Een vroeg-middeleeuwse nederzetting aan de Hoge Dijken te ...
ONTDEKKINGEN TOETS Motieven 198 -...
Transcript of ONTDEKKINGEN TOETS Motieven 198 -...
ONTDEKKINGEN Motieven
TOETS
198
BRON I
Uit een brief van de Portugese koning Manoel aan koning Ferdinand en koningin Isabella van Spanje, 1499.
"Uwe Hoogheden weten reeds dat wij Vasco da Gama, een edelman uit onze hofhouding, en zijn broer Paulo da
Gama opdracht hadden gegeven om met vier schepen ontdekkingsreizen over zee te maken en dat er sinds hun
vertrek nu twee jaar verstreken zijn. En omdat net als voor onze voorouders het belangrijkste motief voor deze
onderneming het dienen van God onze Heer en ons eigen voordeel is geweest, behaagde het Hem in Zijn
barmhartigheid hen een snelle reis te laten maken. Uit een boodschap, die heden door een van de kapiteins naar
deze stad is gebracht, maken wij op dat zij India (…) bereikten en ontdekten; dat zij de zee daar bevoeren,
waardoor ze omvangrijke steden, grote bouwwerken en rivieren vonden, en grote bevolkingen die alle handel in
specerijen en kostbare stenen dreven, die in schepen (…) naar Mecca verzonden worden en vandaar naar Cairo,
vanwaar zij over de hele wereld verspreid worden. Van deze [specerijen] hebben ze een hoeveelheid meegebracht,
waaronder kaneel, kruidnagelen, gember, nootmuskaat en peper alsook andere soorten, samen met hun takken en
bladeren; ook veel prachtige stenen van alle soorten, zoals robijnen en andere. En ze kwamen ook in een land waar
goudmijnen zijn, waarvan ze (…) niet zoveel meebrachten als ze hadden kunnen doen, want ze hadden geen
koopwaar meegebracht.
Omdat we beseffen dat Uwe Hoogheden met veel plezier en voldoening over deze dingen zullen horen, dachten we
dat het goed is deze informatie te geven. En op grond van wat we hebben vernomen over de christelijke mensen die
deze ontdekkers bereikten, mogen Uwe Hoogheden aannemen dat het mogelijk moet zijn, ook al zijn ze nog niet
zo sterk in het geloof of in het bezit van een grondige kennis daarvan, om veel te doen in de dienst voor God en de
verheerlijking van het Heilige Geloof, als zij eenmaal bekeerd zullen zijn en ten volle daarin gesterkt. En als ze dus
zo in het geloof gesterkt zullen zijn, zal er een gelegenheid zijn om de Moren uit die gebieden te vernietigen.
Bovendien hopen we, met Gods hulp, dat de omvangrijke handel die nu de Moren uit die gebieden verrijkt (…), als
gevolg van ons optreden zal overgaan op de inwoners en schepen van ons eigen koninkrijk, zodat voortaan de
gehele Christenheid in dit deel van Europa in staat zal zijn voor een groot deel zichzelf te voorzien van deze
specerijen en kostbare stenen."
BRON II
De Venetiaan John Cabot zocht, in opdracht van de Engelse koning Hendrik VII, via het noorden van de
Atlantische Oceaan, een zeeweg naar China. Hij kwam in Canada aan land. Een andere Venetiaan vertelde in
een brief aan zijn broers van de opwinding toen Cabot in Bristol terugkeerde, 1497.
"De Venetiaan, onze landgenoot, die met een schip uit Bristol vertrok op zoek naar nieuwe eilanden, is
teruggekeerd en zegt dat hij 700 zeemijlen vanhier land ontdekte, het gebied van de Grote Khan. Hij voer 300
zeemijlen langs de kust en landde; zag geen menselijke wezens, maar hij heeft voor de Koning bepaalde
strikken meegenomen, die gezet waren om wild te vangen, en een naald om netten te maken. Hij vond ook een
aantal omgehakte bomen, op grond waarvan hij veronderstelde dat er bewoners waren en keerde ongerust naar
zijn schip terug.
Hij was drie maanden op reis en op zijn terugtocht zag hij aan stuurboord twee eilanden, maar hij wilde niet
landen, omdat door een tekort aan levensmiddelen de tijd kostbaar was. Hij zegt dat er maar weinig verschil
tussen eb en vloed is en dat er lang niet zoveel stroming is als hier. De Koning van Engeland is zeer
ingenomen met deze informatie.
De Koning heeft beloofd dat onze landgenoot in het voorjaar tien schepen zal krijgen, bewapend naar zijn
wens, en op zijn verzoek heeft hij hem alle gevangenen afgestaan om de vloot te bemannen, behalve degenen
die voor hoogverraad vastzitten. De Koning heeft hem ook geld gegeven om zichzelf tot die tijd mee te
vermaken en hij is nu met zijn vrouw, ook een Venetiaanse, en met zijn zonen, in Bristol. Zijn naam is Zuan
Cabot, en hij wordt betiteld als de Grote Admiraal. Er wordt hem uitgebreid eer bewezen; hij is gekleed in
zijde. En deze Engelsen lopen als gekken achter hem aan, zodat hij zoveel als hij maar wil van hen in dienst
kan nemen (…)."
1 Leg uit dat je in de brief van koning Manoel (I) twee motieven voor de ontdekkingsreizen kunt
vinden. Noteer bij elk motief een passende zin (of een gedeelte daarvan) uit de bron.
2 Ook in bron II komt de motivatie om op ontdekkingsreis te gaan aan de orde. Ga nu na of de
motieven van Hendrik VII en Cabot dezelfde zijn als die van de Portugezen uit bron I. Verklaar je
antwoord.
3 Wat vertelt bron II over het soort mensen dat in de komende eeuwen gaat deelnemen aan de
kolonisatie van Noord-Amerika? Toon je antwoord vanuit de bron aan.
ONTDEKKINGEN Motieven
Columbus
Rol Spaanse koningspaar
Behandeling Indianen
Slavernij
TOETS
1996
BRON I
Fragment uit een brief (1493) van Columbus aan Luis de Sant Angel, waarin hij vertelt over zijn ontdekking. De
Sant Angel was minister van financiën van koning Ferdinand van Aragon. De naam 'San Salvador' duidt op
'Heiland, Zaligmaker', met 'Santa Maria de Concepcion' wordt de Heilige Maagd Maria bedoeld. Met de naam
'Cathay' werd tot in de zeventiende eeuw (het noordelijke deel van) China aangeduid.
"Omdat ik weet dat u verheugd zult zijn over het roemrijke succes dat de Heer mij op mijn reis heeft geschonken,
schrijf ik dit om u te vertellen hoe ik drie-en-dertig dagen met de vloot, die de roemrijke Koning en Koningin
(…) mij gaven, naar de Indiën zeilde, waar ik een groot aantal eilanden ontdekte, bewoond door talloze mensen;
en ik heb hen allemaal zonder tegenstand in bezit genomen voor hunne Hoogheden door afkondiging en het
tonen van de Koninklijke Standaard. Aan het eerste eiland dat ik ontdekte gaf ik de naam San Salvador, in
herinnering aan Zijne Goddelijke Majesteit, die dit alles op wonderlijke wijze heeft geschonken. De Indianen
noemen het Guanaham. Het tweede noemde ik Eiland van Santa Maria de Concepcion; het derde Fernandina; het
vierde Isabella; het vijfde Juana; en zo gaf ik aan elk een nieuwe naam. Toen ik bij Juana kwam, volgde ik de
kust van dat eiland naar het westen en vond het zo omvangrijk dat ik dacht dat dit het vasteland zou kunnen zijn,
de provincie Cathay."
BRON II
Bartolome de las Casas (1484-1566) was de eerste priester die werd uitgezonden naar de door de Spanjaarden
veroverde gebieden in Amerika; uiteindelijk kreeg hij er zelfs het ambt van bisschop. Over de behandeling van de
Indianen door de Spanjaarden schreef hij in 1542 het boek 'Brevísima relación de la destrucción de las Indias'.
Hieronder volgt een fragment uit dit boek.
"Hun reden om zo'n oneindig aantal zielen te doden en te vernietigen is dat de christenen een hoofddoel hebben,
dat is goud verwerven en zichzelf in een zeer korte tijd rijkdommen aanmeten en op die manier op te klimmen tot
een hoge positie, die in geen verhouding staat tot hun verdiensten. Men moet beseffen dat hun onverzadigbare
hebzucht en eerzucht, de grootste die ooit in de wereld gezien zijn, de oorzaak is van hun schurkenstreken. En
ook, deze landen zijn zo rijk en gelukkig, de inheemse volkeren zo gedwee en geduldig, zo gemakkelijk te
onderwerpen, dat onze Spanjaarden niet meer welwillendheid tegenover hen tonen dan tegenover beesten. En ik
zeg dit op grond van mijn eigen kennis van de daden waar ik getuige van was. Maar ik zou niet moeten zeggen
'dan tegenover beesten', want God zij dank hebben zij beesten met enig respect behandeld; in plaats daarvan zou
ik moeten zeggen als uitwerpselen op de openbare pleinen. En zo hebben zij de Indianen beroofd van hun levens
en hun zielen, want de miljoenen waarvan ik sprak zijn zonder het Geloof (…) gestorven (…) En nooit hebben
de Indianen in al de Indiën iets misdreven tegen de Spaanse christenen, tot die christenen als eersten en vele
malen ontelbare wrede gewelddaden hebben begaan tegen hen en tegen buurvolkeren. Want in het begin
beschouwden de Indianen de Spanjaarden als engelen uit de Hemel. Pas nadat de Spanjaarden geweld tegen hen
gebruikt hadden, moordend, rovend, martelend, kwamen de Indianen tegen hen in opstand."
1 Columbus noemde in zijn brief (I) wel een belangrijk motief voor zijn ontdekkingsreis, maar een ander
belangrijk motief noemde hij niet. Werk deze bewering uit door
- eerst aan te geven welk motief Columbus voor zijn ontdekkingsreis in de brief noemde;
- vervolgens uit te leggen welk ander belangrijk motief hij blijkbaar verzweeg en
- ten slotte een verklaring te bedenken waarom hij in deze brief juist zoveel nadruk legde op het
door hem genoemde motief.
2 Columbus (I) gaf elk van de door hem ontdekte eilanden een naam. Leg van de eerste vier eilanden eerst
uit dat deze namen bewust gekozen waren en vervolgens dat Columbus ook met de volgorde van de
gekozen namen een duidelijke bedoeling had.
3 Uit de woorden van Columbus (I) en De las Casas (II) blijkt een groot verschil, als het gaat om hoe zij
tegen de inheemse Indianen aankeken. Omschrijf eerst dat verschil en bedenk vervolgens een verklaring
voor dat verschil in benadering.
4 Je zou kunnen zeggen dat De las Casas (II) uiteindelijk zijn zin kreeg, maar wel op een manier waar wij
tegenwoordig vreemd tegenaan kijken. Leg beide delen van deze stelling uit.
ONTDEKKINGEN Motieven
Columbus
TOETS
193
BRON
Waarschijnlijk in 1494 stuurde Columbus een brief aan de koning en koningin van Spanje, waarin hij aangaf
welke maatregelen hij op de door hem ontdekte maatregelen had getroffen. Hieronder volgen er een aantal.
"1. Dat op het genoemde eiland drie of vier nederzettingen gesticht zullen worden, op de meest aangename
plaatsen, en dat de aanwezige kolonisten de voornoemde plaatsen en nederzettingen toegewezen krijgen.
2. Dat voor een betere en snellere kolonisatie van het genoemde eiland niemand toestemming zal hebben om er
goud te verzamelen, behalve zij die een schriftelijk bewijs van kolonist hebben en huizen voor hun onderdak
hebben gebouwd, in de nederzetting waarin ze zich bevinden, opdat ze in een gemeenschap en in grotere
veiligheid kunnen leven.
3. Dat elke nederzetting zijn burgemeester zal hebben (…) en zijn notaris, zoals gebruik en gewoonte is in
Castilië.
4. Dat er een kerk zal zijn, en pastoors of broeders om de sacramenten te bedienen, de eredienst te leiden en voor
de bekering van de Indianen.
5. Dat niemand op zoek zal gaan naar goud zonder schriftelijke toestemming van de gouverneur of de
burgemeester van zijn woonplaats; en dat hij eerst een eed moet afleggen dat hij terug zal heren naar de plaats
vanwaar hij is vertrokken, met het doel nauwgezet al het goud te registreren dat hij wellicht gevonden heeft en
om – afhankelijk van de tijd die voor hem is vastgesteld – eens per maand of eens per week terug te keren om
verslag uit te brengen en de hoeveelheid goud te tonen; en dat dit door de notaris zal worden vastgelegd in
aanwezigheid van de burgemeester of, als dat beter lijkt, dat een monnik of pastoor, voor dat doel afgevaardigd,
ook aanwezig zal zijn (…)
10. Dat als de genoemde burgemeesters of notarissen bedrog zullen plegen of daar weet van hebben, zij daarvoor
gestraft zullen worden en dat hetzelfde geldt voor de kolonisten die niet al het goud dat zij hebben aangegeven
hebben (…)
12. Omdat in de begeerte naar goud iedereen natuurlijk liever daarnaar op zoek gaat dan zich met iets anders
bezig te houden, lijkt het me goed om het recht om naar goud te zoeken gedurende een deel van ieder jaar op te
schorten, opdat er gelegenheid is dat ook de andere voor het eiland noodzakelijke zaken tot stand komen."
1 Uit de brief van Columbus komt duidelijk naar voren waarom de Spanjaarden grote belangstelling voor
de overzeese gebieden hadden. Noem de drie motieven die in de brief terug te vinden zijn. Neem daarbij
steeds de woorden over waaruit dat blijkt.
2 Eén van de drie motieven overheerst de andere: maak duidelijk dat dat uit de punten 5, 10 en 12 op
verschillende manieren blijkt.
ONTDEKKINGEN Motieven ontdekkingstochten
Columbus
TOETS
20
BRON I
In 1862 maakte de Spaanse schilder
Dioscoro Teofilo de la Puebla Tolin
(1832-1901) onderstaand schilderij
met de naam 'De Eerste Landing van
Christopher Columbus in Amerika'.
BRON II
De Amerikaanse schilder Albert
Bierstadt schilderde in 1893
onderstaand 'De Landing van
Columbus'.
1 Leg uit dat het schilderij van De la Puebla Tolin (bron II) slechts beperkt bruikbaar is om achter de
motieven voor de ontdekkingsreizen te komen. Let er op dat je antwoord uit twee delen moet bestaan.
2 Bij het interpreteren van bronnen is het belangrijk te weten vanuit welk perspectief een historische
gebeurtenis benaderd wordt. Leg uit dat je dit kunt illustreren door beide schilderijen (bronnen I en II)
met elkaar te vergelijken.
3 Geef een verklaring, waarom De la Puebla Tolin (bron I) en Bierstadt (bron II) de landing van
Columbus vanuit een verschillend perspectief benaderd hebben. Geef ook beredeneerd aan of jij je
antwoord als een feit of als een hypothese beschouwd.
ONTDEKKINGEN Motieven
Vasco da Gama
Indië
Rol Arabieren
TOETS
1821
BRON
Op 20 mei 1498 bereikte de Portugese ontdekkingsreiziger ('kapitein-majoor') Vasco da Gama, die in opdracht
van de Portugese koning de zeeweg naar Indië zocht, de Indische haven Calicut. Hieronder staat een fragment uit
zijn scheepsjournaal. Uit Calicut waren inmiddels schepen naar de vloot van Da Gama gevaren. De man die
door Da Gama als eerste naar Calicut gestuurd werd (door Da Gama als 'gevangene' betiteld), was iemand die
veroordeeld was om op de vloot van Da Gama te dienen.
"1498. Calicut. Die nacht gingen wij op twee zeemijlen van de stad Calicut voor anker (…) Op de volgende dag
kwamen deze zelfde boten langszij, toen de kapitein-majoor een van de gevangenen naar Calicut stuurde; en
degenen met wie hij meeging brachten hem naar twee moslims uit Tunis, die Castiliaans en Genuees konden
spreken. De eerste begroeting die hij ontving was in deze woorden: 'De duivel moge je halen! Wat bracht u
hierheen?' Ze vroegen wat hij zo ver weg van huis zocht en hij vertelde hen dat wij kwamen op zoek naar
christenen en specerijen. Zij zeiden: 'Waarom zendt de Koning van Castilië, de Koning van Frankrijk of de
Regering van Venetië geen mensen hierheen?' Hij zei dat de Koning van Portugal niet zou toestaan dat zij dat
deden, en zij zeiden dat hij het juiste deed. Na dit gesprek brachten ze hem naar hun woningen en gaven ze hem
tarwebrood en honing. Toen hij gegeten had en terugkeerde naar de schepen, werd hij vergezeld door een van de
moslims die niet eerder aan boord was, hij sprak toen deze woorden: 'De onderneming is gelukt, gelukt! Heel veel
robijnen, heel veel smaragden! U bent grote dank aan God verschuldigd, dat Hij u naar een land gebracht heeft
dat zulke rijkdommen bezit!' Wij waren bijzonder verbaasd hem te horen spreken, want wij hadden nooit
verwacht onze taal zo ver weg van Portugal te horen spreken."
1 Als je wilt weten met welk doel de Portugezen de zeeweg naar Indië zochten, geeft deze bron niet veel,
maar wel enige informatie. Welke informatie is dat?
2 Uit het scheepsjournaal van Da Gama blijkt dat men in Indië al een behoorlijke kennis bezat over
Europa. Toon dat aan.
3 In de eerste ontmoeting tussen de bemanning van Da Gama en de inwoners van Calicut spelen twee
moslims uit het Noord-Afrikaanse Tunis een belangrijke rol. Beredeneer waarom deze mensen uit de
Arabische wereld in Indië waren en vervolgens welke rol zij gespeeld hebben in die eerste ontmoeting,
die door Da Gama beschreven werd.
4 Uit het verslag van Da Gama blijkt dat er veroordeelde gevangenen tot zijn bemanning behoorden. Geef
daar een verklaring voor.
5 Waarom zal Da Gama wellicht juist zo’n veroordeelde gevangene uitgekozen hebben om het eerste
contact met de inwoners van Calicut te maken?
ONTDEKKINGEN John Cabot
Motieven
Zeeweg naar Indië
Columbus
Gevolgen Noord-Italië
TOETS
1824
BRON
John Cabot was een Venetiaanse ontdekkingsreiziger, die in 1497 in dienst van de Engelse koning Hendrik VII
Noord-Amerika ontdekte. Bij zijn terugkeer stuurde Fra Soncino, de afgezant van de hertog van Milaan in
Engeland, een brief aan de hertog, Ludovico Sforza; hieronder staat een gedeelte uit deze brief.
"Wellicht raakt Uwe Excellentie, onder druk van zoveel bezigheden, niet van streek als hij verneemt dat Zijne
Majesteit een groot deel van Azië heeft verworven zonder ook maar één slag met het zwaard. In dit Koninkrijk is
een populaire Venetiaan, genaamd meneer John Cabot, een man van aanzienlijke bekwaamheid, zeer bedreven in
het varen op zee, die toen hij gezien had dat de meest verheven Koningen, eerst die van Portugal, daarna die van
Spanje, onbekende eilanden in bezit hadden genomen, een soortgelijke aanwinst voor Zijne Majesteit van plan
was te maken. En toen hij de koninklijke privileges had verworven die hem het gebruik van het land schonken
dat door hem gevonden was, op voorwaarde dat het recht van eigendom voorbehouden was aan de Kroon, vertrok
hij in een klein schip uit de haven van Bristol, in het westelijk deel van dit koninkrijk, met achttien man die hun
lot in zijn handen legden."
1 Toon aan dat uit de brief van Fra Soncino blijkt dat zowel een economisch als een politiek motief tot de
expeditie van John Cabot leidden.
2 In de brief van Fra Soncino staat dat John Cabot "een groot deel van Azië" voor de Engelse koning
("Zijne Majesteit") heeft verworven. Al eerder (sinds 1492) had Columbus twee expedities in westelijke
richting ondernomen. Wat leert de brief van Fra Soncino met betrekking tot de ontdekkingen die
Columbus had gedaan?
3 Geef twee redenen waarom ontdekkingsreizigers als Columbus en Cabot een zeeweg naar Azië zochten
door naar het westen te varen.
4 Fra Soncino veronderstelde in zijn brief dat Ludovico Sforza, de hertog van Milaan, niet bepaald blij zou
worden van het bericht dat Engeland "een groot deel van Azië" heeft verworven. Beredeneer dat
Ludovico Sforza voor zijn ongerustheid zowel een politiek als een economisch motief gehad kan
hebben.
ONTDEKKINGEN Motieven
Portugal/Zeeweg naar Azië
Betrouwbaarheid bron
TOETS
2019
BRON
In 1511 viel een Portugese vloot onder Afonso de Albuquerque het islamitische sultanaat Malakka aan, dat op de
westkust van Maleisië lag. De verovering van de haven gaf de Portugezen de controle over de strategische
zeestraat van Malakka en over de zeeroute naar de Molukken, waar de specerijen vandaan kwamen. Onderstaand
fragment komt uit een van de vele brieven die Albuquerque aan de Portugese koning Manuel schreef.
"Ook al zijn er vele redenen die ik zou kunnen aanvoeren om deze stad in te nemen en er een fort in te bouwen om
ons bezit daarvan vast te houden, zal ik er u bij deze gelegenheid slechts twee noemen (…)
De eerste is de grote dienst die wij Onze Heer zullen verlenen door de moslims uit dit land te gooien (…) Als we
maar de voor ons liggende taak kunnen verrichten, zal het resultaat zijn dat de moslims Indië helemaal aan onze
heerschappij zullen overlaten, want het grootste deel van hen – of misschien wel allen – leven van de handel van
dit land en zijn groot en rijk geworden en beheerders van veelomvattende schatten (…)
Want toen wij ons bezighielden met het kruisen door de zeestraten van de Rode Zee, waar de Koning van Portugal
mij vaak had bevolen heen te gaan (want het was daar dat Zijne Hoogheid veronderstelde dat wij de handel te niet
zouden kunnen doen die de moslims van Cairo, van Mekka en van Juda met deze gebieden voeren), achtte Onze
Heer het juist om ons in zijn dienst hierheen te leiden; want als Malakka is ingenomen, moeten de handelsplaatsen
aan de Rode Zee gesloten worden en zullen de moslims nooit meer in staat zijn om hun specerijen naar die
plaatsen te brengen.
En de andere reden is de andere dienst die wij voor Koning Manuel zullen verrichten door het innemen van deze
plaats, omdat zij de hoofdplaats vormt van alle handel in specerijen en kruiden die de moslims ieder jaar vandaar
naar de Rode Zee vervoeren, zonder dat wij daar iets tegen kunnen doen; maar als wij hen beroven van hun oude
markt daar, blijft er voor hen geen enkele haven over (…) vanwaar zij hun handel in deze zaken kunnen
voortzetten (…) Ik beschouw het als zeer zeker dat als wij hen deze handel van Malakka uit handen nemen, Cairo
en Mekka volledig geruïneerd zullen worden en naar Venetië geen specerijen zullen worden vervoerd, behalve die
welke haar kooplieden in Portugal zullen gaan kopen."
1 Vanaf de vijftiende eeuw waren de Portugezen bezig een zeeweg om Afrika heen naar Azië te zoeken. Leg
uit dat de brief van Albuquerque precies aangeeft wat de Portugezen daarmee wilden bereiken.
2 Voor Albuquerque waren het economische en het religieuze motief om Malakka te veroveren geheel met
elkaar verweven. Toon die verwevenheid vanuit de bron aan.
3 Beredeneer met twee argumenten of je de brief van Albuquerque aan de Portugese koning betrouwbaar
kunt noemen voor de vraag welke motieven de Portugezen hadden om Malakka te veroveren.
ONTDEKKINGEN Columbus
Conquistadores
Behandeling inheemsen
Plantages
TOETS
2005
BRON I
Columbus hield tijdens zijn eerste ontdekkingsreis een logboek bij. Hieronder staat een fragment van wat hij op
13 oktober 1492 opschreef. De 'ceitil' was een Portugese munt met een waarde van ongeveer een cent. San
Salvador was het eerste door Columbus ontdekte eiland.
"Ik kan maar niet begrijpen hoe onderdanig deze mensen zijn. Zij hebben maar zo weinig om te geven, maar zij
zijn bereid het allemaal te geven in ruil voor ieder ding dat wij hen geven, al zijn het maar gebroken stukken glas
en aardewerk. Eén zeeman gaf drie Portugese 'ceitis' voor 25 pond gesponnen katoen. Eigenlijk zou ik deze ruil
hebben moeten verbieden, maar ik wilde de katoen hebben voor Uwe Hoogheid en zij leek mij in overvloed
aanwezig te zijn. Ik denk dat de katoen op San Salvador verbouwd wordt. Ook het goud dat zij in hun neuzen
hangen komt hier vandaan, maar om geen tijd te verliezen, wil ik gaan om te kijken of ik het eiland Japan kan
vinden."
BRON II
Bernal Díaz del Castillo (1492-1581) was een Spaanse 'conquistador', mannen die het binnenland van Midden- en
Zuid-Amerika op de Indianen veroverden. Hieronder staat een fragment uit het verslag dat hij schreef over de
verovering van Mexico.
"Laten wij omschrijven hoe de meeste Indiaanse inheemsen succesvol alle Spaanse beroepen hebben geleerd (…)
Er zijn goud- en zilversmeden (…) en ook beeldhouwers verrichten het mooiste werk met ijzeren gereedschappen
(…) Veel zonen van opperhoofden weten hoe ze moeten lezen en schrijven en boeken moeten samenstellen (…)
Nu fokken zij vee in alle soorten en richten zij runderen af en ploegen het land en zaaien tarwe en dorsen de oogst
en verkopen die, en maken brood en zij hebben hun landerijen beplant met alle bomen en vruchten, zoals appels
en peren waar zij meer om geven dan hun inheemse planten, die wij uit Spanje hebben meegebracht."
1 Uit zijn logboek (I) kun je opmaken dat Columbus zijn logboek niet voor zichzelf, maar voor de Spaanse
koning schreef. Uit welke woorden blijkt dat en waarom schreef hij voor de Spaanse koning?
2 Uit zijn logboek (I) blijkt dat Columbus op 13 oktober 1492 nog niet wist dat hij in Amerika geland was.
Uit welke woorden blijkt dat?
3 Als je de woorden van Díaz del Castillo (II) vergelijkt met die van Columbus (I) kun je tot de conclusie
komen dat de Spanjaarden inmiddels met andere bedoelingen in Amerika waren. Licht dit toe door
- eerst uit bron I te halen wat voor Columbus de voornaamste reden voor zijn ontdekkingsreis was en
- daarna uit bron II te halen dat de Spanjaarden begonnen waren met de aanleg van plantages.
4 Columbus (I) dacht ogenschijnlijk heel anders over de inheemsen dan Díaz del Castillo (II). Maak dat
'ogenschijnlijke' duidelijk door
- eerst het verschil duidelijk te maken tussen Columbus en Díaz del Castillo over hoe zij volgens de
beide bronnen over de inheemsen dachten en
- vervolgens het 'ogenschijnlijke' te verklaren uit het feit dat Díaz del Castillo iets belangrijks niet
vermeldde over de behandeling van de inheemsen door de Spanjaarden.
ONTDEKKINGEN Azteken
Motieven Spanjaarden
Slavernij
Spaanse t.o. Azteekse cultuur
TOETS
2195
BRON I
De Spaanse priester Bartolomé de las Casas (1484-1566), die al in 1502 Amerika had bezocht, schreef in 1542
'Brevísima relación de la destrucción de las Indias'. Uit het voorwoord van dit boek volgt hieronder een fragment.
"Er zijn twee manieren te onderscheiden waarop degenen die naar dit deel van de wereld zijn gereisd,
voorwendend dat zij Christenen zijn, deze erbarmelijke volkeren hebben uitgeroeid en hen van de aardbodem
hebben laten verdwijnen. De eerste is dat zij oorlog tegen hen gevoerd hebben: onrechtvaardige, wrede, bloedige
en tirannieke oorlog. De tweede is dat zij allen en iedereen hebben vermoord die ook maar het kleinste teken van
verzet heeft getoond, of zelfs maar de wens om te ontsnappen aan de kwelling waaraan zij hen hebben
onderworpen. Deze laatste gedragslijn heeft geholpen om de inheemse leiders te onderdrukken, en het heeft,
gegeven het feit dat de Spanjaarden gewoonlijk alleen vrouwen en kinderen sparen, inderdaad geleid tot de
uitroeiing van alle volwassen mannen, die zij gewoonlijk onderwerpen aan de meest hardvochtige en
onrechtvaardige en brute slavernij die de mens ooit voor zijn medemensen heeft bedacht, door hen in feite erger
dan dieren te behandelen. Al de vele en oneindig verschillende manieren die verzonnen zijn om deze volkeren te
onderdrukken kunnen beschouwd worden als voortvloeiend uit de ene of de andere van deze twee duivelse en
tirannieke manieren."
BRON II
De Spaanse monnik
Bernardino de Sahagún
(1499-1590) heeft, met
drie studenten van het
inheemse volk van de
Azteken, een serie van
twaalf boeken gemaakt,
die de naam 'Florentijnse
Codex' heeft gekregen.
Vooral de vele illustraties
geven een goed beeld van
het leven van de Azteken
voor de komst van de
Spanjaarden. Hieronder
staat zo’n afbeelding uit
de Florentijnse Codex.
BRON III
Afbeelding uit de Florentijnse Codex.
1 Leg uit wat het voornaamste motief voor de Spanjaarden was om de inheemse bevolking van Amerika
tot slavernij te brengen.
2 Beredeneer dat je uit zijn woorden (I) de conclusie kunt trekken dat De las Casas
- het enerzijds opnam voor de inheemse bevolking van Amerika,
- maar slavernij als zodanig niet veroordeelde.
3 Bij de Spanjaarden die het rijk van de Azteken (in het huidige Mexico) veroverden zal ongetwijfeld
meegespeeld hebben dat zij hun eigen (Europese en christelijke) cultuur veel beter vonden dan de
inheemse cultuur van de Azteken. Maak duidelijk of die overtuiging stand kan houden als zij
geconfronteerd wordt met gegevens over de inheemse cultuur van de Azteken door
- eerst van de bronnen II, III en IV afzonderlijk te bepalen welke informatie deze geven over de
manier van leven van de Azteken;
- vervolgens te bepalen wat De las Casas in zijn boek (I) opmerkte over het gedrag van de
Spanjaarden tegenover de inheemse volkeren van Amerika en
- ten slotte te beredeneren of je op basis van de bronnen I tot en met IV kunt volhouden dat de
Spaanse cultuur verheven was boven die van de Azteken.
BRON IV
De Codex Magliabec-
chiano is een Azteekse
bron, die voornamelijk
bestaat uit afbeeldingen
met een godsdienstige
betekenis. Het document is
ontstaan halverwege de
zestiende eeuw (in de
eerste periode van de
Spaanse kolonisatie van
Mexico). Hieronder staat
een afbeelding uit deze
codex.
ONTDEKKINGEN Motieven
Feodale verhoudingen
TOETS
106
BRON
De Spaanse koning Ferdinand zond omstreeks 1510 een brief aan de gouverneur van de Spaanse kolonie
Hispaniola, met de opdracht de inhoud daarvan mee te delen aan de Taino- en Arawak-Indianen. De tekst werd
later ook in andere delen van Amerika gebruikt.
"Daarom eisen wij dat u deze tekst begrijpt en binnen een redelijke tijd de inhoud bespreekt en de Kerk en zijn
hoogste priester, de Paus, erkent als heersers over de hele wereld, en in hun naam de Koning en Koningin van
Spanje als heersers over dit land, waardoor de geestelijken in staat gesteld worden ons heilige geloof aan u te
prediken. Het is uw plicht dat u zich naar de Koning schikt en in zijn naam zullen wij u met liefde en
barmhartigheid ontvangen, met respect voor uw vrijheid en die van uw vrouwen en zonen en voor uw bezittingen
en wij zullen u niet dwingen tot de doop, tenzij u kennis hebt genomen van de Waarheid en zich wenst te bekeren
tot ons heilige Katholieke Geloof, zoals bijna al uw buren op andere eilanden hebben gedaan, in ruil waarvoor
Hunne Hoogheden u zullen overladen met veel voorrechten en gunsten.
Als u zich niet schikt of dit opzettelijk uitstelt, verzekeren wij u dat wij met Gods hulp geweld tegen u zullen
gebruiken door van alle kanten en met alle mogelijke middelen u de oorlog te verklaren (…); wij zullen u, uw
vrouwen en zonen tot slaaf maken, u verkopen of met u afrekenen zoals de Koning het belieft; wij zullen uw
bezittingen afnemen en u als ongehoorzame en weerspannige vazallen zoveel mogelijk kwaad berokkenen."
1 Welke motieven voor de Europese expansie naar andere werelddelen kom je in de bron tegen? Verwijs bij
elk motief naar de tekst van de bron.
2 In de laatste regel van de brief laat Ferdinand weten dat hij de Indianen als vazallen wenst te beschouwen.
Als je de positie, waarin de Spanjaarden de Indianen wensten te brengen (zoals blijkt uit de bron),
vergelijkt met het Middeleeuwse begrip 'vazal', kun je dan inderdaad van vazallen spreken? Leg je
antwoord uit.
ONTDEKKINGEN Indianen
Renaissance
TOETS
199
BRON I
De Spaanse geleerde Juan Ginés de Sepúlveda geeft
zijn mening over de Indianen, 1547.
"De Spanjaarden hebben een volkomen recht om
over deze barbaren van de Nieuwe Wereld en de
aangrenzende eilanden te heersen, die in
oordeelsvermogen, vaardigheid, deugdzaamheid en
menselijkheid ten opzichte van de Spanjaarden net
zo minderwaardig zijn als kinderen ten opzichte van
volwassenen, of vrouwen ten opzichte van mannen,
want er bestaat tussen deze twee net zo’n groot
verschil als tussen wilde en wrede rassen en de
meest barmhartige, tussen de meest onmatige en de
gematigde en, zou ik zelfs durven zeggen, tussen
apen en mensen.
U verwacht zeker niet van mij dat ik uitvoerig de
omzichtigheid en de talenten van de Spanjaarden in
herinnering roep (…) En wat kan ik zeggen van de
vriendelijkheid en menselijkheid van onze mensen,
die, zelfs in de strijd, na het behalen van de
overwinning zich de grootste moeite en zorg
getroosten om een zo groot mogelijk aantal van de
overwonnenen te redden en hen te beschermen
tegen de wreedheid van hun van hun bondgenoten?
Vergelijk dan deze eigenschappen van
omzichtigheid, talent, grootmoedigheid, matigheid,
menselijkheid en godsdienstigheid met die welke
deze half-mensen bezitten, waarin u amper de
sporen van menselijkheid zult vinden, die niet alleen
over geen enkele kennis beschikken, maar zelfs niet
kunnen lezen en schrijven (…); evenmin hebben zij
geschreven wetten, maar barbaarse instellingen en
gewoonten. Nu dan, als we het over deugdzaamheid
hebben, wat kun je aan gematigdheid en mededogen
verwachten van mensen die gewend zijn aan allerlei
vormen van onmatigheid en plat vermaak en
mensenvlees eten? En geloof niet dat zij voor de
komst van de Christenen leefden in dat vreedzame
koninkrijk (…) dat de dichters hebben uitgevonden;
integendeel, zij voerden voortdurend en
gewelddadig oorlog met elkaar met zo’n heftigheid
dat ze een overwinning pas de moeite waard vonden
wanneer ze hun honger gestild hadden met het vlees
van hun vijanden."
BRON II
De Spaanse priester Bartolomé de las Casas geeft zijn
mening over de Indianen (als antwoord op de ideeën
van Sepúlveda), 1552.
"Uit het feit dat de Indianen barbaren zijn volgt niet
noodzakelijkerwijs dat zij niet in staat zijn zich zelf te
besturen en door anderen overheerst moeten worden,
behalve dan dat hen het Katholieke geloof geleerd
moet worden en dat ze tot de heilige sacramenten
toegelaten moeten worden. Zij zijn niet onwetend,
onmenselijk of beestachtig. Al lang voordat zij het
woord Spanjaard gehoord hadden, beschikten zij over
goed bestuurde staten, waarin de orde op verstandige
wijze gehandhaafd werd met uitstekende wetten,
godsdienstige regels en gewoontes. Zij hechtten grote
waarde aan vriendschap en leefden, met elkaar
verbonden als broeders, in grote steden waarin zij op
een verstandige manier de zaken van vrede en oorlog
rechtvaardig en onpartijdig regelden, waarlijk
geregeerd volgens wetten die op veel punten beter zijn
dan de onze en de bewondering van de wijzen van
Athene verkregen zouden kunnen hebben."
BRON III
Gravure van Theodoor de Bry, een om geloofsredenen naar Duitsland uitgeweken Zuid-Nederlandse
kunstenaar, 1590. De titel luidt: 'Indianen maken kano's'.
1 Leg uit dat Sepúlveda (I) en De las Casas (II) grondig van mening verschilden over de Indianen. Neem uit
beide bronnen een zin(-snede) over om je antwoord te ondersteunen.
2 Sepúlveda (I) was een geleerde, De las Casas (II) was een priester. Geef vanuit dit gegeven een mogelijke
verklaring voor hun opvattingen over de Indianen. Twee antwoorden dus.
3 Sepúlveda (I) gold als één van de belangrijkste Renaissance-geleerden in Spanje. Toon aan dat De las
Casas hem daar in bron II aan herinnerde. Leg daarbij ook uit welke reden De las Casas had om
Sepúlveda daar op te wijzen.
4 Beredeneer dat zowel Sepúlveda (I) als De las Casas (II) de gravure van De Bry (III) als een
ondersteuning van hun woorden beschouwd kunnen hebben, maar wel om verschillende redenen! Twee
antwoorden dus.
ONTDEKKINGEN Exploitatie Amerika
Verspreiding Christendom
Slavernij
TOETS
1037
BRON
Een decreet van paus Paulus III uit 1537.
"God had de mensheid zo lief dat Hij de mens schiep zodat hij mocht deelhebben, niet alleen aan het goede dat
andere schepselen genieten, maar ook in de bekwaamheid om het Allerhoogste Goed na te streven en dat van
gezicht tot gezicht te aanschouwen. En aangezien de mens, volgens het getuigenis van de Heilige Geschriften,
geschapen is om eeuwige vreugde en gelukzaligheid te genieten, wat niemand kan verwerven behalve door het
geloof in onze Heer Jezus Christus, is het noodzakelijk dat hij van nature zo zou zijn dat hij in staat is om dat
geloof te ontvangen. Want in de opdracht 'Gaat heen en onderwijst alle volkeren', zei Hij alle, zonder
uitzondering; want allen zijn in staat de leerstellingen van het geloof te ontvangen. De vijand van de mensheid,
de duivel, die zich verzet tegen alle goede werken ten einde de mens tot vernieling te brengen, bedacht een
manier waar nog nooit van gehoord was, waarmee hij de verkondiging van Gods woord aan de mensen zou
kunnen tegenwerken. Hij fluisterde zijn volgelingen in om te beweren dat de Indianen zouden moeten worden
behandeld als domme woestelingen, geschapen om ons te dienen, het voorstellend dat zij niet bij machte zijn om
het Katholieke geloof te ontvangen.
Wij overwegen echter dat de Indianen waarlijk mensen zijn en dat zij niet alleen bekwaam zijn om het
Katholieke geloof te begrijpen, maar dat zij dat, volgens onze informatie, ook wensen te ontvangen. Wij
verklaren dat de Indianen en alle andere volken die later wellicht door Christenen ontdekt worden op geen enkele
manier beroofd mogen worden van hun vrijheid of van het beheer van hun bezit, zelfs al zouden zij buiten het
geloof van Jezus Christus zijn. En dat zij, vrij en wettig, hun vrijheid en het beheer van hun bezit kunnen en
behoren te genieten. Evenmin behoren zij op geen enkele wijze tot slaaf gemaakt te worden.
Wij bepalen en verklaren dat de genoemde Indianen en andere volkeren tot het geloof van Jezus Christus bekeerd
moeten worden door het woord van God te verkondigen en door het voorbeeld van een goed en geheiligd leven."
1 Welk motief voor de ontdekkingsreizen kun je in het decreet van Paulus III herkennen en welke twee
niet?
2 Ontleen aan de bron wat de concrete aanleiding vormde voor het decreet van Paulus III. Neem in je
antwoord een citaat uit de bron op.
3 Welk (door de paus waarschijnlijk onbedoeld) gevolg had het decreet van Paulus III voor de exploitatie
van Amerika? Leg je antwoord uit.
ONTDEKKINGEN Wereldbeeld
Renaissance
Columbus
TOETS
1784
BRON I
De Duitse cartograaf Henricus Martellus vervaardigde onderstaande
wereldkaart circa 1490, toen hij in Florence werkte.
BRON II
Bron 4: In 1564 publiceerde de Zuid-Nederlandse geograaf en cartograaf
Abraham Ortelius zijn eerste wereldkaart.
1 Henricus Martellus maakte
zijn kaart (I) in 1490 in
Florence. Waarom moet je,
om de kaart goed in haar
historische context te
plaatsen, beide gegevens (tijd
én plaats) in ogenschouw
nemen? Twee antwoorden
dus.
2 Columbus dacht tijdens zijn
eerste zeereis naar het westen
in Oost-Azië aangekomen te
zijn. Waarom was dat - gelet
op bron I – niet zo vreemd?
3 De ontdekkingsreizen hebben
in de zestiende eeuw ons
wereldbeeld ingrijpend
veranderd. Ontleen aan een
vergelijking van de kaarten
van Martellus (I) en Ortelius
(II) twee argumenten voor
deze stelling.
ONTDEKKINGEN Amerika
Slavernij Indianen
Rol van de Paus
Negerslaven
TOETS
1825
BRON I
Paus Paulus III gaf in 1537 het document
'Sublimus Dei' uit over de behandeling van
de Indianen. Hieronder staat een
fragment; de paus spreekt over zichzelf
steeds als "wij".
"De vijand van de menselijke soort, die
zich verzet tegen alle goede werken met
het doel de mensheid te vernietigen (…)
vond een ongehoord middel uit, waarmee
hij de prediking van Gods Woord van
Verlossing zou kunnen verhinderen: hij
inspireerde zijn helpers die, om hem te
behagen, niet hebben geaarzeld om overal
te verkondigen dat de Indianen van het
Westen en het Zuiden en andere volkeren
van wie wij pas onlangs kennis hebben,
behandeld zouden moeten worden als
domme beesten, geschapen om ons te
dienen, valselijk bewerend dat zij niet in
staat zijn het Katholieke Geloof te
ontvangen.
Wij, die (…) op aarde de macht van onze
Heer uitoefenen en met al wat in ons
vermogen ligt proberen om die schapen
van Zijn kudde die buiten zijn in de schoot
van de Kerk te brengen, zijn evenwel van
mening dat de Indianen waarlijk mensen
zijn en dat zij niet alleen in staat zijn om
het Katholieke Geloof te begrijpen, maar
volgens onze informatie ook intens
verlangen om dit te ontvangen (…) Wij
bepalen en verklaren met deze brief (…)
dat de genoemde Indianen en alle andere
volkeren die wellicht later door christenen
ontdekt worden, op geen enkele manier
beroofd mogen worden van hun vrijheid of
van het eigendom van hun bezittingen,
zelfs al staan zij buiten het geloof van
Jezus Christus."
BRON II
Theodorus de Bry (1528-1598) was een prentenmaker en
uitgever, die met zijn prenten onder meer boeken over de
belevenissen van ontdekkingsreizigers illustreerde. In 1594
publiceerde hij onderstaande prent over een goudmijn in
Amerika.
1 De brief van de Paulus III (I) kun je alleen begrijpen, als je
deze in zijn historische context plaatst, dat wil zeggen dat
je oog hebt voor de omstandigheden en gebeurtenissen die
de paus er toe brachten deze brief te schrijven. Wat was
deze historische context?
2 Vanuit het oogpunt van de Indianen kan je de brief van
Paulus III (I) heel positief opvatten, maar je kunt er ook
bedenkingen bij hebben. Geef bij beide een toelichting.
3 Leg uit dat niet alleen de brief van Paulus III (I) geleid
heeft tot het einde van de slavernij onder de Indianen.
4 De prent van De Bry (II) verscheen meer dan een halve
eeuw na de brief van Paulus III (I). Welke conclusie moet
je uit de prent trekken met betrekking tot de vraag hoe
groot het gezag van de pausen was? Licht je antwoord toe
door naar de prent te verwijzen.
ONTDEKKINGEN Motieven
Conquistadores
Behandeling inheemsen
TOETS
2027
BRON I
Hieronder staat een fragment uit het rapport dat Francisco Vazquez de Coronado op 20 oktober 1541 schreef
voor de koning van Spanje. In dit rapport bracht hij verslag uit van de ontdekking van de provincie Tiguex, in het
grensgebied van de huidige staten Mexico en de Verenigde Staten.
"Het was naar het genoegen van God dat ik, na zevenenzeventig dagen door deze woestijnen getrokken te zijn, in
de provincie aankwam die zij Quivira noemen, waar de gidsen mij naar toe brachten en waar ze mij een
beschrijving hadden gegeven van stenen huizen, met veel verdiepingen; en niet alleen zijn ze niet van steen maar
van stro, maar de mensen die daar in wonen zijn net zo barbaars als al degenen die ik hiervoor heb gezien en ben
gepasseerd; zij hebben geen mantels, en ook geen katoen om deze van te maken, maar zij gebruiken de huiden
van de runderen die zij doden, die zij looien, aangezien zij zich te midden van deze aan een grote rivier hebben
gevestigd. Zij eten het rauwe vlees net zo als de Querechos en de Teyas; Zij zijn vijanden van elkaar, maar
behoren allen tot het zelfde soort mensen, en deze in Quivira hebben het voordeel van de huizen die zij bouwen
en dat zij graan verbouwen. In deze provincie, waar de gidsen die mij daar heen brachten inheemsen zijn,
ontvingen zij mij vreedzaam en hoewel zij mij vertelden, toen ik daar naar vroeg, dat ik het niet voor elkaar zou
krijgen om alles in twee maanden te zien, zijn daar & in de rest van het land dat ik zag & dat ik leerde kennen
niet meer dan 25 dorpen met huizen van stro; dezen verklaarden dat zij gehoorzaam aan Uwe Majesteit wilden
zijn en plaatsten zich onder uw koninklijke heerschappij."
BRON II
Pedro de Alvarado was een Spaanse 'conquistador' (veroveraar), die 1523-1524 Guatemala (in Midden-
Amerika, ten zuiden van Mexico) veroverde. Een deel van de inheemsen probeerde zich te verzetten door grote
valkuilen te graven, voorzien van staken met vlijmscherpe punten, die zij vervolgens met bladeren bedekten.
Onderstaande prent uit de zestiende eeuw geeft de reactie van de Spanjaarden weer toen zij deze valkuilen
ontdekten.
BRON III
Tekening, in de zestiende eeuw gemaakt door iemand van de Amerikaanse stam van de Azteken, van iemand die
lijdt aan de pokken. Je moet deze tekening 'lezen' tegen de klok in, dus linksboven beginnen en rechtsboven
eindigen.
1 Welk motief voor zijn ontdekkingsreis noemde De Coronado in zijn rapport (I) aan de Spaanse koning?
Schrijf daarbij uit de bron de zin over waaruit dat blijkt.
2 Leg uit waarom De Coronado (I) over deze ontdekkingsreis een rapport schreef, speciaal bestemd voor
de Spaanse koning.
3 De Coronado noemde in zijn rapport (I) de inheemse stammen die hij tegenkwam barbaars; vele andere
Spaanse ontdekkers en veroveraars dachten daar precies zo over. Maak duidelijk dat deze opvatting voor
de inheemsen onrechtvaardig is door
- eerst uit bron I met drie voorbeelden aan te tonen dat de door De Coronado ontdekte stammen
bepaald geen barbaren waren;
- vervolgens met betrekking tot bron II te bepalen wie (inheemsen of Spanjaarden) hier het meest
barbaars optraden en
- ten slotte te beredeneren wat bron III duidelijk maakt over de gevolgen van de contacten tussen
inheemsen en Spanjaarden.
ONTDEKKINGEN Motieven
Lot indianen
Slavernij
TOETS
241
BRON I
Brief van de Italiaanse aardrijkskundige Toscanelli aan
Columbus.
"Het deed me genoegen te horen van uw vertrouwelijkheid
en vriendschap met uw grote en machtige Koning. Ik heb
al dikwijls gesproken over een zeeroute van hier naar
Indië, het land der specerijen; een route die korter is dan
over Guinea. U zegt me dat Zijne Hoogheid wenst dat ik
dit in nadere bijzonderheden verklaar, zodat het
gemakkelijk zal zijn deze route te begrijpen. Daarom stuur
ik Zijne Majesteit een kaart, eigenhandig door mij
getekend, waarop ik het begin van Indië alsmede de
eilanden en plaatsen die u zult passeren heb aangegeven en
hoeveel zeemijlen u zult moeten afleggen voordat u bij
deze plaatsen komt, die uiterst rijk zijn aan allerlei kruiden
en edelstenen. En wees niet verbaasd wanneer ik zeg dat er
kruiden groeien in landen in het westen, ook al zeggen wij
doorgaans het oosten; want wie westwaarts vaart, zal deze
landen altijd in het westen vinden en wie oostwaarts reist
over land, zal dezelfde landen altijd in het oosten vinden.
Dat land heeft vele inwoners en talloze steden die alle
geregeerd worden door een groot vorst, bekend als de
Groot Chan, hetgeen in onze taal 'de Koning der Koningen'
betekent.
Dit land is rijker dan enig ander thans ontdekt land en het
zou niet alleen grote winst kunnen verschaffen en vele
waardevolle dingen, maar het bezit ook goud en zilver en
edelstenen en allerlei kruiden in grote hoeveelheden.
En er zijn daar ook vele geleerden, wijsgeren, astronomen
en andere in de natuurwetenschappen bekwame mannen."
BRON II
Fragment uit 'Verslag over de verwoesting van de
Westindische landen' van de Spaanse priester De Las
Casas, circa 1550.
"Indianen hebben een tengere lichaamsbouw en kunnen
geen overdreven zwaar werk doen. De Spanjaarden hebben
zich gedragen als verscheurende wolven. Ze hebben de
indianen gewurgd, verscheurd, gejaagd en gevild. Van de
drie miljoen mensen die op het eiland Haïti leefden, zijn er
niet meer dan tweehonderd over. De Spanjaarden hebben
zoveel mensenlevens vernietigd om goud. De indiaanse
mannen moesten in de mijnen ondraaglijk zwaar werk
doen. Vrouwen moesten op het veld werken. Ze kregen
nauwelijks te eten. Hoewel de indianen boven hun macht
werkten, sloegen de Spanjaarden hen met zwepen. De
mannen en vrouwen stierven van uitputting."
BRON III
Houtsnede uit circa 1520 over de strijd tussen
Spanjaarden en indianen.
1 Uit bron I blijkt dat je de motieven om op
ontdekkingsreis te gaan kunt onderscheiden
in hoofdmotieven en bijkomende motieven.
Wat was volgens bron I het hoofdmotief, wat
een bijkomend motief?
2 De bronnen II en III geven ons inzicht in het
lot van de indianen als gevolg van de
ontdekking van Amerika. Wat was dat lot en
welke oorzaken kun je aan de bronnen
ontlenen? Geef steeds duidelijk aan hoe je je
antwoorden aan de bronnen ontleend hebt.
3 Leg uit welk gevolg het verslag van De Las
Casas (II) voor Afrika heeft gehad.
ONTDEKKINGEN Motieven
Westerse superioriteit
Factorijen - kolonies
TOETS
1102
BRON:
Kaart, waarop de overzeese bezittingen van Groot-Brittannië (roze), Frankrijk (blauw), Portugal (geel), Spanje
(groen) en Nederland (oranje) zijn weergegeven.
1 Werk drie verschillende motieven uit waarom in de zestiende en zeventiende eeuw vanuit West-Europa
ontdekkingstochten ondernomen werden.
2 Noem een omstandigheid waardoor de Europeanen zich gemakkelijk in de andere werelddelen konden
handhaven.
3 De kaart laat zien dat er een groot verschil is tussen de Europese aanwezigheid in Azië/Afrika enerzijds en
Amerika anderzijds. Leg uit:
a waarin dit verschil bestaat;
b waardoor dit verschil ontstaan is.
ONTDEKKINGEN Motieven
Zeewegen naar Indië
Confrontatie met inheemsen
Factorijen - kolonies
TOETS
2162
BRON I
Fragment uit het scheepsdagboek van de eerste reis van de Portugese kapitein Vasco da Gama naar Indië (1497-
1499). Het dagboek beschrijft hier de aankomst van de vloot van Da Gama op de kust van Calicut in Indië.
"De volgende ochtend, dat was maandag 28 mei, ging de kapitein-majoor op weg om de koning te spreken en hij
nam dertien mannen met hem mee. Bij zijn landing werd de kapitein-majoor ontvangen door de burgemeester,
die vergezeld was door vele mannen, gewapend en ongewapend. De ontvangst was vriendelijk, alsof de mensen
verheugd waren om ons te zien, hoewel de eerste indruk nogal dreigend leek, omdat zij ontblote zwaarden in hun
handen droegen. Een draagstoel werd de kapitein-majoor ter beschikking gesteld, zoals door de voorname
mannen in dat land gebruikt wordt, alsook door sommige kooplieden, die aan de koning iets betalen voor dit
voorrecht. De kapitein-majoor ging in de draagstoel zitten, die om de beurt door zes mannen gedragen werd.
Vergezeld door al deze mensen namen wij de weg naar Calicut en kwamen eerst in een andere stad, genaamd
Capna. De kapitein-majoor werd daar neergezet bij het huis van een man van stand, terwijl wij, de anderen,
werden voorzien van voedsel, bestaande uit rijst, met veel boter en uitstekende gekookte vis. De kapitein-majoor
wenste niet te eten en toen wij uitgegeten waren, gingen wij aan boord op een rivier vlakbij, die tussen de zee en
het vasteland stroomt, vlak naast de kust. De twee boten waarop wij aan boord gingen, werden aan elkaar
vastgesnoerd, zodat wij niet van elkaar gescheiden werden. Er waren talrijke andere boten, allemaal met veel
mensen er op. Met betrekking tot de mensen die op de oevers waren zeg ik niets; hun aantal was oneindig, en ze
waren allen gekomen om ons te zien. Wij voeren de rivier ongeveer 5,5 kilometer op en zagen vele grote schepen
die hoog en droog op de oevers getrokken waren, want er is daar geen haven."
BRON II
In 1524 zond de Franse koning Frans I de in Florence geboren Giovanni da Verrazzano op een expeditie om de
oostkust van Noord-Amerika te verkennen om zo een zeeweg naar Oost-Azië te vinden. Verrazzano deed verslag
van zijn tocht door middel van een brief aan Frans I. Hieronder staat een fragment uit deze brief.
"Wij verlieten deze plaats en gingen door met het volgen van de kust, die in oostelijke richting bleek af te buigen.
Overal zagen wij daarlangs grote vuren vanwege de talrijke inwoners; wij gingen voor de kust voor anker, omdat
er geen haven was, en omdat we water nodig hadden stuurden we de kleine boot naar de kust met 25 mannen. De
zee was langs de kust heel woelig door enorme golven vanwege het open strand, en daarom was het onmogelijk
om iemand aan land te zetten zonder de boot in gevaar te brengen. Wij zagen veel mensen op het strand die
verschillende vriendelijke signalen gaven en ons naar de kust wenkten; en daar zag ik een schitterende daad,
zoals Uwe Majesteit zal vernemen.
Wij zonden een van onze jonge zeelieden zwemmend naar de kust om de mensen wat snuisterijen te brengen,
zoals kleine klokjes, spiegels en andere prulletjes, en toen hij binnen een afstand van ongeveer zeven meter van
hen was gooide hij de spullen naar hen toe en probeerde hij terug te keren, maar hij werd zo door de golven heen
en weer geslingerd, dat hij halfdood op het strand werd geworpen. Toen de inheemse mensen dit zagen, kwamen
zij onmiddellijk aanlopen; ze pakten hem bij zijn hoofd, benen en armen en brachten hem een eindje weg.
Waarop de jongeman, beseffend dat hij zo werd weggevoerd, bevangen raakte door angst en luide kreten begon te
slaken. Zij antwoorden hem in hun taal om hem te laten zien dat hij niet bang hoefde te zijn. Toen zetten ze hem
in de zon op de grond, aan de voet van een kleine heuvel, en maakten gebaren van grote bewondering, kijkend
naar zijn lichaam dat blank was en hem van top tot teen onderzoekend. Zij trokken zijn hemd en schoenen en
broek uit, waardoor hij naakt was, daarna maakten zij vlak naast hem een geweldig groot vuur en zetten hem
naast de hitte neer. Toen de zeelieden in de boot dit zagen, werden zij vervuld van angst, zoals steeds wanneer er
iets nieuws gebeurt, en dachten zij dat de mensen hem als voedsel wilden roosteren."
1 Leg uit dat Europeanen economische, politieke en religieuze motieven hadden om over zee andere
werelddelen te bereiken.
2 In 1524 zocht Verrazzano (II) nog een zeeweg naar Azië, terwijl Da Gama (I) daar in 1498 per schip was
aangekomen. Leg uit hoe je dit moet verklaren.
3 De aankomst van Da Gama en zijn mannen in Indië in 1498 verliep heel anders dan die van de mannen
van Verrazzano in Amerika in 1524. Geef daar een verklaring voor door
- eerst met verwijzingen naar de bronnen I en II dat verschil in aankomst te beschrijven en
- vervolgens te beredeneren dat je in een vergelijking van de bronnen I en II ook een verklaring
voor dat verschil kunt vinden.
4 In Indië beperkten de Europeanen zich tot het stichten van factorijen. Beredeneer met twee aanwijzingen
uit bron I waarom de Europeanen zich daartoe beperkten.
5 In Amerika gingen de Europeanen over tot het stichten van kolonies. Beredeneer met twee aanwijzingen
uit bron II waarom de Europeanen daartoe overgingen.
ONTDEKKINGEN Azteken
TOETS
197
BRON I
Het Azteken-rijk in Mexico werd veroverd door Spanjaarden onder bevel van Hernan Cortés. Een fragment uit zijn
tweede brief aan Karel V, 1520, waarin hij de inname van de voornaamste tempel van de Azteken beschrijft:
"Er zijn in deze tempel drie grote hallen, waarin de belangrijkste afgodsbeelden staan; deze zijn van een
wonderbaarlijke omvang en hoogte en van een bewonderenswaardig vakmanschap, versierd met figuren in steen en
hout gebeeldhouwd; vanuit de hallen kom je in kapellen met erg kleine deuren, waarin het licht niet wordt
toegelaten, evenmin als mensen behalve de priesters en van hen niet eens allen. In deze kapellen bevinden zich de
beelden van afgoden, hoewel, naar ik al eerder zei, veel van deze ook aan de buitenkant gevonden worden; de
belangrijkste, waarin de mensen hun grootste geloof en vertrouwen stellen, heb ik van hun voetstukken doen
neerstorten en ze van de trappen van de tempel afgegooid, zo de kapellen waarin ze stonden zuiverend, omdat ze
allemaal besmeurd waren met menselijk bloed, als offers vergoten. In hun plaats zette ik beelden van de Onze
Maagd Maria en de Heiligen neer, hetgeen heftige gevoelens deed uitbarsten bij Moctezuma en de inwoners, die
dadelijk tegenwerpingen maakten, verklarende dat als mijn maatregelen in het land bekend werden, de mensen
tegen mij in opstand zouden komen; want zij geloofden dat hun afgoden er voor zorgden dat het hen in dit leven
goed ging en dat als zij zouden toestaan dat ze slecht behandeld werden, ze boos zouden worden en hun goede
gaven achter zouden houden, en dat op deze manier de mensen van de vruchten der aarde beroofd zouden worden
en door hongersnood ten onder gaan. Door middel van de tolken antwoordde ik dat ze misleid werden door gunsten
te verwachten van hun afgoden, die ze met hun eigen handen gemaakt hadden, gevormd uit onreine materialen; en
dat ze moesten leren dat er maar één God was, de almachtige Heer van allen, die de hemelen en de aarde
geschapen had en alle andere dingen, en hen en ons gemaakt had; dat Hij er altijd was geweest en onsterfelijk was
en dat ze Hem moesten vereren en in Hem moesten geloven en in geen enkel ander schepsel of ding."
BRON II
Van de Azteken zelf zijn ook verslagen bewaard gebleven hoe de Spanjaarden hun land veroverden. Hieronder
een verslag van de inname van hun voornaamste tempel door de Spaanse aanvoerder Cortés, door de Azteken
ook 'de Zon' genoemd:
"Gedurende deze tijd vroegen de mensen Moctezuma hoe zij de feestdag van hun god moesten vieren. Hij zei:
'Tooi hem met al zijn mooie kleren, met al zijn heilige versieringen.'
In deze zelfde tijd gaf de Zon het bevel om Moctezuma en Itzcohuatzin, de militaire bevelhebber van Tlatelolco,
gevangen te nemen. De Spanjaarden hingen een bevelhebber uit Acolhuacan op genaamd Nezahualquentzin. Zij
vermoordden ook de koning van Nauhtla, Cohualpopocatzin, door hem met pijlen te verwonden en hem daarna
levend te verbranden.
Om deze reden stonden onze krijgers op wacht bij de Adelaarspoort. De schildwachten uit Tenochtitlan stonden
aan de ene kant van de poort en de schildwachten uit Tlatelolco aan de andere. Maar boodschappers kwamen hen
vertellen dat ze het beeld van Huitzilopochtli met fraaie kleren moesten versieren. Zij verlieten hun posten en
gingen hem tooien met al zijn heilige versieringen: zijn sieraden en zijn papieren gewaden.
Toen dit gedaan was, begonnen de priesters hun liederen te zingen. Zo vierden zij de eerste dag van het
godenfeest. Op de tweede dag begonnen zij opnieuw te zingen, maar zonder waarschuwing werden zij allen ter
dood gebracht. De dansers en zangers waren geheel ongewapend. Zij brachten alleen hun geborduurde en hun
turquoise gewaden mee, hun lipversieringen, hun halskettingen, hun bundels reigerveren, hun drinkbekers
gemaakt van de hoeven van herten. Zij die de trommels bespeelden, de oude mannen, hadden hun kalebasflesjes
met snuiftabak en hun tamboerijnen meegenomen.
De Spanjaarden vielen eerst de muzikanten aan, hakten in op hun handen en gezichten tot ze hen allemaal
gedood hadden. De zangers – en zelfs de toeschouwers – werden ook gedood. Deze slachting in de Heilige
Binnenplaats ging drie uur lang door. Toen drongen de Spanjaarden de kamers van de tempel binnen om de
anderen te doden: zij die water aandroegen, of voer voor de paarden brachten of meel maalden of aan het vegen
waren of toezicht op dit werk hielden.
De koning Moctezuma, die vergezeld was van Itzcohuatzin en door degenen die voedsel voor de Spanjaarden
gebracht hadden, protesteerde: 'Mijne heren, zo is het genoeg! Waar bent u mee bezig? Deze mensen dragen
geen schilden of beschermende kleding. Mijne heren, ze zijn volledig ongewapend!'"
1 Beide bronnen (I, II) verschillen nogal over de manier waarop de Spanjaarden de voornaamste Azteken-
tempel ingenomen hebben. Beschrijf zo beknopt mogelijk wat dat verschil is.
2 Hoe moet je het verschil tussen beide bronnen (I, II) met betrekking tot de inname van de Azteken-
tempel verklaren?
ONTDEKKINGEN Azteken
Cortez - Montezuma
TOETS
209
BRON
De Spaanse officier Bernal Diaz del Castillo schreef een verslag van de verovering van het Aztekenrijk in Mexico
door de Spanjaarden: Historia verdadera de la Conquista de la Nueva España (1542). In onderstaand fragment
beschrijft hij een gesprek tussen de Spaanse aanvoerder Cortes en de Azteekse koning Montezuma.
"Onze aanvoerder zei half lachend tegen Montezuma: 'Heer Montezuma, ik begrijp niet hoe een groot en wijs man
als u niet kan zien dat deze beelden geen goden zijn, maar ordinaire duivels. Ik kan het u bewijzen. Wees dus zo
goed mij toe te staan om een kruis boven op deze toren te zetten. En laten we een deel van deze hal, waar
Huitzilopochtli en Tezcatlipoca staan, veranderen in een heiligdom waar we het teken van onze God kunnen
neerzetten. U zult zien dat uw afgoden dat teken zullen vrezen en daarmee eveneens dat ze u hebben bedrogen.'
Montezuma antwoordde tamelijk streng en de twee priesters (die bij ons waren) waren duidelijk woedend. Hij zei:
'Heer Cortes, als ik had geweten dat u zó beledigend zou spreken, dan zou ik u mijn goden niet hebben laten zien.
Wij geloven dat ze goede goden zijn. Zij geven ons gezondheid en regen, goede oogsten en overwinningen als we
dat nodig hebben. We moeten ze aanbidden en offers brengen. Ik verzoek u hen niet meer te beledigen. (…) Sinds
mensenheugenis hebben wij onze goden vereerd en gedacht dat ze goed waren. Ik twijfel er niet aan dat ook uw
god goed is, maar, zoals hij goed is voor Spanje, zijn onze goden goed voor Mexico. Spaar u dus de moeite over
uw god te praten.'"
1 Welk motief voor de ontdekkingsreizen kom je in bovenstaande bron tegen? Verklaar je antwoord door
een verwijzing naar de tekst.
2 Noem nog twee andere motieven voor de ontdekkingsreizigers.
3 Wie laat in bovenstaande bron zien het minst standplaatsgebonden te zijn, Cortes of Montezuma?
Verklaar je antwoord. In die verklaring moet je duidelijk maken wat we met het begrip
standplaatsgebondenheid bedoelen.
ONTDEKKINGEN Motieven
Begrip 'vazal'
TOETS
270
BRON
In 1532 begon een Spaanse legertje van ongeveer 170 man onder leiding van de 'conquistador' (veroveraar)
Francisco Pizarro aan de onderwerping van het geweldige rijk van de Inca's, dat onder leiding stond van de als
een god vereerde Atahuallpa. Hieronder staan fragmenten uit de toespraak, die Pizarro hield bij het begin van de
expeditie.
"(...) deze provincies te veroveren en te pacificeren, hun bewoners, wat het religieuze betreft in gehoorzaamheid
aan de Kerk te brengen; wat het wereldlijke aangaat, hen tot onderwerping te brengen aan hunne Katholieke
Majesteiten, wier vazallen zij zijn, en de onderdrukking en tirannie van Atahuallpa te breken.
(...) Dat het uitsluitend hierom gaat, dit barbarenvolk in de eenheid van de christelijke gemeenschap op te nemen,
zonder hun het geringste leed aan te doen, behalve dan wat hen betreft, die zich verzetten of naar de wapens
grijpen."
1 Welke motieven voor de ontdekkingstochten in de 15de en 16de eeuw vind je in de toespraak van Pizarro
terug en welke niet?
2 Pizarro noemde in zijn toespraak de Inca's 'vazallen' van de Spaanse koningen. We kennen het begrip
'vazal' uit de Europese geschiedenis van de Vroege Middeleeuwen. Leg uit of bij Pizarro het begrip 'vazal'
dezelfde betekenis heeft als in het Europa van de Vroege Middeleeuwen.
BRON
Van 1519-1522 maakte een Portugese vloot onder bevel van Kapitein-Majoor Fernando de Magelhaes de eerste
tocht rondom de wereld. Een van de matrozen heeft een verslag van deze tocht geschreven, daaruit het volgende
fragment.
"In deze haven kwamen drie schepen tegen de Kapitein-Majoor in opstand; hun kapiteins zeiden dat ze van plan
waren hem gevankelijk naar Castilië te brengen, omdat hij hen allen naar de ondergang leidde. Op grond van zijn
eigen gezag en met de hulp en gunst van de vreemdelingen die hij met zich meenam, slaagde de Kapitein-Majoor
bij de drie reeds genoemde schepen te komen en daar werd de kapitein van een van deze gedood, die de schatkist
van de hele vloot beheerde en Luis de Mendoza heette; hij werd op zijn eigen schip met dolkstoten gedood door
het hoofd van de bewaking van de vloot, die door Fernando de Magelhaes in een boot met een aantal mannen
was gestuurd om dit te doen. Toen de genoemde drie schepen zo dus heroverd waren, beval Fernando de
Magelhaes vijf dagen later om Gaspar de Queixada te onthoofden en te vierendelen; hij was kapitein van een van
de schepen en was een van degenen die aan het muiten waren geslagen.
In deze haven herstelden ze het schip. Hier benoemde de Kapitein-Majoor Alvaro de Mesquita, een Portugees,
tot kapitein van een van de schepen waarvan de kapitein was gedood. Op 24 augustus zeilden uit deze haven vier
schepen weg, want het kleinste schip was reeds verloren gegaan; hij had het op verkenningstocht gestuurd, en het
was zwaar weer geweest, waardoor het op de kust geworpen was, waar de gehele bemanning in veiligheid
gebracht was, samen met de koopwaar, de kanonnen en de uitrusting van het schip. Ze bleven in deze haven,
waar zij overwinterden, vijf maanden en vierentwintig dagen en zij bevonden zich op zeventig graden min tien
minuten zuiderbreedte."
1 Leg uit dat de bron met twee verschillende voorbeelden laat zien dat ontdekkingsreizen gevaarlijke
avonturen waren.
ONTDEKKINGEN Magelhaes
TOETS
194
ONTDEKKINGEN Slavernij
Macht koning
TOETS
169
BRON I
De Spaanse koning Karel V besloot in 1543 wetten in te voeren om de slavernij van Indianen te verbieden. Over
dit verbod ontstond discussie en daarom stelde Karel een commissie in om het conflict op te lossen. In 1550 riep
deze commissie in Valladolid (Spanje) twee geleerden op, Juan de Sepulvéda en Bartolomé de las Casas. De
Sepulvéda stelde het volgende.
"Hou jezelf niet voor de gek door te denken dat de Indianen in een idyllische wereld leefden voordat de
Spanjaarden kwamen. Integendeel, ze voerden onophoudelijk wrede oorlogen tegen elkaar en maakten zich
schuldig aan kannibalisme op de overwonnenen. Is er al met al overtuigender bewijs van de meerderwaardigheid
van sommige mensen boven andere wat betreft intelligentie, geest en dapperheid, en het feit dat zulke mensen
van nature slaven zijn? Het is waar dat sommigen aanleg hebben voor bepaalde ambachten, maar dat is geen
bewijs voor hun menselijke intelligentie. We weten immers dat dieren, vogels en spinnen, bepaald werk kunnen
doen dat geen enkel mens ze kan nadoen. Kortom, dit zijn de gewoonten van deze minderwaardige mensen,
barbaars, onbeschaafd en onmenselijk, voordat de Spanjaarden arriveerden. En dan spreken we nog niet eens
over hun heidense godsdienst en hun zondige offers waarin ze de duivel als hun god vereerden, in de overtuiging
dat ze hem geen beter offer konden brengen dan de harten van mensen. Hoe kunnen we er aan twijfelen, dat deze
volken, zo onbeschaafd, zo barbaars en zo aangetast door ontaarding en ondeugd, met recht zijn overwonnen
door een natie die menselijk is en uitblinkt in zoveel deugden?"
BRON II
Bartolomé de las Casas verklaarde tegenover de commissie van Karel V over de slavernij van Indianen het
volgende, 1550.
"Want alle volken, waar ook ter wereld, zijn mensen. En de omschrijving van ‘mens’, als onderdeel van een volk
en afzonderlijk, is: het zijn rationele wezens. Allen bezitten verstand en wil, zijn gevormd naar het beeld en de
gelijkenis van God; allen hebben het natuurlijk vermogen om te begrijpen en zich kennis eigen te maken. Allen
houden van goedheid en verafschuwen kwaad. Alle mensen zijn gelijk geschapen. Niemand wordt ‘verlicht’
geboren. Uit dit alles volgt dat wij allen in het begin geleid en gesteund moeten worden door hen die eerder
zijngeboren dan wij. En de onbeschaafde volken op de aarde kunnen worden vergeleken met woeste grond
waarop veel soorten onkruid en onbruikbare doornstruiken groeien, maar die zulke natuurlijke kwaliteit heeft dat
ze door werk en zorg gezonde en nuttige vruchten kan opleveren."
1 Beide standpunten uit het debat van 1550 werden gesteund door Spanjaarden in Zuid-Amerika, maar
Juan de Sepulvéda (I) kreeg meer steun dan Bartolomé de las Casas (II). Geef hiervoor een verklaring.
Zorg er voor dat de standpunten van beiden in je antwoord naar voren komen.
2 Waarom kun je stellen dat het beleid van Karel V in de kwestie van de slavernij van de Indianen
kenmerkend is voor vorsten in de periode van de Renaissance?
ONTDEKKINGEN Motieven
Gevolgen
Bedoelde/onbedoelde gevolgen
TOETS
1678
BRON
Op zijn tweede reis naar Amerika in 1492 werd Columbus vergezeld door een groep Benedictijner monniken. In
1621 verscheen van de hand van Caspar Plautius een boek over hun belevenissen, onder de titel: 'Nova Typis
Transacta Navigatio'. Hieronder staat een afbeelding uit dat boek, waarop onder meer een ananas, een
aardappelplant en een wortel te zien zijn.
1 Wat kan het motief van de groep Benedictijner monniken zijn geweest om in 1492 met Columbus mee
te reizen naar Amerika? Leg je antwoord uit.
2 Welk gevolg van de ontdekking van Amerika heeft Caspar Plautius met bovenstaande afbeelding uit zijn
boek in beeld gebracht?
3 Beeldde Plautius met bovenstaande tekening een bedoeld of een onbedoeld gevolg van de ontdekking
van Columbus uit? Leg je antwoord uit.
ONTDEKKINGEN Amerika
Confrontatie met Indianen
Wetenschap
Betrouwbaarheid bron
TOETS
1822
BRON I
In 1595 ging de Engelse schrijver en
ontdekkingsreiziger Walter Raleigh op een
expeditie om in Amerika het land El Dorado
te zoeken, waar volgens de verhalen het
goud voor het opscheppen zou liggen. In het
boek 'Discovery Of Guiana' deed Raleigh
verslag van deze expeditie; hieronder staat
een fragment.
"Deze Tivitivas zijn een bijzonder mooi volk
en ze zijn erg dapper, en ze hebben de meest
mannelijke en de meest bedachtzame spraak
die ik ooit gehoord heb bij welk volk dan
ook. In de zomer hebben zij huizen op de
grond, net zoals op andere plaatsen; in de
winter verblijven zij in de bomen, waar ze
bijzonder kunstige steden en dorpen bouwen
(…) Want tussen mei en september stijgt het
water van de Orinoco-rivier met negen meter
en dan zijn die eilanden zes meter boven de
begane grond overspoeld, alleen een paar
opgehoogde stukken grond in het midden
zijn nog droog; en vanwege deze oorzaak
zijn zij genoodzaakt op deze manier te leven.
Van deze volkeren zijn degenen die langs de
zijrivieren van de Orinoco leven, die Capuri
en Macureo genoemd worden, voor het
grootste deel makers van kano's; want zij
maken de meeste en mooiste kano's; en
verkopen ze in Guiana tegen goud en op
Trinidad voor tabak, in het buitensporige
gebruik waarvan zij alle volkeren overtreffen
(…) Wanneer hun aanvoerders sterven laten
zij grote jammerklachten horen; en wanneer
volgens hen het vlees van hun lichamen is
verrot en van hun beenderen is gevallen, dan
pakken zij het lijk weer op en hangen hem in
het huis van het opperhoofd dat stierf en
bedekken zijn schedel met veren in alle
kleuren en hangen al zijn gouden
voorwerpen over de beenderen van zijn
armen, dijen en benen. De volkeren die
Arawacs genoemd worden, die ten zuiden
van de Orinoco leven, uit welke plaats onze
Indiaanse gids kwam, zijn verspreid over
veel andere plaatsen en hebben de gewoonte
om de beenderen van hun opperhoofden tot
poeder te stampen; hun vrouwen en vrienden
mengen dit in al hun verschillende soorten
dranken."
BRON II
Theodorus de Bry (1528-1598) was een prentenmaker en
uitgever, die onder meer 'Les Grands Voyages' publiceerde,
over de grote ontdekkingsreizen naar Amerika. Onderstaande
prent komt uit het deel over de zoektocht naar 'El Dorado' van
Walter Raleigh.
1 Je kunt stellen dat de wetenschap profiteerde van de
ontdekkingsreizen. Ontleen aan bron I een concreet
voorbeeld van deze bewering.
2 Het boek van Walter Raleigh, Discovery of Guiana (I),
had een nadelig gevolg voor de Indianen die langs de
Orinoco woonden. Beredeneer dit met behulp van bron I.
3 Theodorus de Bry is zelf nooit in Amerika geweest, hij
moet voor zijn prenten dus informatie van anderen
gebruikt hebben. Ga door een vergelijking van de bronnen
I en II na of hij Discovery of Guiana van Walter Raleigh
gebruikt kan hebben. Ondersteun je antwoord met twee
gegevens uit de bronnen.
4 Beredeneer of het boek van Walter Raleigh (I) een
betrouwbare bron was voor de kennis van de Indianen in
het Orinoco-gebied.