Onderzoek initiatieven invoedbeperkingen groen gas · Als opdrachtgevers voor dit onderzoek...
Transcript of Onderzoek initiatieven invoedbeperkingen groen gas · Als opdrachtgevers voor dit onderzoek...
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016
Onderzoek initiatieven invoedbeperkingen groen gas Eindrapport
J.F. Kennedylaan 100
3741 EH Baarn
Postbus 168
3740 AD Baarn
Plaats
Datum
Referentie
Baarn
16 september 2016
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI
T 035 543 43 43
F 035 543 43 44
www.atosborne.nl
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016
Onderzoek initiatieven invoedbeperkingen groen gas
Eindrapport
Inhoudsopgave
1 Inleiding 4
1.1 Aanleiding ............................................................................................................... 4
1.2 Doelstelling en onderzoeksvragen ..................................................................... 4
1.3 Organisatie van het onderzoek .......................................................................... 5
1.4 Onderzoeksaanpak ............................................................................................... 5
1.5 Verantwoording van de resultaten .................................................................... 5
1.6 Indeling van dit rapport ....................................................................................... 6
2 Samenvatting 7
2.1 Inleiding .................................................................................................................. 7
2.2 Invoedbeperkingen en maatregelen daartegen .............................................. 7
2.3 Groen gas beleid .................................................................................................... 8
2.4 Effect van de rolverdeling in het gasnet en van de bekostigingswijze op
invoedbeperkingen ............................................................................................................. 9
2.5 Organisatie en bekostiging van STIGS ............................................................ 11
2.6 Besluitvormingsmodel voor doelmatige oplossingen voor invoedbeperkingen 12
3 Invoedbeperkingen en maatregelen daartegen 13
3.1 Inleiding ................................................................................................................ 13
3.2 Invoedbeperkingen ............................................................................................. 13
3.3 Effecten op initiatieven voor groen gas projecten ........................................ 14
3.4 Maatregelen tegen invoedbeperkingen .......................................................... 14
3.4.1 Maatregelen vóór de meter (in het gasnet) ................................................... 15
3.4.2 Maatregelen achter de meter, waaronder STIGS .......................................... 15
3.5 Conclusies ............................................................................................................. 17
3.6 Aanbevelingen ..................................................................................................... 17
4 Groen gas beleid 19
4.1 Inleiding ................................................................................................................ 19
4.2 Het energieakkoord voor duurzame groei ..................................................... 19
4.3 De Green Deal tussen Groen Gas Forum en de Rijksoverheid ................... 20
4.4 Energierapport Transitie naar duurzaam ........................................................ 20
4.5 Conclusies ............................................................................................................. 21
4.6 Aanbevelingen ..................................................................................................... 22
5 Rolverdeling in het gasnet en bekostiging 23
5.1 Inleiding ................................................................................................................ 23
5.2 Rolverdeling in het gasnet ................................................................................. 23
5.3 Bekostiging: socialiseren of ten laste van de winst ...................................... 26
5.3.1 Onderdeel van de tarieven van de netbeheerder (socialisereren)............. 27
5.3.2 Ten laste van de winst van de RNB of via een subsidie ................................ 28
5.3.3 Via een subsidie ................................................................................................... 28
5.4 Effecten op maatregelen tegen invoedbeperkingen .................................... 28
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016
5.5 Conclusies ............................................................................................................. 30
5.6 Aanbevelingen ..................................................................................................... 31
6 Organisatie en bekostiging van STIGS 33
6.1 Inleiding ................................................................................................................ 33
6.2 Werking STIGS ..................................................................................................... 33
6.3 Partijen en rollen binnen STIGS ........................................................................ 34
6.4 Invulling coördinatierol ...................................................................................... 35
6.5 Organisatie ........................................................................................................... 36
6.6 Bekostiging van STIGS ....................................................................................... 36
6.7 Conclusies ............................................................................................................. 37
6.8 Aanbeveling .......................................................................................................... 38
7 Besluitvormingsmodel voor doelmatige oplossingen voor invoedbeperkingen 39
7.1 Inleiding ................................................................................................................ 39
7.2 Wegnemen invoedbeperkingen: relevante aspecten ................................... 39
7.3 Conclusies ............................................................................................................. 40
7.4 Aanbevelingen ..................................................................................................... 40
Bijlagen:
Bijlage 1: Overzicht geraadpleegde documenten
Bijlage 2: Overzicht interviews
Bijlage 3: Juridisch positie RNB in relatie tot STIGS
Bijlage 4: Tarieven van de RNB
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 4
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Liander is de regionale netbeheerder (RNB) die verantwoordelijk is voor onder meer het regionale
distributienet (RDN ) in Gelderland, Overijssel, Noord-Holland, delen van Flevoland, Zuid-Holland en
Friesland. Liander is een dochtermaatschappij van Alliander N.V., waarvan de aandelen in eigendom
zijn van provincies en gemeentes. Met 45% van de aandelen is provincie Gelderland de grootste
aandeelhouder1.
Een van de maatschappelijke opdrachten waarvoor Alliander is gesteld, is het faciliteren van de
energietransitie en het daartoe ondersteunen van duurzame ontwikkelingen. Een van de
nagestreefde ontwikkelingen in het kader van de energietransitie is de vervanging van fossiel aardgas
door groen gas2.
Invoedbeperkingen van groen gas op het aardgasnet leiden tot een derving van inkomsten van groen
gasproducenten. Dit wordt gezien een belangrijke oorzaak van het feit dat veel groen gas projecten
niet worden gerealiseerd.
Zowel de RNB’s als de landelijke netbeheerder GTS (GasTransportServices, een onderdeel van de
Gasunie) ondernemen initiatieven om invoedbeperkingen weg te nemen. Deze initiatieven worden
momenteel betaald uit (niet structurele) innovatiemiddelen. Eén van deze initiatieven is de door
Alliander geïnitieerde pilot STIGS (Short Term Infrastructure for Gas Storage). STIGS houdt in dat het
vullen van de buffer van een CNG tankstation wordt afgestemd met de invoeding van groen gas door
een groen gasproducent, zodat op dalmomenten meer groen gas kan worden ingevoed in het 4 of 8
bar RDN.
De uitvoering van deze pilot vormt voor Liander de aanleiding om dit onderzoek te laten uitvoeren.
RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) is mede-opdrachtgever voor dit onderzoek. Voor
RVO is een belangrijke reden om te participeren, de wenselijkheid om de realisatie van het STIGS
concept dichterbij te brengen. Dit past in de beleidsdoelstelling van RVO om marktimperfecties weg
te nemen, die het bereiken van duurzaamheidsdoelstellingen in de weg staan.
1.2 Doelstelling en onderzoeksvragen
Voor dit onderzoek is in overleg met de opdrachtgevers en de begeleidingsgroep de volgende
doelstelling geformuleerd:
Startend vanuit de vraag of invoedbeperkingen de realisatie van beleidsdoelstellingen op het gebied
van groen gas hinderen, is de doelstelling van dit onderzoek te bepalen of het marktmodel van het
1 Provincie Friesland, Noord-Holland en de gemeente Amsterdam bezitten respectievelijk 13%, 9% en 9%van de aandelen. De overige aandelen worden gehouden door circa 50 andere overheden of deelnemingen daarvan. 2 Groen gas is biogas dat is opgewerkt tot een aan Slochterengas gelijke Wobbe-index en calorische waarde.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 5
gasnet en de wijze van bekostigen daarin, belemmerend werken voor de realisatie van maatregelen
waarmee invoedbeperkingen in het RDN worden bestreden en het in kaart brengen van
verbeteropties hierin. Daarbij wordt specifiek aandacht besteed aan STIGS en de organisatie daarvan.
Hieruit resulteren de volgende onderzoeksvragen.
1 Belemmeren invoedbeperkingen de realisatie van groen gas projecten en daarmee het behalen
van de doelstellingen m.b.t de productie van groen gas in Nederland?
2 Belemmert de bestaande rolverdeling rond het gasnet en de wijze van bekostigen van
maatregelen tegen invoedbeperkingen, de realisatie van deze maatregelen?
3 Welke aanpassingen aan de rolverdeling en bekostiging kunnen bijdragen aan het opheffen van
invoedbeperkingen?
4 Hoe kan de organisatie en bekostiging van STIGS er op hoofdlijnen uitzien?
5 Hoe kan het selectieproces voor maatregelen waarmee invoedbeperkingen worden weggenomen,
zo worden ingericht dat de doelstellingen met betrekking tot de invoeding van groen gas tegen zo
laag mogelijke maatschappelijke kosten worden bereikt?
1.3 Organisatie van het onderzoek
Als opdrachtgevers voor dit onderzoek fungeerden Pieter Mans van Liander N.V. en Mathieu Dumont
van RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland). De werkzaamheden werden begeleid door een
begeleidingsgroep bestaande uit Ton Voncken (Groen Gas Nederland), Tom van Onna en Rolf van der
Velde (eveneens Liander N.V.). Het onderzoek is uitgevoerd door Jan Willem Kuil, met bijdragen van
Matté Egging en Erik Visser.
1.4 Onderzoeksaanpak
In een startoverleg met de opdrachtgever en de begeleidingsgroep zijn de doel- en vraagstelling
vastgesteld. Tevens is een lijst van de te interviewen partijen (zie bijlage 2) opgesteld. Vervolgens zijn
documenten bestudeerd en is een groot deel van de interviews uitgevoerd. Op basis hiervan is een
tussenrapportage opgesteld. In een werksessie met de opdrachtgever en de begeleidingsgroep
werden de belangrijkste conclusies en door de onderzoekers voorgestelde aanbevelingen besproken.
Op basis hiervan zijn aandachtspunten voor de resterende interviews benoemd. Na afronding van de
interviews is een eindconceptrapport opgesteld dat is besproken met de begeleidingsgroep.
Tussentijds heeft regelmatig overleg plaatsgevonden met de opdrachtgever en de leden van de
begeleidingsgroep.
1.5 Verantwoording van de resultaten
Bij de interviews is ervoor gekozen om geen verslagen terug te leggen bij de gesprekspartners of in
deze rapportage op te nemen, om zo meer openheid te krijgen. De resultaten van de interviews zijn
op basis van interne verslagen verwerkt in dit rapport.
De bestudeerde documenten en de gecrosscheckte informatie uit de interviews vormen het
feitenmateriaal op basis waarvan de analyse om de onderzoeksvragen te beantwoorden is uitgevoerd.
De conclusies vormen logische gevolgtrekkingen hiervan.
AT Osborne is verantwoordelijk voor de aanbevelingen in het rapport. Wij denken dat deze worden
herkend en gedeeld door de geïnterviewde marktpartijen (afnemers, consultants en producenten) en
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 6
op hoofdlijnen worden gedeeld door de netbeheerders. Dit concluderen wij mede op basis van de
gesprekken met de begeleidingsgroep. ACM stelde zich gelet op haar toetsende rol, gereserveerd op
in het interview. Het past niet in de rol van deze partij om al dan niet in te stemmen met de
aanbevelingen.
1.6 Indeling van dit rapport
Het rapport start met een samenvatting van het rapport, de conclusies en de beantwoording van de
onderzoeksvragen. Daarna worden per hoofdstuk de onderstaande onderwerpen behandeld, waarbij
elk hoofdstuk wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen.
In hoofdstuk 3 wordt beschreven hoe invoedbeperkingen ontstaan en worden de effecten ervan
op groen gas projecten beschreven. Tevens worden de maatregelen beschreven, die tegen
Invoedbeperkingen kunnen worden ingezet. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen
maatregelen vóór de meter (in het gasnet) en maatregelen achter de meter (buiten het gasnet).
Eén van de beschreven maatregelen is STIGS.
Hoofdstuk 4 gaat over de beleidsdoelstellingen voor de productie van groen gas. Daarbij komen
de volgende documenten aan de orde:
Het energieakkoord voor duurzame groei.
De Green Deal tussen Groen Gas Forum en de Rijksoverheid.
Energierapport Transitie naar duurzaam.
In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de rolverdeling in het gastransportnet en op de bekostiging van
maatregelen tegen invoedbeperkingen.
In hoofdstuk 6 wordt beschreven hoe de organisatie en bekostiging van STIGS er uit kan zien.
In hoofdstuk 7 wordt de vraag beantwoord hoe het selectieproces voor maatregelen waarmee
invoedbeperkingen worden weggenomen, zo kan worden ingericht dat de doelstellingen met
betrekking tot de invoeding van groen gas tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten
worden bereikt.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 7
2 Samenvatting
2.1 Inleiding
De samenvatting bevat de hoofdlijn van het rapport, de conclusies en aanbevelingen. De
onderzoeksvragen zijn opgenomen in kaders. De tekst direct onder de kaders bevat de antwoorden
op de vragen.
2.2 Invoedbeperkingen en maatregelen daartegen
Het RDN bestaat uit een hoge druknet (>= 200 mBar tot 16 Bar) en een lage druknet (<= 100 mBar).
Invoeding van groen gas vindt momenteel vooral plaats in het hoge druknet3. Indien de invoeding van
gas de momentane afzet in het netgebied overschrijdt, of indien de bedrijfszekerheid van het net in
gevaar komt, kan de RNB invoedbeperkingen opleggen.
Voor groen gasprojectinitatieven geldt dat indien uit een door de RNB uitgevoerde quickscan blijkt
dat sprake zal zijn van invoedbeperkingen, er in beginsel geen SDE+ wordt verkregen en er derhalve
geen project tot stand komt4. Bij bestaande groen gasproducenten leiden invoedbeperkingen tot een
daling van productie en afzet. Omdat de feitelijke invoedbeperkingen veelal slechts enkele
honderden draaiuren betreffen, kan het opheffen ervan leiden tot een veel grotere toename van de
groen gasproductie.
Geconcludeerd kan worden dat invoedbeperkingen het behalen van de doelstellingen met betrekking
tot de groei van de productie van groen gas in Nederland belemmeren.
Netbeheerders kunnen vóór de meter (in het RDN) in beginsel de volgende technische maatregelen
nemen tegen invoedbeperkingen:
Dynamisch drukmanagement.
Overstort.
Maken van een netkoppeling.
Gasopslag (echter momenteel niet mogelijk (zie 2.4).
Maatregelen achter de meter (buiten het net) zijn:
Demand side management, waaronder STIGS.
Afstemmen van onderhoudsmomenten van installaties van invoeders en afnemers.
3 Echter ook in het lage druknet wordt in enkele gevallen via een kleinverbruiksaansluiting (tot 40 m3/uur) groen gas ingevoed. 4 Er zijn overigens naast invoedbeperkingen, andere factoren waardoor groen gas projecten niet worden gerealiseerd, waaronder ruimtelijke inpassing en het om andere redenen niet rondkrijgen van de financiering. Een invoedbeperking wordt meegewogen in een beoordeling van de realiseerbaarheid van een project. De exacte werking van het toetsingskader valt buiten de scope van dit project.
Vraag 1. Belemmeren invoedbeperkingen de realisatie van groen gas projecten en daarmee het
behalen van de doelstellingen met betrekking tot de productie van groen gas in Nederland?
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 8
Stimuleren aansluiten van groen gasproducenten in netgedeeltes waar voldoende afname is.
Maatregelen achter de meter (buiten het net) worden primair uitgevoerd door partijen die gas
invoeden in het net en partijen die gas afnemen. De betrokkenheid van de RNB hierbij is echter van
belang omdat de RNB beschikt over (real time) informatie over de status van het RDN, kennis van
aangesloten en aan te sluiten partijen en omdat de RNB de invoeding in het RDN kan verminderen of
maatregelen vóór de meter kan uitvoeren.
In interviews komt naar voren dat RNB’s de coördinerende rol bij het afstemmen van
onderhoudsmomenten van installaties van invoeders en afnemers op zich kunnen nemen. Ook wordt
voorgesteld dat RNB’s actief informatie gaan delen over waar in het gastransportnet ruimte is voor
invoeding van gas om het zoekproces voor vestiging van groen gasproducenten te vereenvoudigen.
Aanbevelingen
Onderzoek of RNB’s de coördinerende rol bij het afstemmen van onderhoudsmomenten van
installaties van invoeders en afnemers op zich kunnen nemen.
Onderzoek hoe RNB’s informatie over waar in het gastransportnet ruimte is voor invoeding van
gas, beter met potentiële groen gasproducenten kunnen delen.
2.3 Groen gas beleid
Voortvloeiend uit het Energieakkoord is het Rijksbeleid om in Nederland een toename van het
aandeel van hernieuwbare energieopwekking te realiseren naar 14% in 2020 en een verdere stijging
van dit aandeel naar 16% in 2023. Daarom wordt de SDE+ subsidie verstrekt voor duurzaam
opgewekte energie en niet op basis van de klimaatdoelstellingen (vermeden broeikasgassen). Er is
daarnaast in het energieakkoord geen concrete doelstelling voor de productie van groen gas
opgenomen.
De kosten per eenheid vermeden broeikasgas liggen bij groen gas geproduceerd met mestvergisting,
lager dan5 bij Wind op land of Zon PV. Per eenheid energie is groen gas echter relatief kostbaar,
waardoor de kans op SDE+ momenteel gering is. Hierdoor komen weinig projecten tot stand, kan de
technologie zich niet verder ontwikkelen en verdwijnt de kennis op den duur. Naar analogie met
Wind op zee kan een apart SDE+ compartiment worden gemaakt zodat niet om SDE+ hoeft te worden
geconcurreerd met andere vormen van duurzame energie.
De Green Deal groen gas werd op 3 oktober 2011 ondertekend. De doelstelling die de partijen
daarbij vaststelden, hield in dat de groen gas productie zou stijgen van toenmalig 30 miljoen m3/jaar
via in 2014 300 miljoen m3/jaar tot in de periode 2025-2030 circa 3 miljard m3 groen gas per jaar
(verhonderdvoudiging!). Uit interviews komt naar voren dat de Green Deal doelstelling met het
huidige tempo van productiestijging van groen gas niet wordt gehaald. De doelstelling is niet SMART
gemaakt voor de Rijksoverheid en andere overheden. Wellicht daarom worden invoedbeperkingen
nog niet voortvarend aangepakt. Bij windenergie heeft het stellen van concrete doelstellingen door
het Rijk en de provincies goed gewerkt (stijging productie) terwijl vergelijkbare problemen spelen:
invoedproblemen op het net en de lastige ruimtelijke inpassing.
5 De Rol van Duurzaam Mestbeheer in de Circulaire Economie in Nederland, pagina 41.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 9
In het recent verschenen Energierapport Transitie naar Duurzaam, geeft de minister van EZ zijn visie
op de energievoorziening van 2050. In het rapport wordt het belang van aardgas beschreven voor de
huidige en toekomstige energievoorziening.
Aanbevelingen
Probeer te bewerkstelligen dat de Rijksoverheid concrete beleidsdoelstellingen formuleert voor
groen gas, die worden vertaald naar doelstellingen voor de provincies. Dit naar analogie met het
succesvolle beleid voor Wind op land.
Probeer te bewerkstelligen dat in plaats van op productie van duurzame energie, meer wordt
gestuurd op de achterliggende klimaatdoelstelling: de reductie van broeikasgassen. Hieraan kan
groen gasproductie tegen een relatief lage kostprijs een bijdrage leveren.
Streef ernaar om bij de komende evaluatie en herijking van de SDE+, te komen tot een apart
compartiment (budget) voor groen gas uit biomassa (naar analogie met Wind op zee).
2.4 Effect van de rolverdeling in het gasnet en van de bekostigingswijze op invoedbeperkingen
Vraag 2. Belemmert de bestaande rolverdeling rond het gasnet en de wijze van bekostigen van
maatregelen tegen invoedbeperkingen de realisatie van deze maatregelen?
De volgende aspecten van de rolverdeling in het gasnet zijn bij het tegengaan van invoedbeperkingen
nadelig:
De RNB heeft jegens de producent van groen gas een transportverplichting, tenzij de invoeding de
momentane afzet in het netgebied overschrijdt. In dat geval kan de RNB invoedbeperkingen
opleggen.
De netbeheerders (RNB en GTS) zijn niet verplicht om maatregelen tegen invoedbeperkingen uit
te voeren.
De netbeheerders kunnen maatregelen tegen invoedbeperkingen vrijwillig uitvoeren maar
hiervoor zijn geen prikkels ingebouwd.
Er is onduidelijkheid over de verantwoordelijkheid voor de balancering van het RDN:
Alhoewel het niet letterlijk uit de Gaswet volgt, lijkt GTS verantwoordelijk te zijn voor de
balancering van het totale gastransportnet, dus inclusief het RDN. GTS focust zich in de
praktijk echter op de balans in het landelijk transportnet (HTL en RTL).
De RNB acht GTS verantwoordelijk voor de balancering, maar heeft taken die onder
balancering kunnen worden geschaard zoals het opvangen van fluctuaties in de belasting van
het gastransportnet en handhaving van het drukniveau in het RND.
Met betrekking tot de bekostigingswijze van maatregelen tegen invoedbeperkingen, door deze
onderdeel te maken van de tarieven (te socialiseren), kunnen op basis van de interviews de volgende
conclusies worden getrokken:
In vergelijkbare gevallen worden door RNB’s verschillende keuzes gemaakt. Aangegeven wordt
dat er sprake is van een grijs gebied.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 10
Maatregelen met “geringe kosten” kunnen in beginsel in de tarieven worden verwerkt6. Dit
betreft onder meer de kosten die de RNB bij STIGS maakt in de coördinatierol en de kosten die
GTS maakt bij toepassing van dynamisch drukmanagement.
Investeringen in netkoppelingen, die uitsluitend zijn bedoeld om invoedbeperkingen op te heffen,
worden waarschijnlijk niet als doelmatig beschouwd. Indien de netkoppeling niet alleen
invoedbeperkingen opheft, maar ook de betrouwbaarheid van het net verhoogt, is socialisatie
soms wel mogelijk.
Kosten van een overstort zijn waarschijnlijk niet te socialiseren door een RNB. GTS is weliswaar
van mening dat de kosten van de gasoverstort in Wijster kunnen worden gesocialiseerd, maar
brengt dit niet in praktijk (kosten worden toch ten laste van de winst gebracht).
De ACM toetst de resultaten, waarbij de RNB’s in een benchmark onderling worden vergeleken.
Deze benchmark heeft onder meer als effect dat netbeheerders die sneller tot bekostiging van
maatregelen tegen invoedbeperkingen overgaan, daarvan een financieel nadeel ondervinden.
Met betrekking tot de uitvoerbaarheid van maatregelen tegen invoedbeperkingen kunnen de
volgende conclusies worden getrokken:
Vóór de meter (in het gasnet) kan alleen dynamisch drukmanagement relatief eenvoudig worden
uitgevoerd (geen investering; exploitatiekosten7 in tarief van GTS te brengen).
Gasoverstorten (op de grens van RDN en LTN) kunnen door GTS worden gerealiseerd, maar de
bekostiging is onderwerp van discussie.
Gasopslag (buffering) in het RDN kan situatieafhankelijk een doelmatige oplossing zijn. Dit kan
echter niet worden toegepast door (zie 2.4). GTS mag dit wel, maar investeert niet in het RDN.
Netkoppeling door de RNB’s om invoedbeperkingen op te heffen, kunnen waarschijnlijk niet
worden gesocialiseerd.
Met betrekking tot de maatregelen achter de meter geldt waarschijnlijk dat de benodigde
coördinerende en informerende rollen door de RNB kunnen worden uitgevoerd en ook gelet op de
beperkte omvang uit de tarieven worden bekostigd.
Geconcludeerd wordt dat de bestaande rolverdeling in het gasnet en de wijze van bekostigen niet is
ingericht op de decentrale invoeding van groen gas in het RDN en belemmerend werkt voor het
opheffen van invoedbeperkingen. De verantwoordelijkheid voor de balancering is niet helder.
Niemand is verantwoordelijk voor het opheffen van invoedbeperkingen en het is niet of beperkt
mogelijk om de kosten van maatregelen tegen invoedbeperkingen uit de tarieven van de
netbeheerders te dekken. Dit leidt ertoe dat invoedbeperkingen in de praktijk veelal niet worden
opgelost.
Vraag 3. Welke aanpassingen aan de rolverdeling en bekostiging kunnen bijdragen aan het opheffen
van invoedbeperkingen?
Aanbevelingen
6 Memo 18 aug. 2015 van JZ/Regulering. STIX, beoordeling JZ/Reg aan de hand van het slide deck. 7 Dynamisch drukmanagement brengt ook beperkte operationele kosten voor RNB met zich mee, bijvoorbeeld wijziging van instellingen in de districtstations.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 11
Overleg met andere RNB’s om te komen tot gezamenlijk uitvoeringsbeleid (beleidsuniformering)
met betrekking tot de bij invoedbeperkingen te treffen maatregelen.
Overleg met het ministerie van EZ en ACM over verruiming en verheldering van de bekostiging
van maatregelen tegen invoedbeperkingen uit de tarieven van de netbeheerder, met
inachtneming van art. 5.4 wetsvoorstel Stroom en de nog te effectueren afspraken in de Green
Deal ten aanzien van de kostensocialisatie van maatregelen tegen invoedbeperkingen, specifiek
over overstorten.
Onderzoek hoe GTS wél kan investeren in gasbuffercapaciteit in het RDN. Hiervoor zijn wellicht
juridische constructies (bijv. opstalrechten e.d.) mogelijk. Alternatief is dat de optie om gasopslag
te realiseren die voor GTS geldt, ook voor de RNB beschikbaar komt. Dit vergroot de
mogelijkheden om een meer doelmatige oplossing van invoedbeperkingen te komen.
Streef er naar dat het net wordt ingericht op de decentrale invoer van (groen) gas. Een mogelijke
oplossingsrichting daarbij is dat de RNB (expliciet) verantwoordelijk wordt voor de balancering
van het RDN in afstemming met GTS. Ook alternatieven kunnen worden overwogen zoals het
expliciet in één hand leggen van het netbeheer en de balancering van het totale gasnet bij één
nationale netbeheerder. Onderzoek mogelijkheden om prikkels in te bouwen voor de netbeheerders om op doelmatige
wijze de invoeding van groen gas te faciliteren. Onderzoek in dat verband onder welke generieke
voorwaarden de netbeheerders een transportplicht kan worden opgelegd.
Onderzoek de mogelijkheid om wel SDE+ te betalen voor aantoonbaar geproduceerd, maar
vanwege invoedbeperkingen niet in het gasnet ingevoed groen gas, tot het maximum aantal
vollasturen conform de SDE+. Dit verbetert de businesscase van groen gasproducenten.
2.5 Organisatie en bekostiging van STIGS
Het STIGS-concept houdt in dat de afname van gas uit het RDN om de buffer van een CNG-station te
vullen, wordt afgestemd op de invoeding van groen gas in het RDN door een groen gasproducent. De
buffer wordt derhalve dubbel gebruikt: voor de normale bedrijfsvoering van het CNG station en om
invoedbeperkingen te voorkomen.
Vraag 4. Hoe kan de organisatie en bekostiging van STIGS er op hoofdlijnen uitzien?
Binnen het concept STIGS zijn drie rollen te onderscheiden: de producent van groen gas;
de exploitant van het CNG tankstation;
een coördinerende partij.
Vastgesteld kan worden dat de RNB de enige partij is die de beschikking heeft over (real time)
informatie over de status van het RDN, over het totaal van de aangesloten en aan te sluiten
partijen en de enige partij is die in overleg met GTS tot verminderde invoeding dan wel andere
maatregelen kan komen. Daarnaast kan de RNB ook andere activiteiten ondernemen, zoals het via
afspraken afstemmen van onderhoudsmomenten van installaties van invoeders en afnemers. Dit
geldt ook voor gerichte plaatsing van groen gasproducenten in netgedeeltes met veel afname en
coördinatie met vestiging van bedrijven die veel gas verbruiken.
Op basis hiervan ligt het voor de hand dat de coördinerende rol wordt ingevuld door de RNB.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 12
De kosten van de door de RNB binnen STIGS te spelen coördinatierol, kunnen waarschijnlijk in de
tarieven van de RNB worden verwerkt.
Aanbeveling
Kom in een volgende fase tot een nadere uitwerking van het organisatiemodel voor STIGS.
2.6 Besluitvormingsmodel voor doelmatige oplossingen voor invoedbeperkingen
Vraag 5. Hoe kan het selectieproces voor maatregelen waarmee invoedbeperkingen worden
weggenomen, zo worden ingericht dat de doelstellingen m.b.t. de invoeding van groen gas tegen zo
laag mogelijke maatschappelijke kosten worden bereikt?
In de interviews komt naar voren dat marktpartijen het wenselijk vinden dat RNB’s meer gaan
samenwerken en zich gaan opstellen als duurzaam publiek ondernemer om zo de decentrale
invoeding van gas in het net te faciliteren. Het is wenselijk om te komen tot een overleg- en
besluitstructuur waarin de RNB’s met GTS maatregelen tegen invoedbeperkingen integraal tegen
elkaar afwegen. De volgende aspecten komen daarbij onder meer aan de orde.
Lokale omstandigheden in het net bepalen welke maatregelen kunnen worden toegepast.
De voor de specifieke situatie meest doelmatige maatregel(en), vóór of achter de meter heeft
(hebben) in beginsel de voorkeur. In de afweging worden de maatregelen betrokken die de
netbeheerders kunnen uitvoeren en waaraan de netbeheerders kunnen bijdragen:
Vóór de meter: dynamisch drukmanagement, overstort, netkoppeling.
Achter de meter: STIGS en aanverwante demand side management oplossingen, afstemmen
van onderhoudsmomenten van installaties van invoeders en afnemers, stimuleren aansluiten
van groen gasproducenten in netgedeeltes waar voldoende afname is.
Afhankelijk van de keuze voor maatregelen, dienen andere partijen te worden betrokken. Daarbij
kan een overweging zijn dat het betrekken van meer partijen tot een complexer
besluitvormingsproces leidt.
De genoemde structuur moet werken op het niveau van netgedeeltes waarin zich invoedproblemen
voordoen, maar ook op hoger abstractieniveau over diverse onderwerpen. Een onderwerp kan
bijvoorbeeld zijn de ontwikkeling van gezamenlijk uitvoeringsbeleid (beleidsuniformering) met
betrekking tot de bij invoedbeperkingen te treffen maatregelen (zie aanbeveling terug). Het is logisch
om zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij bestaande overlegstructuren.
Aanbevelingen
Onderzoek hoe GTS en de RNB’s zich kunnen opstellen als duurzaam publiek ondernemer om zo
de decentrale invoeding van gas in het net te faciliteren.
Kom tot een uitwerking van de geschetste overleg- en besluitstructuur voor de RNB’s en GTS voor
de integrale afweging van maatregelen tegen invoedbeperkingen.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 13
3 Invoedbeperkingen en maatregelen daartegen
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe invoedbeperkingen ontstaan en worden de effecten ervan op
groen gas projecten beschreven. Tevens worden de maatregelen die tegen invoedbeperkingen
kunnen worden ingezet beschreven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen maatregelen vóór
de meter (in het gasnet) en maatregelen achter de meter (buiten het gasnet).
3.2 Invoedbeperkingen
De invoeding van groen gas vindt zowel plaats op het door GTS beheerde RTL (Regionale
transportleidingnet) waarin gas onder een druk van 40 bar wordt getransporteerd, als op het RDN
(Regionale DistributieNet) dat door de RNB’s wordt beheerd. Het invoeden op het RDN heeft als
voordeel dat de operationele kosten (compressiekosten) lager zijn dan bij invoeding op het RTL en
het netwerk in veelal dichterbij de invoedlocatie ligt. Nadeel van het invoeden op het RDN is dat de
capaciteit over het algemeen (kan per situatie verschillen) voor invoeden beperkt is. Het RDN bestaat
uit een hoge druknet (>= 200 mBar tot 16 Bar) en een lage druknet (<= 100 mBar). Invoeding van
groen gas vindt momenteel vooral plaats in het hoge druknet. Echter ook in het lage druknet wordt in
een aantal gevallen via een kleinverbruiksaansluiting (tot 40 m3/uur) groen gas ingevoed.
Op het RTL is de groen gasproducent ROVA in Zwolle aangesloten.
De vraag naar gas is zowel seizoens- als etmaalafhankelijk. Dit geldt met name in netwerken waar de
afname wordt bepaald door huishoudens omdat die gas vooral aanwenden voor verwarming en
beperkt voor koken. Daardoor neemt in zomernachten de vraag naar gas sterk af.
De productie van biogas en daarmee van groen gas is, afhankelijk van het type installatie, niet op
korte termijn (dag/nacht) beïnvloedbaar. Hierdoor kan met name in zomernachten de situatie
ontstaan dat, ook indien de invoer van gas uit het RTL wordt stopgezet, geproduceerd groen gas niet
in het betreffende netgedeelte kan worden afgezet (zie figuur 1).
Figuur 1: vraag en aanbod (groen) gas uit: presentatie ‘STIX, open kansen voor groen gas. Alliander.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 14
De RNB is verplicht om de invoeder van groen gas een netaansluiting en benodigde invoedcapaciteit
aan te bieden. De RNB heeft echter een beperkte transportverplichting: Indien de invoeding van gas
de momentane afzet in het netgebied overschrijdt of indien de bedrijfszekerheid van het net in
gevaar komt, kan de RNB invoedbeperkingen opleggen.
3.3 Effecten op initiatieven voor groen gas projecten
Om tot een haalbare businesscase te komen voor groen gasproductie, moeten de inkomsten in hoge
mate zeker zijn. De belangrijkste inkomstenbron is SDE+ subsidie. Als een door de RNB uitgevoerde
quickscan laat zien dat er in een netgebied naar verwachting sprake zal zijn van invoedbeperkingen,
kan geen SDE+ worden aangevraagd en ontstaat geen haalbare businesscase. Daardoor zal het
project ook niet kunnen worden gefinancierd en niet tot stand komen. Voor een volledige SDE+
subsidie zijn 8.000 vollasturen nodig.
De feitelijke invoedbeperkingen betreffen veelal slechts enkele honderden draaiuren (nachtelijke
zomeruren). Als op grond hiervan een groen gasproject geen doorgang vindt, wordt derhalve voor
meerdere duizenden uren draaiuren groen gas niet geproduceerd. Andersom geldt ook dat het
opheffen van een beperking gedurende een beperkt aantal uren, kan leiden tot een veel grotere
toename van de groen gasproductie.
Uit onderzoek van Liander blijkt dat bij 40% van de initiatieven voor de productie en invoeding van
groen gas, waarvoor door Liander op verzoek een quickscan onderzoek wordt gedaan, er sprake is van
invoedbeperkingen. In interviews is naar voren gekomen dat veel groen gasinititatieven waarvoor wel
SDE+ is verkregen en waarvoor derhalve geen invoedbeperkingen gelden, toch niet worden
uitgevoerd. Oorzaken daarvan zijn onder meer problemen met ruimtelijke inpassing en het
rondkrijgen van de financiering. Naast invoedbeperkingen zijn er dus ook andere factoren waardoor
groen gas projecten niet worden gerealiseerd. Een eventuele invoedbeperking wordt meegewogen in
een beoordeling van de realiseerbaarheid van een project. De exacte werking van het toetsingskader
valt buiten de scope van dit project.
Indien de gasafname in een netgedeelte afneemt, bijvoorbeeld door een bedrijfssluiting, kan ook aan
bestaande groen gasproducenten invoedbeperkingen worden opgelegd. Dit leidt tot een daling van
de geproduceerde hoeveelheid gas en tot e inkomsten voor de groen gasproducent. Over de niet
ingevoerde hoeveelheid gas wordt immers geen SDE+ subsidie en grijs-gasopbrengst ontvangen en
worden geen inkomsten uit Groen gascertificaten verkregen. Door invoedbeperkingen, die zich met
name in zomernachten zullen voordoen, neemt ook het aantal vollasturen af.
3.4 Maatregelen tegen invoedbeperkingen
Netbeheerders kunnen invoedbeperkingen voorkomen door middel van maatregelen zowel voor als
achter de meter. In deze paragraaf worden de maatregelen besproken en wordt aangegeven welke
maatregelen in beginsel geschikt zijn. Het heeft de voorkeur om maatregelen te treffen die in een
specifieke situatie het benodigde resultaat sorteren tegen de laagste kosten en waarvan de
implementatie zo eenvoudig mogelijk is. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de wijze waarop het
keuzeproces voor maatregelen kan worden ingericht.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 15
3.4.1 Maatregelen vóór de meter (in het gasnet)
Maatregelen vóór de meter (in het net) kunnen uitsluitend worden genomen door netbeheerders
(GTS danwel RNB’s). In 5.4 worden de effecten van de rolverdeling in het gasnet en de wijze van
bekostigen op deze maatregelen besproken.
Dynamisch drukmanagement: dynamisch drukmanagement houdt in dat door het verlagen van de
druk in het RDN, meer ruimte beschikbaar komt voor invoeding van groen gas. Dit kan
bijvoorbeeld door in periodes van geringe afname, in gedeelten van het RDN de druk van 8 naar 4
bar te verlagen (afhankelijk van de lokale omstandigheden). De exploitatiekosten ervan zijn
beperkt tot personele inzet en er is in beginsel (behoudens eventuele automatisering van nu nog
handmatige bediening) geen investering voor nodig.
Dynamisch drukmanagement wordt door GTS toegepast op het RNB van Stedin in Bunschoten
Spakenburg om invoedbeperkingen voor een vergistingsinstallatie te voorkomen.
Overstort: ook wel (gas)overstort of groen gasbooster, betreft het realiseren en exploiteren van
een compressor waarmee gas uit het 4 of 8 bar RDN naar het 40 bar RTL wordt overgebracht. Het
is ook mogelijk om binnen het RND tussen het lagedruk distributienet (100 mbar) en het 4 of 8
bar net een overstort te realiseren. De investerings- en exploitatie kosten van een overstort zijn
hoog.
De eerste gasoverstort die waarschijnlijk wordt gerealiseerd, betreft de “Groen gasbooster” die
ten behoeve van de invoeding van groen gas door Attero in Wijster, door GTS wordt
gerealiseerd op de grens van het RDN van Enexis en het net van GTS.
Gasbuffering: door realisatie van een gasbuffer in het RDN kan ingevoed gas bij beperkte
gasafname in een net gedeelte, tijdelijk worden opgeslagen. De investerings- en exploitatiekosten
van een gasbuffer in het RDN zijn dan van een gasoverstort, zo blijkt het interviews. Verder in dit
rapport wordt vastgesteld dat toepassing van gasbuffers in het RDN nog niet mogelijk is.
Netkoppeling: het realiseren van een netkoppeling houdt in dat verschillende RDN’s met elkaar
worden verbonden. Hiermee wordt het afzetgebied voor ingevoed groen gas vergroot en wordt de
kans op invoedbeperkingen kleiner. Het realiseren van een netkoppeling door de RNB, uitsluitend
met het oogmerk om invoedbeperkingen te voorkomen lijkt nog niet te zijn toegepast8.
Netkoppelingen worden normaliter gerealiseerd om de betrouwbaarheid en van het net en
daarmee de leveringszekerheid te vergroten. De investeringskosten van deze maatregel zijn hoog,
de exploitatiekosten zijn echter gering.
3.4.2 Maatregelen achter de meter, waaronder STIGS
Maatregelen achter de meter (buiten het net) worden primair uitgevoerd door partijen die gas
invoeden in het net en partijen die gas afnemen. De RNB beschikt over (real time) informatie over de
status van het RDN, kennis van aangesloten en aan te sluiten partijen en kan (met GTS) de invoeding
8 Oudehaske is mogelijk het enige project.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 16
in het RDN verminderen of andere maatregelen voor de meter uitvoeren. Derhalve is de
betrokkenheid van RNB’s bij deze maatregelen van belang. Het betreft de volgende maatregelen:
Demand side management: hiermee wordt bedoeld het afstemmen van de invoer en afname van
gas in een netgedeelte, zodat op dalmomenten invoedbeperkingen worden voorkomen.
STIGS is een vorm van demand side management. Specifiek aan STIGS is dat de vulling van de
buffer van een CNG-station wordt afgestemd met de invoeding van groen gas door een groen
gasproducent. De extra investering- en exploitatiekosten van STIGS zijn beperkt omdat de buffer
ook noodzakelijk is voor de normale bedrijfsvoering van het CNG-station.
Afstemmen van onderhoudsmomenten van installaties van invoeders en afnemers: door middel
van het maken van afspraken tussen partijen die zijn aangesloten in een netgedeelte over
bijvoorbeeld de spreiding en timing van onderhoudsmomenten van installaties van afnemers,
lettend op de gewenste invoeding van groen gas, kunnen onverwachte verminderingen in de
afname in het net worden voorkomen. Hierdoor zullen minder snel invoedbeperkingen
noodzakelijk zijn. De kosten van deze maatregel zijn beperkt.
Een voorbeeld hiervan zijn afspraken over de toekomstige invoeding van groen gas op het RDN
door Omrin. Hier vindt afstemming plaats met betrekking tot onderhoudsmomenten van grote
afnemers als melkpoederproducenten en de groen gasproductie. In interviews wordt
gesuggereerd dat deze rol kan worden opgepakt door de RNB.
Stimuleren aansluiten van groen gasproducenten in netgedeeltes waar voldoende afname is: de
netbeheerder kan stimuleren dat groen gasproducenten zich gericht vestigen in netgedeeltes met
veel afname. Netbeheerders hebben beschikking over de informatie om deze maatregel toe te
passen. Overigens zijn invoeders vaak gebonden aan bestaande locaties hetgeen de inzetbaarheid
beperkt. De kosten van deze maatregel zijn eveneens beperkt.
In interviews werd gesuggereerd dat RNB’s actief informatie zouden kunnen delen over waar in
het gastransportnet ruimte is voor invoeding van gas. Hiermee wordt het zoekproces voor
vestiging van groen gasproducenten vergemakkelijkt.
Gasbuffer bij groen gasproducent: de groen gasproducent kan een gasbuffer plaatsen. Door gas te
bufferen bij invoedbeperkingen en het later in te voeden in het gasnet, kan alsnog het grijze-
gastarief en de SDE+ hierover worden verkregen. In vergelijking met een situatie zonder
invoedbeperkingen verslechtert de businesscase vanwege de investering in de buffer9. Ten
opzichte van STIGS is het verschil dat de kosten ervan niet mede kunnen worden terugverdiend
uit de opbrengsten van het CNG-tankstation. Ruimtelijke inpassing kan daarnaast een probleem
vormen.
9 Uit een interview blijkt dat dit in beperkte mate geldt voor vergisters op boerderijschaal waar met eenvoudige zakbuffers kan worden gewerkt. Deze installaties voeden in op het lage druk RDN.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 17
Combineren producent en gebruiker achter de meter: een optie die in een interview is genoemd is
het combineren van producent en gebruiker van groen gas achter de meter. Deze methode is
financieel niet haalbaar omdat indien groen gas niet in het net wordt ingevoed, geen SDE+
subsidie wordt verkregen. In dit rapport wordt op deze maatregel verder niet ingegaan.
3.5 Conclusies
Indien de invoeding van gas de momentane afzet in het netgebied overschrijdt of indien de
bedrijfszekerheid van het net in gevaar komt, kan de RNB invoedbeperkingen opleggen. Voor groen
gasprojectinitatieven geldt dat indien uit een door de RNB uitgevoerde quick scan blijkt dat sprake
zal zijn van invoedbeperkingen, er geen SDE+ wordt verkregen en er geen project tot stand komt. Bij
bestaande groen gasproducenten leiden invoedbeperkingen tot een daling van de geproduceerde
hoeveelheid gas. Omdat de feitelijke invoedbeperkingen veelal slechts enkele honderden draaiuren
betreffen, kan het opheffen ervan leiden tot een veel grotere toename van de groen gasproductie.
Geconcludeerd kan worden dat invoedbeperkingen het behalen van de doelstellingen m.b.t de
productie van groen gas in Nederland belemmeren.
Netbeheerders kunnen vóór de meter (in het gasnet) maatregelen nemen tegen invoedbeperkingen:
Dynamisch drukmanagement.
Overstort.
Maken van een netkoppeling.
Relevante maatregelen achter de meter (buiten het net) zijn:
Demand side management, waaronder STIGS.
Afstemmen van onderhoudsmomenten van installaties van invoeders en afnemers.
Stimuleren aansluiten van groen gasproducenten in netgedeeltes waar voldoende afname is.
Maatregelen achter de meter (buiten het net) worden primair uitgevoerd door partijen die gas
invoeden in het net en partijen die gas afnemen. De RNB beschikt over (real time) informatie over de
status van het RDN, kennis van aangesloten en aan te sluiten partijen en kan (met GTS) de invoeding
in het RDN verminderen of andere maatregelen voor de meter uitvoeren (zie terug). Derhalve is de
betrokkenheid van RNB’s bij deze maatregelen van belang.
In interviews komt naar voren dat RNB’s de coördinerende rol bij het afstemmen van
onderhoudsmomenten van installaties van invoeders en afnemers op zich kunnen nemen. Ook wordt
aangegeven dat dat RNB’s actief informatie zouden kunnen delen over waar in het gastransportnet
ruimte is voor invoeding van gas. Hiermee wordt het zoekproces voor vestiging van groen
gasproducenten vergemakkelijkt.
3.6 Aanbevelingen
Op basis van het bovenstaande doen wij de volgende aanbevelingen.
Onderzoek of RNB’s de coördinerende rol bij het afstemmen van onderhoudsmomenten van
installaties van invoeders en afnemers op zich kunnen nemen.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 18
Onderzoek hoe RNB’s informatie over waar in het gastransportnet ruimte is voor invoeding van
gas, beter met potentiële groen gasproducenten kunnen delen.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 19
4 Groen gas beleid
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de beleidsdoelstellingen voor de productie van groen gas. De
volgende documenten zijn hiervoor relevant:
Het energieakkoord voor duurzame groei.
De Green Deal tussen Groen Gas Forum en de Rijksoverheid.
Energierapport Transitie naar duurzaam.
4.2 Het energieakkoord voor duurzame groei
Een van de doelen van het Energieakkoord die is opgenomen in het Rijksbeleid is om in Nederland
een aandeel van hernieuwbare energieopwekking te realiseren van14% in 2020 en 16% in 2023.
Achterliggende doelstellingen hierbij zijn klimaatdoelstellingen (verlagen CO2-uitstoot) en het
vergroten van de energie-onafhankelijkheid. Een gevolg hiervan is dat de SDE+ subsidie wordt
verstrekt voor duurzaam opgewekte energie en niet op basis van de achterliggende
klimaatdoelstelling (vermeden CO2).
Uit recent onderzoek10 blijkt dat groen gas dat wordt geproduceerd met mono-mest en mest-
covergisting beter scoort dan andere vormen van duurzame energie op de preventie van
broeikasgassen. De kosten per eenheid vermeden broeikasgas (waaronder het sterke broeikasgas
methaan) liggen lager dan bij Wind op land en Zon PV. Omdat groen gasproductie een relatief hoge
kostprijs per eenheid energie heeft, is de kans op toekenning van SDE+ momenteel gering. Hierdoor
komen weinig projecten tot stand, kan de technologie zich niet verder ontwikkelen en verdwijnt de
kennis op den duur. Voor Wind op zee is om vergelijkbare redenen een apart SDE+ compartiment
gemaakt (zie kader).
Voor Wind op zee, dat ook een relatief hoge kostprijs per eenheid energie kent, is een apart
compartiment in de SDE+ gemaakt, zodat niet hoeft te worden geconcurreerd met andere vormen
van duurzame energie. Het lijkt logisch om analoog hieraan voor groen gas (of categorieën
daarbinnen) eveneens een specifiek compartiment in de SDE+ te creëren. Binnenkort wordt de
SDE+ geëvalueerd, zodat dit punt kan worden opgepakt.
In het Energieakkoord wordt geen concrete doelstelling genoemd voor de productie van groen gas. In
een interview is aangegeven dat Groen gas door het ministerie van EZ wordt gezien als één van de
vormen van duurzame energie waarmee de doelstelling in het Energieakkoord voor hernieuwbare
energieopwekking kan worden bereikt.
10 De Rol van Duurzaam Mestbeheer in de Circulaire Economie in Nederland, pagina 41.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 20
4.3 De Green Deal tussen Groen Gas Forum en de Rijksoverheid
Op 3 oktober 2011 werd de Green Deal Groen Gas gesloten tussen de Rijksoverheid en 25 partijen
verenigd in het Groen Gas Forum. De doelstelling die de partijen daarbij vaststelden, hield in dat de
groen gas productie zou stijgen van toenmalig 30 miljoen m3/jaar via in 2014 300 miljoen m3/jaar
tot in de periode 2025-2030 circa 3 miljard m3 groen gas per jaar (verhonderdvoudiging!). Uit
interviews komt naar voren dat de Green Deal doelstelling met het huidige tempo van
productiestijging van groen gas niet wordt gehaald. De Green Deal doelstelling voor groen gas is niet
vertaald naar SMART-doelstellingen voor de Rijksoverheid en andere overheden. Wellicht omdat deze
doelstelling ontbreekt, worden invoedbeperkingen nog niet voortvarend aangepakt. Bij windenergie
heeft het stellen van een concrete doelstelling goed gewerkt (zie kader).
Bij “Wind op land” en “Wind op zee” spelen vergelijkbare problemen als bij groen gasproductie:
lastige ruimtelijke inpassing en invoedproblemen op het elektriciteitsnet, maar zijn wel concrete
doelstellingen voor overheden vastgelegd. Voor Wind op land is de rijksdoelstelling 6.000 MW
opgesteld vermogen in 2020 en voor Wind op zee 4.500 MW in 2020. Voor Wind op land zijn
deze doelstellingen vertaald naar provinciale doelstellingen. Het effect hiervan is dat de productie
stijgt en dat ook er al jaren wordt gewerkt aan het oplossen van de congestieproblematiek op het
elektriciteitsnet.
4.4 Energierapport Transitie naar duurzaam
In het recent verschenen Energierapport Transitie naar duurzaam, geeft de minister van EZ zijn visie
op de energievoorziening van 2050 en nodigt via de energiedialoog uit om hieraan invulling te
geven. In het rapport wordt het belang van aardgas beschreven voor de huidige en toekomstige
energievoorziening. Tevens wordt opgemerkt dat vrijwel alle nu bekende CO2-arme energiebronnen,
waaronder biomassa de robuuste elementen in de energiemix zijn zullen zijn (zie kader).
“Aardgas speelt momenteel een essentiële rol in de Nederlandse energievoorziening: het voorziet
in ruwweg 40% van onze primaire energiebehoefte. Vrijwel alle Nederlandse huishoudens,
bedrijven, ziekenhuizen en winkels maken gebruik van aardgas. Aardgas is van alle fossiele
energiebronnen het meest CO2-arm en is een efficiënte energiedrager. Aardgas zal worden ingezet
waar CO2-arme energie-opties en energiebesparing beperkt mogelijk zijn, ook na 2050 indien dit
noodzakelijk blijkt. Daarom willen we het gebruik van aardgas, naarmate de transitieperiode
vordert, steeds meer beperken tot die energiefuncties waar (nog) geen alternatief beschikbaar is.
Dat is met de huidige inzichten het geval bij de productie van proceswarmte in de industrie,
goederentransport over weg en water en de piekproductie van elektriciteit. Voor zover het daarbij
stationaire bronnen betreft, zal dit gebruik van aardgas gepaard moeten gaan met CCS, dan wel
moet aardgas vervangen worden door gasvormige energiedragers uit duurzame bronnen (groen
gas). Het overige aardgasgebruik, met name voor de productie van ruimteverwarming, zal zoveel en
zo snel als mogelijk vervangen worden door CO2-arme alternatieven. Dat heeft consequenties voor
de binnenlandse gaswinning, voor de gebruikers, voor de infrastructuur en voor de daarbij
betrokken organisaties en bedrijven.”
“Op basis van de huidige beschikbare kennis is de inzet van vrijwel alle nu bekende CO2-arme
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 21
energiebronnen en technologieën vereist voor het bereiken van de gewenste CO2-reductie.
Energiebesparing, biomassa, schone elektriciteitsproductie, en afvang en opvang van CO2 (CCS)
zullen richting 2050 waarschijnlijk robuuste elementen in de energiemix zijn11.”
In de interviews is naar voren gekomen dat gas niet alleen een belangrijke bron van energie blijft,
maar ook een vitale grondstof is voor de industrie. Ook komt naar voren dat de afname van de
Nederlandse aardgaswinning, momenteel gepaard gaat met een grotere import van gas uit met name
Rusland en van LNG uit Arabische landen, hetgeen niet strookt met de energie-
onafhankelijkheidsdoelstelling.
4.5 Conclusies
Voortvloeiend uit het Energieakkoord is het Rijksbeleid om in Nederland een toename van het
aandeel van hernieuwbare energieopwekking te realiseren naar 14% in 2020 en een verdere stijging
van dit aandeel naar 16% in 2023. Daarom wordt de SDE+ subsidie verstrekt in volgorde van
kostprijs van duurzaam opgewekte energie en niet op basis van de kostprijs van vermeden
broeikasgas, hetgeen logisch zou zijn gelet op de klimaatdoelstelling. Er is geen concrete doelstelling
voor de productie van groen gas.
Groen gas dat wordt geproduceerd met mono-mest en mest-covergisting, scoort beter dan Wind op
land en Zon PV bij de preventie van broeikasgassen vanwege de lagere kosten per eenheid vermeden
broeikasgas. Per eenheid energie, is groen gas echter relatief kostbaar, waardoor de kans op SDE+
momenteel gering is. Hierdoor komen weinig projecten tot stand, kan de technologie zich niet verder
ontwikkelen en verdwijnt de kennis op den duur. Naar analogie met Wind op zee kan een apart SDE+
compartiment worden gemaakt zodat niet om SDE+ hoeft te worden geconcurreerd met andere
vormen van duurzame energie.
De Green Deal doelstelling houdt in dat in 2030 circa 7% van het huidige binnenlands
aardgasverbruik, dat wil zeggen 30 TWh groen gas/jaar dient te worden geproduceerd
(verhonderdvoudiging in 2030 ten opzichten van 2015). Uit interviews komt naar voren dat de
Green Deal doelstelling met de huidige voortgang niet wordt gehaald. De doelstelling is niet vertaald
naar concrete SMART-doelstellingen voor de Rijksoverheid en andere overheden. Wellicht daarom
worden invoedbeperkingen nog niet voortvarend aangepakt. Bij windenergie heeft het stellen van
concrete doelstellingen door het Rijk en de provincies goed gewerkt (stijging productie) terwijl
vergelijkbare problemen spelen: invoedproblemen op het net en de lastige ruimtelijke inpassing.
In het recent verschenen Energierapport Transitie naar duurzaam, geeft de minister van EZ zijn visie
op de energievoorziening van 2050. In het rapport wordt het belang van aardgas beschreven voor de
huidige en toekomstige energievoorziening.
11 Energierapport Transitie naar duurzaam.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 22
4.6 Aanbevelingen
Probeer te bewerkstelligen dat de Rijksoverheid concrete beleidsdoelstellingen formuleert voor
groen gas, die worden vertaald naar doelstellingen voor de provincies. Dit naar analogie met het
succesvolle beleid voor Wind op land.
Probeer te bewerkstelligen dat in plaats van productie van duurzame energie, meer wordt
gestuurd op de achterliggende klimaatdoelstelling: de reductie van broeikasgassen. Hieraan kan
groen gasproductie tegen een relatief lage kostprijs een bijdrage leveren.
Streef ernaar om bij de komende evaluatie en herijking van de SDE+ te komen tot een apart
compartiment (budget) voor groen gas uit biomassa (naar analogie met Wind op zee).
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 23
5 Rolverdeling in het gasnet en bekostiging
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de rolverdeling in het gastransportnet en op de bekostiging van
maatregelen tegen invoedbeperkingen. Nagegaan wordt wat deze voor effect hebben op
invoedbeperkingen.
5.2 Rolverdeling in het gasnet
De rolverdeling van partijen in het gasnet is vastgelegd in de Gaswet. Om niet onnodig in detail te
gaan, is de nadruk gelegd op aspecten die te maken hebben met de invoeding van groen gas in het
RDN. De belangrijkste activiteiten (rollen) worden beschreven, waarbij wordt aangegeven welke
partijen ze uitvoeren (onderstreept).
Transport
Aardgas wordt vanuit de bron (Nederlands of geïmporteerd aardgas of LNG) via het 80 of 66 bar HTL
(hoofdtransportleidingnet) en 40 bar RTL (Regionale transportleidingnet) van GTS getransporteerd
naar grote afnemers zoals energiecentrales en via de door de RND’s (regionale distributienetten) van
de RNB’s naar de overige afnemers. De RDN’s zijn nader onder te verdelen in het hoge druknet (4 en
8 bar) en het lage druknet (100 mbar).
Invoeding, invoedbeperkingen en balancering
De RNB heeft de verplichting om de producent van groen gas een netaansluiting en voldoende
invoedcapaciteit aan te bieden. De RNB heeft echter een beperkte transportverplichting: indien de
invoeding van gas de momentane afzet in het netgebied overschrijdt of indien de bedrijfszekerheid
van het net in gevaar komt, kan de RNB invoedbeperkingen opleggen12. Hij is derhalve niet verplicht
om maatregelen uit te voeren waarmee invoedbeperkingen kunnen worden weggenomen. Producenten voeden groen gas in via een netaansluiting op het RDN. Het gas wordt via een
leverancier geleverd aan klanten. Iedere leverancier van gas heeft een programmaverantwoordelijke
of is zelf ook programmaverantwoordelijke. De programmaverantwoordelijke dient er voor te zorgen
dat gasvraag en gasaanbod van de door hem gefaciliteerde leveranciers op elk moment van de dag in
balans zijn, zodat er geen onder- of overbelasting van het net ontstaat. In beginsel betekent dit dat
deze er bij het opstellen van zijn programma mee rekening houdt dat er in het RDN sprake kan zijn
van invoedbeperkingen.
12 Sinds april geldt de MR gaskwaliteit en sinds juli zijn de diverse codes aangepast in het codebesluit invoedvoorwaarden regionale transportnetten (https://www.acm.nl/nl/publicaties/publicatie/16025/Codebesluit-invoedvoorwaarden-regionale-gastransportnetten/. Artikel 3.1a: In afwijking van 3.1.2 heeft de invoeder recht op transport van het in te voeden gas binnen het netgebied tot een hoeveelheid ter grootte van de momentane gasafname in dit netgebied mits de bedrijfszekerheid in het netgebied, in de zin van het (dynamisch) drukbeheer in het netgebied, niet in gevaar komt.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 24
Indien noodzakelijk, herstelt GTS de balans in het gasnet door transacties uit te voeren. De kosten
hiervan worden doorbelast aan die programmaverantwoordelijken die niet aan de eerdergenoemde
verplichting hebben voldaan.
Het is in dit onderzoek niet duidelijk geworden of de programmaverantwoordelijke rekening kan en
moet houden met mogelijke invoedbeperkingen. Als dat het geval is, zou deze immers bij beperkte
afzetmogelijkheden in het net, invoeding moeten tegenhouden, omdat de kosten van onbalans aan
hem worden doorbelast. In de praktijk is het echter zo dat de RNB invoedbeperking moet opleggen.
Kennelijk werkt het balanceringsregime hier niet optimaal.
Op grond van artikel 10a Gaswet kan worden geconcludeerd dat GTS verantwoordelijk is voor de
balancering van het door hem beheerde HTL en RTL. In de Gaswet wordt de RNB echter niet
verantwoordelijk gesteld voor de balancering van het RDN. Wel blijkt uit de wet dat de netbeheerder
(GTS of de RNB) transportondersteunende activiteiten kan uitvoeren die ook met balanceren te
maken hebben (zie kader).
Artikel 10a Gaswet geeft aan dat GTS verantwoordelijk is voor “het in evenwicht houden van het
door hem beheerde gastransportnet”.
In de Tarievencode Gas (18 december 2015) worden de transportdienst en de
transportondersteunende dienst van de RNB als volgt gedefinieerd: De transportdienst omvat het
transporteren van gas voor netgebruikers door gebruik te maken van het regionale
gastransportnet. Hieronder wordt mede verstaan: a. de instandhouding van het gastransportnet; b.
de handhaving van het drukniveau; c. de kwaliteitsbewaking van het gas; d. de facturering; e.
dataverwerking; f. marktfacilitering;
Artikel 1.1.t. Gaswet: ondersteunende diensten: de diensten die nodig zijn voor de toegang tot of
de werking van gastransportnetten”…..”met inbegrip van het opvangen van fluctuaties in de
belasting van het gastransportnet”.
In het rapport Toetsing Gaswet en wet Stroom13 wordt aangenomen dat GTS verantwoordelijk is voor
de balancering van het (gehele) gastransportnet. Verder wordt in dat rapport opgemerkt dat het
balanceringsregime geen expliciet verbod tot balancering van zijn regionaal gastransportnet geeft.”14
Uit interviews is gebleken dat GTS zich in de praktijk focust op de balans in het landelijk transportnet
(HTL en RTL) tussen de entry- en exitpunten in het net. Aangegeven is dat GTS geen volledig inzicht
heeft in de balans in het RDN.
Buffering van gas
GTS kan voor de uitoefening van haar taken, gasopslaginstallaties (buffers) beheren. Op
gasopslaginstallaties van GTS is de regelgeving voor gasopslagbedrijven niet van toepassing15.
13 Toetsing Gasnet en wet Stroom, S. Bosma, p21 14 Toetsing Gaswet en wet Stroom, S. Bosma 15 Artikel 1.1.f. Gaswet
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 25
Een dergelijke uitzondering is niet gemaakt voor de RNB. Er is derhalve in de Gaswet geen expliciete
grondslag voor de RNB “..om gas op te slaan”16. In het wetsvoorstel Stroom is de mogelijkheid
opgenomen dat RNB’s bij AMVB de tijdelijke taak van opslag van energie op zich kunnen nemen.
“Hieruit kan worden afgeleid dat tijdelijke opslag van energie, nu niet tot het takenpakket van de
RNB hoort”.17 Ook in de interviews is het beeld van de betrokkenen dat de RNB op dit moment geen
gasopslaginstallaties mag beheren. Wij concluderen dan ook dat de RNB momenteel geen
gasopslaginstallaties mag beheren. Voor het uitvoeren van de taken opvangen van fluctuaties in de
belasting van het gastransportnet en de handhaving van het drukniveau (zie kader terug) kan de RNB
vóór de meter, wel andere instrumenten inzetten zoals het realiseren van netkoppelingen (artikel 10
lid 3a Gaswet). Als de RNB geen gasopslag kan toepassen in het RDN, dan zou het een optie kunnen zijn dat GTS
investeert in gasopslaginstallaties in het RDN. GTS geeft echter aan niet te kunnen investeren in door
andere netbeheerders beheerde netten.
Meten
Het onafhankelijke meetbedrijf is verantwoordelijk voor de meting van de hoeveelheid en kwaliteit
van het ingevoede groen gas. Ook certificeert het de installatie die wordt gebruikt om de kwaliteit
van het groene gas vast te stellen.
Aanmaken groen gascertificaten
Bij de invoeding door een producent van groen gas op het RDN, worden door Vertogas bij een
handelaar (vaak tevens leverancier; maar dat hoeft niet) verhandelbare groencertificaten
aangemaakt. Door bij de levering van gas aan een afnemer tevens groen gascertificaten af te boeken,
wordt het gas “vergroend”. Het certificeringssysteem waarborgt derhalve dat het gecreëerde aantal
groencertificaten gelijk is aan het aantal afgeboekte certificaten en daarmee dat de hoeveelheid
geproduceerd groen gas gelijk is aan het geleverde groene gas.
In de tabel is de rolverdeling in het gasnet samengevat.
Partijen Rol
GTS Beheer HTL en RTL en transport via het HTL en RTL.
Balancering van door haar beheerde gastransportnet
(HTL en RTL).
Grijs gebied: balancering van het RDN.
Beheren van gasopslaginstallaties in het kader van
taakuitvoering.
Regionale netbeheerder Beheer RDN en transport via het RDN.
Netaansluiting en invoedcapaciteit leveren aan
groen gasproducent; Tansportverplichting tenzij
afzet onvoldoende; dan invoedbeperking.
Grijs gebied: balancering van het RDN.
16 Toetsing Gaswet en Wet Stroom door mr. Bosma. 17 Toetsing Gaswet en Wet Stroom door mr. Bosma.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 26
Partijen Rol
Leveren van informatie aan GTS voor balancering.
Handhaving van het drukniveau; en het opvangen
van fluctuaties in de belasting van het
gastransportnet (als transportondersteunende
dienst).
Programmaverantwoordelijke (vaak
tevens leverancier)
Afstemmen gasvraag- en aanbod; balancering van
het gastransportnet.
Onduidelijk waarom balancering in RNB niet lijkt te
werken.
Groen gasproducent, tevens groen gas
invoeder
Productie van biogas, opwerken naar groen gas,
comprimeren en invoeden op het RDN.
Leverancier Inkoop en levering van gas.
Meetbedrijf Meting van hoeveelheid en kwaliteit van het groene
gas.
Handelaar (vaak tevens leverancier) Verkrijgt tegen vergoeding groen gascertificaten en
laat deze tegen betaling afboeken bij gebruik gas
(vergroenen).
Afnemers, waaronder CNG-stations Afname van gas uit het RDN.
Aankoop/laten afboeken van groen gas certificaten
van een handelaar.
Tabel 1: Belangrijkste partijen en rollen in het gasnet
De Gaswet geeft de RNB geen specifieke verantwoordelijkheden “achter de meter”. Onder de huidige
Gaswet mag18 de netbeheerder behalve zijn wettelijke taken, ook activiteiten verrichten waarmee hij
niet in concurrentie treedt. Liander mag echter geen gas leveren, produceren of daarin handelen.
5.3 Bekostiging: socialiseren of ten laste van de winst
In deze paragraaf wordt ingegaan op de bekostiging van maatregelen tegen invoedbeperkingen.
Maatregelen tegen invoedbeperkingen kunnen als volgt worden bekostigd.
Socialiseren: onderdeel van de tarieven van de netbeheerder.
Ten laste van de winst van de netbeheerder.
Via subsidies.
Een vierde optie, de kosten één op één in rekening brengen bij de klant, is voor netgerelateerde
investeringen op basis van eerdere jurisprudentie19 niet toegestaan. De RNB kan de kosten niet
doorbelasten aan derden, waaronder groen gas producenten.
18 Memo 18 aug. 2015 van JZ/Regulering. STIX, beoordeling JZ/Reg aan de hand van het slide deck. 19 Autoriteit Consument en Markt, Besluit inzake geschil v.o.f. Kwekerij Meerkamp vs Intergas Energie B.V. 17-06-2009. Dit geldt ook indien er sprake is van vrijwillige bekostiging door een groen gasproducent.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 27
5.3.1 Onderdeel van de tarieven van de netbeheerder (socialisereren)
Het socialiseren van de kosten van maatregelen tegen invoedbeperkingen betekent dat deze
onderdeel uitmaken van de “regulated asset base” en worden doorbelast in het transporttarief. De
opbouw van de tarieven van de RDN is beschreven in bijlage 4 van dit rapport.
Bij de beoordeling of kosten kunnen worden gesocialiseerd, is Gaswet artikel 10 van belang. Hierin
wordt aangegeven dat een netbeheerder tot taak heeft zijn gastransportnet op economische
voorwaarden in werking te hebben, te onderhouden en te ontwikkelen op een wijze die de veiligheid,
doelmatigheid en betrouwbaarheid van het gastransportnet waarborgt en het milieu ontziet. Er is
daarnaast specifieke regelgeving van toepassing20. De exacte wijze waarop beoordeeld wordt of
kosten kunnen worden gesocialiseerd valt buiten de scope van dit onderzoek.
Met betrekking tot de bekostigingswijze van maatregelen tegen invoedbeperkingen, door deze
onderdeel te maken van de tarieven (te socialiseren), kunnen op basis van de interviews de volgende
conclusies worden getrokken:
In vergelijkbare gevallen worden door RNB’s verschillende keuzes gemaakt. Aangegeven wordt
dat er sprake is van een grijs gebied.
Maatregelen met “geringe kosten” kunnen in beginsel in de tarieven worden verwerkt21. Dit
betreft onder meer de kosten die de RNB bij STIGS maakt in de coördinatierol (zie 6.6) en de
kosten die GTS maakt bij toepassing van dynamisch drukmanagement.
Investeringen in netkoppelingen, die uitsluitend zijn bedoeld om invoedbeperkingen op te heffen,
worden waarschijnlijk niet als doelmatig beschouwd. Indien de netkoppeling niet alleen
invoedbeperkingen opheft, maar ook de betrouwbaarheid van het net verhoogt, is socialisatie
soms wel mogelijk.
Kosten van een overstort zijn waarschijnlijk niet te socialiseren door een RNB. GTS is weliswaar
van mening dat de kosten van de gasoverstort in Wijster kunnen worden gesocialiseerd, maar
brengt dit niet in praktijk (kosten worden toch ten laste van de winst gebracht).
De ACM toetst de resultaten, waarbij de RNB’s in een benchmark onderling worden vergeleken.
Deze benchmark heeft onder meer als effect dat netbeheerders die sneller tot bekostiging van
maatregelen tegen invoedbeperkingen overgaan, daarvan een financieel nadeel ondervinden.
Afspraken Green Deal en wetsvoorstel Stroom
Met de Rijksoverheid zijn in de Green Deal de volgende afspraken gemaakt met betrekking tot de
bekostiging van maatregelen tegen invoedbeperkingen:
Een goede allocatie van de kosten van infrastructuur is nodig om marktpartijen en netbedrijven op
de juiste momenten tot de juiste stappen te verleiden, zodat bijtijds een adequate infrastructuur
beschikbaar is waar groen gas projecten op kunnen invoeden. Groen Gas Forum werkt in het
eerste kwartaal van 2012 een analyse uit en zal op basis daarvan een plan voor (gedeeltelijke)
kostensocialisatie uitwerken.
20 De Tarievencode gas bevat de door de netbeheerders te hanteren tariefstructuur alsmede de elementen en wijze van berekening daartoe. De Regulatorische Accountingregels voor Regionale Netbeheerders Gas bevat de daarbij behorende standaard voor financiële verslaglegging waaraan de netbeheerders moeten voldoen. 21 Memo 18 aug. 2015 van JZ/Regulering. STIX, beoordeling JZ/Reg aan de hand van het slide deck.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 28
Het overstorten van gas van lagere naar hogere netten maakt meer decentrale gasnetten geschikt
voor invoeding van groen gas. Wanneer het plaatsen van een overstort een substantiële extra
invoeding van groen gas mogelijk maakt, is het zinvol om de kosten voor overstort te socialiseren.
Het ministerie van EZ zoekt in afstemming met netbeheerders en de NMa naar mogelijkheden en
randvoorwaarden voor het socialiseren van dergelijke kosten.
Het wetsvoorstel Stroom biedt meer ruimte voor het opnemen van kosten in de tarieven van de
netbeheerder, gelet op artikel 5.4: “Een systeembeheerder … beheert, onderhoudt en ontwikkelt het
systeem .. op zodanige wijze dat de veiligheid, betrouwbaarheid en doelmatigheid is geborgd, met
inachtneming van de belangen van het milieu en de transitie naar een duurzaam energiesysteem”.
Voor zover wij hebben kunnen nagaan is aan de afspraken in de Green Deal nog geen gevolg
gegeven. Geconstateerd kan worden dat het uitvoeren van de afspraken in de Green Deal en de
mogelijke toekomstige aannemen van het wetsvoorstel Stroom, kansen biedt om een groter deel van
de kosten te socialiseren.
5.3.2 Ten laste van de winst van de RNB of via een subsidie
Indien socialiseren niet mogelijk is, kunnen de kosten worden genomen zonder dat daar opbrengsten
tegenover staan. Hierdoor wordt de winst die beschikbaar is voor uitkering aan aandeelhouders .
Aandeelhouders zullen derhalve met deze werkwijze moeten instemmen. Deze bekostigingswijze
wordt ook toegepast voor nog niet rendabele activiteiten (Emerging Business Area’s) van de
groepsmaatschappijen van de RNB.
5.3.3 Via een subsidie
Onderzoek naar eventuele subsidiemogelijkheden valt buiten de scope van dit onderzoek. Wel is in
het interview met de provincie Gelderland, de grootste aandeelhouder en dividendontvanger van
Alliander, besproken dat projecten van Alliander waarmee invoedbeperkingen worden opgeheven,
mogelijk passen in het beleid van de provincie. Via subsidie instrumentarium van bijvoorbeeld
provincies kan mogelijk een niet-rendabel deel van de activiteiten gefinancierd worden.
5.4 Effecten op maatregelen tegen invoedbeperkingen
In deze paragraaf worden de effecten van de rolverdeling en bekostiging per maatregel beschreven.
Dynamisch drukmanagement
GTS geeft aan dat dynamisch drukmanagement kan worden gezien als onderdeel van de
balanceringstaak van GTS. GTS heeft aangegeven dat de (geringe) kosten van dynamisch
drukmanagement in beginsel kunnen worden meegenomen in het tarief van de netbeheerder. Dit
maakt dynamisch drukmanagement, indien de lokale situatie zich ervoor leent, een maatregel die
effectief kan worden toegepast.
Overstort
GTS geeft aan dat het realiseren en exploiteren van een overstort kan worden gezien als
onderdeel van de balanceringstaak van GTS.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 29
De beperking dat GTS niet investeert in het netwerk van de RNB hindert niet, omdat de overstort
wordt gerealiseerd in het net van GTS, op de grens van het net van de RNB.
GTS gaat ervan uit dat de kosten kunnen worden gesocialiseerd. Toch is er bij de te realiseren
overstort voor Attero vooralsnog voor gekozen om de kosten ten laste van de winst van GTS te
laten komen. GTS is van plan met ACM over de bekostiging van dit project in gesprek te gaan.
Voor overstorten binnen het netwerk van de RNB, tussen het lagedruk 100 mbar en 4 of 8 bar net
geldt dat de RNB niet verplicht is om de maatregel uit te voeren en wordt ingeschat dat deze
maatregel niet kan worden gesocialiseerd.
Gasbuffering in het RDN
Geconcludeerd is dat RNB momenteel geen gasopslaginstallaties mag beheren. GTS kan dit in het
kader van haar taakuitvoering wel, maar omdat GTS niet investeert in het netwerk van andere
netbeheerders is realisatie van een buffer in het RDN nu niet aan de orde.
De vraag hoe een gasbuffer kan worden bekostigd is gelet op bovenstaande constateringen nog
niet aan de orde. In een interview met Enexis is aangegeven dat men interesse heeft om verder te
verkennen of gasopslag binnen het RDN door de RNB mogelijk is en of de kosten kunnen worden
gesocialiseerd.
Netkoppeling
Het realiseren van een netkoppeling door de RNB, uitsluitend om invoedbeperkingen te
voorkomen is bij Liander nog niet toegepast. Aangegeven is dat de kosten waarschijnlijk niet
kunnen worden gesocialiseerd (zie 5.3.1.). Indien er een samenloop is tussen opheffen van
invoedbeperkingen en andere doelstellingen kunnen de kosten mogelijk wel worden gedekt uit de
tarieven. Een voorbeeld is een situatie in Oudehaske, waar met een netkoppeling zowel de
betrouwbaarheid en daarmee de leveringszekerheid wordt vergroot, als invoedbeperkingen voor
een toekomstige invoeder worden bestreden.
In bepaalde gevallen kunnen invoedbeperkingen worden opgeheven door een langere
aansluitleiding van de groen gasproducent, waarvan de kosten voor rekening van de aan te sluiten
groen gasproducent komen (zie kader). Het is echter de vraag of deze kosten door de groen
gasproducent kunnen worden gedragen, gelet op de beperkte ruimte die daarvoor in de
businesscase22 is. Dit is sterk afhankelijk van de lokale situatie.
In de casus Biomassavergistingsinstallatie Bergerden, is in het nabijgelegen netgedeelte sprake van
invoedbeperkingen. In deze casus worden momenteel de volgende opties vergeleken: op kosten
van de producent realiseren van een lange aansluitleiding naar een netgebied zonder
invoedbeperkingen, versus aansluiten op het dichtbijgelegen netgedeelte, waarbij door de RNB een
netkoppeling moet worden gelegd, waarvan de totale kosten lager zijn dan de lange aansluitleiding.
22 Gelet op de businesscase die de onderbouwing vormt voor bepaling van het SDE+ basisbedrag is de ruimte relatief beperkt. Nader onderzoek kan uitwijzen welke bandbreedte aan kosten hierbij naar verwachting draagbaar is.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 30
Maatregelen achter de meter
In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de organisatie en bekostiging van STIGS/Demand side
management.
Voor de overige in dit rapport benoemde maatregelen (afstemmen van onderhoudsmomenten van
installaties van invoeders en afnemers en stimuleren aansluiten van groen gasproducenten in
netgedeeltes waar voldoende afname is), lijkt te gelden dat de daarvoor benodigde rollen van
coördineren en informatieverstrekken passen binnen de randvoorwaarden zoals benoemd: de RNB
mag geen gas leveren, produceren of daarin handelen. Uitvoering door de RNB ligt voor de hand,
omdat de ervoor benodigde informatie bij de RNB beschikbaar is. Ook is een voordeel dat indien
de RNB de taak uitvoert, de kosten ervan, zoals ook geldt voor de kosten van de coördinatierol,
mogelijk kunnen worden gesocialiseerd.
5.5 Conclusies
De volgende aspecten van de rolverdeling in het gasnet zijn bij het tegengaan van invoedbeperkingen
nadelig.
De RNB heeft jegens de producent van groen gas een transportverplichting, tenzij de invoeding de
momentane afzet in het netgebied overschrijdt. In dat geval kan de RNB invoedbeperkingen
opleggen.
De netbeheerders (RNB en GTS) zijn niet verplicht om maatregelen tegen invoedbeperkingen, uit
te voeren.
De netbeheerders kunnen maatregelen tegen invoedbeperkingen vrijwillig uitvoeren, maar
hiervoor zijn geen prikkels ingebouwd.
Er is onduidelijkheid over de verantwoordelijkheid voor de balancering van het RDN:
Alhoewel het niet letterlijk uit de Gaswet volgt, lijkt GTS verantwoordelijk te zijn voor de
balancering van het totale gastransportnet, dus inclusief het RDN. GTS focust zich in de
praktijk echter op de balans in het landelijk transportnet (HTL en RTL).
De RNB acht GTS verantwoordelijk voor de balancering, maar heeft taken die onder
balancering kunnen worden geschaard: het opvangen van fluctuaties in de belasting van het
gastransportnet en handhaving van het drukniveau in het RND).
Met betrekking tot de bekostigingswijze van maatregelen tegen invoedbeperkingen, door deze
onderdeel te maken van de tarieven (te socialiseren), kunnen op basis van de interviews de volgende
conclusies worden getrokken:
In vergelijkbare gevallen worden door RNB’s verschillende keuzes gemaakt. Aangegeven wordt
dat er sprake is van een grijs gebied.
Maatregelen met “geringe kosten” kunnen in beginsel in de tarieven worden verwerkt23. Dit
betreft onder meer de kosten die de RNB bij STIGS maakt in de coördinatierol en de kosten die
GTS maakt bij toepassing van dynamisch drukmanagement.
23 Memo 18 aug. 2015 van JZ/Regulering. STIX, beoordeling JZ/Reg aan de hand van het slide deck.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 31
Investeringen in netkoppelingen, die uitsluitend zijn bedoeld om invoedbeperkingen op te heffen,
worden waarschijnlijk niet als doelmatig beschouwd. Indien de netkoppeling niet alleen
invoedbeperkingen opheft, maar ook de betrouwbaarheid van het net verhoogt, is socialisatie
soms wel mogelijk.
Kosten van een overstort zijn waarschijnlijk niet te socialiseren door een RNB. GTS is weliswaar
van mening dat de kosten van de gasoverstort in Wijster kunnen worden gesocialiseerd, maar
brengt dit niet in praktijk (kosten worden toch ten laste van de winst gebracht).
De ACM toetst de resultaten, waarbij de RNB’s in een benchmark onderling worden vergeleken.
Deze benchmark heeft onder meer als effect dat netbeheerders die sneller tot bekostiging van
maatregelen tegen invoedbeperkingen overgaan, daarvan een financieel nadeel ondervinden.
Met betrekking tot de uitvoerbaarheid van maatregelen tegen invoedbeperkingen kunnen de
volgende conclusies worden getrokken:
Vóór de meter (in het gasnet) kan alleen dynamisch drukmanagement relatief eenvoudig worden
uitgevoerd (geen investering; exploitatiekosten24 in tarief van GTS te brengen).
Gasoverstorten (op de grens van RDN en LTN) kunnen door GTS worden gerealiseerd, maar de
bekostiging is onderwerp van discussie.
Gasopslag (buffering) in het RDN kan situatieafhankelijk een doelmatige oplossing zijn. Dit kan
niet worden toegepast door RNB’s. GTS mag dit wel, maar investeert niet in het RDN.
Netkoppeling door de RNB’s uitsluitend om invoedbeperkingen op te heffen, kunnen
waarschijnlijk niet worden gesocialiseerd. Met betrekking tot de maatregelen achter de meter
geldt waarschijnlijk dat de benodigde coördinerende en informerende rollen door de RNB kunnen
worden uitgevoerd en ook gelet op de beperkte omvang ervan, uit de tarieven worden bekostigd.
In het algemeen kan worden geconcludeerd dat de bestaande rolverdeling in het gasnet en de wijze
van bekostigen niet is ingericht op de decentrale invoeding van (groen) gas in het RDN en
belemmerend werkt voor maatregelen waarmee invoedbeperkingen kunnen worden weggenomen.
De verantwoordelijkheid voor de balancering is niet helder. Niemand is verantwoordelijk voor het
opheffen van invoedbeperkingen en het is niet of beperkt mogelijk om de kosten van maatregelen
tegen invoedbeperkingen uit de tarieven van de netbeheerders te dekken. Het is tevens niet mogelijk
de kosten door te belasten aan de groen gasproducent. In enkele gevallen kan het een optie zijn om
bij invoedbeperkingen een groen gasproducent aan te sluiten op een verder gelegen netgedeelte
zonder invoedbeperkingen. De kosten van een daarvoor benodigde langere aansluitleiding zullen in
de praktijk de business case onhaalbaar maken. Dit leidt ertoe dat invoedbeperkingen in de praktijk
veelal niet worden opgelost.
5.6 Aanbevelingen
De volgende aanpassingen aan de rolverdeling en bekostiging kunnen bijdragen aan het opheffen van
invoedbeperkingen:
Overleg met andere RNB’s om te komen tot gezamenlijk uitvoeringsbeleid (beleidsuniformering)
met betrekking tot de bij invoedbeperkingen te treffen maatregelen.
24 Dynamisch drukmanagement brengt ook beperkte operationele kosten voor RNB met zich mee, bijvoorbeeld wijziging van instellingen in de districtstations.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 32
Overleg met het ministerie van EZ en ACM over verruiming en verheldering van de bekostiging
van maatregelen tegen invoedbeperkingen uit de tarieven van de netbeheerder, met
inachtneming van art. 5.4 wetsvoorstel Stroom en de nog te effectueren afspraken in de Green
Deal ten aanzien van de kostensocialisatie van maatregelen tegen invoedbeperkingen, specifiek
over overstorten.
Onderzoek hoe GTS wél kan investeren in gasbuffercapaciteit in het RDN. Hiervoor zijn wellicht
juridische constructies (bijv. opstalrechten e.d.) mogelijk. Alternatief is dat de optie om gasopslag
te realiseren die voor GTS geldt, ook voor de RNB beschikbaar komt. Dit vergroot de
mogelijkheden om een meer doelmatige oplossing van invoedbeperkingen te komen.
Streef er naar dat het net wordt ingericht op de decentrale invoer van (groen) gas in het RNB. Een
mogelijke oplossingsrichting daarbij kan zijn dat de RNB (expliciet) verantwoordelijk wordt voor
de balancering van het RDN in afstemming met GTS. Ook alternatieven kunnen worden
overwogen zoals het leggen van het netbeheer en de balancering van het totale gasnet bij één
nationale netbeheerder.
Onderzoek mogelijkheden om prikkels in te bouwen voor de netbeheerders om op doelmatige
wijze de invoeding van groen gas te faciliteren. Onderzoek in dat verband onder welke generieke
voorwaarden de netbeheerders een transportplicht kan worden opgelegd.
Eén van de mogelijke oplossingsrichtingen is een verplichting voor de RNB om groen gas te
transporteren waarbij deze kan kiezen tussen het opheffen van invoedbeperkingen en het
vergoeden van de gederfde inkomsten (SDE+-subsidie + grijs gas prijs) van de groen
gasinvoeder. Dit betreft dan aantoonbaar geproduceerd, maar door invoedbeperkingen niet
ingevoed groen gas, tot het maximum aantal vollasturen conform de SDE+. De kosten hiervan
dienen te kunnen worden gesocialiseerd.
Dit geeft de RNB de prikkel om op doelmatige wijze de invoeding van groen gas te faciliteren.
Voor de groen gasproducent betekent dit dat zijn financiële positie gelijk wordt aan een situatie
zonder invoedbeperkingen. In deze oplossingsrichting zouden prikkels of beperkingen kunnen
worden toegevoegd voor de groengasinvoeder om zijn productie zo veel mogelijk af te stemmen
op de transportcapaciteit. Onderzocht kan worden of het mogelijk is afspraken te maken over
een specifiek invoedingspatroon. Een andere optie is om de verplichting niet overal van kracht
te laten zijn.
Onderzoek de mogelijkheid om SDE+ te betalen voor aantoonbaar geproduceerd, maar vanwege
invoedbeperkingen niet in het gasnet ingevoed groen gas, tot het maximum aantal vollasturen
conform de SDE+. Dit verbetert de businesscase van groen gasproducenten.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 33
6 Organisatie en bekostiging van STIGS
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de werking van STIGS en wordt beschreven hoe de organisatie en
bekostiging van STIGS er uit kan zien.
6.2 Werking STIGS
Het STIGS-concept houdt in dat de afname van gas uit het hoge druk RDN, om de buffer (waarin gas
wordt gecomprimeerd) van een CNG-station te vullen, wordt afgestemd met de invoeding van groen
gas door een groen gasproducent. De buffer wordt derhalve dubbel gebruikt: om invoedbeperkingen
te voorkomen en voor de normale bedrijfsvoering van het CNG station. Onderstaand wordt het
STIGS-concept (ook wel STIX) schematisch weergegeven.
Figuur 2: schematische weergave STIGS (bron Liander)
Het STIGS-concept kan in beginsel worden uitgebreid of worden toegepast op andere afnemers van
gas die een bepaalde mate van flexibiliteit bezitten. Voorbeelden hiervan zijn tuinders die gas
aanwenden voor de productie van warmte en daar buffercapaciteit voor hebben, CO2 en elektriciteit,
maar ook voor grote industrieel gebruikers. In het kader van dit rapport wordt alleen op de variant
met het CNG station ingegaan.
In het in bijlage 3 samengevatte interne juridisch advies van Liander wordt aangegeven dat om te
voorkomen dat er sprake zal zijn van handel, Liander niet kan garanderen aan een groen gas invoeder
“dat er altijd voldoende invoedruimte is en dat BEB25 daar een vaste vergoeding voor betaalt”. Deze
randvoorwaarde voor STIGS hoeft geen probleem te vormen, omdat ook in een normale situatie
“zonder invoedbeperkingen” geldt dat indien de invoeding van gas de momentane afzet in het
netgebied overschrijdt of indien de bedrijfszekerheid van het net in gevaar komt de RNB
invoedbeperkingen kan opleggen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen doordat de afname van gas in
een netgedeelte door de sluiting van een bedrijf terugloopt.
25 Bio Energie Bergerden; de groen gasproducent in de specifieke casus.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 34
Het is daarom niet noodzakelijk dat bij STIGS aan de groen gasproducent de garantie wordt gegeven
dat nooit sprake zal zijn van invoedbeperkingen.
6.3 Partijen en rollen binnen STIGS
Binnen STIGS zijn, zo blijkt ook uit interviews, drie partijen en rollen te onderscheiden:
De groen gasproducent.
De exploitant van het CNG tankstation (of in alternatieve uitwerkingen een andere partij die gas
afneemt uit het net).
De coördinerende partij.
De groen gasproducent
De groen gasproducent voert groen gas in op het RDN. Hij levert zijn gas via een leverancier en een
programmaverantwoordelijke (zie ook terug bij rolverdeling in het gasnet). Hij levert daarnaast data
met betrekking tot de huidige en verwachte productie van groen gas aan de RNB. Zijn belang bij het
deelnemen aan STIGS is het reduceren van invoedbeperkingen.
De exploitant van het CNG tankstation
De exploitant van het CNG tankstation neemt gas af uit het RDN en slaat26 dit op (achter de meter)
en levert het aan zijn afnemers. Hij laat daarbij toe dat het moment en de hoeveelheid van zijn
afname uit het net, binnen een gedefinieerde bandbreedte, gerelateerd aan de primaire functie van
de buffer voor zijn bedrijfsvoering, wordt afgestemd op de voor groen gas invoeding gewenste ruimte
in het net. Hij levert data met betrekking tot de status van de buffer aan de RNB.
De investering in de buffer voor het CNG station wordt dubbel aangewend, waardoor
kostenbesparing optreedt. De exploitant maakt derhalve in beginsel geen extra kosten voor de
buffer.
Uit een interview blijkt dat de exploitant van het CNG tankstation als belang heeft dat er meer groen
gas wordt geproduceerd. Baten zijn derhalve voor hem het feit hij door zijn flexibiliteit in te zetten
ervoor zorg draagt dat er meer groen gas kan worden geproduceerd. Aangegeven is dat het voor het
CNG station en de groen gasproducent interessant kan zijn om in een situatie waarin SDE+ door de
groen gasproducent volledig is ontvangen (na 8.000 draaiuren), groen gas af te nemen via het
systeem van HBE27 (hernieuwbare brandstofeenheden). Dit kan additionele opbrengsten geven voor
de van de groen gasproducent. Uit een interview blijkt echter dat in de praktijk deze situatie zich
vrijwel niet zal voordoen, omdat bij een groen gasproducent onder meer door onderhoud, het aantal
van 8.000 draaiuren waarschijnlijk niet wordt overschreden.
26 De rol van de CNG-station exploitant is niet aan te merken als gasopslag in de zin van de Gaswet, zodat daaruit voortvloeiende verplichtingen niet aan de orde zijn. Zie hiervoor Gaswet art. 10 lid 1 en 2. 27 Met HBE’s wordt geborgd dat leveranciers van brandstoffen aan het weg- en spoorvervoer aan hun jaarverplichting m.b.t. het gebruik van hernieuwbare brandstoffen voldoen. Zie bijv. Powerpoint Jaarafsluiting Energie voor Vervoer, Nederlandse Emissie Autoriteit, Renée Peerboom,1 december 2015
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 35
De coördinatorrol
Er is een partij nodig die de afstemming regelt tussen de invoeding van de productie en invoeding van
groen gas, de beschikbare transportcapaciteit in het desbetreffende netgedeelte en de afname door
het CNG-station. Deze verzamelt informatie over de druk in het net, de afname en de actuele en
verwachte productie van groen gas en de status van de buffer van het tankstation. Hij geeft de
exploitant van het CNG tankstation een signaal om gas af te nemen en de buffer te vullen als dit
wenselijk is om de invoedruimte te vergroten.
De bandbreedtes waarbinnen de vulling van de buffer van het CNG station kan plaatsvinden, dienen
te zijn vastgelegd. Als systemen aan elkaar zijn gekoppeld, kan dit proces geautomatiseerd verlopen.
Deze rol omvat derhalve niet handel of levering of productie van gas, maar faciliteert feitelijk slechts
door het beschikbaar stellen van data.
6.4 Invulling coördinatierol
De vraag welke partij het beste de coördinatorrol kan vervullen wordt inhoudelijk en juridisch
beoordeeld. De volgende (typen) partijen worden beoordeeld.
1 De netbeheerder.
2 Een groepsmaatschappij van de netbeheerder.
3 Een entiteit buiten de groepsmaatschappij van de netbeheerder (waaronder bijvoorbeeld de groen
gasproducent of de exploitant van het CNG-station).
Inhoudelijke beoordeling
Vastgesteld kan worden dat de RNB de enige partij is die de beschikking heeft over (real time)
informatie over de status van het RDN, over het totaal van de aangesloten en aan te sluiten partijen
en de enige partij is die in overleg met GTS tot verminderde invoeding in het RDN dan wel andere
maatregelen voor de meter kan komen. Derhalve lijkt vanuit het inhoudelijk perspectief, de RNB
aangewezen partij om de rol van coördinator te vervullen.
Juridische beoordeling
1 De netbeheerder
Belangrijk aspect bij de beoordeling is dat STIGS niet inhoudt dat aanbieders en vragers van groen
gas bij elkaar worden gebracht. Immers het CNG station neemt slechts gas uit het net af op het
moment dat de groen gasproducent wil invoeden. Hij wordt echter niet de afnemer van het door
de producent ingevoerde gas. Ook is er geen sprake van een garantie aan de groen gasproducent
dat deze altijd kan invoeden (zie eerder), waardoor volgens het juridisch advies van Alliander
sprake zou kunnen zijn van handel.
De rol van coördinator zoals hierboven beschreven, kan derhalve onder de huidige Gaswet en
rekening houdend met het Wetsvoorstel Stroom als “technisch netmanagement activiteiten” door
de RNB worden uitgevoerd. In bijlage 3 is een interne juridische analyse van Liander over dit
onderwerp samengevat.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 36
2 Een groepsmaatschappij van de netbeheerder
Een groepsmaatschappij van de netbeheerder krijgt, als het wetsvoorstel Stroom wordt
aangenomen, aanvullende bevoegdheden, waaronder handelingen en activiteiten verrichten met
betrekking tot energiebeurzen. Hierbij kan de mogelijkheid ontstaan om via een platform
aanbieders en vragers van gas bij elkaar te brengen (zie bijlage 3). Zoals eerder vermeld is er bij
STIGS echter geen sprake van het bij elkaar brengen van aanbieders en vragers van gas en heeft
deze bevoegdheid dus geen meerwaarde.
Uit de interviews is gebleken dat de data waarover de netbeheerder beschikt en die cruciaal zijn
voor de uitvoering van STIGS niet zonder meer aan groepsmaatschappijen van de netbeheerder
ter beschikking kunnen worden gesteld. Een groepsmaatschappij van de netbeheerder als
coördinator ligt dus niet voor de hand.
3 Entiteit buiten de groepsmaatschappij
Voor deze optie geldt hetzelfde als voor optie 2.
Constateringen
Geconcludeerd kan worden dat het om inhoudelijke en juridische redenen voor de hand ligt dat de
RNB de rol van coördinator in STIGS op zich neemt.
Ook in de interviews met marktpartijen komt naar voren dat de kennis en informatie die nodig is voor
de rol van coördinator STIGS, waaronder in overleg met GTS realiseren van verminderde invoeding in
het RDN en andere maatregelen tegen invoedbeperkingen, uitsluitend beschikbaar is bij de
netbeheerder en dat het wenselijk is dat deze de uitvoering ervan beschouwt als een onderdeel van
zijn taak als netbeheerder.
6.5 Organisatie
In de vorige paragraaf is geconcludeerd dat het om inhoudelijke en juridische redenen voor de hand
ligt dat de RNB de coördinerende rol op zich neemt. De samenwerking tussen de groen gasproducent,
het CNG-station en de RNB kan op meerdere manieren worden vormgegeven. In de meest
eenvoudige uitwerking, waarin alleen wordt deelgenomen door een groen gasproducent en een CNG-
station, hoeven er in beginsel slechts contracten te worden gesloten tussen de RNB in zijn rol van
coördinator en:
de groen gasproducent met betrekking tot de te verstrekken informatie over de actuele en
verwachte te produceren hoeveelheid biogas (zie terug);
het CNG station met betrekking tot de te verstrekken informatie, bandbreedtes
(timing/hoeveelheid buffering) en nadere voorwaarden (bijv. alleen voor invoeding groen gas).
6.6 Bekostiging van STIGS
Bij STIGS moeten de volgende zaken worden bekostigd:
Coördinatorrol (activiteiten van de RNB).
Meerkosten optionele bufferuitbreiding.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 37
Kosten van de coördinatorrol
In een interview met Liander is gebleken dat de in het kader van de coördinatorrol uit te voeren
technische managementactiviteit in beginsel kunnen worden gezien als een
transportondersteunende dienst (zie kader in paragraaf 5.2). De relatief beperkte kosten daarvan
kunnen in het tarief van de netbeheerder worden verwerkt. Dit is overigens een bijkomend voordeel
van het opdragen van de rol van coördinator aan de RNB.
Meerkosten optionele bufferuitbreiding
In beginsel kan voor STIGS de reeds voor de normale bedrijfsvoering van het CNG station
noodzakelijke buffer worden aangewend. Er zijn dan geen meerkosten. Indien de keuze wordt
gemaakt om STIGS uit te rusten met extra buffercapaciteit28, dan dient daarvoor bekostiging te
worden gezocht. Hiervoor zijn de volgende mogelijkheden denkbaar:
Subsidies (provincie, gemeente, Topsectorenbeleid, Green Deals). De mogelijke regelingen zijn
nog niet volledig verkend. De provincie Gelderland heeft momenteel geen toepasbare regeling
behoudens financieringsarrangementen.
Een bijdrage van de groen gasproducent: De mogelijkheden om bij te dragen aan deze investering
zijn beperkt. De SDE+ regeling zorgt voor een beperkt rendement op eigen vermogen. Daarnaast
zal extra financiering voor een investering in de buffer waarschijnlijk niet worden verkregen.
Extra bijdrage door de producent van Groen Gas uit de verkoop van groen gas certificaten.
In beginsel kan een leverancier, een overheid of een CNG station of een andere partij specifiek
de groencertificaten van de producent opkopen en afhankelijk van de geboden prijs, extra
middelen genereren. Deze partijen kunnen hun gasverbruik op deze wijze vergroenen.
De systematiek van biotickets lijkt pas relevant te worden als geen SDE+ meer kan worden
verkregen, derhalve boven de 8.000 draaiuren.
6.7 Conclusies
Het STIGS-concept houdt in dat de afname van gas uit het hoge druk RDN, om de buffer (waarin gas
wordt gecomprimeerd) van een CNG-station te vullen, wordt afgestemd met de invoeding van groen
gas door een groen gasproducent. De buffer wordt derhalve dubbel gebruikt: om invoedbeperkingen
te voorkomen en voor de normale bedrijfsvoering van het CNG station.
Binnen het concept STIGS zijn, zo blijkt ook uit interviews, drie partijen en rollen te onderkennen: De producent van groen gas.
De exploitant van het CNG tankstation.
De coördinerende partij.
De RNB is de enige partij die de beschikking heeft over (real time) informatie over de status van
het RDN, over het totaal van de aangesloten en aan te sluiten partijen en de enige partij is die in
overleg met GTS tot verminderde invoeding dan wel andere maatregelen kan komen. Daarnaast
kan de RNB ook andere activiteiten ondernemen, zoals het via afspraken afstemmen van
onderhoudsmomenten van installaties van invoeders en afnemers. Dit geldt ook voor gerichte
plaatsing van groen gasproducenten in netgedeeltes met veel afname en coördinatie met
vestiging van bedrijven die veel gas verbruiken.
28 Indien de buffercapaciteit van het CNG-station t.b.v. STIGS wordt uitgebreid, ontstaan extra kosten.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 38
Op basis hiervan ligt het (binnen de gestelde juridische randvoorwaarden) voor de hand dat de
coördinerende rol wordt ingevuld door de RNB.
Met betrekking tot de kosten van de coördinatierol binnen STIGS geldt dat deze waarschijnlijk in
het tarief van de RNB kunnen worden verwerkt. Voor de overige kosten kunnen subsidies worden
aangeboord of kan nader bezien worden of extra opbrengsten uit groen gas certificaten kunnen
worden verkregen.
6.8 Aanbeveling
Kom in een volgende fase tot een nadere uitwerking van het organisatiemodel voor STIGS.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 39
7 Besluitvormingsmodel voor doelmatige oplossingen voor invoedbeperkingen
7.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag hoe het selectieproces voor maatregelen waarmee
invoedbeperkingen worden weggenomen, zo kan worden ingericht dat de doelstellingen met
betrekking tot de invoeding van groen gas tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten worden
bereikt.
7.2 Wegnemen invoedbeperkingen: relevante aspecten
In interviews komt naar voren dat marktpartijen de RNB’s met betrekking tot het faciliteren van
decentrale invoeding van gas in het net, veelal zien als conservatieve en passief opererende
organisaties. Een aantal partijen geeft aan dat de RNB’s zich meer zouden moeten richten op
maatregelen achter de meter omdat de kosten hiervan relatief gering zijn en omdat deze
maatregelen passen in de activiteiten van een moderne netbeheerder. Er is behoefte aan een
ondernemende netbeheerder, die pro-actief opereert.
De door GTS en de RNB’s beheerde netten vormen in technische zin één systeem, waardoor
maatregelen die in het RDN worden genomen, effecten kunnen hebben op het RTL en andersom.
Daarnaast geldt voor maatregelen als dynamisch drukmanagement en het realiseren van overstorten,
dat deze door RNB en GTS gezamenlijk worden genomen. Bij het maken van een keuze voor de
instrumenten is derhalve samenwerking nodig tussen de RNB en GTS. Uit de interviews hebben wij
echter het beeld gekregen dat de samenwerking tussen GTS en de RNB’s met betrekking tot het
tegengaan van invoedbeperkingen nog beperkt is. Dit hangt waarschijnlijk samen met het feit dat
decentrale invoeding een recente ontwikkeling is.
Situatieafhankelijk zijn vaak meerdere maatregelen mogelijk om invoedbeperkingen te voorkomen,
zowel voor als achter de meter. De maatregelen hebben verschillende capaciteiten, investerings- en
exploitatiekosten. De keuze dient daarbij te vallen op de voor de situatie meest doelmatige oplossing,
waarvan de implementatie zo eenvoudig mogelijk is en waarvan de maatschappelijke baten zo groot
mogelijk zijn.
Het feit dat bij sommige maatregelen meer partijen betrokken moeten worden, verhoogt de
complexiteit. Dit dient in de overweging te worden meegenomen.
In de volgende tabel is indicatief voor de in dit rapport genoemde maatregelen, opgenomen welke
partijen betrokken zijn en hoe hoog de investerings- en exploitatiekosten zijn.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 40
Maatregel Betrokken partijen Investerings-
kosten
Exploitatiekoste
n
Dynamisch
drukmanagement
GTS en RNB Laag Laag
Overstort GTS en RNB Hoog Hoog
Netkoppeling RNB Hoog Laag
Demand side management
en STIGS
RNB, Groen gasproducent,
afnemer van gas in het
netgedeelte
Laag (geen extra
buffer nodig)
Laag
Afstemmen van
onderhoudsmomenten van
installaties van invoeders
en afnemers.
RNB, Groen gasproducent,
afnemer van gas in het
netgedeelte
Geen Laag: betreft
coördinatie en
verstreken van
informatie
Stimuleren aansluiten van
groen gasproducenten in
netgedeeltes waar
voldoende afname is
RNB Geen Laag: betreft
coördinatie en
verstreken van
informatie
7.3 Conclusies
Het is wenselijk om te komen tot een overleg- en besluitstructuur waarin de RNB’s met GTS
maatregelen tegen invoedbeperkingen integraal tegen elkaar afwegen. De volgende aspecten kunnen
daarbij aan de orde komen.
Lokale omstandigheden in het net bepalen welke maatregelen kunnen worden toegepast.
Doelmatigheid: de voor de specifieke situatie meest doelmatige maatregel(en), vóór of achter de
meter heeft (hebben) in beginsel de voorkeur. In de afweging worden de maatregelen betrokken,
die de netbeheerders kunnen uitvoeren en waaraan de netbeheerders kunnen bijdragen:
Vóór de meter: dynamisch drukmanagement, overstort, netkoppeling.
Achter de meter: STIGS en aanverwante demand side management oplossingen, afstemmen
van onderhoudsmomenten van installaties van invoeders en afnemers, stimuleren aansluiten
van groen gasproducenten in netgedeeltes waar voldoende afname is.
Te betrekken partijen. Afhankelijk van de keuze voor maatregelen, dienen andere partijen te
worden betrokken. Daarbij kan een overweging zijn dat het betrekken van meer partijen tot een
complexer besluitvormingsproces leidt.
De genoemde structuur moet werken op het niveau van netgedeeltes waarin zich invoedproblemen
voordoen, maar er kan ook op hoger abstractieniveau over diverse onderwerpen (zie bijv. eerste
aanbeveling 5.6) worden afgestemd. Het is logisch om zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij
bestaande overlegstructuren.
7.4 Aanbevelingen
Onderzoek hoe GTS en de RNB’s zich kunnen opstellen als duurzaam publiek ondernemer om zo
de decentrale invoeding van gas in het net te faciliteren.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016 41
Kom tot een uitwerking van de geschetste overleg- en besluitstructuur voor de RNB’s en GTS voor
de integrale afweging van maatregelen tegen invoedbeperkingen.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016
BIJLAGE 1:
OVERZICHT GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN
Bijlag 1, bladzijde 1 van 2
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016
Documentnaam Auteur Datum
Toetsing Gaswet en Wet Stroom door mr. Bosma Mr. Bosma 30 januari 2015
Wie betaalt wat bij het invoeden voor het transport
van groen gas?
Bouke van der Velde Augustus 2012
Invoeden van groen gas, wat kost dat eigenlijk? J. de Bruin 2011
Overstort van het distributienet naar het landelijke
transportnet
KEMA (J. Holstein,
R.P.W. Bakker, L.J.
Grond, M. Vos)
5 juli 2011
Memo Keuze Gasontvangstations ten behoeve van
pilotstudie overstort
Liander (Ben Lambregts & Pieter Mans)
27 juli 2012
Notitie Inschatting kosten vs opbrengsten Groen
gas overstort
H. Eshuis (GTS intern
doc.)
augustus 2012
Concept werkafspraken voor het realiseren van een
overstort
Ad hoc werkgroep
(Liander, Enexis, GTS)
15 mei 2013
STIGS; CNG tankstations gives Greengas
opportunities
Energy Delta Gas
Research (Marcel de
Nes Koedam)
15 februari 2015
Presentatie Pilotproject ‘STIGS’ – Definitie- en
ontwerpfase
Liander (Rob Goes,
Riny Vermue, Marcel
de Nes Koedam)
1 oktober 2014
Presentatie Stix – Open kansen voor groen gas Alliander (Tom van
Onna, Pieter Mans)
6 augustus 2015
Potentie voor het opschalen van de STIGS pilot Liander (Ivana Pieters) 28 februari 2015
Managementsamenvatting
Gasopslag bij CNG tankstation tbv groen gas
invoeding op het regionale distributienetwerk
Alliander (Ivana
Pieters))
juni 2015
Energierapport
Transitie naar duurzaam
Ministerie van
Economische Zaken
Januari 2016
Green Deal van Groen Gas Forum met de
Rijksoverheid
Stichting Groen Gas
Nederland
3 oktober 2011
Netstructuurplan groen gas Liander (Pieter Mans) 1 oktober 2012
Besluit inzake geschil v.o.f. Kwekerij Meerkamp vs
Intergas Energie B.V.
Autoriteit Consument
en Markt
17 juni 2009
Ontwerpbesluit invoedvoorwaarden regionale
gastransportnetten’ “Aanvullende Voorwaarden
RNB Groen Gas Invoeders”
Autoriteit Consument
en Markt
Recent
De Rol van Duurzaam Mestbeheer in de Circulaire
Economie in Nederland
Eise Spijker Johan
Sanders Ton Voncken
Maart 2016
Tarievencode Gas Autoriteit Consument
en Markt
18 december 2015
Bijlag 1, bladzijde 2 van 2
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016
Documentnaam Auteur Datum
Powerpoint Jaarafsluiting Energie voor Vervoer Nederlandse Emissie
Autoriteit, Renée
Peerboom
1 december 2015
Aanvullende Voorwaarden RNB Groen Gas
Invoeders
Autoriteit Consument
en Markt
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016
BIJLAGE 2:
OVERZICHT INTERVIEWS
Bijlage 2, bladzijde1 van 1
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016
Naam Organisatie Categorie
Pelle Schlichting Orangegas Afnemers
Oskar Voorsmit Pitpoint Afnemers
Dhr. Cornelissen CCS Consultants
Ruud Paap Energyvalley en Groen Gas
Nederland
Consultants
Maarten Jonkers Biogasplus Consultants
Harm Vlap DNVGL Consultants
Piet Nienhuis, Jelle Lieffering, Wim
Borghols
GTS Netbeheerders
Michiel van Dam, Sybe bij de Leij, Douwe
Koops
Enexis Netbeheerders
Wilma van Oorspronk, Arjan de Kuiper Liander Netbeheerders
Har van Himbergen Ministerie van Economische Zaken Overheid
Youri van der Drift Autoriteit Consument en Markt Overheid
Roland Bus Provincie Gelderland Overheid
Ab Emmerzaal Biomassavergistingsinstallatie
Bergerden
Producenten
Frank de Bruijn Biomassacentrale Zutphen Producenten
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016
BIJLAGE 3:
JURIDISCH POSITIE RNB IN RELATIE TOT STIGS
Bijlage 3, bladzijde 1 van 1
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016
In deze bijlage is een interne juridische analyse29 samengevat. Uit deze analyse blijkt het volgende:
“Onder de huidige Gaswet mag de netbeheerder behalve zijn wettelijke taken, ook activiteiten
verrichten waarmee hij niet in concurrentie treedt. Liander mag echter geen gas leveren, produceren
of daarin handelen. Verdedigbaar is daarom dat Liander zolang er op dit vlak geen concurrenten zijn,
ook een platform mag organiseren om aanbieders en vragers van groen gas bij elkaar te brengen
zolang het maar niet om handel, levering of productie van gas gaat. “
In het juridisch advies worden beperkingen aan de uitvoering door Liander gesteld: om te voorkomen
dat er sprake zal zijn van handel kan Liander niet garanderen aan een groen gas invoeder “dat er altijd
voldoende invoedruimte is en dat BEB daar een vaste vergoeding voor betaalt”
In de nieuwe wet Stroom worden de mogelijkheden verder beperkt, behoudens tijdelijke taken en
experimenten (zoals bijv. benoemd in voorgaande paragraaf over gasopslag). “Liander zou moeten
opereren vanuit een pure netmanagement positie: weigeren, drukreductie, netkoppeling en
overstort”.
“Als gevolg van deze beperkingen zijn de mogelijkheden bij positionering onder Liander beperkt tot
het bieden van technische netmanagement activiteiten – de rol die nu door Liander zelf wordt
vervuld maar dan wellicht nadrukkelijker”
Ook voor de groepsmaatschappijen van Liander (Alliander) geldt het voorgaande. Echter aanvullend
mag onder het wetsvoorstel STROOM een groepsmaatschappij van Liander onder andere
handelingen en activiteiten verrichten met betrekking tot energiebeurzen. Afhankelijk van wat het
platform precies gaat behelzen, zou het organiseren van een platform dat aanbieders en vragen van
groen gas bij elkaar brengt, mogelijk als een energiebeurs aangemerkt kunnen worden.
STIGS als entiteit buiten de netwerkgroep. Een bedrijf dat niet met een netbeheerder in een groep is
verbonden, kan een platform organiseren en mag in beginsel ook gas verhandelen, leveren en
produceren of het opereren van een opslag.
29 Memo 18 aug. 2015 van JZ/Regulering. STIX, beoordeling JZ/Reg aan de hand van het slide deck.
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016
BIJLAGE 4:
TARIEVEN VAN DE RNB
Bijlage 4, bladzijde 1 van 1
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016
Kosten van het regionale netwerk voor afnemers en invoeders.
De kosten voor aansluiting op het regionaal gasdistributienetwerk zijn als volgt samengesteld:
Eenmalige aansluitkosten: aansluitpunt is gereguleerd en hier gelden de door de NMA/DTE
vastgestelde tarieven. De aansluitdienst is eenmalig en is afhankelijk van de druk en de diameter
van de aansluiting. De verdere aansluitleiding is niet gereguleerd en wordt door de netbeheerder
separaat aangeboden. Totale kosten voor de aansluiting komen bij de producent terecht.
Transportvergoedingen: binnen het tariefsysteem voor regionale netbeheerders komen de
periodieke kosten voor de aansluiting op het net bij de aangeslotene terecht. Deze bestaan uit:
Aansluitdienst: is bedoeld voor het in stand houden van het aansluitpunt en het
overdrachtspunt en is onafhankelijk van de druk en diameter van de aansluiting.
Transportdienst: is bedoeld voor het transport van het gas en is opgebouwd uit een
transportonafhankelijk deel in de vorm van een vast bedrag per jaar en capaciteitsafhankelijk
tarief op basis van de contractcapaciteit. In de Tarievencode Gas (laatst gewijzigd 18 december
2015) worden de transportdienst en de transportondersteunende dienst van de RNB als volgt
gedefinieerd: De transportdienst omvat het transporteren van gas voor netgebruikers door
gebruik te maken van het regionale gastransportnet. Hieronder wordt mede verstaan: a. de
instandhouding van het gastransportnet; b. de handhaving van het drukniveau; c. de
kwaliteitsbewaking van het gas; d. de facturering; e. dataverwerking; f. marktfacilitering.
Meetdienst (bij afname door afnemer): is bedoeld voor de meterhuur en de afhandeling van
transportinformatie. Dit wordt separaat in rekening gebracht en is afhankelijk van de grootte
van de gasmeter.
Meetdienst 2 (bij invoeding door invoeder): meting van hoeveelheid en kwaliteit van het gas
dat op het regionale 8-bar netwerkwerk wordt ingevoed.
Recente uitspraak van ACM is dat netbeheerders geen transporttarief in rekening mogen brengen
bij invoeders. (https://www.acm.nl/nl/publicaties/publicatie/15903/Geschilbesluit-Invoeding-
Groen-Gas/
2015304/ALIA-GG-IGM/JKU/SVI/16.09.2016
COLOFON
Opdrachtgever:
Liander N.V. en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Auteurs:
Drs. J.W. Kuil
Bijdragen van mr. E. Visser en ir. M. Egging
Vrijgave:
Ir. A.R. Schütte
AT Osborne B.V.
J. F. Kennedylaan 100
Postbus 168
3740 AD Baarn
T: 035 5434343
F: 035 5434344