Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De...

153
Duurzame stadsranden: onderzoek naar de opvulling van de leemte en toetsing Evy De Wilde Promotor: prof. dr. Georges Allaert Begeleider: Karel Moentjens Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Master in de stedenbouw en de ruimtelijke planning Vakgroep Civiele Techniek Voorzitter: prof. dr. ir. Peter Troch Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur Academiejaar 2012-2013

Transcript of Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De...

Page 1: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

Duurzame stadsranden: onderzoek naar de opvulling

van de leemte en toetsing

Evy De Wilde

Promotor: prof. dr. Georges Allaert

Begeleider: Karel Moentjens

Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van

Master in de stedenbouw en de ruimtelijke planning

Vakgroep Civiele Techniek

Voorzitter: prof. dr. ir. Peter Troch

Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur

Academiejaar 2012-2013

Page 2: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial
Page 3: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

Duurzame stadsranden: onderzoek naar de opvulling

van de leemte en toetsing

Evy De Wilde

Promotor: prof. dr. Georges Allaert

Begeleider: Karel Moentjens

Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van

Master in de stedenbouw en de ruimtelijke planning

Vakgroep Civiele Techniek

Voorzitter: prof. dr. ir. Peter Troch

Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur

Academiejaar 2012-2013

Page 4: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

De auteur geeft de toelating deze masterproef voor consultatie beschikbaar te stellen en delen

van de masterproef te kopiëren voor persoonlijk gebruik.

Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met

betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten

uit deze masterproef.

The author gives permission to make this master dissertation available for consultation and to

copy parts of this master dissertation for personal use.

In the case of any other use, the limitations of the copyright have to be respected, in particular

with regard to the obligation to state expressly the source when quoting results from this master

dissertation.

Gent, 12 augustus 2013 Evy De Wilde

Page 5: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

I

DANKWOORD

Na mijn opleiding industrieel ingenieur bouwkunde, vormde deze master in de stedenbouw en

ruimtelijke planning een nieuwe fascinerende uitdaging voor mij. Deze masterproef is het

resultaat van een boeiende opleiding en uitgebreid onderzoek. Dit mag dan wel het solitaire

werk van een student zijn, aan de basis ervan staan toch een aantal mensen waarvoor ik mijn

oprechte dank wil betuigen.

… Mijn oprechte dank gaat naar prof. dr. Georges Allaert, die ik naast mijn bewondering voor

zijn kennis, ook wil bedanken voor zijn ondersteunende en constructieve feedback.

… In het bijzonder ook een woord dank aan mijn begeleider Karel Moentjens, omdat hij altijd

voor me klaar stond om mij op de goede weg te helpen, en deze masterproef mee vorm gaf

en structureerde.

… Ik richt ook graag een woord van dank naar de stadsdiensten van Gent, studiebureau

Omgeving en Hans Leinfelder, voor hun bijzondere interesse in mijn masterthesis en hun

bereidwillige medewerking om mij de nodige informatie te verschaffen.

Mijn persoonlijke omgeving,

… Ook mijn oprechte dank aan mijn ouders die mij doorheen mijn schoolcarrière materieel en

emotioneel steunden, dat ik na vier jaar studie nog de kans kreeg om een tweede master te

behalen.

… Tot slot nog een laatste woord dank aan mijn broer, vrienden, studiegenoten en collega’s

voor de nodige aangename en sportieve ontspanningsmomenten en fijne gesprekken.

Bedankt Pieter, Jonas, Katrien, Jolien, Stefanie, Cara, Katrijn, Goedele, Marlies, Jaël, Evelyn,

Tess, Griet, Heleen, Toni, An-Sofie, Liesbet, Robrecht, Bas, Tomas, Liesbeth, Joke, mijn mede

turntrainers en iedereen die ik hier nog vergeten ben.

Page 6: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

II

OVERZICHT

Duurzame stadsranden: onderzoek naar de opvulling van de leemte en toetsing.

Student: Evy De Wilde

Promotor: prof. dr. Georges Allaert

Begeleider: Karel Moentjens

Masterproef tot het behalen van de academische graad van Master in de stedenbouw en

ruimtelijke planning.

Samenvatting

De hoofdonderzoeksvraag in deze masterthesis is: Hoe kan de leemte in het ruimtelijk beleid

inzake duurzame stadsranden opgevuld worden?

De stadsranden zijn een actueel en hoofdbrekend thema binnen de stadsdiensten en

studiebureaus. De stadsranden worden al te vaak vergeten in het ruimtelijk beleid doordat

deze fluctueren tussen het stedelijk en landelijk beleid. Door de toenemende bevolkingsgroei

en de maatschappelijke uitdagingen waarvoor het ruimtelijk beleid staat, is het van belang om

een duidelijke strategie voor deze stadsranden uit te werken. Stedenbouwkundige diensten en

ruimtelijke planningsdiensten zijn er zich bewust van om deze problematiek geïntegreerd en

gebiedsgericht te benaderen, maar hoe dit effectief uitvoeren in de praktijk is een ander paar

mouwen.

In de zoektocht naar de opvulling van de leemte in het ruimtelijk beleid, onderzoekt deze

masterthesis in hoeverre stadsdiensten zich bewust zijn van de problematiek rond

stadsranden, en hoe ze dit in de toekomst duurzaam en planologisch willen aanpakken. Aan

de hand van literatuurstudie, terreinonderzoek en interviews wordt getracht hier een antwoord

op te geven.

Trefwoorden:

duurzame stadsranden – urban sprawl – ruimtelijk instrumentarium

Page 7: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

III

EXTENDED ABSTRACT

Sustainable urban fringes: research into the filling up of the spatial gaps and review.

The city and the countryside are separated by an urban fringe area. This urban fringe area has

an erratic form. That is why there is no strong difference anymore between the city and the

countryside. Cities exert a high pressure on the urban fringe and ask for a lot of space. The

spatial dynamics in the urban fringe are larger than in the city or in the country. As a

consequence, a lot of high qualities disappear in the urban fringe, and puts a high pressure on

the quality of life. No straightforward strategy is known so far, and so a mangled open

landscape was slowly created. The urban fringe area is part of an important policy challenge

to avoid a diffuse landscape. While the spatial dynamic in the urban fringe is larger than in the

city or the country, the urban fringe area appears to be a low discussed item/area in the spatial

policy. It is located between the urban policy and the rural policy which both have their own

dynamic, advantages, visions, control elements and stakeholders. This master thesis studies

how to fill up the spatial policy about the urban fringes to counter the urban pressure and the

mangled landscape. The main research question is:

How can we fill up the spatial policy on sustainable urban fringes?

In this research the mutual influence of the city and the country at the urban fringe is central.

The research exists of two parts. The first part is a literature study in which the concept

‘sustainable urban fringes’ will be defined. The theoretical fundament is the definition used in

the Sustainable Urban Fringe project (SURF) of the European Interreg IV B project. In this

definition, the sustainable urban fringes must agree with five qualities: spatial quality,

environmental quality, social quality, economic quality and process. After this study, we will try

to explain why it is important to pay attention to urban fringes. Social challenges for urban

fringes will also be defined. The literature study will also point out the consequences for spatial

policy. The research question of the literature study is:

Why it is important to have attention to urban fringes?

The second part of the research is a case study which contains an analysis of the whole of

entire urban fringe with the aid of spatial plans and field research. Drawing on the spatial

analysis and conversations with urban services and other stakeholders, a specific part of the

urban fringe is selected as field of study. This field of study is going to be reviewed based on

the five qualities of sustainable urban fringes of the SURF-project. This review also takes place

on the basis of spatial analysis and interviews with urban services and stakeholders. In the

end, some recommendations related to the spatial planning of sustainable urban fringes are

Page 8: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

IV

given. These recommendations are based on the consequences for the spatial policy quoted

in the literature study. They also give an interpretation of the spatial policy of the urban fringe.

The research question of the second part of this master thesis is:

To what extent do cities feel the problems of urban fringes and how do they

strive for sustainable spatial planning?

Figuur 1: Sustainable development of urban fringes – SURF-project (Toolkit Sustainable Urban Fringes, 2012)

Literature study has proven that the current spatial policy aims to an amount of social

challenges. Five topics can be distinguished:

(1) Spatial pressure: A population growth is expected in Flanders the coming years, so the

pressure on the space isn’t going to decrease. The composition of the population is also going

to change and other and new living forms are coming up.

(2) Climate: Consideration should be given to how floods and extreme weather conditions can

be avoided. The spatial policy aims at a climate proof Flanders. It focuses on three climate

ambitions: urban heat island effect, drought and flooding and reducing CO2 emission.

(3) Biodiversity: The biodiversity in the fringes is larger than in the city or in the country and

must be protected.

(4) Mobility: Mobility is an indispensable part of our lifestyle. It has a social, economic and

environmental challenge.

(5) Economy: By change in demand, the trade in the city goes backwards, and there is an

increasing interest in economic functions in the urban fringe. There will also occur a more and

more innovative economy in the urban fringes.

Page 9: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

V

The spatial policy must offer solutions to the challenges mentioned above to enclose the spatial

impact on the city, urban fringes and countryside. The consequences for spatial policy of urban

fringes from the literature study are used as a framework for the recommendations in the

second part of this master thesis. The recommendations explain which elements are important

to fill up the spatial policy on sustainable urban fringes. The following themes are discussed:

integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial implementation plan, top-down

and bottom-up approach, networking, the municipal borders and the instruments for

implementation. As case study is chosen the urban fringe of the city of Ghent.

The spatial policy on sustainable urban fringes should be an integrated and area-bounded

policy. Integrated, because urban fringes are sustainable if there is a synergy between the five

qualities of the SURF-project. On the field, it is realized by the enlacement and proximity of

different functions. The different qualities should also be cross-sectorial, so there is a thematic

approach which overlays the different sectors. The largest shortcoming in the integrated spatial

planning is that mobility plans are separated of the spatial implementation plans. So all

decisions in the spatial planning are passed on mobility. There is a need for an integration

between mobility plans and spatial implementation plans. The urban fringe should also be

area-bounded, because of the amount of different destinations in the urban fringe. Each part

of the urban fringe has a different dynamic, environmental impact and meaning. Functional

zoning, as in the current spatial plans, is not the most ideal way of working. There are too many

intermediate forms in destinations, so the current planning prescriptions are too strict. In fact,

there is a need for a strategic spatial implementation plan with flexible planning prescriptions.

These prescriptions should depart from the characteristics of the area, more specifically the

regional identity and the physical environment. Mainly the lower authorities are involved in

designing and implementing the sustainable urban fringes. The policy of sustainable urban

fringes mainly has a bottom-up approach in which communication and participation are central.

The sustainable urban fringes also require a cooperation between many parties, both public

and private. A public-private partnership has its advantages, for example in creating land

position. A collaboration between municipalities should also be intensified. By urban sprawl,

the urban fringes are moving to the countryside beyond the administrative boundaries in the

city of Ghent, and in some cases the broader vision of Ghent does not correspond to the spatial

vision of the neighboring municipalities. There is a need for a central and administrative entity

which unites both visions. To implement the integrated and area-bounded policy of the urban

fringes, spatial instruments should be used. The traditional instruments like rules, financial

instruments and communication instruments are not sufficient enough to give implementation

to the spatial policy. Horizontal instruments which are not based on hierarchical position, give

more interpretation to sustainable urban fringes. The sustainable urban fringes ask on the one

Page 10: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

VI

hand for instruments to create synergy, and on the other hand for instruments for network

construction. In Ghent, the first group of instruments is well developed, while there only exists

a few instruments for the second group.

Generally it can be said that urban fringes are influenced by the urban policy and the rural

policy, and they are mostly forgotten. Attention should be given to urban fringes to stop the

urban sprawl, so research is necessary. The spatial planning has the following tasks:

• The vision in the current spatial plans do not match with the new social challenges.

New structural spatial plans should be drafted.

• Decisions in the spatial planning are passed on mobility. This can be avoided by

integrating spatial plans and mobility plans. At this moment, there are no solutions for

this problem.

• The current spatial implementation plans are too passive to intervene in the situation

of sustainable urban fringes. There should be more research for strategic spatial

implementation plans.

• The urban fringes are moving to the countryside beyond the administrative boundaries,

so conflicts arise. Cities need an intermunicipal partnership.

• There is a need for new horizontal instruments which strive for more integration and

cohesion.

Page 11: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

VII

INHOUD

INHOUD .............................................................................................................................. VII

LIJST VAN FIGUREN .......................................................................................................... IX

LIJST VAN AFKORTINGEN ............................................................................................... XII

1 INLEIDING ...................................................................................................................... 1

1.1 Probleemstelling ...................................................................................................... 2

1.2 Methodologie........................................................................................................... 4

2 RUIMTELIJKE VERKENNING VAN DE STADSRANDEN .............................................. 6

2.1 Definiëring, afbakening en functionaliteiten ............................................................. 8

2.1.1 Stadsranden: algemeen ....................................................................................... 8

2.1.2 Duurzame stadsranden.......................................................................................19

2.2 Waarom de stedelijke rand aanpakken? .................................................................24

2.2.1 Ruimtelijke druk ..................................................................................................24

2.2.2 Klimaat ...............................................................................................................29

2.2.3 Biodiversiteit .......................................................................................................35

2.2.4 Mobiliteit .............................................................................................................37

2.2.5 Economie ...........................................................................................................40

2.3 Consequenties voor het ruimtelijk beleid ................................................................46

3 CASESTUDY GENT ......................................................................................................52

3.1 Screening Gentse stadsrand ..................................................................................54

3.1.1 Ruimtelijke planning ............................................................................................54

3.1.2 Ruimtelijke analyse .............................................................................................56

3.1.3 Focus studiegebied .............................................................................................77

3.2 Doorkijk naar de duurzame stadsrand ....................................................................84

3.2.1 Ruimtelijke kwaliteit ............................................................................................84

3.2.2 Milieukwaliteit .....................................................................................................91

Page 12: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

VIII

3.2.3 Sociale kwaliteit ..................................................................................................95

3.2.4 Economische kwaliteit ........................................................................................99

3.2.5 Proces .............................................................................................................. 103

3.3 Aanbevelingen ..................................................................................................... 109

3.3.1 Geïntegreerd gebiedsgericht stadsrandenbeleid ............................................... 109

3.3.2 Strategisch ruimtelijk uitvoeringsplan ................................................................ 111

3.3.3 Top-down en bottom-up benadering ................................................................. 112

3.3.4 Netwerken ........................................................................................................ 114

3.3.5 Over de gemeentegrenzen heen ...................................................................... 115

3.3.6 Instrumentarium ................................................................................................ 117

4 CONCLUSIE EN IMPLEMENTATIE ............................................................................. 123

4.1 Nieuwe ruimtelijke visie voor opvangen maatschappelijke uitdagingen ................ 126

4.2 Meervoudig ruimtegebruik in de stadsranden vereist een geïntegreerd en

gebiedsgericht stadsrandenbeleid ................................................................................... 126

4.3 Naar een nieuw ruimtelijk uitvoeringsplan? .......................................................... 127

4.4 Gemis aan een centrale en bestuurlijke entiteit .................................................... 127

4.5 Nood aan nieuw instrumentarium ......................................................................... 128

4.6 Algemene conclusie ............................................................................................. 129

5 BIBLIOGRAFIE ............................................................................................................ 130

Page 13: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

IX

LIJST VAN FIGUREN

Figuur 1: Sustainable development of urban fringes – SURF-project (Toolkit Sustainable

Urban Fringes, 2012) ........................................................................................................... IV

Figuur 2: Twee perspectieven van de stadsrand: 1. stadsrand als lijn om de stad 2.

stadsrand als overgangsgebied (Economische effecten stadsrandgebied, 2009) .................10

Figuur 3: GEBIEDSTYPE 1 - Compact en monofunctioneel ruimtepatroon, voorbeeld Almere

Buiten (Verstedelijking in de stadsrandzone, 2009) ..............................................................13

Figuur 4: GEBIEDSTYPE 2 - Compact en functioneel gemengd, voorbeeld A12-zone Utrecht

(Verstedelijking in de stadsrandzone, 2009) .........................................................................14

Figuur 5: GEBIEDSTYPE 3 - Verspreid en functioneel gemengd, voorbeeld Nijmegen

(Verstedelijking in de stadsrandzone, 2009) .........................................................................15

Figuur 6: GEBIEDSTYPE 4 - Geen bebouwing, voorbeeld Amsterdam (Verstedelijking in de

stadsrandzone, 2009) ...........................................................................................................16

Figuur 7: Duurzame ontwikkeling in vijf kwaliteiten (De Bruijn, 2004) ...................................21

Figuur 8: Het stedelijk hitte-eiland effect (EPA, 2003) ...........................................................30

Figuur 9: Het Lobbenstadmodel (Tjallingii, 1996)..................................................................31

Figuur 10: Buitengebied regio’s bepaald door AGNAS rondom Gent (Ruimtelijk structuurplan

Vlaanderen, 2013) ................................................................................................................59

Figuur 11: Afbakening stadsrandzone Gent en afbakening grootstedelijk gebied Gent ........60

Figuur 12: De ruimtelijke visie van Gent in zes krachtlijnen: (1) stadsontwikkeling volgens het

zandlopermodel (2) vier steenwegen verbinden het centrum met de stadsrand (3) vier

woongebieden in de stadsrand (4) vier groenpolen aan de stadsrand verbonden door een

groene ring (5) twee ringsystemen (R4 en R40) (6) regionale bedrijventerrein resp.

kleinhandel op de knooppunten van de steenwegen met R4 resp. R40 ................................62

Figuur 13: Situering foto’s stadsrand ten noorden van Gent – haven. ...................................63

Figuur 14: Stadsrand ten noorden van Gent – haven: (1) havenactiviteiten Gentse

kanaalzone (2) havenactiviteiten Gentse kanaalzone (3) toegang naar het kanaaldorp

Desteldonk (3) kanaaldorp Desteldonk. ................................................................................64

Figuur 15: Situering foto’s stadsrand ten noorden van Gent – Sint-Amandsberg en

Destelbergen. .......................................................................................................................64

Page 14: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

X

Figuur 16: Stadsrand ten noorden van Gent - Sint-Amandsberg en Destelbergen: (1)

Antwerpsesteenweg doorheen Sint-Amandsberg (2) Antwerpsesteenweg doorheen Sint-

Amandsberg (3) Dendermondsesteenweg doorheen Destelbergen (4) zijstraat weg van het

centrum van Destelbergen. ..................................................................................................65

Figuur 17: Situering foto’s stadsrand ten noorden van Gent – Lochristi. ...............................65

Figuur 18: Stadsrand ten noorden van Gent – Lochristi: (1) grote baanwinkels langs

Antwerpsesteenweg (2) grote baanwinkels langs Antwerpsesteenweg (3)

Antwerpsesteenweg doorheen Lochristi centrum (4) Antwerpsesteenweg doorheen Lochristi

centrum (5) serrelandbouw (6) locatie groenpool Oud Vliegveld (achter de bossen bevindt

zich de zandontginningszone). .............................................................................................66

Figuur 19: Situering foto's stadsrand ten zuidoosten van Gent – Gentbrugge en Melle. .......67

Figuur 20: Stadsrand ten zuidoosten van Gent – Gentbrugge en Melle: (1)

Brusselsesteenweg doorheen Gentbrugge (2) groene invulling ter hoogte van het op- en

afrittencomplex van de E17 met de Brusselsesteenweg (3) Brusselsesteenweg voorzien van

een trambedding (4) verbrokkeld uitzicht langs de Brusselsesteenweg (5) verbrokkeld uitzicht

langs de Brusselsesteenweg (6) verbrokkeld uitzicht langs de Brusselsesteenweg (7)

Gentbrugse meersen (8) Gentbrugse meersen. ...................................................................68

Figuur 21: Situering foto's stadsrand ten zuiden van Gent - Zwijnaarde. ..............................69

Figuur 22: Stadsrand ten zuiden van Gent – Zwijnaarde, Sint-Martens-Latem en De Pinte: (1)

kastelensite Zwijnaarde (2) kasteel van Maaltebrugge (3) Maaltebruggepark (4)

karakteristieke dreef langsheen een veld (5) omgeving technologiepark (6) omgeving

technologiepark (7) actieve recreatie/golf in Sint-Martens-Latem (8) duurzaam

landbouwgebied op grondgebied De Pinte (9) bosgebied op grondgebied De Pinte (10)

industriezone Zwijnaarde. .....................................................................................................71

Figuur 23: Situering foto's stadsrand ten zuiden van Gent – Sint-Denijs-Westrem. ..............71

Figuur 24: Stadsrand ten zuiden van Gent - Sint-Denijs-Westrem: (1) Kortrijksesteenweg

zuidkant (2) Kortrijksesteenweg zuidkant (3) Kortrijksesteenweg noordkant (4) site Flanders

Expo (5) park-and-ride parking Flanders Expo (6) carrefoursite, baken langs de steenweg. 72

Figuur 25: Situering foto's stadsrand ten westen van Gent – Drongen, Baarle, Afsnee en

Vinderhoute. .........................................................................................................................73

Figuur 26: Stadsrand ten westen van Gent - Drongen, Baarle, Afsnee en Vinderhoute: (1)

afbakening Kouter- en Leieland (2) Vinderhoutse bossen (3) Vinderhoutse bossen (4) kouter-

en leieland (5) rondom Vinderhoute dorp (6) Vinderhoute dorp (7) nieuwe verkaveling in

Page 15: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

XI

Vinderhoute (8) Drongen drop (9) omgeving rond Drongen - verpaarding (10) Vinderhoute -

tuinuitbreiding. ......................................................................................................................75

Figuur 27: Situering foto's stadsrand ten noord-noordwesten van Gent – Mariakerke,

Wondelgem en Evergem. .....................................................................................................75

Figuur 28: Stadsrand ten noord-noordwesten van Gent - Mariakerke, Wondelgem en

Evergem: (1) tramverbinding doorheen Wondelgem centrum (2) fietsroute doorheen

Wondelgem (3) industriezone langs de Evergemsesteenweg (4) natuurreservaat Bourgoyen-

Ossemeersen. ......................................................................................................................76

Figuur 29: Focus studiegebied Gentse stadsrand en aanduiding opgelichte zones ..............78

Figuur 30: Zoom 1 - Compact en monofunctioneel: (1) vrijstaande woningen (2) park-and-

ride zone (3) The Loop: kantoren en KMO (4) KBC-toren (5) baanwinkels (6) vrijstaande

woningen (7) Don Bosco Technisch Instituut (8) Maaltebruggekasteel en Maaltepark (9)

Hogeschool Gent (10) rijwoningen en vrijstaande woningen (11) Hogeschool Gent. ............79

Figuur 31: Zoom 2 - Compact en functioneel gemengd: (1) Universiteit Gent Campus Sterre

(2) appartementen en rijwoningen (3) Sint-Paulusinstituut, orthopedagogisch centrum St.

Jozef en dagcentrum Bijzonder Jeugdzorg ‘De Twijg’ (4) Universitair Ziekenhuis (5) sociale

woningen (6) Hogeschool Gent Campus Vesalius (7) helicopterveld UZ met groene inrichting

(8) vestiging Coca-Cola (9) Recyclagepark (10) bedrijventerrein Ottergemsesteenweg-zuid

(11) nieuw voetbalstadion Ghelmaco Arena (12) Liedermeerspark.......................................81

Figuur 32: Zoom 3 - Compact en functioneel gemengd: (1) Technologiepark (2) De

Ghellinckpark (3) rijwoningen, vrijstaande woningen en sociale woningen (4) bedrijventerrein

Zwijnaarde (5) duurzaam regionaal bedrijventerrein Eiland Zwijnaarde (6) Kasteel van

Zwijnaarde en privé golf club (7) vrijstaande woningen. ........................................................82

Figuur 33: Duurzame ontwikkeling van stadsranden: ruimtelijke kwaliteit (De Bruijn, 2004) .85

Figuur 34: Duurzame ontwikkeling van stadsranden: milieukwaliteit (De Bruijn, 2004) .........91

Figuur 35: Duurzame ontwikkeling van stadsranden: sociale kwaliteit (De Bruijn, 2004) ......96

Figuur 36: Duurzame ontwikkeling van stadsranden: economische kwaliteit (De Bruijn, 2004)

........................................................................................................................................... 100

Figuur 37: Duurzame ontwikkeling van stadsranden: proces (De Bruijn, 2004) .................. 104

Figuur 38: Processtructuur Plan Duurzame Stadsontwikkeling 2030 (Externe

procesbegeleiding structuurplanningsproces Gent, 2030) .................................................. 107

Page 16: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

XII

LIJST VAN AFKORTINGEN

ABG Agrobeheergroep

AGGG Afbakening Grootstedelijk Gebied Gent

AGNAS Afbakening van de Gebieden van de Natuurlijke en Agrarische Structuur

AGSOB Autonoom Gemeentelijk Stadsontwikkelingsbedrijf

ANB Agentschap Natuur en Bos

BBL Bond Beter Leefmilieu

GECORO Gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Ordening

PPS Publiek Private Samenwerking

RSG Ruimtelijk Structuurplan Gent

RSV Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

RUP Ruimtelijk Uitvoeringsplan

SURF Sustainable Urban Fringe

UHI Urban heat island

VCRO Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening

VEN Vlaams Ecologisch Netwerk

VLM Vlaamse Landmaatschappij

VOR Verhandelbare ontwikkelingsrechte

Page 17: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

1 INLEIDING

Page 18: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

2

1.1 Probleemstelling

Vlaanderen kent veel bebouwingskernen met daartussen kleine stukken open ruimte. Door de

toenemende verstedelijking en door de aanwezigheid van een grillige stadsrandzone, is er

geen hard onderscheid meer tussen stad en platteland. De stadsrandzones zijn gebieden waar

stad of dorp en groene of open omgeving samenkomen.1 De voorbije decennia werden

stadsrandgebieden gezien als expansiegebied voor het lokaliseren van nieuwe ruimte voor

wonen, werken, winkelen en recreëren. Sommige functies verschuiven daarbij ook vanuit de

steden naar de stadsrandzone door binnenstedelijke herstructurering en transformatie.2 Hierbij

is geen eenduidige strategie voorhanden, waardoor versnippering van het open landschap is

ontstaan. De stadsrandzones vormen dus een belangrijke beleidsopgave om de verrommeling

van het landschap te voorkomen. Sommige delen van de stadsrand eisen een selectieve

verdichting, terwijl in andere delen een status-quo is aangewezen. In uitzonderlijke gevallen

kan zelfs een actieve afremming aangewezen zijn.3

De stadsrandzones zijn dus een onderbelicht item in beleid, planning en ontwerp. Terwijl de

ruimtelijke dynamiek in de stadsrandzone duidelijk groter is dan die in de stad of op het

platteland, is de stadsrandzone een weinig besproken gebied in het ruimtelijk beleid. De

stadsrandzone bevindt zich tussen het stedelijk en plattelandsbeleid die elk hun eigen

dynamiek, belangen, visies, sturingsinstrumenten en betrokken partijen hebben. De dreiging

van verrommeling van het landschap en de druk op de leefbaarheid zijn er groot. Terzelfdertijd

liggen er vaak wel goede kansen voor het creëren van ruimtelijke kwaliteit, versterken van

duurzaamheid en het vergroten van de leefbaarheid. De vraag hierbij is waar wel en waar geen

groei kan plaatsvinden en hoe deze er moet uitzien.4 Het vlekmatig toewijzen van

bestemmingen moet in de toekomst vermeden worden, omwille van het grote ruimtegebruik,

de negatieve impact op de open ruimte, de mobiliteit, het energieverbruik en de betaalbaarheid

van voorzieningen. Er moet grondig nagedacht worden over welke ruimten in de

stadsrandzone ontwikkeld kunnen worden zonder de open ruimte verder te hypothekeren.5

Hiernaast moet er ook nagedacht worden over hoe er vanuit de overheid kan worden

1 Gedeputeerde Staten van Overijssel, Brief uitvoeringsprogramma’s stadsrandzones, (Provincie Overijssel, 2002), 1. 2 D. Hamers, K. Nabielek, N. Piek & N. Sorel, Verstedelijking in de stadsrandzone. Een verkenning van de ruimtelijke opgave, (Planbureau voor de Leefomgeving, 2009), 9. 3 Vlaamse Overheid, Groenboek. Vlaanderen in 2050: mensenmaat in een metropool? Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, (Vlaamse Overheid, 2012), 47. 4 Gedeputeerde Staten van Overijssel, Brief uitvoeringsprogramma’s stadsrandzones, (Provincie Overijssel, 2002), 1. 5 Vlaamse Overheid, Groenboek. Vlaanderen in 2050: mensenmaat in een metropool? Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, (Vlaamse Overheid, 2012), 47.

Page 19: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

3

ingegrepen op de problematiek van de stadsranden. Deze problematiek inzake het ruimtelijk

beleid wordt verder besproken in deze masterthesis en wordt omvat door volgende

hoofdonderzoeksvraag:

• Hoe kan de leemte in het ruimtelijk beleid inzake duurzame stadsranden opgevuld

worden?

Om hierop een antwoord te kunnen bieden, wordt in eerste instantie nagegaan waarom het

belangrijk is aandacht te hebben voor de stedelijke randen. In een tweede luik wordt

onderzocht in welke mate stadsdiensten de problematiek van de stadsranden aanvoelen.

Hierbij wordt ook onderzocht hoe zij naar de toekomst toe streven naar een duurzame

ruimtelijk planning van deze randen. De twee deelonderzoeksvragen in deze masterthesis zijn

dan:

• Waarom is het van belang aandacht te hebben voor stedelijke randen?

• In welke mate voelt de stad de problematiek van de stadsranden aan en op welke

manier streven zij naar duurzame ruimtelijke planning?

Page 20: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

4

1.2 Methodologie

Om de hoofdonderzoeksvraag naar de opvulling van de leemte in het beleid te kunnen

beantwoorden, wordt deze hoofdvraag opgesplitst in twee deelonderzoeken. In een eerste

deelonderzoek wordt via literatuuronderzoek nagegaan wat er verstaan wordt onder

stadsranden en meer specifiek ‘duurzame’ stadsranden, en vanuit welke maatschappelijke

uitdagingen het belangrijk is aandacht te hebben voor deze stadsranden. Hierbij worden de

consequenties voor het ruimtelijk beleid aangegeven, die dan ook de nodige input vormen als

achtergrond bij het tweede deelonderzoek. Het tweede deelonderzoek betreft een casestudy

van de Gentse stadsrand. Dit deelonderzoek bestaat uit drie stappen. In een eerste stap wordt

de Gentse stadsrand ruimtelijk gescreend naar haar kwaliteiten en potenties, en de ruimtelijke

planning. Deze screening gebeurt hoofdzakelijk aan de hand van de ruimtelijke concepten

aangegeven in het ruimtelijk structuurplan Gent en terreinonderzoek. Op deze manier kan voor

de Gentse regio bepaald worden wat nu juist stad, stadsrand en open ruimte voor Gent is. In

een tweede stap wordt dieper ingegaan op een deelgebied van de Gentse stadsrand. Dit

deelgebied wordt gekozen aan de hand van gesprekken met stadsdiensten, en de kwaliteiten

op het terrein gekoppeld aan de kwaliteiten uit de gehanteerde definitie van duurzame

stadsranden uit literatuuronderzoek en interviews. Hierna wordt met behulp van

terreinonderzoek en interviews met verschillende stadsdiensten en andere relevante

betrokkenen onderzocht hoe de stad tegenover deze stadsrand staat, hoe de stad deze

stadsrand in de toekomst verder ziet evolueren, en hoe ze dit beleidsmatig willen aanpakken.

De leidraad doorheen dit deelonderzoek is in welke mate de stadsdiensten bewust zijn van de

kwaliteiten uit de definitie van duurzame stadsranden, en hoe de stad deze kwaliteiten

opvangt. Tot slot zullen in een derde stap aanbevelingen voor de invulling van de stadsranden

gegeven worden met betrekking tot de consequenties voor het ruimtelijk beleid die via

literatuuronderzoek naar voor zijn gekomen in het eerste onderzoeksdeel.

Onderstaand schema geeft een visuele weergave van het verloop van het onderzoek in deze

masterthesis:

Page 21: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

5

4. CONCLUSIE EN IMPLEMENTATIE

2. RUIMTELIJKE VERKENNING

VAN DE STADSRANDEN

Definiëring, afbakening en functionaliteiten

Waarom de stedelijke rand aanpakken?

Consequenties voor het ruimtelijk beleid

Theoretische basis:

Literatuuronderzoek

3. CASESTUDY GENT

stap 1:

screening Gentse stadsrand

Theoretische basis:

RSG, AGGG, AGNOS

Terreinonderzoek

Interviews

AL

GE

ME

EN

EN

VL

AA

ND

ER

EN

ST

AD

SR

AN

D G

EN

T

ALGEMEEN

stap 2:

doorkijk naar de duurzame

stadsrand

Theoretische basis:

stap 1

2. Ruimtelijke verkenning

van de stadsranden

Interviews

Terreinonderzoek

ZU

IDE

LIJ

KE

ST

AD

SR

AN

D

stap 3:

aanbevelingen

Theoretische basis:

stap 1 en stap 2

2.3 Consequenties voor

het ruimtelijk beleid ZU

IDE

LIJ

KE

ST

AD

SR

AN

D

1. INLEIDING

Probleemstelling

Methodologie

selectie van het studiegebied

Page 22: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

2 RUIMTELIJKE VERKENNING VAN DE

STADSRANDEN

Page 23: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

4. CONCLUSIE EN IMPLEMENTATIE

2. RUIMTELIJKE VERKENNING

VAN DE STADSRANDEN

Definiëring, afbakening en functionaliteiten

Waarom de stedelijke rand aanpakken?

Consequenties voor het ruimtelijk beleid

Theoretische basis:

Literatuuronderzoek

3. CASESTUDY GENT

stap 1:

screening Gentse stadsrand

Theoretische basis:

RSG, AGGG, AGNOS

Terreinonderzoek

Interviews

AL

GE

ME

EN

EN

VL

AA

ND

ER

EN

ST

AD

SR

AN

D G

EN

T

ALGEMEEN

stap 2:

doorkijk naar de duurzame

stadsrand

Theoretische basis:

stap 1

2. Ruimtelijke verkenning

van de stadsranden

Interviews

Terreinonderzoek

ZU

IDE

LIJ

KE

ST

AD

SR

AN

D

stap 3:

aanbevelingen

Theoretische basis:

stap 1 en stap 2

2.3 Consequenties voor

het ruimtelijk beleid ZU

IDE

LIJ

KE

ST

AD

SR

AN

D

1. INLEIDING

Probleemstelling

Methodologie

selectie van het studiegebied

Page 24: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

8

2.1 Definiëring, afbakening en functionaliteiten

De stad en het platteland kunnen worden gezien als twee ideaalbeelden die in hun zuiverste

vorm al lang niet meer bestaan in Vlaanderen. Als gevolg van verschillende

verstedelijkingsgolven is een complexe ruimtelijke structuur ontstaan. De traditionele grenzen

tussen stadscentra en voorsteden, tussen stad en platteland, tussen bebouwde en open ruimte

vervagen. Het resultaat is een vage en chaotische ruimtelijke structuur zonder enige notie van

centraliteit. Deze vage en chaotische ruimtelijke structuur werd bekomen door twee

verstedelijkingsbewegingen. Een eerste verstedelijkingsbeweging treft de stadsranden waarbij

de open ruimte omheen de stad converteert tot stedelijke ruimte. De tweede beweging is de

verspreiding van stedelijke fragmentatie over de open ruimte in landelijke omgeving, waarbij

de open ruimte grotendeels behouden blijft maar wel fundamenteel transformeert. 6 Bij de

eerste verstedelijkingsbeweging zorgt de uitdijende stad voor een enorme druk op de

stadsranden. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de groeiende vraag naar stedelijke en

industriële middelen, en de noodzaak om infrastructuur aan te leggen tussen stedelijke en

landelijke gebieden. De stadsranden zijn al te vaak gebieden die negatieve invloeden van de

stad moeten verteren, daarom is het noodzakelijk deze gebieden uitermate te beschermen.

In dit hoofdstuk wordt in eerste instantie nagegaan hoe de stadsrand wordt gedefinieerd en

hoe zich dit in de ruimte uit. In een tweede luik wordt het begrip ‘duurzaam’ aan bovenstaande

definitie gekoppeld en wordt aangegeven hoe men kan streven naar duurzame

stadsrandontwikkeling.

2.1.1 Stadsranden: algemeen

Een stadsrandzone is een grillige schil die het bestaand stedelijk weefsel omringt. Het wordt

ook wel eens de suburbane zone of periferie genoemd. Stadsranden zijn dynamisch,

veranderen van plaats en karakter en verschillen sterk van elkaar. Het is een grens die in de

tijd lijkt op te schuiven en dit ten koste van het meer landelijke buitengebied.

De aandacht voor de stadsrandzone is aan het toenemen, terwijl dit vroeger zich meer op het

stedelijke gebied en het buitengebied concentreerde. Steden en hun omgeving raken steeds

meer geïntegreerd, hoewel het ook vroeger vanzelfsprekend was dat stedelingen bijvoorbeeld

hun voedsel kochten bij de boeren in de omgeving. Ook toen waren stad en land al sterk met

elkaar verbonden. De huidige verbinding heeft echter een ander karakter gekregen. Er is niet

6 B. Tempels, T. Verbeek & A. Pisman, Verstedelijking in de Vlaamse open ruimte. Een vergelijkende studie naar vijf transformaties, (Ruimte en wonen, 2012), 1-2.

Page 25: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

9

langer sprake van een scherp onderscheid. Mensen uit het platteland zijn voor werk en

voorzieningen steeds vaker aangewezen op de stad. Dat komt mede doordat de positie van

de landbouw op veel plekken onder druk staat. Hierdoor ontwikkelen landbouwers

tegenwoordig nevenactiviteiten rond zorg, lokale producten of recreatie. Stedelingen maken

dan gebruik van de rust en ruimte om te recreëren op het platteland of gaan er zelfs wonen.

Dit leidt tot een toenemende samenhang tussen stad en platteland. Het stadsrandgebied is

daarbij niet alleen een overgangszone, maar biedt ook unieke mogelijkheden voor bijvoorbeeld

hoogwaardige woonmilieus, ruimte voor innovatieve bedrijvigheid en integratie van natuur,

waterretentie en recreatie. Stadsrandgebieden zijn bij uitstek ook geschikt voor moderne

vormen van landbouw die gebaseerd zijn op nevenfuncties naast de landbouw zelf.7

De stadsrand wordt het best ingenomen door stedelijke functies en activiteiten die ook effectief

of louter visueel gebruik maken van de omliggende open ruimte. Zij vormen, ook op termijn,

de beste garantie voor het behoud van het buitengebied dat grenst aan de stad. Tot op

vandaag is de wisselwerking tussen de meeste woningen in de stadsrand en het buitengebied

in Vlaanderen echter nihil. Deze vaststelling resulteert in een pleidooi voor een toename van

de aandacht voor de scheiding en de overgang tussen het buitengebied en de bebouwde rand.

Daarom moet er in het perifere gebied gekozen worden voor een bijzonder gebouw om de

bebouwde rand en het buitengebied met elkaar te verenigen. Het gebouw heeft dan de rol van

een attractor: het moet de bewoners en gebruikers van de bebouwde rand aantrekken naar

het buitengebied en hen aanzetten om deze verder te verkennen. In de Vlaamse open ruimte

kunnen deze attractoren verschillende vormen en schalen aannemen: van een

openluchtmuseum of een golfterrein in een grote open ruimte tot een kinderboerderij of een

picknickplaats in een kleiner openruimtefragment of een zitbank aan de rand van enkele

landbouwpercelen, omgeven door verspreide bebouwing of lintbebouwing.8

Elke stadsrand is verschillend. Naargelang de stad, regio of land heeft de stadsrand zijn eigen

specifieke kenmerken gerelateerd aan het gebied. Strootman Landschapsarchitecten bv et al.

(2011) definiëren de stadsrand aan de hand van een aantal algemene kenmerken die

algemeen geldig zijn voor alle stadsranden.9

7 G. Lier & T. De Bruijn, Economische effecten stadsrandgebied. Een onderzoek naar de economische en werkgelegenheidseffecten van investeringen in het stadsrandgebied, alsmede de mogelijkheden hoe deze effecten te realiseren. Eindrapportage, (Saxion Kenniscentrum Leefomgeving, 2009), 5. 8 H. Leinfelder, Dominante en alternatieve planningsdiscoursen ten aanzien van landbouw en open ruimte in een (Vlaamse) verstedelijkende context, Proefschrift Doctor in de Ingenieurswetenschappen, (Universiteit Gent, 2007), 15-16. 9 Strootman landschapsarchitecten bv & radar, Stadsranden. Netwerkstad Twente, (Regio Twente, 2011), 9.

Page 26: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

10

• Stadsranden zijn overgangsgebieden in ruimte en tijd

Stadsranden liggen meestal niet vast, maar verschuiven als steden groeien. In ruimtelijk

opzicht vormen ze de overgang van stad naar platteland. In temporeel opzicht zijn het

transformatiezones die langzaam van kleur veranderen, gaande van groen naar rood. Grotere

gebieden die worden gekenmerkt door een zekere mix van stedelijke en landelijke kenmerken,

worden ook wel eens stadslandschappen of hybridelandschappen genoemd. In functioneel

opzicht is een stadsrand meer een conditie dan een aanwijsbare plek doordat de stadsrand

vaak een verscheidenheid aan functies kent.

• Stadsranden zijn zones

In functioneel opzicht zijn stadsranden in de 21ste eeuw altijd zones. De grenzen ervan zijn

moeilijk aan te wijzen. De stadsrandzone benadrukt de samenhang tussen stad en platteland.

Eerder werd de stadsrand gezien als een lijn om de stad, een harde grens. Dit benadrukte de

samenhang binnen de stadsrand. Figuur 2 verbeeldt beide perspectieven. Een mogelijke

maatregel die in dit perspectief past is het creëren van een wandel- en fietsroute omheen de

stad. Een mogelijke maatregel voor de stadsrandzone als overgangszones is het ontsluiten

van het buitengebied volgens geleidelijke overgangen. Bij een goede toegankelijkheid kan het

stadsrandgebied tot drie kilometer breed zijn.10

Figuur 2: Twee perspectieven van de stadsrand: 1. stadsrand als lijn om de stad 2. stadsrand als overgangsgebied (Economische effecten stadsrandgebied, 2009)

• Stadsranden hebben een functionele en ruimtelijke component

Stadsranden kennen een functionele en ruimtelijke component. In functioneel opzicht gaat het

om de geleidelijke overgang van stedelijke naar landelijke functies. Stadsranden hebben

bovendien een belangrijke functie voor de stad als ‘broedplaats’ in de vorm van nieuwe

bedrijvigheid en culturele vernieuwing. Hier speelt zich vaak de verjonging van de stad af. In

ruimtelijk opzicht gaat het om de verschijningsvorm van de stad in het buitengebied. Hoezeer

10 G. Lier & T. De Bruijn, Economische effecten stadsrandgebied. Een onderzoek naar de economische en werkgelegenheidseffecten van investeringen in het stadsrandgebied, alsmede de mogelijkheden hoe deze effecten te realiseren. Eindrapportage, (Saxion Kenniscentrum Leefomgeving, 2009), 4.

Page 27: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

11

stadsranden inmiddels in functioneel opzicht ook zones zijn geworden waarvan het begin en

het einde niet meer aanwijsbaar zijn, vaak is in ruimtelijk opzicht nog wel een duidelijke grens

aanwijsbaar in de vorm van de rand van een woonwijk of bedrijventerrein.

• Stadsranden zijn een mix van stedelijke en landelijke kenmerken

Stadsranden zijn in functioneel opzicht een mix van stedelijke en landelijke kenmerken. De

verhoudingen in deze mix zijn gebiedsgericht.

• Stadsranden zijn afwisselend

Stadsranden bevatten een typische mix van een groot aantal functies op korte afstand van

elkaar, zoals landbouw, sportvelden, vuilnisbelten, volkstuinen, uitgaansgelegenheden,

autosloperijen, kantoren, villa’s, hoogspanningsleidingen, natuur en braakliggende terreinen.

• Stadsranden zijn avontuurlijk

In de stadsranden is er een zekere ruimte voor nieuwe mogelijkheden. De laatste decennia

vinden er in de stadsrand allerlei niet door de overheid geplande activiteiten plaats. Initiatieven

van de gebruikers van de stadsranden zelf beheersen op veel plaatsen het beeld.

In Vlaanderen ondervinden de stadsranden een aantal transformaties ten gevolge van eerder

besproken verstedelijkingsprocessen. Bij die transformaties is het belangrijk niet enkel het

voorkomen van de ruimtelijke patronen te bestuderen, maar ook het proces als geheel te

bekijken. De transformaties zijn namelijk de tastbare uitdrukking van een breder proces dat

gedreven wordt door socio-economische, politieke, technologische, fysische en culturele

krachten enerzijds, en lokale aantrekkingskrachten en acties anderzijds. De onderliggende

dynamiek van de verstedelijkingstransformatie is een complexe combinatie van al deze

aspecten. Tempels et al. (2012) onderscheidt vijf belangrijke ruimtelijke transformaties van de

open ruimte in Vlaanderen die ook betrekking hebben op de open ruimte van de stadsranden.11

Deze transformaties hebben zowel een ecologische, sociale als een economische impact. De

vijf transformaties zijn toenemende bebouwing, residentialisering, economische diversificatie,

toenemend privaat gebruik en de toename van het publieke karakter. De eerste transformatie

is meer op het zuiver morfologisch aspect gericht, terwijl de overige transformaties de

functionele veranderingen ten gevolge van de verstedelijking van de stadsranden

weerspiegelen.

• Toenemende bebouwing

Er is een toenemende bebouwing in de stadsranden. De toenemende bebouwing heeft een

grote impact op het nederzettingspatroon in de stadsrand. Het verandert de ruimtelijke

11 B. Tempels, T. Verbeek & A. Pisman, Verstedelijking in de Vlaamse open ruimte. Een vergelijkende studie naar vijf transformaties, (Ruimte en wonen, 2012), 23-28.

Page 28: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

12

structuur van de stadsranden grondig, niet alleen door ze te verschuiven, maar ook door ze te

versnipperen. Door de combinatie van een historisch dicht nederzettingspatroon en een

culturele mentaliteit van individuele vrijheid zullen mensen zich steeds vaker in de stadsranden

vestigen.

• Residentialisering

Eén van de belangrijkste functionele verschuivingen in de stedelijke rand is het gebruik ervan

voor huisvesting. De nabijgelegen rurale ruimte staat niet in rechtstreeks, functioneel verband

met het wonen, maar vormt een kwalitatieve woonomgeving. Twee elementen liggen aan de

basis van deze transformatie: de toenemende vraag naar woonruimte, wat ervoor zorgt dat er

meer en grotere woningen nodig zijn, en de voorkeur voor een rustigere en groenere

woonomgeving, wat de locatie voor deze woningen in belangrijke mate beïnvloedt.

• Economische diversificatie

Een tweede belangrijke functionele verandering binnen de open ruimte in de stadsranden is

het verschuiven van de economische activiteiten. De resterende landbouwsector in de

stadsranden worden vaak deels vervangen door andere ondernemingen en

consumptiefuncties. De open ruimte van de stadsranden is niet langer een hoofdzakelijk

agrarische productieruimte, maar heeft ook een belangrijke niet-agrarische dynamiek. Deze

economische heroriëntatie is het gevolg van zowel interne dynamieken (nevenactiviteiten die

soms uitgroeien tot onafhankelijke bedrijven, verbreding van de landbouw, …) als de

aantrekking van externe, meer ‘stedelijke’ activiteiten door de kwaliteiten van de stadsrand

(beschikbaarheid van ruimte, kwalitatieve omgeving, …). De omliggende open ruimte geniet

echter niet per se mee van de (financiële) voordelen die hiermee gepaard gaan. Het voorheen

monofunctionele productielandbouwgebied transformeert dus in een diffuus veld van

verschillende types economische activiteiten.

• Toenemend privaat gebruik

Een toename van het wonen in de stadsrand heeft, behalve de toename in bebouwing, ook

een impact op de omgeving van de bebouwing zelf. De open ruimte in de stadsrand geraakt

steeds verder ingelijfd in de privésfeer door onder andere de aanleg van tuinen en eventueel

paardenweiden op voormalig weiland. Met ‘privésfeer’ wordt niet zozeer de

eigendomstoestand verstaan, maar het heeft eerder betrekking tot het type activiteit dat er zich

plaatsvindt. Deze vormen van landgebruik worden beschouwd als zijnde meer privaat dan

landbouw, in de zin dat ze niet langer de gemeenschap dienen maar wel een individu. Daarbij

zijn ze ook steeds meer visueel, fysiek en mentaal gelinkt aan de privésfeer door hun beperkte

toegankelijkheid en omheining.

Page 29: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

13

• Open ruimte in de stadsrand als publieke ruimte

Tegenover de toenemende private toe-eigening van de stadsranden, staan er verschillende

transformaties die de ruimte juist toegankelijker maken, nieuwe ontmoetingsplekken

introduceren en zorgen voor meervoudig ruimtegebruik, vaak onder de vorm van recreatief

medegebruik. Dit kan waargenomen worden bijvoorbeeld in de vorm van fiets- en

wandelpaden met bijhorende bewegwijzering.

De bovenstaande transformaties zullen afhankelijk van het gebied leiden tot een kenmerkende

morfologie en functionaliteit van de ruimte. Hamers et al. (2009) onderscheiden naargelang de

morfologie en functionaliteit vier verschillende karakteristieke gebiedstypen in de

stadsrandzone.12 Deze zijn compact en monofunctioneel, compact en functioneel gemengd,

verspreid en functioneel gemengd en geen bebouwing.

• Compact en monofunctioneel

Het eerste gebiedstype in de stadsrandzone wordt gekenmerkt door compacte, grootschalige

stedelijke uitbreidingen met een monofunctioneel karakter. Hierbij valt te denken aan

grootschalige bedrijventerreinen en woningbouwlocaties.

Figuur 3: GEBIEDSTYPE 1 - Compact en monofunctioneel ruimtepatroon, voorbeeld Almere Buiten (Verstedelijking in de stadsrandzone, 2009)

In dit gebiedstype is de stadsrand veelal tamelijk hard, bijvoorbeeld in de vorm van

infrastructuur, waterpartijen, een bebouwingsrand of een combinatie daarvan. Hierbij dient

worden aangetekend dat een ruimtelijk harde rand planologisch zacht kan zijn, dat wil zeggen

12 D. Hamers, K. Nabielek, N. Piek & N. Sorel, Verstedelijking in de stadsrandzone. Een verkenning van de ruimtelijke opgave, (Planbureau voor de Leefomgeving, 2009), 68-70.

Page 30: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

14

als het beleid nieuwe uitbreiding voorbij de bestaande rand mogelijk maakt. Een tweede

kanttekening hierbij is dat een harde stadsrand in morfologisch opzicht niet automatisch een

harde stadsrand in termen van gebruik betekent. Stedelingen kunnen een gebied voorbij een

harde stadsrand wel degelijk gebruiken voor recreatieve doeleinden. Of dit zichtbare

consequenties heeft in het landelijk gebied, hangt af van het type recreatie. Figuur 3 toont een

kaart van het stadsrandgebied Almere Buiten met het gebiedstype compact en

monofunctioneel.

• Compact en functioneel gemengd

Het tweede gebiedstype wordt gekenmerkt door een grote ruimtelijke en functionele diversiteit.

De gebieden worden vaak doorsneden door bovenlokale infrastructurele verbindingen die

grote ruimtelijke barrières vormen, zoals waterwegen, snelwegen en spoorlijnen.

Figuur 4: GEBIEDSTYPE 2 - Compact en functioneel gemengd, voorbeeld A12-zone Utrecht (Verstedelijking in de stadsrandzone, 2009)

In de restruimtes tussen stad en infrastructuur bevinden zich zowel functies met een lokale

uitstraling (woonwijken, sportvelden en volkstuinen) als functies met een bovenlokale

uitstraling (kantoorparken, bedrijventerreinen en grootschalige detailhandelslocaties). Door de

contrasten tussen uiteenlopende soorten infrastructuur, diverse functies en oude en nieuwe

bebouwing, ontstaat een divers en gefragmenteerd beeld.

In dit gebiedstype bevinden zich naast de bebouwing vaak onbebouwde gebieden, zoals

landbouwgebieden en recreatiegebieden. Daardoor wordt de overgang van het stedelijk naar

het landelijk gebied diffuus. Zo’n geleidelijke overgang van stad naar land kan aangeduid

worden als een zachte stadsrand. In tegenstelling tot het planmatige karakter van gebiedstype

1 kan dit een rommelige aanblik bieden. Daar tegenover staat dat er meer routes kunnen

Page 31: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

15

bestaan tussen stedelijk en landelijk gebied, wat de recreatiemogelijkheden ten goede komt.

Dit is mede afhankelijk van de dooradering met groene verbindingen.

Ook hier kan opgemerkt worden dat een zachte stadsrand planologisch hard kan zijn, dat wil

zeggen dat beleidsrestricties toekomstige ontwikkelingen verbieden. Hierbij moet worden

opgemerkt dat dit type stadsrandzone door complexe eigendomsverhoudingen, wettelijke

hinderzones, gedoogbeleid en het overschrijven van gemeentegrenzen in veel gevallen niet

eenvoudig te (her)ontwikkelen is. Figuur 4 toont een kaart van het stadsrandgebied A12-zone

Utrecht met het gebiedstype compact en functioneel gemengd.

• Verspreid en functioneel gemengd

Het derde gebiedstype wordt gekenmerkt door verspreide uitbreidingen op afstand van de

centrale stad in het suburbane gebied. In sommige gevallen sluiten de uitbreidingen aan bij de

bestaande voorzieningen van kleinere dorpen. Per locatie kan dit soort verspreide bebouwing

beter in het landschap worden ingepast dan grootschalige uitbreidingslocaties. De openheid

van het landschap kan echter behoorlijk worden aangetast als de schaal van de uitbreidingen

groter en de afstand tussen de uitbreidingen kleiner wordt. Figuur 5 toont een kaart van het

stadsrandgebied Nijmegen met het gebiedstype verspreid en functioneel gemengd.

Figuur 5: GEBIEDSTYPE 3 - Verspreid en functioneel gemengd, voorbeeld Nijmegen (Verstedelijking in de stadsrandzone, 2009)

• Geen bebouwing

In het vierde gebiedstype ontbreken stedelijke uitbreidingen in de stadsrandzone. Dit komt

bijvoorbeeld voor indien het bestaand bebouwd gebied direct grenst aan water of aan een

beschermd natuurgebied. Ruimtelijke beperkingen, hinder- en beleidsrestricties voorkomen

Page 32: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

16

dat de stad op dit soort locaties uitbreidt. Hierdoor wordt het open karakter van het omringende

landschap behouden en eventueel versterkt. Figuur 6 toont een kaart van het stadsrandgebied

Amsterdam met het gebiedstype geen bebouwing.

Figuur 6: GEBIEDSTYPE 4 - Geen bebouwing, voorbeeld Amsterdam (Verstedelijking in de stadsrandzone, 2009)

De stadsranden in Vlaanderen zijn gebiedsgericht, dit wil zeggen dat de milieu- en

natuurdoelstellingen, de ruimtelijke ordening en de ruimtelijke economie op maat van het

gebied zijn. Hierdoor omvatten de stadsranden in Vlaanderen geen specifiek gebiedstype. De

stadsranden zijn afhankelijk van de regio of stad en zelfs binnen één stad kunnen de

stadsranden verschillen naargelang het gebied. De vier gebiedstypen komen in Vlaanderen

verspreid voor.

Uit de gebiedstypen volgen een aantal ruimtelijke eigenschappen die kenmerkend zijn voor de

stadsrandzone. De ruimtelijke eigenschappen worden bepaald door de morfologie en de

functionaliteit. Hamers et al. (2009) onderscheiden volgende ruimtelijke eigenschappen:

heterogeniteit, functiescheiding, fragmentatie en barrièrewerking, verschuiven stedelijke

functies naar de stadsrandzone, bundeling, uitschuiven van stedelijke uitbreidingen naar

andere locaties en suburbane ontwikkeling.13 Naast deze morfologische kenmerken en

ruimtelijke bewegingen, kent de stadsrand de functies infrastructuur, wonen, werken en

recreëren.

• Heterogeniteit

13 D. Hamers, K. Nabielek, N. Piek & N. Sorel, Verstedelijking in de stadsrandzone. Een verkenning van de ruimtelijke opgave, (Planbureau voor de Leefomgeving, 2009), 70-72.

Page 33: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

17

Stedelijke uitbreidingen in de hedendaagse stadsrandzone worden gekenmerkt door een grote

diversiteit in omvang, dichtheid, vorm en samenstelling. In de stadsrandzone liggen nieuwe

stedelijke uitbreidingen naast bestaande gebieden, grootschalige locaties naast kleinschalige

locaties, functies met een stedelijk karakter naast landelijke functies en geplande en zorgvuldig

ontworpen projecten naast ontwikkelingen die er al jarenlang zijn toegelaten. De volledige

stadsrandzone wordt gekenmerkt door een hoge mate van ruimtelijke en functionele

heterogeniteit.

• Functiescheiding

Tegenover de heterogeniteit staat dat de nieuwe stedelijke gebieden in de stadsrandzone

worden gekenmerkt door functiescheiding en monofunctionaliteit. In morfologisch opzicht

verschilt de stadsrandzone daardoor duidelijk van binnenstedelijke locaties. Heel wat nieuwe

gebieden liggen als gescheiden ruimtelijke entiteiten naast elkaar. Uiteenlopende functies

bevinden zich in afzonderlijke deelgebieden waartussen samenhang ontbreekt. Daarbij

hebben deelgebieden met een planmatig karakter doorgaans een grotere schaal dan

deelgebieden met een grote diversiteit.

• Fragmentatie en barrièrewerking

De combinatie van heterogeniteit en functiescheiding resulteert in gebieden die worden

gekenmerkt door ruimtelijke en functionele fragmentatie. Dit wordt versterkt doordat

stadsrandzones dikwijls worden doorkruist door grootschalige infrastructuurbundels die

ruimtelijke barrières vormen. De ruimtelijke fragmentatie van gebieden en de slechte inpassing

van heterogene elementen op lokale schaal leiden ertoe dat gebieden in de stadsrandzone

vaak als verrommeld worden ervaren. Daarnaast beperkt de barrièrewerking van de

infrastructuur ook vaak de mogelijkheden van stedelingen om eenvoudig het buitengebied te

bereiken.

• Verschuiving stedelijke functies naar de stadsrandzone

In de stadsrandzone komen ook steeds meer functies die traditioneel in de binnenstad te

vinden waren, bijvoorbeeld kantoor- en detailhandelslocaties. Daarnaast neemt ook de

recreatieve functie in de stadsrand toe, zoals golfbanen, manèges en skihallen.

• Bundeling

Het grootste deel van de stedelijke uitbreidingen ligt in de directe omgeving van het bestaand

bebouwd gebied of sluit aan bij bestaande of nieuwe infrastructuur. Dit leidt immers tot een

sterke verstedelijking.

• Uitschuiven van stedelijke uitbreidingen naar andere locaties

Page 34: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

18

Hinderzones en beleidsrestricties laten vaak geen nieuwe verstedelijking meer toe in de

stadsranden van meestal grotere steden. Dit kan ertoe leiden dat de steden ruimtelijke

ontwikkelingen uitschuiven naar kleinere kernen in de omgeving. Deze polycentrische

dynamiek kan de diversiteit van woon- en werkmilieus in de regio bevorderen, bijvoorbeeld

door een vergroot aanbod van ruim en groen wonen. Hoewel de steden op lokale schaal

compact blijven, blijven er tegelijkertijd op regionale schaal problemen ontstaan. Het

uitschuiven van wonen en werken kan immers leiden tot een toename van mobiliteit in de

verstedelijkte regio en kan leiden tot een toenemende congestie op het wegennet en een

grotere belasting van het milieu.

• Suburbane ontwikkelingen

In sommige regio’s met een polycentrisch karakter overstijgt de verstedelijking de schaal van

de stadsrandzone. Hierbij liggen heel wat nieuwbouwlocaties in het suburbane gebied op een

redelijke afstand van grotere steden. De ruimtelijke ontwikkelingen sluiten dan aan bij de

kleinere kernen of bij de infrastructuur. Op deze manier slibben open ruimten dicht en het

contrast tussen stad en land wordt minder zichtbaar. Deze vorm van verstedelijking is eerder

een uitzonderling. De meeste nieuwe uitbreidingen bevinden zich immers in de directe

nabijheid van het bestaand bebouwd gebied.

• Relatie met infrastructuur

De meeste nieuwe bedrijventerreinen en woonprojecten liggen nabij belangrijke snelwegen en

spoorlijnen. Hierbij spelen ook de beschikbare ruimte, de goede bereikbaarheid en de

beleidsrestricties een belangrijke rol. Op veel locaties vormen de snelwegen en spoorlijnen al

te vaak een belemmering voor nieuwe stedelijke uitbreidingen op grotere afstand van de stad.

Tegelijkertijd kan zo’n infrastructurele begrenzing een barrière vormen ten koste van het

omringende landschap vanuit de stad. Een hoge ruimtedruk op bepaalde locaties zorgt ervoor

dat men ruimte gaat opzoeken aan de overkant van de infrastructuur. Hierdoor ontstaan

nieuwe stedelijke gebieden op grotere afstand van het bestaand stedelijk gebied.

• Wonen

De woningbouw in de stadsrandzone kent in sommige gebieden een relatief hoge dichtheid

voor suburbane bebouwing en kent een complexe stedenbouwkundige structuur. Het raakvlak

met de omgeving is relatief klein. Ook worden veel locaties begrensd door een duidelijke rand

van een ringweg of een waterloop.

• Werken

Bedrijventerreinen liggen in vergelijking met nieuwe woonprojecten meestal op grotere afstand

van het bestaand bebouwd gebied en liggen dichter bij snelwegen. Deze terreinen fungeren

Page 35: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

19

vaak als ruimtelijke buffer tussen de snelweg en een nieuw woongebied. In veel gevallen

hebben bedrijventerrein enkel een puur functionele bereikbaarheidsrelatie met hun omgeving.

Ze zijn ook vaak heel slecht ingepast in de omgeving. Ter plaatse is de kwaliteit van de

openbare ruimte in veel gevallen zeer matig ontwikkeld. Heel wat bedrijventerreinen zijn slecht

toegankelijk voor voetgangers en fietsers en de verblijfskwaliteit is er nog laag. Dit terwijl

bedrijventerreinen ook steeds vaker kantoren, recreatiefuncties en detailhandel huisvesten om

alle publiek te trekken. De bedrijventerreinen vormen in de toekomst een belangrijke

plannings- en ontwerpopgave. Deels liggen deze in het binnenstedelijk gebied in de vorm van

herstructurering en transformatie, zodat erbuiten niet onnodig nieuwe terreinen worden

aangelegd. Deels liggen deze erbuiten, vooral wat betreft de landschappelijke inpassing, de

verbindingen tussen stad en platteland en de lokale kwaliteit van de openbare ruimte.

• Recreëren

Het oppervlak van nieuwe recreatiegebieden is aanzienlijk kleiner dan dat van nieuwe

woongebieden en bedrijventerreinen. De nieuwe recreatiegebieden zijn geconcentreerd in de

omgeving van grote steden en stedelijke netwerken. Opvallend hierbij is de sterke toename

van het aantal golfterreinen in de omgeving van steden, zoals bijvoorbeeld in Gent en

Antwerpen. Door hun groene karakter hebben nieuwe recreatieve gebieden minder invloed op

het landschap dan nieuwe woon- en werkgebieden. Dat geldt niet voor de grootschalige

gebouwen met een recreatieve functie die in de stadsrandzone worden gebouwd, zoals

skihallen, bioscopen en sportstadions. Het totale ruimtebeslag van deze gebouwen is

vergeleken met andere stedelijke uitbreidingen beperkt, maar op lokale schaal kunnen ze door

hun vormgeving, bezoekersstromen, grootschaligheid en benodigde parkeerruimte een sterke

invloed hebben op hun omgeving.

2.1.2 Duurzame stadsranden

De stedelijke rand is dus noch stedelijk noch landelijk waardoor het tussen het stedelijk en

landelijk beleid valt. Hierdoor ontstaan vaak tegenstrijdigheden inzake het behouden van een

gebied of het ontwikkelen van een gebied naar maatschappelijke behoeften. De stedelijke rand

biedt een aanzienlijk potentieel voor economisch ontwikkeling, maar is tevens een

gewaardeerd gebied op sociaal en cultureel vlak. Het is dan ook deze laatste kwestie die op

de voorgrond treedt bij een duurzaam stadsmodel.14

14 Interreg IV B North Sea Region project Sustainable Urban Fringes, Connecting Urban and Rural, (European Regional Development Fond, 2012), 9.

Page 36: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

20

Duurzaamheid is net zoals de stadsrand een containerbegrip. Duurzame ruimtelijke

ontwikkeling houdt rekening met de behoeften van de huidige generatie, zonder de noden van

de toekomstige generatie in gevaar te brengen. Het biedt dus een visie op de ontwikkeling die

korte en lange termijndoelstellingen en ook lokale en mondiale acties met elkaar integreert.

Duurzame ontwikkeling gaat dus verder dan lokale problemen en oplossingen, maar ook

mondiale vraagstukken komen aan bod.15 De planning in de stadsrand begint niet vanaf nul,

maar de huidige situatie en geschiedenis van het gebied moeten ook op een geïntegreerde

wijze worden opgenomen. Dit verwijst zowel naar de fysieke kenmerken van het gebied als

naar de belanghebbenden van het gebied met hun specifieke behoeften en belangen.16

Hoewel duurzame ontwikkeling vaak bekeken wordt als de ontwikkeling naar meer

milieuvriendelijke oplossingen, focust het Sustainable Urban Fringes (SURF) project van het

Europees Interreg IV B project zich op een kwaliteitsbegrip in vijf dimensies, weergegeven in

Figuur 7. De kern van duurzame ontwikkeling in stadsranden is daarmee het streven naar

kwaliteit in verschillende dimensies, het bereiken van synergie daarin vanuit een proces waarin

alle relevante partijen betrokken zijn. Daarbij moeten de verschillende kwaliteiten concreet

gemaakt worden voor het gebied en het project waarover het gaat. Dit betekent voor de

stadsranden onder andere: 17

• vanuit milieudimensie: het sluiten van materiaalkringlopen

bijvoorbeeld via energielandschappen, het beschermen van ecologische kwaliteiten,

goed watermanagement, …

• vanuit economische kwaliteit: het bieden van kansen aan ondernemers, een goede

ontsluiting van het gebied

• vanuit ruimtelijke kwaliteit: het combineren van passende functies, functioneel en zuinig

ruimtegebruik

• vanuit sociale kwaliteit: veiligheid, sociale cohesie en bereikbaarheid voor iedereen

• vanuit proceskwaliteit: transparante besluitvorming en leiderschap

15 Interreg IV B North Sea Region project Sustainable Urban Fringes, Toolkit. Sustainable Urban Fringes, (European Regional Development Fond, 2012), 9-10, 72. 16 Interreg IV B North Sea Region project Sustainable Urban Fringes, Toolkit. Sustainable Urban Fringes, (European Regional Development Fond, 2012), 72. 17 T. De Bruijn, H. Haccoû & B. De Vries, Duurzame ontwikkeling, tussen stad en land, (Saxion Kenniscentrum Leefomgeving, 2012), 3.

Page 37: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

21

Figuur 7: Duurzame ontwikkeling in vijf kwaliteiten (De Bruijn, 2004)

Streven naar duurzame stadsranden betekent dus streven naar bovenstaande kwaliteiten,

maar vooral naar de samenhang tussen de verschillende kwaliteiten vanuit een sterk

toekomstgericht perspectief. Door de te verwachte klimaatsverandering hier in Vlaanderen en

in de rest van de wereld, zou het combineren van waterretentie in de stadsrand met

toeristische functies die fraai inpassen in het landschap, ook ruimte kunnen bieden aan

recreatieve ondernemers. Dit zou tegelijkertijd nieuwe mogelijkheden kunnen bieden aan

agrarische ondernemers in de stadsrand die steeds verder in de verdrukking komen.18

De uitdaging bij het gebiedsgericht werken is onder andere het combineren van die

verschillende kwaliteiten en het creëren van toegevoegde waarde. Dit kan bekomen worden

door bijvoorbeeld energie te produceren in plaats van minder energie te produceren dan de

voor opgelegde norm, bijvoorbeeld door het installeren van voldoende zonnepanelen. Ook zou

men de waterkwaliteit kunnen verbeteren door minder water te vervuilen dan opgegeven door

de norm. Dit kan gerealiseerd worden door het aanbrengen van groene daken. Hiernaast zou

men ook biodiversiteit kunnen toevoegen in plaats van minder biodiversiteit te vernietigen dan

toegelaten.19

Tussen deze verschillende kwaliteiten moet er gezocht worden naar synergie. De zoektocht

naar synergie leidt gewoonlijk tot meer creatieve en onverwachte oplossingen, dan louter het

zoeken naar een evenwicht. Naast synergie tussen de dimensies van duurzaamheid, moeten

18 T. De Bruijn, H. Haccoû & B. De Vries, Duurzame ontwikkeling, tussen stad en land, (Saxion Kenniscentrum Leefomgeving, 2012), 3. 19 Interreg IV B North Sea Region project Sustainable Urban Fringes, Toolkit. Sustainable Urban Fringes, (European Regional Development Fond, 2012), 7, 9-10.

Page 38: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

22

planners en ontwikkelaars ook zoeken naar synergie tussen verschillende gebieden en

synergie tussen verschillende stakeholders. Enerzijds moet er synergie zijn tussen de stad, de

stadsrand en het landelijk gebied, en anderzijds moet er ook synergie zijn tussen overheden,

burgers en private ondernemers. De zoektocht naar synergie kan ook leiden tot situaties

waarin tegenstrijdige belangen voor conflicten zorgen. Hierbij is het van belang om op zoek te

gaan naar technische of financiële middelen om bestaande belangenconflicten te verwijderen

of om de communicatie over bestaande misvattingen tegen te gaan.20

De synergie kan positief of negatief zijn. Positieve synergie betekent toegevoegde kwaliteit,

terwijl negatieve synergie verlies aan kwaliteit betekent. Positieve synergie kan bekomen

worden door bijvoorbeeld een agrarisch landschap in de stadsrandzone die eveneens

recreatie, biodiversiteit, watermanagement en werkgelegenheid combineert. Negatieve

synergie kan bekomen worden door een vervuilende industriesite in de stadsrandzone die leidt

tot afschrijvingen en ontbering van naburige huisvesting en landbouwgrond. In geval van

negatieve synergie moeten keuzes gemaakt worden rekening houdend met het gebied, de

karakteristieken van het gebied en de noden van de belanghebbenden. Lokale en regionale

overheden zijn dus op zoek naar een evenwichtige mix van functies en kwaliteiten voor de

stedelijke rand. Hiervoor werken zij samen met andere overheden, burgers en private

ondernemers.21 Het is van fundamenteel belang om de stedelijke rand veerkrachtig te

ontwerpen om de schokken op te vangen die te verwachten zijn als gevolg van het

veranderende klimaat, de veranderende bevolkingssamenstelling, en uitdagingen op vlak van

voedsel, water en energie. Deze schokken worden opgevangen door middel van adaptieve

vormen van landgebruik, ruimtelijke structurering en ruimtelijke integratie.22

Duurzame ontwikkeling in stedelijke randen kan enkel gerealiseerd worden als alle

stakeholders betrokken zijn. Traditioneel hebben publieke overheden de hoofdrol in de

ruimtelijke ordening, maar dit verschilt van situatie tot situatie. Ontwikkelaars van onroerend

goed, grondeigenaren en andere private investeerders hebben immers een grote invloed op

de ontwikkelingen. De top-down besluitvorming door publieke overheden maakt stilaan plaats

voor een bottom-up benadering. Dit maakt het noodzakelijk om instrumenten te ontwikkelen

voor het uitbouwen van netwerken en het organiseren van de betrokkenheid van stakeholders,

en dit in verschillende stadia van het plannings- en besluitvormingsproces en op verschillende

schaalniveaus. In stedelijke randgebieden kan dit een extra uitdaging betekenen door de

20 Interreg IV B North Sea Region project Sustainable Urban Fringes, Toolkit. Sustainable Urban Fringes, (European Regional Development Fond, 2012), 9-10. 21 Interreg IV B North Sea Region project Sustainable Urban Fringes, Toolkit. Sustainable Urban Fringes, (European Regional Development Fond, 2012), 7. 22 Steunpunt Ruimte (2012). Onderzoek WP2 Ruimtelijke veerkracht. Bekeken op 18-04-2013, http://www.steunpuntruimte.be.

Page 39: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

23

verschillende culturen en tradities tussen de stedelijke en rurale netwerken en de stakeholders,

en door de complexiteit van de verantwoordelijkheden van de verschillende autoriteitsniveaus

in de stedelijke rand.23

Stadsranden spelen vanuit de milieudimensie een belangrijke rol bij het ontwerpen van

gesloten kringlopen. Om uitputting van natuurlijke hulpbronnen en de productie van afval te

beperken, is het cruciaal om materiaalkringlopen te sluiten en het materiaal op een kwalitatieve

manier te recycleren. Het cradle-to-cradle principe (alle geproduceerde materialen worden na

gebruik opnieuw gebruikt in een ander product) maakt een onderscheid tussen de technische

cyclus en de biologische cyclus. De technische cyclus is relevant voor producten zoals

plastiek, metaal, beton en andere materialen die niet natuurlijk afbreekbaar zijn. Zij moeten

hersteld worden om grondstoffen te besparen en om afval te voorkomen. De biologische

cyclus daarentegen is relevant voor organische materialen die op natuurlijke wijze afbreken.

Bij het ontleden kunnen zij onder andere de bodem vruchtbaarder maken. Bij voorkeur wordt

een product volledig gemaakt uit ofwel technische componenten ofwel biologische

componenten, zodanig dat de componenten gemakkelijk van elkaar kunnen worden

gescheiden. In stedelijke randen is immers ruimte beschikbaar voor voorzieningen op grote

schaal voor het recycleren en herstellen van hulpbronnen en voedingsstoffen.24

Duurzame stadsrandontwikkeling komt naar voor in verschillende vormen. Een belangrijke

functie in veel stadsranden is het opvangen van water bij extremere weersomstandigheden.

Dit creëert tevens nieuwe mogelijkheden voor natuurontwikkeling en recreatieve functies. Een

andere vorm van duurzame stadsrandontwikkeling is het samenbrengen van woonfuncties met

economische functies zoals recreatie, landbouw of andere. Ook komt de herontwikkeling van

voormalige boerderijen in een breder bedrijfsconcept regelmatig naar voor. Hierin wordt

regionale voedselproductie vaak gecombineerd met marken van landbouwgoederen of

zorgboerderijen met landbouwactiviteiten voor kinderen.25

23 Interreg IV B North Sea Region project Sustainable Urban Fringes, Toolkit. Sustainable Urban Fringes, (European Regional Development Fond, 2012), 13. 24 Interreg IV B North Sea Region project Sustainable Urban Fringes, Toolkit. Sustainable Urban Fringes, (European Regional Development Fond, 2012), 72. 25 Interreg IV B North Sea Region project Sustainable Urban Fringes, Toolkit. Sustainable Urban Fringes, (European Regional Development Fond, 2012), 9-10.

Page 40: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

24

2.2 Waarom de stedelijke rand aanpakken?

Steden oefenen een grote druk en ruimtevraag uit op de stadsranden. De stedelijke functies

voor wonen, werken en recreatie vestigen zich in de stadsranden, waardoor vaak kwaliteiten

verdwijnen die door iedereen hoog worden gehouden. Bij voortzetting van het huidige beleid

zal in de toekomst de verstedelijkingsdruk in de stadsranden onverminderd groot blijven,

waarbij het nog overwegend groene karakter van de stadsrand zal verdwijnen. De

stadsrandzone zal voor een groot aantal functies en functiecombinaties de belangrijkste

vestigingslocatie blijven. De Vlaamse vereniging voor ruimte en planning pleit daarom voor

een meer structurele aanpak van de Vlaamse ruimte die vanuit drie uitgangspunten vertrekt.

Eén: maak werk van een sterk netwerk van steden en gemeenten, waarvan het openbaar

vervoer de ruggengraat vormt. Twee: respecteer het blauwgroene netwerk en laat dat

maximaal in de bebouwde omgeving infiltreren en integreren. Drie: doe aan graduele

verdichting, waarbij het openbaar vervoernetwerk opnieuw sturend is.26 Deze drie

uitgangspunten komen als maatschappelijke uitdagingen in dit hoofdstuk aan bod.

2.2.1 Ruimtelijke druk

Demografische verandering is één van de meest fundamentele drijvende krachten voor

verstedelijking en landgebruiksveranderingen in Europa. De bevolking in Vlaanderen zal de

komende decennia stijgen van 6 naar 7 miljoen inwoners, in belangrijke mate ten gevolge van

een positief extern migratiesaldo (een sterke toename van het aantal inwijkelingen die niet

gevolgd worden door een toename van de uitwijkelingen). De bevolking zal bovendien van

samenstelling veranderen. Door gezinsverdunning, maar ook door vergrijzing steeg bovendien

het aantal huishoudens de afgelopen decennia sterker dan het aantal inwoners. Zo daalde het

aantal koppels met kinderen zowel in aantal als aandeel, terwijl het aantal en aandeel

alleenstaanden, al dan niet met kinderen, zeer sterk steeg. Dit heeft te maken met de recente

internationale ontwikkeling waarbij huishoudengebonden partnerrelaties heel wat minder

stabiel en voorspelbaar zijn geworden.27

Migratie, vergrijzing, vergroening en gezinsverdunning resulteren in een toenemende vraag

naar woningen en creëren andere woonnoden, zorg- en dienstverlening. De vergrijzing

bijvoorbeeld impliceert andere levensstijlen en gedragspatronen, en tevens zal er ook nood

zijn aan leeftijdsspecifieke voorzieningen. Het proces van vergrijzing zal hierbij zeker zijn

26 P. Renard, Vlaanderen is één reconversiegebied, (Tijdschrift Ruimte nr. 17, 2013), 14. 27 B. Tempels, T. Verbeek & A. Pisman, Verstedelijking in de Vlaamse open ruimte. Een vergelijkende studie naar vijf transformaties, (Ruimte en wonen, 2012), 15.

Page 41: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

25

impact bewijzen op het vlak van woonbehoeften en noden. Door de vergroening en de

toenemende individualisering zullen ook jongeren sneller een eigen woning gaan zoeken.

Hierbij komt ook dat de gemiddelde Vlaming steeds meer af te rekenen krijgt met tijdsdruk. De

mens heeft behoefte aan externe ondersteuning. Deze lijkt de laatste decennia in een

versnelling te komen. Dit uit zich in de uitgebreide thuiszorg, de recent ontstane

opvoedingswinkels, allerlei vormen van begeleid wonen en ook huishoudhulp via

dienstencheques. Er kan dus besloten worden dat de huidige maatschappelijke evolutie een

loskomen van tradities is en dat er een behoefte is aan nieuwe woonvormen en ondersteuning

van diensten en netwerken.28 Deze nieuwe woonvormen zijn projecten van gemeenschappelijk

wonen. Ze worden opgericht en beheerd door de bewoners die expliciet voor deze woonvorm

hebben gekozen omwille van het sociaal contact en het gevoel van samenhorigheid. Deze

nieuwe woonvormen komen hoofdzakelijk voor in de vorm van cohousing en

kangoeroewonen. Jonckheere et al. (2010) omschrijven deze woonvormen als volgt:

• Cohousing

Bij cohousing heeft iedere bewoner zijn eigen autonome ‘unit’ met sanitair en keuken. Er zijn

zeer uitgebreide gemeenschappelijke ruimtes en voorzieningen. Niet enkel een parking,

clubhuis en wasserette, maar ook een keuken en eetzaal waar bewoners meerdere keren per

week de kans krijgen om samen te eten. Daarnaast zijn er ook nog een kinderruimte, zithoek,

gastenkamers, hobbyruimte, bureau en nog veel meer.

• Kangoeroewonen

Bij kangoeroewonen wordt één woning benut door twee alleenstaanden of gezinnen. Het

verblijf kan tijdelijk of langdurig zijn, en er kan eventueel ook een verbouwing aan voorafgaan

voor sanitair, keuken, afscheiding, nutsleidingen of afzonderlijke toegang. Zelden wordt er met

het oog op kangoeroewonen aangekocht of gebouwd. Bij kangoeroewonen spreekt men van

een wederzijdse solidariteit tussen een ouder persoon of een echtpaar enerzijds, en een jonger

persoon of gezin anderzijds. Er hoeft geen familiale band te bestaan tussen beide, maar soms

is die er wel. Deze vorm van wonen biedt niet alleen een uitkomst aan mensen van wie het

huis te groot is geworden, maar biedt ook een enorme meerwaarde door de praktische steun

en hulp die wederzijds kan geboden worden. Ouderen doen kinderoppas, bewaken het huis

tijdens afwezigheid van de jongeren, jongeren helpen met boodschappen, klusjes en

eventueel zorg.

De nieuwe woontypologieën overstijgen het beleidsniveau dat er een antwoord op moet

bieden. Met de Vlaamse Wooncode (1997) en het Grond- en Pandendecreet (2009) ligt het

28 L. Jonckheere, R. Kums, H. Maelstaf & T. Maes, Samenhuizen in België: waar staan we, waar gaan we, (Samenhuizen vzw i.s.m. Artesis Hogeschool Antwerpen & Habitat et Participation, 2010), 32.

Page 42: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

26

zwaartepunt van het woonbeleid bij de steden en gemeenten. Via ruimtelijke planning, deels

ook een gemeentelijke bevoegdheid, wordt bepaald waar er nieuwe woningen kunnen

bijkomen. De woningmarkt heeft een regionaal karakter. De woondynamiek zet zich met

andere woorden door over de gemeentegrenzen heen. Er wordt dan ook gepleit voor een

opschaling van het woonbeleid tot een bovengemeentelijk niveau, namelijk dat van

woonmarkten: regio’s waarbinnen diverse doelgroepen (gezinnen met kinderen,

alleenstaanden, jongeren, oudere koppels, …) een woning zoeken. De huur of aankoop van

een eerste woning, het stichten van een gezin, de bouw van een nieuw huis en de verhuizing

naar een seniorenflat spelen zich doorgaans af binnen de grenzen van zo’n woningmarkt.

Dergelijke woningmarkten zijn geen hermetisch afgesloten ‘eilanden’ in het woninglandschap,

maar functionele woonruimtes met een eigen woondynamiek.29

Grote delen van Vlaanderen bestaan uit een patchwork van verkavelingen en lintbebouwing.

Dit model is niet langer houdbaar. Door de stijgende ruimtevraag voor stedelijke functies

komen natuurgebieden, landbouwproductie, watervoorziening en natuurlijke

overstromingsgebieden in de verdrukking. Het verder verdichten van de stedelijke kernen lijkt

hierop het meest gepaste antwoord.30 De open gaten in de ruimte worden door verdichten

opgevuld en de huizen worden compacter. Die trend is ook zichtbaar op het platteland. Toch

moet opgemerkt worden dat de Belg gehecht blijft aan wooncomfort en privacy en dat

compacter wonen een maatschappelijke aanpassing vraagt. Het verdichten kan ook inbreiden

inhouden. Inbreiden wilt zeggen dat geen nieuwe gronden worden aangesneden, maar dat

bestaande percelen verder bebouwd worden. Door aan brownfieldontwikkeling te doen, krijgen

verlaten industriële sites een nieuwe bestemming als wonen. Op deze manier ontstaan zelfs

volledig nieuwe stadswijken. Het verkavelen en bouwen in lintvormen zijn hierbij een minder

goede optie om aan inbreiding te doen. Hiernaast is ook bouwen in de hoogte een vorm van

verdichten. Met hoogbouw kunnen zich meer mensen op een zelfde deel ruimte bevinden.

Deze torens kunnen eveneens uitgroeien tot bakens in het stadslandschap. Het verdichten

moet gepaard gaan met kwaliteitsvolle ingerichte openbare ruimte. Ruimte en groen zijn de

belangrijkste elementen die mensen in een stad wensen. Openbare ruimtes worden nu beter

ingevuld met minder verkeer en met meer kleine en grote parken. Hiernaast wensen

stadsbewoners ook vaak een eigen groene plek, hoe klein of divers ook is. Met stadslandbouw

doen de volkstuinen de laatste decennia hun intrede.31

29 B. Vandekerckhove, N. Schuermans, P. De Decker & W. Kesbeke, De woonmarkt is regionaal, (Tijdschrift Ruimte nr. 17, 2013), 23. 30 Thuis in de stad, Duurzame en creatieve steden. De stad als motor van de samenleving, (Brussel, 14-03-2012), 39. 31 L. Meyermans, Onze toekomst ligt in de stad, (Batibouw dossier, 21-02-2013), 4.

Page 43: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

27

Door het verdichten wonen mensen dichter bij elkaar en ontstaan vanzelfsprekend sociale

tegenstellingen, conflicten en ongelijkheid. Die tegenstellingen zijn meervoudig. Door een

grotere instroom van nieuwkomers verkleurt de bevolking in de steden aan een ijlsnel tempo.

De verkleuring is ook steeds complexer aangezien migranten uit alle hoeken van de wereld

komen, en niet meer zoals vroeger uit Italië, Turkije of Marokko. Die ‘superdiversiteit’ leidt

onvermijdelijk tot sociale conflicten en onbegrip, en werpt de vraag op wat nog

gemeenschappelijk is tussen de verschillende culturele gemeenschappen. Ook de vergrijzing

en de vergroening zetten een sterke druk op de samenleving. In tijden van crisis komen de

welvaartsstaat en de solidariteit tussen de generaties steeds meer onder druk te staan. Ook

in het gedeelde gebruik van de publieke ruimte ontstaan conflicten tussen generaties. Tevens

zorgt de aanhoudende financiële crisis ook voor steeds meer sociale ongelijkheid. Een

duurzame stad houdt dus ook in dat de stad sociaal duurzaam en rechtvaardig is.32

De stad groeit en moet steeds een grotere populatie huisvesten, maar zomaar verdichten om

te verdichten dreigt echter de leefbaarheid van de stad te bedreigen en de stadsvlucht van

jonge gezinnen met kinderen aan te wakkeren. Om de stad tot een aangename woon- en

verblijfplaats te maken, is ‘slim verdichten’ de boodschap. Slim verdichten is in de eerste plaats

programma’s verweven. Meer woningen bouwen betekent ook voorzien in scholen, winkels,

zorgcentra, sport- en cultuurvoorzieningen, publieke ruimte en groen. Slim verdichten streeft

naar meervoudig ruimtegebruik. Een school, een kinderdagverblijf, een bibliotheek en sociale

woningen kunnen gemakkelijk gecombineerd worden. Door de programma’s te stapelen, kan

de ruimte zuiniger gebruikt worden. Slim verdichten is ook het delen van voorzieningen. Een

school die zijn lokalen of de sporthal na de schooluren openstelt voor buurtverenigingen is hier

een goed voorbeeld van. Het verdichten moet dus niet noodzakelijk meer, maar minder

bouwvolume betekenen. Verdichten is ruimte besparen. Op die manier kan nieuwe publieke

ruimte voor de stad ontstaan. Deze vorm van verdichten doet steeds meer zijn intrede in

Vlaanderen, ondanks de bestaande regelgeving en subsidiemechanismen die deze

initiatieven vaak nog in de weg staan. Maar slim verdichten botst op zijn limieten. Hoeveel kan

er nog verdicht worden vooraleer de leefbaarheid van de stad in het gedrang komt? De stad

groeit en nadert haar verzadigingspunt. Moet de stad enkel verticaal groeien, of ook

horizontaal? De stelling dat de stad ook buiten haar administratieve grenzen moet kunnen

groeien, ligt gevoelig. Veel gemeenten in de invloedssfeer van de stad keren zich tegen de

oprukkende verstedelijking in de stadsranden en willen hun landelijk karakter bewaren. Na de

19de eeuwse gordel heeft ook de 20ste eeuwse gordel van de steden echter enorm veel

32 Thuis in de stad, Duurzame en creatieve steden. De stad als motor van de samenleving, (Brussel, 14-03-2012), 35.

Page 44: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

28

potentieel om verder te verdichten. Een open debat en een verregaande samenwerking tussen

de steden en hun omliggende gemeenten dringen zich op.33

Naast slim verdichten wil men in Vlaanderen ook streven naar slim en zorgvuldig ruimtegebruik

om te voorkomen dat Vlaanderen verder gaat verharden in de stadsranden en verder open

ruimte gaat aansnijden. Momenteel is meer dan een kwart van de ruimte in Vlaanderen

bebouwd of verhard en zonder bijsturing geven prognoses aan dat 30 tot zelfs 50 procent van

Vlaanderen in 2050 verhard zou worden. De ruimte in Vlaanderen is echter niet oneindig

beschikbaar, en wil men de verstening een halt toeroepen, zal men meer moeten doen met

dezelfde ruimte. Indien men dit op een slimme en duurzame wijze wil bereiken, is het zinvol

en wellicht noodzakelijk om daarbij gebruik te maken van reeds aanwezige elementen of

structuren in de reeds versteende maar ongebruikte of onderbenutte gebieden. Om dit te

bereiken zal men moeten overstappen op hergebruik, omkeerbaar ruimtegebruik en tijdelijk

ruimtegebruik. Dit zijn niet de enige strategieën, maar sluiten aan bij andere ruimtelijke

principes, zoals verweving, medegebruik, meervoudig ruimtegebruik en verdichting. Het

streven naar een doordacht en zorgvuldig ruimtegebruik vindt plaats in drie stappen: 34

• In de eerste plaats moeten bijkomende activiteiten steeds een plaats zoeken binnen

het bestaande en beschikbare areaal. Een meer compacte oplossing is meestal

mogelijk door intensiever, gedeeltelijk ondergronds of meer in de hoogte te bouwen.

Door doordacht activiteiten in elkaars nabijheid te brengen of zelfs te verweven,

ontstaan mogelijkheden om dezelfde ruimte meervoudig te gebruiken. Ruimtes met

hinderlijke activiteiten vormen hierop wel een uitzondering.

• Ten tweede dienen de kansen voor hergebruik van goed gelegen, versteende en in

onbruik geraakte ruimte maximaal te worden benut. Dit is geen makkelijke opgave,

want de transformatie van bestaande bebouwing of bodemvervuiling kent veel

praktische moeilijkheden. Door consequent beleid te voeren in functioneel hergebruik,

wordt bijvoorbeeld brownfieldontwikkeling competitiever ten opzichte van

greenfieldontwikkeling.

• Ten derde moeten vormen van omkeer ruimtegebruik gestimuleerd worden, zeker in

gevallen waar nog open ruimte wordt aangesneden. Dit betekent dat ruimtegebruik

recycleerbaar wordt opgevat, waarbij kan worden teruggekeerd naar een

oorspronkelijke toestand of waarbij bebouwingsvormen een flexibele invulling toelaten.

33 Thuis in de stad, Duurzame en creatieve steden. De stad als motor van de samenleving, (Brussel, 14-03-2012), 39-41. 34 B. Van Acker, A. Pisman, E. Terryn, S. Van Doorslaer, T. Verbeek, D. Van Acker, . . . , E. Wauters, Slim Ruimtegebruik. Hergebruik en omkeerbaar ruimtegebruik. Eindrapport, (Tritel - AMRP, 2012), 17-18.

Page 45: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

29

Hierbij kan tijdelijk of tussentijds ruimtegebruik van leegstaande of onderbenutte terreinen een

mogelijke invulling betekenen bij hergebruik of omkeer ruimtegebruik. Het is een fenomeen

dat de laatste jaren terug aan belang wint bij de stedelijke bestuursniveaus. Het biedt heel wat

voordelen op korte termijn: een maximale benutting van de bestaande voorzieningen, een

kans voor minder gevestigde/dominante actoren en een laboratorium van nieuwe activiteiten,

een snelle invulling van de plek of een heropleving van slechtere buurten. Het zorgt tevens

voor een groter draagvlak voor nieuwe projecten. Met slim en zorgvuldig ruimtegebruik wordt

dus in de toekomst gestreefd naar wisselend ruimtegebruik in de tijd en het stapelen van

meerdere monofunctionele ruimtes met aandacht voor de draagkrachten van de ruimte, de

publieke belangen en het nastreven van een open proces.35

2.2.2 Klimaat

Het klimaat verandert, de aarde warmte op en de zeespiegel stijgt. Er staan ons, zowel in

Europa als in Vlaanderen, extremere weersomstandigheden, overstromingen en langere

periodes van droogte te wachten. Grote boosdoener is onze energievoorziening die nog

steeds voor het overgrote deel aangewezen is op fossiele brandstoffen. Maar ook het kappen

van bossen, de vervuiling van zeeën, de groeiende afvalberg en ons consumptiepatroon

dragen bij tot de klimaatproblemen. Bovendien worden ook onze natuurlijke bronnen zoals

drinkwater, olie en gas steeds schaarser.36 Door in te zetten op uitstootverlaging van

broeikasgassen en fijn stof, minder energieverbruik en meer hernieuwbare energie, engageert

Europa zich tot de wereldwijde doelstelling om tegen 2100 de temperatuurstijging te beperken

tot minder dan 2°C. Door de ruimte zo te organiseren dat de behoefte aan energie vermindert,

zal ook de uitstoot structureel verminderen.37 De klimaatveranderingen kunnen dus worden

aangepakt door mitigatie en/of compensatie. Mitigatie betekent bijvoorbeeld de uitlaat van

broeikasgassen verminderen, terwijl compensatie is bijvoorbeeld het aanplanten van

grootschalige bossen om de concentratie van bepaalde broeikasgassen in de lucht te

verminderen. Hoe beter de wereld en wij in Vlaanderen hierin slagen, hoe beperkter de

gevolgen zullen zijn voor klimaatverandering.38

35 B. Van Acker, A. Pisman, E. Terryn, S. Van Doorslaer, T. Verbeek, D. Van Acker, . . . , E. Wauters, Slim Ruimtegebruik. Hergebruik en omkeerbaar ruimtegebruik. Eindrapport, (Tritel - AMRP, 2012), 19-20. 36 Thuis in de stad, Duurzame en creatieve steden. De stad als motor van de samenleving, (Brussel, 14-03-2012), 31. 37 Vlaamse Overheid, Groenboek. Vlaanderen in 2050: mensenmaat in een metropool? Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, (Vlaamse Overheid, 2012), 12. 38 Interreg- IV B North Sea Region project Future Cities, Analyse van het hitte-eilandeffect op Arnhem, (Eureka, 2009), 6-9.

Page 46: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

30

Met het ruimtelijk beleid in Vlaanderen wil men naar een klimaatbestendig Vlaanderen. Het

ruimtelijk beleid legt hierbij zijn focus op drie klimaatambities, namelijk op hitte (urban heat

island), droogte en wateroverlast, en op het reduceren van CO2-uitstoot. In 2050 wil men geen

sterftegevallen meer door hitte, geen schadegevallen meer door overstromingen en langdurige

droogte, en wil men een 2000 Watt per capita samenleving zonder dat dit een impact heeft op

de levensstandaard.39

• Urban heat island of stedelijk hitte-eilandeffect

Het stedelijk gebied verandert bij

aanhoudende hoge

temperaturen in hitte-eilanden of

urban heat islands (UHI). Een

stedelijk hitte-eiland of urban

heat island ontstaat wanneer er

een temperatuurverschil optreedt

tussen de stad en zijn rurale

omgeving, weergegeven in

Figuur 8. Dit temperatuurverschil

is te wijten aan de stedelijke geometrie, de thermale karakteristieken van de stedelijke

oppervlakken, de schaarste aan vegetatie, het gebruik van airco’s tijdens de zomer, industriële

processen en het gebruik van wagens. Het UHI kan zich voordoen in kleine steden, maar het

effect neemt toe wanneer de omvang van het bebouwde gebied toeneemt. Dit effect doet zich

voor in veel verschillende Europese steden. Deze optredende hogere temperaturen kunnen

leiden tot een slechtere luchtkwaliteit en bijhorende gezondheidsrisico’s. Een stad wordt dus

gekenmerkt door heterogene stadslandschappen, en het is net dit specifieke ruimtelijk

stadspatroon dat verschillende microklimaten creëert en bijgevolg leidt tot potentieel grote

intra-stedelijke temperatuurverschillen. Het UHI is dus hoofdzakelijk een gevolg van de

heterogene bebouwde omgeving in stedelijke gebieden, waar natuurlijke oppervlakken

vervangen zijn door niet-permeabele en warme oppervlakken, meestal opgebouwd uit beton

en asfalt. Deze bebouwde omgeving omvat daken en muren van huizen, wegen en

parkeerterreinen, industriële en commerciële zones en parken en recreatiecentra. Deze types

landbedekking resulteren in minder schaduw en een lager vochtgehalte, waardoor de

omgeving minder kan afkoelen.40

39 H. Leinfelder, Klimaatverandering en ruimtelijk beleid. Congres CcCASPAR, (Gent, 17-12-2012), 24. 40 K. Van den Berge, Verslag werkpakket 2.1. Oorzaken detecteren van het UHI in Gent, (Afdeling Mobiliteit en Ruimtelijke Planning – Universiteit Gent, 2013), 7.

Figuur 8: Het stedelijk hitte-eiland effect (EPA, 2003)

Page 47: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

31

Hitte-eilanden in de stad kunnen

het best opgevangen worden

door de stad te ontwerpen

volgens het lobbenstadmodel

van Tjallingii. Bij het

lobbenstadmodel komen

blauwgroene vingers de stad

binnen om het stedelijk hitte-

eilandeffect te temperen. Doordat

water en groengebieden minder

snel opwarmen dan stenige

stadsdelen, wordt het ontwerpen

van stedelijke blauwgroene

netwerken volgens het

lobbenstadmodel steeds meer

bepleit. Dergelijke stedelijke

ontwikkeling kan het droge en

warmte stadsklimaat gunstig

beïnvloeden, doordat door

convectie vochtigere koelere

lucht vanuit de stedelijke

blauwgroene vingers zich zal

verplaatsen naar de warmere stenige stadswijken. Deze blauwgroene netwerken vormen

samen met het netwerk van stadstuinen een belangrijke zoektocht naar klimaatbestendige

stedenbouw. Het heeft niet alleen een positief effect op de streekeigen planten en dieren, maar

ook de stedelingen zelf hebben er alle belang aan bij het milderen van de aan de gang zijnde

klimaatswijziging.41 Gelegenheden om het blauwgroene netwerk in te schakelen mogen we

dus zeker niet onbenut laten. Bij het aanleggen van infrastructuren, wijken,

stadsvernieuwingen of bedrijventerreinen moet er op zoek gegaan worden naar mogelijkheden

om blauwgroene netwerken in te schakelen. Het wegnemen van bebouwing in zeer dicht

bebouwde omgevingen is soms nodig.42

41 E. Rombaut, Kunnen stadstuinen een bijdrage leveren aan (streekeigen) biodiversiteit in blauwgroene netwerken?, (Rombaut, 2012), 11. 42 Vlaamse Overheid, Groenboek. Vlaanderen in 2050: mensenmaat in een metropool? Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, (Vlaamse Overheid, 2012), 54.

Figuur 9: Het Lobbenstadmodel (Tjallingii, 1996)

Page 48: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

32

Het hitte-eilandeffect wordt dus zoals hierboven aangegeven in grote mate beïnvloedt door de

heterogene bebouwde omgeving en het stadsmodel. In het Future Cities project van Interreg

IV B (2009) worden een aantal factoren onderscheiden die een grote invloed hebben op de

sterkte van het hitte-eilandeffect.43 Deze factoren worden hieronder verder toegelicht.

Windpatroon

De wind voert frisse lucht aan in de stad en voert warme lucht af weg van de stad.

Naast de overheersende windrichting en windsnelheid is de mate waarin de wind de

stad kan doordringen ook van belang. De wind komt de stad binnen langs grotere

lijnvormige open ruimten zoals rivieren, waterlopen en hoofdwegen, en kan langs deze

grotere patronen het fijnere netwerk van wegen, plantsoen en waterpartijen bereiken

en zo dieper de stad doordringen. Het model van de groenblauwe vingers bevorderen

dus de windpaden.

Stedelijke morfologie

De bebouwingsdichtheid, het volume en de hoogte van gebouwen, en de verhouding

tussen bebouwd en onbebouwd bepalen ook in grote mate in hoeverre de stad warmte

opneemt. Een hogere bebouwingsdichtheid neemt de warmte sneller op en houdt deze

langer vast. Ook de structuur van de stad bepaalt in hoeverre koelere lucht de stad kan

binnendringen en warmte kan afvoeren. De openheid van het stedelijk weefsel is dus

een belangrijke factor om de temperatuurvariaties te verklaren.44

Materiaal- en kleurgebruik

De kleur en het soort materiaal bepalen ook in welke mate warmte kan opgenomen

worden. Stenige, donkere materialen kunnen een grote hoeveelheid warmte opnemen.

Hierdoor kunnen straten en gebouwen overdag een grote hoeveelheid warmte

opnemen en die ’s avonds ook terug afgeven.

Grondgebruik

Bomen in de stad zorgen voor schaduw waardoor de desbetreffende plek minder snel

zal opwarmen. Daarom zijn parken en bossen in de zomer ook heerlijk koel. Gras en

lage struiken leveren geen schaduw, maar zorgen net als bomen dat de omgeving

minder snel opwarmt. Een groen dak in plaats van een bitumendak heeft dan ook een

verkoelend effect op de stad en dit zowel ’s nachts als overdag. Net zoals groen zorgt

water ook voor een verkoelend effect, alleen heeft dit een andere werking. Overdag

43 Interreg IV B North Sea Region project Future Cities, Analyse van het hitte-eilandeffect op Arnhem, (Eureka, 2009), 10-13. 44 K. Van den Berge, Verslag werkpakket 2.1. Oorzaken detecteren van het UHI in Gent, (Afdeling Mobiliteit en Ruimtelijke Planning – Universiteit Gent, 2013), 12-13.

Page 49: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

33

heeft water net zo’n verkoelend effect als groen, maar ’s nachts gaat het wel de warmte

uitstralen die het overdag heeft opgenomen. Dit effect is groter bij stilstaand water dan

bij stromend water. De fractie vegetatie en water hebben dus een zeer grote invloed

op het milderen van het hitte-eilandeffect.45

Hoogteverschillen

Grotere hoogteverschillen in een stad leveren een bijdrage aan de aanvoer van koele

lucht.

Momenteel wordt een vierde van Vlaanderen ingenomen door bebouwde of verharde ruimte.

Deze verstening bevordert het hitte-eilandeffect. Bij ongewijzigd beleid zal deze verharding

toenemen tot ongeveer een derde of zelfs de helft van Vlaanderen. Dit zal dan meer negatieve

effecten, meer overstromingen, grote hittestress en een verlies aan groene ruimte en natuur

met zich meebrengen.46 Het bijbouwen in de stedelijke randen verhoogt de verharding rondom

de stad en bevordert hiermee het hitte-eilandeffect. Het is dus noodzakelijk om grote aandacht

te hebben voor het stadsmodel en het gebruik van materialen om deze effecten te temperen.

• Droogte en wateroverlast

De komende decennia wordt er een toenemende neerslag, wateroverlast, waterschaarste,

zeespiegelstijging, stormen en droogte verwacht. Open ruimte is dus noodzakelijk om water

op te vangen bij zware regenval, en water te kunnen bijhouden om periodes van droogte en

watertekort te kunnen overbruggen.47 Blauwgroene vingers doorheen de stad kunnen dus de

nodige ruimte verschaffen voor het opvangen van toenemend wateroverlast. Deze

blauwgroene ruimten kunnen eveneens gecombineerd worden met wadi’s. Een wadi is een

buffering- en infiltratievoorziening waarbij het water kan infiltreren in de bodem of vertraagd

kan afgevoerd worden naar het oppervlaktewater. Zoals bij het hitte-eilandeffect aangegeven

zal Vlaanderen zich tijdig ruimtelijk moeten aanpassen, want momenteel wordt ongeveer een

vierde van Vlaanderen ingenomen door bebouwde of verharde oppervlakte waarbij de

infiltratie van water zeer miniem is.

• Reduceren van CO2-uitstoot

Het verkeer in Vlaanderen is een grotere vervuiler dan de industriële sector. Terwijl de industrie

schoner wordt, groeit de milieu-impact van verkeer en vervoer. Door de uitstoot van fijn stof

en CO2 komt de gezondheid van de Vlaming in het gedrang. De oplossing hiervoor ligt in het

45 K. Van den Berge, Verslag werkpakket 2.1. Oorzaken detecteren van het UHI in Gent, (Afdeling Mobiliteit en Ruimtelijke Planning – Universiteit Gent, 2013), 16-24. 46 G. Allaert & P. Cabus, Verstenend Vlaanderen kan geen ruimte blijven aansnijden, (De Tijd, 26-03-2013). 47 Vlaamse Overheid, Groenboek. Vlaanderen in 2050: mensenmaat in een metropool? Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, (Vlaamse Overheid, 2012), 12.

Page 50: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

34

beleid. Door het inperken van dieselbedrijfswagens en tankkaarten, hogere belastingen om

autoverkeer te ontmoedigen, stadstol of kilometerheffing, inzetten op park-and-ride systemen

om autoverkeer uit de centra te houden en meer investeringen in openbaar vervoer, zou het

volume van het autoverkeer kunnen worden teruggedrongen. Met het huidige beleid,

bijvoorbeeld het verbreden van de Brusselse ring, bereikt men het omgekeerde en werken de

overheden de groei van het autoverkeer net in de hand. Daardoor zal de milieudruk van het

autoverkeer en de impact op de gezondheid de volgende jaren alleen maar verder toenemen.48

Naast de mobiliteitsproblematiek kunnen ook maatregelen genomen worden met betrekking

tot de verwarming in steden. De CO2-uitstoot kan verminderd worden door te verwarmen met

afvalwarmte van elektriciteitsproductie in decentrale kleine warmtekrachtcentrales

aangesloten op een stadsverwarmingsnet.49 Ook stadslandbouw in de stadsranden verkort de

distributieketens van het voedsel waardoor de CO2-uitstoot daalt. Stadslandbouw komt

eveneens het hitte-eilandeffect, de lokale economie en de biodiversiteit ten goede.50 Groen in

de stad heeft algemeen een positieve werking op het verminderen van de CO2-uitstoot.

Ook op gebouwniveau heeft het begrip ‘duurzaamheid’ zijn intrede gevonden. Bewoners

beginnen hun woningen te isoleren, gebruiken ecologische materialen en warmtepompen,

investeren in zonnepanelen of bouwen regenwaterputten. Ze worden hierbij gestimuleerd door

overheidssubsidies en worden opgezweept door steeds strengere Europese normen, die

stellen dat iedere woning tegen 2021 bijna energieneutraal moet zijn. Maar is een

passiefwoning op een slecht bereikbare plaats met openbaar vervoer in de stadsrand nu

duurzamer dan een slecht geïsoleerde rijwoning in de 19de eeuwse gordel van de stad? Ook

andere zaken dan het energieverbruik van de woning moeten immers in rekening worden

gebracht. Bewoners van een slecht bereikbare plaats met openbaar vervoer in de stadsrand

hebben vaak twee auto’s nodig om de afstanden naar werk, school of winkel te overbruggen.

De verspreide bebouwing vraagt om enorme investeringen voor de aanleg en het onderhoud

van nutsvoorzieningen (water, elektriciteit, riolering) of infrastructuur (wegen, straatverlichting).

Bovendien vormen het model van de vrijstaande woning in de stadsrand een bedreiging voor

de schaars overgebleven open ruimte in de stadsrand en haar natuurlijke hulpbronnen. Steden

zijn vandaag wereldwijd verantwoordelijk voor ruim 75% van de wereldwijde CO2-uitstoot,

terwijl ze minder dan 3% van het aardoppervlak innemen. Toch is de stad het meest duurzame

samenlevingsmodel. Waar mensen op een kleine oppervlakte samenleven, moeten minder

48 B. Debusschere, Verkeer is grotere vervuiler dan industrie, (De Morgen, 15-04-2013). 49 E. Rombaut, Klimaatbestendige stedenbouw: over het stedelijk hitte-eilandeffect en de lobbenstad, (Rombaut, 2012), 27-29. 50 VMx vzw (02-04-2010). Stadslandbouw in België: behouden van biodiversiteit in de stad?. Bekeken op 20-04-2013, http://www.vmx.be.

Page 51: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

35

verplaatsingen worden gemaakt en ontstaan mogelijkheden om op een efficiëntere manier om

te springen met natuurlijke hulpbronnen, distributie en energievoorziening.51

Bovenstaand klimaatvraagstuk heeft zowel betrekking op de stad als op de stadsranden.

Algemeen kan gesteld worden dat groen en water in de stad en in de randen de grootste

invloed hebben op het afremmen van de klimaatsproblematiek. Groen en water temperen

namelijk het hitte-eilandeffect, vangen water op bij overvloedige regenval en zullen de CO2-

uitstoot doen dalen. Ook groendaken nemen allerlei stofdeeltjes op uit de atmosfeer en vormen

als het ware een buffer tegen luchtvervuiling. Het lobbenstadmodel van Tjallingii vormt hierbij

het meest duurzame stadsmodel. Met dit model creëert men een langere stadsrand waardoor

de stad meer in aanraking komt met groene en blauwe ruimten. Ook is het belangrijk om bij

nieuwe stadsrandprojecten voldoende blauwgroene netwerken doorheen de ontwikkeling te

laten lopen. Het toepassen van wadi’s in de stadsrand is hierbij ook een veel voorkomend

element. De klimaatsveranderingen kunnen dus grotendeels worden opgevangen door het

toepassen van een duurzaam stadsmodel, maar ook ingrepen op gebouwniveau komen

eveneens de klimaatsveranderingen ten goede.

2.2.3 Biodiversiteit

De biodiversiteit op onze planeet wordt kleiner. In Vlaanderen blijkt het bestaande netwerk van

natuur en bosgebieden ontoereikend om het verlies van plant- en diersoorten te voorkomen.

Het komt er dus op aan meer aandacht te hebben voor het behoud van en de uitbouw van

voldoende samenhangende open ruimten, reikend tot in onze steden. Ecologische

verbindingen tussen groene gebieden vormen een noodzakelijke randvoorwaarde voor de

biodiversiteit. De verbindingen kunnen van gebied tot gebied zeer sterk verschillen naargelang

de verschillende vormen van fauna en flora.52

Steden zijn gemiddeld soortenrijker wat betreft spontaan gevestigde hogere plantensoorten

dan landelijke gebieden met een gelijke oppervlakte. De mozaïek van biotopen op korte

afstand van elkaar speelt hierbij een belangrijke rol. Maar de stadsranden hebben een nog

grotere soortendichtheid dan de steden. Daar bevindt zich een mix van alle mogelijke habitats

van steden en platteland.53 De biodiversiteit aan de stadsrand is dus ook groter dan een

aangrenzend vaak intensief bewerkt land- en tuinbouwgebied rond de stad. Het intensieve

51 Thuis in de stad, Duurzame en creatieve steden. De stad als motor van de samenleving, (Brussel, 14-03-2012), 31-33. 52 Vlaamse Overheid, Groenboek. Vlaanderen in 2050: mensenmaat in een metropool? Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, (Vlaamse Overheid, 2012), 15. 53 W. Verheyden, Natuur in Leuven, (Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud vzw i.s.m. Natuurpunt Oost-Brabant, 2012), 63.

Page 52: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

36

menselijk gebruik van zowel de stedelijke centra als van de omliggende agrarische gebieden

vormen voor veel soorten streekeigen planten en dieren vaak een probleem. De stedelijke

randen worden meestal minder intensief gebruikt en vertonen vaak een heel grote ruimtelijke

heterogeniteit. Door hun lage dichtheid aan bebouwing en door de grote aanwezigheid van

groen van stadstuinen en groene corridors, zijn de stadsranden goed doorlaatbaar en

doorwaadbaar door soorten. Hiernaast zijn ook de specifieke morfologie en de structuur van

de stad erg bepalend voor de stedelijke biodiversiteit.54 Daarom vindt men natuur ook in eerder

onconventionele plaatsen terug, zoals langs spoorwegen, in wegbermen, op verlaten

industrieterreinen, in moestuinen en tuinen, langs kanalen en waterwegen, op kerkhoven en

op daken, muren en grote gebouwen. De stadsrand is dus heel belangrijk voor het verhogen

van de stedelijke biodiversiteit en om meer streekeigen planten en dieren in de stad aan te

trekken.55

Het lobbenstadmodel van Tjallingii is tevens ook een voordelig model voor de biodiversiteit.

Dergelijke lobbenstructuur zorgt ervoor dat een groot aantal mensen kan wonen en leven nabij

een veel langere stadsrand met zowel stedelijkheid en plattelandskwaliteit in de buurt. De

stadsrand tussen de groenblauwe lob en de stedelijke lob is immers veel langer dan bij de

compact concentrische steden. In de blauwgroene lobben worden dan alle laagdynamische

activiteiten gebundeld, zoals voet- en fietspaden, zachte recreatievormen, stadslandbouw,

stadsbos, natuur en voorzieningen voor regenwaterinfiltratie. De hoogwaardige urbane natuur

kan op deze manier behouden worden. Ook zijn er vaak bedreigde plant- en diersoorten van

op de rode lijst terug te vinden in de blauwgroene lobben. Deze blauwgroene netwerken uit de

wijk worden dan aangesloten op het stedelijk ecologisch netwerk en sluiten op hun beurt aan

op het rurale Vlaams Ecologische Netwerk (VEN) en/of het Natura 2000 netwerk. Door het

verbinden van de groenblauwe gebieden kunnen soorten zich ongehinderd verplaatsen

doorheen het platteland en zal eilandvorming van natuurgebieden worden voorkomen.

Waterpartijen en valleien worden gebruikt als drager van het blauwgroene netwerk in vingers

doorheen de stad. Het stedelijk blauwgroen netwerk wordt aaneengesloten door

gevelbegroeiing, muurplanten, streekeigen bomen en struiken in ecologische, beheerde

stadstuinen en parken, vegetatiedaken en natuurvriendelijke oevers. De blauwgroene vingers

brengen dus meer natuur bij het stadscentrum.56

54 E. Rombaut, Kunnen stadstuinen een bijdrage leveren aan (streekeigen) biodiversiteit in blauwgroene netwerken?, (Rombaut, 2012), 18. 55 W. Verheyden, Natuur in Leuven, (Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud vzw i.s.m. Natuurpunt Oost-Brabant, 2012), 63. 56 E. Rombaut, Kunnen stadstuinen een bijdrage leveren aan (streekeigen) biodiversiteit in blauwgroene netwerken?, (Rombaut, 2012), 11-15.

Page 53: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

37

Hoewel de ideeën over het Harmonisch Park- en Groenbeheer snel veld winnen in steden, is

het aantal soorten planten en dieren dat in urbane omgevingen kan overleven vaak nog erg

beperkt. Dit komt doordat er teveel dominante ecologische factoren aanwezig zijn, zoals

lawaai, onrust, vuil of verstoring. Plekken zoals parken, vijvers, grachten en wegbermen die

meer biodiversiteit kunnen herbergen, worden daartoe slecht ingericht maar ook slecht

beheerd. Te vaak gras maaien, te veel biociden gebruiken en te sterk bemesten bevorderen

steeds dezelfde agressieve soorten. Grote vuilnisbelten, rioolstelsels en

voedselopslagplaatsen zijn milieus die slechts voor een beperkt aantal soorten optimaal zijn,

zoals brandnetels, duiven of ratten. Dergelijke soorten breiden dan ook massaal uit, wat kan

leiden tot vervelende plagen. Het bestrijden met biociden pakt uiteraard slechts de symptomen

aan en wordt als zinloos ervaren doordat de oorzaak niet wordt weggenomen. Er moet dus

gezorgd worden voor een natuurvriendelijkere inrichting en voor een geschikt ecologisch

natuurbeheer. Het stedelijk ecosysteem is een levend systeem met zeer verschillende

plekken, gebieden en verschillende ecologische condities voor diverse planten en dieren. Het

benutten van lokale ecologische potenties kan een bijdrage leveren aan een gezonde stad,

maar ook aan de identiteit van de stad als geheel.57

Stadslandbouw in de stadsranden bevordert eveneens de biodiversiteit en versterkt eveneens

de groene gordel door de vergroening van ongebruikte stadsrandzones. Het beheer en het

versterken van de groene ruimten zijn hierbij onmisbare instrumenten voor het behoud van de

biodiversiteit. Stadslandbouw is vooral gericht op de vraag van de stedelingen. Dit niet alleen

op vlak van voedsel, maar bijvoorbeeld ook op vlak van recreatie. Meestal neemt de overheid

de taak van de stadslandbouw op zich, maar soms krijgt deze hierbij ook de steun van

organisaties uit het middenveld. De volkstuintjes zorgen ervoor dat burgers opnieuw een rol

krijgen in het grondbeheer en zo ontwikkelen ze opnieuw een knowhow die de stadsbevolking

in de loop van de 20ste eeuw had doorgeschoven naar de landbouwsector.58

2.2.4 Mobiliteit

Mobiliteit is een onmisbaar onderdeel uit ons leefpatroon. Tot op vandaag is de auto in

Vlaanderen diep geworteld in onze levensstijl en ingebed in een complex maatschappelijk

systeem. De auto staat centraal in onze samenleving. De infrastructuur (dichtste wegennet

van Europa), de ruimtelijke ordening (lintbebouwing, nevelsteden, verkavelingsmodel), het

mobiliteitssysteem (slecht uitgebouwd en weinig geïntegreerd openbaar vervoer) en de

57 E. Rombaut, Duurzame Architectuur, Ecologische Stedenbouw en Biodiversiteit: Naar een klimaatbestendige ecopolis. Pleidooi voor een lobbenstad, (Rombaut, 2012), 11. 58 Grégoire, C. (02-04-2010). Stadslandbouw in België: behouden van biodiversiteit in de stad?. Geraadpleegd op 20-04-2013 via http://www.vmx.be.

Page 54: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

38

mobiliteitscultuur (pendelaars, bedrijfswagens, statussymboliek) zijn allemaal afgestemd op

de auto in onze samenleving.59 De mobiliteit in de stad en in de stadsrand is voortaan een

sociale, economische en milieu-uitdaging. Het vervoer in de stad en de stadsrand is vaak

vervuilend, niet efficiënt en duur, en deze situatie dreigt aan te houden als het huidige beleid

niet veranderd wordt.60

Onze maatschappij staat dus op de drempel van een ‘transitie’, een verandering in een

omvattend systeem dat ons leven en onze maatschappij ingrijpend bepaalt. Dagelijks wordt er

in de file gestaan, de benzineprijzen gaan de hoogte in en er wordt veel fijn stof en CO2

uitgestoten.61 De manier waarop we ons in de stad en in de stadsrand momenteel bewegen,

zal dus aanzienlijk moeten veranderen om de klimaatsdoelstellingen rond klimaat en energie

rond te krijgen. De burgers moeten betrokken worden bij de ontwikkeling van nieuwe

mobiliteitsmodellen, zodat er rekening wordt gehouden met hun noden en de doorgevoerde

oplossingen het grootst mogelijke draagvlak bij de bevolking hebben. De oplossingen moeten

technologisch, maar ook sociaal en cultureel van aard zijn. Ze mogen niet het dagelijks comfort

van de burgers beperken.62 Daarom werkt duurzame mobiliteit rond drie thema’s om deze

transitie aan te pakken: veranderen van de vraag, veranderen van het vervoersmiddel en het

verduurzamen van het vervoersmiddel. In de praktijk ligt de focus bij het verduurzamen van

de samenleving nog te veel op dit laatste aspect, terwijl het veranderen van de vraag en het

veranderen van het vervoersmiddel nog veel andere mogelijkheden schept.63 De drie thema’s

verminderen, veranderen en verduurzamen worden hierna verder toegelicht.

• Verminderen

Het veranderen van de vraag wil zeggen dat bijvoorbeeld de tijdstippen waarop men zich wil

verplaatsen wil veranderen, maar ook de hoeveelheid of afstand van de verplaatsingen

reduceren is een mogelijkheid. De vraag kan veranderd worden door bijvoorbeeld het invoeren

van thuiswerken, invoeren van glijdende uren buiten de spits om files te vermijden, carpoolen,

verhuizen met het werk dichter bij het station of compacter werken door voltijdse prestaties in

vier werkdagen.64 Hiernaast moet ook de ruimte zodanig georganiseerd worden dat de vraag

59 Thuis in de stad, Duurzame en creatieve steden. De stad als motor van de samenleving, (Brussel, 14-03-2012), 25. 60 Belgisch voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie (19-09-2010). Move it. De stedelijke mobiliteitsdagen van het Europees Economisch en Sociaal Comité. Bekeken op 07-05-2013, http://www.eutrio.be. 61 Thuis in de stad, Duurzame en creatieve steden. De stad als motor van de samenleving, (Brussel, 14-03-2012), 25. 62 Belgisch voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie (19-09-2010). Move it. De stedelijke mobiliteitsdagen van het Europees Economisch en Sociaal Comité. Bekeken op 07-05-2013, http://www.eutrio.be. 63 XTNT, Klimaatcongres. Van klimaatbeleid naar duurzame mobiliteit, (Arnhem, 25-11-2010). 64 Mobiel Vlaanderen, Ideeënboek ‘Maatregelen duurzaam mobiliteit’, (Merendree, 2005).

Page 55: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

39

naar verplaatsingen afneemt. De vervoerssystemen zijn onvoldoende aangepast aan de

ruimtelijke organisatie, en vice versa. Intensieve activiteiten worden nog vaak ontwikkeld op

plaatsen die onvoldoende multimodaal bereikbaar zijn. Interessante vervoersknooppunten

worden dan weer onvoldoende benut. Dit vraagt een efficiënter en multimodaal gebruik van

infrastructuren in een aangepast netwerk.65

• Veranderen

Naast het veranderen van de vraag, kan ook de overheid proberen invloed uit te oefenen op

de keuze voor een duurzaam vervoersmiddel. Bedrijven spelen een belangrijke rol bij het

stimuleren van de overstap naar openbaar vervoer, fietsen, lopen en zelfs deelauto’s (modal

shift). Dit stimuleren kan gebeuren met bijvoorbeeld een fietsvergoeding voor woon-

werkverkeer, voldoende fietsenstallingen aan het bedrijf voorzien, bedrijfsfietsen ofwel een

bedrijfsbus voorzien tussen bedrijf en station.66

• Verduurzamen

Tot slot is het verduurzamen van de vervoersmiddelen ook een mogelijkheid. Dit heeft meer

te maken met de techniek, namelijk het stimuleren van aanschaffen van duurzame voertuigen

en brandstoffen, bijvoorbeeld elektrisch rijden of rijden op aardgas.67 Nieuwe producten of

technologische innovaties brengen ook niet altijd soelaas. Zo bieden elektrische auto’s

bijvoorbeeld geen antwoord op de problematische ruimtelijke ordening die de auto heeft

teweeggebracht. Bovendien wordt het probleem gewoon verschoven zolang ook de

elektriciteitsproductie voor een groot deel afhankelijk is van fossiele brandstoffen. Deze

problemen worden als ‘hardnekkig’ bestempeld. Ze vragen een fundamentele en diepgaande

verandering in onze levensstijl, ons beleidsbestel en ons politiek en economisch systeem. De

problemen zijn meestal niet op te lossen met innovatieve technieken. Het gaat er dus niet om

de dingen beter te doen, maar om de dingen fundamenteel anders te doen.68

De ruimtelijke druk aan de stadsranden in Vlaanderen blijft stijgen door de toenemende

bevolkingsgroei. Overschakelen op duurzame mobiliteit is noodzakelijk om deze bijkomende

bevolkingsdruk op te vangen. Op dit moment reikt het openbaar vervoer in veel steden niet ver

genoeg tot in de stadsranden, waardoor bewoners verplicht worden de auto te nemen voor

hun verplaatsingen. Het ontbreken van het openbaar vervoer in de stadsranden vindt zijn

oorzaak vaak in het politieke veld. De stadsrand is vaak een politiek overgangsgebied, dit wil

65 Vlaamse Overheid, Groenboek. Vlaanderen in 2050: mensenmaat in een metropool? Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, (Vlaamse Overheid, 2012), 14. 66 Mobiel Vlaanderen, Ideeënboek ‘Maatregelen duurzaam mobiliteit’, (Merendree, 2005). 67 XTNT, Klimaatcongres. Van klimaatbeleid naar duurzame mobiliteit, (Arnhem, 25-11-2010). 68 Thuis in de stad, Duurzame en creatieve steden. De stad als motor van de samenleving, (Brussel, 14-03-2012), 25.

Page 56: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

40

zeggen dat de stad en de omliggende gemeenten tot een andere politieke visie/partij behoren.

Grote steden zijn meestal progressief, terwijl kleinere gemeenten meestal bestuurd worden

door conservatieven. Onze regio is dus sterk verstedelijkt, maar gedraagt er zich niet altijd

naar. Zo komt het bijvoorbeeld in grotere steden vaak voor dat omliggende gemeenten geen

tramverbinding met de stad willen. Tramvijandige partijen opperen vaak dat hun rand ‘landelijk’

moet blijven, maar met het tegenhouden van een tramlijn stop je natuurlijk de verstedelijking

niet. Dit mobiliteitsdebat verbergt soms ook een sociaal debat. Bewoners vrezen er vaak voor

dat met de tram ook ongewenste stedelingen naar de randgemeenten zullen afzakken. In de

21ste eeuw van de verstedelijking blijkt de politieke omgang met de breuklijn stad/stadsrand

vaak nog gebaseerd te zijn op angst voor verandering. Er is nood aan een stadsgewest die dit

debat naar een hoger niveau kan tillen.69 Het openbaar vervoer moet dus voorzien worden in

dichtbevolkte stedelijke randgebieden. Indien de stedelijke randen een lage dichtheid kennen,

zal het openbaar vervoer ook niet rendabel zijn in die buurt. Daarom is het ook van belang om

de stedelijke randgebieden zo dicht mogelijk bij de stadskern te doen aansluiten. Naast het

openbaar vervoer zullen ook mensen van buitengebieden en andere steden de stad willen

bereiken met de wagen. Doordat men stadskernen autovrij wil maken, worden steeds meer

park-and-ride parkings voorzien in de stadsrandzone. Automobilisten bereiken dan de stad tot

aan de stadsrand en zullen dan overschakelen op het openbaar vervoer om het stadscentrum

verder te benaderen. Doordat het openbaar vervoer niet altijd even goed uitgebouwd is in de

stadsranden, zijn park-and-ride parkings in de stadsrandzone dan ook niet altijd effectief.70

2.2.5 Economie

Er is een toenemende belangstelling voor economische functies in de stadsrand. Voorheen

concentreerde de aandacht zich vooral op het stedelijk gebied, ofwel juist het buitengebied.

Steden en hun omgeving raken steeds meer geïntegreerd, hoewel het ook vroeger

vanzelfsprekend was dat stedelingen bijvoorbeeld hun voedsel kochten bij boeren in de

omgeving. Ook toen waren stad en platteland al sterk met elkaar verbonden. De huidige

verbinding heeft echter een ander karakter gekregen. Er is niet langer sprake van een

onderscheid tussen stad en buitengebied. Mensen uit het platteland zijn voor werk en

voorzieningen steeds vaker aangewezen op de stad en zijn randen.71 Er is een omschakeling

van een economie gebaseerd op landbouw, naar een markteconomie gericht op handel en

69 M. Claeys, Stilstand in de stadsrand, (De Tijd, 09-08-2012), 10. 70 De Mol, 24-04-2013 – mondelinge mededeling. 71 D. Hamers K. Nabielek, N. Piek & N. Sorel, Verstedelijking in de stadsrandzone. Een verkenning van de ruimtelijke opgave, (Planbureau voor de Leefomgeving, 2009), 5.

Page 57: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

41

diensten, die bepalend is geweest voor het ontstaan van de verstedelijking.72 Er is misschien

wel een afname van landbouw, maar landbouw blijft een belangrijke factor binnen de

economie. In de stadsranden bevinden zich vandaag de dag vaak professionele

landbouwactiviteiten die eveneens bepalend zijn voor het ruimtegebruik en voor de

landschappelijke kwaliteit van de stadsranden. Het gaat hierbij zowel om gespecialiseerde

bedrijven (sierteeltbedrijven, melkveebedrijven), als om gemengde landbouwbedrijven.73 Maar

door de verstedelijkingsdruk in de randen kwam de positie van de landbouw op veel plekken

onder druk te staan. Heel wat landbouwers ontwikkelen tegenwoordig nevenactiviteiten rond

zorg, lokale producten of recreatie, en stedelingen maken gebruik van de rust en ruimte om te

recreëren op het platteland of gaan er zelfs wonen.74 Ook zou de landbouw in de stadsrand

een belangrijke positie kunnen krijgen indien zij voorziet in de voedselproductie voor de stad.

De landbouw in de stadsrand zorgt ervoor dat de (vaak verstedelijkte) stadsrand in evenwicht

gebracht wordt met het landschap. Het gaat erom dat ook de landbouw een gezicht krijgt naar

de stad en niet alleen de stad naar het landschap.75

Vlaanderen kent twee complementaire opvattingen over de economische relatie tussen stad

en de open landelijke ruimte in de stadsrand. In het eerste model wordt de rurale ruimte in de

stadsrand gebruikt als uitbreidingsveld voor stedelijke ontwikkeling, omwille van haar relatief

goedkope gronden. In het tweede model wordt de stedelijke uitbreiding gezien als een

bedreiging. Dit model gaat ervan uit dat het platteland in de stadsrand veerkrachtig is en

verstedelijking een zwakke kracht is die alleen grip krijgt op de open ruimte in de stadsrand

als gevolg van een vacuüm dat gecreëerd wordt door veranderingen in de landbouw. Hierbij

is de belangrijkste drijvende kracht niet zozeer de druk van nabijgelegen stedelijke centra,

maar eerder de dalende opbrengst van agrarische activiteiten. Ook dit aspect is aanwezig in

de Vlaamse context waar het economisch belang van de productielandbouw is afgenomen.

De verstedelijking in Vlaanderen is een combinatie van beide verstedelijkingsmodellen. Ten

gevolge van deze twee economische bewegingen, wordt de rurale economie niet langer

gedomineerd door productielandbouw, maar is ze gradueel geëvolueerd naar een meer

diverse economische basis. De landbouwsector wordt langzaam vervangen door andere

economische activiteiten en consumptiefuncties zoals wonen en recreatie. De dynamiek van

72 B. Tempels, T. Verbeek & A. Pisman, Verstedelijking in de Vlaamse open ruimte. Een vergelijkende studie naar vijf transformaties, (Ruimte en wonen, 2012), 15. 73 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afbakening grootstedelijk gebied Gent. Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Toelichtingsnota, (Brussel, 2005), 18. 74 D. Hamers, K. Nabielek, N. Piek & N. Sorel, Verstedelijking in de stadsrandzone. Een verkenning van de ruimtelijke opgave, (Planbureau voor de Leefomgeving, 2009), 5. 75 M. Claringbould, Stadsranden: van ‘stedelijke dominantie’ naar ‘vraag en aanbod’, (Stadswerk magazine, 2011), 17.

Page 58: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

42

een economische diverse stadsrand trekt verdere stedelijke ontwikkeling aan, en vormt dus

een bijkomende economische drijvende kracht voor verstedelijking.76

In een economie die steeds minder afhankelijk is van grondstoffen en productieprocessen, is

de fysische omgeving van bedrijven minder bepalend en kunnen deze zich om het even waar

in de stadsrand vestigen. Daardoor worden bedrijven die vaak trekkers van stedelijke

ontwikkeling zijn, meer en meer footloose en kunnen ze zich praktisch overal vestigen in de

stadsrand. Bovendien zorgt dit ervoor dat regio’s in concurrentie met elkaar moeten treden om

kapitaal aan te trekken en te behouden. Deze concurrentie heeft weinig oog voor

overcapaciteit en sociale en ecologische gevolgen. Ook voor de stadsrand kan dit dus een

belangrijke impact hebben.77

Door de moderne grote handel van hypermarkten, shoppingcentra en grootschalige

winkelcomplexen in de stadsranden, gaat de handel in de stad achteruit. Daarnaast omvat de

handel in de stadsrand ook kleine handel en kleine stadscentra.78 Deze stadsrandhandel ligt

soms gevestigd in ‘vergeten’ plekken in de stadsrand. Hierbij gaat het vaak om tijdelijke en/of

economisch minder of meer marginale functies.79 De voornaamste reden van de

suburbanisatie van detailhandel is de verandering in de vraag. De verandering in de vraag

vindt zijn oorsprong in de naoorlogse periode. Er worden minder frequente, korte

winkeluitstappen voor kleine hoeveelheden alledaagse goederen gedaan en meer wekelijkse

trips om in grotere hoeveelheden aan te kopen. Dit is onder andere een gevolg van de

toegenomen individuele mobiliteit. Ruimtelijk betekent dit dat er plaats moet worden gevonden

voor grotere winkeloppervlakten met daarbij voldoende parkeerplaatsen. Uiteraard zijn deze

lokalisatiekenmerken gemakkelijker te vinden buiten het compact stedelijk gebied. Deze

vraagveranderingen resulteren dus in een decentralisatie. Samen met de detailhandel

verschuift de bevolking naar de suburbane zones. De verschuiving van jonge, welgestelde en

meer mobiele gezinnen naar de periferie creëerde een nieuwe vraag die onvoldoende werd

ingevuld door de plaatselijke detailhandel.80 In tegenstelling tot de meeste kleinhandelaars,

voeren de winkelketens lokalisatiestudies uit vooraleer ze nieuwe vestigingen openen. Andere

76 B. Tempels, T. Verbeek & A. Pisman, Verstedelijking in de Vlaamse open ruimte. Een vergelijkende studie naar vijf transformaties, (Ruimte en wonen, 2012), 16. 77 B. Tempels, T. Verbeek & A. Pisman, Verstedelijking in de Vlaamse open ruimte. Een vergelijkende studie naar vijf transformaties, (Ruimte en wonen, 2012), 15. 78 N. Beys, S. Bastin, S. Van Cutsem & B. Wayens, De handel in de grote Belgische Steden en hun stadsrand, (ULB, 2003), 3. 79 Atelier Overijssel, Overijssel is een contrast tussen stad en land in Overijssel; samen vormgeven aan stadsrandzones, (Atelier Overijssel, 2010), 2. 80 N. Beys, S. Bastin, S. Van Cutsem & B. Wayens, De handel in de grote Belgische Steden en hun stadsrand, (ULB, 2003), 7.

Page 59: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

43

vestigingen sluiten op basis van de werkingsgegevens of ze passen zich aan in functie van de

ontwikkeling van de vestigingsplaats.81

Indien Vlaanderen vooruit wil, dan moet het de innovatieve economie kansen geven.82 Heel

wat regio’s in Vlaanderen gaan zich focussen op kennis- en creatieve economie. De oorzaak

hiervan is de desindustrialisering van Vlaanderen waarbij technologie meer en meer belangrijk

wordt voor de productielijnen ten koste van arbeid. Het is ook slim dit te doen daar

desindustrialisering en substitutie hoogopgeleide mensen vragen in te staan te innoveren.83

Innovatie steunt op een aantal immateriële waardedrijvers, zoals kennis, informatie, opleiding

en vooral creativiteit.84 Door innovatie zullen enerzijds nieuwe producten worden gecreëerd en

anderzijds worden processen geoptimaliseerd. Nieuwe producten en geoptimaliseerde

processen zijn de basis om nog meer toegevoegde waarde te creëren.85 Creatieve economie

is er dus niet om de traditionele industrie te vervangen, maar wel als toegevoegde waarde

voor een stad die zich als laboratorium van Vlaanderen wil presenteren.86 Dit innoverend

vermogen beïnvloedt de concurrentiekracht van een bedrijf.87

De door innovatie gedreven economie, zoals hoogtechnologische industrie en diensten, en

gespecialiseerde landbouw, bedt zich anders in de ruimte in en gebruikt de arbeiders- en

afzetmarkt anders dan de huidige economie. Ruimtelijk betekent dit kiezen voor locaties met

een goede ontsluiting, een kwaliteitsvolle omgeving en de nabijheid van voorzieningen, andere

bedrijven en onderzoeksinstellingen.88 De noden en het locatiegedrag van de creatieve

economie en de kenniseconomie zijn hierbij niet hetzelfde. Zo blijkt dat kennis- en

dienstengerichte bedrijvigheid zich perfect kunnen thuis voelen in een kantoorachtige of

industriële omgeving waarbij verwevenheid met andere activiteiten voorop staat.89

Bijkomende logistieke en productiegerichte activiteiten zullen hierbij dan een extra druk leggen

81 N. Beys, S. Bastin, S. Van Cutsem & B. Wayens, De handel in de grote Belgische Steden en hun stadsrand, (ULB, 2003), 48. 82 Vlaamse Overheid, Groenboek. Vlaanderen in 2050: mensenmaat in een metropool? Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, (Vlaamse Overheid, 2012), 14. 83 Buck Consultants International, De Gentse creatieve economie. Strategisch actieplan, (Stad Gent – Departement Werk en Economie, 2011), 1-2. 84 T. Maenhout, I. De Voldere, J. Onkelinx & L. Sleeuwaegen, Creatieve industrie in Vlaanderen, (Flanders District Creativity, 2006), 14. 85 Buck Consultants International, De Gentse creatieve economie. Strategisch actieplan, (Stad Gent – Departement Werk en Economie, 2011), 1-2. 86 P. Van De Perre, Antwerpen moet gaan voor een creatieve economie, (Gazet van Antwerpen, 7 april 2009). 87 T. Maenhout, I. De Voldere, J. Onkelinx & L. Sleeuwaegen, Creatieve industrie in Vlaanderen, (Flanders District Creativity, 2006), 14. 88 Vlaamse Overheid, Groenboek. Vlaanderen in 2050: mensenmaat in een metropool? Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, (Vlaamse Overheid, 2012), 14. 89 Buck Consultants International, De Gentse creatieve economie. Strategisch actieplan, (Stad Gent – Departement Werk en Economie, 2011), 2.

Page 60: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

44

op het huidige infrastructuurnetwerk naar onze havens.90 De creatieve economie daarentegen

heeft meer nood aan stedelijke interactie en gedijt beter in een stedelijke omgeving.

Kenniseconomie en creatieve economie gaan in feite hand in hand, en velen beschouwen

creatieve economie als een onderdeel van kenniseconomie. Meer dan driekwart van de

bedrijven in de creatieve sector zijn dan ook kennisintensieve bedrijven.91 Momenteel worden

hier en daar al wat bedrijvenzones getransformeerd naar een ‘Fabriek van de Toekomst’. Bij

de Fabriek van de Toekomst wordt de competitiviteit van de economie structureel versterkt

door bedrijven met dezelfde passie voor innovatie, productie en/of automatisering samen te

brengen op één campus. Zo kunnen ze kennis uitwisselen en elkaar voorthelpen. Aangezien

de bedrijven zich naast elkaar bevinden, kunnen ze ook leveranciers, machines en andere

voorzieningen delen. Op deze manier kunnen ze efficiënter produceren.92 Zoals

kenniseconomie en creatieve economie een ander ruimtelijk weefsel opzoeken, zullen ook

wetenschapsparken en onderzoeksinstellingen zich op een specifieke locatie vestigen.

Vlaanderen wil in 2020 uitmunten als een economisch innovatieve en duurzame samenleving.

Enkele blikvangers van acties met betrekking tot onderzoek en ontwikkeling,

bedrijventerreinen, landbouw en economische poorten worden hierna verder toegelicht.93

• In 2014 moet Vlaanderen 3% van zijn BBP aan onderzoek en ontwikkeling besteden.

Dat uit zich in een verdubbeling van de omzet uit nieuwe of verbeterde producten en

diensten, een hogere vertegenwoordiging in de ICT en de gezondheidszorg, logistiek

en een hoger aandeel werkenden in kennisintensieve sectoren tot op een gelijk niveau

van de Europese topregio’s. Innovatie moet meer en beter verspreid worden over alle

sectoren, bedrijfstypes en maatschappelijke geledingen, mede met het oog op het

bevorderen van duurzame ontwikkeling.

• In Vlaanderen moeten er ook belangrijke planningsinspanningen gebeuren om de

langetermijnvraag naar bedrijventerreinen te kunnen invullen. De ruimte die hiervoor

nodig is, zal wetenschappelijk bepaald worden in het kader van het Ruimtelijk

Structuurplan Vlaanderen 2020. Een economisch activeringsbeleid en de filosofie van

de ijzeren voorraad dienen tegen 2020 het aantal effectief bruikbare bedrijventerreinen

te verhogen tot minimaal 95% van het totale aantal bestemde bedrijventerreinen.

90 Vlaamse Overheid, Groenboek. Vlaanderen in 2050: mensenmaat in een metropool? Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, (Vlaamse Overheid, 2012), 14. 91 Buck Consultants International, De Gentse creatieve economie. Strategisch actieplan, (Stad Gent – Departement Werk en Economie, 2011), 2. 92 Vlaanderen in actie. Doelstellingen in het Pact 2020. Bekeken op 09-05-2013, http://www.vlaandereninactie.be. 93 Vlaanderen in actie. Doelstellingen in het Pact 2020. Bekeken op 09-05-2013, http://www.vlaandereninactie.be.

Page 61: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

45

• In 2020 moet Vlaanderen eveneens een performante landbouw hebben die de

vergelijking kan doorstaan met de Europese landbouweconomische topregio’s. Het

landbouwareaal uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen moet juridisch verankerd

worden met het oog op rechtszekerheid inzake exploitatie.

• Tegen 2020 moeten de economische poorten vlot bereikbaar zijn via de verschillende

transportmodi (weg, spoor, water of lucht) en zowel door privaat als openbaar vervoer.

Hierbij moeten minder dan 5% verliesuren op de hoofdwegen gerealiseerd worden en

moet de milieu-impact van het goederen- en personenvervoer beperkt worden. Hiertoe

moeten eveneens de missing links in het transportnetwerk van het Ruimtelijk

Structuurplan Vlaanderen weggewerkt worden.

Om deze uitdagingen aan te pakken zijn kleine verbeteringen niet genoeg, maar moet het

volledige systeem veranderen. Hiervoor wordt teruggegrepen naar de methode van ‘transitie’,

waarbij alle maatschappelijk partners samen moeten nadenken over acties die nodig zijn op

lange termijn. De bedoeling is om nieuwe systemen te bedenken die de huidige systemen

kunnen vervangen. Dat gebeurt met vele kleine verbeteringen, die samen een grote stap

vooruit betekenen. Er moet ook ruimte zijn voor experimenteren, waarna de partners hun visie

bijstellen en nieuwe oplossingen voorstellen.94

94 Vlaanderen in actie. Doelstellingen in het Pact 2020. Bekeken op 09-05-2013, http://www.vlaandereninactie.be.

Page 62: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

46

2.3 Consequenties voor het ruimtelijk beleid

De suburbane zones worden gekenmerkt door een gefragmenteerd landschap en veel

monofunctionele woonmilieus met een eerder lage bebouwingsdichtheid. Heel wat Vlamingen

vinden er een kwalitatief woonmilieu op korte pendelafstand van het werk. Ook zijn er

baanwinkels en andere perifere ontwikkelingen terug te vinden. Deze gebieden kantelen van

landelijke naar stedelijke regio’s. De steden kennen een stedelijk beleid, het buitengebied een

landelijk beleid, en de suburbane zones liggen daartussen en worden beïnvloedt door zowel

het stedelijk als landelijk beleid. Voor deze omgevingen is momenteel geen eenduidige

strategie voorhanden en ze worden dan ook als een belangrijke beleidsopgave beschouwd.

Voor sommige delen lijkt een selectieve verdichting haalbaar, bijvoorbeeld omdat ze zeer

vlotte relaties onderhouden met nabije stedelijke regio’s. Voor andere delen lijkt een status-

quo aangewezen en wordt ervoor gezorgd dat ze niet verder verstedelijken. Dit soort

vlekmatige ontwikkelingen moeten in de toekomst vermeden worden omwille van het grote

ruimtegebruik, negatieve impact op de open ruimte, mobiliteit, leefmilieu, energieverbruik en

de betaalbaarheid van nutsvoorzieningen. Men moet zich de vraag stellen welke plaatsen in

suburbane gebieden kunnen ontwikkeld worden zonder de open ruimte verder te

hypothekeren. In deze gebieden moet een goede dooradering met groenblauwe netwerken

worden gerealiseerd, landschappelijke fragmenten moeten worden opgewaardeerd en open

ruimte die onder druk staat moeten worden beschermd. De suburbane gebieden mogen in de

toekomst geen verdere concurrentie vormen voor de harmonische ontwikkeling van de

nabijgelegen stedelijke regio’s.95

De ruimtelijke veerkracht in Vlaanderen moet worden versterkt om minder kwetsbaar te zijn

voor de gevolgen van klimaatverandering en energietransitie. Het sterk versnipperd

bebouwingspatroon, de stroomafwaartse ligging in het systeem van rivier- en beekvalleien en

de ligging aan zee maken Vlaanderen erg gevoelig voor bijvoorbeeld hevige regenval,

stijgende energieprijzen of de zeespiegelstijging. De open ruimte moet dus ondersteund

worden door een netwerk van groene verbindingen en waterlopen dat overtollig regenwater

kan opvangen en de biodiversiteit verbetert. Het landschap moet dus beter gebruikt worden

voor maatschappelijke diensten, zoals klimaatmaatregelen en energieopwekking.96

De verstedelijking in de stadsrandzone past binnen de gedeconcentreerde bundeling van het

Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen: een selectieve concentratie nastreven van de groei van

95 Vlaamse Overheid, Groenboek. Vlaanderen in 2050: mensenmaat in een metropool? Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, (Vlaamse Overheid, 2012), 47. 96 Vlaamse Overheid, Groenboek. Vlaanderen in 2050: mensenmaat in een metropool? Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, (Vlaamse Overheid, 2012), 33.

Page 63: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

47

het wonen, werken en de andere maatschappelijke functies in de stedelijke gebieden en in de

kernen van het buitengebied. Hierbij wordt rekening gehouden met het bestaande

verspreidingspatroon van functies en met de dynamiek van de functies in Vlaanderen.97

Tegenwoordig realiseren overheden zich dat stadsrandgebieden een cruciale positie innemen

binnen de gedeconcentreerde bundeling, want steden en hun omgeving raken steeds meer

geïntegreerd. De ontwikkelingen in de stadsrandzone leveren ruimtelijke planningsproblemen

op, die zowel in het maatschappelijk debat als in het ruimtelijk beleid worden gesignaleerd.

Deze problemen hangen onderling samen, maar het is zinvol hiervan enkele aspecten te

onderscheiden. Deze aspecten worden hierna verder toegelicht.98

• Er is een zorg over het verder dichtslibben van de resterende open ruimte in

verstedelijkte gebieden. Sommige steden en dorpen hebben binnen hun grenzen nog

voldoende ruimte om uit te breiden, maar die mogelijkheden zijn in steeds meer

gebieden beperkt. De stedelijke druk is vooral groot in gebieden waar verscheidene

kernen dicht bij elkaar liggen, en waar zogenaamde subcentra zijn ontstaan. Subcentra

zijn centra in de voormalige periferie met een concentratie van stedelijke functies, zoals

kantoren en detailhandel.

• Er is ook veel discussie over de verrommeling van het landschap. Die wordt

toegeschreven aan de toename van het aantal storende elementen, zoals grote

bedrijfsgebouwen die niet passen in het open landschap. Maar ook is er kritiek op het

heterogene ruimtegebruik door de aanwezigheid van verschillende functies zonder

samenhang. De verrommeling wordt meestal in de stadsrandzone beschouwd als een

bedreiging van de landschappelijke kwaliteit.

• Er wordt ook gevreesd dat het onderscheid tussen stad en land verwatert, waardoor

karakterloze, amorfe verstedelijkte gebieden zullen ontstaan. Waar steden vroeger

harde grenzen hadden, is langzamerhand een brede zone ontstaan waarin allerlei

stedelijk en landelijk ruimtegebruik door elkaar voorkomt.

• De functies van het ruimtegebruik komen wel eens met elkaar in conflict.

Bedrijventerreinen en recreatiegebieden stellen bijvoorbeeld verschillende eisen aan

hun omgeving. Als deze in een beperkt gebied samenkomen, ontstaan afstemmings-

en inpassingsproblemen.

• De groengebieden zijn vanuit de stad slecht bereikbaar. De recreatiefunctie van het

buitengebied rondom de stad komt daardoor onder druk te staan. Stedelingen die

vroeger relatief snel de stad uitfietsten, moeten nu eerst door de stedelijke

97 Afdeling Ruimtelijke Planning, Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen - samenvatting, (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2003), 29. 98 D. Hamers, K. Nabielek, N. Piek & N. Sorel, Verstedelijking in de stadsrandzone. Een verkenning van de ruimtelijke opgave, (Planbureau voor de Leefomgeving, 2009), 11.

Page 64: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

48

uitbreidingen heen voor ze het buitengebied bereiken. Bovendien werpt grootschalige

infrastructuur rondom steden een barrière op tussen stad en buitengebied.

Bovenstaande ruimtelijke ontwikkelingen en problemen doen zich veelal tegelijkertijd voor in

de stadsrandzone, wat bijdraagt aan de complexiteit van de ruimtelijke opgave. Het zoeken

naar nieuwe ruimte voor wonen, werken en recreatie werden tot nu toe als afzonderlijke

opdrachten beschouwd. Ook voor het verschuiven van functies door binnenstedelijke

herstructurering en transformatie wordt geen samenhangend plan opgemaakt.99 Om de

stadsranden bewoonbaar te maken of te houden, moet dus rekening worden gehouden met

verschillende aspecten: economie, sociocultureel patroon en het bestuurlijk kader. Deze

aspecten kunnen elk afzonderlijk als systeem worden opgevat, maar bij de ruimtelijke planning

is de samenhang van deze aspecten van belang. Ze moeten worden opgevat als een element

uit een groter geheel. Bij dit groter geheel moet dan de integratie centraal staan. De ruimtelijke

planning moet dus steunen op de kennis van vier aspectsystemen: economisch systeem,

sociocultureel systeem, politiek-juridisch systeem en landschapssysteem. Op die manier zou

men van integrale ruimtelijke planning kunnen spreken.100 Er moet dus worden overgestapt

naar een integraal stadsrandzonebeleid om bovenstaande ruimtelijke ontwikkelingen en

problemen geïntegreerd tegemoet te komen en om zo de kwaliteiten van de stadsrand te

behouden of op te waarderen.

In de ruimtelijke planning is er nood aan een herontdekking van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De (mono)functionele zonering in de huidige ruimtelijke uitvoeringsplannen heeft reeds een

lange staat van dienst en kadert binnen een historisch politiek-maatschappelijk streven naar

een ruimtelijke scheiding van functies en activiteiten. Het succes van deze zonering ligt in de

eerste plaats in de rechtszekerheid die ermee wordt gecreëerd. Alhoewel een eventueel

verminderde rechtszekerheid momenteel nog een onoverkomelijk euvel lijkt, wordt de

functionele zoneringstechniek in de ruimtelijke planning steeds meer in vraag gesteld. Doordat

de stadsrandgebieden worden gekenmerkt door een verschil in dynamiek, milieu-impact en

betekenis, blijkt de functionele zonering van het ruimtelijk uitvoeringsplan niet meer de ideale

manier van werken te zijn. Er wordt gepleit voor een ‘herontdekking’ van het ruimtelijk

uitvoeringsplan naar een ‘strategisch’ ruimtelijk uitvoeringsplan. De toevoeging ‘strategisch’

wijst daarbij op een actievere, meer op realisatie gerichte en selectievere invulling van het

uitvoeringsplan, in plaats van op de passieve en alles in functionele zonering vattende vorm

van vandaag. Dit strategisch ruimtelijk uitvoeringsplan gaat voor alle duidelijkheid nog steeds

uit van zonering, omdat ruimtelijke planning in ultimo gebiedsgericht is. Bij de zonering staat

99 D. Hamers, K. Nabielek, N. Piek & N. Sorel, Verstedelijking in de stadsrandzone. Een verkenning van de ruimtelijke opgave, (Planbureau voor de Leefomgeving, 2009), 9-12. 100 G. Allaert, Ruimte en Planning. Van planningstheorie tot Vlaamse planningspraktijk, (Gent, Academia Press, 2009), 24.

Page 65: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

49

evenwel niet langer de bestemming voor een of meerdere functies of activiteiten centraal, maar

de zonering in eenheden die zoveel mogelijk verband houden met de beoogde

maatschappelijke rol van de stadsrand. De naamgeving van de zones tracht zoveel mogelijk

uitdrukking te geven aan de meest relevante ruimtelijke kenmerken van de eenheden, onder

meer wat betreft dynamiek, kwetsbaarheid en betekenis. Daarnaast moeten de

stedenbouwkundige voorschriften bij deze zones/eenheden de omgevingscondities

omschrijven waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, zonder de functies

of activiteiten bij naam te noemen. Inrichting en beheer gaan met andere woorden de eigenlijke

bestemming van de ruimte overheersen.101

Een bijkomende vraag bij het planningssysteem is hoe betrokken partijen hun rol de komende

periode gaan invullen.102 De Rynck (1999) is van mening dat Vlaanderen geen nood heeft aan

een stedelijk beleid enerzijds en een plattelandsbeleid anderzijds. Hij pleit voor een meer

gebiedsgerichte benadering van de stadsrand waarbij alle betrokken actoren een visie

formuleren hoe er met de ruimtedruk vanuit alle mogelijke functies en activiteiten moet worden

omgegaan, hierbij voortbouwend op de in het gebied aanwezige kwaliteiten, problemen en

potenties.103 Dit impliceert een van onderuit opgebouwd, geïntegreerd, gedifferentieerd en

gebiedsgericht beleid, ongeacht of het betrokken gebied met een stedelijke en dan wel een

landelijke problematiek wordt geconfronteerd.104 Maar de betrokken actoren moeten niet alleen

vanuit het lagere schaalniveau, maar ook vanuit het hogere schaalniveau hun ruimtelijke en

maatschappelijke ambities formuleren. Op het lagere schaalniveau vormen de streekidentiteit

en het fysiek milieu vooral de belangrijkste uitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkeling. Op

het hogere schaalniveau zijn de grensoverschrijdende stedennetwerken en internationale

havens vooral bepalend.105 Duurzame stadsranden vereisen dus een samenwerking tussen

tal van partijen, zowel publiek als privaat. Het vraagt om het creëren van netwerken om

gezamenlijk plannen te maken en uit te voeren. Overheden zijn slechts één van de partijen in

dat netwerk en zijn voor het formuleren van beleidsdoeleinden en/of het bereiken daarvan

afhankelijk van vele anderen. Andere relevante betrokkenen zijn: landbouwers en andere

ondernemers, bewoners en burgers, overheden, natuurorganisaties, waterschappen, en waar

nodig projectontwikkelaars en woningcorporaties. In de stadsranden is dit een extra uitdaging

101 H. Leinfelder, Dominante en alternatieve planningsdiscoursen ten aanzien van landbouw en open ruimte in een (Vlaamse) verstedelijkende context, Proefschrift Doctor in de Ingenieurswetenschappen, (Universiteit Gent, 2007), 16-18. 102 Stadswerk magazine, Staat van de stadsrand, (Planbureau voor Leefomgeving, 2011), 2. 103 F. De Rynck, Opvolging en aanknopingspunten voor het beleid, (Die Keure, 1999). Geciteerd in: H. Leinfelder, Dominante en alternatieve planningsdiscoursen ten aanzien van landbouw en open ruimte in een (Vlaamse) verstedelijkende context, (Universiteit Gent, 2007), 193. 104 H. Leinfelder, Dominante en alternatieve planningsdiscoursen ten aanzien van landbouw en open ruimte in een (Vlaamse) verstedelijkende context, Proefschrift Doctor in de Ingenieurswetenschappen, (Universiteit Gent, 2007), 193. 105 P. Renard, Vlaanderen is één reconversiegebied, (Tijdschrift Ruimte nr. 17, 2013), 13.

Page 66: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

50

door de cultuurverschillen die soms bestaan tussen meer stedelijke partijen enerzijds en meer

landelijke partijen anderzijds. Het is van belang om zoveel mogelijk verschillende belangen en

motieven te combineren. Hierbij is het van belang te denken vanuit een breed en

toekomstgericht kwaliteitsconcept.106

De ruimtelijke planning van de stadsranden vergt dus een ruimtelijke visie op lange termijn,

maar ook op een schaal die de gemeentegrenzen overschrijdt.107 Steden zijn geneigd plannen

te maken binnen hun eigen gemeentegrenzen en zoeken voor eventuele uitbreiding hun eigen

grens op. Wanneer er vanuit een regionale blik gekeken wordt, kunnen er vaak andere locaties

gevonden worden die veel geschikter zijn voor nieuwe ontwikkeling. Vaak komt het voor dat

bij een gemeentelijke herindeling de ruimtevraag anders wordt opgelost. Dit zegt iets over de

noodzaak om gemeenteoverschrijdend te kijken naar stadsranden.108 Ook doordat de

voormalige periferie in veel gevallen al lang niet meer aan de rand van de stad ligt, moeten

beleidsmakers meer oog hebben voor de kwaliteit van de stadsrand en dus nog meer dan nu

over de grenzen heen kijken tussen de sectorale terreinen, en bovendien de afstemming en

samenwerking tussen gemeenten intensiveren. De ruimtelijke planning van stadsranden

vraagt daarbij ook nog eens maatwerk. De ruimtelijke en economische ontwikkelingen

verschillen regionaal, van groei tot krimp en in veel regio’s is er een grote onzekerheid over

welke richting het zal uitgaan. Er is dus zeker geen sprake van een one-size-fits-all-beleid.109

Maatwerk kan dus bekomen worden door een geïntegreerde en gebiedsgerichte aanpak van

de stadsranden.

Om invulling te geven aan duurzame stadsranden, zullen overheden dus ‘instrumenten’

moeten inzetten. Traditioneel worden instrumenten voor overheidshandelen vaak ingedeeld in

regels, financiële instrumenten en communicatieve instrumenten. Deze instrumenten zijn wel

niet toereikend voor het werken aan een duurzame stadsrand. Het gaat niet alleen om de juiste

regels af te kondigen, of via subsidies of heffingen gedrag te beïnvloeden, of het overtuigen

van mensen. Het gaat veel meer om het werken vanuit een netwerksetting aan de inhoudelijke

opgave van stadsranden. Dat vraagt om andere instrumenten, namelijk zogenaamde

horizontale instrumenten in plaats van de traditionele instrumenten die uitgaan van een

hiërarchische positie van de overheid. Duurzame stadsranden vragen dus enerzijds om het

creëren van synergie tussen verschillende kwaliteiten, en anderzijds vragen ze om

netwerkbouw. Het SURF-project van het Europees Interreg IV B project onderscheidt twee

106 T. De Bruijn, H. Haccoû & B. De Vries (2012), Duurzame ontwikkeling, tussen stad en land, (Saxion Kenniscentrum Leefomgeving, Deventer), 3-4. 107 Stadswerk magazine, Staat van de stadsrand, (Planbureau voor Leefomgeving, 2011), 2. 108 Atelier Overijssel, Overijssel is een contrast tussen stad en land in Overijssel; samen vormgeven aan stadsrandzones, (Atelier Overijssel, 2010), 6. 109 Stadswerk magazine, Staat van de stadsrand, (Planbureau voor Leefomgeving, 2011), 2.

Page 67: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

51

types instrumenten die overheden moeten inzetten, namelijk instrumenten om synergie te

creëren en instrumenten voor netwerkbouw.110

110 T. De Bruijn, H. Haccoû & B. De Vries (2012), Duurzame ontwikkeling, tussen stad en land, (Saxion Kenniscentrum Leefomgeving, Deventer), -4.

Consequenties voor het ruimtelijk beleid: samenvatting

1. Geïntegreerd gebiedsgericht stadsrandenbeleid.

2. Nood aan de herontwikkeling van het ruimtelijk uitvoeringsplan: strategisch

ruimtelijk uitvoeringsplan.

3. Top-down en bottom-up benadering van de stadsranden door alle betrokkenen.

4. Samenwerking tussen relevante betrokkenen: netwerken.

5. Ruimtelijke visie op lange termijn die de gemeentegrenzen overschrijdt.

6. Inzetten van instrumenten door overheden om invulling te geven aan de duurzame

stadsranden.

Page 68: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

3 CASESTUDY GENT

Page 69: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

4. CONCLUSIE EN IMPLEMENTATIE

2. RUIMTELIJKE VERKENNING

VAN DE STADSRANDEN

Definiëring, afbakening en functionaliteiten

Waarom de stedelijke rand aanpakken?

Consequenties voor het ruimtelijk beleid

Theoretische basis:

Literatuuronderzoek

3. CASESTUDY GENT

stap 1:

screening Gentse stadsrand

Theoretische basis:

RSG, AGGG, AGNOS

Terreinonderzoek

Interviews

AL

GE

ME

EN

EN

VL

AA

ND

ER

EN

ST

AD

SR

AN

D G

EN

T

ALGEMEEN

stap 2:

doorkijk naar de duurzame

stadsrand

Theoretische basis:

stap 1

2. Ruimtelijke verkenning

van de stadsranden

Interviews

Terreinonderzoek

ZU

IDE

LIJ

KE

ST

AD

SR

AN

D

stap 3:

aanbevelingen

Theoretische basis:

stap 1 en stap 2

2.3 Consequenties voor

het ruimtelijk beleid ZU

IDE

LIJ

KE

ST

AD

SR

AN

D

1. INLEIDING

Probleemstelling

Methodologie

selectie van het studiegebied

Page 70: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

54

3.1 Screening Gentse stadsrand

De Gentse stadsrand wordt gekenmerkt door een mozaïek van verschillende bestemmingen.

De stadsrand wordt in dit hoofdstuk gescreend aan de hand van ruimtelijke plannen en

terreinonderzoek. In een eerste deel worden de ruimtelijke plannen van Gent die mee de

vormgeving van de stadsranden hebben bepaald, kort toegelicht. In een tweede deel wordt de

Gentse stadsrand ruimtelijk geanalyseerd aan de hand van de visies in die ruimtelijke plannen,

en dit gekoppeld aan een terreinonderzoek.

3.1.1 Ruimtelijke planning

De ruimtelijke planning van Gent wordt hoofdzakelijk bepaald door het gemeentelijk ruimtelijk

structuurplan Gent (RSG) en het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan van de afbakening van

het grootstedelijk gebied Gent (AGGG).

In het RSG is de ruimtelijke visie van Gent weergegeven. Het RSG dateert van 2003, en werd

opgemaakt naar aanleiding van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) van 1997. Dit

RSV is een aantal keer herzien, en kent zijn laatste herziening in 2011. Het RSG omschrijft

nauwgezet de krachtlijnen van het ruimtelijk beleid van het RSV. De planningsprocedure van

het huidig ruimtelijk structuurplan Gent liep in principe tot 2007, maar omdat de visie op dat

moment, en ook de jaren nadien nog actueel was, werd ervoor gekozen om het ruimtelijk beleid

nog even verder te sturen volgens de principes van het RSG. Nu, tien jaar later na de

goedkeuring, biedt het RSG nog steeds een samenhangende en vrij actuele visie op de

gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de stad. Maar tegelijk vertoont het RSG de laatste jaren

toch meer (kleine) tekorten en gebreken. De voornaamste hierbij zijn: 111

• Thema’s en onderzoeksvragen die ten gevolge van nieuwe trends en tendensen

opnieuw in vraag moeten worden gesteld.

• Duurzame ontwikkeling en duurzaam ruimtegebruik moeten nog meer aan bod komen.

• Sommige taakstellingen zijn niet meer relevant en moeten op basis van nieuwe

inzichten bijgestuurd worden.

• Heel wat kernprojecten die in 2003 werden gedefinieerd zijn ondertussen gerealiseerd

of in uitvoering, waardoor het nodig is nieuwe prioriteiten te stellen.

• Het bestuursakkoord 2013-2018 detecteert een aantal belangrijke knelpunten en legt

een aantal nieuwe accenten die onder de aandacht moeten worden gebracht: onder

111 Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Externe procesbegeleiding structuurplanningsproces Gent, (Stad Gent, 2013), 22-23.

Page 71: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

55

meer ruimtelijke oplossingen voor de bevolkingstoename, verminderen van de

mobiliteitsdruk, mogelijkheden voor gezinnen met kinderen, … .

Deze tekorten en gebreken zorgen ervoor dat er nagedacht wordt over een nieuw ruimtelijk

structuurvisie 2030. Deze nieuwe ruimtelijke structuurvisie 2030 of Plan Duurzame

Stadsontwikkeling 2030, met doorkijk naar 2050, zal worden afgestemd op de

maatschappelijke uitdagingen beschreven in 2.2. Deze maatschappelijke uitdagingen zijn van

toepassing op volledig Vlaanderen, en staan ook beschreven in het nieuwe Groenboek van

het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). Het BRV is de nieuwe ruimtelijke structuurvisie

voor Vlaanderen en zal het RSV vervangen. Ook op Vlaams niveau was er nood aan een

nieuwe structuurvisie. Het grote verschil is dat er bij het huidige RSG en RSV vooral aandacht

ging naar het ruimtelijke en sociale aspect, en dat nu het milieuaspect verder wordt

uitgediept.112 In het BRV wordt er gestreefd naar een stedelijk evenwichtig Vlaanderen zonder

de mensenmaat aan te tasten.113 Hierbij zal klimaatadaptatie een belangrijke plaats krijgen in

beide nieuwe ruimtelijke structuurvisies. Gent, en ook andere steden in Vlaanderen, moet zich

voorbereiden op en aanpassen aan de extreme regenval en wateroverlast, langere

droogteperiodes en waterschaarste, hittestress en zeespiegelstijging.114 De nieuwe ruimtelijke

structuurvisie zal hierbij vertrekken vanuit het bestaande RSG.115 Op dit moment staat deze

structuurvisie nog in zijn kinderschoenen, en is het nog niet duidelijk in hoeverre er aandacht

zal geschonken worden aan de ontwikkeling en inrichting van stadsranden. De stadsdiensten

van Gent zijn zich wel bewust van de problematiek, en denken na over hoe men deze

problematiek in de toekomst kan aanpakken.116

Deze ruimtelijke ontwikkelingen moeten verlopen binnen de AGGG. Deze afbakeningslijn is

een formaliteit, maar duidt wel aan tot waar het stedelijk gebied van Gent kan uitbreiden, en

toont ook aan vanaf waar het buitengebiedbeleid geldt.117 Deze afbakening heeft ervoor

gezorgd dat bepaalde bestemmingen in de stadsranden zijn gewijzigd om een groot aantal

stedelijke projecten mogelijk te maken. Deze wijzigingen zijn voornamelijk gebeurd in delen

van de deel- en buurgemeenten van Gent, namelijk Evergem, De Pinte, Destelbergen, Melle,

Merelbeke, Lochristi en Sint-Martens-Latem. De afbakeningslijn is definitief vastgesteld in

112 Aerts, 30-04-2013 – mondelinge mededeling. 113 Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (2013). Vlaamse Regering legt nieuwe ruimtelijke visie voor. Geraadpleegd op 14-06-2013 via http://www.ruimtelijkeordening.be. 114 M. Breugelmans, Gent klimaatrobuust, (Presentatie open MINA-raad, 06-02-2013), 11. 115 Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Externe procesbegeleiding structuurplanningsproces Gent, (Stad Gent, 2013), 22. 116 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 117 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling.

Page 72: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

56

2005.118 Een voorstelling in de tijd van de hierboven genoemde plannen is terug te vinden op

onderstaande tijdslijn.

Deze ruimtelijke plannen hebben ook een invloed op de Gentse stadsrand. Dit wordt verder

toegelicht in 3.1.2 Ruimtelijke analyse. Maar desondanks de vooropgestelde ruimtelijke visie

in het RSG, zijn de stadsranden van Gent jarenlang de speelplaats voor verkavelaars

geweest.119 Op dit moment botst men op een situatie waarbij de stedelijke rand alsmaar

opschuift, en een bedreiging vormt voor het resterende waardevol groen in de stadsrand en

het buitengebied. De stadsranden hebben dus nood aan een duurzaam (stadsranden)beleid.

Sinds twee jaar wordt er op de stadsdiensten van Gent nagedacht over deze randen.

Momenteel heeft men reeds de problematiek rond deze randen vastgesteld, maar zijn er nog

geen concrete oplossingen ontwikkeld om deze problematiek aan te pakken.120

3.1.2 Ruimtelijke analyse

Indien men Vlaanderen bekijkt op een luchtfoto ziet men één mistige vlek. De veelheid aan

infrastructuren, half tot volledig bebouwd en verschillende netwerken over elkaar, hebben het

landschap volledig versnipperd. Door de eindeloze lintbebouwing is de relatie met het

achterliggende landschap verloren gegaan. Vlaanderen is dus één grote diffuse ruimte, ook

wel een nevelstad genoemd. Men zou dus kunnen zeggen dat Vlaanderen naar één grote

stadsrand is getransformeerd, en dat er geen sprake is van stadsranden op stedelijk niveau.121

Maar door in te zoomen op stedelijk niveau, kunnen er wel stadsranden onderscheiden

worden, ook al is de afbakening hiervan moeilijk te duiden. Zoals in de algemene definitie in

2.1.1 aangegeven is de stadsrand immers een overgangszone waarvan de grenzen moeilijk

aan te wijzen zijn. De stadsranden verschuiven als steden groeien en liggen in de tijd dus niet

118 Ruimtelijke Ordening (2013). Afbakening grootstedelijk gebied Gent. Geraadpleegd op 13-06-2013 via http://www2.vlaanderen.be. 119 Aerts, 30-04-2013 – mondelinge mededeling. 120 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 121 Vloebergh en Swyngedauw, 27-05-2013 – mondelinge mededeling.

1997

RSV

2003

RSG

2005

AGGG

2011

Laatste

herziening RSV

Startnota BRV

goedgekeurd

2012

Start

Structuurvisie

Gent 2030

Page 73: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

57

vast. In deze casestudy probeert men in eerste instantie de Gentse stadsrand te

onderscheiden van de stad en de open ruimte, en daarom is het van belang om eerst en vooral

duidelijkheid te scheppen omtrent de gebruikte begrippen stad, stadsrand en open ruimte.

• Stad, stadsrand en open ruimte

Het stedelijk kerngebied van Gent wordt in deze case beschouwd als het historisch centrum

met daaromheen zijn 19de eeuwse gordel. Door een stijgende bevolkingsgroei en bijkomende

verstedelijking is er de laatste decennia een 20ste eeuwse gordel ontstaan rondom de 19de

eeuwse gordel. De binnenstad en de 19de eeuwse gordel hebben namelijk hun limiet bereikt

qua verdichting.122 Het begin van deze 20ste eeuwse gordel wordt in deze casestudy als het

begin van de stadsrand beschouwd. Maar door een stijgende bevolkingsgroei van 35.000 à

40.000 bijkomende inwoners in 2050, verwacht men dat deze 20ste eeuwse gordel verder zal

verdichten. De druk op de 20ste eeuwse gordel is dus aan het toenemen.123 Deze dynamiek

komt onder andere tot stand doordat gezinnen kleiner worden, waardoor het huidige

woonaanbod onvoldoende wordt. Daarnaast kent Gent ook een stadsvlucht: inwoners, vooral

jonge gezinnen, verlaten de binnenstad en trekken naar de 20ste eeuwse gordel of naar de

buurgemeenten rond Gent. Heel wat nieuwe Gentenaren nemen dan de woningen binnen het

stadscentrum in.124 Maar Gent heeft nood aan nieuwe woningen om deze bevolkingsgroei op

te vangen. Op dit moment liggen de grootste woonreserves in de 20ste eeuwse gordel,

waardoor ook nieuwe woningen vooral daar zullen komen.125

Maar aan deze stedelijke groei moet ook een grens voorzien worden. Daarom zijn in 2005 de

grenzen van het grootstedelijk gebied Gent concreet vastgelegd in de AGGG. De afbakening,

zie zwarte lijn in Figuur 11, bepaalt waar extra ontwikkelingen binnen het stedelijk gebied

kunnen gestimuleerd worden, en voorkomt dat het stedelijk gebied tomeloos gaat uitbreiden.126

Deze ontwikkelingen zijn niet alleen stedelijke ontwikkelingen, maar omvat ook het uitbouwen

van de groenpolen en open ruimten. De afbakening is ook een aanzet geweest tot het

verdichten van de stadsrand.127 Langs de andere kant zorgt de afbakening er ook voor dat de

open ruimte voor landbouw, natuur en recreatie in het buitengebied achter de grenslijn in stand

gehouden wordt.128 Hierbij moet wel opgemerkt worden dat het stedelijk gebied ook wel eens

122 Aerts, 30-04-2013 – mondelinge mededeling. 123 Gent in Cijfers (2012). Bevolking. Totaal aantal inwoners. Geraadpleegd op 17-05-2013 via http://gent.buurtmonitor.be. 124 TOD, Gent groeit tot bijna 243.000 inwoners, (Nieuwsblad, 08-01-2010). 125 Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Het ruimtelijk structuurplan Gent, Naar een kwaliteitsvolle en open stedelijke ruimte, (Stad Gent, 2010), 50. 126 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afbakening grootstedelijk gebied Gent. Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Toelichtingsnota, (Brussel, 2005), 10. 127 Aerts, 30-04-2013 – mondelinge mededeling. 128 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afbakening grootstedelijk gebied Gent. Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Toelichtingsnota, (Brussel, 2005), 10.

Page 74: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

58

de afbakeningslijn overschrijdt.129 De afbakeningslijn is dus een juridisch bepaalde grens, maar

mag niet als een harde stadsrand beschouwd worden. Zoals in de algemene definitie van

stadsranden in 2.1.1 toegelicht, zijn stadsranden overgangsgebieden tussen stad en platteland

met kenmerken van beiden. De stadsrandzone fluctueert dus over de afbakeningslijn heen.

De afbakeningslijn van het stedelijk gebied is enerzijds bepaald door de grensstellende

elementen vanuit het omliggende buitengebied, later concreter uitgewerkt in de afbakening

van de gebieden van natuurlijke en agrarische structuur (AGNAS). Hierbij zijn er rond Gent

vier buitengebiedregio’s te selecteren, namelijk het Waasland, Schelde-Dender, de Leiestreek

en het Veldgebied Brugge-Meetjesland, zie Figuur 10. Voor deze buitengebiedregio’s heeft de

Vlaamse overheid in overleg met gemeenten, provincies en middenveldorganisaties, zoals

natuur- en landbouworganisaties, een ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos uitgewerkt.

Deze visies geven op hoofdlijnen aan welke gebieden behouden blijven voor landbouw, en

waar er ruimte kan zijn voor natuurontwikkeling of bosuitbreiding.130 Hierbij vormen gebieden

die hoog gewaardeerd worden een harde grens, en gebieden met een lage waardering zullen

slechts in bepaalde gevallen een grens aan de stedelijke ontwikkeling stellen.131

Men spreekt hier van buitengebied, maar vaak worden ook de begrippen open ruimte en

platteland gebruikt. Buitengebied, open ruimte en platteland zijn in feite termen die niet veel

van elkaar verschillen qua inhoud. Het verschil ligt in de intellectuele toe-eigening van de

begrippen. Hiermee wordt bedoeld dat het begrip buitengebied een beleidsbegrip is dat door

het RSV in de Vlaamse ruimtelijke planning werd geïntroduceerd, open ruimte wordt vooral in

de wetenschap gehanteerd, en platteland wordt zowel door beiden gebruikt.132

129 Vloebergh en Swyngedauw, 27-05-2013 – mondelinge mededeling. 130 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (2013). Planningsprocessen voor landbouw, natuur en bos. Geraadpleegd op 05-06-2013 via http://www.rsv.vlaanderen.be. 131 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afbakening grootstedelijk gebied Gent. Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Toelichtingsnota, (Brussel, 2005), 32. 132 H. Leinfelder, Dominante en alternatieve planningsdiscoursen ten aanzien van landbouw en open ruimte in een (Vlaamse) verstedelijkende context, Proefschrift Doctor in de Ingenieurswetenschappen, (Universiteit Gent, 2007), 42.

Page 75: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

59

Figuur 10: Buitengebied regio’s bepaald door AGNAS rondom Gent (Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen, 2013)

Langs de andere kant is de afbakening van het grootstedelijk gebied Gent bepaald vanuit de

hypothese van de gewenste ruimtelijk structuur uit het RSG. De concepten uit het RSG

fluctueren omheen de stadsrand, tussen het stedelijk gebied en het buitengebied. Rekening

houdend met deze ruimtelijke concepten, het terreinbezoek en de definiëring van de

stadsrandzone wordt de stadsrand van Gent in deze casestudy beschouwd als een bufferzone

van 7 à 8 kilometer omheen de 19de eeuwse gordel, zie Figuur 11. De totale oppervlakte van

de stadsrandzone (buitencirkel – binnencirkel) bedraagt hierbij ongeveer 150 km² omheen het

stedelijk centrum van Gent. De stadsrandzone omvat dus in grote mate het grondgebied van

de deel- en buurgemeenten rondom Gent, waaronder Oostakker, Lochristi, Destelbergen, Sint-

Amandsberg, Afsnee, Baarle, Drongen, Vinderhoute, Mariakerke, Wondelgem en Evergem.

• Ruimtelijke concepten in de stadsrand

In wat volgt worden eerst de ruimtelijke concepten uit het RSG toegelicht. Nadien worden deze

concepten bekeken in de stadsrand van Gent en in beeld gebracht met behulp van

fotomateriaal.

GENT

Page 76: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

60

Figuur 11: Afbakening stadsrandzone Gent en afbakening grootstedelijk gebied Gent

Oostakker

Zwijnaarde

Merelbeke

Gentbrugge

Melle

Lochristi

Sint-Amandsberg

Destelbergen

Evergem

Wondelgem

Vinderhoute

Mariakerke

Drongen

Afsnee Baarle

Sint-Denijs-Westrem

Sint-Martens-Latem

Page 77: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

61

Gent is ontstaan rond het samenvloeien van de Schelde en de Leie, en later rond de

kruispunten van spoorwegen en wegen, namelijk de E40 en E17. Dit heeft ervoor gezorgd dat

Gent ontstaan is in de vorm van een zandloper, zie Figuur 12 (1). Gent heeft ervoor gekozen

om de stadsontwikkeling verder te laten lopen volgens dit model in de richting van vier oude

steenwegen, namelijk de Evergemsesteenweg, Brusselsesteenweg, Antwerpsesteenweg en

Kortrijksesteenweg, zie Figuur 12 (2). De vier oude steenwegen bepalen al enkele jaren de

relatie tussen het centrum, de deelgemeenten en de omliggende gemeenten. Deze

vierledigheid komt steeds terug: vier randstedelijke woongebieden, vier groenpolen en vier

clusters van regionaalstedelijke bedrijventerreinen. De steenwegen vormen als het ware een

ruggengraat voor de vier woongebieden en herbergen heel wat functies zoals handel en

bedrijvigheid. Ze vormen eveneens de hoofdlijnen van het openbaar vervoer: ze hebben of

krijgen nog een tramlijn. Door de stadsontwikkeling verder te laten lopen in de richting van de

steenwegen, is er een brede ontwikkeling in het noorden en zuiden ontstaan, met een smalle

taille tussenin ter hoogte van de binnenstad. Dit model zorgt ervoor dat de open ruimte, de

omliggende natuur- en recreatiegebieden, en de Leie-, Schelde en Damvallei vlot bereikbaar

zijn vanuit het centrum. Het vrijwaren van natuurontwikkeling staat daar dan ook voorop. Maar

het natuurlijk patroon van de zandloper is in het noorden onderbroken door de haven, in het

oosten en het zuiden door de Scheldevallei, en in het westen door de Leievallei met zijn

Bourgoyen-Ossemeersen. Hierdoor heeft de stad zich in vier richtingen uitgebreid, en zijn er

vier woongebieden ontstaan in de stadsrand, zie Figuur 12 (3). De vier woongebieden zijn

Mariakerke/Wondelgem/Evergem, Oostakker/Sint-Amandsberg/Lochristi/Destelbergen,

Gentbrugge/Ledeberg/Melle/Merelbeke en Zwijnaarde/Sint-Denijs-Westrem/De Pinte/Sint-

Martens-Latem. Elk woongebied is voorzien, of zal voorzien worden door een groenpool, zie

Figuur 12 (4). Een groenpool is een zone met veel groen en/of natuur die beschermd en

uitgebreid moet worden. Deze groengebieden kunnen dienen als recreatief gebied met

ecologisch belang voor de volledige stad. De vier groenpolen zijn: Vinderhoutse bossen

(Mariakerke-Lovendegem), Oud Vliegveld (Oostakker-Lochristi), Gentbrugse meersen

(Gentbrugge-Destelbergen) en de Kastelensite of Parkbos (Zwijnaarde-De Pinte). Deze

groenpolen worden met groenassen verbonden met het centrum van Gent. Hiernaast kent

Gent ook twee ringsystemen van infrastructuur, namelijk de R40 en de R4. De stadsring R40

verbindt de steenwegen en buurten van de kernstad, en verdeelt zo het verkeer op stedelijk

niveau. De grootstedelijke ring R4 daarentegen verbindt woon-, groen- en economische

gebieden in de stadsrand met elkaar. Op de kruispunten van de R4 en de vier steenwegen

kunnen zich dan regionale bedrijventerreinen ontwikkelen. Er zijn tevens ook specifieke zones

voorzien voor grootstedelijke kleinhandel. Deze concentratie van kleinhandel stimuleert zuinig

Page 78: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

62

ruimtegebruik. Ze bieden eveneens mogelijkheden om parkings te delen en beperken het

aantal verplaatsingen voor inkopen.133

Figuur 12: De ruimtelijke visie van Gent in zes krachtlijnen: (1) stadsontwikkeling volgens het zandlopermodel (2) vier steenwegen verbinden het centrum met de stadsrand (3) vier woongebieden in de stadsrand (4) vier groenpolen aan de stadsrand verbonden door een groene ring (5) twee ringsystemen (R4 en R40) (6) regionale bedrijventerrein resp. kleinhandel op de knooppunten van de steenwegen met R4 resp. R40

• Stadsrand in beeld

Deze ruimtelijke concepten worden nu bekeken op het terrein. Het fotomateriaal zal duidelijk

maken dat de stadsrand heel diverse indrukken nalaat. Hierbij wordt de stadsrand besproken

in wijzerszin startend vanaf de haven in het noorden van Gent. De situering van de

verschillende gebieden kan men terugvinden in Figuur 11.

Het noorden van Gent wordt begrensd door de haven van Gent. De haven wordt beschouwd

als stadsrandzone die in het verleden een andere bestemming had, en waar zich de voorbije

decennia havenactiviteiten hebben gevestigd.134 Deze havenactiviteiten zijn bedrijventerreinen

van zowel zeehavengebonden activiteiten als gemengde en specifieke bedrijventerreinen, zie

133 Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Het ruimtelijk structuurplan Gent, Naar een kwaliteitsvolle en open stedelijke ruimte, (Stad Gent, 2010), 16-19. 134 Aerts, 30-04-2013 – mondelinge mededeling.

(1) (2) (3)

(4) (5) (6)

Page 79: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

63

Figuur 14 (1) en (2). De haven van Gent valt onder het project Gentse

Kanaalzone en wordt niet gecoördineerd door de Gentse

stadsdiensten. De stad Gent werkt wel samen met het havenbedrijf

en heeft dan ook de visie van het project Gentse Kanaalzone

overgenomen in zijn RSG.135 Het project wordt beschouwd als hét

voorbeeld bij uitstek van een geïntegreerd gebiedsgericht beleid.136

De visie omvat een streefbeeld met economisch, ruimtelijke en

milieuopties voor de langetermijnontwikkeling van de kanaalzone. De

afbakening hiervan is vastgelegd op basis van het voorstel van de

AGGG in een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Beide afbakeningslijnen sluiten op elkaar

aan. Binnen de afbakening van de zeehaven zijn de bedrijventerreinen voor

zeehavengebonden activiteiten opgenomen, terwijl in de afbakening van het stedelijk gebied

de gemengde en specifieke regionale bedrijventerreinen zijn opgenomen.137 Binnen het

project is er ook uitermate aandacht geweest voor de leefbaarheid van de kanaaldorpen, zie

Figuur 14 (3) en (4). Hiervoor zijn specifieke initiatieven opgezet, zoals ondersteuning van de

lokale handel, het garanderen van basisvoorzieningen, het realiseren van koppelingsgebieden

en het realiseren van kleinschalige projecten van sociale huur- en koopwoningen.138 De

koppelingsgebieden zijn grotendeels onbebouwde gebieden en vervullen een bufferende

functie tussen de industriële activiteiten en de omliggende dorpen.139 Het havengebied is dus

een vrij monofunctioneel gebied en wordt door zijn specifiek karakter niet altijd als de stadsrand

beschouwd.140

135 Lacoere, 16-05-2013 en Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 136 P. Renard, Het roer moest om, (Tijdschrift Ruimte nr. 17, 2013), 23. 137 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afbakening grootstedelijk gebied Gent. Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Toelichtingsnota, (Brussel, 2005), 15. 138 Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Het ruimtelijk structuurplan Gent, Naar een kwaliteitsvolle en open stedelijke ruimte, (Stad Gent, 2010), 23. 139 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 140 Aerts, 30-04-2013, Leinfelder, 13-05-2013 en Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling.

(1) (2)

(1)

(2)

(3) - (4)

Figuur 13: Situering foto’s stadsrand ten noorden van Gent – haven.

Page 80: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

64

Figuur 14: Stadsrand ten noorden van Gent – haven: (1) havenactiviteiten Gentse kanaalzone (2) havenactiviteiten Gentse kanaalzone (3) toegang naar het kanaaldorp Desteldonk (3) kanaaldorp Desteldonk.

Sint-Amandsberg is een stedelijke dichte kern die volledig aansluit bij

de 19de eeuwse gordel omheen het historisch stadscentrum.

Doorheen deze stedelijke kern loopt één van de vier belangrijke

structuurbepalende steenwegen: de Antwerpsesteenweg.

Langsheen deze steenweg liggen talrijke commerciële functies, zie

Figuur 16 (1) en (2). Sint-Amandsberg is vrij monofunctioneel en

streeft naar een scheiden van functies.141 Het behoort samen met

Oostakker, Lochristi en Destelbergen tot één van de vier

woongebieden in de Gentse stadsrand. Sint-Amandsberg en

Oostakker zijn de meer stedelijke kernen, terwijl Lochristi en Destelbergen de meer landelijke

buurgemeenten zijn, doch hebben deze laatste niet dezelfde landschappelijke uitstraling, zie

Figuur 16 (3) en (4).142 Door het stedelijk karakter van Sint-Amandsberg zijn het vooral de

diensten Economie, Wonen, Milieu, Stedenbouw en Ruimtelijke Planning en het

Mobiliteitsbedrijf van de Stad Gent die hier belang in hebben.

141 Van Wesenbeeck en De Smet, 26-04-2013 – mondelinge mededeling. 142 Vloebergh en Swyngedauw, 27-05-2013 – mondelinge mededeling.

(3) (4)

(2) (1)

(3) – (4)

Figuur 15: Situering foto’s stadsrand ten noorden van Gent – Sint-Amandsberg en Destelbergen.

(1) – (2)

Page 81: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

65

Figuur 16: Stadsrand ten noorden van Gent - Sint-Amandsberg en Destelbergen: (1) Antwerpsesteenweg doorheen Sint-Amandsberg (2) Antwerpsesteenweg doorheen Sint-Amandsberg (3) Dendermondsesteenweg doorheen Destelbergen (4) zijstraat weg van het centrum van Destelbergen.

Deze Antwerpsesteenweg loopt verder door naar Lochristi

centrum. Het beeld langsheen de steenweg kent een opvallende

wisseling. Tussen Sint-Amandsberg en Lochristi centrum

bevinden zich een aantal grootschalige eenheden die in grote

mate het beeld van de steenweg bepalen, zie Figuur 18 (1) en

(2). Eén van die grootschalige eenheden is het randstedelijk

bedrijventerrein ter hoogte van het op- en afrittencomplex met de

R4. Dit deel van de steenweg is vrij monofunctioneel ingericht.

Deze steenweg loopt daarna verder door naar Lochristi centrum

die het centrum doormidden kruist. Hier zijn de verschillende woonlinten die de steenweg

dwarsen kenmerkend. De steenweg kent doorheen Lochristi een intense nevenschikking van

grootschalige en kleinschalige elementen, met af en toe een groengebied naast een strak front

van gesloten bebouwing en commerciële functies naast het wonen, zie Figuur 18 (3) en (4).143

De intense bebouwing langsheen de Antwerpsesteenweg geeft niet meer het gevoel dat er

door een stadsrand wordt gereden.144 De bebouwing vormt als het ware een muur die het open

serrelandschap verbergt. Lochristi wordt immers gekenmerkt door zijn serrelandbouw, zie

Figuur 18 (5) en (6). De vele serres en landerijen getuigen van de bloementeelt die in Lochristi

de laatste eeuwen en zelfs vandaag de dag nog steeds een belangrijke rol spelen. Ook bevindt

er zich tussen Lochristi en Oostakker een oud vliegveld, dat later opgespoten is geweest met

zand. Deze plek zal in de nabije toekomst na zandontginning worden ingericht als één van de

grote groenpolen van Gent met veel ruimte voor recreatie. Hierbij komt dat Lochristi

opgenomen is in het buitengebied Waasland van AGNAS.145 Dit wil zeggen dat Lochristi

143 K. Borret, F. Dams, O. Goethals, G. Selhorst, T. Van De Wiele, B. Van Gassen, … & P. De Groot, Studie hoofdsteenwegen Gent, (Stad Gent, 2007), 123. 144 Aerts, 30-04-2013 en Vloebergh en Swyngedauw, 27-05-2013 – mondelinge mededeling. 145 Vlaamse Overheid, Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos. Regio Waasland. Operationeel uitvoeringsprogramma, (Vlaamse Overheid, 2009).

(3) (4)

Figuur 17: Situering foto’s stadsrand ten noorden van Gent – Lochristi.

(3) – (4)

(5) – (6)

(1) – (2)

Page 82: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

66

behouden moet blijven voor landbouw, en dat Lochristi herbevestigd moet worden.

Desondanks Lochristi als buitengebied opgenomen is in AGNAS, wordt dit gebied met zijn

stedelijke as en zijn landelijke economie beschouwd als stadsrandzone van Gent. In de regio

rond Lochristi zijn het vooral de diensten Economie, Groen, Milieu, Stedenbouw en Ruimtelijke

Planning en het Mobiliteitsbedrijf van de Stad Gent die hier het meeste belang in hebben.

Figuur 18: Stadsrand ten noorden van Gent – Lochristi: (1) grote baanwinkels langs Antwerpsesteenweg (2) grote baanwinkels langs Antwerpsesteenweg (3) Antwerpsesteenweg doorheen Lochristi centrum (4) Antwerpsesteenweg doorheen Lochristi centrum (5) serrelandbouw (6) locatie groenpool Oud Vliegveld (achter de bossen bevindt zich de zandontginningszone).

De stedelijke kern van Gentbrugge sluit volledig aan bij het stedelijk kerngebied van de stad

Gent. Gentbrugge is als het ware een stedelijke uitloper van het centrum in de stadsrand.

Doorheen het stedelijk gebied loopt eveneens één van de vier belangrijke structuurbepalende

(1)

(4) (3)

(2)

(5) (6)

Page 83: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

67

steenwegen van Gent, de Brusselsesteenweg.146 De

Brusselsesteenweg kan omschreven worden als één van de meest

stedelijke steenwegen, zie Figuur 20 (1). De steenweg wordt

gekenmerkt door veelal gesloten bouwblokken, met een sterke mix

van baanwinkels, bedrijven, horeca en wonen. De opeenvolging van

de gesloten bouwblokken zorgen bovendien voor een stedelijk front

langsheen de steenweg. Het aanwezige voorstedelijke karakter

wordt als kwalitatief ervaren en er wordt dan ook ingezet op een

verdere versterking van dit front. De continuïteit van het stedelijk front

wordt slechts op één plaats doorbroken, namelijk ter hoogte van de

omgeving van het op- en afrittencomplex van de E17 met de steenweg. De inrichting van het

op- en afrittencomplex krijgt een groene invulling in aansluiting op het naastliggende park, zie

Figuur 20 (2). Het geheel vormt een groen baken en rustpunt langsheen de steenweg.147 De

steenweg vormt een belangrijke ontwikkelingsas voor Gentbrugge. Door de felle

verstedelijking is Gentbrugge ook voorzien van een tramverbinding naar het centrum van Gent,

zie Figuur 20 (3). De Brusselsesteenweg loopt vanuit Gentbrugge verder door naar Melle.

Gentbrugge vormt samen met Melle en Merelbeke één van de vier woongebieden in de rand

van Gent, die ook nog tot de stadsrand van Gent worden beschouwd. Naar Melle toe kennen

de bouwblokken aan de zijde van de steenweg een meer verbrokkeld voorkomen en is er meer

groen aanwezig in de stadsrand, zie Figuur 20 (4) tot (6). Hierbij kan een onderscheid gemaakt

worden tussen grote en kleine percelen.148 Naast de stedelijkheid wordt Gentbrugge ook

gekenmerkt door een groenpool, namelijk de Gentbrugse meersen. Deze groenpool is gelegen

tussen de bebouwing van Gentbrugge en de brede bocht van de Schelde. De groenpool is

momenteel nog in ontwikkeling, maar zal de stadsrand ter hoogte van Gentbrugge een groen

karakter geven. Dicht bij de bebouwing zal de klemtoon liggen op recreatie, terwijl dichter bij

de Schelde de klemtoon zal liggen op natuurontwikkeling met onder andere moerassen,

bloemenrijke grasvelden en veel nieuw bos, zie Figuur 20 (3) en (4).149 In Gentbrugge met zijn

Gentbrugse meersen zijn het vooral de stadsdiensten Groen, Milieu, Economie, Wonen,

Stedenbouw en Ruimtelijke Planning en het Mobiliteitsbedrijf van Gent die hier het grootste

belang in hebben.

146 Van Wesenbeeck en De Smet, 26-04-2013 – mondelinge mededeling. 147 K. Borret, F. Dams, O. Goethals, G. Selhorst, T. Van De Wiele, B. Van Gassen, … & P. De Groot, Studie hoofdsteenwegen Gent, (Stad Gent, 2007), 173. 148 K. Borret, F. Dams, O. Goethals, G. Selhorst, T. Van De Wiele, B. Van Gassen, … & P. De Groot, Studie hoofdsteenwegen Gent, (Stad Gent, 2007), 173. 149 Stad Gent – Leefomgeving (2013). Gentbrugse meersen. Geraadpleegd op 01-06-2013 via http://www.gent.be.

(1) (2)

(3)

Figuur 19: Situering foto's stadsrand ten zuidoosten van Gent – Gentbrugge en Melle.

(4) – (6)

Page 84: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

68

Figuur 20: Stadsrand ten zuidoosten van Gent – Gentbrugge en Melle: (1) Brusselsesteenweg doorheen Gentbrugge (2) groene invulling ter hoogte van het op- en afrittencomplex van de E17 met de Brusselsesteenweg (3) Brusselsesteenweg voorzien van een trambedding (4) verbrokkeld uitzicht langs de Brusselsesteenweg (5) verbrokkeld uitzicht langs de Brusselsesteenweg (6) verbrokkeld uitzicht langs de Brusselsesteenweg (7) Gentbrugse meersen (8) Gentbrugse meersen.

(2) (1)

(6) (5)

(3) (4)

(7) (8)

Page 85: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

69

De omgeving van Zwijnaarde wordt in grote mate gekenmerkt door

een groot open gebied, ook al ligt het vlakbij het stedelijk centrum

van Gent. Dit groot open gebied vormt één van de vier groenpolen:

het Parkbos. Het Parkbos ligt deels op grondgebied van stad Gent

en deels op grondgebied van de gemeenten De Pinte en Sint-

Martens-Latem. Er wordt gesproken van een park door zijn talrijke

kasteelparken en cultuurhistorische interessante kastelen die zorgen

voor een aantrekkelijk landschap, zie Figuur 22 (1) tot (3). Hiernaast

kent het gebied ook karakteristieke dreven die tussen de velden

voorkomen, zie Figuur 22 (4). Ook hier en daar komen nog resten

van het historisch bulkenlandschap voor die zoveel mogelijk beschermd worden. Doordat het

gebied onder sterke stedelijke druk staat, wordt er gestreefd naar een stedelijk

landschapspark. Hierbij is er ook aandacht voor andere belangrijke functies, zoals duurzame

landbouw, ondersteunende horeca, woningen, hoogwaardige kennisbedrijvigheid en actievere

recreatie, zie Figuur 22 (5) tot (7). Er wordt dus gestreefd naar een multifunctionele groenpool

van circa 1200 ha. Er is ruimte voorzien voor 340 ha oud en nieuw bos, 200 ha park- en

natuurgebied en 500 ha duurzaam landbouwgebied, zie Figuur 22 (8) en (9). Het Parkbos is

van prioritair belang voor de Gentse regio aangezien er een groot tekort is aan toegankelijk

groen.150 Naast de multifunctionele groenpool wordt Zwijnaarde ook gekenmerkt door heel wat

industrie, zie Figuur 22 (10). Momenteel is men bezig met de aanleg van een nieuw duurzaam

gemengd regionaal bedrijventerrein, Eiland Zwijnaarde genoemd. Het bedrijventerrein wordt

door de E40 gesplitst in een noordelijk en een zuidelijk deel. Dit bedrijventerrein zal plaats

bieden voor gemengde bedrijvigheid, kennisbedrijvigheid en ook een deel van het terrein wordt

opengehouden voor toekomstige ontwikkelingen. Bij de inrichting van het terrein wordt

rekening gehouden met een kwalitatieve landschappelijke inkleding, zoals een natuurlijke

oeverstrook van 11 ha, groencorridors en de aanleg van een zichtheuvel. De ontsluiting zal

gebeuren via de doorgetrokken R4 en het water.151 Zwijnaarde wordt gekenmerkt door een

gevarieerd aanbod aan functies op korte afstand van elkaar, en kan hierdoor beschouwd

worden als een vrij duurzame stadsrand.152 In Zwijnaarde en omgeving zijn het voornamelijk

de stadsdiensten Groen, Milieu, Economie, Wonen, Sport en Recreatie, Stedenbouw en

Ruimtelijke Planning en het Mobiliteitsbedrijf van Stad Gent die hier het grootste belang in

hebben.

150 Projectbureau Parkbos (2013). Parkbos. Geraadpleegd op 02-06-2013 via http://www.parkbos.be. 151 AG Stadsontwikkelingsbedrijf Gent (2013). Eiland Zwijnaarde. Geraadpleegd op 02-06-2013 via http://www.agsob.be. 152 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling.

Figuur 21: Situering foto's stadsrand ten zuiden van Gent - Zwijnaarde.

(1)

(2) – (3)

(4)

(5) – (6)

(7)

(8) – (9)

(10)

Page 86: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

70

(1) (2)

(5) (6)

(7) (8)

(3) (4)

Page 87: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

71

Figuur 22: Stadsrand ten zuiden van Gent – Zwijnaarde, Sint-Martens-Latem en De Pinte: (1) kastelensite Zwijnaarde (2) kasteel van Maaltebrugge (3) Maaltebruggepark (4) karakteristieke dreef langsheen een veld (5) omgeving technologiepark (6) omgeving technologiepark (7) actieve recreatie/golf in Sint-Martens-Latem (8) duurzaam landbouwgebied op grondgebied De Pinte (9) bosgebied op grondgebied De Pinte (10) industriezone Zwijnaarde.

Nog in het zuiden van Gent ligt Sint-Denijs-Westrem. Samen met

Zwijnaarde, De Pinte en Sint-Martens-Latem vormt Sint-Denijs-

Westrem een woongebied ten zuiden van Gent. Sint-Denijs-Westrem

wordt eveneens doorkruist door één van de vier structuurbepalende

steenwegen van Gent, namelijk de Kortrijksesteenweg. De

Kortrijksesteenweg kent een asymmetrisch voorkomen, dit zowel voor

de bebouwing langs de steenweg als voor het achterliggende gebied.

De zuidzijde, het verst verwijderd van het stedelijk centrum van Gent,

bestaat uit een kleinere korrel en is meer gericht op wonen en kleine

kantoren in een uitgesproken groene en landelijke omgeving aan de

rand van het geplande Parkbos, zie Figuur 24 (1) en (2). In het noorden, dichter gelegen tegen

het stedelijk centrum van Gent, heeft de Kortrijksesteenweg een meer dynamisch karakter met

veel baanwinkels, reclame en parkings, zie Figuur 24 (3). De steenweg is in het noorden vrij

monofunctioneel ingericht en bevindt zich in een stedelijke omgeving. Ze sluit eveneens aan

bij de site van Flanders Expo, één van de vier regionale bedrijventerreinen, en de kern van

Sint-Denijs-Westrem, zie Figuur 24 (4). De site van Flanders Expo is hierbij voorzien van een

park-and-ride parking en een tramverbinding om het verkeer naar het stadscentrum op te

vangen, zie Figuur 24 (5). Naar de toekomst toe zal de asymmetrie van de steenweg als een

identiteit voor de Kortrijksesteenweg uitgespeeld worden. Zowel aan de noord- als aan de

zuidzijde van de Kortrijksesteenweg wordt het achterliggende wonen beschermd. Hiernaast

werken een aantal plekken als oriëntatiepunten op de steenweg. Deze plekken zijn

voornamelijk gelegen op kruisingen van de steenweg met andere infrastructuren en ze worden

gekenmerkt door een mix van meer grootschalige functies, zoals kantoren, school, ziekenhuis

of supermarkt, die een belangrijke publieke functie hebben, zie Figuur 24 (6). Het zijn bakens

langs de steenweg waar naast een programmatische verdichting, ook potentie bestaat om een

(9) (10)

Figuur 23: Situering foto's stadsrand ten zuiden van Gent – Sint-Denijs-Westrem.

(1) – (2)

(3)

(4) – (5)

(6)

Page 88: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

72

andersoortige publieke ruimte te ontwikkelen die het publieke leven op die plekken

ondersteund.153 In de omgeving van Sint-Denijs-Westrem zijn het voornamelijk de

stadsdiensten Groen, Economie, Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Wonen en het

Mobiliteitsbedrijf van Stad Gent die hier het grootste belang in hebben.

Figuur 24: Stadsrand ten zuiden van Gent - Sint-Denijs-Westrem: (1) Kortrijksesteenweg zuidkant (2) Kortrijksesteenweg zuidkant (3) Kortrijksesteenweg noordkant (4) site Flanders Expo (5) park-and-ride parking Flanders Expo (6) carrefoursite, baken langs de steenweg.

153 K. Borret, F. Dams, O. Goethals, G. Selhorst, T. Van De Wiele, B. Van Gassen, … & P. De Groot, Studie hoofdsteenwegen Gent, (Stad Gent, 2007), 213.

(2) (1)

(4) (3)

(6) (5)

Page 89: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

73

De stadsrand ten westen van Gent omvat veel open ruimten in min

of meer gave kouter- en bulkenlandschappen. Het gebied omvat

onder andere het Kouter- en Leieland, zie rode lijn Figuur 26 (1).

Desondanks dit gebied in de stadsrand van Gent ligt, wordt de open

ruimte door heel wat passanten ervaren als buitengebied, en

ervaren bewoners, recreanten en landbouwers het gebied als zeer

landelijk.154 De stad Gent heeft de bedoeling om daar een

buitengebiedbeleid te voeren, maar momenteel heeft de stad dit nog

niet. De afwisseling van kouters, bulken, valleien en bossen is vooral

voor recreanten een grote meerwaarde, en sowieso

identiteitsbepalend voor het Kouter- en Leieland. De kwaliteiten van het randstedelijk

platteland zitten immers in het westen van Gent, maar dit gebied ondervindt een grote druk

vanuit de stad.155 Het recreatieve belang op grootstedelijk niveau bevindt zich vooral omheen

de Leie en de Vinderhoutse bossen, de vierde groenpool in de stadsrand van Gent, zie Figuur

26 (2) tot (4). Een uitgebreid netwerk van routes en diverse mogelijkheden voor langzaam

recreatief verkeer, maken van het Kouter- en Leieland een aantrekkelijke woonomgeving en

een gebied waar inwoners van Gent en ruime omgeving komen recreëren. Ook de kleine

wegen, het netwerk van trage wegen en de bebouwing in de open ruimte bepalen mee de

kwaliteit van de open ruimte. Hiernaast vormen ook de dorpen een onderdeel van het gebied.

De kernen van Drongen, Baarle en Afsnee zijn als historische dorpskernen onlosmakelijk

verbonden met het Kouter- en Leieland, zie Figuur 26 (5) tot (8). De ligging aan de Leie is voor

elk van die dorpen identiteitsbepalend. Vooral Drongen en in mindere mate ook Baarle hebben

een belangrijke centrale functie op lokaal niveau. Afsnee is als centrum veel kleiner dan

Drongen en Baarle. Deze dorpen hebben goede autoverbindingen met de binnenstad, en ook

het openbaar vervoer is goed uitgebouwd. Dit bebouwd weefsel kent de voorbije jaren een

aanzienlijke verdichting. In de kernen worden vooral woningen vervangen door

appartementen. Hiermee wordt ingespeeld op de vergrijzingstrend. Een bijkomende verklaring

van de verdichting is ook de werking van de vastgoedmarkt. Door de aantrekkelijkheid van de

woonomgeving verhogen de vastgoedprijzen gevoelig. Vanuit financiële overwegingen is

verdichting dan ook een logisch gevolg. Deze verdichting treedt ook op buiten de kernen, onder

andere door verkaveling in kleinere percelen, bijvoorbeeld meer gesloten bebouwing of

bebouwing in tweede lijn, en het opduiken van appartementen buiten de kernen. Hiernaast

krijgen de open ruimten in het westen van Gent ook te maken met privatisering. Privatisering

vindt plaats onder de vorm van hobbylandbouw (verpaarding), tuinuitbreiding (vertuining) en

in de vorm van hergebruik van hoeves voor andere functies, zoals wonen en niet-agrarische

154 Vloebergh en Swyngedauw, 27-05-2013 – mondelinge mededeling. 155 Van Wesenbeeck en De Smet, 26-04-2013 – mondelinge mededeling.

(2) – (7)

Figuur 25: Situering foto's stadsrand ten westen van Gent – Drongen, Baarle, Afsnee en Vinderhoute.

(10)

(8) – (9)

Page 90: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

74

economische functies, zie Figuur 26 (9) en (10). Deze activiteiten zijn meer privaat van karakter

dan de typische open ruimte functies. Hierdoor versnippert de eigendomsstructuur en de

verschillende inrichting van elke eigendom heeft een meer gesloten en minder samenhangend

landschapsbeeld. Doordat de aanspraak op de open ruimte vanuit andere actoren vergroot,

en het versnipperde landbouwareaal al minder rendabel is, komt de landbouwsector in een

zwakkere markpositie te staan om gronden te houden of te verwerven. De trend van

privatisering zet zich daardoor in sneltempo door.156 Om het platteland te beschermen tegen

de verstedelijkingsdruk vanuit de stad, moet dit gebied beter landschappelijk geïntegreerd

worden.157 Ten westen van Gent in het Kouter- en Leieland zijn het vooral de stadsdiensten

Groen en Stedenbouw en Ruimtelijke Planning die hier het grootste belang in heeft.

156 Omgeving, Strategisch project Kouter- en Leieland, uitwerken van een instrumentarium, (Stad Gent, 2012), 10-13. 157 Van Wesenbeeck en De Smet, 26-04-2013 – mondelinge mededeling.

(1)

(4) (3)

(2)

Page 91: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

75

Figuur 26: Stadsrand ten westen van Gent - Drongen, Baarle, Afsnee en Vinderhoute: (1) afbakening Kouter- en Leieland (2) Vinderhoutse bossen (3) Vinderhoutse bossen (4) kouter- en leieland (5) rondom Vinderhoute dorp (6) Vinderhoute dorp (7) nieuwe verkaveling in Vinderhoute (8) Drongen drop (9) omgeving rond Drongen - verpaarding (10) Vinderhoute - tuinuitbreiding.

Aan de linkerkant van de haven ten noorden-noordwesten

van Gent bevindt zich het woongebied van Mariakerke,

Wondelgem en Evergem. Mariakerke en Wondelgem worden

gekenmerkt door een warboel van aaneengebreidelde

verkavelingen en grote woningbouwprojecten. Het is

momenteel een kleinkorrelig gebied waar heel wat beweging

aanwezig is. De commerciële ontwikkelingen, crèches,

ouderenvoorziening en grootwarenhuizen dringen zich op ten

koste van groen en landbouwgrond. Aangezien er geen grote

(5) (6)

(7) (8)

(9) (10)

Figuur 27: Situering foto's stadsrand ten noord-noordwesten van Gent – Mariakerke, Wondelgem en Evergem.

(1) – (2)

(3)

(4)

Page 92: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

76

steenwegen aanwezig zijn in Mariakerke en Wondelgem, vestigen deze functies zich in of

langs verkavelingen. De monofunctionaliteit dringt zich op in het gebied.158 Hierbij is

Wondelgem via een tramlijn verbonden met de binnenstad, zie Figuur 28 (1) en (2). Ter hoogte

van Evergem langs de Evergemsesteenweg is het woongebied voorzien van een regionaal

bedrijventerrein, zie Figuur 28 (3). Deze steenweg is de laatste van de vier structuurbepalende

steenwegen van Gent. In de deelgemeente Mariakerke bevindt zich grotendeels het

natuurreservaat Bourgoyen-Ossemeersen. Het is een open landschap in het valleigebied van

de Leie en bestaat uit vochtige graslanden doorsneden door sloten en grachten. Het is een

waardevol natuurgebied dat van stadsuitbreiding bespaard is gebleven, zie Figuur 28 (4). In

de regio van Mariakerke, Wondelgem en Evergem zijn het vooral de stadsdiensten Groen,

Wonen en het Mobiliteitsbedrijf van Stad Gent die hier het grootste belang in hebben.

Figuur 28: Stadsrand ten noord-noordwesten van Gent - Mariakerke, Wondelgem en Evergem: (1) tramverbinding doorheen Wondelgem centrum (2) fietsroute doorheen Wondelgem (3) industriezone langs de Evergemsesteenweg (4) natuurreservaat Bourgoyen-Ossemeersen.

De stadsrand van Gent kent dus een mozaïek van verschillende bestemmingen. De vier

woongebieden, de vier groenpolen en de vier bedrijventerreinen bieden telkens een andere

beleving. Dit maakt dat sommige delen van de stadsrand erg stedelijk lijken, andere delen

kennen dan een evenwichtige mix tussen stedelijkheid en landelijkheid, terwijl een nog ander

deel van de stadsrand bijna beschouwd kan worden als buitengebied. Een opvallend

158 Van Wesenbeeck en De Smet, 26-04-2013 – mondelinge mededeling.

(3)

(1) (2)

(4)

Page 93: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

77

fenomeen in de stadsrandzone van Gent zijn dan ook de baanwinkels langsheen de

steenwegen. Deze steenwegen geven niet meer het gevoel dat er door een stadsrand wordt

gereden. Soms is het ook niet duidelijk meer dat er van gemeente tot gemeente wordt gereden.

Hiernaast is lintbebouwing dan een Vlaams fenomeen dat in de Gentse stadsrand minder sterk

aanwezig is.159 Om over te stappen naar een meer duurzame stadsrand, moet er dus gestreefd

worden naar een evenwichtige mix van wonen, groen en bedrijvigheid. Ook het aanpakken

van het weinig zuiver ruimtegebruik en de heel ongeordende ontwikkelingen is een oefening

die de stadsdiensten de komende jaren zal bezighouden.160

3.1.3 Focus studiegebied

Stadsranden moeten duurzaam ingericht worden om tegemoet te komen aan de toekomstige

maatschappelijke uitdagingen beschreven in 2.2 Waarom de stedelijke rand aanpakken?. In

de gesprekken met Philippe Van Wesenbeeck, Liesbeth De Smet en Simon Verledens van de

dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, is naar voor gekomen dat zij een stadsrand pas

duurzaam vinden als er sprake is van verwevenheid en nabijheid van functies.161 Functies en

activiteiten worden hierbij op een zodanige wijze in elkaars nabijheid gebracht zodat er

ruimtelijke meerwaarden, vormen van synergie en complementariteiten ontstaan. Ruimtelijke

meerwaarden zijn onder meer het concentreren van activiteiten en het creëren van ruimtelijke

nabijheid met voordelen inzake bereikbaarheid en mobiliteit.162 Een duurzame stadsrand moet

dus deze verwevenheid en nabijheid bevatten. Deze twee concepten komen dan ook in de

Gentse stadsrand het meest naar voor in het zuidelijk deel van Gent.

• Ruimtelijke analyse

Het zuidelijk studiegebied van Gent omvat de omgeving rond Sint-Martens-Latem, Sint-Denijs-

Westrem en Zwijnaarde, zie Figuur 29. Het is een multifunctioneel gebied met wonen,

kantoren, handel, recreatie, bedrijven en diensten. Deze multifunctionaliteit bevindt zich

voornamelijk het dichtst tegen de 19de eeuwse gordel. Hoe verder weg van de 19de eeuwse

gordel, hoe minder stedelijk het gebied, en hoe monofunctioneler het gebied. Om de

multifunctionaliteit van het studiegebied verder te duiden, wordt het studiegebied hierna verder

opgelicht naar zijn multifunctionaliteit om inzicht te krijgen in de aanwezige functies. Het

volledige multifunctionele gebied heeft een te grote schaal om in één kaartbeeld op te lichten,

159 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 160 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 161 Van Wesenbeeck en De Smet, 26-04-2013 en Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 162 G. Allaert, Ruimte en Planning. Van planningstheorie tot Vlaamse planningspraktijk, (Gent, Academia Press, 2009), 14.

Page 94: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

78

daarom wordt er ingezoomd op drie zones van het multifunctionele gebied. Deze zones zijn

aangeduid in Figuur 29.

Figuur 29: Focus studiegebied Gentse stadsrand en aanduiding opgelichte zones

Een eerste zoom is genomen ter hoogte van de Kortrijksesteenweg met het op- en

afrittencomplex van de E40 in Sint-Denijs-Westrem, zie Figuur 29 weergegeven in Figuur 30.

De gekleurde vlekken op Figuur 30 duiden de verschillende functies aan. Het gebied omvat

diensten, handel, park-and-ride, een park en wonen. Het valt op dat de verschillende functies

in het gebied nogal geclusterd voorkomen, en dat er weinig sprake is van verwevenheid op dit

schaalniveau. Het ingesloten gebied van The Loop, Figuur 30 (2) tot (5), bevat voornamelijk

commerciële bedrijven en diensten, en een heel klein gedeelte woongebied. Aan deze

commerciële functies is een park-and-ride zone gevestigd. Deze park-and-ride gelegen langs

de belangrijke op- en afrit van de E40, heeft een ideale ligging om het verkeer naar het centrum

hier te laten overstappen op openbaar vervoer, zoals tram en bus. Op deze manier dringt het

verkeer het stadscentrum niet binnen langs de secundaire wegen. Deze park-and-ride wordt

eveneens gebruikt door de werknemers en bezoekers van The Loop. The Loop is eveneens

met een tramlijn verbonden met het station Gent Sint-Pieters en het centrum van Gent.

Desondanks er geen sprake is van verwevenheid, is er wel sprake van nabijheid. Het gebied

is compact ingericht, waarbij restruimtes zoveel mogelijk worden benut, zie ligging KBC-toren

Figuur 30 (4). Het gebied kent hiernaast ook nog een groen stadspark waar de stadsbewoners

tot rust kunnen komen. Dit stadspark, Maaltebruggepark, is genoemd naar het

Maaltebruggekasteel gelegen in het park, en maakt onderdeel uit van de kastelensites gelegen

Zwijnaarde

Merelbeke

Sint-Martens-Latem

De Pinte

2

1

Sint-Denijs-Westrem

3

Page 95: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

79

in het Parkbos. Ook omvat het gebied onderwijsinstellingen zoals de Hogeschool Gent en het

Don Bosco Technisch Instituut. De woningen zijn voornamelijk gelegen achter de muur van

diensten en bedrijven langs de Kortrijksesteenweg, en zijn hoofdzakelijk vrijstaande woningen.

De vrijstaande woningen verlaten het stedelijke en zorgen voor een groter stadsrandgevoel.

Het ingezoomde gebied wordt dus voornamelijk gekenmerkt door een clustering van wonen,

diensten en handel. De gehele zoom kan volgens de gebiedstypes uit de Nederlandse studie

van Hamers et al. (2009) beschreven in 2.1.1 bestempeld worden als een compact en

monofunctioneel gebied.

Figuur 30: Zoom 1 - Compact en monofunctioneel: (1) vrijstaande woningen (2) park-and-ride zone (3) The Loop: kantoren en KMO (4) KBC-toren (5) baanwinkels (6) vrijstaande woningen (7) Don Bosco Technisch Instituut (8) Maaltebruggekasteel en Maaltepark (9) Hogeschool Gent (10) rijwoningen en vrijstaande woningen (11) Hogeschool Gent.

Een tweede zoom is genomen in het knooppunt van Zwijnaarde met de 19de eeuwse gordel,

net boven de kruising van de E40 en E17, zie Figuur 29 weergegeven in Figuur 31. De kleuren

in Figuur 31 geven terug de verschillende bestemmingen aan. In deze zoom is nu wel sprake

van verwevenheid: diensten, wonen, bedrijvigheid, groen en recreatie zijn verweven met

diensten

wonen

park-and-ride

parken

handel

(1)

(2)

(3)

(5)

(6)

(7) (8)

(9)

(10

(11)

(4)

E40

R4

Page 96: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

80

elkaar. Het gebied kent verschillende functies, waaronder het Universitair Ziekenhuis, heel wat

dienstverlenende voorzieningen zoals orthopedagogische centra en dagcentra, Universiteit

Gent Campus Sterre, Hogeschool Gent Campus Vesalius, bedrijventerreinen en het nieuw

voetbalstadion van Gent. Het zijn vrij gesloten en op zichzelf georiënteerde eilanden. De

bedrijventerreinen en het nieuw voetbalstadion Ghelmaco Arena zijn gelegen langs het op- en

afrittencomplex van de E40 en E17, en zijn daarmee goed bereikbaar. Het Universitair

Ziekenhuis is hierbij ook nog eens ontsloten met een tramlijn langsheen de

Zwijnaardsesteenweg die het woongebied in het westen doorsnijdt, zie Figuur 31 tussen (2)

en (5). Deze tramlijn zal in de nabije toekomst worden doorgetrokken naar het centrum van

Zwijnaarde. Met behulp van trambruggen zal de ringvaart en de E40 overbrugd worden. Deze

trambruggen zullen hierbij ook voorzien worden van een breed fietspad die het ook mogelijk

maakt de ringvaart en de E40 per fiets te overbruggen. De woongebieden omvatten zowel

appartementen, rijwoningen, sociale woningen, en ook in mindere mate vrijstaande woningen.

De woningen stralen voornamelijk een stedelijk karakter uit. Ook hier is er terug sprake van

een compact stedelijke stadsrand. De verschillende stedelijke gebieden sluiten bij elkaar aan

en liggen in elkaars nabijheid. Langs de andere kant wordt de verwevenheid wel deels

onderbroken door de E17 die het gebied doorkruist van noord naar zuid. Volgens de

gebiedstypes besproken in 2.1.1 wordt deze tweede zoom bestempeld als een compact en

functioneel gemengd gebied.

Page 97: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

81

Figuur 31: Zoom 2 - Compact en functioneel gemengd: (1) Universiteit Gent Campus Sterre (2) appartementen en rijwoningen (3) Sint-Paulusinstituut, orthopedagogisch centrum St. Jozef en dagcentrum Bijzonder Jeugdzorg ‘De Twijg’ (4) Universitair Ziekenhuis (5) sociale woningen (6) Hogeschool Gent Campus Vesalius (7) helicopterveld UZ met groene inrichting (8) vestiging Coca-Cola (9) Recyclagepark (10) bedrijventerrein Ottergemsesteenweg-zuid (11) nieuw voetbalstadion Ghelmaco Arena (12) Liedermeerspark.

Een derde zoom is genomen net onder de tweede zoom, ter hoogte van Zwijnaarde centrum

die links van de E17 ligt, zie Figuur 29 weergegeven in Figuur 32. Het gebied ligt in het

verlengde van de Zwijnaardsesteenweg en E17. Het gebied kent terug een verwevenheid van

verschillende functies: bedrijventerreinen, wonen, parken, technologiepark en recreatie liggen

er naast elkaar. In deze zoom bevinden zich praktisch geen dienstverlenende voorzieningen.

Zwijnaarde kent heel wat bedrijventerreinen, waaronder het nieuw duurzaam bedrijventerrein

Eiland Zwijnaarde langs de E40. Het bedrijventerrein wordt door de E40 doormidden

gesneden, zie Figuur 32 (5). Het ingezoomde gebied omvat ook het technologiepark

(wetenschapspark in een groene omgeving), De Ghellinckpark en het (privé) recreatie- en

kasteeldomein van Zwijnaarde, die onderdeel vormen van het Parkbos. Het gebied kent dus,

mede met de omliggende landbouw, een groene open invulling. Het woongebied in Zwijnaarde

kent een mix van zowel vrijstaande woningen, rijwoningen als sociale woningen. Dit

woongebied zal in de nabije toekomst ontsloten worden met een tramverlenging. In het

zuidoosten sluiten de bedrijventerreinen aan bij de stedelijke kern van Merelbeke, zie Figuur

32 (7). De verschillende stedelijke en minder stedelijke functies en woningtypologieën geven

bedrijventerreinen

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6) (7)

(8)

(9)

(10)

diensten

parken

recreatie

wonen

(11) (12)

E17

E40 R4

Page 98: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

82

het gevoel zich in een stadsrand te bevinden. In het noorden en westen is het gebied nog altijd

compact en functioneel gemengd, maar in het zuiden leunt het toe naar een meer open ruimte

gebied.

Figuur 32: Zoom 3 - Compact en functioneel gemengd: (1) Technologiepark (2) De Ghellinckpark (3) rijwoningen, vrijstaande woningen en sociale woningen (4) bedrijventerrein Zwijnaarde (5) duurzaam regionaal bedrijventerrein Eiland Zwijnaarde (6) Kasteel van Zwijnaarde en privé golf club (7) vrijstaande woningen.

Tot slot kan nog opgemerkt worden dat de stadsrand voor het bestempelen van de

gebiedstypen uit de Nederlandse studie Hamers et al. (2009) bekeken wordt over het volledige

studiegebied. Op dit schaalniveau kan er gesproken worden van een multifunctioneel gebied.

Op een lager wijkniveau worden de gebieden eerder als monofunctioneel bestempeld. Er is

weinig verweving tussen bijvoorbeeld het Universitair Ziekenhuis, wonen en het groen. Bij

diepgaande verweving zou het opmaken van een functieplan op een veel lager schaalniveau

moeten gebeuren.

bedrijventerreinen

parken

recreatie

wonen

wetenschapspark

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

E40

E17

Page 99: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

83

• Ruimtelijke planning

In de zuidelijke stadsrand van Gent zijn een aantal BPA’s en RUP’s opgemaakt, namelijk voor

het deelgebied Sint-Denijs-Westrem (BPA/RUP Handelsbeurs en BPA/RUP Sint-Denijs-

Westrem dorp) en voor het deelgebied Zwijnaarde (BPA Hutsepot I, BPA Hutsepot II, BPA

Hondelee, BPA Scheldeakker, BPA Tramstraat en BPA Kanaal Zwijnaarde). Voor de

groenpool Parkbos is een gewestelijk RUP ‘groenpool Parkbos’ opgemaakt, waarin men

streeft naar een multifunctionele groenpool. De visie van de groenpool uit het RSG wordt hierin

verder in detail toegelicht. In dit gewestelijk RUP zijn ook de gemeenten Sint-Martens-Latem

en De Pinte opgenomen. Voor het stadsdeel van de site Flanders Expo is vóór het RUP

Handelsbeurs een Masterplan ‘Gent Handelsbeurssite’ opgesteld waarin invulling wordt

gegeven voor kantoren, kantoorachtigen, leisure en wonen. Ook het Groenstructuurplan en

het Mobiliteitsplan van de Stad Gent doen uitspraken over de ruimtelijke planning van de

zuidelijke stadsrand.

1985 BPA Scheldeakker

1986 BPA Hondelee

1989 BPA Tramstraat

1994 BPA Kanaal Zwijnaarde

1997 Mobiliteitsplan Gent

2000 BPA Hutsepot I

2002 BPA Hutsepot II

2005 Gewestelijk RUP groenpool Parkbos

Masterplan Gent Handelsbeurs

2007 RUP Handelsbeurs

RUP Sint-Denijs-Westrem dorp

Page 100: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

84

3.2 Doorkijk naar de duurzame stadsrand

Het zuiden van Gent is een gebied met veel plannen en waar in de toekomst veel zal gaan

bewegen.163 Doordat het een gebied in volle ontwikkeling is, is het interessant om dit gebied

op zijn duurzaamheid te testen. Het zuidelijk studiegebied wordt hierbij geanalyseerd naar de

vijf kwaliteiten van de duurzame stadsrand beschreven in het SURF-project in 2.1.2 Duurzame

stadsranden. Door interviews met stadsdiensten werd onderzocht welke toekomstvisie deze

stadsdiensten hebben m.b.t. de betreffende kwaliteit, en hoe deze kwaliteiten momenteel

worden ingevuld.

De Nederlandse studie van Hamers et al. (2009) omschrijft een stadsrand als duurzaam indien

er sprake is van vijf kwaliteiten. De vijf kwaliteiten zijn ruimtelijke kwaliteit, milieukwaliteit,

sociale kwaliteit, economische kwaliteit en proceskwaliteit. Deze kwaliteiten moeten voldoende

ingevuld worden om te kunnen spreken van een duurzame stadsrand. De proceskwaliteit is

een kwaliteit die in relatie staat met de overige vier kwaliteiten. In wat volgt worden de vijf

kwaliteiten voor het zuidelijke studiegebied van Gent besproken.

3.2.1 Ruimtelijke kwaliteit

De ruimtelijke kwaliteit is één van de vijf kwaliteiten die aanwezig moet zijn om te kunnen

spreken van duurzame stadsranden. Met ruimtelijke kwaliteit wordt enerzijds bedoeld dat

passende functies zodanig gecombineerd moeten worden dat er sprake is van verwevenheid

en nabijheid.164 Anderzijds moet er ook functioneel en zuinig met de ruimte worden

omgegaan.165 Niet alleen vormgeving en functionaliteit zijn belangrijk, maar ook het imago en

duurzaamheid van de ruimte.166 Om te kunnen spreken van ruimtelijke kwaliteit moet deze hier

en nu aanwezig zijn, maar moet deze ook in de toekomst behouden worden. De ruimtelijke

kwaliteit als onderdeel van de vijf kwaliteiten van duurzame stadsranden is weergegeven in

Figuur 33.

163 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 164 Van Wesenbeeck en De Smet, 26-04-2013 en Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 165 Zie 2.1.2 Duurzame stadsranden. 166 G. Allaert, Ruimte en Planning. Van planningstheorie tot Vlaamse planningspraktijk, (Gent, Academia Press, 2009), 8.

Page 101: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

85

Figuur 33: Duurzame ontwikkeling van stadsranden: ruimtelijke kwaliteit (De Bruijn, 2004)

Het zuidelijk deel van de Gentse stadsrand is een heterogeen gebied. Het wordt doorsneden

door tal van infrastructuren waarlangs plaatselijk groen voorzien is. De verschillende

woonkernen zijn ook van elkaar gescheiden door grote clusters van bedrijven of instellingen

met een groen karakter. Ten noorden van de R4 is de bebouwing dichter, en komt het huidig

openbaar groen niet tegemoet aan de behoeften van de inwoners. Ten zuiden van de R4 zijn

de woningen en tuinen groter. Hier rest nog een aaneengesloten landbouwgebied met

verspreid gelegen kasteelparken.167

• Nabijheid en verwevenheid

De zuidelijke stadsrand is een multifunctioneel gebied met een verwevenheid en nabijheid van

functies, zoals besproken in 3.1.3 Focus studiegebied. Deze verwevenheid en nabijheid van

functies is daar ook uitgebreid besproken. Hierbij kent zoom 1 van Figuur 29 in het algemeen

een goede nabijheid van functies, maar een iets minder sterke verwevenheid ervan. Het

wonen, de bedrijven en de baanwinkels liggen geclusterd in het gebied. Hier heerst eerder

een monofunctionaliteit. Langs de Kortrijksesteenweg wil men afstappen van deze

monofunctionaliteit, en overstappen naar een meer multifunctioneel gebied met een mix van

wonen, kantoren en een gevarieerde mobiliteit. Het wonen in combinatie met de baanwinkels

zal dan een goedkopere woonplek vormen dan de verkavelingen achter de baanwinkels.168

Vanuit deze optiek is dan ook de studie van de steenwegen als voorstudie van de ruimtelijke

167 Studiebureau Omgeving, Groenstructuurplan Gent, (Groendienst stad Gent, 2012), 138. 168 Van Wesenbeeck en De Smet, 26-04-2013 – mondelinge mededeling.

Page 102: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

86

uitvoeringsplannen van de hoofdsteenwegen uitgevoerd.169 De zones van zoom 2 en 3 van

Figuur 29 kennen daarentegen, op het schaalniveau van de zuidelijke stadsrand, een zeer

goede verwevenheid en nabijheid van functies. Deze gebieden kennen een grote

verscheidenheid aan functies, namelijk allerhande diensten vlakbij het Universitair Ziekenhuis,

gevarieerd wonen, handel, bedrijven, recreatie, groen en kennis. Globaal kan gesteld worden

dat het zuidelijk studiegebied een vrij goede verwevenheid en nabijheid van functies kent.

• Mobiliteit en bereikbaarheid

De verwevenheid en nabijheid van functies maken de zuidelijke stadsrand ook kwalitatief

doordat bewoners minder verplaatsingen moeten afleggen om aan hun behoeften te voorzien.

De ruimte wordt nog kwalitatiever indien zij een goede verbinding met het openbaar vervoer

kent naar het station Gent Sint-Pieters en de binnenstad. Zwijnaarde heeft een goede

tramverbinding met het centrum van Gent. Deze tramverbinding zal in de nabije toekomst

verlengd worden tot aan de bibliotheek in het centrum van Zwijnaarde. Bewoners vrezen hier

wel voor het aantasten van het dorpse karakter van Zwijnaarde.170 Het zuidelijk deel ter hoogte

van Sint-Denijs-Westrem en Sint-Martens-Latem scoort daarentegen minder goed op vlak van

openbaar vervoer. Dit gebied heeft net openbaar vervoer nodig om de leefbaarheid van de

omgeving te versterken. Door de baanwinkels wordt er heel wat verkeer gecreëerd die een

nadelige invloed heeft op de leefbaarheid van de omgeving. De handelszaken zijn immers

bedoeld voor een heel stadsdeel, de hele stad of zelfs de Gentse regio, waardoor de

leefbaarheid enorm onder druk komt te staan.171 In het RSG pleitte men naast het openbaar

vervoer ook voor een optimale verbinding met de wagen, maar volgens de huidige tendensen

moet er meer ingezet worden op openbaar vervoer. Op dit moment kent het zuiden van Gent

amper verbindingen met het openbaar vervoer. Er is openbaar vervoer nodig om de

leefbaarheid van de buurt op te waarderen. Momenteel moet dit deel van de stadsrand

dagelijks een grote hoeveelheid verkeer slikken. Omwonenden in deze buurt zijn vaak

genoodzaakt een tweede auto in bezit te hebben om het stadscentrum te bereiken. Hierbij is

met de wagen de afstand in ruimte niet ver, maar door de verkeersdrukte is men vaak langer

onder de baan dan als men van buiten Gent komt.172

Op lange termijn wordt het bijna onmogelijk dat gezinnen nog twee auto’s bezitten. Mobiliteit

wordt veel te duur. Decennialang heeft men kunnen genieten van goedkope mobiliteit. Dit wil

men nu omdraaien, maar zal niet op vrijwillige basis lukken. Er zal moeten worden

169 K. Borret, F. Dams, O. Goethals, G. Selhorst, T. Van De Wiele, B. Van Gassen, … & P. De Groot, Studie hoofdsteenwegen Gent, (Stad Gent, 2007). 170 Vloebergh en Swyngedauw, 27-05-2013 – mondelinge mededeling en BST, Groen licht voor doortrekken tram, (Nieuwsblad, 04-01-2013). 171 Van Wesenbeeck en De Smet, 26-04-2013 – mondelinge mededeling. 172 De Mol, 24-04-2013 – mondelinge mededeling.

Page 103: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

87

overgeschakeld op een systeem zodanig dat mensen het niet meer kunnen betalen, zoals met

behulp van stijgende brandstofprijzen of kilometerheffing op autostrades. Dit is natuurlijk niet

de beste oplossing van anticiperen, en is in feite het probleem aanpakken als het al te laat is.

Door de dure mobiliteit en de slechte verbinding met het openbaar vervoer zullen dan ook in

de toekomst heel wat woningen in de stadsrand te koop komen te staan. Deze woningen met

grotere tuin in de stadsrand verkopen moeilijker, ook al zijn deze in verhouding met een kleine

stadswoning in het centrum vrij goedkoop. De prijs van een kleine villa in de stadsrand is

namelijk niet veel duurder dan een kleine stadswoning in het centrum. Er is ook veel meer

vraag naar de kleine stadswoning, en minder naar de kleine villa in de stadsrand. Dit heeft

alles te maken met de verduurde mobiliteit die er gekomen is door de grote hoeveelheid

verkeer en het daarmee gecreëerde tijdsverlies.173 Naast het gemobiliseerd verkeer heeft de

zuidelijke stadsrand van Gent een goede fietsverbinding met het centrum van Gent. Deze

fietsverbindingen, die kaderen binnen de groenassen van het RSG, zijn al in grote mate

uitgebouwd in de zuidelijke stadsrand. Slechts enkele korte verbindingen moeten nog worden

gerealiseerd.174

Ook het nieuw voetbalstadion Ghelamco Arena gelegen in het zuiden van Gent kampt met

ernstige problemen op vlak van ligging en bereikbaarheid, zie Figuur 31 (11). Zo zouden er

geen grote lijnen zijn voor vervoer naar het stadion en onvoldoende veilige routes voor wie per

fiets naar het stadion wil.175 De R4 zal heel wat verkeer moeten slikken om de bezoekers van

het stadion op te vangen, en de aanleg van het op- en afrittencomplex en de rotonde van de

R4 zullen nog enkele maanden duren.176 Het mobiliteitsplan van het nieuw voetbalstadion

waarbij de klemtoon voornamelijk ligt op fiets, openbaar vervoer en carpoolen wordt afgedaan

als onvoldoende.177 In het mobiliteitsplan staat dat carpoolers terecht kunnen op één van de

duizend gereserveerde en te betalen parkeerplaatsen binnen een straal van ruim één

kilometer rond het stadion.178 Maar bezoekers kunnen volgens het mobiliteitsplan ook op

amper vijfhonderd meter van het stadion gratis parkeren in de Liedermeerswijk. Ook de

verbindingsweg tussen de wijk en het voetbalstadion wordt als parkeerruimte ingevuld.

173 Aerts, 30-04-2013 – mondelinge mededeling. 174 Mobiliteit in Gent (2013). Ontbrekende fietsinfrastructuur in Gent. Geraadpleegd op 20-06-2013 via http://www.mobiliteitgent.be. 175 De Mol, 24-04-2013 – mondelinge mededeling en Redactie, Expert: ‘Stadion AA Gent staat op verkeerde plaats’, (De Morgen, 17-06-2013). 176 R4 verbindt (2013). Een nieuwe rotonde aan het stadion van KAA Gent. Geraadpleegd op 01-07-2013 via http://www.r4verbindt.be. 177 De Mol, 24-04-2013 – mondelinge mededeling en Redactie, Expert: ‘Stadion AA Gent staat op verkeerde plaats’, (De Morgen, 17-06-2013). 178 Filip Watteeuw (31-05-2013). Mobiliteitsplan Arteveldestadion legt klemtoon op fiets, openbaar vervoer en carpoolen. Geraadpleegd op 01-07-2013 via http://filipwatteeuw.be.

Page 104: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

88

Bewoners reageren op deze plannen boos en verontrustend omwille van veiligheid, overlast

en respect voor het Liedermeerspark in de wijk.179

Het bedrijventerrein The Loop beschikt ook over een park-and-ride zone. Deze park-and-ride

zone houdt het verkeer uit de binnenstad door parkeergelegenheid in de stadsrand te voorzien

en verbinding met het openbaar vervoer naar het stadscentrum aan te bieden. De

stadsrandparking van The Loop moet dus voorzien worden van ondersteunende elementen

om de auto’s in de stad te beperken. Deze ondersteunende elementen zijn afhankelijk van

heel wat gezamenlijke beslissingen, bijvoorbeeld investeringen. De randparking van The Loop

bevindt zich eveneens langs het op- en afrittencomplex van de E40 zodanig dat verkeer niet

langs de steenwegen de parking moet bereiken. Door zijn ligging en functionaliteit worden de

kleinere wegen binnen de stadsranden ontlast van doorgaand verkeer naar het

stadscentrum.180

• Slim verdichten

In het perspectief van een groeiende bevolking, zal de woondichtheid in de zuidelijke rand

moeten worden opgedreven indien het gebied duurzaam wil ontwikkelen. Een verdere

verdichting van het stedelijk centrum en de dichtbebouwde 19de eeuwse gordel zou maar

weinig bijkomende woningen meer opleveren, en zou daarbij ook ten koste gaan van andere

centrumfuncties. In deze stedelijke gebieden zou er zelfs eerder naar een lagere dichtheid

moeten worden gestreefd. Ook het uitbreiden van het stedelijk gebied is al evenmin een optie.

Dit zou dan ten koste gaan van landbouwgronden, groengebieden of bedrijventerreinen, en

zou het buitengebied volledig bezetten. Een oplossing zoeken buiten Gent is ook geen optie.

Het openbaar vervoer reikt niet zo ver, en de bewoners zouden dan de wagen moeten nemen

naar het stadscentrum. Bovendien strookt dit ook niet binnen met de visie van het RSV. Er

blijft dus enkel de stadsrand over waar de woondichtheid nog niet verzadigd is.181 In de

zuidelijke stadsrand bevinden zich nog tal van nieuwe kleine en grote verkavelingen.182

De zuidelijke stadsrand ondervindt de laatste jaren een zekere verdichting. De verdichting

moet dus zodanig gebeuren dat de ruimtelijke kwaliteit niet wordt aangetast, dit wil zeggen dat

er voldoende ruimte moet blijven voor tuin, openbaar domein en groen.183 Het verdichten

vraagt om een specifieke aanpak. Eerst en vooral moet duurzaam verdichten samengaan met

mobiliteit. Meer inwoners op een zelfde gebied huisvesten zal enkel duurzaam verlopen indien

er een goede verbinding is met het openbaar vervoer. In Sint-Denijs-Westrem en Sint-Martens-

179 B. Staes, Ghelamco Arena neemt woonwijk in als parking, (Nieuwsblad, 27-06-2013). 180 De Mol, 24-04-2013 – mondelinge mededeling en Kuijken, 19-04-2013 – mondelinge mededeling. 181 Aerts, 30-04-2013 – mondelinge mededeling. 182 Logic-Immo (2013). Immobilien. Geraadpleegd op 25-06-2013 via http://www.logic-immo.be. 183 Aerts, 30-04-2013 en Kuijken, 19-04-2013 – mondelinge mededeling.

Page 105: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

89

Latem doet er zich verdichting van het wonen voor, maar is er op dit moment amper een

verbinding met het openbaar vervoer.184 De tramverbinding gaat slechts tot het

bedrijvencentrum van The Loop. Het verdichten van het gebied zal hier dus niet leiden tot

minder autobezit. Indien men dit deel van de stadsrand toch duurzamer wil ontwikkelen, zal

het openbaar vervoer hier moeten worden aangepast. Op dit moment is er nog geen sprake

van het realiseren van een tramverbinding naar deze buurgemeenten. Hierbij kan gesteld

worden dat duurzaam verdichten in principe selectief verdichten is: verdichten in de nabijheid

van grote verkeersassen of langs assen van openbaar vervoer.185 Dit staat ook zo beschreven

in het ruimtelijke structuurplan Gent. Stedelijke ontwikkelingen moeten hierbij voornamelijk

plaats vinden langsheen de vier steenwegen. Maar de stad stemt ook vaak in op projecten die

deze strategie niet volgen, met gevolg dat stedelijke ontwikkelingen niet altijd nabij deze

steenwegen liggen.186

Naast verdichten langs openbaar vervoer, kan men ook slim verdichten door ruimte te

besparen. Dit staat ook beschreven in 2.2.1 Ruimtelijke druk. Meer woningen vragen immers

meer scholen, winkels, zorgcentra, sport- en cultuurvoorzieningen, publieke ruimte en groen.

Er is dus nood aan meervoudig ruimtegebruik. Zo worden de sportterreinen van het Don Bosco

Technisch Instituut na de schooluren ook gebruikt door andere sportclubs. Ook gebruiken zij

het Maaltebruggepark voor hun schoolse loopactiviteiten.187 Daarnaast kan er ook ruimte

bespaard worden door in de hoogte te gaan bouwen. Door de footprint van de bebouwing zo

klein mogelijk te houden, zal er meer ruimte overblijven voor groen en openbaar domein.

Hierbij kan ook de woondichtheid verhoogd worden door eengezinswoningen te vervangen

door appartementen. Zo heeft men een deel van het gebied vlakbij het Universitair Ziekenhuis

verdicht met hoge appartementsgebouwen waardoor rondom heel wat ruimte overblijft voor

groen. Er kan nog heel wat verdicht worden in de zuidelijke stadsrand, aangezien de

vooropgestelde 25 woningen per hectare uit het RSV nog niet bereikt is. Het verdichten wordt

vaak bemoeilijkt doordat veel gebieden in eigendom zijn van verschillende eigenaars.188

• Groen

Het Parkbos in het zuiden van Gent is een gevarieerd en afwisselend landschapspark. De

groenpool biedt op grote schaal groen voor Gent, De Pinte en Sint-Martens-Latem. Door zijn

invloed op ruimer niveau zijn de hoofdtoegangen van deze groenpool goed bereikbaar

gemaakt met het openbaar vervoer. De goed bereikbare hoofdtoegangen zijn het

Maaltebruggepark langs de Kortrijksesteenweg en ook een toegang langs de

184 Van Wesenbeeck en De Smet, 26-04-2013 – mondelinge mededeling. 185 Aerts, 30-04-2013 – mondelinge mededeling. 186 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 187 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 188 Lacoere, 16-05-2013 – mondelinge mededeling.

Page 106: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

90

Oudenaardsesteenweg. De groenpool wordt uitgebouwd tot een gevarieerd en grotendeels

publiek toegankelijke groene ruimte met bos, natuur en kwalitatief agrarisch gebied. Het

noorden van de groenpool omvat ook een omvangrijk deel natte natuur.189

Doorheen het Parkbos lopen twee recreatieve assen die verschillende groene ruimtes met

elkaar verbinden en vlot toegankelijk maken vanuit de kernstad. Deze groenassen verbinden

de binnenstad op een comfortabele manier met de randstedelijke groenpolen en het

buitengebied. De groenassen bestaan minimaal uit een fiets- en wandelpad met langsheen

een bermvegetatie. Er wordt gestreefd naar een breedte van minimum 15 meter.190

De grote monofunctionele instellingen in het zuiden van Gent zijn vrij gesloten en op zichzelf,

maar zijn wel groen ingericht. Door deze sites binnen de globale groenstructuur van de stad

te laten integreren, ontstaan er heel wat mogelijkheden voor de stad. Er ontstaan

opportuniteiten om losse delen van de mozaïek toegankelijker te maken of beter met elkaar te

verbinden. Zo wordt het fijnmazig netwerk van groen op recreatief, ecologisch en

landschappelijk opzicht versterkt, en biedt het een meerwaarde voor het zuiden van Gent. De

bedoeling is om deze instellingen te laten evolueren naar toegankelijke groene complexen met

een andere hoofdfunctie.191

• Stadslandbouw

Stadslandbouw is het lokaal telen en afzetten van verse groenen, fruit en verwerkte producten

met als afzetmarkt de stad en de stadsrand. Stadslandbouw schept mogelijkheden tot een

meer efficiënt en multifunctioneel gebruik van landbouwgrond en stadsruimte. Het is

verenigbaar met een opmerkelijke diversiteit van verdienmodellen, ruimtelijke vernieuwing en

sociale baten. Doordat stadslandbouw integreert met andere functies zoals toerisme,

recreatie, diensten, ruimtelijke ontwikkeling en onderzoek en ontwikkeling, wordt een meer

efficiënt gebruik van landbouwgrond en (semi) openbare ruimte gegarandeerd.

Stadslandbouw draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit. Momenteel leeft er in Gent al heel wat

rond stadslandbouw, maar dit meer in het noorden van Gent. Deze projecten focussen zich op

de productie in de stad, productie rond de stad ofwel distributie van lokale voedingsproducten.

Hierbij wordt er belang gehecht aan agro-ecologische productietechnieken, sociale inbedding

waarbij voeding een brug kan overslaan tussen verschillende maatschappelijke groepen, en

waarbij de toegang tot gezond voedsel kan gegarandeerd worden voor iedereen.192 Ook de

volkstuinen in Gent is één van de projecten die gedaan wordt rond stadslandbouw, maar

189 Studiebureau Omgeving, Groenstructuurplan Gent, (Groendienst Stad Gent, 2012), 138. 190 Studiebureau Omgeving, Groenstructuurplan Gent, (Groendienst stad Gent, 2012), 115. 191 Studiebureau Omgeving, Groenstructuurplan Gent, (Groendienst stad Gent, 2012), 139-140. 192 M. Crivits, J. Naert & B. Vander Vennet, Strategie voor stadslandbouw in Gent, (Stad Gent, 2012), 3.

Page 107: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

91

volkstuinen hebben vooral een betekenis op buurtniveau.193 Stadslandbouw is geen

gemakkelijk vraagstuk doordat de overheid niet over de gronden beschikt.194 Rond de

verschillende projecten in Gent is nog geen coherent plan opgesteld. In april laatstleden is

hiervoor een stuurgroep opgericht, maar resultaten zijn er nog niet. De stad moet haar rol

binnen de stadslandbouw nog vinden.195

3.2.2 Milieukwaliteit

Oorspronkelijk werd duurzaamheid altijd beschouwd vanuit het perspectief van milieu, maar in

feite is milieu slechts één onderdeel van duurzame ontwikkeling. Bij de milieukwaliteit gaat het

in grote mate over het sluiten van materiaalkringlopen.196 De milieukwaliteit als onderdeel van

de vijf kwaliteiten van duurzame stadsranden is weergegeven in Figuur 34.

Figuur 34: Duurzame ontwikkeling van stadsranden: milieukwaliteit (De Bruijn, 2004)

Milieukwaliteit kan bekeken worden vanuit verschillende perspectieven. Uit de gesprekken met

de stadsdiensten van Gent zijn een viertal thema’s naar voor gekomen, namelijk het

beschermen van de ecologische kwaliteiten, watermanagement, mobiliteit en

energielandschap.

• Beschermen van ecologische kwaliteiten

193 Studiebureau Omgeving, Groenstructuurplan Gent, (Groendienst stad Gent, 2012), 114. 194 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 195 Kuijken, 19-04-2013 – mondelinge mededeling. 196 Zie 2.1.2 Duurzame stadsranden.

Page 108: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

92

Het Parkbos in het zuiden van Gent kent een groot netwerk van groenelementen. Met dit

netwerk van groenelementen wil men de ecologische kwaliteiten beschermen. Dit staat

uitvoerig besproken in het Groenstructuurplan van Gent. Het Groenstructuurplan is een meer

gedetailleerde uitwerking van de groenstructuur uit het RSG.197 Op dit moment is men nog

volop bezig met het uitbouwen van deze ecologische kwaliteiten.198 Een eerste belangrijke

groeninvulling hierbij is het groen langs de hoofdinfrastructuren, namelijk langs de R4, E40,

E17 en langs de spoorlijnen Gent-Oostende en Gent-Kortrijk. Enerzijds wordt deze

groeninvulling als een belangrijk verbindend element voor natuur en bos beschouwd, maar

langs de andere kant vormt deze groeninvulling ook een belangrijke visuele buffer en

geluidsbuffer. Het groen verstopt het beeld van de infrastructuur en zal tevens als

geluidsscherm optreden voor de omliggende omgeving. Ook zal het groen de vrijgekomen

stofdeeltjes van het verkeer opnemen en zorgen voor een gezondere lucht in de stadsrand.

De breedte en ook de invulling van de groenstrook varieert naargelang de verwachte

verkeersdrukte en hangt ook af van de omringende landschappelijke waarden. Hierbij fungeert

de groene ring omheen de R4 als een belangrijk verbindend groen element in de stadsrand.

In het oosten sluit deze groene ring aan bij het Maaltebruggepark. Ter hoogte van het

bedrijventerrein Eiland in Zwijnaarde nemen de vele dreven deze verbindende rol op zich.

Hiernaast zijn er ook groene assen die vanuit het centrum naar de stadsrand lopen. Het

studiegebied kent hierbij twee groenassen, namelijk de groenas Parkbos – De Pinte en de

groenas Bovenschelde. De groenas Parkbos – De Pinte is een belangrijk structurerend

groenelement in het zuiden van Gent. Het verbindt intern belangrijke parken en bossen, en

ook bijzondere natuurwaarden. Ook ligt er langs deze groenas een vlotte aantrekkelijke zachte

fiets- en wandelverbinding naar het station Gent Sint-Pieters en het stadscentrum. De groenas

Bovenschelde markeert de oostelijke rand van het studiegebied langsheen De Schelde. Ter

hoogte van de R4 en de E40 voorziet zij in een duidelijke oversteekplaats voor wandelaars en

fietsers. Langs de R4 loopt eveneens een recreatieve ring die een reeks parken en andere

recreatieve ruimtes verbindt. De aantrekkelijke veilige wandel- en fietsverbindingen zetten de

bewoners aan om hiervan gebruik te maken. Het gebruik van de fiets heeft tevens een

positieve impact op het milieu.199 Deze groenelementen verhogen de leefbaarheid en

aantrekkelijkheid van de omgeving door het wegsteken van minder aangename

landschapsbeelden, door het zuiveren van vervuilde lucht en door het aanzetten tot zachte

recreatie.200

197 Charles, Custers en Verbeeren, 14-05-2013, Kuijken, 19-04-2013, en Van Wesenbeeck en De Smet, 26-04-2013 – mondelinge mededeling. 198 Charles, Custers en Verbeeren, 14-05-2013 – mondelinge mededeling. 199 Kuijken, 19-04-2013 – mondelinge mededeling en Studiebureau Omgeving, Groenstructuurplan Gent, (Groendienst stad Gent, 2012), 138-140. 200 Kuijken, 19-04-2013 – mondelinge mededeling.

Page 109: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

93

Bovenstaande groeninfrastructuur bevindt zich op niveau van het volledige studiegebied.

Hiernaast wordt ook groen voorzien op lager schaalniveau.201 Op wijkniveau wil men

wijkparken voorzien van tien vierkante meter groen per inwoner op een loopafstand van 400

meter. Deze wijkparken zijn minstens 1 hectare groot. Zo kent het zuiden van Gent het

Maaltebruggepark. Dit park wordt op lager niveau aangevuld met woongroen in de

woonkernen van Sint-Denijs-Westrem en Zwijnaarde.202 Het woongroen is slechts een

kleinschalige groene ruimte die de groenbehoefte invult op zeer korte loopafstand van de

woning. Het zijn groene ruimtes van minder dan 1 hectare die niet steeds alle recreatieve

voorzieningen bezitten zoals bij de wijkparken.203 Ook groen op lager schaalniveau zorgt voor

het zuiveren van de luchtkwaliteit in de stadsrand.

Het voorzien van groene elementen in de stadsrand heeft ook een positieve invloed op het

klimaat, in het bijzonder op het hitte-eilandeffect en wateroverlast.204 Groen en water in en

rond de stad temperen het hitte-eilandeffect en niet versteende oppervlaktes kunnen ook meer

water infiltreren bij overvloedige regenval. Dit zijn mondiale klimaatproblemen waar men ook

in Gent mee te maken heeft. De overheden zijn zich hier bewust van en zullen in het BRV en

ook in de nieuwe structuurvisie Gent 2030 hier extra aandacht op vestigen.205 De

klimaatproblematiek staat ook beschreven in 2.2.2 Klimaat. De klimaat- en milieudienst van

Stad Gent zijn momenteel bezig met het opmaken van hittekaarten om de

temperatuursverschillen tussen de verschillende stadsdelen van Gent in beeld te brengen. Op

deze manier zal men problemen gerichter kunnen aanpakken.206 Deze problematiek kan al

grotendeels aangepakt worden door het toepassen van het lobbenstadmodel zoals in 2.2.2

Klimaat en 2.2.3 Biodiversiteit beschreven is. Het lobbenstadmodel met zijn blauwgroene

vingers is voor Gent al vrij goed uitgewerkt. Deze worden op het Vlaams Ecologisch Netwerk

aangesloten zodanig dat er ecologische verbindingen ontstaan tussen de stad, de stadsrand

en het buitengebied.207

Het zuiden van Gent kent ook heel wat grondgebonden landbouw. Ook landbouw heeft een

positieve invloed op milieu en klimaat. Door de niet versteende oppervlakte kunnen

hittetemperaturen getemperd worden en overvloedige regenval doorsijpelen in de bodem.

Naast landbouw pleit men in Gent ook voor stadslandbouw in de stadsranden.208

201 Kuijken, 19-04-2013 en Studiebureau Omgeving, Groenstructuurplan Gent, (Groendienst stad Gent, 2012), 113. 202 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling en Studiebureau Omgeving, Groenstructuurplan Gent, (Groendienst stad Gent, 2012), 140. 203 Studiebureau Omgeving, Groenstructuurplan Gent, (Groendienst stad Gent, 2012), 113. 204 Kuijken, 19-04-2013 en Van Wesenbeeck en De Smet, 26-04-2013 – mondelinge mededeling. 205 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 206 Kuijken, 19-04-2013 – mondelinge mededeling. 207 Kuijken, 19-04-2013 – mondelinge mededeling. 208 Charles, Custers en Verbeeren, 14-05-2013 – mondelinge mededeling.

Page 110: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

94

Stadslandbouw is het lokaal telen en afzetten van verse groenten, fruit en verwerkte producten

met als afzetmarkt de stad en de stadsrand. Door stadslandbouw worden de

distributieafstanden korter en zullen er minder lange afstanden moeten worden afgelegd.

Momenteel leeft er in Gent al heel wat rond stadslandbouw, maar dit meer in het noorden van

Gent. Het zuiden van Gent wordt voornamelijk gekenmerkt door duurzame landbouw.209

• Watermanagement

In bouwvergunningen worden vaak duurzaamheidsmaatregelen opgenomen.210 Zo houdt de

Stad Gent zich sinds kort ook bezig met een regelgeving met betrekking tot het opvangen van

hemelwater op perceelsniveau en groendaken. De regelgeving met betrekking tot hemelwater

en groendaken staat beschreven in het gewijzigde algemeen bouwreglement geldig vanaf 1

januari 2013.211 Deze regelgeving is geldig voor alle woningen op grondgebied Gent, dus ook

voor Sint-Denijs-Westrem, Sint-Martens-Latem en Zwijnaarde.

In eerste instantie staat in het algemeen bouwreglement beschreven dat het verharden van

oppervlaktes tot een minimum moet beperkt worden. De strikt noodzakelijk verhardingen

moeten waar mogelijk als verharding met natuurlijke infiltratie of als waterdoorlopende

verharding worden aangelegd. Daarnaast moet elk perceel ook voorzien worden van een

hemelwaterput. Deze verplichting kent wel een aantal uitzonderingen naar de dakoppervlakte

of technische uitvoering van de put. Tot slot staat ook beschreven dat elke nieuwbouw en

verbouwing met een nieuw dakoppervlak met een hellingsgraad tot 15 graden aangelegd moet

worden als een groendak. Het groendak bestaat minstens uit een draineerlaag, een

substraatlaag en een vegatatielaag over de volledige oppervlakte. De draineerlaag moet hierbij

een waterbergend vermogen van 10 liter per vierkante meter hebben. Op deze verplichting

bestaan eveneens een aantal uitzonderingen. Het hemelwater moet hierbij worden afgevoerd

naar een infiltratievoorziening. Indien een infiltratievoorziening niet mogelijk is, zal er een

buffervoorziening in de plaats moeten komen.212

• Mobiliteit

De Stad Gent is bezig met een denkoefening om de binnenstad verkeersvrij te maken. Hierbij

zullen de ondergrondse parkings in de stad enkel nog parkeerplaatsen aanbieden voor

bewoners, en zullen bezoekers van de binnenstad worden tegengehouden op de knooppunten

in de stadsrand.213 Zo’n knooppunt in het zuiden van Gent is de carpoolparking aan The Loop.

Op deze parking kunnen bezoekers hun auto achterlaten en overschakelen op het openbaar

209 Zie 2.2.3 Biodiversiteit. 210 Vanhauwaert, 13-05-2013 – mondelinge mededeling. 211 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 212 Stad Gent, Algemeen bouwreglement, (Stad Gent, 01-01-2013), 16-18. 213 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling.

Page 111: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

95

vervoer om de binnenstad te bereiken. Deze parking is gelegen aan het op- en afrittencomplex

van de E40 waardoor men niet de woonbuurten moet doorkruisen om deze parking te

bereiken. Dit komt de leefbaarheid van de woonbuurten ten goede. Dit moet eveneens leiden

tot minder luchtvervuiling in het stadscentrum en in de stadsranden.214

Er wordt eveneens verondersteld dat door stijgende brandstofprijzen en kilometerheffing

binnen een aantal jaar het autobezit zal afnemen. Het milieuprobleem van de automobiliteit

zou dan grotendeels moeten weggewerkt zijn. Inwoners van de stad zullen dan overschakelen

op deelauto’s. Hiernaast is er ook technisch veel mogelijk in de automobiliteit. Een futuristisch

model waarbij auto’s aan elkaar worden geschakeld op een autostrade kan ook het

toekomstbeeld van de automobiliteit vormen.215

• Energielandschap

Het zuiden van Gent wordt niet getypeerd door een energielandschap. De provincie Oost-

Vlaanderen heeft wel een aantal gebieden in en rond Gent en langs de E40 aangeduid om

windmolens te plaatsen.216 Maar deze locaties bevinden zich vooral rond de haven.217 Het

zuiden van Gent komt door zijn landschappelijke kwaliteiten hiervoor minder in aanmerking.218

Fotovoltaïsche cellen komen wel voor op de bedrijventerreinen in het zuiden van Gent. Zo is

het dak van het Flanders Expo gebouw op de site van The Loop volledig bedekt met

fotovoltaïsche cellen.

3.2.3 Sociale kwaliteit

Sociale kwaliteit is de derde kwaliteit die aanwezig moet zijn bij duurzame stadsranden.

Sociale kwaliteit moet zowel nu als in de toekomst aanwezig zijn. Met sociale kwaliteit wordt

sociale cohesie, en bereikbaarheid en veiligheid voor iedereen bedoeld. Sociale kwaliteit als

onderdeel van de vijf kwaliteiten van duurzame stadsranden is weergegeven in Figuur 35.

214 De Mol, 24-04-2013 en Kuijken, 19-04-2013 – mondelinge mededeling. 215 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 216 EnerGent (2013). De wind is van iedereen. Geraadpleegd op 21-06-2013 via http://www.energent.be. 217 B. Staes, Nieuwe windmolens in Gentse haven moeten stiller, (Nieuwsblad, 09-05-2013). 218 Kuijken, 19-04-2013 – mondelinge mededeling.

Page 112: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

96

Figuur 35: Duurzame ontwikkeling van stadsranden: sociale kwaliteit (De Bruijn, 2004)

• Sociale cohesie

Sociale cohesie kan bekomen worden door een mix van verschillende woningtypes binnen

een gebied. Het studiegebied in deze casestudy heeft over zijn volledige oppervlakte

verschillende woningtypes, maar deze woningtypes liggen vrijwel afgescheiden van elkaar.

Dichter bij de 19de eeuwse gordel bevinden zich voornamelijk gesloten en halfopen bebouwing,

en over de R4 heen starten de vrijstaande woningen. Hoe verder weg van de stedelijke kern,

hoe groter de tuinen worden. De omgeving rond het Universitair Ziekenhuis kent eveneens

sociale woningen en hoge appartementsgebouwen. Daar komen dan ook vaak sociale

problematieken voor, zoals armoede, werkloosheid en soms verkrotting.219 Deze stedelijke

buurt sluit qua typologie goed aan bij de stedelijke kern van Gent. Sint-Denijs-Westrem en

Sint-Martens-Latem daartegenover worden vooral gekenmerkt door losstaande woningen

waardoor hier een heel ander stadsrandgevoel wordt gecreëerd. Met de aanwezigheid van de

baanwinkels en dienstverlenende functies wordt hier een echt gevoel van stadsrand

verkregen. Hier bevindt men zich echter tussen stad en platteland. Zo bevinden er zich in het

zuiden van Gent ook energievriendelijke en betaalbare wooneenheden met respect voor mens

en milieu neergezet door het bouwbedrijf Bostoen. Zo heeft Bostoen appartementen gebouwd

in Merelbeke omgeven door het groen van het Liedermeerspark en op een boogscheut van

het UZ. Ook zal Bostoen in 2013 projecten starten in Zwijnaarde. Binnenkort start Bostoen ook

met twee cohousingprojecten in de zuidwestelijke groene stadsrand van Gent, namelijk in

Drongen en Baarle, net buiten het studiegebied. Bij deze cohousingprojecten kunnen

219 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling.

Page 113: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

97

toekomstige bewoners hun eigen buurt uitdenken, plannen en ook daadwerkelijk verbouwen.

De projecten in Drongen en Baarle bieden plaats aan een dertigtal eengezinswoningen. Er

kan dus terug gesteld worden dat er wel sprake is van een mix van wonen op schaal van het

studiegebied, maar op wijkniveau is er weinig verweving van woonfuncties. Een mix van

verschillende woningtypologieën wordt immers als zeer duurzaam beschouwd.220 In de

zuidelijke stadsrand is deze mix wel aanwezig op niveau van het studiegebied, maar door

gebrek aan verwevenheid leidt dit tot onvoldoende sociale cohesie. De verwevenheid binnen

het studiegebied moet op dit vlak nog meer in de hand gewerkt worden. Sociale cohesie wordt

anderzijds wel gecreëerd door de baanwinkels, dienstverlenende functies, recreatie en

scholen die in het studiegebied aanwezig zijn.221 Deze functies brengen de inwoners van Gent

en de omwonenden rondom Gent dichter bij elkaar en verhogen de sociale kwaliteit in het

studiegebied.

Heel wat mensen blijven geloven in een verkaveling met elk hun eigen perceel en vrijheid.

Maar wil men de resterende ruimte zo efficiënt mogelijk gebruiken, dan moet er overgestapt

worden op nieuwe woonvormen. De nieuwe woonvormen komen voor in de vorm van

cohousing of gemeenschappelijk wonen. Dit staat ook beschreven in 2.2.1 Ruimtelijke druk.

Cohousing versterkt de sociale cohesie door zijn gemeenschappelijke leefruimten en

bevordert zo de sociale kwaliteit. Hiernaast wordt er bij cohousingprojecten ook gestreefd naar

openbaar domein en betaalbaarheid. Ook al worden ruimten gemeenschappelijk gedeeld, toch

vraagt cohousing veel ruimte. Daarom is de stadsrand ideaal om aan cohousing te doen.

Cohousing zullen de laatste gebieden in de periferie opvullen. Zo vindt het cohousingproject

in Drongen plaats op een restruimte langs de R4.222 Momenteel zijn er nog niet veel

cohousingprojecten in en rond Gent. Drongen is het dichtstbijzijnde project gelegen bij deze

casestudy. Cohousing zal hoogstwaarschijnlijk wel opgenomen worden in de nieuwe

ruimtelijke structuurvisie Gent 2030. Hierbij zal wellicht een verdeelsleutel uitgewerkt worden

waarbij een bepaald percentage gemeenschappelijke woningen moeten worden uitgewerkt.

Cohousing vraagt een mentaliteitswijziging, maar momenteel is hier wel veel vraag naar bij de

stadsdiensten.223

De wijkparken in het studiegebied moeten tien vierkante meter groen per inwoner op een

loopafstand van 400 meter aan het gebied bieden. Dit is één van de basisconcepten

beschreven in het Groenstructuurplan. Deze wijkparken zorgen voor meer bereikbaar

openbaar groen en brengen mensen bij elkaar. De wijkparken werken de sociale cohesie in

de hand. Het studiegebied beschikt hierbij over drie belangrijke wijkparken, namelijk het

220 Aerts, 30-04-2013 – mondelinge mededeling. 221 Vloebergh en Swyngedauw, 27-05-2013 – mondelinge mededeling. 222 Lacoere, 16-05-2013 – mondelinge mededeling. 223 Aerts, 30-04-2013 – mondelinge toelichting.

Page 114: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

98

Maaltebruggepark, Liedermeerspark en De Ghellinckpark. De regel van tien vierkante meter

groen is hier aanwezig, maar is nog niet zo goed verdeeld. Slechts 40% van de inwoners

beschikt hierover. Maar deze regel moet voornamelijk toegepast worden in de 19de eeuwse

gordel, aangezien de 20ste eeuwse gordel al over heel wat groene ruimte beschikt.224 De

wijkparken bieden een aantrekkelijk groenaanbod aan de buurt en hebben een positieve

invloed op de sociale kwaliteit van de buurt.

Stadslandbouw heeft zoals eerder aangehaald een positieve werking op de ruimtelijke kwaliteit

en milieukwaliteit, en zal ook positief werken op sociaal vlak. Stadslandbouw zorgt voor sociale

samenhang op verschillende niveaus: lokale economie en consumenten, landbouwers en

geïnteresseerde leken, buren in wijken, toekomstige werknemers en werkgevers, bestuurders

en burgers.225 Mensen worden met elkaar verbonden door stadslandbouw. Positief is dat de

stad terug in contact komt met landbouwers, en dat de twee gescheiden werelden van stad en

platteland met elkaar worden verbonden.226

• Bereikbaarheid en veiligheid

Sociale kwaliteit wordt ook bereikt door een goede verbinding van de stadsrand met de

binnenstad. Deze verbinding moet vooral gericht zijn op openbaar vervoer en fietsverkeer om

de binnenstad en de woonbuurt in de stadsrand te ontlasten van autoverkeer. Autoverkeer

zorgt namelijk voor heel wat files en onveilige situaties. De leefbaarheid van de woonbuurt in

de stadsrand komt hierdoor in de verdrukking te staan.227 Sociale kwaliteit gaat hiermee hand

in hand met de ruimtelijke kwaliteit en milieukwaliteit. Minder verkeer heeft immers een

positieve invloed op de ruimtelijke kwaliteit, vermindert de uitstoot van uitlaatgassen en

bevordert de leefbaarheid van de woonbuurt. Het verdichten van de stadsranden moet dus

voornamelijk gebeuren in de buurt van knooppunten van het openbaar vervoer. Door wonen

dichtbij haltes van openbaar vervoer te voorzien, zal het autobezit van gezinnen dalen. Ook

bedrijven vestigen zich dichtbij haltes van openbaar vervoer. Zo zetten zij werknemers en

bezoekers aan tot het nemen van het openbaar vervoer.228 Maar heel wat privébedrijven

verlaten ook het stadscentrum van Gent om zich te gaan vestigen in de buurt van op- en

afrittencomplexen van autostrades. Op deze manier richten zij zich voornamelijk op het

autoverkeer. Dit strookt niet met de plannen van de stad, maar is wel aan het gebeuren in de

zuidelijke stadsrand. Zo heeft de KBC-toren zich gevestigd aan het op- en afrittencomplex van

de E40 en is deze voornamelijk gericht op autoverkeer. Ook de Christelijke Mutualiteit gaat

224 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 225 M. Crivits, J. Naert, B. Vander Vennet, Strategie voor stadslandbouw in Gent, (Stad Gent, 2012), 7. 226 Charles, Custers en Verbeeren, 14-05-2013 – mondelinge mededeling. 227 Aerts, 30-04-2013 – mondelinge mededeling. 228 Aerts, 30-04-2013 – mondelinge mededeling.

Page 115: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

99

zich op deze manier verplaatsen naar de stadsrand.229 Het openbaar vervoer is in Sint-Denijs-

Westrem en Sint-Martens-Latem dus ondermaats uitgebouwd. Er rijden wel bussen, maar er

is nood aan een tramlijn langs de baanwinkels aan de Kortrijksesteenweg. Deze baanwinkels

trekken heel wat autoverkeer en heeft een negatief effect op de leefbaarheid van de

woonbuurt. Een vlottere verbinding met het openbaar vervoer zou de woonbuurt van meer

sociale kwaliteit voorzien.230 Zwijnaarde is daarentegen goed bereikbaar vanuit het centrum

met de tram. De tramlijn zal in de nabije toekomst ook daar verlengd worden tot aan de

bibliotheek van Zwijnaarde. Bewoners hebben hier lang tegen geprotesteerd aangezien zij

vinden dat dit het dorpse karakter van Zwijnaarde gaat aantasten.231 Over de R4 en E40

worden trambruggen voorzien. Deze trambruggen worden tevens voorzien van een fietszone

zodanig dat bewoners de harde grens van autosnelwegen op een veilige manier kunnen

overbruggen. Op deze manier is er meer sociale samenhang tussen beide stadsdelen en zijn

deze verbonden met elkaar.

Het zuiden van Gent kent ook twee goed uitgewerkte veilige fietsverbindingen. Een eerste

fietsverbinding loopt vanuit de binnenstad richting Zwijnaarde, en een tweede fietsverbinding

loopt van aan het Universitair Ziekenhuis naar het Parkbos. Deze groene en veilige

fietsverbindingen maken het de bewoners aantrekkelijk om de fiets te nemen om een

nabijgelegen bestemming te bereiken. De fietsverbindingen liggen daarbij ook langs grote

aantrekkingspolen, zoals bijvoorbeeld het Universitair Ziekenhuis. Met de fiets gaat het immers

veel sneller in en rond Gent dan met de auto. Met de auto staat men vaak in de file om een

korte afstand te overbruggen.232

Ook de park-and-ride zone aan The Loop heeft een positieve invloed op de sociale kwaliteit

van de stadsrand en ook het stadscentrum. De locatie van de parking is strategisch bepaald

nabij het op- en afrittencomplex van de E40 zonder de woonbuurten te moeten doorkruisen.

Zo worden woonbuurten niet belast met doorgaand verkeer naar de parking of doorgaand

verkeer naar de binnenstad.233

3.2.4 Economische kwaliteit

Stadsranden worden pas duurzaam beschouwd als er ook sprake is van economische

kwaliteit. Met economische kwaliteit wordt bedoeld dat economische functies goed ontsloten

229 Lacoere, 16-05-2013 – mondelinge mededeling. 230 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 231 BST, Groen licht voor doortrekken tram, (Nieuwsblad, 04-01-2013). 232 De Mol, 24-04-2013 – mondelinge mededeling. 233 De Mol, 24-04-2013 – mondelinge mededeling.

Page 116: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

100

moeten worden, en dat ondernemers voldoende kansen moeten krijgen.234 Economische

kwaliteit als onderdeel van de vijf kwaliteiten van duurzame stadsranden is weergegeven in

Figuur 36. Onder economische ontwikkelingen vallen bedrijventerreinen, kantoren,

handelszaken, maar ook landbouw.

Figuur 36: Duurzame ontwikkeling van stadsranden: economische kwaliteit (De Bruijn, 2004)

• Ligging en bereikbaarheid

De bedrijven in het zuiden van Gent vestigen zich voornamelijk op de geselecteerde

bedrijventerreinen en bedrijvensites gelegen in de stadsrand en bepaald in het RSG. Dit zijn

voornamelijk The Loop, technologiepark Ardoyen, bedrijventerrein Ottergemsesteenweg-zuid

en de bedrijventerreinen in Zwijnaarde. Deze zijn gevestigd langs grote autowegen en langs

tram en/of buslijnen. The Loop is verbonden met een tramverbinding, de overige

bedrijventerreinen en technologiepark zijn enkel bereikbaar met de bus. De kantoren liggen

vooral gevestigd op knooppunten met de R4, langs de E40 en E17, en ook langs de

steenwegen en langs de hoofdlijnen van het openbaar vervoer.235 Heel wat kantoren in de

stadsrand zijn hierdoor autogericht. In Sint-Denijs-Westrem liggen de kantoren langs de

tramlijn tot aan The Loop, verder langs de Kortrijksesteenweg zijn deze gelegen langs

buslijnen. De handelszaken zijn vooral geclusterd langs de steenwegen in het zuiden van

Gent. Hierbij zijn heel wat handelszaken bedoeld voor een heel stadsdeel, de hele stad of zelfs

de Gentse regio. Door hun ligging langs de steenwegen zijn zij goed bereikbaar met de wagen

234 Zie 2.1.2 Duurzame stadsranden. 235 Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Het ruimtelijk structuurplan Gent, Naar een kwaliteitsvolle en open stedelijke ruimte, (Stad Gent, 2010), 19.

Page 117: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

101

en de bus. Ze fungeren als economische dragers voor Gent en de randgemeenten. Door hun

belang op grotere schaal komt hun vlotte bereikbaarheid vaak in het gedrang tijdens de

spitsuren en komt daarmee de leefbaarheid van de omgevende woonbuurten onder druk te

staan.236 Langs deze Kortrijksesteenweg is er reeds een gemis aan een tramverbinding om de

baanwinkels met de stedelijke kern te verbinden en de verkeersdrukte langsheen deze

steenweg op te vangen. Een tramverbinding zou ook de leefbaarheid van de buurt

opwaarderen. De ligging van de bedrijventerreinen, kantoren en handelszaken zijn strategisch

gekozen langs belangrijke verbindingsbanen of lijnen van openbaar vervoer zodanig dat deze

goed bereikbaar zijn voor werknemers en bezoekers. Naast een goede bereikbaarheid met de

wagen, is de bereikbaarheid met het openbaar vervoer zeker een must. Het openbaar vervoer

vangt de drukte van de wegen in grote mate op, en is tevens positief voor het milieu. Hiernaast

is ook de bereikbaarheid van de bedrijventerreinen voor transport van goederen van zeer groot

belang. Daarom wordt er ook gepleit om bedrijventerreinen met water en spoorlijnen goed

bereikbaar te maken, om het zwaar verkeer langs de autowegen te beperken.237

• Kansen voor ondernemers

In Gent is de vraag naar bedrijvengronden groot. Dit vormt voor Gent het voornaamste

knelpunt voor de economische ontwikkeling: het gebrek aan onmiddellijk bruikbare

bedrijventerreinen. Hierdoor worden er minder nieuwe bedrijven aangetrokken, en kunnen

minder bestaande bedrijven uitbreiden. Indien Gent economisch wilt blijven meespelen, moet

de stad nieuwe gronden creëren om plaats te bieden voor grootschalige productiebedrijven en

de distributiesector. Er moet een ijzeren voorraad aan gronden worden aangelegd.238 Zo’n

voorraad dient om plotse vragen in de economie op te vangen en op zo’n moment snel

bedrijfsruimte beschikbaar te kunnen maken.239 Op dit moment is men bezig met het

voorbereiden van de gronden van een nieuw bedrijventerrein Eiland Zwijnaarde. Het grootste

probleem bij het creëren van nieuwe gronden is de verweving in het stadsweefsel. Meestal

liggen bedrijventerreinen gevestigd in de buurt of naast woongebied, en is het moeilijk een

vergunning te krijgen.240

Ook steeds meer kantoorgebouwen verlaten de binnenstad en gaan zich vestigen in de

stadsrand. Hierdoor komen heel wat kantoorgebouwen in de binnenstad leeg te staan. Deze

geraken moeilijk verkocht en krijgen veelal een nieuwe functie. Zo heeft KBC de binnenstad

236 Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Het ruimtelijk structuurplan Gent, Naar een kwaliteitsvolle en open stedelijke ruimte, (Stad Gent, 2010), 15 en 35. 237 Aerts, 30-04-2013 – mondelinge mededeling. 238 Een ijzeren voorraad is een reservevoorraad aan gronden die een economische bestemming hebben, en al dan niet klaar zijn om uit te geven. 239 Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Het ruimtelijk structuurplan Gent, Naar een kwaliteitsvolle en open stedelijke ruimte, (Stad Gent, 2010), 32. 240 Vanhauwaert, 13-05-2013 – mondelinge mededeling.

Page 118: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

102

verlaten en zich gevestigd op een restruimte tussen het op- en afrittencomplex van de E40 en

de spoorlijn. Het nieuwe KBC-gebouw of KBC-Arteveldetoren is hiermee het hoogste gebouw

van Gent. Het probleem van deze locatie is dat het voornamelijk gericht is op autoverkeer en

dat het openbaar vervoer niet echt volgt.241 Deze trend zet zich door. Tegen het voorjaar 2014

zal vlakbij de E40 en N60 in Zwijnaarde een nieuw torengebouw komen waar onder meer de

televisieafdeling Philips en iMinds plaats zullen vinden. Deze nieuwe vestiging zal deel

uitmaken van een technologiesite, waar ook andere labo’s en centra voor ICT en

materialenstudie actief zullen zijn. In dat technologiepark zijn al een reeks

biotechnologiebedrijven gevestigd, naast centra die materialenonderzoek doen. De

Universiteit Gent bouwt er zelf ook een nieuw torengebouw voor haar ICT-groepen en

datacentra. De opzet is dat in de zuidelijke stadsrand van Gent een concentratie van

hoogtechnologische bedrijven ontstaan. Zij vinden hun plek op The Loop, het technologiepark

Ardoyen en binnenkort ook op bedrijventerrein Eiland Zwijnaarde. Door de sluiting van de R4

zullen ze met elkaar verbonden worden.242 Deze groep van technologische bedrijven zullen

hierbij ook voornamelijk autogericht zijn. In andere landen wordt de stadsontwikkeling anders

aangepakt. Zo wordt bijvoorbeeld in Duitsland eerst het openbaar vervoer aangepakt, en dan

pas de stedelijke ontwikkelingen.243 Dit is een meer duurzamer stadsmodel en zou een

voorbeeld kunnen zijn voor Gent.

• Landbouw

Ook landbouw behoort tot de economische ontwikkelingen van de zuidelijke stadsrand. De

landbouwgronden in het zuiden van Gent maken deel uit van de groenpool Parkbos. De

landbouw heeft vanuit economisch oogpunt veeleer een aanvullende functie. Op ruimtelijk vlak

speelt landbouw ook een belangrijke rol voor het beschermen van de resterende open

ruimte.244 Het landbouwgebied sluit dan ook aan bij het ruimer landbouwgebied van de

buitengebiedregio’s Vlaamse Ardennen en Schelde-Dender.245

De stadsranden rondom Gent krijgen vooral te maken met het probleem van verpaarding en

vertuining. Met verpaarding wordt bedoeld dat weilanden worden opgekocht om paarden op

te zetten, en met vertuining wordt tuinuitbreiding bedoeld.246 Deze activiteiten zijn meer privaat

van karakter dan de typische open ruimte functies. De eigendomsstructuur versnippert

241 Lacoere, 16-05-2013 – mondelinge mededeling. 242 Vanhauwaert, 13-05-2013 – mondelinge mededeling en K. Van Keymeulen, KBC-toren krijgt klein broertje in Zwijnaarde, (Nieuwsblad, 19-04-2013). 243 De Mol, 24-04-2013 – mondelinge mededeling. 244 Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Het ruimtelijk structuurplan Gent, Naar een kwaliteitsvolle en open stedelijke ruimte, (Stad Gent, 2010), 35. 245 Ruimtelijke Ordening (2013). Afbakening grootstedelijk gebied Gent. Geraadpleegd op 29-06-2013 via http://www2.vlaanderen.be. 246 Charles, Custers en Verbeeren, 14-05-2013 – mondelinge mededeling en Van Wesenbeeck en De Smet, 26-04-2013 – mondelinge mededeling.

Page 119: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

103

hierdoor en de verschillende inrichting van elke eigendom geeft een meer gesloten en minder

samenhangend landschapsbeeld. Doordat de aanspraak op de open ruimte vanuit andere

actoren vergroot en het versnipperde landbouwareaal al minder rendabel is, komt de

landbouwsector in een zwakkere positie om gronden te houden of te verwerven. Hierdoor zet

de trend van privatisering zich in sneltempo door.247 Dit is heel nadelig voor de Gentse

landbouwers, aangezien de landbouwgronden aan een meerprijs worden verkocht aan

mensen die er paarden opzetten. De stijgende grondprijzen van de landbouwgrond vormen

voornamelijk een probleem voor Sint-Denijs-Westrem en De Pinte. De bewoners van Gent

menen dat dit ligt aan de ontwikkeling van de groenpolen, maar deze veronderstelling klopt

niet volgens de stadsdiensten van Gent.248 De oorzaak ligt bij de landbouwers die vertrekken

uit de stadsrand en hun gronden in pacht doorgeven aan privépersonen. Het is in feite een

probleem op gewestelijk niveau aangezien de regelgeving het elke keer toelaat. Tot op dit

moment heeft de overheid geen instrument om hier iets aan te doen.249

Stadslandbouw is ook belangrijk voor de economie in de stadsranden omdat het doet

ondernemen. Stadslandbouw gaat verder dan alleen volkstuinen. Het is een speerpunt dat

binnen de stadsdiensten moet uitgewerkt worden.250 Maar stadslandbouw is geen gemakkelijk

vraagstuk door de verstedelijkingsdruk, en het aanwezige Parkbos, landbouw en

hobbylandbouw in het zuiden van Gent. Het grootste probleem zit hem vooral in de overheid

die niet over de gronden beschikt, waardoor het sturen naar stadslandbouw moeilijk wordt.251

Stadslandbouw is belangrijk om de landbouwers en de stedelingen terug in contact te laten

komen met elkaar. Dit sociale aspect is ook een belangrijk item voor duurzame stadsranden.252

Momenteel is men nog bezig met het opmaken van plannen rond stadslandbouw, en moet de

stad hier haar rol nog in vinden.253 Een studie rond landbouw en stadslandbouw zal worden

opgemaakt naar aanleiding van de nieuwe structuurvisie Gent 2030.254

3.2.5 Proces

Tot slot is de vijfde kwaliteit het proces. Het proces omvat voornamelijk transparante

besluitvorming en leiderschap. Het proces ligt tussen de vier overige besproken kwaliteiten,

247 Omgeving, Strategisch project Kouter- en Leieland, uitwerken van een instrumentarium, (Stad Gent, 2012), 12-13. 248 Charles, Custers en Verbeeren, 14-05-2013 – mondelinge mededeling. 249 Charles, Custers en Verbeeren, 14-05-2013 – mondelinge mededeling en Vanhauwaert, 13-05-2013 – mondelinge mededeling. 250 Kuijken, 19-04-2013 – mondelinge mededeling. 251 Charles, Custers en Verbeeren, 14-05-2013 – mondelinge mededeling en Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 252 Charles, Custers en Verbeeren, 14-05-2013 – mondelinge mededeling. 253 Kuijken, 19-04-2013 – mondelinge mededeling. 254 Vanhauwaert, 13-05-2013 – mondelinge mededeling.

Page 120: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

104

namelijk ruimtelijke kwaliteit, milieukwaliteit, sociale kwaliteit en economische kwaliteit. Het

proces als kwaliteit tussen de vier overige kwaliteiten is weergegeven in Figuur 37.

Figuur 37: Duurzame ontwikkeling van stadsranden: proces (De Bruijn, 2004)

In het algemeen kan gesteld worden dat de Vlaamse Overheid zich bezig houdt met het

bestemmen van gronden, terwijl op gemeentelijk niveau de stadsdiensten zich bezig houden

met de inrichting en het beheer van die gronden.255 De duurzame ontwikkeling van de

stadsranden is dus een gemeentelijke bevoegdheid. Tijdens het proces van de duurzame

ontwikkeling van de stadsranden moet dus rekening worden gehouden met de vier

bovenstaande besproken kwaliteiten, en dit zal zich vertalen in het structuurplan. Hierbij zal

de aanpak van het structuurplanningsproces van bij het begin van het proces moeten worden

bepaald. De manier waarop het proces wordt uitgezet, zal immers mee het eindresultaat

bepalen. Zoals in 3.1.1 Ruimtelijke planning aangegeven, is men momenteel op de

stadsdiensten van Gent bezig met het opstellen van het structuurplanningsproces. Dit

structuurplanningsproces moet dan leiden tot een nieuw strategisch ruimtelijk kader voor 2030

of ook wel Plan Duurzame Stadsontwikkeling 2030 genoemd.256

• Transparante besluitvorming en leiderschap

De processtructuur van het bestaande RSG en de nieuwe ruimtelijke structuurvisie of Plan

Duurzame Stadsontwikkeling 2030 is op de hoofdlijnen sterk gelijklopend. Bij de nieuwe

ruimtelijke structuurvisie wordt er nu wel specifiek gefocust op de rol van de gemeentelijke

255 Leinfelder, 13-05-2013 – mondelinge mededeling. 256 Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Externe procesbegeleiding structuurplanningsproces Gent, (Stad Gent, 2013), 24.

Page 121: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

105

commissie ruimtelijke ordening (GECORO).257 De GECORO moet vanaf het beginstadium

betrokken worden. Reeds bij het formuleren van de doelstellingen en bij het vastleggen van

de te volgen stappen moet de GECORO inspraak krijgen.258 Anderzijds is ook het belang van

een goede dienst- en sectoroverschrijdende samenwerking specifiek voor de nieuwe

ruimtelijke structuurvisie.259 De rol van de GECORO en het belang van de goede dienst- en

sectoroverschrijdende samenwerking staan weergegeven in de processtructuur van Figuur 38,

respectievelijk in A en B tot D. Deze twee bijkomende elementen brengen het aspect

duurzaamheid meer tot uiting ten opzichte van het bestaande RSG. Ze sluiten eveneens aan

bij de ‘stadsbrede uitdaging’, vooropgesteld als inhoudelijk en methodologisch aandachtspunt

van de nieuwe structuurvisie.260 Met stadsbrede uitdaging wordt bedoeld dat het Plan

Duurzame Stadsontwikkeling 2030 moet interfereren met andere lange termijn visies die

binnen de stad worden uitgewerkt. Er moet steeds een link zijn met andere processen en

(interne en externe) beleidsplannen. Het is belangrijk dat die verschillende plannen in

overeenstemming zijn met elkaar, dezelfde prioriteiten stellen, en elkaar versterken om tot

haalbare en realiseerbare keuzes te komen.261 Daarom was de eerste stap bij de opstart van

het proces in 2012 de samenstelling van de Werkgroep Duurzame Stadsontwikkeling,

weergegeven in de processtructuur van Figuur 38 in E, zodanig dat de meeste betrokken

stadsdiensten van bij het prille begin van het proces betrokken zijn. Zij zullen niet enkel over

de inhoud meedenken, maar ook over het te volgen proces en de methodiek.262 Hierbij is de

Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning verantwoordelijk voor de coördinatie van de

werkgroep(en) die in het kader van de opmaak van het Plan Duurzame Stadsontwikkeling

2030 werkzaam zijn, alsook voor de terugkoppeling naar de stuurgroep, weergegeven in de

processtructuur van Figuur 38 in F. De overlegstructuur die tot op vandaag bestaat, is

gebaseerd op de opvolging en monitoring van het RSG. De bestaande werkgroep zit

regelmatig samen om de inhoudelijke aspecten en richting van het Plan Duurzame

Stadsontwikkeling 2030 uit te zetten.263

Met het Plan Duurzame Stadsontwikkeling 2030 streeft men naar een dynamisch en realistisch

plan. Het is geen blauwdruk voor de toekomst die alle onzekerheden in de toekomst zal

wegnemen. Daarom is een grondige analyse van de bestaande context noodzakelijk: zowel

257 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 258 Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Externe procesbegeleiding structuurplanningsproces Gent, (Stad Gent, 2013), 25. 259 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 260 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 261 Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Externe procesbegeleiding structuurplanningsproces Gent, (Stad Gent, 2013), 24. 262 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 263 Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Externe procesbegeleiding structuurplanningsproces Gent, (Stad Gent, 2013), 25.

Page 122: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

106

de factoren en condities waar men potentieel grip op heeft en kan sturen, als de factoren en

condities die men als ‘extern gegeven’ moet beschouwen. De visie moet inspirerend,

begrijpelijk, en concreet vertaald worden in beleidsdoelstellingen en acties. De visie is tevens

de ruimtelijke opstap in het transitieverhaal naar een Klimaatneutrale Stad in 2050. Hierbij is

het niet noodzakelijk dat alle acties op vandaag al precies gekend zijn en ‘gelokaliseerd’

moeten worden in de ruimte. Er moet soms een marge overblijven om verschillende scenario’s

te onderzoeken: alternatieve ruimtelijke oplossingen, en de gevolgen en de impact van een

keuze voor een bepaald scenario.264

Andere sectoren, overheden en sleutelactoren moeten ruimte krijgen om hun eigen belangen

in de nieuwe ruimtelijke structuurvisie in te schuiven. Dit vereist een volgehouden overleg

vanaf het beginstadium. Hierbij moeten de stadsdiensten een ruim draagvlak creëren en alle

belanghebbenden voldoende informeren over en actief betrekken bij het procesverloop en de

evolutie van de uitvoering, en dit vanaf de start van het proces. Daarbij moet veel belang

gehecht worden aan de betrokkenheid van de Gentenaars. De betrokkenheid moet in de

breedte worden uitgebouwd om zoveel mogelijk groepen in de samenleving te bereiken. Dit

kan het best door participatie van onderuit te stimuleren, en daarbij ook partners in de

samenleving te zoeken die mee willen werken aan het op papier zetten en realiseren van

nieuwe toekomstplannen. De betrokkenheid wordt verder onderbouwd door een open

communicatie vanuit het bestuur die ruimte laat aan alle Gentenaars om mee te denken over

de toekomstplannen, het beleid, de projecten en de uitvoering op het terrein. Er wordt geijverd

voor een coproductie waarbij een ruime waaier van doelgroepen wordt betrokken.265 De

inbreng van andere sectoren, overheden en sleutelactoren staat weergegeven in de

processtructuur van Figuur 38 in G.

264 Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Externe procesbegeleiding structuurplanningsproces Gent, (Stad Gent, 2013), 24. 265 Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Externe procesbegeleiding structuurplanningsproces Gent, (Stad Gent, 2013), 24-28.

Page 123: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

107

Figuur 38: Processtructuur Plan Duurzame Stadsontwikkeling 2030 (Externe procesbegeleiding structuurplanningsproces Gent, 2030)

Communicatie en participatie komt niet alleen voor bij de processtructuur van de nieuwe

ruimtelijke structuurvisie, maar ook op andere plaatsen in de ruimtelijke planning. Zo komt bij

de projecten van het Autonoom Gemeentelijk Stadsontwikkelingsbedrijf van Gent (AGSOB)

ook participatie voor, maar eerder op een lager niveau. Het AGSOB is vooral bezig met het

opvullen van de periferie met bedrijventerreinen, en stadsontwikkeling en stadsvernieuwing.

De participatie hierbij is meer gericht op het informeren van de betrokkenen. Het is slechts een

minimale vorm van inspraak over woon- en leefkwaliteit, waarbij de insteken geen vorm geven

aan het project. Bewoners en belanghebbenden krijgen onder andere infosessies in de buurt,

bijvoorbeeld over de impact van de ontwikkeling op het wegennet. Hierbij wordt voornamelijk

belang gehecht aan tijdig informeren. In de zuidelijke stadsrand van Gent zit het AGSOB in

The Loop (ontwikkeling van een stadsdeel) en het Eiland Zwijnaarde (bedrijventerrein). Het

AGSOB ontwikkelt zelf een plan, ofwel wordt een plan uitgegeven door de Stad Gent. De

grootste drempel voor de AGSOB is het creëren van grondpositie voor het uitvoeren van de

projecten.266

Een andere overheidsinstantie die in de processtructuur van de nieuwe structuurvisie een

zekere impact heeft, is het Agentschap Natuur en Bos (ANB). Zo staat het ANB in het Parkbos

in voor de bescherming en de ontwikkeling van de natuur, bossen en parken. Het is een

agentschap van de Vlaamse Overheid, en werkt samen met veel verschillende partners en

creëert zo een breder draagvlak voor de natuur. Het ANB werkt in het Parkbos in

samenwerkingsverband met de provincie Oost-Vlaanderen, Stad Gent, De Pinte, Sint-

Martens-Latem, Zwijnaarde en de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). De VLM heeft in het

266 Lacoere, 16-05-2013 – mondelinge mededeling.

C

A

B

D

E

F

G

Page 124: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

108

kader van het Parkbos, met betrekking tot het gevestigde landinrichtingsproject, een meer

bemiddelende en faciliterende rol.267 Het zijn het ANB, de provincie of de gemeenten die

financieren. De VLM heeft dus in het kader van het Parkbos een passieve rol, terwijl deze in

de groenpool van de Vinderhoutse bossen een actieve rol vervult. De stadsrand wordt wel

steeds meer opgenomen in het inrichtingsaspect van het ANB. Zo bevonden ruilverkavelingen

zich vroeger vooral op het platteland, terwijl dit nu steeds meer wordt toegepast in de

stadsrand.268

267 Landinrichting heeft tot doel de inrichting in de landelijke gebieden te realiseren, overeenkomstig de bestemmingen die toegekend zijn door de ruimtelijke ordening. Dit gebeurt via het aanboden van een overlegkader dat de samenspraak tussen verschillende sectoren en landinrichtingsinstanties formeel organiseert. Vanuit een dergelijk forum wordt gekeken hoe de inrichting van een gebied het best wordt aangepakt en hoe de verschillende inrichtingsbehoeften op elkaar worden afgestemd. (Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, 2013) 268 Leinfelder, 13-05-2013 – mondelinge mededeling.

Page 125: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

109

3.3 Aanbevelingen

Tot slot wordt er in dit hoofdstuk gereflecteerd naar en aanbevelingen gegeven voor de zes

aandachtspunten uit 2.3 Consequenties voor het ruimtelijk beleid, samengevat weergegeven

in onderstaande tabel. Deze aandachtspunten uit de literatuurstudie vormen kapstokken om

te onderzoeken op welke manier het ruimtelijk beleid betreffende duurzame stadsranden kan

ingevuld worden.

3.3.1 Geïntegreerd gebiedsgericht stadsrandenbeleid

Om van duurzame stadsranden te kunnen spreken moet rekening worden gehouden met

verschillende kwaliteiten, namelijk ruimtelijke kwaliteit, milieukwaliteit, sociale kwaliteit,

economische kwaliteit en het proces. Deze verschillende kwaliteiten kunnen elk afzonderlijk

worden opgevat, maar het is juist de samenhang van de kwaliteiten die van belang is. De

kwaliteiten moeten worden beschouwd als een element uit een groter geheel. Bij dit groter

geheel moet dan integratie centraal staan. Er moet dus een integratie van verschillende

kwaliteiten zijn om te kunnen spreken van integrale ruimtelijke planning van stadsranden. Deze

integratie kan pas gerealiseerd worden door verschillende functies met elkaar te verweven en

in elkaars nabijheid te brengen. Op deze manier worden ook de verschillende kwaliteiten met

elkaar geïntegreerd. Binnen de ruimtelijke planning is deze verwevenheid en nabijheid van

groot belang, maar de huidige trend gaat in de zuidelijke stadsrand van Gent meer naar een

scheiding van functies, bijvoorbeeld aan The Loop en de cluster van baanwinkels langs de

steenwegen.269

269 Vloebergh en Swyngedauw, 27-05-2013 – mondelinge mededeling.

Consequenties voor het ruimtelijk beleid: samenvatting

1. Geïntegreerd gebiedsgericht stadsrandenbeleid.

2. Nood aan de herontwikkeling van het ruimtelijk uitvoeringsplan: strategisch

ruimtelijk uitvoeringsplan.

3. Top-down en bottom-up benadering van de stadsranden door alle betrokkenen.

4. Samenwerking tussen relevante betrokkenen: netwerken.

5. Ruimtelijke visie op lange termijn die de gemeentegrenzen overschrijdt.

6. Inzetten van instrumenten door overheden om invulling te geven aan de duurzame

stadsranden.

Page 126: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

110

De verschillende kwaliteiten zijn hierbij ook sectoroverschrijdend. Zo zullen bijvoorbeeld

stadsparken niet alleen een meerwaarde bieden aan de ruimtelijke kwaliteit, maar heeft het

groen ook een positief effect op het milieu en het sociale aspect binnen de leefruimte.

Duurzaam ontwikkelen is dus sectoroverschrijdend werken. Daarom zal ook binnen de nieuwe

ruimtelijke structuurvisie of Plan Duurzame Stadsontwikkeling 2030 minder sectoraal gedacht

worden, en meer gewerkt worden vanuit een thematische benadering die de verschillende

sectoren overlapt.270 Thema’s die in de nieuwe ruimtelijke structuurvisie zullen worden

uitgewerkt zijn water, kindvriendelijkheid, lagen in tijd en ruimte, kennis en cultuur, en groene,

historische en nieuwe landschappen.271 Vermoedelijk zullen een aantal van die

sectoroverschrijdende thema’s sneuvelen of op een andere manier in de structuurvisie worden

geïntegreerd.272

De grootste tekortkoming om in de ruimtelijke planning over te stappen naar integrale

gebiedsgerichte planning is dat de mobiliteit een afgeleide is van functies. Zo zal bijvoorbeeld

het verdichten van de stadsrand meer verkeer met zich meebrengen, en zal er moeten worden

overgestapt op meer duurzame mobiliteit. Het opvangen van deze weerslag wordt bemoeilijkt

doordat de mobiliteitsplannen afzonderlijke staan van het RSG en de ruimtelijke

uitvoeringsplannen (RUP). Mobiliteit is in het RUP ook praktisch niet aanwezig. Het RUP geeft

op vlak van mobiliteit enkel aan hoeveel parkeerplaatsen er voorzien moeten worden. In feite

zou het RUP beter anders geconstrueerd worden in functie van de huidige en toekomstige

mobilisatie, maar binnen de tool van het RUP is dit niet evident. Dit zou het RUP flexibeler

maken wat ook niet de oorspronkelijke doelstelling is van een RUP.273 Er zou dus meer

integratie moeten komen tussen de mobiliteitsplannen en het RUP om de gecreëerde

mobiliteitsproblemen beter op te vangen. De stadsdiensten en de wetenschappers zijn zich

hier bewust van, maar momenteel zien zij nog niet in hoe dit in de toekomst het best kan

worden aangepakt zonder tekort te komen aan flexibiliteit.

De volledige stadsrand van Gent moet dus één grote geïntegreerde duurzame visie krijgen

met aandacht voor de vijf kwaliteiten. De visie moet betrekking hebben op het verbeteren van

mobiliteit, woondichtheid, openbaar groen, milieu, sociale aspecten waaronder

bevolkingsmenging en het vestigen van economische ontwikkelingen.274 Naast deze grote

geïntegreerde visie moet er ook gebiedsgericht op de stadsrand gewerkt worden om

voldoende aandacht te hebben voor de kwaliteiten, kansen en knelpunten van de stadsrand.

270 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 271 Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Structuurvisie Gent – workshop, (Stad Gent, 30-08-2012), 8-13. 272 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 273 Aerts, 30-04-2013 – mondelinge mededeling en De Mol, 24-04-2013 – mondelinge mededeling. 274 Aerts, 30-04-2013 – mondelinge mededeling.

Page 127: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

111

Doordat de stadsrand tussen het stedelijk en landelijk beleid valt, is het van belang dat

stadsranden gebiedsgericht aangepakt worden. De stadsrand van Gent kent immers een

mozaïek van verschillende bestemmingen, waardoor ook elk deel van de stadsrand een

andere aanpak zal vereisen.

3.3.2 Strategisch ruimtelijk uitvoeringsplan

De stadsrand van Gent kent een mozaïek van verschillende bestemmingen. De ruimte wordt

meervoudig gebruikt en krijgt door de mensen een meervoudige betekenis. Hierdoor is de

stadsrand een plaats waar veel ruimteclaims samenkomen. Elk deel van de stadsrand heeft

immers een verschil in dynamiek, milieu-impact en betekenis. Daarom lijkt functionele zonering

waarbij gebieden worden toegewezen aan landgebruik, bijvoorbeeld woon-, natuur-,

landbouw- of bosgebied, niet meer de ideale manier van werken te zijn. Er bestaan teveel

tussenvormen van wonen, groen en landbouw, waardoor deze voorschriften veel te streng

zijn. In een agrarisch gebied komen bijvoorbeeld veel verschillende activiteiten voor, zoals

akkerveeteelt, hobbylandbouw of hoeves ingericht als bed and breakfast. De overheid heeft

met het voorschrift gemengd openruimtegebied geprobeerd een flexibeler voorschrift op te

stellen voor dit gevarieerd ruimtegebruik in agrarisch gebied, maar dit voorschrift geeft geen

duidelijkheid over wat mogelijk is of wat niet. De stedenbouwkundige ambtenaar heeft hieraan

geen houvast bij het verlenen van een vergunning. Er is dus nood aan een herontdekking van

het ruimtelijk uitvoeringsplan naar een strategisch ruimtelijk uitvoeringsplan.275 Strategisch

wijst op een actievere, meer op realisatie gerichte en selectieve invulling van het

uitvoeringsplan, in plaats van op de passieve en alles in functioneel zonering vattende vorm

van vandaag.276 Hierbij gaat het strategisch ruimtelijk uitvoeringsplan nog altijd uit van

zonering, omdat ruimtelijke planning in ultimo gebiedsgericht is. Bij de zonering van het

strategisch ruimtelijk uitvoeringsplan staat niet langer de bestemming voor een of meerdere

functies of activiteiten centraal, maar meer de zonering in eenheden die zoveel mogelijk

verband houden met de beoogde maatschappelijke rol van de stadsrand. De naamgeving van

de zones tracht dan zoveel mogelijk uitdrukking te geven aan de meest relevante ruimtelijke

kenmerken van de eenheden, onder meer wat betreft dynamiek, kwetsbaarheid en betekenis.

De stedenbouwkundige voorschriften bij deze zones moeten dus de omgevingscondities

omschrijven waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, zonder de functies

of activiteiten bij naam te noemen. Inrichting en beheer gaan met andere woorden dus de

275 Leinfelder, 13-05-2013 – mondelinge mededeling. 276 H. Leinfelder, Dominante en alternatieve planningsdiscoursen ten aanzien van landbouw en open ruimte in een (Vlaamse) verstedelijkende context, Proefschrift Doctor in de Ingenieurswetenschappen, (Universiteit Gent, 2007), 17.

Page 128: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

112

eigenlijke bestemming van de ruimte overheersen. Het voorschrift gemengd

openruimtegebruik zorgt al wat voor meer flexibiliteit, maar het instrumentarium gaat nog altijd

teveel over het toewijzen van ruimte aan gebruikers. Dit zorgt zelfs voor de stadsranden voor

heel wat problemen doordat stadsranden plaatsen zijn waar ruimteclaims samenkomen. Zo

komt men tot ellenlange voorschriften van twee regels lang, wat ook niet de bedoeling kan zijn.

Op dit moment wordt ruimtegebruik in onze voorschriften nog teveel naar voor geschoven, en

werkt ons instrumentarium niet voor de stadsranden. Zo is het bijvoorbeeld beter om voor het

Parkbos een voorschrift weer te geven die de nadruk legt op de identiteit van de plek, namelijk

een ruimte waar mensen elkaar kunnen ontmoeten.277

Er is dus nood aan meer flexibiliteit in de voorschriften om tegemoet te komen aan het

meervoudig ruimtegebruik van de stadsranden. Het strategisch ruimtelijk uitvoeringsplan biedt

heel wat meer flexibiliteit dan het huidige ruimtelijk uitvoeringsplan, zowel flexibiliteit in tijd en

ruimte. Flexibiliteit in tijd omdat nieuwe ontwikkelingen in de tijd zich kunnen vestigen bij

dezelfde spelregels, en flexibiliteit in ruimte omdat de verhouding tussen verweven functies

kan variëren doorheen de tijd. Meer flexibiliteit brengt wel minder rechtszekerheid met zich

mee. Het is voor de burger moeilijk in te schatten of zijn vergunning zal verleend worden of

niet.278 Zowel het inhoudelijk traject, als het juridisch en administratief traject moeten immers

behouden blijven, anders komen er problemen. Dit is de rode draad doorheen de ruimtelijke

planning.279 Op dit moment is er zogezegd minder flexibiliteit en meer rechtszekerheid, maar

toch is men vandaag de dag ook niet zeker of een vergunning zal verleend worden. Het

voorschrift gemengd openruimtegebied biedt immers vandaag ook geen rechtszekerheid. Het

is zelfs voor de stedenbouwkundige ambtenaar moeilijk te achterhalen of hij een vergunning

kan of mag verlenen of niet.

Ook de nieuwe structuurvisie of Plan Duurzame Stadsontwikkeling 2030 moet flexibeler

worden opgesteld. Het huidige RSG leeft tussen een aantal strikt bepaalde regels, zoals

cijfermatige aantallen voor woningen per hectare. Indien de stad dit niet haalt, wordt die hier

telkens voor afgerekend. Daarom willen ze in de nieuwe structuurvisie flexibelere bepalingen

opleggen die bij elke legislatuur opnieuw worden vastgelegd.280

3.3.3 Top-down en bottom-up benadering

De stadsranden moeten kaderen binnen de visie van het ruimer ruimtelijk referentiekader van

het RSV. Doordat stadsranden noch stedelijk noch landelijk zijn, fluctueren deze tussen het

277 Leinfelder, 13-05-2013 – mondelinge mededeling. 278 Leinfelder, 13-05-2013 – mondelinge mededeling. 279 Aerts, 30-04-2013 – mondelinge mededeling. 280 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling.

Page 129: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

113

stedelijk en landelijk beleid. Een stadsrandenbeleid bestaat hier niet, waardoor de stadsranden

zullen fluctueren tussen het (stedelijk) gewestelijk RUP AGGG en de (landelijke) gewestelijke

RUP’s van AGNAS. Bij stadsranden is het daardoor van belang om gebiedsgericht te werk te

gaan. Daarnaast wordt de visie op de stadsranden meer in detail toegelicht in het gemeentelijk

RSG dat een mengeling is van het stedelijk en het landelijk beleid. Hierbij wordt de visie over

de groenpool Parkbos in het gewestelijk RUP groenpool Parkbos verder in detail toegelicht. In

dit gewestelijk RUP zijn ook de gemeenten Sint-Martens-Latem en De Pinte opgenomen.

Hiernaast bevinden er zich in het studiegebied van de casestudy nog tal van BPA’s en RUP’s,

namelijk voor het deelgebied Sint-Denijs-Westrem (BPA/RUP Handelsbeurs en BPA/RUP

Sint-Denijs-Westrem dorp) en voor het deelgebied Zwijnaarde (BPA Hutsepot I, BPA Hutsepot

II, BPA Hondelee, BPA Scheldeakker, BPA Tramstraat en BPA Kanaal Zwijnaarde). Voor het

stadsdeel van The Loop is een Masterplan The Loop opgesteld. Deze plannen op lager

schaalniveau moeten een inhoudelijke samenhang en afstemming hebben met in eerste

instantie het RSV, en voor Gent met het RSG, AGGG en AGNAS. De inhoudelijke doorwerking

wordt beschouwd als top-down, waarbij eerst de grote lijnen worden bepaald waarbinnen de

stadsrand moet ontwikkelen. Daarna wordt verder in detail ingegaan op het stadsranddeel.

Maar duurzame stadsranden kennen vooral een bottom-up benadering. De lagere overheden

hebben immers de grootste betrokkenheid bij duurzame stadsranden. Het is belangrijk om van

onderuit naar de stadsranden te kijken. De streekidentiteit en het fysiek milieu van de

omgeving spelen namelijk een grote rol in het duurzaam ontwerpen van stadsranden. In het

zuiden van Gent is voornamelijk het Parkbos met zijn vele kasteeldreven en duurzame

landbouwgronden bepalend voor het gebied. Deze identiteit moet voor de komende generaties

behouden blijven, maar tegelijkertijd moet het gebied ook niet op slot en moet er ruimte zijn

voor duurzame ontwikkeling. De streekidentiteit biedt namelijk een gemeenschappelijk

referentiekader en een gezamenlijk doel, en verenigt ook daarmee mensen uit de streek.281

De visie op de stadsranden moet dus vertrekken vanuit de kenmerken van het gebied, namelijk

kwetsbaarheid, dynamiek en betekenis. Dit is tevens ook het vertrekpunt bij het strategisch

ruimtelijk uitvoeringsplan. Er is dus een van onderuit geïntegreerd, gedifferentieerd en

gebiedsgericht stadsrandenbeleid nodig om naar de meest duurzame vorm van een stadsrand

te streven. Hierbij is ook de inbreng en mening van verschillende betrokken actoren van

belang. Zij kennen namelijk het gebied op een andere manier en voelen sneller aan wat de

kansen en bedreigingen zijn voor dat deel van de ruimte. Communicatie en participatie staan

dus ook hoog aangeschreven bij duurzame stadsranden.

281 Expertisenetwerk regiowaarde (2013). Streekidentiteit. Geraadpleegd op 06-07-2013 via http://www.regiowaarde.nl.

Page 130: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

114

Er kan dus geconcludeerd worden dat de ruimtelijke en maatschappelijke visie omtrent

duurzame stadsranden moet passen binnen het grotere geheel, maar dat het vooral de lagere

overheden zijn die de stadsranden duurzaam kunnen invullen.

3.3.4 Netwerken

Doordat de stadsranden zowel stedelijke als landelijke invloeden ondervindt, vormen de

stadsranden een echte uitdaging door de cultuurverschillen die soms ontstaan tussen meer

stedelijke partijen enerzijds en meer landelijke partijen anderzijds. Het is dus van belang om

zoveel mogelijk verschillende belangen en motieven met elkaar te combineren en dit vanuit

een breed en toekomstgericht kwaliteitsconcept. Duurzame stadsranden vereisen dus een

samenwerking tussen tal van partijen, zowel publiek als privaat. Zo kent de ontwikkeling van

The Loop een publiek private samenwerking (PPS) tussen verschillende partijen om zo de

ontwikkeling van het project een zo breed mogelijk draagvlak te geven en de kwaliteit en de

integraliteit te verzekeren.282 Ook wordt grondpositie creëren makkelijker met een PPS.

Grondpositie creëren is namelijk één van de grootste drempels bij het opzetten van projecten.

Alles staat of valt hierbij.283 Nochtans is er veel potentieel aan landbouwgronden doordat

ongeveer 70% van de Gentse boeren op pensioen zijn, maar zij houden de gronden binnen

de familie via erfenis. Er komt dus een grote druk op de jonge landbouwers.284 Zo heeft het

project van The Loop negen verschillende grondeigenaren.285

Er moeten dus netwerken gevormd worden om gezamenlijk plannen te maken en uit te voeren.

Binnen deze netwerken zijn overheden slechts één van de partijen, en zijn zij voor het

formuleren van beleidsdoeleinden en/of het bereiken daarvan afhankelijk van anderen. Hierbij

zijn de overheden op Vlaams niveau voornamelijk bezig met het bestemmen van gronden,

terwijl de lagere gemeentelijke overheden zich vooral bezig houden met inrichting en

beheer.286 Hierbij heeft de stad Gent een algemeen beheersovereenkomst gesloten met het

AGSOB om uitvoering te geven aan het stedelijk beleid inzake projectontwikkeling en

patrimoniumbeheer. Het AGSOB voert een actief grond- en pandenbeleid binnen de

beleidsdomeinen van het wonen, economische ontwikkeling en stedelijk groen, en houdt zich

voornamelijk bezig met het opvullen van de periferie. Er wordt wel niet centraal nagedacht

over de stadsrand. Om haar missie te kunnen uitvoeren werkt het AGSOB samen met

stadsdiensten, OCMW, sociale huisvestingsmaatschappijen, private ontwikkelaars en

282 The Loop (2013). Gent groeit. Geraadpleegd op 07-07-2013 via http://www.theloop.be. 283 Lacoere, 16-05-2013 – mondelinge mededeling. 284 Charles, Custers en Verbeeren, 14-05-2013 – mondelinge mededeling. 285 The Loop (2013). Gent groeit. Geraadpleegd op 07-07-2013 via http://www.theloop.be. 286 Leinfelder, 13-05-2013 – mondelinge mededeling.

Page 131: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

115

investeerders. Andere relevante betrokkenen die een belangrijke insteek kunnen hebben bij

de beleidsdoelstellingen in de stadsrand van Gent zijn landbouwers en andere ondernemers,

bewoners en burgers, natuurorganisaties, waterschappen, en projectontwikkelaars en

woningcorporaties. Zo bevindt zich in het zuiden van Gent het bouwbedrijf Bostoen, zoals

besproken in 3.2.3 Sociale kwaliteit. Bostoen heeft met een aantal partners een uniek

samenwerking opgezet. Met Bond Beter Leefmilieu (BBL) hebben zij onder andere een

samenwerking uitgebouwd rond Wij willen van duurzaam bouwen de standaard maken.287 Een

andere relevante betrokkene in het Parkbos is de VLM. Door samen te werken met de

stadsdiensten vergroten zij de omgevingskwaliteit van het Parkbos. In het

landinrichtingsproject van het Parkbos Gent werken zij aan de recreatieve ontwikkeling van

paden.288 Dit wordt uitgevoerd en/of meegefinancierd door de provincie Oost-Vlaanderen, het

stadsbestuur Gent en het gemeentebestuur van De Pinte. De VLM heeft hier een

bemiddelende en faciliterende rol, en treedt dus slechts passief op binnen het project. Bij het

landinrichtingsproject groenpool Vinderhoutsebossen heeft de VLM meer een actieve rol,

zoals besproken in 3.2.5 Proces. 289

3.3.5 Over de gemeentegrenzen heen

Het stedelijk gebied van Gent kent de voorbije jaren een expansie. De stadsrand is beginnen

opschuiven en de voormalige periferie ligt al lang niet meer aan de rand van de stad. Zo komt

de stadsrand van Gent vaak buiten het grondgebied van Gent te liggen. Bij stadsranden komt

men dus automatisch over de administratieve grenzen van Gent heen.290 De ruimtelijke

planning van de stadsranden vergt dus een ruimtelijke visie op een schaal die de

gemeentegrenzen overschrijdt. Steden zijn geneigd plannen te maken binnen hun

gemeentegrenzen en zoeken voor eventuele uitbreiding hun eigen grenzen op. Zo kunnen er

vaak locaties gevonden worden over de gemeentegrenzen heen die geschikt lijken voor

nieuwe ontwikkeling. Dit zegt iets over de noodzakelijkheid om gemeenteoverschrijdend te

kijken naar stadsranden. Beleidsmakers moeten dus oog hebben voor de kwaliteit van de

287 Bostoen (10-05-2013). Gentse Cohousingprojecten. Geraadpleegd op 07-07-2013 via http://www.bostoen.be. 288 Landinrichting is van toepassing op de landelijke gebieden, de recreatiegebieden, de woongebieden met een landelijk karakter en de ontginningsgebieden zoals bepaald volgens het gewestplan en op vergelijkbare bestemmingsgebieden aangewezen op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen. Dit betekent concreet dat landinrichting is opgezet als een instrument voor de inrichting van open ruimte. Landinrichtingsprojecten willen gebieden zodanig inrichten dat alle facetten die in het gebied aanwezig zijn (milieu, natuur, landbouw, recreatie, cultuurhistorie, …) zich volwaardig kunnen ontwikkelen. (Vlaamse Landmaatschappij, 2010) 289 Leinfelder, 13-05-2013 – mondelinge mededeling. 290 Kuijken, 19-04-2013, Lacoere, 16-05-2013, Verledens, 05-05-2013 en Vloebergh en Swyngedauw, 27-05-2013 – mondelinge mededeling.

Page 132: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

116

stadsrand, en meer dan ooit over de grenzen heen kijken. Het RSG gaat dan ook op sommige

plaatsen over de administratieve grenzen van Gent heen.291 Een belangrijke kanttekening

hierbij is dat de ruimere visie van stad Gent in de stadsranden op grondgebied van de

buurgemeenten vaak haaks ligt ten opzichte van de ruimtelijke visie van deelgemeenten. Zo

kunnen deelgemeenten vaak zorgen voor ontwikkelingen die niet stroken binnen de ruimere

beleidsvisie van Gent.292 Een samenwerking tussen gemeenten moet worden geïntensiveerd.

Dit loopt niet altijd even vlot, zeker naar uitvoering toe.293 De stad Gent kan dus veel verkrijgen

indien het eigenaar is van de gronden, anders wordt het moeilijk om bepaalde dingen tegen te

houden, bijvoorbeeld de problematiek van verpaarding in de stadsrand van Gent.294

De ruimtelijke planning van stadsranden vraagt dus maatwerk. Beleidsmakers moeten dus oog

hebben voor de kwaliteit van de stadsrand, en meer dan ooit over de grenzen heen kijken. De

ruimtelijke en economische ontwikkelingen verschillen namelijk regionaal. Sommige

ontwikkelingen groeien of krimpen, en in veel regio’s is er een grote onzekerheid over welke

richting het zal uitgaan. Er is dus zeker geen sprake van een one-size-fits-all beleid, maar

eerder van een geïntegreerde en gebiedsgerichte aanpak van stadsranden.

Het ruimtelijk beleid van een stad mag dus niet aan de gemeentegrenzen stoppen. Een

samenwerking van gemeenten is van belang en kan wederzijdse voordelen opleveren. Zo

hebben buurtbewoners lang geprotesteerd tegen de tramverlenging in Zwijnaarde, omdat zij

dachten dat dit het dorpse karakter van Zwijnaarde zou aantasten. Door communicatie naar

deze bewoners toe kregen zij inzicht in de voordelen van de tramverlenging en konden zij zich

in het project vinden.295 Er is dus in feite nood aan een bestuurlijke entiteit die over de

gemeentegrenzen heen gaat en nadenkt over bedrijvigheid en mobiliteit op regionaal

niveau.296 Een intercommunale zou voor Gent hiervoor een oplossing kunnen bieden.297 Het

is een intergemeentelijk samenwerkingsverband tussen verschillende gemeenten of steden

voor streekontwikkeling in een bepaalde regio. Vanuit een lokale sturing probeert men de

ontwikkeling van de regio actief te bevorderen via dienstverlening, projectontwikkeling en

belangenbehartiging.298

De gemeentelijke samenwerking kan ook bevorderd worden door het inzetten van een

gebiedscoördinator in de deel- en buurgemeenten rondom Gent. Een gebiedscoördinator is in

een bepaald gebied verantwoordelijk voor het verzamelen van informatie met betrekking tot

291 Charles, Custers en Verbeeren, 14-05-2013 – mondelinge mededeling. 292 Lacoere, 16-05-2013 – mondelinge mededeling. 293 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 294 Kuijken, 19-04-2013 – mondelinge mededeling. 295 Aerts, 30-04-2013 en Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 296 Lacoere, 16-05-2013 en Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 297 Lacoere, 16-05-2013 – mondelinge mededeling. 298 Interwaas (2013). Over Interwaas. Geraadpleegd op 08-07-2013 via http://www.interwaas.be.

Page 133: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

117

het gebied en het verzamelen van insteken en opinies van burgers in de buurt, om dan met

deze informatie in contact te treden met de stad Gent. Op deze manier leert de stad Gent de

belangen kennen van de periferie. Het is namelijk van belang een goede verstandhouding te

hebben met de periferie, want de deelgemeenten kennen vaak een groot aantal hoog

opgeleiden die de baan naar de rechtbank goed kennen. Momenteel bevinden de

gebiedscoördinators zich dichter bij de stedelijk kern van Gent in bijvoorbeeld de Brugse Poort,

Ledeberg en Muide-Meulestede, en komen deze nog niet echt voor in de stadsranden. Het

zou een goed hulpmiddel zijn om de belangen van de periferie aan de stad Gent kenbaar te

maken.299

3.3.6 Instrumentarium

De stadsrand van Gent heeft een mozaïek van verschillende bestemmingen. Bepaalde delen

van de stadsrand streven naar verdichting, terwijl andere delen bescherming vereisen. Het

instrumentarium zal dus verschillend zijn naargelang het type stadsrand. Eén generiek beleid

of instrumentarium is daarom in de stadsrand van Gent niet mogelijk. De instrumenten zijn

namelijk middelen om invulling te geven aan bepaalde doelstellingen om te komen tot

duurzame stadsranden.300 Instrumenten worden namelijk door overheden ingezet om aan het

ruimtelijk beleid uitvoering te geven. Hierbij zijn het RSG, de AGGG en de AGNAS drie

instrumenten die in en rondom Gent worden ingezet om aan het ruimtelijk beleid inzake

stadsranden uitvoering te geven.301 Deze ruimtelijke plannen omvatten voornamelijk

kwaliteitsbepalende aspecten die in regels worden gevat. Het biedt een robuust juridisch-

planologische basis in vergunningsprocedures, maar heeft tevens ook belangrijke

beperkingen. Een eerste belangrijke beperking is dat het een passief instrument is waarmee

niet ingegrepen kan worden op bestaande vergunde of vergund geachte toestanden.

Daarnaast duurt de planprocedure vrij lang, waardoor heel wat andere vraagstukken naar

boven komen. Tot slot moet het plannings- en vergunningenbeleid samengaan met een strikt

handhavingsbeleid.302 Er kan dus geconcludeerd worden dat het RUP enerzijds goed is om

dingen te beschermen, maar anderzijds verduurzaamt het enkel bestaande elementen. Er

moet dus overgestapt worden naar andere instrumenten.303 De uitdaging is het zoeken naar

instrumenten die meer invulling geven aan duurzame stadsranden. Traditioneel worden

299 Lacoere, 16-05-2013 – mondelinge mededeling. 300 Vloebergh en Swyngedauw, 27-05-2013 – mondelinge mededeling. 301 Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Het ruimtelijk structuurplan Gent, Naar een kwaliteitsvolle en open stedelijke ruimte, (Stad Gent, 2010), 62. 302 Omgeving, Strategisch project Kouter- en Leieland, uitwerken van een instrumentarium, (Stad Gent, 2012), 124. 303 Van Wesenbeeck en De Smet, 26-04-2013 – mondelinge mededeling.

Page 134: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

118

instrumenten door overheidshandelen ingedeeld in regels, financiële instrumenten en

communicatieve instrumenten, maar deze instrumenten zijn niet toereikend voor het werken

aan duurzame stadsranden.304 Zo bieden het plattelandsontwikkelingsfonds en het toekomstig

groenfonds als financiële instrumenten in Gent weinig invulling aan de duurzame

stadsranden.305 Het gaat dus niet enkel om de subsidies of heffingen om bedragen te

beïnvloeden, of om het afkondigen van de juiste regels, of het overtuigen van mensen, maar

wel om het werken vanuit een netwerksetting aan de inhoudelijke opgave van stadsranden.

Dat vraagt om andere instrumenten, namelijk horizontale instrumenten in plaats van

traditionele instrumenten die uitgaan van een hiërarchische positie van de overheid. Duurzame

stadsranden vragen dus enerzijds om het creëren van synergie tussen verschillende

kwaliteiten, en anderzijds vragen ze om netwerkbouw. Het SURF-project van het Europese

Interreg IV B onderscheidt twee types instrumenten die overheden moeten inzetten, namelijk

instrumenten om synergie te creëren en instrumenten voor netwerkbouw.306 Hiernaast kunnen

de instrumenten ook ingedeeld worden naar instrumenten ontwikkeld op gemeentelijk niveau

of instrumenten ontwikkeld vanuit de Vlaamse overheid. Afhankelijk van de doelstelling wordt

er gekozen voor een bepaald instrument.307 Doordat de Vlaamse overheid slechts over weinig

gronden beschikt, zal het ook maar over weinig instrumenten beschikken. Het enige instrument

dat de overheid bijna heeft is het beschermen van het landschap. De Vlaamse overheid zet

namelijk meer in op het verbieden en handhaven, dan het opzetten van concrete acties.308

Naast de ruimtelijke plannen als passief instrument, moet er dus overgestapt worden op

andere, meer actieve instrumenten die invulling geven aan de duurzame stadsranden. Tijdens

de gesprekken met de stadsdiensten van Gent zijn een aantal horizontale instrumenten aan

bod gekomen die een belangrijke invloed zouden kunnen uitoefenen op de ontwikkeling van

duurzame stadsranden. Deze horizontale instrumenten worden enerzijds ingedeeld naar

instrumenten voor het creëren van synergie tussen kwaliteiten, en anderzijds instrumenten

voor netwerkbouw. Zoals in 2.1.2 Duurzame stadsranden besproken, is het creëren van

synergie tussen verschillende kwaliteiten een zoektocht naar meer creatieve en onverwachte

oplossingen, dan louter het zoeken naar een evenwicht. Er wordt gezocht naar synergie tussen

de verschillende dimensies van duurzaamheid, waarbij de planners en ontwikkelaars onder

andere synergie moeten zoeken tussen de verschillende gebieden. Met de instrumenten voor

netwerkbouw zoeken de planners en ontwikkelaars eveneens naar synergie tussen de

304 Zie 2.3 Consequenties voor het ruimtelijk beleid. 305 Aerts, 30-04-2013 en Charles, Custers en Verbeeren, 14-05-2013 – mondelinge mededeling. 306 Zie 2.3 Consequenties voor het ruimtelijk beleid. 307 Leinfelder, 13-05-2013 – mondelinge mededeling. 308 Van Wesenbeeck en De Smet, 26-04-2013 – mondelinge mededeling.

Page 135: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

119

verschillende stakeholders. In wat volgt worden enkele belangrijke instrumenten voor de

stadsrand, aan bod gekomen in de gesprekken met de stadsdiensten, toegelicht.

• Instrumenten voor het creëren van synergie tussen kwaliteiten

Een instrument die instaat om de synergie tussen de verschillende dimensies van

duurzaamheid te verkrijgen is de duurzaamheidsmeter Gent. De duurzaamheidsmeter is een

gemeentelijk instrument dat meestal door het AGSOB wordt toegepast op economische sites

en stadsprojecten in de stadsrand.309 De duurzaamheidsmeter biedt de garantie dat

duurzaamheid op een integrale wijze wordt benaderd door te streven naar een geheel van

samenhangende uitgangspunten en maatregelen. Duurzaamheid wordt dus verkregen door

de verschillende kwaliteiten uit het SURF-project (ruimtelijke kwaliteit, milieukwaliteit, sociale

kwaliteit en economische kwaliteit) geïntegreerd na te streven. Thema’s die in de

duurzaamheidsmeter worden uitgedacht zijn inplanting, programma en inrichting, mobiliteit,

natuurlijk milieu, water, grondstoffen en producten, energie, gezondheid, leefbaarheid en

toegankelijkheid, socio-economische aspecten en innovatie.310 De duurzaamheidsmeter werkt

eerder sturend en stimulerend dan verplichtend, en het toont verschillende wegen om een doel

te bereiken.311 De duurzaamheidsmeter is in het zuiden van Gent toegepast op het

bedrijventerrein Eiland Zwijnaarde. Een belangrijke kanttekening is dat de

duurzaamheidsmeter enkel kan worden toegepast indien de overheid eigenaar is van het

terrein, wat in Vlaanderen het grootste probleem vormt.312

Instrumenten op Vlaams niveau die instaan voor synergie tussen verschillende gebieden, en

die leiden tot meer synergie tussen de kwaliteiten zijn ruilverkaveling, landinrichting,

planologische ruil, herverkaveling, planschade en planbaten.313 In het kader van het Parkbos

worden er vooral in het zuiden van Gent ruilverkavelingen toegepast.314 De ruilverkavelingen

herschikken de landbouwpercelen binnen een vooraf afgebakend gebied. Hiermee streeft men

naar aaneengesloten, regelmatige en gemakkelijk toegankelijke kavels die zo dicht mogelijk

bij het landbouwbedrijf liggen. Het bevordert namelijk de rendabele en duurzame

landbouwuitbating. Ruilverkavelingen worden toegepast in zowel het ruimtelijk

ordeningsbeleid, het milieu- en natuurbeleid en het plattelandsbeleid.315 Vroeger werd dit

309 Lacoere, 16-05-2013 – mondelinge mededeling. 310 Stad Gent, Duurzaamheidsmeter Gent. Leidraad en meetinstrumenten voor bestaande en nieuwe economische sites/stadsprojecten. (Milieudienst Stad Gent, 04-02-2011), 3. 311 Stad Gent (2013). Duurzaamheidsmeter voor stadsontwikkelingsprojecten. Geraadpleegd op 24-06-2013 via http://www.gent.be 312 Kuijken, 19-04-2013 – mondelinge mededeling. 313 Leinfelder, 13-05-2013 – mondelinge mededeling. 314 Vloebergh en Swyngedauw, 27-05-2013 – mondelinge mededeling. 315 Vlaamse Landmaatschappij (2013). Ruilverkaveling. Geraadpleegd op 22-05-2013 via http://www.vlm.be.

Page 136: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

120

regelmatig toegepast op het platteland, maar tegenwoordig steeds meer in de stadsranden.316

Deze instrumenten op Vlaams niveau kunnen ook gecombineerd worden toegepast om tot

synergie van verschillende kwaliteiten in de stadsrand te komen. Zo kan bijvoorbeeld

planologische ruil en herverkaveling gecombineerd worden om bijvoorbeeld een woongebied

in overstromingsgebied tegemoet te komen.317

Merendeel van de instrumenten zijn slechts gericht op één kwaliteit, en zullen in combinatie

met andere instrumenten leiden tot synergie van verschillende kwaliteiten. Een instrument

gericht op sociale kwaliteit is bijvoorbeeld de woningtypetoets Gent. De woningtypetoets Gent

is een nieuw instrument sinds januari 2013 en streeft naar een gemengde

bevolkingssamenstelling in de stad en zijn randen.318 De woningtypetoets moet een antwoord

bieden op de sociale tendensen aanwezig in Gent, en heeft volgende doelstellingen: (1) het

woningenbestand aan eengezinswoningen moet stabiel blijven, dan wel stijgen (2) over het

hele Gentse grondgebied wordt op eenzelfde manier beoordeeld of een meergezinswoning al

dan niet kan worden toegelaten op een bepaalde manier (3) de toets zal de speculatie in

grondprijzen tegengaan.319 De woningtypetoets biedt namelijk een kader waarbinnen duidelijk

gedefinieerd kan worden op welke plekken meergezinswoningen toegelaten worden, en op

welke plekken eengezinswoningen verplicht zijn. Op een objectieve manier wordt door studie

van de omgeving, de buren, het perceel, het mogelijke volume en de parkeermogelijkheden

nagegaan of een perceel de voorkeur geniet om ingevuld te worden met eengezinswoningen,

dan wel of er geen voorkeur is.320 De woningtypetoets is hiermee gebiedsgericht.321 Door het

stelselmatig toepassen en hanteren van deze toets bij alle aanvragen en voorbesprekingen,

wordt een eenduidige lijn getrokken over de volledige stad. Zo wordt er voor bouwheren,

ontwikkelaars en burgers een duidelijke argumentatie opgebouwd en zal de eis voor een

eengezinswoning, of het toelaten van een meergezinswoning dan ook overal op dezelfde

manier gemotiveerd worden.322

Hiernaast denkt men in Vlaanderen en ook binnen de stadsdiensten van Gent na over het

overnemen van instrumenten uit het buitenland om sneller en beter tot synergie van

verschillende kwaliteiten te komen. Zo denkt men in Vlaanderen na om het Amerikaans

systeem van verhandelbare ontwikkelingsrechten (VOR) als financierings- en

316 Vloebergh en Swyngedauw, 27-05-2013 – mondelinge mededeling. 317 Leinfelder, 13-05-2013 – mondelinge mededeling. 318 Van Wesenbeeck en De Smet, 26-04-2013 en Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 319 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 320 Stad Gent, Woningtypetoets. Beoordelingskader bij de bepaling van het woningtype op een perceel, (Stad Gent, 01-01-2013), 3. 321 Van Wesenbeeck en De Smet, 26-04-2013 – mondelinge mededeling. 322 Stad Gent. Woningtypetoets. Beoordelingskader bij de bepaling van het woningtype op een perceel, (Stad Gent, 01-01-2013), 3.

Page 137: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

121

marktstructurerend instrument over te nemen.323 Het systeem van de verhandelbare

ontwikkelingsrechten bestaat erin dat grondeigenaars in gebieden die ze niet mogen

ontwikkelen, financiële compensatie krijgen van grondeigenaars in gebieden die ze wel mogen

ontwikkelen. In de gebieden die ze niet verder mogen ontwikkelen (sending sites), kent de

overheid ontwikkelingsrechten toe aan eigenaars. De eigenaars in de gebieden die ze wel

mogen ontwikkelen (receiving sites), hebben de rechten nodig om te kunnen

bouwen/ontwikkelen. Op die manier ontstaat er een markt van vraag en aanbod van

ontwikkelingsrechten, waarbij het geld dat de eigenaar uit de sending site voor het

ontwikkelingsrecht ontvangt, een eenmalige vergoeding is voor de waardedaling van de

gebruiksbeperkingen van het eigendom. De overheid structureert hierdoor de marktwerking.

Om een markt voor VOR te genereren, moet de vraag naar ontwikkelingsrechten wel het

aanbod overtreffen (creatie van schaarste). Ook de aanwijzing van sending sites versus

receiving sites zijn noodzakelijke aspecten die van nabij moeten worden bekeken. Het

programma van verhandelbare ontwikkelingsrechten is in principe inpasbaar in het Vlaams

ruimtelijk ordeningsrecht, indien het programma expliciet aan het gebied wordt gerelateerd.

De verhandelbare ontwikkelingsrechten kunnen dus een positief effect hebben op het succes

van de geïntegreerde en gebiedsgerichte planning.324 Hiernaast wordt binnen de

stadsdiensten van Gent ook nagedacht over het plan-MER op niveau van de stadsregio, reeds

toegepast in Amsterdam.325 In het kader van het milieueffectenrapportage dienen

verschillende alternatieven ten opzichte van elkaar worden afgewogen. Dit staat vaak haaks

op keuzes voor bepaalde locaties die in een strategisch kader worden opgemaakt. Daarom wil

men werken met scenario’s die die mogelijke ontwikkelingen op een bepaalde locatie nog open

laten. Dit heeft als voordeel dat verschillende alternatieven voor ontwikkelingen op een locatie

tegenover elkaar kunnen worden afgewogen, en omgekeerd, dat voor eenzelfde soort

ontwikkeling verschillende potentiële locaties met elkaar kunnen worden vergeleken. Dit plan-

MER op stadsniveau wil men tegelijkertijd opmaken met de nieuwe structuurvisie of Plan

Duurzame Stadsontwikkeling 2030 om de milieu-effecten van de verschillende scenario’s in

beeld te brengen.326 Op dit moment wordt het plan-MER enkel toegepast bij het opstellen van

het ruimtelijk uitvoeringsplan, en wordt er enkel een afweging gedaan op locatie en niet op

stadsniveau. Dit nieuw plan-MER is nog niet verankerd in de Vlaamse wetgeving, en is tevens

ook nog nergens toegepast in Vlaanderen.327

323 Leinfelder, 13-05-2013 – mondelinge mededeling. 324 G. Allaert, Ruimte en Planning. Van planningstheorie tot Vlaamse planningspraktijk, (Gent, Academia Press, 2009), 271. 325 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 326 Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Externe procesbegeleiding structuurplanningsproces Gent, (Stad Gent, 2013), 25. 327 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling.

Page 138: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

122

• Instrumenten voor netwerkbouw

De stad Gent kent weinig of geen instrumenten voor netwerkbouw. Om de stadsranden

duurzaam in te vullen, is er nood aan (een) instrument(en) die synergie creëert/creëren tussen

verschillende stakeholders, namelijk tussen overheden, burgers en private ondernemers.

Momenteel wordt er niet centraal nagedacht over de stadsranden, waardoor het ontbrekende

instrument hier het bestuurlijk instrument is die centraal richtlijnen geeft over deze

stadsranden.328 Een oplossing hiervoor zou een intercommunale kunnen zijn.329 Een

intercommunale is een gemeentelijk samenwerkingsverband voor streekontwikkeling. Dit

overkoepelend orgaan is niet aanwezig in Gent, maar zou wel een oplossing kunnen bieden

als bestuurlijk instrument voor de stadsranden. De intercommunale zou ervoor kunnen zorgen

dat het beleid niet stopt aan de gemeentegrenzen.330

Tot slot kan er geconcludeerd worden dat er in Gent en in Vlaanderen op dit moment veel

aandacht uitgaat naar instrumenten voor het creëren van synergie tussen kwaliteiten, maar

belangrijker is in feite het werken vanuit een netwerksetting aan die inhoudelijke opgave van

kwaliteiten in de stadsranden. Momenteel bestaan hiervoor weinig of geen instrumenten, en is

er gemis aan een bestuurlijk orgaan die centraal nadenkt over deze stadsranden. Ook staan

de horizontale instrumenten allemaal los van elkaar, en is er nood aan meer integratie tussen

de verschillende losstaande instrumenten om naar een betere gebiedsgerichte werking te

streven.

328 Lacoere, 16-05-2013 – mondelinge mededeling. 329 Lacoere, 16-05-2013 en Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling. 330 Verledens, 08-05-2013 – mondelinge mededeling.

Page 139: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

4 CONCLUSIE EN IMPLEMENTATIE

Page 140: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

4. CONCLUSIE EN IMPLEMENTATIE

2. RUIMTELIJKE VERKENNING

VAN DE STADSRANDEN

Definiëring, afbakening en functionaliteiten

Waarom de stedelijke rand aanpakken?

Consequenties voor het ruimtelijk beleid

Theoretische basis:

Literatuuronderzoek

3. CASESTUDY GENT

stap 1:

screening Gentse stadsrand

Theoretische basis:

RSG, AGGG, AGNOS

Terreinonderzoek

Interviews

AL

GE

ME

EN

EN

VL

AA

ND

ER

EN

ST

AD

SR

AN

D G

EN

T

ALGEMEEN

stap 2:

doorkijk naar de duurzame

stadsrand

Theoretische basis:

stap 1

2. Ruimtelijke verkenning

van de stadsranden

Interviews

Terreinonderzoek

ZU

IDE

LIJ

KE

ST

AD

SR

AN

D

stap 3:

aanbevelingen

Theoretische basis:

stap 1 en stap 2

2.3 Consequenties voor

het ruimtelijk beleid ZU

IDE

LIJ

KE

ST

AD

SR

AN

D

1. INLEIDING

Probleemstelling

Methodologie

selectie van het studiegebied

Page 141: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

125

De stadsrandzones worden zowel beïnvloed door het stedelijk als het landelijk beleid. Het zijn

zones die onderbelicht zijn in beleid, planning en ontwerp, en indien het huidige beleid wordt

voortgezet, zal de verstedelijkingsdruk in de stadsranden onverminderd groot blijven. De

ambitie van deze masterthesis is het onderzoeken hoe het ruimtelijk beleid inzake stadsranden

duurzaam en planologisch ingevuld kan worden. Hierin staat de wederzijdse invloed van stad

en platteland op de stadsrand centraal. De hoofdonderzoeksvraag van deze masterthesis luidt

dan ook als volgt:

Hoe kan de leemte in het ruimtelijk beleid inzake duurzame stadsranden opgevuld worden?

Deze masterthesis is onderverdeeld in twee onderzoeken. Het eerste onderzoek is een

literatuurstudie en het tweede onderzoek een casestudy. In het eerste deel wordt in eerste

instantie het begrip duurzame stadsranden gedefinieerd. De theoretische basis hiervoor is de

definitie vooropgesteld in het Sustainable Urban Fringe project (SURF). In deze definitie moet

de stadsrand voldoen aan vijf kwaliteiten: ruimtelijke kwaliteit, milieukwaliteit, sociale kwaliteit,

economische kwaliteit en proces. Nadien wordt een kader geschetst waarom er aandacht moet

zijn voor de stedelijke rand. Hierbij wordt door literatuurstudie de maatschappelijke uitdagingen

voor de stadsranden bepaald, en wordt tevens door literatuuronderzoek aangegeven welke

consequenties dit heeft voor het ruimtelijk beleid. De maatschappelijke uitdagingen

gerelateerd aan de stedelijke randen zijn: ruimtelijke druk, klimaat, biodiversiteit, mobiliteit en

economie. Deze maatschappelijke uitdagingen sluiten eveneens aan bij de maatschappelijke

uitdagingen vooropgesteld in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. De ruimtelijke

consequenties vormen dan de basis voor de aanbevelingen van de casestudy. Het

literatuuronderzoek heeft als onderzoeksvraag:

Waarom is het van belang aandacht te hebben voor stedelijke randen?

Als casestudy wordt de stadsrand van Gent beschouwd. Eerst en vooral wordt de volledige

stadsrand ruimtelijke geanalyseerd aan de hand van ruimtelijke plannen en terreinonderzoek.

Op basis van deze ruimtelijke analyse en gesprekken met stadsdiensten en andere relevante

betrokkenen, is een studiegebied geselecteerd. Dit studiegebied wordt getoetst op zijn

duurzaamheid aan de hand van de vijf kwaliteiten van het SURF. Deze toetsing gebeurt aan

de hand van ruimtelijke analyse en interviews met stadsdiensten en relevante betrokkenen.

Tot slot worden enkele aanbevelingen gegeven voor de duurzame stadsrand gerelateerd aan

de thema’s aan bod gekomen bij de consequenties voor het ruimtelijk beleid uit de

literatuurstudie. Deze thema’s geven aan hoe het ruimtelijk beleid van de stadsrand ingevuld

kan worden. Het onderzoek van de casestudy heeft als onderzoeksvraag:

In welke mate voelt de stad de problematiek van de stadsranden aan en op welke

manier streven zij naar duurzame ruimtelijke planning?

Page 142: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

126

Om een antwoord te bieden op deze onderzoeksvragen, wordt het literatuuronderzoek en de

casestudy samengevat in enkele conclusies.

4.1 Nieuwe ruimtelijke visie voor opvangen maatschappelijke uitdagingen

De stadsranden ondervinden ruimtelijke druk door maatschappelijke uitdagingen die op ons

afkomen, zoals stijgende bevolkingsgroei, veranderende weersomstandigheden of

toenemende mobiliteit. Het ruimtelijk beleid moet oplossingen aanreiken om deze ruimtelijke

impact op te vangen. Terwijl het ruimtelijk beleid zich de voorbije jaren vooral focuste op

ruimteboekhouding, moet er vanaf nu meer aandacht zijn voor de kwaliteit van de omgeving.

Ruimtelijke plannen zijn op dit moment veelal verouderd, waarbij nieuwe ruimtelijke

structuurvisies moeten worden uitgedacht om de nieuwe maatschappelijke uitdagingen te

behandelen.

4.2 Meervoudig ruimtegebruik in de stadsranden vereist een geïntegreerd en

gebiedsgericht stadsrandenbeleid

Oorspronkelijk werd duurzaamheid enkel bekeken vanuit het milieuaspect, maar duurzame

stadsranden omvatten een integratie van verschillende aspecten/kwaliteiten: ruimtelijke

kwaliteit, milieukwaliteit, sociale kwaliteit, economische kwaliteit en proces. De verschillende

kwaliteiten kunnen elk afzonderlijk worden opgezet, maar het is juist de samenhang van de

kwaliteiten die van belang is. De kwaliteiten moeten worden beschouwd als een element uit

een groter geheel. Bij dit groter geheel staat dan integratie centraal. Deze integratie of synergie

van kwaliteiten wordt op het terrein gerealiseerd door verschillende functies met elkaar te

verweven en in elkaars nabijheid te brengen. Momenteel wordt deze verwevenheid en

nabijheid in de stadsrand niet overal even goed toegepast. De huidige trend gaat in veel

gevallen naar een scheiding van functies, waardoor er minder sprake is van duurzame

stadsranden. Het vraagt de nodige inspanning vanuit de stadsdiensten en studiebureaus om

de bestaande toestand van de periferie naar een duurzame stadsrand om te buigen.

Het ruimtelijk beleid kent zijn grootste zwakte op vlak van mobiliteit. Keuzes in de ruimtelijke

planning hebben hun weerslag op de mobiliteit, bijvoorbeeld het verdichten van stadsranden

of het vestigen van een voetbalstadion zal meer verkeer aantrekken voor die buurt. Mobiliteit

is dus een afgeleide van functies. Hierbij komt ook dat de mobiliteitsplannen afzonderlijk staan

van de ruimtelijke uitvoeringsplannen, waardoor deze weerslag nog zo groot is. Er is slechts

een klein onderdeel mobiliteit over parkeren in de ruimtelijke uitvoeringsplannen aanwezig,

maar een volledige integratie zou de flexibiliteit van de ruimtelijke uitvoeringsplannen

Page 143: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

127

aantasten. Minder flexibiliteit brengt wel meer rechtszekerheid met zich mee. Het zoeken naar

integratie en een evenwicht tussen flexibiliteit en rechtszekerheid is materie waar de

stadsdiensten en onderzoekscentra zich dagelijks over neerbuigen. Dit laatste is dan ook de

rode draad doorheen de ruimtelijke planning: het inhoudelijk, juridisch en administratief traject

in evenwicht houden.

Ook moeten de stadsranden gebiedsgericht benaderd worden. Doordat de stadsranden een

meervoudig ruimtegebruik kennen en hierdoor heel wat ruimteclaims samenkomen, zal elk

gebied zijn eigen toekomstvisie en uitwerking nodig hebben.

4.3 Naar een nieuw ruimtelijk uitvoeringsplan?

Zoals hierboven aangegeven, blijken de huidige ruimtelijke uitvoeringsplannen niet het beste

instrument te zijn om naar volledige integratie in de ruimtelijke planning te streven. Ook is de

functionele zonering gericht op ruimtegebruik niet de geschikte methode om te streven naar

duurzame stadsranden. Stadsranden zijn namelijk locaties waar veel ruimteclaims

samenkomen, waardoor heel wat tussenvormen in bestemmingen ontstaan. Er bestaat

hiervoor reeds een poging tot flexibelere voorschriften, maar deze voorschriften worden dan

ellenlang en bieden weinig rechtszekerheid. Zo wordt het voor burgers en zelfs voor

stedenbouwkundigen niet meer duidelijk wanneer een vergunning mag verleend worden. Om

dit meervoudig ruimtegebruik actiever tegemoet te komen, moet er overgeschakeld worden

naar een strategisch ruimtelijk uitvoeringsplan. Bij dit strategisch ruimtelijk uitvoeringsplan is

de zonering meer gericht op de meest relevante ruimtelijke kenmerken, namelijk dynamiek,

kwetsbaarheid en betekenis. Door meer in te spelen op de ruimtelijke kenmerken van het

gebied, wordt er ook gestreefd naar meer duurzaamheid van het gebied. De huidige ruimtelijke

uitvoeringsplannen zijn te passief om de huidige ruimtelijke problematiek tegemoet te komen.

Er is nood aan een herontdekking van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

4.4 Gemis aan een centrale en bestuurlijke entiteit

Stadsranden schuiven door de urban sprawl steeds verder op naar het buitengebied. Hierbij

komen de stadsranden in veel gevallen over de administratieve grenzen van de stad te liggen.

De stad ziet hierbij over de grens vaak kwaliteiten die aantrekkelijk lijken voor nieuwe

ontwikkelingen, maar dit staat vaak haaks op de plannen van buurgemeenten. Zo stemmen

buurgemeenten vaak tegen tramlijnen naar het centrum van de stad, terwijl dit het afremmen

van het autoverkeer juist moet bevorderen. Om duurzame stadsranden te ontwikkelen, moeten

beleidsmakers ook oog hebben voor de kwaliteiten over de grenzen heen. Een samenwerking

Page 144: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

128

tussen gemeenten moet worden geïntensiveerd, maar zal niet altijd even vlot verlopen. Er is

dus nood aan een centrale en bestuurlijke entiteit die de samenwerking tussen gemeenten

bevorderd en die de problematiek rond stadsranden in zijn geheel bekijkt. Een

intergemeentelijk samenwerkingsverband voor ruimtelijke ordening en socio-economische

expansie lijkt hiervoor een oplossing. De samenwerking tussen gemeenten kan ook op

kleinere schaal worden bevorderd door het inzetten van gebiedscoördinatoren die de

contacten tussen stad en stadsrand onderhouden.

4.5 Nood aan nieuw instrumentarium

Instrumenten worden door de overheid ingezet om uitvoering te geven aan het ruimtelijk

beleid. Het instrumentarium is afgestemd op het type stadsrand. Eén generiek instrumentarium

voor de stadsrand is niet mogelijk. De ruimtelijke uitvoeringsplannen zijn te passief om als

uitvoeringsinstrument in te zetten, waardoor er overgestapt moet worden op meer actieve en

horizontale instrumenten die verder gaan dan de huidige traditionele instrumenten (regels,

financiële en communicatie instrumenten). Duurzame stadsranden vragen enerzijds

instrumenten om synergie te creëren tussen verschillende kwaliteiten, en anderzijds

instrumenten voor netwerkbouw. Het zijn voornamelijk deze laatste instrumenten die het minst

goed zijn uitgebouwd. Duurzame stadsranden vragen namelijk een samenwerking tussen

verschillende partijen. Doordat stadsranden zowel stedelijke als landelijke invloeden

ondervindt, is het van belang om zoveel mogelijk verschillende belangen en motieven met

elkaar te combineren. Deze verschillende belangen en motieven kunnen het best

gecombineerd worden binnen een publiek-privaat samenwerkingsverband (PPS). Hierbij

vormen de overheden slechts één van de partijen. Een PPS maakt het eenvoudiger om

grondpositie te creëren, wat één van de moeilijkste stappen is bij het ontwikkelen van

duurzame stadsranden. Hierbij biedt de samenwerking met private partijen zijn voordelen. De

overheden op zich worden op deze manier vaak afgeremd in wat ze willen bereiken. Ze

beschikken over weinig gronden, dus hebben ze logischerwijze ook maar weinig instrumenten

om in te zetten. Eveneens is er binnen het netwerk van verschillende partijen nood aan een

van onderuit gericht stadsrandenbeleid. Bij duurzame stadsranden moet er veel aandacht

gaan naar de kwaliteiten van het gebied voor inrichting en beheer. Het zijn dus vooral de lagere

overheden die een rol zullen spelen bij de ontwikkeling van duurzame stadsranden (bottom-

up). Niet alleen de betrokkenheid van lagere overheden is van belang, maar ook de inbreng

en opinie van verschillende andere betrokken actoren. In dit proces staat communicatie en

participatie hoog aangeschreven om de betrokkenheid van deze actoren te bevorderen.

Page 145: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

129

Nieuwe instrumenten kunnen ook oplossingen bieden om problemen in de stadsranden op

een efficiëntere manier aan te pakken. Zo heeft men in Vlaanderen interesse voor

buitenlandse instrumenten en denkt men erover na om enkele ervan op te nemen in de

Vlaamse regelgeving. Twee instrumenten komen hiervoor in aanmerking: het Amerikaanse

systeem van de verhandelbare ontwikkelingsrechten (VOR) en het plan-MER op stadsniveau.

Deze twee instrumenten kunnen de Vlaamse markt op een andere manier structureren en

eventueel financieren.

Tot slot kan er nog geconcludeerd worden dat de bestaande horizontale instrumenten te

weinig geïntegreerd zijn, waardoor deze uitvoeringsinstrumenten nog te weinig hun nut

bewijzen. Er moet in de nabije toekomst meer synergie zijn tussen de instrumenten die men

ontwikkeld om naar een duurzaam stadsmodel te streven.

4.6 Algemene conclusie

Algemeen kan gesteld worden dat stadsranden op dit moment onder invloed staan van het

stedelijk en landelijk beleid, en daardoor vaak vergeten worden. Indien men de urban sprawl

wil tegenhouden, zal er meer aandacht moeten komen voor deze stadsranden in het beleid.

Onderzoek zal noodzakelijk zijn. De ruimtelijke planning staat voor volgende belangrijke taken:

• De visie in de huidige ruimtelijke plannen strookt niet meer met de nieuwe

maatschappelijke uitdagingen. Er moeten nieuwe ruimtelijke structuurvisies opgesteld

worden.

• Beslissingen in de ruimtelijke planning worden al te vaak afgewenteld op de mobiliteit.

Dit kan gedeeltelijk verholpen worden door de ruimtelijke plannen en de

mobiliteitsplannen te integreren met elkaar. Dit is reeds een hoofdbrekend thema

binnen stads- en onderzoeksdiensten, maar biedt op dit moment nog geen

oplossingen.

• De bestaande ruimtelijke uitvoeringsplannen zijn te passief om in te grijpen in de

problematiek van de duurzame stadsranden. Er zou meer onderzoek moeten komen

naar het strategischer maken van dit ruimtelijk uitvoeringsplan.

• Stadsranden lopen al te vaak over de administratieve grenzen waardoor

belangenconflicten ontstaan. Een intergemeentelijk samenwerkingsverband kan hier

een oplossing aan geven. Sommige gemeenten/steden bevinden zich reeds in zo’n

verband, andere steden hebben hier duidelijk nood aan.

• Er is een gemis aan nieuwe horizontale instrumenten die streven naar meer integratie

en samenhang.

Page 146: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

5 BIBLIOGRAFIE

Page 147: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

131

STUDIES, ARTIKELS EN WEBSITES

Afdeling Ruimtelijke Planning (2003). Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen – samenvatting.

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Allaert, G. (2009). Ruimte en Planning. Van planningstheorie tot Vlaamse planningspraktijk.

Academia Press. Gent.

Allaert, G. & Cabus, P. (26-03-2013). Verstenend Vlaanderen kan geen ruimte blijven

aansnijden. De Tijd.

Autonoom Gemeentelijk Stadsontwikkelingsbedrijf Gent (2013). Eiland Zwijnaarde.

Geraadpleegd op 02-06-2013 via http://www.agsob.be.

Atelier Overijssel (2010). Overijssel is een contrast tussen stad en land in Overijssel; samen

vormgeven aan stadsrandzones. Atelier Overijssel.

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (2013). Vlaamse Regering legt nieuwe ruimtelijke visie voor.

Geraadpleegd op 14-06-2013 via http://www.ruimtelijkeordening.be.

Belgisch voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie (19-09-2010). Move it. De

stedelijke mobiliteitsdagen van het Europees Economisch en Sociaal Comité. Geraadpleegd

op 07-05-2013 via http://www.eutrio.be.

Beys, N., Bastin, S., Van Cutsem, S. & Wayens, B. (2003). De handel in de grote Belgische

Steden en hun stadsrand. ULB.

Borret K, Dams F., Goethals O., Selhorst G., Van De Wiele T. Van Gassen B. … & De Groot

P. (2007). Studie hoofdsteenwegen Gent. Stad Gent.

Bostoen (10-05-2013). Gentse Cohousingprojecten. Geraadpleegd op 07-07-2013 via

http://www.bostoen.be.

Buck Consultants International (2011). De Gentse creatieve economie. Strategisch actieplan.

Stad Gent – Departement Werk en Economie.

Breugelmans, M. (2013). Gent klimaatrobuust. Presentatie open MINA-raad.

BST (04-01-2013). Groen licht voor doortrekken tram. Nieuwsblad.

Claeys, M. (09-08-2012). Stilstand in de stadsrand. De Tijd.

Claringbould, M. (2011). Stadsranden: van ‘stedelijke dominantie’ naar ‘vraag en aanbod’.

Stadswerk magazine.

Page 148: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

132

Crivits, M., Naert, J. & Vander Vennet, B. (2012). Strategie voor stadslandbouw in Gent. Stad

Gent.

Debusschere, B. (15-04-2013). Verkeer is grotere vervuiler dan industrie. De Morgen.

De Bruijn, T., Haccoû, H. & De Vries, B. (2012). Duurzame ontwikkeling, tussen stad en land.

Saxion Kenniscentrum Leefomgeving. Deventer.

Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (2013). Landinrichting. Geraadpleegd op 29-07-

2013 via http://www.lne.be.

De Rynck, F. (1999). Opvolging en aanknopingspunten voor het beleid. Die Keure.

Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning (2013). Externe procesbegeleiding

structuurplanningsproces Gent. Stad Gent.

Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning (2010). Het ruimtelijk structuurplan Gent. Naar

een kwaliteitsvolle en open stedelijke ruimte. Stad Gent.

Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning (30-08-2012). Structuurvisie Gent – workshop.

Stad Gent.

Dienst Wonen (2010). 21 inspirerende (ver)bouwmodellen. Wonen op kleine oppervlakte. Stad

Gent.

EnerGent (2013). De wind is van iedereen. Geraadpleegd op 21-06-2013 via

http://www.energent.be.

Environmental Protection Agency (2003). Cooling Summertime Temperatures. Strategies to

Reduce Urban Heat Islands. United States.

Expertisenetwerk regiowaarde (2013). Streekidentiteit. Geraadpleegd op 06-07-2013 via

http://www.regiowaarde.nl.

Gedeputeerde staten van Overijssel (2002). Brief uitvoeringsprogramma’s stadsrandzones.

Provincie Overijssel.

Gent in Cijfers. Bevolking. Totaal aantal inwoners. Geraadpleegd op 17-05-2013 via

http://gent.buurtmonitor.be.

Grégoire, C. (02-04-2010). Stadslandbouw in België: behouden van biodiversiteit in de stad?.

Geraadpleegd op 20-04-2013 via http://www.vmx.be.

Hamers, D., Nabielek, K., Piek N. & Sorel, N. (2009). Verstedelijking in de stadsrandzone. Een

verkenning van de ruimtelijke opgave. Planbureau voor de Leefomgeving.

Harmonisch Park- en Groenbeheer. Geraadpleegd op 7 april 2013 via http://natuurenbos.be.

Page 149: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

133

Interreg IV B North Sea Region project Future Cities (2009). Future Cities. Analyse van het

hitte-eilandeffect op Arnhem. Eureka.

Interreg IV B North Sea Region project Sustainable Urban Fringes (2012). Connecting Urban

and Rural. Final report of the Sustainable Urban Fringes (SURF) Project. European Regional

Development Fond.

Interreg IV B North Sea Region project Sustainable Urban Fringes (2012). Toolkit. Sustainable

Urban Fringes. European Regional Development Fond.

Interwaas (2013). Over Interwaas. Geraadpleegd op 08-07-2013 via http://www.interwaas.be.

Jonckheere, L., Kums, R., Maelstaf, H. & Maes, T. (2010). Samenhuizen in België: waar staan

we, waar gaan we. Samenhuizen vzw i.s.m. Artesis Hogeschool Antwerpen & Habitat et

Participation.

Leinfelder, H. (2007). Dominante en alternatieve planningsdiscoursen ten aanzien van

landbouw en open ruimte in een (Vlaamse) verstedelijkende context. Proefschrift Doctor in de

Ingenieurswetenschappen. Universiteit Gent.

Leinfelder, H. (2012). Klimaatverandering en het ruimtelijk beleid. Congres CcASPAR 17

december 2012.

Lier, G. & De Bruijn, T. (2009). Economische effecten stadsrandgebied. Een onderzoek naar

de economische en werkgelegenheidseffecten van investeringen in het stadsrandgebied,

alsmede de mogelijkheden hoe deze effecten te realiseren. Eindrapportage. Saxion

Kenniscentrum Leefomgeving.

Logic-Immo (2013). Immobilien. Geraadpleegd op 25-06-2013 via http://www.logic-immo.be.

Jonckheere, L., Kums, R., Maelstaf H. & Maes, T. (2010). Samenhuizen in België: waar staan

we, waar gaan we. Samenhuizen vzw i.s.m. Artesis Hogeschool Antwerpen & Habitat et

Participation, asbl.

Maenhout T., De Voldere I., Onkelinx, J. & Sleeuwaegen, L. (2006). Creatieve industrie in

Vlaanderen. Flanders District Creativity.

Meyermans, L. (21-02-2013). Batibouw dossier. Onze toekomst ligt in de stad. Commerciële

bijlage van Het Laatste Nieuw en DMorgen.

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (2005). Afbakening grootstedelijk gebied Gent.

Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Toelichtingsnota. Brussel.

Mobiel Vlaanderen (2005). Ideeënboek ‘Maatregelen duurzaam mobiliteit’. Merendree.

Page 150: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

134

Mobiliteit in Gent (2013). Ontbrekende fietsinfrastructuur in Gent. Geraadpleegd op 20-06-

2013 via http://www.mobiliteitgent.be.

Pelfrene E., (2009). De nieuwe ‘bevolkingsvooruitzichten 2007-2060’. Studiedienst van de

Vlaamse Regering.

Projectbureau Parkbos (2013). Parkbos. Geraadpleegd op 02-06-2013 via

http://www.parkbos.be.

R4 verbindt (2013). Een nieuwe rotonde aan het stadion van KAA Gent. Geraadpleegd op 01-

07-2013 via http://www.r4verbindt.be.

Redactie, (17-06-2013). Expert: ‘Stadion AA Gent staat op verkeerde plaats’. De Morgen.

Renard, P. (2013). Vlaanderen is één reconversiegebied. Tijdschrift Ruimte nr. 17.

Rombaut, E. (2012). Duurzame architectuur, ecologische stedenbouw en biodiversiteit: Naar

een klimaatbestendige ecopolis. Pleidooi voor lobbenstad.

Rombaut, E. (2009). Klimaatbestendige stedenbouw: over het stedelijk hitte-eiland effect en

de lobbenstad.

Rombaut, E. (2012). Kunnen stadstuinen een bijdragen leveren aan (streekeigen) biodiversiteit

in blauwgroene urbane netwerken?

Ruimtelijke Ordening (2013). Afbakening grootstedelijk gebied Gent. Geraadpleegd op 13-06-

2013 via http://www2.vlaanderen.be.

Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (2013). Planningsprocessen voor landbouw, natuur en

bos. Geraadpleegd op 05-06-2013 via http://www.rsv.vlaanderen.be.

Stad Gent (2013). Algemeen bouwreglement. Stad Gent.

Stad Gent (2011). Duurzaamheidsmeter Gent. Leidraad en meetinstrumenten voor bestaande

en nieuwe economische sites. Milieudienst Stad Gent.

Stad Gent, Duurzaamheidsmeter Gent. Leidraad en meetinstrumenten voor bestaande en

nieuwe stadsprojecten. Milieudienst Stad Gent.

Stad Gent Leefomgeving (2013). Gentbrugse meersen. Geraadpleegd op 01-06-2013 via

http://www.gent.be.

Stad Gent (01-01-2013). Woningtypetoets. Beoordelingskader bij de bepaling van het

woningtype op een perceel. Stad Gent.

Stadswerk magazine (2011). Staat van de stadsrand. Planbureau voor Leefomgeving.

Staes, B. (09-05-2013). Nieuwe windmolens in Gentse haven moeten stiller. Nieuwsblad.

Page 151: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

135

B. Staes (27-06-2013). Ghelamco Arena neemt woonwijk in als parking. Nieuwsblad.

Steunpunt Ruimte, (2012). Onderzoek WP2 Ruimtelijke veerkracht. Geraadpleegd op 18-04-

2013 via http://www.steunpuntruimte.be.

Strootman landschapsarchitecten bv & radar (2011). Stadsranden. Netwerkstad Twente.

Regio Twente.

Studiebureau Omgeving (2012). Groenstructuurplan Gent. Groendienst Stad Gent.

Studiebureau Omgeving (2012). Strategisch project Kouter- en Leieland. Uitwerken van een

instrumentarium. Stad Gent.

Tempels, B., Verbeek, T. & Pisman, A. (2012). Verstedelijking in de Vlaamse open ruimte. Een

vergelijkende studie naar vijf transformaties. Ruimte en wonen.

The Loop (2013). Gent groeit. Geraadpleegd op 07-07-2013 via http://www.theloop.be.

Thuis in de stad, (2012). Duurzame en creatieve steden. De stad als motor van de

samenleving. Agentschap voor Binnenlands Bestuur.

TOD (08-01-2010). Gent groeit tot bijna 243.000 inwoners. Nieuwsblad.

Van Acker, B., Pisman, A., Terryn, E., Van Doorslaer, S., Verbeek, T., Van Acker, D., . . . ,

Wauters, E. (2012). Slim Ruimtegebruik. Hergebruik en omkeerbaar ruimtegebruik. Tritel –

AMRP.

Vandekerckhove, B., Schuermans, N., De Decker P. & Kesbeke, W (2013). De woonmarkt is

regionaal. Tijdschrift Ruimte nr. 17.

Van den Berge, K. (2013). Verslag werkpakket 2.1. Oorzaken detecteren van het UHI in Gent.

Afdeling Mobiliteit en Ruimtelijke Planning. Universiteit Gent.

Van De Perre P. (07-04-2009). Antwerpen moet gaan voor een creatieve economie. Gazet

van Antwerpen.

Van Keymeulen, K. (19-04-2013). KBC-toren krijgt klein broertje in Zwijnaarde. Nieuwsblad.

Verheyden, W. (2012). Natuur in Leuven. Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud vzw

i.s.m. Natuurpunt Oost-Brabant.

Vlaamse Landmaatschappij. Ruilverkaveling. Geraadpleegd op 22-05-2013 via

http://www.vlm.be.

Vlaamse Landmaatschappij. Landinrichting. Geraadpleegd op 07-07-2013 via

http://www.vlm.be.

Page 152: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

136

Vlaanderen in actie. Doelstellingen in het Pact 2020. Geraadpleegd op 09-05-2013 via

http://www.vlaandereninactie.be.

Vlaamse Overheid (2009). Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos. Regio Waasland.

Operationeel uitvoeringsprogramma. Vlaamse Overheid.

Vlaamse Overheid (2008). Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos. Regio Waasland.

Gewenste ruimtelijke structuur en programma voor uitvoering. Vlaamse Overheid.

Vlaamse Overheid & Vlaanderen in actie pact 2020 (2012). Groenboek. Vlaanderen in 2050:

mensenmaat in een metropool? Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.

XTNT (25-11-2010). Klimaatcongres. Van klimaatbeleid naar duurzame mobiliteit. Arnhem.

INTERVIEWS

Aerts J. (Ruimtelijk Planner, Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Stad Gent).

Problematiek van de Gentse stadsrand en ruimtelijk beleid. E. De Wilde, 30-04-2013, Gent.

Charles J. (Groendienst, Stad Gent). Groen in de stadsrand en ruimtelijk beleid. E. De Wilde,

14-05-2013, Gent.

Custers S. (Groendienst, Stad Gent). Groen in de stadsrand en ruimtelijk beleid. E. De Wilde,

14-05-2013, Gent.

De Smet L. (Landschapsarchitect en Ruimtelijk Planner, Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke

Planning, Stad Gent). Problematiek van de Gentse stadsrand en ruimtelijk beleid. E. De Wilde,

26-04-2013, Gent.

De Mol J. (Senior onderzoeker, Instituut voor Duurzame Mobiliteit, Universiteit Gent). Mobiliteit

in de stadsrand en ruimtelijk beleid. E. De Wilde, 24-04-2013, Gent.

Kuijken E. (Milieudienst, Stad Gent). Milieu in de stadsrand en ruimtelijk beleid. E. De Wilde,

19-04-2013, telefonisch gesprek.

Leinfelder H. (Afdelingshoofd afdeling Ruimte Vlaanderen, Gebieden & Projecten, Vlaamse

Overheid). Problematiek van de stadsranden en ruimtelijk beleid. E. De Wilde, 13-05-2013,

Brussel.

Lacoere P. (Directeur Projecten, AG Stadsontwikkelingsbedrijf Gent). Projecten in de

stadsrand. E. De Wilde, 16-05-2013, Gent.

Page 153: Onderzoek naar duurzame stadsranden Evy De Wildelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/033/155/RUG01-002033155_2013_0001_AC.pdf · integrated and area-bounded spatial policy, strategic spatial

137

Swyngedauw P. (Landschapsarchitect en Ruimtelijk Planner, Studiebureau Omgeving).

Problematiek van de stadsranden. E. De Wilde, 27-05-2013, Antwerpen.

Vanhauwaert T. (Dienst Economie, Stad Gent). Economie in de stadsrand en ruimtelijk beleid.

E. De Wilde, 13-05-2013, telefonisch gesprek.

Van Wesenbeeck P. (Diensthoofd Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Stad Gent).

Problematiek van de Gentse stadsrand en ruimtelijk beleid. E. De Wilde, 26-04-2013, Gent.

Verbeeren S. (Groendienst, Stad Gent). Groen in de stadsrand en ruimtelijk beleid. E. De

Wilde, 14-05-2013, Gent.

Verledens S. (Ruimtelijk Planner, Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Stad Gent).

Structuurvisie 2030. E. De Wilde, 08-05-2013, Gent.

Vloebergh G. (Afgevaardigd bestuurder en Ruimtelijk Planner, Studiebureau Omgeving).

Problematiek van de stadsranden. E. De Wilde, 27-05-2013, Antwerpen.