Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

178
Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg bij gezinnen met jonge kinderen In opdracht van Kind en Gezin Promotoren Prof. dr. Michel Vandenbroeck Prof. dr. Maria Bouverne-De Bie Onderzoekers dr. Lieve Bradt Sarah Crampe Met medewerking van Prof. dr. Yves Rosseel en dr. Jan Lammertyn Vakgroep Data-analyse, UGent VakgroepSocialeAgogiek

Transcript of Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

Page 1: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg bij gezinnen met jonge kinderen

In opdracht van Kind en Gezin

Promotoren Prof. dr. Michel Vandenbroeck Prof. dr. Maria Bouverne-De Bie

Onderzoekers dr. Lieve Bradt Sarah Crampe

Met medewerking van Prof. dr. Yves Rosseel en dr. Jan Lammertyn Vakgroep Data-analyse, UGent

VakgroepSocialeAgogiek

Page 2: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

1

Colofon

Het onderzoek naar de noden en preferenties inzake de preventieve zorg bij gezinnen met jonge kinderen werd uitgevoerd in opdracht van Kind en Gezin, conform het bestek 01/2008/AD.

Promotoren: Prof. Dr.Maria Bouverne De Bie en Prof. Dr.Michel Vandenbroeck

Onderzoekers: dr. Lieve Bradt en Sarah Crampe

Stuurgroep: Bea Buysse (voorzitter), Ellen Blancke, Wannes Blondeel, Rudi De Cock, Rita Eggermont en Linda Stijnen

De steekproeftrekking en data-analyse werden uitgevoerd in samenwerking met dr. Jan Lammertyn, en gesuperviseerd door Prof. Dr. Yves Rosseel, Vakgroep Data-analyse.

De dataverzameling werd uitgevoerd door TNS Dimarso.

© 2010 Vakgroep Sociale Agogiek en Kind en Gezin.

Uit dit rapport mag onbeperkt geciteerd worden, mits de correcte bronvermelding. Die is:

Vandenbroeck, M., Bradt, L.&Bouverne-De Bie, M. (2010). Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg bij gezinnen met jonge kinderen. Onderzoek in opdracht van Kind en Gezin. Gent-Brussel: Vakgroep Sociale Agogiek UGent – Kind en Gezin.

Page 3: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

2

Inhoud

Inleiding ................................................................................................................................................... 6

1. Methodologie ....................................................................................................................................... 8

1.1. Kwalitatief vooronderzoek ..................................................................................................... 8

1.2. Constructie van de vragenlijst ............................................................................................... 9

1.3. De steekproeftrekking ......................................................................................................... 11

1.4. Dataverzameling .................................................................................................................. 15

1.5. Respons en representativiteit .............................................................................................. 16

1.6 Constructie van de variabelen ............................................................................................. 20

2. Resultaten ...................................................................................................................................... 26

2.1. Gezin, woon- en werksituatie .............................................................................................. 26

2.2. Opvoedingscontext .............................................................................................................. 32

2.3. De perceptie van Kind en Gezin .......................................................................................... 35

2.4. Zorgen om het kind en de eigen situatie en steunbronnen ................................................. 37

2.5. Afspraken op het consultatiebureau .................................................................................... 41

2.6 Het gebruik van de dienstverlening ..................................................................................... 51

2.7 Belang van de diverse aspecten van de dienstverlening .................................................... 56

2.8 Verwachtingen t.a.v. de verpleegkundige van Kind en Gezin ............................................. 63

2.9 Verwachtingen t.a.v. de arts van Kind en Gezin ................................................................. 68

2.10 Verwachtingen t.a.v. de wachtzaal ...................................................................................... 73

2.11 Doorverwijzen ...................................................................................................................... 76

3. Bespreking ..................................................................................................................................... 78

3.1. Een basisvoorziening voor iedereen ................................................................................... 78

3.2. Basiskwaliteiten ................................................................................................................... 79

3.3. Kind en Gezin en andere steunbronnen ............................................................................. 86

3.4. Differentiatie is niet segregatie ............................................................................................ 86

4. Besluit en aanbevelingen ............................................................................................................... 88

Page 4: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

3

Bijlagen .................................................................................................................................................. 93

Bijlage 1: Bevindingen kwalitatief vooronderzoek ................................................................................. 94

Bijlage 2: Postale vragenlijst ................................................................................................................ 118

Bijlage 3: Face-to-face interview ......................................................................................................... 138

Bijlage 4: Telefonische vragenlijst ....................................................................................................... 162

Bijlage 5: Introductiebrief postale vragenlijst ....................................................................................... 170

Bijlage 6: Reminder postale vragenlijst ............................................................................................... 171

Bijlage 7: Introductiebrief face-to-face interviews ................................................................................ 172

Bijlage 8: Overzichtstabellen van de resultaten .................................................................................. 173

Page 5: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

4

Overzicht van de tabellen

Tabel 1: Thuistaal en taal dienstverlening van de populatie ................................................................. 13

Tabel 2: Vooropgesteld aantal face-to-face interviews (en steekproefgrootte) ..................................... 14

Tabel 3: Respons face-to-face interviews ............................................................................................. 16

Tabel 4: Celfrequenties kansarmoede en origine moeder in populatie ................................................. 19

Tabel 5: Celfrequenties kansarmoede en origine moeder in samengevoegde steekproef ................... 19

Tabel 6: Wegingcoëfficiënten ................................................................................................................ 19

Tabel 7: Overzicht van de steekproef .................................................................................................... 26

Tabel 8: Frequentietabel maandelijks beschikbaar gezinsinkomen en kansarmoede .......................... 29

Tabel 9: Frequentietabel kansarmoede en armoederisico .................................................................... 29

Tabel 10: Ervaringen m.b.t. het doorbrengen van tijd met het kind ...................................................... 33

Tabel 11: Contact met andere ouders ................................................................................................... 34

Tabel 12: De perceptie van ouders over Kind en Gezin ....................................................................... 35

Tabel 13: Zorgen om het kind en de eigen situatie ............................................................................... 37

Tabel 14: Centrumwaarden van zorgen ................................................................................................ 38

Tabel 15: Steunbronnen bij zorgen (in percentage) .............................................................................. 39

Tabel 16: Gebruik van de dienstverlening van Kind en Gezin .............................................................. 53

Tabel 17: Belang van de dienstverlening van Kind en Gezin ................................................................ 58

Tabel 18: Verwachtingen ten aanzien van de verpleegkundige van Kind en Gezin ............................. 63

Tabel 19: Verwachtingen ten aanzien van de arts van Kind en Gezin ................................................. 68

Tabel 20: Verwachtingen ten aanzien van de wachtzaal ...................................................................... 73

Tabel 21: Ervaringen m.b.t. doorverwijzing ........................................................................................... 77

Tabel 22: Overzicht resultaten gebruik dienstverlening ...................................................................... 173

Tabel 23: Overzicht resultaten belang dienstverlening ....................................................................... 174

Tabel 24: Overzicht resultaten verwachtingen t.a.v. de verpleegkundige van Kind en Gezin ............ 175

Tabel 25: Overzicht resultaten verwachtingen t.a.v. de arts van Kind en Gezin ................................. 176

Tabel 26: Overzicht resultaten verwachtingen t.a.v. de wachtzaal ..................................................... 177

Page 6: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

5

Overzicht van de figuren

Figuur 1: Verdeling maandelijks beschikbaar inkomen ......................................................................... 29

Figuur 2: Verdeling diploma respondent ............................................................................................... 30

Figuur 3: Verdeling diploma partner ...................................................................................................... 30

Figuur 4: Verdeling beroep respondent ................................................................................................. 31

Figuur 5: Verdeling beroep partner ....................................................................................................... 31

Figuur 6: Verdeling werksituatie respondent ......................................................................................... 31

Figuur 7: Verdeling werksituatie partner ................................................................................................ 32

Figuur 8: Tijd alleen met kind ................................................................................................................ 32

Figuur 9: Verdeling afstand tot (schoon)ouders .................................................................................... 34

Figuur 10: Aantal contacten met andere ouders ................................................................................... 35

Figuur 11: Ervaren praktische, emotionele en informatieve steun (somscores) ................................... 39

Figuur 12: Wie gaat meestal naar het consultatiebureau ...................................................................... 41

Figuur 13: Wijze van verplaatsing ......................................................................................................... 42

Figuur 14: Afstand ................................................................................................................................. 42

Figuur 15: Tijdstip afspraak ................................................................................................................... 43

Figuur 16: Geschiktheid uren ................................................................................................................ 43

Figuur 17: Afwezigheid op afspraak ...................................................................................................... 44

Figuur 18: Voorkeur tijdstip .................................................................................................................... 45

Figuur 19: Voorkeur afspraak ................................................................................................................ 46

Figuur 20: Voorkeur voor herinnering aan afspraak .............................................................................. 47

Figuur 21: Tevredenheid over tijd tussen kraamkliniek en huisbezoek................................................. 47

Figuur 22: Tevredenheid over aantal huisbezoeken ............................................................................. 48

Figuur 23: Aantal huisbezoeken ............................................................................................................ 48

Figuur 24: Tevredenheid over aantal consultaties ................................................................................ 49

Figuur 25: Voorkeur voor opvolging groeicurves, vaccinaties en ontwikkeling ..................................... 50

Page 7: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

6

Inleiding

Uitgangspunt van het onderzoek is de analyse van de preventieve zorg van Kind en Gezin als een basisvoorziening, gericht aan alle ouders met jonge kinderen.

De profilering van de preventieve zorg van Kind en Gezin als basisvoorziening houdt enerzijds in dat een basisaanbod inzake preventieve zorg gestandaardiseerd aangeboden wordt aan alle ouders. Anderzijds betekent dit dat een gedifferentieerde aanpak uitgewerkt wordt, gegeven de verschillen tussen ouders. In het onderzoek werd bijgevolg zowel gepeild naar de ervaring met dit basisaanbod, als naar de ervaring met de inzet van Kind en Gezin als een hulpbron waarop ouders beroep doen voor wat betreft de ontwikkeling van hun kinderen. Hierbij is ook de kwaliteit van deze hulpbron een belangrijk element van onderzoek.

De profilering van Kind en Gezin als basisvoorziening uit zich in een uitzonderlijk hoog bereik. Kind en Gezin is hiermee wellicht één van de weinige vormen van maatschappelijke dienstverlening waar ouders – overheen sociaal-economische, etnisch-culturele en andere grenzen – gebruik van maken en waar ouders van jonge kinderen steeds beroep op kunnen doen, zonder zich daarom voorafgaandelijk te moeten definiëren als ‘ouders met een probleem’. Deze principieel hoge toegankelijkheid houdt belangrijke aandachtspunten in voor de werking van de consultatiebureaus. Artsen, verpleegkundigen en vrijwilligers moeten omgaan met veranderende eisen. Dit onderzoek wil empirisch inzicht verwerven in hoe ouders de werking van de consultatiebureaus ervaren, en in hoe ze vragen voor ondersteuning kenbaar maken.

Volgende onderzoeksvragen worden gesteld:

- Welke zijn – in het algemeen – de verwachtingen van ouders ten aanzien van de preventieve zorg?

- Welke zijn de verwachtingen van ouders ten aanzien van de preventieve zorg, gedifferentieerd naar geslacht, eerste en volgende kinderen en naar SES?1

- Welke zijn de verwachtingen van ouders ten aanzien van de preventieve zorg, gedifferentieerd naargelang het gaat om allochtone of autochtone ouders, en naargelang het gaat om kansarme en niet-kansarme ouders?

- Met welke vragen richten ouders zich expliciet wel of niet tot het consultatiebureau van Kind en Gezin?

- Hoe verhoudt de preventieve zorg van Kind en Gezin zich tot andere vormen van (formele en informele) steun waar ouders gebruik van maken?

- Op welke gronden ervaren ouders de dienstverlening als al dan niet beantwoordend aan hun noden en preferenties en welke verschillen zijn er hierbij vast te stellen naar ouderkenmerken en/of gezinskenmerken?

Het onderzoek werd uitgevoerd aan de hand van een vragenlijst, die per post verzonden werd aan een representatieve steekproef van ouders. Om een voldoende respons van allochtone en kansarme ouders te verzekeren werden de data van deze vragenlijst aangevuld met face-to-face interviews met

1 In overleg met de stuurgroep is besloten dat de differentiatie naar woonplaats, vermeld in de offerte, niet relevant was en dat de differentiatie naar leeftijd beter vervangen werd door een differentiatie naar eerste versus volgende kinderen.

Page 8: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

7

allochtone en kansarme ouders, op basis van dezelfde vragenlijst. Hiervoor werden twee afzonderlijke steekproeven getrokken. De vragenlijst kwam tot stand op basis van een uitgebreid vooronderzoek. De rapportering over dit vooronderzoek en de vragenlijst worden als bijlage in dit eindrapport opgenomen (zie bijlage 1 en 2). De verzameling en verwerking van de data uit de vragenlijsten en interviews worden in het eerste deel van dit rapport beschreven. In een tweede deel worden de resultaten weergegeven. In een derde deel volgt een algemene bespreking van de resultaten. Het rapport wordt afgerond met enkele besluiten en aanbevelingen.

Page 9: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

8

1. Methodologie

1.1. Kwalitatief vooronderzoek

De dienstverlening inzake preventieve zorg die Kind en Gezin aanbiedt is wereldwijd vrij uniek, zowel inzake bereik als inzake de brede waaier aan dienstverlening. Voor een onderzoek naar de noden en preferenties van de ouders van jonge kinderen konden we dan ook niet terugvallen op bestaande vragenlijsten. Het opstellen van een vragenlijst is hierdoor des te meer een precaire aangelegenheid. In een grootschalig kwantitatief onderzoek bepaalt de inhoud en vorm van de vragenlijst immers in grote mate welke antwoorden gegenereerd worden.

Daarom besloten we een kwalitatief vooronderzoek te houden dat als doel had een vragenlijst op te stellen die nauw aansluit bij de ervaringen van zowel de gezinnen als de dienstverleners. We namen hiervoor 37 semi-gestructureerde interviews af aan de hand van de ‘Critical Incident Technique’2 in 4 geselecteerde regio’s: Oostende, Gent, Aarschot en Oostmalle. Het ging om

- 11 ouders - 5 leden van organiserende besturen - 3 regioteamverantwoordelijken - 4 artsen - 5 verpleegkundigen - 2 gezinsondersteuners - 3 groepswerkers - 4 vrijwilligers

De uitgeschreven interviews zijn onderworpen aan een eerste thematische analyse op basis waarvan een registratieschema is opgesteld. De codering gebeurde door twee onderzoekers, die onafhankelijk van elkaar de gegevens uit de interviews ordenden aan de hand van het registratieschema. De interpretatie en duiding van de gegevens gebeurde in overleg tussen onderzoekers en promotoren.

Het registratieschema

Een kwaliteitsvol aanbod wordt geconcretiseerd aan de hand van de criteria: begrijpbaarheid, betaalbaarheid, bereikbaarheid, bruikbaarheid en beschikbaarheid.Deze criteria werden voor de maatschappelijke dienstverlening ontwikkeld3 naar analogiemet de minimumvoorwaarden voor de verstrekking van rechtshulp, geformuleerd door Hubeau en Parmentier4. Daarom hebben we de transcripties van de interviews uit het kwalitatief vooronderzoek ook aan de hand van deze criteria

2 Flanagan, J. C. (1954). The critical incident technique. Psychological Bulletin, 51(4); Gremler, D.D. (2004). The critical incident technique in service research. Journal of Service Research, 7(1), 65-89.

3Bouverne-De Bie, M. (2005). Het OCMW en het recht op maatschappelijke dienstverlening, in J. Vranken, K. De Boyser& D. Dierckx (red.). Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2005 (pp. 203-216). Leuven: Acco.

4Hubeau, B. & Parmentier, S. (1991). Rechtshulp, in Interdepartementele Commissie Armoedebestrijding (red.). Aanbevelingen voor het armoedebestrijdingsbeleid 1990-1991. Derde Verslag (pp. 57-91). Brussel: Inbel.

Page 10: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

9

geordend. In de bespreking van de resultaten van het kwantitatieve onderzoek komen we hier op terug en integreren we ter illustratie een aantal fragmenten uit de interviews. Hierna geven we de belangrijkste conclusies uit het vooronderzoek met betrekking tot de constructie van de vragenlijst.

1.2. Constructie van de vragenlijst

Het vooronderzoek leverde ons heel wat boeiende data over de betekenisverlening van de verschillende betrokkenen. Doorheen het verhaal van de respondenten konden een aantal thema’s vastgesteld worden die een rode draad vormden om de interviews te begrijpen en belangrijk waren bij het opstellen van de vragenlijst.

Elke ouder is anders

Een eerste aspect is dat elke ouder anders is en dus ook de dienstverlening van Kind en Gezin anders ervaart. Hierbij kan de vraag gesteld worden of er in deze diversiteit patronen terug te vinden zijn, waaraan de verwachtingen die ouders ten aanzien van Kind en Gezin hebben, kunnen worden gerelateerd. In de interviews geven de respondenten bijvoorbeeld aan dat de verwachtingen en vragen die ouders hebben ten aanzien van Kind en Gezin verschillend kunnen zijn volgens het aantal kinderen dat men heeft (verschil eerste kind en tweede of derde kind), het al dan niet aanwezig zijn van gezondheids- en ontwikkelingsproblemen of de context (regio, sociaal netwerk, sociaal-economische status) waarin ouders leven. De vraag naar dergelijke patronen is bijgevolg een belangrijk aspect om mee te nemen in het kwantitatieve luik.

Ook wat betreft de behoefte aan sociaal contact stelt zich de vraag of patronen kunnen worden teruggevonden in de relatie tussen de grootte van het sociaal netwerk van ouders en de mate waarin ouders sociaal contact al dan niet als belangrijk ervaren.

Toch lijken in al deze diversiteit enkele gemeenschappelijkheden op te duiken op het vlak van de redenen ‘waarom’ mensen gebruik maken van het preventieve zorgaanbod, namelijk de algemene evidentie waarmee ouders van dit basiszorgaanbod (meten, wegen, vaccinaties, gehoortest, …) gebruik maken, de bevestiging dat het kind (en de ouder als ouder) het goed doet, de geruststelling en het sociaal contact.

De voorstructurering van het aanbod

Ten tweede komt in de interviews tot uiting dat de voorstructurering van het aanbod door professionelen en ouders niet hetzelfde is. Dit komt tot uiting in de spanning tussen kindgerelateerde en niet kindgerelateerde (i.e. randvoorwaarden om tot opvoeden te kunnen komen) vragen. Terwijl professionelen een duidelijke cesuur leggen in wat te maken heeft met het kind en wat niet (inkomen, huisvesting e.d.), maken ouders dit onderscheid niet noodzakelijk of niet op dezelfde wijze. Professionelen maken daarnaast een duidelijk onderscheid tussen preventie en curatie, die soms ver af staat van de betekenisverlening van ouders. In dit opzicht lijkt ook de ervaring van ouders met doorverwijzing een belangrijk aspect om mee te nemen naar de vragenlijst.

Page 11: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

10

Relationele aspecten

Tot slot komt doorheen de interviews ook het belang van de relatie met de verpleegkundige, de arts, maar ook de vrijwilligers naar voor. Ook hierin lijken ouders erg verschillende noden en preferenties te hebben. Waar sommige ouders de nadruk leggen op de technische vakkennis van de professionelen, benadrukken anderen het belang van relationele of sociale vaardigheden. Ook hier willen we nagaan of deze noden en preferenties gerelateerd zijn aan ouderkenmerken of context.

Bestaand onderzoek als inspiratiebron

Naast het kwalitatieve vooronderzoek, was ook eerder onderzoek in opdracht van Kind en Gezin een belangrijke inspiratiebron voor de constructie van de vragenlijst. De onderzoeken van Seghers5 en Van De Putte6 die beiden de preventieve kinderzorg behandelden, alsook de recente vragenlijst over het gebruik van de kinderopvang in Vlaanderen (2009)7 werden als inspiratiebronnen gebruikt.

Bovendien werd ook voortgebouwd op eerder onderzoek door de Vakgroep Sociale Agogiek. Een aantal items uit het onderzoek ‘Opvoeden in Brussel’ (Vandenbroeck, Boonaert, Van der Mespel& De Brabandere, 2007)8, dat gebaseerd is op Rullo en Musatti (2005)9, werden in dit onderzoek opgenomen. Het gaat om vragen over hoe ouders de zorg voor hun kind ervaren en de mate waarin ouders voor bepaalde vragen/situaties beroep (willen of kunnen) doen op vormen van formele of informele steun.

Testcases

Op basis van de bevindingen uit het vooronderzoek, de bestaande vragenlijsten, overleg met de opdrachtgever (d.d. 11 november 2009) en advies van de Vakgroep Data-analyse van de UGent, kwam een eerste versie van de vragenlijst tot stand. Deze werd uitgetest bij 10 kansarme moeders in Oostende. De aanwezige moeders vulden de vragenlijst in en kregen achteraf de ruimte om hun bedenkingen en opmerkingen te geven aan de onderzoeker. Daarnaast werden vier individuele ouders aangesproken om de vragenlijst in te vullen en feedback te geven. Op basis van deze testcases werd de vragenlijst verder verfijnd en opnieuw voorgelegd aan de opdrachtgever.

5Seghers, N. (1995). Kleine baasjes worden groot. Onderzoek naar het consumptiegedrag en het behoeftenpatroon van gezinnen met jonge kinderen inzake preventieve kinderzorg. Katholieke Universiteit Leuven: Hoger Instituut voor de Arbeid.

6 Van De Putte, I. (1997). Evaluatie van de vernieuwingen in de preventieve kinderzorg. Katholieke Universiteit Leuven: Hoger Instituut voor de Arbeid.

7Hedebouw, G. &Peetermans, A. (2009). Het gebruik van opvang voor kinderen jonger dan 3 jaar in het Vlaams Gewest. Leuven: Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

8Vandenbroeck, M., Boonaert, T., Van der Mespel, S. & De Brabandere, K. (2007). Opvoeden in Brussel. Gent- Brussel: UGent - VBJK - VCOK - VGC. 9Rullo, G. &Musatti, T. (2005). Mothering young children: Child care, stress and social life. European Journal of Psychology of Education, XX(2), 107-119.

Page 12: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

11

De definitieve vragenlijsten

Op 9 december 2009 vond een startvergadering plaats met TNS Dimarso dat instond voor het veldwerk van het onderzoek. Ook met hen werd de vragenlijst overlopen en werden nog enkele aanpassingen uitgevoerd. De vragenlijst werd vervolgens vertaald in het Engels, het Frans en het Turks. De vragenlijsten werden uiteindelijk bij drie verschillende groepen en op drie verschillende manieren afgenomen.

Een postale vragenlijst (zie bijlage 2) werd verstuurd naar een representatieve steekproef (zie hieronder). Ten tweede werd deze vragenlijst face-to-face afgenomen (zie bijlage 3) bij een tweede, kleinere groep bestaande uit moeilijker te bereiken groepen (kansarmen10 en allochtonen). Op die manier kon de respons van kansengroepen worden verzekerd. Tot slot werd na afronding van het postale gedeelte uit de non-responsgroep van de postale vragenlijst nog een kleinere steekproef getrokken waarvan telefonisch een sterk gereduceerde versie van de vragenlijst werd afgenomen (zie bijlage 4). Zo konden we nagaan of de non-responsgroep op enkele belangrijke inhoudelijke aspecten van de dienstverlening van Kind en Gezin en van hun appreciatie hiervan afweek van de responsgroep.

1.3. De steekproeftrekking

De postale vragenlijst

Bij de postale vragenlijst werd een volledig aselecte steekproef getrokken (zonder teruglegging) uit de IKAROS-databank11 van Kind en Gezin, waarbij elk element in de populatie even veel kans had om geselecteerd te worden. De eenheid van analyse is telkens één van de ouders van het gezin (of huishouden) van het kind dat in de IKAROS databank werd geregistreerd. Om er voor te zorgen dat alle minderheidsgroepen (allochtonen, eenoudergezinnen en kansarmen) goed vertegenwoordigd waren in deze steekproef was het belangrijk de totale steekproef voldoende groot te nemen. Aangezien de subgroep met eenoudergezinnen de kleinste groep is (7.9 % van de totale populatie), namen we deze als referentie om de grootte van de volledige steekproef te bepalen. We gingen er van uit dat we voor deze subgroep 150 waarnemingen wensten. Dit betekende dat we uitkwamen op een steekproefgrootte van (afgerond) 1900 respondenten. Rekening houdende met een beoogde responsgraad van 60%, werd uiteindelijk een steekproef van 3200 elementen getrokken.

10Kansarmoede wordt hierbij omschreven volgens de definitie zoals gehanteerd door Kind en Gezin: “Kansarmoede is een toestand waarbij mensen beknot worden in hun kansen om voldoende deel te hebben aan maatschappelijk hooggewaardeerde goederen, zoals onderwijs, arbeid, huisvesting. Het gaat hierbij niet om een eenmalig feit, maar om een duurzame toestand die zich voordoet op verschillende terreinen, zowel materieel als immaterieel”. Om te bepalen of er al dan niet sprake is van kansarmoede worden zes criteria in overweging genomen: maandinkomen van het gezin, arbeidssituatie ouders, opleiding ouders, huisvesting, ontwikkeling kinderen en gezondheid.

11 IKAROS staat voor: geIntegreerd Kind, Activiteiten en Regio OndersteuningsSysteem. Dit registratiesysteem werd in 1996 ingevoerd met als doel de hele werking van de preventieve gezinsondersteuning te ondersteunen zowel op operationeel, tactisch als op beleidsniveau. Elke regioverpleegkundige houdt hierin nauwkeurig de essentiële gegevens bij van alle kinderen in het Vlaamse Gewest vanaf de geboorte en dit tijdens contacten met gezinnen met jonge kinderen (bezoeken aan bed in de kraamkliniek, huisbezoeken, aanmeldingen op een consultatiebureau voor het jonge kind,…).

Page 13: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

12

Inclusiecriteria voor de selectie van respondenten waren:

- Kind geboren tussen februari 2006 en november 2009 - Wonend in het Vlaams Gewest - Precaire verblijfsituatie12 op “neen” - Taal moeder-kind of taal dienstverlening is het Nederlands

Exclusiecriteria waren:

- Overleden kinderen - Kinderen behorend tot gezinnen die participeren aan het onderzoek “JOnG!”13 (om

overbevraging te vermijden)

De onderzoekers ontvingen van Kind en Gezin een bestand met 3200 respondenten waarbij alle gegevens werden verwijderd met uitzondering van de kindunieke sleutel. Aan Dimarso werd hetzelfde bestand bezorgd, met toevoeging van volgende gegevens: naam van het kind, huidige adres van het kind en de telefoon/gsm-gegevens.

Face-to-face interviews

Het doel van de face-to-face interviews was de respons van kansarmen en allochtonen te verzekeren. Dat betekende een afbakening op basis van taal, maandinkomen van het gezin, arbeidssituatie van de ouders, opleiding van de ouders, huisvesting, ontwikkeling van de kinderen en gezondheid.

Bij de taalkeuze gingen we uit van zowel de absolute aantallen van de taal van de dienstverlening als van hun relatieve verdeling over de provincies. Uit die gegevens bleek dat het grootste deel van de allochtonen kon bereikt worden door een combinatie van Frans, Engels en Turks.

12 De verblijfsituatie van ouders wordt als precair geregistreerd indien zij geen of slechts een tijdelijk verblijfsrecht hebben in België. Het gaat concreet om mensen zonder wettig verblijf (‘zonder papieren’) of groepen mensen waarvan het verblijf in België dreigt illegaal te worden.

13JOnG! is een onderzoeksprogramma van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Het betreft een grootschalig onderzoek omtrent gezondheid, ontwikkeling, gedrag en opvoeding van baby’s, kinderen en jongeren.

Page 14: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

13

Tabel 1: Thuistaal en taal dienstverlening van de populatie

Thuistaal

Taal dienst-

verlening

Ned. Frans Engels Duits Kennis

N-F-E-D

Andere Niet

gekend

Som

Nederlands 54 869 54 869

Frans 2 966 2 966

Arabisch 1 665 624 28 2 317

Turks 1 235 912 27 2 174

Niet ingevuld 151 1 199 1 350

Berbers 667 493 5 1 165

Andere taal 743 95 20 858

Engels 702 702

Russisch 357 121 11 489

Uit praktische overwegingen (kostprijs) selecteerden we enkele regio’s voor de face-to-face interviews, conform de werknota van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (SWVG, 2008), verspreid over Vlaanderen en zowel in meer stedelijke als eerder landelijke gebieden. Aangezien de percentages kansarmen en allochtonen hoger liggen in de stedelijke gebieden, zijn deze regio’s uiteraard sterker vertegenwoordigd in de steekproef. In West-Vlaanderen selecteerden we Oostende als regionaalstedelijk gebied om de autochtone kansarme populatie te bevragen en Menen als kleinstedelijk gebied met een aanzienlijk percentage kansarmen. In Oost-Vlaanderen selecteerden we Gent, als grootstedelijk gebied en Ronse als minder verstedelijkt gebied, beiden met een aanzienlijk percentage geboorten in kansarme gezinnen en een hoog percentage leefloongerechtigden. Wat betreft de taalverhouding zijn respectievelijk het Turks (in Gent) en het Frans (in Ronse), naast het Nederlands het meest vertegenwoordigd. De verdeling van allochtone en kansarme autochtone kinderen naar gemeente toont aan dat de stad Antwerpen (grootstedelijk gebied) hierin koploper is (met 9633 allochtone kinderen en 1004 autochtone kansarme kinderen). Het Frans en het Engels komen hier in vergelijking met de andere regio’s iets meer voor. Ook het Turks is in redelijke mate vertegenwoordigd, zij het relatief minder dan in Gent, Beringen en Genk. In Vlaams-Brabant selecteerden we Leuven omwille van het aantal autochtone en allochtone kansarme kinderen. In Limburg, tenslotte, selecteerden we Genk en Beringen, omwille van hun aantallen kansarme en allochtone (vooral Turkstalige) gezinnen.

Er werden twee afzonderlijke steekproeven getrokken. Een eerste was de steekproef “allochtonen” met volgende criteria:

- Kinderen geboren van februari 2006 t.e.m. november 2009 - Wonende in het Vlaamse Gewest - Precaire verblijfsituatie op ‘Nee’

Page 15: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

14

- Origine moeder gelijk aan Maghreb + Turkije, Azië (excl. Japan), ex-Oostblok, Midden-Oosten, Afrika (excl. Maghreb) of andere én taal dienstverlening N/F/E of Turks

Een tweede was de steekproef “kansarmen” met volgende inclusiecriteria:

- Kinderen geboren van februari 2006 t.e.m. november 2009 - Wonende in het Vlaamse Gewest - Precaire verblijfsituatie op ‘Nee’ - Origine moeder gelijk aan Belgisch - Kansarmoede op ‘Ja’

Bij beide steekproeven werden overleden kinderen en kinderen uit gezinnen die deelnamen aan het onderzoek “JOnG!” uitgesloten. Rekening houdend met een beoogde responsgraad van ca. 30% stelden we een totale steekproeftrekking van ruim 500 elementen voorop met een verhouding van 2/3 allochtoon en 1/3 autochtoon. De verwachting was met andere woorden dat er 50 kansarme allochtonen, 50 niet-kansarme allochtonen en 50 kansarme autochtonen zouden worden bevraagd. Dit bracht ons, samen met de cijfergegevens van Kind en Gezin betreffende de taal moeder-kind (2008) tot volgende verdeling van de 150 interviews:

Tabel 2: Vooropgesteld aantal face-to-face interviews (en steekproefgrootte)

Nederlands kansarm

Turks, waarvan

helft kansarm

Frans, waarvan

helft kansarm

Engels, waarvan

helft kansarm

Totaal

Oostende 10 (35) 10 (35)

Menen 5 (17) 5 (17)

Gent 20 (70) 10 (36) 30 (106)

Ronse 10 (35) 10 (36) 20 (71)

Antwerpen 15 (53) 10 (36) 10 (35) 35 (124)

Leuven 5 (17) 5 (18) 5 (17) 15 (52)

Genk 5 (17) 15 (54) 20 (71)

Beringen 15 (54) 15 (54)

Totaal 50 (174) 50 (178) 35 (126) 15 (52) 150 (530)

De steekproef zelf werd getrokken door dr. Jan Lammertyn. Hierna werden de unieke kindsleutels door ons bezorgd aan Kind en Gezin, waarna Kind en Gezin de adresgegevens doorspeelde aan Dimarso.

Page 16: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

15

Telefonische interviews

Na afronding van de postale bevraging, werd beslist om bijkomende telefonische interviews af te nemen. Zoals aangegeven, hadden deze interviews vooral tot doel uitspraken te kunnen doen over de mate waarin de non-responsgroep afweek van de responsgroep. Om relevante uitspraken over deze mogelijke afwijkingen te kunnen doen werden 100 telefonische interviews gedaan. Daarvoor werd een aselecte random steekproef getrokken uit de non-responsgroep, waarvan we over telefoonnummers beschikten (n = 962).

1.4. Dataverzameling

Het veldwerk (dataverzameling, data-input en data-cleaning) werd uitbesteed aan TNS Dimarso.

Postale vragenlijst

Om de respons te maximaliseren is de postale vragenlijst vergezeld van een introductiebrief met logo van Kind en Gezin en UGent (zie bijlage 5). Twee weken na de verzending van de vragenlijsten is een herinnering per brief verzonden aan de non-respondenten (zie bijlage 6). Als incentive werden een aantal waardebons verloot onder de respondenten. De dataverzameling is afgesloten zeven weken na de eerste verzending. Het was duidelijk dat toen geen respons meer verwacht kon worden.

Face-to-face interviews

Om de respons te maximaliseren is een week voor de eerste contactname een introductiebrief met logo van Kind en Gezin en UGent verzonden (zie bijlage 7). Interviewers waren hoofdzakelijk vrouwen en – voor wat de contactname met allochtone respondenten betreft – ook zelf allochtoon. De enquêteurs zijn mondeling gebrieft door Dimarso en door de onderzoekers van UGent. De enquêteur legde een eerste contact overdag. Wanneer dit niet succesvol bleek, werd een tweede contact gelegd na 17 uur. Adressen werden tot vier maal toe benaderd. Er gebeurde een telefonische controle bij 10-15% van de enquêtes. Na controle zijn drie interviews verwijderd, toen bleek dat ze telefonisch waren afgenomen. De gemiddelde duurtijd van het interview bedroeg 49 minuten.

Telefonische interviews

Uit de groep non-respondenten van de postale vragenlijsten werden 300 adressen random geselecteerd. Daarvan zijn er 185 gecontacteerd om tot 100 respondenten te bereiken. Minimum 5% van de interviews zijn door een derde meegevolgd als interne controle.

Data-input en data-cleaning

De verzamelde data werd ingevoerd op basis van een codeboek dat opgesteld werd door de onderzoekers i.s.m. met dr. Jan Lammertyn. Wij ontvingen drie SPSS databestanden van Dimarso:

Page 17: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

16

een postaal, face-to-face en telefonisch bestand. De antwoorden op de open vragen werden als een word bestand aangeleverd.

De data-input werd door Dimarso zelf gecontroleerd alvorens de bestanden aan de onderzoekers werden geleverd. Bij aanvang van de rapportage bleek echter op basis van de eerste beschrijvende statistieken (i.e. de frequenties van alle variabelen) dat er nog onregelmatigheden waren in de invoer van de data. Hierdoor werden bepaalde variabelen gewijzigd door TNS Dimarso, maar een groot deel werd aangepast door de onderzoekers zelf. Dit zorgde voor vertraging in de dataverwerking.

1.5. Respons en representativiteit

De respons op de postale vragenlijst bedroeg 1219 vragenlijsten. Rekening houdend met 5% onbruikbare adressen, betekent dit een respons van 40,1%. De respons voor de face-to-face interviews was 199, 49 meer dan de vooropgestelde 150. Uit onderstaande tabel blijkt dat de vooropgestelde verdelingvan kansarmen en allochtonen werd bereikt:

Tabel3: Respons face-to-face interviews

Kansarmoede Nederlands Turks Frans Engels Totaal

Nee 0 38 14 9 61

Ja 89 28 17 4 138

Totaal 89 66 31 13 199

De representativiteit van de drie steekproeven werd op vier verschillende manieren nagegaan:

- postaal versus IKAROS14 - postaal + face-to-face versus de populatie15 - telefonisch versus populatie IKAROS - telefonisch versus postaal

We gingen de representativiteit na voor volgende criteria:

- het gebruik van de dienstverlening van Kind en Gezin (kraambezoek, aantal huisbezoeken RV, aantal consultaties 1ste levensjaar, aantal consultaties 2de levensjaar,

14 IKAROS verwijst hier naar het databestand dat gebruikt werd voor de postale verzending (n = 3200).

15 De populatie betreft alle kinderen (exclusief de overleden kinderen) geboren tussen 1 februari 2006 t.e.m. 30 november 2009 en wonende in het Vlaams Gewest.

Page 18: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

17

aantal consultaties 3de levensjaar, vaccinatie op schema op 6 maanden, vaccinatie op schema op 12 maanden en vaccinatie op schema op 18 maanden)16

- kansarmoede - origine van de moeder (nationaliteit van de moeder bij haar geboorte)

Voor de vierde toets gingen we de inhoudelijke representativiteit na van de telefonische respondenten ten opzichte van de postale respondenten.

Vooraf merken we op dat er kanttekeningen kunnen geplaatst worden bij het representatief zijn van sommige variabelen. Het onderzoek omvat een relatief grote steekproef (n = 1418), waardoor de kans op statistische significantie toeneemt.

Postaal versus populatie

De representativiteit van de postale steekproef (n = 1219) werd nagegaan door de postale steekproef te vergelijken met het IKAROS-bestand dat we van Kind en Gezin ontvingen (n = 3200). Deze vergelijking leert ons dat de postale steekproef representatief is voor wat betreft het gebruik van verschillende aspecten van het preventieve zorgaanbod van Kind en Gezin, bijvoorbeeld:

- het kraambezoek (χ2 = 0.412, p > 0.05) - aantal huisbezoeken RV (χ2 = 0.29, p > 0.05) - het aantal consultaties tijdens het 2de levensjaar (χ2 = 1.99, p > 0.05) - het aantal consultaties tijdens het 3de levensjaar (χ2 = 3.68, p > 0.05)

De postale steekproef wijkt wel wat af van het IKAROS-bestand in die zin dat de respondenten wat meer consultaties gehad hebben in het eerste levensjaar (χ2 = 14.42, p < 0.001) en dat de vaccinaties binnen Kind en Gezin wat meer op schema zitten op 6 maanden (χ2 = 20.88, p < 0.001), op 12 maanden (χ2 = 20.38, p < 0.001) en op 18 maanden (χ2 = 23.13, p < 0.001).

Naast het gebruik, blijkt de steekproef ook representatief te zijn voor wat betreft kansarmoede (χ2 = 2.84, p > 0.05). Allochtonen zijn, zoals verwacht, ondervertegenwoordigd in de postale respons (χ2 = 12.60, p < 0.001). Net daarom werd die aangevuld met face-to-face interviews.

Postaal + face-to-face versus populatie

Zoals verwacht, wijken de variabelen kansarmoede en origine moeder af van de populatie. In het samengevoegde databestand van de postale vragenlijsten en face-to-face interviews zijn kansarmen oververtegenwoordigd (χ2 = 41.83, p < 0.001) en de allochtone moeders ondervertegenwoordigd(χ2 = 28.93, p < 0.001).

Telefonisch versus IKAROS

De telefonische steekproef is volledig representatief op alle onderzochte variabelen in verband met het gebruik van de preventieve zorg:

16 Het gaat bij de vaccinaties enkel om die vaccinaties die door de arts van K&G werden toegediend en niet om vaccinaties die eventueel door de huisarts/kinderarts werden toegediend.

Page 19: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

18

- het kraambezoek (χ2 = 0.01, p > 0.05) - aantal huisbezoeken van de RV (χ2 = 0.64, p > 0.05) - aantal consultaties tijdens het 1ste levensjaar (χ2 = 1.21, p > 0.05) - aantal consultaties tijdens het 2de levensjaar (χ2 = 0.75, p > 0.05) - aantal consultaties tijdens het 3de levensjaar (χ2 = 0.32, p > 0.05) - vaccinatie op schema op 6 maanden (χ2 = 0.24, p > 0.05) - vaccinatie op schema op 12 maanden (χ2 = 0.07, p > 0.05) - vaccinatie op schema op 18 maanden (χ2 = 0.79, p > 0.05)

De steekproef is bovendien representatief voor wat betreft kansarmoede (χ2 = 0.29, p > 0.05) en origine moeder (χ2 = 2.28, p > 0.05).

Dat betekent dat de telefonische steekproef een goede toets is om de representativiteit van de postale respons na te gaan.

Postaal versus telefonisch

Tot slot gingen we na of de kenmerken en de antwoorden van de respondenten van de telefonische interviews – getrokken uit de non-responders – afweken van de postale respondenten. Dit om te kunnen bepalen of we met onze vragenlijst niet een specifieke groep van ouders hebben bereikt. Ook hier maken we vooraf de bedenking dat significante resultaten vlugger bereikt worden bij grote steekproeven.

Net als de postale vragenlijsten werden de telefonische interviews hoofdzakelijk van de moeders afgenomen (91%). De vergelijking geeft aan dat de telefonische respondenten niet afwijken van de postale respondenten voor wat betreft:

- het diploma van de respondent (χ2 = 4.73, p > 0.05) - het diploma van haar/zijn partner (χ2 = 1.71, p > 0.05) - het aantal huisbezoeken (β = -0.044, p > 0.05) - het aantal consultaties tijdens het 2de levensjaar (β = -0.121, p > 0.05) en het 3de

levensjaar (β = -0.201, p > 0.05) - voorkeur voor de opvolging van de groeicurven tussen beide groepen (χ2 = 5.16, p > 0.05) - verwachtingen naar continuïteit ten aanzien van de verpleegkundige

Toch zijn er enkele verschillen: de postale respondenten blijken iets meer gebruik te maken van de consulten tijdens het eerste jaar (β = -0.115, p < 0.05). De verwachtingen van de telefonische respondenten (en dus van de non-responders) blijken ook systematisch wat hoger te liggen. Het is onduidelijk of dit een gevolg is van een andere bevragingsmethode, dan wel een uitdrukking van een wens of een evaluatie.

De constructie van een uniek databestand

Zoals bleek uit de beoordeling van de representativiteit, zorgden de extra face-to-face interviews voor een oververtegenwoordiging van kansarme respondenten en een ondervertegenwoordiging van allochtone respondenten. Om deze vertekeningen in de steekproef op te vangen, werden de data gewogen naar kansarmoede en origine van de moeder. Om de wegingcoëfficiënten te bepalen,

Page 20: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

19

werden de celfrequenties van kansarmoede (dichotoom: ja-neen) en origine moeder (3 categorieën: Belg, Europees17 en niet-Europees) in het samengevoegde databestand vergeleken met de celfrequenties van deze variabelen in de populatie.

Tabel 4: Celfrequentieskansarmoede en origine moeder in populatie

Origine

Kansarmoede Belg Europees Niet-Europees

Neen 75.6% 3.4% 12.9%

Ja 3.2% 0.2% 4.6%

Tabel 5: Celfrequentieskansarmoede en origine moeder in samengevoegde steekproef

Origine

Kansarmoede Belg Europees Niet-Europees

Neen 76.9% 2.5% 7.9%

Ja 7.7% 0.2% 4.8%

Op basis van de vergelijking van bovenstaandecelfrequentieswerd aan elke respondent een wegingcoëfficiënt toegekend. Deze werden als nieuwe variabele ingevoerd in het SPSS-bestand zodat we hiermee rekening konden houden in alle verdere analyses.

Tabel 6: Wegingcoëfficiënten

Origine

Kansarmoede Belg Europees Niet-Europees

Neen 0.9825 1.3948 1.6394

Ja 0.4139 1.0286 0.9629

De wegingcoëfficiënten varieerden van 0.4139 tot 1.6394. Coëfficiënten kleiner dan 1 duiden op een oververtegenwoordiging van deze groep in de steekproef, coëfficiënten groter dan 1 geven een ondervertegenwoordiging aan.

17Aangezien IKAROS een onderverdeling maakt tussen EU15 en EU25, verwijst de categorie ‘Europees’naarde EU25 landen (exclusief Bulgarije en Roemenië).

Page 21: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

20

Besluit

De samengestelde, gewogen steekproef geeft een representatief beeld van de populatie op belangrijke socio-economische en etnisch-culturele dimensies en laat dus toe om uitspraken te doen over de noden en preferenties van de ouders van jonge kinderen in het Vlaamse Gewest, zij het dan vooral moeders. De verschillende deelgroepen – en met name kinderen uit kansarme en allochtone gezinnen – zijn voldoende vertegenwoordigd om ook genuanceerde vergelijkingen tussen deelgroepen mogelijk te maken.

De steekproef verschilt evenwel wat van de populatie inzake hun gebruik van de dienstverlening van Kind en Gezin, aangezien de steekproef tijdens het eerste levensjaar iets regelmatiger en intenser van die dienstverlening gebruik maakt.

1.6 Constructie van de variabelen

Om een antwoord te kunnen geven op de centrale onderzoeksvragen construeerden we op basis van de vragenlijst enkele variabelen, samengesteld op basis van combinaties van meerdere vragen. Hiertoe voerden we exploratieve factoranalyses uit om na te gaan of er gemeenschappelijke factoren te vinden waren voor de items. Op één uitzondering na leverden deze factoranalyses geen bruikbare oplossingen op. In tweede instantie reduceerden we de verschillende items tot inhoudelijk zinvolle factoren waarbij we ons lieten inspireren door de factoranalyses. Eenmaal we deze factoren geconstrueerd hadden, controleerden we de consistentie tussen de verschillende items aan de hand van de Cronbach’sα. Enkel variabelen waarbij deze waarde groter was dan 0.60 werden behouden.

Rang kind

De dichotome variabele ‘rang kind’ geeft aan of het gaat om het eerste kind van de respondent of om volgende kinderen.

Alleenstaand

De respondenten dienden aan te geven wie er allemaal tot hun gezin behoort (moeder, vader, partner, kind(eren), grootouder(s) en/of andere). Op basis van deze informatie construeerden we de variabele alleenstaand met twee categorieën ‘ja’ en ‘neen’.

Origine moeder

De origine van de moeder verwijst naar de nationaliteit van de moeder bij haar geboorte zoals aangegeven in IKAROS. Deze variabele werd herleid tot drie categorieën: Belg, Europees en niet-Europees.

Page 22: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

21

Probleem

De respondenten konden aangeven of er een probleem werd vastgesteld bij hun kind.

Kansarmoede

Ook deze variabele werd niet rechtstreeks bevraagd, maar werd gehaald uit IKAROS. Het betreft een dichotome ja-neen variabele.

Socio-economisch niveau (SES)

De constructie van een SES-variabele gebeurde naar analogie met het SiBO onderzoek (Reynders, Nicaise& Van Damme, 2005). Dit betekent dat de variabele SES geconstrueerd werd op basis van de z-scores op de volgende 7 variabelen:

- maandelijks beschikbaar gezinsinkomen - diploma invuller - diploma partner - beroep invuller - beroep partner - werksituatie invuller - werksituatie partner

Armoederisico

Op basis van het maandelijks beschikbaar gezinsinkomen construeerden we de variabele “armoederisico”. Deze variabele houdt rekening met de gezinssamenstelling volgens de European Union Statistics on Incomeand Living Conditions (EUSILC enquête 2008). De armoededrempel is gelijk aan 60% van het mediaan beschikbaar inkomen op individueel niveau. Voor een alleenstaande is de drempel 10.788 euro per jaar of afgerond 899 euro per maand. Die drempel wordt voor gezinnen niet zomaar vermenigvuldigd met het aantal gezinsleden. Vanuit het principe dat gezinsleden kosten en bestedingen delen wordt elk volgend gezinslid van 14 jaar en ouder maar voor de helft meegerekend (factor 0.5) en kinderen (<14 j) maar voor een factor 0.3.18 Omdat we niet beschikken over absolute cijfers, maar over een categorische variabele, werd de variabele ‘armoederisico’ ingedeeld in drie categorieën: onder armoedegrens, rond armoedegrens en boven armoedegrens.

18 Voorbeeld: De armoededrempel voor een gezin bestaande uit twee volwassenen en twee kinderen wordt bekomen door de drempel voor alleenstaanden te vermenigvuldigen met een factor 2.1 (10.788 euro x 2.1 = 22.654 euro of afgerond 1.888 euro per maand). Die 2.1 is het resultaat van volgende optelsom: een ‘gewicht’ van 1 wordt toegekend aan het gezinshoofd, 0.5 aan de tweede volwassene in het gezin en uiteindelijk 0.3 aan elk kind.

Page 23: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

22

Zorgen

In de vragenlijst werd gepeild naar de mate waarin de ouder zich zorgen maakt over 16 verschillende aspecten met betrekking tot de zorg voor een kind, variërend van 1 (nooit) tot 5 (heel vaak). Deze 16 items hebben we via somscores herleid tot drie factoren:

- Zorgen over de lichamelijke ontwikkeling = ik maak mij zorgen over het gewicht, de groei, de voeding, het slaappatroon, de lichamelijke ontwikkeling en de gezondheid van mijn kind (Cronbach’sα = 0.82)

- Zorgen over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding = ik maak mij zorgen over de taalontwikkeling, de emotionele ontwikkeling, het huilen van mijn kind, over hoe ik met ongewenst gedrag van mijn kind moet omgaan en over hoe ik met mijn kind moet omgaan (Cronbach’sα = 0.80)

- Zorgen over de eigen situatie = ik maak mij zorgen over mijn gezondheid, mijn financiële situatie, mijn werksituatie, mijn relatie en de buurt en het huis waarin ik woon (Cronbach’sα = 0.76)

Ouderlijke contacten

De respondenten gaven aan hoe vaak zij ouders van andere kinderen ontmoeten thuis, op publieke plaatsen, in de kinderopvang/school, in het consultatiebureau, in het inloopteam, op ouderbijeenkomsten en op het werk. De antwoorden varieerden van 1 (zelden of nooit) tot 5 (elke dag). De variabele ouderlijke contacten werd geconstrueerd op basis van de somscores voor deze 7 items. De waarde van deze variabele varieert bijgevolg van 0 tot 35.19

Steunbronnen

De zorggerelateerde steunbronnen verwezen naar de personen/diensten op wie men beroep doet bij zorgen over het kind en/of zichzelf. De vragenlijst peilde eveneens naar de mate waarin ouders kunnen rekenen op praktische, emotionele en informatieve steun van 16 personen of diensten. Voor alle 16 steunbronnen dienden de respondenten op een schaal van 1 (nooit) tot 5 (heel vaak) aan te geven in welke mate deze drie steunvormen op hen van toepassing waren. Op basis van deze vraag werden voor elk steunbron somscores berekend overheen de verschillende steunvormen heen.

- Steun partner (Cronbach’sα = 0.80)

- Steun (schoon)ouders (Cronbach’sα = 0.87)

- Steun familie/kennissen = familie, vrienden, buren (Cronbach’sα = 0.86)

- Steun opvoedingsondersteuning = gezinsondersteuner, inloopteam (Cronbach’sα = 0.95)

- Steun Kind en Gezin-Lijn (Cronbach’sα = 0.83)

- Steun kraamhulp = kraamhulp, vroedvrouw (Cronbach’sα = 0.90)

- Steun arts = huisarts, kinderarts (Cronbach’sα = 0.84)

- Steun collega’s (Cronbach’sα = 0.80)

- Steun kinderopvang (Cronbach’sα = 0.83)

19 Met het oog op de regressie-analyses werden de missings values omgezet naar de waarde 0. Dit geldt ook voor de andere somscores.

Page 24: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

23

- Steun Kind en Gezin = verpleegkundige van Kind en Gezin, arts van Kind en Gezin (Cronbach’sα = 0.89)

Persoonlijke steun

Daarnaast werden voor elke steunvorm somscores berekend overheen de verschillende steunbronnen. We benoemen dit als de persoonlijke steun van de respondent die aangeeft in welke mate de respondent kan rekenen op praktische, emotionele en informatieve steun. De waarde van deze nieuwe variabelen varieert van 0 tot 80 (indien de respondenten voor elke steunbron 5 scoorde).

- Praktische steun (Cronbach’sα = 0.84)

- Emotionele steun (Cronbach’sα = 0.85)

- Informatieve steun (Cronbach’sα = 0.84)

Tijd alleen

De tijd alleen verwijst naar het aantal uren dat ouders gemiddeld alleen doorbrengen met hun kind(eren) op een normale weekdag (van 7u ’s morgens tot 22u ’s avonds).

Lastig met kind alleen

Aan de ouders werd gevraagd om op een schaal van 1 (helemaal oneens) tot 5 (helemaal eens) aan te geven of zij het lastig vinden om alleen te zijn met hun kind(eren).

Behoefte ontmoeten ouders

De behoefte van ouders om vaker andere ouders van jonge kinderen te ontmoeten werd eveneens bevraagd op een schaal van 1 (helemaal oneens) tot 5 (helemaal eens).

Gebruik van diensten

Gezien het gebruik van de diensten van Kind en Gezin een centrale plaats inneemt in het onderzoek, werden de verschillende items afzonderlijk gehouden. Enkel kinderdagverblijf en onthaalouder werden samengenomen tot ‘kinderopvang’ en website en folders werden samengevoegd tot ‘informatie’.

- Kinderopvang - Consultatiebureau Kind en Gezin - Inloopteam20 - Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning21

20 Inloopteam is de afkorting van Integraal laagdrempelig opvoedingsondersteuningspunt. Deze teams zijn werkzaam in kansarme buurten en organiseren activiteiten in groep rond zorg en opvoeding, voor aanstaande ouders en ouders van kinderen tussen 0 en 3 jaar. Indien nodig bieden ze individuele ondersteuning aan, bemiddeling en begeleide doorverwijzing.

Page 25: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

24

- Ouderbijeenkomsten - Opvoedingswinkel22 - Spreekuur opvoedingsondersteuning23 - Kind en Gezin-Lijn24 - Informatie

Verwachtingen ten aanzien van de verpleegkundige van Kind en Gezin

In de vragenlijst gingen we na welke verwachtingen de respondenten hebben ten aanzien van de verpleegkundige van Kind en Gezin. De respondenten dienden bij 15 items aan te geven hoe belangrijk zij deze items vonden, gaande van 1 (helemaal oneens) tot 5 (helemaal eens). Deze 15 items herleidden we tot volgende 7 factoren:

- Informatieve steun = deskundig, zorgtips, omgangstips, uitleg (Cronbach’sα = 0.83)

- Emotionele steun = geruststellen, bevestigen (Cronbach’sα = 0.80)

- Sociale steun = praatje, tijd (Cronbach’sα = 0.80) - Efficiëntie - Bereikbaarheid = kent ons, bereikbaar (Cronbach’sα = 0.75)

- Respect = prettige omgang kind, privéleven, aanspreking (Cronbach’sα = 0.74) - Continuïteit

Verwachtingen ten aanzien van de arts van Kind en Gezin

Met betrekking tot de arts dienden de respondenten 14 verwachtingen te scoren gaande van 1 (helemaal oneens) tot 5 (helemaal eens). Deze verwachtingen werden gereduceerd tot 6 factoren:

- Deskundigheid = deskundigheid, bevestigen, efficiënt, uitleg (Cronbach’sα = 0.84)

- Tips = zorgtips, omgangstips (Cronbach’sα = 0.82) - Geruststellen - Prettige omgang - Respect = privéleven, aanspreking (Cronbach’sα = 0.80)

- Vertrouwdheid = praatje, dezelfde, tijd, kent ons (Cronbach’sα = 0.84)

Verwachtingen ten aanzien van de wachtzaal

21 Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning zijn erkend en gesubsidieerd door Kind en Gezin. In deze centra kunnen gezinnen met kinderen tussen 0 en 12 jaar tijdelijk terecht om moeilijke periodes in de opvoeding door te komen. Deze centra begeleiden het gezin ofwel thuis ofwel bieden ze tijdelijke opvang aan van het kind.

22 In een opvoedingswinkel kunnen ouders op een eenvoudige manier antwoord krijgen op alle vragen die zij kunnen stellen in verband met de opvoeding van hun kinderen.

23 Het spreekuur opvoedingsondersteuning is gericht op ouders met kinderen tot 3 jaar die met vragen zitten over de opvoeding van hun kinderen. Medewerkers van Kind en Gezin die geschoold zijn in pedagogisch advies gaan in één of meerdere gesprekken samen met de ouders op zoek naar een antwoord op hun vragen.

24 Op het nummer 078 150 100 kunnen (aanstaande) ouders elke werkdag (tussen 8u en 20u) terecht met vragen over zwangerschap, geboorte en alle aspecten van kinderwelzijn (vb. voeding, verzorging, veiligheid, opvoeding).

Page 26: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

25

De 12 items die peilden naar de verwachtingen van de respondenten ten aanzien van de wachtzaal van het consultatiebureau werden herleid tot volgende 7 factoren:

- Onthaal = ontvangst, vriendelijkheid vrijwilliger (Cronbach’sα = 0.87)

- Efficiëntie = wachttijd, wachttijd aangeven (Cronbach’sα = 0.73)

- Sociaal contact = gezelligheid, praten (Cronbach’sα = 0.66)

- Spel van het kind = spelen met anderen, speelgoed (Cronbach’sα = 0.78) - Uitrusting - Respect - Folders = folders ouderschap, folders andere (Cronbach’sα = 0.62)

Page 27: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

26

2. Resultaten

2.1. Gezin, woon- en werksituatie

Onderstaande tabel biedt een overzicht van de belangrijkste kenmerken van onze steekproef.

Tabel 7: Overzicht van de steekproef25

Steekproef Postaal (N) 1219 Face-to-face (N) 199 Totaal (N) 1418 Demografische gegevens Respondent

Moeder 91.8% Vader 8.2%

Leeftijd kind Gemiddelde (in maanden) 24.4 SD 13.1

Geslacht kind Jongen 51.0% Meisje 49.0%

Probleem Neen 89.1% Ja 10.9%

Rang kind Eerste 46.1% Volgende 53.9%

Gezinssamenstelling 1-oudergezin 6.1% 2-oudergezin 93.9% Alleenstaand met 1 kind 3.2% Alleenstaand met > 1 kind 2.9% Samenwonend met 1 kind 29.7% Samenwonend met > 1 kind 64.2%

Origine moeder Belg 78.8% Europees 3.7% Niet-Europees 17.6% Socio-economische gegevens Diploma respondent

Lager onderwijs of geen diploma 9.3%

25 De percentages vermeld in deze tabel zijn de valid percentages, dus zonder de missing values.

Page 28: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

27

Secundair onderwijs 30.8% Hogeschool/universiteit 54.4% Ander 5.5%

Diploma partner Lager onderwijs of geen diploma 6.8% Secundair onderwijs 41.4% Hogeschool/universiteit 42.2% Ander 3.1% Niet van toepassing 6.4%

Beroep respondent Arbeider 15.6% Bediende of kader 58.6% Zelfstandige 5.1% Vrij beroep 2.0% Geen beroep 12.3% Andere 6.4%

Beroep partner Arbeider 31.8% Bediende of kader 42.8% Zelfstandige 11.1% Vrij beroep 2.0% Geen beroep 3.0% Andere 3.0% Niet van toepassing 6.4%

Werksituatie respondent Werkend 63.8% Werk tijdelijk onderbroken 15.4% Niet werkend 19.2% Andere 1.6%

Werksituatie partner Werkend 83.6% Werk tijdelijk onderbroken 2.5% Niet werkend 6.5% Andere 1.0% Niet van toepassing 6.4%

Gezamenlijk maandinkomen < 1000 euro 3.3% 1000-1699 euro 12.8% 1700-2699 euro 25.8% 2700-3699 euro 39.8% > 3700 euro 18.4%

Kansarmoede Neen 92.0% Ja 8.0%

Zoals verwacht, werd 91.8% van de vragenlijsten door de moeders ingevuld. Het geslacht van het kind dat centraal stond in de vragenlijst was ongeveer gelijk verdeeld: 51% jongens en 49% meisjes. In iets minder dan de helft (46.1%) ging het om ouders van een eerste kind. De gemiddelde leeftijd van deze

Page 29: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

28

kinderen lag op 24.4 maanden (minimaal 3.1 maanden en maximaal 48.9 maanden).26 Bij de meerderheid van de vragenlijsten (89.1%) werd aangegeven dat het kind geen problemen kende. 10.9% ofwel 155 ouders vermeldden dat er een probleem werd vastgesteld bij hun kind. Van deze groep gaven 151 ouders ook aan om welk probleem het ging. Uit de antwoorden kunnen we vier grote categorieën van problemen onderscheiden. Het grootste aantal vermelde problemen zijn van medische en/of lichamelijke aard (n = 132). De belangrijkste problemen vormen hierbij reflux (n = 25), (koemelk)allergie (n = 16) en hartafwijkingen (n = 14). Op de tweede plaats komen ontwikkelingsstoornissen (n = 13) zoals problemen met de motoriek/taal (n = 5) of autisme (n = 3). De kleinste categorieën zijn gedrags- en opvoedingsproblemen (n = 5) en vroeggeboorte (n = 5).27Op de vraag door wie dit probleem werd vastgesteld, gaven 147 ouders een antwoord. De diagnose werd het vaakst gesteld door de kinderarts (n = 53), gevolgd door een specialist (n = 28) en de ouders zelf (n = 23). Andere belangrijke personen zijn de verpleegkundige/arts van Kind en Gezin (n = 18), de huisarts (n = 11), de dokter (n = 10) en de gynaecoloog (n = 9).

Wat de gezinssituatie van de respondenten betreft, is 6.1% alleenstaand. Bij 51.7%% van deze alleenstaande ouders gaat het om een eerste kind, bij 48.3% om een volgend kind. Bij de groep van de alleenstaanden heeft 22.7% een diploma lager onderwijs of geen diploma, 35.1% een diploma secundair onderwijs, 33.7% een diploma hogeschool of universiteit en 8.6 % duidde ‘ander’ aan. Iets meer dan de helft (54.3%) werkt voltijds of deeltijds, 13.5% heeft het werk tijdelijk onderbroken en 32.0% werkt niet (hoofdzakelijk werkloos). Waar voor de gehele steekproef geldt dat bijna driekwart van de respondenten in de vijf hoogste inkomensklassen zit, geldt voor de alleenstaanden dat 79.6% van deze respondenten in de vijf laagste inkomensklassen zit. 17.5% heeft maandelijks minder dan 1000 euro. 50.4% tussen 1000 en 1699 euro. 16.4% tussen 1700 en 2699 euro. 12.0% tussen 2700 en 3699 euro en 3.6% beschikt over meer dan 3700 euro per maand. Bijna een kwart (24.2%) van de alleenstaanden is geregistreerd als kansarm.

Het grootste deel van de respondenten (93.9%) woont samen met de vader/moeder van het kind of met haar/zijn partner. Het merendeel van de moeders is van Belgische origine (78.8%). De groep allochtone moeders bestaat voor 3.7% uit moeders van Europese origine en uit 17.6% niet-Europeanen. Volgens de gegevens is 8.0% van de bevraagde ouders kansarm. Wat betreft het maandelijks beschikbare gezinsinkomen laat onderstaande figuur zien dat de meerderheid van de ouders (73.3%) zich in de hogere inkomensklassen bevindt.

26 Bij aanvang van de eerste verzending van de postale vragenlijsten konden de kinderen maximaal 47 maanden zijn. De leeftijden zoals hier vermeld, werden berekend nadat alle data verzameld werden. De leeftijden in de tabel betreffen bijgevolg de leeftijden zoals berekend op 1 maart 2010.

27 De som van deze aantallen ligt hoger dan 151. Dit komt doordat sommige respondenten meer dan 1 probleem aangaven. Hetzelfde geldt voor de vraag wie de diagnose stelde.

Page 30: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

29

Figuur 1: Verdeling maandelijks beschikbaar inkomen (n = 1339)

Onderstaande tabel laat zien wat de relatie is tussen het maandelijks beschikbaar gezinsinkomen en de registratie binnen IKAROS als kansarm of niet-kansarm.

Tabel 8: Frequentietabel maandelijks beschikbaar gezinsinkomen en kansarmoede (niet-gewogen data)

Inkomen Niet-kansarm Kansarm Totaal < 700 euro 7 5 12 700-999 euro 17 23 40 1000-1299 euro 36 48 84 1300-1699 euro 60 36 96 1700-2199 euro 103 31 134 2200-2699 euro 182 17 199 2700-3199 euro 268 5 273 3200-3699 euro 255 2 257 3700-4999 euro 192 0 192 > 5000 euro 51 1 52 Totaal 1171 168 1339

Omdat het maandelijks beschikbaar gezinsinkomen echter geen rekening houdt met de gezinssamenstelling van de respondenten, construeerden we – zoals aangegeven in deel 1.6 – de variabele armoederisico. Aan de hand van deze variabele gingen we de relatie na tussen armoederisico en kansarmoede. Aangezien “kansarm” een breder begrip is, dat naast inkomen ook andere variabelen telt (zie voetnoot 10), is te verwachten dat sommige respondenten als “kansarm” gelabeld worden, ook als ze niet rond of onder de armoedegrens zitten. Onderstaande tabel bevestigt inderdaad dat “arm” en “kansarm” geen synoniemen zijn.

Tabel 9: Frequentietabel kansarmoede en armoederisico (niet-gewogendata)

Armoederisico Boven Rond Onder Totaal Niet-kansarm 988 90 93 1171 Kansarm 26 32 108 166 Totaal 1014 122 201 1337

4,0%

14,4%

19,2%

20,6%

15,1%

10,7%

7,1%

5,7%

2,4%

0,9%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

> 5000 euro

3700 - 4999 euro

3200 - 3699 euro

2700 - 3199 euro

2200 - 2699 euro

1700 - 2199 euro

1300 - 1699 euro

1000 - 1299 euro

700 - 999 euro

< 700 euro

Page 31: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

30

Voor 26 respondenten geldt dat zij in IKAROS geregistreerd staan als kansarm terwijl ze boven de armoedegrens zitten. Belangrijker is echter de vaststelling dat er 93 respondenten onder en nog eens 90 respondenten rond de armoedegrens leven, die in IKAROS niet als kansarm beschouwd worden. Het blijft met andere woorden belangrijk dit onderscheid te maken zodat deze ouders niet uit beeld verdwijnen. Tot slot geven we via onderstaande grafieken nog het diploma, het beroep en de werksituatie van de respondent en haar/zijn (eventuele) partner mee.

Figuur 2: Verdeling diploma respondent (n = 1395)

Figuur 3: Verdeling diploma partner (n = 1344)

5,5%

54,4%

30,8%

9,3%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

ander

hogeschool/universiteit

secundair onderwijs

lager onderwijs/geen diploma

6,4%

3,1%

42,2%

41,4%

6,8%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

niet van toepassing

ander

hogeschool/universiteit

secundair onderwijs

lager onderwijs/geen diploma

Page 32: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

31

Figuur 4: Verdeling beroep respondent (n = 1395)

Figuur 5: Verdeling beroep partner (n = 1355)

Figuur6: Verdeling werksituatie respondent (n = 1339)

6,4%

12,3%

2,0%

5,1%

58,6%

15,6%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

andere

geen beroep

vrij beroep

zelfstandige

bediende of kader

arbeider

6,4%

3,0%

3,0%

2,0%

11,1%

42,8%

31,8%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

niet van toepassing

andere

geen beroep

vrij beroep

zelfstandige

bediende of kader

arbeider

1,6%

10,0%

1,0%

8,2%

0,1%

3,2%

0,9%

7,1%

4,1%

26,4%

37,4%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

andere

huisvrouw/man, opleiding

invaliditeit

werkloos

verlof zonder wedde

loopbaanonderbreking

ziekteverlof

ouderschapsverlof

zwangerschapsverlof

deelti jds werkend

voltijds werkend

Page 33: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

32

Figuur 7: Verdeling werksituatie partner (n = 1345)

2.2. Opvoedingscontext

De context waarin ouders (moeders) hun ouderrol vervullen is erg gedifferentieerd op vele vlakken. Hieronder geven we daar kort een beeld van.

Zoals gezegd gaf 10.9% van de ouders aan dat er een probleem werd vastgesteld bij hun kind.

Gemiddeld brengen ouders 4.6 uur alleen door met hun kind(eren), maar er is een zeer grote variatie hierin (SD = 3.69). We stellen vast dat 25.0% van de ouders 7 uur of meer alleen doorbrengt met de kinderen.

Figuur 8: Tijd alleen met kind (n = 1373)

Op een 5-punt Likert schaal gaande van 1 (helemaal oneens) tot 5 (helemaal eens) gaven de ouders aan hoe zij de tijd met hun kinderen en de combinatie met hun werk en/of huishouden ervaren.

6,4%

1,0%

2,2%

0,9%

3,4%

0,1%

0,7%

1,2%

0,5%

4,5%

79,1%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

niet van toepassing

andere

huisvrouw/man, opleiding

invaliditeit

werkloos

loopbaanonderbreking

ziekteverlof

ouderschapsverlof

zwangerschapsverlof

deelti jds werkend

voltijds werkend

0%

5%

10%

15%

20%

25%

0u 1u 2u 3u 4u 5u 6u 7u 8u 9u 10u 11u 12u 13u 14u 15u

Page 34: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

33

Tabel 10: Ervaringen m.b.t. het doorbrengen van tijd met het kind

1-2 3 4-5 gem. (op 5)

SD

Ik vind het lastig om alleen te zijn met mijn kind (n = 1409)

72.9 23.0 4.1 1.85 0.98

Ik heb voldoende tijd om samen met mijn kind te spelen (n = 1407)

17.4 31.6 51.0 3.48 1.08

Ik slaag erin huishoudelijke taken en/of mijn werk te combineren met de zorg voor mijn kind (n = 1410)

8.9 36.5 54.6 3.60 0.91

Ik ben tevreden over hoe ik de tijd met mijn kind doorbreng (n =1412)

8.7 23.8 67.5 3.78 0.91

Ik voel de behoefte om vaker andere ouders van jonge kinderen te ontmoeten (n = 1412)

41.7 30.7 27.6 2.82 1.04

4.1% van de ouders gaan (helemaal) akkoord met de stelling dat ze het lastig vinden om alleen te zijn met hun kind. Voor ongeveer de helft van hen (49.5%) gaat het om een eerste kind en bij 50.5% om volgende kinderen. Bij de meerderheid van deze ouders (84.2%) werd geen probleem vastgesteld bij hun kind. Het gaat in hoofdzaak om Belgische moeders (54.9%) en niet-Europese moeders (38.5%). Minder dan een kwart van deze ouders (22.1%) is alleenstaand en kansarm (19.0%). Bij de groep die het lastig vindt, heeft 4.1% geen diploma of een diploma lager onderwijs, 49.9% secundair onderwijs, 36.5% hoger onderwijs/universitair en 9.5% ander. Voor de ouders die het niet lastig vinden (n = 1025), geldt dat 10.2% geen diploma heeft of lager onderwijs, 32.4% secundair onderwijs, 51.8% hoger onderwijs en 5.6% iets anders. Ouders die het lastig vinden om alleen te zijn met hun kinderen, brengen gemiddeld 4.70 uur (SD = 3.82) alleen door met de kinderen. Dit gemiddelde wijkt niet significant af van het gemiddelde (4.64 uur, SD = 3.68) van ouders die het niet lastig vinden (t = -0.11, p >0.05). Het is dus niet zo dat ouders die het lastig vinden om alleen te zijn met hun kinderen gemiddeld ook meer uren alleen doorbrengen met de kinderen. Ook wat betreft het beschikken over praktische (t =0.73, p >0.05), emotionele (t = 0.39, p >0.05) en informatieve (t = 0.87, p >0.05) steun, is er geen significant verschil tussen ouders die het lastig vinden om alleen te zijn met hun kinderen en ouders die dat niet vinden. We keken voor deze groep eveneens na of hun gebruik van de dienstverlening van Kind en Gezin – zoals geregistreerd in IKAROS – significant afwijkt van de groep ouders die het (helemaal) niet lastig vinden om alleen te zijn met de kinderen. Beide groepen wijken niet significant af voor wat betreft het aantal huisbezoeken (t = 0.09, p > 0.05). Voor beide groepen ouders geldt dat ze gemiddeld 2.3 huisbezoeken kregen. Ook voor de overige aspecten van de dienstverlening stellen we vast dat beide groepen niet significant verschillen:aantal pedagogische adviesgesprekken (pead) (t = 0.73, p > 0.05), aantal consulten tijdens de neonatale periode (t = -0.10, p > 0.05), het 1ste levensjaar (t = 0.20, p > 0.05), het 2de levensjaar (t = 0.22, p > 0.05) en het 3de levensjaar (t = 1.51, p > 0.05), het gemiddeld aantal contacten met het contactcenter tijdens de neonatale periode (t = -1.73, p > 0.05), het 1ste levensjaar (t = -1.26, p > 0.05), het 2de levensjaar (t = -1.02, p > 0.05) en het 3de levensjaar (t = -0.03, p > 0.05). We kunnen met andere woorden vaststellen dat deze groep van ouders niet buiten de dienstverlening van Kind en Gezin valt.

Page 35: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

34

Ook wat de informele netwerken betreft, waar ouders op kunnen terugvallen, blijkt er een grote variatie te bestaan onder de respondenten.

Figuur 9: Verdeling afstand tot (schoon)ouders

19.6% van de ouders heeft geen enkele grootouder die op minder dan 30 minuten van zijn/haar woning woont.

Tabel 11: Contact met andere ouders28

1-2 3 4-5 gem. (op 5)

SD

In de kinderopvang/aan de schoolpoort (n = 1391) 35.9 9.1 55.0 3.27 1.48

Op het werk (n = 1358) 47.2 4.8 48.0 2.97 1.71

In de straat, het park, de markt of op andere publieke plaatsen (n = 1388)

64.1 14.8 21.1 2.43 1.14

Bij u thuis of bij één van de andere ouders (n = 1398) 71.5 18.3 10.2 2.19 0.93

In het consultatiebureau (n = 1372) 96.7 1.6 1.7 1.57 0.66

Ouderbijeenkomsten (n = 1330) 98.3 0.9 0.8 1.15 0.48

In het Inloopteam (n = 1222) 98.1 1.4 0.5 1.10 0.40

We kunnen op basis van de antwoorden van de respondenten ook een somscore berekenen van hoe vaak de respondenten andere ouders ontmoeten. Op die manier krijgen we een nieuwe variabele met als mogelijke waarden 0 tot 35 (indien de ouder op elk item 5 scoorde). Ook uit deze nieuwe variabele blijkt een grote variatie:

28 1-2 = zelden of nooit – nu en dan; 3 = 1 keer per week; 4-5 = verschillende keren per week tot elke dag.

0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%

100%

moeder (n = 1364)

vader (n = 1324)

schoonmoeder (n = 1307)

schoonvader (n = 1272)

Page 36: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

35

Figuur 10: Aantal contacten met andere ouders

De ongelijke grootte van de netwerken, vertaalt zich ook in variatie in steun (zie verder).

2.3. De perceptie van Kind en Gezin

Tabel 12: De perceptie van ouders over Kind en Gezin

1-2 3 4-5 gem. (op 5)

SD

K&G is er voor alle ouders en kinderen (n = 1405) 1.6 4.2 94.2 4.52 0.68

K&G is er voor het opvolgen van de groei (wegen en meten) (n = 1406)

1.8 4.9 93.3 4.39 0.68

K&G is er voor de opvolging van de algemene groei en ontwikkeling (n = 1404)

1.6 6.1 92.3 4.38 0.69

Ik vind het belangrijk dat de consulten gratis zijn(n = 1405) 3.0 12.9 84.1 4.31 0.84

K&G is er voor de vaccinaties (n = 1405) 3.8 7.2 89.0 4.31 0.80

Ik verwacht dat K&G initiatief neemt (n = 1406) 5.9 13.9 80.2 4.11 0.94

K&G is er voor medische opvolging(n = 1406) 9.8 22.3 67.9 3.86 0.99

K&G is er voor hulp bij de opvoeding(n = 1403) 7.7 24.5 67.8 3.83 0.90

Ik vind het jammer dat ik met mijn ouderekinderen niet naar K&G kan gaan (n = 1336)

31.8 31.5 36.7 3.07 1.23

K&G is er vooral voor kinderen met problemen (n = 1404) 67.2 19.5 13.3 2.23 1.08

K&G is er vooral voor ouders met problemen (n = 1403) 69.1 20.2 10.7 2.18 1.01

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

50%

0-5 6-10 11-15 16-20 21-25 26-30 30-35

Page 37: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

36

Om patronen te onderzoeken in de beeldvorming over Kind en Gezin, voerden we t-testen uit, waarbij we de antwoorden op bovenstaande vragen vergeleken voor: (1) ouders van kinderen met problemen versus ouders van kinderen zonder problemen, (2) alleenstaanden versus samenwonenden, (3) ouders van eerste kinderen versus ouders van volgende kinderen, (4) kansarmen versus niet-kansarmen en (5) allochtone versus Belgische moeders. Voor rang kind en probleem vonden we geen significante verschillen terug. Hoe ouders van eerste kinderen en ouders van kinderen zonder een probleem denken over Kind en Gezin wijkt met andere woorden niet significant af van de perceptie van ouders van volgende kinderen en kinderen met problemen. Bij de andere drie groepen vonden we wel verschillen terug.

Ouders zien Kind en Gezin als een structurele basisvoorziening voor alle ouders. Het beeld dat Kind en Gezin er is voor iedereen (en niet enkel in geval van problemen) wordt breed erkend en onderschreven. Dit geldt voor alle ouders, maar nog iets meer voor samenwonenden dan voor alleenstaanden(t = -2.18, p < 0.05). Alleenstaanden gaan in vergelijking met samenwonenden gemiddeld iets meer akkoord met de stelling dat Kind en Gezin er vooral is voor ouders (t = 2.65, p < 0.01) of kinderen (t = 3.13, p <0.01) met problemen. Ook Belgische moeders gaan in vergelijking met allochtone moeders iets meer akkoord met de stelling dat Kind en Gezin er vooral is voor ouders met problemen (t = 2.20, p < 0.05).

Grote eensgezindheid is er ook over de medische taak van Kind en Gezin (wegen en meten, het opvolgen van de algemene groei en ontwikkeling en de vaccinaties). Die eensgezindheid bestaat bij alle groepen, maar nog meer bij allochtonen, en dit voor haast alle aspecten van de preventieve zorg: het opvolgen van de groei (t = -2.34, p < 0.05), en van de ontwikkeling (t = -3.29, p <0.01) ende medische opvolging (t = -7.09, p < 0.001). Ook kansarmen hechten gemiddeld meer belang aan de medische opvolging dan niet-kansarmen (t = -4.55, p < 0.001).

Even belangrijk is dat twee derde van de ouders (67.8%) ook de pedagogische taak van Kind en Gezin erkent. Dit is iets sterker zo bij allochtonen danbij Belgische moeders(t = -5.48, p < 0.001).

Een derde van de ouders mist de mogelijkheid om met oudere kinderen naar Kind en Gezin te gaan. Allochtonen missen dit meer dan Belgische moeders (t = -5.17, p < 0.001). Dit bleek ook uit de vragenlijst waarin verschillende ouders bij de vraag of ze nog opmerkingen of bedenkingen hadden bij de dienstverlening van Kind en Gezin, wezen op de breuk tussen de laatste consultatie bij Kind en Gezin en de opvolging door de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB):

“Jammer dat je met een kleuter die naar school gaat niet bij K&G terecht kan. Mijn dochter van 3 jaar en 8 maand zit in de 2de kleuterklas en is vanaf haar 2 jaar niet maar opgevolgd. Volgend jaar is er pas een medisch onderzoek via de school.”

“De consultaties van K&G stoppen wanneer je kindje ong. 2,5 jaar is. Dit vind ik jammer. Ik denk dat er veel ouders zijn die met vragen zitten m.b.t. oudere kinderen: lager onderwijs, puberteit,…”

Verder vinden allochtonen het belangrijker dan Belgische moeders dat Kind en Gezin initiatief neemt (t =-4.64, p < 0.001) en dat de consulten gratis zijn (t =-2.51, p < 0.05).

Samengevat

Ouders waarderen Kind en Gezin als een basisvoorziening voor alle ouders. De taak van Kind en Gezin is volgens de ouders het opvolgen van de algemene groei en de ontwikkeling van het kind, in eerste instantie op medisch vlak, maar ook pedagogisch.

Page 38: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

37

Gewaardeerde kwaliteiten van de dienstverlening zijn de gratis dienstverlening en de verwachting dat Kind en Gezin zelf initiatief neemt. De beschikbaarheid voor oudere kinderen wordt door een derde van de ouders als belangrijk naar voor geschoven.

2.4. Zorgen om het kind, om de eigen situatie en steunbronnen

We geven hieronder de frequenties en de belangrijkste waarden van de zorgen die ouders zich maken over de ontwikkeling en opvoeding van hun kind en over hun eigen situatie. De antwoorden varieerden van 1 (ik maak mij nooit zorgen) tot 5 (ik maak mij heel vaak zorgen).

Tabel 13: Zorgen om het kind en de eigen situatie

Ik maak mij zorgen over… (bijna) nooit

soms (heel) vaak

gem. (op 5)

SD

omgang ongewenst gedrag (n = 1396) 42.2 42.3 15.5 2.58 1.02

de gezondheid (n = 1408) 49.7 35.8 14.5 2.46 1.08

mijn werksituatie (n = 1388) 56.3 28.5 15.2 2.33 1.12

de voeding (n = 1411) 56.6 31.4 12.0 2.29 1.06

mijn financiële situatie (n = 1409) 61.2 26.3 12.5 2.26 1.08

mijn gezondheid (n = 1410) 60.6 30.4 9.0 2.23 0.98

de emotionele ontwikkeling (n = 1402) 61.3 27.2 11.5 2.21 1.07

het slaappatroon (n = 1410) 66.8 21.1 12.1 2.11 1.11

omgang kind (n = 1410) 68.6 24.1 7.3 2.09 0.96

het huilen (n = 1412) 67.7 23.7 8.6 2.07 1.02

mijn relatie (n = 1404) 73.6 19.4 7.0 1.95 0.99

de taalontwikkeling (n = 1403) 76.9 16.5 6.6 1.83 0.98

het gewicht (n = 1414) 77.0 17.8 5.2 1.79 0.96

mijn buurt/huis (n = 1413) 79.9 13.3 6.8 1.77 1.00

de lichamelijke ontwikkeling (n = 1409) 84.7 10.7 4.6 1.65 0.88

de groei (n = 1414) 83.7 11.9 4.4 1.64 0.89

Page 39: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

38

De meerderheid van de ouders geeft aan zich weinig zorgen te maken, maar belangrijker zijn de verschillen tussen ouders. Enkele aspecten geven bij meer dan één ouder op drie aanleiding tot zorgen. De twee belangrijkste zijn de vraag hoe men met ongewenst gedrag van het kind moet omgaan en de gezondheid van het kind. Dit wordt gevolgd door de voeding, de emotionele ontwikkeling en het slaappatroon van het kind. Als we de eigen situatie van de ouders bekijken, zien we dat de werksituatie het meest zorgen met zich meebrengt.

Zoals aangegeven werden bovenstaande items aan de hand van somscores herleid tot drie factoren: (1) zorgen over de lichamelijke ontwikkeling, (2) zorgen over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding en (3) zorgen over de eigen situatie. Aangezien het om somscores gaat, worden meerdere items samengenomen en kunnen de waarden bijgevolg variëren. Zorgen over de lichamelijke ontwikkeling is de som van 6 items en heeft dus als mogelijke waarden 0 tot 30. Zorgen over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding en zorgen over de eigen situatie nemen elk 5 items samen en hebben dus als mogelijke waarden 0 tot 25. Onderstaande tabel geeft de waarden voor deze drie factoren.

Tabel 14: Centrumwaarden van zorgen

Lichamelijke ontwikkeling

Psycho-sociale ontwikkeling en

opvoeding

Eigen situatie

Gemiddelde 11.87 10.66 10.42

Mediaan 11.0 10.0 10.0

SD 4.39 3.87 3.75

Minimum 0 0 0

Maximum 30 25 25

T-testen wijzen uit dat ouders van een eerste kind gemiddeld meer zorgen hebben over de lichamelijke ontwikkeling (t = 3.12, p < 0.01) en de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding (t = 2.25, p < 0.05) dan ouders van volgende kinderen. Ouders van kinderen met een probleem maken zich meer zorgen over de lichamelijke ontwikkeling (t =-3.55, p < 0.001) dan ouders van kinderen zonder problemen. Zowel Belgische moeders als niet-kansarmen maken zich iets meer zorgen over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding dan respectievelijk allochtonen (t = 2.25, p <0.05) en kansarmen (t = 2.13, p < 0.05). Alleenstaanden maken zich dan weer significant meer zorgen over hun eigen situatie dan samenwonenden (t = 4.50, p < 0.001). Dat kunnen we mede begrijpen in het licht van het feit dat alleenstaanden een veel grotere kans hebben op (kans)armoede dan samenwonenden.

Voor alle zorgen doen de respondenten (vooral moeders) vooral beroep op hun partner. Andere steunbronnen variëren naargelang welke zorgen men heeft:

- Bij zorgen over de lichamelijke ontwikkeling vormen naast de partner ook andere informele netwerken (familie en vrienden), de huisarts en de kinderarts belangrijke steunbronnen net als de verpleegkundige en de arts van Kind en Gezin. Ook de kinderopvang is een steunbron.

- Met zorgen over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding wendt men zich vooral tot het eigen netwerk (familie, vrienden en/of (schoon)ouders), maar ook de verpleegkundige van Kind en Gezin, de kinderopvang en de kinderarts spelen hierin een rol.

Page 40: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

39

- Voor zorgen aangaande de eigen situatie doet men naast de partner ook beroep op de huisarts en op familie/kennissen en/of (schoon)ouders.

De verpleegkundige en de arts van Kind en Gezin fungeren voornamelijk als steunbronnen bij zorgen over de lichamelijke ontwikkeling. Maar even belangrijk is dat 10% van de populatie steun zoekt bij de arts voor vragen over de psycho-sociale ontwikkeling en de opvoeding en bijna 20% doet dit bij de verpleegkundige van Kind en Gezin.

Tabel 15: Steunbronnen bij zorgen (in percentage)

Lichamelijke ontwikkeling

Psycho-sociale ontwikkeling en

opvoeding

Eigen situatie

Partner 54.1 64.9 66.3

(Schoon)ouders 33.5 39.2 23.3

Familie/kennissen 33.9 42.2 30.1

Collega’s 11.3 14.3 5.0

Kinderopvang 18.2 18.1 0.5

GO/inloopteam 3.2 4.1 0.4

Arts K&G 24.8 10.8 0.4

Verpleegkundige K&G 30.0 18.4 0.7

Huisarts 39.8 13.1 38.5

Kinderarts 42.1 17.9 0.8

Zoals reeds aangegeven maakten we somscores voor praktische, emotionele en informatieve steun waarbij de waarden van deze variabelen varieert van 0 tot 80. De steun waarop de respondenten beroep doen (uitgedrukt in somscores van de verschillende steunbronnen) is als volgt verdeeld:

Figuur 11: Ervaren praktische, emotionele en informatieve steun (somscores)

Page 41: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

40

De 15% ouders die het meeste steun ervaren, kunnen rekenen op meer dan dubbel zo veel steun dan de 15% ouders die het minste steun ervaren.

Aan de hand van de Pearson’sr gingen we na wat de correlatie is tussen de zorgen die ouders zich maken (lichamelijke ontwikkeling, psycho-sociale ontwikkeling enopvoeding en eigen situatie), de steun die ouders ervaren (uitgedrukt in de somscores voor praktische steun, emotionele steun, informatieve steun) en ouderlijke contacten. De analyses laten zien dat er een significant negatieve– zij het zeer zwakke –relatie is tussen de zorgen die ouders zich maken over de lichamelijke ontwikkeling en de ouderlijke contacten (r = -0.058, p < 0.05). Significante negatieve relaties – zij het opnieuw zeer zwakke – vinden we ook voor de mate waarin ouders zich zorgen maken over de eigen situatie en de praktische steun (r = -0.090, p < 0.01), emotionele steun (r = -0.084, p < 0.01) en informatieve steun (r = -0.073, p< 0.01) die ouders krijgen.

Daarnaast stellen we vast dat de zorgen die ouders zich maken allen onderling significant positief correleren met elkaar. Zo is er sprake van een significant positief verband tussen zorgen over de lichamelijke ontwikkeling en zorgen over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding (r = 0.702, p < 0.001) en zorgen over de eigen situatie (r = 0.442, p < 0.001) en van een significant positief verband tussen zorgen over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding en zorgen over de eigen situatie (r = 0.497, p < 0.001). Ouders die zich zorgen maken over één aspect maken zich met andere woorden ook zorgen over de andere aspecten.Hetzelfde geldt voor de mate van steun die ouders ervaren. De mate waarin ouders kunnen rekenen op praktische steun hangt significant sterk samen met de mate waarin ouders emotionele steun (r = 0.824, p < 0.001) en informatieve steun (r = 0.773, p < 0.001) ervaren. Op dezelfde manier correleert ook emotionele steun sterk met informatieve steun (r = 0.864, p < 0.001).

198 ouders (of 14.2%) geven aan dat ze soms met vragen over de zorg van hun kind blijven zitten waarop ze het antwoord niet vinden. 191 ouders lichtten dit ook toe. De analyse van deze antwoorden laat negen grote thema’s zien (in volgorde van belangrijkheid): opvoeding, eten, ontwikkeling, ouderschap, gezondheid, (kinder)opvang, school(keuze), borstvoeding en Kind en Gezin.

Binnen het thema opvoeding (n = 114) betreft het voornamelijk vragen over omgaan met (ongewenst) gedrag (n = 42) en slaap(problemen) (n = 39), gevolgd door opvoedkundige vragen (n = 14), zindelijkheid(sproblemen) (n = 13) en (omgaan met) huilgedrag (n = 6). Bij het thema voeding draait het voornamelijk om vragen rond eetproblemen (n = 16) en tips of informatie in verband met eten (n = 10). Binnen de vragen gerelateerd aan ontwikkeling gaat het voornamelijk om vragen over de emotionele ontwikkeling en welzijn van het kind (n = 10) en de taalontwikkeling (n = 8). Verder blijken ouders zich de vraag te stellen of men wel goed bezig is (n = 7) en hoe men moet opvoeden als

0%

5%

10%

15%

20%

25%

0-5

6-1

0

11

-15

16

-20

21

-25

26

-30

31

-35

36

-40

41

-45

46

-50

51

-55

56

-60

61

-65

66

-70

71

-75

76

-80

praktische steun

emotionele steun

informatieve steun

Page 42: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

41

alleenstaande ouder (n = 5). Het thema ‘gezondheid’ verwijst tot slot in hoofdzaak naar bezorgdheden van ouders over de algemene gezondheid van hun kinderen (n = 10).

Samengevat

Ouders van eerste kinderen en ouders van kinderen met problemen maken zich meer zorgen over de lichamelijke ontwikkeling. Belgische moeders en niet-kansarmen zijn wat meer bezorgd over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding, terwijl alleenstaanden zich wat meer zorgen maken over hun eigen situatie dan samenwonenden.

Ouders maken gebruik van verschillende, overlappende steunbronnen. Informele netwerken spelen een belangrijke rol, maar deze zijn in ongelijke mate beschikbaar. Dat blijkt tevens uit internationaal onderzoek29. Ondanks de steunbronnen blijven nogal wat ouders met vragen zitten, zowel over opvoeding als over medische aspecten en gezondheid.

De kinderarts en de arts en verpleegkundige van Kind en Gezin zijn belangrijke steunbronnen. De steun van Kind en Gezin gaat over vragen in verband met de lichamelijke ontwikkeling, maar voor een belangrijk aantal ouders ook over vragen bij de psycho-sociale ontwikkeling en de opvoeding van hun kind.

De huisarts is ook een belangrijke steunbron bij zorgen over de eigen situatie.

2.5. Afspraken op het consultatiebureau

In de vragenlijst werd ingegaan op verschillende aspecten van de afspraken op het consultatiebureau, zoals het tijdstip van afspraak of hoe ouders naar het consultatiebureau komen, maar ook of ouders tevreden zijn over het aantal afspraken dat ze hebben,… Om een zicht te krijgen op verschillen tussen groepen van ouders (kansarm versus niet-kansarm, allochtoon versus autochtoon, probleem versus geen probleem, eerste kind versus volgende kinderen en alleenstaanden versus samenwonenden), hebben we voor elk van deze aspecten χ2 - testen uitgevoerd.

Wie gaat naar het consultatiebureau?

De frequenties laten zien dat vooral de moeders (68.6%) naar het consultatiebureau komen. Toch komt ook een kwart van de ouders samen naar het consultatiebureau.

Figuur 12: Wie gaat meestal naar het consultatiebureau (n = 1386)

29Bijvoorbeeld: Attree, P. (2005). Parenting support in the context of poverty: a meta-synthesis of the qualitative evidence. Health and Social Care in the Community, 13(4), 330-337; Vandenbroeck, M., Boonaert, T., Van der Mespel, S. & De Brabandere, K. (2009). Dialogical Spaces to Reconceptualize Parent Support in the SocialInvestmentState. Contemporary Issues in EarlyChildhood, 10(1), 66-77.

Page 43: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

42

Voor deχ2 - testen werd de categorie ‘andere’ niet opgenomen in de analyse. De resultaten laten zien dat wie naar het consultatiebureau komt, significant samenhangt met rang kind (χ2 = 44.30, p < 0.001), origine moeder (χ2 = 30.10, p < 0.001) en alleenstaand (χ2 = 14.13, p < 0.01).

Op basis van de frequenties in de kruistabellen kunnen we voorzichtig besluiten dat bij volgende kinderen het vaker gebeurt dat de moeder alleen naar het consultatiebureau komt.Wie samen (moeder en vader) gaat, doet dat vaker bij een eerste kind dan bij volgende kinderen.

Niet-Europese moeders gaan wat vaker samen naar het consultatiebureau (39.6%) dan Belgische (25.6%) of Europese moeders (24.5%). Ook het percentage ‘vader’ blijkt iets hoger te liggen bij Europese en niet-Europese moeders dan bij Belgische moeders. Binnen de groep van niet-Europese moeders geldt dat 55.4% alleen naar het consultatiebureau gaat en 38.6% samen met de vader. Het zijn vooral Turkse moeders die wat meer samen (50.9%) gaan, al gaat ook 44.7% van de Turkse moeders alleen naar het consultatiebureau.

Zoals verwacht, gaan samenwonenden wat vaker samen naar het consultatiebureau dan alleenstaanden.

Verplaatsing en afstand tot het consultatiebureau

Figuur 13: Wijze van verplaatsing (n = 1386)

Figuur 14: Afstand (n = 1394)

2,5%

27,3%

1,6%

68,6%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

andere

samen

vader

moeder

0,8%

75,0%

1,5%

1,7%

21,0%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

lift

auto

openbaar vervoer

fiets

te voet

Page 44: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

43

Voor de analyses werden de categorieën ‘lift’ en ‘openbaar vervoer’ samengenomen, evenals ‘te voet’ en met de ‘fiets’. Onze χ2 - testen tonen dan dat de wijze waarop ouders zich verplaatsen naar het consultatiebureau significant samenhangt met de mate waarin ouders zeggen dat er een probleem is vastgesteld mt hun kind (χ2 = 7.37, p < 0.05), met kansarmoede (χ2 = 103.09, p < 0.001), origine (χ2 = 132.42, p < 0.001) en alleenstaand (χ2 = 25.60, p < 0.001). Kansarmoede is ook de enige variabele die samenhangt met de verplaatsingstijd (χ2 = 10.15, p <0.01).

Het merendeel van de ouders gaat met de auto naar het consultatiebureau en gemiddeld is men minder dan een kwartier onderweg.

Een belangrijke minderheid gaat te voet of met de fiets op consultatie. Mensen die te voet of met de fiets komen, hebben iets vaker een kind waarbij een probleem werd vastgesteld en zijn veel vaker kansarm (51.4% van de kansarmen gaat te voet of met de fiets tegenover 20.2% van de niet-kansarmen). Kansarmen maken ook vaker gebruik van het openbaar vervoer. Ook niet-Europese moeders en alleenstaanden komen vaker te voet of met de fiets.

Voor ruim 15% van de ouders duurt de verplaatsing tussen een kwartier en een half uur. Dat zijn – zoals gezegd – wat vaker kansarmen.

Het tijdstip van de consulten

Figuur 15: Tijdstip afspraak (n = 1363)

Figuur 16: Geschiktheid uren (n = 1380)

0%

1,3%

15,4%

83,3%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

> 1u

30min - 1u

15min - 30min

< 15min

41,2%

29,6%

29,2%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

avond

namiddag

voormiddag

Page 45: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

44

Iets minder dan de helft van de ouders gaat ’s avonds op consultatie, ruim een kwart in de voormiddag en even veel in de namiddag. Ongeveer de helft van de ouders geeft aan dat de uren hen bijna altijd passen. Dit betekent echter dat voor de andere helft van de ouders een bezoek aan het consultatiebureau toch in mindere of meerdere mate een inspanning vraagt. We geven enkele opmerkingen van ouders in de vragenlijsten hierover:

“Vanaf het moment van de vaccinaties hebben wij geen gebruik meer gemaakt van hun diensten o.w.v. de onmogelijkheid of quasi onmogelijkheid om een afspraak te krijgen na 18u30. Altijd via kinderarts gegaan.”

“Veel te lange wachttijden!! ==> je bent wel verplicht naar huisarts of kinderarts te gaan voor bvb vaccinaties.”

“Te lange wachttijden bv. woensdag voormiddag consultatie... om 11u40 al aan de schoolpoort staan voor de andere kinderen, dit lukte al 2x niet.”

Er blijkt een samenhang van het tijdstip met kansarmoede (χ2 = 35.54, p <0.001) en origine moeder (χ2 = 62.18, p <0.001). De geschiktheid van de uren hangt samen met kansarmoede (χ2 = 16.78, p < 0.01) ende origine van de moeder(χ2 = 49.21, p <0.001).

Op basis van de frequenties kunnen we voorzichtig besluiten dat kansarmen wat vaker in de voormiddag en zeker in de namiddag gaan dan niet-kansarmen. Hetzelfde geldt voor allochtone moeders, terwijl de avonden wat vaker benut worden door Belgische moeders.

Kansarme en allochtone ouders geven significant vaker dan niet-kansarmen en Belgische moeders aan dat de uren voor hen geen problemen opleveren.

Voor 89.2% van de ouders gebeurt het heel uitzonderlijk of niet dat zij een afspraak met Kind en Gezin niet haalden. Voor een kleine 10% van de ouders komt dit af en toe of regelmatig voor. De meeste ouders verwittigden wanneer zij een afspraak niet konden halen (84.6%).

Figuur 17: Afwezigheid op afspraak (n = 1381)

0,3%

1,7%

6,8%

34,6%

56,6%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

onmogelijk

zijn erg moeili jk

zijn vaak moeil i jk

vragen aanpassingen

past mij bijna altijd

Page 46: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

45

De analyses geven aan dat het missen van een afspraak significant samenhangt met rang kind (χ2 = 60.68, p <0.001), kansarmoede (χ2 = 9.98, p <0.05), origine moeder (χ2 = 8.78, p < 0.05) en alleenstaand (χ2 = 9.22, p <0.05).

Afspraken worden iets vaker gemist door ouders met meerdere kinderen en door kansarmen. Allochtone moeders geven wat vaker aan dan Belgische moeders af en toe een afspraak te missen, terwijl Belgische moeders meer aangeven uitzonderlijk een afspraak te missen. Samenwonenden geven ook iets meer dan alleenstaanden aan heel uitzonderlijk of af en toe een afspraak te missen.

790 ouders geven aan al eens een afspraak te hebben gemist. Gevraagd naar de redenen hiervoor – waarbij de ouders meerdere antwoorden konden aankruisen – geeft 45.1% dat hun kind ziek was, 35.8% dat ze de afspraak vergeten waren, 5.5% dat ze geen tijd hadden en 0.7% dat ze het niet nodig vonden. Voor 24.0% of 190 ouders had hun afwezigheid een andere reden. 113 ouders gaven ook aan om welke reden het dan ging. De analyse van deze open antwoorden toont dat 48 ouders of 42.1% hun afspraak misten door het werk en nog eens 17 ouders of 14.9% doordat ze zelf ziek waren. Zeven ouders waren op dat moment in vakantie en 5 ouders sloegen de afspraak over omdat ze net een afspraak met de kinderarts hadden of in die periode al veel naar de kinderarts waren geweest.

Preferenties i.v.m. afspraken

Als we de preferenties vergelijken met de reële momenten waarop ouders naar het consultatiebureau komen (zie figuur 15), merken we op dat zowel de voormiddag, de avond en vooral de namiddag wat afnemen in percentage, ten voordele van een voorkeur voor afspraken op zaterdag (9.1%).

Figuur 18: Voorkeur tijdstip (n = 1358)

43,3%

45,9%

9,5%

1,3%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

nooit

heel uitzonderli jk

af en toe

regelmatig

Page 47: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

46

De voorkeur voor een tijdstip hangt volgens de χ2 − testen significant samen met rang kind (χ2 = 10.96, p <0.05), kansarmoede (χ2 = 28.63, p <0.001) en origine moeder (χ2 = 58.60, p <0.001). De voormiddagen worden iets vaker gekozen door ouders van volgende kinderen en kansarmen. De namiddagen zijn vooral populair bij kansarmen en niet-Europese moeders. De avondconsultatie wordt dan weer wat vaker geprefereerd door ouders van eerste kinderen, niet-kansarmen en Belgische moeders. De voorkeur voor zaterdag komt iets meer voor bij ouders met meerdere kinderen, Belgische en Europese moeders.

We gaven reeds aan dat figuren 15 en 18 laten zien dat indien ouders de keuze zouden hebben, zij op een ander moment naar het consultatiebureau zouden komen. Uit de analyse blijkt dat heel wat ouders die nu ’s morgens, ’s middags of ’s avonds gaan, dit ook het liefst zo hebben. Een minderheid van de ouders zou dit liever anders zien. Van de respondenten die het liefst ’s avonds zouden komen, blijkt 83.1% ook al ’s avonds te gaan naar het consultatiebureau. 7.9% gaat op dit moment in de voormiddag en 9.0% gaat nu meestal in de namiddag terwijl men liever ’s avonds zou gaan. Een gelijkaardig beeld krijgen we voor de ouders die de namiddag verkiezen. 89.4% van deze ouders gaat op dit moment ook in de namiddag. 7.0% gaat ’s avonds, maar zou dus liefst in de namiddag gaan en 3.6% zou niet meer ’s ochtends naar het consultatiebureau gaan. Van de ouders die het liefst ’s ochtends op consultatie zou gaan, gaat 83.0% ook ’s ochtends. 11.4% gaat nu in de namiddag en 5.6% gaat nu ’s avonds. Van de ouders die een voorkeur uiten voor de zaterdag, gaat 24.9% momenteel in de voormiddag, 24.4% in de namiddag en 50.6% ’s avonds. Indien er dus consultaties op zaterdag zouden zijn, dan kan men verwachten dat er vooral minder ouders op avondconsult zullen komen.

Figuur 19: Voorkeur afspraak (n = 1392)

9,1%

40,1%

23,2%

27,6%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

zaterdag

avond

namiddag

voormiddag

3,1%

96,9%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

niet op afspraak

op afspraak

Page 48: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

47

Figuur 20: Voorkeur voor herinnering aan afspraak (n = 1393)

Bijna alle ouders prefereren duidelijk het werken op afspraak. Ongeveer twee derden zou graag herinnerd worden aan hun afspraak, een derde vindt dat niet nodig. Of ouders willen herinnerd worden aan hun afspraak, hangt significant samen met rang kind (χ2 = 11.67, p <0.01), kansarmoede (χ2 = 5.36, p < 0.05)en origine (χ2 = 21.40, p <0.001).30 Wie wenst herinnerd te worden, lijkt wat vaker meerdere kinderen te hebben, kansarm of allochtoon te zijn.

Tevredenheid over tijdstip en aantal huisbezoeken/consulten

Figuur 21: Tevredenheid over tijd tussen kraamkliniek en huisbezoek (n = 1401)

De χ2 − testen laten geen significante samenhangen zien tussen de beleving van de tijd tussen de kraamkliniek en het eerste huisbezoek en de verschillende groepen ouders. Voor de meerderheid van de ouders was de tijd tussen het verlaten van de kraamkliniek en het eerste huisbezoek prima. Enkele

30 Aangezien voor rang kind en kansarmoedede χ2 − testen gebaseerd zijn op een 2 x 2 tabel, baseren we ons bij deze variabelen op de continuitycorrection. Voor origine wordt de Pearson Chi-Square gebruikt.

35,8%

64,2%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

geen herinnering

herinnering

3,8%

1,0%

5,5%

86,4%

3,3%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

geen behoefte

(nog) geen huisbezoek gehad

te lang

goed

te kort

Page 49: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

48

ouders beoordeelden dit als te kort of net te lang. En nog enkele ouders gaven aan dat ze eigenlijk geen behoefte hebben aan een huisbezoek.

“Het eerste bezoek van K&G op kraamafdeling was veel te kort (5min.),meer uitleg ging later thuis volgen, maar dat heeft 10(!!) dagen geduurd alvorens iemand langskwam.”

De gegevens van IKAROS tonen dat de leeftijd (uitgedrukt in dagen) van het kind op het eerste huisbezoek sterk verschilt, hoofdzakelijk gaande van 5 tot 57 dagen, maar met uitschieters tot 506, 588 en 912 dagen. Voor de groep van ouders die de tijd te kort vond (n = 48) lag de leeftijd van hun kind tussen de 7 en 30 dagen (met 67.8% tussen de 7 en 14 dagen). Binnen de groep van ouders voor wie dit te lang duurde (n = 73) lag de leeftijd tussen 8 en 48 dagen (met 54.0% tussen 8 en de 14 dagen), met één uitschieter van 300 dagen. Een t-test waarbij we de gemiddelde leeftijd voor beide groepen met elkaar vergeleken bleek niet significant te zijn (t = -1.88, p >0.05).Het feit dat voor sommige ouders de tijd tussen de bevalling en het eerste huisbezoek te lang duurt, kan dus deels, maar niet uitsluitend toegeschreven worden aan een objectief langere wachttijd.

Figuur 22: Tevredenheid over aantal huisbezoeken (n = 1396)

Driekwart van de ouders vindt dat er voldoende huisbezoeken zijn. Een belangrijke minderheid (één op vijf) zou meer huisbezoeken willen. Zo laten de χ2 − testen zien dat allochtone moeders wat vaker aangeven dat ze het aantal huisbezoeken te weinig vonden (χ2 = 6.44, p < 0.05). Of zoals sommige ouders het in de vragenlijst uitdrukten:

“Meer huisbezoeken, want met 2 kleine kinderen ALLEEN naar K&G bureau gaan is praktisch onhaalbaar.”

“Als ik de kans zou krijgen dan zou ik vragen dat de verpleegkundige meer op huisbezoek zou komen want met een tweeling is het niet altijd handig om te verplaatsen.”

“Ik heb slechts 1 keer een huisbezoek gehad en dat mag voor mij maandelijks wel gebeuren tot de baby 4 maanden is omwille dat vele ouders twijfelen aan bepaalde zaken en de baby nog zo pril is en er thuis vaker meer wordt besproken dan opconsultatie.”

In de gegevens van IKAROS vinden we terug dat het aantal huisbezoeken varieert van 0 tot 47, al toont onderstaande figuur dat dit voor de grootste groep respondenten (86.3%) varieert tussen de 0 en 3 huisbezoeken.

Figuur 23: Aantal huisbezoeken (n = 1418)

3,6%

75,4%

21,0%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

te veel

voldoende

te weinig

Page 50: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

49

De analyses tonen geen verband tussen de tevredenheid over het aantal huisbezoeken (figuur 22) en het effectief aantal ontvangen huisbezoeken (figuur 23). Een eenvoudige regressie-analyse met tevredenheid over het aantal huisbezoeken als afhankelijke variabele en het effectieve aantal huisbezoeken als voorspellende variabele leverde niks op. Ouders die het aantal huisbezoeken te weinig vonden, kregen effectief gemiddeld 2.4 huisbezoeken (SD = 2.88). Ouders die vonden dat ze voldoende huisbezoeken kregen, kregen er 2.3 (SD = 1.65). De groep die naar hun mening te veel huisbezoeken kregen, kregen er 2.0 (SD =1.30). Van de groep ouders die het aantal huisbezoeken te weinig vond (n = 289) kreeg volgens IKAROS 1.6% geen enkel huisbezoek, 19.1% kreeg 1 huisbezoek, 48.8% kreeg 2 huisbezoeken, 20.4% kreeg 3 huisbezoeken, 4.8% kreeg 4 huisbezoeken, 3.2% kreeg 5 huisbezoeken en 1.9% kreeg 6 tot 14 huisbezoeken. Opvallend is dat de ouder die 47 huisbezoeken kreeg ook aangeeft dat ze dit te weinig vond. Er waren in totaal 52 ouders die het aantal huisbezoeken te hoog vonden. Voor 81.1% van deze ouders lag het aantal huisbezoeken nochtans tussen 0 en 2, wat er op wijst dat de huisbezoeken voor hen wellicht niet relevant waren.

Figuur 24: Tevredenheid over aantal consultaties (n = 1392)

Bijna 90% vindt het aantal consulten prima. Onze χ2 − testen laten een significante samenhang zien voor rang kind (χ2 = 9.31, p <0.05), origine moeder (χ2 = 6.21, p < 0.05) en alleenstaand (χ2 = 6.36, p < 0.05). Ouders van een eerste kind, allochtone moeders en alleenstaanden hadden iets vaker wat meer consulten gewild, terwijl ouders met meerdere kinderen en Belgische moeders iets vaker aangeven dat er te veel consultaties zijn:

”Bij meerdere kinderen zijn de extra consultaties niet nodig.”

2,5%

21,3%

46,2%

18,6%

5,8% 3,0% 2,1% 0,4% 0,0% 0,0% 0,1%0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

0 1 2 3 4 5 6-10 11-20 21-30 31-40 40-50

2,9%

88,2%

8,9%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

te veel

voldoende

te weinig

Page 51: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

50

“Bij het derde kind is het bezoek aan de verpleegkundige door ervaring ouders niet echt nodig, tenzij er vragen zijn.”

“Misschien vooral aandacht bij 1ste kind en verder (volgende kinderen) enkel op vraag? Eventueel kans bieden om alleen te laten vaccineren? (dus geen volledige consult).”

Preferenties inzake de inzet van het personeel van de consultatiebureaus

Figuur 25: Voorkeur voor opvolging groeicurves (n = 1361), vaccinaties (n = 1352) en ontwikkeling (n = 1372)

Voor de meerderheid van de ouders maakt het niet uit wie de groeicurves van hun kind opvolgt. Voor zij die wel een voorkeur hebben, verkiest de meerderheid dat dit gebeurt door de arts van Kind en Gezin, eerder dan door de verpleegkundige. Terwijl een meerderheid van de ouders geen voorkeur heeft voor wie de groeicurve of de ontwikkeling opvolgt, wensen bijna twee op drie ouders dat de vaccinaties door de arts zouden gebeuren. Ook dan blijft echter een derde van de ouders geen voorkeur hebben, zolang de vaccinaties maar toegediend worden.

Bij de voorkeur voor het geven van de vaccinaties vinden we een significante samenhang met kansarmoede (χ2 = 10.56, p < 0.01). Beide groepen hebben een duidelijke voorkeur voor de arts, maar daarnaast geven kansarmen iets meer de verpleegkundige aan en uitten niet-kansarmen iets meer geen voorkeur. De voorkeur voor de opvolging van de groeicurves hangt significant samen met kansarmoede (χ2 = 8.36, p < 0.05) en de origine van de moeder (χ2 = 51.28, p <0.001). Kansarmen verkiezen wat vaker de arts, terwijl niet-kansarmen meer aangeven geen voorkeur te hebben. Belgische moeders geven meer aan geen voorkeur te hebben dan Europese en niet-Europese moeders, die wat vaker de voorkeur geven aan de arts van Kind en Gezin. Bijna de helft van de niet-Europese moeders verkiest dat de artsde groeicurves opvolgt. De voorkeur voor de opvolging van de ontwikkeling hangt significant samen met de origine van de moeder (χ2 = 54.23, p <0.001) en de al dan niet vaststelling van een probleem bij het kind (χ2 = 7.07, p <0.05).Ook hier geldt dat allochtone moeders een meer uitgesproken voorkeur hebben voor de arts, terwijl Belgische moeders hoger scoren op de verpleegkundige of geen voorkeur. Ouders van kinderen met problemen hebben een wat meer uitgesproken voorkeur voor de arts van Kind en Gezin.

57,8%

7,1%

35,1%

34,8%

1,0%

64,2%

65,7%

5,6%

28,7%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

geen voorkeur

verpleegkundige

arts

groeicurves vaccinaties ontwikkeling

Page 52: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

51

Samengevat

De bereikbaarheid van de dienstverlening is verschillend naargelang de situatie en de mogelijkheden van ouders:

- Vooral moeders gaan naar het consultatiebureau - De verplaatsing naar het consultatiebureau duurt langer voor kansarmen, mede omdat ze

zich (anders dan het merendeel van de ouders) te voet, met de fiets of met het openbaar vervoer verplaatsen

De afspraken verlopen goed, maar vergen van ouders verschillende inspanningen. Deze zijn groter voor Belgische moeders en niet-kansarmen.

Ouders tonen zich over het algemeen tevreden over het tijdstip en het aantal consulten. Concreet betekent dit dat de dienstverlening van Kind en Gezin naar verwachting verloopt. Eén op vijf ouders zou meer huisbezoeken willen. Vooral allochtone moeders vonden het aantal huisbezoeken te weinig. Ouders van een eerste kind, allochtone moeders en alleenstaanden hadden iets vaker meer consulten gewild, terwijl ouders met meerdere kinderen en Belgische moeders iets vaker aangeven dat er teveel consultaties zijn.

Ouders spreken weinig voorkeur uit over wie de groeicurves van het kind opvolgt; voor de vaccinaties wordt voorkeur gegeven aan een arts. Wij interpreteren dit als dat mensen eigenlijk de bestaande toestand bevestigen (of een voorkeur hebben voor wat gekend is). Allochtone moeders en kansarmen spreken zich iets vaker uit voor de arts. Dat is ook waar voor ouders van kinderen met problemen, maar dan enkel als het gaat om de opvolging van de ontwikkeling.

2.6 Het gebruik van de dienstverlening

Niet iedereen kent alle diensten van Kind en Gezin even goed. Dit bleek ook uit de antwoorden op de vraag in de vragenlijst die peilde naar eventuele opmerkingen of bedenkingen die ouders nog hebben over de dienstverlening van Kind en Gezin:

“Ouders meer info geven over verschillende mogelijkheden (opvoedingswinkel, K&G-lijn, enz...) Veel ouders hebben negatieve ervaringen met K&G. Ze hebben de indruk dat alles draait om gewicht & lengte.”

“Dat er aan nieuwe ouders zoveel mogelijk informatie wordt verstrekt over de werking van K&G, er zijn in deze enquête een aantal zaken aan bod gekomen waarvan ik zelf nooit op de hoogte ben gesteld.”

Het consultatiebureau is vrij algemeen gekend. De kinderopvang is dat een stuk minder. En meer specifieke diensten zijn nog minder gekend. Hieronder geven we weer hoeveel procent aangaf de betreffende dienst niet te kennen:

- Kinderdagverblijf: 13.3% - Onthaalouder: 15.0%

Page 53: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

52

- Consultatiebureau: 5.9% - Inloopteam: 74.3% - CKG: 65.5% - Ouderbijeenkomsten: 42.2% - Opvoedingswinkel: 66.0% - Spreekuur opvoedingsondersteuning: 70.1% - Kind en Gezin-Lijn: 40.3% - Website Kind en Gezin: 16.5% - Folders en brochures Kind en Gezin: 6.5%

Bovenstaande percentages laten zien dat er een grote differentiatie is voor wat betreft de bekendheid van enkele diensten van Kind en Gezin. Daar waar het consultatiebureau en de folders en brochures van Kind en Gezin door de meeste ouders gekend zijn, is het spreekuur opvoedingsondersteuning en diensten als het inloopteam, opvoedingswinkel en CKG– waarvan er ook minder in aantal zijn – slechts bij een minderheid van de ouders gekend. Om een zicht te krijgen op welke ouders bovenstaande diensten al dan niet kennen, hercodeerden we de variabelen ‘gebruik dienst’ in ‘bekendheid dienst’ met twee categorieën: ‘respondent kent de dienst’(= scores 1 tot 5) en ‘respondent kent de dienst niet’. Vervolgens voerden we χ2 − testenuitom de samenhang na te gaan tussen het al dan niet kennen van de diensten van Kind en Gezin en groepen van ouders (kansarm versus niet-kansarm, alleenstaand versus samenwonend, probleem versus geen probleem, eerste kind versus volgende kinderen en allochtonen versus autochtonen). Deze analyses laten voor onthaalouder,het consultatiebureau en de ouderbijeenkomsten geen significante samenhangen zien. Bij de overige diensten vonden we volgende resultaten terug:

- Kinderdagverblijf: Alleenstaanden kennen deze dienst minder dan samenwonenden (χ2 = 5.15, p < 0.05).

- Inloopteam: Niet-kansarmen (χ2 = 17.90, p < 0.001) en Belgische en Europese moeders (χ2 = 30.30, p < 0.001) geven iets meer aan dat ze deze dienst niet kennen. Het al dan niet kennen van het inloopteam, hangt significant samen met het al dan niet wonen in een stad/gemeente met inloopteam (χ2 = 20.06, p < 0.001). Ouders die niet wonen in een stad/gemeente met inloopteam, geven meer aan deze dienst niet te kennen. Voor de groep kansarmen afzonderlijk geldt dit niet (χ2 = 1.24, p > 0.05).

- CKG: Niet-kansarmen (χ2 = 6.11, p < 0.05) en Belgische en niet-Europese moeders (χ2 = 10.45, p < 0.01) geven iets meer aan deze dienst niet te kennen.

- Opvoedingswinkel: Ouders van eerste kinderen (χ2 = 7.76, p < 0.01), ouders van kinderen zonder problemen(χ2 = 9.54, p < 0.01), niet-kansarmen (χ2 = 5.21, p < 0.05)en Belgische en Europese moeders (χ2 = 8.73, p < 0.05) geven meer aan de opvoedingswinkel niet te kennen. Zowel voor de totale groep ouders (χ2 = 39.33, p < 0.001) als voor de kansarmen (χ2 = 16.20, p < 0.001) geldt dat er een significante samenhang is tussen het kennen van de opvoedingswinkel en het wonen in een stad/gemeente met een opvoedingswinkel.

- Spreekuur opvoedingsondersteuning: Niet-kansarmen kennen deze dienst minder dan kansarmen (χ2 = 5.61, p < 0.05). Ook Belgische moeders geven iets meer dan Europese en niet-Europese moeders aan deze dienst niet te kennen(χ2 = 10.32, p < 0.001).

- Kind en Gezin-Lijn: Belgische moeders kennen deze dienst minder (χ2 = 7.04, p < 0.05). - Website Kind en Gezin: Kansarmen (χ2 = 17.45, p < 0.001), allochtone moeders

(χ2 = 14.39, p < 0.01), alleenstaanden (χ2 = 5.70, p < 0.05) en ouders van meerdere kinderen (χ2 = 13.82, p < 0.001) geven meer aan de website niet te kennen.

- Folders en brochures Kind en Gezin: Allochtone ouders (χ2 = 11.15, p < 0.01) geven iets meer aan de folders en brochures niet te kennen.

Page 54: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

53

Voor de respondenten die wel de betreffende diensten kennen, geven we in onderstaande tabel aan hoe vaak zij gebruik maken van deze diensten.

Tabel 16: Gebruik van de dienstverlening van Kind en Gezin31

1 2 3 4 5 gem. (op 5)

SD

Kinderdagverblijf (n = 1203) 59.0 3.7 2.1 18.8 16.4 2.30 1.66

Onthaalouder (n = 1190) 62.4 3.4 3.0 20.4 10.8 2.14 1.56

Folders/brochures (n = 1311) 23.4 60.5 13.3 2.3 0.4 1.96 0.70

Consultatiebureau (n = 1313) 25.9 68.2 5.0 0.7 0.2 1.81 0.57

Website (n = 1162) 41.3 49.2 8.0 1.5 0.0 1.70 0.68

K&G-Lijn (n = 821) 61.5 36.4 1.3 0.4 0.4 1.42 0.58

Ouderbijeenkomsten (n = 799) 82.5 15.2 1.7 0.2 0.4 1.21 0.51

Inloopteam (n = 349) 89.1 7.5 2.5 0.6 0.3 1.15 0.50

CKG (n = 476) 88.7 9.1 0.8 1.2 0.2 1.15 0.49

Opvoedingswinkel (n = 470) 89.2 8.7 1.5 0.2 0.4 1.14 0.46

Spreekuur (n = 409) 90.9 7.9 0.7 0.5 0.0 1.11 0.37

In wat volgt gaan we na door welke variabelen het gebruik van elk van de diensten van Kind en Gezin beïnvloed wordt. We doen dit aan de hand van meervoudige lineaire regressies waarbij werd nagegaan welk effect SES, rang kind, alleenstaand, kansarmoede, probleem en origine moeder heeft op het gebruik van de dienstverlening. Voor elke dienst werd aan de hand van de stepwise methode het best passende model gezocht. Om een zicht te krijgen op hoe deze variabelen interageren met de verschillende groepen van ouders, gingen we bij elke dienst na of er sprake was van interacties met kansarmoede, probleem, origine moeder, rang kind en alleenstaand. Aangezien we geen specifieke hypothesen hebben, maar onze analyses vooral tot doel hebben om meer inzicht te krijgen in de data, voerden we exploratieve analyses uit. De meest passende modellen die we analyseerden verklaren slechts een variantie van 0.7% tot 5.3%, met uitzondering van de kinderopvang, waar het gebruik meer gedifferentieerd is naar bvb socio-economische strata.

- Kinderopvang: 14.5% - Consultatiebureau: 1.3% - Inloopteam: 5.3% - CKG: 4.0% - Ouderbijeenkomsten: 0.7% - Opvoedingswinkel: 3.3% - Spreekuur: 2.7%

31 1 = nooit, 2 = af en toe, 3 = enkele keren per maand, 4 = enkele keren per week, 5 = elke dag

Page 55: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

54

- Kind en Gezin-Lijn: 1.0% - Info: 6.6%

In wat volgt, gaan we per dienst in op de significante resultaten van de meervoudige lineaire regressies. Het significantie-niveau werd bij de regressies vastgelegd op 0.01-niveau.

Kinderopvang

SES, origine van de moeder en rang kind hebben een significant effect op het gebruik van de formele kinderopvang. De voornaamste voorspeller is SES: hoe hoger de SES van de ouders, hoe meer zij aangeven gebruik te maken van de formele kinderopvang. Dit Mattheüs-effect is eerder al uitgebreid aangetoond voor de Vlaamse kinderopvang32. Een positief effect vinden we ook voor ouders van eerste kinderen: zij maken meer gebruik van kinderopvang dan ouders van volgende kinderen. Moeders van Europese origine geven minder aan beroep te doen op kinderopvang dan Belgische moeders.

Info

Het gebruik van de website, folders en brochures van Kind en Gezin hangt significant samen met rang van het kind. Ouders van eerste kinderen beroepen zich meer op de info van Kind en Gezin dan ouders van volgende kinderen. Daarnaast speelt ook SES een rol, maar dit interageert met origine van de moeder. Zowel voor Belgische als voor niet-Europese moeders geldt dat hoe hoger de SES, hoe meer gebruik men maakt van de info, maar deze stijging is meer uitgesproken bij niet-Europese moeders. Ook hier treedt dus een Mattheüs-effect op.

Consultatiebureau

Het gebruik van het consultatiebureau wordt significant voorspeld door SES: hoe hoger de SES, hoe meer gebruik men maakt van het consultatiebureau.

Kind en Gezin-Lijn

Voor het gebruik van de Kind en Gezin-Lijn vonden we geen significante verbanden terug. Uit de analyse blijkt dat ouders die effectief geen contact hebben gehad met het contactcenter ook een lagere score geven bij de vraag naar het gebruik van de Kind en Gezin-Lijn. Tegelijk geeft een kruistabel met het ‘gebruik van de Kind en Gezin-Lijn’ enerzijds en ‘contact met contactcenter’ anderzijds aan dat 44.3% van de ouders aangegeven hebben hier nooit gebruik van te maken terwijl ze volgens IKAROS wel contact hadden met het contactcenter. Omgekeerd gaf 7.2% van de ouders aan af en toe contact te hebben gehad, terwijl er volgens IKAROS geen contacten zijn geweest. De vraag is dus of het voor ouders duidelijk was wat met de Kind en Gezin-Lijn wordt bedoeld.

32MAS. (2007). Analyse van het zoekproces van ouders naar een voorschoolse kinderopvangplaats. Leuven: MAS.

Page 56: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

55

Ouderbijeenkomsten

Het gebruik van de ouderbijeenkomsten wordt significant voorspeld door SES. Het effect van SES is afhankelijk van de origine van de moeder. Maar aangezien het model slechts 0.7% van de variantie verklaart, wensen we hier geen conclusies aan vast te knopen.

Inloopteam

SES heeft een invloed op het beroep doen op een inloopteam. Hoe lager de SES, hoe meer ouders aangeven beroep te doen op het inloopteam. Ook kansarmen geven meer aan beroep te doen op het inloopteam, al is dit enkel significant op 0.05-niveau. Het hoger gebruik door ouders met een lagere SES en kansarmen lijkt conform de doelstellingen van de inloopteams. Dit is bovendien gerelateerd aan de inplantingsplaatsen van de inloopteams. Inloopteams zijn immers werkzaam in kansarme buurten.

Om na te gaan of het hoger gebruik van inloopteams door kansarmen samenhangt met de selectie van onze face-to-face interviews uit voornamelijk steden/gemeenten waarin inloopteams aanwezig zijn33, voerden we een extra analyse uit. We maakten een nieuwe variabele aan (woont in regio met inloopteam) met twee categorieën (ja/neen).De variabele ‘gebruik inloopteam’ werd gehercodeerd naar eveneens twee categorieën: ‘maakt nooit gebruik van inloopteam’ (= score 1) en ‘maakt gebruik van inloopteam’ (= scores 2 tot 5). Uit de frequenties blijkt dat 25.7% van de respondenten in een stad/gemeente woont met inloopteam. Voor de groep van kansarmen (n = 180) is dit 79.9%. Een χ2 - test wijst uit dat er voor de totale groep respondenten sprake is van een significante samenhang tussen het wonen in een stad/gemeente met een inloopteam en het gebruik maken van het inloopteam(χ2 = 5.02, p < 0.05). Voor de groep van kansarmen geldt deze samenhang niet (χ2 = 0.00, p > 0.05). Deze analyse laat met andere woorden zien dat het hoger gebruik van de inloopteams door kansarmen niet beïnvloed wordt door onze selectie van face-to-face interviews.

CKG

Het gebruik van het CKG wordt in het model enkel significant voorspeld door SES. Hoe lager de SES hoe meer gebruik men maakt van het CKG. SES interageert echter met de origine van de moeder. Wanneer we dit interactie-effect bekijken, stellen we vast dat deze daling wel geldt voor Belgische en Europese moeders, maar niet voor niet-Europese allochtone moeders.

Opvoedingswinkel

Het gebruik van de opvoedingswinkel wordt significant voorspeld door origine van de moeder. Niet-Europese moeders maken meer gebruik van de opvoedingswinkel dan Belgische moeders. De belangrijkste voorspeller in het model is kansarmoede, al is deze variabele enkel significant op 0.05-niveau. Kansarmen geven meer aan gebruik te maken van de opvoedingswinkel dan niet-kansarmen.

Ook hier gingen we na of onze resultaten beïnvloed werden door de selectie van de face-to-face interviews. Net als bij het inloopteam, maakten we een nieuwe variabele ‘woont in regio met

33 Er zijn in totaal 15 inloopteams verspreid over Antwerpen (3), Mechelen, Anderlecht, Brussel, Leuven, Menen, Oostende, Gent (3), Ronse, Sint-Niklaas en Genk.

Page 57: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

56

opvoedingswinkel’ aan met twee categorieën (ja/neen).34Bovendien werd de variabele ‘gebruik opvoedingswinkel’ gehercodeerd naar twee groepen: ‘maakt nooit gebruik van opvoedingswinkel’ (= score 1) en ‘maakt gebruik van opvoedingswinkel’ (= scores 2 tot 5). Uit de frequenties blijkt dat 27.6% van de respondenten in een stad/gemeente woont met een opvoedingswinkel. Bij kansarmen (n = 180) is dit 62.9%. Voor de totale groep respondenten stellen we een significantesamenhang vast tussen het wonen in een regio met opvoedingswinkel en het gebruik van de opvoedingswinkel (χ2 = 23.90, p <0.001). Ouders die wonen in een regio met opvoedingswinkel geven ook meer aan dat ze er gebruik van maken. Voor de groep van kansarmen is het resultaat niet significant (χ2 = 0.40, p >0.05). Ook hier is het hoger gebruik van de opvoedingswinkels door kansarmen niet te wijten aan onze selectie.

Spreekuur

In het model met het spreekuur is enkel origine van de moeder significant. Niet-Europese moeders maken meer gebruik van het spreekuur dan Belgische moeders. Opnieuw is de verklaarde variantie echter heel laag (2.7%) en kunnen hier dus amper besluiten uit getrokken worden. Bovendien stellen we op basis van de variabele ‘aantal.pead’in IKAROS vast dat 30 ouders in de vragenlijst aangaven af en toe of meer gebruik te maken van het spreekuur terwijl het aantal pead nul bedraagt en dat acht respondenten één tot zes pedagogische adviesgesprekken kregen, terwijl ze in de vragenlijst antwoordden hier nooit gebruik van te maken. Ook deze resultaten roepen de vraag op of het voor de ouders duidelijk was wat met het spreekuur wordt bedoeld.

Samengevat

Het gebruik van de dienstverlening van Kind en Gezin blijkt weinig te variëren, in tegenstelling tot het gebruik van de kinderopvang. Er bestaan slechts lichte selectie-effecten voor SES en/of origine, maar niet voor kansarmoede. Ouders met een lagere SES maken minder gebruik van kinderopvang, van de traditionele informatiekanalen zoals folders, brochures en website, en van het consultatiebureau. Uiteraard geldt dit enkel voor wie de diensten kent. Diensten die zich naar een specifieker doelpubliek richten, zijn minder gekend.

De inloopteams, de CKG’s en de opvoedingswinkels bereiken dan weer (relatief) meer allochtonen, en/of mensen met een lagere SES35. Dit kan – voor wat betreft de inloopteams – samengaan met de inzet van deze dienstverlening voor vooral deze doelgroepen, maar ook met de beschikbaarheid en begrijpbaarheid van de algemene dienstverlening voor diezelfde doelgroepen.

2.7 Belang van de diverse aspecten van de dienstverlening

34 Er zijn in totaal 14 opvoedingswinkels verspreid over Brugge, Roeselare, Oostende, Kortrijk, Gent, Aalst, Sint-Niklaas, Genk, Hasselt, Brussel, Leuven, Antwerpen, Mechelen en Turnhout.

35 Voor kansarmoede was dit effect enkel op 0.05 niveau significant.

Page 58: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

57

87.5% of 1186 respondenten heeft niets gemist in de dienstverlening van Kind en Gezin, 12.5% of 169 respondenten wel (n = 1355). Van deze 169 respondenten gaven 166 respondenten ook aan wat ze gemist hebben in de dienstverlening. Het meest hebben deze ouders iets gemist bij het personeel van Kind en Gezin (n = 62) zoals (kind)vriendelijkheid, begrip/aandacht, continuïteit bij de arts/verpleegkundige of concrete/bruikbare antwoorden in plaats van standaardadviezen:

“De verpleegkundigen en arts kijken soms te veel naar het "GEMIDDELDE" kind, waardoor ze dingen zeggen die nog niet van toepassing zijn, vb. op 6 maand = 4 voedingen mijn kind at er 5 en dat was volgens hen fout.”

“Niet elk kind is hetzelfde, soms mis ik dat persoonlijke een beetje. Ik had een baby die om de 2 uren honger had, maar wel de hele nacht doorsliep. De verpleegkundige vond dit niet goed: een kind moet 3 uren tussen de voedingen laten. Als moeder doe je dit toch niet.”

“Soms heb ik het gevoel dat K&G een 'handleiding' heeft van kleine kinderen, maar dit is niet zo. Elk kind is anders. Natuurlijk hanteren ze een maatstaf maar daar moet ook durven van afgeweken worden. Als moeder krijg je soms het gevoel dat je iets niet 'volgens' het 'boekje' doet.”

“Verpleegkundigen zijn te veel gefocust op borstvoeding. Ik heb mijn kinderen geen borstvoeding gegeven en heb altijd het gevoel gehad minder gewaardeerd te zijn door K&G.”

Daarnaast geven enkele ouders ook aan dat het personeel onvoldoende kennis heeft van borstvoeding, premature kinderen of homeopathie.

Verschillende ouders missen ook aspecten in de consultaties (n = 37). Dit verwijst dan bijvoorbeeld naar de wens naar meer huisbezoeken, meer flexibele openingsuren, meer stiptheid bij de afspraken of naar consultaties in overgang naar de kleuterklas of de opvolging door het CLB. Verschillende ouders misten bepaalde informatie (n = 15), zoals informatie over (eigen of andere) diensten. Enkele ouders hadden graag wat meer (pedagogisch) advies gekregen.

94.4% of 1266 ouders vond geen enkel aspect van de dienstverlening van Kind en Gezin overbodig, voor 5.6% of 74 ouders was dit wel het geval (n = 1340). Van deze 74 ouders hebben 68 ouders verduidelijkt wat ze overbodig vonden. Voor 28 ouders waren bepaalde aspecten van de consultaties overbodig, zoals consultaties zonder vaccinaties. Of men vond dat er te veel nadruk werd gelegd op gemiddelden of dat men standaardzinnen antwoordde. Drie respondenten gaven ook aan dat er te veel herhaling is tussen de verpleegkundige en de arts. In die zin gaven ook vier ouders aan dat zij het gesprek met de verpleegkundige overbodig vinden en vier ouders vinden dan weer het gesprek met de arts niet echt zinvol. Verder waren voor 17 ouders de huisbezoeken niet nodig.

“Vaak wordt bij de verpleegster en de arts hetzelfde gevraagd bij het consultatiebureau. Je moet alles herhalen en krijgt vaak hetzelfde te horen, vooral i.v.m. de groeicurves --> tijdverlies.”

De ouders werden gevraagd om op een Likert schaal, gaande van 1 (helemaal niet belangrijk) tot 5 (heel belangrijk) aan te geven hoe belangrijk ze verschillende aspecten van de dienstverlening van Kind en Gezin vinden. Ook uit deze vragen leiden we af dat niet alle diensten even goed gekend zijn bij alle ouders. Hieronder geven we aan hoeveel procent aangaf de betreffende dienst niet te kennen:

- Info-avond Kind op Komst: 42.1% - Bezoek aan Bed: 4.5% - Gehoortest: 0.5% - Vaccinaties: 0.3% - Wegen en meten: 0.3%

Page 59: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

58

- Huisbezoek door de verpleegkundige: 2.4% - Huisbezoek door de gezinsondersteuner: 66.5% - Consult bij de arts: 1.5% - Consult bij de verpleegkundige: 1.7% - Avondconsultatie: 33.0% - Spreekuur opvoedingsondersteuning: 65.0% - Kind en Gezin-Lijn: 42.6% - Website van Kind en Gezin: 17.2% - Folders en brochures van Kind en Gezin: 5.8%

Net als bij het gebruik van de dienstverlening van Kind en Gezin wijzen bovenstaande percentages op een differentiatie in de bekendheid. We verwijzen dan vooral naar de Info-avond Kind op Komst, het huisbezoek door de gezinsondersteuner, de avondconsultatie, het spreekuur opvoedingsondersteuning, de Kind en Gezin-Lijn en de website. Ook hierhercodeerden we de variabelen ‘belang dienst’ in ‘bekendheid dienst’ (twee categorieën: respondent kent dienst en respondent kent dienst niet). Vervolgens voerden we χ2 − testenuitom de samenhang na te gaan tussenhet al dan niet kennen van de dienst en groepen van ouders. Voor avondconsultatie vonden we geen significante samenhangen terug. Voor de overige diensten wel:

- Info-avond Kind op Komst: Het al dan niet kennen van de info-avonden hangt significant samen met origine moeder (χ2 = 13.01, p <0.01) en rang kind (χ2 = 5.32, p <0.05). Ouders van volgende kinderen en allochtone moeders blijken wat meer aan te geven deze info-avonden niet te kennen.

- Huisbezoek door de gezinsondersteuner: Samenwonenden(χ2 = 9.16, p <0.01), Belgen (χ2 = 63.83, p <0.001) en niet-kansarmen (χ2 = 21.36, p <0.001) kennen deze dienst minder dan alleenstaanden, allochtonen en kansarmen.

- Spreekuur opvoedingsondersteuning: Samenwonenden(χ2 = 9.88, p <0.01), Belgen (χ2 = 66.15, p <0.001) en niet-kansarmen (χ2 = 20.48, p <0.001) kennen het spreekuur minder.

- Kind en Gezin-Lijn: Europese moeders (χ2 = 9.63, p <0.01) en ouders van volgende kinderen(χ2 = 6.54, p <0.05) lijken de Kind en Gezin-Lijn minder te kennen.

- Website van Kind en Gezin: De website is wat minder gekend bij ouders van volgende kinderen(χ2 = 19.62, p <0.001), allochtonen(χ2 = 24.88, p <0.001) en kansarmen (χ2 = 22.70, p <0.001).

Voor de respondenten die wel de bovenvermelde diensten kennen, geeft onderstaande tabel aan hoe belangrijk ouders deze vinden.

Tabel 17: Belang van de dienstverlening van Kind en Gezin

1-2 3 4-5 gem. (op 5)

SD

De vaccinaties (n = 1396) 1.9 1.5 96.6 4.73 0.65

De gehoortest (n = 1397) 0.8 1.4 97.8 4.70 0.56

Het wegen en meten (n = 1398) 1.7 3.3 95.0 4.55 0.70

Consult bij de arts (n = 1383) 6.6 13.2 80.2 4.11 0.97

Page 60: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

59

Huisbezoek verpleegkundige (n = 1365) 7.8 14.3 77.9 4.05 1.02

Consult bij verpleegkundige (n = 1382) 7.6 15.4 77.0 4.01 0.99

Avondconsultatie (n = 927) 10.2 19.3 70.5 3.87 1.08

Bezoek aan bed (n = 1347) 11.4 17.3 71.3 3.82 1.05

Brochures van K&G (n = 1331) 7.3 23.3 69.4 3.75 0.92

Website van K&G (n = 1151) 10.2 28.9 60.9 3.58 0.99

Huisbezoek gezinsondersteuner (n = 456) 19.8 23.5 56.7 3.53 1.26

K&G-Lijn (n = 794) 14.7 28.5 56.8 3.48 1.10

Info-avond Kind op Komst (n = 806) 18.0 22.3 59.7 3.44 1.10

Spreekuur opvoedingsondersteuning (n = 479) 22.2 27.3 50.5 3.32 1.22

Met uitzondering van het spreekuur over opvoeding beschouwt een meerderheid van de ouders alle aspecten als belangrijk. Uitschieters hierin vormen de gehoortest, de vaccinaties en het wegen en meten die door zowat alle ouders als zeer belangrijk worden ervaren. Verder scoren het consult bij de arts, het huisbezoek door de verpleegkundige en het consult bij de verpleegkundige hoog.

Hoewel 90.0% van de ouders aangaf nooit gebruik te maken van het spreekuur, vindt de helft van de ouders deze dienstverlening (heel) belangrijk en nog eens 27.3% niet onbelangrijk. Hetzelfde geldt voor de Kind en Gezin-Lijn. Ook hier geeft de helft van de ouders (56.8%) aan dat ze dit (heel) belangrijk vinden, terwijl 61.5% van de ouders de Kind en Gezin-Lijn nooit gebruikt. Het belangdat ouders hechten aan de website en de folders/brochures van Kind en Gezin ligt in de lijn van het gebruik van deze diensten (zie tabel 14).

Net als voor het gebruik van de diensten van Kind en Gezin, onderzoeken we welke variabelen een invloed hebben op het belang dat ouders hechten aan bovenvermelde aspecten. Dit gebeurt op basis van meervoudige lineaire regressies waarbij we aan de hand van de stepwise methode het best passende model zoeken voor SES, rang kind, alleenstaand, kansarmoede, probleem, origine moeder, zorgen over de lichamelijke ontwikkeling, zorgen over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding en zorgen over de eigen situatie. Ook hier werd voor elk aspect bekeken of er interacties zijn met kansarmoede, probleem, origine moeder, rang kind en alleenstaand. Op die manier hopen we een zicht te krijgen op verschillen tussen groepen van ouders. Opnieuw betreft het hier exploratieve analyses. De meest passende modellen die we analyseerden verklaren een variantie van 4.4% tot 15.9%.

- Consult bij de arts: 6.1% - Huisbezoek door de verpleegkundige: 6.2% - Consult bij de verpleegkundige:7.5% - Avondconsultatie: 4.4% - Bezoek aan bed: 5.5% - Folders: 4.9% - Website: 4.6% - Kind en Gezin-Lijn: 7.3% - Info-avond Kind op Komst: 2.3%

Page 61: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

60

- Huisbezoek door de gezinsondersteuner: 15.9% - Spreekuur: 12.3%

Vaccinaties,gehoortest, wegen en meten

Gezien de grote eensgezindheid over het belang van deze drie aspecten van dienstverlening hebben regressie-analyses hier weinig zin. Wel bekijken we de categorie van ouders die aangaven dat ze deze drie aspecten (helemaal) niet belangrijk vonden. Het gaat voornamelijk om niet-kansarme, Belgische, samenwonende ouders van volgende kinderen zonder problemen. Met uitzondering van wegen en meten waarbij het ongeveer bij de helft om ouders van eerste kinderen ging.

Consult bij de arts van Kind en Gezin

Er is een positief verband tussen het aantal consulten tijdens het 1ste levensjaar – zoals geregistreerd in IKAROS – en het belang dat ouders hechten aan de consultaties bij de arts van Kind en Gezin. Het model toont een significant verband voor origine van de moeder: Europese moeders hechten meer belang aan het consult bij de arts dan Belgische moeders.

Huisbezoek door de verpleegkundige van Kind en Gezin

We stellen een positief verband vast tussen het aantal ontvangen huisbezoeken – zoals geregistreerd in IKAROS – en het belang dat ouders hechten aan het huisbezoek.

Uit de analyses blijkt dat zorgen over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoe ding en zorgen over de eigen situatie significante voorspellers zijn, maar voor de interpretatie hiervan moeten we rekening houden met interactie-effecten. Hoe bezorgder ouders zijn over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding van hun kind, hoe belangrijker zij het huisbezoek vinden, al geldt dit enkel voor ouders van eerste kinderen. Voor ouders van volgende kinderen stellen we het omgekeerde vast: hoe meer zorgen zij zich maken, hoe lager zij het belang van het huisbezoek scoren.

De invloed vanzorgen over de eigen situatie is verschillend naargelang de origine van de moeder. Voor Belgische moeders geldt dat hoe meer zorgen zij zich maken, hoe lager zij het belang inschatten. Voor de Europese moeders zien we daarentegen een stijgende lijn: hoe meer zorgen zij zich maken over hun eigen situatie, hoe belangrijker zij het huisbezoek vinden.

Consult bij de verpleegkundige van Kind en Gezin

We stellen een positief verband vast tussen het aantal consulten tijdens het 1ste levensjaar – zoals geregistreerd in IKAROS – en het belang dat ouders hechten aan de consultaties bij de verpleegkundige van Kind en Gezin.

Het belang dat ouders hechten aan het consult bij de verpleegkundige van Kind en Gezin hangt significant samen met de mate waarin ouders zich zorgen maken over de lichamelijke ontwikkeling . Deze invloed interageert met origine moeder. Voor Belgische moeders stijgt het belang naarmate men meer zorgen heeft. Voor Europese moeders geldt het omgekeerde: hoe meer zorgen, hoe minder belangrijk men dit consult vindt.

Page 62: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

61

Avondconsultatie

De mate waarin ouders belang hechten aan de avondconsultatie wordt significant voorspeld door SES: naarmate de SES van de ouders stijgt, geeft men ook meer aan de avondconsultatie belangrijk te vinden.

Daarnaast heeft ook de mate waarin ouders zich zorgen maken over de lichamelijke ontwikkeling en over de eigen situatie een invloed op het belang van het avondconsult, al is hier sprake van interactie-effecten. Zorgen over de lichamelijke ontwikkeling interageert met de origine van de moeder. Bij Belgische moeders stijgt het belang van de avondconsultatie naarmate men zich meer zorgen maakt. Hoe meer zorgen allochtone moeders zich maken, hoe minder belangrijk men het avondconsult vindt.

Ook voor zorgen over de eigen situatie laten de analyses een interactie-effect zien met origine van de moeder. Zorgen over de eigen situatie lijkt een negatief effect te hebben op het belang dat ouders hechten aan het avondconsult. Dit is echter vooral zo voor Belgische moeders. Voor allochtone moeders stellen we vast dat zij het avondconsult belangrijker vinden naarmate ze zich meer zorgen maken over hun eigen situatie.

Bezoek aan bed

Voor de analyses met betrekking tot het bezoek aan bed, werden de variabelen ‘zorgen over de lichamelijke ontwikkeling’ en ‘zorgen over psychosociale ontwikkeling en opvoeding’ niet opgenomen in de regressie-analyses. Ouders die een kraambezoek kregen – zoals aangegeven in IKAROS – hechten ook meer belang aan het kraambezoek.Of ouders het bezoek aan bed als belangrijk beschouwen, wordt significant voorspeld door SES. Hoe hoger de SES, hoe minder belangrijk men het bezoek aan bed vindt, maar dit effect is significant groter bij Europese dan bij Belgische moeders.

Folders en brochures van Kind en Gezin

Het belang dat ouders hechten aan de folders en brochures van Kind en Gezin wordt significant beïnvloed door SES en rang kind . Ouders met een hogere SES en ouders van eerste kinderen vinden de folders en brochures belangrijker. Daarnaast heeft ook de mate waarin ouders zich zorgen maken een invloed op het belang dat men hecht aan de folders en brochures, maar deze invloed is niet voor iedereen dezelfde.

Voor zorgen over de lichamelijke ontwikkeling stellen we een interactie met alleenstaand en kansarmoede vast. Voor zowel samenwonenden als alleenstaanden geldt dat hoe meer zorgen men zich maakt, hoe belangrijker men de folders en brochures vindt, maar dit geldt meer voor alleenstaanden dan voor samenwonenden. Ook niet-kansarmen vinden de folders en brochures belangrijker naarmate ze bezorgder zijn, maar voor kansarmen geldt het omgekeerde.

Tot slot lijkt de mate waarin ouders zich zorgen maken over hun eigen situatie significant negatief samen te hangen met het belang dat zij hechten aanfolders en brochures. Dit blijkt echter niet waar te zijn voor Europese moeders: voor hengeldt dat zij de folders belangrijker vinden naarmate ze zich meer zorgen maken.

Page 63: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

62

Website van Kind en Gezin

De analyse laat zien dat SES en rang kind significante voorspellers zijn. Hoe hoger de SES, hoe belangrijker ouders de website vinden. Ouders van eerste kinderen hechten meer belang aan de website dan ouders van volgende kinderen.

Kind en Gezin-Lijn

Er is sprake van een positief verband tussen het aantal contacten met het contactcenter tijdens het 1ste levensjaar en het belang dat ouders hechten aan de Kind en Gezin-Lijn. Voor het belang van de Kind en Gezin-Lijn vinden we enkel terug dat rang kind en SES belangrijke voorspellers zijn. Ouders van eerste kinderen geven iets meer aan dat ze de Kind en Gezin-Lijn belangrijk vinden. SES interageert met origine van de moeder. Zo lijkt het belang van de Kind en Gezin-Lijn te stijgen naarmate de SES hoger wordt. Dit gaat echter niet op voor allochtone moeders: hoe hoger de SES, hoe minder belangrijk zij de Kind en Gezin-Lijn vinden.

Info-avond Kind op Komst

Net als bij het bezoek aan bed, werden hier de regressies uitgevoerd zonder de variabelen ‘zorgen over de lichamelijke ontwikkeling’ en ‘zorgen over psychosociale ontwikkeling en opvoeding’. Deze analyses tonen dat het belang van de info-avond significant wordt bepaald door de rang van het kind. Ouders van eerste kinderen hechten meer belang aan de info-avond Kind op Komst dan ouders van volgende kinderen.

Huisbezoek door de gezinsondersteuner

Er is geen verband tussen het aantal ontvangen huisbezoeken door de gezinsondersteuner en het belang dat ouders aan dit huisbezoek hechten.

Of men het huisbezoek door de gezinsondersteuner hoog inschat of niet, hangt significant samen met de SES en de origine van de moeder. Hoe hoger de SES van de ouders, hoe minder belangrijk men dit huisbezoek vindt. Allochtone moeders hechten meer belang aan dit huisbezoek dan Belgische moeders.

Spreekuur

Naarmate ouders meer naar het spreekuur komen – zoals geregistreerd in IKAROS – geven zij ook aan er meer belang aan te hechten. Hoe belangrijk ouders het spreekuur opvoedingsondersteuning vinden, wordtsignificant voorspeld doorkansarmoede en origine moeder . Kansarmen vinden het spreekuur belangrijker dan niet-kansarmen. Ook Europese en niet-Europese moeders geven meer dan Belgische moeders aan dat zij het spreekuur belangrijk vinden.

Page 64: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

63

Samengevat

Zowat alle aspecten van de dienstverlening van Kind en Gezin worden belangrijk geacht door de meeste ouders. Zeker bij ouders van eerste kinderen en ouders die zich wat zorgen maken, scoort de dienstverlening van Kind en Gezin bijzonder hoog, ongeacht herkomst of SES.

De extra dienstverleningen zoals het spreekuur opvoedingsondersteuning en het huisbezoek door een gezinsondersteuner worden eveneens bijzonder gewaardeerd door allochtone ouders en door respectievelijk kansarmen en ouders met een lagere SES. Tot slot wordt de Kind en Gezin-Lijn ook extra gewaardeerd door ouders met een lagere SES (maar dit geldt enkel voor allochtone ouders).Avondconsultaties worden door de gezinnen met een lagere SES dan weer wat minder belangrijk geacht, wat overeenkomt met het minder gebruik ervan.

Toch gaat het hier steeds om zeer lichte verschillen: er is dus weinig differentiatie tussen ouders over het belang van de dienstverlening. Als ouders bedenkingen hebben, dan gaat het immers niet zozeer over de dienstverlening zelf, als wel over het personeel en over de manier waarop adviezen gegeven worden. Ouders hebben vooral bedenkingen bij een gestandaardiseerde aanpak; ze vragen aandacht voor het feit dat elk kind en elke ouder anders is. Een persoonlijke aanpak is belangrijk om ouders als ouder te erkennen.

“Wanneer je buitenstaat bij het CB voel ik me (bijna) telkens, onterecht, niet goed bezig als moeder. Vooral door de opmerkingen van de arts (bij mijn 3de kind heb ik wel afgeleerd me daar iets van aan te trekken) --> kind is altijd te dik, te dun, te groot of te klein.”

“Verplegers en artsen moeten meer tijd nemen om te antwoorden op vragen en enthousiaster zijn.”

“De manier waarop informatie/tips gegeven wordt, komt vaak betuttelend over. Hierdoor was ik niet meer geneigd om problemen of onzekerheden te bespreken.”

“Te veel focussen op het gemiddelde kind, geen advies aangepast aan de persoonlijke situatie.”

De differentiatie zit dus niet in het belang dat ouders hechten aan de dienstverlening, maar wel in de bekendheid ervan en in wat ze van het personeel verwachten. Samengevat kunnen we stellen dat een gedifferentieerde, tegelijk voor alle ouders toegankelijke dienstverlening toelaat dat ouders, gegeven de concrete situatie waarin ze zich bevinden, op verschillende manieren gebruik kunnen maken van de dienstverlening. Vooral voor kansarme en allochtone ouders blijkt de dienstverlening van Kind en Gezin een belangrijke steunbron, doch dit geldt evenzeer voor alle ouders die geconfronteerd worden met een specifieke vraag of situatie. In meer kwetsbare situaties komen verschillende van deze specifieke vragen samen.

Differentiatie en algemene toegankelijkheid samenbrengen in één profiel blijkt een meerwaarde te zijn.

2.8 Verwachtingen t.a.v. de verpleegkundige van Kind en Gezin

Tabel 18: Verwachtingen ten aanzien van de verpleegkundige van Kind en Gezin

Page 65: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

64

1-2 3 4-5 gem.

(op 5)

SD

Tips over de zorg (n = 1405) 1.1 4.9 94.0 4.52 0.66

Prettig omgaat met mijn kind (n = 1406) 1.4 5.1 93.5 4.40 0.68

Deskundigheid (n = 1400) 2.1 7.8 90.1 4.37 0.74

Uitleg bij advies/onderzoek (n = 1403) 1.4 6.0 92.6 4.36 0.69

Geruststellen (n = 1403) 1.9 9.0 89.1 4.32 0.75

Efficiëntie (n = 1401) 2.0 9.0 89.0 4.28 0.74

Bevestiging (n = 1403) 1.8 10.8 87.4 4.27 0.75

Tips over de omgang (n = 1405) 3.3 10.3 86.4 4.26 0.82

Respect voor privé-leven (n = 1402) 1.9 12.1 86.0 4.25 0.77

Tijd nemen (n = 1405) 3.0 13.3 83.7 4.11 0.77

Persoonlijk, correct aanspreken (n = 1404) 3.1 20.8 76.1 4.01 0.82

Continuïteit (steeds dezelfde) (n = 1402) 10.6 21.2 68.2 3.85 1.01

Gemakkelijk bereikbaar (n = 1402) 7.3 26.6 66.1 3.80 0.91

Mij en mijn kind goed kent (n = 1405) 9.2 29.6 61.2 3.72 0.95

Gezellig praatje (n = 1402) 15.4 35.6 49.0 3.44 1.00

Ouders hebben hoge verwachtingen van de verpleegkundige. Ze verwachten vooral dat ze tips krijgen over de zorg voor hun kind (vb. eten, slapen en huilen) en hechten dus belang aan de deskundigheid van de verpleegkundige. Ze wensen ook uitleg bij de adviezen en onderzoeken die er gebeuren. De verpleegkundige moet echter niet enkel iemand zijn die deskundig advies en uitleg geeft, maar ook iemand die geruststelt en bevestiging geeft, die op een prettige manier omgaat met het kind, voldoende tijd neemt voor ouders en kind en respect voor het privéleven combineert. Kortom, de verpleegkundige moet een (para)medische en pedagogische deskundigheid combineren met sociale vaardigheden en een besef van deontologie.

Vele ouders verwachten ook dat de verpleegkundige een vertrouwensrelatie kan opbouwen en een gezellig praatje met de ouders kan maken, al is er hier minder eensgezindheid over.

De verschillende items werden door middel van somscores gereduceerd tot zeven grote verwachtingen ten aanzien van de verpleegkundige. Voor elk van deze verwachtingen werd aan de hand van meervoudige lineaire regressies nagegaan wat de invloed is van SES, rang kind, alleenstaand, kansarmoede, probleem, origine van de moeder, tijd alleen, lastig met kind alleen, behoefte ontmoeten ouders, zorgen over de lichamelijke ontwikkeling, zorgen over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding, zorgen over de eigen situatie, ouderlijke contacten en persoonlijke steun op de mate waarin ouders al dan niet hoog scoren op deze verwachtingen. In vergelijking met het gebruik en het belang van de dienstverlening van Kind en Gezin voegen we in deze analyses

Page 66: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

65

verschillende variabelen toe die verwijzen naar de steun en de last die ouders ervaren bij de opvoeding van hun kind. We verwachten immers dat deze zaken een impact zullen hebben op de verwachtingen van ouders. Verder gingen we na hoe deze variabelen interageren met de verschillende groepen van ouders, door op zoek te gaan naar interacties met kansarmoede, probleem, origine moeder, rang kind en alleenstaand. In wat volgt, gaan we enkel in op de resultaten die zowel significant als inhoudelijk relevant leken.

Aangezien we geen specifieke hypothesen hebben, maar onze analyses vooral tot doel hebben om meer inzicht te krijgen in de data, voerden we exploratieve analyses uit. De meest passende modellen die we analyseerden verklaren een variantie van 6.1% tot 14.1%.

- Informatieve steun: 9.1% - Emotionele steun: 8.9% - Sociale steun: 14.1% - Efficiëntie: 6.1% - Bereikbaarheid: 14.1% - Respect: 10.8% - Continuïteit: 7.2%

Dit betekent dat we wel enkele patronen kunnen weergeven, maar dat die patronen maar in beperkte mate een voorspellende waarde hebben. Ruwweg 85 tot 95% van de variantie wordt immers door andere factoren bepaald dan de opgesomde variabelen. Wellicht moeten we hieruit concluderen dat – hoewel er variatie is naargelang bijvoorbeeld SES – de individuele variatie nog een stuk groter is. De meeste differentiatie (hoogste standaardafwijkingen) gaan over de continuïteit, de bereikbaarheid, het goed kennen van de ouder en het kind en een gezellig praatje: allemaal aspecten van de sociale relatie.

Informatieve steun

Informatieve steun van de verpleegkundige is de somscore van deskundigheid, tips over zorg, tips over omgang en uitleg. De mate waarin ouders dit verwachten, hangt significant samen met de mate waarin zij beroep kunnen doen op informatieve steun , de behoefte om andere ouders te ontmoeten en alleenstaand . Hoe meer informatieve steun ouders krijgen en hoe meer nood ouders hebben om andere ouders te ontmoeten, hoe belangrijker zij informatieve steun van de verpleegkundige vinden. Ook alleenstaanden hechten meer belang aan informatieve steun.

Daarnaast vonden we interactie-effecten voor de mate waarin ouders zich zorgen maken over de lichamelijke ontwikkeling en de mate waarin ouders emotionele steun ervaren. Zowel voor Belgische als Europese moeders geldt dat hoe bezorgder zij zijn over de lichamelijke ontwikkeling, hoe minder belangrijk zij informatieve steun vinden, maar dit effect is meer uitgesproken voor Europese moeders. Hoe meer emotionele steun ouders ervaren, hoe belangrijker zij informatieve steun vinden, maar dit geldt vooral voor niet-Europese moeders.

Emotionele steun

Emotionele steun is de somscore van geruststellen en bevestigen. De emotionele steun die ouders krijgen hangt samen met alleenstaand . Alleenstaanden hechten meer belang aan emotionele steun.

Hoe hoger de SES, hoe minder belang ouders hechtenaan emotionele steun, al laat het interactie-effect met origine zien dat dit het meest uitgesproken is bij Europese moeders.

Page 67: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

66

Een grotere nood aan ontmoeting lijkt gepaard te gaan met meer nood aan emotionele steun. Dit geldt echter niet voor Europese ouders: voor hen neemt het belang van emotionele steun af naarmate hun behoefte aan ontmoeting groter wordt.

Voor Belgische en nog meer voor niet-Europese moeders geldt dat hoe meer informatieve steun zij krijgen, hoe belangrijker emotionele steun wordt. Voor Europese moeders is er sprake van een dalende trend.

Sociale steun

Sociale steun is de somscore van gezellig praatje en tijd nemen. Niet alle ouders vinden dit even belangrijk. Hoe belangrijk ouders dit vinden hangt in de eerste plaats significant samen met SES. Ouders met een lagere SES verwachten meer sociale steun van de verpleegkundige.

Verder zien we interactie-effecten voor zorgen over de lichamelijke ontwikkeling en de mate waarin ouders emotionele steun ervaren. Bij ouders van eerste kinderen neemt het belang van sociale steun af naarmate ze zich meer zorgen maken over de lichamelijke ontwikkeling. Voor ouders van volgende kinderen zien we het omgekeerde. Voor emotionele steun geldt dat voor Belgische moeders meer emotionele steun gepaard gaat met meer verwachtingen rond sociale steun. Voor Europese moeders geldt echter het omgekeerde: hoe meer emotionele steun zij ervaren, hoe minder sociale steun zij van de verpleegkundige verwachten.

Efficiëntie

Zowat alle ouders verwachten efficiëntie van de verpleegkundige.

Het model laat één significant hoofdeffect zien. Hoe meer informatieve steun ouders hebben, hoe belangrijker zij efficiëntie vinden.

Naarmate ouders meer behoefte hebben om andere ouders te ontmoeten , wordt efficiëntie belangrijker geacht. Deze variabele interageert wel origine moeder. Dit interactie-effect laat zien dat dit positief effect geldt voor niet-Europese en Belgische moeders, maar niet voor Europese moeders.

De Pearson’sr laat zien dat er een significant positieve – zij het bescheiden – correlatie is tussen de verwachtingen naar sociale steun en efficiëntie van de verpleegkundige (r = 0.433, p < 0.01). Deze positieve correlatie is wat sterker tussen ‘tijd nemen’ en ‘efficiëntie’ (r = 0.386, p < 0.001) en het zwakst voor ‘gezellig praatje’ en ‘efficiëntie’ (r = 0.190, p < 0.001). Zo geeft 86.3% van de ouders die ‘efficiëntie’ (heel) belangrijk vinden ook aan dat ze ‘tijd nemen’ (heel) belangrijk vinden. Voor ‘gezellig praatje’ is dit 50.4%. Een grotere groep (35.1%) van deze ouders is het noch eens, noch oneens met de verwachting naar een praatje. Hoewel het gaat om zwakke positieve relaties, geven de resultaten wel aan dat de verwachtingen naar de sociale relatie met de verpleegkundige niet tegenstrijdig zijn met de verwachting naar efficiëntie.

Bereikbaarheid

Bereikbaarheid is de somscore van “kent ons” en “bereikbaar”. Ook over deze verwachting is er minder eensgezindheid.

Page 68: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

67

De analyse laat vooreerst drie hoofdeffecten zien: de mate waarin ouders zich zorgen maken over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding en de mate waarin ouders emotionele en informatieve steun ervaren. Hoe meer zorgen ouders zich maken over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding en hoe meer informatieve steun ouders hebben, hoe minder belang zij hechten aan een bereikbare verpleegkundige. Hoe meer emotionele steun ouders hebben, hoe belangrijker de bereikbaarheid wordt.

Bij zorgen over de eigen situatie zien we dat hoe meer zorgen Belgische en Europese moeders zich maken, hoe belangrijker zij het vinden dat de verpleegkundige gemakkelijk bereikbaar is. Dit effect is significant sterker voor Europese moeders dan voor Belgische moeders.

Voor Belgische moeders en zeker voor niet-Europese moeders gaat een grotere behoefte aan ontmoeting gepaard met een groter belang van bereikbaarheid.

Respect

Respect is de somscore van prettige omgang, respect voor privé-leven en correcte aanspreking. Het belang van respect wordt in de eerste plaats significant voorspeld door lastig met kind alleen, praktische steun en alleenstaand . Hoe lastiger ouders het vinden om alleen te zijn met hun kinderen, hoe minder belangrijk ze respect vinden. Praktische steun heeft een negatief effect op de verwachtingen naar respect, terwijl emotionele steundan weer positief samenhangt. Alleenstaanden hechten meer belang aan respect dan samenwonenden.

Daarnaast vinden we interactie-effecten terug bij zorgen over de lichamelijke ontwikkeling en de eigen situatie . Hoe meer zorgen ouders zich maken over de lichamelijke ontwikkeling, hoe minder belangrijk ze respect vinden, maar dit is meer uitgesproken bij Europese moeders dan bij Belgische moeders. De mate waarin ouders zich zorgen maken over de eigen situatie heeft voor Belgische en Europese ouders een positief effect op de verwachting naar respect, maar dit is meer uitgesproken bij Europese moeders dan bij Belgische moeders.

Voor niet-Europese moeders stijgt het belang aan respect naarmate men meer behoefte heeft om vaker andere ouders te ontmoeten .

Tot slot interageert emotionele steun met kansarmoede. Waar voor kansarmen respect minder belangrijk wordt naarmate men meer emotionele steun ervaart, stijgt bij niet-kansarmen de verwachting naar respect naarmate men meer beroep kan doen op emotionele steun.

Continuïteit

Een laatste verwachting betreft het verlangen dat men steeds dezelfde verpleegkundige te zien krijgt. Dit is ook niet voor alle ouders even belangrijk. Hoe hoger de SES hoe minder belangrijk men het vindt dat de verpleegkundige steeds dezelfde is.

Hoe meer zorgen alleenstaanden zich maken over de eigen situatie , hoe minder nood zij hebben aan continuïteit.

Hoe meer ouderlijke contacten Belgische en niet-Europese ouders hebben, hoe belangrijker zij continuïteit vinden, maar het interactie-effect laat zien dat dit het meest uitgesproken is voor niet-Europese moeders.

Page 69: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

68

De mate waarin ouders beroep kunnen doen op praktische steun hangt negatief samen met de verwachting steeds dezelfde verpleegkundige te zien, maar dit is vooral zo voor niet-Europese moeders.Emotionele steun lijkt dan weer een positief effect te hebben op de verwachting naar continuïteit, maar de interactie-effecten laten zien dat dit vooral geldt voor niet-Europese moeders, maar niet voor Europese moeders.

Samengevat

De verwachtingen ten aanzien van de verpleegkundige gaan samen met de concrete situatie en vragen van de ouders. De verwachtingen zijn hoog: ouders vragen inlevingsvermogen én deskundigheid. Dit vraagt van verpleegkundigen dat ze vergelijkbare vragen op een zeer gedifferentieerde manier kunnen beantwoorden, naargelang de context waarin ouders verkeren en van waaruit ze beroep op hen doen. Deze verwachting, uitgedrukt als respect voor ouders, is meer uitgesproken, naarmate ouders meer nood hebben aan steun.

Zoals aangegeven voegden we in deze analyses verschillende variabelen toe die verwijzen naar de steun en de last die ouders ervaren bij de opvoeding van hun kind omdat we verwachtten dat deze een impact zouden hebben op de verwachtingen van ouders. De analyses geven aan dat het belang dat ouders hechten aan de ondersteuning van verpleegkundigen samengaat met de steun die ze reeds ontvangen. Met andere woorden: behoeften aan ondersteuning staan niet los van de ouderlijke opvoedingspraktijk, maar vinden concrete uitdrukking in en via deze opvoedingspraktijk. Tevens blijkt de verwachting naar een bepaald type van steun samen te gaan met de concrete context, zo bijvoorbeeld naargelang de ouders meer behoefte hebben om andere ouders te ontmoeten. De diverse vormen van steun zijn te zien in onderlinge samenhang. Deze bevindingen sluiten aan bij de verwachting naar verpleegkundigen die in staat zijn zich concreet in te leven in de situatie van ouders.

Alle ouders verwachten deskundigheid en efficiëntie. De verwachtingen naar de sociale relatie met de verpleegkundige lopen meer uiteen. Het gaat wat vaker om mensen met een lagere SES die hogere verwachtingen hebben naar het relationele, maar men kan niet concluderen dat het hier om een tweedeling zou gaan (tussen hogere en lagere SES). De verwachting dat men tijd neemt voor een praatje is bovendien niet incompatibel met een vraag naar efficiëntie.

2.9 Verwachtingen t.a.v. de arts van Kind en Gezin

Tabel 19: Verwachtingen ten aanzien van de arts van Kind en Gezin

1-2 3 4-5 gem. (op 5)

SD

Deskundigheid (n = 1394) 0.7 2.8 96.5 4.72 0.56

Uitleg bij advies/onderzoek (n = 1396) 0.9 4.1 95.0 4.57 0.62

Efficiëntie (n = 1397) 1.1 4.5 94.4 4.48 0.66

Geruststellen (n = 1394) 1.3 7.2 91.5 4.43 0.71

Page 70: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

69

Prettig omgaat met mijn kind (n = 1396) 1.6 6.2 92.2 4.42 0.69

Tips over de zorg (n = 1395) 2.6 11.1 86.3 4.35 0.80

Bevestiging (n = 1397) 2.0 9.8 88.2 4.34 0.76

Respect voor privé-leven (n = 1395) 2.5 14.5 83.0 4.22 0.81

Tips over de omgang (n = 1396) 5.7 21.1 73.2 4.04 0.94

Persoonlijk, correct aanspreken (n = 1395) 3.2 21.5 75.3 4.04 0.85

Tijd nemen (n = 1398) 6.5 17.6 75.9 3.98 0.90

Continuïteit (steeds dezelfde) (n = 1396) 12.3 23.3 64.4 3.81 1.06

Mij en mijn kind goed kent (n = 1397) 12.1 26.4 61.5 3.73 1.02

Gezellig praatje (n = 1393) 21.7 42.2 36.1 3.23 1.06

Ook voor de arts zijn er hoge en veelvoudige verwachtingen. De verwachtingen liggen vooral hoog bij de deskundigheid van de arts. Bijna alle ouders geven aan dit belangrijk te vinden. Daarnaast vinden de ouders het belangrijk dat de arts uitleg geeft bij zijn/haar adviezen en onderzoeken, dat de arts efficiënt is, de ouders geruststelt en op een prettige manier omgaat met hun kinderen. Dat efficiëntie belangrijk is, toont zich ook in het belang dat men hecht aan een gezellig praatje met de arts. Bijna een kwart van de ouders geeft aan dat ze dit (helemaal) niet belangrijk vinden. Een minder uitgesproken voorkeur is er eveneens voor de verwachting dat de arts de ouder en het kind goed kent, al vindt nog steeds meer dan de helft van de ouders dit belangrijk. Ook hier zien we dus dat de relationele vaardigheden (tijd nemen, tips geven, continuïteit, mij en mijn kind goed kennen, een gezellig praatje maken) een grotere standaardafwijking kennen dan de meer “technische vaardigheden”.

Net als bij de verpleegkundige, hebben we regressie-analyses uitgevoerd voor de verwachtingen ten aanzien van de arts. We maakten hierbij gebruik van dezelfde onafhankelijke variabelen. Aan de hand van de stepwise methode werd telkens naar het best passende model gezocht. In wat volgt, lichten we opnieuw hoofdeffecten en interactie-effecten toe voor de zes verwachtingen die op basis van bovenstaande items met behulp van somscores werden gecreëerd en waar dit inhoudelijk relevant is.De meest passende modellen die we analyseerden verklaren een variantie van 9.2% tot 18.7%. Heel wat van de variantie is dus te wijten aan andere (waaronder wellicht individuele) variabelen.

- Deskundigheid: 10.3% - Tips: 10.7% - Geruststellen: 9.2% - Prettige omgang: 11.0% - Respect: 10.8% - Vertrouwdheid: 18.7%

Deskundigheid

Deskundigheid is de somscore van deskundigheid, bevestigen, efficiëntie en uitleg. De meeste ouders hechten hier veel belang aan.

Page 71: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

70

Ouders met een lagere SES hechten meer belang aan deskundigheid en dat is nog meer het geval voor alleenstaande ouders met een lagere SES.

Voor Belgische en Europese moeders zien we dat hoe meer zorgen zij zich maken over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding , hoe minder zij aangeven dat deskundigheid belangrijk is, maar deze daling is veel sterker voor Europese moeders. Deze daling is eveneens veel duidelijker bij alleenstaanden dan bij samenwonenden.

De mate waarin ouders de behoefte uiten om vaker andere ouders te kunnen ontmoeten hangt sterker positief samen met de verwachtingen van niet-Europese moeders rond deskundigheid, dan bij Belgische moeders.

Praktische steun interageert met alleenstaand. Het interactie-effect laat zien dat hoe meer ouders kunnen rekenen op praktische steun, hoe minder belangrijk zij deskundigheid vinden, maar dit is meer uitgesproken bij alleenstaanden. Hoe meer allochtone ouders kunnen rekenen op emotionele steun , hoe meer zij ook aangeven dat ze deskundigheid belangrijk vinden, terwijl er voor Belgische moeders sprake is van een licht dalend effect. Hoe meer informatieve steun Belgische ouders hebben, hoe belangrijker zij deskundigheid vinden. Voor Europese moeders is het effect, daarentegen, negatief.

Tips

De analyse laat vooreerst één hoofdeffect zien voor SES: hoe lager de SES van de ouders hoe meer zij tips verwachten van de arts.

Voor ouders van volgende kinderen geldt dat hoe meer zorgen zij zich maken over de lichamelijke ontwikkeling , hoe meer tips zij verwachten van de arts. Voor ouders van eerste kinderen is er sprake van een negatieve samenhang. Hoe meer bezorgd Belgische moeders zijn over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding, hoe minder belang zij hechten aan tips. Voor niet-Europese moeders echter stellen we een positieve samenhang vast. Terwijl voor alleenstaanden een stijging in zorgen gepaard gaat met een daling in de nood aan tips, blijft voor samenwonenden het belang van tips vrij gelijklopend – lichtjes stijgend – ongeacht of men zich nu veel of weinig zorgen maakt.

Hoe meer ouders beroep kunnen doen op praktische steun , hoe minder zij tips verwachten en dat is vooral zo voor alleenstaande ouders. Hoe meer allochtone en Belgische ouders kunnen rekenen op emotionele steun , hoe meer zij ook tips verwachten van de arts. Dit effect is het meest uitgesproken bij Europese moeders.

Geruststellen

Geruststelling is een verwachting die door de meerderheid van de ouders als (heel) belangrijk wordt beschouwd (91.5%).

Hoe meer emotionele steun ouders ervaren, hoe belangrijker zij geruststellen vinden. Ook hier weer hangt een lagere SES samen met hogere verwachtingen naar geruststellen, en is dat verband meer uitgesproken bij alleenstaanden.

Voor Europese moeders stellen we vast dat hoe meer zorgen zij zich maken over de lichamelijke ontwikkeling , hoe meer ze willen gerustgesteld worden. Voor Belgische moeders zien we een minimale daling. Hoe meer zorgen Europese en Belgische ouders zich maken over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding , hoe minder belangrijk ze geruststellen vinden, maar dit effect is sterker voor Europese moeders. Voor alleenstaanden gaat veel zorgen over de psycho-sociale

Page 72: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

71

ontwikkeling en opvoeding gepaard met minder verwachtingen rond geruststellen, voor samenwonenden stijgt dit lichtjes.

Hoe groter de behoefte om andere ouders te ontmoeten , hoe groter ook de behoefte aan geruststelling en dit verband is sterker voor niet-Europese dan voor Belgische moeders.

Ouders die meer beroep kunnen doen op praktische steun verwachten wat minder geruststelling, zeker bij Belgische oudersen bij alleenstaanden. Voor Europese moeders betekent meer praktische steun dat ze ook meer belang hechten aan geruststelling.

Tot slot vonden we nog interactie-effecten voor informatieve steun . Hoe meer informatieve steun ouders krijgen, hoe meer belang ze hechten aan geruststelling, maar dit geldt enkel voor ouders van volgende kinderen. Voor Europese moeders stellen we dan weer vast dat zij minder verwachtingen hebben naar geruststelling naarmate ze meer kunnen rekenen op informatieve steun, terwijl er voor Belgische moeders sprake is van een lichte stijging.

Prettige omgang

Zowat alle ouders vinden een prettige omgang minstens belangrijk.

Hoe lastiger ouders het vinden om alleen te zijn met hun kind, hoe minder belang zij hechten aan een prettige omgang.

Zorgen over de lichamelijke ontwikkeling interageert met origine moeder en alleenstaand. Voor Europese moeders stellen we vast dat hoe meer zorgen zij zich maken over de lichamelijke ontwikkeling, hoe belangrijker zij een prettige omgang vinden. Voor alleenstaanden betekent meer zorgen ook hogere verwachtingen naar prettige omgang, maar dit geldt niet voor samenwonenden.

Bij zorgen over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoe ding stellen we vast dat Belgische en Europese moeders minder verwachtingen naar prettige omgang hebben, terwijl voor niet-Europese moeders het omgekeerde waar is. Voor alleenstaanden en samenwonenden zien we een negatief effect, al is deze meer uitgesproken bij alleenstaanden.

Wanneer ouders een grotere behoefte hebben om andere ouders te ontmoeten , vinden zij ook een prettige omgang belangrijker. De analyse laat echter zien dat dit enkel geldt voor allochtone moeders, maar nietvoor Belgische moeders.

Hoe meer praktische steun ouders ervaren, hoe minder vaak ze prettige omgang als heel belangrijk scoren en dit verband is het sterkst bij alleenstaanden. Voor emotionele steun lijkt het verband dan weer positief: hoe meer emotionele steun, hoe hoger de verwachtingen naar prettige omgang, maar dit geldt enkel voor niet-kansarmen. Tot slot vinden we ook een interactie-effect bij informatieve steun . Terwijl voor ouders van eerste kinderen meer informatieve steun gepaard gaat met minder verwachtingen naar prettige omgang, is er bij ouders van volgende kinderen sprake van een positief effect van informatieve steun.

Respect

Respect is de somscore van respect voor privé-leven en correcte aanspreking. Hierover is minder eensgezindheid.

Page 73: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

72

Vooreerst vinden we één hoofdeffecten terug voor SES. Hoe hoger de SES, hoe minder belang men hecht aan respect.

Daarnaast vonden we enkele interactie-effecten terug. Ten eerste interageert zorgen over de lichamelijke ontwikkeling met rang kind. Voor ouders van eerste kinderen neemt het belang van respect af naarmate men zich meer zorgen maakt. Dit geldt echter niet voor ouders van volgende kinderen.

Voor alleenstaanden stijgt samen met de last om alleen te zijn met de kinderen ook het belang van respect, terwijl voor samenwonenden respect minder belangrijk wordt naarmate men aangeeft dat men het lastiger heeft om alleen te zijn met de kinderen.

Zowel voor allochtone als Belgische moeders gaat meer emotionele steun gepaard met meer belang voor respect, vooral voor Europese moeders. Eenzelfde positieve invloed vinden we ook terug voor informatieve steun , maar dan enkel voor ouders van volgende kinderen en niet voor ouders van eerste kinderen.

Vertrouwdheid

Vertrouwdheid is de somscore van een gezellig praatje, continuïteit, tijd nemen en kent mij en mijn kind goed.

Ouders met een lagere SES hechten meer belang aan vertrouwdheid en dat is ook het geval voor ouders die veel emotionele steun ervaren. Voor informatieve steun geldt echter dat veel informatieve steun gepaard gaat met minder verwachtingen naar vertrouwdheid.

De mate waarin ouders zich zorgen maken over de lichamelijke ontwikkeling en psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding interageert met alleenstaand. Hoe meer zorgen alleenstaanden zich maken over de lichamelijke ontwikkeling, hoe belangrijker ze vertrouwdheid vinden, maar deze positieve invloed geldt niet voor samenwonenden. Bij zorgen over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding geldt zowel voor alleenstaanden als voor samenwonenden een negatieve samenhang, maar het effect is nog negatiever voor alleenstaanden. Voor zorgen over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding vinden we daarnaast terug dat meer zorgen voor Belgische en zeker voor Europese moeders gepaard gaat met minder verwachtingen naar vertrouwdheid. Voor niet-Europese moeders is er dan weer sprake van een positief effect.

Samengevat

De verwachtingen naar de arts zijn eveneens hoog: alle ouders verwachten deskundigheid en dat de arts hen gerust kan stellen, zeker als ze in een meer precaire situatie vertoeven (zoals bijvoorbeeld alleenstaanden met een lagere SES). Geruststellen vergt deskundigheid en een gedifferentieerde uitleg naargelang de situatie van de ouders. Zo zien we bijvoorbeeld dat ouders meer tips verwachten als ze weinig praktische steun genieten. Geruststellen vergt ook een prettige manier van omgaan met ouders en vertrouwdheid met de vragen die ze kunnen stellen.

Zoals aangegeven voegden we in deze analyses verschillende variabelen toe die verwijzen naar de steun en de last die ouders ervaren bij de opvoeding van hun kind omdat we verwachtten dat deze een impact zouden hebben op de verwachtingen van ouders. Deze analyses geven aan dat deskundigheid en geruststellen des te belangrijker zijn naarmate het gaat om alleenstaande ouders en ouders met een lagere SES.

Page 74: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

73

De grootste differentiatie zit (net als bij de verwachtingen t.a.v. de verpleegkundige) niet op de technische deskundigheid, maar eerder op de relationele deskundigheid.

2.10 Verwachtingen t.a.v. de wachtzaal

Ouders verwachten vriendelijke en attente vrijwilligers die hen onthalen en een wachtzaal die goed uitgerust is om hun kind te verversen of voeding te geven. Minder uitgesproken belangrijk vindt men de aanwezigheid van folders en brochures over andere onderwerpen en de mogelijkheid om met andere ouders te kunnen praten, al geeft ook hier nog steeds (iets meer dan) de helft van de ouders aan dit belangrijk te vinden.

Tabel 20: Verwachtingen ten aanzien van de wachtzaal

1-2 3 4-5 gem. (op 5)

SD

Goed uitgerust (n = 1400) 1.1 4.8 94.1 4.40 0.65

Vriendelijke/attente vrijwilligers (n = 1391) 0.9 3.7 95.4 4.38 0.61

Goede ontvangst (n = 1388) 1.5 5.5 93.0 4.32 0.65

Respect voor privé-leven (n = 1397) 1.1 11.8 87.1 4.28 0.72

Speelgoed (n = 1399) 2.2 10.8 87.0 4.19 0.73

Korte wachttijden (n = 1389) 4.3 13.0 82.7 4.16 0.84

Folders/brochures over ouderschap (n = 1398) 2.6 18.4 79.0 4.03 0.77

Gezelligheid (n = 1389) 4.8 22.3 72.9 3.91 0.84

Spelen met andere kinderen (n = 1399) 4.9 24.7 70.4 3.90 0.86

Aangeven wachttijden (n = 1388) 10.6 24.3 65.1 3.76 0.99

Met andere ouders kunnen praten (n = 1391) 8.4 32.9 58.7 3.64 0.89

Folders/brochures over andere onderwerpen (n = 1395)

13.9 33.7 52.4 3.49 0.98

Opnieuw maken SES, rang kind, alleenstaand, kansarmoede, probleem, origine van de moeder, tijd alleen, lastig met kind alleen, behoefte ontmoeten ouders, zorgen over de lichamelijke ontwikkeling, zorgen over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding, zorgen over de eigen situatie, ouderlijke contacten en persoonlijke steun deel uit van regressie-analyses die we uitvoeren om een zicht te

Page 75: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

74

krijgen op de verwachtingen ten aanzien van de wachtzaal. In wat volgt, gaan we in op de relevante resultaten voor de zeven verwachtingen die we op basis van somscores hebben gecreëerd.

De meest passende modellen die we analyseerden verklaren een variantie van amper 3.2% tot 11.3%:

- Onthaal: 7.3% - Efficiëntie: 3.2% - Sociaal contact: 11.3% - Spel kind: 6.3% - Uitrusting: 4.4% - Respect: 3.4% - Folders: 9.2%

Het grootste percentage verklaarde variantie vinden we terug bij het sociale contact. Ook hier zien we een parallel met de verwachtingen ten aanzien van de arts en de verpleegkundige, waar de grootste variantie te vinden was bij de relationele of sociale deskundigheid.

Onthaal

Onthaal verwijst naar de ontvangst en de vriendelijkheid van de vrijwilligers. Zoals de frequenties aangeven scoren beide aspecten zeer hoog. De regressie-analyses geven dus vooral een zicht op welke variabelen ervoor zorgen dat ouders dit heel belangrijk of belangrijk vinden.

Deze analyses laten vooreerst zien dat zorgen over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding negatief samen gaan met de verwachting naar onthaal, zeker bij Europese moeders.

Voor niet-kansarmen geldt dat hoe meer emotionele steun men heeft, hoe belangrijker men een goed onthaal vindt. Voor kansarmen stellen we dan weer vast dat meer emotionele steun gepaard gaat met minder verwachtingen naar het onthaal in de wachtzaal. Belgische en zeker niet-Europese moeders met veel informatieve steun hechten ook meer belang aan het onthaal. Voor Europese moeders daalt samen met de informatieve steun, ook de verwachting naar een goed onthaal.

Efficiëntie

De eensgezindheid over de verwachtingen rond efficiëntie (korte wachttijden en aangeven van wachttijden) is minder groot dan over het onthaal. Ons model laat maar één interactie-effect zien voor efficiëntie. Hoe meer emotionele steun ouders ervaren, hoe belangrijker zij efficiëntie in de wachtzaal vinden en dat verband is wat sterker bij niet-Europese moeders.

Sociaal contact

Sociaal contact is de somscore van gezelligheid en met andere ouders kunnen praten. Niet alle ouders vinden sociaal contact in de wachtzaal even belangrijk.

“Wachtzaal CB: wachten en praten met andere ouders nog aangenamer maken door bijv. meer speelgoed & -ruimte voor de kinderen.”

“Het CB was weinig uitnodigend, gedateerd. Een paar simpele (en goedkope) ingrepen zouden het aangenamer kunnen maken.”

Page 76: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

75

Ouders met een lagere SES hechten hier meer belang aan. Ook ouders die aangeven meer behoefte te hebben aan het ontmoeten van andere ouders en die meer beroep kunnen doen op emotionele steun vinden dit sociaal contact in de wachtzaal belangrijker. Belgische moeders die meer tijd alleen doorbrengen met hun kind, vinden dit sociaal contact eveneens belangrijker, maar dat is niet zo voor Europese moeders.

Hoe meer informatieve steun ouders ervaren, hoe minder belang Belgische en zeker Europese moeders hechten aan sociaal contact in de wachtzaal. Voor niet-Europese moeders geldt het omgekeerde.

Spel kind

De mogelijkheid dat er speelgoed is in de wachtzaal en dat de kinderen kunnen spelen met andere kinderen is niet voor alle ouders even belangrijk. Ook hier vinden we maar één significante variabele terug, met name SES. Ouders met een lagere SES vinden het belangrijker dat de wachtzaal de mogelijkheid biedt voor hun kinderen om met andere kinderen te spelen.

Uitrusting

Over de verwachting dat de wachtzaal goed uitgerust is, is 94.2% van de ouders het eens dat dit (heel) belangrijk is. Hoe meer ouders beroep kunnen doen op informatieve steun , hoe belangrijker zij het vinden dat de wachtzaal goed uitgerust is. Een goed uitgeruste wachtzaal verwijst naar onder meer speelgoed en ook voorzieningen voor ouders.

“We vonden het onbegrijpelijk dat K&G geen microgolf of andere voorzieningen had om ons kind flesvoeding te geven.”

“Makkelijkere stoelen in de wachtzalen voor het geven van borstvoeding. Leeslectuur in de wachtzalen voor de ouders.”

Respect

Respect voor het privéleven wordt eveneens door heel wat mensen als (heel) belangrijk beschouwd.

“Waarom moeten de vrijwilligers steeds mensen van 'hogere' leeftijd zijn? Misschien opteren voor vrijwilligers met (jongere) kinderen - interessant voor een babbel. Laat de vrijwilligers de privésfeer van iedereen respecteren - voorlezen van gegevens uit K&G-boekje aan elkaar in wachtzaal vol volk hoort niet, zeker niet wanneer bij je baby's in het begin "problemen" waren.”

“Dat bepaalde vrijwilligers van het wegen en het meten niet zo luid zouden roddelen over de mensen die aan het wachten zijn. Als je dan toch wilt roddelen, doe het dan in stilte of wacht tot de mensen naar huis zijn/als je shift erop zit!!!!”

Waar voor samenwonenden veel informatieve steun , hoge verwachtingen rond respect inhoudt, betekent veel informatieve steun voor alleenstaanden dat zij respect minder belangrijk vinden.

Folders

Page 77: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

76

Niet alle ouders verwachten dat er folders en brochures in de wachtzaal aanwezig zijn. Ouders met een grotere behoefte om vaker andere ouders te ontmoeten , hechten hier meer belang aan.

Meer zorgen over de psycho-sociale ontwikkeling en opvoeding hangt zowel voor alleenstaanden als voor samenwonenden negatief samen met de verwachting naar folders, maar het effect is nog sterker bij alleenstaanden. Hoe meer zorgen Belgische en Europese ouders zich maken over hun eigen situatie , hoe belangrijker ze folders vinden. Voor niet-Europese moeders stellen we vast dat meer zorgen samenhangt met minder verwachtingen naar folders in de wachtzaal.

Voor ouders van kinderen met problemen geldt dat naarmate zij meer ouderlijke contacten hebben, zij ook meer folders verwachten in de wachtzaal, terwijl voor ouders van kinderen zonder probleem het belang van folders vrij gelijklopend – lichtjes dalend – blijft.

Op hoe meer praktische steun ouders kunnen rekenen, hoe minder belang zij hechten aan folders in de wachtzaal, maar dit geldt enkel voor allochtone moeders. Hoe meer emotionele steun allochtone en Belgische ouders hebben, hoe belangrijk zij folders vinden. Dit positief effect is het meest uitgesproken bij niet-Europese moeders.

Samengevat

De wachtzaal is voor sommige ouders een plaats van ontmoeting. Voor een aantal ouders gaat het om een specifieke, soms unieke mogelijkheid tot ontmoeting met andere ouders. Voor hen zijn een warm onthaal, sociaal contact en speelmogelijkheden voor de kinderen heel belangrijk. Andere ouders hechten hier minder belang aan. Voor hen kan het dan weer een plaats zijn van wachten en dus van inefficiëntie.

Dit samengaan van de mogelijkheid tot zowel vluchtige als meer betrokken ontmoetingen met de tegenstrijdige wens tot efficiëntie vergt een concreet beleid: de ontvangst door, en vriendelijkheid van de vrijwilliger met respect voor het privéleven van de ouder worden hoog ingeschat.

Zoals aangegeven voegden we in deze analyses verschillende variabelen toe die verwijzen naar de steun en de last die ouders ervaren bij de opvoeding van hun kind omdat we verwachtten dat deze een impact zouden hebben op de verwachtingen van ouders. Een efficiënte dienstverlening, evenals verschillende aspecten van het sociaal contact, worden belangrijker geacht naarmate ouders meer emotionele steun ervaren.Deze bevinding sluit aan bij de vaststelling dat de behoefte van ouders aan een bepaalde vorm van ondersteuning samengaat met reeds ervaren steun. De sociale dimensie van de dienstverlening van Kind en Gezin wordt belangrijker geacht door ouders met een lagere SES, door ouders die meer behoefte hebben aan contact met andere ouders en door Belgische ouders die veel tijd alleen doorbrengen met hun kind(eren).

2.11 Doorverwijzen

Ongeveer één vijfde van de respondenten heeft ervaring met doorverwijzingen vanuit Kind en Gezin. 77.2% van de ouders geeft aan dat zij nooit werden doorverwezen door Kind en Gezin en dat ze dat ook niet nodig vonden. 3.0% van de respondenten geeft aan dat ze graag waren doorverwezen door Kind en Gezin, maar dat dit niet gebeurde.

Page 78: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

77

15.4% van de ouders werd al eens doorverwezen naar een geneesheer of specialist, 0.3% naar het Inloopteam, niemand naar de bijzondere jeugdzorg, 0.4% naar een vorm van opvoedingsondersteuning en nog eens 3.2% van de ouders gaf aan dat ze naar nog iets anders werden doorverwezen. De analyse van de open antwoorden leert ons echter dat deze andere instanties voornamelijk de dokter, huisarts of kinderarts waren of een osteopaat of kinesist.

Aan de ouders die al eens doorverwezen werden door Kind en Gezin werd gevraagd naar hun ervaringen met betrekking tot deze doorverwijzing. De ouders konden volgende aspecten scoren op een 5-punt Likert schaal gaande van 1 (helemaal oneens) naar 5 (helemaal eens).

Tabel 21: Ervaringen m.b.t. doorverwijzing

1-2 3 4-5 gem. (op 5)

SD

Het was een hulp voor mij dat ik werd doorverwezen (n = 237)

14.8 20.2 65.0 3.66 1.12

Ik voelde mij afgewezen (n = 233) 88.3 7.6 4.1 1.57 0.81

Ik ben nooit op die doorverwijzing ingegaan (n = 234)

87.4 4.2 8.4 1.53 1.00

Men heeft mij goed uitgelegd waarom men mij doorverwees (n = 234)

7.8 11.3 80.9 3.98 0.96

Men heeft mij goed uitgelegd hoe die dienst werkt (n = 227)

26.6 31.9 41.6 3.10 1.29

Men is met mij meegegaan naar die dienst (n = 228)

87.1 10.7 2.2 1.47 0.80

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de meerderheid van de ouders zich niet afgewezen voelt wanneer zij worden doorverwezen en dat een meerderheid ook het advies van Kind en Gezin opvolgt. Toch betekent dit niet voor iedereen dat de doorverwijzing ook een hulp betekende in de concrete situatie.

Opvallend is dat 26.6% van de ouders niet akkoord gaat met de stelling dat hen goed is uitgelegd hoe de dienst waarnaar men is doorverwezen werkt. Deze ouders werden doorverwezen naar een geneesheer of specialist (87.1%) of naar ergens anders (24.1%). Ook de groep ouders die (helemaal) akkoord gaat met de stelling dat men goed heeft uitgelegd hoe de dienst werkt, werd grotendeels doorverwezen naar een geneesheer of specialist (83.9%).

Page 79: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

78

3. Bespreking

In wat volgt overlopen we enkele aspecten van de resultaten, vullen we die aan met gegevens uit het kwalitatief vooronderzoek36 en interpreteren we die aan de hand van de uitgangspunten van het onderzoek, die in de inleiding zijn geschetst.

3.1. Een basisvoorziening voor iedereen

De preventieve gezinszorg van Kind en Gezin is duidelijk een structurele basisvoorziening. Dat blijkt niet enkel uit de cijfers over het zeer hoge bereik, maar ook uit de appreciatie van de ouders. Ouders zien de dienstverlening als zijnde “voor iedereen”, eerder dan als probleem- of doelgroepgericht. Uit het kwalitatieve vooronderzoek bleek ook reeds hoe belangrijk dit is: “het is evident omdat het evident is”. Men hoeft dus zichzelf niet te definiëren als iemand met (potentiële) problemen om op deze evidente dienstverlening een beroep te doen.

Ouders zien het als de evidente taak van Kind en Gezin om de algemene ontwikkeling van het kind op te volgen, mogelijke risico’s op te sporen, vaccinaties te verzorgen e.d. Kortom, de eerste taak ligt voor hen op het medisch vlak. Tegelijk heeft Kind en Gezin voor de overgrote meerderheid van de ouders ook een duidelijk pedagogische taak, wat onder meer inhoudt dat men over de opvoeding kan praten. Bij nogal wat aspecten van de vragen die ouders hebben, of van de zaken waar ze zich zorgen over maken, is trouwens geen duidelijke scheiding tussen het pedagogische en het medische te maken (bijvoorbeeld huilen, moeilijk eten of slaapproblemen). Ook wanneer een probleem met een kind is vastgesteld, kan dit zowel pedagogische als medische vragen oproepen, die nauw met elkaar gerelateerd zijn.

Als structurele basisvoorziening heeft de dienstverlening van Kind en Gezin een aantal specifieke kwaliteiten die door ouders erg geapprecieerd worden. Een eerste kwaliteit is dat de dienstverlening gratis is. Een tweede is de brede waaier aan diensten, gaande van het bezoek aan bed, over de consultaties en huisbezoeken, tot specifieke infokanalen zoals onder meer folders, Kind en Gezin-Lijn en website. Zowat alle aspecten hiervan worden door ouders geapprecieerd. Een derde kwaliteit is de bereikbaarheid en beschikbaarheid op meerdere vlakken: relatief korte nabijheid van het consultatiebureau, relatieve tevredenheid over het tijdstip van het eerste huisbezoek e.d. Een vierde kwaliteit of verwachting is dat Kind en Gezin ook zelf initiatief neemt. Een belangrijke kwaliteit van de dienstverlening is ook het samenbrengen van de eerder genoemde algemene toegankelijkheid met differentiatie (in aanbod, openingsuren, e.d.).

Daarnaast staat dat nogal wat ouders betreuren dat zij niet meer bij Kind en Gezin terecht kunnen met hun oudere kinderen. Zij ervaren een kloof tussen de dienstverlening van Kind en Gezin en de manier waarop dit verder gezet wordt door de Centra voor Leerlingenbegeleiding, eenmaal ze kleuters hebben.

Samengevat zien ouders Kind en Gezin als een evidente basisvoorziening en appreciëren ze deze profilering ook. De algemene toegankelijkheid sluit evenwel een selectief gebruik niet uit. Met name

36 Citaten met vermelding van een interviewnummer werden gehaald uit het kwalitatief vooronderzoek. De overige citaten komen uit de antwoorden op de open vragen in de vragenlijst.

Page 80: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

79

ouders met een lagere SES en allochtone (niet-Europese) ouders maken wat minder gebruik van een aantal aspecten van de dienstverlening zoals consultatiebureau, folders of website. Het gedifferentieerde gebruik kan echter niet verklaard worden door een verschillend belang dat aan deze diensten gehecht zou worden. Het gaat wellicht eerder om een differentiatie in contexten en in verwachtingen.

3.2. Basiskwaliteiten

Om die reden bekijken we de resultaten vanuit de vijf criteria voor een kwaliteitsvol basisaanbod, die we ook in het kwalitatief vooronderzoek als leidraad namen: bereikbaarheid, beschikbaarheid, betaalbaarheid, begrijpbaarheid en bruikbaarheid.

Bereikbaarheid

Met bereikbaarheid verwijzen we naar die factoren, die bepalen of ouders al dan niet van het aanbod gebruik kunnen maken. Het gaat hierbij om informatie en bekendheid, en om een aantal ‘fysieke’ aspecten die het bereik van een aanbod voor ouders kunnen bemoeilijken dan wel vergemakkelijken, zoals de ruimtelijke spreiding, mobiliteit en afstand, de openingsuren, de telefonische bereikbaarheid, werking op afspraak, … maar ook om de wijze waarop hier al dan niet flexibel mee wordt omgesprongen.

“Momenteel heb ik een tweeling. Het CB heeft geen lift en is dus niet toegankelijk voor mij. Spijtig want met mijn 1ste kindje heb ik veel aan de K&G bezoeken gehad.”

De afstand tot het consultatiebureau en de mobiliteit van ouders vormen belangrijke factoren in de bereikbaarheid. De verplaatsing naar het consultatiebureau vraagt van ouders een reële inspanning. Die inspanning is groter voor allochtone (niet-Europese) ouders, alleenstaande ouders en ouders in kansarmoede, ook al geven allochtone en kansarme ouders vaker aan dat de openingsuren voor hen geen probleem opleveren. Zij komen overwegend te voet, met de fiets of met het openbaar vervoer, terwijl niet-kansarmen overwegend met de auto komen. Zoals een moeder in het vooronderzoek het uitdrukte:

“Het is een sleur om naar daar te gaan.” (interview 31 – ouder)

Uit de resultaten van dit onderzoek valt af te leiden dat de bereikbaarheid doorgaans goed tot zeer goed is. Dat heeft ook te maken met de gevarieerde openingsuren, die maken dat de meeste ouders afspraken kunnen maken die hen goed schikken. Ouders waarderen over het algemeen het werken met afspraken. De cijfers bevestigen het belang van deze differentiatie, die een vrijwilliger in het vooronderzoek opmerkte:

“Ik denk dat ouders hier graag komen, mede omdat er hier een avondraadpleging is en ik denk dat wij hier in X de enige zijn die dat doen en dat komt ouders ten goede die beide werken.” (interview 4 – vrijwilliger)

Voor bijna 10% van de ouders vragen die afspraken echter veel inspanningen. Dat wordt sterker benadrukt door Belgische moeders. Specifiek voor allochtone ouders is dat ze de onbereikbaarheid voor oudere kinderen betreuren en de kloof met de opvolging door de Centra voor Leerlingenbegeleiding soms te groot vinden.

Page 81: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

80

Men zou verwachten dat de bereikbaarheid ook positief beïnvloed zou worden door het gebruik van de Kind en Gezin-Lijn die vragen van ouders kan opvangen en afspraken regelen. Dat is echter slechts ten dele zo. De Kind en Gezin-Lijn wordt selectief gebruikt: 61.5% van de respondenten maakt er nooit gebruik van en het aantal respondenten dat er regelmatig gebruik van maakt is zeer miniem, al dienen we er ook hier op te wijzen dat enkele ouders in de vragenlijst aangegeven hebben geen gebruik te maken van de Kind en Gezin-Lijn, terwijl zij volgens IKAROS wel contact hadden met het contactcenter. Uit het kwalitatieve vooronderzoek en de vragenlijst blijkt ook dat ouders niet altijd zo’n goede ervaringen hebben met deze telefonische bereikbaarheid:

“Ik vind het enorm vervelend dat je altijd naar dat 078-nummer moet bellen als je iemand nodig hebt van Kind en Gezin. Je krijgt 20 keer iemand anders aan de telefoon, de ene weet niet van de andere, en je moet altijd je situatie opnieuw uitleggen. Dat vind ik ambetant. Ik vind toch dat de verpleegsters moeten beschikbaar zijn op een nummer.” (interview 31 – ouder)

“Ik heb vorige week gebeld om de verpleegkundige te bereiken, maar blijkbaar hebben ze dat niet doorgegeven, want ik heb het dan via het inloopteam gedaan, dus waarom is die lijn er dan.” (interview 16 – ouder)

“Over de telefoonlijn van K&G waar je terecht kan met vragen ben ik niet tevreden. Ik belde met een vraag, men wist het antwoord niet (dit vond ik begrijpelijk). Men beloofde mij het op te zoeken en nadien terug te bellen maar ik heb er nooit meer iets van gehoord.”

“Vroeger kon je rechtstreeks naar het bureau bellen; nu naar een centrale lijn. Vraagt veel telefoons voor simpele vragen = onpersoonlijk! Persoon aan de telefoon kent het kind niet.”

Beschikbaarheid

Beschikbaarheid verwijst naar de vraag of er een voldoende gedifferentieerd aanbod aanwezig is. Vanuit het perspectief van ouders gaat dit echter eveneens om de ‘aanwezigheid’ van de hulpverlener en diens aanspreekbaarheid in ruime zin, dus ook voor vragen die los staan van het aanbod.

Ouders willen zich welkom voelen in het consultatiebureau. Dit begint reeds bij het onthaal door de vrijwilligers. Voor sommige ouders is het belangrijk dat ze hier sociale contacten kunnen leggen of verdiepen. Voor hen zijn het onthaal en het sociaal contact erg belangrijk. Die verwachting is iets meer uitgesproken bij ouders met een lagere SES, maar is zeker niet beperkt tot hen. Voor andere zijn dan weer de efficiëntie en een vlot verloop doorslaggevend. Het is een uitdaging voor het consultatiebureau om deze verschillende verwachtingen tegelijk waar te maken.

[Op de vraag of men iets gemist heeft in de dienstverlening van Kind en Gezin] “Vlottere vrijwilligers die met meer begaan zijn dan enkel gewicht en lengte.”

“Dan zal ik de ruimte van de wachtzaal van K&G veranderen en beetje groter maken en voldoende stoelen voor de ouders en gezellige ruimte voor de baby’s.”

De beschikbaarheid gaat verder met het inlevingsvermogen van de verpleegkundige en de arts.

“Ik ben er gewoon nog niet terecht gekunnen. Ik zeg het, we hadden niet echt een uitnodigend gevoel van nu gaan we eens alles vragen, en dat heb ik wel bij die pediater (bedoelt de arts van Kind en Gezin). Die vraagt dat eerst als je binnenkomt: wat zijn de vragen. En hoe gaat het er mee?” (interview 35 – ouder).

“De vriendelijkheid & omgang van de kinderarts op CB van K&G kan beter � voor haar is het misschien routine, maar voor ons is dit ons kind! Wat meer warmte kan geen kwaad.”

Page 82: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

81

“De medewerkers komen soms betuttelend over en stellen vragen over privé-leven. De arts is soms niet bekwaam en geeft fout advies, geeft soms ook advies wanneer men er niet om vraagt.”

“De positieve instelling: soms lijkt het wel of het nooit goed is wat je doet. Ze vinden altijd wel iets om op te merken. Zo planten ze in mijn hoofd altijd zorgen. Ze hebben waarschijnlijk wel goede bedoelingen maar niet elke mama denkt op dezelfde manier. Zo hebben ze bijvoorbeeld bij mijn oudste zoon altijd opgemerkt dat hij te dik was, nooit was het goed en nu kun je zijn ribben tellen.”

Van de arts en de verpleegkundige wordt verwacht dat ze op een gedifferentieerde manier kunnen omgaan met gelijkaardige vragen, naargelang de context van waaruit ouders een beroep op hen doen. Dat geldt zeker voor ouders die in meer precaire situaties vertoeven. Ook hier gelden hoge, maar tegelijk ook gedifferentieerde verwachtingen. Voor sommige ouders zijn het sociaal contact en de continuïteit van dit contact met de arts en de verpleegkundige belangrijk. Zoals sommige ouders aangaven:

“Terwijl ik wel een goede verpleegkundige heb, dat mag ik wel zeggen. Ze zou nog steeds komen als er iets is, ze zou nog steeds aan huis komen, dat is een goede mevrouw. […] Bij mij doen ze eigenlijk veel, ze hebben mij eigenlijk altijd al gesteund, geholpen waar ze kunnen, als er een moeilijke situatie was, mocht ik altijd bellen, ze zullen helpen waar ze kunnen.” (interview 16 – ouder).

“Dat je eens kunt praten met die verpleegster […]. Die kent mij goed, over thuis, toen we een huis gekocht hadden, hoe de kinderen het stellen, hoe ze daarop reageren, met de werken die we gehad hebben, stress en zo.” (interview 15 – ouder).

“Het enige dat ik spijtig vind, is dat ik reeds verscheidene keren een andere dokter heb gehad. Op zich geen problemen mee (ze kennen allemaal hun job) maar toch aangenamer om steeds met dezelfde te kunnen spreken.”

Voor andere ouders staat dan weer de efficiëntie voorop en is het sociale aspect van de dienstverlening minder essentieel of vinden ze het minder belangrijk dat ze steeds bij dezelfde arts of verpleegkundige terecht komen.

“Die dokters doen dat wel goed ze. En dat gaat ook vooruit.” (interview 32 – ouder)

“Het bezoek aan de arts en de verpleegster is soms onnodig. Ze vertellen vaak hetzelfde i.v.m. de groeicurves, vele zaken worden door beiden gevraagd en besproken. De taken zouden duidelijker verdeeld moeten worden, zodat de bezoeken efficiënter verlopen. Nu heb ik soms het gevoel veel tijd verloren te zijn.”

De differentiatie is niet enkel belangrijk binnen één dienstverlening, maar ook over de dienstverleningen heen. We hebben vastgesteld dat er een gedifferentieerd gebruik van verschillende vormen van gezinsondersteuning is. Voor wat betreft het gebruik van kinderopvang en van informatie (folders, brochures, website), kan gesproken worden van een Mattheüs-effect, waarbij de gezinnen met een hogere SES meer voordeel halen uit deze diensten.

Voor wat het consultatiebureau betreft, is er de vaststelling dat ook hier vooral ouders met een hogere SES er gebruik van maken.Dit verschil in gebruik is wellicht niet het gevolg van een verschil in bereikbaarheid, maar misschien wel van een verschil in bruikbaarheid, betaalbaarheid en/of beschikbaarheid.

Page 83: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

82

Het hogere gebruik van inloopteam, CKG en opvoedingswinkel door ouders met een lagere SES, door kansarmen en/of niet-Europese moeders verwijst naar een differentiatie van de dienstverlening op categoriale gronden. De vraag is of er hier geen spanning ontstaat met de toegankelijkheid en de bruikbaarheid van de algemene dienstverlening (kinderopvang, info, consultatiebureau) in hoofde van alle ouders.

Betaalbaarheid

Betaalbaarheid verwijst in de eerste plaats naar de financiële kost van de dienstverlening. Het preventieve zorgaanbod van Kind en Gezin is gratis en dat is voor de ouders belangrijk en tegelijk ook evident.

Betaalbaarheid dient ook bekeken in het licht van de opvolging van richtlijnen en adviezen. Dit impliceert enerzijds opnieuw het financiële aspect. Het voldoen aan wat binnen Kind en Gezin als goede zorg of advies wordt voorgesteld, is letterlijk niet voor elke ouder betaalbaar, zo lieten verschillende professionelen ons weten in het vooronderzoek:

“Als je met je boekje afkomt van het ABC en er staan daar heel leuke receptjes enz., maar met een leefloon, dat is ook bewezen, kan je gewoon niet echt alle dagen aan gezonde voeding voldoen, en kan je bepaalde zaken niet kopen, bijvoorbeeld rond baby uitzet.”(interview 1 – coördinator inloopteam)

“Het kost allemaal geld, kiné kost geld, die laten we dan eens extra meer komen om er te blijven op hameren dat ze toch moeten iets doen […] of zeggen dat ze alle dagen oefeningen moeten doen, stimuleren.” (interview 5 – arts)

“Die roeien met de riemen die ze hebben […] die geven heel vlug al volle melk aan kleine kindjes, wij raden dat wat af, maar als wij zeggen tegen een Romazigeuner, in heel veel gevallen zeggen die, ik kan dat niet betalen, die dan toch hun eigen ding doen.” (interview 36 – arts)

Betaalbaarheid dient ook in de figuurlijke zin begrepen te worden als de symbolische kost die het beroep doen op de dienstverlening van Kind en Gezin meebrengt. Het gaat dan vooral om het inleveren van een stukje privacy. Het binnendringen in de persoonlijke levenssfeer van ouders wordt door hen als een kost ervaren, gezien het grote belang dat alle ouders hechten aan het respect voor het privéleven, door de vrijwilligers, de verpleegkundige en de arts. Dat wordt extra benadrukt door ouders met een lagere SES of alleenstaanden. Ook in het vooronderzoek brachten ouders dit spontaan aan bod.

[Over bezoek aan bed]“Dat is heel raar als ze komen, je verwacht enkel eigen bezoek.” (interview 18 – ouder)

“En ze kwam koken, en je moet je vlees koken in water en mixen, dat ik zei van alstublieft, dat kind zal ook wel eten wat wij eten, misschien wel minder vet en minder gekruid. Dat mens was nog maar weg en ik heb het in de vuilbak gesmeten. Biefstuk koken en kipfilet koken en ik moest dat dan mixen en in zakjes van 200 gram in de vriezer steken. […] Ze willen dat misschien wel doen om goed te doen […]. Het idee alleen al dat je je vlees moet koken. Ik deed het op mijn eigen manier, maar heb dat niet gezegd.” (interview 31 – ouder)

“Hoe ik dat kon stoppen, want dat deed veel pijn, welke melk ze dan mocht, en dan zeiden ze, het is altijd beter voor borstvoeding, dus dan ben ik zelf naar de apotheek geweest erom. Terwijl zij eigenlijk hadden moeten zeggen wat ik moest doen.” (interview 31 – ouder)

Page 84: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

83

“Het gesprek met de verpleegkundige. Je wordt precies op het matje geroepen. Ik had het gevoel dat ik me steeds moest verantwoorden.”

“De vriendelijkheid van sommige K&G-dokters. Het is een cliché dat wel klopt. Veel K&G-dokters zijn nors en niet altijd even stimulerend en motiverend naar jonge ouders toe. Ik heb tijdens de 1ste consultaties vaak het gevoel gekregen op de rooster gelegd te worden, ik voelde achterdocht of onvoldoende vertrouwen in mijn kunnen als 'mama'. Na meerdere keren dezelfde dokter te hebben gezien bij K&G is dat wel weggevallen, maar ik vind dat ze jonge ouders meer bevestiging mogen geven!”

Begrijpbaarheid

De letterlijke begrijpbaarheid is het meest voor de hand liggend. Het gaat hierbij vooral om de talige communicatie tussen dienstverlener en (anderstalige) ouders. Uit de interviews met professionelen blijkt dat binnen Kind en Gezin gezocht wordt naar manieren om hiermee om te gaan, zoals het gebruik van beeldmateriaal, een tolk of gezinsondersteuner. Zowat de helft van de ouders die aangeven de gezinsondersteuner te kennen, vindt deze gezinsondersteuner ook erg belangrijk. Het gaat dan vooral om ouders met een lagere SES en om allochtone ouders.

Zoals een arts in het vooronderzoek aangeeft, vraagt dat echter ook een differentiatie van de organisatie:

“10 minuten is wel heel weinig hé, er zijn consultaties waar dat lukt, puur en alleen door het feit dat mensen geen Nederlands babbelen.” (interview 36 – arts)

Begrijpbaarheid refereert immers ook aan de transparantie van de dienstverlening en duidelijkheid met betrekking tot de redenen van interventie. Het preventieve zorgaanbod overstijgt het aanbod dat door Kind en Gezin wordt geboden en uit het vooronderzoek bleek al dat het niet voor alle ouders duidelijk is van welke organisatie een bepaald aanbod nu juist uitgaat. Ouders herinneren zich soms niet meer wie nu juist is langs geweest: de verpleegkundige van Kind en Gezin of de vroedvrouw. Uit het vooronderzoek, zowel als uit de kwantitatieve bevraging blijkt dat ouders inderdaad verschillende diensten naast elkaar gebruiken. Overlappende diensten (bijvoorbeeld eigen arts en arts van Kind en Gezin, vroedvrouw en huisbezoeken door verpleegkundige), maar ook formele (folders, brochures) en informele (vrienden, kennissen, collega’s) informatiebronnen sluiten elkaar dus niet uit, maar vullen elkaar aan.

“Ik haal daar uit wat ik zelf nuttig vind, wat voor mij van toepassing kan zijn.” (interview 32 – ouder)

“Ieder kind is anders, iedere ouder is anders en dat is wat zoeken, van alles uitproberen en het is wel gemakkelijk als je dan brochures kan lezen met wat tips of als je dan collega’s hebt die één en ander zeggen.” (interview 35 – ouder)

“Ik moet peinzen, want ik heb van de vroedvrouw ook huisbezoeken gehad. Maar dat was een vriendelijk madame’tje van Kind en Gezin die geweest is. Die is 2 of 3 keer, 2 keer geweest. Zij vertelde ongeveer hetzelfde als de vroedvrouw.” (interview 18 – ouder)

Zoals we eerder vermeldden zien ouders Kind en Gezin als een structureel basisaanbod voor alle ouders. Dat maakt Kind en Gezin erg herkenbaar en begrijpbaar (vaak uitgedrukt als het wegen en meten en de vaccinaties). In tegenstelling tot de begrijpbaarheid van het wegen, meten en vaccineren, zijn andere onderzoeken op het consultatiebureau voor ouders niet altijd even duidelijk. Soms stelt de arts en/of verpleegkundige een aantal handelingen ten aanzien van een kind, waarvan de ouders niet

Page 85: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

84

steeds de bedoeling kennen. Zowat alle ouders in dit onderzoek benadrukken dan ook sterk hoe belangrijk ze het vinden dat zowel de arts (95.0%) als de verpleegkundige (92.6%) voldoende uitleg geeft bij de onderzoeken die gedaan worden.

“De richtlijnen van K&G over voeding, slaappatroon,... moeten aangegeven worden als een vorm van goed advies en niet als "wet". Ze zijn soms te rechtlijnig! Bv. een kind van 5 maanden moet 5 voedingen krijgen! Terwijl sommige kinderen al genoeg hebben met minder.”

“Als ze een opmerking maken over bv. ongelijke lengte van 2 benen dit kaderen zodat je nadien als ouder niet met zorgen buiten stapt.”

In het kwalitatief vooronderzoek getuigden enkele ouders van het belang hiervan, zeker wanneer er een moeilijkheid met het kind wordt vermoed:

“Zo om te kijken of ze goed bewegen enz., maar je krijgt daar niet veel uitleg van hé. Ik vind wel dat ze meer uitleg mogen geven. Maar er was eens een mevrouw, een dokteres, die heel veel uitleg gaf, dat was de eerste keer dat ik dat tegen kwam. Dat is een vriendelijk madammetje, de anderen zeggen normaal niets.” (interview 31 – ouder)

“Ze constateren iets en sturen je verder. Het gaat ook allemaal redelijk snel, dat was een vervelend gevoel. […] Dus ze sturen je dan naar huis met een bepaald gevoel, dan zouden ze toch meer uitleg mogen geven of als ze niet 100% zeker zijn, noteren en opvolgen.” (interview 32 – ouder)

De doorverwijzing door Kind en Gezin gebeurt over het algemeen tot grote tevredenheid van de ouders, met voldoende uitleg en begeleiding. Toch moeten we wijzen op een beperkte groep ouders die een doorverwijzing verwacht had en niet kreeg en op een iets grotere groep ouders bij wie de doorverwijzing tot onvrede leidde.

Naast de begrijpbaarheid van wat er tijdens het consult gebeurt, dient begrijpbaarheid ook bekeken te worden overheen de veelheid aan adviezen die ouders verzamelen. Ouders maken niet slechts gebruik van één ultieme hulpbron, maar doen in hun zoektocht naar antwoorden beroep op diverse informatiekanalen. In de interviews komt tot uiting dat ouders hierbij die zaken gebruiken, waar ze zichzelf in vinden en die ze toepasbaar achten in hun leefsituatie.

Bruikbaarheid

Bruikbaarheid gaat over de mate waarin een aanbod aansluit bij de concrete vragen en situaties van ouders, en waarin dienstverlening al dan niet als ondersteunend wordt ervaren.

Ouders vinden het erg belangrijk dat hun kind normaal ontwikkelt en groeit. Het is duidelijk dat “geruststellen” één van de belangrijke functies is van het consultatiebureau. Dat vereist zowel technische professionaliteit (deskundigheid) als inlevingsvermogen. Geruststellen kan immers enerzijds een vraag inhouden naar een vergelijking met een “norm”, maar anderzijds ook een vraag naar tolerantie over de afwijking ten opzichte van die norm, zoals ouders tijdens het vooronderzoeken in de vragenlijst aangaven:

“Gewoon, de laatste keer zeiden ze, tussen 6 à 8 weken zou hij moeten doorslapen. […]. Ja, wij hopen dat ook dat hij dat begint te doen, maar ja. Dat is zo van ja, dat is goed om te weten, maar eigenlijk ben je daar niets mee. Wij zaten daar, ok, ja, dat is goed als andere kindjes doorslapen.” (interview 30 – ouder)

Page 86: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

85

“Mijn kinderen zijn altijd heel licht geweest, om op hun voeding te letten, terwijl ik weet dat mijn kinderen veel en gezond eten, maar ja, wij zijn alle twee zeer mager, en ons kinderen dus ook, en in het begin, bij M., de oudste vond ik dat heel kwetsend, maar bij de tweede en derde had ik zo iets, mijn kinderen zijn zo en ik kan daar niets aan doen. […] Soms is dat kwetsend, dan voel je je geraakt in je moeder zijn, terwijl je weet dat je je opperste best doet om je kinderen te verzorgen enz.” (interview 34 – ouder)

“Naar mijn gevoel wordt er te vaak vergeleken met "het gemiddelde". De groeicurve lijkt wel HEILIG. Zodra je een beetje afwijkt van percentiel 50 begint men zich al zorgen te maken. Men lijkt er te vergeten dat elk kind anders is.”

Geruststellen kan soms betekenen dat men onrust van ouders wegneemt. Maar op andere ogenblikken zal het net betekenen dat men die onrust ernstig neemt:

“Op zijn 18 maand begon ik mij vragen te stellen en ben ik daarmee naar Kind en Gezin gegaan, maar ze zeiden dat dat tot de puberteit behoort, en dat ik me geen zorgen moest maken en probeer eens zo en probeer eens dit, zichzelf ook pijn doen. Ik had echt zo iets van ‘dat klopt niet’. Ik ben dan verder gegaan met mijn vraag […] Bij Kind en Gezin had ik het gevoel dat ze het niet wilden inzien, terwijl ze bij anderen dan sneller gaan zeggen ‘er scheelt iets’. Bij de ene zijn ze rap en bij de andere niet […] Ik zie dat er wel iets scheelt, dus ik ga gewoon verder met mijn vraag, als de ene dienst het niet wil inzien, dan ga ik gewoon verder, naar een gespecialiseerde dokter. Ik ga niet blijven op zoek gaan, als ze nu met een paar zeggen er is niets, zoveel te beter.” (interview 16 – ouder)

“Als een specialist zegt het is inderdaad niets, dan is het niets, maar als zij dat zeggen en jij blijft met je vragen zitten, uiteindelijk is dat niet gezond voor je gemoedstoestand.” (interview 37 – ouder)

Het zorgvuldig inschatten van wat in elke situatie “bruikbaar” is, vraagt dus van de arts en de verpleegkundige een grote relationele expertise, die we kunnen benoemen als respect voor elke ouder. Vanuit hun verschillende achtergronden en contexten, hebben ouders immers gedifferentieerde verwachtingen en dus is ook een gelijklopend antwoord op gelijklopende vragen niet noodzakelijk ook steeds “bruikbaar”, zoals ook de ouders uit het vooronderzoek meldden:

“Wat ik dan wel heb, waar ze bij Kind en Gezin niets bij gezegd hebben is, al die flesjes waar kinderen melk uit drinken, is meestal uit plastiek, en dat dat dan slechte plastiek is.” (interview 32 – ouder).

“Eigenlijk met die borstvoeding stellen ze het allemaal een beetje te rooskleurig voor. Dat is eigenlijk iets dat ze beter zouden moeten voorbereiden.” (interview 30 – ouder)

“Zeker omdat een bepaalde ervaring, ook al is die misschien niet wetenschappelijk onderbouwd, je kunt er ook niet naast kijken, als onze ervaring is, we vinden dat goed dat de kinderen apart slapen, en ze hebben absoluut geen slaapproblemen, dan is dat voor ons de perfecte situatie.” (interview 37 – ouder)

“Er werd aangeraden om je kind op de kamer te laten slapen. Maar ik ben iemand, vanaf dat een kind ademt, ben ik wakker. Ze zeggen dat ook standaard, dat dat tot 6 maand best is. [Vader leest intussen voor uit een boekje: “het is wetenschappelijk bewezen dat moeder en kind biologisch en psychologisch afgestemd zijn om dicht bij elkaar”]. Bij mij is dat niet zo, ik had het daar wel moeilijk mee dat ze u zeggen het is beter voor uw kind, en wiegendood, en op de duur denk je mijn kind gaat doodgaan door mij. […] Ik voelde mij eigenlijk een slechte moeder, omdat ik dacht ik moet dat kunnen, maar ik kon dat echt niet.” (interview 37 – ouder)

Page 87: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

86

Dit betekent dat de bruikbaarheid van het preventieve zorgaanbod niet op zich staat en niet enkel afhangt van gestandaardiseerde richtlijnen, maar mee tot stand komt in de relatie tussen professional en ouder. Hoe soepel en creatief springen professionelen bijvoorbeeld om met de standaardprocedures en richtlijnen ten einde aansluiting te vinden bij de concrete leefsituatie en ervaring van ouders:

“Luisteren naar de ouder en hun situatie en daar begrip en respect voor opbrengen. Bij de consultatie bij de verpleegkundige begon ik over de overstap van BV naar FV en fruitpap, gezien ik bijna weer ging gaan werken. Het was daar nog veel te vroeg voor en ze was er meer voor te vinden dat ik BV zou blijven geven tot 6M, terwijl ik dan al ging werken. Ik kreeg enkel een brochure mee over voeding.”

“Ik denk dat het heel belangrijk is dat verpleegkundigen,... luisteren naar je uitleg, je kunnen geruststellen. Het is belangrijk dat ze tips geven, zonder hun advies te willen opleggen. Er moet a.h.w. een klik zijn tussen beide partijen + is zeker niet alleen afhankelijk van verpleegkundige... Naast de moeders, vaders,... staan is heel belangrijk.”

3.3. Kind en Gezin en andere steunbronnen

Ouders maken gebruik van meerdere elkaar overlappende of aanvullende steunbronnen, zowel professionele als informele. Uit internationaal onderzoek, zowel als uit dit onderzoek blijkt dat het beschikken over informele netwerken erg belangrijk is, maar ook dat de beschikbaarheid ervan ongelijk verdeeld is.

Ten aanzien van deze ongelijke beschikbaarheid aan informele steunbronnen is de door ouders gedeelde omschrijving van Kind en Gezin als basisvoorziening zeer belangrijk: basisvoorzieningen representeren dan een met ouders gedeeld engagement in de zorg en de opvoeding. De onderzoeksgegevens laten niet toe uitspraken te doen over de aard van de beschikbare steun, hoe verschillende steunbronnen zich tot elkaar verhouden en hoe ouders hier dan mee omgaan. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat ouders weliswaar beroep doen op verschillende vormen van steun, maar uiteindelijk met bijvoorbeeld vanuit verschillende hulpbronnen geboden, mogelijks tegenstrijdig advies op zeer verschillende wijze omgaan.

3.4. Differentiatie is niet segregatie

Eén van de belangrijke bevindingen van het kwalitatief vooronderzoek was dat er heel wat verschillen zijn tussen ouders voor wat betreft hun noden en preferenties inzake de preventieve zorg. We noemden dat toen “elke ouder is anders”. Het was dan ook één van de doelstellingen van dit onderzoek om na te gaan of er profielen in dat “anders zijn” gevonden kunnen worden. Daarvoor voerden we meerdere vergelijkende toetsen en meervoudige regressie-analyses uit.

Als besluit uit die analyses benadrukten we meermaals het belang van differentiatie. Vooral de combinatie van differentiatie met algemene toegankelijkheid in één profiel, blijkt een belangrijke meerwaarde te zijn. Het gaat daarbij om differentiatie tussen verschillende vormen van

Page 88: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

87

dienstverlening, maar ook over hoe de professionals binnen één dienstverlening (vb. het consultatiebureau) met verschillende ouders omgaan.

Bij de analyses en dit algemene besluit dienen echter twee soorten kanttekeningen gemaakt te worden.

Een eerste kanttekening gaat over de mogelijke spanning tussen de algemene toegankelijkheid enerzijds en doelgroepgerichte specifieke diensten anderzijds. Naast de algemene dienstverlening, zoals het consultatiebureau, voorziet Kind en Gezin in kansarme regio’s in een bijkomend aanbod van specifieke diensten. Uit het onderzoek blijkt dat het gebruik van het consultatiebureau bij mensen met een lagere SES lager ligt. Daarnaast ligt het gebruik van diensten zoals inloopteam, CKG en spreekuur opvoedingsondersteuning net hoger bij ouders met een lagere SES, allochtone en/of kansarme ouders. Deze vaststelling roept de vraag op hoe de specifieke dienstverlening in de concrete praktijk samengaat met de algemene dienstverlening in bijvoorbeeld het consultatiebureau. Een concrete vraag is deze naar de impact van deze specifieke dienstverlening op de toegankelijkheid van de algemene dienstverlening. Het gevaar bestaat dat deze specifieke diensten, geconcipieerd als een aanvulling bij de reguliere diensten, gezien worden als een doelgroepgerichte inzet, waardoor de plicht tot differentiatie in de algemene dienstverlening als minder urgent of minder dwingend wordt gezien. Deze differentiatie is niettemin essentieel voor een basisvoorziening; tegelijk is precies de profilering als basisvoorziening een belangrijke voorwaarde voor een hoog bereik.

Een tweede soort kanttekening gaat over de analyses zelf. Geregeld meldden we dat SES een “hoofdeffect” verklaart, soms in interactie met andere variabelen (vb. of het om een eerste kind of een volgend kind ging, het onderscheid tussen allochtoon en autochtoon of tussen alleenstaanden en samenwonenden). Ten eerste dienen we hierbij te vermelden dat – ook bij modellen waar de verbanden duidelijk significant bleken – de verklaarde variantie steeds beperkt was. Dat betekent dat alle gebruikte variabelen samen, slechts voor een zeer beperkt deel verklaren waarom ouders op deze vragen verschillend antwoordden. Het betekent dus ook dat er nog heel wat andere (individuele) verschillen zijn die niet door de gebruikte variabelen verklaard kunnen worden.

Wanneer we dus bijvoorbeeld zeggen dat ouders met een lagere SES het belang van de dienstverlening nog wat sterker benadrukken dan de andere ouders, dan betekent dit dat een significant en zinvol verband is vastgesteld, maar tegelijk betekent dat ook dat dit verband niet verabsoluteerd mag worden. Het betekent dus zeker niet dat elke ouder met een lagere SES de dienstverlening belangrijker vindt dan elke ouder met een hogere SES.

Er blijven niet alleen binnen elke “groep” grote individuele verschillen bestaan, zo blijkt zowel uit de analyses als uit het kwalitatieve vooronderzoek. Tegelijk blijkt dat de context waarin mensen ouder zijn ook erg kan verschillen binnen elke zogenaamde “groep”. Belangrijker nog is dat de gevonden profielen verwijzen naar variabelen die voor een groot deel uitdrukking geven aan een sociale probleemconstructie: de verwijzing naar kansarmoede, of naar een etnische origine. In deze probleemconstructie komen vaak verschillende problemen samen, die afzonderlijk ook door andere ouders gedeeld worden. Zo bijvoorbeeld gaan kansarmen en allochtone ouders meer dan andere ouders te voet naar het consultatiebureau; dit verplaatsingspatroon is evenwel niet eigen aan of specifiek voor kansarme of allochtone ouders; ouders kunnen er bijvoorbeeld ook specifiek voor kiezen geen of slechts selectief gebruik te willen maken van de wagen voor hun verplaatsingen. Voor de bespreking van de analyses is het daarom nodig telkens na te gaan welke de gronden zijn waarop een significant verband verklaarbaar zou kunnen zijn, en welke verschillende ouders hier dan onder gevat worden.

Page 89: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

88

4. Besluit en aanbevelingen

Navolgend bespreken we per onderzoeksvraag de vragen die de inzet vormden van dit onderzoek.

De verwachtingen van ouders ten aanzien van de preventieve zorg

De verwachtingen van ouders ten aanzien van de preventieve zorg zijn, gegeven de respondenten in dit onderzoek, in eerste instantie de verwachtingen van moeders. Deze verwachtingen zijn enerzijds, zeer concreet, anderzijds én hoog én algemeen. Beide verwachtingen hangen samen met de omschrijving, ook door ouders, van Kind en Gezin als een basisvoorziening.

Er is weinig variatie in gebruik van de structurele dienstverlening. Er is ook weinig variatie in de verwachtingen naar deskundigheid en efficiëntie, kortom, naar wat we de technische professionaliteit van de arts, verpleegkundige en wachtzaal kunnen noemen. De differentiatie zit enerzijds vooral op de bekendheid en anderzijds vooral op wat er zich tijdens het consult of het huisbezoek afspeelt: de relationele deskundigheid.

Concrete verwachtingen van ouders (moeders) ten aanzien van de verpleegkundige zijn het krijgen van tips over de zorg voor hun kind, en uitleg bij de adviezen en onderzoeken die gebeuren. Algemene verwachtingen betreffen de deskundigheid van het advies en van de uitleg, een prettige manier van omgaan met het kind, geruststellend en bevestigend naar ouders toe, voldoende tijd nemend, met respect voor het privéleven. Deze algemene verwachtingen worden gerealiseerd in de relatie tussen verpleegkundige en ouder: hoe meer (informatieve, emotionele en/of praktische) steun ouders ervaren, hoe belangrijker ze deze ook vinden. Ouders verwachten ook efficiëntie, al wordt dit minder belangrijk naarmate ouders minder behoefte hebben om andere ouders te ontmoeten of minder informatieve steun ervaren. Voor ouders met een lagere SES is continuïteit belangrijk, dit is de wens dezelfde verpleegkundige te zien te krijgen. Tegemoetkoming aan de hoge verwachtingen van de ouders ligt vooral op het vlak van de algemene verwachtingen; dit betekent dat bij de inzet van verpleegkundigen, artsen en vrijwilligers in de consultatiebureaus de uitbouw van een goede relatie met ouders, niet alleen individueel, maar – gegeven het belang van continuïteit voor een aantal ouders – vooral ook als team.

Concrete verwachtingen van ouders (moeders) ten aanzien van de arts liggen in dezelfde lijn als deze ten aanzien van de verpleegkundige: deskundigheid, uitleg en tips en efficiëntie, maar ook geruststellen, bevestigen en respect, al zijn die laatste aspecten niet voor iedereen even belangrijk.

Van de vrijwilligers verwachten ouders (moeders) dat ze vriendelijk en attent zijn, en zorgen voor de mogelijkheden hun kind te verversen of voeding te geven. Ontvangst en vriendelijkheid zijn voor alle ouders essentieel. Andere elementen zoals efficiëntie, sociaal contact, mogelijkheden voor de kinderen om met andere kinderen te spelen, of voor ouders om met andere ouders te kunnen praten worden door vele, maar niet door alle ouders belangrijk gevonden.

De verwachtingen van ouders ten aanzien van de preventieve zorg van Kind en Gezin verwijzen vooral naar de wijze waarop een – ook voor ouders – vertrouwde dienstverlening in praktijk gebracht wordt. Behoeften aan steun komen vooral in en via de praktijk van de dienstverlening tot uitdrukking. Ouders wensen als ouders erkend te worden. Hieraan tegemoet komen vergt een professionele inzet overheen, en voorbij een gestandaardiseerd, ‘gemiddeld’ aanbod. Inlevingsvermogen en deskundigheid zijn voor ouders sleutelcompetenties, die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, en in onderlinge samenhang gezien moeten worden.

Page 90: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

89

Differentiatie?

Uitspraken over verschillende verwachtingspatronen naargelang het gaat om vaders of moeders zijn op basis van dit onderzoek niet evident: het zijn immers overwegend moeders die de vragenlijst beantwoordden, en overwegend ook moeders die naar het consultatiebureau komen.

SES blijkt een factor te zijn in de verwachting van ouders (moeders). Hoe lager de SES, hoe belangrijker de algemene verwachtingen zijn naar respect, vriendelijkheid, deskundigheid en uitleg, kortom naar de relationele deskundigheid. Tegelijk worden zowat alle aspecten van de dienstverlening belangrijk geacht door ouders, zekerouders die zich zorgen maken over de ontwikkeling van hun kind en ouders van eerste kinderen.Belangrijk is wel dat de vast te stellen verschillen niet zeer groot zijn, en doorkruist worden door andere factoren, zo bijvoorbeeld het feit dat het om een eerste kind gaat, of de gezinssamenstelling.

De vastgestelde verschillen op grond van allochtoon/autochtoon en kansarm/niet kansarm zijn vaak parallel. Het gaat om verschillen van uiteenlopende aard. Niet-Europese moeders gaan vaker samen naar het consultatiebureau. Zij komen, net als alleenstaanden en kansarme ouders vaker te voet naar het consultatiebureau. In vergelijking met Belgische moeders hechten Europese moeders meer belang aan het consult bij de arts van Kind en Gezin. De verschillen bevestigen dat de dienstverlening belangrijker wordt naarmate ouders zich meer zorgen maken en/of minder beroep kunnen doen op hulpbronnen. Tegelijk benadrukken precies ouders met een lagere SES zeer sterk het belang dat de arts respect heeft voor hun privéleven. Beide vaststellingen samen geven opnieuw het belang aan van differentiatie binnen een algemeen toegankelijke en alsdusdanig ook geprofileerde dienstverlening. Binnen deze differentiatie blijken ook specifieke initiatieven zoals de inloopteams ouders te bereiken.

Differentiatie vergt beleid: het gaat om het vaak tegelijk beantwoorden aan onderling tegenstrijdige verwachtingen van ouders. Een concreet voorbeeld zijn de uiteenlopende verwachtingen met betrekking tot het onthaal: voor de ene ouder ligt hierin een vraag naar sociaal contact, ruimte voor spel en een goede uitrusting, terwijl een andere ouder hier minder of weinig belang aan hecht. Omgaan met de diversiteit tussen ouders is hier een aandachtspunt; een richtingwijzer is het hoge belang dat elke ouder hecht aan vriendelijkheid, deskundige uitleg en respect voor privacy.

De vragen van ouders

De vragen waarmee ouders zich expliciet wél of niet tot het consultatiebureau van Kind en Gezin wenden, gaan samen met hun perceptie over de dienstverlening van Kind en Gezin. Het beeld van ouders over Kind en Gezin is samen te vatten als:

- een voorziening voor alle ouders en kinderen, - met als taken: opvolgen van de groei (wegen en meten) en van de algemene

ontwikkeling, vaccinaties, - met als kwaliteiten: een gratis dienstverlening, de verwachting dat Kind en Gezin zelf

initiatief neemt, - waar je bovendien terecht kan voor: medische opvolging en hulp bij de opvoeding

Een deel van de ouders stelt het spijtig te vinden dat ze met hun oudere kinderen niet naar Kind en Gezin kunnen gaan. Dit zeer breed gedeelde beeld over Kind en Gezin sluit aan bij de algemene verwachtingen naar de dienstverlening als bevestigend en geruststellend.

Page 91: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

90

Ouders doen voor de zorgen om hun kind niet alleen beroep op Kind en Gezin; ook andere (informele) steunbronnen zijn belangrijk, of kunnen belangrijk zijn. Binnen het geheel van steunbronnen neemt Kind en Gezin, als basisvoorziening, een eigen plaats in, waarbij de betekenis van deze plaats verschillend kan zijn naargelang de concrete situatie en context van de ouders. Deze eigen, gedifferentieerde plaats biedt mogelijkheden een dienstverlening te verzekeren die beantwoordt aan criteria van bereikbaarheid, beschikbaarheid, betaalbaarheid, bruikbaarheid en begrijpbaarheid. Criteria van bruikbaarheid en begrijpbaarheid blijken essentieel voor een ook bereikbare, beschikbare en betaalbare dienstverlening. Een kwaliteitsvolle dienstverlening is een dienstverlening die aansluit bij de vaak zeer verschillende situatie van ouders, waarbij het voor ouders duidelijk is waarom bepaalde adviezen gegeven worden, en waarbij het advies een advies blijft, en geen voorschrift wordt. Dit vergt aandacht voor de opvoedingsvragen en opvoedingsopvattingen van ouders, voor uitleg, en de nodige tijd nemen om met ouders in gesprek te gaan, met respect voor het privéleven.

Elke ouder is anders

Ouders zijn algemeen gezien tevreden over de dienstverlening van Kind en Gezin. Tegelijk wijst het onderzoek op de beperkte betekenis van tevredenheid als graadmeter voor kwaliteit: naarmate ouders meer informatieve en/of emotionele steun ervaren, gaan ze deze ook belangrijker vinden. Ouders vragen efficiënte dienstverlening, doch wat deze efficiëntie inhoudt, verandert naarmate ouders meer behoefte hebben om andere ouders te ontmoeten of kunnen rekenen op steun.

Het consultatiebureau is een plaats waar ouders komen voor de opvolging van de groei en ontwikkeling van hun kinderen, en tegelijk ook met andere vragen en/of de wens andere ouders te ontmoeten. Deze laatste verwachtingen zijn evenwel, anders dan de concrete verwachtingen naar opvolging van groei en ontwikkeling, minder algemeen gedeeld. Wél gedeeld is de verwachting naar respect voor het privéleven, en dit des te meer naarmate ouders menen dit respect niet per definitie te verwachten, zo bijvoorbeeld bij ouders met een lagere SES. Rekening houden met de heterogeniteit van en diversiteit tussen ouders is van daaruit een belangrijke beleidsopgave, waarin verschillende aandachtspunten samengebracht worden: de erkenning van ouders als ouders (cf. een basisvoorziening voor alle ouders), de realisatie van herkenbare en vertrouwde dienstverlening (cf. concrete verwachtingen) in aansluiting met de vragen van ouders gegeven hun vaak zeer verschillende situatie (cf. algemene verwachtingen).

Het onderzoek geeft aan dat de realisatie van deze beleidsopgave in belangrijke mate gebeurt via de kwaliteit van het personeel: verpleegkundigen, artsen en vrijwilligers.

De verschillen in verwachtingen en appreciaties van mensen worden door de professionelen en de ouders toegekend aan verschillende factoren. In dit licht roepen de interviews de vraag op of er zich in heel die verscheidenheid tussen mensen patronen aftekenen waarlangs deze verschillen lopen. Zo geven ouders en professionelen aan dat de verwachtingen en vragen die ouders hebben verschillend kunnen zijn naargelang het aantal kinderen dat men heeft. Niettegenstaande men ook nog vragen heeft bij een tweede of een derde kind, geven sommigen aan dat de verwachtingen bij een eerste kind toch anders zijn.

Ten tweede worden de verwachtingen en appreciatie van Kind en Gezin gerelateerd aan het hebben van een ruim sociaal netwerk: een moeder/vader die bijspringt, familie of vrienden die ook kleine kinderen hebben.

“En als ik echt niemand heb om op terug te vallen, ja dan zou ik inderdaad bij die mensen terecht komen, maar ik zoek eigenlijk in eerste instantie bij vriendinnen, bij familie, bij schoonzussen hoe zij met hun kinderen bepaalde situaties opgelost hebben.” (interview 32 – ouder)

Page 92: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

91

“Maar dat komt denk ik omdat we een dichte familie hebben, waarmee dat we goed overeen komen. Dus wij worden gesteund door familie. We worden gesteund door ons buren ook en we worden gesteund door onze vrienden die bovendien zelf al kinderen hebben.” (interview 37 – ouder)

[als uitleg waarom ze niet echt veel vragen heeft] “Natuurlijk ik kom uit een gezin waar dat mijn jonge broers hebben alle twee al, de ene twee dochters en de andere drie dochters.” (interview 32 – ouder)

Ouders met een ruim informeel netwerk gaven in het vooronderzoek aan met hun vragen eerder terug te vallen op hun vrienden en familie dan op Kind en Gezin.

“Omdat ik daar ook het gevoel bij heb, dat ge dan, allez die kennen u, die kennen uw kind. Of die weten wat voor iemand gij zijt.” (interview 3 – ouder)

“Vrienden, familie, maar vooral vrienden omdat wij met een aantal vrienden zijn met jonge kinderen. Die zijn altijd de eerste toetssteen.” (interview 37 – ouder)

“Dat maakt ook dat wij voor problemen veel sneller gaan terugvallen op ervaringsdeskundigen. In onze vriendenkring zijn er nu heel wat kleine kindjes. Dat we ons eerst daartoe gaan wenden voor problemen dan naar de dienstverlening.” (interview 37 – ouder)

De impact van informele netwerken is niet voorspelbaar, en kan wijzigen naargelang de situatie van ouders verandert; deze veranderingen kunnen om diverse redenen plaatsgrijpen. Rekening houden met deze onvoorspelbaarheid houdt in dat de profilering als basisvoorziening essentieel is. Deze profilering kan versterkt worden via de inzet op een voorouders, in een diversiteit van situaties, bruikbare en begrijpbare dienstverleningspraktijk. Bruikbaarheid en begrijpbaarheid zijn de basis voor, en ook het sluitstuk van een beschikbare, bereikbare en betaalbare dienstverlening. De realisatie van een, aan deze criteria gemeten, kwaliteitsvolle dienstverlening berust op de inzet van én inhoudelijk én relationeel deskundige verpleegkundigen, artsen en vrijwilligers, die als team de dienstverlening vorm geven, en aldus voor ouders ook de continuïteit van de dienstverlening verzekeren.

Aanbevelingen

1. Een eerste aanbeveling is dat het belangrijk is om het structurele aspect van de dienstverlening te behouden. De profilering als basisvoorziening wordt door ouders zeer breed onderschreven en is een belangrijke voorwaarde voor een hoog bereik. Dat Kind en Gezin ook ‘moeilijk bereikbare’ groepen bereikt, wordt in dit onderzoek bevestigd. Dit hoge bereik laat toe de noden aan preventieve zorg vanuit de praktijkwerking te blijven kennen en op te volgen. Het is immers evident omdat het evident is, zoals een moeder zegt. Dat betekent dat het bereik evident is (je hoeft geen probleem te hebben om naar Kind en Gezin te gaan) net omdat het een structurele, brede dienstverlening is. Ondanks budgettaire moeilijkheden en een stijgend aantal geboorten, zal het belangrijk zijn om te blijven investeren in een laagdrempelig basisaanbod dat bereikbaar en beschikbaar is voor iedereen,ongeacht inkomen of andere achtergrondkenmerken. Parallel hiermee is het van belang om de verbinding tussen het medische, het pedagogische en het sociale te behouden. Ouders zien Kind en Gezin in de eerste plaats als een plaats voor advies over medische aspecten (waaronder de vaccinaties), maar net daarom (en in relatie daarmee) is het ook een laagdrempelige plaats voor vragen en zorgen over de ontwikkeling, de opvoeding en zelfs over de eigen situatie. Het is geen unieke plaats in de betekenis dat ouders nergens anders terecht kunnen: ze overlapt immers met zowel informele als formele (vb. huisarts) steun. Het is wel een belangrijke plaats in combinatie met die andere steunvormen, en laat gedifferentieerd

Page 93: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

92

gebruik toe binnen een algemeen aanbod. Het onderzoek laat zien dat de criteria voor dit gedifferentieerd gebruik contextgebonden zijn: SES speelt een rol, maar ook of het om een eerste kind of een volgend kind gaat.

2. Er is weinig differentiatie inzake het belang dat ouders hechten aan de dienstverlening of inzake het gebruik ervan. Er is meer differentiatie inzake wat ouders binnen deze dienstverlening verwachten van de arts, verpleegkundige en wachtzaal. Die differentiatie gaat niet over de technische professionaliteit: iedereen wenst efficiënt en deskundig geholpen te worden. Op het vlak van de relationele deskundigheid lopen de verwachtingen sterker uiteen en zijn de verwachtingen soms zelfs tegenstrijdig. Terwijl de ene ouder graag een praatje wil maken, veel uitleg krijgt en steeds dezelfde arts of verpleegkundige zien, wil de ander zo snel mogelijk advies krijgen en weer doorgaan. Terwijl de ene ouder in de wachtzaal hartelijk ontvangen wil worden en kennis maken met andere ouders, is dat voor een andere ouder niet wenselijk. De uitdaging bestaat er in om deze tegenstrijdige verwachtingen toch tegelijk aan bod te laten komen. Dat vraagt dat de arts en de verpleegkundige, maar ook de vrijwilliger aandacht besteden aan een sociaal klimaat, dat vanuitzeer verschillende individuele verwachtingen als goed ervaren wordt.

3. Het bovenstaande betekent dat een beleid gevoerd wordt naar de consultatiebureaus om de tegenstrijdige verwachtingen te laten bestaan. Dat kan onder meer inhouden dat de inrichting van de wachtzaal herzien wordt in termen van multifunctionaliteit, de rol van de vrijwilligers in die wachtzaal op dit relationeel aspect bekeken wordt, … De wachtzaal houdt enerzijds een belangrijk nog niet volledig gebruikt potentieel in naar sociale steun, maar we moeten ons realiseren dat niet alle ouders hier ook wensen gebruik van te maken. Hoe deze tegenstrijdige verwachtingen in de praktijk kunnen waargemaakt worden, kan niet uit dit onderzoek afgeleid worden. Daarvoor is participatief onderzoek in de praktijk en met de betrokkenen (verpleegkundigen, artsen en vrijwilligers) nodig.

4. De ontwikkeling van een beleid dat rekening houdt met tegenstrijdige verwachtingen vraagt in elk geval een investering in de ondersteuning van de professionelen en de vrijwilligers. Het gaat dan om in-service training, niet zozeer in de klassieke betekenis van bijscholing, maar eerder van samen zoeken, en afstemmen, het professionele handelen in vraag stellen, cases bespreken, … Het meer multidisciplinair maken van het team kan hierbij helpen, niet om het medische los te koppelen van het sociale of het pedagogische, maar eerder omdat een multidisciplinair team meer kansen biedt op verschillende lezingen van de praktijk en dus op een debat dat meerdere mogelijkheden openhoudt.

5. Een uitbreiding van de consultaties naar zaterdag zou welkom zijn. Indien dit zou gebeuren, dan kunnen we verwachten dat het aantal avondconsulten vermindert.

6. De telefonische bereikbaarheid en communicatie via de Kind en Gezin-Lijn blijkt niet altijd even vlot te verlopen. Berichten blijken niet steeds terecht te komen, ouders klagen over de kostprijs van de 078-lijn, en dergelijke. Het kan nuttig zijn de werking ervan afzonderlijk te evalueren.

7. Een laatste, meer technische opmerking is dat er een belangrijk verschil blijkt te zijn tussen de registratie van “kansarmoede” en “armoede”. Een niet onbelangrijk aantal gezinnen dat in armoede leeft, staat niet als kansarm geregistreerd en zou op die manier uit beeld kunnen verdwijnen bij beleidsbeslissingen.

Page 94: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

93

Bijlagen

Page 95: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

94

Bijlage 1: Bevindingen kwalitatief vooronderzoek

1. ELKE OUDER IS ANDERS

Een belangrijke vaststelling om dit rapport mee aan te vangen, is dat uit de interviews sterk naar voor komt dat elke ouder anders is. Met andere woorden dé ideale dienstverlening waarin elke ouder zijn of haar gading vindt, bestaat niet. Elke ouder is anders en verwacht andere dingen.

“De ene heeft meer vragen rond opvoeding, de andere wil gewoon zijn vaccinaties, een ander kind heeft meer baat bij meer Van Wiechentesten.” (interview 3 – coördinator CB)

1.1 Ondersteuning en ondersteuning is twee

Wat voor de ene ouder ondersteunend is, is dat niet voor de andere. De ene moeder heeft niets aan een schouderklopje, terwijl een andere moeder dit wel als ondersteunend ervaart.

“Ze kosten niks zeggen om advies te geven. Ze zeggen ge doet gij dat goed. Wat heb ik daar aan?” (interview 17 – ouder inloopteam)

“Iedereen [van K&G] zei je doet dat heel goed. Dus dat was eigenlijk wel een geruststelling.” (interview 30 – ouder)

De ene ouder vindt de tijd die aan een consultatie besteed wordt te weinig, de andere ouder apprecieert net dat het vooruit gaat.

“Dat moet daar gelijk allemaal nogal vooruit gaan.” (interview 35 – ouder)

“Die dokters doen dat wel goed ze. En dat gaat ook vooruit.” (interview 32 – ouder)

De ene ouder leest de boekjes, brochures en folders van Kind &Gezin, terwijl een andere ouder daar geen beroep op doet of toch de voorkeur geeft aan mondelinge informatie.

“Ook de folders hebben we altijd gelezen. Dat is wel mooi. Het is ook herkenbaar dat het van K&G is. Ze gebruiken dezelfde stijl en tekeningen. Het is goed gebracht, luchtig en zo.” (interview 30 – ouder)

“Wat we toegestuurd gekregen hebben, hebben we wel altijd gekeken en gelezen. En dat is altijd wel mooi gedaan.” (interview 30 – ouder CB)

“Ja, dat ligt daar altijd he.” (interview 31 – ouder)

“Ik vind dat belangrijk dat ook iemand dat eerst keer mondeling toelicht en dat ge op dienen boek moet kunnen terugvallen.” (interview 35 – ouder)

De ene ouder maakt veel gebruik van de website, terwijl de andere ouder de papieren informatie verkiest.

“De meeste dingen van de website staan ook in de boekjes dat je krijgt. Ik lees die boekjes wel graag.” (interview 18 – ouder inloopteam)

Page 96: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

95

“Dat [de website] kennen we heel goed. Daar hebben we echt wel al heel veel informatie gezocht.” (interview 30 – ouder)

Voor een aantal ouders werkt veel informatie krijgen en lezen geruststellend. Terwijl dit andere ouders te veel aanzet tot nadenken en zich zorgen maken.

“Ik lees die boekjes wel graag. Gewoon eigenlijk voor informatie, keer alles bekijken, zodat ik zeker weet. Ik heb nu alles gezien. Soms ook van als ze 2 jaar zou zijn, dat ik dat nu al keer lees, dat ik weet wat met te wachten staat.” (interview18 – ouder inloopteam)

“Ik heb wel eens een boek gelezen over 9 maanden zwangerschap, en op een website van zwangerschapsdingen wat verhalen of informatie, maar ik het ook niet te veel erover willen lezen, want soms, lees je dan ook verhalen dat het niet goed gaat.” (interview 32 – ouder)

Uit sommige interviews blijkt dat ouders zelf ook aanvoelen dat het aanbod van Kind &Gezin door ouders verschillend geapprecieerd kan worden. Wat men voor zichzelf niet helemaal als zinvol beschouwt, wordt daarom niet altijd veralgemeend naar alle andere ouders.

“Dat hangt ook af van persoon tot persoon. De ene wil goed geïnformeerd zijn en de andere zegt, we zullen wel zien als het zover is.” (interview 30 – ouder)

“Wij hebben dat nu in die zin gelukkig niet nodig gehad, maar ik kan mij inbeelden dat het voor een hoop gezinnen wel ondersteuning kan bieden.” (interview 32 – ouder)

“Maar kan mij zo inbeelden mensen die in problematische situatie zitten dat die daar meer nood aan hebben.” (interview 34 – ouder)

1.2 Patronen in het anders-zijn?

De verschillen in verwachtingen en appreciaties van mensen worden door de professionelen en de ouders toegekend aan verschillende factoren. In dit licht roepen de interviews de vraag op of er zich in heel die verscheidenheid tussen mensen patronen aftekenen waarlangs deze verschillen lopen. Zo geven ouders en professionelen aan dat de verwachtingen en vragen die ouders hebben verschillend kunnen zijn naargelang het aantal kinderen dat men heeft. Niettegenstaande men ook nog vragen heeft bij een tweede of een derde kind, geven sommigen aan dat de verwachtingen bij een eerste kind toch anders zijn.

“Bij het derde kindje weet je het al een beetje.” (interview 34 – ouder)

“Zeker bij eerste kindjes hebben de mensen ook veel vragen en bezorgdheden.” (interview 29 – verpleegkundige)

“Zeker ouders met eerste kindjes, zo, die meestal daar op inschrijven [op Kom-In sessie]. Want, ja die gaan niet dikwijls weg. Alles staat in teken van dat eerste kindje.” (interview 21 – vrijwilliger)

“Mensen die bijvoorbeeld een derde kind hebben, het loopt allemaal vlot, moeten die dan nog naar de andere consultaties komen buiten de vaccinaties?” (interview 3 – coördinator CB)

Ten tweede wordt er een verschil verwacht tussen ouders met kinderen met gezondheids- en/of ontwikkelingsproblemen en ouders waarvan de kinderen geen grote problemen stellen.

Page 97: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

96

“Er is zo één verpleegkundige die ik liever heb dan de andere, maar eigenlijk. Maar ik heb ook een kind dat geen grote problemen heeft he, dus ik denk dat dat dan ook weer anders is he. Dat is eigenlijk een formaliteit he.” (interview 32 – ouder)

[kindjes met een handicap] “We kunnen heel weinig doen buiten hun basisvaccinaties voorzien. Alle andere dingen worden meestal door een kinderarts opgevolgd. […] Mensen komen nog wel naar hier, maar die worden dan al zodanig opgevolgd in een centrum of bij de kinderarts dat je hier weinig kan betekenen buiten basisvaccinaties.” (interview 36 – arts)

Tot slot lijkt het belang dat mensen hechten aan en de verwachtingen die ze hebben van Kind &Gezin ook samen te hangen met de context waarin ouders leven. Context verwijst hierbij naar verschillende elementen. Ten eerste wordt dit gerelateerd aan de regio waar men woont omdat dit samenhangt met een bepaalde mentaliteit bij ouders en professionals.

“Het stad buiten de boerenbuiten, dat is heel anders he.” [interviewer: En hoe anders is dat dan?]. “Ik weet niet… mentaliteit? (interview 15 – ouder inloopteam)

[over eerste consult op 4 weken] “Blijkbaar in West-Vlaanderen is het zo de mentaliteit, met zo een kleintje kom je niet buiten. In Antwerpen is dat de stadsmentaliteit, ze stappen de tram op met een kindje van 4 weken en ze gaan naar het consultatiebureau.” (interview 3 – coördinator)

Bepaalde buurten worden bovendien meer gekoppeld aan het al dan niet aanwezig zijn van sociaal zwakkere of kwetsbare gezinnen.

“Hier in Oostende is dat, ik ga niet zeggen redelijk beperkt, maar toch wel beperkter dan bijvoorbeeld, ik denk in Gent ga je toch misschien wel meer zaken horen.” (interview 1 – coördinator inloopteam)

“Want gelijk op een ander locatie, X bijvoorbeeld, dat is een veel schoner publiek, tussen haakjes. Ik heb daar minder te zeggen.” (interview 5 – arts)

“Maar doorgaans, als je in Gent, of grootsteden, dat kan je niet vergelijken.” (interview 29 – verpleegkundige)

Ten tweede worden de verwachtingen en appreciatie van Kind &Gezin gerelateerd aan het hebben van een ruim sociaal netwerk: een moeder/vader die bijspringt, familie of vrienden die ook kleine kinderen hebben.

“En als ik echt niemand heb om op terug te vallen, ja dan zou ik inderdaad bij die mensen terecht komen, maar ik zoek eigenlijk in eerste instantie bij vriendinnen, bij familie, bij schoonzussen hoe zij met hun kinderen bepaalde situaties opgelost hebben.” (interview 32 – ouder)

“Maar dat komt denk ik omdat we een dichte familie hebben, waarmee dat we goed overeen komen. Dus wij worden gesteund door familie. We worden gesteund door ons buren ook en we worden gesteund door onze vrienden die bovendien zelf al kinderen hebben.” (interview 37 – ouder)

[als uitleg waarom ze niet echt veel vragen heeft] “Natuurlijk ik kom uit een gezin waar dat mijn jonge broers hebben alle twee al, de ene twee dochters en de andere drie dochters.” (interview 32 – ouder)

Ouders met een ruim informeel netwerk geven in de interviews aan met hun vragen eerder terug te vallen op hun vrienden en familie dan op Kind &Gezin.

Page 98: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

97

“Omdat ik daar ook het gevoel bij heb, dat ge dan, allez die kennen u, die kennen uw kind. Of die weten wat voor iemand gij zijt.” (interview 32 – ouder)

“Vrienden, familie, maar vooral vrienden omdat wij met een aantal vrienden zijn met jonge kinderen. Die zijn altijd de eerste toetssteen.” (interview 37 – ouder)

“Dat maakt ook dat wij voor problemen veel sneller gaan terugvallen op ervaringsdeskundigen. In onze vriendenkring zijn er nu heel wat kleine kindjes. Dat we ons eerst daartoe gaan wenden voor problemen dan naar de dienstverlening.” (interview 37 – ouder)

Tot slot lijkt men verschillen tussen ouders terug te brengen naar de sociaal-economische situatie van ouders. In de interviews met de professionals wordt vaak het onderscheid gemaakt tussen modale en kwetsbare gezinnen waarbij beide groepen vrij stereotiep worden benaderd.

“Mensen [modale gezinnen] zitten soms of zitten wellicht ook met vragen, maar dat is waarschijnlijk op een ander niveau van kwetsbare gezinnen. Dan denk ik, kan je meer die informatieweg opgaan. Allez, daar zoeken mensen, denk ik, echt naar informatie, naar praktische tips, allez echt rond thema’s waarmee dat K&G te maken heeft.” (interview 1 – coördinator inloopteam)

“Terwijl bij modale gezinnen als je de mensen keer een suggestie geeft, zijn ze terug op weg.” (interview 7 – regioteamverantwoordelijke CB)

� Mee te nemen naar de vragenlijst:

- Vragen naar ‘variabelen’ die verschillen tussen ouders kunnen aangeven (buurt, sociaal netwerk, SES)

- Verwachtingen van ouders ten aanzien van Kind &Gezin verschillen niet alleen tussen ouders onderling, maar ook binnen gezinnen (eerste kind versus latere kinderen, ‘probleemkind’ versus ‘normaal’ kind)

- Professionelen lijken ‘modale’ en ‘kwetsbare’ gezinnen op een vrij stereotiepe manier te benaderen. In dit licht lijkt het ons relevant om na te gaan of de patronen die professionelen onderscheiden samenvallen met de patronen die in ons onderzoek naar boven zullen komen.

2. BASISZORGAANBOD VOOR ALLE OUDERS

Niettegenstaande de vaststelling dat er geen universele betekenis wordt gegeven aan de dienstverlening van Kind &Gezin kunnen we uit de interviews toch enkele elementen afleiden die gemeenschappelijk lijken te zijn in waarom mensen een beroep doen op Kind &Gezin.

2.1 Algemene evidentie

Uit de interviews blijkt vooreerst dat er een algemene vanzelfsprekendheid heerst over Kind &Gezin. Mensen gaan naar Kind &Gezin omdat ouders nu eenmaal naar Kind &Gezin gaan.

Page 99: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

98

“Ik heb daar eigenlijk nooit over nagedacht van ik moet dat wel doen of niet doen, eerlijk gezegd.” (interview 32 – ouder)

“Het is ook het imago he.” (interview 28 – vrijwilliger)

“Ik vraag mij af of mensen heel bewust beroep doen op de preventieve zorg. Ik denk dat we hier vooral het geluk hebben dat K&G alom aanwezig is, dat we een heel hoog doelbereik hebben, dat heel veel gezinnen gebruik maken van de dienstverlening waardoor dat bijna een evidentie is. Het is normaal dat je met je kindje naar K&G gaat.” (interview 22 – regioteamverantwoordelijke CB)

Een professional verwijst in een interview naar de vrijblijvendheid van Kind &Gezin als een belangrijk element. Tegelijk geeft een ouder aan niet te weten dat ze er ook kan voor kiezen om niet te gaan.

“Wat ook belangrijk is, is dat dat vrijblijvend is, dat mensen kunnen kiezen […] Dan volgen er nog zeker 2 standaard huisbezoeken, tenzij mensen kiezen om dat niet te krijgen. Daar zijn ze vrij in.” (interview 29 – verpleegkundige)

“Ik wist eigenlijk zelfs niet dat ge kon zeggen dat ge dat niet mocht doen.” (interview 32 – ouder)

Met algemene evidentie verwijzen we ook naar de consensus die er heerst dat Kind &Gezin zinvol is. Voor enkele professionelen blijkt dit vooral uit het hoge bereik van ouders – men verwijst naar 90% en meer – wat voor deze professionelen aangeeft dat mensen in Kind &Gezin vinden wat ze zoeken.

“Je merkt aan ouders en cijfers, 90% van alle kinderen die naar consultatiebureau komen en die ook lang blijven komen, hun tien keer, de hele cyclus doorlopen.” (interview 21 – vrijwilliger)

“Wij bereiken zowat 95% tot 98% van de ouders, dus eigenlijk komt iedereen naar het consultatiebureau.” (interview 3 – coördinator CB)

“Dat wordt geapprecieerd, dat zie je alleen al aan het aantal dat komt, dat dat voor veel een noodzaak is.” (interview 24 – verpleegkundige)

Dit vinden we ook wel terug bij enkele ouders. Zelfs ouders die slechte ervaringen hebben met Kind &Gezin, die tijdens het interview twijfels uitten of aangeven eigenlijk niet veel vragen te hebben omdat ze beroep kunnen doen op hun sociaal netwerk, stellen in datzelfde interview het bestaan van Kind &Gezin niet in vraag.

“Ik vind wel goed dat het bestaat.” (interview 37 – ouder)

“We vinden die dienstverlening absoluut niet slecht, dat is nog iets anders.” (interview 37 – ouder)

“Ik vind het niet slecht dat ze er zijn. En ik kan mij inbeelden voor mensen die het misschien moeilijker hebben of die met een aantal vraagstukken zitten of die een kind hebben waar dat er misschien een gezondheidsprobleem is dat ze zelf niet zouden ontdekken als ze niet naar K&G gaan, denk ik dat dat zeker en vast nuttig is.” (interview 32 – ouder)

Dit hoge bereik samen met de evidentie van dit hoge bereik maakt dat het beroep doen op Kind &Gezin niet geproblematiseerd wordt.

“Iedereen die een kind heeft, kan hier terecht, van welk kleur, ras of oorsprong je bent, hier ga je omwille van je kind. Van daaruit is dat laagdrempelig. Je hebt een kind en je kan hier

Page 100: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

99

terecht, hoe je er verder uit ziet of van waar je komt, maakt niet uit […] Het is een duidelijk verhaal voor wat dat je hier komt en niemand bekijkt je met een scheef oog omdat je hier binnengaat.” (interview 28 – vrijwilliger)

2.2 Basiszorgaanbod: meten, wegen, vaccinaties, geh oortest, …

Zowel uit de gesprekken met de professionelen als met de ouders blijkt dat heel wat mensen belang hechten aan wat we het medische luik kunnen noemen. Hiermee verwijzen we dan naar de vaccinaties, de groeicurves van het kindje en onderzoeken/testen m.b.t. het gehoor en de ontwikkeling. Dit wordt door de ouders ook als één geheel beschouwd.

“We zijn blij dat K&G er is voor de weging, voor het meten, voor de gehoortesten, voor dat soort zaken allemaal.” (interview 37 – ouder)

“Mensen willen ook heel graag weten hoeveel weegt ze, hoeveel is het meer dan de vorige keer, hoeveel is ze gegroeid?” (interview 4 – vrijwilliger)

“Inentingen geven op medisch vlak een geruststelling, ze weten dat dat onderbouwd is.” (interview 28 – vrijwilliger)

“Dus dat is wel goed dat ze dat automatisch doen.” (interview 30 – ouder)

“Als dat er nu niet zou zijn, denk ik niet dat ik ongelukkiger zou zijn of dat ik mij ongemakkelijker zou voelen, maar op zich is het wel fijn ook om die meet en weegt en dat is eigenlijk heel leuk.” (interview 32 – ouder CB)

[Wat verwacht je van K&G?] “Een spuit, alle spuiten. Consultatie om te zien of alles goed is met kindje, de kilo, meters, de hoofdje.” (interview 33 – ouder)

“Mensen vinden het plezant om het gewicht te kennen om te zien of de voeding goed loopt.” (interview 29 – verpleegkundige)

“Maar ik zie wel dat het medische luik voor jonge gezinnen heel belangrijk blijft.” (interview 27 – provinciaal verantwoordelijke)

“Het medische luik, de vaccinaties, en daarvoor komen mensen naar K&G.” (interview 3 – coördinator CB)

Naast dit basiszorgaanbod kunnen uit de interviews nog drie andere gemeenschappelijke redenen opgesomd worden waarom mensen naar Kind &Gezin komen: bevestiging, ongerustheid en sociaal contact.

2.3 Bevestiging

Kind en Gezin is voor vele ouders belangrijk omdat ze van hen bevestiging krijgen dat ze goed bezig zijn. Niet alleen de professionelen geven aan dat dit een belangrijke taak is voor hen.

“En vooral of dat ze het goed doen he.” (interview 28 – vrijwilliger)

“Ik zie dat bij mijn nichtjes. Die weten het allemaal, inhoudelijk weet men ontzettend veel, toch een deel van de populatie, men weet wat nodig is, wat belangrijk is. Maar de bevestiging dat ze goed bezig zijn van jonge ouders, dat ze het goed doen, of dat ze het niet goed doen en

Page 101: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

100

geholpen worden, maar dat ze toch zien van ik ben goed bezig, dat dat ontzettend belangrijk is.” (interview 27 – provinciaal verantwoordelijke CB)

“Ook de ouders bevestigen, dat ze het goed doen eigenlijk.” (interview 24 – verpleegkundige)

“Verpleegkundigen kunnen rust brengen in dat gezin, je doet dat wel goed.” (interview 28 – vrijwilliger)

“Dat er iemand is die zegt ‘u doet het goed’.” (interview 36 – arts)

Ook de ouders zelf geven aan dat ze dit zoeken bij Kind &Gezin.

“Zo ne keer horen dat ge goed bezig zijt.” (interview 35 – ouder)

“Dat was voor mij een gevoel van ik ben niet verkeerd bezig om af te kolven op mijn werk.” (interview 34 – ouder)

“Zeker bij een eerste kind, ik gaf borstvoeding, dat ik wist dat hij goed bijkwam, dat je goed bezig was, gewoon die bevestiging daar is echt wel belangrijk.” (interview 37 – ouder)

De bevestiging verwijst daarbij niet alleen naar de bevestiging die ouders zoeken in hun rol als ouder, maar ook dat ze bevestiging willen krijgen dat de ontwikkeling van hun kindje goed verloopt.

“Dat er iemand is die hen kan bevestigen in het feit dat ze dat goed doen en dat hun kindje het zelf ook goed doet.” (interview 36 – arts)

“Het is wel goed dat het bestaat, om meer zekerheid te hebben over hoe ze het stelt, of dat er geen problemen zijn of er geen complicaties zijn.” (interview 18 – ouder inloopteam)

“Kijken of dat alles in orde is.” (interview 30 – ouder)

“Mensen willen heel graag weten, hoeveel weegt ze, hoeveel is het meer dan vorige keer, hoeveel is ze gegroeid?” (interview 4 – vrijwilliger)

“Maar het is wel fijn, die meet en die weeg is eigenlijk wel heel leuk, dat je dan met die curves, dat je idee hebt waar je kind invalt.” (interview 32 – ouder CB)

“Ze controleren het gewicht, de lengte, de ontwikkeling en als dat in orde is, dan weet dat je kind, dan is er niets zwaar mis met je kind.” (interview 37 - ouder)

2.4 Ongerustheid

In aansluiting met het zoeken naar bevestiging wenden ouders zich tot Kind en Gezin met vragen en ongerustheden met betrekking tot de ontwikkeling van hun kind. Uit de interviews blijkt dat ouders Kind &Gezin als een forum beschouwen waar ze hun kleine en grote twijfels kunnen uiten. Ouders zijn met andere woorden op zoek naar geruststelling.

“Om gerust te zijn dat ze voldoende drinken, want dat is dikwijls hun vraag, heb ik melk genoeg?” (interview 23 – verpleegkundige)

“Naar het hartje luisteren enz., dat heb ik wel gevraagd, om daar extra naar te luisteren omdat er in mijn familie hartafwijkingen zitten, van die ruis op de hartjes.” (interview 32 – ouder)

“Je moet mensen heel veel geruststellen” (interview 36 – arts)

Page 102: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

101

[over vermoeden van autisme] “Op zijn 18 maand begon ik mij vragen te stellen en ben ik daarmee naar K&G gegaan.” (interview 16 – ouder inloopteam)

Dat mensen op zoek zijn naar geruststelling betekent echter niet altijd dat men wil horen dat het allemaal zo erg niet is. Ouders kunnen ontgoocheld zijn als ze het gevoel hebben dat hun vragen niet serieus genomen worden.

“Dat ik zei dat kan niet dat ze nog niet doorslapen. Dat ze ook naar mij moeten luisteren als je zo ne keer wat zegt zo.” (interview 17 – ouder inloopteam)

“Ik zie in dat er iets scheelt met mijn kind, dus ik ga gewoon verder met mijn vragen. Als de ene dienst [K&G] het niet wil inzien, awel ja, dan zal ik verder gaan en keer bij een gespecialiseerde dokter vragen.” (interview 16 – ouder inloopteam)

“Dat ze mij niet geloofden dat hij allergie had.” (interview 37 - ouder)

Ouders verwachten daarin een eerlijk antwoord van Kind &Gezin, waarbij men niet betuttelend of belerend wordt aangepakt.

“Als je wat vraagt, dat ze niet azo rond de pot draaien dat ze toch niet kunnen helpen.” (interview 17 – ouder inloopteam)

“Wij verwachten minstens dat als men informatie geeft dat ze of juist is of dat men de eerlijkheid heeft om te zeggen dat men het ook niet weet en enige objectiviteit mag op dat vlak wel aan de orde zijn.” (interview 37 - ouder)

“Nu, die was niet onvriendelijk en zo he, daar niet van, maar zo nogal redelijk. Allez, dat gevoel had ik nogal van ik zal het hier ne keer komen uiteggen.” (interview 32 – ouder)

“Belangrijkste is denk ik bij dienstverlening, ik ga het negatief zeggen omdat dat moeilijk is om positief te zeggen, dat je niet te belerend of te bepampelend wordt aangepakt.” (interview 37 – ouder)

2.5 Sociaal contact

Tot slot hechten ouders ook belang aan het sociaal contact. Dit geldt zeker voor de ouders die naar het inloopteam komen.

“Mensen zijn dan opgelucht dat het weer groep is. We kunnen nog eens ergens naartoe. Dan hoor je nog eens mensen met dezelfde verhalen, met dezelfde vragen, met kinderen van dezelfde leeftijd. Ik denk dat dat zeker en vast een meerwaarde is voor veel mensen.” (interview 1 – coördinator inloopteam)

Dit sociaal contact is echter niet enkel belangrijk om ervaringen met andere ouders te kunnen uitwisselen, maar vooral ook omwille van het sociaal contact op zich (onder de mensen komen).

“Sociaal contact, zeker en vast. Dan zit ik niet altijd tussen de vier muren met de was en de plas.” (interview 15 – ouder inloopteam)

“Voor de mensen terug te zien. Je krijgt daar een band mee.” (interview 18 – ouder inloopteam)

“Ge kunt gij daar naartoe als ge miserie hebt. Ge kunt er naartoe gaan als je leute wil maken.” (interview 31 – ouder)

Page 103: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

102

“Anders zit je full-time thuis. Het is eens leuk om met iemand anders ook te babbelen.” (interview 17 – ouder inloopteam)

Dat het sociaal contact op zich soms primeert boven de thema’s die aan bod komen, werd mooi duidelijk bij één moeder. Enerzijds wijst ze erop dat je als mama, ook al heeft ze al drie kinderen, altijd bijleert. Om beetje verder in het interview te zeggen:

“Vraag mij niet waarover het gisteren of eergisteren ging. Dat weet ik niet meer.” (interview 15 – ouder inloopteam)

Ook de ouders die naar het consultatiebureau gaan, beoordelen het consultatiebureau in termen van sociaal contact. Dit verwijst opnieuw naar het sociaal contact tussen ouders onderling (in de wachtzaal), maar ook tussen de ouders en ‘het personeel’ van Kind & Gezin, met name de verpleegkundige en de vrijwilligers in de wachtzaal.

“Een gezellige babbel om te weten of dat je het goed doet of niet goed doet.” (interview 35 – ouder)

“Maar voor mij is dat in feite een gewoon een uitstapje met één van mijn kinderen om te kijken is het gewicht nu goed en om ne keer met andere mama’s te praten. Maar anders niets meer.” (interview 35 – ouder)

“Dat je keer kunt praten met die verpleegster.” (interview 15 – ouder inloopteam)

“Daar passeer ik mijn tijd dan mee, met de kindjes te praten, allez met de ouders van de andere kindjes.” (interview 15 – ouder inloopteam)

“Als er keer veel volk is, dan moet je ne keer wat langer wachten. Of als ik een keer meega met een vriendin of zo als zij keer moet gaan, en je wacht dan een beetje, dan ben je aan het praten met de mensen. Kindjes en kindjes trekken elkaar aan he.” (interview 18 – ouder inloopteam)

“Nu ik vind dat op zich niet zo erg, daar zijn allemaal ouders en kindjes en ik vind dat wel leuk zo.” (interview 32 – ouder)

“Er zijn altijd wel andere mensen en dan ga je automatisch vragen naar de leeftijd van de baby of van het peutertje of zo.” (interview 34 – ouder)

Of omgekeerd, mensen die niet zo graag in de wachtzaal zitten, geven als reden het gebrek aan of de onmogelijkheid tot (warm) sociaal contact.

“Ge zit gij daar te wachten.” (interview 15 – ouder inloopteam)

“Er is geen zo, hoe noemen ze dat, sociaal contact.” (interview 15 – ouder inloopteam)

“Ge zit daar op uw stoel. Je moet je boekje afgeven en afwachten. Er is geen één die zijn mond open doet.” (interview 15 – ouder inloopteam)

“Niet sociaal. Ge zit gij daar te wachten.” (interview 15 – ouder inloopteam)

“Als je naar consultaties gaat, het zit stampend vol. De één achter den andere.” (interview 31 – ouder)

“Ik ga ook niet graag, ik ben geen racist of zo, maar je zit daar gelijk als enigste Belg tussen. […] Ik ben geen racist ofzo maar ik zit daar dan als een onnozelaar. Zij zitten daar allemaal tegen elkaar te praten, en ik zit daar.” (interview 31 – ouder)

Page 104: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

103

“Ge zit daar allemaal op een rijtje te wachten.” (interview 35 – ouder)

Het draait hierbij niet alleen om het contact tussen de ouders, maar ook om de verwachting dat er een aangename sfeer heerst in de wachtzaal, iets wat enkele vrijwilligers zelf ook als één van hun taken – zoniet hun belangrijkste taak – naar voren schuiven.

[over de vraag wat ze mist] “Dat er daar meer, ja ik weet het gelijk niet, sociaal contacten zo met de verpleegsters die daar zitten voor wikken en wegen.” (interview 15 – ouder inloopteam)

“Positief dus. Eigenlijk gaat dat goed. Die dames [vrijwilligers] zijn zeer, die vinden dat heel leuk. Ge ziet dat.” (interview 32 – ouder)

“Ik denk als ge de mensen goed op een vriendelijke manier ontvangt, dat dat al heel veel betekent.” (interview 4 – vrijwilliger)

“Ik denk dat wij ervoor moeten zorgen dat ouders zich hier goed voelen. Dat dat een belangrijk ding is voor de ouders. Dat ze zich welkom voelen. Dat is onze grootste taak,… en het wegen en meten zijn zo dingen die erbij komen, vooral het aangename en het ontvangen en welkom zijn voor ouders” (interview 21 – vrijwilliger)

Ook het Bezoek aan Bed mag daarbij niet over het hoofd gezien worden.

“Ik vind wel dat ze zo een beetje vriendelijker mogen zijn. Allez ja, ge zijt nog maar bevallen. Of een beetje meer tijd geven. […] Zo ne keer zeggen proficiat. Ze was wel vriendelijk ze, maar het is rap raprap he.” (interview 31 – ouder)

“Het is een preventieve dienst, eigenlijk is dat het moment om je voor te stellen, om mensen warm te maken. Je bent in de kliniek, net bevallen, als alles goed gegaan is, ben je wel enthousiast. Je verwacht, ik had daar meer van verwacht. Een warm enthousiast iemand had ik verwacht.” (interview 35 – ouder)

� Mee te nemen naar de vragenlijst:

Op basis van bovengaande kunnen we de volgende hypothesen formuleren:

- Sociaal contact is altijd belangrijk maar voor wie beperkte sociale netwerken heeft, is dit sociaal contact en het relationele aspect nog belangrijker (cf. patronen in het anders-zijn)

- Het feit dat het ‘personeel’ vriendelijk is, is belangrijker dan wat ze doen.

3. PREVENTIEVE ZORG ALS HULPBRON

3.1 Betekenis preventieve zorg

Een eerste vaststelling die we kunnen maken, is dat niet alle ouders dezelfde invulling geven aan preventieve zorg zoals Kind &Gezin dit doet. Gevraagd naar wat preventieve zorg voor hen betekent, antwoorden ouders vooral in termen van wat ze zelf kunnen doen.

Page 105: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

104

“Brand. En elektriciteit. En trappen die gevaarlijk zijn of het gasvuur.” (interview 15 – ouder)

“Dat je continu klaarstaat voor je kinderen, dat je er alles voor zal doen, in de mate van het mogelijke natuurlijk, met de beste zorgen omringen.” (interview 16 – ouder)

“Dingetjes voor in het stopcontact. Of een poort voor de trap.” (interview 18 – ouder)

“Dan denk ik aan wiegendood, dat je hem op het rugje moet leggen, goed verluchten,… En voor de krampjes geven ze druppeltjes.” (interview 30 – ouder)

“In de eerste plaats verzorging, vragen over verzorging. Of dat ze komen verzorgen. Preventief… op voorzorg he.” (interview 31 – ouder)

3.2 Voorstructurering

Uit de interviews met de professionelen en de ouders blijkt dat er een discrepantie bestaat tussen de voorstructurering van het aanbod van Kind &Gezin en hoe ouders dit percipiëren. Dit uit zich op verschillende vlakken. Ten eerste hebben ouders niet altijd een concreet zicht tot wie men zich nu voor wat moet wenden.

“Wat is K&G? Dat is voor hen iets heel algemeen. Als ze mij kinderopvang vragen, moet ik hen doorsturen naar de dienst kinderopvang, maar voor hen is dat gewoon, ja, onder één koepel.” (interview 6 – gezinsondersteuner)

Volgens Kind &Gezin ligt hun kernopdracht in de zorg voor en opvoeding van het jonge kind, maar voor sommige ouders betekent dit in de eerste plaats dat ze zoeken naar ondersteuning in het creëren/realiseren van de randvoorwaarden om tot opvoeden te kunnen komen. Voor deze ouders zijn dergelijke vragen opvoedingsvragen.

“Het is integraal he. Het hangt allemaal samen, heeft allemaal een invloed op elkaar, als ouders met bepaalde zorgen zitten, heeft dat een invloed op de opvoeding van het kind.”(interview 1 – coördinator inloopteam)

“Door de buitenwereld word je gezien als een vluchtelingenorganisatie die helpt met papieren, terwijl wij eigenlijk een organisatie zijn die helpt met opvoeding. […] Mensen werken niet in kotjes.” (interview 13 – groepswerker inloopteam)

Opvoeden is voor sommige ouders niet los te koppelen van de context waarin zij dit moeten waarmaken.

“Zij hebben een hele waaier aan vragen, dat gaat niet enkel of misschien zelfs niet in eerste instantie om de opvoeding van het kind. Mensen zitten soms in heel slechte huisvesting, hebben heel weinig geld om voeding te halen en zo. Hun eerste vraag is geld.”(interview 1 – coördinator inloopteam)

“Veel meer dan alleen maar kinderen. Dat is heel integraal. Als uw elektriciteit afgekapt is, heb je geen goesting en geen tijd om over opvoeding te praten. Dan moet je elektriciteit in orde zijn.” (interview 13 – groepswerker inloopteam)

“Dikwijls komt er ook een heel ander aspect naar boven, problemen met de huisvesting, relatieproblemen, allerhande, financiële problemen.” (interview 29 – verpleegkundige)

Page 106: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

105

De professionals geven doorheen de interviews aan dat zij dit als een spanning ervaren. Ingaan op deze vragen betekent buiten het takenpakket treden. Tegelijk heeft men het gevoel dat men niet anders kan dan.

“Je zit dan in de knoop met je profilering, want de mama’s komen en je helpt ze. Punt uit.” (interview 13 – groepswerker inloopteam)

“Met mensen die in precaire situaties leven, als je met overleven bezig bent. Wat is dan je preventieve zorg als inloopteam? Als je kan voorkomen dat mensen uit hun huis gezet worden.” (interview 14 – groepswerker inloopteam)

“Bij ons zie je gebeuren dat vrijdag om 14u een vrouw staat van ja, de voeding is op voor mijn baby en ik heb geen geld meer voor het weekend. Wel dan zorgen we er gewoon voor dat er poeder is. Dat is het commitment, en niet zeggen van ja sorry, maar daar moet je bij die dienst voor zijn of via de voedselbank. Dat moet je de vrijdagmiddag niet doen.”(interview 25 – voorzitter CB)

Dit verwijst ook naar het gegeven dat zieke kinderen in principe niet welkom zijn bij de arts op het consultatiebureau. Ook dit is een spanning voor ouders.

“En als er iets is, en je kindje is ziek, en je moet toch naar de kinderarts naar K&G en je zegt dokter, ze heeft een lopende neus, wat kan je daar aan doen, dan gaan ze ook niets zeggen. Dat vind ik wel, aan de ene kant, misschien hebben ze wel gelijk, want als ze dat bij de ene doen, moeten ze dat bij anderen ook doen, maar ik vind toch, als je toch bij die dokter bent, kan je dat toch net zo goed, vind ik he. Misschien wordt er daar ook van geprofiteerd of zo.” (interview 31 – ouder)

Maar vooral artsen ervaren hierbij een spanning waar ze verschillend mee omgaan. Sommige artsen trekken duidelijk de grens.

“Dat ze met zieke kindjes afkomen he, omdat ze denken dat het allemaal zomaar, er zit hier een dokter en het is gratis, maar we wimpelen dat toch af, dat ze toch naar de huisarts of kinderarts moeten he.” (interview 5 – arts)

“Sommige mensen vragen medicatie, vooral producten voor in de aerosol. Dan zeg ik dat we dat niet mogen voorschrijven. Het is hier een preventieve setting.” (interview 10 – arts)

“In de preventieve zorg, meer onderscheid tussen preventie en curatie. Dat is nu strikter gescheiden. Vroeger gebeurde het wel eens dat een arts toch eens een voorschriftje meegaf.” (interview 29 – verpleegkundige)

Anderen geven aan hier binnen hun mogelijkheden soepel mee om te gaan.

“Ook dikwijls ze is ziek of ziek geweest, kun je nog eens in de oren kijken, in de keel kijken, waar ik eigenlijk nog altijd niet weet, behoort dat tot onze taakpakket of niet. Bij een gezond kind als ik tijd heb, ga ik dat wel doen.” (interview 10 – arts)

“In principe zou ik liever hebben dat die niet komen om andere kinderen niet te besmetten, maar ik ben de laatste die ze ziet, dus dat betekent dat ze daar al 10 minuten een half uur gespeeld hebben dat ze al bij de verpleegkundige zijn geweest en dat daar niet gezegd hebben, […] ik zeg dat ook tegen de ouders ‘met zieke kindjes kom je beter niet’ […] maar ik heb tot nu toe nog niemand geweigerd om die te helpen of te onderzoeken. Ik vind dat je dat moeilijk kan doen.” (interview 20 – arts)

Page 107: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

106

“Als kindjes bijvoorbeeld spruw hebben, een schimmelinfectie in hun mond. Wel ja, je mag geen voorschriftje geven. Ik mag dat niet hardop zeggen zeker, maar ik geef die wel een voorschriftje mee. Ik schaam me een ongeluk als ik moet zeggen ‘uw kindje heeft spruw, je kunt daar een zalfje voor geven, maar ik mag het niet voorschrijven’. Ik geef hen dat mee.” (interview 36 – arts)

3.3 Doorverwijzing

Dit hangt ook samen met het aspect van de doorverwijzing. Doorverwezen worden, wordt door de ene ouder negatief ervaren.

“Het geven van pedagogisch advies, het feit dat je dat aan een collega doorverwijst, is voor sommigen al genoeg om er niet op in te gaan.” (interview 29 – verpleegkundige)

“Ze is daar snel op ingegaan [doorverwijzing naar het CKG], maar ik weet dat er in heel dat verhaal een zeer grote angst leeft om dat kind kwijt te geraken.” (interview 9 – verpleegkundige)

Terwijl dit voor de andere ouder een ondersteuning betekent.

“De verpleegster heeft me doorgestuurd naar de bijzondere jeugdzorg met de oudsten. Ik dacht altijd dat dat was om de kinderen te plaatsen, maar je kan ook vrijwillig hulp vragen. Ik ben al veel gesteund geweest.” (interview 15 – ouder)

In de interviews komt eveneens naar boven dat Kind &Gezin beschouwd wordt als een hulpbron om wegwijs te geraken in het ruime aanbod aan dienstverlening.

“Mensen worden op goede manier doorverwezen, want in heel dat doorverwijzingssysteem, daar vinden mensen. Wel, als je naar hulpverlening moet toegaan is het niet evident om daar je weg in te vinden, maar met een goede begeleiding van een verpleegkundige van K&G, kan dat wel.” (interview 27 – provinciaal verantwoordelijke CB)

Bovendien wordt Kind &Gezin door sommige ouders en professionals ingezet om vlugger ergens binnen te geraken.

“Voor opvang, als je opvangt zoekt via ons, dat het rapper gaat. Voor voedsel, andere huisvesting.” (interview 24 – verpleegkundige)

“Of vragen om eventueel wat mee te bemiddelen naar andere instanties toe” (interview 29 - verpleegkundige)

“Meehelpen om diensten te contacteren dat het allemaal wat rapper gaat. Want hij moet begeleiding krijgen van Stappie en het zou aangewezen zijn dat we thuisbegeleiding krijgen, maar als je daar allemaal zelf naar belt, … je wordt afgewimpeld. Daarmee kunnen ze helpen.” (interview 16 – ouder inloopteam)

� Mee te nemen naar de vragenlijst

- Peilen naar ervaringen en belevingen van ouders met doorverwijzingen vanuit Kind &Gezin.

Page 108: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

107

4. DE 5 CRITERIA VOOR EEN KWALITEITSVOL AANBOD

4.1 Bereikbaarheid

Met bereikbaarheid verwijzen we naar die factoren, die bepalen of ouders al dan niet van het aanbod gebruik kunnen maken. Het gaat hierbij om een aantal ‘fysieke’ aspecten die het bereik van een aanbod voor ouders kunnen bemoeilijken dan wel vergemakkelijken, zoals de ruimtelijke spreiding, mobiliteit en afstand, de openingsuren, de telefonische bereikbaarheid, werking op afspraak, … maar ook om de wijze waarop hier al dan niet flexibel mee wordt omgesprongen.

De afstand tot het consultatiebureau en de mobiliteit van ouders vormen belangrijke factoren in de bereikbaarheid. Immers, ouders die niet over een wagen beschikken moeten gebruik maken van het openbaar vervoer. Met een pasgeboren baby, of als ouders meerdere kinderen hebben, is dit niet zo evident. De verplaatsing naar het consultatiebureau vraagt van ouders dus een reële inspanning.

“Het is ook allemaal niet dicht bij de deur, Ledeberg dat lag centraal, maar doordat Gentbrugge erbij gekomen is, dat is heel uitgestrekt hé, dat zijn regio’s die al van ver komen in feite hé, we zijn wel centraal gelegen en er is een grote parking, wel betalend parkeren.” (interview 26 – vrijwilliger)

“Het is een sleur om naar daar te gaan.” (interview 31 – ouder)

Tegelijkertijd lijken mensen wel bereid om deze inspanning te leveren.

“Toen dacht men, nu is het gedaan, we hadden iets van dat komt niet goed en die mensen van West, gaan die wel naar hier komen, maar dat is geen probleem. Heel veel mensen hebben een auto en er is ook openbaar vervoer, of mensen komen met de fiets het is ook niet zo heel ver.” (interview 28 – vrijwilliger)

Daarnaast geeft een verpleegkundige aan dat het consultatiebureau voor sommige ouders ook buiten de consult-uren een vertrouwde plek is, waar zij met hun vragen willen langskomen. Het consultatiebureau lijkt voor ouders dus, ondanks de inspanning die zij hiertoe moeten leveren, toch een plek die goed gekend en bereikbaar is en waarin mogelijkheden schuilen om hen ook buiten de consult-uren te ontvangen.

“Ik heb het gevoel, als ik daar zit buiten de consultatie-uren, dat er toch nog mensen langskomen om vragen te stellen, de drempel is ook niet zo, het is een bekende plaats, de mensen komen vlug eens binnen, of als er iets is, over de middag.” (interview 24 – verpleegkundige)

Ook de openingsuren spelen een belangrijke rol. Het tijdstip waarop consultaties, groepswerkingen e.d. doorgaan, bepalen of mensen er al dan niet aan kunnen deelnemen.

“Tienermoeders van deeltijds onderwijs kunnen terecht in onze groepswerking. Voltijds onderwijs ligt soms iets moeilijker omdat de scholen niet altijd, het past niet altijd binnen het lessenpakket. Dan proberen wij ook wel hen door te verwijzen naar individuele prenatale dienstverlening, omdat het dan na de schooluren kan, terwijl dat bij ons ietsje moeilijker ligt.” (interview 1 – coördinator inloopteam)

“De dinsdag is het bij L., maar ik kan de dinsdag niet, dus ik ga de woensdag, dus ik moet naar iemand anders, dat vind ik niet zo goed, maar dat ligt aan mij, ik zeg daar ook niets, je hebt daar geen band mee.” (interview 31 – ouder)

Page 109: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

108

De spreiding van de consultaties over verschillende momenten van de dag wordt geacht de bereikbaarheid voor ouders te verhogen.

“Een heel breed aanbod ook te doen, heel veel consultatiemomenten, die ook gespreid worden over de dag, waarbij we aandacht hebben om mensen actief te gaan opzoeken.” (interview 25 – voorzitter consultatiebureau)

“Ik denk dat ouders hier graag komen, mede ook doordat er hier een avondraadpleging is en ik denk dat wij hier in Oostende de enige zijn die dat doen, en dat komt ouders ten goede die beide werken.” (interview 4 – vrijwilliger)

Bereikbaarheid refereert ook aan de telefonische bereikbaarheid van het preventieve zorgaanbod. De Kind &Gezin-Lijn zou dit grotendeels moeten verzekeren door vragen van ouders op te vangen en afspraken voor het consult centraal te regelen. Hierbij is het de bedoeling de bereikbaarheid te verhogen. Tegelijk roepen de interviews de vraag op of dit in de realiteit ook zo is. Hoewel één ouder vertelt dat ze geen behoefte heeft om de verpleegkundige rechtstreeks te kunnen bereiken, wordt in verschillende interviews de Kind &Gezin-Lijn geproblematiseerd door zowel ouders als professionelen.

Enerzijds vindt men dat het belang van het rechtstreeks kunnen bereiken van de verpleegkundige niet mag onderschat worden, bijvoorbeeld – maar niet uitsluitend - in meer dringende situaties.

“Hebben ze het gevoel terecht te kunnen bij K&G? Bijvoorbeeld ook met de K&G-lijn, door sommigen zou dat misschien wel eens kunnen ervaren worden als ‘ik heb geen persoonlijk aanspreekpunt. De verpleegkundige is wel gekend, maar die kunnen ze eigenlijk niet meer rechtstreeks bereiken, die moeten ze altijd bereiken via een andere weg.” (interview 22 – regioteamverantwoordelijke)

“Ik vind het enorm vervelend dat je altijd naar dat 078-nummer moet bellen als je iemand nodig hebt van K&G. Je krijgt 20 keer iemand anders aan telefoon, de ene weet niet van de andere, en je moet altijd je situatie opnieuw uitleggen. Dat vind ik heel ambetant. Ik vind toch dat de verpleegsters moeten bereikbaar zijn op een nummer.” (interview 31 – ouder)

“Wij hadden ook ons telefoonnummer thuis en een vorm van permanentie, nu mensen belden ons heel veel, wat natuurlijk ook niet altijd gunstig was, […. Voor de mensen zelf was die band ook wel veel dichter, nu moeten ze naar de K&G-lijn bellen, die ze dan eigenlijk niet kennen, waar ze ook degelijke informatie krijgen, daar gaat het niet over, maar die menselijke band met die verpleegster.” (interview 9 – verpleegkundige)

Anderzijds wordt de Kind &Gezin-Lijn geproblematiseerd omwille van het feit dat bepaalde boodschappen niet worden doorgegeven of dat de vragen van ouders niet de juiste personen bereiken.

“[over de K&G-lijn] ik heb vorige week gebeld om de verpleegkundige te kunnen bereiken, maar blijkbaar hebben ze het niet doorgegeven, want ik heb het dan via het inloopteam gedaan, dus waarom is die lijn er dan.” (interview 16 – ouder)

“Als er iets is, bel ik dan toch, en L. belt dan twee dagen later eens op, dat is ook zo iets, als je hen dringend nodig hebt, bellen ze maar twee dagen later. Ze krijgen dan pas dat bericht en kunnen dan pas terugbellen.” (interview 31 – ouder)

Ook het werken met afspraken kan in dit licht gezien worden als een middel om de bereikbaarheid te verhogen door wachttijden voor ouders te vermijden of althans in te perken en de werking vlot te laten verlopen. Tegelijk legt dit echter de bereikbaarheid aan banden. Indien afsprakenroosters te strikt worden ingevuld en toegepast, maakt dit het moeilijk om flexibel in te spelen op situaties. Ouders die

Page 110: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

109

om welke reden dan ook hun afspraak missen, moeten soms lang wachten vooraleer ze een nieuwe afspraak krijgen.

“Soms zijn er situaties waarvan je zegt, die zou er nu echt dringend bij moeten, want ik ben daar bezorgd over, en soms lukt dat om dat met de arts te bespreken, andere keren moet je er niet mee afkomen. […] Noodsituaties zouden er moeten kunnen bijkomen.” (interview 9 – verpleegkundige)

“We zitten momenteel met een consultatiebureau dat erg overbezet is, naar cliënten toe is dat ook niet evident, als die vandaag niet kunnen omdat hun baby ziek is, kunnen ze pas over 4 à 5 weken terecht, […] Ze kunnen ook zomaar niet kiezen wanneer ze naar hier komen.” (interview 19 – verpleegkundige)

Daarbij komt – vooral uit de gesprekken met professionelen – het strakke tijdsschema aan bod. Zowel artsen en verpleegkundigen halen aan dat 10 minuten per ouder haalbaar is in die situaties waar zij zich kunnen houden aan hun standaard takenpakket. Zitten ouders echter met specifieke vragen of situaties, dan worden deze 10 minuten overschreden, met wachttijden voor de andere ouders tot gevolg.

“Minder drukke consulten misschien, iets ruimere tijd voor de consulten, dat het toch iets rustiger gaat. 15 cliënten die binnen 10 minuten tijd moeten gezien worden. Uit ervaring blijkt dat dit toch soms te weinig is, bijvoorbeeld als je rond zindelijkheid of koppigheid.” (interview 19 – verpleegkundige)

“Er zijn situaties waarin er heel veel nood is aan ondersteuning en dat je dat in 10 minuten, een kwartier of zelfs een half uur, gewoon niet kunt geven.” (interview 20 – arts)

In de gesprekken met ouders wordt echter weinig naar de timing van het consult verwezen. Een moeder geeft aan de tijdsduur voldoende te vinden, maar linkt dit zelf aan de omvang van de vragen waar je als ouder mee zit. Een andere ouder heeft dan weer het gevoel dat alles nogal vlug moet gaan en dat ze de kans niet krijgt om haar vragen te stellen.

“Dat ging allemaal heel vlotjes, een minuut of 5 of 10 minuutjes. Dat is voldoende als je niet echt met grote vragen zit.” (interview 30 – ouder)

“De eerste keer was het uitgelopen en zaten ze in tijdsnood. En de tweede keer had ze die spuitjes gehad en was ze aan het schreien dat het geen naam was. Ik heb eigenlijk niets kunnen vragen.” (interview 35 – ouder)

4.2 Beschikbaarheid

Beschikbaarheid verwijst naar de vraag of er tout court een voldoende gedifferentieerd aanbod aanwezig is. Vanuit het perspectief van ouders gaat dit echter eveneens om de ‘aanwezigheid’ van de hulpverlener en diens aanspreekbaarheid in ruime zin, dus ook voor vragen die los staan van het aanbod.

Zoals eerder aangegeven, willen ouders zich welkom voelen in het consultatiebureau. Dit begint reeds bij het onthaal door de vrijwilligers. Daarnaast willen ouders met hun vragen en bezorgdheden terecht kunnen bij de verpleegkundige en de arts. In dit opzicht is de ruime aanspreekbaarheid, het open staan voor verhalen, vragen en bezorgdheden van mensen, ook los van het aanbod, van belang. De ene ouder heeft hierbij het gevoel steeds terecht te kunnen bij de verpleegkundige, de andere ouder dan weer niet.

Page 111: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

110

“Terwijl ik wel een goede verpleegkundige heb, dat mag ik wel zeggen, ze zou nog steeds komen als er iets is, ze zou nog steeds aan huis komen, dat is een goede mevrouw […] Bij mij doen ze eigenlijk veel, ze hebben mij eigenlijk altijd al gesteund, geholpen waar ze konden, als er een moeilijke situatie was, mocht ik altijd bellen, ze zullen helpen waar ze kunnen.” (interview 16 – ouder)

“[over de verpleegkundige] Ik ben er gewoon nog niet terecht gekunnen, ik zeg het, we hadden niet echt een uitnodigend gevoel van nu gaan we eens alles vragen, en dat heb ik wel bij die pediater [bedoelt arts K&G]. Die vraagt dat eerst als je binnenkomt, wat zijn de vragen, en hoe gaat het ermee?” (interview 35 – ouder)

Het gevoel al dan niet terecht te kunnen bij de verpleegkundige hangt nauw samen met de relatie die tussen de professional en de ouder wordt opgebouwd. Tijd hebben en er zijn voor ouders is naast het proberen tegemoet komen aan hun feitelijke vragen, een belangrijk element in de dienstverlening.

“Er voornamelijk zijn voor hen, soms is dat moeilijk omdat je wil een pasklare oplossing hebben, maar ik denk dat veel ouders dat ook niet verwachten, dat ze verwachten dat je er bent, dat je niet oordeelt, maar ook luistert naar wat hun verhaal is.” (interview 1 – coördinator inloopteam)

“De mensen steunen, dat ze echt voelen dat ze er niet alleen voor staan, dat we er ook mee inzitten, dat je er ook staat in moeilijke periodes, dat is ook voldoende voor hen […] Ze weten dat ik tijd kan maken voor hen. Ik denk dat dat veel betekent, gewoon er zijn.” (interview 6 – gezinsondersteuner)

Ouders vinden het belangrijk dat de verpleegkundige luistert, dat ze eens een babbeltje kunnen doen.

“Dat je eens kunt praten met die verpleegster. […] Die kent mij goed, over thuis, toen we een huis gekocht hadden, hoe de kinderen het stellen, hoe ze daarop reageren, met de werken die we gehad hebben, stress en co.” (interview 15 – ouder)

“[Over het belang van de huisbezoeken door de verpleegkundige] Dan kon je eens een babbel slaan, het sociaal contact.” (interview 15 – ouder)

“Een gezellige babbel om te weten of je het goed doet of niet goed doet.” (interview 34 – ouder)

In het opbouwen van deze relatie speelt ook de continuïteit in dienstverlening mee.

“Het is toch heel waardevol als je een heel traject met mensen loopt. […] Ik vind niet dat we dat mogen onderschatten, weer iemand anders, ons verhaal nog eens opnieuw doen.” (interview 29 – verpleegkundige)

Het gegeven om steeds bij dezelfde persoon terecht te kunnen, lijkt voor de ene ouder belangrijker dan voor de andere. Hoewel ouders niet onmiddellijk uitspraken doen over de continuïteit in de dienstverlening bij Kind &Gezin, wijzen zij in relatie tot andere professionelen wel op het belang hiervan.

“We hadden alle dokters van wacht de voorbije weekends gezien. Dat vond ik wel moeilijk, dat is niet je eigen dokter, die hebben soms een heel andere aanpak.” (interview 32 – ouder)

“Het is niet beter dan dat het een dokter is die het kind kent hé, je kan moeilijk bij een wildvreemde dokter gaan, die je kind niet kent.” (interview 15 – ouder)

Page 112: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

111

4.3 Betaalbaarheid

Betaalbaarheid verwijst in de eerste plaats naar de financiële kost van de dienstverlening. Het preventieve zorgaanbod van Kind &Gezin is gratis. In aansluiting met punt 2.1 lijkt ook dit gegeven tot de algemene evidentie van Kind &Gezin te behoren aangezien dit vooral een aspect is dat door de professionelen wordt benadrukt als een belangrijk gegeven voor de ouders. In de interviews met de ouders zelf is er slechts één moeder die hier expliciet naar verwijst.

“[over de gehoortest] In mijn land is dat maar vanaf 1 jaar en het kost geld. Geen geld, geen test.” (interview 33 - ouder)

De financiële kost lijkt echter niet in die mate doorslaggevend dat ouders kost wat kost beroep blijven doen op deze gratis dienstverlening. Een moeder geeft bijvoorbeeld aan na een negatieve ervaring liever beroep te doen op de kinderarts.

“Ik ga liever naar de kinderarts, omdat je zeker bent dat je wordt geholpen, ik betaal liever, dat ik zeker ben dat ze goed opgevolgd worden.” (interview 17 - ouder)

Betaalbaarheid dient echter ook bekeken in het licht van de opvolging van richtlijnen en adviezen. Dit impliceert enerzijds opnieuw het financiële aspect. Het voldoen aan wat binnen Kind &Gezin als goede zorg of advies wordt voorgesteld, is letterlijk niet voor elke ouder betaalbaar.

“Als je met je boekje afkomt van het ABC en er staan daar heel leuke receptjes enz., maar met een leefloon, dat is ook bewezen, kan je gewoon niet echt alle dagen aan gezonde voeding voldoen, en kan je bepaalde zaken niet kopen, bijvoorbeeld rond baby uitzet.” (interview 1 – coördinator inloopteam)

“Het kost allemaal geld, kiné kost geld, die laten we dan eens extra meer komen om er te blijven op hameren dat ze toch moeten iets doen […] of zeggen dat ze alle dagen oefeningen moeten doen, stimuleren.” (interview 5 - arts)

“Die roeien met de riemen die ze hebben […] die geven heel vlug al volle melk aan kleine kindjes, wij raden dat wat af, maar als wij zeggen tegen een Romazigeuner, in heel veel gevallen zeggen die, ik kan dat niet betalen, die dan toch hun eigen ding doen.” (interview 36 - arts)

Wat betreft de financiële betaalbaarheid komt in de interviews ook het gebruik van de Kind &Gezin-Lijn aan bod. Respondenten die de Kind &Gezin-Lijn kennen en er ook gebruik van maken, doen er onder andere beroep op om afspraken te annuleren of verzetten, de eigen verpleegkundige te bereiken, enz. Voor ouders die het financieel moeilijk hebben, vormt dit echter een struikelblok.

“Er zijn ook mensen die geen geld hebben. Allez, ik vermijd ook liever die lijn omdat het zoveel geld kost.” (interview 31 – ouder)

Anderzijds is er de figuurlijke kostprijs. Dit verwijst langs de ene kant naar de tijd die ouders moeten investeren om naar Kind &Gezin te komen.

“Je krijgt files in de wachtzaal en dat is niet leuk als daar ouders zitten die 40 of 45 minuten zitten wachten, die dan vaak wat boos zijn, want die heeft een vuile pamper, of honger, en die zitten daar te wachten. Sommigen moeten wel met zo’n kleintje, vind ik, heel lang wachten.” (interview 20 – arts)

“Ik raad altijd aan om hun pyjamaatje al mee te brengen, want in de winter is dat aan en uit en aan en uit, dat ze dan tenminste hun slaapkledij al aanhebben. Soms worden de flesjes opgewarmd, eten tussendoor of de borstvoeding gegeven.” (interview 26 – vrijwilliger)

Page 113: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

112

Langs de andere kant impliceert het beroep doen op Kind &Gezin – inclusief het krijgen en opvolgen van adviezen – voor een stuk dat er binnen gedrongen wordt in de persoonlijke levenssfeer van ouders, iets wat door elke ouder anders wordt ervaren en in mindere of meerdere mate als betaalbaar wordt beschouwd.

“[Over bezoek aan bed] Dat is heel raar als ze komen, je verwacht enkel eigen bezoek.” (interview 18 – ouder)

“En ze kwam koken, en je moet je vlees koken in water en mixen, dat ik zei van alstublieft, dat kind zal ook wel eten, wat wij eten, misschien wel minder vet en minder gekruid. Dat mens was nog maar weg en ik heb het in de vuilbak gesmeten. Biefstuk koken en kipfilet koken en ik moest dat dan mixen en in zakjes van 200 gram in de vriezer steken. […] Ze willen dat misschien wel doen om goed te doen […]. Het idee alleen al dat je je vlees moet koken. Ik deed het op mijn eigen manier, maar heb dat niet gezegd.” (interview 31 – ouder)

Ook het inbrengen van het persoonlijk verhaal kan voor sommige ouders een drempel betekenen. Vandaar lijken sommige ouders een voorkeur te hebben voor doe-activiteiten, die bijvoorbeeld in de oudergroepen of groepswerkingen worden georganiseerd, omdat deze als minder ‘bedreigend’ worden beschouwd.

“We hebben een babymassage-groep, daar komen ook veel mama’s naartoe omdat dat een groep is waar je weinig moet praten, dat is heel laagdrempelig als eerste insteek om naar een groepswerking te komen omdat je daar, je bent bezig en je moet daarom je verhaal niet doen, maar het wordt soms wel gedaan.” (interview 1 – coördinatorinloopteam)

4.4 Begrijpbaarheid

De letterlijke begrijpbaarheid is hierbij in de eerste plaats het meest voor de hand liggend. In de meer stedelijke contexten worden de consultatiebureaus geconfronteerd met een grote populatie aan kansarmen en allochtonen. Voor deze populatie stellen zich op het vlak van begrijpbaarheid een aantal specifieke situaties, die de begrijpbaarheid van het aanbod extra bemoeilijken. Het gaat hierbij vooral om de talige communicatie tussen dienstverlener en (anderstalige) ouders. Uit de interviews met professionelen blijkt dat binnen Kind &Gezin gezocht wordt naar manieren om hiermee om te gaan, zoals het gebruik van beeldmateriaal, een tolk of gezinsondersteuner.

“Kansarme gezinnen ondersteunen met de taal als ze geen Nederlands spreken. [...] Ik ga mee met de verpleegster op huisbezoek, voor de taal, en als het consultatie is ook voor de taal.” (interview 8 – gezinsondersteuner)

“Als het een kwestie van taal is, dan hebben ze boekjes, puur met tekeningetjes, dat ze kunnen uitleggen ‘weegschaal’, nu wordt je kindje gewogen. Van voeding, een boekje met voedingen, wat belangrijk is, van fruit kunnen ze tonen; peer, appel, banaan.” (interview 3 – coördinator CB)

Echter, onderstaand citaat geeft aan dat niet in alle situaties beroep gedaan wordt op deze hulpmiddelen. Hoewel we op basis van de interviews geen uitspraak kunnen doen over hoe allochtone ouders dit beleven, kunnen vanuit dit citaat vragen gesteld worden bij de begrijpbaarheid van de dienstverlening voor bepaalde groepen ouders.

“10 minuten is wel heel weinig hé, er zijn consultaties waar dat lukt, puur en alleen door het feit dat mensen geen Nederlands babbelen.” (interview 36 – arts)

Page 114: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

113

Begrijpbaarheid refereert tevens aan de transparantie van de dienstverlening en duidelijkheid met betrekking tot de redenen van interventie. Het preventieve zorgaanbod overstijgt het aanbod dat door Kind &Gezin wordt geboden en uit de interviews blijkt dat het niet voor alle ouders duidelijk is van welke organisatie een bepaald aanbod nu juist uitgaat. Ouders herinneren zich soms niet meer wie nu juist is langs geweest: de verpleegkundige van Kind &Gezin of de vroedvrouw. Essentieel voor ouders is echter niet welke ‘dienst’ langskomt, maar wel dat er iemand langskomt. Een aantal ouders maakt zelfs gebruik van verschillende vormen van dienstverlening naast elkaar (huisbezoek Kind &Gezin, zelfstandige vroedvrouw, kraamhulp). De keuze voor deze of gene dienstverlening, sluit het gebruik van een andere dus niet uit, maar wordt eerder aanvullend aangewend.

“Ik moet peinzen, want ik heb van de vroedvrouw ook huisbezoeken gehad. Maar dat was een vriendelijk madame’tje van K&G die geweest is. Die is 2 of 3 keer, 2 keer geweest. Zij vertelde ongeveer hetzelfde als de vroedvrouw.” (interview 18 – ouder)

Uit de interviews blijkt dat ouders Kind &Gezin zeer goed kennen. Ze associëren Kind &Gezin echter hoofdzakelijk met het meten en wegen en de vaccinaties. Deze aspecten van de dienstverlening zijn voor hen zeer begrijpbaar en zoals eerder aangegeven in punt 2.2 vinden ze het ook evident om hier gebruik van te maken. Andere aspecten van de dienstverlening, zoals de Kind &Gezin-Lijn, de prenatale steunpunten, het spreekuur opvoedingsondersteuning en de inloopteams, zijn niet bij alle geïnterviewde ouders even gekend.

“Wij waren echt wel op zoek naar iemand dat we terecht bij konden als we in problemen waren. Als er allerlei zo van die infolijnen bestaan… Het is spijtig dat er blijkbaar al een aantal voorzieningen er zijn waarvan dat je gewoon niet op de hoogte zijt.” (interview 35 - ouder)

In tegenstelling tot de begrijpbaarheid van het wegen, meten en vaccineren, zijn andere onderzoeken op het consultatiebureau voor ouders niet altijd even duidelijk. Vaak stellen arts en/of verpleegkundige een aantal handelingen ten aanzien van een kind, waarvan ouders niet steeds de bedoeling kennen. In een aantal interviews geven ouders echter aan toch behoefte te hebben aan meer uitleg bij wat er gebeurt, zeker in die situaties waar iets afwijkends wordt opgemerkt en ouders al dan niet worden doorgestuurd.

“Er was een vraag van ‘mijn kindje heeft altijd zo’n koude, witte vingertoppen, is dat normaal’, er was iets gesuggereerd dat zou met dit of dat te maken kunnen hebben, en dat had die mevrouw heel ongerust gemaakt, omdat er daar rond dan ook geen opvolging voorgesteld werd.” (interview 22 – regioteamverantwoordelijke)

“[over het medisch consult] Zo om te kijken of ze goed bewegen enz., maar je krijgt daar niet veel uitleg van hé. Ik vind wel dat ze meer uitleg mogen geven. Maar bij de X, was er een mevrouw, een dokteres, die heel veel uitleg gaf, dat was de eerste keer dat ik dat tegen kwam. Dat is een vriendelijk madammetje, de anderen zeggen normaal niets.” (interview 31 – ouder)

“[over heupje] Dit zorgde voor een ongerustheid die niet nodig was. Ze constateren iets en sturen je verder. Het gaat ook allemaal redelijk snel, dat was een vervelend gevoel. […] Dus ze sturen je dan naar huis met een bepaald gevoel, dan zouden ze toch meer uitleg mogen geven of als ze niet 100% zeker zijn, noteren en opvolgen.” (interview 32 – ouder)

“Als je mensen doorstuurt moet je uitleggen waarom je dat doet. […] Je kunt niet zomaar zeggen, ik hoor iets aan zijn hartje, laat dat eens efkes nakijken. Ik vind dat je de mensen moet uitleggen wat dat eventueel zou kunnen zijn.” (interview 36 – arts)

Naast de begrijpbaarheid van wat er tijdens het consult gebeurt, dient begrijpbaarheid ook bekeken te worden overheen de veelheid aan adviezen die ouders verzamelen. Ouders maken niet slechts

Page 115: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

114

gebruik van één ultieme hulpbron, maar doen in hun zoektocht naar antwoorden beroep op diverse informatiekanalen. In de interviews komt tot uiting dat ouders hierbij die zaken gebruiken, waar ze zichzelf in vinden en die ze toepasbaar achten in hun leefsituatie.

“Ik haal daar uit wat ik zelf nuttig vind, wat voor mij van toepassing kan zijn.” (interview 32 – ouder)

“Ieder kind is anders, iedere ouder is anders en dat is wat zoeken, van alles uitproberen en het is wel gemakkelijk als je dan brochures kan lezen met wat tips of als je dan collega’s hebt die één en ander zeggen.” (interview 35 – ouder)

Soms gebeurt het echter dat ouders zich verliezen in de veelheid aan informatie en advies die ze krijgen en niet goed weten wat te doen.

“Het probleem is dat die adviezen ook niet altijd hetzelfde zijn en dat je dan een soort van panieksituatie gaat creëren, dus als ik hoor, kijk er is al heel veel advies gegeven, probeer ik dat kind te onderzoeken, maar probeer ik niet extra advies bij te geven, want anders wordt de situatie nog verwarrender.” (interview 20 – arts)

“Het feit dat mensen informatie in verschillende bronnen zoeken, het is ook logisch dat iedereen dan een beetje een andere mening of een ander advies geeft. Soms is dat ook vervelend, omdat sommige mensen dan ook niet meer goed weten wat ze moeten doen.” (interview 36 - arts)

In het verschaffen van informatie en advies aan ouders is het dus belangrijk een evenwicht te vinden, tussen enerzijds té weinig uitleg geven waardoor ouders in het ongewisse blijven, en anderzijds té veel uitleg geven waardoor ouders zich geen raad meer weten.

“Het is ook belangrijk, dat we weten, door veel informatie te geven, moet je ook opletten dat je ouders niet ongerust gaat maken.” (interview 22 – regioteamverantwoordelijke)

“We leven natuurlijk in een wereld waar scaremongering, mensen bang maken, als je naar de media kijkt, dan zou je soms kunnen geloven dat als je niet een PhD hebt gehaald, kan je nauwelijks nog een kind opvoeden. We moeten op dat punt, mensen vertrouwen geven en terugplooien op wat de basics zijn, en het niet complexer maken en problematiseren, maar straight uitleggen waar het op staat, dus ik denk, we moeten daar een goed en gezond evenwicht in vinden.” (interview 25 – voorzitter CB)

4.5 Bruikbaarheid

Bruikbaarheid gaat over de mate waarin een aanbod aansluit bij de concrete vragen en situaties van ouders, en waarin dienstverlening al dan niet als ondersteunend wordt ervaren. In de interviews komt tot uiting dat ouders vaak op zoek zijn naar tastbare informatie en advies allerhande. Over heel veel thema’s en via verscheidene kanalen voorziet Kind & Gezin een schat aan informatie. Echter soms is deze informatie niet toereikend.

“Wat ik dan wel heb, waar ze bij K&G niets bij gezegd hebben is, al die flesjes waar kinderen melk uit drinken, is meestal uit plastiek, en dat dat dan slechte plastiek is.” (interview 32 – ouder)

“Eigenlijk met die borstvoeding stellen ze het allemaal een beetje te rooskleurig voor. Dat is eigenlijk iets dat ze beter zouden moeten voorbereiden.” (interview 30 – ouder)

Page 116: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

115

Zoals eerder reeds vermeld, vinden ouders het wel belangrijk om te vernemen dat hun kind ‘normaal’ ontwikkelt en groeit, en dat het aan de ‘gemiddelden’ voldoet. Tegelijk lijken ouder het belangrijk te vinden dat er geen eenzijdige nadruk gelegd wordt en op dat ‘normale’ of ‘gemiddelde’, maar er ook voldoende aandacht besteed wordt aan de eigenheid en het tempo van elk kind. Gebeurt dit niet, dan heeft dit implicaties op vlak van bruikbaarheid voor ouders.

“Gewoon, de laatste keer zeiden ze, tussen 6 à 8 weken zou hij moeten doorslapen. […]. Ja, wij hopen dat ook dat hij dat begint te doen, maar ja. Dat is zo van ja, dat is goed om te weten, maar eigenlijk ben je daar niets mee. Wij zaten daar, ok, ja, dat is goed als andere kindjes doorslapen.” (interview 30 – ouder)

“Mijn kinderen zijn altijd heel licht geweest, om op hun voeding te letten, terwijl ik weet dat mijn kinderen veel en gezond eten, maar ja, wij zijn alle twee zeer mager, en ons kinderen dus ook, en in het begin, bij M., de oudste vond ik dat heel kwetsend, maar bij de tweede en derde had ik zo iets, mijn kinderen zijn zo en ik kan daar niets aan doen. […] Soms is dat kwetsend, dan voel je je geraakt in je moeder zijn, terwijl je weet dat je je opperste best doet om je kinderen te verzorgen enz..” (interview 34 – ouder)

Ook het geruststellen van ouders, dat eerder als een belangrijke reden waarom ouders beroep doen op de dienstverlening van Kind &Gezin werd beschreven, is niet altijd bruikbaar. Immers, soms blijven ouders met onbeantwoorde vragen zitten, of leert hun ervaring met hun kind iets anders. Het gaat er dan om ouders gerust te stellen, maar tegelijk hun ongerustheid ernstig te nemen.

“Op zijn 18 maand begon ik mij vragen te stellen en ben ik daarmee naar K&G gegaan, maar ze zeiden dat dat tot de puberteit behoort, en dat ik me geen zorgen moest maken en probeer eens zo en probeer eens dit, zichzelf ook pijn doen. Ik had echt zo iets van ‘dat klopt niet’. Ik ben dan verder gegaan met mijn vraag […] Bij K&G had ik het gevoel dat ze het niet wilden inzien, terwijl ze bij anderen dan sneller gaan zeggen ‘er scheelt iets’. Bij de ene zijn ze rap en bij de andere niet […] Ik zie dat er wel iets scheelt, dus ik ga gewoon verder met mijn vraag, als de ene dienst het niet wil inzien, dan ga ik gewoon verder, naar een gespecialiseerde dokter. Ik ga niet blijven op zoek gaan, als ze nu met een paar zeggen er is niets, zoveel te beter.” (interview 16 – ouder)

“Ze wilden mij niet geloven dat het een allergie was en het is uw eerste kind, dus je weet niet beter, maar dan uiteindelijk blijkt dat ze toch een allergie heeft, we zijn overgeschakeld naar andere melk, en het is het gelukkigste kind dat je kan hebben. We hebben dat eigenlijk op ons eentje moeten uitzoeken en uitvissen en dat is wel jammer. […] Zelfs als ze bijna zeker zijn dat het niet zo is, toch de mensen doorverwijzen, dat de mensen gerustgesteld worden. Want als een specialist zegt het is inderdaad niets, dan is het niets, maar als zij dat zeggen en jij blijft met je vragen zitten, uiteindelijk is dat niet gezond voor je gemoedstoestand.” (interview 37 – ouder)

Doorheen de interviews komt tot uiting dat ouders informatie ook niet zomaar aannemen voor wat het is, maar dat zij verschillende bronnen aan elkaar aftoetsen, informatie in vraag en ter discussie stellen (letterlijk, of net door een advies niet op te volgen), om er vervolgens hun eigen ding mee te doen of hun eigen weg te volgen. De mate waarin ook de deskundigheid van ouders als ouder au sérieux genomen wordt, zal dan ook bepalend zijn voor het ervaren van de dienstverlening als bruikbaar.

“Zeker omdat een bepaalde ervaring, ook al is die misschien niet wetenschappelijk onderbouwd, je kunt er ook niet naast kijken, als onze ervaring is, we vinden dat goed dat de kinderen apart slapen, en ze hebben absoluut geen slaapproblemen, dan is dat voor ons de perfecte situatie.” (interview 37 – ouder)

Page 117: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

116

Enerzijds, komt in een interview tot uiting, tracht Kind &Gezin in de algemene richtlijnen openheid te vertonen naar een variëteit aan leefgewoonten. Bijvoorbeeld omtrent voeding:

“Bijvoorbeeld veel kinderen worden vegetarisch opgevoed. K&G begint hieraan meer en meer zijn voedingsschema aan te passen. Peulvruchten, kikkererwten, dat zat vroeger niet in het klassieke schema van K&G, dat ze ook een aangepast dieet kunnen voorstellen aan die ouders.” (interview 3 – coördinator CB)

Anderzijds lijkt dit op het vlak van andere thema’s minder of onvoldoende het geval te zijn en wordt vooral uitgegaan van de richtlijnen die standaard worden vooropgesteld. Uit de interviews blijkt, dat een aantal ouders dit opvatten als een norm waaraan zij dienen te voldoen om een goede ouder te zijn.

“Dat we geen eerste leeftijdsmelk meer krijgen, dat vind ik een minpunt, dat we zo eens geen staal kunnen geven aan de mensen om te proberen. Dat was zogezegd een regel om de borstvoeding te promoten, maar we missen dat wel.” (interview 5 – arts)

“Hoe ik dat kon stoppen, want dat deed veel pijn, welke melk ze dan mocht, en dan zeiden ze, het is altijd beter voor borstvoeding, dus dan ben ik zelf naar de apotheek geweest erom. Terwijl zij eigenlijk hadden moeten zeggen wat ik moest doen.” (interview 31 – ouder)

“[over het advies om vitamine D bij te geven] Dat is nu bv. iets dat ik niet opgevolgd heb. Dan denk ik soms oei, nu ben ik misschien een slechte mama, want misschien heeft ze nu dat tekort, en welke invloed heeft dat dan op haar ontwikkeling dit of dat, langs de andere kant denk ik, ze ziet er toch ok uit. Het zal wel niet zo erg zijn.” (interview 32 – ouder)

“Er werd aangeraden om je kind op de kamer te laten slapen, maar ik ben iemand, vanaf dat een kind ademt, ben ik wakker. Ze zeggen dat ook standaard dat dat tot 6 maand best is, [papa leest ‘het is wetenschappelijk bewezen dat moeder en kind biologisch en psychologisch afgestemd zijn om dicht bij elkaar …]. Bij mij is dat niet zo, ik had het daar wel moeilijk mee dat ze u zeggen het is beter voor uw kind, en wiegendood, en op de duur denk je mijn kind gaat doodgaan door mij. […] Ik voelde mij eigenlijk een slechte moeder, omdat ik dacht ik moet dat kunnen, maar ik kon dat echt niet.” (interview 37 – ouder)

Daarnaast kan de vraag gesteld worden naar de bruikbaarheid van een aantal richtlijnen voor ouders die andere opvattingen hebben over wat opvoeding en zorg voor een kind is. In de interviews geeft een aantal professionelen weer dat er soms ook sprake is van een spanning tussen de opvattingen of gewoonten van ouders en de richtlijnen van Kind &Gezin. Vaak wordt dit dan door de professionelen gelieerd aan culturele verschillen.

“In een andere cultuur hebben ze vaak andere gewoonten, ik denk daarbij aan borstvoeding, in bepaalde culturen is dat normaal dat het kindje constant aan de borst hangt, terwijl dit hier niet zo is. Dan is dat soms moeilijk voor verpleegkundigen om daar mee om te gaan, tussen cultuur en de richtlijnen die hier gangbaar zijn qua opvoeding.” (interview 7 – regioteamverantwoordelijke)

“De kleuterschool, ze kennen dat niet en hebben daar een negatief beeld van, bij ons is dat per definitie positief, maar zij hebben zoiets, dan ben je een slechte ouder, want als je kinderen 2,5 jaar zijn, stuur je ze weg.” (interview 14 – groepswerker inloopteam)

“[over allochtone ouders] Een heel andere mentaliteit van opvoeden […] Ik zeg wel de richtlijnen van K&G, maar wat zij daar mee doen, is een keuze van hun. Je kan dat niet opdringen. Ik zeg dat het bijvoorbeeld niet goed is om ’s nachts voeding te geven, maar ik ga

Page 118: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

117

het ook niet afkeuren, of negatief, In principe hebben ze hun eigen opvoedingsnormen.” (interview 24 – verpleegkundige)

De confrontatie met andere gewoonten, bijvoorbeeld betreffende voeding, kan echter ook verrijkend zijn.

“Ook nieuwe informatie, bij ons misschien meer oude manier, bij ons geen broccoli en bloemkool, in mijn land heb je dat niet, maar vanaf nu wel, ook asperges, witloof, maar dat vindt ze niet lekker.” (interview 33 – ouder)

Hierbij aansluitend komt uit de interviews tot uiting dat de bruikbaarheid van het preventieve zorgaanbod niet op zich staat en niet louter afhangt van gestandaardiseerde richtlijnen, maar mee tot stand komt in de relatie tussen professional en ouder. Hoe soepel en creatief springen professionelen bijvoorbeeld om met de standaardprocedures en richtlijnen binnen Kind &Gezin, ten einde aansluiting te vinden bij de concrete leefsituatie en ervaring van ouders?

“Ik weet ook dat dat niet kan dat je een baby laat slapen tot 10u ’s morgens omdat je wil uitslapen, maar ik kan wel zeggen ‘ik versta dat je moe bent, leg ze anders een beetje bij je’. Dan heb je opening, en het is helemaal iets anders dan zeggen ‘dat kan niet’.” (interview 2 – groepswerker inloopteam)

“De verpleegkundigen hebben hun boekje, dan zeggen ze, ja maar, jij mag geen voeding meer geven. Ze hebben dat tegen mij ook gezegd, dan ga ik gewoon naar huis en wat doe ik de volgende keer? Dan zeg ik dat ik geen voeding meer geef, terwijl ik dit wel nog deed.” (interview 2 – groepswerker inloopteam)

“Ik zal ook nooit één die gewoon melk geeft terecht wijzen, want ze doen toch voort. Dan probeer ik gewoon de manier van die melk klaarmaken met hen te bespreken en te kijken hoe ze het misschien beter kunnen doen, in plaats van halfvolle melk of magere melk, volle melk en water en dan toch vitaminen bij te geven. Als je de deur dicht doet, maken ze je leugens wijs.” (interview 9 - verpleegkundige)

“Want je hebt mooi praten over uw kindje niet bij u in bed, maar als je maar plaats hebt voor één bed, dan moeten die kindjes bij jou in bed, of proberen zoeken, heb je geen klein reisbedje dat je kan openklappen en weer toe doen.” (interview 13 – groepswerker inloopteam)

“Er is altijd een kleinere stap als je creatief nadenkt, en die kleinere stap, die is wellicht wel haalbaar voor mensen. Vaak zetten we onze doelen te hoog en die moeten we gewoon bijsturen.” (interview 25 – voorzitter CB)

� Mee te nemen naar de vragenlijst

- In de interviews wordt een onderscheid gemaakt tussen de technische en de relationele/sociale professionaliteit van professionelen (cf. ‘deskundigheid, adviezen’ versus ‘er zijn voor’). De vraag is of ook hier patronen terug te vinden zijn in de voorkeuren die ouders hebben voor één van beide professionaliteiten en of deze verschillen van de patronen in het anders-zijn van ouders (cf. punt 1).

Page 119: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

Bijlage 2: Postale vragenlijst

Wat verwachten gezinnen met jonge kinderen van

Gelieve deze ingevulde vringesloten enveloppe. Deze enveloppe is reeds gefrankeerd, u hoeft er dus geen postzegel meer op te plakken. Deze vragenlijst gaat over het kind dat vermeld staat op de enveloppe van deze zending. Aangezien de vragenlijst tevens betrekking heeft op de dienstverlening van Kind & Gezin (K&G), vragen wij dat heeft gehad met K&G voor dit kind (huisbezoek, consult, vaccinaties) de vragenlijst zou invullen. Bij een aantal vragen hoeft u alleen het cijfer of vakje (of meerdere cijfers of vakjes) te omcirkelen of aan te kruisen naast het antwoord dat het best uw situatie weergeeft. Bij andere vragen dient u aan te geven in welke mate iets voor u van toepassing is of hoe belangrijk u iets vindt. In dat geval omcirkelt u het cijfer dat het best bij u past. Meestal mag u slechts één antwoord geven (dus slechts één vakje aankruisen of één cijfer omcirkelen). Als u toch meerdere antwoorden mag geven, wordt dit bij de vraag vermeld. Bij enkele vragen is er ruimte voorzien om zelf een antwoord of cijfer in te vullen.

Bijlage 2: Postale vragenlijst

Vakgroep

Vragenlijst: Wat verwachten gezinnen met jonge kinderen van

Kind & Gezin?

Gelieve deze ingevulde vragenlijst terug te sturen vóór 15 februari met de hierbij ingesloten enveloppe. Deze enveloppe is reeds gefrankeerd, u hoeft er dus geen postzegel meer op te plakken.

Deze vragenlijst gaat over het kind dat vermeld staat op de enveloppe van deze ing. Aangezien de vragenlijst tevens betrekking heeft op de dienstverlening van

vragen wij dat de ouder die tot nu toe het meest contact voor dit kind (huisbezoek, consult, vaccinaties) de

Bij een aantal vragen hoeft u alleen het cijfer of vakje (of meerdere cijfers of vakjes) te omcirkelen of aan te kruisen naast het antwoord dat het best uw situatie weergeeft. Bij andere vragen dient u aan te geven in welke mate iets voor u van

is of hoe belangrijk u iets vindt. In dat geval omcirkelt u het cijfer dat het best bij u past. Meestal mag u slechts één antwoord geven (dus slechts één vakje aankruisen of één cijfer omcirkelen). Als u toch meerdere antwoorden mag geven,

e vraag vermeld. Bij enkele vragen is er ruimte voorzien om zelf een antwoord of cijfer in te vullen.

118

Vakgroep Sociale Agogiek

Wat verwachten gezinnen met jonge kinderen van

agenlijst terug te sturen vóór 15 februari met de hierbij ingesloten enveloppe. Deze enveloppe is reeds gefrankeerd, u hoeft er dus geen

Deze vragenlijst gaat over het kind dat vermeld staat op de enveloppe van deze ing. Aangezien de vragenlijst tevens betrekking heeft op de dienstverlening van

de ouder die tot nu toe het meest contact voor dit kind (huisbezoek, consult, vaccinaties) de

Bij een aantal vragen hoeft u alleen het cijfer of vakje (of meerdere cijfers of vakjes) te omcirkelen of aan te kruisen naast het antwoord dat het best uw situatie weergeeft. Bij andere vragen dient u aan te geven in welke mate iets voor u van

is of hoe belangrijk u iets vindt. In dat geval omcirkelt u het cijfer dat het best bij u past. Meestal mag u slechts één antwoord geven (dus slechts één vakje aankruisen of één cijfer omcirkelen). Als u toch meerdere antwoorden mag geven,

e vraag vermeld. Bij enkele vragen is er ruimte voorzien om zelf een

Page 120: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

119

We beginnen met een aantal vragen over uw gezins- e n woonsituatie.

1. Wie vult deze vragenlijst in? � 1. Moeder � 2. Vader

2. Wat is het geslacht van uw kind (vermeld op de enveloppe)?

� 1. Jongen � 2. Meisje 3. Wat is de geboortedatum van dit kind?

Vul in (dag/maand/jaar): …../ …../ 20… 4. Is dit uw eerste kind?

� 1. Ja � 2. Nee 5. Wie behoort er vandaag allemaal tot uw gezin (uzelf, partner en kind (vermeld op de enveloppe) inbegrepen)? Bij deze vraag mag u van alle personen die tot uw gezin behoren het vakje aanduiden. Gelieve van al uw kinderen ook de geboortedatum aan te vullen. (U MAG MEERDERE CIJFERS AANKRUISEN – NOTEER DE GEBO ORTEDATUM VAN ELK KIND)

� 1. Moeder � 2. Vader � 3. Partner (indien niet moeder of vader) � 4. Kind 1 (geboortedatum: …../…../..…..) � 5. Kind 2 (geboortedatum: …./ …../ ..…..) � 6. Kind 3 (geboortedatum …./ …../ ……..) � 7. Kind 4 (geboortedatum: …./ …../ ..…..) � 8. Kind 5 (geboortedatum: …./ …../ ..…..)

� 9. Kind 6 (geboortedatum: …./ …../ ..…..) � 10. Grootouder 1 � 11. Grootouder 2 � 12. Grootouder 3 � 13. Grootouder 4 � 14. Andere,

namelijk………………………..

6. Wat is de postcode van de gemeente waar u woont? ………… 7a. Hoe ver wonen uw ouders van u vandaan? (U MAG SLECHTS 1 VAKJE AANKRUISEN PER OUDER – GA KO LOM PER KOLOM TE WERK) 7.1. Uw moeder:

� 1. minder dan 15 minuten � 2. tussen 15 minuten en minder dan

een half uur � 3. tussen een half uur en minder dan

een uur � 4. tussen een uur en minder dan

twee uur � 5. twee uur of meer � 6. overleden

7.2. Uw vader: � 1. minder dan 15 minuten � 2. tussen 15 minuten en minder dan

een half uur � 3. tussen een half uur en minder dan

een uur � 4. tussen een uur en minder dan

twee uur � 5. twee uur of meer � 6. overleden

Page 121: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

120

7b. Hoe ver wonen de ouders van uw (eventuele) huidige partner van u vandaan? (U MAG SLECHTS 1 VAKJE AANKRUISEN PER OUDER – GA K OLOM PER KOLOM TE WERK) 7.3. De moeder van uw partner:

� 1. minder dan 15 minuten � 2. tussen 15 minuten en minder dan

een half uur � 3. tussen een half uur en minder dan

een uur � 4. tussen een uur en minder dan

twee uur � 5. twee uur of meer � 6. overleden

7.4. De vader van uw partner: � 1. minder dan 15 minuten � 2. tussen 15 minuten en minder dan

een half uur � 3. tussen een half uur en minder dan

een uur � 4. tussen een uur en minder dan

twee uur � 5. twee uur of meer � 6. overleden

Volgende vragen gaan over uw ervaringen met betrekk ing tot de zorg voor uw kind en de steunbronnen die u hierbij aanspreekt. 8. Is er bij uw kind een probleem vastgesteld?

� 1. Neen � 2. Ja;

Welk probleem werd vastgesteld? (NOTEER UW ANTWOORD ZO VOLLEDIG MOGELIJK )

………………………………………………………………………………………………. Door wie is deze vaststelling het eerst gebeurd? (NOTEER UW ANTWOORD ZO VOLLEDIG MOGELIJK )

………………………………………………………………………………………………

9. Hoeveel uur brengt u gemiddeld tijdens een weekdag (van 7u ’s morgens tot 22u ’s avonds) alleen door met uw kind(eren), zonder uw (eventuele) huidige partner of andere volwassenen? (NOTEER HET JUISTE AANTAL ) …….. uur/dag. 10. Duid aan in welke mate u het eens bent met de volgende stellingen. Omcirkel het cijfer dat het best bij u past:

1 Helemaal oneens

- -

2 Oneens

-

3 soms eens, soms oneens

-/+

4 Eens

+

5 Helemaal eens

++ (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER L IJN TE WERK) - - - -/+ + ++

1. Ik vind het lastig om alleen te zijn met mijn kind. 1 2 3 4 5

2. Ik heb voldoende tijd om samen met mijn kind te spelen. 1 2 3 4 5 3. Ik slaag erin huishoudelijke taken en/of mijn werk te combineren met de zorg voor mijn kind. 1 2 3 4 5

4. Ik ben tevreden over hoe ik de tijd met mijn kind doorbreng. 1 2 3 4 5 5. Ik voel de behoefte om vaker andere ouders van jonge kinderen te ontmoeten. 1 2 3 4 5

Page 122: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

121

11.a. De zorg voor een kind bestaat uit verschillende aspecten en wordt ook beïnvloed door een aantal factoren. Duid aan in welke mate u zich zorgen maakt over volgende zaken. Omcirkel het cijfer dat best bij u past:

1 Nooit

- -

2 Bijna nooit

-

3 Soms

-/+

4 Vaak

+

5 Heel vaak

++ Ik maak mij zorgen over … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER L IJN TE WERK)

- - - -/+ + ++

1. het gewicht van mijn kind. 1 2 3 4 5

2. de groei van mijn kind. 1 2 3 4 5

3. de voeding van mijn kind. 1 2 3 4 5

4. het slaappatroon van mijn kind. 1 2 3 4 5

5. de taalontwikkeling van mijn kind. 1 2 3 4 5

6. de lichamelijke ontwikkeling van mijn kind. 1 2 3 4 5 7. de emotionele ontwikkeling van mijn kind (hoe mijn kind zich voelt). 1 2 3 4 5

8. het huilen van mijn kind. 1 2 3 4 5

9. de gezondheid van mijn kind. 1 2 3 4 5

10. hoe ik met ongewenst gedrag van mijn kind moet omgaan. 1 2 3 4 5

11. hoe ik met mijn kind moet omgaan. 1 2 3 4 5

12. mijn gezondheid. 1 2 3 4 5

13. mijn financiële situatie. 1 2 3 4 5

14. mijn werksituatie. 1 2 3 4 5

15. mijn relatie. 1 2 3 4 5

16. de buurt en het huis waarin ik woon. 1 2 3 4 5

Page 123: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

122

11.b. Duid aan op welke persoon of dienst u beroep doet indien u zich over volgende zaken zorgen maakt.

(U MAG MEERDERE CIJFERS OMCIRKELEN PER LIJN – GA LIJN PER LIJN TE WERK)

1. P

artn

er

2. (

Sch

oon)

-ou

ders

3. F

amili

e

4. V

riend

en

5. B

uren

6. C

olle

ga’s

7. P

erso

neel

ki

nder

dag-

verb

lijf

of o

ntha

alou

der

8. V

erpl

eeg-

kund

ige

K&

G

9.G

ezin

sond

er-

steu

ner

K&

G

10. A

rts

K&

G

11. I

nloo

ptea

m

12. H

uisa

rts

13. K

inde

rart

s

14. I

k ka

n bi

j ni

eman

d te

rech

t

15. I

k he

b da

t ni

et n

odig

16. I

k m

aak

mijh

ier

geen

zo

rgen

ove

r

1. het gewicht van uw kind 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

2. de groei van uw kind 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

3. de voeding van uw kind 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

4. het slaappatroon van uw kind 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

5. de taalontwikkeling van uw kind 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

6. de lichamelijke ontwikkeling van uw kind 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

7. de emotionele ontwikkeling van uw kind (hoe uw kind zich voelt) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

8. het huilen van uw kind 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

9. de gezondheid van uw kind 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

10. het omgaan met ongewenst gedrag van uw kind 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

11. hoe u met uw kind moet omgaan 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

12. uw eigen gezondheid 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

13. uw financiële situatie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

14. uw werksituatie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

15. uw relatie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

16. de buurt en het huis waarin u woont 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

Page 124: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

123

12. Duid aan hoe dikwijls u ouders van andere kinderen ontmoet op volgende plaatsen.

1 Zelden of nooit

- -

2 Nu en dan

-

3 1 keer per week

-/+

4 Verschillende

keren per week +

5 Elke dag

++

(OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER L IJN TE WERK) -- - -/+ + ++

1. bij u thuis of bij één van de andere ouders 1 2 3 4 5 2. in de straat, het park, op de markt of op andere publieke plaatsen 1 2 3 4 5

3. in de kinderopvang/aan de schoolpoort 1 2 3 4 5

4. in het consultatiebureau 1 2 3 4 5

5. in het inloopteam 1 2 3 4 5

6. ouderbijeenkomsten (Mammacafés, babymassage, …) 1 2 3 4 5

7. op het werk 1 2 3 4 5 13. Duid voor onderstaande personen of diensten telkens aan in welke mate u in de betreffende situatie op hen kan rekenen door te omcirkelen wat voor u van toepassing is:

1 Nooit

- -

2 Bijna nooit

-

3 Soms

-/+

4 Vaak

+

5 Heel vaak

++ A. Uw partner (indien u geen partner heeft, kan u dit aanduiden in de kolom ‘niet van toepassing’)

Ik kan rekenen op mijn partner als ik nood heb aan … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER LIJN TE WERK)

Niet van toepassing - - - -/+ + ++

1. praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). 8 1 2 3 4 5

2. emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …). 8 1 2 3 4 5

3. informatieve steun (informatie, advies, tips, …). 8 1 2 3 4 5 B. Uw ouders of de ouders van uw (eventuele) huidige partner (indien deze reeds overleden zijn, kan u dit aanduiden in de kolom ‘niet van toepassing’)

Ik kan rekenen op mijn (schoon)ouders als ik nood heb aan … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER LIJN TE WERK)

Niet van toepassing - - - -/+ + ++

1. praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). 8 1 2 3 4 5

2. emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …). 8 1 2 3 4 5

3. informatieve steun (informatie, advies, tips, …). 8 1 2 3 4 5

Page 125: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

124

1

Nooit - -

2 Bijna nooit

-

3 Soms

-/+

4 Vaak

+

5 Heel vaak

++ C. Andere familieleden Ik kan rekenen op andere familieleden als ik nood heb aan … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER L IJN TE WERK)

- - - -/+ + ++

1. praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). 1 2 3 4 5

2. emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje,…). 1 2 3 4 5

3. informatieve steun (informatie, advies, tips, …). 1 2 3 4 5 D. Vrienden

Ik kan rekenen op vrienden als ik nood heb aan … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER L IJN TE WERK)

- - - -/+ + ++

1. praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). 1 2 3 4 5

2. emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje,…). 1 2 3 4 5

3. informatieve steun (informatie, advies, tips, …). 1 2 3 4 5 E. Buren

Ik kan rekenen op buren als ik nood heb aan … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER L IJN TE WERK)

- - - -/+ + ++

1. praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). 1 2 3 4 5

2. emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje,…). 1 2 3 4 5

3. informatieve steun (informatie, advies, tips, …). 1 2 3 4 5 F. Collega’s (indien u geen collega’s heeft, kan u dit aanduiden in de kolom ‘niet van toepassing’).

Ik kan rekenen op collega’s als ik nood heb aan … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER LIJN TE WERK)

Niet van toepassing - - - -/+ + ++

1. praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). 8 1 2 3 4 5

2. emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …). 8 1 2 3 4 5

3. informatieve steun (informatie, advies, tips, …). 8 1 2 3 4 5

Page 126: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

125

1 Nooit

- -

2 Bijna nooit

-

3 Soms

-/+

4 Vaak

+

5 Heel vaak

++ G. Het personeel van het kinderdagverblijf of de onthaalouder (indien uw kind niet naar een kinderdagverblijf/onthaalouder gaat, kan u dit aanduiden in de kolom ‘niet van toepassing’) Ik kan rekenen op het personeel van het kinderdagverblijf of op de onthaalouder als ik nood heb aan … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER LIJN TE WERK)

Niet van toepassing

- - - -/+ + ++

1. praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). 8 1 2 3 4 5

2. emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …). 8 1 2 3 4 5

3. informatieve steun (informatie, advies, tips, …). 8 1 2 3 4 5 H. De verpleegkundige van K&G

Ik kan rekenen op de verpleegkundige van K&G als ik nood heb aan … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER L IJN TE WERK)

- - - -/+ + ++

1. praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). 1 2 3 4 5

2. emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje,…). 1 2 3 4 5

3. informatieve steun (informatie, advies, tips, …). 1 2 3 4 5 I. De gezinsondersteuner van K&G (indien u de gezinsondersteuner van K&G niet kent, kan u dit aanduiden in de kolom ‘ken ik niet’)

Ik kan rekenen op de gezinsondersteuner van K&G als ik nood heb aan … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER LIJN TE WERK)

Ken ik niet - - - -/+ + ++

1. praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). 8 1 2 3 4 5

2. emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …). 8 1 2 3 4 5

3. informatieve steun (informatie, advies, tips, …). 8 1 2 3 4 5 J. De arts van K&G

Ik kan rekenen op de arts van K&G als ik nood heb aan … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER L IJN TE WERK)

- - - -/+ + ++

1. praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). 1 2 3 4 5

2. emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje,…). 1 2 3 4 5

3. informatieve steun (informatie, advies, tips, …). 1 2 3 4 5

Page 127: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

126

1 Nooit

- -

2 Bijna nooit

-

3 Soms

-/+

4 Vaak

+

5 Heel vaak

++ K. De K&G-Lijn

Ik kan rekenen op de K&G -Lijn als ik nood heb aan … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER LIJN TE WERK)

Ken ik niet - - - -/+ + ++

1. praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). 8 1 2 3 4 5

2. emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …). 8 1 2 3 4 5

3. informatieve steun (informatie, advies, tips, …). 8 1 2 3 4 5 L. Het inloopteam

Ik kan rekenen op het inloopteam van K&G als ik nood heb aan … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER LIJN TE WERK)

Ken ik niet - - - -/+ + ++

1. praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). 8 1 2 3 4 5

2. emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …). 8 1 2 3 4 5

3. informatieve steun (informatie, advies, tips, …). 8 1 2 3 4 5 M. Kraamhulp (indien u geen gebruik hebt gemaakt van kraamhulp, kan u dit aanduiden in de kolom ‘niet van toepassing’)

Ik kon rekenen op gezinshulp in de kraam -periode (kraamhulp) als ik nood had aan … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER LIJN TE WERK)

Niet van toepassing - - - -/+ + ++

1. praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). 8 1 2 3 4 5

2. emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …). 8 1 2 3 4 5

3. informatieve steun (informatie, advies, tips, …). 8 1 2 3 4 5 N. De vroedvrouw (indien u geen gebruik gemaakt hebt van een vroedvrouw, kan u dit aanduiden in de kolom ‘niet van toepassing’)

Ik kon rekenen op de vroedvrouw als ik nood had aan … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER LIJN TE WERK)

Niet van toepassing - - - -/+ + ++

1. praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). 8 1 2 3 4 5

2. emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …). 8 1 2 3 4 5

3. informatieve steun (informatie, advies, tips, …). 8 1 2 3 4 5

Page 128: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

127

1 Nooit

- -

2 Bijna nooit

-

3 Soms

-/+

4 Vaak

+

5 Heel vaak

++ O. Dehuisarts

Ik kan rekenen op mijn huisarts als ik nood heb aan … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER L IJN TE WERK)

- - - -/+ + ++

1. praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). 1 2 3 4 5

2. emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje,…). 1 2 3 4 5

3. informatieve steun (informatie, advies, tips, …). 1 2 3 4 5 P. De kinderarts

Ik kan rekenen op de kinderarts als ik nood heb aan … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER L IJN TE WERK)

- - - -/+ + ++

1. praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). 1 2 3 4 5

2. emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje,…). 1 2 3 4 5

3. informatieve steun (informatie, advies, tips, …). 1 2 3 4 5 14. Duid aan in welke mate volgende mensen of diensten een bron van stress voor u betekenen of hebben betekend omwille van ongewenst advies, bemoeienissen met betrekking tot de zorg en de opvoeding van uw kind. Indien deze persoon niet tot uw netwerk behoort, reeds overleden is of indien u de dienstverlening niet kent, kan u dat aanduiden in de kolom ‘niet van toepassing’.

1 Nooit

- -

2 Bijna nooit

-

3 Soms

-/+

4 Vaak

+

5 Heel vaak

++ (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER LIJN TE WERK)

Niet van toepassing - - - -/+ + ++

1. mijn partner 8 1 2 3 4 5

2. mijn (schoon)ouders 8 1 2 3 4 5

3. andere familieleden 8 1 2 3 4 5

4. vrienden 8 1 2 3 4 5

5. buren 8 1 2 3 4 5

6. collega’s 8 1 2 3 4 5

7. kinderopvang 8 1 2 3 4 5

8. de verpleegkundige van K&G 8 1 2 3 4 5

9. de gezinsondersteuner van K&G 8 1 2 3 4 5

10. de arts van K&G 8 1 2 3 4 5

11. de K&G-Lijn 8 1 2 3 4 5

12. het inloopteam 8 1 2 3 4 5

Page 129: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

128

1 Nooit

- -

2 Bijna nooit

-

3 Soms

-/+

4 Vaak

+

5 Heel vaak

++ (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER LIJN TE WERK)

Niet van toepassing - - - -/+ + ++

13. kraamhulp 8 1 2 3 4 5

14. de vroedvrouw 8 1 2 3 4 5

15. de huisarts 8 1 2 3 4 5

16. de kinderarts 8 1 2 3 4 5 15. Duid aan hoe vaak u gebruik maakt van internetsites met betrekking tot de zorg en opvoeding van uw kind. Omcirkel het cijfer dat het best bij u past.

1 Nooit

- -

2 Af en toe

-

3 Enkele keren per

maand -/+

4 Enkele keren

per week +

5 dagelijks

++

Ik maak gebruik van informatieve sites … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER L IJN TE WERK)

- - - -/+ + ++

1. uit interesse. 1 2 3 4 5

2. in geval van problemen. 1 2 3 4 5 Ik maak gebruik van discussiefora … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER L IJN TE WERK)

- - - -/+ + ++

3. uit interesse. 1 2 3 4 5

4. om ervaringen te delen met andere ouders. 1 2 3 4 5 5. om in geval van onzekerheden of problemen raad aan andere ouders te kunnen vragen. 1 2 3 4 5

16. Duid aan hoe vaak u gebruik maakt van volgende voorzieningen/diensten. Indien u de voorziening/dienst niet kent, kan u dat aanduiden in de kolom die daartoe voorzien is.

1 Nooit

- -

2 Af en toe

-

3 Enkele keren per

maand -/+

4 Enkele keren

per week +

5 dagelijks

++

(OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER LIJN TE WERK)

Ken ik niet - - - -/+ + ++

1. een kinderdagverblijf 8 1 2 3 4 5

2. een onthaalouder 8 1 2 3 4 5

3. het consultatiebureau van K&G 8 1 2 3 4 5

4. het inloopteam 8 1 2 3 4 5 5. een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning (CKG) 8 1 2 3 4 5

6. Ouderbijeenkomsten (Mammacafés, babymassage, informatieavonden voor jonge ouders) 8 1 2 3 4 5

Page 130: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

129

1 Nooit

- -

2 Af en toe

-

3 Enkele keren per

maand -/+

4 Enkele keren

per week +

5 dagelijks

++

(OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER LIJN TE WERK)

Ken ik niet - - - -/+ + ++

7. de opvoedingswinkel 8 1 2 3 4 5

8. het spreekuur opvoedingsondersteuning 8 1 2 3 4 5

9. K&G-Lijn 8 1 2 3 4 5

10. de website van K&G 8 1 2 3 4 5

11. folders en brochures van K&G 8 1 2 3 4 5 17. Blijft u soms met vragen over de zorg voor uw kind zitten, waar u het antwoord niet op vindt?

� 1. Neen � 2. Ja

Indien ja, met welke vragen blijft u dan zitten? (NOTEER UW ANTWOORD ZO VOLLEDIG MOGELIJK ) ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Volgende vragen gaan over de dienstverlening van K& G. 18. Duid aan in welke mate u volgende dienstverlening van K&G belangrijk vindt. Omcirkel het cijfer dat het best bij u past. Indien u de dienstverlening niet kent, kan u dat aanduiden in de kolom die daartoe voorzien is.

1 Helemaal niet

belangrijk - -

2 Niet belangrijk

-

3 Noch belangrijk,

noch onbelangrijk -/+

4 belangrijk

+

5 Heel belangrijk

++

(OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER LIJN TE WERK)

Ken ik niet - - - -/+ + ++

1. Info-avonden Kind op Komst 8 1 2 3 4 5 2. bezoek van de verpleegkundige van K&G na de bevalling in de kraamkliniek 8 1 2 3 4 5

3. de gehoortest 8 1 2 3 4 5

4. de vaccinaties 8 1 2 3 4 5

5. het wegen en meten 8 1 2 3 4 5

6. het huisbezoek door de verpleegkundige van K&G 8 1 2 3 4 5 7. het huisbezoek door de gezinsondersteuner van K&G 8 1 2 3 4 5

8. het consult bij de arts van K&G 8 1 2 3 4 5

9. het consult bij de verpleegkundige van K&G 8 1 2 3 4 5

Page 131: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

130

1 Helemaal niet

belangrijk - -

2 Niet belangrijk

-

3 Noch belangrijk,

noch onbelangrijk -/+

4 belangrijk

+

5 Heel belangrijk

++

(OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER LIJN TE WERK)

Ken ik niet - - - -/+ + ++

10. de avondconsultatie 8 1 2 3 4 5

11. het spreekuur over opvoeding 8 1 2 3 4 5

12.de K&G-Lijn 8 1 2 3 4 5

13. de website van K&G 8 1 2 3 4 5

14. folders en brochures van K&G 8 1 2 3 4 5 19. Duid aan in welke mate u het eens bent met volgende uitspraken over de verpleegkundige van K&G . Omcirkel het cijfer dat het best bij u past. Deze vraag gaat over wat u als ouder verwacht van de verpleegkundige van K&G (niet over hoe uw verpleegkundige werkelijk is).

1 Helemaal oneens

- -

2 oneens

-

3 noch oneens, noch

eens -/+

4 eens

+

5 helemaal eens

++

Ik vind het belangrijk dat de verpleegkundige van K& G … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER L IJN TE WERK)

- - - -/+ + ++

1. deskundig is in medische en verpleegkundige zaken. 1 2 3 4 5 2. me tips kan geven over de zorg voor mijn kind (eten, slapen, huilen). 1 2 3 4 5

3. me tips kan geven over de omgang met mijn kind. 1 2 3 4 5

4. me kan geruststellen als ik me zorgen maak. 1 2 3 4 5

5. bevestigt dat het goed gaat. 1 2 3 4 5

6. efficiënt en ter zake is. 1 2 3 4 5

7. uitleg geeft bij de adviezen of onderzoeken. 1 2 3 4 5

8. een gezellig praatje met me maakt. 1 2 3 4 5

9. waar ik contact mee heb steeds dezelfde is. 1 2 3 4 5

10. voldoende tijd neemt om met mij te praten. 1 2 3 4 5

11. mij en mijn kind goed kent. 1 2 3 4 5

12. gemakkelijk bereikbaar is als ik haar nodig heb. 1 2 3 4 5

13. op een prettige manier omgaat met mijn kind. 1 2 3 4 5

14. mijn privé-leven respecteert. 1 2 3 4 5

15. mij persoonlijk en correct aanspreekt. 1 2 3 4 5

Page 132: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

131

20. Duid aan in welke mate u het eens bent met de volgende uitspraken over de arts van K&G . Omcirkel het cijfer dat het best bij u past. Deze vraag gaat over wat u als ouder verwacht van de arts van K&G (niet over hoe deze arts werkelijk is).

1 Helemaal oneens

- -

2 oneens

-

3 noch eens, noch

oneens -/+

4 eens

+

5 helemaal eens

++

Ik vind het belangrijk dat de arts van K&G … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER L IJN TE WERK)

- - - -/+ + ++

1. deskundig is in medische zaken. 1 2 3 4 5 2. me tips kan geven over de zorg voor mijn kind (eten, slapen, huilen). 1 2 3 4 5

3. me tips kan geven over de omgang met mijn kind. 1 2 3 4 5

4. me kan geruststellen als ik me zorgen maak. 1 2 3 4 5

5. bevestigt dat het goed gaat. 1 2 3 4 5

6. efficiënt en ter zake is. 1 2 3 4 5

7. uitleg geeft bij de adviezen of onderzoeken. 1 2 3 4 5

8. een gezellig praatje met me maakt. 1 2 3 4 5

9. waar ik contact mee heb steeds dezelfde is. 1 2 3 4 5

10. voldoende tijd neemt om met mij te praten. 1 2 3 4 5

11. mij en mijn kind goed kent. 1 2 3 4 5

12. op een prettige manier omgaat met mijn kind. 1 2 3 4 5

13. mijn privé-leven respecteert. 1 2 3 4 5

14. mij persoonlijk en correct aanspreekt. 1 2 3 4 5 21. Duid aan in welke mate u het eens bent met de volgende uitspraken over de wachtzaal van het consultatiebureau van K&G. Omcirkel het cijfer dat het best bij u past. Deze vraag gaat over uw verwachtingen met betrekking tot de wachtzaal van het consultatiebureau van K&G (niet over hoe het werkelijk in deze wachtzaal is).

1 Helemaal oneens

- -

2 oneens

-

3 noch eens, noch

oneens -/+

4 eens

+

5 helemaal eens

++

Ik vind het belangrijk dat … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER L IJN TE WERK)

- - - -/+ + ++

1. ik goed word ontvangen in de wachtzaal door de vrijwilligers (die ook instaan voor het meten en wegen). 1 2 3 4 5

2. de vrijwilligers vriendelijk en attent zijn. 1 2 3 4 5

3. ik niet lang hoef te wachten in de wachtzaal. 1 2 3 4 5

4. er wordt aangegeven hoe lang ik nog moet wachten. 1 2 3 4 5

5. het gezellig is in de wachtzaal. 1 2 3 4 5

6. ik met andere ouders kan praten in de wachtzaal. 1 2 3 4 5

Page 133: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

132

1 Helemaal oneens

- -

2 oneens

-

3 noch eens, noch

oneens -/+

4 eens

+

5 helemaal eens

++

Ik vind het belangrijk dat … (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER L IJN TE WERK)

- - - -/+ + ++

7. mijn kind in de wachtzaal kan spelen met andere kinderen. 1 2 3 4 5

8. er speelgoed is voor mijn kind. 1 2 3 4 5 9. de wachtzaal goed is uitgerust om mijn kind te voeden of te verversen als dat nodig is. 1 2 3 4 5

10. de vrijwilligers mijn privé-leven respecteren 1 2 3 4 5

11. er folders en brochures beschikbaar zijn over ouderschap. 1 2 3 4 5 12. er folders en brochures beschikbaar zijn over andere onderwerpen buiten de zorg en opvoeding van mijn kind (evenementen in mijn buurt, sportverenigingen, vrijetijdsvoorzieningen, vorming en opleiding, gezondheid, …).

1 2 3 4 5

22. Duid aan in welke mate u het eens bent met volgende uitspraken. Omcirkel het cijfer dat het best bij u past.

1 Helemaal oneens

- -

2 oneens

-

3 noch oneens, noch

eens -/+

4 eens

+

5 Helemaal eens

++

(OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER L IJN TE WERK) - - - -/+ + ++

1. K&G is er vooral voor ouders met problemen. 1 2 3 4 5

2. K&G is er vooral voor kinderen met problemen. 1 2 3 4 5

3. K&G is er voor alle ouders en kinderen. 1 2 3 4 5

4. K&G is er voor de vaccinaties. 1 2 3 4 5

5. K&G is er voor het opvolgen van de groei (wegen en meten). 1 2 3 4 5 6. K&G is er voor de opvolging van de algemene groei en ontwikkeling. 1 2 3 4 5

7. K&G is er voor medische opvolging. 1 2 3 4 5

8. K&G is er voor hulp bij de opvoeding. 1 2 3 4 5 9. Ik vind het belangrijk dat het consult bij de arts en verpleegkundige van K&G gratis is. 1 2 3 4 5

10. Ik vind het jammer dat ik met mijn oudere kinderen niet naar K&G kan gaan. 1 2 3 4 5

11. Ik verwacht dat K&G initiatief neemt zodat mijn kind alle noodzakelijke preventieve onderzoeken, vaccinaties, testen krijgt.

1 2 3 4 5

Page 134: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

133

Gelieve bij volgende vragen over de dienstverlening van K&G slechts één vakje aan te duiden, tenzij dit anders wordt vermeld. 23. De tijd tussen het verlaten van de kraamkliniek en het eerste huisbezoek van de verpleegkundige van K&G vond ik:(KRUIS SLECHTS 1 VAKJE AAN)

� 1. te kort � 2. goed � 3. te lang

� 4. Ik heb (nog) geen huisbezoek gehad � 5. Ik heb geen behoefte aan een huisbezoek

24. Het aantal huisbezoeken door de verpleegkundige van K&G vind ik: (KRUIS SLECHTS 1 VAKJE AAN)

� 1. te weinig � 2. voldoende � 3. te veel 25. Het aantal bezoeken aan het consultatiebureau van K&G bij de arts en verpleegkundige vind ik:(KRUIS SLECHTS 1 VAKJE AAN)

� 1. te weinig � 2. voldoende � 3. te veel 26. Wie gaat er meestal met het kind naar het consultatiebureau van K&G? (KRUIS SLECHTS 1 VAKJE AAN)

� 1. moeder � 2. vader

� 3. samen � 4. andere, namelijk . …………………

27. Hoe verplaatst u zich meestal naar het consultatiebureau?(KRUIS SLECHTS 1 VAKJE AAN)

� 1. te voet � 2. met de fiets � 3. met het openbaar vervoer (bus, tram)

� 4. met de wagen � 5. iemand anders brengt mij

28. Hoe ver is het consultatiebureau van uw woning gelegen? (KRUIS SLECHTS 1 VAKJE AAN)

� 1. een kwartier of minder � 2. tussen een kwartier en een half uur

� 3. tussen een half uur en een uur � 4. meer dan een uur

29. Wanneer gaat u meestal naar het consultatiebureau? (KRUIS SLECHTS 1 VAKJE AAN)

� 1. in de voormiddag � 2. in de namiddag � 3. ’s avonds 30. De uren van de afspraken in het consultatiebureau … (KRUIS SLECHTS 1 VAKJE AAN)

� 1. zijn voor mij zeer gemakkelijk, het past mij bijna altijd.

� 2. zijn soms gemakkelijk, maar vragen wat aanpassingen van mij.

� 3. zijn vaak moeilijk, ik moet er veel voor regelen.

� 4. zijn erg moeilijk, het lukt bijna nooit.

� 5. onmogelijk, ik kan niet zelf naar het consultatiebureau van mijn keuze gaan.

31. Wanneer zou u het liefst gaan naar het consultatiebureau? (KRUIS SLECHTS 1 VAKJE AAN)

� 1. in de voormiddag � 2. in de namiddag

� 3. ’s avonds � 4. de zaterdag

Page 135: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

134

32. Ik heb het liefst dat mijn bezoek aan het consultatiebureau: (KRUIS SLECHTS 1 VAKJE AAN )

� 1. op afspraak is � 2. niet op afspraak is 33. Zou u het handig vinden om enkele dagen voordien aan uw afspraak herinnerd te worden?(KRUIS SLECHTS 1 VAKJE AAN)

� 1. ja � 2. neen 34.a. Gebeurde het wel eens dat u niet aanwezig kon zijn op een afspraak in het consultatiebureau?(KRUIS SLECHTS 1 VAKJE AAN)

� 1. nooit � 2. heel uitzonderlijk

� 3. af en toe � 4. regelmatig

34.b. Zo ja, om welke redenen was dat? (U MAG MEERDERE VAKJES AANKRUISEN)

� 1. ik was het vergeten � 2. mijn kind was ziek � 3. ik had geen tijd

� 4. ik vond het niet nodig � 5. andere dingen hadden voorrang � 6. andere, namelijk: ……………………

34.c. Wat heeft u dan gedaan? (KRUIS SLECHTS 1 VAKJE AAN )

� 1. ik heb verwittigd � 2. niets 35. Ik vind het belangrijk dat de groeicurven van mijn kind worden opgevolgd door: (KRUIS SLECHTS 1 VAKJE AAN)

� 1. de arts van K&G � 2. de verpleegkundige van K&G

� 3. ik heb geen voorkeur voor de arts dan wel verpleegkundige, als het maar gebeurt

36. Ik vind het belangrijk dat mijn kind wordt gevaccineerd door: (KRUIS SLECHTS 1 VAKJE AAN)

� 1. de arts van K&G � 2. de verpleegkundige van K&G

� 3. ik heb geen voorkeur voor de arts dan wel verpleegkundige, als het maar gebeurt

37. Ik vind het belangrijk dat de ontwikkeling van mijn kind wordt opgevolgd door: (KRUIS SLECHTS 1 VAKJE AAN)

� 1. de arts van K&G � 2. de verpleegkundige van K&G

� 3. ik heb geen voorkeur voor de arts dan wel verpleegkundige, als het maar gebeurt

38. Bent u al eens doorverwezen door de verpleegkundige of de arts van K&G? (U MAG MEERDERE VAKJES AANKRUISEN)

� 1. Neen en ik vond dat ook niet nodig � 2. Neen, ondanks dat ik dit wel had gewild

Waarom? (NOTEER UW ANTWOORD ZO VOLLEDIG MOGELIJK)

………………………………………………… …………………………………………………

� 3. Ja, naar een geneesheer of specialist

� 4. Ja, naar het Inloopteam � 5. Ja, naar de bijzondere

jeugdzorg � 6. Ja, naar een vorm van

opvoedingsondersteuning � 7. Ja, naar: ……………

Page 136: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

135

39. In welke mate bent u het eens met volgende uitspraken? (VUL DEZE VRAAG IN INDIEN U IN DE VORIGE VRAAG BEVE STIGDE DAT U OOIT DOORVERWEZEN WERD DOOR DE VERPLEEGKUNDIGE OF ARTS V AN K&G – ANTWOORD 3, 4, 5, 6 OF 7 IN VRAAG 38)

1 Helemaal oneens

- -

2 oneens

-

3 noch oneens, noch

eens -/+

4 eens

+

5 Helemaal eens

++

(OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER LIJN – GA LIJN PER L IJN TE WERK) - - - -/+ + ++

1. Het was een hulp voor mij dat ik werd doorverwezen. 1 2 3 4 5

2. Ik voelde me afgewezen. 1 2 3 4 5

3. Ik ben nooit op die doorverwijzing ingegaan. 1 2 3 4 5

4. Men heeft mij goed uitgelegd waarom men mij doorverwees. 1 2 3 4 5

5. Men heeft mijn uitgelegd hoe die dienst werkt. 1 2 3 4 5

6. Men is met mij meegegaan naar die dienst. 1 2 3 4 5 40. Heeft u iets gemist in de dienstverlening van K&G?

� 1. Neen � 2. Ja Zo ja, wat? (NOTEER UW ANTWOORD ZO VOLLEDIG

MOGELIJK ) …………………………………………… …………………………………………………………

41. Heeft u bepaalde aspecten van de dienstverlening overbodig gevonden?

� 1. Neen � 2. Ja Zo ja, wat? (NOTEER UW ANTWOORD ZO VOLLEDIG

MOGELIJK ) …………………………………………… …………………………………………………………

Volgende vragen gaan over uw werksituatie. 42. Wat is het hoogst behaalde diploma van u en uw (eventuele) huidige partner? (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER KOLOM – GA KOLOM PER KOLOM TE WERK) Ik Partner

Lager onderwijs of geen diploma 1 1

Secundair onderwijs 2 2

Hogeschool/universiteit 3 3 Ander, namelijk…………………………………………….... .......................................................................................

4 4

Page 137: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

136

43. Wat is (of was) uw huidige (of laatst uitgeoefende) beroep en dat van uw (eventuele) huidige partner? (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER KOLOM – GA KOLOM PER KOLOM TE WERK) Ik Partner

Arbeider 1 1

Bediende of kader (privé of overheid) 2 2

Zelfstandige (of meewerkende echtgenote) 3 3

Vrij beroep 4 4 Geen beroep (huisvrouw/man, student(e)/opleiding, werkloos, ziek,…) 5 5

Andere, namelijk ……………………………………….. ………………………………………………………………; 6 6

44. Wat is momenteel uw werksituatie en deze van je (eventuele) huidige partner? (OMCIRKEL SLECHTS 1 CIJFER PER KOLOM – GA KOLOM PER KOLOM TE WERK) Ik Partner

Werkend

Voltijds werkend 1 1

Deeltijds werkend 2 2

Werk tijdelijk onderbroken omwille van

Zwangerschapsverlof 3 3

Ouderschapsverlof 4 4

Ziekteverlof 5 5

Loopbaanonderbreking 6 6

Verlof zonder wedde 7 7

Niet werkend

Werkloos 8 8

Op invaliditeit 9 9

Huisvrouw/huisman, student(e)/opleiding, … 10 10 Andere, namelijk ……………………………… ………………………………………………….. 11 11

45. Wat is uw maandelijks beschikbare gezins inkomen? (Hiermee bedoelen we de som van het netto arbeidsinkomen van beide partners, eventuele sociale uitkeringen (werkloosheid, loopbaanonderbreking/tijdskrediet, ziekte of invaliditeit, pensioen, brugpensioen, personen met een handicap), het kindergeld voor alle kinderen en de eventuele huuropbrengsten.) (KRUISSLECHTS 1 CIJFER AAN)

� 1. Minder dan 700 euro � 2. Van 700 tot 999 euro � 3. Van 1000 euro tot 1299 euro � 4. Van 1300 euro tot 1699 euro � 5. Van 1700 euro tot 2199 euro

� 6. Van 2200 euro tot 2699 euro � 7. Van 2700 euro tot 3199 euro � 8. Van 3200 euro tot 3699 euro � 9. Van 3700 euro tot 4999 euro � 10. 5000 euro of meer

Page 138: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

137

Volgende vragen polsen tot slot nog even naar uw er varingen met de dienstverlening van K&G. 46. Als u één ding zou veranderen aan de zorg die u tijdens de huisbezoeken of op het consultatiebureau van K&G kreeg, wat zou dat dan zijn? (NOTEER UW ANTWOORD ZO VOLLEDIG MOGELIJK ) ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 47. Heeft u nog andere opmerkingen of bedenkingen over de dienstverlening van K&G? (NOTEER UW ANTWOORD ZO VOLLEDIG MOGELIJK ) ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Hartelijk dank voor het invullen van de vragenlijst ! Indien u wenst deel te nemen aan de wedstrijd om één van de 20 cadeaucheques ter waarde van 150 euro te winnen, beantwoord dan onderstaande prijsvraag en vul uw adresgegevens in: Duid het ontbrekende woord in de slogan van K&G aan: Kind en Gezin kind is ………….

� 1. prins � 2. koning � 3. baas

Uw adresgegevens Naam:………………………………………………………………… Straat:………………………………………………………………………… nr: … Postcode: …………….Gemeente: ……………………………………… Duid aan met welke waardebon we u het meeste plezier kunnen doen:

� 1. Surprisecheque van Colruyt-groep (geldig in Colruyt, DreamLand en DreamBaby, Collishop, Bio-Planet, …)

� 2. Standaard Boekhandel � 3. Reischeque van de NMBS

Page 139: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

138

Bijlage 3: Face-to-face interview

Page 140: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

139

TNS DIMARSO

Square Riga 30 Versie : 1

BRUSSEL 1030 BRUXELLES

VRAGENLIJST

Referentie : JVra9836_F283_D

Tel: : +32 (0)2 215 19 30 - CAPI - Studienummer :F283

Fax : +32 (0)2 216 13 96 Datum : 08/01/2010

Vragenlijst: Wat verwachten gezinnen met jonge kinderen van Kind & Gezin? Datum interview: Beginuur interview: ... uur .... min Deze vragenlijst gaat over het kind *NAAM KIND BESTAND. Aangezien de vragenlijst tevens betrekking heeft op de dienstverlening van Kind & Gezin (K&G), vragen wij dat de ouder die tot nu toe het meest contact heeft gehad met K&G voor dit kind (huisbezoek, consult, vaccinaties) de vragenlijst zou beantwoorden. We beginnen met een aantal vragen over uw gezins- e n woonsituatie: *Vraag 1 Wie beantwoordt deze vragenlijst? 1: Moeder 2: Vader 3: Partner (indien niet moeder of vader) *Vraag 2 Wat is het geslacht van *NAAM KIND BESTAND? 1: Jongen 2: Meisje *Vraag 3 Wat is de geboortedatum van *NAAM KIND BESTAND? |__|/|__|/ 20|__| *Vraag 4 Is dit uw eerste kind? 1: Ja 2: Nee *Vraag 5 Wie behoort er vandaag allemaal tot uw gezin (uzelf, partner en kind inbegrepen)? Gelieve bij al uw kinderen ook de geboortedatum te vermelden. (ENQ: MEERDERE ANTWOORDEN MOGELIJK - NOTEER DE GEBOORTEDATUM VAN ELK KIND) 1: Moeder 2: Vader 3: Partner (indien niet moeder of vader) 4: Kind 1 (geboortedatum: |__|/|__|/ |____|)(ENQ. DIT IS HET KIND WAAROVER BEVRAAGD WORDT) 5: Kind 2 (geboortedatum: |__|/|__|/ |____|)

Page 141: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

140

6: Kind 3 (geboortedatum |__|/|__|/ |____|) 7: Kind 4 (geboortedatum: |__|/|__|/ |____|) 8: Kind 5 (geboortedatum: |__|/|__|/ |____|) 9: Kind 6 (geboortedatum: |__|/|__|/ |____|) 10: Grootouder 1 11: Grootouder 2 12: Grootouder 3 13: Grootouder 4 14: Andere (ENQ.: SPECIFICEREN) *Vraag 6 Wat is de postcode van de gemeente waar u woont? |____| *Vraag 7.1 Hoe ver woont uw moeder bij u vandaan? (ENQ: LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: minder dan 15 minuten 2: tussen 15 minuten en minder dan een half uur 3: tussen een half uur en minder dan een uur 4: tussen een uur en minder dan twee uur 5: twee uur of meer 6: overleden 9: *Vraag 7.2 Hoever woont uw vader bij u vandaan? (ENQ: LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: minder dan 15 minuten 2: tussen 15 minuten en minder dan een half uur 3: tussen een half uur en minder dan een uur 4: tussen een uur en minder dan twee uur 5: twee uur of meer 6: overleden 9: *FILT: STEL VRAAG 7.3 INDIEN DE RESPONDENT EEN PARTNER HEEFT (code 1 én 2 OF code 1 én 3 OF code 2 én 3 bij vraag 5) *Vraag 7.3 Hoever woont de moeder van uw partner bij u vandaan? (ENQ: LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: minder dan 15 minuten 2: tussen 15 minuten en minder dan een half uur 3: tussen een half uur en minder dan een uur 4: tussen een uur en minder dan twee uur 5: twee uur of meer 6: overleden 9: *FILT: STEL VRAAG 7.4 INDIEN DE RESPONDENT EEN PARTNER HEEFT (code 1 én 2 OF code 1 én 3 OF code 2 én 3 bij vraag 5) *Vraag 7.4 Hoe ver woont de vader van uw partner bij u vandaan?

Page 142: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

141

(ENQ: LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: minder dan 15 minuten 2: tussen 15 minuten en minder dan een half uur 3: tussen een half uur en minder dan een uur 4: tussen een uur en minder dan twee uur 5: twee uur of meer 6: overleden 9: Volgende vragen gaan over uw ervaringen met betrekk ing tot de zorg voor uw kind en de steunbronnen die u hierbij aanspreekt: *Vraag 8 Is er bij uw kind een probleem vastgesteld? 1: Neen 2: Ja 9: *FILTER: STEL VRAAG 8.1 INDIEN ER EEN PROBLEEM VAST GESTELD IS (CODE 2 OP Q8) *Vraag 8.1 Welk probleem werd vastgesteld? (ENQ: NIETS SUGGEREREN - DRING AAN - NOTEER LETTERLIJK) *FILTER: STEL VRAAG 8.2 INDIEN ER EEN PROBLEEM VAST GESTELD IS (CODE 2 OP Q8) *Vraag 8.2 Door wie is deze vaststelling het eerst gebeurd? (ENQ: NIETS SUGGEREREN - DRING AAN - NOTEER LETTERLIJK) *Vraag 9 Hoeveel uur brengt u gemiddeld tijdens een weekdag (van 7u ’s morgens tot 22u ’s avonds) alleen door met uw kind(eren), zonder uw (eventuele) huidige partner of andere volwassenen? (ENQ: NOTEER HET JUISTE AANTAL) |__| uur/dag: *Vraag 10 Kan u mij vertellen in welke mate u het eens bent met de volgende stellingen? U kan antwoorden met helemaal oneens, oneens, soms eens soms oneens, eens, helemaal eens. - Ik vind het lastig om alleen te zijn met mijn kind. - Ik heb voldoende tijd om samen met mijn kind te spelen. - Ik slaag erin huishoudelijke taken en/of mijn werk te combineren met de zorg voor mijn kind. - Ik ben tevreden over hoe ik de tijd met mijn kind doorbreng. - Ik voel de behoefte om vaker andere ouders van jonge kinderen te ontmoeten. In welke mate gaat u akkoord met: *ITEM? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Helemaal oneens 2: Oneens 3: Soms eens, soms oneens

4: Eens 5: Helemaal eens 9:

Page 143: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

142

*Vraag 11.a De zorg voor een kind bestaat uit verschillende aspecten en wordt ook beïnvloed door een aantal factoren. Kan u mij vertellen in welke mate u zich zorgen maakt over volgende zaken? U kan antwoorden met nooit, bijna nooit, soms, vaak, heel vaak. - het gewicht van uw kind - de groei van uw kind - de voeding van uw kind - het slaappatroon van uw kind - de taalontwikkeling van uw kind - de lichamelijke ontwikkeling van uw kind - de emotionele ontwikkeling van uw kind (hoe uw kind zich voelt) - het huilen van uw kind - de gezondheid van uw kind - het omgaan met ongewenst gedrag van uw kind - hoe u met uw kind moet omgaan - uw eigen gezondheid - uw financiële situatie - uw werksituatie - uw relatie - de buurt en het huis waarin u woont In welke mate maakt u zich zorgen over *ITEM? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Bijna nooit 3: Soms 4: Vaak 5: Heel vaak 9: *FILT: STEL VRAAG 11B VOOR ELKE FACTOR WAAROVER MEN ZICH OOIT ZORGEN MAAKT (code 2 tot 5 bij vraag 11a) *Vraag 11.b Kan u mij vertellen op welke persoon of dienst u beroep doet indien u zich over bepaalde zaken zorgen maakt? U vindt alle antwoordmogelijkheden terug op KAART 1.Gelieve deze kaart aandachtig te overlopen voor we aan deze vraag beginnen. (ENQ: TOON KAART 1 EN OVERLOOP DEZE SAMEN MET DE RESPONDENT) - het gewicht van uw kind - de groei van uw kind - de voeding van uw kind - het slaappatroon van uw kind - de taalontwikkeling van uw kind - de lichamelijke ontwikkeling van uw kind - de emotionele ontwikkeling van uw kind (hoe uw kind zich voelt) - het huilen van uw kind - de gezondheid van uw kind - het omgaan met ongewenst gedrag van uw kind - hoe u met uw kind moet omgaan - uw eigen gezondheid - uw financiële situatie - uw werksituatie

Page 144: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

143

- uw relatie - de buurt en het huis waarin u woont Als u zich zorgen maak over *ITEM, doet u een beroep op ... (ENQ: TOON KAART 1) (ENQ: INDIEN NODIG LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR – MEERDERE ANTWOORDEN MOGELIJK) 1: Partner 2: (Schoon)ouders 3: Familie 4: Vrienden 5: Buren 6: Collega’s 7: Personeel kinderdagverblijf of onthaalouder 8: Verpleegkundige K&G 9: Gezinsondersteuner K&G 10: Arts K&G 11: Inloopteam 12: Huisarts 13: Kinderarts 14: Ik kan bij niemand terecht 15: Ik heb dat niet nodig 99: *Vraag 12 Kan u mij vertellen hoe dikwijls u ouders van andere kinderen ontmoet op volgende plaatsen? U kan kiezen uit zelden of nooit, nu en dan, 1 keer per week, verschillende keren per week, elke dag. - bij u thuis of bij één van de andere ouders - in de straat, het park, op de markt of op andere publieke plaatsen - in de kinderopvang/aan de schoolpoort - in het consultatiebureau - in het inloopteam - ouderbijeenkomsten (Mammacafés, babymassage, …) - op het werk U ontmoet ouders van andere kinderen *ITEM (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Zelden of nooit 2: Nu en dan 3: 1 keer per week 4: Verschillende keren per week 5: Elke dag 9: *Vraag 13 Kan u mij voor een aantal personen of diensten vertellen in welke mate u in de betreffende situatie op hen kan rekenen? *FILT: STEL VRAAG 13a INDIEN DE RESPONDENT EEN PARTNER HEEFT (code 1 én 2 OF code 1 én 3 OF code 2 én 3 bij vraag 5)

Page 145: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

144

*Vraag 13a Uw partner: - praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). - emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …). - informatieve steun (informatie, advies, tips, …). Ik kan rekenen op mijn partner als ik nood heb aan *ITEM (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Bijna nooit 3: Soms 4: Vaak 5: Heel vaak 9: *Vraag 13b Uw ouders of de ouders van uw (eventuele) huidige partner (indien deze reeds overleden zijn, kan u antwoorden met ‘niet van toepassing’): - praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). - emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …)(*FILT: INDIEN NIET CODE 8 BIJ EERSTE ITEM) - informatieve steun (informatie, advies, tips, …).(*FILT: INDIEN NIET CODE 8 BIJ EERSTE ITEM) Ik kan rekenen op mijn ouders of schoonouders als ik nood heb aan *ITEM (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Bijna nooit 3: Soms 4: Vaak 5: Heel vaak 8: Niet van toepassing (*FILT: ENKEL TONEN BIJ EERSTE ITEM) 9: *Vraag 13c Andere familieleden - praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). - emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …). - informatieve steun (informatie, advies, tips, …). Ik kan rekenen op andere familieleden als ik nood heb aan *ITEM (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Bijna nooit 3: Soms 4: Vaak 5: Heel vaak 9:

Page 146: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

145

*Vraag 13d Vrienden - praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). - emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …). - informatieve steun (informatie, advies, tips, …). Ik kan rekenen op vrienden als ik nood heb aan *ITEM (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Bijna nooit 3: Soms 4: Vaak 5: Heel vaak 9: *Vraag 13e Buren - praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). - emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …). - informatieve steun (informatie, advies, tips, …). Ik kan rekenen op buren als ik nood heb aan *ITEM (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Bijna nooit 3: Soms 4: Vaak 5: Heel vaak 9: *Vraag 13f Collega’s (indien u geen collega’s heeft, kan u antwoorden met ‘niet van toepassing’). - praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). - emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …)(*FILT: INDIEN NIET CODE 8 BIJ EERSTE ITEM) - informatieve steun (informatie, advies, tips, …).(*FILT: INDIEN NIET CODE 8 BIJ EERSTE ITEM) Ik kan rekenen op collega’s als ik nood heb aan *ITEM (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Bijna nooit 3: Soms 4: Vaak 5: Heel vaak 8: Niet van toepassing (*FILT: ENKEL TONEN BIJ EERSTE ITEM) 9: *Vraag 13g

Page 147: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

146

Het personeel van het kinderdagverblijf of de onthaalouder (indien uw kind niet naar een kinderdagverblijf/onthaalouder gaat, kan u antwoorden met ‘niet van toepassing’) - praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). - emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …)(*FILT: INDIEN NIET CODE 8 BIJ EERSTE ITEM) - informatieve steun (informatie, advies, tips, …).(*FILT: INDIEN NIET CODE 8 BIJ EERSTE ITEM) Ik kan rekenen op het personeel van het kinderdagverblijf of op de onthaalouder als ik nood heb aan *ITEM (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Bijna nooit 3: Soms 4: Vaak 5: Heel vaak 8: Niet van toepassing (*FILT: ENKEL TONEN BIJ EERSTE ITEM) 9: *Vraag 13h De verpleegkundige van K&G - praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). - emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …). - informatieve steun (informatie, advies, tips, …). Ik kan rekenen op de verpleegkundige van K&G als ik nood heb aan *ITEM (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Bijna nooit 3: Soms 4: Vaak 5: Heel vaak 9: *Vraag 13i De gezinsondersteuner van K&G (indien u de gezinsondersteuner van K&G niet kent, kan u antwoorden met ‘ken ik niet’) - praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). - emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …)(*FILT: INDIEN NIET CODE 8 BIJ EERSTE ITEM) - informatieve steun (informatie, advies, tips, …).(*FILT: INDIEN NIET CODE 8 BIJ EERSTE ITEM) Ik kan rekenen op de gezinsondersteuner van K&G als ik nood heb aan *ITEM (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Bijna nooit 3: Soms 4: Vaak 5: Heel vaak 8: Ken ik niet (*FILT: ENKEL TONEN BIJ EERSTE ITEM) 9:

Page 148: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

147

*Vraag 13j De arts van K&G - praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). - emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …). - informatieve steun (informatie, advies, tips, …). Ik kan rekenen op de arts van K&G als ik nood heb aan *ITEM (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Bijna nooit 3: Soms 4: Vaak 5: Heel vaak 9: *Vraag 13k De K&G-lijn (indien u de K&G-lijn niet kent, kan u antwoorden met ‘ken ik niet’) - praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). - emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …)(*FILT: INDIEN NIET CODE 8 BIJ EERSTE ITEM) - informatieve steun (informatie, advies, tips, …).(*FILT: INDIEN NIET CODE 8 BIJ EERSTE ITEM) Ik kan rekenen op de K&G-lijnals ik nood heb aan *ITEM (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Bijna nooit 3: Soms 4: Vaak 5: Heel vaak 8: Ken ik niet (*FILT: ENKEL TONEN BIJ EERSTE ITEM) 9: *Vraag 13l Het inloopteam (indien u het inloopteam niet kent, kan u antwoorden met ‘ken ik niet’) - praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). - emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …)(*FILT: INDIEN NIET CODE 8 BIJ EERSTE ITEM) - informatieve steun (informatie, advies, tips, …).(*FILT: INDIEN NIET CODE 8 BIJ EERSTE ITEM) Ik kan rekenen op het inloopteam van K&G als ik nood heb aan *ITEM (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Bijna nooit 3: Soms 4: Vaak 5: Heel vaak 8: Ken ik niet (*FILT: ENKEL TONEN BIJ EERSTE ITEM) 9: *Vraag 13m

Page 149: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

148

Kraamhulp (indien u geen gebruik hebt gemaakt van kraamhulp, kan u antwoorden met ‘niet van toepassing’) - praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). - emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …)(*FILT: INDIEN NIET CODE 8 BIJ EERSTE ITEM) - informatieve steun (informatie, advies, tips, …).(*FILT: INDIEN NIET CODE 8 BIJ EERSTE ITEM) Ik kon rekenen op gezinshulp in de kraamperiode (kraamhulp)als ik nood had aan … (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Bijna nooit 3: Soms 4: Vaak 5: Heel vaak 8: Niet van toepassing (*FILT: ENKEL TONEN BIJ EERSTE ITEM) 9: *Vraag 13n De vroedvrouw (indien u geen gebruik hebt gemaakt een vroedvrouw, kan u antwoorden met ‘niet van toepassing’ - praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). - emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …)(*FILT: INDIEN NIET CODE 8 BIJ EERSTE ITEM) - informatieve steun (informatie, advies, tips, …).(*FILT: INDIEN NIET CODE 8 BIJ EERSTE ITEM) Ik kon rekenen op de vroedvrouwals ik nood had aan … (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Bijna nooit 3: Soms 4: Vaak 5: Heel vaak 8: Niet van toepassing (*FILT: ENKEL TONEN BIJ EERSTE ITEM) 9: *Vraag 13o De huisarts - praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). - emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …). - informatieve steun (informatie, advies, tips, …). Ik kan rekenen op mijn huisarts als ik nood heb aan *ITEM (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Bijna nooit 3: Soms 4: Vaak 5: Heel vaak 9:

Page 150: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

149

*Vraag 13p De kinderarts - praktische steun (hulp bij de zorg voor mijn kind, oppas, vervoer, …). - emotionele steun (een goed gesprek, een schouderklopje, …). - informatieve steun (informatie, advies, tips, …). Ik kan rekenen op de kinderarts als ik nood heb aan *ITEM (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Bijna nooit 3: Soms 4: Vaak 5: Heel vaak 9: *Vraag 14 Kan u mij vertellen in welke mate volgende mensen of diensten een bron van stress voor u betekenen of hebben betekend omwille van ongewenst advies, bemoeienissen met betrekking tot de zorg en de opvoeding van uw kind? Indien deze persoon niet tot uw netwerk behoort, reeds overleden is of indien u de dienstverlening niet kent, kan u antwoorden met ‘niet van toepassing’.U kan antwoorden met nooit, bijna nooit, soms, vaak of heel vaak. - uw partner (*FILT: INDIEN RESPONDENT EEN PARTNER HEEFT (code 1 én 2 OF code 1 én 3 OF code 2 én 3 bij vraag 5) - uw (schoon)ouders - andere familie - vrienden - buren - collega’s - de kinderopvang - de verpleegkundige van K&G - de gezinsondersteuner van K&G - de arts van K&G - de K&G-Lijn - het inloopteam - kraamhulp - de vroedvrouw - de huisarts - de kinderarts In welke mate betekent/betekenen *ITEM een bron van stress voor u? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Bijna nooit 3: Soms 4: Vaak 5: Heel vaak 8: Niet van toepassing 9: *Vraag 15

Page 151: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

150

Kan u mij vertellen hoe vaak u gebruik maakt van internetsites met betrekking tot de zorg en opvoeding van uw kind: U kan antwoorden met nooit, af en toe, enkele keren per maand, enkele keren per week, dagelijks. - informatieve sites uit interesse - informatieve sites in geval van problemen - discussiefora uit interesse - discussiefora om ervaringen te delen met andere ouders - discussiefora om in geval van onzekerheden of problemen raad aan andere ouders te kunnen vragen Hoe vaak maakt u gebruik van *ITEM ? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Af en toe 3: Enkele keren per maand 4: Enkele keren per week 5: Dagelijks 9: *Vraag 16 Kan u mij vertellen hoe vaak u gebruik maakt van volgende voorzieningen/diensten. U kan antwoorden met nooit, af en toe, enkele keren per maand, enkele keren per week, dagelijks.U kan ook antwoorden dat u de voorziening/dienst niet kent. - een kinderdagverblijf - een onthaalouder - het consultatiebureau van K&G - het inloopteam - een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning (CKG) - Ouderbijeenkomsten (Mammacafés, babymassage, informatieavonden voor jonge ouders) - de opvoedingswinkel - het spreekuur opvoedingsondersteuning - K&G-Lijn - de website van K&G - folders en brochures van K&G Hoe vaak maakt u gebruik van *ITEM ? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Af en toe 3: Enkele keren per maand 4: Enkele keren per week 5: Dagelijks 8: Ken ik niet 9: *Vraag 17 Blijft u soms met vragen over de zorg voor uw kind zitten, waar u het antwoord niet op vindt? 1: Neen 2: Ja

Page 152: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

151

9: *FILTER: INDIEN SOMS MET VRAGEN BLIJVEN ZITTEN (COD E 2 OP Q17) *Vraag 17a Met welke vragen blijft u dan zitten? (ENQ. NIETS SUGGEREREN - DRING AAN - NOTEER LETTERLIJK) De volgende vragen gaan over de dienstverlening van Kind en Gezin. *Vraag 18 Kan u mij vertellen in welke mate u volgende dienstverlening van K&G belangrijk vindt. U kan antwoorden met helemaal niet belangrijk, niet belangrijk, noch belangrijk - noch onbelangrijk, belangrijk of heel belangrijk. U kan ook antwoorden dat u de dienst niet kent. - info-avonden Kind op Komst - bezoek van de verpleegkundige van K&G na de bevalling in de kraamkliniek - de gehoortest - de vaccinaties - het wegen en meten - het huisbezoek door de verpleegkundige van K&G - het huisbezoek door de gezinsondersteuner van K&G - het consult bij de arts van K&G - het consult bij de verpleegkundige van K&G - de avondconsultatie - het spreekuur over opvoeding - de K&G-Lijn - de website van K&G - folders en brochures van K&G Hoe belangrijk vindt u *ITEM ? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Helemaal niet belangrijk 2: Niet belangrijk 3: Noch belangrijk, noch onbelangrijk 4: Belangrijk 5: Heel belangrijk 8: Ken ik niet 9: *Vraag 19 Kan u mij vertellen in welke mate u het eens bent met volgende uitspraken over de verpleegkundige van K&G? U kan antwoorden met helemaal oneens, oneens, noch eens noch oneens, eens, helemaal eens. Deze vraag gaat over wat u als ouder verwacht van de verpleegkundige van K&G (niet over hoe uw verpleegkundige werkelijk is). - deskundig is in medische en verpleegkundige zaken. - me tips kan geven over de zorg voor mijn kind (eten, slapen, huilen). - me tips kan geven over de omgang met mijn kind. - me kan geruststellen als ik me zorgen maak. - bevestigt dat het goed gaat. - efficiënt en ter zake is. - uitleg geeft bij de adviezen of onderzoeken. - een gezellig praatje met me maakt.

Page 153: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

152

- waar ik contact mee heb steeds dezelfde is. - voldoende tijd neemt om met mij te praten. - mij en mijn kind goed kent. - gemakkelijk bereikbaar is als ik haar nodig heb. - op een prettige manier omgaat met mijn kind. - mijn privé-leven respecteert. - mij persoonlijk en correct aanspreekt. Ik vind het belangrijk dat de verpleegkundige van K&G *ITEM. In welke mate bent u het hiermee eens? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Helemaal oneens 2: Oneens 3: Noch eens, noch oneens 4: Eens 5: Helemaal eens 9: *Vraag 20 Kan u mij vertellen in welke mate u het eens bent met volgende uitspraken over de arts van K&G. U kan antwoorden met helemaal oneens, oneens, noch eens noch oneens, eens, helemaal eens. Deze vraag gaat over wat u als ouder verwacht van de arts van K&G (niet over hoe uw arts werkelijk is). - deskundig is in medische zaken. - me tips kan geven over de zorg voor mijn kind (eten, slapen, huilen). - me tips kan geven over de omgang met mijn kind. - me kan geruststellen als ik me zorgen maak. - bevestigt dat het goed gaat. - efficiënt en ter zake is. - uitleg geeft bij de adviezen of onderzoeken. - een gezellig praatje met me maakt. - waar ik contact mee heb steeds dezelfde is. - voldoende tijd neemt om met mij te praten. - mij en mijn kind goed kent. - op een prettige manier omgaat met mijn kind. - mijn privé-leven respecteert. - mij persoonlijk en correct aanspreekt. Ik vind het belangrijk dat de arts van K&G *ITEM. In welke mate bent u het hiermee eens? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Helemaal oneens 2: Oneens 3: Noch eens, noch oneens 4: Eens 5: Helemaal eens 9: *Vraag 21 Kan u mij vertellen in welke mate u het eens bent met de volgende uitspraken over de wachtzaal van het consultatiebureau van K&G. U kan antwoorden met helemaal oneens, oneens, noch eens noch

Page 154: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

153

oneens, eens, helemaal eens. Deze vraag gaat over uw verwachtingen met betrekking tot de wachtzaal van het consultatiebureau van K&G (niet over hoe het werkelijk in deze wachtzaal is). - ik goed word ontvangen in de wachtzaal door de vrijwilligers (die ook instaan voor het meten en wegen). - de vrijwilligers vriendelijk en attent zijn. - ik niet lang hoef te wachten in de wachtzaal. - er wordt aangegeven hoe lang ik nog moet wachten. - het gezellig is in de wachtzaal. - ik met andere ouders kan praten in de wachtzaal. - mijn kind in de wachtzaal kan spelen met andere kinderen. - er speelgoed is voor mijn kind. - de wachtzaal goed is uitgerust om mijn kind te voeden of te verversen als dat nodig is. - de vrijwilligers mijn privé-leven respecteren - er folders en brochures beschikbaar zijn over ouderschap. - er folders en brochures beschikbaar zijn over andere onderwerpen buiten de zorg en opvoeding van mijn kind (evenementen in mijn buurt, sportverenigingen, vrijetijdsvoorzieningen, vorming en opleiding, gezondheid, …). Ik vind het belangrijk dat *ITEMIn welke mate bent u het hiermee eens? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Helemaal oneens 2: Oneens 3: Noch eens, noch oneens 4: Eens 5: Helemaal eens 9: *Vraag 22 Ik ga u nu een aantal uitspraken voorlezen. Kan u mij vertellen in welke mate u het hiermee eens bent? U kan antwoorden met helemaal oneens, oneens, noch eens noch oneens, eens, helemaal eens. - K&G is er vooral voor ouders met problemen. - K&G is er vooral voor kinderen met problemen. - K&G is er voor alle ouders en kinderen. - K&G is er voor de vaccinaties. - K&G is er voor het opvolgen van de groei (wegen en meten). - K&G is er voor de opvolging van de algemene groei en ontwikkeling. - K&G is er voor medische opvolging. - K&G is er voor hulp bij de opvoeding. - Ik vind het belangrijk dat het consult bij de arts en verpleegkundige van K&G gratis is. - Ik vind het jammer dat ik met mijn oudere kinderen niet naar K&G kan gaan. - Ik verwacht dat K&G initiatief neemt zodat mijn kind alle noodzakelijke preventieve onderzoeken, vaccinaties, testen krijgt. In welke mate bent u het eens met *ITEM ? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Helemaal oneens 2: Oneens 3: Noch eens, noch oneens

Page 155: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

154

4: Eens 5: Helemaal eens 9: *Vraag 23 De tijd tussen het verlaten van de kraamkliniek en het eerste huisbezoek van de verpleegkundige van K&G vond ik ... (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: te kort 2: goed 3: te lang 4: ik heb (nog) geen huisbezoek gehad 5: ik heb geen behoefte aan een huisbezoek 9: *Vraag 24 Het aantal huisbezoeken door de verpleegkundige van K&G vind ik ... (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: te weinig 2: voldoende 3: te veel 9: *Vraag 25 Het aantal bezoeken aan het consultatiebureau van K&G bij de arts en verpleegkundige vind ik ... (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: te weinig 2: voldoende 3: te veel 9: *Vraag 26 Wie gaat er meestal met het kind naar het consultatiebureau van K&G? (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: moeder 2: vader 3: samen 4: andere (ENQ: SPECIFIEER) 9: *Vraag 27 Hoe verplaatst u zich meestal naar het consultatiebureau? (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: te voet 2: met de fiets 3: met het openbaar vervoer (bus, tram) 4: met de wagen 5: iemand anders brengt u 9:

Page 156: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

155

*Vraag 28 Hoe ver is het consultatiebureau van uw woning gelegen? (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: een kwartier of minder 2: tussen een kwartier en een half uur 3: tussen een half uur en een uur 4: meer dan een uur 9: *Vraag 29 Wanneer gaat u meestal naar het consultatiebureau? (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: in de voormiddag 2: in de namiddag 3: ’s avonds 9: *Vraag 30 De uren van de afspraken in het consultatiebureau ... (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: zijn voor mij zeer gemakkelijk, het past mij bijna altijd. 2: zijn soms gemakkelijk, maar vragen wat aanpassingen van mij. 3: zijn vaak moeilijk, ik moet er veel voor regelen. 4: zijn erg moeilijk, het lukt bijna nooit. 5: zijn onmogelijk, ik kan niet zelf naar het consultatiebureau van mijn keuze gaan. 9: *Vraag 31 Wanneer zou u het liefst naar het consultatiebureau gaan? (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: in de voormiddag 2: in de namiddag 3: ’s avonds 4: de zaterdag 9: *Vraag 32 Ik heb het liefst dat mijn bezoek aan het consultatiebureau ... (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: op afspraak is 2: niet op afspraak is 9: *Vraag 33 Zou u het handig vinden om enkele dagen voordien aan uw afspraak herinnerd te worden? (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: ja 2: neen 9:

Page 157: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

156

*Vraag 34.a Gebeurde het wel eens dat u niet aanwezig kon zijn op een afspraak in het consultatiebureau? (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: nooit 2: heel uitzonderlijk 3: af en toe 4: regelmatig 9: *FILTER: STEL VRAAG 34.b INDIEN HET WEL EENS GEBEUR DE DAT DE RESPONDENT NIET AANWEZIG KON ZIJN OP EEN AFSPRAAK (CODE 2 OF 3 OF 4 OP Q34A) *Vraag 34.b Om welke redenen was dat? (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR – MEERDERE ANTWOORDEN MOGELIJK) 1: ik was het vergeten 2: mijn kind was ziek 3: ik had geen tijd 4: ik vond het niet nodig 5: andere dingen hadden voorrang 6: andere, namelijk: …………………… (ENQ: SPECIFIEER) *FILTER: STEL VRAAG 34.c INDIEN HET WEL EENS GEBEUR DE DAT DE RESPONDENT NIET AANWEZIG KON ZIJN OP EEN AFSPRAAK (CODE 2 OF 3 OF 4 OP Q34A) *Vraag 34.c Wat heeft u dan gedaan? (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: ik heb verwittigd 2: niets 9: *Vraag 35 Ik vind het belangrijk dat de groeicurven van mijn kind worden opgevolgd door ... (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: de arts van K&G 2: de verpleegkundige van K&G 3: ik heb geen voorkeur voor de arts dan wel verpleegkundige, als het maar gebeurt 9: *Vraag 36 Ik vind het belangrijk dat mijn kind wordt gevaccineerd door ... (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: de arts van K&G 2: de verpleegkundige van K&G 3: ik heb geen voorkeur voor de arts dan wel verpleegkundige, als het maar gebeurt 9: *Vraag 37 Ik vind het belangrijk dat de ontwikkeling van mijn kind wordt opgevolgd door ... (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK)

Page 158: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

157

1: de arts van K&G 2: de verpleegkundige van K&G 3: ik heb geen voorkeur voor de arts dan wel verpleegkundige, als het maar gebeurt 9: *PROG: ANTWOORDCODES 1&2 PROGRAMMEREN ALS SINGLE *Vraag 38 Bent u al eens doorverwezen door de verpleegkundige of de arts van K&G? (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR – MEERDERE ANTWOORDEN MOGELIJK) 1: Neen en ik vond dat ook niet nodig 2: Neen, ondanks dat ik dit wel had gewild 3: Ja, naar een geneesheer of specialist 4: Ja, naar het Inloopteam 5: Ja, naar de bijzondere jeugdzorg 6: Ja, naar een vorm van opvoedingsondersteuning 7: Ja, naar ergens anders (ENQ. SPECIFIEER) 9: *FILTER: STEL VRAAG 38.b INDIEN NEE, ONDANKS WEL GE WILD (CODE 2 IN Q38) *Vraag 38.b Waarom had u wel doorverwezen willen worden? (ENQ. NIETS SUGGEREREN - DRING AAN - NOTEER LETTERLIJK) *FILTER: STEL VRAAG 39 INDIEN VRAAG 38 BEVESTIGDE D AT OOIT DOORVERWEZEN WERD DOOR VERPLEEGKUNDIGE OF ARTS (CODE 3, 4, 5, 6 OF 7 IN Q38) *Vraag 39 Ik ga u nu een aantal uitspraken voorlezen. Kan u mij vertellen in welke mate u het hiermee eens bent. U kan antwoorden met helemaal oneens, oneens, noch eens noch oneens, eens, helemaal eens. - Het was een hulp voor mij dat ik werd doorverwezen. - Ik voelde me afgewezen. - Ik ben nooit op die doorverwijzing ingegaan. - Men heeft mij goed uitgelegd waarom men mij doorverwees. - Men heeft mijn uitgelegd hoe die dienst werkt. - Men is met mij meegegaan naar die dienst. In welke mate bent u het eens met *ITEM ? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Helemaal oneens 2: Oneens 3: Noch eens, noch oneens 4: Eens 5: Helemaal eens 9: *Vraag 40 Heeft u iets gemist in de dienstverlening van Kind en Gezin? 1: Neen 2: Ja 9:

Page 159: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

158

*FILTER: STEL VRAAG 40.b INDIEN IETS GEMIST IN DE D IENSTVERLENING (CODE 2 IN Q40) *Vraag 40.b Wat heeft u gemist in de dienstverlening? (ENQ. NIETS SUGGEREREN - DRING AAN - NOTEER LETTERLIJK) *Vraag 41: Heeft u bepaalde aspecten van de dienstverlening overbodig gevonden? 1: Neen 2: Ja 9: *FILTER: STEL VRAAG 41.b INDIEN IETS OVERBODIG GEVO NDEN (CODE 2 IN Q41) *Vraag 41b Wat heeft u overbodig gevonden in de dienstverlening? (ENQ. NIETS SUGGEREREN - DRING AAN - NOTEER LETTERLIJK) De volgende vragen gaan over uw werksituatie. *Vraag 42 Wat is het hoogste diploma dat u behaalde? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Lager onderwijs of geen diploma 2: Secundair onderwijs 3: Hogeschool of universiteit 4: Andere (ENQ: SPECIFIEER) 9: *FILT: STEL VRAAG 42B INDIEN DE RESPONDENT EEN PARTNER HEEFT (code 1 én 2 OF code 1 én 3 OF code 2 én 3 bij vraag 5) *Vraag 42b Wat is het hoogste diploma dat uwhuidige partner behaalde? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Lager onderwijs of geen diploma 2: Secundair onderwijs 3: Hogeschool of universiteit 4: Andere (ENQ: SPECIFIEER) 9: *Vraag 43 Wat is (of was) uw huidige (of laatst uitgeoefende) beroep? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Arbeider 2: Bediende of kader (privé of overheid) 3: Zelfstandige (of meewerkende echtgeno(o)t(e)) 4: Vrij beroep 5: Geen beroep (huisvrouw/man, student(e)/opleiding, werkloos, ziek, ...) 6: Andere (ENQ SPECIFIEER) 9:

Page 160: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

159

*FILT: STEL VRAAG 43B INDIEN DE RESPONDENT EEN PARTNER HEEFT (code 1 én 2 OF code 1 én 3 OF code 2 én 3 bij vraag 5) *Vraag 43b Wat is (of was) het huidige (of laatst uitgeoefende) beroep van uw partner? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Arbeider 2: Bediende of kader (privé of overheid) 3: Zelfstandige (of meewerkende echtgeno(o)t(e)) 4: Vrij beroep 5: Geen beroep (huisvrouw/man, student(e)/opleiding, werkloos, ziek, ...) 6: Andere (ENQ SPECIFIEER) 9: *Vraag 44 Wat is momenteel uw werksituatie? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) Werkend 1: Voltijds werkend 2: Deeltijds werkend Werk tijdelijk onderbroken omwille van 3: Zwangerschapsverlof 4: Ouderschapsverlof 5: Ziekteverlof 6: Loopbaanonderbreking 7: Verlof zonder wedde Niet werkend 8: Werkloos 9: Op invaliditeit 10: Huisvrouw/huisman, student(e)/opleiding, … 11: Andere (ENQ: SPECIFIEER) 99: *FILT: STEL VRAAG 44B INDIEN DE RESPONDENT EEN PART NER HEEFT (code 1 én 2 OF code 1 én 3 OF code 2 én 3 bij vraag 5) *Vraag 44b Wat is momenteel de werksituatie van uw partner? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) Werkend 1: Voltijds werkend 2: Deeltijds werkend Werk tijdelijk onderbroken omwille van 3: Zwangerschapsverlof 4: Ouderschapsverlof 5: Ziekteverlof 6: Loopbaanonderbreking 7: Verlof zonder wedde Niet werkend 8: Werkloos 9: Op invaliditeit

Page 161: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

160

10: Huisvrouw/huisman, student(e)/opleiding, … 11: Andere (ENQ: SPECIFIEER) 99: *Vraag 45 Wat is uw maandelijks beschikbare gezinsinkomen ? (Hiermee bedoelen we de som van het netto arbeidsinkomen van beide partners, eventuele sociale uitkeringen (werkloosheid, loopbaanonderbreking/tijdskrediet, ziekte of invaliditeit, pensioen, brugpensioen, personen met een handicap), het kindergeld voor alle kinderen en de eventuele huuropbrengsten.) (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Minder dan 700 euro 2: Van 700 tot 999 euro 3: Van 1000 euro tot 1299 euro 4: Van 1300 euro tot 1699 euro 5: Van 1700 euro tot 2199 euro 6: Van 2200 euro tot 2699 euro 7: Van 2700 euro tot 3199 euro 8: Van 3200 euro tot 3699 euro 9: Van 3700 euro tot 4999 euro 10: 5000 euro of meer 99: De volgende vragen polsen tot slot nog even naar uw ervaringen met de dienstverlening van K&G. *Vraag 50 Als u één ding zou veranderen aan de zorg die u tijdens de huisbezoeken of op het consultatiebureau van Kind & Gezin kreeg, wat zou dat dan zijn? (ENQ. NIETS SUGGEREREN - DRING AAN - NOTEER LETTERLIJK) *Vraag 51 Heeft u nog andere opmerkingen of bedenkingen over de dienstverlening van Kind & Gezin? (ENQ. NIETS SUGGEREREN - DRING AAN - NOTEER LETTERLIJK) Hartelijk dank voor het invullen van de vragenlijst ! *Prijsvraag Indien u wenst deel te nemen aan de wedstrijd om één van de 20 cadeaucheques ter waarde van 150 euro te winnen, beantwoord dan onderstaande prijsvraag en vul uw adresgegevens in: Duid het ontbrekende woord in de slogan van K&G aan: Kind en Gezin kind is …………. 1:prins 2: koning 3: baas Uw adresgegevens Naam:………………………………………………………………… Straat:………………………………………………………………………… nr: … Postcode: …………….Gemeente: ……………………………………… Duid aan met welke waardebon we u het meeste plezier kunnen doen: 1: Surprisecheque van Colruyt-groep (geldig in Colruyt, DreamLand en DreamBaby, Collishop, Bio-Planet, …) 2: Standaard Boekhandel

Page 162: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

161

3: Reischeque van de NMBS Einduur interview: ... uur .... min

Page 163: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

162

Bijlage 4: Telefonische vragenlijst

Page 164: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

163

TNS DIMARSO

Square Riga 30 Versie : 1

BRUSSEL 1030 BRUXELLES

VRAGENLIJST

Referentie : JVra9836_F283_D

Tel: : +32 (0)2 215 19 30 - CAPI - Studienummer :F283

Fax : +32 (0)2 216 13 96 Datum : 08/01/2010

Vragenlijst: Wat verwachten gezinnen met jonge kinderen van Kind & Gezin? Deze vragenlijst gaat over het kind *NAAM KIND BESTAND. Aangezien de vragenlijst tevens betrekking heeft op de dienstverlening van Kind & Gezin (K&G), vragen wij dat de ouder die tot nu toe het meest contact heeft gehad met K&G voor dit kind (huisbezoek, consult, vaccinaties) de vragen zou beantwoorden. *Vraag 1 Wie vult deze vragenlijst in? 1: Moeder 2: Vader 3: Partner (indien niet moeder of vader) *Vraag 8 Is er bij uw kind een probleem vastgesteld? 1: Neen 2: Ja 9: *FILTER: STEL VRAAG 8.1 INDIEN ER EEN PROBLEEM VAST GESTELD IS (CODE 2 OP Q8) *Vraag 8.1 Welk probleem werd vastgesteld? (ENQ: NIETS SUGGEREREN - DRING AAN - NOTEER LETTERLIJK) *FILTER: STEL VRAAG 8.2 INDIEN ER EEN PROBLEEM VAST GESTELD IS (CODE 2 OP Q8) *Vraag 8.2 Door wie is deze vaststelling het eerst gebeurd? (ENQ: NIETS SUGGEREREN - DRING AAN - NOTEER LETTERLIJK) *Vraag 11.a De zorg voor een kind bestaat uit verschillende aspecten en wordt ook beïnvloed door een aantal factoren. Kan u mij vertellen in welke mate u zich zorgen maakt over volgende zaken? U kan antwoorden met nooit, bijna nooit, soms, vaak, heel vaak. - het gewicht van uw kind - de groei van uw kind - de voeding van uw kind - het slaappatroon van uw kind - de taalontwikkeling van uw kind - de lichamelijke ontwikkeling van uw kind

Page 165: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

164

- de emotionele ontwikkeling van uw kind (hoe uw kind zich voelt) - het huilen van uw kind - de gezondheid van uw kind - het omgaan met ongewenst gedrag van uw kind - hoe u met uw kind moet omgaan - uw eigen gezondheid - uw financiële situatie - uw werksituatie - uw relatie - de buurt en het huis waarin u woont In welke mate maakt u zich zorgen over *ITEM? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Nooit 2: Bijna nooit 3: Soms 4: Vaak 5: Heel vaak 9: De volgende vragen gaan over de dienstverlening van Kind en Gezin. *Vraag 18 Kan u mij vertellen in welke mate u volgende dienstverlening van K&G belangrijk vindt. U kan antwoorden met helemaal niet belangrijk, niet belangrijk, noch belangrijk - noch onbelangrijk, belangrijk of heel belangrijk. U kan ook antwoorden dat u de dienst niet kent. - info-avonden Kind op Komst - bezoek van de verpleegkundige van K&G na de bevalling in de kraamkliniek - de gehoortest - de vaccinaties - het wegen en meten - het huisbezoek door de verpleegkundige van K&G - het huisbezoek door de gezinsondersteuner van K&G - het consult bij de arts van K&G - het consult bij de verpleegkundige van K&G - de avondconsultatie - het spreekuur over opvoeding - de K&G-Lijn - de website van K&G - folders en brochures van K&G Hoe belangrijk vindt u *ITEM ? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Helemaal niet belangrijk 2: Niet belangrijk 3: Noch belangrijk, noch onbelangrijk

4: Belangrijk

Page 166: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

165

5: Heel belangrijk 8: Ken ik niet 9: *Vraag 19 Kan u mij vertellen in welke mate u het eens bent met volgende uitspraken over de verpleegkundige van K&G ? U kan antwoorden met helemaal oneens, oneens, noch eens noch oneens, eens, helemaal eens. Deze vraag gaat over wat u als ouder verwacht van de verpleegkundige van K&G (niet over hoe uw verpleegkundige werkelijk is). - deskundig is in medische en verpleegkundige zaken. - me tips kan geven over de zorg voor mijn kind (eten, slapen, huilen). - me tips kan geven over de omgang met mijn kind. - me kan geruststellen als ik me zorgen maak. - bevestigt dat het goed gaat. - efficiënt en ter zake is. - uitleg geeft bij de adviezen of onderzoeken. - een gezellig praatje met me maakt. - waar ik contact mee heb steeds dezelfde is. - voldoende tijd neemt om met mij te praten. - mij en mijn kind goed kent. - gemakkelijk bereikbaar is als ik haar nodig heb. - op een prettige manier omgaat met mijn kind. - mijn privé-leven respecteert. - mij persoonlijk en correct aanspreekt. Ik vind het belangrijk dat de verpleegkundige van K&G *ITEM. In welke mate bent u het hiermee eens? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Helemaal oneens 2: Oneens 3: Noch eens, noch oneens 4: Eens 5: Helemaal eens 9: *Vraag 20 Kan u mij vertellen in welke mate u het eens bent met volgende uitspraken over de arts van K&G . U kan antwoorden met helemaal oneens, oneens, noch eens noch oneens, eens, helemaal eens. Deze vraag gaat over wat u als ouder verwacht van de arts van K&G (niet over hoe uw arts werkelijk is). - deskundig is in medische zaken. - me tips kan geven over de zorg voor mijn kind (eten, slapen, huilen). - me tips kan geven over de omgang met mijn kind. - me kan geruststellen als ik me zorgen maak. - bevestigt dat het goed gaat. - efficiënt en ter zake is. - uitleg geeft bij de adviezen of onderzoeken. - een gezellig praatje met me maakt. - waar ik contact mee heb steeds dezelfde is. - voldoende tijd neemt om met mij te praten. - mij en mijn kind goed kent. - op een prettige manier omgaat met mijn kind. - mijn privé-leven respecteert. - mij persoonlijk en correct aanspreekt.

Page 167: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

166

Ik vind het belangrijk dat de arts van K&G *ITEM. In welke mate bent u het hiermee eens? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Helemaal oneens 2: Oneens 3: Noch eens, noch oneens 4: Eens 5: Helemaal eens 9: *Vraag 21 Kan u mij vertellen in welke mate u het eens bent met de volgende uitspraken over de wachtzaal van het consultatiebureau van K&G . U kan antwoorden met helemaal oneens, oneens, noch eens noch oneens, eens, helemaal eens. Deze vraag gaat over uw verwachtingen met betrekking tot de wachtzaal van het consultatiebureau van K&G (niet over hoe het werkelijk in deze wachtzaal is). - ik goed word ontvangen in de wachtzaal door de vrijwilligers (die ook instaan voor het meten en wegen). - de vrijwilligers vriendelijk en attent zijn. - ik niet lang hoef te wachten in de wachtzaal. - er wordt aangegeven hoe lang ik nog moet wachten. - het gezellig is in de wachtzaal. - ik met andere ouders kan praten in de wachtzaal. - mijn kind in de wachtzaal kan spelen met andere kinderen. - er speelgoed is voor mijn kind. - de wachtzaal goed is uitgerust om mijn kind te voeden of te verversen als dat nodig is. - de vrijwilligers mijn privé-leven respecteren - er folders en brochures beschikbaar zijn over ouderschap. - er folders en brochures beschikbaar zijn over andere onderwerpen buiten de zorg en opvoeding van mijn kind (evenementen in mijn buurt, sportverenigingen, vrijetijdsvoorzieningen, vorming en opleiding, gezondheid, …). Ik vind het belangrijk dat *ITEMIn welke mate bent u het hiermee eens? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Helemaal oneens 2: Oneens 3: Noch eens, noch oneens 4: Eens 5: Helemaal eens 9: *Vraag 22 Ik ga u nu een aantal uitspraken voorlezen. Kan u mij vertellen in welke mate u het hiermee eens bent? U kan antwoorden met helemaal oneens, oneens, noch eens noch oneens, eens, helemaal eens. - K&G is er vooral voor ouders met problemen. - K&G is er vooral voor kinderen met problemen. - K&G is er voor alle ouders en kinderen. - K&G is er voor de vaccinaties. - K&G is er voor het opvolgen van de groei (wegen en meten). - K&G is er voor de opvolging van de algemene groei en ontwikkeling. - K&G is er voor medische opvolging.

Page 168: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

167

- K&G is er voor hulp bij de opvoeding. - Ik vind het belangrijk dat het consult bij de arts en verpleegkundige van K&G gratis is. - Ik vind het jammer dat ik met mijn oudere kinderen niet naar K&G kan gaan. - Ik verwacht dat K&G initiatief neemt zodat mijn kind alle noodzakelijke preventieve onderzoeken, vaccinaties, testen krijgt. In welke mate bent u het eens met *ITEM ? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - HERHAAL DE SCHAAL INDIEN NODIG - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Helemaal oneens 2: Oneens 3: Noch eens, noch oneens 4: Eens 5: Helemaal eens 9: *Vraag 23 De tijd tussen het verlaten van de kraamkliniek en het eerste huisbezoek van de verpleegkundige van K&G vond ik ... (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: te kort 2: goed 3: te lang 4: ik heb (nog) geen huisbezoek gehad 5: ik heb geen behoefte aan een huisbezoek 9: *Vraag 24 Het aantal huisbezoeken door de verpleegkundige van K&G vind ik ... (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: te weinig 2: voldoende 3: te veel 9: *Vraag 25 Het aantal bezoeken aan het consultatiebureau van K&G bij de arts en verpleegkundige vind ik ... (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: te weinig 2: voldoende 3: te veel 9: *Vraag 29 Wanneer gaat u meestal naar het consultatiebureau? (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: in de voormiddag 2: in de namiddag 3: ’s avonds

Page 169: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

168

9: *Vraag 30 De uren van de afspraken in het consultatiebureau ... (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: zijn voor mij zeer gemakkelijk, het past mij bijna altijd. 2: zijn soms gemakkelijk, maar vragen wat aanpassingen van mij. 3: zijn vaak moeilijk, ik moet er veel voor regelen. 4: zijn erg moeilijk, het lukt bijna nooit. 5: zijn onmogelijk, ik kan niet zelf naar het consultatiebureau van mijn keuze gaan. 9: *Vraag 31 Wanneer zou u het liefst naar het consultatiebureau gaan? (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: in de voormiddag 2: in de namiddag 3: ’s avonds 4: de zaterdag 9: *Vraag 35 Ik vind het belangrijk dat de groeicurven van mijn kind worden opgevolgd door ... (ENQ. LEES ALLE ANTWOORDMOGELIJKHEDEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: de arts van K&G 2: de verpleegkundige van K&G 3: ik heb geen voorkeur voor de arts dan wel verpleegkundige, als het maar gebeurt 9: De volgende vragen gaan over uw werksituatie. *Vraag 42 Wat is het hoogste diploma dat u behaalde? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Lager onderwijs of geen diploma 2: Secundair onderwijs 3: Hogeschool of universiteit 4: Andere (ENQ: SPECIFIEER) 9: *Vraag 42b Wat is het hoogste diploma dat uw(eventuele) huidige partner behaalde? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) 1: Lager onderwijs of geen diploma 2: Secundair onderwijs 3: Hogeschool of universiteit 4: Andere (ENQ: SPECIFIEER) 8: Niet van toepassing 9:

Page 170: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

169

*Vraag 44 Wat is momenteel uw werksituatie? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) Werkend 1: Voltijds werkend 2: Deeltijds werkend Werk tijdelijk onderbroken omwille van 3: Zwangerschapsverlof 4: Ouderschapsverlof 5: Ziekteverlof 6: Loopbaanonderbreking 7: Verlof zonder wedde Niet werkend 8: Werkloos 9: Op invaliditeit 10: Huisvrouw/huisman, student(e)/opleiding, … 11: Andere (ENQ: SPECIFIEER) 99: *Vraag 44b Wat is momenteel de werksituatie van uw (eventuele) partner? (ENQ: LEES EEN VOOR EEN VOOR - 1 ENKEL ANTWOORD MOGELIJK) Werkend 1: Voltijds werkend 2: Deeltijds werkend Werk tijdelijk onderbroken omwille van 3: Zwangerschapsverlof 4: Ouderschapsverlof 5: Ziekteverlof 6: Loopbaanonderbreking 7: Verlof zonder wedde Niet werkend 8: Werkloos 9: Op invaliditeit 10: Huisvrouw/huisman, student(e)/opleiding, … 11: Andere (ENQ: SPECIFIEER) 98: Niet van toepassing 99: *Vraag 50 Als u één ding zou veranderen aan de zorg die u tijdens de huisbezoeken of op het consultatiebureau van Kind & Gezin kreeg, wat zou dat dan zijn? (ENQ. NIETS SUGGEREREN - DRING AAN - NOTEER LETTERLIJK) Hartelijk dank voor het invullen van de vragenlijst !

Page 171: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

170

Bijlage 5: Introductiebrief postale vragenlijst

Beste ouder,

De zorg voor uw kind is, voor u als ouder, een belangrijke uitdaging waar u zich dagelijks intens voor inzet. Kind en Gezin wil u hierin zo goed mogelijk ondersteunen. Daarom gebeurt er regelmatig onderzoek naar de dienstverlening van Kind & Gezin. Wij willen dan ook graag uw medewerking vragen, door het invullen van deze vragenlijst. Deze vragenlijst maakt deel uit van een onderzoek naar welke bezorgdheden ouders hebben en naar wat zij verwachten van de dienstverlening van Kind en Gezin. Het onderzoek gebeurt door de Vakgroep Sociale Agogiek van de Universiteit Gent. Ruim 3000 andere ouders hebben ook een vragenlijst ontvangen. Op die manier willen we te weten komen wat uw ervaringen en uw verwachtingen zijn, zodat het beleid hier rekening mee kan houden.

We verwerken alle vragenlijsten volledig naamloos en geven enkel deze anonieme verwerking door aan Kind & Gezin. U zult een overzicht van de resultaten van deze bevraging kunnen inzien op de website van Kind & Gezin in het najaar van 2010 (http://www.kindengezin.be/home_ouder.jsp). Bovendien zullen de resultaten van het onderzoek ook bekend gemaakt worden via de media.

Indien u de vragenlijst volledig ingevuld terugstuurt en de prijsvraag juist beantwoordt, kan u één van de 20 cadeaucheques ter waarde van 150 euro winnen, die u kan inruilen bij Colruyt-groep (onder andere DreamLand en DreamBaby), Standaard Boekhandel of NMBS (bijvoorbeeld B-dagtrip). Vergeet dan echter niet de prijsvraag te beantwoorden en uw adresgegevens op het einde van de vragenlijst aan te vullen!

Het invullen van de vragenlijst neemt ongeveer 30 minuten van uw tijd in beslag.

Gelieve deze ingevulde vragenlijst terug te sturen vóór 20 januari 2010 met de hierbij ingesloten enveloppe. Deze enveloppe is reeds gefrankeerd, u hoeft er dus geen postzegel meer op te plakken.

Met verdere vragen over dit onderzoek kan u tijdens de kantooruren steeds contact opnemen met Sarah Crampe (09/264.62.90).

Wij danken u alvast voor uw medewerking aan dit onderzoek, dat zal bijdragen tot een zo goed mogelijke dienstverlening aan ouders van jonge kinderen.

Met vriendelijke groeten,

Michel Vandenbroeck

Sarah Crampe

Lieve Bradt

Page 172: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

171

Bijlage 6: Reminder postale vragenlijst

Beste ouder,

De zorg voor uw kind is, voor u als ouder, een belangrijke uitdaging waar u zich dagelijks intens voor inzet. Kind en Gezin wil u hierin zo goed mogelijk ondersteunen. Daarom gebeurt er regelmatig onderzoek naar de dienstverlening van Kind & Gezin. Wij willen dan ook graag uw medewerking vragen, door het invullen van deze vragenlijst. Deze vragenlijst maakt deel uit van een onderzoek naar welke bezorgdheden ouders hebben en naar wat zij verwachten van de dienstverlening van Kind en Gezin. Het onderzoek gebeurt door de Vakgroep Sociale Agogiek van de Universiteit Gent. Ruim 3000 andere ouders hebben ook een vragenlijst ontvangen. Op die manier willen we te weten komen wat uw ervaringen en uw verwachtingen zijn, zodat het beleid hier rekening mee kan houden.

We stuurden u een brief en vragenlijst eerder in januari, maar ontvingen uw ingevulde vragenlijst nog niet.Wij hopen dat u alsnog uw medewerking verleent aan dit belangrijke onderzoek.Indien u uw vragenlijst reeds ingevuld en verstuurd hebt, dan hoeft u deze uiteraard niet nogmaals in te vullen en op te sturen.

We verwerken alle vragenlijsten volledig naamloos en geven enkel deze anonieme verwerking door aan Kind & Gezin. U zult een overzicht van de resultaten van deze bevraging kunnen inzien op de website van Kind & Gezin in het najaar van 2010 (www.kindengezin.be). Bovendien zullen de resultaten van het onderzoek ook bekend gemaakt worden via de media.

Indien u de vragenlijst volledig ingevuld terugstuurt en de prijsvraag juist beantwoordt, kan u één van de 20 cadeaucheques ter waarde van 150 euro winnen, die u kan inruilen bij Colruyt-groep (onder andere DreamLand en DreamBaby), Standaard Boekhandel of NMBS (bijvoorbeeld B-dagtrip). Vergeet dan echter niet de prijsvraag te beantwoorden en uw adresgegevens op het einde van de vragenlijst aan te vullen!

Het invullen van de vragenlijst neemt ongeveer 30 minuten van uw tijd in beslag.

Gelieve deze ingevulde vragenlijst terug te sturen vóór 15 februari 2010 met de hierbij ingesloten enveloppe.U zal ook zien dat op deze enveloppe een “DA code” staat en de postcode 1030, deze informatie volstaat om uw vragenlijst aan ons te bezorgen. U hoeft er ook geen postzegel op te plakken.

Met verdere vragen over dit onderzoek kan u tijdens de kantooruren steeds contact opnemen met Sarah Crampe (09/264.62.90).

Wij danken u alvast voor uw medewerking aan dit onderzoek, dat zal bijdragen tot een zo goed mogelijke dienstverlening aan ouders van jonge kinderen.

Met vriendelijke groeten,

Michel Vandenbroeck Sarah Crampe Lieve Bradt

Page 173: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

172

Bijlage 7: Introductiebrief face-to-face interviews

Aan de ouders van …………………

…………………………………………

…………………………………………

Beste ouder,

De zorg voor uw kind is, voor u als ouder, een belangrijke uitdaging waar u zich dagelijks intens voor inzet. Kind en Gezin wil u hierin zo goed mogelijk ondersteunen. Daarom gebeurt er regelmatig onderzoek naar de dienstverlening van Kind & Gezin. Via deze brief willen wij dan ook graag uw medewerking vragen aan een nieuw onderzoek. Hiervoor zal in de loop van de komende weken een interviewer van TNS Dimarso bij u langskomen voor het afnemen van een vragenlijst. Deze vragenlijst werd in opdracht van Kind & Gezin door de Vakgroep Sociale Agogiek van de Universiteit Gent opgesteld. Ruim 500 andere ouders zullen net als u deze brief ontvangen. Op die manier willen we uw ervaringen en uw verwachtingen ten aanzien van de dienstverlening van Kind en Gezin te weten komen zodat het beleid hier rekening mee kan houden.

We verwerken alle vragenlijsten volledig naamloos en geven enkel deze anonieme verwerking door aan Kind & Gezin. Uw deelname is vanzelfsprekend vrijwillig. Het spreekt echter ook voor zich dat ieders persoonlijke mening belangrijk is in dit onderzoek, dus uiteraard ook de uwe. Door mee te werken helpt u Kind & Gezin haar beleid beter op u, de ouders, af te stemmen. U zult een overzicht van de resultaten van deze bevraging kunnen inzien op de website van Kind & Gezin in het najaar van 2010 (www.kindengezin.be). Bovendien zullen de resultaten van het onderzoek ook bekend gemaakt worden via de media.

Indien u deelneemt aan het onderzoek en de prijsvraag juist beantwoordt, kan u één van de 20 cadeaucheques ter waarde van 150 euro winnen, die u kan inruilen bij Colruyt-groep (onder andere DreamLand en DreamBaby), Standaard Boekhandel of NMBS (bijvoorbeeld B-dagtrip).

Het invullen van de vragenlijst zal ongeveer 30 minuten duren.

Met verdere vragen over dit onderzoek kan u tijdens de kantooruren steeds contact opnemen met TNS Dimarso op het gratis nummer 0800/40.637.

Wij danken u alvast voor uw medewerking aan dit onderzoek, dat zal bijdragen tot een zo goed mogelijke dienstverlening aan ouders van jonge kinderen.

Met vriendelijke groeten,

Michel Vandenbroeck Sarah Crampe Lieve Bradt

Page 174: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

173

Bijlage 8: Overzichtstabellen van de resultaten

Onderstaande tabellen bieden een overzicht van de significante resultaten voor wat betreft de vragen naar het gebruik en het belang van de dienstverlening van Kind en Gezin enerzijds en de verwachtingen ten aanzien van de verpleegkundige, de arts en de wachtzaal anderzijds. In de tabellen worden alle onafhankelijke variabelen opgenomen waarvan we het effect zijn nagegaan in de meervoudige lineaire regressie-analyses. De vermelde waarden zijn de Beta-coëfficiënten van het regressie-model. De sterretjes geven het significantie-niveau weer (** = 0.01, *** = 0.001). Zoals aangegeven in het rapport werd het significantie-niveau bij de regressie-analyses vastgelegd op 0.01-niveau. Resultaten die enkel significant waren op 0.05-niveau worden bijgevolg niet opgenomen in de tabel. De streepjes betekenen dat voor deze onafhankelijke variabelen geen significant resultaat werd teruggevonden. Voor de variabelen waarbij I.E. vermeld staat, werd wel een significant effect teruggevonden, maar is er sprake van interactie-effecten met één of meerdere groepen van ouders. Dit betekent dat het effect van deze variabelen niet voor alle ouders hetzelfde is.

Tabel 22: Overzicht resultaten gebruik dienstverlening

kinderopvang info CB K&G-Lijn ouderbijeenkomsten inloopteam CKG opvoedingswinkel spreekuur

SES 0.526 *** I.E. 0.164 *** - I.E. - 0.176 *** I.E. - -

rang kind 0.139 ** 0.293 *** - - - - - - -

alleenstaand - - - - - - - - -

kansarmoede - - - - - - - - -

probleem - - - - - - - - -

origine Eur. - 0.376 ** - - - - - - - -

origine niet -Eur. - - - - - - - 0.295 *** 0.346 ***

Page 175: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

174

Tabel 23: Overzicht resultaten belang dienstverlening

consult arts huisbezoek

VPK

consult

VPK

Avond

consult

bab folders website K&G-Lijn Info

avond

huisbezoek

GO

spreekuur

SES - - - 0.135 ** I.E. 0.218 *** 0.324 *** I.E. - - 0.304 *** -

rang kind - - - - - 0.546 ** 0.494 *** 0.175 ** 0.276 *** - -

alleenstaand - - - - - - - - - - -

kansarmoede - - - - - - - - - - 0.388 **

probleem - - - - - - - - - - -

origine Eur. 0.867 *** - - - - - - - - - -

origine niet -Eur. - - - - - - - - - 0.446 *** 0.680 ***

zorgen lic h. - - I.E. I.E. - I.E. - - - - -

zorgen opv. - I.E. - - - - - - - - -

zorgen eigen - I.E. - I.E. - I.E. - - - - -

Page 176: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

175

Tabel 24: Overzicht resultaten verwachtingen t.a.v. de verpleegkundige van Kind en Gezin

informatieve s teun emotionele steun sociale steun efficiëntie bereikbaarheid respect continuïteit

SES - I.E. - 0.193 *** - - - - 0.173 ***

rang kind - - - - - - -

alleenstaand 1.122 ** 0.281 ** - - - 2.007 *** -

kansarmoede - - - - - - -

probleem - - - - - - -

or igine Europees - - - - - - -

origine niet -Europees - - - - - - -

behoefte ontmoeten 0.094 ** I.E. - I.E. I.E. I.E. -

ouderlijke contacten - - - - - - I.E.

tijd alleen - - - - - - -

lastig met kind alleen - - - - - - 0.080 ** -

praktische steun - - - - - - 0.014 ** I.E.

emotionele steun I.E. - I.E. - 0.036 *** I.E. I.E.

informatieve steun 0.026 *** I.E. - 0.024 ** - 0.0178 ** - -

zorgen lichamelijk I.E. - I.E. - - I.E. -

zorgen opvoeding - - - - - 0.039 ** - -

zorgen eigen - - - - I.E. I.E. I.E.

Page 177: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

176

Tabel 25: Overzicht resultaten verwachtingen t.a.v. de arts van Kind en Gezin

deskundigheid tips geruststellen prettige omgang respect vertrouwdheid

SES I.E. - 0.183 *** I.E. - - 0.186 *** - 0.270 ***

rang kind - - - - - -

alleenstaand - - - - - -

kansarmoede - - - - - -

probleem - - - - - -

origine Europees - - - - - -

origine niet -Europees - - - - - -

behoefte ontmoeten I.E. - I.E. I.E. - -

ouderlijke contacten - - - - - -

tijd alleen - - - - - -

lastig met kind alleen - - - - 0.082 ** I.E. -

praktische steun I.E. I.E. I.E. I.E. - -

emotionele steun I.E. I.E. 0.020 ** I.E. I.E. 0.042 ***

informatieve steun I.E. - I.E. I.E. I.E. - 0.018 **

zorgen lichamelijk - I.E. I.E. I.E. I.E. I.E.

zorgen opvoeding I.E. I.E. I.E. I.E. - I.E.

zorgen eigen - - - - - -

Page 178: Onderzoek naar de noden en preferenties inzake preventieve zorg

177

Tabel 26: Overzicht resultaten verwachtingen t.a.v. de wachtzaal

onthaal efficiëntie sociaal contact spel kind uitrusting respect folders

SES - - - 0.137 ** - 0.238 *** - - -

rang kind - - - - - - -

alleenstaand - - - - - - -

kansarmoede - - - - - - -

probleem - - - - - - -

origine Europees - - - - - - -

origine niet -Europees - - - - - - -

behoefte ontmoeten - - 0.096 *** - - - 0.072 **

ouderlijke contacten - - - - - - I.E.

tijd alleen - - I.E. - - - -

lastig met kind alleen - - - - - - -

praktische steun - - - - - - I.E.

emotionele steun I.E. I.E. 0.026 *** - - - I.E.

informatieve steun I.E. - I.E. - 0.016 ** I.E. -

zorgen lichamelijk - - - - - - -

zorgen opvoeding I.E. - - - - - I.E.

zorgen eigen - - - - - - I.E.