen het publiek en het veld. De verstoorde verhouding werd gesymboliseerd door het gras in het mul-tifunctionele stadion: dat wilde maar niet groeien.Maar zie hoe de tijd alle wonden heelt. De ArenA, de club en haar fans zijn in de loop der jaren naar elkaar gegroeid, een

nieuwe generatie supporters is er opge-groeid en heeft er sportieve successen gevierd. Zij kennen De Meer nog slechts van de verhalen. Opnieuw symboliseert het gras een nieuw tijdperk: nog nooit lag het er zo mooi bij. Dat is natuurlijk niet vanzelf gegaan, ver-telt Henk Markerink, stadiondirecteur van de Amsterdam ArenA sinds de opening in 1996. “Toen na de opening bleek dat het gras hier niet wilde groeien, zaten we na-tuurlijk met een fundamenteel probleem. De lichttoetreding en de ventilatie bleek aanzienlijk minder dan bij een open veld. We hebben jarenlang gepuzzeld hoe je in een ‘onmogelijke omgeving’ toch een goeie grasmat kunt creëren.”

“Iedereen die verstand van gras heeft, schakelen we in”

51

INTE

RVIE

W

50

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 26: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

INNOVATIESDe praktische obstakels leidden tot inno-vaties die ervoor hebben gezorgd dat de Amsterdam ArenA inmiddels een naam heeft opgebouwd in de stadionwereld als het gaat om grasontwikkeling onder moei-lijke omstandigheden. “We zijn uitgegroeid tot een leading lab op het gebied van gras”, vertelt Markerink. De eerste innovatie, een tamelijk rigoureuze, is de herbezoding: aan het begin van elk voetbalseizoen wordt de bovenste vijf centimeter, de toplaag, eraf geschraapt en vervangen door een nieuwe mat. “Tot dan toe werd herbezoding in het voetbal nog niet toegepast. Dat was onze eerste innovatie, en vanaf 1998 is die me-thode steeds meer verfijnd.”Hoe verfijnd die methode is, bleek afgelo-pen juni, voorafgaand aan de oefeninter-land Nederland-Wales. “In twaalf uur tijd hebben we het hele herbezodingsproces voltooid; ’s  ochtends werd de mat erin gelegd en ’s  avonds werd erop gevoet-bald. Dat was een hele precaire operatie. Het hele proces is gemonitord door de normeringsinstantie ISO. We hebben het dermate verfijnd en geprofessionaliseerd dat we hiervoor een ISO-certificaat heb-ben ontvangen.”Ook leerde men in Amsterdam-Zuidoost hoe belangrijk de ventilatie is. “Een gras-mat moet vochtig zijn, moet water heb-

GRASTEAMTegelijk met het vervangen van de gras-mat begon men ook met een andere noviteit, die van de assimilatiebelichting boven het gras. Een techniek die overge-nomen is uit kaskwekerij: buiten de wed-strijddagen staan er grote lampen boven het veld om het gras goed te laten groei-en. Feitelijk functioneert de ArenA zo-doende, in de woorden van Markerink, als ‘een grote graskwekerij’. Ook deze toe-passing kreeg mondiaal navolging. “Deze heeft geleid tot een commerciële toepas-sing door SGL, Stadium Grow Lighting. Zij hebben dat wereldwijd in de markt gezet. Het is nu een redelijk geëigend product geworden in de voetbalwereld en daar-buiten. Van de Bundesliga en de Premier

League tot in tropische landen waar te veel schaduw is op grasvelden als gevolg van hoogbouw.” Voor het dagelijks onderhoud van de mat beschikt de Amsterdam ArenA over zijn eigen ‘grasteam’, dat wordt gevormd door experts uit de cultuurtechniek en het eigen stadionmanagement. De exper-tise wordt wereldwijd geëxporteerd, wat past bij de rol van de Amsterdam ArenA als internationaal consultant voor de ont-wikkeling van nieuwe stadions. “We delen onze expertise met landen als Brazilië, Rusland, India en Qatar. Als er gras aan te pas komt, dan schakelen we onze part-ners in met wie we ook hier in Amsterdam samenwerken. Zoals aannemer SIS, zij hebben veel verstand van het herbezoden

en aanleggen van grasmatten wereldwijd. Op het gebied van graszaden is Baren-brug een gerenommeerd bedrijf, zij zijn continu bezig met veredeling, om plant-jes te kweken die nog resistenter zijn, die duurzamer zijn en beter tegen een stootje kunnen. Dat gaat niet van de ene op de andere dag heb ik geleerd, zaadverede-ling is een proces waar jaren overheen gaan. Op het gebied van wetenschappe-lijk onderzoek en advies werken we ook samen met de universiteit van Wagenin-gen. Kortom: iedereen die er verstand van heeft, schakelen we in.”De expertise wordt op het allerhoogste niveau ingebracht, vertelt Markerink. “Wij hebben tijdens het WK in Brazilië het gras in stadions verzorgd, en de trainingsvel-

den van het Nederlands team in Rio de Janeiro voor de KNVB. Daar hebben we gewerkt met lokaal gras. We hebben het trainingscomplex van Flamengo, waar Oranje trainde, opnieuw ingezaaid. Het is aangelegd met graszaad dat wij zelf hebben geselecteerd en dat past bij het klimaat aldaar. Wij hebben daar als Ne-derlanders een mooi visitekaartje afge-geven. Flamengo traint er nog steeds op en ze zeggen: ‘We hebben nog nooit zo’n mooie grasmat gehad.’”

CO2-NEUTRAALDe stadionexpertise die de ArenA uit-draagt, met Markerink als hoofdambas-sadeur, beperkt zich niet tot het gras. Dankzij de multifunctionaliteit van het

“Het liefst hadden we een windmolen naast de ArenA gezet, maar dat is praktisch helaas niet haalbaar”

ben, maar moet tegelijkertijd ook weer drogen. Buiten schijnt de zon, regent en waait het achter elkaar. Als de grond niet droogt, krijg je mosvorming. Daardoor slaat de grond ‘dicht’ en groeien de wor-tels niet. De ArenA is vrij gesloten, van-daar dat wij met ventilatoren werken om het buitenklimaat na te bootsen.”

53

INTE

RVIE

W

52

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 27: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

complex, waar sportwedstrijden, evene-menten, concerten en congressen worden georganiseerd, is de ArenA een winstge-vende onderneming. Organisatoren van grote evenementen in het buitenland zijn zeer geïnteresseerd in het verhaal daarachter. Om zelf een state-of-the-art-stadion te zijn en te blijven, speelt duur-zaamheid, volgens het principe people, planet, profit een doorslaggevende rol. Dat vertaalt zich naar de ambitie om met de energievoorziening in 2015 volledig CO2-neutraal te zijn.“Dat betekent dat wij alleen nog maar energiebronnen gebruiken die duurzaam zijn”, legt Markerink uit. “Wij maken geen gebruik meer van fossiele brandstoffen, we verbranden geen gas en geen olie om warmte of koude op te wekken. Bij de verbouwing van twee jaar geleden zijn de verwarmingsketels uit het gebouw ge-sloopt en zijn we rechtstreeks aangesloten op het stadswarmtesysteem. Dat is rest-warmte, afkomstig van de energiecentrale in Diemen. Daar zijn wij via verwarmings-buizen op aangesloten. Hetzelfde geldt voor de koeling. We hebben geen koude-generatoren meer in het pand. De koeling komt uit de Ouderkerkerplas. Daar wordt het water op een grote diepte gekoeld, en dat wordt in dit gebied rondgepompt.”De Amsterdam ArenA heeft zestig mensen in dienst, bij Ajax werken zo’n 120 mensen op kantoor. Verder is er cate-ringpersoneel aanwezig, zodat er op een normale kantoordag zo’n 250  mensen rondlopen. “En als de zalen in gebruik zijn voor een congres of iets dergelijks, dan zijn er al gauw 800 tot duizend mensen binnen. Bij dat soort gelegenheden kun-

nen wij zelf voor de energie zorgen. In mei hebben we hiervoor 7.000 vierkante meter aan zonnepanelen op het dak in gebruik genomen. Maar op concert- of wedstrijddagen, als de grote lampen aan moeten, en er veel energie nodig is voor alle catering, dan hebben we behoefte aan extra energie via het net. Van de to-tale behoefte aan energie in de ArenA, de evenementen dus meegerekend, kun-nen we twintig procent zelf opwekken. De resterende tachtig procent kopen we in bij Nuon, in de vorm van windenergie. Het liefst hadden we een windmolen naast de ArenA gezet, maar dat is praktisch helaas niet haalbaar. Die energie wordt nu aan-gevoerd vanaf windmolens in de buurt van Purmerend.”

ENERGIEVRETERS EN AFVALBERGENOm het energieverbruik verder te ver-duurzamen wordt op dit moment geëx-perimenteerd met nieuwe vormen van verlichting. “De gasontladingslampen die het veld verlichten zijn grote energievre-ters. De techniek is nu heel dichtbij een ledoplossing. Wij gaan hiervoor op be-zoek bij Chelsea waar men binnenkort een installatie gaat beproeven. We heb-ben zelf ook lampen aangeschaft bij Phi-lips, om daar proeven mee te nemen. Ik verwacht dat we binnen nu en een jaar de grote, traditionele lampen kunnen vervan-gen door ledverlichting. Dat scheelt in de energiebehoefte tientallen procenten. De volgende stap is dat we ook voor de as-similatiebelichting, de grasverlichting dus, een ledoplossing vinden. Dat is niet een-voudig, je hebt te maken met het spec-trum van het licht: dat moet speciale golf-

lengtes hebben om gras te laten groeien. Daar wordt nu nog op gestudeerd in het laboratorium.”

En dan is er nog de enorme afvalberg die vooral rondom evenementen wordt ge-produceerd. “Een aantal jaar geleden heb-ben we die berg geanalyseerd: Wat zit er nou allemaal in? Je hebt het dan over gft, over papier, plastic, bouwafval, chemisch afval et  cetera. Voor een duurzame ver-werking gelden drie principes: to re-use, to reduce en to recycle. In eerste instan-tie proberen we het afval te verminderen. Met name wat betreft het verpakkingsma-teriaal is winst te behalen. Dat proberen we te verminderen en anders willen we ervoor te zorgen dat het recyclebaar is. Daar kijken we samen met cateringbe-drijven en partijen als Coca-Cola naar. Or-ganisch afval, daaruit kan biogas worden ontwikkeld. Uiteindelijk willen we toe naar de situatie waarin je geld toe krijgt voor je afval, omdat het een bruikbare brandstof kan zijn voor verbrandingsovens. Dus: we willen afval transformeren van een kos-tenpost naar een opbrengstenpost. We kijken naar onze totale footprint; dat betreft ook de verkeersstromen van en naar het stadion. Daarom willen we meer openbaar vervoer op maat leveren. En we stimuleren ons personeel om met elek-trisch vervoer te komen. Dat is ook een belangrijk onderdeel.”

ARENAKAASHet streven naar duurzaamheid in de ArenA wordt gesymboliseerd door de manier waarop er met de grasmat wordt omge-gaan. “In principe wordt deze één keer per jaar vervangen. Maar als er een groot evenement tussendoor komt tijdens het seizoen, dan moeten we de mat vaker ver-vangen. Gemiddeld gebeurt dit twee keer per jaar. Dat kost wat, zo’n 100.000 euro per operatie. Maar zo veel mogelijk evene-menten in dit stadion organiseren is ook een vorm van duurzaamheid. We probe-ren de grasmat zo veel mogelijk te sparen, door hem af te dekken, en hem daarna een oppepper te geven met allerlei voe-dingsstoffen. Maar als een mat een week

“We willen afval transformeren van een kostenpost naar een opbrengstenpost”

afgedekt is geweest, is ‘ie gewoon naar de knoppen. Als we de toplaag moeten ver-vangen, dan gaat die terug naar de kwe-ker. Ook deze waardevolle grond wordt dus niet zomaar weggekieperd. De boer strooit dat uit over zijn percelen en daar ontstaat weer een nieuwe grasmat uit. En het maaisel van de grasmat gaat naar een schapenboerderij en wordt daar als vee-voer gebruikt. Van de melk van die scha-pen wordt ‘ArenAkaas’ gemaakt. Het is een beetje een gimmick, het is niet zo dat we hiermee de supermarkten bevoorraden. Maar we gebruiken het wel als merchandi-seartikel. Om te laten zien dat het hier een cyclische economie in het klein is.”

WHITE ELEPHANTS Het is geen blind idealisme dat de stadi-ondirectie aanzet tot het streven naar een zo hoog mogelijk niveau van duurzaam-heid. “We doen dit niet om sentimentele

redenen, we streven naar een gezond businessmodel. Wij worden internationaal gevraagd door organisatoren van grote toernooien en evenementen. Die moeten op een maatschappelijk verantwoorde wijze worden georganiseerd. Volgens mij is duurzaamheid daarbij een onvermijde-lijk, bijna ethisch principe. Je bouwt nu eenmaal niet voor eenmalig gebruik. Nie-mand zit te wachten op white elephants, stadions die na het toernooi leeg komen te staan. Dat is de grootste waste die je kunt bedenken. Het uitgangspunt van de drie p’s – people, planet, profit – is voor ons van grote waar-de. Je speelt met het stadion een rol in de samenleving, creëert werkgelegenheid en je probeert iets doen voor de emanci-patie van mensen. Daarnaast proberen we energie te besparen en geld terug te krij-gen voor het afval. Duurzaamheid wordt vaak gezien als een kostenpost, maar als je het goed doet, kan het in de exploi-tatie aanzienlijke voordelen opleveren. Daarom streven wij ernaar CO2-neutraal zijn, je gebruikt daarbij ook de modernste technieken om het zo efficiënt mogelijk te maken. People, planet, profit houdt ook in

dat je een paar centen moet overhouden om als stadion in leven te kunnen blijven. Hier in de ArenA hebben we de drie p’s goed in balans, wij zijn een winstgevende onderneming. Dankzij de multifunctiona-liteit, door het feit dat hier continu dingen gebeuren.”

Zit daar ook een houdbaarheidsdatum aan? De ArenA is nu achttien jaar oud. “Heel veel dingen zijn na vijf jaar al verouderd. Wij hebben in de loop der jaren zo’n 50  miljoen euro geïnvesteerd: in een wifinetwerk, een 4G-netwerk, we heb-ben 22 miljoen uitgegeven aan een nieuw hoofdgebouw. We hebben roltrappen en nieuwe restaurants rondom het stadion gebouwd, et  cetera. We hebben nu een plan voor 2020 gemaakt, het jaar waarin wij tijdens het EK voetbal een van de der-tien speelsteden zijn. Dat is een gewel-dige stip aan de horizon. Tegen die tijd willen we weer een aantal fundamentele vernieuwingen hebben doorgevoerd. Dat zal vooral een investering zijn in kwali-teit. Een stadion is een levend organisme waarin je permanent moet investeren om state of the art te blijven.”

(Voorlopig ) geen kunstgras in de ArenADankzij de innovaties en de zorg die aan de mat wordt besteed, is het veld in de ArenA volgens Henk Markerink momenteel een van de beste in het Nederlands betaald voetbal. Daardoor is de discussie omtrent kunstgras in de ArenA momenteel niet aan de orde. “Ik herinner mij een uitspraak van Marco van Basten toen hij hier trainer was. Hij zei: ‘Als je echt liever op kunst-gras wilt voetballen, dan moet je het natuurgras zo slecht maken, dat iedereen vanzelf om kunst-gras begint te zeuren.’ Maar de natuurgrasmat is nu zo goed, we hebben echt een biljartlaken. Iedereen is daar zo happy mee dat niemand kunstgras wil. Het is ook niet zaligmakend, het heeft ook hinder van afdekking of vervuiling. Kunstgras lijkt een goede oplossing voor een multifunctioneel stadion, maar er zit ook een aantal praktische dingen aan vast die we nu niet helemaal kunnen overzien. Het is niet zo dat ik als stadiondirecteur liever vandaag dan morgen overstap op kunstgras, ik ben happy met de situatie zoals die nu is. Het is een beslissing die Ajax en de Amsterdam ArenA samen nemen. En ik denk dat wij voorlopig op natuurgras blijven voetballen.”

55

INTE

RVIE

W

54

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 28: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

EEN ANDERE VORM VAN DUURZAAMHEIDToegankelijkheid sportaccommodaties voor mensen met een beperking nog vaak onder de maat

EEN DUURZAME SPORTACCOMMODATIE IS EEN TOEGANKELIJKE

ACCOMMODATIE. VOOR IEDEREEN, OOK VOOR SPORTERS MET EEN BEPERKING.

VOORAL IN OUDERE ACCOMMODATIES WORDT VOORALSNOG ECHTER

TE WEINIG GEÏNVESTEERD OM DIE TOEGANKELIJKHEID TE VERBETEREN.

VREES VOOR HOGE KOSTEN EN ONBEKENDHEID MET DE NOODZAKELIJKE

BOUWKUNDIGE AANPASSINGEN HOUDEN VEEL EIGENAREN TEGEN. OM

DIE ONBEKENDHEID WEG TE NEMEN EN DUIDELIJKE KADERS TE STELLEN

ZIJN BEGIN DIT JAAR DE ‘RICHTLIJNEN TOEGANKELIJKHEID INDOOR

SPORTACCOMMODATIES’ GEPUBLICEERD. VOOR BUITENSPORTACCOMMODATIES

WORDEN BINNENKORT RICHTLIJNEN OPGESTELD.

TeksT: iJdo GrooT

Beeld: hein koops, rAchel richArdson

5756

REP

ORT

AG

E

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 29: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

geving. In Nederland is dat nog niet gebeurd. Pas in het regeerakkoord van het huidige kabinet is het op-genomen als actiepunt.”Is er reden voor eigenaren van sportaccommodaties om, vooruitlopend op de te verwachte wetgeving, nu al te investeren in aanpassingen? “Jazeker,” meent Van Aller, “je kunt het heden ten dage niet meer ma-ken een accommodatie neer te zetten die niet goed toegankelijk is voor mensen met een beperking. Bo-vendien: de meeste gemeenten stellen in hun sport-beleid dat al hun bewoners moeten kunnen sporten. De betreffende gemeenten ontkomen er in dat ge-val niet aan om sportaccommodaties voor alle doel-groepen – waaronder ouderen, vaak met een beper-king – toegankelijk te maken. Het is een misverstand dat sporters met een beperking een beperkte groep vormt, waarvoor het niet rendabel is een accommo-datie aan te passen. Eén op de tien mensen heeft een beperking. Je laat een groep van 1,6 miljoen mensen buiten staan als je voor hen niet toegankelijk bent. Dat is ook economisch niet verantwoord.”

DIVERSITEITNiet alleen het ontbreken van strenge regels voor sportaccommodaties weerhoudt veel eigenaren ervan te investeren in bouwkundige aanpassingen. “Met name oudere indoorsportaccommodaties zijn niet goed ingericht voor mensen met een beperking. Dit komt mede doordat het toegankelijk maken van een sportaccommodatie een complex verhaal is. Sporters met een beperking vormen immers geen homogene doelgroep met één en dezelfde vraag. Er is een grote diversiteit in handicaps, sporten en wensen. Daarnaast willen sommige sporters met een beperking helemaal geen speciaal op hun handicap gerichte accommodaties. Zij sporten liever bij regu-liere sportclubs, waar ze op dezelfde manier worden behandeld als niet-gehandicapten. Dit past bij de hedendaagse integratiedoelstelling. En wat betreft de vele typen handicaps: er zijn motorische, verstan-delijke, visuele of auditieve beperkingen, en diverse chronische ziekten… Het is moeilijk een accommo-datie zodanig te ontwerpen en in te richten dat álle typen handicaps worden gefaciliteerd. Een voorzie-ning voor de ene doelgroep kan in sommige geval-len strijdig zijn met de belangen van een andere. Bij-voorbeeld: visueel gehandicapten hebben behoefte aan fysieke geleiders, zoals een geribbelde strook op de vloer in een gang. Voor mensen in een rolstoel of met een rollator kan zo’n geribbelde strook juist een obstakel zijn. Een hek of leuning weglaten om de rolstoelgebruikers tegemoet te komen, kan weer

gevolgen hebben voor de blinde sporter of voor ie-mand met evenwichtsstoornissen.”

STEEKWAGENTJEToch zijn de meeste knelpunten wel op te lossen, meent Van Aller. “Het is veelal een kwestie van breed denken en je niet richten op een enkele doelgroep of een bepaald type handicap. Het slechten van drem-pels en het aanleggen van een rolstoelbaan bijvoor-beeld komt ook ten goede aan de ouder die naar binnen wil met een kinderwagen of aan een leve-rancier die met een steekwagentje met spullen door de gangen moet rijden. Een heldere en duidelijke bewegwijzering, zoals op Schiphol, helpt niet alleen de slechtziende of de sporter met een verstandelijke beperking, maar is fijn voor iedereen. Als architecten, ontwerpers en opdrachtgevers allemaal op dit niveau denken, blijken veel maatregelen die de toegankelijk-heid verbeteren goed te combineren. Het maakt de investering in die maatregelen ook rendabeler.”Een tweede reden om niet te willen investeren in een betere toegankelijkheid is de angst voor hoge kos-ten. Het aanpassen van bestaande accommodaties kan inderdaad kostbaar zijn, maar bij het ontwerpen van een nieuwe accommodatie vallen de investe-

Sinds 1992 geldt in Nederland één bouwvoor-schrift: het Bouwbesluit. Hierin staan de toeganke-lijkheidseisen voor alle gebouwen. Deze eisen zijn echter niet verstrekkend en niet speciaal gericht op sportaccommodaties. Bovendien: de in het Bouw-besluit genoemde ‘toegankelijkheidssector’ betreft slechts het voor bezoekers bestemde gedeelte van het gebouw. Dat is dus, strikt genomen, niet het gedeelte van een sportaccommodatie dat gebruikt wordt door sporters.

GELIJKE KANSEN EN RECHTEN“Nederland loopt wat wetgeving betreft achter op andere landen,” constateert Henk van Aller, voorheen werkzaam bij stichting Onbeperkt Sportief, momen-teel eigenaar van een consultantsbureau dat onder andere adviseert op het gebied van toegankelijkheid van sportaccommodaties, Foqus Consultancy. “Acht jaar geleden heeft de VN een verdrag gesloten be-treffende gelijke kansen en rechten van mensen met een beperking. Dat houdt mede in: sportaccommo-daties moeten ook voor mensen met een beperking toegankelijk zijn. Het is aan elke VN-lidstaat afzon-derlijk om dit verdrag om te zetten in nationale wet-

ringen in een goede toegankelijkheid heel erg mee, meent Van Aller. “Of de deurbreedte negentig cen-timeter of 120  centimeter is, maakt voor de bouw-kosten weinig uit. Natuurlijk is een speciale lift wel prijzig, maar over het algemeen zijn de extra kosten voor een betere toegankelijkheid te overzien, zeker in relatie tot de totale projectkosten. Daarbij moet je je wel realiseren dat je een accommodatie niet voor alle mensen met een beperking goed toegankelijk kunt maken. Voordat een gemeente een ontwerp laat ma-ken, zou het goed zijn eerst onderzoek te doen naar de toekomstige gebruikersgroepen. Wat is hun vraag en behoefte? Daarop stem je het aanbod af. Het is voorgekomen dat een gemeente in een sportaccom-modatie het aanbod voor verstandelijk beperkte sporters stimuleerde, maar geen rekening hield met een nabijgelegen blindeninstituut. Deze visueel ge-handicapten moeten nu ver reizen om elders te kun-nen sporten. Gemiste kans voor die gemeente.”

RICHTLIJNENEen derde reden om niet of nauwelijks te investe-ren in een goede toegankelijkheid voor mensen met een beperking, is de onbekendheid met bouwkun-dige aanpassingen die nodig en mogelijk zijn voor

“Het is moeilijk een accommodatie zodanig te ontwerpen en in te richten dat álle typen handicaps worden gefaciliteerd”

5958

REP

ORT

AG

E

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 30: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

Rotterdam nam de richtlijnen meteen over. De gemeen-te stelde 3,2 miljoen euro beschikbaar om bestaande accommodaties toegankelijk te maken. Wethouder An-toinette Laan: “De richtlijnen zullen in onze gemeente gelden voor zowel nieuwe als bestaande gemeentelijke accommodaties. In Rotterdam vinden we het belang-rijk dat iedereen die wíl sporten, ook kán sporten. Rot-terdam telt zo’n 60.000 mensen met een beperking. Voor hen worden soms letterlijk drempels verlaagd.”

BUITENACCOMMODATIESDe nieuwe richtlijnen gelden specifiek voor binnen-sportaccommodaties. Samen met de Branchevereni-ging Sport en Cultuurtechniek (BSNC), stichting Onbe-perkt Sportief, sportbonden, bouwspecialisten en met inbreng van de diverse doelgroepen, wil Henk van Aller nu ook richtlijnen opstellen voor buitenaccommoda-ties. “De fondsenwerving voor dit omvangrijke project is nog niet helemaal rond, maar ik verwacht binnenkort te kunnen starten. Het opstellen van de richtlijnen voor indoorsportaccommodaties heeft nogal wat pionieren gekost. Omdat we nu kunnen bouwen op de daarin neergelegde structuur, denk ik dat we al over een half-jaar, in het voorjaar van 2015, de richtlijnen voor buiten-sportaccommodaties kunnen presenteren.”De richtlijnen voor de bereikbaarheid van buiten-sportaccommodaties zullen weinig verschillen van de richtlijnen voor de indoorsport, verwacht Henk van Aller. “Voor een buitenaccommodatie komt het veelal op hetzelfde neer: de accommodatie moet bereikbaar zijn met het openbaar vervoer, er moet parkeergelegenheid zijn voor auto’s van mensen met een beperking, de verlichting moet voldoende zijn voor mensen met een visuele beperking, enzo-voort. De uitdaging zal voor ons onder meer zitten in het adviseren over het meest geschikte type on-dergrond en andere sportspecifieke aspecten. Een kunstgrasveld bijvoorbeeld moet zacht genoeg zijn om er zonder verwonding op te kunnen vallen, maar hard genoeg om de wieltjes van een rolstoel niet te veel af te remmen. Om een goede balans tussen deze uiteenlopende eisen voor de ondergrond te kunnen vinden, zullen we veel moeten brainstormen met di-verse specialisten en gebruikers.”

Voor meer informatie: zie de publicatie Richtlijnen toegankelijkheid indoor sportaccommodaties (2014) van Onbeperkt Sportief. Voor een digitale versie: ga naar http://www.onbeperktsportief.nl/toegankelijke-indoor-sportaccommodaties.

sporters met een bepaalde handicap. Om deze on-bekendheid weg te nemen heeft de stichting Onbe-perkt Sportief begin dit jaar richtlijnen ontwikkeld. Deze richtlijnen, verwoord in de publicatie ‘Richtlij-nen toegankelijkheid indoor sportaccommodaties’, dienen als hulpmiddel en leidraad bij de ontwikke-ling, het ontwerp, de bouw, renovatie, aanpassing, inrichting en vormgeving van sportaccommodaties. Ze komen zowel van pas bij het opstellen van een programma van eisen, als ook bij het ontwerp en de inrichting van de accommodatie.Van Aller: “De Richtlijnen zijn, mede op initiatief van de gemeente Rotterdam, ten opzichte van de vorige druk – het Handboek Basis kwaliteitseisen integrale toegankelijkheid sportaccommodaties uit 2001 – vol-ledig herzien en aangepast aan de huidige regelge-ving en inzichten. Dit betekent dat onder meer de wettelijke eisen van het Bouwbesluit zijn geïnte-greerd en aangevuld. Bovendien zijn ze afgestemd op enerzijds de wensen van de belangenbeharti-gende gehandicaptenorganisaties en anderzijds de wensen van NOC*NSF ten aanzien van betaalbare en kwalitatief goede sportaccommodaties.”

“Over het algemeen zijn de extra kosten voor een betere toegankelijkheid te overzien, zeker in relatie tot de totale

projectkosten”

Henk van Aller

61

REP

ORT

AG

E

Page 31: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

De meerwaarde van duurzame sportvelden

Als een sportveld niet goed of ondoordacht wordt aange-legd, resulteert dit in meer en intensiever onderhoud. Met als gevolg meer milieubelas-ting en hogere kosten. Door bij de aanleg van een sport-veld al vooruit te kijken naar en rekening te houden met onderhoud en beheer, kun-nen efficiënte investeringen worden gedaan, hoeft minder vaak onderhoud te worden gepleegd en kunnen de nega-

tieve effecten voor het milieu worden beperkt. Een bepleiter van deze integraliteit en een bredere kijk is ingenieur Joop Spijker, onderzoeker bij Alter-ra, de researchafdeling van de Universiteit van Wa-geningen. “Er is al redelijk veel onderzoek gedaan naar de afzonderlijke componenten die bij aanleg en onderhoud van sportvelden komen kijken. Zoals on-derzoek naar alternatieven voor het bestrijden van onkruid met chemische gewasbestrijdingsmiddelen. Een integrale kijk op alle componenten komt echter nog weinig voor. Toch is in het kader van verduur-zaming juist een integrale benadering van belang.”

ANALYSEEen integrale benadering houdt mede in dat eerst alle componenten van de levenscyclus van een sportveld worden gecombineerd met de belasting

van het milieu, voordat men keuzes gaat maken met betrekking tot aanleg en onderhoudsmethode. “Elke keus heeft een bepaald effect op het milieu. Kies je voor natuurgras, dan betekent dit dat je veel onder-houdsmaatregelen moet treffen: maaien, mest ge-ven, verticuteren, doorzaaien, water geven en soms onkruid bestrijden. Maar ook de keus voor kunst-gras heeft gevolgen. Niet alleen moet ook kunst-gras worden bewaterd en soms van onkruid worden ontdaan. Sommige materialen in kunstgras lekken zware materialen naar het milieu, zoals bijvoorbeeld rubber van oude autobanden. Hierdoor kan zink in de bodem terechtkomen. Daarnaast is de sloop of renovatie van een oud kunstgrasveld potentieel zeer milieubelastend. Soms moet ook de bodem-laag worden afgevoerd, want die kan door uitloging chemisch zijn vervuild. Het afgraven, transporteren en verwerken van chemisch vervuilde grond heeft een zeer grote impact op het milieu. Het is redelijk ingewikkeld om op deze manier de levenscyclus van een sportveld in combinatie met de milieubelasting in kaart te brengen. Analyses van de gevolgen van keuzes zijn al wel gemaakt voor onkruidbestrijding in de openbare ruimte en in de landbouw. Voor sportvelden heb ik ze nog niet gezien.”

WETInmiddels is onderzoek naar gewasbestrijdingsmid-delen die zo min mogelijk het milieu belasten ook actueel geworden voor sportvelden en golfbanen. Het Europese parlement nam op 13 januari 2009 een

EEN INTEGRALE BENADERING VAN AANLEG, ONDERHOUD EN

BEHEER KAN LEIDEN TOT SPORTVELDEN DIE GOED ZIJN VOOR DE

NATUUR, HET MILIEU ÉN DE SPORTERS. EEN BREDERE KIJK KAN OOK

LEIDEN TOT EEN FUNCTIONELE INTEGRATIE VAN SPORTVELDEN EN

DE BEBOUWDE OMGEVING. WAT BIJVOORBEELD TE DENKEN VAN

SPORTVELDEN DIE TIJDELIJK HET HEMELWATER VAN EEN EXTREME

PIEKBUI BERGEN?

TeksT: iJdo GrooT

EEN INTEGRALE BLIK OP AANLEG EN ONDERHOUD VAN SPORTVELDEN

63

REPO

RTA

GE

62

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 32: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

richtlijn aan die pleit voor een duurzaam gebruik van pesticiden. In de richtlijn wordt onder meer gesug-gereerd dat de wetgevers in de EU-lidstaten het ge-bruik van pesticiden verbieden of tot een minimum beperken in gebieden die voor publiek toegankelijk zijn. In Nederland wordt eind 2015 het gebruik van chemische gewasbestrijdingsmiddelen in het (open-baar) groen en op verhardingen verboden. Voor het gebruik op sportvelden en golfbanen is uitstel van

dit verbod gevraagd. “Het verduurzamen van sport-velden en golfbanen is een ingewikkelder proces dan bij veel andersoortig groen”, stelt Joop Spijker, die op dit gebied de Tweede Kamer adviseerde. “De regering heeft eigenaren en beheerders van sport-velden en golfbanen langer de tijd gegeven voor deze verduurzaming. Middels een Green Deal is met de sector afgesproken voor 2017 uit te zoeken op welke wijze de sportvelden in Nederland duurzaam

kunnen worden beheerd. En welke innovaties even-tuele knelpunten kunnen oplossen.”

PLANMATIGDe Branchevereniging voor Sport en Cultuurtech-niek (BSNC) heeft al in 2010 onderzoek laten doen naar de mogelijkheden voor duurzaam terreinbe-heer. Het onderzoek richtte zich op alternatieve methoden voor milieuvriendelijke bestrijding van ziekten, plagen en onkruiden op sportvelden en golfbanen. Uit dit onderzoek blijkt dat chemievrij beheer van sportvelden en golfbanen mogelijk is, maar vraagt om meer gespecialiseerd onderhoud en meer planmatig werken. Spijker: “Door planmatig werken en de juiste keuzes voor onderhoudsmetho-den, wordt het onnodig chemische onkruidbestrij-dingsmiddelen structureel in te zetten. Zo kan een goed doorwortelde grasmat onkruidgroei voorko-men. Om een goede doorworteling te verkrijgen, moeten organische meststoffen worden gebruikt. Hoge kunstmestgiften met stikstof kunnen het bo-demleven aantasten. En daarmee de kracht van de vegetatie. Een andere strategie, die in de gemeente Schijndel is uitgevonden, is na het doorzaaien een grasveld ultrakort maaien en verticuteren. Dit be-voordeelt grassen ten opzichte van kruiden, waar-door de grasmat weer snel sluit en onkruiden niet terugkomen.”

MULTIFUNCTIONEELNaast deze technische, integrale benadering van aanleg en onderhoud kan een bredere kijk ook lei-den tot een functionele integratie van sportvelden en de bebouwde omgeving. Met deze integratie kunnen typisch stedelijke problemen worden ver-minderd. “In stedelijk gebied heeft men last van het hitte-eilandeffect: de temperatuur is tussen bebou-wing gemiddeld hoger dan in een landelijke omge-ving. Bij hittegolven leidt dit tot een hogere sterfte van de bevolking. Natuurlijk groen heeft een gunstig effect op het verlagen van de temperatuur. Zo ook het grasoppervlak van een sportveld of golfbaan. Bij aanleg van sportvelden kan rekening worden ge-houden met een evenwichtige verspreiding over de stad om dit effect zo goed mogelijk te benutten.”

Sportvelden kunnen nog meer, wellicht ongedachte, functies vervullen. “Nu het neerslagpatroon veran-

dert, krijgt Nederland meer en vaker last van extre-me piekbuien. Rioleringstelsels kunnen het afvoeren van het vele hemelwater dat in korte tijd valt, niet aan. Om te voorkomen dat de bebouwing onder water komt te staan, met alle schade van dien, zou het goed zijn als het groen voor een korte tijd het teveel aan water opvangt. Ook sportvelden kunnen als tijdelijke opslag dienen. Natuurlijk moet men eerst bedenken hoe bijvoorbeeld na een etmaal het sportveld weer droog kan zijn, zonder schade aan het veld aan te richten. Toch kan deze oplossing goedkoper blijken te zijn dan het vergroten van de afvoercapaciteit van de riolering,” meent Spijker.Ook integratie met natuurbeheer kan tot verduur-zaming leiden. “Denk bijvoorbeeld eens aan het ge-bruik van bloemen en kruiden in de groenstroken rondom de velden en golfbanen. Hiermee help je de bijen en andere dieren te overleven, alsook bepaalde planten. Dit draagt niet alleen bij aan de groenbele-ving van sportvelden, maar is ook van economisch belang voor de landbouw.”

Meer informatie staat in de rapportage ‘Onkruid ver-gaat niet… zomaar’ van de Branchevereniging Sport en Cultuurtechniek (2010).

“Het verduurzamen van sportvelden en golfbanen is een ingewikkelder proces dan bij veel andersoortig groen”

Nader onderzoekBSNC heeft onlangs, vooruitlopend op het verbod van chemische middelen op sportvelden en golfbanen, diverse opdrachten uitgezet om chemievrij beheer nader te onderzoeken. In de komende vier jaar zal onderzoek worden gedaan naar onder andere innovatieve onkruidbestrijding, innovatieve be-heertechniek, bodemverbetering en curatief beheer en onderhoud.

Vermijd kunstmestEen gezonde grasmat heeft een goede bodemopbouw en een gezond bodemleven, bestaande uit schimmels en micro-organis-men. Dankzij een gezond bodemleven kan zich een vitale en goed doorwortelde grasmat ontwikkelen. Een goed doorwortelde grasmat kan onkruidgroei voorkomen. Bij de aanleg dient al rekening te worden gehouden met onder meer het op gang bren-gen van het bodemleven met micro-organismen in combinatie met organische meststoffen. Het gebruik van kunstmest moet worden vermeden, omdat de hiermee gepaard gaande hoge stikstofgift een aanslag is voor het bodemleven en daarmee op de kracht van de vegetatie. Daarnaast gaat de productie van stikstof gepaard met een hoge uitstoot van broeikasgassen.

65

REPO

RTA

GE

64

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 33: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

Er zijn grosso modo vier soorten van alternatieven voor het gebruik van chemische gewasbeschermings-middelen. Overschakelen op biologische bestrijdings-middelen is de eerste. Gras zo veredelen dat het als het ware zelf een dam opwerpt tegen onkruid is de tweede, want dan heb je geen bestrijdingsmiddelen – chemisch noch biologisch – meer nodig. Eenzelfde ontwikkeling is gaande in het kunstgras. Algen, mos-sen en schimmels kunnen inmiddels ook door biologi-sche middelen effectief bestreden worden. Daarnaast zijn er mechanische onderhoudsoplossingen beschik-baar en vergt kunstgras door voortdurende innovatie van onder- en bovenlaag sowieso minder onderhoud. Een vierde manier is gebruikmaken van slimme pro-ducten en procedés uit de landbouw (zoals precisie-beplanting, -bemesting en -gewasbescherming), die onkruidvorming tot een minimum beperken.

BIOLOGISCHE BESTRIJDINGSMIDDELENNefyto‘Mag het niet meer chemisch? Dan maar biologisch.’ Vanuit die gedachte klop ik aan bij Jo Ottenheim. Hij is secretaris van Nefyto, de brancheorganisatie van de agrochemische industrie in Nederland. In hoeverre richt de branche zich inmiddels op biologische bestrij-dingsmiddelen? Ottenheim: “Ik spreek liever van low risk-middelen. Bij het kijken naar de risico’s van een product gaat het niet alleen om de herkomst, maar ook om de gevolgen van de blootstelling. Ook natuur-lijke producten, neem nicotine en etherische oliën, zijn bij hogere blootstelling namelijk toxisch.”

Ottenheim vertelt dat er op dit moment nog geen lijst met toegestane low risk-middelen is. Dit maakt het voor de beheerders van sportterreinen en recre-atieparken lastig om nu al ervaring op te doen met alternatieven die straks nog wel zijn toegestaan. Wel is er binnen zijn sector steeds meer aandacht voor de ontwikkeling van deze producten. Ottenheim wijst op grote bestrijdingsmiddelenproducenten als Syngenta, Bayer en BASF, die enkele jaren geleden producenten van low risk-middelen hebben overgenomen. “Voor de toelating van deze low risk-middelen zijn nog geen normen en criteria vastgesteld, maar ik heb er vertrou-wen in dat de in juni ondertekende Green Deal hier een boost aan zal geven.” Dus over twee jaar kunnen de beheerders van sportvelden kiezen uit een rijk aanbod aan low risk-middelen? “Ambtelijke molens zijn traag, dus ik houd een slag om de arm.”

Bayer CropScienceBij Bayer CropScience, toonaangevend op het ge-bied van zowel chemische als biologische gewasbe-schermingsmiddelen, vraag ik op welke gronden men momenteel op sport- en recreatieterreinen kiest voor chemische of juist biologische producten. Die vraag is

volgens Pieter van der Linden, Country Group Head Benelux, echter niet eenduidig te beantwoorden. “Dat verschilt per terrein en per beheerder. Diverse overwe-gingen spelen hierbij een rol, zoals de effectiviteit en de beschikbaarheid van een middel. Bovendien heb-ben we niet voor alle problemen een chemische en biologische variant op de markt. Wel zijn al onze pro-ducten, mits toegepast volgens de voorschriften op het etiket, veilig voor mens en milieu.”

Van der Linden vertelt dat het sterk op innovatie ge-richte Bayer CropScience continu werkt aan de ontwik-keling van nieuwe gewasbeschermingsmiddelen. “Re-cent is bijvoorbeeld Serenade in Nederland toegelaten. Dat is een biologisch middel ter bestrijding van schim-mels in de aardbeien-, wortelen-, druiven- en slateelt. De vraag naar biologische middelen neemt wel toe.”

GRASVEREDELINGBarenbrugJan van den Boom, account- en productmanager bij de Koninklijke Barenbrug Groep, verwacht dat het aanstaande verbod op chemische bestrijdingsmidde-len geen ingrijpend effect heeft op de werkzaamhe-den van het in 1904 opgerichte familiebedrijf. “Bij het kweken van onze grassen hebben wij duurzaamheid al jaren hoog in het vaandel staan. Hoe zorgen we er voor dat er minder gemaaid hoeft te worden, gras minder water nodig heeft, onkruid minder kans krijgt? Die vra-gen vormen als het ware ons bestaansrecht.”

Van den Boom verwacht dat greenkeepers, field ma-nagers, verenigingen en gemeenten door de aanstaan-de wetswijziging meer dan voorheen zullen kijken naar de groei- en ontwikkelcijfers van grassen. “Die omslag gaat er zeker komen.” Hij is niet ontevreden over het huidige kennisniveau van beheerders en onderhouds-diensten, maar waarschuwt wel dat het zaak is ze goed te blijven opleiden.

Gevraagd naar de belangrijkste innovatie op het ge-bied van grasveredeling komt Van den Boom uit bij

Branche werkt volop aan alternatieven voor chemische gewasbescherming

ALS HET AAN STAATSSECRETARIS MANSVELD (I&M)

LIGT, KOMT ER IN 2017 EEN VERBOD OP HET GEBRUIK

VAN CHEMISCHE GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN.

SPORT EN RECREATIEVELDEN WORDEN NOG EVEN

VAN DIT VERBOD UITGEZONDERD, MAAR VANAF 2020

ZULLEN OOK DE BEHEERDERS VAN DEZE TERREINEN

OP ZOEK MOETEN NAAR ALTERNATIEVEN OM HUN

VELDEN VRIJ TE HOUDEN VAN ZIEKTEN EN ONKRUID.

ROELOF JAN VOCHTELOO NAM POLSHOOGTE IN DE

MARKT EN NOTEERT WELKE PRODUCTEN, PROCEDÉS,

TECHNOLOGIEËN ET CETERA DOOR DE BRANCHE

WORDEN ONTWIKKELD TER VERVANGING VAN DE

CHEMISCHE BESTRIJDINGSMIDDELEN.

TeksT: roeloF JAn VochTeloo

Beeld: BArenBruG, innoseeds

“GOED ONDERHOUD IS EEN KWESTIE VAN KENNIS EN VOORUITDENKEN”

Links 4TURF-gras, met vier sets chromosomen in plaats van de gebruikelijke twee, rechts Engels raaigras.

Een EM 38-machine met bodemsensor.

67

REPO

RTA

GE

66

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 34: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

RPR (Regenerating Perennial Ryegrass), een zelf her-stellend Engels raaigras met horizontale uitlopers. “Doordat het zich heel snel vestigt heeft onkruid min-der kans en krijg je een goede, wortelende grasmat die minder mest en water nodig heeft.” Barenbrug introdu-ceerde RPR in 2010 in de VS. Twee jaar later werd RPR geïntroduceerd in Nederland, en vervolgens in België en de rest van Europa. AZ en Feyenoord wonnen er in de afgelopen twee seizoenen de prijs voor het beste veld in de Eredivisie mee. Ook liggen er RPR-velden bij Ajax, PSV, Heerenveen, FC Groningen en NEC én wor-den ze al op grote schaal gebruikt door gemeenten, aannemers, sportverenigingen en golfclubs.

Van den Boom geeft ook hoog op van Water Saver, een gras met een diepe beworteling, waardoor het be-ter dan andere grassoorten in staat is om water in de grond te vinden. “Tevens ontwikkelen we grassoorten die minder snel groeien, zodat er minder vaak gemaaid hoeft te worden.”

InnoseedsNaast de Barenbrug-school is er ook een Innoseeds-school, zo blijkt als we Peter de Bruijn, director mar-keting & sales van Innoseeds, om een reactie vragen. De Bruijn: “Waar Barenbrug zich richt op het creëren van uitlopers in de raaigrassen, daar geloven wij meer in het verdubbelen van het aantal chromosomen. Nor-maal hebben de Engelse raaigrasrassen twee sets chromosomen, maar Innoseeds is er in geslaagd ras-sen te kweken met vier sets. Dit 4TURF-gras heeft een betere stress-, en ziektetolerantie. Het kiemt sneller, groeit onder moeilijkere omstandigheden en is dus gewoon een stuk krachtiger. Onze tweede generatie 4TURF-gras draagt de naam Fabian en is sinds afgelo-pen voorjaar op de markt.”

De Bruijn bemerkt nog geen omslag in de werkwijze van sportveldbeheerders vanwege het aanstaande verbod en stelt dat op de Nederlandse sportvelden nooit een cultuur van massaal chemicaliëngebruik heeft geheerst. Binnen de grasveredelingswereld zelf

raakt men ook niet in de war van een inperking meer of minder, legt hij uit. “De laatste jaren hebben we te maken met steeds meer restricties op het gebruik van gewasbescherming, bemesting en beregening. Tel daarbij op dat het weer in Nederland steeds sterkere schommelingen vertoont en je snapt waarom er nóg meer aandacht is gekomen voor de kwaliteit van het gras.” Dat men niet stilgezeten heeft blijkt uit het feit dat het heilige getal van 250 uren voetbalbetreding dat een grasmat mee kan, allang is opgerekt naar 400 uur. “De afgelopen decennia hebben de grasveredelaars in de sportsector grote sprongen voorwaarts gemaakt.”

De Bruijn wijst op nog een trend in sportgrasland: de hybride velden. “Natuurgras- en kunstgrasbedrijven slaan steeds vaker de handen ineen. De Xtramaster van Greenfields en de Grassmaster van Desso zijn voorbeelden van natuurgrasvelden waarin kunstve-zels doorgezaaid zijn. Deze hybride velden zijn langer bespeelbaar dan natuurgrasvelden en goedkoper dan kunstgrasvelden. In de Engelse Premier League zijn ze al in de grootste stadions te vinden.”

KUNSTGRASVan Kessel Sport en CultuurtechniekBeland op het snijvlak van natuur- en kunstgras neemt Paul van Berkel me verder mee in de wereld van het kunstgras. Van Berkel is voorzitter van de commissie kunstgrasonderhoud van BSNC en adviseur/projectlei-der bij Van Kessel Sport en Cultuurtechniek, dat ope-reert vanuit het Gelderse Buren. “Sommige mensen denken van niet, maar net als natuurgras vergt ook kunstgras goed onderhoud. Gemeenten en verenigin-gen hebben door het verbod op chemische gewasbe-scherming dus niet ineens een extra reden om voor een kunstgrasveld te kiezen.” De enige verandering die het aanstaande verbod op chemische gewasbescher-mingsmiddelen met zich meebrengt, aldus Van Berkel, is dat beheerders van natuur- en kunstgrasvelden in de toekomst louter nog de keuze hebben tussen biologi-sche en mechanische onderhoudsoplossingen.

Volgens Van Berkel zijn biologische bestrijdingsmid-delen minder effectief dan chemische, waardoor ze vaker gebruikt moeten worden en meer kosten met zich meebrengen. Daarom pleit hij voor het frequenter mechanisch behandelen van kunstgrasvelden. “Door met een borstelmachine goed door het kunstgras te gaan richt je niet alleen de vezel op; door de beweging krijgen onkruidzaadjes, mossen en algen ook minder kans om zich te ontwikkelen in het systeem. Ook ho-gedrukmachines kunnen het veld borstelen en tege-lijkertijd vrijmaken van haren, huidschilfers en andere kleine afvaldeeltjes.”

Van Berkel benadrukt het belang van goed onderhoud, maar constateert tegelijkertijd dat daar steeds minder aandacht voor is en dat er zelfs behoorlijk op onder-houd wordt bezuinigd. Hij stelt dat steeds meer velden er slecht bij liggen en dat slecht onderhoud of uitstel van onderhoud altijd tot hogere kosten leidt. “Als je het onderhoud een keer overslaat, merk je daar op korte termijn niets van. Het gras blijft mooi groen, maar het vuil hoopt zich op en je krijgt een hard veld met een slechte waterdoorlatendheid. In het ergste geval moet je de toplaag vervangen en ben je veel duurder uit dan wanneer je het veld met zorg had onderhouden. Goed onderhoud is een kwestie van kennis en vooruitden-ken.”

Net als in het natuurgras wordt er in de kunstgrassec-tor voortdurend geïnnoveerd. Van Berkel: “Kunstgras-producenten zijn steeds meer op zoek naar vezels die uit zichzelf langer rechtop blijven staan en naar syste-men die zand en rubber overbodig maken.” Een inte-ressante ontwikkeling is volgens hem het Hydrograss van Domo Sports Grass. “Een deel van de Hydrograss-vezels heeft het vermogen om vanuit een water buf-ferende laag onder het kunstgras kleine beetjes water naar de oppervlakte te transporteren. Daardoor blijft de kunstgrasmat koeler en prettiger bespeelbaar, en is een beregeningsinstallatie overbodig.” Ook het infill-materiaal en de sporttechnische laag van kunstgras is voortdurend onderhevig. “Zo werken wij in ons be-drijf sinds twee jaar met kurk op onze velden. Rubber warmt op en ga je ruiken, dat is bij kurk veel minder het geval. Naast duurzamer is het dus ook prettiger be-speelbaar. De sporttechnische laag van ons kunstgras, RST, is recyclebaar, want gemaakt van gebroken en gewassen baksteen. Uiteindelijk moet een kunstgras-veld van onder naar boven helemaal duurzaam zijn.”

LESSEN UIT DE AKKERBOUWJacob van den BorneIn het Brabantse Reusel – op de grens van Nederland en België – verbouwt Jacob van den Borne op ruim 400  hectare aardappelen, suikerbieten en maïs. De akkerbouwer staat bekend om zijn duurzame en ef-ficiënte aanpak. Zo won hij in 2012 de Internationale Maasprijs door te zorgen voor minder chemicaliën in het water. Al sinds 2000 is Van den Borne bezig met precisie-landbouw. “Het goede doen op het goede moment op de goede plek. Zo kun je mijn aanpak het best samen-vatten. Ik ben afgestapt van de standaardgroeimodel-len en heb gekozen voor een aanpak op maat.” Voor het groeiseizoen scant Van den Borne zijn percelen met een EM 38-bodemsensor, waarna hij bodemkaar-ten maakt, de opbrengstpotentie voor elk perceel be-

rekent en de meest optimale rijpaden uittekent. Dit stelt hem in staat om met een gps-gestuurde tractor de grond op maat te bewerken en volgens een opge-steld plan op precies de juiste plaatsen zijn gewassen te poten.

De inzet van weerpalen en een systeem dat de ziekte-druk van zijn gewassen meet, stelt Van den Borne in staat om op het juiste moment gewasbeschermings-middelen te spuiten. Dit spuiten gebeurt ook nog eens met behulp van RTK- of DGPS-plaatsbepaling, waardoor er van overlap geen sprake is. Tijdens de ge-wasbescherming meet Van den Borne zijn gewas met speciale sensoren en met hetzelfde doel zet hij zelfs UAV’s, vliegtuigen en satellieten in. Ook de beregening en -bemesting van zijn grond en het oogsten van zijn gewassen gebeurt op ingenieuze wijze. Dit alles om verzekerd te zijn van een optimale opbrengst per per-ceel. “Door mijn aanpak bespaar ik één spuitbeurt op elke tien spuitbeurten. Door aan te tonen dat ik mijn chemicaliën effectief gebruik, wil ik bewerkstelligen dat ze toegestaan blijven. Zonder chemicaliën krijg je het onkruid nu eenmaal niet weg. Ik kan me voorstel-len dat een madeliefje op een sportveld geen ramp is, maar op mijn akkers wil ik absoluut geen onkruid. Na-tuurlijk kun je uitwijken naar technische en biologische oplossingen, maar dat zal niet meevallen.”

Zou zijn precisieaanpak ook werken op sportvelden? Van den Borne denkt van wel. “Via mijn loonbedrijf LoonwerkGPS hebben de jongens van De Enk Groen & Golf al enkele malen gebruik gemaakt van mijn sen-soren. Ook heb ik bij de Nederlandse Golf Federatie een presentatie mogen geven. Daardoor weet ik dat het er in de golfwereld om gaat dat het gras 365 da-gen per jaar optimaal bespeelbaar is en er mooi bij ligt. Sportparkbeheerders hebben misschien net weer een ander doel, maar de precisiegedachte blijft overeind. Ze mogen me bellen: ik ben altijd bereid om mee te denken.”

Regenerating Perennial Ryegrass, een zelf herstellend Engels raaigras met horizon-tale uitlopers

“Sommige mensen denken van niet, maar net als natuurgras vergt ook kunstgras goed onderhoud”Paul van Berkel

69

REPO

RTA

GE

68

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 35: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

Zal kunstgras ooit kunnen worden gerecycled tot kunstgras?

DE POPULARITEIT VAN KUNSTGRAS IS DE LAATSTE JAREN SNEL

GEGROEID. MET BEPERKT ONDERHOUD IS KUNSTGRAS IMMERS HET

GEHELE JAAR BRUIKBAAR EN DAT IS EEN GROOT VOORDEEL TEN

OPZICHTE VAN NATUURGRAS. BOVENDIEN IS KUNSTGRAS DOOR

VOORTDURENDE ONTWIKKELING NOG NAUWELIJKS VAN ECHT

TE ONDERSCHEIDEN. ER KLEVEN ECHTER OOK NADELEN AAN

KUNSTGRAS. FABRICAGE, ONDERHOUD EN VERWERKING NA GEBRUIK

ZIJN MILIEUBELASTEND EN DUS MOET DE DUURZAAMHEID VAN

KUNSTGRASSYSTEMEN SCHERP IN DE GATEN WORDEN GEHOUDEN.

RECYCLING IS DAARBIJ VAN ESSENTIEEL BELANG.

TeksT: roBerT BArreVeld

Beeld: ATTero

“ HET SLUITEN VAN DE KETEN IS DE DROOM VAN ELKE RECYCLER”

COLUMN

“Ik heb liever echte borsten, dan kunstborsten.” Dat was jaren geleden mijn antwoord op wat ik vond van kunst-gras. Het was de tijd waarin de siliconen opkwamen. Het leverde mij nog een boze reac-tie op van een mevrouw met borstkanker. Zij voelde zich beledigd en dat was natuurlijk niet mijn bedoeling. Bij deze alsnog mijn verontschuldigin-gen. Ik gaf de voorkeur aan echt gras boven kunstgras.Het was de winter van 1978. Fritz Korbach, de trainer van PEC Zwolle, wilde een oefen-wedstrijd, maar alle velden waren bevroren. Fritz gaf niet op en organiseerde een wedstrijd tegen FC Utrecht, op het kunstgrasveld van hockeyclub Kampong. Het was mijn eerste kennismaking met voetballen op kunstgras. De uitslag weet ik niet meer, maar het gevoel herinner ik me nog prima: alsof je op beton met vloerbedekking speelde. Misschien was dat ook wel zo. Iedereen had de volgende dag stijve spieren en gewrichten.SC Heracles had de primeur: de eerste club in de eredivisie met kunstgras. Ik was toen trainer van FC Groningen. Als tegenstander had je de mogelijkheid om in de week voorafgaand aan de wedstrijd op het veld van Heracles te trainen. Dat deden we dan ook trouw. Vreemd en onwennig, maar geen beton-gevoel meer. Er waren veel

protesten: competitieverval-sing, nepgras, de bal rolt en stuitert niet goed, et cetera. Ook ik was tegenstander. Het valt niet mee als je met iets nieuws begint. Maar SC Heracles krijgt de credits. Ze zijn wat kunstgras betreft baanbrekend geweest. Zes clubs in de Eredivisie spelen er nu op, veel clubs in de Jupiler League en in het amateurvoet-bal heeft kunstgras de velden al grotendeels veroverd. Een groot succes. Internationaal is het in de grote voetballanden nog not done, maar dat is de volgende stap. In de Champi-ons League zie je al regelmatig Russische clubs op kunstgras spelen in de wintermaanden.Zelf was ik er ondertussen al achter dat kunstgras ook zijn voordelen had. Als de gewone velden onbespeel-baar waren, was het een prima alternatief. Zo hebben we bij FC Groningen en SC Heerenveen tientallen keren op kunstgras getraind. De kwaliteit van het ‘namaakgras’ is in de loop der jaren ook enorm verbeterd. Voor mij is de belangrijkste verbetering de demping. Na een training of wedstrijd op kunstgras zijn er nauwelijks nog stijf-heidsklachten. Ook rolt en stuitert de bal nu veel beter.En toen werd ik trainer bij PEC Zwolle. Een club met een kunstgrasveld. Er was bij mij nog wel een drempeltje, maar ik durfde de uitdaging nu wel

aan om trainer te zijn van een club met kunstgras. Anderhalf jaar later kan ik de balans op-maken: zeer positief. Als trai-ner hoef je de training eigenlijk nooit aan te passen aan de veldomstandigheden. Je traint altijd op het hoofdveld, wat een leukere entourage is dan de meeste trainingsvelden. Je zit altijd in je eigen kleedkamer en hoeft niet naar een de trai-ningsaccommodatie te reizen. En niet onbelangrijk: het veld is altijd vlak en je kunt er goed combinatievoetbal op spelen. Een manier van voetballen die past bij de voetbalfilosofie van PEC Zwolle. Conclusie: het bevalt me heel goed om trainer te zijn op kunstgras. Dat betekent trouwens niet dat mijn mening over kunst- en echte borsten veranderd is.

Ron Jans is trainer van PEC Zwolle

Ron Jans

Ik ben om

71

REPO

RTA

GE

70

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID

Page 36: ONZE COREBUSINESS: KENNIS ONTWIKKELEN EN DELEN … Boek_duurzaamheid_magazine.pdfGemeenten bezuinigen en denken na over privatisering van sportaccommodaties, met alle risico’s van

Recyclen van kunstgras is secuur werk en vereist spe-cialistische kennis, zo weten ze bij afvalverwerker At-tero. Als commercieel manager kunststoffen/sorteren houdt Gert Klein zich onder meer bezig met de recy-cling van kunstgras. De heilige graal voor elke recy-cler is het hergebruik van stoffen uit een product ter vervaardiging van datzelfde product. Bij kunstgras-recycling is dat niet anders. Kunstgras van topkwali-teit maken uit kunstgras is echter heel moeilijk, aldus Klein: “Die lat ligt nog heel erg hoog.”

AFVALHet recyclingproces van een kunstgrasveld begint op het moment dat dit bij een vereniging wordt wegge-haald en wordt afgevoerd voor verwerking. De gras-mat wordt vanaf dat moment officieel aangemerkt als

afval en de afvoer en verwerking moeten dan ook aan specifieke regels voldoen. Klein constateert dat er in dat traject nog veel verbetering mogelijk is. “Ik zie nog regelmatig dat verschillende partijen in de markt niet beseffen dat een oud kunstgrasveld juridisch gezien het predicaat ‘afval’ krijgt. De kennis op dit gebied van verenigingen is beperkt en dat snap ik, maar dan is het een kwestie van de juiste mensen inhuren die de kennis wel hebben. Kunstgras valt in een bepaalde afvalcate-gorie en voor die categorie bestaan regels. Er gebeu-ren soms dingen met oud kunstgras die bij wet verbo-den zijn, zoals afvoer naar het buitenland. De eigenaar doet er verstandig aan voor de verwijdering van een veld in ieder geval vast te leggen dat het gaat om af-val en dat het bedrijf dat het veld afvoert, zich aan de regels houdt. Dan is die boodschap in ieder geval af-gegeven aan een partij die de mat komt verwijderen.”

UIT ELKAAR HALENAttero is al jaren marktleider in kunstgrasverwer-king en nam in november 2012 een grote sprong voorwaarts op dit gebied. VAR, inmiddels onderdeel van Attero en specialist in het omzetten van afval in grond- en brandstoffen, nam in die maand een instal-latie in gebruik die het bedrijf in staat stelde maar liefst 95 procent van de materialen van een kunstgrasveld te recyclen. Dat wil zeggen: 95 procent van het ma-teriaal van een kunstgrasveld kan worden hergebruikt voor andere doeleinden. “Een kunstgrasveld kunnen wij helemaal uit elkaar halen en terugbrengen tot zo-genoemde ‘monostromen’”, licht Klein toe. “Van het

kunststof maken wij een nieuwe korrel en die wordt weer als grondstof geleverd aan fabrikanten van kunststof producten. De kunststofvezel wordt echter ook gebruikt in drainagesystemen voor sportvelden.” Ook de instrooimaterialen worden gerecycled. Het rubber kan na grondige reiniging in de meeste ge-vallen worden hergebruikt en met het zand kan het zogenoemde RecycleSportTop (RST) worden gepro-duceerd, een fundatieproduct voor kunstgrasvelden. RST is een lavavervanger en heeft zo een extra posi-tief effect op het milieu. Minder delving van lava houdt immers minder uitstoot van CO2 in.

DROOMBij vrijwel iedereen die de innovatie en snelle ontwik-keling in kunstgrasrecycling door de jaren heen bestu-deert, brandt dezelfde vraag op de lippen: Kan van kunstgras in de toekomst ook weer kunstgras van top-kwaliteit gemaakt worden? “Dat is natuurlijk de droom van elke recycler”, stelt Klein enthousiast. “Voor ons geldt dat ook. Het zou geweldig zijn als we de kunst-stofvezel weer kunnen leveren aan een fabrikant van kunstgrasvelden. In theorie is het niet onmogelijk, maar de praktijk is weerbarstig. Elk veld heeft zijn ei-gen doeleinden en eisen en dus worden veel verschil-lende materialen gebruikt. Bovendien hebben we te maken met innovatie: er worden steeds weer nieuwe materialen gebruikt om het veld te optimaliseren. Als recycler heb je dan het probleem dat je bij elk veld apart moet onderzoeken welk soort kunststof is ge-bruikt. Ook moet je weten hoe oud het veld is en hoe

intensief het is gebruikt. Dit alles maakt het moeilijk vast te stellen wat er gedaan moet worden om een kunststofvezel over te houden die weer voor de fa-bricage van kunstgras van hetzelfde niveau gebruikt kan worden.”

ONDERZOEKHoewel het sluiten van de recyclingketen voor kunst-gras moeilijk te realiseren is, houdt Attero de droom voorlopig springlevend. Het bedrijf begint binnenkort aan een nieuw onderzoek, in samenwerking met Ho-geschool Windesheim en een erkende kunstgrasve-zelfabrikant. Het lijkt een ultieme greep naar de heilige graal in de recyclingwereld. “We hebben er nog niet zoveel over bekendgemaakt, maar het wordt wat wij een additievenonderzoek noemen”, zegt Klein. “We onderzoeken welke invloed een bepaald gebruik heeft op de kunstgrasvezel, en wat er gemiddeld genomen nodig is om een kunststof te leveren die weer klaar is voor productie van een veld. We weten wat de kwali-teit van de kunststof was aan het begin van de levens-duur van de mat. Vervolgens halen we de gebruikte kunstgrasvezel tot op molecuulniveau uit elkaar en bekijken wat we kunnen doen om van die vezel een nieuwe kunstgrasvezel te maken.”

LANDSCAPINGAls het recyclen van kunstgras tot kunstgras van verge-lijkbaar niveau dan zo moeilijk is, wat moet dan wel het ultieme doel zijn? Is het voor een bedrijf als Attero niet beter zich te richten op de recycling van kunstgras tot andere hoogwaardige kunststofproducten? “Die vraag is inderdaad heel actueel”, aldus Klein. “Misschien ligt de lat om een nieuwe vezel te maken wel te hoog. Wij zijn steeds meer aan het bekijken of we kunststof toegepast kunnen krijgen in de productie van ande-re voorwerpen. De komende tijd hopen we met het kunststof van kunstgrasvelden een aantal producten te maken dat gebruikt kan worden op en om het veld. Dan hebben we het over het materiaal voor het bankje langs het veld, maar ook over dug-outs, afvalbakken et cetera.” Ten slotte doet Klein een voorzichtige voor-spelling: “Het moet volgens mij mogelijk zijn tussen nu en tien jaar kunststof uit een kunstgrasveld weer toe te passen bij de ontwikkeling van een kunstgrasvezel. Die is dan misschien niet zo hoogwaardig dat er een WK voetbal op gespeeld kan worden, maar kan wel voor ‘landscaping’ worden gebruikt, onder meer voor bermen en andere groenstroken.”

“Het moet volgens mij mogelijk zijn tussen nu en tien jaar kunst­stof uit een kunstgrasveld weer toe te passen bij de ontwikkeling van een kunstgrasvezel”

Windshi�er

Windshi�er

Trommelzeef Magneet Schudzeef

SchudzeefDoseur

Infill-opwerking

Verkleiner

Halfproduct

inputmateriaal(kunstgras) EindbewerkingNabewerking

Eindproducten- vezel- recidu

Eindproducten- zand- rubber

- vezel

Kunstgrasrecyclinginstallatie

Windshi�er

Windshi�er

Trommelzeef Magneet Schudzeef

SchudzeefDoseur

Infill-opwerking

Verkleiner

Halfproduct

inputmateriaal(kunstgras) EindbewerkingNabewerking

Eindproducten- vezel- recidu

Eindproducten- zand- rubber

- vezel

Kunstgrasrecyclinginstallatie

Windshi�er

Windshi�er

Trommelzeef Magneet Schudzeef

SchudzeefDoseur

Infill-opwerking

Verkleiner

Halfproduct

inputmateriaal(kunstgras) EindbewerkingNabewerking

Eindproducten- vezel- recidu

Eindproducten- zand- rubber

- vezel

Kunstgrasrecyclinginstallatie

73

REPO

RTA

GE

72

MA

GA

ZIN

E DUURZ

AAMHEID