Ontwerpnota - Dijkverbetering Waterschap Rivierenland · het Ontwerp Projectplan Waterwet (PPW)...

74
Ontwerpnota Dijkverbetering Schoonhovenseveer - Langerak 10-09-2014- Versie 3.1

Transcript of Ontwerpnota - Dijkverbetering Waterschap Rivierenland · het Ontwerp Projectplan Waterwet (PPW)...

Ontwerpnota

Dijkverbetering Schoonhovenseveer - Langerak

10-09-2014- Versie 3.1

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158

Autorisatieblad

Naam Paraaf Datum

Opgesteld door Paul Teunissen 10-9-2014

Controle door Dick van den Heuvel

10-9-2014

Vrijgave door Jauk Stroo

10-9-2014

Ontwerpnota

Dijkverbetering Schoonhovenseveer - Langerak

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 1/58

Afbakening concept ontwerpnota

Deze ontwerpnota is het resultaat van het doorlopen ontwerpproces voor het project SLA. Het is echter nog niet het eindresultaat van het ontwerptraject. De focus tot op heden lag op het toetsen van de haalbaarheid en de aantoonbaarheid van de oplossing van de waterontspanners op de vijf deeltrajecten. Hierbij wordt in deze nota uitgegaan van een conservatief scenario (‘worst case’) voor het effect van de rivier op dijk: de ontwikkeling van de waterspanningen onder de dijk en in het achterland. Hiermee wordt ingestoken op de maximaal benodigde planruimte die in de SNIP3 en het Ontwerp Projectplan Waterwet (PPW) wordt vastgelegd. Daarmee wordt ook voor het SNIP3-besluit de zekerheid voor realisatie geborgd. Indien bijvoorbeeld wordt uitgegaan van een meest waarschijnlijke oplossing, kan later blijken dat het SNIP3-besluit en het PPW niet dekkend zijn. Dat de oplossing zoals hier gepresenteerd later nog wijzigt, sluit ook aan op de aanpak zoals vanaf het begin gehanteerd: Design Wise Constructing. Dit houdt in dat het ontwerp t/m de uitvoeringsfase nog wordt geoptimaliseerd op basis van voortschrijdend inzicht. Zo wordt in de realisatiefase de exacte locatie van de bronnen bepaald a.d.h.v. sonderingen, proefsleuven voor kabels en leidingen en het effect van de reeds aangebrachte bronnen. Voor de geotechnische berekeningen ligt dit anders. De opbouw van de dijk, ligging van het achterland etc. liggen op basis uitgebreide onderzoeken en studie immers vast. De sterkte van de dijk is in belangrijke mate bekend. De meest waarschijnlijke belasting (de waterspanningen) op de dijk nog niet. Tijdens de UO-fase en de realisatiefase wordt de bandbreedte op de optredende waterspanningen verder ingekaderd. Er zal geotechnisch nog wel worden gekeken of op enkele ‘probleemlocaties’, in uitzondering van de randvoorwaarden van de Technische Nota scherper, kan worden gerekend. De Technische Nota gaat uit van robuuste randvoorwaarden en i.o.m. met het Waterschap Rivierenland zal worden bekeken of lokaal maatwerk mogelijk is zonder dat de waterveiligheid in het geding is. De conservatieve benadering in het DO maakt het noodzakelijk om op sommige locaties, met name bij de Veersedijk, ruimte te reserveren voor beperkte aanvullende maatregelen, zoals lokale steunbermen. Het westelijk deel van Waal-Oost is het slechtste deel van het hele traject Waal-Oost. In dit deel wordt een combinatie van voorgestelde maatregelen ingezet. Concreet betekent dit dat er nu wordt uitgegaan in de worst-case situatie van 135 bronnen. Aan de westzijde van de Veersedijk en van Waal-Oost op een onderlinge afstand van 10 meter en met de filters in het Pleistoceen. Daarnaast lokaal aanvullende maatregelen, zoals steunbermen en het dempen/graven van water. In de vervolgfasen (UO en realisatie) wordt het exacte aantal en soort maatregelen bekend. In paragraaf 2.1 wordt verder omschreven welke werkzaamheden na deze rapportage worden uitgevoerd.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 2/58

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 3/58

Inhoudsopgave

Afbakening concept ontwerpnota 1

1 Inleiding 7 1.1 Dijkverbetering Schoonhovenseveer – Langerak 7 1.2 De te nemen maatregelen 8 1.3 Procedure 9 1.4 Leeswijzer 9

2 Aanpak ontwerp 11 2.1 DO-fase 11 2.2 Rapportages 13

3 Ontwerpopgave 15 3.1 Algemeen 15 3.2 Systems Engineering 16

3.2.1. Topeisen 16 3.2.2. Vraagspecificatie Eisen 16 3.2.3. Objectenboom 16

3.3 Randvoorwaarden en uitgangspunten 18 3.3.1. Algemeen 18 3.3.2. Hydraulische randvoorwaarden stabiliteit (MHW) 18 3.3.3. Ontwerphoogte 19 3.3.4. Hydraulische randvoorwaarden watertoets 19 3.3.5. Hoogwatergolf t.b.v. stijghoogten 20 3.3.6. Hoogteligging 21

3.4 Ontwerplevensduur 22 3.5 Andere faalmechanismen 22 3.6 Conservatieve benadering in DO 22

4 Ontwerpkeuzes 25 4.1 Varianten 25 4.2 Ontwerpkeuze Waterontspanner 26

4.2.1. Principe werking waterontspanner 26 4.2.2. De bronbuis 26 4.2.3. Open en gesloten regelsysteem voor de waterdruk 27 4.2.4. Dimensionering afvoer/leidingstelstel 29

4.3 Locatiekeuze 30 4.4 Ruimtelijke kwaliteit 31

5 Ontwerptoelichting per dijkvak 33 5.1 Algemeen 33 5.2 Dijkvak Veersedijk 33

5.2.1. Dijk 33 5.2.2. Watersysteem 38 5.2.3. Rivier 39

5.3 Dijkvak Langerak 39 5.3.1. Dijk 39 5.3.2. Watersysteem 40 5.3.3. Rivier 40

5.4 Dijkval Het Wiel 41

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 4/58

5.4.1. Dijk 41 5.4.2. Watersysteem 41 5.4.3. Rivier 41

5.5 Dijkvak Waal Oost 42 5.5.1. Dijk 42 5.5.2. Watersysteem 42 5.5.3. Rivier 43

6 Onderzoeken in deze ontwerpfase 45 6.1 Aanvullende onderzoeken 45

6.1.1. Historie 45 6.1.2. Geotechnisch onderzoek en advies 45 6.1.3. Geohydrologisch onderzoek en advies 47 6.1.4. Deelstudie K&L 47 6.1.5. Landmeetkundige opname 47

6.2 Aanvullende bodeminformatie 48 6.2.1. Geologie Holoceen Waal-Oost, Oasen 48 6.2.2. Aanvullende gegevens, WSRL 48 6.2.3. Grondonderzoek, MOS Grondmechanica 48 6.2.4. Informatie uit het veld 48

7 Uitvoering 49 7.1 Dijkverhoging Veersedijk 49 7.2 Waterontspanningsbronnen 49 7.3 Verzamelleiding en uitstroomvoorziening 50 7.4 Steunbermen 50 7.5 Vullen erosiegeul 50 7.6 Planning van de uitvoering 51 7.7 Uitvoeringshinder 51

7.7.1. Verkeershinder 51 7.7.2. Geluidshinder 51

7.8 Kans op schade door zetting en trillingen door de uitvoering 52 7.8.1. Ophogen van de Veersedijk 52 7.8.2. Bronnen langs de Veersedijk, Langerak West, Waal Oost 52 7.8.3. Vullen erosiegeul 52

7.9 Kritische objecten, maatregelen en monitoring 52

8 Instandhouding 55 8.1 Betrouwbaarheid waterontspanner 55 8.2 Voorstel onderhoudsplan 55

Colofon 57

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 5/58

Bijlage I, Eisen (uit de Vraagspecificatie Eisen)

Bijlage II, Variantenmatrix, ontwerpoplossingen

Bijlage III, Overzichtstekening maatregelen

Bijlage IV, Review modellen door TAUW

Bijlage V Tekeningen

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 6/58

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 7/58

1 Inleiding

1.1 Dijkverbetering Schoonhovenseveer – Langerak

Veilige dijken zijn van groot belang voor de bescherming van het achterland tegen hoog water in de rivieren. De zeer hoge waterstanden in de rivieren in 1993 en 1995 hebben dit extra onder de aandacht gebracht. De dijk tussen Schoonhovenseveer en Langerak beschermt een gebied ten zuiden van de rivier de Lek tegen overstromingen. De dijk maakt onderdeel uit van dijkring 16, het gebied van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden. Volgens de laatste inzichten zijn delen van deze dijk niet veilig. Een deel van de dijk is te laag en delen van de dijk zijn bij hoge rivierstanden niet stabiel bevonden. Vier dijkvakken zijn daarom afgekeurd, met een gezamenlijke lente van 3.245 meter. Het gaat om de dijkvakken: • Veersedijk; • Langerak West; • Het Wiel en • Waal Oost.

Waterschap Rivierenland (WSRL) is eigenaar en beheerder van de dijk en is verantwoordelijk voor het functioneren van de dijk. WSRL heeft de Vries & van de Wiel opdracht gegeven om maatregelen voor de dijkverbetering uit te werken en deze maatregelen te realiseren.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 8/58

1.2 De te nemen maatregelen

De dijk zal worden verbeterd door een combinatie van maatregelen. Verhogen Veersedijk De Veersedijk is momenteel te laag. De bodem waarop de dijk ligt klinkt in, waardoor de dijk steeds lager komt te liggen. Om ervoor te zorgen dat de dijk gedurende de komende periode van 50 jaar hoog genoeg is, wordt de dijk opgehoogd met (afhankelijk van de locatie) 20 tot 70 cm tot een hoogte van NAP +5,95 m. Deze ophoging compenseert het zakken van de ondergrond plus de extra zakking die wordt veroorzaakt door het extra gewicht van deze ophoging. Hiermee zal de dijk gedurende 50 jaar op voldoende hoogte zijn. De buitenzijde van de Veersedijk heeft momenteel een geknikt talud; de onderzijde van het talud (met steenzetting) is steiler dan de bovenzijde van het talud (een grashelling). De dijkverhoging vindt plaats door de hellingshoek van het talud vanaf de knik naar boven door te trekken. Hierdoor ontstaat er ruimte voor de benodigde ophoging. De dijk wordt niet breder. Verbeteren stabiliteit De stabiliteit van de dijk wordt verbeterd door het plaatsen van een rij verticale waterontspanningsbronnen aan de landzijde van de dijk. Deze bronnen zijn buizen waarvan de onderzijden zijn voorzien van perforaties (openingen). De geperforeerde onderzijden komen in de watervoerende zandlaag onder de klei/veenlaag te staan. Via de bronnen kan de overdruk van het grondwater worden afgehaald. Hierdoor wordt het opdrijven van de grond aan de binnenzijde van de dijk voorkomen. De waterontspanner is zodoende de belangrijkste oplossing voor het probleem van de instabiliteit van de dijk. De bronnen worden geplaatst aan de landzijde van de dijk, ofwel in de teen van de dijk ofwel op de steunberm. De bronnen worden groepsgewijs verbonden met een verzamelleiding waarin het kwelwater terechtkomt. Deze verzamelleiding loost het water via een verbindingsleiding naar een sloot. De aanleg van de bronnen kan plaatsvinden met relatief klein materieel en neemt weinig tijd in beslag. De plaatsing duurt per locatie, met voorbereiding van de locatie en opruimen, enkele dagen tot een week. Het plaatsen van de bron zelf duurt slechts een dagdeel. Aanvullende grondwerkzaamheden Langs de Veersedijk bevinden zich enkele watergangen nabij de teen van de steunberm van de dijk. Deze watergangen bedreigen de stabiliteit van de dijk. Het betreft twee particuliere vijvers, twee sloten en twee uiteinden van sloten. De watergangen moeten worden verlegd en de vijvers (grotendeels) worden gedempt. Van een deel van de Veersedijk wordt nog nader onderzocht of dit volledig kan worden gestabiliseerd door middel van alleen waterontspanners. Daarom is uitgegaan van een aanvullende steunberm langs het meest westelijke deel van de Veersedijk. Dat geldt ook voor de zuidoever van de gracht van Nieuwpoort. Hier wordt uitgegaan van een verzwaring van de onderwateroever in combinatie met een steunberm. Ter plaatse van de stadsgracht bij Langerak West is een verzwaring van de oever (‘onder water’) voorzien.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 9/58

Bij het meest westelijke deel van Waal Oost, tot de Boonevlietweg zullen grondaanvullingen van enkele decimeters noodzakelijk zijn langs de teen van de dijk. Ten oosten van de Boonevlietweg liggen zeer veel dijkopgangen, soms heel dicht naast elkaar. Hier kan in overleg met de belanghebbenden een grondaanvulling worden gemaakt in plaats van een waterontspanningsbron. Ter hoogte van kilometer 273 zullen enkele zeer beperkte (maximaal enkele decimeters) grondaanvullingen op of aan de bestaande steunberm plaatsvinden. Vullen van de erosiegeul Ter hoogte van dijkvak Waal Oost is een erosiegeul aanwezig in de zandige bodem van de rivier de Lek. Via deze geul kan makkelijk rivierwater de bodem indringen, hetgeen leidt tot een hogere grondwaterspanning binnendijks. De geul levert zo een bijdrage aan de macro-instabiliteit van de dijk. De randen en taluds van de geul zijn (lokaal) steil. Verdergaande erosie zou de naastliggende schaardijk kunnen bedreigen. Daarom zal de geul gedeeltelijke met grond worden aangevuld. Hierbij wordt relatief ondoorlatend materiaal gebruikt, waar het rivierwater niet makkelijk doorheen kan stromen. De rivier heeft hier bij hogere waterstanden een grote kracht. Daarom zal de aanvulling van de geul worden beschermd tegen erosie met staalslakken of materiaal met vergelijkbare eigenschappen. Het Wiel Bij het ontwerp van de maatregelen is gebleken dat het dijktraject Het Wiel stabiel is. Bij de vorige dijkverbetering is in het Wiel een grotere verzwaring aangebracht dan bij de toetsing is aangenomen. Extra maatregelen zijn hier daarom niet nodig.

1.3 Procedure

Om de dijkverbetering te mogen uitvoeren moet een aantal wettelijke procedures worden doorlopen. De belangrijkste hiervan zijn de procedures voor het Projectplan Waterwet voor de dijkverbetering en het Projectplan Waterwet voor de geulaanvulling. Het Projectplan Waterwet voor de dijkverbetering wordt vastgesteld door het Waterschap Rivierenland en goedgekeurd door de Provincie Zuid-Holland. Het Projectplan Waterwet voor de geulaanvulling wordt vastgesteld door Rijkswaterstaat Oost-Nederland. Daarnaast moet een aantal andere vergunningen en ontheffingen worden aangevraagd.

1.4 Leeswijzer

Dit document vormt een bijlage bij het Projectplan Waterwet dijkverbetering. In dit achtergrond-document staat beschreven welke ontwerpkeuzes zijn gemaakt bij het uitwerken van de technische oplossingen. Hierbij verwijzen wij naar de eisen. We laten in tekeningen en berekeningen zien dat we aan de eisen voldoen (verificatie & validatie) en geven aan hoe de uitvoering en later ook het onderhoud zal gaan verlopen. Naast deze Ontwerpnota zijn er nog meer achtergronddocumenten. In deze documenten staat extra informatie over specifieke onderwerpen, die met de maatregelen te maken hebben. In deze Ontwerpnota verwijzen wij naar andere achtergronddocumenten, wanneer hierin meer informatie staat over het ontwerp. In onderstaande tabel staat een overzicht van alle documenten.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 10/58

1 Advies nota SNIP3 2 MER beoordelingsnotitie Achtergrond documenten3 AGR Projectplan Waterwet 4 AGR Ontwerpnota 5 AGR Rentmeester en Juridisch zaken 6 AGR Ecologie en Natuur 7 AGR Archeologie 8 AGR Beheer en Onderhoud / LCC 9 AGR Geotechniek 10 AGR Geohydrologie 11 AGR Water en Lozingen 12 AGR Conditionering Grond en Bodem Kwaliteit, K&L, NGE) 13 AGR Zettingen en Trillingen 14 AGR Rivierkunde 16 AGR PRI / SSK Ramingen Overige documenten

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 11/58

2 Aanpak ontwerp

2.1 DO-fase

De Ontwerpnota is het resultaat van een DO-fase van het project. De DO fase maakt onderdeel uit van het ontwerptraject dat bestaat uit: • Voorontwerp (VO)

Deze fase is in de aanbestedingsfase van het D&C contract doorlopen en heeft geresulteerd in het aanbiedingsontwerp

• Definitief Ontwerp (DO) De DO-fase heeft gelijk gelopen met de voorbereiding van de SNIP3 en het Projectplan.

• Uitvoeringsontwerp (UO) Het UO is een verdere detaillering van het DO tot een niveau dat is aangetoond dat aan de gestelde eisen is voldaan.

• Gerealiseerd ontwerp (GO) Het gerealiseerde ontwerp wordt ook wel ‘As built’ genoemd. Dit is bij de oplossing van de Waterontspanners van belang omdat tijdens de uitvoering het ontwerp wordt geoptimaliseerd aan de hand van de waarnemingen tijdens de realisatie. Deze werkwijze wordt ook wel ‘DesignWise Constructing’ genoemd.

De DO-fase heeft twee hoofddoelstellingen: • Het leveren van betrouwbare informatie voor de SNIP3 en voor het Projectplan; • Het voorbereiden van de werkzaamheden van de UO fase en voor de

conditionering na SNIP3. Deze doelstellingen zijn steeds de focus geweest in deze fase. Aspecten die voor deze fase niet relevant zijn, komen aan de orde in de volgende fasen. De DO-fase heeft de volgende stappen doorlopen: 1. Verzamelen aanvullende informatie, waaronder grondonderzoek 2. Organiseren informatie in een GIS 3. Opstellen eisenboom 4. Geotechnische analyse en modelberekeningen

a. Verfijning schematisering b. Bepalen grondeigenschappen c. Stabiliteitsberekeningen

5. Geohydrologische analyse en modelberekeningen a. Ontwikkelen rekenmodel (SlaFlow) voor drie vakken b. IJken modellen c. Bepalen uitgangspunten worst-case situatie d. Uitvoeren modelsimulaties e. Analyse gevoelige parameters f. Aanbeveling vervolgonderzoek

6. Rivierkundige berekeningen (afzonderlijk gerapporteerd) 7. Ontwerp

a. Ontwerpverkenning b. Inventariseren voor ontwerp relevante factoren, zoals K&L c. Vastleggen maatgevende situatie d. Opstellen maatregelenoverzicht e. Integratie geotechniek, geohydrologie en ontwerpverkenning

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 12/58

f. Selecteren voorkeursvariant bronnensysteem g. Voorkeurstracés en locaties bronnensysteem vastleggen h. Detailleren bronnen i. Inventarisatie mogelijke aanvullende werken j. Kwantitatieve betrouwbaarheidsanalyse bronnen

8. Bepalen effecten op omgeving a. K&L b. Bebouwing c. Poldersysteem d. Viaduct Gelkenes e. Particuliere percelen

9. Verificatie eisenboom (afzonderlijk gerapporteerd) 10. Vastlegging

a. Rapportage b. Tekeningen c. Dossiervorming

11. Faseafsluiting De meeste stappen zijn iteratief uitgevoerd. Onderstaande figuur geeft het ontwerptraject schematisch weer. afbeelding 2.1, Schematische weergave doorlopen technisch ontwerpproces.

Geotechnische berekeningen, zie deelrapportage

Geohydrologische berekeningen, zie deelrapportage

Eisen en randvoorwaarden

Verzamelen (bodem)gegevens

Ontwerp bronnen en leidingen

Inpassing ontwerp (o.a. K&L)

Beperken effecten op omgeving

Toets aan eisen

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 13/58

In de UO-fase worden o.a. de volgende activiteiten uitgevoerd: • Aanvullend (geohydrologisch) onderzoek • Uitvoeren definitieve ontwerpberekeningen (geotechniek) • Betrouwbaarheidsanalyse (kwantificering) • Aanvullende onderzoeken (indien nodig) • Definitieve materialisatie en detaillering • Dimensionering aanvullende maatregelen • Uitvoeringsplan • Definitief Beheer- en Onderhoudsplan • Vastlegging uitvoeringsontwerp • Eindverificatie ontwerp

2.2 Rapportages

Voor de ontwerpnota zijn de volgende rapportages beschikbaar: • Geotechnische rapportage • Geohydrologische rapportage • Grondonderzoek MOS fase 1 • GIS-systeem: https://bim.movares.nl/sla

username: [email protected] (dit mailadres wordt niet beantwoord) password: waterontspanner

afbeelding 2.2, Schermafdruk van de GIS-applicatie.

Bij de ontwerpnota horen de volgende tekeningen: Bij AGR Ontwerpnota: • 7 tekeningen met dwarsprofielen h.o.h. 100 m, schaal 1 : 200, nummers 005 t/m

011 • 511 geotechnische tekeningen met de inmetingen bestaande situatie en AHN2,

schaal 1 : 2500 / 1 : 1000 / 1 : 200, nummers 015A, 015B t/m 020A en 020B (17B niet van toepassing)

• 1 tekening met de lengteprofielen Veersedijk schaal, 1 : 1000 / 1 : 100, nummer 021

• 1 tekening met het ontwerp bronnensysteem en de details van het leidingenstelsel, schaal 1 : 20 / 1 : 200, nummer 022

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 14/58

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 15/58

3 Ontwerpopgave

3.1 Algemeen

Vier dijktrajecten zijn afgekeurd in het kader van de resttaakstelling Ruimte voor de Rivier. In 2012 is wederom een toetsing uitgevoerd. Een toetsing is een periodieke keuring van de waterkering aan een aantal criteria, zoals de hoogte, de stabiliteit van het dijktalud aan de rivierzijde, enzovoort. De dijkvakken in het traject Schoonhovenseveer – Langerak zijn allemaal afgekeurd op sterkte. Daarnaast is de Veersedijk ook afgekeurd op hoogte.

afbeelding 3.1, Dijktrajecten.

De dijkvakken zijn specifiek afgekeurd op het mechanisme ‘macrostabiliteit binnenwaarts door opdrijven’. Macrostabiliteit binnenwaarts wil zeggen: het risico dat de grond aan de landzijde van de dijk afglijdt. Dit kan gebeuren als de klei-veenlaag aan de voet van de dijk omhoog komt doordat de waterdruk onder deze laag te hoog is. Dit is weer een gevolg van de hoge waterstand op de rivier waarbij de waterdruk wordt doorgegeven aan de zandlaag onder de dijk.

afbeelding 3.2, Instabiliteit door waterdruk aan de landzijde.

Via de zandige bodem van de in de rivier aanwezige geul kan makkelijk rivierwater de bodem indringen. Dit leidt tot hogere grondwaterstanden binnendijks en dit levert een bijdrage aan de macro-instabiliteit van de dijk.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 16/58

3.2 Systems Engineering

3.2.1. Topeisen

De maatregelen die bovenstaande problematiek moeten oplossen dienen te voldoen aan de volgende ‘topeisen’: • de waterveiligheid moet voldoen aan de Waterwet, waarbij specifiek geldt dat

sprake is van: o voldoende macrostabiliteit binnenwaarts; o voldoende waterkerende hoogte.

• de ruimtelijke kwaliteit moet gegarandeerd zijn conform de inzichten en eisen

beschreven in de “Handreiking Ruimtelijk Kwaliteit, dijkversterking Schoonhovenseveer-Diefdijk, dijkring 16”.

3.2.2. Vraagspecificatie Eisen

De Vraagspecificatie Eisen [VSE] d.d. 17 maart 2014 bevat - naast de topeisen- de eisen waaraan de oplossingen moeten voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in: 1. functionele eisen 2. aspecteisen 3. raakvlakeisen 4. randvoorwaarden In de Vraagspecificaties Eisen worden ook Bindende en Informatieve Documenten genoemd. Deze informatie is door de opdrachtgever aan de bovengenoemde eisen gekoppeld. Bij de start van de ontwerpfase is een nadere uitwerking van de eisenspecificatie gemaakt. Hierbij is aan de hand van de bindende documenten een eisenanalyse uitgevoerd. hierbij zijn de extra eisen toegekend aan objecten in de objectenboom. Voor de beheersing en vastlegging van de eisen wordt gebruik gemaakt van Relatics. De afgeleide technische eisen voor de dijk en de rivier zijn opgenomen in het integrale verificatierapport. In dit verificatierapport worden de eisen toegelicht en wordt ook de verificatieslag en validatieslag vastgelegd. Met dit document wordt aangetoond dat het ontwerp juist ontworpen is (verificatie) én dat we het juiste hebben ontworpen (validatie). In de toelichting op het ontwerp in hoofdstuk 4 wordt (indien van toepassing) een verwijzing gemaakt naar de specifieke inhoud van het verificatierapport of een door de opdrachtgever verstrekt bindend of informatief document.

3.2.3. Objectenboom

In onderstaande objectenboom zijn vanuit het totale systeem objecten gedefinieerd. Deze objecten zijn in deze ontwerpnota beschreven. De wijze waarop aspecten, raakvlakken en de realisatie hierop van invloed zijn, lichten we toe.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 17/58

afbeelding 3.3, Objectenboom SLA.

Dijk

D

RivierD

D

Watersysteem

D

Maaiveld

Verharding

Landschap-inrichting

A. VeersedijkB. Langerak WestC. Het WielD. Waal Oost

ErosiegeulWater-ontspanner Polder

Bron

Overloopput

Verzamel-leiding

Afvoer-leiding

Dijklichaam

Ophoging

Dijkversterking (SLA)

Oppervlakte water

Gemalen stuwenSteunberm

Vooroever

C

Watersysteem

C

Rivier

C

D

B

Watersysteem

B

RivierB

B

Dijk A

WatersysteemA

RivierA

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 18/58

3.3 Randvoorwaarden en uitgangspunten

3.3.1. Algemeen

In de (bindende) documenten van het Waterschap zijn een groot aantal eisen opgenomen die relevant zijn voor het ontwerp. De ‘Technische Nota Randvoorwaarden en Uitgangspunten’ is hierbij een belangrijk document. Middels systems engineering zijn de eisen gestructureerd. Voor het ontwerp komt dat neer op een circa honderd eisen. In deze paragraaf wordt verder ingegaan op de randvoorwaarden t.a.v.: • Maatgevend hoogwater t.b.v. de geotechniek • Hoogwatergolf t.b.v. de geohydrologie • Hoogteligging t.b.v. ontwerp

3.3.2. Hydraulische randvoorwaarden stabiliteit (MHW)

In afbeelding 3.4 zijn de ontwerpwaterstanden grafisch weergegeven. De waarden zijn onbewerkt overgenomen uit de ‘Technische Nota Randvoorwaarden en Uitgangspunten SLA’. De ontwerpwaterstanden worden gebruikt t.b.v. de sterkteberekening en als randvoorwaarden voor de geohydrologische modelberekeningen.

afbeelding 3.4

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 19/58

3.3.3. Ontwerphoogte

Het waterschap heeft t.a.v. het bepalen van de ontwerphoogte van de Veersedijk (NAP +5,80m) de volgende werkwijze gehanteerd. De ontwerpwaterstand voor de planperiode van 50 jaar is vastgesteld op basis van de dijkringbenadering voor een aantal uitvoerlocaties langs het projectgebied. Gekozen is voor een dijkringbenadering omdat deze maatgevend is boven de dijkvakbenadering (incl. de robuustheidstoeslag van 0,30 m). Voor de Veersedijk is vervolgens voor drie gedeelten de ontwerpkruinhoogte bepaald. Hierbij is het hydraulische belastingniveau bepaald bij een overslagdebiet van 1,0 l/m/s. De hierdoor berekende golfoverslaghoogte is groter dan de minimaal vereiste waakhoogte van 0,5 m. Door bij deze golfoverslaghoogte nog een toeslag voor bodemklink en -daling van in totaal 0,5 m op te tellen is uiteindelijk de minimaal benodigde aanleghoogte bepaald. Deze aanleghoogte zal moeten worden verhoogd met compensatie voor zetting en klink. Dit is afhankelijk van het benodigde kruinverhoging.

3.3.4. Hydraulische randvoorwaarden watertoets

Ten behoeve van het ontwerp, de effectbepaling en de uitvoering is er inzicht nodig in de waterstanden met een grotere kans van voorkomen. Voor de watertoets geldt een toets aan de gebeurtenis van eens in de 10 jaar. Voor de uitvoering geldt een de situatie van eens per 20 jaar (100 x normfrequentie). Voor Schoonhoven zijn uit de ‘Referentiewaarden etc.’1 de over- en onderschrijdings-waterstanden bij verschillende frequenties afgelezen. In afbeelding 3.5 zijn deze in grafiek weergegeven. Voor hoogwater is er een logaritmisch verband af te leiden: HW=21,17 . ln (T) + 270,5

afbeelding 3.5

Voor T=10 jaar geldt een hoogwaterstand van NAP+ 3,20 m en voor T=100 jaar geldt NAP+ 3,68 m. Het volgende punt (stroomwaarts), waar informatie voor beschikbaar is, is Hagestein. De afstand tussen Hagestein en Schoonhoven bedraagt volgens de kilometrering van de rivier 25 km. Op basis hiervan is voor de verschillende waterstanden het verhang bepaald. Aan de hand hiervan per locatie de waterstand tussen Hagestein en Schoonhoven bepaald.

1 http://www.rijkswaterstaat.nl/images/Referentiewaarden%20waterstanden_tcm174-326696.pdf

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 20/58

In onderstaande tabel is op basis van het verhang in de rivier en de afstand tot Schoonhoven de waterstand bepaald bij T=10. Locatie Kilometrering /

hectometring einde vak

Afstand t.o.v. Schoonhoven

HW T=10

Schoonhoven 972 0 NAP +3,20 m Veersedijk 971 / AW251.+60m 1000 m NAP +3,27 m Langerak West 970 / AW256.+69m 2009 m NAP +3,34 m Het Wiel 969 / AW259.+80m 2620 m NAP +3,38 m Waal-Oost 966 / AW274.+164m 5704 m NAP +3,59 m

3.3.5. Hoogwatergolf t.b.v. stijghoogten

Voor de bepaling van de hoogwatergolf t.b.v. de bepaling van de stijghoogten is gebruik gemaakt van de ter beschikking gestelde ‘TEN-022 Peilingen Lek 960 en 972’. Vanuit 972 is een vertaling gemaakt naar Veersedijk (km 971) en Langerak (km 972) middels een correctie op de MHW. Voor Waal-Oost (km 966 – 968) is gebruik gemaakt 960.

afbeelding 3.6, Verloop van de maatgevende hoogwatergolf voor de vakken Veersedijk,

Langerak en Waal-Oost.

De onderstaande tabel geeft een vergelijking tussen de piekwaarden van de hoogwatergolf en de MHW en ontwerppeilen. De tabel geeft ook aan hoe de vertaling is gemaakt. Voor Langerak bij km 972 is (als voorbeeld) op basis van het verschil in MHW (afbeelding 3.4) het verloop verlaagt met 0,13 meter. Dit resulteert in een piekwaarde in het waterstandsverloop van NAP +5,03 meter. De vlakke piek is NAP +4,63 m. De piekwaarde is derhalve 0,30 meter hoger dan het MHW van NAP +4,73.

Locatie HW T=2000 HW T=10 Hagestein beneden NAP +6,55 m NAP +4,90 m Schoonhoven NAP +4,30 m NAP +3,20 Verschil 2,55 m 1,70 m Verhang rivier 10-4 0,68.10-4

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 21/58

Voor Waal-Oost is het verschil 0,60 meter. Veersedijk Langerak Waal-Oost Km rivier 971 970 968-966 Referentie km voor maatgevende ws. 972 972 960 Ws. correctie hiervoor 0,06 m 0,13 m -0,29 m MHW incl. correctie 4,66 m 4,73 m 5,11 m Ontwerppeil incl. correctie 4,96 m 5,03 m 5,41 m Piekwaarde uit grafiek 4,96 m 5,03 m 5,71 m Max. waarde gedurende meerdere dagen

4,56 m

4,63 m 5,51 m

Piek min MHW 0,30 m 0,30 m 0,60 m Indien het verloop van Waal-Oost (km 966-968) vanuit 972 ipv 966 zou zijn bepaald, dan zouden de waterstanden 0,30 meter lager liggen. Het waterstandsverloop voor Waal-Oost lijkt derhalve een lichte overschatting.

3.3.6. Hoogteligging

Voor de hoogteligging is in het ontwerp gebruik gemaakt van de AHN2. De kwaliteit is eerst getoetst d.m.v. een vergelijking met enkele ingemeten profielen. Het verschil tussen beide is zeer beperkt, slechts enkele cm’s. In de bijlage is de vergelijking opgenomen bij de geotechnische tekeningen.

afbeelding 3.7, De groene lijn is de inmeting m.b.v. een 06-GPS. De zwarte streeplijn is het

profiel o.b.v. de AHN2.

Ter controle van de representativiteit van de bodemligging in de maatgevende dwarsprofielen zijn lengteprofielen over het maaiveld op 10 en op 20 meter uit de teen van de dijk uitgezet.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 22/58

3.4 Ontwerplevensduur

Eis 0284 geeft aan dat het systeem moet voldoen aan een levensduur van 50 jaar. Hier zijn de volgende afgeleide hoofdeisen bepaald: • Situatie na 50 jaar met 25 cm maaivelddaling is geotechnisch maatgevend; • Autonome zetting van de Veersedijk van 1 cm per jaar; • Er is een matige weerstand tussen de rivier en het Pleistocene zand i.v.m.

historische en toekomstige ontwikkelingen van de rivier.

3.5 Andere faalmechanismen

Een vereiste is dat de voorgestelde maatregelen geen negatieve invloed mogen hebben op andere faalmechanismen. In onderstaande afbeelding staan de faalmechanismen schematisch weergegeven. afbeelding 3.8, Faalmechanismen.

Bij de ophoging van de Veersedijk blijft de steenglooiing in tact waarmee de bescherming van de vooroever gewaarborgd blijft. Vanuit de stabiliteitsberekeningen met D-Stab kwamen geen glijcirkels aan de buitenzijde naar voren die niet voldoen aan de norm. De overslag is kwantitatief beoordeeld. Door de versteilling van 1:3 naar 1:2,5 neemt de oploop beperkt toe. Dit wordt ruimschoots gecompenseerd door de royale toename van de waakhoogte. In de UO fase wordt dit, indien nodig, verder kwantitatief onderbouwd. Indien er opbarsten optreedt dient het mechanisme piping te worden beoordeeld. (Uit de GTL blijkt dat de deklaag overal groter is dan 4 meter en dat er dus geen opbarsten zal optreden).

3.6 Conservatieve benadering in DO

Het ontwerpproces bestaat uit een aantal stappen waarbij iedere keer keuzes moeten worden gemaakt. Bij iedere keuze dient er door de specialist een keuze te worden gemaakt binnen een bandbreedte. De aaneenschakeling van keuzes is bepalend voor de robuustheid van het eindresultaat. Het ‘Technisch Rapport Waterspanningen bij Dijken’ heeft dit geschematiseerd, zie afbeelding 3.9.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 23/58

afbeelding 3.9, Bandbreedte in ontwerpproces.

De aannemer kiest ervoor om in het DO voor de grootste onzekere factor veilig te rekenen. Het betreft hier de modellering van de waterspanningen onder maatgevende omstandigheden. Na gereedkomen van de grondwatermodellering is dit uitgangspunt beoordeeld door TAUW. Het door de aannemer voor SLA ontwikkelde geohydrologische model (SLAFlow) is vergeleken met het bestaande verfijnde, regionale model van het waterschap (MORIA). Uit de bevindingen blijkt dat in SLAFlow de voeding van de tussenzandlaag relatief hoog is door aan de systemen ‘rivier holocene zandlaag’ en ‘rivier pleistoceen basisveen holocene zandlaag’ lage weerstanden toe te kennen. Conform afbeelding 3.9 is de benadering in het DO op loodlijnen als volgt: • Ondergrondmodel: gemiddeld

Het door het waterschap beschikbaar gestelde geotechnisch lengteprofiel (GTL) is m.b.v. aanvullende rapportages en grondonderzoek verder geïnterpreteerd

• Waterspanningen: conservatief • Grondparameters: (licht) conservatief

De grondparameters zijn door het waterschap in de technische nota van het VSE voorgeschreven.

• Modelkeuze stabiliteitssommen: gemiddeld Het waterschap schrijft voor met DStability te rekenen. De maaiveldligging is zo realistisch mogelijk geschematiseerd. Hierbij is gebruik gemaakt van de AHN, die met controlemetingen is getoetst. In het UO wordt de schematisering opnieuw beoordeeld en definitief gemaakt.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 24/58

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 25/58

4 Ontwerpkeuzes

4.1 Varianten

De dijkvakken binnen het projectgebied zijn afgekeurd op het mechanisme ‘macro-instabiliteit binnenwaarts door opdrijven’. Om deze stabiliteit te herstellen zijn maatregelen nodig. Om de juiste keuze te maken voor de te treffen maatregelen is onderzoek verricht. De Veersedijk is ook afgekeurd op hoogte. Voor het Projectplan Waterwet is een variantenmatrix (zie bijlage II) opgesteld aan de hand van de eisen en de mate waarin oplossingen aan de eisen voldoen. De volgende varianten zijn separaat of in combinatie in beschouwing genomen: a. Afdichten erosiegeulen b. Verticale bronnen (waterontspanner) c. Horizontale drainage d. Damwand, die de zandlaag afdicht e. Bentonietscherm, die de zandlaag afdicht Om de haalbaarheid te toetsen zijn de volgende eisen/criteria gebruikt: 1. Realiseerbaar in 2015 2. Technisch haalbaar 3. Ruimtelijke kwaliteit geborgd 4. Hinder bij uitvoering 5. Risico’s bij uitvoering 6. Levensduur en kosten 7. Eindoordeel In het eindoordeel kwamen alleen de oplossingen b. Waterontspanner, d. Damwand en e. Bentonietscherm, als haalbaar naar voren. De combinatie van de Waterontspanner en een Bentonietscherm vormen een sterke combinatie. De in de vorige ontwerpfase gekozen oplossing is b. Waterontspanner. De onderscheidende eigenschappen van de waterontspanner kwamen aanvankelijk alleen op het aspect uitvoering naar voren. Uitvoeringsrisico’s zijn namelijk niet aanwezig en er is zeer beperkte hinder voor de omgeving. Voor de waterontspanner zijn inmiddels ook modelsimulaties uitgevoerd, waarin de werking verder is aangetoond. Hierbij zijn locatiespecifieke debieten en waterstanden gebruikt. De waterontspanner blijft daarom als ontwerpkeuze staan en kan zonder aanvullende maatregelen (bijvoorbeeld een bentonietscherm) aan de eisen voldoen. NB. Voor het dijkvak Waal Oost wordt ook de erosiegeul in de rivier gedicht. Dit staat los van bovengenoemde variantenstudie. De opdrachtgever heeft deze maatregel voorgeschreven in de Vraagspecificatie Eisen (VSE).

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 26/58

4.2 Ontwerpkeuze Waterontspanner

4.2.1. Principe werking waterontspanner

De stabiliteit van het dijkvak wordt verbeterd door het plaatsen van een rij verticale waterontspanningsbronnen aan de landzijde van de dijk. Dit is een bron in het grondwater, waarmee de overdruk van het grondwater afgehaald kan worden. Hierdoor wordt het opdrijven van de grond aan de binnenzijde van de dijk voorkomen. De waterontspanner is zodoende de oplossing voor het probleem van de ‘macro-instabiliteit’. In afbeelding 4.1 wordt het principe van waterspanningsverlaging verder toegelicht. De bron neemt het water vanuit de Holocene zandlaag op. Dit is water wat onder druk staat en in de pijp stijgt. Op een bepaald niveau loopt de pijp over, waarmee de waterdruk in de zandlaag wordt begrensd. Het overlopende water wordt opgevangen en afgevoerd (hier niet getekend). De waterontspanner laat zich het best vergelijken met een drukventiel. In de afbeelding wordt de te hoge waterspanning tijdens maatgevend hoogwater (de ‘w2000’) verlaagt door de waterontspanner tot de maximaal toelaatbare spanning (de ‘opdrijf waterspanning’). In de praktijk zal natuurlijk enige marge worden aangehouden.

afbeelding 4.1, Dijkdoorsnede met hoogwaterstand t.o.v. de waterontspanningsbron. De

lichtblauwe lijn geeft het polderpeil weer (laagste overstortniveau bij vrij verval).

4.2.2. De bronbuis

De waterontspanningsbron bestaat uit een kunststof stijgbuis met daaromheen – in de zandlaag met spanningswater - een (fijn) grindfilter. Boven het filter wordt het boorgat rond de stijgbuis aangevuld met ondoorlatend materiaal, zodat het doorlatende zandpakket niet in verbinding staat met het maaiveld en het spanningswater buiten de buis om afstroomt. Boven een bepaalde waterstand in de rivier en waterdruk in de zandlaag komt er water uit de bron. Dit water wordt geloosd op een sloot. De bronnen worden geplaatst langs de teen van de landzijde van de dijk of (waar een steunberm aanwezig is) in de teen of het talud van de steunberm. Een bepaald aantal bronnen wordt onderling verbonden door een verzamelleiding waarin het opgekwelde water terechtkomt. Deze verzamelleiding loost het water via een verbindingsleiding naar een sloot.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 27/58

afbeelding 4.2, Principe ontwerp waterontspanningsbron.

De diameter van de bronbuis bedragt 160 of 200 mm. De filterdiameter van het grindfilter is ca. 400 mm. In tekening 22 is een deel van het systeem verder uitgewerkt.

4.2.3. Open en gesloten regelsysteem voor de waterdruk

Een belangrijk onderdeel van de waterontspanner is het onderdeel dat het overloopniveau regelt. Het overloopniveau wil zeggen de maximale stijghoogte die ter plaatse van de bron is toegestaan cq. gewenst. Deze waarde correspondeert met de waarde die in dit punt worden opgelegd vanuit de sterkteberekening. Dit regelsysteem kan bij de bron worden opgenomen door de buis aan de bovenzijde vrij over te laten lopen. Het water wordt opgevangen en via een leidingsysteem afgevoerd. Het heeft daarbij de voorkeur om de overstorthoogte variabel te maken. Een variant is dat het regelsysteem op een centraal punt staat waar diverse bronnen via een gesloten leiding op aansluiten. In afbeelding 4.3 wordt de werking van dit ‘gesloten’ systeem schematisch weergegeven. Het grote voordeel van het gesloten systeem is dat het deel tot de overstort onafhankelijk is van de aanlegdiepte. Beperkingen zijn echter dat door de overstortput het systeem ook kwetsbaarder wordt en dat de overstortput door zijn omvang om specifieke inpassing vraagt, bij voorkeur verholen in de steunberm.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 28/58

afbeelding 4.3, Werking waterontspanner met een afzonderlijke overstortput – een

‘gesloten regelsysteem’.

Het gesloten systeem is in het ontwerp het vertrekpunt geweest. Vanuit de beperkingen van dit systeem is er een alternatief ontwikkeld. Dit ‘open regelsysteem’ is in onderstaande afbeelding schematisch weergegeven.

afbeelding 4.4, Werking ‘open systeem’, waarbij met het verlengen/inkorten van de bron

het systeem kan worden afgesteld.

W2000

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 29/58

In de ontwerptekening met de detaillering zijn beide systemen verder uitgewerkt. Het open systeem wordt daarbij het ‘ontkoppelde systeem’ genoemd. En het gesloten systeem heet daar het ‘gekoppelde systeem’. Ondanks de hogere kosten van het open systeem, heeft deze de voorkeur vanwege de eenvoud en robuustheid. Een ander voordeel is dat verontreinigingen en ongedierte vanuit de sloot, niet direct in de bron kunnen treden. Vanwege de beheersbaarheid van het systeem is echter alleen te realiseren bij een ondiepe maaiveldligging. Bij een diepe maaiveldligging is het systeem moeilijk te onderhouden.

4.2.4. Dimensionering afvoer/leidingstelstel

De maatgevende situatie voor het ontwerp van de leidingendiameters van de verzamelleiding is aan de westzijde van de Veersedijk. Ten eerste staan daar de bronnen h.o.h. 10 m waarmee het maximaal aantal bronnen op 1 verzamelleiding komt te liggen op 13. Daarnaast is daar het debiet van deze bronnen is maximaal 15 m3/u. Deze ‘worst-case’ situatie is gebaseerd op de aangenomen lage weerstanden van de C waarden voor het basisveen en hoge kD waarden van het Holocene zand. Waardoor er veel water uit de ondergrond omhoog komt. De verwachting is dat uit de controle pomproef in het veld dat deze waarden gunstiger zullen uitpakken voor de ontwerpberekeningen waarmee de debieten substantieel zullen afnemen per bron in de orde van grootte tot 75 % minder debiet, indien er niet vanuit het Pleistoceen wordt gebronneerd. Leidingdiameter De maximale snelheid in een leiding die in de Nederlandse afvalwaterpraktijk gehanteerd wordt ligt in de range van 1,0 tot 1,5 m/s (bron: Hydraulisch ontwerp en beheer afvalwaterpersleidingen. CAPWAT – Deltares). • Bij 1 Bron op een leiding rond 110 mm Natte oppervlak rond 110 inwendige diameter 96,8 mm = 0,0073 m2 15 m3/h /3600 = 0,004 m3/s v = 0,004 m3/s ./. 0,0073 = 0,6 m/s < 1,5 m/s • Bij maximaal 2 bronnen op een leiding rond 110 mm Natte oppervlak rond 110 inwendige diameter 96,8 mm = 0,0073 m2 15 m3/h * 2 = 30 m3/h / 3600 = 0,008 M3/s v = 0,008 m3/s ./. 0,0073 = 1,1 m/s < 1,5 m/s • Maximaal 4 bronnen op een leiding rond 160 mm: Natte oppervlak rond 160 inw. diameter 141,0 mm = 0,0156 m2 15 m3/h x 4 bronnen = 60 m3 /h /3600 = 0,0167 m3/s v = 0,0167 m3/s ./. 0,0156 = 1,1 m/s < 1,5 m/s Het totale debiet uit bronnen bij een h.o.h. afstand van 10 m van de bronnen en maximaal 13 bronnen op een verzamelleiding is het totale debiet 15 m3/h per bron = 4,2 l/s per bron x maximaal 13 bronnen op een verzamelleiding = 54,6 l/s (195 m3/h)

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 30/58

Maximaal 13 bronnen op een leiding rond 250 mm: Natte oppervlak rond 250 inwendige diameter 220,4 mm = 0,0382 m2 15 m3/h x 13 bronnen = 195 m3 /h /3600 = 0,0542 m3/s v = 0,0542 m3/s ./. 0,0382 = 1,4 m/s < 1,5 m/s Weerstandsverlies In het UO zullen ook de leidingweerstanden worden meegnomen en de daarmee gepaard gaande drukverliezen. Mocht uit die meer gedetailleerde berekeningen blijken dat het drukverlies te groot wordt of dat de grenswaarden voor stroomsnelheid in de buis alsnog worden overschreden dan kan die snelheid worden verlaagd door de volgende 2 opties: 1 minder bronnen op een verzamelleiding en/of optie 2 een grotere buisdiameter te kiezen. Dit laatste is feitelijk alleen van toepassing op de rond 250 mm verzamelleiding. Bij de rond 160 mm zullen er dan minder bronnen worden gekoppeld aan de verzamelleiding.

4.3 Locatiekeuze

De bronnen zijn geprojecteerd maximaal h.o.h. 20 m. Bij deze afstand is de werking van het systeem gewaarborgd. Bij een grotere afstand gaat de heterogene opbouw van de bodem mogelijk een rol spelen. Middels sonderingen zal dit tijdens de uitvoering worden getoetst. De locatie van de bronnen in het dwarsprofiel van het dijklichaam is bepaald aan de hand van: • overloopniveau; • de ligging van bestaande K&L; • het ontwerp van het dijklichaam (maaiveld en ophoging); • uitvoerbaarheid. In afbeelding 4.5 zijn de factoren t.o.v. het profiel weergegeven. Het nadeel van een diep cunet kan worden opgevangen door te kiezen voor een gesloten systeem. Vanwege eventuele horizontale verplaatsingen van de dijk bij ophoging heeft het de voorkeur om de bronnen en de verzamelleiding zoveel mogelijk richting polder te plaatsen.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 31/58

afbeelding 4.5, Factoren locatiekeuze bronnen.

In de K&L tekening en in de ontwerptekening is de uiteindelijk gekozen locatie opgenomen. De kabels en leidingen hebben een belangrijke rol gespeeld bij de keuze van het tracé. Aan de hand van proefsleuven ter bepaling van de exacte ligging van de K&L en op basis van lokale ‘kleine’ nog niet meegewogen omstandigheden, wordt de exacte locatie bepaald. Zoals in de ontwerptekening vermeld, kan definitieve locatie nog enkele meters afwijken.

4.4 Ruimtelijke kwaliteit

Het effect van de landschappelijke inpassing van de bronnen is relatief gering. De zichtbare elementen op maaiveld zijn compact. Het betreffen met name de deksels op de putten van de bronnen en de uitstortvoorzieningen in het oppervlaktewater. Daarnaast liggen er ook nog andere kansen. In het Projectplan Waterwet wordt de ruimtelijke kwaliteit verder beschreven. In het uitvoeringsontwerp zullen de deksels definitief vormgegeven worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het achtergrondrapport Landschappelijke Inrichting. In dit rapport is de landschappelijke inpassing beschreven en wordt aandacht besteed aan de beeldkwaliteit van de zichtbare onderdelen.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 32/58

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 33/58

5 Ontwerptoelichting per dijkvak

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de probleemstelling en de daaruit volgende ontwerpopgave per dijkvak. De ontwerpopgave heeft een directe relatie met de eisen- en objectenboom. Aan het eind van iedere paragraaf wordt een totaaloverzicht van de maatregelen gegeven. Voor de Veersedijk is vanwege de diversiteit van de maatregelen in de bijlage een overzichtstekening opgenomen.

5.2 Dijkvak Veersedijk

5.2.1. Dijk

Object: dijklichaam

Ophoging De Veersedijk is ruim 10 jaar geleden verbeterd. De dijk is toen verhoogd en verzwaard. Om dit mogelijk te maken is de dijk richting de rivier verplaatst. In onderstaande ontwerptekening is af te lezen dat de aanleghoogte ca. NAP 5,80 m bedroeg.

afbeelding 5.1, Dijkaanpassing in 2004.

De Veersedijk is momenteel opnieuw te laag. De bodem waarop de dijk ligt klinkt steeds verder in, waardoor de dijk steeds lager komt te liggen. Om ervoor te zorgen dat de dijk gedurende de komende periode van 50 jaar hoog genoeg is, wordt de dijk opgehoogd met gemiddeld ongeveer 60 cm tot een hoogte van maximaal NAP +5,95 m. Deze ophoging compenseert het zakken van de ondergrond plus de extra zakking die wordt veroorzaakt door het extra gewicht van deze ophoging. Hiermee zal de dijk gedurende 50 jaar op voldoende hoogte zijn.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 34/58

In het achtergrondrapport Zettingen en Trillingen is berekend wat de aanleghoogte is en wat het effect op de omgeving qua zettingen en vervormingen.

afbeelding 5.2, schematisering van het bepalen van de nieuwe aanleghoogte.

Voor de Veersedijk geldt: aanleghoogte: NAP +5,80 m; extra aanleghoogte t.g.v. restzetting: NAP +5,95 m. De gemiddelde hoogte van de dijk is, ter plaatse van de hartlijn gemeten, NAP +5,40 meter. Het verloop in dwarsrichting kan enkele decimeters bedragen. Afbeelding 5.3 geeft een overzicht van de diverse hoogten. afbeelding 5.3, De huidige situatie obv de AHN2 met de aanleg- en ontwerphoogte hier

nog afgeschat. Uit de zettingsanalyse blijkt dat een aanleghoogte van NAP+5,95 voldoet.

Voor de Veersedijk is voor twee dwarsprofielen de huidige ligging vergeleken t.o.v. de ontwerptekening. Het resultaat is onderstaande figuur weergegeven. Daar waar de grootste ophoging heeft plaatsgevonden, is ook de grootste zetting opgetreden. De binnenkant van de dijk ligt na ruim 10 jaar nog precies op hetzelfde profiel zoals ontworpen. Dit is een bemoedigend resultaat omdat dit betekent dat de kans op eventuele negatieve effecten aan de binnenzijde door zetting op de omgeving (en de bronnen) zeer gering is.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 35/58

afbeelding 5.4, Ontwerp van de vorige dijkophoging met de huidige ligging (rode lijn).

In afbeelding 5.4 staan twee situaties getekend. De smalle dijk en de verbeterde dijk uit begin 2000 (grijs) met daar overheen de huidige situatie (rode lijn). Het grijs gearceerde gedeelte is de ontgraving ten tijde van de vorige verbetering.

De Veersedijk wordt vierkant opgehoogd, wat inhoud dat de kruin omhoog gaat (aangevuld met zand en menggranulaat) en dat de taluds worden aangeheeld (met klei conform de eisen uit de technische nota en geldende richtlijnen). Om de overlast voor de omgeving te beperken is de taludhelling geoptimaliseerd naar 1:2,5. Hiermee kan aan de rivierzijde worden aangesloten op de bestaande basaltglooiing en hoeft er niet in het EHS-gebied te worden gebouwd. Aan de polderzijde kan zo worden aangesloten op de kniklijn van de dijk met de steunberm. Onderstaande afbeelding geeft dit schematisch weer. In de ontwerptekeningen is dit verder uitgewerkt.

afbeelding 5.5, Vierkant ophogen.

Een helling van 1 op 2,5 wijkt af van de wens van de beheerder. De beheerder geeft echter aan dat 1 op 2,5 nog te onderhouden en daarmee acceptabel is. Het grasdeel van de taluds van de Veersedijk is goed toegankelijk voor onderhoudsmaterieel. Vanuit het Q-team is ook aangegeven dat een talud van 1 op 2,5 de voorkeur heeft en past binnen het beeld van de dijken in het gebied.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 36/58

In de technische nota wordt de overgang van de weg naar de naastliggende vakken beschreven: ter hoogte van dijkpaal AW247 dient een minimale kruinhoogteniveau van NAP +5,80 m te zijn bereikt. Op deze locatie is echter ook een verkeersdrempel bij de aansluiting op de parallelweg voorzien. Bij de kruising van de veerstoep ligt ook een plateau. Vanuit verkeersveiligheid liggen er echter beperkingen: op een 60-km weg mag uit worden gegaan van een maximaal stijgingspercentage van 2,5%. Het is dan niet mogelijk om aan alle randvoorwaarden te voldoen: 2 drempels, op hoogte bij 247 en duurzaam veilig. In het ontwerp is opgelost door de drempels met elkaar te verbinden. In de UO-fase is een nadere optimalisatie, ook in overleg met de gemeente, mogelijk. In de ontwerptekening is deze situatie verder uitgewerkt.

abeelding 5.6 schematische weergave oplossing voor de hoogte en de verkeersveiligheidsmaatregelen. Aan de kant van Nieuwpoort wordt voor het gedeelte van AW251 tot de werkgrens een overgang gerealiseerd naar de aanwezige tuimelkade aan de buitenzijde van de aanwezige weg. Steunberm Uit de berekeningen volgt dat er op twee locaties een steunberm dient te worden aangebracht: • Van AW247+030 tot AW 248+010: steunberm van 7 meter breed en 1,3 meter

hoog, aansluitend op de bestaande steunberm (steunberm in combinatie met het bronnensysteem);

• Van AW251+060 tot 251+120: verhogen bestaande onderwaterstortberm met 0,2 meter + steunberm breed 7 meter en 2 meter hoog.

Object: maaiveld

De hoogteligging van de weg verloopt zowel in lengterichting als in dwarsrichting. Ter plaatse van de Schoonhovenseveer is de weg het laagst en ter plaatse van de kruising met de effluentleiding het hoogst. De volgende aanpassingen aan de weg zijn voorzien: - Herinrichten en asfalteren van de weg conform de eisen uit de vraagspecificatie Voor het ontwerp van de wegverharding wordt verwezen naar het bestek voor de wegafbouw. Dit ontwerp wordt op verzoek van de wegbeheerder verder geoptimaliseerd door het toepassen van een wegendoek onder de fundering, die aan de zijkant wordt omgeslagen. Met deze oplossing is o.a. bij Waternet goede ervaringen opgedaan om langsscheuren tegen te gaan.

drempel veerpont aansluiting drempel aanleghoogte hoogte NAP+5,50 parallelweg NAP+5,95

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 37/58

Zoals bij afbeelding 5.6 toegelicht wordt bij het herinrichten afgeweken bij twee verkeersdrempels. Dit ontstaat vanuit onverenigbaarheid van de diverse eisen. Omdat de kruinbreedte beperkt is, is het verkeerskundig niet verantwoord om de volle 6,20 meter breedte in asfalt uit te voeren. De wegbermen worden dan smaller dan 0,5 meter. Vandaar dat de breedte van 5,60 in asfalt is aangehouden plus aan weerszijde een bermverharding van 0,30 meter. In het UO vindt verdere materialisatie plaats.

Raakvlakken

Schade agv zettingen en vervormingen Binnnen het systeeem Veersedijk zijn objecten aanwezig die schade kunnen ondervinden t.g.v. de vierkante ophoging en de aanvullende steunbermen. In het AGR Geotechniek is het effect op de omgeving beschreven. De minimale aanleghoogte op de referentielijn (buitenkant asfalt) is daar bepaald op NAP +5,95 (restzetting = 0,15 meter) Onderstaand treft u de conclusies per object voor wat betreft de vierkante ophoging: • Viaduct N216

Ter plaatse van de fundering is een horizontale vervorming berekend van 1 tot 2 cm. Uit eerder onderzoek van Concretio blijkt dat deze vervorming toelaatbaar is.

• Woningen De zetting en de horizontale vervorming is aan de teen van de dijk verwaarloosbaar. Het te verwachten effect op de woningen is derhalve ook verwaarloosbaar - onafhankelijk van de wijze van funderen.

• Bronnen en verzamelleiding De zetting en de horizontale vervorming zijn aan de teen van de dijk verwaarloosbaar. Er is derhalve geen effect te verwachten.

• Kabels en leidingen De zetting en de horizontale vervorming zijn in de K&L-zone aan de rand van de steunberm is verwaarloosbaar.

• Effluentleiding De berekende zetting bij de effluentleiding is circa 5 tot 7 cm. De verwachting is dat dit beperkte effecten geeft op de leiding, zoals reeds uitgewerkt in het AGR Conditionering. In de UO-fase dient dit nader te worden getoetst en, wanneer nodig, dient een aanvullende maatregel te worden getroffen.

Onderstaand de conclusies per object voor wat betreft de steunberm tussen AW 247+030 en AW 248+010: • Viaduct N216

Het viaduct bevindt zich op circa 15 tot 20 meter van de steunberm. Op basis hiervan is er geen effect te verwachten.

• Woning Veersedijk 4 De steunberm ligt hier op enkele meters van de woning. De steunberm heeft hier verticale en horizontale grondverplaatsingen tot gevolg. Een maatregel, aanvullend op het bestaande palenscherm, is wellicht noodzakelijk.

• Effluentleiding De berekende zetting als gevolg van het aanbrengen van de steunberm bedraagt 0,45 m over een periode van 50 jaar. Deze zetting wordt te groot geacht voor deze leiding. Aanvullende maatregelen om de leiding te bescherm ter plaatse van de aan te brengen berm is noodzakelijk. De volgende maatregelen zijn mogelijk:

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 38/58

• Aanbrengen van een overkluizing waarbij twee damwandschermen parallel aan beide zijden van de leiding worden aangebracht tot in een draagkrachtige zandlaag waartussen een betonnen dek wordt aangebracht.

• Lokaal de berm ter plaatse van de leiding ophogen met een licht ophoogmateriaal om het gewicht op de leiding te reduceren. Deze oplossing heeft mogelijk effect op de stabiliteit van de dijk en dient nader onderzocht te worden in een vervolgfase.

De te kiezen maatregel dient in de UO-fase in overleg met de leidingeigenaar te worden vastgesteld.

• Gietijzeren drinkwaterleiding Deze waterleiding ligt in de huidige berm van de dijk aan de binnenzijde van de parallelweg. Uit berekeningen blijkt dat de zetting ter plaatse van de berm als gevolg van het aanbrengen van de steunberm te verwaarlozen is en daarom geen negatief effect heeft op de aanwezige waterleiding. Volgens de beheerder (Oasen) is deze leiding van gietijzer met een nodulaire koolstofstructuur (NGIJ) en is van zichzelf sterker dan de oudere gietijzeren leidingen (van voor 1975) met een lamellen koolstofstructuur. Het type met een nodulaire structuur wordt tegenwoordig nog veel gebruikt en is niet verdacht. De leiding die in de Veersedijk ligt is nodulair gietijzer en rond 1990 conform de eisen van het waterschap gelegd. Deze staat dus niet op de nominatie om vervangen te worden.

5.2.2. Watersysteem

Object: Waterontspanners in de Veersedijk

In de bijgevoegde ontwerptekening 22 zijn de bronnen, verzamelleidingen en de afvoerleidingen weergegeven. Via de verzamelleidingen wordt het vrijkomende water uit de bronnen afgevoerd naar het oppervlaktewater. Dit gebeurt op een verantwoorde manier. Hiervoor zijn naast technische eisen door de stakeholders ook aanvullende eisen gesteld. De belangrijkste eisen zijn: • geen schade door zettingen, zettingsverschillen, opdrijven • inspecteerbaar en onderhoudbaar • ligging nabij de bronnen • minimale conflicten met bestaande kabels en leidingen Nadere uitwerking van de systeemeisen wordt opgenomen in het separate verificatierapport. De configuratie voor de Veersedijk is als volgt: • aantal bronnen 42 • type bron: voorkeur voor open systeem • overloopniveau NAP -1,00 meter

Begin Einde Toelichting (onderlinge afstand) 247-040 247+030 10 meter; de onderkant van de bronnen dienen in de

bovenkant van het Pleistoceen te worden geplaatst 247+030 248+010 10 meter; de onderkant van de bronnen dienen in de

bovenkant van het Pleistoceen te worden geplaatst 20 meter voor de laatste bronnen

248+010 248+080 20 meter 248+080 250+030 20 meter; bronnen over deel van vak; tot 249+150

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 39/58

250+030 250+060 Geen bronnen 250+060 251+120 Geen bronnen

Object: Polder Veersedijk

Oppervlaktewater In het watersysteem worden de volgende maatregelen uitgevoerd: • Dempen vijvers voor de woning t.p.v. AW248+040 en AW250 • Dempen en hergraven sloot t.p.v. AW248+80 • Dempen sloot tussen AW250+70 en AW251-30

en hergraven sloot ten zuidwesten bij de N116 • Compenseren gedempte water in de te hergraven sloot.

Waterbalans volgt in het UO. • Dempen twee koppen van sloten tussen AW249 en AW250 • Indien het noodzakelijk blijkt dat de keurafmetingen van de watergangen niet

voldoen voor de afvoer van het water, dan dienen deze te worden verbreed. In de UO-fase wordt dit bepaald.

• De eventueel benodigde watercompensatie aan de hand van de watertoets

Raakvlakken

Het dempen en hergraven van sloot en vijver is van invloed op de percelen. Er is hier sprake van sierwater en erfafscheiding. In overleg met de eigenaren zal compensatie worden overeengekomen in de UO-fase. Raakvlakeisen zijn opgenomen in relatics.

5.2.3. Rivier

Object: Erosiegeul

De erosiegeul maakt geen onderdeel uit van het Dijkvak Veersedijk. In de ontwerptoelichting Dijkvak Waal Oost worden de ontwerpuitgangspunten van de erosiegeul toegelicht.

Object: Vooroever Veersedijk

Geen maatregelen.

5.3 Dijkvak Langerak

5.3.1. Dijk

Object: dijklichaam

Ophoging Geen maatregelen. Steunberm Op basis van het DO is er geen steunberm nodig. Steunbeer De eigen stabiliteit van de steunbeer bij de slotgracht is niet beschouwd, omdat het ontbrak aan informatie. Dit wordt in het UO gedaan.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 40/58

Object: maaiveld

Voor het ontwerp van de wegverharding wordt verwezen naar het bestek voor de wegafbouw.

Raakvlakken

Raakvlakeisen zijn opgenomen in relatics.

5.3.2. Watersysteem

Object: Waterontspanners Langerak

Geen Maatregelen. De berekeningen in het achtergrondrapport Geotechniek tonen aan dat op het dijkvak Langerak deels bronnen nodig zijn om de waterveiligheid te waarborgen. Aan de eisen ten aanzien van de macrostabiliteit binnenwaarts wordt voldaan. De t.b.v. de SNIP3 opgenomen configuratie voor de Veersedijk is als volgt: • aantal bronnen 19 • type bron: combinatie van open en gesloten systeem • overloopniveau nader te bepalen

Begin Einde Toelichting (onderlinge afstand) 254-060 256+055 Bronnen h.o.h. 20 meter

Object: Polder Langerak

Oppervlaktewater

In de slotgracht aan de oostzijde van Nieuwpoort dient de waterbodem met een lage volumieke massa te worden vervangen door materiaal met een hoge vol. nassa, zoals zand.

Raakvlakken

Raakvlakeisen zijn opgenomen in relatics.

5.3.3. Rivier

Object: Erosiegeul

De erosiegeul maakt geen onderdeel uit van het Dijkvak Langerak. In de ontwerptoelichting Dijkvak Waal Oost worden de ontwerpuitgangspunten van de erosiegeul toegelicht.

Object: Vooroever Langerak

Geen maatregelen.

Raakvlakken

Raakvlakeisen zijn opgenomen in relatics.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 41/58

5.4 Dijkval Het Wiel

5.4.1. Dijk

Object: dijklichaam

Steunberm Dijkvak Het Wiel (AW 259+020 – AW 259+110) is o.b.v. de geotechnische berekeningen stabiel. Er is derhalve geen maatregel nodig. Object: maaiveld Voor het ontwerp van de wegverharding wordt verwezen naar het bestek voor de wegafbouw.

Raakvlakken

Raakvlakeisen zijn opgenomen in relatics.

5.4.2. Watersysteem

Object: Waterontspanners Het Wiel

De berekeningen in het achtergrondrapport Geotechniek tonen aan dat op het dijkvak ‘t Wiel geen bronnen nodig zijn om de Waterveiligheid te waarborgen. Aan de eisen ten aanzien van de de macrostabiliteit binnenwaarts wordt voldaan.

Object: Polder Het Wiel

In de polder bij ‘t Wiel zijn geen aanvullende maatregelen voorzien.

Raakvlakken

Raakvlakeisen zijn opgenomen in relatics.

5.4.3. Rivier

Object: erosiegeul

De erosiegeul maakt geen onderdeel uit van het Dijkvak ‘t Wiel. In de ontwerp-toelichting Dijkvak Waal Oost worden de ontwerpuitgangspunten van de erosiegeul toegelicht.

Object: Vooroever ‘t Wiel

Geen maatregelen.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 42/58

5.5 Dijkvak Waal Oost

5.5.1. Dijk

Object: dijklichaam

Ophoging De dijk hoeft niet te worden opgehoogd. Steunberm Uit de stabiliteitsberekeningen volgt dat de brede, hoge steunberm bijdraagt aan het aandrijvend moment. Aangezien het westelijke deel geotechnisch complex is, dient in de UO-fase te worden bekeken of in aanvulling op de bronnen herprofilering van de taluds kan bijdragen aan het bereiken van een veilige situatie. Sommige stoepen liggen op korte afstand van elkaar, waardoor het plaatsen van bronnen lastig is. Op deze locaties zal daarom – in overleg met de eigenaren – tussen de stoepen worden aangebermd. Enkele eigenaren hebben hier reeds enthousiast op gereageerd.

Object: maaiveld

Voor het ontwerp van de wegverharding wordt verwezen naar het bestek voor de wegafbouw. In het westelijk deel blijkt het maaiveld relatief erg laag te liggen, met een negatief effect voor het opdrijven van het achterland. In aanvulling op de bronnen wordt waar mogelijk en in overleg met de eigenaren het maaiveld met enkele dm’s opgehoogd. Het pakket van maatregelen voor het onderdeel dijk wordt in onderstaande tabel samengevat.

5.5.2. Watersysteem

Object: Waterontspanners in de Waal-Oost

De configuratie voor Waal Oost is als volgt: • aantal bronnen 91 • type bron: voorkeur voor gesloten systeem • overloopniveau NAP -1,00 meter (westelijk deel tot AW267+116) • overloopniveau NAP -0,50 - 0,00 meter (oostelijk deel vanaf AW267+116)

Begin Eind Toelichting 266-023 267+116 Herprofileren steunberm

Waar mogelijk maaiveld ophogen met enkele dm’s Lokaal tussen stoepen aanbermen

267+116 271-137 Lokaal tussen stoepen aanbermen 272+066 273+090 Maaiveld iets ophogen, omdat vak anders net niet stabiel is

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 43/58

Object: Polder Waal Oost In de polder zijn geen maatregelen, zoals ingrepen in het oppervlakte watersysteem, voorzien.

Raakvlakken

Raakvlakeisen zijn opgenomen in relatics.

5.5.3. Rivier

Object: erosiegeul

In de rivier de Lek, ter hoogte van km. 967, ligt een erosiegeul. Deze geul beïnvloedt de stabiliteit van de dijk.

In onderstaande afbeeldingen is de ligging zichtbaar. De geul is breder geworden, waardoor de geul dichter bij de zuidelijke dijk is komen te liggen.

afbeelding 5.7, Erosiegeul (donker blauw) in de rivier de Lek.

De erosiegeul in de Lek is ongeveer 700 meter lang en 50 tot 70 meter breed. De geul zal gedeeltelijk met grond en een erosiebeschermende laag worden opgevuld. Hierbij wordt relatief ondoorlatend materiaal gebruikt, waardoor het rivierwater minder makkelijk in de watervoerende zandlaag kan treden. De rivier heeft bij hogere waterstanden een grote kracht. Daarom zal de opvulling van de geul worden beschermd tegen nieuwe erosie met zwaar materiaal. Hiervoor wordt op dit moment uitgegaan van gecertificeerde staalslakken. De geulopvulling moet zo worden uitgevoerd, dat de rivierstand hier niet of slechts minimaal door wordt beïnvloed. De berekening van de rivierkundige effecten van de

Begin Eind Toelichting 266-023 267+116 Bronnen h.o.h. 10 – 20 m met onderkant van de filters

afgesteld in de bovenkant van het Pleistoceen 267+116 268+190 Bronnen h.o.h. 20 m 268+190 271+137 Bronnen h.o.h. 20 m 271+137 272+066 Bronnen h.o.h. 20 m 272+066 273+090 Geen bronnen 273+090 274+060 Geen bronnen 274+060 275-013 Bronnen h.o.h. 20 m

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 44/58

geulopvulling is opgenomen in het Achtergrondrapport Rivierkunde.

Object: Vooroever Waal Oost

De aan te brengen erosiebescherming in de aangevulde erosiegeul heeft een overlap met de bestaande oeverbescherming. Dit is beschreven in het ‘AGR Rivierkunde’.

Raakvlakken

Raakvlakeisen zijn opgenomen in relatics.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 45/58

6 Onderzoeken in deze ontwerpfase

6.1 Aanvullende onderzoeken

Voor het Definitief Ontwerp zijn de volgende onderzoeken uitgevoerd:

In de ontwerpnota ligt de focus op 04 en 09. Voor de andere thema’s wordt verwezen naar de deelrapportages.

6.1.1. Historie

Ten behoeve van de geohydrologische modellering van het voorland is er een inventarisatie uitgevoerd van oude landkaarten. Hieruit blijkt dat de door de eeuwen heen het voorland systematisch, m.b.v. kribben, is aangeland.

afbeelding 6.1, Historische kaart van Veersedijk tot het Wiel.

6.1.2. Geotechnisch onderzoek en advies

De resultaten van de stabiliteitsberekeningen zijn gerapporteerd in het achtergrondrapport ‘Dijkversterking Schoonhovenseveer-Langerak), Stabiliteitsonderzoek waterontspanningsbronnen’. In deze rapportage zijn de achtergrondrapporten ‘Geotechniek’ en ‘Zettingen en Trillingen’ gecombineerd. Dit document is een belangrijke basis voor het aantonen van de hoogwaterveiligheid.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 46/58

De geotechnische studie richt zich op de sterkte van de waterkering. De geohydrologische studie richt zich vooral op de kant van de belasting. Deze komt in de volgende paragraaf aan de orde. Uitgangspunten en randvoorwaarden Vooraf en lopende de ontwerpberekeningen zijn uitgangspunten en randvoorwaarden gedefinieerd. Dit is een belangrijke basis voor het aantonen van de hoogwaterveiligheid. Immers het resultaat van de berekening wordt bepaald door de input. Met WSRL is diverse malen informeel contact geweest. De geotechnische rapportage is daarom deels ‘work in progress’. De resultaten zijn al wel sterk richtinggevend. Onderstaand wordt een overzicht van de uitgangspunten van de berekeningen gepresenteerd welke in de geotechnische rapportage wordt toegelicht. Geometrie • AHN2 + toets aan inmeting • hoogte waterkering (ontwerpwaterhoogte NAP +5,30 m) • autonome bodemdaling dijk (1 cm/jr) • autonome bodemdaling polder (0,5 cm/jr) Grondonderzoek / labonderzoek • beschikbaar grondonderzoek • geotechnisch lengteprofiel • verfijning vakindeling • aanvullend grondonderzoek en interpretatie volumegewichten Representatieve dwarsprofielen en vakindeling • op basis van geometrie en grondopbouw Hydraulische belastingen • MHW • schematisering waterspanningen • stijghoogte in tussenzandlaag en in pleistoceen zandpakket • polderpeilen • polderpeilen volgen autonome bodemdaling Parameterset • sterkte sigma en tau (spanningsafhankelijk volgens stresstables) • geen spanningsspreiding Rekenmethodiek • D-stability versie Uplift Van, Bishop • Werkwijze grenspotentiaal: opbarsten beperkt waterspanningen bij macro-stabiliteit • Maatgevende situatie is die op t=50 jaar Veiligheidsfilosofie • Modelfactor • Schadefactor • Bovenbelasting 13 kN/m2

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 47/58

6.1.3. Geohydrologisch onderzoek en advies

Met behulp van de gekalibreerde stromingsmodellen zijn scenario’s doorgerekend met waterontspanners op een tussenafstand van 20 meter, voor een MHW golf (terugkeerperiode 2000 jaar) en een drukgolf met een terugkeerperiode van 10 jaar. Op basis van de modelresultaten, kunnen de volgende conclusies getrokken worden: • De gesimuleerde stijghoogtes blijken goed overeen te komen met de gemeten

waarden, na de tijdsafhankelijke kalibratie. Gezien het aantal peilbuizen nog relatief beperkt is, blijven er nog onzekerheden over die in de uitvoeringsfase met bijkomende proeven dienen opgelost te worden.

• Overal worden de maximale stijghoogteniveau’s gehaald met behulp van de waterontspanners, zodat de dijken stabiel blijven bij een Maatgevende Hoogwatergolf. Bij de Veersedijk is het overloopniveau al minimaal, voor Langerak en Waal Oost is er nog ruimte om het overloopniveau te doen dalen.

• Ter hoogte van de Veersedijk blijken waterontspanners nodig in zowel het Holocene als het Pleistocene zand. Bovendien is het over de eerste 200 meter vanaf het westen noodzakelijk deze op een tussenafstand van 10 meter te plaatsen. Dit is het gevolg van de vereiste lage grondwaterdruk (0 m NAP) onder de Veersedijk. Deze bevindingen zijn gebaseerd op de analyse van de gegevens van slechts twee peilbuisraaien, waarvan slechts deze uit één raai goed te beoordelen vallen.

• De gesimuleerde stijghoogtes in het Holoceen onder de dijk zijn relatief hoog tijdens een Maatgevende Hoogwatergolf, in vergelijking met eerdere berekeningen, in de VO-fase, met Mazure en hysteresis-curven. Dit is te wijten aan de lage weerstand tussen Holoceen en Pleistoceen, waardoor de stijghoogte in het Holoceen wordt gevoed door de hogere drukken in het Pleistoceen.

• Het debiet bij een T10-golf blijkt aanzienlijk ten opzichte van het normale afvoerdebiet van de polder bij T=10.

• De hydrogeologische parameters en de kritische parameters die de haalbaarheid van het systeem bepalen zijn geïdentificeerd. Dit zijn voornamelijk de KD-waarde van het holoceen zand, en de manier waarop deze laag wordt gevoed.

• Tijdens de uitvoering zal door een uitgebreid testprogramma met sonderingen en bijkomende pompproeven het grondwatersysteem verder worden verfijnd en de dimensionering van de putten worden bijgesteld. Dit dient om de kritische parameters nog beter in beeld te brengen en zo de werking van de waterontspanners te garanderen.

6.1.4. Deelstudie K&L

Vanuit het AGR Conditionering zijn de mogelijke tracé’s voor de verzamelleiding en de optredende knelpunten geïnventariseerd. De tekeningen zijn opgenomen in de bijlage.

6.1.5. Landmeetkundige opname

Ter verificatie van de gebruikte AHN2 zijn er met een 06-GPS controlemetingen uitgevoerd. Het verschil bleek enkele cm’s te zijn waarmee de AHN2 een betrouwbare bron is. Desondanks worden er soms lokaal toch afwijkingen gevonden. Wanneer het resultaat van de stabiliteitsberekening weinig marge kent, is het nodig om een aanvullende inmeting uit te voeren.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 48/58

6.2 Aanvullende bodeminformatie

6.2.1. Geologie Holoceen Waal-Oost, Oasen

Door de rechtsvoorganger van drinkwaterbedrijf Oasen, NV Watermaatschappij Zuid-Holland Oost, zijn in 1990 het kader van de MER Oevergrondwaterwinning Langerak de Holocene afzettingen in het gebied nauwkeurig in beeld gebracht. Het onderzoek is ter beschikking gesteld door Oasen. Deze informatie is gebruikt bij de geohydrologische modellering.

6.2.2. Aanvullende gegevens, WSRL

Door het waterschap Rivierenland is in aanvulling op de informatie uit de contractfase de volgende gegevens aangeleverd: • CO303971 (Veersedijk) • CO303990 (Waal Oost) • CO303100 (buiten projectzone) • CO430040 (Veersedijk) • CO303980 (Langerak West / Het Wiel / deel Waal Oost) De locaties van de onderzoekspunten in het veld zijn te zien via de GIS.

6.2.3. Grondonderzoek, MOS Grondmechanica

Door Mos Grondmechanica is in opdracht van De Vries en van de Wiel in het projectgebied het volgende aanvullende onderzoek uitgevoerd: • 17 handboringen • 17 sonderingen

met waterspanningsmeting, muv Waal-Oost • 45 volumieke massabepalingen • 1 waterstandsmeting over meerdere dagen in het ‘zwembad’ bij de Veersedijk De sonderingen zijn met waterspanningsmeting, conform de eisen van Deltares, uitgevoerd. Voor de waterspanningsmetingen is in het gebied van Waal-Oost door de Milieudienst Zuid-Holland geen toestemming verleend, vanwege het gebruik van gel. Het onderzoek geeft informatie over de laagopbouw pal achter de dijk in de opdrijfzone, en over de omvang van de kortsluitingen tussen het holocene en het pleistocene zand. De waterstandsmeting in het ‘zwembad’ voor de Veersdijk is uitgevoerd om een eventuele kortsluiting bij hoogwater met de holocene zandlaag te onderzoeken.

6.2.4. Informatie uit het veld

Op de bewonersavond is door de bewoners de volgende informatie aangeleverd: • Ter plaatse van Waal-Oost tussen AW272+100 en AW273 is de berm en het

achterland erg nat en slap • Ter plaatse van de kern Waal-Oost tussen AW264 en AW265+100 spoelt er bij

hoogwater zand tussen de tegels weg • De plas bij Het Wiel reageert thans niet op de rivier. Vroeger was het water meer

dan 10 meter diep en waren er wellen.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 49/58

7 Uitvoering

7.1 Dijkverhoging Veersedijk

De dijkverhoging vindt plaats volgens de volgende stappen. Eerst wordt het asfalt en het onderliggende funderingsmateriaal verwijderd. Vervolgens wordt de bovenzijde van de dijk aangevuld met zand. Daarna wordt opnieuw het oude en nieuwe funderingsmateriaal opgebracht. Vervolgens worden, na verwijderen van de grasmat, nieuwe kleitaluds gemaakt. De kleitaluds worden geëgaliseerd, indien nodig aan de buitenkant voorzien van een kokosmat, en ingezaaid. De kokosmat zorgt voor stabiliteit van het talud zolang de grasmat nog niet volgroeid is. Daarna wordt de weg geasfalteerd.

Afbeelding 7.1 Principeschets dwarsdoorsnede Veersedijk.

Deze werkzaamheden vinden plaats in twee delen: eerst het oostelijk deel en vervolgens het westelijk deel van de Veersedijk. Hiertoe wordt de weg halverwege, net ten westen van de oostelijke opgang van de parallelweg, volledig afgesloten. De dijk aan de oostzijde wordt opgehoogd en geasfalteerd. De parallelweg wordt niet verplaatst, verhoogd of anderszins aangepast. Hierdoor wordt mede voorkomen dat extra horizontale gronddruk op de fundering van het viaduct ontstaat.

7.2 Waterontspanningsbronnen

De waterontspanningsbronnen worden geplaatst in een schacht die in de bodem geboord is met een diameter van ongeveer 50 cm. De schacht wordt geboord met de roterende of zuigboor techniek. In de containers op het maaiveld bezinken de opgeboorde gronddeeltjes en daarna wordt het water opnieuw gebruikt en teruggeleid naar het boorgat. De stabiliteit van het boorgat wordt gewaarborgd door de hydrostatische (water)kolom. Als vuistregel geldt dat 10 keer de diameter van het boorgat (ongeveer 5 meter) een veilige afstand tot bebouwing is zonder aanvullende maatregelen. In die situaties waar de afstand tot naastgelegen objecten minder dan 10 keer het boorgat bedraagt, of daar waar de werkruimte beperkt is, wordt van deze boormethode afgeweken en wordt gebruik gemaakt van de casing. Bij deze techniek wordt de boring uitgevoerd binnen een tijdelijke stalen casing (buis); de stalen casing dient als steun voor het boorgat. De buis wordt door middel van hoog frequente trilling naar beneden geboord. Na het

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 50/58

bereiken van de einddiepte wordt binnen de mantelbuis het filter geplaatst. Tijdens het omhoog trekken van de buis wordt het boorgat weer opgevuld met filtergrind rond het filterdeel en zwelkleikorrels rond het stijgbuisgedeelte van de bron ter afdichting. Voordelen van deze techniek zijn een kleinere booropstelling en een kleinere werkruimte, een ondersteund boorgat waardoor minder werkwater hoeft te worden gebruikt en een stabiel boorgat. In het UO zal aan de hand van de definitieve locatie van de bronnen de boormethode worden bepaald. Ten behoeve van de uitvoering van het plaatsen van de waterontspanners is een specialistische aannemer aangesteld. Deze aannemer is ervaren in het plaatsen van boringen voor koude-warmte opslag en plaatst ook bronnen voor drinkwaterwinningen. Hij werkt volgens BRL 2100 en protocol 2101 waarmee wordt geborgd dat tijdens de uitvoering geen stoffen in het grondwaterpakket terecht komen. In de milieubeschermingszone voor grondwater werkt de aannemer met drinkwater tijdens de uitvoering, en zorgt deze ervoor dat geen gevaarlijke stoffen in de grond terecht komen door ATA gekeurde hulpstoffen te gebruiken. Voorwaarden om te werken worden gegeven in de ontheffing voor het werken in het gebied van de Provinciale Milieuverordening.

7.3 Verzamelleiding en uitstroomvoorziening

De aanleg van de verzamelleiding vindt plaats door twee ploegen. De eerste ploeg is verantwoordelijk voor het graven van de sleuf, het monitoren en beschermen van kabels en leidingen en het aanleggen van de leiding. Het graven van de sleuf gebeurt met een zogenoemde midigraver. De tweede ploeg is verantwoordelijk voor het maken van de mofverbindingen tussen de leidingdelen, de controle daarvan, het terugbrengen en verdichten van de grond en het maken van huisaansluitingen. Wanneer de verzamelleiding door een stoep (oprit naar de dijk) moet worden getrokken, wordt dit enkele dagen van te voren gemeld bij de betreffende bewoners. Er wordt voor gezorgd dat de sleuf op de zelfde werkdag weer dichtgelegd wordt met een tijdelijke bestrating. Er zijn rijplaten beschikbaar om de sleuf gedurende de werkzaamheden te kunnen passeren. Na enkele maanden wordt de definitieve verharding weer aangelegd. Er wordt verwacht dat er 40 meter leiding per dag kan worden aangelegd.

7.4 Steunbermen

Ten behoeve van de aanleg van een steunberm worden eerst rijplaten aangelegd naar de locatie waar de grond moet worden aangebracht. Het ter plekke van de toekomstige steunberm aanwezige gras wordt geklepeld. Vrachtwagens die de grond aanvoeren rijden achteruit en storten de grond op de gewenste locatie. De grond word uitgevlakt en geëgaliseerd met een kleine hydraulische kraan. Vervolgens wordt de grond ingezaaid met een grasmengsel.

7.5 Vullen erosiegeul

Het vullen van de erosiegeul met grond vindt met behulp van splijtbakken plaats. Deze voeren het materiaal aan en plaatsen het op de juiste locatie. De erosiebeschermende laag (grof, gebonden materiaal) worden met een kraan op een ponton geplaatst. Zowel voor, tijdens als na de uitvoering wordt de diepte gemeten met een ‘multibeam’, waarmee goed kan worden geanalyseerd of de erosiegeul op de juiste wijze gedicht wordt.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 51/58

7.6 Planning van de uitvoering

De werkzaamheden buiten starten voor de zomer van 2015. Gezorgd wordt dat de werkzaamheden aan de dijk worden uitgevoerd buiten het gesloten seizoen. Hiervoor zijn circa 100 werkdagen beschikbaar. Alle werkzaamheden zijn klaar voor 1 december 2015. Naar verwachting worden 2 tot 3 waterontspanningsbronnen per dag geboord. De totale werkzaamheden (voorbereiden, boren, afwerken, opruimen) nemen per bron naar verwachting enkele dagen tot een week in beslag. Het plaatsen van de bron zelf duurt een dagdeel. Er wordt naar verwachting minimaal 1 bron per dag opgeleverd. De verzamelleiding kan naar verwachting met een tempo van 40 meter per dag worden aangelegd.

7.7 Uitvoeringshinder

7.7.1. Verkeershinder

Ophogen van de Veersedijk Het ophogen van de Veersedijk gaat onvermijdelijk gepaard met enige verkeershinder. De werkzaamheden duren ongeveer 100 werkdagen, 20 werkweken. De dijkverhoging vindt plaats in twee fasen; eerst het oostelijk deel en vervolgens het westelijk deel. In deze periode zal de weg op de dijk circa 40 werkdagen (circa 8 weken) moeten worden afgesloten voor al het verkeer. Gedurende deze periode zijn de woningen langs de Veersedijk via de parallelweg bereikbaar. De fietsers worden omgeleid via het fietspad langs de provinciale weg en de Wilgenweg. De bus en het autoverkeer zullen tijdelijk worden omgeleid. Bronnen langs de Veersedijk, Langerak West, Waal Oost De bronnen worden binnendijks geplaatst. De werkzaamheden zullen geen verkeershinder veroorzaken. Vullen erosiegeul Tijdens het vullen van de erosiegeul zal rekening worden gehouden met de aanwezigheid van scheepvaart. Om onverwachte situaties te voorkomen worden afspraken gemaakt met Rijkswaterstaat. Afspraken aangaande scheepvaartbegeleiding zijn bijvoorbeeld: • berichten aan scheepvaart (aankondiging); • signalering door middel van borden en boeien; • waarschuwingsschepen aan beide zijden (stroom op/afwaarts) in overleg met

RPW (Rijkspolitie te Water) en RWS (bevoegd gezag).

7.7.2. Geluidshinder

Als er werkzaamheden nabij woningen plaatsvinden, zoals het plaatsen van bronnen, kunnen de bewoners hiervan geluidhinder ondervinden. Door de snelheid waarmee de bronnen worden geplaatst is de hinder kortdurend.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 52/58

7.8 Kans op schade door zetting en trillingen door de uitvoering

7.8.1. Ophogen van de Veersedijk

Ter hoogte van de Veersedijk worden geen zetting verwacht ter plaatse van de aanliggende woningen. De grondophoging is beperkt ten opzichte van de eerder aangebrachte ophogingen. Tijdens de uitvoering zal er bouwverkeer op en rond de Veersedijk aanwezig zijn. Gezien de afstand van de woningen tot de Veersedijk wordt hiervan geen extra trillingshinder verwacht.

7.8.2. Bronnen langs de Veersedijk, Langerak West, Waal Oost

De bronnen zullen niet actief worden bemalen. Er is daarom geen kans op zetting door inklinking van de bodem als gevolg van een sterke daling van de grondwaterstand. Bij het plaatsen van de bronnen zal als eerste stap een stalen mantelbuis de grond in worden getrild. Ervaring van het bedrijf dat de bronnen gaat plaatsen dat de bronnen tot een afstand van 5 meter vanaf woningen kunnen worden geplaatst zonder daar trillingsschade te veroorzaken. Het materieel dat voor de aanleg wordt gebruikt is relatief licht omdat er dicht bij woningen mee moet kunnen worden gewerkt.

7.8.3. Vullen erosiegeul

Het vullen van de erosiegeul zal niet leiden tot zetting of trillingen.

7.9 Kritische objecten, maatregelen en monitoring

Langs de vier dijktrajecten liggen een aantal objecten die tijdens de uitvoering bijzondere aandacht vragen i.v.m. mogelijke schade bij aanleg of in de gebruiksfase. Vanuit een risicobenadering worden voorzorgs- of monitoringsmaatregelen geformuleerd. Kabels en leidingen Risico: bij het graven van de leidingsleuf of het boren van de bronnen kunnen bestaande k&l beschadigd raken Gevolg: tijdelijk geen levering gas, riolering, water, electra of telecom; letsel bij beschadigen gas/midden-spanning Maatregel/monitoring: graven proefsleuven, voorgraven Effluentleiding Risico: breuk t.g.v. zetting Gevolg: enige tijd geen lozing van effluent, verkeersstremming, schade aan de waterkering (uitspoeling) Maatregel/monitoring: toets door leidingbeheerder, monitoring zetting

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 53/58

Panden Risico: 1. schade (scheuren) aan panden t.g.v. zetting of horizontale verplaatsingen; de meeste panden zijn op palen gefundeerd en daarom alleen gevoelig voor zetting 2. door de structurele of langdurige verlaging van de grondwaterstand kunnen houten paalfunderingen wegrotten of op staal gefundeerde woningen verzakken Gevolg: schade aan woningen, imagoverlies waterschap Maatregel:in UO-fase risico kwantificeren; aanleg hoogwatersloot; peilbuizen plaatsen bij woningen; uitvoeren bouwkundige voor- en naopname volgens standaard richlijnen Bomen Risico: Wortels van bomen lopen schade op bij graven leidingsleuf Gevolg: Bomen gaan dood Maatregel/monitoring: Tracé aanpassen aan bomen; boren onder bomen; bomen herplanten; nulopname kwaliteit bomen Dijk Risico: Dijk loopt schade bij schade/breuk afvoerleiding. Gevolg: De afvoerleiding is geen drukleiding. Bij breuk zal er lokaal uitspoeling plaatsvinden. De dijk zal hierdoor niet bezwijken. Wel zal er lokaal overlast zijn in een situatie dat er ook hoogwater is. Maatregel/monitoring: Leiding opnemen in de KLIC, communicatie over het belang, beschermende maatregelen boven de leiding (bijv. tegels of een tensar-grid); totstands-inspectie. Verzamelleiding Risico: Verzamelleiding watert niet af door schade aan leiding Gevolg: Waterontspanner werkt niet Maatregel/monitoring: Leiding opnemen in de KLIC, communicatie over het belang, beschermende maatregelen boven de leiding (bijv. tegels of een tensargrid); inspectie tijdens hoogwater.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 54/58

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 55/58

8 Instandhouding

8.1 Betrouwbaarheid waterontspanner

Voor het bronnensysteem is een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd. Hierbij is op onderdeelniveau gekeken naar risico’s, zoals risico van beschadiging, vervorming, verkeerd menselijk handelen, veroudering, verstopping etc. De analyse is nu nog kwalitatief en is opgenomen in het achtergronddocument ‘AGR

Beheer en Onderhoud’. In de UO-fase wordt deze gekwantificeerd. Het resultaat zal worden

betrokken in de vereiste veiligheid van de waterkering van 1/2000e 1/jr.

8.2 Voorstel onderhoudsplan

In het achtergronddocument ‘AGR Beheer en Onderhoud’ is een concreet plan voor beheer en onderhoud uitgewerkt. Hierin staan voorstellen voor het uitvoeringsprogramma. Op objectniveau wordt t.a.v. de uit te voeren maatregelen de volgende zaken beschreven: • wanneer; • frequentie; • op welke wijze; • met welke (logistieke) middelen, zoals reservedelen, documentatie, outillage en

opleidingen; • onder welke condities, zoals stremmingen inclusief de verwachte tijdsduur en de

aspecten voor de omgeving.

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 56/58

Ontwerpnota D81-PVE-KA-1400105 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.1 / 10 september 2014 57/58

Colofon

Opdrachtgever De Vries & Van de Wiel bv

Uitgave Movares Nederland B.V. Daalseplein 100 Postbus 2855 3500 GW Utrecht

Telefoon 030 265 55 55

Projectnummer RM002158

Bijlage I, Eisen (uit de Vraagspecificatie Eisen)

Uit de VSE Project Dijkversterking Schoonhovenseveer – Langerak

zaaknummer 201314995 - d.d. 17 maart 2014

Eistype: Functioneel

Eis ID >S- SYSTEEM SLA Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0001 Het Systeem SLA dient te zijn versterkt: - door het opstellen van ontwerpen voor de geconstateerde faalmechanismen, - op de ontwerpen dient goedkeuring te zijn verkregen, - de uitvoering van de werkzaamheden dient te zijn verzorgd, - het Werk dient te zijn uitgevoerd binnen de projectgrenzen, rekening houdend met de eisen en/of beperkingen vanuit bestemmingsplan (dubbelbestemming waterkering).

Eis-0381 Eis-0381 Eis-0151 Eis-0285 Eis-0477 Eis-0199 Eis-0170 Eis-0459 Eis-0284 Eis-0460 Eis-0062 Eis-0061 Eis-0476

Brondocument: INFOSLA-V MAP SITUATIE BESCHIKBARE GEGEVENS DOCSLA-W MAP GEOTECHNIEK ONDERZOEK BINDSLA-S MAP BELEID BINDSLA-C MAP TEKENINGEN PROJECTGRENZEN BINDSLA-T MAP BEHEER & ONDERHOUD BINDSLA-R MAP ONTWERP RIJWEG

Verificatiemethode: Toets

Eis ID >RK- RUIMTELIJKE KWALITEIT Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0285 Bij alle uit te voeren werkzaamheden, aan te brengen objecten en onderdelen in het Systeem SLA dient een bijdrage te zijn geleverd aan behoud en waar mogelijk het verbeteren van Ruimtelijke Kwaliteit.

Eis-0001 geen

Brondocument: BINDSLA-E HANDREIKING RUIMTELIJKE KWALITEIT

Verificatiemethode: Toets

Eis ID >S- WATERVEILIGHEID Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0284 Het Systeem SLA dient het achterland te beschermen tegen overstromingen en wateroverlast gedurende de realisatie en de ontwerplevensduur van de waterkering (50 jaar voor grondoplossingen en 100 jaar voor constructies) conform de Waterwet.

Eis-0001 Eis-0358 Eis-0356 Eis-0294 Eis-0359

Brondocument: WATERWET LEIDRAAD RIVIEREN

Verificatiemethode: Toets

Eis ID >S- STABILITEIT BIEDEN Bovenliggende

Eis Onderliggende Eisen

Eis-0359 Het Systeem SLA dient sterkte te bieden tegen het faalmechanisme macro-instabiliteit binnenwaarts.

Eis-0284 Eis-0468

Brondocument: BINDSLA-B TECHNISCHE NOTA DOCSLA-W MAP GEOTECHNIEK ONDERZOEK INFOSLA-V MAP SITUATIE BESCHIKBARE GEGEVENS

Verificatiemethode: Toets

Eis ID >S- HOOGTE BIEDEN Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0294 Binnen het Systeem SLA dient de Veersedijk verhoogd te worden in grond tot een aanleghoogte zoals gegeven in de Technische Nota (BINDSLA-B) . om ook weerstand te bieden tegen het faalmechanisme overloop en golfoverslag.

Eis-0284 geen

Brondocument: BINDSLA-B TECHNISCHE NOTA DOCSLA-W MAP GEOTECHNIEK ONDERZOEK

Verificatiemethode: Meting

Eis ID >S- EROSIEGEUL DICHTEN Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0356 De aanwezige erosiegeul in de rivier de Lek ter plaatse van Waal-Oost dient te zijn gedicht om: - waterspanning onder de waterkering te verlagen, - erosie van het buitentalud van de waterkering te voorkomen, - hoogte van rivierbodem is in overeenstemming met de omringende hoogte.

Eis-0284 Eis-0474 Eis-0472 Eis-0473 Eis-0471

Brondocument: INFOSLA-V MAP SITUATIE BESCHIKBARE GEGEVENS

Verificatiemethode: Meting

Eis ID >S- INTERACTIES tussen SYSTEEM & PROJECT Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0199 Voor realisatie van het Systeem SLA dient de uitsplitsing van raakvlakken opgesteld te zijn. Eis-0001 Eis-0201 Eis-0203 Eis-0200

Brondocument: -

Verificatiemethode: Toets

Eis ID >WK- WATERKERING Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0476 De functionaliteit van de bestaande waterkering dient ten minste gehandhaafd te zijn. Eis-0001 geen

Brondocument: BINDSLA-G WSRL TIJDELIJK BEHEER BINDSLA-S MAP BELEID

Verificatiemethode: Toets

Eis ID >VA- VAARWEG Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0460 De vaarweg in de rivier dient haar functies permanent te kunnen faciliteren: - doorstromen en geleiden vaarverkeer, - doorstromen van rivierwater.

Eis-0001 geen

Brondocument: BINDSLA-B TECHNISCHE NOTA DOCSLA-W MAP GEOTECHNIEK ONDERZOEK

Verificatiemethode: Toets

Eis ID >WB- WATERBEHEER Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0061 Het Systeem SLA dient (oppervlakte- en grond-) waterbeheer van het achterliggende land permanent te faciliteren.

Eis-0001 geen

Brondocument: BINDSLA-Q WATERBEHEERPLAN

Verificatiemethode: Toets

Eis ID >RY- RIJWEG Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0477 De weg van het Systeem SLA dient de gebruiksfuncties te kunnen faciliteren voor de weggebruiker. Opdrachtgever levert het ontwerp voor de bovenste laag asfalt en wegrinrichting voor Langerak-West en Waal-Oost. De weg Veersedijk dient te voldoen aan het principeontwerp Veersedijk en asfaltadvies zoals opgesteld voor Langerak-West en Waal-Oost.

Eis-0001 geen

Brondocument: BINDSLA-E HANDREIKING RUIMTELIJKE KWALITEIT BINDSLA-R MAP ONTWERP RIJWEG

Verificatiemethode: Toets

Eis ID >GE- GEBOUW Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0381 Ontsluiting en bereikbaarheid van percelen, bebouwing en bedrijvigheid dient permanent te zijn gewaarborgd.

Eis-0001 geen

Brondocument: INFOSLA-V MAP SITUATIE BESCHIKBARE GEGEVENS

Verificatiemethode: Monitoring

Eis ID >NU- KABEL & LEIDING Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0151 Leverantie van de verschillende leidingbeheerders aan bewoners en bedrijven dient gedurende het gehele project gegarandeerd te zijn.

Eis-0001 geen

Brondocument: DOCSLA-W MAP GEOTECHNIEK ONDERZOEK

Verificatiemethode: Monitoring

Eistype: Aspect

Eis ID >VA-R EROSIEGEUL WEERSTANDBIEDENDELAAG Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0471 De erosiegeul dient afgedicht te worden met een weerstandbiedende laag (weerstand 100 dagen) om gedurende minimaal 50 jaar onbelemmerde grondwaterstroming vanuit de rivier bij hoogwater tegen te gaan.

Eis-0356 geen

Brondocument: BINDSLA-B TECHNISCHE NOTA DOCSLA-W MAP GEOTECHNIEK ONDERZOEK

Verificatiemethode: Toets

Eis ID >VA-R EROSIEGEUL HOOGTE BOVENKANT VASTE LAAG Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0472 De hoogte van de bovenkant van de afdichting dient 1 meter onder het breedte-gemiddelde niveau van OLR-4,00 m bij gemiddeld getij en dan het gemiddelde van de HW- en LW-stand ter plaatse te blijven. Met bij oplevering een maximale afwijking van +/- 0,25 m.

Eis-0356 geen

Brondocument: DOCSLA-W MAP GEOTECHNIEK ONDERZOEK

Verificatiemethode: Meting

Eis ID >VA-R EROSIEGEUL MILIEU Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0473 Het afdichten van de erosiegeul dient te voldoen aan alle geldende milieueisen en dient geen invloed te hebben op de functionaliteit van de waterwinning.

Eis-0356 geen

Brondocument: -

Verificatiemethode: Meting

Eis ID >VA-R EROSIEBESTENDIGHEID Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0474 De bovenzijde van de weerstandbiedende laag dient: - erosiebestendig te zijn onder alle omstandigheden gedurende 50 jaar, - volledige aansluiting/ overlap te hebben op de bestorting van het buitentalud van de waterkering, - de erosiebestendigheid loopt tot minimaal 10 m. buiten de erosiegeul.

Eis-0356 geen

Brondocument: BINDSLA-B TECHNISCHE NOTA DOCSLA-W MAP GEOTECHNIEK ONDERZOEK

Verificatiemethode: Meting

Eis ID >WB-R WATERHUISHOUDING PERCELEN Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0062 De functie van eventueel aanwezige (hemel)waterafvoersystemen van aanliggende percelen dient in stand te blijven.

Eis-0001 geen

Brondocument: -

Verificatiemethode: Toets

Eis ID >S-A FUNCTIEVRIJ MAKEN Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0358 Objecten en onderdelen die ten gevolge van de gestelde eisen tijdens realisatie hun functie verliezen, dienen te zijn verwijderd.

Eis-0284 geen

Brondocument: -

Verificatiemethode: Rapportage

Eis ID >S-M ONDERHOUDBAARHEID Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0170 Inspecteerbaarheid en onderhoudbaarheid van alle objecten van het Systeem SLA dient te zijn gewaarborgd (tijdens realisatie en na oplevering) ten opzichte van de situatie bij aanvang werkzaamheden.

Eis-0001 geen

Brondocument: BINDSLA-T MAP BEHEER & ONDERHOUD

Verificatiemethode: Toets

Eis ID >S-M TOEGANKELIJKHEID VOOR BEHEER Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0468 Het resultaat van werkzaamheden tijdens de realisatie, nieuw aangebrachte objecten en onderdelen dient onder alle omstandigheden inspecteerbaar, onderhoudbaar en op kritische onderdelen bereikbaar en direct vervangbaar te zijn.

Eis-0359 geen

Brondocument: -

Verificatiemethode: Toets

Eis ID >S -S UITSTOOT CO2 Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0459 OG streeft naar een CO2-reductie in 2020 met 30% ten opzichte van niveau 2009, daarom dient te zijn voldaan aan de CO2-reductieeis van minimaal niveau 3 op de prestatieladder.

Eis-0001 geen

Brondocument: BINDSLA-F WSRL DUURZAAMHEIDSVISIE

Verificatiemethode: Certificering

Eistype: Raakvlak

Eis ID >S- RV-EXTERN Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0201 Het Systeem SLA dient veilig en vloeiend aan te sluiten op de omgeving en afgestemd te zijn met Ruimtelijke Kwaliteit.

Eis-0199 geen

Brondocument: BINDSLA-E HANDREIKING RUIMTELIJKE KWALITEIT

Verificatiemethode: Toets

Eis ID >S- RV-INVLOEDEN Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0203 De functionaliteit van het Systeem SLA mag geen negatieve invloed geven op enig faalmechanisme ter plaatse of elders.

Eis-0199 Eis-0463

Brondocument: BINDSLA-B TECHNISCHE NOTA

Verificatiemethode: Toets

Eis ID >S- RV-OVERGANGEN Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0200 Overgangen tussen verschillende oplossingen en onderdelen zowel extern als intern van het Systeem SLA dienen zodanig te zijn dat deze geen negatieve invloed hebben op functionaliteit van zowel het Systeem SLA als de delen waarop wordt aangesloten en overgegaan.

Eis-0199 geen

Brondocument: BINDSLA-B TECHNISCHE NOTA BINDSLA-E HANDREIKING RUIMTELIJKE KWALITEIT

Verificatiemethode: Toets

Eis ID >OV- NIEUWPOORT TRANSPORT Bovenliggende Eis

Onderliggende Eisen

Eis-0463 Transport door Nieuwpoort is niet toegestaan. Eis-0203 geen

Brondocument: -

Verificatiemethode: Rapportage

Bijlage II, Variantenmatrix, ontwerpoplossingen

Bijlage III, Overzichtstekening maatregelen

Bijlage IV, Review modellen door TAUW

Bijlage V Tekeningen