Onmisbaar Openbaar

337
ONMISBAAR OPENBAAR

Transcript of Onmisbaar Openbaar

Page 1: Onmisbaar Openbaar

Onmisbaar Openbaar

Page 2: Onmisbaar Openbaar

Een blik op de rol, het belang, de werking en de toekomst van de openbare sector

Luc Hamelinck, Miet De Bruycker en Barbara Janssens

ON

MISB

AA

R O

PEN

BA

ARwww.aspeditions.be

9 7 8 9 0 5 4 8 7 9 3 8 1

ISBN 978-90-5487-938-1

De openbare sector staat niet stil.

De vele besturen en organisaties die instaan voor de publieke dienstverlening zijn de afgelopen jaren geëvolueerd naar moderne organisaties. Dat moet wel, want de openbare sector is een cruciale hefboom voor de toekomst van onze samenleving.

Het maatschappelijk belang en de meerwaarde van de overheid en van collectieve voorzieningen wordt vaak te weinig benadrukt.

Daartegenover staat dat mensen moeten kunnen rekenen op een overheid die goed werkt, en die beschikbare middelen op de juiste manier inzet.

Daarom kijken wij met een open blik naar openbare diensten: Wat doen ze? Waarom? Wat hebben we eraan? In welke mate slagen ze in hun opdracht? Wat kan er verbeteren?

In Onmisbaar openbaar kijkt het ACV-Openbare Diensten onbevangen, welwillend maar ook kritisch, naar het belang, de werking en de toekomst van de openbare diensten in België. Onmisbaar openbaar is een stevig onderbouwde maar ook bij-zonder toegankelijke studie die ‘onmisbare’ literatuur is voor iedereen die vanuit verschillende visies en overtuigingen begaan is met de rol van de openbare sector: beleidsmensen en politici, onderzoekers, studenten, vakbondsmensen en werknemers.

Luc Ham

elinckM

iet De B

ruyckerB

arbara Janssens

Page 3: Onmisbaar Openbaar
Page 4: Onmisbaar Openbaar

Een blik op de rol, het belang, de werking en de toekomst van de openbare sector

Luc Hamelinck, Miet De Bruycker en Barbara Janssens

Page 5: Onmisbaar Openbaar

Coverontwerp en boekverzorging: Maarten DeckersDruk: Drukkerij Van der Poorten, Kessel-Lo

© 2011 ASP nv (Academic and Scientific Publishers nv)Ravensteingalerij 28B-1000 BrusselTel. + 32 (0)2 289 26 50Fax + 32 (0)2 289 26 [email protected]

ISBN 978 90 5487 938 1NUR 740Wettelijk depot D/2011/11.163/101

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, op elektronische of welke andere wijze ook zonder voorafgaande, schriftelijke toestemming van de uitgever.

Page 6: Onmisbaar Openbaar

5

da n k wO O r d

Aan de redactie van dit boek zijn een reeks gesprekken voorafgegaan met collega’s en afgevaardigden van ACV-Openbare Diensten. Ze gaven ons bijkomende idee-en en suggesties om de basisversie van de tekst uit te werken. Verschillende ACV-collega’s waren zo vriendelijk om een ontwerpversie van het boek kritisch door te nemen. Hun voorstellen, commentaar, kritiek en suggesties lieten ons toe de tekst te verbeteren. Onze welgemeende dank aan ieder van hen.

Page 7: Onmisbaar Openbaar
Page 8: Onmisbaar Openbaar

7

i n h O u d

1. intro 9

2. een overheid, om wat te doen? 13

Twee extremen ...................................................................................................................................... 15Wat doet de overheid? .................................................................................................................. 19Privatisering, liberalisering, outsourcing en pps ............................................................ 35Internationaal vergelijken ............................................................................................................. 48Bakens uitzetten ................................................................................................................................... 60

3. de toekomst voorbereiden 71

De overheid verandert ................................................................................................................... 73Nood aan een groter draagvlak .............................................................................................. 80Betere structuren nodig................................................................................................................... 83Responsabilisering en beheerstechnieken ......................................................................... 93

4. kwaliteit van dienstverlening 99

Hoe doen we het? ........................................................................................................................... 101Kwaliteitsbewaking ......................................................................................................................... 105Werkt de overheid efficiënt? ..................................................................................................... 112

5. koken kost geld 117

Een zaak van optellen en aftrekken ................................................................................... 119Overheidsinkomsten .................................................................................................................... 121Overheidsuitgaven .......................................................................................................................... 132Overheidsschuld ............................................................................................................................. 136

Page 9: Onmisbaar Openbaar

8

6. hefbomen voor onze samenleving 139

Een meer sociale overheid ...................................................................................................... 141Gelijke kansen en integratie .................................................................................................... 161Onderwijs en opleiding ............................................................................................................. 170Arbeidsmarktbeleid ....................................................................................................................... 185Welzijn ................................................................................................................................................... 196Infrastructuur, nutsvoorzieningen en overheidsbedrijven ..................................... 202Milieu en duurzame economie ............................................................................................. 222

7. klassieke overheids taken beter opnemen 229

Justitie ..................................................................................................................................................... 231Civiele veiligheid ............................................................................................................................ 248Politie ........................................................................................................................................................ 253Defensie ................................................................................................................................................. 265

8. personeels aantallen en statuten 269

Laat de cijfers maar spreken ................................................................................................... 271Specifiek statuut ................................................................................................................................ 281Sociale relaties in de openbare sector .............................................................................. 286

9. morgen aan de slag 293

10. bibliografie 301

11. noten 321

Page 10: Onmisbaar Openbaar

11 . i n t r O

Page 11: Onmisbaar Openbaar

10 ONMISBAAR OPENBAAR

Page 12: Onmisbaar Openbaar

1. INTRO 11

To tell a story is to lose it.

EDmOND JABèS, SCHRIJVER EN POëET (1912-1991)

Niets gaat zo goed samen als de openbare sector en clichés: over bureaucratische administraties, te veel ambtenaren, gebrek aan dynamiek en efficiëntie, een falende overheid …

Velen kijken erg ongenuanceerd naar de openbare sector. Discussies worden ge-makkelijk herleid tot idee-fixen.

Anderen pakken het gewiekster aan. Ze voeren aan dat de overheid, sociale zeker-heid en collectieve voorzieningen de mensen te veel ‘pamperen’ en in slaap wiegen. Ze voeren de welvaartsstaat op als een potentiële ‘welvaartsval’.

met dit boek willen we bijdragen tot een beter inzicht in de rol en het belang van de openbare sector en van de collectieve diensten. Dit is nodig want men vergeet al te gemakkelijk dat onze samenleving eenvoudigweg niet behoorlijk werkt zonder een goed uitgebouwde overheidssector. meer nog: het optreden van de overheid, goed uitgebouwde collectieve voorzieningen en ons stelsel van sociale zekerheid vormen belangrijke hefbomen voor onze welvaart en het welzijn.

We gaan daarom in op een reeks belangrijke discussies. Wat doen openbare dien-sten? Waarom? Wat hebben we eraan? In welke mate slagen ze in hun opdracht? En tegen welke prijs? Wat kan er verbeteren? En hoe kunnen we dit bereiken?

We hebben zeker niet de ambitie om in te gaan op alle domeinen waarop de over-heid en openbare diensten actief zijn. Alle aspecten behandelen kan evenmin. We willen wel duidelijk maken wat wij essentieel vinden, waarom de openbare sector

Page 13: Onmisbaar Openbaar

12 ONMISBAAR OPENBAAR

belangrijk is en waarom hij niet in het verdomhoekje mag worden gedrumd. We geven deels gewoon uitleg. Tegelijk duiden we de ontwikkelingen van de afgelopen jaren. We kijken ook naar de toekomst.

We zijn er ons van bewust dat we in dit boek geen antwoord geven op alle vragen. We beweren evenmin alle wijsheid in pacht te hebben. We willen wel af van het on-genuanceerde klassieke discours over de te grote en problematische overheidssec-tor. We geven dus een aanzet tot verdere discussie om aan de rol van de openbare sector een positieve invulling te geven.

Van diegenen die aan het roer staan, verwachten we een vooruitziend beleid, een beleid gebaseerd op een toekomstgerichte strategie. De komende jaren zullen de openbare diensten gebukt gaan onder de budgettaire druk door de sanering van de openbare financiën. meer dan vroeger zullen overheidsdiensten moeten aanto-nen wat hun meerwaarde is. Tegelijk moet men werk maken van meer efficiëntie.

De openbare sector staat voor belangrijke uitdagingen. Er geen oog voor hebben is fout. Veranderingen kunnen bedreigingen zijn en worden vaak ook zo aangevoeld, zeker door de betrokken personeelsleden. Dat is goed te begrijpen. Maar verande-ringen zijn ook uitdagingen, met de kansen en mogelijkheden die ze bieden. Het komt erop aan die uitdagingen te zien en te gebruiken. Dat is moeizamer en vergt meer overtuigingswerk.

Werken rond de openbare sector is een voortdurend zoeken en bijsturen. Toegegeven, de realiteit loopt wel eens anders dan wat misschien louter rationeel lijkt. Het wer-kelijke leven is nu eenmaal meer dan pure wiskunde.

Page 14: Onmisbaar Openbaar

22 . e e n

Ov e r h e i d, O m wat t e

d O e n ?

Page 15: Onmisbaar Openbaar

14 ONMISBAAR OPENBAAR

Page 16: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 15

t w e e e x t r e m e n

Under capitalism, man exploits man. Under communism, it’s just the opposite.

JOHN KENNETH GAlBRAITH, AmERIKAANS ECONOOm (1908-2006)

een tekort aan overheid … is niet goed

landen in ontwikkeling kampen met een tekort aan overheid. Of juister gezegd, een tekort aan een goed uitgebouwde overheid. Van televisie kennen we allemaal de beelden en verhalen uit ontwikkelingslanden: lamentabele wegen, gebrek aan drinkbaar water, geen elektriciteitsvoorzieningen, gebrekkige gezondheidsvoorzie-ningen, corrupte leiders, enzovoort. Ze zijn bittere realiteit voor meer dan anderhalf miljard mensen op de wereld.

Collectieve voorzieningen die wij als doodnormaal beschouwen, zijn in grote delen van de wereld meer uitzondering dan regel. Het falen van de overheid bijvoorbeeld in grote delen van Afrika, verklaart mee waarom de bevolking in die landen er niet op vooruit gaat.

maar het is veel meer dan een zaak van landen in ontwikkeling. Als in augustus 2005 de orkaan Katrina New Orleans en omstreken overspoelt, is de overheid van ’s werelds supermacht niet in staat de nodige hulp te bieden aan iedereen die ge-troffen is. Met alle gevolgen van dien voor tienduizenden mensen.

Zulke situaties doen zich niet alleen voor bij rampen. Dit zijn uitzonderlijke omstan-digheden, kun je denken. maar er is meer. Er was een President Obama nodig om in

Page 17: Onmisbaar Openbaar

16 ONMISBAAR OPENBAAR

de Verenigde Staten (VS) de strijd aan te binden met het gebrek aan algemene dek-king voor de gezondheidszorg: de Amerikaanse bevolking besteedt, via privéverzeke-ringen, globaal meer aan gezondheidszorg dan de West-Europese en toch moesten grote delen van de bevolking wachten op de uitvoering van de Obamahervorming van 2010 om een regeling te kunnen genieten.

Uiteindelijk is de bevolking de dupe van een tekort aan of een slechte organisatie van collectieve diensten.

een teveel aan overheid verstikt

Ervan uitgaan dat de overheid alles moet doen, is evenzeer fout. Veralgemeende collectivisering is geen optie. Het failliet van het communisme, met z’n planmatige overheidsaanpak, heeft dit duidelijk aangetoond. Tot de val van de Berlijnse muur was het overheidsoptreden in Oost-Europa ronduit verstikkend met minder persoonlijke vrijheden, lagere levensstandaard en minder economische ontwikkeling als gevolg.

De vrees voor zo’n verstikkende collectivistische overheid verklaart mee waarom in meerdere voormalige Oostbloklanden vandaag een soms overdreven liberale koers gevolgd wordt.

Geen wit-zwart verhaal

Zoals met zoveel dingen in het leven is het niet het ene of het andere. Extremen zijn slechte raadgevers. Optimale situaties liggen meestal ergens tussenin. Dat is net zo voor de overheid. Dit maakt het allemaal misschien wat moeilijker uit te leggen, maar de baten spreken voor zich.

Als we vandaag in Europa globaal een hoog welvaartspeil kennen, heeft dit te ma-ken met het samengaan van openbaar en privé-initiatief binnen een gemengde economie.

In het overheidsoptreden komt het erop aan het juiste evenwicht te vinden. Dit moet gebeuren binnen een voortdurend veranderende context en op basis van telkens wijzigende inzichten en behoeften.

Page 18: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 17

De rol van de overheid is daarom geen vaststaand gegeven, maar evolueert voortdurend.

Van de oude Grieken en Romeinen kennen we overheidstaken zoals zorg voor vei-ligheid (legers), stadsontwikkeling, watervoorziening (aquaducten), het voorkomen van epidemieën (openbaar sanitair), een wegennet om handel te drijven (infrastruc-tuur en economie) en zelfs ‘brood en spelen’ (cultuur). De kruisvaarders hebben de hospitalen leren kennen bij de Arabieren en brachten het idee mee naar onze streken. Analoge voorbeelden zijn er doorheen de geschiedenis.

De noden van vandaag zijn uiteraard totaal anders dan die van 2000 of 3000 jaar terug. Vandaag zijn ook zorg voor het milieu, kinderverzorging, onderwijs, gezond-heidszorg, jeugdzorg, ouderenzorg, energiebevoorrading, … verantwoordelijkhe-den van de overheid. En we willen een goed leven voor iedereen, niet alleen voor de happy few.

Die veranderende verwachtingen hebben twee oorzaken:

• de omstandigheden en technische mogelijkheden van vandaag zijn niet die van gisteren;

• de behoeften van de bevolking en de inzichten over de manier van aanpak-ken veranderen voortdurend.

Enkele voorbeelden:

• Enkele decennia terug was een ferrydienst tussen Oostende en Dover een strategische openbare opdracht. met de Kanaaltunnel en goedkope lucht-verbindingen is het dit vandaag niet meer.

• Telefonie werd tot 20 jaar geleden uitgebaat in een openbaar monopolie. met de huidige technische mogelijkheden (gsm, internet, …) heeft een open-baar monopolie betreffende telefonie vandaag geen zin meer. De rol van de overheid in dit domein is duidelijk veranderd. maar wat bij ons normaal is, is dit lang niet overal: China probeert bijvoorbeeld, tot op vandaag, internet te filteren voor haar bevolking.

• De huidige financiële crisis brengt minstens twee dingen aan het licht: de realiteit van de globalisering en de gevaren van het geloof in een zelfregu-lerende markt. Eind de jaren tachtig heeft de overheid haar participaties in financiële instellingen van de hand gedaan. maar bij de jongste financiële crisis heeft de overheid haar rol als redder ‘in last resort’ moeten opnemen.

Page 19: Onmisbaar Openbaar

18 ONMISBAAR OPENBAAR

De overheidsparticipaties in banken zijn (minstens tijdelijk) groter dan men zich enkele jaren terug had kunnen inbeelden. De roep naar deugdelijke re-gulering van de financiële wereld is groter dan ooit en de discussie over de rol van een openbare bank is terug.

De wereld staat niet stil. Ook morgen zullen er nieuwe ontwikkelingen zijn. Technische evoluties, veranderende maatschappelijke behoeften, nieuwe beheersmethoden, wij-zigende inzichten rond personeelsbeleid, internationale ontwikkelingen en zo meer, zullen de komende jaren de openbare sector nog sterk veranderen. Het heeft geen zin krampachtig te reageren op die ontwikkelingen. We moeten met een open blik naar onze samenleving en de buitenwereld kijken, er rekening mee houden, erop inspelen en er de openbare sector aan aanpassen.

Hoe dan ook zal er een belangrijke rol weggelegd blijven voor collectieve diensten. Het gaat daarbij om veel meer dan de vrijwaring en de toekomst van een sector. Het gaat over het soort maatschappij waarin we willen leven en dit belangt iedereen aan.

Page 20: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 19

wat d O e t d e Ov e r h e i d ?

Economen hebben tot voor kort het belang van goed bestuur onderschat. Goed bestuur is even essentieel als een vrije markt en vrije handel.

PAuL DE GRAuWE, PROfESSOR ECONOMIE

in het hoofd van ‘de mensen’

De meeste mensen vinden overheidsvoorzieningen te beperkt: in de wegen zitten te veel putten en er zijn te veel files waarin we onze tijd verliezen. Er zijn behoor-lijk wat fietspaden bijgekomen, maar lang niet genoeg. En wie in steden de fiets neemt, riskeert meer dan eens een ongeluk. Veel mensen lopen rond met een onveiligheidsgevoel. De boeven worden wel gevat, maar als je de kranten mag geloven, lopen ze binnen de kortste keren weer vrij rond. Er is veel aan stads-kernvernieuwing gedaan, maar in grote steden zijn er toch nog problemen: som-mige straten liggen er vuil bij, op veel plaatsen is er verkrotting of zijn er weinig groenvoorzieningen, …

Tegelijk vindt men de belastingen en bijdragen te hoog. maar belastingen en bijdra-gen zijn juist nodig om die collectieve verwachtingen in te lossen. Kortom, mensen stellen zich wel eens vaker op als Janus, met een gezicht langs beide kanten. Als je mensen naar hun mening vraagt, dan willen ze enerzijds ruimere openingsuren van bibliotheken, beter toegankelijke postkantoren, … noem maar op, maar anderzijds zijn ze ook erg terughoudend als het erop aankomt om (via belastingen en bijdra-gen) de middelen op tafel te leggen die dit mogelijk maken.

Page 21: Onmisbaar Openbaar

20 ONMISBAAR OPENBAAR

De behoeften van de een zijn ook totaal anders dan die van de ander. De burger heeft rechtstreeks maar weinig greep op wat de overheid doet. Dit wordt beslist door politici, die volgens enquêtes weinig vertrouwen genieten van de mensen.

Op het eerste gezicht stellen mensen zich kritisch op tegenover de openbare sector. Die kritische houding is begrijpelijk. men voelt zich als burger weinig betrokken bij beslissingen en er is geen direct zichtbare band tussen de belastingen die men be-taalt en het voordeel van collectieve diensten. Wie heeft overigens nog zicht op het geheel? Wie stelt zich geen enkele vraag over de gang van zaken? …

De weg ligt dus breed open voor het beeld van een te grote, te dure overheid. Wie te gemakkelijk in dit verhaal mee gaat, snijdt als burger nochtans in eigen leer.

Toch moeten we voorzichtig zijn met veralgemeningen over die kritische opstelling. Want wie de zaken nader bekijkt, komt tot opmerkelijke vaststellingen. Zo zijn 9 op de 10 Belgen tevreden over de welzijns- en gezondheidszorg. Daarmee zijn we Europese koploper. Twee derde van de Belgen vindt de kwaliteit van de eigen ge-zondheidszorg beter dan in de buurlanden.1

mensen zijn gehecht aan overheidsbedrijven. Ernst & Young onderzocht in 24 landen wereldwijd, waaronder België, hoe burgers staan tegenover overheidsbedrijven.2 uit dit onderzoek blijkt dat hun imago over het algemeen best meevalt: overheidsbe-drijven houden in de publieke perceptie gelijke tred met privébedrijven of steken ze soms zelfs voorbij. Tussen de landen onderling zijn er wel grote verschillen. Belgen zien hun overheidsbedrijven niet graag geprivatiseerd, maar ze zijn kritisch over de kwaliteit van de dienstverlening en de bedrijfsleiding. Van de 9 Europese landen die in de studie bevraagd werden, zijn de Belgen, samen met de fransen en de Hongaren, het meest gehecht aan hun overheidsbedrijven. Tegen de achtergrond van de groeiende privatisering van openbaar vervoer en posterijen, noteert Ernst & Young dat de Belgen tot de meer behoudsgezinde groep behoren: niet minder dan 73 % van de Belgen meent dat postdiensten het best door de overheid worden verze-kerd. In Polen en Duitsland denkt slechts de helft van de bevolking daar zo over. Ook wat het in overheidshanden houden van het openbaar vervoer betreft (trein, tram, bus, vliegtuig), scoort België (met 77 %) iets hoger dan het EU-gemiddelde (74 %).

Die grote principiële aanhang blijkt ook op andere vlakken: haast 90 % van de Vlamingen vindt bijvoorbeeld dat de overheid moet instaan voor een openbare omroep.3

Page 22: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 21

Je kunt de invulling van de taken van de overheid natuurlijk niet laten afhangen van allerlei individuele meningen, enquêtes of bevragingen. Het komt erop aan te zorgen voor de samenleving in het geheel.

hebben fundamentele rechten te maken met openbare diensten?

Waar in de loop der tijden koningen en keizers optraden, was het nodig rechten en vrijheden van mensen te erkennen. Samen met de magna Carta van 1215 vormde de Bill of Rights (1689) de basis voor de Engelse democratie. De Habeas Corpus Act (1679) betekende het einde van een lange strijd tussen de Engelse Kroon en het parlement. Het zijn de verre voorlopers van grondrechten zoals ze vastgelegd wer-den in de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring van Thomas Jefferson (1776), de Franse ‘Déclaration des droits de l’homme et des citoyens’ (1789), de Europese en universele verklaring van de rechten van de mens, … De Belgische Grondwet van 1830 gold voor meerdere landen in die tijd als voorbeeld voor de erkenning van rechten en vrijheden.

De rechten van de mensen worden nochtans maar werkelijkheid als ze ook in de praktijk worden omgezet. De vrijheid van vereniging uit 1830 was in ons land niets waard, zonder de echte vrijheid om gezamenlijk op te komen voor z’n belangen. Vandaag mogen we rechten van mensen niet louter zien als juridische bevestigin-gen. Onze Grondwet, het Europees Verdrag en de verklaringen van de rechten van de mens geven net zozeer een aantal belangrijke opdrachten die de overheid moet waarmaken. We sommen er enkele op:

• het recht op een menswaardig leven. Dit houdt uitdagingen in op het vlak van arbeid en werkgelegenheid op basis van onderhandelde en billijke ar-beidsvoorwaarden, van sociale zekerheid, van behoorlijke huisvesting, van gezond leefmilieu en van culturele en maatschappelijke ontplooiing (artikel 23 Grondwet);

• het recht op onderwijs impliceert volgens onze Grondwet kosteloos onderwijs tot het einde van de leerplicht en recht op morele of religieuze opvoeding ten laste van de gemeenschap (artikel 24 Grondwet);

• elk kind heeft het recht op maatregelen en diensten die zijn ontwikkeling be-vorderen (artikel 22 bis Grondwet);

• het gezinsleven vergt wettelijke, economische en sociale bescherming (artikel II-98 Europees Verdrag);

Page 23: Onmisbaar Openbaar

22 ONMISBAAR OPENBAAR

• het recht op gezonde, veilige en waardige arbeidsomstandigheden (artikel II-91 Europees Verdrag) en van toegang tot kosteloze arbeidsbemiddeling (artikel II-89 Europees Verdrag);

• mensen hebben aanspraak op sociale zekerheidsvoordelen en sociale dien-sten die zorgen voor bescherming bij materniteit, ziekte, arbeidsongevallen en bij afhankelijkheid door leeftijd of werkloosheid. Daaruit volgen bijvoor-beeld het recht op sociale bijstand en op bijstand voor huisvesting (artikel II-94 Europees Verdrag), maar ook op toegang tot preventieve gezondheidszorg of medische verzorging (artikel II-95 Europees Verdrag) en de integratie van personen met een handicap (artikel II-86 Europees Verdrag);

• het waarborgen van een hoog niveau van milieubescherming en verbete-ring van de kwaliteit van het milieu via duurzame ontwikkeling (artikel II-97 Europees Verdrag) en van een hoog niveau van consumentenbescherming (artikel II-98 Europees Verdrag);

• burgers moeten kunnen rekenen op gelijke behandeling door overheden (artikelen 10 en 11 Grondwet en artikel II-101 Europees Verdrag);

• het recht op tussenkomst van een ombudsman en onafhankelijke rechtsbe-deling (artikel II-103 en II-107 Europees Verdrag).

Het Europees Verdrag erkent ook de rol van de diensten van algemeen economisch belang als onderdeel van de gemeenschappelijke waarden van de Europese Unie. Het Europees Verdrag draagt de unie en de lidstaten op ervoor te zorgen dat de diensten van algemeen economisch belang worden verricht op een manier die zo-veel mogelijk in overeenstemming is met de behoeften van de gebruikers. Daarbij moet rekening worden gehouden met de verschillen in de behoeften en voorkeuren van de gebruikers (die kunnen voortvloeien uit verschillende geografische, sociale of culturele omstandigheden), een hoog niveau van kwaliteit, veiligheid en betaal-baarheid, gelijke behandeling alsook de bevordering van de algemene toegang en van de rechten van de gebruiker. Het Europees Verdrag erkent ook de bevoegdheid van de lidstaten om niet-economische diensten van algemeen belang te verrichten, te doen verrichten en te organiseren.

Die juridische bepalingen kunnen worden beschouwd als een soort formele erken-ning van wat de burger van de overheid mag verwachten. maar de overheid moet de realisatie van die rechten wel effectief in praktijk omzetten.

Page 24: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 23

Leven in gemeenschap

Ieder van ons leeft in gemeenschap: met partner, gezin, collega’s op het werk, buren in de straat, mensen in onze wijk, gemeente of stad. Dit samenleven vergt afspra-ken, noem ze maar wetten en reglementen, zonder dewelke het leven in gemeen-schap onmogelijk is. Die afspraken uitwerken (normerend werk) en doen naleven (controle en rechtsbedeling) zijn zonder enige twijfel taken voor de overheid. Zoveel is duidelijk. Over het algemeen zijn wetten en reglementen gebaseerd op normen en waarden van de maatschappij. Vooral in ethische kwesties is dit van belang.

Het is theoretisch denkbaar de taken van de overheid tot dit minimum te beperken. Dit was zo in de negentiende eeuw, wel met alle gevolgen van dien, zeker op sociaal vlak. Vandaag doet de overheid veel meer dan in de negentiende eeuw. Dit is ook nodig wil onze samenleving optimaal functioneren. Want, zoals Tolstoj ons leert, is het ‘gemakkelijker wetten maken, dan te regeren’.

De overvloed aan reglementen is vaak een bron van ergernis. Journalisten voeden dit met cijfertjes over de stijgende omvang van het Staatsblad. De overheid zou minder betuttelend moeten zijn, zo wordt wel eens aangevoerd. Dat er meer reglementering is, is nochtans perfect verklaarbaar; het heeft te maken met verschillende elementen:4

• Tegenover vroeger zijn er meer instanties die regulerend optreden; bij de uitwerking van reglementering zijn ook meer actoren betrokken via com-missies, adviescomités, … meer instanties leiden automatisch tot meer re-glementering.

• Het is zelfs zo dat in economische aangelegenheden er meer instanties be-trokken zijn bij de uitwerking van reglementering dan in andere sectoren. Ook betreffende cultuur, milieubescherming en sociale bescherming zijn er veel reguleringsinstanties.

• Het aantal instanties die regulerend optreden in ons land, is vergelijkbaar met Ierland en Nederland, maar het is meer dan in Zweden of Denemarken.

• Er zijn meer domeinen waarin reglementerend wordt opgetreden. Vroeger werd veel minder opgetreden inzake voedselveiligheid, productnormen, mi-lieu, klimaat, … Dit is niet zomaar omwille van het plezier van de reglemen-tering, maar meestal omdat er een reële nood aan is.

• Door de opeenvolgende staatshervormingen zijn er meer overheidsniveaus ingevoerd. Wat vroeger eenmaal door de federale overheid werd gere-geld, wordt vandaag ook door Vlaanderen, het Waals Gewest, de Franse

Page 25: Onmisbaar Openbaar

24 ONMISBAAR OPENBAAR

Gemeenschap, De Duitstalige Gemeenschap en Brussel geregeld. Op Vlaams niveau zal de zogenaamde ‘interne staatshervorming’ het aantal intermedi-aire regulerende instanties doen toenemen.

• Ten slotte is er ook meer Europese regelgeving.

Reglementering uitwerken is complexer dan vroeger. Vaak zijn meerdere instanties betrokken bij een materie . Gemiddeld is iedere reguleringsinstantie betrokken bij 2,37 taken.

Dan hebben we het helemaal nog niet over de kwaliteit van de reglementering. De federale overheid heeft daarom voorzien in de zogenaamde Kafkatest. Dossiers over een nieuwe reglementering die aan de Ministerraad worden voorgelegd, wor-den aan een checklist getoetst. Op Vlaams niveau wil men hetzelfde doel bereiken door middel van RIA’s (reguleringsimpactanalyse) en RIE’s (reguleringsimpacteva-luaties).5 Volgens de cijfers van de Vlaamse overheid gaat het de goede kant op met het aantal dossiers dat voldoet aan die kwaliteitsvereisten: van 70 % in 2005 tot om en bij de 90 % sinds 2008.

Het is nochtans moeilijk om de kwaliteit van reglementering in te schatten. Er zijn tal van voorbeelden waarin het soms jarenlang duurt vooraleer de broodnodige uitvoeringsbesluiten van wetten worden uitgevaardigd.

sommige dingen kan alleen de overheid doen

Zonder overheid komen een aantal essentiële zaken gewoon niet tot stand. Het zijn zaken die je niet op een markt kunt kopen en die ook niet vanzelf ontstaan. Denk bijvoorbeeld aan verkeersveiligheid, milieuzorg, volksgezondheid, rechtsze-kerheid, … Ze worden gerealiseerd via de overheid en openbare diensten. Hun belang staat buiten kijf.

let wel: ook in die klassieke domeinen doet de overheid vandaag niet alles zelf, denk bijvoorbeeld aan de toenemende rol van privébewakingsfirma’s.

Op sociaal vlak of inzake volksgezondheid is er in ons land een samenspel tussen openbare en privéactoren. Dit is ook zo voor het onderwijs (vrij en officieel net). Die materies op zich, behoren wel tot het ‘publiek domein’, al is het maar omwille van de financieringswijze.

Page 26: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 25

Het is niet omdat iets door privéactoren wordt gedaan, dat er geen incidenten kun-nen zijn. Twee voorbeelden uit een recent verleden illustreren dit sprekend:

• als het privébedrijf Aquiris in december 2009 niet in staat blijkt de Zenne te zuiveren, ziet men de gevolgen tot in Antwerpen;

• als op de luchthaven van Schiphol in december 2009 een privébewakingsfirma een passagier uit Niger met een lading explosieve chemicaliën doorlaat rich-ting VS, worden wereldwijd de veiligheidsregels op luchthavens aangescherpt.

economische voordelen

Economen aanvaarden vandaag dat een goede openbare dienstverlening een scha-kel is die de concurrentiepositie van een land versterkt.

Dit komt omdat handel en diensten nood hebben aan degelijke infrastructuur, aan een goed wegennet, aan optimale communicatiemiddelen, aan degelijke haven-uitrustingen, aan rechtszekerheid, aan goed opgeleide mensen, … Het is dus erg belangrijk dat de overheid ervoor zorgt dat die basisvoorzieningen goed op punt staan. Ze dragen bij tot onze economische ontwikkeling. Overheidsbedrijven spelen hierin een belangrijkere rol dan men zich voorstelt.

Een voorbeeld: naast personenvervoer (pendelarbeid) wordt goederenvervoer sterk vergemakkelijkt door het spoorwegennet. Een spoorweg aanleggen is min-der duur dan een autoweg, is milieuvriendelijker en slorpt minder energie op. Degelijk uitgebouwd openbaar vervoer kan ook de files op onze overvolle wegen terugdringen. Al die elementen zijn in harde euro’s becijferbaar. Alleen gebeurt dit veel te weinig.

Het belang van het overheidsoptreden voor de economische uitbouw blijkt ook uit initiatieven van regionale en sectorale ontwikkeling. Is het bedrijfsleven niet mee vra-gende partij dat de overheid voor een volwaardig industrieel beleid zorgt? Volgens de regels van de vrije markt zou dit nochtans de verantwoordelijkheid van het bedrijfsle-ven moeten zijn. men verwacht ook initiatieven van de overheid bij bedrijfssluitingen (tewerkstellingscellen, reconversie, …), in het kader van innovatie en wetenschaps-beleid, voor het stimuleren van investeringen, voor de financiering voor startende ondernemingen, …

Page 27: Onmisbaar Openbaar

26 ONMISBAAR OPENBAAR

Het is erg lastig om uit te maken op welke manier de overheid de economie best on-dersteunt.6 Een hele reeks initiatieven opgestart via samenwerking tussen de overheid en privéfinanciers, zijn uitgegroeid tot succesvolle ondernemingen. Denk bijvoorbeeld aan Telenet (onder impuls van de Vlaamse regering opgestart in 1995), aan Indaver (in 1985 opgestart via OVAm, de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; van-daag een stevige multinational actief inzake milieu), aan ImEC (opgericht in 1984 door samenwerking tussen de industrie, universiteiten en de Vlaamse Overheid; behoort vandaag tot de wereldtop in nanotechnologie), …

Ook al doen vooral neoliberalen het graag anders geloven, het bedrijfsleven kan niet zonder ondersteuning van de overheid. Alleen gebeurt dit vandaag anders dan vroeger: minder op basis van rechtstreekse interventies en met inachtneming van Europese afspraken. Zonder overheidsoptreden zou de economie nog meer van de ene naar de andere crisis evolueren.

Tabel 1 laat zien dat er op verschillende manieren een samenhang is tussen de over-heid en ondernemingen.7 Natuurlijk moet de overheid de rol van het bedrijfsleven niet overnemen, maar daaruit afleiden dat de overheid zich op economisch vlak principieel terughoudend moet opstellen en doen alsof bedrijven wel altijd automa-tisch de economie optimaal aansturen, is zonder meer de realiteit verbloemen. In de plaats van de rol van de overheid voortdurend beperkend te omschrijven, doet men er beter aan oog te hebben voor die samenhang. Het komt er alleen op aan ervoor te zorgen dat de overheid de economie op de juiste manier versterkt, bege-leidt en ondersteunt. De overheid heeft in het verleden vaak moeten optreden bij crisissen en omschakelingen (zo bijvoorbeeld in de jaren tachtig in de zogenaamd nationale sectoren – staal, glas, textiel, steenkool en scheepsbouw – en in 2008 en 2011 om de financiële sector te redden).

maar die economische rol moet meer zijn dan die van brandweerman. Ze moet in de eerste plaats gericht zijn op het scheppen van welvaart, op een toekomstgerichte en duurzame uitbouw van ons economisch weefsel.

Page 28: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 27

Tabel 1 - Economische verbanden tussen overheidsuitgaven en economische sectoren

Bron: PSIRu, 2010

Sect

or

In e

igen

-do

m o

f doo

r vo

orzi

enin

-ge

n

Aan

kope

n In

veste

ringe

n,

subs

idie

s en

ga

rant

ies

Voor

beel

den

Land

bouw

XX

XLa

ndbo

uwsu

bsid

ies

Mijn

bouw

X

Con

cess

ies

en s

ubsi

dies

Verw

erke

nde

nijv

erhe

idX

XX

Aan

kope

n go

eder

en

Elek

trici

teit

– ga

sX

XN

utsv

oorz

ieni

ngen

, gro

ene

stim

uli

Wat

erX

XN

utsv

oorz

ieni

ngen

, inv

este

ringe

n

Bouw

XX

Weg

en, s

poor

, bru

ggen

, …

Han

del

XA

anko

pen

Tran

spor

tX

XX

Ope

nbaa

r ve

rvoe

r, su

bsid

ies

Die

nste

n en

voe

ding

XX

Cat

erin

g

Info

rmat

ie e

n co

mm

unic

atie

XX

XTe

leco

m, I

T, n

etw

erke

n

Fina

ncië

n en

ver

zeke

ringe

n X

XO

penb

are

kred

ietin

stel

linge

n, P

PS

Onr

oere

nd g

oed

XX

Ove

rhei

dsge

bouw

en, s

ocia

le h

uisv

estin

g

Prof

essio

nele

die

nste

nX

XX

Adv

ocat

en, w

eten

scha

pper

s, …

Adm

inist

ratie

ve d

iens

ten

XX

Soci

ale

zeke

rhei

d, v

eilig

heid

, …

Ove

rhei

dsad

min

istra

tieX

XVe

rsch

illen

de o

verh

eden

, uitb

este

ding

Ond

erw

ijsX

X O

penb

are

scho

len,

sub

sidi

ërin

g on

derw

ijs

Gez

ondh

eid

XX

XO

penb

are

inric

htin

gen,

sub

sidi

ërin

g, S

Z

Ont

span

ning

X

Xm

useu

ms,

bib

lioth

eken

, spo

rtvoo

rzie

ning

en, …

Page 29: Onmisbaar Openbaar

28 ONMISBAAR OPENBAAR

Vandaag wordt algemeen aanvaard dat collectieve diensten belangrijke stabilisato-ren zijn in de economische crisis. Zelfs het Internationaal monetair Fonds (ImF), dat jarenlang allerlei privatiseringen heeft aangemoedigd, aanvaardt nu dat investeren in gezondheid, sociale bescherming en onderwijs cruciaal is om die economische ontwikkeling mogelijk maken.

Overheidsuitgaven leiden ook tot verschillende vormen van tewerkstelling:

• directe tewerkstelling binnen de overheid;• indirecte tewerkstelling door de aankopen van goederen en diensten;• financiering van tewerkstelling in andere sectoren (namelijk in de non-pro-

fitsector); • tewerkstelling via infrastructuurprojecten.

meerdere sectoren hangen voor hun omzet deels af van de aankopen van goederen en diensten door de overheid. Voor ontwikkelde landen zou dit neerkomen op on-geveer 16 % van het bruto binnenlands product (bbp). Berekeningen van de OESO leren dat de indirecte tewerkstelling door overheidsuitgaven bijna dubbel zo groot is als de directe tewerkstelling. Volgens de OESO zou op die manier uiteindelijk ongeveer 50 % van de totale tewerkstelling gebaseerd zijn op overheidsuitgaven!8 Dit geeft aan hoezeer de openbare sector en het bedrijfsleven complementair zijn.

Tabel 2 - Aantal jobs ondersteund door overheidsuitgaven en openbare diensten (in % van alle werknemers)

Effect door Overheids-personeel

Werknemers privésector

Samen

Openbare uitgaven 15 % 25 % 40 %Nutsvoorzieningen 2 % 8 % 10 %Totaal 17 % 33 % 50 %

Bron: PSIRu, 2010

Page 30: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 29

Cruciale rol op sociaal vlak

We weten het allemaal: als men alle sociale regels wegneemt blijft maar één wet-matigheid over: het recht van de economisch sterkste.

Voor wie veel heeft, is het gemakkelijker om bij te verdienen. Wie iedere dag de eindjes aan elkaar moet knopen, heeft het vaak echt moeilijk en moet zich veel ontzeggen. Onderzoek van de Christelijke mutualiteit bewijst dat wie rijker is, ook gezonder is.

mocht men alles overlaten aan ieders ‘draagkracht, zin voor initiatief, goodwill, of gezond verstand’, dan zijn diegenen met de sterke schouders bevoordeeld tegen-over anderen, tegenover het merendeel van de bevolking. Zo een maatschappij is, zelfs louter ethisch, gewoon onaanvaardbaar.

Neoliberalen willen de mensen graag doen geloven dat als iedereen meer zijn eigen boontjes zou doppen, dit automatisch meebrengt dat iedereen er beter bij vaart. De werkelijkheid is totaal anders. De inkomens- en vermogensverdeling die spontaan tot stand komt zonder overheidsoptreden vergt bijsturing: tussen meer- en minder begoeden (= verticaal), maar ook tussen verschillende bevolkingsgroepen (= ho-rizontaal, bijvoorbeeld tussen werkenden en werklozen, tussen wie ziek is en wie gezond is, tussen jongeren en ouderen, …). De Britse realiteit bewijst het: het land stelt zich liberaler op en toch zijn er meer werklozen en is er meer armoede dan bij ons. Het risico om er terecht te komen in de groep van ‘working poor’ is er dubbel zo groot als bij ons.9

Er worden verschillende technieken toegepast om de sociale herverdeling te berei-ken: fiscaliteit, sociale zekerheid, sociale tarieven, onderwijs, sociale huisvesting, … Er zijn argumenten te over die ervoor pleiten dat de overheid meer energie steekt in haar sociale opdracht. We ontwikkelen ze in een apart deeltje van dit boek (zie ‘Een meer sociale overheid’, p. 141 en volgende).

welvaart versus welzijn

Ruimer nog dan die sociale opdracht ligt de bekommernis rond het welzijn van de mensen. De overheid moet er eigenlijk mee voor zorgen dat het voor de bevolking goed leven is. Dit is meer dan zorgen voor economische groei en sociale recht-vaardigheid.

Page 31: Onmisbaar Openbaar

30 ONMISBAAR OPENBAAR

Op dit punt moet men rekening houden met een reeks maatschappelijke veran-deringen: de vergrijzing van de bevolking (meer nood aan gepaste opvang en gezondheidsvoorzieningen), meer een- en tweepersoonshuishoudens, nieuwe ge-zinsvormen (1 op 4 kinderen leeft in eenoudergezinnen of een nieuw samengesteld gezin), afname van de mantelzorg, stijging van het aantal geboortes (met 12 % in 5 jaar tijd, met weerslag op de nood aan kinderopvang en kleuteronderwijs), een meer multiculturele bevolking (met de uitdaging van de integratie), blijvende situatie van mensen die in West-Europa op zoek zijn naar een beter bestaan, meer demente ouderen, … Dit heeft allemaal een invloed op het beleid dat men verwacht, op de manier waarop men met die evoluties omgaat en op de organisatie van onze col-lectieve voorzieningen.

Cultuur neemt een speciale plaats in

Diverse vormen van cultuur zouden geen lang leven beschoren zijn zonder over-heidssteun. De Gentse feesten zou je gemakkelijk commercieel kunnen opvatten. Rock Werchter en de lokerse feesten bewijzen dat. maar theater, musea en kunst-patrimonium louter laten afhangen van mecenaat leidt meteen tot verschraling. We weten dat de belangstelling voor wat niet behoort tot de mainstreamcultuur (popu-laire liedjes) de afgelopen jaren sterk terugvalt. Culturele interesse is zelfs groten-deels sociaal gedetermineerd.

Het is lang niet eenvoudig op dit soort domeinen tot resultaten te komen. De af-gelopen jaren is bijvoorbeeld ingezet op een grotere culturele participatie. Aan de hand van een bevraging uitgevoerd in 2009, analyseert de participatiesurvey van het Steunpunt beleidsrelevant onderzoek Cultuur, Jeugd en Sport10 de deelname van Vlamingen aan cultuur, jeugdbewegingen en sport. Op basis van die gegevens blijkt dat de participatie aan cultuur de afgelopen 10 jaar nagenoeg ongewijzigd is: ongeveer 30 % van de Vlamingen is helemaal niet cultureel actief. In zowat alle kunsttakken, maar ook in het verenigingsleven, de bibliotheek of het cultuurcen-trum is de deelname nog geen weerspiegeling van de bevolking. De onderzoekers besluiten dat ouders en school bepalend zijn voor de participatie aan het culturele leven. De resultaten van het beleid om tot een grotere culturele participatie te komen, zijn dus ontgoochelend: er zijn meer middelen ingezet, initiatieven zijn gestroom-lijnd via het participatiedecreet, … maar uiteindelijk hebben ze niet geleid tot meer participatie! men zal dus op andere factoren moeten inwerken dan de afgelopen 10 jaar is gebeurd.

Page 32: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 31

Ten slotte zijn er zaken als bescherming van ons erfgoed, ruimtelijke ordening, landschapszorg, … Als de overheid zich daar niet om bekommert, komt er gewoon niets van terecht.

Onderwijs: een complex gegeven

Het onderwijs neemt een specifieke plaats in binnen dit plaatje.

Onderwijs heeft uiteraard een algemeen opvoedende taak. Tegelijk wil men jongeren via onderwijs een moreel of ethisch besef bijbrengen. maar er is veel meer. Ons land heeft weinig natuurlijke rijkdommen. Onze economische groei halen we dus uit onze vindingrijkheid en de kwaliteit van onze werknemers. Gedegen onderwijs is wel de-gelijk een hefboom in de economische ontwikkeling. Niet voor niets is het technisch onderwijs in ons land historisch gegroeid uit initiatieven van katholieke patroons.

Daarenboven heeft onderwijs een cruciale sociale dimensie. Ongelijke onderwijs-kansen zijn mee oorzaak en gevolg van maatschappelijke ongelijkheid. De vooruit-gang op het vlak van de democratisering van het onderwijs is uitermate belangrijk, al is er nog veel werk aan de winkel.

Collectieve voorzieningen buiten de overheid

We hebben al vermeld dat lang niet alle collectieve voorzieningen door de overheid zelf worden verstrekt. Voor een groot deel worden collectieve voorzieningen verzorgd door de privésector. Gemeentelijke, provinciale en gemeenschapsscholen zijn pure openbare diensten, maar vrije scholen gaan uit van privé-initiatief. OCmW-rusthuizen zijn lokale openbare diensten, privéziekenhuizen en -rusthuizen niet. Het stads- en streekvervoer wordt door openbare diensten verzorgd, maar voor een groot deel (in Vlaanderen omzeggens de helft) ook via privéconcessies. Tal van initiatieven rond welzijnsbeleid, armoedebestrijding, gehandicaptenzorg, sociale economie, … zijn georganiseerd via vzw’s en behoren tot de non-profit sector.

De afgelopen 30 jaar zijn nieuwe collectieve voorzieningen zelfs vooral georganiseerd buiten de overheid. Voorbeelden daarvan zijn de uitbouw van de sociale economie of van centra voor algemene welzijnszorg. Vooral in Vlaanderen zijn openbare zie-kenhuizen vaak gefusioneerd met non-profit instellingen. In Wallonië is dit anders;

Page 33: Onmisbaar Openbaar

32 ONMISBAAR OPENBAAR

daar worden ziekenhuizen meer ondergebracht in intercommunales. De non-profit sector wordt grotendeels door de overheid gefinancierd. Als vakbonden actie voeren in de sector, richten ze zich in de eerste plaats tot de regering, om meer middelen te krijgen, betere kwaliteitsnormen af te dwingen of een steviger personeelsbezetting te realiseren. De non-profit sector is niet ‘de overheid’, maar vormt wel onderdeel van het ‘publiek domein’. In de toekomst zullen prestaties van collectieve diensten dus veel meer moeten worden gezien in de samenhang tussen openbare en non-profit sector.

In de non-profit sector is de tewerkstelling de afgelopen 30 jaar zo goed als verdub-beld. men realiseert het zich misschien niet, maar de tewerkstellingsevolutie bij de overheid en het onderwijs, bleef in vergelijking daarmee zeker binnen de perken.

Figuur 1 - Evolutie van de werkgelegenheid in de openbare sector en de non-profit sector (1981 = 100)

80

100

120

140

160

180

200

1980 1985 1990 1995 2000

Openbaar bestuur en onderwijs

Non-Profit

Bron: NBB – Belgostat Online

Veel meer dan in andere landen worden openbare diensten in ons land verstrekt via organismen en instellingen die strikt genomen niet tot de overheid behoren. De OESO heeft berekend dat ongeveer twee derde van de overheidsuitgaven die in ons land worden besteed aan openbare dienstverlening, worden uitbesteed aan privé-actoren en non-profit organisaties.11 Samen met Japan zijn we daarmee het land met het grootste aandeel outsourcing van overheidsopdrachten. De Scandinavische landen en Zwitserland zitten aan de andere kant van het spectrum en doen het minst een beroep op privé-actoren om openbare diensten te verstrekken.

Page 34: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 33

de problemen hangen samen

Onze samenleving is een complex gegeven. Het is niet door aan hendeltje ‘A’ te trekken, dat je meteen resultaat ‘B’ krijgt. Enkele voorbeelden:

• veiligheid heeft net zo goed te maken met urbanisme als met werkloosheid;• armoede hangt nauw samen met huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg;• zorgen voor duurzaamheid vergt ingrepen op het vlak van milieu, natuur,

energie, mobiliteit, transport, infrastructuur, economie, industrie, landbouw, huisvesting, ruimtelijke ordening, …

Volgens een studie van de lisbon Council kan men het verschil in welvaart tussen de regio’s in Europa voor 70 % verklaren op basis van het menselijk kapitaal.12 Volgende factoren worden daarbij als kernelementen aangestipt:

• het aandeel van complexe, niet routinematige banen in de tewerkstelling;• de werkloosheidsgraad van jongeren en het aandeel mensen dat langer dan

12 maanden moet zoeken naar een baan;• de productiviteit en innovatie; dit heeft te maken met publieke en privéinves-

teringen in onderzoek en ontwikkeling, alsook het aantal patenten dat tot toepassingen leidt;

• het is niet louter de omvang van de middelen, maar vooral de ingesteldheid die van belang is: wie in een regio gelooft, investeert er ook. uitspraken als die van Peter Leyman (voormalig gedelegeerd bestuurder van Volvo Cars Gent, vervolgens parlementslid en gedelegeerd bestuurder van VOKA en nadien opnieuw ondernemer) dat hij voor zijn kinderen geen toekomst meer ziet in onze contreien, ondergraven dit net.

Als de overheid wil bijdragen tot de welvaart van haar bevolking dan moet ze zeker inspelen op die elementen. Het belang van onderwijs, arbeidsmarktbeleid, onder-zoek en ontwikkeling, … spreekt daarmee voor zich.

De jongste jaren wordt meer belang gehecht aan het geluk van mensen als maatstaf voor onze evolutie. Dit is uiteraard een subjectief gegeven dat nauw samenhangt met de manier waarop welvaart en welzijn door de bevolking wordt aangevoeld. Ondanks onze toegenomen welvaart gaan de resultaten van bevragingen over het feit of mensen zich in ons land ook gelukkiger voelen, niet meer in stijgende lijn. Dat wordt zelfs vastgesteld in de meeste Westerse landen.13

Page 35: Onmisbaar Openbaar

34 ONMISBAAR OPENBAAR

Als de overheid iets wil bereiken, kan ze een heel arsenaal aan technieken inzet-ten. De overheid kan:

• Normeren of reglementeren. De overheid kan op die manier ook dingen wettelijk opleggen.

• Ondersteunen of stimuleren. Dit kan bijvoorbeeld door premies of subsidies toe te kennen, door fiscale aftrekken in te stellen, door criteria vast te stellen bij de belastingheffing, …

• Sensibiliseren. De campagnes rond verkeersveiligheid of rond preventie tegen borstkanker voor vrouwen zijn hiervan mooie voorbeelden.

• Zelf diensten organiseren of optreden als ‘regisseur’. In dit geval besteedt de overheid sommige diensten uit, maar wel met inachtneming van de voor-waarden die door de overheid worden vastgelegd. Het pachten van buslijnen of het tenderen van een deel van het opleidingsbeleid zijn voorbeelden van situaties waarin de overheid op die manier tewerk gaat.

• Overleggen met actoren en ze overtuigen van een bepaalde aanpak.• Investeren in een activiteit die door anderen wordt ontwikkeld. Dit gebeurt in

de regel via investerings- of participatiemaatschappijen.

De complexiteit is meteen evident. Het is telkens afwegen welke techniek het meest aangewezen is, welke resultaten worden bereikt en hoe eventueel kan worden bij-gestuurd. logisch dus dat er nogal wat discussie kan zijn over de manier waarop de overheid een en ander moet aanpakken (welke middelen? hoe? welke prioriteiten? …).

De overheid kan echter niet alles regelen en soms is ze onmachtig. Dit merk je in tal van situaties: hoe vaak moeten overheden niet hun onmacht toegeven bij bedrijfs-sluitingen, bij beslissingen over herstructureringen van internationale concerns, bij de strijd tegen de inflatie, …

We moeten oog hebben voor die beperkingen. Daarnaast mogen we niet vergeten hoezeer een voluntaristische aanpak en visie nodig zijn om dingen in beweging te krijgen.

Page 36: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 35

p r i vat i s e r i n G , L i b e r a L i s e r i n G ,

O u t s O u r C i n G e n p p s

Het beste aan zo’n internationale brandbrieven is dat je er nieuwe talen door leert (het Weebees, het Ie-em-ef-ees, het Oesoos) en dat je er zo goed kunt aan aflezen dat WB en IMF in de VS gestationeerd zijn. Ze denken daar echt dat wat goed is voor de VS ook goed is voor de rest van de wereld. Ze kunnen zich geen moment indenken dat nu net het Amerikaanse systeem de verantwoordelijkheid voor veel financiële insta-biliteit in de wereld mag opeisen.

GILBERT DE SWERT, VOORMALIG HOOfD ACV STuDIEDIENST

30 jaar neoliberale visies

Vanaf de jaren tachtig is wereldwijd een beleid gevoerd van privatisering en uitbe-steding. Zogenaamde ‘monetaristen’ namen de effectiviteit van het overheidsop-treden onder vuur. In de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk waren presi-dent Ronald Reagan en premier margaret Thatcher gangmakers in die aanpak. Zij voerden een beleid van privatisering, deregulering, verlaging van de hoogste fiscale lasten en bestrijding van de inflatie door een monetair beleid. Die ‘Washington con-sensus’ werd wereldwijd de basis voor een golf van privatiseringen, opgelegd door de Wereldbank en het ImF.

De aanpak gaat ervan uit dat privébedrijven dynamischer en efficiënter werken dan de overheid en daardoor beter inspelen op de verwachtingen van mensen. Overheidsdiensten wordt starheid en gebrek aan innovatie verweten. De overheid

Page 37: Onmisbaar Openbaar

36 ONMISBAAR OPENBAAR

zou een bodemloze put zijn, waarin de mensen hun door arbeid zuur verdiende centjes zien verdwijnen. Privatisering en concurrentie zullen hier verandering in brengen, zo luidt de theorie.

De gevolgen van dit beleid waren desastreus in tal van landen. In Rusland heeft het geleid tot meer ongelijkheid; het was mee de voedingsbodem voor nationalisti-sche reacties. In latijns-Amerika leidde het tot een terugval van de infrastructuur in sleutelsectoren zoals watervoorzieningen en elektriciteit. In de praktijk nam de pri-vésector die rol van de overheid helemaal niet over. De gevolgen waren navenant:

… in many countries the pressures of fiscal consolidation have led to a compression of public infrastructure spending, which has not been offset by the increase in private sector participation, thus resulting in an insufficient provision of infrastructure services with potentially major adverse effects on growth an inequality.14

Onderzoek uit 2010 leert dat de privésector bijna niets heeft geïnvesteerd in in-frastructuur in Afrika voor watervoorziening, elektriciteit en transport. Er zijn enkel privé-investeringen geweest in de telecommunicatiesector. mocht Afrika zijn investe-ringen in infrastructuur op peil krijgen, dan zou dit een enorme stimulans zijn voor economische groei op dit continent.

Waar privatiseringen werden doorgevoerd, stonden tewerkstelling en arbeidsvoor-waarden onder druk. De nagestreefde concurrentie kwam er niet, wel meer privé-monopolies. Met de regelmaat van een klok doken problemen op rond de kwaliteit van de dienstverlening en de veiligheid. De belabberde situatie van de spoorwegen in Groot-Brittannië de jaren na de privatisering15 en de trend van de jongste jaren om de privatiseringen van drinkwatervoorzieningen in grote franse steden terug te draaien, zijn maar enkele voorbeelden.

trends in enkele belangrijke sectoren

Via het PIQUE-project16 zijn gedurende 3 jaar de gevolgen onderzocht van de pri-vatisering van 4 sectoren (elektriciteit, post, lokaal openbaar vervoer en gezond-heidszorg/ziekenhuizen) in 6 landen (Oostenrijk, België, Duitsland, Polen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk).

Page 38: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 37

De liberalisering is in die sectoren op verschillende manieren gerealiseerd.

Voor de stroomsector sloeg ze in eerste instantie op de productie en retailactiviteiten. De markt voor particulieren is als laatste geliberaliseerd: in juli 2003 in Vlaanderen en in januari 2007 in Wallonië en Brussel. Zoals algemeen bekend is de productie in ons land erg geconcentreerd gebleven (92 % naar de grootste speler) en zijn de prijzen hoog in vergelijking met het buitenland.

Bij de post zijn de privatisering en de liberalisering stapsgewijs ingevoerd. Ook na de liberalisering blijft het aandeel van de grootste speler voor brieven hoog. In Zweden, waar de post al sinds 1993 is geliberaliseerd, is nog steeds 93 % van de brievenmarkt in handen van de voormalige monopolist. Bepaalde segmenten (bij-voorbeeld direct mail) worden wel in hoge mate verzorgd door concurrenten (80 % in Oostenrijk en België).

Tabel 3 - Openbaar aandeel in postdiensten in enkele landen

Graad van privatise-ring per land

Aandeel overheid Tendens

Oostenrijk BelgiëDuitslandPolen ZwedenVerenigd Koninkrijk

49 % privé 49 % privéHoofdzakelijk privéHoofdzakelijk openbaarHoofdzakelijk openbaarHoofdzakelijk openbaar

Sterke evolutie naar privéSterke evolutie naar privéSterke evolutie naar privéBeperkte evolutieBeperkte evolutieBeperkte evolutie

Bron: PIQUE-rapport

Als reactie op de liberalisering hebben de postbedrijven een aantal schikkingen ge-nomen: van een louter publieke overheidsinstelling is men overgestapt op een ven-nootschapsvorm, er is een internationalisering van het werkveld (vooral Duitsland), het producten- en klantengamma wordt gediversifieerd en het werk wordt anders georganiseerd (afstoten van financiële activiteiten, outsourcing via bijvoorbeeld postpunten in de distributie en het lichten van postbussen door taxibedrijven, reor-ganisatie van de routering, een vlakkere hiërarchie, kostenbeheersing, …).

De liberalisering in het lokaal openbaar vervoer startte al midden de jaren tachtig in het Verenigd Koninkrijk en Zweden, iets later in Polen. In het stads- en streekver-

Page 39: Onmisbaar Openbaar

38 ONMISBAAR OPENBAAR

voer worden markten via tendering toegekend. In 4 van de 6 landen is stads- en streekvervoer vandaag hoofdzakelijk in overheidshanden; in Zweden en het Verenigd Koninkrijk is het andersom.

De onderzoekers beschouwen dat in het algemeen de trend van privatisering sterker is geweest dan de liberalisering die op Europees vlak is nagestreefd.

Zonder overtuigende resultaten

Concurrentie en vooral privatisering zorgen ervoor dat de betrokken bedrijven sterk en zeker meer dan voorheen worden gedreven door een streven naar winst en de drang naar kostenbesparingen. Dit leidde tot diepgaande herstructureringen van organisatiestructuren en werkprocessen.

Naargelang de sector noteert het PIQUE-onderzoek verschillende tendensen be-treffende tewerkstelling: Voor de elektriciteitssector is er in alle landen een achter-uitgang (van -10 % tot -30 %). Dit geldt ook voor postdiensten (maar in mindere mate). Voor het lokaal openbaar vervoer is er een beperkte toename genoteerd. In de gezondheidszorg tot slot, groeide de tewerkstelling zeer fors, maar dit heeft op zich uiteraard niet veel te maken met de privatiseringen, wel met de toegenomen maatschappelijke behoeften.

De ontwikkeling had vooral een grote weerslag op de arbeidsvoorwaarden volgens een systeem met ‘twee snelheden’:

• Werknemers van nieuwe mededingers werken aan lagere arbeidsvoorwaar-den. Voor postbodes in Duitsland en Oostenrijk bijvoorbeeld, waren de lo-nen bij het overheidsbedrijf het dubbele van die bij de nieuwe mededingers.

• Daarnaast is een onderscheid ingevoerd tussen de ‘bestaande’ en de ‘nieu-we’ werknemers. In de elektriciteitssector kregen werknemers die in dienst traden na 2002 in sommige bedrijven tot 34 % minder loon dan bestaande werknemers!

Door de evolutie neemt de atypische en precaire tewerkstelling toe: deeltijdse en minibanen in de Duitse post worden in ons land gebruikt als te volgen voorbeelden. De gevolgen van de herstructureringen en de tendens tot sociale dumping doen zich het sterkst voelen in arbeidsintensieve sectoren.

Page 40: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 39

Sectoronderhandelingen doven vaak uit en worden vervangen door bedrijfsonder-handelingen of er komen geen onderhandelde overeenkomsten meer.

Kortom, redenen genoeg voor de vakbonden om er alles aan te doen dat de libe-ralisering niet wordt uitgevochten op de rug van de werknemers. In de sector van het stads- en streekvervoer is men daar in ons land goed in geslaagd. Via de aan-besteding van de verpachte lijnen worden tegelijk de arbeidsvoorwaarden bij de pachters opgetrokken tot de condities van De lijn. Diezelfde zorg om concurrentie op de arbeidsvoorwaarden te voorkomen, ligt aan de basis van de vakbondseis dat de dezelfde arbeidsvoorwaarden gelden in de 3 bedrijven die deel uitmaken van de NMBS-groep.

Onderzoek over de periode 1971-2004 leert dat de productiviteit eerder positief evo-lueert door de technologische veranderingen; het ‘vermarkten’ van diensten op zich drijft de productiviteit niet op. De productiviteitsgroei in de post-liberaliseringsjaren valt veeleer toe te schrijven aan de relatieve terugval van de tewerkstelling dan aan de toename van gecreëerde toegevoegde waarde. De kostenbeheersing op korte termijn krijgt in een commerciële omgeving voorrang op de lange termijn. Denken dat privatisering en liberalisering op zich leiden tot meer concurrentie, is wishful thin-king. Er is vooral een trend naar meer geprivatiseerde internationale conglomeraten.

Beslissingen rond privatisering worden vooral genomen op basis van politieke op-portuniteit. Je zou nochtans mogen verwachten dat men zich baseert op een ernstige maatschappelijke kosten-batenanalyse. Aan dat laatste zijn we lang niet toe. Dit blijkt uit de Europese aanpak. Die is te sterk gedreven door de neoliberale invalshoek. Andere waarden, zoals universele dienstverlening, sociale cohesie, oog voor kwaliteit en de weerslag op de arbeidsvoorwaarden, moeten meer belang en aandacht krijgen.

blijvende druk

Ondanks deze negatieve ervaringen, blijft de druk hoog. In Nederland bijvoorbeeld, waarschuwde, in 2008, de Vice-President van de Raad van State, Herman Tjeenk Willink, dat ‘door privatisering sommige overheidstaken niet goed meer worden uitgevoerd. Door privatisering en invoering van een bedrijfsmatige aanpak worden winst en groei belangrijker dan het algemeen belang’, stelt hij. ‘managers vergeten hun publieke verantwoordelijkheid en toezichthouders worden op afstand geplaatst zodat zij overzicht missen.’17

Page 41: Onmisbaar Openbaar

40 ONMISBAAR OPENBAAR

Pleitbezorgers van minder overheid gaan er meestal van uit dat de privésector ef-ficiënter zal beheren. Empirisch onderzoek bevestigt deze stelling niet. Een review van de Wereldbank uit 2005 concludeert dat het niet zoveel uitmaakt wie optreedt als eigenaar als het gaat om het efficiënt beheer van nutsvoorzieningen.18 Studies over de gevolgen van de privatiseringen in het Verenigd Koninkrijk geven aan dat er maar weinig vooruitgang is op het vlak van performantie.

In Nederland is men vaker dan bij ons overgestapt op het aanbesteden van taken (thuiszorg, begeleiding van werkzoekenden, groenonderhoud, wegonderhoud, …). De ervaringen leren dat de organisaties die daarop intekenen, zich nadien gaan gedragen naar de onderliggende aansturing van de financiering. Gaat de finan-ciering meer uit van prestatiekosten, dan komt de afhandeling van afwijkende, niet courante zaken, meteen onder druk.

Ook al zijn de nadelen van privatisering duidelijk, we kunnen nog lang niet spreken van een ommekeer. Het geloof in de kracht van privéondernemingen en concur-rentie als hefboom voor betere prestaties, zit veel dieper verankerd in de geesten dan het geloof in de mogelijkheden van de openbare sector. Die instelling kwam begin jaren 2000 mooi naar voren in de Europese discussie over de vrijmaking van diensten. Door veel druk van andersglobalisten en van de vakbonden zijn de oorspronkelijke plannen stevig bijgestuurd. Toch gaat die vrijmaking zo ver dat als een overheid sommige van zijn activiteiten wil overdragen aan een andere enti-teit, dit eigenlijk maar kan mits een openbare aanbesteding en dus door eerst de concurrentie te laten spelen. Dit houdt het risico in dat buitenlandse groepen, die eigenlijk alleen maar interesse hebben voor financieel rendement, zich meester maken van de activiteit. De benadering vanuit het maatschappelijk belang komt dan meteen onder druk.

Het geloof in de kracht van concurrentie is een kwaad beestje. Het neoliberale denken zit diep verankerd. Socioloog mark Elchardus formuleert het prima en erg duidelijk. We laten hem daarom even aan het woord:19

‘Neoliberalen gaan ervan uit dat alle handelen eigenlijk economisch handelen is, en dat mensen berekend handelen uit eigen belang. Men beschouwt de mens daarom niet zozeer als een burger, zelfs niet als een consument maar als de ondernemer van zijn eigen leven. Men probeert het economische han-delen, het handelen als ondernemer, mogelijk te maken door zoveel mogelijk markten te creëren. Scholen, spoorwegen, openbaar vervoer, postbedeling,

Page 42: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 41

ziekenhuizen, de ziekteverzekering zouden allemaal als een markt moeten worden georganiseerd. In de scholen wordt het lesgeven een product, de leerlingen en de ouders worden klanten, de directeur wordt een manager, de lokale inplanting wordt een markt enzovoort. Met die woordenschat wordt ook een manier van denken en doen geïntroduceerd, waardoor de school en het lesgeven meer op een marktgebonden activiteit gaan lijken. In sommige sterk neoliberaal geïnspireerde landen heeft men zelfs het gevangeniswezen op die manier vermarkt. Het overheidsapparaat wordt op die manier vooral een kwestie van het scheppen of stimuleren van markten.’

Door de economische crisis winnen verwachtingen tegenover de overheid aan belang. maar hoe langer hoe meer zoeken privémiddelen een bestemming in de openbare sector. Financiële groepen zien collectieve voorzieningen als een markt, waar men geldelijk rendement probeert te halen. Je merkt dit bijvoorbeeld bij evoluties in de rusthuizen of in het arbeidsmarktbeleid. De komende jaren zal dit nog toenemen. Dit proces voltrekt zich haast geruisloos en heeft een belangrijke weerslag op de mogelijkheden tot aansturing van de ‘publieke zaak’. Voorstanders bepleiten dat de overheid meer ‘bestuurder’ moet worden, minder ‘beheerder’. De politiek moet er nochtans sterk op toezien dat men uiteindelijk niet de hefbomen verliest om een aantal kwesties te oriënteren en problemen aan te pakken. De overheid kan maar ‘besturen’ als ze ook voldoende zicht houdt op wat er gebeurt in de praktijk, zo niet stuurt men blind en wordt beleidsvoering gedribbeld door de uitvoerders.

waaraan hechten gebruikers belang?

Het PIQUE-onderzoek peilt ook naar de ervaringen van burgers en consumenten na liberalisering en privatisering van openbare diensten (periode 2007-2008). Er blijkt dat in alle landen:

• de tevredenheid over de kwaliteit het hoogst is voor de elektriciteitssector en het laagst voor het lokaal openbaar vervoer;

• de tevredenheid over de kwaliteit, zonder uitzondering, altijd hoger is dan de tevredenheid over de prijs.

Tevredenheid van burgers hangt eigenlijk niet samen met de mate van privatisering of liberalisering, veeleer met het activiteitsdomein.

Page 43: Onmisbaar Openbaar

42 ONMISBAAR OPENBAAR

In ons land scoort de tevredenheid voor alle sectoren eerder hoog inzake kwaliteit, maar slechts matig of soms zwak inzake prijs (zwakke prijstevredenheid voor de post en zwakke kwaliteitstevredenheid voor elektriciteit).

Tabel 4 - Tevredenheid van burgers over prijs en kwaliteit in sommige geliberaliseerde sectoren

Gemiddelde Hoogste waarden Laagste waarden

Post

Kwaliteit 73 % Verenigd Koninkrijk

82 % Zweden 62 %

Prijs 62 % 77 % België 55 %

Lokaal openbaar vervoer

Kwaliteit 60 % België 73 % Duitsland 48 %

Prijs 40 % België 61 % Duitsland 23 %

Elektriciteit

Kwaliteit 87 % Oostenrijk 91 % België 84 %

Prijs 42 %Verenigd

Koninkrijk72 % Polen 20 %

Bron: PIQUE-rapport

De bevolking beschouwt universele dienstverlening als een ‘must’. men denkt hierbij in de eerste plaats aan:

• voor de post: overal postbedeling en postkantoren in de nabijheid;• voor openbaar vervoer: gunstige tarieven voor lage inkomensgroepen en

aanwezigheid in elk dorp; • voor elektriciteit: gunstige tarieven voor lagere inkomensgroepen en tarieven

onafhankelijk van de ligging.

Burgers in het Verenigd Koninkrijk en in België zijn het meest gewonnen voor uni-versele dienstverlening, maken het meest voorbehoud bij liberalisering en zijn het meest gekant tegen privatisering. Daarnaast blijkt uit de studie dat liberalisering en privatisering meer wordt gesteund door de ‘haves’ (de hogergeschoolden en hogere inkomensgroepen). De lagere sociale klassen krijgen het sterkst met de arbeids-gevolgen te maken en zijn ook het minst tevreden met de dienstverlening; tegelijk vinden zij minder gemakkelijk hun weg of gading in de evolutie van het aanbod.

Page 44: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 43

pps

De overheid kopieert regelmatig beheersmethodes uit het bedrijfsleven. Formules van privaat-publieke samenwerking (PPS) lijken vandaag de nieuwe toverformule.

Het ‘succes’ van PPS heeft te maken met de manier waarop Eurostat de staats-schuld meet. Als een overheid voor grote projecten leningen aangaat, doet dit de staatsschuld toenemen. Kaderen de uitgaven in een dienstverleningscontract met betalingen uitgesmeerd over jaren, dan beschouwt men dit als een werkingskost die op zich geen weerslag heeft op de staatschuld. Dit neemt niet weg dat de glo-bale uitgaven in de tweede situatie best hoger kunnen uitvallen dan in de eerste. De manier waarop economen de overheidsfinanciën technisch in kaart brengen is op dit punt niet neutraal.

Hoe langer hoe meer wordt men zich bewust van enkele conceptuele misvattingen bij PPS:

• Het wordt voorgesteld alsof de overheid ondertussen zijn geld aan andere zaken kan besteden. In werkelijkheid gaat de overheid een engagement op lange termijn aan (dat inkomenszekerheid geeft voor de privépartner). De meeste PPS-projecten komen neer op betalingen van de overheid aan de privésector; het risico ligt daarbij niet bij de privépartner, want die bedingt een garantie op inkomsten. Privé-investeerders zijn alleen maar geïnteres-seerd als zij voldoende rendement kunnen genereren; dit wordt uiteindelijk betaald door de gemeenschap.

• Overheden kunnen meestal goedkoper lenen dan bedrijven. Als PPS re-sulteert in privéleningen dan zullen de financiële kosten uiteindelijk hoger uitvallen. Dit hebben we niet zelf uitgevonden, we nemen het over van een onverdachte bron: het ImF.20

• In de praktijk slagen veel projecten er niet in de aangekondigde verwachtin-gen in te lossen. Een voorbeeld: PPS-projecten voor de Londense metro zijn weer ge-insourced. De conclusies van de Britse regering over dit PPS-project zijn duidelijk: ‘Whether or not the Metronet failure was primarily the fault of the particular companies involved, we are inclined to the view that the model itself was flawed and probably inferior to traditional public-sector manage-ment. We can be more confident in this conclusion now that the potential for inefficiency and failure in the private sector has been so clearly demonstra-ted. In comparison, whatever the potential inefficiencies of the public sector,

Page 45: Onmisbaar Openbaar

44 onmisbaar openbaar

proper public scrutiny and the opportunity of meaningful control is likely to provide superior value for money, … It is worth remembering that when private companies fail to deliver on large public projects they can walk away – the taxpayer is inevitably forced to pick up the pieces.’21

aangezien het om contracten gaat met een looptijd van 20, 30 of meer jaren, kan de overheid, tenzij mits betaling van zware boeteclausules, niet afzien van de nale-ving van de verbintenissen. projecties leren dat in het Verenigd Koninkrijk de uitga-ven voor pps zullen pieken in 2030 tot 1,5 % van het bbp.

Hoe zit het met de praktijk in eigen land?

Het steunpunt bestuurlijke organisatie Vlaanderen (sboV) heeft een doorlichting gemaakt van de pps-projecten in Vlaanderen.22 Vlaanderen heeft zelfs een heus ken-niscentrum opgericht om pps-projecten te promoten. Het sboV-onderzoek slaat op 5 grote pps-projecten: sociale huisvesting, jeugdherbergen, Via-Zaventem, brabo i en de inhaalbeweging voor scholenbouw. Het geeft een hele resem knelpunten aan die toch wel een stevige kritiek vormen op de manier waarop een en ander is ver-lopen. een paar voorbeelden:

• er is een gebrek aan een meerwaardetoets. De motieven om te kiezen voor pps zijn niet altijd duidelijk. bij de afweging van pps-projecten zou men de zaken beter moeten objectiveren.

• er is een te grote doorloopperiode (die in het geval van de scholenbouw zelfs tot zware meerkosten dreigt te leiden).

• De onderhoudscomponent wordt in berekeningen onderschat. men moet de zaken meer bekijken vanuit het levensfaseperspectief.

• De inbreng van het Vlaams kenniscentrum is eerder gering.• Te sterke juridisering leidt tot een niet doelmatige besteding van de openbare

middelen wat de complexiteit van de projecten nog versterkt.• alternatieven worden te weinig geëxploreerd.• De onderlinge afstemming van alle betrokken partners is een probleem.• net als bij ‘gewone’ infrastructuurprojecten is de tijd nodig om de vereiste

vergunningen te bekomen, een knelpunt.

Het steunpunt doet 48 verbeteringsvoorstellen. Het zijn meteen evenveel toetsstenen die gemakkelijk kunnen worden gehanteerd bij de afweging van projecten.

Page 46: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 45

Ook het Vlaams Parlement onderzocht de toepassing van PPS in Vlaanderen. Uit het verslag dat de parlementaire commissie heeft uitgebracht23 onthouden we vooral het gebrek aan transparantie over de financiële implicaties voor de toekomst. Om te verhelpen aan de missing links in de wegeninfrastructuur zijn bijvoorbeeld min-der middelen in de meerjarenbegroting ingeschreven dan de reële kostprijs van de projecten (reële kost van 150 à 160 miljoen euro, tegenover een budgettaire voor-ziening van 66 miljoen euro). Er is dus een reële nood aan een betere opvolging van de opgestarte projecten en projecten moeten worden onderworpen aan een strengere meerwaardetoetsing.

De Vlaamse bouwmeester heeft ondertussen zijn bezorgdheid geuit over de formule van PPS. Hij stelt dat PPS vandaag te veel als wondermiddel naar voren wordt ge-schoven, zonder dat men goed weet hoe het werkt. De aanpak brengt wel mee dat de privépartner, die uitgaat van commerciële overwegingen, inspraak krijgt in de toekomst van onze infrastructuur, scholen, woningen en gezondheid. Hij pleit ervoor PPS alleen maar in te zetten als ze een echte meerwaarde oplevert.

Het gebouwenbeheer bij de Federale Overheidsdienst Financiën (verkopen en her-inhuren van gebouwen) zondigt even duidelijk tegen de regels. Geldgewin op korte termijn komt de gemeenschap duur te staan op de langere termijn. Het Rekenhof heeft het gebrek aan transparantie op dit vlak meermaals aan de kaak gesteld.

pps voor scholenbouw

In 2004 is in Vlaanderen tot een eenmalige investering van 1 miljard euro in scholenbouw beslist. Dit moet gebeuren door een PPS-project dat 211 scholen aanbelangt. De betrokken scholen betalen gedurende 30 jaar een beschikbaarheidsvergoeding, waarna het gebouw kosteloos aan de scholen wordt overgedragen. De vergoeding wordt gedekt door de toelage van de Vlaamse overheid. Op kruissnelheid zal de Vlaamse regering 98 miljoen euro betalen aan subsidies voor de scholen om de kosten te financieren. Het gaat om 100 % voor gemeenschapsscholen en een gedeeltelijke toelage voor de andere netten: 70 % van de vergoeding voor de basisschool, 60 % voor de secundaire school. De rest van de financiering moeten de scholen zelf bijdragen.

Page 47: Onmisbaar Openbaar

46 ONMISBAAR OPENBAAR

De werken gebeuren ten vroegste in 2011. In 2012 wordt er echt volop ge-bouwd. De bedoeling is dat de laatste school in 2014 de bouwaanvraag heeft ingediend en dat de hele operatie in 2016 afgerond is.

De Vlaamse regering wil tijdens deze legislatuur nog een tweede operatie beginnen. Veel zal afhangen van hoe vlot de eerste operatie op het terrein verloopt.

de aanpak uit het oosten

Terwijl we ons in het Westen druk maken over discussies over privatisering, liberalisering en kerntaken, spelen zich elders in de wereld andere belangrijke ontwikkelingen af.

Freddy Van den Spiegel (hoofdeconoom bij BNP PARIBAS FORTIS en professor aan de VUB) wijst erop dat onze bedrijven voor grote infrastructuurprojecten in het bui-tenland voorbij gestoken worden door China.24 China maakt gebruik van gecom-bineerde diensten waarbij bedrijven met de overheid samenwerken om westerse bedrijven te verslaan in de concurrentiestrijd. Enkele voorbeelden:

• In Angola biedt China een gecombineerd pakket van uitvoering en financiering van grote werken, terwijl de betaling gebeurt in lokaal beschikbare petroleum.

• China wil in Columbia een spoorweg aanleggen die de Atlantische en de Stille oceaan zal verbinden (en dus zal concurreren met het Panamakanaal) waarbij China zorgt voor de aanleg van de spoorverbinding, met inbegrip van de haveninfrastructuur, in ruil voor eensdeels de opslag van Chinese pro-ducten in die havens (zodat die producten dan vervolgens in Amerika kunnen worden verkocht) en anderdeels Colombiaanse grondstoffen.

De Chinese overheid en de bedrijven werken hecht samen om dit soort mega con-tracten binnen te halen, zo geeft Van den Spiegel aan. Ondertussen maken wij ons hier druk over de tegenstelling openbare sector – privésector! In de plaats van voortdurend het debat te voeren over liberalisering en privatisering, zouden we op Europees niveau beter nadenken over hoe we omgaan met dit soort situaties. Of doen we dit pas als het te laat is? Een dergelijke aanpak vergt wel een strategische visie en een andere opstelling over de rol van de overheid in het economisch ge-

Page 48: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 47

beuren. In Europa en ook in Vlaanderen zijn we daar duidelijk nog niet aan toe. We hangen te veel vast aan de beperkende visie op de mogelijke rol van de overheid als hefboom in de economische uitbouw. In Wallonië zag men die opportuniteit wel bij de uitbouw van de regionale luchthavens.

Een ander voorbeeld: de Universiteit Gent (UGent) werkt samen met Zuid-Korea om onderwijs op te zetten in biotechnologie, milieutechnologie en voedingstechnologie. Dit komt omdat de Zuid-Koreanen wereldwijd per onderzoeksdomein hebben nage-gaan welke universiteiten de wereldleiders zijn. In functie van die analyse hebben zij dan samenwerkingsakkoorden voorgesteld en uitgewerkt. Welnu, op het gebied van de plantenbiologie is de uGent wereldleider. Wat Life Sciences betreft, is de uGent hoger gerangschikt dan om het even welke Aziatische universiteit. Als strategische aanpak en visie in de uitbouw van het hoger onderwijs en van een beleid voor in-novatie en ontwikkeling, kan dit tellen van de kant van de Zuid-Koreanen. Maar waarom komen wij er niet toe om een dergelijke strategische aanpak te ontwikkelen?

Page 49: Onmisbaar Openbaar

48 ONMISBAAR OPENBAAR

i n t e r n at i O n a a L v e r G e L i j k e n

Critici vergelijken altijd. Het onvergelijkbare ontgaat hen.

JEAN COCTEAU, FRANS DICHTER (1889-1963)

vanuit europees perspectief

Europa is niet meer weg te denken. Steeds meer kwesties worden op Europees vlak aangepakt. Er zijn tal van domeinen waarin het beleid Europees wordt aangestuurd. Denk aan voedselveiligheid, milieu, afval, drinkwaterkwaliteit, normen over veilig-heid op de werkplaats, de kwalificatiestructuur van opleidingen, uitwisseling van politionele en gerechtelijke gegevens, internationale treinverbindingen, … Er is geen beleidsdomein meer zonder impact vanuit Europa. In veel gevallen maakt Europa gebruik van ‘soft law’ technieken en van de OmC (open methode van coördinatie). Die ‘soft law’ neemt vaak de vorm aan van actieprogramma’s, beleidsdoelstellingen, gedragscodes, resoluties, richtsnoeren, interpretatieve mededelingen, enzovoort. men gaat ervan uit dat landen die achteraan bengelen in onderlinge vergelijkingen aangezet worden om hun situatie bij te sturen.

De jongste jaren gaat de evolutie in de grafiek in tegen de overheersende overtuiging dat er meer Europese reglementering is. Volgens sommige Europese ambtenaren is dit omdat de jongste uitbreiding tot 27 lidstaten, nog onvoldoende is verwerkt bin-nen de Europese instellingen en omdat de grote lidstaten meer aansturen op een Europa van staten, waardoor de Europese dynamiek maar traag vordert.

Aanpassingen aan de interne procedures binnen Europa zorgen ervoor dat men meer mogelijkheden heeft om dag aan dag beslissingen te nemen in een aantal

Page 50: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 49

belangrijke materies, los van echt wetgevend initiatief. Schikkingen die louter wet-telijke initiatieven ‘implementeren’ gebeuren via zogenaamde comitology (waarbij comités van experten beslissingen nemen, zonder dat dit formeel moet passeren via de Europese commissie of het Europees parlement). Handelskwesties of de goedkeuring van chemische stoffen bijvoorbeeld, worden op die manier geregeld.

Figuur 2 - Evolutie van de omvang van de Europese regelgeving gepubliceerd in het publicatieblad van de EU - Jaar van goedkeuring

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

3.500

4.000

4.500

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Aan

tal u

itgev

aard

igde

nor

men

Andere

Beschikkingen & besluiten

Richtlijnen

Verordeningen

Bron: EuR-Lex

Aan de universiteit van Utrecht (Nederland) doet men onderzoek naar de omvang van de Europese regelgeving in verhouding tot het aantal wetgevende initiatieven van louter ‘nationale oorsprong’. De onderzoekers stellen vast dat het aandeel wet-ten en besluiten die tot stand komen en te maken hebben met Europese materies, groter is dan de regelgeving die er niet mee te maken heeft. Zoals te verwachten is, stellen zij wel nogal wat verschillen vast naargelang de inhoud van de materie. De invloed van Europese regels gaat verder dan de uitwerking van de wetgeving; men moet ook rekening houden met de uitspraken van het Europees Hof en dit laat zich minder in cijfertjes vatten.25

Page 51: Onmisbaar Openbaar

50 ONMISBAAR OPENBAAR

Europa treedt steeds meer op vanuit cross sectorale materies (denk bijvoorbeeld aan duurzame ontwikkeling). Dit brengt mee dat de opties die men neemt, vaak onverwacht ver doorwerken in andere materies en dus ook de openbare sector aanbelangen.

De komende jaren zullen een reeks collectieve diensten verder onder druk staan door het principe van het vrije verkeer van personen en diensten. Als mensen uit andere lidstaten bij ons komen studeren of zich laten verzorgen in ziekenhuizen, stellen er zich vragen rond financiering. Traditioneel ontvangt ons land bijvoorbeeld een relatief hoog aantal buitenlandse patiënten. De ligdagprijs die ziekenhuizen kunnen aanrekenen, dekt nochtans de werkelijke kosten niet. De stijging van het aantal buitenlandse patiënten kan daardoor het financieel evenwicht van de soci-ale zekerheid beïnvloeden en bovendien langere wachttijden meebrengen voor de eigen bevolking. Dit soort mechanismen kan ertoe leiden dat ons sociaal model in vraag wordt gesteld. mogelijks moeten we het daardoor bijsturen, zonder dat we echt meester zijn van de zaak. Waar vroeger Europa nog veraf was, staat het van-daag voortdurend in onze woon- en werkkamer. We zullen er dus veel meer aan-dacht moeten aan besteden.

Tabel 5 - Samenvatting van de bevoegdheden sinds 1958 overgedragen aan de EU

Verdrag van Rome (1958)

Het ging onder meer om:• Bepalen van invoerrechten en handelsbelemmeringen• Afsluiten handelsverdragen voor goederenhandel• Landbouwbeleid• Toegang tot markt voor werknemers uit andere lidstaten• mogelijkheid om investeringen uit andere lidstaten tegen

te houden• uitbouw vervoersbeleid• Mededingingsbeleid• mogelijkheden op overheidssteun aan bedrijven• Ingrijpen op conjunctuurpolitiek

Page 52: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 51

Hof van Justitie

In de jaren zestig en zeventig hadden een aantal arresten van het Europees Hof een belangrijke weerslag; ze bepalen:• Europese regels gaan voor op nationale regels• Recht voor werknemers om in een andere lidstaat te werken• Producten die legaal worden gemaakt in een lidstaat, mo-

gen niet worden geweerd in een andere lidstaat op grond van nationale producteisen

Europese Akte (1987)

Overdracht van soevereiniteit m.b.t.:• Regels over interne markt• Wijzigen en schorsen van douanetarieven• Vervoersbeleid en milieubeleid

Verdrag van Maastricht (1993)

Maakt Europa bevoegd voor:• monetair en wisselkoersbeleid (invoering euro)• Begrotingstekorten moeten worden beperkt (3 % norm)• Milieubeleid• minimumeisen arbeidsomstandigheden• Grensoverschrijdende transportinfrastructuur• Consumentenbescherming• Vrij verkeer van diensten• uitbreiding tot justitie en politiezaken, asiel en immigratie

en buitenlands beleid (met vetorecht voor iedere lidstaat)

Verdrag van Amsterdam (1999)

Europa wordt bevoegd voor:• Controle personenverkeer aan binnengrenzen (Schen-

genzone)• Strafrecht, voor zware criminaliteit, terrorisme, internatio-

nale drughandel (maar met veto)• meerderheidsbeslissingen over verstrekken visa, asielwet-

geving, illegale immigratie, regels civielrechtelijke samen-werking

Page 53: Onmisbaar Openbaar

52 ONMISBAAR OPENBAAR

Verdrag van Nice (2003)

Besluitvorming bij meerderheid voor onder meer:• Afsluiten internationale verdragen over internationaal

dienstenverkeer en intellectuele eigendom• Handelspolitiek• Industriebeleid

Verdrag van Lissabon (2009) - Europese Grondwet

Besluitvorming bij meerderheid voor onder meer:• Grenscontroles• Regels visa aan niet Eu-burgers• Legale immigratie• Aantal aspecten van strafrecht (zware criminaliteit; jus-

titiële samenwerking in strafzaken)• Justitie en politiesamenwerking• Mededingingsbeleid • Energiebeleid• Misdaadpreventie• Civiele bescherming

Bron: Algemene omgevingsanalyse voor Vlaanderen - deel 1, 2009, pp. 76-77

De agenda ‘Europa 2020’ vormt de basis voor de groeistrategie van de EU voor de komende 10 jaar. Europa heeft de slechte gewoonte haar beleid met dure woorden te willen verkopen. Volgens de officiële doelstellingen zou de EU ‘een slimme, duur-zame en inclusieve economie worden in een snel veranderende wereld’. Vanuit die optie zijn 5 kerndoelstellingen geformuleerd die ieder land moet nastreven:

• Werkgelegenheid: 75 % van de bevolking tussen 20 en 64 jaar heeft werk.• Onderzoek, ontwikkeling en innovatie: 3 % van het bbp van de EU (zowel

openbare als privésector) gaat naar onderzoek, ontwikkeling en innovatie.• Klimaatverandering en energie:

- 20 % minder uitstoot van broeikasgassen dan in 1990 (of zelfs 30 %, als de omstandigheden het toelaten);

- 20 % van de energie uit duurzame energiebronnen halen; - 20 % meer energie-efficiëntie.

Page 54: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 53

• Onderwijs: - minder dan 10 % vroegtijdige schoolverlaters; - ten minste 40 % van de 30 tot 34-jarigen heeft een einddiploma hoger

onderwijs.• Armoede en sociale uitsluiting: minstens 20 miljoen minder mensen die slacht-

offer van armoede en sociale uitsluiting zijn of dreigen te worden.

Er is een belangrijk verschil tussen de doelstellingen en het werkelijk gevoerde beleid want de doelstellingen voor 2020 worden in praktijk gezet door besparin-gen in overheidsuitgaven, verdere liberalisering en afbouw van sociale rechten. Niet het bereiken van de globale doelstellingen, maar het doorvoeren van een beleid gebaseerd op neoliberale uitgangspunten blijft voorrang krijgen. De op-ties rond ‘economic governance’ die Europa neemt, prangen overheidsuitgaven en sociale verworvenheden de komende jaren in een steeds nauwer keurslijf. Europa is daardoor niet meer het begeesterend project van weleer; voor collec-tieve diensten en op sociaal vlak stelt Europa zich vooral bedreigend op. logisch dus dat het geloof van ‘Jan Publiek’ dat Europa op de goede weg is om de grote problemen aan te pakken rond de economische toestand, de werkloosheid en de immigratie, afzwakt.26

diensten van algemeen belang in europa

Europa kent het begrip ‘openbare diensten’ niet; het spreekt over ‘diensten van algemeen belang’. Een belangrijk verschil tussen beide is, dat geen onderscheid wordt gemaakt naargelang de (publieke of privé) operator; het is enkel het soort dienstverlening dat centraal staat. Als het gaat om diensten die de overheid van algemeen belang acht en die niet uitsluitend aan de markt worden overgelaten, spreekt men in Europa over ‘diensten van algemeen belang’ (DAB).27 De overheid kan op dit punt reguleren en controleren, op basis van overwegingen over het al-gemeen belang, de kwaliteit, de toegankelijkheid en de leveringszekerheid. Er is nochtans geen Europese lijst van diensten van algemeen belang. Iedere lidstaat heeft op dit punt een zekere vrijheid, maar uiteindelijk blijven de Europese regels rond de mogelijkheden van lidstaten om op te treden vrij complex. Die principes moeten worden ingevuld in samenhang met de regels over staatssteun (die in principe ver-boden is) en het vrij verkeer van diensten. Een duidelijker juridisch kader voor de diensten van algemeen belang blijft al vele jaren uit. Daarenboven maakt Europa hoe langer hoe meer het onderscheid tussen:

Page 55: Onmisbaar Openbaar

54 ONMISBAAR OPENBAAR

• diensten van algemeen belang, in het algemeen;• economische diensten van algemeen belang;• sociale diensten van algemeen belang.

Europa heeft eigenlijk geen visie over de toekomst van de openbare diensten. Het geeft voorrang aan de louter economische benadering en de principes van vrij ver-keer. Het is dus echt nodig om hier verandering in te brengen. Dit zal wel een werk zijn van lange adem.

De diensten van algemeen belang zijn nochtans niet zomaar ‘quantité négligable’. Ze stellen op Europees vlak meer dan 64 miljoen mensen tewerk. Dit is 30 % van de totale tewerkstelling.

In termen van tewerkstelling kun je een opdeling maken in vier grote entiteiten: ge-zondheid en sociaal werk (20,5 miljoen werknemers), openbare administratie en defensie (15,4 miljoen werknemers), onderwijs (15 miljoen werknemers) en open-bare bedrijven (5,9 miljoen werknemers).

Naargelang het land zijn er erg grote verschillen in belang van de sectoren. Zo vormen in Cyprus en Roemenië de gezondheidsdiensten en sociale diensten slechts een aandeel van 4 %. In Zweden is dit 16,1 % en in Denemarken 17,5 %. Voor de 10 nieuwe lidstaten van Centraal- en Oost-Europa ligt dit aandeel beneden 7,1 %. In ons land is dit om en bij 10 %.

Analoge verschillen zijn er voor onderwijs: gemiddeld heeft de tewerkstelling in het onderwijs een aandeel van 7 %. maar in Zweden is dit 11,1 % en in Roemenië slechts 4,4 %. In 16 van de 27 lidstaten schommelt het tussen 6 % en 8 %.

De diverse infrastructuurnetwerken (elektriciteit, gas, water, transport, post en tele-com) zijn, afgezien van de post, vooral kapitaalintensieve sectoren. Op Europees vlak zijn meer dan 500 000 operatoren betrokken bij die diensten (in openbare, privé- en gemengde bedrijven, georganiseerd op lokaal, regionaal, nationaal en internationaal niveau). Op het vlak van de investeringsuitgaven, leveren de lidstaten in Centraal- en Oost-Europa meer inspanningen dan gemiddeld. Dit komt omdat het er belangrijker is de essentiële basisinfrastructuur op peil te brengen.

Page 56: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 55

Figuur 3 - Aandeel tewerkstelling in diensten van algemeen belang in Europa

2% 4%5%

8%

24%

23%

33%

1%

Bron: CEEP, mapping of the Public Services, Public Services in the European Union & in the 27

Member States, mei 2010, p. 23

Internationale analyses bevestigen de specificiteit van de aanpak in de openbare sector:

• Verstrekkers van openbare dienstverlening houden de tewerkstelling op in tijden van crisis. Ze vormen op die manier stabilisatoren in tijden van crisis.

• meer dan in het bedrijfsleven hebben diensten van algemeen belang oog voor een gelijkekansenbeleid. Ze hebben ook meer oog voor een betere balans tussen werk en gezin. De verhoudingen tussen oudere en jongere werknemers zijn evenwichtiger en dragen zo bij tot meer gelijkheid in de samenleving.

Opletten met internationale vergelijkingen

Bij werkgeversorganisaties is het erg populair om met internationale vergelijkingen de omvang van de openbare sector in ons land aan te klagen. Er moet nochtans erg omzichtig worden omgesprongen met die internationale vergelijkingen. Precies omdat er een grote verscheidenheid in situaties is, vergelijkt men vooral appelen met citroenen. Daarenboven maakt men in de regel gebruik van subjectieve be-oordelingen van een erg beperkte groep ‘bevoorrechte getuigen’. Wetenschappers

Electriciteit, gas, water 2%

Vervoer 4%

Post en telecommunicatie 5%

Onderzoek 8%

Openbare administratie 24%

Onderwijs 23%

Gezondheid

en sociaal sector33%

Andere 1%

100%

Page 57: Onmisbaar Openbaar

56 ONMISBAAR OPENBAAR

bevestigen die beperkingen28 maar bij criticasters van de openbare sector is dat boter aan de galg.

Die internationale vergelijkingen lopen eerst en vooral mank omdat er geen gelijke invulling is van het begrip ‘openbare diensten’ of ‘openbare sector’. Er is nog minder eenzelfde omschrijving van de taken van de openbare diensten. Dit is normaal: in de verschillende landen heeft men andere evoluties gekend, heeft men zich verschillend georganiseerd en zijn verschillende opties genomen. Onderstaande tabel illustreert dit. Op financieel vlak ten slotte, zijn er vaak flinke verschillen in de affectatie van de uitgaven en grote hiaten in de manier waarop de uitgaven worden genoteerd in de statistieken.

Tabel 6 - Hoe worden overheidsvoorzieningen verzekerd in Europa?

Sector Manier van organiseren

Water • Is in meeste landen werkveld van lokale overheden

Post

• Sinds 2011 is overheidsmonopolie afgeschaft• In 22 van 27 EU-lidstaten is de post nog voor 100 % in overheids-

handen (niet in België)• Overal wordt belang van universele dienstverlening erkend

Hospitalen

• Behoort in hele reeks landen gewoon tot de openbare sector (Frankrijk) en wordt in de meeste landen in principe verzekerd via openbare instellingen (niet in België)

• Omzeggens overal is er grotendeels publieke financiering• Er is een tendens tot decentralisatie naar het regionaal of lokaal

niveau (vooral lidstaten voormalig Oost-Europa)• In een reeks landen zijn vooral de lokale overheden op dit punt

actief (Duitsland), maar in andere (Oostenrijk en Slovenië) be-hoort het eerder tot de regionale bevoegdheid

• In sommige landen (Duitsland en Nederland) wordt een beleid ge-voerd van onderlinge concurrentie tussen verschillende instellingen

Onderwijs

• Gebeurt in de grote meerderheid via overheidsinstellingen (enkel uitgezonderd in België en Nederland)

• Is vooral een opdracht voor regionale en lokale overheden• Er zijn veel verschillen in de mate waarin ouders vrije schoolkeu-

ze hebben voor hun kinderen (is ruimst in België en Nederland)

Bron: CEEP, mapping of the Public Services, Public Services in the European Union & in the 27

Member States, 2010

Page 58: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 57

Wie een grafiek opstelt met de verdeling van de overheidsbestedingen naargelang de grote functies, krijgt eveneens een brede waaier aan situaties.

Figuur 4 - Overheidsuitgaven per functie in % bbp

Chapter 3

Austria

Belgium

Canada

Czech Republic

Denmark

Estonia

Finland

France

Germany

Greece

Hungary

Iceland

Ireland

Italy

Japan

Korea

0

10

20

30

40

50

60

70

% B

BP Sociale bescherming

Onderwijs

Recreatie, cultuur en religie

Gezondheid

Huisvesting en gemeenschapsdiensten

Milieu

Economische zaken

Orde en veiligheid

Defensie

Algemeen bestuur

Sociale bescherming Milieu

Onderwijs Economische zaken

Recreatie, cultuur en religie Orde en veiligheid

Gezondheid Defensie

Huisvesting en gemeenschapsdiensten Algemeen bestuur

Bron: OESO, Government at a Glance, 2010 (cijfers 2008)

Die veelheid aan verschillen is er ook binnen de EU: tegenover het bbp varieert het aandeel van de overheid tussen 54,3 % in Zweden, 52,7 % in Frankrijk, 51,2 % in Denemarken, 34,2 % in Estland, 33,8 % in Ierland of 33,6 % in litouwen. Je mag daarbij niet vergeten dat een groot deel van die ‘overheidsuitgaven’ eigenlijk trans-fers zijn (voor de sociale zekerheid bijvoorbeeld).

Page 59: Onmisbaar Openbaar

58 ONMISBAAR OPENBAAR

Zelfs met dit soort eenvoudige vergelijkingen moet men goed opletten met de inter-pretatie. Een voorbeeld: in luxemburg bedraagt het overheidsbeslag een krappe 38,6 % van het bbp, wat gevoelig minder is dan bij ons. Het bbp is er vrij hoog omwille van het belang van de financiële sector. Ook al lijkt de overheid kleiner in % van het bbp, luxemburg geeft in vergelijking met ons land meer uit aan de over-heid als je het uitdrukt in euro per inwoner.

Bekijk je de uitgaven per inwoner, dan bevindt ons land zich helemaal niet in een opvallende positie. Behalve in luxemburg en Scandinavië, zijn er ook in Nederland, Ierland en Oostenrijk meer overheidsuitgaven per inwoner dan in ons land. Globaal genomen zijn het vooral de landen uit Centraal-Europa die de cijfers naar beneden halen, doch het welvaartspeil van deze landen valt echt niet te vergelijken met het onze.

Figuur 5 - Overheidsuitgaven in euro per inwoner

0

5.000

10.000

15.000

20.000

25.000

30.000

35.000

EU 2

7

Andere uitgaven

Consumptieve uitgaven

Bron: Eurostat, cijfers 2009

De situatie in ons land is dus veel meer vergelijkbaar met die van de ons omringende landen dan men het laat uitschijnen. Op basis van dit criterium, bevinden Frankrijk, België, Zweden, Oostenrijk, Ierland, Nederland en Finland zich in een groep lan-den met een vrij vergelijkbare situatie die tussen 16 000 euro en 18 000 euro per inwoner besteden aan de overheid. België bevindt zich zelfs onderaan die groep.

Page 60: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 59

Voor de landen van de OESO zijn de uitgaven door outsourcing van diensten dub-bel zo snel gestegen als de uitgaven voor overheidspersoneel.

Dit alles geeft aan hoe voorzichtig men moet omspringen met dergelijke vergelijkin-gen. Het verschil in omvang van het overheidsbeslag is eigenlijk vooral een kwestie van verschil in omvang van de verzorgingsstaat en de hieraan gekoppelde ver-schillen betreffende herverdeling van de welvaart. Wie de omvang van de overheid bekritiseert, pleit eigenlijk voor een afbouw van die verzorgingsstaat en voor meer ongelijkheid. In de publieke opinie is men zich daar veel te weinig van bewust. Je zou verwachten dat men daar in de media of in het politieke debat zou op wijzen. Maar dit gebeurt ongelukkig genoeg amper.

europese administratie krijgt meer vorm

Het is volkomen logisch dat we de overheid vooral bekijken vanuit de situatie die we kennen. Ondertussen krijgt de Europese administratie hoe langer hoe meer vorm. Dit is meer dan de traditionele instellingen, zoals de Europese Commissie of het Europees Parlement en het Hof van Justitie, die iedereen wel kent. Naarmate Europa meer bevoegdheden uitoefent, zijn daarvoor ook specifieke zelfstandig werkende instellingen voor ontwikkeld. Er bestaan ondertussen 37 autonome instellingen; sommige zijn vrij bekend, zoals Europol, maar de meeste veel minder. Het aandeel van de Europese uitgaven dat naar die instellingen gaat is erg beperkt.

Page 61: Onmisbaar Openbaar

60 ONMISBAAR OPENBAAR

b a k e n s u i t Z e t t e n

Er is geen ‘ideale’ Staat: de ‘beste staatsvorm’ verschilt naargelang de concrete, lokale omstandigheden, als hij maar het welzijn van al zijn onderdanen nastreeft.

ARISTOTElES, GRIEKS FIlOSOOF (384-322 VOOR CHRISTUS)

is er niet hoe dan ook te veel overheid?

Augustinus stelde zich de vraag wat regeringen anders zijn dan grote roversben-den, afgezien van hun jurisdictie.29 Je zou hem haast gaan geloven als je sommigen hoort: er is hoe dan ook te veel overheid, zo zeggen zij. De overheid legt vandaag veel te veel beslag op de economie, zo verklaren VBO, VOKA, uNIZO en anderen in koor. Het idee dat er te veel overheid is, hebben we eigenlijk overgenomen van de Verenigde Staten, waar men een ingebakken wantrouwen heeft tegenover alles wat met de overheid te maken heeft.

Globaal genomen is het aandeel van de middelen dat via de overheid ‘passeert’ flink toegenomen tegenover 50 jaar terug. Deze trend zien we in zowat alle lan-den. De toename deed zich internationaal vooral voor tussen 1960 en 1980. Dit heeft te maken met de uitbouw van de sociale zekerheid, van het onderwijs en met investeringen in infrastructuur. Sinds 1980 is er eerder een stabilisatie. Soms, zoals in België, Nederland en Zweden zelfs een lichte terugval.

Page 62: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 61

Figuur 6 - Evolutie van de overheidsinkomsten en consumptieve overheidsbestedin-gen in % bbp

Dataset: Economic Outlook No 88 - December 2010 - Annual Projections for OECD Countries

Variable

data extracted on 23 Apr 2011 16:23 UTC (GMT) from OECD.Stat

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

50%

55%

1970

1975

1980

1985

1990

1995

2000

2005

2010

inkomsten in % BBP

Consumptieve overheidsuitgaven in % BBP

België Euro area

België Euro area

Poly. (België) Poly. (Euro area)

Poly. (België) Poly. (Euro area)

Overheids

Bron: OCED Statistics, Economic Outlook 88, december 2010

De jongste jaren is er internationaal veeleer een trend tot vermindering van de overheidsuitgaven in aandeel van het bbp. De trend tot vermindering van de con-sumptieve overheidsuitgaven tekent zich af sinds eind de jaren zeventig. Er is dus een duidelijke verschuiving: het aandeel van de transfers (sociale zekerheid) is toe-genomen. De overheid is meer een herverdelingsmechanisme geworden.

Ook al zijn die overheidsuitgaven de afgelopen jaren stelselmatig gedaald, ons land krijgt in internationale vergelijkingen traditioneel slechte punten voor de hoogte van de uitgaven voor algemeen bestuur.

Page 63: Onmisbaar Openbaar

62 ONMISBAAR OPENBAAR

Figuur 7 - Aandeel overheidsuitgaven voor algemeen bestuur in % bbp

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18 %

BBP

1990 1995 2000 2005 2009

Bron: Eurostat

Dit hoger aandeel uitgaven voor algemeen bestuur in ons land heeft alles te ma-ken met de complexe staatsstructuur van ons land en het feit dat tal van diensten in meerdere talen werken. Het is de prijs van politieke opties die in het verleden zijn genomen.

waarom hoge overheidsuitgaven geen probleem zijn

Als je het over langere termijn bekijkt, dan merk je dat de economische groei de afgelopen 150 jaar hand in hand gaat met de toename van de overheidsuitgaven. Dit is niet alleen zo in Europa, maar ook in Japan en de VS. De toename van over-heidsuitgaven is dus geen handicap voor economische groei, maar is er wel een bouwsteen van. Dat is ook logisch. Overheidsuitgaven zijn van belang voor de in-frastructuur van een land. Overheidsuitgaven voor onderwijs en gezondheidszorg dragen meer bij tot economische ontwikkeling dan privé-uitgaven voor bijvoorbeeld luxeproducten. Herverdeling van inkomsten stimuleert de economie. Collectieve voor-zieningen nemen de plaats in van de informele zorg die voordien door de familie werd verzekerd. Overheidsuitgaven geven een algemeen voordeel voor sociale en economische stabiliteit.

Page 64: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 63

De afgelopen decennia was er een toenemende politieke bereidheid om de dek-king van sociale programma’s uit te breiden naar een steeds groter gedeelte van de bevolking en om de relatieve hoogte van de vergoedingen te verhogen. Ook sociologische factoren, zoals de vergrijzing van de bevolking, zullen in de toekomst wellicht aan belang winnen, want hogere levensverwachtingen leiden nu eenmaal tot hogere overheidsuitgaven.

Naar aanleiding van de crisis sinds 2008 realiseert men zich meer dan vroeger hoezeer collectieve diensten economische stabilisatoren vormen in tijden van crisis. Overheidstekorten nemen automatisch toe in tijden van economische recessie, maar voorzien anderzijds in de vrijwaring van het inkomen van mensen. Het ImF neemt aan dat het stabiliserend effect via sociale uitgaven zelfs 3,5 keer groter is dan het deel dat komt uit de compensatie van het inkomensverlies door werkloosheid. Sociale uitgaven absorberen gemiddeld ongeveer 16 % van een economische schok en deze bescherming is het grootst waar sociale uitgaven hoog zijn. In Zweden zou tot 43 % van de crisis zijn geabsorbeerd door de sociale uitgaven.30

De Europese Commissie berekende dat de uitgaven die geen verband houden met de verzorgingsstaat – dit zijn de uitgaven voor de basisfuncties van de overheid (defensie, justitie, openbare orde, onderwijs, economische zaken) – de voorbije de-cennia niet alleen relatief stabiel zijn gebleven, maar ook eerder vergelijkbaar zijn binnen de Eu-lidstaten.

Het discours van werkgevers over de nood tot ontvetting van de overheid overtuigt dus niet. Het is niet meer dan een verhaal met een verdoken agenda. Die onuit-gesproken strategie komt erop neer dat men vanuit het bedrijfsleven de openbare sector probeert te infiltreren, niet met het doel een betere samenleving tot stand te brengen, maar gewoon om een groter marktaandeel te hebben.

Daar zit de onderstroom van ‘de weg van het geld’. Het is een onderstroom waar-bij privémiddelen langzaam de als publiek geachte sectoren binnen sluipen en er wezenlijke veranderingen teweeg brengen. Die instroom van privémiddelen is steeds meer op zoek naar nieuwe bestemmingen.31 Meer winst genereren voor bedrijven, daar ligt de drive om de openbare sector aan te boren als wingewest voor de markt.

Page 65: Onmisbaar Openbaar

64 ONMISBAAR OPENBAAR

een moeilijke periode ligt voor de boeg

De economische crisis van 2008 heeft het belang van overheidstussenkomsten opnieuw op het voorplan gebracht. De financiële tussenkomsten die de overheid in de banken heeft moeten doen, zouden groter zijn dan de opbrengsten van 30 jaar privatisering.32 De interventies die nodig waren om financiële instellingen te redden, een economische depressie te vermijden en om de gevolgen van de crisis voor de economie op te vangen, hebben ertoe geleid dat de overheidstekorten flink zijn opgelopen. In 2010 tot 15 % van het bbp in Griekenland, 11 % in Spanje en het Verenigd Koninkrijk, 32 % in Ierland, 11 % in de Verenigde Staten en 7,7 % in Frankrijk. In vergelijking met die cijfers valt voor ons land het deficit voor 2010 van 4,1 % van het bbp dan nog best mee.

Uiteraard moeten de overheidstekorten die ontstonden door de jongste financieel-economische crisis worden teruggedrongen. Het beperken van de overheidstekorten tot 3 % van het bbp in 2012 is voor ons land een eerste ijkpunt. Tegen 2015 zou het overheidstekort volledig weggewerkt moeten worden. Waarom zouden we dit alleen maar moeten realiseren door te beknibbelen op de uitgaven? Ook de inkomsten-zijde moet worden aangepakt. Zelfs als dit gebeurt, worden de komende jaren niet gemakkelijk voor de collectieve diensten. Langs de ene kant is er die budgettaire doelstelling, langs de andere kant is er de wil om de komende jaren politiek ruimte te scheppen voor een nieuw beleid. Voeg daaraan toe dat er in een reeks sectoren, zoals de zorgsector, meer uitgaven zullen zijn door de vergrijzing van de bevolking. men moet er ook van bewust zijn dat het moeilijker is om uitgaven te drukken in continudiensten (denk aan politie, brandweer, …). Dit geldt ook voor onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en innovatie, aangezien het veeleer investeringen zijn in de toekomst. Administraties zullen dus des te meer worden aangesproken om de budgettaire doelstellingen te realiseren.

Die directe bekommernissen mogen ons niet afleiden van de echte vraag: die is niet, of en in welke mate de overheidssector de broeksriem moet aanhalen in ver-gelijking met andere landen, maar wel wat we maatschappelijk willen bereiken en hoe we dit dan best kunnen doen. Want landen die vandaag meer besteden aan collectieve uitgaven en meer gelijkheid kennen, doen het op tal van indicatoren beter dan ons land.

Page 66: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 65

wat is de waarde van de overheid?

De waarde van de economie wordt uitgedrukt in bruto binnenlands product (bbp). Men komt tot dit cijfer door de toegevoegde waarde van alle goederen en diensten die in het land worden geproduceerd op te tellen. Als men ook rekening houdt met de verrichtingen met het buitenland, dan spreekt men van het bruto nationaal product.

In ieder boekje over economie vind je perfect de beperkingen van die werkwijze om de economie in kaart te brengen. men houdt geen rekening met de manier waarop de productie tot stand komt (bijvoorbeeld de milieuschade die ermee gepaard gaat), noch met de opbouw van de bestedingen (gebeurt het door wapenproductie of door activiteiten die meer reëel bijdragen tot de welvaart), en men doet alsof een aantal activiteiten geen waarde hebben (thuiswerkende ouders bijvoorbeeld).

Omdat men moeilijk op een eenvoudige manier de waarde van overheidsoptreden kan meten, worden de activiteiten van de overheid meegeteld op basis van de ‘fac-torkosten’. men gaat ervan uit dat de waarde van de productie door de overheid gelijk is aan de kostprijs. Dit komt erop neer dat men rekening houdt met de lonen en wedden van het overheidspersoneel, de aankopen van goederen of diensten en de afschrijvingen. Naar economische maatstaven heeft de activiteit van de over-heid bij wijze van spreken geen groter toegevoegde waarde, omdat men moeilijk een verkoopprijs van de door de overheid verstrekte diensten kan bepalen. Die be-nadering is natuurlijk een grove onderschatting van de realiteit, maar het verklaart mee waarom men de overheid gemakkelijk als een soort ‘onproductieve’ sector be-schouwt. mochten economen de waarde van het overheidsoptreden beter in kaart kunnen brengen, dan zou dit de discussies rond de rol van de overheid en openbare diensten meteen in een ander perspectief plaatsen.

Zelfs al is men zich bewust van die beperkingen, toch blijft het bbp nog altijd de be-langrijkste maatstaf voor de economische ontwikkeling. Af en toe is er wel eens een poging om een nieuw gegeven te lanceren zoals Koning Jigme Singye Wangchuk van Bhutan, die in 1972 als reactie op de kritiek op de slechte economische prestaties van zijn land, het concept van het bruto nationaal geluk invoerde (dit houdt rekening met de bevordering van billijke en duurzame sociaaleconomische ontwikkeling; het behoud en de bevordering van culturele waarden; het behoud van het natuurlijke milieu; het goed bestuur van ondernemingen). In Frankrijk werd zelfs de zogenaamde commissie Stiglitz opgericht om een nieuwe berekeningsmethode voor economische vooruitgang op te stellen. Begin de jaren negentig is het concept ontstaan van de zogenaamde

Page 67: Onmisbaar Openbaar

66 ONMISBAAR OPENBAAR

gpi of ‘genuine progress indicator’. Het gpi wil een meer betrouwbare indicator zijn van de economische evolutie, door rekening te houden met het welzijn en met wat als waardevolle economische groei wordt beschouwd. Vanuit dit bewustzijn hebben de Verenigde Naties instrumenten uitgewerkt om de menselijke ontwikkeling in kaart te brengen (human development index en de op vlak van ongelijkheid gecorrigeerde human development index). Zo ook heeft de OESO naar aanleiding van haar vijftig-jarig bestaan in 2011 een eigen ‘Better life Index’ gelanceerd.

Zolang we geen goede maatstaf ontwikkelen die het bbp kan vervangen als eviden-tie zal de rol van de openbare sector worden onderschat.

subsidiariteit, een concept uit het verleden?

Bij discussies over het overheidsoptreden wordt gemakkelijk het concept subsidiari-teit aangevoerd. Het subsidiariteitsprincipe wordt traditioneel uitgelegd vanuit een dubbele invalshoek:

• de overheid zou zich terughoudend moeten opstellen en mag slechts optre-den waar individuen, private non-profitorganisates of ondernemingen tekort schieten;

• wat op een lager niveau geregeld kan worden, moet niet gebeuren op een hoger niveau.

Je kunt je ernstig de vraag stellen of dit concept vandaag nog wel relevant is. Want beide ideeën zijn grotendeels voorbijgestreefd.

Voor het optreden van de overheid gaat het subsidiariteitsprincipe terug op de rooms-katholieke maatschappijleer. Dit principe is aangebracht door Paus leo XIII in de encycliek Rerum Novarum (1891) en nadien verder uitgewerkt in de encycliek Quadragesimo Anno van Paus Pius XI (1931). Het wou een tussenweg bieden tus-sen het overdreven kapitalisme uit die tijd en het gevaar van de totalitaire staat. Het concept bevat ook een ‘positieve subsidiariteit’. Positieve subsidiariteit wil zeggen dat men moet voorzien in de instrumenten die mensen in staat stellen zich te ont-wikkelen (door kwalitatief werk, gezondheidszorg, …).

maar hoe vul je een dergelijk principe in? Een voorbeeld: er zijn voldoende sociaal secretariaten in ons land. Toch is bewezen dat de Vlaamse administratie personeels-

Page 68: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 67

dossiers van het onderwijzend personeel beter en goedkoper kan beheren dan de sociale secretariaten. In naam van de subsidiariteit zou je kunnen aanvoeren dat het beheer van die personeelsdossiers beter kan worden uitbesteed. maar dit is niet in het belang van de betrokkenen, noch van de gemeenschap.

Het idee dat de overheid maar mag optreden in de mate dat andere actoren een functie niet vervullen, zou beter plaats maken voor de opvatting dat we er moe-ten in slagen een maatschappelijk optimum te bereiken. We moeten af van het idee dat openbare en privésector elkaar bij wijze van spreken in de weg staan of beconcurreren. In talrijke domeinen zijn beide veeleer complementair. Dit bete-kent niet dat de overheid economische activiteiten moet ontwikkelen omwille van de activiteit op zich. In de toelichting hierna geven we wel aan hoezeer een aan-tal problemen met elkaar verweven zijn. Het is niet meer een zaak van ‘overheid of privésector’, maar wel van hoe beide kunnen bijdragen tot meer welvaart en maatschappelijk welzijn, kortom, tot een samenleving waar het goed leven is. Het is dus niet eenvoudig om de scheidingslijn te trekken tussen wat de overheid wel of niet moet doen.

Louter vanuit de subsidiariteit pleiten voor meer decentralisering, lijkt ons even-zeer kort door de bocht. let wel op: decentralisering heeft onmiskenbare voor-delen. In ons land is er zelfs ruimte om er sterker op aan te sturen (zie hierna het deeltje ‘meer decentralisatie?’, p. 87). maar tegelijk moet men zich realiseren dat een reeks processen binnen de openbare sector zich meer dan vroeger af-spelen in een grotere onderlinge samenhang. Als de aanpak rond asielzoekers bijvoorbeeld geen rekening houdt met mogelijkheden tot opvang op lokaal vlak, dan zijn de gevolgen meteen zichtbaar. Subsidiariteit volstaat niet als concept om vandaag inhoud te geven aan gemeentelijke autonomie. Die gemeentelijke autonomie wordt ten andere soms verkeerd ingevuld. Niet het principe van sub-sidiariteit, maar de vraag welke processen en dienstverlening op basis van doel-matigheid, effectiviteit en efficiëntie, best worden aangeboden op welk niveau, is cruciaal. Het is een vraag die beantwoord moet worden rekening houdend met de huidige technische mogelijkheden en met de bekommernissen van belang in de concrete materies.

Uiteindelijk zijn het niet zozeer theoretische concepten die doorslaggevend moe-ten zijn, wel het globaal belang van de bevolking. Dit bereiken, is een kwestie van voortdurend zoeken naar de optimale aanpak. De manier waarop dit doel wordt bereikt evolueert in de tijd. We moeten niet zomaar werken met theoretische con-

Page 69: Onmisbaar Openbaar

68 ONMISBAAR OPENBAAR

cepten, we moeten gewoon zeggen waar het op staat, wat we willen bereiken en hoe dit best gebeurt. Een dergelijke aanpak sluit best aan bij wat vandaag verwacht wordt: geen spelletjes, maar open en eerlijke communicatie.

Op zoek naar een maatschappelijk optimum

Winst maken is niet de finaliteit van openbare diensten. Wel het verlenen van dien-sten in het belang van de ganse samenleving en het realiseren van een reeks al-gemene maatschappelijke en sociale doelstellingen tegen een zo goed mogelijke kwaliteit-prijs verhouding.

Willen we die sociale functie van de openbare sector veiligstellen, dan moeten we ze ook klaar en duidelijk kunnen omschrijven. Op dat ogenblik blijkt hoezeer de inzet van het debat over de openbare sector samenhangt met het maatschappij-beeld dat men voorstaat.

De afgelopen decennia is het geloof in de kracht van de vrije markt almaar toege-nomen. De globalisering van de economie heeft dit nog versterkt. De overheid en openbare diensten werden in de hoek geduwd waar de klappen vallen.

Die aanpak is nochtans verkeerd. Het is een illusie dat de markt alles vanzelf op-lost. Het idee van de onzichtbare hand dat Adam Smith in de achttiende eeuw heeft uitgewerkt, is een achterhaald concept, want de overheid en de openbare diensten vervullen een essentiële rol in ons maatschappelijk bestel. Er is zeker zo-iets als ‘de waarde van het algemeen belang’, het belang van de gemeenschap in haar geheel. Dit is veel meer dan alleen maar oog hebben voor eigen gewin of rijkdom. De samenleving als geheel wordt uiteraard gekneed door een geheel van evoluties en trends. Ze wordt mee aangestuurd door de manier waarop we leven, door datgene waaraan we belang hechten. Het is de rol van de politiek om finaal te beslissen hoe de overheid zal inspelen op en omgegaan met een reeks situaties, ontwikkelingen of problemen. Vandaar ook het belang van een goed werkende democratie. Uiteindelijk moet die toelaten rekening te houden met wat er bij de mensen leeft en het belang van de samenleving in haar geheel. Het mag dan wel de verantwoordelijkheid zijn van de politiek om de opties te beslissen, dit mag niet ‘hautain’ gebeuren. Er wordt best geluisterd naar wat er leeft en dit vraagt betrok-kenheid van het middenveld.

Page 70: Onmisbaar Openbaar

2. EEN OVERHEID, Om WAT TE DOEN? 69

Precies vanuit die redenering is een invulling van de rol van de overheid vertrekkend van de kerntakendiscussie, een verkeerde aanpak. Die kerntakendiscussie vertrekt hoe dan ook van de premisse dat de overheid beter wordt beperkt en teruggedron-gen, niet van wat het na te streven maatschappelijk doel of optimum is.

de essentie: wat is je visie op mens en samenleving?

Het beeld dat iemand heeft van de overheid en de openbare sector, hangt samen met de maatschappijvisie die men aanhangt. Hier ligt precies de essentie van de afweging.

Wat krijgt het overwicht: het loutere eigenbelang? Heeft men oog voor de algemene levensstandaard van heel de bevolking? Rekent men erop dat ieder voor zich zorgt? Handelt men vanuit de wetenschap dat men ervoor moet zorgen dat iedereen mee is?

Niet individueel gewin, maar ervoor zorgen dat we er allemaal beter van worden, vormt de essentie van de overheid en de openbare diensten. Die opdracht omschrij-ven gaat samen met de evolutie in onze samenleving. Het is dus logisch dat die rol voortdurend onderwerp is van discussie. Het verklaart meteen ook waarom men niet eens en voor altijd de rol van de overheid kan omschrijven: het is een evoluerend gegeven, afhankelijk van de noden van de mensen.

Spreken over overheidsoptreden is dus oordelen over maatschappelijke waarden. Wie gelooft in het pure eigen kunnen of wie middelen genoeg heeft om de eigen boontjes te doppen, zal dit totaal anders zien dan wie kwetsbaar is of het moeilijk heeft om de eindjes aan elkaar te knopen.

meteen is duidelijk waarom het belangrijk is dat de invulling van de rol van openbare diensten democratisch wordt aangestuurd. Een samenleving zorgzaam uitbouwen, is iets anders dan een bedrijf runnen en winst nastreven.

Velen zien hun situatie vooral in termen van individuele eigendom. Velen kijken op naar wie het gemaakt heeft in het leven. Ons vooruitgangsdenken associëren we niet meteen met kinderopvang, kwalitatieve ziekenhuizen, luchtkwaliteit, een aange-name leefomgeving. Die gemeenschappelijke waarden worden vandaag onderge-waardeerd. Als het gaat om zaken zoals mobiliteit, denken we vandaag meestal in functie van de eigen wagen; niet meteen aan goed openbaar vervoer. Als we som-migen moeten geloven, zorgen we best zelf voor een leefbaar pensioen.

Page 71: Onmisbaar Openbaar

70 ONMISBAAR OPENBAAR

In het crisisjaar 2008 leek het er even op dat men de les begrepen had; alsof men zich realiseerde dat we nieuwe wegen moesten inslaan. Naar aanleiding van de G20-top van april 2009 in london, ontstond de hoop dat men tot een evenwichtiger ontwikkeling zou komen. De politieke verklaringen van wereldleiders gingen toen in de goede richting. maar die hoop was van korte duur. Vandaag is het opnieuw ‘business as usual’. Het overtuigingswerk om collectieve diensten te vrijwaren moet daarom worden opgevoerd.

los van de discussie rond de globale aanpak, is het bereiken van maatschappe-lijke doelstellingen geen eenvoudige zaak. Ga maar even na: een reeks sociale uitgaven komen niet noodzakelijk terecht bij diegenen waarvoor ze bedoeld zijn (matteüseffect). Als we de klimaatdoelstellingen willen bereiken door bijvoorbeeld meer zonnepanelen te plaatsen, wie draait dan op voor de kosten? Als we fiscale verminderingen voorzien voor isolatie van woningen, is het dan normaal dat die vooral ten goede komen aan de beter begoeden?

De goede instrumenten ontwikkelen om het nagestreefde beleid te realiseren en die aanpak goed uitleggen aan de bevolking is een heksentoer.

Page 72: Onmisbaar Openbaar

33 . d e

tO e kO m st vO O r -

b e r e i d e n

Page 73: Onmisbaar Openbaar

72 ONMISBAAR OPENBAAR

Page 74: Onmisbaar Openbaar

3. DE TOEKOMST VOORBEREIDEN 73

Een man die start met zekerheden zal eindigen met twijfels. Maar als hij bereid is met twijfels te starten, zal hij eindigen met zekerheden.

FRANCIS BACON, ENGElS FIlOSOOF (1561-1626)

d e Ov e r h e i d v e r a n d e rt

De wereld van vandaag is niet meer die van gisteren. De omstandigheden waarin we leven, verschillen flink met die van 25 of 50 jaar geleden. In kantooromgevin-gen kennen we pas computers sinds pakweg 25 jaar, terwijl we vandaag permanent online zijn. In veel gezinnen kwam de telefoon in huis in de jaren zeventig, maar vandaag heeft zelfs zowat elke tiener een eigen gsm. In 2006 had de helft van de bevolking in ons land geen toegang tot het internet, terwijl vandaag bijna 80 % van de bevolking dagelijks gebruik maakt van internet. Je boodschappen kun je via in-ternet doen; grootwarenhuizen leveren ze zelfs thuis. Wie de weg zoekt, gebruikt satellietnavigatie (gps). Wie wil, kan films bekijken in 3D.

meer dan we ons realiseren is onze leefomgeving veranderd. Dit is ook het geval met openbare diensten. Zowat alle deelsegmenten van de openbare sector onder-gingen hervormingen, grote herstructureringen, moderniseringen, … Jazeker, som-mige zijn uitgedraaid op een mislukking; andere werden internationaal gelauwerd. Mislukkingen zijn lang niet eigen aan de openbare sector. Onderzoeken over de situatie in het bedrijfsleven leren dat slechts 1 op 10 reorganisaties succesvol is. De meeste reorganisaties in bedrijven lopen enorm uit en zijn pakken duurder dan gepland; 70 % van de geplande veranderingen in organisaties loopt vast of levert niet het beoogde resultaat. Van de veranderingen die achteraf zijn vastgesteld, was ruim 75 % niet gepland of bedoeld.33

Page 75: Onmisbaar Openbaar

74 ONMISBAAR OPENBAAR

starre overheidssector?

men stelt het vaak voor alsof veranderingen in de openbare sector maar moeilijk worden doorgevoerd. Voor wie denkt dat in de openbare diensten gewoon alles bij het oude blijft, brengen we enkele grote hervormingen in herinnering.

• Overheidsbedrijven zijn in 1991 omgevormd tot autonome naamloze ven-nootschappen. Sindsdien was er de liberalisering van onder meer de post, het goederenvervoer per spoor en het internationaal personenvervoer. Belgacom is nu beursgenoteerd. In het luchthavenbeheer zijn privépartners ingebracht. In 2000 was er het faillissement van Sabena. Het concept basismobiliteit is inge-voerd. Gemeente- en provinciebedrijven zijn verzelfstandigd. Intercommunales hervormd en gefusioneerd, …

• Overheidsadministraties ondergingen het effect van de opeenvolgende staats-hervormingen. De BBB-beslissingen (Beter Bestuurlijk Beleid) gaven de Vlaamse administratie een nieuwe structuur op basis van 13 beleidsdomeinen en door afscheiding van beleidsvoering (in departementen) en beleidsuitvoering (in di-verse vormen van agentschappen). Copernicus heeft de federale administratie hervormd. De Waalse administratie onderging, weliswaar met minder drukte, soortgelijke veranderingen. Topambtenaren worden vandaag aangesteld op basis van een tijdelijk mandaat. De voedselcrisis leidde tot de oprichting van het voedselagentschap en een volledige hertekening van de controle op de voedsel-veiligheid. Het verloop van de werkprocessen wordt hoe langer hoe meer gedi-gitaliseerd (digitale overdracht SZ-gegevens, scanning pensioengegevens, tax on web, …).

• De techniek van beheersovereenkomsten is uitgebreid tot quasi alle auto-nome overheidsinstellingen en is stelselmatig verfijnd. Sociale zekerheids-instellingen zijn ondertussen aan hun derde formule beheerscontract toe. De beheersovereenkomst van de VDAB werkt gedeeltelijk op basis van een resultaatsfinanciering (in plaats van een volledige inspanningsfinanciering). De VDAB wordt de komende jaren niet alleen afgerekend op de realisatie van de doelstellingen, maar ook op de tevredenheid van de partners, werk-zoekenden, werknemers en werkgevers.

• Sociale huizen en woonzorgcentra zijn ingevoerd. Bij lokale besturen is er een trend tot samengaan van gemeente en OCMW. Tal van OCMW’s in Vlaanderen hebben hun openbare ziekenhuizen afgestoten. In Wallonië gaan ze meer op in intercommunales. De rol van de provincies staat volop ter discussie. In haar voorstellen gaat de Vlaamse regering ervan uit dat hun

Page 76: Onmisbaar Openbaar

3. DE TOEKOMST VOORBEREIDEN 75

rol moet worden beperkt tot grondgebonden materies. De manier waarop de besluitvorming hierover verloopt, geeft aan hoe moeilijk het is te bepalen hoe men de openbare diensten wil organiseren.

• In het onderwijs volgen de hervormingen mekaar op. • Er is de veel besproken politiehervorming, de bij gebrek aan politieke daad-

kracht slabakkende hervorming van brandweerdiensten, de hervorming van de oproepcentra 112, de informatisering en de globale hervorming van justitie.

• De afgelopen 20 jaar had zowat iedere minister van Defensie zijn eigen her-vormingsplan, soms met volledig andere basisopties.

Op diverse niveaus zijn telkens nieuwe beheerstechnieken ingevoerd. Het gaat om veranderingen van structuren, de invoering van beheerscontracten, het afstoten van niet essentieel geachte activiteiten, het uitwerken van business proces reengi-neering, het monitoren van prestaties, werken met charters van gebruikers en het meten van klantentevredenheid, … Parallel is gesleuteld aan het personeelsbeheer en aan personeelsstatuten.

Kortom, de openbare sector staat niet stil. Op tal van fronten zijn er voortdurend zaken in beweging en worden discussies gevoerd over de aanpak, een betere dienst-verlening, aangepaste regels voor het personeel, …34

doet men het elders altijd beter?

Er zijn veel redenen om kritiek te geven op de aanpak. Ook de vakbond doet dit regelmatig. Soms stelt men het voor alsof we achterop hinken op de aanpak in het buitenland. In het buitenland zou men daadkrachtiger optreden. Ons land ging bij-voorbeeld relatief laat van start met het systeem van alternatieve straffen (in 1992, tegenover 1972 in het Verenigd Koninkrijk).

Niets is nochtans wat het lijkt. Recent wetenschappelijk onderzoek van het SBOV (Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen) over de administratieve hervor-mingen in Nederland en Groot-Brittannië, leert dat men in buurlanden soms fel praat over hervormingen en dat die vaak veel uitstraling krijgen. men doet het er nochtans niet beter als het er op aan komt die veranderingen ook daadwerkelijk door te voeren.35 Wetenschappers wijzen er ook op dat de hervormingen in de ons omringende landen niet echt matchen met het verloop van economische crisissen.

Page 77: Onmisbaar Openbaar

76 ONMISBAAR OPENBAAR

landen die economisch succesvol waren (zoals Duitsland) zijn niet meteen de meest actieve hervormers van het management van hun openbare diensten.36

uitdagingen ombuigen tot actiepunten

Het scepticisme tegenover de werking van overheidsinstellingen is wijd verbreid. Dit heeft te maken met een subjectief aanvoelen, met de algemene beeldvorming en met persoonlijke ervaringen van mensen.

Om de situatie beter in te schatten, brengen we een reeks sterktes en zwaktes van de openbare sector in kaart. Door ze te combineren met opportuniteiten en be-dreigingen willen we zo een aantal toekomstgerichte strategieën aangeven. Een dergelijke oefening is niet eenvoudig: er bestaat een grote verscheidenheid aan diensten, instellingen, vormen van dienstverlening, … Toch doen we een poging vanuit macroperspectief.

• Wat de overheid doet, is noodzake-lijk: we kunnen niet zonder. Sommige zaken die belangrijk zijn, komen an-ders gewoon niet tot stand.

• Er is een reële meerwaarde voor samenleving en economie.

• Lokale inplanting (activiteit kan niet zo maar worden gedeloka-liseerd).

• Degelijke prestaties onderwijs en gezondheidszorg.

• Duidelijke aanzetten tot een betere werking van de overheid; er is veel meer aandacht voor klantgerichte aanpak.

• Bij de personeelsleden is er veel kennis en ervaring aanwezig en in veel situaties identificeren zij zich sterk met het belang van hun job.

• Versnippering bevoegdheden met coördinatieproblemen tot gevolg. Voor buitenwereld weinig doorzich-tige structuren. lage bestuurskracht kleine lokale besturen.

• Weinig gedragen visie. Er is een ge-brek aan consensus of lange termijn visie over de aanpak. Speelbal van ideologische visies.

• Weinig interne integratie en werkt vanuit afgescheiden entiteiten met eigen logica

• Administratieve rompslomp; naleving procedures en wettelijk kader weegt in administraties vaak sterker door dan oplossingsgerichte aanpak.

• Weinig mobiliteit personeel.• Versterkt als werkgever de tweede-

ling op de arbeidsmarkt.

Inte

rne

fact

oren

ZwaktesSterktes

Page 78: Onmisbaar Openbaar

3. DE TOEKOMST VOORBEREIDEN 77

We noteren dus nogal wat zwakke punten. Redenen genoeg om strategieën voor de toekomst te distilleren uit die analyse. Dit kan vanuit verschillende invalshoeken:

• Strategieën om sterktes te gebruiken door kansen te benutten, kunnen bij-voorbeeld zijn: - mensen belang doen inzien en er blijvend van overtuigen (samenhang

met imago vorming); - inspelen op mogelijkheden decentralisatie.

Generatiewissel in personeelsbe-stand kan bijdragen tot vernieuwing.

• E-government.• Leeftijdsstructuur personeel. • Zowat Iedereen heeft op een of an-

dere manier verwachtingen tegen-over openbare diensten, waarop kan worden ingespeeld.

• Potentiële troeven als werkgever ge-bruiken.

• Ruimte tot verbeteren klantvriende-lijkheid (3 op 5 mensen vindt dat de informatie die men krijgt te in-gewikkeld is).

• Achterblijvende prestaties in som-mige domeinen.

• Hervormingen duren lang.• Politisering.• Communicatie en toegankelijkheid

kunnen versterkt worden.• Wie is voor meer overheid?

• Budgettaire krapte / Europese nor-men vermindering staatschuld.

• moet inspelen op verscheidene grote veranderingen (vergrijzing, nieuwe noden, …) terwijl er weinig vertrou-wen is in capaciteit om dit te doen.

• Individualisme. • Vermarkting. • Sloganmatig denken, populistische

benadering. • Politieke onzekerheid.• Verwachtingen van de mensen te-

genover de reële mogelijkheden. • Wordt gezien als een niet-produc-

tieve sector. • Imago van de overheid, mee veroor-

zaakt door laag vertrouwen in poli-tiek. lage betrokkenheid bevolking.

Inte

rne

fact

oren

Exte

rne

fact

oren

Zwaktes

Bedreigingen

Sterktes

Opportuniteiten

Page 79: Onmisbaar Openbaar

78 ONMISBAAR OPENBAAR

• Strategieën om zwaktes te overwinnen of te minimaliseren door bedreigingen te beperken of te voorkomen, kunnen zijn: - bewijzen op tafel leggen over kwaliteit van prestaties; de externe beeld-

vorming opkrikken (bewustmaking – informeren – perceptie – marketing van de openbare sector);

- structuren aanpassen en beter doen werken; - visievorming versterken; - het gebruik van de beschikbare middelen optimaliseren; - maatschappelijke verzuring tegengaan en een positieve opstelling be-

werkstellingen; - investeren in mensen en werkprocessen; - kwaliteit dienstverlening opkrikken en contact met burger – gebruiker

verbeteren.

De opstelling tegenover de openbare sector bijsturen, mag geen zaak zijn van loutere imagobuilding of marketing. De realiteit moet de beeldvorming schra-gen, zo niet wordt dit meteen doorprikt. Dit neemt niet weg dat er best wat meer energie gaat naar het uitdragen van wat gerealiseerd wordt. Dit gebeurt vandaag veel te weinig. Hoe kun je nu een positief beeld hebben van de openbare sector als men amper uitpakt met zijn realisaties? Tal van collectieve diensten vinden we zo normaal, dat we er zelfs niet meer bij stil staan als we ze gebruiken. De openbare sector mag dus best wat meer ‘verkopers’ tellen. Niet om producten aan de man te brengen, wel om te komen tot een betere beeldvorming over de openbare sector. De vele dikke jaarverslagen van overheidsdiensten bevatten een schat aan informatie. maar wie leest ze werkelijk? Wie draagt realisaties uit? laat staan dat Jan Modaal overtuigd is van de waarde van de dienstverlening. Moet men dan die communicatie niet grondig herdenken? Hoe wil men ervoor zorgen dat burgers zich positief opstellen tegenover de overheid, als men de mensen gewoon niet bereikt?

We begrijpen het wel: een politicus steekt graag een pluim op de eigen hoed. Sommige politici beperken liever bewust de actieradius van overheidsdiensten dan die uit te bouwen en te verdedigen. Nochtans is een win-winsituatie mogelijk: als politici kunnen uitpakken met een beter werkende overheid, kan dit bijdragen tot een beter imago van de politiek zelf.

Natuurlijk stelt zich de vraag: wanneer doet de overheid het goed? Als de politiek vooropgestelde doelstellingen worden bereikt (ook al is het probleem daarmee mis-

Page 80: Onmisbaar Openbaar

3. DE TOEKOMST VOORBEREIDEN 79

schien niet opgelost)? Als meetbare objectieven worden bereikt? Als de gebruikers tevreden zijn? En wanneer is dit dan wel? Als men evolutie en verbetering ondervindt?

Om de werking van de overheid te verbeteren stellen we vier grote hefbomen voor:

• men moet komen tot een groter draagvlak rond de modernisering van de openbare sector;

• structuren moeten worden verbeterd en overheidsdiensten moeten gezien worden als een netwerk van diensten;

• beheerstechnieken worden best geprofessionaliseerd, permanente kwaliteits-bewaking moet worden veralgemeend en responsabilisering van overheids-diensten is nodig;

• de overheid moet een aantrekkelijke werkgever zijn en er moet een daad-werkelijk HR-beleid komen.

Op het einde van dit boek (p. 269 en volgende) gaan we slechts beknopt in op en-kele aspecten van het personeelsbeleid. Dit thema hebben we evenwel meer uitge-werkt in een aparte publicatie ‘Op zoek naar een aantrekkelijke werkgever’ die in maart 2010 is uitgegeven door ACV-Openbare Diensten.

Page 81: Onmisbaar Openbaar

80 ONMISBAAR OPENBAAR

n O O d a a n e e n G r Ot e r d r a aG v L a k

Dat organisaties snel veranderen, daar zijn de organisatiewatchers het over eens. Over welk richting het uitgaat, daarover bestaat heel wat minder consensus.

GEERT VAN HOOTEGEM, PROfESSOR ARBEIDSSOCIOLOGIE

los van de vraag hoe openbare diensten het beter kunnen doen, heeft de moder-nisering van de openbare sector echt nood aan een groter draagvlak. Niet zomaar rond die doelstelling op zich, want daar kan niemand tegen zijn. maar wel rond de manier van aanpakken en de concrete acties om dit doel te bereiken.

Vandaag is de openbare sector te veel een sector zonder consensus. Er moet meer werk gemaakt worden van een gedragen beleidsvoering. In veel gevallen onder-neemt men geen ernstige pogingen om tot gedragen opties rond de openbare sector te komen. Voortdurende bijsturingen en veranderingen volgen elkaar daarom op. Soms gaat het naargelang de ministerwissel om heuse contrareformaties. De aan-pak van minister Arena na de Copernicushervorming in de federale administratie, die er op neer kwam de ingezette hervormingen gewoon terug te schroeven, is hier een mooi voorbeeld van. Een ontstellend gebrek aan continuïteit is hiervan het ge-volg. Hoeft het dan te verbazen dat er zich problemen voordoen? Dit alles verklaart ook waarom beleidsvoering sterk incidenteel wordt ingevuld.

Over cruciale zaken gebeurt beleidsvoering soms onuitgesproken. De feitelijke af-bouw van de openbare ziekenhuizen in Vlaanderen is er een treffend voorbeeld van. Soms spelen verdoken agenda’s sterker mee dan de formeel uitgesproken opties. De manier waarop de Copernicushervorming voor de federale overheid werd aan-

Page 82: Onmisbaar Openbaar

3. DE TOEKOMST VOORBEREIDEN 81

gepakt,37 of meer recent, de manier waarop het dossier ‘interne staatshervorming’ op Vlaams niveau is aangevat, zijn hiervan duidelijke illustraties.

Dit alles leidt ertoe dat de eigenlijke aansturing vooral gebeurt op basis van budget-taire opties. De macht van het geld (budgetten vrijmaken) is jammer genoeg vaak sterker dan de overtuigingskracht via een goede beleidsvisie.

Discussies over de kerntaken van de overheid of over de nood aan ontvetting van Vadertje Staat zorgen ervoor dat geen breed draagvlak tot stand komt over de manier waarop de werking van de openbare sector best wordt verbeterd. Door die discus-sies blijven alle betrokken partijen vastzitten in hun filosofische uitgangspunten, die men uiteraard niet wil verlaten. Bijdragen tot een meer gedragen aanpak, is ook voor vakbonden een hele uitdaging. Het betekent niet alleen constructief meeden-ken over, maar vooral ook meewerken aan de uitvoering van verbeterprocessen.

Die betrokkenheid rendeert. Sociale zekerheid, gezondheidszorg, kinderopvang en onderwijs behoren steevast tot de groep collectieve diensten die goed scoren in inter-nationale vergelijkingen. Het zijn sectoren met een stevige inbreng van het middenveld en van sociale partners. Het gebrek aan soortgelijke structurele betrokkenheid van het middenveld verklaart wellicht mee de problemen op het vlak van de belastingin-ning, de strijd tegen fiscale fraude of de werking van justitie. In een aantal belangrijke materies laten we, los van andere structurele inspraakfora, belangrijke thema’s rijpen en monitoren. Denk bijvoorbeeld aan de Hoge Raad voor Financiën, de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, de Studiecommissie voor de Vergrijzing, … Dit soort instru-menten bestaat niet als het gaat om de verbetering van de werking van de overheid.

Het is jammer dat men ook op Vlaams niveau niet de inspanning heeft gedaan om een initiatief in die zin te wagen. De Vlaamse adviesraad voor bestuurszaken (VlABEST) kan in zijn huidige samenstelling die rol niet spelen. De vakbonden, nochtans es-sentiële stakeholders, zijn er niet bij betrokken. Vandaag moeten beleidsmakers er nog van worden overtuigd dat vakbonden dit mee als hun opdracht beschouwen. Zeker op Vlaams niveau wordt het ‘primaat van de politiek’ regelmatig misbruikt als gemakkelijkheidsargument.

De vakbond moet nochtans een actieve speler zijn op dit vlak. In de eerste plaats vanuit zijn rol om tot maatschappelijk welzijn en sociale rechtvaardigheid te komen, maar ook omdat bijdragen tot een beter werkende overheid voor het personeel een aspect is van de kwaliteit van het werk.38

Page 83: Onmisbaar Openbaar

82 ONMISBAAR OPENBAAR

administratieve hervormingen, participatie en betrokkenheid van personeel in europese openbare diensten (2003-2004)

Volgens handboeken over veranderingsmanagement is het belangrijk om personeel te betrekken bij hervormingen. Dit leidt tot een grotere betrokken-heid en een grotere acceptatie van het veranderingsproces.

Via het onderzoeksproject ‘Staff participation and public management re-form: some international comparisons’ werd voor 12 OESO landen (België, Tsjechië, Duitsland, Finland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië, Nederland, Nieuw-Zeeland, Oostenrijk, USA en Zwitserland) onderzocht hoe het perso-neel betrokken wordt bij de hervormingen van de administratie.

Het onderzoek leidt tot vier algemene conclusies:

• De meeste hervormingen in de overheid worden top-down gestuurd. Participatie van personeel kwam vooral aan bod in de implementatiefase van de hervormingen.

• Een verhoging van de participatie is een algemene trend in alle landen. Dit kan in belangrijke mate verklaard worden door culturele factoren (bij-voorbeeld hogere opleiding van personeel, andere verwachtingen van personeel) of door de penetratie van managementideeën (bijvoorbeeld HRm, BPR, kwaliteit, prestatiemanagement).

• De motieven voor indirecte participatie zijn verschillend van de motieven voor directe participatie. Indirecte participatie heeft vooral te maken met de verdeling van macht in de samenleving, terwijl directe participatie kadert in prestatiemanagement en het mobiliseren van personeel voor veranderingen.

• Directe en indirecte participatie kunnen elkaar versterken en zijn dus niet noodzakelijk tegengesteld. Of en in welke mate participatie georgani-seerd wordt, hangt veel af van de normatieve houding van de politieke verantwoordelijken en het management ten aanzien van de verschillende stakeholders.

Page 84: Onmisbaar Openbaar

3. DE TOEKOMST VOORBEREIDEN 83

b e t e r e st r u Ct u r e n n O d i G

Pour que l’administration soit forte, bonne et marche bien à son but, toute la puissance exécutive doit être dans les mêmes mains: mais il ne suffit pas que ces mains changent ; il faut qu’elles n’agissent, s’il est possible, que sous les yeux du Législateur, et que ce soit lui qui les guide. Voilà le vrai secret pour qu’elles n’usurpent pas son autorité.

JEAN-JACQUES ROUSSEAU, FRANS FIlOSOOF (1712-1778)

De openbare sector komt voor velen over als een complex ondoorzichtig geheel. Dit is goed te begrijpen. De meest eenvoudige structuren zijn die van de unitaire centrale staat. maar dit model beantwoordt duidelijk niet aan de verwachtingen in ons land.

In de eerste plaats omdat men vanuit ‘Brussel’ echt niet alles moet regelen. lokale betrokkenheid laat toe om beter af te stemmen op de plaatselijke noden. Het onder-houd van lokale wegen bijvoorbeeld is daarom een taak van steden en gemeenten, niet van het ‘verre Brussel’ (dat wel optreedt als het om snelwegen gaat).

Daarnaast hebben opeenvolgende staatshervormingen ons land stapsgewijs inge-deeld in deelstaten. De culturele autonomie, de zorg over persoonsgebonden kwes-ties en de regionale economische ontwikkeling schragen deze constructie. Dit heeft geleid tot voortdurende aanpassingen binnen de federale administraties, maar ook tot de volledige uitbouw van de Vlaamse, Brusselse, Waalse, franse en Duitstalige overheidsdiensten. Zelfs zonder de overdrachten als gevolg van de nieuwe staats-hervorming, hebben de deelstaten in ons land een vrij belangrijk aandeel in de uitgaven van de overheid in vergelijking met andere landen: 15 % van het bbp. In Duitsland is dit 13 % voor de deelstaten, in Spanje 17 % en in Oostenrijk 9 % (cij-fers 2009). Veel heeft uiteraard te maken met de staatkundige opbouw van landen.

Page 85: Onmisbaar Openbaar

84 ONMISBAAR OPENBAAR

Ten slotte is er ook binnen elk overheidsniveau een samenspel van diensten en in-stellingen. De Vlaamse overheid alleen al telt 13 beleidsdomeinen (met evenveel ministeries) en een zeventigtal verzelfstandigde agentschappen (het gaat om pu-bliekrechtelijke en privaatrechtelijke, intern en extern verzelfstandigde agentschap-pen). Het hoeft dus echt niet te verwonderen dat het geheel ingewikkeld overkomt.

Het is duidelijk dat mocht de overheid een bedrijf zijn, niemand wellicht dit bedrijf zou organiseren zoals ons land is opgebouwd. In de manier van organiseren van de overheid spelen duidelijk andere overwegingen mee. Een belangrijk element hierin is de democratische aansturing.

Figuur 8 - Schematische voorstelling van de grote stappen in de staatshervorming

Page 86: Onmisbaar Openbaar

3. DE TOEKOMST VOORBEREIDEN 85

aanpassingen zijn mogelijk en nodig

Het is niet de administratie zelf die uitmaakt hoe de overheidsstructuren worden opgebouwd. Dit wordt beslist op politiek niveau. In de structuur van de overheids-diensten zal de komende jaren nog veel veranderen. Enkele voorbeelden:

• Als de zesde staatshervorming eraan komt, zal dit een belangrijke weerslag hebben op de federale en regionale administraties. Dit kan alleen maar lei-den tot een hertekening van de bestaande structuren.

• Op federaal niveau zullen kleine departementen en instellingen moeten worden samengevoegd. Ondersteunende diensten (personeelsdiensten, ICT, facility, …) zullen ongetwijfeld anders moeten worden georganiseerd om te voorkomen dat de beheerskosten oplopen.

• De ontvangende deelstaten zullen best ook de huidige indeling van hun diensten aanpassen. Gewoon de nieuw overgedragen entiteiten aan de be-staande administratie ‘kleven’, zal anders de nu al ingewikkelde structuur alleen maar ingewikkelder maken.

• Als vanuit wetenschappelijke hoek al jarenlang wordt gewezen op de voor-delen van een integratie van brandweer en civiele bescherming en de her-vorming van de brandweer sinds 2007 aansleept, is dit in de eerste plaats een politieke verantwoordelijkheid. De afgelopen jaren had men op dit punt een gebrek aan politieke visie.

• men weet vandaag dat een reeks gemeenten niet de schaalgrootte hebben om goed te besturen. Eraan verhelpen is blijkbaar een politiek heikel punt.

• In Brussel liggen de mogelijkheden tot vereenvoudiging voor het grijpen. Waarom moet Brussel bestuurd worden door een samenspel van 19 gemeen-ten, evenveel OCMW’s, een reeks intercommunales, een Brusselse gewestelijke overheid met 20 pararegionalen en 3 communautaire instellingen? Waarom telt Brussel 6 politiezones? Niet omdat dit de meest eenvoudige of rationele aanpak is, wel omdat dit een politieke optie is. De structuren in Brussel zou men best grondig vereenvoudigen. Dat een globaal beheer mogelijk is bewijst de brandweer in Brussel, die georganiseerd is als één zone (wel met decentrale posten) en de Brusselse openbare ziekenhuizen die samengaan binnen IRIS.

• In Vlaanderen is er een tendens om OCmW’s hoe langer hoe meer te inte-greren in de gemeentelijke structuren (mogelijk samenvallen voorzitter van de OCmW-raad en schepen van sociale zaken in de gemeente; integratie administratieve diensten, …). Ook al kunnen een aantal diensten samen-werken (ICT, …), het is belangrijk dat de OCmW’s hun eigenheid behouden.

Page 87: Onmisbaar Openbaar

86 ONMISBAAR OPENBAAR

Dit moet ervoor zorgen dat er echt werk wordt gemaakt van de taken van maatschappelijk welzijn. Als die taken zouden worden opgenomen binnen het gemeentebestuur zouden die materies minder aandacht krijgen. Eerder dan te opteren voor integratie van OCMW’s in gemeenten zou men moeten komen tot meer samenwerking tussen OCMW’s.

• Het Internationaal Energieagentschap beschouwt de verdeling van energie-bevoegdheden in ons land als dermate complex dat ze een rem vormen op een efficiënt energiebeleid. Volgens het Agentschap worden investeerders er zelfs door afgeschrikt. De subsidies voor groene investeringen zijn, nog steeds volgens het Internationaal Energie Agentschap, zo verschillend dat ze inefficiënt zijn.39 maar wie lost dit op?

• Het overheidstoezicht in de elektronische communicatiesector is verspreid over meer dan 25 verschillende instanties, verdeeld over alle mogelijke be-voegdheidsniveaus: 15 verschillende ministers en hun administraties, vier sectorspecifieke toezichthouders, de mededingingsrechtelijke instanties en administratiefrechtelijk en civielrechtelijke instanties.40 Eenvoudig is anders!

• …

Bovenstaand lijstje komt misschien klagerig over, maar dit is niet de bedoeling. Eerder dan de gevolgen van dit soort problemen af te schuiven op overheidsdiensten, moet men de verantwoordelijkheid voor dit soort opties leggen waar ze werkelijk ligt, op het politieke niveau.

Gebruikers van openbare diensten hebben uiteraard te maken met dit soort pro-blemen. Het personeel van de openbare sector ziet ze net zo goed. Eerder dan zich zoals nu te concentreren op het beknotten van het budget voor personeel en wer-kingsmiddelen, zou men beter een aantal structurele problemen aanpakken. Als men bijsturingen in structuren koppelt aan het hertekenen van werkprocessen liggen de budgettaire winsten (en dus mogelijkheden voor beleidsruimte) voor het grijpen.

De komende jaren zal het personeel in openbare dienst nog vaak te maken heb-ben met veranderende structuren. Niet alleen omwille van de budgettaire logica, maar ook omdat werkprocessen vandaag totaal anders zijn dan 20 jaar terug. De informatisering maakt een grotere integratie mogelijk. Repetitieve louter adminis-tratieve processen zullen worden geautomatiseerd. Intern ondersteunende diensten (personeelsdiensten, ICT, facility, …) zullen meer worden georganiseerd als ‘shared services’.41

Page 88: Onmisbaar Openbaar

3. DE TOEKOMST VOORBEREIDEN 87

Niet de structuur maar de activiteit, de kwaliteit van de dienstverlening en de reali-satie van maatschappelijke output moeten meer voorop staan. Zo kan de overheid tegelijk investeren in de kwaliteit en in face-to-facedienstverlening. De komende jaren moet men, op diverse domeinen, meer aandacht hebben voor vormen van kwalitatieve en persoonlijke dienstverlening of begeleiding (denk aan begeleiding van kortgeschoolden, werkzoekenden, hulpbehoevenden, …), naar de uitbouw van zorgtaken, inspectiediensten (sociale, fiscale, milieu, …), enzovoort.

meer decentralisatie?

Los van de communautaire problemen, duiken voortdurend discussies op over de juiste schaalgrootte van overheidsdiensten: wat kan centraal worden aangestuurd? Wat moet decentraal worden georganiseerd?

Als het gaat over decentralisatie dan is vooral de plaats van lokale overheden van belang. 150 jaar geleden telde ons land 2500 gemeenten. Ze stonden voorname-lijk in voor de burgerlijke stand, de openbare veiligheid en openbare onderstand. Sindsdien zijn de taken van lokale overheden flink toegenomen. Vandaag vertegen-woordigen lokale overheden een derde van de tewerkstelling in de overheidssector.

In vergelijking met andere landen, is er in ons land relatief weinig decentralisatie naar lokale overheden.

Figuur 9 - Aandeel overheidsuitgaven van lokale overheden in % bbpGeneral government expenditure by function (COFOG) [gov_a_exp]

Last update 08.07.11Extracted on 17.07.11Source of DataEurostat

UNIT Percentage of GDPSECTOR Local governmentCOFOG99 TotalINDIC_NA Total general government expenditure

2009Malta 0,6Cyprus 2,1Greece 3,1Luxembourg 5,3Portugal 7,1Spain 7,2Slovakia 7,2Belgium 7,3Switzerland 7,4Germany 7,8Ireland 7,8Austria 8,2Bulgaria 8,3Romania 9,9Slovenia 10,1Lithuania 10,6Estonia 11,4Hungary 12,0France 12,1Czech Republic 12,4Latvia 12,9Iceland 13,7

0 5

10 15 20 25 30 35 40

Bron: Eurostat, cijfers 2009

Page 89: Onmisbaar Openbaar

88 ONMISBAAR OPENBAAR

Je kunt je afvragen of de goede prestaties op diverse vlakken van Scandinavische landen niet mee te maken hebben met de hoge mate van decentralisatie. De betrok-ken landen hebben uiteraard een minder complexe structuur (geen federalisering). lokale overheden oefenen er ook een aantal taken uit die bij ons via de non-profit sector gebeuren. mocht men die meetellen in de berekening, dan komt men wel-licht tot andere resultaten.

Nederland kende begin de jaren tachtig een analoge discussie zoals we die van-daag in Vlaanderen kennen over de interne staatshervorming. In Nederland werd besloten de bestuurlijke indeling op te vatten op basis van drie bestuurslagen: het rijk, de provincies en de gemeenten. Het idee van gewestelijke indeling werd er los gelaten. men heeft er geopteerd voor meer intergemeentelijke samenwerking; te-gelijk werden gemeenten versterkt via herindelingen en fusies (doorgevoerd in de jaren tachtig en begin de jaren negentig).

Dit verklaart waarom er in Nederland meer grote lokale besturen zijn dan in ons land. In Frankrijk echter telt de overgrote meerderheid van de gemeenten minder dan 5000 inwoners.

Decentralisatie naar lokale besturen heeft belangrijke voordelen: vooral op het vlak van de nabijheid met de burger. lokale besturen worden daardoor ook gemakkelijk positiever geapprecieerd.

Tegelijk ontsnappen een aantal problemen hoe langer hoe meer aan het lokale vlak: tal van kwesties moeten op een hoger niveau worden aangestuurd. Om efficiëntie-winsten te realiseren, zijn hoe dan ook bovenlokale organisaties nodig.

Vertegenwoordigers van lokale overheden voeren gemakkelijk aan dat men lokale besturen best maximale vrijheid geeft, omdat ze best geplaatst zijn om de noden van de bevolking in te schatten. Ze zouden op die manier de dienstverlening echt kun-nen aanpassen in functie van de werkelijke behoeften. Dit zou op zijn beurt leiden tot minder uitgaven. Je zal ons niet horen pleiten voor een te beknellende beperking van de lokale autonomie, maar we nemen die argumentatie toch graag met een stevige korrel zout. Het verleden leert dat lokale overheden niet altijd in staat waren om hun financiën correct te beheren. Voor de politiehervorming was het bekend dat sommige gemeenten erg weinig middelen besteedden aan politie. Nadien waren ze verwon-derd dat de globaal opgelegde normen tot aanzienlijk grotere uitgaven leidden. Op lokaal vlak wordt men ook rechtstreekser geconfronteerd met het NImBY syndroom

Page 90: Onmisbaar Openbaar

3. DE TOEKOMST VOORBEREIDEN 89

(‘Not in my backyard’, een begrip om aan te duiden dat veel mensen wel gebruik willen maken van voorzieningen, maar er geen hinder van willen ondervinden). Hoe moet men bijvoorbeeld op lokaal niveau beslissingen nemen over grote infrastructuur-werken zoals de Oosterweelverbinding, als men tegelijk verwacht dat heel Vlaanderen mee betaalt omdat de investering van groot belang is voor de logistiek in ons land?

Zonder algemene kadering van de lokale autonomie op basis van te bereiken doel-stellingen, kan men vandaag niet meer spreken van een goed opgevatte lokale au-tonomie. In de toekomst zal men daarom meer belang hechten aan de onderlinge vergelijking van prestaties van lokale overheden. Sinds 2005 worden diverse mate-ries via de website lokalestatistieken.be in kaart gebracht op gemeentelijke basis. In Nederland staat men op dit vlak al wat verder (zie de site waarstaatjegemeente.nl).

Voor de hogere overheid lijkt het er soms op dat het gemakkelijker is om de uit-voering van het beleid aan te sturen via nochtans private vzw’s dan om lokale be-

Figuur 10 - Aantal gemeenten naargelang aantal inwoners

0 %

10 %

20 %

30 %

40 %

50 %

60 %

70 %

80 %

90 %

100 %

België Vlaanderen Nederland Frankrijk

> 200 000

< 200 000

< 100 000

< 50 000

< 25 000

< 10 000

< 5000

< 1000

Bron: ADSEI, Insee, Metatopos

Page 91: Onmisbaar Openbaar

90 ONMISBAAR OPENBAAR

sturen in te schakelen. Dit komt omdat de non-profit sector financieel veel vaster in de greep zit van die hogere overheid: centra voor algemene welzijnszorg (CAW) bijvoorbeeld moeten jaarlijks bewijzen dat ze hun doelstellingen realiseren en wor-den financieel gedwongen in een pad van schaalvergroting, zo niet riskeren ze hun erkenning te verliezen. In vergelijking daarmee wordt de autonomie van lokale be-sturen veel meer gerespecteerd.

evolueren naar een organisatie in netwerk

De komende jaren moeten overheidsdiensten veel meer evolueren naar een onderling samenhangende organisatie. Openbare diensten moeten werken als een goed op elkaar inspelend netwerk, niet als een geheel van afzonderlijke diensten naast elkaar.

De afgelopen jaren zijn al veel initiatieven genomen om te komen tot meer infor-matie-uitwisseling tussen overheidsdiensten. Dit maakt in een reeks gevallen betere controles mogelijk over de toepassing van de regelgeving. Sociale inspectiediensten bijvoorbeeld maken daar gebruik van. Het beheer van de gezondheidsuitgaven zou vandaag echt niet mogelijk zijn zonder onderlinge samenwerking en gegevensuit-wisseling tussen een hele reeks actoren. Bij dit alles gaat het om veel meer dan om zaken van beheer. Ook de burger is rechtstreeks betrokken partij. Via de website rechtenverkenner.be wil de Vlaamse overheid aan de bevolking een zo volledig mogelijk en gepersonaliseerd overzicht geven van sociale rechten, premies en an-dere voordelen op het vlak van onderwijs, arbeid, wonen, welzijn, energie, vervoer, justitie, … Naast specifieke portaalsites, zoals werk.be, geeft dit meteen een ander beeld over de transparantie en toegankelijkheid van informatie en dienstverlening bij de overheid.

Op dit vlak moeten we ambitieus tewerk gaan. We moeten evolueren naar systemen waardoor het mogelijk wordt dat mensen automatisch rechten worden toegekend naargelang hun situatie. In 2011 kon de fiscus (eindelijk) voor het eerst een ingevuld voorstel van belastingaangifte bezorgen aan meer dan 700 000 belastingplichtigen. Nu gaat het nog om de eenvoudige aangiftes van vooral gepensioneerden en mensen die alleen een vervangingsinkomen genieten. In de toekomst moet dit worden uitge-breid. Deze aanpak moet verder worden ontwikkeld en uitgebouwd ook in andere domeinen. Op die manier wordt het contact tussen de burger en de overheidsdienst geen administratieve last meer, maar kunnen we evolueren tot een situatie waarbij de burger verwonderd is van de klantgerichte aanpak die hem wordt aangeboden.

Page 92: Onmisbaar Openbaar

3. DE TOEKOMST VOORBEREIDEN 91

Dergelijke concepten vergen natuurlijk wel een totaal andere invulling van de sa-menwerking tussen overheidsdiensten en non-profit organisaties. Het geheel fun-geert dan veel meer als een netwerk ten dienste van de bevolking. In de openbare sector moeten we stapsgewijs evolueren naar die meer geïntegreerde benadering van de dienstverlening aan de burger. Het zal mensen worst wezen of hun ‘dossier’ wordt afgehandeld door de gemeentelijke, gewestelijke of federale overheid. Ze willen vooral gemakkelijk en op de manier die hen best past (persoonlijk contact, telefonisch, internet, …) een vlotte en persoonlijke service krijgen. mensen willen ook een duidelijk overzicht van de bestaande regelingen; niets is zo moeilijk dan je informatie op verschillende plaatsen bijeen te moeten sprokkelen. mensen moeten kunnen rekenen op een correcte en gelijke behandeling. Willekeur of favoritisme is in de openbare sector uit den boze.

Beslissen hoe dit soort administratieve processen best verloopt, is vaak een zaak van ‘checks and balances’. Verschillende belangen moeten daarbij worden af-gewogen. Hierover opties nemen is de taak van de politiek. De administratie or-ganiseert zich vervolgens best zo dat de burger geen nadeel ondervindt van de interne mechanismen. met de huidige IT-mogelijkheden kan dit technisch geen probleem zijn. We moeten deze mogelijkheden aanwenden om de dienstverle-ning te verbeteren.

Ook al leven we in een tijd met vele mogelijkheden door de informatica, in veel gevallen blijft persoonlijk contact belangrijk. Veel mensen verwachten zelfs van de overheid dat zij de mogelijkheden op een persoonlijk contact verruimt en verbetert. Een meer geïntegreerde aanpak houdt ook een hefboom in om de overheidsdien-sten dichter bij de burger te brengen. Om dit te realiseren zou men best de lokale overheden maximaal inschakelen, ongeacht de materie of de soort van dienstverle-ning. De informatisering moet de lokale overheid toelaten veel meer dan vandaag op te treden als allround face-to-facedienstverlener aan de burger. Als vandaag gemeentebesturen de lokale antennes van de overheid zijn in de afhandeling van bouwaanvragen of de aflevering van paspoorten, waarom zouden ze dit morgen niet kunnen zijn op andere domeinen? Werkwinkels zijn vandaag al de toegangs-poort voor arbeidsmarktproblemen. Het sociaal huis (sinds mei 2009 moet in ie-dere gemeente een sociaal huis gerealiseerd zijn) is de plek waar burgers terecht kunnen met vragen rond de sociale dienstverlening in hun gemeente, buurt of wijk. Waarom zouden we lokale besturen niet meer uitbouwen tot allround contactpunten ter versterking van de dienstverlening aan de burger?

Page 93: Onmisbaar Openbaar

92 ONMISBAAR OPENBAAR

Eerder dan te streven naar die modernere, meer eigentijdse invulling, vertrekkend van de service aan de burger, kibbelt men vandaag veel te veel over taakafbakening en rolverdeling. Hoeft het dan te verwonderen dat men kampt met verkokering en gebrek aan een geïntegreerde visie?

Page 94: Onmisbaar Openbaar

3. DE TOEKOMST VOORBEREIDEN 93

r e s p O n sa b i L i s e r i n G e n

b e h e e r st eC h n i e k e n

Nu krijgen die ambtenaren de kans niet om het beleid ook echt uit te voeren. De overheid moet ook meer oog hebben voor de kwaliteit van onze ambtenaren.

MARC BuELENS, PROfESSOR MANAGEMENT

Wie weinig vertrouwd is met de openbare sector realiseert het zich onvoldoende: openbare diensten werken op basis van totaal andere mechanismen dan bedrijven. Dit verklaart mee waarom sommige topmanagers uit het bedrijfsleven het wel eens moeilijk hebben om te aarden in de openbare sector. men moet goed de specifieke verhouding tussen de overheidsdienst en het politieke gebeuren inschatten.

In een bedrijf lijkt de aansturing relatief simpel: belangrijke toetsstenen zijn de winst- of verliescijfers, de evolutie van omzet en marktpositie, de kostenfactoren, de productont-wikkeling, de prijszetting en marketing, het personeel en de geografische positionering.

In de openbare sector moet men rekening houden met een specifieke context:

• de politieke realiteit: politici willen uitvoering zien van hun opties, ook al is dit niet noodzakelijk wat rationeel gesproken de prioriteit is;

• situaties veranderen: beslissingen zijn vaak het resultaat van politieke com-promissen, waardoor de besluitvorming wel eens langer duurt;

• wie verantwoordelijk is voor de uitvoering en realisatie is meestal niet betrok-ken bij de besluitvorming;

• …

Page 95: Onmisbaar Openbaar

94 ONMISBAAR OPENBAAR

Het belang van het democratisch draagvlak voor de aansturing van openbare dien-sten is even duidelijk.

Eigen aan de context in ons land is zeker de positie van de politieke kabinetten. Elsa Pilichowski (OESO) schrijft in haar doorlichting van de administratie onomwonden dat zij in andere landen geen grotere invloed heeft gezien van politieke kabinetten dan in ons land.42

moet er eerst een ongeluk gebeuren?

De aanpak vanuit de politiek is soms erg incidenteel. De dioxinecrisis (1999) heeft geleid tot de modernisering van het voedselagentschap; de affaire Dutroux (1996) tot de politiehervorming en aanpassingen bij Justitie; de brand bij Ghislenghien (2004) tot een nieuwe wet op de brandweerhervorming. Soms zijn situaties zo erg, de maatschappelijke verontwaardiging zo groot, dat de politieke reactie meteen een sterke impuls geeft. Maar soms blijft een dergelijk initiatief ook steken: de wet van 2007 op de brandweerhervorming bijvoorbeeld is nog steeds niet uitgevoerd! Dit is eigenlijk onaanvaardbaar.

In een reeks gevallen is er een duidelijke mismatch tussen allerlei overwegingen en normale beleidsvoering, waar maar traag aan wordt verholpen. Enkele voor-beelden:

• We staan vandaag voor grote inspanningen op het vlak van het onderhoud van wegen, omdat er jarenlang te weinig is in geïnvesteerd. Dit gebrek aan instandhoudingsinvesteringen is nochtans al langer bekend, maar vandaag hebben we ‘een probleem’. Een inhaalprogramma is in uitvoering. Had men de afgelopen decennia niet beter wat meer geanticipeerd?

• Het parlementair onderzoek over het veiligheidsbeleid van de spoorwegen, naar aanleiding van de treinramp in Buizingen, is ontluisterend. Het rapport van februari 2011 stelt dat ‘Tijdens de onderzochte periode (1982-2010) het niveau van de spoorwegveiligheid geen verbeteringen van betekenis heeft ondergaan. Hiervoor is vandaag geen enkelvoudige verantwoordelijkheid toe te wijzen. Het is het resultaat van een gedeelde verantwoordelijkheid van zowel de politiek verantwoordelijke voogdijministers als de opeenvolgende raden van bestuur en managers. Ook het Parlement is tekortgeschoten in zijn controlerende taak.43

Page 96: Onmisbaar Openbaar

3. DE TOEKOMST VOORBEREIDEN 95

• men kan 2,5 jaar vooraf schatten wat de noden zijn aan kleuterklassen. maar waarom dan al die toestanden van ouders die een ‘run’ op hun kleu-terschooltje doen?

• Tijdens de winter krijgen we steevast af te rekenen met serieuze overstromin-gen. De problemen voor de mensen en het economische verlies zijn enorm. Het milieurapport Vlaanderen44 leert dat er in ons land meer overstromingen zijn dan vroeger. Tussen december 1993 en maart 2003 deden 241 van de 309 gemeenten in Vlaanderen een beroep op het Rampenfonds voor tussen-komst na overstromingen. Het is dus een algemeen fenomeen. Dit heeft voor-al te maken met wijzigingen in bodemgebruik, bevolkingsaantallen, … Men verwacht dat die tendens nog zal toenemen (niet alleen bij ons, maar zelfs in Europa). Doorrekening van verschillende klimaatscenario’s geeft aan dat het debiet in onze rivieren in de wintermaanden zal toenemen. Voor de Schelde zou dit vooral stroomopwaarts van Dendermonde tot meer overstromingen leiden, zeker wanneer de verhoogde rivierafvoer zich voordoet in een periode van waterverzadigde bodems. Nemen we wel voldoende voorzorgen nu we dit allemaal weten? Het Sigmaplan is uitgewerkt om eraan te verhelpen. men voorziet in een stapsgewijze realisatie tegen 2030. De uitvoering van dit plan zit op schema, maar de komende 10 jaar zullen we dus nog waterellende kennen.

toenemend belang beheerscontracten

Er is de afgelopen jaren wel wat veranderd in de relatie tussen politiek en adminis-tratie. Soms klaagt de politiek zelfs dat men te weinig greep heeft op de administratie (bijvoorbeeld als het gaat om milieuvergunningen, kunsthistorisch patrimonium of urbanisatie). Hoe langer hoe meer wordt omschreven wat men van de administratie verwacht. Dit gebeurt in bestuursovereenkomsten, managementplannen, … noem maar op. Die techniek is eerst toegepast in overheidsbedrijven45 en nadien uitge-breid tot de sociaal zekerheidsparastatalen46 en de Vlaamse administratie. federale Overheidsdiensten (de vroegere ministeries) zetten hun eerste stappen op dit vlak.

Het is geen eenvoudige zaak dit soort beheerscontracten op punt te stellen. Naargelang de doelstellingen die men bepaalt, stuurt men de betrokken diensten aan. Daarom wordt de doelmatigheid van die techniek meer en meer onderzocht door het Rekenhof. Voor sociaal zekerheidsinstellingen bleek uit een eerste onderzoek door het Rekenhof in 2004, dat het accent vooral lag op de uitvoering van de reglementaire bepalingen rond de begroting, de boekhouding en de rekeningen. Op basis daarvan zijn de

Page 97: Onmisbaar Openbaar

96 ONMISBAAR OPENBAAR

regels bijgespijkerd voor de berekeningswijze van de beheerskredieten, de rubrice-ring van de kosten, de begroting, de boekhouding en de rekeningen. Een tweede audit in 2005 onderzocht de mogelijkheden om tot meer transversale indicatoren te komen. De verschillen tussen de instellingen onderling waren zo groot dat een onderlinge vergelijking niet echt mogelijk was. In de jongste reeks beheersovereen-komsten is iedere instelling haar eigen reeks indicatoren verder blijven ontwikkelen. Het Rekenhof meent dat er op het vlak van de vastlegging van de middelen weinig efficiëntieverbetering is, ondanks de verbintenis van de instellingen om tot een sys-teem van analytische boekhouding en van kostenopvolging te komen.

Verder hebben de instellingen vooral inspanning gedaan op het vlak van interne controle en uitbouw van interne auditcellen. Dit bevordert uiteraard de zekerheid en betrouwbaarheid van het beheer.

Je kunt je de vraag stellen of men altijd goed is omgegaan met die relatie tus-sen politiek en administratie. Professor Marc Buelens van de Vlerick Gent Leuven management School vindt alvast dat de ambtenarensector te veel wordt verwaarloosd. Het management in de overheidssector staat volgens hem voor grote uitdagingen. Hij vreest dat door de opeenvolgende crisissen in ons land de architectuur van ons ambtelijk apparaat erg verzwakt is. ‘We zouden naar een model moeten streven waarbij politici een beleid op lange termijn uitdenken dat nadien aan de ambtena-ren wordt overgelaten. Nu krijgen die ambtenaren de kans niet om het beleid ook echt uit te voeren. De overheid moet ook meer oog hebben voor de kwaliteit van onze ambtenaren’, aldus professor Buelens.47

de rollen duidelijker stellen

Willen we tot een slagkrachtige overheid komen, dan moeten we uiteindelijk in het hart van de machine kijken: hoe kan men uitgaven doelmatiger inzetten? Hoe kun-nen we onze werkprocessen verbeteren? Hoe zorgen we voor kwalitatieve dienst-verlening? Hoe kunnen we de personeelsnoden objectiveren? (de techniek van werklastmetingen biedt hier soelaas, mits hij behoorlijk wordt toegepast). Hoe zor-gen we voor betrokkenheid en begeleiding van het personeel en hoe komen we tot een goed werkend sociaal overleg? Hoe zetten we aan tot dynamiek en innovatie?

Om dit goed aan te pakken moet de rol van het beleid en die van de openbare diensten duidelijk afgesproken zijn. Politiek verantwoordelijken moeten ervoor zorgen

Page 98: Onmisbaar Openbaar

3. DE TOEKOMST VOORBEREIDEN 97

dat de doelstellingen duidelijk zijn, moeten het globaal kader aangeven dat daar-bij in acht genomen moet worden (de spelregels), moeten de beschikbare midde-len bepalen (begroting) en moeten mee bewaken of de verwachtingen wel degelijk worden gerealiseerd. Overheidsdiensten van hun kant moeten ervoor zorgen dat de verwachtingen in praktijk worden omgezet. Zonder responsabilisering van over-heidsdiensten en beheersautonomie komt men er echt niet. Beide moeten de basis vormen voor transparantie en interne dynamiek. Dit mag gerust gebeuren vanuit een ambitieuze en positieve visie. Ze moet wel goed worden geëxpliciteerd, zodat men weet in welke richting men evolueert. Die responsabilisering is alleen maar geloofwaardig als ze samengaat met vertrouwen, correctheid, verantwoording en loyauteit. Dit vergt een stevige aanpassing van de cultuur, zowel tussen de politiek en overheidsdiensten, als binnen de openbare diensten zelf. Ze moet ook worden ingebed in een aantal weloverwogen gemeenschappelijke opties. Invulling geven aan die leidraad, moet het voor openbare diensten mogelijk maken om stappen vooruit te zetten, op weg naar een modernere en meer eigentijdse overheid.

Page 99: Onmisbaar Openbaar
Page 100: Onmisbaar Openbaar

44 . k wa L i t e i t

va n d i e n st-v e r L e n i n G

Page 101: Onmisbaar Openbaar

100 ONMISBAAR OPENBAAR

Page 102: Onmisbaar Openbaar

4. KWAlITEIT VAN DIENSTVERlENING 101

h O e d O e n w e h e t ?

Van je klanten houden betekent dat je hun loyauteit moet verdienen door ze waar voor hun geld te bieden en hun emoties en hun ziel te raken.

PHILIP KOTLER, AMERIKAANS PROfESSOR MARKETING

toppers en flops?

Over de kwaliteit van de werking van openbare diensten kan je geen algemene uitspraken doen. Er zijn ongetwijfeld verschillen naargelang de situaties. Die voor-zichtigheid is niet ingegeven door de vrees te moeten blozen. Tal van overheids-diensten zetten mooie realisaties neer. De prestaties in het beheer van sociaal ze-kerheidsparastatalen staan buiten kijf. mocht het informaticanetwerk bij de fiscus of justitie werken als dit van de sociale zekerheid, we zouden mijlen verder staan. Of nog: als we in ons land prima scores halen op het vlak van lage kindersterfte, is dit grotendeels de verdienste van de jarenlang opgebouwde aanpak van Kind & Gezin. Instellingen die met voldoende autonomie kunnen werken, slagen er in veel gevallen in goede prestaties neer te zetten.

Daarnaast zijn er ook situaties waar de dienstverlening en de interne werkprocessen best verbeterd kunnen worden.

Anders dan sommigen het graag voorstellen, is dit verschil in situaties helemaal niet eigen aan de openbare sector. Ook in het bedrijfsleven klaagt men, vooral in grote ondernemingen, wel eens over de interne bureaucratie. Toegegeven, de zweepslag van het winststreven onder druk van de concurrentie, geeft in het bedrijfsleven een sterke drive. maar men mag niet uit het oog verliezen dat doelstellingen rond winst-

Page 103: Onmisbaar Openbaar

102 ONMISBAAR OPENBAAR

streven, kostenbeheersing of marktaandeel, gemakkelijker meetbaar zijn dan de maatschappelijk te realiseren doelstellingen van overheidsdiensten. Wie aanvoert dat de overheid slecht werkt, vraagt zich best ook af of het bedrijfsmodel dat de fi-nanciële wereld gebruikte, zoveel beter was. De gevolgen van de bankencrisis sinds 2008 zijn alvast niet te overzien.

Ook in andere landen gooit de overheid soms de handdoek in de ring. In Nederland gaat de douane, bij gebrek aan mankracht, het Nederlandse bedrijfsleven certifi-ceren, zodat het zelf verantwoordelijk wordt voor de volledige controle en levering van goederen en diensten aan de Verenigde Staten. De Nederlandse douane ‘skipt’ dus eigenlijk haar opdracht. De Verenigde Staten dreigen om geen goederen meer in ontvangst te nemen van landen die geen 100 % veilige controle kunnen waar-borgen. In Nederland maakt men daar de bedrijven zelf voor verantwoordelijk.

Ter vergelijking: de grote baas van de douane in ons land verklaarde in de Kamer dat hij in 2013, 708 voltijdse medewerkers te weinig zal hebben om de opdrachten goed uit te voeren. Het toezicht in de havens en luchthavens zal daar volgens hem onder lijden. De douane is van plan het tekort aan personeel op te vangen door minder controles op de weg.48 Weten we ondertussen wel waarmee we bezig zijn?

hoe meet je?

De effectiviteit van de overheid kun je proberen te meten door de realisaties en be-paalde doelstellingen af te wegen. maar de doelstellingen van overheden zijn vaak te vaag en omvattend om die techniek te gebruiken. De relatie tussen productiepro-cessen en effecten is vaak minder direct. Daarenboven moet men oog hebben voor de effecten zowel op korte als op lange termijn. maatschappelijke effecten zullen zich pas op langere termijn manifesteren. Het meten van prestaties van de publieke sector kan maar goed gebeuren als men rekening houdt met een diversiteit aan indi-catoren. Verschillende stakeholders zullen prioriteiten nu eenmaal anders definiëren.

Naargelang het type indicatoren dat men gebruikt, komt men tot andere resultaten.49 Empirisch onderzoek over het verloop van bouwaanvragen in 20 middelgrote gemeen-ten leert dat als het na te streven doel goed wordt omschreven (= het verwachtings-patroon), medewerkers rekening houden met dit doel. Als de te bereiken doelstellin-gen niet geëxpliciteerd zijn, wordt wat de manager wil bereiken minder gerealiseerd. medewerkers laten zich dan vooral leiden door hun eigen individuele voorkeuren.

Page 104: Onmisbaar Openbaar

4. KWAlITEIT VAN DIENSTVERlENING 103

Internationale prestatie-indicatoren zijn zeker in de pers populair omdat ze een-voudig kunnen worden gebruikt en tot de verbeelding spreken. Sommige van die hitparades die door diverse centra worden uitgewerkt, zijn nochtans zo goed als op drijfzand gebaseerd. Vaak gaan ze uit van erg subjectieve inschattingen door een handvol personen. Wetenschappers geven aan dat er omzichtig moet worden omgesprongen met dit soort gegevens, zeker omwille van de gebruikte metho-des. Maar ook omdat men vaak appelen met peren vergelijkt. Daarenboven is het aggregatieniveau op macroniveau onvoldoende om rekening te houden met bijvoorbeeld de politiek administratieve cultuur of de verschillen in staatsstruc-tuur.50 Men zou eerlijker moeten communiceren over de beperkingen van dit soort internationale vergelijkingen. De pers vergeet dit liever, omdat ze liever uitpakt met spectaculaire gegevens of omdat ze de situatie liever dramatiseert. Hoewel men rekening moet houden met die beperkingen, geven analyses aan dat België relatief efficiënt is op het vlak van gezondheidszorg. Over het geheel genomen is het Belgische onderwijssysteem duurder maar ook beter dan het Europese gemid-delde. Een analyse op basis van een beperkte reeks indicatoren wijst evenwel uit dat de Franstalige onderwijssector inefficiënt is, terwijl de Vlaamse Gemeenschap beter scoort. Op het vlak van openbare orde en veiligheid zouden nog belangrijke vorderingen gemaakt kunnen worden, zowel om de dienstverlening te verbeteren, als om de kosten te beperken.

De Wereldbank onderneemt sinds 1996 een genuanceerde poging om de kwaliteit van het overheidsbestuur in beeld te brengen. Ze hanteert daarvoor onderzoek op basis van 6 dimensies:

• betrokkenheid en verantwoording (waarbij mogelijkheden om de regering aan te duiden, meningsvrijheid, vrijheid van vereniging en persvrijheid van belang zijn);

• politieke stabiliteit en afwezigheid van geweld;• effectiviteit van de overheid;• kwaliteit van regulering;• rechtszekerheid (rule of law);• controle over corruptie.

Elk criterium wordt uitgezet op een schaal van -2,5 tot 2,5. Hogere cijfers wijzen op een beter resultaat.

Page 105: Onmisbaar Openbaar

104 ONMISBAAR OPENBAAR

Figuur 11 - Positie van België volgens onderzoek van de Wereldbank over de kwali-teit van het overheidsbestuur

0

0,5

1

1,5

2

2,5 Accountability

Politieke stabiliteit

Effectiviteit overheid

Kwaliteit regulering

Rule of law

Strijd corruptie

BELGIE FRANKR. DUITSL. ZWEDEN VER. K.

Bron: Wereldbank, http://info.worldbank.org/governance/wgi/index.asp

Ook al moet men bij de interpretatie van die scores rekening houden met een zekere foutenmarge, afgaand op die gegevens, plaatst ons land zich globaal gesproken relatief op het niveau van Frankrijk.

Op het vlak van effectiviteit van het overheidsoptreden of van openheid, scoren we ongeveer zoals de ons omringende landen. Op punten als kwaliteit van de re-glementering of rechtszekerheid, is er ruimte voor verbetering in vergelijking met andere landen.

We denken dat meer dan internationale vergelijkingen, interne onderlinge bench-marking van openbare diensten aan belang zal winnen. In de toekomst wordt het bij wijze van spreken gemeengoed om de prestaties van bijvoorbeeld logistieke diensten te vergelijken van soortgelijke overheden (bijvoorbeeld tussen gemeenten met een soortgelijk profiel; tussen verschillende parketten van rechtbanken, …).

Page 106: Onmisbaar Openbaar

4. KWAlITEIT VAN DIENSTVERlENING 105

k wa L i t e i t s b ewa k i n G

Je hebt veel tijd en energie nodig om een klant te winnen. Een klant ver-liezen duurt maar enkele seconden.

MARKETINGWIJSHEID

Als je vraagt aan de mensen in de straat: Wat verwacht je van je gemeentebestuur bij het indienen van een bouwaanvraag? Van de post? Van de mannen die het vuilnis ophalen? … Het antwoord zal steevast draaien rond een goede dienstverlening. Dit is eigen aan de gebruiksgerichte opstelling die de afgelopen jaren aan belang heeft gewonnen. We weten het wel, voor een belastingcontroleur of een politieman die je op de bon gooit, zal ook Jan Modaal wel gemengde gevoelens koesteren. Maar mits een correcte behandeling, erkent iedereen het belang van dit soort controlefuncties.

meer aandacht schenken aan de service aan de burger is de afgelopen decennia een van de meest belangrijke ontwikkelingen in de openbare sector. Dertig jaar terug stond de correcte toepassing van procedures en reglementen volledig voorop in de aanpak van overheidsdiensten. De correcte en gelijke toepassing van reglementeringen al-lerhande is natuurlijk ook vandaag nog steeds erg belangrijk voor overheidsdiensten. maar veel meer dan vroeger staan vandaag klantgerichtheid en aandacht voor de gebruiker (burger, onderneming, …) voorop in de aanpak van openbare diensten.

Dit brengt mee dat diverse vormen van kwaliteitsmeting hoe langer hoe meer in-gang krijgen in de openbare sector. Overheidsbedrijven, parastatale instellingen en de centrale overheid (zowel Vlaamse als federale) staan op dit vlak verder dan men vaak denkt. In zowat alle jaarverslagen van overheidsdiensten van enige omvang vind je gegevens over een of andere vorm van kwaliteitsmeting. De komende jaren komt het er ongetwijfeld op aan die techniek ruimer te gebruiken en te verbeteren.

Page 107: Onmisbaar Openbaar

106 ONMISBAAR OPENBAAR

In de Vlaamse lokale besturen daarentegen is globaal genomen het gebruik van kwaliteitsmanagementtechnieken relatief laag.51 De grote meerderheid van de lo-kale besturen is op een of andere manier bezig met klachtenbehandeling. In 2008 werkte slechts iets meer dan de helft van de gemeenten met een echt systeem van kwaliteitsmeting. Grotere besturen implementeren vaker kwaliteitsmanagementtech-nieken dan kleinere besturen en OCMW’s doen dit vaker dan gemeenten. Terwijl 70 % van de gemeenten nog nooit een gebruikersbevraging heeft georganiseerd en ook geen plannen heeft om dit te doen, heeft bijna 70 % van de OCmW’s juist wél ervaring met dergelijke bevragingen. Het kwaliteitsdecreet van 2007 is een be-langrijke factor om het verschil tussen beide soorten besturen te verklaren.

Het onderzoek over de lokale besturen leert dat te veel wordt gefocust op de korte termijn. De politieke overheid zou volgens een deel van de respondenten voor-namelijk bezorgd zijn om het behalen van zichtbare resultaten op korte termijn. Bovendien zouden de regelgeving en de beperkte financiële middelen organisaties dwingen om zich vooral bezig te houden met het hoogstnoodzakelijke en met wat de organisatie verplicht moet uitvoeren. lokale besturen staan nog niet heel ver met de introductie van moderne managementtechnieken, maar ze zijn wel op weg. Deze weg wordt meestal trager afgelegd dan decretaal is bepaald. Bovendien gaat lang niet elk bestuur even snel vooruit. Er is dus nog werk aan de winkel.

De theorie zegt dat het opleggen van bepaalde innovaties een effect heeft op het gebruik. maar wanneer een decretale verplichting de voornaamste motivatie vormt om een techniek toe te passen, zullen organisaties zich daar alleen naar buiten toe aan conformeren. Ze zullen hun interne werking er niet of maar in beperkte mate aan aanpassen. Het doel dat men nastreeft, schiet men dan natuurlijk voorbij.

externe audit voor lokale en provinciale besturen in vlaanderen?

lokale besturen bieden een verscheidenheid van diensten en producten aan: ze zijn betrokken in procedures voor bouwvergunningen, ondersteunen en organiseren culturele activiteiten en gemeenschapsinitiatieven, zorgen voor de groenvoorzieningen langs openbare wegen (met een eigen technische dienst of op basis van uitbesteding), zijn verantwoordelijk voor huisvuilophaling, …

Page 108: Onmisbaar Openbaar

4. KWAlITEIT VAN DIENSTVERlENING 107

VlABEST (de Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken) stelt voor externe au-dits in te voeren voor lokale en provinciale besturen. Lokale besturen zouden een beleids- en beheerscyclus moeten ondergaan (beleid, planning en bud-get, organisatiebeheersing, rapportering). Deze zou dan idealiter worden afgesloten met een ‘single audit’ (= alle vormen van evaluatie en controle gebeuren op een gecoördineerde manier, zonder overlapping).

Het Provinciaal en lokaal Auditbureau Vlaanderen (PlAV) is hiertoe voor-zien. Het PlAV zou ressorteren onder het Vlaams Parlement (analoog met de Interne Audit van de Vlaamse Administratie) en een aantal privébureaus (bv. bedrijfsrevisoren) certificeren.

VLABEST adviseert om de externe audit driejaarlijks te laten uitvoeren. Op die manier is er een realistische instapperiode en wordt elk bestuur twee maal per legislatuur gecontroleerd. Het volledige auditsysteem zou tegen 2020 op kruissnelheid moeten draaien.

klantenbevragingen

Ook al wordt in de overheidssector hoe langer hoe meer gebruik gemaakt van klan-tenbevragingen, probleem is wel dat de resultaten niet altijd gemakkelijk onderling vergelijkbaar zijn. Vaak is het niet erg duidelijk hoe de kwaliteit van de dienstverle-ning best wordt gemeten.

Een voorbeeld uit de zorgsector: volgens de Euro Health Consumer Index (EHCI) scoren onze buurlanden beter dan ons land op het vlak van gezondheidszorg. Ons land scoort in de index zeer goed op het vlak van wachtlijsten en toegankelijkheid van verzorging, maar minder goed op het vlak van informatisering, ziekenhuis-infecties en zelfdodingen. Ons land scoort ook slecht door het hoog gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen. Wie er de nationale gezondheidsenquête op na slaat, stelt nochtans vast dat 95 % van de bevolking (matig tot zeer) tevreden is over de dienstverlening door zorgverleners. Onze tevredenheidsscores zijn de hoogste van Europa, omwille van de grote keuzevrijheid en kwaliteit van de zorgverstrek-kers. Naargelang de gehanteerde criteria komt men dus tot andere vaststellingen.

Page 109: Onmisbaar Openbaar

108 ONMISBAAR OPENBAAR

Een gevoelig punt is ongetwijfeld de kwaliteit van de dienstverlening van het open-baar vervoer.

De Eurostat Urban Audit vergelijkt de kwaliteit van het stedelijk openbaar vervoer. Op het vlak van de tevredenheid van burgers over het openbaar vervoer scoort Antwerpen internationaal eerder goed. Brussel helemaal niet. luik zit in een middenpositie.52 Een duidelijk punt van kritiek is de stiptheid van de treinen. Openbaar vervoer met de trein is in ons land wel goedkoper dan in de meeste ons omringende landen.

Tabel 7 - Vergelijking van de evolutie van kostprijs voor openbaar vervoer met de trein in enkele landen (bedragen in euro)

Land Traject Kost 2005 Kost 2011 Evolutie

SpanjeBelgiëNederlandDuitslandFrankrijk

Barcelona – GironaKapellen – Brussel NoordRotterdam – Amsterdam Frankfurt – ludwigshafen Tours – Angers

5,27,1

12,414,614,7

26,508,20

13,4017,4017,40

+500 %+15 %

+8 %+19 %+18 %

De afgelopen jaren is justitie vaak op een trieste manier in de media gekomen. Dit straalt duidelijk af op de manier waarop de burger justitie ziet. De justitiebarometer meet nu voor de derde keer de opstelling van burgers. Daarvoor werden 3300 Belgen bevraagd. Waar in 2007 nog 66 % van de bevraagden antwoordde vertrouwen te hebben in Justitie, is dit in 2010 teruggevallen tot 61 %. Justitie zit daarmee in de groep instellingen met terugvallend vertrouwen, samen met de ‘religieuze instellin-gen’ en het ‘parlement’ (dat laatste heeft wellicht te maken met de politieke crisis). Die trend verschilt manifest van de evolutie bij de politie: die scoort opnieuw beter op het vlak van vertrouwen dan bij vorige metingen. Een positief punt in de analyse is wel dat mensen die in aanraking komen met justitie meer dan voorheen zeggen tevreden te zijn over de behandeling. Toch zijn ook hier verbeteringen mogelijk: de wachttijden en communicatie (met onbegrijpelijk taalgebruik) zijn zwakke punten.

Als mensen worden ondervraagd over hun tevredenheid over diverse dienstverlenin-gen, dan valt in verschillende domeinen de dalende trend op. Budgettaire beperkin-gen waarmee overheden de komende jaren zullen te maken hebben, doen daarom het ergste vrezen. De uitdagingen om tot een kentering ten goede te komen, in het belang van de burger, zijn meteen duidelijk.

Page 110: Onmisbaar Openbaar

4. KWAlITEIT VAN DIENSTVERlENING 109

Tabel 8 - Evolutie van de tevredenheid van burgers met voorzieningen, in %

2010 2007 Evolutie

Ont

evre

den

Tevr

eden

Ont

evre

den

Tevr

eden

Ont

evre

den

Tevr

eden

Huisvuilvoorzieningen 4,8 85,2 8,9 82,0 -4,1 3,2

Culturele voorzieningen 2,9 79,0 2,6 82,5 0,3 -3,5

Onderwijs 6,8 73,4 6,9 78,0 -0,1 -4,6

Gezondheidsvoorzieningen 7,4 72,0 6,6 77,6 0,8 -5,6

Openbaar groen 7,2 71,6 7,9 76,2 -0,7 -4,6

Sportvoorzieningen 4,8 70,7 6,4 74,7 -1,6 -4,0

Openbaar vervoer 18,5 53,8 15,9 62,2 2,6 -8,4

Jongerenvoorzieningen 10,5 52,1 10,9 58,3 -0,4 -6,2

Bejaardenvoorzieningen 16,5 51,4 20,2 50,8 -3,7 0,6

Kinderopvang 11,3 48,8 13,8 20,3 -2,5 28,5

Begeleiding werklozen 24,5 31,2 22,7 41,3 1,8 -10,1

Staat fiets- en voetpaden 46,2 27,8 39,4 38,3 6,8 -10,5

Opvang en begeleiding armen 36,5 20,5 35,0 26,2 1,5 -5,7

Opvang en begeleiding vreemdelingen 32,8 00 28,3 26,7 4,5 -6,7

Staat wegen 55,7 16,8 30,1 41,9 25,6 -25,1

Bron: Vlaanderen in actie/nlapps/data/docattachments/18_overheid.pdf

Er is een belangrijk verschil in opstelling naargelang mensen worden ondervraagd over hun algemene tevredenheid, dan wel over een zeer concrete dienst. Tal van overheidsdiensten halen prima cijfers in tevredenheidsenquêtes bij gebruikers.

heb je vertrouwen in de overheid?

We weten dat tevredenheid over voorzieningen ook te maken heeft met het vertrou-wen dat men heeft in de politiek. En daar is het niet zo bijster goed mee gesteld. Onderstaande grafiek geeft een beeld van de evolutie op dit vlak.

Page 111: Onmisbaar Openbaar

110 ONMISBAAR OPENBAAR

Figuur 12 - Evolutie van het % van de bevolking dat zegt vertrouwen te hebben in de instellingen

0

10

20

30

40

50

60

2002 2004 2006 2008 2010

% v

an d

e be

volk

ing

Gemeentelijke administratie College Burgemeester en Schepenen

Gemeenteraad Vlaamse regering

Vlaams parlement Vlaamse administratie

Federale administratie Federale regering

Federaal parlement

Bron: Vlaanderen in actie/nlapps/data/docattachments/18_overheid.pdf

Figuur 13 - Evolutie van het aandeel van de bevolking dat zegt vertrouwen te heb-ben in deze instellingen

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Onderwijs Politie Parlement Justitie Pers Religieuze instellingen

2002 (n = 3200) 2007 (n=3210) 2010 (n=3237)

Bron: GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010

Page 112: Onmisbaar Openbaar

4. KWAlITEIT VAN DIENSTVERlENING 111

mensen hebben veel vertrouwen in het onderwijs, nadien volgen politie en gemeen-telijke administraties. De Vlaamse administratie scoort beter dan het gerecht. En zelfs de Europese Commissie vertrouwt men meer dan de federale administratie.

Tegelijk halen overheidsfuncties 4 keer de top 5 van beroepen die men meest ver-trouwt. Die top 5 gaat als volgt: 1 brandweer, 2 dokters, 3 leraars, 4 postbodes en 5 politie.

de ombudsman waakt

Sinds 1995 bestaat er in ons land een systeem van ombudsmannen. Het is uitge-werkt om bij te dragen tot een betere dienstverlening. Sindsdien werd een hele reeks ombudsmannen aangesteld.

De federale ombudsman meent dat een reeks diensten hun opdrachten niet naar behoren uitvoeren omdat zij ontoereikende middelen krijgen. De ombudsman geeft daarbij verschillende voorbeelden: de Dienst voor Alimentatievorderingen, Fedasil, de Dienst Vreemdelingenzaken, de DG Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer, … Om een kwaliteitsvolle dienstverlening aan de burger te garanderen en om haar doelstellingen te bereiken, moet een overheidsdienst uiteraard over toereikende middelen beschikken.53

Het systeem van ombudsmannen raakt meer en meer gekend. logisch dus dat ze meer klachten te verwerken krijgen. De federale ombudsman stelt dat het fout is te denken dat de burger geen begrip kan opbrengen voor de moeilijkheden waarmee de administratie wordt geconfronteerd. De burger verwacht wel om op een volwas-sen manier en met respect behandeld te worden.

Page 113: Onmisbaar Openbaar

112 ONMISBAAR OPENBAAR

w e r k t d e Ov e r h e i d e f f i C i ë n t ?

Waarmee men bezig is, waartoe de efficiëntie moet dienen, is onbe-langrijk geworden. Het gevolg is dat de efficiëntie desastreus kan zijn voor datgene waar het echt om gaat in het menselijk leven.

HERMAN DE DIJN, fILOSOOf

men poneert gemakkelijk dat de overheid efficiënter moet werken. Dit vertaalt zich snel in werken met minder middelen. Dit is nochtans erg kort door de bocht. Op zich is het eenvoudig om met minder middelen te werken, maar ingezette middelen moeten worden gezien in relatie met een output. Naast efficiëntie is vooral doelma-tigheid in het overheidsoptreden van doorslaggevend belang.

Efficiëntie en effectiviteit moeten minder een slogan worden en meer nuance krij-gen. Ernaar streven vergt constante zorg en inzet. Een eenzijdige aanpak vanuit het criterium van de kosten is te beperkt. Een goed werkende overheid is niet louter een zaak van productiviteit en kwantiteit, maar draait vooral rond de bereikte resultaten en kwaliteit. De afweging van prestaties moet op een verstandige manier gebeuren. Er is een realistische afstemming nodig van het verwachtingspatroon: men moet am-bitie hebben, maar verwachtingen moeten realistisch blijven. Democratische over-wegingen kunnen bijvoorbeeld wel eens afwijken van loutere efficiëntieargumenten. Een ‘one size fits all’ oplossing bestaat evenmin. Dit maakt de boodschap naar de buitenwereld wellicht ingewikkelder en moeilijker over te brengen.

De kwaliteit verbeteren van de werking van overheidsdiensten moet op een objec-tieve en transparante manier worden aangepakt en vanuit de positieve bedoeling om bij te dragen tot een betere werking. De maatregelen die men neemt om dit doel te bereiken zullen in dergelijke gevallen ook gemakkelijk door de personeelsleden

Page 114: Onmisbaar Openbaar

4. KWAlITEIT VAN DIENSTVERlENING 113

worden aanvaard. Personeelsleden moeten hoe dan ook betrokken worden bij de realisatie. Als die betrokkenheid er is, zal niemand moeite hebben met aanpassin-gen van de werkprocessen.

Bij het afwegen van de kwaliteit van de werking van diensten, pleiten we ervoor dat meer rekening wordt gehouden met de kwaliteit van de tewerkstelling. Dienstverlening staat of valt met de dienstverleners. Elementen als voldoende personeel, met een goede opleiding, personeel dat kan werken in aantrekkelijke omstandigheden en met interessant of afwisselend werk, zijn daarbij cruciale hefbomen.

actieplan voor een klantvriendelijke vlaamse administratie

De Vlaamse regering keurde een actieplan ‘slagkrachtige overheid’ goed dat omschrijft hoe de regering uitvoering wil geven aan het onderdeel van ‘Vlaanderen in actie’ over een betere werking van de overheid.

Een uitgangspunt van de nota is dat dienstverlening klantvriendelijker zou moeten zijn. De overheid zou meer oplossingsgericht moeten werken. men focust daartoe op het koppelen van databanken om te voorzien in gege-vensuitwisseling. De regering doelt ook op administratieve vereenvoudiging.

Minister Bourgeois wil ook minder ambtenaren. Ondersteunende diensten (personeelsdiensten, ICT, boekhouding) zouden fors worden afgeslankt. Volgens de minister zouden die functies nu 15 op 100 ambtenaren opslor-pen. Die verhouding moet naar 10 op 100, wat neerkomt op een heroriën-tering van 1170 VTE.

Om een en ander te realiseren wordt een reeks projecten naar voren geschoven.

de slogans voorbij

Vooral op Vlaams niveau heeft men de afgelopen jaren nogal gemakkelijk eenvou-dige slogans gebruikt om het beleid uit te drukken: ‘met minder, maar beter betaald’ of nog, ‘geen groei, geen snoei’.

Page 115: Onmisbaar Openbaar

114 ONMISBAAR OPENBAAR

Dat van zulke slogans gebruik wordt gemaakt is best logisch. Een eenvoudige bood-schap, begrijpelijk overgebracht, laat toe een sterk signaal te geven en kan ervoor zorgen dat mensen zich er ook mee identificeren.

Het gaat wel fout als we de slogans niet weten waar te maken. Als ‘geen snoei’ op het terrein wordt tegengesproken door daadwerkelijke lineaire besparingen, is de geloofwaardigheid van de slogan zoek. Als men de afgelopen 10 jaar het personeel van de Vlaamse administratie het vooruitzicht geeft op een vernieuwd verlonings-beleid, maar men het project niet finaliseert, zit men evenzeer met een geloofwaar-digheidsprobleem.

Om een performante overheid te krijgen moeten we de werkprocessen verbeteren, de personeelsnoden objectiveren, zorgen voor een kwalitatieve dienstverlening en aanzetten tot dynamiek en innovatie. Dit vergt onder meer betrokkenheid en be-geleiding van het personeel en een goed werkend sociaal overleg, zeg maar een geloofwaardige aanpak tegenover het personeel.

e-Gov als hefboom

De weerslag die informatica vandaag op de werkprocessen heeft, is ongezien. Informatiebeheer is een grote uitdaging. Dit geldt zeker voor de overheid.

De afgelopen jaren zijn stevige mislukkingen rond informaticaprojecten in de volle aandacht gekomen (bij de FOD Justitie of de FOD Financiën bijvoorbeeld). maar er zijn ook technische juweeltjes tot stand gebracht:

• De Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ) is internationaal gelauwerd als een kwalitatief hoogstaand project (United Nations Public Service Award for E-Government in 2006 en European Public Service Award in 2007). De gegevensuitwisseling op het vlak van de sociale zekerheid (onder meer via de SIS-kaart) is ook voor werkgevers en sociale secretariaten een ongelooflijke vereenvoudiging en biedt ongeziene mogelijkheden. De sociale zekerheids-parastatalen zijn op dit punt zo succesvol geweest dat hun administratiekosten lager zijn dan die van commerciële verzekeringsmaatschappijen.

• Het Rijksregister vervult al tientallen jaren een centrale rol in de toepassing van het principe van de eenmalige gegevensopvraging voor burgers. Gegevens of wijzigingen (geboorte, overlijden, adreswijziging, …) moeten slechts een-

Page 116: Onmisbaar Openbaar

4. KWAlITEIT VAN DIENSTVERlENING 115

malig bij de authentieke bron gemeld worden. De mogelijkheden van e-ID geven ons potentieel een ongelooflijke technische voorsprong in vergelijking met andere landen.

• De website van de VDAB registreerde in 2010 meer dan 29 miljoen bezoeken. Dit is een stijging met 29,8 % ten opzichte van 2009. Na de vacaturebank blijven dossiermanager en de opleidingendatabank de meest geraadpleegde toepassin-gen. In 2010 bedroeg het cumulatief totale aantal verwerkte vacatures 802757.

Sindsdien zijn meerdere e-services ontwikkeld. De mogelijkheden op het vlak van dienstverlening aan burgers, hebben er alleen maar baat bij. De komende jaren zullen die ongetwijfeld mee verder gangmaker zijn voor een beter werkende over-heid. Uiteraard, mits de nodige investeringen en creativiteit. Breng bijvoorbeeld maar eens een bezoekje aan de virtuele politieagent van Rotterdam.54

maar tegelijk is er nog een flinke weg af te leggen. De invoering van e-gov bij lokale besturen bijvoorbeeld is zeer gevarieerd. Sommige gemeenten beschikken over een e-loket, andere gemeenten worstelen met interne gegevensdeling, … maar liefst 38 % van de lokale besturen heeft nog geen e-loket. E-governance wordt in veel lokale besturen niet als een strategisch instrument gezien. In veel gevallen gaan gemeenten eigen toe-passingen uitwerken. De grotere besturen hebben wel een voorsprong op de kleinere.

Het gebruik van informatica is een drijvende kracht achter innovatie en efficiëntie in administraties. Een goed uitgewerkte informatica vergt aanpassing van de werk-processen. De nood aan uitwisseling en samenwerking tussen verschillende over-heidsdiensten is daarbij evident. Voor lokale besturen is een sterkere aansturing en ondersteuning van e-governance vanuit de hogere overheid dus nodig wil men doorbraken realiseren, zoals dit mogelijk was in de sociale zekerheid.

Gebruik van elektronische pv’s bij sociale inspecties

Sinds 1 februari 2011 gebruiken sociale inspecties een systeem van elektro-nische pv’s (epv).

In een volgende fase wordt ook justitie daarbij betrokken. Het is immers de bedoeling de epv’s geautomatiseerd aan justitie over te maken.

Page 117: Onmisbaar Openbaar

116 ONMISBAAR OPENBAAR

Het epv moet de kans op fouten verkleinen. De informatica zal de sociaal in-specteur helpen bij het opstellen ervan. Bepaalde velden met gegevens zullen automatisch worden ingevuld; als gegevens ontbreken, zal het systeem de in-specteur waarschuwen … Dit moet leiden tot kwaliteitsvollere pv’s en dus ook tot meer vervolgingen en meer administratieve geldboetes. Er zullen minder pv’s zonder gevolg geklasseerd moeten worden omdat ze kwalitatief niet in orde zijn.

Uit internationale vergelijkingen blijkt dat burgers in ons land de mogelijkheden van e-governance minder gebruiken dan in de ons omringende landen.55 Dit heeft niet te maken met de penetratie van internet in ons land want die is vergelijkbaar met Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië of luxemburg (maar wel lager dan in Nederland en Scandinavië). Het is meer een kwestie van cultuur. Uit diverse onderzoeken blijkt dat de door de hogere overheid geïnformatiseerde processen vrij gesofistikeerd zijn, maar gebruikers maken er minder gebruik van. Er is een discrepantie tussen de aanbodzijde en het effectieve gebruik. De e-services van steden en gemeenten zijn veel minder ontwikkeld. Dit verklaart waarom de tevredenheid over en het gebruik van e-government in ons land globaal genomen laag uitvalt in vergelijking met Europese gemiddelden. E-government vergt dus verdere impulsen en investeringen.

Figuur 14 - Benchmark eServices in ons land

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Transparantie

Multikanaals dienstverlening

Privacy en databescherming

Gemak voor eindgebruiker

Tevredenheid gebruikers

EU Gemiddelde België Bron: Digitizing Public Services

in Europe: Putting ambition

into action, 9th Benchmark

Measurement, December 2010

Page 118: Onmisbaar Openbaar

55 . kO k e n

kO st G e L d

Page 119: Onmisbaar Openbaar

118 ONMISBAAR OPENBAAR

Page 120: Onmisbaar Openbaar

5. KOKEN KOST GElD 119

e e n Z a a k va n O p t e L L e n e n a f t r e k k e n

Belastingen zijn de prijs voor beschaving. In het oerwoud bestaan ze niet.

RICHARD E. WAGNER, AMERIKAANS PROfESSOR ECONOMIE

een eenvoudig principe

De werking van de overheid staat of valt met de financiering, het geheel van inkom-sten en uitgaven. Voor de overheid is het net zoals met een gezin: iedere euro kan maar één keer worden uitgegeven. Wie meer uitgeeft dan zijn jaarlijkse inkomsten, steekt zich in de schulden of vermindert het spaarboekje. Voor de economie van een land is dit eigenlijk hetzelfde. Wat we bijvoorbeeld besteden aan onderwijs of gezondheidszorg, kunnen we niet gebruiken voor meer veiligheidsdiensten. Het is dus belangrijk dat overheidsuitgaven goed worden beheerd. En net zoals de meeste Belgen een lening aangaan om een huis te kopen, heeft ook de overheid schulden voor uitgaven of investeringen uit het verleden. Dit gebeurt zelfs op wereldschaal: de Amerikanen exporteren hun schulden naar de rest van de wereld.

Het is bon ton om te klagen over hoge belastingen en het grote overheidsbeslag. Sommigen stellen het graag en gemakkelijk voor alsof de overheidsuitgaven een soort groot zwart gat zijn, waarin de zuurverdiende centjes van de burger en bedrijven in verdwijnen. In werkelijkheid is de evolutie van de overheidsuitgaven grotendeels het resultaat van de uitbouw van de welvaartsstaat en het gevoerde beleid. Alleen legt men in de regel het verband tussen beide niet. Als neoliberalen bijvoorbeeld pleiten voor minder belastingen, vertellen ze er meestal niet bij dat er een keerzijde aan de medaille is: minder uitgaven voor bijvoorbeeld gezondheidszorg, ouderenvoorzieningen en an-dere sociale voorzieningen, onderwijs, infrastructuur, werkloosheidsvergoedingen, …

Page 121: Onmisbaar Openbaar

120 ONMISBAAR OPENBAAR

een ingewikkeld kluwen

Het geheel van stromen aan inkomsten en uitgaven vormt een vrij ingewikkeld pro-ces. Dit komt omdat nogal wat belastingen worden geïnd door de federale overheid, die de opbrengsten dan doorschuift naar andere overheden. Op dezelfde manier vloeien de afdrachten voor de sociale zekerheid terug naar de bevolking. De over-heid vormt op die manier een grote herverdelingsmachine.

De afgelopen decennia was er een trend om de sociale programma’s uit te breiden: meer mensen genieten ervan en tegelijk zijn de voorwaarden stelselmatig verbeterd.

Dat globaal mechanisme loopt over verschillende entiteiten: de federale overheid, Gemeenschappen en Gewesten, lokale overheden en sociale zekerheid. We gaan niet in op de indeling naargelang de soort overheid. met de zesde staatshervorming zal er op dit punt toch erg veel veranderen.

Figuur 15 - Opdeling van overheidsinkomsten en uitgaven

Fiscale inkomstenLonen overheidspersoneel

Parafiscale inkomstenAankopen goederen en diensten

Ontvangen rentenSubsidies ondernemingen

Verkopen goederen en diensten

Toelagen aan gezinnen

Eigen sociale bijdragen Rentelasten

Andere inkomstenTransferts tussen overheden

TransfertsTransferts met de rest van de wereld

Kapitaalsverrichtingen

Federale overheid

Gemeenschappen en Gewesten

Lokale overheden

Sociale zekerheid

Saldo !

Inkomsten Uitgaven

Page 122: Onmisbaar Openbaar

5. KOKEN KOST GElD 121

Ov e r h e i d s i n kO m st e n

De belastingen voor de lage middenklasse, en misschien zelfs voor de hoge middenklasse, moeten naar omlaag. Maar ik denk dat mensen uit de hoogste inkomensklasse, mensen zoals ik, veel meer belastingen moe-ten betalen. De rijken zeggen altijd: ‘Geef ons meer geld en we zullen meer uitgeven’. Maar al tien jaar lang blijkt dat dit argument niet op gaat.

WARREN BuffET, AMERIKAANS ZAKENMAN

techniek

Collectieve voorzieningen moeten worden betaald. Globaal genomen kan de over-heid gebruik maken van meerdere types inkomsten. Verschillende elementen spelen daarbij een rol:

• de eenvoud om de inning te doen (het is veel gemakkelijker te voorzien in een afhouding van de belastingen en sociaal zekerheidsbijdragen op het loon of bij de verkoop van producten, dan op een andere manier);

• de potentiële opbrengst (er moeten voldoende inkomsten zijn);• de rechtvaardigheid, die samenhangt met de progressiviteit.

Overheidsinkomsten komen tot stand op basis van een mix van technieken.

Page 123: Onmisbaar Openbaar

122 ONMISBAAR OPENBAAR

Tabel 8 - Mix van mogelijke overheidsinkomsten

Inkomsten door Type?Progressief tarief?

Belastingen op

Inkomsten personenbelasting Verbruik (btw)Vennootschapsbelasting Onroerend goed (kadastraal inkomen)Beleggingen (roerende heffingen) Handel (douaneheffingen) Vermogensoverdrachten (successierechten) Verblijf

Ja Neen NeenJa Neen Neen Ja Neen

Bijdragen Afhoudingen sociaal zekerheidGezondheidsverzekering (zorgverzekering)

Neen Neen

Lasten Kosten (bijvoorbeeld nutsvoorzieningen)Retributies Tussenkomsten in kosten

Neen Neen

Leningen Obligaties Ontlening bij banken

Andere Subsidies Inkomsten uit participaties Schenkingen

Bron: David Hall, Why We Need Public Spending, 2010

Ontwikkelingen

In ons land wordt de toename van de overheidsuitgaven vooral gefinancierd door een verhoging van de personenbelasting en de bijdragen voor sociale zekerheid. Dat zijn lasten op arbeid. Dit gebeurde vooral door een verhoging van de tarieven (niet door een verbreding van de belastbare basis). De opbrengst van de heffingen op het vermogen en op de inkomens uit vermogen van de particulieren in België schommelt de laatste 15 jaar rond 3 % van het bbp. De heffingsdruk op consumptie bleef ook ongeveer stabiel.

Page 124: Onmisbaar Openbaar

5. KOKEN KOST GElD 123

Figuur 16 - Evolutie van het aandeel overheidsinkomsten in ons land per type inkom-sten, in % bbp

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50

1965 1970 1980 1990 2000 2009

% B

BP

Personenbelasting Goederen en diensten

Eigendom Bijdragen sociale zekerheid

Vennootschapsbelasting Andere

Bron: OESO, Statistieken van de overheidsinkomsten

In Vlaanderen voorziet het Pact met de lokale overheden in een bevriezing van de lokale belastingen in 2009, gekoppeld aan een overname van schulden. lokale besturen moeten daarbij een aantal belastingen afschaffen die voor de onderne-mingen te veel rompslomp zouden meebrengen. Dit vooral om te komen tot een bedrijfsvriendelijke fiscaliteit.

Het is logisch en nodig dat er de komende jaren nog flink wat te doen zal zijn rond de fiscaliteit. De lasten op arbeid worden over het algemeen als zwaar ervaren. maar dit mag ook niet worden overdreven, want zelfs voor veel ondernemingen wordt de kost voor energie en grondstoffen een groter probleem dan personeelsuitgaven.

Anderzijds zijn er inspanningen nodig op het vlak van harmonisatie van vennoot-schapsbelastingen. Europa werkt aan regels over een eenvormige Europese be-lastingbasis die bedrijven actief in verschillende landen zal toelaten slechts één belastingaangifte in te dienen. Die voorstellen komen neer op een belangrijke admi-

Page 125: Onmisbaar Openbaar

124 ONMISBAAR OPENBAAR

nistratieve vereenvoudiging. Waar België de afgelopen jaren heeft gekozen voor een smalle belastingbasis en een hoog theoretisch tarief, kiest de Europese Commissie voor een brede basis wat de lidstaten ertoe zal aanzetten de tarieven te verlagen.

Om redenen van rechtvaardigheid moet er ook meer werk worden gemaakt van de fiscaliteit op vermogen.

Internationaal gezien zijn er flinke verschillen naargelang de hoogte en structuur van de overheidsinkomsten. Die verschillen hangen samen met de opties die men neemt. Het aandeel van de inkomsten uit belastingen op consumptie van goederen en dien-sten (btw) is in ons land lager dan in andere landen. Naargelang de situatie zijn er ook duidelijke verschillen in verdeling tussen personenbelasting en sociale zekerheids-bijdragen. In Denemarken bijvoorbeeld wordt het grootste deel van uitgaven voor sociale voorzieningen gefinancierd uit de algemene middelen. Dit verklaart waarom het aandeel van de directe belasting op personen er het hoogste is binnen de EU-15.

Figuur 17 - Aandeel van verschillende vormen van taxatie in overheidsinkomsten in enkele landen

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

EU15

Personenbelasting Vennootschapsbelasting Sociale zekerheidheidsbijdragen

Eigendom Goederen en diensten Andere

België Denemarken Frankrijk Duitsland Nederland VerenigdKoninkrijk

VerenigdeStaten

Personenbelasting Goederen en diensten

Eigendom Bijdragen sociale zekerheid

Vennootschapsbelasting Andere

Bron: OESO, statistieken van de overheidsinkomsten, 2008

Page 126: Onmisbaar Openbaar

5. KOKEN KOST GElD 125

Politiek aanvaardt men hoe langer hoe meer dat een verdere toename van belasting op arbeid en de verhoging van de sociale zekerheidsbijdragen niet wenselijk is, om de tewerkstelling niet onnodig duur te maken in vergelijking met andere landen.

Je kunt je afvragen in welke mate fiscaliteit kan worden ingezet om de tewerkstelling aan te zwengelen. De afgelopen jaren zijn belangrijke verminderingen van werk-geversbijdragen toegekend. Argumenten over de concurrentiekracht van onderne-mingen lagen daarbij aan de basis. Deze verminderingen scheppen des te meer werkgelegenheid naarmate ze gericht zijn op de lage lonen.56 De Hoge Raad van Financiën besloot in 2007 dat de studies over de effecten van de herwaardering van het netto-inkomen op de participatiegraad en het aantal gewerkte uren niet tot eensluidende resultaten leiden.

Aan de K.U.leuven is berekend dat er een samenhang is tussen fiscale autonomie en overheidsuitgaven. Er is daarbij uitgegaan van een steekproef van 30 landen voor de periode 1997-2008. Sterkere fiscale autonomie op het lokale (gemeentelijke) niveau leidt tot lagere globale overheidsuitgaven. De studie vindt dit effect echter niet wanneer het gaat om meer fiscale autonomie op het niveau van de deelstaten (gewesten, gemeenschappen en provincies).57

waarom is het tarief van de algemene personenbelasting hoger in gemeente x dan in gemeente Y? waarom kennen vlaamse gemeenten verschillende belastingstelsels?

Politici zullen aanvoeren dat het lokaal fiscaal beleid het resultaat is van het afwegen van de noden en mogelijkheden. Onderzoek leert dat de verschillen in tarieven voor twee derden als volgt verklaard kunnen worden:58

• Ideologie heeft een impact op de hoogte van de belastingtarieven in Vlaanderen. Linkse besturen geven de voorkeur aan de aanvullende per-sonenbelasting als progressieve inkomstenbelasting. meer rechts georiën-teerde besturen zetten in op de onroerende voorheffing, die een vlakke belasting is. Er wordt ook meer gebruik gemaakt van de onroerende voorheffing naarmate het aantal partijen toeneemt.

Page 127: Onmisbaar Openbaar

126 ONMISBAAR OPENBAAR

• Fragmentatie van besturen heeft een impact op de lokale belastingtarie-ven. Sterke besturen kunnen de uitgaven beperken wat leidt tot lagere tarieven. Ze blijken in tegenstelling tot de verwachting geen hoge aanvul-lende personenbelasting te heffen. Dit zou kunnen te wijten zijn aan het feit dat ze een efficiënter beleid kunnen uitstippelen.

• Het tarief van de buurgemeente determineert de keuze van het eigen belasting-tarief, maar veranderingen bij de buren worden slechts gedeeltelijk gevolgd.

• Tarieven zijn lager in een verkiezingsjaar en stijgen nadien opnieuw. De hoogste tarieven worden vastgesteld vier jaar voor de verkiezingen, de laagste in het verkiezingsjaar.

formele en effectieve belastingdruk verschillen

Door allerlei vormen van belastingaftrek en belastingvermindering is er een ver-schil tussen de formele aanslagvoet en de effectieve belastingdruk. Dit verschil is van belang om de reële effecten in te schatten. De afgelopen jaren is het ver-schil tussen beide opgelopen. Dit maakt internationale vergelijkingen bijzonder ingewikkeld.

Sommige vormen van die belastingaftrek zijn goed ingeburgerd: denk bijvoorbeeld aan de belastingverminderingen voor vervangingsinkomens of voor het langeter-mijnsparen en voor onroerende beleggingen (verminderingen voor levensverzeke-ringspremies, de kapitaalsaflossingen van hypothecaire leningen, het stelsel van de aftrek voor de enige eigen woning, de betalingen voor het pensioensparen, de be-talingen voor de verwerving van werkgeversaandelen en de persoonlijke bijdragen voor groepsverzekeringsregelingen). Hetzelfde geldt in de vennootschapsbelasting, voor de coördinatievennootschappen, voor de notionele intrest of nog voor de vrij-stelling van roerende voorheffing op spaardeposito’s.

Voor de vennootschapsbelastingen wordt het formele tarief van 34 % teruggebracht tot een effectief tarief van 13,6 %.59

men moet meer en meer de vraag stellen of men met die fiscale uitgaven wel dege-lijk bereikt wat men wil bereiken en of de fiscale verdeling rechtvaardig blijft. Denk bijvoorbeeld aan de discussie over de aftrekken voor zonnepanelen. Die regeling

Page 128: Onmisbaar Openbaar

5. KOKEN KOST GElD 127

kwam tot nu toe vooral ten goede aan projectontwikkelaars en particulieren uit de hogere inkomensgroepen, terwijl ‘Jan met de pet’, de kost betaalt.

Het HIVA heeft berekend dat naargelang de definitie die men hanteert, de fiscale mininkomsten oplopen van 16 miljard euro tot 58 miljard euro. De fiscale minder-ontvangsten bleven tot eind de jaren negentig stabiel en daalden toen zelfs. Sinds het jaar 2000 stijgen ze systematisch. De eigenlijke fiscale uitgaven maken ongeveer 5 % uit van het bbp. Internationaal leunt België hier aan bij de Angelsaksische landen. landen als Duitsland en Nederland maken veel minder gebruik van die techniek. Ergerlijk is vooral dat die verminderingen permanent perverse verdelingseffecten doen ontstaan. Wie zich de hulp kan veroorloven van fiscale adviseurs en belastingplan-ners, kan van de aftrekken optimaal gebruik maken. Terwijl ‘enkel de gewone men-sen nog belastingen betalen’, is voor de anderen ons land een belastingparadijs.60

Discussies over fiscale of parafiscale vrijstellingen zijn ook voor werknemers wel eens tricky. Een voorbeeld: volgens een onderzoek van SD Worx (2007) zouden extralegale voordelen in de privésector oplopen tot gemiddeld 20 % van de loonkost. Het gaat vooral om maaltijdcheques, forfaitaire onkostenvergoedingen, bedrijfswagens en bij-dragen voor groepsverzekeringen. Slechts 10 % van de werknemers heeft geen enkel extra legaal voordeel. Het voordeel neemt toe met het loon. Is dit wel logisch of eerlijk?

een rechtvaardige inning graag

De sterkste schouders zouden de zwaarste lasten moeten dragen. Daarom spreekt men van de progressiviteit van de belastingen. De afgelopen jaren is de progres-siviteit verminderd.

Precies om redenen van rechtvaardigheid groeit de discussie over vormen van ver-mogensbelasting. Hoe groter het vermogen waarover iemand beschikt, hoe gemak-kelijker het is om bijkomende inkomsten te verwerven. Wie zijn vermogen bijvoor-beeld ziet toenemen door de stijging van de beurskoersen, betaalt vandaag daarop geen belasting. Vermogenstransacties zoals woningaankopen of erfenissen worden daarentegen relatief zwaar belast. De manier waarop de kadastrale inkomens zijn vastgesteld is al lang achterhaald. men zou die kadastrale inkomens moeten ac-tualiseren. Als een woning wordt verhuurd, zou men zich perfect kunnen baseren op de werkelijke huurinkomsten, in plaats van de huidige theoretische manier van werken met het kadastraal inkomen.

Page 129: Onmisbaar Openbaar

128 ONMISBAAR OPENBAAR

De Nationale Bank heeft berekend dat de effectieve belastingvoet tussen de verschil-lende vormen van activa zeer ongelijk verdeeld is. Sommige worden zwaar gesubsi-dieerd door middel van belastingaftrek in de personenbelasting (het pensioen sparen bijvoorbeeld), terwijl bepaalde financiële producten, vooral die met een korte loop-tijd, relatief zwaar worden belast. Zo is bijvoorbeeld het tarief voor de aankoop van een woning in ons land hoog, maar is de globale opbrengst van die belasting lager dan in andere landen.61

Tabel 9 - Opmerkelijke verschillen inzake fiscaliteit tussen ons land en andere landen

Fisc

ale

en p

a-ra

fisca

le d

ruk

op a

rbei

d

Ons land bevindt zich bij de groep van landen met de hoogste druk op arbeidsinkomens. We worden enkel voorafgegaan door Zweden (46,4 %) en bevinden ons dus ruim boven het Europese gemiddelde. De belastingdruk op loon uit arbeid is in ons land de laatste 10 jaar licht gedaald, wat in andere landen veel minder het geval was.

Btw België behoort veeleer tot de OESO-landen met een hoog belasting-

tarief, maar met een beperkte grondslag.

Mili

eufis

calit

eit milieufiscaliteit wordt minder gebruikt in België dan in andere Europese

landen.De modulatie van de verkeersbelasting in functie van milieucriteria (CO2-uitstoot) leent zich gemakkelijk om het milieubeleid aan te sturen tegenover de bevolking. Hetzelfde geldt voor systemen van kilometer-heffing, of met de kosten voor ongesorteerde afval.

Venn

oots

chap

sbel

astin

g

In de jaren tachtig hebben meerdere westerse landen preferentiële fiscale stelsels in het leven geroepen. Sinds eind 2007 bekijkt Europa problemen van schadelijke fiscale concurrentie mee bij de aanpak over staatssteun.De vermindering van de vennootschapsbelasting neemt vooral de jong-ste jaren toe. Sinds 2000 is de belastinggraad voor vennootschappen in de EU-25 gemiddeld verminderd met 5,7 %. Die vermindering is zelfs nog iets meer in de EU-15. Grote verminderingen in Duitsland (13,1 %) Griekenland (15 %) en in Ierland (11 %) contrasteren met de stabiliteit in Groot-Brittannië en Zweden.De effectieve belastingdruk van bedrijven bedroeg in ons land in 2009 gemiddeld 13,6 %.

Page 130: Onmisbaar Openbaar

5. KOKEN KOST GElD 129

Inko

mst

en s

oci-

ale

zeke

rhei

d Bestaan uit de opbrengsten van de afdrachten van werknemers en werkgevers eensdeels en een staatstoelage anderdeels. De afgelopen jaren zijn belangrijke verminderingen van de werkgevers-bijdrage verleend en is voorzien in een verlaging van de persoonlijke sociale bijdrage voor de lage lonen.

Bron: Hoge Raad van Financiën, Belasting op arbeid, Werkgelegenheid en concurrentievermogen, 2007

Een eerste voorwaarde voor een rechtvaardige inning van belastingen is dat er geen fraude is.

De FOD Financiën organiseert de aanpak van de fiscale controles hoe langer hoe meer op basis van een computergestuurde datacontrole. De sociale zekerheid heeft de afgelopen jaren sterk ingezet op informatisering van de uitwisseling van datas-tromen, wat toelaat om inspectiediensten gericht te laten werken.

Fiscus en sociale zekerheid zullen in de toekomst meer gegevens uitwisselen met het oog op effectievere controles. Diverse reglementaire initiatieven maken dit mogelijk. De afgelopen jaren zijn inspanningen geleverd om de gaten in het netwerk aan te halen.62 Enkele voorbeelden:

• Het aantal fiscale controles voor belastingaangiftes van natuurlijke personen zijn tussen 2007 en 2010 meer dan verviervoudigd, van ruim 74 000 tot bijna 337 000 controles. In diezelfde periode ging het aantal controles voor aangiftes van de vennootschapsbelasting met bijna 50 % omhoog, van bijna 60 000 in 2007 naar ruim 88 000 in 2010. Het aantal btw-controles nam met een derde toe, van ruim 67 000 controles in 2007 tot 89 600 controles in 2010. Op die manier kon de fiscus in 2010 ruim 790 miljoen euro aan-vullende inkomsten innen voor de personenbelasting, 3,3 miljard euro voor de vennootschapsbelasting en 574 miljoen euro voor de btw.

• Het aantal wijzigingen naar aanleiding van fiscale controles is het grootst bij zelfstandigen, namelijk 88 %.

• In 2005 leidde iets meer dan de helft van de gecontroleerde dossiers over fiscale fraude tot resultaat. In 2009 was dit gestegen tot 87 %. De fiscus slaagt er dus in om de probleemdossiers er beter uit te pikken. Jaar na jaar worden de controles efficiënter.

maar er is nog veel ruimte voor verbetering!

Page 131: Onmisbaar Openbaar

130 ONMISBAAR OPENBAAR

In het huidige tempo van controles is er 40 jaar nodig om elke vennootschap in ons land één keer grondig te controleren. Voor zelfstandigen is dit zelfs 100 jaar.

Er moet voortdurende aandacht zijn voor nieuwe vormen van fraude. Zo is er een doeltreffende strijd gevoerd tegen de btw-carrousels. Waar in 2001 het aantal opge-spoorde gevallen nog 1 miljard euro beliep, is dit minder dan 30 miljoen in 2008. Er deed zich daarna wel een nieuwe vorm van fraude voor: de fraude met CO2-quota.

Over de omvang van de fraude in ons land bestaan erg verschillende schattingen. Volgens het College voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude zou de fraude in ons land oplopen tot 6 à 7 miljard euro. Andere studies spreken van gevoelig hogere bedragen. Wat er ook van zij, algemeen wordt aangenomen dat de strijd tegen de fiscale fraude op korte termijn relatief gemakkelijk 2 miljard euro moet kunnen opleveren. Een regering die er niet in slaagt dit objectief waar te maken, zal niemand overtuigen als andere maatregelen worden voorgesteld.

Recentelijk zijn onder impuls van Staatssecretaris Devlies een reeks concrete voor-stellen uitgewerkt voor een betere fraudebestrijding. Voorbeelden zijn:

• Er moet een betere uitwisseling van informatie komen binnen de fiscale ad-ministratie. men zou ook barrières tussen fiscale en sociale databanken kun-nen doen springen.

• De wetgeving minnelijke schikkingen zou uitgebreid moeten worden, zodat men minder zaken correctioneel moet aanpakken en er minder verjaringen en procedurefouten kunnen optreden.

• Fraudebestendige elektronische horecakassa’s moeten worden ingevoerd.• De inhoudingsplicht voor hoofdaannemers die werken met onderaannemers

die sociale of fiscale schulden hebben en de commissie schijnzelfstandigen zouden van start moeten gaan.

• Van de 130 miljoen euro gerechtelijke verkeersboetes wordt vandaag de overgrote meerderheid, namelijk 82 miljoen euro, niet geïnd. Dit komt om-dat parketten daar te weinig tijd voor vrij maken. Van de 220 miljoen euro aan uitgeschreven ‘onmiddellijke inningen’ wordt 17 % of 37 miljoen euro vandaag niet betaald! De inning op dit punt verbeteren leidt meteen tot een duidelijke opbrengst.

Ook de manier waarop de Federale Overheidsdienst Financiën zich organiseert om de belastingen te innen moet beter. Een doorlichting door Deloitte in 2010 leert

Page 132: Onmisbaar Openbaar

5. KOKEN KOST GElD 131

dat Financiën de personele inzet zeer ongelijk verdeelt, wat problemen geeft op het vlak van gelijke fiscale behandeling. De audit hekelt het gebrek aan solide ma-nagementinstrumenten om de werkelijke inzet van mensen en middelen binnen de diensten te meten en op te volgen. Omwille van het te beperkt aantal controles is de kosten-batenanalyse van de fiscale controles in ons land omzeggens break-even. De controles kosten in ons land 1,89 % van de fiscale opbrengsten en vertegen-woordigen 1,95 % van de opbrengsten. Ter vergelijking: in Duitsland is die verhou-ding 1,80 % op 4,46 %; in Frankrijk 1,35 % op 3,04 % en in Nederland 1,30 % op 1,99 %. Waarom zouden wij niet net zo goed kunnen doen als andere landen? Dit betekent wel dat men de zaken ernstig moet nemen. Het non-beleid onder Minister Reynders (minister van Financiën sinds 1999) was desastreus voor de werking van de Federale Overheidsdienst Financiën. Als men een dergelijke politieke aanpak toelaat, moet men ook niet op de administratie kappen!

discussie over de vlaktaks

Sinds Estland in 1994 een systeem van vlaktaks heeft ingevoerd, is over deze kwes-tie een hele discussie ontstaan.

Een vlaktaks bestaat erin de belastingen erg laag vast te stellen waarbij het aantal mogelijkheden van aftrek wordt beperkt. De lage fiscale tarieven zouden volgens dit concept de economie moeten activeren.

Onderzoek leert dat de eventuele invoering van een vlaktaks in België zeker nega-tieve effecten zal hebben op de herverdeling.63

Naar aanleiding van de economische crisis zijn verschillende landen in Oost-Europa door de vlaktaks in bijkomende financiële moeilijkheden gekomen bij gebrek aan voldoende inkomsten. Kortom, de invoering van een vlaktaks is een valstrik. Ze leidt uiteindelijk tot onderfinanciering van de overheid en tot afbouw van collectieve voorzieningen.

Page 133: Onmisbaar Openbaar

132 ONMISBAAR OPENBAAR

Ov e r h e i d s u i tG av e n

Begroting: een methode om zich zorgen te maken nog voor het geld wordt uitgegeven, in plaats van daarna.

VOlTAIRE, FRANS SCHRIJVER EN FIlOSOOF (1694-1778)

Het zou ons te ver leiden om in dit bestek alles uit te leggen over de opbouw van de overheidsuitgaven van de federale overheid, sociale zekerheid, deelstaten en lokale besturen. We beperken ons hier daarom tot een bondige schets van de globale situ-atie. Er tekenen zich ten andere voortdurend veranderingen af in de bestedingen.

De voorbije 40 jaar hebben zich verschillende grote evoluties voor gedaan:64

• Van het begin van de jaren zeventig tot het begin van de jaren tachtig is er een stevige groei van de primaire uitgaven (de primaire uitgaven zijn de uit-gaven zonder rekening te houden met de rentelasten): van 36,8 % van het bbp in 1970 tot 53,5 % in 1981.

• In 1990 worden de primaire uitgaven teruggedrongen tot 40,7 % van het bbp. Nadien was er opnieuw een toename tot 44 % in 1993, maar die brok-kelde opnieuw licht af tijdens de rest van het decennium.

• Tijdens de jaren 2000 loopt het aandeel van de primaire uitgaven in het bbp weer op tot 42,5 % in 2000 en tot 50 % in 2009.

De sanering in de jaren negentig blijkt heel duidelijk uit de evolutie van het primair over-schot (dit is het overheidssaldo zonder rekening te houden met de rentelasten). Onder de paarse regeringen in de periode 1999-2007 heeft men, ondanks de economische groei, het primair saldo bewust afgebouwd. Was men toen meer vooruitziend geweest dan zouden de discussies over de overheidsfinanciën vandaag zich volledig anders stellen.

Page 134: Onmisbaar Openbaar

5. KOKEN KOST GElD 133

Figuur 18 - Evolutie van de verdeling van de overheidsuitgaven in ons land op basis van de functionele indeling Dataset: 11. Government

expenditure by function

FunctionT: Total function

010: General public services

020: Defence

030: Public order and safety

040: Economic affairs

050: Environment protection

060: Housing and community amenities 070: Health

080: Recreation; culture and religion

090: Education

100: Social protection

data extracted on 17 Jul 2011 21:11 UTC (GMT) from OECD.Stat

!"#$%$$&'($)*++,-$.$&)/$01$&(2,$'3,4$'$&'5$/"/#6$/4783&3%/)86$'92:$&;/"/$+<+/)5$)*/&#'$&'#$%$$&)8621)4/$&)*$&=$93&46$/4>$8,$2*/$?'8+"*++,'$&',$"/#/$0&4$,@/A)B38/2"$'($)86$,%/&#

0 %

10 %

20 %

30 %

40 %

50 %

60 %

70 %

80 %

90 %

100 %

2000 2009

Sociale bescherming

Onderwijs

Recreatie, cultuur en religie

Gezondheid

Huisvesting en gemeenschapsdiensten

Milieu

Economische zaken

Openbare orde en veiligheid

Defensie

Bron: OESO

Figuur 19 - Evolutie van het financieringssaldo in de overheidsfinanciën

-10

-8

-6

-4

-2

0

2

4

6

8

10

12

1993

1994

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

% B

BP

Saldo Primair overschot Intrestlast

Bron: Agentschap van de Schuld

Page 135: Onmisbaar Openbaar

134 ONMISBAAR OPENBAAR

Figuur 20 - Verdeling van de overheidsbestedingen

46%

23%

7%

4%

6%

5%

9%

Sociale zekerheid

Personeelsuitgaven

Werkingsuitgaven

Subsidies aan bedrijven

Investeringen

Overdrachten

Rentelasten

Bron: NBB, cijfers 2009

Als je de overheidsuitgaven opdeelt naar het soort bestedingscategorie, blijkt hoezeer de sociale zekerheid van belang is in het globaal pakket ‘overheidsuitgaven’. Voeg daar nog de verschillende overdrachten aan toe, en je merkt hoe zeer de overheid een herverdelingsmachine is.

Wie de tendensen nagaat per bestedingscategorie, komt tot volgende vaststellingen:65

• De aan ondernemingen betaalde subsidies zijn sterk gegroeid. Dit komt voor-namelijk voort uit de verlaging van de bedrijfsvoorheffing, die wordt geboekt als subsidies aan ondernemingen en het succes van het in 2003 ingevoerde systeem van dienstencheques (dat geleid heeft tot een toename van de pri-maire uitgaven van de overheid met 0,3 % van het bbp).

• Van 2001 tot 2009 hebben de sociale uitgaven – die goed zijn voor de helft van de primaire uitgaven – eveneens bijgedragen tot de groei van de uitgaven. Sociale maatregelen hebben de uitgaven doen stijgen met 0,9 % van het bbp.

• De bezoldigingen van overheidspersoneel – goed voor bijna een kwart van de primaire uitgaven – zijn van 2001 tot 2009 minder snel gegroeid dan alle primaire uitgaven (namelijk met gemiddeld 2,3 % per jaar), on-

Page 136: Onmisbaar Openbaar

5. KOKEN KOST GElD 135

danks de groei van de werkgelegenheid bij de overheid, met gemiddeld 1,3 % per jaar.

• Het aandeel van de lopende aankoop van goederen en diensten in de pri-maire uitgaven is stabiel gebleven, aangezien beide nagenoeg even krachtig groeien, namelijk met gemiddeld 2,7 % per jaar.

De jongste financieel economische crisis sinds 2008 heeft een zware weerslag op de openbare financiën. Overheden zijn eerst massaal moeten tussen komen om te voorkomen dat grootbanken over kop zouden gaan. Na de banken, kreeg vooral de industrie te maken met de weerslag van de crisis. Eind 2010 noteren we in ons land 24 % meer faillissementen tegenover 2007. Vele bedrijven hebben tijdelijke werk-loosheid ingevoerd en die regeling is uitgebreid tot bedienden. Herstructureringen waren schering en inslag. De werkloosheid in ons land schoot omhoog. Tegelijk zijn de overheidstekorten erg opgelopen. In ontwikkelde landen met gemiddeld 7,5 % van het bbp.

Iedereen kent de gevolgen: de aandacht is verschoven naar de overheidsfinan-ciën. landen als IJsland, Griekenland, Ierland en Portugal hadden internationale steun nodig en staan vandaag in feite onder internationale curatele. Anderen, zoals Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten hebben drastische be-perkingen aangekondigd in het overheidsapparaat. In het Verenigd Koninkrijk wil de regering tegen 2015 het ambtenarenkorps inperken met 450 000 man (-8 %). Verschillende landen zoals het Verenigd Koninkrijk, Italië en Nederland willen de lonen van het overheidspersoneel bevriezen. In Griekenland, Ierland, Spanje en Portugal zijn loondalingen doorgevoerd die oplopen tot 10 à 15 %. In Frankrijk krijgen overheidsdiensten 10 % minder middelen en sinds 2007 zijn er al 120 000 banen bij de overheid geschrapt. In Nederland wil de regering Rutte een derde van haar besparingsplannen realiseren door minder werkingskosten bij de overheid. De manier waarop landen uiteindelijk de speelbal zijn geworden van het winstbejag op de financiële markten en de opstelling van ratingbureaus is eigenlijk onverantwoord.

Page 137: Onmisbaar Openbaar

136 ONMISBAAR OPENBAAR

Ov e r h e i d s s C h u L d

Het afbetalen van schulden vereist vaak dat landen onderwijs- en ge-zondheidsprojecten, economische groei en het welzijn van hun burgers moeten opofferen.

JOSEPH STIGLITZ, AMERIKAANS ECONOOM

Dat de overheid schulden aangaat is op zich logisch. Zeker als het gaat om inves-teringen in de uitrusting van het land, dit zijn uitgaven op langere termijn. Dat de overheid dan leningen aangaat kun je gemakkelijk vergelijken met iemand die een huis koopt; ook dan moet je de schulden afbetalen en zij compenseren de opbouw van een vermogen.

Economen aanvaarden ook dat de overheid meer uitgaven doet in tijden van eco-nomische crisis. meer overheidsuitgaven vormen dan een buffer om de gevolgen van de crisis op te vangen. Alleen mogen die schulden niet zo danig oplopen dat ze uiteindelijk een last vormen voor de economie.

De schuldgraad in ons land bereikte in 1993 een recordhoogte van 133,5 % van het bbp. Die oplopende overheidsschuld heeft te maken met de manier waarop de econo-mische crisis van de jaren zeventig en in het begin van de jaren tachtig is aangepakt.

Historisch gesproken heeft ons land nog periodes gekend waarin de staatsschuld opliep tot meer dan 100 % van het bbp: dit was het geval in de jaren 1920-1926 (economische crisis) en de jaren na de Tweede Wereldoorlog (tussen 1945 en 1950).

Sinds 1993 neemt de schuldgraad ononderbroken af. Door de jongste economische crisis is de staatsschuld opnieuw opgelopen tot 100 % van het bbp. Daartegenover

Page 138: Onmisbaar Openbaar

5. KOKEN KOST GElD 137

staat wel dat de overheid participaties heeft genomen in een reeks financiële in-stellingen.

Figuur 21 - Evolutie van de overheidsschuld in ons land in % van het bbp

70

80

90

100

110

120

130

140

1993

1994

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

% B

BP

Bron: Agentschap van de Schuld

Ons land zit daarmee in de groep van landen met een vrij hoge schuldgraad. Dit wordt, ook politiek wel eens misbruikt. Want dit cijfer moet in de specifieke context van ons land worden gezien. De spaarquote in ons land is gevoelig hoger dan wat algemeen gangbaar is.

In het kader van Europese afspraken geldt dat landen de staatsschuld beperken tot 60 % van het bbp. Voor de crisis van 2008 waren we goed op weg om dit doel te bereiken. Nu staan we er opnieuw verder van verwijderd.

Page 139: Onmisbaar Openbaar
Page 140: Onmisbaar Openbaar

66 . h e f b O m e n

vO O r O n Z e sa m e n L ev i n G

Page 141: Onmisbaar Openbaar

140 ONMISBAAR OPENBAAR

Page 142: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 141

e e n m e e r s O C i a L e Ov e r h e i d

Een groot land braadt kleine vissen.

CHINEES SPREEKWOORD

De grotere rol van de overheid heeft vooral te maken met de uitbreiding van sociale voorzieningen, met de uitbouw van de verzorgingsstaat. Een goede sociale bescher-ming leidt tot betere leefomstandigheden. De uitbouw van de sociale bescherming is een belangrijke verworvenheid: ze vormt een hoeksteen van ons sociaal model. Ook economisch zijn sociale voorzieningen belangrijk: ze zijn gangmaker in de groei van de dienstensector in ons land. Sociale uitgaven zijn tegelijk onze schokdempers bij economische crisissen.

sociale uitgaven zijn niet buitensporig

De sociale uitgaven in ons land zijn echt niet buitensporig, wel integendeel. De FOD Sociale Zekerheid publiceert er regelmatig interessant cijfermateriaal over:66

• Sociale uitgaven in ons land vertegenwoordigen zowat 27 % van het bbp. Dit lijkt veel, maar in feite zijn we daarmee een middenmotor in Europa. Frankrijk, Duitsland en Nederland halen een hoger aandeel sociale uitga-ven. Dit komt omdat in andere landen meer middelen worden besteed aan pensioenen. Ouderdomsgerelateerde uitgaven liggen in ons land lager dan het Europees gemiddelde.

• Vanaf 2001 zijn de uitgaven voor sociale bescherming in België sterker ver-hoogd dan in de EU15; dit is meer bepaald gebeurd in de domeinen ouder-dom, ziekte en werkloosheid.

Page 143: Onmisbaar Openbaar

142 ONMISBAAR OPENBAAR

• In vergelijking met andere landen besteden we wel meer aan werkloosheid. Dit komt onder meer omdat langdurig werklozen in ons land onder de werkloos-heidsregeling blijven, terwijl ze in andere landen na verloop van tijd verwezen worden naar sociale bijstand of een andere tak van de sociale zekerheid.

• Voor ziekteverzekering en invaliditeit zitten we nipt onder het Europees ge-middelde, voor familiegebonden uitgaven dan weer net boven.

• Ons land besteedt erg weinig aan sociale huisvesting: slechts 0,1 % van het bbp. Dit is 14 keer minder dan bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk.

• We doen het goed op het vlak van het beheer van de sociale uitgaven: we besteden 0,9 % van het bbp aan het beheer, wat minder is dan Frankrijk (1,2 %) en Nederland (1,3 %). Het systeem in Nederland is erg geprivatiseerd en dit leidt daar tot hogere beheerskosten!

Voortdurend wordt geschermd met een discussie over de betaalbaarheid van ons sociaal systeem. men mag zich daar niet door laten misleiden. Vaak verbergen die discussies een andere agenda: men wil meestal de regelingen inhoudelijk veran-deren, maar meestal niet in een voor gewone mensen gunstige zin. Die discussies zijn niet nieuw. Ook in de jaren vijftig gingen critici van de welvaartsstaat ervan uit dat men er niet zou in slagen om de pensioenuitgaven te betalen, omwille van het toenemend aantal gepensioneerden. maar de economische groei maakte dit net wel mogelijk. Stoere Cassandraverhalen neem je dus best met een flinke korrel zout.

hoe vorm geven aan sociaal beleid?

Inhoud geven aan het sociaal beleid, kan op verschillende manieren. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de aanpak in ons land.

Page 144: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 143

Tabel 10 - Hoe vorm geven aan de sociale overheid?

Niveau overheid

Hoe? Bescherming – activering – dienstverlening

Euro

pees

Heeft slechts een beperkte bevoegdheid omdat het vooral nationale materie is. Enkele belangrijke evoluties:• 1992: Sociaal protocol bij het Verdrag van maastricht• 2000: Lissabon strategie wordt uitgebreid tot de groei en werkge-

legenheid • 2000: eerste sociale agenda 2000 - 2005• 2002: Verdrag van Nice voorziet in comité voor sociale bescherming• 2004: de OmC inzake gezondheid en langdurige zorg gaat van start• 2005: goedkeuring van de sociale agenda 2005-2010• Europese Grondwet verwijst naar Europa als een sociale markt-

economie• Problematiek sociale dienst van algemeen belang

Fede

raal

Sociale zekerheid (ziekte en invaliditeit, pensioenen, brugpensioen, werkloosheid, loopbaanonderbreking, kinderbijslag, arbeidsongeval-len en beroepsziekten, inkomensgarantie ouderen)Financiering ziekenhuizen

Gem

eens

chap

pen

en

Gew

este

n

ArbeidsmarktbeleidTewerkstellingmaatschappelijk welzijn Gehandicaptenbeleid Geïnterneerden Decreet sociale beschermingUniversitaire ziekenhuizenVlaamse zorgverzekeringPreventie

Loka

al

OCmW’s – uitwerking van het lokaal sociaal beleidSociale huizenOpenbare ziekenhuizen – RVT – ROB – thuiszorg maatschappelijke integratieTewerkstelling ‘artikel 60’Sociale economie leefloon (sociale bijstand)

Page 145: Onmisbaar Openbaar

144 ONMISBAAR OPENBAAR

Non

-pro

fitZiekenhuizen – RVT – ROB – thuiszorg Sociale economieGehandicaptenzorg - beschutte werkplaatsenCAW – Centra algemene welzijnszorg

Profi

t

Commerciële zorg

Inzake sociale zekerheid zijn er twee grote stromingen, genoemd naar de grond-leggers van het systeem:

• het stelsel Bismarck (Bismarck was een Duitse kanselier, op het einde van negentiende eeuw) gaat ervan uit dat de financiering van het sociale zeker-heidssysteem wordt gedragen door werknemers en werkgevers en dat er so-lidariteit is onder de werkenden;

• het stelsel Beveridge (Beveridge was een Engelse lord, econoom en politicus, in de eerste helft van de twintigste eeuw) gaat ervan uit dat de totale bevol-king recht heeft op bestaanszekerheid, en dat men via belastingen voor elke burger moet voorzien in een zelfde forfaitaire uitkering bij werkloosheid, ziekte, pensionering, …

De Belgische sociale zekerheid bevat kenmerken van beide.

Sociale zekerheid is historisch gegroeid uit de private en dus vrijwillige initiatieven tot verzekering van bepaalde risico’s. De regeling die we vandaag kennen is geba-seerd op een basiscompromis uitgewerkt na de Tweede Wereldoorlog. Het is een compromis tussen arbeid en kapitaal: werknemers verbinden zich ertoe loyaal mee te werken binnen de ondernemingen die in ruil beloven om de winsten mee om te zetten in hogere lonen, betere arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming. Sociale zekerheid is dus in hoofdzaak een gevolg van de strijd rond de inkomensverdeling. De regelingen zijn geleidelijk gegroeid en pragmatisch aangepast. Het paritair be-heer draagt bij tot de performantie van het systeem.

De sociale zekerheid is onze sterkste sociale parachute. Als we de sociale uitkerin-gen (andere dan pensioenen) zouden aftrekken van het gezinsinkomen, dan zou 28 % van de bevolking onder de armoederisicogrens terechtkomen. De sociale over-drachten doen de armoedecijfers sterk dalen. Voor België wordt het armoederisico door de sociale transfers met 46 % verlaagd, wat meer is dan in de EU-15, waar

Page 146: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 145

dit cijfer 35 % bedraagt.67 Dit geeft een idee van het belang en de impact van de sociale zekerheid. maar die bescherming is niet sluitend. Voor wie uit de boot valt, is sociale bijstand nodig als vangnet.

De jongste jaren is er een stevige verschuiving in de aanpak. De discussie over de betaalbaarheid steekt meer en meer de kop op; dit gebeurt omwille van zowel de socio-demografische (kosten vergrijzing; individualisering rechten) als de economi-sche ontwikkelingen (lage groei en crisis). Om de uitgaven onder controle te houden wordt de nadruk verlegd van ‘beschermen’ naar ‘activeren’.

In de loop der jaren is de verdeling van de uitgaven naargelang de soorten sociale prestaties veranderd. Het aandeel van de gezondheidszorg kende een sterke stij-ging tussen 1981 en 2004. Nadien werd geprobeerd de groei af te remmen. Het aandeel van de gezinsbijslag is dan weer gedaald sinds 1970.

Figuur 22 - Evolutie van het aandeel van de verschillende takken in de sociale zekerheid

13,4 7,5

36,7

31,9

17,2

17,5

5,5

8,1

24,6 34,3

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

2008

%

20081980

Gezondheidszorg

Primaire arbeidsongeschiktheid en invaliditeit

RVA

Pensioenen

Kinderbijslag

Beroepsziekten

Bron: CM Info, 2010

Page 147: Onmisbaar Openbaar

146 ONMISBAAR OPENBAAR

Om de uitgaven onder controle te houden en de strijd tegen de werkloosheidsvallen aan te gaan werd het niveau van de uitkeringen naar beneden gedrukt: dankzij de automatische indexkoppeling volgen de uitkeringen wel de evolutie van de prijzen, maar niet de stijging van de algemene welvaart. Dit verklaart waarom het relatieve welvaartsniveau van de werkloosheidsuitkeringen verminderde. Tegelijk steeg het eigen aandeel in de kosten van de gezondheidszorgen naar een hoge 20 %. In de pensioenen en gezondheidszorgen hebben zich (met fiscale ondersteuning door de overheid) ‘tweede’ en ‘derde’ pijlers ontwikkeld. Vandaar ook dat het ACV inzet op een inhaalbeweging en de welvaartsvastheid van de uitkeringen. Onder druk van de vakbonden is sinds 2006 bij wet geregeld dat de regering en de sociale partners overleggen over de verhoging van de sociale vergoedingen op basis van de evo-lutie van de algemene levensstandaard. Dit heeft een belangrijke inhaalbeweging toegelaten, al is er nog een flinke weg af te leggen om het opgelopen welvaarts-verlies in te halen.68

doen we het goed?

Sociale voorzieningen zijn niet uitgebouwd voor de ‘fun’. Ze beantwoorden aan maatschappelijke behoeften en willen uiteindelijk een betere samenleving reali-seren. Het is dus erg belangrijk na te gaan of we daar inderdaad in slagen. Meer dan vroeger probeert men op Eu-niveau daarom de prestaties van landen onder-ling te vergelijken.

Tabel 11 - Tendensen in de uitbouw van sociale voorzieningen

De globale indicatoren in het overheidsoptreden op sociaal vlak staan positief

Soci

ale

zeke

rhei

d

In ons land heeft men een duidelijk positiever beeld van het sociale ze-kerheidssysteem dan de Europeanen in het algemeen.

Strij

d te

gen

arm

oede

Sociale uitkeringen spelen in ons land een grotere rol in het garanderen van een minimuminkomensniveau dan in de EU als geheel. Op het vlak van armoedebestrijding is nog een hele weg af te leggen.

Page 148: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 147

Gez

ondh

eids

zorg

Gezondheidsproblemen vormen een belangrijk sociaal risico. Ongelijkheden op het vlak van gezondheid zijn een belangrijk gegeven voor het sociaal beleid. België blijkt goed te scoren op het vlak van gezondheid. Het deel van de bevolking dat geconfronteerd wordt met een langdurige ziekte is lager dan in de EU-15. Verder verklaart een lager percentage van de bevol-king dat zij een medisch onderzoek heeft moeten uitstellen omwille van financiële redenen, wachtlijsten of te grote afstanden.

Hui

sves

ting

Het aandeel van de bevolking dat leeft in een overbevolkte woning is aanzienlijk lager dan in de EU-15. Bovendien wordt een lager aandeel van de bevolking geconfronteerd met een overmatige huisvestingskost, hoewel de situatie op dit vlak verschilt naargelang de huisvestingssituatie. Zo worden woningeigenaars, in vergelijking met het EU-cijfer, duidelijk in mindere mate geconfronteerd met een overmatige huisvestingskost, terwijl het Belgische cijfer zich voor huurders boven het EU-cijfer situeert.

Arb

eids

mar

k-tin

dica

tore

n

Tonen een gemengd beeld. We noteren een zwakke activiteitsgraad. De arbeidsmarkt is moeilijk toegankelijk, voornamelijk voor laaggeschoolden.Positief is wel dat personen met betaald werk een duidelijk lager armoe-derisico hebben dan in de EU het geval is. maar omgekeerd worden personen zonder betaald werk geconfronteerd met een relatief hoger armoederisico.

Leve

nsst

anda

ard

gezi

nnen

Weerspiegelt voornamelijk de positie op de arbeidsmarkt. Zowel in ver-gelijking met het EU-niveau als vanuit een puur nationaal perspectief, hebben eenoudergezinnen een hoog armoederisico.Koppels met kinderen hebben daarentegen een armoederisico dat lager is dan het EU-cijfer. De indicatoren tonen een gemengd beeld wat de situatie van kinderen betreft. Enerzijds ligt het armoederisico van Belgische kinderen lager dan het EU-cijfer, anderzijds behoort het percentage kinderen dat in een huishouden zonder betaald werk woont tot de hoogste in de EU.

Bron: Indicatoren van sociale bescherming in België, FOD Sociale Zaken

België scoort op een aantal indicatoren beter dan het EU-niveau. Op sommige indi-catoren hoort België bij de beter presterende lidstaten, maar er zijn ook een aantal duidelijk zwakke punten. Het zijn punten die bij wijze van spreken ‘meer overheid’ vergen.

Page 149: Onmisbaar Openbaar

148 ONMISBAAR OPENBAAR

de financiering van de sociale zekerheid zou best evolueren

De sociale zekerheid wordt gefinancierd door bijdragen van werkgevers (42 %) en van werknemers (21 %), door een toelage uit de overheidsbegroting (33 %) en door een beperkt aandeel andere inkomsten. Het gros van de inkomsten van de sociale zekerheid komt dus uit bijdragen van werkgevers en werknemers. Dit maakt de las-ten op arbeid in ons land relatief zwaar. Om hieraan te verhelpen, bepleit het ACV een grondige bijsturing van de financiering van de sociale zekerheid op basis van een onderscheid tussen:

• Voorzieningen waarmee elke burger te maken heeft (gezondheidszorg en kinderbijslag, als recht van het kind). Op dit vlak moeten we komen tot één regeling voor de hele bevolking. Kinderbijslag en gezondheidszorg hebben niets te maken met de arbeidssituatie van de mensen. Ze worden daarom ook best gefinancierd op een algemene manier, niet ten laste van arbeid. Het ACV stelt voor dit te doen door middel van een algemene sociale bijdrage, geheven op alle bruto-inkomens.

• Vervangingsinkomens verbonden met de uitoefening van arbeidsprestaties (werkloosheid, ziekte en invaliditeit, arbeidsongevallen, beroepsziekten en pensioenen). Het gaat hier om beroepsrisico’s en ze blijven daarom ook best geregeld per socio-professionele beroepscategorie. Het is normaal dat ze gefinancierd blijven met bijdragen op het loon. Weliswaar met staatstus-senkomst voor de prestaties van zuivere solidariteit.

Een dergelijke hervorming doorvoeren zou meteen een antwoord bieden aan de aanhoudende kritiek op de omvang van de parafiscale lasten op arbeid in ons land.

waarom slagen we er maar niet in armoede uit te roeien?

We slagen erin de meest fantastische dingen te realiseren: van DNA-analyses tot satellietverbindingen en intercontinentale reizen. De welvaart die we opbouwen is ongezien. En toch valt 15 % van alle inwoners in ons land onder de Europese ar-moederisicogrens. Dat zijn ruim 1,5 miljoen mensen. In Wallonië is dit zelfs 19,5 % van de bevolking. Bijna 40 % van de eenoudergezinnen valt onder de armoederi-sicogrens.69 De omvang van het armoedeprobleem is eigenlijk onze welvaartsstaat onwaardig.

Page 150: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 149

Op Europees vlak zou 8 % van de Europeanen niet kunnen voorzien in hun basis-behoeften en 80 miljoen mensen (16 % van de bevolking; 19 % van de kinderen) leven met een armoederisico!

alle armoede-indicatoren doen alarmbel rinkelen

In ons land kunnen meer dan 365 000 mensen hun krediet niet op tijd af-betalen. Er zijn niet alleen meer mensen met betalingsmoeilijkheden, maar ook de omvang van de betalingsmoeilijkheden neemt toe (tussen 2008 en 2010 een toename van het totaal achterstallige bedrag met 30 %). In 40 % van de gevallen ligt de oorzaak van een overmatige schuldenlast in onvoor-ziene omstandigheden, zoals echtscheiding, ziekte, werkloosheid of detentie. Steeds meer mensen komen terecht in schuldbemiddeling.70

meer dan 20 % van de arme gezinnen met kinderen gaat gebukt onder problematische schulden.71 Zij stellen het bezoek aan een arts uit, want meer dan 1/5de van hun laag inkomen gaat naar de afbetaling van hun schuld.

Ongeveer 150 000 mensen genieten een leefloon. Dit aantal is de afgelopen 5 jaar toegenomen met bijna 20 000.

Volgens berekeningen van VVSG (Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten) werden er in 2009 in Vlaanderen elke dag ongeveer 60 gezinnen uit hun huis gezet omdat ze de huur niet kunnen betalen. Dit is dubbel zoveel als het jaar voordien. 68,5 % van de Vlaamse OCmW’s geeft aan dat het aantal dak- en thuislozen gestegen is.72

De voedselbanken zagen het aantal mensen dat voedselhulp aanvraagt sinds hun ontstaan in 1985 stijgen van 70 000 mensen naar 115 000 in 2010.

De globale cijfers over het risico op armoede verbergen verschillen naargelang de situatie:73

• bij werkende Belgen is het armoedepercentage 4 %; dit is het laagste cijfer in Europa;

Page 151: Onmisbaar Openbaar

150 ONMISBAAR OPENBAAR

• bij werklozen loopt dit cijfer op tot 31 %; • 1 op 8 gepensioneerden in ons land heeft een armoederisico. Het armoede-

risico in België is het grootst voor een echtpaar dat van één pensioen moet leven.

In erg interessante rapporten kunnen we gemakkelijk nalezen wat een complex ge-heel van factoren armoede bepalen.74 Op het vlak van armoedebestrijding boeken we al vele jaren geen vooruitgang meer. Het probleem is niet eigen aan ons land. Nergens in de westerse wereld lijk het aantal gezinnen met een laag inkomen sig-nificant afgenomen.

De aanpak van de armoedeproblematiek illustreert het filosofisch debat over de manier waarop de overheid op sociaal vlak moet optreden: moet men de mensen helpen en bijstaan? moet men ze activeren zodat ze zelf uit de armoede komen? moeten mensen begeleid en ondersteund worden, of moeten ze fiscale of andere stimuli maar zelf kunnen aanwenden in hun voordeel?

Naarmate het beleid wordt aangestuurd, leidt dit tot verschillen in evolutie. En ver-schillen in evolutie zijn er wel degelijk! Uit het onderzoek van het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck blijkt dat België zich in de jaren negentig op het vlak van armoede-indicatoren kon meten met Denemarken, finland en Zweden. In Frankrijk, Duitsland en Nederland was de armoede toen significant hoger dan in België. Een decennium later is België op het vlak van armoede weggezakt van de kopgroep landen tot achteraan in de kopgroep. Er is dus geen goed beleid gevoerd. Dit probleem stelt zich niet alleen voor ons land. Ook Duitsland zag het armoede-risico de jongste jaren sterk toenemen.

Page 152: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 151

Figuur 23 - Armoederisico en bbp per hoofd van de bevolking

Bulgarije BuL

Roemenië ROm

Letland LET

Litouwen LIT

Polen POL

Estland EST

Hongarije HuN

Slowakije SLOVAK

Portugal POR

Malta MAL

Tsjechië CZ

Slovenië SlOVE

Griekenland GR

Cyprus CYP

Spanje SP

Italië IT

frankrijk fR

Verenigd Koninkrijk uK

finland fIN

België BElGIE

Duitsland GE

IJsland ICE

Zweden ZWE

Denemarken DEN

Oostenrijk OOST

Ierland IRE

Nederland NL

Zwitserland ZWI

Noorwegen NOR

Luxemburg LuX

Bron: Eurostat, 2009

Bea Cantillon en Wim Van lancker verklaren het gebrek aan vooruitgang op het vlak van de strijd tegen armoede door de manier waarop het beleid is uitgewerkt: nieuwe vormen van sociaal beleid zijn minder herverdelend. Die nieuwe regelingen komen meer terecht bij hogere dan bij lagere inkomensgroepen.75 Tegelijk kreeg inkomens-bescherming minder prioriteit dan andere doelstellingen. Zelfs in de best presterende welvaartsstaten van Europa daalden de sociale bijstandsuitkeringen met 10 tot 20 %

Page 153: Onmisbaar Openbaar

152 ONMISBAAR OPENBAAR

(of meer) ten opzichte van de gemiddelde lonen. Die gedaalde effectiviteit van in-komensbescherming heeft te maken met de strijd tegen de werkloosheid: men wou mensen prioritair aan het werk en dit ging ten koste van de inkomensbescherming.

We weten nochtans voldoende wat er moet gebeuren om armoede aan te pakken. Het verzekeren van een betere opleiding heeft de meest duurzame effecten. Een goede opleiding, werk en een eigen huis zijn de beste buffers tegen armoede.76

Leidt activering tot oplossing van de armoede?

Sinds oktober 2002 is de bijstand aan steuntrekkers omgevormd naar een activerende bijstand. Uit onderzoek van het Centrum voor Sociaal Beleid van Herman Deleeck (Universiteit van Antwerpen) blijkt het volgende:77

• Personen met een leefloon of een andere OCmW-uitkering zetten in bij-na 40 % van de gevallen binnen de 2,5 jaar de overstap naar werk. De meesten onder hen blijven een aanvullende uitkering nodig hebben om rond te komen.

• Niet-Europeanen en Belgen van niet-Europese origine maken gemakke-lijker de overgang naar werk. Jongeren en mannen vinden gemakkelijker doorstroming naar werk dan ouderen en vrouwen.

• Een kwart van diegenen die werk vinden doet dit via tijdelijke of seizoenar-beid. Een ander kwart maakt gebruik van ‘artikel 60-banen’. De anderen zijn verdeeld over verschillende regelingen.

• Interim of zelfstandige activiteit leidt niet naar meer zelfredzaamheid.

Inzake armoede blijkt erg uitgesproken hoezeer problemen samenhangen.

Iemand met een laag inkomen zal moeilijk een goede woning vinden. Ofwel is die woning heel duur en maakt hij schulden, ofwel stelt hij zich tevreden met een woning die in slechte staat verkeert. Vaak zijn die woningen erg ongezond, waardoor er gezondheidsproblemen ontstaan bij de bewoners. Bovendien verslinden ze energie. Veel ‘armen’ geloven niet meer in zichzelf en kampen met een negatief zelfbeeld, waardoor ze nog dieper wegzakken in de armoede.

Page 154: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 153

Armoede maakt ziek en houdt ziek. Armen zijn niet alleen ongezonder, ze gaan ook minder snel naar de dokter. Almaar meer mensen stellen een medische ingreep uit omdat ze die niet kunnen betalen. Mensen die in armoede leven worden meer geconfronteerd met depressies. Onder de armoedegrens kampt 1 persoon op 20 met zelfmoordgedachten.78

Kinderen uit arme gezinnen lopen relatief meer schoolse achterstand op. Dit is het geval voor meer dan 20 % van de kinderen die in een gezin leven waarvan het in-komen lager is dan het Europese minimum.

meteen is duidelijk dat het armoedevraagstuk maar kan worden aangepakt via een ge-zamenlijke ingreep van alle overheden. Zal, met alle discussies over staatshervormingen, die samenhang er wel zijn? Het vergt ook klare opties: slagen we erin sociale voordelen zo te oriënteren dat armoede wordt weggewerkt? Zonder gericht optreden riskeren we nog vele jaren armoedeproblemen mee te dragen. maar dit kan toch geen optie zijn!

Een Chinees spreekwoord zegt: ‘een groot land braadt kleine vissen’. Kleine vissen braden, moet je erg omzichtig doen. Zo niet bakken ze meteen aan en smaken ze gewoon verbrand. Zo ook moet een overheid omzichtig omspringen met de zwak-keren in onze samenleving. Anders gezegd: een land verdient meer aanzien naar-mate het zorgzaam omgaat met de zwakkeren. Als het om armoede gaat, denken we best wat meer aan dit Chinees spreekwoord.

privatisering en commercialisering voortdurend aanwezig

We hoeden ons voor het toenemend gevaar op privatisering en commercialisering in de sociale sector. Dit gevaar uit zich wellicht het best in de ouderenzorg.

Aandeel aantal plaatsen in de ouderenzorg per initiatiefnemer

Openbaar Commercieel VZW (non-profit)

Vlaanderen (2007)Wallonië (2007)Brussel (2008)Globaal

37 %31 %24 %33 %

10 %46 %65 %30 %

53 %23 %11 %37 %

Bron: OKRA

Page 155: Onmisbaar Openbaar

154 ONMISBAAR OPENBAAR

Het hoog aandeel commerciële initiatieven in Brussel en Wallonië heeft te maken met het feit dat er in die regio’s traditioneel minder initiatieven zijn uit caritatieve hoek. In die leemte ontstonden veel kleinschalige privé-initiatieven. Zij richten zich op woonactiviteiten voor kapitaalkrachtige, weinig zorgbehoevende ouderen. Die kleinschalige initiatieven worden de jongste jaren overgenomen door grote com-merciële spelers (de belangrijkste zijn Armonea, 2535 bedden in 23 rusthuizen; Senior Assist, 2657 bedden in 36 rusthuizen; Senior living Group nv, 2600 bedden in 17 rusthuizen).

Openbare initiatieven zijn weliswaar in omvang toegenomen (meer behoeften), maar het relatief aandeel van het openbaar aanbod in de sector is teruggelopen. uitgaande van de programmatiecijfers op basis van geplande projecten, zal de positie van het particulier initiatief in de toekomst verder versterkt worden, in het nadeel van de publieke sector.

meer commerciële initiatieven in de sector leiden echt niet tot een betere zorg voor de mensen. Wel integendeel! De resultaten van een onderzoek dat OKRA, de groot-ste ouderenbeweging in Vlaanderen, in 2010 uitvoerde op basis van de officiële inspectieverslagen van de jaren 2002 tot en met 2007, zijn duidelijk:

• In het tweede semester van 2010 bedroeg de dagprijs in de Vlaamse rusthui-zen in de publieke sector 41,12 euro; in de commerciële sector 43,44 euro en in de non-profit instellingen 46,56 euro. Commercieel initiatief is dus niet goedkoper dan het aanbod in de publieke sector.

• Commerciële initiatieven selecteren meer op basis van het risico, wat leidt tot ongelijke toegang in voorzieningen. Dankzij de sociale functie van OCMW’s krijgen niet-zorgbehoevende ouderen meer toegang tot rusthuizen. De non-profit sector oriënteert zich het sterkst in de opvang van (zwaar) zorgbehoe-venden, en dit is eigenlijk ook de feitelijke doelgroep van de sector. Kortom, vooral wie het allemaal voldoende kan betalen en niet te veel zorg nodig heeft, krijgt toegang tot commerciële initiatieven.

• Commercialisering leidt tot een lagere tewerkstellingsgraad. Rusthuizen die afhangen van OCmW’s hebben de beste personeelsomkadering wat de le-venskwaliteit van de bewoners verhoogt. Commerciële initiatieven hebben duidelijk de laagste personeelsomkadering.

Page 156: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 155

Beheersinstantie Personeelsomkadering per 30 bedden

OCMW’s 100

Vzw’s 92,5

Commerciële sector 71,3

Bron: OKRA

• Commerciële initiatieven hechten meer belang aan andere overwegingen dan een optimale personeelsomkadering, ook al is dit laatste in het belang van de bewoners.

• Commerciële initiatieven leiden tot een lager kwaliteitsniveau. Op basis van kwaliteitsnormen, scoren commerciële initiatieven namelijk duidelijk lager dan andere beheervormen. De score van commerciële initiatieven ligt in ver-gelijking met het gemiddelde tweemaal lager dan de referentienorm (80 %). Kwalitatief ‘slechte rusthuizen’ vind je met andere woorden het meest in de commerciële sector. En toch … denken velen dat de privésector het allemaal zo veel beter doet!

Aandeel aantal rusthuizen naargelang kwaliteitsnorm

Kwaliteitsnorm OCMW VZW Commercieel initiatief Totaal

< 70 %70 – 79 %80 – 89 %90 % en meer

12,3 %24,8 %40,6 %22,3 %

13,2 %22,6 %

36 %28,2 %

28,6 %32,7 %28,9 %

9,8 %

14,5 %24,5 %

37 %24 %

Bron: OKRA

Het belang van het openbaar initiatief om te zorgen voor een kwaliteitsvol en tegelij-kertijd voor iedereen toegankelijk en betaalbaar rusthuis, is daarmee evident. OCmW’s moeten hun opdracht op het gebied van rust- en verzorgingstehuizen verder actief op-nemen. Zij moeten ervoor zorgen dat iedereen op een menswaardige manier een oude dag kan hebben, niet alleen zij die het zelf kunnen betalen. De verplichting van open-bare dienst vertaalt zich in openbare zorgvoorzieningen die openstaan voor iedereen, ook voor de financieel weinig aantrekkelijke cliënten. Door het openbaar initiatief is er een prijsregulerend effect. In ons verzuild zorglandschap is het OCmW-aanbod ook pluralistisch. Daarbij komt dat er ook de meest kwalitatieve personeelsomkadering is, wat de levenskwaliteit van de bewoners ten goede komt. Het plaatje is aldus duidelijk.

Page 157: Onmisbaar Openbaar

156 ONMISBAAR OPENBAAR

Aansturen op een ruimer aandeel commerciële initiatieven, die in essentie vooral oog moeten hebben voor financieel rendement en winst voor de aandeelhouder, kan dus geen optie zijn als men het goed meent met de mensen die zich tot een rusthuis moeten wenden.

We stellen daarom ook openlijk vragen bij het feit dat beleidsmakers argumenten van uitbesteding gebruiken om de arbeidsvoorwaarden in de rust- en verzorgings-tehuizen onder druk te zetten.

De Verenigde Staten tonen op hun beurt dat privatisering en sociale zorg niet goed samen gaan. De VS heeft met zijn privégeneeskunde een hogere kindersterfte en lagere levensverwachting dan de Europese landen of Canada. Nochtans kost de Amerikaanse geneeskunde ongeveer 16 % van het bbp tegenover 10 % in de meeste Europese landen. In absolute termen bedragen de gezondheidszorguitgaven in de VS gemiddeld 5711 dollar per capita, ruim dubbel keer zoveel als bijvoorbeeld België met 2828 dollar. In het laatste onderzoek dat de Wereldgezondheidsorganisatie heeft uitgewerkt, staan de Verenigde Staten op de 37ste plaats voor algemene gezondheids-zorg en op de 57ste plaats betreffende de betaalbaarheid van de gezondheidszorg.

Uitgaven voor gezondheidszorg zijn hoger in landen met een hoger bbp. landen met privaat gebaseerde gezondheidszorgsystemen zijn echter minder efficiënt dan landen met een publiek gebaseerde financiering. Dit heeft tot gevolg dat publieke gezondheidsuitgaven een positief effect hebben op de economische groei.

privézorgverzekeringen zijn niet de goede optie

De uitgaven van de ziektekosten worden minder gedragen door de overhe-den. Er zijn de remgelden, de supplementen en de niet terugbetaalde ge-neesmiddelen, producten, materialen, …

Zowat een kwart van de uitgaven bij ziekte komt in ons land op conto van de patiënt. In Nederland ligt dit eigen aandeel met ruim 30 % nog hoger, maar Frankrijk en Duitsland houden het op 20 % eigen aandeel. In Noorwegen en Denemarken is dit nog een stuk minder. In de Verenigde Staten loopt het eigen aandeel dan weer op tot 50 %.79 Ondanks het feit dat 7,6 miljoen

Page 158: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 157

mensen in 2009 een hospitalisatieverzekering hebben, blijft volgens bere-keningen van de Cm het grootste deel van die persoonlijke kosten ten laste van de patiënten zelf.

Om meerdere redenen zijn privéhospitalisatieverzekeringen niet de beste oplossing voor de financiering van de gezondheidszorg want:

• Er is geen universele dekking voor alle burgers. De dekking gebeurt via de werkgever of privé en voor veel mensen is de premie te hoog.

• meestal is enkel het risico van de ziekenhuisopname gedekt.• Door dit systeem worden extra supplementen aangerekend, waardoor

enerzijds de kosten en de premies stijgen en anderzijds een risico in de dekking ontstaat.

• Het leidt tot een grotere risicoselectie.• De regelingen leiden tot een vervaging tussen gezondheidszorg, esthe-

tiek en wellness.Privatisering in de gezondheidszorg leidt niet per definitie tot een betere ge-zondheid en meer kostenefficiëntie in de gezondheidszorg.

hoge gezondheidsuitgaven, met welke resultaten?

Een behoorlijk aandeel van de sociale uitgaven gaat naar de gezondheidszorg. De uitgaven in ons land vallen nochtans niet hoger uit dan in de ons omringende lan-den. Internationaal gezien nemen uitgaven voor gezondheidszorg wel toe, wat te wijten is aan verschillende factoren: de technische voorzieningen zijn duurder, het geneesmiddelengebruik blijft stijgen en door de vergrijzing van de bevolking zijn er meer zorgbehoeften.

De resultaten op het vlak van gezondheidszorg zijn spectaculair: omstreeks 1900 was de gemiddelde levensverwachting 45 jaar voor mannen, 49 jaar voor vrouwen. Vandaag is de gemiddelde levensverwachting van mensen om en bij 80 jaar. We leven niet alleen langer maar ook gezonder. Op het vlak van gezondheidsindica-toren (zoals het aantal rokers, aantal personen met overgewicht, …) doen we het beter dan veel Westerse landen.

Page 159: Onmisbaar Openbaar

158 ONMISBAAR OPENBAAR

Uit enquêtes blijkt daarenboven dat de bevolking vrij tevreden is over het Belgische gezondheidszorgsysteem. Dit neemt niet weg dat het systeem voortdurend aandacht vergt.

In de eerste plaats om de gelijke toegang tot een kwalitatieve gezondheidszorg voor iedereen op een betaalbare manier te blijven garanderen.

Die betaalbaarheid heeft ook te maken met het aandeel dat de mensen zelf moe-ten ten laste nemen. In de meeste landen wordt gezondheidszorg vooral gefinan-cierd met publieke middelen maar in ons land is het aandeel publieke financie-ring (75,1 %) lager dan bijvoorbeeld in Frankrijk (79 %), Duitsland (76,9 %) of Zweden (81,7 %). mensen moeten in ons land dus meer uit ‘eigen zak’ betalen! Door het systeem van de maximumfactuur voor geneesmiddelen heeft men het persoonlijk aandeel voor geneesmiddelen willen beperken. Niet alle problemen zijn daarmee van de baan. Volgens de Cm (Christelijke mutualiteit) zijn de ver-schillen tussen de supplementen in de ziekenhuizen maar voor een beperkt deel te rechtvaardigen door de ernst van de ingreep of de kwaliteit van de zorg.80 Het tariefbeleid van het ziekenhuis weegt veel zwaarder door. Cm stelt daarom voor dat de overheid extra middelen voor de ziekenhuizen zou koppelen aan een belofte om geen supplementen te vragen in meerpersoonskamers. De ach-terpoortjes om patiënten te laten bijbetalen, zoals het aanrekenen van sommige geneesmiddelen of medisch materiaal, moeten worden gesloten. De top 10 van de hoge erelonen voor privékamers zijn een exclusief Brusselse of Waalse aan-gelegenheid. Het is evident dat de overheid daarom de medische consumptie, het voorschrijfgedrag, … meer en meer in kaart brengt, zodat het beleid er op afgestemd kan worden.

Op het vlak van gezondheidszorg is het belang van preventie zonneklaar. Op dit punt zijn ongetwijfeld meer inspanningen nodig. In internationale vergelijkingen scoren we eerder matig voor kankerscreening en gezondheidspromotie.

verwachtingen tegenover overheden

De overheid moet op sociaal vlak de situatie uiteraard monitoren, het beleid aan-sturen, zorgen voor de nodige financiering, borg staan voor kwaliteit en toeganke-lijkheid, en instaan voor de nodige voorzieningen.

Page 160: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 159

De behoeften zijn evident:

• de problematiek van de armoede;• de noden op het gebied van kinderopvang (problematiek wachtlijsten); • door de vergrijzing van de bevolking zal de vraag naar zorg op diverse vlak-

ken nog toenemen;• de behoeften aan geestelijke gezondheidszorg (die we vandaag deels op

een onaanvaardbare manier gemakshalve ‘oplossen’ via de gevangenissen);• meer nood aan chronische zorgverlening; • meer aandacht voor preventie en een gezondere levensstijl is nodig;• minder mantelzorg en meer georganiseerde hulp;• het gemiddelde pensioen in ons land is eerder laag in vergelijking met de

ons omringende landen, wat de kwetsbaarheid van de oudere bevolkings-groep in de picture plaatst, ook al heeft een groot deel van de bevolking in ons land een appeltje voor de dorst omwille van het groot aandeel mensen met een woning in eigendom.

De overheid moet hierop inspelen. Vanuit die behoeften zal de overheid haar soci-ale opdracht actiever moeten opnemen door te voorzien in sociale verbeteringen, in subsidiëring en door zelf voorzieningen te organiseren. Dit zal meer middelen vergen.

Een en ander moet vorm krijgen op basis van een samenspel met meerdere actoren:

• in het kader van de sociale zekerheid;• via de Gemeenschappen (persoonsgebonden bevoegdheden);• door lokale besturen;• via non-profit initiatieven; • door commerciële initiatieven;• met zelfstandige zorgverstrekkers.

Ook al merkt de burger dat wellicht niet, toch worden een hele reeks initiatieven genomen om het beheer van het geheel te optimaliseren. Op overkoepelend vlak wordt bijvoorbeeld aangestuurd op vereenvoudiging en informatisering van de ad-ministratieve processen (via E-Health).

Net zoals de afgelopen decennia zullen er zich in de toekomst meerdere evoluties voltrekken. Het Belgische ziekenhuislandschap werd bijvoorbeeld tot de jaren ne-

Page 161: Onmisbaar Openbaar

160 ONMISBAAR OPENBAAR

gentig gekenmerkt door versnippering en kleinschaligheid. De overheid heeft de samenwerking tussen ziekenhuizen en vooral het fusioneren van algemene zieken-huizen gestimuleerd. Door dicht bij elkaar gelegen instellingen samen te brengen tot één entiteit, wou men overlapping in het zorgaanbod verminderen, komen tot kwaliteitsverbetering en de doelmatigheid verhogen.

Dit heeft in Vlaanderen geleid tot een stilzwijgend beleid van feitelijke privatisering van de openbare ziekenhuizen. Universitaire ziekenhuizen en een aantal uitzonderingen niet te na gesproken, zijn OCmW-ziekenhuizen gefusioneerd met vrije initiatieven (voornamelijk Caritasziekenhuizen). In Franstalig België komen veeleer intercom-munale initiatieven tot stand. De ziekenhuissector wordt er dus niet alleen financieel maar ook organisatorisch sterker ingebed in de openbare sector. Tegelijk hebben de socialistische en openbare ziekenhuizen in Wallonië zich verenigd in één belangenor-ganisatie, Santhea. De nieuwe federatie vertegenwoordigt 49 % van de ziekenhuizen in Franstalig België. De FIH van de christelijke zuil vertegenwoordigt er ruim 40 % van de ziekenhuizen. In Brussel zijn de openbare ziekenhuizen ondergebracht onder Iris.

Afgezien van ziekenhuizen, is de sociale hulpverlening niet altijd zo doorzichtig voor de burger. Daarenboven speelt in de sociale sector op meerdere vlakken het fameuze matteüseffect. De overheid moet nochtans voor iedereen een gelijke en betaalbare toegang tot sociale voorzieningen waarborgen. Het belang van de uitbouw van de loket-, onthaal- en doorverwijsfunctie van de sociale huizen is daarmee evident.

De overheid zal ook meer en meer geconfronteerd worden met vragen rond kwa-liteitsbewaking. Het is logisch dat de komende jaren hierover nog behoorlijk zal worden gereglementeerd. De naleving van die kwaliteitsnormen zal evenwel ook afdoende moeten worden bewaakt en geïnspecteerd.

In Vlaanderen voorziet een decreet dat lokale besturen (gemeenten en OCmW’s) een omgevingsanalyse moeten maken van het lokaal sociaal beleid en moeten voor-zien in een meerjarenplan dat de behoeften in kaart brengt en de te ontwikkelen initiatieven, de taakverdeling en werkafspraken met andere actoren omschrijft. De huidige lokale beleidsplannen lopen tot 2013. Indien we willen dat morgen wordt gewerkt aan behoeften zoals kinderopvang, ouderenzorg, … dan moeten die lo-kale beleidsplannen met voldoende visie en vooruitziendheid worden uitgewerkt. lokale beleidsmakers dragen op dit vlak een erg belangrijke verantwoordelijkheid.

Page 162: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 161

G e L i j k e k a n s e n e n i n t eG r at i e

Want aan degene die heeft, zal gegeven worden, en wel overvloedig. Maar aan degene die niet heeft, zal zelfs nog ontnomen worden wat hij heeft.

MATTEüS, EVANGELIST

waarom meer gelijkheid nodig is

Internationaal onderzoek toont aan dat een grotere inkomensgelijkheid leidt tot een beter leven voor iedereen. De levensverwachtingen zijn hoger, de kindersterfte lager, er is minder misdaad, minder geesteszieken, minder zwaarlijvige mensen, en minder in de gevangenissen.81 In landen met meer ongelijkheid zijn er meer ge-zondheids- en sociale problemen.

landen met meer gelijkheid hebben meer aandacht voor het milieu, de arbeids-tijd is er korter, zijn innovatiever, de schoolresultaten zijn er beter en er is minder schoolachterstand.

minder ongelijkheid verklaart mee waarom Scandinavische landen het vaak beter doen in internationale rankings dan bijvoorbeeld ons land.

Ongelijkheid is ook meedogenloos: hogergeschoolden leven in ons land gemiddeld 2,5 jaar tot 4 jaar langer dan wie alleen middelbaar onderwijs volgde en 7,5 jaar langer dan een ongeschoolde. Zowel voor vrouwen als uitgedrukt in aantal gezonde levensjaren zijn die verschillen nog groter.

Page 163: Onmisbaar Openbaar

162 ONMISBAAR OPENBAAR

Figuur 24 - Positionering van landen naar inkomensongelijkheid en sociale prestaties

Slechter

Beter

Laag HoogInkomensongelijkheid

Inde

x va

n so

cial

e en

gez

ondh

eids

prob

lem

en

•VS

•Nieuw-Zeeland

•Canada•Spanje•Zwitserland

•Zweden

•Finland

•Japan

Portugal•

Ierland•

Duitsland•

Noorwegen•

Italië•Australië•

Nederland•België•

VK•

Griekenland•

Frankrijk•Oostenrijk

•Denemarken•

Bron: Wilkinson & Pickett, The Spirit level, 2009 – www.equalitytrust.org.uk

waarmee heeft het te maken?

Sociale zekerheidssystemen zijn uiteraard van doorslaggevend belang om wie kwets-baar is te ondersteunen en om het inkomensniveau van mensen op te krikken. De samenhang is echter ruimer: infrastructuurprojecten (wegen, elektriciteit, water, te-lecommunicatie, …) zijn niet alleen van belang voor de economische ontwikkeling. Naarmate mensen er meer gebruik kunnen van maken, hebben zij meer mogelijk-heden om inkomsten te verwerven.

Aan de K.U.leuven zoekt men naar de factoren die de sociale cohesie aansturen.82 Een grotere sociale cohesie, dan wel meer individualisme, geven immers vorm aan onze samenleving.

Page 164: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 163

Tabel 12 - Factoren die sociale cohesie aansturen

Indicator Traditionele cohesie Moderne cohesie

Religieuze betrokkenheidAfwezigheid van eigendomsdelictenAfwezigheid van geweldmisdrijvenEconomische ontwikkelingAfwezigheid van ontberingSociaal kapitaal

0,5240,6760,219

-0,7000,1170,837

0,2860,2450,7500,4170,9180,222

Bron: K.U.leuven, One Size Fits All?

De wetenschappers willen tegen 2012 de volledige resultaten van hun onderzoek uitbrengen. Zij stellen dat sociale cohesie vandaag wordt aangestuurd door andere elementen dan de traditionele benadering die men er in de regel op na houdt. Vooral afwezigheid van ontberingen, minder agressie en economische ontwikkeling (let op de samenhang met onderwijs en sociale vooruitgang) zijn vandaag van belang om tot sociale cohesie te komen.

Bestuurskundigen in Nederland gaan ervan uit dat sociale ongelijkheid de basis vormt van de fameuze kloof tussen de burger en de politiek. lager en hoger op-geleiden leven steeds meer in gescheiden werelden: ze trouwen vrijwel nooit met elkaar, sporten gescheiden en wonen in verschillende buurten. Ook hebben hoog- en laagopgeleiden geheel andere opvattingen over criminaliteit en leefbaarheid, immigratie en integratie, Europa en globalisering.83

Geen evolutie ten goede

De ongelijkheid in ons land is de afgelopen jaren toegenomen. Het inkomensaan-deel van de rijkere laag van de bevolking neemt toe. Noteer hierbij wel dat de on-gelijkheid in Brussel een stuk hoger ligt dan in Vlaanderen of Wallonië.

Als je weet dat minder ongelijkheid samenhangt met een betere samenleving, dan gaat onze evolutie de afgelopen 20 jaar niet de goede richting uit. Gedurende deze periode hebben individualisme en neoliberalisme net aan belang gewonnen. Voor wie er nog zou aan twijfelen, toont bijgaande figuur hoezeer die aanpak leidt tot

Page 165: Onmisbaar Openbaar

164 ONMISBAAR OPENBAAR

meer ongelijkheid. Het feit dat de inkomensongelijkheid in ons land lager ligt dan het EU-gemiddelde, is daarbij slechts een magere troost.

De overheid zou dus best wat meer inspanningen doen om die trend om te buigen. Een kentering ten goede komt er echt niet vanzelf. Iedereen moet de kans krijgen om zich te emanciperen en zo aan te sluiten bij de samenleving. Dit kan door een menswaardig inkomen te garanderen, door de aansluiting met de arbeidsmarkt te garanderen, door in kwaliteitsvolle huisvesting te voorzien, enzovoort.

Figuur 25 - Inkomensongelijkheid voor en na belastingen, evolutie van de Gini coëfficiënt Evolutie van de INKOMSTEN

Jaar

Bron: Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie.

De Gini-coëfficiënt is een maatstaf van inkomensongelijkheid.+,-./0/112.342,-54.,650746894:;42,63.,8.;4.<,6,=>0?@@,>,?6/.342,-5.116.#.A,4;4:446.B48>C,5/.094:.446.342,-5.,650746DE+,-./0/112.06342,-54.,650746894:;42,63.,8.;4.<,6,=>0?@@,>,?6/.342,-5.116.!.A!.F4:8006.B48>C,5/.094:.C4/.34C424.,650746DEG46.2113.<,6,=>0?@@,>,?6/.;H,;/.0F.446.B4/4:4.94:;42,63.916.;4.,65078/46E

Opmerking: De declaranten met nul totaal netto belastbaar inkomen NIET inbegrepen.I,/.J,-6.900:12.J42@8/16;,346.46.-0634:46.;,4.94:F2,>C/.J,-6.07.446.1163,@/46.,6./4.9H2246K.005.12.C4BB46.J4.3446.,650746E

Methode:L0/112.64//0.B4218/B11:.,650746.M4:;.0734:4546;.611:.446.4NH,91246/./0/112.64//0.B4218/B11:.,650746K116.;4.C16;.916.;4.

HetI4./M44.F4:80646.;,4.446.@,8>112.34J,6.90:746.5:,-346.;4J42@;4.4NH,91246/./0/112.64//0.B4218/B11:.,650746

0,20

0,22

0,24

0,26

0,28

0,30

0,32

0,34

0,36

0,38

0,40

1990

1991

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

VOOR BELASTINGEN

NA BELASTINGEN

Bron: ADSEI, fOD Economie

In een zorgzame samenleving verdienen kansarmen speciale aandacht. Niet zomaar uit liefdadigheid of medeleven maar wel om ervoor te zorgen dat iedereen een be-hoorlijk leven kan leiden. men kan om verschillende redenen tussen de mazen van het sociale net vallen. Dit heeft te maken met armoede, familiale situaties, … Een bezorgde samenleving laat de mensen aan de zelfkant niet in de steek maar helpt ze op weg naar een normaal bestaan.

Naast overkoepelende instanties, is het vooral de taak van OCmW’s om werk te maken van maatschappelijke integratie. Verschillende technieken worden daarbij

Page 166: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 165

ingezet: het gaat meestal om het aanbieden van werk (zgn. stelsel ‘artikel 60’), het toekennen van een leefloon en het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (al dan niet gecombineerd). Het doel daarbij is niet om een vervangend inkomen toe te kennen maar wel de kans te geven om opnieuw zelfstandig te leven. In 2002 kregen 3444 artikel 60-ers84 een betrekking om hun sociale rechten op te bouwen. In 2007 was dit cijfer opgelopen tot 6183.

Gelijke kansen en onderwijs

Op vlak van ongelijkheden vormt de samenhang met het onderwijs een belangrijk aandachtspunt. In het deeltje over onderwijs (p. 175) leggen we uit dat de demo-cratisering van het onderwijs al meer dan 40 jaar hardnekkig stil staat.

In die wetenschap worden extra middelen ingezet om leerachterstand weg te werken. De effecten ervan zijn niet groot en soms niet significant. Daarvoor worden meer-dere redenen aangehaald: de (extra) financiering is te beperkt, de middelen wor-den onvoldoende strategisch ingezet en het positieve effect wordt deels ‘opgeslorpt’ door de negatieve spiraal waarin de betrokken scholen vooraf gevangen zaten.85

sociale economie

De sociale economiebedrijven hebben erg uiteenlopende activiteiten. Het gaat voor-namelijk om buurt- en nabijheidsdiensten, hulp aan huis, huisvesting voor ouderen, kinderopvang, recyclage van afval, …

In 2000 is een samenwerkingsakkoord uitgewerkt door de federale overheid, de Gewesten en de Duitstalige gemeenschap (het zogenaamd meerwaardenbesluit) waarin basisafspraken zijn vastgelegd over de gezamenlijke inzet van middelen voor de sociale economie.

De sociale economie kan uiteraard niet overleven zonder overheidssubsidies. De over-heid neemt zelf ook een rol op als operator: 39 % van de bedrijven voor lokale eco-nomie en 33 % van de werkervaringsbedrijven situeren zich binnen de publieke sector.

Het is de bedoeling van de Vlaamse overheid om de sociale economie op te delen in twee grote pijlers: het maatwerk en de lokale diensteneconomie. Bedoeling is om

Page 167: Onmisbaar Openbaar

166 ONMISBAAR OPENBAAR

in het maatwerk de beschutte en sociale werkplaatsen, alsook de invoegbedrijven onder één regelgeving te brengen.

verschillende culturen

In ons land worden allochtonen meer dan autochtonen geconfronteerd met proble-men rond integratie op de arbeidsmarkt, armoede en sociale ongelijkheid.

Iedereen weet dat rond allochtonen nogal wat vooringenomenheid leeft. 10 % van de inwoners in ons land heeft een vreemde nationaliteit. Een aanzienlijk groter deel is van allochtone afkomst. Er zijn ook bijzonder grote verschillen volgens de regio: er zijn ruim 6 % mensen met een vreemde nationaliteit in Vlaanderen, 9,5 % in Wallonië en 30 % in Brussel! Het merendeel zijn van Italiaanse, Franse of Nederlandse af-komst. Nadien volgen de Marokkanen en Spanjaarden. De meeste migranten zijn gastarbeiders die we in de jaren zestig zochten om in de mijnen te werken, samen met hun familie en nakomelingen. Ook uit Polen, Roemenië en Bulgarije kwamen de voorbije jaren veel migranten. Tegenover 2000 is het aantal Turken en marokkanen sterk gedaald omdat heel wat vreemdelingen Belg werden door de versoepeling van de nationaliteitswetgeving.86

Vooral voor het Brussels Gewest zijn de uitdagingen rond integratie van allochto-nen duidelijk.

Via een inburgeringsbeleid wil men komen tot de integratie van nieuwe inwoners. Het concept inburgering is veeleer recent. Toch is heel wat gewijzigd. Zo is er in het Vlaamse integratiebeleid een verschuiving van een collectief idee van integratie (dat wil zeggen een onthaalbeleid met behoud van eigen identiteit waarbij de verant-woordelijkheid ligt bij de ontvangende samenleving en de overheid), naar een eer-der individueel idee van integratie. In dat laatste gaat het vooral over burgerschap en inburgering; de verantwoordelijkheid ligt daar vooral bij de minderheden zelf.

De aanpak op gebied van integratie krijgt een steeds dwingender karakter. Inburgering wordt zo een zaak van wederzijdse rechten en plichten. Dit zorgde ook voor een toename van het aantal mensen die een inburgeringtraject volgen.

Onderzoek van 2010 over het inburgeringsbeleid in Vlaanderen leert dat wie een traject volgt daar tevreden over is, ook al is er slechts een beperkte impact op het

Page 168: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 167

vlak de maatschappelijke participatie.87 Het onderzoek beschouwt dat het beleid conceptueel goed uitgewerkt lijkt, maar dat er toch een reeks pijnpunten zijn. Het aantal deelnemers mag dan wel verhoogd zijn, toch kent het traject blijvend een grote uitval. 37 % van de verplichte inburgeraars die een contract tot inburgering tekenden, haalt het attest niet. Dit ligt vaak aan de omstandigheden waarin men-sen het traject volgen. De trajecten meer afstemmen op de noden en behoeften van de inburgeraars zou daarom kunnen helpen. men bereikt ook lang niet iedereen. Wie politieke opties neemt zou er nochtans ook moeten voor zorgen dat ze kunnen worden uitgevoerd. Dit is vandaag niet het geval, met flinke wachtlijsten tot gevolg. Integratie houdt trouwens ook meer in dan het volgen van een traject; de maat-schappij moet zich voldoende open stellen voor integratie. Dit wijst meteen op de complexiteit van de integratieproblematiek.

Ons land slaagt er minder dan andere landen in om migranten te integreren. Het probleem van de integratie ligt in de eerste plaats op de arbeidsmarkt. Migranten vinden moeilijker werk, en als ze daar wel in slagen, is dit dikwijls onder hun stu-dieniveau.

asielbeleid

Wereldwijd vluchten mensen om diverse redenen naar andere landen. Op basis van internationale afspraken (Conventie van Genève, 1951) kunnen mensen die vluch-ten wegens politieke of religieuze vervolgingen, etnische problemen of problemen met hun nationaliteit of sociale groep, het statuut van vluchteling krijgen. Een sub-sidiaire bescherming is voorzien in situaties van gewapend conflict. Economische, culturele, milieugebonden of persoonlijke motieven worden niet aanvaard in het kader van de asielprocedure.

De asielproblematiek staat met de regelmaat van een klok in de spotlights. Volgens het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding heeft ons land geen echt migratiebeleid. Het Centrum vindt dat gezinshereniging, de problematiek rond schijnhuwelijken en de nationaliteitswet te eng en te streng worden opgevolgd. Het pleit ervoor dat het illegalenbeleid beter geïntegreerd wordt in het migratiebeleid, dat er een langetermijnvisie komt en dat de criteria voor regularisatie wettelijk wor-den vastgesteld. Eenmalige regularisatiecampagnes zoals in de winter van 2000 en de herfst van 2009 zorgen niet voor een coherent beleid.

Page 169: Onmisbaar Openbaar

168 ONMISBAAR OPENBAAR

De laatste jaren is het aantal asielzoekers in Europa en in België gestegen. maar in 1999 en 2000 waren er dubbel zoveel asielaanvragen als vandaag. Het aantal asielzoekers in ons land volgt eigenlijk de golven op Europees vlak. België kon de afgelopen jaren regelmatig meerdere duizenden asielzoekers niet afdoend opvan-gen. Ons land voldoet daarmee niet aan de internationale verplichtingen. De op-vangcapaciteit is de afgelopen 10 jaar nochtans stevig toegenomen.

Zonder structurele maatregelen zal de opvangcrisis zich de komende jaren nog verder uitbreiden. Niet enkel de opvang en de procedure, maar ook het terugkeer-beleid, de overgang van materiële naar financiële steun, de problematiek van de niet-begeleide minderjarigen, de integratie en toegang tot het onderwijs en de ar-beidsmarkt moeten daarbij bekeken worden.

Asielbeleid zal de komende jaren nog veel aandacht vragen. Een duurzame aanpak is dus nodig. Humanitaire overwegingen moeten daarbij de voorrang krijgen. Dit vergt een samengaan van meerdere schikkingen:

• De procedures moeten sneller en er is nood aan objectieve en rechtszekere criteria.

• De opvangtekorten moeten dringend worden aangepakt. Een aantal spe-cifieke pijnpunten, zoals deze van de onverwijderbare personen,88 moeten afdoende geregeld worden.

• Bij fEDASIL moet een fatsoenlijk personeelsbeleid ontwikkeld worden. De overbezetting in de asielcentra, het tekort aan opvangplaatsen en de groei-ende achterstand bij de asielaanvragen, samen met een tekort aan personeel zorgen voor een hoge werkdruk. Er worden nieuwe centra geopend terwijl onvoldoende personeel voorhanden is. Syndicaal is het lamentabele beleid al veel aangekaart maar veranderingen ten gronde laten op zich wachten.

beleid schiet tekort

De conclusie is duidelijk: het gelijkekansenbeleid en de politiek van maatschappelijke integratie schieten op meerdere punten tekort. De groeiende armoedeproblemen, de toenemende ongelijkheid, de blijvende ongelijkheid inzake onderwijs, de trage integratie van allochtonen en de voortdurende problemen rond het asielbeleid il-lustreren dat. Morgen zal migratie mee een antwoord bieden op de vergrijzing van onze bevolking. Maar als dat zo is, moeten we er dan niet speciaal zorgzaam mee

Page 170: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 169

omgaan? Al te gemakkelijk heerst een mentaliteit van ‘mensen zijn zelf verantwoor-delijk voor hun eigen situatie’. Op het vlak van sociale economie is de afgelopen jaren misschien wel de meeste vooruitgang geboekt. We pleiten daarom voor een beleid dat ongelijkheid daadwerkelijk terugdringt en dat gelijke kansen en maat-schappelijke integratie stimuleert.

Page 171: Onmisbaar Openbaar

170 ONMISBAAR OPENBAAR

O n d e rw i j s e n O p L e i d i n G

I think I may say that of all the men we meet with, nine parts of ten are what they are, good or evil, useful or not, by their education.

JOHN lOCKE, BRITS FIlOSOOF (1632-1704)

Een degelijk onderwijs- en opleidingssysteem zijn essentieel. In het kader van de internationale economische concurrentie kan ons land alleen zijn ligging, logistie-ke uitrusting, de kwalificatie van de bevolking en zin voor initiatief uitspelen. Goed onderwijs en opleiding betekenen een concurrentievoordeel voor ons land en heb-beneen onschatbare economische waarde.

maar daar blijft het niet bij: scholing en vorming zijn essentieel voor de ontwikke-ling van kinderen en volwassenen. De overheid moet zorgen voor kwalitatief goed onderwijs en opleiding, toegankelijk voor iedereen. Want het belang van kwalitatief onderwijs kan moeilijk worden onderschat:

• Individueel: Het niveau van het gevolgde onderwijs bepaalt de kansen op de arbeidsmarkt en zelfs het latere loon.

• Economisch: Het is een collectieve investering. Landen die investeren in on-derwijs staan er economisch sterker voor. Uit een onderzoek van de OESO blijkt dat investeringen in onderwijs en opleiding een van de belangrijkste factoren is voor de economische groei van de laatste jaren. Dit verklaart waarom de hoogste werkloosheidspercentages worden opgetekend bij laag-geschoolde jongeren.Elk bijkomend voltijds studiejaar kan leiden tot een toename van de produc-tie per inwoner van 5 à 6 %. Hoe hoger de kwalificatie van de bevolking, hoe meer dit de groei en dus de werkgelegenheidsgraad kan aanmoedigen.

Page 172: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 171

• Maatschappelijk: Het moet de gelijkheid van kansen stimuleren. Beter on-derwijs leidt tot meer sociale cohesie en een grotere politieke participatie.

Iedereen weet dat mensen niet gelijk zijn. Vandaar de nood aan differentiëring in het onderwijs, het belang van goede studiebegeleiding en degelijke omkadering.

De uitbouw van het onderwijs hangt samen met een reeks weloverwogen opties: de democratisering van het hoger onderwijs, de verlenging van de leerplicht (18 jaar), de bevordering van de deelname aan het kleuteronderwijs en de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs (door verbetering van de omkaderingsnormen).

internationale vergelijkingen

In internationale vergelijkingen over de kwaliteit van het onderwijs doet ons land het zeer goed. De OESO organiseert sinds 2000 om de 3 jaar een zogenaamde PISA-enquête. Deze vergelijkt in de deelnemende landen de prestaties van leerlingen en studenten in wiskunde, wetenschappen en lezen.

In Europa haalt Finland de beste resultaten. Shanghai staat op kop in de wereld. Vlaanderen zit in de topgroep, maar anderen halen ons snel in. Een reeks regio’s zoals Shanghai, Singapore, Hong Kong, … scoren ondertussen significant beter dan Vlaanderen. In 2006 behaalden we voor wiskundige geletterdheid de beste score. In 2009 haalden Shanghai, Singapore, Hongkong, Korea en Taipei betere resulta-ten dan wij. Voor leesvaardigheid halen we nog net de top 10. Voor wetenschap-pelijke geletterdheid valt Vlaanderen in de ranking van 2009 uit de top 10. Naast een hele reeks regio’s uit Azië, doen ook Japan, Nieuw-Zeeland, Canada, Estland en Australië het op dit vlak nu beter dan wij.

Er zijn nochtans belangrijke verschillen in ons land: de Franse Gemeenschap doet het veel minder goed in de PISA-ranking dan Vlaanderen of de Duitstalige Gemeenschap. Zo valt de Franse Gemeenschap onder het OESO-gemiddelde voor leesvaardigheid.

Deze cijfers verbergen ook andere problemen: zo is de ongelijkheid tussen de ver-schillende prestaties in het onderwijs in ons land sterker dan in andere landen (zie verder).

Page 173: Onmisbaar Openbaar

172 ONMISBAAR OPENBAAR

Figuur 26 - Resultaten PISA-enquête over kwaliteit van onderwijs

400 420 440 460 480 500 520 540 560 580

Belg

Dui

tsla

nd

Dui

tsta

lige

Gem

eens

chap

Vere

nigd

Kon

inkr

ijk

Finl

and

Fran

krijk

Fran

se G

emee

nsch

ap

Ned

erla

nd

OES

O-g

emid

deld

e

Vlaa

nder

en

Zwed

en

Wetenschappen Lezen Wiskunde

Bron: OESO, PISA-enquête, 2009

Op vlak van onderwijs halen we vlot de zogenaamde lissabon doelstellingen, be-halve op het vlak van levenslang leren en ongekwalificeerde uitstroom.

Tabel 13 - Haalt het onderwijs de Europese benchmarks?

Benchmark tegen 2010 2020 Situatie 2009

Aantal voortijdige schoolverlaters

max. 15 % max. 10 % Vlaanderen 9,9 %België 11,1 %

Minder leerlin-gen met zwakke leesvaardigheid (in 2020 ook voor wiskunde en we-tenschappen)

Daling met minimaal 20 %

max. 15 % Vlaanderen haalt internationaal een der beste scores.De Franse gemeenschap haalt het OESO gemiddelde niet.België heeft 17,7 % leerlingen met zwakke leesvaardigheid. Enkel finland, Estland, Nederland en liechtenstein ha-len reeds de benchmark voor 2020.

Page 174: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 173

Benchmark tegen 2010 2020 Situatie 2009

Jongeren met diploma hoger se-cundair onderwijs

min. 85 % min. 90 % Het Vlaams gewest haalt de benchmark sinds 2006.België haalt in 2009 83 %, wat niet zo goed is, maar toch beter dan Nederland, Duitsland, Denemarken, uK, Noorwegen, …Het Eu gemiddelde ligt in 2008 op 78,6 %.

Meer studenten hoger onder-wijs in wiskunde, wetenschappen, technologie en vermindering gen-derongelijkheid

min +15 % België noteert tussen 2000 en 2008 een toename met bijna 20,9 %.

Aandeel volwasse-nen 25-54 jaar in life long learning

Min. 12,5 %

min. 15 % Er is een belangrijke inhaalbewe-ging te doen. België haalt maar 6,8 %. Vlaanderen haalt 7,4 %.

Aandeel kinderen tussen vier jaar en lager onderwijs in voorschoolse op-voeding

min. 95 % België haalt vlot de benchmark met 99,5 %. Het staat daarmee nummer 2 in de rangschikking, na frankrijk. frankrijk niet te na gesproken bestaat er dus ner-gens zo’n uitgebreid kleuteron-derwijs als in ons land.

Aandeel 30-34 jarigen met di-ploma hoger on-derwijs

min. 40 % België haalt met 42 % (cij-fer 2009) de benchmark. finland, frankrijk, Luxemburg, Ierland, Zweden, Noorwegen, Denemarken en Cyprus doen nog beter dan ons.Onder meer Duitsland en Oostenrijk halen de benchmark nog niet.

Bron: Eu 2020 Monitoring rapport, 2011

Page 175: Onmisbaar Openbaar

174 ONMISBAAR OPENBAAR

kwaliteit

Wat de kwaliteit van het onderwijs betreft, is de ratio leerling-leerkracht van speciaal belang.89 Deze geeft weer per hoeveel leerlingen een onderwijzend personeelslid bezoldigd wordt. De ratio geeft geen beeld van de klasgrootte, maar is eerder een investeringsindicator. Een hoge ratio wijst op relatief lage onderwijsuitgaven. Hoe is onze positie op dat vlak?

• Voor het kleuteronderwijs situeert Vlaanderen zich boven het EU-gemiddelde van 13,9. Ter vergelijking, in Denemarken is dit 6 en in Frankrijk 19,2.

• In het lager onderwijs positioneert Vlaanderen zich met 13 duidelijk onder het OESO-gemiddelde van 16. Griekenland heeft de laagste ratio met 10,1 en Frankrijk de hoogste met 19,7.

• Voor het secundair onderwijs behoort Vlaanderen met ratio 10 tot de landen met de laagste ratio’s. Het OESO gemiddelde bedraagt 13. Griekenland heeft 7,5 en Nederland de hoogste met 15,7.

• Voor het hoger onderwijs heeft Vlaanderen een ratio die boven het OESO gemiddelde van 16 uitkomt. Duitsland scoort laag met een ratio van 12,1 en Griekenland zeer hoog met een ratio van 30,2.

knelpunten

Historisch gezien gaf onderwijs aanleiding tot meerdere fundamentele politieke dis-cussies. Dit is het gevolg van verschillende spanningsvelden.

• Onderwijs is niet waardevrij. In ons land heeft dit geleid tot ideologisch opge-bouwde netten. In Frankrijk is dit bijvoorbeeld niet het geval en gaat men uit van de ‘republikeinse waarden’. In Groot-Brittannië met de privé-elitescholen, evenmin. Het samengaan van de vrijheid van onderwijs en de volwaardige integratie in het publieke domein door de collectieve financiering, zoals wij dat kennen, is vrij uniek in de wereld.

• Er is de communautaire problematiek die heeft geleid tot de quasi volledige communautarisering van het onderwijs.

• Er is de samenhang tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Ook kwesties als ‘le-venslang leren’ en het volwassenenonderwijs zijn hieraan gekoppeld.

• Er is de kwestie van de democratisering van het onderwijs

Page 176: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 175

sociale ongelijkheid lang niet weggewerkt

Sinds de Tweede Wereldoorlog steeg de onderwijsparticipatie voortdurend. Bij ge-lijkblijvend aantal leerlingen in het leerplichtonderwijs, steeg het voorbije decennium het aantal studenten hoger onderwijs met 14 %. De toename in het hoger onderwijs is het meest uitgesproken voor meisjes.

maar de democratisering van het onderwijs vertoont al meer dan 40 jaar een merk-waardige en hardnekkige stilstand. Aan het einde van het leerplichtonderwijs is in belangrijke mate de ‘teerling’ al geworpen en is de sociale instroom reeds sterk be-paald. Sociale factoren blijven echter ook in het hoger onderwijs verder doorwerken. Niet alleen wat de studiekeuze betreft, maar ook op het vlak van de slaagkansen. De vermindering van de genderongelijkheid ging niet gepaard met een afname van de sociaal economische verschillen. Bea Cantillon (Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck) stelt het aanschouwelijk voor dat iedereen zich bij wijze van spreken op de roltrap bevond, opwaarts naar een hoger onderwijsniveau, maar de verschillen tussen jongeren uit sterkere en zwakkere sociale milieus bleven gelijk.

Die situatie is niet eigen aan ons land: in zowat alle geïndustrialiseerde landen stag-neert de democratisering van het onderwijs.

Het probleem van sociale ongelijkheid uit zich voornamelijk door:

• Het watervalfenomeen in het secundair onderwijs. Het project ‘vernieuwd se-cundair onderwijs’ van de jaren zeventig heeft daar niet aan verholpen. Tot op vandaag is ons secundair onderwijs te zeer een sorteermachine: goede leerlingen stromen door, minder goede leerlingen worden een andere rich-ting ingeduwd en nog minder goede leerlingen nog een andere richting. Dit moet veranderen.

• De geringe doorstroom naar het hoger onderwijs van kinderen uit arbeiders-gezinnen en/of gezinnen met laaggeschoolde ouders.

• Het groot aantal mislukkingen van generatiestudenten in het eerste jaar hoger onderwijs (49 % in hogescholen, 52 % in universiteiten). In het hoger onderwijs worden niet alleen de studiekeuze, maar ook de schoolresultaten bepaald door de sociaaleconomische afkomst.

• De verschillen in prestaties tussen autochtonen en allochtonen zijn bij ons beduidend groter dan in andere Europese landen.

Page 177: Onmisbaar Openbaar

176 ONMISBAAR OPENBAAR

Recent onderzoek in basisscholen in Antwerpen en Gent leert daarenboven het volgende:90

• wanneer leerlingen slechter presteren, heeft dit in de eerste plaats te maken met hun individuele sociaaleconomische en etnische achtergrond;

• kinderen van kaderleden scoren op school een stuk beter dan die van arbei-ders. De hulp en steun die kinderen thuis krijgen en kleine zaken als samen naar het tv-journaal kijken, wegen sterk door in de slaagkansen van kinde-ren op school;

• scholen doen zelf op subtiele wijze aan selectie: 9 op 10 ouders kunnen hun kinderen inschrijven in de school die ze zelf wensen. maar bij kansarmen lukt dit veel minder. De vrije schoolkeuze is dus relatief.

De ontwikkeling van talent is een van de belangrijkste taken van onze hedendaag-se welvaartsstaat. Het moet toelaten de opwaartse sociale mobiliteit te versterken.

Op dit punt vormt zich een stevig spanningsveld tussen rationele redeneringen en de politieke haalbaarheid. Wetenschappers geven aan dat we aan de problemen van sociale ongelijkheid kunnen verhelpen door te zorgen voor een betere mix bin-nen de scholen.91 Er zou dus moeten worden ingegaan tegen de sociale segregatie onder scholen. maar is zoiets haalbaar naar de publieke opinie toe? Velen zullen gemakkelijk inroepen dat dit de kwaliteit van het onderwijs zou aantasten, ook al geven buitenlandse voorbeelden aan dat dit een onterechte vrees is.

De Vlaamse regering heeft het beleid van gelijke kansen ondersteund via aanpassing van de financieringsregels: scholen met meer zwakkere leerlingen krijgen meer mid-delen. Ook werd de regeling studietoelagen verruimd tot kleuters. Die uitbreiding is belangrijk omdat de sociale ongelijkheid blijkbaar al ontstaat in het kleuteronderwijs.

Zonder diploma, geen werk?!

De samenhang tussen onderwijs en arbeidsmarkt staat regelmatig ter discussie. De oorzaak is evident:

• 11,1 % van de jongeren treedt nog steeds toe tot de arbeidsmarkt zonder diploma middelbaar onderwijs. Hun kansen om een goede baan te vinden, zijn klein.

Page 178: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 177

• Door de economische crisis is het aantal werkloze jongeren tot 30 jaar op-gelopen. In 2010 waren 165 000 min dertigers werkloos. Op het vlak van werkloosheid scoort ons land vooral slecht in twee categorieën: laaggeschool-de jongeren en jongeren van allochtone afkomst. Bij deze groepen loopt de werkloosheid op tot 25 %. Dit ‘Belgisch’ cijfer verbergt ook grote verschillen tussen de 3 regio’s: terwijl in Vlaanderen bijna 9 op 10 van alle jongeren tot 30 jaar een baan heeft, geldt dit in Brussel maar voor 6 op 10.

• De helft van alle meisjes komt vandaag op de arbeidsmarkt met een diploma hoger onderwijs op zak. Bij de jongens is dit maar 1 op 3.

Tabel 14 - Opleidingsniveau van jongeren

Vlaanderen Brussel Wallonië

% laaggeschoolden% hooggeschoolden% vroegtijdige schoolverlaters

13448,5

2541

19,9

2037

15,2

Jongeren op de arbeidsmarkt

% werkenden% werklozen% aan het werk, 3 jaar na het einde van de studies

866,190

63,618,6

72

69,716,6

78

Bron: Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, 2009

Om tot een betere aansluiting te komen tussen onderwijs en arbeidsmarkt, moet het technisch en beroepsonderwijs (invullen van technische knelpuntberoepen) opge-waardeerd worden en moeten bijkomende taalcursussen voor allochtone kinderen en hun ouders georganiseerd worden. Voor werkloze jongeren zonder diploma moe-ten meer aangepaste opleidingen met werkervaringsformules worden aangeboden. De arbeidsbegeleidingsdiensten moeten alle schoolverlaters zo snel mogelijk na het beëindigen van hun studies begeleiding aanbieden.

Onderwijs mag zeker niet louter worden gezien in functie van de arbeidsmarkt. Onderwijs moet in de eerste plaats de persoonlijke ontwikkeling van mensen nastreven. Het is kortzichtig jongeren louter op te leiden in functie van de actuele noden van het bedrijfsleven. De verwachtingen en behoeften zullen in de decennia na het verlaten van de school immers sterk veranderen. De matching tussen kwalificaties en noden van het bedrijfsleven, moet in de loop van het beroepsleven mee worden waargemaakt

Page 179: Onmisbaar Openbaar

178 ONMISBAAR OPENBAAR

door aandacht te besteden aan permanente vorming of levenslang leren. Precies op dit punt behaalt ons land een lage score! De bedrijfswereld kan wel een bijdrage le-veren door kwaliteitsvolle stages en formules van alternerend leren en werken aan te bieden en te financieren en door toestellen en machines ter beschikking te stellen.

hervorming hoger onderwijs

De aanpak inzake hoger onderwijs wordt sterk Europees aangestuurd op basis van het zogenaamd ‘Bolognaproces’. Dit is een intergouvernementeel proces waaraan 46 landen deelnemen. In 1999 namen zij zich voor om tegen 2010 een Europese ruimte voor het hoger onderwijs te creëren.

De afspraken daartoe waren:

• een systeem van eenvoudig leesbare en vergelijkbaar diploma’s;• hoger onderwijs gebaseerd op twee cycli, namelijk bachelor en master, met

het succesvol beëindigen van de eerste cyclus als voorwaarde voor toegang tot de tweede;

• de invoering van een systeem van studiepunten;• de promotie van mobiliteit voor studenten en personeel;• Europese samenwerking op vlak van kwaliteitszorg;• de promotie van de Europese dimensie in het hoger onderwijs.

Het geheel heeft geleid tot belangrijke wijzigingen in het hoger onderwijs. In Vlaanderen is met het structuurdecreet (2003) voor academisering gekozen. Het financierings-mechanisme van het hoger onderwijs moest volledig worden herbekeken. Dit heeft een aantal financiële consequenties. Denk bijvoorbeeld aan:

• de verschillen inzake studietoelagen: vandaag heeft bijna 1 op 4 studenten in de hogescholen een beurs, terwijl aan de universiteiten het om 1 op 6 gaat. De inkomensgrenzen en bedragen moeten opgetrokken worden;

• de noodzaak om meer middelen te voorzien de voor internationale mobili-teit van studenten.

Daarnaast is er de discussie over de rationalisering. Volgens de Vlaamse Onderwijsraad is een optimaal opleidingsaanbod afhankelijk van talrijke factoren. De Vlaamse regering stelt vooral de rationalisatie, optimalisatie en integratie binnen het hoger

Page 180: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 179

onderwijs voorop. maar welk onderwijslandschap is wenselijk? Wat is een goede spreiding? Wat is de relatie met democratisering?

Andere landen doen het beter dan ons land op het vlak van het aandeel van de bevolking met een opleiding hoger onderwijs. We weten dat een hogere scholings-graad rechtstreeks leidt tot betere economische prestaties. Canada, Japan, Korea, Denemarken, Finland, Noorwegen en zelfs de Verenigde Staten doen het beter dan ons land op het vlak van aandeel van de bevolking met een diploma hoger onderwijs

welk onderwijsmodel kies je?

‘Aan mijn studenten vertel ik graag (schrijft marc Hooghe in ‘De legitimiteit van herverdeling’) dat zij elk academiejaar 20 000 euro cadeau krijgen van de gemeenschap. Zij betalen ten hoogste zelf 564 euro voor hun opleiding, en de rest past de gemeenschap bij. Een opleiding in het hoger onderwijs kost immers altijd veel geld, en daarbij zijn er maar twee opties. Ofwel gaan we naar het Amerikaans model, waarbij de student zelf 20 000 dollar of meer afdokt per jaar, ofwel het West-Europese model waarbij de gemeenschap dat bedrag betaalt omdat we toegang tot het hoger onderwijs een democratisch recht vinden. Die tweede oplossing valt uiteraard te verkiezen, niet alleen vanuit het standpunt van gelijke toegang voor iedereen maar ook omdat een zo ruim mogelijke deelname aan het hoger onderwijs belangrijke voordelen heeft voor onze samenleving en voor onze economische competitiviteit. Alleen mag daardoor niet de misvatting ontstaan dat alles zomaar gratis is en dat zomaar evident is dat alles op die manier kan worden aangeboden.’92

Levenslang leren

In het verleden behield kennis lang een actuele betekenis. met wat in de schooltijd was verworven, kon men bijna zijn hele leven verder. Kennis bleef lang zijn waarde behouden. Dit is vandaag duidelijk niet meer zo. Grote hoeveelheden kennis moe-ten in minder dan geen tijd kunnen worden verworven, geïnterpreteerd en aange-wend. Het is dus essentieel om opleiding en vorming te integreren in het leven van volwassenen. Onze achterstand op dit vlak is duidelijk.

Page 181: Onmisbaar Openbaar

180 ONMISBAAR OPENBAAR

De lissabonstrategie voorzag in 2010 dat 12,5 % van de volwassenen een bijko-mende vorming of opleiding moest volgen. Tot 2004 ging het in ons land de goede kant uit, maar nadien zakte de participatie terug. momenteel halen we 7,2 % (cij-fer 2010), terwijl Europa de benchmark heeft opgetrokken van 12,5 % naar 15 % in 2020. Andere landen zoals Nederland, de Scandinavische landen, Frankrijk en Duitsland halen nochtans moeiteloos de Europese benchmark.93 Redenen genoeg om een tandje bij te steken en het watervalsysteem aan te pakken.

Precies om die achterstand in te halen, schuift het ACV volgende pistes naar voren rond levenslang leren:

• investeren in mensen door de overheidsinvesteringen in onderwijs en oplei-ding op te trekken; de promotie van mobiliteit voor studenten en personeel;

• een doelmatiger stimuleringsbeleid naar bedrijven toe: door inspanningen op vlak van permanente vorming;

• uitbouw van een stimuleringsbeleid naar werknemers toe: niet door de veral-gemening van opleidingsplicht, wel door een stelsel van opleidingscheques;

• meer gekwalificeerde opleiding voor werklozen;• een geïntegreerd knelpuntenbeleid door te verhelpen aan de knelpuntvacatures;• meer echt werkplekleren door te zorgen voor meer werkplekopleidingen en

alternerend leren voor 18 tot 24-jarige werkloze jongeren;• de uitbouw van loopbaanbegeleiding;• het in aanmerking nemen van elders verworven competenties;• een meer leeftijdsbewust loopbaanbeleid;• investeren in sleutelcompetenties: door gerichte acties voor laaggeletterde

werklozen;• afdwingbare rechten op levenslang leren.

wat is goed onderwijs?

Iedereen heeft er wel zijn of haar zegje over. Onderwijs heeft immers in ieders le-ven een grote rol gespeeld. logisch dus dat de meningen over wat onderwijs zou moeten doen, sterk uiteen lopen.

Uit onderzoek weten we dat het aanmoedigen van betrokkenheid van de ouders ervoor zorgt dat kinderen het gemiddeld beter doen. Dit pleit voor een participa-tieve aanpak. Veel ouders rekenen ook op de school om een deel van de opvoe-ding over te nemen. Beide lijken tegenstrijdige tendensen. Helaas bestaat er geen

Page 182: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 181

mirakeloplossing voor de vele problemen in het onderwijs en opvoeding van kin-deren of jongeren.

We weten bovendien dat de aanpak die werkt voor school ‘X’ niet noodzakelijk het-zelfde gunstige effect heeft in school ‘Y’. Onderwijsdeskundigen kijken daarom vaak erg genuanceerd naar mogelijke ontwikkelingen en schuiven niet snel algemene kant-en-klare recepten naar voren voor onderwijsverbetering.

Onderwijsverandering is een complex en dynamisch proces. Er zijn verschillende factoren die een moeilijk te voorspellen invloed hebben. Dit verklaart waarom ver-nieuwingsprojecten regelmatig mislukken.

Het onderwijs in Nederland heeft de voorbije 20 jaar erg veel hervormingen meege-maakt. Een officieel rapport van maart 2009 (het zogenaamd rapport-Dijsselbloem) geeft aan dat ze vaak halsoverkop werden geïmplementeerd, zonder dat hun deug-delijkheid eerst werd bewezen. Vernieuwingen werden van bovenuit opgelegd, zonder inspraak van leerkrachten. Die overhaaste en vaak radicale vernieuwingen hebben het Nederlandse onderwijs meer kwaad dan goed gedaan, zo luiden enkele conclusies van het rapport. Dit pleit niet voor ondoordachte overhaaste vernieuwing. Wel voor onderzoek naar wat werkt in het onderwijs, met de kruisbestuiving tussen kennis en ervaring van leerkrachten en onderzoekers. Onderwijsvernieuwing vergt voldoende tijd, middelen en een open en eerlijk overleg met alle betrokkenen. De praktijk leert dat onderwijs gebaat is bij een echte overlegdemocratie, niet bij de primauteit van de politiek. Onderhandelde beslissingen doorstaan best de toets van de onderwijspraktijk.

bestedingen en financiering

In ons land worden de uitgaven voor onderwijs hoofdzakelijk gefinancierd via col-lectieve middelen. Dit is anders dan bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk, waar haast 20 % van de onderwijsuitgaven uit privéfinanciering komt.

Ons land besteedt zowat 6 % van het bbp aan onderwijs. met dit uitgavenniveau sco-ren we goed op het vlak van output: om quasi hetzelfde kwalificatieniveau voor het basis- en secundair onderwijs te bereiken, geven bijvoorbeeld Zweden, Noorwegen en Finland, duidelijk meer uit. Denemarken geeft ook meer uit, maar haalt een lager kwalificatieniveau. Nederland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, die weliswaar maar iets minder uitgeven, halen een duidelijk lager kwalificatieniveau.

Page 183: Onmisbaar Openbaar

182 ONMISBAAR OPENBAAR

Figuur 27 - Halen we voldoende resultaat uit onze bestedingen voor het onderwijs?

Verenigd Koninkrijk

Luxemburg

Portugal

Oostenrijk

Verenigde Staten

Italië

Spanje

Denemarken

IJsland

Zwitserland

Frankrijk

Zweden

Noorwegen

Finland

Duitsland

Nederland

Tsjechië

België

2,0

2,5

3,0

3,5

4,0

4,5

5,0

5,5

60 65 70 75 80 85 90 95 100

Aan

deel

ond

erw

ijsui

tgav

en in

% B

BP v

oor

niet

tert

iair

onde

rwijs

Participatie van 15-19 jarigen in populatie van de bevolking

Bron: OESO, Education at a Glance, 2010, cijfers 2007

Kortom, je mag rustig zeggen dat de middelen die ons land besteedt aan onderwijs niet alleen verantwoord zijn, maar ook goed besteed worden in vergelijking met de ons omringende landen.

Binnen de onderwijsuitgaven is er de afgelopen jaren een duidelijke verschuiving: er gaat meer geld naar het basisonderwijs en volwassenenonderwijs. Verhoudingsgewijs besteden we minder geld aan secundair onderwijs en hoger onderwijs.

Een van de belangrijkste discussies die zich in ons land rond onderwijsfinanciering hebben voltrokken, betreft de gelijke financiering van de verschillende netten.

Sinds 1 september 2008 worden de werkingsmiddelen voor basis- en secundair onderwijs gebaseerd op de leerlingenkenmerken van het sociaal milieu.

De afgelopen jaren zijn grote inspanningen geleverd om de kosten van ouders terug te dringen. In het basisonderwijs moeten sinds 2007 alle handboeken en het andere leermateriaal nodig om de eindtermen te halen, kosteloos zijn. Voor uitstappen mag

Page 184: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 183

per schooljaar niet meer dan 20 euro voor een kleuter en 60 euro voor een kind in de lagere school worden betaald. maar tot op vandaag blijft er een kost.

In vele landen is er de voorbije jaren een publiek debat gevoerd over de vraag of het vanuit economische billijkheid verantwoord is (omwille van de aanzienlijke privére-turn door het latere loon) een privé-investering via inschrijvingsgeld te vragen, met dien verstande dat de overheid daarbij met inkomensherverdelende maatregelen de beurs- en leensystemen moet corrigeren. In het Verenigd Koninkrijk en Duitsland gaat men die richting uit. In Scandinavië en ook in ons land doet men dit niet.

met de economische crisis en de druk op de budgettaire mogelijkheden die we de komende jaren kunnen verwachten, zou het kunnen dat dit debat opnieuw wordt geopend. We vinden dat een individualistische en materialistische benadering op dit punt achterhaald is. Voor de samenleving is het in ieder geval een betere investering op langere termijn, om de kwalificaties van mensen te verbeteren, dan mensen in de werkloosheid te laten terechtkomen en ons economisch potentieel te verzwakken.

uitdagingen voor morgen

Het komt erop aan de kwaliteit van het onderwijs op een hoog peil te houden. Tegelijk moeten de sociale ongelijkheden worden weggewerkt. Schoolkeuze en resultaten zouden niet mogen worden gedetermineerd door sociaaleconomische en culturele achtergrond. Door de veranderingen in de samenleving heeft het onderwijs nieuwe taken en uitdagingen:

• Het aspect zorg krijgt een belangrijkere plaats. Meer kinderen leven in een eenoudergezin, een nieuw samengesteld gezin, een gezin met co-ouderschap of een andere niet-traditionele gezinsvorm. Daarenboven combineren in de klassieke tweeoudergezinnen beide ouders vaak betaalde arbeid met gezinsta-ken. Door allerlei maatschappelijke omstandigheden nemen ouders niet altijd dezelfde verantwoordelijkheid in het opvoedingsproces of kunnen ze dit niet.

• meer dan vroeger wordt uitgegaan van de specifieke behoeften en moge-lijkheden van de leerling of student. Er zal meer moeten worden ingespeeld op de individuele ondersteuning die ze nodig hebben. De begeleiding wordt er daarmee niet eenvoudiger op.

• Het neoliberale marktdenken poogt, onder meer via Europese beleidsvoe-ring, greep te krijgen op het onderwijs. Dit speelt zich vooral af in het hoger

Page 185: Onmisbaar Openbaar

184 ONMISBAAR OPENBAAR

onderwijs. In de Angelsaksische wereld schieten commerciële universiteiten als paddenstoelen uit de grond. Cursussen zijn er puur maatwerk: studen-ten betalen voor een pakket dat in overleg wordt samengesteld, waarbij de rekening aandikt naargelang de service die ze verwachten. We hebben alle belang bij kwalitatief hoger onderwijs. Als we ons op dit punt laten voorbij steken, dan weten we dat de economische concurrentie vanuit het buitenland alleen maar sterker wordt.

• Commercialisering van onderwijs is gewoon nefast. Als onderwijs sterker af-hankelijk wordt gemaakt van externe financiering, wordt het uiteindelijk een verlengstuk van het bedrijfsleven. Dit is geen goede optie. Alle leerlingen hebben recht op gelijke onderwijskansen, zodat ze kunnen opgroeien tot zelfstandige mondige mensen. Die kansen mogen niet afhankelijk worden gemaakt van lucratieve banden met het bedrijfsleven of met het aanbod van commerciële onderwijsaanbieders.

• De manier waarop hervormingen worden doorgevoerd is cruciaal. In het ver-leden was er soms onvoldoende voorafgaand overleg met de basis, een ge-brekkige evaluatie en werden soms onvoldoende middelen ingezet. Vandaag moeten we verstandiger tewerk gaan.

Page 186: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 185

a r b e i d s m a r k t b e L e i d

Geef me werk dat bij me past en ik hoef niet meer te werken.

CONFUSIUS, CHINEES FIlOSOOF (551-479 VOOR CHRISTUS)

Werkgelegenheid en werkloosheid zijn een cruciale zorg. meer werkgelegenheid biedt op vele vlakken voordelen.

Verschillende factoren beïnvloeden de werkgelegenheid:

• de economische groei;• de productiviteit: die meet in hoeveel uren een bepaalde hoeveelheid rijk-

dom wordt geproduceerd. Deze productiviteit stijgt voortdurend (aan een historisch tempo van ongeveer 2 % per jaar). Wanneer de toename van de productiviteit even sterk is als de groei, neemt de werkgelegenheid niet toe (er wordt meer, maar ook sneller geproduceerd);

• de gemiddelde arbeidsduur;• de omvang van de actieve bevolking.

De werkzaamheidsgraad (tot 2010 was dit het aandeel werkenden in de beroeps-bevolking tussen 15 en 64 jaar; vanaf 2010 neemt men het aandeel van de be-roepsbevolking tussen 20 en 64 jaar) in ons land is niet zo bijzonder: de Europese doelstelling van 70 % in 2010 hebben we alvast niet gehaald. Er is in ons land ook een te lage arbeidsparticipatie van 50 tot 64 jarigen. Daarenboven stelt zich aan de ene kant een probleem van werkzaamheidsgraad van jongeren in Brussel en het Zuiden van het land en aan de andere kant van allochtonen in het Noorden van het land en in Brussel.

Page 187: Onmisbaar Openbaar

186 ONMISBAAR OPENBAAR

Het arbeidsmarktbeleid moet de afstemming tussen vraag en aanbod optimaliseren. De aanpak vandaag verschilt duidelijk met die van vroeger. In de jaren zeventig werd de hoge werkloosheid aangepakt door grote groepen mensen tewerk te stellen in de openbare sector. Vanaf eind de jaren zeventig zijn regelingen van gesubsidi-eerde tewerkstelling uitgewerkt via het bijzonder tijdelijk kader en derde arbeidscir-cuit (onder impuls van het toenmalig hoofd van de studiedienst van het ACV, Ignace lindemans). Zij vormden de aanzet voor de latere uitbouw van de tewerkstelling in de non-profit. Vandaag rekent men meer op de uitbouw van de sociale economie en op de begeleiding en activering van werkzoekenden.

In Vlaanderen vormen de lokale werkwinkels het centrale loket voor werk en oplei-ding. Ze hadden de bedoeling de verschillende diensten voor werkzoekenden dichter bij de burger te brengen. Sinds 2000 zijn in Vlaanderen 134 werkwinkels geopend. Onderzoek heeft aangetoond dat dit een erg ruim aanbod is.

De afgelopen jaren is in veel landen werk gemaakt van flexibilisering op de ar-beidsmarkt. Werknemers gemakkelijker kunnen ontslaan en aanwerven alsook meer tijdelijke tewerkstelling zouden, volgens de theorie, gunstige effecten moeten hebben op de arbeidsmarkt. Uit een Europees rapport94 blijkt dat het allemaal niet zo eenvoudig is en dat een geheel van factoren speelt. De conclusies van het rap-port zijn duidelijk en hard:

• Er is een grotere opdeling van de arbeidsmarkt ontstaan (segmentatie): wie tijdelijk werkt, blijft meer in dat circuit, afgescheiden van wie een goed en vast werk heeft. In Spanje is dit het meest uitgesproken het geval, met meer dan een kwart tijdelijke tewerkstelling.

• Vooral jongeren komen terecht in tijdelijke banen: tot 40 % (tegenover een gemiddelde van 13 % op de globale arbeidsmarkt).

• Tijdelijke tewerkstelling wordt voornamelijk gebruikt als buffer om de crisis op te vangen. Die functie is belangrijker dan deze van ‘screening instrument’om mensen te selecteren.

• Vooral tijdelijke werknemers worden het hardst getroffen door de econo-mische crisis. Een duidelijk bewijs van de keerzijde van de medaille van het flexibiliserend arbeidsmarktbeleid.

• Naarmate het aandeel van tijdelijke tewerkstelling toeneemt, vertoont de ar-beidsproductiviteit een dalende tendens.

• Wie tijdelijk werkt verdient gemiddeld 14 % minder dan wie vast werk heeft (cijfer met neutralisatie van persoonsgebonden elementen). Een start op de

Page 188: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 187

arbeidsmarkt als tijdelijke werknemer, vertraagt de emancipatie en verhoogt de onzekerheid van werknemers. De betrokkenen vormen minder snel een zelfstandig gezin en de situatie versterkt aldus de vergrijzing van de bevol-kingsstructuur.

• Tijdelijke werknemers hebben minder toegang tot opleiding. Hoewel ze zelf meer vraag naar en behoefte aan opleiding en vorming hebben (om een vaste baan te vinden), maar in realiteit krijgen ze die minder dan vaste werk-nemers omdat het bedrijf minder in de betrokkenen investeert.

• Opleiding is zoals bekend een cruciale factor. laaggeschoolden hebben slechts 50 % kans tegenover wat algemeen gangbaar is om de overgang te maken van werkloosheid naar een tewerkstelling of van een tijdelijke tewerkstelling naar een vaste baan. De Europese Commissie beschouwt daarom het aandeel jongeren in NEET (not in education, employment or training) als een goede maatstaf om te meten in welke mate mensen ach-terop zitten op de arbeidsmarkt (met variaties van 4 % in Denemarken en Nederland tot 16-20 % in Italië, Cyprus en Bulgarije. Voor België is dit ongeveer 10 %).

Kortom, een hele reeks elementen werpen een minder fraai licht op de eenvou-dige voorstelling van zaken die stelt dat een uitbreiding van tijdelijke tewerkstelling aangewezen is. De conclusies spreken het verhaal dat Federgon graag ophangt, stevig tegen.

Page 189: Onmisbaar Openbaar

188 ONMISBAAR OPENBAAR

halen we de doelstellingen?

In vergelijking met andere EU landen investeert ons land relatief veel in het arbeids-marktbeleid.

Figuur 28 - Uitgaven voor arbeidsmarktbeleid in % bbp

=.#(%,3#(1%,,($%+>?00-.(>($(+ @%-2(.%+>(+A/10+%0 ;4;B: ;4;CD ;4BEB?0$-0 ;4D;B ;4;B ;4BFCG"$>0.%0 ;4;CC ;4::C ;4BEB@+%-(,'H%+>,/1 ;4:E< ;4;CI ;4B:FJK(&L'A(*"#$%& ;4DB ;4;<C ;4CB<J5*."3 ;4;BM ;4;MM ;4I<BN$/O02%0 ;4;FI ;4DI ;4MF8.((&( ;4;D ;4:D: ;4MEFP%-L"0+%0 ;4D ;4: ;4MDCN$/O(+%0 ;4D ;4:B ;4MBBQ"+>0.5 ;4;EE ;4BIE ;4IBDP")(1#/".> ;4;CF ;4BFB ;4EFP0-O%0 ;4;CC ;4:F: D4;:FR3-/+%0 ;4;EF ;4DC< D4:M!/$0+, ;4;<E D4DIF ;4BBFS-0$5 ;4;BD ;4BBI D4BEINT(,(+ ;4CD: ;4MF ;4F::!/.-">0$ ;4DD< ;4M:< D4B;ER@':F ;4::< ;4IID D4B<I="3-.%0 ;4DEI ;4MME D4C<IU.0+&( ;4:IM ;4F:: D4C:8(.10+5 ;4BF ;4M:F D4I::U%+$0+, ;4D:M ;4FI: D4E<BV(-L(.$0+,3 ;4BEM ;4FEM D4M<M9(+10.2 ;4BDD D4DFC D4FBS.($0+, ;4D<< ;4MIB :4M:DN*0%+ ;4DBB ;4MI: :4<MDG($>%"1 ;4:DE D4D<D :4BE:NT%-K(.$0+, W W W?/+-(+(>./ W W W

0

0,5

1

1,5

2

2,5

3

3,5

4

% B

BP

Arbeidsbemiddeling Maatregelen Uitkeringen

Bron: Eurostat, cijfers 2009

Het hoge aandeel van de uitgaven via uitkeringen wordt weerspiegeld in de uitgaven van de RVA. Jaarlijks ontvangen zowat 1 miljoen Belgen op een of andere manier een uitkering via de RVA. Ruwweg 70 % daarvan, heeft betrekking op werkloos-heidsuitkeringen (inclusief voor tijdelijke werkloosheid en oudere werklozen). Sinds de jaren tachtig is er vooral een toename van het aantal personen met een uitkering voor brugpensioen, om deeltijds te werken (tijdskrediet en loopbaanonderbreking) en personen die onder activerende maatregelen vallen.

De doelstellingen rond arbeidsmarktbeleid worden meestal uitgedrukt in functie van de Europese doelstellingen. Die voorzagen tegen 2010 in:

• een globale activiteitsgraad van minstens 70 %;• een werkzaamheidgraad voor vrouwen van minstens 60 %;• een werkzaamheidgraad van 55-plussers van 50 %;

Page 190: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 189

• maximum 10 % schoolverlaters zonder kwalificatie;• minstens 85 % van de schoolverlaters met een diploma secundair onderwijs;• minstens 12,5 % van de volwassen bevolking moet deelnemen aan vorming;• minstens 33 plaatsen per 100 kinderen via kinderopvang;• een sluitende aanpak bij werkloosheid van langdurig werklozen en activering.

De Europese Commissie heeft ondertussen die doelstellingen bijgesteld in het kader van de Eu 2020-strategie. Op die manier zou tegen 2020:

• de werkzaamheidsgraad 75 % van de bevolking tussen 20-64 jaar moeten bereiken;

• het percentage voortijdige schoolverlaters lager moeten zijn dan 10 %;• minstens 40 % van 30 tot 34 jarigen een diploma hoger onderwijs moeten

hebben.

We zullen voornamelijk voor laaggeschoolden en oudere werklozen alle zeilen moeten bijzetten.

Tabel 15 - Evolutie werkloosheid en activiteitsgraad naargelang de regio

Woonplaats 2000 2010Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Totaal

BrusselWerkloosheidsgraad 14,2 % 13,7 % 14,0 % 16,9 % 18,0 % 17,4 %

Activiteitsgraad 71,3 % 56,7 % 63,9 % 73,4 % 59,3 % 66,3 %

Vlaams Gewest

Werkloosheidsgraad 3,2 % 5,8 % 4,3 % 5,2 % 5,1 % 5,2 %

Activiteitsgraad 75,3 % 58,1 % 66,8 % 75,1 % 64,7 % 69,9 %

Waals Gewest

Werkloosheidsgraad 8,5 % 12,8 % 10,3 % 10,9 % 12,2 % 11,5 %

Activiteitsgraad 71,5 % 53,2 % 62,4 % 70,6 % 57,6 % 64,1 %

BelgiëWerkloosheidsgraad 5,8 % 8,7 % 7,0 % 8,2 % 8,6 % 8,4 %

Activiteitsgraad 73,7 % 56,4 % 65,1 % 73,4 % 61,8 % 67,7 %

Bron: fOD Economie, beStat

Ook de mate waarin een werkloze een nieuwe baan vindt, is eigenlijk een goede maatstaf voor de effectiviteit van het arbeidsmarktbeleid. De cijfers op dit punt ogen niet echt fraai: de VDAB heeft onderzocht wat de in- en uitstromen zijn van 742 868 werklozen in de jaren 2003, 2005 en 2007. Het gaat om werklozen die in die periode minstens één keer zijn uitgestroomd uit de werkloosheid (omdat ze een baan vonden,

Page 191: Onmisbaar Openbaar

190 ONMISBAAR OPENBAAR

of om persoonlijke redenen, bijvoorbeeld om zorgtaken op te nemen, omdat ze zijn beginnen studeren, naar het buitenland zijn geëmigreerd of op brugpensioen gingen). Uit het onderzoek blijkt dat 72 % van de betrokkenen nog steeds aan de slag is, dit 6 maanden nadat ze een baan vonden. Omgekeerd is 28 % na die 6 maanden op-nieuw werkloos geworden. Na een periode van 2 jaar loopt het aantal personen die nog steeds aan het werk zijn, terug tot 48 %. Ruim de helft van wie na werkloosheid opnieuw een baan vindt, wordt dus relatief snel opnieuw werkloos. Vooral wie uit de werkloosheid stapt door een uitzendbaan te nemen, loopt sneller kans om opnieuw in de werkloosheid terecht te komen, wat zeker het geval is bij laaggeschoolden.

De aanpak op het vlak van arbeidsbemiddeling is natuurlijk sterk verschillend naar-gelang de regio. Dit is nodig, al is het maar omwille van de verschillen in demogra-fie. De bevolking in Brussel is de afgelopen 10 jaar met 12 % toegenomen (100 000 mensen), terwijl het aantal arbeidsplaatsen in de regio in die periode trager groeide dan in de rest van het land.

De vraag is of er voldoende inspanningen gebeuren door de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling:

• Bij Actiris (Brussel) zou er 1 begeleider zijn per 270 werklozen. Volgens Ecolo zijn die begeleiders overigens slecht verdeeld volgens de behoeften van de gemeenten (meer begeleiders in rijkere gemeenten).

• Bij de VDAB bedraagt die verhouding 1 op 80.• 60 % van het budget van Actiris gaat dan weer rechtstreeks naar eigen te-

werkstellingsprojecten; op die manier zou Actiris 6500 gesubsidieerde con-tractuelen tewerk stellen in de Brusselse gemeenten en verenigingen.

Europees onderzoek95 stelt dat de kansen van jongeren op de arbeidsmarkt vooral gebaat zijn bij een betere scholing. De directe arbeidscreatie door de overheid zou volgens de studie weinig effect hebben voor hun kansen op de arbeidsmarkt. Voor trainingen en gesubsidieerde arbeidsplaatsen in ondernemingen is de balans ge-mengd. Maar sommige ondersteunende maatregelen zijn peperduur. Het blijft dus toch wel zoeken naar een goede aanpak. Een degelijke begeleiding die inspeelt op de concrete situatie van de betrokkenen wint daardoor aan belang.

Globaal gesproken streeft men in verschillende landen van de Europese Unie een meer integrale aanpak na. In verschillende landen probeert men te verhelpen aan de gespreide ministeriële verantwoordelijkheid inzake arbeidsmarktbeleid.

Page 192: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 191

beleidsvoering en intern beheer zijn twee verschillende zaken

Het is niet omdat de resultaten op het vlak van de beleidsvoering uitblijven dat men gewoon mag besluiten dat de betrokken overheidsinstellingen in se niet goed zou-den werken. De RVA bijvoorbeeld is meermaals internationaal gelauwerd om haar prestaties. De RVA haalde een van de beste scores in de vergelijkende studie van de firma Deloitte over de fiscale- en sociale inspectiediensten. Audits uitgevoerd door het Rekenhof plaatsen het goed beheer van de crisismaatregelen door de RVA op de voorgrond. De 97 verbintenissen die de bestuursovereenkomst de RVA oplegt, zijn (details niet te na gesproken) integraal nageleefd. Zo bijvoorbeeld is de termijn die nodig is om de eerste aanvragen voor werkloosheidsuitkeringen te behandelen, beperkt tot 8,4 dagen (cijfer 2010), terwijl de wettelijke termijn 30 dagen bedraagt.

De VDAB wordt de komende jaren niet alleen afgerekend op de realisatie van de doelstellingen zoals voorzien in de beheersovereenkomst, maar ook op de tevreden-heid van de partners, werkzoekenden, werknemers en werkgevers. Voor de finan-ciering van de acties betekent dit dat een inspanningsfinanciering deels vervangen wordt door een resultaatsfinanciering.

privéactoren op het veld

Sinds de jaren negentig is het publiek monopolie inzake arbeidsbemiddeling in ons land doorbroken. In Frankrijk is dit bijvoorbeeld pas gebeurd in 2005.

In Vlaanderen zijn sinds 2005 meer activiteiten uitbesteed via tendering. In 2008 zijn ruim 12 % van de begeleidingstrajecten op die manier uitbesteed (ten beloop van ruim 81 miljoen euro). In 2009 en 2010 ging de tendering om trajectbegelei-ding naar werk (in centrumsteden en voor jeugdwerk), om trajectbegeleiding in het kader van het ESF en om zorgbegeleiding in het kader van de mentale, psychische of psychiatrische problematiek.

Het tenderbeleid was oorspronkelijk gericht op het binnenhalen van expertise om werkzoekenden beter te kunnen begeleiden. Ondertussen werd een hele reeks projecten uitbesteed. Uitbesteding kan uiteraard geen doel op zich zijn. Het na te streven doel zou uiteraard een optimalisering van het arbeidsmarktbeleid moeten zijn, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften van de werkzoekende. Uit een doorlichting van de tendering door Idea Consult blijkt dat de privéspelers hun

Page 193: Onmisbaar Openbaar

192 ONMISBAAR OPENBAAR

aanpak in de eerste plaats afstemmen op het financiële kader van de projecten. Er zal dus nood zijn aan meer aandacht vanuit de VDAB voor monitoring en evaluatie van de reële resultaten en kwaliteit van de privéspelers.

Privébemiddelaars hebben zich gepositioneerd. Ondertussen hebben publieke be-middelaars zich grondig gemoderniseerd en zijn ze de afgelopen 10 jaar tevens sterker op geworden.

We denken dat als tendering wordt aangewend, dit vooral moet gebeuren voor de begeleiding van specifieke doelgroepen en niet voor de generieke opdrachten van de VDAB. Precies naar die specifieke doelgroepen toe ligt uiteindelijk een mogelijke meerwaarde voor het arbeidsmarktbeleid. De vraag stelt zich daarbij hoe de uitwassen van de commercialisering van de markt kunnen worden tegengegaan. Het is onaan-vaardbaar dat uitbesteding zou neerkomen op het gemakkelijk realiseren van winsten.

kinderopvang

meer dan men beseft, heeft kinderopvang te maken met het arbeidsmarktbeleid. Bijna driekwart van de jonge kinderen tot 3 jaar wordt opgevangen door een er-kende onthaalouder, een gesubsidieerd kinderdagverblijf, een minicrèche of een zelfstandig kinderdagverblijf. De nood aan kinderopvang neemt toe, doordat meer vrouwen buitenhuis werken. Een voldoende ruim, toegankelijk en betaalbaar aan-bod voor kinderopvang bevordert dus ook de activiteitsgraad. De komende jaren wil men daarom extra plaatsen in de kinderopvang creëren. Vandaag zijn er namelijk wachtlijsten die blijven aangroeien.

Enquêtes leren dat bijna driekwart van de gebruikers (73,5 %) de opvang zo dicht mogelijk bij huis verkiest. Op de weg naar het werk (22 %) of dicht bij het werk wordt veel minder gewenst.96

De jongste 20 jaar groeide het aantal kinderdagverblijfplaatsen in de zelfstandige sector met 40 %. Die groei was vier keer groter dan bij de gesubsidieerde erkende initiatieven. Op zich is het goed dat er zoveel zelfstandige initiatieven zijn ontstaan. Er zijn nu al talrijke wachtlijsten en dus plaatsen te kort op de markt.

Kinderopvang is een sector waar de beperkingen van vermarkting blijken. uit studies blijkt dat profitorganisaties een lagere kwaliteit aanbieden dan non-pro-

Page 194: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 193

fitorganisaties.97 De overheid zal dus kordater moeten optreden. Geprivatiseerde kinderopvang biedt ook nadelen voor het personeel: de profitsector betaalt lagere lonen dan de non-profitsector en werft meer mindergekwalificeerde mensen aan. De loonkost is immers de grootste uitgave voor de kinderopvangorganisatie. Er is bovendien een groot personeelsverloop binnen crèches. De overheid heeft te wei-nig aandacht voor het verband tussen de personeelsregeling en de kwaliteit van de opvang. Bij commerciële kinderopvang stellen zich daarenboven problemen op het vlak van de toegankelijkheid. Commerciële spelers richten zich sneller naar de beter begoede mensen.

Wil men tegemoetkomen aan de behoeften, dan zullen de verschillende spelers complementair moeten werken. Vanuit de overheid zal het beleid sterker moeten worden gecoördineerd en moet een gelijke toegang gewaarborgd worden. Daarom is er in Vlaanderen voor geopteerd geen ongecontroleerde kinderopvang meer toe te laten. Alle initiatieven zullen in de toekomst een vergunning moeten hebben zo-dat er minstens een minimale controle is. Voor de uitbouw en de verdeling van de plaatsen rekent de overheid op de gemeenten. Zij moeten loketten inrichten die ouders toelaten gemakkelijk vrije plaatsen te vinden. De overheid wil de inkomens-gebonden bijdragen van de ouders veralgemenen.

Commercialisering van de kinderopvang in het buitenland

In sommige andere landen heeft men de sector veel meer over gelaten aan commercieel initiatief, wat duidelijke gevolgen heeft:

• In het Verenigd Koninkrijk is bijna 80 % van de kinderopvang geprivati-seerd. Dit leidt tot een groot aantal kleine onafhankelijke profitvoorzie-ningen. Volgens verschillende Britse auteurs leidt dit tot een enorme ver-snippering en versplintering van de sector.

• Australië had in 2001 het eerste beursgenoteerde kinderverblijf ter wereld. Het bedrijf ABC had toen 2300 voorzieningen in de VS, Australië, Nieuw-Zeeland en het Verenigd Koninkrijk. ABC kocht andere kinderverblijven op. De impact van deze kinderdagverblijven in de betrokken landen was groot. In 2008 raakte het bedrijf in de problemen. Door expansieve op-kooppolitiek ging het bedrijf failliet. Door de situatie was de Australische

Page 195: Onmisbaar Openbaar

194 ONMISBAAR OPENBAAR

overheid onvoorzien genoodzaakt om voor 100 000 kinderen een nieuwe opvangplaats te zoeken. Het toont aan hoezeer commercialisering onver-wachte gevolgen kan hebben.

plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen

In 1993 werd beslist de regeling van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA) uit te werken. men wou hiermee een aantal activiteiten aanbieden die niet in de normale arbeidscircuits worden uitgevoerd. De PWA moeten ook voldoen aan de vraag naar werk voor langdurig werklozen, leefloners en sommige rechthebbers op financiële maatschappelijke hulp. De regeling werd uitgewerkt op basis van een chequesysteem.

De PWA zorgen op die manier mee voor de re-integratie van werklozen op de ar-beidsmarkt. Er zijn in ons land 560 PWA actief, waarvan 232 (cijfer juli 2010) ook werken als dienstenchequebedrijf. Zij moeten samen met de lokale overheden en de sociale partners hun opdracht vervullen.

De afgelopen jaren is de PWA-activiteit in het domein van ‘thuishulp met huishou-delijke karakter’ geleidelijk aan afgebouwd. Die activiteit is verschoven naar het systeem van dienstencheques. De tewerkstelling via de PWA is daardoor teruggelo-pen tot afgerond 19 000 personen.

dienstenchequebedrijven

Sinds de lancering van het systeem van dienstencheques voor de betaling van huishoudhulp en strijkdiensten, heeft het een explosieve groei gekend. In 2004 waren er minder dan 100 000 gebruikers, in 2005 al 190 000 en in 2009 ruim 665 000. In 2009 waren reeds 2292 dienstenchequebedrijven actief. Het aantal personen tewerkgesteld via dienstencheques, is jaar na jaar toegenomen en is in 2010 ondertussen opgelopen tot meer dan 100 000 personen, of 50 000 voltijdse equivalenten.

Voor velen is werken voor een dienstenchequebedrijf een vrij langdurige en sta-biele situatie. De uitstroom is laag (9 %). Sommigen stromen door naar een andere

Page 196: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 195

loontrekkende situatie, maar een belangrijke groep valt ook terug op een niet-be-roepsactieve situatie.

De totale kostprijs (zonder fiscaal terugverdieneffect) benadert 1,3 miljard euro, waarvan 280 miljoen euro door de gebruikers wordt betaald. Voor de sociale zeker-heid gaat het om meer dan 900 miljoen euro en voor de fiscus om meer dan 120 miljoen euro aan belastingkorting. Voor de overheid is er wel een terugverdieneffect. Ongeveer 40 % van de kostprijs wordt gerecupereerd door lagere werkloosheids-uitkeringen en bijkomende sociale of fiscale inkomsten op de nieuwe werknemers.

Page 197: Onmisbaar Openbaar

196 ONMISBAAR OPENBAAR

w e L Z i j n

In de westerse wereld zijn scheidingen en relatiebreuken een nieuw so-ciaal risico geworden. De kinderen in zo’n situatie hebben beduidend minder kansen.

JOHAN VANDE LANOTTE, POLITICuS SP.A

Welvaart is één zaak. maar talrijke andere facetten van het leven spelen een rol om te kunnen spreken van een goed menswaardig en kwalitatief leven. Welzijn omvat een geheel aan aspecten zoals gezinshulp, thuiszorg, lokaal sociaal beleid, slacht-offerhulp, schuldbemiddeling, ondersteuning in de opvoeding, jongerenwelzijn, ar-moedebestrijding, ouderenzorg, gehandicaptenzorg, psychiatrische zorgverlening, ondersteuning van vrijwilligerswerk, …

let wel op: de overheid kan en moet niet alles doen. De overheid kan en mag zich niet voortdurend bemoeien met ieder deeltje van ons leven, moet het gemeenschaps-leven niet aansturen, of de opvoeding van kinderen niet over nemen, … Anderzijds verwacht iedereen wel dat de overheid maatschappelijke en sociale problemen helpt op te lossen. Dit is ook nodig, want veel mensen komen er zelf niet uit. Precies daarom investeert de overheid in welzijnswerk.

Het is belangrijk dat de overheid deze taak opneemt. Het betreft namelijk dikwijls aspecten die anders niet gebeuren of slechts beperkt door vrijwilligers of via mece-naat aangepakt worden. Inspelen op welzijn beantwoordt aan een reële maatschap-pelijke behoefte omdat anders tal van mensen sneller of dieper in de problemen zouden komen of gewoonweg niet zelf uit de problemen zouden komen. Het risico op marginalisering is dan groot.

Page 198: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 197

Het welzijnsbeleid wordt aangestuurd vanuit het globaal beleid, het lokaal sociaal beleid en de non-profit organisaties. Binnen dit beknopt bestek, kunnen we alleen maar op enkele belangrijke invalshoeken ingaan.

Op lokaal vlak speelt de overheid een rol via de sociale huizen. Ze moeten ervoor zorgen dat alle burgers plaatselijk terecht kunnen met vragen rond sociale dienstver-lening. Ze doen dit door informatie te verstrekken, vanuit een loketfunctie (toegang verschaffen tot sociale dienstverlening) en mensen door te verwijzen.

eerstelijnswelzijnswerk

Het algemeen welzijnswerk zorgt voor een goede eerstelijnshulp. mensen met pro-blemen kunnen terecht bij de centra algemeen welzijnswerk (CAW). Dit gaat van familiale problemen, partnergeweld tot kansarme gezinnen, jongeren aan de rand van de maatschappij en slachtoffers van misdrijven, … mensen worden er op een discrete manier geholpen of doorverwezen naar de bevoegde instantie of een or-ganisatie die hulp kan bieden.

integrale jeugdzorg

Via de jeugdzorg wil de overheid ouders die het moeilijk hebben bijstaan bij de opvoeding van hun kinderen en jongeren met problemen helpen. Zonder begelei-ding en hulp komen deze jongeren vaak met verkeerde milieus in aanraking: drugs, criminaliteit, vandalisme, … De overheid probeert die maatschappelijke en sociale problemen mee op te lossen.

Onderzoek geeft aan dat 30 % van de ouders vragen heeft bij het gedrag van hun kinderen of over de relatie met hun kinderen. Het gaat dus om een reële behoefte.

De grote spelers in de jeugdzorg zijn vandaag de CAW, de bijzondere jeugdbijstand, de centra voor geestelijke gezondheidszorg, de centra voor leerlingenbegeleiding, Kind & Gezin, de centra voor integrale gezinszorg en het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. In de toekomst wil men tevens het geheel beter integreren.

De concrete hulp wordt verleend via hulpverleners en opvoedingswinkels (die een subsidie krijgen via Kind & Gezin en jongerenwelzijn). De opvoedingswinkels orga-

Page 199: Onmisbaar Openbaar

198 ONMISBAAR OPENBAAR

niseren ook regelmatig initiatieven zoals informatie- en vormingsavonden, ouder-groepen en oefenscholen.

Daarnaast worden jaarlijks meer dan 20 000 jongeren opgevangen via de bijzon-dere jeugdzorg. Dit gebeurt in 85 begeleidingshuizen, goed voor ruim 2600 plaat-sen. Het aantal jongeren dat via die weg wordt opgevangen, stijgt; de afgelopen 8 jaar met 36 %! In 55 % van de gevallen gaat het om jongens. De helft van hen werd geplaatst door de jeugdrechter, de anderen lieten zich vrijwillig opnemen. De meerderheid (85 %) van de jongeren komt in een instelling omwille van een pro-blematische opvoedingssituatie. Bij de overige 15 % komen er criminele feiten bij kijken. De laatste jaren is vooral het aantal jongeren in problematische opvoedings-situaties gestegen in verhouding tot het aantal dat een als misdrijf omschreven feit heeft begaan. Dit komt onder meer omdat jeugdrechters jongeren sneller aan de bijzondere jeugdzorg toevertrouwen.

Niet alleen het aantal jongeren stijgt, maar ook de gemiddelde begeleidingsduur wordt langer. De wachtlijsten vormen daardoor een groeiende uitdaging voor de overheid.

Gehandicaptenzorg

Gehandicaptenzorg is in ons land een bevoegdheid van de Gemeenschappen. In Vlaanderen wordt dit via het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) en in Wallonie door het Agence Wallonne pour l’Intégration des Personnes Handicapées (AWIPH) uitgeoefend. In het Brussels hoofdstedelijk gewest zijn er drie gemeenschapscommissies bevoegd (een voor de Vlamingen, een voor de Franstaligen en een Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die de tweetalige voorzie-ningen subsidieert).

Een persoon met een handicap die opvang of begeleiding wenst moet bij één van die agentschappen een erkenning vragen. Daarna kan de persoon op zoek – binnen het beperkte aanbod – naar een voorziening van eigen keuze. Tegenover mensen met een handicap werkt de overheid grotendeels aanbodgestuurd. Dit beleid leidt onvermijdelijk tot een aantal uitdagingen:

• Er zijn te weinig plaatsen. Er zijn heuse wachtlijsten voor mensen met een handicap. Dit zorgt ervoor dat mensen met een handicap soms terecht komen

Page 200: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 199

in rust- en verzorgingstehuizen, waar ze geen aangepast therapieaanbod krij-gen. In 70 % van de gevallen duurt het tussen 1 maand en 2 jaar vooraleer men een oplossing vindt voor de betrokken personen.

• Het aantal mensen met een handicap blijft stijgen. Structureel is er een stij-ging met 2,5 % per jaar. De levensverwachting van mensen met een handicap neemt toe. De goede neonatale verzorging biedt premature baby’s meer kan-sen op overleven, maar vergroot ook het aantal kinderen met een handicap. Het aantal verkeers- of andere ongevallen doet het cijfer tevens toenemen.

Om hierop in te spelen zijn de afgelopen jaren nieuwe opvangplaatsen voor per-sonen met een handicap gecreëerd. Alle indicatoren wijzen erop dat de zorgvraag zal blijven toenemen. Rekening houdend met de actuele, moeilijke economische achtergrond betekent dit dat de vraag groter is dan de huidige capaciteit van de diensten en voorzieningen.

Beleidsmatig schakelt men daarom over naar een regeling op basis van een per-soonlijk assistentiebudget en wordt meer nagedacht over de manier waarop men het maximum kan halen uit de bestaande middelen. Dit laatste kan door bijvoorbeeld in te zetten op betere preventie, een goede persoonlijke toekomstplanning voor per-sonen met een handicap, of in thuisbegeleiding of begeleid wonen.

psychiatrie

Veel mensen kampen met een of andere vorm van psychische moeilijkheden of psy-chiatrische problemen. Volgens gegevens van de European Study on Epidemiology heeft 1 op 4 mensen in onze samenleving in zijn leven ooit psychische problemen gekend. Uit gegevens van de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cijfers 2009) blijkt dat in Vlaanderen jaarlijks 50 000 mensen behandeld worden voor psychische problemen, verwerkingsproblemen, gedragsproblemen of problemen in de inter-actie.98 Een derde van de mensen met ernstige psychische aandoeningen zou geen gebruik maken van geestelijke gezondheidszorg. De totale groep van mensen met ernstige psychische aandoeningen wordt geschat op 160 000 mensen.99 Heel wat mensen aarzelen uiteraard om psychiatrische hulp te zoeken: het is soms niet dui-delijk waar ze de nodige hulp kunnen vinden en er kleeft nog een onnodig stigma op psychische klachten. Belangrijk zijn ook de financiële gevolgen en de betaal-baarheid van de psychiatrische zorg.

Page 201: Onmisbaar Openbaar

200 ONMISBAAR OPENBAAR

Daarnaast is het zorgaanbod in ons land een echt lappendeken. Door de verschil-lende bevoegdheidsniveaus en financieringsbronnen bestaat er een wirwar aan diensten. De centra voor geestelijke gezondheidszorg vallen bijvoorbeeld onder de gemeenschappen, ziekenhuisopnames zijn dan weer federale materie. Ondanks de belangrijke inzet van de hulpverleners loopt doorverwijzing van de ene naar de an-dere dienst soms spaak. De coördinatie is soms zoek. Het meest schrijnend voorbeeld hiervan is de problematiek van de geïnterneerden in de gevangenissen (zie p. 242).

Er is een groeiende kloof tussen het aanbod van de geestelijke gezondheidszorgver-lening enerzijds en de stijgende behoefte aan geestelijke gezondheidshulp anderzijds. Dit vertaalt zich in onaanvaardbare wachttijden en in het feit dat vele cliënten niet de zorg krijgen die ze nodig hebben. Kortom, we verwaarlozen heel wat situaties op het vlak van geestelijke gezondheidszorg.

sociale huisvesting

De Belg wordt geboren met een ‘baksteen in de maag’. Een eigen woning bezitten, zit ingebakken in onze cultuur. Men gaat ervan uit dat mensen meer investeren in hun eigen woning dan in een huurwoning. Eigenaars van een eigen woning zou-den meer betrokken zijn tot de buurt en willen de kwaliteit van de woonomgeving hoog houden. Beide zorgen voor een grotere sociale welvaart, hetgeen de overheid mee wil nastreven.

De overheid speelt wel degelijk een rol op de woonmarkt:

• via ruimtelijke ordening: lokale overheden leggen beperkingen en voorwaar-den op aan nieuwbouwwoningen;

• door kwalitatieve publieke voorzieningen, zoals een doordachte infrastructuur, toegankelijke winkelcentra en recreatieve centra in te richten;

• als de ruimtelijke ordening van een wijk zeer aantrekkelijk is, zal het huis door de ligging in waarde stijgen;

• door constructievoorwaarden en standaardnormen op te leggen; • via de fiscaliteit en subsidies;• door sociale woningen aan te bieden.

Het woonbeleid in België wordt grotendeels door de Gewesten gevoerd. De belang-rijkste overheidsinterventie voor eigenwoningbezitters, de fiscale ondersteuning, is

Page 202: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 201

echter een federale materie, net zoals de huurwetgeving. De ruimtelijke ordening wordt dan weer vooral lokaal geregeld.

Via sociale woningen wil men mensen in staat stellen een eigen woning te verwerven of tegen aantrekkelijke voorwaarden een woning te huren. In Vlaanderen maakt gemiddeld 6 % van de gezinnen gebruik van een sociale huurwoning. In centrum-steden is dit meer dan elders.

Een onderzoek uit 2006 wijst uit dat het lokaal woonbeleid vooral speelt in de cen-trumsteden, in een aantal kleinere steden en in enkele voorbeeldgemeenten. Kleinere gemeente hebben onvoldoende middelen om een echt woonbeleid uit te stippelen. Daarom wordt op dit vlak intergemeentelijke samenwerking aangemoedigd.

Ondertussen komen 180 000 mensen in aanmerking voor een sociale huurwoning. Indien de wachtlijsten aan de huidige snelheid worden weggewerkt, hebben we pas over 155 jaar iedereen bediend.100 Vlaanderen wil daarom tegen 2020 43 000 sociale huurwoningen bijbouwen. Dit houdt een verdubbeling in van het jaarlijks bouwtempo. Tegelijk wil men sociale woningen minder energie laten verbruiken. Daarnaast bestaat het systeem van huursubsidie. Ze wil die huurders helpen die geen aanspraak ma-ken op een sociale woning, omdat hun inkomen boven een bepaalde drempel komt.

In Brussel is de situatie van sociale woningen bijzonder problematisch. Veel te veel woningen zijn in slechte staat of ontbreken het nodige comfort omdat de woon-maatschappijen gedurende jaren niet geïnvesteerd hebben. In bijna 6000 sociale woningen in Brussel, leven huurders zonder badkamer of centrale verwarming! De sociale huisvestingsmaatschappijen in Brussel staan voor een grote opgave op dit vlak en moeten het bestaand woningaanbod grondig renoveren. De realisatie van die renovaties sleept veel te lang aan. Men slaagt er niet in renovatieprojecten bin-nen een redelijke termijn uit te voeren.

De manier om de juiste doelgroepen voor sociale woningen te bereiken, vormt een stevig discussiepunt. Dit is helemaal niet eigen aan ons land. In de landen van het voormalig Oostblok is er begin de jaren negentig een grootschalige privatisering doorgevoerd. Ook in Ierland en het Verenigd Koninkrijk is de verkoop van sociale woningen lange tijd aangemoedigd. In Denemarken zijn privatiseringen van recen-tere datum. In alle gevallen hield de privatisering in dat hoofdzakelijk huizen van hogere kwaliteit werden verkocht. Globaal gesproken biedt privatisering dus aller-minst een oplossing voor de problemen.

Page 203: Onmisbaar Openbaar

202 ONMISBAAR OPENBAAR

i n f r a st r u Ct u u r , n u t svO O r Z i e n i n G e n

e n Ov e r h e i d s b e d r i j v e n

Als we niet begrijpen dat we gezamenlijk geld aan de trein moeten be-steden, komt dat niet alleen doordat we allemaal in omheinde gemeen-schappen zijn gaan wonen en voor ons vervoer niets anders meer nodig hebben dan eigen auto’s, maar vooral doordat we omheinde mensen zijn geworden die niet meer weten hoe we de openbare ruimte voor ons aller welzijn moeten gebruiken.

TONY JUDT, BRITS HISTORICUS (1948-2010)

Onderschat belang

Een degelijk uitgebouwde infrastructuur en nutsvoorzieningen zijn vandaag eenvou-digweg nodig om de economie goed te doen draaien. Sommige diensten hangen rechtstreekse samen met ons dagdagelijks leven: drinkwatervoorzieningen, riole-ring, energievoorzieningen, wegen, … Het zijn lang niet zomaar nutsvoorzieningen, want ze hebben vaak een strategisch belang voor de uitbouw van het land. Beeld je bijvoorbeeld onze economie eens in zonder internet. Een ander voorbeeld: meer dan 800 000 mensen gaan ieder dag werken in een andere provincie, waarvan 350 000 in Brussel. Het belang van goedkoop en performant openbaar vervoer is meteen duidelijk.

België ligt in het midden van de zogenaamde ‘blauwe banaan’. Dit is de regio in Europa van waaruit goederen het gemakkelijkst, snelst en goedkoopst (qua trans-portkosten) kunnen worden geleverd aan een groot deel van Europa. Vandaar ook

Page 204: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 203

dat ons land zich tracht uit te bouwen als ‘logistieke draaischijf’ om de economie verder te ontwikkelen. Dit blijft een serieuze uitdaging: volgens het Vlaams instituut voor de logistiek dreigt Vlaanderen zijn koppositie tegen 2019 te verliezen aan de regio Nord-Pas-de-Calais.

Om die rol als logistieke draaischijf te realiseren, vormen de land-, lucht- en zee-havens onontbeerlijke toegangspoorten. Het belang van degelijke wegen, waterwe-gen en pijpleidingen is daarbij evident. Hetzelfde geldt voor de behoefte aan com-municatienetwerken (telecom) en zelfs op het gebied van energietransport biedt de geografische ligging van ons land een strategisch voordeel.

Al die voorzieningen komen er niet vanzelf. Ze vergen investeringen waarvoor, hoe men het ook draait of keert, uiteindelijk de overheid verantwoordelijk is. Het op peil houden, vernieuwen en optimaal houden van die infrastructuur is cruciaal willen we onze welvaart veilig stellen.

De uitwerking van een en ander is niet evident. Enkele voorbeelden:

• De verschillende vervoersmodi moeten goed op elkaar inspelen. Dit heeft te maken met het soort goederen, de tijdsbesteding en de afstanden.

• De transportnetwerken in de ons omringende landen krijgen een flinke boost. De kwaliteit van de wegen, het tijdsverlies door fileleed, en de combinatie van de verschillende vervoersmodi kunnen duidelijk beter.

• Alleen al op de Vlaamse hoofdwegen staan automobilisten jaarlijks ongeveer 4,5 miljoen uren in de file. Het aantal kilometer snelweg met structurele files is de jongste 10 jaar met 50 % toegenomen. Op de ring rond Brussel zijn dit bijna 10 % verliesuren, rond Antwerpen 4,5 %. Dat leidt tot zowel belang-rijke economische verliezen als gezondheidsproblemen (stress) en risico’s op verkeersongevallen.

• In Vlaanderen en Wallonië zijn verschillende opties genomen om de lucht-havens uit te bouwen. Wallonië heeft er resoluut voor geopteerd de lucht-havens van Charleroi en Bierset (bij luik) in te zetten als attractiepolen voor bedrijven. Wallonië heeft in vergelijking met Vlaanderen het tienvoud aan financiële middelen in z’n luchthavens gepompt. Vlaanderen heeft voorrang gegeven aan geluidsnormen en leefmilieu. De luchthaven van Bierset heeft ondertussen Zaventem voorbijgestoken op het vlak van vrachtvervoer. Op 25 jaar tijd is Bierset vanuit ‘niets’ de op 5 na grootste Europese vrachtlucht-haven geworden.

Page 205: Onmisbaar Openbaar

204 ONMISBAAR OPENBAAR

• Op Europees vlak is een stappenplan uitgewerkt naar een eengemaakte Europese vervoersruimte. Het voorziet dat het grootste deel van het passa-giersvervoer over middellange afstanden (vanaf ongeveer 300 km) via het spoor moet verlopen. Tegen 2030 moet 30 % van het goederenvervoer over de weg over afstanden van meer dan 300 km verschuiven naar andere ver-voerswijzen (spoor en water) en tegen 2050 moet dit 50 % zijn. Die Europese ambities contrasteren fel met de huidige discussies over de toekomst van het goederenvervoer in ons land. In steden wil men inzetten op openbaar vervoer en verplaatsingen met de personenauto bannen.

• Europa opteert voor een volledige toepassing van het beginsel ‘de gebruiker betaalt’ en de ‘vervuiler betaalt’, en voor betrokkenheid van de privésector om verstoringen te verhelpen, inkomsten te genereren en de toekomstige vervoersinvesteringen te financieren.

Dit alles is niet louter een zaak van fysieke infrastructuur maar is verbonden aan de kwaliteit van de dienstverlening door de overheid. Vraag maar aan aannemers naar het belang van een goed kadaster van leidingen. Of nog: de logistieke uitbouw van ons land vergt bijvoorbeeld een performante douaneadministratie. Stokt het bij de douane, of bij andere overheidsinstanties waarmee informatie uitgewisseld moet worden (zoals het voedselagentschap, de milieu-inspectie, …), dan wordt meteen het vlot verkeer van de goederenstromen verstoord. Bedrijven zullen de inplanting van hun vestigingen mee kiezen in functie van de performantie van de administratie. Ondernemingen werken in een 24/7-omgeving en verwachten diezelfde dienstver-lening van de overheid. Overheidsdiensten moeten dit waar maken. Alleen al in de haven van Antwerpen is er op die manier een uitwisseling van 38 000 berichten per dag. Dit is uitsluitend mogelijk indien de IT-processen van de overheid op punt staan.

voortdurende evolutie

Overheidsbedrijven voor het spoor, telecommunicatie, drinkwaterbedrijven, … zijn historisch uitgebouwd om te beantwoorden aan die strategische behoeften. Historisch heeft ons land sterk ingespeeld op de technische evoluties: ons land had de eerste spoorlijn op het Europese continent. Brussel was de eerste stad op het continent met gasverlichting! Sommige situaties zijn vandaag echter ondenkbaar: in 1849 was driekwart van de bevolking in Brussel aangewezen op gemeentelijke waterkranen en amper één tiende van de huizen in Brussel had watervoorziening.101

Page 206: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 205

Wie de evolutie historisch bekijkt, merkt dat in veel gevallen het initiatief eerst uit ging van de privésector. De eerste spoorlijnen waren vooral privéconcessies. De oprichting van de nationale spoorwegmaatschappij was ingegeven vanuit een strategisch inzicht in het belang van spoorwegen voor de ontwikkeling van het land maar maakte eerst en vooral deel uit van een gigantische financiële operatie om de Belgische frank te stabiliseren en de Staat voor het faillissement te behoeden. Het spoor was destijds voor ons land ook een exportproduct dat bedrijven toeliet onder meer naar China en Turkije te exporteren. Vanaf 1879 worden de eerste lokale telefoonlijnen in de belangrijke steden van ons land uitgebaat door privémaatschappijen. Om aan de deficiënties te verhelpen en doordat één (toen nog fysiek) netwerk goedkoper was, werd in 1891 een wettelijk overheidsmonopolie ingevoerd.

In andere gevallen diende men structureel schikkingen te nemen. Drinkwaterdistributie en afvoer van afvalwater (riolering) waren voor de twintigste eeuw niet meer dan primitieve leidingen, met ziektes en epidemieën als gevolg. Sinds 1907 voorziet een wet dat daartoe intercommunales kunnen worden opgericht en later ontstaat de nationale maatschappij der waterleidingen, die later door de staatshervorming werd geregionaliseerd. Tot op vandaag voorzien nog een beperkt aantal steden en gemeenten zelf in hun drinkwaterproductie (Tongeren, Hoeilaart, Ieper, …).

meer recent was België het eerste land op het Europese vasteland dat netwerken voor teledistributie ontwikkelde. Gemeentelijke kabelmaatschappijen waren hierin de gangmakers. Vandaag is ons land een van de meest bekabelde landen in Europa.

Het overheidsoptreden is in die sectoren weliswaar niet vaststaand:

• in 1997 is de regie voor maritiem transport (verzekeren van de verbinding Oostende-Dover) opgedoekt;

• in 1995 is de nationale luchtvaartmaatschappij geprivatiseerd, om uiteinde-lijk in 2001 failliet te gaan;

• vanaf eind de jaren tachtig zijn spoor, post, telecom, radio en televisie geli-beraliseerd op basis van Europese schikkingen.

Technische ontwikkelingen, de trend tot internationalisering en de nood om voldoende kapitaal te genereren, zullen de komende jaren dragers zijn van de verdere evolutie.

Zo is de huidige opdeling van maatschappijen voor drinkwaterproductie en distributie grotendeels achterhaald. De verschillende afzonderlijke entiteiten zouden best opgaan

Page 207: Onmisbaar Openbaar

206 ONMISBAAR OPENBAAR

in één publiekrechtelijke vennootschap op regionaal niveau. Intercommunale nuts-bedrijven worden omgebouwd tot multidienstverleners die onder meer gemeentelijke wegendiensten zullen opslorpen. In de sectoren van telecommunicatie en informa-tietechnologie is er een toenemende technologische en economische congruentie. Vroeger gescheiden sectoren (zoals telecommunicatie en het openbaar mediabe-drijf) vloeien vandaag meer in elkaar. De operatoren bieden niet alleen internet en tv aan, zij hebben ondertussen ook hun eigen tv-zenders opgestart. Vandaag bie-den die alleen sport en culturele uitzendingen aan maar in de toekomst zouden zij ook klassieke programma’s kunnen aanbieden. Technisch evolueren we naar een netwerk dat verbindingen legt tussen allerlei apparaten en toestellen zoals auto’s, huishoudapparaten, energiemeters, ramen en deuren, verlichting, … Dit leidt naar nieuwe plaatsgebonden informatie en communicatie. Ontwikkelen we op dit soort punten geen strategie die een plaats geeft aan de strategische rol van de openbare sector, dan worden we in de toekomst gewoon de speelbal van grote buitenlandse financiële groepen.

toekomstige ontwikkelingen inzake transport?

Het Europese pact 2020 voorziet in volgende doelstellingen:

• komen tot een vlotte bereikbaarheid via de verschillende transportmodi (weg, spoor, water of lucht) en van de verschillende transportdragers (zowel privaat als openbaar vervoer);

• minder dan 5 % verliesuren (op het totaal aantal gereden voertuigenuren – 2009 was die doelstelling gehaald) op de hoofdwegen en beperking van de milieu-impact van het goederen en personenvervoer;

• wegwerken van de missing links in het ruimtelijk structuurplan;• dynamisch beheer van verkeersstromen om beschikbare infrastructuur

optimaal te gebruiken;• logistieke spelers aantrekken die ten volle toegevoegde waarde en werk-

gelegenheid creëren.

Er is ook een Europese toekomstvisie tegen 2050. De belangrijkste doelstel-lingen in dit plan zijn:

Page 208: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 207

• geen auto’s op conventionele brandstoffen meer in steden;• 40 % koolstofarme brandstoffen in de luchtvaart;• een verschuiving van 50 % van het middellange passagiers- en goede-

renvervoer van de weg naar het spoor en het water;• dit alles moet leiden tot een vermindering met 60 % van de vervoersemis-

sies tegen het midden van de eeuw.

is er een draagvlak?

Onderzoek leert dat men in het algemeen tevreden is over de publieke diensten verstrekt door economische diensten van algemeen belang. Dit is in de eerste plaats het geval voor de netwerkdiensten (water en elektriciteit). Ook voor diensten zoals huisvuilophaling, postbedeling of straatverlichting ligt de tevredenheid vrij hoog (> 75 % ondervraagden). minder tevreden is men over het openbaar vervoer, de staat van de wegen, fiets- en voetpaden (zie hierover de cijfers in tabel 8, p. 109).

Ook het belang van de universele dienstverlening wordt algemeen gesteund. Voor elk item is minstens driekwart van de ondervraagden voorstander van het leveren van diensten aan dezelfde prijs, ongeacht of men nu afgelegen woont of niet. Enkel voor kabeldistributie, internetaansluitingen en vervoer per belbus meent ongeveer een vijfde dat de extra kosten volledig of gedeeltelijk door de gebruiker moeten worden gedragen.

Ondanks de vaak ideologische benadering op het politieke forum, sluit over deze materie de mening van wie zichzelf als politiek rechts ziet nauw aan bij zij die zich-zelf als politiek links uiten.

Vooral openbaar vervoer wordt als universeel gezien: 84 % van de landgenoten vindt dat elk dorp met het openbaar vervoer bereikbaar moet zijn. De dominante tendens is dat men voorstander is van een uitgebreid openbaar vervoer. Op ba-sis van de resultaten van een enquête uitgevoerd door het weekblad Knack vindt 88 % van de bevolking dat de overheid ook een openbare omroep in stand moet houden.102

Page 209: Onmisbaar Openbaar

208 ONMISBAAR OPENBAAR

privatisering en liberalisering stellen vaak problemen

Overheidsbedrijven hebben de afgelopen decennia het meest de druk ondervonden van liberalisering en privatisering, dit om verschillende redenen:

• door de technische ontwikkeling kunnen meerdere operatoren optreden, waar dit vroeger niet het geval was (denk bijvoorbeeld aan telecom);

• men wil bewust meer concurrentie invoeren om de bedrijven onder druk te zetten om de efficiëntie te verhogen (dat gebeurt bijvoorbeeld bij bpost en in het goederenvervoer per spoor);

• we mogen ook de invloed van commerciële lobby’s niet onderschatten; • soms liggen eenvoudigweg politieke overwegingen aan de basis van een

privatisering (dat was het geval bij de privatisering van de openbare krediet-instellingen en het faillissement van Sabena).

Er bestaan heel wat voorbeelden van wat er allemaal fout kan lopen bij privati-sering van het waternetwerk. Onder meer de stad Parijs is teruggekomen op de privatisering van watervoorzieningen. Als in december 2009 Aquiris eenzijdig zijn zuiveringsinstallaties sluit om de Brusselse regering financieel onder druk te zetten om meer middelen te bekomen, en het afvalwater van 1,1 miljoen Brusselaars 11 dagen lang ongezuiverd in de Zenne laat stromen, is het duidelijk hoe het bij pri-vatisering van nutsvoorzieningen stevig fout kan lopen.

De ervaringen in het Verenigd Koninkrijk met het spoorvervoer bleken gewoonweg desastreus. Gebrek aan investeringen in veiligheid omwille van de drang naar meer winst, leidde tot grote problemen. Volledige uitbesteding van het spoorvervoer aan verschillende elkaar beconcurrerende firma’s is overigens praktisch haast ondoen-baar, wil men de veiligheid op het net garanderen. Al in 2004 stelde de ombudsman voor het spoor dat de achteruitgang van dienstverlening op internationale treinen het gevolg is van de liberalisering: doordat er zoveel nieuwe spelers op de markt gekomen zijn, weet de consument niet meer wat de voor hem goede regeling is.

Ook in Nederland is de afgelopen jaren het openbaar vervoer afgebouwd en naar de provincies en de privésector ‘gedelegeerd’. Het aantal reizigers liep achteruit en de kostendekkingsgraad liep nog meer terug. Dit komt omdat de privémaatschap-pijen niet geïnteresseerd zijn in verplaatsingen waar ze weinig winst kunnen op maken (dat wil zeggen buiten de grote steden of commercieel interessante assen).

Page 210: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 209

Openbaar vervoer

We verplaatsen ons meer dan vroeger. Volgens de cijfers van de fOD Mobiliteit, is tussen 2000 en 2009 het aantal personenkilometer103 verplaatsingen die we afleg-gen met meer dan 10 % toegenomen. Voor het personenvervoer legden we in 2009 meer dan 142 miljard personenkilometer af. Bijna 80 % daarvan gebeurt over de weg. Verplaatsingen met de trein hebben een aandeel van 7,4 %, verplaatsingen met bus, tram en metro 13,6 %. Ondanks dit beperkt aandeel mogen we niet ver-geten dat er in 2009 bijna 1,3 miljard passagiers zijn vervoerd via het openbaar vervoer. Dit is 85 % meer dan in 2000.

Dagelijks verplaatsen honderdduizenden mensen zich naar en van hun werk. De pendelstromen die dit veroorzaakt zijn gigantisch.

Tabel 16 - Aantal werknemers naar woon- en werkplaats

Woonplaats Brussel Vlaams gewest

Waals gewest

Interne werkgelegenheid

Werkplaats

Brussel 311 000 230 000 126 000 667 000

Vlaams gewest 36 000 2 333 000 36 000 2 405 000

Waals gewest 17 000 22 000 1 057 000 1 095 000

Buitenland 3000 43 000 49 000 96 000

Werkende beroepsbevolking

368 000 2 627 000 1 268 000 4 263 000

Bron: FOD Economie - EAK 2006

Indien we allemaal uitsluitend ons persoonlijk voertuig zouden gebruiken, dan zou dit niet alleen onhaalbaar zijn maar ook economisch een grote verspilling zijn en het milieu zwaar belasten. De VUB berekende dat meer mensen naar het open-baar vervoer brengen niet alleen leidt tot minder ongevallen, minder files, minder pollutie en minder geluidshinder, maar ook een economische winst teweegbrengt.

Openbaar vervoer organiseren biedt dus onmiskenbare voordelen: het is de meest goedkope, veilige, energiezuinige en milieuvriendelijke manier om grote aantallen mensen zich te laten verplaatsen. Zo verbruikt een trein-, tram- of busreiziger alleen al gemiddeld 3,5 keer minder energie dan een automobilist. De uitstoot per reiziger

Page 211: Onmisbaar Openbaar

210 ONMISBAAR OPENBAAR

is kleiner en het ruimtegebruik veel beperkter. 1 volle dubbeldektrein is het equiva-lent van 1250 auto’s tijdens de spits. 3 volle dubbeldektreinen komt neer op een uur minder file. Het goederenvervoer per spoor haalt dagelijks 10 000 vrachtwa-gens van 20 ton van de weg. Spoorinfrastructuur neemt tot 3,2 keer minder ruimte in beslag dan weginfrastructuur met dezelfde capaciteit.

Figuur 29 - Externe kosten van verschillende vervoersmodi in de EU-15

0

100

200

300

400

500

600

700

Weg Spoorweg Vliegtuig Binnevaart

milj

ard

Euro

Subsidies

Externe kosten

Bron: European Environment Agency, cijfers 2006

Goed openbaar vervoer verbetert ook duidelijk de leefbaarheid van onze steden. Het succes van het Brussels metrostation West bewijst dit al kort na ingebruikname (in 2009). De aanpassingen aan het station deden het reizigersaantal op een paar jaar tijd maar liefst verdrievoudigen.

Kortom, het belang van kwalitatief openbaar vervoer spreekt voor zich. Investeren in kwalitatief openbaar vervoer is dus goed besteed geld!

De toename van het aantal reizigers met het openbaar vervoer is vooral een evolutie van de afgelopen 10 jaar. Sinds 2000 is er globaal een toename met meer dan 70 %. Vooral De lijn en de TEC zagen hun aantal reizigers toenemen. Bij het spoor gaat het om een toename met 50 %, bij de mIVB met 30 %. men heeft dus niet alleen ingezet op het openbaar vervoer. Er is duidelijk ook ingespeeld op een behoefte. Die evolutie stelt uiteraard uitdagingen voor het materieel, personeel, … In de toekomst verwacht

Page 212: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 211

men een verdere toename van het verkeer. Volgens het Planbureau stijgt het aantal reizigerskilometers met 22 % tussen 2005 en 2030. Het aantal verloren uren zou in België oplopen met een derde terwijl de files met ruim de helft zouden toenemen.

Figuur 30 - Evolutie van het aantal reizigers met het openbaar vervoer

0

100

200

300

400

500

600

De Lijn MIVB TEC NMBS-nationaal vervoer

Bron: federaal Planbureau, Transportdatabanken

het concept ‘basismobiliteit’

Via ‘basismobiliteit’ wil men zorgen voor een optimaler personenvervoer. men wil het aantal personen dat met het openbaar vervoer gaat werken op-trekken tot 1 op 5 (in 2005 was het 15 %). Het stads- en streekvervoer zijn daarom beter bereikbaar gemaakt door een halte te voorzien op 500 meter van ieders deur of op 750 meter in de landelijke gebieden.

Openbaar vervoer rendeert het best wanneer het vlot kan verlopen. Vandaar het belang van een goede onderlinge afstemming van trein met het stads- en streek-

Page 213: Onmisbaar Openbaar

212 ONMISBAAR OPENBAAR

vervoer. Daarom is het belangrijk te investeren in vrije bus- en trambanen en ver-keerslichtenbeïnvloeding. Dit laat toe honderdduizenden euro’s te besparen, die vervolgens kunnen worden geïnvesteerd in de uitbreiding van het aanbod.

Openbaar vervoer draagt bij tot de uitbouw van andere industriële activiteiten:

• indien een busbouwer zijn voertuigen niet kan verkopen op de eigen markt, maakt die ook internationaal weinig kans;

• indien de exploitatie van cargoactiviteiten verschuift naar Frankrijk of Duitsland (zoals in Nederland is gebeurd) geldt dit ook voor de besluitvorming: Berlijn of Parijs zullen dan beslissen of Antwerpen, dan wel Hamburg of Duinkerken voordeel mogen halen uit bijkomende activiteiten. Wat zal er desgevallend volgens jou beslist worden?

De overheid pakt de problemen rond openbaar vervoer veel te weinig aan vanuit dit soort strategische overwegingen. Iedereen beseft dat de huidige opdeling in 3 maatschappijen problemen stelt. De financiële problemen bij de spoorwegen be-dreigen de activiteiten. Dit is uiteindelijk niet houdbaar. De overheid moet dus goed nadenken over de te nemen opties: effectief werk maken van een beter uitgebouwd openbaar vervoer en goederenvervoer via het spoor, dan wel de activiteiten maar laten aanmodderen? Verlieslatend verspreid goederenvervoer per spoor leidt tot meer vervoer via de weg met grotere files als gevolg.

De Eurostat Urban Audit vergelijkt de kwaliteit van het busgebruik in steden. Er zijn sterke verschillen op het vlak van infrastructuur voor stedelijk transport. Antwerpen scoort internationaal vergeleken eerder goed. Brussel helemaal niet. luik zit in een middenpositie. Berlijn scoort het slechtst. Helsinki en Stockholm het best. In de re-sultaten van het onderzoek naar tevredenheid van burgers over het stadsvervoer scoort Antwerpen eerder goed, Brussel eerder middelmatig. Dit verschil naar gelang de betrokken vervoersmaatschappijen in ons land blijkt ook uit eigen onderzoek door de bedrijven zelf. Bij De lijn blijkt dat 77 % van de reizigers ‘tevreden tot zeer tevreden’ is (onderzoek 2010). Bij de mIVB haalt men slechts een gemiddelde te-vredenheidsscore van 5,4 op 10. Het is natuurlijk niet verwonderlijk dat de metro in Brussel betere scores krijgt dan de bus en tram. In Brussel is vooral de busreiziger het minst tevreden over zijn vervoermiddel.

Een duidelijk punt van kritiek is ongetwijfeld de stiptheid van de treinen. De NmBS publiceert hierover weliswaar metingen, maar gebruikers herkennen zich niet in cij-

Page 214: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 213

fers van de maatschappij. Wie de trein neemt in Denemarken of Zwitserland, staat versteld van het verschil in stiptheid. De vertragingen hebben veel te maken met de noodzakelijke aanpassingen aan de infrastructuur en de vertraagde aankoop van rollend materieel na de plotse en onverwachte reizigersgroei. De geplande investe-ringen moeten hieraan verhelpen. maar dit vergt natuurlijk tijd en geld.

De budgettaire druk laat zich voelen op het openbaar vervoer. Besparingen wor-den voornamelijk gezocht in het drukken van de exploitatiekost. Dit dreigt echter neer te komen op krappere dienstregelingen, minder gereden kilometers, … en dus uiteindelijk op een minder aantrekkelijk openbaar vervoer. mensen realiseren zich al te weinig dat openbaar vervoer in ons land goedkoper is dan in de meeste ons omringende landen. De maatschappijen voor openbaar vervoer zullen dus meer aandacht moeten schenken aan hun inkomstenzijde: in de metro van Brussel bijvoor-beeld door zwartrijden in te dammen. men zal daarom ook commerciële nevenacti-viteiten ontwikkelen. De Lijn moet de kostendekkingsgraad (aandeel van een ticket dat de passagier ‘zelf’ betaalt) jaarlijks met 0,5 % verhogen. Dit zal gepaard gaan met steeds nauwkeurigere tellingen. ‘Niet rendabele’ lijnen zullen steeds meer on-der druk komen, en zo ook de universele dienstverlening (basismobiliteit). Volledige kostendekking (of zelfs 50 %) is echter een utopie door de aard van de publieke dienst. Deze kostendekkingsgraad en daarmee gepaarde tellingen worden dus al te vaak oneigenlijk gebruikt in het liberaliseringsdiscours. De druk tot liberalisering van het openbaar vervoer laat zich voelen op diverse fronten:

• In de sector van het stads- en streekvervoer wordt de helft van de buslijnen in Vlaanderen verpacht. In Wallonië geldt dit voor 35 % van de lijnen. De Brusselse vervoersmaatschappij is volledig in overheidshanden en gebruikt geen pachters. Onder vakbondsdruk werd bekomen dat de pachtovereen-komsten van De lijn voorzien dat de privéspelers gelijkwaardige arbeidsvoor-waarden als bij De lijn in acht moeten nemen. Op die manier kon voorkomen worden dat uitbesteding zou gepaard gaan met sociale dumping. De druk rond privatisering in het stads- en streekvervoer laat zich nu vooral voelen in de technische diensten. Er gaan stemmen op om volledige afdelingen uit te besteden. mocht dit gebeuren dan vrezen we dat dit op termijn alleen zal leiden tot hogere kosten.

• Het internationaal reizigersvervoer per spoor is vandaag reeds geliberali-seerd. Het volstaat om de website van de Deutsche Bahn (DB) te consulteren om zich te realiseren hoezeer de DB zich op dit vlak organiseert voor gans Europa (je vindt er naast informatie over Duitsland, telkens in de taal van het

Page 215: Onmisbaar Openbaar

214 ONMISBAAR OPENBAAR

betrokken land, gegevens over verbindingen in 11 andere Europese landen). • De liberalisering van het goederenvervoer per spoor is sinds 1 januari 2007

een feit maar de NmBS kon zich wegens onderkapitalisatie onvoldoende voorbereiden op de concurrentie.

• Vraag is hoe de zaken de komende jaren zullen evolueren rond het binnenlands reizigersverkeer per spoor. Evenzeer is duidelijk dat eventuele buitenlandse spe-lers alleen maar oog zullen hebben voor de rendabele lijnen en helemaal niet voor de rest van het netwerk. men zou best ook lering trekken uit de negatieve ervaringen in Groot-Brittannië. Hoe men in de hypothese van een geliberali-seerd binnenlands reizigersverkeer per spoor nog veel zal kunnen doen om de vervoersmodi op elkaar af te stemmen, is evenzeer totaal koffiedik kijken.

• Wie zich op Europees perspectief plaatst, mag niet vergeten dat de schaal van ons land niet vergelijkbaar is met die van frankrijk of Duitsland. Het lijkt erop dat we qua spoorvervoer voor personen in Europa evolueren naar een inter-nationaal netwerk van snelle verbindingen tussen grote steden (TEN-project), met daarrond regionale spoorwegmaatschappijen. Zowel in Duitsland als in Frankrijk wordt het spoorvervoer al volgens dit model georganiseerd. We hebben er dus alle belang bij om ervoor te zorgen dat ons eigen ‘regionaal’ spoornetwerk binnen Europa van prima kwaliteit is. Als we dit niet zelf organi-seren, zal men in Parijs of Berlijn beslissen over de manier waarop we ons hier verplaatsen. Dit zal heus niet gebeuren op basis van wat het beste is voor ons land, wel louter op basis van de directe financiële rendabiliteit van investeringen.

Goederenvervoer per spoor als zorgenkind

Al vele jaren kampt het goederenvervoer per spoor met financiële problemen. Om te voldoen aan de Europese verplichting te liberaliseren, werd B-Cargo verzelfstandigd. Op 1 februari 2011 werd NmBS logistics NV opgericht als privédochteronderneming van de NmBS. Reeds eind mei 2011 moest een her-stelplan opgesteld worden zodat NMBS Logistics tegen 2012 uit de rode cijfers zou gehaald worden. De realisatie hiervan blijft echter een groot vraagteken.

De groei van de omvang van het vrachtvervoer over de weg is veel sterker dan die van het goederenvervoer per spoor, onder meer omdat het goede-renvervoer over de weg de externe kosten niet moet dragen.

Page 216: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 215

Omwille van deze concurrentie heeft men in ons land voor het verspreid ver-voer van geïsoleerde goederenwagens op internationaal vlak beslist om met andere landen samen te werken. Deze initiatieven kaderen in de oprichting van Xrail. Xrail is de Europese alliantie voor het vervoer van wagenladingen. Ze is opgericht in februari 2010 om het internationale goederenvervoer per spoor klantvriendelijker en efficiënter te maken. De alliantie van 7 spoorwegen streeft naar competitiviteit van het vervoer van de wagenladingen in Europa en het wegverkeer te ontlasten en het milieu te beschermen. Het verspreid vervoer vertegenwoordigt zowat de helft van al het goederenvervoer per spoor in Europa en zou volgens marktstudies heel wat groeipotentieel hebben, op voorwaarde dat het aantrekkelijker en efficiënter wordt. De 7 partners zijn Tsjechië, luxemburg, Duitsland, Zweden, Oostenrijk, Zwitserland en België.

Xrail legt grensoverschrijdende productienormen op om klanten van een wagon met ladingen op drie vlakken tevreden te stellen: betrouwbaarheid, internationale dienstregelingen van klantensite tot klantensite en responstijd.

bpost

bpost is een prima voorbeeld van een overheidsbedrijf dat zich reeds 10 jaar in moeilijke omstandigheden voorbereidt op een veranderende geliberaliseerde markt. Tegelijk vermindert het volume post al vele jaren. Want echte brieven schrijven we nog maar weinig, e-mails des te meer. De uitbreiding van het aanbod elektronische communicatiemiddelen zorgt bij de post voor een aardverschuiving.

In een eerste fase werd de productiviteit verhoogd en het netwerk geherstructureerd, zodat bpost met gelijke wapens de geliberaliseerde markt kon betreden. Tegelijk ontstaan andere activiteiten en nieuwe markten, zoals het leveren van pakjes of de behoefte om digitale gegevens op authentieke wijze over te maken.

bpost heeft erg grondige wijzigingen ondergaan. met resultaat! bpost blijft uit de rode cijfers. Ruim 95 % van de zendingen komt tijdig bij de geadresseerde terecht. Op het gebied van kwaliteit verklaart bpost op dit ogenblik onder de beste opera-toren te behoren. 60 % van de klanten in de postkantoren wordt binnen 5 minuten bediend. 8 op 10 van de postklanten zeggen tevreden te zijn over de dienstverle-

Page 217: Onmisbaar Openbaar

216 ONMISBAAR OPENBAAR

ning. Slechts 10 % van de consumenten vindt dat de kwaliteit slecht tot zeer slecht is, terwijl het Europese niveau 15 % bedraagt. bpost wil ieder jaar de tevredenheid doen stijgen met 2 %. men wil dit realiseren aan de hand van precieze meetinstru-menten op basis van permanente klantenonderzoeken.

Volgens het beheerscontract moet bpost een netwerk van 1300 servicepunten om-vatten. Het netwerk van klassieke postkantoren is omgebouwd naar een combinatie van 650 postkantoren en 650 postpunten (bijvoorbeeld in warenhuizen). De ope-ningstijden van een aantal basisdiensten zijn op die manier verruimd voor de klant en bpost wist hiermee uiteraard haar kostenstructuur te verbeteren. Op Spanje en malta na heeft geen enkel EU-land zo weinig postkantoren per inwoner als België (België: 1 postkantoor / 7395 inwoners). maar in ranking per km² staat België op de vijfde plaats, na Groot-Brittannië, Nederland, Italië en malta (gegevens Eurostat).

De productiviteit van het personeel bij bpost is met ongeveer 30 % toegenomen sinds 2003. Het aantal tewerkgestelde personeelsleden is met ongeveer 25 % ge-daald. Er zullen de komende jaren jaarlijks 1000 tot 1500 werknemers afvloeien via natuurlijke vertrek.

De liberalisering schept geen volwaardige bijkomende banen. De marktopening leidt tot een combinatie van slechte arbeidsomstandigheden en lagere lonen. Voor veel toekomstige werknemers dreigt een baan bij bpost een bijberoep te worden.

In Oostenrijk, België, Duitsland en Zweden is tussen de 15 % en 37 % van de ba-nen verloren gegaan sinds de liberalisering en privatisering. Tegelijk werden andere tewerkstellingsvormen ingevoerd. In Oostenrijk zou 90 % van de postmannen ‘self-employed’ zijn, met navenant ook minder sociale bescherming. In ons land moet iedere werknemer een correcte arbeidsovereenkomst hebben en moeten minimum regels worden opgelegd aan iedere operator die kandidaat is om de markt van de brieven lichter dan 50 gram te betreden.

Als er niets gebeurt, zullen de concurrenten met een kwart van de omzet van bpost evenveel winst maken als het overheidsbedrijf. Die concurrenten zullen zich toespitsen op de meest rendabele klanten. De 1000 belangrijkste klanten van bpost zijn goed voor 65 % van de omzet. In de concurrentiestrijd draait het niet om de residentiële klanten maar om die grote klanten. Precies om de universele dienstverlening voort te zetten is bpost verplicht de post te bezorgen over het hele grondgebied.

Page 218: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 217

In Zweden, waar de postmarkt al is vrijgemaakt sinds 1993, is brievenpost voor residentiële klanten 90 % duurder geworden, terwijl bedrijven 30 % minder beta-len. De concurrent van de Zweedse post, City mail, levert slechts post in bepaalde delen van het land, enkel aan grote klanten en slechts enkele dagen per week. België heeft een grotere bevolkingsdichtheid en is daardoor aantrekkelijker voor concurrenten.

Europa heeft bepaald dat de lidstaten de derde Europese postrichtlijn met randvoor-waarden kunnen omgeven zodat de universele dienst min of meer bewaard blijft. Om de liberalisering van de markt in België op een correcte manier ingang te laten vinden, worden nieuwe spelers onder meer verplicht om:

• een territoriale dekkingsplicht van 80 % te halen in de drie Gewesten na 5 jaar; • met werknemers en niet met zelfstandigen te werken;• na twee jaar activiteit minstens twee maal per week te verdelen.

De correcte uitvoering door bpost van de universele dienstverlening aan de bevol-king moet door de Staat gecompenseerd worden. Dit is een compensatie voor het verzekeren van de toegankelijkheid van de basisdiensten voor de hele bevolking, de dagelijkse bedeling aan 4,5 miljoen gezinnen, de verdeling van de post over heel het grondgebied en dit 5 dagen per week, de verzekering van de opdracht van openbare dienst (bedeling van pensioenen en sociale uitkeringen, behoud van het netwerk van postkantoren, bedeling van kranten 6 dagen per week).

telecom

Het basisuitgangspunt in de aanpak is dat iedereen in het land gebruik moet kunnen maken van betaalbare telecommunicatie-infrastructuur van topkwaliteit.

Sinds in de negentiende eeuw de mogelijkheden op vlak van telecommunicatie zijn ontdekt, hebben ondernemers erop ingespeeld. Al snel werd het duidelijk dat de telecommunicatiemarkt in die tijd niet kon werken op basis van het vrije initiatief. De uitbouw van één (toen nog fysiek vast) netwerk was goedkoper. Tegelijk was het nodig landelijke gebieden te ontsluiten en de telecommunicatiediensten niet voor te behouden aan de welstellenden. De invoering van een overheidsmonopolie (in 1891) bracht de oplossing voor die problemen.

Page 219: Onmisbaar Openbaar

218 ONMISBAAR OPENBAAR

In de loop van de jaren tachtig brokkelde het geloof in het overheidsmonopolie af: er was de technische vooruitgang en de overheidsbedrijven werd verweten onvol-doende in te spelen op de noden van gebruikers. Het was een tijd waarin mensen politici inschakelden om de installatie van hun telefoontoestel te bespoedigen.

Op Europees vlak zijn de lidstaten overeen gekomen de telecommunicatiesector te liberaliseren. Dit is gebeurd in verschillende golven.

Figuur 31 - Aandeel van de overheid in telecomoperatoren

0 %

> 0 % en < 25 %

> 26 % en < 50 %

> 50 % en < 75 %

> 75 % en < 100 %

100 %

Bron: OESO, Communications Outlook 2011

Page 220: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 219

Telecom is sterk technologisch gedreven: twee derde van de omzet wordt gereali-seerd op de producten die de laatste 15 jaar werden ontwikkeld.

Telecom houdt veel meer in dan telefoneren. De samenhang met internet wordt hoe langer hoe belangrijker. men voorziet de komende jaren in een sterke toename van mobiel internet. Een moderne telecommunicatie-infrastructuur is een belangrijke troef voor het concurrentievermogen van de economie. Het netwerk wordt de drager van een toenemend aantal diensten (systemen van mobiel betalen bijvoorbeeld). Als we niet beschikken over een performant telecommunicatienetwerk zullen tal van andere activiteiten daaronder leiden. Door een beslissingscentrum over telecommunicatie in ons land te houden, versterken we dus de creatie van toegevoegde waarde. Als strategische hefboom kan dit tellen.

Ons land beschikt op vlak van technische uitrusting over een haast volledige dekkings-graad voor breedbandinternet. Toch beschikt maar 65 % van de Belgische gezinnen over breedbandinternet. Een belangrijke digitale kloof moet dus nog gedicht worden.

De wet van 21 maart 1991 voorziet dat de overheid 50 % +1 ‘gouden’ aandeel moet aanhouden en dus meerderheidsaandeelhouder in Belgacom is. Dit heeft de overheid steeds een mooi dividend opgeleverd. Als overheidsbedrijf heeft Belgacom verder geïnvesteerd. Daardoor beschikt Belgacom over het vijfde beste netwerk we-reldwijd en heeft het zijn positie als marktleider in een toch zeer snel evoluerende markt kunnen handhaven.

Door de liberalisering stelt zich een probleem van transparante prijsvorming en duidelijk facturatie.

Vrije mededinging is enkel zinvol wanneer de overheid er minstens tegelijk voor zorgt dat de markten worden gekenmerkt door eerlijke mededinging. Een sterke mede-dingingsautoriteit en een efficiënte regulator zijn dus nodig. Het belang dat wordt gehecht aan de operationele taak van de overheid in de sector lijkt de afgelopen twee decennia af te nemen. De overheid is geëvolueerd van de enige speler op het voetbalveld tot scheidsrechter die moet garanderen dat het spel eerlijk verloopt. De manier waarop dat toezicht wordt uitgeoefend roept vragen op: het overheidstoezicht in de elektronische communicatiesector is verspreid over meer dan 25 verschillende instanties, verdeeld over alle mogelijke bevoegdheidsniveaus. Daarnaast moet de overheid zorgen voor de bescherming van de gebruikers en de garantie op een minimale dienstverlening voor iedere gebruiker.

Page 221: Onmisbaar Openbaar

220 ONMISBAAR OPENBAAR

Door de operatoren te verplichten in te staan voor een universele dienst, voorkomt de overheid dat de vrijmaking van de markt tot meer ongelijkheid leidt. De finan-cieringsmechanismen voor die verplichting lopen internationaal sterk uiteen.

Onder druk van de liberalisering komen de regels over sociale tarieven onder druk. Vandaag genieten ongeveer 350 000 Belgen op die manier van een verlaagd tele-foontarief. Sinds 2005 is elke telecommunicatieoperator verplicht zo’n tarief aan te bieden (90 % is aangesloten bij Belgacom). Operatoren die meer sociale abonnees in hun rangen hebben dan hun marktaandeel worden gecompenseerd via een fonds, te financieren door operatoren met relatief weinig sociale abonnees.

energie

Energie is geen goed zoals een ander. Energie is onmisbaar voor onze manier van leven en produceren. Toegang tot degelijke energie, aan gelijke voorwaarden on-geacht de geografische situering, is van essentieel belang voor zowel bedrijven als gezinnen.

Energie wordt hoe langer hoe meer van strategisch belang. Er is eerst en vooral de invalshoek van de zekerheid van de energiebevoorrading. Daarnaast is er ook een grote samenhang met het internationaal klimaatbeleid. Tegelijk is het een kwestie van prijzen; de energieprijzen stijgen in ons land sneller dan in de ons omringende landen.

Omwille van het economisch, sociaal en ecologisch belang van energie kan dit niet zomaar worden overgelaten aan de markt. De overheid lijkt nochtans gaande-weg haar greep op het energiebeleid te verliezen. Op internationaal vlak is er een concentratie van grote energiebedrijven aan de gang. Dit houdt het gevaar in dat energie beheerst wordt door oligopolies die onderling de markt verdelen.

De energieproductie ligt grotendeels in handen van privégroepen. De overheid poogt nochtans verschillende hefbomen in de hand te houden:

• gemeenten en intercommunales participeren voornamelijk in de elektrici-teits- en gasdistributie;

• door de omschakeling naar hernieuwbare energiebronnen te promoten;• door aan te sturen op minder energieverbruik;• door te zorgen voor een beter regulering van de energiemarkt.

Page 222: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 221

Er zijn best recente voorbeelden van goede initiatieven om concreet werk te maken van een duurzamere aanpak. Het ‘smart cities’ project (SETIS, European Initiative on Smart Cities) bijvoorbeeld, wil steden aanzetten om tussen 2010 en 2020 de levenskwaliteit te verbeteren via energie-efficiënte investeringen (ecologische ge-bouwen, betere en groene energievoorzieningen en door duurzame mobiliteit). Het project kwam wel tot stand mits Europese steun, niet alleen op basis van een spontane dynamiek.

Op Europees niveau is de afgelopen jaren een beleid gevoerd van liberalisering van de energiemarkt. Meer concurrentie zou moeten leiden tot goedkopere prijzen. In ons land hebben we daar nochtans nog niet veel van gezien. De liberalisering van de energiemarkt is alvast op dit punt mislukt. Energie is een domein waarin de overheid de komende jaren actiever zal moeten optreden wil onze afhankelijkheid van grote internationale groepen niet nog meer toenemen.

Page 223: Onmisbaar Openbaar

222 ONMISBAAR OPENBAAR

m i L i eu e n d u u r Z a m e eCO n O m i e

In een verontreinigd milieu wordt de lucht langzamerhand zichtbaar.

NORmAN mAIlER, AmERIKAANS SCHRIJVER (1923-2007)

iedereen kent toch wel de analyse

Klimaatverandering en milieuzorg behoren tot de belangrijkste uitdagingen in de wereld. Deze kwesties aanpakken vergt een geheel van schikkingen: de omscha-keling naar hernieuwbare energiebronnen, meer energie-efficiëntie (in industriële processen, maar vooral door meer energie-efficiënte woningen), de ontwikkeling van openbare vervoerssystemen, …

Op mondiaal vlak wordt de te leveren inspanning berekend op 1 à 3 % van het bbp. De Verenigde Naties gaan ervan uit dat driekwart van deze inspanning zal moeten komen van publieke financiering.

Onze planeet heeft een zekere draagkracht, een vermogen om biologische soor-ten te laten leven. Dit geldt ook voor de mens. Wetenschappers hebben berekend dat de aarde een biocapaciteit van 2,06 hectare per wereldburger aan kan (dat is het deel productieve grond- en wateroppervlakte om in consumptie te voorzien, het afval te verwijderen, …). Gemiddeld gebruikt ieder persoon op aarde echter 2,70 hectare. De capaciteit van de aarde wordt aldus met 30 % overschreden. We verbrui-ken de natuurlijke rijkdommen veel sneller dan ze zich kunnen herstellen. Vooral de voedselconsumptie en -productie oefenen een grote druk uit op het milieukapitaal.

Niet enkel de overbelasting van de aarde is een probleem, ook de verdeling ervan.

Page 224: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 223

Ondermaatse resultaten

België scoort zonder meer slecht op internationale milieu-indexen. Op de EPI-index (de ‘Environmental Performance Index’, wordt jaarlijks uitgewerkt door de univer-siteiten van Yale en Columbia) is ons land weggezakt naar de 88ste plaats terwijl we in 2008 nog op de 57ste plaats stonden. De EPI-index houdt rekening met de kwaliteit van het milieu (water- en luchtkwaliteit), landbouw, klimaat, biodiversiteit en de ecosystemen in ons land. Er wordt een ranglijst opgesteld aan de hand van 25 indicatoren. De slechte score van België heeft vooral te maken met de slechte water- en luchtkwaliteit. Ook op gebied van klimaat en biodiversiteit scoren we on-dermaats. In Europa doet enkel Cyprus het nog slechter.

De voorbije 10 jaar was er een gebrek aan milieubeleid. De gemeenschappen hebben de laatste jaren enkel nog gewerkt in functie van de Europese minimum-normen, in plaats van een doortastend milieubeleid te voeren. Zelfs die minima werden niet gehaald: noch op het gebied van fijn stof, verzurende emissies of waterkwaliteit.

Een aantal vaststellingen om het geheel te illustreren:

• In Europa zijn Nederland en België de twee meest kwetsbare landen voor overstromingen. Tegelijkertijd tonen de meeste klimaatscenario’s een daling van de gemiddelde zomerneerslag voor Vlaanderen. In combinatie met een hogere verdamping door hogere temperaturen, kan dit op lange termijn zorgen voor watertekort.

• Het grootste probleem in onze afvalwaterzuivering is dat te weinig vuil en te veel proper water de waterzuiveringstations bereikt.

• Vlaanderen heeft een zuiveringsgraad van 75 %. Anders gezegd: een kwart van het water wordt, zonder zuivering, in beken en rivieren geloosd. In Wallonië bedraagt de waterzuiveringsgraad 81 % (cijfer 2010). Vlaanderen is daarmee het kneusje van West-Europa: landen als Nederland (99,5 %), Duitsland (93 %), luxemburg (95 %) en Frankrijk (80 % in 2004) staan veel verder. Het afvalwater dat wel de zuivering haalt, is vermengd met proper regen- en grondwater. Dit bemoeilijkt de zuivering. Bovendien komen bij elke stortbui via overstromingen ongezuiverd water en slib in de omgeving terecht.

Page 225: Onmisbaar Openbaar

224 ONMISBAAR OPENBAAR

Figuur 32 - Evolutie riolerings- en zuiveringsgraad in Vlaanderen

20

30

40

50

60

70

80

90

100

1990

1995

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2015

% z

uive

rings

graa

d

aansluitingsgraad zuiveringsgraad doel zuivering 2010 doel zuivering 2015

Bron: VMM-MIRA

Vooral gemeenten zullen extra inspanningen moeten leveren door aange-paste rioleringen aan te leggen. Vandaag ontbreken die nog op veel plaat -sen. Vlaanderen heeft een rioleringsgraad van 87 %. De grote knelpunten om eraan te verhelpen zijn geld, planning en capaciteit. Vooral kleinere ge meenten hebben een capaciteitsprobleem. Zij missen dikwijls (techni-sche) knowhow. Daarom nemen intercommunales die taak hoe langer hoe meer over.

• Het Federaal Planbureau heeft de impact van het Europees energie- en kli-maatpakket geraamd voor België: bij ongewijzigd beleid stijgt de uitstoot van broeikasgassen met 13 % tussen 2005 en 2020.

• De Europese doelstellingen voor de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) worden in België met meer dan 40 % (of 77 000 ton) overschreden. Daarmee hoort België bij de slechtste leerlingen van de Europese klas.104

Page 226: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 225

Het probleem zal niet meteen worden opgelost. Voor industriële emissies is de uitstoot verminderd. maar met het verkeer is het net andersom. Er is niet echt een beleid om daarin verandering te brengen, wel integendeel. Politici gaan er blijkbaar van uit dat de problemen vanzelf zullen verdwijnen door elektrische wagens in te voeren. Er bestaat vandaag in ons land echter geen overtuigende aanpak om die te promoten of te faciliteren.

• De vraag naar woningen en bedrijventerreinen blijft stijgen en zorgt voor een verdere uitbreiding van de versteende ruimte. men voorziet dat er tussen 2005 en 2030 17 % meer versteende ruimte zal zijn, ten koste van groene gebieden. De toenemende verstedelijking en de bevolkingsgroei vormen een uitda-ging voor de kwaliteit van de leefomgeving, vooral in de stadsranden en in de bebouwde kernen. Daardoor worden meer mensen geconfronteerd met luchtverontreiniging en geluidshinder van wegverkeer met extra risico’s voor de gezondheid tot gevolg.

• Vlaanderen krijgt van de OESO (2010) goede punten inzake de ontwikkeling van de natuur- en bosstructuur. Met de uitbouw van natuur- en bosgebieden gaat het de goede kant op. Dit is hoopgevend.

• Ons land wordt steeds afhankelijker van de import van energie.

de conclusie is eenvoudig

Milieuzorg en duurzame ontwikkeling komen niet vanzelf tot stand. Bedrijven treden evenmin op uit altruïsme. Indien we de zaken verantwoord willen aanpakken, dan moet de overheid meer optreden.

Jazeker, er bestaan in ons land al veel initiatieven die de natuur en het milieu ten goede komen. We beschikken over een vrij uitgebreide wetgeving, er wordt gebouwd aan een netwerk van beschermde gebieden en er is veel aandacht voor het sorte-ren en recycleren van afval. Een moderne overheid moet echter ook een gangma-ker zijn door ambitieuze en effectieve initiatieven rond milieu, klimaat, energie en duurzaamheid te nemen.

Ons land heeft zich geëngageerd om de doelstellingen betreffende klimaatopwarming te halen. De uitstoot van broeikasgassen moet in 2020 15 % lager zijn dan in 2005. Hernieuwbare bronnen moeten instaan voor een groter deel van de energieconsump-tie en het brandstofverbruik in de transportsector. Volgens studies is dit haalbaar, mits de energiesector volledig en spoedig op een totaal andere leest wordt geschoeid.

Page 227: Onmisbaar Openbaar

226 ONMISBAAR OPENBAAR

In het palet overheidsopdrachten zal meer aandacht moeten uitgaan naar die ma-teries. In internationale vergelijkingen bengelen we voor de meeste aspecten rond milieu onderaan de lijstjes. Recente cijfers geven ook weinig hoop op verbetering. Toegegeven, het is misschien niet altijd gemakkelijk. Negatieve of beperkende maatregelen zijn onpopulair en die neemt men niet graag en met stimulerende maatregelen kan men zich politiek des te meer profileren. Je kunt je toch wel de vraag stellen of de politiek pas zal ingrijpen wanneer Europa ons land zal beboe-ten? Wordt Europa ook rond milieukwesties een boeman waarachter men zich gemakkelijk zal verschuilen? Het gebrek aan een vooruitziende aanpak is in ieder geval verontrustend.

De overheid moet een veel krachtiger en beter gecoördineerd beleid voeren om het energiegebruik te verminderen en hernieuwbare energiebronnen te promoten. We moeten meer investeren in een duurzamere en minder energie-intensieve econo-mie. Op termijn moeten we naar een 100 % hernieuwbare energievoorziening. Het gebrek aan bindende doelstellingen rond energiebesparing, vertaalt zich vandaag in het uitblijven van resultaten. De Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling wijst er in zijn adviezen bovendien op dat een vergroening van de economie talrijke ‘groene jobs’ kan opleveren.

Door de federale staatstructuur is het klimaatbeleid in ons land bijzonder ingewik-keld. De bevoegdheden zijn verdeeld tussen de Gewesten en het federale niveau. Bovendien zijn een hele reeks instanties betrokken.

De overheid zou ook als werkgever ongetwijfeld meer mogen bijdragen tot een grotere duurzaamheid, door bijvoorbeeld de pendelarbeid te beperken door haar grote administraties (die nu vrij gecentraliseerd zijn in Brussel) veel meer te decon-centreren. De overheid zou daarmee een mooie voorbeeldfunctie kunnen uitoefenen en een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan de mobiliteitsproblemen om zo een duurzamere manier van werken tot stand te brengen.

Page 228: Onmisbaar Openbaar

6. HEFBOmEN VOOR ONZE SAmENlEVING 227

hoe geeft de fOd mobiliteit vorm aan zijn voorbeeldfunctie op het vlak van duurzame mobiliteit

De fOD Mobiliteit nam volgende initiatieven:

• deconcentreren van diensten nabij Noordstation;• het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren: de kosten voor het ge-

bruik van openbaar vervoer en de fiets terugbetalen;• betere informatie over mogelijke alternatieven;• uitbreiding van de glijtijden van het personeel;• telewerk: eind 2009 nam al bijna 10 % van de ambtenaren hieraan deel

en de invoering van satellietkantoren wordt onderzocht;• dienstvoertuigen van inspecteurs en controleurs vervangen door milieu-

vriendelijke energiezuinige voertuigen;• Eco drive opleiding voor inspecteurs en controleurs;• de hybride auto invoeren;• e-government verder ontwikkelen.

Het openbaar vervoer stimuleren door de kosten terug te betalen, loont wel degelijk. De lijn vervoerde in 2010 551 miljoen reizigers, 20 miljoen meer dan in 2009. Uit interne analyses blijkt dat deze stijging het rechtstreeks gevolg is van het toenemend aantal abonnees (+5 % tot bijna een half miljoen) en derdebetalerscontracten met overheden en werkgevers. In 2010 hadden 551 bedrijven een derdebetalersovereenkomst (+37 %, goed voor 23 000 abon-nementen) en gaf ruim de helft van de Vlaamse gemeenten korting op De lijn.

Page 229: Onmisbaar Openbaar
Page 230: Onmisbaar Openbaar

77 . k L a s s i e k e

Ov e r h e i d s -ta k e n b e t e r

O p n e m e n

Page 231: Onmisbaar Openbaar

230 ONMISBAAR OPENBAAR

Page 232: Onmisbaar Openbaar

7. KlASSIEKE OVERHEIDS TAKEN BETER OPNEmEN 231

j u st i t i e

Pour qu’on ne puisse abuser du pouvoir, il faut que, par la disposition des choses, le pouvoir arrête le pouvoir.

mONTESQUIEU, FRANS FIlOSOOF (1689-1755)

hoven en rechtbanken

Justitie vormt een van de klassieke kerntaken van de overheid. Het is een belangrijke verworvenheid van de Franse revolutie dat justitie zich onafhankelijk kan opstellen, los van directe politieke inmenging. Die onafhankelijkheid moet een correcte en gelijke rechtsbedeling garanderen.

De organisatie van justitie is eigenlijk relatief weinig veranderd. Op hoofdlijnen dateert de structuur van ons justitieel apparaat uit de negentiende eeuw. Jammer genoeg dateren de meeste van onze gevangenissen ook uit die tijd.

Belangrijke evoluties van de afgelopen decennia in verband met justitie zijn:

• de uitwerking van het Gerechtelijk Wetboek (1967), dat voorzag in een actua-lisatie van de tot dan toepasselijke procedures uit het Napoleontisch tijdperk;

• de 3 hoven van beroep (Brussel, Gent en luik) werden om communautaire redenen omgevormd tot de huidige 5 hoven van beroep (1970);

• de invoering van de arbeidsgerechten en van de arrondissementsrechtbank (1970);

• de invoering van kosteloze rechtshulp (1998);• de oprichting van het federaal parket (1999);

Page 233: Onmisbaar Openbaar

232 ONMISBAAR OPENBAAR

• de invoering van de justitiehuizen en de aandacht voor slachtofferbeleid (1999);• de afschaffing van de militaire gerechten (2003);• de hervorming van het jeugdsanctierecht (2006);• de wetgeving rond de rechten van gedetineerden en invoering van strafuit-

voeringsrechtbanken (2007);• de invoering van het recht op bijstand op een advocaat van bij het eerste

verhoor (2011).

Ons land telt 371 verschillende rechtbanken (zonder de vredegerechten 142 recht-banken), met elk hun eigen korpschef. Het parket is op dezelfde manier georgani-seerd als de zetel. De rechterlijke macht heeft niet het monopolie op rechtspraak: ook de Raad van State, administratieve rechtbanken en Grondwettelijk Hof bestaan.

Recht spreken gebeurt door zowat 2500 magistraten. Ze spreken jaarlijks afgerond 1 miljoen vonnissen en arresten uit. Het grootste deel van de magistraten behoort tot de rechtbanken van eerste aanleg (52 %) en de hoven van beroep (15 %). Die magistraten worden ondersteund door ruim 8000 administratieve medewerkers. Het gaat om griffiers van de hoven en rechtbanken, parketjuristen en referendarissen (1800 personen), secretarissen bij de parketten (800 personen) en 5700 andere administratieve personeelsleden.

Wie de evolutie van het aantal personeelsleden en het aantal uitgesproken vonnis-sen en arresten over de afgelopen 10 jaar met elkaar vergelijkt, merkt dat voor een relatief gelijk blijvend aantal personeelsleden duidelijk meer vonnissen en arresten zijn uitgesproken door de hoven en rechtbanken. Dit komt neer op een belangrijke productiviteitsverhoging.

Page 234: Onmisbaar Openbaar

7. KlASSIEKE OVERHEIDS TAKEN BETER OPNEmEN 233

Figuur 33 - Evolutie aantal vonnissen en personeelsleden in hoven en rechtbanken

90

100

110

120

130

140

150

160

170

180

190

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Aantal personeelsleden Nieuwe zaken rechtbanken Dagvaardigingen politieparket Afgehandelde zaken rechtbanken

Bron: Justitie in cijfers, 2010

De hoven en rechtbanken beschikken over ruim 15 000 computers. maar zoals al-gemeen bekend, is er voornamelijk een probleem met de onderlinge koppeling en om gegevens uit te wisselen. Justitie was jarenlang bij wijze van spreken een bedrijf, waar de computers met verschillende software werken (het ene kanton werkte met Windows, het andere met linux) en onderling niet in een netwerk staan. Het Fhenix-project dat hieraan zou verhelpen (2000), is op een dure sisser afgelopen (kostprijs 12 miljoen euro). Het is in 2008 omgevormd tot het Cheops-project. De vernieuwing van de softwaretoepassingen is ondertussen uitgerold, eerst in de vredegerechten, politierechtbanken en politieparketten, vervolgens in de andere rechtbanken.

tendensen in de evolutie van het aantal rechtszaken

DE HOVEN EN RECHTBANKEN

• De vredegerechten zien hun aantal zaken tussen 2000 en 2009 met 86 % toenemen. mensen schakelen meer de rechter in om hun onderlinge ru-zies uit te vechten. Ieder jaar worden er meer dan 400 000 nieuwe zaken afgehandeld.

Page 235: Onmisbaar Openbaar

234 ONMISBAAR OPENBAAR

• Jaarlijks worden bijna 300 000 strafzaken afgehandeld; het aantal straf-zaken neemt toe. Tussen 2000 en 2009 met 76 %.

• Onderzoeksrechters vaardigen jaarlijks ongeveer 11 000 aanhoudings-mandaten uit. Dit is meer dan vroeger. Mensen worden dus meer in ‘voorarrest’ geplaatst.

• De rechtbanken van koophandel en arbeidsrechtbanken zien hun aan-tal zaken sinds 2000 stijgen. In 2009 waren er afgerond 72 000 afge-handelde zaken voor de rechtbank van koophandel, 130 000 voor de arbeidsrechtbanken.

• Rechtbanken van eerste aanleg krijgen jaarlijks zowat 150 000 nieuwe burgerlijke geschillen. De jongste jaren wisten zij er meer af te handelen (180 000). De achterstand wordt dus ingelopen. Sinds september 2007 zijn de collectieve schuldenregelingen overgedragen aan de arbeids-rechtbanken. Dit heeft het aantal zaken bij de rechtbanken van eerste aanleg doen dalen.

• In 2009 kreeg eerste aanleg ook ongeveer 16 500 jeugdzaken voorgelegd. Dit is een toename met 59 % in vergelijking met 2000. De jongste jaren zien de hoven van beroep een toename van het aantal nieuwe strafzaken (+20 %). In burgerlijke zaken schommelt het aantal nieuwe beroepen sinds 2000 tussen 15 000 à 18 000. Het aantal hangende burgerlijke zaken is de afgelopen jaren met een derde verminderend. Over de peri-ode 2000-2008 werd het aantal aangevochten beslissingen in burgerlijke zaken gemiddeld in 35 % van de gevallen bevestigd. Arbeidshoven zien hun aantal zaken de afgelopen jaren dalen (-15 % tussen 2009 en 2000).

DE PARKETTEN

• De politieparketten buigen zich jaarlijks over zowat 1,4 miljoen situaties. Dat zijn er 700 000 minder dan in 2000. Dit dankt men aan een andere werkwijze: de onmiddellijke inning van geldboetes en het systeem van vereenvoudigde processen verbaal, doen het aantal voorgelegde geval-len drastisch dalen. Parkeerinbreuken zijn bovendien niet meer penaal strafbaar. Het aantal gevallen waarin politieparketten effectief over gaan tot dagvaarding kent de jongste jaren een sterke stijging met ruim 77 % meer in 2009 dan in 2000. Er wordt dus meer vervolgd. Jaarlijks zijn er zowat 270 000 nieuwe dagvaardingen.

Page 236: Onmisbaar Openbaar

7. KlASSIEKE OVERHEIDS TAKEN BETER OPNEmEN 235

• De correctionele parketten zagen het aantal nieuwe zaken de afgelopen jaren teruglopen (in 2009: 724 000), wat voornamelijk te wijten valt aan de omschakeling naar vereenvoudigde processen-verbaal. Het gaat meer bepaald om relatief minder ernstige situaties en/of waarvan de verdachte nog niet gekend is. De politie bezorgt maandelijks een elektronische listing van die gevallen aan het parket. Daardoor dalen de cijfers bij het parket. De correctionele parketten seponeren anderzijds minder dan enkele jaren terug (van 716 000 in 2003 naar 515 000 in 2009).

• De jongste 40 jaar is er geen toename van de jeugdcriminaliteit bij het jeugdparket. Justitie ziet wel een stijging van het aantal meldingen van pro-blematische opvoedingssituaties. Volgens Justitie verkeren meer Franstalige jongeren in problematische opvoedingssituaties, door de minder gunstige sociaaleconomische omstandigheden in het zuiden van het land.

De omvang van het justitieel werk hangt natuurlijk samen met de organisatie van de processen, de mogelijkheden om te bemiddelen en zo geschillen voor de rechtbank te voorkomen, de ingesteldheid van mensen, …

In vergelijking met andere landen worden in ons land behoorlijk wat meer geschil-len voor de rechtbank gebracht. In andere landen, zoals Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk en in Scandinavië organiseert men de dingen duidelijk op een andere manier.

Een behoorlijke justitie vormt een van de pijlers van een rechtstaat. Je mag dus verwachten dat anno 2011 alles tip top in orde zou zijn. De realiteit is duidelijk an-ders. De federale regering geeft ruiterlijk toe dat er grote zorgen zijn over de goede werking van de verschillende geledingen van justitie: de efficiëntie van de rechtscol-leges, de parketten, het functioneren van individuele magistraten, de aanhoudende problemen in de gevangenissen, de nood aan versnelde informatisering, …105

Een en ander vertaalt zich in de opstelling van de bevolking tegenover justitie. We hebben vandaag meer vertrouwen in justitie in vergelijking met 2002. Toch zeggen 4 op 10 mensen dat de werking van het gerecht moet verbeteren. Problematisch is dat het vertrouwen in justitie lager ligt bij mensen die in aanraking zijn gekomen met justitie. men is vooral ontevreden over de manier van communiceren van het

Page 237: Onmisbaar Openbaar

236 ONMISBAAR OPENBAAR

gerecht: de taal van justitie is onduidelijk voor de burger. 4 op 5 ondervraagden in enquêtes zijn er wel van overtuigd dat processen eerlijk verlopen.

Figuur 34 - Aantal inkomende geschillen eerste aanleg voor burgerlijke zaken per 100 000 inwoners (cijfers 2008)

0 1000 2000 3000 4000 5000 6000 7000 8000

Russische Fed. België Italië

Spanje Tsjechië

Frankrijk Oostenrijk

Zwitserland Denemarken

Zweden

Noorwegen Finland

Aantal geschillen

Verenigd Koninkrijk

Bron: European Commission for the Efficiency of Justice, European judicial systems, edition 2010

Vermits het aantal rechtszaken gevoelig is toegenomen, worden ook meer burgers geconfronteerd met het gerecht en dus met de problemen in de rechtsgang. Die situatie is des te zorgelijker omdat de afgelopen jaren wel degelijk meer middelen in justitie zijn geïnvesteerd. De uitgaven voor justitie stegen duidelijk sneller dan de globale overheidsuitgaven.

De toename van de uitgaven voor de gevangenissen was onontbeerlijk, dit re-kening houdend met de manifeste problemen en het historisch gebrek aan in-vesteringen. De eenheidskost per gedetineerde in ons land is wel lager dan in Groot-Brittannië.

Page 238: Onmisbaar Openbaar

7. KlASSIEKE OVERHEIDS TAKEN BETER OPNEmEN 237

Figuur 35 - Evolutie van de uitgaven voor justitie in relatie tot de globale overheids-uitgaven

100

120

140

160

180

200

220

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Hoven en rechtbanken Gevangenissen Globale overheidsuitgaven

Bron: Justitie in cijfers, NBB

Internationale vergelijkingen over overheidsuitgaven zijn altijd moeilijk omdat over-heidstaken vaak op een andere manier worden georganiseerd. In Noorwegen wordt een deel van justitie gefinancierd via de begroting voor de politie. Vergelijken we, zelfs met die beperkingen in het achterhoofd, het uitgavenniveau voor justitie met dit in de ons omringende landen, dan kan men moeilijk aanvoeren dat er te weinig middelen naar justitie zouden gaan. Kortom, niet de omvang van de ingezette mid-delen, maar wel degelijk de aanwending ervan voor het justitieel apparaat vormt een probleem.

In vergelijking met onze buurlanden is er zeker geen gebrek aan magistraten. Ze werken wel in een erg versnipperde en sterk hiërarchische structuur. Voor de dage-lijkse werking is dit geen bruikbaar model meer. Op elk niveau van de piramide zijn er korpschefs. Het aantal arrondissementen (27) moet verminderen. Nederland telt bijvoorbeeld minder dan 15 gerechtelijke arrondissementen. Indien de Nederlandse situatie in ons land zou worden toegepast, dan zou er maar een gerechtelijk arron-dissement zijn voor om en bij 1 miljoen inwoners.

De Hoge Raad voor Justitie stelde al in 2008 voor om de rechtbanken te verruimen tot een provinciale schaal, weliswaar met antennes om de band met de burger te vergemakkelijken. In 2009 kwam de Hoge Raad voor Justitie tot de conclusie dat er voor de magistratuur geen nood is aan grotere budgetten, maar dat de midde-

Page 239: Onmisbaar Openbaar

238 ONMISBAAR OPENBAAR

len alles behalve transparant worden besteed. De Raad concludeert dat ‘er weinig optimaal beheer is, weinig beheersing en geen globale visie. De uitgavenposten blijven maar stijgen. De taakverdelingen zijn daarbij een bron van vele problemen.’

Daarnaast moeten structurele problemen, zoals de gebrekkige informatisering, op-gelost worden. Vroegere projecten, nochtans uitgewerkt via grote privéfirma’s, zijn uitgedraaid op een fiasco.

De onafhankelijkheid van rechters bij het uitspreken van vonnissen en arresten moeten we koesteren. Het is een hoeksteen van ons bestel. maar in naam van die onafhankelijkheid zijn echter ook dwaze beslissingen genomen. Denk bijvoorbeeld aan de weigering van sommige rechters in assisen om vonnissen te motiveren. Sommige processen moesten daardoor worden overgedaan. Dit heeft de gemeen-schap veel geld gekost.

Zo ook is de argwaan van een deel van de zittende magistratuur tegenover normale beheersmethodes zoals werklastmetingen en functiebeschrijvingen niet meer van deze tijd. Die werklastmetingen zouden moeten toelaten het werk tussen rechters eerlijker te verdelen en de functiebeschrijvingen zouden moeten toelaten verantwoordelijk-heden vast te leggen. Ze zijn enkel ingevoerd bij de parketten.

De problematiek van de toegenomen gerechtskosten sluit zich hierbij aan. De in-ternationalisering van de misdaad en de extra inzet van dure technologieën (DNA onderzoek, …) speelt hierin zeker een rol. maar een evolutie waarbij de gerechts-kosten in 8 jaar tijd verdubbelen tot meer dan 100 miljoen euro getuigt niet van veel kostenbewustzijn bij de magistraten.

Vanuit de Hoge Raad voor de Justitie is erop gewezen dat weinig gebeurt met de audits die de raad heeft uitgevoerd in het kader van de klachten over de achterstand bij het hof van beroep in Brussel.

Het tuchtrecht van magistraten werd al verschillende keren aangepast maar het laat nog niet toe efficiënt in te grijpen. Volgens een onderzoek van de Hoge Raad voor de Justitie passen de korpschefs het tuchtrecht voor magistraten zo goed als niet toe.

Structuren en beheersmethodes aanpassen is nodig maar zal niet volstaan om de problemen aan te pakken. De effectiviteit in de gerechtelijke procedures moet wor-den aangepakt:

Page 240: Onmisbaar Openbaar

7. KlASSIEKE OVERHEIDS TAKEN BETER OPNEmEN 239

• Strafrechters moeten kunnen werken in de wetenschap dat er ‘achter hen’ een efficiënte en humane strafuitvoering is.

• men moet oog hebben voor de nood aan specialisatie. meer geografische samenhang maakt net het behoud van specialisatie mogelijk. Het debat over de eenheidsrechtbank bestaat al jarenlang. Het dateert al van 1967.

• De sociale partners (NAR) pleiten voor het behoud van de specialiteit van de arbeidsgerechten en van de rechtbanken van koophandel. Voor werknemers is dit speciaal van belang. Arbeidsgerechten houden meer rekening met de sociale realiteit, minder met het primaat van de procedure. Inzake werkloos-heid, ontslag en tewerkstellingsmaatregelen gaat het bij de arbeidsgerech-ten niet alleen om de cijfertjes en wetsartikels, maar beseft men ook hoe dit ingrijpt op een mensenleven. Die sociale benaderingswijze is belangrijk.

• Ter illustratie: juridische geschillen naar aanleiding van een staking worden door de voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg steevast bekeken vanuit het eigendomsrecht, waarbij ze het sociale amputeren. Wat voortvloeit uit sociaal overleg is voor ‘gewone’ rechtbanken vreemd.

Sociologen wijten een reeks problemen in verband met justitie aan het gebrek aan betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld. Zo betoogt marc Elchardus, dat ‘in elk geval kan worden vastgesteld dat in sectoren waarin middenveldorganisaties een grote rol spelen – zoals het onderwijs en de ziekteverzekering – Vlaanderen en België internationaal tot de koplopers behoren. In sectoren waar middenveldorgani-saties afwezig zijn – zoals justitie – is de situatie ronduit schandalig. In sectoren waar middenveldorganisaties nog onvoldoende ontwikkeld of invloedrijk zijn – zoals het milieu en het verkeer – slaan we internationaal niet zo’n goed figuur.106

Om het psychologisch contract met de bevolking te versterken, moet men dus actie ondernemen op meerdere fronten:

• het justitiebeleid moet worden vertaald in precies omschreven en kwantificeer-bare doelstellingen, geconcretiseerd op basis van een meerjarenplanning, zodat de doelmatigheid van justitie kan worden geobjectiveerd;

• gekoppeld aan een reeks ‘quick wins’ zou dit vertrouwen wekken in een evo-lutie ten goede;

• tegelijk moet men zorgen voor een actieve betrokkenheid van het middenveld bij de beleidsvoorbereiding, terwijl men zich nu vaak beperkt tot betrokken-heid vanuit de magistratuur.

Page 241: Onmisbaar Openbaar

240 ONMISBAAR OPENBAAR

Justitie is zeker geen op zichzelf staand gegeven: een aantal andere beleidsniveaus moeten hun verantwoordelijkheid opnemen opdat justitie haar rol kan waarmaken. Denk bijvoorbeeld aan:

• Preventie door straatwerk. Straathoekwerkers, preventie- en welzijnswerkers, stadswachten, lijnspotters, … vullen maatschappelijke noden in. Het beleid hierover is niet altijd stabiel.

• De bevoegdheid van de Gemeenschappen inzake jeugdzorg en jeugdbeleid of inzake geestelijke gezondheidszorg. Hoe anders bijvoorbeeld het groeiend probleem van de geïnterneerden in de gevangenissen oplossen?

• Het veiligheidsbeleid (politiebeleid, misdaadpreventie, drugsbeleid, …).• Het groeiend belang van de internationale aanpak (grensoverschrijdende

criminaliteit, problematiek terrorismebestrijding, …).• De manier waarop boetes worden geïnd door de FOD Financiën.• De werking van sociale inspecties en de toepassing van het sociaal strafrecht.• …

Wil men vooruitgang boeken rond justitie, dan vergt dit duidelijk een grotere cohe-rentie in de beleidsvoering met de andere beleidsdomeinen.

Juridische procedures en aanpak zijn één zaak. Juristen beschikken over de nodige knowhow om ze uit te bouwen op een evenwichtige en rechtszekere manier. maar soms zijn ze ook te belangrijk om ze enkel aan juristen over te laten. Misbruik van procedures moet men een halt kunnen toeroepen. Conflictvoorkoming, bemidde-ling, voorlichting, alternatieve procedures, … zijn minstens even belangrijk als de traditionele juridistische benadering via rechtbanken, advocaten, gevangenissen, …

Justitie moet meer open staan voor wat erbuiten gebeurt. De projecten alternatieve straffen zijn in ons land bijvoorbeeld later ingevoerd dan in andere landen.

méér justitie is niet het antwoord op onze maatschappelijke problemen. men moet waar mogelijk eerst en vooral geschillen proberen te voorkomen. Waar de autonome afhandeling van een aantal problemen mogelijk is, los van de tus-senkomst van een rechtbank, wordt dit best maximaal op een autonome manier georganiseerd, zodat hoven en rechtbanken zich kunnen concentreren op hun echte opdrachten. Het systeem van de rechterlijke bemiddeling zou daarom ook best worden uitgebouwd.

Page 242: Onmisbaar Openbaar

7. KlASSIEKE OVERHEIDS TAKEN BETER OPNEmEN 241

Ontwikkelingen zoals in de Verenigde Staten, waarbij het openbaar ministerie on-derhandelt over de strafmaat, zijn te verwerpen want die versterken het gevaar op klassenjustitie.

Justitie heeft nood aan een globaal en up to date beheersplan. Bouwstenen daarin zijn:

• Het beheer van hoven en rechtbanken moet worden afgestemd op principes van good governance: de huidige versnippering over de gerechtelijke arron-dissementen moet plaats maken voor een rationeler beheer en justitie moet gerund worden als een moderne organisatie.

• Om de personeelsbezetting te objectiveren worden best werklastmetingen en functiebeschrijvingen ingevoerd, ook bij de zetel. De personeelsbezetting moet daar worden op afgestemd.

• Het gebrek aan geïntegreerde en geïnformatiseerde systemen binnen justitie moet echt aangepakt worden.

• Justitie moet werken aan een geloofwaardig personeelsbeleid. Dit vraagt een serieuze mentaliteitswijziging binnen de rechterlijke organisatie. De uitbouw van een behoorlijk opleidingsbeleid vormt daarbij een prioriteit.

Gevangenissen

Wanneer justitie in de actualiteit komt spreekt men dikwijls over de situatie in de gevangenissen. De situatie in ons land is een modern land eigenlijk onwaardig.

De capaciteit in onze gevangenissen is voorzien op 8829 plaatsen. In werkelijkheid zijn er nochtans vlot meer dan 11 000 gedetineerden. We scoren hiermee slech-ter dan de ons omringende landen. Het aantal mensen in de gevangenissen is de afgelopen 10 jaar met ruim een kwart toegenomen. Ga je verder terug in de tijd, dan is de toename nog opvallender: in 1980 zaten er goed 5600 mensen achter de tralies. Dit is iets meer dan de helft van vandaag. In vergelijking met andere landen is het aantal gedetineerden in ons land nochtans niet zo opvallend groot.

Het is niet meer dan logisch dat de overbevolking in de gevangenissen, gekop-peld aan een tekortschietende infrastructuur en een gebrek aan personeelsbeleid, regelmatig tot problemen leidt. Een betere strafuitvoering vergt daarom initiatieven op meerdere vlakken.

Page 243: Onmisbaar Openbaar

242 ONMISBAAR OPENBAAR

Figuur 36 - Evolutie gevangenispopulatie, telkens op 1 maart van het jaar

0

2000

4000

6000

8000

10000

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Andere Geïnterneerden Veroordeelden Beklaagden

Bron: Justitie in cijfers, 2010

De jongste 10 jaar steeg het aantal veroordeelden met 20 %. maar in 20 jaar steeg het aantal personen in voorlopige hechtenis met bijna de helft (op jaarbasis worden zowat 12 000 beklaagden opgesloten in de gevangenis). Er stellen zich dus duidelijk rond het gebruik van het stelsel van de voorlopige hechtenis.

De grootste relatieve toename wordt opgetekend bij het aantal geïnterneerden: over een periode van 10 jaar is het aantal geïnterneerden in de gevangenissen toege-nomen van 640 naar meer dan 1000! In ons land zijn om en bij 4000 personen onderworpen aan een interneringsmaatregel. 1 op 4 verblijft in een penitentiaire inrichting. maar geïnterneerden horen niet thuis in de gevangenis. Ze zouden moe-ten verzorgd worden in psychiatrische instellingen. De gemeenschappen nemen op dit vlak te weinig hun verantwoordelijkheid op.

De problemen van de overbevolking in de gevangenis worden ook veroorzaakt door de toename van de gemiddelde opsluitingsduur gedurende de afgelopen jaren. Tussen 1980 en 2004 verdubbelde die van 3,5 maanden tot 7 maanden.

De meeste mensen worden niet meteen beter na een periode in de gevangenis. Vrijheidsberoving is een zware sanctie. Dit is uitsluitend aangewezen bij gebrek aan alternatieven. Binnen de gevangenissen moet men ook voorzien in behoorlijke omstandigheden om onnodige spanningen en problemen te voorkomen. Tijdens

Page 244: Onmisbaar Openbaar

7. KlASSIEKE OVERHEIDS TAKEN BETER OPNEmEN 243

de opsluiting in de gevangenis moet de re-integratie van de gedetineerden zelf ook voldoende aandacht krijgen. De overbevolking in de gevangenissen is een te lang aanslepend probleem. Het wordt vandaag aangepakt door uitbreiding van capa-citeit en door een andere invulling van de strafmaatregelen.

Het Masterplan voor de gevangenissen voorziet in een capaciteitsuitbreiding. Tegen 2013 zijn 4 nieuwe gevangenissen gepland (Beveren, Dendermonde, leuze en Hainaut en marche-en-Famenne). Dit zou de capaciteit optrekken tot 10 200 plaat-sen. Als overgangsfase zijn 500 bijkomende cellen gehuurd in Tilburg (Nederland). De bouw van de nieuwe gevangenissen gebeurt op basis van het DBFm concept (design, build, finance, maintenance).

De capaciteitsuitbreiding is zonder meer nodig. In de gevangenissen van Jamioulx, Ieper, Antwerpen, Vorst en mechelen noteerde men in 2009 een gemiddelde over-bevolking van meer dan 50 %. Dergelijke situaties zijn onaanvaardbaar. Wanneer gedetineerden moeten samenhokken met 2 of 3 in cellen van gemiddeld 8 m², voor-zien voor één persoon, of met 8 of meer in cellen voorzien voor 4 personen, … met verschillende talen, culturen en gewoontes, dan brengt dit onvermijdelijk spanningen en conflicten met zich mee. Het resultaat is navenant: dagelijks zijn er gemiddeld 5 incidenten met agressie in onze gevangenissen. De populatie achter de tralies vormt een steeds complexer gegeven, met een belangrijk aandeel vreemdelingen; er is een toenemend probleem van druggebruik en van geweld in de gevangenissen.

De behoefte aan meer capaciteit mag ons niet doen vergeten dat met de gevange-niscapaciteit erg zorgvuldig moet worden omgesprongen. Wetenschappelijk onder-zoek leert dat meer gevangeniscapaciteit een aanzuigeffect heeft: rechters blijken meer mensen naar de gevangenis te sturen als de capaciteit het toelaat.

De situatie moet dus worden gekoppeld aan het systeem van alternatieve straffen. Ons land is daar relatief laat mee van start gegaan.107 41 % van de werkstraffen wordt uitgesproken door de politierechtbanken. Dit wijst volgens de administratie Justitie op een overdreven bestraffing van lichte misdrijven die vroeger ongestraft bleven. Opvallend is dat rechters kiezen voor een vervangende gevangenisstraf van 6 maanden en meer. Voor dezelfde feiten had de beklaagde, voor het invoeren van de werkstraffen, nooit een gevangenisstraf gekregen.

De aanpak rond de vervangende gevangenisstraffen dreigt analoge problemen te ondervinden met de overbevolking van de gevangenissen. Er is een tekort aan ar-

Page 245: Onmisbaar Openbaar

244 ONMISBAAR OPENBAAR

beidsplaatsen om de werkstraffen te organiseren. De eerste 13 maanden na inwer-kingtreding van de regeling werden 3569 personen veroordeeld tot een werkstraf. Vooral voor verkeersdelicten en eigendomsdelicten is de werkstraf populair bij rech-ters. In 2003 waren er 4597 werkstraffen en in 2005 meer dan 8000.

Ons land heeft ook later dan de ons omringende landen het systeem van de elek-tronische enkelband ingevoerd. Tussen 1998 en 2002 is de elektronische enkelband in ons land gebruikt voor minder dan 200 mensen. Regeringsdoelstellingen om dit aantal op te trekken werden stelselmatig niet gehaald. In 2009 blijft het aantal be-trokkenen beperkt tot 600.

Korte gevangenisstraffen worden niet uitgevoerd maar vervangen door alternatieve straffen. Daartegenover staat een verviervoudiging van de gedetineerden met een straftotaal van 3 tot 5 jaar in vergelijking met 1980 en een vervijfvoudiging van het aantal mensen dat een vrijheidsstraf uitzit voor meer dan 5 jaar.

Allerlei gemeenplaatsen ten spijt is de slotsom duidelijk: de kleine ‘garnalen’ krij-gen eerder alternatieve regelingen opgelegd, die langer lopen dan een eventuele gevangenisstraf terwijl diegene met verscheidene veroordelingen of langere straffen langer in de gevangenis dan vroeger blijven.

Naast uitbreiding van de capaciteit is een modernisering van de gevangenisgebou-wen onontbeerlijk. Heel wat instellingen dateren uit het midden van de negentiende eeuw en zijn niet meer aangepast aan de hedendaagse normen. Activiteiten die de integratie in de maatschappij moeten bevorderen (onderwijs, ontspanning, ateliers) en de inrichting van faciliteiten voor het bezoek, stellen vandaag steevast problemen op het vlak van de infrastructuur. Het constant crisisbeheer is er een gevolg van.

Dat de omstandigheden in de gevangenissen ook tot problemen leidt voor het per-soneel is logisch en voorspelbaar. Sommigen ventileren gemakkelijk kritiek op het penitentiair personeel. Dit is niet de juiste aanpak. men moet de omstandigheden binnen de gevangenissen te gronde aanpakken, in de plaats van het personeel al-leen maar met de vinger te wijzen.

De afgelopen jaren is, onder aanhoudende vakbondsdruk, een belangrijke hervor-ming ingezet van het personeelsbeheer. De loopbanen zijn aantrekkelijker gemaakt, aanwervingen van penitentiaire agenten gebeuren voortaan minstens op het niveau ‘humaniora’, elders verworven competenties worden in aanmerking genomen, …

Page 246: Onmisbaar Openbaar

7. KlASSIEKE OVERHEIDS TAKEN BETER OPNEmEN 245

Vooral op het vlak van vorming en begeleiding van het personeel moeten nu verder initiatieven uitgewerkt worden.

Penitentiaire beambten klagen over de onaangepaste wetgeving betreffende het tuchtregime voor gedetineerden. Beslissingen binnen de gevangenis ten aanzien van gedetineerden, bijvoorbeeld als ze zich misdragen, worden in veel gevallen juridisch aangevochten via pro deo procedures (in de gevangenis van merksplas bijvoorbeeld waren er in 2009, 990 pro deo tussenkomsten op 1950 procedures), dit terwijl de be-trokken personeelsleden soms verstoken blijven van juridische bijstand door de overheid.

waarom privatisering van gevangenissen geen oplossing is

Niemand zal betwisten dat er een objectief probleem is rond de strafuitvoering. De overbevolking, vele ontsnappingen en personeelsproblemen in gevangenissen zijn er de trieste gevolgen van.

met de regelmaat van een klok ontspint zich in de media een discussie over de pri-vatisering van de gevangenissen. Voorstanders van privatisering halen graag voor-beelden aan uit Groot-Brittannië, Australië en de Verenigde Staten. Daar bestaan gevangenissen beheerd door privéfirma’s. G4S springt in eigen land bij discussies hierover maar wat graag op de kar: ‘laat ons maar doen, en bezoek maar onze modelgevangenissen in het buitenland’, klinkt hun sirenenzang.

De verzwegen realiteit is nochtans totaal anders:

• In de Verenigde Staten kent het aantal gedetineerden sinds de oprichting van privégevangenissen een enorme groei. Van nog geen 300 000 gevan-genen in 1972 naar 2,3 miljoen in 2008. Specialisten strafrecht weten erg goed dat meer cellen een aanzuigeffect hebben. Rechters zijn geneigd ook voor minder belangrijke misdrijven gevangenisstraffen uit te spreken indien ze weten dat er cellen vrij zijn.

• De privégevangenissen gebruiken gedetineerden als goedkope arbeidskrach-ten (in de Verenigde Staten aan ongeveer 20 euro per maand) en boeken op die manier flinke winsten. Diverse multinationals maken hiervan gebruik. Door langere straffen uit te spreken, beschikken ze steevast over voldoende goedkope arbeidskrachten. Op die manier is in de Verenigde Staten het im-porteren van gedetineerden met maximumstraffen een business geworden

Page 247: Onmisbaar Openbaar

246 ONMISBAAR OPENBAAR

die trouwens wordt aangeklaagd door de Internationale Arbeidsorganisatie. • Beheerders van privégevangenissen in de Verenigde Staten verbloemen hun

aanpak niet: ‘Het geheel van werken met minimale kosten bestaat erin een minimaal aantal bewakers te hebben voor een maximum aantal gedetineer-den’, zo getuigen ze. In de ‘ultramoderne’ gevangenis van lawrenceville, Virginia bewaken 5 bewakers, 750 gevangenen. ’s Nachts worden dit 2 be-wakers. maximum security heet dit dan. Bij pogingen tot ontsnapping hebben de bewakers de opdracht de voortvluchtigen neer te schieten. Het staat buiten kijf dat in dit soort instellingen geen sprake is van begeleiding van gedeti-neerden of van een ernstig strafuitvoeringsbeleid dat leidt tot resocialisatie.

• Berekeningen over de situatie in Groot-Brittannië leren dat een gevangene in een openbare instelling er tot een kwart minder kost dan in een privégevan-genis. Voor België komen we aan een jaarlijkse kostprijs die duidelijk lager is dan deze in de geprivatiseerde Britse gevangenissen.

Aannemers en privéfirma’s worden ingeschakeld voor de bouw van gevangenissen, wat evident is. We vrezen echter dat publiek-privéconstructies (op basis van DBFm-contracten; design, build, finance, maintenance) in de toekomst worden gebruikt om naast de bouw van gevangenissen, ook andere dienstverleningen uit te beste-den. Die uitbestedingen ontsnappen aan de zogenaamde ESR-norm van Eurostat die gebruikt wordt om de schuldpositie van een land te berekenen. Uiteindelijk zijn de kosten voor de gemeenschap echter groter. Zolang werkelijk erg technische ac-tiviteiten, zoals het onderhoud van een verwarmingsinstallatie worden uitbesteed, hebben we daar best begrip voor, maar als de uitbesteding betekent dat de mo-gelijkheden tot resocialisatie van de gevangenen worden beperkt, gaat men te ver. Justitie en winstbejag gaan gewoon niet samen.

justitiehuizen

In 1999 zijn de justitiehuizen opgestart. Dit is gebeurd in de nasleep van de ‘witte marsen’ georganiseerd rond de problemen van kindermisbruik. Het opzet van de justitiehuizen was bij te dragen tot een meer humane en toegankelijke justitie.

De justitiehuizen vervullen een dubbele opdracht:

• Op burgerrechtelijk vlak zorgen de justitieassistenten voor: - sociale onderzoeken;

Page 248: Onmisbaar Openbaar

7. KlASSIEKE OVERHEIDS TAKEN BETER OPNEmEN 247

- slachtofferonthaal; - eerstelijnshulp: men moet de burger in kennis stellen van de rechtsmoge-

lijkheden en waar nodig begeleiden naar de bevoegde diensten.• Op strafrechtelijk vlak, zorgen de justitieassistenten voor:

- de begeleiding van en het toezicht over daders van inbreuken om het ri-sico op recidive te beperken. Dit kadert in de diverse vormen van vrijheid onder voorwaarden, de probatie, de werkstraf, de vormen van peniten-tiaire verloven of beperkte detentie;

- het systeem van elektronisch toezicht (NCET - Nationaal centrum voor elektronisch toezicht);

- opvolging in het kader van bemiddeling in strafzaken.

De justitiehuizen zijn gelanceerd vanuit de bekommernis om te komen tot een men-selijker justitie. De afgelopen jaren zijn nochtans vooral de strafrechtelijke opdrach-ten van de justitiehuizen toegenomen.

Figuur 37 - Evolutie aantal opdrachten van de justitiehuizen

0

10000

20000

30000

40000

50000

60000

70000

80000

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

Eerstelijnswerking

Slachtofferonthaal

Sociale onderzoeken

Strafrechtelijke enquêtes

Begeleiding & toezicht in strafzaken

Bemiddeling in strafzaken

Bron: Justitie in cijfers, 2010

De justitiehuizen zagen hun aantal dossiers inzake begeleiding, opvolging en bemid-deling in strafzaken sinds 1999 meer dan verdubbelen. Het aantal situaties waarin een autonome werkstraf wordt opgelegd is tussen 2003 en 2009 met 120 % toegenomen.

Om te verhelpen aan de kritiek rond de straffeloosheid bij gebrek aan alternatieve straffen, is in 2009 een actieplan uitgewerkt. Waar begin dat jaar nog 5838 ‘dos-siers’ in de wachtrij stonden, werd dit aantal op die manier gereduceerd.

Page 249: Onmisbaar Openbaar

248 ONMISBAAR OPENBAAR

C i v i e L e v e i L i G h e i d

Veiligheid bereikt men niet door muren te bouwen, maar door deuren te openen.

URHO KAlEVA KEKKONEN, FINS PRESIDENT (1900-1986)

De bevolking beschouwt de brandweer als een van de beroepen waarin men het meeste vertrouwen heeft. Iedereen komt er ook wel eens mee in contact: voor bij-ennesten te vernietigen, om een onfortuinlijke keukenbrand te blussen, bij waters-nood, …

meer globaal wordt de burgerlijke veiligheid verzekerd door:

• de plaatselijke brandweerkorpsen, die 5000 beroepskrachten tellen en 10 000 vrijwilligers;

• de civiele bescherming (goed 600 man sterk), opgericht in 1954 en die voor het grootste deel van de bevolking in beeld komt bij natuurrampen of grote ongevallen;

• de centra met call takers (goed 200 personeelsleden).

In het verleden zijn belangrijke hervormingen doorgevoerd naar aanleiding van tragische incidenten.

• 1967: na een grote brand in de Brusselse Innovation (met 323 doden) zijn de Brusselse gemeentelijke brandweerkorpsen opgegaan in een eengemaakt korps. Bij de brand bleek dat de slangen van de 19 gemeentelijke korpsen niet op elkaar konden worden aangesloten omdat ze een verschillende di-ameter hadden.

Page 250: Onmisbaar Openbaar

7. KlASSIEKE OVERHEIDS TAKEN BETER OPNEmEN 249

• 1985: naar aanleiding van het Heizeldrama (bij rellen naar aanleiding van de voetbalmatch liverpool-Juventus voor de finale van de Europacup vallen 39 doden en ongeveer 400 gewonden) werd beslist het communicatiesysteem ASTRID in te voeren. Voordien gebruikten de diverse veiligheidsdiensten (po-litie, brandweer, medische diensten, …) een verschillend communicatiesys-teem. ASTRID moet alle hulp en veiligheidsdiensten via een digitaal netwerk met elkaar laten communiceren. Naast de federale en lokale politie en de brandweer communiceren ook de 100-ziekenwagens, civiele bescherming, het Rode kruis, defensie en de douane via ASTRID. Zelfs privébedrijven zoals Electrabel en veiligheidsfirma’s zoals Brink’s en Groep 4 Securicor zijn op het systeem aangesloten.

• 2004: naar aanleiding van de zware gasexplosie in Gislenghien, met 18 do-den en 132 gewonden, werd beslist de brandweer te hervormen. Een wet van 2007 regelt dit, maar tot op vandaag is, bij gebrek aan de nodige uitvoerings-besluiten, de hervorming helemaal niet operationeel.

brandweer mist slagkracht door versnippering

Ondanks de mooie intenties na Ghislenghien, zijn de federale ministers van Binnenlandse zaken schromelijk in gebreke gebleven om de werking van de brandweer goed op punt te stellen.

Er zijn te veel kleine brandweerkorpsen die te weinig ervaring hebben met ernstige branden. Vooral in landelijke gebieden zijn er brandweerkorpsen die slechts enkele branden per jaar moeten bedwingen. Die kleine korpsen missen ervaring bij ernstige brandincidenten. Een eigen brandweerkorps is misschien fijn voor de bewoners van die gemeenten maar de operationaliteit van de brandweer leidt er onder. De meestal vrijwillige brandweerlui houden hun scherpte op peil met oefeningen. De inspectie van de fOD Binnenlandse Zaken is er niet van overtuigd dat die korpsen voldoende oefenen. Er zijn almaar minder branden maar ze zijn wel grootschaliger. Opleiding alleen, hoe intensief ook, is niet voldoende om de ervaring op peil te houden.

Algemeen wordt aanvaard dat een schaalvergroting nodig is. Dit is nodig om een professionele dienstverlening te kunnen garanderen. Onderzoek in 2008 (risico-analyse door Belgische universiteiten op vraag van Binnenlandse Zaken) over de aanrijtijden voor de brandweer heeft uitgewezen dat:

Page 251: Onmisbaar Openbaar

250 ONMISBAAR OPENBAAR

• in de provincies Antwerpen, Oost- en West-Vlaanderen de dekking aan-vaardbaar is;

• dit veel minder het geval is in Vlaams-Brabant en limburg en in grote delen van Wallonië.

maar als men dit beleidsmatig weet, wie draagt dan de verantwoordelijkheid om daaraan te verhelpen?

Die schaalvergroting heeft heel wat voeten in de aarde. Om de kleinere korpsen met elkaar te laten samenwerken zijn er vandaag 251 brandweerzones ingesteld (ter vergelijking: er zijn 196 politiezones). Door schaalvergroting wil men komen tot een dertigtal grote hulpverleningszones voor de brandweer (4 in West-Vlaanderen, 6 in Oost-Vlaanderen, 5 in Antwerpen, 3 in limburg, 2 in Vlaams Brabant en 10 in Wallonië). Ter vergelijking: in Frankrijk is de brandweer per departement georga-niseerd. Functioneel zouden provinciale hulpverleningszones in ons land dus best haalbaar moeten zijn. Politiek is dit blijkbaar niet het geval.

In juli 2010 heeft Binnenlandse Zaken aangekondigd te willen werken met 32 prezo-nes voor de brandweer. Ze kregen aldus 21 miljoen euro om die nieuwe structuur te realiseren. Het nut van dergelijke tussenstap kan men nochtans ernstig betwijfelen.

De nodige schaalvergroting voor de brandweer staat nog los van een integratie met de civiele bescherming. Onderzoek door de K.U.leuven heeft jaren geleden al uitgewezen dat het samengaan van brandweer en civiele bescherming wenselijk is voor een betere dienstverlening.

De aarzelende keuzes over de organisatie van de brandweer, meer nog, over een eventueel samengaan met de civiele bescherming worden beïnvloed door de politieke vrees over de mogelijke financiële gevolgen van zo’n hervorming. Gemeenten willen niet met meer geld over de brug komen. Zij investeren, bij wijze van spreken, liever in een eigen brandweerwagen dan in een goede brand-weerorganisatie.

Die weinig overtuigende aanpak van de brandweerhervorming komt ook tot uiting in de manier waarop de centra 112 worden uitgebouwd. Die centra moeten, over de hulpdiensten en politie heen, instaan voor de intake van hulpoproepen en dispat-ching van de veiligheidsdiensten. Die kwestie is niet alleen traag aangepakt, maar men heeft gedurende lange tijd ook nagelaten de personeelsaspecten aan te kaarten.

Page 252: Onmisbaar Openbaar

7. KlASSIEKE OVERHEIDS TAKEN BETER OPNEmEN 251

Ondanks kritiek en bereidheid van de vakbonden om die problemen daadwerkelijk aan te pakken, heeft men politiek jarenlang geopteerd voor de onduidelijkheid. maar realiseert men zich dan niet dat dit de veiligheid van mensen in de weegschaal legt?

Het mangelt ook aan ondersteunende beleidsinformatie voor de brandweer. Binnenlandse zaken is sinds 1993 niet meer in staat om statistieken te leveren over de branden. In 2010 werd beslist software aan te kopen om te beschikken over de nodige beleidsin-formatie en meer bepaald over:

• het beheer van de interventieverslagen;• het beheer van de preventiedossiers;• het financieel beheer (aankopen, facturering, enzovoort);• het beheer van de menselijke middelen (personeel);• het logistiek beheer (materieel).

De brandweerhervorming zoals ze is opgevat in de wet van 2007 is een ambitieus plan. Het ontbreekt nochtans aan de nodige middelen om die ambities waar te maken. Dit zal vermoedelijk de komende jaren ook een knelpunt blijven. Tot een nieuw ernstig incident zich voordoet? En wie zal dan weer de verantwoordelijke zijn?

privatisering lonkt om de hoek

Brandbestrijding is lang geen zaak van de brandweer alleen. Grote risicovolle indus-triële bedrijven (zoals Arcelor mittal, BASF, Bayer, …) hebben een belangrijke eigen brandweerdienst. Dit is nodig om snel te kunnen optreden bij gevaren. Het is ook logisch dat het bedrijf in een dergelijk geval ’zijn verantwoordelijkheid opneemt’.

Toch is er een tendens tot meer privatisering voor de verzorging van ambulances en brandweerdiensten.

De grootste speler in België is Ambuce Rescue Team. De firma heeft een strategisch partnerschip met FAlCK. Dit is een privébedrijf dat vooral in Antwerpen, Brussel en limburg actief is. Beide zijn de grootste privéspelers van deze sector in Europa.

Privéfirma’s argumenteren hun dossier met aanvullende diensten: preventietelefoon (wat doen in geval van …), opleidingen, snelle levering van brandblusapparaten, preventie in ondernemingen, ziekenvervoer …

Page 253: Onmisbaar Openbaar

252 ONMISBAAR OPENBAAR

In praktijk blijkt het echter wel eens fout te gaan: in Denemarken bijvoorbeeld zijn privéfirma’s in sommige regio’s eenvoudigweg gestopt met ziekenvervoer, omdat die activiteit onvoldoende winstgevend was. Wanneer men veiligheid koppelt aan profijt is de burger duidelijk kop van Jut.

Page 254: Onmisbaar Openbaar

7. KlASSIEKE OVERHEIDS TAKEN BETER OPNEmEN 253

p O L i t i e

I fought the law, and the law won.

THE ClASH, PUNKGROEP (1976-1986)

Veiligheid is cruciaal. Als je je niet op een veilige manier kunt verplaatsen of wonen, is dit nefast. Veiligheid is gewoon een basiswaarde om een samenleving behoorlijk te doen functioneren. Zonder veiligheid mag je economische ontwikkeling eveneens vergeten.

Je kunt openbare veiligheid niet overlaten aan allerlei privéfirma’s. Dan kom je tot toestanden met door privéveiligheidsfirma’s afgeschermde wijken. Dit bestaat bij-voorbeeld in Zuid-Amerika en Afrika. Wie nog niet heeft moeten aankloppen aan een wijk afgeschermd door met geweren bewapende agenten van Groep 4, houdt dergelijke situaties niet voor mogelijk.

Het Octopusakkoord van 23 mei 1998 vormt de basis voor een erg grondige hervor-ming van de politiediensten in ons land. Voordien hadden manifeste werkingsproblemen geleid tot het falen in de zaak-Dutroux. De maatschappelijke verontwaardiging die erop volgde, leidde tot een breed politiek akkoord om de politiediensten te integreren.

De herstructurering ging gepaard met een bijsturing in de aanpak: een gemeen-schapsgerichte politiezorg is sindsdien de basis van het politieoptreden. Die aanpak is later aangevuld met een streven naar ‘excellente’ en informatiegestuurde politiezorg.

Waar de politie voorheen eerder reactief en symptoombenaderend optrad, moes-ten politiediensten voortaan vooral extern georiënteerd, probleemoplossend en in samenwerking met andere overheidsdiensten optreden. Een grondige bijsturing in de politiecultuur was hiervoor nodig.

Page 255: Onmisbaar Openbaar

254 ONMISBAAR OPENBAAR

met de politiehervorming wilde men een antwoord bieden op een reeks problemen door:

• een efficiëntere samenwerking tussen politiediensten;• betere gezagsverhoudingen tussen politie, bestuurlijke en gerechtelijke au-

toriteiten;• het verbeteren van informatienetwerken en -uitwisseling;• één statuut en uniform voor alle politiediensten;• meer wijkpolitie;• meer efficiënte recherche;• een sterke lokale verankering.

De hervorming ging gepaard met een beleid van ‘meer blauw op straat’. Een meer zichtbare aanwezigheid van de politie moest zowel bijdragen tot een hersteld vertrouwen in de politie, als een grotere pakkans en een groter veiligheidsgevoel bij de bevolking.

De beleidsopties hebben zich vertaald in een toename van het aantal effectieven bij de politie. De voorbije 10 jaar is dit toegenomen met een kwart.

Onderstaande grafiek108 toont hoezeer 2002 een scharnierjaar vormt en hoe groot de impact was van de opdeling tussen federale en lokale politie en de eruit voort-vloeiende verschuivingen van het personeel (werkzaam in korpsen met verschillende culturen, werkgewoontes, …).

Figuur 38 - Evolutie aantal effectieven politie

0

5000

10000

15000

20000

25000

30000

35000

40000

1995

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Aan

tal Federale politie Lokale politie

Bron: PData, RSZPPO

Page 256: Onmisbaar Openbaar

7. KlASSIEKE OVERHEIDS TAKEN BETER OPNEmEN 255

Geïntegreerde politie op 2 niveaus

De politie in ons land functioneert nu op 2 niveaus, lokaal en federaal. Samen vormen ze de geïntegreerde politie. De politie bestaat uit een ‘operationeel’ kader (ongeveer 39 700 man) en een administratief en logistiek kader (omvat ’ongeveer 9900 medewerkers).

Het lokale niveau is dat van de politiezone: die bestaat uit een of meerdere gemeenten. Ons land is op die manier opgedeeld in 196 politiezones: 50 één-gemeente zones en 146 meer-gemeente zones. Brussel is opgedeeld in 6 politiezones. Dit is al een vooruitgang in vergelijking met de voordien bestaande 19 afzonderlijke gemeentelijke korpsen, maar is eigenlijk achterhaald. Brussel-19 zou best als één politiezone worden georganiseerd.

De reglementering voorziet in een minimale norm voor de personeelsbezetting, zo-dat een voldoende dienstverlening gegarandeerd wordt. Die bezetting is uitgewerkt op basis van wetenschappelijk onderzoek (K.U.leuven).

In sommige gevallen springt de federale politie bij om specifieke lokale situaties aan te pakken (bijvoorbeeld naar aanleiding van de veiligheidsproblemen in Charleroi).

De federale politie van haar kant is opgebouwd rond:

• een entiteit bestuurlijke politie, die ook de verkeerspolitie, spoorpolitie, zee-vaartpolitie en de grenscontrole op lucht- en zeehavens omvat;

• een entiteit gerechtelijke politie; • de directie ondersteuning en beheer.

De federale politie wordt volledig nationaal gefinancierd. De lokale politie wordt primair uit het lokale budget en bijkomend uit het federale budget gefinancierd.

Als afzonderlijk opererende veiligheidsdiensten zijn er nog de staatsveiligheid en de militaire veiligheidsdienst.

In een democratie is een degelijke controle op politiediensten nodig. Dit gebeurt door:

• het zogenaamde Comité P (Vast comité van toezicht op de politiediensten), dat afhangt van het Parlement;

• het Vast Comité I, dat specifiek van belang is voor alles wat te maken heeft met inlichtingendiensten.

Page 257: Onmisbaar Openbaar

256 ONMISBAAR OPENBAAR

Van politiediensten wordt verwacht dat ze meer proactief tewerk gaan en dat mis-daadfenomenen stelselmatiger worden aangepakt (bijvoorbeeld door automatische cameraherkenning, analyse van internetverkeer, …). Dit hangt in toenemende mate samen met vragen rond de bescherming van de privacy. Het evenwicht vinden tus-sen beide, zal altijd een delicate zaak blijven.

duidelijkere aansturing

In het kader van de politiehervorming is men overgegaan tot een duidelijker om-schrijving van de verwachtingen tegenover de politiediensten. De reglementering voorziet daartoe in normen om een gelijkwaardige minimale dienstverlening van basispolitiezorg aan de bevolking te garanderen. We vatten ze samen in onder-staand schema.

Tabel 17 - Kwalitatieve normen voor de politie

Basisfunctionaliteit Minimale norm Afwijkingen of bijkomende voorwaarden

Onthaal 1 wijkagent per 4000 inwo-ners

Rekening houdend met lo-kale omstandigheden en be-volkingsdichtheid

Wijkwerking Fysieke toegankelijkheid: 12u per dag

Indien geen permanente fy-sieke aanwezigheid mogelijk: burger die zich fysiek of tele-fonisch aanbiedt onmiddel-lijk in contact te brengen met politieambtenarenminstens één politiepost in elke gemeente

Interventie Een interventieploeg is 24 uur op 24 uur operationeel met aanvulling van de bijko-mende ploegen gedurende 84 uur per week

Officier bestuurlijke politie en officier gerechtelijke politie zijn permanent bereikbaar en terugroepbaar

Page 258: Onmisbaar Openbaar

7. KlASSIEKE OVERHEIDS TAKEN BETER OPNEmEN 257

Basisfunctionaliteit Minimale norm Afwijkingen of bijkomende voorwaarden

Slachtoffer bejegening

1 gespecialiseerd medewer-ker per zone

De gespecialiseerde mede-werker is permanent bereik-baar en terugroepbaarIs een basisvaardigheid voor alle politieambtenaren en hulpagenten

Lokale recherche Gebeurt door 10 % van het effectief van het operatio-neel kader voor zones met 230 effectieven of meer, 7 % in de andere zones

1 ploeg bestaat uit 2 recher-cheurs op werkdagen

Openbare orde Geen specifieke norm Officier bestuurlijke politie is permanent bereikbaar en te-rugroepbaar

Verkeer Geen specifieke norm

Bron: Evaluatierapport 10 jaar politiehervorming

Door middel van een databank wordt de naleving van de minimale norm opgevolgd.

Daarnaast wordt het beleid geëxpliciteerd in veiligheidsplannen.

Het nationaal veiligheidsplan wordt om de vier jaar opgesteld door de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie. In het plan legt de regering vast welke veiligheidsfe-nomenen prioritair moeten worden aangepakt, hoe de politie zich moet organise-ren en hoe de samenwerking tussen de federale en lokale politie verloopt. Het plan vormt ook de basis voor de samenwerking tussen de politie en justitie. Het nationaal veiligheidsplan heeft een looptijd van vier jaar, die in principe samenloopt met de federale regeerperiode. Tussentijds kan er natuurlijk bijsturing zijn.

Het nationaal beleidsplan 2008-2011 voorziet voor de geïntegreerde politie in vol-gende doelstellingen:

• daling of betere beheersing van de criminaliteit en van de prioritaire fenomenen; • verhoging van de ophelderingsgraad, in het bijzonder voor de meest zware

eigendomsdelicten;

Page 259: Onmisbaar Openbaar

258 ONMISBAAR OPENBAAR

• verhoging van de verkeersveiligheid en in het bijzonder een daling van het aantal verkeersslachtoffers;

• verhoging van het veiligheidsgevoel;• handhaving van het vertrouwen in de politie en verhoging van de tevreden-

heid over haar dienstverlening;• vrijwaring van de integriteit van het politiepersoneel.

Die algemene doelstellingen worden aangevuld met specifieke doelstellingen voor de federale politie en de lokale politiezones.

Het veiligheidsplan voorziet bijvoorbeeld dat 8 % van de capaciteit moet worden besteed aan het verkeer. Op die manier wil men de doelstelling om het aantal ver-keersdoden in ons land te verminderen tot minder dan 500 per jaar, realiseren te-gen 2015. Ter vergelijking: in 2008 waren er nog 944 verkeersdoden in ons land; in 2009 waren het er 828 en in 2010 nog 729. Dit wordt geconcretiseerd door de richtlijn om:

• 15 miljoen voertuigen per jaar te controleren met bemande snelheidscontroles;• jaarlijks 960 000 alcoholcontroles te doen.

een hervorming met resultaat?

9 op 10 Belgen zegt tevreden te zijn over de werking van de politiediensten. Dit is duidelijk meer dan voor de politiehervorming. De politiehervorming heeft dus ge-werkt. Dit is een groot verschil met de situatie bij Justitie. Daar vergt de hervorming nog stevige impulsen.

De werking van politiediensten kan men sec beoordelen aan de hand van gegevens over het aantal interventies en opgeloste misdrijven. Dit is uiteraard een belangrijk objectief gegeven. maar men mag daarbij niet uit het oog verliezen dat criminaliteit voortdurend verandert.

Globaal is de criminaliteit in ons land minder snel toegenomen dan de evolutie van de bevolking. In grootsteden is de evolutie duidelijk verschillend dan deze in meer landelijke gebieden. Je kunt je nochtans afvragen waarmee criminaliteit te maken heeft. met de bevolkingsdichtheid? met het aandeel allochtonen? met armoede? Criminologen van de UGent en politicologen van de K.U.leuven hebben die vra-

Page 260: Onmisbaar Openbaar

7. KlASSIEKE OVERHEIDS TAKEN BETER OPNEmEN 259

gen geanalyseerd. Zij komen tot één bepalende factor: de werkloosheid. Zij zochten gemeente per gemeente naar een verband tussen allochtonen en criminaliteit maar vonden dit niet. Het zijn de sociaaleconomische factoren en de sociale cohesie die de mate van criminaliteit bepalen!109

Bij criminaliteit gaat het vaak ook om perceptie: er is de perceptie dat er meer cri-minaliteit in ons land is dan vroeger. Maar cijfers over de afgelopen 10 jaar geven aan dat dit niet echt het geval is, zeker niet als men voor ogen houdt dat de bevol-king over die periode met 6 % is toegenomen.

Evolutie van het totaal aantal misdrijven

2000 993 703 2006 1 007 284

2001 961 441 2007 1 016 337

2002 1 003 644 2008 1 022 235

2003 994 712 2009 1 045 518

2004 997 115 2010 1 028 454

2005 986 330

Bron: Politiële criminaliteitsstatistieken

Tevredenheid rond de werking van de politie heeft minstens even veel te maken met het subjectieve veiligheidsgevoel.

Om dit in beeld te brengen wordt tweejaarlijks een onderzoek gedaan bij de be-volking (zgn. veiligheidsmonitor). Daaruit blijkt dat 7,9 % van de Belgen, voorna-melijk ouderen, vrouwen en lager opgeleiden zich naar eigen zeggen ‘altijd’ of ‘zeer vaak’ onveilig voelt. In 2000 ging het nog om 12,4 %. Er is dus een duidelijke positieve trend.

men mag zich hierbij niet vergissen: het onveiligheidsgevoel is een raar ‘beestje’: het is zeker geen zaak van de politie alleen. Heel wat aspecten, zoals straatin-richting, zichtbaarheid van stadwachten, … zijn van invloed op het veiligheidsge-voel van mensen. Dit vergt een geïntegreerde aanpak. Niet alleen ‘meer blauw op straat’.

Page 261: Onmisbaar Openbaar

260 ONMISBAAR OPENBAAR

nultolerantie is een illusie

Soms laat men uitschijnen dat veiligheidsproblemen kunnen worden geband dankzij een nultolerantie.

Hiermee draait men gewoonweg de mensen een rad voor de ogen. Nultolerantie is binnen een normaal werkende democratie onrealiseerbaar. Ermee schermen heeft wellicht meer negatieve gevolgen. Het kan hoogstens tellen als politiek signaal dat er daadwerkelijk zal worden opgetreden om een aantal situaties (criminele no-go zones bijvoorbeeld) aan te pakken. men zou daarover beter geen illusies creëren.

is de politie te duur?

De kostprijs van de politiehervorming heeft al veel stof doen opwaaien. De eenma-king van de statuten van de verschillende vroegere korpsen zou volgens sommigen te genereus geweest zijn.

De overheidsuitgaven voor politiediensten liggen in ons land iets hoger dan het Europees gemiddelde. Scandinavië (maar met een totaal andere context) en Duitsland doen het met duidelijk minder middelen. Groot-Brittannië en Spanje zetten dan weer duidelijk meer middelen in.

De afgelopen jaren stond de politie voortdurend onder budgettaire druk. Een aantal activiteiten is daarom anders georganiseerd. Zo is het transport van gedetineerden tussen de gevangenis en de rechtbank overgedragen aan een veiligheidskorps dat afhangt van justitie.

Het grootste deel van de uitgaven voor de politie zijn personeelsuitgaven (83 %). Na de politiehervorming is het aantal officieren binnen de politie stevig opgelopen. De komende jaren wil men het aandeel van de officieren (12 % eind 2011) beperken tot 7 % zodat het aandeel van het basiskader toeneemt. Naarmate dit wordt gere-aliseerd zal dit uiteraard ook een weerslag hebben op de uitgaven.

Page 262: Onmisbaar Openbaar

7. KlASSIEKE OVERHEIDS TAKEN BETER OPNEmEN 261

Figuur 39 - Overheidsuitgaven voor politie in % bbp

0

0,2

0,4

0,6

0,8

1

1,2

1,4

1,6

1,8

2

Bron: Eurostat, cijfers 2009

De uitgaven voor de politie hangen ook samen maken met de gedane investerin-gen. Op heel wat plaatsen waren de politiekantoren en lokalen voor verhoor on-aangepast. Daaraan verhelpen vergt middelen. Zo is het informaticanetwerk voor de politie beter op punt gesteld, door de lokale zones en de federale politie samen te brengen in één politienetwerk (ISlP).

privéactoren winnen terrein

De sector van de privébewakingsfirma’s palmt opvallend meer terrein in. De be-wakingssector ziet haar omzet groeien. Er zijn in ons land al meer dan 12 600 bewakingsagenten in privéfirma’s. 1 op 5 klanten van de firma’s is een over-heidsdienst (21,5 %, tegenover nog maar 16 % twee jaar terug). De samenwer-king met lokale overheden begint in meer steden en gemeenten concrete vormen aan te nemen.

Die evolutie is niet vrij van zorgen. Het aantal inbreuken vastgesteld door de in-spectiecel van de FOD Binnenlandse Zaken gaat in stijgende lijn. In 2009 werden

Page 263: Onmisbaar Openbaar

262 ONMISBAAR OPENBAAR

1290 processenverbaal opgesteld naar aanleiding van inbreuken op de wetgeving door privéveiligheidsfirma’s. In 136 gevallen ging het om illegale ondernemingen.

Privéveiligheidsfirma’s voeren aan dat ze goedkoop kunnen werken. maar als zich incidenten voor doen, stelt zich uiteindelijk toch de vraag of de politie niet meer schikkingen had moeten treffen en wie daarvoor verantwoordelijk is.

de politiehervorming is niet af

Situaties veranderen. De problemen van gisteren zijn niet die van vandaag. Dit geldt zeker voor diensten die dag aan dag operationeel moeten zijn rond veiligheid. De politie heeft een evidente uitstraling naar de bevolking toe. Als zich ergens veilig-heidsproblemen voordoen, worden incidenten gemakkelijk uitvergroot.

Naar aanleiding van 10 jaar politiehervorming heeft men zich van verschillende kanten gebogen over mogelijke voorstellen om de werking van de politie te verbe-teren. De belangrijkste punten die naar voren kwamen, zijn de volgende:

• Een 50-tal lokale politiezones zegt over te weinig financiële middelen te be-schikken om een volwaardige politiezorg aan te bieden. Die zouden moeten opgaan in grotere gehelen.

• De informatisering zou sneller moeten vooruit gaan. men heeft weliswaar gewerkt aan de integratie van de informatiesystemen maar de analyse van recente feiten en gebeurtenissen, de identificatie van verbanden ertussen en de ondersteuning bij opvolging van fenomenen kunnen beter. Er stelt zich ook een probleem van compatibiliteit met justitie. Ter vergelijking: in Canada gebeurt de volledige afhandeling van misdrijven al sinds 2001 niet meer op papier.

• Rekrutering en selectie kunnen beter: er zijn problemen met het moraliteits- en antecedentenonderzoek. In 2009 was er nog geen zicht op de manier waarop de lokale politie dit doet. De selectie van kandidaten gebeurt te veel op kennis terwijl net vaardigheden curciaal zijn met het oog op gemeen-schapsgerichte politiezorg. Er is te weinig samenwerking tussen provinciale politiescholen en externe deskundigheid (hogescholen en universiteiten) wordt te weinig ingeschakeld.

• men heeft vragen bij de meerwaarde van het mandaatsysteem in de hervorming.• De opleiding vormt een pijnpunt.

Page 264: Onmisbaar Openbaar

7. KlASSIEKE OVERHEIDS TAKEN BETER OPNEmEN 263

• De wijkagent is te weinig gekend door de burger.• Er is nood aan een nieuwe financieringsnorm voor lokale politiezones.• Personeelsplannen zouden meer moeten worden vastgelegd op basis van

werklastmetingen. • De lokale politie verliest nog een belangrijk deel werktijd aan administratieve

taken (dit werd in 2005 op 25 % geschat). Deze zouden vooral door justitie autonoom moeten kunnen worden afgehandeld.

Politiemannen ervaren daarenboven minder respect bij hun optreden, want samen-hangt met de mankementen inzake strafvervolging.

europol

Europol staat voor ‘Europese Politiedienst’. Europol zorgt ervoor dat de po-litiediensten van de Eu-landen vlot informatie uitwisselen. Zo kunnen inter-nationale bendes gemakkelijker opgespoord worden. Wanneer een bende mensenhandelaars bijvoorbeeld opereert in Polen, Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk, zet Europol de politiediensten van die landen aan om gegevens uit te wisselen. Ze coördineert met andere woorden internationa-le politieoperaties. Europol werd in 2002 versterkt door de oprichting van Eurojust (samenwerking op vlak van justitie). Dit orgaan coördineert in over-leg met Europol het onderzoek naar en de vervolging van de georganiseerde internationale misdaad.

wat is het verschil tussen inspectiediensten en politie?

Uit een onderzoek van de Federale Dienst Wetenschappelijk onderzoek110 blijkt dat ons land veel bijzondere inspectiediensten telt. Beide kunnen ver-baliserend optreden. Toch gaan ze opvallend anders tewerk:

• Inspectiediensten vervullen, veel meer dan politiediensten, preventieve con-troles op eigen initiatief. Ondanks het feit dat zij ook wel eens inspecties verrichten naar aanleiding van klachten, op vraag van externe instanties of op basis van inlichtingen verkregen vanwege een andere inspectiedienst, treden zij voornamelijk proactief op.

Page 265: Onmisbaar Openbaar

264 ONMISBAAR OPENBAAR

• Het doel van de inspectiediensten is niet zozeer de opsporing, recherche of opheldering, in de klassieke betekenis van het woord. Zij toetsen in eerste instantie of de wetgeving al dan niet correct wordt nageleefd.

• Het merendeel van de inspectiediensten tracht inbreuken eerst administra-tiefrechtelijk af te handelen. Het zijn dus vooral ‘handhavingsapparaten’. Inspectiediensten zien strafrechtelijke procedures veeleer als een ultieme stok achter de deur. Bij de politie ligt dit helemaal anders.

De samenwerking van inspectiediensten met de arbeidsauditeur wordt over het algemeen als vrij positief geëvalueerd.

Over de kwaliteit van de samenwerking met de parketten van de rechtbank van eerste aanleg zijn de meningen verdeeld.

Parketten gaan op een andere manier tewerk bij het seponeren van dossiers. Uit onderzoek bij drie grote parketten blijkt dat het percentage minnelijke schik-kingen en rechterlijke beslissingen het grootst is in het arrondissement Gent: respectievelijk 14,8 % en 8,8 %. In Brussel blijken deze percentages extreem laag te zijn: slechts 2,1 % van dossiers leidt tot een rechterlijke beslissing.

Page 266: Onmisbaar Openbaar

7. KlASSIEKE OVERHEIDS TAKEN BETER OPNEmEN 265

d e f e n s i e

Er zullen nieuwe Bosniës opstaan. Gebieden waar snel ingrijpen en Amerikaans leiderschap nodig is om een humanitair drama te vermijden.

RICHARD HOlBROOKE, AmERIKAANS DIPlOmAAT (1941-2010)

Defensie maakt sinds mensenheugenis deel uit van de overheidstaken. Geschiedenisboeken staan vol militaire veldslagen en conflicten die heersers, koningen, keizers en landen met elkaar hebben uitgevochten.

De rol van het leger is grondig veranderd. De tijd dat legers werden uitgezonden op veroveringstocht is gelukkig voorbij en de verdediging van de landsgrenzen is bij ons niet meer nodig. met het einde van de Koude Oorlog en vooral de val van de Berlijnse muur, is de internationale context sterk veranderd. Het verantwoordt de afbouw van de militaire opbouw (ontwapeningsverdragen). We moeten kunnen evolueren naar een vredelievender wereld. Zonder naïef te zijn: de 10 jaar durende Joegoslavische oorlog van de jaren negentig bijvoorbeeld, speelde zich uiteindelijk af op amper een anderhalve dagrit met de wagen van bij ons.

Defensie staat vandaag in de eerste plaats ten dienste van een internationaal be-slist veiligheids- en buitenlands beleid. Het is dus een onderdeel in onze bijdrage tot de internationale gemeenschap. Dit kan op verschillende manieren: door bij te dragen tot vredeshandhaving (peace keeping), door de vrede af te dwingen (peace enforcement), door het met gewapende hand herstellen van de internationale orde (golfoorlog 1991), door humanitaire hulpverlening (de B-FAST structuur is hiervoor ingesteld), of nog met financiële bijdragen.111

Page 267: Onmisbaar Openbaar

266 ONMISBAAR OPENBAAR

Die globale buitenlandse aanpak komt naar voren in de veiligheidsstrategie (uit-gewerkt in 2003) van de Europese Unie. Die strategie gaat uit van het volgende:

De beste bescherming van onze veiligheid is een wereld van goed bestuurde democratische staten. De verspreiding van behoorlijk bestuur, steun voor so-ciale en politieke hervormingen, de aanpak van corruptie en machtsmisbruik, de vestiging van de rechtsstaat en de bescherming van de mensenrechten vormen de beste manier om de internationale orde te versterken.

Het Parlement heeft zich in 1998 uitgesproken over de langetermijnopties om Belgische troepen uit te zenden. Cruciaal daarbij is dat de beslissingen niet alleen worden genomen onder de paraplu van de internationale gemeenschap (VN, NAVO, OVSE) en dat het uitsturen van troepen afhankelijk blijft van het eigen politieke oor-deel van de regering (onder controle van het Parlement).

Jaarlijks nemen ongeveer 4000 Belgische militairen deel aan vredesoperaties. De jongste tijd stelt ons land zowat 1200 militairen min of meer permanent op in het buitenland (in Europa, het midden-Oosten, Azië en Afrika). Naarmate meer troepen worden uitgestuurd, stelt dit ook uitdagingen voor de begeleiding en opvang van de betrokkenen. Er is meer aandacht nodig voor de begeleiding na traumatische ervaringen en voor de gezondheidsaspecten bij missies. Uit de media valt af te lei-den dat de generale staf van het leger meent dat ons land aan de limieten zit van de capaciteit om troepen uit te sturen. Ons land scoort op dit vlak nochtans onder het Europees gemiddelde.

De mate waarin defensie moet deelnemen aan buitenlandse missies is gedurende de afgelopen jaren het voorwerp geweest van politiek debat. Tijdens de periode van Defensieminister André Flahaut (1999 – 2007) lag veeleer het accent op de band tussen defensie en ‘de natie’. Defensieminister Pieter De Crem (2007 – 2011) legde de nadruk veel meer op de deelname aan buitenlandse operaties. In feite zou je mogen verwachten dat er toch wel wat meer continuïteit in visie is. Een leger dat in de eerste plaats diensten moet verstrekken aan ‘de natie’ (bijvoorbeeld bij natuur-rampen) dan wel vooral troepen ter beschikking stelt in het buitenland maakt ten slotte een wereld van verschil, al was het maar op het stuk van uitrusting.

De Europese uitgaven voor defensie liggen een pak lager dan in andere continen-ten. Dit heeft wellicht te maken met onze historische achtergrond. Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Griekenland reserveren hiervoor zowat 2,5 % van het bbp.

Page 268: Onmisbaar Openbaar

7. KlASSIEKE OVERHEIDS TAKEN BETER OPNEmEN 267

De meeste EU-landen besteden ongeveer 1,5 % van het bbp. De NAVO-norm zou 2 % zijn. Ons land heeft na Spanje en luxemburg, samen met Duitsland de laagste defensie uitgaven (±1 % van het bbp). Goed 20 jaar terug was dit nog 3 %. Het defensiebudget is in ons land ‘bevroren’ sinds 1993.

meer internationale integratie moet het mogelijk maken de uitgaven voor defensie verder te beperken. Het defensiebeleid van ons land wordt hoe langer hoe meer afgestemd op dat van Europa. Dit kadert in de traditioneel uitgesproken politieke optie om te komen tot een Europees leger. De NAVO speelt hierin uiteraard ook een belangrijke rol.

Die internationalisering wordt concreet gemaakt op verschillende manieren:

• De zeemacht is geïntegreerd in een binationaal hoofdkwartier in Den Helder. De Nederlands-Belgische school voor maritieme mijnenbestrijding is inter-nationaal erkend als expertisecentrum.

• De luchtmacht werkt permanente samen met Noorwegen, Denemarken, Nederland en Portugal. Opzet is eenzelfde configuratie van de F16’s te rea-liseren. De opleiding van onze piloten gebeurt samen met frankrijk.

• Ons land participeert eveneens aan het Eurocorps (permanent hoofdkwar-tier te Straatsburg samen met Frankrijk, Duitsland, Spanje en luxemburg).

In de andere Europese lidstaten is men lang niet zo ver en spreekt men veeleer over samenwerking tussen nationale legers. De versnippering in Europa over 27 nati-onale strijdkrachten is niet efficiënt. Een grotere Europese integratie is nodig. Op dit moment bewerkstelligt het Europees Defensie Agentschap (EDA) voornamelijk gemeenschappelijke aankoopprogramma’s. De komende jaren zal daarom zeker verder werk worden gemaakt van standaardisatie. Je kunt je natuurlijk afvragen of over pakweg 15 of 20 jaar, ons leger niet volledig zal zijn opgegaan in een inter-nationaal geheel. Waarom zouden we daar dan niet actief naar toe werken?

Page 269: Onmisbaar Openbaar
Page 270: Onmisbaar Openbaar

88 . p e r s O n e e L s -

a a n ta L L e n e n stat u t e n

Page 271: Onmisbaar Openbaar

270 ONMISBAAR OPENBAAR

Page 272: Onmisbaar Openbaar

8. PERSONEELS AANTALLEN EN STATuTEN 271

L a at d e C i j f e r s m a a r s p r e k e n

On ne saurait en effet assez souligner cette idée qu’administrer c’est essentiellement agir.

ANDRé MOLITOR, VOORMALIG KABINETSCHEf VAN KONING BOuDEWIJN I

VAN BElGIë (1911-2005)

te veel ambtenaren!?

met de regelmaat van een klok duikt kritiek op over het aantal ambtenaren. Er zou te veel overheidspersoneel zijn en dit zou wegen op de mogelijkheden van onze economie. In de media hebben we die argumenten al meermaals afgedaan als plat populisme. En met reden.

Over een langere periode gezien, is het aantal werknemers in overheidsdienst na-tuurlijk toegenomen. Dit kan ook moeilijk anders: er zijn taken bij gekomen, wat meer personeel vergt.

Het is echter helemaal niet zo dat de tewerkstelling in de openbare sector te groot zou zijn of dat de evolutie van de afgelopen jaren overdreven is. Waarom? Vooreerst is de tewerkstelling in ons land globaal toegenomen, logisch dus dat dit ook gebeurt in de openbare sector. Het aandeel van de tewerkstelling in de openbare sector binnen de economie in haar geheel, is de voorbije 30 jaar vrij stabiel gebleven en schommelt rond de 30 %. Dit ondanks de hogere verwachtingen en toegenomen taken! Kortom, meer collectieve voorzieningen zijn verstrekt met hetzelfde aandeel mensen.

Page 273: Onmisbaar Openbaar

272 ONMISBAAR OPENBAAR

Dat er vandaag een overdreven beslag zou zijn op de arbeidsmarkt is dus onjuist. meer nog, mocht die toename er niet geweest zijn, dan was dit niet opgevangen door meer tewerkstelling in bedrijven, maar was het aantal werklozen alleen maar opgelopen.

Figuur 40 - Verdeling van de tewerkstelling in de openbare sector

Overheids-bedrijven

13 %

Onderwijs & wetenschap

36 % Lokale overheden

28 %

Federale administratie

8 %

Deelstaten 6 %

Hoven en rechtbanken

1 %

Militairen 3 % Politie

5 %

Bron: RSZ, PData, RSZPPO, cijfers 2010

Er heeft zich een grote verschuiving voltrokken in de structuur van de tewerkstelling in ons land: de tewerkstelling in de industrie is fel verminderd (door herstructure-ringen, rationaliseringen, delocaliseringen, …). Die vermindering is gecompen-seerd door een toename in de dienstensector, meer bepaald in de privéhandel- en dienstensector, en vooral in de privé non-profit sector. In vergelijking daarmee is de evolutie van de tewerkstelling in de openbare sector veeleer aan de beschei-den kant.

Page 274: Onmisbaar Openbaar

8. PERSONEELS AANTALLEN EN STATuTEN 273

Figuur 41 - Evolutie van het aandeel van de tewerkstelling naargelang de sector

6,7 % 9,9 % 11,2 % 14,7 %

23,5 %

29,1 %

28,7 %

30,1 % 29,8 % 29 %

33,8 % 35,4 %

30,6 % 24,2 %

18,9 % 14,7 % 8,0 % 5,9 % 5,4 % 5,6 %

0 %

10 %

20 %

30 %

40 %

50 %

60 %

70 %

80 %

90 %

100 %

1980 1990 2000 2009

Primaire sector Bouw Industrie

Handel & Diensten Privé non-profit Openbare sector

2,1 % 1,2 % 0,9 % 0,6 %

Bron: RSZ

Onze economie is meer een diensteneconomie geworden. Je zou verwachten dat er dus ook een groei zou zijn van het aandeel van de tewerkstelling in openbare diensten. Welnu, dit is niet het geval.

Wie denkt dat de vakbond in staat is om de globale evolutie van de tewerkstelling in de openbare sector aan te sturen, dwaalt. De tewerkstelling in overheidsdienst is helemaal geen containerbegrip. Het is een samenspel van verschillende trends en verschuivingen tussen en binnen de deelsectoren. Want anders dan men kan den-ken is de tewerkstelling in de overheidssector helemaal geen statisch maar net een vrij dynamisch gegeven.

verschuivingen tussen sectoren

Bijgaande grafiek brengt de evolutie van de tewerkstelling volgens de grote deel-sectoren van de overheid in beeld.

Page 275: Onmisbaar Openbaar

274 ONMISBAAR OPENBAAR

Figuur 42 - Evolutie van de tewerkstelling in voltijdse equivalenten voor enkele deel-sectoren, 2006-2010

-1,80%

4,00% 4,40%

-5,70%

3,90%

-8%

-6%

-4%

-2%

0%

2%

4%

6% C

entr

ale

over

heid

&

Dee

lsta

ten

Ond

erw

ijs

Zorg

& g

emee

nsch

aps-

inst

ellin

gen

Ope

nbar

e be

drijv

en

Loka

le b

estu

ren

Bron: RSZ, RSZPPO

Globaal genomen zijn er over de afgelopen 10 jaar volgende evoluties:

• De situatie bij de centrale overheid is sterk aangestuurd door de opeenvol-gende staatshervormingen. De jongste jaren zijn vooral inspanningen ge-beurd voor meer personeel bij justitie.

• Lokale besturen kenden een gestage toename. Ze kregen meer taken toebe-deeld, wat zich vertaalt in meer personeel.

• Overheidsbedrijven zagen hun tewerkstelling gevoelig verminderen onder druk van de liberalisering.

• Onderwijs kent een toename van de tewerkstelling. • Bij politie is er een verhoging van de tewerkstelling door de politiek van meer

blauw op straat. Daarenboven zijn een aantal taken die aanvankelijk door de politie werden uitgevoerd (gevangenenvervoer bijvoorbeeld) toegewezen aan andere entiteiten.

• Bij defensie is er over een periode van 15 jaar een afslanking met een derde. De piste van een kleiner leger zal verder op de agenda staan. De afgelopen jaren is een interne herschikking van de uitgaven binnen Defensie nagestreefd om de

Page 276: Onmisbaar Openbaar

8. PERSONEELS AANTALLEN EN STATuTEN 275

personeelskosten te beperken tot 50 % van de uitgaven en de functioneringskos-ten tot 25 %. Dit moet meer investeringen in nieuw materiaal mogelijk maken.

meer hoger geschoolden

De afgelopen jaren hebben overheidsdiensten steeds meer hoger geschoolden aan-geworven.

Bij de federale overheid bijvoorbeeld, is er over een periode van 30 jaar een halve-ring van het aantal mensen tewerkgesteld in lagere niveaus; meer dan 40 % van het personeel bij de federale overheid heeft hoger onderwijs gevolgd. Vooral in centrale administraties zal die trend zich nog doorzetten. In de financiële sector bijvoorbeeld, is 60 % van het personeel hooggeschoold. De Vlaamse overheid komt al aardig in de buurt van dit cijfer. In de lokale sector is het aandeel van de tewerkstelling van hoger geschoolden duidelijk lager dan bij centrale administraties. Dit heeft uiteraard te maken met de aard van de activiteiten van de betrokken diensten.

De jongste jaren was 90 % van de wervingen via SElOR gericht op hoger geschool-den, terwijl meer dan de helft van de kandidaten zich inschrijft voor banen in niveau C (humaniora) en D (lager onderwijs). De concurrentie bij selecties is dus het grootst voor kandidaten in lagere niveaus!

Als werkgever versterkt de overheid dus flink de tweedeling op de arbeidsmarkt.

Tegelijk loopt de overheid een stuk achter op het vlak van tewerkstelling van alloch-tonen (specifieke uitzonderingen zoals bij de mIVB niet te na gesproken). De afge-lopen jaren heeft de overheid voorrang gegeven aan een betere ‘interne’ werking. Haar maatschappelijke opdracht op het gebied van tewerkstelling bleef grotendeels achterwege. Wie vandaag blind is voor de gevolgen van dergelijk beleid loopt het risico morgen een zware maatschappelijke prijs te betalen. De overheid zou noch-tans een rol op het vlak van de sociale tewerkstelling moeten blijven spelen.

foute argumenten

Anders dan wat werkgeversorganisaties aanvoeren, vormt de overheidssector werke-lijk geen bedreiging in de zogenaamd ‘war for talent’ op de krappere arbeidsmarkt.

Page 277: Onmisbaar Openbaar

276 ONMISBAAR OPENBAAR

Zij die dit argument gebruiken vergeten er zorgvuldig bij te vertellen dat die kraptes vooral te maken hebben met een mismatch in kwalificaties op de arbeidsmarkt en niet zozeer met het aandeel van de tewerkstelling in de openbare sector.

Overigens ligt het aandeel van de instroom door nieuwe aanwervingen in de over-heidssector duidelijk onder dit van andere sectoren. De overheid zou aldus meer mensen moeten aantrekken indien men over afzienbare termijn hiaten in de leef-tijdsstructuur wil vermijden.

De cijfers van het Steunpunt Werk en Sociale Economie leren dat de overheid met betrekking tot werklozen dan weer een actievere rol op de arbeidsmarkt speelt dan de privésector. Hoewel de instroom van nieuwe werknemers bij de overheid relatief beperkt is, lag het aandeel werklozen in die instroom gedurende de afgelopen jaren, in de verschillende regio’s van het land, iets hoger dan voor de globale economie. Dit kan toch wel tellen.

Slotsom: de retoriek van werkgeversorganisaties om vanuit de krapte op de arbeids-markt de tewerkstelling in de openbare sector te beknotten, is niet meer dan een drogreden om andere (niet uitgesproken) doelstellingen te realiseren.

Wie kritiek uitoefent op de tewerkstelling in de openbare sector verzwijgt in de re-gel dat de werkgelegenheid in het bedrijfsleven de afgelopen jaren zwaar is ge-subsidieerd door verminderingen van patronale sociale zekerheidslasten (nu eens voor doelgroepen, dan weer voor ploegen- of nachtarbeid). Op basis van HIVA-onderzoek weet iedereen dat de effectiviteit van sommige regelingen relatief is. Die vaststelling past evenwel niet in de patronale argumentatie die liever de collectieve dienstverlening in een negatief daglicht plaatst.

technologie

De komende jaren zal de informatisering nog stevige gevolgen hebben voor de te-werkstelling in de openbare sector. De repetitieve administratieve functies zullen in sneltempo verdwijnen en repetitieve administratieve processen zullen worden geïn-formatiseerd en geautomatiseerd. Ook taken zoals het besturen van de metrostel-len, zullen worden geautomatiseerd (dat is nu al een feit in lyon, lille, Turijn, …). De mIVB voorziet in de automatisering van twee metrolijnen tegen 2018 (het zgn. project Pulsar). Dit moet tegelijk toelaten de capaciteit van de lijnen te verdubbelen.

Page 278: Onmisbaar Openbaar

8. PERSONEELS AANTALLEN EN STATuTEN 277

De bouw van perrondeuren, aankoop van aangepaste metrostellen, nieuwe sig-nalisatie, … wordt geraamd op 650 miljoen euro. De tewerkstelling zal zich meer oriënteren naar technische functies, contactfuncties (die de computer niet kan over-nemen) en taken waarbij men inhoudelijk een meerwaarde aanbrengt.

Het zou dwaas zijn louter te focussen op de rationalisering van het administratief werk. De middelen die worden gewonnen dankzij de informatica moeten worden ingezet om inspectiediensten, zorg of begeleidende taken en contactfuncties beter uit te bouwen. De mogelijkheden van de computer ten spijt is er nood aan meer directe en persoonlijke contactvormen met de gebruikers. Dit zou de kwaliteit van de dienstverlening erg ten goede komen en inspelen op reële noden. Dergelijke veranderingen vergen zeker een begeleiding van het personeel, via vorming en opleiding. Dat kan echter op zich geen probleem zijn want finaal willen werkne-mers, ook in de openbare sector, nuttig werk doen, zich gewaardeerd en gevalo-riseerd voelen.

meer precaire tewerkstelling

Een opmerkelijke verschuiving van de afgelopen jaren is die naar meer precaire tewerkstelling. In de overheidssector gaat men uit van het principe van de vaste aanstelling in overheidsstatuut.

Contractueel overheidspersoneel wordt aangeworven voor tijdelijke opdrachten, verminderingen en vermeerderingen van werk, specifieke functies en ter vervanging van afwezigen. Dit zijn in feite diverse situaties van precaire tewerkstelling.

Door de jaren heen is het aandeel van de tijdelijke en precaire tewerkstelling toe-genomen. Te vereenvoudigd voorgesteld (want de realiteit binnen sectoren is veel complexer) is het aantal statutairen in se stabiel gebleven maar is de uitbreiding van de tewerkstelling gerealiseerd op basis van arbeidsovereenkomsten.

Vast benoemd Precair % precair

1990 587 630 359 142 38 %2010 591 414 497 478 45 %

Bron: RSZ, RSZPPO

Page 279: Onmisbaar Openbaar

278 ONMISBAAR OPENBAAR

Het groot aandeel precaire tewerkstelling in de overheidsbesturen heeft mee te ma-ken met het systeem van de gesubsidieerde contractuelen in lokale besturen (meer dan 60 000 werknemers). Bij de centrale overheid (federaal en deelstaten) is het aandeel statutaire tewerkstelling vrij hoog gebleven. Die regeling van gesubsidieer-de contractuelen was aanvankelijk bedoeld om de nepstatuten via tewerkgestelde werklozen, BTK en DAC-regelingen af te schaffen. Dit heeft weliswaar niet geleid tot normale reguliere tewerkstelling. Net zoals bij het derde arbeidscircuit in de non-profit sector, zou de tewerkstelling van gesubsidieerde contractuelen moeten worden genormaliseerd. lokale besturen zouden een grotere verantwoordelijkheid dragen voor hun personeelsbeleid. Het zou ook de inkomsten voor de sociale zekerheid ten goede komen. De centrale overheid heeft dit voor zichzelf al geregeld: gesubsidi-eerde contractuelen zijn er nog een louter financieringsmechanisme in plaats van een specifieke juridische situatie die aan mensen ‘kleeft’. In de overheidsbedrijven ten slotte heeft de toename van het aantal contractuelen dan weer te maken met het feit dat er in sommige grote bedrijven (bijvoorbeeld Belgacom) geen vaste be-noemingen meer gebeuren.

Logisch zijn met eigen opties

men moet er niet flauw over doen. Als er politieke opties worden genomen, heeft dit een weerslag op de bezetting van het personeel. Als er bijvoorbeeld vandaag meer politiemannen zijn, is dit het gevolg van een bewust politieke keuze voor meer blauw op straat. Als er gevangenissen worden bij gebouwd, zal er ook meer per-soneel nodig zijn, …

De overheid steekt maar al te gemakkelijk het hoofd in het zand. Ze trekt in ieder geval niet altijd de gevolgen van haar eigen opties. Waarom was het nodig om ja-renlang aan te modderen met de bezetting in de gevangenissen? Waarom moeten er sociale conflicten worden uitgevochten opdat werknemers hun jaarlijks verlof zouden kunnen opnemen? Waarom doet men niets aan de onderbezetting van sommige inspectiediensten, terwijl dit toch een algemeen bekend gegeven is?

Om in te spelen op deze verschuivende personeelsbehoeften en maatschappelijke noden, moeten mutaties van personeelsleden in de overheidssector vergemakke-lijkt worden. Berekeningen van de RSZPPO over het aantal mutaties van personeel tussen gemeenten en OCmW’s geven aan dat minder dan 5 % van het personeel daarbij betrokken is. Dit lijkt erg weinig.

Page 280: Onmisbaar Openbaar

8. PERSONEELS AANTALLEN EN STATuTEN 279

Al te vaak wordt een welles-nietes-spelletje opgevoerd over de tewerkstelling in openbare diensten. Erg vruchtbaar is dit niet. Dergelijke discussies moet men kun-nen overstijgen. Personeelsbezettingen moeten afgestemd zijn op de reële behoef-ten. Men moet komen tot een objectivering van de optimale personeelsbezetting. De techniek van werklastmetingen krijgt stilaan ingang in de openbare sector. Hij wordt al toegepast in sociale zekerheidsinstellingen, bij de parketten van hoven en rechtbanken (niet bij de zetel) en bij de gevangenissen is sinds het voorjaar van 2011 een project lopende. Welnu, eerder dan te discussiëren over ‘te veel’ ambtenaren, moet men meer inzetten op dit soort objectiverende beheerstechnieken.

De overheid moet echter wel consequent handelen: als er behoeften aan personeel blijken te zijn, moet men er ook de gevolgen uit trekken in plaats van gewoon de andere kant op te kijken.

pensioengolf

men mag ervan uitgaan dat ongeveer 50 000 ambtenaren tijdens de komende 5 jaar met pensioen zullen gaan. Dit stelt de openbare sector voor heel wat uitdagin-gen. De pensioenadministratie voor het overheidspersoneel (PDOS) voorziet tijdens de periode 2010-2015 een instroom van ongeveer 15 000 nieuwe gepensioneerden per jaar die weliswaar vervolgens zal afnemen. De leeftijdsstructuur van het over-heidspersoneel brengt mee dat als de overheidsuitgaven voor pensioenen pieken, de golf van pensioneringen in de openbare sector eerder wegebt.

Sommigen geven graag de indruk dat het volstaat de vertrekkers niet of slechts ge-deeltelijk te vervangen om te besparen. Die redenering is té simplistisch!

Natuurlijk zullen er gedurende de komende jaren heel wat vertrekkers zijn in open-bare sectoren. De leeftijdsstructuur in openbare diensten is zelfs ouder dan in een reeks andere sectoren.

Page 281: Onmisbaar Openbaar

280 ONMISBAAR OPENBAAR

Figuur 43 - Aandeel aantal personeelsleden per leeftijdsgroep

0% 2% 4% 6% 8% 10% 12% 14% 16% 18%

<18 j.

18-19 j.

20-21 j.

22-24 j.

25-29 j.

30-34 j.

35-39 j.

40-44 j.

45-49 j.

50-54 j.

55-59 j.

60-64 j.

65 jaar en < Overheidssector Privésector

Bron: RSZ, cijfers tweede kwartaal 2010

Wie echter op basis van dit soort cijfers gelooft dat het budgettaire manna zomaar voor het grijpen ligt, doet werkelijk aan wishful thinking. Het discours van werkge-versorganisaties op dit vlak is vals. De redenen zijn eenvoudig:

• Vooreerst omdat een hele reeks continudiensten het niet toelaat om zonder meer de vervangingen te beperken. Denk bijvoorbeeld aan de politie, onderwijs, open-bare zorgsector, gevangenissen, inspectiediensten, brandweer, … Precies daarom zijn in het verleden ook uitzonderingen voorzien op de selectieve vervanging in die entiteiten. Dit vraagt tegelijk een grote solidariteit van andere entiteiten want daar slaat de selectieve vervanging harder toe dan gemiddeld nodig is.

• Daarenboven gebeuren de gedeeltelijke vervangingen in de regel door hoog-geschoolden. De eenheidskost van hooggeschoolden is groter. minder in aantal, maar aan een hogere eenheidskost, leidt niet noodzakelijk tot besparingen.

• Zelfs pleitbezorgers van minder ambtenaren weten maar al te goed (en stre-ven het soms zelfs na) dat na personeelsreducties een compensatie volgt via meer uitbestedingen. Ook dit kost geld en dikwijls meer dan men vermoedt. Van een daadwerkelijke afweging van kosten en baten is in veel gevallen geen sprake. Het volstaat het verslag van het Rekenhof te lezen over het gebruik van PPS: die bevindingen zijn onthutsend. Gemakshalve krijgen de kortetermijnvoordelen sneller aandacht dan de nadelen en hogere kosten op langere termijn. Eerlijk en verstandig is wat anders.

Page 282: Onmisbaar Openbaar

8. PERSONEELS AANTALLEN EN STATuTEN 281

s p eC i f i e k stat u u t

La productivité optimum de l’action administrative est essentiellement, pour ne pas dire exclusivement, une question d’homme.

ARTHUR GIlSON, mINISTER VAN STAAT (1915-2004)

vaste benoeming

In de overheidssector gaat men uit van het principe van de vaste aanstelling. Vanuit sommige kanten doet men niets liever dan dit in vraag te stellen. Kwatongen stellen het voor alsof het zou gaan om een ‘vastheid van zitvlak’.

Juridisch gezien worden de personeelsvoorwaarden van overheidspersoneel eenzijdig vastgesteld door de overheid als werkgever. Dit principe blijkt niet al-leen uit de wetgeving en reglementering maar ook uit de rechtspraak van het Hof van Cassatie en de Raad van State. men gaat ervan uit dat ‘ambtenaren’ worden beschouwd als een orgaan van de overheid, belast met de uitoefening van het openbaar gezag, waarop de gewone contractuele arbeidsverhouding niet van toepassing is.

Het belang van het principe van de vaste benoeming staat voor het personeel bui-ten kijf. Het is belangrijk dat we het verder uitdragen en verdedigen. Het vormt im-mers een belangrijke verworvenheid en biedt het personeel meer garanties. Dit is zeker van belang om werknemers af te schermen van het risico op willekeur dat in de openbare sector veel meer speelt dan in het bedrijfsleven. Vraag het overigens maar eens aan werknemers zelf: uit enquêtes blijkt meteen het belang dat zij hech-ten aan een vaste baan. Vakbonden in de privésector zijn er overigens als de kip-

Page 283: Onmisbaar Openbaar

282 ONMISBAAR OPENBAAR

pen bij om telkens waar het kan werkzekerheid te bedingen. Waarom zou men het dan over boord moeten gooien in de openbare sector?

Sommigen geven graag de indruk dat het personeelsregime door de vaste benoe-ming en de statutaire regels te rigide zou zijn. Niets is minder waar: het statuut van het overheidspersoneel wordt voortdurend aangepast en bijgeschaafd. In tal van sectoren is de afgelopen jaren een hele reeks HR-technieken ingeschreven in het statuut van het personeel. Voor de overheid als werkgever is het zelfs eenvoudiger om het personeelsstatuut aan te passen dan voor een werkgever in de privésector. Die laatste kan dit maar doen mits onderling akkoord terwijl de overheid juridisch een eenzijdige beslissing kan opleggen!

Dat de statutaire tewerkstelling op zich helemaal geen probleem is, geven sommige managers ook ruiterlijk toe: Karel Vinck (voormalig grote baas van de spoorwegen en lang geen vakbondsman) deed dit in zijn lezing voor Acerta public.112 frank Van massenhoven (voorzitter Federale overheidsdienst Sociale Zaken) stelt dat het on-derscheid tussen statutair en contractueel personeel leidt tot gespannen situaties op de arbeidsvloer en personeelsdiensten tot extra personeel nopen om de verschillen op te volgen. Hij beschouwt het als een vorm van administratieve archeologie die een massa energie vreet die in belangrijkere problemen kan gestoken worden. De enige relevante piste, zo concludeert hij, is om aan alle overheidspersoneel statu-taire tewerkstelling te verzekeren, met dien verstande dat twee negatieve evaluaties leiden tot afscheid van de werknemer.113 Waarom zou men overigens die piste niet volgen als dit bijvoorbeeld wel kan voor leerkrachten in het vrij onderwijs (dat juri-disch gesproken nochtans een privéwerkgever is)?

De afgelopen jaren zijn statuten van het overheidspersoneel omgebouwd tot raam-statuten. Die raamstatuten geven afzonderlijke werkgevers meer ruimte om zelf som-mige onderdelen van het HR-beleid in te vullen. Dit gaat dan vooral over regelingen zoals beoordelingen, loopbaanontwikkeling, vorming en opleiding, … kortom een hele reeks kwesties die vooral te maken hebben met het echte personeelsbeheer. Dit werkmodel lijkt ons een evolutie ten goede: het responsabiliseert afzonderlijke werkgevers om hun verantwoordelijkheid op te nemen en een effectief personeels-beleid te voeren. In de praktijk stellen we vast dat openbare werkgevers die soms hard staan roepen slechts met mondjesmaat en veel voorzichtigheid van die auto-nomie gebruik maken.114

Page 284: Onmisbaar Openbaar

8. PERSONEELS AANTALLEN EN STATuTEN 283

arbeidsvoorwaarden

lonen vergelijken lijkt in de media een nieuwe sport. Journalisten werpen zich altijd graag op uitspraken over lonen, zeker als het gaat om de openbare sector.

Algemene uitspraken doen over de loonevolutie in de openbare sector is niet een-voudig. De verschillen binnen de openbare sector zijn daarvoor te groot. Wijzigingen in de opbouw van loopbanen is waarschijnlijk belangrijker in de loonontwikkeling geweest dan de loonsverhogingen op zich.115 Sinds begin de jaren negentig is stevig gesleuteld aan de arbeidsvoorwaarden in de overheidssector. Op het stuk van de verloning is een stevige inhaalbeweging ingezet. Dit was ook nodig, want de ach-terstand tegenover de algemene loonevolutie was te veel opgelopen.

De komende jaren verwachten we nog evoluties:

• er zal meer gebruik worden gemaakt van functieclassificaties;• er zal meer worden geëxperimenteerd met diverse vormen van loonflexibiliteit .

De gemiddelde lonen in de openbare sector zijn de afgelopen jaren sneller gestegen dan in de rest van de economie. Die evolutie heeft vooral te maken met de upgra-ding van het personeel en niet zozeer met de loonevolutie zelf.

Afgezet tegenover de evolutie van het bbp, zijn de uitgekeerde lonen in de overheids-sector de jongste jaren duidelijk meer teruggelopen dan in de privésector.

In de reeks papers over de Europese economie, uitgegeven door de Europese Commissie, wordt zowel onderzocht welke de macro-economische effecten zijn van de tewerkstelling en lonen in de openbare sector als hun weerslag op de bedrijfs-cyclus en hun implicaties voor de welvaart.116 De onderzoeker stelt vast dat een op-timum wordt bereikt als de lonen in de overheidssector 3 % onder de lonen in de privésector liggen. Hogere lonen bij de overheid zouden leiden tot druk op de lonen in de privésector en tot meer werkloosheid. Zitten de lonen lager, dan zou de over-heid geconfronteerd worden met rekruteringsproblemen. Tegenover de bedrijfscyclus zou een optimaal overheidsbeleid bestaan in een anticyclisch tewerkstellingsbeleid en een procyclisch loonbeleid.

Door de budgettaire problemen waarmee overheden kampen verwachten we dat de lonen in de openbare sector de komende jaren hoe dan ook minder gunstig zullen

Page 285: Onmisbaar Openbaar

284 ONMISBAAR OPENBAAR

evolueren dan in de privésector. Het verschil tussen beide sectoren zal de komende jaren wellicht weer toenemen. Dit brengt mee dat de overheid andere voordelen zal moeten uitspelen om voldoende aantrekkingskracht op de arbeidsmarkt te hebben. Inhoudelijk waardevol werk, vastheid van betrekking, een gunstige sociale zeker-heidsregeling en soepelere mogelijkheden op deeltijds werken of in de combinatie arbeid en gezin, zijn zonder meer belangrijke troeven.

Op sommige vlakken van het personeelsbeleid doet de openbare sector het duide-lijk beter dan de privésector:

• er is duidelijk meer aandacht voor de combinatie arbeid en gezin;• waar in het verleden vorming en opleiding een probleempunt waren, haalt

de openbare sector vandaag vlot de norm van 1,9 % te besteden loonmassa;• het probleem van de gender loonkloof stelt zich in tegenstelling tot de privé-

sector in de overheidssector haast niet.

De SERV werkbaarheidsmonitor wijst nochtans ook op duidelijke knelpunten:

• er zijn verhoudingsgewijs meer problemen van pesten op het werk;• werkstress in de overheidssector neemt hand over hand toe;• de leiding is minder inspirerend, ook op lagere niveaus wil iedereen meer

‘chef’ spelen en is er een minder groot teamgevoel;• werken in de overheidssector wordt als minder uitdagend ervaren, hoewel

maatschappelijk meer relevant.

lang niet overal in de overheidssector kan gesproken worden van een behoorlijk HR-beleid. Dit is maar uitgebouwd bij 1 op 3 openbare werkgevers en vooral in kleinere besturen is de weg nog lang.

Naar aanleiding van de Copernicushervorming bij de federale overheid, zijn som-mige topverantwoordelijken vooral in de grote overheidsbedrijven echte grootver-dieners geworden. Zelfs in de zorgsector zijn situaties bekend van managers wier bonus overeen komt met hun jaarloon. Een dergelijke loonspanning met de gewone personeelsleden zorgt voor steeds meer wrevel.

In verschillende delen van de openbare sector stellen zich discussies over de samen-hang van arbeidsvoorwaarden in de openbare en de privésector.

Page 286: Onmisbaar Openbaar

8. PERSONEELS AANTALLEN EN STATuTEN 285

In het verleden kon de openbare sector meermaals bijdragen tot het opkrikken van arbeidsvoorwaarden in gekoppelde privésectoren. In de beheersovereenkomst van De lijn bijvoorbeeld, is overeengekomen dat het bedrijf haar privé-exploitanten de verplichting oplegt om hun personeel te werk te stellen aan gelijkwaardige arbeids-voorwaarden zoals die voor het personeel van De lijn. Dit werd ook opgenomen in het lastenboek dat De lijn heeft opgemaakt. In het lastenboek zijn ook nog andere ‘beschermende’ maatregelen opgenomen (zoals de naleving cao’s, clausules van behoud van de werkzekerheid, …). Op die manier konden we syndicaal voorkomen dat arbeidsvoorwaarden van werknemers in die sector worden misbruikt als ele-ment in de concurrentie. Zo ook kon de privé non-profit sector meermaals verwijzen naar de openbare sector om beter arbeidsvoorwaarden te bekomen. Vroeger is een soortgelijke strijd gevoerd in het onderwijs, wat uiteindelijk is geëvolueerd tot één statuut uitgaand van de vaste benoeming voor de werknemers over de netten heen.

Vooral in overheidsbedrijven (denk aan De Post bijvoorbeeld) stelt zich vandaag de uitdaging om te voorkomen dat de concurrentie tussen bedrijven mee wordt uit-gevochten door de arbeidsvoorwaarden van vooral lager personeel te drukken. Er zullen garanties moeten worden ingebouwd om te voorkomen dat de concurrentie wordt uitgevochten op de rug van werknemers.

Een soortgelijk probleem stelt zich in de openbare zorgsector. Daar gebruiken werk-gevers het argument van hoge personeelskosten als hefboom om verworvenheden in de openbare sector terug te schroeven.

De komende jaren zal men aldus door middel van onderhandelingen garanties moeten inbouwen zodat werknemers over de openbare en privésector heen niet de dupe worden van deze situaties.

Page 287: Onmisbaar Openbaar

286 ONMISBAAR OPENBAAR

s O C i a L e r e L at i e s i n d e

O p e n b a r e s eCtO r

De collectieve arbeidsverhoudingen hebben hun eigen dynamiek.

PIET GEVERS, PROfESSOR ARBEIDSVERHOuDINGEN

historiek

Het syndicalisme in de overheidssector is ontstaan aan het einde van de negentiende eeuw. Sectoren van het verkeerswezen, spoor, PTT, justitie alsook het personeel van de douane en de werklieden liepen daarin voorop.

Tot het einde van de negentiende eeuw meende de overheid dat collectieve perso-neelsklachten en vragen om inspraak over de arbeidsvoorwaarden eenvoudigweg strijdig waren met de principes van de administratieve tucht. Jarenlange syndicale strijd veranderde duchtig die zienswijze. Vanaf 1910 kregen de eerste departemen-tale consultatieve commissies officiële erkenning.

De wortels van het syndicalisme in het onderwijs zijn terug te vinden in de beroeps- en technische scholen, die begin de twintigste eeuw werden opgericht door katho-lieke patroons. Daarnaast vormen de gouwen en kringen die op het einde van de negentiende eeuw ontstonden in het basisonderwijs de voorlopers van het onder-wijssyndicalisme. De schoolstrijd van de jaren vijftig heeft het syndicalisme in het algemeen secondair en rijksonderwijs verder doen ontwikkelen.

Page 288: Onmisbaar Openbaar

8. PERSONEELS AANTALLEN EN STATuTEN 287

Tot begin jaren zestig werd, in opeenvolgende stappen, de syndicale inspraak in-gebouwd in het statuut van het personeel. Bij wet van 1974 is een meer globale regeling uitgewerkt. Nadien zijn nog belangrijke evoluties te noteren:

• aanpassing van de regeling voor de militairen (1978);• invoering van de vakbondspremie (1980);• ratificatie van het Europees sociaal handvest (1990), waardoor het stakings-

recht voor het overheidspersoneel formeel is erkend;• uitbreiding van de interprofessionele vakbondswerking tot de rijkswacht (1998).

specifieke aanpak

Degene die er niet mee in aanraking komt, kijkt wel eens meewarig naar het soci-aal overleg in de overheidssector. Dit is best begrijpelijk want er zijn behoorlijk wat verschillen met wat gangbaar is in de privésector. Overheden zijn nu eenmaal geen gewone werkgevers. Zij beslissen namelijk bijzonder graag autonoom over het sta-tuut en de arbeidsvoorwaarden van hun personeel. Iedere afzonderlijke overheid beschouwt zich op dit vlak een beetje als Grondwetgever. In de privésector zou geen enkele werkgever het in het hoofd halen om zelf de sociale zekerheid van zijn werk-nemers te willen regelen, wat wettelijk ten andere niet mogelijk is. In de overheids-sector daarentegen gebeurt dit wel. Er bestaat ook niet zoiets als het VBO van de openbare werkgevers, dat uit één naam spreekt. Voor het overleg in de openbare sector is dit een belangrijke handicap.

Sinds 1962 is in de openbare sector de praktijk van tweejaarlijkse collectieve onder-handelingen gangbaar. Onderhandelen over sociale programmaties gebeurt zowel op overkoepelend als op sectoraal vlak. In tegenstelling tot de privésector hebben de collectieve akkoorden in de openbare sector geen juridische waarde. Het zijn politieke engagementen van de overheid die om verscheidene redenen nochtans uiterst belangrijk zijn. Ze zijn uitgegroeid tot instrumenten die toelaten verbeterin-gen te realiseren op de meest uiteenlopende aspecten van de arbeidsvoorwaarden: niet alleen bezoldiging, maar ook loopbanen, pensioenen, administratief statuut, arbeidsduur, verlofregelingen, sociale verhoudingen, … Probleem is wel dat de overheid de sociale akkoorden die ze zelf afsluit dikwijls slechts met bijzonder veel vertraging uitvoert. Dit leidt tot onnodige problemen.

Page 289: Onmisbaar Openbaar

288 ONMISBAAR OPENBAAR

De verschillen tussen de openbare en privésector nemen niet weg dat in de syn-dicale aanpak er vaak wisselwerking is tussen de openbare en de privésector. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting:

• Bij de opstelling rond interprofessionele thema’s.• Via de sociale zekerheid en de algemene sociale wetgeving. meerdere tak-

ken van de sociale zekerheid zijn zowel van toepassing op de openbare en als op de privésector en zelfs indien er verschillende regelingen gelden, zoals inzake arbeidsongevallen, stralen evoluties in de ene sector af op de andere. Hetzelfde geldt voor de arbeidsovereenkomstenwet. De Nationale Arbeidsraad kan zelfs adviezen uitbrengen die betrekking hebben op zowel de privé- als de openbare sector, ook al gebeurt dit in praktijk omzeggens niet. De reglementering inzake loopbaanonderbreking of deeltijds werken in de openbare sector werkt inspirerend voor de privésector.

• Bij de opstelling tijdens onderhandelingen over collectieve arbeidsovereen-komsten. Ontwikkelingen in de privésector gelden als inspiratiebron voor de openbare sector en soms ook wel eens omgekeerd.

intersectorale aanpak?

Door de intersectorale overeenkomsten is het mogelijk een meer verdelende rechtvaardigheid te doen heersen bij de vastlegging van de arbeidsvoorwaarden. Sterke sectoren met stevige syndicale slagkracht zouden zeker op eigen houtje de arbeidsvoorwaarden voor het personeel kunnen verbeteren. Zonder algemene akkoorden zouden sectoren waar de effecten van die vakbondsacties veel min-der voelbaar zijn, achterblijven. Die solidaire aanpak voorkomt ook dat openbare diensten afglijden in corporatisme. Dit is nodig want corporatisme verzwakt on-vermijdelijk de syndicale greep op de algemene problemen en schept een reflex met oogkleppen.

De afgelopen jaren heeft het globaal overleg gelden onder het gebrek aan samen-hang tussen openbare werkgevers. Door de staatshervorming kunnen de globale akkoorden voor het geheel van het overheidspersoneel maar tot stand komen wan-neer een akkoord bereikt wordt tussen de vakbonden langs de ene kant en meer-dere regeringen langs de andere kant. Het gaat daarbij om de federale, Vlaamse, franse, Waalse, Brusselse en Duitse deelregering.

Page 290: Onmisbaar Openbaar

8. PERSONEELS AANTALLEN EN STATuTEN 289

Tussen de vakbonden en al die verschillende regeringen is daarom in oktober 1989 overeengekomen welke materies verder op het overkoepelend vlak zullen worden behandeld. Dit gaat vooral om het principe van de index, de regels van de sociale zekerheid, meer bepaald de kinderbijslag, arbeidsongevallen, beroepsziekten en de regeling inzake afwezigheden ingevolge ziekte. Dit geldt eveneens voor de pen-sioenen. De afspraak was toen ook dat algemene lineaire verhoging, verhogingen op vlak van vakantiegeld, eindejaarstoelagen, gewaarborgd loon, haard- en stand-plaatstoelagen, de maximale arbeidsduur, het minimum aantal dagen vakantiever-lof en een aantal kwesties samenhangend met algemene sociale wetgeving (zoals de wet op loopbaanonderbreking en vormen van deeltijds werk), op het algemene vlak zouden worden geregeld.

De politieke problemen rond de staatshervorming wegen sterk op het overkoepelend overleg in de openbare sector. De jongste jaren kregen we, zelfs met de grootste soepelheid in syndicale opstelling, het globaal overleg bij wijze van spreken met geen stokken vooruit. De vakbonden hebben geprobeerd dit op te vangen door intern meer afspraken te maken bij de uitwerking van eisenbundels. Maar erg ef-fectief is dit als werkmethode niet.

Het is zeer de vraag of de verschillende overheden samen de komende jaren nog het belang zullen inzien van globaal overleg. De centrifugale krachten zullen mogelijks nog toenemen. Een goed werkend globaal overleg zou nochtans de gangmaker kunnen zijn voor de modernisering in de openbare sector. Wanneer voor de privésector belangrijke problemen moeten worden aangepakt, staat een arsenaal aan technieken klaar: continue voorbereiding in de Nationale Arbeidsraad en Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, de Studiecommissie voor de Vergrijzing, overlegmogelijkhe-den via het paritair beheer van de sociale zekerheid, de strategische advies- en overlegraden op Vlaams niveau, … Het zijn telkens instrumenten die toelaten kwesties goed te onderzoeken en te laten rijpen. In de overheidssector bestaan die mogelijkheden niet terwijl ze wel degelijk nodig zijn indien men de openbare sector in goede banen wil leiden.

sociale conflicten

Jarenlang hebben juristen zich gebogen over de twistvraag of stakingen in de open-bare sector al dan niet wettelijk kunnen. De klassieke juridische school argumen-

Page 291: Onmisbaar Openbaar

290 ONMISBAAR OPENBAAR

teert soms dat stakingen in de openbare sector strijdig zijn met de principes van de continuïteit van openbare diensten. De sociale werkelijkheid laat zich nochtans niet vatten in dergelijke juridische principes.

Niemand kan eromheen. Stakingen in de openbare sector worden anders ervaren dan in de privésector. Collectieve nutsfuncties worden immers onderbroken met effecten op een zeer grote groep burgers, bedrijven en instellingen die buiten het conflict staan. Als vakbond kennen we de weerslag van de acties op de bevolking. Precies daarom hanteren we de staking enkel als ultiem drukkingsmiddel. Wanneer er dan gestaakt wordt, willen we dit telkens ook zo organiseren dat het brede pu-bliek de nodige voorzorgen kan nemen om zich in te dekken tegen een aantal ne-gatieve effecten.

Het ACV stelt het sociaal overleg voorop. Sociale vooruitgang valt echt niet zo maar uit de lucht. Het vergt meestal moeizame onderhandelingen. In een hele reeks ge-vallen zijn de rechten van werknemers slechts gerealiseerd of gevrijwaard door ze af te dwingen via krachtdadige vakbondsacties, stakingen inbegrepen. Dit komt omdat de overheid zich vaak reactief opstelt in plaats van problemen meer proac-tief te benaderen en oplossingen te laten rijpen.

liberale scherpslijpers voeren graag aan dat er in de openbare sector beter een regeling van minimale dienstverlening wordt ingevoerd. Een dergelijke opvatting is een misvatting. Pleitbezorgers van minimale dienstverlening zoeken eigenlijk maar mogelijkheden om zich niets te moeten aantrekken van volwaardig sociaal overleg. Wanneer werknemers op hun werk slachtoffer zijn van gewelddaden, zoals meer-maals is gebeurd in gevangenissen of het openbaar verover, en de werkgever blind blijft voor problemen, hoe wil men dan verwachten dat mensen dan niet reageren? Wanneer men ervaart dat problemen slechts worden erkend en aangepakt naar-mate het personeel in staking gaat, hoe kan men dan verwachten dat de sociale vrede gevrijwaard blijft? De overheid heeft als werkgever al te vaak de kop in het zand gestoken en reële problemen miskend.

Om de sociale relaties op een betere leest te schoeien hebben vakbonden en over-heden in 2010 een akkoord uitgewerkt over de sociale dialoog en de conflictbe-heersing in de openbare sector. Het voorziet in:

• een reeks schikkingen om het verloop van de onderhandelingen zowel op overkoepelend vlak als in de verschillende sectoren te verbeteren;

Page 292: Onmisbaar Openbaar

8. PERSONEELS AANTALLEN EN STATuTEN 291

• afspraken met het oog op een betere uitvoering van gemaakte akkoorden zodat wordt verholpen aan de problemen die in het verleden meermaals op dit vlak zijn vastgesteld en die aanleiding gaven tot sociale conflicten;

• een duidelijke procedure betreffende de voorafgaande aankondiging van acties;

• de mogelijkheid om een sociale bemiddelaar in te schakelen om zo sociale conflicten in de overheidssector maximaal te voorkomen.

Het geheel moet toelaten de sociale verhoudingen in de openbare sector te verbe-teren en sociale conflicten maximaal te voorkomen.

Page 293: Onmisbaar Openbaar
Page 294: Onmisbaar Openbaar

99 . m O r G e n

a a n d e s L aG

Page 295: Onmisbaar Openbaar

294 ONMISBAAR OPENBAAR

Page 296: Onmisbaar Openbaar

9. mORGEN AAN DE SlAG 295

In landen met sterke instituties hebben hogere overheidsuitgaven voor goederen en lonen de neiging bij te dragen tot sneller vooruitgang in de human development index.

uNDP, HuMAN DEVELOPMENT REPORT 2010

Evoluties zijn geen fataliteiten die vanzelf tot stand komen. Ze zijn het resultaat van beslissingen die we nemen, van het discours dat wordt opgehangen en de keuzes die we maken.

De openbare sector en collectieve diensten zijn innig vervlochten met ons leven van iedere dag en zijn erg belangrijke instrumenten die vorm geven aan onze samen-leving. De overheid en openbare diensten zijn echter ook vaak voorwerp van kri-tiek. Weinigen nemen de verdediging op van de openbare sector en van collectieve voorzieningen. Nochtans, ‘wie niet van de Staat houdt, moet Somalië maar eens bezoeken’, zegt francis fukuyama, die als neoconservatieve socioloog en politico-loog beslist geen collectivist is.

In ons land worden veel middelen besteed via de overheid, de sociale zekerheid en collectieve voorzieningen. Ze vertegenwoordigen globaal genomen, nagenoeg de helft van de waarde van onze economie. Het is populair om dit in vraag te stellen. Het verhaal over de vele zware fiscale en parafiscale lasten gaat er bij velen in als zoete broodjes. De media speelt er gretig op in: half juni is het ‘Tax Freedom Day’. Dit is de dag waarop de Belg eindelijk al zijn belastingen voor dat jaar heeft be-taald, daarna werkt hij opnieuw voor eigen rekening, zo titelen de media. Te veel mensen begrijpen niet dat een dergelijke voorstelling van zaken slechts een gevaar-lijk pleidooi is voor de afbouw van de verzorgingsstaat, voor meer ongelijkheid en voor meer eigenbelang. Wanneer collectieve voorzieningen worden afgebouwd zijn de gewone mensen er het slachtoffer van en niet de toplaag van de bevolking.

Page 297: Onmisbaar Openbaar

296 ONMISBAAR OPENBAAR

Mensen vergeten ook dat de bijdrage tot collectieve voorzieningen ongelijk is ver-deeld: bedrijven betalen in ons land gemiddeld slechts 13 % belastingen en vieren ‘Tax Freedom Day’ al vanaf half februari. Voor renteniers is dit zelfs nog vroeger.

Als burger moeten we beseffen dat aan elke privatisering op een of andere manier een prijskaartje hangt. De ‘factuur’ komt alleen op een andere manier: via hogere verzekeringspremies, hogere prijzen voor energie, hogere persoonlijke kosten voor wie onderwijs volgt, gebruik maakt van gezondheidsvoorzieningen, in een rusthuis wordt opgenomen of gebruik maakt van een andere dienstverlening of voorzie-ning, … De ervaring leert dat de prijs van collectieve voorzieningen na privatisering in veel gevallen finaal hoger uitvalt dan de kost voor openbare voorzieningen. Dit dringt echter bij velen onvoldoende door. men laat zich dikwijls liever leiden door oneliners bedacht door spindoctors dan door een debat ten gronde op basis van een maatschappelijke kosten-batenanalyse.

Het Human Development Report dat eind 2010 door de Verenigde Naties werd uit-bracht, onderzocht op basis van de evolutie in 111 landen en over een periode van de afgelopen 40 jaar, de factoren die aan de basis liggen van de menselijke ont-wikkeling. Het rapport stelt vast dat economische groei en menselijke ontwikkeling afhangen van verschillende variabelen, zoals handel, buitenlandse investeringen en de kwaliteit van de instellingen. In landen met sterke instituties dragen hogere overheidsuitgaven voor goederen en lonen gemakkelijker bij tot een snellere voor-uitgang in de development index. Tegelijk bestaat een sterk negatief verband tus-sen ongelijkheid en menselijke ontwikkeling. Een daling van de ongelijkheid leidt tot een beter ontwikkelingsniveau, waarbij fiscaliteit een vitale hefboom voor meer gelijkheid vormt. Overheidsuitgaven zijn volgens dit rapport een nog sterker instru-ment dan de fiscaliteit. Progressieve sociale uitgaven hebben een groter distributief effect dan de belastingen.

Onder invloed van internationale instellingen, financiële groepen, diverse denktanks (die zich graag onafhankelijk noemen) is de afgelopen jaren op verschillende fron-ten een neoliberaal beleid gevoerd. We hebben aangegeven dat de eenvoudige en optimistische verwachtingen die voorstanders van privatisering en liberalisering voorhouden onterecht zijn. Te veel praktijkvoorbeelden tonen aan dat die neoli-berale aanpak de beloftes niet waarmaakt. Zeker sinds de economische crisis van 2008 blijkt hoezeer het neoliberale model is mislukt. marktwerking is belangrijk om een economische dynamiek te ontwikkelen, maar marktwerking volstaat niet om menselijke vooruitgang te bereiken. Ook zaken zoals rechtvaardigheid, billijkheid,

Page 298: Onmisbaar Openbaar

9. mORGEN AAN DE SlAG 297

algemeen belang en duurzaamheid spelen een rol. marktwerking is daarenboven een erg slecht instrument om te zorgen voor publieke goederen, zoals veiligheid, gezondheid, onderwijs, … Dit alles hangt natuurlijk samen met het maatschappij-beeld dat men voorstaat: geven we daarin voorrang aan het ‘eigen ik’ en het ‘nu’ of kijken we meer toekomstgericht en naar de samenleving als geheel? Willen we leven in omheinde getto’s (fysiek en mentaal), of in een open samenleving?

De neoliberale kant speelt graag in op gemeenplaatsen en idee-fixen waarmee de openbare sector traditioneel wordt geconfronteerd. men zou die aanpak echt moeten opgeven en de openbare sector beschouwen als een hefboom voor onze economie en samenleving. Naast onze grijze hersencellen, biedt een goed werkende openbare sector een strategisch voordeel aan ons land. Onze samenleving heeft geen belang bij gekibbel over collectieve diensten maar heeft nood aan een constructieve blik op de rol van de openbare sector.

mensen meer bewust maken van het belang en de rol van de openbare sector en collectieve diensten is niet eenvoudig. Als we dit maatschappelijk draagvlak niet kunnen versterken, lopen we nochtans het risico om steeds meer overgeleverd te worden aan de resultaten van lobbywerk van allerlei groepen, zoals dit nu reeds het geval is op het niveau van Europa en in de Verenigde Staten.

De overheidssector moet het hoofd bieden aan een soort ingebakken wantrouwen. Wanneer bijvoorbeeld de VRT goed werk levert en zelfs de concurrentiestrijd met privézenders wint, waarom kunnen we dit dan gewoon niet beschouwen als een sterk punt en een blijk van vertrouwen in het vermogen van de openbare zender om op een dynamische manier te werken? Als Electrabel (GDF-Suez) in ons land een quasi energiemonopolie bezit, wordt dit omzeggens niet in vraag gesteld en houdt de situatie aan. Is een succesvolle overheidsinstelling voor sommigen dan principieel een probleem?

Het Europees beleid rond ‘economic governance’, waarbij de nadruk ligt op het inperken van overheidsuitgaven is zorgwekkend. Indien de bevolking voortdurend en op allerlei manieren de boodschap krijgt dat de openbare sector te groot en te duur is, zullen mensen, ten onrechte, op termijn effectief geloven dat de afbouw van collectieve voorzieningen hun belangen dient.

Beter kunnen omschrijven en beleven wat we verwachten van de openbare sector moet ons toelaten bewuster om te gaan met de rol van de overheid en van open-

Page 299: Onmisbaar Openbaar

298 ONMISBAAR OPENBAAR

bare diensten. Want zoals Aimé Heene stelt, ‘vroeg of laat zal elke dienst verleend of beschikbaar gesteld door de overheid verdwijnen indien de maatschappij er niet langer de legitimiteit ervaart’.117 Als we weten wat we willen, kunnen we ook gemak-kelijker uitmaken hoe we dit doel willen of kunnen bereiken.

Ook al staat het belang van overheidsoptreden en collectieve voorzieningen vast, toch moet men er ook kunnen op rekenen dat de overheid haar taken goed uitoefent en de middelen optimaal besteedt. Voor velen vertaalt zich dit in een goede dienst-verlening en in een snelle afhandeling van administratieve procedures. Vandaag krijgt de invalshoek van de efficiëntie in het overheidsoptreden verhoudingsgewijs veel aandacht. Alsof dit inderdaad primordiaal zou zijn. Collectieve diensten mag men niet benaderen vanuit slagzinnen over de overheid die efficiëntiewinsten moet boeken. men mag ook niet denken dat alles financieel neutraal becijferbaar is. men moet daarentegen concreet bekijken waar en hoe de werking performanter en ef-ficiënter moet en kan.

Ons basisuitgangspunt overstijgt het efficiëntiedebat: collectieve diensten moeten bijdragen tot een maatschappelijk doel dat wordt nagestreefd. Precies vanuit dit maatschappelijk belang is ‘de politiek’ zo belangrijk, want de politiek beslist over de opties en stuurt de ‘publieke zaak’ aan. We hebben er dus alle belang bij dat de juiste opties worden genomen. Tegelijk leert de praktijk dat zelfs de beste be-doelingen niet volstaan om maatschappelijke doelstellingen in realiteit te brengen. Er moet voortdurend rekening worden gehouden met onverwachte effecten. We hebben dit geïllustreerd aan de hand van het punt over de sociale ongelijkheid in het onderwijs, over het fameus matteüseffect dat speelt bij sommige voorzieningen, over het toenemend probleem van armoede, … Er zijn ook situaties die worden ge-kenmerkt door een gebrek aan beleidsmatige aansturing. Denk bijvoorbeeld aan ons betoog in de hoofdstukjes over milieu, civiele veiligheid, justitie, infrastructuur en overheidsbedrijven. Het is echter lang niet allemaal kommer en kwel. Dag aan dag worden ook opdrachten waargemaakt en komen mooie realisaties tot stand. Er is nood aan meer promotoren die ze in de ‘picture’ plaatsen en de mensen er bewust van maken. Het maatschappelijk belang en de meerwaarde van de over-heid en collectieve voorzieningen voor de samenleving in haar geheel moet meer worden geduid en verdedigd.

Men spiegelt ons dikwijls voor dat de openbare sector star vast zit aan bestaande si-tuaties. Er zou te weinig dynamiek zijn, te weinig veranderingen ten goede. Die kritiek is in sommige gevallen terecht en begrijpelijk. In andere situaties zetten overheids-

Page 300: Onmisbaar Openbaar

9. mORGEN AAN DE SlAG 299

diensten prima prestaties neer. De komende jaren zal de openbare sector nog stevig veranderen en die veranderingen moeten goed worden aangestuurd. Niet vanuit ideologische dogma’s, wel in functie van de behoeften en resultaten op het terrein.

men oppert gemakkelijk dat de overheidsvakbonden veranderingen in de openbare sector afremmen en verhinderen. Sommigen beschouwen het statuut van het per-soneel als een hinderpaal. We zetten ons uitdrukkelijk af tegen die voorstelling van zaken. ACV-Openbare Diensten wil mee bouwen aan doelmatige en performante collectieve diensten. We doen dit eerst en vooral vanuit onze maatschappelijke visie. Tegelijk is een goed werkende openbare sector mee in het belang van het personeel. In het verleden hebben we voorstellen uitgewerkt met het oog op een beter werkende justitie, hebben we aangedrongen op een betere aanpak in de gevangenissen, in de fiscale administraties, bij Fedasil, op de hervorming van de civiele veiligheidsdien-sten, … Dit pleidooi krijgt dikwijls maar moeizaam gehoor. Wanneer hervormingen worden uitgewerkt, moet dit op een gedragen manier gebeuren, moet er betrok-kenheid zijn van het personeel en moeten de veranderingsprocessen goed worden begeleid. Zeker, ook beeldenstormers veranderen de wereld, doch wij geloven meer in een weloverwogen en gefundeerde aanpak ten gronde.

De komende jaren worden moeilijk voor de openbare sector en collectieve voorzie-ningen. De overheid zal gedurende de eerstkomende jaren bijzonder veel besparen om de gevolgen van het financieel-economisch debacle na de bankencrisis op te vangen. Inspelen op ontwikkelingen wordt daardoor meer dan vroeger een zaak van verschuivingen in de overheidsbestedingen. We vrezen hierbij dat budgettaire doel-stellingen onevenredig veel voorrang zullen krijgen. We moeten natuurlijk rekening houden met de economische situatie en de overheidsschuld verdwijnt ook niet vanzelf (ze is er ook niet vanzelf gekomen). De budgettaire doelstellingen mogen nochtans andere strategische objectieven niet wegduwen. Beter inspelen op de maatschappelijke behoeften en een zorgzame samenleving tot stand brengen, waar het goed leven is, blijft het uiteindelijke doel. Dit vergt een bekwaam geleide, toegewijde en zorgzame overheid. De werking van de overheid verder verbeteren, moet hiertoe bijdragen.

We hebben aangegeven dat collectieve dienstverlening hoe langer hoe meer een netwerkgebeuren wordt. Of het nu gaat over de toekenning van sociale rechten of van subsidies, over de correcte en vlotte inning van belastingen, het aanbieden van sociale voorzieningen, … diensten zullen meer moeten samenwerken en zullen steeds meer afhankelijk zijn van informatie komende van anderen. Tegelijk moeten we de komende jaren sterker inzetten op de kwaliteit van de dienstverlening.

Page 301: Onmisbaar Openbaar

300 ONMISBAAR OPENBAAR

Openbare diensten zullen in de toekomst anders werken dan vandaag. Dit biedt nieuwe perspectieven. We moeten er evenwel voor zorgen dat de publieke sector in de toekomst zijn rol blijft spelen. Daar ligt uiteindelijk de weg naar een betere en zorgzamere samenleving.

De ingrediënten voor goed werkende openbare diensten en collectieve voorzienin-gen zijn gekend. Het komt erop aan ze te operationaliseren. Dit einde is dus het einde niet, alleen beweging geeft perspectief.

Page 302: Onmisbaar Openbaar

101 0 .

b i b L i O G r a f i e

Page 303: Onmisbaar Openbaar

302 ONMISBAAR OPENBAAR

Page 304: Onmisbaar Openbaar

10. BIBLIOGRAfIE 303

ACV (2004, september). Schrijf je mee de toekomst van de openbare sector? ACV-Vakbeweging.

ACV-Openbare Diensten (2004). Belgische gevangenissen. Beheer, onderhoud, be-leid: adviezen voor een volgende regering.

ACV-Openbare Diensten (2010). Op zoek naar een aantrekkelijke werkgever. Brussel: Drukkerij Schaubroeck.

ACV-Openbare Diensten (2008). Tewerkstelling in de openbare sector, een dyna-misch gegeven.

Afonso, A., Schuknecht, l., & Tanzi, V. (2003). Public Sector Efficiency: An International Comparison. Germany: European Central Bank.

Ahonen, P., Polet, R., Kelly, m., larsson, T., Demmke, C., Bossaert, D., et al. (2000). Public Administration: in the New Millennium: Some European Scenarios. European Institute of Public Administration.

Albrecht, J. (2008). Slank, zwaarlijvig of onbegrensd? Een analyse van de publieke tewerkstelling in België tussen 2001 en 2007. Itinera Institute.

Atzmüller, R., & Hermann, C. The Liberalisation of Public Services and Its Effects on Employment, Working Conditions and Industrial Relations. Vienna: Working life Research Centre.

Auckaert, J., & Olislagers, E. Willen maar niet kunnen? De versterkte gemeenteraad ontrafeld. Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen.

Balanyá, B., Brennan, B., Hoedeman, O., Kishimoto, S., & Terhost, P. (2005). Reclaming Public Water. Achievements, Struggles and Visions from Around the World. Transnational Institute (TNI) & Corporate Europe Observatory (CEO), Brazil.

Page 305: Onmisbaar Openbaar

304 ONMISBAAR OPENBAAR

Bank, H. (2010). Corporate Interests behind New Public management. ESF 2010 Istanbul. Istanbul.

Bisciari, P., Eugène, B., & Van meensel, l. (2009). De werkgelegenheid bij de over-heid in België. NBB.

Bourdeaud’hui, R., & Vanderhaeghe, S. (2011). Wat maakt werk werkbaar 2004-2007-2010? Werknemers. Vlaamse Overheid. Brussel: SERV - Stichting Innovatie & Arbeid.

Bovens, m., & Wille, A. (2010). Diplomatiedemocratie: over de spanning tussen me-ritocratie en democratie. Amsterdam: Bert Bakker.

Bruynaert, K. (1992). De eerste beheerscontracten met de autonome overheids-bedrijven: een analyse. De Gids op Maatschappelijk Gebied , pp 769-785.

Buffel, l. (2010). Inleiding tot het themadossier “de budgettaire aspecten van de Belgische gezondheidszorg”. Documentatieblad, 70e.

Calderon, C., & Serven, l. (2004). The effects on infrastructure development on growth and income distribution. World Bank.

Cantillon, B. (2011). The Paradox of the Sociale Investment State. Growth, Employment and Poverty in the Lisbon Era. university of Antwerp. Antwerpen: Centre for Sociale Policy.

Cantillon, B., Ghyssels, J., Spiessens, K., & Vercammen, K. (2010). De sociale gelaag-heid van het gebruik van verlofstelsels voor kinderen. Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck. Antwerpen: universiteit Antwerpen.

Carton, A., & Pauwels, G. Verantwoordelijkheden voor de overheid? Ja! Prestaties van de overheid? De Vlaamse mening is verdeeld. Studiedienst van de Vlaamse Regering. Brussel: De Vlaamse Overheid.

CEEP. (2010). Mapping of the Public Services, Public Services in the European Union & in the 27 Member States.

Page 306: Onmisbaar Openbaar

10. BIBLIOGRAfIE 305

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven . (2010). Belastingsfraude in België. Sociaal-Economische Nieuwsbrief (Nr. 165), 3-20.

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven . (2009). Privatisering en de behoefte aan re-gulering. Sociaal-Economische Nieuwsbrief, 3-14.

Cipiano, S., & Van Haeperen, B. (2010). La fonction publique de la Wallonie. Institut Wallon de l’évaluation, de la prospective et de la statistique.

Clerfayt, B. (2011). Strijd tegen fiscale fraude: Resultaten 2010, acties en vooruit-zichten. Persconferentie. Brussel: FOD Financiën.

College van de Ombudsmannen Pensioenen. (2011). Jaarverslag 2010. Brussel.

Coussens, D. (2009). Ambtenaren boven: de sociaalrechtelijke voordelen van het ambtenarenstatuut getoetst aan het statuut van de werknemer. thesis, Gent: uGENT.

Daems, H. (2010). Een weerbarstig begrip. Enkele reflecties over het concept en de praktijk van het industrieel beleid. Leuven: Vives.

Darby, J., & melitz, J. (2008). Social Spending and Automatic Stabilisers. Paris: OECD.

De Batselier, N. (2009). macroschets van de evolutie van de personeelsaantallen binnen de overheidssector in België. Studiedag VVBB. Brussel: Nationale Bank België.

De Blander, R., & Nicaise, I. (2005). Maatschappelijke keuzen, structurele armoede en sociale kost. Hoger Instituut voor de Arbeid.

De Bue, T. (2008). Een analyse van uitgaven- en ontvangenstentrends in het kader van het stabiliteits- en groeipact. Documentatieblad, 68.

De Cock, J. (2010). Performantie van het Belgische gezondheidssysteem. Eerste stap-pen naar het meten, … Brussel.

De Cuyper, P., lamberts, m., & Pauwels, F. (2010). De efficiëntie, effectiviteit en im-pact van het Vlaamse inburgeringsbeleid geëvolueerd. K.u. Leuven.

Page 307: Onmisbaar Openbaar

306 ONMISBAAR OPENBAAR

De Grauwe, P. (2006). Waar gaat het naartoe met onze economie? Tielt: Lannoo.

De Rynck, F. (2011). De draaglijke lichtheid van het gemeentedecreet. Tussen politici en ambtenaren. Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen.

De Schepper, G., & Verlet, D. (2010). Workshop ‘Crisis als uitdaging bij bestuurlijke hervormingen in een post-NPm context’. Op naar een (nog) beter bestuur-lijk beleid in Vlaanderen: de crisis als gangmaker of rem?, (p. 38). leuven.

De Velder, S., & De Cnuydt, I. (2009). Economie vandaag 2009. Gent: Academia Press.

De Vil, G., Fasquelle, N., Festjens, m.-J., & Joyeux, C. (2011). Welvaartsbinding van sociale en bijstandsuitkeringen. federaal Planbureau.

De Witte, K., & moesen, W. Roergangers zonder peillood, over het valoriseren van intercommunales. leuven: Centrum voor Economische Studiën.

De Witte, K., & moesen, w. (2007). Sizing the Government. Leuven: K.u.Leuven.

Decoster, A., & De Swerdt, K. (2008). Twee Belgische vaktaksvoorstellen doorgelicht, Leuvense economische standpunten.

Delmotte, J., Sels, l., Vandekerckhove, S., & Vandenbrande, T. (2010). Een onder-zoek op basis van de Vacature Salarisenquête 2008. Leuven: Steunpunt Werk en Sociale Economie.

Deloitte. (2010). Studie over de gelijke behandeling van rechthebbenden, werkgevers en belsastingsplichtigen. Conclussies en aanbevelingen. Staatssecretariaat voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding.

Demuzere, S. (2011). Determinanten van het gebruik van kwaliteitsmanagement-technieken in Vlaamse overheidsorganisaties (2007-2011). K.u.Leuven.

Departement Onderwijs en Vorming. (2011). Vroegtijdig schoolverlaten in Vlaanderen. Reflecties over monitoring. Brussel.

Departement werk en sociale economie. (2010). Beleidsbarometer 2010. De Vlaamse sociale economie. Brussel: Vanderpoorten, Dirk.

Page 308: Onmisbaar Openbaar

10. BIBLIOGRAfIE 307

Desmet, K. (2010). Het belang van de productiviteitsgroei in de dienstensector. leuven: Vives Briefings.

Devlies, C. (2010). Belgen worden steeds gelijker voor de wet. Persbericht, Brussel.

Dumont, m. (2008). Wages and Employment by Level of Education and Occupation in Belgium. Brussel: federal Planning Bureau.

Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (2010). Een eerste stap naar het meten van de performantie van het Belgische gezondheidszorgsysteem.

Elchardus, m. (2002). De dramademoctratie. Lannoo.

ENWHP (2002). Report on the Current Status of Workplace Helath Promotion in the Public Administration Sector.

Ernst & Young. (2010). Government as best in class shareholder.

Ernst & Young. (2009). Lessen voor verandering. Van crisisbeheersing tot vernieuwing met het oog op een duurzame toekomst binnen de publieke sector.

Eugène, B. (2008). The Efficiency Frontier as a Method for Gauging the Performance of Public Expenditure: A Belgian Case Study. Nationale Bank van België.

Eurofound. (2010). European Restructuring Monitor Quarterly. Dublin: Eurofound.

Eurofound. (2010). Financing and Operating Active Labour Market Programmes During the Crisis. background paper, Ireland.

Eurofound. (2010). Working Poor in Europe. Dublin.

Europese Commissie. (2011). EU-onderwijsverslag: goede vooruitgang maar meer inspanningen nodig om de doelstellingen te halen. Brussel.

Europese Commissie. (2011). Single Market Act. Twelve Levers to Boost Growth and Strengthen Confidence.

Europese Commissie. (2010). Eurobarometer 73. Public Opinion in the European Union. First Results. Brussel: TNS Opinion & Social.

Page 309: Onmisbaar Openbaar

308 ONMISBAAR OPENBAAR

Europese Commissie. (2010). Eurobarometer 74. Nationaal rapport België. Brussel: European Commission.

Eurostat. (2009). Panorama of Transport. European Commission. luxembourg: Office for Official Publications of the European Communities.

Eysackers, E. (2006). Indirect werkgelegenheid. De indirecte werkgelegenheid van de overheidsbedrijfstakken openbaar bestuur, defensie en onderwijs (1995-2001). Brussel: SERV.

Fasquelle, N., Weemaes, S., & Willemé, P. (2010). De gezondheidszorguitgaven: determinanten en projecties. Documentatieblad, 70e.

Federaal Planbureau. (2006). Reforming Network Industries: Experiences in Europe and Belgium. Brussels: federal Public Service Economy.

Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. (2010). De sociale zekerheid in een oog-opslag: Kerncijfers 2009. DG Sociaal Beleid. Brussel: FOD Sociale Zekerheid.

Federation of Enterprises in Belgium. (2009). Total Tax Contribution. PriceWaterhouse-Coopers.

Hoge Raad van Financiën. (2011). Evaluatie 2010 en begrotingstrajecten voor het Stabiliteitsprogramma 2011-2015. Hoge Raad van Financiën, Finan-cieringsbehoeften van de overheid.

Flecker, J., Hermann, C., Verhoest, K., Van Gyes, G., Vael, T., Vandekerckhove, S., et al. (2009). Privatisation of Public Services and the Impact on Quality, Employment and Productivity. Vienna: PIQUE.

fOD Justitie. Justitie in cijfers 2010. Brussel: fod Jusitie.

Geeraert, G. (2010). Privatisering kan, commercialisering is gevaarlijk. Weliswaar, 42-43.

Gerkens, S., & merkur, S. (2010). Belgium. Health System Review. federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg.

Page 310: Onmisbaar Openbaar

10. BIBLIOGRAfIE 309

Gibbs, T., Heywood, S., Penttinen, R., & Strickland, W. (2009). Delivering Public Sector Efficiencies. mcKinsey & Compagny.

Gobbin, N., & Ven, C. (2009). De welvaartsval. Kapellen: uitgeverij Pelckmans.

Goeminne, S., Smolders, C., & Decramer, A. (2009). Determinanten van belastings-tarieven in Vlaamse gemeenten. Documentatieblad, 69.

Goos, m., & Salomons, A. (2010). Kwalitatieve veranderingen in de banenstruc-tuur in Vlaanderen en België. Leuven: Steunpunt Werk en Sociale Economie.

Goos, m., & Salomons, A. (2010). Sectorale jobcreatie en jobdestructie in Vlaanderen. Leuven: Steunpunt Werk en Sociale Economie.

Hall, D. (2005). Evaluating the Impact of Liberalisation on Public Services. A Critique of the European Commission 2004 Report “Horizontal Evaluation of the Performance of Network Industries Providing Services of General Economic Interest”. London: EPSu.

Hall, D. (2010). Waste Management Companies in Europe 2009. PSIRu. London: EPSu.

Hall, D. (2010). Waste Management in Europe: Framework, Trends and Issues. PSIRu. London: EPSu.

Hall, D. (2010). Why We Need Public Spending. University of Greenwich: PSIRU.

Hall, D., & lobina, E. (2007). Water Companies in Europe 2007. London: PSIRu.

Hall, D. (2004). PPS: a Critique of the Green Paper. PSIRu. London: PSIRu.

Halt aan de carrousel van de jeugdhulp. Netwerk Jeugdhulp Waas & Dender.

Hamelinck, l. (2011, april). Openbare diensten in de branding. De gids op maat-schappelijk gebied.

Hamelinck, l., & Cox, l. (2011, maart). WSF 2011, Pleidooi voor internationale solidariteit. www.blurb.com

Page 311: Onmisbaar Openbaar

310 ONMISBAAR OPENBAAR

Hamelinck, l. (2009, november). Op zoek naar een efficiënte overheid. De gids op maatschappelijk gebied.

Hamelinck, l. (2007, april). Paars en ambtenarenzaken: op zoek naar beter be-stuur? De gids op maatschappelijk gebied.

Hamelinck, l. (2006). Openbare diensten - hefboom voor een toekomstgerichte aanpak. Over.Werk (Nr. 1-2).

Hamelinck, l. (2006, januari). Het VBO wil meer vissers, houthakkers en schaap-herders, … De gids op maatschappelijk gebied.

Hamelinck, l. (2003, mei) Copernicushervorming van de federale administratie. Een evaluatie. De gids op maatschappelijk gebied.

Hamelinck, l. (1997). Structurele veranderingen en arbeidsverhoudingen in de open-bare sector. In Verzelfstandiging, flexibilisering en arbeidsverhoudingen, Die Keure.

Happiness trends in 24 countries, 1946-2006. Internet appendix to Inglehart, Foa and Welzel, “Social Change, Freedom and Rising Happiness”, Journal of Personality and Social Psychology.

Heene, A. (1995). Bruggen naar de toekomst.

Herremans, W., & Vansteenkiste, S. (2010). Is jobmobiliteit bevorderlijk voor werk-zekerheid? Over loopbaanpatronen en hun effecten. Leuven: Steunpunt Werk en Sociale Economie.

Het grote televisiedebat & lezersenquête. (2008, juli 16). Knack, 38 (29/30).

Hoge Raad Van Financiën - Afdeling Financieringsbehoeften van de overheid. (2011). Evaluatie 2010 en begrotingstrajecten voor het stabiliteitsprogramma 2011-2015. Hoge Raad van Financiën.

Hogenbirk, S., & Princen, S. (2010). Het soortgelijk gewicht van Europese wetgeving.

Page 312: Onmisbaar Openbaar

10. BIBLIOGRAfIE 311

Holm-Hadulla, F., Kamath, K., lamo, A., Pérez, J. J., & Schuknecht, l. (2010). Public Wages in the Euro Area. Towards Securing Stability and Competitiveness. frankfurt: European Central Bank.

Hooghe, m. (2010). De legitimiteit van herverdeling. Samenleving en politiek.

Hooghe, m. (2010). Sociale cohesie in Vlaanderen. Consortium voor sociale cohesie indicatoren in Vlaanderen.

Hooghe, m., & Botterman, S. (2011). ‘One Size Fits All’? An Emperical Study into the Multidimensionality of Social Cohesion Indicators in Belgian Local Communities. K.u. Leuven.

Hoornaert, S. (2011). Verkeersindicatoren Hoofdwegennet Vlaanderen 2010. Antwerpen: Verkeerscentrum Vlaanderen.

IlO. (2003). Challenges and Opportunities Facing Public Utilities. Report for Discussion at the Tripartite Meeting on Challenges and Opportunities Facing Public Utilities. Geneva: International labour Office.

IlO. (2010). World Social Security Report 2010/11. Providing Coverage in Times of Crisis and Beyond. ILO.

ImF. (2011). Fiscal Monitor. Washington: ImF.

ImF. (2004). Public-Private Partnerships.

International Energie Agency. (2011). Clean Energy. Progress Report. Paris: IEA.

(2009). Internationale benchmarkstudie openbaar vervoer. studieopdracht, Vlaamse Overheid, Departement mobiliteit en Openbare Werken - Afdeling Beleid mobiliteit en Verkeersveiligheid.

Kabinet van Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Jo Vandeurzen. (2010). Naar een dementievriendelijk Vlaanderen. Dementieplan Vlaanderen 2010-2014. Brussel: Vlaamse regering.

Page 313: Onmisbaar Openbaar

312 ONMISBAAR OPENBAAR

Kampen, K.J., & Van de Walle, S. Het vertrouwen van de Vlaming in de overheid opgesplitst naar dimensies en indicatoren. K.u.Leuven.

Kapoor, S. The Financial Crisis - Causes & Cures. Brussels: European Trade union Institute.

Keirsebilck, D., & Gellynck, X. (2006). Socio-economisch belang van de watersector in Vlaanderen. Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, vakgroep landbouw-economie Afdeling Agro-marketing. Gent: uGent.

Keller, F., & Höferl, A. (2007). Fighting for Public Services: Better Lives, a Better World. ferney-Voltaire, france: Public Services International.

Ketelaar, A., manning, N., & Turkisch, E. (2007). Formules de gestion de la haute fonction publique axées sur les performances. Les expériences respectives de l’OCDE et de différents pays. OCDE.

Keune, m., leschke, J., & Watt, A. (2008). Introduction: Liberalisation, Privatisation and the Labour Market. ETuI.

Konings, J. (2011). Fiscale autonomie en het beheersen van de overheidsuitgaven. Leuven: Vlaams Instituut voor Economie en Samenleving.

laloy, l. (2009). L’emploi public belge dans une perspective internationale. Bruxelles: Federaal Planbureau België.

leterme, Y. (2009). Het Rijnlandmodel. Voor een duurzame en sociale welvaart. Leuven: uitgeverij van Halewyck.

lethbridge, J. (2011). Care Services for Older People in Europe - Challenges for Labour. PSIRu. London: EPSu.

lievens, J., & Waege, H. (2010). Participatie in Vlaanderen. Acco.

Lisbon Council. Human Capital Leading Indicators: How’s Europe’s Regions and Cities Can Drive Growth and Foster Social Inclusion.

luts, m., & Hondeghem, A. (2009). De efficiënte overheid geanalyseerd. Sampoi, 4-14.

Page 314: Onmisbaar Openbaar

10. BIBLIOGRAfIE 313

maebe, m. (2011, april). BBC-Klaar voor de start …? BinnenBand (Nr.72).

magazzino, C., & Forte, F. (2010). Optimal size of Government and Economic Growth in EU-27. munich: munick Personal RePEc Archive.

marx, S., Ramioul, m., & Sels, l. (2004). Wordt de bandwerker winkeljuffrouw. Brussel: Steunpunt ondernemerschap ondernemingen en innovatie Vlaamse Overheid.

(2004). Meeting the MDG Drinking. Water and Sanitation target. A Mid-Term Assessment of Progress. unicef, World Healt Organization, Zwitserland.

MIRA-Indicatorrapport 2010. (2011). Brussel: Vlaamse milieumaatschappij.

mobiliteit - De maatschappelijke dimensie in beeld. (2010). CRB (157).

(2009). Mobiliteitsvisie De Lijn 2020.

moens, D. (2010). Bestedingen voor gezondheidszorg in België gezien in een inter-nationaal perspectief. Documentatieblad.

moesen, W., Van Puyenbroeck, T., & Van Rompuy, V. (2007), Handboek openbare financiën, Economie en overheid. Leuven: Acco

mORA. (2009). Mobiliteitsrapport van Vlaanderen. Brussel: MORA.

Nationale Bank van België. (2010). Nationale rekeningen. Rekeningen van de over-heid 2009. Brussel: NBB.

Nationale Bank van België. (2010). Verslag 2010 - Economische en financiële ont-wikkeling. Brussel: NBB.

Nautet, m., Van Cauter, K., & Van meensel, I. (2010). Tendensen inzake belastingen op de activa van de particulieren. NBB: Economic Review.

(2008). Next steps in Measuring the Efficiency and Effectiveness of Public Spending. Europese Commissie.

Nicaise, I. Van onderwijsvoorrang tot gelijke onderwijskansen (GOK): wat leert het onderzoek? K.u.Leuven.

Page 315: Onmisbaar Openbaar

314 ONMISBAAR OPENBAAR

Nicaise, I., Nyssens, m., & marée, m. (2005). Sociale economie, maatschappelijke integratie en algemeen belang. Gent: Academia Press.

Noppe, J., Vanderleyden, l., & Callens, m. (2011). De sociale staat van Vlaanderen 2011. BRuSSEL: Studiedienst van de Vlaamse Regering.

OECD. (2010). Education at glance. Paris.

OECD Forum on Tackling Inequality . (2011). Growing Income Inequality in OECD Countries: What Drives it and How Can Policy Tackle it?, (p. 14). Paris.

OECD. (2010). Government at a Glance-2010. Ways of delivering public services. Paris.

OESO. (2010). Banen voor de toekomst creëren. Een leidraad voor de wederop-bouw van duurzame werkgelegenheid op lokaal niveau. Local Economic and Employment development Programme. Parijs: OESO.

OESO. (2007). Public Employment and Management Working Party. Parijs: OESO.

O’Farrell, R. (2010). Wages in the Crisis. European Trade union Institute.

Pacolet, J., & Strengs, T. (2011). De kost van fiscale en parafiscale uitgaven en ont-wijking in België. HIVA.

Pacolet, J., Van Opstal, W., & Borhgraef, m. (2003). Wie betaalt de social pro-fit in Vlaanderen? Proeve tot sateliet. leuven: Vereniging voor Social Profit Ondernemingen.

Peeters, J. (2009). lessen uit de vermarkting van de kinderopvang. POW ALERT , 35 (Nr. 5), 31-37.

Peeters, N., Janvier, R., & Van Dooren, W. (2010). De rechtspositie van Vlaamse ge-meenten anno 2010. Het rechtspositiebesluit als middel of doel? Bestuurlijke organisatie Vlaanderen.

Pérez, J.J., & Sànchez, A.J. (2010). Is There a Signalling Role for Public Wages? Evidence for the Euro Area Based on Macro Data. frankfurt: European Central Bank.

Page 316: Onmisbaar Openbaar

10. BIBLIOGRAfIE 315

Pilochowski, E. (2007). OECD Reviews of Human Resource Management in Government. Belgium: Brussels-Capital Region, Federal Government, Flemish Government, French Community, Walloon Region. Paris: OECD.

Platteau, E., & Hondeghem, A. Leeftijdsbewust personeelsbeleid in de praktijk. Een kwantitatief onderzoek bij Vlaamse steden en OCMW’s. Bestuurlijke organi-satie Vlaanderen.

Pollit, C., & Bouckaert, G. (2000). Public Management Reform. A comparative ana-lysis. unites States: Oxford university Press.

Ponsaers, P. Bijzondere inspectiediensten: onderzoek naar hun verbaliseringsgedrag. Federale diensten voor wetenschappelijke technische en culturele aangele-genheden.

(2010). Public Finances in EMU. Directorate-General for economic and financial affairs. Brussel: European Commission.

Rekenhof. (2011). Beheer van de fiscale achterstand. Verslag van het Rekenhof aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Brussel.

Rekenhof. (2011). Toetsing van de vierde rapportage over alternatieve financiering en publiek-private samenwerking aan de aanbevelingen van het Rekenhof. Brussel: Vlaams Parlement.

Rekenhof. (2011). Toezichthouder voor de sociale huisvestiging. Brussel.

Rommel, J., & Verhoest, K. (2009). Regulering in Vlaanderen in kaart gebracht. Analyse van regulerende organisaties. Bestuurlijke organisatie Vlaanderen.

SARWWG. (2011). Maatschappelijk Verantwoorde Zorg. Brussel: Strategische Adviesraad Welzijn-Gezondheid-Gezin.

Schmitz, V., Hermans, E., Janssens, C., De Streel, A., & Deschamps, R. (2010). Comparaisons interrégionale et intercommunautaire des budgets de dépenses 2009 des entités fédérées. Namur: CERPE.

Page 317: Onmisbaar Openbaar

316 ONMISBAAR OPENBAAR

Schuermans, G., & De Bruecker, C. (2011). De federale ombudsman. Een brug tus-sen burger en overheid. Jaarverslag 2010, Brussel.

Sels, l., Herremans, W., Nuyts, J., & Vansteenkiste, S. (2010). De deadline bereikt, de doelen niet. Leuven: Steunpunt Werk en Sociale Economie.

SERV. (2011). Pact 2020. Prioriteiten in uitvoering. Brussel.

Services publics: le rôle du dialogue civil dans la fourniture de services economiques et sociaux de qualite. (2004). Conférence Conjointe Comité Economique et Social Européen - Conseil Economique et Social National d’Irlande. Comité économique et social européen.

Smets, D. (2009). Tevredenheid over gezondheidsvoorzieningen: positie van Vlaanderen in Europa en beïnvloedende factoren. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.

Sociale zekerheid erg schaars goed. (2010, november 17). De Tijd, p. 12.

(2011). Sociale Zekerheid. Alles wat je altijd al wilde weten. Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid.

Spanhove, J., & Verhoest, K. (2009). Coordinating top-Level Government Bodies in the Flemish Public Sector: Looking for Determinants. Berlin Potsdam: ECPR.

(2010). Special Eurobarometer 315, Wave 71.2. Social Climate. Brussels: European Commission.

Spinnewyn, H. (2006). Overheidsparticipaties in de marksector in België 1997-2003. federaal Planbureau.

Steen, T., van den Berg, C., van der meer, F., Overeem, P., & Toonen, T. (2005). Modernisering Governments in other countries. International comparison of processes of change in central government. university of Leiden.

Steen, V. d., Dicke, Karré, & Twist, V. (2010). De weg van het geld.

Stevens, D. (2009). Toezicht in de elektronische communicatiesector. Constitutionele en institutionele aspecten van de wijzende rol van de overheid. Larcier.

Page 318: Onmisbaar Openbaar

10. BIBLIOGRAfIE 317

Strategische Adviesraden (SAR). (2010). Van inzicht tot uitzicht? Inspiratiemoment voor vertegenwoordigers in strategische adviesraden. Brussel.

Stroobants, J., & Bouckaert, G. (2011). Efficiëntiewinsten in de publieke sector. Conceptualisering en het proces van meten, rapporteren en auditeren. Bestuurlijke organisatie Vlaanderen.

Studiedienst van de Vlaamse Regering. (2010). Flanders Outlook 2010. Brussel: Vlaamse Overheid.

Studiedienst van de Vlaamse Regering. (2011). Vlaamse armoedemonitor. Brussel.

Studiedienst van de Vlaamse Regering. (2010). VRIND 2010. Vlaamse regionale in-dicatoren. Brussel: Vlaamse Overheid.

Szwarcburt, O., & Carles, A. (2007). Assemblée mondiale des Elus et des Citoyens pour l’Eau (AmECE). L’eau, une question de democratie et de justice. Bruxelles, Parlement européen: ACTES.

Truyers, J. (2010). Programmatie en commercialisering van de intramurale opvang. Enkele gegevens t.b.v. de commissie WGZ van de Vlaamse Ouderenraad van 10 maart. Brussel: OKRA trefpunt 55+.

UNDP. (2010). Human Development Report 2010. New York.

Valenduc, C. (2008). Politique fiscale et positionnement des Etats dans une écono-mie globalisée. Documentatieblad, 68.

Van Buggenhout, m. (2010, mei 24). Wachtlijsten in woonzorgcentra: de weg naar meer transparantie. Retrieved februari 28, 2011, from Zorgbeheer.be: http://www.zorgbeheer.net/index.php?option=com_content&view=article&id=76

Van de Walle, S. (2005). measuring bureaucratic quality in governance indicators. EGPA Annual Conference, Study Group on Productivity and Quality in the Public Sector, Bern. Instituut voor de Overheid.

Van den Heuvel, K. (2010). Toegepaste Christendemocratie: het Rijnlandmodel. CEDER, studiedienst CD&V.

Page 319: Onmisbaar Openbaar

318 ONMISBAAR OPENBAAR

Van der linden, J. (2006). Hervorming van netwerkindustrieën in België: de macro-economische effecten. Brussel: federaal Planbureau.

Van Der linden, J. (2005). Markthervorming in netwerkindustrieën in België. Brussel: federaal Planbureau.

Van Dooren, W. MOGEN, KUNNEN, WILLEN, DOEN. De gemeentelijke rechtsposi-tieregelingen kritisch doorgelicht. Onderzoeksgroep management & Bestuur. Antwerpen: universiteit Antwerpen.

Van Dooren, W. (2005). The Rediscovery of Social Indicators in Europe and the USA: An International Comparison. Public Management Institute. Zwitserland: Katholieke Universiteit leuven.

Van Dooren, W., & Janvier, R. Wat kosten onze ambtenaren? Een internationaal ver-gelijkende analyse van de kostprijs van het personeel in de publieke sector. Onderzoeksgroep management & Bestuur. Antwerpen: Universiteit Antwerpen.

Van Dooren, W., & Van de Walle, S. (2008). Performance Information in the Public Sector: How it is Used? Houndmills: Palgrave.

Van Dooren, W., Thijs, N., & Sterck, m. (2006). Achter de cijfers. Aandachtspunten bij het vergelijken van overheden. Over.Werk, 19-28.

Van Gestel, K., Verhoest, K., & Voets, J. (2010). Bouwstenen voor de nieuwe ge-neratie PPS. Een analyse van 5 Vlaamse PPS-producten. Leuven: Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen (SBOV).

Van Gestel, K., Voets, J., & Verhoest, K. (2009). Samen in bad? PPS bij gemeentelijke zwembaden. Een vergelijkende analyse van twee cases. rapport: Bestuurlijke organisatie Vlaanderen.

Van Hecke, J. (2010). An inconvenient truth: langdurige psychiatrische zorg in Vlaanderen. 5e Vlaams geestelijk gezondheidscongres.

Van massenhove, F. De nieuwe overheid, in rood zonder roest, een sociaal-democratie voor de 21e eeuw. Leuven: uitgeverij Van Halewyck

Page 320: Onmisbaar Openbaar

10. BIBLIOGRAfIE 319

Van Rompuy, P. (2005). De houdbaarheid van de Europese welvaartstaat. Departement Economie. K.u.Leuven.

Van Rompuy, P. (2010). Het dalend aandeel van arbeid in het nationaal inkomen: oorzaken en gevolgen. Leuven: K.u.Leuven.

Van Roosbroek, S., & Bouckaert, G. (2009). Het gebruik en niet-gebruik van kwali-teitsmanagementtechnieken in de Vlaamse lokale besturen. Resultaten van de survey Management en Innovatie in lokale besturen. Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen.

Van Roosbroek, S., & Van de Walle, S. (2006). Werken aan de overheid: de mening van de burger. De resultaten van de vierde WADO survey van het Instituut voor de overheid. Instituut voor de overheid. K.U. leuven.

Vancorenland, S. (2010). Gezondheidsongelijkheid. Als rode draad doorheen de gezondheidsenquête 2008. De gids op maatschappelijk Gebied .

Vande lanotte, J. (2010). Vlugschrift over welvaart en geluk.

Vande lanotte, J., & Gennez, C. Alleen wie de toekomst zelf vorm, geeft, moet ze niet ondergaan. Intentieverklaring.

Vandenbroucke, f. Strategische Keuzes voor het sociale beleid.

Vandenhove, l. (2005). Cahiers van de senaat. Lokale overheden en (private) veilig-heid. Brussel: Editions Politeia uitgeverij.

Vanderbiesen, W. (2010). De Vlaamse centrumsteden in kaart gezet. Lokale arbeids-marktindicatoren en pendel als graadmeter van de lokale arbeidsmarktdyna-miek. Leuven: Steunpunt Werk en Sociale Economie.

VAPH-cel Zorgregie. (2010). Zorgregierapport 2010. Brussel: VAPH - cel Zorgregie.

Ver Heyen, W., Cortebeeck, V., & Van Gyes, G. (2000). De werknemer in de open-bare sector. Partner in de modernisering? Een enquête naar organisatiever-andering. Leuven: K.u.Leuven, Hoger instituut voor de arbeid.

Page 321: Onmisbaar Openbaar

320 ONMISBAAR OPENBAAR

Verhoest, K., Vervloet, D., & Bouckaert, G. (2003). Overheid, markt of non-profit? Onderbouwing van het maatschappelijk kerntakendebat. Gent: Academia Press.

Vermandere, C., Vandenbrande, T., Delmotte, J., Theunissen, G., & Sels, l. Genderloon-verschillen in België. Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen.

Verwimp, K. (2007, februari). Overheidsbedrijven: melkkoeien of paradepaardjes. De gids op maatschappelijk gebied, 17-22.

Vlaams Agentschap Zorg & Gezondheid. (2010). Het kwaliteitsbeleid van ziekenhui-zen en centra voor geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen.

Vlaanderen in Actie (2010). Pact 2020. Kernindicatoren nulmeting 2010. Vlaamse Overheid.

Watt, A. (2009). A quantum of solace? An assessment of fiscal stimulus packages by EU Member States in response to the economic crisis. Brussel: European Trade union Institute.

Watt, A., & leshke, J. (2010). How do institutions affect the labour market adjust-ment to the economic crisis in different EU countries? Brussel: European Trade union Institute.

Wilkinson, R., & Pickett, K. (2009). The spirit level: why equality is better for everyone.

Willems, T. (2003, juni). Energie én klimaat: de uitdaging voor de 21e eeuw. De gids op maatschappelijk gebied , 37-44.

Winters, S. (2011). Is wonen in Vlaanderen betaalbaar? De gids op maatschappe-lijk gebied , 24-30.

Zorgnet Vlaanderen. (2009). Zorg te koop? Brussel: Zorgnet Vlaanderen.

Page 322: Onmisbaar Openbaar

111 1 . N ot e N

Page 323: Onmisbaar Openbaar

322 onmisbaar openbaar

Page 324: Onmisbaar Openbaar

11. noten 323

1 special eurobarometer 315 Wave 71.2.

2 ernst & Young, Government as Best in Class Shareholder, 2010.

3 resultaten enquête Knack, 16 juli 2008.

4 rommel Jan & Verhoest Koen, Regulering in Vlaanderen in kaart gebracht: analyse van regulerende organisaties, Leuven, sboV, 2009.

5 Voor meer uitleg over de aanpak op Vlaams niveau: www.wetsmatiging.be

6 Zie de analyse van Herman Daems, Een weerbarstig begrip. Enkele re-flecties over het concept en de praktijk van het industrieel beleid. Vives, Leuven, 2010.

7 David, H., Why We Need Public Spending, psirU, University of Greenwich, 2010.

8 David, H., Why We Need Public Spending, psirU, University of Greenwich, 2010.

9 eurofound, Working Poor in Europe, 2010.

10 Lievens, J. & Waege, H., Participatie in Vlaanderen, acco, 2011.

11 oeso, Government at a Glance, Ways of delivering public services, Government outsourcing, 2010, p. 168.

12 Lisbon Council, Human Capital Leading Indicators: How Europe’s Regions and Cities Can Drive Growth and Foster Social Inclusion.

Page 325: Onmisbaar Openbaar

324 onmisbaar openbaar

13 Zie gegevens in de World Database of happiness: http://worlddatabaseof-happiness.eur.nl en World Value survey http://www.worldvaluessurvey.org/

14 Calderon, C.& Luis serven, L., The Effects of Infrastructure Development on Growth and Income Distribution, policy, research working paper n° Wps 3400, World bank, 2004.

15 british rail is in 1996 geprivatiseerd. in de jaren na de privatisering haalde de britse spoorwegen regelmatig het nieuws met ongelukken. De privé-maatschappijen investeerden te weinig in het onderhoud van de rails. Vanaf 2001 zijn vele miljoenen geïnvesteerd om de infrastructuur weer op peil te brengen. Het bedrijf dat de infrastructuur beheerde, network rail, is overgenomen door de staat.

16 piQUe-rapport, Privatisation of Public Services and the Impact on Quality, Employment and Productivity, h:/www.pique.at/

17 Jaarverslag raad van state, nederland, 2008.

18 estache & anderen, 2005.

19 Knack, 29 oktober 2008.

20 imF, Public-Private Partnerships, 12 maart 2004.

21 parlementair verslag over pps metronet, 2008.

22 Van Gestel, K., Voets, J. & Verhoest, K., Bouwstenen voor de nieuwe gene-ratie PPS. Een analyse van 5 Vlaamse PPS-projecten. sboV, Leuven, 2010.

23 Verslag namens de Commissie voor algemeen beleid, Financiën en begroting, Vlaams parlement, stuk 52 (2010-2011) nr. 2, 31 mei 2011.Het verslag rapporteert over pps projecten in de zorgsector (infrastructuur verzorgingsinstellingen), voor de bouw van sociale woningen, school-infrastructuur, diverse types van sportinfrastructuur, jeugdverblijfinfra-structuur, de missing links (ontsluiting luchthaven Zaventem, Kempense noord-Zuidverbinding, r4-Zuid te Gent, …) infrastructuur stelplaatsen en tramverleningen De Lijn, bouw van Vlaamse administratieve centra,

Page 326: Onmisbaar Openbaar

11. noten 325

financiering Serviceflats BEVAK, alsook de herwaardering en exploitatie van het baggerspeciedepot Callemansputte.

24 Column in De tijd, 2 maart 2011.

25 Hogenbirk, s. & princen, s., Het soortgelijk gewicht van Europese wetge-ving, bestuurskunde, 2010-1, pp. 71-79.

26 eurobarometer 74, nationaal rapport belgië, rubriek: ‘Het imago van de europese Unie’, najaar 2010.

27 artikel 14 en 106 van het Verdrag betreffende de europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de europese Unie, alsook het protocol (nr. 26) betreffende de Diensten van algemeen belang en artikel 36 van het Handvest van de Grondrechten van de europese Unie.

28 Van Dooren, W. & Van de Walle, s., Performance Information in the Public Sector: How it is Used?, Houndmills, palgrave, 2008.

29 augustinus, De Civitate Dei, 426.

30 Darby, J. & melitz, J., Social Spending and Automatic Stabilisers, oeCD, Cppr Discussion paper n° 18, 2008.

31 Van der steen, Dicke, Karré & Van twist, De weg van het geld, 2010, p. 25.

32 Hall, D., Why we need public spending, psirU, University of Greenwitch, 2010, p. 12.

33 bevindingen van het organisatie en adviesbureau twynstra Gudde.

34 Via de blog ‘onmisbaar openbaar’ brengen we berichten over de actu-aliteit rond de openbare sector. http://openbaresector.blogspot.com/

35 stroobants, J. & bouckaert, G., Sturende actoren bij publieke sector her-vormingen: case studies van Nederland en het Verenigd Koninkrijk, 2010, Vtom-Vlaams tijdschrift voor overheidsmanagement.

Page 327: Onmisbaar Openbaar

326 onmisbaar openbaar

36 pollitt, C. & bouckaert, G., Public Management Reform. A comparative analysis, Oxford, 2000, p. 28

37 Luc Hamelinck, Copernicushervorming van de federale administratie. Een evaluatie, De Gids op maatschappelijk Gebied, mei 2003.

38 Ver Heyen, W., Cortebeeck, V. & Van Gyes, G., De werknemer in de open-bare sector. Partner in de modernisering?, HiVa, 2000.

39 international energy agency, energy policies of iea Countries – belgium, 2009 review, 2010

40 stevens, D., Toezicht in de elektronische communicatiesector, Constitutionele en institutionele aspecten van de wijzigende rol van de overheid, Larcier, 2010

41 shared services zijn het in één entiteit samen brengen van gespeciali-seerde taken omwille van het schaalvoordeel dat hierdoor ontstaat.

42 pilichowski, e., OECD reviews of human resource management in gover-nment. Belgium: Brussels-Capital Region, Federal Government, Flemish Government, French Community, Walloon Region, oeCD, 2007.

43 Kamer van Volksvertegenwoordigers DoC 53 nr. 0444/002 van 3 febru-ari 2011

44 mira, Indicatorrapport 2010, http://www.milieurapport.be/

45 bruynaert, K., De eerste beheerscontracten met de autonome overheids-bedrijven: een analyse, De Gids op maatschappelijk gebied, 1992, pp. 769-785.

46 sociale zekerheidsinstellingen zijn ondertussen aan hun derde regeling toe. Het systeem van beheerscontracten is voor die instellingen ingevoerd bij wet van 1996. De eerste beheerscontracten zijn in werking getreden op 1 januari 2002. op 1 januari 2003 hadden alle sZ-instellingen een overeenkomst. een tweede reeks beheersovereenkomsten liep van 2006 tot 2009 (behalve voor de DosZ, die ’zijn eerste overeenkomst verlengd

Page 328: Onmisbaar Openbaar

11. noten 327

zag tot 2009). De derde generatie bestuursovereenkomsten is afgesloten voor de jaren 2010 tot 2012 (vanaf dan is er ook een overeenkomst voor e-Health).

47 ambtenarensector wordt vaak verwaarloosd, Z-talk Goossens met marc buelens en stefaan Decraene, 19 november 2010.

48 Verklaringen van administrateur Douane en accijnzen, noël Colpin in de Corelio kranten, 26 januari 2011.

49 Verlet, D. & Callens, m., De kwaliteit van het leven, een mozaïek van het dagelijks leven, studiedienst van de Vlaamse regering, 2010.

50 eugène, b., De efficiëntiegrens als methode voor prestatiemeting van de overheidsuitgaven: een Belgische casestudy, nbb, Working paper no 138 - research series, 2008.

51 sboV, Het gebruik en niet gebruik van kwaliteitsmanagementtechnieken in de Vlaamse lokale besturen, 2009.

52 eurostat, Panorama of Transport, 2009.

53 De federale ombudsman, jaarverslag 2010, p. 15.

54 http://nos.nl/video/206168-wereldprimeur-voor-de-rotterdamse-politie.html

55 Digitizing Public Services in Europe: Putting ambition into action, 9th Benchmark Measurement, December 2010.

56 Volgens het planbureau heeft een bijkomende baan in de periode 1995-2000 tussen 67 000 euro en 73 000 euro gekost. Volgens een studie van de Crb in 2006 hebben de verlagingen van werkgeversbijdragen een daling van de tewerkstelling met 90 000 eenheden voorkomen. in 2006 beloop de kostprijs van de patronale lastenverminderingenruim zeven miljard euro, hetzij bruto 77 000 euro per eenheid! Dat is alvast stukken meer dan de gemiddelde kostprijs van een personeelslid in de openbare sector.

Page 329: Onmisbaar Openbaar

328 onmisbaar openbaar

57 Koning, J., Fiscale autonomie en het beheersen van de overheidsuitgaven, K.U.Leuven, Vives Briefings, 22 maart 2011.

58 Goeminne, s., smolders, C. & Decramer, a., Determinanten van belas-tingtarieven in Vlaamse gemeenten, Documentatieblad FoD Financiën, 2009.

59 Cijfer voor aanslagjaar 2008. antwoord van de minister van Financiën op de parlementarie vraag nr. 17629 van 7 december 2009 gesteld door Dirk Van der maelen

60 pacolet, J. & strengs, t., De kost van fiscale en parafiscale uitgaven en ontwijking in België, HiVa, 2011.

61 nautet, m., Van Cauter, K. & Van meensel, i., Tendensen inzake belastin-gen op de activa van de particulieren, nbb, economicreview, 2010.

62 Volgens gegevens van staatssecretaris Clerfayt evolueren de extra belastingen na controle als volgt: - 2005: 3,4 miljard euro; - 2006: 4,3 miljard euro; - 2007: 4,0 miljard euro; - 2008: 3,9 miljard euro; - 2009: 4,2 miljard euro; - 2010: 4,7 miljard euro.

63 Decoster, a. & De swerdt, K., Twee Belgische vlaktaksvoorstellen door-gelicht, Leuvense economische standpunten, 2008/125

64 De beu, t., Een analyse van de uitgaven- en ontvangstentrends in het kader van het stabiliteits- en groeipact, Documentatieblad FoD Financiën, 2008

65 nationale bank van belgië - jaarverslag 2009

66 FoD sociale Zekerheid, Vade Mecum van de financiële en statistische gegevens over de sociale bescherming in België, www.socialsecurity.fgov.be, 2011

Page 330: Onmisbaar Openbaar

11. noten 329

67 FoD sociale Zekerheid, Indicatoren van de sociale zekerheid in België, 2009

68 De Vil, G., Fasquelle, N., Festjens, M.-J. & Joyeux, C., Welvaartsbinding van sociale en bijstandsuitkeringen, Federaal planbureau, Working paper 4-11, maart 2011

69 Cijfers Universiteit antwerpen, oases, augustus 2010. op basis van europese afspraken komt de armoedegrens neer op een equivalent netto-inkomen dat lager ligt dan 60 % van het nationaal mediaan equivalent inkomen. Voor elk bijkomend ‘volwassen’ huishoudlid wordt de helft van dit bedrag hieraan toegevoegd; voor kinderen onder de 14 jaar ongeveer een derde van die bedragen.

70 nbb, statistieken, Centrale voor kredieten aan particulieren, 2010.

71 storms, b., & Van den bosch, K., Wat heeft een gezin minimaal nodig? Een budgetstandaard voor Vlaanderen, acco, 2009.

72 armoede en sociale uitsluiting, 2010.

73 Cijfers van het Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck – Universiteit antwerpen.

74 Voor een mooi overzicht zie de Jaarboeken ‘armoede en sociale uitslui-ting’.

75 Cantillon, b., Van Lancker, W., De investeringsstaat en het verdelings-vraagstuk: waarom is de armoede niet gedaald? tijdschrift beleid en maatschappij, 2011.

76 De blander, r. & nicaise, i., Maatschappelijke keuzen, structurele armoede en sociale kost, Federaal Wetenschapsbeleid, Leuven, HiVa , 2005.

77 Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck, Activering door OCMW’s. Hoe kan de doorstroom naar de arbeidsmarkt verbeterd worden?, studiedag 22 november 2010.

Page 331: Onmisbaar Openbaar

330 onmisbaar openbaar

78 Levecque, 2007

79 Gezondheid te koop, Weliswaar.

80 Cm-onderzoek Ziekenhuistarieven, www.cm.be

81 Wilkinson, r. & pickett, K., The Spirit Level: Why Equality is Better for Everyone, 2009.

82 botterman, s., Hooghe m., & reeskens t., One Size Fits All? An Empirical Study into the Multidimensionality of Social Cohesion Indicators in Belgian Local Communities, Urban studies, 49, 2012.

83 bovens, m. & Wille, Diplomademocratie, 2011.

84 artikel 60 van de oCmW-wet voorziet dat het oCmW als werkgever kan optreden om ervoor te zorgen dat de betrokkenen het vereiste aantal arbeidsprestaties leveren om in regel te komen met de sociale zeker-heid (meer bepaald het recht op werkloosheidsuitkeringen) waardoor ze kansen krijgen op de reguliere arbeidsmarkt. Het oCmW geniet in dat geval van een maandelijkse toelage en totale vrijstelling van patronale bijdragen.

85 nicaise, i., Van onderwijsvoorrang tot gelijke onderwijskansen: wat leert het onderzoek?, K.U.Leuven, 2011.

86 Cijfers FoD economie, aDsei.

87 De efficiëntie, effectiviteit en impact van het Vlaams inburgeringsbeleid geëvalueerd, K.U.Leuven, HiVa, 2010.

88 ‘onverwijderbare personen’ zijn personen die illegaal in de europese Unie verblijven maar om praktische of juridische redenen niet effectief verwijderd kunnen worden. Hierdoor worden deze mensen juridisch ge-zien niet beschermd. Zij worden, naargelang de lidstaat, steeds op een andere manier behandeld. Ze hebben overal maar een beperkte toegang tot bepaalde grondrechten, zoals recht op gezondheid, huisvestiging, on-derwijs en arbeid.

Page 332: Onmisbaar Openbaar

11. noten 331

89 studiedienst Vlaamse regering, VRIND, 2010.

90 onderzoek door het HiVa, de UGent en de Ua in het kader van het sinba project

91 Zie bijvoorbeeld: nicaise, i., Gelijke kansen op school: wie wordt er slech-ter van?, De Gids op maatschappelijk Gebied, oktober 2008

92 Hooghe, m., De legitimiteit van herverdeling, samenleving en politiek, 17(8), oktober 2010, pp. 39-42.

93 oeso, Education at a Glance, 2010.

94 eC, Unemployment in Europe, 2010.

95 eurofound, Financiering en uitvoering van actief arbeidsmarktbeleid tij-dens de crisis, 2010.

96 Hedebouw, G. & peetermans, a., Onderzoek naar het gebruik van opvang voor kinderen jonger dan 3 jaar in het Vlaamse Gewest in 2009, HiVa – K.U.Leuven,

97 peeters, J., Lessen uit de vermarkting van de kinderopvang, poW aLert 35 (nr. 5), 2009.

98 Vandeurzen, J., Beleidsplan geestelijke gezondheidszorg Vlaanderen, 2010.

99 Van Hecke, J., An Inconvenient Truth: langdurige psychiatrische zorg in Vlaanderen, vijfde Vlaams geestelijk gezondheidscongres, 2010.

100 Cijfers De standaard – 30 november 2010 – de kloof tussen armen en rijken groeit.

101 Van isacker, K., Mijn land in de kering 1830-1980, Deel 1, De nederlandse boekhandel, antwerpen, 1978, p. 21.

102 Knack, 16 juli 2008.

Page 333: Onmisbaar Openbaar

332 onmisbaar openbaar

103 De omvang van het personenvervoer wordt opgevolgd door het aantal personenkilometers (pkm). Dit cijfer geeft het aantal kilometers door alle personen afgelegd met een bepaalde categorie van vervoermiddel. De personenkilometers worden verkregen door de voertuigkilometers te ver-menigvuldigen met de bezettingsgraad of het gemiddeld aantal personen dat zich in het voertuig bevindt.

104 bbL, belgië haalt europese doelstellingen verzurende uitstoot niet, 3 ok-tober 2009.

105 algemene beleidsnota justitie, 6 november 2009.

106 elchardus, m., De dramademocratie, Lannoo, 2003, p. 123.

107 Het Verenigd Koninkrijk was het eerste land dat community services in-voerde (in 1972). Het ging om een student die betrapt werd op het gebruik van softdrugs en die de straten moest schoonvegen. nederland volgde in 1981. in 2005 waren er in nederland 40 000 taakgestraften. tsjechië voerde als eerste oost-europees land het systeem in. in Frankrijk liep het aantal taakstraffen in 2005 terug van 25 000 naar 17 000.

108 Opgelet: de grafiek geeft geen vergelijkbare gegevens van de periode voor de politiehervorming. toen was er geen sprake van federale poli-tie, maar van rijkswacht en gerechtelijke politie. naar aanleiding van de politiehervorming is een derde van de effectieven van de rijkswacht geaffecteerd aan de lokale politie. Voor de politiehervorming werd het administratief personeel bij de lokale politie vaak bij het gewone gemeen-tepersoneel geteld en niet bij de politiediensten, waardoor de cijfers niet vergelijkbaar zijn.

109 Hooghe, m., Sociale cohesie in Vlaanderen, Consortium voor sociale Cohesie indicatoren in Vlaanderen, 2010.

110 ponsaers, p., Bijzondere inspectiediensten: onderzoek naar hun verbali-seringsgedrag, Federale diensten voor wetenschappelijke technische en culturele aangelegenheden.

Page 334: Onmisbaar Openbaar

11. noten 333

111 De belgische bijdrage voor vredesoperaties van de Vn bedroeg 62,7 miljoen euro in 2010. Dit is iets minder dan 1 % van het totale budget van de Vn voor vredesoperaties.

112 Acerta Public, Executive Dinner, 10 december 2007.

113 Van massenhove, F., De nieuwe overheid, in rood zonder roest, een so-ciaaldemocratie voor de 21e eeuw, p. 315

114 peeters, n., Janvier, r., Van Dooren, W., De rechtspositie van Vlaamse gemeenten anno 2010. Het rechtspositiebesluit als middel of doel?, sboV, 2010.

115 Voor een overzicht: aCV-openbare Diensten, Op zoek naar een aantrek-kelijke werkgever, maart 2010.

116 pérez, J.J., & sànchez, a.J., Is There a Signalling Role for Public Wages? Evidence for the Euro Area Based on Macro Data, european Central bank, 2010.

117 Heene, a., Bruggen naar de toekomst, 1995, p. 244.

Page 335: Onmisbaar Openbaar
Page 336: Onmisbaar Openbaar

ov e r d e au t eu r s

Luc Hamelinck is sinds 1996 voorzitter van aCV-openbare Diensten en staat in voor de onderhandelingen op overkoepelend vlak voor het geheel van het overheidsper-soneel. Hij is op die manier een bevoorrechte getuige van het reilen en zeilen binnen de openbare sector en was vanuit de vakbond betrokken bij een aantal belangrijke hervormingen binnen de openbare sector.

Miet de Bruycker en Barbara Janssens zijn respectievelijk master in de politieke Wetenschappen en master in de rechten. beide zijn stafmedewerkers bij aCV-openbare Diensten.

Page 337: Onmisbaar Openbaar