ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING en BACHELOR OF SCIENCE ... fileBijlage C: Bacheloropleiding Econometrie...

102
1 ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING en Regels- en Richtlijnen Examencommissie BACHELOR OF SCIENCE OPLEIDINGEN van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB) STUDIEJAAR 2011-2012 UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Transcript of ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING en BACHELOR OF SCIENCE ... fileBijlage C: Bacheloropleiding Econometrie...

1

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING

en

Regels- en Richtlijnen Examencommissie

BACHELOR OF SCIENCE

OPLEIDINGEN

van de

Faculteit

Economie en Bedrijfskunde (FEB)

STUDIEJAAR 2011-2012

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

OER Inhoudsopgave

2

Inhoudsopgave Onderwijs- en examenregeling (OER) 2011-2012 bacheloropleidingen FEB 3

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen 3 Hoofdstuk 2: Toelating tot de opleidingen 4 Hoofdstuk 3: Inhoud en inrichting van de opleidingen 6 Hoofdstuk 4: Onderwijs 8 Hoofdstuk 5: Toetsing en examinering 8 Hoofdstuk 6: Studiebegeleiding en studievoortgang 12 Hoofdstuk 7: Overgangs- en slotbepalingen 15

Bijlage A: Regels en richtlijnen Examencommissie FEB 16 Bijlage B: Bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen 25

B.1 Doel van de bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen en eindtermen 25 B.2 Onderwijsprogramma Actuariële Wetenschappen 27 B.3 Vakkenlijst Actuariële Wetenschappen 30 B.4 Overgangsregelingen Actuariële Wetenschappen 31

Bijlage C: Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research 38

C.1 Doel van de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research en eindtermen 38 C.2 Onderwijsprogramma Econometrie en Operationele Research 41 C.3 Vakkenlijst Econometrie en Operationele Research 43 C.4 Overgangsregelingen Econometrie en Operationele Research 44

Bijlage D: Bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde 47

D.1 Doel van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde en eindtermen 47 D.2 Onderwijsprogramma Economie en Bedrijfskunde 51 D.3 Vakkenlijst Economie en Bedrijfskunde 58 D.4 Overgangsregelingen Economie en Bedrijfskunde 62

Bijlage E: Bacheloropleiding Fiscale Economie 79

E.1 Doel van de bacheloropleiding Fiscale Economie en eindtermen 79 E.2 Onderwijsprogramma Fiscale Economie 81 E.3 Vakkenlijst Fiscale Economie 82 E.4 Overgangsregelingen Fiscale Economie 83

Bijlage F: Speciale programma’s 85

F.1 Honoursprogramma FEB 85 F.2 Minor-programma’s aan de FEB 86

Bijlage G: Reglement Bachelorscripties en stages aan de FEB 2011-2012 88 Bijlage H: Klachtenregeling FEB 94 Bijlage I: Fraude- en Plagiaatregeling Studenten UvA 98

OER Hoofdtekst Onderwijs- en Examenregeling 2011-2012 bacheloropleidingen FEB

3

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen Artikel 1.1 – Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de volgende vier bacheloropleidingen: Bachelor of Science Actuariële Wetenschappen Bachelor of Science Econometrie en Operationele Research Bachelor of Science Economie en Bedrijfskunde Bachelor of Science Fiscale Economie Deze opleidingen worden verzorgd binnen door de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB), hierna te noemen: de faculteit. Indien in deze regeling gesproken wordt van ‘de opleiding’ zonder nadere toevoeging, dan heeft dit betrekking op elke bacheloropleiding van de faculteit. Artikel 1.2 – Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; b. de universiteit: de Universiteit van Amsterdam c. student: hij die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het

onderwijs en/of het afleggen van tentamens en examens van de opleiding;

d. postpropedeutische fase: tweede en derde bachelorjaar. e. examen: het bachelorexamen van de opleiding; f. programma: het totaal en de samenhang van de onderdelen, de

onderwijsvormen, de contacturen, de toets- en tentamenvormen, de voorgeschreven literatuur;

g. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding in de zin van de wet; h. praktische oefening: het deelnemen aan een practicum of andere

onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde (academische) vaardigheden. Voorbeelden van een praktische oefening:

o het maken van een scriptie o het uitvoeren van een onderzoekopdracht, o het deelnemen aan een excursie o het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit die

gericht is op het verwerven van bepaalde vaardigheden of

o het doorlopen van een stage; i. portfolio: de verzameling onderwijsproducten (schriftelijk en/of

elektronisch) met betrekking tot de prestaties van de student binnen de door hem gekozen opleiding;

j. werkcollege: college waarbij een probleem- of casusgerichte behandeling van de stof voorop staat;

k. scriptie: een onderdeel dat bestaat uit literatuuronderzoek en/of een bijdrage aan wetenschappelijk onderzoek, in alle gevallen leidend tot een schriftelijk verslag daarover

l. tentamen: onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student betreffende een onderdeel. De beoordeling wordt uitgedrukt in een eindcijfer. Een tentamen kan in gedeeltes worden afgenomen met behulp van één of meer deeltentamens. Een hertentamen bestrijkt altijd dezelfde materie als het tentamen;

m. studielast: de studielast van de onderwijseenheid waarop een tentamen betrekking heeft, uitgedrukt in studiepunten = EC (European

OER Hoofdtekst Onderwijs- en Examenregeling 2011-2012 bacheloropleidingen FEB

4

Credits). De studielast van 1 jaar (1680 uur) is 60 studiepunten/EC;

n. studiepunt: een EC studiepunt met een studielast van 28 uren studie; o. fraude en plagiaat: het handelen of nalaten van een student waardoor een juist

oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt;

p. studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende kalenderjaar;

q. opleidingsstatuut: het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut conform artikel 7.59 van de wet. Het opleidingsstatuut wordt verwerkt in de studiegids.

De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Hoofdstuk 2: Toelating tot de opleidingen Artikel 2.1 – Vooropleidingsvereisten 1. Toelating tot de Nederlandstalige programma’s binnen de bacheloropleiding Economie en

Bedrijfskunde en tot de bacheloropleiding Fiscale Economie is mogelijk op grond van: - een VWO diploma met wiskunde A (of wiskunde A1 én A2) en/of wiskunde B (of

wiskunde B1); - een afgerond eerste studiejaar van een HBO-opleiding én met aantoonbare kennis van

wiskunde op VWO niveau zoals hiervoor in dit lid omschreven. 2. Toelating tot de bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen en tot de bacheloropleiding

Econometrie en Operationele Research is mogelijk op grond van: - een VWO diploma met wiskunde B (of wiskunde B1); - Een afgerond eerste studiejaar van een HBO-opleiding én met aantoonbare kennis van

wiskunde op VWO niveau zoals hiervoor in dit lid omschreven. 3. Bezitters van een buitenlands diploma voldoen aan de eis inzake voldoende beheersing van

de Nederlandse taal (voor de Nederlandstalige programma’s) nadat het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2), programma II, met goed gevolg is afgelegd, dan wel door het verkrijgen van een vrijstelling voor het afleggen van dit examen.

Artikel 2.2 – Nadere vooropleidings- en toelatingsvereisten 1. Een deficiëntie in de vooropleiding van zowel VWO- abituriënten als van bezitters van

een gelijkwaardig buitenlands diploma m.b.t. het vak wiskunde wordt opgeheven door het met goed gevolg afleggen van de wiskundetoets van het toelatingsonderzoek als bedoeld in artikel 2.3.

2. Een bezitter van een getuigschrift hoger onderwijs (propedeutisch- , kandidaats-, bachelor of afsluitend examen) wordt alleen met kennis van het vak wiskunde A (of wiskunde A1 én A2) of wiskunde B (of wiskunde B1) op VWO-niveau toegelaten tot de opleidingen Economie en Bedrijfskunde alsmede Fiscale Economie. Voor de opleidingen Econometrie en Operationele Research alsmede Actuariële Wetenschappen geldt als eis wiskunde B (of wiskunde B1) op VWO niveau. Deze kennis kan desgewenst worden aangetoond door het met goed gevolg afleggen van de wiskundetoets van het toelatingsonderzoek als bedoeld in artikel 2.3.

3. Voor de Nederlandstalige programma’s binnen de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde en binnen de bacheloropleiding Fiscale Economie is een specifieke intakeprocedure van kracht. Deelname aan deze procedure is een voorwaarde voor inschrijving.

OER Hoofdtekst Onderwijs- en Examenregeling 2011-2012 bacheloropleidingen FEB

5

4. Toelating tot de Engelstalige programma’s binnen de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde is aan selectie onderhevig. Selectie vindt plaats door een jaarlijks door de decaan in te stellen selectiecommissie op basis van: a) kennis van de Engelse taal. Voldoende voorkennis kan worden aangetoond met: (i) een

VWO diploma, (ii) een TOEFL-score van tenminste 600 (paper based test) / 250 (computerbased test) /100 (internet test), of (iii) een IELTS-score van tenminste 6,5, waarbij daarnaast voor elke subscore minimaal een 6.0 behaald dient te zijn;

b) kennis van de wiskunde; c) niveau en inhoud van de vooropleiding(en); d) motivatie en communicatieve vaardigheden. De selectiecommissie kan met elke student

die aan de ingangseisen voldoet een selectie-interview voeren dat mede bepalend is voor toelating.

Bij gelijke geschiktheid wordt gestreefd naar een evenwichtige opbouw van nationaliteiten. 5. Expliciet wordt gesteld dat na toelating tot de Engelstalige programma’s binnen de

bacheloropleiding Economie and Bedrijfskunde en in geval van twijfel met betrekking tot de voorkennis van de Engelse taal, een student kan worden verplicht nogmaals een Engelse vaardigheidstest af te leggen. Bij een onvoldoende score kan de student worden uitgesloten van het onderwijs en de tentamens, totdat voldaan is aan een van bovengenoemde voorwaarden met betrekking tot de voorkennis van de Engelse taal. De extra kosten (toetsing en studievertraging) zijn voor rekening van de student.

Artikel 2.3 – Colloquium doctum Het toelatingsonderzoek, bedoeld in artikel 7.29 van de wet, heeft betrekking op de volgende vakken op het daarbij vermelde niveau:

a. Nederlands op VWO-niveau voor de Nederlandstalige programma’s; b. Engels op VWO-niveau; c. wiskunde op VWO Wiskunde B (of B1) niveau;

Artikel 2.4 – Bijvakstudenten 1. Bijvakstudenten mogen alleen aan het onderwijs en tentamen van een vak deelnemen als zij

als bijvakstudent staan ingeschreven bij de FEB. 2. Studenten die ingeschreven staan bij een wetenschappelijke bacheloropleiding van de UvA

buiten de FEB, kunnen zich alléen als bijvakstudent bij de FEB inschrijven als zij kunnen aantonen dat zij het eerste studiejaar van hun wetenschappelijke bacheloropleiding volledig hebben afgerond.

3. Studenten die ingeschreven staan bij een in het CROHO geregistreerde HBO-opleiding of een bacheloropleiding buiten de UvA, kunnen zich alleen als bijvakstudent bij de FEB inschrijven als zij kunnen aantonen dat zij het eerste studiejaar van hun opleiding volledig hebben afgerond.

4. Studenten, die voor een bacheloropleiding staan ingeschreven bij het Instituut van Interdisciplinaire Studies van de UvA (IIS) én die minimaal 42 studiepunten hebben behaald in hun eerste studiejaar, kunnen als bijvakstudent worden ingeschreven bij FEB indien zij een verklaring van de examencommissie van de betreffende bacheloropleiding kunnen overleggen.

5. Voor bijvakstudenten geldt dat zij voor deelname aan het onderwijs en tentamen van een vak moeten voldoen aan de gestelde vakinhoudelijke ingangseisen van het betreffende vak.

OER Hoofdtekst Onderwijs- en Examenregeling 2011-2012 bacheloropleidingen FEB

6

Hoofdstuk 3: Inhoud en inrichting van de opleidingen Artikel 3.1 – Doel van de opleiding en eindtermen 1. Het doel en de eindtermen van de opleiding Actuariële Wetenschappen zijn opgenomen in

Bijlage B. 2. Het doel en de eindtermen van de opleiding Econometrie en Operationele Research zijn

opgenomen in Bijlage C. 3. Het doel en de eindtermen van de opleiding Economie en Bedrijfskunde zijn opgenomen in

Bijlage D. 4. Het doel en de eindtermen van de opleiding Fiscale Economie zijn opgenomen in Bijlage E. Artikel 3.2 – Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. Artikel 3.3 – Taal waarin de opleiding wordt verzorgd 1. Binnen de opleiding Economie en Bedrijfskunde zijn er Nederlandstalige en Engelstalige

programma’s. De opleidingen Actuariële Wetenschappen, Econometrie en Operationele Research en Fiscale Economie hebben alleen Nederlandstalige programma’s.

2. In de Nederlandstalige programma’s wordt het mondelinge onderwijs gegeven en worden de tentamens afgenomen in het Nederlands. In afwijking hiervan kan Engels als taal worden gebezigd, indien het onderwijs betreft dat in het kader van een college door een anderstalige docent gegeven wordt of indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten, daartoe noodzaakt. Jaarlijks zal per vak in de studiegids bekend worden gemaakt of onderwijs in het Engels wordt gegeven en/of tentamens in het Engels worden afgenomen.

3. In de Engelstalige programma’s van de opleiding wordt het onderwijs gegeven en worden de tentamens afgenomen in het Engels.

Artikel 3.4 – Omvang van de opleiding De opleiding bestaat uit een propedeutische fase met een studielast van 60 studiepunten, afgesloten met een propedeutisch examen, gevolgd door een postpropedeutische fase met een studielast van 120 studiepunten waaraan het afsluitende bachelorexamen is verbonden. Eén studiepunt is gelijk aan 28 uren studieactiviteiten. Artikel 3.5 – Onderwijsprogramma 1. Het onderwijsprogramma van de opleiding Actuariële Wetenschappen staat beschreven in

Bijlage B. 2. Het onderwijsprogramma van de opleiding Econometrie en Operationele Research staat

beschreven in Bijlage C. 3. Het onderwijsprogramma van de opleiding Economie en Bedrijfskunde staat beschreven in

Bijlage D. Deze opleiding kent Nederlandstalige en Engelstalige programma’s. Deelname aan de Nederlandstalige programma’s is aan beperkingen onderhevig conform artikel 2.1 in hoofdstuk 2. Deelname aan de Engelstalige programma’s is aan beperkingen onderhevig conform artikel 2.2 in hoofdstuk 2.

4. Het onderwijsprogramma van de opleiding Fiscale Economie staat beschreven in Bijlage E. 5. De studiegids bevat een beschrijving van elk onderdeel van het onderwijsprogramma,

waaronder de regelingen omtrent toelatingsvoorwaarden, inhoud, onderwijsvorm, aanwezigheidsplicht, toetsing etc.

6. Keuzevakken binnen de vrije keuzeruimte van een opleiding kunnen gekozen worden:

OER Hoofdtekst Onderwijs- en Examenregeling 2011-2012 bacheloropleidingen FEB

7

uit alle bachelorvakkenlijsten van de FEB; uit het aanbod van bachelorvakken bij een andere faculteit van de UvA; uit het aanbod van bachelorvakken bij een andere universiteit in Nederland; uit het aanbod van bachelorvakken bij een andere universiteit in het buitenland.

Voor deelname aan het onderwijs en tentamens van keuzevakken gelden de volgende eisen:

a. het propedeutisch examen dient behaald te zijn; b. aan de gestelde ingangseisen van het betreffende vak moet voldaan worden; c. het vak dient minimaal een postpropedeutisch niveau te hebben, tenzij het een

cursus taalverwerving betreft (maximaal. 12 EC) of het vak een onderdeel vormt van een door de Examencommissie goedgekeurde minor;

d. het vak dient behaald te zijn in de periode dat de student bij een opleiding van de FEB stond ingeschreven;

e. het vak heeft geen inhoudelijke overlap met andere vakken binnen het postpropedeutische programma van de student;

f. voor een vak buiten de FEB dient toestemming aan de Examencommissie te worden gevraagd.

7. De postpropedeutische fase van de opleiding wordt afgesloten met het schrijven van een bachelorscriptie. Afhankelijk van de opleiding kan in samenhang met de bachelorscriptie een bachelorscriptiestage worden gelopen. De specifieke vereisten waaraan de bachelorscriptie dient te voldoen en de mogelijkheden tot het lopen van een bachelorscriptiestage staan vermeld in het ‘Reglement Bachelorscripties en Stages aan de FEB 2011-2012’ (Bijlage G).

Artikel 3.7 – Opname van een minor in het studieprogramma Een minor (30 EC) kan alléén binnen het studieprogramma worden opgenomen als:

a. de student een minorcertificaat kan overleggen dat door een faculteit of instituut van de UvA of een andere Nederlandse universiteit is afgegeven;

b. het een minor betreft die niet uit vakken bestaat die binnen de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven worden aangeboden, met uitzondering van de minor ‘Entrepreneurship’.

Artikel 3.10 – Honoursprogramma Tijdens de propedeuse en de postpropedeutische fase kan een student aan de Examencommissie toestemming vragen om aan het universitaire Honoursprogramma te mogen deelnemen. De studielast van het universitaire Honoursprogramma komt bovenop die van de reguliere opleiding. Toestemming voor deelname aan het Honoursprogramma wordt alléén verleend wanneer voldaan is aan de daarvoor gestelde (toelatings)voorwaarden (zie Bijlage A).

OER Hoofdtekst Onderwijs- en Examenregeling 2011-2012 bacheloropleidingen FEB

8

Hoofdstuk 4: Onderwijs Artikel 4.1 – Aanmelding voor het onderwijs en voorrangsregels 1. Elke student dient zich voor elk te volgen studieonderdeel aan te melden. Voor het

deelnemen aan het onderwijs dient de aanmelding plaats te vinden in de in de studiegids aangegeven periode en volgens de aldaar aangegeven procedure. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden, kan deelname aan het onderwijs worden geweigerd.

2. Een student kan zich voor maximaal 18 studiepunten inschrijven per onderwijsperiode voor colleges. Na toestemming van de Examencommissie kan dit maximum in individuele gevallen worden verhoogd.

3. Indien het aantal groepen voor het onderwijs van een vak ontoereikend is om elke student, die zich vóór de aanvang van het onderwijs voor het betreffende vak heeft ingeschreven, een plaats te bieden, dan kunnen door de directeur van het onderwijsinstituut studenten uitgesloten worden. Voor uitsluiting kunnen de volgende criteria gehanteerd worden: a. de student staat niet ingeschreven voor de opleiding waarbinnen het betreffende vak een

verplicht onderdeel is of kan zijn; b. de student heeft niet het propedeutisch examen behaald van de opleiding waarbinnen

het betreffende vak een verplicht onderdeel is of kan zijn; c. de student voldoet niet aan de ingangeisen van het betreffende vak; d. de student heeft zich ingeschreven voor vakken met een studiebelasting in studiepunten

(EC’s) die groter is dan de nominale studiebelasting van het studieprogramma voor de relevante periode.

Artikel 4.2 – Volgorde en ingangseisen 1. Deelname aan het onderwijs is alleen mogelijk indien de student voldoet aan de

ingangseisen van het betreffende onderdeel. Een student zal niet worden uitgesloten indien een tentamen voor een onderdeel dat als ingangseis geldt nog niet is nagekeken bij aanvang van het onderwijs, mits aan de overige ingangseisen is voldaan.

2. Voor toelating tot het afleggen van een tentamen dient de student op het moment van sluiting van de inschrijving voor het betreffende tentamen te voldoen aan de ingangseisen van dat onderdeel.

3. De ingangseisen per onderdeel worden per opleiding vermeld in de bijlagen B tot en met E. 4. In bijzondere gevallen kan de examencommissie op gemotiveerd verzoek van de student al

dan niet onder voorwaarden afwijken van de in het tweede lid genoemde voorwaarde. Hoofdstuk 5: Toetsing en examinering Artikel 5.1 – Algemeen 1. Tijdens het studieonderdeel wordt getoetst of de student in voldoende mate de gestelde

leerdoelen heeft bereikt. 2. In de studiegids staat beschreven aan welke prestaties de student moet voldoen om het

studieonderdeel met succes af te ronden en wat de criteria zijn waarop de student beoordeeld wordt.

3. In de Regels en Richtlijnen Examencommissie FEB ex artikel 7.12 lid 4 van de WHW staat de gang van zaken bij toetsing en de richtlijnen en aanwijzingen om de uitslag van tentamens en examens te beoordelen en vast te stellen, beschreven (Bijlage A).

4. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een toets op een andere wijze dan in de studiegids is bepaald, wordt afgenomen.

5. Voor onderdelen met een schriftelijk tentamen heeft de student recht op een representatief voorbeeldtentamen met uitwerkingen.

OER Hoofdtekst Onderwijs- en Examenregeling 2011-2012 bacheloropleidingen FEB

9

6. Voor onderdelen binnen de opleiding die door een andere faculteit worden getentamineerd, geldt het tentamenreglement van de betreffende faculteit.

Artikel 5.2 – Inschrijving tentamens Elke student dient zich voor elke tentamengelegenheid aan te melden. De aanmeldingsprocedure wordt beschreven in de studiegids. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden, kan deelname aan het tentamen worden geweigerd. Artikel 5.3 – Toetsmomenten 1. Voor elk onderwijsonderdeel waarvoor in een studiejaar onderwijs wordt aangeboden

geldt dat de student in hetzelfde studiejaar één herkansingsmogelijkheid heeft. De eerste tentamenmogelijkheid is binnen de onderwijsperiode waarin het onderdeel is aangeboden; de herkansingsmogelijkheid wordt aangeboden voor het begin van het volgende studiejaar. Voor vakken waarvoor het onderwijs wordt gegeven in de eerste (8-weekse) periode van het studiejaar wordt de herkansing in de kerstvakantieperiode voor studenten geroosterd.

2. In uitzondering op lid 1 wordt een tweede herkansingsmogelijkheid aangeboden (voor het begin van het volgende studiejaar). voor het opleidingsspecifieke studieonderdeel dat binnen het Bindend Studie Advies te allen tijde dient te worden behaald. Dit betreft het onderdeel:

a. Wiskunde en Statistiek 1 voor de opleiding Economie en Bedrijfskunde en de opleiding Fiscale Economie;

b. Wiskunde 1 voor de opleiding Actuariële Wetenschappen en de opleiding Econometrie en Operationele Research.

3. Indien een ter beoordeling ingediende bachelorscriptie niet aan de gestelde eisen voldoet, dan kan de beoordelaar, zo mogelijk en binnen de grenzen van de redelijkheid, bepalen dat de student éénmalig de gelegenheid krijgt binnen een daarbij gestelde termijn alsnog aan de eisen te voldoen door de reeds beoordeelde scriptie te verbeteren. Een dergelijke verbetering wordt beschouwd als een herkansing. Zowel het resultaat van de eerste beoordeling als het resultaat van de herkansing dienen te worden doorgegeven aan Bureau Examen- en Studiezaken (BES).

4. Voor een onderdeel uit het onderwijsprogramma waarvoor in een bepaald studiejaar geen onderwijs wordt aangeboden, kan toch ten minste éénmaal in dat studiejaar het tentamen worden afgelegd.

5. Voor een onderdeel dat per 1 september van het lopende studiejaar is komen te vervallen kan nog éénmaal in het lopende studiejaar tentamen worden afgelegd. (Deze regel is niet van toepassing op vakken die per 1 september 2011 zijn komen te vervallen, zie OER 2010-2011, artikel 6, lid 1c).

6. In uitzondering op lid 1 wordt voor een deeltoets geen aparte herkansingsmogelijkheid aangeboden. Onder een deeltoets wordt een schriftelijke toets, een werkstuk en/of een praktische oefening verstaan, die deel uitmaakt van een examenonderdeel.

Artikel 5.4 – Studenten met een functiebeperking 1. Studenten met een functiebeperking kunnen op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek

in aanmerking komen voor aanpassingen in de tentamens. Deze aanpassingen worden zoveel mogelijk op hun individuele functiebeperking afgestemd, maar mogen de kwaliteit of moeilijkheidsgraad van het tentamen niet wijzigen. De aanpassing kan inhouden dat maximaal een half uur extra per tentamen wordt gegeven voor het maken van het tentamen, en/of dat het tentamen wordt gemaakt in een aparte ruimte.

2. Studenten met een niet-Nederlandstalige achtergrond kunnen in hun eerste studiejaar van een Nederlandstalig programma maximaal een half uur extra per tentamen krijgen.

OER Hoofdtekst Onderwijs- en Examenregeling 2011-2012 bacheloropleidingen FEB

10

Studenten die hiervoor in aanmerking komen, dienen vooraf toestemming van de Examencommissie te verkrijgen.

3. Op verzoeken over aanpassingen die de tentaminering betreffen, beslist de examencommissie.

Artikel 5.5 - Mondelinge tentamens Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de student daartegen bezwaar maakt dan wel de examencommissie of de examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald. Artikel 5.6 - Vaststelling en bekendmaking uitslag 1. De examinator stelt direct na afloop van een mondeling tentamen de uitslag vast en maakt

deze bekend aan de student. De examinator verstrekt de geëxamineerde een schriftelijke verklaring waaruit de uitslag blijkt.

2. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk of anderszins examenonderdeel zo snel mogelijk vast, maar in ieder geval binnen 13 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd en voorziet de onderwijsadministratie van de gegevens die nodig zijn om de uitslag te kunnen registreren. Op verzoek van de examinator kan deze termijn met vijf werkdagen worden verlengd. Een dergelijk verzoek dient voor de tentamendatum te worden gericht aan de Examencommissie.

3. De examinator deelt de uitslag van het tentamen schriftelijk mee aan de onderwijsadministratie. Deze zorgt ervoor dat de uitslag binnen twee werkdagen na inlevering bekend wordt gemaakt aan die studenten, die voor het betreffende tentamen stonden ingeschreven én die voldeden aan de ingangseisen van het betreffende vak.

4. Op het voorblad van een schriftelijk tentamen wordt vermeld wat de uiterste datum is waarop de uitslag aan de student wordt bekendgemaakt.

5. Indien voor een vak een hertentamen plaats vindt binnen 6 weken na de tentamendatum, geldt het onder lid 2 gestelde niet. De uitslag van een schriftelijk tentamen dient dan door de examinator binnen 10 werkdagen te zijn vastgesteld.

6. Een student kan beroep aantekenen tegen de uitslag bij het College van beroep voor de examens binnen een termijn van 6 weken na bekendmaking van de uitslag. Ook kan een verzoek tot herbeoordeling worden ingediend bij de examinator. Een verzoek tot herbeoordeling schort de termijn voor het indienen van een beroepschrift niet op.

Artikel 5.7. – Cijfers 1. Cijfers worden gegeven op een schaal van 1 tot 10. Alléén hele of halve cijfers, met

uitzondering van het cijfer 5,5, mogen worden toegekend. 2. De eindbeoordeling van een onderdeel is voldoende bij een 6,0 of hoger. 3. De laatst behaalde uitslag is bepalend voor het eindresultaat. 4. Indien het judicium voor een onderdeel niet in een cijfer wordt uitgedrukt, dan is het

judicium ofwel aan alle verplichtingen voldaan (AVV) ofwel onvoldoende (ONV). Artikel 5.8. – Geldigheidsduur tentamen 1. De geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens bedraagt drie jaar voor

tentamens van de propedeutische fase en zes jaar voor tentamens van de postpropedeutische fase.

2. De examencommissie heeft de bevoegdheid in individuele gevallen de geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens voor een door haar vast te stellen termijn te verlengen.

3. In uitzondering op lid 1 is het resultaat van een deeltoets geldig tot en met de eerste tentamenmogelijkheid die wordt aangeboden voor het examenonderdeel.

OER Hoofdtekst Onderwijs- en Examenregeling 2011-2012 bacheloropleidingen FEB

11

Artikel 5.9 –Inzagerecht 1. Indien een tentamen schriftelijk is afgenomen, verleent de examinator tot 30 dagen nadat

de uitslag is meegedeeld op verzoek inzage aan de geëxamineerde in het beoordeelde werk. De geëxamineerde kan tegen kostprijs kopieën (doen) maken van het beoordeelde werk.

2. Op het voorblad van een schriftelijk tentamen wordt aangegeven op welke wijze er inzage is in dat tentamen. Deze informatie wordt ook op blackboard geplaatst.

3. De examinator kan bepalen dat de inzage collectief geschiedt op een vooraf vastgestelde tijd en plaats. Hierbij blijft lid 1 van dit artikel onverminderd van toepassing.

4. Indien een student het recht op inzage heeft op grond van lid 1 van dit artikel en hij kan aantonen door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid tot inzage geboden.

5. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke student die het recht op inzage heeft op grond van lid 1 van dit artikel kennis nemen van de vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen op grond waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.

Artikel 5.10 – Vrijstellingen 1. De Examencommissie kan vrijstellingen voor het afleggen van één of meer tentamens van

onderdelen binnen de opleiding verlenen op grond van onderdelen behaald aan een andere universitaire bachelor- dan wel masteropleiding.

2. Voor het voldoen aan de eisen van het bachelorexamen mag voor maximaal 90 studiepunten aan vrijstellingen zijn opgenomen in de propedeutische en postpropedeutische fase van de opleiding (180 EC).

3. Vrijstellingen hebben dezelfde geldigheidsduur als tentamens, zoals opgenomen in artikel 5.8, vanaf de datum waarop met de opleiding is aangevangen.

Artikel 5.11 – Scriptie De bachelorscriptie wordt beoordeeld door de begeleider. Nadere regels omtrent begeleiding en beoordeling zijn uitgewerkt in het ‘Reglement Bachelorscripties en Stages aan de FEB 2011-2012’ (Bijlage G). Artikel 5.12 – Fraude en plagiaat 1. Het bepaalde in de ‘Fraude en plagiaat regeling studenten UvA’ is onverkort van

toepassing en maakt onderdeel uit van de onderwijs en examenregeling. De tekst van de regeling is als bijlage I bijgevoegd.

2. Bij de detectie van plagiaat in teksten kan gebruik worden gemaakt van elektronische detectieprogramma’s. Met het aanleveren van de tekst geeft de student impliciet toestemming tot het opnemen van de tekst in de database van het betreffende detectieprogramma.

3. Als aan een student vanwege fraude of een andere onregelmatigheid een sanctie wordt opgelegd, dan wordt deze geregistreerd in het dossier van de betreffende student.

Artikel 5.13 –Examen 1. De examencommissie stelt de uitslag en de datum van het propedeutisch en bachelor

examen vast, indien zij heeft geconstateerd dat de student de onderdelen van het examen met goed gevolg heeft afgelegd.

2. De examencommissie kan een judicium toekennen. Indien de student blijk heeft gegeven van uitzonderlijke bekwaamheid, kan de examencommissie besluiten dat dit op het getuigschrift wordt vermeld met de kwalificatie ‘cum laude’; de criteria hiervoor zijn

OER Hoofdtekst Onderwijs- en Examenregeling 2011-2012 bacheloropleidingen FEB

12

opgenomen in de ‘Regels en Richtlijnen Examencommissie FEB’(zie artikel 5.4 in Bijlage A). Overige judicia worden vermeld op het diplomasupplement.

3. Er zijn voor het bachelorexamen 12 examendata per studiejaar vastgesteld door het College van Bestuur.

4. Een getuigschrift kan slechts worden uitgereikt nadat is gebleken dat de student aan alle verplichtingen, waaronder de betaling van het collegegeld, heeft voldaan.

5. De examencommissie kan naar aanleiding van een gemotiveerd verzoek van een student die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift het vaststellen van de datum van het afsluitend examen uitstellen.

Artikel 5.14 – Graad Aan de student die het bachelorexamen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad Bachelor of Science verleend. De verleende graad wordt op het getuigschrift vermeld. Artikel 5.15 – Honoursdiploma Indien het honoursprogramma als bedoeld in artikel 3.10 met goed gevolg is afgesloten, wordt een afzonderlijk certificaat uitgereikt waarop dit is vermeld. Artikel 5.16 – Getuigschriften en verklaringen 1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de

examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Bij het getuigschrift wordt een diplomasupplement in het Engels uitgereikt, ondertekend door de voorzitter van de examencommissie, waarop de onderdelen van het examen, de studielast en de beoordeling worden vermeld.

2. Degene die meer dan een tentamen met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift kan worden uitgereikt, ontvangt desgevraagd een door de examencommissie af te geven verklaring waarin in elk geval de tentamens zijn vermeld die door hem met goed gevolg zijn afgelegd.

Hoofdstuk 6: Studiebegeleiding en studievoortgang Artikel 6.1 – Studievoortgangsadministratie De decaan van de faculteit is verantwoordelijk voor een goede registratie van de studieresultaten van de studenten. Hij draagt er zorg voor dat minimaal één keer per studiejaar aan elke student een overzicht verschaft zal worden van door hem of haar behaalde resultaten. Daarnaast heeft iedere student na de registratie van de beoordeling van een examenonderdeel via SIS inzage in de uitslag van dat onderdeel. Artikel 6.2 – Studiebegeleiding 1. Ingeschreven studenten met uitzondering van extraneï kunnen aanspraak maken op

studiebegeleiding. De vormen van studiebegeleiding worden vermeld in de studiegids. 2. Een student kan een klacht indienen tegen de gevolgde procedure van of situatie aan de

FEB. De klachtenregeling is beschreven in Bijlage H. Artikel 6.3 – Studieadvies propedeuse 1. In het eerste jaar van inschrijving ontvangt elke student vóór 15 december een

(geaggregeerd) resultatenoverzicht en een voorlopig studieadvies per e-mail op de UvA e-mailaccount.

OER Hoofdtekst Onderwijs- en Examenregeling 2011-2012 bacheloropleidingen FEB

13

2. Elke student op wie dit artikel van toepassing is, ontvangt vóór 15 maart een (geaggregeerd) resultatenoverzicht en een (waarschuwings)advies én voor 15 mei een tweede (waarschuwings)advies alsmede een (geaggregeerd) resultatenoverzicht per e-mail op de UvA e-mailaccount.

3. Aan het einde van het eerste jaar van inschrijving, doorgaans rond half juli, doch uiterlijk op 31 augustus, ontvangt de student een schriftelijk studieadvies over de voortzetting van zijn opleiding tezamen met een resultatenoverzicht. Aan dit studieadvies wordt een afwijzing met een bindend karakter verbonden indien de student: a. minder dan 42 EC aan onderdelen van de propedeuse heeft behaald, of b. 42 of meer studiepunten aan onderdelen van de propedeuse heeft behaald, maar niet het

volgende opleidingsspecifieke wiskunde onderdeel: 1. Wiskunde en Statistiek 1 voor de opleidingen Economie en Bedrijfskunde en

Fiscale Economie; 2. Wiskunde 1 voor de opleiding Actuariële Wetenschappen en de opleiding

Econometrie en Operationele Research. 4. Bij het vaststellen van het aantal behaalde studiepunten als bedoeld in lid 3 tellen de

studiepunten van verworven vrijstellingen niet mee. Een student die 18 studiepunten of meer aan vrijstellingen krijgt, dient de gehele propedeuse te halen om een positief advies te krijgen.

5. Aan de student die een verzoek tot uitschrijving vóór 1 februari van het eerste jaar van inschrijving doet, wordt geen studieadvies als bedoeld in lid 3 uitgebracht. Indien de bachelor student zich in een volgend studiejaar opnieuw inschrijft, zal in dat volgende studiejaar het studieadvies als bedoeld in lid 3 worden uitgebracht. Studenten kunnen in een volgend studiejaar éénmalig opnieuw met dezelfde opleiding beginnen. Bij herinschrijving geldt (wederom) het in lid 1 t/m 4 van dit artikel gestelde, waarbij het totale aantal behaalde studiepunten aan eerstejaars vakken in het jaar van uitschrijving buiten beschouwing wordt gelaten.

6. Zo spoedig mogelijk na afloop van de herkansingstentamens in de zomer van het eerste jaar van inschrijving, wordt aan de student indien het bepaalde in lid 3 van toepassing is, schriftelijk medegedeeld dat de decaan voornemens is hem een negatief bindend studieadvies te geven.

7. In de in het vorige lid genoemde mededeling wordt de student er tevens op gewezen dat hij in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord door de examencommissie en op welke wijze hij zich voor de hoorzitting kan aanmelden;

8. Zo spoedig mogelijk na afloop van de hoorzitting wordt, na advies van de examen-commissie, door de decaan bepaald aan welke studenten een negatief bindend studieadvies zal worden gegeven.

9. Tegen een besluit inzake een negatief bindend studieadvies kan binnen vier weken na de dag waarop het besluit is gedateerd, beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor de Examens van de Universiteit van Amsterdam.

10. Een negatief bindend studieadvies heeft tot gevolg dat de betrokken student zich gedurende de daarop volgende drie studiejaren niet kan inschrijven voor dezelfde of een aanverwante bacheloropleiding aan de FEB. Voor de opleiding Economie en Bedrijfskunde is de opleiding Fiscale Economie aanverwant en omgekeerd. Voor de opleiding Econometrie en Operationele Research is de opleiding Actuariële Wetenschappen aanverwant en omgekeerd.

OER Hoofdtekst Onderwijs- en Examenregeling 2011-2012 bacheloropleidingen FEB

14

Artikel 6.4 – Persoonlijke omstandigheden en hardheidsclausule 1. De decaan verleent geen negatief bindend studieadvies wanneer er sprake is van

persoonlijke omstandigheden en de betrokken student op grond hiervan in redelijkheid niet geacht kan worden te hebben kunnen voldoen aan de gestelde studievoortgang;

2. Uitsluitend persoonlijke omstandigheden die door de student na intreden zo spoedig als redelijkerwijs kan worden verlangd bij de studieadviseur zijn gemeld, worden door de decaan betrokken in zijn afweging.

3. Onder persoonlijke omstandigheden wordt verstaan: Ziekte van betrokkene. De ziekteperiode omvat tenminste 20 dagen, dan wel ten

minste vijf relevante toetsmomenten. De ziekte moet tijdens of tot 5 dagen na afloop van de ziekte schriftelijk zijn gemeld aan een van de studieadviseurs en deze melding dient vergezeld te gaan van een verklaring van een behandelend arts waarin de duur en de periode van de ziekte worden vermeld. In het geval geen verklaring van een behandelend arts kan worden overlegd, dient de student contact op te nemen met een studieadviseur, een studentendecaan of een studentenpsycholoog.

Bijzondere familieomstandigheden. De examencommissie beoordeelt of de familieomstandigheden van doorslaggevende invloed zijn geweest op de studieresultaten. Alleen omstandigheden betreffende familie tot de eerste graad kunnen worden aangevoerd als bijzondere familieonstandigheid. Binnen een periode van 5 werkdagen vóór, tot 5 werkdagen na de toetsdatum(s) dient door de student schriftelijk bij een studieadviseur te worden gemeld dat een bijzondere familieomstandigheid de reden is van het niet afleggen of mogelijk niet halen van de tentamens. Tevens dient de student te kunnen aantonen dat de aangevoerde bijzondere familieomstandigheid daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. In het geval dat de student niet kan aantonen dat de bijzondere familieomstandigheid heeft plaatsgevonden, dient de student contact op te nemen met een studieadviseur, een studentendecaan of een studentenpsycholoog.

Lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van betrokkene. Studenten met een functiestoornis dienen bij aanvang van de studie, of zo spoedig mogelijk na het ontstaan van de stoornis, hiervan schriftelijk melding te maken bij een van de studieadviseurs. Indien door de studieadviseur wordt vastgesteld dat de BSA norm niet gehaald kan worden als gevolg van een functiestoornis, dient de student samen met de studieadviseur een studieplan op te stellen.

Zwangerschap van betrokkene. De zwangerschap dient schriftelijk te worden gemeld bij een van de studieadviseurs. Tevens dient een geboortebewijs, dan wel een doktersverklaring of een verklaring van een verloskundige te worden ingeleverd. In het geval geen verklaring kan worden overlegd, dient betrokkene contact op te nemen met een studieadviseur, een studentendecaan of een studentpsycholoog.

Bekleden van een bestuursfunctie door betrokkene. De bestuursfunctie wordt vervuld met een volledige bestuursbeurs van 12 maanden vanwege de universiteit. De student dient hiervan schriftelijk melding te maken bij de studieadviseurs, tot uiterlijk twee maanden na toekenning van de beurs.

Topsport door betrokkene. De student heeft de officiële UvA topsportstatus van de studentdecanen gekregen en kan aantonen dat zijn sportschema tot studievertraging heeft geleid. Tevens dient de student op tijd, doch uiterlijk twee maanden na de vertraging, hiervan melding te maken bij de studieadviseurs.

4. Een student die meent op basis van de persoonlijke omstandigheden genoemd in het vorige lid in aanmerking te komen voor dispensatie van het bindend studieadvies, dient een verzoek in te dienen bij de Examencommissie. Bij de beoordeling van het verzoek hanteert de Examencommissie in ieder geval als een van de criteria dat de student verantwoord studeergedrag dient te vertonen. Dit betekent onder andere dat de student zich moet houden aan het met een studieadviseur afgesproken studieprogramma.

OER Hoofdtekst Onderwijs- en Examenregeling 2011-2012 bacheloropleidingen FEB

15

5. De decaan kan in bijzondere gevallen, waar toepassing van een negatief bindend studieadvies tot onevenredige benadeling of onbillijkheden van zwaarwegende aard zou leiden, na advies van de examencommissie, ten gunste van de student hiervan afwijken.

6. Aan een student die dispensatie van het bindend studieadvies krijgt, zal bij een herinschrijving in een volgend studiejaar het studieadvies als bedoeld in lid 3 worden uitgebracht. Daarbij wordt het totale aantal behaalde studiepunten aan eerstejaars vakken in het eerste jaar van inschrijving buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 7: Overgangs- en slotbepalingen Artikel 7.1 – Hardheidsclausule In geval van aantoonbare onredelijkheid of onbillijkheid van overwegende aard kan de examencommissie toestaan dat ten voordele van de student wordt afgeweken van de bepalingen in deze regeling. Artikel 7.2 – Overgangsbepaling 1. Voor de student die op de datum van de inwerkingtreding van deze regeling een of meer

examenonderdelen met goed gevolg heeft afgelegd, maar het examen nog niet geheel met goed gevolg heeft afgelegd en die in zijn belangen geschaad wordt door bepalingen in deze regeling die afwijken van bepalingen in oudere regelingen, wordt door de examencommissie een overgangsregeling vastgesteld, met inachtneming van hetgeen aangaande examens en examenonderdelen in de wet bepaald is.

2. De vastgestelde overgangsregeling per opleiding is vermeld in de bijlagen C tot en met F. Artikel 7.3 – Wijzigingen 1. Wijzigingen van deze regeling worden door de decaan – gehoord de opleidingscommissie

en met in achtneming van de bevoegdheden van de medezeggenschapsorganen ter zake – bij afzonderlijk besluit vastgesteld.

2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belangen van de studenten daardoor niet worden geschaad.

Artikel 7.4 – Bekendmaking De decaan draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling en van de regels en richtlijnen van de Examencommissie als bedoeld in artikel 7.12b van de wet. De regeling staat vermeld in de digitale studiegids van de opleiding (www.studiegids.uva.nl). Artikel 7.5 - Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2011. Aldus vastgesteld door de decaan van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde op 29 juli 2011.1

1 Onder voorbehoud van het advies van de Ondernemingsraad.

OER Bijlage A: Regels en richtlijnen Examencommissie FEB

16

Regels en Richtlijnen examencommissie FEB (art.7.12b, derde lid, WHW) De Regels & Richtlijnen van de Examencommissie maken geen onderdeel uit van de Onderwijs- en Examenregeling (OER) maar zijn aanvullend. De inhoud van deze Regels & Richtlijnen behoort volgens de wet (art. 7.12b, WHW) tot de exclusieve bevoegdheid van de Examencommissie. Op deze bepalingen hebben de FSR en OC’s geen advies- of instemmingsrecht. Voor een verdere uitleg van de status van de Regels en Richtlijnen is het Kader Toetsbeleid, vastgesteld door het College van Bestuur op 16 december 2010, te raadplegen. Om praktische redenen zijn de Regels & Richtlijnen als bijlage toegevoegd aan deze OER. Artikel 1 – Algemene bepalingen Artikel 1.1 – Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de volgende bachelor- en masteropleidingen (inclusief schakelprogramma’s):

Bachelor of Science Actuariële Wetenschappen Bachelor of Science Econometrie en Operationele Research Bachelor of Science Economie en Bedrijfskunde Bachelor of Science Fiscale Economie

Master of Science Actuarial Science Master of Science Accountancy & Control Master of Science Business Economics Master of Science Business Studies Master of Science Econometrics Master of Science Economics Master of Science Fiscale Economie Master of Science Operations Research

Artikel 1.2. Begripsbepalingen De in de Onderwijs- en Examenregelingen van de Bachelor- en Masteropleidingen van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB) omschreven begrippen zijn ook van toepassing op deze regeling. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 2 – Examencommissie Artikel 2.2 – Samenstelling van de examencommissie De decaan benoemt de examencommissie. De examencommissie bestaat uit tenminste een voorzitter en een secretaris. Van elke groep aanverwante opleidingen is tenminste één docent lid van de examencommissie. Leden van de examencommissie nemen niet deel aan de behandeling van klachten en verzoeken waar zij zelf als examinator bij betrokken zijn. Artikel 2.2 – Taken examencommissie De taken van de examencommissie zijn geregeld in artikel 7.12 van de WHW. Tot deze wettelijke taken behoort het vaststellen van regels en richtlijnen met betrekking tot:

- de kwaliteit van tentamens en examens; - de beoordeling en vaststelling van de uitslag van tentamens en examens; - vrijstellingen; - fraude en plagiaat.

OER Bijlage A: Regels en richtlijnen Examencommissie FEB

17

Dergelijke regels en richtlijnen zijn vastgelegd in dit reglement en in de Onderwijs- en Examenregelingen van de Bachelor- en Masteropleidingen van de FEB. Artikel 2.3 – Beslistermijn examencommissie De examencommissie neemt een beslissing uiterlijk binnen 8 weken na ontvangst van een schriftelijk verzoekschrift, tenzij de inhoud van het verzoek een eerdere beslissing vereist of rechtvaardigt. Artikel 2.4 – Vergaderfrequentie examencommissie De examencommissie vergadert tenminste één keer per twee maanden. Artikel 3 – Examinatoren Artikel 3.1 – Aanwijzing examinatoren De examencommissie wijst examinatoren aan voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan. In principe is elke vakcoördinator die minimaal een jaarcontract heeft bij de FEB, automatisch aangewezen als examinator voor het desbetreffende vak. De examencommissie kan deskundigen van buiten de instelling aanwijzen als examinatoren. Artikel 3.2 – Handtekeningbevoegdheid Een examinator is bevoegd om behalve tentamenlijsten- en briefjes ook te tekenen voor adviezen vrijstellingen en adviezen met betrekking tot onderdelen behaald aan een andere Nederlandse of buitenlandse universiteit. Artikel 3.3 – Taken en verantwoordelijkheden inzake tentaminering De examinatoren zijn primair verantwoordelijk voor de inhoud van de toets, de toetsvorm en de kwaliteit daarvan. Examinatoren zorgen ervoor dat de leerdoelen en de wijze van toetsen van een curriculumonderdeel vooraf gecommuniceerd worden. De examinator communiceert duidelijk naar studenten welke cesuurbepalingen en beoordelingsvoeten zijn gehanteerd. Examinatoren zijn verantwoordelijk voor een goede gang van zaken tijdens het tentamen. Zij verstrekken de gevraagde inlichtingen inzake examinering aan de examencommissie. Artikel 4 – Tentamens In de algemene regels van de Onderwijs- en Examenregelingen van de Bachelor- en Masteropleidingen van de FEB zijn de regels vastgelegd omtrent data, toelating, bekendmaking en inzage van schriftelijke tentamens. In dit artikel zijn nadere regels vastgelegd met betrekking tot schriftelijke tentamens, waaronder het aan- en afmelden, legitimatie, toezicht, orde, extra tentamentijd en bewaartermijnen. Daarbij zijn regels vastgelegd over de beoordeling van tentamens, extra tentamenkansen en de wijze van borging van de kwaliteit van de tentamens door de examencommissie. Artikel 4.1 – Data en tijdstippen tentamens 1. Schriftelijke tentamens worden afgenomen op data en tijdstippen die tenminste 30 dagen

voor aanvang van het betreffende onderwijs onder verantwoordelijkheid van de examencommissie worden vastgesteld.

2. Mondelinge of individueel schriftelijk af te nemen tentamens worden afgenomen op een door de examinator(en), zo mogelijk na overleg met de student, te bepalen tijdstip.

3. Bij het vaststellen van data en tijdstippen van tentamens wordt zoveel mogelijk voorkomen dat tentamens samenvallen.

OER Bijlage A: Regels en richtlijnen Examencommissie FEB

18

4. Wijziging van vastgestelde data en tijdstippen vindt uitsluitend plaats in geval van overmacht.

Artikel 4.2 – Aanmelding tentamens 1. Deelname aan een tentamen kan slechts plaatsvinden als men zich deugdelijk en tijdig

heeft aangemeld voor het tentamen op de voorgeschreven wijze en ingeschreven staat in het universitaire studenteninformatiesysteem. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden kan deelname aan het tentamen worden geweigerd.

2. Een student die zich niet dan wel niet tijdig voor een tentamen heeft ingeschreven, heeft geen recht op een tentamenuitslag, wanneer hij aan het betreffende tentamen heeft deelgenomen.

3. Een student voor wie het in lid 2 van dit artikel gestelde geldt, kan een verzoek indienen bij het Bureau Examen- en Studentzaken (BES) om de tentamenuitslag alsnog te laten verwerken door middel van het daartoe bestemde formulier én een betaling van 20 euro per tentamen voor administratiekosten.

4. Het in lid 3 van dit artikel genoemde verzoek wordt alléén door het Bureau Examen- en Studentzaken (BES) verwerkt als de student stond ingeschreven als (bijvak)student bij de FEB én voldeed aan de ingangseisen van het betreffende tentamen op het moment dat de inschrijving voor dat tentamen sloot.

Artikel 4.3 – Afmelding tentamens Een student die afziet van deelname aan een tentamen waarvoor hij zich heeft ingeschreven, dient zich hiervoor deugdelijk en tijdig af te melden op de voorgeschreven wijze. Artikel 4.4 – Orde tijdens tentamens 1. De examinator draagt er zorg voor, dat ten behoeve van de schriftelijke tentaminering

voldoende surveillanten worden aangewezen, die erop toezien dat het tentamen in goede orde verloopt.

2. Tijdens het tentamen dient tenminste één ter zake kundige aanwezig of telefonisch bereikbaar te zijn, die kan antwoorden op vak- en tentamentechnische vragen t.a.v. het te houden tentamen.

3. Indien er meerdere surveillanten op het tentamen aanwezig zijn, wordt er één hoofdsurveillant aangewezen, die de eindverantwoordelijkheid draagt.

4. De student is verplicht zich op verzoek van de examinator of de surveillant te legitimeren met behulp van zijn geldig bewijs van inschrijving (collegekaart) en een geldig identiteitsbewijs, voorzien van een goed gelijkende pasfoto. Indien de student zich niet kan legitimeren kan hem de toegang tot het tentamen ontzegd worden.

5. De duur van een tentamen is zodanig dat studenten redelijkerwijs voldoende tijd hebben om de vragen te beantwoorden.

6. Laatkomers worden tot een tentamen toegelaten tot ten hoogste 30 minuten na de aanvang van het tentamen. Indien een student door overmacht niet binnen deze tijdslimiet aanwezig kan zijn beslist de examinator, of hij alsnog tot het tentamen wordt toegelaten.

7. Studenten mogen de zaal waar het tentamen wordt afgenomen niet verlaten binnen 30 minuten na aanvang van het tentamen. De examinator kan ertoe besluiten dat studenten de zaal waar het tentamen wordt afgenomen voorts niet mogen verlaten binnen 15 minuten voor het einde van het tentamen.

8. Nadat deelnemers de zaal hebben verlaten, worden geen laatkomers meer tot het tentamen toegelaten.

9. De student dient alleen pen, potlood en gum als hulpmiddel op tafel te hebben, tenzij op het voorblad van het tentamen aanvullende hulpmiddelen aangegeven zijn. Aanvullende hulpmiddelen worden op het college bekendgemaakt. Mobiele telefoons of andere elektronische apparatuur dienen uitgezet te worden en in een tas of koffer naast de tentamentafel opgeborgen te worden. De tas of koffer dient dicht te zijn.

10. Het gebruik van grafische en/of programmeerbare rekenmachines tijdens het tentamen is nooit toegestaan, tenzij op het voorblad van het tentamen expliciet vermeld wordt dat het

OER Bijlage A: Regels en richtlijnen Examencommissie FEB

19

gebruik ervan wel is toegestaan. 11. Tijdens het tentamen is toiletbezoek niet toegestaan, tenzij de hoofdsurveillant hier

toestemming voor geeft; de student dient dan de aanwijzingen van de hoofdsurveillant op te volgen. Tijdens toiletbezoek mag er niet gesproken worden en mag de student niet in het bezit zijn van ongeoorloofde hulpmiddelen.

12. Studenten die zich niet houden aan de onder lid 9,10 en 11 genoemde regels met betrekking tot hulpmiddelen, kunnen worden uitgesloten van verdere deelname aan het desbetreffende tentamen. Ook kunnen sancties op grond van de Fraude en plagiaatregeling worden opgelegd.

13. Aanwijzingen van de examencommissie, c.q. de examinator of surveillant, die voor, tijdens en onmiddellijk na afloop van het tentamen gegeven worden, dienen door de student te worden opgevolgd. Volgt de student een of meer aanwijzingen niet op, dan kan hij door de examencommissie c.q. examinator worden uitgesloten van verdere deelname aan het desbetreffende tentamen.

14. Een geconstateerde onregelmatigheid wordt schriftelijk gerapporteerd door de hoofdsurveillant aan de Examencommissie.

15. Als een door de (hoofd)surveillant geconstateerde onregelmatigheid achteraf onjuist blijkt te zijn en deze geleid heeft tot het voortijdig verlaten van de tentamenzaal door de student, zoals beschreven in lid 12, heeft de student recht op een extra hertentamen op een in overleg met de student nader te bepalen tijdstip.

16. Op elk ingeleverd antwoordformulier dient de naam van de student en zijn collegekaartnummer vermeld te worden.

17. Elke student die het tentamen van de (hoofd)surveillant in ontvangst heeft genomen, is verplicht het door hem op het antwoordformulier gemaakte werk in te leveren.

18. Voor bachelortentamens geldt dat na afloop van het tentamen de vragen en het voorblad van het tentamen door de student mogen worden meegenomen. In uitzondering hierop geldt deze regel niet voor tentamens waarin met copyrights belaste vragen van externe instellingen (‘testbanks’) zijn opgenomen.

Artikel 4.5 – Beoordeling 1. Elk tentamen bestaat uit het door de examinator te verrichten onderzoek naar de kennis,

het inzicht en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek.

2. De beoordeling van schriftelijke tentamens geschiedt aan de hand van tevoren schriftelijk vastgelegde, en eventueel naar aanleiding van de correctie bijgestelde, normen.

3. In het geval dat bij de beoordeling van een tentamen meer dan één docent is betrokken, ziet de examinator erop toe, dat alle docenten beoordelen aan de hand van dezelfde normen.

4. De wijze van beoordeling is zodanig dat de student kan nagaan hoe de uitslag van zijn tentamen tot stand is gekomen.

5. De laatst behaalde uitslag is bepalend voor het eindresultaat. 6. De wijze van beoordeling van de bachelorscriptie is vastgelegd in het

bachelorscriptiereglement. Bij elke opleiding wordt gewerkt met een beoordelingsformulier.

7. De wijze van beoordeling van de masterscriptie is vastgelegd in het masterscriptiereglement. Bij elke opleiding wordt gewerkt met een beoordelingsformulier. Bij de masterscriptie is altijd een tweede beoordelaar betrokken.

Artikel 4.6 – Nabespreking 1. Gedurende een termijn van 30 dagen, die aanvangt op de dag na de bekendmaking van de

uitslag van een schriftelijk tentamen, kan de student de examinator om een nabespreking verzoeken. Ingeval van een mondeling tentamen vindt nabespreking zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van de uitslag plaats. De nabespreking geschiedt op een door de examinator te bepalen plaats en tijdstip.

OER Bijlage A: Regels en richtlijnen Examencommissie FEB

20

2. Indien een collectieve nabespreking wordt georganiseerd, kan de student een verzoek als bedoeld in het eerste lid pas indienen, wanneer hij bij de collectieve bespreking aanwezig is geweest en hij het desbetreffende verzoek motiveert of wanneer hij door overmacht verhinderd is geweest bij de collectieve nabespreking aanwezig te zijn.

Artikel 4.7 – Extra tentamentijd voor studenten met een functiebeperking Een student met dyslexie of met een andere psychische of fysieke beperking kan in aanmerking komen voor extra tentamentijd, namelijk een half uur per tentamen (ongeacht de duur van het tentamen) en/of voor het maken van het tentamen in een andere tentamenruimte. Om hiervoor in aanmerking te kunnen komen dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:

a. De student heeft zich deugdelijk en tijdig op de voorgeschreven wijze aangemeld voor het tentamen

b. De student heeft uiterlijk de woensdag die voorafgaat aan het tentamen een verzoek voor verlenging van de tentamentijd en/of voor een andere tentamenruimte bij de studie-adviseurs ingediend.

c. Bij het in lid b genoemde verzoek dient door de student een brief van een studentdecaan van de UvA overlegd te worden waarin verklaard wordt dat de student vanwege dyslexie of vanwege een andere psychische of fysieke handicap recht heeft op extra tentamentijd en/of op een andere tentamenruimte.

d. Als de student zich niet tijdig voor een eerder tentamen – waarvoor hij extra tentamentijd en/of een andere tentamenruimte toegekend heeft gekregen – heeft afgemeld via internet of via het Bureau Examen- en Studiezaken (BES), wordt een verzoek van de student zoals aangegeven in lid 6b niet meer door de studie-adviseurs in behandeling genomen. Tijdig afmelden kan tot de laatste dag vóór het tentamen.

Artikel 4.8 – Extra tentamenkansen 1. Een student die vanwege persoonlijke omstandigheden niet optimaal gebruik heeft

kunnen maken van de reguliere tentamenkansen, kan in aanmerking komen voor een extra tentamenkans indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. De examencommissie maakt jaarlijks deze voorwaarden bekend.

2. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een toets op een andere wijze dan in de studiegids is bepaald, wordt afgenomen. Alleen op grond van zeer bijzonder persoonlijke omstandigheden zal de examencommissie hiervoor toestemming verlenen.

3. Voor studenten met een topsportstatus zijn bijzondere regelingen vastgesteld omtrent tentamendata voor topsporters.; meer informatie over de UvA topsportregeling valt te vinden op http://www.student.uva.nl/a-z/topsport.cfm. De studieadviseurs van de FEB voeren namens de examencommissie de topsportregeling uit.

Artikel 4.9 – Fraude en Plagiaat Indien de student handelt in strijd met de ‘Fraude en plagiaatregeling studenten UvA’ of met de in artikel 4.4 opgenomen voorschriften met betrekking tot orde tijdens tentamens wordt de examencommissie hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld door de examinator. Eventuele bewijsstukken dienen te worden meegestuurd. De examencommissie bepaalt na het horen van student en docent de sanctie.

Artikel 4.10 – Borging kwaliteit tentamens De examencommissie heeft de taak de kwaliteit van de tentamens te borgen. De kwaliteitsborging vindt als volgt plaats:

1. Docenten dienen een vorm van peer review of andere controle van derden toe te passen bij het construeren van een toets.

OER Bijlage A: Regels en richtlijnen Examencommissie FEB

21

2. Bij indicaties dat de voorwaarden voor een kwalitatief goed tentamen (zie kader Toetsbeleid UvA, 9 december 2010) niet zijn behaald, zal het betreffende tentamen worden geëvalueerd door de examencommissie. De examencommissie stelt de examinator en de opleidingsdirecteur op de hoogte van haar bevindingen. De examinator deelt de examencommissie mee welke maatregelen ter verbetering zullen worden getroffen.

3. De examencommissie evalueert tentamens steekproefsgewijs. De wijze waarop de examencommissie steekproeven neemt, hoe de evaluatie plaatsvindt en welke acties er volgen op de bevindingen wordt jaarlijks door de examencommissie vastgesteld.

Artikel 5 – Examens Artikel 5.1 – Vaststelling afstudeereisen 1. Het door de student gevolgde bachelor- of masterstudieprogramma dient te voldoen aan de

Onderwijs- en Examenregeling geldig in het studiejaar waarin het studieprogramma ter beoordeling aan de examencommissie wordt voorgelegd of waarin de student voldoet aan de afstudeereisen.

2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan de examencommissie onderdelen van het studieprogramma goedkeuren die beschreven staan in oudere Onderwijs– en Examenregelingen; deze regelingen mogen echter niet ouder zijn dan drie studiejaren voorafgaand aan het studiejaar waarin het studieprogramma ter beoordeling aan de examencommissie wordt voorgelegd.

3. Indien een door de examencommissie goedgekeurd studieprogramma als gevolg van het vervallen van vakken niet meer afgerond kan worden, beslist de Examencommissie op welke wijze dat studieprogramma alsnog afgerond kan worden.

Artikel 5.2 – Uitreiking diploma 1. Indien een student voldoet aan de afstudeervereisten gaat de examencommissie in

beginsel automatisch over tot uitreiking van het getuigschrift behorende bij het propedeuse, bachelor- of masterexamen, tenzij de student verzoekt dit niet te doen.

2. In het geval de examencommissie niet automatisch kan vaststellen of voldaan is aan de afstudeereisen zal de examencommissie studenten periodiek oproepen om een verzoek in te dienen bij de examencommissie voor controle op de afstudeerbaarheid. Indien voldaan is aan de afstudeervereisten gaat de examencommissie over tot uitreiking van het getuigschrift behorende bij het examen, tenzij de student verzoekt dit niet te doen.

3. In het geval de student constateert dat hij aan alle afstudeervereisten van het propedeuse, bachelor- of masterexamen, waarvoor hij staat ingeschreven, heeft voldaan, kan een student zelf een diploma aanvragen volgens de op de website van de faculteit aangegeven procedure en termijnen. Voor een diploma-aanvraag is vereist: - een rechtsgeldige inschrijving voor de betreffende opleiding aan de UvA; - alle onderdelen van het programma zijn behaald en administratief verwerkt door de

onderwijsadministratie; - bij de bachelor en de master: een verzoek voor controle op de afstudeervereisten is

ingediend bij de examencommissie. De diploma aanvraag kan alleen ten behoeve van een bepaalde diplomadatum in behandeling worden genomen indien het verzoek voor controle op de afstudeervereisten tenminste drie maanden vóór de voltooiing van het laatste onderdeel van de bachelor- of masteropleiding bij de examencommissie is ingediend. De examencommissie zal bij deze controle de afstudeervereisten vergelijken met de behaalde resultaten en de nog te behalen resultaten ten behoeve van het programma van de student.

4. Een student kan uiterlijk binnen zes weken nadat de examencommissie de student op de hoogte heeft gesteld van de diploma-aanvraag, hiertegen bezwaar maken.

5. Voor de toekenning van een diploma is een rechtsgeldige inschrijving voor de opleiding vereist.

OER Bijlage A: Regels en richtlijnen Examencommissie FEB

22

6. Diploma’s dienen door de student zelf te worden opgehaald bij Bureau Examen- en Studiezaken, tenzij de student door het OWI is uitgenodigd voor een diploma-uitreiking. Voor elke opleiding vindt tenminste één diploma-uitreiking per jaar plaats. De data van de diploma-uitreikingen worden jaarlijks bekend gemaakt op de website van de faculteit.

7. De Universiteit van Amsterdam kent 12 examendata. Als examendatum geldt de laatste werkdag van de maand.

Artikel 5.3 – Extracurriculaire vakken 1.Indien uitstel op de uitreiking van het getuigschrift behorende bij het bachelor-examen wordt aangevraagd om nog extra vakken te kunnen opnemen op het bachelordiploma, zal hiervoor alleen toestemming worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

1. uitstel van maximaal 12 maanden wordt verleend, en 2. maximaal 30 EC aan extra vakken kunnen worden toegevoegd mits voldaan is de

volgende eisen: het vak wordt behaald aan de UvA, of aan een andere Nederlandse universiteit, of

aan een buitenlandse universiteit; het vak wordt behaald in de periode dat de student bij een opleiding van de FEB

stond ingeschreven; het vak dient minimaal een postpropedeutisch niveau te hebben, tenzij het een

cursus taalverwerving betreft (maximaal. 12 EC); het vak heeft geen overlap met andere vakken binnen het (post)propedeutische

programma van de student. 2. Indien uitstel op de uitreiking van het getuigschrift behorende bij het master-examen wordt aangevraagd wordt gevraagd om nog extra vakken te kunnen opnemen op het masterdiploma, zal hiervoor alleen toestemming worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

1. uitstel van maximaal 6 maanden wordt verleend; 2. maximaal 15 EC aan extra vakken kunnen worden toegevoegd mits voldaan is de

volgende eisen: het vak wordt behaald aan de UvA, of aan een andere Nederlandse universiteit, of

aan een buitenlandse universiteit; het vak wordt behaald in de periode dat de student bij een opleiding van de FEB

stond ingeschreven; het vak dient het niveau van een mastervak te hebben; het vak is inhoudelijk gerelateerd aan de masteropleiding ; het vak heeft geen overlap met andere vakken binnen het master programma van

de student. Artikel 5.4 – Cum laude 1. Aan het propedeusediploma wordt het judicium cum laude toegekend, indien:

- het gewogen gemiddelde judicium van alle op de cijferlijst vermelde studieonderdelen tenminste 8 is;

- er in geen enkel studieonderdeel een hertentamen is afgelegd; - er voor maximaal 12 studiepunten aan vrijstelling is verleend.

2. Aan het bachelordiploma wordt het judicium cum laude toegekend, indien: - het gewogen gemiddelde judicium van alle op de cijferlijst vermelde niet-propedeuse

studieonderdelen tenminste 8 is; - het judicium van de Bachelorscriptie tenminste het cijfer 8 bedraagt; - er in geen enkel studieonderdeel een hertentamen is afgelegd; - er voor maximaal 18 studiepunten aan vrijstelling is verleend.

3. Aan het masterdiploma wordt het judicium cum laude toegekend, indien: het judicium van elk afzonderlijk studieonderdeel tenminste het cijfer 8 bedraagt. In

uitzondering hierop mag voor maximaal één vak (uitgezonderd de masterscriptie) een 7 of 7.5 zijn behaald;

OER Bijlage A: Regels en richtlijnen Examencommissie FEB

23

het gewogen gemiddelde judicium van alle op de cijferlijst vermelde studieonderdelen tenminste het cijfer 8 bedraagt;

er in geen enkel studieonderdeel een hertentamen is afgelegd; er voor maximaal 10 studiepunten aan vrijstelling is verleend.

4. Extracurriculaire studieonderdelen worden niet meegewogen bij de beoordeling van cum laude. Artikel 5.5 – Speciale vermeldingen op de bulbijlage Alleen een minorprogramma van maximaal 30 EC kan als zodanig worden vermeld op de bulbijlage van de bachelor als:

a. de student een minorcertificaat kan overleggen dat door een faculteit of instituut van een Nederlandse universiteit is afgegeven;

b. toestemming is verleend door de Examencommissie om een minor op te nemen in het bachelorprogramma

c. het een minor betreft die niet uit vakken bestaat die binnen de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven worden aangeboden, met uitzondering van de minor ‘Entrepreneurship’.

Artikel 5.6 – Borging kwaliteit examens De examencommissie stelt op objectieve en deskundige wijze vast of een student beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. De examencommissie heeft daarbij de volgende werkwijze:

1. Van elke bachelor- en masterstudent wordt gecontroleerd of het gevolgde vakkenpakket voldoet aan de eisen zoals vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregelingen van de Bachelor- en Masteropleidingen van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB). Bij afwijkingen wordt de opleidingsdirecteur om inhoudelijk advies gevraagd.

2. De examencommissie borgt de kwaliteit van toetsen (zie artikel 4.4). 3. Voor de beoordeling van de eindproducten van het bachelor- en masterexamen werkt

elke opleiding met beoordelingsformulieren. 4. Bij de beoordeling van de masterscriptie is altijd een tweede beoordelaar betrokken. 5. De examencommissie evalueert scripties steekproefsgewijs. De wijze waarop de

examencommissie steekproeven neemt, hoe de evaluatie plaatsvindt en welke acties er volgen op de bevindingen wordt jaarlijks door de examencommissie vastgesteld.

6. Voor elke opleiding is een afstudeerprotocol beschikbaar waarin is vastgelegd aan welke eisen een eindscriptie moet voldoen.

Artikel 6 – Vrijstellingen In de algemene regels van de Onderwijs- en Examenregelingen van de Bachelor- en Masteropleidingen van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB) zijn regels vastgelegd over vrijstellingen. In dit artikel zijn aanvullende regels en richtlijnen met betrekking tot vrijstellingen opgenomen. Artikel 6.1 – Voorwaarden 1. Vrijstelling wordt alléén verleend voor die onderdelen die wat betreft inhoud, niveau en

studielast grotendeels overeenkomen met de onderdelen van de FEB waarvoor vrijstelling wordt aangevraagd.

2. Vrijstellingen op grond van onderdelen die behaald zijn aan een buitenlandse instelling worden alleen verleend indien de student een verklaring van de Nuffic kan overhandigen waaruit blijkt dat het niveau van de opleiding waarbinnen de onderdelen zijn behaald, van overeenkomstig academisch niveau is.

3. Verzoeken om vrijstelling voor één of meer onderdelen dienen schriftelijk te worden gericht aan de Examencommissie. Vrijstellingsverzoeken voor propedeusevakken dienen voor 1

OER Bijlage A: Regels en richtlijnen Examencommissie FEB

24

november (bij instroom per 1 september) te worden ingediend. Verzoeken die na deze data binnenkomen worden in het betreffende studiejaar niet meer in behandeling genomen.

Artikel 6.2 – Geldigheidsduur Indien vrijstelling wordt aangevraagd op grond van vakken die geen onderdeel uitmaken van een afgeronde opleiding houdt de examencommissie als richtlijn aan dat de betreffende tentamenresultaten niet ouder mogen zijn dan 3 jaar (bij propedeuse-, schakel- en mastervakken) respectievelijk 6 jaar (bij 2e en 3e jaarsbachelorvakken), tenzij de vakdocent een dergelijke overschrijding inhoudelijk verantwoord vindt. Indien de vakken wel onderdeel uitmaken van een afgeronde opleiding mag de geldigheidstermijn van 3 respectievelijk 6 jaar worden overschreden. Artikel 6.3 – Vrije keuzeruimte Studenten met een universitair bachelor of masterdiploma kunnen worden vrijgesteld van de minorruimte of van de vrije keuzeruimte in de bachelor, ongeacht de grootte hiervan. Studenten met een HBO-diploma krijgen maximaal 12 EC van de vrije keuzeruimte in de bachelor vrijgesteld. Artikel 7 – Bewaartermijnen 1. Tentamenopgaven en uitwerkingen, waaronder begrepen werkstukken en andere

schriftelijke materialen waarvoor een (deel)cijfer is toegekend, worden ten minste twee jaar na vaststelling van de tentamenuitslag bewaard.

2. Bachelorscripties of –eindwerkstukken en Masterscripties worden ten minste zeven jaar bewaard.

3. Tentamenuitslagen (diplomasupplementen, brondocumenten) worden ten minste dertig jaar bewaard.

Artikel 8 - Hardheidsclausule In gevallen waar de bepalingen van deze regeling onredelijk en onbillijk uitwerken voor de student, kan de examencommissie een uitzonderingsregeling treffen. Artikel 9 – Wijziging Deze regeling wordt niet gewijzigd tijdens het lopende studiejaar, tenzij de belangen van studenten hierdoor redelijkerwijs niet worden geschaad. Artikel 10 – Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2011 Vastgesteld door de examencommissie voor de opleidingen als vermeld bij artikel 1.1. van dit reglement. Op 15 juli 2011.

OER Bijlage B: BSc Actuariële Wetenschappen

25

Bijlage B: Bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen B.1 Doel van de bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen en eindtermen B.1.1. Doel van de opleiding De opleiding is gericht op vorming tot een academisch niveau van denken en werken. Studenten verwerven hiertoe kennis van en vaardigheden in de verschillende methoden alsmede de daaraan ten grondslag liggende literatuur op het vakgebied van het actuariaat. Aldus worden zij opgeleid tot beroepen in bedrijf, beleid of onderzoek waarin op een wetenschappelijk niveau met actuariële kennis wordt gewerkt. Binnen de opleiding wordt de basis gelegd voor een analyse van de financiële vertaling, herverdeling en afwikkeling van risicoprocessen en spaarprocessen die optreden in het financiële systeem van een samenleving. Een diepgaande kennis van de wiskunde en de kansrekening en statistiek is hiervoor essentieel. Hierbij dienen methoden en technieken toegepast te kunnen worden die (1) risico’s vertalen in een verantwoord en hanteerbaar, op statistieken gestoeld beeld in termen van kasstromen; (2) dit beeld vertalen in een deterministisch of stochastisch tijdsafhankelijk kasstroommodel waarmee de werkelijkheid kan worden nagebootst, zodat die met minder onzekerheid en meer doelgericht kan worden beheerst. Voor de beheersing van risico’s in de financiële, verzekerings- en pensioenpraktijk worden gangbare financieringsmethodieken aangeleerd. Tevens leert men de modelveronderstellingen die gehanteerd worden voortdurend en systematisch te toetsen aan de gerealiseerde uitkomsten. Naast deze wetenschappelijke basis is een afgestudeerde in staat een adequate wisselwerking tussen theorie en beroepspraktijk te onderhouden. Hoewel oriëntatie op het beroep van belang is, staat de academische vorming voorop. De bachelorpleiding actuariaat biedt een voorbereiding op de masteropleiding Actuariële weten-schappen, waarin de specialistische vakken actuariaat aan bod komen, maar waarin ook een verdere verdieping plaatsvindt van de kennis op het gebied van financiering en beleggingen. B.1.2. Eindtermen Er worden drie categorieën eindtermen onderscheiden, te weten:

1. Kennis 2. Vaardigheden 3. Attitude

Eindtermen qua kennis Kennis en inzicht dienen opgebouwd te worden over de probleemgebieden en praktische toepassingsvelden waarop de actuaris zich begeeft, de methoden en technieken die hiertoe be-schikbaar zijn en de wijze waarop deze kunnen worden uitgevoerd en toegepast. Inzicht in vraagstukken houdt in dat de afgestudeerde in staat is deze vanuit theoretische concepten te analyseren, alsmede in staat is kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen voor problemen. Deze kennis en inzichten dienen zowel nationaal als internationaal aan te sluiten. Qua inhoudelijke kennis wordt onderscheid gemaakt in drie niveaus.

Niveau A: inleidende kennis. Dit betreft kennis van de basisbegrippen, standaard theorieën en algemene inzichten van het vakgebied. Tevens inzicht in de relevantie van het vak voor de opleiding Actuariaat.

OER Bijlage B: BSc Actuariële Wetenschappen

26

Niveau B: basiskennis. Hierbij gaat het om een gedegen kennis van de belangrijkste methoden en technieken van het vakgebied. Veelal zal dit gepaard gaan met een nadere bestudering van praktijkvoorbeelden.

Niveau C: uitgebreide kennis. Op dit niveau wordt de basiskennis uitgebreid met kennis van alternatieve methoden en technieken binnen het vakgebied. Ook wordt de student geleerd deze kennis op wetenschappelijk niveau toe te passen.

Studenten hebben na het voltooien van de opleiding de volgende kennis. a) Kennis op niveau B van wiskundige en statistische methoden, voor zover deze gebruikt

worden in het actuariaat: kansrekening, mathematische statistiek, lineaire algebra, calculus, optimalisatie, differentiaal- en differentievergelijkingen en beschrijvende statistiek.

b) Kennis op niveau A van micro- en macro-economie. c) Kennis op niveau B van de kwantitatieve financiering. d) Kennis op niveau B van de technieken van de mathematische besliskunde. e) Kennis op niveau B van de econometrie. f) Kennis op niveau C van de toepasbaarheid, reikwijdte en beperkingen van actuariële

methoden in praktijksituaties. De actuariële methoden omvatten: stochastische en deterministische financiële wiskunde, sterftemodellen en demografie, stochastische kasstroommodellen voor elementaire en meervoudige levensverzekeringen, financieringsvormen voor levensverzekeringen, spaar- en risicoprocessen, opbouw van financiering van pensioenen, solidariteit en risicodeling, risicotheorie, het verwachte nutsmodel, het collectieve en het individuele risicomodel, het klassieke ruïnemodel, premieprincipes en risicomaten, bonus-malus systemen en ordening van risico's.

Eindtermen qua vaardigheden a) In staat zijn een praktijkprobleem te vertalen naar een probleemstelling die met actuariële

methoden kan worden geanalyseerd, en de resultaten van dergelijke analyses terug te vertalen naar de praktijksituatie.

b) Zich toegang kunnen verschaffen tot relevante literatuurbronnen. c) Het gebruik kunnen maken van moderne informatietechnologie; dit houdt in het gebruik

van standaard softwarepakketten en van een programmeertaal, en het gebruik van het internet als informatiebron.

d) In staat zijn om op zorgvuldige en heldere wijze schriftelijk en mondeling te rapporteren, zowel aan vakgenoten als aan niet-vakgenoten.

e) In staat zijn actuariële resultaten te interpreteren en evalueren. Eindtermen qua attitude a) Een primair kwantitatieve en analytische benadering van probleemstellingen uit de

financiële of verzekeringspraktijk. b) Een besef van de maatschappelijke context waarbinnen het vak wordt beoefend; dit houdt

onder meer in de maatschappelijke rol van op actuariële analyses gebaseerde beleidsaanbevelingen (zowel bij de overheid als in het bedrijfsleven).

c) Het vermogen om zowel zelfstandig te functioneren, als in teamverband constructief samen te werken.

d) Een multidisciplinaire instelling; de actuaris heeft in zijn beroepsuitoefening rechtstreeks te maken met onder meer econometristen, statistici, accountants, economen, fiscalisten, juristen, demografen, medici, technici en risicomanagers.

OER Bijlage B: BSc Actuariële Wetenschappen

27

B.2 Onderwijsprogramma Actuariële Wetenschappen B.2.1. Propedeuse (eerste studiejaar) De propedeutische fase omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 60 EC en is als volgt opgebouwd:

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

Wiskunde 1 Kansrek. en Statistiek 1

Wiskunde 2 Kansrek. en Statistiek 2

Macro-econnomie voor AEO

Micro-economie voor AEO

Oriëntatie AEO 1 Financiering

voor AEO Programmeren en Num. Wiskunde

Oriëntatie AEO 2

Vaardigheden en Mentoraat AEO (0 EC)

Aan het onderdeel Vaardigheden en Mentoraat AEO is geen formele studielast toegekend; succesvolle deelname aan dit onderdeel is een ingangseis voor deelname aan Oriëntatie AEO 1. Alle andere onderdelen hebben een standaard studielast van 6 EC. B.2.2. Bachelorjaar 2 Het tweede studiejaar van de bachelorfase omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 60 EC. Het tweede jaar is als volgt opgebouwd:

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

Wiskunde 3 Kansrek. en Statistiek 3

Econometrie 1

Schade Actuariaat

Inleiding Leven Actuariaat

Operations Research 1

Wiskunde 4

Operations Research 2

Wiskundige Economie 1

Mathematical and Empirical Finance

B.2.3. Bachelorjaar 3 Het derde studiejaar van de bachelorfase omvat algemene verplichte onderdelen met een totale studielast van 30 EC en keuzeonderdelen met een totale studielast van 30 EC. Het derde jaar kent de volgende opbouw:

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

Keuze Stochastische Modellen Leven Act.

Verslagleg. Leven Actuariaat

Keuze

Keuze Keuze

Keuze

Pensioen Actuariaat

Afstudeer-seminar

Scriptie

OER Bijlage B: BSc Actuariële Wetenschappen

28

Invulling van de keuzeruimte is aan de beperkingen onderhevig zoals wordt vermeld in artikel 3.5 in hoofdstuk 3 van de OER. De keuzeruimte kan onder andere worden gebruikt voor het volgen van een minor of voor het doorbrengen van een semester in het buitenland. In het laatste geval dient contact te worden opgenomen met de opleidingsdirecteur om te bekijken hoe aan de verplichting tot het volgen van Stochastische Modellen Leven Actuariaat kan worden voldaan.2

2 Het vak Stochastische Modellen Leven Actuariaat is alleen in het studiejaar 2011-2012 in periode 2 geroosterd, om nominaal lopende derdejaarsstudenten de gelegenheid te bieden in periode 5 het verplichte vak Schade Acturiaat te volgen. Vanaf studiejaar 2012-2013 zal Stochastische Modellen Leven Actuariaat in periode 5 worden geroosterd.

OER Bijlage B: BSc Actuariële Wetenschappen

29

B.3 Vakkenlijst Actuariële Wetenschappen B.3.1. Vakkenlijst propedeuse Alle vakken hebben een omvang van 6 EC, tenzij anders vermeld.

Vakcode Vaknaam Periode Ingangseis

6011P0098 Financiering voor AEO 4 ---

6011P0099 Kansrekening en Statistiek 1 (KreS 1) 2 ---

6011P0100 Kansrekening en Statistiek 2 (KreS 2) 5 ---

6011P0101 Macro-economie voor AEO 1 ---

6011P0102 Micro-economie voor AEO 2 ---

6011P0103 Oriëntatie AEO 1 3 Vaardigheden en Mentoraat AEO

6011P0104 Oriëntatie AEO 2 6 ---

6011P0105 Programmeren en Numerieke Wiskunde 5 ---

6011P0119 Vaardigheden en Mentoraat AEO 1+2 ---

6011P0106 Wiskunde 1 1 ---

6011P0107 Wiskunde 2 4 ---

B.3.2. Vakkenlijst bachelorjaar 2 en 3 Alle vakken hebben een omvang van 6 EC, tenzij anders vermeld.

Vakcode Vaknaam Periode Ingangseis

6012B0299 / 6013B0303

Afstudeerseminar en bachelorscriptie Actuariële Wetenschappen (samen 12 EC)

5+6 ≥120 EC en propedeuse behaald binnen de opleiding + ingediend studieprogramma

6013B0315 Bachelorscriptiestage BSc Actuariële Wetenschappen (0 EC)

Alleen in combinatie met de scriptie

6012B0285 Econometrie 1 4 ---

6012B0283 Inleiding Leven Actuariaat 1 ---

6012B0286 Kansrekening en Statistiek 3 (KreS 3) 2 ---

6012B0287 Mathematical and Empirical Finance 6 ---

6012B0288 Operations Research 1 2 ---

6012B0289 Operations Research 2 4 ---

6012B0298 Pensioen Actuariaat 4 Inleiding Leven Actuariaat

6012B0284 Schade Actuariaat 5 KreS 2

6012B0296 Stochastische Modellen Leven Actuariaat

2 Inleiding Leven Actuariaat

6012B0295 Verslaglegging Leven Actuariaat 4 Inleiding Leven Actuariaat

6013B0279 Verzekerings- en Pensioenrecht 1 Propedeuse behaald

OER Bijlage B: BSc Actuariële Wetenschappen

30

6012B0291 Wiskunde 3 1 ---

6012B0292 Wiskunde 4 3 ---

6012B0290 Wiskundige Economie 1 5 ---

OER Bijlage B: BSc Actuariële Wetenschappen

31

B.4 Overgangsregelingen Actuariële Wetenschappen

Naar aanleiding van de per 1 september 2011 in te voeren veranderingen binnen de bacheloropleidingen van de FEB is een aantal algemene regelingen opgesteld door de examencommissie. Deze algemene regelingen zijn van toepassing op alle bacheloropleidingen van de FEB. Voor iedere opleiding afzonderlijk zijn daarnaast opleidingsspecifieke overgangsregelingen opgesteld, zowel voor de propedeuse als voor de post-propedeutische fase. Paragraaf B.4.2 bevat de overgangsregelingen voor de propedeuse. Paragraaf B.4.3 beschrijft de regelingen voor het tweede en derde jaar.

B.4.1 Algemene Overgangsregelingen Bacheloropleidingen 2011-2012

1. Verplicht overstappen

- Studenten die in studiejaar 2011-2012 hun bachelorprogramma vervolgen, zijn verplicht over te stappen op een van de nieuwe studieprogramma’s. Een reeds eerder door de examencommissie goedgekeurd studieprogramma, dat niet wordt afgerond uiterlijk bij de laatste tentamenronde in september 2011 voor vakken van het tweede semester van studiejaar 2010-2011, komt bij een overstap te vervallen. Het studieprogramma kan immers niet worden afgemaakt omdat de nog openstaande vakken komen te vervallen.

- De overgangsregelingen die per studierichting zijn opgesteld stellen studenten in staat hun reeds behaalde vakken in te brengen in de nieuwe studieprogramma’s..

- Studenten die alle oude vakken van hun bachelorprogramma behalen uiterlijk per september 2011 en dan enkel nog de scriptie open hebben staan, kunnen nog wel afstuderen in hun ‘oude’ programma op voorwaarde dat ze tijdig beschikken over een door de examencommissie goedgekeurd studieprogramma (zie 2).

- Ook zijn er uitzonderingsregelingen gemaakt voor studenten die al vergevorderd zijn in bepaalde varianten van Algemene Economie en Bedrijfseconomie. Zie voor de voorwaarden de opleidingsspecifieke overgangsregelingen.

2. Studieprogramma indienen uiterlijk vóór 1 augustus 2011

- Alle bachelorstudenten die hun bachelor niet afronden uiterlijk in september 2011 dienen uiterlijk vóór 1 augustus 2011 een studieprogramma in te dienen bij de examencommissie. Dit kan alleen digitaal via : http://www1.fee.uva.nl/studyprogramme/

- Studenten die nog geen afgeronde propedeuse hebben, maar die wel al ‘oude’ postpropedeutische vakken hebben behaald, dienen ook uiterlijk voor 1 augustus 2011een digitaal studieprogramma in te dienen.

- Studenten die uiterlijk in september 2011 hopen af te studeren en die nog geen goedgekeurd studieprogramma hebben, moeten ook een studieprogramma indienen uiterlijk voor 1 augustus 2011.

- Studenten die voor 1 augustus 2011 een (nieuw) studieprogramma moeten indienen en die dit niet (tijdig) doen, verliezen daarmee aanspraak op een eventuele individuele regeling (zie 5).

- Als blijkt dat een student bepaalde oude vakken uiteindelijk niet weet te behalen, nadat al een studieprogramma is ingediend, bestaat de mogelijkheid om later een reeds ingediend programma te wijzigen, ook als het al is beoordeeld door de examencommissie.

OER Bijlage B: BSc Actuariële Wetenschappen

32

3. Meer of minder dan 60 EC in de propedeuse

- Studenten die de propedeuse niet uiterlijk in september 2011 behalen kunnen door de nieuwe programma-eisen en door de combinatie met 6 EC vakken op meer dan 60 EC uitkomen voor de propedeuse. Het totaal aantal EC (incl. extra EC) zal worden vermeld op het propedeusediploma. Studenten mogen die extra EC ook laten verrekenen met het totaal aantal EC van de vrije keuzeruimte van de bachelor. Studenten kunnen een verzoekschrift voor een onderdeel buiten de opleiding indienen bij de examencommissie om een keuzevak van minder dan 6 EC op te nemen. Dit verzoekschrift kan pas worden ingediend nadat de propedeuse is behaald.

- Studenten die de propedeuse niet uiterlijk in september 2011 afronden kunnen ook op minder dan 60 EC uitkomen in de propedeuse. Hiervoor zijn specifieke regelingen vastgesteld. In de overgangsregeling van de propedeuse AEO en die van Economie en Bedrijfskunde/Fiscale Economie zijn deze specifieke regelingen te vinden.

4. Minder dan 180 EC in de bachelor

- Studenten die moeten overstappen op het nieuwe programma, zullen hun propedeuse cq. bachelor afronden met een combinatie van oude en nieuwe vakken die als zodanig worden vermeld op de bulbijlage. Studenten die door de nieuwe programma-eisen en door de combinatie met 6 EC vakken op minder dan 180 EC uitkomen in de bachelorfase, dienen deze ruimte op te vullen met een vak dat wordt genoemd in de opleidingsspecifieke overgangsregeling. In de meeste gevallen is dit een vak naar keuze.

- Indien er een tekort is van 1, 2 of 3 EC in de bachelor, kan de examencommissie toestemming verlenen voor een uitbreiding van de bachelorscriptie met (standaard) 3 EC. Om hiervoor toestemming te krijgen dient aan de volgende voorwaarde te worden voldaan:

Uiterlijk voor 1 augustus 2011 moet een digitaal studieprogramma zijn ingediend bij de examencommissie. De examencommissie zal bij een tekort van 1, 2 of 3 EC aangeven op het goedgekeurde studieprogramma dat gebruik kan worden gemaakt van deze regeling.

Als de student middels de goedkeuring van het studieprogramma de mogelijkheid krijgt aangeboden tot uitbreiding van de bachelorscriptie, dient hij/zij uiterlijk vóór 1 september 2012 het afstudeerseminar te hebben afgerond.

5. Extra studievertraging door curriculumwijzigingen

- De overgangsregelingen zijn zo ingericht dat een student die nominaal loopt, zonder studievertraging kan doorstuderen. Nominaal lopen betekent dat de vakken conform de volgorde van het studieschema zijn gevolgd èn behaald en dat er geen studievertraging is opgelopen. Het is mogelijk dat niet nominaal lopende studenten wel enige studievertraging oplopen.

- Studenten die door de overgang tenminste een semester extra studievertraging oplopen –dat wil zeggen dat ze uitsluitend door de curriculumwijzigingen tenminste een semester langer over hun studie moeten doen- kunnen zich wenden tot de examencommissie voor een individuele regeling. Een individuele regeling kan een aangepast, individueel studieprogramma zijn. Studenten die aan deze voorwaarde voldoen, dienen zo spoedig mogelijk, uiterlijk voor 1 augustus 2011, een nieuw studieprogramma in te dienen en hierin bij ‘Opmerkingen’ aan te geven hoe bovengenoemde extra studievertraging ontstaat. Zodra zij het hebben ingediend worden zij verzocht uiterlijk voor 1 augustus 2011 ook telefonisch contact op te

OER Bijlage B: BSc Actuariële Wetenschappen

33

nemen met de examencommissie (telefonisch spreekuur) zodat het studieprogramma voor de start van het studiejaar kan worden behandeld.

- Als er een individueel regeling wordt getroffen, zal de voorwaarde zijn dat de student uiterlijk voor 1 september 2012 zijn gehele bachelorprogramma moet hebben afgerond. Indien een student hier niet in slaagt, vervalt de individuele regeling.

6. Extra vakken

- De examencommissie wijst studenten erop dat de FEB de regels met betrekking tot de opname van extra vakken op de bulbijlage zal herzien met ingang van aankomend studiejaar. Tot uiterlijk 1 augustus 2011 kunnen studenten nog een aanvraag indienen voor het opnemen van extra vakken volgens de regels van studiejaar 2010-2011 middels het indienen van een digitaal studieprogramma.

- De regels voor opname van extra vakken zijn te vinden in de studiegids en in de Onderwijs- en examenregelingen 2010-2011: http://www.student.uva.nl/ecb/object.cfm/5CFEACE2-C4F8-4E8C-9793B00CD21C1196

- Studenten worden nadrukkelijk verzocht op het studieprogramma in het veld “Commentaar’ aan te geven welke vakken op het studieprogramma als extra onderdelen moeten worden gezien.

- Studenten die een uitwisseling met een buitenlandse universiteit hebben gepland in studiejaar 2011-2012 en die deze buitenlandse vakken willen opnemen als extra vakken op de bulbijlage, kunnen nog conform de regels van studiejaar 2010-2011 hiervoor toestemming krijgen. Voor het aanvragen van toestemming dient men uiterlijk voor 1 augustus 2011 een verzoek in te dienen bij de examencommissie middels het indienen van een studieprogramma met een toelichting in het veld ‘Commentaar’ op het digitale studieprogramma. Daarbij dient tegelijkertijd een schriftelijk bewijsstuk dat men is geselecteerd voor een uitwisseling (email met bevestiging van selectie van het International Office), te worden opgestuurd naar de examencommissie of in het postvak van de examencommissie worden gedaan (E.1.52). N.B. In het studieprogramma hoeft in het veld ‘Commentaar’ alleen aan te worden gegeven hoeveel EC aan vakken buitenland men wil laten opnemen. De specifieke vakken hoeven nog niet worden vermeld.

OER Bijlage B: BSc Actuariële Wetenschappen

34

B.4.2 Overgangsregelingen m.b.t. de propedeuse Actuariële Wetenschappen Studenten volgen per 1 september 2011 het nieuwe programma. Waar nodig is een overgangsregeling. Deze overgangsregeling is bedoeld voor studenten die in studiejaar 2010-2011 of eerder zijn begonnen met de bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen of Econometrie en Operationele Research en hun propedeuse nog niet hebben afgerond. Tabel: Overgangsregeling propedeuse Actuariële Wetenschappen, Econometrie en Operationele Research Voor de tabel geldt: studenten volgen vanaf 1 september 2011 het Nieuwe vak tenzij zij het Oude vak hebben behaald. In de tabel wordt bij Nieuw vak ook een aantal keer verwezen naar een aanvullende overgangsregeling of een toelichting op een overgangsregeling. Deze regelingen zijn onder de tabel te vinden. N.B. 1. Studenten die moeten overstappen op het nieuwe programma, zullen hun propedeuse afronden met een combinatie van oude (5 EC) en nieuwe (6) vakken die als zodanig worden vermeld op de bulbijlage. 2. Voor vakken van het tweede semester 2010-2011 wordt het tweede en tevens laatste hertentamen vervroegd naar september 2011, te weten: Wiskunde AEO III, Kansrekening en Statistiek 1, V&O: Actuariaat, Financiering voor AEO, Kansrekening en Statistiek 2 en Programmeren. Nieuw vak Oud vak Financiering voor AEO (6011P0098, 6 EC) Financiering voor AEO (226P05, 5 EC) Kansrekening en Statistiek 1 (6011P0099, 6 EC) Kansrekening en Statistiek 1 (203P05, 5 EC) Kansrekening en Statistiek 2 (6011P0100, 6 EC) Kansrekening en Statistiek 2 (204P03, 5 EC) Macro-economie voor AEO (6011P0101, 6 EC) Macro-economie voor AEO (225P05, 5 EC) Micro-economie voor AEO (6011P0102, 6 EC) Micro-economie voor AEO (224P05, 5 EC) Oriëntatie AEO 1 (6011P0103, 6 EC) + Oriëntatie AEO 2 (6011P0104, 6 EC) + Vaardigheden en Mentoraat AEO (6012B0328, 0 EC). >Zie overgangsregeling 1

V&O: Econometrie (232P05, 5 EC) + V&O: ORM (231P05, 5 EC) + V&O Actuariaat (233P05, 5 EC)

Programmeren & Numerieke Wiskunde 6011P0105, 6 EC)

Programmeren (235P05, 5 EC)

Vak naar keuze >Zie overgangsregeling 2

Wiskunde AEO III (222P05, 5 EC)

Wiskunde 1 (6011P0106, 6 EC) Analyse A (227P05, 5 EC) Wiskunde 2 (6011P0107, 6 EC) Lineaire Algebra A (229P05, 5 EC) Aanvullende overgangsregelingen:

1. Studenten die V&O: Econometrie, V&O: ORM en V&O: Actuariaat behalen, hebben daarmee voldaan aan de eisen van de nieuwe vakken Oriëntatie AEO 1, Oriëntatie AEO 2 en Vaardigheden en Mentoraat AEO. Als slechts twee van de drie V&O vakken zijn behaald dient Oriëntatie AEO 2 behaald te worden. Als slechts één van de drie vakken is behaald dient zowel Oriëntatie AEO 1 als Oriëntatie AEO 2 te worden behaald.

OER Bijlage B: BSc Actuariële Wetenschappen

35

2. Studenten die Wiskunde AEO III (222P05, 5 EC) behalen kunnen dit vak inbrengen in de nieuwe propedeuse als extra vak om voldoende EC te behalen voor de propedeuse. Studenten die Wiskunde AEO III (222P05, 5 EC) niet behalen, moeten hun propedeuseprogramma aanvullen met een aan de opleiding gerelateerd vak om voldoende EC te behalen voor de propedeuse. Studenten wordt verzocht hiervoor met de propedeusedirecteur contact op te nemen. Vervolgens dient de student het voorstel voor een aanvullend vak schriftelijk in te dienen bij de Examencommissie. Dit verzoekschrift dient door de propedeusedirecteur mede ondertekend te zijn.

3. Indien de propedeuse wordt afgerond met meer dan 60 EC, dan staat het totaal aantal EC (incl. extra EC) vermeld op het propedeusediploma. Studenten die extra EC behalen mogen dit ook laten verrekenen met het totaal aantal EC van de vrije keuzeruimte in de bachelor (zie algemene regelingen Bacheloropleidingen 2011-2012).

OER Bijlage B: BSc Actuariële Wetenschappen

36

B.4.3 Overgangsregelingen m.b.t. bachelorjaar 2 en 3 Actuariële Wetenschappen Deze overgangsregeling is bestemd voor studenten in het tweede en derde jaar van de bachelor Actuariële Wetenschappen studiejaar 2010-2011 die hun studie vervolgen in de vernieuwde bachelor Actuariële Wetenschappen van studiejaar 2011-2012. De overgangsregeling stelt studenten in staat hun reeds behaalde vakken in te brengen in het nieuwe bachelorprogramma.

Tabel: Overgangsregeling bachelor Actuariële Wetenschappen Voor de tabel geldt: studenten volgen vanaf 1 september 2011 het Nieuwe vak tenzij zij het Oude vak hebben behaald. In de tabel kan bij Nieuw vak ook worden verwezen naar een vakoverstijgende overgangsregeling. Deze en nog een aantal aanvullende regelingen zijn onder de tabel te vinden.

Nieuw Vak Oud vak Econometrie 1 (6012B0285, 6 EC)

Econometrie 1 (4005, 5 EC)

Inleiding Leven Actuariaat (6012B0283, 6 EC) > Zie overgangsregeling 1

Basis Actuariaat 1 (4024, 5 EC) + Basis Actuariaat 2 (4025, 5 EC)

Kansrekening en Statistiek 3 (6012B0286, 6 EC) Kansrekening en Statistiek 4 (3501, 5 EC)Keuzeruimte 30 EC > zie overgangsregeling 2+4

Econometrie 2 (4006, 5 EC) Kansrekening en Statistiek 3 (3500, 5 EC) En overige behaalde keuzevakken

Mathematical and Empirical Finance (6012B0287, 6 EC)

Beleggings- en Portefeuilletheorie (7101, 10 EC)

Operationele Research 1 (6012B0288, 6 EC) > zie overgangsregeling 2

Operationele Research 1D (4016, 5 EC)

Operationele Research 2 (6012B0289, 6 EC) > zie overgangsregeling 2

Operationele Research 1S (4017, 5 EC)

Pensioen Actuariaat (6012B0298, 6 EC) Pensioen Actuariaat 1 (7317, 5 EC) Schade Actuariaat (6012B0284, 6 EC) Schade Actuariaat 1 (7318, 5 EC) Stochastische Modellen Leven Actuariaat ( 6012B0296, 6 EC)

Leven actuariaat 2 (7312, 5 EC)

Afstudeerseminar en bachelorscriptie Actuariële Wetenschappen (6012B0299, 12 EC) > Zie overgangsregeling 3+ 5

Afstudeerseminar en Bachelorscriptie Actuariaat ( 3511, 10 EC)

Verslaglegging Leven Actuariaat (6012B0295, 6 EC)

Leven actuariaat 1 (7316, 5 EC)

Wiskunde 3 (6012B0291, 6 EC) Wiskunde AEO IV (3508, 5 EC) Wiskunde 4 (6012B0292, 6 EC) Wiskunde AEO V (3514, 5 EC) Wiskundige Economie 1 (6012B0290, 6 EC) > zie overgangsregeling 2

Wiskundige Economie A (4029, 5 EC)

Aanvullende overgangsregelingen:

1. Studenten die alléén Basis Actuariaat 2 (4025, 5 EC) behalen, krijgen dispensatie voor Inleiding Leven Actuariaat (6012B0283, 6 EC). Studenten die alleen Basis Actuariaat 1 (4024, 5 EC) behalen, zijn wel verplicht Inleiding Leven Actuariaat (6012B0283, 6 EC) op te nemen.

OER Bijlage B: BSc Actuariële Wetenschappen

37

2. Studenten die uiterlijk per september 2011 het gehele tweede jaar van de bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen van studiejaar 2010-2011 behalen, hebben daarmee aan alle vereisten van het gehele tweede studiejaar van de bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen van studiejaar 2011-2012 voldaan, uitgezonderd het vak Schade Actuariaat (6012B0284, 6 EC). Hierdoor zal een nominaal lopende student in het vernieuwde derde jaar een keuzevak minder hoeven doen.

Indien Kansrekening en Statistiek 3 (3500, 5 EC), Econometrie 2 (4006, 5 EC) en/of twee keuzevakken niet zijn behaald in het ‘oude’ tweede jaar, is de student niet verplicht deze ruimte op te vullen met de drie nieuwe tweedejaarsvakken Operationele Research 1 (6012B0288, 6 EC), Operationele Research 2 (6012B0289, 6 EC) en Wiskundige Economie 1 (6012B0290, 6 EC). In plaats daarvan kunnen er ook andere bachelorvakken van de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research worden opgenomen om te voldoen aan de eisen van jaar 2. Uiteraard mogen deze niet substantieel overlappen met een volgens de tabel equivalent ‘oud’ vak dat al is behaald. Studenten moeten in hun totale bachelorstudieprogramma wel ten minste één vak uit de Operations Research, oud of nieuw, opnemen.

3. Studenten die aan de eisen van het Afstudeerseminar Actuariaat van studiejaar 2010-2011 hebben voldaan, kunnen de scriptie voor 10 ects nog afronden in studiejaar 2011-2012 zonder over te hoeven stappen op het nieuwe onderdeel Afstudeerseminar en bachelorscriptie Actuariële Wetenschappen (6012B0300) van 12 EC.

4. Uiterlijk in september 2011 behaalde vakken die in het nieuwe curriculum niet meer

terugkomen als verplichte vakken kunnen voor de keuzeruimte worden gebruikt of om voldoende EC te behalen voor de bachelorbul.

5. Studenten die door de nieuwe programma-eisen en door de combinatie van 5 EC en 6

EC vakken op minder dan 180 EC uitkomen, dienen deze ruimte op te vullen met een vak naar keuze dat voldoet aan de algemene eisen die gesteld worden aan vrije keuzevakken in de bachelor. Indien er een tekort is van 1, 2 of 3 EC, kan de examencommissie toestemming verlenen voor een uitbreiding van de bachelorscriptie waarmee de scriptie met (standaard) 3 EC uitgebreid kan worden. Zie de Algemene Regels Overgangsregeling Bacheloropleidingen 2011-2012 voor de voorwaarden.

OER Bijlage C: BSc Econometrie en Operationele Research 2011-2012

38

Bijlage C: Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research C.1 Doel van de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research en eindtermen C.1.1. Doel van de opleiding De opleiding is gericht op vorming tot een academisch niveau van denken en werken. Studenten verwerven hiertoe kennis en vaardigheden van de verschillende concepten en methoden alsmede de daaraan ten grondslag liggende literatuur op de vakgebieden van de Econometrie en van de Operationele research en management (ORM). Aldus worden zij opgeleid tot beroepen in bedrijf, beleid of onderzoek waarin op een wetenschappelijk niveau met econometrische en ORM kennis wordt gewerkt. Binnen de opleiding wordt de wetenschappelijke basis gelegd voor de uitoefening van beroepen waarin statistische en wiskundige methoden worden gebruikt ter analyse en oplossing van algemeen- of bedrijfs-economische problemen. Een diepgaande kennis van de wiskunde en de kansrekening en statistiek is hiervoor essentieel. Daarnaast biedt de opleiding - afhankelijk van de gekozen variant -een voorbereiding op de masteropleiding Econometrics en op de masteropleiding Operations Research and Management. Binnen de Econometrie worden metingen van economische variabelen, wiskundig geformuleerde economische modellen en statistische methoden gecombineerd om economische verbanden te kwantificeren. Met deze kennis wordt aan economische theorieën praktische inhoud gegeven en kunnen toekomstige ontwikkelingen voorspeld worden of kan een strategisch beleid ontworpen worden om gewenste ontwikkelingen te bewerkstelligen (door de overheid, de centrale bank, het management van een bedrijf, etc.). Binnen de Operationele research en het Operationeel management staat centraal het oplossen van logistieke en operationele problemen met behulp van kwantitatieve methoden en optimalisatietechnieken. Globaal worden drie doelstellingen onderscheiden: Het herkennen van praktijk-probleemstellingen waarvoor methoden en modelvorming uit

de ORM gewenst zijn. Het in staat zijn deze probleemstellingen om te zetten in wiskundige of relationele

modellen die door middel van ORM-kennis, inzichten en technieken kwantitatief en kwalitatief te analyseren zijn.

Het zowel analytisch als met software-matige ondersteuning toepassen van deze methoden en technieken en het terugvertalen van de resultaten voor de praktische of theoretische probleemstellingen.

C.1.2. Eindtermen Er worden drie categorieën eindtermen onderscheiden, te weten:

1. Kennis 2. Vaardigheden 3. Attitude

Eindtermen qua kennis Kennis en inzicht dienen opgebouwd te worden over de probleemgebieden en praktische toepassingsvelden waarop de Econometrie en ORM zich begeven, de methoden en technieken die hiertoe beschikbaar zijn en de wijze waarop deze kunnen worden uitgevoerd en toegepast. Inzicht in vraagstukken houdt in dat de afgestudeerde in staat is deze vanuit theoretische concepten te analyseren, alsmede in staat is kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen voor problemen. Deze kennis en inzichten dienen zowel nationaal als internationaal aan te sluiten.

OER Bijlage C: BSc Econometrie en Operationele Research 2011-2012

39

Qua inhoudelijke kennis wordt onderscheid gemaakt in drie niveaus.

Niveau A: inleidende kennis. Dit betreft kennis van de basisbegrippen, standaard-theorieën en algemene inzichten van een vakgebied. Tevens behelst dit inzicht in de relevantie van een vakgebied voor de opleiding in zijn geheel.

Niveau B: basiskennis. Hierbij gaat het om een gedegen kennis van de belangrijkste stromingen van een vakgebied. Veelal zal dit gepaard gaan met een nadere bestudering van praktijkvoorbeelden.

Niveau C: uitgebreide kennis. Op dit niveau wordt de basiskennis uitgebreid met kennis van alternatieve stromingen binnen het vakgebied. Ook wordt de student geleerd deze kennis op academisch niveau toe te passen.

Studenten hebben na het voltooien van de opleiding de volgende kennis. a) Kennis op niveau A van micro-economie, macro-economie en financiering. b) Kennis op niveau B van wiskundige en statistische methoden, voor zover deze gebruikt

worden in de econometrie en operationele research: lineaire algebra, calculus, optimalisatie, differentiaal- en differentievergelijkingen, kansrekening, beschrijvende statistiek en mathematische statistiek.

c) Kennis op niveau B van de econometrie en operationele research. d) Kennis op niveau B van de kwantitatieve financiering. Verder, afhankelijk van de gekozen variant: Bij Econometrie: e) Kennis op niveau C van de econometrie en wiskundige economie. Wat betreft

econometrie omvat dit het lineaire regressiemodel en de gewone kleinste-kwadraten techniek, alsmede de meest gangbare uitbreidingen daarvan (gegeneraliseerde kleinste-kwadraten, niet-lineaire regressiemodellen, maximum likelihood, instrumentele variabelen). Wat betreft de wiskundige economie omvat dit de theorie van consumenten- en producentengedrag, marktvormen en speltheorie.

Bij Operationele Research en Management e) Kennis op niveau C van operationele research. Dit betreft lineaire, geheeltallige en niet-

lineaire programmering, dynamische programmering, netwerktheorie, simulatie, wachttijdtheorie en combinatorische optimalisering.

f) Kennis op niveau C van operationeel management. Dit betreft enerzijds technieken als project management, lijn balanceren, MRP, als in breder verband de velerlei vraagstellingen en technieken op het gebied van geaggregeerde planning en voorraadbeheer.

g) Voor zowel operationele research als operationeel management kennis van de diversiteit aan toepassingsgebieden en de daarbij behorende probleemstellingen.

Eindtermen qua vaardigheden a) In staat zijn een praktijkprobleem te vertalen naar een probleemstelling welke met

methoden uit de econometrie en operationele research kan worden geanalyseerd, en de resultaten van dergelijke analyses terug te vertalen naar de praktijksituatie.

b) Zich toegang kunnen verschaffen tot relevante literatuurbronnen. c) Het gebruik kunnen maken van moderne informatietechnologie; dit houdt in het gebruik

van standaard softwarepakketten en van een programmeertaal, en het gebruik van het internet als informatiebron.

d) In staat zijn om op zorgvuldige en heldere wijze schriftelijk en mondeling te rapporteren, zowel aan vakgenoten als aan niet-vakgenoten.

e) In staat zijn resultaten van econometrische en/of operationele research en management analyses te interpreteren, de rol daarin van aannames te onderkennen, en waar mogelijk

OER Bijlage C: BSc Econometrie en Operationele Research 2011-2012

40

dergelijke aannames empirisch te verifiëren. Eindtermen qua attitude a) Een primair kwantitatieve en analytische benadering van praktische maatschappelijke dan

wel bedrijfsmatige probleemstellingen. b) Een besef van de maatschappelijke context waarbinnen het vak wordt beoefend; dit houdt

onder meer in de maatschappelijke rol van op econometrische en/of operationele research en management analyses gebaseerde beleidsaanbevelingen (zowel bij de overheid als in het bedrijfsleven).

c) Het vermogen om zowel zelfstandig te functioneren, als in teamverband constructief samen te werken.

d) Een multidisciplinaire instelling.

OER Bijlage C: BSc Econometrie en Operationele Research 2011-2012

41

C.2 Onderwijsprogramma Econometrie en Operationele Research C.2.1. Propedeuse (eerste studiejaar) De propedeutische fase komt overeen met de propedeutische fase van de bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen. Zie paragraaf B.2.1 in Bijlage B voor een beschrijving van het propedeuseprogramma. C.2.2. Bachelorjaar 2 Het tweede bachelorjaar komt overeen met het tweede bachelorjaar van de bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen. Zie paragraaf B.2.2 in Bijlage B voor een beschrijving van het tweedejaarsprogramma. C.2.3. Bachelorjaar 3 Het derde studiejaar van de bachelorfase is specialistisch, studenten kiezen één van de volgende twee studierichtingen:

Econometrie Operationele Research en Management

Beide studierichtingen omvatten algemene verplichte onderdelen met een totale studielast van 30 EC en keuzeonderdelen met een totale studielast van 30 EC. C.2.3.1. Bachelorjaar 3 studierichting Econometrie Het derde jaar van de studierichting Econometrie kent de volgende opbouw:

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

Econometrie 23

Dynamische Modellen

Gerestricteer-de keuze

Gerestricteer-de keuze

Gerestricteer-de keuze

Gerestricteer-de keuze

Wiskundige Economie 2 Gerestricteer-

de keuze Afstudeer-seminar

Scriptie

Invulling van de keuzeruimte is aan de beperkingen onderhevig zoals wordt vermeld in artikel 3.5 in hoofdstuk 3 van de OER. Daarbovenop geldt dat tenminste 2 post-propedeutische vakken (12 EC) aangeboden door de FEB (en die niet overlappen met andere vakken binnen het studieprogramma) dienen worden opgenomen in de keuzeruimte. De keuzeruimte kan ook worden gebruikt voor het volgen van een minor van 30 EC of voor het doorbrengen van een geheel semester (30 EC) in het buitenland. Alleen in dat geval kan de scriptie worden geschreven in het eerste semester van het derde jaar; de scriptie heeft dan een omvang van 12 EC en de verplichting om deel te nemen aan het Afstudeeerseminar vervalt. Eveneens vervalt dan de verplichting tenminsta 12 EC aan vakken aangeboden door de FEB in de keuzeruimte op te nemen.

3 Door de verschuiving van dit vak van het 2e naar het 3e studiejaar per september 2011 hebben de betreffende studenten het vak (veelal) reeds gevolgd. Vanwege het kleine aantal te verwachten studenten wordt het vak in het studiejaar 2011-2012 mogelijk in een aangepaste vorm onderwezen.

OER Bijlage C: BSc Econometrie en Operationele Research 2011-2012

42

C.2.3.2. Bachelorjaar 3 studierichting Operationele Research en Management Het derde jaar van de studierichting Operationele Research en Management kent de volgende opbouw:

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

OR-Determ. Methoden

OR-Stoch. Methoden

Keuze Operations and Process Management

Keuze Keuze

Keuze

Keuze Afstudeer-seminar

Scriptie

Invulling van de keuzeruimte is aan de beperkingen onderhevig zoals wordt vermeld in artikel 3.5 in hoofdstuk 3 van de OER. De keuzeruimte kan onder andere worden gebruikt voor het volgen van een minor van 30 EC of voor het doorbrengen van een geheel semester (30 EC) in het buitenland. Alleen in dat geval kan de scriptie (eventueel) worden geschreven in het eerste semester van het derde jaar; de scriptie heeft dan een omvang van 12 EC en de verplichting om deel te nemen aan het Afstudeeerseminar vervalt. Indien een semester in het buitenland wordt doorgebracht, vervalt de verplichting tot het volgen van het vak Operations and Process Management. Mocht een student minder dan 30 EC aan vakken in het buitenland behalen, dan dient hij/zij over te stappen op het reguliere programma en dus alsnog het vak Operations and Process Management te behalen.

OER Bijlage C: BSc Econometrie en Operationele Research 2011-2012

43

C.3 Vakkenlijst Econometrie en Operationele Research C.3.1. Vakkenlijst propedeuse De vakkenlijst is identiek aan de vakkenlijst voor de bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen, zie paragraaf B.3.1 in Bijlage B. C.3.2. Vakkenlijst bachelorjaar 2 en 3 Alle vakken hebben een omvang van 6 EC, tenzij anders vermeld.

Vakcode Vaknaam Periode Ingangseis

6012B0300 / 6013B0304

Afstudeerseminar en bachelorscriptie Econometrie (samen 12 EC)

5+6 ≥120 EC en propedeuse behaald binnen de opleiding + ingediend studieprogramma

6012B0301 / 6013B0305

Afstudeerseminar en bachelorscriptie Operationele Research en Management (samen 12 EC)

5+6 ≥120 EC en propedeuse behaald binnen de opleiding + ingediend studieprogramma

6013B0316 Bachelorscriptiestage BSc Econometrie en Operationele Research (0 EC)

Alleen in combinatie met de scriptie

6012B0293 Dynamische modellen 2 Wiskunde 3 óf 4, en KreS 3 óf Econometrie 1

6012B0285 Econometrie 1 4 ---

6012B0294 Econometrie 2 1 Wiskunde 3 óf 4, en KreS 3 óf Econometrie 1

6012B0283 Inleiding Leven Actuariaat 14 ---

6012B0286 Kansrekening en Statistiek 3 (KreS 3) 2 ---

6012B0287 Mathematical and Empirical Finance 6 ---

6012B0247 Operations and Process Management 5 ---

6012B0288 Operations Research 1 2 ---

6012B0289 Operations Research 2 4 ---

6012B0326 Operations Research – Deterministische Methoden

1 ---

6012B0297 Operations Research – Stochastische Methoden

2 Operations Research 1

6012B0284 Schade Actuariaat 5 KreS 2

6012B0291 Wiskunde 3 1 ---

6012B0292 Wiskunde 4 3 ---

6012B0290 Wiskundige Economie 1 5 ---

6012B0302 Wiskundige Economie 2 3 Propedeuse behaald van de opleiding AEO

4 Door de verschuiving van dit vak van het 2e naar het 3e studiejaar per september 2011 hebben de betreffende studenten het vak (veelal) reeds gevolgd. Vanwege het kleine aantal te verwachten studenten wordt het vak in het studiejaar 2011-2012 mogelijk in een aangepaste vorm onderwezen.

OER Bijlage C: BSc Econometrie en Operationele Research 2011-2012

44

C.4 Overgangsregelingen Econometrie en Operationele Research

Naar aanleiding van de per 1 september 2011 in te voeren veranderingen binnen de bacheloropleidingen van de FEB is een aantal algemene regelingen opgesteld door de examencommissie. Deze algemene regelingen zijn van toepassing op alle bacheloropleidingen van de FEB. Voor iedere opleiding afzonderlijk zijn daarnaast opleidingsspecifieke overgangsregelingen opgesteld, zowel voor de propedeuse als voor de post-propedeutische fase. Paragraaf C.4.2 bevat de overgangsregelingen voor de propedeuse. Paragraaf C.4.3 beschrijft de regelingen voor het tweede en derde jaar.

C.4.1 Algemene Overgangsregelingen Bacheloropleidingen 2011-2012 De algemene overgangsregelingen staan beschreven in paragraaf B.4.1 in Bijlage B. C.4.2 Overgangsregelingen m.b.t. de propedeuse Econometrie en Operationele

Research De overgangsregelingen zijn gelijk aan de regelingen voor de propedeuse van de bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen, zie paragraaf B.4.2 in Bijlage B. C.4.3 Overgangsregelingen m.b.t. bachelorjaar 2 en3 Econometrie en Operationele

Research Deze overgangsregeling is bestemd voor studenten in het tweede en derde jaar van de bachelor Econometrie en Operationele Research studiejaar 2010-2011, die hun studie vervolgen in de vernieuwde studierichtingen Econometrie en Operationele Research en Management van de bachelor Econometrie en Operationele Research van studiejaar 2011-2012. De overgangsregeling stelt studenten in staat hun reeds behaalde vakken in te brengen in het nieuwe bachelorprogramma.

Tabel: Overgangsregeling bachelor Econometrie en Operationele Research Voor de tabel geldt: studenten volgen vanaf 1 september 2011 het Nieuwe vak tenzij zij het Oude vak hebben behaald . In de tabel kan bij Nieuw vak ook worden verwezen naar een vakoverstijgende overgangsregeling. Deze en nog een aantal aanvullende regelingen zijn onder de tabel te vinden.

Nieuw Vak Oud vak Dynamische Modellen (6012B0293, 6 EC) > zie overgangsregeling 2

Tijdreeksanalyse (7315, 5 EC) en Dynamische Systemen (3505, 5 EC)

Econometrie 1 (6012B0285, 6 EC) Econometrie 1 (4005, 5 EC) Econometrie 2 (6012B0294, 6 EC) > zie overgangsregeling 1 voor studenten ORM

Econometrie 2 (4006, 5 EC)

Inleiding Leven Actuariaat (6012B0283, 6 EC) > Zie overgangsregeling 1

Basis Actuariaat 1 (4024, 5 EC) + Basis Actuariaat 2 (4025, 5 EC)

Kansrekening en Statistiek 3 (6012B0286, 6 EC) Kansrekening en Statistiek 4 (3501, 5 EC) Keuzeruimte 30 EC

Kansrekening en Statistiek 3 ( 3500, 5 EC) Inleiding Speltheorie (4021, 5 EC) Econometrie 2 (4006, 5 EC) (voor studenten

OER Bijlage C: BSc Econometrie en Operationele Research 2011-2012

45

> zie overgangsregeling 1+ 5

ORM) Operationeel Management (4015, 5 EC) Simulatie (4002, 5 EC) Econometrie 3 (7401, 5 EC) Operations Research: Cases 1 (7408, 5 EC) Programmeren B (3507, 5 EC) En overige behaalde keuzevakken

Mathematical and Empirical Finance (6012B0287, 6 EC) > zie overgangsregeling 1

Beleggings- en Portefeuilletheorie (7101, 10 EC)

Operationele Research 1 (6012B0288, 6 EC) Operationele Research 1D (4016, 5 EC) Operationele Research 2 (6012B0289, 6 EC) Operationele Research 1S (4017, 5 EC) Operations and Process Management (6012B0247, 6 EC) > Zie overgangsregeling 3

Operations and Process Management (7156, 5 EC)

OR Deterministisch Methoden (6012B0326, 6 EC)

OR 2 D ( 7406, 5 EC)

OR Stochastische Methoden (6012B0297, 6 EC)

OR 2 S (7407, 5 EC)

Schade Actuariaat (6012B0284, 6 EC) > Zie overgangsregeling 1

Schade Actuariaat 1 (7318, 6 EC)

Afstudeerseminar en bachelorscriptie Econometrie(6012B0300, 12 EC) > Zie overgangsregeling 4 en 6

Afstudeerseminar en Bachelorscriptie Econometrie (3511, 10 EC)

Afstudeerseminar en bachelorscriptie Operationele Research en Management (6012B0301, 12 EC) > Zie overgangsregeling 6

Afstudeerseminar en Praktijkopdracht ORM (3512, 10 EC)

Wiskunde 3 (6012B0291, 6 EC) Wiskunde AEO IV (3508, 5 EC) Wiskunde 4 (6012B0292, 6 EC) Wiskunde AEO V (3514, 5 EC) Wiskundige Economie 1 (6012B0290, 6 EC) > zie overgangsregeling 1 voor studenten ORM

Wiskundige Economie A (4029, 5 EC)

Wiskundige Economie 2 (6012B0302, 6 EC) Wiskundige Economie B (7314, 5 EC) Aanvullende overgangsregelingen:

1. Studenten die uiterlijk per september 2011 het gehele tweede jaar van de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research van studiejaar 2010/2011 behalen, hebben daarmee aan alle vereisten van het gehele tweede studiejaar van de nieuwe studierichtingen Econometrie en Operationele Research en Management van studiejaar 2011-2012 voldaan. Indien één of meerdere vakken niet zijn behaald, dient men het equivalente, nieuwe vak conform bovenstaande tabel te behalen.

Voor studenten Econometrie geldt de volgende aanvulling: Indien Kansrekening en Statistiek 3 (3500, 5 EC) en/of Inleiding Speltheorie (4021, 5 EC) niet worden behaald, is de student niet verplicht deze ruimte op te vullen met de drie nieuwe tweedejaarsvakken Inleiding Leven Actuariaat (6012B0283, 6 EC), Schade Actuariaat (6012B0284, 6 EC) en Mathematical and Empirical Finance (6012B0287, 6 EC). In plaats daarvan kunnen er ook andere bachelorvakken van de studierichting Operationele Research en Management en van de bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen worden opgenomen om te voldoen aan de eisen van jaar 2.

OER Bijlage C: BSc Econometrie en Operationele Research 2011-2012

46

Uiteraard mogen deze niet substantieel overlappen met een volgens de tabel equivalent ‘oud’ vak dat al is behaald. Voor studenten ORM geldt de volgende aanvulling: Indien Kansrekening en Statistiek 3 (3500, 5 EC), Econometrie 2 (4006, 5 EC), Operationeel Management (4015, 5 EC) en/of Simulatie (4002, 5 EC) niet worden behaald, is de student niet verplicht deze ruimte op te vullen met de vier nieuwe tweedejaarsvakken Inleiding Leven Actuariaat (6012B0283, 6 EC), Schade Actuariaat (6012B0284), Mathematical and Empirical Finance (6012B0287, 6 EC) en/of Wiskundige Economie 1 (6012B0290, 6 EC). In plaats daarvan kunnen er ook andere bachelorvakken van de studierichting Econometrie en van de bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen worden opgenomen om te voldoen aan de eisen van jaar 2. Uiteraard mogen deze niet substantieel overlappen met een volgens de tabel equivalent ‘oud’ vak dat al is behaald.

2. Als zowel Tijdreeksanalyse (7315, 5 EC) als Dynamische Systemen (3505, 5 EC) zijn

behaald, is daarmee voldaan aan de eisen van het nieuwe vak Dynamische Modellen (6012B0293, 6 EC) van de ‘nieuwe’ studierichting Econometrie. De resterende EC komen ten laste van de keuzeruimte of worden gebruikt om voldoende EC te behalen voor de bachelorbul. Als slechts een van beide ‘oude’ vakken wordt behaald dient Dynamische Modellen (6012B0293, 6 EC) daarbij behaald te worden. Studenten kunnen dit ‘oude’ behaalde vak inbrengen in de keuzeruimte van het laatste semester van het 3e studiejaar of als extra vak gebruiken om voldoende ects te behalen voor de bachelorbul.

3. Operations and Process Management (6012B0247, 6 EC) is niet verplicht voor

studenten ORM indien zij een van de volgende vakken hebben behaald: - OR Cases 1 (7408, 5 EC) - Programmeren B (3507, 5 EC) - OM Cases 1 (7404, 5 EC) - OM Topics (4003, 5 EC) - Operations Scheduling (7418, 5 EC) - OM 2 (7403, 5 EC) 4. Studenten die aan de eisen van het afstudeerseminar Econometrie van studiejaar

2010-2011 hebben voldaan hebben, kunnen de scriptie voor 10 EC nog afronden in studiejaar 2011-2012 zonder over te moeten stappen op het nieuwe onderdeel Afstudeerseminar en bachelorscriptie Econometrie (6012B0300) van 12 EC.

5. Uiterlijk in september 2011 behaalde vakken die in het nieuwe curriculum niet meer

terugkomen als verplichte vakken kunnen voor de keuzeruimte worden gebruikt of om voldoende EC te behalen voor de bachelorbul.

6. Studenten die door de nieuwe programma-eisen en door de combinatie van 5 EC en 6

EC vakken op minder dan 180 EC uitkomen, dienen deze ruimte op te vullen met een vak naar keuze dat voldoet aan de algemene eisen die gesteld worden aan vrije keuzevakken in de bachelor. Indien er een tekort is van 1, 2 of 3 EC, kan de examencommissie toestemming verlenen voor een aanvullende opdracht op de bachelorscriptie waarmee de scriptie met (standaard) 3 EC uitgebreid kan worden. Zie de Algemene Regels Overgangsregeling Bacheloropleidingen 2011-2012 voor de voorwaarden.

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

47

Bijlage D: Bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde D.1 Doel van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde en eindtermen D.1.1. Doel van de opleiding De opleiding is gericht op vorming tot een academisch niveau van denken en werken. Studenten verwerven kennis van de wetenschappelijke literatuur op het vakgebied van de economie en bedrijfskunde en krijgen training in methoden en vaardigheden om deze kennis toe te passen. Aldus worden de studenten opgeleid voor beroepen waarin met deze kennis wordt gewerkt.

De economische wetenschap in brede zin bestudeert processen en instituties die te maken hebben met de aanwending en verdeling van schaarse, alternatief aanwendbare middelen. Binnen de opleiding worden een vijftal studierichtingen onderscheiden die zich op verschillende deelaspecten van deze algemene problematiek richten. De studierichting Economie richt zich met name op onderwerpen uit de algemene economie en concentreert zich op de theorie en praktijk van allocatie via markten en overheidsinstituties. De studierichtingen Accountancy en Control en Financiering en Organisatie zijn vooral gericht op onderwerpen uit de bedrijfseconomie en bestuderen het functioneren van ondernemingen vanuit de economische theorie, zowel intern als in de context waarin ze werkzaam zijn. De studierichting Economie en Financiering houdt zich zowel met algemeen economische als bedrijfseconomische onderwerpen bezig. De studierichting Bedrijfskunde houdt zich bezig met de bedrijfsvoering in de markt- en publieke sector en streeft een integrale en interdisciplinaire aanpak na voor de benadering van complexe bedrijfsproblemen.

Alle afgestudeerden dienen een brede inleidende kennis van de economie en bedrijfskunde te combineren met kernkennis van de verschillende vakgebieden binnen één van de vijf genoemde studierichtingen. De eindtermen qua kennis zijn daarom gedeeltelijk gedifferentieerd naar een door de student te kiezen studierichting. D.1.2. Eindtermen Er worden drie categorieën eindtermen onderscheiden, te weten:

1. Kennis 2. Vaardigheden 3. Attitude

Eindtermen qua kennis De opleiding biedt kennis en inzicht gericht op zowel nationale als internationale economische en bedrijfskundige vraagstukken. Kennis van en inzicht in vraagstukken houdt in dat de afgestudeerde in staat is deze vanuit theoretische inzichten te analyseren, in staat is kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen voor problemen, alsmede geoefend is in het zelf aandragen van oplossingen. Qua inhoudelijke kennis wordt onderscheid gemaakt in drie niveaus.

Niveau A: inleidende kennis. Dit betreft kennis van de basisbegrippen, standaardtheorieën en algemene inzichten uit de economische wetenschap in brede zin. Tevens gaat het hierbij om de oriëntatie op de verschillende studierichtingen en de daartoe behorende vakgebieden.

Niveau B: basiskennis. Hierbij gaat het om het verwerven van de kernkennis van de verschillende vakgebieden van een studierichting en van de belangrijkste stromingen binnen een vakgebied. Veelal zal dit gepaard gaan met een nadere bestudering van praktijkvoorbeelden.

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

48

Niveau C: uitgebreide kennis. Op dit niveau wordt de kernkennis verdiept en uitgebreid met kennis van alternatieve stromingen binnen een vakgebied. Ook wordt de student geleerd deze kennis op academisch niveau toe te passen.

Studenten hebben na het voltooien van de opleiding de volgende kennis. a) Kennis op niveau A van: consumenten- en producententheorie, de werking van markten,

macro-economische processen en verbanden, financial en management accounting, inrichting en aansturing van bedrijfsorganisaties, marketing en strategie, en financiering.

b) Kennis op niveau A van: de beginselen van wiskunde en statistiek, benodigd voor elke onderscheiden studierichting.

c) Kennis op niveau A van: algemeen wetenschapsfilosofische beginselen en van methodologische beoordelingscriteria binnen de economische wetenschap in brede zin.

Verder, afhankelijk van de gekozen studierichting: Studierichting Accountancy en Control a) Kennis op niveau B van: de wijze waarop investerings-, beleggings- en financierings-

beslissingen in organisaties worden genomen. b) Kennis op niveau B van: economische organisatietheorie, i.h.b. de wijze waarop de

marktomgeving de keuze voor een bedrijfsstrategie bepaalt en hoe de bedrijfsstrategie en marktomgeving de interne organisatie beïnvloeden.

c) Kennis op niveau B van: de wijze waarop de financiële administratie in organisaties plaatsvindt.

d) Kennis op niveau B van: de hoofdlijnen van het privaatrecht, in het bijzonder het vermogensrecht en het ondernemingsrecht.

e) Kennis op niveau B van: de wijze waarop het management van organisaties kan worden ondersteund door middel van financiële inzichten en rapportages.

f) Kennis op niveau B van: de meest gangbare statistische methoden die binnen de bedrijfseconomie worden gebruikt.

g) Kennis op niveau C van: auditing, externe verslaggeving, en management accounting & control.

Studierichting Bedrijfskunde a) Kennis op niveau B van: het management van organisaties, menselijk gedrag binnen

organisaties, alsmede de wijze waarop organisaties hun strategie bepalen en uitvoeren. b) Kennis op niveau B van: de aard, doelstellingen en effecten van marketingactiviteiten in

organisaties. c) Kennis op niveau B van: de wijze waarop investerings- en financieringsbeslissingen in

organisaties worden genomen. d) Kennis op niveau B van: de bijdrage van informatie en ICT aan het functioneren en

innoveren van organisaties, alsmede de wijze waarop het management van deze bijdrage plaatsvindt.

e) Kennis op niveau B van: de wijze waarop het management van organisaties kan worden ondersteund door middel van financiële inzichten en rapportages.

f) Kennis op niveau C van: tenminste twee van de vier vakgebieden Human Resource Management, Marketing Management, Strategie en Organisatie en Informatie Management, in relatie met het richten (‘strategie’), inrichten (‘ontwerpen’) en het verrichten (‘uitvoeren’) van activiteiten van organisaties.

g) Kennis van op niveau B van: inzichten uit andere vakgebieden die de student in staat stelt zijn kennis over organisaties te verbreden, situaties beter te begrijpen en hierover vanuit meerdere gezichtspunten te communiceren.

h) Kennis op niveau B van: de meest gangbare onderzoeks- en organisatieveranderingsmethoden binnen de bedrijfskunde.

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

49

Studierichtingen Economie en Economie & Financiering a) Kennis op niveau B van: de micro-economie, i.h.b. de werking van markten in een

gemengde economische orde. b) Kennis op niveau B van: macro-economische vraagstukken en de daarvoor gebruikte

analysemethoden. c) Kennis op niveau B van: de wijze waarop allocatie via het budgetmechanisme plaatsvindt,

de wijze waarop overheidsbeslissingen worden genomen en de invloed van de overheid op economische beslissingen van individuen.

d) Kennis op niveau B van: de rol van geld en krediet én van monetaire instituties en financiële instellingen in de economie.

e) Kennis op niveau B van: de internationale handelstheorie en –politiek, wisselkoersen, het internationaal financieel verkeer en internationale economische instituties.

f) Kennis op niveau B van: economische organisatietheorie, mededingingsvraagstukken, en industriële organisatie.

g) Kennis op niveau B van: de wijze waarop investerings-, beleggings- en financieringsbeslissingen in organisaties worden genomen.

h) Kennis op niveau B van: econometrische onderzoeksmethoden, met name regressieanalyse. i) Kennis op niveau B van: de meest gangbare wiskundige technieken die in de algemene

economie worden toegepast. j) Kennis op niveau B van: speltheorie en relevante toepassingen daarvan binnen het

vakgebied. k) Kennis op niveau C van tenminste twee van de volgende vakgebieden: macro-economie,

micro-economie, internationale economische betrekkingen, economie van de publieke sector, monetaire economie en financiële instellingen, industriële organisatie, ondernemingsfinanciering, beleggings- en portefeuillletheorie.

Studierichting Financiering en Organisatie a) Kennis op niveau B van: de wijze waarop investerings-, beleggings- en financierings-

beslissingen in organisaties worden genomen. b) Kennis op niveau B van: economische organisatietheorie, i.h.b. de wijze waarop de

marktomgeving de keuze voor een bedrijfsstrategie bepaalt en hoe de bedrijfsstrategie en marktomgeving de interne organisatie beïnvloeden.

c) Kennis op niveau B van: de wijze waarop de financiële administratie in organisaties plaatsvindt.

d) Kennis op niveau B van: de hoofdlijnen van het privaatrecht, in het bijzonder het vermogensrecht en het ondernemingsrecht.

e) Kennis op niveau B van: de wijze waarop het management van organisaties kan worden ondersteund door middel van financiële inzichten en rapportages.

f) Kennis op niveau B van: de rol van geld en krediet én van monetaire instituties en financiële instellingen in de economie.

g) Kennis op niveau B van: de meest gangbare statistische methoden die binnen de bedrijfseconomie worden gebruikt.

h) Kennis op niveau B van: econometrische onderzoeksmethoden, met name regressieanalyse. i) Kennis op niveau B van: speltheorie en relevante toepassingen daarvan binnen het

vakgebied. j) Kennis op niveau C van: beleggings- en portefeuilletheorie, ondernemingsfinanciering en

economische organisatietheorie. Eindtermen qua vaardigheden a) Het kritisch kunnen beoordelen van theorieën uit diverse subdisciplinaire achtergronden en

deze kunnen combineren voor het oplossen van economische en/of bedrijfskundige vraagstukken.

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

50

b) Het kritisch kunnen beoordelen van wetenschappelijk onderzoek op deugdelijkheid en relevantie.

c) Het kunnen uitvoeren van toegepast of theoretisch wetenschappelijk onderzoek, waarbij vraagstukken worden geanalyseerd en oplossingsrichtingen worden ontwikkeld.

d) Het gebruik kunnen maken van moderne ICT middelen voor bronnenonderzoek, dataverwerking, mondelinge en schriftelijke verslaggeving.

e) Het kunnen construeren en managen van nieuwe informatie op wetenschappelijk niveau. f) Het in teamverband kunnen ontwikkelen van nieuwe kennis. g) Het helder en bondig zowel mondeling als schriftelijk kunnen rapporteren. h) Op adequate wijze kunnen communiceren met personen die in organisaties in andere

disciplines werkzaam zijn. Eindtermen qua attitude a) Een multidisciplinaire instelling, blijkend uit een besef dat maatschappelijke vraagstukken

ook zinvol vanuit een niet-primair (bedrijfs)economische invalshoek kunnen worden benaderd.

b) Het vermogen om zowel zelfstandig te functioneren, als in teamverband constructief samen te werken.

c) Een besef van de cruciale rol die mensen spelen in het functioneren en veranderen van organisaties.

d) Een besef van de maatschappelijke context waarbinnen de economie en bedrijfskunde worden beoefend.

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

51

D.2 Onderwijsprogramma Economie en Bedrijfskunde Binnen de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde zijn er Nederlandstalige en Engelstalige programma’s. Toelating tot de Engelstalige programma’s is aan selectie onderhevig (zie artikel 2.2 in Hoofdstuk 2 van de OER). De bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde kent een gemeenschappelijke propedeuse. Het tweede en derde studiejaar van de bachelorfase is specialistisch; studenten kiezen één van de volgende vijf studierichtingen:

Accountancy en Control Bedrijfskunde (Business Studies) Economie (Economics) Economie en Financiering (Economics and Finance) Financiering en Organisatie

De studierichtingen Accountancy en Control en Financiering en Organisatie worden alleen binnen de Nederlandstalige programma’s aangeboden. De drie studierichtingen Bedrijfskunde, Economie, en Economie en Financiering worden zowel binnen het Nederlandstalige programma als binnen het Engelstalige programma aangeboden. D.2.1. Propedeuse (eerste studiejaar) De propedeutische fase omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 60 EC. De propedeuse wordt in twee varianten aangeboden: een Nederlandstalig en een Engelstalig programma. De Nederlandstalige propedeuse is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

Wiskunde en Statistiek 1

Accounting Wiskunde en Statistiek 2

Financiering

Marketing en Strategie

Micro-economie

Fiscale Economie en Vaardigheden Organisatie

en Management

Macro-economie

Onderzoeks-project

Vaardigheden en Mentoraat (0 EC)

Aan het onderdeel Vaardigheden en mentoraat is geen formele studielast toegekend; succesvolle deelname aan dit onderdeel is een ingangseis voor deelname aan Fiscale Economie en Vaardigheden. Alle andere onderdelen hebben een standaard studielast van 6 EC. Toelating tot de Engelstalige propedeuse is aan selectie onderhevig (zie artikel 2.2 in Hoofdstuk 2 van de OER). De Engelstalige propedeuse is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

52

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

Mathematics and Statistics 1

Accounting Mathematics and Statistics 2

Finance

Marketing and Strategy

Micro-economics

Academic English and Skills

Organisation and Management

Macro-economics

Research project

Academic and study skills (0 EC)

Aan het onderdeel Academic and Study Skills is geen formele studielast toegekend; succesvolle deelname aan dit onderdeel is een ingangseis voor deelname aan Academic English and Skills. Alle andere onderdelen hebben een standaard studielast van 6 EC. D.2.2. Bachelorjaar 2 en 3 van de studierichting Accountancy en Control Het tweede studiejaar van de studierichting Accountancy en Control omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 60 EC. Het tweede jaar is als volgt opgebouwd:

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

Voorgezette Statistiek

Financiering Vermogens-recht

Intermediate Financial Accounting 2

Ec. van Markten en Organisaties

Intermediate Financial Accounting 1

Wetenschaps-leer

Management Accounting, Intermediate

Internal Accounting Control 1

Onderzoeks-practicum AC en FE

Het derde studiejaar van de studierichting Accountancy en Control omvat algemene verplichte onderdelen met een totale studielast van 30 EC en keuzeonderdelen met een totale studielast van 30 EC. Het derde jaar kent de volgende opbouw:

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

Keuze Keuze Financial Statement Analysis

Management Accounting, Advanced

Keuze Keuze

Keuze

Auditing Afstudeer-seminar

Scriptie

Invulling van de keuzeruimte is aan de beperkingen onderhevig zoals wordt vermeld in artikel 3.5 in hoofdstuk 3 van de OER. De keuzeruimte kan onder andere worden gebruikt voor het volgen van een minor van 30 EC of voor het doorbrengen van een geheel semester (30 EC) in het buitenland.

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

53

Studenten die na de masteropleiding door willen gaan met de post-master in Accountancy en Control (registeraccountant / registercontroller) dienen in de keuzeruimte de volgende keuzevakken op te nemen:

Internal Accounting Control 2 Inleiding Belastingheffing Algemeen Inleiding Belastingheffing Ondernemingen Ondernemingsrecht

D.2.3. Bachelorjaar 2 en 3 van de studierichting Bedrijfskunde (Business Studies) Het tweede studiejaar van de studierichting Bedrijfskunde omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 60 EC. Het tweede jaar wordt in twee varianten aangeboden: een Nederlandstalig en een Engelstalig programma. Het Nederlandstalige tweede jaar is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

Strategisch Management

Financiering Management Accounting, Intermediate

Organisatie Psychologie

MR1: Inl. Wetenschap-pelijk onderz.

Marketing

Project 1: We tenschap-pelijk schrijven en literatuur-studie

MR2: Kwant. onderzoeks-methoden

Operations and Process Management

Project 2: Kwalitatief Onderzoek

Toelating tot het Engelstalige programma is aan selectie onderhevig (zie artikel 2.2 in Hoofdstuk 2 van de OER). Het Engelstalige tweede jaar is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

Strategic Management

Finance Management Accounting, Intermediate

Organizatio-nal Psychology

MR1: Intro. to Academic Research.

Marketing

Project 1: Academic writing and literature study

MR2: Quant. Research Methods

Operations and Process Management

Project 2: Qualitative Research

Het derde studiejaar van de studierichting Bedrijfskunde omvat algemene verplichte onderdelen met een totale studielast van tenminste 30 EC en keuzeonderdelen met een totale studielast van hoogstens 30 EC. Het derde jaar wordt in het Engels aangeboden en kent de volgende opbouw:

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

Human Resource Management

Information Management

Marketing Management

Elective or internship

Restricted Elective

Restricted Elective

Project 3: Quantitative Research

Strategy and Organization

Thesis seminar

Thesis

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

54

De gerestricteerde keuzeruimte in het eerste semester van het derde jaar dient te worden gevuld met (tenminste) 2 van de volgende drie vakken:

Corporate Social Responsibility Entrepreneurship and Innnovation Intermediate Financial Accounting 1

Studenten kunnen een stage opnemen alleen in combinatie met de scriptie (6 EC stage plus 6 EC scriptie). Invulling van de keuzeruimte is aan de beperkingen onderhevig zoals wordt vermeld in artikel 3.5 in hoofdstuk 3 van de OER. Relevante (bedrijfskundige) keuzevakken zijn E-Business, Cultural Industries en Retail Marketing. Studenten die een minor van 30 EC willen volgen of een geheel semester (30 EC) in het buitenland willen doorbrengen kunnen daarvoor het eerste semester van jaar 3 gebruiken. Alleen in dat geval hoeven de vakken die in dat semester geprogrammeerd staan, niet te worden opgenomen in het studieprogramma. In het bijzonder geldt dat, wanneer gekozen wordt voor een minor / periode in het buitenland, de verplichte vakken van het eerste semester van het derde studiejaar vervallen, te weten: Human Resource Management (6012B0222), Information Management (6012B0224) en Project 3: Quantitative Research (6012B0253). Studenten zijn dan wel verplicht tenminste 30 EC te besteden aan een minor die gevolgd wordt aan de UvA of aan vakken behaald tijdens een uitwisseling met een buitenlandse universiteit. Indien een student minder dan 30 EC aan vakken in het buitenland behaalt, dient hij/zij over te stappen op het reguliere programma. Hij/zij is dan alsnog verplicht Human Resource Management (6012B0222), Information Management (6012B0224) en Project 3: Quantitative Research (6012B0253) te behalen. De in het buitenland behaalde vakken kunnen worden opgenomen in de keuzeruimte, waarbij de student dan niet meer de verplichting heeft twee van de drie verplichte keuzevakken (Corporate Social Responsibility, Entrepreneurship and Innovation en Intermediate Financial Accounting 1) te behalen. Indien tussen de 24 en 30 EC worden behaald in het buitenland is een overstap op het reguliere programma niet verplicht en mogen de ontbrekende studiepunten opgevuld worden met Human Resource Management (6012B0222). D.2.4. Bachelorjaar 2 en 3 van de studierichting Economie (Economics) Het tweede studiejaar van de studierichting Economie omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 60 EC. Het tweede jaar wordt in twee varianten aangeboden: een Nederlandstalig en een Engelstalig programma. Het Nederlandstalige tweede jaar is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

Voortgezette Statistiek

Financiering Micro-economie

Macro-economie

Ec. van Markten en Organisaties

Geld en Bankwezen

Wetenschaps-leer Wiskundige

Economie Internationale Monetaire Betrekkingen

Speltheorie

Toelating tot het Engelstalige programma is aan selectie onderhevig (zie artikel 2.2 in Hoofdstuk 2 van de OER). Het Engelstalige tweede jaar is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

55

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

Intermediate Statistics

Finance Micro-economics

Macro-economics

Ec. of Markets and Organizations

Money and Banking

Economic Methodology Mathematical

Economics International Money

Game theory

Het derde studiejaar van de studierichting Economie omvat algemene verplichte onderdelen met een totale studielast van tenminste 30 EC en keuzeonderdelen met een totale studielast van hoogstens 30 EC. Het derde jaar wordt in het Engels aangeboden en kent de volgende opbouw:

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

Public Economics

Industrial Organization

Elective Elective

Econometrics International Trade and Investment

Monetary and Fiscal Policy

Elective Thesis seminar

Thesis

Invulling van de keuzeruimte is aan de beperkingen onderhevig zoals wordt vermeld in artikel 3.5 in hoofdstuk 3 van de OER. Relevante (algemeen economische) keuzevakken voor de studierichting Economie zijn:

Behavioral Economics Development Economics Economie van de Sociale Zekerheid Financial Institutions History of Economic Theory and the Netherlands Labour Economics Political Economy: Dialectic Methodology5 Post-Keyensian Macroeconomics6 Regulation, Regulatory Impact and Reform Transition Economics

Studenten die een minor van 30 EC willen volgen of een geheel semester (30 EC) in het buitenland willen doorbrengen kunnen daarvoor het tweede semester van jaar 3 gebruiken. In dat geval verschuiven het scriptieseminar en de scriptie naar het eerste semester van het derde jaar, ter vervanging van Monetary and Fiscal Policy en ofwel Industrial Organization ofwel International Trade and Investment. Indien een student minder dan 30 EC aan vakken in het buitenland behaalt, is student alsnog verplicht de vakken Industrial Organization (6 EC), International Trade and Investment (6 EC) en Monetary and Fiscal Policy (6 EC) te behalen. De in het buitenland behaalde vakken kunnen worden opgenomen in de keuzeruimte van 18 EC of als extra onderdelen worden

5 Dit vak wordt naar (alle waarschijnlijkheid) in 2011-2012 voor het laatst gegeven. 6 Dit vak wordt naar (alle waarschijnlijkheid) in 2011-2012 voor het laatst gegeven.

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

56

gebruikt. Een uitzondering wordt gemaakt indien tussen de 24 en 30 EC worden behaald in het buitenland. In dat geval mogen de ontbrekende EC opgevuld worden met één van de drie bovengenoemde vakken. D.2.5. Bachelorjaar 2 en 3 van de studierichting Economie en Financiering (Economics and Finance) Het tweede studiejaar van de studierichting Economie en Financiering komt overeen met het tweede jaar van de studierichting Economie; zie paragraaf D.2.4 hierboven voor een beschrijving van het tweedejaars programma. Het derde studiejaar van de studierichting Economie en Financiering omvat algemene verplichte onderdelen met een totale studielast van 48 EC en keuzeonderdelen (uit een beperkte lijst) met een totale studielast van 12 EC. Het derde jaar wordt in het Engels aangeboden en kent de volgende opbouw:

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

Advanced Corporate Finance

Restricted Elective

Investment and Portfolio Theory 1

Investment and Portfolio Theory 2

Econometrics Restricted Elective

Monetary and Fiscal Policy

Management Accounting, Intermediate

Thesis seminar

Thesis

In het eerste semester van het derde jaar dienen (tenminste) 2 van de volgende vier vakken worden opgenomen in de keuzeruimte:

Industrial Organization Intermediate Financial Accounting 1 International Trade and Investment Organizational Economics

D.2.6. Bachelorjaar 2 en 3 van de studierichting Financiering en Organisatie Het tweede studiejaar van de studierichting Financiering en Organisatie omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 60 EC. Het tweede jaar is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

Voorgezette Statistiek

Financiering Investment and Portfolio Theory 1

Investment and Portfolio Theory 2

Ec. van Markten en Organisaties

Geld en Bankwezen

Wetenschaps-leer

Management Accounting, Intermediate

Internationale Monetaire Betrekkingen

Speltheorie

Het derde studiejaar van de studierichting Financiering en Organisatie omvat algemene verplichte onderdelen met een totale studielast van 30 EC en keuzeonderdelen met een totale studielast van 30 EC. Het derde jaar kent de volgende opbouw:

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

57

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

Advanced Corporate Finance

Organizational Economics

Vermogens-recht

Keuze

Econometrics Intermediate Financial Accounting 1 óf Industrial Organization

Onderne-mingsrecht

Keuze Afstudeer-seminar

Scriptie

Invulling van de vrije keuzeruimte is aan de beperkingen onderhevig zoals wordt vermeld in artikel 3.5 in hoofdstuk 3 van de OER. Relevante algemeen economische keuzevakken staan vermeld in paragraaf C.2.4. Andere relevante bedrijfseconomische keuzevakken zijn:

Air Transport Economics Corporate Governance Economie en Transport Vastgoedkunde

Studenten die een minor van 30 EC willen volgen of een geheel semester (30 EC) in het buitenland willen doorbrengen kunnen daarvoor het tweede semester van jaar 3 gebruiken. In dat geval verschuiven het scriptieseminar en de scriptie naar het eerste semester van het derde jaar, ter vervanging van Ondernemingsrecht en de gerestricteerde keuzeruimte (beperkt tot IFA 1 en Industrial Organization). De verplichting tot het volgen van Vermogensrecht vervalt dan ook. Indien een student niet 30 EC aan vakken in het buitenland behaalt, dan is student alsnog verplicht om alle verplichte vakken van de studierichting Financiering en Organisatie te behalen. De in het buitenland behaalde vakken kunnen worden opgenomen in de keuzeruimte van 12 EC. Er wordt een uitzondering gemaakt voor studenten die tussen de 24 en 30 EC in het buitenland behalen. Zij kunnen de ontbrekende 6 EC opvullen met Vermogensrecht (6 EC) of één van de volgende vakken Ondernemingsrecht (6 EC), Intermediate Financial Accounting 1 (6 EC) of Industrial Organization (6 EC).

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

58

D.3 Vakkenlijst Economie en Bedrijfskunde D.3.1. Vakkenlijst propedeuse Alle vakken hebben een omvang van 6 EC, tenzij anders vermeld. Nederlandstalige propedeuse

Vakcode Vaknaam Periode Ingangseis

6011P0087 Accounting 2 ---

6011P0088 Financiering 5 ---

6011P0096 Fiscale Economie en Vaardigheden 3 Vaardigheden en Mentoraat

6011P0091 Macro-economie 5 ---

6011P0092 Micro-economie 2 ---

6011P0095 Marketing en Strategie 1 ---

6011P0093 Onderzoeksproject 6 ---

6011P0094 Organisatie en Management 4 ---

6011P0097 Vaardigheden en Mentoraat (0 EC) 1+2 ---

6011P0089 Wiskunde en Statistiek 1 1 ---

6011P0090 Wiskunde en Statistiek 2 4 ---

Engelstalige propedeuse

Vakcode Vaknaam Periode Ingangseis

6011P0117 Academic English and Skills 3 Academic and Study Skills

6011P0118 Academic and Study Skills (0 EC) 1+2 ---

6011P0108 Accounting 2 ---

6011P0109 Finance 5 ---

6011P0110 Mathematics and Statistics 1 1 ---

6011P0111 Mathematics and Statistics 2 4 ---

6011P0112 Macroeconomics 5 ---

6011P0113 Microeconomics 2 ---

6011P0116 Marketing and Strategy 1 ---

6011P0115 Organisation and Management 4 ---

6011P0114 Research Project 6 ---

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

59

D.3.2. Vakkenlijst bachelorjaar 2 en 3 Alle vakken hebben een omvang van 6 EC, tenzij anders vermeld. Indien 2 vakcodes worden vermeld, geldt de eerste code voor het Nederlandstalige programma en de tweede code voor het Engelstalige programma.

Vakcode Vaknaam Periode Ingangseis

6012B0258 / 6013B0307

Afstudeerseminar en bachelorscriptie Accountancy en Control (samen 12 EC)

5+6 ≥120 EC en propedeuse behaald binnen de opleiding + ingediend studieprogramma

6012B0261 / 6013B0311

Afstudeerseminar en bachelorscriptie Bedrijfskunde (samen 12 EC) / Thesis Seminar and Thesis Business Studies (12 EC in Total)

5+6 / 2+3

≥120 EC en propedeuse behaald binnen de opleiding + ingediend studieprogramma

6012B0259 / 6013B0308

Afstudeerseminar en bachelorscriptie Economie (samen 12 EC) / Thesis Seminar and Thesis Economics (12 EC in Total)

5+6 / 2+3

≥120 EC en propedeuse behaald binnen de opleiding + ingediend studieprogramma

6012B0260 / 6013B0310

Afstudeerseminar en bachelorscriptie Financiering en Organisatie (samen 12 EC)

5+6 / 2+3

≥120 EC en propedeuse behaald binnen de opleiding + ingediend studieprogramma

6012B0207 Advanced Corporate Finance 1 Propedeuse behaald + Financiering / Finance

6012B0276 Air Transport Economics 4 Propedeuse behaald

6012B0208 Auditing 4 IAC 1

6013B0312 Bachelorscriptiestage BSc Economie en Bedrijfskunde (6 EC)

Alleen in combinatie met de scriptie

6013B0313 Bachelor’s Thesis Internship BSc Economics and Business (6 EC)

Only in combination with the thesis

6012B0265 Behavioral Eocnomics 5 Propedeuse behaald

6012B0266 Corporate Governance 4 Propedeuse behaald

6012B0211 Corporate Social Responsibility 2 Propedeuse behaald

6012B0267 Cultural Industries 1 Propedeuse behaald

6012B0269 Development Economics 4 Propedeuse behaald

6012B0268 E-Business 5 Propedeuse behaald

6012B0212 Econometrics 1 ---

6012B0214 Economie van Markten en Organisaties / Economics of Markets and Organizations

1 ---

6012B0272 Economie van de Sociale Zekerheid 5 Propedeuse behaald

6012B0270 Economie en Transport 5 Propedeuse behaald

6012B0215 Entrepreneurship and Innovation 1 Propedeuse behaald

6012B0273 Financial Institutions 5 Propedeuse behaald

6012B0216 Financial Statement Analysis 4 IFA 1

6012B0217 Financiering / Finance 2 ---

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

60

6012B0221 Geld en Bankwezen / Money and Banking

2 ---

6012B0274 History of Economic Theory and the Netherlands

5 Propedeuse behaald

6012B0222 Human Resource Management 1 Propedeuse behaald

6012B0223 Industrial Organization 2 Propedeuse behaald

6012B0224 Information Management 2 Propedeuse behaald

6012B0225 Inleiding Belastingheffing Algemeen 1 ---

6012B0226 Inleiding Belastingheffing Ondernemingen

2 ---

6012B0227 Intermediate Financial Accounting 1 (IFA 1)

2 ---

6012B0228 Intermediate Financial Accounting 2 (IFA 2)

5 ---

6012B0229 Internal Accounting Control 1 (IAC 1) 5 ---

6012B0230 Internal Accounting Control 2 (IAC 2) 1 ---

6012B0231 Internationale Monetaire Betrekkingen / International Money

5 ---

6012B0232 International Trade and Investment 2

6012B0233 Investment and Portfolio Theory 1 (IPT1)

4 Financiering / Finance

6012B0234 Investment and Portfolio Theory 2 (IPT2)

5 Financiering / Finance

6012B0275 Labour Economics 4 Propedeuse behaald

6012B0235 Macroeconomie / Macroeconomics 5

6012B0237 Management Accounting, Intermediate 4

6012B0236 Management Accounting, Advanced 5 Management Accounting, Intermediate

6012B0238 Marketing 2

6012B0239 Marketing Management 4 Marketing

6012B0241 Microeconomie / Microeconomics 4

6012B0242 Monetary and Fiscal Policy 3

6012B0243 MR1: Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek / MR1: Introduction to Academic Research

1

6012B0244 MR2: Kwantitatieve Onderzoeksmethoden / MR2: Quantitative Research Methods

4

6012B0245 Ondernemingsrecht 3 ---

6012B0246 Onderzoekspracticum AC en FE 6 ---

6012B0247 Operations and Process Management 5

6012B0249 Organisatie Psychologie / Organisational Psychology

5

6012B0248 Organizational Economics 2

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

61

6012B0327 Political Economy: Dialectic Methodology

5

6012B0278 Post-Keynesian Macro Economics 5

6012B0254 Public Economics 1

6012B0251 Project 1: Wetenschappelijk schrijven en literatuurstudie / Project 1: Academic Writing and Literature Study

3

6012B0252 Project 2: Kwalitatief Onderzoek / Project 2: Qualitative Research

6

6012B0253 Project 3: Kwantitatief Onderzoek / Project 3: Quantitative Research

3 MR2: Kwantitatieve Onderzoeksmethoden / MR2: Quantitative Research Methods

6012B0279 Regulation, Regulatory Impact and Reform

4 Propedeuse behaald

6012B0280 Retail Marketing 1 Propedeuse behaald

6012B0220 Speltheorie / Game Theory 6 ---

6012B0256 Strategisch Management / Strategic Management

1 ---

6012B0257 Strategy and Organization 4 Strategisch Management / Strategic Management

6012B0281 Transition Economics 4 Propedeuse behaald

6012B0282 Vastgoedkunde 5 Propedeuse behaald

6012B0263 Vermogensrecht 4 ---

6012B0264 Voortgezette Statistiek / Intermediate Statistics

1 ---

6012B0213 Wetenschapsleer / Economic Methodology

3 ---

6012B0325 Wiskundige Economie / Mathematical Economics

5 ---

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

62

D.4 Overgangsregelingen Economie en Bedrijfskunde

Naar aanleiding van de per 1 september 2011 in te voeren veranderingen binnen de bacheloropleidingen van de FEB is een aantal algemene regelingen opgesteld door de examencommissie. Deze algemene regelingen zijn van toepassing op alle bacheloropleidingen van de FEB. Voor iedere opleiding afzonderlijk zijn daarnaast opleidingsspecifieke overgangsregelingen opgesteld, zowel voor de propedeuse als voor de post-propedeutische fase. Paragraaf D.4.2 bevat de overgangsregelingen voor de propedeuse. Paragraaf D.4.3 beschrijft de regelingen voor het tweede en derde jaar.

D.4.1 Algemene Overgangsregelingen Bacheloropleidingen 2011-2012 De algemene overgangsregelingen staan beschreven in paragraaf B.4.1 in Bijlage B. D.4.2. Overgangsregelingen m.b.t. de propedeuse Economie en Bedrijfskunde Studenten volgen per 1 september 2011 het nieuwe programma. Waar nodig is een overgangsregeling. Deze overgangsregeling is bedoeld voor studenten die in studiejaar 2010-2011 of eerder zijn begonnen met de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde of Fiscale Economie en hun propedeuse nog niet hebben afgerond. Tabel overgangsregeling propedeuse Economie en Bedrijfskunde en Fiscale Economie Voor de tabel geldt: studenten behalen vanaf 1 september 2011 het Nieuwe vak tenzij zij het Oude vak al hebben behaald. In de tabel kan bij Nieuw vak ook worden verwezen naar een vakoverstijgende overgangsregeling. Deze regelingen zijn onder de tabel te vinden. N.B. 1. Door de combinatie van oude en nieuwe vakken kan overlap ontstaan. Omdat herhaling van stof didactisch voordelen kan bieden, is dit voor de examencommissie geen bezwaar. 2. Studenten die moeten overstappen op het nieuwe programma, zullen hun propedeuse afronden met een combinatie van oude en nieuwe vakken die als zodanig worden vermeld op de diplomabijlage. Indien de propedeuse wordt afgerond met meer dan 60 EC, dan staat het totaal aantal EC (incl. extra EC) vermeld op het propedeusediploma. Studenten die extra EC behalen, mogen dit ook laten verrekenen met het totaal aantal EC van de vrije keuzeruimte in de bachelor (zie algemene regelingen Bacheloropleidingen 2011-2012). Indien een student op minder dan 60 EC uitkomt, zie overgangsregeling 1 onder de tabel. 3. Voor vakken van het tweede semester 2010-2011 wordt het tweede en tevens laatste hertentamen vervroegd naar september 2011, te weten: Statistiek 1 (164P, 5 EC), Organisatie & Management (170P, 6 EC), Wiskunde 2 (159P, 4 EC), Financiering (152P, 5 EC) en Macro-economie (167P, 7 EC). Nieuw vak Oud vak Accounting (6011P0087, 6 EC)

Financial Accounting (153P, 5 EC) en Management Accounting: Inleiding (150P, 4 EC)

Financiering (6011P0088, 6 EC) Financiering (152P, 5 EC) Macro-economie (6011P0091, 6 EC) Macro-economie (167P, 7 EC)

> Zie overgangsregeling 1 Micro-economie (6011P0092, 6 EC) Micro-economie (168P, 7 EC)

> Zie overgangsregeling 1 Organisatie & Management (6011P0094, 6 EC) Organisatie & Management (170P, 6 EC) Marketing & Strategie (6011P0095, 6 EC) Organisatie & Omgeving (169P, 5 EC)

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

63

Onderzoeksproject (6011P0093, 6 EC) Practicum Academische Vaardigheden 2 (173P, 3 EC)

Vaardigheden & Mentoraat (6011P0097, 0 EC) (semester 1, periode 1 en 2) en Fiscale Economie & Vaardigheden (6011P0096, 6 EC) (semester 1, periode 3)

Oriëntatie Fiscale Economie (161P, 2 EC) en Practicum Academische Vaardigheden 1 (172P, 2 EC) > Zie overgangregeling 2

Academic and Study Skills (6011P0118, 0 EC) + Academic English and Skills (6011P0117, 6EC)

Practicum Academic Skills 1 (115 PE, 4 EC)> Zie overgangregeling 3

Wiskunde & Statistiek 1 (6011P0089, 6 EC) Wiskunde 1 (158P, 5 EC) Wiskunde & Statistiek 2 (6011P0090, 6 EC)

Wiskunde 2 (159P, 4 EC) en Statistiek 1 (164P, 5 EC) > Zie voorbeeld 3

Aanvullende overgangsregelingen

1. De propedeuse dient altijd te worden afgerond met minimaal 60 EC. Studenten die door de overstap naar het nieuwe programma minder dan 60 EC in de propedeuse behalen, kunnen in het studiejaar 2011-2012 een deel van het Onderzoekproject (6011P0093, 6 EC) behalen om zo hun propedeuse te kunnen afronden. Alleen studenten die uiterlijk voor 1 november 2011 een verzoekschrift indienen bij de examencommissie (wijze van indienen wordt later bekend gemaakt), kunnen voor deelname aan een deel van het Onderzoeksproject in aanmerking komen. In overige gevallen is men verplicht het gehele Onderzoeksproject te behalen om aan tenminste 60 EC voor de propedeuse te komen.

2. Voor de volgende oude vakken kan in het eerste semester van 2011-2012 voor de laatste maal college worden gevolgd en een (deel)toets worden afgelegd:

– Practicum Academische Vaardigheden 1 (172P, 2 EC) in semester 1, periode 1.

– Oriëntatie Fiscale economie (161P, 2 EC) in semester 1, periode 3. 3. De overgangsregeling voor de Engelstalige propedeuse is (behoudens de Engelstalige

vakaanduiding en corresponderende vakcode) identiek aan de regeling voor de Nederlandstalige propedeuse. De enige uitzondering hierop betreft de regeling omtrent het oude vak Practicum Academic Skills 1 (dat in de Engelstalige propedeuse een grotere omvang had vanwege de afwezigheid van Oriëntatie Fiscale Economie). Alleen gedurende het studiejaar 2011-2012 kunnen studenten die dit vak niet behaald hebben, hiervoor in de plaats het nieuwe vak Academic English and Skills (6011P0117, 6EC) opnemen. Vanaf studiejaar 2012-2013 zijn studenten verplicht zowel Academic English and Skills (6011P0117, 6EC) als Academic and Study Skills (6011P0118, 0 EC) te behalen.

Voorbeelden

1) Je mist nog Financiering (152P, 5 EC) en Macro-economie (167P, 7 EC) en zakt in september voor de laatste hertentamens. Je doet dan de nieuwe vakken Financiering (6011P0088, 6 EC) en Macro-Economie (6011P0091, 6 EC). Je propedeuse bestaat uit 60 EC.

2) Je mist Financial Accounting (153P, 5 EC) en Financiering (152P, 5 EC) en zakt in

september voor de laatste hertentamens. Je moet dan 2 nieuwe vakken doen:

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

64

Accounting (6011P0087, 6 EC) en Financiering (6011P0088, 6 EC). De 2 extra EC worden vermeld op de cijferlijst van je propedeusediploma. Je kunt de examencommissie verzoeken 2 EC af te halen van de vrije keuzeruimte in je bachelorprogramma (zie algemene regelingen Bacheloropleidingen 2011-2012).

3) Je mist Statistiek 1 (164P, 5 EC) en zakt in september voor het laatste hertentamen. Je

volgt dan het nieuwe vak Wiskunde & Statistiek 2 (6011P0090, 6 EC). Let op: In Wiskunde & Statistiek 2 wordt uitgegaan van kennis van de statistiek die is behandeld in Wiskunde & Statistiek 1. Je zorgt er zelf voor dat je die kennis bezit. De extra EC wordt vermeld op de cijferlijst van je propedeusediploma. Je kunt de examencommissie verzoeken 1 EC af te halen van de vrije keuzeruimte in je bachelorprogramma (zie algemene regelingen Bacheloropleidingen 2011-2012).

4) Je mist Wiskunde 2 (159P, 4 EC), Statistiek 1 (164P, 5 EC) en Financiering (152P, 5

EC) en zakt in september voor de laatste hertentamens. Je doet dan de nieuwe vakken Financiering (6011P0088, 6 EC) en Wiskunde & Statistiek 2 (6011P0090, 6 EC). Je mist uiteindelijk 2 EC en dat meld je voor 1 november 2011 bij de examencommissie. Je vult je propedeuse in studiejaar 2011-2012 aan met een deel van het Onderzoeksproject (6011P0096, 6 EC).

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

65

D.4.3 Overgangsregelingen m.b.t. bachelorjaar 2 en3 Economie en Bedrijfskunde Per september 2011 is de indeling in studierichtingen veranderd. In 2010-2011 kende de opleiding drie studierichtingen, te weten: Algemene Economie, Bedrijfseconomie, en Bedrijfskunde. Binnen deze studierichtingen werden afzonderlijke varianten onderscheiden. Studenten die in een van de oude studierichtingen zijn begonnen vervolgen hun studie in een van de nieuwe studierichtingen. D.4.3.1 Overgangsregelingen m.b.t. oude studierichting Algemene Economie, alle

varianten (voor overstap op een van de nieuwe studierichtingen Economie of Economie en Financiering)

Deze overgangsregeling is bestemd voor studenten in het tweede en derde jaar van de studierichting Algemene Economie van de bachelor Economie en Bedrijfskunde, van studiejaar 2010-2011, die hun studie vervolgen in de vernieuwde studierichtingen Economie of Economie en Financiering van de bachelor Economie en Bedrijfskunde, van studiejaar 2011-2012. Deze overgangsregeling stelt studenten in staat hun reeds behaalde vakken in te brengen in deze nieuwe studierichtingen van het bachelorprogramma. Tabel Overgangsregeling studierichting Economie en studierichting Economie en Financiering

Voor elke regel in deze tabel geldt: Studenten volgen vanaf 1 september 2011 het Nieuwe vak tenzij zij het Oude vak al hebben behaald. In de tabel kan bij Nieuw vak ook worden verwezen naar een vakoverstijgende overgangsregeling. Deze en nog een aantal aanvullende regelingen zijn onder de tabel te vinden.

N.B. Een Oud vak kan bij een overstap slechts éénmaal worden gebruikt om aan de verplichting van een Nieuw vak te voldoen.

Nieuw vak Oud vak Advanced Corporate Finance (6012B0207, 6 EC)

Advanced Corporate Finance (7100, 10 EC)

Econometrics (6012B0212, 6 EC) Econometrics AE and Research Practicum (3019, 10 EC)

Economie van Markten en Organisaties (6012B0314, 6 EC)

Industrial Organization (210BE, 5 EC) of Industriële Organisatie: Marktwerking en Mededinging (6028, 5 EC)

of

Geschiedenis van de Economische Theorie (6004, 5 EC) op voorwaarde dat Financiering, oud (6003) of nieuw vak (6012B0217), is opgenomen

Financiering (6012B0217, 6 EC)

Financiering (6003, 5 EC)

of

Geschiedenis van de Economische Theorie (6004, 5 EC) op voorwaarde dat Industrial Organization (210BE, 5 EC) of Industriële

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

66

Organisatie: Marktwerking en Mededinging (6028, 5 EC) of Economie van Markten en Organisaties (6012B0314, 6 EC) is opgenomen

Geld en Bankwezen (6012B0221, 6 EC) Geld- Krediet- en Bankwezen (6015, 5 EC) Industrial Organization (6012B0223, 6 EC)

Industrial Organization: Advanced (326BE, 5 EC) of een willekeurig AIC/AEC-vak

International Trade and Investment (6012B0232, 6 EC)

IEB 1: Handel (6016, 5 EC)

Internationale Monetaire Betrekkingen (6012B0231, 6 EC)

IEB 2: Monetaire Stelsels (6017, 5 EC)

Investment and Portfolio Theory 1 (6012B0233, 6 EC) + Investment and Portfolio Theory 2 (6012B0234, 6 EC)

Beleggings- en Portefeuilletheorie (7101, 10 EC)

Keuzeruimte studierichting Economie 18 EC vrije keuzeruimte in de studierichting Economie > zie aanvullende overgangsregeling 2

Development Economics (7154, 5 EC) Economie van de Sociale Zekerheid (6572, 5 EC) European Economic Integration (221BE, 5 EC) Financial Institutions (7152, 5 EC) Geschiedenis van de Economische Theorie (6004, 5 EC) History and Methodology of Economics (319BE, 5 EC) History of Economic Theory and the Netherlands (6571, 5 EC) International Economics (320BE, 5 EC) International Economics: International Economic Organisations (330BEU, 5 EC) Industrial Organisation: regulation (327BE, 5 EC) Macroeconomics: Growth Theory (321BE, 5 EC) Microeconomics: Behavioural Game Theory (334BEU, 5 EC) Microeconomics for Development (7146, 5 EC) Microeconomics: Labour Economics (335BEU, 5 EC) Monetary Economics (7142, 5 EC) Ontwikkelingseconomie (6583, 5 EC) Political Economy: Dialectical methodology (336BEU, 5 EC) Post-Keynesian Macroeconomics (337BEU, 5 EC) Regulation, Regulatory Impact Assessment and Reform (6597, 5 EC) Transition Economics (314BE, 5 EC) En/of overige behaalde ‘oude’ AIC-, AEC- en keuzevakken

Keuzeruimte studierichting Economie en Financiering

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

67

12 EC gebonden keuzeruimte in de studierichting Economie en Financiering: Twee van de volgende vakken is men verplicht op te nemen - Industrial Organization (6012B0223, 6 EC) - Intermediate Financial Accounting 1 (6012B0227, 6 EC) - International Trade and Investment (6012B0232, 6 EC) - Organizational Economics (6012B0248, 6 EC) > zie aanvullende overgangsregeling 1+2

- Industrial Organization: Advanced (326BE, 5 EC) - Intermediate Financial Accounting 1 (6036, 5 EC) - IEB 1: Handel (6016, 5 EC) - Economie van Organisatie en Management 1 (7121, 10EC) - Geschiedenis van de Economische Theorie (6004, 5 EC) En/of overige behaalde ‘oude’ AIC-, AEC- en keuzevakken

Macro-economic (6012B0235, 6 EC)

Macro-economie (6008, 10 EC)

Management Accounting Intermediate (6012B0237, 6 EC)

Management Accounting: Intermediate level (6009, 5 EC) of Intermediate Financial Accounting 1 (6036, 5 EC) of Intermediate Financial Accounting (7139, 5 EC, vv)

Micro-economie (6012B0241, 6 EC)

Micro-economie (6011, 10 EC)

Monetary and Fiscal Policy (6012B0242, 6 EC)

Macroeconomics: Monetary & Fiscal Policy (333BEU, 5 EC)

of

een willekeurig AIC/AEC-vak Public Economics (6012B0254, 6 EC) Economics of the Public Sector (6034, 5 EC) of

Public Economics (324BE, 5 EC) Speltheorie (6012B0311, 6 EC)

Microeconomics: Game Theory (322BE, 5 EC) of Geschiedenis van de Economische Theorie (6004, 5 EC) op voorwaarde dat Micro-economie (6011, 10 EC) en/of Macro-economie (6008, 10 EC) ook is/zijn behaald

Thesis + Thesis seminar Economics (6012B0259, 12 EC) > zie aanvullende overgangsregeling 3+4

Thesis seminar and BSc Thesis (3020, 10 EC)

Voortgezette statistiek (6012B0264, 6 EC) Statistiek 2 (3006, 5 EC) Wetenschapsleer (6012B0313, 6 EC) Wetenschapsleer Economie (3009, 5 EC) Wiskundige economie (6012B0325, 6 EC) Wiskunde 3 (3010, 5 EC) Aanvullende overgangsregelingen:

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

68

1. Een nominaal lopende student die - het gehele tweede jaar van de studierichting Algemene economie van

studiejaar 2010-2011 heeft behaald, en - die overstapt op de nieuwe studierichting Economie en Financiering en - ervoor kiest om Speltheorie (6012B0311, 6 EC) weg te strepen tegen

Geschiedenis van de Economische theorie (6004) heeft in periode 1 van semester 1 een bovennominale studielast doordat hij/zij ook Economie van Markten en Organisaties (6012B0314, 6 EC) moet volgen. Deze studenten mogen in dat geval Economie van Markten en Organisaties (6012B0314, 6 EC) vervangen door een in blok 2 te volgen restrictive elective (Organizational Economics (6012B0248, 6 EC) of Industrial Organization (6012B0223, 6 EC) of Intermediate Financial Accounting 1 (6012B0227, 6 EC). Een student die van deze regeling gebruik maakt, volgt dan het volgende studieschema in het derde jaar: eerste semester van jaar 3:

periode 1: Advanced Corporate Finance (6012B0207, 6 EC) + Econometrics (6012B0212, 6 EC), periode 2: twee van de volgende vakken: Industrial Organization (6012B0223, 6 EC) en/of Intermediate Financial Accounting 1 (6012B0227, 6 EC) en/of Organizational Economics (6012B0248, 6 EC)

periode 3: Monetary and Fiscal Policy (6012B0242, 6 EC) tweede semester van jaar 3:

periode 1: Investment and Portfolio Theory 1 (6012B0233, 6 EC) + Management Accounting, Intermediate (6012B0237, 6 EC) periode 2: Investment and Portfolio Theory 2 (6012B0234, 6 EC) + Thesis seminar Economics periode 3: Thesis Economics

2. Uiterlijk per september 2011 behaalde vakken die in het nieuwe curriculum niet meer terugkomen als verplichte vakken kunnen voor de keuzeruimte worden gebruikt of om voldoende EC te behalen voor de bachelorbul. Ook ‘oude’ vakken die niet voldoen aan de eisen van de keuzeruimte van de nieuwe studierichting Economie en Financiering, mogen worden ingebracht in de keuzeruimte.

3. Studenten die aan de eisen van het thesis seminar van studiejaar 2010-2011 hebben

voldaan, kunnen de scriptie voor 10 EC nog afronden in studiejaar 2011-2012 zonder over te moeten stappen op het nieuwe onderdeel Thesis en Thesis seminar Economics (6012B0259) van 12 EC.

4. Indien door de nieuwe programma-eisen en door de combinatie van 5 EC en 6 EC

vakken op minder dan 180 EC uit wordt gekomen, dient voor de studierichting Economie het programma aangevuld te worden met:

- Industrial Organization (6012B0223, 6 EC) en/of - Monetary and Fiscal Policy (6012B0242, 6 EC) en/of - Speltheorie (6012B0311, 6 EC) en/of - Economie van Markten en Organisaties (6012B0314, 6 EC) en/of - Financiering (6012B0217, 6 EC) en/of - Algemeen economische keuzevakken.

Voor de studierichting Economie en Financiering dient het programma aangevuld te worden met:

- Speltheorie en/of - Economie van de Markten en Organisaties en/of - Financiering en/of - Vakken uit de keuzevakkenlijst Economie en Financiering.

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

69

Indien er een tekort is van 1, 2 of 3 EC, kan de examencommissie toestemming verlenen voor een aanvullende opdracht op de bachelorscriptie waarmee de scriptie met (standaard) 3 EC uitgebreid kan worden. Zie de Algemene Regels Overgangsregeling Bacheloropleidingen 2011-2012 voor de voorwaarden.

Regeling vermelding varianten Industrial Organization en International Econonomics De varianten Industrial Organization en International Econonomics zijn vervallen in de bachelor en verplaatst naar de master. Alle bachelorstudenten dienen over te stappen op de nieuwe studierichtingen. Alléén studenten die de volgende AIC/AEC-vakken van deze varianten uiterlijk per september 2011 behalen:

- voor de variant Industrial Organisation: Microeconomics: Behavioral Game Theory (334BEU, 5 EC) en Industrial Organisation: regulation (327BE, 5 EC)

- voor de variant International Economics: International Economic Organisations (330BEU) en International Economics (320BE) en European Economic Intergration (221BE)

kunnen toestemming krijgen van de examencommissie om af te studeren in deze ‘oude’ varianten. Om hiervoor toestemming te krijgen dient uiterlijk vóór 1 augustus 2011 een aanvraag hiervoor te worden ingediend bij de examencommissie middels het indienen van een digitaal studieprogramma met een toelichting bij ‘Opmerkingen’ bij het digitale studieprogramma. Als de toestemming wordt verleend, dient de student uiterlijk vóór 1 september 2012 te voldoen aan alle afstudeereisen van de oude variant. Studenten ronden in dat geval hun oude programma af met equivalente, nieuwe vakken conform bovenstaande tabel. D.4.3.2 Overgangsregelingen m.b.t. oude studierichting Bedrijfseconomie, variant

Accountancy & Control (voor overstap op de nieuwe studierichting Accountancy & Control)

Deze overgangsregeling is bestemd voor studenten in het tweede en derde jaar van de bachelor Economie en Bedrijfskunde, studierichting Bedrijfseconomie, variant Accountancy en Control, van studiejaar 2010-2011, die hun studie vervolgen in de vernieuwde bachelor Economie en Bedrijfskunde, studierichting Accountancy en Control, van studiejaar 2011-2012. De overgangsregeling stelt studenten in staat hun reeds behaalde vakken in te brengen in het nieuwe bachelorprogramma. Tabel Overgangsregeling studierichting Accountancy & Control Voor de tabel geldt: studenten volgen vanaf 1 september 2011 het Nieuwe vak tenzij zij het Oude vak hebben behaald. In de tabel kan bij Nieuw vak ook worden verwezen naar een aanvullende overgangsregeling. Deze regelingen zijn onder de tabel te vinden. Nieuw vak Oud vak Afstudeerseminar en bachelorscriptie A&C (6012B0258, 12 EC) > zie aanvullende overgangsregeling 3

Afstudeerseminar en bachelor scriptie (3516, 10 EC)

Auditing (6012B0208, 6 EC) > zie aanvullende overgangsregeling 1

Auditing (6599, steunvak, 5 EC)

Economie van markten en organisaties (6012B0314, 6 EC)

IEB 1 (6016, 5 EC)

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

70

Financial Statement Analysis (6012B0103, 6 EC) > zie punt 5 in het aparte document ‘Algemene Overgangsregelingen Bacheloropleidingen 2011-2012’

Externe Verslaggeving 1 (7106, 10 EC)

Financiering (6012B0217, 6 EC) Financiering Bv (6003, 5 EC) Inleiding Belastingheffing Algemeen (6012B0225, 6 EC) + Inleiding Belastingheffing Ondernemingen (6012B0226, 6 EC) > zie aanvullende overgangsregeling 1

Inleiding Belastingheffing (7010, 10 EC)

Intermediate Financial Accounting 1 (6012B0227, 6 EC)

Intermediate Financial Accounting 1 (6036, 5 EC) of CEV (6000, 10 EC)

Intermediate Financial Accounting 2 (6012B0228, 6 EC)

Intermediate Financial Accounting 2 (6037, 5 EC) of CEV (6000, 10 EC)

Internal Accounting Control 1 (6012B0229, 6 EC) N.B. wordt alleen in 2011/2012 in zowel het eerste semester (blok 1) als in het tweede semester aangeboden (blok 2), vanaf 2012/2013 alleen in het tweede semester (onder voorbehoud).

Internal Accounting Control 1 (6030, 5 EC)

Internal Accounting Control 2 (6012B0320, 6 EC) N.B. wordt alleen in 2011/2012 in het eerste semester (Blok 3) aangeboden, vanaf 2012/2013 alleen in blok 1 van het eerste semester (onder voorbehoud) > zie aanvullende overgangsregeling 1

Internal Accounting Control 2 (6033, 5 EC)

Keuzeruimte 30 EC > zie aanvullende overgangsregeling 1+ 2

Geld- Krediet- en Bankwezen (6015, 5 EC) Strategisch Management (6019, 5 EC)

Management Accounting Advanced (6012B0236, 6 EC)

Management Accounting: Advanced level (7114, 10 EC)

Management Accounting Intermediate (6012B0237, 6 EC)

Management Accounting: Intermediate level (6036, 5 EC)

Ondernemingsrecht (6012B0245, 6 EC) > zie aanvullende overgangsregeling 1

Ondernemingsrecht (3005, 5 EC)

Onderzoekspracticum AC&FE (6012B0246, 6 EC)

Onderzoekspracticum AC (3515, 5 EC)

Vermogensrecht (6012B0263, 6 EC) Vermogensrecht (3008, 5 EC) Voortgezette statistiek (6012B0264, 6 EC) Statistiek 2 (3006, 5 EC) Wetenschapsleer (6012B0313, 6 EC) Wetenschapsleer BE (3011, 5 EC)

Aanvullende overgangsregelingen:

1. Studenten die uiterlijk bij de laatste tentamenronde in september 2011 tenminste één van de volgende vakken niet hebben behaald, zijn verplicht het nieuwe vak Auditing (6012B0208, 6 EC) op te nemen in hun studieprogramma tenzij Auditing (6599, sv, 5 EC) al is behaald in het oude curriculum:

– Internal Accounting Control 2 (6033, 5 EC); – Strategisch Management (6019, 5 EC);

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

71

– Ondernemingsrecht (3005, 5 EC); – Geld- Krediet- en Bankwezen (6015, 5 EC) en/of – één (of meer) vak(ken) van de keuzeruimte.

2. Uiterlijk in september 2011 behaalde vakken die in het nieuwe curriculum niet meer terugkomen als verplichte vakken kunnen als vak voor de keuzeruimte dienen of om voldoende EC te behalen voor de bachelorbul.

3. Studenten die door de nieuwe programma-eisen en door de combinatie van 5 EC en 6 EC vakken op minder dan 180 EC uitkomen, dienen deze ruimte op te vullen met een vak (of vakken) naar keuze dat voldoet aan de algemene eisen die gesteld worden aan vrije keuzevakken in de bachelor. Indien er een tekort is van 1, 2 of 3 EC, kan de examencommissie toestemming verlenen om de scriptie met (standaard) 3 EC uit te breiden. Zie de Algemene Regels Overgangsregeling Bacheloropleidingen 2011-2012 voor de voorwaarden.

D.4.3.3 Overgangsregelingen m.b.t. oude studierichting Bedrijfseconomie, variant

Financiering en variant Organisatie-economie (voor overstap op de nieuwe studierichting Financiering en Organisatie)

Deze overgangsregeling is bestemd voor studenten in het tweede en derde jaar van de studierichting Bedrijfseconomie, varianten Financiering en Organisatie Economie, van de bachelor Economie en Bedrijfskunde, studiejaar 2010-2011, die hun studie vervolgen in de nieuwe studierichting Financiering en Organisatie van de bachelor Economie en Bedrijfskunde, studiejaar 2011-2012. De overgangsregeling stelt studenten in staat hun reeds behaalde vakken in te brengen in het nieuwe bachelorprogramma. Tabel Overgangsregeling studierichting Financiering en Organisatie, Voor elke regel in deze tabel geldt: Studenten volgen vanaf 1 september 2011 het Nieuwe vak tenzij zij het Oude vak al hebben behaald. In de tabel kan bij Nieuw vak ook worden verwezen naar een vakoverstijgende overgangsregeling. Deze en nog een aantal aanvullende regelingen zijn onder de tabel te vinden. N.B. Voor uitzonderlijke situaties die de overgangsregelingen overstijgen, heeft de examencommissie uitzonderingsregels opgesteld. Studenten die hiervoor in aanmerking kunnen en willen komen, stappen niet over op de nieuwe studierichting Financiering en Organisatie maar studeren af in de ‘oude’ of aangepaste variant, uiterlijk vóór 1 september 2012. Een student dient hiervoor altijd toestemming te vragen bij de examencommissie. De uitzonderingsregels staan eveneens onderaan de tabel. Nieuw vak Oud vak Advanced Corporate Finance (6012B0207, 6 EC)

Advanced Corporate Finance (7100, 10 EC)

Afstudeerseminar + Bachelorscriptie Financiering and Organisatie (6012B0260, 12 EC) > zie overgangsregeling 3

Thesis Seminar and thesis (3018, 10 EC)

Econometrics (6012B0212, 6 EC) Econometrie BE en Onderzoekspracticum (8015, 10 EC)

Economie van markten en organisaties (6012B0314, 6 EC)

Industriële Organisatie: Marktwerking en Mededinging (6028, 5 EC)

Financiering (6012B0217, 6 EC) Financiering (6003, 5 EC)

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

72

Geld en bankwezen (6012B0221, 6 EC) Geld- Krediet- en Bankwezen (6015, 5 EC) Industrial Organization (6012B0223, 6 EC)

Theorie van de Industriële Organisatie (7140, 10 EC) of Een vak uit de voormalige keuzelijst verbredingsvakken van de studierichting Organisatie-economie, te weten: Intermediate Financial Accounting 1 (6036, 5 EC) CEV (6000, 10 EC) Strategie & Organisatie (7128, 5 EC) Management Accounting, advanced level (7114, 5 EC) HRM (7132, 5 EC) Microeconomics: Game Theory (322BE, 5 EC)Microeconomics: Behavioural Game Theory (334BEU, 5 EC) Microeconomics: Labour Economics (335BEU, 5 EC) of Een overig behaald keuzevak, enkel indien de keuzeruimte van 15 EC al is opgevuld met vakken die niet te plaatsen zijn elders in het curriculum.

Intermediate Financial Accounting 1 (6012B0227, 6 EC)

Intermediate Financial Accounting 1 (6036, 5) of CEV (6000, 10 EC) of Een vak uit de voormalige keuzelijst verbredingsvakken van de studierichting Organisatie-economie, te weten: Theorie van de Industriële Organisatie (7140, 10 EC) Strategie & Organisatie (7128, 5 EC) Management Accounting, advanced level (7114, 5 EC) HRM (7132, 5 EC) Microeconomics: Game Theory (322BE, 5 EC)Microeconomics: Behavioural Game Theory (334BEU, 5 EC) Microeconomics: Labour Economics (335BEU, 5 EC) of Een overig behaald keuzevak, enkel indien de keuzeruimte van 15 EC al is opgevuld met vakken die niet te plaatsen zijn elders in het curriculum.

Internationale Monetaire Betrekkingen (6012B0231, 6 EC)

IEB 1: Handel (6016, 5 EC)

Investment and Portfolio Theory 1 (6012B0233, 6 EC) + Investment and Portfolio Theory 2 (6012B0234, 6 EC)

Beleggings- en Portefeuilletheorie (7101, 10 EC)

Keuzeruimte 12 EC

Strategisch Management (6019, 5 EC) Intermediate Financial Accounting 2 (6037, 5 EC) of CEV (6000, 10 EC)

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

73

> zie overgangsregeling 2+4

En/of overige behaalde keuzevakken

Management accounting, intermediate (6012B0237, 6 EC)

Management Accounting: Intermediate level (6009, 5 EC)

Ondernemingsrecht (6012B0245, 6 EC)

Ondernemingsrecht (3005, 5 EC)

Organizational Economics (6012B0248, 6 EC)

Economie van Organisatie en Management 1 (7121, 10EC)

Speltheorie (6012B0311, 6 EC)

Microeconomics: Game Theory (322BE, 5 EC) of Intermediate Financial Accounting 2 (6037, 5 EC) of CEV (6000, 10 EC)

Vermogensrecht (6012B0263, 6 EC)

Vermogensrecht (3008, 5 EC) of Een vak uit de voormalige keuzelijst verbredingsvakken van de studierichting Organisatie-economie, te weten: Theorie van de Industriële Organisatie (7140, 10 EC) Strategie & Organisatie (7128, 5 EC) Management Accounting, advanced level (7114, 5 EC) HRM (7132, 5 EC) Microeconomics: Game Theory (322BE, 5 EC)Microeconomics: Behavioural Game Theory (334BEU, 5 EC) Microeconomics: Labour Economics (335BEU, 5 EC) of Een overig behaald keuzevak, enkel indien de keuzeruimte van 15 EC al is opgevuld met vakken die niet te plaatsen zijn elders in het curriculum.

Voortgezette statistiek (6012B0264, 6 EC) Statistiek 2 (3006, 5 EC) Wetenschapsleer (6012B0313, 6 EC) Wetenschapsleer BE (3011, 5 EC) Aanvullende overgangsregelingen:

1. Indien het gehele tweede jaar van het bachelorprogramma (varianten Financiering en Organisatie-Economie) van studiejaar 2010-2011 is behaald, inclusief Intermediate Financial Accounting 1 (6036, 5 EC) en Econometrie BE en Onderzoekspracticum (8015, 10 EC), volgt een nominaal lopende student het volgende studieschema in het derde jaar:

eerste semester van jaar 3: twee vakken naar keuze (ipv Intermediate Financial Accounting 1 (6012B0227, 6 EC)/Industial Organisation (6012B0223, 6 EC) en Econometrics (6012B0212, 6 EC)) + Advanced Corporate Finance (6012B0207, 6 EC)+ Organizational Economics ((6012B0248, 6 EC) + Ondernemingsrecht (6012B0245, 6 EC);

tweede semester van jaar 3: Investment and Portfolio Theory 1 (6012B0233, 6 EC) + Investment and Portfolio Theory 2 (6012B0234, 6 EC) (ipv de twee vakken naar keuze) + Vermogensrecht (6012B0263, 6 EC) + Afstudeerseminar + Bachelorscriptie

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

74

2. Uiterlijk per september 2011 behaalde vakken die in het nieuwe curriculum niet

meer terugkomen als verplichte vakken kunnen voor de keuzeruimte worden gebruikt of om voldoende EC te behalen voor de bachelorbul.

3. Studenten die aan de eisen van het thesis seminar van studiejaar 2010-2011

hebben voldaan, kunnen de scriptie voor 10 EC nog afronden in studiejaar 2011-2012 zonder over te moeten stappen op het nieuwe onderdeel Thesis en Thesis seminar Finance and Organization (6012B0260) van 12 EC.

4. Studenten die door de nieuwe programma-eisen en door de combinatie van 5 EC

en 6 EC vakken op minder dan 180 EC uitkomen, dienen deze ruimte op te vullen met een vak (of vakken) naar keuze dat voldoet aan de algemene eisen die gesteld worden aan vrije keuzevakken in de bachelor. Indien er een tekort is van 1, 2 of 3 EC, kan de examencommissie toestemming verlenen voor een aanvullende opdracht op de bachelorscriptie waarmee de scriptie met (standaard) 3 EC uitgebreid kan worden. Zie de Algemene Regels Overgangsregeling Bacheloropleidingen 2011-2012 voor de voorwaarden.

Uitzonderingsregels voor afstuderen in een ‘oude’ variant:

1. Studenten van de oude variant Organisatie-economie en de oude minorvariant

Organisatie-economie die niet willen overstappen op de nieuwe studierichting Financiering en Organisatie omdat zij dan de volgende extra nieuwe verplichte vakken moeten opnemen in hun studieprogramma:

- Investment and Portfolio Theory 1 (6012B0233, 6 EC), - Investment and Portfolio Theory 2 (6012B0234, 6 EC) en - Advanced Corporate Finance (6012B0207, 6 EC), kunnen onder de volgende voorwaarden toestemming krijgen om nog af te studeren in de oude variant: - uiterlijk voor 1 augustus 2011 dient hiervoor een verzoek in te worden gediend bij de

examencommissie middels het indienen van een nieuw studieprogramma met een duidelijke vermelding van de oude variant met een toelichting in het veld ‘Commentaar’ in het digitale studieprogramma.

- uiterlijk vóór 1 september 2012 dient te zijn voldaan aan alle afstudeereisen van de oude variant.

Studenten aan wie deze toestemming wordt verleend, dienen hun oude programma af te ronden met equivalente, nieuwe vakken. Hierbij geldt ook de aanvullende overgangsregeling 4 zoals hierboven geformuleerd. Zij hebben vervolgens alleen toegang tot de variant Organisation Economics van de MSc Business Economics.

Studenten die weinig tot geen studievertraging oplopen indien ze bovengenoemde drie financieringsvakken opnemen wordt geadviseerd wel over te stappen op de nieuwe studierichting.

2. Studenten van de oude minorvariant Financiering die een uitwisseling met een

buitenlandse universiteit hebben gepland in het eerste semester van studiejaar 2011-2012, kunnen de vakken Advanced Corporate Finance (6012B0207, 6 EC) en

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

75

Organisation Economics (6012B0248, 6 EC) niet volgen in het eerste semester van 2011-2012 (periode 1 resp. periode 2).

Zij kunnen onder de volgende voorwaarden toestemming krijgen om nog af te studeren in de oude minorvariant Financiering: - studenten hebben zonder studievertraging het tweede studiejaar afgerond uiterlijk in

juli 2011 (nominaal gestudeerd); - uiterlijk vóór 1 september 2012 dient te zijn voldaan aan alle afstudeereisen van de

oude variant. - uiterlijk voor 1 augustus 2011 dient hiervoor een verzoek in te worden gediend bij de

examencommissie middels het indienen van een nieuw studieprogramma met een duidelijke vermelding van de oude variant met een toelichting in het veld ‘Commentaar’ op het digitale studieprogramma. Daarbij dient tegelijkertijd een schriftelijk bewijsstuk dat men is geselecteerd voor een uitwisseling (email met bevestiging van selectie van het International Office) te worden opgestuurd naar de examencommissie of in het postvak van de examencommissie worden gedaan (E.1.52);

Studenten aan wie deze toestemming wordt verleend, ronden hun oude programma als volgt af (zonder Organisation Economics (6012B0248, 6 EC)):

Semester 2, periode 1 Semester 2, periode 2 Semester 2, periode 3 Investment and Portfolio Theory 1 (6012B0233, 6 EC)

Investment and Portfolio Theory 2 (6012B0234, 6 EC)

Advanced Corporate Finance*

Thesis Seminar Finance and Organization (0 EC)

Bachelorscriptie Financiering en Organisatie (6012B0260, 12 EC)

* voor deze specifieke groep studenten wordt een oplossing geboden waardoor zij kunnen voldoen aan de eisen van Advanced Corporate Finance (6012B0207, 6 EC) in periode 1 van het tweede semester. Studenten hebben met hun afgeronde oude programma alleen toegang tot de varianten Finance en Real Estate Finance van de MSc Business Economics.

3. Studenten van de oude variant Financiering en de oude minorvariant

Financiering kunnen onder de volgende voorwaarden nog toestemming krijgen om nog af te studeren in de oude variant:

- na de laatste tentamenronde van oude bachelorvakken in september 2011 hoeft de

student alléén nog maar verplichte vakken (alle keuzevakken zijn dan behaald) voor hun bachelor behalen;

- uiterlijk voor 1 augustus 2011 dient hiervoor een verzoek in te worden gediend bij de examencommissie middels het indienen van een nieuw studieprogramma met een duidelijke vermelding van de oude variant met een toelichting in het veld ‘Commentaar’ op het digitale studieprogramma.

- uiterlijk vóór 1 september 2012 dient te zijn voldaan aan alle afstudeereisen van de oude variant.

Studenten aan wie deze toestemming wordt verleend, ronden hun oude programma af met equivalente, nieuwe vakken. Hiernaast geldt de aanvullende overgangsregeling 4 zoals hierboven geformuleerd. Zij hebben vervolgens alleen toegang tot de varianten Finance of Real Estate Finance van de MSc Business Economics.

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

76

D.4.3.4 Overgangsregelingen m.b.t. oude studierichting Bedrijfskunde (voor overstap

op de nieuwe studierichting Bedrijfskunde) Wijzigingen in het tweede en derde jaar van de bachelor Economie en Bedrijfskunde, studierichting Bedrijfskunde Deze overgangsregeling is bestemd voor studenten in het tweede en derde jaar van de bachelor Economie en Bedrijfskunde, studierichting Bedrijfskunde van studiejaar 2010-2011, die hun studie vervolgen in de vernieuwde bachelor Economie en Bedrijfskunde, studierichting Bedrijfskunde van studiejaar 2011-2012. De overgangsregeling stelt studenten in staat hun reeds behaalde vakken in te brengen in het nieuwe bachelorprogramma. Tabel Overgangsregeling studierichting Bedrijfskunde Voor de tabel geldt: studenten behalen vanaf 1 september 2011 het Nieuwe vak tenzij zij het Oude vak behalen. In de tabel kan ook worden verwezen naar een aanvullende overgangsregeling of een toelichting op de overgangsregeling. Deze en nog meer aanvullende regelingen zijn onder de tabel te vinden.

Nieuw vak Oud vak Financiering (6012B0217, 6 EC) Financiering BV (6003, 5 EC) Human Resource Management (6012B0222, 6 EC)

Human Resource Management (7132, 5 EC)

Information Management (6012B0224, 6 EC)

Informatiemanagement (7130, 5 EC) of Kennismanagement (7148, 5 EC) of E-Business (7133, 5 EC, vv)

Keuzeruimte (18 EC): 12 EC gebonden en 6 EC ‘vrij’ Keuzeruimte 12 EC gebonden: Twee van onderstaande drie vakken dient men verplicht op te nemen: - Corporate Social Responsibility (6012B0211, 6 EC) - Entrepreneurship and Innovation* (6012B0215, 6 EC) - Intermediate Financial Accounting 1 (6012B0317, 6 EC) > zie aanvullende overgangsregeling 3 en 4

- Sustainable Management (7127, 5 EC) - Cases in entrepreneurship (7134, 5 EC) - Intermediate Financial Accounting 1 (6036, 5 EC) of Intermediate Financial Accounting (7139, 5 EC, vv) En/of overige behaalde keuzevakken

Keuzeruimte (18 EC): 12 EC gebonden en 6 EC ‘vrij’ Keuzeruimte 6 EC vrij:

- Vak naar keuze of - Bachelorscriptiestage 6 EC

(vakcode nog niet bekend, 6 EC)

Alleen voor studenten die de variant met minor/periode in het buitenland volgen:

- E-Business (7637 of 7133, 5 EC) of

- Human Resource Management (7132, 5 EC)

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

77

> zie aanvullende overgangsregeling 3 en 4

Voor alle studenten: - Project 2: Empirisch Onderzoek

(8017, 5 EC)

En/of overige behaalde keuzevakken Management Accounting Intermediate (6012B0237, 6 EC) > Zie aanvullende overgangsregeling 1

Reguliere variant: Management Accounting: Intermediate level (6009, 5 EC) Variant met minor/periode in het buitenland: Intermediate Financial Accounting 1 (6036, 5 EC) of Intermediate Financial Accounting (7139, 5 EC, vv)

Marketing (6012B0238, 6 EC) Marketing (6010, 5 EC) Marketing Management (6012B0239, 6 EC)

Marketing Management (7137, 5 EC)

MR1: Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek (6012B0306, 6 EC)

MR1: Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek (8011, 5 EC)

MR2: Kwantitatieve Onderzoeksmethoden (6012B0307, 6 EC)

MR2: Kwantitatieve Onderzoeksmethoden (8012, 5 EC)

Operations and Process Management (6012B0247, 6 EC)

Business Information Management (6032, 5 EC) of Operations and Process Management (7156, 5 EC)

Organisatie Psychologie (6012B0308, 6 EC)

Organisatie Psychologie (6031, 5 EC)

Project 1: Wetenschappelijk schrijven en literatuurstudie (6012B0309, 6 EC)

Project 1: Literatuurstudie (8016, 5 EC)

Project 2: Kwalitatief Onderzoek (6012B0310, 6 EC) Let op: Het oude Project 2: Empirical Research (8017, 5 EC) is niet gelijk aan dit nieuwe vak. > zie overgangsregeling 3

MR 3: Kwalitatieve Onderzoeksmethoden (8013, 5 EC)

Project 3: Quantitative Research (6012B0253, 6 EC)

Project 3: Wetenschappelijk atelier (8008, 5 EC)

Retail Marketing (6012B0280, 6 EC) Retail Marketing (7638, 5 EC) Strategisch Management (6012B0312, 6 EC)

Strategisch Management (6019, 5 EC)

Strategy and Organization (6012B0257, 6 EC)

Strategie & Organisatie (7128, 5 EC)

Thesis and Thesis seminar Business Studies (6012B0261, 12 EC) > zie overgangsregeling 2 + 4

Project 4: Afstudeeropdracht BSc (8009, 10 EC) + MR 4: Afstudeerseminar (8014, 5 EC)

* Naast Entrepreneurship and Innovation bestaat er ook een nieuw vak Cases in Entrepreneurship (6012B0305, 6 EC). Dit is alleen bestemd voor studenten van de minor Entrepreneurship. Beide vakken mogen niet worden gecombineerd.

OER Bijlage D: BSc Economie en Bedrijfskunde 2011-2012

78

Aanvullende overgangsregelingen:

1. Studenten van de oude minorvariant die Intermediate Financial Accounting 1 (6036, 5 EC) behalen of eerder Intermediate Financial Accounting (7139, 5 EC, vv) hebben behaald, kunnen dit vak inbrengen in plaats van Management Accounting, Intermediate (6012B0237, 6 EC) op voorwaarde dat zij 30 EC besteden aan een minor of vakken uit het buitenland.

2. Als MR 4: Afstudeerseminar (8014, 5 EC) wel is behaald maar Project 4:

Afstudeeropdracht BSc (8009, 10 EC) niet in studiejaar 2010-2011, kan de scriptie voor 10 EC nog worden afgerond in studiejaar 2011-2012.

3. Uiterlijk in september 2011 behaalde vakken die in het nieuwe curriculum niet meer

terugkomen als verplichte vakken kunnen voor de keuzeruimte worden gebruikt of om voldoende EC te behalen voor de bachelorbul. Daarbij dient de vrije keuzeruimte (6 EC) als eerste opgevuld te worden.

4. Indien door de nieuwe programma-eisen en door de combinatie van 5 EC en 6 EC

vakken op minder dan 180 EC wordt uitgekomen, dient deze ruimte op te worden gevuld met: - Corporate Social Responsibility (6012B0211, 6 EC) en/of - Entrepreneurship and Innovation7 (6012B0215, 6 EC) en/of - Intermediate Financial Accounting 1 (6012B0317, 6 EC)

Als al tenminste twee van deze drie vakken al zijn opgenomen, eventueel als equivalent oud vak, kan gekozen worden voor een keuzevak.

5. Indien er een tekort is van 1, 2 of 3 EC, kan de examencommissie toestemming

verlenen voor een uitbreiding van de bachelorscriptie met (standaard) 3 EC. Zie de Algemene Regels Overgangsregeling Bacheloropleidingen 2011-2012 voor de voorwaarden.

7 Dit vak mag niet worden gecombineerd met het nieuwe vak Cases in Entrepreneurship (6012B0305, 6 EC).

OER Bijlage E: BSc Fiscale Economie 2011-2012

79

Bijlage E: Bacheloropleiding Fiscale Economie E.1 Doel van de bacheloropleiding Fiscale Economie en eindtermen E.1.1. Doel van de opleiding De opleiding heeft tot doel studenten op te leiden zodat zij beschikken over een weten-schappelijk kennisniveau van de moderne fiscaal economische literatuur, alsmede de vaardigheid om deze kennis adequaat toe te passen. Hoewel oriëntatie op een beroep van belang is, staat de academische vorming voorop. De Fiscale economie houdt zich bezig met het bestuderen van het belastingrecht vanuit een economisch perspectief. E.1.2. Eindtermen Er worden drie categorieën eindtermen onderscheiden, te weten:

1. Kennis 2. Vaardigheden 3. Attitude

Eindtermen qua kennis De opleiding biedt kennis en inzicht gericht op zowel de nationale als de internationale fiscaal economische situatie en opvattingen. Inzicht in vraagstukken houdt in dat de afgestudeerde in staat is deze vanuit theoretische concepten te analyseren, alsmede in staat is kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen voor problemen. Qua inhoudelijke kennis wordt onderscheid gemaakt in drie niveaus.

Niveau A: inleidende kennis. Dit betreft kennis van de basisbegrippen, standaard-theorieën en algemene inzichten van het vakgebied tevens inzicht in de relevantie van een vakgebied voor de opleiding in zijn geheel.

Niveau B: basiskennis. Hierbij gaat het om een gedegen kennis van de belangrijkste stromingen van het vakgebied. Veelal zal dit gepaard gaan met een nadere bestudering van praktijkvoorbeelden.

Niveau C: uitgebreide kennis. Op dit niveau wordt de basiskennis verdiept en uitgebreid met kennis van alternatieve stromingen binnen het vakgebied. Ook wordt de student geleerd deze kennis op academisch niveau toe te passen.

Studenten hebben na het voltooien van de opleiding de volgende kennis: a) Kennis op niveau A van: consumenten en producenten theorie, de werking van markten,

macro-economische processen en verbanden, economie van de publieke sector, financial accounting, management accounting & control, organisatie theorie, interne organisatie, marketing, informatie management en financiering, vermogens- en ondernemingsrecht.

b) Kennis van: de benodigde beginselen van wiskunde en statistiek met betrekking tot elk onderscheiden economisch vakgebied.

c) Kennis op niveau A van: algemeen filosofische en theoretische principes en theorieën over het beoefenen van de economische wetenschap.

d) Kennis op niveau B van: de verhouding tussen economie en recht in zijn algemeenheid, van boekhouden, van financiering en financial accounting en van omzetbelasting .

e) Kennis op niveau C van: de relatie tussen overheid en fiscaliteit, van comptabele externe verslaggeving, en van inkomstenbelasting.

Eindtermen qua vaardigheden a) Het kritisch kunnen beoordelen en analyseren van fiscaal-economische vraagstukken.

OER Bijlage E: BSc Fiscale Economie 2011-2012

80

b) Het helder en bondig zowel mondeling als schriftelijk kunnen rapporteren. c) Op adequate wijze kunnen communiceren met personen die in organisaties in andere

disciplines werkzaam zijn. d) Het zowel kunnen communiceren met juristen als met economen vanuit het inzicht de

samenhang tussen beide disciplines naar voren te brengen. e) Het vermogen om zelfstandig te kunnen werken. Eindtermen qua attitude a) Een multidisciplinaire instelling. b) Het vermogen om zowel zelfstandig te functioneren als in teamverband constructief

samen te werken. c) Een besef van de maatschappelijke context waarbinnen de Fiscale economie wordt

beoefend.

OER Bijlage E: BSc Fiscale Economie 2011-2012

81

E.2 Onderwijsprogramma Fiscale Economie E.2.1. Propedeuse (eerste studiejaar) De propedeutische fase komt overeen met de propedeutische fase van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde. Zie paragraaf D.2.1 in Bijlage D voor een beschrijving van het propedeuseprogramma. E.2.2. Bachelorjaar 2 Het tweede bachelorjaar omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 60 EC en is als volgt opgebouwd:

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

Inleiding Be-lastingheffing Algemeen

Inleiding Be-lastingheffing Ondern.

Vermogens-recht

Intermediate Financial Accounting 2

Oriëntatie Economie en Recht

Intermediate Financial Accounting 1

Onderne-mingsrecht

Management Accounting, Intermediate

Rechtsecono-mie

Onderzoeks-practicum AC en FE

E.2.3. Bachelorjaar 3 Het tweede bachelorjaar omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 48 EC en keuzeonderdelen met een totale studielast van 12 EC. Het derde jaar kent de volgende opbouw:

Eerste semester Tweede semester

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5 Periode 6

Fiscaliteit en Overheid

Financiering Fiscale Winst-berekening

Belasting Toegevoegde Waarde BTW

Gerestricteer-de keuze

Belastingheffing MKB

Wetenschaps-leer

Gerestricteer-de keuze

Afstudeer-seminar FE

Scriptie

De gerestricteerde keuzeruimte in het derde jaar dient te worden gevuld met (tenminste) 2 post-propedeutische vakken aangeboden door de FEB (en die niet overlappen met andere vakken binnen het studieprogramma).

OER Bijlage E: BSc Fiscale Economie 2011-2012

82

E.3 Vakkenlijst Fiscale Economie E.3.1. Vakkenlijst propedeuse De vakkenlijst is identiek aan de vakkenlijst van de (Nederlandstalige) bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde, zie paragraaf D.3.1 in Bijlage D. E.3.2. Vakkenlijst bachelorjaar 2 en 3 Alle vakken hebben een omvang van 6 EC, tenzij anders vermeld.

Vakcode Vaknaam Periode Ingangseis

6012B0262 Afstudeerseminar Fiscale Economie 5 ≥120 EC en propedeuse behaald binnen de opleiding + ingediend studieprogramma

6013B0314 Bachelorscriptiestage BSc Fiscale Economie (6 EC)

Alleen in combinatie met de scriptie

6012B0210 Belastingheffing MKB 2 ---

6012B0209 Belasting Toegevoegde Waarde BTW 5 ---

6012B0217 Financiering 2 ---

6012B0218 Fiscale Winstberekening 4 ---

6012B0219 Fiscaliteit en Overheid 1 ---

6012B0225 Inleiding Belastingheffing Algemeen 1 ---

6012B0226 Inleiding Belastingheffing Ondernemingen

2 ---

6012B0227 Intermediate Financial Accounting 1 (IFA 1)

2 ---

6012B0228 Intermediate Financial Accounting 2 (IFA 2)

5 ---

6012B0237 Management Accounting, Intermediate 4 ---

6012B0245 Ondernemingsrecht 3 ---

6012B0246 Onderzoekspracticum AC en FE 6 ---

6012B0250 Oriëntatie Economie en Recht 1 ---

6012B0255 Rechtseconomie 5 ---

6013B0306 Scriptie Fiscale Economie 6 ≥120 EC en propedeuse behaald binnen de opleiding + ingediend studieprogramma

6012B0263 Vermogensrecht 4 ---

6012B0213 Wetenschapsleer 3 ---

OER Bijlage E: BSc Fiscale Economie 2011-2012

83

E.4 Overgangsregelingen Fiscale Economie

Naar aanleiding van de per 1 september 2011 in te voeren veranderingen binnen de bacheloropleidingen van de FEB is een aantal algemene regelingen opgesteld door de examencommissie. Deze algemene regelingen zijn van toepassing op alle bacheloropleidingen van de FEB. Voor iedere opleiding afzonderlijk zijn daarnaast opleidingsspecifieke overgangsregelingen opgesteld, zowel voor de propedeuse als voor de post-propedeutische fase. Paragraaf E.4.2 bevat de overgangsregelingen voor de propedeuse. Paragraaf E.4.3 beschrijft de regelingen voor het tweede en derde jaar.

E.4.1 Algemene Overgangsregelingen Bacheloropleidingen 2011-2012 De algemene overgangsregelingen staan beschreven in paragraaf B.4.1 in Bijlage B. E.4.2 Overgangsregelingen m.b.t. de propedeuse Fiscale Economie De overgangsregelingen zijn gelijk aan de regelingen voor de propedeuse van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde, zie paragraaf D.4.2 in Bijlage D. E.4.3 Overgangsregelingen m.b.t. bachelorjaar 2 en3 Fiscale Economie Deze overgangsregeling is bestemd voor studenten in het tweede en derde jaar van de bachelor Fiscale Economie van studiejaar 2010-2011, die hun studie vervolgen in de vernieuwde bachelor Fiscale Economie van studiejaar 2011-2012. De overgangsregeling stelt studenten in staat hun reeds behaalde vakken in te brengen in de het nieuwe bachelorprogramma. Tabel overgangsregelingen Fiscale Economie Voor de tabel geldt: studenten behalen vanaf 1 september 2011 het Nieuwe vak tenzij zij het Oude vak behalen. In de tabel kan bij Oud vak ook worden verwezen naar een aanvullende overgangsregeling. Deze en nog meer aanvullende regelingen zijn onder de tabel te vinden. Nieuw vak Oud vak Afstudeerseminar Fiscale Economie (6012B0262, 6 EC)

Afstudeerseminar FE (3017, 5 EC)

Belasting Toegevoegde Waarde BTW (6012B0209, 6 EC)

Omzet- en Overdrachtsbelasting (B2310, 10 EC)

Belastingheffing MKB (6012B0210, 6 EC) Inkomstenbelasting – dga (B2170, 5 EC) Financiering (6012B0217, 6 EC) Financiering (6003, 5 EC) Fiscale Winstberekening (6012B0218, 6 EC) Fiscale Winstbepaling (M2005, 5 EC) Fiscaliteit en Overheid (6012B0219, 6 EC)

Overheid & Fiscaliteit (7002, 10 EC)

Inleiding Belastingheffing Algemeen (6012B0225, 6 EC) + Inleiding Belastingheffing Ondernemingen (6012B0226, 6 EC)

Inleiding belastingheffing (7010, 10 EC)

Intermediate Financial Accounting 1 (6012B0227, 6 EC)

Intermediate Financial Accounting 1 (6036, 5 EC) of CEV (6000, 10 EC)

Intermediate Financial Accounting 2 (6012B0228, 6 EC)

Intermediate Financial Accounting 2 (6037, 5 EC) of CEV (6000, 10 EC)

Keuzeruimte (12 EC)

Bedrijfsadministratie (3000, 5 EC) Belastingheffing Ondernemingen (M1225, 5 EC)

OER Bijlage E: BSc Fiscale Economie 2011-2012

84

Statistiek 2 (3006, 5 EC) > Zie overgangsregeling 1

Management Accounting Intermediate (6012B0237, 6 EC)

Management Accounting: Intermediate level (6036, 5 EC)

Ondernemingsrecht (6012B0245, 6 EC) Ondernemingsrecht (3005, 5 EC) Onderzoekspracticum AC & FE (6012B0246, 6 EC)

Onderzoekspracticum FE (3015, 5 EC)

Oriëntatie Economie en Recht (vakcode nnb, 6 EC) + Rechtseconomie (vakcode nnb, 6 EC)

Economie en Recht (6001, 10 EC)

Scriptie (6 EC)

Scriptie (5 EC) > Zie aanvullende overgangsregeling 2+3

Vermogensrecht (6012B0263, 6 EC) Vermogensrecht (3008, 5 EC) Wetenschapsleer (6012B0313, 6 EC) Wetenschapsleer BE (3011, 5 EC)

Aanvullende overgangsregelingen:

1. Vakken die in het oude bachelorprogramma zijn behaald die met behulp van bovenstaande overgangsregelingen geen plaats kunnen worden geven in het nieuwe bachelorprogramma, mogen worden ingebracht in de keuzeruimte.

2. Indien het cijfer van de scriptie voor 5 EC niet uiterlijk voor 1 oktober 2011 is ingediend bij de Onderwijsadministratie dient een scriptie van 6 EC conform de nieuwe programma-eisen behaald te worden.

3. Studenten die door de nieuwe programma-eisen en door de combinatie van 5 EC en 6 EC vakken op minder dan 180 EC uitkomen, dient het studieprogramma aangevuld te worden met een postpropedeutisch vak (of vakken) van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde. Indien er een tekort is van 1, 2 of 3 EC, kan de examencommissie toestemming verlenen voor een aanvullende opdracht op de bachelorscriptie waarmee de scriptie met (standaard) 3 EC uitgebreid kan worden. Zie de Algemene Regels Overgangsregeling Bacheloropleidingen 2011-2012 voor de voorwaarden.

4. Studieschema voor een aankomende derdejaars student die nominaal loopt en het gehele tweede jaar van het bachelorprogramma Fiscale Economie van studiejaar 2010-2011 heeft behaald:

a. eerste semester van jaar 3: Fiscaliteit en Overheid (6012B0219, 6 EC) + Financiering (6012B0217, 6 EC) + Belastingheffing MKB (6012B0210, 6 EC) + twee gerestricteerde vakken naar keuze (één daarvan ipv Wetenschapsleer (6012B0313, 6 EC)).

b. tweede semester van jaar 3: Fiscale Winstberekening (6012B0218, 6 EC) + Management Accounting Intermediate ((6012B0237, 6 EC); ipv een gerestricteerd vak naar keuze) + Belasting Toegevoegde Waarde (6012B0209, 6 EC) + Afstudeerseminar FE (6012B0262, 6 EC) + scriptie.

De keuzevakken dienen postpropedeutische vakken van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde te zijn.

OER Bijlage F: Speciale programma’s 2011-2012

85

Bijlage F: Speciale programma’s F.1 Honoursprogramma FEB De Universiteit van Amsterdam kent een Honoursprogramma voor bijzonder gemotiveerde en getalenteerde studenten die meer willen en meer kunnen dat het volgen van alleen een reguliere bacheloropleiding en zich breder willen ontwikkelen. Het Honoursprogramma omvat 30 EC verspreid over vijf opeenvolgende semesters, startend in het tweede semester van het eerste jaar van de bacheloropleiding. Deze studielast van 30 EC komt bovenop de studielast van de reguliere opleiding. Deelname is alleen mogelijk voor studenten die voldoen aan het vereiste studietempo en bovendien bovengemiddelde studieresultaten behalen. F.1.1. Toelating en aanmelding Een eerstejaars student kan deelnemen aan het Honoursprogramma indien hij voldoet aan de volgende voorwaarden: - De student studeert nominaal, d.w.z. heeft alle 30 EC van het eerste semester bij de eerste

tentamenpoging behaald; - Het gemiddelde studieresultaat (gewogen naar EC) is 7,5 of hoger. Tot uiterlijk 1 februari van zijn eerste studiejaar kan de student zich alleen via de studieadviseurs aanmelden voor het Honoursprogramma bij de Examencommissie. De Examencommissie geeft de student uitsluitsel over deelname zodra alle door de student behaalde resultaten van het eerste semester bekend zijn. Aan het eind van elk studiejaar beoordeelt de Examencommissie of de student de mogelijkheid wordt geboden door te gaan met het Honoursprogramma. De student krijgt deze mogelijkheid indien hij voldoet aan de volgende voorwaarden: - De student heeft in het afgelopen studiejaar alle 60 EC van het reguliere programma

behaald; - Het gemiddelde tentamencijfer van de vakken behaald in het afgelopen studiejaar van het

reguliere programma is (gewogen naar EC) 7,5 of hoger. - De student heeft de door hem gevolgde onderdelen van het Honoursprogramma van het

afgelopen studiejaar behaald. De Examencommissie stelt de student op de hoogte of het Honoursprogramma kan worden voortgezet of niet. Met de in werking treding van de UvA brede Honoursregeling per september 2011 zijn de toelatings- en voortgangsvereisten aangescherpt. Voor studenten die voor aanvang van het studiejaar 2011-2012 tot het Honoursprogramma zijn toegelaten gelden de voortgangsvereisten ten tijde van toelating. F.1.2. Het programma Het Honoursprogramma omvat 30 EC (dus in de regel vijf vakken van 6 EC) en voldoet aan de volgende inhoudelijke vereisten:

Minimaal 18 EC bestaat uit honoursonderwijs buiten het vakgebied of uit interdisciplinair onderwijs

De overige twee vakken (12 EC) in het Honoursprogramma mogen zowel interdisciplinaire vakken als disciplinaire vakken zijn.

Met een interdisciplinair vak wordt bedoeld: een honoursvak of regulier interdisciplinair vak aangeboden door het Instituut voor Interdisciplinaire Studies (IIS) van de UvA of het

OER Bijlage F: Speciale programma’s 2011-2012

86

Amsterdam University College (AUC), of aangeboden in het kader van het Honoursprogramma van de VU. Met een disciplinair honoursvak wordt bedoeld: een tweede of derdejaars vak aangeboden door de FEB of een andere economische faculteit. Disciplinaire vakken mogen qua inhoud niet of nauwelijks overlappen met elkaar of vakken uit het reguliere bachelorprogramma. F.1.3. Honourscertificaat De student behaalt een Honourscertificaat indien:

Alle onderdelen van het Honoursprogramma met goed gevolg zijn afgerond; Het totaal aantal EC van het Honoursprogramma 30 EC of hoger is; Het gemiddelde tentamencijfer van de vakken behaald in het reguliere programma

(gewogen naar EC) 7,5 of hoger is. Het studieprogramma (incl. Honoursprogramma) is afgerond binnen 3 jaar; Binnen het reguliere programma voor niet meer dan 30 EC aan vrijstellingen is

verleend. Met de in werking treding van de UvA brede Honoursregeling per september 2011 zijn vereisten aan verkrijging van het Honourscertificaat aangescherpt. Voor studenten die voor aanvang van het studiejaar 2011-2012 tot het Honoursprogramma zijn toegelaten gelden de criteria ten tijde van toelating. Een student die het Honoursprogramma niet afmaakt, kan - indien het reguliere studieprogramma dat toestaat - de door de student met een voldoende afgesloten onderdelen van het Honoursprogramma inbrengen in de vrije keuzeruimte van het reguliere studieprogramma. Als het reguliere studieprogramma dat niet toestaat, kan de student met toestemming van de Examencommissie de behaalde onderdelen van het Honoursprogramma toevoegen aan de vakken op de vakkenlijst die behoort bij het bachelordiploma. F.2 Minorprogramma’s aan de FEB De FEB biedt een aantal minorprogramma’s aan die in een apart document staan beschreven. Alle studenten die een minorprogramma volgen aan de FEB zijn gehouden aan de regels met betrekking tot deelname aan colleges en tentamens zoals vastgelegd in de OER 2011-2012 van de bacheloropleidingen FEB. F.2.1. Toelating De minorprogramma’s van de FEB zijn alleen toegankelijk voor studenten met een afgerond eerste jaar van de bacheloropleiding (HBO of WO) waarvoor zij staan ingeschreven. Studenten die niet staan ingeschreven voor een opleiding dienen ook over tenminste een afgerond eerste jaar van een bacheloropleiding te beschikken. Niet reguliere FEB-studenten dienen zich als bijvakstudent of als contractstudent (KHO) in te schrijven. De minorprogramma’s van de afdelingen Algemene Economie en Business Studies zijn niet toegankelijk voor reguliere studenten Economie en Bedrijfskunde van de FEB met uitzondering van het minorprogramma Entrepreneurship (30 EC). De minorprogramma’s van de afdelingen Algemene Economie en Business Studies zijn wel toegankelijk voor reguliere FEB-studenten Econometrie & Operationele Research en Actuariële Wetenschappen, mits het gekozen minorprogramma geen overlap heeft met het eigen bachelorprogramma. De minorprogramma’s van de afdeling Kwantitatieve Economie zijn omwille van de noodzakelijke voorkennis in de wiskunde en statistiek alleen toegankelijk voor studenten die

OER Bijlage F: Speciale programma’s 2011-2012

87

een afgerond eerste jaar hebben van de Bachelor of Science (BSc) in de Wiskunde, Natuurkunde, Informatica of equivalente exacte wetenschappelijke opleiding. Een uitzondering hierop zijn studenten die de bacheloropleiding Economie of Bedrijfskunde met succes afgesloten hebben. Zij kunnen uitsluitend deelnemen aan het minorprogramma Econometrie en Wiskundige Economie (60 EC). F.2.2. Minorcertificaat Reguliere FEB-studenten krijgen geen minorcertificaat. Indien zij goedkeuring hebben van de examencommissie om een bepaald minorprogramma op te nemen in hun bachelorprogramma, wordt de minor inclusief de afzonderlijke vakken van deze minor vermeld op hun cijferlijst. Goedkeuring van de examencommissie wordt verkregen via het indienen van een studieprogramma. Niet reguliere FEB-studenten krijgen een minorcertificaat op grond van een in overleg met de minorcoördinator vastgesteld minorprogramma. Vrijstellingen zijn niet toegestaan op een minorcertificaat. In het geval een student een bepaald vak van een minorprogramma elders heeft behaald dient in overleg met de minorcoördinator een ander vak te worden gekozen. F.2.3. Doorstroom in een master Een student die op basis van een minor wil instromen in een master aan de FEB dient hiertoe tenminste drie maanden voorafgaande aan de start van het masterprogramma een verzoek tot toelating in te dienen bij de examencommissie van de FEB. De examencommissie controleert of aan alle toelatingsvoorwaarden van het masterprogramma is voldaan. Een student kan ook bij aanvang van de minor een verzoek indienen bij de examencommissie voor een uitspraak over toelating tot het masterprogramma. De student dient dan een met de minorcoördinator opgesteld minorprogramma voor te leggen aan de examencommissie.

OER Bijlage G: Reglement bachelorscripties en stages aan de FEB 2011-2012

88

Bijlage G: Reglement bachelorscripties en stages aan de FEB 2011-2012

G.1. Inleiding Dit reglement voorziet in de voorwaarden en vormeisen voor bachelorscripties en beschrijft de procedure rondom het schrijven van een bachelorscriptie. Het reglement bevat tevens een uitwerking van de eisen ten aanzien van vorm en inhoud en de te volgen procedure bij een bachelorscriptiestage. In dit reglement wordt veelvuldig gesproken van de ‘beoordelaar’ (zie paragraaf G.2.2); veelal zal dit ook de feitelijke begeleider zijn. In alle opleidingen is een afstudeerseminar geprogrammeerd om het schrijven van de bachelorscriptie te faciliteren. Voor de opleiding Fiscale economie geldt dat het afstudeerseminar en de bachelorscriptie twee afzonderlijke vakken zijn. Voor alle andere opleidingen en studierichtingen geldt dat het afstudeerseminar en de bachelorscriptie één geïntegreerd geheel vormen. Deelname aan dit afstudeerseminar is verplicht. G.2. Bachelorscriptie In alle bacheloropleidingen van de FEB is het schrijven van een bachelorscriptie een verplicht onderdeel. De bachelorscriptie dient aan het einde van de opleiding te worden geschreven over een door de opleidingsdirecteur of studierichtingcoördinator goedgekeurd onderwerp binnen de opleiding. Het onderwerp van de bachelorscriptie dient aan te sluiten bij een relevant vakgebied van het door de student gekozen studieprogramma. G. 2.1 Wat is een bachelorscriptie? Inhoudelijke eisen Onder een bachelorscriptie wordt verstaan ‘een schriftelijk verslag van een leeronderzoek’. Hieraan worden de volgende inhoudelijke eisen gesteld. Het moet gaan om een zelfstandig werkstuk dat speciaal voor deze gelegenheid is vervaardigd en dat het creatieve gedachtegoed van de student zelf bevat. Dit wil zeggen dat de bachelorscriptie niet mag bestaan uit overgeschreven bronnen (internet, boeken, tijdschriften) en dat het niet elders (ander vak, andere studie, andere universiteit) al mag zijn ingeleverd en gewaardeerd met een cijfer. Het leeronderzoek moet een duidelijk wetenschappelijk karakter hebben. Gedacht moet worden aan een werkstuk waarin een beoordelende of adviserende onderzoeksvraag wordt beantwoord. Het onderzoek dient zelfstandig door de student te zijn uitgevoerd.

Naast bovenstaande inhoudelijke eisen gelden de algemene eisen voor de inhoud en de vormgeving van wetenschappelijke teksten, onder meer als het gaat om de omgang met bronnen en de literatuurverwijzingen. Binnen de Nederlandstalige programma’s mag de bachelorscriptie zowel in het Nederlands als in het Engels geschreven worden. Omvang De omvang van een bachelorscriptie ligt in beginsel tussen de 15 en 30 pagina's, meer specifiek 4500-9000 woorden. Van deze voorgeschreven omvang kan worden afgeweken; dit is ter beoordeling van de beoordelaar. Gegevens voorblad Het voorblad van de scriptie dient ten minste de volgende gegevens te bevatten: titel, naam auteur, collegekaartnummer, datum definitieve versie, opleiding, studierichting, FEB, UvA, en de naam van de beoordelaar.

OER Bijlage G: Reglement bachelorscripties en stages aan de FEB 2011-2012

89

Gemeenschappelijke scriptie Als studenten de bachelorscriptie samen willen schrijven, is het verplicht vooraf een schriftelijke aanvraag ter goedkeuring aan de Examencommissie voor te leggen. In deze aanvraag moeten de studenten aangeven welk deel van het onderzoek zij elk afzonderlijk en welk deel zij gemeenschappelijk zullen verrichten. Elke student dient een substantieel deel van het onderzoek te verrichten. Hij dient afzonderlijk verslag te doen van het verrichte onderzoek. De omvang en het niveau van het verrichte werk bij een gemeenschappelijke scriptie dienen vergelijkbaar te zijn met het werk dat moet worden gedaan door een student die een scriptieonderzoek alleen uitvoert. De aanvraag dient te worden ondertekend door de aanvragende studenten en de begeleidende docent. G.2.2 Examenbevoegdheid en beoordelaar bachelorscriptie Alleen docenten van de FEB – en bij de opleiding Fiscale Economie ook docenten van de FdR –die examenbevoegd zijn, mogen als beoordelaar optreden; zie hiervoor artikel 3 van de Regels en Richtlijnen van de Examencommissie (Bijlage A). De opleidingsdirecteur of de studierichtingcoördinator bepaalt welke docent de scriptie gaat begeleiden en welke docent optreedt als beoordelaar. G.2.3 Procedure rond het schrijven van de bachelorscriptie Het schrijven van de bachelorscriptie vindt voor alle opleidingen, behalve Fiscale Economie, plaats binnen het afstudeerseminar van de opleiding.8 Voor de opleiding Fiscale economie geldt dat het afstudeerseminar en de bachelorscriptie twee afzonderlijke vakken zijn.

1. Inschrijven voor afstudeerseminar. De student schrijft zich in voor het afstudeerseminar binnen zijn studierichting. Voor toelating tot het afstudeerseminar dient een student inclusief vrijstellingen en een afgeronde propedeuse minimaal 120 studiepunten te hebben behaald én dient het studieprogramma ter goedkeuring te zijn voorgelegd aan de Examencommissie. Voldoet een student niet aan deze ingangseisen, dan kan hij niet beginnen met het afstudeerseminar en het schrijven van een bachelorscriptie.

2. Bepalen onderwerp en toewijzing begeleider. De student zoekt aan het begin van het afstudeerseminar in overleg met de coördinator van het afstudeerseminar een onderwerp voor de bachelorscriptie. Binnen het afstudeerseminar werkt de student aan een opzet voor de bachelorscriptie en krijgt hij ook een begeleidend docent toegewezen.9 Formele goedkeuring van de opzet en toewijzing van de begeleider geschiedt door de studierichtingcoördinator of opleidingsdirecteur. Hij/zij kan dit eventueel ook delegeren aan de scriptiecoördinator van de opleiding/afdeling of de coördinator van het seminar. Studenten kunnen hun voorkeur uitspreken voor een bepaalde begeleider, maar de uiteindelijke toewijzing is altijd aan de opleidingsdirecteur / studierichtingscoördinator.

3. Schrijven bachelorscriptie. Wanneer de student van de opleidingsdirecteur dan wel studierichtingcoördinator bericht heeft gehad dat zijn bachelorscriptieopzet is goedgekeurd en wie zijn begeleider is, kan begonnen worden met de bachelorscriptie. Afhankelijk van de opleiding vindt begeleiding geheel of voor een deel binnen de context van het afstudeerseminar plaats.

8 Alleen studenten binnen de opleiding Econometrie en Operationele Research die het tweede semester (30 EC) van het derde jaar in het buitenland willen doorbrengen en daardoor niet in staat zijn het geprogrammeerde afstudeerseminar te volgen, kunnen de bachelorscriptie buiten het afstudeerseminar om schrijven. Zij dienen zich in eerste instantie te wenden tot de opleidingsdirecteur of studierichtingcoördinator. 9 Onder een opzet moet worden verstaan: een centrale vraag, een tekststructuur, een voorlopige literatuurlijst en een toelichting op dit geheel of een eerste versie van de inleiding.

OER Bijlage G: Reglement bachelorscripties en stages aan de FEB 2011-2012

90

4. Beoordeling. Als de bachelorscriptie naar de mening van de student af is, levert hij een geprinte en een digitale versie van de scriptie in bij de beoordelaar, doorgaans zal dit de begeleider zelf zijn, maar zie paragraaf G.2.2. De beoordelaar stelt het cijfer voor de scriptie vast en laat de student binnen uiterlijk vier weken het cijfer weten. Als de bachelorscriptie niet voldoende is (lager dan 6), krijgt de student eenmalig de gelegenheid de scriptie te verbeteren volgens de aanwijzingen van de beoordelaar. Als vervolgens een verbeterde definitieve versie (geprint en digitaal) wordt ingeleverd, hoort de student ook weer binnen vier weken te vernemen tot welk cijfer de beoordelaar heeft besloten. Als onderdeel van de beoordeling controleert de docent de digitale versie van de scriptie standaard op plagiaat (zie paragraaf G.2.7).

5. Invullen beoordelingsformulier. Als de bachelorscriptie voldoende is, vult de beoordelaar het beoordelingsformulier in. Op het beoordelingsformulier wordt de datum vermeld waarop het cijfer door de beoordelaar is vastgesteld; zoals hiervoor vermeld is dit binnen 4 weken na inlevering van de bachelorscriptie. De beoordelaar levert het beoordelingsformulier en de digitale versie van de bachelorscriptie met zijn handtekening in bij het Bureau Examen- en Studiezaken (BES). Als niet aan deze vereisten is voldaan, wordt de scriptie niet door het BES geaccepteerd. De student krijgt ook een exemplaar van het beoordelingsformulier van de beoordelaar.

G.2.4 Opschorting van de openbaarheid De bachelorscriptie is in beginsel openbaar. Als de student van mening is dat bepaalde gegevens die hij gebruikt in de bachelorscriptie vertrouwelijk dienen te blijven, moet hij een verzoek doen om opschorting van de openbaarheid. De student kan opteren voor één van de volgende drie mogelijkheden: een beperkte vertrouwelijkheid (tot maximaal drie jaar) of een uitbreiding hiervan (tot maximaal zes jaar, echter slechts in uitzonderlijke gevallen), of een parallel versie van de scriptie, dat wil zeggen een scriptie waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn verwijderd of anderszins zijn geanonimiseerd. In alle gevallen geldt dat voor opschorting van de openbaarheid goedkeuring door de Examencommissie is vereist. Het verzoek moet schriftelijk en goed gemotiveerd worden gedaan en mede ondertekend zijn door de beoordelaar. Het verzoek moet worden ingediend bij de Examencommissie van de FEB. De student behoort het verzoek in te dienen zodra hem bekend is dat de te gebruiken gegevens vertrouwelijk zijn. Uiterlijk vier weken voor het indienen van de scriptie bij BES (zie G.2.5) dient het verzoek tot opschorting van de openbaarheid te zijn ingediend bij de Examencommissie. G.2.5 Opslag en bewaring van bachelorscripties Nadat de beoordelaar de bachelorscriptie heeft goedgekeurd, stuurt hij het beoordelingsformulier én de digitale versie van de scriptie met zijn handtekening door naar het Bureau Examen- en Studiezaken (BES). Alleen de digitale versie van de bachelorscriptie wordt opgeslagen in de Pierson Révész Bibliotheek. Als een bachelorscriptie (met verleende toestemming) vertrouwelijk is, dan wordt de scriptie opgeslagen door het BES, maar kan – afhankelijk van de beslissing van de Examencommissie – in uitzonderlijke gevallen maximaal 6 jaar niet worden ingezien. De scriptie kan in dat geval alleen worden ingezien door de schrijver, de scriptiebeoordelaars, de opleidingsdirecteur, de scriptiecoördinator, de voorzitter van de Examencommissie, het hoofd van het BES en de directeur van het College. Desgevraagd mogen de vertrouwelijke scripties ook worden ingezien door externe Visitatiecommissies, die landelijk de kwaliteit van onderwijs beoordelen.

OER Bijlage G: Reglement bachelorscripties en stages aan de FEB 2011-2012

91

G.2.6 Bezwaar en beroep In geval van een conflict is het de student aan te raden eerst zelf door middel van een gesprek met de begeleider te proberen het probleem op te lossen voordat het formele traject wordt gevolgd dat hieronder is beschreven. Studenten kunnen ook altijd terecht bij de studieadviseurs; zij kunnen de student van onpartijdig advies voorzien. In geval van een conflict tussen student en docent kan de student een aantal acties ondernemen. In eerste instantie moet hij zich wenden tot de opleidingsdirecteur of studierichtingcoördinator; deze wordt geacht te bemiddelen. Als dit geen bevredigende oplossing biedt, kan de student terecht bij de Examencommissie van de opleiding door schriftelijk het probleem voor te leggen. Deze stuurt binnen uiterlijk vier weken een antwoord. In laatste instantie kan hij/zij zich wenden tot het College van Beroep voor de Examens (COBEX) van de UvA. G.2.7 Plagiaat De FEB ziet er strikt op toe dat studenten zich bij schriftelijke opdrachten niet schuldig maken aan plagiaat. Als er sprake is van plagiaat, wordt de Examencommissie van de FEB ingeschakeld. Deze bepaalt welke sanctie aan de student wordt opgelegd. Bijlage I bevat de specifieke regelgeving hieromtrent. G.3. Bachelorscriptiestage In het kader van de bachelorscriptie kan een stage worden gelopen, de zogenoemde bachelorscriptiestage. De bachelorscriptiestage is mogelijk binnen alle opleidingen. Inschrijving voor een bachelorscriptiestage geschiedt via SIS. Een bachelorscriptiestage wordt alleen als bachelorscriptiestage erkend als deze volgens de procedure van het Stagebureau FEB is doorlopen. Binnen de opleidingen Actuariële Wetenschappen en Econometrie en Operationele Research worden aan de bachelorscriptiestage zelf geen studiepunten toegekend. De naam van het stagebedrijf wordt wel afzonderlijk op de cijferlijst vermeld.

– Bachelorscriptiestage BSc Actuariële Wetenschappen (6013B0315, 0 EC) – Bachelor'scriptiestage BSc Econometrie en Operationele Research (6013B0316,

0 EC) Binnen de opleidingen Economie en Bedrijfskunde en Fiscale Economie bestaat de mogelijkheid om aan de bachelorscriptiestage zelf 6 EC in de vrije keuzeruimte toe te kennen (bovenop de studiepunten voor de bachelorscriptie).

– Bachelorscriptiestage BSc Economie en Bedrijfskunde (6013B0312, 6 EC) – Bachelor’s Thesis Internship BSc Economics and Business (6013B0313, 6 EC) – Bachelorscriptiestage BSc Fiscale Economie (6013B0314, 6 EC)

Onder een bachelorscriptiestage wordt verstaan: ‘een leeronderzoek op wetenschappelijk niveau binnen een bedrijf of organisatie’. Het leeronderzoek dient dus een duidelijk wetenschappelijk karakter te hebben. Gedacht moet worden aan een onderzoek waarin een beoordelende of adviserende onderzoeksvraag wordt beantwoord, dan wel getoetst. De stage zelf duurt minimaal 168 uur. De student kan zo kennismaken met het toepassen van zijn kennis in de praktijk en de opgedane ervaring meenemen bij het verder afronden van de studie. Het volgen van een stage, waarin de student eigen verantwoordelijkheid krijgt toegewezen, vergroot het kritische inzicht en de analytische vaardigheden en de student leert creatief en innovatief met wetenschappelijke kennis om te gaan. Daarnaast heeft het vervullen van een stage tot doel oriëntatie op de arbeidsmarkt, aanscherping van de

OER Bijlage G: Reglement bachelorscripties en stages aan de FEB 2011-2012

92

persoonlijke leerdoelen en studiemotivatie van de student. De student sluit de stage af met het schrijven een stageverslag. G.3.1 Procedure rond het lopen van een bachelorscriptiestage Omdat de bachelorscriptiestage in het kader van de bachelorscriptie wordt gelopen, gelden onverkort de vereisten en procedures die in de paragraaf.G.2 zijn beschreven. Zo kan pas met de stage worden begonnen als aan ingangseisen van het afstudeerseminar is voldaan. Bovenop de procedure rond het schrijven van de bachelorscriptie (zie paragraaf G.2.3), dienen de volgende additionele stappen te worden doorlopen: (aanvullende informatie is terug te vinden op de site van het Stagebureau)

1. Aanmelding als stagezoekende. Een student die een bachelorscriptiestage wil lopen dient zich in te schrijven bij het Stagebureau FEB. Daarnaast schrijft de student zich in voor het vak bachelorscriptiestage via SIS voor de periode waarin hij/zij de stage gaat lopen.

2. Goedkeuring stage en opstellen stageplan. Wanneer de student een stageplaats gevonden heeft, legt hij deze stage voor aan de studierichtingcoördinator of opleidingsdirecteur. Hij of zij beoordeelt of de stage aan de inhoudelijke eisen voldoet. Vervolgens stelt de student een stageplan op. Ten aanzien van vorm en taal worden aan het plan dezelfde eisen gesteld als aan de bachelorscriptie. De omvang van het plan is 1-2 pagina’s, meer specifiek 300-600 woorden. Het plan dient voor aanvang van de stage te worden beoordeeld en ondertekend door de studierichtingcoördinator/opleidingsdirecteur en de contactpersoon van het bedrijf of de organisatie. De student levert, voordat de stage van start gaat, een kopie van het stageplan in bij BES (de onderwijsbalie).

3. Vervullen stage en begeleiding. De student wordt vanuit de FEB begeleid door de begeleidende docent. Beoordeling van de werkzaamheden binnen de stage vindt plaats door de contactpersoon van het bedrijf of de instelling.

4. Schrijven stageverslag. Na afloop van de stage dient de student een stageverslag te schrijven. Het verslag is aanvullend op de bachelorscriptie. Voor de indeling van het verslag gelden de volgende richtlijnen: - inleiding waarin de centrale vraagstelling is geformuleerd - uiteenzetting van de verrichte werkzaamheden en verkregen gegevens - conclusie - evaluatie van de verrichte activiteiten, opzet van de stageplaats, begeleiding

en persoonlijke doelstellingen Ten aanzien van vorm en taal worden aan het verslag dezelfde eisen gesteld als aan de bachelorscriptie. De omvang van het verslag van een bachelorscriptiestage is 4-5 pagina’s, meer specifiek 1200-1500 woorden.

5. Evaluatie bedrijfsbegeleider. De bedrijfsbegeleider dient een evaluatieformulier in te vullen. Deze evaluatie zal niet worden meegewogen in de beoordeling door de docent, tenzij de docent dit vooraf heeft duidelijk gemaakt. Het dient in de eerste plaats ter informatie aan de student en het stagebureau. Een kopie van het formulier dient te worden ingeleverd bij BES (de onderwijsbalie).

6. Beoordeling stageverslag en vermelding op cijferlijst. De beoordeling van het stageverslag vindt plaats door de beoordelaar die tevens de bachelorscriptie beoordeelt. Het stageverslag dient door de student, de beoordelaar en de bedrijfscontactpersoon te worden ondertekend en te worden ingeleverd bij BES (de onderwijsbalie), samen met het scriptiebeoordelingsformulier. Voor onderstaande vakken geldt dat de stage en het bedrijf of instelling waar de stage is gelopen, op de cijferlijst bij het diploma worden vermeld:

– Bachelorscriptiestage BSc Actuariële Wetenschappen (6013B0315, 0 EC)

OER Bijlage G: Reglement bachelorscripties en stages aan de FEB 2011-2012

93

– Bachelorscriptiestage BSc Econometrie en Operationele Research (6013B0316, 0 EC)

De beoordelend docent dient hiertoe de stage en de naam van de stage-instelling duidelijk op het scriptiebeoordelingsfomulier te vermelden. Voor de volgende vakken geldt dat er 6 EC worden toegekend aan het betreffende vak:

– Bachelorscriptiestage BSc Economie en Bedrijfskunde (6013B0312, 6 EC) – Bachelor’s Thesis Internship BSc Economics and Business (6013B0313, 6

EC) – Bachelorscriptiestage BSc Fiscale Economie (6013B0314, 6 EC)

Het vak wordt gewaardeerd met het judicium AVV (of NAV). De beoordelend docent dient de stage en het judicium duidelijk op het scriptiebeoordelings-formulier te vermelden.

7. Opslag stageverslag in stagebibliotheek. De student levert een kopie van het ondertekende stageverslag in bij het Stagebureau FEB. Het stageverslag wordt door het Stagebureau FEB opgenomen in haar bibliotheek, waar iedereen het stageverslag kan inzien. Het wordt echter niet uitgeleend. Een stageverslag is openbaar, tenzij in het overeengekomen stageplan tijdelijke opschorting of beperking van de openbaarheid van de gegevens is verkregen (zie § 2.2). Stageverslagen blijven vijf jaar in de stagebibliotheek opgenomen. Op gemotiveerd verzoek van de desbetreffende afdeling kunnen stageverslagen definitief in de stagebibliotheek worden opgenomen.

Voor vragen en advies over stages kan de student terecht bij het Stagebureau FEB. Daarnaast is veel additionele informatie beschikbaar op de website van het stagebureau: http://www.student.uva.nl/feb_stage/actueel.cfm

OER Bijlage H: Klachtenregeling FEB

94

Bijlage H: Klachtenregeling FEB Algemene Bepalingen Artikel 1 1. Iedere studerende aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit van

Amsterdam (zowel reguliere als niet-reguliere studerenden, als ook promotiestudenten) heeft de mogelijkheid om over de wijze waarop een orgaan (bestuurlijke- of organisatorische eenheid) van de faculteit zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem/ haar heeft gedragen, een mondelinge of schriftelijke klacht in te dienen bij de decaan.

2. Een gedraging van een persoon, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van een orgaan van de faculteit, wordt aangemerkt als een gedraging van dat orgaan.

Artikel 2 De decaan draagt zorg voor behoorlijke behandeling van schriftelijke en mondelinge klachten. Artikel 3 De decaan belast een klachtenpersoon met de behandeling van en de advisering over klachten. De klachtenpersoon behandelt elke klacht die volgens deze regeling is ingediend. Artikel 4 De behandeling van de klacht gebeurt door een persoon die niet betrokken is geweest bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft. Artikel 5 De persoon als bedoeld in artikel 3, tracht de klacht zo mogelijk via bemiddeling op te lossen. Het indienen van klachten Artikel 6 1. Het indienen van klachten dient mondeling en/of schriftelijk via de klachtenpersoon te gebeuren. 2. Ingediende klachten worden door de klachtenpersoon dusdanig frequent verzameld, dat

de klachtenpersoon kan voldoen aan het gestelde in artikel 15, lid 1. Artikel 7 1. De klachtenpersoon dient immer de privacy van de klager in acht te nemen. 2. Indien het klaagschrift niet in het Nederlands of Engels is gesteld en een vertaling voor

een goede behandeling van de klacht noodzakelijk is, dient de indiener van de klacht zorg te dragen voor een vertaling.

Artikel 8 1. Een ingediende klacht dient minimaal de onderstaande gegevens te bevatten:

a persoonsgegevens van de indiener (naam en adres) b datum van indienen klacht c omschrijving tegen wie de klacht gericht is d omschrijving klacht

2. Indien het klaagschrift niet voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in dit artikel, wordt de klager in de gelegenheid gesteld alsnog aan zijn / haar verplichtingen te voldoen.

OER Bijlage H: Klachtenregeling FEB

95

Het in behandeling nemen van klachten Artikel 9 1. Klachten over de klachtenpersoon en de decaan kunnen door de klager worden

voorgelegd aan de Ombudsman van de Universiteit van Amsterdam. 2. Wanneer een klacht betrekking heeft op de decaan of de klachtenpersoon wordt de

student gewezen op de mogelijkheid de klacht direct voor te leggen aan de ombudsman van de Universiteit.

Artikel 10 De klachtenpersoon is niet verplicht de klacht te behandelen indien:

a. het klaagschrift niet voldoet aan de vereisten van artikel 8 lid 1; b. de klacht een gedraging betreft die langer dan een jaar voor indiening van de klacht

heeft plaatsgevonden; c. de klager een ander is dan degene jegens wie de gedraging heeft plaatsgevonden; d. een klacht reeds eerder op een in dit reglement beschreven wijze is afgehandeld

Artikel 11 De klachtenpersoon als bedoeld in artikel 3 is niet bevoegd een klacht te behandelen indien ten aanzien van de gedraging voor de klager een wettelijke, dan wel binnen de Universiteit van Amsterdam geregelde klachten-, bezwaar-, of beroepsprocedure open staat, dan wel open heeft gestaan en de klager daarvan geen gebruik heeft gemaakt. Artikel 12 1. Van het niet in behandeling nemen van de klacht wordt de klager zo spoedig mogelijk

maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het klaagschrift schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van de redenen.

2. Indien tegen de gedraging waarop de klacht betrekking heeft een andere klacht, bezwaar-, of beroepsmogelijkheid bestaat, stelt de klachtenpersoon de klager daarvan zo spoedig mogelijk in kennis.

Afhandeling van klachten Artikel 13 1. De decaan draagt zorg voor een goede registratie van de ingediende mondelinge,

schriftelijke en digitale klachten (e-mail). 2. De volgende gegevens kunnen per klacht worden vermeld:

a. persoonsgegevens van de indiener b. datum van indienen klacht c. omschrijving klacht d. verantwoordelijke voor afhandeling e. genomen acties f. datum van afhandeling.

Artikel 14 1. Zodra de eenheid/het orgaan, al dan niet via bemiddeling, naar tevredenheid van de klager

aan diens klacht tegemoet is gekomen, vervalt de verplichting de bepalingen van dit reglement verder toe te passen.

2. Van het niet verder behandelen van de klacht als bedoeld in dit artikel wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de klager en aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.

OER Bijlage H: Klachtenregeling FEB

96

Artikel 15 1. Binnen vijf werkdagen na ontvangst van de klacht wordt een schriftelijke

ontvangstbevestiging naar de indiener gestuurd. 2. Een afschrift van het klaagschrift wordt binnen 5 werkdagen gezonden naar de beklaagde. Artikel 16 De klacht wordt zo spoedig mogelijk door de klachtenpersoon behandeld. Daarin wordt bepaald:

a. waarop of op wie de klacht betrekking heeft; b. welke acties er door de klachtenpersoon worden genomen, wat betreft de ingediende

klacht Artikel 17 1. De klachtenpersoon stelt klager en degene op wiens gedragingen de klacht betrekking

heeft in de gelegenheid te worden gehoord. Het horen geschiedt door de klachtenpersoon. 2. Van het horen van de klager kan worden afgezien indien deze heeft verklaard geen

gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. 3. Van het horen wordt een kort verslag gemaakt Artikel 18 De klachtenpersoon die belast is met de behandeling van klachten stuurt een rapport van bevindingen, vergezeld van een advies en eventuele aanbevelingen aan de decaan. Het rapport bevat tevens het verslag van het horen. Artikel 19 1. De decaan handelt de klacht af binnen zes weken na ontvangst van het klaagschrift. 2. De decaan kan de afhandeling met ten hoogste vier weken uitstellen. Van het uitstel wordt

schriftelijk mededeling gedaan aan de klager en aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.

Artikel 20 1. De decaan stelt de klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft

schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht alsmede van de eventuele conclusies die de decaan daaraan verbindt.

2. Indien de conclusies van de decaan afwijken van het advies wordt in de conclusies de reden voor afwijking vermeld en wordt het advies meegezonden met de kennisgeving, bedoeld in lid 1.

3. Indien vervolgens nog een klacht kan worden ingediend bij een persoon of college aangewezen om klachten over de faculteit te behandelen, wordt daarvan bij de kennisgeving melding gemaakt.

Artikel 21 1. Tegen een besluit inzake de behandeling van een klacht over een gedraging van een

orgaan kan geen beroep worden ingesteld. 2. Tegen het oordeel over de klacht en de daaraan verbonden conclusies kan geen beroep

worden ingesteld. Overige Bepalingen Artikel 22 De decaan draagt zorg voor de bekendmaking van deze klachtenregeling. Artikel 23 Een verwijzing van deze regeling wordt in ieder geval opgenomen in de studiegids en op de website van de faculteit.

OER Bijlage H: Klachtenregeling FEB

97

Artikel 24 1. De decaan brengt jaarlijks over elk kalenderjaar een openbaar verslag uit. In dit verslag

wordt aangegeven: a. het aantal behandelde klachten b. de aard en inhoud van de klachten c. de conclusies over de klachten

2. Het verslag wordt toegezonden aan: a. de decaan b. de Facultaire Studentenraad c. het College van Bestuur d. de Ombudsman e. de Opleidingscommissies f. het Onderwijsinstituut g. de Examencommissie

Slotbepaling Artikel 25 Dit reglement is in werking getreden op 1 februari 2001

OER Bijlage I: Fraude- en plagiaatregeling Studenten UvA

98

Bijlage I: Fraude- en plagiaatregeling Studenten UvA Vastgesteld door het College van Bestuur in 2008, laatstelijk gewijzigd mei 2010. Artikel 1 Definities 1. Onder fraude en plagiaat wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt. 2. Onder fraude wordt in ieder geval verstaan:

a. tijdens het tentamen in het bezit zijn van hulpmiddelen (voorgeprogrammeerde rekenmachine, mobiele telefoon, boeken, syllabi, aantekeningen etc), waarvan de raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan;

b. tijdens het tentamen afkijken of, binnen of buiten de tentamenruimte uitwisselen van informatie;

c. zich tijdens het tentamen uitgeven voor iemand anders; d. zich tijdens het tentamen door iemand anders laten vertegenwoordigen; e. zich voor de datum of het tijdstip waarop het tentamen zal plaatsvinden, in het

bezit stellen van de opgaven van het desbetreffende tentamen; f. fingeren en/of vervalsen van enquête- of interviewantwoorden of

onderzoekgegevens. 3. Onder plagiaat wordt in ieder geval verstaan:

a. het gebruik maken dan wel overnemen van andermans teksten, gegevens of

ideeën zonder volledige en correcte bronvermelding; b. het presenteren als eigen werk of eigen gedachten van de structuur dan wel het

centrale gedachtegoed uit bronnen van derden, zelfs indien een verwijzing naar andere auteurs is opgenomen;

c. het niet duidelijk aangeven in de tekst, bijvoorbeeld via aanhalingstekens of een bepaalde vormgeving, dat letterlijke of bijna letterlijke citaten in het werk werden overgenomen, zelfs indien met een correcte bronvermelding;

d. het parafraseren van de inhoud van andermans teksten zonder voldoende bronverwijzingen;

e. het overnemen van beeld-, geluids- of testmateriaal, software en programmacodes van anderen zonder verwijzing en zodoende laten doorgaan voor eigen werk;

f. het indienen van een eerder ingediende of daarmee vergelijkbare tekst voor opdrachten van andere opleidingsonderdelen;

g. het overnemen van werk van medestudenten en dit laten doorgaan voor eigen werk;

h. het indienen van werkstukken die verworven zijn van een commerciële instelling of die (al dan niet tegen betaling) door iemand anders zijn geschreven.

4. Met examencommissie is bedoeld de examencommissie van de opleiding die verantwoordelijk is voor het desbetreffende studieonderdeel.

OER Bijlage I: Fraude- en plagiaatregeling Studenten UvA

99

5. Met tentamen is bedoeld een onderzoek per onderdeel naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, waaraan een beoordeling is verbonden. Artikel 2 Medeplichtigheid 1. Zowel de pleger als de medepleger van fraude en plagiaat (kunnen) worden bestraft. 2. Indien het overnemen van werk van medestudenten gebeurt met toestemming en/of medewerking van de medestudent is deze laatste medeplichtig aan plagiaat. 3. Wanneer in een gezamenlijk werkstuk door een van de auteurs plagiaat wordt gepleegd, zijn de andere auteurs medeplichtig aan plagiaat, indien zij hadden kunnen of moeten weten dat de ander plagiaat pleegde.

Artikel 3 Plagiaatdetectie Bij de detectie van plagiaat in teksten kan gebruik worden gemaakt van elektronische detectieprogramma’s. Met het aanleveren van de tekst geeft de student impliciet toestemming tot het opnemen van de tekst in de database van het betreffende detectieprogramma. Artikel 4 Procedure 1. Wanneer fraude en/of plagiaat wordt geconstateerd deelt de examinator dit terstond mee aan de student en tevens schriftelijk aan de examencommissie onder overlegging van de schriftelijke stukken en bevindingen. 2. De examencommissie stelt de student binnen een termijn van 2 weken in de gelegenheid te worden gehoord. 3. De examencommissie stelt vast of er sprake is van fraude of plagiaat en deelt de student schriftelijk haar besluit en de sancties conform het bepaalde in artikel 4 jo. artikel 5 mede binnen een termijn van 4 weken, onder vermelding van de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens. 4. Indien plagiaat wordt geconstateerd of vermoed in een bepaald werkstuk, kan de examencommissie besluiten eerder door dezelfde student(en) ingeleverde werkstukken te onderzoeken op plagiaat. De student is verplicht aan zo’n onderzoek mee te werken en kan worden verplicht digitale versies van eerdere werkstukken aan te leveren. 5. De opgelegde sancties worden vastgelegd in het studentendossier. Artikel 5 Sancties bij fraude Fraude wordt door de examencommissie als volgt bestraft: 1. Bij gedragingen zoals omschreven in artikel 1, tweede lid onder a en b volgt ongeldig verklaring van het ingeleverde tentamen en uitsluiting van deelname aan de eerstkomende en eventueel tweede tentamengelegenheid van het desbetreffende vak.

OER Bijlage I: Fraude- en plagiaatregeling Studenten UvA

100

2. Bij gedragingen zoals omschreven in artikel 1, tweede lid onder c tot en met f volgt ongeldig verklaring van het werk dat tot stand is gekomen met behulp van fraude en volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van maximaal 12 maanden. Bij ernstige fraude kan het College van Bestuur op voorstel van de examencommissie de inschrijving van de betrokkene definitief beëindigen. 3. Bij gedragingen waarin deze regeling niet voorziet, kan de examencommissie afhankelijk van de ernst van de gepleegde fraude een sanctie opleggen inhoudende ongeldig verklaring van het ingeleverde tentamen, uitsluiting van het desbetreffende tentamen voor ten hoogste 12 maanden, dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van ten hoogste 12 maanden. Ook kan bij ernstige fraude het College van Bestuur op voorstel van de examencommissie de inschrijving van de betrokkene definitief beëindigen. 4. Indien de student reeds eerder een sanctie heeft gekregen in verband met geconstateerde fraude dan wel plagiaat volgt volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van maximaal 12 maanden en het advies de opleiding te verlaten. Ook kan bij ernstige fraude het instellingsbestuur op voorstel van de examencommissie de inschrijving van de betrokkene definitief beëindigen. 5. De examencommissie verleent geen vrijstellingen op grond van elders behaalde resultaten, behaald in de periode waarvoor de student, krachtens dit artikel, was uitgesloten van deelname aan tentamens bij de opleiding. 6. Indien de student staat ingeschreven voor meer dan een opleiding, dan treedt de examencommissie in overleg met de examencommissies van de desbetreffende opleidingen alvorens een sanctie toe te passen. 7. Indien de geconstateerde gedraging betrekking heeft op een module van het honoursprogramma kan de examencommissie bepalen dat verdere deelname aan het programma wordt ontzegd. Artikel 6 Sancties bij plagiaat Plagiaat wordt door de examencommissie als volgt bestraft: 1. Bij gedragingen zoals omschreven in artikel 1, derde lid, waarbij bepaalde gedeeltes uit bestaande teksten zijn overgenomen maar de student nog wel eigen onderzoek heeft verricht, volgt ongeldig verklaring van het ingeleverde werkstuk en uitsluiting van deelname aan het tentamen van het desbetreffende vak dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van maximaal 6 maanden. Indien het werkstuk betrekking heeft op een bachelor- dan wel masterscriptie worden de begeleidingswerkzaamheden van de scriptiebegeleider voor duur van deze periode opgeschort.

OER Bijlage I: Fraude- en plagiaatregeling Studenten UvA

101

2. Bij gedragingen zoals omschreven in artikel 1, derde lid, waarbij het hele werkstuk dan wel aanzienlijke delen daarvan, inclusief het als eigen werk gepresenteerde onderzoek, afkomstig is van bestaand materiaal en elders gepubliceerd onderzoek dan wel literatuur, volgt ongeldig verklaring van het ingeleverde werkstuk en uitsluiting van deelname aan het tentamen van het desbetreffende vak dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van maximaal 12 maanden. Bij ernstige fraude kan het College van Bestuur op voorstel van de examencommissie de inschrijving van de betrokkene definitief beëindigen. Indien het werkstuk betrekking heeft op een bachelor- dan wel masterscriptie worden de begeleidingswerkzaamheden van de scriptiebegeleider voor duur van deze periode opgeschort. 3. Indien na onderzoek ex artikel 4, vierde lid, blijkt dat eerder plagiaat is gepleegd kan de examencommissie besluiten eerder behaalde resultaten van onderdelen waarbij plagiaat is vastgesteld, ongeldig te verklaren. 4. Bij gedragingen waarin deze regeling niet voorziet, kan de examencommissie afhankelijk van de ernst van het gepleegde plagiaat een sanctie opleggen inhoudende ongeldig verklaring van het ingeleverde werkstuk en uitsluiting van deelname aan het tentamen van het desbetreffende vak dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van ten hoogste 12 maanden. Bij ernstige fraude kan het College van Bestuur op voorstel van de examencommissie de inschrijving van de betrokkene definitief beëindigen. Indien het werkstuk betrekking heeft op een bachelor- dan wel masterscriptie worden de begeleidingswerkzaamheden van de scriptiebegeleider voor de duur van deze periode opgeschort. 5. Indien de student reeds eerder een sanctie heeft gekregen in verband met geconstateerde fraude dan wel plagiaat volgt volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van maximaal 12 maanden en het advies de opleiding te verlaten. Bij ernstige fraude kan het College van Bestuur op voorstel van de examencommissie de inschrijving van de betrokkene definitief beëindigen. 6. De examencommissie verleent geen vrijstellingen op grond van elders behaalde resultaten, behaald in de periode waarvoor de student, krachtens dit artikel was uitgesloten van deelname aan tentamens bij de opleiding. 7. Indien de student staat ingeschreven voor meer dan een opleiding, dan treedt de examencommissie in overleg met de examencommissies van de desbetreffende opleidingen alvorens een sanctie toe te passen. 8. Indien de geconstateerde gedraging betrekking heeft op een module van het honoursprogramma kan de examencommissie bepalen dat verdere deelname aan het programma wordt ontzegd. Artikel 7 Inwerkingtreding, citeertitel Deze regeling treedt, onder gelijktijdige intrekking van de ‘Regeling Fraude en Plagiaat Studenten UvA 2007’, in werking op 1 september 2010 en kan worden aangehaald als 'Regeling Fraude en Plagiaat Studenten UvA'.

OER Bijlage I: Fraude- en plagiaatregeling Studenten UvA

102

TOELICHTING FRAUDE EN PLAGIAAT REGELING STUDENTEN UvA Op advies van de Werkgroep ter voorkoming en bestrijding van plagiaat en fraude door studenten en in samenspraak met de examencommissies is deze uniforme regeling opgesteld. De regeling maakt onderdeel uit van een breder fraude en plagiaatbeleid en geeft vooral duidelijke definities van fraude en plagiaat en richtlijnen voor op te leggen sancties. Definities De regeling geldt voor alle studenten die aan de UvA studeren, dat wil zeggen ook voor uitwisselingstudenten, extraneï en contractstudenten. Hoewel plagiaat ook kan worden aangemerkt als een vorm van fraude, zijn de twee begrippen afzonderlijk benoemd. Dit vergemakkelijkt het geven van definities en het uitwerken van de verschillende sancties. De definitie in artikel 1 ziet slechts op tentamen- en examensituaties. Dit betekent dat de regeling niet ziet op plagiaat in ontwerphoofdstukken en andere voorbereidende documenten voor een scriptie of paper. Indien de docent in de voorbereidende fase plagiaat constateert, ligt het in de rede dat de docent de student daarop aanspreekt en de student erop wijst dat in het geval de ontwerptekst als definitieve tekst wordt ingeleverd er een probleem ontstaat. Het is van belang dat steeds volkomen duidelijk is welke examencommissie een kwestie behandelt. Vooral bij keuzevakken kan dit tot problemen leiden. In de regeling is als uitgangspunt opgenomen dat de examencommissie waaronder het betreffende onderwijs/onderdeel valt verantwoordelijk is. Indien de student staat ingeschreven voor meer dan een opleiding, dan zal de examencommissie in overleg moeten treden met de examencommissie van de desbetreffende opleiding alvorens een sanctie toe te passen. In artikel 2 is aangeven dat naast de pleger ook de medepleger strafbaar is. De 'pleger' neemt het initiatief tot de daad, terwijl een 'medepleger' hier actief aan meedoet. Lid 2 en lid 3 stellen de medeplichtigheid strafbaar. Een medeplichtige is bepaald gedrag dan wel het nalaten van bepaald gedrag te verwijten. Procedure In het geval er een vermoeden van fraude of plagiaat wordt geconstateerd deelt de examinator dit terstond mee aan de examencommissie. Bij de examencommissie ligt vervolgens de verantwoordelijkheid voor de procedure. Met deze bepaling wordt voorkomen dat er een onwenselijke onderhandelingsruimte ontstaat tussen de examinator en de student. Bovendien kan de examencommissie beter waken over de vereiste zorgvuldigheid in de procedure en de rechtszekerheid van de student. De opgelegde sancties worden vastgelegd in het “studentendossier”. Hiermee is bedoeld de map – hetzij in schriftelijke hetzij in elektronische vorm – die iedere facultaire onderwijsadministratie van de studenten beheert.