Onderzoeksrapportage Portaal & de Alliantie Een verkenning...

49
Onderzoeksrapportage Portaal & de Alliantie Een verkenning van online tools ter ondersteuning van burgerinitiatieven Korné Boekholt Jules Pollaert Mogelijk gemaakt door:

Transcript of Onderzoeksrapportage Portaal & de Alliantie Een verkenning...

Onderzoeksrapportage Portaal & de Alliantie

Een verkenning van online tools ter

ondersteuning van burgerinitiatieven

Korné Boekholt

Jules Pollaert

Mogelijk gemaakt door:

Inhoudsopgave

1. Achtergrond

1.1 De Netwerksamenleving

1.2 Participatiesamenleving

2. De onderzoeks opgave

3. Inhoud

3.1 Bestaande voorbeelden van burger initiatief, wat is dit precies?

3.1.1 Boloboost

3.1.2 (Hallo)IJburg, vinex der vinexen en wijkonderneming ten voeten uit.

3.1.3 Nextdoor

3.1.4 Facebook Poeldijkstraat (Bestaande sociale media)

3.2 Op welke manier gebruiken zij moderne communicatietechnieken?

3.2.1 Online buurt netwerken

3.2.2 Lokale blogs

3.2.3 Buurt platforms

3.2.4 Bestaande sociale media

3.3 Uitkomsten

4 Welke toepassingen gebruiken buurtinitiatieven ter ondersteuning van hun initiatief?

4.1 Thema’s

4.1.1 Sharing

4.1.2 Zorg

4.1.3 Veiligheid

4.2 Deelconclusie thema’s. Welke nieuwe ontwikkelingen vallen op in ‘applicatie-land’. Kun

je deze integreren met buurtsites?

5. Wat voor type buurten zijn eerder bereid om internet toepassingen te omarmem?

5.1 Bewijs uit eerder onderzoek

5.2 Hoe kun je huurders, lage inkomen, mensen zonder internet, andere culturen

betrekken bij een lokale site?

6. Conclusie

7. Aanbevelingen

8. Bijlage 1. Over de auteurs

9. Literatuur

1

1. Achtergrond

1.1 De Netwerksamenleving

We mogen stellen dat onze samenleving aan het digitaliseren is. Of dit nou langzaam, snel,

onopgemerkt, overduidelijk of draadloos gebeurd is niet echt belangrijk. We kunnen allemaal de

verschillen met 5 jaar geleden herkennen; wie zat er nou 5 jaar geleden met zijn neus tegen een

beeldschermpje aangeplakt om de reacties van ‘bobkop’, ‘notenkast’ en ‘meneerpamoek’ te lezen

op het bericht dat acht Britten zijn opgepakt voor een digitale bankroof? Interessant is dit

fenomeen waar we steeds meer op vertouwen en waarde hechten aan onbekenden op het

internet. Toegegeven moet worden dat mijn vorige vakantiekeuze grotendeels gebaseerd is op

recensies van Russen, Oezbeken, Turkmenen, Oegstgezen en andere vage types die geweest zijn

waar ik naar toe wil. Maar niet alleen onze vakantiebestemming vinden we online, dit geldt ook

steeds vaker voor onze levenspartners. De diverse klassieke datingsites en het ontstaan van vele

nieuwe concepten als Tinder of Second Love, laten duidelijk het succes zien in deze markt.

Ongeacht wat we van online ontmoetingsplekken vinden, het stijgende gebruik ervan kan niet

ontkend worden. Mensen gebruiken het internet om mensen te ontmoeten. Of dit nou voor sex,

koffie, een slaapbank, appartement of een thuiskok is, doet er niet echt aan toe. Want er is

simpelweg een enorme behoefte aan deze nieuwe ontmoetingsvormen via het internet.

Dit is één kant van de zichtbare invloed van de digitaliserende maatschappij op het gedrag van het

individu. We zoeken steeds vaker persoonlijke ervaringen van onbekenden over onderwerpen op

het internet. Aan de andere kant schuwen we ook steeds meer menselijk contact in het dagelijks

leven. Waar je ‘vroeger’ (4 jaar geleden) nog eens advies vroeg aan een willekeurige persoon op

het perron omdat de trein naar Best veertig minuten vertraging had, pak je nu de ‘OV-app’ om je

de weg te wijzen. Willekeurig en spontaan contact met onbekenden is op deze manier langzaam uit

het straatbeeld aan het verdwijnen. Is hier een paradox of juist een relatie op te merken; virtueel

contact met onbekenden neemt toe terwijl fysiek contact met onbekenden afneemt? Dit gedrag is

terug te vinden in hoe we media gebruiken. We zoeken naar feestjes waar vrienden aan

deelnemen op facebook. We zoeken naar blogs, recencies en tweets over zaken die ons

interesseren. Op deze platforms vinden we dan logischerwijs mensen die in die zelfde zaken zijn

geinteresseerd. Je hoort wel eens dat face te face contact vervangen wordt door interactie op het

net. Dus in wezen verandert er niet zo heel erg veel. Er bestaat immers nog steeds interactie,

alleen dan via een beeldschermpje. Klopt. Maar deze nieuwe interactie is gebaseerd op gedeelde

interesses; “De sociale media ‘helpen’ ons om in de chaos van de stad gelijkgestemden te vinden

(Metz, 2013)”. Je zou ook kunnen zeggen dat de stad steeds gepersonaliseerder wordt. Je zoekt de

mensen op die onderdeel zijn van je bestaande netwerk. De stad wordt steeds persoonlijker en

daarmee gefragmenteerder. Het eigen netwerk van het individu intensiveert, waartegenover staat

dat er minder spontane contacten ontstaan. Je zou ook kunnen zeggen dat wat je mist aan

spontaniteit of willekeur, je juist weer wint aan specialisatie. Je kennis over zaken wordt steeds

specifieker, omdat je met het (mobiel)internet zoveel kennis kunt vergaren over zaken die jouw

interesseren. Dit omdat het makkelijker is om gelijkgestemden te vinden die precies dezelfde

informatie vergaren en verspreiden als waar jij naar op zoek bent. Hier vindt dus een soort micro

schaalvergroting plaats, waar je kennis deelt, vergaart en verspreidt met gelijkgestemden. Deze

beschrijvingen zijn een voorbeeld van theorien over ‘netwerk individualisme’, waar mensen steeds

2

meer capaciteiten hebben om opzichzelf te handelen, hun eigen problemen op te lossen en hun

eigen leven in te richten in een netwerk van vrienden en bekenden (Wellman, 2012). Er zijn nu

manieren waarop we met steeds meer mensen kunnen interacteren omdat het simpelweg

makkelijker is om deze informatie op te sporen en het is makkelijker om hulp te vragen van een

breder publiek. Het zijn dus individuen die op een ‘genetwerkte’ manier interactie hebben en op

deze manier problemen oplossen, keuzes maken, sociale ondersteuning krijgen en zelf deze dingen

ook kunnen aanbieden – mensen helpen wanneer zij keuzes maken of emotionele ondersteuning

zoeken etc. De bewoner van deze nieuwe werkelijkheid, de bewoner van de ‘netwerkstad’ stelt op

deze manier van een gedifferentieerd aanbod van voorzieningen een eigen pakket samen. Volgens

ons ligt de uitdaging van de stad van de toekomst in deze constatering; zorg voor voldoende

connectiviteit (en vooral ook tussen onbekenden!). Maar wat betekent het verlies van spontane en

willekeurige interactie voor de stad? Is dit een probleem of een bedreiging voor het bestaansrecht

voor de stad? Als steden hierin niet kunnen voorzien, zullen andere leefomgevingen interessanter

worden in te werken en in te leven. De rol van de stad zal niet alleen meer gekenmerkt worden

door een fysieke marktplaats, maar ook steeds meer door een digitale marktplaats. Digitalisering

heeft hiermee een direct effect op de fysieke vorm van de stad. De ‘urbaniteit’ wordt niet langer

bepaald door traditionele indicators van stedelijkheid zoals dichtheid en nabijheid, maar ook door

‘post-moderne’ indicators zoals toegankelijkheid en interconnectiviteit (Majoor, 2008).

1.2 Participatiesamenleving

Waarom is het zo relevant om het over de netwerksamenleving te hebben? Steeds meer geluiden

uit de politiek wijzen er op dat wij ons langzaam aan het bewegen zijn richting een

participatiesamenleving. Aan een participatiesamenleving denken wij heel sterk aan de oude

buurtgedachte, waar ieder zijn steentje bijdraagt om zijn of haar buurt leefbaar te houden.

Een samenleving waarin iedereen die dat kan verantwoordelijkheid neemt voor zijn of haar eigen

leven en omgeving, zonder hulp van de (landelijke) overheid. Vaak wordt er gerefereerd naar de

jaren ’50 en ’60, de jaren voor de hoogtijdagen van de verzorgingsstaat in de jaren ’80 en ’90,

waarin alles nog mooi was. "Actief burger schap wordt de laatste jaren als oplossing aangedragen

voor vier grote maatschappelijke vraagstukken: gebrek aan sociale samenhang, consumentistisch

en asociaal gedrag, sociale uitsluiting en ten slotte de kloof tussen burgers en bestuur" (Tonkens,

2013).

Het is belangrijk dat de sociale cohesie in een wijk sterk is, omdat het dan waarschijnlijker wordt

dat er burgerinitiatieven worden ondernomen: "Een sociaal sterke buurt is beter in staat en bereid

om bijvoorbeeld zelf de openbare ruimte op orde te houden. Bewoners steken zelf de handen uit

de mouwen: vegen samen hun straat, planten collectief bollen in hun geveltuintjes of maken een

kunstwerk voor hun flat." (WRR, 2013). Het idee is om een applicatie of (online) toepassing te

beschrijven waarbij zowel het spontaan contact leggen met anderen (onbekenden in de buurt)

wordt gestimuleerd waarbij het individu tegelijkertijd ook nog 'het bekende' (eigen netwerk)

behoudt. Onderdeel van de beschreven hypothese is dat door een versterkte sociale cohesie

binnen een buurt of wijk kunnen bijdragen aan een stimulatie van allerlei burgerinitiatieven.

Interessant is om deze ontwikkeling te plaatsen in de nieuwe werkelijkheid, de werkelijkheid van

de netwerksamenleving. Het is relevanter om deze opnieuw gevonden waarden van participeren te

3

plaatsen in de context van de netwerksamenleving. We gaan helemaal niet naar een

participatiesamenleving, nee, we gaan naar meer participatie in een netwerksamenleving. Dit is de

focus die we in dit onderzoek willen hanteren. Als we over de transitie hebben naar een

‘participatiesamenleving’, moeten we kunnen uitleggen aan wat voor voorwaarden deze transitie

moet voldoen. Deze voorwaarden kunnen het best woorden verwoord als we rekeninghouden met

de realiteit van vandaag, waarin de netwerksamenleving in een digitaal tijdperk centraal staat. Hoe

kunnen we mensen van het internet ‘lekker’ maken om actiever deel te nemen, of te participeren

in de maatschappij. Wat stimmuleert actief burgerschap in de 21e eeuw?

We beargumenteren dat om een particpatiesamenleving te laten slagen, je middelen moet

creëeren die gekneed zijn voor digitale gebruikers. Een hypothese is dat burgers pas participeren,

en ook vooral zaken willen initieren, wanneer burgers georganiseerd zijn. Onderdeel van deze

hypothese is dat de participatiesamenleving een hogere kans van slagen heeft wanneer mensen

zich meer ‘betrokken voelen’ of meer ‘naburig’ zijn in de buurt waarin zij wonen. Kunnen nieuwe

middelen die passen in de context van de netwerksamenleving de samenhang binnen een buurt

vergroten?

Het lijkt erop dat we in het digitale tijdperk het gevoel van naburigheid hebben verloren. Sinds de

jaren ’50, door redenen die zelfs de beste sociologen niet kunnen verklaren, nemen onze

(persoonlijke) relaties met de buurt af. Een gebrek aan lokale banden (met de buurt) heeft een

negatief verband met de mogelijkheden van een gemeenschap om zich te organiseren en daarmee

hun gezamenlijk belangen en interesses te bereiken (Smith, 2010), zoals het organiseren van

zelfbeheertaken, collectieve energie aankoop en andere publieke ‘taken’. In een rapport

verschenen in 2010 (Smith, 2010) blijkt dat 28% van de Amerikanen geen enkele naam weet van

buren die direct in hun woonomgeving wonen. Te verwachten valt dat dit soort cijfers vergelijkbaar

zijn met Nederlandse data. CBS geeft zelfs aan dat 1 op de 4 Nederlanders (CBS, 2012) hun eigen

buurtbewoners niet kent (bij naam, waar ze wonen en wat ze doen). Technologie kan een deel

verklaren van de oorzaak dat het kennen van buren steeds onrelevanter wordt, immers;

technologie maakt het mogelijk om sociale ondersteuning op een afstand te regelen.

Kunnen we technologie gebruiken om het gevoel van gemeenschap terug te brengen of op zijn

minst te versterken? We denken vaak dat door technologie buren aan elkaar vervreemd raken,

allemaal verstrikt in onze eigen digitale cocon. ‘Living apart, together’ is hier een mooie

beeldspraak voor. Een briljante inzicht op deze beeldspraak is gemaakt door Walter Kirn; “The dark

governing insight of social media is that most peope prefer socializing alone”. Dezelfde digitale

‘tools’ die ons real-time communicatie heeft gebracht zoals facebook, twitter, skype. De tools die

onze reikwijdte en bereikbaarheid hebben verhoogd, hebben ons op de een of andere manier

meer dan ooit vervreemd van elkaar. Face-to-face, mens-tot-mens contact en communicatie lijkt

steeds meer een tussenvorm te worden door gadgets, technische snufjes en apps. Burgers dreigen

hierdoor vooral consumenten te worden en hebben zelf weinig in te brengen in de manier waarop

het leven er is georganiseerd. De centrale kritiek op dit soort systemen is dat burgers wel diensten

aangereikt krijgen waarmee ze hun leven efficiënter kunnen organiseren, of aangenamer kunnen

maken, maar dat ze weinig of geen zeggenschap krijgen over de inhoud van die diensten. “Er moet

ruimte blijven voor positieve prikkels met onvoorspelbare uitkomsten, gekke uitspattingen, iedereen

zijn eigen fetisj, alternatieve zienswijzen en wellicht een beetje burgerlijke ongehoorzaamheid.

4

Uiteindelijk is dat wat het leven en onze samenleving als geheel de moeite waard maakt.. Het zou

goed zijn als er bij het ontwikkelen en toepassen van nieuwe technologie meer ruimte gegeven

wordt aan de meer emotionele en empathische kant in plaats van de rationele, deterministische”

(Kreijveld,2013). "Laat de gebruiker zelf bepalen aan welke eisen de informatiesystemen dienen te

voldoen. Het is nu de tijd om dit debat te voeren om ervoor te zorgen dat het digitale net ons niet

vangt maar empowert" (’t Hof, Daemen & van Est, 2010).

2. De onderzoeks opgave

De waargenomen daling van nabuurschap en sociaal kapitaal is een terugkerend thema in

populaire sociale commentaren. Beide concepten verwijzen naar sociale relaties waar mensen in

investeren, in relaties waar zij beroep op kunnen doen als zij hulp nodig hebben. Sociaal kapitaal

wordt meestal gemeten aan de hand van begrippen als ´vertrouwen´ of de toegang tot (sociale)

netwerken. Nabuurschap heeft de neiging om te worden beoordeeld door de mate waarin je

buren kent; ‘niet’, ‘nauwelijks’, ‘goed’. Beiden worden geassocieerd met het gevoel van

samenhang en behoren tot – termen die verwijzen naar een cluster van ‘feel-good’ concepten.

Concepten die nu erkend worden samenhang te vertonen en met een breed scala aan

beleidskwesties, zoals gezondheid, onderwijs, criminaliteit enzovoorts. Om een voorbeeld te

nemen, gemeenten, politie, woningcorporaties, zorginstellingen hebben een groeiende

belangstelling voor de bereidheid van mensen om in te grijpen en daarmee meer invloed hebben

op hun directe leefomgeving. Het is redelijk om te veronderstellen dat buurt-websites kunnen

bijdragen aan het gevoel van verbondenheid, het niveau van nabuurschap, cohesie en daarmee de

bereidheid om initiatief te tonen in een bepaald gebied zoals je eigen buurt of wijk te verhogen.

In Nederland zijn er veel ontwikkelingen op het gebied van wijkondernemingen/ bedrijven,

coöperaties, buurtinitiatieven etc. Deze initiatieven kunnen zich op allerlei schaalniveaus

manifesteren; Landelijk, regionaal, lokaal. Vaak worden deze initiatieven gedaan op allerlei

gebieden. Zo zijn er veel ontwikkelingen op het gebied van;

● Deeleconomieën

● Zorg

● Veiligheid

● Collectieve inkoop

● Crowd-funding

● Coöperaties

● Zelfbeheer

● Etc.

Dit soort initiatieven zijn vrij nieuw voor Nederland. We zijn zo gewend geraakt dat de de overheid

ons pampert, dat we bijna vergeten zijn hoe we zelf onze woonomgeving moeten organiseren. De

laatste 20/30 jaar ging dat goed. Maar je ziet langzaam een verschuiving ontstaan waarbij

zaken steeds minder gaan, voornamelijk omdat er simpelweg te weinig geld beschikbaar is. In

andere landen speelt dit issue al veel langer. Zo is Engeland beroemd om haar housing

cooperatives en trusts. Ze blijven in ontwikkeling, zo is onlangs de ‘localism act’ aangenomen in

5

Londen waarbij een pakket buurtrechten is ontworpen waarmee burgerinitiatieven worden

gestimuleerd. Door het (lokaal) invoeren van deze rechten krijgen gemeenschappen en groepen

individuen meer bevoegdheden, passend bij de verantwoordelijkheden die ze in deze tijd ook

toegeschoven krijgen. Er ontstaat een meer actieve en betrokken samenleving, met minder

bureaucratie en minder onvrede. Maar ook landen als Denemarken en Zwitserland worden

zaken veel vaker geregeld vanuit initiatief van bewoners. Zo is hier al circa 5% van de

woningvoorraad eigendom van een coöperatie. Het zijn vooral relatief kleinschalige organisaties

met één woongebouw in bezit, eventueel in combinatie met voorzieningen. Welke lessen kunnen

worden getrokken in deze landen, tegen welke problemen lopen ze daar aan, of welke problemen

hebben ze al overwonnen? Wat zijn succes en faalfactoren in deze markt?

Het onderzoek heeft een focus op tools die dit soort (burger)ondernemingen ondersteunt. Wat

bestaat er al? Denk aan bijvoorbeeld de talloze ‘sharing’ sites, sites voor crowd funding, zorg etc.

Kunnen deze sites bestaande initiatieven ondersteunen? Wat werkt er dan en wat niet? Ontbreken

aan deze applicatie essentiële onderdelen die bijdragen aan de ondersteuning of bevordering van

burgerinitiatieven? Zijn er in het buitenland applicaties te vinden die hier beter in slagen?

In deze context zal het onderzoek geschieden;

Behoefte van de (burger) initiatieven in een wijk/buurt staat centraal. Welke (online) tools vormen

een toevoeging voor deze initiatieven?

6

3. Inhoud

3.1 Bestaande voorbeelden van burger initiatief, wat is dit precies?

Als we het hebben over burgerinitiatief gaat het over initiatiefnemers die actie ondernemen om

een buurt of een wijk in de stad sociaal, fysiek en economisch te versterken. Ze organiseren het

beheer en de exploitatie in een leegstaand gebouw en programmeren activiteiten, ze bieden

leerwerktrajecten aan mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt, ze maken – met actieve

inzet van betrokken bewoners en ondernemers – van een verloederde winkelstraat een levendige

straat met een divers winkelaanbod. Ze realiseren woon- en werkplekken voor kunstenaars en

zzp’ers in ruil voor activiteiten met de buurt, ze halen opdrachten binnen op het gebied van

onderhoud en schoonmaak en bieden die aan buurtbewoners aan. Het gaat hen om de mensen in

de buurt. Vanuit de overtuiging dat iedereen er toe doet en een kans moet krijgen om ambities

waar te maken en talenten te ontwikkelen, creëeren wijkondernemingen nieuwe lokale en

collectieve oplossingen waarin bewoners deelgenoot zijn. En waarin bewoners, ondernemers en

andere partners gezamenlijk kunnen optrekken en investeren. Deze initiatieven pretenderen niet

dat niet dat ze een antwoord bieden op alle maatschappelijke vraagstukken die zich nu aandienen.

Wijkondernemingen zijn niet de oplossers van de werkeloosheid, van de problemen in de zorg, of

een antwoord op bezuinigingsmaatregelen van gemeenten of woningcorporaties. Wat ze wel

kunnen is een omgeving en een netwerk bieden waardroor mensen het gevoel krijgen erbij te

horen, waar ze samen plannen kunnen ontwikkelen, kunnen leren, weer uitzicht krijgen op werk en

plezier kunnen hebben. Een manier van werken die noch markt, noch de overheid in staat zijn te

bieden.

Veel van deze initiatieven gebruiken moderne communicatiemiddelen om hun buurt te

ondersteunen. De manier waarop gecommuniceerd wordt kan verschillen van het gebruik maken

van blogs, forums of zelfs een volledige inzet van sociale media netwerken. De dekking van deze

websites kan variëren van een enkele straat tot een buurt, wijk of een heel postcodegebied. De

meer succesvolle sites hebben gebruikers aantallen die in de duizenden lopen. We zijn ervan

overtuigd dat dit soort media een groeiende invloed heeft op het lokale bewustzijn, lokale

kwesties, het versterken van lokale identiteit, het stimuleren van de lokale democratie en

bijdragen aan de co-productie van de openbare diensten. Lokale websites hebben veelal de

volgende kenmerken;

● Zij zijn opgericht en worden gerund door de lokale bewoners

● Het grootste deel van de inhoud ervan heeft betrekking op lokale kwesties of belangen

● Ze staan open voor discussie voor iedereen die in het gebied wonen of een belang in het

gebied hebben

In een tijd van besparingen in de publieke financiering beperkingen, verdienen deze websites en

hun enorme potenties meer aandacht te krijgen.

Hier onder zullen we aantal praktijkvoorbeelden presenteren waar we lessen uit hebben

getrokken;

7

3.1.1 Boloboost

BOLOBOOST.NL is een platform van en voor

bewoners van Bos en Lommer (Bolo).

Doel is om de buurt in alle opzichten een

fijne buurt te maken om te wonen, te

werken, te winkelen en te spelen. Met

Boloboost delen buurt bewoners ideeën,

informeren ze over concrete plannen en

activiteiten, en vragen ze hulp om deze

uit te voeren.

Dit is beschrijving die de website

boloboost.nl zichzelf geeft. Boloboost is

opgericht in 2011 door een aantal

enthousiaste buurt bewoners die het

positieve van Bos & Lommer willen delen

met de rest van de stad. Boloboost wordt

ondersteund door een groep van

50 buurtgenoten die zich inzetten voor

verschillende activiteiten, zoals bijvoorbeeld de BOLOBOOZE (kroegentocht) en BOLO

INPAKWINKEL rondom de feestdagen. Daarnaast ondersteunen we ook initiatieven vanuit de buurt,

zoals de BOLO-KKUNSTROUTE, BOLO BUURTBANIEREN en de Bos en Lommer Buurt Bingo. Wij spraken af in

het café ‘van de buurt’ met Lex de Jong, één van de medeoprichters van Boloboost, over de

ontwikkelingen in de wijk.

Lex heeft een uitgesproken mening hoe een wijkonderneming moet functioneren in een wijk. “Wij

willen niet de rol van de gemeente over nemen”, aldus Lex. “Mensen komen vaak met leuke

ideeën naar ons toe en verwachten vervolgens dat wij dat idee voor hun gaan uitvoeren. Maar

daarvoor zijn wij niet opgericht”. Volgens lex zijn juist ondernemers die initiatieven moeten

begeleiden en niet gemeenten of andere instanties zoals woningcorporaties. “We willen mensen

helpen om hun ideeën zelf uit te voeren. Zeg maar wat je nodig hebt, dan kijken wij hoe we je

kunnen helpen of faciliteren in je idee. Omdat ons netwerk nu vrij uitgebreid is, vinden we bijna

altijd wel een goede match. De site van Boloboost en FACEBOOK is een erg handige ondersteuning

daarvoor. Participeren is alleen voor mensen die écht willen. Start dus altijd je operatie met

welwillende mensen in de buurt. Om die te vinden, moet je echt de buurt in. Buurtgerichte wijk

ondernemingen kunnen alleen succesvol zijn als je die ondersteunt met wijkprofessionals.

Interessant hierbij is dat Lex is begonnen met een ‘buurtwebsite’; Ik heb eerst de website opgericht

en positieve verhalen verzameld, waardoor ik vanzelf in contact ben gekomen met actieve

buurtbewoners”, aldus Lex. Nu is de site een kenmerk geworden voor de buurt, een nieuwe,

positieve identiteit voor Bos & Lommer.

8

Wat voor thema’s beweegt mensen in de buurt?

“Het valt mij op dat initiatieven rond energie en milieu mensen vaak enthousiast maken. Een leuk

voorbeeld hiervan is ADOPTEER UW BAK. Als mensen helemaal gek worden van de troep elke keer bij

die afvalbak in de grond, kunnen ze ervoor kiezen om niet meer op de gemeente te wachten en

zelf het heft in hand te nemen. Als adoptant houd je een oogje in het zeil bij de geadopteerde

afvalbak, volgens Lex een erg groot succes.

Een ander geweldig voorbeeld waarbij gesprekken met de buurt van een probleem een leuke

oplossing is verzonnen. In Amsterdam West hebben we relatief een hoog percentage Moslims

wonen. We hebben ons altijd blauw geërgerd aan het feit dat zij hun oud brood niet in de afval

containers dumpen, waardoor er een ware rattenplaag is ontstaan. Wat blijkt nou; in de

Islamitsiche cultuur is brood heilig en mag niet worden weggegooid als afval bij het vuilnis. Uit

respect voor het brood, verspreiden ze het brood over de straat in de hoop dat het nog benut

wordt door iets of iemand. Nu is er een initiatief dat dit brood verzamelt, of mensen kunnen oud

brood langs brengen bij de BROODVERGISTER. Hier wordt oud brood omgezet in methaangas waar dan

weer vers brood mee gebakken wordt. “Nog iets dat ik graag wil mee geven is DE WISSEL RUIMTE. Dit

voormalige winkelpand verandert regelmatig van functie op verzoek van buurtbewoners. De

ruimte is ontstaan uit de wens van de buurt voor een plek waar alle lokale expertises, talenten en

ambities samenkomen.”

Zijn er sites die volgens jou bijdragen aan een betere cohesie in de buurt?

“We linken op onze buurt door naar PEERBY, maar ik geloof zelf dat sites als THUISAFGEHAALD beter zijn

om mensen bij elkaar te bengen. Voor ons is facebook het comunicatie kanaal. Op onze eigen site

willen we vooral poistieve zaken plaatsen, ik heb dus geen zin om vermsite kat advertenties te

plaatsen, daar zou geen einde aan komen namelijk. Maar de gemiddelde sociale media gebruiker is

HBO, blank & gelukkig, waarbij ik er wel bij zeggen dat we liever mensen bij hebben die ons echt

leuk vinden in plaats dat ze ons alleen maar likes geven. Wie wil doet mee, dat is de voorwaarde.

Om groepen te benaderen met een niet – westerse achtergrond moet je echt de buurt in, dat red

je met online communicatie middelen niet. Waarbij flyeren trouwens ook niet werkt, je moet

mensen echt aanspreken. Wees je vooral bewust dat je maar één van de vele stemmen bent in de

buurt en niet de stem hebt van iedereen of namens de hele buurt of wijk spreekt, pas op dat je niet

doorschiet hierin.”

3.1.2 (Hallo)IJburg, vinex der vinexen en wijkonderneming ten voeten uit.

Een stad waarin de bewoners de regie hebben, partijen als gelijkwaardige partners samenwerken

aan het bereiken van gemeenschappelijke doelen. Waarbij burgers en ondernemers aangeven wat

ze nodig hebben, maar voordat ze dat doen - zelf - opzoek gaan naar een oplossing. Bewoners die

niet langer consument willen zijn van de overheid, corporaties en instellingen die hun problemen

oplossen. Want zij weten zelf toch veel beter wat ze willen. Zodat partijen los kunnen laten,

projecten gaan ondersteunen en faciliteren en het vangnet bewaken voor hen die dat nodig

hebben. Is dit niet de natte droom van elke wijkonderneming of initiatiefnemer uit de wijk?!

9

In ieder geval wel die van een groep bewoners op IJburg, die samen Hallo IJburg ontwikkelden. Zij

namen zich tot doel om mensen met ideeën te verbinden met mensen met kennis, ervaring,

energie en/of geld. We spraken met Michel Vogler, mede oprichter en ontwikkelaar van

HalloIJburg, over het succes van Hallo IJburg en zijn visie op de wijk als onderneming.

De kracht van HalloIJburg

Met een slordige drie duizend leden, heeft Hallo IJburg de brug weten te slaan tussen bewoners,

organisaties en overheden. Dit stelt haar bewoners instaat om met elkaar oplossingen te vinden en

zich te organiseren. Mede hierdoor zijn er

vele succesvolle initiatieven ontstaan in de

wijk, zoals de Flexbieb en Moes32.

Waar andere initiatieven wel eens wat

steekjes laten vallen, gaat Hallo IJburg verder.

Ze zijn niet alleen zender van informatie, met

een blog en activiteitenagenda, maar ze zijn

een soort klankbord van de wijk. ‘We willen

die stem niet zijn, maar wij willen dat mensen

de weg kunnen vinden’, zegt Vogler. Het

platform heeft naast een lokale marktplaats

voor producten en diensten, een plek waar

bewoners met elkaar het dialoog aan gaan.

Via het Kompas zijn bewoners in gesprek over

thema’s zoals leefbaarheid, kinderen,

parkeren, veiligheid en ga zo maar door. Hier

worden wensen gedeeld, irritaties geuit en

initiatieven ondernomen. Het Kompas heeft

tot doel om tot meer participatie en democratie te komen. Vogler: ‘Ik probeer mijn rol klein te

houden en juist gebruik te maken van techniek, om mensen elkaar te laten vinden. Dit gaat via het

kompas nu al vaak automatisch’. In 2015 gaan ze vooral kijken naar hoe ze dit beter kunnen

synchroniseren met de gebiedsagenda en gebiedsplannen van het stadsdeel Oost in Amsterdam.

Maar ook gaan ze kijken naar hoe vraag en aanbod in de buurt nog beter bij elkaar kunnen

brengen, bijv. met betrekking tot lege ruimtes, sport en cultuur, informele zorg en deeleconomie.

Sociale buurtnetwerken, als water uit de kraan

Succesvolle wijken zie je overal en de minder geslaagde exemplaren helaas ook. Maar wat

onderscheidt de twee van elkaar, Vogler: ‘De basis van goed samen wonen, werken en leven is dat

je met elkaar kan praten, de dialoog met elkaar aangaat. Nu zijn mensen niet aanspreekbaar op

hun gedrag, vooral als het om hun kinderen gaat’. Hij vindt dan ook dat (online) sociale netwerken

er moet zijn, net als er gas, water en elektra is. Facebook en Twitter zijn misschien wel sociaal,

maar niet gestructureerd genoeg en vormen daarom geen oplossing voor vraagstukken in de

woonomgeving. Het is slechts een tijdslijn. Vogler vindt Hallo IJburg dan ook eigenlijk niet een

online community. Facebook is een goed voorbeeld van wat hij wel een online community vindt:

‘daar gebeurt van alles online, door mensen die elkaar in de werkelijke wereld wellicht nauwelijks

10

zien. Hallo IJburg is veel meer een horizontaal comunicatieplatform dat ondersteuning biedt aan

mensen die elkaar ook frequent in de werkelijke wereld zien. Het merendeel van de gesprekken

vindt offline plaats. Hallo IJburg is dus alleen een ondersteunende tool voor de offline wereld, en

daarom niet een online community op zichzelf.’

‘Een netwerk voor de buurt, moet werken als een soort dashboard’, denkt Vogler. Met daarop alle

parameters die voor jou van belang zijn en waar je dagelijks kan meebeslissen over je

leefomgeving. Hoe die plek er uit ziet? ‘Dat weten wij ook niet, maar we zijn aan het

experimenteren! Maar wij denken dat de omgeving zo ingericht moet zijn, dat het actief

verantwoordelijk burgerschap stimuleert’. Zeg maar een plek waar je in twee keer klikken, de juiste

persoon hebt gevonden voor je ideeën en ze ook direct kunt toetsen. Een plek die in de behoefte

van de burger en de ondernemer voorziet, en helpt de weg te vinden in het bureaucratische

doolhof dat wij Nederland noemen. Het zal politiek kleurloos moeten zijn: ‘Want je kan geen kant

kiezen, als je iedereen wil aansluiten’.

Het team achter HalloIJburg erin dat dergelijke horizontale netwerken de slagaders worden van de

toekomstige samenleving. Horizontale netwerken gaan het mogelijk maken dat informatie veel

vrijer gedeeld gaat worden. Dit leidt grofweg tot de volgende twee effecten:

1. Doordat we met ons allen meer weten, kunnen er betere beslissingen genomen worden.

2. Veel meer mensen kunnen (op een voor hun passende wijze) participeren in de maatschappij.

Uiteraard is iedereen vrij om (net als Hallo IJburg gedaan heeft) een horizontaal netwerk te

starten, maar verschillende netwerken zou leiden tot versnippering van informatie, en dat zou

bovenstaande doelen weer verder weg brengen. Dus eigenlijk willen we liever geen versnippering.

Het ideale horizontale netwerk is een netwerk waar de hele buurt aan wil meedoen. Hallo IJburg

heeft daarom gekozen voor een aanpak m.b.t. content, uitstraling en gevoel, waarmee ze zoveel

mogelijk mensen kunnen bereiken. Hallo IJburg heeft geen redactie, heeft geen mening, iedereen

is gelijk, niemand is de baas.

Vogler daagt gemeenten en corporaties uit; stel je hebt een optimale ICT voorziening, hoe ziet

jullie ideale omgeving er dan uit? Hoe zouden we het politieke systeem ontwerpen, als er geen vier

jaar politiek was? Zouden we alleen kaders scheppen en richting een lokaal referendum model

gaan en gebruik maken van ICT mogelijkheden, om live de mening van buurten en wijken te

peilen?

Hij is zich bewust van zijn positie als sociaal ondernemer uit de ICT en vreest dat zijn stevige visie

op wijk ontwikkeling, nú misschien nog een brug te ver is. Maar hij is er van overtuigd dat ICT, de

samenleving beter kan laten functioneren en vindt dat; ‘een horizontaal netwerk infrastructureel

aanwezig zou moeten zijn in elke buurt of wijk. Dit moet een voorwaarde zijn, geen optie’.

‘Het fijne aan Hallo IJburg is dat we dit doen met een groep zeer betrokken bewoners van IJburg,

dat ik met mijn bedrijf CrossmarX een sponsor heb, die alle benodigde technologie, software en

hosting, gratis kan leveren, en dat we in stadsdeel Oost een partner hebben die deze ontwikkeling

zeer stimuleert’, aldus Vogler.

11

3.1.3 Nextdoor

Nextdoor is een van de meest opmerkelijke ontwikkelingen van buurtplatformen die we in ons

onderzoek zijn tegengekomen. Het is een platform dat in 2011 is opgericht in San Francisco in de

Verenigde Staten. Inmiddels zijn er al 31.000 buurten aangesloten bij dit platform. Dit betekent dat

nu 1 op de 4 buurten in de Verenigde Staten gebruik maken van dit platform.

Figuur 1 Gebruikersdichtheid van Nextdoor in Amerika

Bron; http://snapguide.com/guides/create-a-social-network-just-for-your-neighborhood/

Waarom werkt dit in US of A wel, en hier in de polder wil het maar niet opschieten met onze eigen

‘nextdoors’, zoals Buurtlink of Buurbook. Wat maakt dit platform dan anders? Ten eerste; geld.

Sinds de oprichting heeft de applicatie al meer dan 100 miljoen Amerikaanse dollars opgehaald.

Het grootste deel komt van ‘Tiger Global, Kleiner Perkins’, dezelfde investeringsmaatschappij die

achter Google, Amazon en Facebook hebben gestaan. Door deze enorme investering is het voor

nextdoor mogelijk om enorme reclame campagnes uit te rollen.

Ten tweede begrijpen de makers heel goed hoe je een buurt kan activeren om gebruik te maken

hun platform. Op een bepaalde manier voelt Nextdoor een beetje als facebook, met veel

conversatie en deel mogelijkheden. Ook lijkt het een beetje op marktplaats, waar mensen dingen

aan elkaar verkopen en met elkaar delen. Maar toch werkt het compleet anderes. Niet zoals

facebook, heeft Nextdoor een volledige focus op privacy; je kan alleen met mensen delen die in

jouw buurt wonen, niemand anders. En niet zoals Marktplaats weet je precies met wie je te maken

hebt. Iedereen is verplicht om een naam te geven en te vertellen waar je woont. Nextdoor

verifieert mensen die zeggen wie ze zijn door een automatisch belletje te plegen met een vaste

telefoon lijn, mailing, het verzenden van een postkaart of een credit-card verificatie. Het is daarom

een 100% privaat sociaal netwerk met je buren. Je kan post-kaartjes opvragen van Nextdoor, zodat

je die kan verspreiden in de buurt, zodat meerdere mensen de site vinden. Ze bieden 25$

cadeaubonnen aan mensen die binnen 21 dagen 10 mensen in hun buurt online krijgen. Zo

combineren ze heel handig online en (persoonlijke) offline methoden om mensen te binden

12

Hierdoor is het voor Nextdoor echter moeilijker om te groeien dan andere sociale netwerken, maar

het heeft een positief gevolg. Omdat mensen zelf actief de site promoten en privé gegevens delen

krijg je wel het gevoel van eigenaarschap. Het specifieke site’je is echt een beetje van jezelf omdat

je met de hand je eigen buurt hebt meegekregen.

Inmiddels ruimen mensen gezamenlijk de straat op, worden er buurt bibliotheekjes opgericht,

worden er garage verkopen op buurtniveau georganiseerd, worden er ‘neighborhood watches’

opgericht en worden er gezamenlijk klusjes gedaan, allemaal via nextdoor.

3.1.4 Facebook Poeldijkstraat (Bestaande sociale media)

Naast de platforms die speciaal zijn bedoeld om jou in contact te brengen met de buurt, gebouwde

blogs en buurtnetwerken die door bewoners zelf zijn gebouwd, vinden de meeste buren elkaar

online via bestaande wegen. Sociale media zoals twitter, facebook, Flickr, maar ook whats’app

groepjes worden gebruikt om in contact te komen met je buurt. Een mooi voorbeeld hiervan is de

facebookgroep van de studentenflat in de Poeldijkstraat in Amsterdam. De facebookpagina is

echter niet bedoeld voor de hele buurt, maar wordt gebruik van bewoners van de flat om in

contact te komen met de medebewoners van de flat. Flatbewoners gebruiken deze (privé) pagina

om vanalles en nog wat over de flat met andere flatbewoners te delen. Er zijn 3 mensen die de

pagina beheren en deze mensen bepalen dus ook wie ‘geaccepteerd’ wordt tot de pagina. De

pagina is dus helemaal zelfgereguleerd zonder externe partijen, behalfe facebook zelf. De thema’s

die behandeld worden op de pagina zijn vrij divers. Meestal gaat het over aanbevelingen in de

buurt of stad, overlast te melden, pakketjes die fout zijn bezorgd, kapotte dingen in de flat te

melden, en om dingen te lenen of te verkopen. Hieronder een klein overzicht van voorbeelden

waar de gesprekken over kunnen gaan.

13

14

3.2 Op welke manier gebruiken zij moderne communicatietechnieken?

Niet alleen in Nederland wordt geëxperimenteerd met online tools voor buurten. In het Verenigd

Koninkrijk is men al gestructureerder met het onderwerp aan de slag, beïnvloed door de ‘Big

Society’ principes van David Cameron. Vanaf 2010 heeft een onderzoeksgroep genaamd

‘networked neighbourhoods’ een adviesorgaan opgericht dat zich heeft gespecialiseerd in het

combineren van kennis rondom sociale media, communicatie en gemeenschapsontwikkeling. Dit

orgaan heeft onderzoek gedaan naar manieren waarop mensen, online, met elkaar communiceren

en de impact van die communicatie. Een gebruikers enquête werd online uitgevoerd onder

deelnemers van drie lokale websites in Londen, 'Brockley Central’ (BC), ‘East Dulwich Forum’ (EDF)

& ‘Harringay Online’ (HOL); 510 reacties werden verzameld tussen april en juni in 2010. Alhoewel

deze gegevens voor moderne begrippen verouderd zijn, laat het onderzoek een aantal opvallende

resultaten zien.

Het rapport heeft een aantal typologieën beschreven waardoor een eerste poging gedaan is om

een raamwerk te formuleren rondom buurt-sites. Het onderzoek geeft aan dat we ons in de

begindagen bevinden van de ontwikkeling van buurt-sites. Er zijn nog maar zeer weinig

onderzoeken bekend over dit onderwerp, en de beweging wordt nauwelijks opgemerkt door lokale

overheden. Veel sites zijn aan het groeien en veranderen snel. Het onderzoek heeft 160 sites in

Londen beoordeeld waarbij zij 8 typen sites hebben geïdentificeerd. Deze zijn inmiddels al

verouderd en zijn daarom aangepast naar onze eigen observaties.

Figuur 2 Overzicht hoe buurten zich online manifesteren

15

3.2.1 Online buurt netwerken

Online buurt netwerken zijn ontworpen om discussies en interacties tussen mensen die lokaal met

elkaar verbonden zijn met zowel een civiele als sociale insteek. Sommige blijven beperkt tot alleen

een discussie forum, zoals in de Kersentuin het geval is. Andere gebruiken een heel scale aan

inhoud, zoals activiteiten lijsten, chatrooms met profielen, links naar facebook, lokale

marktplaatsen, auto-deel mogelijkheden, etc. Voorbeelden hiervan zijn Halloijburg en Buurtbalie

Hoofdkenmerken zijn (op basis van Harris & Flouch, 2010);

● Vaak gevormd uit een specifieke lokale kwestie en de sites hebben vaak een focus op de

eigen leefomgeving en hoe deze gevormd dient te worden, waarbij lichte vormen van

sociale interactie gestimuleerd worden

● Groot aanbod aan typen inhoud en functionaliteiten (tools).

● Leden kunnen een bijdrage leveren aan de website

● Leden kunnen met elkaar communiceren, publiekelijk via ‘comment walls’ en privé via

privé berichten te sturen naar individuele leden

● De belangrijkste elementen op dit type sites zijn de discussie ‘walls’

● Vaak wordt een significant deel van de content van de site toegevoegd door de

beheerder(s) van de site

● Site is gemaakt op eigen initiatief vanuit de wijk

- www.halloijburg.nl

- buurtbalie.nl

16

3.2.2 Lokale blogs

Deze typologie heeft veel overlap met de maatschappelijke sociale netwerken, maar lokale blogs

werken meestal op blog-software, met een lokale focus. Er is geen direct doel om fysieke

verbeteringen in de wijk door te voeren, alhoewel deze natuurlijk wel (spontaan) georganiseerd

kunnen worden omdat buren met elkaar in contact zijn gekomen. Veel buurtforums maken gebruik

van deze opzet, maar er ontstaan ook steeds meer facebook pagina’s of whatsapp groepen die

hetzelfde voor elkaar proberen te krijgen.

Hoofdkenmerken zijn (op basis van Harris & Flouch, 2010);

● Focus op het delen van lokale over lokale diensten, eigendommen, evenementen etc.

● Minder mogelijkheden om de sites naar jouw wens aan te passen zoals dat bij het type

online buurt netwerken wel gebeurt.

● Ze publiceren artikelen over de lokale, culturele activiteiten en andere lokale

gebeurtenissen om te informeren en een gevoel van ‘plek’ te creëren

● Ze maken gebruik van burger journalistiek om lokale verhalen te identificeren

● Er is gebruikers dialoog mogelijk door een ‘commentaar sectie’, maar meeste interactie

wordt beperkt door het ontwerp van het platform

● Meestal ondersteund door externe platforms zoals facebook, waar meer discussie mogelijk

is. Deze worden veelal niet gebruikt voor constructieve conversaties ter bevordering van

collectieve betrokkenheid

● Site is gemaakt op eigen initiatief vanuit de wijk

- http://www.boloboost.nl/ (wijkwebsite van Bos & Lommer in Amsterdam)

- http://www.ilovenoord.nl/ (wijkwebsite van Amsterdam Noord)

- http://www.buurlandutrecht.nl/ (buurtwebsite van Staatsliedenbuurt in Utrecht)

- http://www.nicenieuwwest.nl/ (wijkwebsite van Nieuw West in Amsterdam)

17

3.2.3 Buurt platforms

Dit zijn sites die meestal worden beheerd door een tussenpersoon. Deze tussen personen kunnen

gemeenten zijn, maar steeds vaker zien we dat particulieren deze taak overnemen, ondersteund

met geld van allerlei subsidies en andere investeerders. Dit zijn media die als het ware worden

uitgerold over een bepaald gebied, meestal op landelijk schaalniveau. Je kunt je aanmelden op deze

media door een profiel aan te maken via je eigen mail of facebookprofiel. De media webtool

(tussenpersoon) verbindt vervolgens jouw profiel aan je eigen leefomgeving, dat meestal je buurt of

wijk is.

Hoofdkenmerken zijn;

● Vorm en gebruikersfuncties worden bepaald door beheerder en uitvoerder van de site.

● Weinig mogelijkheid om de site te vormen naar jouw preferenties (er is een voorbedachte

functionaliteit). Over het algemeen wel groot aanbod aan functionaliteiten (tools).

● Vaak gericht op communicatie tussen bewoners en andere instellingen, zoals gemeenten,

woningcorporatie en zorg- en welzijn.

● proberen een totaaloverzicht te bieden met wat er in jouw omgeving gebeurt (veel

informatie).

● Net zoals bij online buurtnetwerken kunnen leden met elkaar communiceren, publiekelijk

via ‘comment walls’ en privé via privé berichten te sturen naar individuele leden.

- www.buurbook.nl/

- www.buurtlink.nl/

- www.everyblock.com/

- www.kopjesuiker.org/

- www.mijnbuurtje.nl/

- www.nextdoor.com/

18

3.2.4 Bestaande sociale media

Veel buurten, wijken (of straten) maken al gebruik van bestaande sociale media om hun

woonomgeving online te vormen. De eerste twee typologieën maken vaak gebruik van een eigen

website in combinatie met de interactievormen die te vinden zijn op Facebook of Twitter. Deze

typologie heeft veel overeenkomsten met de buurt platforms (3) omdat deze media ook

tussenpersonen zijn. Het enige directe verschil is dat deze media niet speciaal voor de buurt zijn

ingericht en als sterke instituties zijn. Er zijn ook gemeenschappen die alleen gebruiken van deze

toepassingen. Voorbeeld is een studentenflat op de poeldijkstraat in Amsterdam. Deze

woonomgeving regelt alle buurtzaken op een pagina speciaal ingericht voor bewoners van deze

flat, waar ze allerlei dingen kunnen delen.

● Vorm van de site staat vast

● Puur bedoeld voor het delen van informatie, hoge mate van interactie

● Geen mogelijkheid om ‘tools’ toe te voegen aan de site

● Vaak moeilijk te vinden op google, behalve als je de specifieke zoektermen kent

zijn de pagina’s vindbaar

● Meestal een gesloten omgeving met een of enkele beheerders (van de content)

● Pagina’s worden gecontroleerd en beheerd op eigen initiatief

- https://www.facebook.com/groups/192083214174661/ (facebook pagina van studentenflat de

Poeldijkstraat in Amsterdam)

- https://twitter.com/boloboost/ (Twitter pagina van Bos & Lommer in Amsterdam)

19

3.3 Uitkomsten

Interessant aan de uitkomsten van de enquete die is uitgevoerd door Harris & Flouch (2010), is dat

deze bijdragen aan het idee dat online communicatie face-to-face connecties stimuleert.

Deelnemers van de websites ontmoeten andere mensen door het gebruik van buurtwebsites en

deze connecties leiden tot andere acties in de lokale omgeving. Een van de vragen van de enquete

was ‘heb je ooit iemand in je buurt ontmoet als een direct gevolg van het gebruik van de

buurtwebsite?’. Gemiddeld beantwoordde 42% procent van de respondenten verdeeld over de

drie sites op deze vraag een ‘ja’. 26% van de respondenten vertelde dat ze mensen herkenden van

de sites wanneer ze de straat op gaan. 44% geeft zelfs aan dat ze eerder dingen met elkaar delen

door middel van het gebruiken van de buurtsite.

‘Dingen delen’ met buren kunnen uit meerdere aspecten bestaan, voornamelijk ‘emotionele’ en

‘instrumentele’ aspecten (Harris & Flouch, 2010).Het instrumentele gaat over praktische hulp,

bijvoorbeeld helpen bij het maken van een schutting, of bij het uitlenen van gereedschap.

Sommige buren hulp, bijvoorbeeld het aanbieden van een avondmaal als je buurman ziek is, kan

worden gezien als zowel een emotioneel of intstrumenteel aspect. Maken buurtwebsites een

verschil bij het aanbieden van instrumentele steun of wederzijdse hulp onder de buurtbewoners?

De enquete stelde de vraag of mensen praktische dingen met elkaar uitwisselen of andere dingen

delen met elkaar als gevolg van het gebruiken van de buurtwebsite. 76% antwoordde ‘vaak’ of

‘soms’, en zoals al aangegeven beantwoordde 44% van de respondenten dat dit eerder het geval

zal zijn als hierbij de buurtsite wordt ingezet.

20

Figuur 3 Buren relaties veranderen als direct gevolg van het gebruiken van buurtwebistes

Bron; Harris & Flouch, 2010, Online neighbourhood networks study

Een tweede opmerkelijke uitkomst is de vraag naar ‘collective efficacy’. Deze doelt naar de

gezamelijke ‘daadkrachtigheid’ in een buurt, de collectieve mogelijkheid van een buurt om in te

grijpen in hun eigen leefomgeving op basis van gezamenlijke interesses of doelstellingen. Belangrijk

hierbij is dat mensen elkaar vinden, communiceren en gezamenlijk dingen organiseren. Zonder

deze kern waarde is gezamenlijke daadkrachtigheid, of zoals sommige het noemen ‘de inzet van

sociaal kapitaal’ onmogelijk. In deze context is het natuurlijk interessant om de vraag te stellen of

een buurtsite bijdraagt aan deze gedachte. Gelukkig heeft het Engelse onderzoek hier ook rekening

mee gehouden. In hun enquete hebben zij aan de respondenten gevraagd of de buurtsite al dan

niet een verschil maakt bij het verenigen van mensen om hun buurt te verbeteren. De antwoorden

op deze vraag waren; “Ja, verbeterd’, ‘Ja, verslechterd’, ‘Maakt geen verschil’ en ‘Weet ik niet’.

Drie kwart van de respondenten vond dat het participeren op de website een positief effect heeft

om elkaar te vinden en bij elkaar te komen om de eigen leefomgeving te verbeteren.

21

Figuur 4 Gezamelijke daadkrachtigheid

Bron; Harris & Flouch, 2010, Online neighbourhood networks study

Het lijkt er dus op dat aan de hand van dit Engelse onderzoek onze hypothese wordt ondersteund

dat met behulp van internettoepassingen mensen bij elkaar komen en zich organiseren om zich in

te zetten voor hun leefomgeving. Het is gevaarlijk om op basis van één onderzoek (uit het

buitenland) definitieve conclusies te trekken. Daarom is het aan te raden om een vergelijkbaar

onderzoek in Nederland uit te voeren.

Een derde interessant aspect dat het onderzoek heeft behandeld is de sociale integratie, of sociale

diversiteit op de sites. Deze bevindingen komen overeen met wat onze eigen

onderzoeksresultaten. In de interviews met de ‘site founders’ wordt duidelijk dat zij de site niet

specifiek hebben opgezet om de sociale cohesie of integratie in een buurt/wijk te verbeteren. De

eigenaren geven vrijwel allemaal dat zij geen (democratische of culturele) representatieve site voor

de wijk zijn en dat ook niet proberen uit te dragen. Desalniettemin lijken deze lokale sites een

behoorlijke capaciteit te hebben om bij te dragen of zelfs de kwaliteit van (lokaal) leven te

beinvloeden. Het bewijs uit het Engelse onderzoek of de buurtsites bijdragen aan de sociale

cohesie tussen verschillende culture is matig tot zwak. Wanneer gevraagd werd of de lokale

website een verschil heeft gemaakt of mensen van een verschillende achtergrond al dan niet beter

met elkaar omgaan door het gebruik van de site, antwoordt de meerderheid van de respondenten

dat ze dit niet wisten (47%) of voelde dat de site hieraan nauwelijks bijdraagt (30%). Op dit punt,

hoe je verschillende achtergronden bij elkaar krijgt op een website wordt later nog op in gegaan.

22

Figuur 5 Gaan mensen met verschillende achtergronden beter met elkaar om door het gebruik van de lokale website?

Bron; Harris & Flouch, 2010, Online neighbourhood networks study

Interessant aan dit Engelse onderzoek is dat zij bewijs hebben verzameld dat suggereert dat lokale

websites bijdragen aan de versterking van lokaal sociaal kapitaal. Wat ook mee telt is dat ze geen

bewijs hebben kunnen vinden voor bijkomende nadelen van een buurtwebsite. Het enige wat nog

moet blijken is in hoeverre de buurtwebsite bijdragen of kunnen bijdragen aan een positieve

relatie tussen mensen met verschillende achtergronden. Ze bewijzen wel dat dat buurtwebsites

duidelijk posititieve connecties tussen buurtbewoners stimuleren, zowel in termen als ontmoeting

als uitwisselingen (van goederen en diensten). Ze hebben positieve effecten kunnen meten op het

gebied van gemeenschappelijke daadkrachtigheid, gevoel van identiteit en trots in de eigen

leefomgeving. Door de deelname aan deze websites, vestigen én behouden bewoners face-to-face

contacten, lenen dingen van elkaar, steunen lokale bedrijven, recyclen, en nemen deel aan een

‘collectieve vrije tijd’ (zoals buurtbbq’s etc.). De auteurs stellen dat deze bevindingen een goede

basis lijken te vormen voor het verbeteren van kwaliteit van leven (in het algemeen) en meer

georganiseerde maatschappelijke betrokkenheid.

4 Welke toepassingen gebruiken buurtinitiatieven ter ondersteuning van hun initiatief?

We lijken steeds verder van elkaar verwijderd te raken, minder met elkaar te praten en onszelf

steeds meer te verstoppen achter de ‘veilige’ schermen van onze smartphones en tablets. De

mogelijkheden van die apparaten neemt alleen maar toe, mede door de ontwikkeling van

applicaties. De groeiende betaalbaarheid, gaat gepaard met een stijgend aantal gebruikers. In het

23

kader van dit onderzoek, is daarom onderzocht of en welke applicaties van toegevoegde waarde

kunnen zijn voor (het aantal contactmomenten in) buurten en welke functie die daarbij vervullen.

4.1 Thema’s

Applicaties zijn opgebouwd rond thema’s en zijn er veelal op gericht om dingen makkelijker of

sneller te maken voor de gebruiker. Daarnaast hebben applicaties vaak een community, waar

gebruikers elkaar helpen en ervaringen uitwisselen. Er is onderscheid gemaakt tussen een

drietal thema’s, die van toegevoegde waarde kunnen zijn voor de buurt en haar bewoners:

● Collaborative Consumption

● Zorg & welzijn

● Veiligheid

Alle, rond deze thema’s onderzochte, applicaties zijn specifiek inzetbaar binnen buurten. Dit is

gedaan omdat het doel van online netwerken, gericht is op het laten ontstaan van communities en

het creëren van contactmomenten op buurtniveau. Verwacht wordt dat de applicaties zorgen voor

een boost van het aantal gebruikers, omdat die inspelen op een persoonlijke behoefte

De onderzochte buurtinitiatieven maken allemaal gebruik van allerlei initernet toepassingen. Zo

heeft de Kersentuin in Utrecht een erg actieve forum, waar mensen berichten en informatie met

elkaar delen. Ze maken ook gebruik van een auto-deel functie. IJburg droomt, IJburg doet is zelfs

onstaan uit een website. Een site met meerdere functies, waar je je eigen profiel kunt creëeren en

berichten naar elkaar kunt sturen, waar je spullen kunt aanbieden en/of vragen en waar je met

behulp van een kalender kunt zien wat en wanneer er iets gebeurd in de wijk. Ook hebben zij een

zeer actieve facebook pagina waar elke week een persoon of gebeurtenis in de wijk wordt

uitgelicht. Het internet wordt hier dus integraal ingezet voor de wijk, waarbij onderwerpen worden

besproken die een sterk lokaal karakter hebben. Hetzelfde geldt voor Boloboost, die ook een

multimedia aanbieding heeft gericht op de wijk. Alleen het voorbeeld in Rotterdam, Hof van Heden

gebruikte geen ingewikkelde internet tools. Wel werd aangegeven dat zonder email de zelfbeheer

locatie niet kan functioneren. Wat ons opvalt is de verscheidenheid van gebruiksfuncties die al

deze sites aanbieden, zoals al eerder is aangegeven in de typologieën lijst van buurtsites.

Interessant is om deze context de vraag te stellen waar de inwoners zelf behoeften aan hebben.

Vaak hebben de sites een beperkt aanbod aan functionaliteiten. Wat nou als je ‘tools’ kunt

toevoegen aan de sites waardoor mensen door geholpen worden? Tools waardoor mensen de sites

gaan gebruiken. Waardoor mensen een reden hebben om elkaar te ontmoeten en met elkaar te

delen, weer met elkaar in contact te komen. Zoals eerder is aangegeven kan dit onze hypothese

onderbouwen dat dergelijk contact op ten duur kan resulteren in face-to-face contact en waarbij

weer andere (georganiseerde) activiteiten kunnen ontstaan, zoals het in zelfbeheer nemen van een

locatie bijvoorbeeld.

4.1.1 Sharing

In Amerika is in opdracht van ‘Nextdoor’ een onderzoek gedaan door ‘Harris Interactive’. Dit

onderzoek is met een aantal opmerkelijke resultaten naar buiten gekomen. Zij hebben de

groeiende rol van buurten en wijken bestudeerd in het bouwen van een ‘deel-economie’.

24

Interessant aan deze uitkomsten is dat een beeld wordt gecreërd op wat voor thema’s buren met

elkaar willen delen. Natuurlijk is dit een weerspiegeling van Amerikaanse buurten, maar er kunnen

zeker lessen uit getrokken worden. Misschien is het zelfs noodzakelijk om een vergelijkbaar

onderzoek in Nederland uit te voeren. Uit het onderzoek komt naar voren dat 78% van de

Amerikanen (zie figuur 4) bereid is om voedsel met buren te delen, 71% is bereid om allerlei

gereedschap te delen en 64% geeft aan om specifiek tuingereedschap met buren te willen delen.

Een fiets delen wordt ook relatief vaak genoemd, maar aangenomen mag worden dat Amerikanen

doorgaans minder vaak een fiets in bezit hebben met Nederlanders. Opvalt is dat Amerikanen

relatief weinig bereid zijn om hun auto uit te delen.

Figuur 6 Top 10 dingen die Amerikanen bereid zijn om met hun buren te delen

Bron; Harris Interactive, 2014, http://blog.nextdoor.com/2014/04/01/nextdoor-invites-you-to-share-with-your-neighbors-throughout-the-month-of-april/

Het onderzoek heeft nog op 4 andere punten resultaten gepresenteerd;

● Geld besparen; 50% van de Amerikanen zou samen werken met buren om geld te sparen

(bijvoorbeeld met groepskorting op huis-diensten, delen in kinderopvang kosten,

maaltijden delen) als ze een manier hebben makkelijker te coördineren.

● Ritten delen; 51% van de Amerikanen zou met buren willen carpoolen als er een

makkelijke manier zou zijn om dit te coördineren

● Garage verkoop; 52% van de Amerikan zou eerder meedoen met garaga verkopen in de

buurt als ze een manier zouden hebben om dit te coördineren en af te stemmen met de

buren

● Hergebruik; 64% procent van de Amerikanen zou eerder spullen kopen/verkopen als de

koper/verkoper dichtbij hun eigen huis woont

25

Figuur 7 Thema’s waar bewoners met hun buren mee samen willen werken

Bron; Harris Interactive, 2014, http://blog.nextdoor.com/2014/04/01/nextdoor-invites-you-to-share-with-your-neighbors-throughout-the-month-of-ap

ril/

Ook is in kaart gebracht welke onderwerpen het meest worden besproken op de site. Aangezien

deze figuur iets zegt over 40.000 Amerikaanse buurten, kan deze figuur van enorme meerwaarde

zijn. Wat opvalt is dat de meeste gesprekken gaan over ‘aanbevelingen’. Buurtbewoners gebruiken

de site dus voor een groot deel om persoonlijke informatie te krijgen over ervaringen van anderen.

Het wordt echter niet duidelijk waar deze ‘aanbevelingen’ over gaan. Verwacht kan worden dat dit

voornamelijk over lokale bedrijvigheid kan gaan, zoals de bakker op de hoek, of een goede oppas.

22% van alle gesprekken gaan over ‘community issues’. Dit is nogal een breed begrip, maar hier

gaat het meestal om overlast, geplande werkzaamheden van de gemeente, e.d. Een ander groot

onderdeel is ‘misdaad en veiligheid’. Buurtbewoners hebben de behoefte om met andere

buurtbewoners in contact te blijven over ongeregeldheden die in de buurt afspelen. Een kleiner

onderdeel wordt ingevuld met ‘event-planning’ (11%), hier gaat het meestal over het organiseren

van buurtfeesten, het opruimen van de buurt, en andere activiteiten die een gemeenschappelijke

inzet van de buurt vereist. 14% wordt ingevuld door ‘classifieds’, waarmee onderwerpen bedoeld

worden die niet passen in de andere thema’s. Te verwachten valt dat het hier vaak gaat over het

verkopen/ kopen of delen van spullen.

26

Figuur 8 Discussies op ‘Nextdoor’ op inhoud

Bron; Bron; Harris Interactive, 2014, http://blog.nextdoor.com/2014/04/01/nextdoor-invites-you-to-share-with-your-neighbors-throughout-the-month-of-ap

ril/

Het mag duidelijk zijn dat dit soort thema’s ook online gefaciliteerd kunnen worden. Als met dit

soort cijfers rekening wordt gehouden kan een online platform eerder gedragen worden door een

buurt of wijk, omdat dit platform bijdraagt aan de bereidwilligheid van mensen om te delen. Wat

verder nog opvalt aan dit onderzoek is dat Amerikanen eerder bereid zijn om dingen met buren te

delen als de buurt beter gecoordineerd is, of wanneer je je buren makkelijker op de hoogte kan

stellen van je plannen.

Dit onderzoek is specifiek gericht op deel-economieën, of ‘sharing’. Andere thema’s die wij

regelmatig terug zien komen op buurtsites, thema’s die specifiek gaan over zorg en ecologie

(duurzame energie, moestuintje) zijn niet heel duidelijk meegenomen in dit onderzoek. Wel zou je

dit soort thema’s onder ‘geld-besparingen’ kunnen onderverdelen omdat in principe de thema’s

neerkomen op ‘zuiniger leven’.

4.1.2 Zorg

Minister Schippers van VWS wil “zorg en ondersteuning in de buurt”. Niet alleen Minister

Schippers wil dit, volgens ons is er ook steeds meer behoefte uit de wijk om te leunen op de directe

omgeving. Zorg die laagdrempelig en nabij is, waar je terecht kunt met eenvoudige vragen, die

onnodige medicalisering tegengaat, zelfstandigheid en zelfredzaamheid bevordert en ertoe

bijdraagt dat mensen zo lang en zo gezond mogelijk in het dagelijkse leven kunnen blijven

functioneren (Integrale zorg in de buurt, NYFER 2012).

27

Iedereen heeft wel eens hulp nodig van een ander, maar sommigen vinden het moeilijk om hulp te

vragen of we weten niet waar we terecht moeten met die vraag. Die hulpvragen gaan over

uiteenlopende thema’s, die zowel betaald als onbetaald kunnen zijn. In buurten is veel kennis en

kunde al aanwezig, waardoor er vaak iemand in de buurt is die kan en wil helpen. Om hier gebruik

van te maken, is het belangrijk dat bewoners elkaar kunnen vinden.

Deze geschreven beleidsnota worden ondersteund door ontwikkelingen in de praktijk, zoals de

opmars van zorgcoöperaties. Bij deze burgerinitiatieven nemen bewoners het heft in handen om

wonen-welzijn-zorg te organiseren zoals zij dat wensen. De wetgever stimuleert coöperaties door

het ‘right to challenge’ in de Wet maatschappelijke ondersteuning (2015) op te nemen.

Georganiseerde bewoners hebben daarmee het recht de gemeente ‘uit te dagen’. Ze kunnen een

bieding doen, als ze denken dat ze (een deel van) de zorg en ondersteuning in hun buurt even goed

of zelfs beter kunnen verlenen. De gemeente stelt bij haar beoordeling kwaliteitseisen en neemt

ook de sociale meerwaarde van het burgerinitiatief mee.

Uit recente inventarisaties (Dictus, D., 2013) blijkt dat het aantal zorgcoöperaties en andere

burgerinitiatieven in wonen, welzijn en zorg significant toeneemt. In 2014 waren er al 101

initiatieven, die allemaal ten doel hebben om ouderen – en soms ook andere doelgroepen – zo

lang mogelijk zelfstandig thuis te laten wonen. Ter vergelijking: in 2013 waren dat er ongeveer 30.

De opkomst van zorgcoöperaties begon in relatief dunbevolkte en snel vergrijzende gebieden,

maar breidt zich nu ook uit naar steden. Een zorgcoöperatie is vaak een reactie op slechte

aansluiting van het aanbod op de vraag van bewoners of het ontbreken van voorzieningen. De

initiatiefnemers zijn mensen die hun directe leefomgeving willen verbeteren. Ze willen met en voor

elkaar welzijn en zorg organiseren en soms ook beschut of beschermd wonen. Vaak hebben ze een

professionele achtergrond in een van deze sectoren. Veel initiatieven beginnen klein met

‘eenvoudige’ diensten, maar breiden uit naar intensievere zorg. Zorgcoöperaties vervullen vaak

een rol als contactpunt voor hun leden: ze hebben een signaleringsfunctie. Ook vervullen ze een

taak in de verbinding van vraag en aanbod: ze hebben een brugfunctie. Hiermee positioneren ze

zich meer en meer als gespreks- en samenwerkingspartner voor gemeenten en aanbieders of

professionals in de Wmo en de Wet langdurige zorg.

Zorgcoöperaties bieden hun leden verschillende diensten. Vaak zijn dat (onderlinge) diensten zoals

vervoer, klussen in huis, tuinonderhoud, koffiemomenten, huisbezoek door vrijwilligers,

huishoudelijke hulp en maaltijden. Daarbij bieden initiatieven vaak ook een ontmoetingsplek. Veel

initiatieven beginnen klein en groeien groter. Een deel van de initiatieven biedt ook

zorgcoördinatie, persoonlijke verzorging/verpleging en dagopvang, soms ook zorgwoningen. Er is

dan vaak samenwerking met andere organisaties, waardoor verzorging/verpleging en alle diensten

die de leden van de coöperaties niet kunnen bieden, door anderen worden geleverd. In andere

gevallen kiest men voor een samenwerking waarbij de zorgcoöperatie de zorg levert in

onderaannemerschap van een zorgaanbieder.

Veel digitale diensten pikken deze berichtgeving op en proberen hier een eigentijds antwoord op

te verzinnen. Neem bijvoorbeeld Buuv. BUUV is een buurtmarktplaats voor en door bewoners waar

vraag en aanbod elkaar vinden. Bij BUUV gaat het om diensten die je als bewoners voor elkaar kan

doen zonder dat er iets tegenover staat. Buuv is een onderdeel van ‘Welsaen’ in Zaanstad dat uit 5

28

sociale wijkteams bestaat en ooit steunpunt burenhulp heette. Deze organisatie heeft dus al een

jarenlange ervaring en contacten met buurtbewoners opgebouwd voordat zij overgingen tot een

moderne wijktool. Zij zijn in staat geweest om met hulp van bestaande kennis over wijken, mensen

te activeren om de site te gebruiken.

Om elkaar te kunnen helpen is het van belang dat zowel vraag en aanbod inzichtelijk is. Hierdoor

weet iedereen die wil helpen of geholpen wil worden, waar ze terecht kunnen. Of het dan om het

uitlaten van de hond gaat of een gitaarles, online is de juiste buurtgenoot zo gevonden. Er zijn

verschillende applicaties te vinden, die speciaal gericht zijn om in te spelen op een zorgbehoefte.

Deze bestaande initiatieven laten zien, dat wanneer mensen elkaar kunnen vinden dit resulteert in

goed nabuurschap of zelfs vriendschappen.

Naast Buuv bestaan er andere digitale diensten, zoals Wehelpen en Zorgvoorelkaar. Wehelpen en

Zorgvoorelkaar bieden een digitale ondersteuningsstructuur die kan worden ingezet voor iedereen

die een ander helpt of zelf geholpen wordt; mantelzorgers, vrijwilligers en hulpbehoevenden. Met

deze omgevingen kan iemand hukp vragen of aanbieden. Ook kan iemand samen met bekenden

zorgen voor een hulpnetwerk voor een ander. Mensen kunnen makkelijk zelf een account

aanmaken of een hulpvraag stellen. Wehelpen verschilt van Zorgvoorelkaar in de bedrijfsstructuur.

Wehelpen is interessant omdat het een coöperatie is, de deelnemende organisaties worden lid. De

leden financieren met elkaar de begroting voor het lopende jaar, hoe meer leden, deste lager de

kosten van het lidmaatschap.

Een ander noemenswaardige digitale coöperatie omgeving is wijzelf.nl. Je kunt je via deze

omgeving aanmelden bij een zorgcoöperatie in jouw woonplaats, of als die nog niet aanwezig is,

hulp krijgen bij een zorgcoöperatie te organiseren. Je kunt hier aangeven, voor welke diensten je

extra ‘handen’ nodig hebt, wanneer en tegen welk uurtarief. Hierna wordt je voorgesteld aan

aanbieders die voldoen aan de ingestelde voorwaarden. Je kunt dan zelf een selectie maken welke

aanbieder het beste bij je past. Je kunt dus zelf kiezen met wie je wilt onderhandelen over je

mantelzorg. Ook kun je recensies schrijven over de kwaliteit van de hulp. Als er een concflict is

tussen vraag en aanbod, neemt het bestuur van de lokale zorgcoöperatie het over, om het conflict

op te lossen.

Een aantal lessen die geleerd kunnen worden uit de bestaande beleidsnota, die relevant is voor

digitale zorgaanbieders zijn (Tijdvoorsamen, 2013);

• Er is behoefte aan nieuwe organisatievormen in de eerste lijn. Multidisciplinaire samenwerking,

kwaliteitsbeheersing, preventie en integratie van cure en care zijn daarbij sleutelwoorden. Dit vergt

een enorme omslag vanuit de traditionele situatie waarin eerstelijns zorgaanbieders voornamelijk

vanuit hun eigen praktijk en discipline opereren en ook de bekostiging langs die lijnen is

georganiseerd.

• Er is geen blauwdruk voor de inrichting van effectieve zorg. Lokale omstandigheden bepalen

welke organisatievorm in een bepaalde context optimaal is.

• Het benutten van bronnen uit de omgeving (familie, buurt, gemeenschap, samenleving) is

belangrijk om de zorg te optimaliseren. Er moeten verbindingen tot stand worden gebracht tussen

de verschillende domeinen die bij integrale zorg betrokken zijn.

29

We staan nog in de begindagen van het aanbod aan digitale zorgdiensten, maar opvallend is dat er

een behoefte is, die door verschillende partijen wordt ingevuld. Precieze cijfers over de

maatschappelijke meerwaarde van deze diensten zijn nog niet voorhanden. Maar het is duidelijk

dat deze diensten het voor mensen makkelijk maakt om hun zorgbehoefte lokaler en persoonlijker

te organiseren.

4.1.3 Veiligheid

Nederland is relatief veilig te noemen, toch staan veiligheid en de leefbaarheid van wijken altijd

hoog op de politieke agenda. Want de wijk is de plek waar mensen intensief met elkaar omgaan.

Het is belangrijk voor mensen dat zij zich veilig voelen in een wijk. De wijk is echter ook de plek

waar overlast, geweld en fysieke verloedering voorkomt. Nu de relatie tussen overheid en burgers

verandert, wordt van burgers meer eigen verantwoordelijkheid verwacht. Ook bij het werken aan

de veiligheid in de wijk (Het CCV, 2014). Verschillende partijen hebben zich hier de afgelopen tijd

mee bezig gehouden en hebben tal van applicaties ontwikkeld, ter bevordering van de veiligheid en

leefbaarheid in wijken. Ook gaan burgers steeds vaker actief opzoek naar tools voor

veiligheidsproblematiek in hun buurt. Wij hebben een viertal methoden onderscheiden waarop

applicaties een bijdrage leveren aan de veiligheid en leefbaarheid van wijken;

· Informeren over veiligheid en gevaar

· Meldpunten en crowdsourcing

· Onderlinge communicatie

· Zelfbescherming en organisatie

Informeren over veiligheid en gevaar

De informatie voorziening rondom veiligheid en gevaar in Nederland gaat via verschillende kanalen

en partijen. Zowel overheden als particulier partijen houding zich continue bezig met het

verstreken van informatie over veiligheid. Partijen als 112meldingen en Alarmeringen maken

gebruik van de P2000 open data, waar alle alarmmelding van de politie, ambulance, brandweer en

Koninklijke marechaussee op binnen komen. Op 112Amersfoort worden alle lokale meldingen in

Amersfoort weergegeven, in combinatie met nieuwsberichten en een incidentenkaart. Op deze

manier kan je altijd op de hoogte zijn van incidenten in de buurt, wanneer je er zelf naar opzoek

gaat.

Wanneer er echt sprake is van een levens- en gezondheidsbedreigende situaties, dan wordt

NL-Alert ingezet om je direct te informeren (bekend van de slogan ‘Direct informatie bij een

noodsituatie’). Bijvoorbeeld als er sprake is van een grote brand waarbij giftige rook vrijkomt,

explosiegevaar, of een overstroming. NL-Alert maakt hiervoor gebruik van Cell broadcasting, wat

simpel weg inhoud dat je informatie ontvangt (in een sms bericht) op basis van je locatie.

Naast deze real time meldingen over veiligheid, krijgen veel mensen pas achteraf via de

traditionele en nieuwe media informatie over incidenten. De vraag is of men hierdoor het juiste

beeld en gevoel krijgt van de mate van veiligheid en leefbaarheid in hun wijk.

30

Meldpunten en Crowdsourching

Twee ogen zien meer dan één, dat is het principe waar veel meldpunten gebruik van maken. Veel

gemeenten maken graag gebruik van wat bewoners waarnemen in hun woonomgeving, om er zo

voor te zorgen dat de openbare ruimte er netjes bij ligt. Op deze manieren werken overheid en

burgers samen aan een leefbare en veilige wijk. Via Buiten Beter en Verbeter de buurt is het

gemakkelijk om met je smartphone een melding te maken van bijvoorbeeld een omgevallen boom

of een gat in de weg. Deze meldingen worden direct verstuurd aan de verantwoordelijke partij, die

vervolgens het probleem of onveilige situaties kan oplossen.

Hier wordt gebruikt gemaakt van de ‘wisdom of the crowd’, dit wordt ook wel crowdsourcing

genoemd. Een andere voorbeeld hiervan is Burgernet, die je via je telefoon vragen om hulp bij een

gebeurtenis in je wijk, zoals een overval of inbraak. De ontvangers zijn de oren en ogen van de

politie en kunnen soms cruciale informatie bezitten, die kan leiden tot het opsporen van de daders.

Misschien wel het bekendste voorbeeld is het AmberAlert, waarbij zo’n twee miljoen mensen

helpen zoeken naar vermiste kinderen. Het AmberAlert maakt slim gebruik van (sociale) media,

een app en sms om mensen te bereiken en de kinderen terug te vinden.

Al deze voorbeelden zorgen voor interactie tussen burger en overheid of instanties zoals de politie.

Door deze doelgerichte aanpak, wordt er gezamenlijk voor een groter gevoel van veiligheid

gezorgd. Het laat ook mooi zien wat de kracht van de crowd is, wanneer je deze voor de juiste

doeleinden weet in te zetten.

Onderlinge communicatie

Dat niet overal de overheid of instanties aan te pas hoeven te komen, laten de vele Facebook en

Whatsapp groepen zien die het afgelopen jaar in het leven zijn geroepen om te zorgen voor een

veiligere buurten en wijken (http://socialmediadna.nl/whatsapp-buurtwacht/). Buurtgenoten

nemen zelf het heft in handen en gebruiken de bekende sociale media kanalen om gratis

informatie en berichten uit te wisselen. Veel cijfers zijn er nog niet van bekend, maar dat het werkt

blijkt uit de vele voorbeelden waarbij groepen gezamenlijk inbrekers weten aan te houden of

geweld weten te voorkomen.

Dat veel mensen zich aan willen sluiten bij deze groepen blijkt ook uit het probleem dat zich voor

deed bij Whatsapp. Ze kregen veel klachten binnen over het maximale leden aantal van 50

personen per groep, inmiddels is dit aantal verdubbeld naar 100 leden.

Door gebruik te maken van gratis beschikbare communicatie middelen, weten buurtgenoten veel

problemen gezamenlijk op te lossen. Door de directe en snelle manier van communiceren kunnen

veel problemen ad-hoc worden opgelost of voorkomen. De informatie verstrekking via deze

kanalen verloopt ook eenvoudig, echter is het terug vinden ervan een veel gehoorde klacht.

Zelfbescherming en organisatie

Ook wanneer mensen die zich niet compleet veilig voelen in hun wijk of wanneer ze getuige zijn

van een incident, kunnen met behulp van een smartphone veel bereiken. Een veel gebruikte

applicatie is One-Click-SOS, die in één klik een foto maakt wanneer je getuige of slachtoffer bent

31

van bijvoorbeeld een overval of geweld. Deze foto wordt vervolgens direct verstuurd en kan

helpen bij het opsporen van de dader. Een tool die ook complete video’s upload en deelt is de app

Safecity.

Onder het mom dat voorkomen beter is dan genezen, zijn er ook applicaties ontwikkeld die

preventief te werk gaan. Zo zijn er veel oudere mensen die zich nog prima reden, maar het fijn

vinden als er iemand een oogje in het zeil kan houden. Voor deze groep is het Salvidas alarm een

uitkomst. Elke dag om een vast tijdstip, krijg je via je smartphone de vraag: Ben je Oké? Als dat zo

is, druk je op ‘Oké’. Zo niet dan gaat er binnen een aantal minuten een bericht naar een vast

contact persoon, die vervolgens actie kan ondernemen om na te gaan of alles in orde is.

Deze eenvoudige toepassing zorgt er voor dat mensen langer zelfstandig thuis kunnen blijven

wonen in hun vertrouwde omgeving en draagt het bij aan een gevoel van veiligheid. Helaas

moeten we wel vaststellen dat dergelijke applicaties slechts door een selecte groep gevonden

wordt en daardoor nog weinig sociale impact bereikt op dit moment.

Wat opvalt

We kunnen concluderen dat applicaties zeker van toegevoegde waarde kunnen zijn voor de

veiligheid en leefbaarheid in wijken, zowel op groeps- als individueel niveau. Wat opvalt is dat de

samenwerking tussen overheid / instanties en burgers steeds meer vorm begint te krijgen. Hierbij

zorgt de burger vaak voor informatie en de overheid en instanties voor de oplossing. Tevens valt op

dat burgers ook steeds vaker instaat zijn zelf oplossingen te bieden voor problemen, door gebruik

te maken van moderne technologie. Vooral de weg naar de bekende platform weten ze redelijk

goed te vinden. Tools die beschikbaar zijn voor specifieke doeleinden, worden nog lastiger

gevonden door grote groepen en hebben nog tijd nodig om ingeburgerd te raken in de

maatschappij.

4.2 Deelconclusie thema’s. Welke nieuwe ontwikkelingen vallen op in

‘applicatie-land’. Kun je deze integreren met buurtsites?

De trends en ontwikkelingen die worden beschreven in het vorige hoofdstuk blijven niet

onopgemerkt in ‘applicatie-land’. Zo lijken tal van ‘apps en webtools’ in te spelen op een grotere

behoefte naar kleinschaligheid, lokaliteit en dichtbij. Deze behoefte staat normaal gesproken

synoniem aan eerlijkheid, oprechtheid en authenticiteit. En authenticiteit is doorgaans eerder te

vinden bij een kleine, lokale ondernemer, die niet onderneemt voor het geld, maar voor het plezier

dat hij heeft in het vervaardigen en aan de man brengen van zijn of haar ambacht. Lokaliteit zie je

ook veel terug bij deze ondernemers. Zij sponsoren bijvoorbeeld lokale verenigingen of dragen bij

aan de kerstversiering in de winkelstraat, daar waar grote, landelijke ketens het vaak laten

afweten. Maar er is lange tijd niet niet (online) voorzien in deze behoefte. Zie bijvoorbeeld;

www.geefomdejaneef.nl

Overal zie je initiatieven die dit gevoel van kleinschaligheid willen vertalen naar een virtuele

omgeving. Zo zie je een enorme stijging in initiatieven die zijn gebaseerd op ruilhandel. Dingen aan

elkaar uitlenen en ruilen zonder dat daar directe betaalmiddelen bij betrokken zijn. Zo heb je ruil

32

sites die zijn gespecialiseerd op voedsel (thuisafgehaald.nl), tweedehands kleren (swapp.com /

poshmark.com), gereedschap (peerby.nl), onderdak (Couchsurfing.com / airbnb.com)),

hondenuitlaten (Dogvacay.com), auto’s (wheels4all.nl/ mywheels.nl/ snappcar.nl), taken en

diensten (croqqer.nl/ Konnektid.nl, Buuv.nu), fietsen (spinlister.com), carpoolen (toogethr.com),

leningen (lendingclub.com), investeringen (voorjebuurt.nl, crowdaboutnow.nl), wifi (fon.com) en

ga zo maar door. Eigenlijk is deze lijst eindeloos.

Wat opvalt aan dit type toepassingen is dat ze een zeer specifiek onderwerp hebben. Je hebt iets

nodig, dus ga je naar die specifieke site. Ze draaien dus allemaal om jouw specifieke behoefte

heen, het individu staat centraal, ook al deel je met anderen. In dit lijstje gaat alleen voorjebuurt.nl

verder dan dat. Zij spelen in op een collectief belang. Investeer je in een bepaalt project, dan maak

je daarbij meteen je buurt beter. Er wordt een beroep gedaan op een gemeenschappelijke

verantwoordelijkheid om te investeren in je eigen woonomgeving. Dit type sites zijn interessanter

om te onderzoeken omdat zij juist een beroep doen op een hele gemeenschap inplaats van twee á

drie individuen die elkaar toevallig vinden in een gemeenschappelijke behoefte.

Er zijn een aantal sites die dit probleem inzien. Sites die af willen van een narcistisch zendkanaal,

waarbij de focus ligt op de ‘ikvorm’. Hieronder beschrijven we er een paar. In Nederland heb je een

aantal mooie voorbeelden van wijkcollectieven die zich inzetten voor duurzame energie, betaald

vrijwillegerswerk en onderhoud. Één van die voorbeelden is www.wijkbedrijfbilgaard.nl, waarbij de

energieopwekking is geregeld in een lokale coöperatie . Er zijn meerdere typen toepassingen of

initiatieven die inspelen op deze visie. Zo beginnen overal energie, zorg en beheer collectieven te

ontstaan, waarbij interactieve media integraal ingezet wordt als breekijzer voor leefbaarheid en als

platform voor zelfregulerende bewonersparticipatie. Ook zijn er toepassingen die een focus

hebben op de buurt. Toepassingen die kunnen worden ingezet om je eigen leefomgeving te

activeren. In Nederland kun je hierbij denken aan buurtlink.nl, buurbook.nl, mijnbuurtje.nl, en

zorgvoorelkaar.com. Maar ook somminge ‘hyper lokale’ sites gebruiken modernere

interactievormen te ondersteuning van hun buurtsite, zoals Halloijburg, Boloboost, Ilovenoord en

de Lucas Community.

Dit soort media zijn gericht op interactie en dialoog tussen buurtbewoners, die te vergelijken zijn

met sociale media zoals facebook, instagram, youtube en linkedin. In Amerika zijn ze hier nog een

stapje verder mee. Hier bestaan complete sociale media die speciaal zijn ingericht voor buurten.

Mooie voorbeelden zijn www.nextdoor.com en www.everyblock.com. Een van de belangrijkste

voordelen om sociale media te gebruiken in plaats van traditionele media is de mogelijkheid om

snel en gemakkelijk een discussie of dialoog aan te gaan met jouw publiek of gemeenschap. Deze

dialoog heeft een grotere meerwaarde dan het puur en alleen zenden van informatie. Het is deze

verschuiving naar het dialoog die helpt bij het opbouwen van relaties binnen een gemeenschap,

tussen burgers, maar wellicht ook tussen burger en andere instellingen. Om dit te laten gebeuren,

moet het aanbod van sociale media overeenkomen met een vraag van burgers om deel te nemen

via deze kanalen. In het vorige hoofdstuk hebben we beargumenteerd dat deze relatie tussen

vraag en aanbod op buurtniveau steeds duidelijker wordt. De huidige sociale media zijn alleen nog

niet adequaat genoeg uitgerust om dit type relatie tussen vraag en aanbod op buurtniveau te

faciliteren. Tot nu toe is de nadruk voornamelijk geweest op de aanbodzijde – waarbij lokale

autoriteiten gestimuleerd werden om deze nieuwe technologieën op te pakken om informatie te

33

sturen over de buurt. In onze gesprekken met allerlei touwtrekkers van buurtinitiatieven zien zij

dat de meerderheid van de bewoners in een buurt niet zijn geïnteresseerd in het cultiveren van

relaties met lokale instellingen en velen zijn ambivalent over het vormen van (diepere) relaties met

hun buren. Wel zien we een duidelijke behoefte van buren om elkaar te helpen op allerlei niveaus,

zoals bewezen in het vorige hoofdstuk. Zoals aangeven bestaan er al veel media die zijn ingericht

voor het zenden van informatie zoals facebook, twitter, instagram e.d. De tools die onze reikwijdte

en bereikbaarheid hebben verhoogd, hebben ons op de een of andere manier meer dan ooit

vervreemd van elkaar. Face-to-face, mens-tot-mens contact en communicatie lijkt steeds meer een

tussenvorm te worden door gadgets, technische snufjes en apps. Burgers dreigen hierdoor vooral

consumenten te worden en hebben zelf weinig in te brengen in de manier waarop het leven er is

georganiseerd. De centrale kritiek op dit soort systemen is dat burgers wel diensten aangereikt

krijgen waarmee ze hun leven efficiënter kunnen organiseren, of aangenamer kunnen maken, maar

dat ze weinig of geen zeggenschap krijgen over de inhoud van die diensten. We zien dus een groot

aantal toepassingen die een toevoeging kunnen zijn voor allerlei type buurtinitiatieven. Het is nog

de vraag welke toepassingen echt een bijdrage kunnen leveren. Op basis van buurtsites die nu al

(succesvol) worden ingezet ter ondersteuning van de bezochte wijkondernemingen maken vooral

gebruik van, of geven een referentie naar autodelen, crowdfunding en diensten en producten deel

sites. Dit komt grotendeels overeen met het Amerikaanse onderzoek, waarbij de thema’s die buren

bereid zijn om met elkaar te delen ook terugkomen op de wijksites. Het enige thema wat wij niet

consequent zijn tegengekomen is de mogelijkheid om voedsel te delen via een tool of een

doorverwijzen naar een tool op de wijkwebsite. Dit terwijl volgens het Amerikaanse onderzoek hier

de meeste bereidheid voor is.

Voor een compleet overzicht van applicaties en tools, zie

www.partici-appel.nl

In het volgende hoofdstuk gaan hoofdstuk gaan we dieper in op wat voor type wijken of buurten

internet toepassingen gebruiken om hun initiatieven bij te staan.

5. Wat voor type buurten zijn eerder bereid om internet toepassingen te omarmem?

Het is natuurlijk ook handig om te weten waar internet toepassingen ter ondersteuning van wijk

initiatieven een hogere kans van slagen hebben. Alhoewel het type woongebied per initiatief

verschilde, viel op dat mensen die internet toepassingen gebruikten ter ondersteuning van hun

initiatieven veelal dezelfde achtergrond hebben; voornamelijk blanke, hoogopgeleide mensen met

een gezin. De enige plek tijdens de bezoeken die kenbaar minder steunde op internet

toepassingen, was in de Hof van Heden in Rotterdam. Hier wonen dan ook voornamelijk ouderen.

Zijn deze observaties terecht? Is de demografische samenstelling van een wijk belangrijker bij het

al dan niet gebruiken van internettoepassingen ter ondersteuning van een initiatief, dan de

typologie van de woonwijk?

34

5.1 Bewijs uit eerder onderzoek

De gegevens die van andere onderzoeken zijn gebruikt ter ondersteuning van dit document lijken

ook allemaal dezelfde conclusies trekken. Hieronder zijn de demografische gegevens weergegeven

van de respondenten uit het Engelse onderzoek dat in drie wijken van Londen is uitgevoerd over

buurtsites (Harris & Flouch, 2010, Online neighbourhood networks study). Opvallend hierbij dat

een bepaalde demografische groep vooral gehoor heeft gegeven aan de enquetevragen. Dit terwijl

het onderzoek toch echt is uitgevoerd in de behoorlijk demografisch gemixte ‘burroughs’ in de kern

van Londen. Van het Amerikaanse onderzoek zijn overigens over de demografische samenstelling

van de respondenten geen gegevens bekend.

Figuur 9 Demografische samenstelling van de respondenten in de ‘Online neighbourhood networks study’

Brockley Central (%)

East Dulwich Forum (%)

Harringay Online (%)

Gemiddeld (%)

Woning - eigenaren

82 80 83 82 (%)

Woning - huurders

17 19 16 17 (%)

Hoger opgeleid 92 78 81 83 (%)

Werkenden 66 54 47 55 (%)

Blanke Britten 71 78 74 75 (%)

Alle blanken 92 90 92 91 (%)

Vrouwen 51 69 53 58 (%)

Mannen 49 31 47 42 (%)

Bron; Harris & Flouch, 2010, Online neighbourhood networks study

Wat opvalt aan deze gegevens is dat de respondenten voornamelijk bewoners zijn van

koopwoningen (82%), zijn hoger opgeleid (83%) en de respondenten zijn voornamelijk blank (91%).

Deze gegevens komen dus overheen met de vermoedens uit het onderzoek hier in Nederland.

Deze gegevens worden tevens ondersteund door een Amerikaan onderzoek naar de relaties tussen

internet en gemeenschappen – ‘Neighborhoods in the network society: the e-neighbors study’,

Keith Hampton (2007). Dit is een onderzoek geweest naar het gevoel van gemeenschap en

bestaande maatschappelijke betrokkenheid en of deze worden versterk door

internettoepassingen, zoals forums, emails, interactieve websites. Het onderzoek heeft

plaatsgevonden tussen 2003 en 2005, waarbij 481 mensen in een looptijd van 3 jaar, 971 enquetes

hebben ingevuld. Omdat het onderzoek in 2003 is begonnen kunnen de uitkomsten van dit

onderzoek niet meer corresponderen met de huidige maatstaven. Dit omdat de ontwikkeling van

35

internet (en mobiele telefoon/ apps) zo snel gaat dat een vergelijking met nu en 10 jaar geleden

niet verantwoord is. Maar de uitkomsten van dit onderzoek blijven toch interessant. Het onderzoek

heeft plaatsgevonden in 5 buurten, die alle vijf bestonden uit drie type woningen; appartementen,

‘gated-communities’ en eengezinswoningen (suburbs).

Figuur 10 Demografische samenstelling van de respondenten in de ‘the e-neighbors study’

Flatge-bouw

Gated community

Eengezins-woning

Controle groep

Gemiddelde leeftijd (jaren) 39,2 56,7 52,6 48,1

Getrouwd (%) 45,7 71,2 85,4 81,2

Man (%) 45,7 52,5 43,2 47,6

Kaukasisch (%) 77,8 100 90,8 85,9

Kinderen thuis (%) 14,8 20,3 56,2 62,4

Jaren van opleiding (%) 16,8 16,1 16,9 16,1

Verblijf in woning (jaren) 5,9 9,1 16,7 14,4

Residentiële stabiliteit ≥ 5 jaren (%)

25,3 64,9 66,9 64,7

Woning eigenaren (%) 0 96,6 91,4 88,2

N 81 59 185 170 Bron – Keith Hampton (2007) ‘Neighborhoods in the network society: the e-neighbors study’,

De antwoorden op de enquetes en de verschillende demografische samenstellingen resulteerde in

drie typologieën;

1) Flatgebouw (‘apartments’) met jonge, alleenstaande, kinderloze mensen die weinig te

maken hebben met hun buurt, hadden weinig gevoel van gemeenschap, voelde weinig

verplichtingen aan hun gemeenschap, maar hadden het duidelijkere betrokkenheid met

hogere lokaliteiten (dus voelde zich eerder betrokken op stedelijk niveau dan op

buurtniveau)

2) Een gated community met oudere, gevestigde, stabiele, getrouwde (of eenmaal getrouwd),

kinderloze (altijd of recent weggetrokken) personen hebben een verdeelde mening over

hun niveau van betrokkenheid bij de gemeenschap en het verlangen naar meer

betrokkenheid met de buren.

3) Twee voorstedelijke (eengezinswoningen) gemeenschappen waar de bewoners van

middelbare leeftijd zijn, getrouwd zijn, weinig verhuizen en vaak kinderen hebben. De

meesten hebben meer contact met de buren, maar de bewoners waren verdeeld als het

gaat over het gevoel van verplichting aan hun gemeenschap en hun mate van

betrokkenheid met de buurt.

36

Figuur 11 Aantal berichten dat via mail is gestuurd aan buren (tussen haakjes is het aantal verzenders)

Flatgebouw

Gated Eengezinswoning

Jaar 1 1 (1) 25 (8) 115 (42)

Jaar 2 0 (0) 2 (2) 271 (49)

Figuur 12 Aantal bezoekers aan de buurtwebsites (tussen haakjes zijn de unieke bezoekers)

Flatgebouw

Gated Eengezinswoning

Jaar 1 32 (5) 52 (10) 134 (11)

Jaar 2 3 (2) 11 (2) 43 (6) Bron; – Keith Hampton (2007) ‘Neighborhoods in the network society: the e-neighbors study’,

Voor alle drie de types is een online forum gemaakt waar buurtgenoten met elkaar via email

konden communiceren. Wat opvalt aan de cijfers hierboven zijn dat vooral mensen die in

woningen wonen die met ‘suburbs’ te vergelijken zijn (eengezinswoningen) de toepassingen

gebuiken.Ook hier bleken de mensen die sneller internet toepassingen addopteerden voornamelijk

bewoners te zijn van koopwoningen (91,4%), voornamelijk blank (90,8%) en met kinderen thuis

(56,1%). Een ander gegeven dat niet terugkomt in de andere onderzoeken, is dat de bewoners zich

een vrij stabiele woonsituatie bevinden; 66,9% van de bewoners wordt langer dan 5 jaar in

dezelfde woning.

Concluderend kan gesteld worden dat wanneer er wordt ge-experimenteren met internet

toepassingen als ondersteuning van allerlei buurtinitiatieven, deze voornamelijk gedragen zullen

worden door een eenzijdige bevolkingsgroep. Een vraag die meteen naar boven komt op basis van

deze conclusie is hoe kun je huurders, met lage inkomens, en andere culturen betrekken bij een

lokale site? Hier zal op in worden gegaan in het volgende hoofdstuk.

5.2 Hoe kun je huurders, lage inkomen, mensen zonder internet, andere

culturen betrekken bij een lokale site?

Het is aannemelijk om te stellen dat in buurten of wijken waar de demografische opbouw van de

bevolking voldoet aan de eisen zoals die in het vorige hoofdstuk zijn neergezet, mensen vaak al zelf

het initiatief nemen om een lokaal buurtplatform op te zetten. Of dit nou in de vorm van een

website/blog, of multimedia tool, facebook of een whats’app groep is maakt in deze zin niet heel

veel uit. Er is een bepaalde behoefte in de wijk of buurt, zoals eerder aangetoond, en de mensen

die deze behoefte kunnen vertalen naar een werkbaar online tool, doen dit ook. Al moet hierbij

wel gezegd worden, dat alle initiatiefnemers van de lokale websites bewust en actief hebben

geïntervenieerd (zowel online als face-to-face) om participatie op de website te stimuleren, waarbij

niet elk type website of ander soort communicatie-tool werkt.

37

Interessant is het vervolgens om te testen of dergelijke online buurt websites, die gerund worden

door bewoners, ook in lage inkomens buurten kunnen worden opgericht en gevestigd. Uit onder

andere gesprekken met een aantal initiatiefnemers van bestaande buurt/wijkwebsites hebben wij

onze leringen getrokken. Ook heeft er in 2012 in Engeland een onderzoek plaatsgevonden dat

online ‘neighbourhood networks’ in lage inkomens gebieden heeft bestudeerd, waar we door

geïnspireerd zijn. Tevens heeft Bas Holtzer veel advies gedeeld over dit thema, hij is consultant

online communicatie en maakt ondermeer wijkwebsites en geeft advies over hoe je deze het best

kunt opstellen en beheren.

Het Engelse onderzoek (Harris & Flouch, 2012) suggereert dat om online betrokkenheid te

stimuleren bij buurten met lage inkomens, professionele interventie en een mix van online en

face-to-face ‘community’ ontwikkelingswerk nodig is. De onderzoekers namen de rol op als

consultants waarbij zij projecten ondersteunden bij het opzetten van een online community tool.

Hun werkmethode hebben ze onderverdeeld in 3 fasen; ‘project set-up’, ‘site ontwikkeling’ en

‘continue ondersteuning’. Ook Bas Holtzer benoemt 3 vergelijkbare fasen waarin je een wijksite tot

een succesvolle organisatie of onderneming kan neerzetten;

1. Opstarten, enthousiasmeren, bekendmaken; Hier is het belangrijk dat goede content éérst

komt, waarbij een actieve rol van site-beheerders is wegelegd. Community-manager (of

iemand die vergelijkbaar werk verricht) start met de opbouw van een netwerk, waarbij het

zoeken van bestaande netwerken een pré is. In deze fase is veel publiciteit en promotie

voor de site belangrijk

2. Opbouw online gemeenschap; Het prille (basis) netwerk dat gelegd is in fase 1 met

enthousiastelingen moet uitgroeien door uitnodigen, ondersteuning en belongingen geven.

Bestaande netwerken van forums, prikborden en andere sociale tools actief inzetten om

dit netwerken vorm te geven, waarbij actieve buurtbewoners een grote (zoveel mogelijk

zelfstandige) rol krijgen, zodat er een gevoel van eigenaarschap ontstaat voor de online

tool. Hierdoor kan een site bekendheid krijgen en een maatschappelijk gewicht.

3. Site wordt zelfstandig; Er is genoeg basis gelegd waardoor de site wordt onderhouden door

buurtbewoners, waardoor buurtbewoners elkaar makkelijker weten te vinden, zichzelf

kunnen organiseren in de buurt en daardoor zich voor collectieve belangen gaan inzetten

in buurt of wijk waarbij ze elkaar ondersteunen in bijvoorbeeld beheer projecten.

Wat opvalt aan deze methoden is dat beiden de nadruk leggen op het belang van het vinden van

één of meerdere personen die een leidende rol willen spelen bij het beheren van een dergelijke

website. Wanneer zo’n initiator naar voren treedt om een online kanaal te besturen, deze nog

steeds mensen nodig heeft om content en interesse te genereren. Alhoewel lokale online

netwerken collectieve ondernemingen zijn, zijn ze sterk afhankelijk op enkele individuen die de site

dragen. Dit zijn vaak individuen met veel inzicht over de wijk en een hoge mate van betrokkenheid

voelen met het gebied waarin zij wonen, die snel de potentie van sociale technologieën begrijpen

en bereidheid tonen om tijd te investeren voor de potentiële voordelen die zo’n toepassing voor

de wijk kan brengen. Wanneer zo’n individu, of groep van individuen die bereid en in staat zijn om

te leiden worden ondersteund door andere bewoners of betrokken instanties, kan een site vrij

snel van start-up tot een gevestigd medium overgaan.

38

Lessen;

- Stabiele redactie ondersteunt en zorgt voor continuïteit

- Netwerk van actieve redacteuren en correspondenten

- Community-manager gaat op zoek, organiseert en helpt

- Deskundigheid moet beloond worden

Alle buurtinitiatieven die we tegen zijn gekomen werken in principe op deze manier. Maar deze

opereren dan ook niet in ‘kans-arme’ wijken, en hebben dus in mindere mate hulp nodig van

andere instanties of organisaties om een succesvol platform te bouwen. Het enige platform (die wij

zijn tegengekomen) die ook in kans armere gebieden opereren zijn www.buuv.nu/ en

www.zorgvoorelkaar.nl/ . In het onderzoek hebben we alleen de kans gehad om met de beheerder

van buuv.nu in Zaanstad te spreken. We spraken Lidy Steenwinkel, de projectmanager van BUUV in

Zaanstad. Zij hebben een relatief snelle en interessante resultaten geboekt. Sinds een half jaar is

BUUV ‘online’ en kunnen alle inwoners van Zaanstad de tool gebruiken om diensten te vragen of

aan te bieden. Opzich is dit geen nieuw concept, sites zoals Konnektid en Peerby hanteren dezelfde

concepten. Wat buuv zo interessant maakt is dat zij alle bevolkingslagen weten te bereiken, van 18

tot 80 jaar, en vrijwel alle inkomensklassen. Iets wat Konnektid en Peerby vooralsnog niet hebben

bereikt. Buuv heeft in dat half jaar 1000 actieve gebruikers weten te binden aan hun site op een

bevolking 150.000 in heel Zaanstad. Nog geen enorm aandeel, maar een mooi begin wat veel

initatieven niet vooral kaar krijgen. Buuv is een onderdeel van ‘Welsaen’ dat uit 5 sociale wijkteams

bestaat en ooit steunpunt burenhulp heette. Deze organisatie heeft dus al een jarenlange ervaring

en contacten met buurtbewoners opgebouwd voordat zij overgingen tot een moderne wijktool. Zij

zijn in staat geweest om met hulp van bestaande kennis over wijken, mensen te activeren om de

site te gebruiken. Daarbij hebben ze meerdere vrijwilligers die actief mensen begeleiden wanneer

daar behoefte voor is en een telefoon centrale voor oudere mensen die vaak vragen telefonisch

willen stellen. Het mooie van de Buuv is dat zij dus de sociale kennis van de wijkteams combineren

met nieuwe communicatietechnieken, zodat ze ook een jongere bevolkingsgroep weten te vinden.

Buuv straalt geen hulporganisatie uit, maar mensen kunnen op eigen initiatief hulp zoeken, zonder

het idee te hebben dat een instantie hen daarbij helpt. Deze methoden blijkt vooralsnog goed te

werken. Kern van succes is dat zij in hebben gezien dat mensen niet vanzelf komen, waarbij

beheren en activeren van gebruikers nodig is. Buuv is nog niet in staat geweest om resultaten te

meten van hun website. De website is nog vrij jong en heeft een beperkt aantal functionaliteiten.

Maar hun werkwijze bewijst wel dat je ook armere bevolkingsgroepen, met minder toegang tot

internet, kunt activeren om moderne communicatiemiddelen te gebruiken.

Wanneer je dus dit soort type media wilt inzetten voor buurten die minder georganiseerd zijn en

waar dus minder initiatief wordt getoond voor een collectieve inzet voor de eigen leefomgeving

kunnen een aantal dingen geconcludeerd worden. Je moet weten voor wie je een dergerlijk

platform maakt, actieve betrokkenheid en activering bij deze doelgroep is noodzakelijk, een goede

39

organisatie is nodig om van een start-up tot een zelfstandig medium te komen en rekening houden

met een langdurig project is aan te bevelen, waarbij een lange adem een vereiste is.

6. Conclusie

Dit onderzoek heeft getracht om een overzicht te geven over bestaande wijkondernemingen die

allerlei intitatieven in de wijk of buurt ondersteunen en/ of opstarten. Focus van het onderzoek

was om in beeld te krijgen op welke manier zij internettoepassingen gebruiken ter ondersteuning

van deze ondernemingen. Er is beargumenteerd dat we ons bevinden in een culturele omslag waar

enerzijds de bevolking steeds mondiger wordt en steeds beter in staat is om dingen zelf te regelen

buiten bestaande instanties en organsiaties om. Anderzijds ‘moeten’ deze opnieuw gevonden

waarden waarbij lokaliteit en colectieve inzet voor de eigen leefomgeving centraal staan maken

ook gebruik van internet toepassingen die passen bij deze nieuwe mentaliteit in de 21e eeuw, waar

we een enorme uitgebreide mogelijkheid hebben om met elkaar te netwerken via het internet. De

hypothese die dit onderzoek in deze context gesteld heeft is dat om burgerparticipatie zo goed

mogelijk te ondersteunen, je middelen moet creëeren die gekneed zijn voor digitale gebruikers.

Een onderdeel van deze hypothese is dat burgers pas participeren, en ook vooral zaken willen

initieren, wanneer burgers georganiseerd zijn. Deze organisatie werkt pas wanneer mensen zich

meer ‘betrokken voelen’ of meer ‘naburig’ zijn in de buurt waarin zij wonen.

Om hierop antwoord te geven hebben we een overzicht gemaakt waarbij voorbeelden van

bestaande wijkwebsites zijn weergegeven. Ook zijn een veelvoud van internet tools beschreven die

passen in deze context. Met cijfers uit vergelijkbaar onderzoek in binnen en buitenland is

geprobeerd om kracht bij te zetten bij de hypothese die vooraf is opgesteld. Deze onderzoeken

ondersteunen de hypothese door een positef beeld te geven over de effecten van buurtwebsites

en bijpassende tools die deze kunnen hebben op het organiseren en verbinden van buren. Daarbij

is een begin gemaakt met een overzicht op wat voor thema’s buren bereid zijn om spullen of

diensten met elkaar te delen. Wanneer buren dus een reden hebben om elkaar op te zoeken

(eigenbelang, sociaal belang, burgerschap en om invloed te kunnen uitoefenen) komen ze weer in

contact met elkaar. Cijfers uit Engels onderzoek bewijzen dat dit ook gebeurt. Buurtwebsites

kunnen wel degelijk een factor van betekenis zijn bij het (beter) leren kennen van de mensen die in

jouw eigen leefomgeving actief zijn. Het is vooralsnog moeilijk om aan te tonen dat deze nieuwe

contacten ook een bijdrage leveren aan de bereidheid om meer eigen intiatief te tonen op

gebieden zoals eigen/ of zelf beheer. Wel mag aangenomen worden dat de kans dat mensen een

collectieve inzet tonen ter bevordering van (o.a.) zelfbeheer taken wordt verbeterd door het

gebruik van dit type sites. Vervolgens is in kaart gebracht wat voor typen buurten eerder in staat

zijn om dergelijke internettoepassingen te gebruiken. Dit zijn voornamelijk buurten met bewoners

van Westerse komaf, die hoger opgeleid zijn, kinderen hebben en al langer woonzaam zijn in de

wijk, waardoor ze een hechtere band met de buurt lijken te tonen.

Hierop aansluitend is naar bewijs gezocht hoe je ook huurders, of mensen met lagere inkomens

kunt binden aan dergelijke buurtnetwerken. Beargumenteerd is dat het wel degelijk mogelijk is om

dit soort buurten en wijken te kunnen activeren voor het gebruik van internettoepassingen voor de

wijk. Er is hierbij echter een andere werkmethode nodig dan de meer zelfstandig opererende

40

wijken. Kern bij deze constatering is dat een grondige kennis van de buurt en zijn bewoners

noodzakelijk is, waarbij gebruik moet worden gemaakt van bestaande (sociale) kennis over de wijk.

Hierbij moet gezocht worden naar actieve leden van de buurt die open staan voor nieuwe

ontwikkeling op digitaal gebied en op zoek worden gegaan naar bestaande initiatieven. Deze

individuen moeten worden ondersteund en beloond door een stabiele organisatie die voor

continuïteit zorgt, waarbij een lange adem vereist is.

Vastgesteld kan worden dat er een overvloed is aan (buurt)platformen, die op een geheel eigen

niveau opereren. Ook is er voor vrijwel elk denkbaar probleem een applicatie te vinden. Deze

ontwikkeling is natuurlijk geweldig. Maar wat functioneert het best in een wijk? Veel van de

applicaties werken perfect, om het probleem op te lossen waarvoor ze in het leven geroepen zijn.

Echter los je hier vaak maar één probleem mee op, terwijl er verschillende problemen of behoeften

zijn in een wijk. Daarnaast is het lastiger om de gewenste dichtheid te krijgen in een lokaal gebied,

wanneer dit slechts één probleem oplost. Dit betekent namelijk dat de applicatie op een latente

behoefte inspeelt, die door een brede groep mensen gedragen moet worden. Ook de informatie is

die verstrekt wordt is thematisch en daardoor ook slechts voor een selecte groep relevant. Een

groot nadeel van deze applicaties is daarnaast dat een probleem van vandaag niet een probleem

van morgen hoeft te zijn. Hierdoor is de kans groot dat een groep ‘geactiveerde’ bewoners als

groep niet meer bestaat en het kanaal (de applicatie) niet meer gebruikt wordt omdat het niet

langer relevant is.

Het zou nu nog te vroeg zijn om een antwoord te geven op de vraag hoe een ideaal buurtplatform

eruit zou moeten komen zien. Om hierachter te komen is meer kennis over de lessen van

bestaande buurt platforms nodig. Wat wel al gezegd kan worden dat een eventueel buurtplatform

aan de volgende punten moet voldoen;

1. Wat heb je de bezoekers te bieden?

● Wat is de ‘beloning’ voor (actieve) bezoekers?

● Is de site interessant genoeg om voor terug te komen?

● Waarom zouden bewoners actief worden?

● Wat voegt de site toe aan het leven in de buurt?

2. Waarom zouden mensen naar déze site gaan?

● Is er al een site waar men naartoe gaat?

● Niet concurreren met gevestigde sites

● Aansluiten bij lokale initiatieven en betrokken bewoners(groepen)

● Intergratie met sociale diensten

3. Start-up fase van een site

● Uniek, interessant en relevant voor zoveel mogelijk mensen

● Actueel en up-to-date

● Leesbaar, toegankelijk (laagdrempelig) en taal afgestemd op doelgroepen

● Makkelijk te vinden voor gebruikers (online en offline marketing)

● ‘White-label’ model, waarin bewoners zoveel mogelijk zelf de inhoud van de site

kunnen bepalen, en daarmee buurtspecifieke benodigdheden kunnen toevoegen

zoals een mogelijkheid voor het delen van auto’s, voedsel, gereedschap e.d. of

41

crowdfunding mogelijkheden of anderen behoeften die gaan over veiligheid en/of

zorg bijvoorbeeld

● Er is lokaal aanwezige leiderschap nodig die wordt ondersteund met

evenenmenten. Mensen gaan niet vanzelf op je buurtplatform verschijnen! Er zal

lokale, waardevolle kennis en ervaringen van (betrokken) personen nodig zijn om

online engagement te creëren en in stand te houden.

● Fysieke aanwezigheid is noodzakelijk voor succes

4. Opbouw site

● Uitgroeien door uitnodigen, ondersteuning (waar nodig met professionals) en

belongingen geven. Bestaande netwerken van forums, prikborden en andere

sociale tools actief inzetten om dit netwerken vorm te geven, waarbij actieve

buurtbewoners een grote (zoveel mogelijk zelfstandige) rol krijgen

● Zowel offline- als online marketing.

5. Site wordt zelfstandig waarop buren met elkaar kunnen delen en communiceren. Dit

bevordert het nabuurschap in een buurt wat weer bijdraagt aan de mogelijkheid van een

buurt om zichzelf te kunnen organiseren en verbeteringen aan de wijk mogelijk kan maken

Het is voor participanten belangrijk dat ze zeggenschap hebben over hun eigen initiatief.

Het werkt veelal demotiverend zodra bijvoorbeeld de gemeente de controle overneemt.

De punten hierboven zijn in de volgende figuur schematisch weergegeven..

42

Online buurt netwerken kunnen bijdragen aan de lokale kwaliteit van leven door het verstrekken

van gemakkelijk toegankelijke, up-to-date informatie en-burger geleide discussies en gesprekken.

Momenteel worden door bestaande buurtsites nauwelijks, of alleen in beperkte mate, gebruik

gemaakt van externe toepassingen die de site meer flexibiliteit en interactief maken. Slechts op

enkele plekken wordt dit (min-of-meer) bereikt, voornamelijk op locatiespecifieke pagina’s als

facebook en buurtplatforms zoals ‘Nextdoor’, ‘Buurtlink’, ‘Everyblock’ of ‘HalloIJburg’. Maar zelfs

hier blijkt het vaak moeilijk om continuïteit te waarborgen. Elke ondersteuning door de lokale

overheden en / of instanties zou moeten worden gebaseerd op een erkenning van de

onafhankelijkheid van de sites. Maar omdat er, zoals we hebben laten zien, duidelijke voordelen

zijn van volwassen, levendige en door bewoners geleide buurtwebsites (ook voor ‘kans-armere’

wijken) is het aan te bevelen dat instanties een faciliterende rol spelen bij de ontwikkeling van dit

type sites. Er is een sterk argument voor deze instanties om bewustwording te stimuleren met

bijvoorbeeld workshops, verkenning en begeleiden van het binden van bestaande buurtsites of

ondersteunen/ opleiden van ervaren beheerders. Naar onze mening is het altijd waarschijnlijker

dat deze operaties slagen als er een mix van bewoners, professionals, ervaringsdeskundigen en

‘activisten’ aanwezig zijn. Een goede organisatie is voorwaarde voor een succesvolle

burgerparticipatie.

43

7. Aanbevelingen

Nu er een basis is gelegd over het thema hoe internettoepassingen zich verhouden tot allerlei

buurtinitiatieven/onderneming voor Portaal, kunnen we een aantal aanbevelingen doen over de te

maken vervolgstappen.

Ten eerste blijkt het beschikbare aantal onderzoeken over dit thema beperkt. Wel zijn er leringen

getrokken uit Engeland en Amerika. Vergelijkbaar onderzoek is (nog) niet uitgevoerd in Nederland.

Om een beter beeld te krijgen in welke mate internettoepassingen een toegevoegde waarde

kunnen zijn voor (Nederlandse) buurten, zou je vergelijkbaar onderzoek kunnen doen zoals

‘networkedneighbourhoods’ dat doen in Engeland. Over de volgende vragen zou vervolgonderzoek

aan te raden zijn;

- Vragen of buurtsites positieve connecties/ relaties tussen buurtbewoners teweeg brengen, die

gaan over zowel ontmoetingen als uitruil van diensten of producten.

- Of buurtsites bijdragen aan de collectieve daadkrachtigheid in een wijk of buurt. Hier refereren

we naar lokale sociale cohesie en het lokale vermogen van mensen om in hun woonomgeving in te

grijpen (actief te zijn) voor het gemeenschappelijke belang.

- In hoeverre buurtsites bijdragen, of kunnen bijdragen aan het vermogen om zelf beheertaken

over te nemen.

Dit zijn vragen die open blijven na afronding van het onderzoek. Om dergelijke vragen te kunnen

beantwoorden is het aan te raden om zelf een pilotproject(en) op te starten, waardoor (o.a.) op

deze vragen antwoord gegeven kan worden. Deze pilotprojecten kunnen op de volgende manieren

worden ingericht;

Optie 1 – Eigen buurtplatform oprichten

Op basis van de gevonden buurtsite typologieën uit het onderzoek zijn een aantal opties aan te

bevelen voor een pilot versie van een internettoepassing ter ondersteuning van een

buurtinitiatief/onderneming. Uit het onderzoek is gebleken dat buurtsites (globaal) onder te

verdelen zijn in 4 typologieën. Uit onze eigen observaties blijkt dat elk type voor en nadelen heeft.

Het lijkt echter dat de typologie ‘Online buurt netwerken’ de beste combinatie vormt. Het is

daarom aan te raden dat bij een eventuele pilot een vergelijkbare site kan worden opgericht.

Hierbij is het verstandig om expertise te zoeken bij bestaande sites die aan dit type voldoen.

Verder blijkt dat simpelweg een buurtplatform oprichten niet volstaat. Aandacht moet gegeven

worden aan de punten die omschreven zijn in de conclusie.

Optie 2 – Bestaande platforms/tools inzetten

Het is ook goed denkbaar om bestaande platforms in te zetten om resultaten te boeken in

bestaande buurten en/of wijken. Bestaande buurtplatforms die beheert worden door particulieren

lijken hiervoor de beste mogelijkheid omdat zij ook specialistische kennis hebben over hoe een

44

dergelijk platform opgezet kan worden en omdat zij makkelijk ‘uit te rollen’ zijn over meerdere

wijken. Uit analyse blijkt echter dat dit type platform minder effectief is dan andere soorten, zoals

‘buurtblogs’ of ‘online buurt netwerken’. De oorzaak hiervan ligt bij het (tekort aan) gevoel van

eigenaarschap bij dit type platforms.

Optie 3 – Bewoners doen het zelf

Omdat er al een enorm aanbod is aan mogelijkheden om met buren in contact te komen en je

collectief in te zetten voor de buurt, is het voor buren die echt willen en capabel zijn om zich te

organiseren makkelijk om via bestaande wegen zich te organiseren via internet toepassingen. Dit

gebeurt al overal in Nederland. Voor instanties zou het bij deze optie aan te bevelen zijn om

opkomende bewonersondernemingen te ondersteunen in hun initiatief en te faciliteren met het

opzetten van een buurtplatform.

Optie 4 - Eigen tool bouwen die direct over zelfbeheer gaat

Een vierde mogelijkheid is om zelf een tool te bouwen dat over zelfbeheer gaat. Een dergelijke tool

kan dan aangeboden worden aan allerlei bestaande buurtsites, zodat deze binnen de bestaande

buurtsites gebruikt kunnen worden.

45

8. Bijlage 1. Over de auteurs Woond’r is een initiatief van twee bevlogen sociaal ondernemers, Korné Boekholt & Jules Pollaert, die de laatste ontwerpen, trends en ideeën volgen die de vorm van de stad van de toekomst bepalen. We focussen ons sterk op praktische beantwoording van theoretische vraagstellingen, waarbij nieuwe concepten, strategieën en methoden op een eigenzinnige manier worden geïnterpreteerd. Ons doel is om te zoeken naar creatieve oplossingen die antwoord geven op problemen die zich voortdoen in een samenleving die constant onderhevig is aan snelle verandering omtrent sociale, culturele, technologische, economische en internationale transformatie processen. Hoe kunnen we weer grip krijgen op onze eigen leefomgeving, hoe kunnen we weer baas zijn van onze eigen wereld. Wij worden enorm enthousiast van de vele voorbeelden om ons heen, waar bewoners oude schoolpanden opknappen, markten organiseren en zelf het groen in de wijk bijhouden. Er zijn tal van bewonersinitiatieven die leerwerktrajecten aanbieden aan mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt, ze maken – met actieve inzet van betrokken bewoners en ondernemers – van een verloederde winkelstraat een levendige straat met een divers winkelaanbod. Ze realiseren woon- en werkplekken voor kunstenaars en zzp’ers in ruil voor activiteiten met de buurt, ze halen opdrachten binnen op het gebied van onderhoud en schoonmaak en bieden die aan buurtbewoners aan. Deze initiatieven pretenderen niet dat niet dat ze een antwoord bieden op alle maatschappelijke vraagstukken die zich nu aandienen. Ze zijn niet de oplossers van de werkloosheid, van de problemen in de zorg, of een antwoord op bezuinigingsmaatregelen van gemeenten of woningcorporaties. Wat ze wel kunnen is een omgeving en een netwerk bieden waardoor mensen het gevoel krijgen erbij te horen, waar ze samen plannen kunnen ontwikkelen, kunnen leren, weer uitzicht krijgen op werk en plezier kunnen hebben. Een manier van werken die noch markt, noch de overheid in staat zijn te bieden. Woond’r probeert het voor zo veel mogelijk mensen makkelijk te maken om weer eigenaar te worden.

46

9. Literatuur

- Beest, R. van, 2014, Burgerinitiatieven in wonen-zorg-welzijn in Nederland & omstreken,

MA Politiek en Maatschappij in Historisch Perspectief

- Beltman, Henk, Coöperaties voor en door burgers: een nieuwe vorm van

belangenbehartiging door actieve burgers, kennisdossier 9 (Aandacht voor Iedereen,

Utrecht 2014)

- Berenschot, L. & L. van der Geest, 2012, Integrale zorg in de buurt, Meer

gezondheidsresultaat per euro Metz, T., 2013, sociale media helpen ons om in de chaos

van de stad gelijkgestemden te vinden. De digitale stedeling – De Groene Amsterdammer

- CCV, 2013, Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (Website)

- Compendium for the civic economy, 2011, What the Big Society should learn from 25

trailblazers

- Dictus, D., 2013, Enquête burgerinitiatieven: Resultaten en analyse (KCWZ)

- Engbersen, R. & P. Rensen, 2014, Help mij het zelf te doen Een pleidooi voor methodisch

werken aan actief burgerschap. Platform 31/ Movisie

- Gijzel, R. van, 2013, Van eerste overheid, naar eerste burger. Jaarbericht, Over

maatschappelijke initiatieven die de lokale overheid uitdagen. Denktank Vereniging van

Nederlandse Gemeenten

- Granovetter, M., 1973, The strength of weak ties. American Journal of Sociology, 78, blz.

1360–1380.

- Harris & Flouch, 2010, Online neighbourhood networks study

- Harris Interactive, 2014, nextdoor invites you to share with your neighbors throughout the

month of april

- Hendriks, F. & T. van de Wijdeven, 2012, Sociaal ondernemerschap in de participatiesamenleving, over samenredzaamheid en overheidsparticipatie Antwerpen – Apeldoorn Garant

- Hermans, P., 2013, NEXT GENERATION INFRASTRUCTURES, Self-organization in distributed power generation (the case of NL), Paul Hermans. TUDelft, TPM, Values & Technologies,

- Knottnerus, J.A., e.a., 2013, WRR- rapport 88: Vertrouwen in burger - Kloosterman, R., 2010, Sociaal vertrouwen. In: H. Schmeets (red.), Sociale samenhang:

Participatie, vertrouwen en integratie, blz. 83–94. CBS, Den Haag/Heerlen.

- Landewé, C, W. Otten, A. Driesens, 2014, Toolkit Digitale Informele Zorgdiensten,

TransitieBureau Wmo DSA Ministerie van BZK KING

- Majoor, S., 2008, De toekomst van de Amsterdamse kantorenmarkt - Rooilijn

- Nederhand, M.J., 2013, Baas in eigen buurt- Een vergelijkende casestudy naar de invloed

van gemeentelijke sturing op de condities van zelforganisatie bij het opstarten van

wijkondernemingen . Masterscriptie Bestuurskunde, Erasmus Universiteit Rotterdam,

Faculteit der Sociale Wetenschappen

- Putnam, R. D., 1995, America’s declining social capital. Journal of democracy (6), blz.

65–78.

- Putnam, R., 2000, Bowling alone. The collapse and revival of American community. Simon

and Schuster, New York.

- Smith, A., 2010, Neighbors Online One in five Americans use digital tools to communicate

with neighbors and monitor community developments.

47

- Sterk, E., M. Specht & G. Walraven, 2013, Sociaal ondernemerschap in de participatiesamenleving Van de brave naar de eigenwijze burger. Lectoraat Dynamiek van de Stad

- Tonkens, E. & M. de Wilde, 2013, Als meedoen pijn doet. Affectief burgerschap in de wijk.

Amsterdam: Uitgeverij Van Gennep

- Tijdvoorsamen, 2013, “Burgercoöperaties in opkomst”, Tijdschrift over de veranderende

relatie tussen samenleving en overheid, nr. 4

- Van ‘t, Hof, R. van Est, F. Daemen (red.) (2010). Check in / Check uit: Digitalisering van de

openbare ruimte. Rotterdam: NAi Uitgevers.

- Wellman, B & L Rainie, 2012, Networked: The New Social Operating System

- Wellman, B. (2001) ‘Physical place and cyberplace. The rise of personalized networking’,

International Journal of Urban and Regional Research 2, 25: 227-252.

- Zuylen, J. van (2007) Help! een burgerinitiatief. Den Haag: Ministerie van bzk

48