Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de...

56
Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale huisvesting Eindrapport, oktober 2009 Debusschere Eva Vandekerckhove Brecht Van Bortel Gerard

Transcript of Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de...

Page 1: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale huisvesting

Eindrapport, oktober 2009

Debusschere Eva

Vandekerckhove Brecht

Van Bortel Gerard

Page 2: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

I

Datum:

Oktober 2009

Verantwoordelijke uitgever:

Steunpunt Ruimte en Wonen

Kasteelpark Arenberg 51 bus 2429 - 3001 Heverlee

Tel: +32 (0)16/32 13 36

Email: [email protected]

ISBN 000-00-000-0000-0

Verantwoordelijke uitgever:

Dit rapport kwam tot stand met de steun van de Vlaamse Gemeenschap: Programma Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek. In deze tekst komt de mening van de auteur naar voor en niet die van deVlaamse Gemeenschap. De Vlaamse Gemeenschap kan niet aansprakelijk gesteld worden voor het gebruikdat kan worden gemaakt van de meegedeelde gegevens.

This report has been realized with the support of the Flemish Community: Program for Policy ResearchCenters. The text contains the views of the author and not the views of the Flemish Community. The FlemishCommunity cannot be held accountable for the potential use of the communicated views and data.

Page 3: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

Woord vooraf Huurdersparticipatie is een concept dat duidelijk aan belang wint in de huidige maatschappij. Het is een alom aanwezig begrip binnen de sociale huursector dat lokaal op allerlei manieren wordt ingevuld, maar voorlopig nog zonder een concrete duiding, zonder een duidelijke definitie. Het concreet maken van huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie binnen te situeren en te ontwikkelen.

Het onderzoek werd, binnen het Steunpunt Ruimte en Wonen, uitgevoerd door het studiebureau SumResearch, in samenwerking met onderzoeksinstituut OTB van de TUDelft. Huurdersparticipatie werd grondig onderzocht. We hebben bestaande literatuur verwerkt, de huidige situatie in Vlaanderen én in het buitenland in beeld gebracht en van daaruit aanbevelingen, conclusies,... opgesteld.

Al deze kwalitatieve en kwantitatieve input is omgezet in twee van elkaar te onderscheiden documenten, geschreven met een andere intentie en voor een ander doelpubliek. Enerzijds werd een onderzoeksrapport opgesteld. Het resultaat daarvan ligt nu voor u. In dit rapport wordt het verloop van het onderzoek naar participatie van sociale huurders geschetst. De literatuurstudie, de methodologie en de resultaten komen uitgebreid aan bod. Ook worden er kort enkele conclusies en beleidsaanbevelingen rond de organisatie en omkadering van participatie geformuleerd. Naast dit onderzoeksrapport werd echter ook nog een algemene handleiding voor participatie binnen de sociale verhuring geschreven. Dit handboek is een praktisch naslagwerk dat dient als leidraad voor SHM’s (en andere groepen) die in hun organisatie participatie van sociale huurders een plaats willen geven of verder willen ontwikkelen

Dit onderzoek werd in samenwerking met VIVAS uitgevoerd. De studie was ook het onderwerp van hun jaarlijkse bewonerscongres op 21 november 2009.

Page 4: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

Inhoudstafel

1 Inleiding ............................................................................................................. 1 2 Literatuurstudie.................................................................................................. 2

2.1 Kadering in de wetgeving........................................................................... 2 2.1.1 Vlaamse Wooncode (VWC)................................................................ 2 2.1.2 Het nieuwe Sociaal Huurbesluit.......................................................... 3 2.1.3 Besluit ................................................................................................. 4

2.2 Het concept participatie.............................................................................. 5 2.2.1 Betekenis en definitie van participatie ................................................ 5 2.2.2 Gradaties van participatie ................................................................... 6 2.2.3 Besluit ................................................................................................. 7

2.3 Randvoorwaarden voor participatie ........................................................... 9 2.4 Rol van de verschillende actoren in huurdersparticipatie ........................ 11

2.4.1 Beschrijving van de actoren.............................................................. 11 2.4.2 Actoren verbinden in netwerken ....................................................... 14 2.4.3 Besluit ............................................................................................... 15

3 Methodologie................................................................................................... 16 3.1 Kwalitatief onderzoek............................................................................... 16 3.2 Beschrijving van de gesprekspartners ..................................................... 17 3.3 Structuur van het onderzoeksproces ....................................................... 18

3.3.1 Parcours met huurders en VIVAS / Samenlevingsopbouw .............. 18 3.3.2 Parcours met verhuurders en VVH................................................... 20 3.3.3 Begeleiding ....................................................................................... 20

4 Onderzoeksresultaten ..................................................................................... 21 4.1 Definiëring en kadering van participatie................................................... 21

4.1.1 Wie participeert? ............................................................................... 21 4.1.2 Waarom participeren?....................................................................... 22 4.1.3 Hoe participeren?.............................................................................. 23 4.1.4 Grenzen van participatie................................................................... 24 4.1.5 Thema’s van participatie................................................................... 26

4.2 Participatie een must?.............................................................................. 28 4.3 Rol van de actoren ................................................................................... 30

4.3.1 Definiëring actoren............................................................................ 30 4.3.2 Functie van de actoren ..................................................................... 30 4.3.3 Overleg & samenwerking.................................................................. 34

4.4 Randvoorwaarden van participatie .......................................................... 36 4.4.1 Vertrouwen........................................................................................ 36

Page 5: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

4.4.2 Continuïteit........................................................................................ 37 4.4.3 Vorming en ondersteuning................................................................ 37 4.4.4 Informatie en communicatie.............................................................. 39 4.4.5 Kwaliteitsvol overleg met duidelijke afspraken ................................. 40 4.4.6 Budget............................................................................................... 40

5 Beleidsaanbevelingen ..................................................................................... 42 5.1 Beleidsoptie: uitwerken van een wettelijk kader ...................................... 42 5.2 Beleidsconsequenties voor het verankeren van een verregaande participatie........................................................................................................... 43

5.2.1 Basistraject participatie..................................................................... 43 5.2.2 Intensivering van het participatietraject ............................................ 44

5.3 Kadering in de prestatiebeoordeling van de SHM ................................... 45 5.3.1 Opstartfase ....................................................................................... 45 5.3.2 Continue werking .............................................................................. 45

Referenties ............................................................................................................. 47

Page 6: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

Tabellen Tabel 1: Verband tussen het niveau van participatie en de lokale democratie........ 7

Figuren Figuur 1 Bewonerstypologie ................................................................................... 11 Figuur 2 Schema van het participatieproces .......................................................... 24 Figuur 3 Participatieladder...................................................................................... 25 Figuur 4 Relatie tussen de actoren......................................................................... 32 Figuur 5 Beleidsmatrix ‘Huurdersparticipatie in de sociale huisvesting’................. 44

Page 7: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

1

1 Inleiding Huurdersparticipatie in de sociale huisvesting is een onderwerp dat steeds vaker ter sprake komt, zowel op beleidsniveau als op lokaal praktijkniveau. Bij de verschillende actoren groeit de overtuiging dat een participatieve samenwerking tussen huurders en verhuurders bijdraagt tot kwaliteit en leefbaarheid van sociale woningen. Hiervoor worden vaak de vier onderstaande argumenten aangehaald.

1. Ten eerste kan de kwaliteit van bestuur en beheer van de SHM toenemen door huurders bij de besluitvoering te betrekken.

2. Ook worden de verstandhoudingen verbeterd door het bevorderen en dan verder onderhouden van onderlinge communicatie tussen huurder en verhuurder.

3. Huurdersparticipatie kan verder zowel zorgen voor een toename van de tevredenheid bij de huurders, als voor een verbetering van de leefbaarheid in de sociale woningcomplexen. Inspraak kan er onder andere voor zorgen dat ‘infrastructurele’ ingrepen beter geplaatst en gekaderd worden door de sociale huurders.

4. Ten slotte geeft meer betrokkenheid een impuls aan het ‘democratisch surplus’. De huurders worden meer open door in contact te komen met andere denkbeelden en opinies.

Overal in Vlaanderen worden nieuwe initiatieven opgericht en uitgedacht door alle actoren, zoals sociale huisvestingsmaatschappijen, opbouwwerkers, huurders,... Op lokaal niveau is er dan ook een enorme verscheidenheid aan initiatieven te onderscheiden met verschillende wijze van aanpak, thematische ingangen en organisatie. Alhoewel deze verscheidenheid in participatie positief is en kan zorgen voor gerichte oplossingen voor specifieke problemen, ontbreekt een algemene omkadering van huurdersparticipatie. Niet overal en door iedereen wordt evenveel aandacht aan participatie van sociale huurders geschonken. Door een algemeen kader te realiseren, kan de dynamiek die ontstaan is, gecontinueerd en verankerd worden zowel binnen de SHM’s als bij de andere actoren. Het uitdenken van een (beleids)kader is het vooropgestelde doel van deze studie.

In 2007 werd aan het Steunpunt Ruimte en Wonen de opdracht toegekend om een onderzoek uit te voeren naar de erkenningscriteria van de sociale huisvestingsmaatschappijen. Binnen deze studie raden de onderzoekers aan om de erkenningscriteria te koppelen aan een prestatiebeoordeling op basis van 7 prestatievelden. Onder het prestatieveld “Sociaal beleid” komt ook de participatie van (huurders)groepen aan bod. Dit onderzoek heeft mede als doelstelling om een invulling te geven aan deze prestatiebeoordeling van de SHM’s.

In het onderstaande onderzoeksrapport wordt beschreven hoe we te werk zijn gegaan bij dit onderzoek en welke conclusies we kunnen nemen op basis van alle verwerkte informatie. Eerst wordt de beknopte literatuurstudie voorgesteld in hoofdstuk 2. Nadien komt de methodologie aan bod in hoofdstuk 3. Het beschrijven en bespreken van de onderzoeksresultaten (hoofdstuk 4) leidt dan uiteindelijk tot de conclusies en beleidsaanbevelingen in hoofdstuk 5.

Page 8: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

2

2 Literatuurstudie De literatuurstudie vormt de vertrekbasis voor deze studie. Er wordt een eerste verkenning gedaan van het thema huurdersparticipatie waarbij er aandachtspunten naar boven komen die dan verder verwerkt en uitgediept worden in het vervolg van het onderzoek. Eerst kijken we naar het wettelijk kader waarbinnen participatie in de sociale huisvesting wordt gesitueerd. Het vertrekpunt zijn enerzijds de Vlaamse Wooncode, die de basis van het Vlaamse Woonbeleid vormt, en anderzijds het nieuwe Sociaal Huurbesluit. Deze bespreking geeft een duidelijker beeld van de context waarbinnen de huurdersparticipatie zal plaatsvinden. Vervolgens wordt het begrip participatie zelf naderbij bekeken om de mogelijke definities en invalshoeken naar voren te brengen. Ook worden enkele algemene randvoorwaarden voor een succesvolle huurdersparticipatie aangehaald die teruggevonden worden in de theorie. Ten slotte wordt de rol van de verschillende actoren in het proces van participatie besproken.

2.1 Kadering in de wetgeving Huurdersparticipatie werd doorheen de laatste jaren steeds meer in een wettelijk kader geplaatst. Hierdoor ontstaat een legitieme basis om projecten rond huurdersparticipatie te bedenken en uit te voeren. Dit wettelijk kader is echter redelijk vaag en vaak nog niet concreet ingevuld. Dit in combinatie met de lokale verscheidenheid in aanpak en methodologie geeft aanleiding tot de vraag naar een overkoepelend kader. Belangrijke en recente wetgeving waarin huurdersparticipatie in sociale huisvesting expliciet aan bod komt, is de Vlaamse Wooncode en het nieuwe Sociale Huurbesluit. Deze twee wetgevingen worden hieronder besproken.

2.1.1 Vlaamse Wooncode (VWC)

De Vlaamse Wooncode (oorspronkelijk decreet uit juli 1997, laatste aanpassingen van november 2008) is de basis van het Vlaamse Woonbeleid. Het centrale uitgangspunt is het recht op behoorlijke huisvesting voor iedere burger. Om dit recht te verwezenlijken wordt de beschikbaarheid van aangepaste woningen (van goede kwaliteit, tegen een betaalbare prijs, in een geschikte woonomgeving en met woonzekerheid) bevorderd. Tijdens dit proces gaat extra aandacht naar de meest behoeftige gezinnen en alleenstaanden. In de Vlaamse wooncode blijven de sociale huisvestingsmaatschappijen en de VMSW bevoorrechte actoren. Verder kreeg de gemeente bepaalde verantwoordelijkheden om naast kwaliteitsbeheersing ook breed overleg over woonbeleid te organiseren en initiatieven op elkaar af te stemmen. Andere actoren, waaronder sociale verhuurkantoren, huurdersbonden en bewoners zelf, kregen meer gewicht. Tot slot werd de samenwerking met private woonactoren en welzijnsorganisaties ook belangrijker.

Zoals hierboven al aangehaald werd, krijgen bewoners in de Vlaamse Wooncode een grotere rol toebedeeld in het woonbeleid dan bij de traditionele wetgeving. Om de doelstellingen uit de VWC te bereiken, heeft de regering het recht om maatregelen te nemen die gericht zijn op de participatie van de betrokken bewonersgroepen (artikel 4, paragraaf 3):

Page 9: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

3

Ook wordt in de VWC de oprichting van een Vlaamse Woonraad vermeld. Deze Vlaamse Woonraad heeft als opdracht om vanuit eigen initiatief mee te denken en advies te geven over de hoofdlijnen van het woonbeleid. Verder is de Vlaamse regering verplicht om advies te vragen over ontwerpen van relevante decreten, besluiten en samenwerkingsakkoorden. Het is o.a. via deze Woonraad, waarin onder andere een vertegenwoordiger van VIVAS zetelt, dat huurders een kans krijgen om invloed uit te oefenen op het beleid.

2.1.2 Het nieuwe Sociaal Huurbesluit

Het nieuwe huurbesluit, goedgekeurd op 12 oktober 2007, is een instrument om de realisatie van de doelstelling uit de VWC te verwezenlijken: een betaalbare woning voor iedereen. Hier wordt het kader geschetst, met inbegrip van inschrijvingsvoorwaarden, toewijzingsregels en huurprijsberekening, waarop sociale verhuurders zich moeten baseren. Ook in dit wetgevend document wordt ruimte gelaten voor participatie van sociale huurders. In artikel 32, paragraaf 1 worden namelijk de basisbegeleidingstaken van de verhuurder weergegeven. Deze werden verder uitgewerkt in het ministerieel besluit van 12 december 2007 (artikel 6, paragraaf 1). Hieronder worden enkel de taken uit het ministerieel besluit aangehaald die in verband staan met huurdersparticipatie.

§3 Ter uitvoering van de doelstellingen, bepaald in §2, kan deVlaamse Regering bij de concretisering van de haar bij anderebepalingen uit dit decreet toegestane delegaties,maatregelen nemen die gericht zijn op:

1. De kwaliteit van de woningen;

2. De kwaliteit van de woonomgeving;

3. Het samenleven van de bewoners in de wijk;

4. De betaalbaarheid;

5. De participatie van de betrokken bewonersgroepen.

Page 10: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

4

2.1.3 Besluit

De laatste jaren werd er in de wetgeving duidelijk ruimte gecreëerd voor participatie van sociale huurders. Maar de operationele vertaling van het abstracte concept ‘participatie’ is momenteel nog niet gebeurd. Het algemeen kader blijft vaag en kan op allerlei manieren ingevuld worden. Dit onderzoek wil meer duidelijkheid brengen in de werking en de organisatie van huurdersparticipatie met daarbij ook praktische aanbevelingen naar de toekomst toe.

Art. 6. § 1. Tot de basisbegeleidingstaken, vermeld in artikel 32, § 1,derde lid, van het besluit, die behoren tot de bevoegdheid van deverhuurder, worden de volgende taken gerekend:

11. Huurdersvergaderingen organiseren waar ruimte wordt gecreëerd voor mogelijke problemen of bedenkingen van de huurders en waar samen met de betrokkenen gezocht wordt naar oplossingen;

12. Huurdersvergaderingen organiseren om huurders te informeren over en nauw te betrekken bij noodzakelijke verhuisbewegingen omwille van renovaties of van andere, voor de bewoners ingrijpende veranderingen;

13. Initiatieven nemen om het informeren van en communiceren met de huurders mogelijk te maken en te bevorderen;

14. Constructieve huurdersinitiatieven ondersteunen en begeleiden in overleg met de betrokkenen.

Page 11: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

5

2.2 Het concept participatie Om een overkoepelend kader over participatie van sociale huurders te vormen, is het noodzakelijk om het begrip participatie van naderbij te bekijken en te definiëren. Hoe kan participatie van sociale huurders begrepen worden, wat is huurdersparticipatie juist? Huurdersparticipatie is geen éénduidig concept en kan vanuit verschillende invalshoeken bekeken worden. Veel hangt af van het vooropgestelde doel van de participatie en de context van waaruit de participatie beschouwd wordt. De belangrijkste invalshoeken worden hieronder beschreven en geduid. Ongeacht de invalshoek en de focus van de huurdersparticipatie, kan men echter altijd ook gradaties onderscheiden. Dit is een andere manier om naar participatie te kijken die aan bod komt in paragraaf 2.1.2.

2.2.1 Betekenis en definitie van participatie

Volgens Santens (2006, pp. 174-176) kan men een onderscheid maken tussen verschillende soorten huurdersparticipatie door de uiteenlopende achterliggende objectieven voor deze participatie te bekijken. Santens zelf schuift de culturele insteek voor huurdersparticipatie naar voren.

1. Een eerste optie die aangereikt wordt, is huurdersparticipatie als een emancipatiehefboom. Bij deze visie ligt de focus van de huurdersparticipatie niet zozeer op wijk- en buurtontwikkeling, maar is het een middel om zwakkere, achtergestelde groepen te betrekken bij de besluitvorming. Deze vorm van participatie kan als nadeel hebben dat het een strijd wordt en geen partnerschap in verandering, wat leidt tot een verstarring en verharding van standpunten.

2. Maar participatie kan ook beschouwd worden als communicatietraject. Hierbij is emancipatie van kwetsbare groepen niet meer het hoofddoel, maar streeft men naar een leefbare buurt door een gerichte communicatie tussen alle bevolkingsgroepen. Ook hier is een nadeel aan verbonden. Het kan namelijk leiden tot vaagheid en besluiteloosheid. Door een complexe communicatie is het mogelijk dat verantwoordelijkheid een diffuus begrip wordt en dat beslissingen uitgesteld worden.

3. Het derde mogelijke doel van participatie is belangenafstemming en gemeenschapsopbouw. Deze methode is niet gebaseerd op enkel communicatie, maar op betrokkenheid. Door compromissen (en dus niet enkel dialoog) tussen de verschillende, betrokken groepen kan er een gemeenschap / publieke ruimte opgebouwd worden. Het probleem hiermee is dat deze betrokkenheid op publieke ruimte sterk cultureel gebonden is, waardoor betrokkenheid geen éénduidig concept is en op meerdere manieren kan ingevuld worden. Door de multiculturele samenleving komt deze invalshoek dan ook op de helling te staan.

4. Een laatste visie ziet huurdersparticipatie als culturele hefboom. Volgens de auteur brengt cultuur, met kunst als motor, emancipatie, communicatie en betrokkenheid samen.

De Rynck & Kalk (2003) bekijken huurdersparticipatie dan weer vanuit een politieke invalshoek. Hier staat het verband met de lokale democratie centraal. In hun onderzoek beschrijven ze vier mogelijke ontwikkelingsvormen van lokale democratie die elk gelinkt zijn aan een bepaald niveau van huurdersparticipatie. Op dit onderzoek wordt in de volgende paragraaf dieper ingegaan bij het bespreken van de participatieladder.

Page 12: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

6

2.2.2 Gradaties van participatie

Niet elke vorm van participatie is even intensief en heeft dezelfde impact. Veelal wordt er gesproken van vijf graden van participatie die een bepaalde rangschikking krijgen (de zogenaamde ‘participatieladder’ van Leni Jansen) naargelang de intensiteit van de participatie (VIVAS Netwerk sociale huurders, 2009; Corijn, 2006, pp. 165-169; De Rynck & Kalk, 2003, p.475):

1. Meeweten betekent eigenlijk dat de huurders alle nodige informatie krijgen. Ze krijgen deze informatie wel pas nà de beslissing gemaakt is en hebben geen mogelijkheid om feedback te geven.

2. Ook bij het (passieve) meedenken heeft de huurder geen inspraak tijdens het proces. De sociale huisvestingsmaatschappij werkt eerst zelf een volledig voorstel uit en daarna kunnen de huurders hierop reageren. De uitwerking van de beslissing ligt in de handen van de SHM.

3. Vanaf meepraten kan de huurder actief deelnemen tijdens het proces. De inspraak is hier nog niet altijd formeel of op vaste basis. Wanneer de mening van de huurders een bijdrage kan leveren, wordt er gepraat. Een goed voorbeeld hiervan is bij een renovatieproject.

4. Bij adviseren is deze inspraak tijdens het proces meer formeel en gestructureerd. De huurders hebben het recht om over sommige (vast te leggen) onderwerpen advies te geven, waarvan de SHM notie moet nemen. De uiteindelijke beslissing ligt echter nog steeds bij de SHM zelf. De SHM moet dan wel beargumenteren waarom een advies niet wordt overgenomen. Een voorbeeld hiervan is een huurdersadviesraad.

5. Tot slot is het soms mogelijk dat huurders zelf sommige dingen beslissen in verband met de wijk. Zo zijn er buurten met een (beperkt) wijkbudget dat ze kunnen uitgeven aan wat hun prioritair lijkt.

Volgens De Rynck en Kalk (2003) staat deze participatieladder rechtstreeks in verband met de lokale democratie. Volgens hen kan de lokale democratie op vier mogelijke manieren evolueren:

1. Representatieve democratie: in deze vorm van democratie liggen de rollen van alle partijen redelijk vast. De burger moet op geregelde tijdstippen gaan stemmen en kiest zo afgevaardigden om te besturen. De burger is voornamelijk interessant als kiezer en wordt beschouwd als een berekende consument van de politiek. Soms worden de kiezers bevraagd over het aanbod van politieke en maatschappelijke dienstverlening, maar ze kunnen nauwelijks invloed uitoefenen op de besluitvorming. Als binnen deze vorm van democratie een vorm van referendum wordt uitgevoerd, is het louter correctief.

2. Inspraakdemocratie: hier worden er enkele openingen naar de burger gelaten. De burger blijft een passieve rol vervullen, maar krijgt wel al het recht om te reageren op voorstellen van het bestuur. De bestuurders zullen zich niet meer beperken tot simpelweg alles besturen, ze zullen zich meer richten op een coördinerende functie waarbij ze zich openstellen voor de ideeën van de burgers. Afhankelijk van de mate van informatie die verspreid wordt, zal er meer of minder gelegenheid tot inspraak en reactie zijn. Ook het raadplegend referendum past in het kader van deze inspraakdemocratie.

3. Interactieve democratie: bij een interactieve vorm van democratie wordt

Page 13: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

7

de burger reeds vroeger in het proces bij de besluitvorming betrokken. Ook wordt het beleidsvormingsproces op die manier opgesteld dat burgers en bestuurders in een gezamenlijk en in een interactief proces plannen en beleid maken. De burger heeft dus een pro-actieve rol en kan een bepaalde invloed laten gelden. Toch ligt de uiteindelijke beslissing bij de bestuurders. Een referendum dat binnen deze democratie gehouden kan worden, is een meerkeuzereferendum. Dit is ruimer dan de vorige vormen van referenda en biedt meer mogelijkheden aan de burger die zijn stem uitbrengt.

4. Directe democratie: hier wordt het politiek mandaat van de volksvertegenwoordigers voor bepaalde zaken terug uitgevoerd door de burgers wanneer deze er beter toe in staat zijn of het wenselijk achten. Voorbeelden hiervan zijn een referendum op basis van volksinitiatief, een buurtbudget dat ter beschikking staat van een bewonersorganisatie,…

De vier ontwikkelingsperspectieven corresponderen elk aan een ander niveau van participatie (zie onderstaande tabel). Dit mes snijdt langs twee kanten. Niet alleen heeft de vorm van democratie een invloed op het niveau van participatie op wijk- en buurtvlak, ook kan het niveau van participatie wel degelijk de invulling van de lokale democratie mee bepalen.

Tabel 1: Verband tussen het niveau van participatie en de lokale democratie

Vorm van democratie Niveau van participatie

Representatieve democratie Meeweten

Inspraakdemocratie Meedenken

Interactieve democratie Meepraten / adviseren

Directe democratie Beslissen

2.2.3 Besluit

Participatie is een concept dat op vele manieren kan ingevuld worden en dat telkens met een andere bril op bekeken kan worden. Welke kijk gehanteerd wordt, zal ook een significante rol spelen bij de interpretatie en invulling van huurdersparticipatie. Voornamelijk het emanciperen van sociale huurders en het opbouwen van een betrokken gemeenschap worden binnen deze studie beschouwd als belangrijke doelen van participatie. Dit is in overeenstemming met de doelstellingen van de Vereniging Inwoners van Sociale Woningen (VIVAS), namelijk gemeenschappelijke belangen van sociale huurders verdedigen en onderlinge contacten tussen sociale huurders bevorderen. Ook met het VVH is deze kijk op participatie besproken.

We geloven ook dat elke gradatie en intensiteit van participatie een bepaalde rol in het proces speelt en dat elke stap op de participatieladder verder bestudeerd moet worden. We willen in dit onderzoek streven naar een gedragen consensus over wat het begrip participatie juist inhoudt. We willen een duidelijke visie op participatie ontwikkelen die toch rekening houdt met het feit dat huurdersparticipatie in Vlaanderen momenteel lokaal pas- en meetwerk is waarbij de opvattingen sterk uiteen kunnen lopen en de projecten individueel worden

Page 14: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

8

ingevuld door de lokale actoren zelf.

Page 15: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

9

2.3 Randvoorwaarden voor participatie Hoewel differentiatie binnen vormen en gradaties van huurdersparticipatie zorgt dat er specifiek lokaal beleid kan gevoerd worden, is het ook noodzakelijk om na te gaan of er bepaalde randvoorwaarden bestaan die het algemene succes van participatie mee bepalen en welke voorwaarden dit dan zijn. Dit bepaalt immers mee het kader en de efficiëntie van de participatiewerking. De randvoorwaarden die in de literatuur terug te vinden zijn, worden in de onderstaande paragraaf besproken.

Volgens het Kwaliteitscentrum Woningcorporaties Huursector (2008) kunnen er verschillende mogelijke randvoorwaarden opgelijst worden die het slagen van huurdersparticipatie bevorderen.

1. Ten eerste is het noodzakelijk dat er voldoende financiële en facilitaire ondersteuning van de bewonersorganisatie is. Er moeten zowel directe als indirecte financieringsmiddelen ter beschikking staan van de bewonersgroepen en er moet een extra budget zijn om eigen initiatieven van huurders in participatie te ondersteunen.

2. Ten tweede moet er kwaliteitsvol overleg gepleegd worden. Dit houdt in dat de kwaliteit van het overleg jaarlijks opnieuw geëvalueerd wordt, dat bijkomende scholing op vlak van participatie gestimuleerd wordt en dat er externe ondersteuning mogelijk gemaakt wordt.

3. De derde randvoorwaarde houdt in dat huurdersparticipatie slechts betekenisvol wordt wanneer er een representatieve bewonersgroep is met een bepaalde minimumgrootte. Er moeten ook stappen ondernomen worden om mensen te informeren over de mogelijkheden van participatie en om ze te stimuleren om deel te nemen.

4. Ten vierde is er nood aan duidelijke en heldere afspraken rond participatie op basis van een samenwerkingsovereenkomst. In deze samenwerkingsovereenkomst zijn de taken en bevoegdheden van de bewonersorganisatie duidelijk omschreven en zijn de afspraken over inspraak-, advies- en instemmingsrecht weergegeven. De bewonersorganisaties moeten tevreden zijn met de afspraken zoals neergeschreven.

5. Ten slotte is tijdige, begrijpelijke en volledige informatie naar de huurders toe heel belangrijk. Er is bepaalde basisinformatie die verplicht gecommuniceerd moet worden naar de huurders, zoals toewijzingsbeleid, huurprijzenbeleid,… Verder zouden de huurders tevreden moeten zijn over de manier van verspreiding van informatie.

De facilitaire en budgettaire ondersteuning van huurdersparticipatie worden ook door De Rynck & Kalk benadrukt in het onderzoek naar burgerbetrokkenheid en huurdersparticipatie in Vlaamse steden (2003) als noodzakelijke randvoorwaarde voor participatie. Deze randvoorwaarde zou volgens de auteurs moeten kaderen binnen een algemene verruiming van blikveld en perspectief bij de lokale bestuurders. Het belangrijkste uitgangspunt en doel van participatie is dan niet meer het betrekken van de burger bij het overheidsbeleid, maar eerder het betrekken van de lokale overheden bij maatschappelijke initiatieven van hun medeburgers. Deze initiatieven moeten op gereguleerde wijze door de lokale overheden gestimuleerd en ondersteund worden.

Zoals al gezegd is het heel belangrijk om bij de uitwerking van huurdersparticipatie de algemene randvoorwaarden te definiëren en dit om de algemene context van participatie te verduidelijken en aandachtspunten aan te kunnen reiken. De

Page 16: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

10

bovenstaande vijf randvoorwaarden zullen dan ook verder onderzocht en eventueel aangevuld worden binnen dit onderzoek.

Page 17: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

11

2.4 Rol van de verschillende actoren in huurdersparticipatie Ook de rol van de actoren in een participatieproces is aandachtspunt binnen deze studie. Wie in welke positie staat en welke rol op zich neemt, heeft namelijk een invloed op de mogelijke organisatie en kadering van participatie. Het definiëren en beschrijven van de actoren is dan ook een vanzelfsprekende stap in de literatuurstudie.

Er zijn verschillende actoren die een rol spelen bij huurdersparticipatie (RIMO Limburg, 2006, pp. 18-27). De belangrijkste worden hieronder achtereenvolgens besproken.

2.4.1 Beschrijving van de actoren

2.4.1.1 Huurders

De huurders zijn vanzelfsprekend belangrijke spelers binnen de ontwikkeling van participatie. Het zijn vooral zij die de problemen van wijken en buurten kunnen duiden, en met hun betrokkenheid kunnen gedragen oplossingen geformuleerd worden. Verschillende types bewoners hebben andere verwachtingen en ideeën omtrent hun leefomgeving. Volgens Horsten (1999) kunnen er 4 types van bewoners onderscheiden worden op basis van deze twee kenmerken:

1. Gebondenheid aan een woongebied

2. Gebruiken van het leefbaarheidsaanbod in de buurt

Figuur 1 Bewonerstypologie

Om huurdersparticipatie succesvol te laten verlopen, is het belangrijk om het beeld van de huurders over de buurt in te schatten. Wanneer de buurt geen betekenis heeft en weinig functioneel is voor de huurders, zal het moeilijk worden om ze te engageren voor een onderbouwde buurtwerking of een bewonersgroep. Omwille

Page 18: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

12

van deze reden lijkt het niet noodzakelijk dat alle huurders altijd overal bij betrokken worden (Van Marissing, 2005). Maar de huurdersparticipatie mag ook niet beperkt blijven tot hetzelfde kleine groepje mensen. Er moet naar representativiteit gezocht worden en er moeten regelmatig pogingen ondernomen worden om nieuwe huurders te werven.

De rol van de huurder in dit proces zal ook afhangen van het perspectief van waaruit andere actoren de huurder beschouwen. Men kan de huurder definiëren als klant of als burger. Als klant heeft de huurder het recht om een goede dienstverlening van de sociale huisvestingsmaatschappij te vragen. Zo moet hij met specifieke vragen en problemen over ‘het goed’ terechtkunnen bij de sociale huisvestingsmaatschappij en/of overheid die als taak heeft om zijn klanten tevreden te houden. Dit kan echter ook beperkend werken wanneer deze klantrelatie de aandacht voor en interactie over beleid rond wonen doet afnemen. Een verbreding naar dit meer algemene niveau kan door de huurder niet als een klant van de sociale huisvestingsmaatschappij te zien, maar als een burger met bepaalde rechten en plichten. Ook de keuze die hierin bewust of onbewust gemaakt wordt, bepaalt mee op welke wijze het proces rond huurdersparticipatie georganiseerd wordt.

Een onderbouwd en degelijk uitgebouwde huurdersparticipatie draait natuurlijk niet alleen op huurders. Er zijn verschillende andere actoren die een rol spelen en een bijdrage kunnen leveren tot een productief proces.

2.4.1.2 Sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s)

Uiteraard is de sociale huisvestingsmaatschappij de andere cruciale actor. Haar taken worden beschreven door de Vlaamse Wooncode als:

- aanbieden van sociale woningen;

- herwaarderen van het woningbestand;

- voeren van een sociaal grond- en pandenbeleid.

De sociale huurmaatschappijen zijn private vennootschappen die samen ongeveer een woningbestand van 140.000 woningen hebben (Tratsaert, 2009). Tussen de maatschappijen onderling zijn de verschillen echter heel groot qua patrimonium en werkgebied. Zo zijn er in de grote steden meerdere maatschappijen actief op hetzelfde grondgebied, terwijl in het platteland het werkgebied van één maatschappij vaak meerdere gemeenten omvat (Winters ea., 2007). Ook qua grootte, personeel en middelen zijn de sociale huisvestingsmaatschappijen niet vergelijkbaar. Verder kan ook een ander huurderspubliek de maatschappijen van elkaar onderscheiden. Meer of minder kapitaalkrachtige is hier slechts één voorbeeld van; verschillen in huurderspubliek kunnen ook gesitueerd worden op niveau van mondigheid, leeftijd, gezinssamenstelling, nationaliteit,… Tot slot kunnen we ook nog een onderscheid maken tussen huur- en koopmaatschappijen. Het is dus duidelijk dat SHM’s onderling een sterke differentiatie vertonen en dat het heel moeilijk, of zelfs onmogelijk, is om ‘de typische SHM’ te beschrijven

Bij het beschouwen van de taken van een SHM volgens de Wooncode, zien we dat een SHM meer kan zijn dan enkel de beheerder en huisbaas van zijn woningen. Wanneer de SHM aandacht besteedt aan een sociale rol, kan dit een groot verschil maken in de woonbeleving van de huurders. Ook is er, omwille van hun positie, een bemiddelaarsrol voor de SHM’s mogelijk tussen de lokale overheden en de sociale professionals. Volgens Luc Verbeke (2004, p. 21) zijn er verschillende voorwaarden die moeten vervuld worden, willen de SHM’s en de huurders een

Page 19: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

13

vruchtbare relatie opbouwen:

• participatie wordt als meerwaarde beschouwd en er is bereidheid tot samenwerking;

• de SHM heeft een behoorlijk bestuur en een efficiënte organisatie;

• beide partijen zijn gelijkwaardig en onderhouden open, directe communicatie;

• er is een duidelijk omschreven takenpakket, waarbij ieders verantwoordelijkheden vastliggen;

• ten slotte moet er een werkbare overlegstructuur opgesteld worden zodat collectieve problemen, zowel vanuit initiatief van de huurders als van de SHM, op een continue en gestructureerde wijze aangepakt kunnen worden.

2.4.1.3 Lokale besturen

Binnen deze categorie zijn vooral de gemeente en het OCMW belangrijke spelers. De rol van de gemeente binnen participatie kan op twee verschillende wijzen bekeken worden. Ten eerste hebben de gemeenten binnen de Vlaamse Wooncode de rol van coördinator van alle huisvestingsinitiatieven op hun grondgebied gekregen. Hiertoe moeten zij woonoverleg organiseren, met het oog op een betere werking van de lokale woonmarkt (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2002, p.5). De gemeente kan participatie bevorderen door rechtstreeks vertegenwoordigers van bewoners(groepen) te laten deelnemen aan dit overleg. Ten tweede kan de gemeente binnen het overleg sturen naar een beter gecoördineerde, beter afgestemde, meer geïntegreerde en meer projectmatige samenwerking tussen de verschillende actoren die betrokken zijn bij de wijkwerking in sociale woonwijken (De Rynck & Dezeure, 2009). Dit maakt de samenwerking vlotter en kan een sterkere, meer algemene basis voor participatie creëren.

De rol die de gemeente toebedeeld krijgt in de Vlaamse Wooncode wordt echter niet steeds uitgevoerd. Zo beschouwen veel gemeenten het opstellen van een lokaal woon(beleids)plan niet als prioritair wegens beperkte schaalgrootte, capaciteit en middelen (De Rynck & Dezeure, 2009). Toch lijkt het noodzakelijk om de gemeente een bepaalde rol toe te bedelen in het participatieproces omdat de gemeente expliciet bevoegd is voor sommige thema’s die deel uitmaken van participatie. Rond participatie in verband met deze thema’s is overleg tussen sociale huurder en SHM niet voldoende, maar moet dit uitgebreid worden met de bevoegde actor.

Verder kan ook het OCMW een rol spelen in het proces van huurdersparticipatie. Verschillende OCMW’s hebben een woningpatrimonium waarvan ze woningen tegen matige / lage huurprijs verhuren. De huidige tendens is echter dat er meer nadruk gelegd wordt op crisisopvang in bijvoorbeeld doorgangswoningen dan op sociale huisvesting. Maar deze expliciete huisvestingsrol is niet de enige manier waarop het OCMW verbonden is met de sociale huisvesting. Zo worden de huurders vaak financieel gesteund door het OCMW, bieden ze informatie en ondersteuning aan de huurders en spelen ze een belangrijke rol bij problemen zoals onbetaalde energierekeningen, afgesloten nutsvoorzieningen en uitzettingen (Luyten, 2008).

Page 20: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

14

2.4.1.4 Sociale professionals, veldwerkers

Volgens De Rynck & Dezeure (2009) is de rol van veldwerkers van essentieel belang om participatieprojecten op wijkniveau in gang te zetten en te onderhouden. Doordat lokale situaties sterk kunnen verschillen en heel complex kunnen zijn, is het moeilijk om via rigide structuren in te spelen op deze dynamische processen. Veldwerk laat zich daarentegen niet inplannen in een structuur en kent een eigen dynamiek, waardoor het eenvoudiger is om kort op de bal te spelen. Veldwerkers worden geacht om voortdurend in te spelen op posities en verhoudingen die men in concrete situaties aantreft. Zo leven er in sociale woonwijken vaak mensen met persoonlijke en maatschappelijke problemen die ze niet alleen kunnen oplossen. Ook hebben deze huurders soms weinig vertrouwen in instituties omwille van eerdere negatieve ervaringen. Dit kan leiden tot agressie, frustraties en isolement zonder dat hun problemen door de juiste instanties (kunnen) aangepakt worden. Het zijn net sociale professionals zoals opbouwwerkers, jeugd- of integratiewerk, straathoekwerkers,… die hier een bemiddelende rol kunnen spelen. Ze luisteren naar de kwetsbare huurders, komen op voor hun belangen en leren hun de communicatie met maatschappelijke instellingen aan te gaan (RIMO Limburg, 2006, pp. 18-27).

2.4.2 Actoren verbinden in netwerken

Ook binnen het praktijkboek ‘Huurdersparticipatie in de sociale huisvesting’ (2004) wordt benadrukt dat er meerdere actoren bijdragen aan leefbare woonomstandigheden met elk hun eigen verantwoordelijkheden, rechten en plichten. Deze verschillende spelers moeten collectief handelen om onduidelijkheden en dubbel werk te vermijden. Door goede communicatie en het afstemmen van afspraken, kunnen de inspanningen maximaal rendement opleveren. Zo levert het samenspel van een groep actoren een collectieve meerwaarde ten opzichte van het individueel optreden van alle betrokken partijen. Wat eigenlijk gecreëerd moet worden, is een netwerk tussen en rond de verschillende actoren. Nogmaals volgens het praktijkboek, kan dit enkel bereikt worden wanneer er bepaalde inspanningen geleverd worden:

• gezamenlijke kijk op de wijk ontwikkelen;

• gemeenschappelijke visie bekomen door alle standpunten tov van participatie af te toetsen;

• beleidskeuzes van afzonderlijke partners beter op elkaar afstemmen;

• elke bijdrage nauwkeurig beschrijven om zo ook voordelen en nadelen evenwichtig te spreiden;

• de dienstverlening naar de huurders geïntegreerd laten verlopen;

• een gericht systeem van doorverwijzingen bij specifieke problemen oprichten;

• bepaalde maatregelen en realisaties samen projectmatig aanpakken;

• een gezamenlijk beroep doen op financieringsbronnen ten gunste van aandachtswijken.

Page 21: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

15

2.4.3 Besluit

De belangrijkste spelers in verband met huurdersparticipatie in de sociale huisvesting zijn dus de huurders en de sociale huisvestingsmaatschappijen. Zij zijn de rechtstreeks betrokken partijen die tot een goede verstandhouding rond participatiewerking moeten komen. Toch zijn zij niet de enige actoren die een rol spelen. De lokale instituties, de sociale professionals, en eventueel nog andere actoren kunnen ook bepaalde taken vervullen. De positie en rol van de verschillende actoren en de verhouding tussen al deze actoren bepaalt mee welke mogelijkheden er zijn binnen organisatie en werking van participatie. Dit wordt in het onderzoek uitgediept en verder uitgewerkt.

Page 22: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

16

3 Methodologie Op basis van de gegevens uit de literatuurstudie werd een methodologie voor het onderzoek uitgeschreven. In dit hoofdstuk wordt eerst de keuze voor kwalitatief onderzoek beargumenteerd. Nadien worden kort de belangrijkste gesprekspartners besproken. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van zowel het afgelegde parcours met de sociale huurders en VIVAS/Samenlevingsopbouw als met de sociale huisvestingsmaatschappijen en de VVH. Tot slot wordt aangegeven hoe de verzamelde gegevens verwerkt en gerapporteerd zijn.

3.1 Kwalitatief onderzoek Zoals in de literatuurstudie aangehaald werd, is het concept participatie niet eenduidig te beschrijven. Huurdersparticipatie staat in verband met enorm veel factoren en actoren die in een samenspel de graad en intensiteit van participatie bepalen. De vraag is nu hoe dit op een wetenschappelijk onderbouwde manier kan onderzocht worden.

Er wordt in deze studie duidelijk geopteerd voor een kwalitatieve benadering van huurdersparticipatie. Hier zijn meerdere redenen voor:

• Huurdersparticipatie laat zich moeilijk kwantificeren. Er is weinig hard cijfermateriaal beschikbaar voor onderzoek. Dit komt onder andere omdat participatie zo’n complex gegeven is. Het is geen evidente opgave om meetbare indicatoren en parameters te ontwikkelen voor participatie van sociale huurders.

• Ook is huurdersparticipatie een thema waar verschillende, soms tegengestelde belangen in spelen. Kwalitatief onderzoek is meer geschikt om deze belangen uit te pluizen en te verenigen in een consensus.

Momenteel is participatie pas- en maatwerk dat ingevuld wordt door de lokale actoren. Het is dus belangrijk om de lokale verscheidenheid binnen huurdersparticipatie voldoende aan bod te laten komen binnen het onderzoek. Om dit te bereiken is een goed contact met de bewoners(groepen), SHM’s en andere actoren een noodzakelijke voorwaarde.

Dit contact werd bereikt in een structuur van werkgroepen met de verschillende actoren. De wijze waarop deze groepen samengesteld werden, komt in de beschrijving van het parcours aan bod. Er werd voor geopteerd om een gelijklopend parcours te doorlopen zowel met de huurders en VIVAS / Samenlevingsopbouw als met de sociale huisvestingsmaatschappijen en de VVH. De opvolging van het onderzoek gebeurde door de begeleidingsgroep, samengesteld uit betrokken partijen. Vooraleer het parcours met beide partijen meer in detail besproken wordt, worden in de volgende paragraaf de belangrijkste gesprekspartners kort voorgesteld.

Page 23: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

17

3.2 Beschrijving van de gesprekspartners De belangrijkste gesprekspartners zijn VIVAS, Samenlevingsopbouw en de VVH. Hieronder wordt voor elk van deze drie partijen beschrijving en missie van de organisatie voorgesteld.

Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen (VVH): De VVH vzw is de belangenvereniging van de sociale huisvestingsmaatschappijen (actief binnen het Vlaamse Gewest) uit de huursector. Het primaire doel van deze vereniging is om de gemeenschappelijke belangen van alle sociale huisvestingsmaatschappijen in het Vlaams Gewest te behartigen en te verdedigen, maar ook om informatie te verstrekken aan haar leden en om een samenwerkingsverband tussen deze leden te organiseren.

Samenlevingsopbouw: Samenlevingsopbouw organiseert maatschappelijk kwetsbare groepen en werkt mee aan een beleid met voldoende aandacht voor deze groepen. Buurtwerkers en opbouwwerkers pakken, in samenwerking met hen, gemeenschappelijke problemen aan die te maken hebben met grondrechten of met de leefbaarheid in hun buurt, stad, dorp of streek. De focus ligt op de verbetering van de kwaliteit van het leven én het samenleven.

Vereniging Inwoners Van Sociale woningen (VIVAS): VIVAS, als Vlaams netwerk van en voor sociale huurders, is een samenwerkingsverband van georganiseerde lokale bewonersgroepen en actieve bewoners in de sociale huisvesting. De belangrijkste taak van VIVAS is om de gemeenschappelijke belangen van sociale huurders te verdedigen en om onderlinge contacten tussen sociale huurders te bevorderen. Daarnaast staat de vorming en ondersteuning van huurders centraal. In de VIVAS-werking gaat ook bijzondere aandacht naar allochtone en kansarme sociale huurders. De werking van VIVAS wordt ondersteund door Samenlevingsopbouw Vlaanderen.

Page 24: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

18

3.3 Structuur van het onderzoeksproces In de volgende paragrafen komt aan bod op welke gegevens verzameld werden. Zowel de samenstelling van de verschillende werkgroepen als de opbouw en structurering van de gesprekken worden besproken. De gegevens die verzameld werden tijdens deze werkgroepen, zijn op onderstaande wijze verwerkt en gerapporteerd binnen het onderzoek:

• Tijdens de bijeenkomsten werd per stelling genoteerd welke bedenkingen, vragen, opmerkingen naar boven kwamen tijdens de discussie.

• Nadien werden deze verslagen van de bijeenkomsten gestructureerd uitgeschreven per (deel)thema. Deze verslagen werden ook telkens gebruikt bij het opstellen van de stellingen / open vragen voor een volgende bijeenkomst.

• Tot slot werden de verslagen geïntegreerd tot één samenhangend overzichtsdocument waaruit de aandachtspunten van de bevraagde partijen naar boven gebracht worden. Dit document werd ter inzage voorgelegd aan de begeleidingsgroep en van daaruit verder verwerkt tot onderzoeksresultaten (zie hoofdstuk 4).

3.3.1 Parcours met huurders en VIVAS / Samenlevingsopbouw

De contacten met de sociale huurders zijn gelegd binnen het kader van thematische werkgroepen. Met een aantal huurders werd in een gestructureerde discussie (opgebouwd en uitgewerkt adhv stellingen) gesproken over onder andere de vormen en het doel van participatie, de rol van de verschillende actoren en de verwachte randvoorwaarden. Het in beeld brengen van de verscheidenheid van en de verwachtingen tegenover participatie van de huurders gaf aanleiding tot verder nadenken over het algemeen overkoepelend kader. Dit gebeurde binnen algemene werkgroepen in samenwerking met VIVAS/Samenlevingsopbouw en het Onderzoeksinstituut OTB.

3.3.1.1 Thematische werkgroepen

Uit de literatuurstudie werden enkele belangrijke thema’s over de graad en intensiteit van participatie geselecteerd waarvoor verdere input noodzakelijk was om het kader van participatie te schetsen. Deze thema’s werden voorgelegd aan een groep sociale huurders om zo een instrument te ontwikkelen met een breed draagvlak dat praktisch bruikbaar is in de samenwerking van sociale huurders met de SHM. Dit luik bestond uit drie workshops met de volgende thema’s:

• Vormen en doel van participatie: de intensiteit van participatie wordt sterk beïnvloed door de vorm van participatie evenals door de verwachtingen die bestaan tegenover participatie. Binnen deze workshop werden daarom enkele voorbeelden van bestaande participatievormen ter discussie aangereikt. De participanten van de workshop konden dan telkens de voordelen en/of nadelen bespreken en eigen voorbeelden aangeven. Hierbij werd ook gesproken over het doel van de huurdersparticipatie. Wat verwachten de huurders eigenlijk te bereiken met participatie en verschillen deze verwachtingen naargelang de vorm van participatie?

• Rol van de verschillende actoren: ook de rol van de actoren bepaalt op welk niveau participatie zal uitgevoerd worden. In deze workshop komt dit

Page 25: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

19

uitgebreid aan bod. Zowel de overheid, de sociale huisvestingsmaatschappij, de buurtwerker, de huurder,… speelt zijn eigen rol en heeft een andere positie in het geheel. Vaak zijn de verhoudingen tussen de partijen stroef en heeft iedere partij een andere visie op participatie. In deze workshop konden de knelpunten en verwachtingen naar de toekomst besproken worden.

• Randvoorwaarden: ten slotte werden in de literatuurstudie enkele randvoorwaarden (voldoende financiële en facilitaire ondersteuning, duidelijke afspraken, helder overleg, representatieve bewonersgroep en goede informatieverspreiding) voor een succesvolle participatie aangehaald. In de laatste workshop werden deze factoren besproken en werd gevraagd naar eventueel aanvullende voorwaarden om de slaagkans van participatie-initiatieven significant te verhogen.

De groepen voor deze workshops werden selectief samengesteld. Een groep bestond uit zo’n 8 à 10 gemotiveerde huurders met een breed kader. Dit waren niet noodzakelijk in elke werkgroep dezelfde huurders, bij de samenstelling werd rekening gehouden met een zekere mate geografische spreiding. Ook waren alle huurders voordien al betrokken bij één of andere vorm van participatie. Hierbij werd er wel over gewaakt dat er in de groep voldoende differentiatie was in de mate van betrokkenheid in een participatieproces. Zo waren er huurders die reeds jarenlang, in samenwerking met de sociale huisvestingsmaatschappij, een participatietraject uitwerken; maar evenzeer huurders die net (weinig succesvol) een eerste contact hebben gelegd met de maatschappij.

De workshops duurden ongeveer drie uur en waren telkens opgebouwd uit een korte inleiding op het onderwerp om daarna over te gaan op stellingen per deelthema die de gevoerde discussie structureerden.

3.3.1.2 Algemene werkgroepen

Buiten de thematische werkgroepen werd ook op regelmatige basis overleg georganiseerd met VIVAS/Samenlevingsopbouw. Deze algemene werkgroepen hadden tot doel om de thematische bijeenkomsten met sociale huurders voor te bereiden en te verwerken. Na het startmoment werden twee bijeenkomsten belegd (vlak voor en na de uitvoeringsperiode) met volgende thema’s:

• Vlaamse en buitenlandse voorbeelden van participatie waarbij voor de Vlaamse voorbeelden gerekend werd op de inbreng van VIVAS / Samenlevingsopbouw, terwijl input voor de buitenlandse voorbeelden geleverd werd door Gerard Van Bortel (Onderzoeksinstituut OTB, Nederland). Op deze manier werd een verder uitgewerkte en gedefinieerde werkwijze ontwikkeld.

• In de tweede werkgroep werden de resultaten van de thematische werkgroepen besproken waarbij door VIVAS/Samenlevingsopbouw inhoudelijke input werd geleverd bij het formuleren van aanbevelingen en conclusies.

Ook hier werd samenstelling van de groep onder de loep genomen. Er werd voor gekozen (in samenwerking met VIVAS / Samenlevingsopbouw) om één of meerdere vertegenwoordigers van elk regionaal samenlevingsinstituut te laten deelnemen aan de bijeenkomsten, verder aangevuld met vertegenwoordigers van VIVAS en Samenlevingsopbouw Vlaanderen.

Page 26: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

20

3.3.2 Parcours met verhuurders en VVH

Hierboven werd de visie vanuit het standpunt van de huurders verkend. Maar vanzelfsprekend moet ook de sociale huisvestingsmaatschappij een belangrijke stem krijgen in dit project. Daarom werd naast een traject met de sociale huurders en VIVAS / Samenlevingsopbouw, een soortgelijke samenwerking opgezet met het de sociale huisvestingsmaatschappijen en de VVH.

Er werd voor geopteerd de drie thema’s (vormen en doel participatie, rol van de actoren en randvoorwaarden) te behandelen binnen één overleg. De structuur van het overleg was vrij gelijkend aan die van de thematische werkgroepen. Eerst werd een inleiding gegeven over het onderzoek en later werden de thema’s besproken aan de hand van open vragen en stellingen. De groep werd samengesteld in samenwerking met de VVH.

Naast dit overleg met directeurs van SHM’s via de VVH werd ook nog een bespreking gehouden met vertegenwoordigers van sociale diensten van bepaalde SHM’s via het overlegplatform sociale diensten (onder begeleiding van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen). De sociale diensten zijn de organen van de SHM’s die het dichtste staan bij de huurders en daardoor ook sterk betrokken zijn bij huurdersparticipatie. Daarom vormt hun kijk op participatie van sociale huurders zeker een verrijking voor het onderzoek.

3.3.3 Begeleiding

Naast de werkgroepen voor dataverzameling werden er ook nog overlegmomenten gepland met de begeleidingsgroep. Op deze vergaderingen werd de stand van zaken in de studie teruggekoppeld en gecommuniceerd naar de opdrachtgever. Aan deze vergaderingen nemen, naast de onderzoekers en de opdrachtgever, vertegenwoordigers van verschillende belanghebbende organisaties deel: VVH, VIVAS, Samenlevingsopbouw Vlaanderen, Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, Vlaams Overleg Bewonersbelangen, Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Deze overlegmomenten hebben plaatsgevonden na elke fase van het onderzoek.

Page 27: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

21

4 Onderzoeksresultaten De resultaten van dit onderzoek zijn opgedeeld in drie verschillende thema’s. Ten eerste wordt weergeven hoe huurdersparticipatie begrepen en ingevuld wordt. Nadien komt de rol van de verschillende actoren aan bod. Tot slot worden de randvoorwaarden van huurdersparticipatie besproken.

4.1 Definiëring en kadering van participatie In de literatuurstudie hebben we gezien dat huurdersparticipatie een begrip is dat vele ladingen dekt. Vooraleer een diepgaande discussie over overlegvormen, regulering, budget,… mogelijk is, moeten we begrijpen hoe de actoren participatie invullen en definiëren. Waarom participeren? Wie participeert er? Wat zijn de grenzen van participatie? Waarover kunnen we participeren? Dit zijn vragen die we samen met de deelnemers van de werkgroepen behandeld hebben en die ons zicht op participatie zowel verbreden als verfijnen en toespitsen.

4.1.1 Wie participeert?

Afbakenen van de doelgroep

Het thema van dit onderzoek was participatie in de sociale huisvesting. De meest logische participanten zijn dus aanbieders en vragers van sociale huisvesting: sociale huur- / koopmaatschappijen, sociale huurders / kopers en mensen op de wachtlijsten voor sociale huur of koop. Deze potentiële doelgroep werd, in samenspraak met de deelnemers aan de werkgroepen, beperkt tot de sociale huurmaatschappijen en de sociale huurders.

Binnen deze sector wordt namelijk een blijvend contract tussen huurder en verhuurder aangegaan waarbij beide regelmatig met elkaar in contact komen. Het is hier dat het rechtstreekse effect van participatie heel duidelijk is.

Een volgende bedenking over de doelgroep, is of andere bewoners van de wijk ook kunnen participeren. De conclusie hierbij is dat participatie door de huurders toch vooral wordt gezien als tussen huurder en sociale huisvestingsmaatschappij. Bewoners in de wijk die geen sociale huurder zijn, kunnen ook wel betrokken worden bij de participatiewerking, maar waarschijnlijk zullen ze niet over alle onderwerpen inspraak vragen of nodig hebben (zo hebben bijvoorbeeld de organisatie van de klachtendienst of veranderingen in de huurlasten geen betrekking op hen). Wijk-woning gebonden thema’s, vaak verbonden aan leefbaarheid, kunnen wel een significante invloed uitoefenen op andere wijkbewoners. Rond deze onderwerpen is het dan ook aangewezen om de deur open te houden en hen minstens te informeren over de genomen beslissingen.

Representatieve vertegenwoordiging?

Rest ook nog de vraag wie van de sociale huurders kan of moet participeren. Is participatie alleen nuttig als iedereen participeert of, als dat eerste niet mogelijk blijkt te zijn, als er een representatieve groep huurders participeert?

Het is een utopie om te denken dat iedereen kan of wil participeren. Niet iedereen heeft dezelfde band met de wijk en niet iedereen heeft de tijd of energie voor participatie. Sommige huurders zullen nooit participeren en ook dat is hun recht.

Page 28: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

22

Het is ook niet vanzelfsprekend om een groep sociale huurders samen te stellen die een correcte vertegenwoordiging zijn van het hele werkgebied. Participatie vraagt een zeker engagement, huurders moeten voldoende tijd kunnen vrijmaken. Ook zijn sommige groepen moeilijker te bereiken en te betrekken dan andere. Zo is het helemaal niet evident om allochtonen of jongeren te betrekken in participatieprojecten.

Representativiteit wordt wel als een streefdoel gezien, maar zeker niet als een noodzakelijke voorwaarde voor huurdersparticipatie. Hiervoor kunnen vooral praktische redenen aangehaald worden. Een representatieve vertegenwoordiging als noodzakelijk beschouwen, heeft namelijk als gevolg dat participatie slechts zelden ook daadwerkelijk gestart zou kunnen worden.

Het blijft natuurlijk wel belangrijk om te streven naar de best mogelijke vertegenwoordiging van sociale huurders. Om moeilijk bereikbare groepen zoals allochtonen en jongeren te betrekken, zijn er specifieke participatiemethoden nodig. Zo moeten ze bijvoorbeeld op de juiste manier aangesproken worden, de communicatie moet aangepast worden aan de doelgroep. Bijvoorbeeld:

• Allochtonen kan men beter bereiken door allochtone sleutelfiguren in te schakelen als tussenpersoon.

• Jongeren mag men zeker niet repressief en belerend toespreken, maar moet men zekere specifieke verantwoordelijkheden geven.

4.1.2 Waarom participeren?

Participatie van sociale huurders wordt positief onthaald door zowel sociale huisvestingsmaatschappijen als huurders. Het wordt in het overleg met de VVH treffend beschreven:

‘In het moderne bedrijfsleven wordt iedere stakeholder betrokken’’

Maar waarom wordt dit zo positief onthaald door beide partijen? Wat zijn de motieven om te participeren en hoe verschillen deze tussen SHM en huurder?

Sociale huurders beschouwen participatie als een basisrecht. Het beleid van de SHM gaat hen namelijk rechtstreeks aan omdat het een directe invloed kan hebben op hun woning, financiële situatie, levenskwaliteit,… Ze willen gehoord worden en ze willen dat met hun mening rekening gehouden wordt.

De positie van de sociale huisvestingsmaatschappijen is anders. Voor SHM’s betekent een goed werkende participatiewerking een potentiële winst in efficiëntie. Door een goed contact met de huurders en een vlotte communicatie kan de SHM inspelen op bepaalde verwachtingen en eventuele frustraties van de huurders. Ze kan haar werking efficiënter inrichten en haar budget en personeel doelgericht inzetten. Maar SHM’s wijzen hier duidelijk op het verschil tussen de korte termijn investering die participatie van huurders inhoudt en de lange termijn winst die het kan opleveren.

Naast deze intrinsieke motivaties zijn er ook nog bijkomende redenen waarom participatie belangrijk is.

• Door deel te nemen aan een participatieproces, krijgt de huurder de kans om zich bijkomend te ontwikkelen. Hij/zij komt in contact met onderwerpen en processen die daarvoor misschien minder gekend waren en leert om zich mondig op te stellen. Het is eigenlijk een vorm van emancipatie die niet enkel in contacten met de SHM van pas zal komen.

• Door participatie kan het onderling contact tussen huurders in de wijk

Page 29: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

23

verbeterd worden. Vaak zorgen (laagdrempelige) initiatieven voor interactie tussen buren. Ook door een gemeenschappelijk doel na te streven (bijvoorbeeld het oprichten van een bewonersgroep) worden de contacten versterkt.

4.1.3 Hoe participeren?

In sommige maatschappijen of wijken is huurdersparticipatie al in meer of mindere mate georganiseerd door huurders zelf of door de SHM. Maar in andere gevallen worden er eigenlijk (nog maar) weinig initiatieven genomen. Er werd duidelijk aangegeven in de werkgroepen dat niet iedereen op hetzelfde punt staat, wil staan of kan staan.

Beide partijen, huurder en verhuurder, waren het erover eens dat participatie altijd een proces is dat tijd vraagt en gestaag groeit. De maatschappijen en bewonersorganisaties die nu reeds ver staan, hebben een lange weg afgelegd om tot daar te komen. Het is niet realistisch om hetzelfde resultaat op korte termijn te verwachten van de maatschappijen in een andere werkingscontext en met andere precondities. Participatie moet stap voor stap opgebouwd worden, rekening houdend met context en lokale verschillen.

Participatie van sociale huurders kan dus beschouwd worden als een groeitraject. Dit ‘groeien’ is te verstaan op meerdere manieren en in te vullen op nog veel meer manieren. Een sociale huisvestingsmaatschappij kan zowel de participatie van sociale huurders verdiepen door inspraakmogelijkheden verder en dieper uit te bouwen, als participatie verbreden door het bereik te vergroten met speciale aandacht voor de meest kwetsbare –en vaak moeilijk bereikbare- huurders.

We hebben het participatieproces met oneindig veel insteken en zeker evenveel uitkomsten vervat in onderstaand participatieschema. Dit schema is zeker niet te verstaan als een rigide, vaststaand keurslijf. Dit zou namelijk vooral beperkend werken omdat het geen rekening houdt met de lokale diversiteit. Het moet gezien worden als een flexibele leidraad waarin vele voorbeelden van participatiewerking kunnen gekaderd worden en waaruit het proces van participatie duidelijk naar voren komt.

Page 30: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

24

Figuur 2 Schema van het participatieproces

Dit schema mag dus niet begrepen worden als een starre verplichting. Hoewel de invulling van deze elementen kan verschillen, is het wel zo dat bovenstaande elementen op regelmatige basis werden teruggevonden binnen voorbeelden van participatiewerking. Belangrijk om hieruit te onthouden is dat participatie groei inhoudt en dat er moet geïnvesteerd worden om het rendement van die groei te zien.

Het groeien en doorgroeien zit op vele manieren vervat in participatiewerking. Zo leveren korte termijnprojecten misschien een draagvlak voor initiatieven op lange termijn, en kunnen specifieke projecten uitgebouwd worden tot een meer algemene en formele werking. De uitbouw van een participatiewerking kan ook starten met heel laagdrempelige activiteiten om een zo groot mogelijke groep huurders te bereiken.

4.1.4 Grenzen van participatie

Op basis van de literatuurstudie en verder overleg werden bepaalde grenzen afgebakend waarin huurdersparticipatie te situeren valt. Deze grenzen geven aan binnen welk kader gewerkt kan worden aan huurdersparticipatie en welke premissen er gelden.

AANLEIDING

Bv. verandering beleid, renovatieproject, specifiek probleem,...

INFORMATIE VERZAMELEN

Bv. tevredenheidsenquête, interviews,

huurdersvergadering,...

GERICHTE INFORMATIE VERSPREIDEN:

Bv. huurdersvergadering, brochure, huis aan huis

bezoeken,...

UITWERKING BINNEN WERKGROEP

Concreet uitwerken van thema’s, beleidsveranderingen,...

MEER GESTRUCTUREERDE WERKING

Verdere verankering in de werking van de SHM

Page 31: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

25

Figuur 3 Participatieladder

Zoals in de vorige paragraaf al gezegd werd, kan participatie beschouwd worden als een voortgaand proces waarbij er steeds stapjes in een juiste richting gezet worden. Participatie is er niet zomaar, maar moet opgebouwd worden.

De eerste twee stappen op de participatieladder (meedenken en meeweten) werden heel belangrijk bevonden. Het correct verzamelen en verspreiden van informatie is een eerste en heel cruciale stap die vele maatschappijen (voorlopig) nog niet gezet hebben. Hier moet dus zeker voldoende aandacht aan besteed worden in een beleidskader. Maar hier houdt het verhaal niet op. Sommige huurders en verhuurders willen verder gaan en willen de huurders ook een stem geven tijdens het proces.

Zowel voor huurders als SHM’s gaat de verantwoordelijkheid van de huurders niet verder dan adviseren. De eindbeslissing wordt duidelijk in handen van de SHM gelegd. Voor de verhuurders lijkt dit niet onlogisch, maar ook de huurders hebben begrijpelijke redenen voor deze keuze:

• Ze willen de eindverantwoordelijkheid voor de beslissingen niet dragen: ‘als de huurder mee de beslissingen neemt, is hij ook mee verantwoordelijk voor de fouten’

• Ze willen niet beschouwd worden als een medewerker van de sociale huisvestingsmaatschappij.

Alhoewel participatie maatwerk is en veel dus afhangt van de lokale situatie, willen sommige huurders dus ook evolueren (stap voor stap) naar een adviesfunctie in een meer formele structuur en regelgeving met verplichte feedback. Ook de sociale huisvestingsmaatschappijen hebben geen bezwaar om bepaalde thema’s en onderwerpen op adviesniveau te situeren. Maar om een open dialoog op dit niveau te voeren is er vorming en ondersteuning nodig, zowel voor de huurders als

MEEBESLISSEN

ADVISEREN

MEEPRATEN

MEEDENKEN

MEEWETEN

(H)

E

R

K

E

N

N

E

N

Page 32: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

26

voor de verhuurders (zie verder).

Als participatie gesitueerd is op het niveau van advies geven, zal er ook een orgaan voor participatie moeten bestaan. Je kan geen buurtvergadering voor 400 personen organiseren en verwachten dat er op het eind van de dag een advies ligt. Dit orgaan kan een formeel ingestelde huurdersadviesraad zijn, maar dit is niet noodzakelijk.

4.1.5 Thema’s van participatie

Participatie als collectief gegeven

Er heerst consensus bij alle partijen dat participatie moet gaan over collectieve onderwerpen. Individuele klachten of problemen kunnen niet aan bod komen tijdens de participatiewerking en moeten individueel behandeld worden door de maatschappij via de klachtendienst of de technische dienst.

Wanneer er gesproken wordt over collectieve onderwerpen, kan participatie heel breed kan gaan. Toch geven de huurders aan dat participatie in de praktijk vaak nog beperkt wordt tot thema’s rond leefbaarheid. Hoewel deze onderwerpen rond leefbaarheid belangrijk zijn, reikt participatie verder. De SHM’s hebben als taak om het recht op wonen te voorzien voor mensen die minder terechtkunnen op de private woningmarkt. Volgens de Vlaamse Wooncode houdt dit recht op wonen in: “beschikking over een aangepaste woning, van goede kwaliteit, in een behoorlijke woonomgeving, tegen een betaalbare prijs en met woonzekerheid”. De huurder wenst dus, naast over thema’s rond leefbaarheid, ook inspraak te hebben over deze onderwerpen. De huurder kan als ervaringsdeskundige een nieuw licht werpen op de verschillende beleidsthema’s van een SHM.

De SHM’s benadrukken echter dat hun bevoegdheden beperkt zijn en er daardoor niet overal ruimte is voor participatie. Zo vallen bepaalde thema’s niet onder de bevoegdheid van de SHM, maar van de gemeente. Een voorbeeld hiervan is het verbreden van de voetpaden of verhogen van de veiligheid. Verder zijn er ook onderwerpen zoals de regeling rond huurprijzen, toewijzingsregels,…die wettelijk werden vastgelegd door de Vlaamse regering.

Wijk-woning gebonden versus organisatorische thema’s

We kunnen de onderwerpen van participatie opdelen in wijk-woning gebonden thema’s en de organisatie van de sociale huisvestingsmaatschappij zelf.

Participatie rond wijk-woning gebonden thema’s is hoofdzakelijk gericht op projecten rond de wijk en woning zelf. Deze thema’s zijn vaak specifieker en leunen sterk aan bij de belevingswereld van de huurders, bijvoorbeeld renovatieprojecten, onderhoud en herstellingen, beheer van collectieve ruimtes, afvalbeheer, huurlasten… Ook toewijzingsreglementen en huurprijsberekeningen zien we als wijk-woning gebonden thema’s, ofschoon ze organisatorisch van aard zijn. De grote lijnen hiervan zijn bepaald op Vlaams niveau, maar de SHM is hier het best geplaatst om informatie te verspreiden. Ook de verdere invulling gebeurt vaak door de maatschappij waardoor participatie rond deze thema’s eveneens heel belangrijk is. Hierbij valt te denken aan de toepassing van het Sociaal Huurbesluit, de aanwending van de ruimte in de methodiek voor huurprijsberekeningen, woningtoewijzing, en huurwaarborgen.

In eerste instantie zijn het waarschijnlijk de wijk-woning thema’s waarvoor de

Page 33: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

27

huurder gemotiveerd en geëngageerd zal worden.

Bij de organisatorische thema’s gaat het daarentegen eerder over de algemene werking van de SHM (bv. over de communicatie naar de huurders toe), de organisatie van een participatiestructuur (met bv. een HAR), de eventuele inbedding van participatie in de huurcontracten,… Overigens is het onderscheid tussen beide thema’s niet altijd scherp te maken. Zo kunnen klachten of wensen ten aanzien van het onderhoud heel goed een relatie hebben met de wijze waarop de SHM haar organisatie heeft ingericht.

We hebben de opdeling tussen deze twee categorieën van thema’s gemaakt omdat er in bepaalde opzichten belangrijke verschillen zijn tussen beide:

• Organisatie en intensiteit: afhankelijk van het tijdelijke of permanente karakter van het project zullen beide thema’s een bepaalde mate van organisatie en structurering vragen. Organisatorische thema’s zullen vaker permanent zijn en daarom een meer gestructureerde en doorlopende vorm van bewonersparticipatie vragen dan wijk-woning gebonden thema’s. Deze zullen vaker thematisch zijn en gekoppeld aan een specifieke plaats of concreet probleem waardoor deze ’onderwerpen vaak dieper en intenser behandeld kunnen worden.

• Vereiste kennis: wijk-woning gebonden thema’s leunen dicht aan bij de leefwereld van de huurder en zijn daarom bevattelijker dan organisatorische thema’s waarvan de gevolgen vaak minder direct en eerder onrechtstreeks merkbaar zijn. Dit heeft als gevolg dat wijk-woning gebonden thema’s begrijpelijker zullen zijn dan de meeste organisatorische onderwerpen. Hier zijn ook uitzonderingen op te formuleren: zo is de huurprijs bijvoorbeeld niet meteen de meest toegankelijke regeling.

• Interesse/opkomst: huurders zijn vooral geïnteresseerd in onderwerpen waar zij de directe impact op hun eigen levenssituatie van voelen. Dit zowel bij de wijk-woning gebonden onderwerpen als bij de organisatorische onderwerpen. Het zal echter waarschijnlijk gemakkelijker zijn om huurders te motiveren bij participatie-initiatieven rond wijk en woning als er concrete problemen zijn (zoals een defecte lift).

• Bevoegdheden: Bij de wijk-woning gebonden thema’s kan men eventueel op het terrein van de bevoegdheden van andere partners terechtkomen, vooral wanneer het gaat om zaken als leefbaarheid en de openbare ruimte. Het is daarbij belangrijk dat men iedere partner zijn rol kan laten spelen. De SHM en de huurder kunnen op dit moment ook partners worden om samen zaken te bereiken bij bv. de gemeente.

Deze verschillen maken dat er participatie anders wordt ingevuld, dat er andere participatietechnieken gebruikt moeten worden, dat andere actoren betrokken worden,…

Page 34: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

28

4.2 Participatie een must? Dat huurdersparticipatie zijn belang heeft, wordt door niemand in twijfel getrokken. De wijze van aanpak, de thematische ingangen en de organisatie van de huurdersparticipatie verschillen sterk binnen bij de aanwezige initiatieven. Alhoewel deze verscheidenheid in participatie positief is en kan zorgen voor gerichte oplossingen op specifieke problemen, ontbreekt een algemene omkadering van huurdersparticipatie.

Huurdersparticipatie werd doorheen de laatste jaren steeds meer in een wettelijk kader geplaatst. Dit wettelijk kader is echter redelijk vaag en vaak nog niet concreet ingevuld. Ofschoon men er het nut wel van inziet, blijkt het toch niet zo evident om dit ook overal toe te laten.

De discussie rond het wel of niet inrichten van een wettelijk kader voor huurdersparticipatie is niet eenvoudig. Er zijn zowel argumenten pro als contra te formuleren.

Een belangrijk negatief argument is dat een wettelijk kader voor participatie maar moeilijk rekening kan houden met de lokale diversiteit. Wanneer het vooropgesteld wettelijk kader echter een vage beschrijving inhoudt, versterkt dit de positie van de huurder niet. Maar het concreet invullen van dit kader is verre van evident als men rekening wil houden met de verschillen tussen gemeenten, SHM’s en werkgebieden.

Deze redenering volgend, moet participatie ontstaan uit een vertrouwensrelatie, afhankelijk van de lokale situatie. In principe klopt dit, in praktijk blijkt evenwel dat participatie zich op deze manier vaak helemaal niet zal ontwikkelen.

Wanneer we dan kijken naar het positief argument voor een wettelijk kader rond huurdersparticipatie, zien we dat hierdoor participatie een afdwingbaar recht wordt voor de huurders en bijgevolg een grotere levensvatbaarheid heeft. Het geeft de huurder het recht om gehoord te worden, eventueel aangevuld met het recht op feedback. Het is belangrijk om hierbij bepaalde aandachtspunten niet uit het oog te verliezen. Ten eerste kan participatie niet anders dan een plicht worden voor de verhuurders wanneer het een afdwingbaar recht wordt voor de huurders. Ten tweede is participatie een recht dat gekoppeld moet worden aan bepaalde randvoorwaarden.

Voor het uitwerken van een recht op participatie voor huurders kunnen we ons baseren op bestaande voorbeelden buiten de Vlaamse sociale huisvesting. Binnen ons onderzoekstraject waren er drie voorbeelden die meermaals bijzondere aandacht kregen:

- Een voorbeeld van een wettelijk kader voor participatie vinden we terug in Nederland, waar een wet op het overleg huurder-verhuurder (overlegwet) opgesteld werd. Binnen deze wet worden de informatie, overleg en adviesrechten en plichten van huurder en verhuurder vastgelegd. Er wordt onder andere vastgelegd over welke onderwerpen informatie verstrekt moet worden door de corporaties, waarover advies moet gevraagd worden aan de huurders (bv. over renovatie, huurlasten, sloopwerken,...) en welke termijnen hieraan gekoppeld zijn.

- Naar aanleiding van de discussie rond een wettelijk kader, werd ook de mogelijkheid aangehaald om de oprichting van een huurdersadviesraad (HAR) te verplichten. Dit is echter niet wenselijk, zowel vanuit het standpunt van de huurder als vanuit het standpunt van de verhuurder. Het opleggen van een HAR is namelijk heel dwingend, niet iedereen, noch alle huurders, noch alle

Page 35: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

29

verhuurders staat achter het idee van huurdersadviesraad. Ditzelfde geldt ook voor het opleggen van een andere verplichtende structuur.

Misschien kan het oprichten van een gestructureerde participatiewerking wel als een recht beschouwd worden. Het valt te overwegen om de mosterd elders te halen. Zo kan men een blik werpen op het participatiedecreet binnen het onderwijs. Scholen zijn bijvoorbeeld wettelijk verplicht een ouderraad op te richten als tien procent van de ouders er om vraagt (met een minimum van drie ouders). In het participatiedecreet worden ook enkele minimale vereisten voor deze raad vastgelegd. Zo wordt bepaald over welke onderwerpen de school de ouderraad om advies kan vragen. Verder is ook wettelijk vastgelegd dat directeur en/of personeel aanwezig moet zijn op de bijeenkomsten van de ouderraad.

We moeten natuurlijk blijven rekening houden met feit dat participatie vele vormen kan aannemen. Het wettelijk kader verplicht nu reeds om te informeren, dit zou in principe dus reeds gerealiseerd moeten zijn. Het wettelijk kader bevat ook de minimale verplichting het overleg met de huurders aan te gaan in de vorm van huurdersvergaderingen. Dit zou dan eigenlijk het meeweten en het meedenken uit de participatieladder zijn. Binnen het participatieschema situeren we deze stappen op het niveau van informatie verzamelen en informatie verspreiden.

Maar hier stopt participatie uiteraard niet. Daarnaast hebben we ook nog verdere stappen in het participatieproces, namelijk meepraten en adviseren. Zoals reeds aangehaald, wordt meebeslissen niet meteen als een optie gezien. Het is evenwel net bij meepraten en adviseren dat het moeilijker wordt zowel voor huurders om zich te organiseren als voor verhuurders om dit een plaats te geven. Het lijkt dan ook vanzelfsprekend dat dit geen verplichting kan zijn. Tegelijk moet er hiervoor wel ruimte gegeven worden. Vanuit de onderzoeksbevindingen lijkt een recht op deze participatievormen voor huurders een vereiste om dit ook mogelijk te maken. Een wettelijk kader kan zowel de nodige ondersteuning geven aan de huurders en verhuurders, als dit ook situeren binnen de werking van de sociale huisvestingsmaatschappijen.

Hierbij wordt wel duidelijk gesteld dat het recht op participatie voor huurders geen resultaatsverbintenis vereist, maar wel een inspanningsverbintenis. Als de huurders gebruik maken van hun recht op participatie, heeft de verhuurder de plicht om hierop te werken en bepaalde stappen te zetten, maar er kan geen verplichting opgelegd worden naar een vooraf bepaald resultaat.

Bij het opstellen en invullen van de erkenningscriteria van de SHM aan de hand van een prestatiebeoordeling moet rekening gehouden worden met de bovenstaande informatie. Zo moet in kaart gebracht worden welke vormen van participatie onder een prestatiebeoordeling kunnen vallen. Wordt hier alleen informatie verzamelen en verspreiden behandeld of wordt ook al een stapje verder gezet met een beoordeling van in welke mate inspraak in het proces wordt voorzien door de SHM? Het vertalen van participatie in meetbare indicatoren, gericht op een inspanningsverbintenis in plaats van een resultaatsverbintenis, is geenszins een evidente opgave. Het valt hierbij te overwegen om eerst een algemene visie rond participatie verder uit te werken en te verankeren in basiswetgeving zoals de Vlaamse Wooncode en het Sociaal Huurbesluit en van daaruit een concrete invulling te geven aan de prestatiebeoordeling.

Participatie mag dan misschien maar deels een must, of een wettelijke verplichting zijn, maar het lijkt wel evident dat participatie een recht voor de huurders wordt. Dit houdt voor de sociale huisvestingsmaatschappijen een inspanningsverbintenis in.

Page 36: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

30

4.3 Rol van de actoren Een volgend thema is de rol van de actoren in een participatieproces. We hebben gedefinieerd welke actoren (kunnen) deelnemen aan participatieprojecten, welke functie elk van deze actoren vervult, wat mogelijke samenwerkingsverbanden en overlegvormen zijn en wat de aandachtspunten hierbij zijn.

4.3.1 Definiëring actoren

Huurders en sociale huisvestingsmaatschappijen zijn de evidente deelnemers aan projecten rond huurdersparticipatie. Toch zijn zij zeker niet de enige die rechtstreeks of onrechtstreeks, met een meer of minder belangrijke rol, deelnemen aan een participatieproces. Andere potentiële actoren zijn:

• andere wijkbewoners

• gemeente

• buurtwerk

• OCMW

• wijkpolitie

• welzijnsverenigingen

• huurdersbond

4.3.2 Functie van de actoren

Sociale huisvestingsmaatschappijen en huurders

De belangrijkste actoren in het participatieverhaal zijn vanzelfsprekend de sociale huisvestingsmaatschappijen en de huurders.

Zoals al eerder werd aangehaald, hebben de SHM’s de taak om het recht op wonen (kwaliteitsvolle woning tegen een betaalbare prijs) te voorzien voor mensen die niet terechtkunnen op de private woningmarkt. Maar hier stopt de taak van de SHM niet. De maatschappijen hebben ook een sociale rol te vervullen naar hun huurders toe. Het is binnen deze sociale rol dat participatiewerking geplaatst wordt.

SHM’s vertrekken in principe vanuit een geschikte positie om participatie op te starten of te bevorderen. We kunnen veronderstellen dat zij een overzicht hebben en participatie kunnen inrichten met het oog op het algemeen belang van de huurders.

Hierbij zijn wel twee opmerkingen te maken. Ten eerste verloopt de relatie tussen sociale huurders en huisvestingsmaatschappijen niet altijd zonder conflicten. Een belangrijke bedenking is dan ook of de SHM nog wel zo geschikt is om participatie op te starten of te bevorderen in een minder harmonieuze situatie. Ten tweede is een deel van de dialoog rond participatie ook in relatie te brengen met de capaciteit van de sociale huisvestingsmaatschappijen. Doorheen de laatste jaren wordt de dienstverlening steeds meer professioneel. Dit houdt ook in dat de sociale huisvestingsmaatschappijen zich ook professioneler moeten opstellen, maar dit vraagt dan weer een voldoende uitgebreide capaciteit. Voor de vele kleinere huisvestingsmaatschappijen is dit niet altijd een evidentie.

Hoewel SHM’s vaak dus een geschikte positie lijkt te hebben om participatie op te

Page 37: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

31

starten of te bevorderen, zijn de huurders zelf echter ervaringsdeskundigen. Zij kennen hun eigen situatie het best en kunnen gericht aandachtspunten weergeven. Maar de meeste huurders ontbreken dan weer een algemeen kader van de sociale huursector.

De SHM kan eigenlijk een stimulerende, zowel als een ondersteunende rol spelen bij huurdersparticipatie. Ze heeft een geschikte positie om het algemeen kader uit te denken, ideeën aan te reiken en initiatieven rond participatie op te starten. Met haar kennis en ervaring kan ze huurders betrekken en begeleiden doorheen het volledige proces. Maar bij het overleg kwam ook duidelijk naar boven dat initiatieven van de huurder zelf niet over het hoofd mogen gezien worden. Vanuit verschillende motieven (protest, nieuwsgierigheid, behulpzaamheid,…) worden al enorm veel projecten opgestart door huurders. Dit is een bron van informatie en kennis die niet verloren mag gaan, maar ondersteund en begeleid moet worden. Het oppikken en valoriseren van deze activiteiten is ook belangrijk in het licht van een onafhankelijke invloed van de huurders(groepen) op participatie.

In een participatieproces is de positie van de huurder en verhuurder ook niet altijd evident. Onderstaande mogelijke conflicten verdienen voldoende aandacht bij het opstarten en onderhouden van een participatiewerking:

• Positie van de verschillende diensten binnen de SHM: de sociale huisvestingsmaatschappij vertegenwoordigt niet één enkel standpunt. Verschillende diensten (bijvoorbeeld sociale dienst, technische dienst, financiële dienst,…) kunnen op een heel andere manier denken over participatie. Vooral de sociale dienst heeft vaak geen eenvoudige positie binnen de SHM. Het is de dienst die meest rechtstreeks contact heeft met de huurder en daardoor er het dichtste bij staat. Dit leidt voor hen vaak tot een dubbele rol waarbij ze een stem willen zijn voor de huurder, die in dienst is en betaald wordt bij de sociale huisvestingsmaatschappij.

• Positie van de participerende huurder tov de niet-participerende huurder: een andere verhouding die niet altijd eenduidig is, is die tussen huurders die participeren en andere huurders uit de wijk. De participerende huurder kan gepercipieerd worden als een medewerker van de maatschappij wat zorgt voor een gebrek aan vertrouwen bij de rest van de huurders. De participerende huurder kan dit vermijden door zijn ‘feeling’ met de wijk te bewaken en te onderhouden.

Andere actoren

Naaste huurder en verhuurder zijn er verschillende andere actoren die een rol (kunnen) spelen in een participatiewerking. Deze andere actoren kunnen zich op verschillende manieren tot de huurder/verhuurder verhouden. In deze studie wordt de nadruk hoofdzakelijk gelegd op de relatie tussen de huurder en de verhuurder. Er zijn echter ook nog andere uitgangspunten. De onderstaande figuur geeft aan dat de gemeente in dat geval een voortrekkersrol heeft.

Page 38: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

32

Figuur 4 Relatie tussen de actoren

Huurdersparticipatie in de sociale huisvesting (en de rol van de andere actoren specifiek) moet ook binnen het kader van het lokaal sociaal beleid geplaatst worden. Het lokaal sociaal beleid heeft als taak ervoor te zorgen dat men algemeen gebruik kan maken van de economische, sociale en culturele rechten die in de grondwet staan. Deze grondrechten geven een bepaalde garantie dat iedere burger een menswaardig leven kan leiden, wat in België betekent dat elke burger recht heeft op: werk, inkomen, gezondheid, recht, cultuur, onderwijs, een gezonde leefomgeving, maatschappelijke dienstverlening én wonen. Alhoewel dit lokaal sociaal beleid voor iedereen wordt bepaald, richt het zich vaak specifiek op de meest behoeftige groepen. Er wordt binnen het kader rond lokaal sociaal beleid ook veel aandacht besteed aan participatie van burgers zowel als van sociale actoren.

Participatie in de sociale huisvesting geeft huurders de kans om betrokken te zijn en inspraak te hebben bij beslissingen rond hun eigen grondrecht op wonen. Op deze manier is participatie in de sociale huisvesting een deel van het lokaal sociaal beleid en verdient het voldoende aandacht binnen dit kader.

In paragraaf 4.1.2. werd bepaald dat andere wijkbewoners niet noodzakelijk rechtstreeks betrokken zijn bij participatiewerking. Ze moeten echter zeker geïnformeerd worden over thema’s die hen aanbelangen en ze moeten de kans krijgen om, wanneer nodig en gewenst, in interactie te treden met de sociale huisvestingsmaatschappij en de huurders. Rond bepaalde onderwerpen (bijvoorbeeld om het wijkpark te laten heraanleggen, het voetpad te laten verbreden,…) is het zelfs mogelijk dat de sociale huurders en de andere wijkbewoners ‘bondgenoten’ van elkaar zijn.

Een andere relevante actor is de gemeente. Gemeenten kunnen niet uitgesloten worden omdat ze bepaalde bevoegdheden hebben die belangrijk zijn in het participatiedebat. De functie van de gemeente werd beschreven op verschillende manieren, afhankelijk van de lokale situatie.

• In sommige buurten (bijvoorbeeld ’t Velleke in Geel) worden de wijkwerking en de participatie-initiatieven gefinancierd door de gemeente. Dit maakt hen rechtstreeks betrokken bij de participatiewerking.

• Op andere locaties wordt de gemeente eerder gezien als een actor van het lokale woonbeleid die overleg kan organiseren en die mee kan sturen. De huurders voelen zich vaak nog niet genoeg betrokken bij dit overleg.

In ieder geval spelen gemeenten dus een belangrijke rol binnen participatie. Niet alleen als betrokken actor door hun bevoegdheden rond bepaalde thema’s, maar ook als stimulerende of organiserende actor binnen het kader van voortrekkersrol binnen het lokaal sociaal beleid van de gemeente en / of het lokaal woonoverleg (zie ook 4.3.3.).

Ook de OCMW’s kunnen een rol spelen inzake participatie binnen de sociale huisvesting. Ze ondersteunen de huurders vaak financieel, bieden informatie aan en spelen een belangrijke rol bij problemen zoals afgesloten nutsvoorzieningen,

Stad SHM

Bewoners Huurders

Page 39: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

33

onbetaalde energierekeningen en uitzettingen. Op deze manier staan ze vaak rechtstreeks in verband met de huurders en beschikken ze geregeld over een uitgebreide kennis van de situatie in de wijk. Naast deze directe betrokkenheid, vervullen ze ook een belangrijke rol binnen het lokale sociale beleid van een gemeente.

Verder kan het buurtwerk een specifieke rol vervullen in het opbouwen van een participatiewerking. De buurtwerkers kennen de wijk en weten wat de problemen zijn die er leven. Ze hebben de mogelijkheid om huurders te stimuleren en te emanciperen. Ook kunnen ze een koppeling vormen tussen maatschappij en huurder. Hier kan een kanttekening bij gemaakt worden. Opbouwwerkers zijn soms maar een korte periode actief in een wijk en door dit verloop kan het moeilijker zijn om vormingsprojecten éénvormig af te ronden, nieuwe vormingsbehoeften te detecteren, een band met de huurders en de SHM op te bouwen,...

Ook de wijkpolitie komt naar boven als belangrijke actor. Ook zij zijn heel aanwezig in de wijk en hebben daardoor een duidelijk van de positie en verhoudingen tussen de bewoners wat bij overleg een duidelijk positieve invloed kan hebben.

Verder zijn er nog verschillende welzijnsverenigingen die aanwezig zijn binnen de wijk en dus ook een rol kunnen spelen in verband met participatie.

Tot slot ondersteunt de huurdersbond (sociale) huurders en verleent juridisch huuradvies. Ook zij kunnen bijdragen tot de emancipatie van de sociale huurders en kunnen invloed uitoefenen in overleg met overheidsdiensten of andere instanties.

Page 40: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

34

4.3.3 Overleg & samenwerking

Invulling van overleg en samenwerking

De basis van overleg en samenwerking ligt bij het contact tussen huurder en SHM.

Zoals reeds werd aangehaald, biedt de SHM een bepaalde dienstverlening aan (die verder gaat dan het eenvoudigweg verhuren van woningen). De huurder kan dan ook beschouwd worden als klant van de sociale huisvestingsmaatschappij. In deze klantrelatie is het in de eerste plaats belangrijk dat de basisvoorzieningen van de SHM in orde zijn. Kwaliteitsvolle woningen, een goed werkende klachten- en onderhoudsdienst,… kunnen er ook voor zorgen dat het overleg niet altijd terugkeert naar (vaak individuele) klachten en problemen.

Eens de basisvoorzieningen op orde zijn, wordt het eenvoudiger om een participatiewerking op te starten. Maar hoe wordt het overleg en de samenwerking tussen SHM en huurder dan ingevuld?

Een eerste opmerking is dat niet enkel het formele overleg belangrijk is. Het is minstens even noodzakelijk om de vinger aan de pols te houden in de wijk via informele contactmomenten zoals tevredenheidsbezoeken aan nieuwe huurders, gesprekrondes, aanwezig zijn op wijkfeesten/buurtbarbecues,... Door een sterke aanwezigheid van sociale huisvestingsmaatschappijen in de wijk kan er efficiënter en sneller ingespeeld worden op mogelijke conflictsituaties. Het permanente contact en de zichtbaarheid versterken ook de relatie tussen huurder en verhuurder, zorgen voor een meer laagdrempelig aansprekingspunt en geven het signaal aan de huurder dat de SHM bereid is om te luisteren.

Toch is het ook aangewezen om formele contactmomenten aan te houden. Niet in het minst omdat dit de continuïteit van het overleg bevorderd (zie 4.4.2.). Ook versterken een beperkt aantal vaste overlegmomenten per jaar de kwaliteit van het overleg. Op die manier kunnen bepaalde problemen beter opgevolgd worden en wordt aan de huurders een kans gegeven om wederkerende problemen sterker te benadrukken. Een duidelijke structuur op langere termijn wordt algemeen als nodig beschouwd, want het helpt projecten opstarten en zorgt voor eenheid. Maar het mag de creatieve samenwerking niet in de weg staan én ook indien er geen structuur te vinden is, kan huurdersparticipatie wel nog georganiseerd worden.

Een andere bedenking is wie er juist zal deelnemen aan het overleg. Het is beter om ook hier een zekere continuïteit te garanderen. Het vraagt altijd enige tijd en moeite (zie ‘Vorming en ondersteuning’) voordat de betrokkenen ingewerkt zijn in de participatiewerking en op de hoogte zijn van alle relevante randinformatie.

Geregeld kan het overleg tussen huurder en verhuurder uitgebreid worden naar andere partners en dit om verschillende redenen.

Zo is de sociale huisvestingsmaatschappij niet bevoegd voor alle onderwerpen van participatie. Wanneer men bijvoorbeeld een voetpad wilt verbreden of een straatlamp wil laten herstellen, is de gemeente de bevoegde instantie. Het kan aangewezen zijn om (een vertegenwoordiger van) de gemeente regelmatig aanwezig te laten zijn op overleg. In gesprekken met de gemeente kunnen huurder en SHM ‘bondgenoten’ zijn en een gemeenschappelijke stem laten horen. De gemeente is een actor van lokaal woonbeleid, maar vaak met maar weinig interesse voor een algemeen kader van huurdersparticipatie. Wanneer er problemen optreden in verband met de leefbaarheid, wordt wel actie ondernomen. Hier worden de huurders echter zeker niet altijd bij geconsulteerd.

Page 41: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

35

Aandachtspunten bij overleg en samenwerking

Om tot een samenwerking te komen met constructief overleg, zijn er enkele aandachtspunten waar de deelnemers rekening mee moeten houden.

Bij overleg en samenwerking moeten duidelijke afspraken gemaakt worden tussen huurder en verhuurder. Door het bepalen van de rechten en de plichten van beide partijen in de samenwerking, kunnen al veel frustraties en potentiële conflicten vermeden worden. Deze afspraken kunnen vastgelegd worden in een samenwerkingsovereenkomst als beide partijen daarom vragen. Dit schept duidelijkheid voor beide partijen en geeft de grenzen aan waarbinnen de participatie uitgevoerd wordt. Een verplichting tot het afsluiten van samenwerkingsovereenkomsten tussen huurder en verhuurder leidt waarschijnlijk eerder tot ritualisering en plichtmatig gedrag in plaats van vruchtbare participatie.

Het is belangrijk dat bij het vastleggen van de agenda en leiden van de vergadering niet enkel wordt teruggegrepen naar negatieve onderwerpen, maar dat ook positieve zaken aan bod kunnen/moeten komen. Dit maakt van participatie een vruchtbaarder proces en biedt grotere kans op continuïteit. Een andere belangrijke opmerking hierbij is dat participatie altijd moet gaan over het collectieve, algemene belang en dat het dus het individuele niveau moet overstijgen.

Ook is de praktische regeling rond een overleg tussen SHM en huurder belangrijk. Zo is het moeilijk om werkende mensen te engageren als er overdag samengekomen wordt, is het bijna niet mogelijk om als alleenstaande moeder elke week te vergaderen,... Nadat bepaald is wie er vertegenwoordigd moet worden (afhankelijk van thema) moet er nagedacht worden over locatie, tijdstip, frequentie en duur van bijeenkomsten. Hierbij moet rekening gehouden worden met de mogelijkheden van de huurders (bijvoorbeeld eventuele verplaatsing(skosten)), maar ook met de mogelijkheden van de SHM (waarschijnlijk vooral qua belasting van het personeel en budget)

Page 42: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

36

4.4 Randvoorwaarden van participatie Om een kwaliteitsvol en langdurig participatieproces uit te bouwen, zijn er enkele belangrijke randvoorwaarden die vervuld moeten zijn. Dit betekent niet dat er geen stappen binnen participatie kunnen gezet worden als één of meerdere van deze randvoorwaarden niet (dadelijk) aanwezig zijn. Participatie kan ook in minder gunstige omstandigheden opgebouwd worden.

De randvoorwaarden beschreven in het KWH-participatielabel (zie paragraaf 2.3.) worden als basis gebruikt en zijn verder ingevuld en uitgediept binnen de verschillende werkgroepen. Bij het voorleggen van deze randvoorwaarden aan de uiteenlopende werkgroepen en overlegstructuren, kwam naar boven dat niet elk van de beschreven randvoorwaarden als absoluut noodzakelijk beschouwd werden. Zo werd de representativiteit eerder al in vraag gesteld (zie 4.1.1.).

4.4.1 Vertrouwen

Begrippen zoals ‘openheid’, ‘vertrouwensrelatie’, ‘positieve houding’,... komen telkens naar boven bij het bespreken van huurdersparticipatie. Dit vertrouwen zal in vele gevallen (nog) niet aanwezig zijn bij de opstart van de participatiewerking en dit mag geen excuus zijn om participatie niet op te starten. Men kan verschillende initiatieven inrichten, uitvoeren en verder opvolgen, maar voor een opbouwend en kwalitatief proces is vertrouwen in de andere partij (hoe onzeker of langzaam groeiend dan ook) een streefdoel.

Belangrijk bij het ontwikkelen van een wederzijdse vertrouwensrelatie is dat zowel huurders als verhuurders geloven dat participatie van sociale huurders effectief een meerwaarde betekent voor alle betrokken partijen. Op die manier kan tussen huurder en SHM’s vertrouwen groeien binnen een constructieve en respectvolle samenwerking. Het stimuleren van dit vertrouwen gebeurt onder andere door open & volledige communicatie en duidelijke afspraken tussen de partijen (zie verder). Maar vertrouwen komt nog steeds te voet en vertrekt te paard; een moment van slechte communicatie kan vele voorgaande inspanningen teniet doen.

In principe streven zowel huurders als verhuurders naar betaalbare en kwaliteitsvolle woningen voor sociale huurders en hebben beide partijen dus dezelfde belangen. Vanuit die visie start elke relatie tussen huurder en verhuurder dus met een ‘basisvertrouwen’. Dit is ook waar men vanuit gaat als men in het wetgevend kader de ruimte laat voor participatie. In de praktijk is dit echter helemaal geen evidentie. Hoewel de doelen van beide partijen misschien gelijkaardig zijn, kan de invulling danig verschillen. We weten dus dat dit geen vanzelfsprekende voorwaarde is en we willen nogmaals benadrukken dat participatie-initiatieven ook kunnen plaatsvinden onder minder gunstige omstandigheden. Op langere termijn zal dit wederzijds vertrouwen echter toch belangrijk zijn voor een continu, opbouwend en duurzaam proces.

Participatie blijkt in de praktijk vaak alleen zinvol als de basisvoorzieningen van een sociale verhuurder in orde zijn, hiermee bedoelen we de reguliere processen van verhuur en onderhoud. Zonder deze basis, ontbreekt er een vorm van basisvertrouwen en zal bij huurdersparticipatie de discussie veelal terugkeren naar de steken die de verhuurder laat vallen in haar regulier woningbeheer.

Wanneer vertrouwen beperkt of niet aanwezig is bij de opstart van een participatiewerking, kan het evenwel (verder) gevormd worden tijdens de loop van het proces. Langs de ene kant kan door vertrouwen en begrip een goede participatieve werking georganiseerd worden. Op deze manier leidt vertrouwen tot

Page 43: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

37

de constructieve samenwerking die hierboven beschreven werd. Aan de andere kant kan de organisatie van participatie juist tot dat vertrouwen en begrip leiden. Door langzaam het contact tussen huurder en verhuurder te versterken en de communicatie uit te breiden, kunnen beide partijen een beter beeld krijgen van andermans positie. Dit kan leiden tot wederzijds respect en een toenemend vertrouwen. Dit komt het verdere proces dan weer ten goede.

4.4.2 Continuïteit

Het is reeds vaak teruggekomen in dit onderzoeksrapport: participatie is een proces op lange termijn. Participatie is steeds verder bouwen op vorige stappen en gestaag groeien naar een constructieve relatie gebaseerd op vertrouwen. Zowel huurder als verhuurder moeten groeien in deze relatie. Een belangrijk element hierbij is continuïteit van de participatiewerking. Zonder continuïteit is het idee van een voortgaand proces onmogelijk.

Het opstarten van een participatiewerking is zowel heel tijds- als kostenintensief door de nood aan degelijke voorbereiding en vorming. Daarom is het weinig productief om een goed functionerende werking te laten doodbloeden.

Vaak hebben de sociale huurders oorspronkelijk heel specifieke motivaties om met elkaar of met de SHM te willen overleggen. Er zijn collectieve uitdagingen zoals een nakend renovatieproject, problemen met de elektriciteit, een kapotte lift, een onvriendelijke medewerker op de klachtendienst,... Korte interacties rond deze onderwerpen zijn heel belangrijk, maar leiden niet noodzakelijk tot een participatieproces.

Zoals hierboven werd uitgelegd, is het niet eenvoudig om een participatieve structuur of groep opgestart te krijgen. Daarom is het aangewezen om deze werking te laten doorlopen ook nadat de oorspronkelijke problemen opgelost zijn. Op deze manier is het mogelijk om (met een positieve insteek) te anticiperen op problemen en een vlotte samenwerking op te bouwen. Ook een continue opbouwwerking draagt bij aan een doorlopend proces.

4.4.3 Vorming en ondersteuning

Participatie is niet altijd even evident voor de betrokken partijen. Vooral de sociale huurders maar ook de betrokken medewerkers van de SHM’s moeten over de nodige kennis en vaardigheden beschikken om participatieprojecten uit te denken en / of uit te voeren. Zo moeten de deelnemers aan een participatieproces over voldoende kennis beschikken over de voorziene onderwerpen, in staat zijn om collectief te denken, een onderbouwde discussie kunnen voeren,… Deze evolutie vraagt bijkomende inspanningen, ondersteuning en vorming. Er zijn er verschillende (ver)huurders die zich mettertijd inwerken en zich uiteindelijk een expert kunnen noemen op vlak van participatie en alles wat ermee te maken heeft.

Bij het bespreken van vorming en ondersteuning kunnen we een onderscheid maken tussen agogische en inhoudelijke ondersteuning.

Agogische ondersteuning houdt in dat je huurders en verhuurders leert met participatie omgaan. Zo werd bijvoorbeeld op de twee congressen rond bewonersparticipatie aangegeven dat zowel bij huurders als verhuurders er vraag is om de allochtone huurder te betrekken bij het participatieproces, maar dat ze helemaal geen idee hebben hoe ze dit kunnen aanpakken. Andere dingen die aan bod kunnen komen, zijn vergadertechnieken, dialoog in conflictsituaties,… Deze vorming moet structureel ingebed worden.

Page 44: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

38

Bij inhoudelijke ondersteuning wordt daarentegen gewerkt op de inhoudelijke relevante thema’s waarbij extra informatie en kader kan/moet aangereikt worden. Bij de huurders kan dit gaan over de huurprijsberekening, de werking van de sociale huisvestingsmaatschappij, veiligheid,… Personeel van de SHM kan gebaat zijn bij meer informatie over de wettelijke regelingen rond participatie, over de leefwereld van de sociale huurder,… Deze vorming moet niet noodzakelijk structureel gebeuren, maar afhankelijk van het onderwerp van participatie. Het belang van en de nood aan specifieke vorming hangt ook af van de complexiteit van de onderwerpen. Wanneer het algemeen kader (met onder andere wetgeving rond huurprijzen en toewijzingsregels) aan bod komt, zal er meer nood aan vorming zijn dan wanneer het gaat om onderwerpen die redelijk direct aansluiten bij de leefwereld van de (ver)huurder, zoals het plaatsen van een lift in een appartementsgebouw.

Net zoals het volledige participatietraject, is ook deze vorming en ondersteuning van de betrokken actoren een proces op lange termijn. De sociale huurders en verhuurders doorlopen een leerproces waarbij een geleidelijk toenemende kennis en vaardigheden ook zullen zorgen voor verdere ontwikkeling van participatie-initiatieven.

Er zijn drie partijen die eventueel de organisatie van deze vormings- en ondersteuningsactiviteiten op zich zouden kunnen nemen.

1. Ondersteuning en vorming sluiten aan bij de basisbegeleidingstaken die met het Sociaal Huurbesluit van 12 oktober 2007 (artikel 32, paragraaf 1, derde lid), ingevuld door het ministerieel besluit van 21 december 2007 (artikel 6, paragraaf 1), aan sociale verhuurders zijn toebedeeld. Het betreft de volgende taken:

11. Huurdersvergaderingen organiseren waar ruimte wordt gecreëerd voor mogelijke problemen of bedenkingen van de huurders en waar samen met de betrokkenen gezocht wordt naar oplossingen;

12. Huurdersvergaderingen organiseren om huurders te informeren over en nauw te betrekken bij noodzakelijke verhuisbewegingen omwille van renovaties of van andere, voor de bewoners ingrijpende veranderingen;

13. Initiatieven nemen om het informeren van en communiceren met de huurders mogelijk te maken en te bevorderen;

14. Constructieve huurdersinitiatieven ondersteunen en begeleiden in overleg met de betrokkenen.

2. VIVAS is een andere optie. Dit is een overkoepelende huurdersorganisatie met een breed beeld op (het kader van) huurdersparticipatie in Vlaanderen. Een bedenking die hierbij werd binnen de werkgroepen is dat VIVAS gebouwd is op een fragiele basis van enkele uiterst capabele personen.

3. Een laatste mogelijkheid is een neutrale actor met voldoende kennis van de sector, zoals het opbouwwerk. Samenlevingsopbouw Vlaanderen heeft in het kader van hun vorig project rond participatie een bundel met vormingstechnieken opgesteld. Binnen het lopende project wordt gekeken naar de praktische vertaling van die vorming.

Het organiseren en begeleiden van vorming en ondersteuning vraagt een aanzienlijke investering. De actoren die deze taken op zich nemen, moeten dan ook de mogelijkheid krijgen om subsidies aan te vragen. Momenteel zijn

Page 45: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

39

opleidingen moeilijk te vinden en is het vaak een sprokkeltocht om alle noodzakelijke informatie bijeen te krijgen. Hier moet duidelijk aan gewerkt worden; bij het inrichten van vormingen en ondersteuning moet er dan ook over gewaakt worden dat er een duidelijke en overzichtelijke oplijsting van het aanbod gebeurt (toegankelijk voor de betrokkenen).

4.4.4 Informatie en communicatie

Een volgende randvoorwaarde die hier besproken wordt, is het verkrijgen en verspreiden van informatie. Dit is heel belangrijk omdat het subjectieve waarde heeft, wat betekent dat een goed beleid hier rond een invloed kan hebben op het vertrouwen en de continuïteit in de relatie tussen huurder en verhuurder van sociale woningen. Eigenlijk is een goede communicatie en een eerlijke informatie-uitwisseling cruciaal in een participatiewerking. SHM’s die hier duidelijke stappen zetten, hebben al heel wat gerealiseerd.

Door over een breed scala van onderwerpen informatie te geven, kunnen er al veel kleine frustraties weggewerkt worden waardoor de relatie tussen huurder en SHM verbetert:

• Ten eerste is het belangrijk om (nieuwe) relevante informatie te delen met alle huurders van de SHM. Wanneer de SHM bijvoorbeeld veranderingen doorvoert in de samenstelling van de huurlasten, moet alle relevante informatie hierover (welke verandering juist, wanneer gaat het in, waarom wordt het ingevoerd,…) op een duidelijke manier gecommuniceerd worden aan de huurders.

• Aan een georganiseerde groep huurders moet ook bredere informatie gegeven worden, bijvoorbeeld over de Vlaamse regelgeving rond huurprijsberekening of toewijzingsregels. Op deze momenten kan de sociale huisvestingsmaatschappij ook de eigen positie beter duiden. Vaak hebben huurders een idee van een ‘grote, machtige, rijke SHM’. Dit is niet noodzakelijk het geval. Een sociale huisvestingsmaatschappij is een autonome organisatie waarvan het geld voor de werking grotendeels uit de huur(lasten) van de huurders komt.

• Verder lijkt het aangewezen om de individuele huurders steeds zo goed mogelijk te informeren (of eventueel door te verwijzen naar de juiste instanties) als ze een concrete vraag stellen.

Het verspreiden van informatie is deel van de sociale rol die SHM’s op zich nemen door sociale woningen te verhuren en is heel belangrijk in het opbouwen van een vertrouwensvolle relatie tussen huurder en verhuurder. Toch zijn hier zijn enkele nuanceringen bij te maken.

Ten eerste is het moeilijk voor een SHM om duidelijke informatie te verspreiden over zaken als huurprijzenberekening en toewijzingsbeleid die wettelijk vastgelegd zijn door de Vlaamse regering. Vaak is dit immers voor de maatschappij zelf ook geen evidentie en bovendien wenst de SHM deze regelingen ook niet altijd te verdedigen. Feit blijft wel dat zij de meest aangewezen partij zijn om dit te doen.

Verder is informatie ook ergens een verantwoordelijkheid van de huurders zelf waarbij een georganiseerde bewonersgroep feedback moet geven aan de achterban over de eigen activiteiten.

Page 46: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

40

4.4.5 Kwaliteitsvol overleg met duidelijke afspraken

Deze randvoorwaarde werd al uitgebreid besproken in de vorige paragraaf (zie 4.3.3.). Toch wordt kwaliteitsvol overleg met duidelijke afspraken tussen de partijen ook expliciet aangehaald als randvoorwaarde voor participatie.

Participatie houdt onvermijdelijk een zekere interactie tussen verschillende partijen in. Dit betekent dat voor een gunstig verloop van een participatieproces er kwaliteitsvol ingevuld overleg moet plaatsvinden. De invulling en kadering van dit overleg werd al beschreven in 4.3.3., maar de volgende twee aandachtspunten worden ook expliciet vermeld binnen deze context.

• De rechten en plichten van alle betrokken partijen moeten duidelijk zijn binnen het participatieverhaal. Dit schept duidelijke procesomstandigheden en vermindert de kans op mogelijke misverstanden. Deze rechten en plichten kunnen eventueel uitgeschreven worden in een samenwerkingsovereenkomst.

• Overleg kan zich niet altijd beperken tot SHM en huurder. Op geregelde tijdstippen zullen ook andere actoren betrokken moeten worden zoals de gemeente. Over de relevante onderwerpen (straatmeubilair, meer politie op straat, groenaanleg,…) ook in interactie treden met de gemeente is dan ook belangrijk. Dit kan bijvoorbeeld meer structureel vastgelegd worden door zowel verhuurders als vertegenwoordigers van huurders(groepen) op regelmatige basis te betrekken bij het lokaal woonoverleg.

Wederom benadrukken we dat deze randvoorwaarde noodzakelijk is om op langere termijn een duurzaam proces op te bouwen, maar dat dit niet betekent dat zonder deze randvoorwaarde geen start kan genomen worden.

4.4.6 Budget

Participatie houdt altijd een zekere investering in. We kunnen deze investering indelen in twee verschillende fasen.

Ten eerste is er een (zowel naar budget als naar andere elementen) heel intensieve opstartfase. Dan is er ook heel duidelijk nood aan bijkomende (personeels)capaciteit en middelen. Het is in deze fase dat het participatieconcept uitgedacht moet worden, dat er ondersteuning voor huurders/verhuurders gezocht moet worden, dat er enkele laagdrempelige initiatieven georganiseerd moeten worden om het project kenbaar te maken,… Dit betekent een aanzienlijke budgettaire belasting op korte termijn voor de organisator van deze fase van het participatieproject. Het is aangewezen om de opstart te laten organiseren door een derde partij (en dus niet door de sociale huisvestingsmaatschappij) omdat een intensieve en gespecialiseerde begeleiding van zowel de SHM als de huurder vereist is. In deze fase kan zowel de sociale huisvestingsmaatschappij als de huurder ook voorbereid worden op de volgende fase.

Ook na opstartfase zal participatie om bijkomende investeringen blijven vragen om de werking te onderhouden. Om het overleg en de samenwerking vlot te laten verlopen, is er namelijk nood aan een continue ondersteuning en vorming van de deelnemende partijen. Ook moet er bepaalde infrastructuur en uitrusting voorzien worden (zoals bijvoorbeeld vergaderruimtes, projector, infobrochures,…). Dit project op lange termijn vraagt evenzeer een aanzienlijke investering, maar de kost kan meer geleidelijk gedragen worden. Verder kan de SHM in deze fase de verantwoordelijkheid voor de verdere participatiewerking overnemen. Dit vereist vanzelfsprekend ook bijkomend budget. Afhankelijk van het participatiemodel en

Page 47: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

41

de kenmerken van de SHM zal één bijkomende medewerker vaak al veel betekenen voor de ondersteuning van participatie.

Momenteel is er geen éénvormigheid en/of duidelijkheid in verband met het budget voor huurdersparticipatie. Vaak wordt de huurdersparticipatie betaald uit het budget van de sociale huisvestingsmaatschappij. Soms wordt huurdersparticipatie vanuit de stad of gemeente ondersteund met middelen uit het Stedenfonds. Dit fonds is een instrument van het Vlaamse stedenbeleid en is bestemd voor de grote en middelgrote steden evenals voor de Vlaamse gemeenschapscommissie in Brussel. Het stedenfonds heeft tot doel de leefbaarheid te verhogen, zowel op stadsniveau als op wijkniveau. De gemeenten die middelen ontvangen van het Stedenfonds kunnen deze zelf inzetten voor aan geschikte leefbaarheidsprojecten of ze kunnen ze doorgeven naar andere instanties (waaronder SHM’s, bewonersgroepen,…).

Verder kunnen huurders ook ondersteuning krijgen voor het participatieproces vanuit Samenlevingsopbouw en vanuit hun eigen koepel VIVAS. Maar dit is vrij beperkt aangezien in het bijzonder VIVAS over vrij weinig eigen middelen beschikt.

De afhankelijkheid van het al dan niet kunnen beschikken over budgetten brengt het uitbouwen van een kwalitatief participatietraject in gedrang. Daarom is er wel degelijk nood aan een structureel budget voor de verdere uitbouw van huurdersparticipatie. Bij gebrek aan budget is de kans namelijk reëel dat er projecten worden opgestart die duidelijke verwachtingen creëren, maar die uiteindelijk niet uitgevoerd zullen worden.

Vanuit de sociale huisvestingsmaatschappijen pleit men er duidelijk voor dat dit budget niet ten laste komt van de budgetten huisvesting (maar bijvoorbeeld van welzijn). Anderzijds lijkt dit voor de meeste andere actoren wel een evidentie. Waar alle gesprekspartners het evenwel over eens zijn is dat een kwalitatieve participatiewerking een bijkomende investering vraagt, zowel op bij de opstart als bij de verdere ondersteuning.

Page 48: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

42

5 Beleidsaanbevelingen De doelstelling van deze studie was een handboek op te maken dat huurders en verhuurders zou toelaten samen een participatief traject op te zetten. Tegelijk werden een aantal noodzakelijke randvoorwaarden en contextfactoren gesitueerd.

De meeste van deze randvoorwaarden moeten hun oplossing vinden in het proces van de participatie op het lokale niveau: vertrouwen, vorming en ondersteuning, informatie & communicatie, continuïteit en kwaliteitsvol overleg.

De verantwoordelijkheid van het Vlaamse Gewest ligt in het voorzien van een strikter wettelijk kader. Hier zijn natuurlijk ook bepaalde consequenties aan verbonden op vlak van personeel, budget, ondersteuning en vorming. Beleidsaanbevelingen rond deze thema’s worden in de volgende paragrafen besproken. Het overzicht wordt vervolgens weergegeven in een beleidsmatrix.

5.1 Beleidsoptie: uitwerken van een wettelijk kader Het huidige wettelijk kader is ontoereikend en biedt geen houvast voor huurder of verhuurder. Tegelijk is het duidelijk dat een wettelijk kader in geen geval te strikt mag zijn of een keurslijf mag vormen met het oog op de lokale differentiatie.

Indien we teruggrijpen naar de verschillende gradaties van participatie dan zien we dat er momenteel al een (beperkt ingevuld) wettelijk kader bestaat rond meeweten en meedenken (informatie verzamelen en informatie verspreiden volgens het participatieschema). Voorlopig is dit evenwel vaag en een bredere visie op de algemeen context van participatie ontbreekt. Een eerste beleidsfase zou dus zijn om dit kader uit te werken en te verfijnen binnen de algemene visie op participatie en met oog voor de lokale context. Hiervoor zijn niet noodzakelijk bijkomende inspanningen vereist van de sociale huisvestingsmaatschappij, want het maakt momenteel al deel uit van hun takenpakket.

Voor wat betreft de andere gradaties van participatie, met name het meepraten en adviseren, ontbreekt een omkaderende wettelijke regelgeving duidelijk. Dit terwijl er een zichtbare nood is aan een recht op deze participatievormen voor sociale huurders. In dit verband kan een tweede beleidsfase geformuleerd worden waarbij niet enkel informatie en communicatie verfijnd en uitgewerkt wordt, maar ook een kader voor meepraten en adviseren geïntegreerd wordt in de wetgeving. Het uitwerken van deze beleidsfase heeft zoals reeds aangehaald belangrijke gevolgen op vlak van personeel, budget, ondersteuning en vorming. Deze gevolgen worden in de volgende paragrafen uitgewerkt. Eerst wordt een basistraject voor participatie aangegeven, vervolgens worden mogelijke opties tot intensiveren van dit project belicht. Nadien worden deze bespreking nog overzichtelijk weergegeven in een beleidsmatrix.

Page 49: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

43

5.2 Beleidsconsequenties voor het verankeren van een verregaande participatie

In principe kan participatie verschillende gradaties aannemen. Het is duidelijk dat alle actoren vragen om deze opdracht op een degelijke manier te kunnen uitvoeren. Dit zal bijkomende middelen vragen op verschillende niveaus.

We gaan uit van een kwalitatief basistraject waar sowieso nood is aan middelen op verschillende momenten, in verschillende vormen en bij verschillende actoren. Maar wijzen er ook op dat een traject dat grondig wordt uitgebouwd, zeker nog bijkomende personeelsinzet zal vergen en dat hier ook ruimte moet gemaakt worden voor procesbegeleiding, wat een veel hogere intensiteit heeft, dan procesondersteuning.

5.2.1 Basistraject participatie

Tijd / Personeel

Verder kaderen van participatie vraagt een zekere inzet van personeel en middelen bij de SHM’s. In het basistraject wordt voorgesteld om de opstart van een participatietraject, en verschillende taken die hiermee samenhangen zoals interviews afnemen in de wijk, verwerking van de resultaten, uitschrijven van het plan van aanpak,… uit handen te geven, maar om wel te zorgen voor een zekere mate van begeleiding door de sociale huisvestingsmaatschappij. Het zijn immers zij die in een volgende fase participatie zullen moeten continueren binnen hun werking. Er moet dus (redelijk beperkte) ruimte gecreëerd worden voor de SHM’s zodat het voor hen mogelijk is om personeel in te zetten.

De huurders die deelnemen aan het participatietraject doen dit niet vanuit een professionele context, maar op vrijwillige basis.

Budgettaire en facilitaire ondersteuning

Naast ruimte voor personeel is voor SHM’s ook budgettaire ondersteuning naar faciliteiten wenselijk binnen het basistraject. Het is weinig waarschijnlijk dat diyt om een kwalitatieve manier kan gebeuren binnen de huidige budgetnormen.

Huurders kunnen dit soort van ondersteuning ook nodig hebben, maar enkel indien ze verondersteld worden om bepaalde praktische taken van participatie op zich te nemen zoals bijvoorbeeld feedback naar de wijk.

Procesondersteuning

Op cruciale momenten in het participatieproces is zowel voor huurders als voor verhuurders procesondersteuning erg belangrijk. We beschouwen dit dan ook als een kritische succesfactor. Op deze manier kan de continuïteit en het vlot verloop van het participatietraject beter gegarandeerd worden. Deze ondersteuning moet voorzien worden door een centrale actor. In de opstartfase kan de sociale huisvestingsmaatschappij logischerwijs ondersteund worden door de externe actor die de participatiewerking begeleid.

Vorming

Naast procesondersteuning zijn ook bijkomende (en tijdelijke) vormingen of cursussen een belangrijk onderdeel van het uitbouwen van meepraten en

Page 50: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

44

adviseren binnen de participatiewerking.

Bij de verhuurders zal deze vorming vooral agogisch zijn. Er wordt de verhuurders geleerd op welke wijze een participatietraject begeleid kan worden en hoe de omgang met de huurders op een constructieve wijze aan te pakken. Indien het nodig en gewenst is, kan er een aanvullend inhoudelijk aanbod voorzien worden.

De huurders zullen kunnen vooral inhoudelijk ondersteuning gebruiken. De agogische benadering is veeleer opgenomen in de procesondersteuning zoals in de voorgaande sectie beschreven.

5.2.2 Intensivering van het participatietraject

Zowel voor huurders als voor verhuurders zijn er bepaalde opties om het participatietraject voor hen te intensiveren. Welke deze opties zijn en wat de consequenties ervan zijn, wordt hieronder besproken.

Tijd / Personeel

In principe zou de SHM een redelijk intense participatiewerking moeten hebben, zowel bij opstart van het participatietraject, als tijdens de verdere begeleiding. We moeten ons er wel terdege bewust dat dit op dit moment een substantieel deel van de werking van de SHM wordt. Er zal nog steeds ondersteuning nodig zijn, maar hier dient vooral het personeelsbestand van de SHM uitgebreid te worden ifv het opstarten en continueren van een intensief participatietraject

Budgettaire en facilitaire ondersteuning

Dit blijft gelijk aan de beschrijving in het basistraject.

Procesbegeleiding

Zowel voor huurders als voor verhuurders kan de ondersteuning zoals beschreven in het basistraject uitgebreid worden naar een meer intensieve begeleiding. Bij deze intensieve begeleiding wordt de SHM/huurder niet enkel meer bijgestaan op de cruciale momenten, maar wordt het traject ook getrokken door externe centrale actor.

Vorming

Dit blijft gelijk aan de beschrijving in het basistraject.

Page 51: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

45

5.3 Kadering in de prestatiebeoordeling van de SHM De vraag die nu nog kan gesteld worden is op welke wijze de informatie uit bovenstaand onderzoek en beleidskader in de prestatiebeoordeling van SHM’s kan opgenomen worden. Dit kan in twee stappen gebeuren, verbonden aan de fasen van het participatieproces.

5.3.1 Opstartfase

In de opstartfase wordt de werking van de SHM rond participatie en het contact tussen huurders en verhuurders onderzocht. Op deze manier worden er aandachtspunten bepaald waarvoor doelgerichte oplossingen geformuleerd worden. Dit plan van aanpak is een eerste beoordelingscriterium.

5.3.2 Continue werking

Vervolgens kan de maatschappij ook beoordeeld worden op de effectieve uitvoering, de opvolging en de continuïteit van het opgestelde plan van aanpak. Hiervoor kunnen verschillende kwalitatieve indicatoren uitgedacht worden die ook kunnen opgenomen worden in de prestatiebeoordeling.

Page 52: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

44

Figuur 5 Beleidsmatrix ‘Huurdersparticipatie in de sociale huisvesting’

Beleidsoptie: uitwerken wettelijk kader Beschrijving

Het vastleggen en verplichten van een kader rond informatie en communicatie van sociale huurders binnen de sociale huisvesting

Informatie en communicatie zijn al (in beperkte mate) opgenomen in de huidige wetgeving. Er schuilt echter geen algemene / brede visie op participatie achter en er worden heel concrete technieken (bijvoorbeeld vastgelegd aantal informatievergaderingen) bepaald waardoor er moeilijk kan ingespeeld worden op het lokaal gebonden aspect van participatie. De eerste optie zou dus zijn om dit bestaande kader aan te passen en te verfijnen, maar dan vertrekkend vanuit een brede visie rond participatie en met concrete invulling die lokaal pas- en maatwerk niet in de weg staan

bestaande wetgeving rond informatie en communicatie aanpassen en verfijnen

Het vastleggen en verplichten van een kader rond meepraten en adviseren door sociale huurders binnen de sociale huisvesting

Een aansluitende stap is om ook meepraten en adviseren te verankeren in de wetgeving. In het huidig kader is dit nog niet opgenomen. Het inpassen van deze elementen heeft bepaalde consequenties naar personeel, budget, ondersteuning en vorming.

meepraten en adviseren verankeren in de regelgeving

Page 53: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

45

Basistraject participatie

Sociale huisvestingmaatschappij Huurders

Tijd/personeel We stellen voor de opstart door een derde partij te voorzien, maar ook dan is personeel en tijd voorzien belangrijk om het proces op te volgen (zeker ifv het verder traject). In dit scenario wordt een basisopvolging voorzien waarbij het merendeel van de taken (zoals interviews afnemen in de wijk, verwerking van de resultaten, uitschrijven van het plan van aanpak) extern wordt uitgevoerd.

er wordt ruimte gemaakt bij een centrale actor om de opstart te ondersteunen en uit te werken

Het opvolgen van de opstart en instandhouden van de continue werking gebeurt door de SHM.

er moet een personeelsinzet bij SHM’s voorzien worden

Inzet van de huurders in beide fasen in verband met participatie gebeurt op vrijwillige basis. Dit is logisch, want voor hen is participatie niet gesitueerd in een professioneel kader.

Budgettaire en facilitaire ondersteuning. Voor de opstart van het traject en het instandhouden van de continue werking is budget wenselijk, voor de uitbouw van een kwalitatief traject zelfs noodzakelijk.

er wordt budgettaire ondersteuning vrijgemaakt op continue basis

Budgettaire steun voor huurders is nodig, indien gewenst is dat huurders bepaalde taken binnen participatie op zich nemen, zoals bijvoorbeeld feedback naar de wijk.

Procesondersteuning Kritische succesfactor!

De sociale huisvestingsmaatschappij krijgt op cruciale momenten in het participatieproces de nodige ondersteuning. Bij de opstart kan dit gebeuren door de derde partij die daarvoor aangesteld werd.

er wordt ruimte gemaakt bij een centrale actor om procesondersteuning te voorzien

Kritische succesfactor!

De sociale huurder krijgt op cruciale momenten in het participatieproces de nodige ondersteuning.

er wordt ruimte gemaakt bij een centrale actor om procesondersteuning te voorzien

Vorming Vooral vormingsaanbod van agogische aard nodig: leren omgaan met huurders, leren vergaderingen te begeleiden, leren met conflictsituaties om te gaan,… Dit kan ingekocht worden door de SHM of een actor wordt ondersteund om dit te voorzien.

Eventueel aanvullend inhoudelijk aanbod

er wordt agogisch vormingsaanbod voorzien bij een centrale actor.

Vooral inhoudelijk vormingsaanbod rond kernthema’s zoals huurprijsberekening, veiligheid,…

Eventueel ook tijdelijk agogische aanbod, maar veelal vervat in de permanente ondersteuning

er wordt inhoudelijk vormingsaanbod voorzien bij een centrale actor.

Page 54: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

46

Intensivering participatie

Intensivering SHM Intensivering sociale huurders

Tijd/personeel Hier wordt van bij de opstart een heel intensieve opvolging door de SHM voorzien waarbij al de belangrijke taken (zoals plan van aanpak opstellen) intern worden uitgevoerd. Er zal nog steeds ondersteuning nodig zijn, maar hier dient vooral het personeelsbestand van de SHM uitgebreid te worden ifv het opstarten en continueren van een intensief participatietraject

er moet een ruimere personeelsinzet bij SHM’s voorzien worden

( + er wordt ruimte gemaakt bij een centrale actor om de opstart te ondersteunen en uit te werken)

Idem aan basistraject

Budgettaire en facilitaire ondersteuning. Idem aan basistraject Idem aan basistraject

Procesondersteuning De begeleiding beperkt zich in dit scenario niet tot ondersteuning op cruciale momenten, er wordt een intensieve begeleiding van de sociale huisvestingsmaatschappij vooropgesteld.

er wordt ruimte gemaakt bij een centrale actor om intensieve procesbegeleiding te voorzien

De begeleiding beperkt zich hier niet tot ondersteuning op cruciale momenten, er wordt een intensieve begeleiding van de sociale huurder vooropgesteld.

er wordt ruimte gemaakt bij een centrale actor om intensieve procesbegeleiding te voorzien

Vorming Idem aan basistraject Idem aan basistraject

Page 55: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

47

Referenties Berger, M & Beugnies, P. (2008). Brussel getoetst op inspraak: de wijkcontracten als oefening. Brussel: Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Blomme, M. (2008). Praten werkt echt; Bewoners sociale wijken verbeteren de leefbaarheid. In: Welsiwaar, 83, pp. 35-37.

Corijn, E. (2006). ‘Deelnemen is belangrijker dan winnen’. In L. Boudry, A. Loeckx, J. Van den Broeck, ea. (reds), Inzet, opzet, voorzet: stadsprojecten in Vlaanderen (pp. 164-173). Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

De Decker, P., Goossens, L. & Pannecoucke, I. (2005). ‘Slotbeschouwing en aanbevelingen’. In De Decker, Goossens & Pannecoucke (reds), Wonen aan de onderkant (pp. 473-507). Antwerpen-Apeldoorn: Garant.

De Rynck, F. & Kalk, E. (2003). ‘Burgerbetrokkenheid en bewonersparticipatie in de Vlaamse steden’. In Schets, L (reds), De eeuw van de stad: voorstudies:over stadsrepublieken en rastersteden (pp. 453-479). Brussel: Project Stedenbeleid, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Horsten, H. (1999). Thuis in de buurt. Nederland: PON/PRISMA.

Instituut voor Publiek en Politiek (IPP). (2007). Participatie: Burgerparticipatie: LENS-methode. [17/04/2009, Instituut voor Publiek en Politiek (IPP): http://www.publiek-politiek.nl/Info-over-politiek/Participatie/Burgerparticipatie/Overzicht2/LENS-methode].

Kwaliteitscentrum Woningcorporaties Huursector. (2008). KWH-participatielabel: De kwaliteit van bewonersparticipatie in beeld. KWH: Rotterdam.

KEI Kenniscentrum stedelijke vernieuwing. (2009). Kei-overzicht: bewonersparticipatie. [26/03/2009, KEI Kenniscentrum stedelijke vernieuwing, http://www.kei-centrum.nl/view.cfm?page_id=2514].

Luyten D. Intergemeentelijke samenwerking rond woonbeleid: ook voor het OCMW?. In OCMW-visies, 02, (2008), 66-69.

RIMO Limburg (i.s.m. Buurtopwerk Meulenberg, Opbouwwerk Noord-Limburg en Stebo). (2006). Succesfactoren voor leefbare wijken. RIMO Limburg vzw: Limburg.

Santens, M. (2006). ‘Participatie tussen emancipatie en culturele innovatie’. In L. Boudry, A. Loeckx, J. Van den Broeck, ea. (reds), Inzet, opzet, voorzet: stadsprojecten in Vlaanderen (pp. 164-173). Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Thuis in de stad. (2009). Bewonersparticipatie. [06/02/2009, Vlaamse Overheid: http://www.thuisindestad.be/html/buurt/bewoners/bewoners.html].

Tratsaert K. (2009). Lokaal woonbeleid in Vlaanderen. Tien jaar na de Vlaamse wooncode de kinderschoenen ontgroeid?. Steunpunt Ruimte en Wonen, 145 p.

Verbeke, L. (2004). Sociale huurders: partners in wonen. Praktijkboek: Bewonersparticipatie in de sociale huisvesting. Brussel: Samenlevingsopbouw Vlaanderen.

Van Marissing, E. (2005). De aloude inspraak voldoet niet meer. In Aedes-Magazine 9/10, pp. 64-67. Nederland: Aedes vereniging voor woningcorporaties.

VIVAS Netwerk Sociale Huurders. (2009). Over bewonerparticipatie. [06/02/2009, Samenlevingsopbouw vzw: http://www.vivas.be/index.php?page=bewonersparticipatie].

Page 56: Onderzoeksrapport: Huurdersparticipatie in de sociale ... · huurdersparticipatie is dan ook de opzet geweest van deze studie. We willen een duidelijk kader schetsen om huurdersparticipatie

48

Winters S., Haffner M., Heylen K., Tratsaert K., Van Daalen G., Van Damme B. (2007), Op weg naar een nieuw Vlaams sociaal huurstelsel. Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, Woonbeleid, Brussel, 240 p.