Onderzoeksrapport Vrouwen aan het stuur?
-
Upload
vormingplus-kempen-vzw -
Category
Documents
-
view
215 -
download
1
description
Transcript of Onderzoeksrapport Vrouwen aan het stuur?
Hoger inst ituut
voor de arbeid
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT
LEUVEN
Vrouwen aan het stuur?
Een explorat ief onderzoek naar de ervaring van de problematiek van bestuurslidmaatschap bij vrouw en in Kempense verenigingen.
Dr. Gijselinckx Caroline
Vormingplus Kempen
09 oktober 2009
iii
INHOUDSTAFEL
Inhoudstafel iii
HOOFDSTUK 1 Onderzoeksopzet 5
HOOFDSTUK 2 Methodologie 7
1. Onderzoeksopzet 7
2. Schriftelijke enquête 9
3. Specifieke steekproefkenmerken 10
4. Kwaliteit van de data 11
HOOFDSTUK 2 Resultaten 12
Inleid ing 12
1. Problematisering van vrouwelijk bestuurslidmaatschap 13
2 Drempels voor bestuurslidmaatschap 15
2.1 Financiële drempels 15
2.2 Tijdsdrempels 16
2.3 Persoonlijke drempels 18
2.4 Structurele drempels 18
3 Redenen waarom men geen bestuurslid (meer) is 20
Inhoudstafel
iv
CONCLUSIE 22
Referenties 25
Bijlage 1 Bivariate analyses 26
Bijlage 2 Vragenlijst 38
5
HOOFDSTUK 1 ONDERZOEKSOPZET
Uit een recente studie van Vormingplus Kempen i.s.m. met de Hogeschool
Kempen (Buellens & Storms, 2007) en een symposium over vrijwillige inzet
georganiseerd door Vormingplus Kempen (Schuer, 2007) kwam de problematiek
van het vinden en behouden van vrijwilligers in Kempense verenigingen en van
nieuwe bestuursvrijwilligers in het bijzonder naar voren. Hoewel vele vrouwen in
de Kempen participeren aan het sociale en culturele leven , dringen vrouwen vaak
niet door tot bestuursfuncties in verenigingen. In gemengde verenigingen zijn het
hoofdzakelijk mannen d ie de bestuursfuncties bekleden, zeker op hogere niveaus.
Maar ook in vrouwenverenigingen klinkt ook vaak de verzuchting dat het
moeilijk is om nieuwe vrouwelijke bestuursleden te vinden . Eens vrouwen toch
een bestuursfunctie opnemen ervaart men dat het niet eenvoudig is hun blijvend
engagement te verkrijgen.
Om de levendigheid van de problematiek van vrouwelijk bestuurslidmaatschap in
het Kempense verenigingsleven in kaart te brengen en aldus na te gaan of het
noodzakelijk is hieromtrent actie te ondernemen , gaf Vormingplus Kempen
HIVA-K.U.Leuven de opdracht om verkennende studie uit te voeren onder de
vrouwelijke deelnemers van enkele grote evenementen d ie Vormingplus in de
loop van de maanden maart en april 2009 organiseerde.
In overleg met Vormingplus Kempen werd een schriftelijke vragenlijst opg esteld .
Vormingplus stond in voor de verspreid ing ervan onder de vrouwelijke
deelnemers van haar evenementen d ie verzocht werden deze ter plaatse in te
vullen. Indien gewenst konden de respondenten een beroep doen op begeleid ing
door een medewerker van Vormingplus Kempen d ie vertrouwd was met het
opzet van het onderzoek en van de vragenlijst. De respondenten waren al dan niet
zelf bestuurslid van een of meerdere verenigingen. Hen werd gevraagd of ze het
belangrijk vonden dat vrouwen deel uit maken van het bestuur van verenigingen, of ze
menen dat de vereniging(en) waar ze lid van zijn het moeilijk hebben om bestuursleden te
vinden en welke drempels ze ervaren om aan het bestuur van een vereniging deel te nemen .
Bij de respondenten d ie geen bestuurslid (meer) zijn werd gepeild naar een aantal
redenen waarom ze afgehaakt zijn of er nooit toegekomen zijn een bestuursfunctie in een
Een exploratief onderzoek
6
vereniging op te nemen. De enquêtegegevens werden volled ig anoniem verwerkt.
Dit rapport omvat de resultaten van deze exploratieve an alyse.
Graag maken we hier van de gelegenheid gebruik om Viviane Schuer en Martine
Coppieters van Vormingplus Kempen te bedanken voor hun input, feedback en
logistieke steun, alsook alle respondenten voor hun bereidwillige medewerking.
Eveneens een woord van dank aan enkele collega‟s voor hun zinvolle suggesties
en bemerkingen, met name Wim Van Opstal en Maxime Loose en Sem
Vandekerckhove.
Vrouwen aan het stuur? 7
HOOFDSTUK 2 METHODOLOGIE
1. Onderzoeksopzet
De problematiek van de deelname van vrouwen aan het bestuur van vereniging en
wordt hier gezien als een specifieke variant van de p roblematiek van deelname
aan en vrijwilligerswerk in verenigingen. Het is tevens een variant van de
problematiek van het doorstromen van vrouwen naar topfuncties in andere
organisaties zoals bedrijven en de politiek. Inspiratie voor d it onderzoek werd dan
ook gezocht in beide literatuurstromen.
Survey-onderzoek naar verenigingsparticipatie in Vlaanderen toont aan dat,
wanneer men mannen en vrouwen vergelijkt van dezelfde leeftijd , van hetzelfde
opleid ingsniveau, met dezelfde arbeidsmarktsituatie, met dezelfde mate van
kerkelijke betrokkenheid , met dezelfde hoeveelheid vrije tijd en met hetzelfde
gezinsinkomen, men ziet dat vrouwen minder kans hebben om bestuurslid van
een vereniging te zijn dan mannen (Loose & Gijselinckx, 2007).
Het moeilijk doordringen van vrouwen naar top -functies in organisaties wordt in
recent onderzoek met betrekking tot het bedrijfs- en politieke leven (Boorsma &
Yoo, 2001; Draulans, 2003; Draulans & Smet, 2005; Fiers et al., 2006; Kroes & de
Grauw, 2005) beschreven als het fenomeen van het „glazen plafond’. Deze benaming
werd geïntroduceerd in de Verenigde Staten bij de publicatie „Breaking the Glass
Ceiling: Can Women reach the Top of America?‟ van Morrison, White & Van Velsor in
1987. Het wordt door De Olde & Slinkman (1999) gedefinieerd als ‘een barrière, die
vrouwen ervan weerhoudt om boven een bepaald niveau in de organisatie uit te stijgen (...)
een metafoor (voor) de cumulatieve uitkomst van ongelijkheid tussen de seksen in
economisch en in sociaal opzicht’ (De Olde & Slinkman, 1999).
Verklaringen voor de lagere deelname van vrouwen in besturen d ie in de
(internationale) literatuur worden aangehaald (Boorsma & Yoo, 2001; Draulans,
2003; Kroes & De Grauw, 2005) wijzen op een mengeling van psychologische en
sociale factoren.
Een exploratief onderzoek
8
In de eerste plaats worden er psychologische factoren aangehaald zoals:
- een lager zelfvertrouwen,
- een grotere zin voor zelfkritiek,
- minder ambitie om door te groeien,
- een hogere weerzin tegen machtsstrijd d ie vaak nodig is om hogerop te
komen,
- de verdeelde aandacht tussen gezin en professioneel of vrijwillig
engagement daarbuiten.
Als sociale factoren worden vermeld :
- het bestaan van mannelijke vooroordelen ten aanzien van vrouwelijke
bestuurscapaciteiten,
- het „old boys‟-karakter van veel besturen , waarbij het mannelijk overwicht
in combinatie met het feit dat mannen voor mannen kiezen om hen op te
volgen of te vertegenwoordigen in besturen , wat ervoor zorgt dat vrouwen
minder gevraagd worden,
- cultuurverschillen tussen mannelijke en vrouwelijke stijlen van denken en
handelen, waarbij de ongeschreven regels en vormen in bestaande besturen
masculien zijn,
- het feit dat de minderheidsaantallen van vrouwen in overwegend
mannelijke besturen niet toelaten een fundamenteel verschil te maken,
- het gebrek aan vrouwelijke rolpatronen op bestuursniveau,
- de grote tijdsinvestering d ie van bestuurders verwacht wordt en moeilijk te
rijmen is met het engagement van vrouwen ten aanzien van het gezin .
In overleg met Vormingp lus Kempen werd ervoor geopteerd vrouwen te vragen
of ze belang hechten aan participatie van vrouwen aan besturen van verenigingen,
hoeveel vrouwen er verhoudingsgewijze lid zijn van het bestuur van de
vereniging(en) waar ze desgevallend lid van zijn, of ze merken dat in d e
verenigingen waar ze lid van zijn de rekrutering van vrouwen problematisch
verloopt, en welke drempels ze ervaren om zelf bestuurslid te zijn. Volgende
drempels voor deelname aan besturen van verenigingen bij vrouwen bevraagd:
- combinatiemoeilijkheden d ie men ondervindt of meent te zullen
ondervinden met andere taken en engagementen,
Vrouwen aan het stuur? 9
- persoonlijke interesses en vaard igheden,
- financiële kosten d ie men meent of ondervindt dat bestuurslidm aatschap
met zich mee brengt,
- kenmerken van de huid ige manier van besturen d ie men noodzakelijk acht
om te veranderen opdat bestuurslidmaatschap aantrekkelijker zou zijn
voor meer vrouwen.
Daarnaast peilden we bij niet-bestuursleden ook naar de redenen waarom men
geen bestuurslid (meer) is, waarbij we een onderscheid maken tussen structurele
en persoonlijke redenen.
2. Schriftelijke enquête
De ervaring van de problematiek van het vrouwelijk bestuurslidmaatschap in
Kempense verenigingen, werd onderzocht aan de hand van een schriftelijke
enquête. De vragenlijst werd getest tijdens een pilootenquête op 7 februari 2009.
De definitieve enquête werd afgenomen onder vrouwelijke deelnemers aan een
aantal grote evenementen en vormingen d ie Vormingplus Kempen in de periode
tussen begin maart en eind mei organiseerde. De respondenten werd gevraagd de
vragenlijst ter plaatse in te vullen. Desgevallend konden ze bij het invullen hulp
vragen aan een medewerker van Vormingplus Kempen d ie vertrouwd was met
het opzet van het onderzoek en de vragenlijst. De enquête leverde 244 ingevulde
vragenlijsten op.
De vragenlijst, opgesteld in nauw overleg met Vormingplus Kempen, bevat
vragen naar het belang dat vrouwen hechten aan de deelname van vrouwen aan
het bestuur van verenigingen, de moeilijkheden d ie door de vereniging(en) wa ar
ze lid van zijn ervaren worden om vrouwelijke bestuursleden te rekruteren, de
drempels d ie ze ervaren om aan het bestuur van een vereniging deel te nemen en
een aantal achtergrondkenmerken d ie in de literatuur doorgaans verbonden
worden met participatie aan het verenigingsleven, zoals leeftijd , opleid ingsniveau,
gezinssamenstelling, socio-professionele situatie, socialisatie tot participatie aan
(bestuur van) verenigingen in het ouderlijk milieu (Loose et al., 2007). Eveneens
werd gevraagd naar de participatie van de eventuele partner aan (het bestuur van)
verenigingen en werd nagegaan van welk type vereniging(en) de respondenten op
het ogenblik van de bevraging (bestuurs-)lid zijn. De volled ige vragenlijst is
weergegeven in bijlage 2.
Een exploratief onderzoek
10
3. Specifieke steekproefkenmerken
De steekproef vertoont een aantal specifieke kenmerken d ie deels het gevolg zijn
van de rekruteringsmethode van de respondenten, deels ook van het profiel van
de deelnemers aan activiteiten en vormingen van Vormingplus Kempen .
Vooreerst zijn alle respondenten vrouwen. Bovendien werd een eerder ouder
publiek bereikt. De gemiddelde leeftijd is 52 jaar, de jongste is 21 jaar, de oudste 79
jaar. 18% is tussen 21 en 40 jaar, 37% is tussen 41 en 55 jaar en 41% is ouder dan 55.
Verreweg de meeste respondenten hebben op het ogenblik van de enquête geen
inwonende kinderen meer (60%), 21% heeft inwonende kinderen ouder dan 18
jaar, 8% heeft kinderen tussen 13 en 18 jaar oud en 10% heeft kinderen van 12 jaar
en jonger. 30% van de ondervraagde vrouwen heeft voltijds werk, 27% werkt
deeltijds en 43% werkt niet (meer). 34% heeft een d iploma van ten hoogste lager
secundair onderwijs, 31% van het hoger secundair onderwijs en 35% van het hoger
onderwijs. Maar liefst 58% van de respondenten is bestuurslid op het moment van
de enquête, 13% is voordien ooit bestuurslid geweest, 29% was nooit bestuurslid .
De top-5 van type verenigingen waar de ondervraagde vrouwen actief lid of
bestuurslid van zijn, zijn vrouwenverenigingen (36% van de ondervraagden),
culturele verenigingen (27%), vakbonden (23%) en sportverenigingen (19%), op de
voet gevolgd door verenigingen d ie hulp bieden aan zieken, bejaarden en
gehandicapten (18%) en verenigingen in het kader van hulp aan familie, buurt en
kinderopvang (16%). Hoewel de ondervraagde vrouwen dus wel vaak actief lid
zijn van een sportvereniging is slechts 2% hier bestuurslid van en slechts 1% van
de ondervraagden is bestuurslid van een vereniging voor hulp aan familie, buurt
of kinderopvang (wellicht kan d it laatste er ook mee te maken hebben dat hulp
aan familie, buurt of kinderopvang vaak informeel wordt geboden en derhalve
door de respondenten aangeduid als iets waar ze een actieve bijdrage aan leveren,
maar dat d it niet in een formeel verband met een bestuur wordt georganiseer d).
Bestuursleden vinden we vooral terug in de vrouwenverenigingen (32% van de
bestuursleden), culturele verenigingen (15%) en vakbonden (15%). 10% van de
bestuursleden is d it in een vereniging voor hulp aan bejaarden, zieken en
gehandicapten.
Kortom, de wijze van rekrutering van de respondenten leverde een steekproef op
met gemiddeld oudere, vrouwelijke bestuursleden , de meesten actief in
vrouwenverenigingen, culturele verenigingen en vakbonden, niet (meer) of
deeltijds werkend en over het algemeen zonder zorg voor jonge inwonende
kinderen.
Vrouwen aan het stuur? 11
4. Kwaliteit van de data
De keuze om alleen vrouwen te bevragen leid t er uiteraard toe dat geen
vergelijkingen tussen mannen en vrouwen kunnen worden gemaakt. Maar d it was
dan ook niet het opzet van het onderzoek. De bedoeling van d it onderzoek was in
eerste instantie de mening en ervaringen van de vrouwen te leren kennen.
De steekproef is zeker niet representatief voor de populatie van Kempense
vrouwen. Ze benadert wel de populatie van vrouwen d ie deelnemen aan de
activiteiten van Vormingplus Kempen. De populatiekenmerken werden afgetoetst
bij medewerkers van Vormingplus Kempen d ie op het zicht konden inschatten of
de gerealiseerde steekproef sterk afwijkend is van de deelnemers aan hun
activiteiten en vormingen. Men bevestigde dat de steekproef niet sterk afwijkt van
de deelnemers aan activiteiten en vormingen van Vormingplus Kempen.
Een volgende beperking van de data komt voort uit het feit dat de enquêtes in
verschillende interview -settings, met elk hun eigen kenmerken, werden
afgenomen. Een markt-gebeuren, georganiseerd door Vormingplus Kempen, waar
de enquête in een stand van Vormingplus Kempen kon worden bekomen en
ingevuld is een andere interviewsetting dan een boottocht tijdens dewelke iedere
deelnemer een enquêteformulier kreeg en d it is weer anders dan een klassikale
activiteit waar expliciet tijd en ruimte werd gecreëerd voor het invullen van de
vragenlijst. Deze verschillende interviewsettings kunnen de kwaliteit van de
verkregen gegevens beïnvloeden.
Voor zover we de kanttekeningen bij de kwaliteit van de gegevens in het
achterhoofd houden en de resultaten enkel interpreteren als de ervaring en de
mening van de ondervraagde vrouwen, hoeft d it alles geen probleem te zijn.
Bedoeling is om Vormingplus Kempen toe te laten een eerste zicht te krijgen op de
levendigheid van de problematiek bij haar vrouwelijke achterban en de nood aan
actie d ienaangaande bij en met de betrokken verenigingen te kunnen inschatten.
Vrouwen aan het stuur? 12
HOOFDSTUK 2 RESULTATEN
Inleiding
In d it hoofdstuk worden de resultaten beschreven van de exploratieve analyse
naar de ervaren problematiek van vrouwelijk bestuurslidmaatschap in Kempense
verenigingen, zoals onderzocht bij vrouwelijke deelnemers aan enkele
evenementen en vormingsinitiatieven van Vormingplus Kempen. De afhankelijke
variabelen zijn:
- het belang dat de respondenten hechten aan de participatie van vrouwen in
besturen van verenigingen,
- de verhouding van vrouwelijke bestuursleden op het totaal aantal
bestuursleden in de vereniging(en) waar men lid van is (enkel bevraagd bij
leden van verenigingen),
- de mate waarin men meent dat verenigingen waarin men actief of
bestuurslid is moeilijkheden ervaren om nieuwe vrouwelijke bestuursleden
aan te trekken (vijf punten antwoordschaal, enkel bevraagd bij leden van
verenigingen),
- drempels voor bestuurslidmaatschap d ie vrouwen ervaren:
o combinatiemoeilijkheden d ie men ondervindt of meent te zullen
ondervinden met andere taken en engagementen (6 uitspraken op
een vijfpunten antwoordschaal)
o persoonlijke interesses en vaard igheden (2 uitspraken op een
vijfpunten antwoordschaal)
o kosten d ie men meent of ondervindt dat bestuurslidmaatschap met
zich mee brengt (4 uitspraken op een vijfpunten antwoordschaal)
o kenmerken van de huid ige manier van besturen d ie men
noodzakelijk acht om te veranderen opdat bestuurslidmaatschap
aantrekkelijker zou zijn voor meer vrouwen (9 uitspraken op een
vijfpunten antwoordschaal)
Vrouwen aan het stuur? 13
- redenen waarom men zelf geen bestuurslid (meer) is (6 uitspraken op een
vijfpunten antwoordschaal, enkel bevraagd bij niet-bestuursleden)
De afhankelijke variabelen werden gedichotomiseerd . Dit wil zeggen dat de
antwoorden d ie oorspronkelijk op een vijfpunten schaal werden gegeven herleid
werden tot twee categorieën: akkoord of niet, dat laatste inclusief geen mening.
De hierna gepresenteerde analyses van deze d ichtome variabelen hebben telkens
eerst betrekking op de globale steekproef (univariate analyse) om na te gaan wat
het aandeel vrouwen is dat het belangrijk vindt dat er vrouwen aan het bestuur
van verenigingen deelnemen, dat aangeeft dat haar vereniging het moeilijk heeft
om nieuwe bestuursleden aan te trekken, en tenslotte dat drempels
ervaart/ ervaren heeft om bestuurslid te worden .
Vervolgens wordt in een bivariate analyse nagegaan welke verschillen er tussen
verschillende categorieën van respondenten te vinden zijn: bestuursleden en niet-
bestuursleden, ouderen en jongeren (de leeftijd werd daartoe opgedeeld in vier
kwartielen), vrouwen met kinderen jonger dan 12 versus anderen, vrouwen d ie
voltijds, deeltijds of niet (meer) tewerkgesteld zijn en vrouwen met een hoog, een
midden of laag opleid ingsniveau . Ook werd telkens nagegaan of er verschillen te
vinden zijn naargelang het type vereniging waarvan respondenten al dan niet
bestuurslid of actief lid zijn. Daartoe werden de oorspronkelijke 17 categorieën
verenigingen uit de vragenlijst herleid tot 6: jeugd- en vrouwenvereniging,
politieke vereniging en vakbond, sportvereniging, cultuur - en hobbyvereniging,
helpende vereniging, andere vereniging. Tot deze laatste ca tegorie behoren de
bestuursverenigingen (schoolbestuur, oudercomité, buurtcomité) en verenigingen
voor andere maatschappelijke inzet (milieuvereniging, verenigingen zoals
Amnesty International, Wereldwinkel ed .).
Enkel significante verschillen worden verm eld . Een gedetailleerde weergave van
de resultaten van deze bivariate analyses wordt weergegeven in bijlage 1.
1. Problematisering van vrouwelijk bestuurslidmaatschap
De overgrote meerderheid van de respondenten (97%) vindt het belangrijk dat
vrouwen participeren aan het bestuur van verenigingen. 24% maakt daarbij de
kanttekening dat het ervan afhangt om welk type vereniging het gaat. Dit
resultaat geeft op overtuigende wijze aan dat het voor de respondenten wel
degelijk van belang is dat verenigingen vrou welijke bestuursleden hebben. Een
indicatie van waarom ze hier belang aan hechten, vinden we in hun antwoorden
op volgende uitspraken, geïnspireerd door een onderzoek van de Nederlandse
Een exploratief onderzoek
14
ondernemingsorganisatie VNO-NCW (2001) naar de redenen waarom vrouwen
ondervertegenwoordigd zijn in topfuncties van Nederlandse bedrijven.1
Tabel 1 Belang van participatie van vrouwen in het bestuur voor verenigingen
Helemaal
eens
Eens Noch
eens/
Noch
oneens
Oneens Helemaal
oneens
Een vereniging met vrouwen in het bestuur
word t anders bestuurd dan één met enkel
mannen, want vrouwen letten op andere
zaken dan mannen (n=237).
73,0% 22,8% 3,0% 1,2% 0,0%
Het is niet goed voor het imago van de
vereniging dat er vrouwen in het bestuur
ervan zitten (n=223).
4,0% 2,7% 4,0% 24,7% 64,6%
Het aantal mannen en vrouwen in het
bestuur van een vereniging moet in
verhouding zijn met het aantal mannen en
vrouwen in een vereniging (n=222).
13,1% 23,4% 36,0% 22,1% 5,4%
Bron: Enquête HIVA-K.U.Leuven – Vormingplus Kempen, voorjaar 2009
Respondenten beamen vooral dat verenigingen met vrouwen in het bestuur
anders worden bestuurd dan verenigingen d ie enkel door mannen worden
bestuurd omdat vrouwen op andere zaken letten dan mannen (96% is het eens tot
helemaal eens met deze uitspraak). Ze ontkennen met klem dat het niet goed zou
zijn voor het imago van een vereniging om vrouwen in het bestuur te hebben (89%
van de respondenten is het oneens tot helemaal oneens met deze uitspraak). Dat
de samenstelling van een bestuur van een vereniging in evenredigheid zou zijn
met het aantal mannen en vrouwen in de vereniging wordt niet door iedereen
belangrijk gevonden. De meerderheid (36%) is het noch eens noch oneens met
deze uitspraak, iets meer respondenten (36,5%) gaat ermee akkoord , 27,5% niet .
Vrouwen tussen 41 en 55 jaar gaan significant minder vaak akkoord met het
evenredigheidsprincipe dan jongere en oudere respondenten . Voltijds werkenden
gaan significant minder akkoord dan deeltijds of niet -werkenden.2 Meer
bevestiging van deze stelling vinden we bij actieve of bestuursleden van jeugd- en
vrouwenverenigingen, van bestuursverenigingen (verenigingen in het kader van
school- en buurtwerking) en verenigingen voor maatschappelijke inzet (zoals
Wereldwinkel, Amnesty International, etc.). Hoger opgeleide vrouwen huld igen
dan weer vaker wel het evenredigheidsprincipe, maar d it verband is niet
significant.
1 http:/ / www.vno-ncw.nl/ web/ show?id=94746&articlecode=250&articletype=forum
2 Zie bijlage 2 voor een uitgebreide weergave van de resultaten van de bivariate analyses.
Vrouwen aan het stuur? 15
37% van de respondenten d ie lid zijn van een vereniging en informatie verstrekten
over het aantal vrouwen in het bestuur van hun vereniging (n=76) en het totaal
aantal bestuursleden melden dat het bestuur van hun vereniging 100% vrouwelijk
is. In 71% van de gevallen bestaat het bestuur uit de helft of meer vrouwen. Over
het algemeen zijn vrouwen dus wel goed vertegenwoordigd in de besturen van de
verenigingen waar de respondenten lid van zijn. Uiteraard is d it voor 100% het
geval in vrouwenverenigingen, maar ook in de andere verenigingen waar de
respondenten lid van zijn nemen vrouwen deel aan het bestuur.
De overgrote meerderheid van de respondenten d ie zelf actief lid of bestuurslid
zijn van een vereniging, meent dat d ie vereniging problemen ondervindt bij het
rekruteren van nieuwe bestuursleden. Slechts een vierde (24%) denkt dat haar
vereniging moeilijk nieuwe vrouwelijke bestuursvrijwilligers vindt (n=162).
Respondenten uit de middenste leeftijdscategorie (tussen 46 en 60) melden
significant vaker rekruteringsproblemen dan jongere en oudere respondenten.
Ook onder de respondenten d ie actief of bestuurslid zijn van een politieke
vereniging bevinden er zich meer d ie vinden dat hun vereniging moeilijk
vrouwelijke bestuursleden vindt. Respondenten d ie actief of bestuurslid zijn van
een bestuursvereniging (schoolbestuur, oudercomité, buurtcomité) of een
vereniging d ie zich voor een maatschappelijk doel inzet (zoals
milieuverenigingen, Wereldwinkel, Amnesty International,…) melden aanzienlijk
minder dat hun vereniging moeite heeft met het rekruteren van vrouwelijke
bestuursleden.
2 Drempels voor bestuurslidmaatschap
We peilden naar de drempels d ie respondenten ervaren ten aanzien van
bestuurslidmaatschap. De respondenten werd gevraagd te antwoorden vanuit
hun persoonlijke situatie, niet in algemene zin.
Er werden vier types van drempels onderscheiden: financiële kosten, de
combinatie met andere engagementen, de inschatting van de eigen capaciteit om
bestuurslid te zijn, zijn persoonlijke voorkeur en organisationele kenmerken.
2.1 Financiële drempels
Tabel 2 geeft de resultaten weer voor de globale steekproef wat de financiële
drempels betreft. Eén vijfde van de respondenten is het eens met de stelling dat
bestuurslidmaatschap veel geld kost en dat het veel geld kost vanwege de
consummaties d ie moeten betaald worden. Eén derde vindt dat het veel kost aan
vervoer.
Een exploratief onderzoek
16
Als we verder nagaan wie deze respondenten zijn d ie lidmaa tschap een kostelijke
zaak vinden, dan zien we dat respondenten met jonge kinderen (jonger dan 12
jaar) het eerder kostelijk vinden dan anderen en dat actieve of bestuursleden van
sportverenigingen deze stelling aanzienlijk minder vaak beamen .
Respondenten d ie deeltijds werken gaan minder vaak akkoord met de uitspraak
dat bestuurslidmaatschap veel kost aan consummaties, net zoals actieve en
bestuursleden van politieke verenigingen en vakbonden. Significant meer
respondenten d ie de stelling beamen vinden we daarentegen onder de actieve en
bestuursleden van cultuur- en hobbyverenigingen en van helpende verenigingen.
Tabel 2: Financiële drempels voor bestuurslidmaatschap
Helemaal
Eens
Eens Noch
eens/
Noch
oneens
Oneens Helemaal
oneens
Financiële drempels
1. Bestuurslid zijn kost veel geld
(*) (n=207).
2,4%
19,8%
21,7%
39,1%
13,0%
2. Bestuurslid zijn kost veel aan
consummaties (*) (n=216).
3,3%
18,4%
38,3%
25,7%
13,6%
3. Bestuurslid zijn kost veel aan
vervoer (n=217).
11,5%
25,8%
39,6%
18,4%
4,6%
(*) In de vragenlijst werden deze items ontkennend geformuleerd om respons-set uit te sluiten.
Hier worden ze voor de duidelijkheid evenwel allemaal in dezelfde richting geformuleerd
weergegeven.
Bron: Enquête HIVA-K.U.Leuven – Vormingplus Kempen, voorjaar 2009
2.2 Tijdsdrempels
Tabel 3 geeft de resultaten weer voor de tijdsdrempels d ie men mogelijks als
bestuurslid zou kunnen ervaren. Dat het veel tijd kost om bestuurslid te zijn, daar
is de overgrote meerderheid (85%) van de respondenten het mee eens. Men vindt
het vooral moeilijk te combineren met een betaalde baan (68%) en een gezin met
jonge kinderen (61%). 41% vindt bestuurslidmaatschap moeilijk te combineren
met andere verenigingsactiviteiten, 32% van de respondenten vindt de combinatie
met het huishouden moeilijk, alsook met de zorg voor familie, vrienden en buren.
27% ziet bestuurslidmaatschap moeilijk te combineren met andere hobby‟s.
Als we dan nagaan wie combinatieproblemen meld t, dan zijn het vooral jongere,
(voltijds) werkende vrouwen d ie het moeilijk te combineren vinden met een
huishouden. Actieve en bestuursleden van jeugd - en vrouwenverenigingen
vinden d it significant minder dan de anderen. Actieve en bestuursleden van
sportverenigingen vinden significant minder vaak dat bestuurslidma atschap
moeilijk te combineren valt met andere verenigingsactiviteiten en actieve en
Vrouwen aan het stuur? 17
bestuursleden van verenigingen d ie zich maatschappelijk inzetten
(milieuverenigingen, Wereldwinkel, Amnesty International,…) vinden minder
vaak dan de andere respondenten dat bestuurslidmaatschap moeilijk
gecombineerd kan worden met andere hobby‟s. Deeltijds werkenden melden iets
minder vaak dan de anderen dat het moeilijk te combineren is met een betaalde
baan, maar d it verschil is niet significant.
Tabel 3: Tijdsdrempels
Helemaal
Eens
Eens Noch
eens/
Noch
oneens
Oneens Helemaal
oneens
1. Het is moeilijk om
bestuurslidmaatschap te
combineren met een drukke baan
(n=186).
16,7%
44,6%
12,9%
21,5%
4,5%
2. Het is moeilijk om
bestuurslidmaatschap te
combineren met d e zorg voor het
huishouden (*) (n=198).
3,0%
29,3%
27,8%
29,8%
10,1%
3. Het is moeilijk om
bestuurslidmaatschap te
combineren met een gezin met
jonge kinderen (n=169).
20,1%
47,9%
16,6%
10,7%
4,7%
4. Het is moeilijk om
bestuurslidmaatschap te
combineren met de zorg om
familie, vrienden, buren (*)
(n=199).
3,5%
29,1%
25,6%
32,2%
9,5%
5. Het is moeilijk om
bestuurslidmaatschap te
combineren met andere
activiteiten in verenigingen
(n=203).
11,8%
29,6%
30,0%
22,7%
5,9%
6. Het is moeilijk om
bestuurslidmaatschap te
combineren met andere hobby‟s
(*) (n=209).
2,4%
24,4%
30,1%
32,5%
10,5%
(*) In de vragenlijst werden deze items ontkennend geformuleerd om respons-set uit te sluiten.
Hier worden ze voor de duidelijkheid evenwel allemaal in dezelfde richting geformuleerd
weergegeven.
Bron: Enquête HIVA-K.U.Leuven – Vormingplus Kempen, voorjaar 2009
Een exploratief onderzoek
18
2.3 Persoonlijke drempels
Tabel 4 geeft de resultaten weer van de bevraging omtrent de persoonlijke
drempels d ie vrouwen ervan zouden kunnen weerhouden om bestuurslid te
worden. Aan bestuursleden werd daarbij gevraagd retrospectief te antwoorden,
namelijk te antwoorden wat ze dachten voordat ze bestuurslid werden. Men
meld t daarbij vooral dat men liever met concrete d ingen bezig is dan met
bestuursactiviteiten (56%). 27% van de respondenten denkt ook niet over de
kennis en vaard igheden te beschikken om bestuurslid te zijn. Bestuursleden
zeggen daarbij significant minder deze persoonlijke drempels ervaren te hebben
dan niet-bestuursleden. Hoe hoger opgeleid men is, hoe minder men schijnt te
twijfelen aan zijn eigen kennis en vaard igheden. En actieve en bestuursleden van
vrouwen- en jeugdverenigingen stellen ook minder vaak dan de anderen dat ze
voordien dachten dat ze liever m et concrete activiteiten bezig waren.
Tabel 4: Persoonlijke drempels
Helemaal
Eens
Eens Noch
eens/
Noch
oneens
Oneens Helemaal
oneens
1. Ik denk dat ik niet over de
kennis en vaard igheden beschik
om bestuurslid te zijn (n=216).
11,6%
15,3%
20,8%
30,6%
21,8%
2. Ik ben liever met concrete
activiteiten bezig dan met
bestuursactiviteiten (n=222).
21,7%
35,0%
21,6%
17,1%
5,4%
Bron: Enquête HIVA-K.U.Leuven – Vormingplus Kempen, voorjaar 2009
2.4 Structurele drempels
Wat zou er volgens de respondenten veranderd moeten worden opdat
bestuurslidmaatschap aantrekkelijker zou zijn? Deze vraag peilde vooral naar
structurele kenmerken van bestuurslidmaatschap d ie als een drempel zouden
kunnen worden ervaren.
80% van de respondenten denkt dat men het tijdstip van de vergaderingen beter
zou moeten laten overeen komen met de uurroosters/ vrije tijd van de mensen.
74% meent dat het nut van de activiteiten van het bestuur duidelijker zou moeten
zijn en 73% stelt dat het niet altijd dezelfde mensen zouden mogen zijn d ie de
touwtjes in handen hebben. 65% van de respondenten meent dat men meer
vrouwen zou kunnen aanzetten om bestuurslid te worden als de plaats van de
vergaderingen minder ver zou zijn. 61% stelt dat het niet als een verplichting zou
mogen aanvoelen om te trakteren. 56% van de respondenten vindt dat
verplaatsingen financieel vergoed zouden moeten worden. 52% van de
respondenten denkt dat bestuurslidmaatschap aantrekkelijker zou zijn als het over
Vrouwen aan het stuur? 19
het algemeen minder tijd zou eisen. Tenslotte meent 38% dat
bestuurslidmaatschap aantrekkelijker zou zijn als de vereniging meer vrijheid zou
laten aan het bestuur.
Tabel 5: Structurele drempels.
Helemaal
eens
Eens Noch
eens/
Noch
oneens
Oneens Helemaal
oneens
1. Er zou minder vergaderd
moeten worden, en meer actie
gevoerd moeten worden (n=220).
24,1%
28,2%
30,9%
15,9%
0,9%
2. De vereniging zou meer vrijheid
moeten laten aan het bestuur
(n=213).
14,0%
24,2%
41,9%
15,8%
4,2%
3. De verplaatsingen zouden
financieel vergoed moeten worden
(n=222).
29,3%
27,0%
21,6%
16,2%
5,9%
4. De plaats van de activiteiten en
vergaderingen zouden minder ver
moeten zijn (n=219).
31,5%
33,8%
21,9%
9,1%
3,7%
5. Het nut van de activiteiten van
het bestuur zou duidelijker
moeten zijn (n=212).
31,6%
42,5%
19,8%
4,2%
1,9%
6. Het tijdstip van de
vergaderingen zou beter moeten
overeenkomen met de
werkroosters/ vrije tijd van de
mensen (n=219).
45,7%
34,7%
15,1%
2,3%
2,3%
7. Er zouden niet steeds dezelfde
mensen de touwtjes in handen
moeten hebben (n=220).
43,2%
30,0%
20,9%
4,5%
1,4%
8. Het zou niet als een
verplichting mogen voelen om te
trakteren (n=223).
43,0%
17,9%
18,8%
11,7%
8,5%
(*) In de vragenlijst werden deze items ontkennend geformuleerd om respons-set uit te sluiten.
Hier worden ze voor de duidelijkheid evenwel allemaal in dezelfde richting geformuleerd
weergegeven.
Bron: Enquête HIVA-K.U.Leuven – Vormingplus Kempen, voorjaar 2009
Niet werkenden en ouderen vinden vaker dan anderen dat verplaatsingen
vergoed zouden moeten worden, net zoals actieve en bestuursleden van helpende
verenigingen. Actieve en bestuursleden van sportverenigingen vinden d it
significant minder vaak.
Niet-beroepsactieven en ouderen (55 plussers) beamen vaker dan anderen dat het
beter zou zijn als het niet als een verplichting zou aanvoelen om te trakteren.
Actieve en bestuursleden van vakbonden en politieke verenigingen schijnen hier
minder vaak een probleem in te zien.
Een exploratief onderzoek
20
Moeders met jonge kinderen (min 12 jaar) en zestig-plussers vinden vaker dat het
nut van de activiteiten van het bestuur duidelijker zou moeten zijn, terwijl
leid inggevende werkenden d it significant minder nodig vinden.
Actieve en bestuursleden van vakbonden en politieke verenigingen gaan
aanzienlijk vaker akkoord met de stelling dat er minder vergaderd en meer actie
gevoerd zou moeten worden.
Actieve en bestuursleden van verenigingen voor maatschappelijke inzet (Amnesty
International, Wereldwinkel,…) vinden significant vaker dat het bestuur meer
vrijheid zou moeten krijgen van de vereniging.
Niet werkenden en niet leid inggevende werkenden vinden vaker dat de
tijdstippen van de vergaderingen beter zouden moeten overeen komen met de
uurroosters/ vrije tijd van de mensen.
3 Redenen waarom men geen bestuurslid (meer) is
Aan niet-bestuursleden werd een aantal extra items voorgelegd d ie peilen naar
een aantal structurele redenen waarom ze geen bestuurslid (meer) zijn . Meest
bijval kregen de uitspraken „omdat het me niet meer interesseert‟ (33%) en „omdat
de vergaderingen te langdradig zijn‟ (30%). 25% van de niet-bestuursleden stelt
dat het hen gewoon nooit gevraagd werd . Niet kunnen op momenten dat de
vergaderingen doorgaan bleek voor 22% van de niet -bestuursleden een probleem.
17% is geen bestuurslid (meer) omdat ze het gevoel hebben dat er niet naar hen
wordt geluisterd en 10% vindt dat het bestuur van hun vereniging een
mannenclub is.
Een gebrek aan interesse wordt vooral gemeld door jonge moeders met kinderen
jonger dan 12 jaar en het gevoel hebben dat er niet naar hen wordt geluisterd
wordt significant vaker als reden opgegeven door lager opgeleiden.
Vrouwen aan het stuur? 21
Tabel 6: Redenen waarom men geen bestuurslid (meer) is .
Helemaal
eens
Eens Noch
eens/
Noch
oneens
Oneens Helemaal
oneens
1. Ik ben geen bestuurslid
(meer) omdat men het mij niet
gevraagd heeft (n=86).
9,8%
16,3%
19,8%
26,7%
27,9%
2. Ik ben geen bestuurslid
(meer) omdat het bestuur van
de vereniging een mannenclub
is (n=78).
3,8%
6,4%
17,9%
37,2%
34,6%
3. Ik ben geen bestuurslid
(meer) omdat de
bestuursvergaderingen te
langdrad ig zijn (n=74).
9,5%
20,3%
24,3%
23,0%
23,0%
4. Ik ben geen bestuurslid
(meer) omdat de
bestuursvergaderingen vallen
op een moment dat ik niet kan
(n=74).
6,8%
14,9%
27,0%
29,7%
21,6%
5. Ik ben geen bestuurslid
(meer) omdat ik het gevoel heb
dat er niet naar mij word t
geluisterd (n=75).
8,0%
9,3%
21,3%
36,0%
25,3%
6. Ik ben geen bestuurslid
(meer) omdat d it me niet meer
interesseert (n=75).
10,7%
22,7%
28,0%
18,7%
20,0%
Bron: Enquête HIVA-K.U.Leuven – Vormingplus Kempen, voorjaar 2009
Een exploratief onderzoek
22
CONCLUSIE
Wat leert ons deze oefening? Vooreerst dat de overgrote meerderheid van de
ondervraagde vrouwen het erg belangrijk vindt dat vrouwen deelnemen aan het
bestuur van verenigingen. Vrouwelijk bestuurslidmaatschap lijkt evenwel niet erg
geproblematiseerd te worden door de respondenten. In de meerderheid van de
verenigingen waar ze lid van zijn, zitten vrouwen aan het stuur en de meerderheid
van de respondenten d ie actief of bestuurslid zijn van een vereniging zegt niet het
gevoel te hebben dat hun vereniging grote problemen ondervindt met het rekruteren
van vrouwelijke bestuursleden. Hierbij d ienen wel de specifieke kenmerken van de
steekproef in het achterhoofd gehouden te worden: de gemiddelde respondente is 52
jaar, bestuurslid of actief in vrouwenverenigingen, culturele verenigingen of
vakbonden, werkt niet meer of deeltijds en heeft geen zorg voor jonge inwonende
kinderen. De conclusie dat het niet zo problematisch gesteld is met de deelname van
vrouwen aan besturen van verenigingen mag dus zeker niet zonder meer
veralgemeend worden.
Bij navraag welke drempels vrouwen menen te onderkennen, komt volgend globaal
patroon naar voren. Een minderheid van de respondenten gaat akkoord met de
stellingen dat bestuurslidmaatschap financieel gezien veel zou kosten. Vervoerskosten
komen als voornaamste financiële kost naar voren , voornamelijk bij jonge moeders
(met kinderen jonger dan 12 jaar). Traktatiekosten worden vooral problematisch
gevonden door actieve en bestuursleden van vrouwen - en jeugdverenigingen en
helpende verenigingen.
Maar het zijn vooral tijdskosten d ie worden ervaren en daarbinnen dan als
voornaamste de combinatie met een drukke baan en een gezin met jonge kinderen ,
uiteraard vooral gemeld door jonge moeders en voltijds werkenden . Deeltijds
werkenden beamen iets minder vaak dat bestuurslidmaatschap moeilijk te
combineren is met werk, maar d it verband is niet significant .
Qua persoonlijke drempels is het feit dat men liever wil bezig zijn met concrete
activiteiten de voornaamste. Bestuursleden melden minder dan niet-bestuursleden
dat ze niet dachten over de juiste kennis en vaard igheden te beschikken en liever met
concrete activiteiten wilden bezig zijn. Enerzijds kan het verschil tussen
bestuursleden en niet-bestuursleden te wijten zijn aan het feit dat bestuursleden
Vrouwen aan het stuur? 23
wellicht zelfzekerder zijn en meer geïnteresseerd zijn in bestuursactiviteiten d ie het
concrete bezig zijn overstijgen (het zogenaamde selectie-effect). Anderzijds is een
deel van de verklaring wellicht ook gelegen in het feit dat bestuursleden ondertussen
ook ervaringen hebben opgedaan d ie voor een zekere vertekening zouden kunnen
zorgen. Dit laatste zouden we als een socialisatie-effect kunnen omschrijven, maar
hoe groot d it is kunnen we niet zeggen op basis van de data.
Als respondenten gevraagd w ordt wat er volgens hen zou moeten veranderen om
meer vrouwen in besturen van verenigingen te krijgen, dan stelt de meerderheid dat
het tijdstip van de vergaderingen beter overeen zou moeten komen met de
uurroosters/ vrije tijd van de mensen, dat het nut van de activiteiten van het bestuur
duidelijker zou moeten zijn en dat het niet altijd dezelfde mensen zouden moeten
zijn d ie de touwtjes in handen hebben. Ook zou de plaats van vergaderen niet veraf
gelegen mogen zijn. Twee derde van de respondenten vind t ook dat het niet als een
verplichting zou mogen aanvoelen om te trakteren. Iets meer dan de helft van de
respondenten is voorstander van het terugbetalen van vervoerskosten en gaat
akkoord met de stellingen dat er meer actie gevoerd en minder vergaderd moet
worden en dat het over het algemeen minder tijd in beslag zou mogen nemen.
Vooral ouderen geven aan dat verplaatsingen vergoed zouden moeten worden en
dat het niet als een verplichting zou mogen aanvoelen om te trakteren. Actieve en
bestuursleden van helpende verenigingen vinden ook dat vervoerskosten
terugbetaald zouden mogen worden. Jonge moeders willen een duidelijker nut zien
van bestuursvergaderingen, zodat het duidelijk is dat ze hun kostbare tijd niet
verdoen. Werkende respondenten in leid inggevende functies vinden minder vaak
dat het nut van vergaderen duidelijker moet zijn. Misschien hebben ze door hun
werkervaring de vaard igheid om de bestuursvergaderingen van verenigingen
nuttiger en efficiënter in te vullen? Of misschien ligt het er eenvoudigweg aan dat ze
het vergaderen meer gewoon zijn? Respondenten d ie actief of bestuurslid zijn van
politieke partijen en vakbonden wensen significant vaker dat er meer actie zou
gevoerd worden, terwijl actieve en bestuursleden van bestuursverenigingen
(schoolbestuur, oudercomité, buurtcomité) en verenigingen d ie zich inzetten voor
maatschappelijke doelen (milieuvereniging, Amnesty International, Wereldwinkel,
e.d .) vaker akkoord gaan met de stelling dat het bestuur meer vrijheid zou moeten
krijgen van de vereniging. Niet-werkenden en niet-leid inggevende werkenden
vinden dat weer vaker dat het tijdstip van vergaderen beter zou moeten afgestemd
worden op de uurroosters/ vrije tijd van de mensen.
Als niet-bestuursleden gevraagd werd redenen op te geven waarom ze geen
bestuurslid (meer) zijn, dan zijn de voornaamste reden een gebrek aan interesse
(vooral gemeld door jonge moeders met kinderen jonger dan 12 jaar) en het feit dat
men er niet voor gevraagd werd . Toch gaat het hier maar om een derde,
respectievelijk een vierde van de respondenten d ie deze redenen beam en. De andere
uitspraken konden op nog minder bijval rekenen en er konden geen patronen in de
antwoorden gedetecteerd worden.
Een exploratief onderzoek
24
Wil men inwerken op de drempels voor vrouwelijk bestuurslidmaatschap, dan lijkt
deze eenvoudige, exploratieve studie erop te wijzen dat men enerzijds besturen moet
aanpassen aan de kenmerken van de vrouwen d ie erin participeren of d ie men wil
aantrekken. Zo lijkt d it onderzoek aan te geven dat, wil men moeders met jonge
kinderen aantrekken in het bestuur, men het nut van het vergaderen scherper moet
stellen wil men ze kunnen overhalen er hun kostbare tijd aan te spenderen.
Anderzijds zijn er ook organisatie-specifieke drempels d ie een bepaald type organisatie
moet overwinnen, maar een ander niet opdat bestuurslidmaatschap voor vrouwen er
aantrekkelijk(er) zou zijn . Zo blijken respondenten bv. meer actie te willen voeren in
politieke verenigingen en vakbonden, of wensen actieve en bestuursleden van
bestuursverenigingen of verenigingen d ie zich inzetten voor een maatschappelijk
doel dat het bestuur meer vrijheid moet krijgen vanwege de vereniging . De
verplichting voelen om te trakteren is dan weer meer een probleem dat vooral in
cultuur- en hobbyverenigingen en van helpende verenigingen ervaren wordt. Voor
helpende verenigingen zou het nuttig kunnen zijn vervoerskosten te vergoeden .
Algemene werkpunten voor besturen zijn dan weer het goed afstemmen van het
tijdstip van vergaderen op de agenda‟s van de (potentiële) deelnemers en zorgen
voor voldoende rotatie zodat niet telkens dezelfde mensen de touwtjes in handen
(moeten) hebben. Mensen vragen om bestuurslid te worden blijft uiteraard een
basisvoorwaarde om nieuwe vrouwen aan het stuur te krijgen.
Vrouwen aan het stuur? 25
REFERENTIES
Buellens K. & B. Storms (2007), Vrijwilligers onder de loep – een literatuurstudie.
Turnhout: Vormingplus Kempen.
Boorsma, P. & S.H. Yoo (2001), Forumonderzoek onder topmanagers (en vrouwen
d ie het moeten worden): deeltijd houdt vrouwen uit de top. Forum: 7(2001)13: 10-19.
Draulans, V.J.R. & M. Smet (2005), Over cultuurverandering en betere
doorstromingskansen voor vrouwen en mannen in organisaties en bedrijven . Tielt: Lannoo.
Draulans, V. (2003), „The glass ceiling : reality or myth ? A gender analysis of
leadership‟ Ethical Perspectives, 10(2003)1: 66-77.
Fiers, S., S. Scheepers, S. Debunne & A. Van Uytven (2006), Trajecten van vrouwen in de
Belgische politiek: resultaten van de focusgroepen voor voorstel tot empowermentstrategie.
Brussel: Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen.
Kroes, M. & D.A.H. De Grauw (2005), Vrouwen in besturen van culturele instellingen .
Rotterdam: RISBO.
Loose, M. & C. Gijselinckx (2007), „Wie participeert er toch? Patronen en factoren van
verwachte en onverwachte participatie aan het verenigingsleven in Vlaanderen‟ pp.
114-140 in: Pickery, J. (ed). Vlaanderen Gepeild! 2007. Brussel: Studiedienst van de
Vlaamse Gemeenschap.
Maes, D. (2005), „Koplopers gezocht. Leiderschap groeit in heemkundige kringen‟
Mores, 6(2005)3: 25-28.
Morrison A.M., R.P White & E. Van Velsor (1987), Breaking the glass ceiling: can women
reach the top of America? Reading: Addison-Wesley.
Olde, C. & E. Slinkman (1999), Het glazen plafond: een inventarisatie van cijfers, literatuur
en onderzoek met betrekking tot de doorstroom van vrouwen naar de top. Den Haag:
Elsevier Bedrijfsinformatie.
Een exploratief onderzoek
26
BIJLAGE 1 BIVARIATE ANALYSES
In onderstaande tabellen worden de resultaten van de bivariate analyses
weergegeven. Naast de uitspraak (in vet gedrukt) wordt weergegeven hoeveel
respondenten van het totaal aantal respondenten dat de uitspraak beoordeeld heeft
akkoord gingen met de uitspraak (bv. bij de evenredigheidsregel: 81 van de 222
respondenten d ie deze uitspraak beoordeeld hebben zijn het helemaal eens of eens
met deze uitspraak, m.a.w. 36,5% van de respondenten is het eens met de uitspraak
dat het aantal mannen en vrouwen in het bestuur evenredig moet zijn aan het aantal
mannen en vrouwen in de vereniging.
Vervolgens volgen de resultaten van de bivariate analyses. We construeerden
kruistabellen waarbij we nagingen of verschillende categorieën van respondenten
verschillend reageerden op de betreffende uitspraak. Zo maakten we kruistabellen
met de variabelen leeftijd , opleid ingsniveau, betaald werk, inwonende kinderen
jonger dan 12 jaar, bestuurslid en actief of bestuurslid van een bepaalde categorie
van verenigingen.
De variabele leeftijd telt vier categorieën waarbij in elke categorie telkens evenveel
respondenten (25%) zitten. Vermits de gemiddelde leeftijd 52 jaar is en de meeste
respondenten rond d ie gemiddelde leeftijd zitten, zijn de middelste
leeftijdscategorieën d ie waar de leeftijdsuiteinden zich het d ichtst bij elkaar
bevinden.
De variabele onderwijsniveau werd herleid tot drie categorieën: laag betekent ten
hoogste een d iploma lager secund air onderwijs, midden betekent hoger secundair
onderwijs en hoog betekent hoger onderwijs (hogeschool of universiteit).
De variabele betaald werk bestaat uit de categorieën voltijds werk, deeltijds werk
en geen betaald werk.
De variabele inwonende kinderen jonger dan 12 jaar is een d ichotome variabele:
men heeft geen inwonende kinderen jonger dan 12 jaar of men heeft er wel.
Ook de variabele bestuurslid is een d ichotome variabele: men is bestuurslid of
men is het niet.
Vervolgens werden aparte variabelen aangemaakt voor actief of
bestuurslidmaatschap van bepaalde types verenigingen waarbij men telkens wel of
niet (d ichotoom) actief of bestuurslid is van een bepaalde cluster van
verenigingstypes. De 17 types van verenigingen in de vragenlijst werden herleid t ot
Vrouwen aan het stuur? 27
6. Zo is er telkens een variabele voor actief of bestuurslidmaatschap van:
vakbonden/ werkgeversverenigingen/ politieke verenigingen
jeugd- en vrouwenverenigingen sportverenigingen
sportverenigingen
hobby- en culturele verenigingen
helpende verenigingen. Hieronder vallen verenigingen zoals het Rode
Kruis of de vrijwillige brandweer, maar ook verenigingen zoals
Welzijnszorg of andere verenigingen d ie plaatselijk hulp verlenen aan
bejaarden, zieken en gehandicapten. Ook georganiseerde hulp aan
vrienden, buren, familie valt onder deze categorie.
andere verenigingen. Hieronder vallen de bestuursverenigingen
(oudercomité, schoolraad , buurtcomité) en de verenigingen d ie zich
inzetten voor een maatschappelijk doel (Amnesty International,
Wereldwinkel,…)
In de tabellen worden telkens enkel de variabelen weergegeven waar er tussen de
categorieën een significant verschil ontdekt kon worden. Variabelen waarbij de
antwoorden van de respondenten uit verschillende categorieën (bv. verschillende
leeftijdscategorieën) niet significant van elkaar verschillen worden niet weergegen in
de tabel. In de tweede kolom van de tabel worden telkens de waarden van de
significantietoets weergegeven (χ2, d f en p). De derde kolom omschrijft de
categorieën van de betreffende variabele (bv. de vier leeftijdscategorieën), de vierde
kolom geeft de absolute aantallen weer van de respondenten uit d ie categorie d ie
akkoord gaan met de uitspraak en de laatste kolom is het percentage van
respondenten dat binnen d ie categorie akkoord gaat met de uitspraak.
Bv. de tabel m.b.t. de beoordeling van de uitspraak “het aantal mannen en vrouwen
in het bestuur moet evenredig zijn aan het aantal mannen en vrouwen in de
vereniging” laat zich als volgt lezen:
De variabele leeftijd geeft significante verschillen.
Van de respondenten tussen 21 en 45 jaar gaan er 22 of 39,3% akkoord met de
evenredigheidsregel. Van 46 tot 53-jarigen gaat 22,4% akkoord , van de 54 tot 60-
jarigen is 22,4% akkoord . En van de 60-79-jarigen gaat 48,8% akkoord met de
uitspraak.
De categorie respondenten tussen 46 en 53 gaat dus significant minder akkoord
met de evenredigheidregel dan de andere en de categorie 60-79-jarigen gaat
significant meer akkoord .
Een exploratief onderzoek
28
Evenredigheidsregel
Het aantal mannen en vrouwen in het bestuur moet evenredig zijn aan het aantal mannen en
vrouwen in de vereniging (totaal akkoord: 81 van 222 = 36,5%)
Leeftijd χ2=8.127, df=3, p=0.043 21-45 22 39,3%
46-53 13 22,4%
54-60 23 41,1%
61-79 22 48,8%
Betaald werk χ2=4.705, df=2, p=0.095 Voltijds 18 26,1%
Deeltijds 25 40,3%
Geen 38 41,8%
Jeugd/vrouw-vereniging χ2=3.859, df=1, p=0.049 Geen actief of
bestuurslid
42 31,3%
Wel actief of
bestuurslid
39 44,3%
Andere vereniging (*) χ2=4.366, df=1, p=0.037 Geen actief of
bestuurslid
45 31,5%
Wel actief of
bestuurslid
36 45,6%
(*) schoolbestuur, buurtcomité, vereniging die zich inzet voor een maatschappelijk doel (Amnesty
International, Wereldwinkel,…)
Vrouwen aan het stuur? 29
Rekrutering van vrouwelijke bestuursleden
Indien u zelf actief of bestuurslid bent van één of meerdere verenigingen. Hoe gemakkelijk
vindt elk van deze verenigingen dan, voor zover u weet, vrouwelijke bestuursleden (resultaten
voor vereniging1) – (totaal moeilijk: 39 van 162 = 24%)
Leeftijd χ2=7.000, df=3, p=0.072 21-45 4 11,1%
46-53 13 33,3%
54-60 13 33,3%
61-79 9 20,9%
Politiek/vakbond χ2=2.710, df=1, p=0.100 Geen actief
of bestuurslid
21 20,0%
Wel actief of
bestuurslid
18 31,6%
Andere vereniging (*) χ2=2.854, df=1, p=0.091 Geen actief
of bestuurslid
26 29,3%
Wel actief of
bestuurslid
13 17,8%
(*) schoolbestuur, buurtcomité, vereniging die zich inzet voor een maatschappelijk doel (Amnesty
International, Wereldwinkel,…)
Financiële drempels
Bestuurslid zijn kost veel geld (totaal: 46 van 207 = 22,2%)
Kinderen jonger dan 12 χ2=4.783, df=1, p=0.029 Ja 45 24,5%
Neen 1 9,5%
Sportvereniging χ2=4,916, df=1, p=0.027 Geen actief
of bestuurslid
42 25,5%
Wel actief of
bestuurslid
4 9,5%
Een exploratief onderzoek
30
Bestuurslid zijn kost veel aan consummaties (totaal: 46 van 206 = 22,3%)
Betaald werk χ2=5,692, df=2, p=0.058 Voltijds 15 23,8%
Halftijds 7 11,9%
Geen 24 28,6%
Politiek/vakbond χ2=4,243, df=1, p=0.039 Geen actief of
bestuurslid
38 26,2%
Wel actief of
bestuurslid
8 13,1%
Hobby/cultuur-vereniging χ2=2,762, df=1, p=0.097 Geen actief of
bestuurslid
24 18,6%
Wel actief of
bestuurslid
22 28,6%
Helpende vereniging χ2=4,726, df=1, p=0.030 Geen actief of
bestuurslid
23 17,6%
Wel actief of
bestuurslid
23 30,7%
Bestuurslid zijn kost veel aan vervoer (totaal: 79 van 211 = 37,4%)
Leeftijd χ2=13.496, df=3,
p=0.004
21-45 13 23,6%
46-53 15 27,8%
54-60 26 50,0%
61-79 25 50,0%
Onderwijsniveau χ2=8,477, df=2, p=0.014 Laag 32 50,0%
Midden 16 25,4%
Hoog 26 34,7%
Betaald werk χ2=6,735, df=2, p=0.034 Voltijds 22 33,8%
Halftijds 16 26,7%
Geen 43 46,7%
Vrouwen aan het stuur? 31
Leidinggevend werk χ2=7.568, df=2, p=0.023 Ja 13 35,1%
Neen 24 27,6%
Nvt 44 47,3%
Vrouw/jeugd-vereniging χ2=4.853, df=1, p=0.028 Geen actief of
bestuurslid
42 31,6%
Wel actief of
bestuurslid
39 46,4%
Cultuur/hobby-vereniging χ2=4,055, df=1, p=0.040 Geen actief of
bestuurslid
45 32,4%
Wel actief of
bestuurslid
36 46,2%
Tijdsdrempels
Bestuurslid zijn kost veel tijd (totaal: 193 van 226 = 85,4%)
Geen signif. Verschillen
Moeilijke combinatie met huishouden (totaal: 54 van 198 = 32,3%)
Betaald werk χ2=8.028, df=2, p=0.018 Voltijds 26 43,3%
Deeltijds 20 36,4%
Geen 18 21,7%
Leidinggevend werk χ2=6.448, df=2, p=0.040 Ja 14 37,8%
Neen 32 40,0%
Nvt 18 22,2%
Leeftijd χ2=9.312, df=3, p=0.025 21-45 18 39,1%
46-53 23 46,9%
54-60 14 25,5%
61-79 9 20,9%
Een exploratief onderzoek
32
Jeugd/vrouw-vereniging χ2=3.291, df=1, p=0.070 Geen actief of
bestuurslid
44 37,3%
Wel actief of
bestuurslid
20 25,0%
Moeilijke combinatie met jonge kinderen (totaal: 115 van 169 = 68,0%)
Geen significante verbanden
Moeilijke combinatie met zorg voor familie, vrienden, buren (totaal: 65 van 199 = 32,7%)
Geen significante verbanden
Moeilijke combinatie met betaalde baan (totaal: 114 van 186 = 61,3%)
Geen significante verbanden
Deeltijds werkenden vinden het iets minder moeilijk, maar niet significant
Moeilijke combinatie andere verenigingsactiviteiten (totaal: akkoord 84 van 203 = 41,4%)
Sportveren. χ2=4,373, df=1, p=0.037 Geen actief of
bestuurslid
74 44,8%
Wel actief of
bestuurslid
10 26,3%
Moeilijke combinatie met andere hobby’s (totaal: 56 van 209 = 26,8%)
Andere vereniging (*) χ2=3,629, df=1, p=0.057 Geen actief of
bestuurslid
41 31,3%
Wel actief of
bestuurslid
15 19,2%
(*) schoolbestuur, buurtcomité, vereniging die zich inzet voor een maatschappelijk doel (Amnesty
International, Wereldwinkel,…)
Vrouwen aan het stuur? 33
Organisationele drempels
Verplaatsingen zouden vergoed moeten worden (totaal: 125 van 222 = 56,3%)
Betaald werk χ2=9.932, df=2, p=0.007 Voltijds 30 44,1%
Deeltijds 31 51,7%
Geen 64 68,1%
Leidinggevend werk χ2=11,715, df=2, p=0.003 Ja 17 47,2%
Neen 42 46,2%
Nvt 66 69,5%
Leeftijd χ2=13.239, df=3, p=0.041 21-45 16 28,6%
46-53 15 28,8%
54-60 23 41,8%
61-79 24 52,2%
Sportvereniging χ2=6.124, df=1, p=0.013 Geen actief of
bestuurslid
110 60,1%
Wel actief of
bestuurslid
15 38,5%
Helpende vereniging χ2=3.842, df=1, p=0.050 Geen actief of
bestuurslid
73 51,4%
Wel actief of
bestuurslid
52 65,0%
Het zou over het algemeen minder tijd moeten eisen (totaal: 111 van 213 = 51,6%)
Geen significante verschillen
De plaats van vergadering zou minder ver moeten zijn (totaal: 143 van 219 = 65,3%)
Geen significante verschillen
Een exploratief onderzoek
34
De vereniging zou meer vrijheid moeten laten aan het bestuur (totaal: 82 van 215 = 38,1%)
Leeftijd χ2=8.243, df=3, p=0.041 21-45 16 28,6%
46-53 15 28,8%
54-60 23 41,8%
61-79 24 52,2%
Er zou minder vergaderd en meer actie gevoerd moeten worden (totaal: 115 van 222 = 52,3%)
Vakbond/politieke χ2=2.716, df=1, p=0.099 Geen actief of
bestuurslid
76 48,7%
Wel actief of
bestuurslid
36 60,9%
Het nut van de activiteiten van het bestuur zou duidelijker moeten zijn (totaal: 157 van 212 =
74,1%)
Leeftijd χ2=7.210, df=3, p=0.065 21-45 44 78,6%
46-53 35 68,8%
54-60 35 66,0%
61-79 40 87,0%
Leidinggevend werk χ2=6.141, df=2, p=0.046 Ja 20 58,8%
Neen 66 73,3%
Nvt 71 80,7%
Kinderen jonger dan 12 χ2=3.995, df=1, p=0.046 Geen kind < 12 136 72,0%
Kind < 12 jaar 21 91,3%
Het zouden niet altijd dezelfde mensen moeten zijn (totaal: 161 van 220 = 73,2%)
Geen significante verschillen
Vrouwen aan het stuur? 35
Het tijdstip van de vergaderingen zou beter overeen moeten komen met de uurroosters/vrije
tijd van de mensen (totaal: 176 van 219 = 80,4%)
Leidinggevend werk χ2=9.720, df=2, p=0.008 Ja 23 63,9%
Neen 81 88,0%
nvt 72 79,1%
Het zou niet als een verplichting mogen aanvoelen om te trakteren (totaal: 136 van 223 = 61%)
Betaald werk χ2=10.025, df=2, p=0.007 Voltijds 34 49,3%
Deeltijds 33 55,9%
geen 69 72,6%
Leidinggevend werk χ2=11.159, df=2, p=0.004 Ja 17 47,2%
Neen 48 53,9%
nvt 71 73,2%
Leeftijd χ2=12.289, df=3, p=0.006 21-45 29 50,9%
46-53 26 49,1%
54-60 38 69,1%
61-79 39 76,5%
Vakbond/politieke χ2=7.290, df=1, p=0.007 Geen actief of
bestuurslid
107 66,5%
Wel actief of
bestuurslid
29 46,5%
Een exploratief onderzoek
36
Persoonlijke drempels
Ik denk dat ik niet over de juiste kennis en vaardigheden beschik (totaal: akkoord 58 van 216 =
26,9%)
Opleidingsniveau χ2=8.000, df=2, p=0.018 Laag 26 40,6%
Midden 16 25,8%
Hoog 14 19,2%
Bestuurslid Ja/Nee χ2=8.419, df=1, p=0.004 Geen
bestuurslid
36 36,4%
Wel
bestuurslid
22 18,8%
Ik ben liever met concrete activiteiten bezig dan met bestuursactiviteiten (totaal: 124 van 222 =
55,9%)
Bestuurslid Ja/Nee χ2=9.269, df=1, p=0.002 Geen
bestuurslid
66 67,3%
Wel bestuurslid 58 46,8%
Vrouw/Jeugdvereniging χ2=4.421, df=1, p=0.035 Geen actief of
bestuurslid
83 61,5%
Wel actief of
bestuurslid
41 47,1%
Vrouwen aan het stuur? 37
Redenen waarom men geen bestuurslid (meer) is
Ik ben geen bestuurslid (meer) omdat dit me niet meer interesseert (totaal: 25 van 75 = 33,3%)
Kinderen jonger dan 12 χ2=3.428, df=1, p=0.064 Geen kind < 12
jaar
20 29,9%
Kind < 12 jaar 5 62,5%
Ik ben geen bestuurslid (meer) omdat ik het gevoel heb dat er niet naar mij wordt geluisterd
(totaal: 13 van 75 = 17,3%)
Onderwijsniveau χ2=4.910, df=1, p=0.086 Laag 6 28,6%
Midden 1 4,2%
Hoog 5 18,5%
Ik ben geen bestuurslid (meer) omdat ze het me niet gevraagd hebben (totaal: 22 van 86 =
25,6%)
Geen significante verschillen
Ik ben geen bestuurslid (meer) omdat het bestuur van de vereniging een mannenclub is
(totaal: 8 van 86 = 10%)
Geen significante verschillen
Ik ben geen bestuurslid (meer) omdat de vergaderingen doorgaan op momenten dat ik niet kan
(totaal: 16 van 74 = 21,6%)
Geen significante verschillen
Ik ben geen bestuurslid (meer) omdat de vergaderingen te langdradig zijn (totaal: 22 van 74 =
29,7%)
Geen significante verschillen