Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528...

76
1/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende BIJLAGEN THV Elicio nv Fortech bvba

Transcript of Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528...

Page 1: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

1/120 BE0112.000528

Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele

Ontheffing project-milieueffectrapportage

Windpark

Goeiende BIJLAGEN

THV Elicio nv

Fortech bvba

Page 2: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

2/120 BE0112.000528

Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele

OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

THV Elicio – Fortech p/a Elicio John Cordierlaan 9 B-8400 Oostende Jan Vercauteren tel: + 32 59 569 700 fax: + 32 59 569 701 email: [email protected]

Ontheffing project-milieueffectrapportage Windpark Goeiende

OPDRACHTNEMER

ARCADIS Belgium nv/sa

Maatschappelijke zetel

Koningsstraat 80

B-1000 Brussel

Postadres

Posthofbrug 12

B-2600 Berchem

Contactpersoon

Telefoon

Telefax

E-mail

Website

Natalie Bakx

+32 11 29 48 34

+32 11 28 88 01

[email protected]

www.arcadisbelgium.be

Page 3: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

3/120 BE0112.000528

Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele

Revisie

Versie Datum Opmerking

1 2 april 2015 Eindrapport

2 29 juni 2015 Eindrapport aangepast na adviesronde

Opgesteld

Afdeling/discipline Functie Naam Handtekening Datum

Milieumanagement Projectleider Natalie Bakx 29/06/2015

Geverifieerd

Afdeling Functie Naam Handtekening Datum

Milieumanagement Procesbegeleider Mieke Deconinck

29/06/2015

Goedgekeurd door klant

Afdeling Functie Naam Handtekening Datum

Elicio Manager Business

Development

Jan Vercauteren 29/06/2015

Fortech Deskundige

energie en milieu

Christa Schaut 29/06/2015

Page 4: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON
Page 5: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

5/120 BE0112.000528

Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele

Inhoudsopgave

1 Inleiding ............................................................................................................................ 13

1.1 Korte beschrijving van het project ..................................................................................... 13

1.2 Situering ontheffingsaanvraag .......................................................................................... 13

2 Het project ........................................................................................................................ 15

2.1 Situering van het projectgebied ........................................................................................ 15

2.2 Beschrijving van het project .............................................................................................. 16

2.3 Locatieverantwoording ...................................................................................................... 17

2.3.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen : bundelingsprincipe ............................................... 17

2.3.2 Omzendbrief RO/2014/02: Ruimtelijk: bundeling en optimalisatie als fundamentele uitgangsprincipes 17

2.3.3 Beleidskader windturbines Provincie Oost-Vlaanderen : deelgebied E17-netwerk ......... 18

2.3.4 Plan-MER voor afbakening van het stedelijk gebied Lokeren .......................................... 19

2.3.5 Inplanting in agrarisch gebied : lokalisatienota met bespreking efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring uitbatingsmogelijkheden en landschappelijke kwaliteiten .............................................. 20

2.4 Vergunningen .................................................................................................................... 20

2.5 M.e.r.-plicht ....................................................................................................................... 20

2.6 Omzendbrief RO/2014/01 ................................................................................................. 21

3 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden ........................................................... 23

3.1 Natuurbeschermingsgebieden .......................................................................................... 23

3.2 Natuurtoets ....................................................................................................................... 23

3.2.1 Toets aan Artikel 16 van het Natuurdecreet (algemene natuurtoets) ............................... 23

3.2.2 Toets aan het Soortenbesluit ............................................................................................ 23

3.2.3 Toets aan Artikel 26bis van het Natuurdecreet (verscherpte natuurtoets) ....................... 24

3.2.4 Toets aan Artikel 36ter van het Natuurdecreet (passende beoordeling) .......................... 25

3.3 Beslissingsondersteunend instrument: Vlaamse risicoatlas vogels - windturbines .......... 25

3.4 Geldende bestemmingsplannen ....................................................................................... 27

4 Beschrijving van de referentiesituatie ........................................................................... 29

4.1 Discipline bodem ............................................................................................................... 29

4.2 Discipline water ................................................................................................................. 29

4.3 Discipline geluid ................................................................................................................ 30

4.4 Discipline flora en fauna.................................................................................................... 31

4.4.1 Situering locatie t.o.v. naburige natuurgebieden en SBZ ................................................. 31

4.4.2 Biologische waarderingskaart ........................................................................................... 32

4.4.3 Broedvogelgegevens studiegebied ................................................................................... 33

4.4.4 Watervogelgegevens en trekbewegingen studiegebied ................................................... 34

4.4.5 Seizoenale trekvogels studiegebied ................................................................................. 40

4.4.6 Vleermuizen ...................................................................................................................... 40

4.5 Discipline landschap ......................................................................................................... 41

4.5.1 Landschappelijk waardevolle gebieden ............................................................................ 41

4.5.2 Beschrijving ankerplaats Molsbroek ................................................................................. 42

4.5.3 Beschrijving relictzone Hekkenhoek, Gavers, De Vliet, Wezepoel-Hoek ......................... 43

4.5.4 Bouwkundig erfgoed en archeologie ................................................................................ 43

4.5.5 Visuele analyse ................................................................................................................. 44

4.6 Discipline mens ................................................................................................................. 45

4.6.1 Situering locatie t.o.v. omliggende woonkernen, recreatie en andere gebieden .............. 45

Page 6: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

6/120 BE0112.000528

Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele

4.6.2 Situering locatie binnen zonering luchtvaart ..................................................................... 45

4.7 Ontwikkelingsscenario ...................................................................................................... 46

4.7.1 Sigmaplan ......................................................................................................................... 46

4.7.2 Natuurontwikkeling in Hamputten, aansluitend aan het Molsbroek .................................. 46

5 Beoordeling van effecten ................................................................................................ 49

5.1 Discipline bodem ............................................................................................................... 49

5.1.1 Ruimtebeslag .................................................................................................................... 49

5.2 Discipline water ................................................................................................................. 49

5.3 Discipline geluid ................................................................................................................ 49

5.4 Discipline flora en fauna.................................................................................................... 51

5.4.1 Ruimtebeslag .................................................................................................................... 51

5.4.2 Aanvaring .......................................................................................................................... 51

5.4.3 Verstoring .......................................................................................................................... 58

5.4.4 Barrièrewerking ................................................................................................................. 61

5.5 Discipline landschap ......................................................................................................... 62

5.5.1 Ruimtebeslag .................................................................................................................... 62

5.5.2 Visuele impact ................................................................................................................... 62

5.5.3 Effect op bouwkundig erfgoed en archeologie ................................................................. 62

5.6 Discipline mens ................................................................................................................. 63

5.6.1 Hinder van slagschaduw ................................................................................................... 63

5.6.2 Effect op agrarische functie .............................................................................................. 64

5.6.3 Effect op industriële functie ............................................................................................... 65

5.6.4 Effect op woonfunctie........................................................................................................ 65

5.6.5 Effect op recreatieve functie ............................................................................................. 65

5.6.6 Veiligheidsaspecten .......................................................................................................... 65

5.7 Cumulatieve effecten ........................................................................................................ 66

5.7.1 Effecten op natuur ............................................................................................................. 66

5.7.2 Effecten op landschap ...................................................................................................... 67

5.7.3 Effecten op mens .............................................................................................................. 67

5.8 Uitbatingsmodaliteiten....................................................................................................... 68

5.8.1 Slagschaduw ..................................................................................................................... 68

5.8.2 Mortaliteit vogels ............................................................................................................... 68

5.8.3 Archeologische begeleiding .............................................................................................. 68

6 Leemten in de kennis ...................................................................................................... 69

7 Eindbeoordeling ............................................................................................................... 71

8 Literatuurlijst .................................................................................................................... 73

Page 7: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

7/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Lijst van de bijlagen

Bijlage 1 Onderzoek naar de mogelijke effecten van het windpark Goeiende (Zele) op vogels (Fortech Studie, 2014) ...................................................................................................................................... 1

Bijlage 2 Engagementsverklaring windpark Goeiende (Fortech studie, 2014) ........................... 1

Bijlage 3 Verscherpte natuurtoets ................................................................................................... 1

Bijlage 4 Passende beoordeling....................................................................................................... 1

Bijlage 5 Geluidsstudie windturbineproject Windpark Goeiende (dBA-plan, 2014) ................... 1

Bijlage 6 Advies Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Luchtvaart, inzake bebakening 1

Bijlage 7 Slagschaduwstudie windturbinepark Goeiende (Fortech-Elicio, 2014) ....................... 1

Bijlage 8 Veiligheidsstudie Externe mensrisico’s windturbineproject te Zele (F. Van den Schoor, 2014) 1

Bijlage 9 Visualisatiestudie ............................................................................................................... 2

Page 8: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON
Page 9: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

9/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Lijst van de figuren

Figuur 1: Inplantingsplan park Scheldeland .................................................................................................... 16

Figuur 2 : Situering geplande turbines ‘windpark Goeiende’ op topografische kaart ...................................... 17

Figuur 3 : Uit het beleidskader windturbines Provincie Oost-Vlaanderen ....................................................... 18

Figuur 4 : Aanduiding plangebied plan-MER voor afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren, met aanduiding

van de zoekzones voor windturbines .............................................................................................................. 19

Figuur 5 : Globale risicoklasse cfr Vlaamse risicoatlas vogels - windturbines ................................................ 26

Figuur 6 : Deelrisico voor voedseltrek cfr Vlaamse risicoatlas vogels – windturbines .................................... 26

Figuur 7 : Deelrisico seizoens- en slaaptrek cfr Vlaamse risicoatlas vogels - windturbines ........................... 27

Figuur 8: Situering op het gewestplan ............................................................................................................. 28

Figuur 9 : Ligging van de geplande windturbines t.o.v. de bodemkaart .......................................................... 29

Figuur 10 : Waterlopen in de nabijheid van de geplande windturbines ........................................................... 30

Figuur 11 : Ligging van de 2 vaste meetpunten geluid .................................................................................... 31

Figuur 12 : Natura 2000 gebieden ................................................................................................................... 32

Figuur 13 : Ligging geplande windturbines t.o.v. de biologische waarderingskaart ........................................ 33

Figuur 14 : Verdeling van het aantal bewegingen per soortengroep (2009-2010) (Fortech Studie, 2014) ..... 38

Figuur 15 : Aantal bewegingen/km/uur in de projectzone (2009-2010) (Fortech Studie, 2014) ..................... 39

Figuur 16: Verdeling van het aantal bewegingen over drie hoogtecategorieën (onderzoek 2009-2010)

(Fortech Studie, 2014) ..................................................................................................................................... 39

Figuur 17 : Landschapsatlas ........................................................................................................................... 42

Figuur 18 : Bouwkundig erfgoed en aanduiding van Hof Ten Goede ............................................................. 44

Figuur 19 : Ligging van de geplande windturbines ten opzichte van omliggende woningen en woonkernen 45

Figuur 20 : deelzone Hagemeersen van het Sigmaplan (rood gearceerde zone) .......................................... 46

Figuur 21 : Geluidscontourenkaart voor 4 geplande windturbines type MM100 bij max. LwA ......................... 50

Figuur 22 : Luchtfoto met zichtas vanuit het Hof Ten Goede richting projectlocatie ....................................... 63

Figuur 23 : Berekening van de slagschaduwcontouren 4 (groen), 8 (geel), 16 (blauw) en 32 u (rood)

slagschaduw per jaar van het park Goeiende, rekening houdend met de cumulatieve effecten van de

turbines van het park Scheldeland .................................................................................................................. 64

Page 10: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON
Page 11: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

11/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Lijst van de Tabellen

Tabel 1: Coördinaten windturbines Goeiende ................................................................................................. 15

Tabel 2 : Gemiddelde en maximum van vastgestelde maximumaantallen van enkele veel voorkomende

eenden in het Molsbroek in Lokeren en naastliggende Hamputten in Waasmunster, met procentueel aandeel

in gemiddelde en maximum winterpopulatie in heel Vlaanderen (% Vl. Gem. en % Vl. Max) ........................ 34

Tabel 3 : Vastgestelde maximumaantallen van enkele veel voorkomende eenden aan het Donkmeer (incl.

reservaatzone) en Nieuwdonk in Berlare (Everaert & Willems 2008; Devos 2008; INBO) ............................. 35

Tabel 4 : Gemiddelde en maximum van vastgestelde maximumaantallen van enkel veel voorkomende

eenden aan het Donkmeer (incl. reservaatzone) en Nieuwdonk in Berlare, met procentueel aandeel in

gemiddelde en maximum winterpopulatie in heel Vlaanderen (% Vl Gem en % Vl Max) ............................... 36

Tabel 5: Gemiddelde van wintermaxima van de meest voorkomende watervogels in de winterperiodes

2003/2004 tot 2012/2013 in de belangrijkste gebieden van de Durmevallei (Molsbroek, Donkmeer,

Nieuwdonk, Scheldebroeken te Berlare, ‘Oude Durme en Durme’ te Waasmunster en Hamme en ‘Durme tot

Durmemonding’ te Tielrode) (watervogeldatabank INBO in INBO, 2014) ....................................................... 36

Tabel 6 : Vergelijking tussen de voorgestelde meetmethode door INBO en de uitgevoerde meetmethode .. 51

Tabel 7 : Aantal bewegingen in de hele projectzone per dag (Fortech Studie, 2014) .................................... 52

Tabel 8 : Aantal bewegingen per jaar doorheen het rotoroppervlak (Fortech Studie, 2014) .......................... 53

Tabel 9 : Uitwijkpercentages ........................................................................................................................... 53

Tabel 10 : Inschatting van het totaal aantal slachtoffers van het volledige windpark op basis van de

waargenomen aantallen bewegingen .............................................................................................................. 54

Tabel 11 : Criteria en achtergrond voor het globaal bepalen van mogelijke significantie van effecten .......... 54

Tabel 12 : Jaarlijkse sterfe en verwachte aantal slachtoffers per jaar ............................................................ 55

Tabel 13: Afstand tot windturbines in broedgebieden, waarbinnen waarneembare verstorende effecten

optreden. Op basis van Hötker et al. (2006) en update van Hötker (2006), met voor de maximumwaarden

aanvullingen uit Winkelman et al. (2008), Pearce-Higgings et al. (2009 & 2012) en Rydell et al. (2012)

(Everaert & Peymen, 2013) ............................................................................................................................. 58

Tabel 14: Afstand tot windturbines in pleister- en rustgebieden, waarbinnen waarneembare verstorende

effecten optreden. Op basis van Hötker et al. (2006) en update van Hötker (2006), met voor de ‘algemeen’

gemiddelde waarden en maximumwaarden aanvullingen uit Whitfield & Madders (2006), Winkelman et al.

(2008), Devereux et al. (2008), Pearce-Higgins et al. (2009), Grajetzky et al. (2011), Fijn et al. (2012) en

Rydell et al. (2012). (Everaert & Peymen, 2013) ............................................................................................. 59

Tabel 15: Afstand tot windturbines in broedgebieden, waarbinnen verstorende effecten kunnen optreden (op

basis van Tabel 15) ......................................................................................................................................... 60

Tabel 16 : Afstand tot windturbines in pleister- en rustgebieden, waarbinnen verstorende effecten kunnen

optreden. Op basis van Tabel 15. (Everaert & Peymen, 2013)....................................................................... 60

Tabel 17: Ecologische vereisten van de in Vlaanderen voorkomende vleermuizen. ...................................... 12

Tabel 18 : Gemiddelde van wintermaxima van de vogels in de winterperiodes 2003/2004 tot 2012/2013 in de

belangrijkste gebieden van de Durmevallei (Molsbroek, Donkmeer, Nieuwdonk, Scheldebroeken te Berlare,

‘Oude Durme en Durme’ te Waasmunster en Hamme en ‘Durme tot Durmemonding’ te Tielrode)

(watervogeldatabank INBO in INBO, 2014) waarvoor S-IHD’s zijn opgesteld ................................................ 15

Page 12: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON
Page 13: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

13/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

1 Inleiding

1.1 Korte beschrijving van het project

De tijdelijke handelsvennootschap Elicio – Fortech plant een uitbreiding van het

windturbinepark ter hoogte van Zele, ten zuiden van de E17. Acht windturbines zijn

reeds in exploitatie. Momenteel willen de projectontwikkelaars gezamenlijk het windpark

uitbreiden langs de E17 in oostelijke richting met 4 bijkomende windturbines. De

uitbreiding door de bouw van de 4 bijkomende windturbines heet “windpark Goeiende”.

Deze uitbreiding maakt deel uit van het oorspronkelijk geplande windturbineproject m.n.

het “windpark Scheldeland”.

1.2 Situering ontheffingsaanvraag

Voor dit project – dat onder de milieueffectrapportage plicht valt (zie 2.5) – wordt met dit

dossier een gemotiveerd verzoek tot ontheffing aangevraagd door de initiatiefnemer.

Om in aanmerking te komen voor deze procedure dient bekeken te worden of het project

valt onder bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van

de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage.

De m.e.r.-plicht van voorliggend project wordt toegelicht in paragraaf 2.5.

Belangrijk is dat met behulp van een ontheffing op eenvoudige wijze aangetoond moet

kunnen worden dat er voor het project geen of beperkte milieueffecten te verwachten zijn.

Daarenboven, toont de ontheffingsaanvraag in dit geval aan dat een nieuw Project-MER

redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan

bevatten.

Page 14: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON
Page 15: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

15/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

2 Het project

2.1 Situering van het projectgebied

De 4 windturbines die het onderwerp vormen van deze nota zijn gepland op het

grondgebied van de gemeente Zele ter hoogte van de straat Hof ten Goededreef en

Lokerenbeekstraat. De turbines worden voorzien ten zuiden van en evenwijdig met de

E17.

In de onderstaande tabel worden de coördinaten van de windturbines weergegeven.

Tabel 1: Coördinaten windturbines Goeiende

X-coördinaat Y-coördinaat

Windturbine nr 10 = WT10 123 803 196 100

Windturbine nr 11 = WT11 124 473 196 382

Windturbine nr 12 = WT12 125 052 196 733

Windturbine nr 13 = WT13 125 579 197 191

Het “windpark Goeiende” – bestaande uit 4 windturbines – maakte initieel deel uit van het

“windturbineproject Scheldeland” bestaande uit 13 windturbines. In de loop van de

verschillende vergunningsprocedures werd het park onderverdeeld in 3 deelparken. Deze

deelparken hebben elk een afzonderlijke naam gekregen.

De 2 meest westelijke windturbines (WT01 en WT02) werden niet vergund en maken

bijgevolg geen deel uit van het windpark. De 4 windturbines WT03, WT04, WT05 en

WT06 vormen het “windpark Berlare” en zijn reeds in exploitatie sinds januari 2012

(groen op Figuur 1). De 3 turbines (WT07, WT08 en WT09) ten oosten van het windpark

Berlare kregen de naam “windpark BredeKop” (rood op Figuur 1) en zijn in exploitatie

sinds juli 2013. De 4 windturbines WT10, WT11, WT12 en WT13 behoren tot het

“windpark Goeiende” (geel op Figuur 1). Dit laatste windpark vormt het onderwerp van

deze nota.

Tussen windturbine WT8 en WT9 heeft Electrabel nv een extra windturbine gebouwd

(blauw op Figuur 1). Deze windturbine WT8a is in exploitatie sinds mei 2013. Recent is

het bedrijf Storm gestart met de bouw van 4 windturbines ten noorden van de autostrade

(wit op Figuur 1). Dit park bevindt zich op meer dan 2 km van het windpark Goeiende en

er zal dus geen wederzijdse interferentie zijn tussen deze twee parken.

Het inplantingsplan van de windturbines is weergegeven op Figuur 1.

Page 16: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

16/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Figuur 1: Inplantingsplan park Scheldeland

2.2 Beschrijving van het project

Er is voor de turbines van het “windpark Goeiende” nog geen definitieve keuze gemaakt

van het windturbinetype. De maximale afmetingen van de geplande windturbines zijn:

rotordiameter: 101 m;

tiphoogte: 150 m;

Het maximaal vermogen/windturbine is 3 MW.

Een situering van het ‘windpark Goeiende’ bestaande uit 4 windturbines (en voorwerp

van voorliggende ontheffingsnota) op topografische kaart is weergegeven in Figuur 2.

De onderlinge afstanden tussen de windturbines is :

727 m tussen WT10 en WT11;

677 m tussen WT11 en WT12;

698 m tussen WT12 en WT13.

Groen:Windpark Elicio

Rood: windpark BredeKop

Blauw: windturbine Electrabel

Wit: windpark Storm (in aanbouw)

Geel: windpark Goeiende (huidige

aanvraag)

Page 17: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

17/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Figuur 2 : Situering geplande turbines ‘windpark Goeiende’ op topografische kaart

2.3 Locatieverantwoording

In deze paragraaf is een ruimtelijke verantwoording van voorliggend project toegelicht.

2.3.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen : bundelingsprincipe

Eén van de fundamentele uitgangsprincipes van het ruimtelijk beleid in Vlaanderen, zoals

vastgelegd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, is de bundeling, ofwel het streven

naar een bundeling van functies. Dit algemeen principe wordt voor de inplanting van

windturbines verfijnd in de Omzendbrief, die hierna beschreven wordt (zie paragraaf

2.3.2.)

2.3.2 Omzendbrief RO/2014/02: Ruimtelijk: bundeling en optimalisatie als fundamentele

uitgangsprincipes

De Omzendbrief ‘Afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van

windturbines’ stelt dat bundeling en optimalisatie als fundamentele uitgangsprincipes

gelden voor de inplanting van windturbines.

Het principe van gedeconcentreerde bundeling wordt voor de oprichting van windturbines

verfijnd in het principe van de plaatsdeling (site sharing). De voorkeur gaat naar

windenergieopwekking door middel van een cluster van windturbines. Het is niet

aangewezen verschillende individuele turbines verspreid in te planten. Vanaf drie

windturbines wordt van een cluster gesproken.

Het clusteringsprincipe wordt verder toegepast door een ruimtelijke concentratie van

windturbines in zeehavengebieden, industriegebieden of in de nabijheid van markant in

het landschap voorkomende infrastructuren zoals wegen, spoorwegen, rivieren, kanalen,

hoogspanningsleidingen… Aantakken is ook mogelijk bij stedelijke gebieden en bij

kernen van het buitengebied waarbij het niveau en de reikwijdte van de voorzieningen

(de schaal en de potentiële hinder van het windturbinepark) in overeenstemming moeten

worden gebracht met het belang van de kern of het stedelijk gebied.

Page 18: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

18/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

De ruimtelijke concentratie van windturbines binnen een windturbinepark is ook van

belang. De ruimtelijke concentratie wordt bepaald rekening houdend met technische

vereisten, optimalisatie van de energieproductie en een optimale milieutechnische

inplanting.

Met het windpark Goeiende wordt invulling gegeven aan het principe van bundeling en

optimalisatie:

Het windturbinepark Goeiende bestaat uit een cluster van 4 turbines op eenzelfde

locatie.

De 4 windturbines volgen de lijn van de druk bereden autosnelweg E17 Gent-

Antwerpen, een bestaande grootschalige infrastructuur.

Het projectgebied grenst eveneens aan het regionaal bedrijventerrein in Lokeren. Dit

bedrijventerrein op zich vormt de afbakening van het stedelijk gebied Lokeren.

De vier turbines sluiten naadloos aan bij de windparken Berlare en BredeKop. Ze zijn

technisch verenigbaar met de bestaande turbines en zorgen zo voor een optimale

benutting van het potentieel aan hernieuwbare energieproductie.

2.3.3 Beleidskader windturbines Provincie Oost-Vlaanderen : deelgebied E17-netwerk

De provincie Oost-Vlaanderen finaliseerde in augustus 2009 haar beleidskader omtrent

locaties voor windturbines als een addendum op het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan.

Het windproject Goeiende maakt deel uit van het ‘deelgebied E17-netwerk’. We citeren

de relevante passages uit het beleidsplan :

“De verbinding met het Oost-Vlaamse kerngebied kan worden geaccentueerd door

middel van een lineaire inplanting langsheen de transportas E17.”

“Binnen het E17 netwerk moet de stedelijke dynamiek in het spanningsveld Gent-

Antwerpen worden opgevangen. Als voorziening voor wonen en bedrijvigheid horen

grootschalige windturbines hier zeer sterk thuis. Door een dichte inplanting van

windturbines kan het netwerk als een geheel zichtbaar worden in de omliggende open

ruimtegebieden. Het E17 netwerk maakt als één te accentueren stedelijk geheel deel uit

van het gedifferentieerd landschap.”

Het windproject Goeiende volgt het ruimtelijk beleidskader van de Provincie Oost-

Vlaanderen.

Figuur 3 : Uit het beleidskader windturbines Provincie Oost-Vlaanderen

Page 19: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

19/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

2.3.4 Plan-MER voor afbakening van het stedelijk gebied Lokeren

In het plan-MER voor de afbakening van het kleinstedelijk gebied Lokeren (van juni 2011)

is een effectbeoordeling gebeurd voor 3 deelplannen. Het deelplan 3 omvat de potentiële

inplantingslocaties voor windturbines. Op onderstaande figuur zijn de afbakeningslijn, het

deelplan 1 (deelplan Regionaal bedrijventerrein E17/4) gelegen ten noordwesten van de

geplande windturbines binnen windpark Goeiende, deelplan 2 (deelplan herbestemming

deel bestaand bedrijventerrein E17/1 als zone voor grootschalige kleinhandel) gelegen

ten noorden van windpark Goeiende en de verschillende zoekzones voor windturbines

weergegeven. Het windpark Goeiende is dus niet gelegen in het beschouwde gebied,

maar er naast.

Figuur 4 : Aanduiding plangebied plan-MER voor afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren, met

aanduiding van de zoekzones voor windturbines

Belangrijkste conclusies voor de zoekzone 1B die aan de overzijde van de E17 ter

hoogte van het geplande windpark Goeiende is gelegen :

Discipline geluid en trillingen : hier gelden ter hoogte van woningen de normen voor

gebieden op minder dan 500 m van industriegebieden. Door het hoge

omgevingsgeluid langs de E17, ook tijdens de nachtperiode, zijn de effecten van de

windturbines te verwaarlozen indien de geldende normen worden gerespecteerd.

Page 20: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

20/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Discipline flora en fauna : De inplanting van windturbines in de zoekzone 1B zal

resulteren in aanvaringsslachtoffers omwille van de diverse trekroutes1.

Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie : in de zoekzone 1B kunnen

windturbines geclusterd worden met opgaande elementen, zoals de E17 of

industriegebied.

Discipline mens – socio-organisatorische aspecten : de hinder ten aanzien van de

bedrijfsgebouwen (met name visueel/ruimtelijk vlak, geluidsverstoring en licht en

slagschaduweffecten) vormt een aandachtspunt.

2.3.5 Inplanting in agrarisch gebied : lokalisatienota met bespreking efficiënt

bodemgebruik, eventuele verstoring uitbatingsmogelijkheden en landschappelijke

kwaliteiten

De projectzone wordt op het gewestplan Dendermonde aangeduid als agrarisch gebied.

De Codex Ruimtelijke Ordening laat sinds september 2009 aan de vergunningverlenende

instanties de mogelijkheid toe om de nodige vergunningen te verlenen voor windturbines

die worden aangevraagd in agrarische gebieden. De wetgever stelt de voorwaarde dat de

mogelijke effecten van inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele

verstoring van de uitbatingsmogelijkheden en landschappelijke kwaliteiten in een

lokalisatienota dienen te worden beschreven en geëvalueerd.

In de lokalisatienota voor de bouw en exploitatie van Windpark Goeiende die zal worden

toegevoegd aan de milieu- en stedenbouwkundige vergunningsaanvraag zal

bovenstaande voorwaarde besproken worden.

Het voorstel tot inplanting van de 4 windturbines langsheen de E17 is een voorbeeld van

duurzaam ruimtegebruik met de landschappelijke structuur als uitgangspunt :

Dit project heeft 3 positieve aanknopingspunten : het bedrijventerrein, de afbakening

van het stedelijk gebied Lokeren, de hoofd-transportas E17;

Het project maximaliseert de energieopbrengst in de zone, rekening houdend met de

randvoorwaarden (milieutechnisch, natuur, veiligheid,…).

Het sluit aan bij de vergunde turbines van Windpark Berlare en Windpark Bredekop;

De windturbines zijn geometrisch geordend, staan op een gelijke afstand van de E17

en op ongeveer gelijke afstand ten opzichte van elkaar (6 tot 7 maal de rotordiameter).

2.4 Vergunningen

Voor de bouw en exploitatie van de 4 windturbines zal een bouw- en

milieuvergunningsaanvraag worden ingediend. Het goedgekeurde verzoek tot ontheffing

zal bij de vergunningsaanvragen gevoegd worden.

2.5 M.e.r.-plicht

M.b.t. de mogelijke m.e.r.-plicht dient nagegaan te worden of een project opgenomen is

in bijlage 1, 2 of 3 van het m.e.r.-besluit van 10 december 2004 (BS 17.02.2005).

1 De conclusie is gebaseerd op de gegevens van de vogelatlas van 2010-2011. Dit is de reden waarom binnen de onderzoeksopdracht

voor voorliggend project extra onderzoek is uitgevoerd naar de effectieve vogelbewegingen over de projectzone.

Page 21: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

21/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Volgens rubriek 3.i) van bijlage 2 van het m.e.r.-besluit moeten voor onderstaande

inrichtingen een project-MER of een gemotiveerd verzoek tot ontheffing worden

opgesteld

“Installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie voor zover

de activiteit betrekking heeft:

a) op 20 windturbines of meer, of

b) op 4 windturbines of meer, die een aanzienlijke invloed hebben of kunnen

hebben op een bijzonder beschermd gebied.”

Op basis van de gedetailleerde voorhanden zijnde informatie omtrent dit project zoals de

resultaten van de uitgevoerde studie en de engagementsverklaring (zie Bijlage 2) en naar

aanleiding van het overleg met de dienst MER heeft de initiatiefnemer beslist om een

gemotiveerd verzoek tot ontheffing in te dienen. Onderhavige nota is hiervan het

resultaat.

2.6 Omzendbrief RO/2014/01

De Omzendbrief RO/2010/01 (Vlaamse Regering, 2014) geeft een afwegingskader en

randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines. Deze omzendbrief heft de

omzendbrief EME/2006/01-RO/2006/02 van 12 mei 2006 op.

In hoofdstuk 3.1.12 (Natuur) van de Omzendbrief (Vlaamse regering 2014) is o.m. het

volgende beschreven:

“De nodige gegevens voor de beoordeling van het project in de natuurtoetsen van het

decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (het

Natuurdecreet), maken, als ze van toepassing zijn, een integraal deel uit van de

lokalisatienota:

Gegevens voor een evaluatie in het kader van de algemene natuurtoets (art. 16);

Gegevens voor een evaluatie in het kader van de verscherpte natuurtoets van het

Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN toets, art. 26bis);

de habitattoets van de speciale beschermingszone ter uitvoering van de habitatrichtlijn

en de Vogelrichtlijn (art. 36ter) of de passende beoordeling“.

De algemene en verscherpte natuurtoets betreffen een louter juridische beoordeling die

door de bevoegde overheid moet worden gemaakt (zie verder in § 3.2.3). Om deze

juridische beoordeling te kunnen maken, zal de initiatiefnemer van een activiteit, de

nodige gegevens moeten voorleggen. Dit kan het best gebeuren in een beknopte of

indien nodig uitgebreide nota, al dan niet geïntegreerd in een lokalisatienota of

ontheffingsdossier.

De (voortoets) passende beoordeling (opgenomen in bijlage 4) is altijd een aparte nota

die door (of in opdracht van) de initiatiefnemer moet worden opgemaakt.

Page 22: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON
Page 23: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

23/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

3 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden

3.1 Natuurbeschermingsgebieden

In de wijde omgeving liggen enkele deelgebieden van een Europees beschermde

Speciale Beschermingszone, zijnde het Vogelrichtlijngebied (SBZ-V) “Durme en

middenloop van de Schelde”, en deels overlappend daarmee ook een aantal

Habitatrichtlijngebieden (SBZ-H) :

SBZ-V – Molsbroek + Durme, gelegen in Lokeren en Waasmunster

SBZ-V – Kalkense Meersen + Nieuwdonk + Donkmeer + Berlarebroek + Schelde,

gelegen in Laarne, Wetteren, Wichelen, Berlare, Zele

Natuurgebied en VEN-gebied (Vlaams Ecologisch Netwerk) kan men terugvinden in het

Molsbroek en andere gebieden langs de Durme, de Zure Gavers in Zele (tussen Zele

centrum en Heikant), Kalkense Meersen, Donkmeer, Berlarebroek en langs de Schelde.

In of nabij deze natuurgebieden liggen ook verschillende erkende reservaten.

De Speciale Beschermingszones zijn weergegeven op Figuur 12.

3.2 Natuurtoets

3.2.1 Toets aan Artikel 16 van het Natuurdecreet (algemene natuurtoets)

Artikel 16 van het Natuurdecreet stelt dat in het geval van een vergunningsplichtige

activiteit de bevoegde (vergunningverlenende) overheid er zorg voor draagt dat er geen

vermijdbare schade kan ontstaan, door de vergunning te weigeren of door redelijkerwijze

voorwaarden op te leggen om de schade te voorkomen, te beperken of te herstellen. De

algemene natuurtoets gaat na of vermijdbare schade wordt veroorzaakt. Vermijdbare

schade is de schade die kan vermeden worden door de activiteit op een andere wijze uit

te voeren (bijvoorbeeld met andere materialen, op een andere plaats,…). Het betreft dus

niet de schade die onvermijdelijk het gevolg is van de totstandkoming van een bepaalde

ontwikkeling maar werkelijk de schade die vermeden kàn worden.

3.2.2 Toets aan het Soortenbesluit

Het Soortenbesluit (goedgekeurd door de Vlaamse regering op 15 mei 2009) heeft een

ruim toepassingsgebied en behelst alle inheemse wilde vogelsoorten (categorie 2) en alle

soorten van Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (waaronder ook alle vleermuissoorten).

De bescherming heeft voor beschermde vogelsoorten enerzijds betrekking op specimens

en anderzijds op nesten.

De bescherming van specimens impliceert dat de volgende handelingen verboden zijn:

1) het opzettelijk doden

2) het opzettelijk vangen

3) het opzettelijk en betekenisvol verstoren, in het bijzonder tijdens de perioden van de

voortplanting, de afhankelijkheid van de jongen, de overwintering en tijdens de trek.

Deze bepaling is niet beperkt tot bepaalde beschermde gebieden maar geldt overal in

Vlaanderen.

Page 24: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

24/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

De term 'betekenisvol verstoren' is op te vatten als “een verstoring die meetbare en

aantoonbare gevolgen heeft voor de staat van instandhouding van een soort”.

Factoren die als dusdanig kunnen worden beschouwd, zijn:

Elke activiteit die bijdraagt tot de afname op lange termijn van de grootte van de

populatie (populatieomvang) van de betrokken soort in het gebied of tot een geringe

afname waardoor in vergelijking met de begintoestand de soort niet langer een

levensvatbare component van de natuurlijke habitat kan blijven;

Elke activiteit die ertoe bijdraagt dat het verspreidingsgebied van de soort in het

gebied kleiner wordt of dreigt te worden;

Elke activiteit die ertoe bijdraagt dat de omvang van de habitat van de soort in het

gebied kleiner wordt.

3.2.3 Toets aan Artikel 26bis van het Natuurdecreet (verscherpte natuurtoets)

In uitvoering van het Natuurdecreet werd een Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN)

afgebakend, bestaande uit Grote Eenheden Natuur (GEN) en Grote Eenheden Natuur in

Ontwikkeling (GENO).

Artikel 26bis geeft aan dat er dient aangetoond te worden dat een activiteit die doorgaat

in of in de omgeving van een VEN-gebied geen onvermijdbare en onherstelbare schade

aan de natuur in het VEN kan veroorzaken (verscherpte natuurtoets).

Wordt voor een activiteit, binnen of buiten het VEN, een vergunning aangevraagd, dan

mag de overheid deze niet toestaan als deze activiteit onvermijdbare en onherstelbare

schade kan aanrichten aan de natuur van het VEN. Een gemeente, provincie, ... vraagt in

zulke gevallen (bijvoorbeeld in het kader van een stedenbouwkundige vergunning of een

milieuvergunning) steeds advies aan het Agentschap voor Natuur en Bos. Er kunnen

voorwaarden worden opgelegd om de werken te kunnen toestaan of vergunnen.

Onvermijdbare schade is de schade die men hoe dan ook zal veroorzaken, op welke

wijze men de activiteit ook uitvoert. Vermijdbare schade is die schade die kan vermeden

worden door de activiteit op een andere wijze uit te voeren (bv. met andere materialen,

op een andere plaats, …) en is overal in Vlaanderen verboden.

Onherstelbare schade betekent dat de schade niet meer kan hersteld worden. Onder

herstel van de schade, wordt herstel verstaan op de plaats van beschadiging met een

kwantitatief en kwalitatief gelijkaardig habitat als deze die er voor de beschadiging

aanwezig was.

Een vergunning voor onvermijdbare schade die wel herstelbaar is, mag dus wel worden

toegestaan.

De meest nabije VEN-gebieden maken deel uit van de eerder beschreven Speciale

Beschermingszones. Het betreft enerzijds ten noorden het GEN-gebied “De vallei van de

Durme (nr 209)” (1,4 km) en anderzijds ten zuidoosten het GEN-gebied “De vallei van de

Boven-Zeeschelde van Kalkense Meersen tot Sint-Onolfspolder (nr 215)” (2,3 km).

Als onderdeel van voorliggend verzoek tot ontheffing wordt, in het kader van Artikel 26bis

van het Natuurdecreet, een verscherpte natuurtoets opgemaakt (Bijlage 3).

Page 25: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

25/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

3.2.4 Toets aan Artikel 36ter van het Natuurdecreet (passende beoordeling)

Artikel 36ter van het Vlaamse Natuurdecreet stelt dat een vergunningsplichtige activiteit

die, of een plan of programma dat, afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere

bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma's, een betekenisvolle

aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan

veroorzaken, onderworpen dient te worden aan een passende beoordeling wat betreft de

betekenisvolle effecten voor de speciale beschermingszone (SBZ).

In een passende beoordeling komen volgende aspecten aan bod:

het al of niet aanwezig zijn van een SBZ binnen de invloedssfeer van de

voorgenomen activiteit;

beschrijving van de speciale beschermingszones met hun instandhoudings-

doelstellingen;

beschrijving en beoordeling van de effectengroepen welke een rol spelen en welke

een effect kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van de beschermde

habitats en soorten.

Het meest nabije Natura-2000 gebied is in vogelvlucht gelegen op 1,45 km van WT 13.

Het betreft een deel van het Habitatrichtlijngebied (SBZ-H) “Schelde- en Durmeëstuarium

van de Nederlandse grens tot Gent (BE2300006)”. Het Vogelrichtlijngebied (SBZ-V)

betreft het gebied met naam “Durme en de middenloop van de Schelde (BE2301235)”

Het meest nabije deel is op 1,45 km gelegen van WT 13.

Als onderdeel van voorliggend verzoek tot ontheffing wordt in het kader van Artikel 36ter

van het Natuurdecreet in Bijlage 4 een passende beoordeling gevoegd.

3.3 Beslissingsondersteunend instrument: Vlaamse risicoatlas vogels - windturbines

Het INBO heeft een beleidsondersteunend instrument opgemaakt (Everaert et al., 2011)

inzake de inplanting van windturbines in Vlaanderen en de mogelijke effecten op vogels

en vleermuizen. In 2013 zijn aanvullingen aan dit beleidsondersteunend instrument

verschenen (Everaert, J. & Peymen J., 2013). Het beleidsondersteunend instrument

omvat informatie en aanbevelingen over de mogelijke effecten, en geeft aanbevelingen

aan de vergunningsverlenende overheden welke stappen er kunnen genomen worden

bij het onderzoek van geplande windturbineprojecten.

De Vogelatlas 2003 is niet meer van toepassing.

Huidige risicoatlas maakt deel uit van het beleidsondersteunend instrument. In de

risicoatlas is Vlaanderen, op basis van verschillende deelkaarten, opgesplitst in gebieden

met risicoklassen 0 tot 3 (laag tot hoog risico). De risicoatlas toont op basis van de

voorhanden zijnde gegevens waar en waarom bepaalde gebieden een mogelijks risico

kunnen vormen voor vogels bij het plaatsen van windturbines. De risicoatlas vormt het

startpunt in de analyse van geplande windturbines, geen enkele risicoklasse is echter

uitgesloten. Een gedetailleerde impactanalyse op project- of planniveau moet verder

onderzoeken of de effecten werkelijk significant kunnen zijn voor de belangrijke

natuurwaarden of niet (Everaert et al., 2011).

De projectlocatie is gelegen in een gebied dat volgens de risicoanalyse gedefinieerd

wordt als een gebied met risicoklasse 3. De inkleuring in de (globale) risicoklasse 3 is

voor het projectgebied gebaseerd op deelrisico’s voor voedseltrek (risicoklasse 3) en

Page 26: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

26/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

seizoens- en slaaptrek (risicoklasse 2) tussen de gebieden rond het Molsbroek en het

Donkmeer.

Zowel de totaalkaart die het globale risico weergeeft als de themakaarten die de

deelrisico’s weergeven zijn hieronder opgenomen.

Figuur 5 : Globale risicoklasse cfr Vlaamse risicoatlas vogels - windturbines

Figuur 6 : Deelrisico voor voedseltrek cfr Vlaamse risicoatlas vogels – windturbines

Page 27: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

27/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Figuur 7 : Deelrisico seizoens- en slaaptrek cfr Vlaamse risicoatlas vogels - windturbines

3.4 Geldende bestemmingsplannen

De 4 windturbines zijn volledig gelegen in agrarisch gebied. Ter hoogte van het

projectgebied komt ten zuiden van de E17 voornamelijk agrarisch gebied voor. Ten

noorden van de E17 is een industriegebied en reservegebied voor industriële uitbreiding

gelegen. Dit reservegebied is momenteel reeds grotendeels ingenomen door industriële

activiteiten. Enkel de meest noordelijke punt (verst verwijderd van het windpark) is nog

niet ontwikkeld als industriezone. De 4 windturbines zijn ten opzichte van het gewestplan

gesitueerd op Figuur 8. Er is voor dit gebied geen gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

van kracht.

In de nabije omgeving komen de volgende bestemmingen voor:

woonkern: 340 m;

dichtstbijzijnde vreemde woning: meer dan 350 m;

industriegebied: 150 m;

reservegebied voor industriële uitbreiding: 150 m;

groengebied: 530 m;

buffergebied (groen ingekleurd): 150 m;

parkgebied: 730 m;

natuurgebied: 760 m.

Page 28: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

28/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Figuur 8: Situering op het gewestplan

Page 29: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

29/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

4 Beschrijving van de referentiesituatie

4.1 Discipline bodem

Het projectgebied wordt gekenmerkt door een zandige bodem. De 3 oostelijke

windturbines (WT11 – WT13) worden gepland in droge tot vochtige zandbodems.

WT10 is gepland in een zone ingetekend als natte zandbodems.

Een uitsnit van de bodemkaart is hieronder weergegeven.

Figuur 9 : Ligging van de geplande windturbines t.o.v. de bodemkaart

4.2 Discipline water

De windturbines worden gepland in de zone gelegen ten zuiden van de E17. 3

windturbines zijn voorzien in de zone tussen de E17 en de Zelebeek in. Windturbine

WT10 zal staan ten zuiden van de Zelebeek. De Zelebeek is een waterloop van 2de

categorie en behoort tot het Beneden-Scheldebekken.

De grondwatertafel is in dit gebied zeer kwetsbaar voor grondwaterverontreiniging (cf

grondwaterkwetsbaarheidskaart in Databank Ondergrond Vlaanderen). De bovenste

laag is zandig en ook de watervoerende laag is zandig. Volgens nabij gelegen boringen

in DOV bevindt de grondwatertafel zich op ca 1 m onder maaiveld.

Page 30: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

30/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Figuur 10 : Waterlopen in de nabijheid van de geplande windturbines

4.3 Discipline geluid

Het omgevingsgeluid in de omgeving van het project wordt overdag, ’s avonds en voor

een groot deel van de nacht bepaald door het zeer drukke wegverkeer op de E17. In

opdracht van Elicio/Fortech werd een geluidsstudie in het bijzonder geluidsmetingen,

uitgevoerd ter bepaling van het huidige omgevingsgeluid.

Om de huidige geluidskwaliteit in en rondom het projectgebied te inventariseren werden

er continue geluidsmetingen over minstens 14 dagen uitgevoerd in 2 vaste meetpunten.

Het zijn meetpunten t.h.v. de dichtst bijgelegen en meest kritische woningen t.o.v. de

toekomstige windturbines. Aangezien de nu reeds aanwezige windturbines nog niet

geëxploiteerd werden tijdens de metingen, betreft het hier metingen van het

oorspronkelijk omgevingsgeluid zonder windturbines. De metingen leverden waarden op

van de grootheden LAeq,1h, LA01,1h, LA05,1h, LA10,1h, LA50,1h en LA95,1h uitgedrukt in dB(A).

De meetpunten zijn gesitueerd op de luchtfoto in onderstaande figuur.

Page 31: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

31/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Figuur 11 : Ligging van de 2 vaste meetpunten geluid

Voor alle informatie verwijzen we naar dit geluidsrapport dat in Bijlage 5 is toegevoegd

(Projectcode : P13128).

4.4 Discipline flora en fauna

4.4.1 Situering locatie t.o.v. naburige natuurgebieden en SBZ

De 4 windturbines zijn niet gelegen in habitat- of vogelrichtlijngebieden (Natura 2000),

noch in afgebakende VEN of IVON – gebieden.

De meest nabijgelegen habitat- en vogelrichtlijngebieden zijn:

‘habitatrichtlijngebied’ Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot

Gent: op 1,4 km ten noorden en op 2,2 km ten zuiden;

‘vogelrichtlijngebied’ Durme en de middenloop van de Schelde: op 1,4 km ten noorden

en op 2,2 km ten zuiden.

De VEN en IVON gebieden in de nabijheid zijn:

‘De vallei van de Durme’ op 1,4 km ten noorden.

‘De vallei van de Boven Zeeschelde van Kalkense meersen tot Sint-Onolfspolder’ op

2,2 km ten zuiden.

Page 32: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

32/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Op onderstaande kaart is het projectgebied gesitueerd ten opzichte van deze gebieden.

Figuur 12 : Natura 2000 gebieden

4.4.2 Biologische waarderingskaart

De windturbines worden voorzien in een landbouwzone die volgens de biologische

waarderingskaart wordt getypeerd als een zone met biologisch minder waardevolle

akkerlanden, minder waardevolle graslanden met waardevolle elementen (bomenrijen

met wilgen en elzen en perceelsranden met voornamelijk rietkragen).

In onderstaand kaartje zijn de geplande windturbines weergegeven ten opzichte van de

biologische waarderingskaart, die werd geactualiseerd op basis van een recente

luchtfoto. Alle windturbines zijn gepland in percelen die biologisch minder waardevol zijn.

Ter hoogte van de inplantingsplaatsen komen geen Natura 2000 habitats voor.

Molsbroek en

Hamputten

Donkmeer en

Nieuwdonk

Kalkense

meersen

Durme en

monding

Durme

Berlarebroek

Page 33: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

33/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Figuur 13 : Ligging geplande windturbines t.o.v. de biologische waarderingskaart

4.4.3 Broedvogelgegevens studiegebied

In een zone van ongeveer 700 m rondom de E17 werden bij de inventarisaties voor de

Vlaamse Broedvogelatlas (2000-2002) de volgende meer bijzondere broedvogels

vastgesteld ter hoogte van het projectgebied :

Zele (ten Z van E17) : Patrijs (1), Veldleeuwerik (1).

Het INBO-advies (INBO, 2008) vermeldt ter hoogte van het projectgebied territoria van

broedende Kieviten en Scholekster (gegevens Regionaal Landschap Schelde-Durme, in

kader van Weidevogelproject).

INBO geeft ook aan dat een deel van de Kokmeeuwen uit de grote broedkolonie in het

Molsbroek (ca 1500-2000 koppels) tijdens het broedseizoen soms over de E17 vliegen

ter hoogte van het bestaande industriepark en de Durme. Deze vliegbewegingen zouden

vooral gesitueerd zijn op een hoogte tussen 30 en 80 m, waarschijnlijk veelal tussen 30

en 60 m.

Page 34: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

34/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

4.4.4 Watervogelgegevens en trekbewegingen studiegebied

4.4.4.1 Watervogelgegevens

Hierna worden de watervogelgegevens weergegeven van de belangrijkste vogelgebieden

in de omgeving van het projectgebied: het Molsbroek en naastliggende Hamputten en

Donkmeer en Nieuwdonk (Figuur 12).

Ook enkele andere gebieden in de ruime omgeving van het projectgebied, namelijk de

Scheldebroeken te Berlare, de Oude Durme en Durme in Waasmunster en Hamme en de

Durme tot Durmemonding te Tielrode zijn van belang voor de bepaling van de

gemiddelde lokale populatie van de aanwezige vogelsoorten (INBO, 2014). Voor de

berekening en beoordeling van de aanvaringseffecten, wordt rekening gehouden met dit

lokaal-ecologisch gebied, ofwel de leefgebieden waartussen regelmatig uitwisseling is.

Tabel 2 : Gemiddelde en maximum van vastgestelde maximumaantallen van enkele veel

voorkomende eenden in het Molsbroek in Lokeren en naastliggende Hamputten in Waasmunster,

met procentueel aandeel in gemiddelde en maximum winterpopulatie in heel Vlaanderen (% Vl.

Gem. en % Vl. Max)

Gem

(1999-

2014)

Max

(1999-

2014)

% Vl Gem % Vl Max

Bergeend* 9 20 0,12 0,28

Smient* 129 218 0,13 0,12

Krakeend 98 157 0,98 1,27

Wintertaling* 192 761 0,59 1,57

Wilde Eend* 1875 3380 1,89 2,55

Pijlstaart* 13 37 0,50 0,94

Slobeend* 205 356 6,03 6,49

Tafeleend 64 109 0,31 0,37

Kuifeend 240 426 1,85 2,57

(*) = vrijwel alle vogels in het Molsbroek. Opmerking : werkelijke aantallen van vooral Smient, Wintertaling en

Slobeend zullen hoger zijn omdat in het Molsbroek moeilijk kan geteld worden.

Page 35: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

35/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Tabel 3 : Vastgestelde maximumaantallen van enkele veel voorkomende eenden aan het Donkmeer (incl. reservaatzone) en Nieuwdonk in Berlare

(Everaert & Willems 2008; Devos 2008; INBO)

1999-

2000

2000-

2001

2001-

2002

2002-

2003

2003-

2004

2004-

2005

2005-

2006

2006-

2007

2007-

2008

2008-

2009

2009-

2010

2010-

2011

2011-

2012

2012-

2013

2013-

2014

Gem

1999-

2014

Max

1999-

2014

Bergeend* 35 5 11 9 9 13 10 6 4 8 24 14 9 17 15 13 35

Smient 1295 2054 1948 4715 1245 2285 2076 2268 1764 2264 3842 2996 1125 1975 1052 2208 4715

Krakeend* 21 67 99 92 67 59 170 67 102 63 225 88 105 100 86 95 225

Wintertaling* 41 35 49 70 53 28 141 14 19 17 4 11 20 16 11 35 141

Wilde Eend* 152 544 1023 991 497 295 417 564 385 1455 1159 1010 515 840 850 715 1455

Pijlstaart* 9 4 2 21 0 0 0 4 0 10 0 4 3 0 3 4 21

Slobeend* 74 260 404 306 218 315 214 248 365 375 341 280 134 441 246 282 441

Tafeleend* 0 8 7 100 10 17 12 2 11 30 30 9 10 7 6 17 100

Kuifeend* 26 25 73 90 232 80 36 47 72 100 76 79 185 91 28 88 232

(*) = grootste aantallen op het Donkmeer. Opmerking : werkelijke aantallen van vooral Wilde eend en Wintertaling op het Donkmeer zullen hoger zijn omdat deze soorten daar

moeilijk te tellen zijn

Page 36: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

36/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Tabel 4 : Gemiddelde en maximum van vastgestelde maximumaantallen van enkel veel

voorkomende eenden aan het Donkmeer (incl. reservaatzone) en Nieuwdonk in Berlare, met

procentueel aandeel in gemiddelde en maximum winterpopulatie in heel Vlaanderen (% Vl Gem en

% Vl Max)

Gem

Tem 1999-

2014

Max

Tem 1999-

2014

% Vl

Gem

% Vl

Max

Bergeend* 13 35 0,18 0,49

Smient 2208 4715 2,78 3,31

Krakeend* 94.6 225 0,87 1,38

Wintertaling* 35 141 0,13 0,29

Wilde Eend* 715 1455 0,68 0,97

Pijlstaart* 4 21 0,16 0,54

Slobeend* 282 441 6,50 7,37

Tafeleend* 17 100 0,10 0,41

Kuifeend* 88 232 0,54 1,45

(*) = grootste aantallen op het Donkmeer. Opmerking : werkelijke aantallen van vooral Wilde Eend en

Wintertaling op het Donkmeer zullen hoger zijn omdat deze soorten daar moeilijk te tellen zijn

Tabel 5: Gemiddelde van wintermaxima van de meest voorkomende watervogels in de

winterperiodes 2003/2004 tot 2012/2013 in de belangrijkste gebieden van de Durmevallei

(Molsbroek, Donkmeer, Nieuwdonk, Scheldebroeken te Berlare, ‘Oude Durme en Durme’ te

Waasmunster en Hamme en ‘Durme tot Durmemonding’ te Tielrode) (watervogeldatabank INBO in

INBO, 2014)

Lokale

populatie

(gemiddeld)

% van

gemiddelde

Vlaamse

populatie

Grauwe gans 260 1,5

Bergeend 82 1,6

Smient* 2071 3,1

Krakeend 201 1,9

Wintertaling* 666 2,7

Wilde Eend* 2635 3,6

Pijlstaart 14 0,7

Slobeend* 386 10,1

Tafeleend 144 1,2

Page 37: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

37/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Lokale

populatie

(gemiddeld)

% van

gemiddelde

Vlaamse

populatie

Kuifeend 319 2,4

Kievit* 303 0,7

Kokmeeuw* 16248 10,8

Stormmeeuw* 1799 1,8

(*) = een deel van de populatie van deze soorten wordt verwacht dat zij de locatie waar de turbines komen

kruisen (trekcorridor tussen het Molsbroek en de meer zuidelijk gelegen gebieden).

4.4.4.2 Trekbewegingen

In Figuur 12 zijn de vogelrichtlijngebieden in de omgeving van het projectgebied

weergegeven en de veronderstelde trekroutes kunnen ondermeer worden afgeleid van

de risicoatlas van Figuur 6 en van Figuur 7. Ook beide INBO-adviezen (2008, 2014)

bespreken een beeld van de veronderstelde trekbewegingen.

Een dagelijkse link tussen enerzijds het Molsbroek en Hamputten en Donk/Nieuwdonk en

anderzijds de meer zuidelijk gelegen gebieden (Scheldebroeken, Oude Durme, Durme en

Durmemonding) is niet aanwezig (INBO, 2014), maar tijdens een winterperiode kan deze

link wel verwacht worden. De smienten die op Nieuwdonk worden geteld, foerageren ook

regelmatig in de Kalkense Meersen.

Voor de bepaling van de gemiddelde lokale populatie zijn deze uitwisselingen, zoals

hiervoor beschreven, van belang. Echter in het licht van de effectieve aanvaring, dient

opgemerkt dat enkel de uitwisseling van noordelijke naar zuidelijke richting (van het

Molsbroek / Hamputten richting Donkmeer / Nieuwdonk en Scheldebroeken) de

windturbines kruist. Uitwisselingen tussen het Molsbroek / Hamputten en de Durme

enerzijds en tussen Donkmeer / Nieuwdonk en Scheldebroeken en Kalkense meersen

anderzijds vertonen geen interferentie met de geplande windturbines. Een mogelijke

aanvaring tijdens deze vliegbewegingen wordt bijgevolg niet verwacht.

Om een duidelijk beeld te krijgen van de vliegbewegingen ter hoogte van het

projectgebied, vond er in het kader van een eerdere aanvraag voor dit windpark een

intensieve inventarisatie van de vliegbewegingen plaats (Fortech Studie, 2014

opgenomen in Bijlage 1). Deze gegevens geven geen bevestiging van de veronderstelde

trekbewegingen van eendensoorten die er zouden passeren anderzijds zoals beschreven

in de adviezen van het INBO.

Van oktober 2009 tot en met december 2010 werd een intensieve monitoring uitgevoerd

van de vogelbewegingen ter hoogte van het projectgebied “Goeiende”. Hiervoor gaf de

THV Elicio-Fortech opdracht aan Fortech Studie. Het veldwerk werd verricht in

samenwerking met de vzw BELORA, de Belgische vereniging voor ornithologisch

onderzoek.

Het doel van de studie was een duidelijk beeld te krijgen van de situatie ter hoogte van

de projectzone door met lokale waarnemingen de theoretisch veronderstelde

trekbewegingen te verifiëren en te kwantificeren om de eventuele effecten van het

windpark te kunnen inschatten. De studie verliep in 3 fasen met een oriënterend

onderzoek in 2008, het grootschalig onderzoek in 2009-2010 en een controlerend

Page 38: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

38/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

onderzoek in 2012-2013. Tijdens het controlerend onderzoek werden dezelfde tendenzen

vastgesteld als in het grootschalig onderzoek. De volledige studie is toegevoegd in

Bijlage 1.

De vaststellingen op basis van de studie van Fortech Studie (2014), waarbij de

vogelbewegingen ter hoogte van de projectzone zijn geïnventariseerd gedurende de

periode 2009-2010, zijn de volgende:

Er werden geen uitzonderlijke soorten of aantallen vogels waargenomen in de

projectzone.

De vastgestelde bewegingen zijn vooral van meeuwen, die wellicht afkomstig waren

van het Molsbroek. Daarnaast is er een groot aantal bewegingen vastgesteld van

duiven en kieviten. Voor beide soorten betrof het vermoedelijk zowel trek als lokale

bewegingen, afhankelijk van het meetmoment.

Figuur 14 : Verdeling van het aantal bewegingen per soortengroep (2009-2010) (Fortech Studie,

2014)

De vastgestelde flux is van dezelfde grootteorde als in diverse andere gebieden waar

met het oog op de inplanting van turbines metingen werden uitgevoerd. Bijna altijd

was de piekflux lager dan 1.000 bewegingen/km/uur. Slechts sporadisch was de flux

hoger, namelijk op 26 oktober 2009, 12 december 2009 en 18 december 2009, door

verhoogde aantallen (hout)duiven en kieviten.

meeuw

duif

kievit

kleine zangvogels

spreeuw

ekster/kauw/kraai

eend

gans

overige

Page 39: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

39/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Figuur 15 : Aantal bewegingen/km/uur in de projectzone (2009-2010) (Fortech Studie, 2014)

Ook de vlieghoogte is gelijkaardig aan waarnemingen tijdens andere

onderzoeken. Meer dan 60% van alle vogelbewegingen spelen zich af beneden

de 40 m hoogte en interfereren dus niet met de turbines. Het laagste punt van de

wiek is immers op 50 m hoogte.

Figuur 16: Verdeling van het aantal bewegingen over drie hoogtecategorieën (onderzoek 2009-

2010) (Fortech Studie, 2014)

Een aantal grote trekbewegingen die ook in de rest van Vlaanderen worden

waargenomen, zijn ook in deze metingen naar voor gekomen. Voorbeelden daarvan

zijn de trekbeweging van (hout)duiven en ganzen. Ook de seizoenale verschillen in de

bewegingen van spreeuwen, kieviten, meeuwen en een aantal soorten zangvogels

(vooral vinken) kwamen duidelijk naar voor.

Anders dan verwacht op basis van het INBO-advies over deze zone werden geen

belangrijke bewegingen van eenden vastgesteld. Nooit (oktober – april) werden meer

dan 300 eenden (alle soorten samen) per dag (3u ochtend + 3u avond)

waargenomen. De veronderstelling van INBO dat een omvangrijk deel van de

smientpopulatie vanuit het Molsbroek in een rechte lijn naar het Donkmeer vliegt,

wordt niet bevestigd door de talrijke metingen (visueel en radar) die zijn uitgevoerd

door Fortech Studie. In perioden dat er smienten aanwezig waren in het Molsbroek,

konden geen smienten worden waargenomen in de projectzone. Noch met visuele

0

500

1000

1500

2000

2500

aantal/ km/u

0 10 20 30 40 50 60 70

< 40m

40-80m

>80m

procent van de waarnemingen

Page 40: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

40/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

waarnemingen, noch met nachtkijkers, noch met de radar. De verklaring kan zijn dat

smienten niet het rechtlijnige traject volgen tussen het Molsbroek en het Donkmeer.

Omdat smienten uitgesproken grazers zijn is het aannemelijk dat ze tijdens de

avondschemering het Molsbroek verlaten om te foerageren naar de weilanden (en

akkerlanden) die overvloedig aanwezig zijn in de ruime omgeving,

hoogstwaarschijnlijk vochtige weilanden die aantrekkelijker zijn als foerageergebied

dan het Donkmeer.

Het aantal bewegingen dat is vastgesteld tijdens de nachturen is ver beneden de

verwachting gebleven. Tijdens de meeste metingen werd de flux van 50

bewegingen/km/uur niet overschreden. Dit is laag in vergelijking met de waargenomen

nachtelijke flux op andere locaties (Poot & Lensink, 2008).

4.4.5 Seizoenale trekvogels studiegebied

Het INBO-advies van 2008 bespreekt het verschijnsel stuwtrek, waarbij trekvogels

bepaalde structuren in het landschap beginnen volgen en daarlangs zoals in een trechter

ruimtelijk samenkomen, waardoor soms grote aantallen in een relatief smalle corridor

kunnen overvliegen. Ter hoogte van de E17 in Laarne, Berlare, Zele, Lokeren en

Waasmunster kan gesproken worden van matige stuwtrek in het najaar, richting zuid tot

zuidwest over het projectgebied. Het rapport van Fortech Studie (2014) (Bijlage 1) geeft

een beeld van de seizoenale trek ter hoogte van de projectzone.

De belangrijkste trektelbewegingen in de ruime omgeving van het projectgebied bevinden

zich echter langsheen de Schelde. De trektelpost die zich vroeger ter hoogte van het

Molsbroek bevond, is dan ook verplaatst naar de Scheldebroeken (Aubroek) te Berlare

(www.durmevallei.be). Dit gebied bevindt zich ten zuiden van de inplantingsplaats van de

windturbines. De soorten die in belangrijke aantallen jaarlijks worden waargenomen zijn

Aalscholvers, Koperwiek, Houtduif, Veldleeuwerik, Graspieper en Vink

(www.trektellen.nl). Opmerkelijke waarnemingen van de laatste vier jaar zijn

Boomleeuwerik, Appelvink, Beflijster, Kruisbek en Smelleken.

4.4.6 Vleermuizen

Uitgaande van de terreinkenmerken van het projectgebied worden er ter hoogte van het

projectgebied geen bijzondere vleermuizen verwacht. Het aantal kleine

landschapselementen is eerder beperkt en binnen de onmiddellijke omgeving komen

geen zomer- of winterverblijfplaatsen, zoals forten, bunkers, oude bomen in oude bossen,

… voor.

Het advies van het INBO (2008) bevestigt ook deze verwachting, waarbij gesteld wordt

dat er waarschijnlijk ter hoogte van de E17 geen uitzonderlijke aantallen vleermuizen

voorkomen. Daarom is in het kader van voorliggende nota geen bijkomend onderzoek

uitgevoerd in en nabij de zoekzone voor windturbines.

In de Zoogdierenatlas (weergave op kilometerhokniveau) worden volgende soorten

gemeld in het gebied tussen Lokeren en Berlare: Meervleermuis, Laatvlieger,

Baardvleermuis, Rosse Vleermuis, Ruige en Gewone Dwergvleermuis, Watervleermuis

en Grootoorvleermuis (Verkem et al, 2003).

Vanuit het voorzorgsprincipe voor de impact op vleermuizen worden grote

boscomplexen, bosranden, waardevolle kleine landschapselementen, en wetlands best

zoveel mogelijk gevrijwaard voor het plaatsen van windturbines (Winkelman et al. 2008).

Page 41: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

41/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Meer in detail kunnen op basis van de recente literatuur o.m. volgende risicozones

gedefinieerd worden, die best zoveel mogelijk gemeden worden, en waarbinnen het in

veel gevallen dan ook aangeraden zal zijn om nader onderzoek te verrichten naar de

mogelijkheden voor plaatsing van windturbines.

risicozone van 500 m rond belangrijke rustplaatsen van vleermuizen, zoals

voortplanting- en overwinteringlocaties, zwermgebieden en kraamkolonies.

risicozone van 200 m rond belangrijke voedselgebieden zoals bosgebieden (in ieder

geval voor laatvlieger), wetlands, waardevolle waterlopen met natuurranden, en

waardevolle kleine landschapselementen (Winkelman et al. 2008).

Op basis van bovenstaande informatie ligt het projectgebied buiten deze risicozones.

4.5 Discipline landschap

4.5.1 Landschappelijk waardevolle gebieden

De ankerplaats ‘Molsbroek’ (tevens beschermd landschap) is op meer dan 1,4 km ten

noorden van het projectgebied gesitueerd. Op ca. 2,2 km ten zuiden van de windturbine

WT10 is de ankerplaats ‘Oude Scheldemeander van Overmere-Donk en Berlare Broek’

(tevens beschermd landschap) gelegen. Beide ankerplaatsen zijn nog niet definitief

aangeduid, maar betreffen ankerplaatsen volgens de Landschapsatlas. De opmaak van

een Zorgplichtnota is bijgevolg niet noodzakelijk.

De windturbines WT11, WT12 en WT13 bevinden zich in de relictzone ‘Hekkenhoek,

Gavers, De Vliet, Wezepoel-Hoek’. Op ca. 2,2 km ten zuiden van de windturbine WT10 is

de relictzone ‘Gratiebossen’ gelegen.

De situering van de turbines ten opzichte van de landschapsatlas is weergegeven in

onderstaande kaart.

Page 42: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

42/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Figuur 17 : Landschapsatlas

De dichtstbij zijnde ankerplaats Molsbroek en de relictzone waarbinnen 3 windturbines

zijn gelegen, wordt getypeerd in volgende paragrafen.

4.5.2 Beschrijving ankerplaats Molsbroek

Wetenschappelijke waarde:

Het Molsbroek is in de Durmevallei gelegen. In de ruime omgeving zijn enkele kleine

rivierduinen aanwezig. Het moerasgebied is ontstaan door het overstromingsbekken van

de Durme.

Historische waarde:

Er zijn verschillende archeologische en paleontologische vondsten in het gebied. Het

grondgebruik t.o.v. Ferraris (ca. 1775), nl. een meersengebied, is lange tijd ongewijzigd

gebleven. Er is geen bebouwing in het gebied. In 1964 werd omwille van het plannen van

de potpolder een ringdijk rond het gebied aangelegd. Later werd het gebied

natuurreservaat.

Page 43: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

43/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Esthetische waarde:

Het Molsbroek is een zeer gevarieerd landschap bestaande uit een grote moerasvlakte,

open water, brede rietvelden, ruime natuurweide en natuurlijk elzenbos.

Sociaal-culturele waarde:

De ringdijk rond het Molsbroek is een geasfalteerd, altijd toegankelijk wandelpad.

Ruimtelijk-structurerende waarde:

Het moerassig gebied is volledig omringd door een dijk, binnen de dijk kan de waterstand

via sluizen geregeld worden. De Durme is door dijken begrensd, de loop van de rivier

wordt geaccentueerd door de wilgen- en rietvegetaties op de schorren. Het vochtig

grasland wordt via een grachtenstelsel ontwaterd. Er liggen nog enkele percelen

broekbos binnen de dijken.

4.5.3 Beschrijving relictzone Hekkenhoek, Gavers, De Vliet, Wezepoel-Hoek

De relictzone waartoe het projectgebied behoort, bestaat uit verschillende deelgebieden

gelegen aan de rand van de Scheldevallei. De relictzone wordt ten noorden begrensd

door de E17 en ten oosten door de N47. Er wordt een zandige bodem aangetroffen. Het

gebied ten westen van Zele (Wezepoel-Hoek) sluit hier landschappelijk op aan.

Relevante deelgebieden zijn Gavers en Wezepoel-Hoek, met hoge historische waarde en

esthetische waarde.:

Het typische landschapsbeeld bestond uit weilanden met knotwilgen, maar dit is

grotendeels verdwenen.

Gavers : op Ferraris overwegen natte weilanden, nu visputten en beplant met bomen.

Omliggende percelering volgens Ferraris.

Wezepoel-Hoek: toestand Ferraris : kleine blokkige percelering en perceelsranden,

huidig wegenpatroon volgens Ferraris. De toestand van Ferraris en Vandermaelen is

sterk herkenbaar in de huidige toestand.

4.5.4 Bouwkundig erfgoed en archeologie

Onderstaand kaartje geeft het bouwkundig erfgoed weer in de omgeving van de

geplande windturbines. Ook het beschermd monument “Hof Ten Goede” is aangeduid op

dit kaartje.

Page 44: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

44/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Figuur 18 : Bouwkundig erfgoed en aanduiding van Hof Ten Goede

Op ongeveer 1 km van WT13 bevindt zich het beschermd monument 'Hof Ten Goede’,

Lokerenbaan 277, ten zuiden van de E17, gelegen langs de N47 Europalaan. Het Hof

Ten Goede, met inbegrip van de stalling, omgrachting met sluisje en gietijzeren

bruggetjes en kasteelpark, werden omwille van de historische, artistieke en socio-

culturele waarden bij M.B. van 13 november 1997 als monument beschermd. De socio-

culturele waarde wordt als volgt omschreven: 'socio-culturele, namelijk

stedenbouwkundige waarde als beeldbepalend kasteel met uitgestrekt beboomd domein

gelegen in het noordoosten van de gemeente langs de weg Dendermonde-Lokeren.

Historisch referentiepunt in de gemeente Zele'. Het betreft een bewoond privédomein dat

niet toegankelijk is voor publiek.

De kaart van het CAI geeft binnen het projectgebied geen gekende archeologische sites

weer.

4.5.5 Visuele analyse

Het landschap ter hoogte van de geplande windturbines wordt bepaald door de E17 (die

ter hoogte van de projectzone boven het omringende landschap uitsteekt), het

industriegebied en in minder mate de Zeleloop. Twee andere lijnelementen dwarsen het

projectgebied: de N47 (verbindingsweg Zele-Lokeren) en de spoorweg tussen Lokeren

en Dendermonde. Bovendien is het bestaand industriegebied ten noorden van de E17

visueel bepalend in het projectgebied.

Hof Ten Goede

Page 45: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

45/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

De windturbines van het Windpark Berlare en windpark BredeKop die reeds operationeel

zijn bepalen ook het landschapsbeeld in het studiegebied.

Het landschap is te typeren als een compartimentenlandschap bestaande uit akkers en

weilanden. De weilanden zijn vaak gekenmerkt door perceelsrandbegroeiing. Deze

perceelsrandbegroeiing betreft meestal verspreide alleenstaande wilgen of populier.

Aaneengesloten bomenrijen of houtkanten komen slechts in heel beperkte mate voor.

4.6 Discipline mens

4.6.1 Situering locatie t.o.v. omliggende woonkernen, recreatie en andere gebieden

De turbines van Goeiende staan ingeplant langsheen de autosnelweg E17. Er is weinig

bewoning dicht bij de autosnelweg. De afstand tot de dichtst bij gelegen vreemde woning

bedraagt meer dan 350 m. Het betreft hier een alleenstaande woning, op minder dan

150 m van de autosnelweg, die geen deel uitmaakt van een woonkern. Die woning is

gelegen ten noordoosten van WT13. De dichtstbijzijnde woonkern met meerdere

woningen ten zuiden van de E17 (Vlietstraat – Bosstraat) is gelegen op meer dan 500 m

van het windpark. Ten noorden van de E17 is de woonkern ten westen van de N47-

Zelebaan eveneens gelegen op meer dan 500 m. De woningen dichter bij het windpark,

zoals de woning ten zuidoosten van WT10, zijn betrokken bij het windproject.

Ten noorden van de E17 ligt een bedrijventerrein met ondermeer kantoorgebouwen en

bedrijfswoningen. In de Brandstraat ligt het Sevesobedrijf (lagedrempelinrichting)

Entaco.

Figuur 19 : Ligging van de geplande windturbines ten opzichte van omliggende woningen en

woonkernen

4.6.2 Situering locatie binnen zonering luchtvaart

Uit het advies van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Directie Luchtruim

en Luchthavens, van 8 mei 2009 (zie Bijlage 6) leidt men af dat het projectgebied is

Entaco

Page 46: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

46/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

gelegen binnen een zone waarvoor in het geval van windturbines met een hoogte minder

dan 150 m, geen bebakening (in de vorm van tekens op de wieken of lichtbebakening)

wordt vereist.

4.7 Ontwikkelingsscenario

4.7.1 Sigmaplan

Het geactualiseerde Sigmaplan ‘Veiligheid en Natuurlijkheid’ zoals goedgekeurd door de

Vlaamse Regering op 22/07/2005 omvat het Meest Wenselijk Alternatief als uitgangspunt

voor het bekomen van het gewenste veiligheidsniveau, het realiseren van de

instandhoudingsdoelstellingen voor natuur en als werkingsgebied voor flankerende

maatregelen voor landbouw en plattelandsrecreatie.

In de Durmevallei wil het Sigmaplan de getijden-Durme veiliger maken en tegelijk haar

oorspronkelijke natuurwaarde teruggeven. Doel is bijkomende waterberging te creëren,

het getij stroomopwaarts te temperen en de afwatering van de achterliggende gebieden

te verbeteren. Via gecontroleerde overstromingsgebieden met gereduceerd getij (GGG's)

en ontpoldering, ontstaat er getijdennatuur. Anderzijds ontwikkelen er zich via vernatting

opnieuw soortenrijke meersen (waterrijke landschappen).

In 2010 werd hiervoor gestart met de ontwikkeling van een eerste reeks wetlands (natte

natuurgebieden) en ontpolderingen (estuariene natuur) langs de Durme ter hoogte van

Lokeren, Waasmunster en Hamme.

Ten noorden van het projectgebied, op ca 1 km, ligt de deelzone Hagemeersen. Het

Sigmaplan voorziet hier een inrichting als wetland, waar het open meersenlandschap

herleeft. Voor de werken in deze deelzone is een stedenbouwkundige vergunning

verleend en bevindt men zich momenteel in de aanbestedingsfase.

Figuur 20 : deelzone Hagemeersen van het Sigmaplan (rood gearceerde zone)

4.7.2 Natuurontwikkeling in Hamputten, aansluitend aan het Molsbroek

De Hamputten net ten oosten aangrenzend aan het Molsbroek zitten in een latere fase

van natuurontwikkeling in de Durmevallei. Het uitgangspunt bij de inrichting van deze

putten is het creëren van een aaneengesloten natuurgebied met het Molsbroek. Ze

moeten grotendeels verondiept worden waardoor ondiep mesotroof water wordt

gecreëerd, brede natuurlijke oeverzones, moerassituaties met grote zegge-vegetaties,

moerasspirearuigte en rietgemeenschappen.

Page 47: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

47/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

De moerassige vegetaties zullen de Hamputten aantrekkelijker maken voor o.a.

pleisterende en rustende Smienten, Wintertalingen, Wilde eenden en Slobeenden.

Hierdoor zullen er na inrichting van de Hamputten waarschijnlijk meer watervogels

aanwezig zijn in het Molsbroek en de Hamputten samen.

Page 48: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON
Page 49: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

49/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

5 Beoordeling van effecten

5.1 Discipline bodem

5.1.1 Ruimtebeslag

Windturbines nemen relatief weinig grondoppervlakte in beslag. Op het overige deel van

de percelen, ook onder de wieken, blijft de oorspronkelijke activiteit, in dit geval

landbouw, mogelijk.

De windturbine zelf neemt een grondoppervlakte in van 15x15 m ofwel een oppervlakte

van maximaal 225 m². Hier wordt fundering voorzien en verdwijnt dus het bodemprofiel.

Bovendien wordt een permanente kraanplaats voorzien. Deze wordt waterdoorlatend

verhard met bijvoorbeeld steenpuin. Deze kraanplaats heeft een maximale afmeting van

50 m x 35 m.

Ook de toegangswegen tot de turbines worden aangelegd in waterdoorlatende

verharding.

Omwille van de geringe oppervlakte ruimtebeslag, worden er geen aanzienlijke effecten

verwacht binnen de discipline bodem.

5.2 Discipline water

De fundering beslaat slechts een beperkte oppervlakte. De overige voorzieningen zijn

waterdoorlatend zodat de infiltratie van hemelwater mogelijk blijft.

De ingrepen zijn voorzien op voldoende afstand van de Zelebeek en een zijloop,

waardoor er als gevolg van het project geen effecten op deze waterloop te verwachten

zijn. Bij de bouw en exploitatie van het windturbinepark wordt er geen afvalwater geloosd.

Bij de aanleg van windturbines worden paalfunderingen voorzien (cf recent gebouwde

windturbines van BredeKop) waarvoor de bemaling beperkt blijft. Bijgevolg worden er ten

aanzien van het aspect grondwater geen aanzienlijke effecten verwacht.

Op basis hiervan kan er gesteld worden dat er geen aanzienlijke effecten zullen

optreden binnen de discipline water.

5.3 Discipline geluid

In de geluidstudie (projectcode P13128) uitgevoerd door dBA-Plan (Erkend MER-

deskundige) en opgenomen in 0, werd een overdrachtsberekening uitgevoerd ter

bepaling van het specifiek geluid van de 4 windturbines (WT10, WT11,WT12 en WT13).

Tevens werd in de studie het cumulatief effect geëvalueerd met de andere nabijgelegen

windturbines ten westen van dit project en werd het effect bepaald t.h.v. de nabijgelegen

natuurgebieden.

Er werden overdrachtsberekeningen uitgevoerd en de resultaten werden getoetst aan de

bepalingen conform de sectorale milieuvoorwaarden voor windturbines (VLAREM II art

5.20.6 en verder en bijlage 5.20.6.1). Deze bepalingen zijn van kracht sinds 1/1/2012 en

zijn van toepassing op windturbineparken die na 1/1/2012 definitief vergund zijn.

Page 50: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

50/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Op basis van de geluidsimmissiemetingen en volgens de emissiegegevens van de

windturbines (geluidsmodel) kunnen we besluiten dat het Lsp geproduceerd door de 4

WT’s van THV die draaien bij een max. brongeluid (LWA = 104,8 dB(A) per WT) de

normen voor de dag-, avond- en nachtperiode conform de sectorale milieuvoorwaarden

voor windturbines niet overschrijden. Het Lsp van de windturbines blijft voor alle periodes

onder het MAX (richtwaarde, LA95).

Van deze situatie werd een geluidscontourenkaart opgemaakt.

Figuur 21 : Geluidscontourenkaart voor 4 geplande windturbines type MM100 bij max. LwA

Voor de dagperiode ligt de specifieke bijdrage van de windturbines lager dan het

wegverkeersgeluid. Voor de avond – en nachtperiode moet sowieso aan de norm

worden voldaan zodat ook hier de specifieke bijdrage lager ligt dan het

wegverkeersgeluid. Kortom, het effect op het omgevingsgeluid ter hoogte van de

woningen in de omgeving van het project is te verwaarlozen.

Tevens werd in de geluidsstudie het effect berekend naar enkele kwetsbare

natuurgebieden. Uit de berekening blijkt dat het specifieke geluidsniveau t.g.v. de 4

windturbines van Elicio/Fortech in het natuurgebied ‘Gavers’ tijdens alle periodes onder

de 37 dB(A) ligt. Ter hoogte van het Natura 2000 gebied ‘Molsbroek’ berekenen we een

specifiek geluidsniveau van minder dan 30 dB(A). Uit de geluidsmetingen is gebleken dat

op gelijkaardige afstand tot de E17, het omgevingsgeluid ten gevolge het wegverkeer op

de E17 veel hoger is.

Voor bijkomende informatie verwijzen we naar de geluidsstudie opgenomen in 0.

Page 51: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

51/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

5.4 Discipline flora en fauna

5.4.1 Ruimtebeslag

In Figuur 13 zijn de geplande windturbines weergegeven ten opzichte van de biologische

waarderingskaart, die werd geactualiseerd op basis van een recente luchtfoto. De

windturbines worden voorzien in een landbouwzone die volgens de biologische

waarderingskaart wordt getypeerd als een zone met biologisch minder waardevolle

akkerlanden en minder waardevolle graslanden met waardevolle elementen (bomenrijen

met wilgen en elzen en perceelsranden met voornamelijk rietkragen). Alle windturbines

worden voorzien in percelen die biologisch minder waardevol zijn. Voor de bouw van de

windturbines zullen geen kleine landschapselementen verloren gaan.

Omwille van de geringe ruimteinname (biotoopverlies) en de geringe ecologische waarde

van de percelen waar de windturbines voorzien worden, worden er geen aanzienlijke

effecten verwacht op gebied van ruimtebeslag.

5.4.2 Aanvaring

5.4.2.1 Inleiding

Om de potentiële effecten in kaart te brengen en te evalueren werd, zoals reeds

beschreven bij de referentiesituatie, gedurende een periode van verschillende jaren een

zeer uitgebreide monitoring van de overvliegende vogels ter hoogte van de projectsite

uitgevoerd (Fortech Studie, 2014).

Deze monitoringstudie (Fortech Studie, 2014) voldoet ruimschoots aan de richtlijnen die

zijn opgesteld door INBO (Everaert, 2011; Everaert & Peymen, 2013). In Tabel 6 wordt

een vergelijking gemaakt tussen de methode van het INBO en de methode van de

Fortech Studie (2014).

Tabel 6 : Vergelijking tussen de voorgestelde meetmethode door INBO en de uitgevoerde

meetmethode

Parameter Methode INBO Methode Fortech Studie

Periode van het jaar ten minste november tot februari,

beter nog oktober tot maart

oktober tot en met april

Periode van de dag avondtelling, bij voorkeur ook

ochtendtelling

avond- en ochtendtellingen

Uren van de dag Met verrekijker 2 uur voor en 1

uur na zonsondergang en met

nachtkijker/radar tot 2 à 3uur na

zonsovergang

Visueel 3 uur voor burgerlijke

schemering en met radar tot 2 uur

na burgerlijke schemering

Totale duur meetperiode 36 teluren 135 uur visuele waarnemingen +

90 uur radarwaarnemingen

Op basis van deze tabel blijkt dat de monitoringstudie ruimschoots voldoet aan de

vereisten van INBO. Het luik van het radaronderzoek is niet uitgevoerd zoals beschreven

in het INBO-rapport. In het INBO-rapport wordt de best mogelijke technologie

beschreven, met twee typen van radars die samen worden opgesteld. Geen enkel

Vlaams onderzoeksbureau kon dit soort onderzoek tegen een redelijke prijs aanbieden in

Page 52: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

52/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

de periode dat het voorliggend onderzoek is uitgevoerd. Dus het radaronderzoek dat is

gebruikt in dit onderzoek kan gezien worden als het haalbaar alternatief.

Zoals hiervoor gesteld, vond de monitoring plaats gedurende verschillende jaren. Na een

eerste screening in 2008 werd in de winter 2009-2010, en in de winter van 2012-2013

een verdere intensieve monitoring uitgevoerd. De tellingen werden hoofdzakelijk visueel

uitgevoerd maar werden aangevuld met radaronderzoek, mede om met zekerheid de

vlieghoogte te kunnen vaststellen. De tellingen en metingen werden, in het kader van de

berekening van het aantal aanvaringsslachtoffers, herleid tot een aantal

bewegingen/km/uur.

5.4.2.2 Berekening aanvaringskans en aantal potentiële slachtoffers

Het potentieel aantal aanvaringsslachtoffers wordt berekend volgens de INBO-methodiek

(Everaert, 2011; Everaert & Peymen, 2013) op basis van de waargenomen aantallen

bewegingen, de aanvaringskans en de uitwijkpercentages en dit voor eenden, meeuwen

en duiven. Daarnaast wordt voor enkele soorten een afzonderlijke aanvaringskans

berekend.

Aantal bewegingen per dag

Het aantal vogels dat doorheen de projectzone en het rotorvlak vliegt, is gebaseerd op

basis van de veldresultaten op de projectlocatie zelf (Fortech Studie bvba - Schaut et al.

2014). Er wordt hierbij gebruik gemaakt van 135 uur aan meetgegevens. De projectzone

beslaat een oppervlakte van 2,2 km. Voor de eenden wordt een veiligheidsmarge

ingebouwd door het aantal bewegingen te verdubbelen (x2). Hiervoor wordt verwezen

naar Tabel 7.

In Tabel 8 wordt het theoretisch aantal bewegingen doorheen de segmenten van de

rotorvlakken weergegeven. In deze tabel wordt er dus nog geen rekening gehouden met

enige uitwijking. Voor een beschrijving van de methodiek die hiervoor gebruikt is, wordt

verwezen naar studie in Bijlage 1.

Tabel 7 : Aantal bewegingen in de hele projectzone per dag (Fortech Studie, 2014)

Aantal bewegingen/dag

hoogte 1

(0-40 m)

hoogte 2

(40-80 m)

hoogte 3

(> 80 m)

totaal

meeuwen 547 227 179 953

duiven 632 234 46 912

eenden 123 30 5 158

eenden x2 164 39 7 210

Page 53: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

53/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Tabel 8 : Aantal bewegingen per jaar doorheen het rotoroppervlak (Fortech Studie, 2014)

Aantal bewegingen per jaar doorheen het rotorvlak

hoogte 1 hoogte 2 hoogte 3

meeuwen 0 16 152 21 547

duiven 0 16 652 5 501

eenden 0 2 101 589

eenden x2 0 2 801 786

Aanvaringskans

De aanvaringskans van een vogel die door het rotorvlak vliegt wordt in eerste instantie

zuiver mathematisch bepaald, alsof de vogel altijd in een rechte lijn zou vliegen. In het

rapport van Fortech Studie bvba - Schaut et al. (2014) wordt hiervoor de methode van

Scottish Natural Hertitage (2000) gebruikt. De vogeleigenschappen die hiervoor gebruikt

worden zijn: lengte, spanwijdte en vliegsnelheid.

De aanvaringskansen voor de soortengroepen meeuw, duif en eend zijn respectievelijk:

7,2 %, 8,8 % en 6,6 % .

Uitwijkpercentages

Het uitwijkingsgedrag van vogels is heel afhankelijk van de vogelsoort en diverse externe

omstandigheden. Om in lijn te zijn met de gebruikte methode, zijn de uitwijkpercentages

gebruikt, die geadviseerd worden door het Schotse Natuurinstituut (Scottish Natural

Hertiage, 2000). In het document wordt het uitwijkpercentage geschat in de range van

99% tot 95% voor de meest kwetsbare soorten. Zij adviseren een standaard

uitwijkpercentage van 98% indien het percentage niet expliciet is opgelijst in bijlage 1 van

het vermelde rapport. Op basis hiervan, worden de uitwijkpercentages die in

voorliggende nota zijn gebruikt, weergegeven in Tabel 9.

Tabel 9 : Uitwijkpercentages

soortgroep uitwijkpercentage bron

meeuw 98 % Tabel bijlage 1 Schots rapport

duif 98 % standaardwaarde

eend 98 % standaardwaarde

eend 95 % voorzichtigheidspercentage

Aanvaringsslachtoffers

Het aantal aanvaringsslachtoffers dat per jaar verwacht wordt per turbine, wordt

weergegeven in onderstaande tabel.

Page 54: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

54/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Tabel 10 : Inschatting van het totaal aantal slachtoffers van het volledige windpark op basis van de

waargenomen aantallen bewegingen

soortgroep % aanvaringskans % uitwijking aantal slachtoffers per turbine per jaar

meeuw 7,2 98 13

duif 8,8 98 10

eend 6,6 98 1

95 2

eend x 2 6,6 98 1

95 3

5.4.2.3 Beoordeling van de effecten

Voor de beoordeling van de effecten, wordt rekening gehouden met het lokaal ecologisch

gebied van Durme en middenloop van de Schelde meer specifiek met volgende

deelgebieden: Molsbroek, Hamputten, Donkmeer, Nieuwdonk en Scheldebroeken, Oude

Durme en Durme (Waasmunster en Hamme) en Durme tot Durmemonding (Tielrode)).

Voor een kwantitatieve analyse worden, op basis van de Aanvullingen op het rapport

“Risico’s voor vogels en vleermuizen bij geplande windturbines in Vlaanderen (Everaert &

Peumen, 2013) de volgende drempelwaarden en criteria gebruikt om effecten op een

populatie te evalueren:

1% drempel: gevoelige soorten, volgens de criteria:

indien er gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen (Paelinckx et al., 2009) zijn

opgemaakt: soorten waarvan de populatiegrootte in Vlaanderen na datum van

vaststelling van de G-IHD’s kleiner is dan de doelstelling, of er zijn onvoldoende

gegevens om dit te bepalen;

indien er geen G-IHD’s zijn opgemaakt: soorten met een negatieve trend in de

Vlaamse populatie, of onvoldoende gegevens.

5% drempel: minder gevoelige soorten, volgens de criteria:

indien er gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen zijn opgemaakt: soorten

waarvan de populatiegrootte in Vlaanderen na datum van vaststelling van de G-

IHD’s minstens gelijk is aan de doelstelling en er is een stabiele of positieve trend

in de Vlaamse populatie;

indien er geen G-IHD’s zijn opgemaakt: soorten met een stabiele of positieve

trend in de Vlaamse populatie.

Tabel 11 : Criteria en achtergrond voor het globaal bepalen van mogelijke significantie van effecten

Effect op de lokale (of regionale) populatie

Blijvend jaarlijks aantal slachtoffers ≥ 1% en

< 5% van de bestaande jaarlijkse sterfte in

de populatie

Mogelijk effect voor gevoelige soorten

Blijvend jaarlijks aantal slachtoffers ≥ 5 %

van de bestaande jaarlijkse sterfte in de

populatie

Mogelijk effect

Page 55: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

55/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Er is een algemene consensus dat populaties veerkrachtig zijn en dat een eenmale

overschreiding van de drempelwaarde niet noodzakelijk problematisch is voor de

populatie. Het is enkel waarneer deze drempelwaarde meerdere jaren na elkaar wordt

overschreden dat de effecten op lange termijn significant zijn.

De berekende aanvaring voor de belangrijkste soorten, wordt hierna weergegeven.

Daarna volgt tevens een beoordeling per soortengroep.

Tabel 12 : Jaarlijkse sterfe en verwachte aantal slachtoffers per jaar

Lokale

populatie

(gemiddeld)

% van

gemiddelde

Vlaamse

populatie

Jaarlijks

bestaande

sterfte bij

adulte vogels

1% van

jaarlijks

bestaande

sterfte

5% van

jaarlijks

bestaande

sterfte

Verwachte

aantal

slachtoffers

per jaar voor

de 4

turbines

Bergeend 82 1,6 9 (11%) <1 <1 0,08-0,24

Smient 2071 3,1 973 (47%) 10 49 < 0,04 –

0,12 (*)

Wilde eend 2635 3,6 1265 (48%) 13 63 8 - 12

Kuifeend 319 319 147 (46%) 2 7 < 0,04 –

0,12 (*)

Slobeend 386 386 170 (44%) 2 9 < 0,04 –

0,12 (*)

Wintertaling 666 2,7 313 (47%) 3 16 0,04-0,12

Kokmeeuw 16248 10,8 2437 (15%) 24 122 39

Vet= voorstel van drempelwaarde door INBO (2014)

*: schatting indien 1% van de overvliegende eenden deel uitmaakt van deze soort omdat er geen enkele

waarneming van de soort was

Meeuwen

Het advies van INBO (INBO, 2008) gaat uit van 1.800 bewegingen van meeuwen per

dag. De monitoringstudie (Fortech Studie bvba - Schaut et al. 2014) rapporteert een

kleiner gemiddeld aantal van 953 bewegingen per dag. Zelfs als wordt rekening

gehouden met een hoge aanvaringskans en een beperkte uitwijking, dan nog is het

aantal slachtoffers op de ganse meeuwenpopulatie beperkt.

Ook op basis van de drempelwaarde en het aantal verwachte slachtoffers voor

Kokmeeuw, zoals weergegeven in Tabel 12, kan er afgeleid worden dat de

drempelwaarde voor Kokmeeuw (5% van de jaarlijkse sterfte) niet wordt overschreden.

De windturbines zullen in geen geval een significant negatieve invloed hebben op de

meeuwenpopulatie in Vlaanderen, noch op de meeuwenpopulatie in het Molsbroek en

Donkmeer. Daarenboven moet rekening worden gehouden met het feit dat meeuwen

(voornamelijk Zilvermeeuw) in sommige gebieden als een pestsoort worden ervaren en

dat de meeuwen actief worden bestreden.

Er kan besloten worden dat de enkele tientallen meeuwen die in een worst-case-

benadering het slachtoffer zouden worden van de 4 windturbines samen, geen

Page 56: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

56/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

significante invloed zullen hebben op de totale populatie en haar natuurlijke ontwikkeling.

Bijgevolg worden geen aanzienlijke effecten verwacht op deze vogelgroep en op de

frequent voorkomende meeuwensoorten afzonderlijk.

Eenden

Tijdens een deel van de meetperiode (25 december 2009 – 12 januari 2010) was het

koud. Hierdoor waren er minder watervogels aanwezig op het Molsbroek dan tijdens een

gemiddeld jaar. Dit belet niet dat de resultaten van het monitoringonderzoek (Fortech

Studie bvba - Schaut et al. 2014) waardevol zijn. Er is immers aangetoond dat tijdens het

overgrote deel van de lange meetperiode de klimatologische omstandigheden normaal

waren. Een koudeperiode treedt op in de meeste winters.

Uit de metingen op de projectlocatie zelf blijkt overduidelijk dat veel minder eenden, dan

vanuit theoretisch oogpunt verondersteld, de projectzone kruisen. Zelfs al wordt rekening

gehouden met de lagere aantallen eenden op het Molsbroek tijdens de wintermaanden.

De waargenomen eendenbewegingen bestaan voornamelijk uit wilde eenden die lokaal

foerageren.

Op basis van Tabel 12 kan er duidelijk afgeleid worden dat er voor alle eendensoorten

geen overschrijding van de 1% drempelwaarde wordt verwacht. Smient, kuifeend en

slobeend zijn tijdens de monitoringcampagne niet waargenomen. Er vanuit gaande dat

het aantal exemplaren van deze soort minder 1% bedraagt van de eenden die zijn

waargenomen, worden ook voor deze soorten geen overschrijding van de grenswaarde

verwacht. Voor wilde eend blijkt eveneens dat de 1% drempelwaarde niet wordt

overschreden. Hierbij kan ook aangehaald worden dat in het recente advies van INBO

(2014) werd aangegeven dat voor Wilde eend eigenlijk de 5% drempelwaarde mag

gehanteerd worden.

Globaal gezien voor de groep van “eenden” kan er bijgevolg geconcludeerd worden dat

het aantal slachtoffers per turbine niet als aanzienlijk wordt beoordeeld, rekening

houdend met het feit dat de grootste aantallen eenden die passeren wilde eenden zijn en

de grenswaarde voor deze soort op basis van het INBO advies (2014) op 63 eenden ligt,

terwijl het verwachte aantal slachtoffers voor de ganse groep van eenden per jaar voor

de vier turbines samen op 8 tot 12 eenden ligt. Bijkomend kan worden aangehaald dat

hierbij wordt uitgegaan van een worst-case-benadering, waarbij het aantal waarnemingen

met twee werd verdubbeld en een verlaagd uitwijkpercentage van 95 i.p.v. 98% wordt

genomen.

Het INBO was voornamelijk bezorgd over het mogelijk aantal slachtoffers onder de

smienten (persoonlijke communicatie). Er werd immers van uitgegaan dat een

omvangrijk deel van de smienten vanuit het Molsbroek naar het Donkmeer vliegt. Dit

werd gedacht op basis van de extrapolatie van de opvliegende bewegingen tijdens de

schemering. Gedurende het monitoringonderzoek (Fortech Studie bvba - Schaut et al.

2014) zijn echter tijdens geen enkele van de meetmomenten foeragerende smienten

gedetecteerd in de onderzochte projectzone. Ook niet tijdens perioden waarin tientallen

smienten aanwezig waren op het Molsbroek.

De grootste populaties smienten in Vlaanderen verblijven in de IJzervallei (Devos, 2008).

Er moet opgemerkt worden dat het aantal smienten dat tijdens de winter in Vlaanderen

verblijft sterk is toegenomen gedurende de laatste jaren. Lange tijd (1990-2005) waren de

waarnemingen van smienten stabiel met aantallen van 2.000 tot 5.000. Sindsdien is het

aantal fors toegenomen. Tijdens de maand januari 2010 werden meer dan 10.000

Page 57: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

57/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

smienten waargenomen in de Blankaart en omgeving (IJzervallei). Deze grote aantallen

zijn vermoedelijk te verklaren door de vorstinflux waarbij tijdens koude perioden meer

smienten in Vlaanderen waargenomen worden.

Omdat de smienten tijdens de schemer foerageren en dus mogelijks visueel minder

gemakkelijk konden waargenomen worden, werden de radargegevens met bijzondere

aandacht onderzocht om te kijken of er vlak na het invallen van de duisternis een

systematische beweging richting Donkmeer kon worden vastgesteld. Dit was echter niet

het geval.

De verklaring kan zijn dat smienten niet het rechtlijnige traject volgen tussen Molsbroek

en Donkmeer. Ook voor andere soorten zoals wintertaling kan aangenomen worden dat

slechts een gedeelte van de bewegingen doorheen de projectzone verloopt.

smienten zijn uitgesproken grazers en het is aannemelijk dat ze tijdens de

avondschemering het Molsbroek verlaten om te foerageren naar de weilanden (en

akkerlanden) die overvloedig aanwezig zijn in de ruime omgeving. Vermoedelijk zijn de

vochtige weilanden aantrekkelijker als foerageergebied dan het Donkmeer. Aangezien

de weilanden niet geconcentreerd zijn in een bepaalde zone, en dus ook niet in de zone

rond het voorgestelde windproject, zijn de waarnemingen uit voorliggend onderzoek niet

opmerkelijk.

Ook op basis van de verwachte sterfte en de drempelwaarden kan besloten worden dat

er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn voor de specifieke eendensoorten.

5.4.2.4 Conclusies

De conclusie, mede gebaseerd op de monitoringstudie van Fortech Studie (2014), luidt

als volgt:

De gemiddelde flux tijdens de daguren is 326 bewegingen/km/uur. De maximale waarde

van de piekflux van 2.000 bewegingen/km/uur werd één keer waargenomen. Over de

periode genomen waren de bewegingen hoofdzakelijk afkomstig van enerzijds duiven (±

1/4) en anderzijds meeuwen (± 1/4). Daarnaast werden ook belangrijke bewegingen van

kievit, kleine zangvogels en kraaiachtigen vastgesteld.

Meer dan 60 % van alle bewegingen tijdens de dag gebeurden in de onderste luchtlagen,

op minder dan 40 m hoogte. Al deze bewegingen interfereren niet met de windturbines

aangezien de wieken draaien op 50 tot 150 m hoogte.

Uit de metingen met de radar lijkt dat het gemiddeld aantal bewegingen tot op een hoogte

van 500 m tijdens de nacht beperkt blijft tot gemiddeld 56 bewegingen/km/uur. Nooit was

het aantal vogelgroepen groter dan 120/km/uur. Daarenboven bleek meer dan de helft

van de bewegingen tijdens de nacht zich af te spelen boven de 150 m, hetgeen boven de

wiekhoogte is.

Op basis van de INBO-methodiek kan worden besloten dat het aantal vogelslachtoffers

van de 4 geplande windturbines beperkt zal blijven: 1 tot 3 eenden, 13 meeuwen en 10

duiven per turbine per jaar. Deze aantallen zijn zeer beperkt in vergelijking met de

aantallen van de populaties van eenden en meeuwen die verblijven op het Molsbroek en

Donkmeer en haar omgeving en zullen bijgevolg geen significant negatieve invloed

hebben op de populaties en/of hun natuurlijke ontwikkeling.”

Om de zekerheid te bieden dat er door het park nooit significante effecten kunnen

veroorzaakt worden op de mortaliteit van vogels werd in overleg met ANB een

engagementsverklaring opgemaakt. Volgens deze engagementsverklaring zal het aantal

Page 58: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

58/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

vogelslachtoffers volgens een vastgelegde procedure opgevolgd worden en zullen, indien

nodig, remediërende maatregelen getroffen worden, zodat significante effecten vermeden

worden. De engagementsverklaring die werd uitgewerkt in samenwerking met ANB, is

opgenomen in Bijlage 2. Hiervoor verwijzen we ook naar paragraaf 5.8.2.

Als conclusie m.b.t. de effectgroep “aanvaring” kan gesteld worden dat er geen

aanzienlijke effecten verwacht worden. Deze beoordeling wordt mede versterkt door de

aanwezigheid van een engagementverklaring, die erop toeziet dat aanzienlijke effecten

uitgesloten worden. Deze engagementverklaring kan als een milderende maatregel

worden beschouwd.

5.4.3 Verstoring

Wat betreft de impact op de potentiële broedvogels en pleisteraars worden dat er geen

verstoringseffecten verwacht. In onderstaande tabel (Tabel 13) wordt de maximum

vastgestelde afstand, waarbinnen verstorende effecten op broedgebieden optreden

weergegeven. Op basis van deze tabel kan er afgeleid worden dat de maximaal

vastgestelde verstoringsafstand ca. 800 m en de worst-case-afstand ca. 390 m (zie

verder) bedraagt. Voor de pleister- en rustgebieden bedraagt de maximaal vastgestelde

verstoringsafstand ca. 850 m en de worst-case-afstand ca. 660 m.

De afstand tussen het projectgebied en mogelijke broed- en pleistergebieden is minimum

1,4 km. Bijgevolg worden op basis van bovenvermelde verstoringsafstanden geen

aanzienlijke effecten verwacht op zowel mogelijke broedvogels als op vogels die de vallei

van de Durme en Schelde gebruiken als pleister- en rustgebied. Bovendien dient ook

aangevuld dat de projectzone waar de windturbines voorzien worden weinig waarde

hebben als foerageergebied voor soorten die kunnen verwacht worden in de vallei van de

Schelde en Durme. Een bijkomend aspect dat in acht moet worden genomen zijn de

overige landschappelijke elementen die de turbines scheiden van deze pleister- en

rustgebieden, namelijk een industrieterrein, autosnelweg en gewestweg.

Tabel 13: Afstand tot windturbines in broedgebieden, waarbinnen waarneembare verstorende

effecten optreden. Op basis van Hötker et al. (2006) en update van Hötker (2006), met voor de

maximumwaarden aanvullingen uit Winkelman et al. (2008), Pearce-Higgings et al. (2009 & 2012)

en Rydell et al. (2012) (Everaert & Peymen, 2013)

Soortgroep

Vastgestelde afstand (m) die vogels behouden tot

windturbines en/of waarbinnen een significant

waarneembare aantalreductie werd vastgesteld

Gemiddeld Gemiddeld+SD Maximum

gevoelige kleine zangvogels van

open gebied, op basis van

gemiddelde uit de waarden voor

paapje°, kneu°, geelgors°

127 176 300

gevoelige steltlopers van open

gebied, op basis van gemiddelde

uit de waarden voor kievit°,

grutto, wulp, tureluur

212 385 800

SD: standaarddeviatie

° er werd een toename in afstand vastgesteld bij grotere windturbinehoogtes

Page 59: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

59/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Tabel 14: Afstand tot windturbines in pleister- en rustgebieden, waarbinnen waarneembare

verstorende effecten optreden. Op basis van Hötker et al. (2006) en update van Hötker (2006), met

voor de ‘algemeen’ gemiddelde waarden en maximumwaarden aanvullingen uit Whitfield &

Madders (2006), Winkelman et al. (2008), Devereux et al. (2008), Pearce-Higgins et al. (2009),

Grajetzky et al. (2011), Fijn et al. (2012) en Rydell et al. (2012). (Everaert & Peymen, 2013)

Soortgroep

Vastgestelde afstand (m) die vogels behouden

tot windturbines en/of waarbinnen een

significant waarneembare aantalreductie werd

vastgesteld

Gemiddeld Gemiddeld+SD Maximum

eenden – duikeenden 219 374 ?

eenden – wilde eend 161 300 ?

eenden – smient 311 474 ?

eenden – overige (algemeen) 250 (1)

? 400

ganzen 347 (2)

577 (2)

600

wilde zwaan & kleine zwaan 150 289 (3)

560 (3)

steltlopers – kievit (5)

273 663 850

steltlopers - wulp 222 400 750

steltlopers – goudplevier (5)

202 392 800

steltlopers – overige (algemeen) 100 (1)

? 400

roofvogels – buizerd (4)

76 169 500

roofvogels - kiekendieven 100 ? 500

(?) = Niet bekend / niet aangegeven

(1) Op basis van effectenstudies door Bureau Waardenburg (zie Grontmij, 2009).

(2) Voor kolgans zeer sterke verstoring (-95%) tot 400 meter, en nog sterke verstoring (-50%) in een zone

tussen 400 en 600 meter; voor grauwe gans en kleine rietgans nog sterke verstoring tot respectievelijk 300 en

400 meter.

(3) In een uitgebreide studie bij kleine zwaan was de gemiddelde afstand tot turbines 560 meter, met een

variatie (min. tot op 125 meter) afhankelijk van het voedselaanbod in de omgeving (Fijn et al., 2012).

(4) Er werd een toename in afstand vastgesteld bij grotere windturbinehoogtes.

(5) Er werd een significante toename in afstand vastgesteld bij grotere windturbinehoogtes.

Gezien de vastgestelde variatie en de onvolledige verklaring daarvoor, is het volgens de

“Aanvullingen op het rapport “Risico’s voor vogels en vleermuizen bij geplande

windturbines in Vlaanderen” Aanzet voor een beoordelings- en significantiekader

(Everaert & Peymen, 2013) aangewezen om bij effectenanalyses een gemiddelde en

worst-case berekening te maken. Deze gegevens per soortengroep zijn opgenomen in

Tabel 15.

Page 60: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

60/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Tabel 15: Afstand tot windturbines in broedgebieden, waarbinnen verstorende effecten kunnen

optreden (op basis van Tabel 15)

Soortgroep

Vastgestelde afstand (m) die vogels behouden

tot windturbines en/of waarbinnen een

significant waarneembare aantalreductie werd

vastgesteld

Gemiddeld Worst case

gevoelige kleine zangvogels van

open gebied, op basis van

gemiddelde uit de waarden voor

paapje°, kneu°, geelgors°

130 180

gevoelige steltlopers van open

gebied, op basis van gemiddelde uit

de waarden voor kievit°, grutto, wulp,

tureluur

210 390

Tabel 16 : Afstand tot windturbines in pleister- en rustgebieden, waarbinnen verstorende effecten

kunnen optreden. Op basis van Tabel 15. (Everaert & Peymen, 2013)

Soortgroep

Vastgestelde afstand (m) die vogels behouden

tot windturbines en/of waarbinnen een

significant waarneembare aantalreductie werd

vastgesteld

Gemiddeld Worst-case

eenden – duikeenden 220 340

eenden – wilde eend 160 300

eenden – smient 310 470

eenden – overige (algemeen) 250 400

ganzen 350 580

wilde zwaan & kleine zwaan 150 560

steltlopers – kievit (5)

270 660

steltlopers - wulp 220 400

steltlopers – goudplevier (5)

200 390

steltlopers – overige (algemeen) 100 400

roofvogels – buizerd (4)

80 170

roofvogels - kiekendieven 100 170

Page 61: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

61/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Als conclusie kan er gesteld worden dat er ten aanzien van verstoring geen aanzienlijke

effecten verwacht worden.

5.4.4 Barrièrewerking

Betekenisvolle effecten door barrièrewerking op trekroutes, zullen zich doorgaans niet

voordoen bij windparken in Vlaanderen. Het lokaal omzeilen van een windpark (en

daaraan gekoppelde extra energiebesteding) zal immers een verwaarloosbaar effect zijn

omwille van de relatief beperkte grootte van de meeste Vlaamse windparken. Bovendien

is dit een positieve reactie om aanvaringen te vermijden.

Vermits de uitbreiding van het bestaande windpark in een lange lijnopstelling resulteert, is

het belangrijk het verstoringseffect van de trekcorridor waartoe het projectgebied behoort,

toe te lichten. In de monitoringstudie van Fortech Studie is bij de berekening van het

aantal slachtoffers rekening gehouden met uitwijkpercentages van 95 tot 98%, zoals

voorgeschreven in de Schotse methode die door het INBO wordt geadviseerd.Het

zogenaamde barrière-effect is m.a.w. in reeds ten dele in de Fortech Studie in rekening

gebracht.

De onderlinge afstanden tussen de windturbines bedraagt respectievelijk 727 m, 677 m

en 698 m, wat groter is dan de onderlinge afstanden tussen de turbines van de

deelparken “Berlare” en “Bredekop”. De invloedszone is daardoor groot maar de

projectontwikkelaar heeft hier bewust voor een grotere tussenruimte gekozen om het

barrière-effect tot een minimum te beperken.

Aangezien op basis van het door Fortech Studie bvba reeds uitgevoerde onderzoek met

uitgebreide meetcampagne geen grote trekbewegingen van eenden worden verwacht,

worden de afstanden als voldoende beschouwd. Deze vaststelling en rekening houdend

met de engagementsverklaring zoals opgenomen in bijlage 2 wordt het verstoringseffect

als niet significant beoordeeld.

Ook naar meeuwen toe worden er geen significant negatieve effecten verwacht, met

betrekking tot verstoring van de trekcorridor. Meeuwen zouden een grotere vliegroute

kunnen hebben indien ze de projectzone zouden mijden (macro-avoidance). Maar

aangezien meeuwen dagelijks grote afstanden kunnen afleggen, wordt dit niet als een

significant negatief effect beoordeeld. Daarenboven is er ondertussen meer ervaring met

windturbineparken in Vlaanderen die zich op de dagelijkse fourageerroute van meeuwen

bevinden.

Er zal geen directe invloed zijn op pleister- en broedplaatsen. Immers, in het overzicht dat

door INBO is samengesteld (INBO, 2013) blijkt dat nooit een effect optreed (ongeacht

vogelsoort of soort gebied) op een afstand van meer dan 800 meter. De afstand tussen

het windpark en het dichtstbij gelegen pleister- en broedgebied is anderhalve kilometer.

Als conclusie kan er gesteld worden dat er ten aanzien van verstoring geen aanzienlijke

effecten verwacht worden.

Het aspect van barrièrewerking in combinatie met de turbines die reeds aanwezig zijn,

wordt verder besproken bij de cumulatieve effecten.

Page 62: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

62/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

5.5 Discipline landschap

5.5.1 Ruimtebeslag

De uitbreiding van het windpark met 4 windturbines past binnen het ruimtelijk

beleidskader van de Provincie Oost-Vlaanderen. De lange lijnopstelling parallel aan de

E17 wordt nog verlengd. Ruimtelijk is de locatie een verantwoorde keuze.

3 van de 4 turbines zijn gepland in de relictzone ‘Hekkenhoek, Gavers, De Vliet,

Wezepoel-Hoek’. De historische percelering, perceelsrandbegroeiing en blokkige

percelen die compartimentenlandschap vormen, vertegenwoordigen de landschappelijke

waarden. De beperkte ruimte-inname voor de plaatsing van de 3 turbines binnen deze

relictzone heeft geen aanzienlijk effect op de landschapskenmerken maar zorgt wel

voor een visuele versnippering van het compartimentenlandschap.

5.5.2 Visuele impact

De inplanting van windturbines heeft een belangrijk visueel effect in de ruimere omgeving

van de windturbines. Door hun omvang en hun gebundelde inplanting vormen de

windturbines doorgaans een beeldbepalende ruimtelijke structuur. De afstand van

waarop een windturbine zichtbaar is hangt af van de beeldhoogte van de windturbine en

de kijkafstand op de windturbine. De zichtbaarheid van de windturbines binnen deze

invloedssfeer is sterk afhankelijk van de openheid van het landschap en wordt dus

bepaald door de landschapstypes binnen deze invloedssfeer. Het landschap in het

studiegebied is te typeren als een compartimentenlandschap bestaande uit akkers en

weilanden. De weilanden zijn vaak gekenmerkt door veelal ijle perceelsrandbegroeiing.

De zichtbaarheid van de windturbines is functie van de plaats binnen het

compartimentenlandschap. De wijziging in landschappelijke beleving voor de 4 geplande

windturbines wordt geïllustreerd aan de hand van een visualisatiestudie, die opgenomen

is in Bijlage 9. Over het algemeen zijn rechtstreekse zichten op de windturbines mogelijk

en hebben de windturbines een invloed op het landschapsbeeld in de omgeving . Op

enkele plaatsen wordt het zicht op de windturbines gefilterd door opgaande begroeiing.

5.5.3 Effect op bouwkundig erfgoed en archeologie

Ter hoogte van het beschermd monument ‘Hof Ten Goede’ en het omliggend

kasteeldomein wordt het beeld grotendeels beheerst door de talrijke bomen. Rondom de

beboste zone (dus buiten het niet voor publiek toegankelijke kasteeldomein) zal de WT13

wel zichtbaar zijn, dit gebied wordt echter momenteel gekenmerkt door grote

hedendaagse landbouwloodsen en stallen (foto 11 in de visualisatiestudie in Bijlage 9 is

genomen ten noorden van het kasteeldomein, de onderstaande foto illustreert de

beïnvloeding van het zicht in deze omgeving door grote hedendaagse landbouwloodsen

en stallen). Daar het kasteeldomein zelf visueel gebufferd is door talrijke bomen en daar

het kasteeldomein buiten de invloedszone van geluid, slagschaduw en veiligheid is

gelegen, worden de effecten op dit beschermd monument als niet significant negatief (=

geen aanzienlijke effecten) beoordeeld.

Om mogelijke effecten op de archeologische waarden te vermijden, dienen de

werkzaamheden in de bodem (fundering ter hoogte van elke turbine) volgens de

vigerende regelgeving inzake archeologie opgevolgd te worden.

Page 63: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

63/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Figuur 22 : Luchtfoto met zichtas vanuit het Hof Ten Goede richting projectlocatie

5.6 Discipline mens

5.6.1 Hinder van slagschaduw

De passerende schaduw van draaiende wieken van een windturbine kan op bepaalde

plaatsen en onder bepaalde omstandigheden een hinderlijk schaduweffect, dat wil

zeggen wisseling van lichtsterkte, teweeg brengen. Dit kan vooral hinderlijk zijn als de

lichtvariatie op een werk- of leefplek valt.

Sinds januari 2012 zijn er sectorale voorwaarden voor windturbines opgenomen in de

Vlarem-wetgeving. De voorwaarden hebben betrekking op de aspecten geluid,

slagschaduw en veiligheid. Voor slagschaduw is geopteerd om de hinder door

slagschaduw te beperken tot maximaal 8 h/jaar en maximaal 30 min/dag op relevante

slagschaduwgevoelige objecten.

De slagschaduwstudie die voor windpark Goeiende is uitgevoerd is toegevoegd in Bijlage

7.

De representatieve slagschaduwreceptoren (zoals bepaald in Vlarem, dus woningen,

inclusief bedrijfswoningen) zijn voorgesteld op onderstaande figuur. Als een

slagschaduwgevoelig object zich bevindt binnen de contour van 4 uur verwachte

slagschaduw per jaar van de windturbine, wordt de windturbine uitgerust met een

automatische stilstandmodule. De effectieve slagschaduw voor elk relevant

slagschaduwgevoelig object (reeds bestaande en eventueel bijkomende objecten tijdens

de exploitatiefase) binnen de contour van 4 u verwachte slagschaduw per jaar wordt

bepaald door de exploitant die per windturbine hiertoe een logboek bijhoudt. Er kunnen

mits motivatie uitzonderingen worden toegestaan, bijvoorbeeld als aangetoond kan

worden dat omwille van fysische redenen geen hinder door slagschaduw kan optreden

of dat tijdens de periodes van verwachte slagschaduw geen personen gehinderd

worden,…

Page 64: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

64/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Figuur 23 : Berekening van de slagschaduwcontouren 4 (groen), 8 (geel), 16 (blauw) en 32 u (rood)

slagschaduw per jaar van het park Goeiende, rekening houdend met de cumulatieve effecten van

de turbines van het park Scheldeland

Uit de Figuur 23 kan afgeleid worden dat de meeste woningen buiten de 4u

slagschaduwcontour gelegen zijn. Voor zowel woningen als bedrijven binnen de 4u

slagschaduwcontour zal een automatisch stilstandssysteem gehanteerd worden zodat de

Vlarem-normen voor slagschaduw gerespecteerd worden. Daarnaast zal gezocht worden

naar mogelijkheden inzake afscherming, zoals de installatie van zonnewering of

aanbrengen van beplanting.

Wat niet in de berekeningen is meegenomen, maar wel een aanzienlijk effect heeft op de

kans op slagschaduw zijn bestaande obstakels tussen de woningen en de turbines. De

effectieve slagschaduwuren binnen in een woning zullen door de aanwezigheid van

hagen, schuren,… lager liggen dan in de berekeningen wordt aangegeven. Bijvoorbeeld

zal het aantal uren slagschaduw voor de woning aan de Zakstraat aanzienlijk dalen door

de aanwezigheid van een schuur gelegen tussen de woning en de windturbines. Hiermee

rekening houdend, worden er geen aanzienlijke effecten verwacht inzake hinder van

slagschaduw.

5.6.2 Effect op agrarische functie

Tijdens de exploitatie zullen de turbines een minimale impact hebben op de agrarische

activiteiten. Er zijn geen aantoonbare invloeden van windturbines op de groei van de

gewassen. Voor de 4 windturbines werden er overeenkomsten afgesloten met de

eigenaars en desgevallend met de pachters van de gronden. De inplanting van de

windturbines en bijhorende infrastructuur werd voorgelegd aan de landbouwers. Ook

hinder tijdens de werken wordt met hen overlegd. Er wordt zowel bij de inplanting als bij

de concrete realisatie zoveel als mogelijk rekening gehouden met hun wensen. Hiermee

rekening houdend, worden er geen aanzienlijke effecten verwacht op de aanwezige

agrarische activiteiten.

Page 65: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

65/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

5.6.3 Effect op industriële functie

Het dichtstbijzijnde industriegebied is het regionaal bedrijventerrein Lokeren. Het is

gelegen tegenover het project Goeiende aan de overzijde van de E17. De bouw en

exploitatie van windturbines in de omgeving van een industriegebied is zowel ruimtelijk

als energetisch zeer gunstig omdat het grootste deel van de energieconsumptie lokaal

benut zal worden waardoor netverliezen beperkt worden. Bijgevolg treden er geen

aanzienlijke effecten op ten aanzien van de industriële activiteiten in de omgeving van

de projectsite.

5.6.4 Effect op woonfunctie

Langs de E17 waar de turbines worden voorzien is weinig bewoning aanwezig. De

dichtstbij gelegen vreemde woning ligt op meer dan 350 m van een geplande

windturbine. Het gaat om een alleenstaande woning. Voor deze woning is eerder

toegelicht dat :

de kans op slagschaduw beperkt wordt tot minder dan 8 uur per jaar;

er tijdens de nachtperiode (worst case situatie) geen overschrijding is te verwachten

van de Vlarem-norm inzake geluid.

Bijgevolg treden er geen aanzienlijke effecten op ten aanzien van de woonfunctie in de

omgeving van de projectsite.

5.6.5 Effect op recreatieve functie

In de nabije omgeving zijn geen sport- en recreatiegebieden. In de gemeente Zele is er

wel een sportaccommodatie om zowel overdekt als buiten te kunnen sporten. Dit gebied

ligt op 1,3 km van de projectzone.

De ervaring van andere windparken leert dat de aanwezigheid van windturbines een

meerwaarde kunnen betekenen voor de recreanten. De turbines kunnen een nieuwe

aantrekkingspool vormen voor fiets- of wandeluitstappen. De projectontwikkelaars

voorzien informatieborden bij de turbines, zodat de geïnteresseerden meer te weten

komen over windenergie en hoe de turbines zijn gebouwd.

Bijgevolg treden er geen aanzienlijke effecten op ten aanzien van de recreatieve functie

in de omgeving van de projectsite.

5.6.6 Veiligheidsaspecten

In het verleden werd er voor het windpark Scheldeland ter hoogte van de E17 op het

grondgebied van Laarne, Berlare en Zele reeds een veiligheidsstudie uitgevoerd die de

impact van alle windturbines op de omgeving bespreekt en evalueert. Voor de 4 meest

oostelijk gelegen windturbines, die samen voorliggend project vormen, werd door een

erkend VR-deskundige een nieuwe veiligheidsstudie uitgevoerd in het kader van de

stedenbouwkundige vergunning 2011. Deze studie werd geupdate en toegevoegd in

Bijlage 8 en bevat alle elementen die een aanvullende veiligheidsstudie volgens de

Vlarem-normen moet bevatten in het geval er een wiek is die over de openbare weg

draait.

De uitgevoerde analyse leidt tot de volgende bevindingen :

Page 66: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

66/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

Het directe risico voor personen in de omgeving dat uitgaat van de windturbines

(plaatsgebonden mensrisico en groepsrisico) voldoet aan de in Vlaanderen

gehanteerde risicocriteria :

- Binnen de scheidingsafstand van 150 m rond de inplantingslocaties zijn geen

gebieden met woonfunctie gelegen zodat aan het risicocriterium betreffende de

10-6

/j risicocontour voldaan wordt;

- Binnen de scheidingsafstand van 168 m rond de inplantingslocaties zijn geen

kwetsbare locaties2 gelegen zodat aan het risicocriterium betreffende de 10-7

/j

risicocontour voldaan wordt;

- Voor alle betrokken windturbines in het project zijn er binnen de tiphoogte geen

externe gebouwen, ondernemingen, hoofdwegen voor personenvervoer of

publieke verzamelplaatsen gelegen maar enkel akkers, weilanden en kleinere

gemeentelijke wegen. Een nadere analyse van het groepsrisico is daarom niet

noodzakelijk.

De indirecte risico’s ten gevolge van de inplanting van de windturbines houden

verband met de mogelijke aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in installaties in

bedrijven die gelegen zijn op het industrieterrein Bokslaar. De voorgestelde locatie

van het windturbinepark voldoet aan de generische veiligheidsafstand die voor

proces- en opslaginstallaties berekend wordt d.m.v. het beoordelingsinstrument :

- Er bevinden zich geen Seveso-inrichtingen binnen de maximale effectafstand3 (329

m). De afstand tussen het Sevesobedrijf Entaco (gelegen in de Brandstraat) en de

dichtstbijzijnde voorziene windturbines bedraagt ca. 390m;

- Binnen de scheidingsafstand tot bovengrondse proces- en opslaginstallaties (168

m) zijn geen relevante installaties met gevaarlijke stoffen gelegen.

De inplanting van het windturbinepark op de voorgestelde locatie te Zele wordt vanuit het

standpunt externe veiligheid aanvaardbaar geacht. Aanzienlijke effecten worden niet

verwacht.

5.7 Cumulatieve effecten

Vermits in de nabijheid van de geplande windturbines reeds windturbines worden

geëxploiteerd, is het belangrijk de cumulatieve effecten te bespreken:

WT 3 tot en met WT 6: Windpark Berlare, in exploitatie sinds januari 2012

WT 7,8 en 9: Windpark BredeKop, in exploitatie sinds mei 2013

WT 8a: Windturbine Electrabel,in exploitatie sinds juli 2013.

Cumulatie met de 8 reeds operationele windturbines dient te worden nagegaan.

5.7.1 Effecten op natuur

De uitbreiding van het bestaande windpark resulteert in een lange lijnopstelling. In de

toekomst zullen 12 windturbines opgesteld zijn in een lange lijn langs de E17, dwars op

de lijn tussen de vogelrichtlijngebieden ten noorden en ten zuiden van de E17. De

2 Ook het in 2013 vergunde rusthuis langs de Zelebaan in Lokeren (nog niet als kwetsbare locatie geregistreerd tijdens

uitvoeringstermijn van de veiligheidsstudie) is niet gelegen binnen de scheidingsafstand van 169 m rond de inplantingslocaties. 3 Maximale werpafstand in geval van bladbreuk bij overtoeren (bij 2 keer het nominaal toerental)

Page 67: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

67/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

bijkomende windturbines staan in dezelfde lijn als de bestaande turbines en vormen dus

geen bijkomende of dubbele lijn.

In Figuur 12 zijn de vogelrichtlijngebieden in de omgeving van het projectgebied

weergegeven en de veronderstelde trekroutes kunnen worden afgeleid van de risicoatlas

van Figuur 6 en van Figuur 7.

Bij nadering van een windpark passen vrijwel alle vogels hun vliegroutes aan: ofwel door

het gehele park, ofwel door individuele turbines te vermijden. Bij voldoende grote afstand

tussen de turbines vliegen ze er ook soms gewoon tussendoor. Door dit gedrag

vermindert de kans op een aanvaring. De reacties zijn afhankelijk van het type

windturbines en de omvang van het windpark, en verschillen ook binnen een soort en

tussen soorten. Als het park in een groot cluster, of in een lange lijn is gevormd, kan het

een barrière in een vliegroute worden. Dit zou kunnen leiden tot het onbereikbaar of

onbruikbaar worden van rust- of foerageergebieden. Verder treedt er een verhoogd

energieverbruik en tijdverlies op door het uitwijkgedrag.

In Nederland zijn parken doorgaans beperkt tot tientallen turbines, waardoor

barrièrewerking meestal niet optreedt (Krijgsveld et al. 2009). In relatie tot de

windturbines die ten zuiden van de E17 worden voorzien, kan de conclusie bijgevolg ook

getrokken worden dat een barrièrewerking wellicht niet zal optreden. Niettemin, bepaalde

soorten, zoals eenden, ganzen en zwanen vertonen zo’n sterk uitwijkgedrag, dat al

windparken bestaand uit een klein aantal windturbines een barrière zouden kunnen

vormen tussen slaapplaatsen en foerageerlocaties. Hier moet vooral ook rekening

gehouden worden met ander bestaande infrastructuur in de omgeving die bijdraagt aan

de cumulatieve effecten van barrièrewerking (Poot et al. 2001; Krijgsveld et al. 2003;;

Dirksen et al. 2007).

Betekenisvolle effecten door barrièrewerking op trekroutes, zullen zich doorgaans niet

voordoen bij windparken in Vlaanderen. Het lokaal omzeilen van een windpark (en

daaraan gekoppelde extra energiebesteding) zal immers een verwaarloosbaar effect zijn

omwille van de relatief beperkte grootte van de meeste Vlaamse windparken. Dit is ook

het geval voor de windturbines binnen de projectzone ten zuiden van de E17.

Om barrièrewerking te minimaliseren moeten windparken zo ontworpen worden dat lange

lijnopstellingen van turbines voorkomen worden of op bepaalde afstanden met openingen

onderbroken worden. In relatie tot de windturbines die zich ten westen van de geplande

turbines staan, zal een opening van ca. 520m aanwezig zijn. Daarnaast zijn de afstand

tussen de turbines die voorzien worden zelfs groter dan deze tussenafstand, nl. 727 m,

677 m en 698 m. De aanwezigheid van deze grote openingen enerzijds en het gegeven

dat een lijnopstelling van 12 turbines op zich nog niet zo lang is, worden er ten aanzien

van de cumulatieve effecten inzake barrièrewerking geen aanzienlijke effecten

verwacht.

5.7.2 Effecten op landschap

De lange lijnopstelling is een ruimtelijk-landschappelijk verantwoorde keuze.

5.7.3 Effecten op mens

In de Slagschaduwstudie (Fortech Studie bvba, 2010) is het cumulatieve effect van de

windturbines berekend. Een woning kan in verschillende perioden van het jaar van één

of twee turbines slagschaduw hebben. De turbines zijn standaard uitgerust met een

Page 68: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

68/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

stilstandmodus, waardoor het aantal uren slagschaduw per jaar dat afkomstig is van de

verschillende windturbines, de geldende Vlarem-norm niet zal overschrijden.

In de geluidstudie opgenomen in Bijlage 5 is toegelicht dat de gemodelleerde specifieke

bijdrages voor alle turbines samen (cumulatief) gelden. Er is toegelicht dat deze bijdrage

voor de beoordelingspunten die tussen de turbines in gelegen zijn eerder een

overschatting zal zijn. Immers, de wind komt steeds maar uit één windrichting zodat voor

de immissiepunten tussen de turbines in, voor de ene turbine een meewind heerst en

voor de andere een tegenwind. In de berekening wordt steeds met meewind gerekend

zodat we voor deze situatie voor een overschatting zitten. Het is immers onmogelijk (in

de huidige gebruikte software) om een berekening met tegenwind uit te voeren. Ook

hierbij dient opgemerkt te worden dat de turbines standaard zijn uitgerust met diverse

werkingsmodi, die afhankelijk van de sturing in werking treden.

Bijgevolg worden geen aanzienlijke cumulatieve effecten op mens verwacht.

5.8 Uitbatingsmodaliteiten

5.8.1 Slagschaduw

De turbines zijn standaard uitgerust met een slagschaduwsysteem waardoor de

slagschaduwnorm zoals vastgesteld in Vlarem niet overschreden kan worden.

5.8.2 Mortaliteit vogels

Analoog aan de slagschaduwmethodiek zal, de in samenspraak met ANB opgemaakte

engagementsverklaring (zie Bijlage 2) worden toegepast, zodat de turbines nooit een

significante impact kunnen hebben op de mortaliteit van vogels.

5.8.3 Archeologische begeleiding

De bijzondere voorwaarde opgenomen in de stedenbouwkundige vergunning, gesteund

op het advies van Ruimte en Erfgoed, Onroerend Erfgoed, Archeologie met betrekking tot

het decreet Archeologie wordt bevestigd.

Page 69: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

69/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

6 Leemten in de kennis

Invloed op populatie van natuurontwikkelingsproject Hamputten

In de Hamputten aansluitend aan het natuurgebied Molsbroek is natuurontwikkeling

gepland in de nabije toekomst. De moerassige vegetaties zullen de Hamputten

aantrekkelijker maken voor o.a. pleisterende en rustende smienten, wintertalingen, wilde

eenden en slobeenden. Hierdoor zullen er na inrichting van de Hamputten waarschijnlijk

meer watervogels aanwezig zijn in het Molsbroek en de Hamputten samen.

Echter, door de in bijlage 2 opgenomen engagementsverklaring zal de toekomstige

ontwikkeling van de Hamputten geen negatieve invloed kunnen hebben op de effecten

van het windpark. De leemte in de kennis over de verdere ontwikkeling van de

Hamputten betekent geen onzekerheid over het effect van de windturbines op de

populatie watervogels.

Page 70: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON
Page 71: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

71/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

7 Eindbeoordeling

De projectontwikkelaar THV Elicio – Fortech wenst te investeren in 4 windturbines voor

de lokale, decentrale, productie van de hernieuwbare energie. Deze investering kadert

onder meer in de Europese en nationale richtlijnen en doelstellingen rond hernieuwbare

energie.

Deze 4 windturbines zijn een uitbreiding van de reeds vergunde en operationele

windparken Berlare en BredeKop.

Onderhavige ontheffing voor project-milieueffectrapportage onderzoekt de mogelijke kans

op aanzienlijke effecten van de windturbines op de disciplines bodem, water, geluid,

fauna en flora, landschap en mens.

Discipline Effecten

Bodem Geen aanzienlijke effecten

Water (oppervlaktewater en grondwater) Geen aanzienlijke effecten

Geluid Dag- en avondperiode: te verwaarlozen

effect

Nachtperiode: conform Vlarem

aanvaardbaar

Fauna en Flora Conform engagementsverklaring:

aanvaardbaar

Landschap Geen aanzienlijke effecten

Mens Geen aanzienlijke effecten

Discipline bodem

Omwille van de geringe oppervlakte ruimte-inname van de windturbines worden geen

aanzienlijke effecten verwacht.

Discipline water

Omwille van de zeer beperkte ondoorlatende oppervlakte en de grote afstand tot de

Zelebeek en zijloop worden geen aanzienlijke effecten verwacht.

Discipline geluid

Het effect op het omgevingsgeluid is ter hoogte van de nabij gelegen woningen te

verwaarlozen voor de dag- en avondperiode. Voor de nachtperiode wordt eveneens

voldaan aan de opgelegde Vlarem-normen.

Discipline flora en fauna

Er zijn voldoende gegevens van de voorkomende avifauna beschikbaar waaruit een goed

beeld kan gevormd worden van de situatie ter plaatse. Deze gegevens aangevuld met de

engagementsverklaring (Bijlage 2) moeten ervoor zorgen dat er geen significante

Page 72: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

72/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

effecten kunnen zijn voor fauna en flora, en in het bijzonder voor de vogels en voor de

omliggende beschermde gebieden.

Discipline landschap

Ruimtelijk is de projectlocatie een verantwoorde keuze. Er worden geen aanzienlijke

effecten verwacht op de landschapskenmerken van de relictzone en op het beschermd

monument Hof Ten Goede. De vigerende regelgeving inzake archeologie zal worden

gevolgd bij de werkzaamheden in de bodem, zodat het effect niet aanzienlijk is.

Discipline mens

De hinder door slagschaduw is berekend als aantal uren slagschaduw van de 4 turbines

cumulatief met de bestaande turbines. De windturbines zijn standaard uitgerust met een

slagschaduwsysteem, zodat voor elke woning het gezamenlijk aantal uren slagschaduw

van alle turbines samen, de Vlarem-norm niet overschrijdt.

De windturbines hebben een minimale impact op de agrarische functie.

De inplanting van de windturbines wordt vanuit externe veiligheid aanvaardbaar geacht.

Globale conclusie

Er worden geen aanzienlijke effecten verwacht tijdens aanleg en exploitatie van de

4 windturbines van Windpark Goeiende.

Page 73: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

73/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

8 Literatuurlijst

dBA-plan bvba, 2012

Geluidsstudie windturbineproject Elicio nv

windpark Goeiende

P11143 – Guy Putzeys

Devos K., 2008

Database watervogeltellingen Vlaanderen

Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. Brussel.

De Vos K., 2008

Soort in de kijker : smient.

Uit Vogelnieuws, nr 11, okt. 2008 (p22-28)

Dirksen S., Spaans A., Van der Winden J., 2007

Collision risks for diving ducks at semi-offshore wind farms in freshwater lakes : a case

study.

In “Lucas M., Janss GFE, Ferrer M., (eds). Birds and Wind Farms. Risk assessment and

mitigation”. Quercus 2007.

Durme VZW, 2011

Bezwaarschrift in kader van het openbaar onderzoek inzake de aanvraag tot

stedenbouwkundige vergunning voor het oprichten van 4 windturbines op het

grondgebied van Zele

VZWDURME2011.2

Everaert J., 2008

Effecten van windturbines op de fauna in Vlaanderen : onderzoeksresultaten, discussie

en aanbevelingen

Rapport Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

INBO.R.2008.44

Everaert J., Willems L., 2008

Resultaten watervogeltellingen Donkmeer en Nieuwdonk

Tellingen in kader van project Watervogeltellingen van het Instituut voor Natuur- en

Bosonderzoek

Everaert J., 2011

Risico’s voor vogels en vleermuizen bij geplande windparken in Vlaanderen

Dynamisch beslissingsinstrument, V2011.1

Rapport Instituut voor Natuur – en Bosonderzoek

INBO.R.2011.32

Everaert, J., Peymen J., 2013. Aanvullingen op het rapport “Risico’s voor vogels en

vleermuizen bij geplande windturbines in Vlaanderen (INBO.R.2011.32)”. Aanzet voor

Page 74: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

74/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

een beoordelings- en significantiekader. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en

Bosonderzoek 2013 (INBO.R.2013.44). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

Fortech Studie bvba, 2010

Slagschaduwstudie

Windturbinepark Goeiende

THV Elicio nv – Fortech bvba

Fortech Studie bvba, 2014

Onderzoek naar de mogelijke effecten van het windpark Goeiende (Zele) op vogels

Eindrapport

Fortech Studie bvba, 2012

Voorstel opvolgingsprogramma van de aanvaringslachtoffers en resultaatverbintenis

windpark Goeiende

Ontwerprapport

Fortech Studie bfba, 2014

Voorstel opvolgingsprogramma van de aanvaringslachtoffers en resultaatverbintenis

windpark Goeiende

Finaalrapport

Krijgsveld, K.L., K. Akershoek, F. Schenk, F. Dijk, H. Schekkerman & S. Dirksen, 2009.

Collision risk of birds with modern large wind turbines: reduced risk compared to smaller

turbines. Ardea 97(3): 357-366.

Krijgsveld, K.L. & D. Beuker, 2009.

Vogelslachtoffers bij windpark Anna Vosdijk op Tholen. Onderzoek naar aanvaringen

onder trekkende steltlopers en overwinterende smienten. Rapport 09-072. Bureau

Waardenburg, Culemborg.

INBO, 2008

Advies bij Bouw van 13 windturbines langs de E17 in Laarne, Berlare en Zele

Windturbinepark Scheldeland

Analyse van een mogelijke impact op vogels en vleermuizen

INBO.A.2008.211 – Joris Everaert

INBO, 2011

Advies betreffende het onderzoek naar de mogelijke effecten van het windpark Goeiende

(Zele) op vogels

INBO.A.2010.275 – Lode De Beck

INBO, 2014

Advies betreffende het voorstel slachtoffer monitoring en resultaatverbintenis windpark

Goeiende (Zele)

Page 75: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

75/120 BE0112.000528

Ontheffing project-milieueffectrapportage windpark Goeiende - THV Elicio - Fortech

M-tech, 2012

Motiveringsnota niet-m.e.r.-plicht Goeiende

in opdracht van THV Elicio NV – Fortech

Poot M.J.M. en Lensink R. 2008.

Ruimtelijke patronen en fluxen van nachtelijke vogeltrek in het havengebied van

Antwerpen op de rechteroever van de Schelde in het voorjaar van 2008. Bureau

Waardenburg rapport nr. 08-113. In Fortech Studie (2014).

Prinsen H.A.M., Krijgsveld K.L., van Horssen P.W., van der Hut R.M.G., Lensink R., 2004

Risico’s voor vogels op potentiële locaties voor windturbines in de provincie Zuid-Holland.

Deel I : verslag van onderzoek in winter 2002-2003.

Bureau Waardenburg, rapport nr. 03-016

Roels F., Verstraeten A., 2008

Vliegbewegingen lokale eenden, Kieviten en seizoenale trekvogels langs de E17 in

Lokeren en Zele.

Mededeling aan het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek.

Scottish Natural Heritage 2000.

Guidance Note Series, Windfarms and birds: Calculating a theoretical collision risk

assuming no avoiding action.

THV Elicio – Fortech, 2011

Bouw en exploitatie van Windpark Goeiende – Zele

Lokalisatienota

Verkem S., De Maeseneer J., Vandendriessche B., Verbeylen G., Yskout S., 2003

Zoogdieren in Vlaanderen. Ecologie en verspreiding van 1987 tot 2002.

Natuurpunt Studie & JNM Zoogdierenwerkgroep.

Vogelwerkgroep Durmevalle, 2010

Waarnemingen in de regio Durme- en Scheldevallei (www.durmevallei.be, incl. recente

online database) + Online database watervogeltellingen Vlaanderen van het Instituut voor

Natuur- en Bosonderzoek, resultaten telgebieden in de Durme- en Scheldevallei.

Winkelman J.E., Kistenkas F.H. en Epe MJ., 2008

Ecologische en natuurbeschermingsrechtelijke aspecten van windturbines op land.

Alterra rapport 1780. Wageningen.

www.trektellen.nl

www.durmevallei.be

Page 76: Ontheffing project- milieueffectrapportage Windpark Goeiende · 2015-11-24 · 2/120 BE0112.000528 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON

2/107 BE0112.000416

Kantoren www.arcadisbelgium.be

Antwerpen- Berchem

Citylink - Posthofbrug 12

B-2600 Berchem

T +32 3 360 83 00

F +32 3 360 83 01

Hasselt

Eurostraat 1 – bus 1

B-3500 Hasselt

T +32 11 28 88 00

F +32 11 28 88 01

Gent

Kortrijksesteenweg 302

B-9000 Gent

T +32 9 242 44 44

F +32 9 242 44 45

Brussel

Koningsstraat 80

B-1000 Brussel

T +32 2 505 75 00

F +32 2 505 75 01

Liège

26, rue des Guillemins, 2ème étage

B-4000 Liège

T +32 4 349 56 00

F +32 4 349 56 10

Charleroi

119, avenue de Philippeville

B-6001 Charleroi

T +32 71 298 900

F +32 71 298 901

ARCADIS Belgium nv/sa

BTW BE 0426.682.709

RPR BRUSSEL

ING 320-0687053-72

IBAN BE 38 3200 6870 5372

SWIFT BIC BBRUBEBB

Maatschappelijke zetel

Brussel

Koningsstraat 80

B-1000 Brussel

Adviesverlening, studie en ontwerp van gebouwen, infrastructuur, milieu en ruimtelijke ordening. Detachering van projectmedewerkers.

Deze offerte is afgeprint op papier met het FSC-label

iclaeys
Text Box