Onderzoeksplan Juridische Vaardigheden IIcatalogus.boekman.nl/pub/P11-0614.pdf · Tekst : Joan...

96
1 GEKLEURDE BREI Surinaamse studenten en Het Hoger Kunstonderwijs William H. Johnson American Art Museum 1945 ArteZ Hogeschool voor de Kunsten Studentnummer 1507434 Master Kunsteducatie Begeleiders: Ariane Vervoorn en Maeve O‟ Brien Datum 06 juni 2011 Tekst : Joan Hooplot

Transcript of Onderzoeksplan Juridische Vaardigheden IIcatalogus.boekman.nl/pub/P11-0614.pdf · Tekst : Joan...

1

GEKLEURDE BREI Surinaamse studenten en

Het Hoger Kunstonderwijs

William H. Johnson American Art Museum 1945

ArteZ Hogeschool voor de Kunsten

Studentnummer 1507434

Master Kunsteducatie

Begeleiders: Ariane Vervoorn en Maeve O‟ Brien

Datum 06 juni 2011

Tekst : Joan Hooplot

2

Voorwoord

Als beeldend kunstenaar en theaterregisseur vind ik het leuk om kinderen

van verschillende culturen kennis te laten maken met kunst. Een brug slaan

tussen verschillende culturen en kunst fascineert mij. Als tiener heb ik

moeten overleven in de schoolbanken om te passen binnen het

schoolsysteem. Het gevoel van alles te moeten was een verstikkend

gevoel. Op de middelbare school werd het enige lichtpuntje gevormd door

mijn tekenjuf, van haar heb ik geleerd om mezelf te uiten door middel van

mijn tekeningen.

Zij gaf mij de ruimte en vrijheid om zelf te ontdekken wat ik mooi vond. .

Later ben ik terecht gekomen op de kunstacademie en kwam ik tot de

ontdekking dat ik hier als Surinamer een vreemde eend in de bijt was.

Waar waren al die Surinaamse studenten die ook zo graag tekenden?

Waarschijnlijk is die ervaring en die vraag een motor geworden voor mijn

onderzoek.

Als afsluiting van de Master Kunsteducatie ligt voor u mijn scriptie over de

manier(en) waarop Hogescholen voor de Kunsten de toetreding van

Surinaamse studenten tot kunstacademies kunnen verhogen. Het

onderwerp van deze scriptie heeft mij van het begin tot het einde

gefascineerd.

Ik heb het traject echter niet zonder kleerscheuren overleefd en vooral het

onafhankelijk doen van onderzoek heb ik als zeer moeilijk ervaren. Maar ik

heb me erdoorheen weten te slaan, niet in de laatste plaats omdat het

onderwerp me zeer aansprak. De belangen van Surinaamse kunstenaars

en het in leven houden van de Surinaamse cultuur liggen mij na aan het

hart.

3

Desalniettemin had ik het alleen niet gered.Ik wil daarom van dit voorwoord

gebruikmaken om een aantal mensen te bedanken. Dit zijn: Ariane

Vervoorn en Maeve O´Brien van de ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten,

Patrick Cramer van Codarts, de experts en de geinterviewden.

4

Managementsamenvatting

Deze opdracht doe ik in het kader van mijn afstuderen voor de Master

Kunsteducatie. Het onderzoek zal verricht worden naar de toestroom van

Surinaamse (S) aankomende studenten en de knelpunten in deze huidige

toestroom. Mijn casestudy betreft twee kunstacademies, de Hogescholen

voor de Kunsten Codarts (C) en de Willem de Kooning (WDKA) te

Rotterdam. Aanbevelingen zullen voor deze twee hogescholen geschikt

zijn.

Het aanmeldingspercentage van S studenten voor een van de opleidingen

van de kunstacademies is relatief laag. De oorzaken hiervan en de

mogelijke oplossingen dienen onderzocht te worden. Uit de bovenstaande

probleemomschrijving komt er een voor dit onderzoek relevante doelstelling

naar boven:

Inzicht verkrijgen op welke manier(en) de toetreding van Surinaamse

studenten tot kunstacademies verhoogd kan worden, teneinde gerichte

aanbevelingen te doen aan de Hogescholen voor de Kunsten voor een

beter wervingsbeleid.

Daarbij staat de volgende hoofdvraag centraal:

Welke aanpassingen in het wervingsbeleid van hogescholen voor de

kunsten zijn nodig om de toetreding van Surinaamse studenten tot het

Hoger Kunstonderwijs te vergroten?

De methode van onderzoek is kwalitatief, onderbouwd met kwantitatief

onderzoek van het CBS. De deelvragen zullen worden beantwoord na

analyse van de uitkomst van de gegevens van het CBS, literatuurstudie en

de interviews van de respondenten en de experts.

5

Het is een goede strategie om S kunstvakdocenten in te zetten binnen de

Kunstacademies om S potentiële studenten te motiveren voor een van de

opleidingen. Diezelfde docent kan eventueel de gastlessen verzorgen

binnen het voortgezet onderwijs zodat de S leerlingen er bekend mee raken

en ze geïnteresseerd kunnen raken voor een van de opleidingen

Een bepaald gedeelte van de S jongerencultuur kan bereikt worden door op

een horizontale cultuurontwikkeling in te zetten en niet op onderwijs waarin

het genie naar boven moet komen in een grote afvalrace. De algemene

desinteresse binnen de Surinaamse gemeenschap voor kunstacademies

komt doordat zij zich niet kunnen identificeren met de opleidingen. Het

inzetten van S kunstvakdocenten kan dienen als een voorbeeld voor de S

jongeren. Verder de succesverhalen van de S kunstenaars, theatermakers,

hoe zij leven en financieel rondkomen zal een positief effect hebben op de

motivatie van S jongeren een kunstopleiding te volgen

6

Inhoudsopgave

Voorwoord 2

Managementsamenvatting 4

1. Inleiding 9

1.2 Casestudy 10

1.3 Huidig probleem 10

1.4 Doelstelling, hoofd- en deelvragen 11

1.5 Data en Methode 13

2. Profilering Surinamers 15

2.1 Inleiding 15

2.2 Achtergrond Surinaamse leerlingen. 16

2.3 Sociaal economische status Surinaamse leerlingen 17

2.4 Aantal ingeschreven Surinaamse studenten aan de

Kunstacademies 21

2.5 Onderzoek motivatie Surinaamse leerlingen. 22

2.6 Methoden en resulten samenvatting interviews 24

City College en Zuiderpark College.

2.6.1 Inleiding 24

2.7 Samenvatting interviews Havo leerlingen. 27

2.7.1 Inleiding 27

2.8 Samenvatting en conclusie 30

3. Codarts en de Willem de Kooning Academie 34

3.1 Inleiding 34

3.2 Actuele cultuurbeleid Hogescholen voor de Kunsten. 35

3.3 Codarts 38

3.4 Willem de Kooning Academie 39

3.5 De huidige strategie en het huidige aannamebeleid van

Codarts Willem de Kooning. 40

3.6 Huidige cijfers van de S en A studenten die een opleiding

volgen aan Codarts en de WDKA 43

3.7 Samenvatting interviews C en de WDKA. 43

7

3.7.1 Inleiding 43

3.8 Samenvatting Interviews C en WDKA 48

3.9 De mate van betrokkenheid van Surinaamse

Kunstvakdocenten binnen het Hoger

Kunst Onderwijs. 50

3.10 Samenvatting en conclusie. 51

4. Inleiding Interviews Kunsteducatieve instellingen en Theater

Zuidplein 51

4.1 Respondenten: experts 53

4.2. Vragen van de interviews 53

4.3 Analyse interviews Kunst educatieve instellingen 54

4.4 Analyse interview sleutelfiguur Theater Zuidplein 60

4.5 Samenvatting en conclusie 62

5. Kunsteducatieve projecten Rotterdam 63

5.1 Kunst en Cultuur voor iedereen. 63

5.2 Surinaamse Kunstamateur 68

5.3 Surinaamse Beeldend Kunstenaars 70

5.4 Surinaamse Theatermakers 71

5.5 Surinaamse Dansers 72

5.6 Surinaamse Kunstvakdocenten binnen de 78

Kunsteducatieve projecten

5.7 Surinaamse musici 79

5.8 Surinaamse kunstvakdocenten 80

5.9 Samenvatting en conclusie 82

6. Discussie 83

7. Conclusie en aanbevelingen 85

8. Nawoord 88

8

9. Literatuurlijst 89

10. Bijlagen 92

Bijlage 1 Keuze van de leerlingen VO

Bijlage 3 Interviews deelnemers

9

1. Inleiding

1.1 Onderwerp

Henry Louis Gates Jr., hoofd van het Department of Afro-American Studies

van de Harvard University signaleerde een tweede opleving van de zwarte

cultuur in de jaren tachtig. Een opleving van de zwarte cultuur die

vergelijkbaar was met de „Harlem Renaissance‟. Deze eerste bloeiperiode

vond plaats tussen 1910 en 1930 toen Harlem bijna van de ene op de

andere dag het energieke, artistieke centrum werd voor schrijvers, dichters,

muzikanten, dansers, entertainers en kunstenaars. Dit werd voornamenlijk

veroorzaakt door de kortstondige economische opleving van het noorden

waardoor zwarten voor het eerst sinds de afschaffing van de slavernij

onmisbaar werden voor de arbeidsmarkt.

Ook Nederland heeft met zijn koloniale verleden een grote groep mensen

binnen de gelederen die zich in de loop van de twintigste eeuw in

Nederland hebben gevestigd. Dit zijn bijvoorbeeld de Antillianen,

Surinamers en Indonesiërs. Zij hebben gebruiken en rituelen naar

Nederland meegenomen die ervoor gezorgd hebben dat Nederland een

multiculturele samenleving is geworden. Dat wil niet zeggen dat er een mix

van culturen is ontstaan, een soort fusie heeft plaatsgevonden, maar vooral

dat Nederland door zijn verleden een land is waarin veel culturen naast en

met elkaar leven

De invloed van de kunststromingen binnen de verschillende culturen in

Nederland moet bewaard en voortgezet worden. Daartoe zijn

kunsteducatieve projecten nodig, maar ook kunstacademies waarin

jongeren van verschillende culturen leren deze cultuur uit te dragen en vorm

te geven in onze tijd.

10

Kunstacademies zijn nodig om jonge kunstenaars de noodzakelijke

methoden en technieken aan te reiken om hun talent verder te kunnen

ontwikkelen en hun cultuur verder te ontwikkelen. Het blijkt echter, dat

Nederlandse kunstacademies weinig aanmeldingen krijgen van etnische

minderheden. Eén specifieke etnische minderheid en haar blokkades om

zich aan te melden bij één kunstacademie zullen daarom worden besproken

in dit onderzoek.

1.2 Casestudy

De opdracht is in het kader van mijn afstuderen aan ArtEZ Hogeschool voor

de Kunsten. Mijn richting is de Master Kunsteducatie. Aan twee van de

kunstacademies, de Hogescholen voor de Kunsten Codarts (C) en de

Willem de Kooning (WDKA) te Rotterdam, zal onderzoek verricht worden

naar de toestroom van Surinaamse (S) aankomende studenten en de

knelpunten in deze huidige toestroom. Aanbevelingen zullen voor deze

twee hogescholen geschikt zijn.

Codarts is een kleinschalige internationale school die hoogwaardig

kunstvakonderwijs aanbiedt op het gebied van muziek, dans en circus

Het onderwijs bij Codarts wordt verzorgd door het Rotterdams

Conservatorium (muziek), de Rotterdamse Dansacademie (dans) en

Rotterdam Circus Arts (circus). Codarts telt ongeveer 1.100 studenten, met

60 nationaliteiten, en circa 340 medewerkers.

Het Rotterdams Conservatorium (RC) staat hoog aangeschreven in binnen-

en buitenland en is ook onderdeel van Codarts. Die goede naam dankt het

aan de topkwaliteit die het biedt in een breed aanbod van studierichtingen.

11

Het RC bestaat uit vijf academies; de Rotterdam Classical Music Academy,

de Rotterdam en Jazz Academy, de Rotterdam Pop Academy, de

Rotterdam World Music Academy en De Rotterdamse Dansacademie

(RDA). Laatstgenoemde is één van de meest toonaangevende

vakopleidingen voor eigentijdse dans in Europa. Het „Instituut Willem de

Kooning Academie Hogeschool Rotterdam‟ biedt bachelor- en

masteropleidingen op het gebied van de visuele cultuur – kunst, vormgeving

en vakdocentschap – plus een bacheloropleiding in vrijetijdsmanagement.

De academie heeft een groot aanbod van interessante studierichtingen, die

voorbereiden op een carrière als kunstenaar, ontwerper, maker en

uitvoerder, docent, organisator of als onderzoeker

1.3 Huidig probleem

Bij beide instellingen zijn er weinig aanmeldingen van Surinaamse

studenten voor een van de opleidingen van de kunstacademies. De totale

populatie van de Surinaamse gemeenschap in Nederland bedraagt 2% van

de totale bevolking. De Surinaamse gemeenschap bestaat voor 43% uit

Surinaamse Hindoestanen, 48% uit Creools Surinamer en 9% Javanen en

Joden. De verhouding tussen autochtone en Surinaamse studenten op de

Kunstacademies is echter geen representatieve afspiegeling van deze

verhouding tussen de bevolkinggroepen: maar 0.6% van de leerlingen op

de Kunstacademies is van Surinaamse afkomst.

1.4 Doelstelling, hoofd- en deelvragen

Uit de bovenstaande probleemomschrijving komt een voor dit onderzoek

relevante doelstelling naar boven;

Inzicht verkrijgen op welke manier(en) de toetreding van S studenten tot

kunstacademies verhoogd kan worden, teneinde gerichte aanbevelingen te

doen aan de hogescholen voor de kunsten voor een beter wervingsbeleid.

12

Daarbij staat de volgende hoofdvraag centraal:

Welke aanpassingen in het wervingsbeleid van hogescholen voor de

kunsten zijn nodig om de toetreding van Surinaamse studenten tot het

Hoger Kunstonderwijs te vergroten?

Daarbij behoren de volgende deelvragen:

1. Welke mogelijke oorzaken noemt de literatuur voor het uitblijven van

motivatie om kunstonderwijs te volgen bij Surinamers/allochtonen?

2. Hoe groot is de groep aankomende S aankomende studenten?

3. Hoe denken S studenten over een opleiding aan de Kunstacademie?

4. Welke oorzaken noemt de doelgroep voor hun desinteresse?

5. Wat is de huidige strategie van de C en WDKA om de Surinaamse

aankomende studenten te interesseren voor de opleidingen?

6. Worden er vanuit de beroepspraktijk S kunstenaars betrokken bij de

Kunstacademie?

7. Welke succesfactoren noemen geslaagde Surinaamse kunstenaars?

8. Welke van de genoemde veranderingen kunnen doorgevoerd worden

door C en WDKA?

9. Hoe kunnen Kunstacademies aankomende S studenten voor hun

opleidingen Interesseren en erbij betrekken?

13

1.5 Data en Methode

Voor mijn onderzoek maak ik gebruik van gegevens van het Centraal

Bureau van de Statistiek. De landelijke resultaten uit de cijfers van het

Centraal Bureau vergelijk ik met en toets ik aan de hand van de literatuur en

de gegevens van de Kunstacademies en de Zuiderpark HAVO en de Havo

van het City College.

Vervolgens bevraag ik experts; directeuren van de scholen, docenten en

kunstbeoefenaars op het gebied van de verschillende kunstdisciplines. Dit

zijn de disciplines; theater, dans, muziek, beeldende kunst en de

docentenopleiding. De betreffende scholen zijn: C, de WDKA en de HAVO

scholen in Rotterdam.

1.6. Leeswijzer

In hoofdstuk 2 beschrijf ik de sociaal economische status van de

Surinaamse leerlingen. Ook ga ik verder in op hoe zij denken over het

volgen van een opleiding aan de Hogeschool van de Kunsten. De

deelvragen 1, 2, 3 en 4 worden beantwoord.

In hoofdstuk 3 gaat over het huidige aannamebeleid en de strategie van C

en de WDKA ten opzichte van Surinaamse studenten die ik beschrijf op

basis van interviews en literatuurstudie. Verder wordt het actuele

kunstbeleid van de hogescholen beschreven. De deelvragen 5 en 6 worden

beantwoord.

In hoofdstuk 4 geef ik de theoretische verantwoording door middel van

literatuurstudie in het licht van de actuele maatschappelijke ontwikkelingen

en aan de hand van een analyse van de interviews. De resultaten hieruit

worden theoretisch onderbouwd.

14

In hoofdstuk 5 beschrijf ik de kunsteducatieve projecten in Rotterdam die

gericht zijn op het samenwerken met of gemaakt door Surinaamse

beeldende kunstenaars, theatermakers, musici, dansers en kunstamateurs.

De succesverhalen van de Surinaamse kunstenaars kunnen het nut van

kunsteducatief onderwijs duidelijk maken voor de Hogescholen voor de

Kunsten. Deelvraag 7 wordt hierin beantwoord.

In hoofdstuk 6, de conclusie en samenvatting zal ik de deelvragen 8 en 9

beantwoorden en een aanbeveling doen voor de Codarts en de WDKA.

15

2. Profiel Surinaamse leerlingen

2.1 Inleiding

Doelstelling van dit hoofdstuk is duidelijk beeld te krijgen van de

Surinaamse leefgemeenschap in Nederland. Verder is het doel om de

kenmerken van de Surinaamse leerlingen in kaart te brengen. In dit

hoofdstuk ga ik beschrijven welke oorzaken er aan ten grondslag liggen

waardoor er weinig animo is voor het volgen van een Kunstacademie. Aan

de hand van literatuur en theorie van Renshaw. Claudia Ruitenberg

beleidsmedewerker en onderzoeker Jeroen Slot ga ik onderzoeken wat er

over wordt gezegd. Vervolgens ga ik kijken of die oorzaken ook

daadwerkelijk overeenkomen.

De volgende onderwerpen worden besproken in de volgende paragrafen: In

paragraaf 2.2 beschrijf ik de achtergrond van de Surinaamse leerlingen.

In paragraaf 2.3 beschrijf ik de sociaal economische status van de

Surinaams leerlingen. Ook ga ik verder in op hoe zij denken over het volgen

van een opleiding aan de Hogeschool van de Kunsten.

In paragraaf 2.4 noem ik het aantal ingeschreven Surinaamse studenten.

aan de kunstacademies. In paragraaf 2.5 zet ik de terugkoppeling aan het

City College en Zuiderparkcollege uiteen. In paragraaf 2.6 geef ik een

samenvatting van de interviews met de HAVO leerlingen. Dit hoofdstuk zal

afgesloten worden met een samenvatting en de beantwoording van de

deelvragen 1, 2 , 3 en 4 aan de hand van de theorie van Renshaw.

De stakeholders behorende bij dit hoofdstuk zijn; Codarts, De Willem de

Kooning Academie, HAVO scholen in Rotterdam, de Surinaamse leerlingen,

en de Surinaamse (culturele) gemeenschap in haar totaliteit.

16

2.2 Achtergrond Surinaamse gemeenschap

De Surinaamse gemeenschap in Nederland telt ruim 350.000 leden,

waarvan velen rond de onafhankelijkheid in 1975, na de militaire coup van

1980 of na de Decembermoorden van 1982 uit Suriname vertrokken. 1 De

motieven voor vertrek uit Suriname waren; een binnenlandse oorlog, een

slechte economische situatie, een onzekere politieke situatie, matige

gezondheidszorg en het ontbreken van goede onderwijsinstellingen.2 In

Suriname zelf wonen op dit moment 475.000 mensen.

De meeste Surinamers in Nederland hebben een Nederlands paspoort en

het overgrote deel is met succes in de Nederlandse samenleving

geïntegreerd. Vanaf de jaren twintig en dertig kwamen ook minder

gefortuneerde Surinamers op zoek naar een betere opleiding, werk of een

beter leven naar Nederland. 3 Geschat wordt dat ongeveer 48% van de

Surinaamse bevolking in Nederland tot de Creolen behoort en 43% tot de

Hindoestanen. De overige 9% zijn de andere bevolkingsgroepen zoals

joden en Javanen.4 Creolen vestigden zich vooral in Amsterdam en

Rotterdam.

Een deel van de Surinamers in Nederland kan inmiddels worden gerekend

tot de „middenklasse „, qua opleiding en werk doet deze groep het „even

goed „ als autochtone Nederlanders.5 Helaas gaat het op sommige punten

minder goed met de Surinamers. Terwijl het beeld van de Surinaamse

groep positief is en de Surinaamse gemeenschap niet als „probleem‟ groep

wordt gezien.6 Er is sprake van onderwijsachterstand,

oververtegenwoordiging binnen het speciaal onderwijs en een hoge

schooluitval onder Surinamers.

1 Rooijendijk, L(2000) interculturalisatie, p 33-34

2 www.abckenniscentrum.nl Surinamers in Nederland 2010

i3ibidem

4 ibidem

5 ibidem

6 ibidem

17

Surinaamse basisonderwijsleerlingen stromen vaker door naar een VMBO

of MAVO opleiding dan autochtone leerlingen. Ze stromen minder vaak

door naar een HAVO of VWO opleiding dan hun autochtone mede-

leerlingen. Dit heeft te maken met de onderwijsachterstandspositie van de

allochtonen in Nederland.

Projecten zoals taalachterstand en onderwijsachterstand waar aandacht en

geld voor nodig is, worden door het uitblijven van de erkenning van de

problemen daarom ten onrechte niet aan de Surinaamse doelgroep

besteed.

Reflectie

Ook in Nederland is de Surinaamse gemeenschap zeer divers van

samenstelling. De grote etnische verschillen in achtergronden zorgen

ervoor dat men niet kan spreken over „de Surinamer‟. Verder is duidelijk dat

de Surinamers niet erkend worden als een probleemgroep waardoor zij

onzichtbaar opgaan in de samenleving. Schooluitval is echter hoog en de

oververtegenwoordiging in het speciaal onderwijs en de onderwijs

achterstand in het algemeen zijn van belang voor mijn onderzoek.

2.3 SES Surinaamse leerlingen

Uit de achtergrond van de autochtone scholieren is reeds eerder gebleken

dat factoren als beroep en opleiding der ouders, hun houding jegens

onderwijs, de woonsituatie en dergelijke, gezien mogen worden als factoren

die van zeer groot belang zijn voor het cognitief ontwikkelingsniveau van de

Surinaamse leerlingen en daardoor de reeds eerder genoemd

schoolprestaties.7

7 Vries, de, drs. M. H. (1981) Waar komen zij terecht?, MinvanOCW.

18

Het is duidelijk zijn dat er tussen de Surinaamse en autochtonen een

duidelijk verschil is in de afkomst en het leefmilieu. Door het verschil in

leefmilieu is er sprake van grote maatschappelijk en sociale verschillen.

Over het algemeen genomen heeft de Surinaamse leerling in Nederland

een lage sociaal economische positie.8

Die positie is langzaam aan het veranderen omdat er ook een Surinaamse

bovenlaag (elite) aan het ontstaan is. Dat gaat veelal om de tweede

generatie Surinamers die veelal hoger opgeleid is. Enkele belangrijke

verschillen tussen autochtone- en Surinaamse milieus.

1. Veelal een lagere economische status.

2. De gebrekkige beheersing van het Nederlands;

3. Een mogelijke achteruitgang van de eigen taal (van het land van

afkomst);

4. Een gebrekkige of in het geheel geen opleiding;

5. Een afstotende ofwel ambivalente houding tegen het onderwijs in

Nederland;

De culturele participatie van de ouders is van grote invloed op de culturele

reproductie door de kinderen; dat wil zeggen dat ouders hun culturele

gedrag overdragen op hun kinderen. In onderzoek van Ganzenboom (2001)

wordt positief verband gevonden tussen de mate van culturele participatie

van ouders en het opleidingsniveau en de mate van culturele participatie

van kinderen. Cultuurdeelname van de ouders is naast het opleidingsniveau

de belangrijkste determinant van cultuurparticipatie voor jongeren voor

zowel de autochtone als allochtone groep.

8Ieperen, W. (2003) Verschillen cultuurdeelname allochtone en autochtone jongeren

19

Uit de cijfers van het CBS.9 blijkt heel duidelijk dat niet-westerse allochtone

leerlingen oververtegenwoordigd zijn in de lagere opleidingsniveaus ten

opzichte van de autochtone leerlingen. In onderstaande tabel een overzicht

van S leerlingen in de leeftijd van 15 tot en met 18 jaar over de jaren 2008

tot en met 2009. Dit houdt automatisch in dat zij zijn

ondervertegenwoordigd in de hogere opleidingsniveaus, in tegenstelling

tot de autochtone leerling die over het algemeen gelijk verdeeld is over de

diverse opleidingsniveaus.

Vmbo

3-4

Totale

groep

Autochtonen Allochtonen Niet

westerse

allochtonen

Surinamers Rest

2009/2010

207.488 70% 6% 18% 3% 1%

2008/2009

212.213 71% 7% 18% 3% 1%

In onderstaande tabel een overzicht van de S leerlingen tussen de 16 en 18

jaar en het percentage dat heeft gekozen voor het profiel Cultuur en

Maatschappij. Het betreft de jaren 2008 tot en met 2010 Hier komt weer

naar voren dat relatief weinig S leerlingen op een Havo zitten. Het betreft

25% van het totaal aantal Surinaamse leerlingen van het landelijk

gemiddelde.10

9Maat, A en Doorn, S. (2003) Allochtonen binnen het onderwijs

10 Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2011

20

Havo 4-5 Her

komst

groepen

totaal

Autochtonen Westerse

Allochto-

nen

Niet

westerse

allochton

en

Surinam

ers

Profiel

Cultuur &

Maatscha

ppij S

leerlingen

2008/

2009

105.883 80% 6% 12% 1,5% 0,5%

2009/2010

108.710 81% 7% 10,5% 1% 0,5%

Het percentage niet-westerse allochtone studenten is de afgelopen jaren

toegenomen. 11 De allochtone studenten blijven jaarlijks wel 4 procent

achterlopen bij de demografische ontwikkelingen ten opzichte van de

autochtone studenten. Het potentieel aan studenten in deze

bevolkingsgroep wordt nog niet optimaal benut.

Reflectie

De allochtone groep op een Vmbo is groot de Surinaamse leerlingen

maken 3% uit van het totaal aantal leerlingen op het Vmbo. Dit is

percentage is twee keer zo hoog als het relatieve aandeel Surinaamse

leerlingen op de Havo. In vergelijking met de voorgaande jaren zie je dat

het percentage gelijk blijft. Deze cijfers hebben betrekking op het gehele

Vmbo te weten kader en theoretische leerweg (TL). Deze cijfers zijn van

belang voor mijn onderzoek omdat hierin wordt aangetoond dat er meer S

leerlingen een VMBO opleiding volgen in tegenstelling tot de Havo. Verder

maakt het tabel duidelijk dat een derde van de S leerlingen op het Havo als

profiel voor Cultuur en Maatschappij kiest. Dat verklaart ook dat zij relatief

weinig kiezen voor een kunstacademie.

11

Onderwijsverslag 2009, hoger onderwijs en allochtonen

21

De achterstand van de allochtone groep ten opzichte van de autochtone

groep wordt gedeeltelijk bepaald door het opleidingsniveau en de

cultuurparticipatie van de ouders. De allochtone groep heeft een

achterstand ten op zichte van de autochtone groep.

Leerlingen die van huis uit weinig cultuur meekrijgen voelen zich minder

goed thuis op school en worden bovendien door onderwijsgevenden

achtergesteld in de lessen omdat ze toch niet mee kunnen komen. Dit

onderzoek betreft de culturele ontwikkeling van de Surinaamse leerlingen.

2.4 Taalachterstand Surinaamse leerlingen.

Jeroen Slot van de Dienst Onderzoek en Statistiek in Amsterdam geeft aan

dat Surinaams-Nederlandse kinderen in Amsterdam laag scoren voor de

Cito toets, die ter afsluiting van de basisschool wordt afgenomen.12

De taalachterstand is nog steeds aanwezig, maar speelt een minder

prominente rol. De Surinaamse leerlingen lopen dit langzaam in. Het gaat

beter dan de eerste generatie.

Dat de leerlingen een achterstand hebben is duidelijk, concludeert ook

Jeroen Slot. Hij noemt een aantal oorzaken. Dat kan de thuissituatie zijn of

de kwaliteit van de scholen of een wisselwerking van beide. Wel

concludeert Jeroen Slot een lichte stijging van het aantal tienermoeders..

De problemen moeten gericht aangepakt worden. Als ik dit terugkoppel aan

mijn onderzoek dan wordt duidelijk dat de Surinaamse gemeenschap

problemen heeft maar deze problemen worden niet aan de kaak gesteld.

12

Slot, J. Dienst Onderzoek en Statistieken in Amsterdam, 2011

22

Reflectie

Slot geeft in dit stukje duidelijk zijn bezorgdheid weer door een aantal

oorzaken te noemen waardoor de achterstand komt bij de S leerlingen.

Deze bezorgdheid onderbouwt de lage cito scores en de taalachterstand.

Dit is van belang voor mijn onderzoek omdat deze informatie ook aangeeft

waarom er minder S leerlingen doorstromen naar het Hoger onderwijs.

2.5 Aantal ingeschreven Surinaamse studenten aan de Kunstacademies

De Surinaamse kunstwereld kenmerkt zich als een ´mannenwereld. 13. Een

ander kenmerk is dat de Surinaamse kunstwereld wordt gedomineerd door

persoonlijke relaties. Dit betekent dat het netwerk eenvoudig is en bestaat

uit maker, verkoper en koper.

Dit vloeit voort uit het feit dat de Surinaamse kunstwereld een kleine

gemeenschap is. De Surinaamse kunstenaars zijn ondervertegenwoordigd

in de maatschappij. De Surinaamse kunstwereld is erg verschillend ten

opzichte van de Nederlandse kunstwereld die groot en gecompliceerd is

wat betreft de omvang en netwerken.14 De Surinaamse kunstwereld bestaat

uit kleinere kunstwerelden die elk zijn eigen kunstvorm heeft te weten:

1. Voor een toeristenmarkt.

2. De workshopkunstenaar die leeft van het geven van workshops, is

geschoold of autodidact.

3. De academische of internationale kunst, de Surinaamse kunstenaar

heeft een Kunstacademie gevolgd.

13

Van Stipriaan, 2001 14

Ibidem

23

4. Populaire kunst, een dynamische cultuur met eigen symbolen,

beeldende kunst, muziek, dans, theater en leefstijl. Een voorbeeld

daarvan is graffitikunst. 15

De kunstacademies kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de multi-

culturele samenleving door ervoor te zorgen dat de afkomst van de

leerlingen representatief is voor de bevolkingssamenstelling. Dit geldt ook

voor Surinaamse studenten. De aanmeldingen van 2009, 2010 en 2011

geven aan dat 0,6% van het totaal aantal studenten van Surinaamse

afkomst is, wat alleen „laag‟ is omdat de Surinamers als bevolkingsgroep (of

in de leeftijd van 18-25 jaar) meer dan 1% van de bevolking uitmaken.

In onderstaand tabellen wordt duidelijk hoe de samenstelling van de

studenten op dit moment is. Het toont het landelijk gemiddelde van de

ingeschreven studenten tussen de 18 en 25 jaar, zowel man en vrouw aan

de Kunstacademie onderzocht door het Centraal Bureau van de Statistiek,

van de autochtone studenten ten opzichte van de Surinaamse Studenten

2010/2011 en 2009/2010.16 Dit blijkt uit de cijfers van het Centraal Bureau

voor de Statistiek dat de instroom van S studenten naar Kunstopleidingen

de afgelopen jaren op 0,6% is blijven steken. De totale Surinaamse

populatie bedraagt 2% in Nederland.

Studie-

Richting

Vrije

Kunsten

Herkomst

Groepen

Totaal

Autoch

Tonen

Westerse

Alloch-

Tonen

Niet

Westerse

Alloch-

Tonen

Surinaam

se tuden-

ten 2e

generatie

Rest

Beeld.

Kunst

11.210 73% 7% 18% 0,6% 1,5%

Uitvoeren

de Kunst

7.140 56% 28% 10% 0,5% 5,5%

*Inschrijvingen Dans, Drama, Muziek en Docentenopleiding 2010/2011

15

Van Stipriaan, 2001 p282 16

Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2011

24

Studie-

Richting

Vrije

Kunsten

Herkomst

Groepen

Totaal

Autoch

Tonen

Westerse

Alloch-

Tonen

Niet

Westerse

Alloch-

Tonen

Surinaam

se tuden-

ten 2e

generatie

Rest

Beeld.

Kunst

11.371 72% 18% 8% 0,6% 1,4%

Uitvoeren

de Kunst

7.057 65% 30% 11% 0,6% 2,4%

*Inschrijvingen Dans, Drama, Muziek en Docentenopleiding 2009/2010

Reflectie

De cijfers geven een heel duidelijk beeld dat er in 2010/2011 dat ongeveer

65% autochtonen een Kunstacademie volgden, tegenover 0,6%

Surinaamse studenten. In 2009/2010 gaven de cijfers voor de Autochtonen

ongeveer een percentage van ongeveer 70%. Dit is van belang voor mijn

onderzoek omdat er 0,4% Surinaamse studenten geen Kunstacademie

volgt. Waar ligt het aan? ligt het aan het geringe aantal Surinamers in

Nederland of zijn er andere factoren die dit lage aantal veroorzaken?

2.6 Methode en resultaten van samenvatting interviews

City College en Zuiderpark College

2.6.1 Inleiding

De interviews zijn afgenomen als gewone gesprekken met de

respondenten. Er zijn open vragen gesteld om te ontdekken of het City

College en Zuiderpark College S leerlingen op de Havo hebben met het

profiel Cultuur en Maatschappij (kunst algemeen). De interviews beslaan

tien hoofdvragen.

25

Elk interview heeft ongeveer een half uur geduurd. Het eerste gedeelte van

het interview gaat over het referentiekader van de S leerlingen binnen de

kunstvakken en/of er belangstelling is voor het volgen van een opleiding

aan de Kunstacademie en op welke wijze de SES van invloed is op het

maken van die keuze.

In het tweede gedeelte wordt getracht te achterhalen hoeveel leerlingen

kunst algemeen als eindexamen doen. Tot slot of er binnen de CKV lessen

aandacht wordt besteed aan diversiteit en of er Surinaamse

kunstvakdocenten werkzaam zijn binnen de scholen. Verder of er

voorlichting wordt gegeven over de Kunstacademies.

Dhr Vonk van City College zegt:

“Van de S leerlingen stromen er relatief weinig uit naar een

Kunstacademie”

Het City College is een scholengemeenschap voor Havo, Atheneum

Gymnasium. Het is een zwarte school. Op het City College was het niet

mogelijk om de leerlingen te interviewen omdat zij in het examenjaar van

de HAVO zitten en de directeur antwoord op mijn vraag kon geven.‟

Hoe het komt dat Surinaamse leerlingen niet doorstromen naar een van de

opleidingen aan de Kunstacademie. Dhr. Vonk gaf aan dat er weinig S

leerlingen in het eindexamen jaar Havo zitten en dat zij niet kiezen voor een

vervolgopleiding aan de Kunstacademie.

De interesse is er gewoonweg niet voor. Zij hebben ook geen Surinaamse

kunstvakdocenten in dienst en zij besteden niet expliciet aandacht aan

diversiteit. Surinaamse leerlingen kiezen veelal economische opleidingen.

Dhr. Vonk geeft verder aan dat het er waarschijnlijk er mee te maken heeft

dat zij in een economische opleiding veel meer brood zien.

26

Vanuit de beroepspraktijk trekken zij niet expliciet S kunstvakdocenten aan.

Als het toevallig zo uitpakt is het meegenomen. Als de leerlingen van huis

uit niet met de paplepel ingegoten hebben gekregen is het ook onbekend

terrein voor hen. De kunstwereld blijft een abstract begrip voor ze omdat zij

er nooit kennis mee hebben gemaakt vanuit hun opvoeding.

Dhr. Clancy van Zuiderpark College zegt:

“S leerlingen kiezen voor economie”

Het Zuiderpark College is een scholengemeenschap voor Vmbo en Havo in

Rotterdam Zuid. Het zuiderpark College is een zwarte school. Op het

Zuiderpark College gaf dhr.Clancy, locatiedirecteur aan dat er slechts vier S

leerlingen zich op de school bevinden. Zij hebben geen S

kunstvakdocenten in dienst en zij worden ook niet vanuit de beroepspraktijk

er bij betrokken. Verder besteden zij in de lessen CKV geen tijd aan het

onderwerp diversiteit in de kunsten. Dhr. Clancy geeft aan dat de voorkeur

van de 4 Havo S leerlingen uit gaat naar een economische opleiding in

plaats van een Kunstacademie.

Reflectie

De populaire vakken zijn altijd nog economie zoals Dhr. Vonk van het City

college en dhr. Clancy van het Zuiderpark College aangeven. Economie

blijft populair omdat je daar veel geld mee kunt verdienen zoals er

geredeneerd wordt binnen de S kringen. Dit is belangrijk voor mijn

onderzoek want het onderschrijft het belang voor scholen om met de

kunstvakken aan te sluiten bij de leefwereld van de S leerlingen en de S

leerlingen gebruik te laten maken van elkaars talenten en creativiteit.

27

Ik denk dat in het kader van mijn onderzoek de interesse gewekt kan

worden als zij succesverhalen horen en zien. Verder als de financiële kant

benaderd wordt en zij een duidelijk beeld krijgen dat het kunstenaarschap

een beroep is, zal dat ook een ander licht werpen op het vak.

Culturele opvoeding door de familie , school en vrienden is cruciaal. De

opvoeding blijft wel een essentieel punt als het gaat om culturele opvoeding

en bagage.

Vanuit mijn onderzoeksvraag is dit wel een brug die de onderwijsgevenden

kunnen inslaan richting potentiële Surinaamse leerlingen om ze kennis te

laten maken met kunst door in bijvoorbeeld de CKV lessen voorbeelden aan

te halen van hun eigen cultuur . Zij zien het kunstenaarschap als een hobby

en het beeld moet veranderen naar dat het ook een beroep is waar je je

geld mee kunt verdienen.

2.7 Samenvatting interviews Havo leerlingen

2.7.1 Inleiding

De interviews zijn afgenomen als gewone gesprekken in de vorm van een

focusinterview met de respondenten. De vragen die ik heb gesteld waren

semi-gestructureerd. Er zijn open vragen gesteld om te ontdekken hoe zij

denken over het volgen van een opleiding aan een Kunstacademie. De

interviews beslaan tien hoofdvragen. Het interview heeft ongeveer een uur

geduurd. Het interview bestond uit drie delen. Het eerste gedeelte van het

interview gaat over het referentiekader van de S leerlingen binnen de

kunstvakken.

Het tweede gedeelte ging over kunst algemeen als examenvak. Tot slot

hoe zij denken over zwarte rolemodels in de kunsten. De geïnterviewden

voelden zich een beetje ongemakkelijk. Zij gaven aan dat zij anoniem wilde

blijven.

28

Serghino (16) HAVO, Cherry An (15) HAVO (Surinaamse afkomst). Tijdens

het groepsgesprek in het Hip Hop Huis bleek dat de leerlingen moeite

hadden het kunstvak in een voor zichzelf herkenbare referentiekade rte

plaatsen. Serghino gaf aan later absoluut iets met dans te willen gaan

doen. In zijn omgeving; daarmee wordt bedoeld familie en vrienden wordt er

hierop niet positief gereageerd omdat zijn omgeving het meer ziet als een

hobby dan een echt beroep.

Cherry Ann moet er nog over nadenken wat ze later wil gaan doen. Cherry

Ann heeft geen kunstvakken in haar pakket. Verder gaven de leerlingen aan

weinig kennis te hebben van de Kunstacademie en wat je er precies mee

kan worden. De naam Codarts of de WDKA werpt voor hen meteen een

hoge drempel op.

Zij denken er niet over na omdat de drempels te hoog zijn en zij eerder

zouden kiezen voor een MBO dans of theateropleiding als ze voor een

kunstopleiding zouden kiezen. De populaire kunst herkennen zij wel omdat

het laagdrempeliger is en het aansluit op hun eigen cultuur en identiteit

Tijdens het gesprek kwamen de volgende punten naar voren ;

1. De S leerlingen hebben duidelijke vooroordelen over de

Kunstacademie, dat het voornamelijk klassiek geschoold is, dat het

iets is voor blanke leerlingen, en dat het geen inkomsten oplevert,

dat het niet serieus wordt genomen door je omgeving, familie en

vrienden.

2. Dat de leerlingen geen voorbeelden kennen, nieuwsgierig zijn naar

de succesverhalen en vooral hoe kunstenaars en kunstvakdocenten

.er hun bestaan van kunnen opbouwen

3. De toelating streng is en dat er hoge eisen gesteld worden aan de

studenten. Zij denken dat zij daar niet aan kunnen voldoen.

29

De leerlingen gaven aan dat er in de lessen op school weinig aandacht aan

de zwarte cultuur wordt besteed waardoor de Kunstacademie iets is voor de

westerlingen maar niet voor henzelf. Door het gesprek kwamen de

leerlingen erachter dat zij veel vooroordelen hebben over de

Kunstacademie, maar geen duidelijk beeld hebben wat het behelst. De

twee interviews gaven verdieping in de beweegredenen van Surinaamse

studenten. Ze zijn natuurlijk niet bij voorbaat representatief voor de

populatie. Maar omdat de cijfers van het CBS de staat van de toetreding

van Surinaamse studenten tot kunstacademisch onderzoek al hebben laten

zien, bevestigen het beeld dat uit de cijfers van het CBS naar voren komt.

Reflectie

Ik heb twee leerlingen geïnterviewd. Na deze interviews werd het voor mij

duidelijk dat zij er niet over nadenken om überhaupt een Kunstacademie te

volgen, omdat het in hun optiek te hoog gegrepen is en dat je er niet echt je

boterham mee kunt verdienen.

Zij houden allebei van dansen maar zien dit vooralsnog als een hobby. De

Kunstacademie is veel meer voor klassieke danser dan voor Urban. Dit

onduidelijke beeld geeft aan dat de educatie van kunst binnen het onderwijs

van groot belang is en ook de voorbeeldfuncties van Surinaamse

kunstvakdocenten, theatermaker, dansers, musici en beeldend

kunstenaars. De vakdocenten zijn van belang omdat zij meteen als

voorbeeld kunnen dienen.

De Kunstacademie is geen opleiding die zij zouden volgen omdat zij er niet

bekend mee zijn en geen duidelijke voorbeelden zien in de maatschappij en

in hun directe omgeving, familieleden en op school.

30

De feedback van de respondenten is van belang voor mijn onderzoek

omdat hierin wordt aangetoond dat zoals in paragraaf 2.5 beschreven staat

dat Surinaamse leerlingen wel degelijk zijn gemotiveerd maar weinig kennis

en inzicht hebben van wat er mogelijk is op een Kunstacademie.

2.8 Onderzoek motivatie Surinaamse leerlingen

Peter Renshaw is een consultant op het gebied van kunst en onderwijs.

Voorheen was hij werkzaam als Professor Muziek en Drama. Renshaw

onderscheidt de verticale en horizontale.17 cultuurontwikkeling. Verticaal is

de richting omhoog; individuele excellentie bereiken. De horizontale cultuur

is gericht op zoveel mogelijk bereik, zoals de kunst workshops. Renshaw

geeft aan dat niet elk optreden zal plaatsvinden op een concertpodium,

waarom dan uitsluitend streven naar dat (technische) kwaliteitsniveau? En hoe

vaak word je nou echt overdonderd door die optredens? Op onverwachte

plekken, op straat, in de tram, waar gespeeld wordt met de ruimte, daar word

je geraakt. Die verticale lijn is eigenlijk een afvalrace, met veel verliezers en

een enkele winnaar.

Diegene die doorstroomt naar een Kunstacademie wint de prijs en bestijgt

het podium. Zijn theorie is belangrijk voor mijn onderzoek omdat Renshaw

niet streeft naar een massacultuur maar oog heeft voor het individu dat

getalenteerd is.

Om antwoord te geven op de deelvragen 3 en 4 authenticiteit en identiteit

zijn belangrijke waarden in de kunst, volgens Renshaw en moeten die

waarde de ruimte krijgen op kunsteducatieve instellingen. Veel S jongeren

beoefenen de populaire kunst. Populaire kunst is een cultuur met eigen

symbolen, muziek, dans, autonome kunst en leefstijlen. Een voorbeeld

hiervan is graffitikunst.

17

Verslag Conferentie kunsteducatie, paragraaf: De Brit en de olifant Verslag ledencongres De

Kunstconnectie/VKV 10-11 mei 2006, Den Haag

31

De Surinaamse jongeren verliezen hun interesse doordat de

Kunstacademies veelal de verticale cultuur hanteren.

Volgens Renshaw moet die horizontale ontwikkeling, ook op

Kunstinstellingen en Kunstacademies de ruimte krijgen.

Claudia Ruitenberg is beleidsmedewerker bij de Rotterdamse

Kunststichting. Zij heeft kwalitatief onderzoek gedaan in opdracht van het

SKVR naar de deelname en motivatie van het vrijetijdsaanbod van

kunsteducatie-instellingen met het oog op deelname van allochtonen

Daaruit bleek dat de Surinaamse jongeren die al cursussen volgen, zo‟n

tweederde wel degelijk het huis uitkomt voor het algemene westerse

aanbod. Er is een grote groep die naast school een cursus theater, dans, of

muziek volgt. De motivatie en deelname is er. Het is niet automatisch zo:

allochtoon, dan ook een allochtoon aanbod.

Reflectie

Dit stuk toont aan dat de Surinaamse jongeren wel kunsteducatieve

projecten bezoeken. Het aanbod is Westers maar zij vinden toch

aansluitingbij de projecten. Dit stuk is belangrijk voor mijn onderzoeksvraag

omdat hieruit blijkt dat Surinaamse leerlingen wel degelijk buiten school

gemotiveerd zijn om kunstvakken te volgen. De horizontale cultuur sluit hier

op aan omdat de potentiële Surinaamse studenten meer ruimte krijgen om

hun talenten te ontwikkelen en meer kansen krijgen om toegelaten te

worden zoals Renshaw aangeeft.

32

2.9 Samenvatting en conclusie

In hoofdstuk 2 heb ik eerst de Surinaamse gemeenschap beschreven hoe

zij in Nederland terecht zijn gekomen en wat hun SES is. In de overige

paragrafen heb ik Surinaamse Havo leerlingen geïnterviewd en twee HAVO

scholen geïnterviewd. Tot slot heb ik aan de hand van literatuur de

motivatie omtrent het volgen van kunst buiten school uiteengezet

Om de deelvragen te beantwoorden heb ik de theorie van Renshaw

geanalyseerd en het onderzoek van Claudia Ruitenberg en Jeroen Slot

ernaast gehouden.

Om antwoord te geven op deelvraag 1 en 2: de groep Surinaamse

studenten die zich heeft ingeschreven heeft op een Kunstacademie,

bedraagt ongeveer 0,6% van het totale aantal inschrijvingen. De totale

Surinaamse populatie bedraagt 2% in Nederland waarvan 0,6% een

opleiding aan de Kunstacademie volgt. Dit aantal is laag in verhouding met

de autochtonen. Dit sluit aan op het interview dat ik heb afgenomen met de

Surinaamse Havo leerlingen. Zij geven expliciet aan dat het beoefenen van

kunst niet als beroep erkend wordt in hun omgeving en zij weinig kennis en

inzicht hebben op wat een Kunstacademie hun te bieden heeft. Verder

geven zij aan dat zij geloven in de vooroordelen dat; de kunstacademie

vooral voor de klassiek geschoolde is en dat er sprake is van een strenge

toelating.

Voor dit onderzoek is het belangrijk een breder perspectief aandacht te

geven: actief, receptief en reflectief in verschillende lagen van de

samenleving. Renshaw pleit voor de opwaardering van de straatcultuur: de

beleving. Met het doel meer aandacht te geven aan de horizontale cultuur.

Om antwoord te geven op deelvragen 3 en 4: we zien dat de Surinaamse

aankomende studenten relatief zelden een Havo opleiding volgen.

De grootste groep van Surinaamse leerlingen bevind zich op het speciaal

onderwijs en het Vmbo. Zij willen wel een Kunstacademie volgen maar de

drempel is te hoog. Wel geven zij aan populaire kunst te beoefenen. De

33

Kunstacademie zouden zij wel willen volgen, alleen hebben zij deze

mogelijkheid nooit overwogen. Dat komt omdat zij het niet zien als een

opleiding die geschikt zou kunnen zijn voor hen, omdat volgens de

leerlingen de inhoud van de opleiding niet voldoende zou aansluiten op hun

identiteit.

De meerwaarde van kunst en cultuur zit ook in de breedte. Alleen al

geconfronteerd worden met je eigen voorstellingsvermogen is een grote

waarde van kunst. Het opsporen van fascinaties en passie naast het

opsporen van „talent‟ is een van de belangrijke functies van kunsteducatie.

Ik vind dat een mooi voorbeeld van Renshaw om niet alleen

talentontwikkeling de kans te geven, maar ook de populaire kunst op straat

te zien als een waardevolle ontwikkeling die aandacht verdient en een

waardevolle brug richting de Kunstacademies.

34

3. Codarts en Willem de Kooning

3.1 Inleiding

Doelstelling van dit hoofdstuk is om een duidelijk beeld te krijgen van de

casestudies C en WDKA en het actuele cultuurbeleid binnen de

Hogescholen voor de Kunsten. De theorie van Jenkins, Renshaw en het

rapport Onderscheiden –verbinden en vernieuwen van de commissie

Dijkgraaf worden hierin verwerkt. Verder is het doel om de actuele

ontwikkeling binnen de Hogescholen voor de kunsten in kaart te brengen.

De volgende onderwerpen worden besproken in de volgende paragrafen: In

paragraaf 3.2 beschrijf ik de achtergrond Codarts In paragraaf 3.3 beschrijf

ik de achtergrond van WDKA. In paragraaf 3.4 beschrijf ik wat het huidige

strategie van C en WDKA is. Tevens beantwoord ik deelvraag 4 In

paragraaf 3.5 beschrijf ik hoe het huidige aannamebeleid van C en WDKA

is. In paragraaf 3.6 geef ik de huidige cijfers weer van de Surinaamse

studenten die een opleiding volgen aan C en WDKA. Tevens beantwoord ik

deelvraag 5..

In paragraaf 3.7 geef ik een samenvatting van de sleutelfiguren van C en

WDKA. In paragraaf 3.8 beschrijf ik of er Surinaamse docenten werkzaam

zijn in het Hoger Kunstonderwijs. In paragraaf 3.9 ga ik verder in of er

vanuit de beroepspraktijk Surinaamse kunstenaars betrokken worden bij de

Kunstacademies. Hierin beantwoord ik deelvraag 6. Dit hoofdstuk zal

afgesloten worden met een samenvatting.

35

3.2 Actuele ontwikkelingen binnen de Hogescholen voor de Kunsten

In het rapport Onderscheiden-verbinden-vernieuwen heeft de minister van

OCW de HBO-raad gevraagd om een sectorplan op te stellen voor de

toekomst van het kunstonderwijs. Het sectorplan is tot stand gekomen op

basis van een advies dat de toekomst analyseert18. Het kunstonderwijs

geeft aan welke onderdelen en actiepunten het sectorplan moet bevatten

alsook de verantwoordelijkheden en rollen van de betrokken actoren.

De HBO-raad 19heeft een externe commissie ingesteld die de hogescholen

adviseert over de inhoud en aard van dat plan. De commissie is gevraagd

om aanbevelingen te doen over onder meer de positionering van het

kunstonderwijs, zowel in de nationale als internationale context,

de verbindingen tussen de opleidingen en de kunstpraktijk, de toewijding

naar het kunstonderwijs en de versterking van de kwaliteit van de docenten,

vanuit een analyse van de ontwikkelingen in kunst, cultuur en creatieve

industrie en hun betekenis voor het kunstonderwijs.

Voor het sectorplan is daarom een aantal duidelijke criteria gesteld voor de

profilering van de Hogescholen. De profilering van de hogescholen moet

een verbinding met de kunstpraktijk zijn.

Het sectorplan bestaat uit verschillende thema‟s. Enkele thema‟s van de

hogescholen die passen binnen het kader van mijn onderzoek zijn;

1. Uit het thema profilering: De profilering van het KUO samen zal

moeten hangen met de kwaliteiten en de competenties waarop men

de talenten selecteert en met de ambities die de Hogescholen voor

de aankomende studenten heeft.

18

Rapport adviescommissie Dijkgraaf (2010) Onderscheiden-verbinden-vernieuwen, p 11 19

Rapport adviescommissie Dijkgraaf (2010) Onderscheiden-verbinden-vernieuwen

36

2. De wijze waarop hogescholen met KUO hun internationalisering

vormgeven, samen de partijen buiten het HBO en buiten Nederland.

3. De wijze waarop hogescholen hun taak als opleiders van docenten in

kunst en cultuur nieuw leven inblazen in het brede zin van het woord.

4. Uit het thema ambitie: De realisatie van nieuwe vormen van KUO-

aanbod in samenwerking met relevante opleidingen elders in het

HBO, WO en MBO, technologisch, educatief, multidisciplinair, liberal

arts en dergelijke.

5. De ontwikkeling van het docentencorps, de veranderende

samenleving, vergrijzing, multiculturele samenleving en de snelle

veranderingen in de beroepspraktijk.

Het KUO leidt getalenteerde jonge mensen op voor een sector en beroepen

die wereldwijd aan het veranderen zijn. De kunsten zijn aan het veranderen

op elk vlak zowel op het gebied van demografie, technologie en identiteit.

De kunstacademies kunnen met het Kunstbeleid van Commissie Dijkgraaf

kansen creëren om verschillende doelgroepen aan te trekken voor de

Kunstacademie.20

Het KUO moet mensen selecteren en vormen die op een uitzonderlijke

manier aan het werk gaan in de kunstpraktijk. Deze uitdagingen en de

kansen die Hogescholen bieden, herkennen en oppakken is voor het

sectorplan KUO essentieel.

20

Rapport Onderscheiden-verbinden en vernieuwen p39

37

De commissie ziet drie partijen die onderling en met elkaar tot initiatieven

en afspraken dienen te komen om hun rol concreet in te vullen:

1. De hogescholen, zowel zij die KUO-opleidingen aanbieden als de

overige;

2. De kunst- en cultuursector en hun vertegenwoordigers, waaronder

ook nieuwe partners.

3. KUO in de beroepspraktijk van deze tijd; het beroep „kunstenaar‟ als

professie, inclusief het leraarschap en educatieve beroepen

Reflectie

In dit stukje tekst uit het rapport Onderscheiden-verbinden-vernieuwen van

de Commissie Dijkgraaf hebben de thema‟s een, drie, vijf en zes betrekking

op mijn onderzoeksvraag, hoe hogescholen voor de kunsten talenten gaan

binnen halen. Er moeten kansen gecreëerd worden om nieuwe doelgroepen

te bereiken binnen het kunstonderwijs omdat de samenleving aan het

veranderen is. De vraag wat de veranderingen binnen het

kunstvakonderwijs betekenen voor de aankomende allochtone student komt

naar voren.

De hogescholen voor de kunsten zullen met de tijd mee moeten gaan en

zichzelf inzicht moeten verschaffen in de snelveranderende leefwereld van

de allochtone aankomende studenten. De sociaal economische status

speelt een belangrijke rol bij de motivatie om zich aan te melden bij de

Kunstacademies voor de S potentiële studenten.

38

3.3 Codarts

Codarts is een kleinschalige internationale school die hoogwaardig

kunstvakonderwijs aanbiedt op het gebied van muziek, dans en circus

Het onderwijs bij Codarts wordt verzorgd door het Rotterdams

Conservatorium (muziek), de Rotterdamse Dansacademie (dans) en

Rotterdam Circus Arts (circus).

Codarts telt ongeveer 1.100 studenten, met 60 nationaliteiten, en circa 340

medewerkers. Het Rotterdams Conservatorium (RC) staat hoog

aangeschreven in binnen- en buitenland. Die goede naam dankt het aan de

topkwaliteit die het biedt in een breed aanbod van studierichtingen.

Het RC bestaat uit vijf academies; de Rotterdam Classical Music Academy,

de Rotterdam Jazz Academy, de Rotterdam Pop Academy, de Rotterdam

World Music Academy en De Rotterdamse Dansacademie (RDA).

Laatstgenoemde is één van de meest toonaangevende vakopleidingen voor

eigentijdse dans in Europa.

Studenten komen uit de hele wereld om aan de RDA te studeren. Hier kun

je rekenen op een actuele en individueel gerichte voorbereiding op een

professionele carrière als danser, choreograaf of docent dans. Door de

nadruk te leggen op excellentie streeft de RDA naar het afleveren van

hooggekwalificeerde danskunstenaars die aan de slag kunnen op de

internationale arbeidsmarkt

Codarts beschikt ook over een vooropleiding die een tot twee jaar duurt om

het vergelijkbare niveau van de HAVO te halen. Deze opleiding is bedoeld

om je voor te bereiden voor de opleiding. Verder werkt Codarts ook nauw

samen met de SKVR, Music Matters en de Brassbandschool om talenten te

werven voor de Codarts.

De talenten doen een voortraject bij SKVR in de vorm van het MBO of het

behalen van het muziekdiploma HaFa (Harmonie/Fanfare)-opleiding. De

HaFa is landelijk gecertificeerd.

39

Het diploma bestaat uit vier onderdelen Muziekdiploma A tot en D. Muziek

diploma D is het hoogst haalbare en geef direct toegang tot Codarts. Het

diploma is vergelijkbaar met een middelbaar beroepsonderwijs.

Verder besteedt Codarts veel aandacht aan onderzoek om talenten te

werven en om zich nog beter te positioneren. Een voorbeeld hiervan is

onderzoek is een onderzoek van student Jeanneke de Boer21 over de

studie Noord Indiaanse klassieke dans/muziek in opdracht van De Codarts.

De afgelopen jaren heeft deze studie minder studenten aangetrokken.

Deze informatie is belangrijk voor mijn onderzoeksvraag omdat hier en brug

wordt geslagen tussen een kunst educatieve instelling SKVR en de

Hogeschool voor de Kunsten.

3.4 Willem de Kooning Academie

Het „Instituut Willem de Kooning Academie Hogeschool Rotterdam‟ biedt

bachelor- en masteropleidingen op het gebied van de

visuele cultuur – kunst, vormgeving en vakdocentschap – plus

een bacheloropleiding in vrijetijdsmanagement.

Het Instituut Willem de Kooning Academie kent vier 'Schools'. Drie daarvan

bieden bachelor- en masteropleidingen. De gebieden zijn: beeldende kunst

en vormgeving, en educatie daarin: de School of Fine Art; de School of

Media & Design en de School of Education in Art & Design. Daarnaast is er

de School of Leisure met een bacheloropleiding Vrijetijdsmanagement.

De WDKA leidt op tot een carrière als kunstenaar, ontwerper, maker en

uitvoerder, docent, organisator of als onderzoeker. Tijdens de opleiding

biedt de WDKA ruimschoots gelegenheid om ervaring op te doen in de

beroepspraktijk doordat je deelneemt aan praktijk-opdrachten, projecten en

stages - een werkwijze die binnen de Hogeschool bekend staat als 'Outside

In-Inside Out' (OI-IO).

21

Boer, J, inventory of RWMA policies and education, specially focused on how to connect with Surinam-

Hindustani Codarts, 2009.

40

Dit is bedoeld om de praktijk binnen de Hogeschool te halen zodat

studenten nog meer uit hun opleiding kunnen halen en studenten hun

ambities kunnen waarmaken.

3.5 De huidige strategie en het aannamebeleid van

aankomende studenten op C en de WDKA

Een analyse van het sectorplan van de Commissie Dijkgraaf levert de

volgende randvoorwaarden die van belang voor de Hogescholen. De

profilering van de hogescholen moet een verbinding met de kunstpraktijk

vormen. Het sectorplan moet heldere afspraken bevatten over wie wat gaat

doen om dit samen waar te maken. Verscheidenheid biedt nieuwe kansen

voor Hogescholen en zij zullen daarop in moeten zetten om te kunnen

acteren in de globalisering.

Het aanname beleid van zowel C als de WDKA stemt overeen. De

aanmeldingsprocedure voor het kunstvakonderwijs wijkt echter af van de

gebruikelijke procedure in het hoger onderwijs. Voordat je toegelaten wordt

moet je eerst auditie doen. Dan wordt onderzocht of je voldoet aan de

toelatingseisen zoals die op de academiepagina's beschreven staan. Iedere

studierichting kent een eigen toelatingsprocedure met bijbehorende

selectiecriteria en aanvullende eisen.

De inhoud van de audities is afgestemd op de eisen die de opleidingen en

de latere beroepsuitoefening aan de student stellen. De Rotterdamse Pop

Academy hanteert bijvoorbeeld een voorselectie op basis van digitaal

audiomateriaal. Naar aanleiding hiervan wordt de aankomende student

uitgenodigd om auditie te komen doen. De inhoud van de audities is

afgestemd op de eisen die de opleiding en het werkveld aan de student

stellen. De audities worden afgenomen door een commissie die is

samengesteld uit docenten van Codarts.

41

De toelating van de Codarts geschiedt per richting. De aankomende

studenten dienen mimimaal in het bezit te zijn van een HAVO of MBO

diploma. De aankomende studenten dienen vooraf testen en audities te

doen afhankelijk van de richting die ze hebben gekozen.

De toelating van de WDKA geschiedt op basis van minimaal een Havo of

Mbo niveau 4 met het juiste vakkenpakket. Verder moet de aankomende

student een toelatingsgesprek voeren van ongeveer 20 minuten. Aan de

hand van minimaal 20 meegebrachte werkstukken, plus twee thuis

uitgewerkte opdrachten.

De werkstukken moeten door de aankomende student gemotiveerd en

onderbouwd worden en dienen naast eigen werk, foto‟s, dia‟s en

eventuele 3D werkstukken te bevatten. Tijdens het gesprek zijn ook de

houding, opstelling en de mate waarin de aankomende student zich actief

en overtuigend mondeling presenteert zeer belangrijk. De aankomende

student wordt na een aantal weken bericht of hij/zij is toegelaten tot C of

de WDKA.

De Codarts biedt de potentiële S studenten meerdere wegen om toegang

te verkrijgen op een van de opleidingen binnen de Kunstacademie. De

wegen zijn ondermeer via de SKVR, Music Matters en de Vooropleiding van

de Codarts. Dit is van belang voor mijn onderzoek omdat Codarts een brug

probeert te slaan tussen de Codarts en de Surinaamse leefwereld. Dit doen

zij door zich zichtbaar te profileren op de kunsteducatieve instellingen zoals

de SKVR die nauw samenwerkt met de Codarts.

Codarts geeft zelf aan dat zij een begin te hebben gemaakt met het slaan

van een brug richting de potentiele S studenten. Dit hebben zij gedaan door

onder andere S studenten te werven via SKVR waar zij nauw mee

samenwerkt.

42

Codarts geeft aan dat zij er nog lang niet zijn, omdat zij niet dezelfde

cultuurtaal spreken als de S leerlingen om de S leerlingen, en zodoende het

belang van het volgen van een opleiding te laten inzien. De Surinaamse

groep die niet de juiste vooropleiding heeft leert het beste door informeel te

leren.22 Interculturaliteit op een positieve manier invullen. Zo wordt er

gezegd dat leraren die informeel, alledaags leren kunnen integreren met

formeel leren er beter in slagen om de kennis over te brengen aan

leerlingen uit diverse sociale groepen. Die groepen zijn op die manier beter

te bereiken.

Reflectie

Renshaw geeft aan dat authenticiteit en identiteit wat hem betreft op de

eerste plaats komen als het gaat om het kunstonderwijs. Techniek komt

daarna. En hij legt uit dat om contact te leggen tussen de horizontale en

verticale cultuurrichting, de organisatie moet verplatten. Dat vraagt ook om

nieuwe vormen van leiderschap.23 De horizontale cultuur is gericht op

zoveel mogelijk bereik zoals bijvoorbeeld Coca Cola en de verticale cultuur

is omhoog, hier gaat het erom om individuele excellentie te bereiken. Voor

mijn onderzoek is het belangrijk omdat er niet alleen ingezet wordt op het

talent, maar ook aan alle drie de componenten van kunsteducatie in een

breder perspectief aandacht wordt besteed. De drie componenten zijn:

actief, receptief en reflectief in verschillende lagen van de samenleving.

Renshaw pleit voor de opwaardering van de straatcultuur: de beleving. Met

het doel meer aandacht te geven aan de horizontale cultuur. Dit is ook

belangrijk voor mijn onderzoek omdat S leerlingen vaak niet de juiste

vooropleiding hebben. De theorie van Renshaw zou een doorbraak zijn in

mijn onderzoek dat Kunstacademies in de horizontale cultuur werven zoals

Codarts dat doet zodat je meer S studenten kunt interesseren voor een van

de opleidingen.

22

SDL p23 23

, Verslag Conferentie kunsteducatie, paragraaf: De Brit en de olifant Verslag ledencongres De

Kunstconnectie/VKV 10-11 mei 2006, Den Haag

43

3.6 De huidige cijfers van Surinaamse studenten die een

opleiding volgen aan C en de WDKA

De exacte gegevens zijn niet bekend bij zowel C als de WDKA, omdat alle

studenten op basis van nationaliteit worden ingeschreven. Zowel C als de

WDKA registeren de aankomende studenten op basis van nationaliteit en

niet op basis van de culturele achtergrond.

Op de WDKA zijn op dit moment vier Surinaamse studenten ingeschreven

die de richtingen vormgeven en de docentenopleiding volgen. Bij C is zijn

dat ongeveer vijf studenten op de 1100 studenten. Het is moeilijk om de S

studenten in kaart te brengen omdat zij op nationaliteit worden

ingeschreven. Als we het aantal landelijke inschrijvingen van de

Kunstacademies bekijken van 0,6% wordt het duidelijk dat het percentage

op C en WDKA onder de 0,6% moet liggen.

3.7 Samenvatting interviews C en WDKA

3.7.1 Inleiding

De interviews zijn als gewone gesprekken met de respondenten gevoerd.

Er zijn open vragen gesteld om te ontdekken of C en WDKA beleid voeren

om Surinaamse studenten te werven. Het interview beslaat tien

hoofdvragen en een subvraag. Elk interview heeft ongeveer een uur

geduurd. Het eerste gedeelte van het interview gaat over het beleid en

strategie van C en WDKA en wat zij vinden van het huidige cultuurbeleid.

44

In het tweede gedeelte wordt getracht te achterhalen of er S studenten

ingeschreven staan en hoe groot die groep is en hoe de toelating verloopt.

Het laatste gedeelte van het interview heeft betrekking of de inhoud en

aansluiting van de opleiding past bij de Surinaamse studenten en welk

beleid er ingezet zou kunnen worden om Surinaamse studenten te werven.

Dhr. Cramer zegt:

“Talent is de belangrijkste drijfveer om studenten aan te nemen”

Codarts werkt samen met Stichting SKVR. SKVR slaat een brug tussen

Rotterdamse jongeren en kunst en cultuur. Dhr. Cramer is secretaris bij

Codarts. De samenwerking bestaat uit het aanbieden van docenten voor

diverse projecten binnen de SKVR. Verder uit het werven van talenten bij

de mbo opleiding van de SKVR en de workshops beeldende kunst, dans,

theater, en muziek. Codarts heeft geen specifiek beleid om S potentiële

studenten te werven.

Zij streven er wel naar om onder andere S aankomende studenten te

betrekken bij het kunstonderwijs en dat het mogelijk moet zijn gezien het

huidige cultuurbeleid. Codarts heeft een directe lijn met SKVR als daar

leerlingen zijn die uitblinken is het mogelijk om een overstap te maken naar

Codarts om daar een van de opleidingen te volgen met speciale

begeleiding. SKVR werkt met kunstamateurs die op basis van talent

toegelaten kunnen worden bij Codarts. SKVR is gevestigd onder het

centrale bureau van Codarts.

45

SKVR verbindt zoveel mogelijk (jonge) Rotterdammers met kunst en

cultuur. Je kunt bij SKVR lessen en cursussen volgen in onder andere

beeldende kunst, dans, fotografie, theater, muziek. Een voorbeeld daarvan

is de student Chico. Chico heeft meegewerkt aan de documentaire Rauw

en Puur van Mildred Roethof. In die documentaire heeft hij zijn danstalenten

laten zien en is na het programma van Roethof toegelaten tot de

dansacademie bij Codarts en danst op dit moment zelf in het Scapino

Ballet.

Chico had een Vmbo achtergrond. Chico is in staat om de opleiding te

volgen omdat Codarts Chico extra ondersteuning en begeleiding geeft

vanuit de opleiding. Dhr. Cramers geeft aan dat het wel pittig is voor hem,

maar het gaat goed. Codarts hanteert de benadering om kunst te beleven

vanuit je eigen identiteit. S en A kunstenaars worden bij Codarts betrokken

middels projecten zoals Brass. Hip Hop. Concluderend kan gesteld worden

dat Codarts al vooruitstrevend bezig is omdat zij samenwerken met het

SKVR.

Op dit moment zijn de cijfers niet inzichtelijk van het aantal Surinaamse

studenten binnen C. De aantallen zijn gering- en de opleiding waar zij zich

vaker inschrijven is de dansopleiding. De inschrijvingen geschieden op

basis van nationaliteit. Codarts geeft een antwoord op deelvraag 5 hoe zij

onder andere Surinaamse aankomende studenten ontmoeten en eventueel

motiveren om een opleiding te volgen.

46

Reflectie

Codarts is heel innovatief bezig om talenten zoals Chico te laten

doorstromen naar de dansopleiding binnen Codarts. Codarts is een

voorbeeld omdat zij werken met kunsteducatieve instellingen en de S

leerlingen een kans willen geven om via een andere route toch op de

kunstacademie een van de opleidingen te volgen. Dit is relevant voor mijn

onderzoek omdat Codarts gebruik maakt van de theorie van Renshaw, de

horizontale cultuur om S studenten te werven.

Dhr. Lagendaal zegt:

“Wij hanteren het reguliere aannamebeleid voor alle studenten van alle

nationaliteiten”

Instituut Willem de Kooning heeft geen specifieke beleid als het gaat om het

werven van Surinaamse studenten. Dhr. Lagendaal is manager

bedrijfsvoering. WDKA geeft aan dat zij daar geen beleid op hebben omdat

zij iedereen gelijk behandelen. Alle potentiële studenten die zich aanmelden

hebben gelijke kansen.

Er wordt gekeken naar de talenten die de studenten hebben. Zij geven aan

niet te werven bij kunstinstellingen en buurthuizen. Dit geldt ook voor de

beroepsbeoefenaars die zij betrekken bij de Academie. De

beroepsbeoefenaar traceren zij in het werkveld van de kunstenaars.

Op dit moment hebben zij geen S kunstvakdocenten. De S studenten die

zijn ingeschreven bij de WDKA zijn minimaal. Op dit moment zijn er 4 S

studenten ingeschreven die opleidingen Vormgeving en Docent Beeldende

Vorming volgen.

47

Concluderend geeft de WDKA aan niet expliciet beleid te gaan voeren om S

aankomende studenten te motiveren om aan de WDKA een van hun

opleidingen te volgen. Zij geven aan dat alle studenten die een opleiding

willen volgen binnen de WDKA het reguliere traject moeten volgen. Het

reguliere traject houdt in dat de Surinaamse aankomende studenten de

juiste vooropleiding genieten en beschikken over de juiste talenten voor de

toelating.

Reflectie

WDKA geeft expliciet aan dat aankomende studenten moeten beschikken

over de juiste vooropleidingen om toegelaten te worden. Zij gaan absoluut

niet werven of kijken bij kunsteducatieve instellingen waardoor zij geen

contact maken met de kunst op straat oftewel de amateurkunst. Een

voorbeeld hiervan is theater in de wijk. De kunst op straat wordt ook wel de

populaire kunst genoemd en wordt veelal beoefend door lager opgeleiden

die hun eigen identiteit verwerken in hun kunstuitingen zoals bijvoorbeeld

graffiti

De groep die studeert aan de WDKA is niet groot . De drempel om de

WDKA te volgen voor S potentiële studenten ligt hoog omdat er geen brug

wordt geslagen naar de leefwereld van de Surinaamse potentiële

studenten.

De Amerikaanse onderzoeker Henry Jenkins24 omschrijft de huidige

samenleving als een participatiesamenleving. De mensen zijn inventief en

actief. De competenties; spelen, presenteren, simuleren, aanpassing, multi

tasking, doorgeven van kennis, collectieve intelligentie en beoordeling die

hij aangeeft zijn voor mijn onderzoek belangrijk omdat ze veel meer op het

delen van kennis is gebaseerd, het collectief wordt naar voren geschoven.

24

Jenkins, H.. (2006) [et al.]Confronting the challenges of participatory culture : media education for the 21 st

century : an occasional paper on digital media and learning / Chicago : MacArthur Foundation.

48

De onderwijsinstellingen, docenten zijn verantwoordelijk voor de aansluiting

met deze jongeren in de huidige samenleving.

3.8 Surinaamse kunstvakdocenten werkzaam binnen de

Hogescholen voor de kunsten.

3.8.1 Inleiding

De interviews zijn als gewone gesprekken met de respondenten gevoerd.

Er zijn open vragen gesteld aan Bennie Semil. De locatie was de haven

voor het Hip Hophuis. Het interview bestond uit tien hoofdvragen. Het

interview heeft ongeveer een uur geduurd. Het eerste gedeelte van het

interview gaat over personalia en gevolgde opleidingen en of er een

platform is voor S kunstbeoefenaars. In het tweede gedeelte wordt getracht

te achterhalen hoe zij over het huidige cultuurbeleid denken of er genoeg

wordt gedaan voor de Surinaamse kunstvakdocent.

Het laatste gedeelte van het interview heeft betrekking op de vraag of de S

kunstvakdocenten betrokken worden bij het onderwijs en van welke

netwerken zij afhankelijk zijn.

Bennie Semil zegt:

“Je afkomst is je kracht als het gaat om performen”

Bennie Semil (39) is van Surinaamse afkomst en is geboren in Nederland.

Hij leidt en initieert projecten voor allochtonen. Verder is hij een van de

oprichters van het Hip Hop Huis in Rotterdam. Vanaf zijn achtste jaar speelt

hij drums en danst hij. Elk jaar geeft hij les als gastdocent dans bij Codarts.

49

Zijn achtergrond is sportleraar. Hij is een van de oprichters van het Hip Hop

Huis in Rotterdam. Bennie is gaan dansen toen de hip hop cultuur in de

jaren tachtig vanuit Amerika overwaaide naar Nederland. Vanuit huis werd

dans niet als een serieus beroep erkend.

Door de bezuinigingen in het kunst cultuurbeleid zullen er nog meer

talenten verloren gaan. “De talenten zullen in de kelder doorgaan met

dansen.” Aldus Semil. Hij heeft nooit de Kunstacademie gevolgd, als hij

daar de kansen voor had gekregen had hij het absoluut gedaan Bennie

denkt dat het ook absoluut te maken heeft met alle vooroordelen die er zijn

binnen de S gemeenschap dat kunst geen geld in het laatje brengt. S

krijgen kunst en cultuur niet mee vanuit huis waardoor het nog moeilijker

wordt om die stap te maken naar een Kunstacademie.

Om toch een opleiding aan de Kunstacademie te kunnen volgen heb je

juiste opleiding nodig en een dikke huid om door te zetten. De Surinaamse

gemeenschap kijkt namelijk toch met andere ogen naar kunst en er zal

altijd gevraagd worden wat nu je echte professie is Bennie moest opboksen

tegen de vooroordelen als danser en dansdocent binnen zijn eigen cultuur.

Bennie vindt het zeer waardevol dat hij als gastdocent acte de presence

mag geven binnen Codarts om op die manier als rolmodel te fungeren

binnen zijn eigen cultuur.

Verder fungeert Bennie als spreekbuis voor diverse kunsteducatieve

instellingen zoals het Koorenhuis in Den Haag en meest recentelijk de te

openen kunsteducatieve instelling Kroepoek in Vlaardingen. Het kunst en

cultuurbeleid in Nederland kan nog meer middelen inzetten om allochtone

talenten te bereiken.

50

Hij geeft aan dat het op dit moment lastig wordt met de bezuinigen. Hij geeft

al tien jaar les aan diverse scholen waaronder Codarts verder geeft hij ook

dansworkshops. In de toekomst zou hij graag als kunstvakdocent op een

Kunstacademie willen werken. Het advies wat hij alle Surinaamse jongeren

wil geven dat je afkomst je kracht is maak er positief gebruik van

Reflectie

Bennie is een multi-talent dat alles doet voor de Surinaamse jongeren om

ze te inspireren en te motiveren op cultureel vlak. Hij geeft aan dat wanneer

hij als spreekbuis fungeert om de allochtone jongeren aan te spreken, de

jongeren nauwelijks te bekennen zijn binnen de kunsteducatieve

instellingen. De scholen zijn wel de meest centrale plaats om jongeren te

inspireren en te motiveren als het gaat om kunst en identiteit.

3.9 De mate van betrokkenheid van Surinaamse

kunstenaars bij Hogescholen voor de Kunsten?

Codarts trekt Surinaamse dansers en musici aan vanuit de beroepspraktijk

om binnen de opleiding te doceren. Bennie Semil is gastdocent dans bij

Codarts en is daar een goed voorbeeld van. De WDKA betrekt geen

Surinaamse kunstenaars aan vanuit de beroepspraktijk. Zij netwerken

onder gekwalificeerde kunstenaars die een toegevoegde waarde hebben

voor de Academie.

Zij gaan niet specifiek op zoek naar de Surinaamse kunstenaars. Bennie

Semil is een prachtig voorbeeld van iemand die communiceert met

allochtone jongeren in dezelfde culturele taal. Hij slaat een brug tussen

amateurkunst en zijn eigen Hip Hophuis, Codarts en de projecten die hij

doet voor diverse allochtone Kunstamateurs.

51

Hij communiceert met personen uit verschillende culturen. Dit betekent dat

Bennie communiceert met mensen met verschillende achtergronden, uit

verschillende sociaal-economische groepen en subculturen. Om het

verschil in referentiekader te overbruggen is het noodzakelijk om kennis te

nemen van elkaars waarden en normen om beter te communiceren.

Kunstacademies kunnen allochtone kunstvakdocenten inzetten binnen een

van de opleidingen en hen nauw samen laten werken met docenten

Community Art om de allochtone groep te bereiken en de noodzaak in te

laten zien voor het volgen van een van de opleidingen om meer te kunnen

profiteren van hun beroep..

Het kunstbeleidsplan van de Commissie Dijkgraaf springt hier op in zij

hebben hogescholen voor de kunsten de opdracht gegeven om te

vernieuwen en door nieuwe combinaties uit te proberen de samenleving de

Kunstacademies binnen te halen. Codarts is absoluut inventief bezig om die

brug te slaan om een afspiegeling van de samenleving te bereiken en te

interesseren voor een van de opleidingen binnen Codarts.

3.10 Samenvatting en conclusie

Codarts en WDKA hebben als doel het werven van talentvolle studenten

met de juiste vooropleiding. WDKA kijkt bij het aannemen van talentvolle

aankomende studenten naar vooropleiding, terwijl C kijkt naar de talenten

van potentiële studenten, ook wanneer zij niet de juiste vooropleiding

hebben. De danser Chico is er een goed voorbeeld van: dat het met de

juiste begeleiding haalbaar is om aan de Kunstacademie een opleiding te

volgen. De multiculturele samenleving is een reflectie van de samenleving.

De Kunstacademies kunnen ook die samenleving weerspiegelen in hun

aannamebeleid. Codarts is absoluut inventief bezig om die brug te slaan en

alle jongeren ongeacht hun afkomst te interesseren voor een van de

opleidingen binnen Codarts.

52

Om deelvraag 6 te beantwoorden zie je dat Codarts ook S docenten vanuit

de beroepspraktijk benaderd. Dit inspireert de S aankomende studenten

enorm omdat zij een rolmodel zien. De WDKA doet het daaren tegen niet

op die manier. Kunstacademies kunnen allochtone kunstvakdocenten

inzetten binnen een van de opleidingen en hen nauw samen laten werken

met docenten die bekend zijn met Community Art om de allochtone groep te

bereiken en de noodzaak in te laten zien voor het volgen van een van de

opleidingen. Hierdoor profiteren zij meer van hun bestaan van deze groep

die als allochtoon kunstvakdocent als voorbeeld zullen fungeren voor de

Surinaamse gemeenschap.

4. Inleiding interviews kunsteducatieve instellingen en

Theater Zuidplein

Doelstelling van dit hoofdstuk is om een duidelijk beeld te geven op welke

wijze ik de interviews heb afgenomen en welke respondenten ik heb

geinterviewd. In paragraaf 4.2 geef ik een overzicht van de respondenten

die meegewerkt hebben aan mijn onderzoek. In paragraaf 4.3 geef ik aan

welke vragen van belang waren voor mijn onderzoek. In paragraaf 4.4 zet

de methode van de analyse uiteen. In paragraaf ken 4.5.1 en 4.5.2 zet ik

de uitkomsten van de analyse van de kunsteducatieve instellingen en

Theater Zuidplein uiteen. Tot slot in hoofdstuk 4.6 de samenvatting en

conclusie.

53

4.1 Respondenten: Experts

De respondenten die hebben meegewerkt aan mijn onderzoek waren:

Dhr. Cramers Codarts

Dhr. Lagendaal WDKA

Dhr. Vonk City College

Dhr. Clancy Zuiderpark College

Serghino en Cherry Ann Havoscholen in Rotterdam en Arnhem

Mevr. van de Linden Stichting Kosmopolis

Dhr. Lucas Centrum Beeldende Kunst Rotterdam

Dhr. Lenstra Music Matters

Mevr. Bechtold SKVR (Stichting Kunst voor Rotterdammers)

Mevr. Siepel Theater Zuidplein

Dhr. Creton, Dhr. Vrede.

Dhr. Marica Beeldend Kunstenaars

Dhr. Semil Danser, muzikant en docent dans

Mevr. Willems Docent dans en danser

Dhr. Boerleider Theatermaker en acteur

4.2 Vragen van de interviews

De vragen die beantwoord die van belang waren voor mijn onderzoek

waren of C en WDKA beleid voeren om potentiële Surinamaamse

studenten te motiveren voor een van hun opleidingen. Wat de cijfers zijn

van het aantal S studenten die een opleiding volgen aan de

Kunstacademie. Aan de andere kant wilde ik de succesverhalen

inventariseren van Surinaamse kunstenaars, dansers, musici en

theatermakers als onderdeel van mijn onderzoek. Verder wilde ik erachter

komen of er een platform is voor Surinaamse kunstenaars, theatermakers,

dansers en musici en weten of het onderwijs een koppeling maakt met de

Surinaamse kunstenaars uit beroepspraktijk.

54

Tot slot welke mogelijkheden S potentiële studenten hebben om alsnog een

kunstacademie te volgen als zij niet de juiste vooropleiding genieten.

Kunsteducatieve instellingen kunnen een brug kunnen slaan richting de

Kunstacademies omdat de S jongeren wel de weg weten te vinden naar

kunsteducatieve instellingen25.

De interviews zijn als gewone gesprekken met de respondenten gevoerd.

Er zijn open vragen gesteld. Het interview beslaat drie gedeeltes en de

vragen beslaan tien hoofdvragen. Elk interview duurde ongeveer een uur.

Het eerste gedeelte van het interview gaat over de vraag hoeveel S

kunstvakdocenten werkzaam zijn binnen de kunsteducatieve instellingen en

of de activiteiten gericht zijn op de Surinaamse groep. Tot slot wat zij vinden

van het huidige cultuurbeleid en welke weg aankomende S

kunstbeoefenaars moeten bewandelen om een plekje te veroveren in de

kunstwereld.

4.3 Analyse interviews Kunst educatieve

instellingen

Liane van der Linden zegt:

“Ergens thuis horen, dat is waar velen naar op zoek zijn. Dat is

waarom we ook de weg moeten bewandelen van de populaire kunst”

.

Stichting Kosmopolis is een door het Rijk gesubsidieerde instelling.

Kosmopolis gebruikt Kunsten Cultuur om mensen uit verschillende

culturennieuwsgierig naar elkaar te maken. Op die manier wil Kosmopolis

verbanden leggen in de wijken en de overeenkomsten binnen culturen

herkenbaar maken voor iedereen.

25

Zie vragenlijst stichting CBK en theater Zuidplein

55

In een interview heeft de directeur van Kosmopolis Liane van der Linden

aangegeven voor diverse projecten te werken met gediplomeerde

kunstenaars en theatermakers. Zij geeft expliciet aan dat er geen platform

bestaat voor S kunstenaars. Als zij S kunstenaars wil inzetten voor de

projecten is zij afhankelijk van sleutelfiguren .

Reflectie

Dat betekent dat de S kunstenaars onzichtbaar tenzij zij in doelgerichte

projecten worden georganiseerd. De sleutelfiguren binnen het netwerk van

de S kunstenaars kunnen fungeren als spreekbuis voor kunstinstellingen.

Zij kunnen een voorbeeld voor de Hogescholen voor de Kunsten zijn. Dit is

van belang voor mijn onderzoek omdat op die manier een voorbeeldfunctie

richting de S studenten geschapen kan worden en de Kunstacademies om

op die manier meer S studenten kunnen werven.

Ove Lucas zegt:

“Het Centrum Beeldende Kunsten is een centrum voor

Rotterdammers van Rotterdammers”

Het Centrum Beeldende Kunst (CBK) voert geen beleid om S kunstenaars

te betrekken. Zij hebben wel allerlei projecten geïnitieerd voor S

kunstenaars. Een van die projecten is het project Paramaribo Perspective.

Het was een groepstentoonstelling waarin een jonge zelfbewuste generatie

Surinaamse en Nederlandse kunstenaars samen kwam.

56

Paramaribo Perspectives presenteerde actuele Surinaamse kunst, toonde

de inspiratie die Rotterdamse kunstenaars in Suriname vonden en

onderzoekt de relatie tussen Nederland en Suriname. In installaties,

schilderijen, foto‟s, sculpturen en video‟s belicht de tentoonstelling thema‟s

als geschiedenis, geheugen, politiek, mythes, religie en populaire cultuur in

Suriname en Nederland. Naast de tentoonstelling heeft TENT- events als

film- en debatavonden geprogrammeerd.26 Dhr Lucas gaf aan dat er geen

platform is voor S kunstenaars bij het CBK. Wel werken zij met vaste S

kunstenaars die al decennia lang voor het CBK werken.

Een van die kunstenaars is Anton Vrede zijn interview wordt verder

uitgewerkt in hoofdstuk 7. De groep Surinaamse kunstenaars is niet groot

dat is te herleiden uit het feit dat de Surinaamse populatie 2% is van de

Nederlandse samenleving. En dat 0,6% Surinaamse studenten staan

ingeschreven aan de Kunstacademies in Nederland.. Tot slot geeft het CBK

aan altijd geïnteresseerd te zijn in nieuwe projecten voor Surinaamse

kunstenaars. Met name projecten gericht op de koloniale achtergrond

tussen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen.

Verder geeft dhr. Lucas aan dat dit ook geldt voor andere culturen die hij

bijzonder interessant vindt. De Surinaamse kunstenaars stappen

regelmatig binnen omdat het CBK laagdrempelig is voor Rotterdammers.

Reflectie

Het CBK doet veel voor Surinaamse kunstenaars en heeft de deur open

staan voor initiatieven van S kunstenaars. Dit is belangrijk voor mijn

onderzoek omdat het CBK laagdrempelig is en regelmatig projecten heeft

voor allochtonen in de Stad Rotterdam. De projecten bij het CBK kunnen

een startpunt zijn voor Hogescholen voor de Kunsten om te werven onder S

amateurkunstenaars.

26

www.tentrotterdam.nl

57

Beerend Lenstra zegt:

´ Music Matters is een sterk lerende organisatie’,

Er is bij Music Matters geen platform voor Surinaamse musici. Binnen de

organisatie werken vier Surinaamse musici en op de Brassbandschool is

het merendeel A musici verder verschilt het per project. Music Matters zet

diverse projecten voor kinderen en jongeren uiteen waarin muziek en

ontmoeting centraal staan. Succesvolle projecten worden ook uitgezet in

andere deelgemeenten.

Een aantal projecten is bijvoorbeeld; Multi Jam, Kinderkoor Spangen,

Brassband, Spot a Song. De Surinaamse docenten die werkzaam zijn bij de

Brassbandschool hebben geen opleiding genoten aan het conservatorium.

Music Matters heeft een traject gestart dat de docenten de mogelijkheid

bied om alsnog door te stromen naar het conservatorium. Het traject is het

behalen van het muziek diploma van de fanfare, het diploma bestaat uit vier

delen van A tot en met D, zo dat de docenten die daar werkzaam zijn na

het behalen van het muziekdiploma kunnen doorstromen naar Codarts.

De enige voorstelling die binnen Music Matters valt is de Multi Jam. Music

organiseert in samenwerking met het World Music & Dance Centre en de

SKVR vanaf september de Multi Jam voor Rotterdamse basisscholen. De

Multi Jam leert kinderen niet-westerse muziek en muziekinstrumenten

kennen. De Multi Jam, wordt geleid door Surinaamse muzikant Winston

Scholsberg. Er is niet specifiek een beleid voor Surinaamse musici, maar

wel voor jonge musici in het algemeen en daar vallen de Surinaamse musici

ook onder.

58

In 2009 startte in opdracht van de dienst Kunst en Cultuur van de

Gemeente Rotterdam een evaluatieonderzoek om de in Rotterdam

opgedane ervaringen inzichtelijk en overdraagbaar te maken. Onderzoeker

Sandra Trienekens: „De onderzoeksresultaten geven inzicht in de

achtergrond van de deelnemers van de drie onderzochte projecten,de

methodieken die docenten inzetten en de muzikale en sociale effecten van

de projecten voor de deelnemers en hun omgeving.27 Samenvattend: Music

Matters staat goed op de Rotterdamse kaart als opkomend instelling voor

laagdrempelige en innovatieve muziekeducatie voor alle Rotterdammers.

De kracht van Music Matters zit in de breedte van het netwerk: van klassiek

tot Urban, van gevestigd tot nieuwkomer en van non-profit tot commercieel.

Dit is van groot belang voor mijn onderzoek omdat Music Matters een groot

publiek dient en de taal van de jongeren in de samenleving spreekt

waardoor het laagdrempelig en de Surinaamse jongeren op een informele

manier kunst kunnen beoefenen.

De tweede grote kracht van Music Matters is het vermogen in bilateraal

verband nieuwe praktijken te ontwikkelen die aanslaan. Omdat Music

Matters werkt in een cultureel zeer diverse stad waar allochtonen het

grootste deel van de bevolking uitmaken, is het vanzelfsprekend daar ook

rekening mee te houden. Music Matters beoogt met haar projecten juist ook

niet allochtone Nederlanders te bereiken en pogen ook in het docenten-

bestand een goede afspiegeling van de Rotterdamse bevolking te

bewerkstelligen.

27

Trienekens,S. en Pruijser ,M (2010)Deelrapportage van de HvA in het kader van het onderzoek naar Music

Matters i.s.m. Onderzoeksbureau Letty

Ranshuysen en het Centrum voor Interculturele Studies

59

Reflectie

Wat hier naar voren komt is dat er organisaties in Rotterdam zijn die hier

juist een positieve rol in spelen. Als docent/kunstenaar moet je je bewust

zijn, waar dit mogelijk door komt. In wezen moet je zelf kennis en inzicht

over de mogelijke extra competenties hebben die je nodig hebt om die

allochtone doelgroep te bereiken. De meeste kunsteducatieve instellingen

zijn laagdrempelig en zoeken de communicatie op met de jongeren in de

wijk zoals de projecten van Music Matters dat is van belang voor mijn

onderzoek omdat Kunstacademies bij die projecten aansluiting kunnen

vinden.

Mart Bechtold zegt:

“De SKVR is een grote instelling op het gebied van cultuureducatie”

Het SKVR verzorgt cursussen in de vrije tijd aan kinderen en volwassenen

en bedienen 90% van alle basisscholen. Ook komen er steeds meer vragen

vanuit het voortgezet onderwijs. De docenten die zij in dienst hebben op

hun Kunstscholen werken bijna allemaal op freelance basis. Daar zitten ook

Surinamers tussen.

Zo hebben zij de Brassbandschool waar een aantal Antilliaanse docenten

actief is. De Brassbandschool is onderdeel van Music Matters. Zij zien de

Surinamers niet anders dan andere bevolkingsgroepen. Zij hebben wel

speciale activiteiten voor deze groepen. De platvormen voor deze groepen

zijn uiteraard wel in deze stad maar niet voldoende zichtbaar. SKVR geeft

aan op de vraag hoe hogescholen zich beter kunnen richten op andere

bevolkingsgroepen dat zij meer gebruik moeten maken van informele

wegen.

60

Verder ligt het soms ook aan het aanbod dat er is. Wanneer er op onze

Hogescholen voor de Kunsten op een heel erg Westerse manier les

gegeven wordt, is het ook niet vreemd dat daar weinig interesse voor is van

andere bevolkingsgroep

4.4. Analyse interview Theater Zuidplein

Doro Siepel zegt:

“Theater Zuidplein is een bruisende volkstheater voor alle

Rotterdammers van NU”.

Voor dit onderzoek heb ik een interview gehad met Doro Siepel. Zij Is

directrice van het Theater Zuidplein. Het theater is een bruisend

volkstheater voor alle Rotterdammers van NU. Dit betekent dat Theater

Zuidplein zich richt op de grootste groep Rotterdammers, namelijk die met

een opleidingsniveau tot en met mbo niveau. In die groep is een grote

diversiteit aan culturele achtergronden zoals bijvoorbeeld de Surinaamse

Rotterdammers.

Theater Zuidplein heeft de afgelopen twee jaar geprobeerd met Surinaamse

makers een platform op te richten. Dat is niet gelukt. Men bleek toch teveel

individuele wensen te hebben. In het theater werken geen spelers/makers,

maar zij treden er wel op. Doro Siepel vertelt dat zij in 2010 42

voorstellingen van Surinaamse theatermakers hadden. De producties zijn

divers en bestaan uit; toneel, cabaret, zang, musical, muziektheater, dans,

festivals etcetera. Het aantal S producties op jaarbasis is ongeveer 11,3%

.De S theatermakers zijn niet altijd gediplomeerd.

61

Opleiding is geen voorwaarde voor succes Theater Zuidplein merkt op dat

de doelgroep “Rotterdammer < 28 jaar” breed georiënteerd is. Voor wat

betreft het aanbod (onafhankelijk welke culturele achtergrond de Artiest

heeft). Boven de 28 jaar is er meer sprake van monoculturele

belangstelling. Een deel van het aanbod is gezien de taal of accent alleen

gericht op doelgroepen die dezelfde taal of dialect spreken. S

theatermakers worden ook ingezet voor projecten op school als zij rondom

voorstellingen randprogrammering aanbieden. Dan is het mogelijk dat zij

daarbij genoemde makers/spelers inzetten, maar dan meer omdat ze een

link hebben met het aanbod.

Concluderend geeft het Theater Zuidplein aan dat er wel degelijk S

theatermakers zijn maar dat zij door de gemeenten niet altijd serieus

worden genomen als het aankomt op subsidies dit in tegenstelling tot de

autochtone HBO theatermaker. De S theatermakers zijn vaak autodidact.

Theater Zuidplein geeft aan dat zij kijken of de voorstellingen het publiek

boeit waardoor zij laagdrempelig zijn voor S theatermakers. Tot slot luidt het

advies van Theater Zuidplein aan toekomstige theatermakers dat zij

partners moeten zoeken die wel blij worden van hun aanbod.

Overigens vinden de S theatermakers regelmatig zelf de weg naar het

theater voor alle Rotterdammer geeft Doro Siepel aan. Intercultureel talent

staat dikwijls voor gesloten deuren omdat zij niet beschikken over de

vereiste diploma‟s en zij dikwijls geen subsidie kunnen ontvangen omdat zij

niet geschoold zijn.

Reflectie

Voor mijn onderzoek ben ik zoek gegaan naar theaters die een open

houding hebben, vertrouwen, loslaten en denken en doen buiten de

gevestigde kaders. Dit is belangrijk voor mijn onderzoek. Theater Zuidplein

beantwoordt aan dit beeld. Wat ik heel interessant vond in dit gesprek dat

62

Theater Zuidplein kijkt of een voorstelling boeiend genoeg is en ook al is de

S theatermaker niet gediplomeerd ze die toch vertrouwen geven.

Dit is van belang voor mijn onderzoek omdat er op die manier kansen

worden gecreëerd voor aankomende S studenten om een opleiding te laten

volgen aan een Kunstacademie. Omdat de Kunstacademies bij het Theater

Zuidplein kunnen werven naar potentiële S studenten. Renshaw haalt in zijn

theorie de horizontale cultuur aan die kansen biedt voor andere doelgroepen

om ook een Kunstacademie te volgen. De horizontale cultuur werft de

talenten in de breedte zodat er meer S jongeren de kans krijgen om

toegelaten te worden tot een Kunstacademie. Deze horizontale cultuurvisie

is een mogelijke nieuwe weg voor Hogescholen om meer studenten te

vinden die vanuit de straatcultuur toestromen Theater Zuidplein is ook weer

een mooi voorbeeld hoe een theater ook autodidactische S theatermakers

aantrekt. Op die manier kunnen zij ook als een brug fungeren richting de

Kunstacademies.

4.5 Samenvatting en conclusie

De theorie van Renshaw komt steeds weer terug als het gaat om de

authenticiteit en identiteit van de amateurkunstenaar die ook een plekje wil

veroveren op de Kunstacademies. Renshaw legt andere wegen uit die

mogelijk zijn om te bewandelen om toegang te verkrijgen op een

Kunstacademie. De wegen zijn de horizontale cultuur dat er ook naar de

potentie gekeken moet worden in plaats van alleen naar de verticale cultuur

zodat de afvalrace kleiner wordt voor potentiële S studenten.

63

5. Kunsteducatieve projecten

5.1 Inleiding

Doelstelling van dit hoofdstuk is om een duidelijk beeld te krijgen van de

kunsteducatieve instellingen, het cultuurbeleid van en de S kunstenaars,

dansers, theatermakers en beeldendkunstenaar. Dit in het kader van mijn

onderzoeksvraag. In paragraaf 5.2 wordt Kunst voor iedereen besproken.

In paragraaf 5.3 gaat het over de Surinaamse kunstamateur. In paragraaf

5.4 gaat het over de Surinaamse kunstenaars. In paragraaf 5.5 geeft een

samenvatting van de interviews weer met de Surinaamse kunstenaars. In

de paragrafen 5.5, 5,7 en 5.8 wordt een overzicht weergegeven van de

Surinaamse theatermaker, musici en kunstvakdocent binnen de

kunsteducatieve instellingen..

5.2 Kunst voor iedereen

Het Fonds voor Cultuurparticipatie stimuleert dat veel mogelijk mensen

actief aan kunst en cultuur doen. l28 Kunst en cultuur voor en door iedereen,

dat is wat het Fonds voor Cultuurparticipatie nastreeft. Om dat te realiseren

zijn er subsidies voor projecten die actieve kunst- en cultuur beoefening

bevorderen. Het Fonds bestaat sinds januari 2009 en is nog volop in

ontwikkeling. Het beste van twee werelden is een deelregeling die

professionele cultuurinstellingen motiveert en stimuleert om zichtbaar bij te

dragen aan de ontwikkeling van de amateursector en talentontwikkeling. De

nadruk ligt op de culturele diversiteit. Het fonds steunt vernieuwende

projecten.29

28

www.cultuurparticipatie.nl 29

Ministerie van Buitenlandse zaken (2010) St. fonds voor cultuurparticipatie

64

Talentontwikkeling30 is een begrip dat de laatste jaren een grote vlucht heeft

genomen. Een flink aantal uiteenlopende activiteiten en initiatieven voor

allerlei verschillende doelgroepen wordt met „talentontwikkeling‟ aangeduid.

Sommigen vinden dat talentontwikkeling zelfs een containerbegrip is

geworden. Mede om deze reden is bijvoorbeeld het VSB-fonds gestopt met

aparte aandacht voor talentontwikkeling en spreekt hooguit nog over

„culturele competentie-ontwikkeling‟ (bij amateurs).

In samenwerking met de Hogescholen voor de kunsten ligt hier een kans

om aankomende Surinaamse studenten te interesseren door ze op

amateurniveau aan te spreken en ze te interesseren voor een van de

opleidingen. Gelukkig komen genoeg jongeren op een andere manier met

kunst en theater in aanraking. Bijvoorbeeld via het buurthuis of amateur

gezelschappen. Hogescholen voor de kunsten zouden zich kunnen

afvragen of hun referentiekaders afgesteld zijn op de diversiteit aan

studenten.

Daar ligt een kans voor de hogescholen. Om deelvraag acht te

beantwoorden gaan we dieper in op welke manier er kansen liggen voor de

hogeschool voor de kunsten om te werven in buurtcentra en amateur

theatergezelschappen en meer rolmodellen te betrekken bij het onderwijs.

Concluderend kan ik vaststellen dat als een brug wordt geslagen tussen de

Hogescholen voor de Kunsten en de amateurkunsten je diverse

doelgroepen bereikt en nieuwe kunstvormen en cultuur zich zullen

ontwikkelen binnen de kunstacademie.

In het gemeentelijk kunstbeleid van Rotterdam is de afgelopen jaren veel

aandacht besteed aan de sterke toename van de allochtonenbevolking

enerzijds en de ver achterblijvende cultuurdeelname anderzijds.

30

Peter van der Zant, regelingen voor talenten gescout(2010)

65

In de nota De kunst en de stad, schets voor het Rotterdams kunstbeleid in

de jaren ‟90 (1993), concludeert de gemeente dat de kunstwereld niet meer

om de demografische veranderingen heen kan. Instellingen moeten zich

daarom extra concentreren op deze moeilijk bereikbare groep. In juni 2006

stelde van der Laan een aantal concrete acties voor om diversiteit te

stimuleren. Het nieuwe Programma voor Culturele dialoog was erop gericht

om bruggen te slaan tussen de verschillende culturen in Nederland. De

overheid kwam met project het Huis van de Culturele dialoog een platform

waar burgers meer over elkaars cultuur, achtergrond en waarden kunnen

leren. Stichting Kosmopolis31 vervult die in de vier grote steden.

De aandacht voor culturele diversiteit keert telkens weer terug in het

beleidsplannen van de overheid. Commissie Dijkgraaf stelt dat de

Hogescholen diversiteit als een kans moeten zien. Het rapport

Differentiëren van de commissie Veerman biedt KUO daarbij een handvat.

Dialoog met de omgeving en nieuwe actoren in de omgeving moeten

worden ingezet bij het sectorplan. Er moet durf komen voor het maken van

nieuwe combinaties binnen het hoger onderwijs.32 Dat betekent dat het

hoger onderwijs buiten kaders moet kunnen denken om op die manier

bijvoorbeeld andere doelgroepen te werven.

De focus is veranderd van de individuele ontwikkeling en expressie naar

betrokkenheid bij de samenleving. Waar eerder een terughoudende

passieve houding gewenst was, staan nu initiatief en innovatie hoog in het

vaandel. Commissie Dijkgraaf constateert drie gaten, „gaps‟, in de huidige

samenleving die wanneer ze niet worden overbrugd voor ingrijpende

problemen kunnen zorgen.

31

www.kosmopolis.nl 32

Onderscheiden, verbinden en vernieuwen (2010) p.15

66

Om ervoor te zorgen dat kinderen en jongeren deze gaten overbruggen

heeft hij elf vaardigheden beschreven: spelen, presenteren, simuleren,

aanpassing, multi tasking, doorgeven van kennis, collectieve intelligentie,

beoordeling, transmedia navigeren, netwerken en overleggen. De

Amerikaanse onderzoeker Henry Jenkins33 omschrijft de huidige

samenleving als een participatiesamenleving. Meer dan vroeger zijn

burgers actief betrokken bij ontwikkelingen en processen in de

samenleving.

Reflectie

De aandacht voor culturele diversiteit komt steeds weer terug in de

beleidsplannen van de overheid. De onderwijsinstellingen- en docenten zijn

verantwoordelijk voor de aansluiting met deze jongeren in de huidige

samenleving. Dit is van belang voor mijn onderzoek omdat daar een

kweekvijver van S talenten te ontdekken is en de onderwijsinstellingen een

belangrijke bijdrage leveren als het gaat om S aankomende studenten te

motiveren.

Dit zelfde geldt ook voor Kunsteductieve stichtingen zoals Stichting

Kosmpolis, zij spelen hierin een belangrijke rol in. Stichting Kosmopolis is

door de overheid in de vier grote steden aangesteld als het Huis van de

Culturele dialoog. Het is een platform waar burgers meer over elkaars

cultuur, achtergrond en waarden kunnen leren. Zij kunnen fungeren als een

brug richting Kunstacademies.

INNOVEREN PARTICIPEREN

Onderwijsinstelling moeten aansluiting vinden met de S leerlingen door te

participeren in de samenleving en leefwereld van Surinaamse leerlingen.

Dat is de manier voor onderwijsinstellingen om te innoveren zoals vermeld

is in het rapport van Commissie Dijkgraaf.

33

Jenkins, H.. (2006) [et al.]Confronting the challenges of participatory culture : media education for the 21 st

century : an occasional paper on digital media and learning / Chicago : MacArthur Foundation.

67

In navolging van het project Cultuur en School in 199734 bracht de Raad

voor Cultuur een van zijn adviezen uit aan het ministerie van Onderwijs

Cultuur en Wetenschappen (OCW) onder het motto “innoveren

participeren!”. 35 Het werkterrein van de Raad omvat de volgende

aandachtsgebieden: media en informatie, cultureel erfgoed en kunst.

Burgerschap en maatschappelijke participatie zijn in een tijdperk van

migratie, globalisering en heterogenisering van de samenleving sterk onder

druk komen te staan, aldus het rapport.

Reflectie

De noodzaak van “innoveren en participeren” wordt onderstreept door de

Raad van cultuur. De tijd is aangekomen om te participeren om mensen

van verschillende culturen ook deel te laten nemen aan culturele

activiteiten. Er zal een brug geslagen moeten tussen die veranderende

samenleving en de nieuwe ideeën die daaruit voortvloeien. Vanuit OCW is

Burgerschap, participatie en cultuur een belangrijk speerpunt geworden.

Voor mijn onderzoeksvraag is dat van belang omdat de tijd is rijp voor meer

participatie in de leefomgeving in relatie tot kunst en cultuur.

Uit dit rapport wordt de noodzaak duidelijk dat er aan diversiteit geen

ontkomen meer aan is. De allochtone bevolkingsgroep groeit gestaag. Om

dezelfde taal te blijven spreken en aansluiting te vinden en te houden met

jongeren van de verschillende achtergronden.

De hokjes maatschappij belemmert de openheid en de nieuwsgierigheid

naar andere kunstvormen en uitingen van, etniciteit en identiteit. De

discussies over de veranderende samenleving en het veranderende

kunstlandschap worden op die manier erg bemoeilijkt.

34

http://www.minocw.nl/cultuurparticipatie/772/Cultuur-en-school.html 35

www.cultuur.nl/files/pdf/vooradvies0912/innoveren_participeren.pdf

68

Een nieuwsgierige en openstaande leidinggevende van de Hogescholen

voor de kunsten door middel van het zoeken naar aansluiting in de

samenleving, vissen in een kweekvijver van talenten. Het belang om

aansluiting te houden met de S jongeren spreekt daar uit voort. Ook het

besef van de jongeren elkaars talenten en creativiteit op een positieve

kunnen inzetten om elkaar te inspireren en als rolmodellen te fungeren.

5.3 Surinaamse kunstamateurs

Allochtonen zijn wel degelijk met amateurkunst bezig, maar ze komen niet

naar de gesubsidieerde instellingen. Het Platform voor Amateurkunst (PAK)

liet onderzoeken hoe dat komt en waar de allochtone amateur kunstenaar

terechtkomt. 36 Allochtonen zijn nauwelijks terug te vinden in de activiteiten

van instellingen voor amateurkunst. Hans Onno van den Berg zocht op

verzoek van het PAK naar de oorzaken van de povere gekleurde deelname

aan het autochtone circuit. In elk geval constateerde van de Berg dat de

allochtone- Nederlander net zo vaak en net zoveel enige vorm van

amateurkunst beoefent als de autochtone Nederlander.

De Surinaamse jongeren dansen, spelen toneel , maken muziek, geven

workshops. Als mogelijke oorzaken voor de povere gekleurde deelname

aan het autochtone circuit noemt hij:

1. Een andere kunstinhoudelijke opvatting.

2. Een andere invulling van het begrip amateur.

3. Onbekendheid met het begrip vereniging en vrijwilliger.

4. Gebrek aan kennis en inzicht bij de autochtone instellingen.

36

Kunst & Educatie (1977) jaargang 6 nummer 6

69

De amateurkunsten in Nederland worden gesubsidieerd, maar de

allochtonen profiteren daar niet van. Anette de Vries is bij het PAK

binnengehaald om het PAK bij te staan in het formuleren van een

multicultureel beleid. Zelf is zij werkzaam als actrice, regisseur, docent en

schrijver.

Reflectie

Men maakt het voor kunsteducatieve instellingen mogelijk om alle lagen van

de bevolking in contact te brengen met elkaar. Dit is belangrijk ter

ondersteuning van mijn onderzoeksvraag, kunsteducatieve instellingen

kunnen een brug slaan richting Hogescholen van de Kunsten als zij

dezelfde taal spreken als de doelgroep en hun aanspreken met het aanbod

en de S amateurkunstenaar de ruimte geven om te exploreren.

Er zijn er die door hun achtergrond niet veel kansen hebben gehad om hun

affiniteit met kunst en cultuur aan te boren, er zijn legio redenen waarom

mensen aan deze processen deelnemen. Dat vergt een diversiteit aan

kennis van deze diverse doelgroep. Omgekeerd ligt er voor de Hogescholen

voor de Kunsten een kans om de kleine groep S amateurkunstenaars te

bereiken.

70

5.4 Surinaamse kunstenaars

In Nederland zijn er ook kunstenaars van S afkomst. Het precieze aantal is

niet bekend. S kunstenaars hebben geen platform van waaruit zij opereren.

Een aantal bekende namen is Frank Creton, Anton Vrede en Dwight

Marica.

„In de westerse kunstwereld wordt niet-westerse kunst nog wel eens als

louter een exotisch genoegen gezien‟37

De Surinaamse kunstwereld werd gedomineerd door de blanke en de

lichtgekleurde elite in Suriname. Later kwam daar verandering in. Dat

gebeurde in 1950 en 1960. De traditionele kunstvormen deden hun intrede

in de Surinaamse kunstwereld.38

De Surinaamse kunstwereld geeft geen totaal beeld van de gehele

Surinaamse Antilliaanse bevolking. De hindoestaanse bevolkingsgroep

vormen in deze groep een klein percentage terwijl zij in Suriname de

grootste bevolkingsgroep zijn. 39 De creoolse kunstenaars zijn in de

kunstwereld ondervertegenwoordigd. De Surinaamse kunstwereld kenmerkt

zich als een ´mannenwereld´. Kunstenaars onderling helpen elkaar

onderling om onderdeel van de kunstwereld te zijn.40

Popular Art in the non western World are all those expressions which have

came to substitute, supplement, or expand former area of the folk

dimensions of traditional art, particulary in settings, where as a result of

urbanization, a variety of local cultures interact with each other and with

global culture.´41

37

Luyckx (1996) trouw 38

Van Stipraan (2001) 39

Ibidem 40

Ibidem 41

Van Stipriaan 2001 p. 282

71

Populaire kunst is dynamisch en maak gebruik van eigen symbolen en

tekens. Het ontstaat in een sociale context met eigen concrete doelen. Dit is

belangrijk voor mijn onderzoek omdat daar de S jongeren zich bevinden.

5.5 Samenvatting interviews Surinaamse kunstenaars

Frank Creton zegt:

“Je schildert met alles - met je neus, met je oren, met je

enthousiasme,”

Frank Creton (70) is van Surinaamse afkomst en leeft van een

bescheidenAOW. Hij woont vanaf 1962 in Nederland en hij is in 1941

geboren. Hij schildert vanaf zijn jeugdjaren in Suriname Door te tekenen

toen hij nog jong was in Suriname kon hij wat bijverdienen. Hij tekende

foto‟s na. Fotografisch tekenen noemt hij dit zelf. Die tekeningen uit zijn

tienertijd waren vaak te zien in de etalage van het grootste en bekendste

warenhuis C. Kersten & Co.

Zijn achtergrond speelt een hele belangrijke rol bij het vervaardigen van zijn

kunstwerk. Frank Creton geeft expliciet aan dat hij geen

minderwaardigheidscomplex heeft en dat hij trots is op zijn afkomst en dat

ook verwerkt in zijn schilderijen. Hij schildert voornamelijk zwarte mensen.

Hij is vroeger vaak op tv geweest en Prins Claus van Amstberg heeft

vroeger een bezoek gebracht aan zijn atelier op het Prinseneiland in

Amsterdam.

72

Hij heeft in diverse galeries en musea geëxposeerd. Hij vindt dat hij

vanwege zijn afkomst vaak afgewezen is voor subsidies en hij gelooft

absoluut dat zijn huidskleur er iets mee te maken had. Frank Creton heeft

veel zwarte collega‟s zien stranden met het kunstenaarschap. Je moet een

hele dikke huid hebben om door te gaan met het kunstenaarschap als je zo

wordt tegengewerkt.

Het kunstbeleid vindt hij helemaal niets, vooral de bezuinigingen zijn een

regelrechte ramp en allochtonen worden betutteld. Commissie Dijkgraaf

zou er volgens Creton goed aan doen ook allochtonen commissieleden

aan te stellen ten aanzien van het kunstbeleid zodat er echt een input

komt vanuit een interculturele hoek. Frank Creton is een autodidact hij heeft

zijn opleiding gevolgd aan de volksuniversiteit waar hij les kreeg van Martin

Krabbé (vader van filmacteur en schilder Jeroen Krabbé) Hij heeft van

Martin Krabbe een paar jaar les gehad in anatomische verhoudingen en

kleurenkennis.

Vrijwel zijn gehele oeuvre is uitgevoerd in olieverf met af en toe een

uitstapje naar een andere techniek. Zijn stijl omschrijft hij als realistisch.

Hij heeft nog nooit les gegeven omdat hij vindt dat hij daar niet de juiste

opleiding voor heeft genoten. Hij heeft vele malen het verzoek gekregen om

gastlessen te verzorgen op kunstacademies en scholen maar durfde het

niet omdat hij zich zelf daartoe niet in staat achtte. Tegenwoordig schildert

hij veel in zijn atelier en overweegt hij om een zaal te huren in de kerk om

daar lessen te verzorgen voor iedereen die daar in is geïnteresseerd. Hij

weet dat er veel mensen op af zullen komen omdat hij elke dag die vraag

weer krijgt. Ik heb aangegeven dat ik de eerste zal zijn die in rij zal staan.

Het advies wat hij geeft aan S aankomende studenten is dat je sterk in je

schoenen moet staan en leer heel goed tekenen dan kom je er wel.

73

Reflectie

Ik was ontzettend nieuwsgierig naar dit interview omdat Frank Creton een

indrukwekkend oeuvre heeft. Hij haalt een wezenlijk punt aan dat als je

allochtone kunstenaars vanuit het werkveld in de commissie kunstbeleid

plaatst je een in hele andere input heb die belangrijk is voor mijn

onderzoek. Dit is belangrijk voor mijn onderzoek omdat daar ook een kans

ligt om allochtone kunstenaars deel te laten nemen in het werkveld

commissie om op die manier naar elkaar beter te begrijpen.

Frank Creton, ZT, 1992

74

Anton Vrede zegt:

`Door het huidige kunstbeleid breken er sombere tijden aan`

Anton vrede is op Curaçao geboren uit een Antilliaanse moeder en

Surinaamse vader en in 1961 naar Nederland verhuisd. Hij heeft de WDKA

gevolgd en afgerond in de toenmalige richting TSO (tekenen, schilderen en

ontwerpen). Het was een pittige tijd op de Academie omdat hij als enige

Antilliaanse student daar rond liep en zeker in 1970. Een dikke huid is

absoluut gewenst als je de kunstacademie gaat doen en vervolgens als S

of A kunstenaar aan de slag gaat omdat niet iedereen altijd meewerkt

omdat je andere afkomst hebt.

Hij maakt etsen, schrijft gedichten,beeldhouwt en schildert. Zijn werk

omschrijft hij als expressionistisch en figuratief. Zijn collecties zijn te

bewonderen in diverse artotheken, CBK en musea. Hij is afhankelijk van de

galeries en artotheken en omdat dit moment op het nieuwe kunstbeleid de

bkr regeling heeft afgeschaft , ziet hij het somber in. Al dertig jaar wordt hij

bestookt met interviews zoals die ik met hem heb afgenomen vanwege zijn

afkomst. Daar wordt hij onderhand wel moe van. Het Nederlandse

kunstbeleid vindt hij helemaal niks.

De commissie heeft totaal geen idee wat zich afspeelt op de werkvloer zij

nemen maar besluiten zonder stil te staan bij de gevolgen ervan. Hij daar is

meteen de dupe met dit Kunstbeleid. Het is moeilijk rondkomen. Exposities

die niet verkopen kortom het is een moedeloze tijd. Op dit moment heeft

hij geen adviezen voor de aankomende S studenten omdat hij het op dit

moment in deze tijd van bezuinigingen niet meer leuk vindt.

75

Reflectie

Bij de Surinaamse kunstenaars speelt de afkomst wel degelijk een rol heel

veel Surinaamse kunstenaars willen niet aangesproken worden op hun

afkomst maar op hun kwaliteiten. Dit punt is belangrijk in mijn onderzoek

omdat Hogescholen voor de Kunsten de identiteit van de S kunstenaars op

een positieve manier kunnen inzetten in de Nederlandse gemeenschap.

Anton Vrede, ZT, 2000

76

Dwight Marica zegt:

“Surinaamse ouders sturen hun kinderen eerder naar een

HBO opleiding bedrijfskunde”

Dwight Marcena (38) Surinaamse kunstenaar geboren in Nederland.Hij

heeft de De WDKA gevolgd. Vanaf dat hij jong was wist hij al dat hij

kunstenaar wilde worden. Hij is de eigenaar van Stichting Cucosa in

Rotterdam waar diverse kunstenaars bij elkaar komen en exposeren.

Hij heeft er nooit over nagedacht om een platform voor S kunstenaars te

starten. Die mogelijkheid heeft hij wel. De behoefte is er volgens Dwight

absoluut maar iemand moet er mee beginnen. Hij denkt erover na. Hij had

het geluk dat zijn ouders vierkant achter hem stonden en hem de ruimte en

mogelijkheden boden om te doen wat hij graag wilde worden in het leven.

Dwight heeft nooit overwogen om voor de klas te staan. Hij is wel bevoegd

om les te geven maar het is niet zijn ding. Wel zou hij het leuk vinden om

gastcolleges te geven maar in de vorm van een dialoog. Op de opleiding

heeft hij niet nagedacht over zijn referentiekader binnen de opleiding. Hij gaf

aan dat zijn wereld de opleiding is zijn atelier de plek is waar hij zich goed

thuis voelt.

Verder heeft hij geen mening over het huidige cultuurbeleid. Als kunstenaar

heeft hij een aantal prijzen gewonnen van de WDKA de drempelprijs

Autonoom in 1997. Verder exposeert in diverse galeries. De netwerken zijn

heel erg belangrijk als kunstenaar dat is ook tevens zijn advies richting

aankomende kunstenaars.

77

Reflectie

In het gesprek met Dwight Marica viel mij op dat hij heel rustig, open en

vriendelijk sprak. Hij had vanuit huis kreeg hij alle steun die hij nodig had

om de Kunstacademie te gaan. Dit is van belang voor mijn onderzoek

omdat Dwight een voorbeeld is van een stimulerende omgeving waarin hij

zich goed kon exploreren als kunstenaar. De thuissituatie is ook van grote

invloed op de keuze van de S studenten.

Dwight Marica, ZT, 2010

78

5.6 Surinaamse Theatermaker

Als Surinaamse theatermaker in een postkoloniale omgeving heb je geen

keuze in de manier waarop er theater gemaakt wordt. In een theaterstuk

zal de essentie altijd zijn om mensen van verschillende culturen bij elkaar te

brengen, uitwisseling en cohesie tussen mensen en hun culturen willen

stimuleren. Alle theatermakers willen intercultureel communiceren, mensen

raken, mensen aan het denken zetten.

Urias Boerleider zegt:

“Etniciteit en kunstvak beoefenen is kunst maken”

Urias Boerleider (39) is Surinaamse theatermaker en acteur van

Surinaamse komaf. Hij heeft de particuliere Theateropleiding de Trap in

Amsterdam gevolgd. Binnen de opleiding herkende hij geen

referentiekader. Hij had een heel duidelijk doel voor ogen en dat was na dat

hij als theatermaker en acteur aan de slag wilde. Hij is geïnspireerd geraakt

door een workshoptheater die hij heeft gevolgd doordat hij door een kennis

op het idee is gebracht. Op de middelbare school had hij geen

voorbeelden.

Urias maakt maatschappelijk verantwoorde stukken die een duidelijke

boodschap overbrengen richting het publiek. Een voorbeeld hiervan is dat je

altijd moet doorzetten als je iets wilt bereiken en dat je etniciteit geen

belemmering moet vormen maar een doorgang. Als advies geeft hij alle S

leerlingen dat je vooral moet gaan creëren en de juiste mensen moet gaan

opzoeken om weer verder te kunnen. Durf risico‟s te nemen.

79

Reflectie

De maatschappelijke boodschap die Urias in zijn toneelstukken door laat

schemeren kan een hele brede doelgroep van S jongeren inspireren.

Omdat hij als S theatermaker onderwerpen aansnijdt die herkenbaar zijn in

de S cultuur en uiteraard ook daar buiten. Wat leuk is aan zijn stukken is,

dat hij hoopt allochtone jongeren te kunnen inspireren om ook iets met

theater te doen omdat hij in het verleden door het volgen van een

theaterworkshop geïnspireerd is geraakt. Dit snijdt de kern van mijn

onderzoeksvraag aan dat kennismaken met kunstworkshops van essentieel

belang zijn als het gaat om het motiveren van aankomende S studenten.

5.7 Surinaamse Musici

Bennie Semil

“Je afkomst is je kracht als het gaat om performen”

Bennie heeft geen muzikantenopleiding gedaan hij drumt vanaf zijn achtste

jaar. Zij passie is begonnen door de muziekcultuur die hij van huis heeft

meegekregen. Hij speelt in een Jazz Funk formatie en speelt als drummer.

Hij integreert zijn muziek met dans en reist heel Nederland door om

jongeren uit alle lagen van de bevolking te inspireren. Bennie heeft geen

muziekopleiding gevolgd en is volledig autodidact.

Hij is afhankelijk van de netwerken van kunsteducatieve instellingen zoals

het SKVR, Het Koorenhuis. Het cultuurbeleid kan beter op punten waar het

gaat om amateurkunst. Er zijn veel potjes maar hoe krijg je het voor elkaar

dat je mee kunt partiperen met de subsidies.

80

Bennie geeft aan: “ hoe weet ik zeker dat niet alles op voorhand is verdeeld

onder de Westerse musici”. Zijn achtergrond is van invloed op het muziek

wat hij maakt. Funk en Jazz. Hij geeft op dit moment geen

muziekworkshops maar zou dat erg leuk vinden om te doen. Zijn tips

richting aankomende S musici is dat je gebruik moet maken van goede

netwerken.

Reflectie

Netwerken is ontzettend belangrijk om mee te kunnen participeren in de

muziekwereld. Dat wordt duidelijk in het interview met Bennie dat potentiële

S studenten voor de Kunstacademies moeten uitkijken naar de rolmodellen.

Deze Amerikaanse onderzoeker Jenkins geeft aan dat huidige samenleving

als participatiesamenleving fungeert. De samenleving is collectief gericht en

is ingericht om kennis te delen. Dit is belangrijk voor mijn onderzoek omdat

de S kunstvakdocenten kunstonderwijs overbrengen in de vorm van lessen.

Verder zijn ze verantwoordelijk voor de aansluiting met de Surinaamse

jongeren in de huidige samenleving.

5.8 Surinaamse kunstvakdocent binnen

de Kunsteducatieve projecten.

Rashida Willems zegt:

“Door hard te werken kun je je doelen bereiken”

De cijfers van het aantal inschrijvingen van de S studenten op een

Kunstacademie is beduidend laag in Nederland. Dat verklaart ook waarom

je weinig tot geen kunstvakdocenten kunt vinden. Na lang zoeken kwam ik

Rashida Willems op het spoor.

81

Rashida (25) is werkzaam als dansdocent bij zowel het Hip Hop Huis als

het SKVR. Zij verzorgt de lessen met energie en met verve. Het Hip Hop

Huis is een dansschool voor kunstamateurs die na schooltijd de lessen

komen volgen. Zij is al drie jaar werkzaam bij het Hip Hop school en werkt

vier jaar voor de SKVR dat was tevens haar eerste baan.

Verder werkt zij ook voor andere dansscholen zoals bij Noes Fiolet. Zij is

begonnen met het showballet en ging al snel over naar Lucia Marthas

vervolgens wilde zij meer dan ballet en ging zij over op Hip Hop. Opvallend

was dat groep leerlingen van Rashida van Surinaamse afkomst klein was.

Rashida komt uit Suriname en danst vanaf het moment dat zij zeven jaar

was. Voor haar was het al vroeg duidelijk wat zij later zou worden, danser.

Dansen maakt een essentieel deel van haar leven uit omdat werkt als

dansdocent en als danser. Als danser werkt zij freelance bij Nederhop

groepen. Dat zijn groepen zoals de Jeugd van Tegenwoordig. Zij ziet

zichzelf als een Surinaamse danser en vindt het niet erg om als Surinaamse

getypeerd te worden omdat het nu eenmaal zo is en zij daar ook de

voordeel mee kan doen zoals wat zij nu doet Hip Hop, een dans van de

zwarte cultuur.

Zij heeft de opleiding mbo docent dans gevolgd bij de CIOS in Zeeland,

Lucia Marthas en de docent dansopleiding bij de SKVR. Zij is al zes jaar

werkzaam als docent Hip Hop. Als student kon zij zich heel goed met de

opleiding identificeren omdat het om jazz en moderne dans ging.

Rashida gaf wel aan dat je maar weinig S studenten aantrof op de

opleiding. Haar succes meet zij door naar volle lessen te kijken en trouwe

leerlingen die elke week weer komen. Zij denkt dat er niet expliciet een

beeldvorming is over S dansers omdat ze denkt dat je daar niet te lang bij

stil moet staan.

82

Als dansdocent is zij een rolmodel en een inspiratie voor andere

allochtonen. Allochtone dansdocenten participeren niet voldoende in het

kunst- en cultuurbeleid geeft ze aan. Er zijn absoluut verschillen als je kijkt

naar de Westerse danswereld. Deze wordt serieuzer genomen, omdat de

Westerse danswereld werkt met dansers die een Dansacademie hebben

gevolgd. Met de bezuinigen wordt het er niet beter op geeft zij aan. De tips

en adviezen die zij aankomende Surinaamse dansdocenten wil geven is dat

je vooral hard moet werken en je ding moet doen.

Reflectie

Rashida geeft aan dat er in het cultuurbeleid niet voldoende rekening

worden volgens haar gehouden met S dansers. Autochtone geschoolde

dansers worden volgens haar absoluut voorgetrokken als het gaat om

subsidies of projecten. Als ik naar Rashida kijk dan zie ik een S dansdocent

die op eigen krachten heeft bereikt wat ze tot nu toe doet. Dit is belangrijk

voor mijn onderzoek omdat Rashida fungeert als rolmodel en een voorbeeld

zou kunnen zijn voor het Voortgezet onderwijs en de Kunstacademies,

Zij heeft er voor moeten knokken om te komen waar ze nu is. Dit is van

belang voor mijn onderzoek omdat je naast de mogelijkheden die geboden

worden om een kunstacademie te volgen een hele sterke persoonlijkheid

nodig hebt om het doel te bereiken.

5.9 Samenvatting en conclusie

Kunstacademies moeten uitkijken naar Surinaamse rolmodellen binnen hun

Academie. De S rolmodellen komen niet veel voor op de Kunstacademies

als je de landelijke cijfers bekijkt. De S rolmodellen zijn er wel maar niet

zichtbaar in de huidige participatiesamenleving.

83

6. Discussie

In dit onderzoek zijn verschillende mogelijkheden besproken om de

toetreding van S aankomende leerlingen te motiveren ook al hebben zij niet

de gewenste vooropleiding. In hoofdstuk 2 heb ik de achtergrond van de S

leerlingen uiteen gezet en de cijfers van het aantal S leerlingen die een

Havo opleiding volgen. In hoofdstuk 3 heb ik de twee kunstacademies te

weten de C en WDKA onderzocht en mijn bevinden in de reflecties

uiteengezet. In hoofdstuk 4 heb de kunstenaars, theatermakers, musici en

kunstvakdocenten geïnterviewd. Tot slot zijn in hoofdstuk 5 de activiteiten

van de kunsteducatieve instellingen voor onder andere de S jongeren

uiteengezet.

De totale populatie van de Surinaamse gemeenschap beslaat 2% van de

Nederlandse gemeenschap. De Surinaamse gemeenschap is echter

ondervertegenwoordigd op het kunstacademisch onderwijs. Slechts 0.6%

van de leerlingen in dit type onderwijs is Surinaams. Verscheidene sociaal

culturele en economische factoren spelen hierin een rol.

De positieve punten zijn, dat Surinaamse jongeren buiten school

kunsteducatieve instellingen bezoeken voor het uitoefenen van een

kunstdiscipline. Codarts fungeert als voorbeeld als het gaat om de

aansluiting met de kunsteducatieve instelling SKVR. De Surinaamse

potentiële studenten staan open om een opleiding te volgen aan een

Kunstacademie als de weg er naar toe laagdrempeliger zou zijn.

En dat mensen op straat geraakt kunnen worden door een performance uit

de straatcultuur door S jongeren. De kunstacademies geven de potentiële S

studenten op die manier de mogelijkheden om een van de opleidingen te

kunnen volgen als zij de horizontale cultuur hanteren.

84

Er is dus zeker hoop wanneer we kijken hoe de Surinaamse jongeren op dit

moment met kunst omgaan. Er is volop creativiteit, alleen wordt deze

creativiteit niet gekanaliseerd binnen kunstacademies. Dit betekent dat er

een veel horizontalere cultuurontwikkeling optreedt, wat volgens Renshaw

een positieve bijdrage levert aan de participatiemaatschappij. Tegelijkertijd

moeten we oppassen dat kunst daardoor niet vervlakt en dat kunstonderwijs

zich richt op het perfectioneren van technieken en niet alleen op het

vergroten van het amateurisme binnen de kunsten

De zwakke punten zijn dat er voornamelijk autochtone kunstvakdocenten

doceren op een Kunstacademie. De sociaal economische status van de S

leerlingen is dikwijls laag en ze hebben een taalachterstand. Dat is een van

de redenen dat de Surinaamse leerlingen meer voorkomen op een Vmbo

en speciaal onderwijs dan op een Havo. De Surinaamse leerlingen zijn niet

bekend met de Kunstacademie omdat zij geen rolmodellen waarnemen.

De Surinaamse gemeenschap in haar totaliteit is niet overtuigd van het nut

van kunstacademisch onderwijs, omdat het financiële nut ervan onduidelijk

is, de potentiële S studenten een hoge drempel ervaren om zich in te

schrijven voor een Kunstacademie. En vanuit de opvoeding geen

rolmodellen aangedragen worden van succesvolle Surinaamse

kunstenaars. Tenslotte is de Surinaamse kunstenaarswereld een

mannenwereld en zijn er weinig vrouwelijke rolmodellen te vinden.

85

7. Conclusies en aanbevelingen

Mijn bevindingen uit de analyse van het onderzoek uit de twee casestudies

van C en WDKA, het literatuuronderzoek en de gesprekken met experts zijn

dat jongeren graag actief willen participeren in kunsteducatieve instellingen.

Als de mogelijkheid zich voordoet om een opleiding te volgen aan een

Kunstacademie, zullen de Surinaamse jongeren dit met beide handen

aanpakken. Als zij meer voorbeelden zouden zien van Surinaamse

kunstvakdocenten zoals Rashida en Bennie kan dat absoluut een trigger

zijn voor de Surinaamse leerlingen om anders te denken bij het kiezen van

hun eindexamenvakken.

De Surinaamse leerlingen die buitenschool bijvoorbeeld op dans zitten in

een brassbandspelen zijn een belangrijke inspiratie voor de Surinaamse

leerlingen die er niet bekend mee zijn. De docenten zouden die talenten

interdisciplinair in kunnen zetten bij bijvoorbeeld de CKV lessen. Codarts

heeft een bijzonder interessant traject ingezet om onder andere Surinaamse

aankomende studenten te werven door samen te werken met SKVR.

Het is een goede strategie om Surinaamse kunstvakdocenten in te zetten

binnen de Kunstacademies om Surinaamse aankomende studenten te

motiveren voor een van de opleidingen. Diezelfde docent kan eventueel de

gastlessen verzorgen binnen het voortgezet onderwijs zodat de S leerlingen

er bekend mee raken en ze te interesseren voor een van de opleidingen.

De Surinaamse jongeren kunnen bijvoorbeeld ook instromen via het

voortraject omdat de leerlingen van Surinaamse afkomst meestal niet de

juiste vooropleiding genieten. De kunstacademies kunnen verder ook de

manier van auditeren bekijken of dat aansluit bij de veranderende

samenleving.

86

Naar aanleiding van dit onderzoek kunnen daarom de volgende conclusies

worden getrokken:

1. Dat maar 0,6% van de studenten op kunstacademies Surinaams is

terwijl de totale populatie 2% uitmaakt van de Nederlandse

bevolking.

2. De Kunstacademies kunnen werven onder de potentiële S studenten

bij kunsteducatieve instellingen.

3. Er een groot potentieel is in de horizontale cultuur. Een cultuur dat is

gericht op het aanspreken van grote groepen zoals bijvoorbeeld

Coca Cola dat doet. Beide instellingen, in het bijzonder de WDKA

spreek nog onvoldoende de horizontale cultuur aan.

4. Het potentieel onder S jongeren beter benut zou worden wanneer

rolmodellen op de academies geplaatst worden die de jongeren

overtuigen van het nut van kunstacademisch onderwijs.

5. Er vanuit de Havo en de opvoeding positiever gekeken moet worden

naar het kunstenaarschap. Er moet eerder begonnen worden

jongeren te motiveren

In dit onderzoek is besproken wat de verschillende oorzaken zijn van het

feit dat er relatief weinig aanmeldingen zijn door S jongeren voor de

Hogescholen voor de Kunsten. Binnen de visie van Codarts om SKVR te

betrekken bij Codarts om op die manier potentiële S studenten te werven

speelt een grote rol bij het beantwoorden van mijn onderzoeksvraag,

deelvraag 9.

87

Surinaamse jongeren gaan de deur uit om kunstzinnige activiteiten te

volgen buiten school. Dit is voor de Kunstacademies een belangrijk aspect

waar rekening mee gehouden moet worden. Hierin is een belangrijke slag te

maken om zoveel mogelijk getalenteerde S leerlingen op een kunstinstelling

te krijgen omdat daar een kans kan liggen om over te stappen naar een

opleiding van de Codarts of de WDKA.

88

8. Nawoord

Na afronding van dit onderzoek zijn er verassende resultaten naar buiten

gekomen en heb ik met plezier aan deze scriptie gewerkt. Bij deze wil ik

graag iedereen bedanken die heeft meegeholpen aan mijn onderzoek. Het

was een lange weg maar absoluut leerzaam. Ik heb veel steun gehad aan

mijn begeleiders en de geïnterviewden. Bedankt voor al jullie hulp,

interesse, inspiratie, gezelligheid en steun.

89

9. Literatuurlijst

Boeken

S. Doorn en A. Maat, Onderwijs en Niet Westerse Allochtonen, Enschede:

Saxion Hogeschool 2003

J. Eggleston, Arts Education for a multicultural society, London: Trentham

books 1995

H. Ganzenboom e.a, Onderzoeksdesigns en de muze. Nieuwe gegevens

over effecten van kunsteducatie in het voortgezet onderwijs, Utrecht:

Cultuur Netwerk 2001

H. Gates e.a, Harlem Renaissance Lives, London, London: Oxford

University Press 2009

W.Ieperen, Verschillen cultuurdeelname allochtone en autochtone jongeren,

Utrecht: Cultuurnetwerk 2003

L. Rooijendijk, Interculturalisatie Cultuur en verschillen als basis voor

begeleiden in de welzijnssector, Baarn: Edu‟Actief 2003

A. Stipriaan, Roads to the Roots or Stuck in the Mud, Leiden: KITLV 2001

S. Hall, Black Diaspora Artists in Britain Three Moments in Post War

History, London: Oxford University Press 2006

M.H. de Vries, Waar komen zij terecht?, ‟S Gravenhagen: MINOCW 1983

V. Waal, Uitdagend leren. Culturele en maatschappelijke activiteiten als

leeromgeving, Bussum: Coutinho 2003

90

Artikelen en Tijdschriften

S. Trienekens, Zicht op Kunst, Cultuurnetwerk Nederland Utrecht, 2006

Ministerie van Buitenlandse zake, St. fonds voor cultuurparticipatie, 2010

Kunst & Educatie, 1977 nr. 6

S. Luyckx, Emanicipatie niet-westerse kunst vordert traag, Amsterdam: Trouw 1996

Verslagen van bijeenkomsten

Onderwijsverslag (2009) hoger onderwijs en allochtonen

H. Jenkins, Confronting the challenges of participatory culture and media

education for the 21st century, an occasional paper on digital media and

learning-Chicago, MacArthur Foundation

Verslag Conferentie kunsteducatie, paragraaf: De Brit en de olifant, 2006

Onderzoeksrapporten

D. Benali, De kunst kunst van in- en uitsluiting : de relatie van beeldende

kunstenaars van Surinaamse, Turkse en Marokkaanse afkomst tot de

Nederlandse gevestigde kunstwereld, Rottterdam: Erasmus Universiteit

2001

J. Boer, Inventory of RWMA policies and education, specially focused on

how to connect with Surinam-Hindustani, Rotterdam: Codarts 2009.

Rapport adviescommissie Dijkgraaf, Onderscheiden-verbinden-vernieuwen

„Gravenhage: MINOCW 2010

91

Meijer zu Schlochtern, TH. En Cozier, Chr.Paramaribo SPAN: hedendaagse

beeldende kunst in Suriname: Amsterdam KIT, 2009

Slot, J. Dienst Onderzoek en Statistieken in Amsterdam: , 2011

S. Trienekens e.a, Deelrapportage van de HvA in het kader van het

onderzoek naar Music Matters i.s.m. Onderzoeksbureau Letty

Ranshuysen en het Centrum voor Interculturele Studies, Amsterdam: HvA

2010

P.Zant, Regelingen voor talenten gescout, Utrecht: Cultuurnetwerk 2010

M. Vogelzang e.a, Gezamenlijk of afzonderlijk: een inventariserend

onderzoek naar het migrantenbeleid van de gemeente Rotterdam en de

culturele instellingen binnen de Rotterdamse Kunstensector: Rotterdam:

Erasmus Universiteit 1995

Websites

http://www.mconline.nl/mconline/index.xql?id=/mc/theater

http://donthitmama.nl/

http://www.interartlab.nl/

www.cultuurparticipatie.nl

http://www.rrkc.nl/

http://www.cultuur.nl/

www.tentrotterdam.nl www.kosmopolis.nl

www.abckenniscentrum.nl Surinamers in Nederland 2010

www.cultuur.nl/files/pdf/vooradvies0912/innoveren_participeren.pdf 1

http://www.minocw.nl/cultuurparticipatie/772/Cultuur-en-school.html

www.cbs.nl (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2011

92

10. Bijlagen

Bijlage 1. Keuze van de leerlingen VO

Bijlage 3. Interviews deelnemers

INTERVIEW VRAGEN WILLEM DE KOONING EN CODARTS

1. Heeft de Willem de Kooning een beleid om Surinaamse studenten

binnen te halen en wat is de huidige strategie?

2. Hoe groot is de groep S studenten die reeds studeren op de Willem

de Kooning Academie?

3. Welke opleiding is populair bij de S studenten ?

4. Zijn er S docenten werkzaam binnen de Willem de Kooning ?

5. Is er voldoende belangstelling voor de Kunstacademies onder de

Surinaamse studenten ?

6. Is er verschil in de toelating voor de S studenten ten opzichte van de

Autochtone studenten?

7. Sluit de inhoud van de opleiding voldoende aan bij de achtergrond

van de S studenten?

8. Wordt er vanuit de beroepspraktijk S kunstenaars betrokken bij de

Kunstacademie?

9. Hoe kunnen kunstacademies S studenten interesseren voor de

opleiding?

10. Welk beleid zou er ingezet kunnen worden om de S studenten

Eventueel te motiveren voor de Kunstacademie ?

11. Zijn er Kunstvak docenten werkzaam binnen de verschillende

disciplines binnen jullie Academie ?

93

INTERVIEW VRAGEN SLEUTELFIGUREN BINNEN HET VO

1. Hoe denken S potentiële studenten over een opleiding aan de

Kunstacademie? Is er voldoende referentiekader voor de S

leerlingen binnen de Kunstvakken op de HAVO/VWO?

2. Is er voldoende belangstelling voor de Kunstacademies bij de S

HAVO/VWO leerlingen?

3. Hoeveel S leerlingen doen eindexamen in een kunstvak ?

4. Waarom kiezen relatief weinig S HAVO/VWO leerlingen voor de

Kunstacademie?

5. Op welke wijze speelt de SES een grote rol ?

6. Worden er S kunstenaars vanuit de beroepspraktijk bij het onderwijs

betrokken ?

7. Worden er binnen de CKV lessen aandacht besteed diversiteit

binnen de lessen kunst en cultuur ?

8. Op welke wijze wordt er voorlichting gegeven over de

Kunstacademies ?

9. Zijn er bij jullie op school S kunstvakdocenten werkzaam?

INTERVIEW VRAGEN STICHTING KOSMOPOLIS, STICHTING

ARTROPA , STICHTING BEELDENDE KUNST ROTTERDAM en

Stichting SKVR

1. Is er een platform voor S Kunstenaars in Rotterdam?

2. Hoeveel S kunstenaars zijn er werkzaam binnen Stichting ?

3. Zijn de S kunstenaars gediplomeerd?

4. Welke richting binnen de Kunstacademie hebben zij veelal

gevolgd?

5. Welke activiteiten voeren de S kunstenaars uit binnen jullie

organisatie uit?

6. Hebben jullie ook exposities van S kunstenaars?

7. Zijn de activiteiten van de S kunstenaars alleen gericht op de

allochtone groep?

94

8. Is er een beleid om S kunstenaars te profileren?

9. Wat vindt van het Nederlandse kunstbeleid?

10. Op basis van literatuuronderzoek is gebleken dat kunstenaars,

theatermakers en musici worden uitgesloten binnen de

kunstwereld. Hoe jullie omgaan met uitsluiting binnen het

werkveld?

11. Op basis van een beleidsnota van de stad Rotterdam van 1990

concludeert de Gemeente dat instellingen allochtone kunstenaars

in kunstwereld moet betrekken ondanks dat deze groep moeilijk

bereikbaar is wat vindt u daarvan?

12. Worden de S kunstenaars ingezet voor de projecten op school?

13. Welke weg moet een aankomende S kunstenaar bewandelen om

zich te profileren binnen de kunstenaarswereld?

INTERVIEW VRAGENTHEATER ZUIDPLEIN

1. Is er een platform voor Surinaamse theatermakers/spelers in

Rotterdam?

2. Wat is ongeveer het percentage S theatermakers/spelers dat

werkzaam is binnen Jullie theater ?

3. Wat is ongeveer het percentage aan producties dat op jaarbasis

wordt gedaan door S theatermakers/spelers?

4. Zijn de S theatermakers/spelers gediplomeerd?

5. Welke richting binnen de Kunstacademie hebben zij veelal gevolgd?

6. Welke producties voeren de S theatermakers/spelers uit binnen

theater Zuidplein?

7. Hebben jullie ook voorstellingen van S theatermakers/spelers?

8. Zijn de voorstellingen van de S theatermakers/spelers alleen gericht

op de allochtone groep?

9. Is er een beleid om S theatermakers/spelers te profileren?

10. Wat vindt u van het Nederlandse kunstbeleid?

95

11. Op basis van literatuuronderzoek is geconcludeerd dat er sprake is

van uitsluiting binnen het werkveld van S kunstenaars,

theatermakers en spelers Zo ja hoe gaan jullie er mee om?

12. Op basis van een beleidsnota van de stad Rotterdam van 1990

concludeert de Gemeente dat instellingen Allochtonen Kunstenaars

en theatermakers in kunstwereld moet betrekken ondanks dat deze

groep moeilijk bereikbaar is wat vindt u daarvan?

13. Worden de S theatermakers/spelers ingezet voor de projecten op

school?

14. Welke weg moet een S theatermaker/speler bewandelen om zich te

profileren binnen de theaterwereld?

INTERVIEW VRAGEN S KUNSTENAARS (Beeldend, Dans, Muziek, Theater en Kunstamateur) en KUNSTVAK DOCENTEN VANUIT DE BEROEPSPRAKTIJK

Persoonsgegevens

1. Geslacht

2. Leeftijd

3. Afkomst

Opleiding

1. Welke opleidingen heeft u genoten na de basisschool en welke

opleiding(en) in het bijzonder met betrekking tot uw huidige beroep?

2. Hebt u bewust voor dit beroep gekozen of bent u min of meer

toevallig in dit vak terechtgekomen?

3. Bent u naast kunstenaar ook eerstegraads of tweedegraads

bevoegd?

96

4. Bent u naast uw beroep als kunstenaar zelf ook nog werkzaam als

docent of actief betrokken op scholen het gebied van kunst en

cultuur?

5. Kon u als student zich identificeren met de opleiding?

6. Had u als student voldoende persoonlijke bagage om de opleiding te

volgen?

7. Hoe succesvol bent u wat betreft uw beroep?

8. Van welke netwerken bent u afhankelijk?

9. Speelt u achtergrond een rol bij het maken van kunstwerken?

10. Wat vindt u van het Nederlands kunstbeleid?

Werkervaringen

1. Wat was uw eerste baan als kunstenaar/kunstvakdocent ?

2. Hoe bent u begonnen?

3. Heeft hiervoor op andere scholen kunsteducatie gedoceerd?

4. Hoe bent u terecht gekomen op deze school, als Kunstvak docent?

5. Hoe lang geeft u les op deze school?

6. Geeft u alleen les aan de bovenbouw of ook aan de onderbouw?

7. Geeft u momenteel ook les op andere scholen? Vervult u nog andere

functies naast het doceren ?

8. Welke tips en adviezen zou u aankomende S studenten willen

geven?