Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze...

148
FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGIE - UGENT Academiejaar: 2016-2017 Ontwikkelingspsychologie II Samenvatting Opgesteld door: Yanah Franki & Laurèl Baele

Transcript of Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze...

Page 1: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGIE - UGENT

Academiejaar: 2016-2017

Opgesteld door: Yanah Franki

Ontwikkelingspsychologie II

Samenvatting

Opgesteld door: Yanah Franki & Laurèl Baele

Page 2: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

1

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Ontwikkelingspsychologie II

Samenvatting

ALGEMEEN OVER DEZE SAMENVATTING: Deze samenvatting is opgesteld aan de hand van

o Boek: ‘Vitamines voor groei’ o Lesnotities o Slides

Opgesteld door o Laurèl Baele

o Yanah Franki

Geldig voor o 2de bach psychologiestudenten - UGent o Academiejaar 2016-2017

Doel van deze samenvatting o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document

moet raadplegen. Dit omwille van het feit dat zowel de boek, slides als lesnotities hierin verwerkt zijn.

Page 3: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

2

INHOUDSOPGAVE LES 1

1. BESPIEGELING OVER ONTWIKKELING EN OPVOEDING ............................................................ 9

1.1. TOEGENOMEN KENNIS, ZORG EN DRUK =1STE BESPIEGELING ............................................. 9

1.2. TOEGENOMEN ONTWIKKELINGSMOGELIJKHEDEN = 2DE BESPIEGELING ................................. 9

1.3. OVER MONDIGHEID, BRUTALITEIT EN EEN TOENEMENDE ROEP OM GRENZEN IN DE OPVOEDING .. 9

2. HOE TOONT (GEFNUIKTE) GROEI ZICH? EEN TOELICHTING BIJ DE OPBOUW VAN DIT BOEK ............... 10

2.1. DE ZELF-DETERMINATIE THEORIE ALS RODE DRAAD ..................................................... 10

2.2. STRUCTUUR VAN HET HANDBOEK ........................................................................... 11

2.2.1. VITAMINES VOOR GROEI ............................................................................... 11

2.2.2. MANIFESTATIEVORMEN VAN GROEI .................................................................. 11

2.2.3. MANIFESTATIEVORMEN VAN GEFNUIKTE GROEI .................................................... 12

2.2.4. DE WORTELS VAN (GEFNUIKTE) GROEI .............................................................. 12

3. WAT IS DE MEERWAARDE VAN DIT HANDBOEK? .................................................................. 13

1. PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTES: HET HART VAN DE ZDT .................................................. 16

1.1. DE BEVOORRECHTE PLAATS VAN PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTES .................................. 16

1.2. HERINTERPRETATIE VAN DE BESPIEGELING UIT DE INLEIDING ........................................... 17

2. KARAKTERISERING VAN DE PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTES ............................................... 17

2.1. WAT DE ZDT-BEHOEFTES WÉL ZIJN ......................................................................... 17

2.1.1. BEHOEFTE ALS INHERENTE PSYCHOLOGISCHE VEREISTEN ......................................... 17

2.1.2. EEN OCEAAN AAN EMPIRISCHE ONDERSTEUNING ................................................... 18

2.2. WAT DE ZDT-BEHOEFTES NIÉT ZIJN ........................................................................ 19

2.2.1. BEHOEFTES ALS AANGELEERDE VOORKEUREN ...................................................... 19

2.2.2. IS BEHOEFTEBEVREDIGING GUNSTIG VOOR ZIJ DIE ER GEEN BEHOEFTE AAN HEBBEN .......... 19

3. UNIVERSELE VITAMINES VOOR GROEI EN LEVENSGELUK ........................................................ 20

3.1. DE ENE DAG IS DE ANDERE NIET: SCHOMMELINGEN IN HET EIGEN FUNCTIONEREN .................. 20

3.2. BESTAAT ER VERVALDATA EN GEVOELIGE PERIODES VOOR PSYCHOLOGISCHE BEHOEFTES?......... 21

3.3. ZIJN OOK AZIATEN, AFRIKANEN EN ZUID-AMERIKANEN GEBAAT BIJ BEHOEFTEBEVREDIGING? .... 21

4. OVER BEHOEFTEFRUSTRATIE, PROBLEEMGEDRAG EN PATHOLOGISCH FUNCTIONEREN.................... 21

4.1. BEHOEFTEFRUSTRATIE ALS VERGIF ........................................................................... 21

4.2. BEHOEFTE ONDERMIJNENDE OMGEVING ................................................................... 22

1. WAAROM DEZE DRIE BEHOEFTES? DE ELEGANTIE VAN SPAARZAAMHEID ..................................... 24

1.1. IEDEREEN HEEFT TOCH BEHOEFTE AAN EEN POSITIEF ZELFBEELD? ...................................... 24

1.1.1. EIGENWAARDE ALS GEWENSTE UITKOMST........................................................... 24

1.1.2. VOORWAARDELIJKE EIGENWAARDE .................................................................. 24

1.1.3. ZIJDELINGSE BENADERING ............................................................................. 25

1.2. WE HEBBEN TOCH EEN BEHOEFTE AAN VEILIGHEID/ZEKERHEID MASLOWS BEHOEFTEPIRAMIDE .. 25

1.2.1. BEHOEFTEPIRAMIDE ..................................................................................... 25

1.2.2. HIËRARCHISCHE RANGORDE........................................................................... 26

1.2.3. KANTTEKENINGEN ...................................................................................... 27

1.3. OVER FYSIOLOGISCHE EN PSYCHOLOGISCHE BEHOEFTES ................................................. 27

1.4. VERDIENT DE SHORTLIST MET PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTES UITBREIDING? .................... 29

1.4.1. SPAARZAAMHEID ........................................................................................ 29

Page 4: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

3

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

1.4.2. COMPETITIE TUSSEN BEHOEFTES ...................................................................... 29

2. WAT DOEN BEHOEFTEFRUSTRERENDE ERVARING MET ONZE BEHOEFTE ZELF? .............................. 29

2.1. OP ZOEK NAAR BEHOEFTEHERSTEL .......................................................................... 30

2.1.1. HOE OMGAAN MET BEHOEFTEFRUSTRATIE .......................................................... 30

2.1.2. BESPIEGELINGEN ......................................................................................... 30

2.2. OVER ‘BEHOEFTEGEVOELIGHEID’ ........................................................................... 30

3. EEN VISIE OP DE MENSELIJKE NATUUR: OVER GROEIMOGELIJKHEDEN EN KWETSBAARHEDEN ............. 30

3.1. DE ORGANISMISCHE-DIALECTISCHE MENSVISIE ............................................................ 30

3.2. VERGELIJKING MET ANDERE PERSPECTIEVEN ............................................................... 32

4. UITLEIDING: VOORDELEN VAN HET BENOEMEN VAN DE VITAMINES VOOR GROEI ........................ 33

................................................................................................................................. 35

1. INLEIDING .............................................................................................................. 35

2. HET SOORT AANGEREIKTE NORMEN EN WAARDEN .............................................................. 35

3. WIE MAG OVER WAT BESLISSEN? .................................................................................... 36

4. GEHOORZAAMHEID: EEN OVERSCHATTE KWALITEIT? ........................................................... 37

5. VERZET: EEN ONVERMOED INTERESSANT FENOMEEN OF ZELFS EEN ONDERSCHATTE KRACHT? .......... 37

1. HET GEWETEN......................................................................................................... 38

1.1. CRUCIALE BESTANDDELEN .................................................................................... 38

1.2. TOEGEWIJDE GEHOORZAAMHEID ALS VOORLOPER VAN HET GEWETEN ............................... 38

2. LEEFTIJDSGEBONDEN VERSCHUIVINGEN ........................................................................... 41

2.1. STELLEN KINDEREN ZICH INSCHIKKELIJKER OP NAARMATE ZE OUDER WORDEN? .................... 41

2.2. ONTWIKKELT HET SOORT OUDERLIJK VERZOEK ZICH AFHANKELIJK VAN DE LEEFTIJD VAN HET KIND? 41

3. TYPES GEHOORZAAMHEID EN MOREEL FUNCTIONEREN ........................................................ 42

3.1. WAT ALS KINDEREN HET VERZOEK NIET INWILLIGEN ..................................................... 42

3.2. WAT ALS OUDERS HUN KINDEREN VOORTDUREND ACHTER DE VEREN MOETEN ZITTEN ........... 42

4. BESCHOUWINGEN .................................................................................................... 43

1. HET GROEIPROCES INTRINSIEKE MOTIVATIE ...................................................................... 45

1.1. OVER NIEUWSGIERIGHEID EN VERWONDERING ........................................................... 45

1.2. DE VOEDINGSBODEM VAN INTRINSIEKE MOTIVATIE: PSYCHOLOGISCHE BEHOEFTEBEVREDIGING .. 46

1.3. ALARMEREND NIEUWS: DALING IN HET LEERPLEZIER..................................................... 47

1.4. WAT ALS DE TAAKVREUGDE ONTBREEKT?.................................................................. 47

2. NAAR PERSOONLIJKE AANVAARDING: HET INTERNALISATIEPROCES........................................... 49

2.1. EIGENAARSCHAP VERWERVEN ................................................................................ 50

2.2. NAAR TOENEMENDE EIGENAARSCHAP ...................................................................... 51

2.2.1. EXTERNE DRUK .......................................................................................... 51

2.2.2. INTERNE DRUK........................................................................................... 51

2.2.3. VOLWAARDIG EIGENAARSCHAP ....................................................................... 52

2.3. BEHOEFTEBEVREDIGING ALS KATALYSATOR VAN HET INTERNALISATIEPROCES ....................... 53

2.4. MOTIVATIONEEL VOCABULARIUM: COMPLEX, MAAR ELEGANT ......................................... 53

2.4.1. OVER MOETIVATIE EN ZIN OF ‘GOESTING’ .......................................................... 53

2.4.2. THEORETISCHE MUGGENZIFTERIJ? OVER INTERNE EN EXTERNE REGULATIE ................... 54

2.4.3. HET PARAPLUBEGRIP AUTONOMIE: VRIJWILLIG FUNCTIONEREN EN ONAFHANKELIJKHEID .. 54

2.4.3.1. AUTONOMIE ALS ONAFHANKELIJKHEID ....................................................... 54

Page 5: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

4

2.4.3.2. AUTONOMIE ALS VRIJWILLIG FUNCTIONEREN ................................................ 55

2.4.3.3. ONAFHANKELIJKHEID, VRIJWILLIG FUNCTIONEREN EN DE AANPASSING VAN JONGEREN55

2.4.3.3.1. PSYCHO-ANALYTISCHE VISIE VS. ZDT: KORT VERGELEKEN ............................. 55

2.4.3.3.2. OVERZICHT VAN DE COMBINATIE VAN VERSCHILLENDE AUTONOMIEPERSPECTIEVEN55

2.5. WAT DE ZDT EN KOCHANSKA (NIET) DELEN .............................................................. 56

3. DE ONTWIKKELING EN VOORDELEN VAN VRIJWILLIGE MOTIVATIE ............................................ 57

3.1. EEN ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGISCHE KIJK OP HET ZELFDETERMINATIECONTINUÜM ............. 57

3.1.1. EEN MOOI GEORDEND PATROON ..................................................................... 57

3.1.2. LEEFTIJDSGEBONDEN ONTWIKKELING ............................................................... 57

3.1.3. ZIJN SOMMIGE NORMEN GEMAKKELIJKER TE AANVAARDEN DOOR JONGEREN DAN ANDEREN?58

3.2. DE EFFECTEN VAN MOETIVATIE EN VRIJWILLIGE MOTIVATIE ............................................. 59

3.2.1. VOORBEREIDINGSFASE .................................................................................. 59

3.2.2. TAAKUITVOERING ....................................................................................... 60

3.2.3. FUNCTIONEREN IN PRESTATIESITUATIES ............................................................. 60

3.2.4. OPEN EN DEFENSIEF FUNCTIONEREN EN WELBEVINDEN. .......................................... 60

4. BESLUIT: WAAROM INVESTEREN IN DE GROEIPROCESSEN INTRINSIEKE MOTIVATIE EN INTERNALISATIE? 61

1. “MEER KARAKTER, DAT HEEFT MIJN KIND NODIG!” .............................................................. 62

2. OVER VRIJWILLIGE EN GEDWONGEN ZELFBEHEERSING .......................................................... 64

2.1. SCHULD ALS MOREEL ALARMSIGNAAL EN ALS MOTIVATIONELE DRIJFVEER VOOR ZELFBEHEERSING64

2.2. VRIJWILLIGE ZELFBEHEERSING VERGT MINDER ENERGIE.................................................. 66

2.3. MORELE SENSITIVITEIT: INTRINSIEKE MOTIVATIE ALS ALTERNATIEF VOOR ZELFBEHEERSING ....... 67

3. EERST EXTERNE CONTROLE EN DAN PAS ZELFBEHEERSING? .................................................... 69

3.1. IS HET ZELFDETERMINATIECONTINUÜM EEN STADIAMODEL? ............................................ 69

3.2. IS EXTERNE DRUK EEN NOODZAKELIJKE SPRINGPLANK OP WEG NAAR EIGENAARSCHAP EN PLEZIER?70

4. ZELFBEHEERSING VERONDERSTELT ZELFSTANDIGHEID .......................................................... 71

5. VERSCHILLENDE MENSVISIES: GROEI- VERSUS DEFICITMODELLEN/TEKORTMODELLEN .................... 72

1. ONGEHOORZAAMHEID IN KOCHANSKA’S VISIE .................................................................. 74

1.1. TYPES ONGEHOORZAAMHEID ................................................................................ 74

1.2. EEN ZAAK VAN ONWIL OF ONKUNDE? ...................................................................... 74

1.3. ONTWIKKELING VAN VERSCHILLENDE TYPES ONGEHOORZAAMHEID .................................. 75

1.4. VERBRANDEN TUSSEN DE TYPES ONGEHOORZAAMHEID EN ONTWIKKELINGSUITKOMSTEN. ........ 76

2. EEN MOTIVATIONELE ANALYSE VAN ONGEHOORZAAMHEID OP BASIS VAN ZDT ............................ 77

2.1. ALS ONTMOEDIGING DE OVERHAND NEEMT: AMOTIVATIE............................................... 77

2.2. NAAR EEN GENUANCEERDE VISIE OP MOTIEVEN VOOR ONGEHOORZAAMHEID ....................... 77

2.2.1. ALS OPSTANDIGHEID HOOGTIJ VIERT: GEDWONGEN ONGEHOORZAAMHEID .................. 77

2.2.2. ALS REDELIJKHEID EN REFLECTIE PREVALEREN: AUTONOME ONGEHOORZAAMHEID ......... 78

2.3. GEVOLGEN VAN GEDWONGEN ONGEHOORZAAMHEID ................................................... 79

2.4. WORTELS VAN GEDWONGEN ONGEHOORZAAMHEID: DE ROL VAN AUTONOMIE EN BEHOEFTEFRUSTRATIE

80

2.5. DE VERGELIJKING TUSSEN KOCHANSKA EN DE ZDT ...................................................... 80

3. BESLUIT: NAAR EEN POSITIEVE KIJK OP ONGEHOORZAAMHEID ................................................ 81

1. INLEIDING: KINDERDROMEN ........................................................................................ 82

1.1. IDENTITEIT EN ZELFBESCHRIJVING ........................................................................... 82

1.2. INDIVIDUALISERING VAN DE LEEFWERELD .................................................................. 83

Page 6: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

5

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

1. ERIKSONS IDENTITEITSHEORIE ...................................................................................... 84

1.1. IDENTITEITSINTEGRATIE VS. IDENTITEITSVERWARRING .................................................. 84

1.1.1. LEVENSVERLOOPTHEORIE ............................................................................. 84

1.1.2. IDENTITEITSINTEGRATIE ................................................................................ 85

1.1.3. IDENTITEITSVERWARRING.............................................................................. 86

1.1.4. IDENTITEIT ALS CULMINATIEPUNT VAN DE PERSOONLIJKHEIDSONTWIKKELING ............... 86

1.2. WANNEER ZIJN JONGEREN RIJP OM EEN STAP TE ZETTEN IN HUN IDENTITEITSONTWIKKELING .... 87

1.2.1. VOORWAARDEN......................................................................................... 87

1.2.2. INSTITUTIONEEL MORATORIUM ....................................................................... 88

2. VERSCHILLEN IN IDENTITEITSONTWIKKELING: MARCIA’S IDENTITEITSSTATUSMODEL ..................... 88

2.1. DE EENVOUD EN HERKENBAARHEID VAN HET IDENTITEITSSTATUSMODEL ............................. 88

2.1.1. IDENTITEITSDIMENSIES .................................................................................. 88

2.1.2. VERSCHILLEN IN IDENTITEITSONTWIKKELING: DE ROL VAN IDENTITEIT STATUSSEN .......... 89

2.2. HOE STAAN JONGEREN UIT VERSCHILLENDE IDENTITEIT STATUSSEN IN HET LEVEN? ................. 90

2.3. HOE ONTWIKKELEN JONGEREN UIT DE IDENTITEIT STATUSSEN ZICH NAARMATE JONGEREN OUDER

WORDEN? .................................................................................................................. 90

3. NAAR EEN MEER DYNAMISCHE BENADERING VAN IDENTITEITSONTWIKKELING.............................. 93

3.1. KRITIEK OP HET IDENTITEITSTATUSMODEL ................................................................. 93

3.2. INHOUDELIJKE VERNIEUWING: NAAR EEN VERFIJNDE VISIE OP EXPLORATIE EN BINDING ............ 94

3.3. “CHILL MAN, NO WORRIES” OVER ZORGELOOS VERWARDEN ........................................... 94

3.4. WAT ALS HET EXPLORATIEPROCES VASTLOOPT? PIEKERENDE EXPLORATIE ONDERZOCHT. ........ 95

4. BESLUIT: EVEN SAMENVATTEN ...................................................................................... 96

1. INLEIDING: DE FUNCTIES VAN HET INTERN KOMPAS ............................................................. 97

2. DE ZDT-VERSIE OP HET WAAROM VAN HET INTERN KOMPAS.................................................. 97

2.1. ZELF-AANGENOMEN EN TOEBEDEELDE IDENTITEIT ....................................................... 97

2.1.1. ZELFAANGENOMEN IDENTITEITEN: SLEUTELBESLISSINGEN OP SCHARNIERMOMENTEN ....... 97

2.1.2. ALS HET LEVEN AAN DE DEUR KLOPT: WAT ALS EEN IDENTITEIT ONS ONVERWACHT WORDT

TOEBEDEELD? .......................................................................................................... 98

2.1.2.1. AANGENOMEN VS. TOEBEDEELDE IDENTITEIT ................................................ 98

2.2. DE OPBOUW VAN HET INTERN KOMPAS: EEN PROCESBENADERING ................................... 100

2.2.1. NAAR VEREENZELVIGING: OVER HALFSLACHTIGE EN AUTHENTIEKE IDENTITEITSKEUZES .. 100

2.2.1.1. HALFSLACHTIGE IDENTITEITSKEUZES ........................................................ 101

2.2.1.2. AUTHENTIEKE IDENTITEITSKEUZES .......................................................... 101

2.2.1.3. OBSESSIEVE EN HARMONIEUZE PASSIE ....................................................... 102

2.2.2. NAAR VERZOENING: EN VERRIJKING: OVER AANVAARDE EN NIET-AANVAARDE TOEBEDEELDE

IDENTITEIT 102

2.3. VITAMINES VOOR DE ONTWIKKELING VAN HET INTERN KOMPAS ..................................... 103

2.3.1. BEHOEFTEBEVREDIGING ALS KATALYSATOR ....................................................... 103

2.3.2. BEHOEFTEFRUSTRATIE ALS RISICOFACTOR ........................................................ 103

3. VERHELDERING VAN DE NOTIE INTERN KOMPAS: RELATIE MET BESTAANDE IDENTITEITSKADERS ....... 104

4. EMPIRISCHE ONDERSTEUNING VOOR DE ONTWIKKELING VAN HET INTERN KOMPAS ..................... 104

1. WANNEER BLIJFT ONS INTERN KOMPAS OP KOERS EN RAKEN WE HET NOORDEN KWIJT? ................ 105

1.1. WAT ALS FINANCIEEL SUCCES EN HET SCHOONHEIDSIDEAAL DE IDENTITEITSVORMING KLEUREN?105

1.1.1. EXTRINSIEKE EN MATERIALISTISCHE WAARDEN ................................................... 105

Page 7: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

6

1.1.2. INTRINSIEKE OF GROEIBEVORDERENDE WAARDEN ............................................... 105

1.1.3. VERHOUDING TUSSEN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE WAARDEN ................................ 106

1.1.4. VERSCHILLEN DE LEVENSSTIJLEN: DE ‘ZIJN’-ORIËNTATIE EN DE ‘HEBBEN’-ORIËNTATIE .... 107

2. HOE STAAN MENSEN MET EEN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE GEORIËNTEERDE IDENTITEIT IN HET LEVEN?108

2.1. HET PERSOONLIJKE, SOCIALE EN MAATSCHAPPELIJKE VOORDEEL VAN EEN ‘ZIJN’-VERSUS ‘HEBBEN’-ORIËNTATIE ............................................................................................................. 108

2.1.1. PERSOONLIJK WELBEVINDEN ........................................................................ 108

2.1.2. VAN PERSOONLIJK NAAR SOCIAAL FUNCTIONEREN .............................................. 108

2.1.3. ECOLOGISCH BEWUSTZIJN EN HANDELEN ......................................................... 108

2.2. SOORTEN LEVENSDOELEN EN ERIKSONS LEVENSLOOPTHEORIE....................................... 109

2.3. SOORTEN IDENTITEITEN EN VITAMINES VOOR GROEI ................................................... 109

2.3.1. AANDACHTSVERSCHUIVING ......................................................................... 110

2.3.2. SOCIALE VERGELIJKING ............................................................................... 110

2.3.3. VOORWAARDELIJKE BENADERING .................................................................. 110

3. “JA, MAAR…!”: KRITISCHE PERSPECTIEVEN ..................................................................... 111

3.1. WAT ALS MIJN NAASTE OMGEVING EXTRINSIEKE IDEALEN AANMOEDIGT? ........................... 111

3.1.1. NIET DE INHOUD VAN WAARDEN, MAAR DE MATCH MET DE OMGEVING TELT! .............. 111

3.1.2. HOE IS HET MET HET WAARDEPATROON VAN ECONOMIE EN RECHTENSTUDENTEN GESTELD?111

3.2. WAT ALS IEMAND FINANCIEEL SUCCESVOL IS? ........................................................... 112

3.2.1. GEREALISEERDE EXTRINSIEKE EN INTRINSIEKE LEVENSDOELEN ................................. 112

3.2.2. WAT ALS IK EEN LAAG INKOMEN HEB EN FINANCIEEL ONZEKER BEN? ......................... 113

4. VALT DE OPMARS VAN EEN MATERIALISTISCHE LEVENSSTIJL TE STOPPEN? .................................. 114

4.1. VERSCHUIVINGEN VAN GENERATIE TOT GENERATIE EN BINNEN DE MENSELIJKE LEVENSLOOP .... 114

4.1.1. INTERGENERATIONELE VERSCHUIVINGEN: IS MATERIALISME IN OPMARS ...................... 114

4.1.2. LEEFTIJDSGEBONDEN ONTWIKKELING ............................................................. 114

4.2. WORTELS VAN EEN INTRINSIEKE EN EEN EXTRINSIEKE GEORIËNTEERDE IDENTITEIT ............... 115

4.2.1. HET ‘GOEDE’ LEVEN IN ONZE CONSUMPTIESAMENLEVING ...................................... 115

4.2.1.1. MODELLERING .................................................................................. 115

4.2.1.2. VERMINDERDE BLOOTSTELLING AAN MATERIALISTISCHE BOODSCHAPPEN EN VERSTERKEN VAN

INTRINSIEKE WAARDEN ......................................................................................... 115

4.2.2. OVER BEHOEFTEFRUSTRATIE EN EEN ERSATZ-IDENTITEIT ....................................... 116

4.2.2.1. VERSTERKEN VAN DE WEERBAARHEID: DE ROL VAN EEN BEHOEFTE-ONDERSTEUNENDE

OMGEVING 116

1. INLEIDING: EEN AANTAL BESPIEGELINGEN OVER OPVOEDING ................................................ 117

1.1. OPVOEDING: EEN ‘HOT ISSUE’ ............................................................................. 117

1.2. PRILLE TOENADERING TUSSEN DE ‘KLASSIEKE’ OPVOEDINGSLITERATUUR EN DE ZDT? ........... 117

1. VERSCHILLENDE TYPES OPVOEDING: DE CONFIGURATIONELE BENADERING ............................... 119

1.1. EEN OPVOEDINGSSTIJL: HET GEHEEL IS MEER DAN DE SOM VAN DE DELEN .......................... 119

1.2. TYPES OPVOEDING ........................................................................................... 119

1.2.1. OVER GEZAGHEBBENDE EN PERMISSIEVE OUDERS EN NOG VEEL MEER ........................ 119

1.2.2. DEMOCRATISCHE OUDERS ZIJN TE SOFT, ALDUS BAUMRIND ................................... 121

1.3. DOET HET ERTOE WELKE OPVOEDINGSSTIJL OUDERS HANTEREN? ................................... 121

1.3.1. WELKE OPVOEDINGSSTIJL HEEFT DE MEESTE GUNSTIGE EFFECTEN ............................ 121

1.3.2. IS ER BEWIJS VOOR EEN HISTORISCHE SLINGERBEWEGING: VAN AUTORITAIR NAAR PERMISSIEF EN

TERUG 122

Page 8: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

7

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

1.3.3. WAT ALS MOEDER EN VADER ER EEN VERSCHILLENDE OPVOEDINGSSTIJL OP NAHOUDEN? 122

2. DE ONTLEDING VAN OPVOEDING: DE DIMENSIONELE OPVOEDINGSBENADERING ......................... 124

2.1. RESPONSIVITEIT .............................................................................................. 124

2.1.1. WAT IS OUDERLIJKE RESPONSIVITEIT ............................................................... 124

2.1.2. WAAROM IS OUDERLIJKE RESPONSIVITEIT BEVORDERLIJK VOOR DE ONTWIKKELING ....... 124

2.2. ZIJN ALLE VORMEN VAN OUDERLIJKE CONTROLE GUNSTIG............................................ 124

2.2.1. EEN OOGJE IN HET ZEIL HOUDEN: GEDRAGSMATIGE CONTROLE ............................... 124

2.2.2. PSYCHOLOGISCHE MANIPULATIE VAN KINDEREN: PSYCHOLOGISCHE CONTROLE ........... 125

2.2.2.1. DIEPGRAVENDE ANALYSE ...................................................................... 125

2.2.2.2. EEN BROODNODIGE OPDELING ............................................................... 126

2.2.2.3. HET TOXISCH EFFECT VAN PSYCHOLOGISCH CONTROLEREND OPVOEDEN NADER VERKLAARD

126

2.2.2.4. KRITISCHE BEDENKINGEN: MISSCHIEN IS DE ZAAK TOCH COMPLEXER .................. 127

2.2.3. EEN KLETS OP DE BILLEN, DAT KAN TOCH GEEN KWAAD? ....................................... 127

2.2.3.1. DE UITKOMSTEN VAN LICHAMELIJK STRAFFEN IN KAART GEBRACHT .................... 127

2.2.3.2. MAAR IS LICHAMELIJKE STRAFFEN DAN NOOIT WENSELIJK ............................... 127

2.2.3.3. FYSIEK STRAFFEN: EEN EXTREME VORM VAN GEDRAGSMATIGE CONTROLE ............ 128

3. EEN HELIKOPTERPERSPECTIEF: TRENDS IN DE OPVOEDINGSLITERATUUR .................................. 128

INLEIDING ................................................................................................................... 129

1. ALS KINDEREN HET GEVOEL HEBBEN ZICHZELF TE MOGEN ZIJN: DE ROL VAN AUTONOMIEONDERSTEUNING

129

1.1. GRONDHOUDING EN BOUWSTENEN....................................................................... 130

1.1.1. GRONDHOUDING: NIEUWSGIERIGHEID, OPENHEID EN VERTROUWEN ........................ 130

1.1.2. BOUWSTENEN VAN AUTONOMIEONDERSTEUNEND OPVOEDEN ................................ 131

1.2. VERBAND MET KLASSIEKE OPVOEDINGSCONCEPTEN .................................................... 132

1.2.1. PSYCHOLOGISCH CONTROLEREND EN AUTORITAIR OPVOEDEN ............................... 132

1.2.2. KUNNEN AUTONOMIEONDERSTEUNENDE OUDERS AFHANKELIJKHEID BIJ HUN KINDEREN TOLEREREN? 133

1.2.2.1. CONCEPTUELE HELDERHEID: OVER WELK TYPE AUTONOMIE HEBBEN WE HET? ...... 133

1.2.2.2. PRAKTIJKIMPLICATIES .......................................................................... 133

2. ALS KINDEREN HUN VAARDIGHEDEN KUNNEN ONTPLOOIEN: DE ROL VAN STRUCTUUR ................. 134

2.1. GRONDHOUDING EN BOUWSTENEN....................................................................... 134

2.1.1. GRONDHOUDING: FOCUS OP HET PROCES EN ZELFONTPLOOIING ............................. 134

2.1.2. BOUWSTENEN VAN STRUCTUUR .................................................................... 135

2.2. STAAT AUTONOMIE-ONDERSTEUNEND OPVOEDEN HAAKS OP HET STELLEN VAN EEN GRENS? ... 136

2.2.1. EEN FILOSOFISCHE BESPIEGELING: OVER POSITIEVE EN NEGATIEVE VRIJHEID ................. 136

2.2.2. OVER DE COMBINATIE VAN STRUCTUUR EN AUTONOMIE-ONDERSTEUNING ................. 137

2.2.3. HOE KUNNEN WE DE AANVAARDING VAN EEN VERBOD STIMULEREN? ........................ 137

2.3. RELATIE TOT KLASSIEKE OPVOEDINGSCONCEPTEN ..................................................... 138

2.3.1. GEDEELDE EN UNIEKE ELEMENTEN VAN GEDRAGSMATIGE CONTROLE EN STRUCTUUR ..... 138

2.3.2. PERMISSIEF, GEZAGHEBBEND EN DEMOCRATISCH OPVOEDEN .................................. 138

3. ALS KINDEREN GENEGENHEID ERVAREN: DE ROL VAN RELATIONELE STEUN ............................... 139

3.1. GRONDHOUDING EN BOUWSTENEN....................................................................... 139

3.1.1. GRONDHOUDING: LIEFDE EN ZORGZAAMHEID ................................................... 139

Page 9: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

8

3.1.2. BOUWSTENEN VAN RELATIONELE STEUN .......................................................... 139

4. EEN OCEAAN AAN EMPIRISCHE ONDERSTEUNING VOOR DE GROEIBEVORDERENDE ROL VAN

BEHOEFTEONDERSTEUNEND OPVOEDEN ............................................................................... 140

4.1. DE VOORDELEN OP VELE TERREINEN ..................................................................... 140

4.1.1. SCHOOLSE EN COGNITIEVE ONTWIKKELING ...................................................... 140

4.1.2. SOCIALE EN EMOTIONELE ONTWIKKELING ........................................................ 140

4.1.3. MORELE ONTWIKKELING EN IDENTITEITSONTWIKKELING ...................................... 141

4.2. HET SAMENSPEL TUSSEN VERSCHILLENDE DIMENSIES VAN EEN BEHOEFTEONDERSTEUNENDE OPVOEDING

141

5. VAN DE THEORIE NAAR DE PRAKTIJK: DE DIEPGAANDERE BESPREKING VAN EEN AANTAL BOUWSTENEN142

5.1. “IK BEN HIER NOG ALTIJD DE BAAS IN HUIS!” HOE KUNNEN OUDERS MOTIVEREND COMMUNICEREN NAAR

JONGEREN? .............................................................................................................. 142

5.2. KEUZE EN DIALOOG ALS HEFBOMEN VOOR AUTONOMIE ............................................... 143

5.3. “WAAROM?” DOE HET NU MAAR, DAT BEGRIJP JE LATER WEL! HET BELANG VAN EEN ZINVOLLE DUIDING

143

5.4. BELONEN VAN GEWENST GEDRAG: EEN GOED IDEE? .................................................... 144

5.4.1. BELONING VOOR INTRINSIEK BOEIENDE ACTIVITEITEN .......................................... 144

5.4.2. BELONING VOOR VERVELENDE ACTIVITEITEN ..................................................... 145

5.5. ALS-DAN-OPVOEDING: ALS LIEFDE EN AFFECTIE VERDIEND MOETEN WORDEN ..................... 145

5.5.1. POSITIEVE EN NEGATIEVE VOORWAARDELIJKE AANDACHT ..................................... 145

5.6. HET PERSPECTIEF VAN HET KIND INNEMEN ............................................................... 146

5.6.1. ALS KINDEREN OPSTANDIG WORDEN ............................................................... 146

5.6.2. BIJ DE INTRODUCTIE VAN EEN VERVELENDE TAAK ............................................... 146

Page 10: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

9

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

INLEIDING

1. Bespiegeling over ontwikkeling en opvoeding

1.1. Toegenomen kennis, zorg en druk =1 s te bespiegel ing

Toegenomen kennis o Kennis rond ontwikkelingsmijlpalen en opvoeding is exponentieel toegenomen.

Toegenomen zorg

o Aantal hulpverleners is toegenomen zorgleerkrachten, opvoedingswinkels

Meten is weten

o Meten is weten, maar niet alle cijfermateriaal is even motiverend en behulpzaam

Het is afhankelijk van de frequentie en de wijze waarop de meeting gebeurd alsook of het cijfermateriaal een informerend vs. beoordelend karakter heeft.

Cijfermateriaal vormt een meerwaarde indien er nog genoeg ruimte is voor de kinderen om te exploreren.

1.2. Toegenomen ontwikkel ingsmogeli jkheden = 2de bespiegel ing

Ontwikkelingsmogelijkheden ad infinitum o Het aantal studie-en beroepsmogelijkheden voor kinderen/jongeren is enorm groot.

De postmoderne samenleving = “koude buffet cultuur”

Keuzevrijheid en keuzestress o Is de toename van mogelijkheden wel bevorderend voor de groei van kinderen?

Sommige ervaren de toegenomen mogelijkheden als bevrijdend, andere ervaren het als beangstigend.

o Een groot aantal identiteitsmogelijkheden bemoeilijkt het maken van identiteitskeuze en kan zelfs de identiteitsontwikkeling in het gedrang brengen.

o Er is een noodzaak aan een intern kompas

1.3. Over mondigheid, brutal iteit en een toen emende roep om

grenzen in de opvoeding

Gevolgen van keuzes, stimuleren van initiatief, … o Te veel inspraak en mogelijkheden kunnen vormen een valkuil voor een permissief

klimaat/toegefelijk opvoedingsklimaat

Er heerst een angst dat jongeren niet meer vatbaar zijn voor normen, redelijkheid en gewoon hun eigen zin doen

Assertiviteit heeft dus ook een keerzijde brutaliteit

De noodzaak van grenzen o Om te verhinderen dat kinderen gedragsproblemen ontwikkelen, als gevolg dat ze waarden

en normen niet aanvaarden, moeten we controle uitoefenen en grenzen trekken.

Maar deze opvoedingstaken worden vaak door de ouders doorgeschoven naar leerkrachten = ouders worden te laks.

Page 11: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

10

Politici en grenzen o Als gevolg dat ouders de verantwoordelijkheid voor het

opnemen van de opvoedingstaken doorschuiven voelen politici zich verplicht dit te doen in de plaats van de ouders.

GAS-boetes men kan de grens respecteren of verzet en weerstand bieden

Take-home boodschap:

De wetenschappelijke kennis rond de ontwikkeling van kinderen is exponentieel toegenomen

Kinderen en hun ouders kunnen kiezen uit een zeer brede waaier aan ontwikkelingsmogelijkheden: voor elk wat wils

Omwille van de mondigheid of zelfs brutaliteit van hedendaagse jongeren klinkt de vraag naar het stellen van grenzen luider.

Om te begrijpen of beschikbare kennis, ontwikkelingsmogelijkheden en ingevoerde grenzen de groei van kinderen echt bevorderen, dienen we de vitamines voor groei te kennen.

2. Hoe toont (gefnuikte) groei zich? Een toelichting bi j de opbouw van dit

boek

2.1. De Zelf-Determinatie Theorie als rode draad

De Zelf-determinatie theorie o Motivatietheorie over groei-en persoonlijkheidsfunctioneren o Het is een algemenere theorie over menselijk functioneren die van toepassing is op veel

levensdomeinen en op veel aspecten van het menselijk functioneren.

Waarom bestuderen wij, in dit vak, het ZDT?

1ste argument cumulatief karakter

o Metafoor = puzzel nieuwe stukken worden toegevoegd als er voldoende empirisch bewijs was en ze aansloten op oude puzzelstukken (bestaat uit 6 puzzelstukken = mini-theorie)

CET = Cognitieve evaluatie theorie

OIT = Organismische integratie theorie

COT = Causaliteit oriëntatie theorie

PBT = Psychologisch behoefte theorie

DT = Doelen theorie

RMT = Relatie motivatie theorie o Het is een intern consistente theorie als gevolg van de cumulatieve opbouw o Reeds 4 decennia in ontwikkeling o Spaarzaam

2de argument Duidelijke mensvisie

o Uitspraken over de menselijke natuur identificeren van voedingsstoffen o Macro-theorie o Top-down ontwikkeling van het ZDT

3de argument Aanknopingspunt met de praktijk o Kan brede waaier aan fenomenen verklaren en voorspellen o Inspiratiebron voor dagelijkse werking

Page 12: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

11

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

2.2. Structuur van het handboek

2.2.1. Vitamines voor groei

Vitamines voor groei o Om te weten hoe ouders groei kunnen stimuleren, is het noodzakelijk dat we eerst de

psychologische voedingsstoffen of vitamines voor groei identificeren

Een stevig theoretisch fundament: de ZDT o We hebben dit nodig om deze vitamines te identificeren en te benoemen o Er zijn 3 psychologische behoeftes binnen de ZDT:

De behoefte aan autonomie

De mate waarin kinderen zichzelf zijn en een gevoel van psychologische vrijheid ervaren in hun dagelijks denken, handelen en voelen

De behoefte aan competentie

De mate waarin kinderen zich bekwaam voelen om taken tot een goed einde te brengen

De behoefte aan relationele verbondenheid

De mate waarin kinderen een hechte en warme band ervaren met belangrijke mensen uit hun omgeving, waaronder ouders, vrienden en eventueel broers en zussen

o Naast kinderen beschikken ook ouders en leerkrachten over deze psychologische behoeften

2.2.2. Manifestatievormen van groei

ZDT o Spreekt zich niet enkel uit over de vitamines voor groei (de behoeftebevrediging), maar ook over de

specifieke vorm van deze groei

Groei toont zich omdat kinderen en jongeren

Intrinsieke motivatie: activiteiten uitvoeren die nieuwsgierigheid wekken en als plezierig en interessant kunnen worden ervaren

Internalisatie: aangereikte normen en waarden verinnerlijken en er eigenaar van worden

Identiteitskeuzes kunnen maken (intern kompas) o De theorie stelt dat behoeftebevrediging de motor vormt voor de evolutie naar meer innerlijke

organisatie en meer ‘volwaardig functioneren’

Exploratiedrang en nieuwsgierigheid o Eerste manifestatie van groei

Nieuwsgierigheid en plezier in dingen die Peuters graag doen -> peuters zijn van nature actief: ze willen de wereld exploreren

Page 13: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

12

Taak van de ouders: exploratie-en activiteitendrang die elk kind bezit ten volle ondersteunen en stimuleren

o In het onderwijs en de opvoeding moet men de basis leggen voor een levenslange passen om zichzelf te ontplooien en bij te leren

Verinnerlijken van waarden en normen o Tweede manifestatie van groei

Rondkruipende peuters een aantal verboden en geboden bijbrengen

Dit vertelt iets over de waarden en de normen die ouders aan hun kroost wensen mee te geven (het zijn vaak zaken die door de samenleving als belangrijk worden bevonden)

Het verwerven van dit eigenaarschap van aangereikte normen, waarden en gedragingen is belangrijk, want het draagt bij tot het persoonlijk welbevinden en de sociale integratie

o Socialisatieproces = het proces waarbij ouders proberen om samenlevingswaarden en –regels en gedragingen aan kinderen probeert bij te brengen

Dit is pas geslaagd volgens de ZDT als kinderen zich de aangereikte waarden, regels en gedragingen eigen maken

Als er een actief proces van verinnerlijking heeft plaats gevonden, dan zal men zich ze vrijwillig en meer blijvend naar schikken, ook als de socialisatiefiguren niet langer toekijken

Identiteitsontwikkeling: de ontwikkeling van een intern kompas o Experimenten met aangereikte waarden en normen o Erachter komen wat men ZELF belangrijk vindt

Opbouwen van een intern fundament of kompas: brengt stabiliteit en geeft richting

Het ontbreken van een intern fundament of kompas: afhankelijk van invloeden van buitenaf en piekeren over keuzes

2.2.3. Manifestatievormen van gefnuikte groei

Behoeftefrustratie (vs. behoeftebevrediging) o Wekt problematische ontwikkeling in de hand en het leidt zelf tot psychopathologie

Frustratie van de autonomiebehoefte: mensen ervaren een gevoel van druk en verplichting

Frustratie van de competentiebehoefte: gevoelens van mislukking

Frustratie van de behoefte aan verbondenheid: eenzaamheid en sociale vervreemding o Men probeert deze behoeftefrustratie te compenseren door gedragingen te stellen die op korte

termijn kentering of levensgeluk kunnen teweegbrengen o Een eerste compensatoire strategie: opstandig verzet (= reactantie)

Het omgekeerde doen dan wat van je wordt verwacht

Gericht op het herstellen van de verloren autonomie o Een tweede strategie: het ambiëren van een materialistische levensstijl

Men gaat zich richten op wat als het ‘goede leven’ wordt gepredikt in onze consumptiesamenleving

Proberen om jongeren hun identiteit gestalte te geven

2.2.4. De wortels van (gefnuikte) groei

De wortels van groei o De vraag die wordt gesteld is hoe socialisatiefiguren, waarvan ouders de belangrijkste zijn, de groei

van hun kinderen kunnen bevorderen of voeden o De sleutel tot een succesvolle opvoeding is dat ouders maximaal inspelen op de basisbehoeftes

(autonomie, competentie en relationele verbondenheid) o Wat zijn de valkuilen van een behoefteondermijnende opvoeding?

Page 14: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

13

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Behoefteondermijnende opvoeding: werkt opstandig verzet en zelfvervreemding in de hand en brengt jongeren ertoe om materialistische ambities te koesteren in een poging de innerlijke leegte het hoofd te bieden

o Wat zijn de factoren die het aanbieden van een behoefteondersteunende opvoeding bevorderen?

o Behoefteondersteunende opvoeding: stimuleert kinderen tot exploratie en zet hen ertoe aan om zich waarden en normen eigen te maken en overtuigde identiteitskeuzes te maken

ZDT o Stelt dat het cruciaal is dat ouders maximaal weten in te spelen op de basisbehoefte van autonomie,

competentie en verbondenheid o Significante personen in het leven van kinderen

Ouders zijn primaire socialisatiefiguren

Maar er zijn meerdere personen betrokken bij de ondersteuning: grootouders, leerkrachten, hulpverleners, familie, buren

Take-home boodschap:

De psychologische groei van kinderen en jongeren blijkt uit het feit dat ze (1) zich aangereikte normen en waarden eigen maken, (2) hun exploratiedrang kunnen botvieren en hun interesses kunnen realisteren, (3) een intern kompas weten op te bouwen dat richting geeft aan hun leven

Gefnuikte groei toont zich via (1) het opstandig verzet dat kinderen en jongeren vertonen en (2) het zich aanmeten van een materialistische levensstijl

Het ondersteunen en het actief ondermijnen van deze behoeftes vormen de wortels van groei en gefnuikte groei

3. Wat is de meerwaarde van dit handboek?

Vergelijking (met andere ontwikkelingspsychologische handboeken)

Inzicht verwerven in ‘klassieke’ ontwikkelingstheorieën

Inzicht verwerven in meer recente en hedendaagse ontwikkelingstheorieën. MAAR oudere theorieën gaan niet verloren. bv. operante theorie om rol van beloningen te begrijpen/ bv. uitbreiding van Erikson’s identitietstheorie

Leeftijdsgebonden presentatie Themagebonden presentatie

Theoretisch (geen interpretatie van tabellen en data)

Theoretisch en empirisch (leren tabellen en resultaten interpreteren/ statistische technieken en designs leren kennen om ontwikkeling te bestuderen)

Bespreking grote intra-individuele ontwikkeling: fysiek, cognitief, sociaal en emotioneel

Bespreking antecedenten (sociale omgeving en genen) van ontwikkelingslijnen

Geen bespreking van eigen werk Wel bespreking van eigen werk (cumulatief karakter/ thesis, stage lopen, doctoreren)

Het handboek vormt een belangrijke uitbreiding en aanvulling op de bestaande handboeken op verschillende punten

Een sterk empirisch karakter

De wetenschappelijke inzichten worden ingekleed met concrete onderzoeksresultaten

Page 15: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

14

Lezer aanmoedigen tabellen en figuren op een correcte wijze te interpreteren

Afgelezen resultaten moeten kunnen worden teruggekoppeld naar de theorie

Onderzoekers maken gebruik van gestandaardiseerde observatie en zelfrapportage

Onderzoeksdesign: experimenteel (laboratoriumonderzoek en veldonderzoek) en correlationeel (cross-sectioneel en logitudinaal)

Recente ontwikkelingspsychologische kaders

Klassieke theorieën van Piaget, Erikson, Freud, Vygotski, Skinner, …: een goed begrip van meer hedendaagse ontwikkelingspsychologische inzichten

Ecologische systeemtheorie van Bronfenbrenner: inzicht in de distale en proximale factoren die ontwikkeling bij kinderen verhonderen van wel bevorderen

Sociale domein theorie: onderscheidt verschillende sociale domeinen

Een aantal cruciale thema’s

Zoals bv: internalisatie, identiteitsontwikkeling

De lezer wordt actief aangemoedigd tot reflectie via verschillende rubrieken

De ontwikkeling wordt bekeken vanuit één specifiek kader, met de ZDT

Reden waarom we ZDT-perspectief uitwerken: heeft een uitgesproken visie omtrent de voedingsbodem en de uitingswijze van groei en hoe sociale omgeving deze groei kan voeden

Take-home boodschap:

In dit boek komen de resultaten van talrijke wetenschappelijke studies aan bod

We behandelen verschillende hedendaagse ontwikkelingspsychologische auteurs en theorieën

We presenteren de topcs niet op een leeftijdsgebonden maar op een thematische wijze (i.t.t. Ontwikkelingspsychologie I

De ZDT vormt de rode draad van dit handboek

Page 16: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

15

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

VITAMINES VOOR GROEI

Deel I

Page 17: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

16

EEN STEVIG THEORETISCH FUNDAMENT: OVER DE

VITAMINES VOOR GROEI

Hoofdstuk 1

1. Psychologische basisbehoeftes: het hart van de ZDT

1.1. De bevoorrechte plaats van psychologische basisbehoeftes

Dialoog Dialoog aan tafel tussen ouder en 5-jarig kind o Kind voelt zich niet gehoord want de klacht dat hij de vis niet lust wordt geminimaliseerd en

ontkend

o Kind en ouder praten naast elkaar = de situatie escaleert dreigen = kettingreactie o Het gesprek wordt een strijd, waarbij verzet bij kind naar boven komt

Dialoog Dialoog tussen rokende patiënt en dokter

o Dokter en patiënt praten naast elkaar dokter lijkt op automatische piloot te praten (= geen rekening houden met emoties, reden van de patiënt)

De bevoorrechte plaats van psychologische basisbehoeftes in de ZDT o 3 psychologische basisbehoeftes die het hart van de ZDT vormen

Autonomie

Verbondenheid ABC = voedingsstoffen/vitamines = Groei en welbevinden

Competentie o Kortom

De psychologische behoeftes vormen de vitamines voor groei

Autonomie o De ervaring jezelf te mogen zijn en vrijwillig te mogen handelen, denken en voelen.

Verbondenheid o Ervaring van een warme, hechte en authentieke band met anderen, voor andere zorg dragen en

geliefd worden.

Competentie o Het gevoel hebben bekwaam te zijn om een activiteit uit te voeren, gewenste doelen te bereiken en

de eigen vaardigheden te ontplooien.

Page 18: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

17

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

1.2. Herinterpretatie van de bespiegeling uit de inleiding

Take-home boodschap:

De ZDT beschouwt de bevrediging van de basisbehoeftes aan autonomie, relationele verbondenheid en competentie als essentiële psychologische vitamines voor groei

Deze behoeftes kunnen met het acroniem ABC onthouden worden

Deze behoeftes helpen om een aantal maatschappelijke bespiegelingen in een breder perspectief te plaatsen

2. Karakterisering van de psychologische basisbehoeftes

2.1. Wat de ZDT-behoeftes wél zi jn

2.1.1. Behoefte als inherente psychologische vereisten

Behoeftes o Er zijn 3 fundamentele menselijke behoeftes en kunnen verschillend van aard zijn

Psychologisch van aard veeleer dan fysiek

Inherent van aard veeleer dan verworven

Fundamenteel van aard veeleer dan triviaal

Universeel van aard veeleer dan cultuurspecifiek o De psychologische basisbehoeftes worden als essentieel gezien voor optimaal persoonlijk

en sociaal functioneren

Het zijn inherent psychologische vereisten om menselijk welbevinden te versterken

Deze behoeftes zijn al vanaf onze geboorte aanwezig

Oefening:

o Fragment 1 – Mieke 36j rot voelen – kritiek op werk – geduld verliezen thuis – gevoel weinig goed doen

Frustratie

Soort behoefte: behoefte aan competentie/ bekwaamheid (gevoel dat ze geen onderwijscompetenties heeft)

o Fragment 2 – Karel 21j Vrienden etentje – experimenteren met eten – tijd vloog voorbij – mijzelf zijn in de keuken

Bevrediging

Soort behoefte: behoefte van autonomie (door experimenteren: gevoel dat hij zichzelf mag zijn, geen verplichting om zich op een bepaalde manier te voelen, te denken of te handelen) en competentie (vaardigheid opgebouwd -> competenter geworden)

o Fragment 3 – Michiel 29j slecht geslapen – break-up met vriendin – zorgen maken over financiën

Frustratie

Soort behoefte: behoefte aan zekerheid/ veiligheid op fysiek vlak (door financiële moeilijkheden)

o Fragment 4 – Germaine 77j verjaardagsfeest – pijn onderrug – Marieke luisterde eens naar haar voel – gevoel van begrip

Bevrediging

Soort behoefte: behoefte van relationele verbondenheid (ze voelt een hechte band met haar vriendin)

o Fragment 5 – Stefanie 13j rapport – trots

Page 19: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

18

Bevrediging

Soort behoefte: behoefte van zelfwaarde/ eigenwaarde (ze is tevreden over haar resultaten en ze ontleent daar een eigen waarde aan)

2.1.2. Een oceaan aan empirische ondersteuning

Conclusies uit empirische evidentie

Behoeftebevrediging draagt bij tot

Persoonlijk welbevinden

Energie en veerkracht

Beter cognitief functioneren

Prosociaal functioneren

Kortom

Behoeftebevrediging is een katalysator van groei en de hofleverancier van energie.

Behoeftebevrediging komt zowel ons persoonlijk als relationeel functioneren ten goede.

Bekomen van empirische evidentie

Door middel van zelfrapportage en beoordeling door externen

Correlationeel en experimenteel onderzoek

Studie van Banting, Dimmock en Grove (2011)

Inhoud van de taak o Deelnemers moesten een fietstaak uitvoeren o De bevrediging dan wel de frustratie van de behoefte aan autonomie werd geprimed o Bij het begin van de fietstaak dienden de deelnemers grammaticaal incorrecte zinnen te

corrigeren o Bij de ene groep: zinnen met termen als ‘vrijheid’ en ‘keuze’ (autonomiebevredigend) o Bij de andere groep: zinnen met termen als ‘druk’ en ‘moeten’ o Na 20 min kregen de pp de keuze om al dan niet verder te fietsen voor 10 min

Resultaten o Autonomiebevredigende conditie: men fietste significant langer, maar gaven achteraf op de

vragenlijst aan dat ze minder vermoeid waren dan personen in de autonomiefrustrerende conditie

Page 20: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

19

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

2.2. Wat de ZDT-behoeftes niét zi jn

2.2.1. Behoeftes als aangeleerde voorkeuren

Dispositionele motievenperspectief Zelf-determinatietheorie

Welke? Macht, prestatiebehoefte, affiliatie Autonomie, competentie en rationele verbondenheid

Aard? Psychologisch Psychologisch

Kenmerk 1 Niet noodzakelijk universeel Universeel

Kenmerk 2 Aangeleerd via socialisatiegeschiedenis (vb. Systematisch beloond worden bij goed presenteren)

Inherent

Kenmerk 3 Focus op verschillen in de sterkte van de behoefte = sterkte van behoefte telt (vb. Grote prestatiebehoefte = meer uitdagende taken kiezen en beter presteren

Focus op verschillen in bevrediging en frustratie van behoeftes (vb. Behoeftebevrediging voorspelt welzijn en probleemgedrag)

Effect? Behoeftebevrediging is positief voor zover iemand de behoefte waardeert/belangrijk

vindt match-hypothese = competentie is goed voor personen met een sterke prestatiebehoefte

Maximaliseer de satisfactie van de drie basisbehoefte, zelfs als mensen ze niet waarderen

behoeftebevrediging bevordert welzijn voor iedereen: geen plafond ‘sky is the limit’

2.2.2. Is behoeftebevrediging gunstig voor zi j die er geen

behoefte aan hebben

Oefening

Samenspel tussen behoeftebevrediging en behoeftesterkte in de voorspelling van welzijn

Wat is de onafhankelijke en wat is de afhankelijke variabele?

Afhankelijke variabele = welzijn

Onafhankelijke variabele = 2 onafhankelijke variabelen: behoeftesterkte en behoeftebevrediging

Welke figuren biedt evidentie voor de motieven dispositie perspectief?

Welke figuur is problematisch voor het ZDT-perspectief

In welke figuur is er sprake van een hoofdeffect en in welke figuur is sprake van een interactie-effect?

Interactie effect = het effect van behoeftebevrediging op het welbevinden is afhankelijk van behoeftesterkte. Niet parallel = interactie effect (in beide figuren).

Het verschil tussen beide grafieken:

Figuur 2: ene lijn plat: behoeftebevrediging heeft geen positief effect als je behoeftesterkte laag is. Als je je behoefte niet sterk waardeert dan ga je er niet van profiteren

Figuur 1: Zij die lage behoefte waarderen, die gaan daar ook mee gebaat zijn, MAAR in mindere mate dan zij die dat sterk waarderen

Behoeftesterke kleurt niet de relatie tussen behoeftebevrediging en welzijn/ welbevinden in deze studie. De minimale autonomie draagt ook bij tot het welbevinden

Page 21: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

20

Grafiek die bij de oefening hoort

Empirische evidentie

Enige evidentie voor interactie-effecten

Kanttekening

Vaak gradatieverschillen (linkse figuur) veeleer dan zwart-wit zaak (rechtse figuur)

Moderatie beperkt tot domeinspecifieke uitkomsten

Moderatie beperkt tot impliciete metingen van behoeftesterkte vs. expliciete metingen

Take-home boodschap:

De ZDT behoeftes zijn biologisch van aard

De ZDT behoeftes zijn verankerd in onze psychische basisuitrusting vanwege hun evolutionair voordeel

De ZDT schenkt slecht beperkte aandacht aan verschillen tussen mensen in de sterkte van psychologische behoeftes

We hoeven deze behoeftes niet expliciet te waarderen of naar de bevrediging ervan te hunkeren om voordeel te halen uit hun bevrediging

3. Universele vitamines voor groei en levensgeluk

3.1. De ene dag is de andere niet: schommelingen in het eigen

functioneren

Schommelingen in het eigen functioneren o Grafiek

Grafiek toont aan dat er verschillen zijn in de ervaren behoeftebevrediging van dag tot dag

Bevindingen:

(Inter) Stefan blijkt gemiddeld een grotere mate van autonomie te ervaren dan Cyprian

(Intra) Geen vlakke lijn = er zijn schommelingen

Psychologische behoeftes worden meer bevredigd in het weekend (vooral autonomie en verbondenheid)

Energiereservoirs van werknemers die behoeftebevredigende avondactiviteiten uitvoeren, blijken in sterkere mate te worden aangevuld

o Verschillen

Er bestaan interindividuele verschillen in de mate waarin mensen

Verlangen naar de behoeftes

De behoeftes waarderen

Het zijn verschillen in het functioneren tussen personen

Intra-individuele verschillen

Page 22: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

21

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Het zijn verschillen binnen het functioneren van één persoon

3.2. Bestaat er vervaldata en gevoelige periodes voor psychologische

behoeftes?

Algemeen o Belangrijk gedurende de volledige levensloop. Ze kunnen in sommige periodes wel meer op de

voorgrond treden (bv. lagere schoolleeftijd: hechtere relaties opbouwen met leeftijdsgenoten) o Er staat GEEN vervaldatum op o Hoewel behoeftebevrediging de groei bevordert op elke leeftijd, is de wijze waarop aan deze

basisbehoefte wordt voldaan wel leeftijdsspecifiek

3.3. Zijn ook Aziaten, Afrikanen en Zuid -Amerikanen gebaat bij

behoeftebevrediging?

Algemeen o Autonomie wordt niet gewaardeerd in collectivistische culturen o Hoogopgeleide personen zouden gebaat zijn bij autonomie, maar

arbeiders niet, want ze zijn het gewend om orders op te volgen en waarderen daardoor autonomie veel minder

Bespreking van grafiek o Hoofeffecten van behoeftebevrediging op welbevinden in China,

Peru, US en België o Geen interactie-effecten: iedereen is gebaat bij behoeftebevrediging men moet niet expliciet

verlangen naar de behoefte om er baat bij te hebben

Take-home boodschap:

Alle mensen, los van hun culturele bagage, zijn met deze vitamines gebaat

Deze psychologische vitamines zijn curiaal voor ons dagelijks levensgeluk

Er staat geen vervaldata op deze behoeftes: ze zijn van cruciaal belang voor jong en oud.

4. Over behoeftefrustrat ie, probleemgedrag en pathologisch functioneren

4.1. Behoeftefrustrat ie als vergif

Behoeftebevrediging

Fungeert als een vitamine of voedingsstof voor groei

Behoeftefrustratie

Fungeert als vergif en kan bepaalde kwetsbaarheden en defensief functioneren doen ontwaken.

Het is meer dan de afwezigheid van behoeftebevrediging (behoeftedeprivatie) Het houdt het actief dwarsbomen of beknotten van de behoeftes in

Zich uitgesloten voelen vs. geen warmte ervaren

Zich uitgesloten voelen wil nog niet zeggen dat ze geen warmte meer ervaart.

Zich in een keurslijf gedwongen voelen vs. geen dingen doen die men graag doet.

Zich mislukt voelen vs. een activiteit niet goed kunnen uitvoeren.

Relatie tussen behoeftebevrediging-en frustratie

Asymmetrische relatie tussen behoeftebevrediging en behoeftefrustratie o Behoeftedeprivatie brengt geen behoeftefrustratie met zich mee. o Maar behoeftefrustratie houdt wel lage behoeftebevrediging in.

Page 23: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

22

Algemeen

Om onze behoeftes te dwarsbomen is er meer nodig dan enkel de afwezigheid van behoeftebevrediging.

Metafoor

Water + zonneschijn = plant bloeit (behoeftebevrediging)

Vergif = achteruitgang van plant versnelt (behoeftefrustratie)

Geen water = gebrek aan bevrediging, maar wil niet perse achteruitgang betekenen (behoeftedeprivatie)

Eetbuiten = dagelijkse behoeftefrustratie

Zoeken van compensatie voor behoeftefrustratie

Omgaan met een behoeftefrustrerende ervaring vergt energie. Zorgt voor gevoelens van uitputting, waardoor we minder energie hebben om suiker-en vetrijk voedsel te weerstaan.

Grafiek

Interactie-effect = interactie tussen emo-eten en frustratie

Hoofdeffect = behoeftefrustratie Hoe meer frustratie, hoe meer kans op een eetbui. Emo-eters zullen meer eten over dagen heen, dan niet emo-eters.

4.2. Behoefte ondermijnende omgeving

Behoefte ondersteunende en vermijdende omgeving o Actief ondermijnen van basisbehoeftes is iets anders dan het gebrekkig ondersteunen

ervan.

4.2.1. Gebrekkige ondersteuning problematisch functioneren

4.2.2. Ondermijnen kansen ter ontwikkeling worden niet benut.

Gradaties in behoefte ondersteunen en ondermijnen

Behoeftefrustratie Afwezigheid van behoeftebevrediging

Behoeftebevrediging

Ondermijnen Belemmeren Voeden Beschadigen Epriveren Faciliteren Tegenwerken Afremmen Ondersteunen Fnuiken Blokkeren Bevorderen Dwarsbomen Verhinderen Aanmoedigen

Ervaren van behoeftebevrediging o Afhankelijk van hun sociale omgeving alsook van de culturele, maatschappelijke en economische

context.

Armoede = minder behoeftebevrediging ervaren o Genetische basis speelt ook een rol.

Genetisch kwetsbare jongeren = vaker ervaren van frustratie

Page 24: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

23

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Take-home boodschap:

De frustratie van de basisbehoeftes vormt een risicofactor voor probleemgedrag in het bijzonder en psychopathologie in het algemeen.

De sociale omgeving kan deze behoeftes ondersteunen, belemmeren of actief ondermijnen, met ervaringen van behoeftebevrediging en behoeftefrustratie als gevolg.

Take-home boodschap HF1

Als mensen, los van hun culturele achtergrond, geslacht, opleidingsniveau of leeftijd, zich psychologisch vrij voelen, vetrouwen hebben en zich verbonden weten te voelen met andere, dan zal zowel hun persoonlijk als interpersoonlijk functioneren hiermee gebaat zijn. De ervaring van behoeftefrustratie doet het kwalijke in de mens ontwaken: we betaln er een onmiddelijke welzijnsprijs voor, de kans neem toe dat we ons antagonistisch opstellen en op zoek gaan naar compensatie.

Page 25: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

24

PRAGENDE VRAGEN, RECENTE ONTWIKKELINGEN EN

EEN HELDERE MENSVISIE

Hoofdstuk 2

1. Waarom deze drie behoeftes? De elegantie van spaarzaamheid

Enkelvoudige behoeftetheorieën

Beperken zich tot 1 enkele behoefte

De behoefte aan eigenwaarde

Multi-behoeftetheorieën

Bespreken van meerdere behoeftes te gelijker tijd = leidt tot het bespreken van de verhouding tussen behoeftes.

Maslows behoeftepirmaide

1.1. Iedereen heeft toch behoefte aan een positief zelfbeeld?

1.1.1. Eigenwaarde als gewenste uitkomst

Wat is de rol van eigenwaarde? o Drijfveer

Nastreven van een eigenwaarde is een doel, maar daarom nog niet en basisbehoefte. o Uitkomst

Positief zelfbeeld is afhankelijk van de bevrediging van de psychologische basisbehoeftes aan autonomie, relationele verbondenheid en competentie.

Verband tussen competentie en eigenwaarde is het duidelijkst o Moedeloos voelen als gevolg van slechte schoolresultaten. o Boeiende studierichting = gevoel van vrijheid = positief zelfbeeld

Eigenwaarde vanuit ZDT

Eigenwaarde wordt gezien als een aspect van welbevinden.

Versterken van eigenwaarde

Dit kan men ‘eenvoudig’ doen door de basisbehoeftes te bevredigen

1.1.2. Voorwaardeli jke eigenwaarde

Drijfveer van het gedrag o Voorwaardelijke/contigente eigenwaarde

o Mate waarin een positief zelfwaardegevoel afhankelijk is van het succesvol uitvoeren van een activiteit.

Hoe groter de contigente academische eigenwaarde, hoe meer de schoolresultaten afstralen op het welbevinden van kinderen.

Hoe groter de contigentie, hoe intensiever men zoekt naar waardering o Het gedrag komt in dienst te staan van het realiseren van een positief eigenwaardegevoel of

het vermijden van een negatief eigenwaardegevoel o Het gaat over de kwaliteit van de eigenwaarde

o Nadeel van voorwaardelijke eigenwaarde o Het is een valkuil voor spanning, testangst, verminderd welzijn en misschien zelfs

verminderde behoeftebevrediging

Page 26: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

25

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Kwantiteit van eigenwaarde o Positief of negatief eigenwaarde

Kwaliteit van eigenwaarde o Hoeveelheid die je ervan toont verschilt

Conclusie o Eigenwaarde is geen fundamentele behoefte, dit omdat het een drijfveer is.

1.1.3. Zijdelingse benadering

Uitkomst van behoeftebevrediging o Het nastreven van eigenwaarde gebeurd het best wanneer men het niet als primair doel

vooropstelt

Vergelijk het met in slaap vallen = hoe meer we er op gericht zijn, hoe langer het duurt.

Vermijden van expliciet op zoek gaan naar een positief zelfbeeld o Wanneer we deelnemen aan behoeftebevredigende activiteiten bekomen we sneller ons doel. In dit

geval kunnen we spreken van veilige eigenwaarde. Dit is een alternatief voor de contigente eigenwaarde.

Hobby, intieme-bedgesprekken, ouder-kind o Nadeel van eigenwaarde na te jagen bij kinderen

Kinderen met lage eigenwaarde worden met persoonsgerichte feedback aangemoedigd. Dit is nadelig omdat ze op die manier stabiele en interne attributies van hun prestaties maken.

Je bent slim. Maar wanneer ze eens falen zullen ze sneller denken dat ze niet slim zijn waardoor hun eigenwaarde nog sneller daalt.

1.2. We hebben toch een behoefte aan veil igheid/zekerheid Maslows

behoeftepiramide

1.2.1. Behoeftepiramide

Wat betekent het dat de behoeftes in een piramidale structuur worden geplaatst?

o Interpretatie 1 Wat is de onderlinge verhouding tussen behoeftes?

o Interpretatie 2 Wat is de predicatieve kracht van de verschillende behoeftes?

Behoeftepiramide

Lichamelijke behoeftes

Fungeren volgens een homeostatisch evenwicht -> tekort leidt tot actie waardoor evenwicht wordt hersteld en we terugkeren in rustsituatie

Fysieke veiligheid

De behoefte om in een stabiele en veilige omgeving te vertoeven en bestaanszekerheid te ervaren

Liefde

Overlap met de relationele verbondenheid van de ZDT. Zowel schenken als ontvangen van liefde en genegenheid, wederkerige zorg en intimiteit

Eigenwaarde

De waardering die men voor zichzelf kan opbrengen én de mate van ervaren waardering en respect vanuit de buitenwereld

Zelfactualisatie

Verwijst naar de tendens tot zelfvervulling

Page 27: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

26

1.2.2. Hiërarchische rangorde

Hiërarchische rangorde o Betekent dat behoeftes onderaan de piramide belangrijker zijn dan hoger gerangschikte behoeftes.

Hiërarchie van relatieve dominantie o Hogere orde behoeftes worden gezien als luxeproducten

Voorbeeld van dakloze o Bewust en onbewust sturen behoeftes ons gedrag

Dakloze heeft behoefte aan eten. Hij zal dit eerst bevredigen vooralleer hij zich ergens veilig kan voelen of liefde kan ervaren.

o Verschuiving

Gebeurt niet plots, maar gradueel

Interpretatie 1

o Onderlinge verhouding verschuiving doorheen de piramide. Mensen kunnen zich pas richten op hogere orde behoeftes als een lagere orde behoefte is voldaan.

o Hoe meer de lagere orde behoeftes zijn voldaan hoe meer

Men belang hecht aan/verlangen vertoont naar hogere orde behoeftes

Tijden energie men kan stoppen in de bevrediging ervan o Kortom: De onderlinge verhouding fungeert als een homeostase

Onderzoek o Veiligheid omgeving

Mensen die zich fysiek bedreigd voelen, wensen meer voldaan te zijn in hun psychische behoeftes (in tegenstelling wat Maslow beweerde).

Het ervaren van een groter gevoel van fysieke zekerheid gaat gepaard met meer welbevinden.

De 3 psychologische basisbehoefte hadden een uniek toegevoegde waarde in de voorspelling van welbevinden.

Iedereen bleek gebaat te zijn bij de bevrediging van de basisbehoeftes, ongeacht de mate waarin men zich bedreigd voelt.

Interpretatie 2

o Predictieve kracht Effect van hogere orde behoeftes op welbevinden is afhankelijk van de mate waarin lager orde behoeftes is voldaan.

Het bevredigen van lagere orde behoeftes is een voorwaarde/predictie opdat hogere orde behoeftes een effect zouden hebben.

o Grafiek

Afhankelijke variabele welbevinden

Onafhankelijke variabele autonomie en veiligheid

Hoofdeffect

Interactieffect

Figuur 1

Geen interactie effect = dit omdat de lijnen parallel lopen

2 hoofdeffecten

Figuur 2

Bevestiging van de hypothese = beperkte mate van veiligheid, autonomie maakt niet uit

Hoofdeffect = veiligheid hoe meer veiligheid, hoe beter. Dit los van het ervaren van autonomie.

Figuur 3

Punten vallen samen

Page 28: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

27

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Het doet er niet toe in welke mate je veiligheid/vrijheid voelt

Figuur 4

Interactie effect

2 hoofdeffecten

Men spreekt hier van een synergetisch effect = Er is een extra effect die men niet kan verklaren aan de hand van het eenvoudig voorkomen = Het vrijvoelen en veilig voelen leidt tot meer welbevinden als je maar één van de beide ervaart.

1.2.3. Kanttekeningen

1ste kanttekening o Fysieke veiligheid is de basis voor psychologische

behoeftebevrediging

2de kanttekening o Psychologische onzekerheid/onveiligheid is vaak

geworteld in de frustratie van de psychologische behoeftes

1.3. Over fysiologische en psychologische behoeftes

Over fysiologische en psychologische behoeftes o Hoe beter de fysieke behoeftes voldaan zijn, hoe groter de kans dat aan de psychologische behoeftes

worden voldaan.

Fysiologische behoeftes

Page 29: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

28

Homeostatische principe

Voorbeeld: behoeftebevrediging en slaap o Meer dan met slaap hangt psychologische behoeftebevrediging samen met slaapkwaliteit

Energieniveau niet enkel afhankelijk van aantal uren slaap, maar ook ons psychisch functioneren.

o Tweerichtingingsverkeer: psychologisch en fysiologische behoeftebevrediging haakt op elkaar in.

Slaappatroon in functie van blootstelling aan stressor o Rood = frustratie o Blauw = bevrediging

o Resultaten In de vakantie ervaren we minder frustratie en meer bevrediging.

o Er is spraken van een systematische covariatie/samenhang tussen de verschuiving in de 3 variabelen = wanneer frustratie toeneemt zal ook het stressniveau toenemen wat leidt tot minder goede slaapkwaliteit.

Wat gebeurt er met je psychologische behoeftes als je te weinig slaapt?

o Design = experimenteel o N = 54 o Jonge volwassenen o Hoeveel slaap tekort moet je opbouwen om verminderde behoeftebevrediging te ervaren? = 3

nachten = 9u slaap tekort. o Een groot stuk van het effect kan verklaard worden door de verminderde behoeftebevrediging van

die dag

Page 30: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

29

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

1.4. Verdient de shortl ist met psychologische basisbehoeftes

uitbreiding?

1.4.1. Spaarzaamheid

De spaarzaamheid van de behoeftes o Als er fundamentele, aangeboren psychologische behoeftes worden toegevoegd, dan dient hiervoor

voldoende empirische ondersteuning te bestaan en moeten deze behoeftes aan de criteria voldoen. o Omdat potentiële kandidaat-behoeftes psychologisch van aard moeten zijn kunnen

fysiologische en fysieke behoeftes niet aan de lijst worden toegevoegd.

Eigenwaard en zekerheid zijn terug te brengen in de frustratie van de ZDT-behoeftes = geen dwingende reden om de behoeftes uit te breiden.

1.4.2. Competit ie tussen behoeftes

Twee bevindingen zijn informatief om te beslissen welke behoeftes essentieel zijn.

o Mate van bevrediging o Voorspellend karakter van de mate van bevrediging voor ervaren van positieve of negatieve

gevoelens

Take-home boodschap:

Eigenwaarde wordt binnen de ZDT niet opgevat als een basisbehoefte, maar eerder als een uitkomst die in verschillende mate kan nagestreefd worden

In tegenstelling tot Maslow stelt de ZDT geen hiërarchische rangorde in de psychologische behoeftes voor.

Psychologische behoeftebevrediging speelt een cruciale rol voor onze groei, onafhankelijk van de mate van ervaren fysieke veiligheid/zekerheid

De bevrediging van de psychologische en fysieke behoeftes beïnvloeden elkaar ongetwijfeld wederzijds.

2. Wat doen behoeftefrustrerende ervaring met onze behoefte zelf?

Omgaan met behoeftefrustratie o 2 manieren

1ste manier

Grotere sailliantie = Behoeftefrustrerende ervaring kan ervoor zorgen dat de behoeftes meer centraal komen te staan.

Er kan een affectief verlangen ontstaan om de behoeftefrustrerende ervaring weg te werken = tendens tot herstel

Niet aanpassen van onze behoeftes = assimilatie

2de manier

Een behoeftefrustrerende ervaring kan ervoor zorgen dat de pogingen tot behoeftebevrediging worden opgegeven

Aanpassen van de behoeftes = accommodatie

Page 31: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

30

2.1. Op zoek naar behoefteherstel

2.1.1. Hoe omgaan met behoeftefrustratie

Behoeftefrustratie o Tijdens deze frustratie verschuiven onze verlangens

(affectief), gedachten (cognitief) alsook intenties en reacties (gedragsmatig) in de richting van de gefrustreerde behoefte.

o Corresponderend verlangen is geworteld in behoeftefrustratie

Facebook onderzoek o 48u geen facebook = deprivatie o Bevindingen: Studenten die tijdens de periode een toenemende eenzaamheid voelde bleken de

daaropvolgende 48u geneigd te zijn om op fb te gaan.

2.1.2. Bespiegelingen

o Bespiegeling o Is de neiging tot behoefteherstel effectief

Proces van zelfselectie activiteiten kiezen die sterk aansluiten bij de gefrustreerde behoeftes.

Maximaal opgaan in de activiteit is van cruciaal belang = het mag geen doel op zich worden.

Het voldaan zijn van de behoeftes versterkt het belang ervan

2.2. Over ‘behoeftegevoeligheid’

Proces van (de)sensitisatie o Individuen met hogere behoeftebevrediging hebben ‘scherpere voelsprieten’ voor nieuwe

opportuniteiten o Individuen met hogere behoeftefrustratie hebben ‘afgestompte voelsprieten’ voor nieuwe

opportuniteiten, terwijl ze gevoelig zijn voor behoeftefrustrerende ervaringen.

Accommodatie o Ervaringen van toenemende behoeftefrustratie kan resulteren in behoeftedevaluatie

Take-home boodschap:

We streven doorgaans behoefteherstel na in het geval van ervaren behoeftefrustratie

Chronische behoeftefrustratie kan uitmonden in gevoelloosheid voor die behoefte.

3. Een visie op de menseli jke natuur: over groeimogeli jkheden en

kwetsbaarheden

3.1. De organismische-dialect ische mensvisie

De meta-theorie van de ZDT o Een geheel van filosofische beweringen o ZDT neemt hierbij de volgende stelling in: 1ste bewering: “We worden niet geboren als tabula

rasa”

We hebben daarentegen de fundamentele neiging tot groei, die in de ZDT wordt omschreven als het ‘zelf’

Page 32: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

31

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

o 4 metatheoretische assumpties liggen aan de basis van de organismisch-dialectisch metatheorie van de ZDT

1ste bewering: De mens, als organisme, is geboren met de inherente tendens om pro-actief te zijn

o De mens is een pro-actief organisme, gestuurd door het zelf

Initiatief nemen en actief op de omgeving inspelen.

De mens is dus geen passief recipiënt die geprogrammeerd wordt door de omgeving, zoals de behavioristen ons zien.

o Gevolg:

Men kan invloed uitoefenen op onze ontwikkeling

2de bewering: “We hebben de neiging om te groeien” o De mens wordt gekenmerkt door holistisch-organismische groeitendens,

genaamd het zelf

Het zelf is een stuwende kracht en integratief proces o Deze bewering wordt ondersteund door Piaget en Erikson o Verfijning van deze bewering

Intra-individueel ontwikkelingslijn o Het is een ontwikkeling naar autonomie

Auto = zelf, nomos = wet

o We zijn zelf de wet van ons eigen handelen gevoel dat handelen beter aansluit bij interesses

o We evolueren naar een meer geïntegreerd functioneren Proces van differentiatie (verfijning) en proces van integratie (samenhang).

o Voorbeeld kind dat sport uitprobeert o = persoonlijk vlak

Inter-individueel ontwikkelingslijn o Het is een ontwikkeling naar homonomie o Met gelijkgezinde personen een groep vormen

o Voorbeeld buurtschap, meer selecte groepen vrienden op de unif. o = sociaal vlak

3de bewering: “Groei verloopt niet van zelf/automatisch” o Zelf komt tot bloei/expansie of gaat teloor indien sociale omgeving groei van het zelf

voedt dan wel verhindert of zelfs actief blokkeert.

Dit omdat het organismische zelf in interactie/dialect staat met de buitenwereld o Afbeelding

4de bewering: “Er is een donkere kant in het menselijk functioneren” o De mens is ook kwetsbaar

De sociale omgeving kan deze kwetsbaarheid uitlokken/doen ontwaken.

Je kwetsbare kant komt naar boven in behoeftefrusterende situaties

Page 33: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

32

o Sommige mensen vertonen een grotere genetische kwetsbaarheid voor pathologische functioneren

Algemeen o Eenzelfde mechanisme kan de behoeftes laten groeien alsook afbreken o Zijn mensen nu goed of slecht van nature?

Is afhankelijk van de omgeving/omstandigheden en de genetica

3.2. Vergeli jking met andere perspectieven

Freudiaanse psychoanalyse

o ZDT het zelf krijgt een meer proactieve rol toebedeeld dan het ego in de psychoanalyse.

o ZDT ons zelf is voortdurend wakker en gaat op zoek naar kansen voor verdere ontwikkeling en groei, terwijl het ego bij de psychoanalyse slechts in actie treedt wanneer er een conflict ontstaat tussen de driften en het superego.

Humanistische psychoanalyse o Mensen vertonen een aangeboren tendens tot zelfactualisatie o Metafoor van een eik

De mens beschikt over een aangeboren essentie en heeft de neiging deze te ontdekken en te realiseren

o ZDT: het zelf wordt niet als een ding of als een geheel van inhouden beschouwd. Bij geboorte ligt de inhoud van iemands identiteit nog niet vast

Sartre o Existentie gaat voor aan essentie

Wilt zeggen dat de mens eerst bestaat, zichzelf waarneemt en opduikt in de wereld en pas daarna zichzelf nader bepaalt. Als hij niet te definiëren is, dan komt dit doordat hij aanvankelijk niets is. Pas later wordt hij iets en wel datgene wat hij van zichzelf maakt.

o Men krijgt een verpletterende verantwoordelijkheid in de schoenen geschoven = beangstigend o ZDT: Er is een aangeboren stuwende kracht = assumptie van een op groei gericht zelf

Take-home boodschap:

De ZDT stelt dat we eerder proactief dan passief zijn.

Volgens de ZDT ontwikkelen we, onder positieve omstandigheden, naar een meer geïntegreerd functioneren.

De ZDT erkent tegelijkertijd dat we kwetsbaar zijn en dus een donkere kant hebben.

De vraag of ons potentieel open bloeit dan wel onze donkere kant oplicht, is afhankelijk van onze genetische aanleg en het voorkomen van een behoefteondersteunende dan wel behoefteondermijnende omgeving.

Page 34: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

33

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

4. UITLEIDING: voordelen van het benoemen van de vitamines voor groei

Algemeen o De vraag hoeveel en welke behoeftes er precies te onderscheiden zijn heeft psychologen en

academici reeds meer dan een eeuw in de ban gehouden o ZDT stelt tot op heen dat we uitgerust zijn et drie psychologische basisbehoeftes, waarvan de

bevrediging de vitamines vormt voor onze groei

Het introduceren van deze behoeftes was een geleidelijk en empirisch onderbouwd proces die nog steeds niet voltooid is

Belangrijke voordelen van het formuleren van deze basisbehoeftes o Brede waaier aan uitkomsten

Het postuleren ervan maakte het mogelijk een brede waaier aan fenomenen en uitkomsten, waarvoor empirische ondersteuning bestond, op een spaarzame en coherente wijze te verklaren

Behoeftebevrediging: versterkt vitaliteit, levensgeluk en prosociaal gedrag

Behoeftefrustratie: een trans-diagnostische risicofactor voor psychopathologie o De menselijke natuur

Het noopt academici tot het innemen van een duidelijk standpunt omtrent de menselijke natuur

De zoektocht naar de inhoudelijke bepaling van de menselijke natuur noopt tevens tot diepgang en reflectie

Er is nog GEEN beslissend bewijs geleverd voor het bestaan van deze fundamentele psychologische behoeftes

o Aanknopingspunten met de praktijk

De studie van essentiële vitamines vormt een duidelijk aanknopingspunt met de praktijk

Page 35: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

34

VITAMINES VOOR GROEI

Deel 2

Page 36: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

35

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

WAAROM KINDEREN ENTHOUSIAST, GEHOORZAAM OF

WEERSPANNIG ZIJN.

Inleiding

1. Inleiding

Het socialisatieproces o Wat

Proces waarbij socialisatiefiguren samenlevingswaarden-en normen bijbrengen.

Zowel met betrekking wat wenselijk is als onwenselijk. o Wie

Ouders = primaire socialisatiefiguren, grootouders, leerkrachten, coaches, leiders uit de jeugdbeweging,…

o Levenslang proces

Het is niet afgerond na de kindertijd o Inhoudelijke variatie van regels met de leeftijd

Voorbeeld

Peuterleeftijd: met mes en vork eten

Kleuterleeftijd: blijven zitten na het eten

Kinderleeftijd: niet met je mond vol praten

2. Het soort aangereikte normen en waarden

Het domeingebonden karakter van het internalisatieproces o Mate van internalisatie is afhankelijk van het domein waartoe de verschillende normen behoren.

Page 37: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

36

4 domeinen o Moreel domein o Conventioneel domein o Prudentiële domein o Persoonlijk domein

Vele kwesties zijn ambigu = multifaceted leidt tot conflict tussen ouders en kinderen

Subjectieve inschatting telt!

Moreel domein Conventioneel domein

Prudentieel domein

Persoonlijk domein

Inhoud Rechtvaardigheid Psychologisch leed Fysiek leed

Gewoontes Veiligheid Gezondheid

Persoonlijke kwesties

Karakter Morele overtredingen zijn inherent af te keuren. Bindend en prescriptief

Niet inherent goed of slecht: via consensus vastgelegd. Descriptief karakter

(On)Gunstig voor ons persoonlijk functioneren Eerder bindend en prescriptief

Niet inherent goed of slecht: persoonlijke voorkeur Descriptief karakter

Geldigheid Autoriteits-onafhankelijk Universeel geldig

Autoriteits-afhankelijk Context-gebonden

Autoriteits-afhankelijk Context-gebonden

Autoriteits-onafhankelijk Persoonsgebonden

Voorbeeld Stom kieken Liegen over resultaten

Tafelmanieren (Boeren in china is oké, bij ons niet) Familiegewoontes

Fruit eten Fietslicht

Vrienden Vrijetijdsactiviteiten Lichaamsverzorging Make-up

Piercing = persoonlijkdomein, maar wordt vaak ook voor conventioneel, prudentieel domein gebruikt.

Oefening: EXAMENVRAAG! o Zie slide (7, HFDST 3) voor opgave o Oplossing

Moreel Conventioneel Prudentieel Persoonlijk

4,8,10 1,2,7

(7 kan ook persoonlijk zijn/ verschilt tussen jongeren)

5,6 3,7

3. Wie mag over wat beslissen?

Verschillende domeinen

Domeinen kunnen elkaar versterken

’s Avonds fietsen met een licht heeft zowel een prudentieel (we brengen onszelf in gevaar als we zonder licht fietsen), een conventioneel (het is in onze samenleving bij wet vastgelegd dat we ’s avonds met licht moeten fietsen) als een moreel karakter (we kunnen andere weggebruikers in gevaar brengen)

Page 38: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

37

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Domeinen kunnen in conflict met elkaar zijn

Ouders en kinderen kunnen van mening verschillen over welke zaken onder de noemer persoonlijk en conventioneel vallen

Sociale Domein Theorie o Dat soort discrepanties geeft vaak aanleiding tot conflicten tussen ouders en kinderen

Ouders vinden dat ze het recht hebben om zich te mengen in onderwerpen die volgens hen onder de morele, conventionele of prudentiële domeinen vallen, terwijl kinderen vinden dat het om persoonlijke zaken gaat waarbij ouderlijke inmenging als illegitiem wordt ervaren

4. Gehoorzaamheid: een overschatte kwaliteit?

Gehoorzaamheid o Ontwikkelingspsychologen nemen een sterk standpunt in omtrent de wenselijkheid van

gehoorzaamheid

Gehoorzaam gedrag is slechts een teken van een geslaagd socialisatieproces als het van binnenuit komt, niet wanneer het voorkomt uit volgzaamheid en het slaafs overnemen van extern aangereikte waarden en regels op straffe van boete

5. Verzet: een onvermoed interessant fenomeen of zelfs een onderschatte

kracht?

Gehoorzaamheid vs. verzet o Het gevaar bestaat erin dat gehoorzaamheid als een onverdeeld positieve uitkomst van het

opvoedingsproces wordt gezien o Het risico bestaat er ook in dat verzet eenzijdig als een probleem wordt gezien: een falen van het

opvoedingsproces dat verbetering vergt

Een dergelijke stereotypering van het fenomeen verzet zien we over de adolescentie

Periode van conflict en strijd tussen jongeren en hun ouders

MAAR bij het afbeelden van de adolescentie als een rebelse periode dienen diverse kritische kanttekeningen gemaakt te worden

De huidige visie op de adolescentie is gematigd

Door de aandacht te sterk te vestigen op de ‘moeilijke puberjaren’ zouden we kunnen vergeten dat kinderen zich ook op andere leeftijden tegen hun ouders verzetten

Het type verzet waarvan sprake is in de adolescentiejaren is vaak te eenzijdig negatief gekleurd

Take-home boodschap:

Om op te groeien tot verantwoordelijke burgers dienen kinderen aangereikte regels, normen en waarden te internaliseren.

Deze regels en normen kunnen in verschillende domeinen ondergebracht worden.

Over sommige regels en normen zijn ouders en kinderen het grond oneens omdat ze deze in verschillende domeinen plaatsen.

Het internaliseren van waarden en normen kent een piekmoment in de kindertijd, maar is er niet toe beperkt.

Page 39: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

38

HET GEWETEN ALS SLOT OP DE DEUR

Hoofdstuk 3

1. Het geweten

1.1. Cruciale bestanddelen

Cruciale bestanddelen o Kochanksa onderscheid er 3 vlakken die het geweten vormen

Het affectieve vlak, het gedragsmatige vlak en het cognitieve vlak

Het geweten o Het is een multidimensioneel concept, dat een affectieve, gedragsmatige en cognitieve component

bevat

Het affectieve vlak o Het ervaren van schuldgevoelens als indicator van moreel functioneren. o Schuld

Verwijst naar emotionele spanning en het ongemak dat samenhangt met feitelijke of geanticipeerde transgressies.

Treedt op bij de overtreding van morele normen = motivationele brandstof om norm vertredend gedrag te vermijden.

Het kind moet cognitief en emotioneel rijp zijn om schuld te ervaren = enkel wanneer het over een zelfbewustzijn beschikt.

Schuld en bezorgdheid/empathie gaan samen

Schuldgevoelens zijn de motivationele brandstof om normcomform gedrag te stellen

Schuld stuurt ons gedrag o Ook empathische reacties vormen een indicator voor moreel emotioneel functioneren. o Het affectief alarmsignaal gaat af wanneer we schuldgevoelens, wroeging spijt bij het begaan

van een fout

Het gedragsmatige vlak o Het vertonen van normconform gedrag of internalisatie

Verschuiving van externe naar interne regulatie

Men zal de opgelegde regels navolgen op het ogenblik dat de socialisatiefiguur niet meer aanwezig is.

Het cognitieve vlak o Een toenemende mate van begrip van morele regels en standaarden

1.2. Toegewijde gehoorzaamheid als voorloper van het geweten

Verschillende types gehoorzaamheid

Situationele gehoorzaamheid o De regels worden niet volledig geaccepteerd. o Het is afhankelijk van de uitgeoefende controle van het socialisatiefiguur.

Ouders die meerdere keren aanmoedigen om op te ruimen

Ouders die meerdere keren moeten zeggen dat je moet stil zitten

Ouders die meerdere keren dreigen de tv uit te zetten. o Situationeel = afhankelijk van de aanwezigheid van de socialisatiefiguur o Er wordt op een weerspannige wijze ingegaan op het verzoek, dit omdat het niet

verankerd is in de waardestructuur van het kind.

Page 40: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

39

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Toegewijde gehoorzaamheid o De regels worden volledig geaccepteerd o Ze worden spontaan toegepast

Internalisatie o Gedrag wordt niet uitsluitend door externe, maar ook door interne motieven

gestuurd

o Synoniem = protogeweten voorloper van het geweten. o Het stellen van normcompatibel gedrag in de aanwezigheid van de socialisatiefiguur =

toegewijde gehoorzaamheid

Nu stelt men ook zulk gedrag bij afwezigheid van het socialisatiefiguur

Types gehoorzaamheid samengevat

Situationele gehoorzaamheid

Toegewijde gehoorzaamheid

interanilsatie

Aan-of afwezig socialisatiefiguur

Aanwezig Aanwezig Afwezig

Regulatie Extern Gedeeltelijk intern Volledig intern

moraliteit Afwezig Protogeweten geweten

Voorbeeld Anthe ziek, niet luisteren om stil te zitten in de wachtkamer

Germaine ziek, medicijnen niet willen nemen Gevoel = weerspannig

Pieter ziek, stilzitten omdat…, pieter luistert Gevoel = enthousiast

Antoine ziek, maar neemt medicijnen in zoals het hoort. Gevoel = enthousiast

Proto-geweten

Page 41: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

40

Verschil tussen persistentie (volharding) en transfer (generalisatie)

Persistentie

Duurzaamheid

Het gedrag dat in één specifieke situatie wordt aangeleerd wordt volgehouden over tijd binnen de situatie

Cross-temporale stabiliteit

Thuis fruiten als ouder niet toekijkt

50 km/uur rijden op ring rond Gent als onbemande camera’s niet meer functioneren in Gent

Transfer

Generalisatie

Het gedrag dat in één specifieke situatie wordt aangeleerd wordt getransfereerd naar nieuwe situaties of naar nieuwe gedragingen.

Cross-activiteit

Fruit eten op scoutskamp/kot

50 km/uur rijden op plaatsen waar geen onbemande camera’s staan.

Oefening o Juf moedigt de kinderen aan om elkaar te helpen in de klas. Omdat Marja tijdens de studie vast zit

met haar huiswerk, springt Odille bij haar te helpen.

Dit is een voorbeeld van Cross-situationele tranfer

Welke soorten taken gebruik Kochanska in haar onderzoke?

Gebodstaak

“Doe”-taak o Pro-actieve gedragstendens = een vervelend/lastig gedrag uitvoeren

Beleefd zijn ten opzichte van anderen

Regelmatig fruit eten

Op tijd thuis komen van een fuif

Verbodstaak

“Doe-niet”-taak o inhiberende gedragsstendens = een interessante/aantrekkelijk gedrag niet

uitvoeren

Praat niet met je mond vol

Niet snoepen voor het middageten

Niet stelen

Beide taken impliceren zelfbeheersing

Take-home boodschap:

Het geweten bevat een affectief, gedragsmatig en cognitief bestanddeel.

Internalisatie verwijst naar het uitvoeren van een opgedragen verzoek in afwezigheid van een socialisatiefiguur.

Er bestaan kwalitatief verschillende soorten gehoorzaamheid

Internalisatie is de gedragsmatige component van het geweten, waarvan toegewijde gehoorzaamheid de voorloper is.

Page 42: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

41

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

2. Leefti jdsgebonden verschuivingen

2.1. Stel len kinderen zich inschikkeli jker op naarmate ze ouder

worden?

Welke evolutie valt er waar te nemen in het type gehoorzaamheid van kinderen in functie van de leeftijd.

o Studie Kochanska = gestructureerde observatie (en geen naturalistische observatie)

103 moeders en hun kinderen worden 2x in het labo uitgenodigd (2à3 jaar alsook op leeftijd van 3,5 à 4,5jaar)

Specifieke taak

Gebodstaak: speelgoed opruimen

Verbodstaak: moeder verbood kind om aantrekkelijk speelgoed aan te raken

Beoordelen van mate van toegewijde en situationele gehoorzaamheid

Dit aan de hand van het beeldmateriaal dat gemaakt wordt o Resultaten

Verschuiving in types gehoorzaamheid

Toename in toegewijde gehoorzaamheid

Afname in situationele gehoorzaamheid

Veel meer toegewijde gehoorzaamheid in de verbodstaak dan in de gebodstaak o Grafiek

2.2. Ontwikkelt het soort ouderli jk verzoek zich afhankeli jk van de

leefti jd van het kind?

Verander het soort ouderlijk verzoek met de leeftijd?

Onderzoek o Moeder toont aan welke voorgestelde eisen ze aan hun peuter stelden.

Vaststellingen o Toename van aantal eisen/verzoeken met de leeftijd o Diversiteit van eisen/verzoeken neemt toe met de leeftijd o Domeinsgebonden volgorde in thema’s

Prudentiële thema’s (veiligheid, bescherming) komen eerst aan bod, daarna morele thema’s (respect, manieren) en conventionele thema’s (eetroutine, familieroutine)

Grafiek o Een propositiescore van .69 voor veiligheid op de leeftijd van 13 maand betekent dat 68%

van de veiligheidseisen, die aan de moeders werden vooropgelegd, door de moeders werd gesteld aan hun peuters

Page 43: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

42

Beperkingen o Het is een dwarsdoorsnede onderzoek met zelf-gerapporteerde gegevens

Take-home boodschap:

Toegewijde gehoorzaamheid neemt toe in de peuter-kleuterjaren, in het bijzonder wat betreft verbodstaken.

Situationele gehoorzaamheid neemt af in de peuter-kleuterjaren

Het aantal en soort eisen dat moeders aan hun kinderen stellen neemt toe en wordt inhoudelijk diverser naarmate kleuters ouder worden.

3. Types gehoorzaamheid en moreel functioneren

3.1. Wat als kinderen het verzoek niet inwil l igen

Studie Kochanska: o Hangt het gehoorzamen aan vs. naast zich neerleggen van een

ouderlijk verzoek samen met een verschillende mate van moreel functioneren?

o Onderzoek

58 moeder-peuter (1,5-3,5 jaar) paren spenderen samen heel wat tijd.

Dit werd geobserveerd zodat men een score kon opstellen van (gebrekkige) gehoorzaamheid.

Op 8-10 jarige leeftijd komen ze terug naar het labo. Ze krijgen semi-projectieve verhalen voorgelegd die allemaal moreel geladen waren en waarbij de protagonist/hoofdrolspeler een norm had.

Men vroeg aan hun: ‘Hoe zou jij je gevoeld hebben?’

Zo probeerde men de empathie en schuldgevoelens te scoren

De scores werden in verband gebracht met het eerder onderzoek over het al dan niet inwilligen van het verzoek van de moeder.

o Resultaten

Peuters die ingingen op het verzoek proberen zich later bij onopzettelijke overtredingen van een norm meer empathie op te stellen naar andere toe, alsook ervaren ze meer negatieve gevoelens bij het overtreden.

o Beoordelen van de resultaten

Omwille van de tijdspanne tussen beide onderzoeken alsook van de verschillende manier van metingen van de (on)afhankelijke variabelen

o Beperkingen

Gehoorzaamheid werd op homogene wijze benadert, we weten dat er verschillende soorten gehoorzaamheid zijn!

3.2. Wat als ouders hun kinderen voortdurend achter de veren

moeten zitten

Studie van Kochanska o Effecten van toegewijde vs. situationele gehoorzaamheid op moreel functioneren. Speelt naast de

mate van gehoorzaamheid ook de soort gehoorzaamheid een belangrijke rol? o Onderzoek

103 moeders en hun peuters worden 2x naar het labo uitgenodigd 2à3 jaar en 3,5 à 4,5 jaar o Indicatoren van internalisatie en moreel gedrag

Page 44: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

43

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

1ste indicator: Tijdens de opruimtaak wordt peuter plots alleen gelaten

Observeren: In welke mate wordt er door gedaan met het opruimen?

2de indicator: Oudere peuters worden 12 minuten alleen gelaten in labo tegenover een bank met mooi speelgoed. Maar zij moeten een saaie taak uitvoeren en het speelgoed niet aanraken.

3 minuten alleen

1 minuut komt er een andere volwassenen en speelt met dat speelgoed waar jeniet mee mag spelen.

8 minuten wordt hij terug alleen gelaten

Observeren: Scoren in welke mate peuters verder gaan met het sorteren van het bestek en speelgoed niet aanraken.

3de indicator: Fairheidtest via een gisspel

Spelregels: peuter mag slecht één vinger gebruiken

1ste maal: om te proberen (gelukte poging)

2de maal: voor echt 3 dieren bedekt = peuter kan eerste twee dieren niet raden.

Proefleider verlaat het lokaal (3 minuten lang)

3 indicatoren

Snelheid van transgressie = hoe snel worden de regels overtreden

Mate van transgressie = met beide handen?/Optillen van deken?

Mate van norm-compatibel gedrag = het bekijken maar niet aanraken o Resultaten

Toegewijde inwilling van een verzoek onder de aanwezigheid van een moeder hangt positief samen met de verschillende indicatoren van moreel gedrag wanneer de moeder niet langer aanwezig is.

o Grafiek

Hoe meer toegewijde gehoorzaamheid op 2à3 jaar, hoe meer men opruimt in afwezigheid van de moeder op 3,5 à 4,5 jaar

Hoe meer situationele gehoorzaamheid op 2à3 jaar, hoe sneller men zal spieken op 3,5 à 4,5 jaar

4. Beschouwingen

Beschouwingen o Is de ontdubbeling van het concept gehoorzaamheid gerechtvaardigd?

Theoretisch toename in precisie

Praktisch medewerking op zich is geen goede voorspeller van toekomstig moreel functioneren

Empirisch vraag naar rendement/efficiëntie

Verschillende evoluties van de types gehoorzaamheid

Verschillende predictieve validiteit o Positieve elementen van werk van Kochanska

Studie van de ontwikkeling van het geweten op jonge leeftijd

Studie van de cruciale bestanddelen van het geweten. o Onbeantwoorde vragen/ twee andere thema’s verdienen meer aandacht

Is nog verdere verfijning nuttig en noodzakelijk?

Opruimen om te tonen dat je een flinke meid bent, dat je het leuk vindt

Kunnen we positieve ontwikkeling voorspellen? Niet enkel risico op probleemgedrag

Page 45: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

44

Studies rondom het geweten spitsen zich vaak toe op de vraag of gewetensvol functioneren een buffer vormt tegen probleemgedrag

Page 46: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

45

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

OVER NIEUWSGIERIGHEID EN EIGENAARSCHAP

Hoofdstuk 4

1. Het groeiproces intrinsieke motivatie

1.1. Over nieuwsgierigheid en verwondering

Behoeftebevrediging o Behoeftebevrediging en nieuwsgierigheid dient als motor van intrinsieke motivatie en

internalisatie.

Intrinsieke motivatie o Een activiteit uitvoeren omwille van de activiteit zelf.

o Deze is inherent bevredigend en boeiend o Zorgt voor psychologische vrijheid of autonomie: het gevoel hebben helemaal onszelf te

kunnen zijn bij het uitvoeren van intrinsiek boeiende activiteiten o De activiteit is niet instrumenteel om een uitkomst buiten de activiteit zelf te verkrijgen. o Het uitvoeren van een intrinsieke activiteit versterkt onze betrokkenheid met als gevolg dat we de

tijd uit het oog verliezen.

Sterke betrokkenheid + toewijding = positieve gevoelens en opwinding flowervaring

o Intrinsieke motivatie gaat gepaard met diepgaand leren, hoger welbevinden, betere leerprestaties,

langer volhouden, meer creativiteit

o Intrinsieke activiteiten voeren we uit omdat we er spontaan tot aangetrokken zijn het brengt een gevoel van vrijheid en autonomie met zich mee

Hobby’s

Belonen van intrinsiek gedrag o Leidt tot het vermindering in plezier bij het uitvoeren van de activiteit, die tot dan toe spontaan

geboeid liep, wanneer men de beloning stopt.

Nuancering van deze conclusie effect is afhankelijk van de wijze van de beloning ((on)aangekondigd), de soort beloning (materieel/verbaal) en het criterium waarop de beloning werd gebaseerd (prestatiegericht/taakgericht).

Extrinsieke motivatie o Een activiteit uitvoeren om een uitkomst te bereiken die buiten de activiteit zelf gelegen is

Middel-doel structuur

Activiteit heeft nutswaarde

Instrumentaliteit van de handeling o Types extrinsieke motivatie kunnen onderscheiden worden op basis van mate waarin

gedragsregulatie geïnternaliseerd of verinnerlijkt is geworden.

Onderscheid intrinsieke-extrinsieke motivatie o Dit onderscheidt is niet waardeloos, maar wordt wel vervangen door het onderscheid autonome-

gecontroleerde motivatie.

Het is een andere manier om over de kwaliteit van motivatie te praten.

Laat toe om te begrijpen dat vervelende activiteiten ook vrijwillig kunnen worden uitgevoerd.

Page 47: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

46

1.2. De voedingsbodem van intrinsieke motivatie: psychologische

behoeftebevrediging

Psychologische behoeftebevrediging o Wanneer men autonomie, verbondenheid en competentie bevredigd zal dit leiden tot intrinsieke en

extrinsieke motivatie

Voorbeeld o Tandenpoetsen

Doet papa het? Doet het kind het zelf? = voorbeeld van autonomie

Ervoor ruzie gemaakt? Ervoor plezier gehad = voorbeeld van verbondenheid

3 jaar of 6 jaar, verschil in het zelf kunnen poetsten van de tanden = voorbeeld van competentie

o Suzanne vertelt aan de juf dat ze een boek over ruimtevaart heeft gevonden. Juf stelt voor aan Suzanne om de andere kinderen uit te leggen wat ze er bijzonder aan vindt

Juf moedigt de zin voor initiatief aan bij Suzanne, biedt haar de keuze om haar interesse met de klas te delen = versterking van de behoefte aan autonomie

Autonomiebevrediging is een eerste vitamine voor het versterken van intrinsieke motivatie

Suzanne is nog meer geboeid erdoor indien ze zich ook in staat acht dit aan de anderen uit te leggen (door positieve en stimulerende feedback van de ouders of juf) = versterking van de behoefte aan competentie

Competentiebevrediging is een tweede vitamine voor het versterken van intrinsieke motivatie

Vygotski: ‘de zone van de naaste ontwikkeling’ = ouders gaan op zoek naar taken die net boven het huidige ontwikkelingsniveau van het kind liggen, maar toch voldoende nauw bij het huidige niveau aansluiten om haalbaar te zijn

o M.a.w. ouders moeten taken en activiteiten aanbieden die binnen de mogelijkheden van het kind liggen en toch voldoende uitdagend zijn

Verschillende intrinsiek boeiende activiteiten voeren we immens alleen uit, zonder dat anderen per definitie aanwezig zijn

Relationele verbondenheid vertoont een meer distale relatie met intrinsieke motivatie, en is dus iets minder relevant

MAAR bv. puzzelen of het lezen van een roman: dit zijn boeiende activiteiten die ooit door een socialisatiefiguur geïntroduceerd zijn geweest waardoor kinderen deze leerden kennen en er gegrepen door geraakten

De kans is groot dat kinderen geboeid raken door een activiteit die aangeboden wordt door iemand met we ze een gevoel van verbondenheid ervaren

De gebroken lijn in de figuur hieronder geeft aan dat de effecten van verbondenheid minder eenduidig en uitgesproken zijn (rood omcirkeld)

Page 48: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

47

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Tabel

Kortom o Dingen die we graag doen = dingen die weg goed kunnen (competentie) = die we écht willen doen

(autonomie) = en in sommige gevallen samen met iemand (verbondenheid) o Het bevredigen van de basisbehoeftes is dus een noodzaak om intrinsieke motivatie te handhaven en

te verhogen.

1.3. Alarmerend nieuws: Daling in het leerplezier

Recente studie o Kinderen ervaren over het algemeen weinig tot zeer weinig leerplezier o Intrinsieke motivatie neemt geleidelijk af in de schoolloopbaan, gevolg hiervan is dat we een

verminderd welbevinden ervaren alsook een haperende leerprogressie.

Grafiek

1.4. Wat als de taakvreugde ontbreekt?

Wat als de taakvreugde ontbreekt? o Dan krijgen we te maken met extrinsieke motivatie

Een activiteit uitvoeren om een uitkomst te bereiken die buiten de activiteit zelf gelegen is

Middel-doel structuur

Dat betekend dat de activiteit een middel is om een doel te realiseren dat buiten de activiteit zelf gelegen is

Marijke ruimt haar kamer op, omdat haar moeder anders kritiek geeft -> ze is extrinsiek gemotiveerd

Activiteit heeft nutswaarde

Instrumentaliteit van de handeling

Autonomie

Intrinsieke motivatie

Relationele verbondenheid

betrokkenheid

internalisatie

Competentie

Page 49: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

48

Intrinsieke en extrinsieke motivatie als tegenpolen o = hoe meer we intrinsiek gemotiveerd zijn voor een activiteit, hoe minder we extrinsiek

gemotiveerd zijn en omgekeerd o Deze bipolaire visie op motivatie is waar te nemen op de wijze waarop beide gemeten worden. o Deze bipolaire zienswijze was ook theoretisch merkbaar

Er is ook een verschil in het aanwijzen van de causale bron Causaliteitslocus: verwijst naar de bron of de plaats (locus) van waaruit het handelen wordt geïnitieerd of waarmee het congruent is

Intrinsieke motivatie = interne causaliteitslocus

Gedrag dat spontaan boeit = gevoel dat we zelf de handeling initiëren

Extrinsieke motivatie = externe causaliteitslocus

Gedrag dat opgelegd wordt = niet het gevoel hebben dat je er zelf voor koos

Take-home boodschap:

Intrinsieke motivatie betekent het uitvoeren van een activiteit omwille van zichzelf, omwille van de inhoud van deze activiteit.

Extrinsieke motivatie en instrumentele motivatie zijn inwisselbare concepten: de activiteit is in dit geval een instrument om een doel te bereiken buiten de activiteit zelf.

De bevrediging van de psychologische behoeftes aan autonomie, competentie en in zekere mate ook relationele verbondenheid vormt de motor voor het ontwikkelen en handhaven van intrinsieke motivatie.

Intrinsieke motivatie brengt een waaier van voordelen met zich mee.

Page 50: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

49

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

2. Naar persoonli jke aanvaarding: het internalisatieproces

Oefening

Extrinsieke motivatie Intrinsieke motivatie

Externe regulatie Geïntrojecteerde regulatie

Geïdentificeerde regulatie

Geïntegreerde regulatie

Intrinsieke motivatie

Straf Beloning Verwachting

Schaamte Schuld Zelfwaarde

Persoonlijke relevantie Betekenisvol

Volledige harmonie Plezier Passie Interesse

Extra uitleg: Gedrag wordt vanbuiten uit gestuurd door middel van materiele en emotionele zaken/druk

Extra uitleg: Verwachtingen niet van buitenaf maar van jezelf. Ego staat hier centraal. (Etymologie: ‘intro’= binnen/ ‘iacere’=werpen Musterbation = handelen op basis van interne verplichtingen. Er is een relatie tussen introjectie en voorwaardelijke of contigente eigenwaarde = De eigenwaarde van een goede student kan enkel hoog gehouden worden door te studeren wat leidt tot spanning en verplichtingen.

Extra uitleg: Er is een inzicht in het waarom van de activiteit/nut/meerwaarde.

Extra uitleg: Verschillende persoonlijke zinvolle activiteiten vormen niet langer een gefragmenteerd of conflicterend geheeld, maar zijn verankerd of geïntegreerd binnen een coherent systeem van waarden, doelen en motieven.

Extra uitleg: Centraal staat de inhoud van de activiteit, het wordt niet versterkt via externe factoren zoals belonen en straffen

Voorbeeld: Ik studeer… …omdat dat van mij verwacht wordt …omdat het gezaag zo stopt

Voorbeeld: Ik studeer… …omdat ik me anders schuldig voel als ik het niet doe …omdat ik mezelf moet bewijzen

Voorbeeld: Ik studeer… … omdat ik begrijp waarvoor de stof dient …omdat ik inzie waarom leren nuttig is

Voorbeeld: opruimen kamer = spullen sneller terugvinden> aanleren vaardigheden orde en netheid > beroepsleven

Voorbeeld: Ik studeer… …omdat ik de stof interessant vind …omdat ik de stof boeiend vind

Verplichting, druk, stress Vrijwillig, psychologisch vrij

Extra uitleg: We moeten = moetivatie

Extra uitleg: Gemeenschappelijk = positief gevoel, interne motivatie Willen of goesting

Gecontroleerde motivatie Autonome motivatie

Proces van toenemende internalisatie = mentaliteits- of attitudeverandering

Niet-geïnternaliseerd Partieel geïnternaliseerd

Bijna volledig geïnternaliseerd

Volledig geïnternaliseerd Niet nodig

Page 51: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

50

Scheidingslijn o Dubbel gestreept = scheiding tussen extrinsieke-en intrinsieke motivatie o Driedubbel gestreept = scheiding tussen moeten en willen

Quizvraag o Ik help mijn ouders bij huishoudelijke taken..

a) Omdat ik het graag doe b) Omdat mijn ouders mij anders bepaalde priviliges ontzeggen c) Omdat ik respect hoort te tonen voor wat zij voor mij doen d) Omdat ik zo nog iets kan opsteken

o Types regulatie 1. Externe regulatie 2. Intrinsieke motivatie 3. Geïdentificeerde regulatie 4. Geïntrojecteerde regulatie

o Oplossing

A-2/B-1/C-4/D-3

Het motivationeel continuüm o Het motivationeel continiuüm is van toepassing

Voor elk menselijk gedrag

Werken, sport en beweging, ecologie

Voor elk leeftijdsgroep

Kinderen en jongeren = kamper opruimen, huishoudelijke taken, studeren, fruit eten

Volwassenen = verkeersregels, medicatie, bewegen, huishoudelijke taken.

Interne en externe regulatie o Vallen samen met motivatie die ‘van binnen’ vs. ‘van buiten’ komt

Van binnen = introjectie, identificatie, integratie en intrinsieke motivatie

Van buiten = externe regulatie o Vallen niet samen met het onderscheid autonome vs. gecontroleerde motivatie o Het wijst op het cruciale onderscheid tussen ‘zelf’ en ‘persoon’

‘Zelf’ = proces van toenemende synthese en integratie

‘Persoon’ = elke motivationele kracht of psychisch materiaal dat zich niet langer buiten ons bevindt

o Niet alle interne drijfveren zijn reeds geassimileerd en dus congruent met het op groei gerichte zelf

2.1. Eigenaarschap verwerven

Internalisatie o Proces van internalisatie is een tweede belangrijke uiting van organismische groei naast

intrinsieke motivatie. o Het is een proces waarbij individuen op een actieve wijze bepaalde aangereikte externe

overtuigingen, attitudes of gedragsregulaties geleidelijk aan transformeren in persoonlijke gewaardeerde attributen, waarden of gedragsstijlen.

o Het is zich eigen maken van deze overtuigingen, attitudes-en gedragsregulaties en ze opnemen binnen het zelf

o Naarmate we de redenen voor het stellen van initieel oninteressante activiteiten meer verinnerlijken, voeren we deze activiteiten uit met een groter gevoel van autonomie of psychologische vrijheid

Het internaliseren van aanvankelijk extern gestuurde gedragsregulaties representeert een actief verinnerlijkingsproces = attitude-of mentaliteitswijziging

o Internalisatie is een zeer belangrijk proces bij socialiseren van mensen in onze samenleving

Page 52: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

51

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

2.2. Naar toenemende eigenaarschap

Interalisatieproces o Verloopt niet altijd succesvol o De reden om een activiteit uit te voeren kan men in verschillende mate verinnerlijken

Er worden hierdoor verschillende types extrinsieke motivatie onderscheiden

2.2.1. Externe druk

Externe regulatie o De activiteit wordt uitgevoerd of een regel wordt gerespecteerd om aan externe verwachtingen te

voldoen, om een beloofde beloning te krijgen of om een dreigende straf te vermijden o Voorbeelden

… mijn ouders dwingen mij hiertoe

… mijn ouders me anders bepaalde privileges zouden afnemen

…mijn ouders me anders zouden straffen o Gekenmerkt door een extern gepercipieerde causaliteitslocus o Meest herkenbare vormen van externe gedragsregulatie: beloning en straf o Er is sprake van een ‘als… dan’-relatie

Het gevoel van externe verplichting komt des te sterker op naarmate het vertonen van het opgedragen gedrag een noodzakelijke voorwaarde is om een beloning te verkrijgen of om een straf te vermijden

o Een effectieve vorm van gedragsregulatie

Zolang een beloning wordt aangeboden, is de kans reëel dat het gewenste gedrag wordt vertoont

Problemen duiken op als de beloning niet langer wordt aangeboden o Bevindt zich helemaal LINKS op het internalisatiecontinuüm

2.2.2. Interne druk

Geïntrojecteerde regulatie o Onszelf onderdruk zetten om bepaalde zaken van onszelf gedaan te krijgen -> druk hoeft dus

niet noodzakelijk van buitenaf te komen o Introjectie = de gedragsregulatie werd naar ‘binnen gegooid’, maar is nog niet volledig aanvaard

Page 53: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

52

o Voorbeelden

… ik me anders slecht zou voelen over mezelf

… ik me dan pas trots kan voelen over mezelf

… ik me dan beter voel over mezelf o Een type regulatie die nog vrij gedwongen van aard is

Men voert het gedrag uit om gevoelens van schaamte, schuld of angst te vermijden, om het ego of het eigenwaardegevoel op te krikken of om trots te kunnen zijn op zichzelf

o Interne spanning komt voor uit het vermijden van negatieve gevoelens als uit het nastreven van positieve gevoelens

Gemeenschappelijke basis: een conditionele aanvaarding van de eigen persoon (zelfkritisch vs. trots)

o D.m.v. de introjectie vormt de jongere een interne versie van de kritische evaluatie van zijn gedrag die werd gegeven door zijn socialisatiefiguren

Kritische boodschap van de ouders: “Je bent oud genoeg om je huiswerk zelf te maken.” vertaalt zich in een interne kritische stem: “Ik moet zorgen dat ik dit huiswerk alleen kan maken.” = voorwaardelijke zelfaanvaarding

‘Voor-wat-hoort-wat’-houding passen we toe op onszelf

We kunnen pas tevreden zijn met onszelf indien we alle taakjes op onze to-do-lijst hebben afgewerkt. Zo niet: een bron van zelfkritiek

o Nog steeds gekenmerkt door een externe causaliteitslocus

Gedragsregulatie niet langer gestuurd wordt door externe, maar door interne factoren, MAAR de gedragsuitvoering wordt niet als vrijwillig ervaren

Slechts gedeeltelijk geïnternaliseerd, want nog GEEN onderdeel van het ‘zelf’ o Relatie tussen introjectie en voorwaardelijke/contingente zelfwaarde

Voorwaardelijke eigenwaarde: kenmerkend voor mensen die hun gevoel van eigenwaarde ophangen aan het voldoen van bepaalde standaarden

o Bevindt zich meer naar RECHTS op het internalisatiecontinuüm

Dit komt omdat de gedragsregulatie niet langer gestuurd wordt door externe, maar door interne factoren

2.2.3. Volwaardig eigenaarschap

Geïdentificeerde regulatie o We handelen op een meer vrijwillige wijze als we ons vereenzelvigen of identificeren met de

waarde die wordt gediend met ons gedrag

We begrijpen het belang van het gedrag in het licht van de doelen die we persoonlijk relevant vinden en wensen te begrijpen

We verwerven m.a.w. eigenschap over ons gedrag omdat we de gedragsregulatie hebben geïnternaliseerd of verinnerlijkt

We voeren activiteiten uit met een groter gevoel van keuze en psychologische vrijheid o Voorbeelden

… dit een keuze is waar ik me volledig achter kan scharen

… ik deze persoonlijk zinvol vindt

… ik volledig achter deze beslissing sta o Bevindt zich nog meer naar RECHTS op het internalisatiecontinuüm

Geïntegreerde regulatie o Een nog rijpere vorm van internalisatie

Wanneer we de redenen, waarmee we ons identificeren, integreren vinnen andere waarden en doelen

Page 54: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

53

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Niet langer een conflicterend geheel, maar een coherent systeem van waarden, doelen en motieven

o = Integratie

= de meest volwaardige vorm van internalisatie

Vereist veel zelfkennis en cognitief inzicht in het functioneren

Dankzij zelfreflectie kunnen we de waarde van een activiteit goed inschatten en deze ook volledig onderschrijven = proces van ‘zelfonderschrijving’

o Wordt gekenmerkt door een intern gepercipieerde causaliteitslocus o Bevindt zich nog meer naar RECHTS op het internalisatiecontinuüm

2.3. Behoeftebevrediging als katalysator van het internal isatieproces

Behoeftebevrediging o Kinderen plezier laten beleven

Belangrijk dat hun behoeftes aan autonomie en competentie worden ondersteund

De behoefte aan relationele verbondenheid fungeert meer op de achtergrond (stippellijn)

MAAR speelt wel een belangrijke rol in het internalisatieproces (rode lijn)

Verwerven van eigenaarschap over gedrag, normen en waarden, waartoe men spontaan niet geneigd is

Sneller een regel verinnerlijken indien deze wordt opgedragen door een persoon met wie we een hechte band hebben

2.4. Motivationeel vocabularium: complex, maar elegant

2.4.1. Over mOEtivatie en zin of ‘goesting ’

Drijfveren o Over het geheel worden er vijf drijfveren onderscheiden

Deze worden gekenmerkt door een toenemende mate van autonomie, naargelang we langs het continuüm naar rechts opschuiven

o De vijf subtypes kunnen vereenvoudigd worden tot twee grotere categorieën

Gecontroleerde of gedwongen motivatie = ‘moetivatie’

Autonome of vrijwillige motivatie = ‘zin’/ ‘goesting’

Hieronder vallen drie types gedragsregulatie

Persoonlijke zinvolheid (geïdentificeerde gedragsregulatie)

Harmonie (geïntegreerde gedragsregulatie)

Page 55: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

54

Plezier (intrinsieke motivatie)

2.4.2. Theoretische muggenzifteri j? Over interne en externe

regulatie

Interne en externe regulatie o Vallen samen met motivatie die ‘van binnen’ vs. ‘van buiten’ komt

Van binnen = introjectie, identificatie, integratie en intrinsieke motivatie

Van buiten = externe regulatie o Vallen niet samen met het onderscheid autonome vs. gecontroleerde motivatie o Het wijst op het cruciale onderscheid tussen ‘zelf’ en ‘persoon’

‘Zelf’ = proces van toenemende synthese en integratie

‘Persoon’ = elke motivationele kracht of psychisch materiaal dat zich niet langer buiten ons bevindt

o Niet alle interne drijfveren zijn reeds geassimileerd en dus congruent met het op groei gerichte zelf

2.4.3. Het paraplubegrip autonomie: vri jwil l ig functioneren en

onafhankeli jkheid

Autonomie

o Het is een paraplubegrip Het heeft verschillende betekenissen.

Autonomie mogen we niet verwarren met zelfstandigheid

Het is niet omdat een kind terugvalt op iemand dat het niet meer autonoom is

Vergelijking van autonomie in de ZDT-visie en de klassieke ontwikkelingspsychologie

Psycho-analytische visie = separatie-individuatie

ZDT-visie

2.4.3.1. Autonomie als onafhankeli jkheid

Psycho-analytische visie = separatie-individuatieproces o Autonomie betekent hier dat kinderen maken zich fysiek en emotioneel los van de ouders

(separatiefase) om gradueel op eigen benen te staan (individuatie/onafhankelijkheid)

2 belangrijke fases in de kleutertijd

Fallische fase = oedipuscomplex o Loskomen uit de symbiotische knelling o Overnemen van waarden en normen die de vader vertegenwoordigt o Geboorte van super-ego om liefde van vader te behouden en schuld te vermijden

Adolescentiefase o Loskomen van geïnternaliseerde ouderlijke voorstellingen o Ouder-kind relatie wordt gekenmerkt door ‘normal conflictuel condition’ o Zich richten naar peers: libidinale energie-verschuiving

Separatie-individuatie tijdens adolescentie resulteert in

Gedragsmatige autonomie o Beter in staat zijn om gedrag en beslissingen te reguleren

Identiteitskeuze, kleren

Emotionele autonomie o Ouders minder idealiseren en er minder afhankelijk van zij

Jezelf kunnen troosten

Cognitieve autonomie o Groter zelfvertrouwen en het gevoel hebben het leven aan te kunnen

Page 56: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

55

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Kortom: o Het loskomen van de ouders is noodzakelijk om verantwoordelijkheid te kunnen opnemen.

Autonomie wordt hier gelijkgesteld met zelfstandigheid

2.4.3.2. Autonomie als vr i jwil l ig functioneren

ZDT-visie o Men maakt een onderscheid tussen vrijwillig en gedwongen functioneren.

2.4.3.3. Onafhankeli jkheid, vri jwi l l ig functioneren en de

aanpassing van jongeren

Wat is het beste voor het welbevinden o ZDT opteert de mate van vrijwillig functioneren als belangrijk

Vrijwillig functioneren leidt tot bevredigen van de psychologische basisbehoeftes

2.4.3.3.1. Psycho-analytische v isie vs. ZDT: kort vergeleken

Psycho-analytische visie = separatie-individuatie

ZDT

Concept autonomie

Onafhankelijkheid, zelfstandigheid

afhankelijkheid, interdependentie, conformiteit = beroep doen op anderen

Concept autonomie

Psychologisch vrijwillig functioneren of reflectieve autonomie

heteronomie = handelen op basis van vreemde krachten

Implicatie

Autonomie en relationele verbondenheid

Twee potentieel conflicterende ontwikkelingslijnen

Transformeren van ouder-kind relatie in meer evenwichtige relatie

Balans zoeken

Autonomieontwikkeling is in het bijzonder belangrijk in de adolescentie

Leeftijdspecifiek

Implicatie

Autonomie en relationele verbondenheid

Twee synergetische ontwikkelingslijnen die elkaar versterken

Sky is the limit

Autonomie is relevant gedurende de volledige levensloop

Relevant over alle leeftijden heen

2.4.3.3.2. Overzicht van de combinatie van verschil lende

autonomieperspectieven

Page 57: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

56

2.5. Wat de ZDT en Kochanska (niet) delen

ZDT KOCHANSKA

Stroming Motivatiepsychologie Morele ontwikkelingspsychologie

Jargon Motivatie Gehoorzaamheid

Leeftijdsgroep Basisschoolkinderen, adolescenten en volwassenen

Jonge kinderen

Methode Vooral vragenlijsten Vooral observaties

Reikwijdte Breder, fundamentele waarom-vraag mbt menselijk handelen in het algemeen

Exclusieve focus op wijze waarop een ouderlijk verzoek wordt ingewilligd en implicaties hiervan voor moreel functioneren

Invulling internalisatie

De mate waarin een gedragsregulatie, norm of regel wordt verinnerlijkt

(eigenaarschap verwerven) persisentie bij afwezigheid socialisatiefiguur wordt gezien als een gevolg van het internaliseren van regulatie ipv als uitdrukking van internalisatieproces zelf (Kochanska)

Het vertonen van regel- en normconform gedrag in afwezigheid van een socialisatiefiguur

Algemeen gelijkenissen

Internalisatie als belangrijk proces in het socialiseren van mensen in onze samenleving

Gedifferentieerde visie: Kochanska mbt notie gehoorzaamheid en ZDT mbt notie extrinsieke motivatie

Kwalitatief verschillende types gehoorzaamheid vertonen overlap met verschillende types extrinsieke motivatie: toegewijde en situationele gehoorzaamheid zijn grotendeels vergelijkbaar met respectievelijk geïdentificeerde en externe regulatie binnen ZDT

Page 58: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

57

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Take-home boodschap:

We kunnen druk ervaren van de buitenwereld, maar ook onszelf onder druk zetten

We voeren een activiteit meer vrijwillig uit naargelang we de reden voor het gedrag meer verinnerlijkt hebben.

Volwaardig eigenaarschap ervaren we als de activiteit én op zichzelf zinvol is én harmonieus ingebed is tussen bestaande waarden, interesses en overtuigingen.

Of een activiteit intrinsiek dan wel extrinsiek gemotiveerd is, is minder van belang dan of de activiteit autonoom dan wel gecontroleerd gemotiveerd is.

Autonomie zoals begrepen in de ZDT is onderscheiden van autonomie begrepen als onafhankelijkheid.

De overeenkomsten tussen de ZDT en Kochanska’s opvattingen zijn opvallend, al definieert Kochanska internalisatie o p een meer gedragsmatige en minder procesmatige wijze.

3. De ontwikkeling en voordelen van vri jwil l ige motivatie

3.1. Een ontwikkelingspsychologische kijk op het

zelfdeterminatiecontinuüm

3.1.1. Een mooi geordend patroon

Continuüm o Verschillende regulatietypes liggen op een continuüm van relatieve autonomie of psychologische

vrijheid o Gevolg

Naast elkaar liggende types regulatie correleren sterker

Externe en geïntrojecteerde regulatie

Verder van elkaar geleggen types regulatie correleren matig tot negatief

Externe regulatie en intrinsieke motivatie

3.1.2. Leefti jdsgebonden ontwikkeling

Organismische integratietendens o Spontane evolutie naar een meer autonoom functioneren over tijd onder de behoefte

ondersteunende omstandigheden

Kamer opruimen omdat het moet vs. kamer opruimen zodat men alles beter terugvindt.

Chandler en Connel studie o Interviewen van 4 leeftijdsgroepen (5-7,7-9,9-11,11-13) o Selecteren van 6 oninteressante activiteiten – via pilootstudie

Kamer opruimen, tanden poetsen, op tijd naar bed gaan,…

o Reden van activiteit uitvoeren?

Extern = kamer opruimen, anders wordt mama boos

Geïnternaliseerd = kamer opruimen, omdat ik zo alles terug kan vinden o Score van extern, geïnternaliseerd of intrinsieke motivatie

Individuele proportiescores = Had een kind 4 van de 6 keer extern geantwoord dan kreeg die een score van .66

Gemiddelde proportiescores per leeftijdscategorie

2 bevindingen

Afname in externe regulate over tijd

Page 59: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

58

Toename in internalisatie over tijd

Geen leeftijdsverschillen in intrinsieke motivatie

Onderzoek Sheldon – uitbreiding van Chandler en Connel’s studie o Studie bij volwassenen in plaats van kinderen o Meten van alle regulatietypes (externe, geïntrojecteerde, geïdentificeerde, intrinsieke regulatie) en

de introjectie/eigen maken van de activiteiten o 3 relevante activiteiten

Belastingen betalen, fooi geven, gaan stemmen o Relatieve autonomie index (RAI)

De verschillende regulatie types gaat men een gewicht toekennen, afhankelijk van hun plaats in het continuüm.

Een hogere score op RAI betekent dat iemand meer vrijwillig of zelf gedetermineerd handelt. o Resultaat

Er zijn verschillen in de mate waarin de activiteiten vrijwillig werden uitgevoerd.

Eerder vrijwillig fooi geven dan gaan stemmen

De resultaten geven aan dat naarmate de mensen ouder worden, ze meer vrijwillig activiteiten uitvoeren

Er is een positieve samenhang tussen RAI en leeftijd o Effecten internaliatie op welzijn.

3.1.3. Zijn sommige normen gemakkeli jker te aanvaarden door

jongeren dan anderen?

Voltrekt dit internalisatieproces zich in elk domein op dezelfde wijze? o Onderzoek Vosch

Als ouders regels formuleren met betrekking tot het morele en persoonlijke domein welke worden het gemakkelijkst geïnternaliseerd?

Moreel, conventioneel en prudentiële domein: o Men aanvaardt interferentie van ouders en het introduceren van ouderlijke

regels gemakkelijker o Grotere eigenaarschap in domeinspecifieke regels

Persoonlijk domein o Men wil hier zelf inspraak over en ouderlijke interferentie wordt ervaren als

illegitiem, bemoeizuchtig en controlerend o Minder eigenaarschap en meer verzet in domeinspecifieke regels

Vaststelling

Meer motivatie in het morele domein, zowel gecontroleerde als autonome motieven

Grafiek

Page 60: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

59

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Take-home boodschap:

Betekenisvolle samenhang tussen verschillende types motivatie

Rol van leeftijd

Domeingebonden proces

3.2. De effecten van moetivatie en vri jwil l ige motivatie

Maakt het een verschil uit of iemand autonoom dan wel gecontroleerd gemotiveerd is? o Gemoetiveerd zijn

Meer uitstellen

Oppervlakkiger leren, niet diepgaand

Iets doen omdat het moet kost veel energie o Voorbeeld

Moeder bellen op kot o Overzicht

3.2.1. Voorbereidingsfase

Gecontroleerde motivatie Autonome motivatie

Minder uit eigen beweging leren, maar eerder onder druk

Uitstellen van leren

Minder goed inplannen

Als we iets graag willen doen, dan maken we er sneller werk van

Meer zin voor initiatief en proactiever handelen

Onderzoek omtrent de rol van verschillende regulatietypes bij verschillende leeftijdsgroepen en verschillende

domeinen toont aan dat

(1) De verschillende regulatietypes op een onderliggend continuüm van toenemende autonomie geplaatst kunnen worden;

(2) Bij het ouder worden moetivatie minder een rol speelt ten voordele van een meer prominente rol voor autonome motieven;

(3) Er verschillen bestaan tussen domeinen in termen van motivatie om ouderlijke regels te volgen.

Page 61: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

60

3.2.2. Taakuitvoering

3.2.3. Functioneren in prestatiesituaties

3.2.4. Open en defensief functioneren en welbevinden.

Autonoom functioneren gaat samen met o Meer openheid voor e mening en ideeën van anderen, terwijl gecontroleerde motivatie defensief

functioneren voorspelt o Grotere ontvankelijkheid voor feedback o Een hoger welbevinden o Een minder sterke bedreiging voor het eigenwaarde bij tegenslag en negatieve ervaringen o Beter in ons vel zitten en meer tevreden zijn met onszelf en ons leven

Take-home boodschap:

De verschillende types motivatie hangen op een logische wijze met elkaar samen: hoe dichter ze naast elkaar staan op het zelfdeterminatiecontinuüm, hoe groter de kans dat ze hand in hand gaan

Naarmate we ouder worden, functioneren we meer vrijwillig en minder gedwongen, wat ons welbevinden ten goede komt

Normen die behoren tot het persoonlijk domein (bv. vriendschappen) worden door jongeren minder snel aanvaard

Autonome motivatie heeft talrijke voordelen, zowel in de voorbereidingsfase en tijdens de taakuitvoering als tijdens een meer stresserende prestatiefase. Dergelijke effecten werden in talrijke domeinen en leeftijdsgroepen gevonden

Gecontroleerde motivatie Autonome motivatie

Minder geabsorbeerd raken in de activiteit en minder grondig opnemen

Minder geconcentreerd werken (bv. Facebook tijdens leren)

Weg van de minste weerstand kiezen

Hanteren van diepgaande verwerkingsstrategieën, meer kritische instelling

Meer concentratie tijdens taakuitvoering

Initiatief nemen

Gecontroleerde motivatie Autonome motivatie

Tendens om op te geven en op langere termijn af te haken

Op korte termijn: zolange externe factoren (beloning, straf) aanwezig zijn, worden de inspanningen opgebracht

Geïntrojecteerde regulatie: vergt meer energie dan autonome regulatie

Toenadering-vermijdingsconflict: tendens om opgedragen gedrag te beginnen en vol te houden, maar tezelfdertijd neiging om gedrag te ontlopen omdat het niet conguent is met onze persoonlijke waarden en interesses

Grotere en meer aanhoudende inspanning: draagt bij tot een grotere activiteitsgraad tijdens één enkel les LO

Autonoom gemotiveerde personen bewegen meer intens en verbranden meer calorieën

Gebruik van taakgerichte copingstrategieën

Page 62: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

61

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

4. Besluit : Waarom investeren in de groeiprocessen intr insieke motivatie

en internal isatie?

Vanuit ZDT kan gesteld worden dat o … het levendig houden van de verwondering, leervreugde en nieuwsgierigheid (intrinsieke

motivatie) o … het bevorderen van eigenaarschap over aangereikte normen en waarden (internalisatie)

kerndoelstellingen zijn van ontwikkeling, want dit zijn de routes naar …

het nemen van spontane en duurzame verantwoordelijkheid voor het

leerproces/functioneren slaafse gehoorzaamheid

Het ontwikkelen van de capaciteit tot zelfreflectie en een kritische ingesteldheid passiviteit en onverschilligheid

Het ontwikkelen van een open en receptieve, interpersoonlijke houding naar anderen

(bijv., empathie) zelfgecentreerde en defensieve houding

Page 63: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

62

OVER ZELFBEHEERSING, MORALITEIT EN VRIJWILLIG

FUNCTIONEREN

Hoofdstuk 5

1. “Meer karakter, dat heeft mijn kind nodig!”

Voorbeeld

Gezinssituatie: Kamer opruimen

Expliciete oproep tot meer zelfdiscipline en verantwoordelijkheidszin door de moeder.

Maatschappelijk vlak

Activeren van obese personen, werkzoekenden, verslaafde want deze personen vertonen te weinig karakter

Activeren = aanmoedigen tot grotere zelfdiscipline en zelfstandigheid

Karakter o Personen met karakter handelen verantwoordelijk, vertonen wilskracht en zelfdiscipline o Ze zijn in sterke mate zelfstandig en vertonen een grote mate van zelfbeheersing o Karakter is een belangrijke eigenschap om niet aan onze impulsen toe te geven

Zelfbeheersing o De capaciteit om onmiddellijk impulsen en verlangens te weerstaan ten voordele van het bereiken

van een langere-termijndoel o Gebrek = problemen zoals drugsgebruik, overmatig eten of kopen, … o Het is een indicator en uitkomst van succesvolle socialisatie

Internalisatie = weerstaan aan impulsen zonder dat er een socialisatie figuur hierop wijst, wat verder verwijst op zelfbeheersing, die op zijn buurt aantoont dat er een succesvolle socialisatie plaatsvond.

o Het meest bestudeerde fenomeen in diverse takken van de psychologie

Tempramentsliteratuur o ‘effortful control’

verwijst naar de mate waarin kinderen een dominante respons kunnen afremmen (inhiberen) ten voordele van een subdominante respons

Kinderen blijven geconcentreerd tijden het maken van hun huisw’erk en dromen niet weg of kijken niet hun Facebook na -> getuigt van zelfbeheersing

Sociale psychologie o In welke mate vergt het uitoefenen van zelfbeheersing energie?

Kinderen die zich moeten flinkhouden op school

Gezondheidspsychologie o Kunnen we eetproblemen beschouwen als voorbeelden van gebrekkige zelfbeheersing

Eetbuiten

Morele ontwikkelingspsychologie o Zelfbeheersing is cruciaal opdat kinderen – in afwezigheid van socialisatiefiguur –

moreel verantwoord gedrag zouden stellen en schuld zet aan tot zelfbeheersing.

Niet spieken op een examen

Kanttekeningen over het naar voorschuiven van zelfbeheersing als kerndoelstelling o Dit zijn stellingen die (in)direct kunnen worden afgeleid uit de definitie en theorievorming omtrent

zelfbeheersing in ontwikkelingspsychologisch onderzoek

Motivationele basis van zelfbeheersing

Page 64: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

63

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

1. “Schuldgevoel en zelfbeheersing zijn twee handen op één buik”

Schuldgevoel speelt een esentiële rol bij zelfbeheersing omdat ze signaleren wanneer we tekortschieten in het halen van standaarden en meer discipline vereist is

Ontwikkelingspychologie: adaptieve rol toegekend aan schuld

ZDT: gedragsregulatie gebaseerd op schuld niet beschouwd als het summum van moraliteit en wordt gewezen op de risico’s geassocieerd met gedrag dat gemotiveerd is door schuldgevoel

2. “Zelfbeheersing is per definitie ‘gemoetiveerd’

Zelfbeheersing: ‘we zijn een politieagent van ons eigen functioneren’

Kinderen moeten leren zichzelf te beheersen en te controleren

Niet alleen een zaak van moeten, maar ook er bestaat ook een vrijwillige vorm van zelfbeheersing

3. “Moreel gedrag is niet intrinsiek gemotiveerd”

Morele ontwikkeling

Zelfbeheersing is het vertonen van prosociaal gedrag gebeurt zelfden of nooit spontaan

We moeten hiertoe gesocialiseerd worden, waarbij we leren om agressieve en egocentrische impulsen onder dwang te houden

Ontwikkeling van zelfbeheersing 4. “Zelfbeheersing ontstaat pas na externe controle”

Kinderen moeten eerst druk van buitenaf voelen voordat ze interne controle en zelfbeheersing ontwikkelen

Internalisatieproces als een stadiamodel: vormen van types regulatie die we één voor één moeten beklimmen

5. “Personen met een gebrekkige zelfbeheersing dienen geresponsabiliseerd te worden”

Als personen weinig zelfbeheersing tonen, dan ontstaat al snel de drang om hen wakker te schudden door hen op hun plichten te wijzen en hen aan te manen tot grotere verantwoordelijkheid en zelfstandigheid

Dit is niet wenselijk vanuit het ZDT-perspectief

Motivationele basis van zelfbeheersing = paragraaf 2

Ontwikkeling van zelfbeheersing = paragraaf 3 en 4

Schematische voorstelling

Page 65: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

64

Take-home boodschap:

Zelfbeheersing verwijst naar de capaciteit om onmiddellijke impulsen en verlangens te weerstaan ten voordele van het bereiken van langere-termijndoelen. Wilskrachtige en gedisciplineerde kinderen kunnen zichzelf beter beheersen

Zelfbeheersing brengt talrijke voordelen met zich mee en het verwerven van zelfbeheersing vormt de kerndoelstelling van ontwikkeling volgens veel ontwikkelingspsychologen en ouders

2. Over vri jwil l ige en gedwongen zelfbeheersing

2.1. Schuld als moreel alarmsignaal en als

motivationele dri jfveer voor zelfbeheersing

Rol van schuld en internalisatie

Kochanska o Schuldbewustzijn ervaren = indicatie van moraliteit

Psychopaten ervaren geen wroeging of schuld na het stellen van een wandaad (geen moraliteit)

o Schuld als uitkomst bij transgressie van norm= reactieve rol o Voorbeeld

Vriend pijn doen = schuldgevoel ervaren o Gebrek aan schuldgevoel is problematisch o Schuld wordt als adaptief gezien o Internalisatie

Stellen van norm-compatibel gedrag terwijl socialisatiefigureren afwezig zijn = persistentie gedrag

ZDT o Vermijden van schuldgevoelens kan een drijfveer zijn voor het stellen van (moreel

verantwoord) gedrag

De drijfveer kan variëren volgens eigenaarschap

o Schuld als introjectie = proactieve rol het reguleren van gedrag op basis van schuldgevoelens weerspiegelt geïntrojecteerde regulatie

Niet spieken = anders schuldgevoel ervaren o Schuld wordt gezien als de niet meest optimale drijfveer omdat het spanning en intern

conflict met zich meebrengt

Je wilt dat je kinderen handelen niet omdat ze zich anders schuldig zouden voelen, wel omdat ze het zelf zo vinden te horen.

o Internalisatie

Stellen van normconform gedrag is geen voldoende voorwaarde om kwaliteit van internalistatie van verzoek te beoordelen, want normcomform gedrag kan gevoed zijn door verschillende motieven

Arno = schuldgevoel

Antoine = inzicht in het grotere nut ervan

Page 66: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

65

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Algemeen o Schuld blijkt adaptiever dan schaamte, want gepaard met

sterkere gedragstendens, maar de vaststelling dat het opborrelen van schuldgevoelens een inherent onderdeel is van moraliteit, betekent nog niet dat het vermijden van schuldgevoelens een optimale drijfveer zou zijn voor het stellen van prosociaal gedrag of het vermijden van antisociaal gedrag

o De drijfveer is belangrijker dan het gestelde gedrag o Schuld gedreven zelfbeheersing fungeert niet als het eindpunt in de ontwikkeling o Schuld is een emotie die men ervaart nadat men faalt om een norm te respecteren o Schuld kan aanzetten tot zelfbeheersing

Empirische evidentie

Onderzoek Weinstein en Ryan

Taak o Volwassenen dienden dagboek bij te houden waarin ze schreven wanneer ze iemand

hielpen uit gecontroleerde/autonome al dan niet gedwongen motieven

Conclusie o Het bieden van hulp bleek op zich het welbevinden niet te voorspellen, alleen als de

hulp vrijwillig werd geboden o Indien de geboden hulp gedwongen was, dan bleek deze ongunstigere effecten met

zich mee te brengen dan geen hulp o De hulp wordt kwalitatief beter beoordeeld

indien de helper autonoom gemotiveerd was o Kunnen schuldgevoelens dan geen rol spelen

in ons motivationeel functioneren?

Grafiek o 1ste kolom = hulp o 2de kolom = geen hulp o 3de kolom = ongemotiveerde hulp

Hulp in functie van welzijn o Hulp bieden is niet altijd even goed voor je welbevinden. We

rapporteren een hoger welbevinden bij het niet aanbieden van hulp dan bij het verplicht toedienen van hulp

o Is alle hulp even behulpzaam? = partner die ziek is ervaart verschillende soorten hulp (hulp die anders gemotiveerd is)

Autonome hulp = meer welbevinden en minder rationeel conflict voor de hulpverlener. Voor de patiënt wordt de hulp als minder belastend gezien.

Gemoetiveerde hulp = meer ruimte voor rationeel conflict. Patiënt voelt aan dat de hulp niet oprecht is.

Schuld als drijfveer

Page 67: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

66

Samenvattend o Schuld is een emotie die hoort op te borrelen nadat men heeft gefaald om een morele norm te

respecteren

Indien men geen schuld ervaart = ‘gewetenloos’ o Opspelende schuldgevoelens kunnen ook aanzetten tot zelfbeheersing

Ze zetten aan tot gewenst gedrag of weerhouden ons van het vertonen van ongewenst gedrag o Echte groei toont zich in het feit dat we ons houden aan maatschappelijk wenselijk gedrag en aldus

zelfbeheersing vertonen omdat we er persoonlijk van overtuigd zijn o Doelstelling van socialisatie: de ontwikkeling voorbij schuld te stimuleren: schuldgedreven

zelfbeheersing fungeert niet als het eindpunt van ontwikkeling

2.2. Vrijwi l l ige zelfbeheersing vergt minder energie

Zelfbeheersing o 1ste visie: Idee dat we de politieagent zijn van ons functioneren. We

beteugelen onszelf en houden onze impulsen/ bevliegingen onder controle

Een zaak van moetivatie o 2de visie: Maar zelfbeheersing kan ook vrijwillig gemotiveerd zin

Gevarieerde motivationele basis van zelfbeheersing

Zelfbeheersing is niet persé dus een zaak van moetivatie o Het vergt veel energie en is ego-uitputtend

We beschikken slechts over een beperkte hoeveelheid energie die verbruikt wordt bij het onderdrukken van onmiddellijke bevrediging

De mate waarin zelfbeheersing uitputting vergt, is afhankelijk van de redenen waarom we ons zelf beheersen.

Wilskrachtig gedrag gestuurd door autonome = vergt minder energie

Gedwongen gedrag = vergt meer energie

Empirische evidentie voor ego-uitputting o Het uitoefenen van zelfbeheersing op een eerst taak zorgt ervoor dat we minder in staat zijn tot

zelfbeheersing tijdens een tweede taak. o Activeren van ofwel autonome dan wel gecontroleerde motieven voor zelfbeheersing o Experiment

Deelnemers kregen in twee condities ofwel radijzen (lage weerstand) ofwel chocolade (hoge weerstand) aangeboden en dit gebeurde op een autonome of gedwongen manier.

Meten van prestatie bij een tweede taak die veel concentratie vergde. o Grafiek

Onafhankelijke variabele 1= radijs en chocolade

Onafhankelijke variabele 2 = andere manier van aanbieden: autonoom vs. verplicht

Er is sprake van een interactie-effect, niet van een hoofdeffect (maar kan eventueel wel zijn voor het aangeboden voedsel)

Chocolade in combinatie met controle = gedwongen zelfbeheersing op eerste taak is beste voorspeller in aantal fouten op de tweede taak.

In de radijsconditie maakte de soort wilskracht niets uit

Page 68: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

67

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

o Conclusie

Autonome motivatie vormt een buffer tegen uitputting die met zelfbeheersing gepaard kan gaan

Autonome gedragsregulatie kan ook nieuwe energie vrij maken en gevoelens van vitaliteit oproepen.

Autonoom functioneren speelt een rol op twee vlakken

Regulatiefunctie o Verschillende motivationele basis van zelfbeheersing

Selectiefunctie o Verschillende mate van blootstelling aan prikkels, die zelfbeheersing vergen.

De weg is met minder obstakels bezaaid

Autonome motivatie draagt bij tot taakabsorptie en flowerervaringen

Samenvattend

o Zelfbeheersing hoeft niet noodzakelijk door schuld en ‘moetivatie’ gedreven te zijn o Hoe meer zelfbeheersing vrijwillig van aard is, hoe minder energie deze zelfbeheersing vergt,

waardoor er ook meer energie overblijft o Met autonome regulatie van doelen worden verleidingen ook minder als verleidingen

waargenomen -> de zelfbeheersing kan daardoor grotendeels uitblijven

2.3. Morele sensitiviteit: intrinsieke motivat ie als

alternatief voor zelfbeheersing

Prosociaal gedrag, empathische gevoelens en rechtvaardigheidsgedrag o Ze ontstaan door internalisatie maar we hebben er ook aangeboren

sensitiviteit voor moraliteit alsook potentieel voor empathie en prosociaal gedrag.

Empathie

o Het is een ‘hard-wired’ menselijke capaciteit

Het zit verankerd in de neurofysiologische circuits o Het is het meevoelen van emoties van iemand anders. o Spiegelneuronen zorgen ervoor dat we een motorische imitatie van de gelaatsuitdrukking van

andere maken = dit proces is al aanwezig bij baby’s. o Empathische reacties

Medeleven en bezorgdheid tonen = perspectief innemen = cognitief

Vormt de basis voor sympathie

sympathie eerder affectief

~ZDT o De vroege, misschien aangeboren, aanwezigheid van moraliteit en empathie ligt in de lijn met ZDT

ZDT = mensen zijn van nature uit op groei en integratie

Experiment o Jonge peuters vertonen zelfs medeleven naar slachtoffers die geen emotionele signalen uitzenden o Benodigdheden voor het experiment

Proefleider 1 (Mark

18-maanden oude peuters

Bezit

Creatie o Taak

Fase 1: Proefleider 1 is zeer uitgelaten over bezit/creatie

Page 69: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

68

Fase 2:

Experimentele conditie: proefleider 2 neemt bezittingen af en maakt creactie voor de ogen van de peuter stuk op een agressieve wijze (“Ik zal dit nu stuk maken/afnemen”)

Controleconditie: minder pijn berokkenen (bv. ander blad scheuren); proefleider 1 vertoont geen emoties

Fase 3: De reactie van het kind wordt geobserveerd gedurende 15 seconden en wordt gecodeerd

o Procedure: Hoe zou je het medeleven van deze peuters beoordelen?

Kwantitatieve indicatoren

Latentietijd voor eerste blik naar proefleider 1

Duur van de blik gericht op proefleider 1

Kwalitatieve indicatoren

Bezorgdheid: bv. triestige ogen, wenkbrauwen optrekken

Checken nagaan hoe proefleider 1 reageert; zich verwachten aan een reactie o Resultaten

o Procedure (nog een extra stap)

Fase 4: Mate waarin peuters prosociaal gedrga vertonen

Peuter krijgt 2 ballonnen

Proefleider 1 heeft één helium ballon

Proefleider laat ballon schieten

Porsociaal gedrag van kind wordt gemeten o Resultaten

Page 70: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

69

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Take-home boodschap:

Zelfbeheersing en schuld gaan doorgaans hand in hand: schuldgevoelens fungeren als een alarmsignaal dat zelfbeheersing activeert.

Hoewel de afwezigheid van schuldgevoelens wijst op een gebrekkige morele ontwikkeling, zijn schuldgevoelens niet noodzakelijkerwijs de beste drijfveer voor ons (moreel) handelen.

Succesvolle socialisatie vereist mee dan het verwerven van schuld gedreven zelfbeheersing: het betekent dat we volwaardig eigenaarschap en autonomie ervaren om maatschappelijk gewenst gedrag te vertonen.

Vrijwillige zelfbeheersing verbruikt onze beperkte energiereservoirs niet zo snel, integendeel, het kan zelfs energie vrij maken

Autonoom functioneren vereist minder zelfbeheersing, want we worden minder verleid door alternatieven

Baby’s en jonge peuters vertonen reeds een morele gevoeligheid, wat wijst op een aangeboren prosociale neiging.

3. Eerst externe controle en dan pas zelfbeheersing?

3.1. Is het zelfdeterminatiecontinuüm een

stadiamodel?

Is de ZDT een fasetheorie of een stadiatheorie

Basiskenmerken van een stadiamodel

1ste kenmerk = Structurele eenheid o Functioneren slechts door één stadium bepaald

2de kenmerk = Lineair-sequentieel o Alle stadia dienen één voor één doorlopen te worden

3de kenmerk = Irreversibiliteit/ onomkeerbaarheid o Geen terugval mogelijk als men één keer een stadium heeft doorlopen

Geen van deze kenmerken is van toepassing op de ZDT

1ste kenmerk o Het is geen structurele eenheid maar multigedetermineerd = iedere mense

vertoont op ieder moment een mix van gedragsmotieven o Motivatieprofiel = een specifieke combinatie van motieven die mensen vertonen

voor bepaald gedrag o Take home boodschap

Minder is soms meer. Het is niet steeds opportuun dat men gemotiveerd is (om te leren, te helpen), maar dat men een bepaalde type motivatie vertoont!

Dit type motivatie straalt niet enkel af op het persoonlijk functioneren, maar heeft ook een impact op de omgeving, omdat het type motivatie in variabele mate gepaard gaat met de broodnodige vitamines voor groei

Page 71: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

70

2de kenmerk o Men kan zich spontaan aangetrokken voelen tot intrinsieke activiteiten. o Iemand kan ook onmiddellijk de persoonlijke zinvolheid van een bepaald gedrag zien,

zonder dat die persoon daarvoor eerst onder druk is gezet geweest. o Is externe druk een noodzakelijke overbrugging/springplank naar pleizer en

eigenaarschap?

Theorie: druk staat haaks op autonomie = het is cruciaal voor volwaardige internalisatie.

Praktijk: duwtje in de rug is soms nodig = voorstadium of voorbode o Illustratie 1: Onderlinge samenhang tussen de motieven

Bevestigd in longitudinaal onderzoek: externe regulatie voorspelt geen toename in plezier of zinvolheid over tijd

Het verband dis negatief van aard: hoe meer druk, hoe minder iemand het sporten zinvol of leuk vindt

o Illustratie 2: Leesmotivatie in het basisonderwijs

3de kenmerk o Terugval in het ZDT-continuüm is mogelijk o Onder invloed van een behoefteondermijnende omgeving kunnen we minder

gewenst gedrag plots weer als extern of intern verplichtende redenen vertonen. o De mate waarin de omgeving behoefteondersteunend dan wel behoefteondermijnend

is, speelt dus een cruciale rol in het faciliteren/afremmen van het internalisatieproces en de ontwikkeling van intrinsieke motivatie

Take-home boodschap:

Minder is soms meer. Het is niet steeds opportuun dat men gemotiveerd is (om te leren, te helpen), maar dat men een bepaalde type motivatie vertoont!

Dit type motivatie straalt niet enkel af op het persoonlijke functioneren, maar heeft ook een impact op de omgeving, omdat het type motivatie in variabele mate gepaard gaat met de broodnodige vitamines voor groei

3.2. Is externe druk een noodzakeli jke springplank op weg naar

eigenaarschap en plezier?

Externe druk o In de praktijk zien we dat kinderen een duw in de rug nodig hebben zodat ze de zinvolheid van

gedrag inzien/ plezier ontdekken en eigenaarschap verwerven wat is de wetenschappelijke ondersteuning hiervan?

ZDT ziet bevrediging van de autonomiebehoefte als de motor voor toenemende eigenaarschap en nieuwsgierigheid

Page 72: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

71

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

o Externe druk correleert eerder met interne druk dan met persoonlijke zinvolheid o Vaak zien we dat externe druk pas op langer termijn vrucht afwerpt

Onderzoek o Externe noch interne druk op tijdstip in 1 droeg bij tot een toename in het zich vereenzelvigen met

de waarde van de leerstof of een toename in interesse men vond zelf een negatieve correlatie

Probleem van neerwaartse spiraal o Opgedragen activiteiten er varen we als een verplichting in plaats van een manier om interesse aan

te wakkeren. Zo kan de ervaren druk ons eerder doen afdwalen van een bepaalde activiteit dan onze intrinsieke motivatie aan te wakkeren

o Twee tegenargumenten

1ste argument = subgroep

Misschien is er een bepaalde ongemotiveerde groep/subgroep waarbij externe druk wel van belang is om hen aan te zetten tot actie = autonome motivatie kan wel verkregen worden door goed te voorzien in de basisbehoeften.

2de argument = gedoseerd

De druk moet gedoseerd zijn = matige in plaats van sterke hoeveelheid druk.

Minimale hoeveelheid druk is van belang om het kind tot actie te bewegen maar het mag niet van die aard zin dat het kind het vertoonde gedrag toeschrijft aan de opgevoerde druk = wordt ondersteund door de attributietheorie

o Onrechtvaardigheidshypothese

We kunnen ons gedrag niet rechtvaardigen op basis van externe factoren (druk), dit omdat ze niet saillant genoeg zijn= we zullen het gedrag aan onszelf toeschrijven: internalisatie

Algemeen o Té veel druk = externe attributie o Té weinig druk = geen gedrag o Externe druk is geen noodzakelijke stap en kan vervangen worden door een meer autonomie

ondersteunende stijl.

Take-home boodschap:

Het ZDT-continuüm is geen stadiamodel

Ons gedrag wordt altijd gedreven door diverse motieven

Verschuiving langs het ZDT-continuüm kan geleidelijk of abrupt verlopen en een terugval is mogelijk

In het tot op heden uitgevoerde onderzoek blijkt externe noch interne druk een voorspeller van een toename in eigenaarschap of nieuwsgierigheid. Het is er geen bewezen voorstadium van.

4. Zelfbeheersing veronderstelt zelfstandigheid

Ontwikkeling van proces van zelfbeheersing

o Sluit mooi aan bij de definitie van autonomie als onafhankelijkheid.

We worden eerst door anderen gecoached om onze impulsen te beheersen = later zelf doen zonder beroep te doen op anderen

Responsibiliserende aanpak personen die gebrekkige zelfbeheersing tonen worden expliciet aangemaand tot meer zelfstandigheid (=verantwoordelijkheid opnemen voor hun daden.

Dit leidt wel tot actie, maar wordt vaak gedreven door schuld-motieven de eigenwaarde van de mens staat op het spel, wat tot verzet kan leiden = een poging om zich af te zetten tegen de druk die ze ervaren.

Beter is om aandacht te schenken aan de factoren die de gebrekkige zelfbeheersing verklaren.

Page 73: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

72

Vaak terug te voeren naar gefrustreerde behoeftes die de energie opgebruiken die nodig zijn voor zelfbeheersing

Socialisatiefiguren kunnen vanuit nieuwsgierigheid proberen de situatie te begrijpen en de kinderen uit te nodigen om hun mening te geven en mee te reflecteren over de situatie zonder

de schuldvraag te willen beantwoorden = helpen benoemen van hun emoties vrijwillige zelfbeheersing bevorderen.

Schema

5. Verschi llende mensvisies: groei - versus deficitmodellen/tekortmodellen

Verschillen voor belang voor schuld en zelfbeheersing is het gevolg van verschillende mensvisies

Klassiek ontwikkelingspsychologisch perspectief

ZDT-perspectief

Mensbeeld Egocentrisch Prosociale natuur

Jong kind Premoreel Intrinsiek moreel

Moraliteit Schuldgedreven zelfbeheersing (geweten)

Oprechte empathie en vrijwillig prosociaal gedrag

Energetisch karakter Energieverslindend

Energieconserverend en potentieel energievrijmakend

socialisatiebenadering Externe sturing –instaleren van geweten, oproep tot zelfbeheersing

Voeden-faciliteren via behoefteondersteunende aanpak

Klassieke ontwikkelingspsychologisch perspectief o Is sterk geworteld in de psychoanalyse = idee dat de mens fundamenteel gedreven wordt door

impulsen en driften. o Schuldgevoelens zijn hierbij noodzakelijk om zelfbeheersing te sturen = houdt driften in bedwang/

sociaal aangepast gedrag is mogelijk. Schuldgevoelens hebben een regulerende functie. o Socialiseren = Schuldgevoel leren ervaren bij overtreden van normen alsook leren om

verantwoordelijkheid te nemen zonder ondersteuning van buitenaf. o Taak socialisatiefiguur = egocentrische impulsen met externe sturing in bedwang houden tot kind

het zelf kan. Kinderen zijn premoreel tot wanneer ze dit zelf kunnen.

ZDT-perspectief o Baby’s beschikken over een ruw moreel gevoel = wordt verder ontwikkeld wanneer

psychologische basisbehoefte worden voldaan alsook bij toenemende cognitieve en emotionele ontwikkeling.

o Er is ruimte voor intrinsiek gemotiveerde moraliteit

Page 74: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

73

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

o Taak van socialisatiefiguur = moraliteit stimuleren door ondersteunen van ontluikende prosociale exploratiedrang van het kind

o Kinderen kunnen morele voorschriften eigen maken. o Ervaren van schuld kan informatief zijn, maar is slechts een tussenpunt naar morele ontwikkeling. o Eigenaarschap = naleven van moraliteit zal minder energie kost = zal energie leveren!

o Mate waarin gedrag moreel is = meten reden van moreel handelen (vrijwillig, schuldgevoel vermijden, externe druk,…). Gedrag is pas moreel = als het vrijwillig gesteld wordt!

Take-home boodschap:

Wanneer schuld een motief is voor gedrag is het gedrag vaak halfslachtig van aard en zijn er emotionele kosten aan verbonden.

Als we het plezier en de zinvolheid van de activiteit vergroten, dan zijn kinderen minder gevoelig voor verleiding en hebben ze minder zelfbeheersing nodig

Als mensen gedwongen worden tot zelfbeheersing vertonen, loont het meer de moeite om na te gaan wat de obstakels hiervoor zijn dan ze direct te vermanen tot meer zelfbeheersing.

Omdat kinderen van natuur moreel gevoelig zijn, kunnen socialisatiefiguren deze gevoeligheid proberen te voeden en te versterken.

Page 75: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

74

ONTMOETING EN VERZET: EEN GENUANCEERDE KIJK OP

ONGEHOORZAAMHEID

Hoofdstuk 6

1. Ongehoorzaamheid in Kochanska’s visie

1.1. Types ongehoorzaamheid

Passieve ongehoorzaamheid o Het negeren van de vraag o Het is een primaire defensieve strategie om het ouderlijke verzoek naast zich neer te leggen.

Afwijzen of rebellie o In woede uitbarsten o Gaat gepaard met een gebrekkige regulatie van de emotie woede o Doelstelling = eigen positie behouden, er is 1 mogeljike winnaar (kind) en verliezer (ouder)

Onderhandeling of assertiviteit o Actief het verzoek van de ouder ter discussie stellen

o Doelstelling = Tot een overeenkomst komen verzoek zal ingewilligd worden, maar niet in zijn originele vorm

o Het is een rijpere vorm van ongehoorzaamheid o Men verondersteld dat het ontstaan van onderhandelende weerstand pas kan ontwikkeld worden als

de peuter in staat is tot emotieregulatie.

Schema

Passieve ongehoorzaamheid

Rebellie – afwijzing Onderhandeling- assertiviteit

Actief/passief Passief Actief actief

Primair/complex Primair-defensief Primair-defensief-impulsief

Comolex-rijp-geavanceerd

Toename opstandig gedrag o +/- 2-3 jarige leeftijd en in de adolescentie = deel van de toenemende drang naar zelfstandig

functioneren.

1.2. Een zaak van onwil of onkunde?

Getuigt een gebrekkige gehoorzaamheid altijd van onwil of eerder van onkunde?

o Het verzoek wordt soms onvoldoende begrepen niet aangepast aan de cognitieve capaciteiten = ligt niet binnen de zone van de proximale ontwikkeling volgens Vygotski

Page 76: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

75

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Experiment door Kaler en kopp o Zij onderscheiden 4 verschillende patronen. o 1ste onderzoeksvraag = ontwikkeling in begrip van verzoek volgens leeftijd o 2de onderzoeksvraag = is er een evolutie in goed begrepen gehoorzaamheid en goed begrepen

ongehoorzaamheid met de leeftijd o Methode = moeder en peuters van drie leeftijdsgroepen worden naar labo uitgenodigd. Daar

formuleren ze een tal van verzoeken ‘geef me de bal’, ‘geef het beertje een zoentje’.

o Uitkomst = scoren van twee zaken begrip van zelfstandige naamwoorden/werkwoorden alsook inwilling van het verzoek.

o Tabel

2 = kinderen gaan toevallig op het verzoek van de moeder in, ondanks het gebrek aan begrip ervan.

begrip

aanwezig afwezig

gehoorzaamheid aanwezig (1) (2)

afwezig (3) (4)

o Evidentie = Grafiek

De peuters vertoonden een leeftijdsgebonden toename in het begrip

Ze volgen bevelen beter op als ze begrepen werden

Goed begrepen gehoorzaamheid alsook goed begrepen ongehoorzaamheid neemt toe

Ongehoorzaamheid omwille van onbegrip neemt af

o Algemeen

Ongehoorzaamheid omwille van onkunde is te onderscheiden van rebellie en assertiviteit, maar kan wel aan de basis liggen van passieve ongehoorzaamheid

Gehoorzaamheid is niet enkel een zaak van onwil, maar ook van onkunde

Noodzaak om een verzoek af te stemmen op de ontwikkelingsmogelijkheden van het kind.

1.3. Ontwikkeling van verschil lende types ongehoorzaamheid

Zelfstandig functioneren

o Kleuters > peuters ze hebben meer een eigen wil als gevolg van meer cognitief inzicht

Protest-of koppigheidsfase/anale fase o Kind durft meer in te gaan tegen een verzoek alsook erover te handelen

Effectiviteit o Onderhandelen is meer effectief dan rebellie of passieve gehoorzaamheid o Onderhandelen is een signaal van toenemende onafhankelijkheid

Ontwikkeling o Rijpere en meer complexe vorm van gehoorzaamheid (assertiviteit) neemt toe met de leeftijd,

terwijl defensievere en impulsievere vormen van ongehoorzaamheid afnemen met de leeftijd.

Page 77: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

76

Onderzoek Kuczynski en Kochanska o 1ste onderzoeksvraag = ontwikkeling van types gebrekkige gehoorzaamheid o 2de onderzoeksvraag = naargelang peuters ouder worden zullen ze meer mature vorm van

ongehoorzaamheid vertonen, minder immature vormen van ongehoorzaamheid vertonen. o Peilen = onderzoek peilt naar gemiddeld niveau verandering o Deelnemers = moeder en peuters van twee leeftijdsgroepen worden naar labo uitgenodigd. o Methode = verschillende activiteiten samen doen (eten, telefoneren, vrije tijd, verhaaltje,…) o Uitkomst = scoren van types gebrekkige gehoorzaamheid o Grafiek

Vijfjarigen vertoonde minder passieve ongehoorzaamheid, minder rebellie en meer assertiviteit bij het niet voldoen aan een ouderlijk verzoek of gebod.

Waarom treden deze evoluties op?

Ouders zouden assertiviteit waarderen omwille van

Signaal van autonomie-ontwikkeling

Draagt bij tot ontwikkeling van sociale vaardigheden

Signaal van toenemende impulscontrole en emotie-regulatie

1.4. Verbranden tussen de types ongehoorzaamheid en

ontwikkelingsuitkomsten.

Vraagstelling o Zouden bepaalde types van ongehoorzaamheid een sterke relatie vertonen met

Externaliserende en internaliserende gedragsproblemen?

Externaliserend = naar buiten keren van problemen (= anti-sociaal gedrag, slaan, stelen,…)

Internaliserend = problemen stapelen zich van binnen op (= depressie, angstgevoelens)

Moreel functioneren o Studie

Geen van de 2 types ongehoorzaamheid voorspelde internaliserende gedragsproblemen.

Men vond een negatieve samenhang met rebellie/ afwijzing met antisociaal gedrag, woede uitbarstingen en moeilijk omgang

De samenhang tussen passieve ongehoorzaamheid en externaliserende gedragsproblemen was minder systematisch.

Assertiviteit vertoonde geen samenhang o Conclusie

Onderscheid tussen types is nuttig want ze ondergaan een verschillende ontwikkeling en vertonen een verschillende samenhang met moreel functioneren en externaliserend probleemgedrag.

Niet alle types van ongehoorzaamheid zijn even ongunstig

Page 78: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

77

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

o Assertiviteit = manifestatie van onafhankelijk functioneren. Draagt bij aan de ontwikkeling van sociale vaardigheid.

Take-home boodschap:

Kochanska beschouwt niet elke vorm van ongehoorzaamheid als een probleem. Assertiviteit en onderhandeling dienen onderscheiden te worden van minder constructieve vormen van ongehoorzaamheid zoals rebellie en passieve ongehoorzaamheid;

Met toenemende leeftijd verdwijnen de minder constructieve vormen van ongehoorzaamheid naar de achtergrond, ten voordele van meer constructieve ongehoorzaamheid.

Rebellie op jonge leeftijd is een voorbode voor probleemgedrag op latere leeftijd.

2. Een motivationele analyse van ongehoorzaamheid op basis van ZDT

2.1. Als ontmoediging de overhand neemt: amotivatie

Amotivatie o Passiviteit, lusteloosheid en hulpelooshied

o Niet intentioneel gedrag intentioneel gedrag (vb. Autonome en gedwongen gedragsregulatie) o Kwantiteit of intensiteit van motivatie is laag o Amotivatie en gecontroleerde motivatie = naast elkaar situeren op de ZDT-continuüm =

beide gevoed door dwang o Amotivatie is een passieve vorm van afwezigheid van motivatie

Subtypes van amotivatie o Amotivatie kan voortspruiten uit het gevoel dat men niet bekwaam is om het verzoek te voeren o Amotivatie kan voortspruiten uit het gebrek aan gepercipieerde contingentie tussen het

gedrag en de gewenste uitkomst.

o Amotivatie kan voortspruiten uit gebrek aan inspanning kunnen opbrengen voor het gewenste verzoek

2.2. Naar een genuanceerde visie op motieven voor

ongehoorzaamheid

Ongehoorzaamheid kan intentioneel van aard zijn o De ongehoorzaamheid heeft een doel = gemotiveerd gedrag

2.2.1. Als opstandigheid hoogtij viert: gedwongen

ongehoorzaamheid

Dwingend verzoek

o Roept een tegendraadse reactie op = gecontroleerde ongehoorzaamheid aanvallend, persoonlijk en impulsief

o Schaad de ouder-kinder band ouder voelt zich in haar autoriteitspositie bedreigd = toename van dwingende tegenreactie

o Verzet tegen autoriteitsfiguur = reactieve vorm van functioneren = opzoeken van zelfstandigheid omdat men er zich toe gedwongen voelt.

o Gecontroleerde (on) gehoorzaamheid gaat hand in hand = onvrijwillig handelen als gevolg van behoeftefrustratie.

Anti-internalisatie o Ingaan tegen het opgedragen verzoek.

Gedwongen ongehoorzaamheid

Page 79: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

78

o Is niet noodzakelijk extern (peer pressure) gemotiveerd, kan ook intern (anorexiapatiënt) zijn.

Sociale domein theorie o Ongehoorzaamheid komt meer voor in persoonlijke domeinen (vriendschappen) dan in morele

domeinen

2.2.2. Als redeli jkheid en reflectie prevaleren: autonome

ongehoorzaamheid

Autonome ongehoorzaamheid o Bewust kiezen om een regel of norm niet te volgen. Dit gebeurt volledig vrijwillig (geen externe

of interne druk) o Het is reflectief en weloverwogen van aard = contact met eigen voorkeuren of waarden o De inhoud van de regel wordt ter discussie gesteld, niet de persoon die de regel stelde.

o Men kan ook hier verleid zijn door een andere activiteit = positief van aard kiezen voor een andere meer gewaardeerde optie, maar er is ook een besef van het weigeren van het verzoek

o Het vergt een intern kompas waarbij moed en durf cruciaal zijn.

Conclusie o Ongehoorzaamheid is multigedetermineerd

Amotivatie = Het verzoek is te hoog gegrepen

Gecontroleerde ongehoorzaamheid = We voelen ons onder druk gezet om activiteit na te leven of alternatieve activiteit uit te voeren.

Autonome ongehoorzaamheid = We oordelen, na de reflectie, dat de regel in de gegeven situatie niet gepast is en we kiezen ervoor om de regel niet na te leven

Tabel

Samengevat

Page 80: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

79

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Voorbeelden

2.3. Gevolgen van gedwongen ongehoorzaamheid

Vragen o Wat zijn de gevolgen van gedwongen ongehoorzaamheid? o Zijn rebelse jongeren kwetsbaar voor probleemgedrag?

Gevolgen van gedwongen ongehoorzaamheid o Indien, zoals de ZDT stelt, gedwongen gehoorzaamheid een vorm van extern gestuurd

onrijp functioneren weerspiegelt dan zou opstandig verzet verband moeten vertonen met probleemgedrag.

o Tabel

Hoe meer men neiging tot opstandig verzet voelen tegenover ouderlijke morele regels, hoe meer ze delinquent en antisociaal gedrag rapporteren.

Correlatie wordt negatief naarmate men opschuift op het continuüm = Opstandig verzet gebrek aan eigenaarschap (a-internalisatie)

Longitudinale studie o Adolescenten die in sterke mate opstandig verzet vertonen tegen hun ouders blijken in

toenemende mate meer afstand te nemen van hun ouders en minder psychologische vrijheid = ze boeten in aan authenciteit (= minder bewust van hun persoonlijke doelen en voorkeuren)

o Tabel

Levert opstandig verzet het gewenste resultaat op? o Ja = meer afstand in de ouder-kind relatie (autonomie als zelfstandig functioneren) o Neen = minder psychologische vrijheid (ZDT-visie), want reactieve veeleer dan reflectieve

autonomie

Gedwongen ongehoorzaamheid in de klas o Unieke voorspeller van verminderde betrokkenheid, leerproces en meer kwaadheid tov leerkracht

Page 81: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

80

2.4. Wortels van gedwongen ongehoorzaamheid: de rol van autonomie

en behoeftefrustratie

Ontstaan van gedwongen ongehoorzaamheid o ZDT stelt dat gedwongen ongehoorzaamheid opgeroepen wordt als de psychologische

basisbehoeftes worden ondermijnd.

Psychologische behoeftefrustratie brengt veel nadelen met zich mee. De consequenties:

Welzijn leidt direct onder behoeftefrustratie

Behoeftefrustratie leidt dus ook tot gedwongen ongehoorzaamheid

De behoeftefrustratie kan zowel situatiespecifiek (accuut) als meer algemeen (chronisch) van aard zijn.

Situatie specifiek = Kan blij elk van ons opgeroepen worden. Menselijke kwetsbaarheid voor agressie en zelfingenomenheid

Chronisch = bevoorbeeld opgroeien in een controlerend gezinsklimaat = niet het gevoel hebben jezelf te mogen zijn (autonomiefrustratie) en zich niet begrepen voelen door de ouders (verbondenheidsfrustratie)

Psychologische reactantie theorie

o Afnemen/bedreigen van menselijke autonomie/vrijheid ontlokt arousel (=psychologische reactantie) die aanzet om bedreigde vrijheid te herstellen.

o Mate van psychologische reactantie afhankelijk van verschillende factoren.

Mate waarin persoonlijke vrijheid wordt bedreigd.

Legitiem ervaren van de ingevoerde regels

Manier van introductie van de regels o Opstandig verzet en reactantie kunnen op verschillende niveaus bestudeerd worden

Persoonlijkheidskenmerk verkeersdelinquent

Domein specifiek ouder-kind relatie

Situatie specifiek niet ingevulde go-pass

2.5. De vergel i jking tussen Kochanska en de ZDT

Gelijkenissen o Niet homogeen (verschillende subytpes) o Sterke overeenkomst tussen types

Rebellie/afwijzing = opstandig verzet primitieve en weinig rijpe vorm van verzet

Onderhandeling = autonome ongehoorzaamheid meer adaptieve vorm

Page 82: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

81

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Passieve ongehoorzaamheid = amotivatie niet kunnen inwilligen van verzoek omdat ze het niet begrijpen of omdat ze er zich niet toe in staat voelen of de inspanning ervoor niet kunnen opbrengen.

Verschillen

o Kochanska ndruk op de gedragsmatige uitingen van ongehoorzaamheid

o ZDT meer aandacht voor onderliggende psychologische motieven

Schematische vergelijking

Take-home boodschap:

Ongehoorzaamheid getuigt niet altijd van amotivatie: het kan ook gedreven worden door zowel autonomie als gecontroleerde motieven

Autonome ongehoorzaamheid is eerder reflectief, proactief en constructief van aard, terwijl gedwongen ongehoorzaamheid eerder opstandig, impulsief en reactief en antagonistisch is.

Gecontroleerde ongehoorzaamheid is geworteld in frustratie van de psychologische basisbehoeftes

Terwijl Kochanska vooral de gedragsmatige uitingen van ongehoorzaamheid beschrijft maakt de ZDT het mogelijk om de onderliggende drijfveren ervan in kaar te brengen.

3. Besluit : Naar een positieve ki jk op ongehoorzaamheid

Besluit o Termen als ‘eigenwijs’, ‘tegendraads’ & ‘koppig’ zijn vaak negatief gekleurd

Gevoed vanuit persoonlijke overtuiging na reflectie = positief o Ongehoorzaamheid = interessant signaal

Wijst op gebrekkige afstemming tussen ouder en kind

Vereist nieuwsgierigheid van de kant van de socialisatiefiguur o Verhogen van autonomie = doel op zichzelf

Vereist een niet-instrumentele benadering van autonomie = verhogen van autonomie is niet belangrijk omdat de kans op gedragsverandering toeneemt, maar op zichzelf, wars van elke gedragsverandering

o Het ten volle waarderen van de mogelijkheid tot reflectief verzet zerogt voor een bredere visie op ‘succes’

Drop-out, uitstelgedrag

Meer onderzoek nodig

Page 83: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

82

IDENTITEITSONTWIKKELING: DE VORMING VAN EEN

INTERN KOMPAS

Deel 3 - inleiding

1. Inleiding: kinderdromen

Pre-operationele fase van Piaget o Verkleedpartijen = eerste stap in de identiteitsontwikkeling

Ze vormen een mentale voorstelling van de wereld.

Ze beoefenen verschillende rollen = belangrijke bouwsteen voor intern kompas = ze exploreren

Einde basisschool

o Bewust keuzeproces is mogelijk studiekeuze

Adolescentie o Ze moeten vorm kunnen geven aan hun intern kompas o Identiteitskwesties = kernconflict in adolescentie

Vroegadolescentie (10-13 jaar) studierichting en vrienden

Mid-adolescentie (14-8 jaar) waarden en studierichting

Laat-adolescentie (19-22 jaar) jobkeuze

Vroeg volwassenheid (23-30) jaar samenwonen of trouwen, kinderen

Na de adolescentie

o Onze identiteitsontwikkeling is niet afgrond na de adolescentie Gedurende de levensloop nemen we verschillende identiteit aan.

o Volgens Erikson is het een levenslang proces

1.1. Identiteit en zelfbeschrijving

Definiëren van identiteit o Inwisselbaar met de termen zoals ‘zelf’, ‘zelfschema’, ‘zelfprestatie’ o We onderscheiden verschillende niveaus

Persoonlijke identiteit o De wijze waarop mensen zich al individu definiëren

Relationele identiteit o De rol die we opnemen in de directe interactie met anderen

Collectieve identiteit o De sociale groepen waartoe we behoren, evenals de overtuigingen en waarden die we

aan het lidmaatschap van deze groep ontlenen.

Materiële identiteit o Betrekking op onze materiële bezittingen: zoals kleren, auto, huis, geld op de

bankrekening. o Schema

Page 84: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

83

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Zelfbeschrijving o Ze zijn beschrijvend, zowel positief als negatief. o Ze zijn de voedingsbodem voor een positief of negatief eigenwaarde gevoel

Eigenwaarde o Een evaluatie of subjectieve waarneming van de identiteit

1.2. Individualisering van de leefwereld

Bredere maatschappelijke achtergrond o De sociale omgeving speelt een heel belangrijke rol in het identiteitsproces

Individualisering van de leefwereld

Weber o Moderniteit gaat gepaard met een desintegratie van verschillende levensgebieden

(politiek, moraal, wetenschap) = onttovering

Habermas, Breackman o Dit rationlaisatieproces ent zich vast op de directe socio-culturele omgeving (buurt,

familie, school)

Gevolg o Vroegere zingevende structuren (kerk) verliezen hun impact o Vergaande individualisatie en verschillende levensstijlen die zich ontwikkelen

Dit typeert onze postmoderne samenleving o Er ontstaat een identiteitsvacuüm, misschien zelfs een collectief identiteitsvacuüm

Gevolg hiervan o Andere zingevingsystemen kunnen het zelf gaan opvullen

Page 85: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

84

IDENTITEITSONTWIKKELING: BASISINZICHT VANUIT DE

ADOLESCNETIEPSYCHOLOGIE

Hoofstuk 7

1. Eriksons identiteitsheorie

1.1. Identiteitsintegratie vs. identiteitsverwarring

Samenvatting

Erikson o Het opbouwen van een stevig verankerede en solide identiteit vormt de belangrijkste

uitdaging van de adolescentie o Gaat niet na wat therapeut kan doen, maar waar = aandachtspunten/accenten o Geen focus op symptoombestrijding, maar bredere inbedding in de levensloop o Vaak geworteld in een intergenerationele problematiek

Ouders schieten te kort in generativiteit/intimiteit o Noodzaak om ouders erbij te betrekken

Marcia o Onderscheid verschillende identiteit statussen

Schema

1.1.1. Levensverlooptheorie

Eriksons levenslooptheorie o Beschrijft de menselijke levensloop in 8 fases die elk verbonden zijn met een eigen centrale

ontwikkelingstaak of psychologische crisis o Alle mensen over de hele wereld doorlopen dit proces

Epigenetisch model o Het leven ontplooit zich volgens een vast stramien dat biologisch verankerd (groeit vanbinnen

uit) is en een aangeboren wetmatigheid volgt. o Er is een universele geldigheid maar een contextuele invulling

De manier waarop deze taken vervuld worden kunnen variëren per cultuur o Voorgaande fase beïnvloeden nieuwe ontwikkelingstaken = egosterkt

Page 86: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

85

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

o Heeft een impact op omgaan met nieuwe identiteitskwesties o Levenslang proces

Grafische voorstelling van Eriksons stadia van psychosociale ontwikkeling o Uitleg

2 verschillende ontwikkelingslijnen wisselen elkaar af.

Interpersoonlijk ontwikkelingslijn o Interactie met een ander zorgt voor de vormgeving van je identiteit

Zelfdefinitie o Bepaalde kenmerken ga je jezelf meer internaliseren

Levensloop is gekenmerkt door 8 fases, gekenmerkt door psychosociale crisis (+ of – pool)

Vertrouwen vs. wantrouwen

Autonomie vs. schaamte en twijfel

Initiatief vs. schuld

Vlijt vs. minderwaardigheid

Identiteitsintegratie vs. identiteitsverwarring

Intimiteit vs. isolement

Generativiteit vs. stagnatie

Ego-integriteit vs. wanhoop

1.1.2. Identiteitsintegratie

Psychosociale crisis van adolescentieperiode o Het oplossen van de tegenstelling van identiteitsintegratief of-synthese tegenover

identiteitsverwarring

Rol van het ego bij identiteitsintegratie

Freud o Het ego fungeert op een defensieve manier als bemiddelaar in het spanningsveld tussen id

(driften) en het superego (geweten)

Erikson o Een meer constructieve en proactieve rol waarbij identificaties uit de kindertijd worden

samengebracht in een gestalt.

Introjectie o Het overnemen van bepaalde ideeën, overtuigingen en waarden op een vrij primitieve, letterlijke

en fragmentarische wijze van hun ouders

Opkijken naar vaderen waarden overnemen: “ik wil even sterk worden als papa”

Page 87: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

86

Internalisatie

Adolescenten maken zich deze aanvankelijke identificatie geleidelijk aan meer eigen zodat deze een weerspiegeling vormen van wie ze echt zijn.

Evolutie naar Gestalt zorgt voor o Gevoel van identiteit o Gevoel van temporele-spatiale continuïteit

De al dan niet bewust ervaring dat men zich in verschillende omstandigheden (spatiaal) en op verschillende tijdstippen (temporeel) steeds dezelfde persoon voel

1.1.3. Identiteitsverwarring

Identiteitsverwarring o De negatieve pool van psychosociale crisis o Het is een gevoel van onzekerheid o Het is vaak geworteld in een identiteitsvacuüm

Men ervaart een innerlijke leegte en men heeft geen vaste grond om op te staan. Het ontbreken van een goed ontwikkeld intern referentiekader waarop ze zich kunnen baseren om een identiteitskeuze te maken.

o Betekent niet dat verwarring vermeden moet worden om tot een echte integratie te komen dient verwarring doorgemaakt te worden

1.1.4. Identiteit als culminatiepunt van de

persoonli jkheidsontwikkeling

Erikson o Identiteitsontwikkeling is de hoeksteen van een gezonde persoonlijkheidsontwikkeling

Hierin komen alle vaardigheden samen die mensen tot dan toe in verschillende ontwikkelingsfasen hebben opgedaan

De identiteit vormt de basis om de ontwikkelingstaken die na de adolescentie volgen adequaat aan te pakken

Een goed inzicht hebben in op jezelf is essentieel om een intieme relatie op te bouwen o Middelbare leeftijd

Veilige identiteit

Belangrijk in de middelbare leeftijd om generativiteit te vertonen

Inzet voor de komende generaties

Identiteitsleegte

Mensen dreigen een gevoel van stagnatie te ervaren

Ze staan stil in het leven en ze zien niet hoe hun opgedane vaardigheden en waarden nuttig zouden kunnen zijn voor anderen

Als ze inzet vertonen is dat omdat het verwacht wordt en enige sociale erkenning met zich meebrengt

Men moet meer doen dan hen nieuwe uitdagingen aan te bieden: opnieuw in contact komen met diepere waarden en voorkeuren

o Late volwassenheid

Een gevoel van ego-integriteit te verwerven

Een gevoel van aanvaarding van zowel de positieve als de negatieve gebeurtenissen in het leven

Dat gevoel brengt een gevoel van sereniteit en innerlijke rust met zich mee

Page 88: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

87

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Een stevig identiteitsfundament is hier nodig, anders dreigt men een gevoel van wanhoop en spijt te ervaren

o Identiteitsontwikkeling

is een levenslange uitdaging en een taak die nooit helemaal af is o Het epigenetisch model van Erikson

In dit model lopen twee hogere orde ontwikkelingslijnen door elkaar 1. Een interpersoonlijke ontwikkelingslijn die betrekking heeft op de vorming van

vertrouwelijke, intieme en genereuze relaties 2. Een ontwikkelingslijn die te maken heeft met zelfdefinitie, de vorming van een

harmonieuze en veilige identiteit

Menselijke levensloop 1. Interpersoonlijke ontwikkelingstaak

Het opdoen van vertrouwen in de band met de vroegste socialisatiefiguren 2. Vier ontwikkelingstaken

Hebben te maken met zelfdefinitie en resulteren uiteindelijk in de vorming van identiteit

3. Twee mee interpersoonlijke ontwikkelingstaken

Intimiteit en generativiteit 4. Ontwikkelingslijn van de zelfdefinitie

Het gevoel hebben dat de puzzelstukken van je identiteit in elkaar vallen

1.2. Wanneer zi jn jongeren ri jp om een stap te zetten in hun

identiteitsontwikkeling

1.2.1. Voorwaarden

Voorwaarden o Een goede balans tussen… zorgt voor een geconsolideerde identiteit

Differentiatie

o Het onafhankelijk functioneren ten opzichte van de ouders autonomie of separatie van de ouders

Integratie o Het ontwikkelen van nieuwe wederkerige relaties met een mindere nadruk op

afhankelijkheid

Afbeelding

Page 89: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

88

1.2.2. Institutioneel moratorium

Identiteitsvorming o Het is een lastig proces, zeker in onze postmoderne samenleving o Er is een noodzaak van

Moratorium = wachtperiode

Het geeft de kans om en definitieve identiteitskeuze uit te stellen

Institutioneel moratorium = instelling die deze wachtperiode verlenen aan adolescenten

Universiteit is een uitermate geschikte sociale context of institutie om de periode van moratorium te verlenen aan adolescenten

Opkomende volwassenheid = periode gekenmerkt door een verlengd moratorium

2. Verschi llen in identiteitsontwikkeling: Marcia’s identiteitsstatusmodel

2.1. De eenvoud en herkenbaarheid van het identiteitsstatusmo del

2.1.1. Identiteitsdimensies

2 dimensies

Binding o De mate waarin men een identiteitsrelevante keuze heeft gemaakt en hier niet snel op

terug komt

Ik weet heel zeker welke vrienden het beste voor mij zin. o Emotionele toon o Jezelf in de toekomst projecteren ‘5 jaren plan’

Exploratie o De mate waarin men aan zelf-onderzoek en exploratie doen. Verkennen of aftasten van

verschillende opties vooraleer zich te binden tot een bepaalde optie

Ik heb vaak met anderen gepraat over hoe je je mot gedragen in een intieme relatie o Kennis van eigen behoeftes, voorkeuren, interesses en van beschikbare mogelijkheiden o Gerichte zoektocht naar informatie o Overwegen van alternatieve keuzes

Identiteitsstatusmodel o Kruising van de twee dimensies zodat er 4 verschillende identiteit statussen worden gevormd =

vier manieren om met de identiteitscrisis om te gaan.

Grafische voorstelling van Marcias identiteitstatusmodel

Page 90: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

89

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

2.1.2. Verschi llen in identiteitsontwikkeling: de rol van identiteit

statussen

De 2 dimensies vormen 4 verschillende identiteiten

Achievement o Realisatie o Na een periode van exploratie een keuze gemaakt hebben o Ze bouwen zelf een identiteit op = geconstrueerde identiteit o Positief persoonlijk functioneren: persoonlijk welbevinden en zelfwaarde o Positief sociaal functioneren: extravert in de interpersoonlijke omgang en rijpe intieme

relaties

Moratorium o Men bevindt zich nog in het proces van exploratie en crisis en stelt de beslissing nog even

uit o Analoge ontwikkelingsniveau en cognitief functioneren als achievement =

ontwikkelingsfase o Positief sociaal functioneren o Minder persoonlijke functioneren: angst en onzekerheid

Foreclosure o Vroegtijdige afsluiting o Hoewel men nog een periode van exploratie achter de rug heeft, is men toch al tot een

beslissing gekomen o Ze ontlenen hun identiteit aan een externe instantie, meestal ouder = ontleende identiteit o Positief persoonlijk functioneren: persoonlijk welbevinden en zelfwaarde o Gesloten en rigide kijk op zichzelf en buitenwereld + slaafse volgzaamheid. o Ietwat minder positief sociaal functioneren

Diffusion o Verwarring o Nog geen definitieve keuze gemaakt zonder actief op zoek te gaan naar rollen en

identiteitsaspecten. o Ze zijn vatbaar voor opinies en veranderlijke keuzes naar gelang de omstandigheden. o Verminderd persoonlijk en sociaal functioneren o Gebrek aan doelmatigheid en efficiëntie o Egocentrische gerichtheid

Hoe kunnen we deze 4 identiteit statussen meten en proberen in kaart te brengen?

1ste methode = klinische interview o Gebruik makend van observeerbare referentiepunten

2de methode = directe metingen

o Voorbeeld Na een periode van grondig nadenken heb ik voor mijzelf uitgemaakt welk beroep ik wil gaan uitoefenen.

o Procedure vier scores per individu = standaardisatie + statustoewijzing op basis van extreme scores

o Probleem geen extreme scores = grote restcategorie, die al dan niet in analyses wordt opgenomen + 2 extreme score = dubbele groep

3de methode = indirecte metingen o Mediaan-splitsingsprocedure

Wat zouden observeerbare indicatoren van binding kunnen zijn?

Page 91: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

90

2.2. Hoe staan jongeren uit verschil lende identiteit statussen in het

leven?

Illustratie 1 o Verband tussen identiteitsstatus en moreel redeneren

Preconventioneel = egocentrisch en individualistische motieven

Conventioneel = regels, wetten, rolverwachtingen in de sociale omgeving

Post-conventioneel = kritische en persoonlijke houding. Redeneren op basis van algemene principes zoals naastenliefde en rechtvaardigheid.

o Grafiek 1

Illustratie 2 o Verband tussen identiteitstatus en intimiteitstatus o Het is consistent met Eriksons epigenetisch principe = de wijze waarop we omgaan met

voorgaande uitdagingen (id. Crisissen) bepaalt hoe goed we om kunnen gaan met volgende uitdagingen.

o Grafiek 2

Oefening 3 – identiteit en ontwikkeling o Stel dat we de 4 statussen op een ontwikkelingscontinuüm willen plaatsen, welke statussen zouden

de minst en welke de meest ontwikkelde zijn? o Anders gesteld, hoe zou je de statussen ordenen op een ontwikkelingscontinuüm? o Antwoord:

Laurel heb jij dit goed opgeschreven. Bij mij staat er: Diffuise – foreclosere - …

2.3. Hoe ontwikkelen jongeren uit de identiteit statussen zich

naarmate jongeren ouder worden?

Voorwaarde voor ontwikkelingshypothese

Hiërarchisch-lineair karakter o Strikte sequentie + geen enkele etappe overslaan. o Iedereen maakt dezelfde sequentie door

Unidirectionaliteit o Één enkele richting waarbij achievement het normatieve eindpunt is

Page 92: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

91

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Genuanceerde voorwaarde voor ontwikkelingshypothese

Hiërarchisch lineair

o Strikte sequentie algemene verwachting dat er mee progressieve dan regressieve veranderingen zijn. Er is sprake van een absolute verandering op het groepsniveau, maar ook interindividuele variatie in de trajecten naar het eindpunt.

Voorbeeld = plotse overgang van diffusion naar achievement terwijl je 2 fasen ‘overslaat’

o Unidirectionaliteit = een enkele richting waarbij achievement normatieve eindpunt heeft

voor velen is dit niet het eindpunt

Unidirectionaliteit

Onderzoek

Meta-analyse van de bevindingen van 72 onafhankelijke cros-sectionele studies

Ze berekende de proportie van jongeren in de vier identiteit statussen

Achievement = toename in aantal mensen

Diffusion = gestaagde dalende trend

Moraliteit = vertoont omgekeeerd u-vormig patroon met een piek rond 19 jaar = moment van studiekeuze, hierna gaan ze geleidelijk binden waardoor ze in de achievement status terechtkomen.

In lijn met de hypothese dat identiteitsontwikkeling gemiddeld genomen progressief verloopt.

Opmerkingen

Aantal longitudinale studies is beperkt

Kanttekeningen

Een aanzienlijk aantal individuen bevond zich (zelfs tijdens de jongvolwassenheid) nog in diffusion of foreclosure = blijvende ontwikkelingstaak

De grootste groep vertoonde stabiliteit = meer interindividuele variabiliteit in de ontwikkeling van identiteit dan dat men oorspronkelijk vermoede

Vaststellingen

Persoonsgerichte benadering nodig om de interpersoonlijke verschillen in identiteitsontwikkeling in kaart te brengen

De mate waarin er ruimte is voor interpersoonlijke verschillen in de evolutie van identiteit is afhankelijk van de rangordestabiliteit ervan.

Niet iedereen bereikt noodzakelijk het eindpunt

Grafiek

Page 93: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

92

Blijven de verschillen tussen de mensen gehandhaafd? /2de type verandering vs. stabiliteit = rangordestabiliteit

o Rangorde stabiliteit of differentiële continuïteit

Je relatieve positie ten opzichte van anderen blijft gehandhaafdd of behouden doorheen de tijd

Dus verandering beïnvloedt iedereen in relatief dezelfde mate

Een longitudinaal design is vereist o Hoe onderzoeken

Statistiek = uit zich in sterke rangorde stabiliteitscoëfficiënten = sterke positieve correlatie

Gebrek aan stabiliteit = rangorde wijzigt, wat zich uit in een lage of negatieve rangordestabiliteitscoëfficiënt

o Tabel 1

Personen behouden zelfde rangorde of relatieve personen ten aanzien van andere personen.

o Grafiek 1

Er is sprake van rangorde stabiliteit omdat de lijnen evenwijdig zijn o Tabel 2

Rangorde of relatieve positie ten opzichte van andere verandert

Het uit zich in een nulverband o Grafiek 2

Er is sprake van kruisende en niet parallel lopende lijnen

Het uit zich in een negatieve correlatie

Samenvattend in schema

Blijven zoeken 18-jarige adolescenten zoekende adolescenten op 21 jaar? o Tabel

1ste kolom = afstand van 6 maand tussen 2 opeenvolgende meetmomenten van 18 jaar naar 18,5 jaar = 1 correlatie coëfficiënt

Je krijgt int totaal 6 rangorde stabiliteit coëfficiënten (die 6 tussen de haakjes)

We kunnen de tijdspannen tussen meetmomenten vergroten = 12 maand

5x een tijdspannen van 12 maand = 5 rangorde stabiliteit coëfficiënten met gemiddelde score van .67

36 maand = duur van de

studie 1 rangorde stabiliteitscoëfficiënt

Page 94: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

93

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

o Wat kan je uit het algemene correlatiepatroon afleiden

Negatieve correlatie o Vergelijk de waarde uit kolom 1 en kolom 6. Kan je deze resultaten begrijpen?

Op 18 maand verbonden, later ook relatieve positie handhaven.

De rangorde stabiliteit gaat dalen naarmate we naar rechts opschuiven afstand tussen 2 meetmomenten nemen toe naarmate er meer tijd passeert, waardoor de rangorde stabiliteit afneemt.

o Is het zo dat jongeren naargelang ze ouder worden zich meer verbinden tot bepaalde keuzes

Wat is de samenhang tussen verandering op het absolute niveau en rangordeverandering o Beide zijn onafhankelijk van elkaar. Dit betekent dat ze in variërende mate samen kunnen komen.

Vraag 1 – Over welk type stabiliteit en verandering is er hier sprake? o Rangorde stabiliteit en gemiddelde niveau stabiliteit o Rangordeverandering en gemiddeld niveau stabiliteit o Rangordeverandering en gemiddelde niveauverandering o Rangorde stabiliteit en gemiddelde niveauverandering

Vraag 2– Over welk type stabiliteit en verandering is er hier sprake? o Rangorde stabiliteit en gemiddelde niveau stabiliteit o Rangordeverandering en gemiddeld niveau stabiliteit o Rangordeverandering en gemiddelde niveauverandering o Rangorde stabiliteit en gemiddelde niveauverandering

Take-home boodschap:

Het maken van identiteitskeuzes is maar het halve verhaal: kwaliteit van identiteitsontwikkeling hangt ook af van exploratie en de geboden mogelijkheden hiertoe

Het vroegtijdig afsluiten van de zoektocht naar een geschikte identiteit is een gemengde zegen: foreclosure adolescenten voelen zich doorgaans goed over zichzelf, maar hebben soms vrij bedenkelijke sociale overtuigingen.

Identiteitsontwikkeling is geen rechte lijn naar de finish: hoewel de meeste adolescenten vooruitgang boeken met ouder worden, leiden er verschillende wegen naar Rome.

3. Naar een meer dynamische benadering van identiteitsontwikkeling

3.1. Kritiek op het identiteitstatusmodel

Identiteitsstatusmodel o Het zou geen sluitende toetsing inhouden van Eriksons theorie

Het zou elementen bevatten die Erikson tegenspreken

Te sterke klemtoon op afgewerkte identiteit (achievement ) identiteitsvorming als proces (Erikson)

Te weinig aandacht voor impact van sociale context

Directe of nabije sociale omgeving

Bredere sociale context

Page 95: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

94

3.2. Inhoudeli jke vernieuwing: naar een verf i jnde visie op exploratie

en binding

Schema uitleg o Het identiteitswerk is niet afgrond nadat een keuze is gemaakt o Exploratie en binding bestaat elk uit deelcomponenten o Onderscheid tussen exploreren in de

Breedte o Verschillende keuzemogelijkheden overlopen.

Diepte o Achteromkijken of in de ingeslagen weg en de gemaakte keuze wel bij je passen

o Ook binding is geen uniform gegeven

Het aangaan van bindingen

De mate waarin men zich eker voelt van deze binding, zich identificeert met deze binding

3.3. “Chill man, no worries” Over zorgeloos verwarden

Welke clusters (en dus statussen) worden teruggevonden als gebruik gemaakt wordt van de twee ‘klassieke’ Marcia-dimensies

o Bij het uitvoeren van de clusteranalyse op de uitgebreide set aan identiteitsdimensies werd de 4-status oplossing uitgebreid tot een 5-status oplossing

o Diffusion opgesplitst in twee substatussen

Troubled diffusion o Exploreren wel in de breedte maar slagen er niet in om tot een binding te komen.

Carefree diffusion o Geen exploratie maar gemiddelde binding

o Grafiek 1

Achievement scoort hoog op alle 4 de dimensies

Page 96: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

95

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Foreclosure en moratorium scoren vrij analoog op de nieuwe dimensies, maar vertonen een tegenovergesteld patroon aan de klassieke identiteitsdimensies

Achievement en foreclosure verschillen vooral inzake het zich identificeren met bindingen. o Grafiek 2

Troubeld diffusion scoort het laagst op algemeen welbevinden en het hoogst op depressieve symptomen terwijl carefree diffusion op verschillende welbevindingsmaten even hoog scoort als achievement en foreclosure

Adolescenten in de carefree diffusion status zijn nog geen binding aangegaan, maar lijken er ook niet erg mee bezig te zijn en heeft dus ook geen effect op sociaal aangepast gedrag

3.4. Wat als het exploratieproces vastloopt? Piekerende exploratie

onderzocht.

Schema

Wat als het exploratieproces vastloopt? o In kaart brengen van voor-en nadelen van identiteitskeuzes lokt noodzakelijk enige twijfel uit.

Maar rumitieve exploratie = aanhoudend gepeiekr o Dit gepieker wordt in onze post-moderne samenleving gevoed door eindeloos aantal opties =

Tyrannie van de vrijheid o Itemvoorbeeld = Ik twijfel eraan wat ik echt wil bereiken in mijn leven.

o Vaststelling 1

Ruminatieve exploratie is te onderscheiden van beide adaptieve vormen van exploratie o Vaststelling 2

Ruminatieve exploratie en de adaptieve types exploratie hangen verschillend samen met angst, depressie en zelfwaarde

o Vaststelling 3

Zou het toevoegen van ruminatieve exploratie tot een verdere verfijning in de clusteroplossing leiden en, zo ja welke cluster zijn er dan te verwachten?

Het is moratorium

Diffuses is het niet omdat het al reeds opgesplitst is

Page 97: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

96

Foreclosure ook niet want we exploreren niet

Achievement ook niet omdat we een vast intern kompas bij exploratietocht

Grafiek – oefening: Maak een koppeling tussen de data en de statussen

o 1 = achievement o 2 = troubled diffusion o 3 = care free o 4 = piekerend moratorium o 5 = foreclosure o 6 = ongedifferentieerde cluster

Take-home boodschap:

Mensen staan niet altijd ten volle achter hun gemaakte identiteitskeuzes. In vergelijking met achievement identificeren adolescenten in foreclosure zich minder met hun keuzes.

Niet alle vormen van exploratie zijn wenselijk: piekerend exploreren is een signaal van een vastlopende identiteitsontwikkeling.

Achter de happy-go-lucky houding van zorgeloos verwarden schuilt een vatbaarheid voor probleemgedrag (roken, alcohol, drugs). Het is belangrijk dat we ons niet verkijken op hun zorgeloosheid.

4. Besluit : even samenvatten

Erikson

o Stelde dat identiteitsvorming een centraal proces is in de persoonlijkheidsontwikkeling o De vorming van een stevig verankerde identiteit is gebaseerd op het succes waarmee eerdere

ontwikkelingstaken werden doorlopen en vormt ook de basis voor verdere psychosociale aanpassing tijdens de volwassenheid

o De identiteitsontwikkeling is nooit af: ook na de adolescentie blijven mensen vormgeven aan hun identiteit en komen ze voor uitdagingen te staan die een plaats moeten krijgen in hun identiteit of die hun identiteit zelf grondig ter discussie stellen

Marcia o Ontwikkelde een model om individuele verschillen in identiteitsvorming te begrijpen o In lijn mat de theorie van Erikson in dit recent onderzoek dat identiteit als dynamisch en nooit

afgerond proces voortdurend in beweging is

Page 98: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

97

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

HET INTERN KOMPAS: DEEL I – HET ‘WAAROM’ VAN

IDENTITEITSONTWIKKELING

Hoofdstuk 8

1. Inleiding: de functies van het intern kompas

Intern kompas o Een geheel van identiteiten of zelfbeschrijvingen die verankerd zijn in persoonlijke overtuigingen,

intrinsieke waarden en interesses. o Zorgt voor een harmonieus geheel tussen collectieve identiteit, relationele identiteit en

persoonlijke identiteit o Met toenemende leeftijd raakt ons intern kompas beter afgesteld o Het is de kerndoelstelling van opvoeding en onderwijs = ontwikkeling van intern kompas o Een intern kompas wapent kinderen om op een zinvolle en efficiënte wijze te navigeren door hun

latere leven. o Om dit doel te realiseren dienen ze de nodige bagage mee te krijgen tijdens hun jeugd. o Belang van behoefte ondersteunende omstandigheden.

De functies van een kompas

Selectiefunctie o Juiste identiteitskeuze maken o Dit vereist exploratie in de breedte

Regulatiefunctie o De keuzes die je maakt worden gereguleerd

Je interesses, waarden en doelen dienen blijvend op elkaar afgestemd te worden.

o Vereist exploratie in de diepte

Veerkrachtfunctie o Men moet veerkrachtig kunnen reageren als de

identiteitsontwikkeling onder spanning staat

Take-home boodschap:

Het intern kompas helpt ons om de ‘juiste’ keuzes te maken in ons leven

Het intern kompas dient blijvende gereguleerd te worden

Het intern kompas fungeert als een bron van veerkracht als onze identiteitsontwikkeling onder druk staat

2. De ZDT-versie op het waarom van het intern kompas

2.1. Zelf-aangenomen en toebedeelde identiteit

2.1.1. Zelfaangenomen identiteiten: sleutelbesl issingen op

scharniermomenten

Sleutelbeslissingen o Beslissingen die we nemen op kantelmomenten en die ons als persoon fundamenteel kunnen

definiëren.

Page 99: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

98

o Verschuivingen in één van de vier identiteitsdomeinen: persoonlijk, relationeel, collectief of materiële identiteit.

o Intern kompas krijgt vorm en biedt steun op scharniermomenten in ons leven als we een nieuw hoofdstuk aansnijden.

o 2 types identiteiten worden onderscheiden

Aangenomen identiteit = zelf gekozen

Toebedeelde identiteit = lot/ingreep van iemand,…

Normatieve scharniermomenten o Vallen samen met leeftijdsgebonden ontwikkelingstaken

Niet-normatieve scharniermomenten o Individuele onvoorspelbare timing

2.1.2. Als het leven aan de deur klopt: wat als een identiteit ons

onverwacht wordt toebedeeld?

Toebedeelde identiteit o Identiteitsbreuk en dus vaak autonomie-inhiberend o Grondige herschikking van meerdere identiteiten o Hier liggen ook kansen = verrijkingen o Niet noodzakelijk negatief = lotto winnen, ongepland maar gewild zwanger zijn. o Er is sprake van identiteitswijziging op verschillende vlakken

Er is sprake van een grondige herschikking en nieuwe invulling van bestaande identiteiten o Men kiest niet voor de identiteit o Gaat gepaard met minder gevoelens van keuzes en vrijheid (geen exploratieproces) o Kan in harmonie gebracht worden met bestaande identiteiten = proces van verzoening o Zelfreflectie komt pas achteraf = cruciaal om de toebedeelde identiteit een betekenisvolle plaats te

geven.

2.1.2.1. Aangenomen vs. toebedeelde identiteit

Rol van exploratie

o Aangenomen identiteit exploratie is potentieel aanwezig

o Toebedeelde identiteit exploratie is afwezig

Omkeerbaarheid

o Aangenomen identiteit identiteitsevolutie is vaak onomkeerbaar

o Toebedeelde identiteit identiteitsevolutie is soms onomkeerbaar

Identiteitsintegratie

o Aangenomen identiteit men dient zich te vereenzelvigen met de identiteit

o Toebedeelde identiteit men dient zich te verzoenen met de identiteit

Oefening o Als 19-jarige wordt je, na even samengeleefd te hebben met kotgenoten, vegetariër

Hier is sprake van zelf-aangenomen niet-normatieve identiteit

Schematisch overzicht van de twee types identiteitsvorming

Page 100: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

99

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Voorbeeld

Take-home boodschap:

Ons intern kompas krijgt vorm op scharniermoment in ons leven

Ons intern kompas bestaat uit zowel aangenomen identiteiten als identiteiten die ons door een speling van het lot worden toebedeeld.

We moeten zowel aangenomen als toebedeelde identiteiten een plaats geven in ons intern kompas

Toebedeelde identiteiten zijn in veel gevallen onomkeerbaar

Page 101: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

100

2.2. De opbouw van het intern kompas: een procesbenadering

2.2.1. Naar vereenzelviging: over halfslachtige en authentieke

identiteitskeuzes

Erikson o Beschrijft de ontwikkeling naar identiteitsintegratie als een proces van toenemende

internalisatie

Aanvankelijk oppervlakkige en fragmentarische zelfschema’s die we in de kindertijd van onze ouders overnemen, dienen we te hervormen tot een set van unieke en harmonieuze zelfschema’s die betekenis verlenen aan ons handelen

o ZDT

Sluit met haar organisch-dialectische mensvisie nauw aan bij Eriksons mensvisie

Onderscheid kwalitatief verschillende types motieven die verschillende gradaties van internalisatie en integratie weergeven

Marcia o Het cruciale proces van integratie was opvallend afwezig in de meeste metingen van Marcia’s

identiteitsstatussen

Identiteitskeuze o Niet alleen het maken van een identiteitskeuze is belangrijk (binding), maar ook achter deze keuze

staan is van belang en dat men er zich mee vereenzelvigt zodat deze identiteitskeuze stevig verankerd wordt binnen het zelf

Pas dan ontstaat een gevoel van harmonie o Het ZDT blijft dus ook van toepassing op het maken van identiteitskeuzes en het exploreren van

verschillende identiteitsopties

Alle termen die in deel II aan bod kwamen, komen hier terug, behalve amotivatie

Wanneer mensen hoog scoren op amotivatie en zich hulpeloos voelen om de identiteitstaak aan te pakken, dan starten ze het exploratieproces vermoedelijk niet op

Zij lopen een groter kans om een identiteitsvacuüm te ervaren

Page 102: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

101

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

2.2.1.1. Halfslachtige identiteitskeuzes

Identiteitsintegratie o Het proces van identiteitsintegratie hangt samen met de kwaliteit van de motieven onderliggend

aan het maken van identiteitskeuzes

Externe regulatie o Keuzes worden gemaakt om anderen te plezieren en te behagen of hun teleurstelling en kritiek te

vermijden o Men wordt verleid tot het maken of blijven volhouden van een keuze die meer verwachtingen van

de buitenwereld weerspiegelen o Ouders kunnen hun ongerealiseerde dromen projecteren o Ook leeftijdsgenoten kunnen druk plaatsen

Geïntrojecteerde regulatie o Identiteit reguleren om gevoelens van schuld, schaamte of angst te vermijden o Identiteit bevindt zich niet langer volledig buiten ons maar gebeurt niet helemaal op vrijwillige basis o Getuigt van halfslachtige ambitie o Identiteit kan zelfs een obsessie worden (bv. sporters, work-aholics) o De eigenwaarde van de persoon is verstrengeld met de identiteit. Dit roept gevoelens van schuld en

angst op

2.2.1.2. Authentieke identiteitskeuzes

Geïdentificeerde regulatie o Persoonlijk betekenisvol o We vereenzelvigen ons met de gemaakte keuze o Analoog aan de notie ‘identificatie met binding’ binnen de dynamische benadering van

identiteitsstatussen

Geïntegreerde regulatie o Betekenisvolle identitetiskeuzes worden verder geïntegreerd o Stevige verankering in het waarde patroon van mensen = harmonieus geheel o Een identiteitskeuze kan in conflict staan met reeds bestaande identiteiten

Gebrek aan integratie van beide relationele identiteiten

Compartimentalisatie: behandelen hun identiteiten als psychisch losstaande entiteiten (vergt energie en leidt tot minder open en authentiek functioneren)

Crowding out- effect o De realisatie van één identiteit komt onder druk te staan door een andere identiteit

Intrinsieke motivatie o Identiteiten kunnen ook opgebouwd worden omdat ze inherent boeiend en fascinerend kunnen

zijn o Intrinsieke gemotiveerde keuzes kunnen door de jaren heen uitgroeien tot rijpe passies, waarbij we

onze aanvankelijk vrij algemene interesses geleidelijk verfijnen

Zelfconcordante of authentieke keuzes o Gebaseerd op ontluikende interesses en persoonlijke overtuigingen

Niet-zelfconcordant of zelfvervreemdend keuzes o Gevoed door interne of externe verplichtingen

Het is niet de persoon zelf die handelt

Page 103: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

102

2.2.1.3. Obsessieve en harmonieuze passie

Intrinsieke motivatie o Deze mensen zijn gepassioneerd

Sterke interesse in een activiteit, die de persoon in sterke mate definieert o Verschillende soorten gepassioneerde mensen

Verschillen in onderliggende regulatie

Obsessie o De passie loopt uit de hand o Eenzijdig investeren in één bepaald doel of domein van het leven o Onvoldoend in harmonie gebracht met andere belangrijke relationele of persoonlijke identiteiten

van de persoon o Combinatie van interne druk en plezier o Bron van conflict en spanning

Harmonieuze passie o Betere balans o In evenwicht met andere o Combinatie van integratie en plezier o Zal de groei versterken

vertrekken beiden vanuit het plezier dat men aan de activiteit beleeft

2.2.2. Naar verzoening: en verri jking: over aanvaarde en niet -

aanvaarde toebedeelde identiteit

Amotivatie o Niet in staat om de nieuwe identiteit vorm te geven o Men voelt zich hulpeloos

Externe regulatie

o Het lot dwingt tot aanpassing en de buitenwereld verwacht ook dat de persoon zich schikt naar de nieuwe identiteit

o Gaat gepaard met opstandig verzet o Gevoelens van kwaadheid, verdriet en onrechtvaardigheid

Geïntrojecteerde regulatie o Geleidelijke verzoening met de gevolgen van de toebedeelde identiteit -> men kan de verschuiving

in rollen in meer of mindere mate aanvaarden o De rolverschuiving bevind zich niet volledig buiten de persoon maar worden gevoed door schuld,

schaamte of de drang om zicht te bewijzen

Geïdentificeerde regulatie o De toebedeelde identiteit wordt als betekenisvol ervaren o Verijking voor het persoonlijk leven

Geïntegreerde regulatie o In harmonie met andere identiteiten o Men is de in rol helemaal zichzelf en presenteert zich ook op deze wijze aan de buitenwereld o We ervaren de toebedeelde identiteit als betekenisvol: het is op een of andere manier een

verrijking voor het persoonlijk leven

Page 104: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

103

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Take-home boodschap:

We dienen zowel aangenomen als toebedeelde identiteitskeuzes te reguleren

Onze identiteitskeuzes kunnen zelfvervreemdend of authentiek van aard zijn

Toebedeelde identiteiten kunnen een bron van verzet zijn, maar we kunnen ons er ook mee verzoenen en deze zelfs als een verrijking worden ervaren

Identiteiten kunnen obsessief onderhouden worden of op een harmonieuze wijze worden ingepast in onze levensstijl

2.3. Vitamines voor de ontwikkeling van het intern kompas

2.3.1. Behoeftebevrediging als katalysator

Wat is de motor voor identiteitswerk – van waar komt de energie? o Psychologische behoeftebevrediging leidt tot de ontwikkeling van het intern kompas

Autonomie o Exploratie vereist vrijheid en spontaniteit o Ruminatieve exploratie wordt gevoed door druk hoe je zou moeten handelen. o Kiezen en zich eigen maken gebeurt vlotter indien men zich volledig vrijwillig achter

de keuze kan scharen

Relationele verbondenheid o Competentie zorgt voor zelfvertrouwen en minder onzekerheid tijdens

exploratieproces o Keuzes = meer overtuigd

Competentie o Verbondenheid bijdragen tot exploratie, maar hoeft niet, want vele exploreren opties

op zichzelf o Steun vanuit de omgeving = basis voor meer overtuigde keuzes

2.3.2. Behoeftefrustrat ie als risicofactor

Behoeftefrustratie o Staat de vorming van een intern kompas in de weg o De ideeën/voorstellen/interesses van jongeren worden niet onvoorwaardelijk aanvaard maar

worden afgemeten aan de standaarden van de ouders. o 2 acties hierop

Foreclosure status o De ouderlijke keuzes worden kritiekeloos overgenomen o Het beantwoorden aan de ouderlijke relaties leidt tot een beloning = aandacht van de

ouders. o Maar er is ook een angst om de buitenwereld te moeten teleurstellen

Leidt tot het vastklampen aan de voorgeschreven identiteit

Diffusion of moratorium status

o Negatieve identiteit = opstandig verzet jongeren doen precies het omgekeerde van wat van hen verwacht wordt.

o Risico dat men niet meer op basis van diepe interesses en persoonlijke voorkeuren een beslissing nemen = vervreemden van ons intern kompas.

Leidt tot een toestand van blijvend zoeken = identiteitsleegte

Page 105: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

104

Behoefte-ondermijnende omgeving o Binnen een behoefte-ondermijnende omgeving zoeken jongeren naar compensatie, ofwel

Door zich obsessief en krampachtig vast te bijten in sociaal gewaardeerde identiteiten (slaafse volgzaamheid)

Door zich af te zetten tegen de opgedrongen identiteiten en zichzelf een eigen weg te banen (opstandig verzet)

o Ongeacht het soort compensatie die ze zoeken, ze handelen niet vrij en authentiek, maar ze vervreemden van zichzelf, wat de opbouw van een solide intern kompas in de weg staat.

Take-home boodschap:

Afhankelijk van de identiteitsstatus waartoe jongeren behoren ervaren ze een verschillende mate van behoeftebevrediging

De bevrediging van de psychologische behoeftes aan autonomie, verbondenheid en competentie vormt de katalystor voor de vorming van een intern kompas, terwijl behoeftefrustratie compensatoire identiteitsvorming ontlokt.

3. Verheldering van de notie intern kompas: relatie met bestaande

identiteitskaders

Niet kennen

4. Empirische ondersteuning voor de ontwikkeling van het intern kompas

Niet kennen

Page 106: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

105

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

HET INTERN KOMPAS, DEEL II: HET ‘WAT’ VAN

IDENTITEITSVORMING

Hoofdstuk 9

1. Wanneer bli j ft ons intern kompas op koers en raken we het noorden

kwijt?

1.1. Wat als financieel succes en het schoonheidsideaal de

identiteitsvorming kleuren?

1.1.1. Extr insieke en material istische waarden

Extrinsieke motivatie o Bezig zijn met de indruk die je nalaatt op de buitenwereld o Dit kan men doen door verschillende levensdoelen en waarden te ambiëren

Financieel succesvol zijn in het leven

Populariteit en aanzien afdwingen bij hun leeftijdsgenoten

Aantrekkelijk en mooi gevonden worden

Materialistische oriëntatie o De mate waarin we het verwerven van geld en bezittingen cruciaal achten om status en roem te

verwerven en te behouden. Ruim opgevat behoren de extrinsieke levensdoelen ‘populariteit’ en schoonheid’ hier ook toe.

ZDT

o Deze materialistische waarden en doelen zijn op zich niet bevredigend ze spelen weinig tot niet in op de psychologische behoeftes.

Het bevredigend karakter is pas afhankelijk van de reactie van anderen.

1.1.2. Intr insieke of groeibevorderende waarden

Intrinsieke waarden o Anderen helpen o Affiliatie o Zelfontwikkeling

Het is gericht op het ontplooien van het innerlijk potentieel.

Het is een uiting en zelf een onderdeel van ons intern kompas

Waarden o Wenselijke, transsituationele levensdoelen die variëren in belang en die als richtlijn dienen in ons

leven

Transsituationeel = niet gekoppeld aan één specifieke situatie. Ze gelden over verschillende situaties heen

Kwaliteitsvisie op identiteit o Bepaalde waarden zijn wenselijker dan anderen

Page 107: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

106

1.1.3. Verhouding tussen intrinsieke en extrinsieke waarden

Waardecirkel o Intrinsieke en extrinsieke waarden kunnen van elkaar

onderscheiden worden. o Levensdoelen die naast elkaar staan gaan hand in hand = ze

zijn compatibel o Waarden die tegenover elkaar staan zijn psychologisch

conflicterend o Waarden die in een hoek van 90° graden staan zijn relatief

orthogonaal van elkaar o Horizontale as = onderscheid intrinsieke en extrinsieke

levensdoelen o Het is een dynamische verhouding

Waardetaart o De grootte van een stuk taart is een weergave van het belang van de waarde in de totale

waardestructuur. o Elke persoon heeft een uniek waardepatroon

Metafoor van de wip o Wanneer extrinsieke waarde hoog zitten op de wip, dan zitten intrinsieke waarden laag op de wip. o Er is sprake van een onverenigbaarheid tussen waarden waarbij er een psychologisch conflict/trade-

off bestaat

Algemeen o Het investeren in extrinsieke waarde kan verslavend zijn waardoor men er verder in zal investeren o Het investeren in intrinsieke waarde leidt tot een diepere en langdurigere bevrediging van

psychologische basisbehoeften. o Het is belangrijk om te kijken naar wat het einddoel/eindwaarde is van de mensen

Extrinsieke motivatie kan in functie staan van intrinsieke motivatie

Overzicht

Page 108: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

107

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

1.1.4. Verschi llen de levensstij len: de ‘zi jn’ -or iëntatie en de

‘hebben’ -oriëntatie

Volgens Fromm zijn er twee fundamenteel verschillende levensstijlen

Zijn-oriëntatie

o Intrinsieke gerichte identiteit ervaringen en belevingen

Hebben-oriëntatie

o Extrinsieke gerichte identiteit materialistisch en drukte o De industriële revolutie zou de basis zijn voor de hebben-oriëntatie

Onderzoek o Leerlingen die extrinsieke levensdoelen ambiëren (hebben-oriëntatie) zijn er meer op gericht om

beter te scoren dan hun medeleerlingen, maar vertonen ook meer faalangst

De impact van onze oriëntatie o Het beïnvloed onze interacties en manier van praten

Hebben-oriëntatie = gesprek wordt steriel, uitwisselen van info en statussymbolen

Zijn-oriëntatie = spontaan reageren, betekenisvol dialoog

Samenvattend

Take-home boodschap:

Onze identiteit kan relatief meer intrinsiek dan wel extrinsiek van aard zijn, afhankelijk van de mate waarin we meer belang hechten aan intrinsieke dan wel extrinsieke waarden.

Deze verschillende soorten identiteiten gaan gepaard met, respectievelijk, een zijn-en een hebben-oriëntatie

Deze waarden kunnen geplaatst worden in een waardecirkel: intrinsieke waarden staan gemiddeld gesproken op gespannen voet met extrinsieke waarden (het wip-effect)

Page 109: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

108

2. Hoe staan mensen met een intrinsieke en extrinsieke georiënteerde

identiteit in het leven?

2.1. Het persoonli jke, sociale en maatschappeli jke voordeel van een

‘zi jn’ -versus ‘hebben’ -oriëntatie

2.1.1. Persoonli jk welbevinden

De hoge prijs van materialisme

Meta-analyse o Het opbouwen van een intrinsieke dan wel extrinsieke georiënteerde identiteit gaat

gepaard met een verschillend persoonlijk functioneren.

Studie o Meten van welbevinden o Hoe meer de waardestructuur van de deelnemers gekleurd worden door intrinsieke ipv

extrinsieke idealen, hoe meer welbevinden en hoe minder psychologische problemen ze rapporteerden

Vervolgstudie o Extrinsieke motivatie hangt samen met disfunctioneel consumptiegedrag, het lijden aan

koopverslaving en het hebben van schulden, alsook met gezondheidscompromitterende gedragingen zoals roken, drugs en alcohol

Conclusie o Een materialistische oriëntatie vertoont een robuust negatief verband met welbevinden

Waarden in specifieke levensdomeinen o Een intrinsieke werkwaardeoriëntatie gaat gepaard met

meer jobtevredenheid,…

Olievlekmodel

o Doelen, attitudes en gedragingen die nauw aansluiten bij de geprimde materialistische doelen worden ook geactiveerd

Wipeffect o Het activeren van materialistische doelen zou de focus op

intrinsieke doelen, die zich in het cirkelmodel diametraal aan de overzijde bevinden, ondermijnen.

2.1.2. Van persoonli jk naar sociaal functioneren

Effecten op sociaal functioneren o Sociaal functioneren lijdt onder nastreven van extrinsieke doelen

Onderzoek Bauwer o Experiment: presenteren van situatie waarbij er een watertekort dreigde

Materialistische conditie = verwijzen naar consument.

Deze conditie rapporteerde significan minder verantwoordelijkheidsgevoel en vertrouwen in anderen

Controleconditie = verwijzen naar personen o Conclusie

Een hebben-oriëntatie heeft een maatschappelijke prijs: meer racisme en vreemdelingenhaat, meer competitief wereldbeeld, zien immigratie als bedreiging, meer geneigd tot ethisch onaanvaardbaar gedrag

2.1.3. Ecologisch bewustzijn en handelen

Page 110: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

109

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Ecologie o Intrinsiek georiënteerde personen zijn meer begaan met de natuur/planeet o Economische groei gaat ten koste van ecologie

Landen die de nadruk leggen op extrinsieke waarde blijken meer CO2 uit te stoten

Sociaal dilemmaspel o Extrinsieke georiënteerde individuen zijn sneller geneigd om in een sociaal dilemmaspel schaarse

gemeenschappelijke goederen te consumeren waardoor ze minder collectief denken

Experimenteel onderzoek met kleuterjuffen in opleidng

o Extrinsieke doelconditie met recyclage kan je geld besparen

o Intrinsieke doelconditie je kan iets doen voor het milieu en de kleuters leren ecologisch bewust te zijn.

o Conclusie

Het nastreven van intrinsieke waarden gaat gepaard met een ecologisch bewustzijn en handelen

Personen met een materialistische levensstijl vertonen ook milieubewust gedrag, maar is afhankelijk van de mate van inspanning en financiële aantrekkelijkheid.

2.2. Soorten levensdoelen en Eriksons Levenslooptheorie

Extrinsieke levensdoelen o Bemoeilijkt een vlotte identiteits-en intimiteitsontwikkeling

2.3. Soorten identiteiten en vitamines voor groei

Voordelen van intrinsiek oriëntatie o De psychologische voordelen die gepaard gaan met een intrinsieke georiënteerde identiteit kunnen

verklaard worden door het feit dat ze bijdraagt tot behoeftebevrediging én de kans verkleint op het voorkomen van behoeftefrustrerende ervaringen.

Overkoepelend mechanisme o De bevrediging en de frustratie van de psychologische basisbehoeftes fungeren als een

overkoepelend mechanisme = macromechanisme.

3 processen o Aandachtsverschuiving o Sociale vergelijking o Conditionele benadering

Grafische weergave

Page 111: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

110

2.3.1. Aandachtsverschuiving

Taakabsorptie o Het volledig opgaan in de taak = biedt een goede garantie op psychologische behoeftebevrediging

Extrinsiek georiënteerde identiteit o Ze zijn meer begaan met aantallen o Een gesprek = uitwisseling van feitelijkheden om de gesprekspartner te imponeren o Kan stress oproepen o Meer bezorgd over hoe ze overkomen bij anderen o Ze zullen meer deelnemen aan publiekelijk gewaardeerde activiteit dan aan activiteiten die ze zelf

persoonlijk betekenisvol vinden.

2.3.2. Sociale vergeli jking

Prestatiefocus

o We vergelijken ons eigen functioneren met dat van anderen o Verhinderd de bevrediging van psychologische basisbehoeftes

Overschatten het realiseren van extrinsieke doelen

Intrinsieke georiënteerde identiteit o Ze beschouwen andere personen meer als een bron van inspiratie dan als bron van evaluatie voor

hun eigen functioneren.

2.3.3. Voorwaardeli jke benadering

Voorwaardelijke activiteiten o Compenseert de onzekerheid, als gevolg van sociale vergelijking.

Dit verhoogt de kans op objectiverende houding o Ze worden zuiniger = spannen zich vooral in voor die activiteiten die hun kans vergroten om

extrinsieke doelen te realiseren.

Zelfobjectivering o We benaderen ons eigen lichaam vanuit het perspectief van een buitenstaander

Take-home boodschap:

Het uitbouwen van een intrinsieke, relatief ten opzichte van een extrinsieke, georiënteerde identieit heeft voordelen op persoonlijk (bv. welbevinden, identiteitsontwikkeling), relationeel (bv. huwelijkstevredenheid) als maatschappelijk (bv. ecologisch bewustzijn, racisme) vlak.

Experimenteel onderzoek toont aan dat deze verschillende identiteiten kunnen geactiveerd worden, met analoge effecten zoals vastgesteld voor het nastreven van intrinsieke en extrinsieke levensdoelen.

Deze verschillende soorten identiteit komen in verschillende mate tegemoet aan de psychologische vitamines voor groei (macroproces)

De microprocessen aandachtsverschuiving, sociale vergelijking en voorwaardelijke benadering helpen om de effecten van deze verschillende soorten identiteiten op behoeftebevrediging te begrijpen.

Page 112: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

111

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

3. “Ja, maar…!”: krit ische perspectieven

3.1. Wat als mijn naaste omgeving extr insieke idealen aanmoedigt?

3.1.1. Niet de inhoud van waarden, maar de match met de

omgeving telt !

Het match-of omgevingscongruentieperspectief o Het negatief effect van het nastreven van extrinsieke waarden op het welbevinden blijft beperkt tot

individuen die in een intrinsieke georiënteerd klimaat vertoeven.

Misfit/mismatch wordt verklaar door de negatieve effecten

Taak van de adolescent o Een identiteit opbouwen die aansluit bij de door de omgeving aangeprezen identiteit die binnen een

bepaalde context de grootste pragmatische waarde heeft.

Matchsituatie komt ten goede van persoonlijk welbevinden, door 3 redenen: o De sociale context bekrachtigd het nastreven van de congruente identiteit = positieve bekrachtiging

Ouders advocaten, jij ook rechten gaan studeren o Het nastreven van incongruente waarden wordt kritisch onthaald door de sociale omgeving =

emotionele kosten

Je zet je in voor vrijwilligerswerk en niet voor je studies, zoals je ouders wensen te doen. o De ervaring van gebrekkige congruentie tussen de persoonlijke waarden en de door de sociale

context aangemoedigde waarden dragen een intern conflict met zich mee.

ZDT o Het opbouwen van een extrinsieke georiënteerde identiteit komt het welbevinden niet ten goede,

ook al wordt deze aangeprezen door de omgeving omdat het in mindere psychologische basisbehoeftes voorziet

Schema

3.1.2. Hoe is het met het waardepatroon van economie en

rechtenstudenten gesteld?

Drie studies die deze conflicterende hypothese onderzoeken o Studenten economie o Rechtenstudenten o Modellen uit de modewereld

Gemeenschappelijk = extrinsieke waarden worden door de omgeving relatief sterk gewaardeerd

Bevindingen o Tweedejaars economiestudenten bleken er in sterkere mate een materialistische oriëntatie op na te

houden in vergelijking met tweedejaarsstudenten aan een lerarenopleiding o Het is niet verassend dat het sociale aspect en het financiële succes verschillen van elkaar = dit

omdat ze tegenover elkaar liggen in het circumplex

Grafiek o Extrinsiek doel = financieel succes o Intrinsiek doel = bijdrage leveren aan de samenleving

Page 113: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

112

Hangt positief samen met persoonlijk welbevinden en hangt negatief samen met drugsgebruik en depressieve gevoelens

o Er werd geen bewijs gevonden voor een interactie-effect tussen het waardepatroon en de studierichting in de voorspelling van de aanpassingsmaten

Procesanalyse o Er is bewijs dat aantoont dat economiestudenten meer middelengebruik en meer depressieve

symptomen rapporteerden.

Het soort levensdoel dat studenten hanteren speelt hier dus een verklarende rol in de samenleving tussen studierichting en mate van aanpassing

Selectiemechanisme o Economische richtingen kunnen studenten aantrekken met bepaalde waarden

Socialisatiemechanisme o Studenten kunnen zich tijdens deze opleiding ook een sterker materialistische waardepatroon

aanmeten.

Modellenwereld o Ze zijn gefocust op het bereiken van het schoonheidsideaal o Ze vertoeven in een milieu met dezelfde waarden. o Er is sprake van behoeftefrustratie

Autonomie = modellen moeten zich inschikkelijk en slaafs opstellen

Competentie = na verloop van tijd weinig uitdaging

Verbondenheid = vaak jaloezie en competitie, reizen, … o Pathologisch functioneren = verslaving, depressie ten gevolgen van lage behoeftebevrediging

omwille van extrinsieke karakter van de job

Correlatie-model o Mediërende variabelen ten opzichten van moderator (= iets dat effect

versterkt of afzwakt, verklaard het effect) o Behoeftebevrediging verklaart waarom dat iemand, die een model is,

minder welbevinden rapporteert

3.2. Wat als iemand financieel succesvol is?

3.2.1. Gerealiseerde extrinsieke en intrinsieke levensdoelen

Ongunstig effect o Ongunstige effecten van extrinsieke waarden gelden alleen voor het nastreven van deze waarden,

niet voor het behalen ervan.

Aspiratietheorie o Het bereiken van levensdoelen versterkt ons welbevinden.

ZDT o Niet alle bereikte levensdoelen hebben even gunstige effecten

o Het nastreven van extrinsieke aspiraties verhoogt de kans dat ze worden gerealiseerd maar draagt echter niet bij tot het welbevinden.

o Wel verhoogd welbevinden bij realiseren intrinsieke aspiraties

Onderzoek bij ouderen o Ouderen die terugblikken op hun leven en aangaven vooral extrinsieke doelen voltooid te hebben,

vertoonde meer wanhoop en minder doodsaanvaarding = moeilijker aanvaardingsproces

Tabel o Vaststelling uit deze data

Bereiken van intrinsieke doelen levert meer op dan extrinsieke doelen

Hoger welbevinden, minder depressieve symptomen, minder wanhoop

Page 114: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

113

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Bereiken van extrinsieke doelen = dood minder ervaren

3.2.2. Wat als ik een laag inkomen heb en financieel onzeker

ben?

Verschillende theoretische concepten onderscheiden

Financiële zekerheid o Subjectieve ervaring van voldoende financiële zekerheid en stabiliteit om in het dagelijkse

levensonderhoud te voorzien.

Materialisme o Subjectieve ervaring van het verwerven van status en een positieve eigenwaarden om

anderen te imponeren

Onderzoek o Deelnemers die meer financiële stabiliteit ervoeren waren meer tevreden met hun leven. Het

realiseren van materiële aspiraties was een negatieve voorspeller van welbevinden. o Effecten van nagestreefde extrinsieke apsiraties waren niet afhankelijk van het inkomen

Hoger inkomen dient verschillende doelen o Levensonderhoud o Façade van materieel succes en luxe opbouwen

Tabel

Take-home boodschap:

Het nastreven van extrinsieke waarden hangt ook samen met verminderd welbevinden wanneer de omgeving dit soort waarden waardeert en aanmoedigt.

Zelfs het behalen van extrinsieke aspiraties draagt niet bij tot welbevinden, terwijl dat wel goedt voor intrinsieke aspiraties.

Materialistische ambities mogen niet verward worden met het objectieve inkomen noch met het gevoel voldoende financiële zekerheid te hebben om te voorzien in ons levensonderhoud.

Page 115: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

114

Een hoger inkomen en financiële stabiliteit voorspellen ons welbevinden positief, terwijl het realiseren van materialistische levensdoelen hier niet of zelfs negatief mee samenhangt.

4. Valt de opmars van een materialistische levensstij l te stoppen?

4.1. Verschuivingen van generatie tot generatie en binnen de

menseli jke levensloop

4.1.1. Intergenerationele verschuivingen: is material isme in

opmars

Zijn er gemiddelde verschuivingen waarneembaar? o Leeftijdsgebonden verschillen o Generatieverschillen

Onderzoek

Grafiek o Sterke stijging in de waarde financieel succes o De zorg om milieu blijft sterkt te verminderen over generaties o De grootste daling vinden we hierbij tussen babyboomgeneratie en generatie X

Opmerking o Grote verschillen tussen mensen o Sprake van een samenlevingsbreedte verschuiving in plaats van een generatieverschil (ook de

waardes van de babyboomgeneratie veranderen mee) o Uitsluitend gebaseerd op Amerikaans deelnemers (propageert meer dan andere een materialistische

levensstijl)

4.1.2. Leefti jdsgebonden ontwikkeling

ZDT o Naarmate we ouder worden zou ons intern kompas beter werken waardoor vaker diepgaand

reflecteren over intrinsieke waarden en ons gedrag er beter op kunnen afstemmen.

Onderzoek o Er wordt een positieve correlatie vastgesteld tussen leeftijd en intrinsieke waarden

Opmerking o Individuele verandering in waardepatroon kunnen verschillen van context tot context

Universiteitscontext bied meer intrinsieke mogelijkheden dan een werkcontext

Page 116: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

115

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

4.2. Wortels van een intrinsieke en een extrinsieke georiënteerde

identiteit

Twee relevante routes op weg naar een extrinsieke identiteit

Modelleringsroute o Extrinsieke waarden vanuit de omgeving worden als ideaalbeeld vooropgesteld en als een

leidraad voor het eigen functioneren gekopieerd.

Compensatieroute o Het ambiëren van extrinsieke waarden vormt een manier om met de psychische

onzekerheid om te gaan.

Grafisch overzicht

4.2.1. Het ‘goede’ leven in onze consumptiesamenleving

4.2.1.1. Modellering

Overnemen van waarden o Waarden kunnen vrij direct via processen van imitatie, modellering en besmetting onze identiteit

binnensluipen.

Verschillende extrinsieke doelen die in de ZDT worden onderscheiden

Financieel succes

o Aflluenza overdraagbare psychische ziekte waarbij mensen verslaaf zijn aan consumeren en maatschappelijke bezittingen.

Aantrekkelijkheid o Het nastreven van het perfecte lichaam

Roem en populariteit o Idolatrie van idolen gaat samen met materialistische waarden

Beïnvloeding door belangrijke socialisatiefiguren o Kinderen van ouders die extrinsieke doelen hoog in het vandaal voeren blijken gemiddeld genomen

extrinsieke doelen ook belangrijk te vinden = doelen zijn over generaties heen besmettelijk o Materialistische opvoedingsmethode = materiële beloning wordt gebruikt om liefde en

genegenheid te tonen of om het gedrag van kinderen te sturen.

De invloed van leeftijdsgenoten o Gemiddeld genomen hebben adolescenten dezelfde waarden als hun leeftijdsgenoten

4.2.1.2. Verminderde blootstell ing aan material istische

boodschappen en versterken van intr insieke waarden

Blootstelling aan extrinsieke waarde beperken

Regering o Reclame tijdens kinderprogramma’s beperken of verbieden

De individuele burger

Page 117: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

116

o Zelf minder televisiekijken en wegzappen tijdens reclameblokken

Intrinsieke waarde promoten o Door wip-effect zal extrinsieke waarden verminderen o Hierbij is een blijvende inspanning noodzakelijk

Onderzoek o Intrinsieke-waarde groep = moesten reflecteren over hun intrinsieke waarden o Controlegroep = moesten reflecteren over dagelijkse handelingen o Conclusie

Intrinsieke groep rapporteerde groter welbevinden op voorwaarde dat ze blijvende inspanning hadden geleverd

De effecten vond men niet terug in de controlegroep = niet elke reflectie draagt dus bij tot een verschuiving in het waardepatroon en welbevinden.

4.2.2. Over behoeftefrustrat ie en een ersatz -identiteit

Identiteitsvacuüm

Diffusion o Geen idee waar men naartoe wilt in het leven. We zoeken zo veel mogelijk opwindende

ervaringen = extrinsieke waarden

Foreclosure o Men zoekt een houvast aan conformistische wijze aan sociale verwachtingen = extrinsieke

waarde

ZDT o De kans naar dergelijk identiteitsvacuüm neemt toe naarmate de psychologische

basisbehoeftes langdurig ondermijnt worden. o Gebrek aan ruimte, vertrouwen en warmte = innerlijke legte

Behoeftedistributen o Dragen de belofte om de ervaren behoeftefrustratie en innerlijke leegte te ondervragen

Vicieuze cirkel o Het nastreven van materialistische doelen draagt niet bij tot het bevredigen van behoeftes en leidt

zelf tot frustratie ervan, waardoor men weer materialistische doelen gaat nastreven om deze leegte op te vullen.

4.2.2.1. Versterken van de weerbaarheid: de rol van een

behoefte-ondersteunende omgeving

Ondersteuning door socialisatiefiguur o Het is cruciaal dat socialisatiefiguren investeren in de ondersteuning van de psychologische

basisbehoeftes van jongeren.

Jongeren kunnen intern kompas ontwikkelen

Buffer tegen blootstelling aan materialistische waarden

Meer informatie georiënteerde identiteitsstijl

Page 118: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

117

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

HET VOEDEN VAN DE GROEI VAN KINDEREN

Deel IV

1. Inleiding: een aantal bespiegelingen over opvoeding

1.1. Opvoeding: een ‘hot issue’

Reden van populariteit o Door de toenemende complexiteit in de samenleving is het moeilijker om een goede opvoeding te

bieden

De complexiteit vinden we terug in het feit dat kinderen vele keuzes hebben (hobby, studie,…)

Grenzen stellen is geen sinecure (gsm-gebruik, gaming, leren) o De kennis is binnen handbereik

Door middel van internet

Ouders worden meer verantwoordelijk gesteld voor falen en slagen van ontwikkeling van hun kind in de meritocratische samenleving

1.2. Pril le toenadering tussen de ‘klassieke’ opvoedingsliteratuur en

de ZDT?

Geen toenadering tussen de klassieke opvoedingsliteratuur en de ZDT o Redenen hiervoor

1ste reden = Verschillende mensbeelden

Klassieke opvoedingsliteratuur = Psychoanalytische visie o Mensbeeld = egocentrisch en driftmatig

o Doelstelling opvoeding = kinderen helpen driften te beteugelen verwerven van zelfcontrole alsook schuld en geweten

o Rol van de ouders = reactief toezicht houden om probleemgedrag te vermijden, controle uitoefenen, “brandweerlieden”

o Ontwikkelingsuitkomsten = impulscontrole en probleemgedrag

ZDT = Organismisch-dialectisch mensbeeld o Mensbeeld = prosociaal en groeigericht o Doelstelling opvoeding = boeiende activiteiten ontdekken en stimuleren o Normen aanreiken en eigenaarschap bevorderen o Intern kompas versterken

o Rol ouders = pro-actief voeden van groei. Groei wordt gezien als een ‘medicijn’ tegen probleemgedrag, “tuiniers”

o Ontwikkelings-uitkomsten = vitaliteit, creativiteit en leerplezier

2de reden = verschillende houdingen ten opzichte van de universaliteit van opvoedingsprocessen

o Er is sprake van een opvoedingsrelativisme waarbij er geen inherent goed of

slechte opvoedingsstijl is ‘Het hangt af van … persoonlijkheid/karakter, leeftijd en cultuur

Er is sprake van een verzet vanuit de ZDT

Zij zien bepaalde opvoedingsstijlen als meer wenselijk dan andere

Page 119: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

118

Take-home boodschap:

Opvoeding krijgt toenemende aandacht in de media, vanwege de grote interesse ervoor bij ouders en in de onderzoekswereld.

Deze interesse hangt samen met de complexiteit van onze moderne samenleving en de toegenomen kennis rond opvoeding

De klassieke opvoedingsliteratuur focust meer dan de ZDT-literatuur op de rol van ouders als brandweerlieden in plaats van tuiniers, op de rol van ouderlijke controle meer dan op autonomieondersteuning en op negatieve meer dan op positieve ontwikkelingsuitkomsten.

Terwijl de vitamines voor groei ingrediënten zijn voor een universele gunstige opvoeding, blijkt men in klassieke socialisatieonderzoek voor een eerder relativistische aanpak te pleiten

Page 120: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

119

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

KLASSIEKE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGISCH

ONDERZOEK OVER OPVOEDING

Hoofdstuk 10

1. Verschi llende types opvoeding: de configurationele benadering

1.1. Een opvoedingsstij l : het geheel is meer dan de som van de delen

Opvoedingsstijl o De algemene houding van de ouder ten opzichte van het kind o Het algemeen emotioneel-affectieve klimaat waarin kinderen worden grootgebracht

Baumrind o Hij zit de ouderlijke opvoedingsstijl als een geheel/configuratie van opvoedingsdimensies

De effecten van opvoeding zijn afhankelijk van een combinatie van verschillende dimensies die een gestalt vormen

Opvoedingsgedrag moet bekeken worden in een opvoedingscontext (de opvoedingsstijl die ouders hanteren)

Twee fundamentele opvoedingsdimensies: responsiviteit vs. controle

Vergelijking van antwoorden tussen kind en ouder o Vergelijking biedt inzicht in de

Gemiddelde verschuiving in opvoedingsstijl = vergelijking van verschuiving in procentuele verdeling

Intergenerationele gelijkenis in opvoedingsstijl = samenhang tussen jouw antwoord en die van je ouder

Congruentie

Correspondentie o Vraag naar correlationele samenhang o Uit resultaten is er een zeer kleine samenhang/correlatie (deels afhankelijk

van de leeftijd)

Discrepantie o Vraag naar gemiddelde gelijkenissen en verschillen

1.2. Types opvoeding

1.2.1. Over gezaghebbende en permissieve ouders en nog veel

meer

Baumrind o Hij stelde 3 opvoedingsstijlen op

Autoritair

Gezaghebbend

Permissief

Maccoby en Martin o Zij stelden 2 opvoedingsdimensies op

Warmte/responsiviteit = de mate waarin ouders een warme en hechte band met hun kinderen opbouwen

Page 121: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

120

Controle = de mate waarin ouders grenzen stellen aan het gedrag van hun kinderen. o Zij stelden 4 opvoedingsstijlen op

Autoritair o Hoge mate van controle gecombineerd met een gebrak aan warmte en responsiviteit o Proberen macht over hun kinderen uit te oefenen en negeren wensen van hun kind

waardoor geen hechte band met hun kind ontwikkeld kan worden.

Kenmerken = dominant, rigide, streng

Gezaghebbend o Hoge mate van responsiviteit en warmte maar toch wordt er voldoende controle

uitgeoefend o Omdat de regels die geïntroduceerd zijn alsook het strikt opeisen van medewerking

binnen de context van een veilige ondersteunende ouder-kindrelatie zich afspelen, zijn kinderen niet snel geneigd om die regels te verwerpen.

o Uit opvoedingsonderzoek is dit de best mogelijke opvoedingsstijl

Kenmerken = kindgericht, empatisch en flexibel

Permissief o Begrenzen nauwelijks het gedrag van hun kinderen. o Bewust = ze geloven dat dit de beste opvoedingsstrategie is o Onbewust = ontbreken van energie en zelfvertrouwen om grenzen te stellen o Er is sprake van een drang om populair te zijn bij de kinderen.

Kenmerken = laks, toegefelijk en chaotisch

Verwaarlozend/afwijzend o Weinig interesse voor het kind o Kampen vaak zelf met problemen wat verhinderd om tijd te steken in het kind. o Nadelig effect op de emotionele ontwikkeling, de hechtingspresentatie, de

identiteitsontwikkeling en de cognitieve ontwikkeling van het kind.

Kenmerken = afwezig, afstandelijk en ongeïnteresseerd

Schematische weergave van verschillende types ouderschap

De configurationele benadering – toepassing

Page 122: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

121

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

1.2.2. Democratische ouders zijn te soft , aldus Baumrind

Democratische opvoedingsstijl o Oefenen slechts een matige hoeveelheid controle uit en vertonen een houding van

onvoorwaardelijke aanvaarding tegenover het kind = ze geven te snel toe aan kinderen. o Wordt vaak gezien als te soft want onvoorwaardelijk aanvaardend opent de deuren van

permissiviteit alsook omdat er een te gelijkwaardige positie wordt bekleed wat kan leiden tot te veel inspraak.

Gezaghebbende ouderschap o Stellen vanuit hun autoriteitspositie zelf de regels op, zonder al te veel inspraak o Hier is sprake van een confronterende controle die veeleisend, strikt en doelgericht is. o Het kan desnoods gepaard gaan met het afnemen van privileges en een occasionele fysieke tik.

Confronterende controle o Het kind wijzen op een misstap = doelgericht

Dwingende controle o Machtspositie van de ouder in de verf zetten = intrusief en manipulatief

1.3. Doet het ertoe welke opvoedingsstij l ouders hanteren?

1.3.1. Welke opvoedingssti j l heeft de meeste gunstige effecten

Vergelijken van de grafieken

o Adolescenten met gezaghebbende ouders vertonen de meeste aanpassing o Adolescenten uit verwaarlozende gezinnen vertonen de minste aanpassing o Adolescenten van gezaghebbende ouders scoren ook beter op affectief, schools en gedragsmatig

vlak o Adolescenten uit autoritaire en permissieve gezinnen kunnen tussen beide extremen gesitueerd

worden o Autoritair opgevoede adolescenten vertonen minder normovertredend gedrag dan permissief en

verwaarlozend opgevoede adolescenten, maar voelen zich relatief weinig competent in een relatie met anderen.

o Interpretatie vanuit de grafieken

Ouderlijke controle is een voorspeller van normovertredend gedrag.

Warmte en responsiviteit is een voorspeller voor (inter)persoonlijk welbevinden

Longitudinale studies o Adolescenten uit gezaghebbende gezinnen vertonen over tijd een toename in indicatoren van

aanpassingen en afname in normovertredend gedrag

Page 123: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

122

o Adolescenten die opgroeien bij een moeder met een autoritair opvoedingsstijl vertonen één jaar later minder zelfregulatie die op hun beurt weer een meer autoritaire opvoedingsstijl oproepen

Bewijs voor bidirectioneel verband

1.3.2. Is er bewijs voor een historische slingerbeweging: van

autoritair naar permissief en terug

Onderzoek Lamborn o 10.000 adolescenten beoordeelden de opvoedingsstijl van hun ouders aan de hand va de twee

dimensies (controle en responsiviteit)

o We gaan extreme groepen gaan vormen op basis van tertielscores elke extreme groep wordt dus gekenmerkt door een combinatie van twee opvoedingsdimensies = opvoedingsstijl

o Nadelen

59% van de sampel verwijderd = wat met de generaliseerbaarheid van de bevindingen?

Reductie in variantie in de metingen 1-5 likert schaal wordt gereduceert tot drie groepen

Apriori opleggen van structuur van bestaande opvoedignstypes o Oplossing

Cluster-analyse

Behoud van de totale sample

Behoud van totale variantie op de metingen

Toetsen van het natuurlijk voorkomen van verschillende opvoedingstypes

Bestaan deze 4 types ouders wel in de praktijk – interne validiteit?

Misschien kunnen er subtypes of nieuwe types worden onderscheiden

Longitudinaal onderzoek over 3 generaties heen o De mate waarin één van beide ouders onmiddellijk

gehoorzaamheid opeist, is afgenomen. o De mate waarin men boosheid kan tonen naar één van

beide ouders is geleidelijk toegenomen o Verschuivingen vonden vooral plaats tussen de tweede

en de derde generatie

Verschuiving o De verschuiving in traditionele ouderrollen liep parallel met de afname in autoritaire

opvoedingspraktijken

1958 = vader neemt de beslissing en verdient het meeste respect terwijl moeder instaat voor de verzorging

2011= beide ouders hebben een stem in het nemen van beslissingen en verdienen evenveel respect

o Tegenwoordig is er een meer kindgerichte aanpak, maar is deze dan ook permissief?

1.3.3. Wat als moeder en vader er een verschi l lende

opvoedingsstij l op nahouden?

Samenhang tussen opvoedingsstijlen

o Er is een beperkte samenhang tussen de opvoedingsstijl van de vader en de moeder er kunnen allerlei combinaties van opvoedingsstijlen gemaakt worden

Zorgt dit voor problemen of zijn bepaalde combinaties juist voordelig?

Verschillende hypotheses

Accentuatie-hypothese

Page 124: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

123

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

o Kinderen die een afwijzende moeder hebben zouden meer vatbaar zijn voor

probleemgedrag als hun vader gezaghebbend is afwijzende ouder valt meer uit de toon

Bv. afwijzend - gezaghebbend

Compensatie-hypothese o De aanwezigheid van een gezaghebbende vader naast een afwijzende moeder kan ervoor

zorgen dat negatieve effecten van een afwijzende opvoedingsstijl worden beperkt of gecompenseerd

Bv. afwijzend - gezaghebbend

Matchperspectief o Een fit/match in opvoedingsstijl zou bijdragen tot prosociaal functioneren van jongeren

en een betere huwelijkskwaliteit o Maar zien we ook een positief effect als de match bestaat uit een opvoedingsstijl die

autoritair of afwijzend is?

Bv. autoritair - autoritair

Onderzoek Hoeve o Onderzoeksvraag: Kan ouderlijke opvoedingsstijl delinquentie bij jongeren voorspellen? o Onderzoek: delinquentie werd 2x gemeten met 5 jaar spreiding waarbij de aspecten van opvoeding

werden gemeten o Resultaat

Jongeren van gezaghebbende moeders en vaders vertonen minder delinquent gedrag

De mate van delinquentie van jongeren variëren niet als gevolg van het aantal autoritaire of permissieve ouders in het gezin, maar wel als gevolg van het aantal gezaghebbende afwijzende ouders.

o Grafiek

Afhankelijke variabele = mate van tonen van probleemgedrag bij jongeren.

Varieert het probleemgedrag met het aantal ouders die gezaghebbend of verwerpend zijn?

Er is sprake van een lineair effect = hoe meer gezaghebbende ouders hoe beter

Take-home boodschap:

In de configurationele benadering van Baumrind worden 4 types opvoeding onderscheiden, namelijk de gezaghebbende, autoritaire, permissieve en afwijzende opvoedingsstijl

Volgens Baumrind is de democratische opvoeding te onderscheiden van gezaghebbende ouderschap en opent democratische opvoeding de deur voor permissiviteit

Gezaghebbende ouderschap gaat samen met de meest gunstige ontwikkelingsuitkomsten, terwijl afwijzende ouderschap de meeste ongunstige ontwikkelingsuitkomsten voorspelt.

Autoritair ouderschap is over de afgelopen generaties afgenomen.

Liever dan twee ouders te hebben die elk eenzelfde (autoritair, afwijzend, permissieve) opvoedingsstijl hanteren, is het wenselijk dat er één van beide ouders gezaghebbend is. Als het beide zijn, des te beter.

Het is te vroeg om het onderzoek naar de effecten van gezaghebbende ouderschap te staken, zoals sommige beweren. Veel vragen blijven onbeantwoord.

Page 125: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

124

2. De ontleding van opvoeding: de dimensionele opvoedingsbenadering

Verschuiving o Studie van opvoedingsstijlen verschuiven naar die van opvoedingsdimensie

Uitbreiding

o De opvoedingsdimensie controle wordt uitgebreid gedragsmatige en psychologische controle

2.1. Responsiviteit

2.1.1. Wat is ouderli jke responsiviteit

Ouderlijke responsiviteit o De mate van ondersteuning, warmte en liefde in de relatie tussen ouder en kind o Bestaat uit 2 elementen

Warme en vriendelijke ouders

Ze kunnen ongemak en spanning die het kind ervaart verzachten o Het kind voelt zich aanvaard en gesteund door de ouders o Er is sprake van een samenhang met positieve ontwikkelingsuitkomsten en aspecten van sociaal

functioneren.

Hechtingstheorie o Analoog aan het begrip sensitiviteit = gepast reageren op

negatief affect bij het kind

Verklarend mechanisme o Een goede vriendschapskwaliteit ontstaat als gevolg de

empathie die ze aangeleerd kregen door de goede responsiviteit van de ouders.

2.1.2. Waarom is ouderl i jke

responsiviteit bevorderl i jk voor de ontwikkeling

Twee verklaringen o Veilig hechting

Ouderlijke responsiviteit werkt een veilige hechting in de hand = kinderen bouwen een positieve representatie op van zichzelf en van anderen.

o Empathie

Responsief opvoeden werkt empathie-gerelateerde reacties bij het kind in de hand = vlottere en meer ondersteunende omgang met anderen.

2.2. Zijn alle vormen van ouderli jke controle gunstig

2.2.1. Een oogje in het zeil houden: gedragsmatige controle

Gedragsmatige controle o De mate waarin ouders proberen het gedrag van hun kind te reguleren en te structureren. o Het communiceren van regels, toezicht houden of het kind de regels navolgt alsook het toepassen

van gepaste disciplinaire maatregelen. o Kinderen leren hun impulsen onder controle krijgen

Page 126: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

125

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

2.2.2. Psychologische manipulatie van kinderen: psychologische

controle

2.2.2.1. Diepgravende analyse

4 kerncomponenten

Schuldinductie o Algemene uitspraken doen waar de volledige persoon van het kind erbij betrokken wordt

Ik had gehoopt dat je nu eens de afwas zou gedaan hebben

Ik ga nog eens mijn best doen om te koken

Ik ga nog eens verlof nemen o Ze wentelen in een slachtofferrol waarbij er sprake is van overgeneralisatie

schaamteinductie o Kinderen op een vernederende wijze benaderen als ze er niet in slagen om aan hun

verwachtingen te voldoen

Hoe oud ben je nu eigenlijk? Je bent net een baby

Je zou moeten beschaamd zijn voor je gedrag

Ik had niet gedacht dat je zo’n stal van je kamer zou maken o Ganse persoon in plaats van specifieke activiteit wordt aangevallen

Angstinductie o Het opwekken van angst, waarmee de ouders hun kinderen dwingend aanzetten hun

wensen in te willigen

Je zult later wel begrijpen waarom ik je dit zeg

Als je zo verder gaat met leren, dan voorspel ik problemen

Voorwaardelijke aandacht o Het betonen van liefde is afhankelijk van het al dan niet bereiken van de gewenste

ouderlijke normen.

o Aandacht laten mee variëren met de mate waarin kinderen gewenst gedrag tonen of ongewenst gedrag niet tonen

o Er is sprake van een ‘als…dan…’-redenering o De aandacht die ze krijgen is niet gratis, die moet verdiend worden

Delen op vakantie: als je niet flink bent, dan zal mama triest zijn

Toon eens dat je flink bent. Maar ja, nu ben je echt een flink kind

Algemeen o Deze 4 kerncomponenten kunnen inwerken op de emotionele psychische leefwereld van het kind o De 4 kerncomponenten komen vaak samen voor

Gemeenschappelijk kenmerk

Manipulatief (al dan niet bewust)

Iets van kinderen gedaan krijgen

Intrusief en controlerend

Algemene bevinding o Psychologische controle zou interfereren in het individuatieproces en een te sterke afhankelijkheid

in de hand werken

Page 127: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

126

2.2.2.2. Een broodnodige opdeling

Broodnodige opdeling o Specifieke en tegengestelde effecten tussen twee vormen van controle o Psychologische controle brengt een emotionele prijs met zich mee o De relatie tussen psychologische controle en externaliserende problemen is

persoonlijkheidsafhankelijk.

2.2.2.3. Het toxisch effect van psychologisch controlerend

opvoeden nader verklaard

Objectrelationele theoretische redenering o Ervaringen in de ouder-kind relatie hebben een weerslag op representatie van die relatie, die op

hun beurt de basis vormen voor de representatie die kinderen opbouwen van zichzelf en anderen

Een voorwaardelijke zelfwaarde (zelfkritisch perfectionisme) vloeit voort uit het voorwaardelijke aanvaarden van de gevoelens door de ouders

Zelfkritisch perfectionisme o Vergroot kwetsbaarheid voor psychopathologie en internaliserende problemen

Kinderen van psychologisch controlerende ouders hanteren een agressievere stijl wat interpersoonlijke problemen oplevert = ouders modelleren relationele agressie bij hun kinderen

Relationeel agressieve kinderen kunnen populair zijn, maar ervaren niet de gewenste intimiteit en gehechtheid in hun vriendschappen.

Schema o Gemeenschappelijke basis tussen zelfkritisch perfectionisme en relationele agressie =

voorwaardelijke aanvaarding van zichzelf (zelfkritisch perfectionisme) of anderen (relationele agressie).

Relationele prijs o Betalen jongeren, die een psychologisch controlerend klimaat opgroeien ook een relationele prijs

voor dergelijke opvoeding

Ja!

Verklarend mechanisme = relationele agressie o Sociaal kwaad berokkenen en schade toebrengen aan de relaties met

leeftijdsgenoten om bepaalde zaken van hen gedaan te krijgen

Roddelen, schuldinductie, dreigen

Page 128: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

127

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

2.2.2.4. Kritische bedenkingen: misschien is de zaak toch

complexer

Twee fundamenteel en kwalitatief te onderscheiden opvoedingsdimensies o Psychologische controle = controlerend opvoeden o Gedragsmatige controle = structuur of regulatie

Vraag o Is psychologisch controlerend opvoeden de enige manier om druk te zetten op jongeren? Bestaan er

geen andere vormen van controlerend opvoeden?

2.2.3. Een klets op de bi l len, dat kan toch geen kwaad?

2.2.3.1. De uitkomsten van lichamelijk straffen in kaart

gebracht

Lichamelijk straffen o Het gebruik van fysiek straffen met de intentie om het kind pijn te doen, maar geen lichamelijk

letsel toe te brengen, met de bedoeling om het gedrag van het kind te corrigeren of te controleren

Meta-analyse van Gershoff o Lichamelijk straffen zet aan tot direct instemmen met het ouderlijk verzoek o Er is sprake van een samenhang van agressie, probleemgedrag en verminderde moraliteit alsook

lager welbevinden indien men lichamelijke straffen toedient. o Door modellering wordt lichamelijk straffen overgenomen door de kinderen en leidt het tot

agressief gedrag

2.2.3.2. Maar is l ichameli jke straffen dan nooit wenseli jk

Zijn er onopgeloste vragen? o 1ste = Er is geen uitspraak mogelijk over de

richting van het verband als gevolg dat er mee cross-sectionele dan longitudinale onderzoeken zijn.

Lichamelijk straffen is een voorspeller van probleemgedrag = longitudinaal effect

o 2de = er is geen experimentel evidentie

Er is sprake van een natuurlijk experiment

School A = fysiek straffen (40x/dag)

School B = geen fysieke straf toegestaan

Activiteit = Gisspel

Speelgoed met geluid raden (2 stuks)

Proefleider verlaat labo (leeuw zit onder deken)

Kind kan spieken

Proefleider terug en vraagt of ze gekeken hebben = detectie van leugenaars + volhouden tijdens spel nadien

Resultaat = verschil tussen beide scholen was groot: 12x meer leugenaars en 5x meer volgehouden leugens

Conclusie = Kinderen uit een omgeving waarin fysiek straffen gebruikelijk is liegen niet alleen meer maar zijn ook volhardender in het verbergen van die leugens

Vraag naar modererende factoren o Er zijn toch wel omstandigheden waarbij het uitdelen van een tik wel effectief is? Welke factoren

zorgen ervoor dat het lichamelijk straffen niet noodzakelijk zo negatief is?

Gepland vs. emotioneel-impulsief lichamelijk straffen

Page 129: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

128

Frequentie vs. ernst van lichamelijke straffen

Wat indien lichamelijke straffen gebeurt in combinatie met andere disciplineringtechnieken (inductie, warmte)

Warmte kan de toename van agressie bij 1-jargie niet afzwakken

2.2.3.3. Fysiek straffen: een extreme vorm van

gedragsmatige controle

Extreme vorm van fysiek straffen o Hebben vrijwel een tegengesteld effect op de ontwikkeling van kinderen.

Take-home boodschap:

Responsieve opvoeding versterkt het persoonlijk en sociaal functioneren omdat het empathische reacties oproept en een veilige hechtingsrelatie met zich meebrengt.

Psychologisch controlerende ouders plegen emotionele chantage, met alle gevolgen van dien, zowel op het persoonlijk als op het sociale vlak.

De gemeenschappelijke basis van gedragsmatige en psychologische controle is zeer smal: de term ‘gedragsmatige controle’ kan dan ook beter worden vervangen door ‘structuur’.

Sommige metingen van gedragsmatige controle zijn ambigu, waardoor de verkregen resultaten niet helder geïnterpreteerd kunnen worden.

Fysieke straffen veroorzaken probleemgedrag, zelfs bij jongere kinderen.

3. Een helikopterperspectief: trends in de opvoedingsli teratuur

Drie evoluties

Deconstructieproces

Van macro-naar microbenadering

Opvoedingsstijl dimensie bouwstenen

Generaliseerbaarheid

Rol van cultuur, leeftijd en persoonlijkheid

Nood aan een theoretisch fundament

Dynamischere benadering

Voortdurende wisselwerking ouder en kind

Veel dag-tot-dag variantie in opvoeding

Page 130: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

129

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

HET VOEDEN VAN DE GROEI VAN KINDEREN: DE

BOUWSTENEN VAN EEN BEHOEFTEONDERSTEUNENDE

OPVOEDING

Hoofdstuk 11

Inleiding

Verschuivingen in de cirkel o Valkuilen van participatief en verhelderend te werk gaan

Participatief Afwachtend verschuiven

Verhelderend eisend verschuiven o Verschuiving tegengaan door andere bouwstenen te gebruiken indien het kind niet coöperatief is.

Patroon van correlaties o De verschillende zones in verband brengen met externe

variabelen

Afstemmend te werk gaan alsook dominerend hebben de meest uitgesproken correlaties

Leerling met dominerende leerkracht: ‘ik wil niet meer bij hem zitten hoor!’

1. Als kinderen het gevoel hebben zichzelf te mogen

zijn: de rol van autonomieondersteuning

Page 131: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

130

1.1. Grondhouding en bouwstenen

1.1.1. Grondhouding: nieuwsgierigheid, openheid en vertrouwen

Autonomie-ondersteunend opvoeden o 6 bouwstenen

Participatief o Inbreng, hun ritme

Afstemmend o Uitnodigende taal, duiding, hun stem,

taakvreugde o Vertrekpunt is het kind zelf

Basisrespect voor de eigenheid van het kind

Nieuwsgierige en verwonderende houding

Aansluiting vinden bij de leefwereld van het kind

Proactief handelen anticiperen op hoe een kind zal voelen o Autonomie-ondersteunende ouder

Open gezinsklimaat waar alle thema’s besproken kunnen worden

Proberen wensen en interesses van kinderen te begrijpen en kennen om hun beter te kunnen ondersteunen in hun ontluikende interesses

Vertrouwen in de natuurlijke groei van kinderen

Ondanks individuele verschillen ontwikkeld elk kind, op zijn eigen tempo, naar een meer aangepast functioneren

o Grondhouding van nieuwsgierigheid is van groot belang bij persoonlijke kwesties

Pro-actief = Tatoeage plaatsen, intieme relatie

Reactief = moeilijke vrienden, emotioneel afsluiten

Controlerend/dwingend opvoeden o Maatstaven = centraal voor controleren alsook beoordelende houding relevant voor controlerende

kwesties o Vertrekpunt is de ouder

Verwachting en ambities van de ouders staat centraal

Het kind wordt niet onvoorwaardelijk aanvaard

Het kind heeft het gevoel niet zichzelf te mogen zijn

Indien nodig macht te laten gelden

Beoordelen en veroordelen van de houding

Kinderen zijn op hun hoeden om open te zijn o Maatstaven = centraal voor controlerende ouder o Beoordelende houding = relevant voor controlerende kwesties

Algemeen o Autonomie-ondersteuning en dwingend opvoeden staan haaks op elkaar maar vormen toch geen

twee tegenpolen op een continuüm. o Opvoedingsgedrag varieert van situatie tot situatie o De afwezigheid van de ene stijl impliceert niet noodzakelijk de afwezigheid van de andere stijl

In de ene situatie meer autonomie-ondersteunend, in de andere meer controlerend.

Page 132: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

131

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

1.1.2. Bouwstenen van autonomieondersteunend opvoeden

Taakplezier o Voeden van innerlijke motivationele bronnen o Hoe jongeren aanmoedigen om een vervelende taak uit te voeren?

Inbreng o Dialoog en inbreng = Ruimte voor onderhandeling, bieden van keuzes en stimuleren van initatief

Page 133: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

132

Duiding o Bij gebrek aan inbreng van het kind is het belangrijk om de regels en taken goed te onderbouwen

(zinvolle verantwoording)

Het ritme van het kind o Maximale aansluiting bij het ontwikkelingsritme van het kind = vertrouwen hebben dat, naarmate

de kinderen ouder worden, ze nieuwe vaardigheden ontwikkelen.

De persoonlijke stem van het kind o Ouders proberen zo goed mogelijk de waarde van het voorstel van hun kind of de reden voor de

weerspannigheid in te schatten en te erkennen.

Uitnodigende taal o “Ik stel voor om eerst je kleren aan te doen’ ipv ‘Doe eerst je kleren aan’. Het dwingend

taalgebruik leidt tot een gevoel van voorwaardelijke aanvaarding bij kinderen. o Het perspectief kan het kind innemen o Hoe omgaan met opstandige kinderen?

Probeer met weerstand mee te veren (Sezanne loopt weg – prof liep met haar mee) o 3 strategieën

o Toon zelf interesse en probeer nieuwsgierig te zijn = laat toe om echt te luisteren eigen opinie projecteren

o Valideer/erken het perspectief van het kind o Geduld is van goudwaarde = ritme van het kind respecteren

Algemeen over de bouwstenen o Flexibel gebruik van de bouwstenen = afhankelijk van de situatie of

het kind o Volgorde van het hanteren van de bouwstenen is afhankelijk van de

situatie

Kinderen – protesteren tegen verzoek van ouder – best eerst perspectief van kind in te nemen voordat men duiding geeft

1.2. Verband met klassieke opvoedingsconcepten

1.2.1. Psychologisch controlerend en autoritair opvoeden

2 bouwstenen o Dominerend

Psychologische controle = aanwakker van druk van binnenuit o Eisend

Externe controle = straffen, roepen, bevelen

Controlerend opvoeden o Klassieke opvoedingsconcepten = onderscheid tussen

gedragsmatige controle en psychologische controle o ZDT = dwingend, verplicht en manipulatief = overeenkomsten met psychologische controle

Extern controlerend opvoeden o De mate waarin ouders hun kind van buitenaf dwang opleggen door een beroep te doen op externe

contigenties roept externe verplichting op

Straffen en controlerende beloningen

Intern controlerend opvoeden o ~psychologische controle

Page 134: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

133

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

o De mate waarin de ouders hun kind van binnenuit onder druk zetten door in te spelen op gevoelens

die het kind spanning en conflict kunnen teweegbrengen roept externe verplichting op alsook introjectie (schuld en angstgevoelens)

Autoritair ouderschap o Niet gelijk aan controlerend opvoeden o Het gebruik van manipulatieve strategieën hoeft niet per definitie gecombineerd te worden met een

kille niet-responsieve houding of het houden van toezicht.

1.2.2. Kunnen autonomieondersteunende ouders afhankeli jkheid

bi j hun kinderen tolereren?

1.2.2.1. Conceptuele helderheid: over welk type autonomie

hebben we het?

Onafhankelijkheid o De mate waarin iemand in staat is om beslissingen te nemen, problemen op te lossen en emotioneel

onafhankelijk kan functioneren zonder daarbij beroep te doen op de hulp van anderen. o Dit wordt gezien als een teken van rijpheid en verantwoordelijkheid

Afhankelijkheid o De ouders willen dat hun kinderen een blijvend beroep op hen doen bij het nemen van beslissingen

en hen om advies blijven vragen.

ZDT

o De wijze waarop (on)afhankelijkheid wordt aangeboden dwingend vs. vrijwillig

Schematische voorstelling

1.2.2.2. Praktijkimplicaties

Twee valkuilen bij aanmoediging tot zelfstandig functioneren o 1ste valkuil

Aangemoedigde onafhankelijkheid draagt enkel bij tot ontwikkeling wanneer het gewenst is o 2de valkuil

Afhankelijkheid is per definitie niet problematisch, want kinderen/jongeren willen graag terugplooien op ouders voor raad en advies

Page 135: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

134

Take-home boodschap:

De grondhouding van autonomieondersteund opvoeden is nieuwsgierigheid, openheid en een basisvertrouwen in de spontane, op groei gerichte ontwikkeling van kinderen.

Als ouders hun kinderen autonomieondersteunend opvoeden, dan is er ruimte voor taakplezier, inbreng, duiding, de stem en het ritme van kinderen en voor uitnodigende taal.

Als ouders dwingend opvoeden, dan maken ze gebruik van psychologische controlerende strategieën

Autonomieondersteunende ouders weten goed in te schatten wanneer kinderen toe zijn aan de volgende stap in hun zelfstandigheidsontwikkeling; ze zetten geen druk achter het ontwikkelen van onafhankelijkheid

Als ouders hun kinderen autonomieondersteuend opvoeden, dan kunnen deze – indien gewenst – op hen terugvallen voor raad en advies. Autonomieondersteunend opvoeden staat dus haaks op het op een verstikkende wijze aan zich binden van kinderen.

2. Als kinderen hun vaardigheden kunnen ontplooien: de rol van structuur

2.1. Grondhouding en bouwstenen

2.1.1. Grondhouding: focus op het proces en zelfontplooi ing

Structurend opvoeden o Zes bouwstenen

Begeleidend o Verwachtingen, opvolging

Verhelderend o Vertrouwen en uitdaging, hulp informationele feedback, zelfreflectie

o Een inzicht op en vertrouwen in de talenten en vaardigheden van kinderen. o Maximale aansluiting vinden en de nodige steun en houvast bieden zodat kinderen de taken goed

kunnen uitvoeren en zich bekwaam voelen. o Procesfocus o Taken en verwachtingen formuleren die afstemmend zijn op het ontwikkelingsniveau en de

mogelijkheden van het kind.

Chaotisch opvoeden o Gebrekkige afstemming o Overdosis aan informatie en hulp = beklemmend overkomen

Page 136: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

135

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

o Gebrek aan houvast = aan hun lot overgelaten o Schatten ontwikkelingsniveau onvoldoende in o Geven geen kansen op zelfontplooiing o Ondermijnen de competentie van kinderen

Algemeen o Structurerend en chaotisch opvoeden staan haaks op elkaar maar vormen toch geen twee

tegenpolen op een continuüm o Combinatie van beide is mogelijk, afhankelijk van het moment

2.1.2. Bouwstenen van structuur

Bouwstenen van structuur o Gemeenschappelijk = ze ondersteunen alle de competentiebehoefte bij kinderen o Opdeling van de bouwstenen afhankelijk van de timing van het uitvoeren van de activiteit.

Tabel met bouwstenen

Verwachtingen o Doelen structureren o Duidelijk zijn over consequenties o Aandacht aan de route die kinderen dienen te bewandelen om aan de meegedeelde

verwachtingen te voldoen o Leidt niet direct tot succeservaring maar verhoogt wel het competentiegevoel

Vertrouwen en uitdaging o Taken die als optimaal uitdagend worden ervaren o Geprikkeld tot zelfontplooiing o Het eventueel inbouwen van tussenliggende doelen o Zone van proximale ontwikkeling o Vertrouwen in de mogelijkheden van kinderen om de opgedragen taken tot een goed

einde te brengen o Chaotisch = actief de competentiebehoefte van kinderen ondermijnen door te

waarschuwen voor falen of door angst op te wekken voor de gevolgen van falen.

Opvolging

o Chaotisch = gebrekkig of onvoorspelbare opvolging onder invloed van protest afspraken laten schieten = verwarrend voor kinderen

Gepaste hulp o Opdrachten in verschillende stappen opdelen o Hulpmiddel of tips aanreiken o Kind krijgt gevoel dat taak haalbaar is o Hulp gradueel afbouwen naarmate het kind meer competentie ontwikkeld o Chaotisch = hulpvraag afwijzen = kinderen voelen zich aan hun lot overgelaten

Page 137: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

136

Informationele feedback o Procesgericht o Belangrijk om positieve punten te vermelden

Zelfreflectie o Het inzien van eigen fouten vergroot de kans dat ze dezelfde fout in de toekomst

vermijden

2.2. Staat autonomie-ondersteunend opvoeden haaks op het stel len

van een grens?

2.2.1. Een fi losofische bespiegeling: over positieve en negatieve

vri jheid

Negatieve vrijheid o De afwezigheid van restricties, regulaties en externe interferenties o Afwezigheid van beperkingen o Hoe meer opties ons worden geboden, hoe groter de negatieve vrijheid

Page 138: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

137

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

o Vrijheid als bevrijding

Positieve vrijheid o De interne capaciteit tot zelfverwezenlijking en zelfrealisatie o Dient verworven te worden = rationeel handelen o Gestuurd worden door een reden of doel o Manifesteren zich via de concrete ervaring van vrijheid in het beoefenen van vrijheid o ZDT sluit hierbij aan = fenomenologische ervaring van psychologische vrijheid is cruciaal o Vrijheid om o Proces = verovering en geen geven!

2.2.2. Over de combinatie van structuur en autonomie -

ondersteuning

Regels o Het is onwenselijk om negatieve vrijheid te promoten in een opvoeding

Twee mogelijke stijlen om dit toe te passen = autonomie-ondersteunend vs. dwingend o Men kan bij het ontbreken van negatieve keuzevrijheid toch aandacht hebben voor de mening van

kinderen = positieve vrijheid ondersteunen = leidt tot beter begrip en vrijwillig respecteren van de grenzen.

Tabel o Controlerende benadering = uit schrik voor een te permissieve houding alsook voor het verliezen

van controle stellen ouders vaak niet alleen grenzen, maar doen ze dit ook dwingend o Combinatie van chaos en controle

Te weinig energie

Wanneer de maat vol is barsten ze uit

Dwingend en voorspelbaar ingrijpen

2.2.3. Hoe kunnen we de aanvaarding van een verbod st imuleren?

Verbod o Een specifieke type verwachting, die betrekking heeft op het niet vertonen van ongewenst gedrag =

zou voldoende voorwaarde moeten zijn voor het niet stellen van dat gedrag

Maar dit staat haaks op de negatieve vrijheid: roept weerstand op (het verboden gedrag wordt juist aantrekkelijk)

Studie o Verbieden van 5-6-jarigen om ofwel fruit, ofwel snoep te eten zorgt ervoor dat wanneer het

verbod niet langer van tel is men meer van het verboden voedsel zal eten in vergelijking met een controle groep

o Effect van wijze waarop verbod werd gepresenteerd

Dwingend (dreigende taal of onredelijk straffen) = roept eerder verzet dan acceptatie op

Autonomie-ondersteunend = sterke persoonlijke aanvaarding (zelfs binnen het persoonlijk domein zoals vriendschappen)

Page 139: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

138

Vaststelling wat betreft stijl van verbieden o Autonomie-ondersteunend verbieden hangt samen met minder opstandig verzet en meer

aanvaarding omdat het verbod als meer legitiem wordt ervaren

Stijl bepaalt of verbod al dan niet een aanslag vormt op vrijheid o Effect van stijl van verbieden is domein-invariant

Opvallende vaststelling in het morele dilemma o Tweerichtingsverkeer: positieve of negatieve spiraal trekt zich op gang!

2.3. Relatie tot klassieke opvoedingsconcepten

2.3.1. Gedeelde en unieke elementen van gedragsmatige controle

en structuur

Algemeen o Structuur-chaos (ZDT) = gedragsmatige controle (KOP)

ZDT = focus ligt op het bevorderen van competentiegevoelens

KOP = het disciplineren van kinderen

Opvolging = 4de bouwsteen o Gedragsmatige controle

Het houden van toezicht en het in de gate houden of kinderen in het gareel lopen ~ouderlijke agenda

Het bevat specifieke bouwstenen die voor de ZDT niet genoeg competentie-ondersteunend of zelfs ondermijnend is

Kwantitatief onderscheid = overdreven hoeveelheid gedragsmatige controle zou negatieve effecten hebben.

o Structuur

Het proces van kinderen op weg naar hun doel ondersteunen ~competentieontwikkeling

Het bevat specifieke bouwstenen die gedragsmatige controle niet omvat omdat ze te weinig gedragsgericht zijn.

Kwalitatief onderscheid = structuur vs. dwang

2.3.2. Permissief, gezaghebbend en democratisch opvoeden

Permissief ouderschap o Afwezigheid van gedragsmatige controle en de aanwezigheid van responsiviteit o Ontbreken van bouwsteen 1 (verwachting) en 4 (opvolging)

Gezaghebbend ouderschap o Aanwezigheid van confronterende controle, ondersteund niet in de behoeftes van het kind o ZDT = grenzen stellen maar met respect en in dialoog met het kind

Democratisch ouderschap o Behoefteondersteuend o Baumrind = Te veel aan onvoorwaardelijk opvoeden leidt tot het omslaan van empathie in

permissiviteit o ZDT = onvoorwaardelijke aanvaarding is behoefteondersteunend = het kind mag zichzelf zijn.

Hoewel het gedrag op zich afkeurenswaardig is, is er aanvaarding van de emoties en gedachten achter het gedrag = het kind zal meer openstaan voor de boodschap dat het slechte gedrag op zich onwenselijk is.

Page 140: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

139

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Take-home boodschap:

Als socialisatiefiguren structuur bieden, dn bestaat hun grondhouding erin om het proces van zelfontplooiing maximaal te ondersteunen.

Als socialisatiefiguren structuur bieden, dan ondersteunen ze de zelfontplooiing en competentieontwikkeling van kinderen via heldere verwachtingen, uitdagingen en vertrouwen, opvolging, hulp, positieve feedback en zelfinzicht

Ouders kunnen op verschillende manieren structuur bieden. Hun autonomieondersteunende of dwingende stijl bepaalt in hoge mate of kinderen aan hun verwachtingen voldoen.

Omdat de uitgangspunten voor gedragsmatige controle en het aanbieden van structuur verschillend zijn, is hun gedeelde basis beperkt en hebben ze elk unieke kenmerken.

Gezaghebbende ouders hanteren soms confronterende technieken, waar behoefteondersteunende socialisatiefiguren zich juist van zouden onthouden omdat ze dwingend kunnen zijn.

3. Als kinderen genegenheid ervaren: de rol van relationele steun

3.1. Grondhouding en bouwstenen

GRAFIEK ENZO

3.1.1. Grondhouding: l iefde en zorgzaamheid

Relationele verbondenheid o De grondhouding van ouders die relationele steun bieden is er een van liefde en zorg. o Het is de basis voor veilige hechting want je hebt een gevoel dat je ouders betrouwbaar zijn.

Kille houding o Beperkt contact en onvoldoende beschikbaar wanneer hun kind hen nodig heeft o Leidt tot een onveilige vermijdende hechting wat op zijn beurt leidt tot internaliserende

problemen.

3.1.2. Bouwstenen van relat ionele steun

Grafiek

Responsiviteit o Veilige hechtingsrelatie = klankbord in tijden van emotionele nood o Bij ontbrekende responsiviteit = kinderen worden gedwongen om emotioneel

zelfstandig te functioneren.

Warmte o Emotioneel vlak = hartelijk, positief, stellen zich open voor vragen en inbreng, gebruik

van humor o Fysiek vlak = wiegen, knuffelen, een zoen geven, omarmen, knipogen

Gezamenlijke leuke activiteiten doen o Individueel = versterken de individuele ouderband o Met heel het gezin = versterken de gezinsidentiteit o Ontbreken van deze activiteit = leden van het gezin vormen eilandjes en zijn meer op zichzelf

gekeerd

Algemeen o De aanwezigheid van bouwsteen 1 (aanwezigheid) is noodzakelijk om de andere bouwstenen te

voorzien o Relationele steun staat niet perfect haaks op ouderlijke afwijzing

Page 141: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

140

o Om relationele steun te bieden is een actievere bijdrage vereist o Sommige ouders combineren het bieden van relationele steun en afwijzing naar gelang de

omstandigheden

Take-home boodschap:

Relationele steun speelt vooral in op de behoefte aan verbondenheid bij kinderen.

De basishouding van relationele steun is er één van liefde en zorgzaamheid

Een minimale voorwaarde voor relationele steun is fysiek en mentale zorgzaamheid

Om een hechte band op te bouwen is echter meer nodig dan aanwezigheid: het betekent ook dat ouders warm en affectief omgaan met kinderen, alert zijn op problemen, hier troostend op reageren en leuke activiteiten ondernemen met de kinderen.

4. Een oceaan aan empirische ondersteuning voor de groeibevorderende rol

van behoefteondersteunend opvoeden

4.1. De voordelen op vele terreinen

Nut van de onderzoeken o Onderzoek wees op de positieve effecten van behoeftebevorderende opvoeding op volgende

domeinen

Cognitieve ontwikkeling

Emotionele vaardigheden

Sociale aanpassing

Moraliteit en identiteit

4.1.1. Schoolse en cognitieve ontwikkeling

Studie Grolnick o Interview bij ouders over hoe zij hun kinderen motiveren

Werd gescoord in termen van relationele steun, autonomie-ondersteuning en structuur.

Autonomie-ondersteuning = betere studiemotivatie, aanpassing en schoolresultaten

Betrokkenheid en structuur = de mate waarin het kind het gevoel had gewenste leeruitkomsten te kunnen bereiken (competentiebevredigend)

Replicaties en uitbreiding

Autonomie o Hogere studiemotivatie = betere studieresultaten en zelfvertrouwen o Betere schoolse motivatie = voorspeller voor diverse leerstrategieën o Executief functioneren = coördinatie van cognitieve processen

Structuur o Schoolse betrokkenheid, gevoel van controle en de eigenlijke studieresultaten

4.1.2. Sociale en emotionele ontwikkel ing

Observationele studie o Kinderen en ouders hebben een gesprek over vriendschap of seksualiteit o Resultaten

Een geobserveerde autonomie-ondersteunende gespreksstijl bleek gepaard te gaan met meer non-verbale wederkerigheid

Page 142: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

141

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Dit kwam de behoeftebevrediging van het kind ten goed = vormt een katalysator voor meer openhartigheid tijdens het gesprek

Moeder waren minder autonomie-ondersteunend in gesprekken omtrent seksualiteit

Structuur en autonomie bleken in verschillende mate een vlottere communicatie over deze verschillende onderwerpen te voorspellen

Autonomie = alledaagse gesprekken

Structuur = gevoelige onderwerpen

Waargenomen autonomie-ondersteuning van adolescenten hangt samen met een betere kwaliteit van motivatie om vriendschappen te onderhouden = voorspelt sociale competentie

Behoefteondersteunendeopvoeding zet kinderen aan tot het beter inleven in het perspectief van anderen en medeleven te vertonen

Ouderlijke dwang gaat gepaard met een relationele-agressieve houding in de omgang met vrienden

Autonomie-ondersteuning leidt tot een betere emotie-regulatie-strategieën

4.1.3. Morele ontwikkeling en identiteitsontwikkeling

Autonomie-ondersteuning o Leidt tot een diepere verinnerlijking van morele regels o Leidt tot meer hulpvaardig gedrag = altruïstische hulp o Eerlijker = ze zien meer voordelen van eerlijkheid in en kiezen meer vrijwillig om eerlijk te zijn.

Controle o Leidt tot egocentrische hulp o Meer morele normovertreding = externaliserende problemen

Identiteitsontwikkeling o Behoefte-ondersteunend opvoeden is ook relevant voor identiteitsontwikkeling

Dwingend opvoeden = minder duidelijke identiteitsbinding

Relationele steun = samenhang met het maken van identiteitsbinding

Structuur = actieve verkenning van identiteitsontwikkeling

Autonomie = beschermende factoren tegen het uitstellen van identiteitsexploratie

4.2. Het samenspel tussen verschil lende dimensies van een

behoefteondersteunende opvoeding

Samenspel o De drie opvoedingsdimensies (autonomie, relationele steun en structuur) vertonen niet perfect een

één-op-één relatie met de psychologische behoeftes. o Meest uitgesproken samenhang voor autonomie o De verschillende opvoedingsdimensies spelen dus in op meer dan één behoefte

Take-home boodschap:

Behoefteondersteunend opvoeden gaat gepaard met verschillende voordelige uitkomsten (cognitief, emotioneel, sociaal, moreel, identiteit) op vele levensgebieden (school, vrije tijd, thuissituatie)

De gunstige effecten van behoefteondersteunend opvoeden kunnen verklaard worden doordat dergelijke opvoeding beter voorziet in de vitamines voor groei.

Sommige bouwstenen van behoefteondersteunend opvoeden gaan eerder hand in hand met elkaar, terwijl andere meer onderscheidend zijn. Het samenspel tussen bouwstenen bepaalt in sommige gevallen hun impact op de ontwikkeling van kinderen.

Page 143: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

142

5. Van de theorie naar de praktijk: de diepgaandere bespreking van een

aantal bouwstenen

5.1. “Ik ben hier nog alti jd de baas in huis!” Hoe kunnen ouders

motiverend communiceren naar jongeren?

1ste specifieke bouwsteen van ‘afstemmend’

Uitnodigende taal o Voorbeeld = “Ik ben hier nog altijd de baas in huis”

Roepen = de pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet Datgene wat jij met het kind doet, doet het kind terug = jij roept, zij roepen

o Vergelijken

Uitnodigende taal (be)vragen, kunnen, voorstellen, zou

Dwingende taal bevelen, moeten, hoeren, verwachten

Dwingende taal o Leidt tot slaafse volgzaamheid of verzet o Het heeft een effect op de ervaren autonomie, intrinsieke motivatie en het leerproces van kinderen

en jongeren.

Experimenteel onderzoek o Maakt het woordgebruik van moeten en verwachten vs. kunnen en willen echt een verschil?

Experiment o Studenten werden ofwel o een meer uitnodigende wijze ofwel een meer dwingende

wijze aangemoedigd om een tekst te lezen.

Resultaten o Studenten uit de dwingende taalgroep

namen de tekst minder grondig door, vonden ze minder interessant en er werden minder onderstreept, ze daagden minder vaak op voor de vrijwillige sessie en behaalde lagere testscores

Page 144: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

143

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Kleuters en leerkracht: sluiten van een contract o De wijze waarop taken, instructies en opdrachten worden gecommuniceerd is van fundamenteel

belang of kinderen b ereid zijn om medewerking te vertonen of zich eerder rebels op te stellen

5.2. Keuze en dialoog als hefbomen voor autonomie

Bouwsteen inbreng o Via het maken van keuzes krijgen kinderen de kans zichzelf te zijn

Optiekeuze o Een menu van opties waaruit gekozen kan worden o Verhoogt het plezier in de activiteit, het competentiegevoel, interesse en diepgaande verwerking

Actiekeuze o Kiezen hoe we de zaken aanpakken = wanneer, hoe en waar

Kinderen vrij laten kiezen wanneer ze hun huiswerk doen

Randvoorwaarde o Opdat de aangeboden keuze als motiverend wordt ervaren is het cruciaal dat

Aantal aangeboden opties beheersbaar is = keuze-competentie

Aantal aangeboden opties betekenisvol is

Je mag kiezen tussen dweilen of strijken

Er geen subtiele druk wordt uitgeoefend op één optie

Je kan kiezen tussen een korte of lange broek, maar als ik jouw in de plaats was, dan…

5.3. “Waarom?” Doe het nu maar, dat begrijp je later wel! het belang

van een zinvol le duiding

Bouwsteen duiding o Via duiding kunnen we anderen bewegen tot meer vrijwillige verandering, omdat de

verandering meer wordt aanvaard

Het soort uitleg is van cruciaal belang en dient o Specifiek veeleer dan algemeen en abstract o Persoonlijk zinvol voor het kind vs. zinvol voor het ouder o Nieuwe informatie bevatten vs. vanzelfsprekend o Uitleg hoeft niet perse cognitief, kan ook ervaringsgericht zijn

o Duiding (~afstemmend) kan overslaan in eisend o Niet elke geboden uitleg is even betekenisvol en zal daardoor het internalistieproces niet

bevorderen. o Bij morele overtreding: wijzen op de consequenties van de overtreding voor de anere persoon

om een moreel inzicht te laten groeien

Experiment

Page 145: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

144

o Groep 1 = uitleg waarom statistiek nuttig is

Zij voelden zich vrijer bij het uitvoeren van de activiteit, besef van de meerwaarde van de taak en gaven blijk aan een meer diepgaand begrip van de leerstof

o Groep 2 = geen uitleg = zij verwierven feitelijke, oppervlakkige kennis o Het gunstig effect van het bieden van zinvolle uitleg nam toe naargelang de leertaak langer

duurde Het is een buffer tegen dalende betrokkenheid o Hoofdeffect = zinvolle duiding

5.4. Belonen van gewenst gedrag: een goed idee?

5.4.1. Beloning voor intrinsiek boeiende activiteiten

Onderscheid van taak o Intrinsiek boeiende activiteit vs. vervelende activiteit

Onderzoek Deci – Doet het belonen van intrinsiek boeiend gedrag het plezier uitdoven? o Conditie 1 = werden beloond terwijl ze werken aan inherent boeiende puzzels o Conditie 2 = ze werden niet beloond o Verwijderen van beloning = werken ze in dezelfde mate verder?

o 2 meetinstrumenten

Bestede tijd dat ze eraan verder werkte werd als gedragsmaat gezien voor intrinsieke motivatie

Vragenlijst voor het ervaren plezier te meten

Gedragsmaat en zelfrapportagemaat hangen positief samen o Resultaten

Beloonde proefpersonen besteden minder tijd aan de puzzels tijdens de vrijetijdsperiode en ze vonden de puzzels ook minder boeiend.

Niet alleen taakvreugde, maar ook creativiteit en diepgaande verwerking lijdt onder belonen.

Tegenovergestelde van leerpsychologie = het bekrachtigen van gedrag resulteert in de toename van het gedrag

Leerpsychologie = passief mensbeeld = menselijke gedrag wordt geprogrammeerd door de sociale omgeving

ZDT = organismisch mensbeeld = mensen hebben de natuurlijke tendens om intrinsieke boeiende taken uit te voeren

o Verklaring

Beloning oefent een ondermijnende invloed uit op de mate waarin men vrijwillig verder werkt aan een intrinsieke boeiende activiteit nadat de beloning is verwijderd.

Voorwaarden om negatieve effecten van beloning tegen te gaan

Onaangekondigd o De beloning onaangekondigd uitdelen o Dit leidt wel tot de verwachting dat er in de toekomst opnieuw een beloning verkregen zal

worden

Page 146: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

145

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

Informatie o Informatieve waarde beklemtonen en de beloning niet hanteren als een

beoordelingsinstrument of drukmiddel

Effect van beloning o Vergroot beloning het plezier in de activiteit?

Afhankelijk aan welke basisbehoeftes (ABC) ze voldoen

Beloning om gedrag te sturen en te evalueren = schaadt autonomie

Beloning om schouderklopje uit te delen = informeren capaciteit en bevestigen van de competentie

5.4.2. Beloning voor vervelende activiteiten

Belonen van vervelende activiteit o Door het uitvoeren van de taak kunnen ze er meer geboeid door geraken.

Onderzoek o Een autonomie-ondersteunende aanpak werd vergeleken met het gebruik van beloningen om 8-12

jarigen te motiveren voor het uitvoeren van een saaie aandachtstaak.

Groep 1 = autonomie-ondersteunend

Groep 2 = dwingend zonder beloning

Groep 3 = dwingend met beloning

Alle 3 de condities rapporteerden even veel plezier tijdens het uitvoeren van de taak en besteden er evenveel tijd aan.

Al ervaarden conditie 1 de taak als waardevoller.

Kanttekening o Ookal heeft beloning van niet boeiende taken geen negatieve gevolgen, het heeft ook geen positieve

gevolgen.

5.5. Als-dan-opvoeding: als l iefde en affectie verdiend moeten worden

5.5.1. Positieve en negatieve voorwaardeli jke aandacht

Twee types voorwaardelijke aandacht

Negatieve voorwaardelijke aandacht o Ouders trekken hun positieve gevoelens, interesses en bevestiging in als een kind niet

beantwoord aan de ouderlijke normen

Positieve voorwaardelijke aandacht o Ouders schenken pas of in het bijzonder aandacht en liefde als het kind beantwoord aan de

ouderlijke normen o Heeft een sterke focus op cijfers

Verhindert echter het opgaan in de leerstof, wekt gevoelens van interne druk en gedwongen loyaliteit op

o Positieve aandacht koppelen aan de wijze waarop kinderen met hun emoties omgaan = voorspelt het onderdrukken van negatieve emoties

Er is sprake van een gebrek aan emotionele integratie

Nadelig effect o Een warme responsieve opvoeding in combinatie met een voorwaardelijke aanpak kan nadelige

effecten hebben = verlies aan welbevinden en implicaties voor sociaal functioneren.

Page 147: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

146

5.6. Het perspectief van het kind innemen

5.6.1. Als kinderen opstandig worden

Empathische opstelling o Een essentiële bouwsteen van autonomie ondersteunend opvoeden is de capaciteit van ouders om

mee om te gaan in het afwijkend perspectief van de kinderen.

Hoe kunnen ouders behoefteondersteunend zijn in… o Een situatie waarin kinderen met een ongewenst voorstel afkomen o Een situatie waar ze protest aanteken bij een verzoek o Oplossing

Nieuwsgierige houding hanteren = kind serieus nemen

Oprecht luisteren = perspectief van het kind ervaren

Reflecterend luisteren = raden naar de emoties van het kind waardoor het kind zijn gevoelens kan herkennen

Uitoefenen van geduld = ritme van het kind respecteren

Flexibiliteit = actiekeuzes inbouwen o Dit leidt niet tot permissiviteit = het aanvaarden van de gevoelens van een kind zal er voor zorgen

dat kinderen zich gemakkelijker naar regels gaan schikken.

5.6.2. Bij de introductie van een vervelende taak

Internaliseren van regels/taak o Hierbij moet er sprake zijn van het voeden van het internalisatieproces = hebben van empathie

voedt dit

Experimentele studie o Zet een empirische houding, een zinvolle uitleg, het hanteren van een uitnodigende ipvd

dwingende taal aan om de reden van de oninteressante activiteit te verinnerlijken o Vraag = gingen ppn verder met het uitvoeren van de taak in hun vrije tijd?

o Resultaat

Het aanbieden van meerdere behoefte-ondersteunende factoren draagt eraan bij dat deelnemers gedurende een langere tijd aan deze taak doorwerkten. Het bevorderde een gevoel van keuze en de perceptie van nut

o Opmerking

Deelnemers die aan geen enkele behoefteondersteunende factor werden blootgesteld spenderen meer tijd aan de oninteressante activiteit dan deelnemers aan wie één faciliterende factor werd aangeboden = mate van volharding hangt niet of zelfs negatief samen met hun gerapporteerde keuzegevoel, nut en plezier

Het is belangrijk om na te gaan of het volhardingsgedrag congruent is met de gevoelens

Page 148: Ontwikkelingspsychologie II - VPPK · 1 I 6-2017 Ontwikkelingspsychologie II ... o Deze samenvatting is opgesteld zodat men tijdens het leren de leerstof maar 1 enkel document ...

147

On

twik

kel

ing

spsy

cho

log

ie I

I |

A

ca

de

mie

jaa

r: 2

01

6-2

01

7

0

100

geen één twee drie

persistentie

persistentie