Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD...

168
1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2017-2018 Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de opleiding Rechten Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: een stand van zaken en voorstellen tot verdere optimalisatie Masterproef van de opleiding ‘Master in de Rechten’ Ingediend door Charlotte Synhaeve (studentennummer: 01301776) Promotor: Prof. dr. Frederik Vandendriessche Commissaris: Thomas Deruytter

Transcript of Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD...

Page 1: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

1

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2017-2018

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de opleiding Rechten

Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in

Vlaanderen: een stand van zaken en voorstellen tot

verdere optimalisatie

Masterproef van de opleiding

‘Master in de Rechten’

Ingediend door

Charlotte Synhaeve

(studentennummer: 01301776)

Promotor: Prof. dr. Frederik Vandendriessche

Commissaris: Thomas Deruytter

Page 2: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

2

‘Een geslaagde energietransitie is enkel

mogelijk via een gezond financieringsmechanisme’

Page 3: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

3

DANKWOORD

Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

stand van zaken en voorstellen voor verdere optimalisatie” voor. Met deze masterproef komt er

een einde aan mijn vijfjarige opleiding als jurist aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de

Universiteit Gent en sluit ik tevens een uiterst boeiende en fijne periode af.

Daar een masterproef staat of valt met een goede begeleiding, had ik graag van dit voorwoord

gebruik gemaakt om mijn oprechte dank te richten aan enkele personen. Eerst en vooral wens

ik mijn promotor Prof. Dr. Frederik Vandendriessche te bedanken voor het aanreiken van het

boeiende onderwerp. Ook voor het opnemen van het promotorschap, voor alle tips en voor de

gekregen vrijheid wens ik Prof. Dr. Vandendriessche van harte te bedankten. Vervolgens wil ik

ook mijn commissaris Mr. Thomas Deruytter bedanken, omdat hij mij tijdens het schrijven aan

deze masterproef voorzien heeft van waardevol advies en bijsturingen. Dank voor de

begeleiding om dit eindwerk naar een hoger niveau te tillen.

Voort gaat mijn oprecht dank ook uit naar Mevr. Kelsey Van Maris, Mr. Lorenzo Van de Pol

en Mr. Bart Staes. Hun inzicht en deskundige kennis hebben deze masterproef mede

gerealiseerd.

Daarnaast wil ik ook mijn vriend bedanken voor de steun, interesse, hulp en suggesties, en om

de hoofdbrok van dit eindwerk na te lezen.

Ten slotte is dit voorwoord ook de ideale gelegenheid om mijn dank te betuigen aan mijn ouders

voor hun onvoorwaardelijke steun doorheen mijn rechtenstudie. Zonder hun betrokkenheid had

ik nooit het eindresultaat bereikt dat ik nu kan voorleggen.

Charlotte Synhaeve,

Vichte, 16 augustus 2018.

Page 4: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

4

INHOUDSTAFEL DANKWOORD ......................................................................................................................................3

INHOUDSTAFEL ..................................................................................................................................4

INLEIDING ..........................................................................................................................................10

DEEL I. ONDERSTEUNINGSMECHANISMEN VOOR GROENE STROOM ..........................13

TITEL I. Duiding van relevante concepten en het klimaat- en energiebeleid ...........................13

Hoofdstuk I. De concepten ‘hernieuwbare energie’, ‘groene stroom’ en

‘ondersteuningsmechanismen’ ....................................................................................................13

1. De concepten ‘hernieuwbare energie’ en ‘hernieuwbare energiebronnen’ ...........................13

1.1. Het concept ‘hernieuwbare energie’ ......................................................................13

1.2. Het concept ‘hernieuwbare energiebronnen’ .........................................................14

1.2.1. Op Europees niveau ..............................................................................14

1.2.2. Op nationaal niveau ...............................................................................14

1.2.3. Conclusie ............................................................................................................14

2. Het concept ‘groene stroom’ .................................................................................................16

3. Het concept ‘ondersteuningsmechanismen’ ..........................................................................17

3.1. Aanzet tot ‘ondersteuningsmechanismen’ onder de eerste Richtlijn Hernieuwbare

energie ..........................................................................................................................17

3.2. Ondersteuningsmechanismen onder de tweede Richtlijn Hernieuwbare Energie 18

Hoofdstuk II. Het klimaat-en energiebeleid van de EU ............................................................20

1. Het internationale niveau ......................................................................................................21

1.1. Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) ..22

1.2. Het Kyoto Protocol ..............................................................................................23

1.3. Het Akkoord van Parijs .........................................................................................24

2. Het Europees Klimaatprogramma: de hernieuwbare energiedoelstellingen .........................24

2.1. De EU 2010-doelstelling ......................................................................................26

2.2. De EU 2020-doelstelling .......................................................................................26

2.3. De EU 2030- doelstellingen ...................................................................................28

Hoofdstuk III. Het Vlaamse klimaat-en energiebeleid .............................................................29

1. De plaats van hernieuwbare energie in het Vlaamse klimaat- en energiebeleid ...................29

1.1. Het nationaal streefcijfer inzake hernieuwbare energie .........................................29

1.2. De verdeling van het nationale streefcijfer in België .............................................30

2. Het Vlaamse klimaat- en energiebeleid gericht op het behalen van het streefcijfer .............32

2.1. Het Energieplan 2020 ............................................................................................32

2.2. De verschillende conceptnota’s .............................................................................33

2.3. De Vlaamse Energievisie, het Vlaamse Energie en Klimaatplan en het

interfederaal energiepact ..............................................................................................33

3. Conclusie ...............................................................................................................................35

Page 5: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

5

TITEL II. Overzicht van de belangrijkste ondersteuningsmechanismen voor groene stroom

op Vlaams niveau .............................................................................................................................36

Hoofdstuk I. Steunregelingen die openstaan voor zowel particulieren als bedrijven ............37

1. Priority access ........................................................................................................................37

2. Groenestroomcertificaten en de call groene warmte ............................................................38

Hoofdstuk II. Ondersteuningsmechanismen voor bedrijven ..................................................38

1. De verhoogde investeringsaftrek ...........................................................................................38

2. Vlaams fiscaal voordeel: vermindering onroerende voorheffing voor gebouwen met laag E-

peil .............................................................................................................................................39

3. Steunmaatregelen van het Agentschap Innoveren en Ondernemen ......................................39

3.1. Ecologiepremie Plus voor ondernemingen ...........................................................39

3.2. Strategische ecologiesteun voor ondernemingen ..................................................39

4. Energiepremies distributienetbeheerders ...............................................................................40

Hoofdstuk III. Ondersteuningsmechanismen voor particulieren ............................................40

1. E-peilpremie, vermindering van de onroerende voorheffing voor een energiezuinig nieuw

gebouw en de energielening .....................................................................................................40

2. De terugdraaiende teller en de slimme meter ........................................................................41

TITEL III. Het Vlaamse systeem van verhandelbare groenestroomcertificaten .....................43

Hoofdstuk I. Organisatie en werking van de certificatenmarkt: principe ..............................43

1. Inleiding ................................................................................................................................43

2. Een ‘tweeledig’ regime ..........................................................................................................44

Hoofdstuk II. De toekenning van GSC aan producenten van groene stroom .........................46

1. Voor wie? .............................................................................................................................46

2. Wat valt onder de maatregel? ................................................................................................46

2.1. Voorwaarden voor de toekenning van GSC aan energieproducenten ..................47

2.2. Voorwaarden voor de aanvaarbaarheid van GSC voor de certificaatverplichting

van energieleveranciers ...............................................................................................47

3. Bepaling van het aantal toe te kennen GSC...........................................................................48

3.1. De startdatum .........................................................................................................48

3.2. De steunperiode .....................................................................................................49

3.3. De bandingfactor ...................................................................................................50

4. De verhandelbaarheid van GSC ............................................................................................51

4.1. De vrije verhandelbaarheid van GSC op de markt ...............................................51

4.2. De gegarandeerde minimumprijs ...........................................................................52

4.3. De quotumverplichting ..........................................................................................53

TITEL IV. De call groene warmte – restwarmte – biomethaan – diepe geothermie .................54

Hoofdstuk I. Inleiding ..................................................................................................................54

1. Samenvatting .........................................................................................................................54

Page 6: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

6

2. Belang van groene warmte, restwarmte en biomethaan ........................................................54

Hoofdstuk II. Procedure van de call ...........................................................................................55

1. Organisatie van een call .........................................................................................................55

2. Wie komt in aanmerking?......................................................................................................56

3. Welke investeringen komen in aanmerking? .........................................................................57

4. Wat is het steunbedrag? .........................................................................................................58

5. Korte duiding bij de vier verschillende calls .........................................................................60

5.1. Call 1: de productie van groene warmt uit biomassa .............................................60

5.2. Call 2: de recuperatie van restwarmte ....................................................................62

5.3. Call 3: de productie uit biomethaan .......................................................................63

5.4. Call 4: de productie van nuttige groene warmte uit aardwarmte uit de diepe

ondergrond ...................................................................................................................64

6. De call groene warmte in relatie met andere steunregelingen .............................................65

Hoofdstuk III. Het resultaat van de afgesloten calls .................................................................67

1. Bespreking van de afgesloten calls ........................................................................................67

2. Conclusie ..............................................................................................................................71

DEEL II. DE JURIDISCHE BEPERKINGEN VAN DE ONDERSTEUNINGSMECHANISMEN

................................................................................................................................................................73

TITEL I. Nationale steunregelingen inzake groene stroom en het vrij verkeer van goederen .73

Hoofdstuk I. Inleiding ..................................................................................................................73

1. Het vrij verkeer van goederen ...............................................................................................73

1.1. Conflict tussen primair en secundair EU-recht .....................................................74

1.2. Rechtvaardigingsgronden .....................................................................................74

2. Juridische onduidelijkheden in de rechtspraak van het Hof van Justitie ..............................75

Hoofdstuk II. Het Vlaamse GSC-regime getoetst aan het vrij verkeer inzake goederen ......76

1. De arresten PreussenElektra, Ålands Vindkraft en Essent Belgium ....................................76

1.1. Het arrest PreussenElektra van 13 maart 2001 .....................................................76

1.2. Het arrest Ålands Vindskracht van 1 juli 2014 .....................................................78

1.2.1. Feitenrelaas ...........................................................................................78

1.2.2. De beoordeling door het Hof van Justitie .............................................79

1.2.2.1. Conclusie van Advocaat-Generaal Bot op 28 januari 2014 ..79

1.2.2.2. De uiteindelijke beslissing op 1 juli 2014 .............................80

1.3. Het arrest Essent Belgium van 11 september 2014 ...............................................83

2. Toetsing aan het huidige Vlaamse GSC-regime ....................................................................84

Hoofdstuk III. De call groene warmte getoetst aan het vrij verkeer inzake goederen ..........85

1. Enkel een rechtvaardiging voor groene stroom en exploitatiesteun? ...................................86

1.1. Groene stroom vs. alle soorten hernieuwbare energie ..........................................86

1.2. Exploitatiesteun vs. investeringssteun ..................................................................86

Page 7: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

7

2. De Vlaamse call groene warmte ...........................................................................................87

Hoofdstuk IV. Conclusie .............................................................................................................88

1. Nationale steunregelingen voor groene stroom onder de huidige HERL ..............................88

2. Nationale steunregelingen onder de nieuwe Herziene HERL (de HERL II) ........................89

TITEL II. Staatssteunregels: inperking van de autonomie van de lidstaten ............................91

Hoofdstuk I. De fundamenten van de Europese Staatssteunregels .........................................92

1. Principe: onverenigbaarheid met de interne markt ...............................................................93

2. Uitzonderingen op het principe van staatssteunverbod ........................................................94

Hoofdstuk II. Een concrete toets: Vlaamse steunregeling in de vorm van GSC ...................96

1. De dunne lijn tussen ‘bekostigd met staatssteunmiddelen’ en ‘niet bekostigd met

staatssteunmiddelen’ ..................................................................................................................96

1.1. Rechtstreeks of indirect bekostigd zijn met staatsmiddelen: poging tot

synthetiseren van de beoordelingscriteria van het Hof en de Commissie ....................96

1.1.1. Het startpunt van een complexe beslissingspraktijk: PreussenElektra...97

1.1.2. ‘Schadebeperking’ door de Commissie: Vent de Colère! ......................98

1.1.2.1. Feitenrelaas en beslissing ......................................................98

1.1.2.2. Conclusie ..............................................................................101

1.2. Vier verschillende componenten van GSC die staatssteun kunnen uitmaken ....101

1.2.1. Component 1: de opkoopverplichting en de financiering van GSC ...103

1.2.2. Component 2: de gratis toekenning van GSC .....................................105

1.2.3. Component 3: de quotumverplichting..................................................106

2. Wanneer kunnen GSC die staatssteun uitmaken toch verenigbaar worden verklaard met de

interne markt? ..........................................................................................................................107

2.1. Inleiding ...............................................................................................................107

2.2. Gemeenschappelijke beoordelingscriteria ...........................................................110

2.3. Specifieke beoordelingscriteria ...........................................................................112

2.4. Concreet: toepassing van de algemene en specifieke beoordelingscriteria op de

Vlaamse GSC..............................................................................................................113

3. Conclusie over de relatie tussen het Vlaamse GSC-regime en de juridische beperking

“Europese staatssteunregels” ..................................................................................................116

Hoofdstuk III. Een concrete toets: de Vlaamse call groene warmte ......................................116

1. Steunmaatregelen die verenigbaar zijn met de interne markt onder artikel 107 lid 2 VWEU

.................................................................................................................................................116

2. Valt de ‘call groene warmte’ onder de AGVV? .................................................................118

3. Conclusie over de relatie tussen de Vlaamse call groene warmte en de juridische beperking

“Europese staatssteunregels” ..................................................................................................118

TITEL III. De Herziene Richtlijn Hernieuwbare Energie .........................................................119

1. Een verdere top-down regulering van ondersteuningsmechanismen ..................................119

2. De herziene Richtlijn Hernieuwbare energie voorziet in minder keuzevrijheid .................120

Page 8: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

8

2.1. Geharmoniseerde marktprincipes .......................................................................121

2.2. Toekenningsprocedure en de monitoring van steun ...........................................123

2.3. Gedeeltelijke openstelling van steunregelingen voor buitenlandse productie .....123

3. Conclusie .............................................................................................................................124

TITEL IV. De bevoegdheidsverdeling in België met relevantie voor hernieuwbare energie ..125

Hoofdstuk I. Hernieuwbare energie is een exclusieve bevoegdheid van de gewesten .........125

1. Inleiding ...............................................................................................................................125

2. De Belgische bevoegdheidsverdeling inzake hernieuwbare energie ...................................126

2.1.Energie is een gedeelde bevoegdheid tussen de federale overheid en de gewesten

....................................................................................................................................126

2.2. Hernieuwbare energie is een exclusieve bevoegdheid van de gewesten ............127

Hoofdstuk II. De juridische beperkingen voortvloeiend uit de bevoegdheidsverdeling .....128

1. Een legio aan barrières ........................................................................................................128

2. Juridische beperkingen voor steunmechanismen van groene stroom ..................................128

2.1. Federale bevoegdheid van de tarieven met inbegrip van het prijsbeleid uit de

BWHI .........................................................................................................................129

2.2. Concurrerende fiscale federale bevoegdheid ......................................................131

2.3. Verschillende certificatensystemen .....................................................................133

3. Conclusie ............................................................................................................................133

DEEL III. EVALUATIE VAN DE ONDERSTEUNINGSMECHANISMEN ..............................134

TITEL I. Evaluatie van het GSC-systeem ...................................................................................135

Hoofdstuk I. Efficiëntie en relevantie van het Vlaamse GSC-systeem .................................135

1. Een zorgvuldig systeemontwerp is cruciaal .......................................................................135

2. Evaluatie van het GSC-systeem in 2015 .............................................................................137

2.1. Gehanteerde parameters i.h.k.v. de berekening van de vergoedingen .................138

2.2. Kwalificatie van de technologie ..........................................................................138

2.3. Investeringszekerheid en marktfunctie ................................................................138

2.4. Start-en-stop beleid ..............................................................................................139

2.5. Conclusie .............................................................................................................140

3. Evaluatie van GSC-systeem anno 2018 ..............................................................................140

3.1. Een werkbare certificatenmarkt? .........................................................................140

3.2. Conclusie .............................................................................................................141

Hoofdstuk I. Beoordeling van de efficiëntie en relevantie van feed-in premiums en

tendersystemen ...........................................................................................................................143

1. Beoordeling van de efficiëntie en relevantie van feed-in premiums ...................................144

1.1. Voordelen ............................................................................................................145

1.2. Nadelen ................................................................................................................146

1.3. Conclusie .............................................................................................................146

Page 9: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

9

2. Beoordeling van de efficiëntie en relevantie van tendersystemen ......................................147

2.1. Hoofdelementen van nationale tenders voor hernieuwbare energie ...................147

2.2. Voordelen ............................................................................................................149

2.3. Nadelen ................................................................................................................149

2.4. Conclusie ............................................................................................................151

3. De succesvolle SDE+-regeling uit Nederland: een voorbeeld voor Vlaanderen? ..............151

3.1. Een veiling van sliding feed-in premiums ..........................................................151

3.2. Het succes van de SDE+-regeling ......................................................................153

4. Conclusie .............................................................................................................................153

TITEL II. Evaluatie van de call groene warmte .........................................................................154

1. Multi-criteria tenderprocedure ............................................................................................154

2. Aanbevelingen voor optimalisatie van de call .....................................................................156

2.1. Het Vlaams Energieagentschap ..........................................................................156

2.2. SERV advies in samenwerking met de Minaraad ...............................................156

2.3. Kelvin Solutions in opdracht van Bond Beter Leefmilieu ..................................157

3. Verwachte voorstel tot optimalisatie ..................................................................................158

4. Conclusie .............................................................................................................................159

DEEL IV. SLOTBESCHOUWINGEN ............................................................................................160

Page 10: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

10

INLEIDING

1. Vlaanderen staat voor een ambitieuze energietransitie. Die is nodig om de Vlaamse

klimaat- en energiedoelstellingen voor 2020 en erna te realiseren. Het klimaatakkoord in Parijs

en de Europese doelstellingen voor energie en klimaat voor 2030 zetten de bakens van die

energietransitie uit: ons energieverbruik moet efficiënter worden, we moeten meer

hernieuwbare energiebronnen gebruiken en de energievoorziening moet gegarandeerd zijn.

Dit is geen gemakkelijke opdracht, zeker niet in Vlaanderen met zijn energie-intensieve

industrie, verouderd gebouwenpatrimonium en versnipperde ruimtelijke ordening

(bevolkingsdichtheid, logistieke draaischijf,…). De omslag naar een koolstofarmer,

betrouwbaar en betaalbaar energiesysteem vraagt een veelvoud aan acties: slimme oplossingen

bedenken voor de diverse uitdagingen, werken aan een breed draagvlak voor de transitie en een

vlotte samenwerking tussen alle betrokkenen uit de energiesector.

Daarnaast is een succesvolle energietransitie niet mogelijk zonder een optimaal

investeringsklimaat met gezonde ondersteuningsmechanismen voor hernieuwbare energie.

Overheidsinterventies zijn nodig voor de opwekking van hernieuwbare energie aangezien

energie geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen (meestal) meer kost dan energie

geproduceerd uit fossiele brandstoffen. De productie van hernieuwbare energie mag dan wel

gekenmerkt worden door lage variabele kosten (de ‘grondstof’, voornamelijk wind en zon, zijn

immers vrij verkrijgbaar), ze gaat gepaard met een pak vaste (investerings)kosten. Dit heeft

twee belangrijke redenen: de hogere externe kosten (die schade door vervuiling veroorzaken)

van fossiele brandstoffen worden niet geïnternaliseerd in de energieprijs, en hernieuwbare

energiebronnen hebben geen concurrentiepositie als gevolg van hogere relatieve initiële

investeringskosten en grotere risico's, vergeleken met fossiele energie. Om deze redenen grijpen

overheidsinstanties in door middel van het implementeren van hernieuwbare

energiesteunregelingen binnen nationale, regionale en lokale beleidskaders.

2. Omdat ondersteuningsmechanismen voor hernieuwbare energiebronnen aldus een

belangrijke schakel vormen in de energietransitie maken zij het onderwerp uit van deze

masterproef. Meer specifiek zal ik in deze masterproef grondig focussen op twee Vlaamse

ondersteuningsmechanismen voor groene stroom, namelijk het Vlaamse

groenestroomcertificatensysteem en de Vlaamse call groene warmte, restwarmte en

biomethaan. Hoewel dit laatste steunmechanisme niet louter groene stroom ondersteunt, maakt

Page 11: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

11

zij samen met het groenestroomcertificatensysteem twee belangrijke

ondersteuningsmechanismen uit voor hernieuwbare energie in Vlaanderen.

Om het gewenste resultaat naar voren te brengen niet alleen met betrekking tot het bereiken van

het doel (grotere productie van groene stroom) maar ook met betrekking tot het bereiken van

dit doel tegen de laagst mogelijke kosten moeten ondersteuningsschema's goed worden

ontworpen. Omdat de Vlaamse regelgever meerdere malen aanpassingen aan haar

steunregelingen heeft doorgevoerd zal in deze masterproef allereerst een stand van zaken (tot

en met 30 juni 2018) worden weergeven van de twee besproken steunregelingen. Vervolgens

worden de juridische beperkingen van deze ondersteuningsmechanismen geanalyseerd

aangezien zij een belangrijke hindernis kunnen vormen voor een goed ontworpen steunregeling.

Ten slotte evalueer ik de besproken steunregelingen.

3. Concreet wordt er in DEEL I van deze masterproef eerst een bondig overzicht gegeven

van het huidige klimaat- en energiebeleid die de motor zijn voor de energietransitie. Zowel het

internationale als het Europese en Vlaamse klimaat- en energiebeleid zullen ter inleiding van

deze masterproef kort worden besproken. Daarna volgt een beschrijving van alle Vlaamse

ondersteuningsmechanismen voor groene stroom, gevolgd door een stand van zaken van de

twee specifieke ondersteuningsmechanismen ‘groenestroomcertificaten’ (hierna: “GSC”) en de

‘call groene warmte, restwarmte en biomethaan’ (hierna: “de call groene warmte”).

In DEEL II komen vervolgens de juridische beperkingen van ondersteuningsmechanismen voor

groene stroom aan bod waarbij de Europese regelgeving omtrent het vrij verkeer van goederen

en het Europese staatssteunbeleid concreet op de ondersteuningsmechanismen worden

toegepast. Vervolgens zal ik kort de nieuwe principes van de Herziene Richtlijn Hernieuwbare

Energie bespreken, aangezien zij een verdere top-down regulering uitmaakt van de Europese

Unie ten opzicht van steunmechanismen voor hernieuwbare energie. Ten slotte worden deze

steunregelingen bekeken in het licht van de Belgische bevoegdheidsverdeling. Er wordt in dit

deel van de masterproef uiteindelijk gepoogd de juridische beperkingen en onduidelijkheden te

synthetiseren zodat het opstellen van steunregelingen in de toekomst minder juridische

onzekerheden met zich meebrengt.

DEEL III van deze masterproef behandelt de evaluatie van de twee besproken Vlaamse

steunregelingen. Allereerst wordt het Vlaamse regime inzake groenestroomcertificaten

geanalyseerd. De Vlaamse Regering heeft evenwel haar intentie te kennen gegeven een nieuwe

steunregeling voor groene stroom in te voeren tijdens de volgende legislatuur en het Vlaamse

Page 12: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

12

systeem inzake GSC niet meer te optimaliseren. Daarom wordt een kort overzicht gegeven van

de voor- en nadelen van tendersystemen en feed-in premiums. Uiteindelijk zal ik de call groene

warmte evalueren aan de hand van aanbevelingen van het Vlaams Energieagentschap, de

Sociale-Economische Raad van Vlaanderen en de Bond Beter Leefmilieu.

Page 13: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

13

DEEL I. ONDERSTEUNINGSMECHANISMEN VOOR GROENE STROOM

TITEL I. Duiding van relevante concepten en het klimaat- en energiebeleid

Hoofdstuk I. De concepten ‘hernieuwbare energie’, ‘groene stroom’ en

‘ondersteuningsmechanismen’

4. Ondanks het feit dat de meeste mensen wel een vrij goed idee hebben wat bedoeld wordt

met de begrippen ‘hernieuwbare energie’, ‘groene stroom’ en ‘ondersteuningsmechanismen’ is

de exacte betekenis ervan toch niet zo vanzelfsprekend als op het eerste zicht lijkt. Daarom

zullen deze begrippen concreet geduid worden alvorens ik de Vlaamse steunregelingen voor

groene stroom effectief analyseer.

1. De concepten ‘hernieuwbare energie’ en ‘hernieuwbare energiebronnen’

1.1. Het concept ‘hernieuwbare energie’

5. De notie “hernieuwbare energie” reflecteert geen enkelvoudig, afzonderlijk fysiek

fenomeen, maar eerder een grote verscheidenheid aan energiebronnen of systemen1.

Energie kan onderverdeeld worden in hernieuwbare en niet-hernieuwbare energie. Niet-

vernieuwbare energie wordt opgewekt bij de verbranding van fossiele energiebronnen. Fossiele

energiebronnen zijn steen- en bruinkool, aardolie en aardgas, ook kernenergie wordt gezien als

een niet-hernieuwbare vorm van energie. Fossiele energiebronnen worden samen met

kernenergie omschreven als de klassieke energiebronnen2. Hernieuwbare energie, ook wel

duurzame energie genoemd, wordt opgewekt bij het gebruik van hernieuwbare energiebronnen.

6. Een energiebron is hernieuwbaar als het verbruik van deze bron het toekomstig verbruik

ervan niet beperkt, bijvoorbeeld door de uitputting van deze energiebron of door de schade die

ze veroorzaakt aan het milieu en de maatschappij3. De hernieuwbare energiebronnen leveren

na omzetting elektriciteit, warmte of een (transport)brandstof. Gekoppeld aan een rationeel

energieverbruik kunnen ze het verbruik van klassieke brandstoffen terugdringen, en bijgevolg

1 N. LADEFOGED, “Definitions of renewable energy” in P. HODSON, C. JONES en H. VAN STEEN (eds.), EU

Energy Law. Volume III – Book one – Renewable Energy Law and Policy in the EU, Leuven, Claeys & Casteels,

2010, 27. 2 J. WILLEMS, “Hoofdstuk VIII – Hernieuwbare energie: mogelijkheden en beperkingen” in W. D’HAESELEER

(ed.), Energie vandaag en morgen – Beschouwingen over energievoorziening en- gebruik, Leuven, Acco, 215-

216. 3 F. VANDENDRIESSCHE, “Hoofdstuk I - Energie & Energiebeleid” in F. VANDENDRIESSCHE (ed.),

Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 4.

Page 14: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

14

ook de milieueffecten en het sociaal-economisch impact van onze energiebehoeften

verminderen4. Hernieuwbare energiebronnen zijn bronnen die nooit op raken, zij komen

onuitputtelijk voor in onze omgeving. Ze zijn aldus hernieuwbaar op heel korte (zon, wind) of

relatief korte termijn (biomassa, aardwarmte)5.

7. De definitie van hernieuwbare energiebronnen vinden we terug in de huidige Richtlijn

2009/28/EC van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare

bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn

2003/30/EG (hierna: “de HERL” ofwel “de Hernieuwbare Energierichtlijn”)6. Op nationaal

niveau kan men een overeenkomstige definitie terugvinden in het Decreet houdende algemene

bepalingen betreffende het energiebeleid (hierna: “het Energiedecreet”)7 en de federale

Elektriciteitswet. In de navolgende randnummers worden de definities geanalyseerd.

1.2. Het concept ‘hernieuwbare energiebronnen’

1.2.1. Op Europees niveau

8. De HERL omschrijft het begrip “energie uit hernieuwbare bronnen” als “energie uit

hernieuwbare niet-fossiele bronnen, namelijk: wind, zon, aerothermische, geothermische,

hydrothermische energie en energie uit de oceanen, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van

rioolzuiveringsinstallaties en biogassen”8. De begrippen “aerothermische, geothermische, -en

hydrothermische energie”, “biomassa”, “vloeibare biomassa”, en “biobrandstof” worden in de

Hernieuwbare Energierichtlijn nader gedefinieerd. Dit in tegenstelling tot de begrippen

“stortgas”, “gas van rioolzuiveringsinstallaties” en “biogassen”9.

De definitie die we terugvinden in de HERL hanteert aldus een lijst met een opsomming van

alle hernieuwbare energiebronnen. Het betreft een limitatieve opsomming10. Zo recupereren

windmolens windkracht en hydraulische centrales waterkracht. Zonne-energie kan passief

4 “Hernieuwbare energiebronnen”, ODE (online), laats geraadpleegd op 15 juli 2018. 5 T. DERUYTTER, “Hoofdstuk IX- Hernieuwbare energiebronnen” in F. VANDENDRIESSCHE (ed.),

Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 253. 6 Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik

van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn

2003/30/EG, Pb. L. 5 juni 2009, afl. 140/16 e.v. (hierna: “HERL”). 7 Decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid (‘Energiedecreet’), BS 7

juli 2009. 8 Art. 1, a) HERL. 9 Art. 2 HERL. 10 N. LADEFOGED, “Definitions of renewable energy” in P. HODSON, C. JONES en H. VAN STEEN (eds.),

EU Energy Law. Volume III – Book one – Renewable Energy Law and Policy in the EU, Leuven, Claeys &

Casteels, 2010, 31.

Page 15: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

15

aangewend worden via de architectuur van een gebouw of actief middels zonnecellen (PV-

panelen) of zonnecollectoren (thermische panelen). Verbranding van biomassa (eventueel na

methanisering of vergassing) of verbranding van biobrandstoffen maakt gebruik van

organische/plantaardige materie, zoals hout. Een geothermiecentrale gebruikt warmte

vrijgegeven door de kern van de aarde, en sommige turbines gebruiken zelfs de energie van de

golven of de getijden of de stabiele windstromen hoog in de lucht via vliegers11.

1.2.2. Op nationaal niveau

9. Artikel 2, 4° van de federale Elektriciteitswet definieert hernieuwbare energiebronnen

als “de hernieuwbare niet-fossiele energiebronnen (wind, zon, geothermische warmte, golfslag,

getij, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van afvalwaterzuiveringsinstallaties en biogassen)”.

Het Vlaamse Energiedecreet van 8 mei 2009 geeft in artikel 1.1.3, 65° de volgende definitie:

“hernieuwbare energiebronnen: hernieuwbare niet fossiele en niet-nucleaire energiebronnen,

met name wind, zon, aerothermische, geothermische, hydrothermische energie en energie uit

de oceanen, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van rioolwaterzuiveringsinstallaties en

biogas.” Beide definities, zowel op Federaal als op Vlaams niveau, zijn gelijkaardig aan de

definitie gegeven in de Richtlijn Hernieuwbare Energie. In de Brusselse regelgeving wordt het

begrip “hernieuwbare energiebronnen” helemaal niet gedefinieerd en in het Waalse Gewest is

het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt

van toepassing. Art. 2, 4° van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de

gewestelijke elektriciteitsmarkt omschrijft hernieuwbare energiebronnen als “alle andere

energiebronnen dan fossiele brandstoffen en kernsplijting, waarvan het toekomstige gebruik

niet beperkt wordt door het verbruik daarvan, inzonderheid hydraulische energie, windenergie,

zonne-energie, geothermische energie, biogas, organische producten en afvalstoffen van de

land- en bosbouw, en het biologisch afbreekbare organische gedeelte van afvalstoffen”.

1.2.3. Conclusie

10. Men hoeft geen expert in het energiegebied te zijn om zich iets voor te kunnen stellen

bij de term hernieuwbare energie. Een exacte omschrijving van het begrip blijkt echter toch niet

zo vanzelfsprekend te zijn. De Europese wetgever heeft er uiteindelijk voor geopteerd om het

begrip “hernieuwbare energiebronnen” te omschrijven aan de hand van een lijst met een

11 T. DERUYTTER, “Hoofdstuk IX - Hernieuwbare energiebronnen” in F. VANDENDRIESSCHE (ed.),

Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 253.

Page 16: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

16

limitatieve opsomming van alle in aanmerking komende hernieuwbare energiebronnen12. Dit

brengt met zich mee dat een nieuwe energiebron die zowel hernieuwbaar als niet-fossiel is, niet

als een hernieuwbare energiebron gekwalificeerd zal kunnen worden, tenzij het een variant is

van een reeds in de definitie opgesomde energievorm13. Wel kunnen we uit art. 5, lid 3 en art.

2, e) Hernieuwbare Energierichtlijn afleiden dat de in een hybride centrale geproduceerde

energie uit hernieuwbare energiebronnen wel onder de door de richtlijn gehanteerde definitie

van “hernieuwbare energiebronnen” valt14.

11. De Belgische wetgever heeft er klaarblijkelijk voor geopteerd om het begrip

“hernieuwbare energiebronnen”, dat op Europees niveau wordt gehanteerd, grotendeels over te

nemen. Het Vlaams Energiedecreet neemt exact dezelfde omschrijving van het begrip

“hernieuwbare energiebronnen” over. Op zijn beurt vinden we in de federale Elektriciteitswet

een gelijkaardige definitie terug. Toch valt het te betreuren dat het decreet van 12 april 2001

betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt een enigszins beperktere

definitie hanteert. Opdat de omschrijving van hernieuwbare energiebronnen die we hier

terugvinden volledig in overeenstemming zou zijn met de Hernieuwbare Energierichtlijn, dient

de wetgever immers de begrippen “energie uit de oceanen”, “stortgas”, “gas van

rioolwaterzuiveringsinstallaties”, en “aerothermische en hydrothermische energie” aan zijn

omschrijving toe te voegen.

2. Het concept ‘groene stroom’

12. Zowel op Europees, Vlaams als Brussels niveau wordt groene stroom gedefinieerd als

elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen15. Het wordt ook wel duurzame stroom,

natuurstroom of ecostroom genoemd. In the Oxford English Dictionary (OED) wordt ‘green

electricity’ omschreven als ‘elektricity granted in an environmentally responsible manner’.

Doorheen deze masterproef hanteer ik ‘elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen’ en

‘groene stroom’ als synoniemen.

12 N. LADEFOGED, “Definitions of renewable energy” in P. HODSON, C. JONES en H. VAN STEEN (eds.),

EU Energy Law. Volume III – Book one – Renewable Energy Law and Policy in the EU, Leuven, Claeys &

Casteels, 2010, 31. 13 N. LADEFOGED, “Definitions of renewable energy” in P. HODSON, C. JONES en H. VAN STEEN (eds.),

EU Energy Law. Volume III – Book one – Renewable Energy Law and Policy in the EU, Leuven, Claeys &

Casteels, 2010, 31. 14 A. JOHNSTON en G. BLOCK, EU Energy Law, Oxford University Press, 2012, 308. 15 Art. 16 HERL; Art. 1.1.3, 58° Decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het

energiebeleid, BS 7 juli 2009; Art. 2, 7° Ordonnantie betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het

Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 19 juli 2001, BS 17 november 2001.

Page 17: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

17

13. Het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke

elektriciteitsmarkt spreekt niet van groene stroom, maar hanteert het begrip "milieuvriendelijke

elektriciteit". Milieuvriendelijke elektriciteit wordt er gedefinieerd als “elektriciteit

geproduceerd d.m.v. hernieuwbare energiebronnen of kwaliteitswarmtekrachtkoppeling

waarvan het productiekanaal minimum 10 % kooldioxydebesparing opwekt in verhouding tot

kooldioxyde-emissies, die jaarlijks door de "CWAPE" vastgesteld en bekendgemaakt worden,

d.m.v. een klassieke productie in moderne referentie-installaties, zoals bedoeld in artikel 2, 3°;

de elektriciteit geproduceerd d.m.v. hydro-elektrische installaties of

kwaliteitswarmtekrachtkoppeling wordt beperkt tot minder dan 20 megawatt (MW)”16. In

Wallonië lijkt men aldus groene stroom in een ruimere context te willen benaderen, daar zij ook

kwalitatieve warmtekrachtkoppelingen in de definitie mee betrekt. Vandaar de veel

technischere en meer gedetailleerde omschrijving die we terug vinden van het begrip “groene

stroom”, weliswaar onder de noemer van “milieuvriendelijke elektriciteit”. Voor het overige is

de omschrijving van groene stroom een loutere herhaling van diegene die we terugvinden in

het Vlaams Energiedecreet.

14. Het begrip groene stroom wordt ook gebruikt om een onderscheid te maken met de

zogenaamde ‘grijze stroom’. Grijze stroom is elektriciteit opgewekt uit niet-hernieuwbare

energiebronnen, zoals fossiele brandstoffen. Doordat de processen verderop in het

elektriciteitsnet hetzelfde zijn, is er geen verschil in welke “soort” stroom er uit het stopcontact

komt.

3. Het concept ‘Ondersteuningsmechanismen’

3.1. Aanzet tot ‘ondersteuningsmechanismen’ onder de eerste Richtlijn Hernieuwbare

energie

15. Hernieuwbare energie, en meer specifiek groene stroom, is binnen een tijdspanne van

ongeveer vijftien jaar uitgegroeid tot een belangrijk onderwerp van het Europese hernieuwbare

energiebeleid. In dit kader worden lidstaten – anno 2018 – in het algemeen een bepaalde mate

van vrijheid gegeven om tot een eigen (nationaal) beleid te komen.

16. Zo werden lidstaten op grond van artikel 3 lid 1 van de eerste Richtlijn hernieuwbare

energie uit 200117 (hierna: “HERL 2001”) vrijgelaten om ‘passende maatregelen te nemen om

16 Art. 2, 5° Decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke Elektriciteitsmarkt. 17 Voluit: Richtlijn 2001/77/EG van het Europese Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende de

bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt.

Page 18: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

18

het verbruik van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen te stimuleren’. De Eerste

Hernieuwbare Energierichtlijn 2001/77/EG liet de lidstaten, bij gebrek aan ervaring met de

verschillende mogelijke vormen van steunverlening, voorlopig nog vrij voor wat betreft het

soort steunmechanisme18. Wel bepaalde de richtlijn in art. 4 dat de Commissie uiterlijk op 27

oktober 2005 een verslag diende te ontvangen over de ervaringen met het gehanteerde

steunmechanisme in eigen land, dit met het oog op het eventueel uitwerken van een

geharmoniseerd steunsysteem19.

17. Daarnaast vestigde de HERL 2001 de aandacht op de ‘garanties van oorsprong van de

elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen’ (art. 5), met behulp van dergelijke garanties

kunnen producenten van groene energie aantonen dat de door hen geproduceerde energie

afkomstig is van hernieuwbare energiebronnen’. Deze verwijzing naar de garantie van

oorsprong in voorgenoemde Richtlijn leek lidstaten de mogelijkheid te bieden eigen, nationale

regelingen20 inzake groenestroomcertificaten op te zetten21.

3.2. Ondersteuningsmechanismen onder de tweede Richtlijn Hernieuwbare Energie

18. De decentrale aanpak onder de HERL 2001, waarbij de lidstaten zelf mochten instaan

voor een eigen steunmechanisme dat het beste aansluit bij de nationale context, werd niettemin

aangehouden onder de tweede Richtlijn Hernieuwbare Energie (de HERL)22. De HERL biedt,

in tegenstelling tot de HERL 2001, de lidstaten uitdrukkelijk de mogelijkheid nationale

steunregelingen vast te stellen. Deze richtlijn bevat voor de lidstaten ook bindende streefcijfers

voor het aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik23.

De HERL heeft opnieuw als doel de bevordering van het gebruik van hernieuwbare energie. De

Europese regelgever wilde dit doel mogelijk maken door in de HERL lidstaten toe te staan van

om in de richtlijn omschreven “steunregelingen” aan te nemen24. De bedoeling van het

18 Zie overw. 15 HERL. 19 Med.Comm. 16 februari 2001, “Over de tenuitvoerlegging van de communautaire strategie en het actieplan

voor duurzame energiebronnen (1998 – 2000)” (COM(2001) 69 final), 14. 20 De HERL definieert in art. 2 sub K een steunregeling in de vorm van groenestroomcertificaten. 21 P.L.F. RIBBERS, “Nationale regelingen inzake groenestroomcertificaten en de Europese Unie” in S.

GOLDSTEIN, H. BEEMSTER, N. VAN GANZEN en C. SMIT (eds.), Recht en duurzame ontwikkeling,

Apeldoorn-Antwerpen, Maklu, 2016, 91. 22 “The Commission considers that it is currently inappropriate to harmonise European support schemes […]”

(Werkdocument Comm. 23 Januari 2008, “De ondersteuning van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen”

(SEC/2008/0057 Final), 14-15). 23 I. BRINKMAN en P. HUURNINK, “Hof van Justitie sauveert nationale steunregeling inzake duurzame

elektriciteit”, Nederlands Tijdschrift voor Europees Recht 2014, afl. 9, 5. 24 Art. 3, lid 3, a) HERL.

Page 19: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

19

aannemen van steunregelingen door een lidstaat is het behalen van het bindend nationale

streefcijfer inzake hernieuwbare energie in die lidstaat in het kader van de Europese

Klimaatdoelstellingen25. De Richtlijn Hernieuwbare Energie definieert het begrip

“steunregeling” als volgt26:

“een instrument, regeling of mechanisme, toegepast door een lidstaat of een groep

lidstaten, die het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen bevordert door de

kosten van deze energievorm te verlagen, de verkoopprijs te verhogen of het volume

aangekochte energie te vergroten door een verplichting tot het gebruik van energie uit

hernieuwbare bronnen of op een andere wijze”

19. De definitie vermeldt daarnaast dat een steunregeling omvat, maar niet beperkt blijft tot,

investeringssteun, belastingvrijstelling of -verlaging, terugbetaling van belasting,

steunregelingen voor verplichting tot gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen met

inbegrip van regelingen betreffende groenestroomcertificaten27, en directe prijssteunregelingen

met inbegrip van feed-in-tarieven28 en premiebetalingen. De regeling inzake

groenestroomcertificaten is het klassieke voorbeeld van een steunregeling voor de verplichting

tot het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen29. De geciteerde definitie is erg ruim,

temeer omdat de lijst van steunregelingen niet exhaustief is. Een parallel is merkbaar met het

ruime staatssteunbegrip onder artikel 107 van het Verdrag betreffende de Werking van de

Europese Unie (hierna: “VWEU”)30.

20. Er bestaan aldus grote verschillen tussen de steunregimes voor de productie van

elektriciteit uit hernieuwbare energie in de EU-lidstaten31. Zo is er een heel grote

25 Art. 3, lid 2 HERL. 26 Art. 2, k HERL. 27 De HERL definieert in art. 2 sub K een steunregeling in de vorm van groenestroomcertificaten. 28 Bij de techniek “feed-in tariffs” of “FIT” (ook wel bekend als teruglevertarieven), garandeert een lidstaat een

vaste prijs voor groene stroom die in het openbare net wordt geïnjecteerd. Lidstaten ontwierpen dergelijke

teruglevertarieven traditioneel op een manier waarbij producenten van hernieuwbare energie vrijgesteld zijn van

deelname op de elektriciteitsmarkt en een gegarandeerde prijs ontvangen van verplichte afnemers.

Terugleverpremies (ook bekend als “feed-in premiums”) zijn hier een variant op. Anders dan bij teruglevertarieven

zijn terugleverpremies echter een supplement bovenop de marktprijs. J. CANTON en Å. JAHANESSON LINDE,

“Support schemes for renewable electricity in the EU”, Economic Papers 408, April 2010,

http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/economic_paper/2010/pdf/ecp408_en.pdf. 29 P. DE BANDT en J. DEWISPELAERE, “Veel wind, weinig te malen? Een kritische analyse van de gevolgen

van de arresten Ålands Vindkraft en Essent Belgium voor de voltooiing van de interne energiemarkt”, TRNI 2015,

afl. 1, 26. 30 D. VANHERCK en B. DEVLIES, “Steunregelingen voor de productie van hernieuwbare energie: de Europese

Commissie trekt het laken verder naar zich toe”, MER 2017, nr. 4, 262. 31 C. DELAGAYE en T. CHELLINGSWORTH, “Hernieuwbare energie in een maalstroom van staatssteuncriteria:

Groene stroom in de slagschaduw van “Vent De Colère!”, MER 2015, nr. 1, 18.

Page 20: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

20

verscheidenheid in de economische en juridische vormgeving van de nationale steunregelingen.

Eén van de juridische verschillen betreft daarbij de vraag of een bepaalde steunregeling

“staatssteun” vormt in de zin van artikel 107(1) van het Verdrag Betreffende de Werking van

de Europese Unie en dus vooraf ter goedkeuring moet worden aangemeld aan de Europese

Commissie. Deze staatssteuncontrole maakt een juridische beperking uit voor lidstaten bij de

creatie van ondersteuningsmechanismen. Ook het recent voorlopig goedgekeurde herziening

van de Richtlijn Hernieuwbare Energie op 27 juni 2017 legt de ontwerpvrijheid van

ondersteuningsmechanismen verder aan banden. Deze twee juridische beperkingen zullen in

deze masterproef uitgebreid behandeld worden in DEEL II, titel II en titel III.

21. Kort samengevat bevat de HERL aldus slechts een beperkt aantal bepalingen met

betrekking tot steunregelingen, die voornamelijk rechten toekennen aan lidstaten en geen

verplichtingen. De mogelijkheid tot het invoeren van steunregelingen en de definitie van

steunregelingen worden voorzien in de HERL. Daarnaast wordt ook de mogelijkheid voorzien

dat lidstaten onderling of met derde landen samenwerken om hun hernieuwbare

energiedoelstellingen te behalen, onder meer door hun steunregelingen te coördineren. Op

grond van de artikelen 3, lid 3, en 5 tot en met 11 van de HERL kunnen lidstaten verder

onderling en met derde landen samenwerken om hun hernieuwbare energiedoelstellingen te

halen via zogenaamde “samenwerkingsmechanismen”32, deze mogelijkheid werd door de

lidstaten tot nog toe echter grotendeels onbenut gelaten33.

22. Vlaanderen heeft de afgelopen jaren zeer uiteenlopende steunregelingen ingevoerd,

gaande van groenestroomcertificaten tot premiebetalingen. Een overzicht van de belangrijkste

steunregelingen voor groene stroom komt aan bod in TITEL II van dit DEEL.

Hoofdstuk II. Het klimaat- en energiebeleid van de EU

23. Voordat een overzicht kan worden weergeven van de belangrijkste Vlaamse

ondersteuningsmechanismen voor de productie van groene stroom zal er bondig worden

ingegaan op het huidige klimaat- en energiebeleid. Alvorens we daarbij de focus leggen op het

Europese en Vlaams klimaat- en energiebeleid richten we eerst onze pijlen op het internationale

32 D. VANHERCK en B. DEVLIES, “Steunregelingen voor de productie van hernieuwbare energie: de Europese

Commissie trekt het laken verder naar zich toe”, MER 2017, nr. 4, 261. 33 Dit ondanks de herhaalde oproep van de Europese Commissie om meer gebruik te maken van deze

samenwerkingsmechanismen. Cf. Med.Comm. 5 november 2013, “De interne elektriciteitsmarkt tot stand brengen

en daarbij overheidsinterventie zo goed mogelijk inzetten”, (COM(2013)7243 final), 19.

Page 21: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

21

niveau, met het internationale niveau wordt bedoeld het niveau dat de Europese Unie

overschrijdt34. Er werden in België op internationaal niveau (en/of de EU) een aantal verdragen

gesloten die een directe bindende impact hebben op de regelgevende bevoegdheden inzake

energie. De belangrijkste zullen hieronder kort besproken worden.

In hoofdstuk I wordt een bondig overzicht gegeven van de belangrijkste

klimaatovereenkomsten gesloten op mondiaal niveau. In het internationale regime van het

klimaatbeleid is het centrale verdrag het VN Klimaatverdrag (UNFCC). Dit verdrag biedt een

platform voor jaarlijkse conferenties waarin de Verdragslanden onderhandelen over

klimaatmaatregelen en biedt tevens een kader voor institutionele samenwerking. Het UNFCC

bestaat vandaag uit het originele raamverdrag uit 1992, net als het Kyoto Protocol van 1997 en

het Verdrag van Parijs van 2015. Vervolgens wordt er in dit hoofdstuk een samengevat

Europees klimaatbeleid weergeven. Ten slotte zoomt hoofdstuk III in op de Vlaamse klimaat-

en energiedoelstellingen zonder hierbij voorafgaand in te gaan op het federale beleid.

1. Het internationale niveau

24. De klimaatproblematiek is het mondiale vraagstuk van de 21e eeuw35. Het heeft de

mogelijkheid om, in tegenstelling tot sommige andere beleidsdomeinen, menselijk leven op

aarde volledig onmogelijk te maken36. De planeet wordt sterk belast door de gevolgen van de

industrialisering en de steeds groeiende wereldeconomie. Deze economie draait vandaag

voornamelijk op fossiele brandstoffen. Het grote verbruik van fossiele brandstoffen brengt

enorme nadelen met zich mee. Niet alleen zijn deze energiebronnen uitputbaar, ze zijn tevens

erg vervuilend. De mens heeft aldus een steeds grotere invloed op het klimaat en de temperatuur

op aarde door het gebruik van deze fossiele brandstoffen en tevens de grootschalige houtkap en

veeteelt37. Door deze nadelige menselijke activiteiten komen er onnatuurlijk grote

hoeveelheden broeikasgassen in de atmosfeer, wat het broeikaseffect versterkt en de opwarming

van de aarde versnelt.

34 F. VANDENDRIESSCHE, “Hoofdstuk II - De bevoegde regelgevers voor het energierecht” in F.

VANDENDRIESSCHE (ed.), Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 16. 35 E. MORGERA en K. KULOVESI, “The Role of the EU in Promoting International Standards in the Area of

Climate Change”, University of Edinburgh School of Law Research No 2013/22, 2013, (1) 1. 36 C. JONES, “A zero carbon energy policy for Europe: the only viable solution” in C. JONES (ed.), EU Energy

Law. Volume III - Book Three. The European Renewable Energy Yearbook, Leuven, Claeys & Casteels, 2010,

(21) 21. 37 X., “Oorzaken van de klimaatverandering”, Europese Commissie (online),

https://ec.europa.eu/clima/change/causes_nl.

Page 22: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

22

25. Op mondiaal, Europees en nationaal niveau wordt er een klimaatbeleid gevoerd om deze

klimaatverandering tegen te gaan. Het klimaatbeleid op de verschillende niveaus moet er

uiteindelijk toe leiden dat de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer stabiliseren op

een niveau waarbij een gevaarlijke beïnvloeding van het klimaat door menselijk handelen wordt

vermeden38.

In tegenstelling tot fossiele en nucleaire brandstoffen, waarvan de eindige reserves naar

verwachting slechts tientallen tot honderden jaren zullen meegaan, zullen hernieuwbare

energiebronnen jaar na jaar beschikbaar zijn over een zeer lange tijdspanne. Bovendien hebben

duurzame energiebronnen over het algemeen minder broeikasgassen dan fossiele brandstoffen

en spelen daarom een belangrijke rol bij het bereiken van de wereldwijde klimaatdoelen.

1.1. Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC)

26. In juni 1992 werd in Rio de Janeiro, tijdens de Conferentie van de Verenigde Naties

over Milieu en Ontwikkeling39, het Klimaatverdrag afgesloten. Dit “Raamverdrag van de

Verenigde Naties inzake Klimaatverandering”40, zoals het voluit heet, bindt de strijd aan tegen

de klimaatverandering die wordt veroorzaakt door het door de mens versterkte broeikaseffect.

Tijdens deze conferentie in Rio ondertekenden in totaal 154 landen, waaronder België en de

toenmalige Europese Economische Gemeenschap, het Verdrag waaraan sinds december 1990

gesleuteld was. Het verdrag trad officieel in werking op 21 maart 1994 en telt momenteel 197

landen die het verdrag geratificeerd hebben41.

27. Het ultiem objectief is het stabiliseren van broeikasgasconcentraties op een niveau dat

gevaarlijke antropogene interferentie met het klimaatsysteem verhindert42. Het doel van het

Verdrag is de concentratie aan broeikasgassen in de atmosfeer te stabiliseren op zo’n niveau

dat er geen gevaarlijke wijzigingen in het klimaatsysteem optreden. De partijen van het

Klimaatverdrag engageren zich om het klimaatsysteem te beschermen, op basis van billijkheid

en in overeenstemming met hun verantwoordelijkheden en mogelijkheden43. Ontwikkelde

38 X., “Klimaatverandering: beleid ter vermindering van broeikasgasemissies”, Compendium voor de

Leefomgeving (online), 26 oktober 2016, http://www.clo.nl/indicatoren/nl0164-klimaatverandering-beleid. 39 United Nations Conference on Environment and Development, kortweg “UNCED” en ook wel de Top van Rio,

de Rio-Conferentie of de Top van de Aarde genoemd. 40 in het Engels UNFCCC: United Nations Framework Convention on Climate Change. 41 Status of Ratification of the Convention, geraadpleegd op 23 februari 2018. 42 Artikel 2 UNFCC. 43 Parties and Observers; leden van het verdrag worden onderverdeeld in twee groepen landen. De

geïndustrialiseerde landen als vermeld in Annex I bij het verdrag, ook wel "Annex I-landen" genoemd; de Annex

I landen vallen, op het moment van opstelling van het verdrag, samen met de leden van de OESO, de Organisatie

Page 23: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

23

landen dienen met andere woorden meer inspanningen te leveren aangezien zij de bron zijn van

de meeste historische en huidige broeikasgasemissie44.

28. Dit Klimaatverdrag biedt in de eerste plaats een algemeen kader dat een algemene

verplichting voor de industrielanden inhoudt om hun emissies in 2000 tot het niveau van 1990

terug te brengen. Het preciseert echter niet hoe dat precies in zijn werk zou moeten gaan.

Daarnaast bevat het verdrag geen concrete bindende doelstellingen voor de verlaging van de

uitstoot van broeikasgassen. Het is duidelijk dat dit verdrag op zich niet volstaat om de

klimaatverandering tegen te gaan45.

1.2. Het Kyoto Protocol

29. Protocol van Kyoto I (2008-‘12) - Binnen het kader van het VN Klimaatverdrag zijn de

Verdragspartijen tijdens een bijeenkomst (de zogenaamde COP) in 1997 na jaren van

onderhandelen in Kyoto (Japan) het Protocol van Kyoto overeengekomen. Dit protocol trad in

werking in 2005 en betekende een concrete invulling van het VN Klimaatverdrag46. Voor het

eerst in de geschiedenis zijn er nu voor de industrielanden concrete en bindende

reductiedoelstellingen voor zes broeikasgassen. Tevens wordt er een handhavingssysteem (met

rapportering en sancties) uitgewerkt, en voorziet het protocol een systeem voor een wereldwijde

markt voor emissierechten.

Deze overeengekomen reductiedoelstellingen geven heel nauwkeurig aan welke uitstoot aan

broeikasgassen elke partij van het Klimaatverdrag nog mag hebben in de eerste

verbintenisperiode, nl. de periode 2008-2012, vergeleken met het basisjaar 1990. De

geïndustrialiseerde landen krijgen met andere woorden een hoeveelheid uitstootrechten voor

broeikasgassen (een “emissieplafond”) voor die periode toegekend. Het protocol bindt 37

(enkel) ontwikkelde landen (Annex I landen) en de Europese Gemeenschap aan doelstellingen

tot emissiereductie van gemiddeld 5% in de eerste periode van het protocol (2008-2012)47.

voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. De ontwikkelingslanden of niet-Annex I-landen: alle andere

landen die het klimaatverdrag hebben geratificeerd. 44 Artikel 3 UNFCC. 45 “VN Klimaatverdrag”, De Belgische federale site voor een betrouwbare informatie over klimaatverandering,

www.klimaat.be. 46 Het Protocol van Kyoto werd op 11 december 1997 in Kyoto aangenomen. Het werd door de EU op 31 mei

2002 geratificeerd (beschikking 2002/358/EG). De uiteindelijke inwerkingtreding dateert van 16 februari 2005

nadat het door Rusland werd geratificeerd. 47 Zie: http://www.klimaat.be/nl-be/klimaatbeleid/internationaal-klimaatbeleid/protocol-van-kyoto.

Page 24: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

24

30. Protocol van Kyoto II (2013-’20) - Er vonden verschillende klimaatconferenties plaats

die moeten leiden tot de gestelde doelstellingen. Zo werd tijdens de klimaatconferentie in

Durban (2011)48 beslist dat vanaf 2013 een tweede periode zou volgen. De klimaatconferentie

in Doha (2012)49 resulteerde uiteindelijk in een verlenging van het Kyotoprotocol post 2012.

1.3. Het Akkoord van Parijs

31. Het recentste klimaatakkoord werd binnen het kader van het VN-Klimaatverdrag

gesloten in Parijs, Le Bourget, op 12 december 201550, getiteld het Paris Agreement en bouwt

verder op het Kyoto-Protocol51. De partijen52 slaagden erin onder het UNFCC tot een consensus

te komen en een opvolger van het Kyoto Protocol in het leven te roepen, dit in tegenstelling tot

de mislukking van Kopenhagen in 200953. Het akkoord voorziet in verregaandere

verplichtingen voor staten om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, te voorkomen en

onder controle te houden. Het Akkoord van Parijs verklaart een optimistisch doel om in een

beperking van de opwarming van de aarde tot maximaal 2 °C voorzien en indien mogelijk tot

maximaal 1,5 °C ten opzichte van het pre-industriële niveau54.

2. Het Europees Klimaatprogramma: de hernieuwbare energiedoelstellingen

32. De klimaatverandering is aldus een mondiaal probleem en het is het dan ook best om

het probleem op internationaal vlak aan te pakken. Reeds vlug gaf de Europese Commissie

(hierna: “de Commissie”) dan ook haar intentie te kennen om een voortrekkersrol inzake

klimaatverandering te spelen op het internationale vlak55. Zo staat ook duidelijk in artikel 191,

lid 1, vierde streepje VWEU dat het beleid van de Europese Unie op milieugebied bijdraagt tot

het nastreven van de “bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te

48 Decision 1/CP.17 (Establishment of an Ad Hoc Working Group on the Durban Platform for Enhanced Action),

FCCC/CP/2011/9Add.1. 49 Decision -/CP.18 (Advancing the Durban Platform), Advance unedited version. 50 C. BANET, “Chapter IV. The Paris Agreement to the UNFCC: underlying dynamics and expected consequences

for the energy sector” in M. M. ROGGENKAMP en C. BANET (eds.), European Law Report Volume XI,

Cambridge – Antwerp – Portland, Intersentia, 2017, 71. 51 Paris Agreement, Decision 1/CP.21 (12 december 2015), UN Doc. FCCC/CP/2015/10/Add.1, annex, p. 21. 52 Eind 2009 kwamen meer dan honderd wereldleiders samen in Kopenhagen. Ook toen was het doel een

wereldwijd klimaatverdrag en net als in Parijs was het uitgangspunt dat de temperatuurstijging onder de twee

graden Celsius zou blijven, ten opzicht van het pre-industriële tijdperk. Er werd op de conferentie in Kopenhagen

evenwel geen akkoord gesloten. 53 A. SOETE, “Het Paris Agreement: one giant leap for mankind, one small step for climate?”, MER 2016, afl. 2,

125. 54 The Paris Agreement, Article 2.1(a). 55 P. AERTGEERTS, “De Europese Unie en de strijd tegen klimaatverandering”, Jura Falc. 2014-15, nr. 1, 43.

Page 25: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

25

bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de strijd tegen

klimaatverandering”.

33. Het primair objectief van het klimaat- en energiebeleid is de reductie van

broeikasgasemissies, de Europese Unie spant zich zowel op internationaal niveau, als op

Europees niveau in om de klimaatverandering veroorzaakt door de uitstoot van

broeikasgasemissies tegen te gaan. De basis voor de reductieverbintenis tegen 2020 kan worden

afgeleid uit een besluit van de Europese Raad uit 1993 waarin de verplichtingen van de EU met

betrekking tot het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCC)

werden erkend. De basis voor de reductieverbintenis tegen 2020 kan worden afgeleid uit een

Besluit van de Europese Raad uit 1993 waarin de verplichtingen van de EU met betrekking tot

het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCC) werden

erkend56. De minimale reductieverplichting is dus in wezen de erkenning door de Raad van de

verantwoordelijkheid die de EU op zich heeft genomen door de ratificatie van het UNFCC en

de verplichtingen die zijn vastgelegd in besluiten tot uitvoering van het UNFCC, namelijk het

Kyoto-protocol57, de periodieke Besluit van de Conferentie van Partijen58 en het Akkoord van

Parijs59.

34. Daarnaast is de bevordering van de productie van hernieuwbare energie één van de

speerpunten van het Europese Energie en- Klimaatbeleid. Dit werd concreet ingevuld in 1997

door de publicatie van het witboek voor een communautaire hernieuwbare energiestrategie60.

Dat witboek diende het pad te effenen voor een eerste richtlijn ter zake61. Hierin stelde de

56 Council Decision 94/69/EC of 15 December 1993 concerning the conclusion of the United Nations Framework

Convention on Climate Change (OJ L 033 of 07/02/1994). 57 Besl. Raad nr. 2015/1339, 13 juli 2015 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de wijziging van

Doha van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de

gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen, Pb. 4 augustus 2015. 58 R. SURYAPRATIM, “Chapter III. Distributive choices in urgenda and EU climate law” in M. M.

ROGGENKAMP en C. BANET (eds.), European Law Report Volume XI, Cambridge – Antwerp – Portland,

Intersentia, 2017, 55. 59 Beslissing Raad EU van 27 september 2016, “COUNCIL DECISION on the conclusion, on behalf of the

European Union, of the Paris Agreement adopted under the United Nations Framework Convention on Climate

Change”, (2016/0184), “http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-12256-2016-INIT/en/pdf. 60Med.Comm. 26 november 1997, “Energie voor de Toekomst: Duurzame Energiebronnen – Witboek voor een

communautaire strategie en een actieplan” (COM(1997) 599 final). 61 D. VANHERCK en B. DEVLIES, “Steunregelingen voor de productie van hernieuwbare energie: de Europese

Commissie trekt het laken verder naar zich toe”, MER 2017, afl. 4, 261

Page 26: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

26

Europese Commissie voor het eerst voor om in de elektriciteitssector een streefcijfer vast te

leggen voor het gewenste aandeel hernieuwbare energie in de totale energiemix van de EU62.

2.1. De EU 2010-doelstelling

35. De Eerste Hernieuwbare Energierichtlijn63 kwam er uiteindelijk in 2001 en stelde als

doel voor de hele EU het bereiken 12 % van het energieverbruik en 22,1 % van het

elektriciteitsverbruik gedekt moest worden door hernieuwbare energie, dit aan de hand van

nationale streefcijfers. Deze “eerste generatie” streefcijfers waren evenwel louter indicatief en

dus niet-bindend van aard64. Art. 3(1) van de HERL 2001 verplichtte de lidstaten meer bepaald

om, met de streefcijfers als leidraad, “passende maatregelen te nemen om het verbruik van

elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen te stimuleren”65.

2.2. De EU 2020-doelstelling

36. Omwille van de toenemende afhankelijkheid van aardolie en van andere fossiele

brandstoffen, de stijgende energieprijzen en de energiezekerheid in de EU heeft de Europese

Unie in 2008 drie belangrijke doelstellingen vastgesteld in een pakket concrete maatregelen66.

Dit pakket staat beter bekend onder de noemer ‘2020 EU Climate and Energy Package’ en bevat

de volgende drie doelstellingen67:

i. uiterlijk in 2020 een reductie van alle broeikasgassen met ten minste 20% t.o.v. 1990;

ii. uiterlijk in 2020 een aandeel van 20% hernieuwbare energie in het EU-verbruik (met

daarbij een subdoelstelling van 10% van het energieverbruik in ‘alle vormen van

vervoer’);

62 Med.Comm. 26 november 1997, “Energie voor de toekomst: duurzame energiebronnen, Witboek voor een

communautaire strategie en een actieplan”, (COM(97)599 final). 63 Richtl.EP en Raad nr. 2001/77/EG, 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking

uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt, Pb.L. 27 oktober 2001, afl. 283, 33 e.v. 64 M.a.w. een lidstaat die zijn individueel streefcijfer niet haalt, schendt de Richtlijn niet (A. JOHNSTON en E.

VAN DER MAREL, “How Binding are the EU’s ‘Binding’ Renwables Targets” in K. ARMSTRONG, Cambridge

Yearbook of European Legal Studies Vol. 18, Cambridge, Cambridge University Press, 2016, 184). 65 De lidstaten werden volledig vrijgelaten in het bepalen van de middelen om hun individuele (indicatieve)

subdoelstellingen te halen. Voor België bedroeg de subdoelstelling 6 % (zie Bijlage bij de Richtlijn). 66 T. DERUYTTER, “Hoofdstuk IX – Hernieuwbare energiebronnen” in F. VANDENDRIESSCHE (ed.),

Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 254. 67 Med.Comm. 23 januari 2008, “Naar 20-20 2020 - Kansen van klimaatverandering voor Europa” (COM(2008)

30 final); Zie uitgebreid: K. KULOVESI, E. MORGERA en M. MUÑOZ, 'Environmental integration and

multifaceted international dimensions of EU law: Unpacking the EU’s 2009 climate and energy package', Common

Market Law Review 2011, nr. 3, 829–891.

Page 27: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

27

iii. uiterlijk in 2020 minder energie te verbruiken (in vergelijking met een business as usual-

scenario) o.a. dankzij energie-efficiëntie.

37. Naast de reductie van broeikasgassen en minder energieverbruik heeft de EU aldus ook

een “tweede generatie” streefcijfers voor hernieuwbare energie uitgevoerd. Tot doel werd

gesteld om het aandeel hernieuwbare energiebronnen in het totale EU-energie-gebruik op te

trekken van 12% tot 20% in 2020 (hierna: “de EU 2020-doelstellingen)68. Het is in deze context

dat de huidige Richtlijn Hernieuwbare Energie (“ de HERL”) tot stand is gekomen, zij is geldig

tot 1 januari 2021. De 20%-hernieuwbare energiedoelstelling werd tevens opgenomen in de

algemene Europa 2020-Strategie met als doel de EU te ontwikkelen tot een innovatieve,

duurzame en sociale markteconomie69. Naar aanleiding van het steeds groter wordende

bewustzijn van de klimaatverandering is het namelijk een logische keuze om de energiemix

meer in overeenstemming te brengen met de toekomstperspectieven en te kiezen voor meer

hernieuwbare energie70.

38. De HERL is van belang voor het aspect hernieuwbare energie van de EU 2020-

doelstellingen. De essentie van deze richtlijn is dat zij de 20%-doelstelling tegen 2020 bindend

vastlegt71. Deze doelstelling betreft een aandeel van 20% hernieuwbare energie in het totale

EU-energieverbruik (en dus niet alleen voor elektriciteitsproductie, maar ook voor warmte en

transport)72. Dit cijfer van 20% wordt dus uitgedrukt als percentage van het bruto eindverbruik

van energie binnen de Europese Unie, en dat het aandeelenergie uit hernieuwbare bronnen in

het vervoer minstens 10 % moet bedragen73. In de HERL is het streefcijfer van de Europese

Unie van 20% hernieuwbare energie omgezet in individuele bindende doelstellingen voor elke

lidstaat, dit in tegenstelling tot de niet bindende EU 2010-doelstellingen74. Artikel 3 van de

HERL legt elke lidstaat op hun deel van het werk te doen aan de hand van een individueel

streefcijfer opgenomen in Bijlage I bij van de richtlijn en daarbij wordt rekening gehouden met

de uiteenlopende vertrekpunten en mogelijkheden in elke lidstaat75. Voor België bedraagt dit

68 D. VANHERCK en B. DEVLIES, “Steunregelingen voor de productie van hernieuwbare energie: de Europese

Commissie trekt het laken verder naar zich toe”, MER 2017, afl. 4, 261. 69 Med.Comm. 15 december 2011, “Stappenplan Energie 2050” (COM(2011) 885 final), 7. 70 P. AERTGEERTS, “De Europese Unie en de strijd tegen klimaatverandering”, Jura Falc. 2014-15, nr. 1, 66. 71 S. CEULEMANS en G. VAN THUYNE, “Implementering van de richtlijn hernieuwbare energie in België”,

Cah.jur. 2010, afl. 4, 83. 72 T. DERYTTER, “Hoofdstuk IX – Hernieuwbare energiebronnen” in F. VANDENDRIESSCHE (ed.),

Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 254. 73 Art 3.1. en 4, HERL. 74 Overw. 15, HERL. 75 Bijlage I, a, HERL.

Page 28: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

28

zogenaamd nationaal algemeen streefcijfer 13%, met dit percentage staat België samen met

Tsjechië, Cyprus en Hongarije op de 22e plaats qua aandeel van energie uit hernieuwbare

bronnen76. Naar aanleiding van dit bindende individuele streefcijfer hebben lidstaten

steunregelingen voor onder meer hernieuwbare stroom ingevoerd.

2.3. De EU 2030- doelstellingen

39. Voor 2030 zijn inmiddels ook al streefcijfers voor de gewenste realisatie van de

algemene klimaatdoelstellingen gesteld. Op 22 januari 2014 stelde de Europese Commissie het

klimaat- en energiepakket post-2020 voor waarmee de Europese Unie veder wil strijden tegen

de opwarming van de aarde77. Op de vergadering van de Europese Raad van 23 oktober 2014

werd dan tussen de lidstaten overeenstemming bereikt over de te bereiken doelstelling in

203078:

i. een vermindering van de CO2-uitstoot met ten minste 40 procent ten

opzichte van de uitstoot in 1990;

ii. het aandeel hernieuwbare energie in de EU moet ten minste 27 procent

bedragen;

iii. een streefcijfer voor de verbetering van energie-efficiëntie met 30

procent;

iv. een verplichting tot energiebesparing van 1,5 procent per jaar.

40. Om onder andere de klimaatdoelstellingen te behalen, zoals het verminderen van de

uitstoot van CO2 en om efficiënter met energie om te gaan, heeft de Commissie vervolgens op

30 november 2016 het zogeheten “Winterpakket”79 uitgebracht. Hierin presenteert zij een aantal

maatregelen om binnen de EU de omschakeling naar een koolstofarme economie te voltooien.

76 Bijlage I, a, HERL. 77 E. BROUWERS en B. VERANNEMAN, “OPINIE De vlucht van CO2 en zijn prijs: een perspectief vanuit de

verwerkende industrie”, MER 2015, nr. 2, 126. 78 Concl. Raad van 23 en 24 oktober 2014, EUCO 169/14. 79 Med.Comm. 30 november 2016, “Schone energie voor alle Europeanen” (Com(2016) 860 final);

“Winterpakket” alludeert op de periode waarin de documenten werden gepubliceerd, maar het pakket is ook

bekend als het Clean Energy Pack age for All Europeans; Dit pakket is een onderdeel van het reeds lopende

Energie-Unie-initiatief. De Energie-Unie is een strategisch kader, dat ‘onderdak’ biedt aan de ambities en daaruit

voortvloeiende voorstellen tot regelgeving van de EU voor wat betreft een brede waaier aan energiethema’s. Eén

van deze ambities betreft het worden van wereldleider op vlak van hernieuwbare energie.

Page 29: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

29

Deze maatregelen dragen niet alleen bij aan het Europese klimaatbeleid 203080, maar ook aan

internationale afspraken.

41. Het Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter bevordering

van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen (het “Voorstel”), dat deel uitmaakt van het

Winterpakket, neemt dit EU-streefcijfer van 27% over81. Op 27 juni 2018 hebben de

ambassadeurs bij de EU het voorlopige akkoord over het Voorstel goedgekeurd. De

goedkeuring betekent dat de Raad met het akkoord instemt82. Hierna zal de Compromistekst83

ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Europees Parlement, dat naar verwachting in

oktober in plenaire vergadering zal stemmen. Het akkoord bevat een streefcijfer van 32%

energie uit hernieuwbare bronnen op EU-niveau tegen 2030. Dit nieuwe bindende streefcijfer

duidt op de ambitieuze doelstelling van de Europese Unie om de nummer één van de wereld te

worden inzake hernieuwbare energiebronnen84. Om dit streefcijfer te bereiken zijn goed

ontworpen ondersteuningsmechanismen van cruciaal belang.

Hoofdstuk III. Het Vlaamse klimaat- en energiebeleid

1. De plaats van hernieuwbare energie in het Vlaamse klimaat- en energiebeleid

1.1. Het nationaal streefcijfer inzake hernieuwbare energie

42. In 10 jaar tijd is in België het aandeel hernieuwbare energiebronnen in het finaal

energieverbruik gegroeid van 2% in 2005 naar 8% in 201485, specifiek steeg in deze periode in

Vlaanderen het aandeel van 1,9 % naar 5,7 %86.

80 E. BROUWERS en B. VERANNEMAN, “OPINIE De vlucht van CO2 en zijn prijs: een perspectief vanuit de

verwerkende industrie”, MER 2015, nr. 2, 126. 81 Voorstel (Comm.) voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter bevordering van het gebruik

van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking), 30 november 2016, COM(2016) 767 final, 2016/0382

(COD). 82 Persmededeling Council of the EU van 27 juni 2018, “Hernieuwbare energie: Raad bevestigt akkoord met

Europees Parlement”. 83 Nota van het Secretariaat-generaal van de Raad aan het Comité van Permanente Vertegenwoordigers van 21

juni 2018, “Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the promotion of the use of

energy from renewable sources - Analysis of the final compromise text with a view to agreement” (2016/0382

(COD)), http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-10308-2018-INIT/en/pdf. 84 Europese Commissie Werkverklaring van 14 juni 2018, “Europe leads the global clean energy transition:

Commission welcomes ambitious agreement on further renewable energy development in the EU”

(STATEMENT/18/4155). 85 X., “Hernieuwbare Energie in België”, APERE, www.ode.be. 86 J. VAN HORENBEEK, “Recordjaar voor windmolens, maar we zijn er nog niet”, De Morgen 13 oktober 2016,

zie figuur: Groene energie in Vlaanderen. © kos.

Page 30: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

30

Ook in deze legislatuur (2014-2020) kreeg hernieuwbare energie een prominente plaats in de

Vlaamse beleidsdoelstellingen87. De concrete aanleiding van deze prominente plaats is -

natuurlijk - het nationale bindende streefcijfer inzake hernieuwbare energie van 13%88. Dit

laatste cijfer werd verdeeld onder de Gewesten en de federale overheid. Sindsdien werkte

Vlaanderen verschillende plannen, kaarten en nota’s uit om deze bindende doelstellingen te

bereiken. Op dit moment zijn voor de meeste hernieuwbare energiebronnen

ondersteuningsmechanismen nodig omdat de kosten voor het produceren van energie uit

hernieuwbare energiebronnen hoger zijn dan voor energie uit fossiele brandstoffen. Het

Vlaamse klimaat-en energiebeleid is er (onder meer) op gericht een doeltreffende kader uit te

werken waarin ondersteuningsmechanismen bijdragen tot het behalen van het streefcijfer

inzake hernieuwbare energie.

1.2. De verdeling van het nationale streefcijfer in België

43. België heeft eigen doelstellingen voor elk van de aspecten uit het Europees Klimaat- en

Energiepakket voor de periode 2013-2020. De inspanningen om deze doelstellingen te behalen

zijn tussen de 3 gewesten en de federale overheid verdeeld. Op 4 december 2015 sloten de 4

klimaatministers hierover een beleidsakkoord89. België verbond zich ertoe om het aspect

“aandeel hernieuwbare energiebronnen” te laten stijgen tot 13% in 2020, dit nationaal

streefcijfer werd verdeeld onder de 3 gewesten, elk tekenden zij voor een stijging van

hernieuwbare energieproductie tegen 2020:

• Vlaams Gewest: 2,156 Mtoe90;

• Waals Gewest: 1,277 M toe;

• Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 0,073 Mtoe;

• Federale overheid: 0, 718 Mtoe.

44. Op 11 oktober 2016 werd het bereikte akkoord van de klimaatministers in een

samenwerkingsakkoord burden sharing gegoten91, pas midden mei 2018 hebben alle regionale

87 Regeringsverklaring van de Vlaamse Regering 2014-19, Parl.St. Vl.Parl. 2014, nr. 31/1, 83-88; Beleidsnota

Energie, Parl.St. Vl.Parl., nr. 148/1, 9-55; Beleidsbrief Energie 2016-17, Parl.St. Vl.Parl. 2016-17, nr. 942/1, 6-

47. 88 Zie randnummer 38. 89Voor het volledige akkoord, zie http://www.klimaat.be/files/4914/5285/8929/burden_sharing_12-2015_NL.pdf. 90 Mtoe staat voor megaton olie-equivalent. Mtoe is een rekeneenheid die gebruikt wordt om de hoeveelheid

energie van verschillende energiebronnen vergelijkbaar te maken. Eén ton olie-equivalent is ongeveer gelijk aan

de netto warmte-inhoud van 1 ton ruwe aardolie. 91 “Deelstaten bereiken akkoord over de verdeling klimaatinspanningen”, DS De Standaard (online) 11 oktober

2016.

Page 31: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

31

parlementen hebben dit samenwerkingsakkoord bekrachtigd.92 Na deze bekrachtiging door alle

parlementen ontstond er een juridisch bindende doelstelling voor Vlaanderen93.

45. Vlaanderen heeft evenwel niet gewacht op het bekrachtigde samenwerkingsakkoord en

heeft reeds in 2014 zelf de energiedoelstellingen 2020 vertaald naar het Vlaamse niveau94: van

een geraamd totaal bruto‐eindverbruik van 243.055 GwH in 2020 moet 10,59% ofwel 25.734

GwH uit hernieuwbare energiebronnen komen95. Vooropgesteld werd 11.564 GwH te halen uit

groene stroom, 9.170GwH uit groene warmte en 5.000 GwH uit hernieuwbare energie bij

vervoer (biobrandstoffen). Die doelstellingen werden verder vertaald naar jaarlijkse

subdoelstellingen per energiebron.

46. Op 16 oktober 2017 heeft de Vlaamse Regering echter nieuwe Vlaamse doelstellingen

goedgekeurd waarbij de totale Vlaamse doelstelling werd verlaagd met 660 GwH (naar 25.074

GwH ofwel 10, 34 %)96.

De nieuwe doelstellingen zijn (jammergenoeg) minder ambitieus dan in 2014. Niet enkel de

doelstellingen voor groene stroom en biobrandstoffen werden verlaagd met 1.060 GwH, er is

ook een onbestemd deel van 1.418 GwH97.

92 “Kamer zet licht op groen voor samenwerkingsakkoord klimaatdoelstellingen”, Knack (online) 17 mei 2018. 93 REKENHOF, Maatregelen certificatenoverschot groene stroom en impact aanpassing energieheffing, Brussel

14 november 2017, p. 4. 94 Met het decreet van 13 juli 2012 werd in art. 7.1.10, §2 Energiedecreet een vierde lid toegevoegd dat de Vlaamse

regering voortaan verplicht om voor elk jaar een bruto binnenlandse groenestroomproductie voorop te stellen en

daarbij indicatieve subdoelstellingen vast te leggen per hernieuwbare energiebron, zie art. 11 Decreet 13 juli 2012

houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de milieuvriendelijke energieproductie,

BS 20 juli 2012. 95 F. VAN DEN BOSSCHE, Nota aan de Vlaamse regering “Vastleggen van de jaarlijkse bruto binnenlandse

groenestroomproductie”, 31 januari 2014. 96 REKENHOF, Maatregelen certificatenoverschot groene stroom en impact aanpassing energieheffing, Brussel

14 november 2017, p. 4. 97 HET VLAAMS ENERGIEAGENTSCHAP, Ondernemingsplan 2015-2019: actualisatie 2018, jaarrapport

2017, www.energiesparen.be.

Page 32: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

32

47. De Vlaamse Regering wil dit deel invullen door ofwel extra hernieuwbare energie te

produceren, ofwel door statistische overdracht: dat wil zeggen door hernieuwbare energie aan

te kopen uit een lidstaat met een overschot98. De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen

(hierna: “SERV”) heeft geadviseerd om dit verwachte onbestemde deel te dichten door in te

zetten op maximale inspanningen in eigen regio o.a. omwille van mogelijke lokale positieve

spillovereffecten zolang de maatschappelijke kosten-batenverhouding hiervan positief is99. Als

Vlaanderen de klimaatdoelstellingen daarentegen op eigen kracht niet haalt, zal men aldus

hernieuwbare energie moeten aankopen uit een lidstaat met overschot anders dreigen boetes

van Europa. Dat laatste zou betekenen dat Vlaanderen wél betaalt, maar de investeringen en

jobs naar het buitenland ziet trekken.

2. Het Vlaamse klimaat- en energiebeleid gericht op het behalen van het streefcijfer

48. Het Vlaamse klimaat-en energiebeleid is er onder meer op gericht om de hierboven

beschreven klimaatcijfers te realiseren. De doelstellingen van het Vlaamse energiebeleid sluiten

daarnaast erg nauw aan bij de Europese prioriteiten: overgang naar duurzame energie, energie-

efficiëntie, het verzekeren van afdoende marktwerking en een betrouwbare en betaalbare

energievoorziening voor gezinnen en bedrijven100. Ten eerste maakt energie op Vlaams niveau,

net zoals op federaal niveau, een vast hoofdstuk uit in het regeerakkoord101. Dit hoofdstuk

energie wordt vervolgens nader uitgewerkt in de beleidsnota ‘Energie’ voor de beleidsperiode

2014-2019102 en in jaarlijkse beleidsbrieven energie103.

2.1. Het Energieplan 2020

49. Op 6 juli 2016 keurde de Vlaamse Regering het ‘Energieplan 2020’ goed. Het

energieplan bepaalt hoe Vlaanderen haar hernieuwbare energiedoelstellingen tegen 2020 wil

behalen. Volgens deze energiedoelstellingen moet Vlaanderen 10,3% van de energie halen uit

hernieuwbare energiebronnen. De Vlaamse Regering zet in het plan volop in op zon, wind en

98 Dergelijke samenwerkingsmechanismen zijn toegelaten in de Europese richtlijn. Als het onbestemde deel wordt

gerealiseerd via statistische overdracht, dan heeft dat een budgettaire impact op de algemene uitgavenbegroting

van de Vlaamse overheid. 99 SERV advies, Een lift naar genoeg groene energie?, Brussel 4 december 2017, p. 15,

http://www.serv.be/sites/default/files/documenten/SERV_ADV_20171204_energieheffing.pdf. 100 F. VANDENDRIESSCHE, “Hoofdstuk I – Energie & Beleid” in F. VANDENDRIESSCHE (ed.), Energierecht

in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 14. 101 Hoofdstuk XII, Parl.St. Vl.Parl. 2014, nr. 31/1, 83-88.

102 Parl.St Vl.Parl. 2014-15, nr. 148/1. 103 Zie Parl.St. 2017-18, nr. 1330/1 voor de beleidsbrief 2017-18.

Page 33: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

33

warmte104. De doelstellingen uit het energieplan werden verder uitgewerkt in specifieke plannen

per hernieuwbare energiebron, de zogenaamde conceptnota’s.

2.2. De verschillende conceptnota’s

50. In de loop van 2016 besliste de Vlaamse Regering tot de goedkeuring van een aantal

conceptnota’s waarin een aantal beleidsintenties op korte en middellange termijn worden

vastgelegd. Het betreffen voornamelijk initiatieven die geen reglementaire onderbouwing

vergen of de aankondiging vormen van een aantal regelgevende wijzigingen waarvoor nog een

regelgevend initiatief moet worden opgestart of afgerond105. Het ‘zonneplan’106 werd

voorgesteld op 24 juni 2016, gevolgd door een windplan ‘Windkracht2020’107 dat op 16

december 2016 werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Ten slotte werd op 2 juni 2017

het ‘warmteplan’108 goedgekeurd.

2.3. De Vlaamse Energievisie, het Vlaamse Energie en Klimaatplan en het interfederaal

energiepact

51. In navolging van de intra Belgische burden sharing agreement van 4 december 2015 en

het Klimaatakkoord te Parijs een goede week later werd er begin 2016 in de schoot van het

Vlaams Parlement een ‘Commissie voor de opvolging van het klimaatbeleid in Vlaanderen’

geïnstalleerd die gedurende 2016 heel wat hoorzittingen met specialisten organiseerde109. Een

eerste top ging door op 19 april 2016, een tweede op 1 december 2016 en een laatste staat op

de planning voor 2018. Naast dit klimaattraject keurde de Vlaamse regering op 19 februari 2016

een conceptnota110 goed waarin een traject naar een Vlaamse Energievisie (i.e. een Vlaamse

kijk op energie in het post-2020-tijdperk)’ werd uitgewerkt111.

104 Het belang van biomassacentrales wordt teruggeschroefd. 105 F. DEWAELE, “Recente ontwikkelingen in het Vlaamse energierecht anno 2016. 'Petit à petit, l'oiseau fait son

nid’” in K. DEKETELAERE en B. DELVAUX (eds.), Jaarboek Energierecht 2016, Antwerpen, Intersentia, 2017,

119. 106 Nota van de Vlaamse Regering ingediend door viceminister-president Bart Tommelein over het Zonneplan,

Parl.St. Vl.Parl. 2015-16, nr. 848/1. 107 Conceptnota van de Vlaamse Regering ingediend door viceminister-president Bart Tommelein en minister Joke

Schauvliege over het Windplan Windkracht 2020, Parl.St. Vl.Parl. 2016-17, nr. 1101/1. 108 Conceptnota van de Vlaamse Regering ingediend door viceminister-president Bart Tommelein over het

Warmteplan 2020, Parl.St. Vl.Parl. 2016-17, nr. 1169/1. 109 Uitgebreider: zie P. CLAEYS, Moet er nog wind zijn?: analyse van het juridische kader voor de ontwikkeling

van onshore windenergie in Vlaanderen: sleutelrol voor een actief overheidsbeleid, onuitg. masterproef Rechten

UGent, 2017, https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/376/123/RUG01-002376123_2017_0001_AC.pdf, 58. 110 A. TURTELBOOM, Conceptnota “Traject naar een energievisie en een energiepact”, 19 februari 2016. 111 Zie Regeringsverklaring van de Vlaamse Regering 2014-19, Parl.St. Vl.Parl. 2014, nr. 31/1, 83; Voorstel van

resolutie betreffende het komen tot een energievisie en een energiepact en de rol daarin van het Vlaams

Page 34: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

34

52. Op 1 december 2016 mondde de tweede klimaattop uit in het ‘Vlaams Klimaat- en

Energiepact’ waarin nogmaals de 2030- en 2050-doelstellingen werden onderschreven en de

wil werd bevestigd om de langetermijndoelen van Vlaanderen met het oog op 2030 en 2050

neer te schrijven in een Energievisie112. Een Vlaamse Energievisie werd vervolgens

afgeleverd113. In de visie wordt, in lijn met de EU doelstellingen, uitgegaan van het terugdringen

van de uitstoot van broeikasgassen met 80 tot 95% tegen 2050. De beslissing tot uitrol van een

slimme metersysteem in Vlaanderen, dat verder in de volgende titel kort behandeld wordt,

maakt onderdeel uit van de Vlaamse Energievisie .

53. De regeerakkoorden voor 2014-2019 van zowel de Vlaamse114 als de federale115

regering stellen een interfederaal pact voorop en het federale regeerakkoord ging daarbij zelfs

uit van eind 2015. Deze laatste deadline werd dus niet enkel ruim, maar vooral vrij geruisloos,

overschreden116. Uiteindelijk hebben de vier energieministers in ons land eind 2017 een

akkoord bereikt over een pact dat de energievisie voor ons land in de toekomst vastlegt. Het

bevat nl. de grote beleidslijnen voor de toekomst van het Belgische klimaat-en energiebeleid

tot 2050, waaronder een voorziene kernuitstap. De euforie over dit akkoord ging evenwel snel

liggen want één van de meerderheidspartijen was zonder bijkomend studiewerk niet bereid dit

interfederaal energiepact goed te keuren117. De ontwerptekst van het pact uit eind 2017 werd

dan toch in maart 2018 door de regering-Michel goedgekeurd.

Op 30 maart 2018 besliste de Vlaamse regering op haar beurt dat zij het interfederaal

energiepact zal opnemen in een Vlaams Energie- en klimaatplan voor de lange termijn118. In dit

laatste plan zal zij haar eigen engagementen bepalen en wil ze ook in de zomer van dit jaar

samen met de andere regeringen van het land afspraken maken over de concrete verdeling en

Parlement, Parl.St. Vl.Parl. 2014-15, nr. 342/1; Dit traject werd uiteindelijk voorzien van de werktitel:

‘Stroomversnelling Vlaanderen’, zie Beleidsbrief Energie 2016-17, Parl.St. Vl.Parl. 2016-17, nr. 942/1, 24-25. 112 S. BROUWERS, “De klimaatvoornemens voor 2017: het Vlaamse Klimaat- en Energiepact van 1 december

2016”, MER 2017, nr. 1, 1. 113 Nota van de Vlaamse Regering over de Vlaamse energievisie, Parl.St. Vl.Parl. 2016-17, nr. 1178/1. 114 Regeringsverklaring van de Vlaamse Regering 2014-19, Parl.St. Vl.Parl. 2014, nr. 31/1, 83. 115 Federale regeringsverklaring 2014-19, Parl.St. Kamer 2014-15, nr. 20/1, 112-113. 116 W. GELDHOF, “Waar is dat Energiepact?”, MER 2016, nr. 2, 89. 117 B. DELVAUX, “Editoraal: Energiepact anno 2018: wel, niet, wel, niet, ... wel?”, MER 2017, nr. 4. 118 G. BOURGEOIS, H. CREVITS, B. TOMMELEIN, L. HOMANS, B. WEYTS, J. VANDEURZEN, P.

MUYTERS, J. SCHAUVLIEGE en S. GATZ, Conceptnota aan de Vlaamse Regering “Vlaams energie- en

klimaatplan: plan van aanpak” nr. VR 2018 3003 DOC.0329/1.

Page 35: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

35

financiering van de inspanningen (‘burden sharing’). Op die manier is het streefdoel van 40%

hernieuwbare elektriciteit in België tegen 2030 haalbaar volgens Minister Bart Tommelein119.

54. De saga rond het energiepact zet zich evenwel anno mei 2018 nog steeds verder. Één

meerderheidspartij heeft opnieuw twijfels gezaaid over of het feit of het energiepact door de

Vlaamse regering wel degelijk is goedgekeurd. Zij stellen dat het energiepact “verwelkomd

wordt als een belangrijke ambitienota”, en dus niet formeel is ondertekend of goedgekeurd120.

Minister van Energie Bart Tommelein verklaarde in deze semantische discussie dat “we het

energiepact gaan uitvoeren. Of we het nu ondertekenen, verwelkomen of toejuichen”.

Anno juni 2018 kan gesteld worden dat de tekst van het energiepact niet door alle

meerderheidspartijen wordt gedragen, laat staan als (zo veel mogelijk) daarbuiten. Een nieuwe

meerderheid die na de federale en gewestelijke verkiezingen in 2019 de kern van een

energiepact zou wijzigen zal het investeringsklimaat in de Belgische energiesector volledig

ondermijnen. Dit laatste zal desastreuze gevolgen hebben voor het bestaan van een groen,

werkbaar en betaalbaar energiebeleid in de toekomst en moet naar mijns inziens ten alle koste

worden vermeden.

3. Conclusie

55. Deze veelheid aan beleidsteksten draagt niet bij tot een groter draagvlak voor

investeringen in hernieuwbare energie. Indien de Vlaamse regelgever veel verandering op korte

tijd aan haar beleid doorvoert, zoals bijvoorbeeld was bij het Vlaamse systeem inzake GSC, is

dit niet bevorderlijk voor een stabiel investeringsklimaat. Door rechtsonzekerheid durven

minder bedrijven en particulieren voluit te investeren in hernieuwbare energie. Een duidelijk,

vaststaand en coherent Vlaams hernieuwbare energiebeleid is aldus van groot belang.

56. Tevens is het voor investeerders van groene energie vaak onduidelijk of een verandering

van een legislatuur ook een verandering van het energiebeleid met zich meebrengt. Zo staat

aldus in het energiepact te lezen dat de kernuitstap plaatsvindt, maar de vraag stelt zich of dit

zal standhouden bij het aanvangen van een nieuwe legislatuur121. Het is zo moeilijk voor

investeerders van hernieuwbare energie om in te schatten wat de waarde is van

119 X., “Vlaanderen zal energiepact omzetten in concreet actieplan”, Bart Tommelein (online) 30 maart 2018. 120 W. VAN STICHEL, “Wie spreekt de waarheid: Tommelein of Bourgeois?”, DS De Standaard (online) 23 mei

2018. 121 Gesprek met meneer Bart Staes, Europees Parlementslid, 5 april 2018.

Page 36: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

36

beleidsdocumenten uitgegeven door de federale of Vlaamse regelgever, wat nefast is voor een

goed investeringsklimaat.

TITEL II. Overzicht van de belangrijkste ondersteuningsmechanismen voor groene

stroom op Vlaams niveau

57. De decretale basis voor ondersteuningsmechanismen voor groene energie in Vlaanderen

werd vastgelegd in het decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid

(hierna: “het Energiedecreet”)122 en het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november

2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid (hierna: “het Energiebesluit”)123.

Hierop volgend heeft de Vlaamse overheid verschillende subsidieregelingen voor groene

energie uitgewerkt. Er wordt in deze titel evenwel uitsluitend een overzicht gegeven van de

belangrijkste ondersteuningsmechanismen voor groene stroom van de Vlaamse overheid,

steunmaatregelen van de Federale overheid worden niet behandeld.

De website van het VEA (www.energiesparen.be) en het Agentschap Innoveren & Ondernemen

(https://www.vlaio.be/nl) liggen (mee) aan de basis van dit overzicht.

58. Alvorens ik een overzicht geef, kan opgemerkt worden dat het Vlaamse

ondersteuningsbeleid inzake hernieuwbare energie (en rationeel energie gebruik) zich kenmerkt

door een veelheid124 van subsidieregelingen die beschikbaar zijn. Soms overlappend, soms

onbekend, maar ook verwarrend125. Deze steunregelingen lopen uiteen van (lokale) premies

voor dak- en vloerisolatie, beglazing, verlichting, zonneboilers en warmtepompen, tot

verhoogde investeringsaftrekken en groenestroomcertificaten. Het is daarnaast niet eenvoudig

een onderscheid te maken tussen steunregelingen voor energiebesparende maatregelingen en

steunregelingen voor louter groene stroom aangezien deze vaak overlappen. In het overzicht

zullen ook de steunregelingen worden weergeven die niet louter groene stroom ondersteunen.

122 TITEL VIII, Energiedecreet. 123 TITEL VI en VII, Energiebesluit. 124 VREG advies, Beleidsadvies inzake de evaluatie van de certificatensystemen voor groene stroom en WKK, april

2011, p. 16, https://www.vreg.be/sites/default/files/adviezen/adv-2011-4.pdf. 125 A. POLFLIET, Kritische analyse van ondersteuningsmaatregelen inzake duurzame energie in Vlaanderen en

Nederland, Zero Emission Solutions bvba, p. 2,

http://www.pomwvl.be/sites/default/files/uploads/duurzaam_ondernemen/doc/energie/beleidsondersteuning/Ver

gelijkende%20studie%20en%20kritische%20analyse%20van%20de%20ondersteuningsmechanismen%20voor%

20duurzame%20energie%20in%20Vl%20en%20Ned%20%282%29.pdf.

Page 37: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

37

Hoofdstuk I. Steunregelingen die openstaan voor zowel particulieren als bedrijven

1. Priority access

59. Producenten van groene stroom genieten voorrang op het net, de zg. ‘priority access’

en ‘priority dispatch’126. Artikel 4.2.1., § 2, 7° van het Energiedecreet bepaalt dat “de

technische reglementen voor het beheer, de toegang tot en de aansluiting op het net in ieder

geval de prioriteit bevatten die moet worden gegeven aan kwalitatieve warmtekrachtinstallaties

en aan productie-installaties van groene stroom”.

Artikel 16 van de HERL stelt dat de lidstaten erop toezien dat, voor zover het veilige beheer

van het nationale elektriciteitssysteem dit toestaat en dit gebeurt op basis van transparante en

niet-discriminerende criteria:

a. beheerders van transmissie- en distributiesystemen op hun grondgebied de transmissie

en distributie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen garanderen;

b. elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen voorrang heeft op dan wel gewaarborgde

toegang krijgt tot het net;

c. transmissiesysteembeheerders bij de dispatching van

elektriciteitsopwekkingsinstallaties voorrang geven aan opwekkingsinstallaties die

gebruik maken van hernieuwbare energiebronnen.

60. In de Vlaamse regelgeving bepaalt artikel 4.1.18, §2 van het Energiedecreet dat een

netbeheerder de toegang tot zijn net alleen kan weigeren, beëindigen of opschorten in één of

meer van onderstaande gevallen: “1° zijn net beschikt niet over voldoende capaciteit om het

vervoer te verzekeren; 2° de veilige en betrouwbare werking van zijn net komt in het gedrang;

3° de aanvrager van de toegang tot het net voldoet niet of de toegangshouder voldoet niet meer

aan de voorwaarden voor toegang tot zijn net, vastgelegd in of krachtens de technische

reglementen, vermeld in artikel 4.2.1”. Deze bepaling zet het fundamenteel recht op toegang

om, zoals vastgesteld door de Derde Elektriciteitsrichtlijn127. Het recht op toegang tot het

distributienet kan immers geweigerd worden als de distributienetbeheerder niet genoeg

capaciteit op zijn net heeft.

126 Zie art. 4.2.1. § 2, 7° Energiedecreet en de technische reglementen. 127 Art. 32, lid 2 Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende

gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG, Pb.

L. 14 augustus 2009, afl. 211/55.

Page 38: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

38

61. Voorrang van toegang op het net is van belang omdat bijvoorbeeld onder het Vlaamse

GSC-ondersteuningsregime een groenestroomproductie-installatie slechts GSC (en dus steun)

toegekend krijgt indien zij een MWh groene stroom produceert. Een producent die geen stroom

op het net kan injecteren, krijgt ook geen GSC. Een bijzonder geval hiervan is indien er meer

productie is dan afname van elektriciteit (onevenwicht op het net). Aangezien het

elektriciteitsnet te alle tijde in evenwicht moet zijn, moet de (transmissie)netbeheerder op dat

moment één of meerdere productie-installaties afregelen (eisen dat ze minder produceren).

Concreet zal in dat geval een zonne-installatie mogen blijven produceren en injecteren op het

net, terwijl in de plaats een gascentrale zal worden afgeregeld128.

2. Groenestroomcertificaten en de call groene warmte

62. In TITEL III en IV worden deze twee steunregelingen voor groene stroom uitgebreid

besproken. Groenestroomcertificaten kunnen zowel door particulieren als bedrijven

aangevraagd worden. De call groene warmte staat open voor ondernemers en andere

aanvragers, omwille van de grote investeringskost voor de beoogde installaties zullen

particulieren evenwel niet snel deze steun aanvragen.

Hoofdstuk II. Ondersteuningsmechanismen voor bedrijven

63. Het Agentschap Innoveren & Ondernemen129 (hierna: “VLAIO”) geeft subsidieadvies

aan bedrijven die energiebesparende investeringen willen uitvoeren. Bedrijven die investeren

in groene energie, kunnen immers subsidies, premies, steun of advies krijgen van verschillende

instanties. In deze masterproef zal alleen een overzicht gegeven worden van de belangrijkste

ondersteuningsmechanismen voor groene stroom van de Vlaamse overheid voor ondernemers

actief in het Vlaamse Gewest.

1. Verhoogde investeringsaftrek

64. De meest algemene subsidie die kan worden bekomen is de verhoogde

investeringsaftrek. Een resem aan energiebesparende maatregelen kan zo gunstig worden

ingebracht in de belastingaangifte.

128 T. DERUYTTER, “Hoofdstuk IX- Hernieuwbare energiebronnen” in F. VANDENDRIESSCHE (ed.),

Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 267. 129 Zie uitgebreider: https://www.vlaio.be/nl/subsidies-financiering/subsidiedatabank/zoek?thema=29&from=20

en https://www.vlaanderen.be/nl/ondernemen/groen-en-duurzaam-ondernemen/subsidies-aan-ondernemingen-

voor-energiebesparende-maatregelen.

Page 39: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

39

De lijst van investeringen die in aanmerking komen is uitgebreid. Voorop staat isolatie, maar

niet alleen van uw gebouwen maar ook van de apparaten en leidingen, het beperken van

ventilatieverliezen, het recupereren van warmte en stoom, … Ook hernieuwbare

elektriciteitsproductie tellen mee. Deze laatste geven bovendien recht op gespreide aftrek130.

2. Vlaams fiscaal voordeel: vermindering onroerende voorheffing voor gebouwen met laag E-

peil

65. Nieuwe gebouwen en ingrijpende energetische renovaties die een laag E-peil bereiken

genieten van de Vlaamse overheid een vermindering van de onroerende voorheffing. De

vermindering op de onroerende voorheffing komt toe aan diegene die op 1 januari van het

aanslagjaar houder is van het zakelijk recht als belastingplichtige voor de onroerende

voorheffing met alle hieraan verbonden gevolgen inzake de invordering van eventueel niet

betaalde schulden terzake.

3. Steunmaatregelen van het Agentschap Innoveren en Ondernemen

3.1. Ecologiepremie Plus voor ondernemingen

66. Een onderneming kan financiële steun krijgen voor milieuvriendelijke of energiezuinige

investeringen in Vlaanderen. Onder bepaalde voorwaarden neemt de Vlaamse overheid een

gedeelte van de extra investeringskosten die zo'n investering met zich brengt, voor haar

rekening. De Ecologiepremie Plus131 is er voor milieuvriendelijke en energiezuinige

investeringen die op de limitatieve technologieënlijst staan. Voor aanvragen vanaf 8 mei 2018

zijn er 40 technologieën geselecteerd voor steun. De technologieën zijn opgedeeld in volgende

drie categorieën: milieutechnologieën, energiebesparende technologieën en

warmtekrachtkoppeling (WKK) en hernieuwbare energie.

Ecologie-investeringen die daarentegen in aanmerking komen voor steunverlening via

warmtekrachtcertificaten of via groenestroomcertificaten als vermeld in het elektriciteitsdecreet

komen evenwel niet in aanmerking voor de Ecologiepremie Plus.

3.2. Strategische ecologiesteun voor ondernemingen

130 Alle informatie op www.energiesparen.be. 131 Agentschap Innoveren en Ondernemen, Limitatieve technologieënlijst, geldig vanaf 8 mei 2018,

file:///C:/Users/Charlotte/Downloads/ltl-epplus-2018-05-type.pdf.

Page 40: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

40

67. Kmo's en grote ondernemingen die willen investeren in groene spitstechnologie, met

name in technieken die vanwege hun unieke karakter niet voorkomen op de limitatieve

technologieënlijst132van de ‘klassieke’ Ecologiepremie Plus, kunnen een beroep doen op

strategische ecologiesteun (EP-STRES). De strategische ecologiesteun is bedoeld voor

investeringen van minimaal 3 miljoen euro.

4. Energiepremies distributienetbeheerders

68. Ondernemingen kunnen een aantal premies bekomen wanneer zij investeren in

energiebesparing (isolatie, HR-beglazing, relighting) en hernieuwbare energie (zonneboiler,

warmtepomp) uitgevoerd in bestaande niet-woongebouwen. Daarnaast zijn er ook premies voor

specifieke energiebesparingsprojecten na de uitvoering van een energie-audit of energiestudie.

Deze premies worden verstrekt door de elektriciteitsdistributienetbeheerders in overleg met de

Vlaamse overheid.

Hoofdstuk III. Ondersteuningsmechanismen voor particulieren

69. De Vlaamse Overheid heeft een ruim aanbod aan subsidies voor particulieren die

investeren in energiebesparende maatregelen en de productie van warmte. Subsidies voor het

isoleren van een dak, het plaatsen van een zonneboiler of een warmtepomp zijn hier

voorbeelden van. Er zijn evenwel minder subsidies beschikbaar voor de productie van groene

stroom door particulieren. Zo werden subsidies voor zonnepanelen voor het grootste deel

afgebouwd omdat zij vandaag op zichzelf een rendabele investering zijn waar geen financiële

hulp door de overheid nog vereist is. Er worden namelijk geen groenestroomcertificaten meer

gegeven voor zonnepaneleninstallaties welke na juni 2015 geplaatst werden. De groene lening

is inmiddels ook afgeschaft voor zonnepanelen. De Vlaamse Overheid voorziet wel in een

aantal onrechtstreekse subsidies voor particulieren die groene stroom produceren.

1. E-peilpremie, vermindering van de onroerende voorheffing voor een energiezuinig nieuw

gebouw en de energielening

70. Particulieren kunnen aanspraak maken op verschillende subsidies van de Vlaamse

overheid wanneer men investeringen voor energiebesparende maatregelen en groene energie

doorvoert aan de woning. Het plaatsten van zonnepanelen op een woning die groene stroom

132 Agentschap Innoveren en Ondernemen, Limitatieve technologieënlijst, geldig vanaf 8 mei 2018.

Page 41: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

41

produceren kan onderdeel uitmaken van zo’n investering aan de woning waardoor de particulier

aanspraak maakt op een tegemoetkoming.

De E-peilpremie is er voor nieuwbouwwoningen waarvan de aanvraag voor 31 december 2016

is gebeurd. Vanaf 2017 is deze premie aldus gestopt.

71. Een tegemoetkoming voor particulieren die in 2018 wel nog geldt en die ook gelinkt is

aan het e-peil van de woning is de korting op de onroerende voorheffing. Voor een nieuw

energiezuinig gebouw (woning, appartement, ...) kan men een vermindering van de onroerende

voorheffing krijgen. De vermindering van de onroerende voorheffing wordt bepaald door het

E-peil van het gebouw. Om de vermindering te krijgen moet dat E-peil aanzienlijk lager zijn

dan het E-peil dat sowieso gehaald moet worden. Het E-peil hangt onder ander af van de

thermische isolatie, de ventilatie, verwarmingsinstallatie en het systeem voor

warmwatervoorziening, maar ook van de oriëntatie en de bezonning. Het plaatsen van

zonnepanelen kan bijdragen tot het verlagen van het E-peil en onrechtstreeks een

tegemoetkoming opleveren voor de productie van groene stroom door een particulier.

72. Particulieren hebben tevens de mogelijkheid tot het aanvragen van een energielening bij

een ‘Energiehuis’ van hun gemeente133. Elk Energiehuis beslist zelf of het een energielening

toekent of niet. Deze lening wordt uitgegeven voor energiebesparende werken in de woning,

zoals bijvoorbeeld dakisolatie, maar ook voor het plaatsten van fotovoltaïsche zonnepanelen op

voorwaarde dat het dak goed is geïsoleerd en dat er geen enkel glas meer is. Particulieren

kunnen nog tot eind 2018 een energielening krijgen voor een woning in Vlaanderen die men

bewoont (als eigenaar of huurder) of die men verhuurt134.

2. De terugdraaiende teller en de slimme meter

73. Het elektriciteitsgebruik van iedereen in Vlaanderen wordt gemeten met een digitaal of

analoog meetsysteem. Indien men echter als ‘prosument’ (consument die ook producent is) ook

elektriciteit produceert en dit (af en toe) ook op het net injecteert dan:

• kan dit als een aparte stroom worden gemeten (door een tweede analoge meter of door

een slimme digitale meter); of

• kan, indien men niets wijzigt aan de klassieke analoge meter, deze terugdraaien.

133 Art. 7.9.1. Energiebesluit; Alleen als de gemeente een energiehuis heeft kan men een lening aanvragen. 134 Vanaf 2019 zullen alleen de prioritaire doelgroep en rechtspersonen nog energieleningen kunnen krijgen bij de

Energiehuizen. Vanaf 2020 is de energielening via het Energiehuis er alleen nog voor de prioritaire doelgroep.

Page 42: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

42

De Vlaamse regelgever laat dit systeem van een terugdraaiende teller toe135 en dit is een vorm

van ondersteuning van (kleine) groenestroomproductie-installaties. Dit terugdraaien is immers

op twee wijzen voordelig voor de ‘prosument’:

• bij de jaarlijkse uitlezing van de meter zal het dan zo zijn dat het verbruik minder

bedraagt dan het werkelijke verbruik, en de leverancier zal dan een lager verbruik

factureren. Ook de nettarieven zullen lager zijn. Men heeft het elektriciteitsnet echter

wel gebruikt;

• men heeft zijn elektriciteit de facto aan de leverancier verkocht voor dezelfde prijs

waaraan mijn elektriciteit van de leverancier koopt. Dit is een veel betere prijs dan wat

doorgaans op de groothandelsmarkt voor de geïnjecteerde elektriciteit zou worden

betaald.

74. De VREG heeft deze voordelen enigszins getemperd, door een zg. prosumententarief in

te voeren (“aanvullend capaciteitstarief voor prosumenten met terugdraaiende teller per kW”).

Het tarief dat een zonnepaneleneigenaar zal moeten betalen is een jaarlijks verschuldigd

forfaitair tarief, verschilt van netgebied tot netgebied en is afhankelijk van het vermogen van

de omvormer(s) van de zonnepaneleninstallatie136.

75. Ondanks de invoering van het prosumententarief geeft het gebruik van de

terugdraaiende teller een goede (bijkomende) ondersteuning aan kleine groenestroomproductie-

installaties. Na de invoering van het prosumententarief heeft de Vlaamse regelgever

goedgekeurd dat vanaf 1 januari 2019 slimme stroommeters worden ingevoerd, in plaats van

het gebruik van de analoge terugdraaiende teller137. De invoering van deze slimme meter

betekent niet dat particuliere eigenaars van zonne-installaties hun steun verliezen (in de vorm

van de terugdraaiende teller) aangezien de terugdraaiende teller voor particulieren wordt

gegarandeerd. Bestaande en nieuwe zonnepaneleninstallaties aangemeld tot eind december

2020, behouden het systeem van een teruglopende meter gedurende 15 jaar, te rekenen vanaf

de datum van installatie138.

135 Art. V.2.4.2 Technisch Reglement voor de Distributie van Elektriciteit in het Vlaamse Gewest, versie 5 mei

2015. 136 T. DERUYTTER, “Hoofdstuk IX- Hernieuwbare energiebronnen” in F. VANDENDRIESSCHE (ed.),

Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 267-268. 137 E. CLEEREN, “Slimme stroommeters vanaf 1 januari ingevoerd”, De Tijd (online), 29 juni 2018. 138 Zie: https://www.energiesparen.be/digitale-meter#v9.

Page 43: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

43

TITEL III. Het Vlaamse systeem van verhandelbare groenestroomcertificaten

76. Het Vlaamse systeem inzake verhandelbare groenestroomcertificaten is meerdere malen

aangepast sinds haar invoering in 2001. In de volgende twee hoofdstukken zal ik evenwel enkel

een stand van zaken weergeven van het huidige Vlaamse GSC-regime anno 2018. Dit

ondersteuningsmechanisme wordt in deze masterproef behandeld aangezien zij de belangrijkste

steunregel is voor groene stroom in Vlaanderen. Vervolgens zullen in DEEL II van deze

masterproef de verschillende juridische beperkingen worden weergegeven die een goed

ontwerp van deze steunregeling in de weg staan. Ten slotte behandelt DEEL III de evaluatie

van dit ondersteuningsmechanisme, waarin een blik wordt geworpen op de problemen die het

systeem van GSC heeft gekend sinds haar invoering.

Hoofdstuk I. Organisatie en werking van de certificatenmarkt: principe

1. Inleiding

77. Via het systeem van groene stroomcertificaten stimuleert de Vlaamse Regering de

productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen. Dit GSC-steunregime is zoals

supra beschreven nodig omdat de productie van stroom uit hernieuwbare energiebronnen

voorlopig (meestal) nog duurder is dan stroom geproduceerd uit klassieke energiebronnen. Het

verschil wordt de onrendabele top genoemd139. Het huidige GSC-ondersteuningsmechanisme

bestaat erin om de rendabiliteit van groenestroomprojecten te ondersteunen door GSC toe te

kennen en wel in die mate dat de onrendabele top wordt vergoed140. De werking van het

ondersteuningsmechanisme via GSC is steeds afhankelijk van gewest tot gewest en is dus

verschillend voor Vlaanderen, Brussel en Wallonië.

78. Een systeem van verhandelbare groenstroomcertificaten is zeker niet uniek in Europa.

Landen zoals Zweden, Polen, Roemenië, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk maken

immers ook gebruik van een certificatensysteem141. Al in 2001 werd dit mechanisme expliciet

in EU-regelgeving beschreven als één van de mogelijke verschijningsvormen van

steunregelingen ter bevordering van hernieuwbare energie142. Het systeem van

139 Ook wel ‘financieringskloof’ of ‘funding gap’. 140 T. DERUYTTER, “Hoofdstuk IX - Hernieuwbare energiebronnen” in F. VANDENDRIESSCHE (ed.),

Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 263. 141 X., Report nr. C16-SDE TF-56-03 “Status Review of Renewable Support Schemes in Europe”, CEER 2017,

10 (te raadplegen via https://tinyurl.com/ybr2hyy4). 142 Overw. 14 Eerste Hernieuwbare Energierichtlijn en Communautaire kaderregeling nr. 2001/C37/03 inzake

staatssteun ten behoeve van het milieu, Pb.C. 3 februari 2001, afl. 37, 12 (§61).

Page 44: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

44

groenestroomcertificaten trad bij ons op 1 januari 2002 in werking nadat het al in 2000 was

ingevoerd via het Elektriciteitsdecreet143.

79. In deze masterproef zal evenwel een stand van zaken van het huidige Vlaamse GSC-

steunregime worden weergeven144. Met het huidige regime bedoelen we het

ondersteuningsregime voor groenestroomprojecten die een startdatum hebben na 1 januari

2013145. Vanaf deze datum werd er een sterk vernieuwd mechanisme voor

groenestroomcertificaten gestart. De basisprincipes van het nieuwe hervormde systeem van

groenestroomcertificaten werden goedgekeurd in het Wijzigingsdecreet van 13 juli 2012146. De

grootste verandering was de invoering van de bandingfactor. Het bandingsysteem is van

toepassing op installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2013, evenals voor

groenestroomproductie-installaties die een verlenging van de steunperiode krijgen op basis van

nog niet afgeschreven investeringen147.

80. Rechtsgrond - De decretale basis voor het systeem van groenestroomcertificaten werd

vastgelegd in de artikelen 7.1.1 tot en met 7.1.14 van het Energiedecreet. Verdere

uitvoeringsregels zijn bepaald in het Energiebesluit.

2. Een ‘tweeledig’ regime

81. Het regime van groenestroomcertificaten is tweeledig. Enerzijds hebben producenten

van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, zoals zon, wind , biomassa (bv. vergisting

van groente-, fruit- en tuinafval, vergisting van mest of slib of verbranding van houtafval),

waterkracht, … de mogelijkheid om (in bepaalde gevallen) groenestroomcertificaten te

bekomen voor een bepaalde hoeveelheid opgewekte stroom148. Sinds 2013 legt het Vlaams

Energieagentschap (hierna: het “VEA”) per type installatie vast hoeveel stroom moet worden

opgewekt om 1 GSC te krijgen. De eigenaars van installaties die elektriciteit produceren in het

Vlaamse Gewest op basis van hernieuwbare energiebronnen kunnen gratis via het VEA149 en

143 Oud art. 21 Decreet 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, BS 22 september 2000. 144 Zie art. 7.1.1. e.v. Energiedecreet en art. 6.1.1. e.v. Energiebesluit. Zie ook www.VREG.be en

www.energiesparen.be (website van het VEA). 145 Art. 7.1.1, § 1 Energiedecreet. 146 Om de details van dit decreet verder in te vullen is daarna een Wijzigingsbesluit opgesteld en goedgekeurd op

21 december 2012. 147Zie ook: RvS 16 maart 2017, nr. 237.667 en GwH 23 januari 2014, nr. 8/2014; GwH 4 december 2014, nr.

176/2014. 148 Zie: http://www.vreg.be/nl/steuncertificaten-groene-stroom. 149 De VREG regelt de aanvragen voor eigenaars van groenestroomcertificaten, behalve voor eigenaars van

zonnepanelen kleiner dan 10 kW. Zij kunnen voor het verkopen van hun groenestroomcertificaten en al hun vragen

rond hun dossier terecht bij de netbeheerders.

Page 45: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

45

de distributienetbeheerders (hierna: de “DNB”) groenestroomcertificaten aanvragen150. Zij

registreren deze in een databank van de Vlaamse Regulator voor Elektriciteit en Gas (hierna:

de “VREG”). De VREG kent de certificaten toe en dit voor de duur van de afschrijvingsperiode

van de installatie151.

Deze GSC hebben een waarde en kunnen door de producenten verkocht worden aan een

onderhandelde prijs aan de elektriciteitsleveranciers in Vlaanderen, aan een vastgelegde

wettelijke minimumprijs aan de distributienetbeheerders indien aangesloten op hun

elektriciteitsnet of de producent kan zijn certificaat zelf houden als hij ook

elektriciteitsleverancier is152.

82. Het GSC-regime bestaat anderzijds uit een verplichting voor elke

elektriciteitsleverancier en grote of gegroepeerde afnemers om jaarlijks, voor 31 maart,

groenestroomcertificaten in te leveren bij de VREG153. Met andere woorden moeten

toegangshouders die geregistreerd staan in het toegangsregister van een

elektriciteitsdistributienetbeheerder, een beheerder van een gesloten distributienet, de

beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of beheerder van het transmissienet,

op een afnamepunt in het Vlaamse Gewest, een bepaald aantal GSC (het quotum) inleveren bij

de VREG. Voor de meeste afnamepunten is de elektriciteitsleverancier op het afnamepunt ook

de toegangshouder154. De hoeveelheid certificaten die elektriciteitsleveranciers moeten

inleveren bedraagt een vooraf vastgelegd percentage (quotum) van de totale

elektriciteitsleveringen aan eindafnemers in het voorbije jaar155. Door deze (opgelegde)

verplichting van de regelgever creëert zij een bepaalde vraag op de markt. De toegekende GSC

hebben zodus op zich al een bepaalde waarde omdat er economische vraag naar is156. Als een

elektriciteitsleverancier niet het verplichte aantal certificaten inlevert heeft dit gevolgen. De

VREG legt dan een boete op die hoger ligt dan de marktprijs van de certificaten. Volgens de

150 Alle aanvragen moeten ingediend worden via het vooropgestelde formulier in ExpertBase. 151 Art. 7.1.1, § 2, 3e lid Energiedecreet. Na het verstrijken van die afschrijvingsperiode wordt verondersteld dat

de vooropgestelde rendabiliteit is bereikt aangezien die periode door het VEA gebruikt wordt bij de berekening

van de onrendabele top. 152 Zie: https://www.vlaio.be/nl/subsidies-financiering/subsidiedatabank/vlaamse-groenestroomcertificaten-gsc. 153 Art. 7.1.10. en art 7.1.11. Energiedecreet. 154 Zie: http://www.vreg.be/nl/steuncertificaten-groene-stroom. 155 J. GENAR, “Groenestroomcertificaten” in X., Milieuheffingen en-subsidies 2014-2015, Wolters Kluwer

Belgium, Mechelen, 2014, 357. 156 T. DERUYTTER, “Hoofdstuk IX - Hernieuwbare energiebronnen” in F. VANDENDRIESSCHE (ed.),

Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 263.

Page 46: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

46

certificatenrapporten van de VREG157 deden zich op de inleverdata van 31 maart 2015 en 2016

evenwel weinig problemen voor158.

Hoofdstuk II. De toekenning van GSC aan producenten van groene stroom

1. Voor wie?

83. Producenten die groene stroom produceren op basis van biogas, biomassa en wind

kunnen groenestroomcertificaten aanvragen bij het VEA. Opgemerkt moet worden dat

installaties met een vermogen kleiner of gelijk aan 10 kW die gekeurd zijn na 1 januari 2018,

komen niet meer in aanmerking voor groenestroomcertificaten159.

84. Producten van groene stroom afkomstig van zonne-energie hebben niet altijd recht op

groenestroomcertificaten. Installaties kleiner dan 10 kW die vanaf 14 juni 2015 gekeurd

worden, krijgen helemaal geen certificaten meer160. Middelgrote en grote installaties krijgen

wel nog certificaten, producenten kunnen deze aanvragen bij de distributienetbeheerder. Voor

PV-installaties is er naast een groter vermogen van 10 kW nog een extra verplichting om

groenestroomcertificaten te verkrijgen. Voor middelgrote en grote PV-installaties is er namelijk

ook de verplichting van respectievelijk minimum 60% en 55% zelfafname. PV-installaties die

in het E-peil van een nieuwbouw ingerekend zijn, hebben geen recht op certificaten161.

2. Wat valt onder de maatregel?

2.1. Voorwaarden voor de toekenning van GSC aan energieproducenten

85. De voorwaarden voor de toekenning van GSC aan energieproducenten zijn omschreven

in het Energiebesluit. Een volledig en correct ingevulde aanvraag tot toekenning van GSC wordt

enkel goedgekeurd wanneer aan de volgende voorwaarden voldaan is.

Een producent toont aan dat162:

• De nieuwe productie-installatie is gelegen in het Vlaams Gewest.

157 VREG, Certificatenmarktrapport 2015 en 2016. 158 REKENHOF, Maatregelen certificatenoverschot groene stroom en impact aanpassing energieheffing, Brussel

14 november 2017, p. 6. 159 Zie: www.energiesparen.be 160Art. 6.2/1.2, eerste lid Energiebesluit zoals aangepast door art. 1 BVR 29 mei 2015 houdende wijziging

Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de representatieve projectcategorieën voor groene stroom en

kwalitatieve warmtekrachtkoppeling (BS 4 juni 2015 (ed. 2)). 161 Zie: https://www.vlaio.be/nl/subsidies-financiering/subsidiedatabank/vlaamse-groenestroomcertificaten-gsc. 162 Zie: http://www.energiesparen.be/groene-energie-en-wkk/prof/voorwaarden-GSC.

Page 47: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

47

• De nieuwe productie-installatie wekt elektriciteit op uit een hernieuwbare

energiebron163.

• De technologie van uw productie-installatie is opgenomen in een representatieve

projectcategorie of u heeft een projectspecifieke bandingfactor verkregen164.

• De productie-installatie werd voldoende gekeurd165.

Een producent ontvangt geen groenestroomcertificaten als:

• Dit maatschappelijk onverantwoord is (bv. hoogwaardig hout als brandstof);

• De steunperiode voorbij is (in bepaalde gevallen zijn verlengingen mogelijk); of

• Er geen projectcategorie bepaald is166.

86. Eigenaars van certificaatgerechtigde installaties moeten iedere wijziging onmiddellijk

melden aan het VEA en om de twee jaar een nieuw keuringsverslag overmaken (enkel voor

installaties groter dan 1.000 kW). Wijzigingen melden producenten het best via de toepassing

ExpertBase167.

2.2. Voorwaarden voor de aanvaarbaarheid van GSC voor de certificaatverplichting van

energieleveranciers

87. Niet alle certificaten kunnen door leveranciers worden gebruikt om te voldoen aan de

certificatenverplichting168.

Een GSC kan slechts één keer worden gebruikt voor de certificatenverplichting, daarna wordt

het uit de handel genomen en onbruikbaar gemaakt. Certificaten uit zonne-energie zijn maar

aanvaardbaar als zij aan de voorwaarden voldoen om te genieten van de minimumsteun169.

Een GSC kan tot 10 jaar na toekenning ingediend worden in het kader van de

certificatenverplichting170. Enkel door het VEA toegekende GSC worden aanvaard om te

163 Artikel 6.1.3. Energiebesluit. 164 Besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2015 houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november

2010, wat betreft de representatieve projectcategorieën voor groene stroom en kwalitatieve

warmtekrachtkoppeling, (BS 4 juni 2015). 165 Artikel 6.1.4. Energiebesluit. 166 De projectcategorieën voor groene stroom zijn bepaald in artikel 6.2/1.2 van het Energiebesluit. 167 Zie: https://authenticatie.vlaanderen.be/stb/html/ssologin. 168 J. GENAR, “Groenestroomcertificaten” in X., Milieuheffingen en-subsidies 2014-2015, Wolters Kluwer

Belgium, Mechelen, 2014, 361. 169 Art. 7.1.5. Energiedecreet. 170 Art. 7.1.5, § 3 Energiedecreet.

Page 48: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

48

voldoen aan de certificatenverplichting. Een GSC, dat kan gebruikt worden om te voldoen aan

de certificatenverplichting, wordt enkel toegekend voor de productie van elektriciteit uit één

van de hernieuwbare energiebronnen van artikel 6.1.16 §1 Energiebesluit. Groene stroom

opgewekt uit biomassa kan alleen een GSC opleveren wanneer de gebruikte biomassa voldoet

aan de geldende duurzaamheidscriteria.

Groenestroomcertificaten die worden uitgereikt voor elektriciteitsproductie in het buitenland,

Wallonië of het Brusselse Gewest of door de CREG kunnen niet worden ingeleverd om te

voldoen aan de certificatenverplichting in het Vlaams Gewest171.

3. Bepaling van het aantal toe te kennen GSC

3.1. De startdatum

88. In het Energiedecreet wordt vaker verwezen naar de ‘startdatum van een installatie172’.

De startdatum van een installatie is ten eerste van belang om uit te maken of de toekenning van

groenestroomcertificaten gebeurt volgens de oude regeling (installaties met startdatum voor 1

januari 2013)173 dan wel volgens de nieuwe regeling (installaties met startdatum na 1 januari

2013)174 Ten tweede bepaalt de startdatum van de installatie welke minimumsteun van

toepassing zal zijn. Ten derde is de startdatum van een project voor installaties met een

startdatum na 1 januari 2013 bepalend om een onderscheid te maken tussen ‘nieuwe’ en

‘lopende’ projecten en de lengte van de steunperiode175.

89. De startdatum voor een project wordt aangevraagd en vastgelegd op het moment van de

investeringsbeslissing voor dat project. Op deze manier wordt de bandingfactor die op dat

moment van toepassing is, vastgeklikt voor dat project. Van zodra het project effectief in

gebruik wordt genomen, wordt de vastgeklikte bandingfactor van toepassing op de installatie

zodat de steunhoogte bekomen wordt die men voor ogen had bij de investeringsbeslissing176.

90. Als voor een project geen bouw- of milieuvergunning nodig is, zal de datum van

indienstname van de installatie de startdatum zijn. Als een project wel een bouw- of

171 Zie: https://www.vreg.be/nl/steuncertificaten-groene-stroom#sect3. 172 Art. 1.1.3, 113°/1 Energiedecreet. 173 Art. 7.1.1, § 1 Energiedecreet. 174 Art. 7.1.1, § 2 en § 3 Energiedecreet. 175 T. VERMEIR, “De (ijdele) zoektocht naar rechtszekerheid voor hernieuwbare energie” in K. EKETELAERE

EN B. DELVAUX (eds.), Jaarboek Energierecht 2012, Antwerpen, Intersentia, 345. 176 Zie https://www.energiesparen.be/groene-energie-en-wkk/belangrijke-begrippen/startdatum.

Page 49: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

49

milieuvergunning nodig heeft, wordt de startdatum: gelijk gesteld aan de datum waarop een

aanvraag voor de toekenning van certificaten voor het project is ingediend; of de datum waarop

het project beschikt over de nodige bouw- en milieuvergunning als deze laatste datum een latere

datum is177.

3.2. De steunperiode

91. De steunperiode is de periode dat een productie-installatie recht heeft op GSC. Deze

periode start vanaf de datum van de eerste toekenning van de certificaten of ingrijpende

wijziging van de productie-installatie. Na deze periode ontvangt u geen groenestroom- of

warmte-krachtcertificaten meer178.

92. De toekenning van groenestroomcertificaten stopt bij de meeste

groenestroominstallaties met een startdatum voor 1 januari 2013 na een periode van 10 jaar.

Producenten die een productie-installatie in deze situatie hebben, kunnen in bepaalde gevallen

een verlenging van de steunperiode aanvragen. Opgemerkt moet worden dat deze verlenging

niet van toepassing is op zonnepanelen179.

3.3. De bandingfactor

93. Onder het oude ondersteuningsmechanisme (startdatum voor 1 januari 2013) kregen

groenestroominstallaties één GSC per geproduceerde MWh. In het huidige bandingsysteem

komt één groenestroomcertificaat niet langer overeen met 1000 kWh netto

groenestroomproductie180. Het aantal GSC per geproduceerde MWh is variabel in functie van

de (onrendabele top van de) gebruikte technologie. Deze onrendabele top geeft aan hoeveel

euro per MWh nodig is om een rendabele uitbating van een groenestroominstallatie mogelijk

te maken. Installaties moeten aldus rekening houden met de bandingfactor (correctiefactor), in

bepaalde gevallen is deze vastgesteld op 0 (= geen certificaten). Windenergieprojecten,

waterkrachtprojecten of biomassaprojecten bv. krijgen dus een verschillend aantal certificaten

per geproduceerde MWh. Dit principe heet ‘banding’181.

177 Art. 1.1.3, 113°/2 Energiedecreet. 178 Zie: https://www.energiesparen.be/groene-energie-en-wkk/belangrijke-begrippen/steunperiode. 179 Art. 12.3.2. Energiebesluit. 180 Art. 7.1.1 §2, vierde lid (GSC), art. 7.1.1 §1, derde-zesde lid en §3 (verlenging), en art. 7.1.1 §1, derde lid van

het Energiedecreet. 181 T. DERUYTTER, “Hoofdstuk IX - Hernieuwbare energiebronnen” in F. VANDENDRIESSCHE (ed.),

Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 264.

Page 50: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

50

94. De toe te kennen GSC worden als volgt berekend182: (1 GSC/MWh) x (bandingfactor).

De bandingfactor zelf komt tot stand door toepassing van de formule183: (onrendabele top) /

(bandingdeler). De bandingdeler is de door de overheid op vooropgesteld marktprijs van de

GSC (nl. 97/EUR/GSC). Deze bevindt zich logischerwijs tussen de minimumprijs van

93UER/GSC en de boete van 100 EUR per ontbrekende GSC184.

De onrendabele top ( en meteen ook de bandingfactor, want te delen door de vaste bandingdeler

van 97 UER) wordt berekend door het VEA. De berekeningsmethodiek voor de onrendabele

toppen is vervat in de bijlagen bij het Energiebesluit185.

95. De bandingfactor wordt (principieel jaarlijks) door het VEA vastgelegd voor elke

representatieve projectcategorie die is opgenomen in het Energiebesluit. Daarnaast bestaan er

ook projecten die vallen binnen een niet-representatieve projectcategorie. Voor deze projecten

wordt geval per geval een afzonderlijke bandingfactor vastgesteld door het VEA186.

96. In het mechanisme van de GSC is ook een zogenaamde ‘actualisatie’ van de

bandingfactor voorzien187. Deze actualisatie heeft als bedoeling om het rendement van de

investering te behouden in functie van vastgestelde veranderingen in de elektriciteitsprijs. De

initiële berekening van de onrendabele top (en meteen ook van de bandingfactor) gaat uit van

aannames omtrent de evolutie van de elektriciteitsprijs gedurende een afschrijvingsperiode van

15 jaar. In realiteit kan de elektriciteitsprijs op een andere manier evolueren. Daarom wordt de

182 Art. 7.1.1. §2, 4° lid Energiedecreet. 183 Art. 1.1.3, 13/2° Energiedecreet. 184 T. DERUYTTER, “Hoofdstuk IX - Hernieuwbare energiebronnen” in F. VANDENDRIESSCHE (ed.),

Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 264. 185 Bij deze methodiek wordt rekening gehouden met een aantal algemene parameters, zoals (i) de geraamde

investeringskosten van nieuwe projecten, de investeringskosten gebruikt bij de bepaling van de oorspronkelijke

onrendabele top voor lopende projecten tijdens de afschrijvingsperiode en de vervangingskosten voor lopende

projecten na de afschrijvingsperiode; (ii) de afschrijvingsperiode: (iii) de eventuele brandstofkosten; en (iv) de

verkoopprijs van elektriciteit. 186 T. DERUYTTER, “Hoofdstuk IX- Hernieuwbare energiebronnen” in F. VANDENDRIESSCHE (ed.),

Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 264. 187 Het Vlaams Energieagentschap actualiseert dus jaarlijks de bandingfactoren die van toepassing zijn voor

lopende projecten zonder brandstofkosten (projecten die gebruik maken van zon of wind) , in functie van de

opbrengst van de verkoop van elektriciteit. De actualisatie wordt slechts toegepast als de geactualiseerde

bandingfactor meer dan 2% afwijkt van de bandingfactor die van toepassing is . In dat geval zijn de geactualiseerde

bandingfactoren voor lopende projecten één maand na actualisering (publicatie van het definitief rapport van het

VEA) voor de resterende periode van toepassing; art. 7.1.4/1, §1, 7e lid Energiedecreet en art. 6.2/1.3, 2e lid

Energiebesluit.

Page 51: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

51

bandingfactor eenmaal per jaar opnieuw berekend, zodat rekening gehouden wordt met de reële

elektriciteitsprijzen en het vooropgestelde rendement gegarandeerd blijft188.

4. De verhandelbaarheid van GSC

4.1. De vrije verhandelbaarheid van GSC op de markt

97. Energieproducenten kunnen hun certificaten op twee manieren verkopen. Enerzijds

kunnen deze certificaten vrij in een databank verhandeld worden, ze kunnen met andere

woorden verkocht worden aan een marktprijs op de elektriciteitsbeurs of aan een contractprijs

gebaseerd op de marktprijs189. Anderzijds kunnen ze verkocht worden aan de

distributienetbeheerder voor een gegarandeerde minimumprijs. Groenestroomcertificaten

kunnen dus vrij verhandeld worden. De verkoop van groenestroomcertificaten betekent

evenwel niet de automatische verkoop van de betrokken elektriciteit, beide kunnen afzonderlijk

verkocht worden190.

4.2. De gegarandeerde minimumprijs

98. Naast de verkoop op de markt, heeft een producent van groene stroom ook de

mogelijkheid om terug te vallen op de wettelijke aankoopverplichting van

distributienetbeheerders191. De distributienetbeheerders zijn bij wijze van ecologische openbare

dienstverlening verplicht om groenestroomcertificaten op te kopen aan een vaste decretaal

bepaalde minimumprijs als de certificaatgerechtigde hierom vraagt192. Deze

aankoopverplichting heet ‘minimumsteun’ en valt onder drie voorwaarden. Deze drie

voorwaarden houden in dat de netbeheerder moet overgaan tot aankoop van GSC van elke

installatie die op zijn net is aangesloten, en die minder dan 10 jaar in dienst is en als de

producent hem daarom vraagt. Op de termijn van 10 jaar zijn evenwel meerdere

uitzonderingen193.

188 Zie bv. MB 24 november 2017 “houdende actualisatie van de huidige bandingfactoren en vastlegging van de

bandingfactoren van groenestroomcertificaten en warmte-krachtcertificaten voor projecten met een startdatum

vanaf 2018” en het rapport VEA 2017/2 – 30 juni 2016 – deel 2 – Actualisatie OT/Bf,

https://www.energiesparen.be/sites/default/files/atoms/files/Rapport-OT-Bf-deel2-2017.pdf. 189 T. DERUYTTER, “Hoofdstuk IX- Hernieuwbare energiebronnen” in F. VANDENDRIESSCHE (ed.),

Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 262. 190 J. GENAR, “Groenestroomcertificaten” in X., Milieuheffingen en-subsidies 2014-2015, Wolters Kluwer

Belgium, Mechelen, 2014, 363. 191 Art. 1.1.3. Energiedecreet. 192 Art. 7.1.6. Energiedecreet. 193 Zie: www.VREG.be: uitzondering op de termijn van 10 jaar: 1) voor installaties voor GFT-vergisting met na-

compostering en met startdatum voor 1 januari 2013, loopt de verplichting over een periode van 20 jaar vanaf de

Page 52: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

52

De verplichting die wordt opgelegd aan de distributienetbeheerders is niet geldig in één van

onderstaande situaties194. Men krijgt met andere woorden géén minimumsteun van de

distributienetbeheerder voor:

1) installaties die in eilandbedrijf werken;

2) installaties die op het transmissienet zijn aangesloten;

3) GSC die ouder zijn dan 10 jaar (= vervallen) (behalve in geval van de vermelde

uitzonderingen);

4) niet-aanvaardbare GSC;

5) GSC die uitgereikt zijn voor installaties buiten Vlaanderen.

99. In het arrest van 30 oktober 2012195 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat het ontbreken

van een gegarandeerde minimumsteun voor producenten die rechtstreeks hun elektriciteit

injecteren in het transmissienet, een schending uitmaakt van het gelijkheidsbeginsel196.

Installaties die aangesloten zijn op het distributienetwerk kregen wel een gegarandeerde

minimumsteun, terwijl installaties aangesloten op het transmissienetwerk geen minimumsteun

ontvingen voor groenestroomcertificaten197.

Voor certificaatgerechtigde groene stroominstallaties met een startdatum vanaf 1 januari 2013

is de minimumsteun van 93 euro per steuncertificaat groene stroom van toepassing, ongeacht

de gebruikte technologie. Deze minimumprijs van 93 euro geldt zowel voor de

distributienetbeheerders als de transmissienetbeheerder. Indien de marktprijs voor GSC lager

zou worden dan de minimumprijs, zal een groenestroomproducent zijn GSC aan de betrokken

netbeheerder verkopen. De minimumprijs is aldus een daadwerkelijke minimumprijs, geeft

inwerkingstelling; 2) voor zonnepanelen met startdatum vanaf 1 januari 2006 tot en met 31 juli 2012, loopt de

verplichting over een periode van 20 jaar vanaf de inwerkingstelling; 3) voor installaties die een startdatum hebben

vanaf 1 januari 2013 loopt de verplichting tot het einde van de periode waarin steuncertificaten groene stroom/

warmtekrachtkoppeling worden toegekend. 194 Zie: www.VREG.be 195 GwH 30 oktober 2012, nr. 135/2012; J. THEUNIS, “Rechtspraak in kortbestek: juli 2012 tot en met december

2012 (GwH-EHRM-HvJ)”, MER 2013, nr. 2, 124. 196 L. DE DEYNE, “Geeft het Grondwettelijk Hof de transmissienetbeheerder een financiële aderlating?” (noot

onder Grondwettelijk Hof 30 oktober 2012, nr. 135/2012), MER 2013, nr. 1, 24. 197 M. HOPPENBROUWERS, “Actualia wetgeving en beleid: Recente ontwikkelingen op het gebied van milieu-

en energierecht in België”, MER 2013, nr. 3, 219.

Page 53: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

53

zekerheid (i.t.t. tot de marktprijs) en sterkt er aldus toe derdepartijfinanciering (door een bank

bv.) van een groenestroomproject mogelijk te maken198.

4.3. De quotumverplichting

100. Elke elektriciteitsleverancier- toegangshouder actief in Vlaanderen moet voldoen aan

de jaarlijkse certificatenverplichting groene stroom (‘quotumverplichting groene stroom’). Hij

doet dit door jaarlijks voor 31 maart van het jaar n+1 een aantal groenestroomcertificaten in te

dienen bij de VREG199.

Het aantal in te dienen certificaten wordt berekend door de VREG op basis van de totale

hoeveelheid elektriciteit (in MWh) die in een bepaald kalenderjaar n werd afgenomen op de

afnamepunten in het Vlaamse Gewest waarop de betrokken partij geregistreerd stond als

toegangshouder, vermenigvuldigd met het quotumpercentage. Het quotumpercentage voor het

voorbije jaar en de komende jaren is gelijk aan:

o Elektriciteitsafnames in 2016: 23%

o Elektriciteitsafnames in 2017: 20,5%

o Elektriciteitsafnames in 2018 en daarna: 21,5%200.

198 T. DERUYTTER, “Hoofdstuk IX - Hernieuwbare energiebronnen” in F. VANDENDRIESSCHE (ed.),

Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 263. 199 Art. 7.1.10. en 7.1.11. Energiedecreet. 200 Meer uitleg over de certificatenverplichting is te vinden in art. 7.1.10. van het Energiedecreet en in de jaarlijkse

mededeling van de VREG rond de quotumberekening en indieningsprocedure.

Page 54: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

54

TITEL IV. Call voor groene warmte – restwarmte – biomethaan – diepe geothermie

Hoofdstuk I. Inleiding

1. Samenvatting

101. Ondernemingen en entiteiten kunnen, wanneer hun investeringen gebeuren in het

Vlaamse Gewest, via de ‘call groene warmte, restwarmte en biomethaan’ (hierna: de “ call

groene warmte”) steun aanvragen voor de productie van groene warmte uit biomassa of groene

warmte uit de diepe ondergrond, voor de benutting van restwarmte en voor de productie van

biomethaan. De steunregeling beoogt aldus voornamelijk de ondersteuning van groene warmte,

maar het biomethaan kan zowel voor de productie van warmte, voor transportdoeleinden én

voor elektriciteit gebruikt worden waardoor deze call groene warmte één van de twee besproken

ondersteuningsmechanismen van deze masterproef uitmaakt201.

102. Het Vlaams Energieagentschap organiseert jaarlijks een oproep om steunaanvragen in

te dienen. De ingediende projecten worden gerangschikt op basis van kostenefficiëntie en

krijgen steun toegekend tot het budget is uitgeput. Daarbij bepaalt de huidige Vlaamse Minister

van Energie meneer Bart Tommelein onder meer de termijn waarbinnen de aanvraag moet

worden ingediend, het voorziene budget (dit ligt vast per call en per technologie) en het

maximale steunbedrag per aanvrager202.

2. Belang van groene warmte, restwarmte en biomethaan

103. Het Vlaamse Gewest engageert zich om te voldoen aan de bindende Europese

doelstellingen inzake het aandeel van hernieuwbare energie en de verhoging van de energie-

efficiëntie tegen 2020203. Hierbij ressorteren groene warmte uit biomassa en uit de diepe

ondergrond (geothermie) en de productie en injectie van biomethaan onder de voorwaarden

voor hernieuwbare energiebronnen. De benutting van restwarmte ressorteert daarentegen onder

de energie-efficiëntiemaatregelen, omdat deze ook met fossiele brandstoffen kan worden

opgewekt204. De productie van groene warmte uit geothermie en biomassa, de productie van

biomethaan en restwarmte zijn aldus van belang voor de verwezenlijkingen van twee van de

drie Vlaamse doelstellingen uit het Europese Energie- en klimaatpakket 2020.

201 C. VERMEULEN, “Steun voor groene warmte”, MER 2016, nr. 3, 260. 202 Art. 7.4.1., 7.5.1. en 7.6.1. Energiebesluit. 203 Zie randnummer 45. 204 C. VERMEULEN, “Steun voor groene warmte”, MER 2016, nr. 3, 255.

Page 55: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

55

104. Vlaanderen heeft als doelstelling om tegen 2020 25.074 GwH of 10,34% hernieuwbare

energie ten opzichte van het totale energieverbruik in Vlaanderen te produceren. Volgens het

Vlaams Energieplan dat Bart Tommelein in de zomer van 2016 zomer voorstelde205, zal groene

warmte tegen 2020 37% van de Vlaamse doelstelling voor hernieuwbare energie invullen206.

Anderzijds heeft groene warmte veel potentieel in Vlaanderen. Zo staat de vraag naar warmte

in voor meer dan de helft van al het energieverbruik en tevens is er nog maar 6% van alle

warmte in Vlaanderen groen op 31 december 2016207. De Vlaamse Regering heeft de Vlaamse

doelstelling van 25.074 GwH hernieuwbare energie op 16 oktober 2017 goedgekeurd waarbij

tevens de doelstelling voor groene warmte licht werd verhoogd naar 9.197 GwH.208 Hierdoor

moet groene warmte meer dan één derde van de totale doelstellingen inzake hernieuwbare

energie invullen en is groene warmte, naast groene stroom, voor Vlaanderen aldus van groot

belang.

Hoofdstuk II. Procedure van de call

1. Organisatie van een call

105. Lang werd verwacht dat de Vlaamse Regering op basis van voormelde machtiging in

het Energiedecreet, naar het evenbeeld van de GSC of warmtekrachtcertificaten zou opteren

voor een systeem van ‘groenewarmtecertificaten’209. Echter, de steun wordt toegekend in de

vorm van een investeringssubsidie. Zij wordt toegewezen in de vorm van een call-systeem (ook

wel groene-warmtetender genoemd) en dit systeem werkt als volgt210.

106. Voorafgaand aan elke call211 wordt een ministerieel besluit opgesteld en wordt de

organisatie van een call als mededeling voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Het ministerieel

besluit legt het budget voor de 4 categorieën (‘maximale bedrag van de totale steun’) en de

205 Nota van de Vlaamse Regering (B. TOMMELEIN) “Conceptnota over het Energieplan - Voorstel van nieuwe

subdoelstellingen hernieuwbare energie 2020 voor stakeholderoverleg”, Parl.St. Vl.Parl. 2015-16, nr. 870/1. 206 X., “Recordaantal goedgekeurde warmteprojecten in Vlaanderen”, Bart Tommelein (online) 2 juni 2016. 207 Zie www.energiesparen.be. 208 REKENHOF, Maatregelen certificatenoverschot groene stroom en impact aanpassing energieheffing, Brussel

14 november 2017, p. 4. 209 T. DERUYTTER, “Hoofdstuk IX - Hernieuwbare energiebronnen” in F. VANDENDRIESSCHE (ed.),

Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 269. 210 F. DEWAELE, “Hernieuwbare energie en rationeel energieverbruik anno 2013: in varietate concordia?” in K.

DEKETELAER en B. DELVAUX (eds.), Jaarboek energierecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2014, 254. 211 De steunregelingen van de 4 categorieën zijn in afzonderlijke hoofdstukken opgenomen in het Energiebesluit

en kunnen in principe in 4 afzonderlijke calls georganiseerd worden. In praktijk worden de calls van de

verschillende technologieën samen georganiseerd.

Page 56: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

56

indieningsperiode vast, tevens bepaalt de minister het maximale steunbedrag per aanvrager212.

Sinds 2015 lanceert de minister minstens om de twaalf maanden een oproep, voordien was dit

om de 6 maanden213.

107. Aanvragen die aan de voorwaarden voldoen en op tijd zijn ingediend, worden binnen

hun categorie (groene warmte, aardwarmte, restwarmte en biomethaan) gerangschikt. Dat

gebeurt op basis van het aangevraagde steunpercentage. Hoe lager het percentage, hoe hoger

de projecten worden gerangschikt worden214. De indiener bepaalt zelf voor welk percentage

van de kosten hij steun aanvraagt, rekening houdend met de door de Vlaamse Regering

vastgestelde maxima215. Als twee projecten hetzelfde steunpercentage aanvragen, wordt het

eerst ingediende project hoger gerangschikt. Het VEA kent – op basis van de rangschikking –

steun toe tot het budget is opgebruikt.

2. Wie komt in aanmerking?

108. Zowel ondernemingen en andere aanvragers (bv. gemeenten) komen in aanmerking

voor steun216. Indien in de regelgeving van de call groene warmte wordt gesproken over een

onderneming, betreft het ook een onderneming volgens de definitie van de Algemene

Groepsvrijstellingsverordening217.

109. Belangrijk voor alle ondernemingen is dat de steunregeling valt onder de voorwaarden

vermeld in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening218. De aanvrager is verantwoordelijk

voor de naleving van de voorwaarden van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

Specifiek voor grote ondernemingen geldt een bijkomende opmerking219. Als de aanvraag

gebeurt door een grote onderneming moet de aanvrager aantonen dat aan één of meer van de

volgende criteria is voldaan.

212 Art. 7.4.1, 7.5.1 en art. 7.6.1 Energiebesluit. 213Art. 25, 29, 30 en 31, Besluit 15 juli 2016 van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit

van 19 november 2010, wat betreft diverse bepalingen inzake energie-efficiëntie. 214 Art. 7.4.3, § 3, art. 7.5.3, § 3 en art. 7.6.3, § Energiebesluit. 215 Tussen de 20% en de 65% van de in aanmerking komende kosten, afhankelijk van de hoedanigheid van de

aanvrager en het type project; zie art. 7.4.3, § 3, art. 7.5.3, § 3 en art. 7.6.3, § Energiebesluit. 216 Zie: http://www.energiesparen.be/doelgroep-call. 217 In art. 1 van bijlage 1 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening wordt het begrip onderneming

gedefinieerd; zie ook:

http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/milieuvriendelijke/ondernemingAGVV-def.pdf. 218 Art. 7.4.2, § 5 Energiebesluit. 219 Art. 7.4.2, § 1 Energiebesluit.

Page 57: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

57

Een wezenlijke toename van:

a) de omvang van het project of de activiteit als gevolg van de steun;

b) de reikwijdte van het project of de activiteit als gevolg van de steun;

c) de totale uitgaven van de begunstigde voor het project of de activiteit als gevolg van de

steun;

d) de snelheid waarmee het betrokken project of de betrokken activiteit wordt voltooid.

3. Welke investeringen komen in aanmerking?

110. Bij de vier verschillende calls komen investeringen voor installaties alleen maar in

aanmerking indien zij gelegen zijn in het Vlaamse Gewest220.

Het steunmechanisme ‘calls voor groene warmte, restwarmte en biomethaan’ wordt

georganiseerd voor investeerders van nieuwe projecten in:

• de productie van groene warmte uit biomassa (“nuttige-groenewarmte-

installaties met een bruto thermisch vermogen van meer dan 1MW gelegen in

het Vlaams Gewest)221;

• recuperatie van restwarmte (“installaties voor de benutting van restwarmte die

aan een economisch aantoonbare vraag voldoet, met uitzondering van de

benutting voor de productie van elektriciteit, die gelegen zijn in het Vlaamse

Gewest, waarvoor geen steun voor de productie van nuttige groene warmte werd

toegekend of kan worden toegekend”)222;

• productie van biomethaan (“installaties gelegen in het Vlaams Gewest voor de

productie en de injectie van biomethaan in het aardgasdistributienet of het

vervoernet”)223;

• productie van nuttige groene warmte uit aardwarmte uit de diepe ondergrond224.

111. Het steunmechanisme bestaat aldus uit vier verschillende calls, maar de Vlaamse

Regering lanceert jaarlijks gelijktijdig een oproep voor de verschillende calls samen.

Opgemerkt moet worden dat er verwarring kan ontstaan door de verkorte naam van dit

220 Art. 7.4.1. § 1, art. 7.5.1. § 1, art. 7.6.1. § 1 en art. 7.7.1. § 1, Energiebesluit. 221 Hoofdstuk IV, titel VII Energiebesluit. 222 Hoofdstuk V, titel VII Energiebesluit. 223 Hoofdstuk VI, titel VII Energiebesluit. 224 Hoofdstuk VII, titel VII Energiebesluit.

Page 58: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

58

steunmechanisme “call groene warmte”, aangezien slechts twee van de vier technologieën,

namelijk de productie van nuttige groene warmte uit diepe geothermie en biomassa, volledig

vallen onder de noemer ‘groene warmte’225. De technologieën recuperatie van restwarmte en

productie van biomethaan vallen niet strikt onder de term groene warmte. De benutting van

restwarmte resulteert namelijk altijd in een energiebesparing, maar niet noodzakelijk in

bijkomende groene warmte en de oorsprong van deze restwarmte kan immers ook fossiel

zijn226. Ook het geproduceerde biomethaan valt wel altijd onder hernieuwbare energie, maar de

toepassingsvorm van het biomethaan wordt in de steunregeling evenwel niet opgelegd.

Biomethaan kan in dezelfde toepassingen gebruikt worden als aardgas. Naast productie van

groene warmte kan het biomethaan aldus ook voor de productie van groene stroom of voor

vervoerstoepassingen gebruikt worden227.

4. Wat is het steunbedrag?

112. De steun wordt toegepast op het aanvaarde percentage van de in aanmerking komende

kosten. Het maximum aan te vragen steunpercentage hangt af van het type investering en de

grootte van de onderneming/ andere aanvragers. Het onderscheid in kleine, middelgrote en

grote ondernemingen wordt gemaakt op basis van het aantal werkzame personen, de jaaromzet

en het jaarlijkse balanstotaal. Artikel 3, paragraaf 4 van bijlage 1 van de Algemene

Groepsvrijstellingsverordening vermeldt bijkomend als voorwaarde dat “een onderneming niet

als kmo kan worden aangemerkt indien één of meer overheidsinstanties, gezamenlijk of

225 Groene warmte is warmte die is opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen. Deze hernieuwbare

energiebronnen zijn: biomassa, bijvoorbeeld in industriële installaties voor de verbranding van biomassa en

vergisting van biomassa tot biogas, maar bijvoorbeeld ook in houtpelletketels voor particulier gebruik; de zon

(zonneboilers) en warmte die gewonnen wordt uit de ondergrond of omgevingslucht (warmtepompen) zie S. VAN

KERCKHOVEN “Groene warmte” in K. DEKETELAERE en B. DELVAUX (eds.), Jaarboek Energierecht 2011,

Antwerpen, Intersentia, 2012, 221. 226 C. VERMEULEN, “Steun voor groene warmte”, MER 2016, nr. 3, 256. 227 C. VERMEULEN, “Steun voor groene warmte” , MER 2016, nr. 3, 256.

Type investering Ko mo go andere

aanvragers

max. steunbedrag per

project

Nuttige-groenewarmte-installaties uit

biomassa > 1 MWth

65% 55% 45% 65% € 1 miljoen

Nuttige-groenewarmte-installaties uit

diepe geothermie > 5 MWth

65% 55% 45% 65% € 2 miljoen

Benutting van restwarmte 40% 30% 20% 40% € 1 miljoen

Productie (en injectie) van biomethaan 65% 55% 45% 65% € 1 miljoen

Page 59: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

59

afzonderlijk, direct of indirect zeggenschap hebben over 25 % of meer van het kapitaal of de

stemrechten”. De ruime interpretatie van de definitie van een onderneming in de Algemene

Groepsvrijstellingsverordening maakt evenwel dat bijna alle aanvragers als ondernemingen

zullen moeten worden beschouwd en niet als ‘andere aanvragers’228.

113. Het steunpercentage wordt als volgt berekend:

De in aanmerking komende kosten zijn de extra investeringskosten van de installatie ten

opzichte van de investeringskosten van een referentie-installatie zonder de exploitatiekosten-

en baten in rekening te houden229.

114. Projecten die niet in aanmerking komen voor de toekenning van de steun omwille van

de uitputting van het door de minister bepaalde budget, kunnen altijd bij een volgende call een

nieuwe principeaanvraag indienen. Zij kunnen daarbij de reeds ingediende principeaanvraag

herbevestigen, indien de gegevens nog actueel zijn. In dat geval blijft als indientijdstip het

tijdstip behouden waarop de eerste principeaanvraag ontvankelijk werd verklaard230. Het

voorziene budget door de minister was evenwel bij geen enkele afgelopen call onvoldoende231.

115. Projecten die na de mededeling van het Vlaams Energieagentschap aan de aanvrager,

dat zijn project in aanmerking komt voor de aangevraagde steun (de ‘principebeslissing’), niet

aan de volgende voorwaarden voldoen, verliezen hun recht op steun232:

1. Uiterlijk binnen een jaar na de datum van de principebeslissing een bewijs van de start

van de procedure tot het bekomen van een milieueffectenrapport, of een aanvraag tot

het bekomen van een milieuvergunning of een aanvraag tot het bekomen van een

stedenbouwkundige vergunning kunnen voorleggen;

228 C. VERMEULEN, “Steun voor groene warmte”, MER 2016, nr. 3, 259. 229 Art. 7.4.3, § 3, art. 7.5.3, § 3 en art. 7.6.3, § 3 Energiebesluit; J. GENAR, “Subsidies groene warmte, biomassa,

restwarmte’ in X. ,Milieuheffingen en-subsidies 2014-2015, Wolters Kluwer Belgium, Mechelen, 2014, 405. 230 Art. 7.4.1, § 6, art. 7.5.1, § 6 en art. 7.6.1, § 6 Energiebesluit. 231 Gesprek met mevr. Kelsey Van Maris, kabinetsmedewerker van meneer Bart Tommelein, 27 april 2018. 232 Art. 7.4.4, § 4, art. 7.5.4, § 4 en art. 7.6.4, § 4 Energiebesluit.

Page 60: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

60

2. Uiterlijk binnen twee jaar na de datum van de principebeslissing en gedurende 10 jaar

na de datum van ingebruikname beschikken over de vereiste milieuvergunningen en

stedenbouwkundige vergunningen;

3. Uiterlijk binnen de vier jaar na de datum van de principebeslissing in gebruik genomen

zijn.

116. De aanvraag loopt verplicht via de elektronische formulieren die op de website van het

Vlaams Energieagentschap beschikbaar zijn. De informatie die de aanvraag moet bevatten staat

vermeld in de vier afdelingen van het Energiebesluit “indienen en beoordelen van een

steunaanvraag”233.

5. Korte duiding bij de vier verschillende calls

5.1. Call 1: de productie van groene warmte uit biomassa

117. Concept - Wat betreft groene warmte komen alleen nog maar nuttige-groenewarmte-

installaties234 die nuttige groene warmte produceren in aanmerking om aanspraak te maken op

steun235. Art. 1.1.1, 72/1° van het Energiebesluit omschrijft ‘nuttige groene warmte’ als:

“thermische energie die voor ruimteverwarming of -koeling of als proceswarmte wordt

aangewend, en die wordt geproduceerd uit organisch-biologische stof als vermeld in

artikel 6.1.16, § 1, eerste lid, 6° of in de opsomming van de organisch-biologische

stoffen onder artikel 6.1.16, § 1, eerste lid, 7° of die wordt gewonnen uit aardwarmte

uit de diepe ondergrond, om aan een economisch aantoonbare vraag te voldoen”

118. Wanneer we de definitie van nuttige groene warmte bekijken bepaalt artikel 6.1.16, § 1,

eerste lid, 6° dat “organisch-biologische stof” biogas betreft dat voortkomt uit de vergisting van

organisch-biologische stoffen, (die in het geval van vloeibare biomassa voldoen aan de

duurzaamheidscriteria), in vergistingsinstallaties of in stortplaatsen. De definitie 7° in artikel

233 Art. 7.4.3. § 1, 7.5.3. § 1, 7.6.3. § 1 en art. 7.7.3. § 1, Energiebesluit. 234 F. DEWAELE en K. NIJS, “Recente ontwikkelingen in het Vlaamse energierecht anno 2015: when the chicken

come home to roost?” in K. DEKETELAERE en B. DELVAUX (eds.), Jaarboek Energierecht 2015, Antwerpen,

Intersentia, 2016, 71; Art. 1.1.1, 72/2° Energiebesluit beschrijft ‘nuttige-groenewarmte-installaties’ als “een

installatie, gelegen in het Vlaamse Gewest die nuttige groene warmte opwekt en waarbij het geheel of een gedeelte

van de in de installatie opgewekte warmte niet wordt gebruikt in een kwalitatieve

warmtekrachtkoppelingsinstallatie of waarbij het geheel of een gedeelte van de in de installatie gebruikte warmte

niet afkomstig is van een kwalitatieve warmtekrachtkoppelingsinstallatie”. 235 Besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2010 houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november

2010, wat betreft de steunregelingen voor nuttige groene warmte, de injectie van biomethaan, restwarmte en diepe

geothermie, BS 26 augustus 2015.

Page 61: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

61

6.1.16, § 1, eerste lid doelt op energie die opgewekt is uit de verschillende organisch-biologisch

stoffen, die in het geval van vloeibare biomassa voldoen aan de duurzaamheidscriteria236.

119. Deze eerste call productie van groene warmte uit hoofdstuk IV van het Energiedecreet

wordt in de volksmond ook wel de ‘call voor installaties die groene warmte produceren uit

biomassa’ genoemd. Biomassa wordt in de HERL gezien als een hernieuwbare energiebron,

hoewel de duurzaamheid van bepaalde biomassa vandaag in vraag wordt gesteld. Dit is nadelig

voor het investeringsklimaat in biomassacentrales, investeren in wind of zon houdt dan een

minder groot risico in. Op Europees niveau waren in de HERL reeds duurzaamheidscriteria

voor vloeibare biomassa vastgelegd, maar niet voor vaste en gasvormige biomassa. In de

Compromistekst hebben de Raad en het Parlement nieuwe strengere vereisten voor het gebruik

van biomassa overeengekomen237.

120. Deze eerste call geeft steun aan238:

• nieuwe nuttige-groenewarmte-installaties met een bruto thermisch vermogen

van meer dan 1 MW;

• een uitbreiding van een nuttige-groenewarmte-installatie met een bijkomende

capaciteit voor de productie van nuttige groene warmte van meer dan 1 MWth;

• een aangesloten stadsverwarming of –koeling die gevoed wordt door ten minste

50% hernieuwbare energiebronnen of 50% restwarmte239.

236a) producten, bestaande uit plantaardige materialen of delen daarvan van landbouw of bosbouw, met

uitzondering van de houtstromen die niet behoren tot b), c), e) of f) en die gebruikt worden in een installatie

waarvoor de stedenbouwkundige aanvraag en de milieuvergunningsaanvraag werden ingediend na 1 juni 2007;

b) korteomloophout;

c) de houtstromen die niet gebruikt worden als industriële grondstof, in elk geval 1) schors, 2) stof (schuurstof,

filterstof, zeefstof, freesstof) met een deeltjesgrootte kleiner dan 0,2 mm, 3) fijn snoeihout met een diameter

kleiner dan 4 cm, 4) twijgen van boomkruinen met een diameter kleiner dan 4 cm, 5) stronken tot maximaal 30

cm boven het maaiveld;

d) dierlijke mest;

e) organisch-biologische afvalstoffen die selectief ingezameld werden en niet in aanmerking komen voor

materiaalrecyclage of worden verwerkt conform de bepalingen van het van toepassing zijnde sectorale

uitvoeringsplan;

f) organisch-biologische afvalstoffen die gesorteerd worden uit restafval en niet in aanmerking komen voor

materiaalrecyclage of worden verwerkt conform de bepalingen van het sectorale uitvoeringsplan dat van

toepassing is;

g) het organisch-biologische deel van restafval, op voorwaarde dat de verwerkingsinstallatie in kwestie door

energierecuperatie een primaire energiebesparing realiseert ten opzichte van een verwerkingsinstallatie zonder

energierecuperatie, en deze primaire energiebesparing minstens 35 procent van de energie-inhoud van de

afvalstoffen verwerkt in de installatie bedraagt. 237 R.o. 62 bis, Compromistekst. 238 Zie uitgebreider: https://www.energiesparen.be/investeringen-call. 239 Volgende projecten komen niet in aanmerking onder deze call: projecten met een interne opbrengstvoet (IRR)

die groter is dan of gelijk is aan 15%, installaties waarvan de warmte wordt toegepast voor het aandrijven van een

Page 62: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

62

121. De steunregeling beoogt aldus relatief grote installaties, er is namelijk een bruto

thermisch vermogen nodig van meer dan 1MW nodig. Bij groene warmte wordt de warmte

vaak getransporteerd via een warmtenet en verdeeld over afnemers. De aanleg van een

warmtenet dat aangesloten is aan een productie-installatie van groene warmte of een installatie

voor de benutting van restwarmte, komt in aanmerking voor steun. Het warmtenet alleen, dus

zonder de productie-installatie, komt niet in aanmerking240. Deze zomer wordt er evenwel een

voorstel tot aanpassing van de call uitgewerkt waarin een warmtenet op zich, zonder de

aansluiting van een productie-installatie, wél steun zou kunnen verkrijgen241.

5.2. Call 2: de recuperatie van restwarmte242

122. Concept - Hoewel de recuperatie van restwarmte onder de call groene warmte

ressorteert, is de recuperatie van restwarmte de enige van de vier technologieën die niet

uitsluitend dient als steunmechanisme voor het behalen van de Vlaamse hernieuwbare

energiedoelstellingen. Zij dient ook voor het behalen van de Vlaamse energie-efficiëntie

doelstellingen aangezien de benutting van restwarmte altijd resulteert in een energiebesparing,

maar niet noodzakelijk in bijkomende groene warmte aangezien de oorsprong van deze

restwarmte immers ook fossiel kan zijn243.

123. Het Energiebesluit bepaalt dat wat de oorsprong van de restwarmte betreft, dient het te

gaan om proceswarmte die vrijkomt uit een proces dat niet tot doel heeft warmte, elektriciteit

of mechanische energie te produceren, en dat niet stuurbaar is in functie van de warmtevraag244.

Wat de locatie van de benutting van restwarmte betreft, dient het te gaan om ofwel: a) een

benutting van restwarmte buiten de bedrijfsvestiging waar de warmte gegenereerd wordt; ofwel

b) een benutting van restwarmte binnen de bedrijfsvestiging waar de warmte gegenereerd

wordt. In dit geval dient aan een aantal bijkomende voor waarde te worden voldaan vooraleer

absorptiekoelmachine; installaties die gebruik maken van directe luchtverwarming van gebouwen, die geen woon-

of kantoorgebouwen zijn. 240 C. VERMEULEN, “Steun voor groene warmte”, MER 2016, nr. 3, 259. 241 Gesprek met mevr. Kelsey Van Maris, kabinetsmedewerker van meneer Bart Tommelein, 27 april 2018. 242 Art. 7.5.1, § 1 Energiebesluit van 19 november 2010. 243 Zie randnummer 103. 244 Art. 7.5.1. § 6 1° Energiebesluit van 19 november 2010 bepaalt verdere voorwaarden voor de ondersteuning

van restwarmteprojecten.

Page 63: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

63

men beroep kan doen op steun. Wat de toepassing van de restwarmte betreft, mag dit niet tot

gevolg hebben dat de benutting van reeds beschikbare restwarmte wordt verminderd.245

124. Deze call geeft steun aan246:

• nieuwe of vernieuwde installaties;

• een aangesloten stadsverwarming of –koeling die gevoed wordt door ten minste 50%

hernieuwbare energiebronnen of 50% restwarmte;

• installaties die aan een economisch aantoonbare vraag voldoen;

• installaties waarvoor geen steun voor de productie van nuttige groene warmte (zie

hierboven) werd toegekend of kan worden toegekend.247

Opgemerkt kan worden dat er geen vermogenseis is voor de benutting van restwarmte, dit in

tegenstelling tot de productie van groene warmte uit biomassa (1 MWth) en de productie van

groene warmte uit diepe geothermie (1 MWth).

5.3. Call 3: de productie uit biomethaan

125. Concept - De opwerking van biogas naar biomethaan wordt in Vlaanderen ook

ondersteunt door de call groene warmte, restwarmte en injectie van biomethaan. Biogas bestaat

uit anaërobe vergisting van organisch-biologische stoffen en bestaan uit een mengeling van

methaan, koolstofdioxide en een aantal onzuiverheden. Dit biogas moet gezuiverd worden om

voornamelijk de methaancomponent over te houden248. Om te mogen injecteren in het

aardgasdistributienet of het vervoersnet moet het biogas opgezuiverd zijn tot het biomethaan

voldoet aan de aardgaskwaliteit op het aardgasdistributienet of vervoersnet. Om het biomethaan

245 De toepassing dient daarenboven te gaan om ofwel:

a) bijkomende benutting van restwarmte voor het invullen van de energiebehoefte van een ander proces, zoals

bijvoorbeeld droogprocessen en de productie van gedemineraliseerd water;

b) bijkomende benutting van restwarmte voor het op temperatuur houden van opgeslagen stoffen;

c) bijkomende benutting van restwarmte voor de verwarming van woon- of kantoorgebouwen;

d) bijkomende benutting van restwarmte voor de verwarming van gebouwen, andere dan

woonkantoorgebouwen, met uitzondering van verwarming van deze gebouwen door middel van directe

luchtverwarming;

e) bijkomende benutting van restwarmte voor de productie van koude waarbij de nuttige restwarmte wordt bepaald

als de nuttig geproduceerde koude gedeeld door een referentieperformantie-coëfficient van 250 %. 246 Zie uitgebreider: https://www.energiesparen.be/investeringen-call. 247 Volgende projecten komen niet in aanmerking onder deze call: Komen niet in aanmerking: projecten met een

interne opbrengstvoet (IRR) die groter is dan of gelijk is aan 15% en projecten waarbij de restwarmte benut wordt

voor de productie van elektriciteit. 248 Biomethaan wordt in het Energiebesluit gedefinieerd als “biogas uit organisch-biologische stof waarvan de

eigenschappen werden gewijzigd als gevolg van een fysische en/of chemische behandeling om het uitwisselbaar

te maken met aardgas van het net of het aardgas gebruikt voor voertuigen”

Page 64: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

64

te gebruiken als transportbrandstof hoeft de zuivering niet zo hoog te zijn. De kosten om biogas

te zuiveren naar biomethaan voor transport zijn dan ook veel lager249.

In de steunregeling voor de productie van biomethaan is biomethaan aldus niet het eindproduct

vandaar dat deze steunregeling verschilt van de andere drie steunregelingen. Het biomethaan

kan zowel voor de productie van warmte en elektriciteit als voor transport gebruikt worden.

Oorspronkelijk werd enkel steun gegeven aan installaties voor de productie en injectie van

biomethaan in het aardgasdistributienet of vervoersnet250. In de huidige steunregeling wordt

steun gegeven aan nieuwe of vernieuwde biogasinstallaties die biomethaan produceren en dit

vervolgens injecteren in het aardgasdistributienet of vervoernet, of het rechtstreeks gebruiken

als biobrandstof (bio-CNG/LNG)251. Er moet worden opgemerkt dat het biomethaan niet

geproduceerd mag worden op basis van voedingsgewassen indien het gebruikt wordt als

transportbrandstof.

126. Deze call geeft steun aan252:

• nieuwe of vernieuwde installaties;

• installatie voor de productie en injectie van biomethaan in het

aardgasdistributienet of vervoernet;

• installaties voor de productie van biomethaan voor de toepassing als

biobrandstof253.

5.4. Call 4: de productie van nuttige groene warmte uit aardwarmte uit de diepe

ondergrond

127. Concept - Diepe geothermie, ook wel aardwarmte uit de diepe ondergrond genoemd, is

volgens het Energiebesluit ‘aardwarmte vanaf een diepte van ten minste 500 meter ten opzichte

249 C. VERMEULEN, “Steun voor groene warmte”, MER 2016, nr. 3, 260. 250 M. HOPPENBROUWERS, “Actualia wetgeving en beleid: Recente ontwikkelingen op het gebied van milieu-

en energierecht in België” (1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013), MER 2014, nr. 1, 80; De termen

aardgasdistributienet en vervoersnet worden gedefinieerd in het Energiedecreet van 8 mei 2009. 251 Besluit van 17 juli 2015 van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november

2010, wat betreft de steunregelingen voor nuttige groene warmte, de injectie van biomethaan, restwarmte en diepe

geothermie. 252 Zie uitgebreider: https://www.energiesparen.be/investeringen-call. 253 Volgende projecten komen niet in aanmerking onder deze call: projecten met een interne opbrengstvoet (IRR)

die groter is dan of gelijk is aan 15%; productie van biomethaan op basis van voedingsgewassen, wanneer het

biomethaan toegepast wordt als transportbrandstof; biomethaan geproduceerd uit biomassa dat niet voldoet aan de

duurzaamheidsvoorwaarden uit het Koninklijk Besluit van 26 november 2011 .

Page 65: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

65

van het TAW-referentiepunt (Tweede Algemene Waterpassing)’254. Geothermie is aldus de

aardwarmte uit de ondergrond die kan gebruikt worden voor warmte- of

elektriciteitstoepassingen, pas vanaf 500 meter diepte spreken we van diepe geothermie255.

Geothermische energie wordt aldus onttrokken aan de aardkorst door warm water op te pompen

en na energieoverdracht aan een warmtewisselaar of via een turbine, het afgekoelde water

opnieuw in de ondergrond te infiltreren256. Warmte uit geothermie is hernieuwbaar, nagenoeg

vrij van broeikasgasemissie, continu beschikbaar en variabel inzetbaar en kan zorgen voor een

verbreding van de Vlaamse energiemix257.

128. Deze call geeft steun aan258:

• nieuwe nuttige-groenewarmte-installaties met een bruto vermogen van meer dan

1 MWth;

• een uitbreiding van een nuttige-groenewarmte-installatie met een bijkomende

capaciteit voor de productie van nuttige groene warmte van meer dan 1 MWth;

• een aangesloten stadsverwarming of –koeling die gevoed wordt door ten minste

50% hernieuwbare energiebronnen of 50% restwarmte;

• een Organic-Rankine-Cycle-installatie indien geen warmteafnamepotentieel

aanwezig is259.

6. De call groene warmte in relatie met andere steunregelingen260

129. De steun geldt enkel261 voor investeringen van installaties waaraan geen

groenestroomcertificaten of geen warmtekrachtcertificaten werden toegekend of kunnen

254 Art. 1.1.1, § 2. 2°/1 Energiebesluit. 255 F. DEWAELE en K. NIJS, “Recente ontwikkelingen in het Vlaamse energierecht anno 2015: when the chicken

come home to roost?” in K. DEKETELAERE en B. DELVAUX (eds.), Jaarboek Energierecht 2015, Antwerpen,

Intersentia, 2016, 73. 256 C. VERMEULEN, “Steun voor groene warmte”, MER 2016, nr. 3, 261. 257 F. DEWAELE en K. NIJS, “Recente ontwikkelingen in het Vlaamse energierecht anno 2015: when the chicken

come home to roost?” in K. DEKETELAERE en B. DELVAUX (eds.), Jaarboek Energierecht 2015, Antwerpen,

Intersentia, 2016, 73. 258 Zie uitgebreider: https://www.energiesparen.be/investeringen-call. 259 Volgende projecten komen niet in aanmerking onder deze call: projecten met een interne opbrengstvoet (IRR)

die groter is dan of gelijk is aan 15%; directe luchtverwarming van gebouwen, die geen woon- of

kantoorgebouwen zijn boringen voor het winnen van aardwarmte. 260Voor meer informatie zie: http://www.energiesparen.be/call-groene-warmte en C. VERMEULEN, “Steun voor

groene warmte”, MER 2016, nr. 3, 257. 261 Art. 7.4.3, § 3, art. 7.5.3, § 3 en art. 7.6.3, § 3 Energiebesluit; Art. 7.4.1, § 1, art. 7.5.1, § 1 en art. 7.6.1, § 1

Energiebesluit.

Page 66: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

66

worden toegekend, én niet in aanmerking komen voor de ecologiepremie262 of de strategische

ecologiesteun263. Dit principe garandeert dat aan een installatie geen dubbele steun wordt

toegekend.

130. Op dit principe gelden evenwel uitzonderingen. Indien een installatie kan opgedeeld

worden in een deel dat volledig zelfstandig functioneert als groenestroominstallatie of als

warmtekrachtkoppeling en een deel dat volledig zelfstandig groene warmte opwekt of

biomethaan produceert zonder elektriciteitsproductie, dan kunnen deze laatste investeringen264

wel in beschouwing worden genomen265.Tevens geldt als uitzondering op het principe dat een

project met indieners die in aanmerking komen voor de groene warmte/restwarmte/biomethaan

steun en met indieners die in aanmerking komen voor ecologiepremie plus of strategische

ecologiesteun, kunnen onder bepaalde voorwaarden als een gemeenschappelijk project wel in

aanmerking komen voor steun266.

131. De steun wordt daarnaast niet verleend aan een aanvrager die tot een doelgroep behoort

waarvoor de Vlaamse Regering een energiebeleidsovereenkomst (EBO) definitief heeft

goedgekeurd, en die de aanvrager niet heeft ondertekend of die hij niet naleeft267. Als het gaat

om de benutting van restwarmte binnen een bedrijf dat kan toetreden tot de EBO, voor de

verankering van en voor blijvende energie-efficiënte in de Vlaamse energie-intensieve industrie

(voor VER- en niet-VER-bedrijven), komen de maatregelen enkel in aanmerking indien het

bedrijf voor deze vestiging is toegetreden tot de EBO en de EBO ook naleeft, en voor zover het

bedrijf niet verplicht is om deze maatregel uit te voeren om te voldoen aan de verplichtingen

van die EBO.

132. De projecten die ingediend worden bij de call groene warmte, verschillen evenwel sterk

per indiener. Door de grote verscheidenheid in het gamma van projectvoorstellen is het

mogelijk dat een project ook in aanmerking komt voor andere steun. Met uitzondering van de

262 BVR 17 december 2010 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het

Vlaams Gewest, BS 28 januari 2011. 263 BVR 16 november 2012 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor strategische ecologie-investeringen

in het Vlaams Gewest, BS 3 januari 2013. 264 Bijvoorbeeld: een vergistingsinstallatie die biogas opwerkt tot biomethaan en dit biomethaan vervolgens

valoriseert in een WKK aanspraak maken op zowel de investeringssteun als de operationele ondersteuning via

certificaten. Dit komt omdat een opwerkingsinstallatie voor de zuivering van biogas tot biomethaan niet wordt

gezien als een onderdeel van een biogasinstallatie onder de regeling van groenestroom- of warmterachtcertificaten. 265 Vlaams Energieagentschap, Handleiding voor indieners van projectvoorstellen voor de call groene warmte,

restwarmte en biomethaan, 23 februari 2016, p. 2. 266 Zie: www.energiesparen.be 267 Art. 7.4.2, § 1, Energiebesluit.

Page 67: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

67

reeds besproken steunregelingen worden andere steunregelingen niet expliciet uitgesloten. In

de steunaanvraag moet wel alle financiële steun waarop beroep kan worden gedaan, worden

vermeld268. Als er andere ondersteuning is, dan vormt de steun van de call groene warmte een

aanvullende steun. Het totale steunpercentage waarop de projecten gerangschikt worden, is het

percentage aan totale steun voor het project. Dus zowel de financiële steun die aangevraagd

wordt via de call groene warmte als financiële steun uit andere ondersteuningsmaatregelen moet

worden samengeteld om het totale steunpercentage te berekenen. Op deze manier wordt

vastgehouden aan het principe om het steunbudget toe te kennen in volgorde van

kostenefficiëntie van de projecten269.

Hoofdstuk III. Resultaat van de afgesloten calls

1. Bespreking van de afgesloten calls

133. Deze eerste afgesloten call uit 2013270 had een indienperiode van 2 maanden waarbij

investeerders steunaanvragen konden indienen van 5 december 2013 tot en met 5 februari 2014.

Er was een totaalbudget van 6.712.000 euro uit de algemene uitgavenbegroting beschikbaar.

De verdeling van het maximale steunbedrag was als volgt:

• installaties voor de productie van nuttige groene warmte uit biomassa (max. 3.020.400

euro);

• installaties voor de benutting van restwarmte (max. 3.020.400 euro);

• installaties voor de productie en injectie van biomethaan (max. 671.200 euro).

Dertien projecten werden bij deze eerste call ingediend, waarvan er uiteindelijk zeven werden

goedgekeurd. Projecten rond restwarmte maakten met zes goedgekeurde projecten het grootste

deel uit, daarnaast werd nog één project goedgekeurd voor groene warmte uit biomassa271.

268 Bovendien wordt verondersteld dat andere ondersteuningsmaatregelen volledig worden benut. 269 C. VERMEULEN, “Steun voor groene warmte”, MER 2016, nr. 3, 257. 270 MB 22 november 2013 houdende de organisatie van een call voor het indienen van steunaanvragen voor nuttige-

groenewarmteinstallaties met een bruto thermisch vermogen van meer dan 1 MW, installaties voor de benutting

van restwarmte en installaties voor de productie en injectie van biomethaan, BS 2 december 2013. 271 C. VERMEULEN, “Steun voor groene warmte”, MER 2016, nr. 3, 261.

Page 68: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

68

134. De oproep tot een tweede call272, de eerste uit 2014, liep over een periode van drie

maanden omdat in deze drie maanden ook de maanden juli en augustus zaten, de indienperiode

voor steunaanvragen bij deze call liep van 5 juni 2014 tot en met 4 september 2014. Het totale

bedrag voor het volledig jaar 2014 bedroeg 4.206.000 euro uit de algemene uitgavenbegroting,

vermeerderd met het niet-toegekende deel van het bedrag van de calls in 2013, een

maximumbudget aldus van 6 807 979 euro.

Het maximale steunbedrag werd als volgt verdeeld:

• installaties voor de productie van nuttige groene warmte uit biomassa (max. 3.449.720

euro);

• installaties voor de benutting van restwarmte (max. 2.056.159 euro);

• installaties voor de productie en injectie van biomethaan (max. 1.302.100 euro).

Deze tweede call had minder succes dan de eerste call, er werden namelijk slechts drie projecten

ingediend waarvan er maar één project voor de productie van biomethaan werd goedgekeurd273.

135. De oproep tot een derde call274, de tweede uit 2014, liep over een periode van twee

maand van 5 december 2014 tot 4 februari 2015. Het maximumbedrag van deze call bedroeg

8 207 472 euro.

Het maximale steunbedrag werd als volgt verdeeld:

• installaties voor de productie van nuttige groene warmte uit biomassa (max. 1.000.00

euro);

• installaties voor de benutting van restwarmte (max. 6.207.472 euro);

• installaties voor de productie en injectie van biomethaan (max. 1.000.000 euro).

Er werden 6 aanvragen ingediend waarvan er uiteindelijk vier werden goedgekeurd. Enkel

installaties voor de benutting van restwarmte kregen steun toegewezen bij deze call275.

272 MB 21 mei 2014 houdende de organisatie van een call voor het indienen van steunaanvragen voor nuttige-

groenewarmteinstallaties met een bruto thermisch vermogen van meer dan 1 MW, installaties voor de benutting

van restwarmte en installaties voor de productie en injectie van biomethaan, BS 3 juni 2014. 273 C. VERMEULEN, “Steun voor groene warmte”, MER 2016, nr. 3, 261. 274 MB 2 december 2014 houdende de organisatie van een call voor het indienen van steunaanvragen voor nuttige-

groenewarmteinstallaties met een bruto thermisch vermogen van meer dan 1 MW, installaties voor de benutting

van restwarmte en installaties voor de productie en injectie van biomethaan, BS 8 december 2014. 275 C. VERMEULEN, “Steun voor groene warmte”, MER 2016, nr. 3, 261.

Page 69: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

69

136. De oproep tot een vierde call276 liep tussen 15 oktober en 14 december 2015. In

tegenstelling tot het jaar 2014 publiceerde het Vlaams Energieagentschap in 2015 maar één call

en had men maar één maand de tijd om in te schrijven. De call stond wel voor het eerst open

voor groenewarmte-installaties op aardwarmte.

In 2015 was er een totaalbudget van 3.700.000 euro uit het Energiefonds, en aldus niet meer uit

de algemene uitgavenbegroting, beschikbaar vermeerderd met het overgebleven bedrag van de

vorige calls277. Er was een maximaal totaalbudget van 10,2 euro voorzien. In vergelijking met

de laatste call uit 2014 werd het globale bedrag voor de restwarmteprojecten met 1/3e

verminderd: van maximum 6,2 miljoen euro naar maximum 4,2 miljoen euro. Zo kon er budget

vrij gemaakt worden voor diepe aardwarmte zonder nieuwe financiën te moeten aanboren278.

Dit maximale budget werd verdeeld over:

• installaties voor de productie van nuttige groene warmte uit biomassa (max. 1 miljoen

euro);

• installaties voor de productie van nuttige groene warmte uit aardwarmte uit de diepe

ondergrond (max.4 miljoen euro);

• installaties voor de benutting van restwarmte (max. 4,2 miljoen euro);

• installaties voor de productie en injectie van biomethaan (max. 1 miljoen euro).

Er werden 12 projecten voor de benutting van restwarmte ingediend, 2 projecten voor groene

warmte uit diepe geothermie, 1 project voor groene warmte uit biomassa en 2 projecten voor

de productie van biomethaan279. Van de 17 ingediende projecten werden er slechts 2 niet

weerhouden. Samen vroegen deze twee projecten een steunbedrag van 1.048.944 euro. Een

dossier werd niet in aanmerking genomen omdat de investering niet onder de doelgroep van de

calls valt zoals vastgelegd in het Energiebesluit. Een tweede dossier omdat er

groenestroomcertificaten of warmtekrachtcertificaten kunnen worden toegekend aan de

276 MB 18 september 2015 houdende de organisatie van een call voor het indienen van steunaanvragen voor

nuttige-groenewarmte-installaties voor de productie van nuttige groene warmte uit biomassa en uit aardwarmte uit

de diepe ondergrond, installaties voor de benutting van restwarmte en installaties voor de productie van

biomethaan, BS 29 september 2015. 277 Vr. en Antw. Vl.Parl., Vr. nr. 345, 22 augustus 2016 (T. ROMBOUTS, antw. B. TOMMELEIN). 278 C. GOVAERT, “Call voor groene warmte uit biomassa en aardwarmte, voor restwarmte en voor biomethaan”,

ImmoSpector Wolters Kluwer, 29 september 2015. 279 Vr. en Antw. Vl.Parl., Vr. nr. 142, 25 januari 2016 (T. ROMBOUTS, antw. B. TOMMELEIN).

Page 70: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

70

installatie. Dergelijke projecten zijn zoals supra reeds aangehaald volgens het Energiebesluit

uitgesloten van dubbele ondersteuning280.

Uiteindelijk werden er 11 projecten voor restwarmte, 2 voor groene warmte uit de diepe

ondergrond, 1 project voor biomethaan en 1 voor groene warmte uit biomassa goedgekeurd281.

Het budget voor de call van 2015 bedroeg 10.217.341 euro. Hiervan werd 8.642.616,37 euro

toegekend. Er was een resterend bedrag van 1.574.724,63 euro, dat beschikbaar bleef voor de

volgende call282.

137. Geen call in 2016 – De Vlaamse Regering keurde op 15 juli 2016 een wijziging van het

Energiebesluit goed die een wijziging van de frequentie voor het organiseren van de calls

groene warmte doorvoerde van minstens om de zes maanden naar minstens om de twaalf

maanden. In 2016 zal bijgevolg één call groene warmte georganiseerd worden in het najaar283.

138. De vijfde afgesloten call uit 2017284 had een oproepperiode van 1 februari tot en met 15

maart 2017 over een periode van tweeënhalf maand voor investeerders van projecten. Een totaal

budget van 12.075.221 euro werd voorzien en verdeeld onder de vier technologieën als volgt:

• installaties voor de productie van nuttige groene warmte uit biomassa (max. 1.000.000

euro);

• installaties voor de productie van nuttige groene warmte uit aardwarmte uit de diepe

ondergrond (max.4 miljoen euro);

• installaties voor de benutting van restwarmte (max. 6.075.221 euro);

• installaties voor de productie en injectie van biomethaan (max. 1.000.000. euro).

Alle dertien ingediende projecten werden goedgekeurd. De goedkeuring omvatte 8 projecten

voor restwarmte, 2 projecten voor groene warmte uit diepe geothermie en 2 voor groene warmte

uit biomassa en ten slotte 1 project voor de productie van biomethaan285. Van het totaalbudget

280 Vr. en Antw. Vl.Parl., Vr. nr. 291, 8 juni 2016 (R. BOTHYNE, antw. B. TOMMELEIN). 281 C. VERMEULEN, “Steun voor groene warmte”, MER 2016, nr. 3, 261. 282 Vr. en Antw. Vl.Parl., Vr. nr. 291, 8 juni 2016 (R. BOTHYNE, antw. B. TOMMELEIN). 283 Vr. en Antw. Vl.Parl., Vr. nr. 345, 22 augustus 2016 (T. ROMBOUTS, antw. B. TOMMELEIN). 284 MB 13 januari 2017 houdende de organisatie van een call voor het indienen van steunaanvragen voor nuttige-

groenewarmteinstallaties voor de productie van nuttige groene warmte uit biomassa en uit aardwarmte uit de diepe

ondergrond, installaties voor de benutting van restwarmte en installaties voor de productie van biomethaan, BS 21

januari 2018. 285 Bijlage “Goedgekeurde projecten bij de eerste call van 2017 en productiecapaciteit van de goedgekeurde

projecten per project” bij Vr. en Antw. Vl.Parl., Vr. nr. 356, 12 juli 2017 (R. BOTHYNE, B. TOMMELEIN).

Page 71: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

71

werd 7.212.995,71 euro toegekend. Er is nog een resterend bedrag van 4.862.225,29 euro dat

beschikbaar bleef voor een volgende call.

139. De laatste oproep tot een call vond plaats in het voorjaar van 2018 en de oproepperiode

liep van maandag 19 februari tot en met vrijdag 30 maart286. Het gaat aldus om een korte

loopperiode van slechts anderhalve maand. Deze nieuwe oproep voor groene-warmteprojecten

wordt voorzien van een totaal budget van 15,4 miljoen euro. Het geld voor deze call komt uit

het Energiefonds en van het restdeel van de call van 2017.

Het totaal budget van 15,4 miljoen euro wordt onder de vier technologieën verdeeld :

• 1.000.000 euro voor installaties die groene warmte produceren uit biomassa, capaciteit

> 1 MWth;

• 6.000.000 euro voor installaties die gebruik maken van groene warmte uit diepe

geothermie, capaciteit > 1 MWth;

• 7.362.225 euro voor installaties voor de benutting van restwarmte;

• en 1.000.000 euro voor installaties voor de projectie en injectie van biomethaan.

Er werden 11 projecten ingediend waarvan zij het voorziene totaalbudget niet overschreden.287

Naar alle waarschijnlijkheid zullen deze 11 projecten ook goedgekeurd worden voor

steuntoezegging.

2. Conclusie

140. Intussen zijn sinds 2013 reeds zes calls georganiseerd via een jaarlijkse oproep voor

projecten. De intekeningen voor de eerste drie calls kwamen eerder aarzelend op gang, met in

totaal 22 ingediende projecten. De laatste drie oproepen lokten meer belangstelling; toen

dienden in 2015, 2017 en 2018 respectievelijk 17, 13 en 11 bedrijven of organisaties een project

in. In totaal gaat het aldus om 63 ingediende projecten indien men de laatste call van 2018

meerekent. Zonder deze laatste call werden reeds veertig projecten van de 52 ingediende

projecten goedgekeurd. Voor nuttige groene warmte uit biomassa werden 4 projecten

286 MB 9 februari 2018 houdende de organisatie van een call voor het indienen van steunaanvragen voor nuttige-

groenewarmte-installaties voor de productie van nuttige groene warmte uit biomassa en uit aardwarmte uit de

diepe ondergrond, installaties voor de benutting van restwarmte en installaties voor de productie van biomethaan,

BS 19 februari 2018. 287 Gesprek met mevr. Kelsey Van Maris, kabinetsmedewerker van meneer Bart Tommelein, 27 april 2018.

Page 72: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

72

goedgekeurd, voor de benutting van restwarmte 29 projecten, voor de productie van biomethaan

3 projecten en voor groene warmte uit de diepe ondergrond 4 projecten288. Vlaams minister van

Energie meneer B. Tommelein concludeerde dat de indieningsmethode voldoende kwalitatieve

projecten oplevert. Opgemerkt kan worden dat het totale budget per oproep van een call nooit

werd overschreden. Tevens werden ingediende projecten alleen niet in aanmerking genomen

voor steun wanneer hun dossier niet wettelijk in orde was of wanneer het project reeds in

aanmerking kwam voor andere steun289.

141. Voornamelijk voor de benutting van restwarmte was de interesse groot. Veel van deze

projecten voorzien ook in de aanleg van een warmtenet. Het betreft zowel nieuwe warmtenetten

als uitbreidingen van bestaande warmtenetten. Naast de meest voorkomende warmtenetten die

gevoed worden vanuit 1 warmtebron, zijn er ook warmtenetten die door verschillende

warmtebronnen worden gevoed. Het aantal projecten voor de productie van groene warmte uit

biomassa is laag. De reden hiervoor is niet eenduidig. De ondergrens voor het bruto thermisch

vermogen is 1 MWth. Dit zijn installaties die een grote warmtevraag invullen, die niet overal

aanwezig is. Ook de onzekerheid over een stabiele aanvoer van duurzame en betaalbare

biomassa zal de investeringsbeslissing beïnvloeden. Daarbij gelden ook strengere

emissiegrenswaarden en bijhorende uitbatingsvoorwaarden boven 1 MWth290. Er zijn ook

slechts 4 projecten goedgekeurd voor groene warmte uit de diepe ondergrond. Een reden

hiervoor kon het hoge bruto thermisch vermogen zijn van 5MW. Deze werd evenwel eind 2017

verlaagd naar 1MW waardoor projecten ingediend bij de call van 2018 niet meer aan deze hoge

grens moeten voldoen291.

142. Concluderend kan men stellen dat de indieningsmethode inderdaad projecten oplevert,

maar het voorziene totaalbudget per call wordt nooit overschreden. Er zijn strenge (vermogens)

vereisten voor projecten om steun aan te vragen en de verschillende overige criteria zorgen

ervoor dat het toepassingsgebied vandaag erg beperkt is. Ook kan men stellen er voornamelijk

projecten voor de benutting van restwarmte zijn ingediend en goedgekeurd. In de zomer van

2018 wordt door de Vlaamse Regering een nieuw voorstel uitwerken rond de aanpassing van

deze call groene warmte zodat er meer projecten in aanmerking komen voor steun. In deel III

van deze masterproef wordt dit uitgebreid besproken.

288 Vr. en Antw. Vl.Parl., Vr. nr. 191, 5 maart 2018 (A. GYFFROY, antw. B. TOMMELEIN). 289 Gesprek met mevr. Kelsey Van Maris, kabinetsmedewerker van meneer Bart Tommelein, 27 april 2018. 290 C. VERMEULEN, “Steun voor groene warmte”, MER 2016, nr. 3, 261. 291Art. 7.7.1. § 1, Energiebesluit.

Page 73: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

73

DEEL II. DE JURIDISCHE BEPERKINGEN VAN DE

ONDERSTEUNINGSMECHANISMEN

143. In dit onderhavig deel worden de juridische beperkingen van de nationale

steunregelingen voor groene stroom besproken, waarbij het Vlaamse GSC-systeem en de call

groene warmte concreet getoetst worden aan de besproken juridische beperkingen.

144. Er zal in eerste instantie geanalyseerd worden in hoeverre deze nationale

steunregelingen voor groene stroom verenigbaar zijn met de interne markt van de EU292.

Hiertoe zal enerzijds bekeken worden of deze steunregelingen verenigbaar zijn met het vrij

verkeer van goederen (art. 34 VWEU). In dit verband zullen de uitspraken Ålands Vindkraft en

Essent Belgium van het Hof van Justitie (hierna: “het Hof”) besproken worden en op enige

punten geanalyseerd worden. Anderzijds zal bekeken worden op welke wijze deze nationale

steunregelingen verboden staatssteun kunnen inhouden op grond van artikel 107 VWEU. In dit

kader zullen de uitspraken PreussenElektra en Vent de Colère! van het Hof van Justitie van

belang zijn, naast het staatssteunbeleid van de Europese Commissie op dit vlak.

145. In tweede instantie betekent de voorlopig goedgekeurde herziene Richtlijn

Hernieuwbare Energie (“de Compromistekst)293 een verdere top-down regulering van

ondersteuningsmechanismen voor groene stroom. Zo werden voor het eerst marktprincipes (art.

4) bindend vastgelegd. Een bondige analyse van deze nieuwe regulering is belangrijk aangezien

de Vlaamse Regering haar intentie heeft geuit om in de volgende legislatuur een nieuwe

steunregeling in te voeren294. Tenslotte wordt de Belgische bevoegdheidsverdeling op het

gebied van energie uiteengezet waarbij de gevolgen hiervan op steunregelingen voor groene

stroom worden besproken.

TITEL I. Nationale steunregelingen inzake groene stroom en het vrij verkeer van

goederen

Hoofdstuk I. Inleiding

1. Het vrij verkeer van goederen

292 In dit deel II van de masterproef valt het begrip ‘interne markt’ van de EU in twee pijlers uiteen: niet alleen

wordt gekeken naar het vrij verkeer van goederen (art. 34-36 VWEU), maar ook het verbod op staatssteun (art.

107 VWEU). 293 Nota van het Secretariaat-generaal van de Raad aan het Comité van Permanente Vertegenwoordigers van 21

juni 2018, “Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the promotion of the use of

energy from renewable sources - Analysis of the final compromise text with a view to agreement” (2016/0382

(COD)), http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-10308-2018-INIT/en/pdf. 294 Gesprek met mr. Lorenzo Van de Pol, kabinetsmedewerker van meneer Bart Tommelein, 27 april 2018.

Page 74: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

74

1.1. Conflict tussen primair en secundair EU-recht

146. Bij het opmaken van de nationale steunregelingen voor hernieuwbare energie hebben

de lidstaten onder de huidige Richtlijn Hernieuwbare energie het recht om volledig vrij

steunregelingen op te stellen. De HERL bepaalt in artikel 3 lid 3 dat “onverminderd de

artikelen 87 en 88 van het Verdrag, hebben de lidstaten het recht overeenkomstig de artikelen 5

tot en met 11 van deze richtlijn te besluiten in welke mate zij in een andere lidstaat

geproduceerde energie uit hernieuwbare bronnen steunen”. Lidstaten hebben daarop

steunregelingen voor hernieuwbare energie uitgewerkt mét een territorialiteitsbeperking. Deze

vrijheid vervat in secundaire EU regelgeving is evenwel in conflict met primaire regelgeving

van EU recht, namelijk het vrij van verkeer van goederen in de Europese interne markt vervat

in de artikelen 34-36 VWEU.

147. In de arresten PreussenElektra, Ålands Vindkraft en Essent Belgium werd het gebrek

aan onderlinge afstemming tussen deze twee belangrijke Europese beleidsterreinen, namelijk

het duurzame energiebeleid en de regels omtrent het vrij verkeer van goederen, duidelijk en

stelde zich dan ook de vraag of steunregelingen voor hernieuwbare energie met een

territorialiteitsbeperking verenigbaar met de interne markt kunnen worden verklaard295.

1.2. Rechtvaardigingsgronden

148. Wanneer een dergelijke steunmaatregel met een territorialiteitsbeperking van de

lidstaten een effect heeft op de grensoverschrijdende markt in de zin van artikel 34 en 35 VWEU

wordt zij aangemerkt als een maatregel van gelijke werking. Een nationaal beleid dat alleen de

in die lidstaat opgewekte hernieuwbare energie stimuleert zal een dergelijk effect hebben en

dus objectief gerechtvaardigd moeten worden om verenigbaar te zijn met het Europees recht

ten aanzien van het vrije verkeer van goederen296.

149. Opgemerkt moet worden dat elektriciteit door het Hof aangemerkt wordt als een goed

in de zin van artikel 34 en 35 VWEU en dat steunmaatregelen ter bevordering van groene

295 S. R. W. VAN HEES, “Ålands Vindkraft (C-573/12): Conflict tussen het vrij verkeer van goederen en de

bevordering van duurzame energie”, Nederlands Tijdschrift voor Energierecht 2014, afl. 5/6, 212. 296 H. H. B. VEDDER, “Groene stroom en de Europese interne markt: het recht inzake staatssteun en het vrij

verkeer van goederen en de Europese rechtsvorming”, Tijdschrift voor Europees en economisch recht 2015,

63(7/8), 332.

Page 75: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

75

stroom met een territorialiteitsbeperking ook aangemerkt worden als een maatregel van gelijke

werking die een effect heeft op de grensoverschrijdende markt297.

150. Mogelijke rechtvaardigingsgronden voor deze steunregelingen zijn te vinden in artikel

36 VWEU en kunnen ook worden ontleend aan de rechtspraak van het Hof inzake de dwingende

redenen van algemeen belang (hierna: “de dwingende vereisten”). Met name deze laatste bron

is van belang voor beschermingsdoelstellingen die zich na de vaststelling van het toenmalige

EEG-Verdrag (Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap) hebben

aangediend. Dit is zeer relevant voor groene stroom, en groene energie in zijn geheel, aangezien

artikel 36 VWEU niet is aangepast ten opzichte van het oude artikel 36 EEG dat dateert uit een

tijdperk waarin klimaatverandering simpelweg niet aan de orde was.

Het algemene Verdragsrechtelijke kader voor het vrije verkeer van goederen bestaat dus uit een

ruim geformuleerd verbod enerzijds en een mogelijkheid om inbreuken op het verbod te

rechtvaardigen anderzijds. Inmiddels is dit Verdragsrechtelijke kader al vele decennia toegepast

op vraagstukken rond groene energie en het vrije verkeer298, maar vele vragen blijven

onbeantwoord299.

2. Juridische onduidelijkheden in de rechtspraak van het Hof van Justitie

151. In de principe arresten PreussenElektra300, Ålands Vindskraft301 en Essent Belgium302

heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat lidstaten het recht behouden om te kiezen voor wie de

steunregelingen voor groene stroom openstaan en dat lidstaten producenten van groene stroom

uit andere lidstaten aldus kan uitsluiten van de steunregelingen. Het Hof oordeelt dat een

nationale steunregeling die uitsluitend openstaat voor partijen die in de betrokken lidstaat

duurzame elektriciteit produceren in beginsel geen ongeoorloofde inbreuk maakt op het vrij

verkeer van goederen en dus is toegestaan.

297 Zie hiertoe onder meer: HvJ 17 juli 2008, nr. C-206/06, ECLI:EU:C:2008:413 (Essent Netwerk Noord e.a.),

r.o. 43, HvJ 23 oktober 1997, nr. C-158/94, ECLI:EU:1997:500 (Commissie/Italië) en HvJ 27 april 1994, nr. C-

393/92, ECLI:EU:1994:171 (Gemeente Almelo e.a.), r.o. 28. 298 In wezen is de zaak HvJ 10 maart 1983, nr. C-172/82, ECLI:EU:C:1983:69 (Inter-Huiles e.a.), Jur. 1983 p.

555, een vroeg voorbeeld. Zie voor een volledig overzicht N. DE SADELEER, EU Environmental Law and the

Internal Market, Oxford: Oxford University Press, 2014. 299 H. H. B. VEDDER, “Groene stroom en de Europese interne markt: het recht inzake staatssteun en het vrij

verkeer van goederen en de Europese rechtsvorming”, Tijdschrift voor Europees en economisch recht 2015,

63(7/8), 332. 300 HvJ 13 maart 2001, nr. C-379/98, ECLI:EU:C:2001:160 (PreussenElektra AG t. Schhleswag AG). 301 HvJ 1 juli 2014, nr. C-573/12, ECLI:EU:C:2014:2037, (Ålands Vindkraft AB t. Energimyndigheten). 302 HvJ 11 september 2014, nrs. C‑204/12 - C‑208/12, ECLI:EU:C:2014:2192 (Essent Belgium nv t. VREG).

Page 76: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

76

152. Hoewel de arresten door de lidstaten de gehoopte uitkomst hadden, zijn er daarentegen

wel een aantal juridische vragen onduidelijk beantwoord. Zo heeft het Hof niet altijd

duidelijkheid verschaft of en wanneer discriminatie tegen buitenlandse goederen, in casu

groene stroom, is toegelaten onder de dwingende vereisten voor redenen van

milieubescherming. Daarnaast is het uit de overwegingen van de arresten moeilijk af te leiden

wanneer het steunregeling voor hernieuwbare energie met een territorialiteitsbeperking de toets

door het Hof aan het evenredigheidsbeginsel doorstaat.

153. Het is belangrijk deze onduidelijke juridische vragen te verhelderen zodat lidstaten bij

hun reeds bestaande steunregelingen en a fortiori bij toekomstige steunregelingen zekerheid

hebben dat deze, ondanks een territorialiteitsbeperking, verenigbaar zijn met de interne markt

ex artikel 34 VWEU. Er zal hierbij getoetst worden of het huidige Vlaamse GSC-regime

verenigbaar is met de interne markt. (zie hoofdstuk II)

154. Daarnaast kan zich de vraag worden gesteld of het Hof de intentie had om na de arresten

PreussenElektra, Ålands Vindkraft en Essent Belgium de lidstaten gerust te stellen dat alle

steunregelingen voor hernieuwbare energie met een territorialiteitsbeperking verenigbaar zijn

met de interne markt, aangezien in deze principe arresten het alleen steunregelingen betrof voor

duurzame stroom. Dit is van belang voor alle steunregelingen voor hernieuwbare energie in de

lidstaten, en aldus ook voor de Vlaamse call groene warmte. (zie hoofdstuk III)

Hoofdstuk II. Het Vlaamse GSC-regime getoetst aan het vrij verkeer inzake goederen

1. De arresten PreussenElektra, Ålands Vindkraft en Essent Belgium

155. Hieronder zal worden uiteengezet op welke overwegingen het Hof van Justitie zich in

de uitspraken PreussenElektra, Ålands Vindkraft en Essent Belgium heeft gebaseerd over de

vraag naar de verenigbaarheden van deze nationale regelingen inzake groene stroom met het

vrij verkeer van goederen ex artikel 34 VWEU. Op basis van deze principe arresten wordt

gepoogd de geldende rechtspraak van het Hof te verhelderen om daarna het huidige Vlaamse

GSC-regime eraan te toetsen.

1.1. Het arrest PreussenElektra van 13 maart 2001

156. In het mijlpaalarrest PreussenElektra heeft het Hof van Justitie zich gebogen over de

vraag of en in welke mate een Duitse nationale steunmaatregel een inbreuk uitmaakte op artikel

34 VWEU. De Duitse lokale elektriciteitsbedrijven waren namelijk wettelijk verplicht alle in

hun distributiegebied geproduceerde duurzame stroom af te nemen tegen een tarief dat hoger

Page 77: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

77

was dan de geldende marktprijs. Daarmee werd de markttoetreding voor buitenlandse

leveranciers van groene stroom ten minste potentieel belemmerd, hetgeen een maatregel van

gelijke werking oplevert aldus het Hof303.

157. Het Hof oordeelde dat het regime de handel tussen lidstaten in de EU kon belemmeren,

maar het doel van het Duitse recht was de bescherming van het milieu en de bijdrage tot de

verlaging van broeikasgassen304. In verband met de evenredigheidstoets stelde het Hof op het

einde van haar overwegingen dat de Duitse steunmaatregel geen inbreuk maakt op het vrij

verkeer van goederen “gezien de huidige stand van het Gemeenschapsrecht”305. Samen met het

feit dat eenmaal elektriciteit in het net is geïnjecteerd het moeilijk te bepalen is van welke bron

deze energie afkomstig is, besliste het Hof dat er geen sprake was van onverenigbaarheid met

artikel 34 VWEU.

158. Opgemerkt kan worden dat de redenering van het Hof allesbehalve verhelderend was.

Het Hof beroept zich in haar arrest op tal van relevante rechtvaardigingsgronden306, maar gaf

niet duidelijk aan waarom de maatregel noodzakelijk en evenredig is. Belangrijk is ook dat de

maatregel in kwestie een onderscheid maakt tussen in Duitsland geproduceerde en in andere

lidstaten geproduceerde groene stroom307. Hiermee levert de maatregel op grond van ’s Hofs

vaste jurisprudentie een maatregel met onderscheid op, zodat de Cassis-rechtvaardiging op

grond van dwingende vereisten niet inroepbaar zou zijn. Het alternatief zou zijn om te erkennen

dat, gelet op de bijzondere eigenschappen van elektriciteit, in het binnenland geproduceerde

(duurzame) elektriciteit onvergelijkbaar is met in het buitenland opgewekte (duurzame)

elektriciteit. Deze redenering die door de Finse regering was aangevoerd in Outokumpu is al

ferm afgewezen door het Hof, zodat dit geen verklaring kan zijn voor de uitkomst in

PreussenElektra308.

303 R.o. 70 en 71 PreussenElektra. 304 R.o. 73 en 75 PreussenElektra. 305 R.o. 81 PreussenElektra. 306 R.o. 73-75 PreussenElektra. 307 Dit blijkt al uit het feit dat het Hof in r.o. 70 van PreussenElektra verwijst naar het arrest in HvJ 13 maart 2001,

nr. C-21/88, ECLI:EU:C:2001:160 (Du Pont de Nemours Italiana), waar het in r.o. 14 uitdrukkelijk vaststelt dat

de aldaar relevante maatregel ‘vanwege haar discriminerende karakter geen rechtvaardiging 46 [kan] vinden in de

dwingende eisen die in de rechtspraak van het Hof zijn erkend. Met dergelijke dwingende eisen kan enkel rekening

worden gehouden in geval van maatregelen die zonder onderscheid van toepassing zijn op nationale en ingevoerde

produkten’. 308 H. H. B. VEDDER, “Groene stroom en de Europese interne markt: het recht inzake staatssteun en het vrij

verkeer van goederen en de Europese rechtsvorming”, Tijdschrift voor Europees en economisch recht 2015,

63(7/8), 333.

Page 78: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

78

159. Concluderend kan gezegd worden dat het stilzwijgen van het Hof op dit laatste punt,

gekoppeld aan de duidelijk temporele dimensie van de overwegingen, het ontbreken van een

deugdelijke identificatie van de rechtvaardigingsgrond309 en de onderbouwing van de

evenredigheid310, en het verzwijgen van het feit hier een maatregel met onderscheid wordt

gerechtvaardigd met een Cassis-dwingend vereiste voor de nodige onduidelijkheid zorgde bij

de lidstaten311.

1.2. Het arrest Ålands Vindskracht van 1 juli 2014

160. Het jaar 2014 was een jaar met twee interessante Europese zaken over door lidstaten

opgezette nationale steunprogramma’s voor duurzame stroom. Met de zaken Ålands Vindkraft

en Essent Belgium werd een deel van de hierboven beschreven onduidelijkheden weggewerkt.

Het Hof van Justitie heeft in deze arresten uitgebreidere en meer coherente overwegingen

weergegeven312.

1.2.1. Feitenrelaas

161. In het arrest van l juli 2014 van het Hof van Justitie staat een Zweedse steunregeling

centraal. De Zweedse instantie Energimyndigheten verstrekt op verzoek aan erkende

producenten per MWh geproduceerde duurzame elektriciteit een stroomcertificaat. Deze

stroomcertificaten zijn verhandelbaar. Er is vraag naar stroomcertificaten omdat

elektriciteitsproducenten en bepaalde verbruikers jaarlijks een bepaald aantal certificaten, dat

overeenkomt met een deel van hun totale productie of verbruik, bij de staat moeten inleveren,

op straffe van verbeurte van een boete ('qotumverplichting'). Alleen in Zweden gelegen

installaties voor de productie van duurzame elektriciteit komen voor stroomcertificaten in

aanmerking. Energimyndigheten heeft een verzoek van Ålands Vindtkraft AB (' Ålands

Vindkraft') afgewezen om haar windpark gelegen op de Finse eilandengroep Ålands te

309 Het Hof refereert aan milieubescherming, het tegengaan van klimaatverandering en de bescherming van de

gezondheid en van het leven van personen en dieren en het behoud van de plantensoorten, PreussenElektra r.o. 73-

75. 310 Het Hof lijkt, in r.o. 79, de evenredigheid van de maatregel te onderbouwen met de observatie dat de herkomst

van elektriciteit niet langer kan worden vastgesteld zodra deze is ingevoed in het net. Nota bene dat precies deze

redenering verworpen werd als rechtvaardiging voor het maken 56 van onderscheid tussen nationale en ingevoerde

productie door het Hof in HvJ EG, C-213/96, ECLI:EU:C:1998:155, Jur. 1998, p.I-1777 (Outokumpu Oy), r.o.

37-39. 311 H. H. B. VEDDER, “Groene stroom en de Europese interne markt: het recht inzake staatssteun en het vrij

verkeer van goederen en de Europese rechtsvorming”, Tijdschrift voor Europees en economisch recht 2015,

63(7/8), 333. 312 In dit hoofdstuk II zal eerst het arrest Ålands Vindkraft worden geanalyseerd en in mindere mate het arrest

Essent Belgium aangezien in de Essent Belgium zaak vaak terugverwezen naar Ålands Vindkraft.

Page 79: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

79

erkennen voor de toekenning van stroomcertificaten. Ålands Vindkraft legde zich niet neer bij

de beslissing en maakte een procedure aanhangig bij de rechtbank in Linköpig. Hierop besloot

de rechtbank de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof van Justitie om een prejudiciële

beslissing te verzoeken om uitleg van de relevante Europese bepalingen gevraagd313.

162. Samengevat, moest het Hof van Justitie de wettigheid onderzoeken van de

‘territorialiteit’ van de groenestroomcertificaten. Het Hof moest zich namelijk buigen over de

vraag of een regime van ondersteuning van de productie van elektriciteit uit hernieuwbare

energiebronnen via certificaten, waarvan de toepassing beperkt wordt tot de elektriciteit

geproduceerd op het grondgebied van een bepaalde lidstaat (zowel voor de toekenning van GSC

aan producenten, als voor de verplichting van leveranciers om GSC voor te leggen) verenigbaar

is met het Europese recht.

1.2.2. De beoordeling door het Hof van Justitie

1.2.2.1. Conclusie van Advocaat-Generaal Bot op 28 januari 2014

163. Advocaat-Generaal Bot concludeerde allereerst dat de gewraakt Zweedse nationale

steunmaatregel niet is toegestaan314. Hij schreef in zijn conclusie dat de Zweedse regeling

‘discriminerende beperking van het vrije verkeer van goederen’ inhield zoals in de zin van

artikel 34 VWEU. Tevens kon volgens Advocaat-Generaal Bot de nationale regeling niet

gerechtvaardigd worden nu niet aangetoond kon worden dat de ‘territoriale beperkingen

geschikt zijn om te waarborgen dat de doelstelling van bescherming van het milieu wordt

verwezenlijkt’315. Opmerkelijk hierbij is dat de Advocaat-Generaal het Hof de aanbeveling gaf

om artikel 3 lid 3 van de HERL ‘ongeldig’ te verklaren ‘voor zover de lidstaten op grond van

deze bepalingen producenten van wie de installaties voor elektriciteitsproductie uit

hernieuwbare energiebronnen zich in een andere lidstaat bevinden, de toegang tot hun

steunregelingen kunnen ontzeggen of beperken’316. Het ongeldig verklaren van een

richtlijnbepaling wegens in strijd met het primaire Unierecht is slechts sporadisch

313 HvJ 1 juli 2014, nr. C-573/12, ECLI:EU:C:2014:2037, (Ålands Vindkraft AB t. Energimyndigheten). 314 Conclusie A-G Bot 28 januari 2014, zaak C-573/12, Ålands Vindkraft AB/Energimyndig heten,

ECLI:EU:C:2014:37. 315 Conclusie van 28 januari 2014 bij zaak C-573/12, ECLI:EU:2014:37 ( Ålands Vindkraft), sub 79-110. 316 P.L.F. RIBBERS, “Nationale regelingen inzake groenestroomcertificaten en de Europese Unie” in S.

GOLDSTEIN, H. BEEMSTER, N. VAN GANZEN en C. SMIT (eds.), Recht en duurzame ontwikkeling,

Apeldoorn-Antwerpen, Maklu, 2016, 94.

Page 80: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

80

voorgekomen317. Doorgaans tracht het Hof van Justitie dat te vermijden, bijvoorbeeld door erop

te wijzen dat de Uniewetgever een ruime beoordelingsmarge heeft. In de Ålands Vindkraft zaak

laat het Hof van Justitie deze discussie zelfs volledig links liggen318.

164. Advocaat-Generaal Bot concludeert aldus dat lidstaten geen subsidie kunnen weigeren

aan groene stroomproducenten, uitsluitend op de grond dat de opwerkinstallatie niet binnen de

eigen landsgrenzen staat, aangezien dit in strijd met het vrij verkeer van goederen zou zijn en

een rechtvaardiging ontbrak. Had het Hof het advies van de A-G gevolgd, dan zou dit een

drastische hervorming van het subsidiestelsel voor groene energie hebben betekend. Menig

lidstaat had dan het subsidiesysteem moeten aanpassen.

1.2.2.2. De uiteindelijke beslissing op 1 juli 2014

165. Op 1 juli 2014, na lange onduidelijkheid voor de lidstaten sinds het PreussenElektra

arrest, heeft het Hof van Justitie deze maal in haar overwegingen duidelijker geformuleerd

wanneer subsidiemaatregelen voor duurzame stroom die beperkt zijn tot het nationale

grondgebied zijn toegestaan. Het merendeel van het geannoteerd arrest is – ondanks de zeer

uitgebreide toelichting – nogal evident. Het kan als volgt worden samengevat319:

1. een stelsel van GSC is een “steunregeling” in de zin van de artikelen 2, tweede alinea,

sub k, en 3, derde lid van richtlijn 2009/28 1 (§ 39-48);

2. voornoemde richtlijn bevat bepalingen die bevestigen dat de lidstaten dergelijke stelsels

mogen beperken tot de groene stroom geproduceerd op hun eigen grondgebied (§ 49-

54);

3. gelet op het feit dat richtlijn 2009/28 de steunregelingen voor groene stroom niet

uitputtend harmoniseert320 – dergelijke regelingen gaan voornamelijk uit van de

lidstaten - dienen deze aan het primair recht te worden getoetst, inzonderheid artikel 34

VWEU m.b.t. het verbod op maatregelen van gelijke werking als een kwantitatieve

invoerbeperking (§ 55-64);

317 Zie met name HvJ 3 februari 1997, zaak C-62176, Jozef Strehl, ECLI:EU C:197718; HvJ EG 15 oktober 1980,

zaak C-125/79, SA Roquette Frères, ECLI:EU:C:1980:234, punten 10-17, rn.n. punt 6; HvJ EG 4 oktober 2007,

zaak C-457105, Schutzverband der Spirituosen Industrie, ECLI:EU:C:2005:576, punten 32-39. 318 I. BRINKMAN en P. HUURNINK, “Hof van Justitie sauveert nationale steunregeling inzake duurzame

elektriciteit”, NTER november 2014, afl. 9, 308. 319 D. VERHOEVEN, “Europese validering van de ‘territorialiteit’ van groenestroomcertificaten: een vermeden

ramp, enkele zware gevolgen en een gemiste kans” (noot onder Hof van Justitie van de EU (Grote Kamer) 1 juli

2014, C-573/12), MER 2015, nr. 1, 63. 320 S. R. W. VAN HEES, “Ålands Vindkraft (C-573/12): Conflict tussen het vrij verkeer van goederen en de

bevordering van duurzame energie”, Nederlands Tijdschrift voor Energierecht 2014, afl. 5/6, 213.

Page 81: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

81

4. “territoriale” GSC-stelsels kunnen de invoer van groene elektriciteit uit andere lidstaten

belemmeren. Enerzijds mogen de buitenlandse leveranciers enkel de GSC uit de

betrokken lidstaat gebruiken om aan hun quotumverplichtingen te voldoen. Anderzijds

kunnen de nationale producenten de groene elektriciteit die zij produceren samen met

de certificaten die zij hiervoor krijgen, verkopen. De eerste categorie wordt dus

benadeeld, terwijl de tweede wordt bevoordeeld (§ 65-75);

5. Een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve invoerbeperking kan worden

gerechtvaardigd op basis van bepaalde gronden van algemeen belang of dwingende

vereisten. Dit is duidelijk het geval ter zake gelet op de doelstellingen van het

bevorderen van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen (§ 76-82).

166. Rechtvaardigingsgronden – Wat betreft de rechtvaardigingsgronden voor de

territorialiteitsbeperking is het Hof, in tegenstelling tot de PreussenElektra beslissing, veel

duidelijker in haar beoordeling. Het Hof van justitie meent hier duidelijk dat er een

rechtvaardiging is voor deze schending van artikel 34 VWEU. Ten eerste komt de Zweedse

steunregeling de in de jurisprudentie erkende dwingende vereiste van de milieubescherming ten

goede, omdat die bijdraagt aan de toename van het gebruik van duurzame energiebronnen en

daarmee aan de reductie van broeikasgassen die het Kyoto-protocol voorschrijft. Ten tweede

dient de toename van het gebruik van duurzame energiebronnen, het in artikel 36 VWEU

genoemde algemene belang van bescherming van de gezondheid en het leven van personen,

dieren of planten. Ook is de ontwikkeling van hernieuwbare energie blijkens artikel 194 lid 1

onder VWEU, een van de doelstellingen die het EU-energiebeleid moeten sturen321.

Noemenswaardig is het feit dat het Hof de doelstelling van het bevorderen van het gebruik van

duurzame energiebronnen uitdrukkelijk als zelfstandige rechtvaardigingsgrond van een

(eventuele) belemmering van het vrije verkeer (van goederen) lijkt te erkennen. Dat was, voor

zover bekend, voor het eerst322.

167. Evenredigheidstoets – Vervolgens moet de nationale maatregel die de invoer van

elektriciteit uit andere lidstaten kan belemmeren, in overeenstemming zijn met het

evenredigheidsbeginsel. Het Hof van Justitie overweegt uitdrukkelijk dat die niet meer

321 I. BRINKMAN en P. HUURNINK, “Hof van Justitie sauveert nationale steunregeling inzake duurzame

elektriciteit”, NTER november 2014, afl. 9, 307. 322 I. BRINKMAN en P. HUURNINK, “Hof van Justitie sauveert nationale steunregeling inzake duurzame

elektriciteit”, NTER november 2014, afl. 9, 308.

Page 82: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

82

hetzelfde is als in het voormelde arrest PreussenEllektra van 2010323. Met betrekking tot deze

toets is het Hof in haar beoordeling veel minder helder, het arrest poneert namelijk het volgende

324:

a) (in § 92) het feit dat GSC enkel kunnen worden toegekend voor de groene stroom

geproduceerd op het nationale grondgebied “kan worden geacht noodzakelijk te zijn”

ter verwezenlijking van de doelstelling van bevordering van de elektriciteit

geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen. Dit oordeel wordt nergens echt

onderbouwd. Integendeel, het Hof erkent (§ 93) dat de betrokken doelstellingen “a

priori binnen de Unie lijken te kunnen worden nagestreefd”.

b) Daarnaast vermeldt het Hof tevens dat (§ 98) het feit dat de materie niet

geharmoniseerd werd en de lidstaten zich in verschillende toestanden bevinden (op het

vlak van de energiemix en het bestaande en te bereiken aandeel van hernieuwbare

energie), of nog (§ 99) de mogelijkheid van controle van de lidstaten op de gevolgen

en kosten van de stelsels van GSC.

c) Ook verwijst het Hof (§ 100) naar de mechanismen van samenwerking tussen lidstaten

die richtlijn 2009/28 mogelijk maakt.

d) Het benadrukt ten slotte (§ 103) dat “een dergelijke steunregeling voor groene energie

[...] in wezen vanuit een langetermijnperspectief beoogt om investeringen in nieuwe

installaties te bevorderen door de producenten bepaalde garanties te verschaffen met

betrekking tot de toekomstige afzet van hun groenestroomproductie. Aldus is voor de

effectiviteit van een dergelijke regeling per definitie een zekere duurzaamheid vereist

die met name geschikt is om het gewettigd vertrouwen te waarborgen van degenen die

daarin hebben geïnvesteerd en om de verdere exploitatie van die installaties te

garanderen”.

168. Deze hierboven geciteerde elementen pleiten voor de “territorialiteit” van GSC, of

minstens voor het behoud ervan. Auteur Damien Verhoeven leest daarin géén verantwoording

van het noodzakelijke karakter van de territoriale beperking, maar hoogstens redenen om de

323 I. BRINKMAN en P. HUURNINK, “Hof van Justitie sauveert nationale steunregeling inzake duurzame

elektriciteit”, NTER november 2014, afl. 9, 308. 324 D. VERHOEVEN, “Europese validering van de ‘territorialiteit’ van groenestroomcertificaten: een vermeden

ramp, enkele zware gevolgen en een gemiste kans” (noot onder Hof van Justitie van de EU (Grote Kamer) 1 juli

2014, C-573/12), MER 2015, nr. 1, 70.

Page 83: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

83

gevolgen van de getoetste regeling na – mogelijke onwettigheidsverklaring – te behouden325.

Het springt duidelijk in het oog dat de analyse van het Hof niet gestoeld is op een aantal

fundamentele vaststellingen, maar zich veelal beperkt tot bepaalde elementen “in herinnering

te brengen” of “op te merken”326. Het arrest getuigt op dit vlak van een delicate (en niet altijd

overtuigende) evenwichtsoefening en staat in schril contrast met de diepgaande analyse van de

advocaat-generaal die tot de conclusie kwam dat territoriale beperkingen niet in

overeenstemming zijn met het beginsel van het vrij verkeer van goederen en dat de HERL

ongeldig moest worden verklaard in zoverre zij dergelijke beperkingen toelaat. Het arrest meed

aldus een sectorale ramp maar blinkt zeker niet uit op vlak van samenhangende juridische

overwegingen in verband met de evenredigheidstoets327.

1.3. Het arrest Essent Belgium van 11 september 2014

169. De bovenstaande analyse werd bevestigd in de gevoegde zaken Essent Belgium die

betrekking hadden op het Vlaamse systeem inzake groenestroomcertificaten.

In september 2014 deed het Hof uitspraak in de zaak Essent/VREG waarin het ging over de

verenigbaarheid met art. 34 VWEU (vrij verkeer van goederen) van het Vlaamse GSC-regime

(dat enkel ten goede kwam aan in Vlaanderen geproduceerde duurzame energie), ook hier

besloot het Hof dat het Vlaamse steunprogramma inbreuk maakte op art. 34 VWEU, maar dat

deze inbreuk om redenen van milieubescherming gerechtvaardigd kon worden328. Doordat er

wordt bijgedragen aan de broeikasgasreducties, zijn deze hernieuwbare energiebronnen een

hulp bij het bestrijden van de klimaatverandering en een stijging van het gebruik van

hernieuwbare energiebronnen is high priority voor de EU329. Tevens vermeldde het Hof dat een

stijging van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen “falls within the public interest

grounds in, what is now, Article 36 TFEU, namely to protect the health and life of humans,

animals and plants”330. Opgemerkt kan worden dat het Hof duidelijk dezelfde

325 Het Hof komt op de proppen met de eerder ongebruikelijke referentie naar “de huidige stand van het Unierecht”:

zie r.o. 92 en 104 arrest Ålands Vindkraft. 326 P. DE BANDT en J. DEWISPELAERE, “Veel wind, weinig malen? Een kritische analyse van de gevolgen

van de arresten Ålands Vindkraft en Essent Belgium voor de voltooiing van de interne markt”, TRNI 2015, afl. 1,

32. 327 D. VERHOEVEN, “Europese validering van de ‘territorialiteit’ van groenestroomcertificaten: een vermeden

ramp, enkele zware gevolgen en een gemiste kans” (noot onder Hof van Justitie van de EU (Grote Kamer) 1 juli

2014, C-573/12), MER 2015, nr. 1, 70. 328 Par. 83-115 Essent/VREG. 329 Par. 90-92 Essent/VREG. 330 Par. 93-94 Essent/VREG.

Page 84: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

84

rechtvaardigingsgronden aanhaalt als in het Ålands Vindkraft arrest en hierbij duidelijkheid

schept voor de lidstaten omtrent de rechtvaardigingsgronden.

170. Wat betreft de evenredigheidstoets in verband met dit arrest besliste het Hof dat de

Vlaamse regeling de toets aan het evenredigheidsbeginsel onder bepaalde voorwaarden zou

doorstaan331. Het Hof erkende dat zonder harmonisatie van steunregelingen in het EU-recht een

territoriale beperking als noodzakelijk kan worden beschouwd om het nagestreefde doel te

bereiken, “to ensure the proper functioning of the support schemes, and to let the Member

States be able to control the effect and costs, and maintain investor confidence”332.

171. Het arrest Essent Belgium zal voortaan dan ook steeds in één adem worden genoemd

met het arrest Ålands Vindkraft en daardoor zelf wellicht minder weerklank krijgen. Het is

inderdaad zo dat de belangrijkste bijdrage van het arrest Essent Belgium gelegen is in het feit

dat het de vaststellingen van het Hof in Ålands Vindkraft heeft bevestigd en geconsolideerd333.

Tevens is het arrest Essent Belgium minder interessant omdat tijdens deze zaak de toen van

toepassing zijnde richtlijn de Richtlijn 2001/77/EG was (de voorloper van Richtlijn 2009/28/EG

ter bevordering van hernieuwbare energie)334. Deze Richtlijn 2001/77/EG had helemaal niet

de bedoeling de lidstaten te verplichten hun steunregelingen ten goede te laten komen aan

duurzame energie die in een andere lidstaat was geproduceerd335. De huidige HERL was van

toepassing in de Ålands Vindkraft zaak en in deze richtlijn wordt de mogelijkheid van een

territoriale beperking (het beperken van de werkingssfeer van een steunprogramma tot binnen

de eigen lidstaat opgewekte energie) wél expliciet toegestaan336.

2. Toetsing aan het huidige Vlaamse GSC-regime

172. In het arrest Essent Belgium stond reeds het Vlaamse regime inzake

groenestroomcertificaten centraal. Men zou daarop kunnen stellen dat het huidige Vlaamse

GSC-regime anno 2018 daarom ook (naar analogie) verenigbaar is met de interne markt ex

artikel 34 VWEU. Dit zou een te snelle conclusie zijn aangezien de juridische context waarin

331 Par. 96-116, specifiek par. 114 en 115 Essent/VREG. 332 Par. 97 and 101-102 Essent/VREG. 333 P. DE BANDT en J. DEWISPELAERE, “Veel wind, weinig malen? Een kritische analyse van de gevolgen van

de arresten Ålands Vindkraft en Essent Belgium voor de voltooiing van de interne markt”, TRNI 2015, afl. 1, 28. 334 S. R. W. VAN HEES, “Ålands Vindkraft (C-573/12): Conflict tussen het vrij verkeer van goederen en de

bevordering van duurzame energie”, Nederlands Tijdschrift voor Energierecht 2014, afl. 5/6, 212. 335 Gevoegde zaken C-204/12 tot en met C-208/12, Essent/VREG, par. 66. 336 S. R. W. VAN HEES, “Ålands Vindkraft (C-573/12): Conflict tussen het vrij verkeer van goederen en de

bevordering van duurzame energie”, Nederlands Tijdschrift voor Energierecht 2014, afl. 5/6, 212.

Page 85: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

85

Essent Belgium werd beoordeeld reeds is verouderd. Zoals hierboven vermeld, is in dit arrest

voornamelijk ingegaan op de interpretatie van richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement

en de Raad van 27 september 2001337, deze richtlijn is thans evenwel ingetrokken en vervangen

door de HERL.

173. Het Vlaamse regime van GSC heeft sinds 2012338 daarnaast een aantal belangrijke

veranderingen ondergaan, maar er is nog steeds een territorialiteitsbeperking339. Er kunnen

namelijk alleen maar groenestroomcertificaten bekomen worden voor stroom opgewekt uit

installaties gelegen in het Vlaamse Gewest. Naar analogie met het arrest Ålands Vindkraft kan

gesteld worden dat ook het huidige Vlaamse GSC-regime anno 2018 verenigbaar is met de

interne markt ex artikel 34 VWEU. De handelsbelemmering veroorzaakt door de

territorialiteitsbeperking kan namelijk ook gerechtvaardigd worden op grond van dwingende

vereisten met betrekking tot milieubescherming. Tevens zou ook verwezen kunnen worden naar

de algemene rechtvaardigingsgronden in artikel 36 VWEU genoemde algemene belang van

bescherming van de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten. Wat betreft de

evenredigheidstoets kan men stellen dat de territorialiteitsbeperking nodig is om het nationale

streefcijfer van 13 % inzake hernieuwbare energie te behalen.

Hoofdstuk III. De call groene warmte getoetst aan het vrij verkeer inzake goederen

174. Ondanks de beslissingen in de arresten PreussenElektra, Ålands Vindskraf en Essent

Belgium kan men zich de vraag stellen of het Hof wel de intentie had om lidstaten gerust te

stellen dat nationale steunregelingen voor alle soorten hernieuwbare energie met een

territorialiteitsbeperking verenigbaar zijn met de interne markt.

175. In het Ålands Vindkraft arrest gebruikte het Hof enerzijds vrij vage bewoordingen, wat

door de lidstaten kan geïnterpreteerd worden dat het Hof niet alleen steunregelingen ter

bevordering van groene stroom in de vorm van GSC, maar alle steunregelingen ter bevordering

van hernieuwbare energie met een territorialiteitsbeperking verenigbaar met de interne markt

zal verklaren. Anderzijds is het ook mogelijk om juist wél bepaalde restricties af te leiden uit

het arrest waardoor louter steunregelingen voor groene stroom gerechtvaardigd worden. De

vraag stelt zich hoe de Vlaamse call groene warmte verenigbaar kan worden verklaard met de

337 Richtl.EP en Raad 2001/77/EG, 27 september 2001, betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit

hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt, Pb.L. 283/33, 27 oktober 2001. 338 Op 12 april 2012 heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel verzocht om een prejudiciële beslissing (zaak

Essent/Beglium). 339 Art. 7.1.1. Energiedecreet.

Page 86: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

86

interne markt ex artikel 34 VWEU aangezien ook deze steunregeling een

territorialiteitsbeperking bevat340.

1. Enkel een rechtvaardiging voor groene stroom en exploitatiesteun?

1.1. Groene stroom vs. alle soorten hernieuwbare energie

176. Uit de bewoordingen van het Hof in het Ålands Vindkraft arrest kan geïnterpreteerd

worden dat enkel territorialiteitsbeperkingen voor groene stroom gerechtvaardigd kunnen

worden. Men zou kunnen stellen dat de toepassing van territoriale beperkingen in het kader van

nationale steunregimes enkel gerechtvaardigd is in het kader van de productie van groene

stroom en niet voor andere hernieuwbare energiebronnen die een duidelijke fysische component

hebben waardoor het steeds mogelijk is om de oorsprong ervan te achterhalen341. Zo begint het

Hof zijn beoordeling op het vlak van de evenredigheid door te verwijzen naar een bijzonderheid

van de elektriciteitsmarkt die reeds in de zaak PreussenElektra aan bod was gekomen en die

ook vandaag nog steeds relevant is342. Het betreft met name de vaststelling dat het, wegens de

kenmerken van elektriciteit, zodra zij in het transmissie- of distributienetwerk is opgenomen,

moeilijk is om de oorsprong ervan en met name de energiebron waaruit zij is geproduceerd,

vast te stellen. Volgens het Hof blijkt het in het verbruiksstadium dan ook praktisch moeilijk te

zijn om systematisch vast te stellen dat de elektriciteit inderdaad groene stroom is343.

1.2. Exploitatiesteun vs. investeringssteun

177. Steunregelingen ter bevordering van hernieuwbare energie kunnen onder artikel 3 lid 3

HERL voorkomen in de vorm van exploitatiesteun of investeringssteun344. De meest bekende

vormen van exploitatiesteun zijn het systeem van GSC of feed-in tarieven345. In de zaak

PreussenElektra betrof het een Duits feed-in tarief en in de zaken Ålands Vindkraft en Essent

Belgium stond het systeem van GSC centraal. Vele andere nationale steunregelingen met

340 Art. 7.4.1. §1, 7.5.1. §1, 7.6.1. §1, 7.7.1. §1 Energiebesluit. 341 P. DE BANDT en J. DEWISPELAERE, “Veel wind, weinig malen? Een kritische analyse van de gevolgen van

de arresten Ålands Vindkraft en Essent Belgium voor de voltooiing van de interne markt”, TRNI 2015, afl. 1, 33. 342 Punt 79 PreussenElektra. 343 Zie punt 96 arrest Ålands Vindkraft. 344 Art. 2 HERL; Instrumenten in de vorm van exploitatiesteun willen het effectieve gebruik of de daadwerkelijke

productie van hernieuwbare energie aanmoedigen, terwijl instrumenten in de vorm van investeringssteun het

gebruik van hernieuwbare energie promoten door de ontwikkelingskosten te verminderen; A. BOLLEN, P. VAN

HUMBEECK en A. LAMOTE, Energie voor een groene economie – Boekdeel 1: Hernieuwbare energie: hoe en

waarom?, Gent, Academica Press, 2011, 215. 345 Commission, SWD (2013) 439 final (nr. 68), 25.

Page 87: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

87

territorialiteitsbeperkingen zijn vormen van investeringssteun, net als de Vlaamse call groene

warmte.

178. In het Ålands Vindkraft arrest heeft het Hof in haar overwegingen bij de beschrijving

van de doelstelling van groenestroomcertificaten kort verwezen naar het feit dat deze

steunregeling een vorm van exploitatiesteun is. Het Hof onderstreept meer bepaald dat dit type

regeling, “anders dan bijvoorbeeld investeringssteun”, beoogt de exploitatie van installaties

voor groenestroomproductie te ondersteunen zodra zij operationeel zijn346. De auteurs Pieter de

Bandt en Jeroen Dewispelaere merkten op dat deze subtiele verwijzing misschien impliciet de

voorkeur van het Hof aantoont347.

179. Omdat deze verwijzing bijna amper voorkomt in de overwegingen van het Hof kan

evenwel geconcludeerd worden dat zij met haar rechtspraak niet de bedoeling heeft

steunregelingen in de vorm van investeringssteun niet verenigbaar te verklaren. Meer nog, de

Commissie heeft in haar Guidance voor financial support for renewable energy verklaard dat

zij de lidstaten aanmoedigt om meer gebruik te maken van steunregelingen in de vorm van

investeringssteun aangezien zij een veel minder grote storing uitmaakt op de interne markt dan

steunregelingen in de vorm van exploitatiesteun.348 Er kan daardoor geconcludeerd worden dat

het Hof van Justitie niet de bedoeling had louter nationale steunregelingen in de vorm van

exploitatiesteun verenigbaar met de interne markt te verklaren.

2. De Vlaamse call groene warmte

180. Het Hof heeft zowel in de overwegingen van PreussenElektra, als Ålands Vindkraft en

Essent Belgium nooit expliciet aangehaald dat zij alleen nationale steunregelingen, in de vorm

van investeringssteun, voor groene stroom bedoelt. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de

lidstaten de zekerheid hebben dat nationale steunregelingen voor alle vormen van hernieuwbare

energie (met een territorialiteitsbeperking), en niet louter voor groene stroom, verenigbaar zijn

ex artikel 34 VWEU. Zo kan men stellen dat ook de Vlaamse call groene warmte verenigbaar

is ex artikel 34 VWEU.

346 Zie punt 111 arrest Ålands Vindkraft. Dit werd bevestigd in punt 109 arrest Essent Belgium. 347 P. DE BANDT en J. DEWISPELAERE, “Veel wind, weinig malen? Een kritische analyse van de gevolgen van

de arresten Ålands Vindkraft en Essent Belgium voor de voltooiing van de interne markt”, TRNI 2015, afl. 1, 33. 348 Commission, SWD (2013) 439 final (nr. 68), 11-12 in E. WOERDMAN, M. ROGGEKAMP en M.

HOLWERDA, Essential EU Climate law, Cheltenham (UK) en Northhampton (USA), Edward Elgar Publishing,

2015, 147.

Page 88: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

88

Hoofdstuk IV. Conclusie

1. Nationale steunregelingen voor groene stroom onder de huidige HERL

181. In de drie arresten PreussenElektra, Essent Belgium en Ålands Vindkraft maakte het doel

om de bevordering van het gebruik van hernieuwbare energie te promoten het mogelijk om de

handelsbelemmering te rechtvaardigen die anders onverenigbaar zouden zijn met artikel 34

VWEU en het vrij verkeer van goederen. In de twee laatst vernoemde arresten, verwijst het Hof

van Justitie expliciet naar de ‘dwingende vereisten’ van de rechtspraak met betrekking tot de

milieubescherming, en dat een stijging in het gebruik van hernieuwbare energiebronnen

bijdraagt tot dit doel in het verminderen van de broeikasgasemissies, en de strijd tegen de

klimaatverandering. Dit was in lijn met de internationale verplichtingen van de EU.

Meer nog, er zou gesteld kunnen worden dat het Hof voor het eerst in Ålands Vindkraft en

Essent Belgium een nieuw dwingend vereiste van Unierecht lijkt te introduceren349. Echter, het

Hof van Justitie verwees daarnaast ook naar de algemene rechtvaardigingsgronden die

opgesomd zijn in artikel 36 VWEU. Het lijkt erop dat het Hof van Justitie ‘de dwingende

vereisten’ met betrekking tot milieubescherming wou versterken en daarom zowel de

dwingende vereisten als rechtvaardigingsgrond samen met de rechtvaardigingsgronden

opgesomd in artikel 36 VWEU. Het Hof heeft aldus duidelijkheid gesteld omtrent de

rechtvaardigingsgronden.

182. Één van de moeilijkste vragen die het Hof in al deze zaken moest behandelen was de

vraag of de nationale steunregeling in overeenstemming was met het evenredigheidsbeginsel350.

Uiteindelijk bleef het Hof in haar beoordeling van de evenredigheid van de nationale

steunregelingen voornamelijk bij heel vage bewoordingen. Dit laatste leidt er toe dat de

beoordeling van de evenredigheid voor het grootste deel aan de lidstaten wordt gegeven

waardoor deze laatste een ruime vrijheid heeft. De vage bewoordingen van het Hof kan eerder

gezien worden als meer een politieke beslissing dan een juridische. Het Hof mijdt aldus een

sectorale ramp maar blijkt zeker niet uit op vlak van samenhangende juridische overwegingen

in verband met de evenredigheidstoets351.

349 H. H. B. VEDDER, “Groene stroom en de Europese interne markt: het recht inzake staatssteun en het vrij

verkeer van goederen en de Europese rechtsvorming”, Tijdschrift voor Europees en economisch recht 2015,

63(7/8), 335. 350 Par. 96 Essent/VREG. 351 D. VERHOEVEN, “Europese validering van de ‘territorialiteit’ van groenestroomcertificaten: een vermeden

ramp, enkele zware gevolgen en een gemiste kans” (noot onder Hof van Justitie van de EU (Grote Kamer) 1 juli

2014, C-573/12), MER 2015, nr. 1, 70.

Page 89: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

89

183. We kunnen stellen dat de huidige nationale steunregelingen die dienen tot het halen van

hernieuwbare energiedoelstellingen met een territorialiteitsbeperking onder de HERL

verenigbaar zijn met de interne markt.

2. Nationale steunregelingen onder de nieuwe Herziene HERL (de HERL II)

184. Naar de toekomst toe is het belangrijk dat, met het oog op het invoeren van nieuwe

nationale steunregelingen, Vlaanderen nauwlettend de juridische ontwikkelingen omtrent deze

nationale steunregelingen op Europees niveau opvolgt. Zo is de huidige HERL slechts van

kracht tot 1 januari 2021.

185. Zoals supra besproken heeft de Europese Commissie op 30 november 2016 een pakket

maatregelen gepubliceerd getiteld ‘Schone energie voor alle Europeanen’ oftewel

‘Winterpakket’352. Het Voorstel voor een herziene Richtlijn Hernieuwbare Energie

(oorspronkelijk aangenomen in 2009, en herzien in 2015) is één van de acht

wetgevingsvoorstellen van het pakket schone energie. De Europese Commissie beoogt met dit

voorstel voor de herziening van de Richtlijn hernieuwbare energie de huidige HERL vanaf 2021

te vervangen.

186. De Raad bepaalde zijn standpunt over het Voorstel op 18 december 2017. Zo kon het

Bulgaarse voorzitterschap op 27 februari 2018 in trialogen beginnen onderhandelen met het

Europees Parlement. Na intense onderhandelingen bereikten de twee wetgevers tijdens de vijfde

trialoogvergadering van 13 en 14 juni een voorlopig akkoord. Op 27 juni 2018 hebben de

ambassadeurs bij de EU vervolgens het voorlopige akkoord goedgekeurd (‘de

Compromistekst353’), de goedkeuring betekent dat de Raad met het akkoord instemt354.

187. De Compromistekst bevat een aantal nieuwe bindende (markt)principes omtrent het

Europese hernieuwbare energiebeleid. Dit akkoord bevat ook – belangrijke – aanpassingen aan

de steunregelingen voor hernieuwbare energie355. Zo zullen lidstaten onder de toekomstige

Herziene HERL zelf kunnen bepalen of ze steun voor hernieuwbare energie gaan openstellen

352 Med.Comm. van 30 november 2016, “Schone energie voor alle Europeanen” (Com(2016) 860 final). 353 Zie randnummer 41. 354 Hierna zal de richtlijn ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Europees Parlement, dat naar verwachting

in oktober in plenaire vergadering zal stemmen. Daarna keert de richtlijn terug naar de Raad voor de definitieve

aanneming. 355 Persmededeling Council of the EU, Hernieuwbare energie: Raad bevestigt akkoord met Europees Parlement,

27 juni 2018.

Page 90: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

90

voor aangrenzende lidstaten, maar het is volgens de Compromistekst356 de bedoeling dat die

openstelling tussen 2023 en 2026 oploopt tot ten minste 5% en tussen 2027 en 2030 tot 10%.

188. In de Compromistekst wordt, in tegenstelling tot de huidige HERL, expliciet

duidelijkheid verschaft omtrent de territorialiteitsbeperkingen van nationale steunmaatregelen.

De Compromistekst bepaalt enerzijds uitdrukkelijk dat de lidstaten zelf bepalen of ze steun voor

hernieuwbare energie openstellen voor de aangrenzende lidstaten, maar anderzijds moet een

bepaald percentage aan steun wel opengesteld worden voor aangrenzende lidstaten. Met de

herziene HERL worden de twee belangrijke Europese beleidsdomeinen, het vrij verkeer inzake

goederen en het duurzame energiebeleid, wel op elkaar afgestemd.

De Europese Commissie gaat hiermee bovendien verder dan wat vereist wordt door het primaire

EU-recht. De regels van vrij verkeer vereisen immers niet dat lidstaten hun steunregelingen

openstellen voor buitenlandse productiecentrales. Het Hof van Justitie oordeelde in Ålands

Vindkraft en Essent immers dat de artikelen 18 en 34 VWEU, artikel 3, lid 3 van de HERL en

artikel 5 van de HERL 2001 de kans niet ontnemen dat lidstaten hun steun voor hernieuwbare

energie beperken tot energie opgewekt op hun grondgebied. De Compromistekst beoogt dus

via secundair EU-recht (via een richtlijn) een vorm van territoriale marktopening op te leggen

die niet vereist wordt door de regels van vrij verkeer357.

189. Opgemerkt moet worden dat het ten slotte juridisch belangrijk is dat een

territorialiteitsbeginsel expliciet wordt toegestaan omdat er bij dit akkoord een gebrek aan

bindende nationale streefcijfers is. Er is alleen maar een bindend streefcijfer op Europees niveau

van 32% hernieuwbare energie in het totale energieverbruik in de Europese Unie. Een

rechtvaardiging van een territorialiteitsbeperking kan door het Hof aldus niet meer omwille van

het feit de lidstaten hun nationale streefcijfer inzake energie moeten behalen, en de vraag kon

aldus gesteld worden of het Hof een territorialiteitsbeperking nog voldoende zou kunnen

rechtvaardigen.

190. In deze legislatuur 2014-2019 zullen de bestaande Vlaamse steunregelingen voor groene

stroom niet drastisch meer worden aangepast. Het systeem van GSC blijft tot 2019 onveranderd,

maar daarna is de Vlaamse regering van plan een volledig nieuwe steunregeling voor groene

stroom uit te werken358. Zij kan aldus aangeraden worden bij het opstellen van een nieuwe

356 Art. 5 Compromistekst. 357 D. VANHERCK en B. DEVLIES, “Steunregelingen voor de productie van hernieuwbare energie: de Europese

Commissie trekt het laken verder naar zich toe”, MER 2017, nr. 4, 268. 358 Gesprek met Lorenzo Van de Pol, kabinetsmedewerker van meneer Bart Tommelein, 27 april 2018.

Page 91: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

91

steunregeling rekening te houden dat een bepaald percentage aan steun moet openstaan voor

aangrenzende lidstaten.

TITEL II. Staatssteunregels: inperking van de autonomie van de lidstaten

191. Het feit dat nationale steunmaatregelen (mede) tot doel hebben om de

Europeesrechtelijke verplichtingen van de lidstaten inzake hernieuwbare energie na te

komen, neemt niet weg dat de Europese staatssteunregels erop van toepassing kunnen

zijn. Volgens artikel 3 lid 3 van de HERL geldt immers het recht voor lidstaten om te bepalen

in welke mate zij in een andere lidstaat geproduceerde energie uit hernieuwbare energie

bronnen steunen “onverminderd de artikelen 107 en 108 VWEU”.

192. Er bestaat evenwel veel onduidelijkheid over de toepassing van de complexe

regelgeving inzake staatssteun. Enerzijds kan staatssteun verschillende vormen aannemen,

anderzijds is er nog steeds weinig transparantie over de toekenning van steun359. Gezien de

grote verscheidenheid in (de economische en juridische vormgeving van) de nationale

steunmaatregelen voor groene stroom, is het niet verwonderlijk dat de rechtspraak en

beslissingspraktijk over de kwalificatie van zulke maatregelen (namelijk wel of niet staatssteun)

zeer feitenspecifiek is360. Hierdoor dient voor iedere steunmaatregel geval per geval onderzocht

te worden of het ook staatssteun betreft.

193. Er geldt een principieel verbod op staatssteun, maar uitzonderingen zijn mogelijk

waardoor lidstaten onder bepaalde voorwaarden toch nationale steunmaatregelen, die

staatssteun uitmaken, kunnen uitvaardigen. De Europese Commissie kan een onderzoek starten

indien zij vermoedt dat er mogelijk onverenigbare steun is verleend. Blijkt uit het onderzoek

van de Commissie dat er inderdaad onverenigbare steun is verleend, dan moet deze mogelijk

worden teruggevorderd. Ondernemingen krijgen dan ook vaak onrechtmatige steun zonder dit

te beseffen. Dit vormt uiteraard een groot risico. Onrechtmatig begunstigde ondernemingen zijn

er in principe immers toe gehouden de onrechtmatige steun integraal terug te betalen, inclusief

een onrechtmatigheidsrente, gelet op het feit dat de terugvordering van staatssteun tot tien jaar

359 P. DE BANDT en J. DEWISPELEARE, “Wat is staatssteun, wanneer is de steun onrechtmatig en wie draagt

de risico’s? Een praktijkgerichte terreinverkenning aan de hand van de rechtspraak van het Hof van Justitie”, RW

2017-18, nr. 2, 43. 360 C. DELAGAYE en T. CHELLINGSWORRTH, “Hernieuwbare energie in een maalstroom van

staatssteuncriteria: Groene stroom in de slagschaduw van ‘Vent de colère!’”, MER 2015, nr. 1, 18.

Page 92: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

92

na datum mogelijk blijft, kunnen de bedragen zeer hoog oplopen361. Bovendien riskeren de

begunstigde ondernemingen een bijkomende schadevergoeding te moeten betalen en kunnen

zij ook in hun optreden worden beperkt362. Dit risico voor ondernemers leidt tot een onzeker

investeringsklimaat en heeft daardoor rechtsreeks invloed op het (doeltreffend) gebruik van de

voorziene steunregelingen.

Alvorens de Vlaamse steunmechanismen voor groene stroom getoetst worden aan de Europese

staatssteunregels, zullen eerst de fundamenten van deze laatste kort geduid worden in

Hoofdstuk I.

Hoofdstuk I. De fundamenten van de Europese Staatssteunregels

194. De Europese Unie beschouwt toezicht op staatssteun als een essentieel onderdeel van

het Europese mededingingsbeleid en als een noodzakelijke garantie voor een daadwerkelijke

mededinging en vrije handel363. Doordat staatssteunregels een gemeenschappelijk kader

uittekenen, zorgen zij volgens de Europese Unie onder meer voor een gelijk speelveld voor de

Europese ondernemingen en voorkomen zij dat de lidstaten zich storten in schadelijke

subsidieraces, die indifviduele lidstaten uiteindelijk niet kunnen volhouden en die schadelijk

zijn voor de Europese Unie als geheel364. Naast het recht inzake de vier vrijheden, speelt het

mededingingsbeleid in het kader van de Europese interne markt een belangrijke rol365. Hierbij

is controle op overheids- of staatssteun aan ondernemingen dan ook een belangrijk onderdeel

van het Europese mededingingsbeleid. Lidstaten die steun willen verlenen, moeten de regels

voor staatssteun respecteren.

361 P. DE BANDT en J. DEWISPELEARE, “Wat is staatssteun, wanneer is de steun onrechtmatig en wie draagt

de risico’s? Een praktijkgerichte terreinverkenning aan de hand van de rechtspraak van het Hof van Justitie”, RW

2017-18, nr. 2, 43. 362 P. DE BANDT en J. DEWISPELEARE, “Wat is staatssteun, wanneer is de steun onrechtmatig en wie draagt

de risico’s? Een praktijkgerichte terreinverkenning aan de hand van de rechtspraak van het Hof van Justitie”, RW

2017-18, nr. 2, 43. 363 K. DEKETELAERE en B. DELVAUX, “Energie en staatssteun: de nieuwe richtssnoeren inzake staatssteun

voor milieubescherming en energie 2014-20” in K. DEKETELAERE en B. DELVAUX (eds.), Jaarboek

Energierecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2017, 1. 364 Europese Commissie, Directoraat-generaal Concurrentie, Vademecum EU-regels voor staatssteun, 30

september 2008, p. 5, http://ec.europa.eu/competition/state_aid/studies_reports/

vademecum_on_rules_09_2008_nl.pdf, laatst geraadpleegd op 6 april 2018. 365 Protocol (No. 27) on the internal market and competition, Pb EU 2008, C 115: ‘The High Contracting Parties

considering that the international market as set out in Article 3 of the Treaty on European Union includes a system

ensuring that competition is not distorted.’

Page 93: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

93

1. Principe: onverenigbaarheid met de interne markt

195. De staatssteunregels zijn neergelegd in de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag

betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Het basisprincipe inzake de regels van

Europese staatssteun ligt vervat in art. 107, lid 1 VWEU. Dit artikel stelt als principe voorop

dat staatssteun onverenigbaar is met de interne markt omdat hiermee de mededinging op de

Europese markt kan worden verstoord:

“Behoudens de afwijkingen waarin de Verdragen voorzien, zijn steunmaatregelen van

de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door

begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen

te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het

handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.”

196. Allereerst moet men aldus kunnen bepalen of een maatregel werkelijk staatssteun

inhoudt alvorens men tot ‘onrechtmatige steun’ kan besluiten. Staatssteun kan in allerlei

vormen voorkomen en beperkt zich niet alleen tot de klassieke subsidie. Ook steunmaatregelen

in de vorm van garanties, leningen, risicokapitaal, verlaagde huur en grondverkoop onder de

marktwaarde kunnen hier bijvoorbeeld onder vallen. Opdat een nationale steunmaatregel steun

zou uitmaken zoals bepaalt in art. 107, eerste lid VWEU moet hij op grond van vaste

rechtspraak van het Hof van Justitie366 aan vier cumulatieve voorwaarden voldoen367. Dient als

steun te worden aangemerkt:

i. Er moet steun zijn in de zin van een economisch voordeel;

ii. de maatregel moet bepaalde ondernemingen of de productie van bepaalde goederen

of diensten bevoordelen (“selectiviteit”);

iii. de maatregel moet de mededinging dreigen te vervalsen en het handelsverkeer tussen de

lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden;

iv. de maatregel moet toerekenbaar zijn aan de staat en moet rechtstreeks of indirect met

staatsmiddelen zijn bekostigd.

Met name deze laatste voorwaarde blijkt in het raam van de beoordeling van steunmaatregelen

ter bevordering van de productie van groene stroom omstreden te zijn. Verscheidene arresten

366 HvJ 30 juni 2016, nr. C‐270/15, ECLI:EU:C:2016:489, nr. 31; HvJ 2 juli 1974, nr. C-173/73,

ECLI:EU:C:1974:71, nr. 16; HvJ 2 september 2010, nr. C 399/08 P, ECLI:EU:C:2010:481, nr. 39. 367 HvJ 21 maart 1990, zaak C-142/87 (Tubemeuse), Jur.1990, I-959, punt 25.

Page 94: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

94

van het Hof van Justitie en beslissingen van de Europese Commissie besteden aandacht

aan de invulling en interpretatie van dit criterium368.

197. Indien de nationale steunmaatregel effectief staatssteun uitmaakt bepaalt art. 108, derde

lid VWEU vervolgens dat de Commissie van elk voornemen tot invoering of wijziging van

steunmaatregelen tijdig op de hoogte wordt gebracht om haar opmerkingen te kunnen maken.

De betrokken lidstaat kan de voorgenomen steun niet tot uitvoering brengen voordat de

Commissie deze heeft goedgekeurd of wordt geacht te hebben goedgekeurd369. Onrechtmatige

steun betreft nieuwe steun die in strijd met art. 108, derde lid VWEU tot uitvoering wordt

gebracht370. De Europese Commissie moet aldus vooraf en niet nadien op de hoogte worden

gebracht van elk voornemen tot invoering of wijziging van steunmaatregelen (d.i. de

“aanmeldingsverplichting”): het betreft met andere woorden een ex ante-controle371. Bovendien

kan de betrokken lidstaat de voorgenomen maatregel pas tot uitvoering brengen nadat de

Commissie deze heeft goedgekeurd (“standstill-beginsel”)372.

2. Uitzonderingen op het principe van staatssteunverbod

198. Op de principiële onverenigbaarheid van staatssteun met de interne markt gelden aldus

afwijkingen. Artikel 107 VWEU somt limitatief een aantal afwijkingen van dat principe op.

Deze afwijkingen kan men invullen in twee categorieën, met name (i) steunmaatregelen die

verenigbaar zijn met de interne markt (art. 107, lid 2 VWEU) en (ii) steunmaatregelen die als

verenigbaar met de interne markt kunnen worden beschouwd (art. 107, lid 3 VWEU).

199. Steunmaatregelen die in de eerste categorie vallen moeten niet meer bij de Commissie

worden aangemeld en zijn van rechtswege verenigbaar met de interne markt. De Commissie

heeft namelijk bij verordening bepaalde categorieën steunmaatregelen verenigbaar met de

interne markt verklaard (de “Groepsvrijstellingsverordening”)373. Zo valt het Vlaamse

368 C. DELAGAYE en T. CHELLINGSWORRTH, “Hernieuwbare energie in een maalstroom van

Staatssteuncriteria: Groene stroom in de slagschaduw van ‘Vent de colère!’”, MER 2015, nr. 1, 19. 369 Art. 3 Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere

bepalingen voor de toepassing van art. 108 van het verdrag betreffende de werking van de Europese unie,

Pb.L. 27 maart 1999, afl. 83, 1. 370 Art. 1, f) Procedureverordening. 371 Art. 108, lid 3 VWEU. 372 K. DEKETELAERE en B. DELVAUX, “Energie en staatssteun: de nieuwe richtssnoeren inzake staatssteun

voor milieubescherming en energie 2014-20” in K. DEKETELAERE en B. DELVAUX (eds.), Jaarboek

Energierecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2017, 4. 373 Verord.Comm. (EU) nr. 651/2014, 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen

107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb.L. 26 juni 2014, afl. 187, 1-

78.

Page 95: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

95

steunmechanisme de ‘call groene warmte’ onder deze Groepsvrijstellingsverordening. Steun

die aldus voldoet aan de voorwaarden van de Groepsvrijstellingsverordening moet bijgevolg

niet worden aangemeld. Ook steunmaatregelen die binnen de de minimis-kwalificatie van

Verordening nr. 1407/2013 vallen374, dienen niet aangemeld te worden.

200. De tweede categorie afwijkingen zijn steunmaatregelen die niet rechtsreeks met de

interne markt verenigbaar zijn en voorafgaand aan de Commissie moeten worden aangemeld.

Deze tweede categorie in artikel 107 lid 3 VWEU omvat verschillende soorten steun, zo kunnen

onder meer als met de interne markt verenigbaar beschouwd worden375:

o “steunmaatregelen om de verwezenlijking van een belangrijk project van

gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of een ernstige verstoring in de

economie van een lidstaat op te heffen” (art. 107, lid 3, onder b) VWEU);

o “steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische

bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, mits de

voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden

veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad” (art. 107, lid 3, onder c)

VWEU).

201. Het hierboven aangehaalde artikel 107(3), onder c) VWEU vormt in de

beslissingspraktijk van de Europese Commissie de rechtsbasis voor de goedkeuring van (onder

meer) nationale steunmaatregelen voor hernieuwbare energie376. De Europese Commissie377

heeft in 2014 Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie378

(hierna: “de Staatssteunrichtsnoeren”) aangenomen die de gedetailleerde voorwaarden

preciseren waaraan de steunregelingen moeten voldoen om als “verenigbaar met de interne

374 Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de

artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb.L. 24

december 2013, afl. 352, 1-8. 375 K. DEKETELAERE en B. DELVAUX, “Energie en staatssteun: de nieuwe richtsnoeren inzake staatssteun

voor milieubescherming en energie 2014-20” in K. DEKETELAERE en B. DELVAUX (eds.), Jaarboek

Energierecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2017, 4. 376 C. DELAGAYE en T. CHELLINGSWORRTH, “Hernieuwbare energie in een maalstroom van

staatssteuncriteria: Groene stroom in de slagschaduw van ‘Vent de colère!’”, MER 2015, nr. 1, 19. 377 D. VANHERCK en B. DEVLIES, “Steunregelingen voor de productie van hernieuwbare energie: de Europese

Commissie trekt het laken verder naar zich toe”, MER 2017, nr. 4, 263. 378 Med.Comm., Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014-2020, Pb.C. 28

juni 2014, afl. 200, 1-55.

Page 96: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

96

markt” gekwalificeerd te worden. Deze Staatssteunrichtsnoeren vormen aldus het

beoordelingskader voor de Vlaamse GSC in de gevallen zij staatssteun uitmaken379.

Hoofdstuk II. Een concrete toets: Vlaamse steunregeling in de vorm van GSC

1. De dunne lijn tussen ‘bekostigd met staatssteunmiddelen’ en ‘niet bekostigd met

staatssteunmiddelen’

202. Alvorens men zich de vraag stelt of staatssteun toch kan worden toegelaten onder de

voorwaarden bepaald in de Staatssteunrichtsnoeren is de vraag echter of een steunmaatregel als

staatssteun wordt gekwalificeerd. De specifieke vraag, of een steunregeling voor groene stroom

ook staatssteun inhoudt, is het voorwerp van een uitgebreide maar casuïstische en niet altijd

voorspelbare rechtspraak van het Hof van Justitie en beslissingspraktijk van de Europese

Commissie380.

203. In dit deel van hoofdstuk II zal er eerst een korte duiding gegeven worden aan de vierde

voorwaarde van de Europese staatssteundefinitie, namelijk ‘direct of indirect met

staatsmiddelen bekostigd’, door middel van een analyse van de arresten PreussenElektra en

Vent de Colère!381 van het Hof van Justitie uitgevoerd door Christine Delagaye en Thomas

Chellingsworth382. Vervolgens zal geanalyseerd worden op welke gronden de Europese

Commissie beslist heeft dat de laatste aanmelding van het Vlaamse GSC-systeem wél

staatssteun inhoudt. Deze analyse zal drie (van de vier) componenten van het Vlaamse GSC-

regime afzonderlijk toetsen aan de Europese staatssteundefinitie. Wanneer een lidstaat namelijk

een steunregeling voor hernieuwbare energie aanmeldt bij de Europese Commissie deelt zij

deze steunregeling op in de verschillende componenten die zij omvatten en gaat per component

de toets uitvoeren aan de staatssteun definitie.

1.1. Rechtstreeks of indirect bekostigd zijn met staatsmiddelen: poging tot synthetiseren

van de beoordelingscriteria van het Hof en de Commissie

204. Alvorens ik het Vlaamse GSC-regime analyseer wordt er eerst stilgestaan bij één van

de vier cumulatieve voorwaarden van de staatssteundefinitie. Opdat een steunmaatregel

379 D. VANHERCK en B. DEVLIES, “Steunregelingen voor de productie van hernieuwbare energie: de Europese

Commissie trekt het laken verder naar zich toe”, MER 2017, nr. 4, 263. 380 C. DELAGAYE en T. CHELLINGSWORRTH, “Hernieuwbare energie in een maalstroom van

Staatssteuncriteria: Groene stroom in de slagschaduw van ‘Vent de colère!’”, MER 2015, nr. 1, 18. 381 HvJ 19 december 2013, nr. C-262/12, ECLI:EU:C:2013:851 (Association Vent De Colère! Fédération nationale

e.a. t. Ministre de l’écologie, du développement durable, des transports et du logement et Ministre de l’Économie,

des Finances et de l’Industrie). 382 De auteurs zijn advocaten te Brussel bij het kantoor Loyens & Loeff.

Page 97: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

97

namelijk als staatssteun in de zin van artikel 107(1) VWEU zou kwalificeren, moet hij op

grond van vaste rechtspraak van het Hof van Justitie aan vier cumulatieve voorwaarden

voldoen, met name de laatste voorwaarde “de maatregel moet toerekenbaar zijn aan de staat én

moet rechtstreeks of indirect met staatsmiddelen zijn bekostigd” blijkt in het raam van de

boordeling van de steunmaatregelen ter bevordering van de productie van groene stroom

omstreden te zijn383. Deze laatste voorwaarde bestaan uit twee cumulatieve bepalingen.

205. De invulling van de deelvoorwaarde ‘de maatregel moet toerekenbaar zijn aan de staat’

is door de Commissie en het Hof vrij duidelijk en kan over het algemeen relatief eenvoudig

worden aangetoond, daarom wordt er in deze masterproef niet verder op ingegaan384.

Het tweede deel van de voormelde voorwaarde ‘het rechtstreeks of indirect bekostigd zijn met

staatsmiddelen’ is mijns inziens en menig ander auteur385 veel moeilijker te beoordelen. Twee

steunmaatregelen die in termen van hun economisch effect identiek of zeer vergelijkbaar zijn,

kunnen bijvoorbeeld bij de kwalificatie ervan op basis van het criterium “rechtstreeks of

indirect bekostigd zijn met staatsmiddelen”, heel anders beoordeeld worden. De ene

steunmaatregel kan als een met staatsmiddelen bekostigde maatregel worden aangemerkt (met

als gevolg dat hij bij de Europese Commissie moet worden aangemeld), terwijl de andere niet

aan het criterium zal voldoen en dus niet door de Europese Commissie hoeft te worden

goedgekeurd386.

1.1.1. Het startpunt van een complexe beslissingspraktijk: PreussenElektra

206. Het PreussenElektra arrest was niet alleen belangrijk voor nationale steunregelingen met

een terriorialiteitsbeperking, ook sprak het Hof van Justitie zich in 2001 uit over de kwalificatie

van de verplichting van particuliere elektriciteitsbedrijven om tegen minimumprijzen

383 Sinds PreussenElektra is het duidelijk dat de criteria van toerekenbaarheid aan een lidstaat en bekostiging door

staatsmiddelen cumulatief zijn. 384 Een voorbeeld hiervan is het feit dat een steunmaatregel die die vervat ligt in een wettelijke bepaling bijna

steeds toerekenbaar zijn aan de staat, aangezien de wetgevende macht onderdeel uitmaakt van de staat; K. BACON,

European Union Law of State Aid, Oxford, Oxford University Press, 2013, 68; voor meer informatie, zie ook HvJ,

C-482/99, Franse Republiek/Commissie, 2002, r.o. 55-56; F. TOMAT, “State Resources and Imputability to the

State: A Clarification on the Scope of the Pearle Judgment?” (noot onder HvJ 30 mei 2013, C-677/11), ESTAL

2014, afl. 3, (540) 545-546. Zie ook HvJ, C-262/12, Association Vent De Colère! Fédération nationale/Ministre

de l’Ecologie, du Développement durable, des Transports et du Logement, 2013, r.o. 18; HvJ, C-482/99, Franse

Republiek/Commissie, 2002, r.o. 52. 385 Bijvoorbeeld: Christine Delagaye, Thomas Chellingsworth, Tim Maxian Rusche (T.M. RUSCHE, EU

Renewable Elektricity Law and Politics: From national Targets to a Common Market, Cambridge, Cambridge

University Press, 2015, 79-117). 386 C. DELAGAYE en T. CHELLINGSWORRTH, “Hernieuwbare energie in een maalstroom van

staatssteuncriteria: Groene stroom in de slagschaduw van ‘Vent de colère!’”, MER 2015, nr. 21.

Page 98: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

98

elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen af te nemen. Het Hof oordeelde dat deze

verplichting geen enkele rechtstreeks of zijdelingse overdracht van staatsmiddelen aan

producenten van die elektriciteit met zich meebracht, wat betekent dat deze Duitse

steunregeling geen staatssteun uitmaakte387. Zolang de afnameverplichting wordt opgelegd aan

een private onderneming388 zonder enige rechtstreekse of zijdelingse overdracht van

staatsmiddelen, is er geen sprake van een met staatsmiddelen bekostigde maatregel389. Deze

kernoverweging uit het arrest PreussenElektra blijft tot op vandaag een hoeksteen van het

beoordelingskader voor steun voor groenestroomproductie.

207. Hoewel het PreussenElektra arrest een hoeksteen vormt in de beoordeling van

steunregelingen voor hernieuwbare energie, en meer specifiek voor groene stroom, is het in vrij

algemene termen geformuleerd en biedt het niet meteen een praktische leidraad of checklist die

bruikbaar is om (de grote verscheidenheid aan) nationale steunmaatregelen voor hernieuwbare

energie al of niet als staatssteun te kwalificeren. Latere rechtspraak van het Hof van Justitie

heeft getracht duidelijkheid te brengen, zoals het arrest Vent de Colère! uit 2013390. In deze

zaak poogde het Hof tevens een licht te werpen op hoe een steunregeling moet worden

beoordeeld waarbij de staat aan een particuliere entiteit de bevoegdheid delegeert om heffingen

op een consument in rekening te brengen391.

1.1.2. ‘Schadebeperking’ door de Commissie: Vent de Colère!

1.1.2.1. Feitenrelaas en beslissing

208. In het arrest Vent de Colère! van 2013 oordeelde het Hof over een Franse steunregeling

voor groene stroom anders dan in het PreussenElektra arrest en besloot dat het de steunregeling

387 PreussenElektra, r.o. 59. 388 Van belang is dat de loutere private eigendom van een onderneming onvoldoende is om deze als privaat te

beschouwen. Belangrijke aanwijzingen voor het “publieke” karakter zijn namelijk de betrokkenheid van de staat

bij de benoeming van de raad van bestuur van de onderneming of het aandeelhouderschap van de staat

(staatseigendom), maar de Europese Commissie heeft in het verleden ook nog verwezen naar de definitie van

“openbare bedrijven” uit art. 2 van richtlijn 80/723/EEG van de Commissie van 25 juni 1980 betreffende de

doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële

doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen (ingetrokken en vervangen door richtlijn 2006/111/EG van de

Commissie van 16 november 2006 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten

en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen, Pb.L. 17 november 2006,

afl. 318, p. 17). Zie Steunmaatregel N 14/2002 (België) van 2 augustus 2002. Zie ook K. BACON, European

Union Law of State Aid, Oxford, Oxford University Press, 2013, 64. 389 C. DELAGAYE en T. CHELLINGSWORRTH, “Hernieuwbare energie in een maalstroom van

staatssteuncriteria: Groene stroom in de slagschaduw van ‘Vent de colère!’”, MER 2015, nr.1, 23. 390 C. DELAGAYE en T. CHELLINGSWORRTH, “Hernieuwbare energie in een maalstroom van

staatssteuncriteria: Groene stroom in de slagschaduw van ‘Vent de colère!’”, MER 2015, nr. 1, 21. 391 S. CISNA DE UGARTA en D. RAT, “Beyond Preussen-Elektra? - EU State Aid and the Promotion of

Renewable Energy”, ENLR 3 (2014), 253.

Page 99: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

99

(feed-in tariff) voor de productie van groene stroom uit windenergie wél staatssteun betrof.

Ondanks de pogingen van de Franse Regering om de toepasbaarheid van PreussenElektra aan

te tonen, besliste het Hof hier anders.

Het Hof stelde vast dat de steunmaatregel in kwestie toerekenbaar was aan de staat, aangezien

de compensatieregeling werd ingevoerd bij wet. Tevens stelde het Hof vast dat het ging om een

afnameverplichting, waarbij de meerkosten die ermee gepaard gingen, volledig gecompenseerd

werden. De bijdragen werden geïnd bij alle eindverbruikers van elektriciteit op het Franse

grondgebied en werden toevertrouwd aan de Caisse de dépôts et consignations (de “CDC”).

Bovendien werd het bedrag jaarlijks vastgesteld door de Franse minister voor Energie en werd

een administratieve sanctie opgelegd aan de eindgebruikers die de bijdrage niet betaalden.

209. De geïnde bedragen werden door de CDC samengebracht op een specifieke rekening

alvorens uitgekeerd te worden aan de betrokken marktdeelnemers392. De CDC trad dus op, zo

oordeelde het Hof, als tussenpersoon bij het beheer van de geldelijke middelen, en zij was

bovendien een publiekrechtelijke rechtspersoon. Op basis van al die gegevens oordeelde het

Hof van Justitie dat de bedragen in kwestie moesten worden geacht onder staatscontrole te

blijven en dus staatsmiddelen te vormen.

210. Ten slotte maakte het Hof in het arrest ook de vergelijking met de steunmaatregel in het

arrest PreussenElektra: het onderscheid was, aldus het Hof, dat in de zaak PreussenElektra de

particuliere ondernemingen verplicht waren om de aankopen met hun eigen financiële middelen

te verrichten. Op geen enkel ogenblik stonden de middelen onder controle van de staat en er

bestond ook geen enkele regeling strekkende tot volledige compensatie van de uit de

afnameverplichting voortvloeiende meerkosten393.

211. Na een analyse van het arrest Vent de Colère394, door de auteurs Christine Delagaye en

Thomas Chellingsworth395 kan, in verband met de deelvoorwaarde ‘rechtsreeks of indirect met

staatsmiddelen bekostigd’ het volgende worden afgeleid396:

392 Een gedeelte van de middelen werd niet via de rekening van de CDC overgemaakt. Het Hof oordeelde evenwel

dat dit niet volstond om uit te sluiten dat sprake kon zijn van een met staatsmiddelen bekostigde maatregel. 393 C. DELAGAYE en T. CHELLINGSWORRTH, “Hernieuwbare energie in een maalstroom van

staatssteuncriteria: Groene stroom in de slagschaduw van ‘Vent de colère!’”, MER 2015, nr. 1, 20-21. 394 C. DELAGAYE en T. CHELLINGSWORRTH, “Hernieuwbare energie in een maalstroom van

staatssteuncriteria: Groene stroom in de slagschaduw van ‘Vent de colère!’”, MER 2015, nr. 1, 22. 395 De auteurs zijn advocaten te Brussel bij het kantoor Loyens & Loeff. 396 C. DELAGAYE en T. CHELLINGSWORRTH, “Hernieuwbare energie in een maalstroom van

staatssteuncriteria: Groene stroom in de slagschaduw van ‘Vent de colère!’”, MER 2015, nr. 1, 22.

Page 100: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

100

- Bekostigd met staatsmiddelen omvat “niet alleen de voordelen die rechtstreeks

door de staat worden toegekend, maar ook die welke worden verleend door van

overheidswege ingestelde of aangewezen, publiek- of privaatrechtelijke

beheersorganen”397. Dit betekent dat een feitelijke overdracht van

staatsmiddelen aan een begunstigde niet is vereist398. Steunregelingen die niet

rechtstreeks door de Staat gefinancierd worden, maar door de eindverbruikers,

kunnen bijgevolg toch als staatssteun gekwalificeerd worden.

- “Om geldelijke middelen als staatsmiddelen te kwalificeren, is het irrelevant of

deze al dan niet permanent deel uitmaken van het vermogen van de staat.” Het

volstaat dat de staat afziet van inkomsten die hij anders zou hebben ontvangen399,

deze ‘inkomsten’ kunnen aldus staatssteun uitmaken zodra ze in realiteit/de facto

de mogelijkheid hebben om ondernemingen te steunen400. Er dient bijgevolg wel

een voldoende directe link te bestaan tussen het voordeel dat de begunstigde

ontvangt en het effect ervan op de middelen van de staat401.

212. Bovenstaande geciteerde principes uit de rechtspraak van het Hof van Justitie worden

door de Europese Commissie toegepast wanneer zij, geval per geval, de bij haar aangemelde

steunmaatregelen beoordeelt. Die principes zijn echter in de loop der jaren verder aangevuld402.

Zo is er heel wat andere rechtspraak m.b.t. de zogenaamde feed-in tarieven (FITs), namelijk

verplichtingen ten aanzien van netbeheerders of energieleveranciers om bepaalde hoeveelheden

groene stroom aan te kopen tegen wettelijk vastgelegde prijzen (hoger dan de marktprijs voor

elektriciteit). De netbeheerders/leveranciers op hun beurt verhalen die extra kosten dan

gewoonlijk op de consumenten. Wanneer dat verhaal op de consument de vorm aanneemt van

397 HvJ 22 maart 1977, nr. C-78/76, EU:C:1977:52 (Steinike & Weinlig v Germany), par. 21; PreussenElektra,

par. 58; HvJ 30 mei 2013, nr. C-677/11, EU:C:2013:348 (Doux Elevage and Coopérative agricole UKL-ARREE),

par. 26; Vent de Colère!, par. 20; HvJ 17 maart 1993, nrs. C-72/91 and C-73/91, EU:C:1993:97 (Sloman Neptun),

par. 19. 398 Ook bv. belastingvrijstellingen kunnen hieronder vallen. Zie o.m. HvJ 30 mei 2013, nr. C-677/11,

EU:C:2013:348 (Doux Elevage and Coopérative agricole UKL-ARREE), r.o. 34; HvJ 27 juni 2000, nr. C-404/97,

ECLI:EU:C:2000:345 (Commissie t. Portugese Republiek), r.o. 45; HvJ 15 maart 1994, nr. C-387/92,

ECLI:EU:C:1994:100 (Italiaans Republiek t. Commissie), r.o. 14. 399 K. BACON, European Union Law of State Aid, Oxford, Oxford University Press, 2013, 66. 400 HvJ 30 mei 2013, nr. C-677/11, EU:C:2013:348 (Doux Elevage and Coopérative agricole UKL-ARREE), par.

4; HvJ 27 september 2012, nr. T-139/09, EU:T:2012:496 (France t. Commission), par. 36; Vent de Colère!, par.

21. 401 Deze link is aanwezig als de middelen constant onder staatscontrole staan en daarmee ter beschikking staan van

de bevoegde nationale autoriteiten. 402 P. CLAEYS, Moet er nog wind zijn?: analyse van het juridische kader voor de ontwikkeling van onshore

windenergie in Vlaanderen: sleutelrol voor een actief overheidsbeleid, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2017,

https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/376/123/RUG01-002376123_2017_0001_AC.pdf, 16.

Page 101: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

101

een heffing die uitdrukkelijk deel uitmaakt van de wettelijke regeling, dan gaat men er in de

regel van uit dat de betrokken netbeheerders/leveranciers de FITs betalen met door de overheid

gecontroleerde gelden403, ook al passeren die gelden niet per se via een officiële staatskas404.

Pas wanneer de wettelijke steunregeling enkel het FIT omvat (met eigen middelen te betalen

door de netbeheerder) en het verhaal op de eindgebruiker door het nutsbedrijf niet geregeld is,

dan gaat men er vanuit dat de gelden die het voorwerp van de steun uitmaken niet

overheidsgecontroleerd zijn en dus geen staatssteun uitmaken in de zin van art. 107 VWEU405.

1.1.2.2. Conclusie

213. De rechtspraak hieromtrent is alleszins zeer casuïstisch en feitenspecifiek omwille van

de grote verscheidenheid in de ontwerpen van steunregelingen binnen de EU. Meer dan tien

jaar na PreussenElektra is er nog steeds geen eenduidige checklist van criteria om te bepalen of

een steunmaatregel voor de productie van groene stroom al of niet met staatsmiddelen bekostigd

wordt406.

1.2. Vier verschillende componenten van GSC die staatssteun kunnen uitmaken

214. Reeds viermaal hebben de Belgische autoriteiten het Vlaamse GSC-regime aangemeld

bij de Commissie. De Europese Commissie heeft in 2001, 2004 en 2006 beslist407 dat de

Vlaamse stelsels van groenestroomcertificaten geen staatssteun inhouden omdat ze niet met

staatsmiddelen bekostigd werden408. Recent had het Vlaams Gewest het systeem opnieuw

aangemeld bij de Europese Commissie aangezien de Vlaamse overheid de ambitie had de

opkoopregeling te versnellen. De Vlaamse regering had er daarbij voor geopteerd niet alleen de

uitbreiding van de opkoopregeling aan te melden, maar het hele certificatensysteem, inclusief

de financiering ervan409. In zijn advies 59.903/1/V bij de opkoopregeling wees de Raad van

State er echter op dat het certificatensysteem sinds de eerdere goedkeuringen aanzienlijk is

403 Zie bv. HvJ 19 december 2013, nr. C-262/12, ECLI:EU:C:2013:851 (Vent de Colère). 404 Zie bv. HvJ 17 juli 2008, nr. C-206/06, ECLI:EU:C:2008:413 (Essent Netwerk Noord), Ger.EU 10 mei 2016,

nr. T-47/15, ECLI:EU:T:2016:281 (Duitsland t. Commissie). 405 Zie bv. PreussenElektra. 406 C. DELAGAYE en T. CHELLINGSWORRTH, “Hernieuwbare energie in een maalstroom van

Staatssteuncriteria: Groene stroom in de slagschaduw van ‘Vent de colère!’”, MER 2015, nr. 1, 21. 407 L. HANCHER, T. OTTERVANGER en P. J. SLOT, EU State Aids, London, Sweet & Maxwell, 2012, 4th

edition, 860. 408 Tevens heeft de Europese Commissie in de jaren 2001-2006 beslist dat de Belgische en Waalse stelsels van

groenestroomcertificaten geen staatssteun inhouden; C. DELAGAYE en T. CHELLINGSWORRTH,

“Hernieuwbare energie in een maalstroom van staatssteuncriteria: Groene stroom in de slagschaduw van ‘Vent de

colère!’”, MER 2015, nr. 1, 17; Steunmaatregel N 550/2000 (België) van 25 juli 2001 en Steunmaatregel

Steunmaatregel N 254/2006 (België) van 21 april 2006. 409 Informatie ontvangen van het VEA.

Page 102: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

102

gewijzigd en dat de Europese Commissie in gelijkaardige dossiers (Roemenië en Polen)

oordeelde dat een dergelijk certificatensysteem wel staatssteun is, maar verenigbaar met de

regels van de interne markt. Om de rechtszekerheid te waarborgen, had de Vlaamse overheid

dus beslist het hele systeem opnieuw aan te melden410. Op 16 februari 2018411 besliste de

Commissie uiteindelijk dat het huidige Vlaamse GSC-mechanisme inderdaad staatssteun

uitmaakt, maar verenigbaar is met de interne markt.

215. De Europese Commissie deelt steunmaatregelen voor hernieuwbare energie op in de

verschillende componenten die zij omvatten en onderzoekt voor iedere component of deze

staatssteun omvat. In de praktijk worden de verschillende componenten van een steunregeling

evenwel meestal in een en dezelfde beslissing getoetst aan de definitie van staatssteun412.

Er zijn vier vaak voorkomende componenten van steunmaatregelen voor hernieuwbare energie:

i. de afnameverplichting voor groene stroom c.q. de opkoopverplichting voor GSC en de

financiering daarvan;

ii. de (gratis) toekenning van GSC;

iii. de quotumverplichting;

iv. bepaalde reducties voor eindafnemers op de kosten van de financiering van de steun

voor groene stroom.

216. Met het oog op de concrete toetsing van het Vlaamse GSC-regime aan de

beoordelingscriteria van de Commissie zullen alleen de eerste drie van de hierboven

weergegeven componenten getoetst worden aan de staatssteundefinitie ex artikel 107, 1e lid

VWEU413.

Als voorbeeld kan verwezen worden naar de goedkeuring van door de Europese Commissie

van de maatregel N550/2000 op 25 juli 2001414. Bij de beoordeling besloot de Commissie toen

410 X., Maatregelen certificatenoverschot groene stroom en impact aanpassing energieheffing, REKENHOF,

Brussel 14 november 2017, p. 23. 411 European Commission - Press release, “State aid: Commission approves Belgian certificates schemes for

renewable electricity and high-efficiency cogeneration in Flanders”, Brussels, 16 February 2018; Steunmaatregel

SA. 46013 (2017/N) (België) van 16 februari 2018. 412 C. DELAGAYE en T. CHELLINGSWORRTH, “Hernieuwbare energie in een maalstroom van

Staatssteuncriteria: Groene stroom in de slagschaduw van ‘Vent de colère!’”, MER 2015, nr. 1, 23. 413 De vierde voorwaarde van het GSC-regime zal in deze masterproef niet behandeld worden. 414 Pb.C. 24 november 2001, afl. 330, 3. De tekst van de beschikking in de authentieke taal, waaruit de

vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op: http://ec.europa.eu/eu_law/state_aids/comp-2000/

n550-00_nl.pdf.

Page 103: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

103

dat er geen staatsmiddelen in de zin van artikel 87, lid 1 van het EG-Verdrag415 gemoeid zijn

bij dit systeem: noch de door de overheid opgelegde plicht om een bepaald aantal GSC aan te

kopen, noch de gratis uitreiking van de GSC aan de opwekkers/producenten, noch de aankoop

ervan door de netbeheerders en elektriciteitsleveranciers betreffen staatsmiddelen416. Ook in

haar laatste beslissing van het Vlaamse GSC-systeem toetst zij deze drie componenten

afzonderlijk aan de staatssteundefinitie417.

1.2.1. Component 1: de opkoopverplichting en de financiering van GSC

217. Bij de meeste lidstaten omvat het steunmechanisme ter bevordering van de groene

stroom een aankoopverplichting, zijnde een verplichting tot afnamen van groene stroom (zoals

in de zaken als PreussenElektra en Vent de colère!), dan wel een verplichting tot het opkopen

van GSC (zoals bij het Vlaamse of bv. het Roemeense steunmechanisme voor groene

stroom)418.

De financiering van een afnameverplichting of een opkoopverplichting kan op verschillende

wijzen gestructureerd worden. In bepaalde lidstaten worden de verplichtingen van

steunregelingen louter gefinancierd door de betrokken spelers van de regeling, hetzij de

elektriciteitsleveranciers, hetzij transmissie- of distributienetbeheerders. Dit is onder meer het

geval in de PreussenElektra zaak waar de afnameplichtigen de aankopen financieren met hun

eigen financiële middelen. In de praktijk betekent dit dat de aankoopprijs in de tarieven van de

private elektriciteitsonderneming wordt verrekend en de facto de eind elektriciteitsgebruikers

de financiële last van de steunregeling dragen. Daarnaast kunnen lidstaten ook een systeem

uitwerken waarbij de last van de aankoopprijs gekanaliseerd wordt via een aparte

rechtspersoon, namelijk een coördinatiemechanisme (“clearing mechanism”) of een fonds, dit

laatste systeem werd gebruikt in Frankrijk in de zaak Vent de Colère!419.

218. Ook wat betreft de financiering van de opkoopverplichting van

groenestroomcertificaten heeft de Vlaamse Regering een aanpassing aan het systeem

415 Met artikel 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap stemt momenteel artikel 107 van

het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie overeen. 416 Het boetesysteem werd niet betrokken in de beoordeling van steunmaatregel N 550/2000 (België) van 25 juli

2001. 417 K. BAMS, “Feed-intarieven en groenestroomcertificaten ter stimulering van de elektriciteitsopwekking uit

hernieuwbare energiebronnen”, MER 2011, nr. 2, 91. 418 De Europese Commissie heeft in het verleden meermaals geoordeeld dat deze twee verplichtingen in essentie

vergelijkbaar zijn en dus op eenzelfde wijze dienen te worden beoordeeld. Zie o.m. beslissing van de Europese

Commissie steunmaatregel N550/2000 (België) van 25 juli 2001, p. 6. 419 Zie o.m. Steunmaatregel NN 162/A/2003 en N 317/A//2006 (Oostenrijk) van 4 juli 2006.

Page 104: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

104

doorgevoerd. Naast het feit dat de opkoopplichtigen het opkopen van groenestroomcertificaten

verrichten met hun eigen financiële middelen420 heeft de Vlaamse Regering in 2015 een

energieheffing ingevoerd421. Een bepaald overschot aan groenestroomcertificaten die de DNB

bezitten – bekomen door de opkoopplicht tegen minimumprijzen – moeten door de Vlaamse

wetgeving verplicht overgedragen worden aan de VREG. In ruil krijgen de DNB een financiële

compensatie die afkomstig is van de energieheffing uit het Energiefonds. De invoering van

deze heffing heeft als gevolg dat de Commissie oordeelde dat de financiering van de

opkoopverplichting van groenestroomcertificaten deze maal wél staatssteun inhoudt422.

219. Er kan gesteld worden dat de reden waarom er deze keer wél tot staatsteun is besloten,

is het feit dat de flow van de financiële middelen naar de DNB ter compensatie van de

opkoopverplichting tegen minimumprijzen wordt beheerd en gecontroleerd door de Staat. De

financiële compensatie, die DNB krijgt in ruil voor het inbrengen van GSC bij de VREG, is

namelijk afkomstig uit het Energiefonds (= dit fonds is een begrotingsfonds in de zin van artikel

45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991)423. Dit Energiefonds

is beheerd door Vlaanderen, en het is ook de Vlaamse Regering die beslist hoeveel de

energieheffing betreft op elektriciteitseindgebruikers en hoeveel compensatie de DNB van het

Fonds ontvangt. Er kan mijns inziens terecht worden gesteld dat dit deel van de financiering

van de opkoopplicht staatssteun uitmaakt in de zin van artikel 107 lid 1 VWEU.

220. Ten slotte kan worden opgemerkt dat de Commissie bij haar beoordeling niet expliciet

verwees naar het arrest Vent de Colère! ondanks beide steunregelingen voor de structuur van

de financiering gebruik maken van een fonds. In deze fondsen werden de bijdragen geëind door

alle eindverbruikers van elektriciteit voor de meerkosten die gepaard gingen met de

afnameverplichting424. De Commissie heeft naar alle waarschijnlijkheid niet verwezen naar dit

laatste arrest omwille van het feit de Vlaamse steunregeling niet uitsluitend wordt gefinancierd

door dit fonds én dat de compensatie die de DNB ontvangen geen volledige compensatie betreft.

420 De facto wordt de opkoopprijs van groenestroomcertificaten verrekend in de tarieven van de private

elektriciteitsonderneming. 421 Decreet houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de aanpassing van de

groenestroomdoelstellingen, de WKK-doelstellingen en de energieheffing, BS 22 december 2017. 422 Vent de Colère!, r.o. 73-77. 423 Artikel 3.2.1. § 1, Energiedecreet. 424 Europese Commissie heeft, op grond van de rechtspraak van het Hof, drie voorwaarden vastgesteld opdat de

geldelijke middelen die via een dergelijk fonds of coördinatiemechanisme stromen, als staatsmiddelen kunnen

worden aangezien: a) het fonds of financieringssysteem moet zijn opgericht of aangewezen door de staat; b)het

fonds of financieringssysteem moet worden gefinancierd via door de staat verplicht gestelde bijdragen; en c) het

fonds of financieringssysteem moet worden gebruikt om bepaalde ondernemingen te begunstigen

Page 105: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

105

1.2.2. Component 2: de gratis toekenning van GSC

221. De Europese Commissie heeft de gratis toekenning van GSC in het verleden steeds

beoordeeld aan de hand van dezelfde toets die zij toepast op andere verhandelbare documenten

die door de staat worden toegekend, zoals bijvoorbeeld emissie- en vervuilingsdocumenten. Zij

beschouwt dergelijke verhandelbare documenten als immateriële activa die door de overheid

aan de ontvangers ervan worden toegekend425. De Europese Commissie onderscheidde daarbij

twee soorten verhandelbare documenten426. Dit onderscheid was subtiel en bovendien vatbaar

voor interpretatie, maar vormde wel het doorslaggevende criterium om deze immateriële activa

al dan niet als staatsmiddelen te kwalificeren427.

222. Een eerste soort verhandelbare documenten die de Europese Commissie onderscheidde,

waren die immateriële activa die een bepaalde economische waarde vertegenwoordigen. Het

ging daarbij over documenten die de staat zelf had kunnen verkopen of veilen indien hij de

regeling anders had vormgegeven. Volgens de Europese Commissie en het Hof van Justitie

resulteert dit systeem in een derving van, of minstens een afstand van, overheidsinkomsten , en

is het bijgevolg een met staatsmiddelen bekostigde maatregel.

223. Een tweede soort van verhandelbare documenten die de Europese Commissie

onderscheidde, betreft documenten die worden beschouwd als een erkend bewijs voor een

bepaalde prestatie428. De staat kan dit soort immateriële activa niet zelf aan de ontvanger ervan

verkopen of bij veiling toewijzen, maar verstrekt slechts het bewijs van bijvoorbeeld een

bepaalde hoeveelheid geproduceerde groene stroom. Er is bijgevolg ook geen sprake van een

inkomstenderving door de staat. Dit soort documenten wordt dan ook niet aangezien als

staatsmiddelen op zich. Een voorbeeld hiervan zijn de Belgische federale en gewestelijke GSC-

systemen uit 2001 en 2002, waarbij één GSC wordt toegekend als bewijs voor een bepaalde

hoeveelheid geproduceerde hernieuwbare elektriciteit429.

In 2011 heeft de Europese Commissie een staatssteunbeslissing genomen die door sommigen

geïnterpreteerd werd als een indicatie dat de Europese Commissie het bovenvermelde

425 Steunmaatregel SA. 33134 (2011/N) (Roemenië) van 13 juli 2011. 426 Steunmaatregel N 608/2004 (België) van 3 mei 2005; Steunmaatregel N 35/2003 (Nederland) van 24 juni 2003. 427 C. DELAGAYE en T. CHELLINGSWORRTH, “Hernieuwbare energie in een maalstroom van

Staatssteuncriteria: Groene stroom in de slagschaduw van ‘Vent de colère!’”, MER 2015, nr. 1, 25-26. 428 Steunmaatregel N 608/2004 (België) van 3 mei 2005; Steunmaatregel N 35/2003, (Nederland) van 24 juni

2003; Steunmaatregel N 504/2000 (Verenigd Koninkrijk) van 28 november 2001; Steunmaatregel 415/A/01

(België) van 28 november 2001; Steunmaatregel N 550/2000 (België) van 25 juli 2001. 429 Zie o.m. Steunmaatregel N 14/2002 (België) van 2 augustus 2002; Steunmaatregel N 15/A/01 (België) van 28

november 2001; Steunmaatregel N 550/2000 (België) van 25 juli 2001.

Page 106: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

106

onderscheid wil verlaten en de draagwijdte van het begrip “staatsmiddelen” wenste uit te

breiden. Het betrof een beslissing inzake het Roemeense GSC-regime, waarin de Commissie

leek te suggereren dat de gratis toekenning van GSC alsnog steun zou vormen430. De Commissie

liet uiteindelijk in het midden of het Roemeense GSC-regime staatssteun inhield431.

224. Op 2 augustus 2016 heeft de Commissie uiteindelijk duidelijkheid gesteld in haar

langverwachte en precedentbepalende uitspraak in een zaak met Poolse

groenestroomcertificaten432 die zijn afgegeven aan producenten van energie uit hernieuwbare

energiebronnen. Het Poolse GSC-regime hield wel staatssteun in besliste de Commissie, maar

het GSC-systeem is verenigbaar met de interne markt verklaard. De Europese Commissie maakt

aldus een heel nieuwe wending, aangezien zij reeds eerder had beslist dat het gratis toekenning

van GSC géén staatssteun uitmaakt433. Ook in haar beslissing in februari 2018 over het Vlaamse

GSC-regime volgde de Commissie haar nieuwe beslissingspraktijk en oordeelde zij dat het

gratis toekennen van GSC deze maal wél staatssteun inhoudt434.

1.2.3. Component 3: de quotumverplichting

225. Verschillende lidstaten hebben eveneens een quotumverplichting ingevoerd, meestal

voor elektriciteitsleveranciers, deze laatsten zijn in dat geval verplicht om te bewijzen dat zij

een vooraf bepaald aantal GSC of een bepaalde hoeveelheid groene stroom hebben

aangekocht435. De Europese Commissie heeft in het verleden meermaals geoordeeld dat die

verplichting op zich geen met staatsmiddelen bekostigde maatregel inhoudt436, opnieuw met

(een impliciete) verwijzing naar het arrest PreussenElektra: “de verplichting een bepaald aantal

(…)certificaten voor te leggen, is te vergelijken met de verplichting tot afname van uit

hernieuwbare energiebronnen geproduceerde elektriciteit tegen vaste minimumprijzen, wat

430 Steunmaatregel SA.33134 (2011/N) (Roemenië) van 13 juli 2001. 431 De Europese Commissie nam op 15 oktober 2014 een tweede beslissing, die handelde over het Roemeense

systeem van verminderingen van de groenestroomtoeslag voor energie-intensieve gebruikers. Hierin besliste

zij dat de financiering van het Roemeense systeem, inclusief deze verminderingen, staatssteun inhielden.

Steunmaatregel SA.39042 (2014/N) (Roemenië) van 15 oktober 2014. 432 Steunmaatregel SA.37345 (Polen) van 2 augustus 2016. 433 Steunmaatregel N 504/2000 (Verenigd Koninkrijk) van 28 november 2001, Steunmaatregel N 14/2002 (België)

van 2 augustus 2002 en Steunmaatregel N 789/2002 (Zweden) van 5 februari 2003. 434 Steunmaatregel SA. 46013 (2017/N) (België) van 16 februari 2018, r.o. 64 en 65. 435 C. DELAGAYE en T. CHELLINGSWORTH, “Hernieuwbare energie in een maalstroom van

staatssteuncriteria: Groene stroom in de slagschaduw van “Vent De Colère!”, MER 2015, nr. 1, 26. 436 Zie o.m. Steunmaatregel SA.33134 (2011/N) (Roemenië) van 13 juli 2011.

Page 107: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

107

door het Europese Hof van Justitie niet als een overdracht van staatsmiddelen (…) wordt

aangemerkt” 437.

In verscheidene lidstaten wordt deze quotumverplichting echter afgedwongen door het

opleggen van een boete aan elektriciteitsleveranciers die niet aantonen dat ze hun quotum

behaald hebben. Om na te gaan of een dergelijke boete kan gezien worden als staatsmiddelen,

dienen de aard en de specifieke kenmerken van het systeem beoordeeld te worden438. Als deze

boete namelijk in een door de staat opgezet fonds gestort wordt, dan kunnen dat fonds, en met

name de bestedingen daaruit, als staatsmiddelen beschouwd worden439.

226. Ook het Vlaamse GSC-systeem bevat een administratieve boete, wanneer de DNB hun

jaarlijkse quota niet behalen moeten deze laatste een boete betalen aan de VREG440. De

inkomsten van deze boetes worden gestort in het Energiefonds, dit fonds wordt door de

Vlaamse overheid gebruikt voor verschillende energie-gerelateerde doeleinden441. Dit

Energiefonds is een door de staat opgezet fonds442, de boete, dit fonds en met name de

aanbestedingen daaruit werden door de Europese Commissie beschouwd als staatsmiddelen bij

de laatste aanmelding van het Vlaamse GSC-systeem.443 Naar mijn mening is dit een terechte

beoordeling van de Europese Commissie.

227. De beoordeling van de Commissie dat het Vlaamse GSC-systeem staatssteun uitmaakt

in de zin van artikel 107 1e lid VWEU is, gezien haar geldende beoordelingscriteria, naar mijns

inziens terecht.

2. Wanneer kunnen GSC die staatssteun uitmaken toch verenigbaar worden verklaard met de

interne markt?

2.1. Inleiding

228. “Artikel 107:

1. Behoudens de afwijkingen waarin de Verdragen voorzien, zijn steunmaatregelen van de

staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door

begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te

437 Steunmaatregel N 608/2004 (België) van 3 mei 2005. 438 De boete als zodanig is niet noodzakelijk een met staatsmiddelen bekostigde maatregel. 439 Steunmaatregel N 362/2004 (Verenigd Koninkrijk) van 23 februari 2005; Steunmaatregel N 608/2004 (België)

van 3 mei 2005; Steunmaatregel N 789/2002 (Zweden) van 5 februari 2003. 440 Art. 13.3.5. Energiedecreet. 441 Art. 3.2.1. Energiedecreet. 442 Zie randnummer 219. 443 Steunmaatregel SA. 46013 (2017/N) (België) van 16 februari 2018, r.o. 64 en 65.

Page 108: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

108

vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer

tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

2. Met de interne markt zijn verenigbaar: (…)

3. Als verenigbaar met de interne markt kunnen worden beschouwd:

(…)

c) steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid

of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder

het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het

gemeenschappelijk belang wordt geschaad”

Het hierboven geciteerde artikel 107 lid 3 onder c) VWEU vormt in de beslissingspraktijk van

de Europese Commissie de rechtsbasis voor de goedkeuring van onder meer steunmaatregelen

voor groene stroom444. In 2014 heeft de Europese Commissie de Richtsnoeren staatssteun ten

behoeve van milieubescherming en energie445 uitgevaardigd waarin zij uiteenzet hoe zij die

bepaling zal toepassen bij de beoordeling van staatssteun ten behoeve van milieu en energie.446

447 Deze richtsnoeren zijn eigenlijk voorschriften (soft law) die de voorwaarden weergeven

onder dewelke steunmaatregelen voor hernieuwbare energie kunnen worden beschouwd als

conform de EU-staatssteunregels ex art. 107(3)(c) VWEU. Ze zijn niet-bindend448, maar wel

richtinggevend ten aanzien van de lidstaten. De Commissie beroept zich uiteraard wel op deze

richtlijnen wanneer ze een bepaald steunmechanisme onderzoekt op diens verstaanbaarheid met

art. 107 VWEU. Het is deze laatste factor die deze richtsnoeren, ondanks hun niet-bindend

karakter, zo invloedrijk maakt.

229. In 1994 publiceerde de Commissie voor het eerst specifieke richtsnoeren op het gebied

van milieubescherming waarbij het belangrijkste doel van deze richtsnoeren was te

verduidelijken wanneer en onder welke voorwaarden (financiële) nationale steun voor

444 K. DEKETELAERE en B. DELVAUX, “Energie en staatssteun: de nieuwe richtssnoeren inzake staatssteun

voor milieubescherming en energie 2014-20” in K. DEKETELAERE en B. DELVAUX (eds.), Jaarboek

Energierecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2017, 4. 445 Med.Comm., Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014-2020, Pb.C. 28

juni 2014, afl. 200, 1-55. 446 C. DELAGAYE en T. CHELLINGSWORRTH, “Hernieuwbare energie in een maalstroom van

staatssteuncriteria: Groene stroom in de slagschaduw van ‘Vent de colère!’”, MER 2015, nr. 1, 19. 447 P.L.F. RIBBERS, “Nationale regelingen inzake groenestroomcertificaten en de Europese Unie” in S.

GOLDSTEIN, H. BEEMSTER, N. VAN GANZEN en C. SMIT (eds.), Recht en duurzame ontwikkeling,

Apeldoorn-Antwerpen, Maklu, 2016, 102. 448 Dergelijke richtsnoeren of guidelines worden immers niet weergegeven in art. 288 VWEU.

Page 109: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

109

milieubescherming in overeenstemming was met de Europese interne markt449. Deze eerste

richtsnoeren werden herzien in 2001 en 2008450. Vervolgens zijn op 1 juli 2014 de Richtsnoeren

staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014-2020 (hierna: de Richtsnoeren)

in werking getreden, zij vervangen de Richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming

uit 2008451.

230. De Richtsnoeren zijn onder meer gebaseerd op de Europa 2020-strategie en beogen bij

te dragen aan de doelstellingen van die strategie. De Richtsnoeren nemen daarnaast afstand van

de onder de Richtsnoeren 2008 gangbare subsidies en hebben meer aandacht voor de

stimulering van marktmechanismen. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag dat het uiteindelijke

doel van steun in de energiesector is dat hernieuwbare energie vanuit de markt wordt

gefinancierd452. Dezelfde Richtsnoeren uit 2014 maken een onderscheid tussen bepalingen

inzake investeringssteun en bepalingen inzake exploitatiesteun453. Nu nationale

steunmaatregelen inzake groenestroomcertificaten als ‘marktmechanismen’ aangemerkt

worden, kunnen zij onder de categorie exploitatiesteun geschaard worden454. De call groene

warmte is daarentegen een vorm van investeringssteun455.

231. In de Richtsnoeren geeft de Commissie inzicht in de manier waarop ze bepaalde

categorieën steunmaatregelen op het gebied van milieu en energie zal beoordelen. Daarbij gaat

zij in op de manier waarop zij de balans tracht te herstellen tussen steunverlening en

449 P.L.F. RIBBERS, “Nationale regelingen inzake groenestroomcertificaten en de Europese Unie” in S.

GOLDSTEIN, H. BEEMSTER, N. VAN GANZEN en C. SMIT (eds.), Recht en duurzame ontwikkeling,

Apeldoorn-Antwerpen, Maklu, 2016, 103. 450 Pb. EU 2008, C/82/01. 451 Europese Commissie, ‘Communication from the Commission , Guidelines on State aid for environmental

protection and energy 2014-20’, Pb. EU 2014, C 200/01. 452 S. DIELEMANS-GOOSSENS en J.E. JANSSENS, “De nieuwe richtsnoeren staatssteun milieubescherming en

energie”, M&M (Markt en mededinging) november 2014, nr. 5, 173. 453 P.L.F. RIBBERS, “Nationale regelingen inzake groenestroomcertificaten en de Europese Unie” in S.

GOLDSTEIN, H. BEEMSTER, N. VAN GANZEN en C. SMIT (eds.), Recht en duurzame ontwikkeling,

Apeldoorn-Antwerpen, Maklu, 2016, 103. 454 Nielsen & Jeppesen 2013, p. 12. Vgl. Europese Commissie, PbEU 2014, C 200/01, par. 135 (2014

Richtsnoeren). 455 Exploitatiesteun is in tegenstelling tot investeringssteun niet gericht op vernieuwing of innovaties in de wijze

van opwek maar op het – enkele - exploiteren van de installatie. Het toetsingskader van de Richtsnoeren, maakt

dan ook een onderscheid tussen enerzijds investeringssteun en anderzijds exploitatiesteun. De Commissie erkent

dat na de innovatie van een bepaalde technologie een vorm van exploitatiesteun nog enige tijd noodzakelijk kan

zijn voor de levensvatbaarheid van die technologie. Deze steun moet echter stoppen op het moment dat de

technologie ‘volwassen is’ (uitgerold is op de markt) en dus geen financiële steun meer nodig heeft IN; P.B.

GAASBEEK en M.A.M.L. VAN DEN SANDEN, “Richtsnoeren milieu-en energiesteun 2014-2020: Op zoek naar

de balans tussen steun en marktwerking bij hernieuwbare energie”, Nederlands Tijdschrift voor Energierecht,

december 2014, nr. 5/6, 185.

Page 110: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

110

marktwerking, onder meer door enerzijds gemeenschappelijke beoordelingsbeginselen en

anderzijds algemene uitgangspunten en specifieke criteria per steuncategorie vast te stellen.

232. In paragraaf 1.2 van de Richtsnoeren identificeert de Commissie de milieu- en

energiemaatregelen die binnen het bereik van de Richtsnoeren. Het gaat daarbij om: a. steun

om verder te gaan dan Unienormen of om, bij ontstentenis van Unienormen de

milieubescherming te verhogen; b. steun voor vroege aanpassing aan toekomstige Unienormen;

c. steun ten behoeve van milieustudies; d. steun voor de sanering van verontreinigde terreinen;

e. steun voor energie uit hernieuwbare energiebronnen; f. steun voor energie-efficiëntie

maatregelen, met inbegrip van warmtekrachtkoppeling en stadsverwarming en -koeling; g.

steun voor hulpbronefficiëntie en met name steun voor afvalbeheer; h. steun voor CO2-afvang,

-transport en -opslag (CCS), met inbegrip van individuele onderdelen van de keten van CO2-

afvang tot CO2-opslag i. steun in de vorm van kortingen of vrijstellingen van milieubelastingen;

j. steun in de vorm van kortingen op financiële steun voor elektriciteit uit hernieuwbare

bronnen; k. steun voor energie-infrastructuur; l. steun voor maatregelen ten behoeve van

leveringszekerheid; m. steun in de vorm van verhandelbare vergunningen; en n. steun ten

behoeve van bedrijfsverplaatsingen.

233. Het Vlaamse GSC-systeem valt binnen het toepassingsgebied van de Richtsnoeren,

onder “e. steun voor energie uit hernieuwbare energiebronnen”. Zo bestaat er dus de

mogelijkheid dat de Commissie na de aanmelding van een nationale steunmaatregel deze

maatregel als staatssteun beschouwt, maar desalniettemin verklaart dat deze regeling in

overeenstemming is met haar richtsnoeren ten aanzien van staatssteun en aldus verenigbaar is

met de interne markt. Van belang is dat de Commissie in beginsel niet kan afwijken van door

haar opgestelde Richtsnoeren456 en dat deze Richtsnoeren in beginsel niet strijdig mogen zijn

met primair EU-recht457.

2.2. Gemeenschappelijke beoordelingscriteria

234. De Commissie zal staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie op grond

van artikel 107, lid 3, onder c) VWEU als verenigbaar met de interne markt beschouwen, op

voorwaarde dat deze steun, op grond van “gemeenschappelijke beoordelingsbeginselen” leidt

tot een grotere bijdrage tot de milieu- of energiedoelstellingen van de Unie zonder dat de

456 Vgl. HvJ 30 april 1998, nr. T-214/95, ECLI:EU:T:1998:77 (Vlaams Gewest/Commissie), r.o. 89. 457 HvJ 11 september 2008, nrs. C-75/05 P en C-80/05 P, ECLI:EU:C:2008:482 (Duitsland e.a.:Kronofrance),

r.o. 61.

Page 111: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

111

voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, daardoor zodanig worden veranderd

dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad458. Deze algemene beoordelingscriteria

gelden voor alle steun, niet alleen voor milieu- en energiesteun.

Om te kunnen beoordelen of een aangemelde steunmaatregel verenigbaar met de interne markt

kan worden verklaard, onderzoekt de Commissie in regel of de vormgeving van de

steunmaatregel ervoor zorgt dat de positieve effecten van de steunmaategel voor het behalen

van een doelstelling van gemeenschappelijk Europees belang opwegen tegen de mogelijke

negatieve gevolgen ervan op het handelsverkeer en de mededinging459.

235. De Commissie heeft in de Richtsnoeren zeven gemeenschappelijke

beoordelingsbeginselen opgenomen. De Commissie zal met name een steunmaatregel alleen

als verenigbaar met de interne markt beschouwen indien deze aan elk van de volgende criteria

voldoet: a) bijdrage aan een duidelijk omschreven doelstelling van gemeenschappelijk belang,

b) noodzaak van overheidsmaatregelen, c) geschiktheid van de steunmaatregel, d) stimulerend

effect, e) evenredigheid van de steun, f) bij een beoordeling op grond van artikel 107, lid 3,

onder c): vermijden van ongewenste negatieve gevolgen voor de mededinging en het

handelsverkeer tussen lidstaten en g) transparantie van steun460.

236. Deze gemeenschappelijke beoordelingsbeginselen komen grotendeels overeen met de

“afwegingstoets” die de Commissie tot nu toe toepaste461. De hierboven gemeenschappelijke

beoordelingsbeginselen van a) tot g) worden uitgewerkt tot algemene

verenigbaarheidsvoorwaarden. Deze algemene voorwaarden gelden voor de maatregelen a. tot

en met d. van de in paragraaf 1.2 opgenomen opsomming van onder de Richtsnoeren vallende

maatregelen462. De maatregelen e. tot en met n. worden in de paragrafen 3.3 t/m 3.11 van de

Richtsnoeren afzonderlijk behandeld463. De algemene verenigbaarheidsvoorwaarden zijn op

458 K. DEKETELAERE en B. DELVAUX, “Energie en staatssteun: de nieuwe richtssnoeren inzake staatssteun

voor milieubescherming en energie 2014-20” in K. DEKETELAERE en B. DELVAUX (eds.), Jaarboek

Energierecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2017, 14. 459 Par. 26, Staatssteunrichtsnoeren. 460 Par. 27, 28 en 29, Staatssteunrichtsnoeren. 461 K. DEKETELAERE en B. DELVAUX, “Energie en staatssteun: de nieuwe richtssnoeren inzake staatssteun

voor milieubescherming en energie 2014-20” in K. DEKETELAERE en B. DELVAUX (eds.), Jaarboek

Energierecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2017, 16. 462 Zie randnummer 232. 463 S. DIELEMANS-GOOSSENS en J.E. JANSSENS, “De nieuwe richtsnoeren staatssteun milieubescherming en

energie”, M&M (Markt en mededinging) november 2014, nr. 5, 175.

Page 112: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

112

deze maatregelen van toepassing, tenzij in de specifieke onderdelen nadere specificaties of

afwijkingen van de algemene verenigbaarheidsvoorwaarden zijn opgenomen464.

2.3. Specifieke beoordelingscriteria

237. De Commissie heeft in de Richtsnoeren voor een aantal categorieën van steun specifieke

eisen opgesteld. Uitgangspunt hierbij is dat een einde moet komen aan de overcompensatie van

steun voor de opwek van hernieuwbare energie465 466. Steun voor energie uit hernieuwbare

energiebronnen is één van deze categorieën die specifieke eisen opgelegd krijgt. Belangrijk bij

deze categorie is wat betreft exploitatiesteun467 toegekend voor energie uit hernieuwbare

energiebronnen de Richtsnoeren nog een onderscheid maken tussen verschillende soorten

steun, hieronder ressorteert als één soort “de steun toegekend door middel van certificaten”.

Het Vlaamse regime van GSC is natuurlijk een vorm van steun voor hernieuwbare

energiebronnen en is tevens een vorm van exploitatiesteun. Het zijn dan ook deze specifieke

criteria van “de steun toegekend door middel van certificaten” die van toepassing zijn op de

beoordeling van de Vlaamse GSC468.

238. De algemene verenigbaarheidsvoorwaarden zijn evenwel nog steeds van toepassing op

de Vlaamse GSC, tenzij in de beoordelingsvoorwaarden van de “steun toegekend door middel

van certificaten” nadere specificaties of afwijkingen van de algemene

verenigbaarheidsvoorwaarden zijn opgenomen.

464 K. DEKETELAERE en B. DELVAUX, “Energie en staatssteun: de nieuwe richtssnoeren inzake staatssteun

voor milieubescherming en energie 2014-20” in K. DEKETELAERE en B. DELVAUX (eds.), Jaarboek

Energierecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2017, 14. 465 Communication ‘Renewable Energy: a major player in the European energy market’, COM(2012)271, 6 juni

2012. 466 P.B. GAASBEEK en M.A.M.L. VAN DEN SANDEN, “Richtsnoeren milieu-en energiesteun 2014-2020: Op

zoek naar de balans tussen steun en marktwerking bij hernieuwbare energie”, Nederlands Tijdschrift voor

Energierecht, december 2014, nr. 5/6, 184. 467 Exploitatiesteun is in tegenstelling tot investeringssteun niet gericht op vernieuwing of innovaties in de wijze

van opwek maar op het – enkele - exploiteren van de installatie. Het toetsingskader van de Richtsnoeren, maakt

dan ook een onderscheid tussen enerzijds investeringssteun en anderzijds exploitatiesteun. De Commissie erkent

dat na de innovatie van een bepaalde technologie een vorm van exploitatiesteun nog enige tijd noodzakelijk kan

zijn voor de levensvatbaarheid van die technologie. Deze steun moet echter stoppen op het moment dat de

technologie ‘volwassen is’ (uitgerold is op de markt) en dus geen financiële steun meer nodig heeft. Wordt daarna

nog steun verleend, dan wordt de marktwerking verstoord. 468 K. DEKETELAERE en B. DELVAUX, “Energie en staatssteun: de nieuwe richtssnoeren inzake staatssteun

voor milieubescherming en energie 2014-20” in K. DEKETELAERE en B. DELVAUX (eds.), Jaarboek

energierecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2017, 29.

Page 113: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

113

De Commissie zal deze steun als verenigbaar met de interne markt beschouwen indien lidstaten

voldoende bewijs kunnen leveren dat dergelijke steun:

• essentieel is om de levensvatbaarheid van de betrokken hernieuwbare energiebronnen

te garanderen;

• voor de regeling als geheel en op termijn niet tot overcompensatie leidt over de

technologieën heen of voor individuele, minder breed uitgerolde technologieën voor

zover gedifferentieerde niveaus van certificaten per eenheid output (banding) worden

geïntroduceerd; en

• hernieuwbare energieproducenten niet ontmoedigt om concurrentiëler te worden469.

2.4. Concreet: toepassing van de algemene en specifieke beoordelingscriteria op de

Vlaamse GSC

239. Slechts bij de laatste aanmelding van het Vlaamse GSC-regime heeft de Commissie

beslist dat het regime staatssteun uitmaakt. De Commissie heeft in haar beoordeling van het

huidige Vlaamse GSC-regime de Richtsnoeren gebruikt als beoordelingskader opdat het

Vlaamse mechanisme verenigbaar met de interne markt kan worden verklaard. Het Vlaamse

GSC-systeem valt binnen het toepassingsgebied van de Richtsnoeren, deze Vlaamse

steunmaatregel heeft namelijk tot doel elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen te

bevorderen470. Zoals in de hierboven vermelde paragraaf 1.2 zijn de algemene

verenigbaarheidsvoorwaarden471 van toepassing op de Vlaamse GSC, voor zover de specifieke

beoordelingsvoorwaarden van “steun toegekend door middel van certificaten”472 er niet van af

wijken. De Commissie heeft haar beoordeling over de verenigbaarheid met de interne markt in

de overwegingen 85 tot en met 108473 van haar beslissing op 16 februari 2018 weergegeven.

Hieronder volgt een korte toelichting van de wijze waarop de Commissie de

469 Par. 137 en 139, Staatssteunrichtsnoeren; uit K. DEKETELAERE en B. DELVAUX, “Energie en staatssteun:

de nieuwe richtssnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming en energie 2014-20” in K. DEKETELAERE

en B. DELVAUX (eds.), Jaarboek Energierecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2017, 34. 470 De Richtsnoeren zijn van toepassing op staatssteun ten behoeve van doelstellingen op het gebied van

milieubescherming of energie in alle sectoren die onder het VWEU vallen, voor zover het onder één van de veertien

maatregelen valt bepaalt in randnr. 13, de Vlaamse GSC resorteren onder “investerings- en exploitatiesteun ten

behoeve van energie uit hernieuwbare energiebronnen” par. 19, onder 11, Staatssteunrichtsnoeren. 471 Par. 3.2, Staatssteunrichtsnoeren. 472 Par. 3.3.2.4, Staatssteunrichtsnoeren. 473 Steunmaatregel SA. 46013 (2017/N) (België) van 16 februari 2018.

Page 114: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

114

beoordelingscriteria vervat in de Richtsnoeren heeft toegepast op het huidige Vlaamse GSC-

regime:

a) bijdrage aan een duidelijk omschreven doelstelling van gemeenschappelijk belang474:

een staatssteunmaatregel moet gericht zijn op een doelstelling van gemeenschappelijk

belang in overeenstemming met artikel 107, lid 3 VWEU: aan deze

beoordelingsvoorwaarde achtte de Commissie de Vlaamse GSC-regime voldaan

omwille van het behalen van de Belgische nationale doelstelling van 13% inzake

hernieuwbare energie;

b) de noodzaak van overheidsmaatregelen en de geschiktheid ervan475: een

staatssteunmaatregel moet gericht zijn op situaties waar steun kan zorgen voor een

wezenlijke verbetering die de markt zelf niet tot stand kan brengen, door bijvoorbeeld

een oplossing te bieden voor een duidelijk omschreven marktfalen: de Commissie achtte

ook dat aan deze beoordelingscriteria voldaan is doordat deze Vlaamse steunmaatregel

nodig is voor de levensvatbaarheid van hernieuwbare energieproducenten aangezien de

kosten om groene elektriciteit op te werken hoger zijn dan de marktprijs voor

elektriciteit, deze maatregel die groene stroom steunt is tevens een geschikte maatregel

omdat zij bijdraagt in het behalen van het nationale streefcijfer inzake hernieuwbare

energie;

c) stimulerend effect476: de steun moet het gedrag van de betrokken onderneming of

ondernemingen zodanig veranderen dat deze bijkomende activiteiten onderneemt of

ondernemen die deze zonder de steun niet zou of zouden uitvoeren, dan wel in

beperktere mate zou of zouden uitvoeren; de Commissie stelde dat de afwezigheid van

steun voor hernieuwbare energie zou leiden tot minder geproduceerde duurzame

energie, dan in aanwezigheid van steun voor hernieuwbare energie;

d) evenredigheid van de steun (steun beperkt tot het minimum)477: het steunbedrag moet

beperkt blijven tot het minimum dat nodig is om aan te zetten tot de bijkomende

investering of activiteit in het betrokken gebied. Bij de beoordeling van de

evenredigheid van de Vlaamse GSC-regime heeft de Commissie tegelijkertijd het

steunmechanisme getoetst aan de specifieke criteria van “steun in de vorm van

certificaten”478:

474 Par. 31, Staatssteunrichtsnoeren. 475 Par.107 en 116, Staatssteunrichtsnoeren. 476 Par. 49, Staatssteunrichtsnoeren. 477 Par. 69, Staatssteunrichtsnoeren. 478 Par.135, 136 en 137, Staatssteunrichtsnoeren.

Page 115: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

115

i. van essentieel belang is om de levensvatbaarheid van de betrokken

hernieuwbare energiebronnen te verzekeren: reeds bij het beoordelingscriteria

in b) van dit randnummer heeft Vlaanderen voldoende aangetoond dat het

steunmechanisme nodig is om de levensvatbaarheid van groene stroom te

verzekeren;

ii. niet leidt tot overcompensatie voor de regeling als geheel, op termijn en over de

technologieën heen, of tot overcompensatie voor individuele, minder breed

uitgerolde technologieën voor zover met verschillende aantallen certificaten per

eenheid productie wordt gewerkt: de Commissie oordeelde dat aan deze

specifieke beoordelingsvoorwaarde is voldaan omdat de Vlaamse Regering het

steunmechanisme altijd kan bijstellen door middel van de bandingfactor;

iii. producenten van hernieuwbare energie niet ontmoedigt om meer concurrerend

te worden: ook bij dit laatste specifieke beoordelingscriterium achtte de

Commissie dat het steunmechanisme eraan voldoet aangezien het gaat om een

‘marktmechanisme’ en dus ook onderhevig is aan de risico’s van de

marktwerking waardoor concurrenten kunnen deelnemen aan deze competitieve

markt.

e) bij een beoordeling op grond van artikel 107, lid 3, onder c)479: vermijden van

ongewenste negatieve gevolgen voor de mededinging en het handelsverkeer tussen

lidstaten: de negatieve effecten van de steun moeten voldoende beperkt zijn, zodat de

maatregel per saldo positief is; de Commissie oordeelde hierover dat de verstoringen

van de marktwerking beperkt zijn omwille van het feit dat het steunmechanisme aan

alle andere algemene en specifieke beoordelingscriteria heeft voldaan en achtte de

steunmaatregel aldus in lijn met haar beoordelingscriteria in verband met verstoorde de

marktwerking.

240. De Commissie oordeelde dat er wel degelijk sprake is van staatssteun, maar dat zij door

middel van een toets aan de Richtsnoeren heeft kunnen beoordelen dat het Vlaamse

steunmechanisme verenigbaar is met de interne markt en dus is toegelaten. Het huidige Vlaamse

GSC-regime is geen uitzondering, de Europese Commissie heeft reeds meerdere nationale

steunregelingen op basis van groenestroomcertificaten verenigbaar met de interne markt

verklaard480.

479 Par. 116, Staatssteunrichtsnoeren. 480 K. BACON QC, European Union Law of State Aid, Oxford, Oxford University Press, 3e editie, 2017, 241.

Page 116: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

116

3. Conclusie over de relatie tussen het Vlaamse GSC-regime en de juridische beperking

“Europese staatssteunregels”

241. Vanaf 2001 heeft de Commissie verschillende nationale steunregelingen inzake

groenestroomcertificaten481 langs de lat van de richtsnoeren uit 2001, 2008 en 2014 gelegd.

Opmerkelijk is dat de Commissie (bepaalde aspecten van) diverse regelingen als staatssteun

kwalificeerde, maar desalniettemin besloot dat de regelingen in overeenstemming waren met

de richtsnoeren en (derhalve) met de Europese interne markt (ex art. 107 lid 3 sub c VWEU)482.

Ook bij het Vlaamse GSC-regime oordeelde de Commissie dat bepaalde aspecten van de

steunregeling staatssteun uitmaakt, maar zij besluit uiteindelijk dat de steunregeling in

overeenstemming is met de Richtsnoeren en met de Europese interne markt. Desalniettemin

beklemtoonde de Commissie dat zij ‘will continue to enforce antitrust and State aid rules in the

energy sector to ensure that when barriers to competition that are lifted by regulation are not

reinstated by the actions of undertakings or public authorities that could lead to distortions on

the market’483.

Hoofdstuk III. Een concrete toets: de Vlaamse call groene warmte

1. Steunmaatregelen die verenigbaar zijn met de interne markt onder artikel 107 lid 2 VWEU

242. Op de principiële onverenigbaarheid van staatssteun met de interne markt gelden aldus

afwijkingen. Artikel 107 VWEU somt limitatief een aantal afwijkingen van dat principe op.

Deze afwijkingen kan men zoals supra beschreven invullen in twee categorieën, met name (i)

steunmaatregelen die verenigbaar zijn met de interne markt (art. 107, lid 2 VWEU) en (ii)

steunmaatregelen die als verenigbaar met de interne markt kunnen worden beschouwd (art. 107,

lid 3 VWEU). Het Vlaamse regime van GCS valt onder deze laatste categorie.

Steunmaatregelen die in de eerste categorie vallen moeten niet meer bij de Commissie worden

aangemeld en zijn van rechtswege verenigbaar met de interne markt. De Commissie heeft

481 Zie: Steunmaatregel SA. 37177 (2015/NN) (Roemenië) van 4 mei 2015, Steunmaatregel SA. 39042 (2014/N)

(Roemenië) van 15 oktober 2014, Steunmaatregel SA. 33134 (2011/N) (Roemenië) van 13 juli 2011,

Steunmaatregel N 789/2002 (Zweden) van 5 februari 2003, Steunmaatregel C 27/2000 van 17 oktober 2001 en NN

68/2000 (Duitsland) van 22 mei 2002, Steunmaatregel N 550/2000 (Vlaanderen) van 25 juli 2001 en

Steunmaatregel N 415a/2001 (Wallonië) van 28 november 2001 alsmede Steunmaatregel N 504/2000 (Verenigd

Koninkrijk) van 28 november 2001. 482 P.L.F. RIBBERS, “Nationale regelingen inzake groenestroomcertificaten en de Europese Unie” in S.

GOLDSTEIN, H. BEEMSTER, N. VAN GANZEN en C. SMIT (eds.), Recht en duurzame ontwikkeling,

Apeldoorn-Antwerpen, Maklu, 2016, 105. 483 Europese Commissie, Communication form the Commission to the European Parliament, the Council, the

European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions, ‘Making the internal energy market

work’, 15 november 2012, COM(2012) 663 final, p. 8.

Page 117: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

117

namelijk bij verordening bepaalde categorieën steunmaatregelen verenigbaar met de interne

markt verklaard (de “Groepsvrijstellingsverordening”)484. Steun die aldus voldoet aan de

voorwaarden van de Groepsvrijstellingsverordening moet bijgevolg niet worden aangemeld.

243. In 1998 heeft de Raad Verordening 994/98 aangenomen, die de Commissie de

bevoegdheid toekende om bij verordening te verklaren dat bepaalde soorten steunmaatregelen

verenigbaar zijn met de interne markt en vrijgesteld zijn van de aanmeldingsverplichting van

artikel 108, lid 3 VWEU (de zogenaamde “groepsvrijstellingsverordeningen”) 485. Verordening

994/98 werd in 2013, in het kader van de modernisering van de staatssteunregels, gewijzigd

door Verordening 733/2013486. Op grond van deze laatste verordening487 heeft de Commissie

in het verleden een aantal groepsvrijstellingsverordeningen voor staatssteun aangenomen. In

2008 werden deze verordeningen geconsolideerd in één Algemene

Groepsvrijstellingsverordening488. Uiteindelijk ging in juni 2014 een nieuwe Algemene

Groepsvrijstellingsverordening (hierna “de AGVV” ) van kracht489.

244. Indien een ontwerpsteunregeling onder de toepassing van de AGVV valt dan is de

lidstaat vrijgesteld van de procedure van aanmelding. De lidstaat moet de nieuwe steunregeling

dan enkel binnen de 20 dagen na het in werking treden ter kennis geven aan de Commissie490.

De AGVV is voor lidstaten een van de meest praktische manieren om toegestane staatssteun te

verlenen, omdat deze veel steuncategorieën bevat en ruime toepassingsmogelijkheden biedt.

Steun voor milieubescherming en energie is één van de steuncategorieën die onder de AGVV

484 Verord.Comm. (EU) nr. 651/2014, 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen

107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb.L. 26 juni 2014, afl. 187, 1-

78. 485 Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93

van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale

steunmaatregelen, Pb.L. 14 mei 1998, afl. 142, 1-4. 486 Verordening (EU) nr. 733/2013 van de Raad van 22 juli 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 994/98

betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap

op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen, Pb.L. 31 juli 2013, afl. 204, 11-14. 487 K. DEKETELAERE en B. DELVAUX, “Energie en staatssteun: de nieuwe richtssnoeren inzake staatssteun

voor milieubescherming en energie 2014-20” in K. DEKETELAERE en B. DELVAUX (eds.), Jaarboek

Energierecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2017, 6. 488 Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op

grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard,

Pb.L. 9 augustus 2008, afl. 214, 3-47. In het kader van de modernisering van staatssteunregels werd de

toepassingsperiode van deze algemene vrijstellingsverordening verlengd, met name tot 30 juni 2014, door

Verordening 1224/2013 van de Commissie van 29 november 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr.

800/2008 wat betreft de toepassingsperiode ervan, Pb.L. 30 november 2013, afl. 320, 22-23. 489 Verord.Comm. (EU) 651/2014, 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107

en 108 van het verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb.L. 187, 26 juni 2014. 490 C. VERMEULEN, “Steun voor groene warmte”, MER 2016, nr. 3, 255.

Page 118: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

118

valt. Steun onder de AGVV kan in verschillende vormen toegepast worden, waaronder

rentesubsidies, leningen, garantieregelingen en risicofinanciering.

2. Valt de ‘call groene warmte’ onder de AGVV?

245. De oorspronkelijke ontwerpsteunregeling van de call groene warmte betrof

exploitatiesteun en werd aangemeld bij de Europese Commissie. Daarop stelde de Commissie

echter herhaaldelijk bijkomende vragen, die de invoering van de steunregeling sterk dreigden

te vertragen. De Commissie stelde bovendien inzake de exploitatiesteun vragen omtrent

vergelijking met warmteprijzen op de markt, die bij gebrek aan een warmtemarkt in Vlaanderen

moeilijk afdoende waren te beantwoorden. De ontwerpsteunregeling werd daarom aangepast

zodat ze onder de toepassing van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening valt491. Doordat

de call groene warmte onder de AGVV valt is zij vrijgesteld van aanmelding bij de Commissie

en is deze steunregeling van rechtswege verenigbaar met de interne markt492. De AGVV legt

voorwaarden op over onder andere de kosten die in rekening mogen worden gebracht voor

steun, de maximale steun die kan gegeven worden en specifieke voorwaarden voor grote

ondernemingen.

3. Conclusie over de relatie tussen de Vlaamse call groene warmte en de juridische beperking

“Europese staatssteunregels”

246. Anno 2018 valt de Vlaamse call groene warmte onder de AGVV. Er zijn evenwel een

aantal aanpassingen op til aan de call groene warmte door de Vlaamse regering493. Indien de

call groene warmte daardoor (grondig) verandert is het belangrijk dat de (hervormde) call nog

steeds onder het toepassingsgebied valt van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening zodat

zij niet hoeft aangemeld te worden bij de Europese Commissie.

491 Zo heeft de Vlaamse Regelgever bijvoorbeeld expliciet twee bepalingen in het Energiebesluit van 19 november

2010 gevoegd zodat de call groene warmte binnen de voorwaarden van de AGVV valt en aldus vrijgesteld wordt

van de aanmeldingsplicht onder artikel 108 lid 3 VWEU. Zo is in het Energiebesluit bepaalt dat steun voor de call

groene warmte slechts verleend kan worden “onder de voorwaarden vermeld in de Algemene

Groepsvrijstellingsverordening en in dit besluit”. (Zie: art. 7.4.1 § 1, art. 7.5.1 § 1, art. 7.6.1 § 1 en art. 7.7.1 § 1

Energiebesluit. )Tevens bepaalt het Energiebesluit dat de ‘aanvrager’ is verantwoordelijk voor de naleving van de

voorwaarden van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. (Zie: art. 7.4.1 § 5, art. 7.5.1 § 5, art. 7.6.1 § 5 en

art. 7.7.1 § 5 Energiebesluit.) 492 C. VERMEULEN, “Steun voor groene warmte”, MER 2016, nr. 3, 255. 493 Gesprek met mevr. Kelsey Van Maris, kabinetsmedewerker van meneer Bart Tommelein, 27 april 2018.

Page 119: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

119

TITEL III. De Herziene Richtlijn Hernieuwbare Energie

1. Een verdere top-down regulering van ondersteuningsmechanismen

247. Sinds 2001 worden nationale steunmaatregelen in toenemende mate van bovenaf

gereguleerd, hoewel er nog lang geen sprake is van harmonisatie van deze nationale

steunregelingen, werd de autonomie van de lidstaten de afgelopen jaren aanzienlijk afgezwakt

en is er een tendens merkbaar om deze steunregelingen aan strikte Europese regels te

onderwerpen. Een voorbeeld van een toenemende mate aan regulering is de EU Guidance ten

behoeve van het ontwerpen van steunregelingen voor hernieuwbare energie494, deze Guidance

heeft evenwel geen bindende rechtskracht. In 2014 werden vervolgens wel striktere regels

voorzien voor het ontwerp van nationale steunmechanismen door de invoering van de supra

besproken staatssteuncontrole van de Europese Commissie495. Tevens voorzien de

Staatssteunrichtsnoeren in de geleidelijke invoering van concurrerende biedingsprocedures

voor het toewijzen van overheidssteun, waarbij de lidstaten de flexibiliteit wordt geboden om

rekening te houden met de nationale omstandigheden. De Richtsnoeren voorzien ook in de

geleidelijke vervanging van feed-in-tarieven door feed-in-premies, die hernieuwbare

energiebronnen blootstellen aan marktsignalen496. Op de datum van het afronden van deze

masterproef497 werd vervolgens het Voorstel voor een herziening van de Richtlijn van het

Europees Parlement en de Raad ter bevordering van het gebruik van hernieuwbare

energiebronnen (hierna: het “Voorstel”)498 op 27 juni voorlopig goedgekeurd499. Art. 4 van deze

Compromistekst500 bepaalt deze keer expliciet dat steunregelingen zodanig moeten worden

ontworpen dat “onnodige verstoringen van de elektriciteitsmarkten worden vermeden en

ervoor wordt gezorgd dat producenten rekening houden met het aanbod van en de vraag naar

494 Werkdocument Comm. 5 november 2013, “European Commission guidance for the design of renewables

support schemes” (SWD(2013) 439 final). 495 D. VANHERCK en B. DEVLIES, “Steunregelingen voor de productie van hernieuwbare energie: de Europese

Commissie trekt het laken verder naar zich toe”, MER 2017, nr. 4, 262. 496 Europese Comm. Persmededeling van 9 april 2014, “State aid: Commission adopts new rules on public support

for environmental protection and energy”. 497 Namelijk op 16 augustus 2018. 498 Hoewel in het opschrift van de Nederlandse versie van het Voorstel “herschikking” staat (“recast” in de Engelse

versie en “refonte” in de Franse versie), gebruik ik in deze masterproef “herziening”, omdat dit o.i. de inhoud van

het Voorstel correcter weergeeft. 499 Voorstel (Comm.) voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter bevordering van het gebruik

van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking), 30 november 2016, COM(2016) 767 final, 2016/0382

(COD). 500 Nota van het Secretariaat-generaal van de Raad aan het Comité van Permanente Vertegenwoordigers van 21

juni 2018, “Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the promotion of the use of

energy from renewable sources - Analysis of the final compromise text with a view to agreement” (2016/0382

(COD)).

Page 120: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

120

elektriciteit […]”. Dit is een belangrijke vernieuwing waarbij een eerste keer vanuit de EU

bindend wordt vastgelegd dat steun ter promotie van hernieuwbare energie markgebaseerd moet

zijn.

248. De herziene richtlijn voert een aantal belangrijke aanpassingen door aan nationale

steunregelingen voor groene stroom en heeft daardoor een impact of bepaalde vormen van

steunregelingen, zoals feed-in tariffs die toegestaan zijn onder de huidige HERL, nog wel

geïmplementeerd kunnen worden onder de herziene HERL. Het is aldus van belang dat de

Vlaamse Regering rekening zal houden met de geldende Staatssteunrichtlijnen en de herziene

HERL wanneer zij in de volgende legislatuur een nieuwe steunregeling voor groene stroom

invoert of de call groene warmte aanpast.

2. De herziene Richtlijn Hernieuwbare energie voorziet in minder keuzevrijheid

249. De herziene HERL heeft als doel ‘hernieuwbare energie te boosten’ en ‘beter tegemoet

te komen aan het rijzende hernieuwbare energie aandeel in de markt’, ‘hetgeen toelaat een gelijk

speelveld voor alle technologieën mogelijk te maken zonder de klimaat- en

energiedoelstellingen in gevaar te brengen501. Om die reden voorziet de Compromistekst in

verschillende maatregelen om deze doelstellingen te bereiken.

Alhoewel de HERL het bestaan van ondersteuningsmechanismen voor elektriciteit uit

hernieuwbare bronnen erkent502, bevat het geen gedetailleerde bepalingen met betrekking tot

de uitvoering ervan503. De voorlopig goedgekeurde Compromistekst bevat deze maal wél

enkele basisregels voor ondersteuningsmechanismen504, waaronder de supra aangehaalde

verplichting om grensoverschrijdende steun in te voeren.

501 European Commission, Fact Sheet ‘Achieving global leadership in renewable energies’, MEMO/16/3987. 502 T. SCHULZ en R. LOSCH, “The proposal for a recast Renewable Energy Directive”, TNRI 2017, afl. 1, 15. 503 Alle EU-lidstaten hebben één of andere vorm van subsidieregeling aangenomen om de bouw van nieuwe

hernieuwbare energieproductie-installaties te bevorderen en te ondersteunen, Deze regelingen hebben de vorm

aangenomen van o.m. subsidies, leningen en leninggaranties, aandelenfondsen, feed-in-tarieven, premies,

quota/certificaatregelingen, fiscale incentives en tenders, zie http://www.res-legal.eu/ and European Parliament,

Directorate General for Internal Policies Policy Department A: Economic and Scientific Policy, ‘Decentralized

Energy Systems’, IP/A/ITRE/ST/2009-16, juni 2010, p. 37-46 en Med.Comm. 31 januari 2011, “Renewable

Energy: Progressing towards the 2020 targets”, (COM(2011) 31 final) 8. 504 Art. 2(i) Compromistekst definieert steunschema als “‘support scheme’ means any instrument, scheme or

mechanism applied by a Member State or a group of Member States, that promotes the use of energy from

renewable sources by reducing the cost of that energy, increasing the price at which it can be sold, or increasing,

by means of a renewable energy obligation or otherwise, the volume of such energy purchased. This includes, but

is not restricted to, investment aid, tax exemptions or reductions, tax refunds, renewable energy obligation support

schemes including those using green certificates, and direct price support schemes including feed-in tariffs and

sliding and fixed premium payments”.

Page 121: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

121

250. Deze principes zijn volgens de Europese Commissie volledig in lijn met de koers die

reeds was ingeslagen in de Staatssteunrichtsnoeren. Deze principes omvatten, kort samengevat:

(i) vereisten tot integratie van hernieuwbare energie in de elektriciteitsmarkt, (ii) voorschriften

voor grensoverschrijdende deelname aan steunregelingen en (iii) regels ter vrijwaring van

verworven rechten en ter bevordering van de voorspelbaarheid van toe te kennen steun505.

2.1. Geharmoniseerde marktprincipes

251. Artikel 4 van de Compromistekst introduceert enkele specifieke principes die de

lidstaten dienen toe te passen bij het implementeren van steunregelingen. Zo bepaalt het eerste

lid van artikel 4 dat steunregelingen zodanig ontworpen dienen te worden dat (i) onnodige

verstoringen van de elektriciteitsmarkten worden vermeden, (ii) ervoor gezorgd wordt dat

producenten rekening houden met het aanbod van en de vraag naar elektriciteit en met

mogelijke netbeperkingen en dat (iii) elektriciteit uit hernieuwbare bronnen geïntegreerd wordt

in de elektriciteitsmarkt. Vervolgens bepaalt artikel vier tweede lid dat steunregelingen tevens

zo ontworpen dienen te worden dat (iv) ervoor gezorgd wordt dat producenten van

hernieuwbare energie inspelen op marktprijssignalen en hun marktinkomsten maximaliseren506.

Waar het Voorstel niet specifiek aangaf welke steunregelingen lidstaten kunnen invoeren om

deze principes te respecteren heeft de Compromistekst in het tweede lid van artikel 4 meer

duidelijkheid gebracht:

“To this end, in direct price support schemes support shall be granted in the form of a

market premium, which could be, inter alia, sliding or fixed.

Member States may provide exemptions to this paragraph for supporting small-scale

installations and demonstration projects, without prejudice to applicable Union internal

market legislation.”

Artikel 4 bepaalt formeel dat lidstaten steunregelingen kunnen invoeren in de vorm van

terugleverpremies (ook bekend als “feed-in premiums”). Er zijn evenwel voor bepaalde

kleinschalige installaties uitzonderingen hierop mogelijk.

505 D. VANHERCK en B. DEVLIES, “Steunregelingen voor de productie van hernieuwbare energie: de Europese

Commissie trekt het laken verder naar zich toe”, MER 2017, nr. 4, p ?. 506 COMMITTEE ON INDUSTRY, RESEARCH AND ENERGY, Report on the proposal for a directive of the

European Parliament and of the Council on the promotion of the use of energy from renewable sources (recast),

(COM(2016)0767 – C8-0500/2016 – 2016/0382 (COD)), 6 december 2017, 51 en 61-62.

Page 122: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

122

252. De eerste generatie steunregelingen, namelijk de vaste teruglevertarieven (beter bekend

als “feed-in-tarifs” of “FIT”)507, lijken aldus niet lijn te zijn met artikel 4 van de

Compromistekst. Vaste teruglevertarieven garanderen hernieuwbare energieproducenten een

constante stroom van steun, zonder daarbij aan die producenten een incentive te geven aan de

producenten om hun gedrag aan te passen aan de elektriciteitsprijs en vraagpieken op de

elektriciteitsmarkt508. De introductie van bovenstaande marktprincipes in de Europese

rechtsorde lijkt bijgevolg, volgens de auteurs Dominique Vanherck509 en Bram Devlies510, de

techniek van vaste teruglevertarieven uit te sluiten als mogelijkheid voor lidstaten om de

productie van hernieuwbare energie te ondersteunen.

253. Naar mijn mening moet de techniek van de vaste teruglevertarieven evenwel niet

helemaal worden uitgesloten. Een steunregeling in de vorm van feed-in-tariffs kan wel voldoen

aan de nieuwe principes uit de Compromistekst indien deze wordt omgevormd. Zo zou deze

steunregeling in een vorm kunnen voorkomen waarbij een producent een bepaald bedrag aan

subsidies verkrijgt dat over een aantal jaar wordt verspreid indien men een bepaalde

hoeveelheid MWh aan groene stroom produceert. Er wordt aldus nog steeds steun verleent,

alleen is deze beperkt in tijd én in bedrag. Hierdoor zal er ook voor de periode waarin er steun

wordt verleend wel een incentive zijn voor de producent en zal er bijgevolg ingespeeld worden

op de vraag en het aanbod van de markt511.

254. De marktprincipes vervat in de Compromistekst zijn sterk geïnspireerd op de principes

uit de Staatssteunrichtsnoeren, d.w.z. de principes die de Commissie aldus reeds toepast bij het

beoordelen of steunregelingen voor hernieuwbare energie in overeenstemming zijn met de

Europese staatssteunregels. Toch heeft de voorgestelde opname van deze principes in de

Compromistekst ook toegevoegde waarde, met name omdat de noodzakelijke koppeling met de

kwalificatie van steunregelingen als staatssteun verdwijnt. Indien de Compromistekst definitief

wordt goedgekeurd, zullen de principes immers hoe dan ook van toepassing zijn op

507 Bij de techniek van teruglevertarieven garandeert een lidstaat een vaste prijs voor groene stroom die in het

openbare net wordt geïnjecteerd. Lidstaten ontwierpen dergelijke teruglevertarieven traditioneel op een manier

waarbij producenten van hernieuwbare energie vrijgesteld zijn van deelname op de elektriciteitsmarkt en een

gegarandeerde prijs ontvangen van verplichte afnemers. Terugleverpremies (ook bekend als “feed-in premiums”)

zijn hier een variant op. Anders dan bij teruglevertarieven zijn terugleverpremies echter een supplement bovenop

de marktprijs. 508 D. VANHERCK en B. DEVLIES, “Steunregelingen voor de productie van hernieuwbare energie: de Europese

Commissie trekt het laken verder naar zich toe”, MER 2017, nr. 4, p 266. 509 Advocaat bij Laga en Vrijwillig Wetenschappelijk Medewerker IMER, KU Leuven. 510 Advocaat bij Loyens & Loef en Praktijkassistent bij het Instituut Consument Concurrentie & Markt KU Leuven. 511 Gesprek met meneer Bart Staes, Europees Parlementslid, 5 april 2018.

Page 123: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

123

steunregelingen ter bevordering van de productie van hernieuwbare energie, ongeacht of die

steunregelingen ook “staatssteun” inhouden512.

2.2. Toekenningsprocedure en de monitoring van steun

255. Artikel 4 derde lid van de Compromistekst vereist naast de ‘marktprincipes’ dat steun

toegekend wordt op een open, transparante, concurrentiële, niet-discriminerende en

kosteneffectieve wijze513. Deze toekenningsvereiste is niet nieuw. De supra besproken

Staatssteunrichtsnoeren vereisen reeds, op enkele uitzonderingen na, dat nieuwe steun moet

worden toegekend volgens een concurrerende bieding op grond van duidelijke, transparante en

niet-discriminerende criteria. Nieuw is echter dat deze toekenningsvereiste ook van toepassing

zal zijn op steunregelingen die niet gekwalificeerd zijn als staatssteun514.

256. De term ‘niet-discriminerend’ kan opgevat worden als ‘technologieneutraal’ waarbij

alleen aan de goedkoopste technologieën steun verleent mag worden. In het oorspronkelijke

Voorstel werd dit begrip niet verder verduidelijkt waardoor lidstaten geen zekerheid hadden of

technologie-specifieke steun onder de nieuwe HERL nog zou toegelaten zijn515. Onder de

invloed van de voorstellen van het Europees Parlement werd de term ‘niet-discriminerend’ wel

toegelicht. Zo stelde amendement 116 van het ITRE-Rapport voor dat technologie-specifieke

steun onder bepaalde voorwaarden is toegelaten516. Uiteindelijk bevat de Compromistekst in

artikel 4 3bis inderdaad de mogelijkheid om technologie-specifieke steun te verlenen onder

bepaalde criteria, zodat bepaalde vormen van hernieuwbare energie een kans krijgen om te

lanceren op de markt. Ten slotte bevat artikel 4 een aantal procedurevoorschriften die lidstaten

moeten volgen bij het organiseren van tendersystemen.

2.3. Gedeeltelijke openstelling van steunregelingen voor buitenlandse productie

257. Naast deze algemene principes voor het “ontwerpen” van steunregelingen bevatte het

Voorstel aldus nog een andere belangrijke nieuwigheid, namelijk de verplichte gedeeltelijke

openstelling van steunregelingen voor buitenlandse productie.

512 Hetgeen van belang is omdat, zoals supra besproken niet alle steunregelingen noodzakelijk staatssteun

uitmaken in de zin van artikel 107 lid 1 VWEU. 513 Art. 4, lid 3 Compromistekst. 514 D. VANHERCK en B. DEVLIES, “Steunregelingen voor de productie van hernieuwbare energie: de Europese

Commissie trekt het laken verder naar zich toe”, MER 2017, nr. 4, 267. 515 Gesprek met meneer Bart Staes, Europees Parlementslid, 5 april 2018. 516 COMMITTEE ON INDUSTRY, RESEARCH AND ENERGY, Report on the proposal for a directive of the

European Parliament and of the Council on the promotion of the use of energy from renewable sources (recast),

(COM(2016)0767 – C8-0500/2016 – 2016/0382 (COD)), nr. 2016/0382(COD), 65.

Page 124: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

124

Concreet bepaalt artikel 5 van de Compromistekst dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat de

steun in elk jaar tussen 2023 en 2026 voor ten minste 5 % van de nieuw gefinancierde capaciteit

en in elk jaar tussen 2027 en 2030 voor ten minste 10 % van de nieuw gefinancierde capaciteit

wordt opengesteld voor installaties die zich in andere lidstaten bevinden. Dit

grensoverschrijdend openstellen van steunregelingen betekent dat buitenlandse projecten

kunnen meedingen naar een steunregeling, maar betekent o.i. niet dat deze steun hoe dan ook

aan de buitenlandse producent moet worden toegewezen.

258. Wat de invulling van de openstellingspercentages betreft, wordt aan de lidstaten in

principe de vrijheid gegeven te bepalen hoe zij die zullen behalen517. De Compromistekst bevat

wel een niet-exhaustieve lijst van maatregelen die lidstaten kunnen implementeren om deze

percentages te bereiken518.

Een eerste mogelijkheid die wordt aangereikt, is de “opengestelde aanbesteding”. Hierbij

schrijft een lidstaat een aanbestedingsprocedure uit voor de bouw van installaties voor de

opwekking van hernieuwbare energie, waarop projecten in een of meerdere andere lidstaten

kunnen inschrijven519. Een variant hierop is de “gezamenlijke aanbesteding”, waarbij twee of

meer lidstaten een aanbestedingsprocedure voor de bouw van installaties uitschrijven520.

Projecten in alle betrokken lidstaten kunnen dan inschrijven op deze aanbesteding. Openstelling

van steun is eveneens mogelijk door middel van een “opengestelde certificeringsregeling”.

Hierbij is de certificeringsregeling van een lidstaat opengesteld voor installaties die zich in een

of meerdere andere lidstaten bevinden521.

3. Conclusie

259. De Compromistekst bevat naast mogelijkheden ook een aantal dwingende bepalingen

die lidstaten zullen moeten naleven wanneer zij hun nationale steunregelingen ontwerpen of

wijzigen. Het meest ingrijpend lijkt daarbij de verplichte gedeeltelijke openstelling van

nationale steunregelingen voor buitenlandse productie. Waar voorheen er reeds top-down

regulering was van de steunregelingen gekwalificeerd als staatssteun door de publicatie van de

Staatssteunrichtsnoeren, zijn de verplichtingen uit de Compromistekst van toepassing op álle

517 D. VANHERCK en B. DEVLIES, “Steunregelingen voor de productie van hernieuwbare energie: de Europese

Commissie trekt het laken verder naar zich toe”, MER 2017, nr. 4, 272. 518 R.o. 27, Compromistekst. 519 (rr) Compromistekst. 520 (ss) Compromistekst. 521 (tt) Compromistekst.

Page 125: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

125

steunregelingen, ongeacht hun kwalificatie als staatssteun522. Uit de nieuwe marktprincipes

bepaalt in artikel 4 van de Compromistekst kan afgeleid worden dat een tendersysteem dat feed-

in premiums veilt de basis zal worden voor het ondersteuningskader van hernieuwbare energie

(stroom) in een lidstaat vanaf 2021. Naar aanleiding van de intentie van de Vlaamse Regering

tot het invoeren van een nieuw steunmechanisme voor groene stroom in de volgende legislatuur

en de goedgekeurde Compromistekst zal in DEEL III een evaluatie gemaakt worden van het

tendersysteem en de feed-in premiums.

TITEL IV: De bevoegdheidsverdeling in België met relevantie voor hernieuwbare energie

Hoofdstuk I. Hernieuwbare energie is een exclusieve bevoegdheid van de gewesten

1. Inleiding

260. De verdeling van de regelgevende bevoegdheden inzake energie binnen België is een

kluwen. Dit leidt ertoe dat de bevoegdheidsverdeling niet altijd duidelijk is en dit geeft in de

praktijk meermaals aanleiding tot discussies.

Weliswaar is het eigen aan ieder federaal rechtssysteem dat de verdeling van bevoegdheden

tussen de federale overheid en de deelstaten met een zekere complexiteit gepaard gaat. Maar de

bevoegdheidsverdeling inzake energie is hier zeker nog een buitenbeentje in, hiervan getuige

het grote aantal vernietigings- en prejudiciële procedures die het afgelopen decennium voor het

Grondwettelijk Hof werden uitgevochten rond die verdeling van bevoegdheden in het

energierecht523. Voormalig Vlaams minister van Energie Hilde Crevits (2007) verwoordde de

complexe bevoegdheidsverdeling als volgt “de verdeling maakt een coherente en consistent

energiepolitiek ter zake niet eenvoudig”524 en zij slaat met deze uitspraak de nagel op de kop.

261. Verschillende factoren dragen namelijk bij tot deze uitzonderlijke complexiteit. Er is

immers sprake van een sterk versplinterde bevoegdheidsverdeling, die maakt dat er veel

domeinen zijn waar overlappende bevoegdheden mogelijk zijn. Tevens is de

bevoegdheidsverdeling vaak gesteund op aanknopingspunten of criteria die niet meer (geheel)

522 D. VANHERCK en B. DEVLIES, “Steunregelingen voor de productie van hernieuwbare energie: de Europese

Commissie trekt het laken verder naar zich toe”, MER 2017, nr. 4, 272. 523 F. VANDENDRIESSCHE, “Hoofdstuk II- De bevoegde regelgevers voor het energierecht” in F.

VANDENDRIESSCHE (ed.), Energierecht in België en Vlaanderen, Gent, Larcier, 2017, 28. 524 L. DEWIT, Hernieuwbare energie als alternatieve energiebron: een realistische opportuniteit of “wishful

thinking” Economie en Bedrijfskunde UGent, 2009, https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/211/RUG01-

001392211_2010_0001_AC.pdf, 11.

Page 126: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

126

relevant zijn ingevolge technologische of marktontwikkelingen. Daarbij komt nog dat het

energierecht bij uitstek een domein is waar naast de ‘kernbevoegdheden’ ook rekening is te

houden met andere bevoegdheidsdomeinen (o.m. stedenbouw, milieu, fiscaliteit,

mededingingsrecht, consumentenbescherming …) die een of meer aanknopingspunten kunnen

bieden voor een regelgevend optreden525. De vernietiging van de zogenaamde “Turteltaks” door

het Grondwettelijk Hof in de zomer van 2017 is een recent voorbeeld waarbij de Vlaamse

regelgever bij het opmaken van een energiemaatregel in het vaarwater kwam van de federale

fiscale bevoegdheid.

262. De complexe bevoegdheidsverdeling inzake energie zorgt aldus voor

afstemmingsproblemen en inefficiënties, en is een grote hindernis in een efficiënt en doelgericht

energiebeleid. Steunmechanismen voor groene stroom maken hierop geen uitzondering en zijn

ook onderhevig aan juridische beperkingen voortvloeiend uit de Belgische

bevoegdheidsverdeling. Alvorens deze beperkingen te bespreken in hoofdstuk II zal eerst de

bevoegdheidsverdeling omtrent hernieuwbare energie bondig worden toegelicht.

2. De Belgische bevoegdheidsverdeling inzake hernieuwbare energie

2.1. Energie is een gedeelde bevoegdheid tussen de federale overheid en de gewesten

263. De kern van de bevoegdheidsverdeling inzake energieregelgeving is terug te vinden in

artikel 6, §1, VII van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen

(hierna: “BWHI”). Deze bepaling maakt een tweedeling tussen enerzijds de “gewestelijke

aspecten van de energie” en “de aangelegenheden die wegens hun technisch en economische

ondeelbaarheid een gelijke behandeling op nationaal niveau behoeven”. Aldus is deze

bevoegdheid een gedeelde exclusieve bevoegdheid526. Dit betekent concreet dat de

energiebeleidsbevoegdheid in onderdelen is verdeeld die respectievelijk aan de federale

overheid of de gewesten zijn toegewezen. Voor elk van die deelaspecten is de aangewezen

bevoegdheid dan – in theorie althans – als enige bevoegd527. De opsomming die de bijzondere

wet geeft van de onderdelen van het energiebeleid die onder de gewestelijke bevoegdheid

vallen, zijn exemplatief en dus niet hiertoe beperkt. De lijst met de onderdelen die – wegens

525 F. VANDENDRIESSCHE, “Hoofdstuk II- De bevoegde regelgevers voor het energierecht” in F.

VANDENDRIESSCHE (ed.), Energierecht in België en Vlaanderen, Gent, Larcier, 2017, 28. 526 Zie bv. GwH 20 februari 2014, nr. 30/2014, r.o. B.13.3. 527 F. DEWAELE, “De ondersteuning van hernieuwbare energie in het Vlaamse Gewest: het

groenestroomcertificatensysteem”, Tijdschrift voor Milieurecht 2006, 511.

Page 127: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

127

hun technische en economische ondeelbaarheid – tot de federale bevoegdheid behoren is

daarentegen als exhaustief te beschouwen.

Het blijft wel onduidelijk of er naast de (niet exhaustief opgesomde) ‘gewestelijke aspecten’ en

de federale voorbehouden aspecten, nog andere ‘nationale’ of niet-gewestelijke aspecten

denkbaar zijn. Indien dit het geval zou zijn, is het de vraag of deze dan op basis van de residuaire

bevoegdheid toekomen aan de federale overheid. In de rechtsleer bestaat hierover discussie528,

maar deze is voor de praktijk nauwelijks van belang. De gewestelijke bevoegdheden worden

immers zo ruim ingevuld dat er nog weinig ruimte overblijft voor niet voorziene residuaire

aspecten.

2.2. Hernieuwbare energie is een exclusieve bevoegdheid van de gewesten

264. De gewesten zijn aldus sinds de tweede staatshervorming van 1980 bevoegd voor de

hernieuwbare energiebronnen of, met de woorden van de bijzondere wetgever, “de nieuwe

energiebronnen”, met uitzondering van die welke verband houden met kernenergie529.

Opgemerkt kan worden dat het begrip ‘nieuwe energiebronnen’ niet wordt gedefinieerd door

de bijzondere wet. Op het eerste zicht lijken deze ‘nieuwe energiebronnen’ dan ook niet meteen

identiek aan het meer conventionele begrip ‘hernieuwbare energiebronnen’530. Technieken om

fossiele energiebronnen te ontginnen kunnen immers ook ‘nieuw’ zijn en anderzijds kan je

bijvoorbeeld de zon bezwaarlijk als nieuwe bron van energie bestempelen. De facto neemt men

echter aan dat de bevoegdheid inzake de ‘nieuwe energiebronnen’ gelijk te stellen is met

‘hernieuwbare energiebronnen’531. Ook het Grondwettelijk Hof (‘GwH’) nam altijd aan dat het

wel degelijk ging over hernieuwbare energiebronnen532.

265. Tot voor het arrest nr. 98/2013 van 9 juli 2013 waren er over bevoegdheidsconflicten in

verband met hernieuwbare energie geen uitspraken van het GwH bekend533. In dit arrest

528 L. DERIDDER en T. VERMEIR, “Deel IV. Staatsrecht – hoofdstuk 4. Bevoegdheidsverdeling inzake energie”

in K. DEKETELAERE (ed.) Handboek Milieu- en Energierecht, Brugge, die Keure, 2006, 360; Q. PEIFFER, “La

régionalisation des tarifs de distribution d’énergie”, RDIR 2014, 405; I. VERHEVEN, “Electricé et gaz” in X,

Répertoire pratique du droit belge. Législation, Doctrine et Jurisprudence. Complément, Tome, Dixième, Brussel,

Bruylant, 2007, 226. 529 Art. 6, §1, VII, 1e lid, f) BWHI. 530 Zie uitgebreid: L. DERIDDER, Handboek Gas- en Elektriciteitsliberalisering, Antwerpen, Intersentia, 2003,

163-165. 531 F. VANDENDRIESSCHE, “Hoofdstuk II- De bevoegde regelgevers voor het energierecht” in F.

VANDENDRIESSCHE (ed.), Energierecht in België en Vlaanderen, Gent, Larcier, 2017, 40. 532 GwH 5 december 2006, nr. 193/2006, §B.24.1 en GwH 9 juli 2013, nr. 98/2013, §B.19. 533 T. VERMEIR, “De (ijdele) zoektocht naar rechtszekerheid voor hernieuwbare energie” in K. Deketelaere en B.

Delvaux (eds.), Jaarboek Energierecht 2012, Antwerpen, Intersentia, 2013, 364-369.

Page 128: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

128

verduidelijkte het Grondwettelijk Hof, samen met de term ‘nieuwe energiebronnen’ dat de

gewesten exclusief bevoegd zijn voor hernieuwbare energiebronnen en rationeel

energiegebruik op het territorium waarvoor zij bevoegd zijn534.

Het GwH redeneerde als volgt: omwille van het feit dat de bevoegdheid inzake ‘nieuwe energie’

alvast de ‘hernieuwbare energiebronnen’ bevat535, oordeelde het Hof dat het enkel aan de

gewesten toekomt om – uitgezonderd in de zeegebieden – verplichtingen inzake hernieuwbare

energie op te leggen aan actoren in de energiemarkt, zelfs indien die partijen (enkel) actief zijn

op de netten die onder de federale bevoegdheid vallen536.

Hoofdstuk II. De juridische beperkingen voortvloeiend uit de bevoegdheidsverdeling

1. Een legio aan barrières

266. Barrières die ontstaan door de Belgische bevoegdheidsverdeling inzake energie zijn er

bij de vleet. Zo bestaat er onder meer een belangrijke overlapping tussen het hernieuwbare

energie-instrumentarium op federaal en Vlaams niveau, parallelle onderzoeks- en

innovatieprogramma’s, dubbele ondersteuningsmechanismen voor dezelfde technologieën

(fiscaal op federaal niveau, subsidies op Vlaams niveau), deels overlappende bevoegdheden

van CREG en VREG537. Daarnaast zijn veel subsidieregelingen en belastingverminderingen

niet altijd goed op mekaar afgestemd538. Ten slotte heeft bevoegdheidsverdeling inzake energie

en klimaat in België geleid tot een focus op doelstellingen(verdeling) en dus een harde “target

and timetables” benadering met weinig aandacht voor samenwerking rond “policies and

measures”539.

2. Juridische beperkingen voor steunmechanismen van groene stroom

534 T. VERMEIR, “Het Energiebeleid” in B. SEUTIN en G. VAN HAEGENDOREN (eds.), De bevoegdheden van

de gewesten, Brugge, die Keure, 2016, 254-279. 535 GwH 9 juli 2013, nr. 98/2013, r.o. B.19. 536 GwH 9 juli 2013, nr. 98/2013, r.o. B.20.3. 537 SERV Rapport hernieuwbare energie, Deel 3 aanzet tot evaluatie, hoofdstuk 3: niet-financiële barrières, 6 april

2011, p. 29,

https://www.serv.be/sites/default/files/documenten/SERV_RAP_20110406_hernieuwbareenergie_deel3_hfdst3.

pdf. 538 T. VERMEIR, Gesloten distributiesystemen: een Belgische vogelvlucht vanuit Europees perspectief,

http://www.slideshare.net/TimVermeir/gesloten-distributiesystemen-een-belgische-vogelvlucht-vanuit-

europeesperspectief, uit SERV Rapport hernieuwbare energie, Deel 3 aanzet tot evaluatie, hoofdstuk 3: niet-

financiële barrières, 6 april 2011, p. 30. 539 SERV Rapport hernieuwbare energie, Deel 3 aanzet tot evaluatie, hoofdstuk 3: niet-financiële barrières, 6 april

2011, p. 30.

Page 129: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

129

267. Hernieuwbare energiebronnen vallen in België aldus principieel onder de bevoegdheid

van de gewesten. Toch heeft ook de federale regering bevoegdheden540 die belangrijk zijn voor

de ontwikkeling van hernieuwbare energie, zoals de regulering van de energietarieven,

hernieuwbare energie op zee (offshore), de regulering van het transmissienet en de fiscaliteit

(belastingverminderingen, vrijstellingen…). Specifiek vormen de federale bevoegdheden

inzake de tarieven en fiscaliteit juridische hindernissen om coherente en doelgerichte

steunmechanismen voor groene stroom te realiseren door de Vlaamse regelgever.

2.1. Federale bevoegdheid van de tarieven met inbegrip van het prijsbeleid uit de BWHI

268. Zoals supra aangehaald is het energiebeleid binnen de Belgische context541 een gedeelde

bevoegdheid tussen de federale overheid enerzijds en de Gewesten anderzijds. Inzake

nettarieven kwam de bevoegdheid lange tijd exclusief aan het federale niveau toe542, het

Grondwettelijk Hof bevestigde zulks namelijk uitdrukkelijk543. In het kader van de zesde

staatshervorming werd de bevoegdheid inzake nettarieven een gedeelde bevoegdheid544.

Volgens het artikel 6 van de BWHI worden de distributienettarieven voor elektriciteit en gas

overgeheveld naar de Gewesten, met uitzondering van de tarieven van de netten die een

transmissiefunctie of aardgasvervoersfunctie hebben en die uitgebaat worden door dezelfde

beheerder als het transmissienet respectievelijk aardgasvervoersnet. Het prijzenbeleid blijft

eveneens een federale materie545.

540 Het federale beleidsniveau is bv. bevoegd voor contractrecht en voor consumentenaspecten; de gewesten zijn

bevoegd indien maatregelen op het vlak van de factuur moeten worden genomen die noodzakelijk zijn voor de

uitoefening van de bevoegdheden waarvoor ze wel exclusief bevoegd zijn. Offshore is federale bevoegdheid

maar concurreert voor netcapaciteit met HE op land (Vlaamse bevoegdheid)… De CREG betonneert met de

vierjarentarievenpraktijk de doorrekening van de kosten van Vlaamse openbare dienstverplichtingen… Dit geeft

spanningen waardoor de discussie over bevoegdheden is in de plaats is gekomen van de kwaliteit van de

inhoudelijke discussie (vaak herleid tot “federaal beleid dat Vlaams HE-beleid tegenwerkt”). Uit SERV Rapport

hernieuwbare energie, Deel 3 aanzet tot evaluatie, hoofdstuk 3: niet-financiële barrières, 6 april 2011, p. 30. 541 Zie uitgebreider: W. GELDHOF en C. DEGREEF, “Nettarieven voor elektriciteit en gas: beginselen en

rechtskader”, TRNI 2014, afl. 2, 156-172. 542 Parl.St. Kamer 1988, nr. 516/6, 145. 543 GwH 31 mei 2011, nr. 97/2011, r.o. B.5.2. en GwH 12 juli 2012, nr. 89/2012, r.o. B.4.2. De bevoegdheid om

belastingen te heffen, kan evenwel niet als het uitoefenen van een tarifaire bevoegdheid worden beschouwd (GwH

20 februari 2014, nr. 30/2014, r.o. B.14.1). 544 Wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming, BS 31 januari 2014. Zie ook Parl.St.

Senaat 2012-13, nr. 5-2232; Parl.St. Kamer 2012-13, nr. 3201. 545 De Raad van State stelde in zijn advies dat, indien het effectief de bedoeling was van de wetgever om wat het

prijsbeleid inzake de levering van elektriciteit en gas betreft, dit duidelijk niet onder de bevoegdheidsoverdracht

inzake nettarieven te laten vallen, een vermelding in die zin in de toelichting niet volstaat, maar dat een

explicitering daarvan in de tekst van de BWHI noodzakelijk is (Parl.St. Senaat 2012-13, nr. 5-2232/3). De

wetgever kwam hieraan tegemoet door toevoeging in art. 6, § 1, VII, tweede lid, d) toe te voegen “de tarieven, met

inbegrip van het prijsbeleid, onverminderd de gewestelijke bevoegdheid inzake de tarieven bedoeld in

het eerste lid, a) en b)”.

Page 130: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

130

De tarieven (andere dan distributietarieven) en het prijsbeleid vallen aldus onder de

bevoegdheid van de federale overheid. Zij is aldus in beginsel bevoegd om de energietarieven

en de energieprijzen te regelen, deze federale bevoegdheid wordt ruim ingevuld546.

269. Een voorbeeld van deze ruime invulling is de vernietiging van artikel 13 van het decreet

van 13 juli 2012 door het Grondwettelijk Hof547. Bij het opstellen van het Vlaamse GSC-

mechanisme beoogde de Vlaamse regelgever de quotumverplichting niet ten laste te laten vallen

van de eindgebruiker. Dit trachtte zij te realiseren door middel van de invoering van artikel 13

van het decreet van 13 juli 2012 die een beperking toevoegt aan artikel 7.1.15 van het

energiedecreet. Via deze bepaling wilde het gewest “vermijden dat de leveranciers – op wie de

decretale quotumverplichting om certificaten in te leveren, rust – deze verplichting volledig

doorschuiven naar hun klanten, wat niet de bedoeling van het systeem is. Het gewest is van

mening dat een dergelijke inhoudelijke keuze omtrent wie de lasten van het systeem draagt,

eigenlijk niet aan de federale regelgever toekomt, maar aan de regelgever die voor het systeem

zelf inhoudelijk bevoegd is”548. Het Grondwettelijk Hof vernietigde evenwel de artikelen 13 en

15, 2° van het decreet van het Vlaamse Gewest van 13 juli 2012 dat die doorrekening van de

kostprijs van een groenestroomcertificaat aan de eindgebruiker beperkt549.

Het gewest is namelijk niet bevoegd om de consument te beschermen, noch om de tarieven te

bepalen (respectievelijk art. 6, § 1, VI en VII BWHI). Een beroep op de impliciete

bevoegdheden van artikel 10 BWHI faalt omdat een equivalente, maar niet identieke, federale

bepaling bestaat – niettegenstaande deze nog niet werd uitgevoerd550.

270. Het probleem ten gronde behelsde de vraag wie bevoegd is om de tarieven inzake de

groenestroomcertificaten te regelen: het gewest, gezien deze het systeem van milieuvriendelijke

energieproductie opzet, of de federale overheid, omdat die bevoegd is voor de tarieven? Het

Grondwettelijk Hof en de Raad van State, afdeling Wetgeving, kiezen resoluut voor de laatste

optie. Deze interpretatie is correct, hoewel men vanuit een andere interpretatiemethode

misschien een ander resultaat had kunnen bekomen. Het uitblijven van de uitvoering van een

546 F. VANDENDRIESSCHE, “Hoofdstuk II - De bevoegde regelgevers voor het energierecht” in F.

VANDENDRIESSCHE (ed.), Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 35. 547 Decreet 28 juni 2013 houdende diverse bepalingen inzake energie, BS 28 juni 2013. 548 Parl.St. Vl.Parl. 2011-12, nr. 1639/4, 10-11. 549 W. VANDENBRUWAENE, “Een accessoire gewestelijke tariefbevoegdheid?” (noot onder het Grondwettelijk

Hof van 13 november 2013, nr. 154/2013), MER 2015, nr. 1, 43. 550 W. VANDENBRUWAENE, “Een accessoire gewestelijke tariefbevoegdheid?” (noot onder het Grondwettelijk

Hof van 13 november 2013, nr. 154/2013), MER 2015, nr. 1, 43.

Page 131: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

131

analoge federale bepaling kan m.i. ook een argument vormen dat een beroep op artikel 10

BWHI kan rechtvaardigen551.

271. De rechtspraak van het Grondwettelijk Hof inzake het federale

bevoegdheidsvoorbehoud voor de tarieven is evenwel de laatste jaren gegroeid552 ten gevolge

van intensief regelgeven553. Het Grondwettelijk Hof is dan ook eenduidig in zijn opvatting dat

de tarieven tot de exclusieve bevoegdheid van de federale wetgever behoren, en dat deze

tarieven worden gedefinieerd in de parlementaire voorbereiding: “zowel de tarieven voor de

levering aan de gewone consument als die voor industriële levering van gas en elektriciteit”554.

Het opleggen van een maximumprijs die de leveranciers aan consumenten mogen doorrekenen

voor de kosten die zij hebben inzake GSC, blijft als een exclusief federale bevoegdheid

beschouwd worden.

2.2. Concurrerende fiscale federale bevoegdheid

272. Naast de bepalingen in artikel 6, §1, VII BWHI vermeldt deze bijzondere wet ook

verschillende andere bevoegdheden waarop de federale overheid en de gewesten zich kunnen

beroepen om het energierecht mee vorm te geven, zonder dat ze als dusdanig vallen onder het

‘energiebeleid’. Deze bevoegdheden zijn doorgaans ook exclusief voorbehouden aan hetzij de

federale overheid, hetzij de gewesten. In bepaalde gevallen betreft het echter ook de

bevoegdheidsdomeinen, zoals de fiscaliteit, waar zowel de federale overheid als de gewestelijke

overheden zich op kunnen steunen555.

273. Ook hieruit ontstaan juridische beperkingen voor steunmechanismen voor groene

stroom. Het meest recente voorbeeld is de vernietiging door het Grondwettelijk Hof556 van de

Vlaamse energieheffing, beter bekend als de Turteltaks. De Belgische bevoegdheidsverdeling

551 Uitgebreider zie: W. VANDENBRUWAENE, “Een accessoire gewestelijke tariefbevoegdheid?” (noot onder

het Grondwettelijk Hof van 13 november 2013, nr. 154/2013), MER 2015, nr. 1, 47. 552 GwH 31 mei 2011, nr. 97/2011; GwH 12 juli 2012, nr. 89/2012; GwH 9 juli 2013, nr. 98/2013; GwH 13

november 2013, nr. 154/2013; GwH 20 februari 2014, nr. 30/2014; GwH 20 maart 2014, nr. 50/2014; GwH 10

juli 2014, nr. 104/2014. 553 De gewestelijke decretale bepalingen inzake hernieuwbare energie zijn het voorwerp van frequente wijzigingen.

Ter illustratie, art. 7.1.1 van het energiedecreet inzake hernieuwbare energie werd sinds 2009 reeds vijfmaal

gewijzigd: door het decreet van 13 juli 2012; het decreet van 28 juni 2013; het decreet van 20 december 2013; het

decreet van 14 maart 2014; het decreet van 25 april 2014. 554 Parl.St. Kamer BZ 1988, nr. 516/6, 145. Zie ook W. VANDENBRUWAENE, “De formele wetgever verzet

zich met veel energie tegen EU recht” (noot onder GwH 31 mei 2011, nr. 97/2011), MER 2012, 44-45; L.

DERIDDER, “Het energiebeleid” in G. VAN HAEGEDOREN en B. SEUTIN (eds.), De bevoegdheidsverdeling

in het federale België, Brugge, die Keure, 2000, 51-52. 555 F. VANDENDRIESSCHE, “Hoofdstuk II - De bevoegde regelgevers voor het energierecht” in F.

VANDENDRIESSCHE (ed.), Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 30. 556 GwH 22 juni 2017, nr. 83/2017.

Page 132: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

132

inzake belastingen lag aan de oorsprong van deze vernietiging. Titel XIV van het

Energiedecreet van 8 mei 2009 bevat een heffing op het beschikken over een afnamepunt van

elektriciteit557, in 2016 werden tegen deze maatregel bij het Grondwettelijk Hof zes

verschillende beroepen tot vernietiging558 ingespannen.

274. Eind 2015 keurde het Vlaams Parlement de Vlaamse energieheffing goed559. Het

Parlement wilde daarmee de historische schuld van de groenestroomcertificaten wegwerken,

het algemene energiebeleid en de energiekosten van de Vlaamse overheid financieren560. Het

leeuwendeel van deze energieheffing dient evenwel voor de afbouw van de schulden van de

groene stroomcertificaten (96,9 %)561. De Raad van State had nochtans gesteld dat deze heffing

een verboden dubbele belasting is562. Er bestaat immers al een gelijkaardige federale

energieheffing563. Bij arrest van 22 juni 2017 vernietigde het Grondwettelijk Hof uiteindelijk

de Vlaamse energieheffing.

275. Het Hof concludeerde dat de belastbare materie dezelfde is als degene van de federale

bijdrage uit artikel 21bis van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de

elektriciteitsmarkt, en dat dit strijdig is met de bevoegdheidsverdelende regels. De heffing

maakt derhalve wel degelijk een inbreuk op het verbod voor de gewesten om belastingen te

heffen op materies die reeds het voorwerp uitmaken van een belasting door de Staat, zoals

vervat in artikel 1 van de wet van 23 januari 1989 betreffende de in artikel 170, §§ 1 en 2

bedoelde belastingbevoegdheid564.

De vernietiging van deze ‘Turteltaks’ is een duidelijk voorbeeld van hoe de Belgische

bevoegdheidsverdeling het niet eenvoudig maakt om een doeltreffend beleid van

steunmechanismen voor groene stroom te realiseren.

557 Zie uitgebreider: F. DEWAELE en K. NIJS, “Recente ontwikkelingen in het Vlaamse energierecht anno 2015:

When the chickens come home to roost?” in K. DEKETELAERE en B. DELVAUX (eds.), Jaarboek Energierecht

2015, Antwerpen, Intersentia, 2016, 141-156 en F. DEWAELE, “Recente ontwikkelingen in het Vlaamse

energierecht anno 2016: Petit à petit, l’oiseau fait son nid” in K. DEKETELAERE en B. DELVAUX (eds.),

Jaarboek Energierecht 2016, Antwerpen, Intersentia, 2017, 139-151. 558 De zaken met rolnr. 6353, 6366, 6369, 6410, 6419 en 6426. 559 Decreet 18 december 2015 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2016, BS 29 december 2015. 560 A. VAN DE VIJVER, “Turteltaks”, Tijdschrif voor fiscaal recht 2016, nr. 497, 1. 561 F. VANISTENDAEL, “Discriminatie en de Turteltaks”, AFT 2016, afl. 3, 3. 562 Adv. RvS Parl.St. Vl.Parl. 2015-16, nr. 544/5, 34. 563 Art. 21bis van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. 564 F. DEWAELE, “Recente ontwikkelingen in het Vlaamse energierecht anno 2017” in K. DEKETELAERE EN

B. DELVAUX (eds.), Jaarboek Energierecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 142.

Page 133: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

133

2.3. Verschillende certificatensystemen

276. Het ontstaan van verschillende certificatensystemen binnen België heeft ten slotte

gezorgd voor kleine certificatenmarkten die grotendeels onafhankelijk van elkaar functioneren.

Dat heeft verschillende nadelen565: minder marktwerking, minder efficiëntiewinsten,

bijkomende kosten voor marktspelers, bijkomende kosten voor de overheden inzake opzet,

regulering, operationalisering, opvolging en bijsturing van het systeem en kosten (tijd en

middelen) voor het maken van lastenverdelingen… Het schaalniveau van België is al klein en

heeft implicaties voor het type instrumentarium dat ingezet kan worden als de markten steeds

verder worden opgedeeld. Integratie van certificatensystemen is echter pas goed mogelijk als

ook het onderliggende beleid meer wordt gecoördineerd en geïntegreerd566.

3. Conclusie

277. De complexe bevoegdheidsverdeling inzake energie zorgt aldus voor

afstemmingsproblemen en inefficiënties, en is een grote hindernis in een efficiënt en doelgericht

energiebeleid. Zoals supra besproken zijn er tal van barrières die ontstaan door de Belgische

bevoegdheidsverdeling inzake energie. We kunnen stellen dat de huidige

bevoegdheidsverdeling met relevantie voor hernieuwbare energie anno 2018 niet optimaal is.

565 The overall Belgian energy market is rather small, which is a barrier for renewable energy deployment by itself.

The existence of several support schemes (as well as several regulation regimes) further fragments the markets

and increases the costs of renewable electricity production and trade. OECD-IEAOECD-IEA review Belgium

2009. 566 SERV Rapport hernieuwbare energie, Deel 3 aanzet tot evaluatie, hoofdstuk 3: niet-financiële barrières, 6 april

2011, p. 18.

Page 134: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

134

DEEL III. EVALUATIE VAN DE ONDERSTEUNGSMECHANISMEN

278. Dit laatste deel van de masterproef behandelt de evaluatie van de twee supra besproken

Vlaamse steunregelingen. Allereerst wordt het Vlaamse regime inzake GSC geanalyseerd

waarbij beoordeeld wordt of de grondige hervorming uit 2013 haar vooropgestelde doel heeft

bereikt. Mogelijke optimalisaties van het systeem inzake GSC worden slechts kort aangehaald

aangezien de Vlaamse regering het GSC-systeem niet meer zal aanpassen voor reden van onder

meer investeringszekerheid. Zij heeft daarentegen haar intentie te kennen gegeven een nieuwe

steunregeling voor groene stroom in te voeren tijdens de volgende legislatuur567. Bij de keuze

van een nieuwe steunregeling is het van belang om rekening te houden met de herziene

Hernieuwbare Energierichtlijn die in juni 2018 voorlopig werd goedgekeurd. Deze nieuwe

richtlijn voorziet zoals supra besproken in meer beperkingen voor lidstaten bij het ontwerpen

van steunregelingen dan de huidige HERL. Naar aanleiding van deze herziene Richtlijn

Hernieuwbare Energie worden de steunregelingen ‘feed-in premiums’ en ‘tendersystemen’

geëvalueerd omwille van het feit zij, al dan niet gecombineerd, een mogelijke nieuwe

steunregeling voor groene stroom in Vlaanderen kunnen uitmaken.

Tenslotte behandelt dit deel van de masterproef de evaluatie van de call groene warmte. In

tegenstelling tot het GSC-regime zal de Vlaamse regelgever de call groene warmte verder

optimaliseren. Een voorstel tot optimalisatie zal na de zomer van 2018 ingediend worden in het

Vlaams parlement568. Mogelijke optimalisaties die dit voorstel kunnen bevatten, zullen

geëvalueerd vormen aan de hand van specifieke aanbevelingen van belangengroepen.

279. Steunregelingen voor groene stroom (regelmatig) evalueren is belangrijk aangezien zij

goed moeten opgesteld zijn om het gewenste resultaat te bereiken. Het gewenste resultaat wordt

niet alleen bereikt met het behalen van het doel (effectiviteit), namelijk de verhoogde productie

van groene stroom, maar het is tevens van belang dit doel te behalen met de laagst mogelijke

kosten (kosteneffectiviteit).

Om een evaluatie te maken van de besproken steunregelingen worden dan ook verschillende

beoordelingscriteria gehanteerd waaronder de (kosten)effectiviteit en de efficiëntie de

belangrijkste zijn569. De SERV stelt dat onder meer dat het beantwoorden van bepaalde

567 Gesprek met mr. Lorenzo Van De Pol, kabinetsmedewerker van meneer Bart Tommelein, 27 april 2018. 568 Gesprek met mevr. Kelsey Van Maris, kabinetsmedewerker van meneer Bart Tommelein, 27 april 2018. 569 O.a. op basis van A. BOLLEN en P. VAN HUMBEECK, Klimaatverandering en klimaatbeleid. Een leidraad,

Academia Press. SERV, 2002. Overige beoordelingscriteria zijn: innovatiestimulerend of

technologiedifferentierend, investeringszekerheid, rechtvaardigheid en Regellast en (budget)beheersbaarheid.

Page 135: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

135

doelgerichte vragen een antwoord kan bieden of een steunregeling kosteneffectief en efficiënt

geacht kan worden570. Deze vragen zijn onder meer ‘In welke mate kunnen instrumenten de

doelstellingen tegen minimale kosten realiseren?’, ‘In welke mate laat het instrument de

vrijheid aan de doelgroepen om zelf te kiezen op welke wijze zij de opgelegde of

overeengekomen taakstellingen zullen realiseren?’ of ook ‘Wat zijn de effecten van het

instrument in de tijd en in welke mate worden actoren aangezet om steeds meer op

hernieuwbare energie in te zetten?’.

TITEL I. Evaluatie van het GSC-systeem

Hoofdstuk I. Efficiëntie en relevantie van het Vlaamse GSC-systeem

1. Een zorgvuldig systeemontwerp is cruciaal

280. In 2001 heeft de SERV de voor-en nadelen van een quotasysteem met certificatenhandel

beschreven571. Zij stelde dat een quotasysteem in theorie een kosteneffectief

ondersteuningsinstrument is, maar enkel bij een goed functionerende markt, voldoende

marktomvang met voldoende vragers en aanbieders, die individueel de prijs niet kunnen

beïnvloeden, een goed ontworpen systeem, een goede regulator, maximale transparantie, .... In

dat geval zal het quotasysteem ervoor zorgen dat de goedkoopste en minst risicovolle

hernieuwbare energie-toepassingen het eerst ingezet worden. Tevens haalde de SERV aan dat

concurrentie op de markt nodig is als prikkel voor kostenreductie op de langere termijn. Ook

vallen bij een te kleine markt met te weinig aanbieders de kosten voor de consumenten hoger

uit dan bijvoorbeeld onder een feed-in systeem.

281. Aan de voorwaarden voor marktwerking lijkt op de groene stroommarkten evenwel

meestal niet voldaan. Deze markten interageren immers met gewone energiemarkten die

meestal geen voorbeeld zijn van competitieve markten. In de praktijk blijkt de efficiëntie van

de Europese GSC-markten voor 2001 meestal matig te zijn vanwege het beperkt aantal

570 SERV Rapport Hernieuwbare energie, DEEL 1: HE-Fundamentals, Hoofdstuk 5: Hoe kan een HE-beleid er uit

zien?, 6 april 2001, p. 17,

http://www.serv.be/sites/default/files/documenten/SERV_RAP_20110406_hernieuwbareenergie_deel1_hfdst5.p

df. 571SERV Rapport Hernieuwbare energie, DEEL 1: HE-Fundamentals, Hoofdstuk 5: Hoe kan een HE-beleid er uit

zien?, 6 april 2001, p. 30-34.

Page 136: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

136

marktpartijen of producenten572, maar ook vanwege het ontbreken van lange termijn zekerheid

voor producenten van duurzame energie.

282. Een zorgvuldig systeemontwerp is aldus cruciaal, maar niet eenvoudig. Bij een

quotasysteem is het ontwerp zeer belangrijk, maar dat is gezien de complexiteit van het systeem

niet eenvoudig573. Het vereist kennis over het functioneren van de energiemarkt, de structuur

van het potentiële hernieuwbare energieaanbod, het verloop van de kostencurve van de diverse

technologieën, de hoogte van de marginale kosten… Vooral het bepalen van de quota en de

boeteprijs zijn daarbij cruciaal. Quota moeten bijvoorbeeld hoog genoeg zijn om bijkomende

investeringen in hernieuwbare energie aan te moedigen, maar mogen niet te hoog zijn in

vergelijking tot het realiseerbare potentieel, omdat anders de kosten van het systeem nodeloos

de hoogte worden ingejaagd. Een verplichtingensysteem ontslaat de overheid wel van de plicht

om per techniek vast te stellen welke subsidievergoeding moeten worden verstrekt. De

certificaatprijs wordt door vraag en aanbod op de certificatenmarkt bepaald574.

283. Na de invoering is het Vlaamse systeem inzake GSC is in 2001 – helaas – niet van een

leien dakje verlopen. Naar mijn mening hadden de Vlaamse regelgevers geen voldoende

zorgvuldig systeemontwerp voorzien in 2001, zoals supra beschreven, wat leidde tot een aantal

(grote problemen). De oversubsidiëring van PV-installaties leidde tot grote kosten voor de

Vlaamse Overheid, daarnaast was zij één van de oorzaken voor het steeds toenemende

certificatenoverschot575. Naar aanleiding van deze problemen heeft de Vlaamse regering sinds

de invoering van het regime verschillende aanpassingen doorgevoerd. Er wordt in dit hoofdstuk

gepoogd een evaluatie te maken van de grote hervorming van het systeem in 2013 en tevens

schetst dit hoofdstuk een bondige evaluatie van het huidige GSC-regime anno 2018.

572 De optres-studie heeft vastgesteld dat in de landen met een quotasysteem, namelijk België, Italië en het

Verenigd Koninkrijk, een substantieel hoger ondersteuningsniveau wordt gegeven in vergelijking met de

opwekkingskost. De auteurs wijten dit enerzijds aan de relatieve immaturiteit van de markt en aan het feit dat

investeerders hogere risicopremies verlangen. Men verwacht dat de marktwerking zal verbeteren en de

marktprijzen zullen dalen op voorwaarde dat de markten vergroten en systemen herzien worden; M. RAGWITZ

en A. HELD, Assessment and optimisation of renewable energy support schemes in the European electricity

market, Optres, 2007. 573 P. MENANTEAU, D. FINON en M-L. LAMY, “Prices versus quantities: choosing policies for promoting the

development of renewable energy”, Energy Policy 31 (2003), nr. 8, 799-812. 574 SERV Rapport Hernieuwbare energie, DEEL 1: HE-Fundamentals, Hoofdstuk 5: Hoe kan een HE-beleid er uit

zien?, Brussel, 6 april 2001, p. 34. 575 SERV Advies, Advies over de overschotten op de groenestroom-en warmte-krachtkoppelingscertificatenmarkt,

Brussel, 2 maart 2012, p. 6,

https://www.serv.be/sites/default/files/documenten/SERV_Minaraad_ADV_20120302_OverschottenCertificaten

markten.pdf.

Page 137: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

137

2. Evaluatie van het GSC-systeem in 2015

284. Behoudens voor wat de productie van zonne-energie betreft, werd er voor 1 januari 2013

geen tijdsbeperking gekoppeld aan de toekenning van groenestroomcertificaten aan

producenten van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen. Zolang een hernieuwbare

energie-installatie stroom produceerde, ontving deze 1 certificaat per 1000 kilowattuur

opgewekte groene stroom. Uitgaande van de vaststelling dat het stelsel een aantal ongewenste

neveneffecten had, onder meer omdat het leidde tot een overschot van certificaten op de markt,

waardoor het investeringsklimaat onzeker werd, de kosten in de nettarieven terechtkwamen, de

kosten voor de eindgebruikers toenamen en het maatschappelijke draagvlak voor groene

energie afnam576, achtte de decreetgever het (terecht) nodig het stelsel bij te sturen, waarbij

geopteerd werd de steun aan de producenten van groene energie enerzijds te beperken in de tijd

en anderzijds op basis van de berekening van een onrendabele top af te stemmen op wat nodig

is om productie-installaties rendabel te maken. Zoals supra reeds beschreven werd de

bandingfactor geïntroduceerd om de ondersteuning voor verschillende technologieën te

differentiëren577. De vraag stelde zich of deze grondige hervorming haar doel bereikt heeft. Was

er na de hervorming nog sprake van buitensporige winstmarges en een (algemene) verstoring

van de markt voor GSC?

285. Met de invoering van deze bandingfactor heeft de Vlaamse overheid de (verdere)

oversubsidiëring willen vermijden door rekening te houden met de actuele investerings- en

exploitatiekosten van de technologieën om zo te komen tot een aanvaardbare

investeringsopbrengst. Dit was een goede beslissing van de Vlaamse regelgever alleen is deze

beslissing te laat genomen. Omwille van het feit de Vlaamse overheid niet beslist heeft om

steun retroactief in te trekken, zijn de historische kosten van het GSC-regime hoog578.

De invoering van de bandingfactor was aldus een goede beslissing voor toekomstige

groenestroomprojecten. De auteurs Ouafik El Kasmioui, Aviel Verbruggen en Reinhart

Ceulemans hebben evenwel verschillende andere opmerkingen gemaakt in 2015 bij hun analyse

van het Vlaamse GSC-regime.

576 Parl.St. Vl.Parl. 2011-12, nr. 1639/1, 2-3. 577 F. DEWAELE, “Het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel houdt op zich geen recht in op in de tijd

onveranderlijke steun”, TNRI 2014, afl. 2, 283. 578 Gesprek met meneer Bart Staes, 5 april 2018.

Page 138: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

138

2.1. Gehanteerde parameters i.h.k.v. de berekening van de vergoedingen

286. Zo hebben zij als eerste beoordeeld of de parameters gebruikt in het kader van de

steunvergoedingen efficiënt geacht kunnen worden. De parameters gebruikt om de onrendabele

top van de hernieuwbare energie categorieën te berekenen zijn publiek beschikbaar gesteld om

de transparantie en het vertrouwen van investeerders in het hervormde GSC-regeling te

vergroten. Inbegrepen zijn algemene parameters en bedrijfsspecifieke parameters, zoals

tarieven in de vennootschapsbelasting en belastingverminderingen in het kader van

investeringen. Kennisname van de effectief toepasselijke winst gerelateerde belastingen vereist

evenwel een individuele en gedetailleerde bedrijfsanalyse voor elke investering, onder meer

door een blik te werpen op de jaarrekeningen. Vanuit administratief oogpunt is een dergelijke

benadering niet praktisch579.

2.2. Kwalificatie van de technologie

287. Vervolgens zijn betrouwbare methoden voor het differentiëren van hernieuwbare

elektriciteitstechnologieën en het berekenen van steunniveaus niet voldoende ontwikkeld. De

hervormingen in 2013 van het Vlaamse groencertificatenstelsel waren bedoeld om de

kosteneffectiviteit(rentabiliteit) van GSC-vergoedingen te verbeteren door de steunniveaus op

basis van de onrendabele top te harmoniseren. Door vergoedingen vast te stellen op het niveau

van de opwekkingskosten, moeten excessieve winsten gerealiseerd door goedkope

technologieën worden verminderd of geheel worden vermeden. De hervormingen van 2013

differentiëren ondersteuningsniveaus door hernieuwbare energietechnologieën in 18

categorieën op te delen.

De opdeling van deze categorieën lijkt evenwel willekeurig te zijn. Het verfijnen van de

regelgeving op basis van de kenmerken van elke combinatie van 'hernieuwbare technologie'

zou een preciezere indeling van de verschillende combinaties in verschillende groepen mogelijk

maken met aangepaste incentive niveaus580.

2.3. Investeringszekerheid en marktfunctie

288. Het ontbreken van een functionele GSC-markt verlaagt ook de investeringszekerheid

voor zowel nieuwe als bestaande hernieuwbare stroom investeerders, terwijl de kosten van de

579 O. EL KASMIOUI, A. VERBRUGGEN en R. CEULEMANS, “The 2013 reforms of the Flemish renewable

electricity support: Missed opportunities”, Renewable Energy 83 (2015), 908 – 910. 580 A. VERBRUGGEN en V. LAUBER, “Basic concepts for designing renewable electricity support aiming at a

full-scale transition by 2050”, Energy Policy 37 (2009), nr. 12, 5732-5743.

Page 139: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

139

steunregeling worden verhoogd. Sinds het begin van de GSC-regeling zijn de certificaten

grotendeels op bilaterale basis uitgewisseld met overwegend langlopende contracten tussen

producenten van hernieuwbare energie en elektriciteitsleveranciers. Hoewel de bilaterale GSC-

markt een markt op zich is, heeft deze markt niet het alom bekende kenmerk van vraag en

aanbod. De 'marktspelers' hebben geen rol bij het vaststellen van een marktevenwicht, noch bij

het vaststellen van een marktconforme prijs, die verschilt van de gemiddelde prijs van bilateraal

verhandelde certificaten bepaalt door (meestal) langetermijnovereenkomsten. Slechts een

verwaarloosbaar aantal certificaten werd verhandeld op de speciale ‘Groenestroomcertificaten

uitwisseling’ van BELPEX581.

289. Het is uiterst moeilijk en zo niet onmogelijk om een concurrerende GSC-markt te

creëren bovenop een niet-concurrerende conventionele elektriciteitsmarkt582. Het in 2015 grote

en nog steeds groeiende overschot aan certificaten, samen met de sleutelrol die

distributienetwerkbedrijven spelen bij het kopen van certificaten, verhogen de schulden van de

distributienetwerkbedrijven en dreigen de toekomstige kosten van ondersteuningsmechanismen

te verhogen, aangezien de tarieven voor distributienetwerken tot het einde van 2014 werden

bevroren583. Deze kosten zullen worden overgedragen, ofwel aan de elektriciteitsverbruikers

door een toekomstige verhoging van de elektriciteitsdistributietarieven, ofwel584 aan

belastingbetalers in het geval dat certificaten worden gekocht door de overheid585.

2.4. Start-en-stop beleid

290. Ten slotte kan gewezen worden op de negatieve effecten van een start-en-stop beleid586.

De onverwacht sterke groei van nieuwe PV-installaties in Vlaanderen zorgde ervoor dat de

581 BELPEX, Green Certificate Exchange. Historical Market Data, BELPEX, 2012. Available from:

https://www.belpex.be/index.php?id=105. 582 R. HAAS, C. PANZER, G. RESCH, M. RAGWITZ, G. REECE en A. HELD, “A historical review of promotion

strategies for electricity from renewable energy sources in EU countries”, Renew. Sust. Energ. Rev. 15 (2011), nr.

2, 1003-1034; A. VERBRUGGEN en V. LAUBER, “Basic concepts for designing renewable electricity support

aiming at a full-scale transition by 2050”, Energ. Policy 37 (2009), nr. 12, 5732-5743. 583 SERV Achtergrondrapport, Uitgestelde doorrekening van certificatenkosten voor groene stroom en WKK op

elektriciteitsfactuur, 10 maart 2014, p. 72,

https://www.serv.be/sites/default/files/documenten/SERV_20140310_uitgestelde_doorrekening_certificatenkost

en_RAP.pdf. 584 De Vlaamse overheid voerde in 2015 een heffing in op afname punten voor elektriciteit, ook wel bekend onder

de term ‘Energieheffing of Bijdrage Energiefonds’. 585 R. HAAS, G. RESCH, C. PANZER, S. BUSCH, M. RAGWITZ en A. HELD, “Efficiency and effectiveness of

promotion systems for electricity generation from renewable energy sources - Lessons from EU countries”, Energy

36 (2011), nr. 4, 2186-2193; A. JOHNSTON, A. KAVALI en K. NEUHOFF, “Take-or-pay contracts for

renewables deployment”, Energy Policy 36 (2008), nr. 7, 2481-2503. 586 T. DERUYTTER en W. GELDHOF, “Legal Issues Concerning the Decentralised Energy Production

Investment Climate: Subsidies, Tariffs and Priority Access and Dispatch” in B. DELVAUX, M. HUNT en K.

Page 140: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

140

uitgaven voor hernieuwbare energie op korte termijn sterk stegen. Zulke uitgaven waren

onvoorzien en ongewild. Als gevolg hiervan wijzigde Vlaanderen, net als verschillende andere

lidstaten, hun beleid inzake ondersteuningsmechanismen. Deze soms plotse en weinig

transparante hervormingen verstoorden de industrie en investeringen. Voor nieuwe

technologieën en investeringen die nog steeds afhankelijk zijn van steun, tasten dergelijke

praktijken het vertrouwen van investeerders in de sector aan587.

2.5. Conclusie

291. De invoering van de bandingfactor was een goede beslissing van de Vlaamse regelgever

voor toekomstige projecten. Er moet evenwel opgemerkt worden de hervorming in 2013 nog

steeds niet ideaal was. In 2015 oordeelden auteurs Ouafik El Kasmioui, Aviel Verbruggen en

Reinhart Ceulemans samenvattend dat betrouwbare methoden voor het differentiëren van

hernieuwbare elektriciteitstechnologieën en het berekenen van steunniveaus nog niet voldoende

waren ontwikkeld. De hervormingen van 2013 lijken er niet volledig in gelukt om het slecht

functioneren van de markt voor groene certificaten aan te pakken. Het vertrouwen van

investeerders in hernieuwbare elektriciteit installaties is daarentegen afgenomen, omdat de

ondersteuningsvoorwaarden kunnen worden gewijzigd door de vergoedingsniveaus aan te

passen en door politieke interventies.

3. Evaluatie van GSC-systeem anno 2018

3.1. Een werkbare certificatenmarkt?

292. Met de invoering van deze bandingfactor heeft de Vlaamse overheid de (verdere)

oversubsidiëring een halt toegeroepen, maar de werking van de certificatenmarkt vormde nog

steeds een probleem. Zo hebben de Vlaamse netbeheerders de verplichting om GSC die ze

aankochten tegen de minimumsteun op regelmatige tijdstippen terug op de markt te brengen.

Dit moet gebeuren met als doel (een deel van) de kosten van deze opkoopverplichting terug te

recupereren. De VREG controleert de transparantie en de regulariteit van de verkoop van deze

certificaten door de netbeheerders. Indien de aankoopprijs (minimumsteun) hoger is dan de

verkoopprijs, geldt het verschil (verlies) als kost gedragen omwille van een

openbaredienstverplichting, welke kost de netbeheerder in de nettarieven kan verrekenen. Er

TALUS (eds.), EU Energy Law and Political Issues Vol. IX, Cambridge – Antwerp – Portland, Intersentia, 2014,

171-175. 587 Med.Comm. 6 juni 2012, “Renewable Energy: a major player in the European energy market” (COM(2012)

271 final), 5.

Page 141: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

141

werden jarenlang echter meer GSC uitgereikt aan producenten dan dat er ingediend moesten

worden door leveranciers. Dit leidt logischerwijs tot overschotten op de certificatenmarkt en dit

hindert de goede werking van de certificatenmarkt. Het overgrote deel van de overschotten zit

bij de netbeheerders die de GSC moeten opkopen in het kader van de minimumsteun588.

293. Omwille van het GSC-overschot op de markt verbood de overheid de netbeheerders om

een deel van hun GSC op de markt te brengen met als doel te verhinderen dat de marktprijs nog

verder zou dalen. Het opsparen en tijdelijk uit de markt houden van GSC door de netbeheerders

noemt men ook ‘banking’. Zo mochten van 1 juli 2016 1.500.00 GSC niet meer op de markt

gebracht worden in de afwachting van een herstel van evenwicht tussen vraag en aanbod op de

GSC-markt589. De VREG stelde evenwel dat het immobiliseren van 1.500.000 GSC, gelet op

de portefeuilles van 5.300.000 GSC bij de netbeheerders, een te beperkte ingreep is om het

marktevenwicht te herstellen590.

294. Begin 2016 nam de Vlaamse overheid nieuwe maatregelen om het overschot weg te

werken. Enerzijds zullen met de opbrengst van de verhoogde Bijdrage Energiefonds (zg.

Turteltaks) GSC van de wegbeheerders opgekocht en van de markt gehaald worden591.

Anderzijds werd de quotumverplichting (en dus de vraag naar GSC) fors verhoogd. Zoals

hiervoor in de opsomming van de quota aangegeven, wordt het quotumpercentage voor GSC

op 31 maart 2017 verhoogd (van 19%) naar 23%592. Verder zijn er ook wijzigingen doorgevoerd

in de gedeeltelijke vrijstelling voor afnamepunten met een verbruik groter dan 1 GWh en werd

de specifieke vrijstelling voor openbaar vervoer afgeschaft. Dit zou volgens de VREG tot een

stijging van de vraag van 37% leiden593.

3.2. Conclusie

295. Het Vlaamse groencertificatenstelsel heeft sinds 1 januari 2002 aldus enkele grote en

kleine wijzigingen ondergaan, maar concluderend kan, net als in 2015, worden gesteld dat deze

588 T. DERUYTTER, “Hoofdstuk IX- Hernieuwbare energiebronnen” in F. VANDENDRIESSCHE (ed.),

Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 265. 589 Art. 6.4.14/1 en 6.4.14/2 Energiebesluit (ingevoegd bij de wijziging van 10 januari 2014 (BS 14 februari 2014)

en vervangen bij art. 3 B.VI.Reg. 21 oktober 2016 (BS 15 december 2016). 590 Advies 2014-03 van de VREG van 21 oktober 2014 met betrekking tot banking van groenestroomcertificaten

en warmtekrachtcertificaten door de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk

vervoernet van elektriciteit, https://www.vreg.be/sites/default/files/document/advice/adv-2014-03.pdf. 591 T. DERUYTTER, “Hoofdstuk IX- Hernieuwbare energiebronnen” in F. VANDENDRIESSCHE (ed.),

Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 266. 592 Decreet 27 november 2015 tot wijziging van het Energiedecreet (BS 10 december 2015). 593 VREG, Certificatenmarktrapport 2015, https://www.vreg.be/sites/default/files/document/rapp-2016-09.pdf.

Page 142: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

142

hervormingen niet alle problemen hebben opgelost. Zo is het "markt"-model dat aan de basis

ligt van het Vlaamse certificatensysteem intussen zo door regulering uitgegraven dat er geen

toegevoegde waarde voor de consument is. De minimale garantie belemmert de productie van

groene stroom om zichzelf aan te passen aan de vooraf gedefinieerde quota594. Er worden

overschotten opgekocht door de netbeheerder en geen enkele actie kan voorkomen dat de kosten

van niet-gewenste groene stroom uiteindelijk bij de consument terechtkomen. Bovendien is de

liquiditeit op de certificatenmarkt zeer beperkt vanwege het beperkte aantal actoren: bijna een

kwart van de certificaten wordt ingeleverd bij geïntegreerde leveranciers/producenten die zelf

certificaten moeten inleveren, en het grootste deel van de certificaten eindigt bij de

netbeheerders. Een conclusie die auteurs in de randnummers 288 en 289 reeds hadden

aangehaald595.

296. Vervolgens blijven de kosten van het huidige systeem erg hoog vanwege historische

verplichtingen (zoals de overmatige subsidies van oude PV-installaties) en een beperkte

kostenreductie als gevolg van technologische evolutie. Bij de berekening van het steunniveau

moeten de Vlaamse Regering aldus rekening houden met een leerproces om de geplande

afschaffing van subsidies voor hernieuwbare energie effectief uit te voeren en innovatie te

stimuleren596. Naar mijn mening was het grootste probleem niet de te trage hervorming en

aanpassing van het GSC-systeem. Reeds bestaande (over)subsidieringskosten en

certifcatenoverschotten werden daardoor alleen maar groter. De bandingfactor werd

bijvoorbeeld slechts in 2013 ingevoerd, ondanks het feit de SERV en de Minaraad reeds begin

2012 enkele mogelijke oplossingen, zoals de quota en de opkoping van certificaten, adviseerden

om het certificatenoverschot weg te werken. Echte grondige veranderingen voerde de Vlaamse

Regering pas vanaf 2015 door597.

594 “Het overdragen van steuncertificaten aan de netbeheerders aan minimumsteun, waarna deze certificaten

vervolgens door de netbeheerders weer moeten verkocht worden op de markt, zorgt er niet alleen voor dat de

certificatenoverschotten blijven circuleren, maar dit doet ook het totale kostenplaatje stijgen door de extra

administratieve en financieringskosten voor de netbeheerders. Het blijft dus belangrijk om de rol van de

netbeheerders in deze zoveel mogelijk terug te brengen en de werking van de bilaterale markt te herstellen” uit

VREG, Certificatenmarktrapport 2016, mei 2017, p. 47. 595 X., System of certificates for green electricity in Flanders, Febeliec, 28 november 2017, p. 3. 596 Gesprek met meneer Bart Staes, Europees Parlementslid, 5 april 2018. 597SERV Advies, Advies over de overschotten op de groenestroom-en warmte-rachtkoppelingscertificatenmarkt,

2 maart 2012, p. 5,

https://www.serv.be/sites/default/files/documenten/SERV_Minaraad_ADV_20120302_OverschottenCertificaten

markten.pdf.; zie ook: Advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt van 4 januari 2012

met betrekking tot de effecten van de overschotten op de markten voor groenestroom- en warmte-

krachtcertificaten.

Page 143: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

143

297. Ondanks er geen plannen op tafel liggen om het systeem inzake GSC (verder) te

optimaliseren kan wel aangehaald worden dat de leveringszekerheid een parameter kan worden

waarmee rekening moet worden gehouden bij het toekennen van subsidies (op basis van

systeemkosten veroorzaakt door een technologie), evenals een beleid met een gesloten

enveloppe, waarbij het vaste budget niet wordt overschreden598.

Hoofdstuk II. Beoordeling van de efficiëntie en relevantie van feed-in premiums en

tendersystemen

298. Het Vlaamse regime van GSC blijft in deze legislatuur aldus onder haar huidige vorm

bestaan. Dit zorgt voor juridische zekerheid voor investeerders in groene stroom (althans tijdens

deze legislatuur) en zekerheid omtrent het behalen van de hernieuwbare energiedoelstellingen

van 2020.

Er zijn daarentegen wel plannen bij de verschillende (regerings)partijen en het kabinet van

Vlaams Minister bevoegd voor energie meneer Bart Tommelein om bij de volgende legislatuur

de productie van groene stroom niet louter meer te ondersteunen via het steunmechanisme van

GSC (en de call groene warmte). Welke andere steunregeling er dan worden voorzien voor de

productie van groene stroom zullen het voorwerp vormen van de volgende

regeringsonderhandelingen. Daarnaast zijn er vandaag reeds kleinere maatregelen die ervoor

zorgen dat Vlaanderen langzamerhand afstand neemt van het systeem van GSC. Zo zal er

bijvoorbeeld dit jaar, anno 2018, een voorstel bij het Vlaams parlement worden ingediend om

wat betreft kleine en middelgrote turbines die vandaag ondersteuning krijgen via de certificaten,

steun te laten verlenen via een investeringssteun op basis van tendering599.

299. Het is geen verrassing dat er in de volgende legislatuur een nieuwe steunregeling zal

voorzien worden voor groene stroom. Zo kan er gewezen worden op de ambitie van de Vlaams

minister bevoegd voor Energie, mevrouw Turtelboom (sinds 2016 vervangen door minister

Bart Tommelein) om het huidige GSC-regime aan te passen. In haar beleidsbrief geeft zij aan

een tenderingsysteem (aanbesteding na marktbevraging) voor hernieuwbare-energieprojecten

in te voeren: “we testen voor bepaalde technologievormen of we via tenderingmechanismen de

doelstellingen inzake hernieuwbare energieproductie op een kostenefficiënte wijze kunnen

behalen”600. Vervolgens bepaalt de meer recente nota uit 2017 van de Vlaamse Regering in de

598 X., System of certificates for green electricity in Flanders, Febeliec, 28 november 2017, p. 3. 599 Gesprek met mr. Lorenzo Van de Pol, kabinetsmedewerker van meneer Bart Tommelein, 27 april 2018. 600 “Beleidsnota Energie 2014-2019” ingediend door mevrouw Anniemie Turtelboom op 24 oktober 2014, Parl.St.

Vl.Parl. 2014-15, nr. 148/1, p. 38, https://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2014-2015/g148-1.pdf.

Page 144: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

144

Vlaamse energievisie uitdrukkelijk dat: “voor de certificatensystemen worden o.a. diverse

pistes bekeken om te werken via jaarlijkse enveloppes met tendering als die de korte

termijnklimaat- en energiedoelen kunnen realiseren, de kostenefficiëntie van het systeem

verhogen en de doorgroei naar maturiteit en marktintegratie stimuleren”601.

300. De herziene Richtlijn Hernieuwbare Energie is zeker gedetailleerd en geeft zoals supra

besproken in DEEL II vrij expliciet aan dat de steun de vorm moet aannemen van een premie

boven de geldende marktprijs (bv. feed-in premiums of groenestroomcertificaten)602 toegekend

via competitive bidding. Om zo’n steunregeling zo goed mogelijk te kunnen implementeren in

een lidstaat of regio (bijvoorbeeld in Vlaanderen) worden de feed-in premium regeling en de

tenderprocedure (competitive bidding) in deze masterproef los van elkaar geëvalueerd,

aangezien zij onder meerdere ontwerpvormen kunnen voorkomen.

Dit hoofdstuk zal de feed-in premium regeling en de tenderprocedure evalueren op basis van

(literatuur)onderzoeken uitgevoerd door onder meer Ecofys603, Council of European Energy

Regulators (hierna: “CEER”)604 en het International Renewable Energy Agency (hierna:

“IRENA”). Er zal hierbij gekeken worden naar de effectiviteit van elk besproken

ondersteuningsmechanisme bij het bereiken van bepaalde (hernieuwbare energie-)

doelstellingen. Ten slotte wordt er kort een blik geworpen op de Nederlandse SDE+-regeling

omdat zij, als succesvolle steunregeling, een tenderprocedure combineert met (sliding) feed-in

premiums.

1. Beoordeling van de efficiëntie en relevantie van feed-in premiums

301. In het kader van een feed-in premium-regeling (hierna: “FIP”) wordt elektriciteit uit

hernieuwbare energiebronnen doorgaans op de markt voor elektriciteit verkocht en ontvangen

producenten van hernieuwbare energie een premie bovenop de marktprijs van hun

elektriciteitsproductie605. Omdat dit aldus een market-based steunregeling is voldoet zij aan de

marktprincipes bepaalt in artikel 4 van de Compromistekst.

601 “Nota van de Vlaamse Regering over de Vlaamse energievisie” ingediend door viceminister-president Bart

Tommelein op 22 mei 2017, Parl.St. Vl.Parl. 2016-17, nr. 1178/1, 31. 602 Med.Comm. 28 juni 2014, “Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014-

2020” (2014/C200/01), §124 en §135-137 en art. 4 Compromistekst. 603 Ecofys is een toonaangevend adviesbureau op het gebied van energie en klimaat, zij voert onder meer studies

uit in opdracht van de Europese Commissie. Voor meer informatie zie: https://www.ecofys.com/nl/info//about/ . 604 Het algemene doel van de Raad van Europese Energie Regulatoren (CEER) is de totstandbrenging van één

enkele concurrerende, efficiënte en duurzame interne markt voor gas en elektriciteit in Europa te

vergemakkelijken. De CEER fungeert als een platform voor samenwerking, informatie-uitwisseling en bijstand

tussen de Europese nationale energie regulatoren. Voor meer informatie zie: https://www.ceer.eu/eer_about. 605 Zie: https://energypedia.info/wiki/Feed-in_Premiums_(FIP).

Page 145: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

145

302. FIP kan ofwel vast zijn (d.w.z. op een constant niveau, onafhankelijk van marktprijzen)

ofwel variabel (d.w.z. met variabele niveaus afhankelijk van de evolutie van marktprijzen).

Vaste FIP's zijn eenvoudiger in ontwerp, maar er is een risico op overcompensatie in het geval

van hoge marktprijzen en van ondercompensatie in het geval van lage marktprijzen. Daarom

worden vaste FIP's meestal gecombineerd met vooraf bepaalde minimum- en maximumniveaus

("floor" en "cap"), hetzij voor de FIP, hetzij voor de totale vergoeding (FIP + marktprijs).

Variabele FIP’s worden op continue basis berekend als het verschil tussen (technologie-

specifieke) marktprijzen (gewoonlijk een gemiddelde over een bepaalde tijdsperiode, bijv. één

maand) en een vooraf bepaald referentietariefniveau (vaak overeenkomend met bestaande FIT).

Als de marktprijzen hoger zijn dan het referentietarief, wordt er geen FIP betaald. In sommige

gevallen is er ook een minimummarktprijs die wordt gebruikt voor de FIP-berekening606.

303. FIP kan worden gedifferentieerd op basis van technologieën, grootte en locatie, op

dezelfde manier als dit wordt gedaan voor feed-in tariffs. Ook is er de mogelijkheid om extra

technologiebonussen bovenop de FIP te betalen. Het gebruik van een degressiemechanisme

voor FIP’s of het hanteren van maximale vergoedingsniveaus behoort ook tot de

mogelijkheden.

1.1. Voordelen

304. FIP is een stimulans voor producenten van hernieuwbare energie om te reageren op

prijssignalen van de elektriciteitsmarkt, d.w.z. om elektriciteit te produceren wanneer de vraag

groot is en/of de productie van andere energiebronnen laag is. Ze moedigen hernieuwbare

energie-investeerders ook aan om rekening te houden met verwachte patronen bij de opstart

van het hernieuwbare energieproject (bijvoorbeeld keuze van locatie en turbinetype voor

windparken, oriëntatie van PV-modules)607. FIP draagt daarom bij aan een verhoogde integratie

van hernieuwbare energie in de elektriciteitsmarkt, hetgeen resulteert in een efficiëntere

combinatie van elektriciteitsvoorziening met de vraag. Dit wordt steeds belangrijker met een

stijgend aandeel van hernieuwbare energie in de elektriciteitsproductie.

305. Minimumniveaus ("floor") voor vaste FIP of voor de totale vergoeding (FIP +

marktprijs) kunnen het marktprijsrisico voor hernieuwbare energie-investeerders verminderen

606 “Feed-in-Tariffs vs Feed-in-Premium Policies”, p. 6-10, (https://helapco.gr/pdf/FiT_vs_FiP_NREL.pdf)

uittreksel uit: T. D. COUTURE, K. CORY, C. KREYCIK en E. WILLIAMS, A Policymaker’s Guide to Feed-in

Tariff Policy Design, NREL Technical Report, juli 2010, http://www.nrel.gov/docs/fy10osti/44849.pdf. 607 S. BIGERNA, C. A. B. S. MICHELI, The Sustainability of Renewable Energy in Europe, Springer, Heidelberg

New York Dordrecht London, 2015, 83.

Page 146: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

146

en bieden zekerheid voor de minimaal te verwachten inkomsten. Dit is ook het geval voor

variabele FIP-regelingen waarbij aan deze investeerders een vooraf bepaald referentietarief

wordt gegarandeerd dat vergelijkbaar is met een FIT. Er is zelfs de mogelijkheid om hogere

inkomsten te genereren in vergelijking met FIT in situaties waarin de marktprijzen het

overeenkomstige FIT-niveau overschrijden.

1.2. Nadelen

306. De Feed-in premium regeling heeft evenwel niet alleen voordelen, maar de voordelen

wegen wel op tegen de nadelen. De meeste nadelen kunnen mits enkele aanpassingen ook

worden weggewerkt. Zo zijn marktgebaseerde ondersteuningsprogramma's zoals FIP goed

geschikt voor uitschakelbare hernieuwbare energiebronnen, zoals biomassa en geothermie of

hernieuwbare bronnen die kunnen worden gecombineerd met opslag (zoals bijvoorbeeld

waterkracht). Variabele energiebronnen zoals wind en zon hebben slechts beperkte

mogelijkheden om hun aanbod aan de marktprijssignalen aan te passen. Voor deze

technologieën brengen FIP-regelingen extra kosten met zich mee voor de aanschaf van

‘balanceringsdiensten’ op het net. Een aanpassing naar feed-in premieregelingen moet echter

naar mijn mening gezien worden als een aanpassing aan de tijd.

307. Voor investeerders houden FIP-regelingen een extra element van onzekerheid in,

bestaande uit risico's die verband houden met de evolutie van marktprijzen en de

overeenkomstige inkomsten, hetgeen resulteert in hogere financieringskosten. Deze risico's

kunnen echter worden verzacht door "prijscorridors" met vooraf bepaalde minimum- en

maximumniveaus (vaste FIP) in te stellen of door de FIP aan te passen op basis van de

marktsituatie (variabele FIP). Directe verkoop op de elektriciteitsmarkt resulteert in een grotere

complexiteit en meer kosten (voor prognosesystemen, balanceringsdiensten en handel in

elektriciteit), waardoor het voor kleinschalige exploitanten moeilijker wordt om deel te nemen

aan een FIP-regeling608.

1.3. Conclusie

308. Feed-in-premies bieden in vergelijking met feed-in tariffs gedeeltelijke ondersteuning

door een premie bovenop de marktprijs aan te bieden, en dit om de kloof tussen inkomsten en

kosten te dichten. Als gevolg hiervan nemen elektriciteitsproducenten deel aan de markt,

waardoor vraag en aanbod beter worden gereguleerd en mogelijke overcompensatie wordt

608 S. BIGERNA, C. A. B. S. MICHELI, The Sustainability of Renewable Energy in Europe, Springer, Heidelberg

New York Dordrecht London, 2015, 83.

Page 147: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

147

vermeden. De mate van kosteneffectiviteit hangt echter af van de vraag of vaste of variabele

premies worden toegekend. Terwijl variabele premies (waarbij het steunbedrag afhangt van de

specifieke marktprijs) het risico van overcompensatie min of meer wegnemen, is dat bij vaste

premies niet het geval. Vaste premies zorgen echter meestal voor een betere voorspelbaarheid

van de kosten, terwijl variabele premies het moeilijk maken om de totale ondersteuningskosten

te voorspellen zolang er geen maximale ondersteuningslimiet wordt geïntroduceerd. Wel wordt

door de introductie van een maximale ondersteuningslimiet voor variabele premies de

voorspelbaarheid m.b.t. de kosten verhoogd609.

2. Beoordeling van de efficiëntie en relevantie van tendersystemen

2.1. Hoofdelementen van nationale tenders voor hernieuwbare energie

309. In de meeste gevallen worden tenders voor hernieuwbare energie gehouden door de

overheid van een land. Ze specificeren de capaciteit (kW) of de elektriciteitsproductie (kWh)

waarvoor een tender wordt uitgeschreven, soms (in technologie-specifieke tenders) de

hernieuwbare energietechnologie en meestal de productielocatie. Projectontwikkelaars kunnen

dan een bod uitbrengen op de tender, hun projectvoorstel schetsen en de prijs per eenheid

elektriciteit vermelden waarmee ze hun project kunnen realiseren. Vervolgens evalueert de

overheid de verschillende aanbiedingen en rangschikt deze op basis van louter hun prijs

(prijsgebaseerde tenders) of andere criteria (multi-criteria tenders). Prijsgebaseerde tenders zijn

tenders waarbij de biedingen met de laagst aangeboden steunniveaus uiteindelijk worden

toegekend. Multi-criteria tenders zijn tenders waarbij de toekenning afhankelijk is van een

evaluatie van verschillende criteria 610. De beste kandidaten worden geselecteerd en de overheid

ondertekent een stroomafnameovereenkomst met de succesvolle bieders611.

310. De uitkomst van de tender bepaalt het niveau van ondersteuning voor producenten.

Vroeger kon dit het feed-in tarief zijn, vanaf de inwerkingtreding van de herziene Richtlijn

Hernieuwbare Energie zullen referentiewaarden voor feed-in-premies geveild worden. Als

alternatief kan de uitkomst van een tender – anno 2018- ook de basis vormen van een

609 A. HELD, M. RAGWITZ, F. ISI, M. GEPHART, E. DE VISSER en C. KLESSMANN, Design features of

support schemes for renewable electricity, ECOFYS Taks 2 Report, 27 januari 2014, p. 43. 610 X., Tendering procedures for RES in Europe: State of play and first lessons learnt, CEER Sustainable

Development Work Stream, 18 juni 2018, p. 9. 611Een tenderprocedure is een aanbesteding na marktbevraging. Doorheen deze masterproef worden te termen

‘tender’ en ‘aanbesteding’ als synoniemen gehanteerd.

Page 148: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

148

capaciteitsvergoeding per geïnstalleerd kW, eenmalig (zoals de call groene warmte) of op

regelmatige basis uitbetaald.

311. De tenders zijn zeer flexibel en kunnen op veel verschillende manieren worden

georganiseerd. Voorbeelden van een bepaald type tender zijn onder meer612 de “sealed

auction613”, “descending clock auction”614 of de “hybride type auction”615. De infra besproken

Nederlandse SDE+- regeling is een voorbeeld van een “sealed bid auction”, net als de Vlaamse

call groene warmte dit ook is.

312. De competitieve biedingsprocedure kan daarnaast aanzienlijk variëren afhankelijk van

politieke prioriteiten, de concurrerende marktomgeving van RES-technologieën en het

wettelijke kader binnen elk land. Tenders kunnen bestaan uit een groot aantal criteria, die

kunnen worden gegroepeerd in de volgende tien categorieën616.

1. Geschiktheid van RES-technologieën: technologie-neutraal versus technologie-

specifiek;

2. Prijsregel (bijvoorbeeld ‘pay-as-bid’ of uniforme prijsbepaling);

3. Prijs caps (minimum/maximum biedingsniveau);

4. Participatiecriteria (bijvoorbeeld grootte, type van kandidaten, nationaal versus

buitenlands);

612 H. LUCAS, R. FERROUKHI en D. HAWILA, Renewable Energy Auctions in Developing Countries, IRENA,

2013, p. 42-43. 613 Bij de Sealed Bid Auction (vertaald als “verzegelde biedingstender”): alle bieders dienen hun voorstel in,

inclusief de prijs en de hoeveelheid van de opwekking/productie. De individuele bieders kunnen elkaars

voorstellen niet zien. Alle indieningen worden vervolgens gescreend om te bevestigen dat ze voldoen aan de

geschetste vereisten. De biedingen worden gerangschikt van laag naar hoog, op basis van hun prijs en mogelijk

andere aanvullende criteria. Vervolgens worden de projecten met de beste rangorde één voor één geselecteerd,

totdat het aantal geselecteerde projecten betrekking heeft op het volume van de opwekking/productie van

hernieuwbare energie dat wordt geveild. 614 Bij de Descending Clock Auction (vertaald als “de aflopende klok tender”): in dit type tender verklaart de

veilingmeester (in de meeste gevallen de overheid) een prijs voor een nieuw project voor de opwekking van

hernieuwbare energie. De bieders komen dan naar voren en kondigen aan welke hoeveelheid opwekking/productie

ze kunnen bieden voor deze prijs. De prijs wordt vervolgens geleidelijk verlaagd door de veilingmeester, hetgeen

resulteert in lagere productiehoeveelheden aangeboden door de bieders. Dit proces wordt gecontinueerd tot de

aangeboden hoeveelheid van de productie overeenstemt met het volume van nieuwe duurzame energie waarin de

overheid wil investeren. In deze tender kennen de bieders elkaars aanbiedingen en kunnen ze daarom hun eigen

aanbiedingen aanpassen aan de concurrentie. 615 Bij de Hybrid Type Auction (vertaald als “hybride type tender”): deze tenders bestaan uit een combinatie van

verschillende modellen om de bieders te selecteren. Brazilië gebruikt bijvoorbeeld een tender die in twee fasen is

onderverdeeld. De eerste fase is een aflopende kloktender die wordt gebruikt om de prijs te ontdekken. De tweede

fase bestaat uit verzegelde biedingsveilingen die ervoor zorgen dat de bieders niet over de prijs kunnen

samenspannen. 616 X., Tendering procedures for RES in Europe: State of play and first lessons learnt, CEER Sustainable

Development Work Stream, 18 juni 2018, p. 9.

Page 149: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

149

5. Prekwalificatiecriteria (bijvoorbeeld financiële zekerheden, technische vereisten zoals

bouwvergunningen, ruimtelijke ordening);

6. Selectiecriteria (bijvoorbeeld prijs per KW of per kWh, volume, lokale inhoud, milieu-

impact, etc.);

7. Aangeboden volume;

8. Frequentie van tender-rondes;

9. Sancties (voor niet-naleving of afwijking van realisatietijd);

10. Verhandelbaarheid van ondersteuningsrechten.

2.2. Voordelen

313. In een standaard tender m.b.t. hernieuwbare energie plaatst de overheid een

aanbesteding en kiest deze voor het goedkoopste bod. In theorie zorgen tenders voor een

efficiënt gebruik van de overheidsbegroting. Ze leveren de grootste productievolumes tegen de

laagste kosten. De hoge concurrentie resulteert namelijk in kostenefficiëntie en onthult de echte

marktprijs van verschillende technologieën. Bovendien zorgen tenders voor een gemakkelijke

afstemming tussen de ontwikkeling van hernieuwbare energie en infrastructuurplanning.

Daarnaast leidt lange termijn garantie tot betere financieringsmogelijkheden en mogelijk lagere

prijzen. De limieten kunnen tevens door de overheid worden vastgesteld voor de capaciteit en

het budget. Ten slotte kunnen biedingen worden geselecteerd op basis van specifieke criteria

waardoor rekening kan worden gehouden met het beleid van een specifiek land (bijv. milieu,

werkgelegenheid)617.

2.3. Nadelen

314. Tendersystemen lijken aldus de ideale basis voor een goede steunregeling, maar zij moet

dan wel goed worden ontworpen. Om een tender te laten slagen, is het ook belangrijk dat deze

is aangepast aan de specifieke omstandigheden van een bepaald land. Deze zijn afhankelijk van

de doelen die het land via de tender wil bereiken618. Tendersystemen maken gebruik van

marktkrachten, die bij goed functionerende markten met voldoende vraag en aanbod ervoor

zullen zorgen dat de meest efficiënte projecten het halen.

617 H. LUCAS, R. FERROUKHI en D. HAWILA, Renewable Energy Auctions in Developing Countries, IRENA,

2013, p. 12. 618 H. LUCAS, R. FERROUKHI en D. HAWILA, Renewable Energy Auctions in Developing Countries, IRENA,

2013, p. 10.

Page 150: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

150

315. Het tendersysteem is in theorie kosteneffectief, maar blijkt in de praktijk niet altijd goed

te functioneren619.

Een eerste nadeel is dat een zuivere tendersysteem (niet gecombineerd met bijvoorbeeld een

feed-in premium) wel de investering stimuleert, maar geen prikkel geeft om daadwerkelijk

groene stroom te produceren bijvoorbeeld bij lage elektriciteitsprijzen (tenzij in de variant met

exploitatie-ondersteuning)620. Het sluit dus minder rechtstreeks aan bij het doel, namelijk

toename van de productie van groene stroom of besparing op primaire fossiele brandstoffen.

Het ‟stop and go‟-karakter van het tendersysteem heeft ten tweede ook een nadelige invloed op

de investeringszekerheid, bovendien kan de politiek elke keer opnieuw besluiten om de tender

niet uit te zetten. Ten derde zijn de risico's voor aanvragers hoger dan bij open feed-in-

regelingen omdat een voorgesteld project mogelijk niet wordt geselecteerd. Ten vierde is het

vereist dat er een voldoende aantal bieders deelneemt, anders levert de tender geen competitief

resultaat op. Tendermechanismen kunnen ten vijfde strategisch gedrag van marktspelers

aanwakkeren, hetgeen de kosten kan opdrijven. Grote marktspelers kunnen namelijk een

bevoorrechte positie innemen ten opzichte van hun kleinere concurrenten, en bij veilingen

bestaat tevens het risico dat bieders met elkaar communiceren en van tevoren prijzen

overeenkomen. Bieders met marktmacht kunnen daarnaast ook onderbieden om anderen uit de

markt te duwen. Een zesde belangrijk nadeel bij een tendersysteem is dat initiële biedingen vaak

herzien worden na aanvang door de aanbesteder te confronteren met tegenvallers, extra kosten

of vertragingen. De aanbestedende partij wordt zo voor het blok gezet, aangezien de kosten van

een nieuwe inschrijving en hiermee gemoeide tijd te groot zijn. Ten zevende zijn

uitvoeringskosten en complexiteit van het uitschrijven van een tender belangrijke

aandachtspunten621. Ten slotte is het niet noodzakelijk zo dat alle projecten die aanvankelijk

worden gehonoreerd, uiteindelijk ook effectief worden gerealiseerd. Dit is een belangrijk punt,

omdat uitvoeringspercentages van belang zijn voor het bereiken van politieke doelen, met name

voor de juridisch bindende doelen van Europese lidstaten. Niet alle geselecteerde projecten

worden daadwerkelijk uitgevoerd: het uitvoeringspercentage ligt bijna altijd lager dan 100%.

619 SERV Rapport Hernieuwbare energie, DEEL 1: HE-Fundamentals, Hoofdstuk 5: Hoe kan een HE-beleid er uit

zien?, 6 april 2001, p. 34. 620 De investeringssubsidie kan gecombineerd worden met een exploitatiestimulering, waarbij een deel van het

beschikte subsidiegeld wordt uitgekeerd bij de bouw van de installatie, terwijl het overige deel wordt uitgekeerd

wanneer de installatie een aantal jaar in bedrijf is en de beoogde productie/prestatie gehaald is. 621 SERV Rapport Hernieuwbare energie, DEEL 1: HE-Fundamentals, Hoofdstuk 5: Hoe kan een HE-beleid er uit

zien?, 6 april 2001, p. 35; H. LUCAS, R. FERROUKHI en D. HAWILA, Renewable Energy Auctions in

Developing Countries, IRENA, 2013, p. 13.

Page 151: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

151

2.4. Conclusie

316. Kortom, een ontoereikend ontwerp van veilingen kan leiden tot een lage effectiviteit

van de inzet van hernieuwbare energie en het niet halen van de doelstellingen. Different types

of schemes exist; however, all of them require a thorough and consistent design and a sufficient

level of competition to be effective622.

Het ontwerp en de keuze van het instrument moeten vooral worden bepaald door de specifieke

context waarin de tender plaats vindt. Ook moeten de beleidsmakers rekening houden met het

gegeven of er een concurrerende markt bestaat met een voldoende aantal potentiële bieders en

een gelijk speelveld tussen die bieders. Als dergelijke voorzorgsmaatregelen niet worden

genomen, kunnen tendermechanismen zelfs bestaande marktstructuren vernietigen. Slecht

ontworpen prekwalificatie-eisen kunnen bijvoorbeeld het aantal marktspelers verminderen en

kleine en middelgrote spelers uit de markt duwen. Natuurlijk komt dit ook op zekere hoogte

voor bij alle soorten ondersteuning en toewijzingsmechanismen623.

3. De succesvolle SDE+-regeling uit Nederland: een voorbeeld voor Vlaanderen?

3.1. Een veiling van sliding feed-in premiums

317. Wanneer Vlaanderen in de volgende legislatuur een nieuwe steunregeling invoert voor

groene stroom is naar mijn mening de Nederlands SDE+- regeling (voluit “de

stimuleringsmaatregel voor duurzame energieproductie”) een goed voorbeeld. Ten eerste kan

aangehaald worden dat de SDE+-regeling als een succesvol en kosteneffectief instrument wordt

beschouwt624. Ten tweede veilt deze steunmaatregel sliding feed-in premiums die de productie

van hernieuwbare energie vergoeden waardoor deze steunregeling perfect valt binnen de

principes uit de Staatssteunrichtsnoeren en de nieuwe geharmoniseerde marktprincipes uit de

Compromistekst van de herziene HERL625. Ten derde is zij in principe een technologie-neutrale

622 X., Tendering procedures for RES in Europe:State of play and first lessons learnt, CEER Sustainable

Development Work Stream, 18 juni 2018, p. 10. 623 F. WIGAND, S. FÖSTER, A. AMAZO en S.TIEDENMANN, Auctions for Renewable Support: Lessons Learnt

from International Experiences, Aures, juni 2016, p. 10, https://www.ecofys.com/files/files/aures-wp4-synthesis-

report-final.pdf. 624 B. BELJAARS, Toetsing van marktontwerpen en stimuleringsmaatregelen voor de Nederlandse

elektriciteitsmarkt op weg naar een duurzame toekomst, Overlegtafel Energievoorziening, 14 september 2017, p.

63, https://www.netbeheernederland.nl/_upload/Files/Rapport_Marktdesign_Elektriciteitsvoorziening_110.PDF. 625 F. WIGAND, S. FÖSTER, A. AMAZO en S.TIEDENMANN, Auctions for Renewable Support: Lessons Learnt

from International Experiences, Aures, juni 2016, p. 6.

Page 152: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

152

tender626. Technologie-neutrale tenderprocedures hebben in de Staatssteunrichtsnoeren en in

het Voorstel van de Commissie voor de herziening van de HERL de voorkeur627.

318. Concreet werkt de SDE+regeling als volgt628. De SDE+ subsidieert de onrendabele top

van een investering in duurzame elektriciteit. ECN629 berekent ex-ante voor verschillende

opwektechnologieën de kostprijs dat het basisbedrag wordt genoemd. Verder berekent ECN ex-

post de marktprijs voor de opbrengsten van de opgewekte energie, dit is het correctiebedrag.

Het verschil tussen de kostprijs en de marktprijs is de onrendabele top, de maximale waarde die

door de SDE+ vergoed kan worden. In de SDE+ wordt ook een bodemprijs voor het

correctiebedrag gehanteerd (minimale opbrengst van de energie).

Het jaarlijkse SDE+ budget wordt in verschillende fasen open gesteld voor projecten,

telkenmale via een tenderprocedure. In de eerste fase kunnen de projecten met het laagste

basisbedrag indienen. Indien er budget over blijft, gaat een volgende fase open met een hoger

basisbedrag. Projecten van een opwektechnologie met een hoog basisbedrag, kunnen al in een

eerdere fase onder hun basisbedrag indienen om zo een grotere kans te hebben dat budget

aanwezig is.

De SDE+ is een exploitatiesubsidie (sliding feed-in premium) en keert dus uit op basis van

geproduceerde eenheid energie (MWh elektriciteit, Nm3 groen gas, MJ warmte). De SDE+-

regeling biedt een feed-in-premie (FIP) subsidie die het verschil dekt tussen

groothandelsmarktprijzen voor elektriciteit en de kostprijs van elektriciteit uit hernieuwbare

bronnen630.

626 “Alhoewel het ontwerp van het instrument onderscheid maakt tussen technologie-categorieën, is het SDE+ -

schema in de praktijk een technologie-neutrale regeling: het omvat een "vrije categorie" in elke ronde. Deze

categorie staat open voor projecten die tegen lagere kosten kunnen produceren dan het (maximum) basisbedrag

dat voor de specifieke technologie is berekend. Op deze manier biedt de vrije categorie bieders de mogelijkheid

om sneller toegang te krijgen tot de regeling tegen lagere tarieven. Alle projecten, onafhankelijk van de

technologie, kunnen in deze vrije categorie subsidie aanvragen. De regeling heeft betrekking op hernieuwbare

energiebronnen voor elektriciteit, hernieuwbare energiebronnen voor verwarming en koeling en biogas. Het

omvat het hele scala van technologieën die onder deze drie brede categorieën vallen” uit , P. NOOTHOUT en T.

WINKEL, Auctions for Renewable Energy Support in the Netherlands: Instruments and lessons learnt, AURES,

maart 2016, p. 6, http://auresproject.eu/pfid/175; X., , Tendering procedures for RES in Europe: State of play and

first lessons learnt, CEER Sustainable Development Work Stream, 18 juni 2018, p. 31. 627 Zie 2 art. 4, para. 3, COM (2016) 767 final. 628 B. BELJAARS, Toetsing van marktontwerpen en stimuleringsmaatregelen voor de Nederlandse

elektriciteitsmarkt op weg naar een duurzame toekomst, Overlegtafel Energievoorziening,14 september 2017, p.

55. 629 Energieonderzoek Centrum Nederland. 630 International Energy Agency, Policy and Measures: Feed-in Premium Programme SDE + (Stimulering

Duurzame Energie +), https://www.iea.org/policiesandmeasures/pams/netherlands/name-24872-en.php.

Page 153: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

153

3.2. Het succes van de SDE+-regeling

319. Meerdere factoren dragen bij tot het succes van de SDE+-regeling631. Zo is er ten eerste

voldoende diversiteit van actoren. De overgrote meerderheid van partijen die een aanvraag

indienen voor SDE + zijn (kleine) KMO's, gevolgd door non-profitorganisaties (gemeenten,

sportverenigingen, waterschappen, scholen, enz.). Ten tweede heeft de steunregeling voldoende

beleidsdoelmatigheid. Van de projecten die in 2011 op SDE+ waren gebaseerd werd 68%

gerealiseerd en uit projecten in 2012 werd 54% gerealiseerd. Ten derde heeft de steunregeling

een goede kosteneffectiviteit632. In de afgelopen jaren was de vraag structureel hoger dan het

beschikbare budget, wat leidt tot een relatief hoge mate van concurrentie. In 2014 was er in de

laatste fase echter nog budget beschikbaar, en ook het verhoogde budget voor 2016 lijkt erop

te wijzen dat de effectiviteit van de SDE+ afneemt. Ten slotte is de steunregeling verenigbaar

met de marktbeginselen en marktintegratie. De SDE+ is een tenderregeling met een competitief

prijsvormingsmechanisme (variabele feed-in premie) dat de marktprincipes weerspiegelt. Dit

heeft ook een positief effect op het vermijden van negatieve prijsvorming.

320. Er kan geconcludeerd worden de SDE+-regeling omwille van meerdere factoren een

succesvolle steunregeling voor groene stroom is die terzelfder tijd perfect aansluit bij de nieuwe

marktprincipes. Er zijn daarentegen nog altijd een aantal werkpunten, het feit dat de

steunregeling in principe ‘technologie-neutraal’ is creëert een bepaalde onzekerheid voor

potentiele investeerders. Om te beslissen om al dan niet als bieder deel te nemen, moet het risico

van niet succesvol te zijn in de tender worden meegerekend. Deze masterproef zal de SDE+-

regeling evenwel niet verder behandelen, maar wanneer de Vlaamse Regering aldus een nieuwe

steunregeling voor groene stroom zal invoeren, kan zij een blik werpen op deze Nederlandse

steunregeling voor groene stroom.

4. Conclusie

321. Naar aanleiding van de Staatssteunrichtsnoeren die stelden dat vanaf 1 januari 2017

lidstaten moeten gaan ‘tenderen’ bij het invoeren van nieuwe steunregelingen en de recent

goedgekeurde Compromistekst die feed-in tariffs impliciet uitsluit, moet een goede

steunregeling de vorm hebben van een tenderprocedure die sliding feed-in premiums veilt. Het

631 P. NOOTHOUT en T. WINKEL, Auctions for Renewable Energy Support in the Netherlands: Instruments and

lessons learnt, AURES, maart 2016, p. 12-16. 632 De reden achter de keuze voor een tenderregeling was om duurzame energie in Nederland te realiseren tegen

de laagst mogelijke kosten, projecten zouden concurreren op prijs.

Page 154: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

154

is evenwel belangrijk op te merken dat los van elke theoretische vergelijking van instrumenten,

veel afhangt van de vormgeving van het instrumentarium in de praktijk. Zo kan een theoretisch

optimaal instrument dat slecht werd vormgegeven in de praktijk slechter functioneren dan een

minder optimaal instrument dat wel goed werd vormgegeven633. De prestaties van de

instrumenten zijn eveneens sterk afhankelijk van de omstandigheden of situatiekenmerken. Dat

impliceert ook dat instrumenten moeten kunnen veranderen en vervangen moeten kunnen

worden, “als de jas niet meer past”634. Geconcludeerd kan worden dat een juist

systeemontwerp cruciaal is voor een goede werking van iedere steunregeling voor groene

stroom. Andere belangrijke kenmerken voor een kostenefficiëntie steunregeling zijn onder

andere wettelijke verbintenissen op lange termijn, flexibele ondersteuningsregelingen,

transparantie, geplande evaluatieperioden en implementatie van

kostenbeheersingsmechanismen, alsmede het tot stand brengen van

samenwerkingsmechanismen en harmonisatie635.

TITEL II. Evaluatie van de call groene warmte

322. Ten slotte behandel ik in deze masterproef de evaluatie van de call groene warmte. Aan

de hand van reeds gemaakte evaluaties en specifieke aanbevelingen van instanties en

belangengroep(en) wordt gepoogd een evaluatie te maken van de Vlaamse call anno 2018.

Daarnaast wordt er kort stilgestaan bij het voorstel tot verdere optimalisatie van de call groene

warmte waaraan momenteel op Vlaams niveau wordt gewerkt.

1. Multi-criteria tenderprocedure

323. De call groene warmte is zoals supra reeds aangehaald een investeringssteun in de vorm

van een tendersysteem. Het betreft een multi-criteria tender, waarbij de toekenning van een

steunbedrag afhankelijk is van een evaluatie van verschillende criteria. Het is namelijk niet zo

633 Cf. A. Verbruggen over feed-in vs. GSC: “We conclude that both types of support schemes have their strengths

and weaknesses, which depend to some extent on design and implementation. Ultimately, the choice between these

systems is a political one, and each system can be made to function well or can be designed ineffectively. Each

system can also be designed to help overcome its perceived weaknesses. For instance, feed-in tariffs can decline

over time and thus introduce an incentive for cost reduction. In the same way, the design of obligation systems can

be further refined to include technology tiers in order to create submarkets with more homogenous supply curves

and therefore reduce excess profits.”, uit A. VERBRUGGEN, “Tradable green certificates in Flanders (Belgium)”,

Energy Policy Vol. 32 (2004), nr. 2, 165-176. 634 SERV Rapport Hernieuwbare energie, DEEL 1: HE-Fundamentals, Hoofdstuk 5: Hoe kan een HE-beleid er uit

zien?, 6 april 2001, p. 18. 635 Werkdocument Comm. 5 november 2013, “European Commission guidance for the design of renewables

support schemes accompanying the document Communication from the Commission: Delivering the internal

market in electricity and making the most of public intervention” (SWD(2013) 439 final).

Page 155: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

155

dat het ingediende project met de laagste in aanmerking komende kosten hoe dan ook de steun

zal toegekend krijgen. Er zijn zoals besproken in titel IV van DEEL I in deze masterproef nog

overige criteria waaraan de principe-aanvraag bij de call groene warmte moet voldoen.

324. In randnummer 312 werden reeds mogelijke criteria die een tenderprocedure kan

hanteren in 10 verschillende categorieën opgedeeld. Ook het ontwerp van de Vlaamse call

groene warmte omvat een aantal criteria uit deze verschillende categorieën, waarvan de meeste

reeds in de randnummers 105-115 werden besproken. Ten eerste (geschiktheid van de

hernieuwbare energietechnologieën) is de call groene warmte een technologie-specifieke

tender. De call groene warmte verleent geen steun aan energie opgewekt uit iedere soort

hernieuwbare energiebron, alleen energie opgewekt via de hernieuwbare energiebronnen uit de

vier verschillende calls komen in aanmerking. Ten tweede (prijsregels en prijscaps) is er geen

uniform steunbedrag, de steun wordt namelijk toegepast op het aanvaarde percentage van de in

aanmerking komende kosten en het maximum aan te vragen steunpercentage hangt af van het

type investering en de grootte van de onderneming(of andere aanvragers). Daarnaast legt de

Vlaamse overheid per gelanceerde call vast welk maximumbedrag aan steun er per

hernieuwbare energiebron (biomassa, biomethaan,…) voorzien is. Ten derde (participatie

criteria) kan er alleen maar steun verleend worden aan installaties gelegen in het Vlaamse

Gewest en indien de aanvrager een onderneming is moet zij ook voldoen aan de voorwaarden

bepaald in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Ten vierde (prekwalificatie criteria)

kan alleen steun verleend worden indien het project de nodige vergunningen heeft verkregen.

Ten vijfde (selectie criteria) stelt de call groene warmte bepaalde vereisten aan de installatie en

de grondstof.

325. Principe-aanvragen die aan de voorwaarden voldoen en op tijd zijn ingediend, worden

binnen hun categorie (groene warmte, restwarmte en biomethaan) gerangschikt tot het budget

is uitgeput. Dat gebeurt op basis van het aangevraagde steunpercentage. Hoe lager het

percentage, hoe hoger de projecten gerangschikt worden636. Zo zijn er in totaal, met

uitzondering van de recentste call, reeds 53 projecten ingediend, waarvan er 39 in uitvoering

zijn. Hoewel de call groene warmte volgens Vlaams Minister van Energie meneer B.

Tommelein voldoende kwalitatieve projecten oplevert, betekent dit evenwel niet het

steunmechanisme reeds optimaal functioneert637. Er werden reeds door verschillende instanties

636 Art. 7.4.1., 7.5.1. en 7.6.1. Energiebesluit. 637 Vr. en Antw. Vl. Parl., Vr. nr. 191, 5 maart 2018 (A. GRYFFROY, antw. B. TOMMELEIN).

Page 156: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

156

optimalisaties aanbevolen, en ook het VEA, die de call tweejaarlijks evalueert, heeft een aantal

aanbevelingen uitgewerkt.

2. Aanbevelingen voor optimalisatie van de call

2.1. Het Vlaams Energieagentschap

326. Volgens het VEA zou een ideaal ondersteuningssysteem pluspunten moeten geven aan

projecten die warmtecascadering toepassen. Wanneer een afvalverbrandingsinstallatie steun

aanvraagt, zou een verplicht advies van OVAM de zekerheid bieden dat prioriteit gegeven

wordt aan hoogwaardige toepassingen van biomassa. Aanvragers zouden volgens het VEA ook

moeten nadenken over de toekomstbestendigheid van groene warmteprojecten: wat doe je bij

een verschuiving naar een circulaire economie, als er minder afval te verbranden valt? Is het

project daarop voorzien? Het VEA wil zich tevens ook buigen over de effectieve CO2-

besparing van groene warmteprojecten: een objectieve berekeningsmethode zou de beste

projecten het meest belonen638.

2.2. SERV advies in samenwerking met de Minaraad

327. De SERV heeft reeds in 2011 uit het advies “groene warmte” een aantal aanbevelingen

geformuleerd639. De volgende aanbevelingen zijn anno 2018 nog steeds toepasbaar. In dat

advies vroegen de raden om:

• de omvang van de steun zoveel mogelijk aansluit bij de onrendabele top van het

individuele project;

• werk te maken van de aangekondigde aanvullende steun voor kleinere projecten (< 1

MWth) die buiten het toepassingsgebied van het callsysteem vallen;

• regelmatig te toetsen of de steun via de call aansluit bij de gevraagde

warmtebeleidsvisie. Het beleid wordt dan bijgesteld indien blijkt dat bepaalde

projecttypes, projectgroottes of projecttoepassingen die wel passen in de gevraagde visie

onvoldoende in het callsysteem aan bod komen. Indien uit de evaluatie blijkt dat

bepaalde gewenste projecttypes, projectgroottes of projecttoepassingen onvoldoende in

het callsysteem aan bod komen, moeten verschillende mogelijkheden onderzocht en

eventueel geïmplementeerd worden die – al dan niet gecombineerd - toelaten om de

638 B. CLARYSSE, Nieuwe steunregeling groene warmte mist ambitie, Bond Beter Leefmilieu (online), 16 februari

2018. 639 SERV advies, Advies groene warmte, SERV en Minaraad, 30 september 2011,

https://www.serv.be/sites/default/files/documenten/SERV_ADV_20110930_groenewarmte_0.pdf.

Page 157: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

157

ondersteunde mix grote warmteprojecten te laten overeenkomen met de uitgezette

warmtebeleidsvisie. Dat kan door een aanpassing van de afbakening van de voor de call

in aanmerking komende projecten of door een wijziging van de projectselectie door het

callsysteem640.

2.3. Kelvin Solutions in opdracht van Bond Beter Leefmilieu

328. Onderstaand heeft ook Kelvin Solutions aanbevelingen en bedenkingen geformuleerd

om het beleidssucces van de call groene warmte in de toekomst toe te consolideren, in lijn met

de opgenomen paragrafen van het Warmteplan 2020641:

• In overleg met het betrokken VEA kan overwogen worden om af te stappen van het

callsysteem en in te stappen op een systeem waar doorlopend aanvragen kunnen

ingediend. Dit laat ontwikkelaars van duurzame warmte toe om korter op de bal te

spelen en sneller zekerheid te verkrijgen. Dit kan de goede voortgang van projecten

ondersteunen.

• In de call zijn verschillende beperkingen voor de mogelijke steun parallel opgenomen

(een maximaal steunpercentage, een maximale absoluut bedrag per project, een

begrenzing van bereikte rentabiliteit). Dit werpt onnodige drempels op. Een maximaal

steunpercentage in lijn met de Europese regels gecombineerd met een begrenzing tot de

overbrugging van de onrendabele top zijn te verdedigen, maar zouden moeten volstaan.

Het maximale ondersteunde bedrag per project kan daarbij vervallen.

• De huidige steunregeling biedt geen oplossing voor warmtenetten die zouden moeten

opstarten zonder dat er onmiddellijk een duurzame warmtebron voor handen is.

Bijgevolg dreigt het risico dat sommige warmtenetten alsnog niet worden uitgevoerd

maar die toch vanuit toekomstperspectief zinvol zijn.

• An sich is het een goede suggestie om het toepassingsgebied van de steunregeling uit te

breiden tot een technologieneutrale steunregeling.

• Naast een verruiming van het toepassingsgebied van in aanmerking komende

investeringen valt het aan te raden om de minimale vermogensdrempels te verlagen op

640 SERV Advies, Advies BVR groene warmte en diepe geothermie, Brussel, 28 mei 2015, p. 5-8,

http://www.serv.be/sites/default/files/documenten/SERV_Minaraad_20150528_geothermie_ADV.pdf. 641 W. CYX, Studieopdracht: naar een vergroening van de warmtevoorziening voor huishoudens in Vlaanderen,

Kelvin Solutions in opdracht van Bond voor Beter Leefmilieu, 12 september 2017, p. 116-117,

https://www.bondbeterleefmilieu.be/sites/default/files/files/studie-

_naar_een_vergroening_van_de_warmtevoorziening_voor_huishoudens_in_vlaanderen_def.pdf.

Page 158: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

158

basis van nadere studie. Momenteel liggen deze drempels voor sommige projecttypes

te hoog.

3. Verwachte voorstel tot optimalisatie

329. Op Vlaams niveau wordt er deze zomer, anno 2018, een voorstel uitgewerkt tot

aanpassing van de call groene warmte642 op basis van de evaluatie van de call groene warmte

beschreven in het Warmteplan643 en de supra beschreven aanbevelingen. Het verwachte

voorstel tot optimalisatie van de call groene warmte zou alvast inhouden644 dat de vier huidige

‘schotten’ of ‘calls’ (groene warmte uit biomassa, groene warmte uit aardwarmte, restwarmte

en biomethaan) omgevormd worden naar drie nieuwe ‘calls’. Het eerste ‘schot’ zou dienen voor

projecten rond groene warmte, ongeacht de warmtebron, met inbegrip van de productie van

biomethaan. Het tweede ‘schot’ zou enkel worden gelanceerd voor projecten die steun

aanvragen voor restwarmte aangezien dit soort projecten een reeds bestaande installatie

investeringssteun zou geven. Het derde en laatste ‘schot’ zou voorzien worden voor steun aan

projecten die een warmtenet installeren zonder dat hieraan een installatie is gekoppeld,

bijvoorbeeld voor de ‘ruggengraat’ van een warmtenet waaruit meerdere kleine warmtenetten

vertrekken. Het voorstel zou tevens de gerealiseerde CO2-reductie gebruiken als toetssteen voor

de toekenning van de overheidssteun binnen de call bij de productie van groene warmte uit

biomassa. Mevr. Van Maris verzekerde mij ten slotte ook dat er bij de hervormde call groene

warmte inversteringssteun verleend kan worden aan biomassa-installaties van 300 kWth tot en

met 1 MWth. Dit betekent een uitbereiding van de call groene warmte aangezien de huidige

call enkel investeringssteun voorziet voor projecten met een vermogensgrens van meer dan

1MWth. Kort samengevat, zou het voorstel aanpassingen bevatten omtrent de omvorming en

uitbereiding van het toepassingsgebied en zou er tevens een toetssteen ingevoerd worden voor

de toekenning van steun bij de productie van groene warmte uit biomassa. Het verwachte

voorstel tot verdere optimalisatie zou aldus vele aanbevelingen opvolgen uit de studie gemaakt

door Kelvin Solutions.

330. De overgenomen aanbevelingen in het verwachte voorstel uit de studie gemaakt door

Kelvin Solutions zijn naar mijn mening goede aanbevelingen. Zo is het verlagen van de

642 Dit voorstel is onder meer gebaseerd op pijnpunten van de huidige call groene warmte die aangehaald werden

in het Warmteplan van de Vlaamse Overheid.

643 Nota van de Vlaamse Regering (B. TOMMELEIN) “Conceptnota Warmteplan 2020”, Parl.St. Vl.Parl. 2016-

17, nr.1196/1, 7. 644 Gesprek met mevr. Kelsey Van Marris, kabinetsmedewerker van meneer Bart Tommelein, 27 april 2018.

Page 159: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

159

vermogensdrempel een goed idee om het toepassingsgebied te verruimen. Ook de aanbeveling

om het toepassingsgebied van de steunregeling uit te breiden tot een technologieneutrale

steunregeling wordt deels gevolgd in het verwachte voorstel door de invoering van het eerste

‘technologie-neutrale schot’. Onder de huidige call stelt zich namelijk het probleem dat

wanneer een installatie wel groene warmte levert maar niet valt onder de technologieën

beschreven in de huidige call groene warmte geen steun kan verkrijgen. Met de invoering van

dit eerste ‘schot’ zouden innovatieve warmteprojecten zoals zonneboilers, warmtepompen en

concentrerende zonnecollectoren ook steun kunnen verkrijgen. Het derde en laatste ‘schot’ dat

voorzien is voor steun aan projecten die een warmtenet installeren zonder dat hieraan een

installatie is gekoppeld, voldoet ook aan de aanbeveling vooropgesteld door de studie van

Kelvin Solutions. De effectieve CO2-besparing van warmteprojecten voorgelegd door het VEA

wordt ook overgenomen in het verwachte voorstel en dit is mijns inziens een heel goede

beslissing.

331. Niet alle aanbevelingen uit de Kelvin Solution studie worden overgenomen door het

verwachte voorstel. Zo zal er door de Vlaamse regelgever niet overwogen worden om af te

stappen van het callsysteem en in te stappen op een systeem waar doorlopend aanvragen kunnen

ingediend worden. Dit lijkt mij een logische beslissing, indien men met doorlopende aanvragen

zou werken kan men geen rangschikking meer maken op basis van kostenefficiëntie, maar enkel

op basis van wie het eerste een aanvraag indient. Daarnaast zou het voorstel niet inhouden dat

het maximale ondersteunde bedrag per project kan vervallen, ook dit lijkt mij een goede

beslissing aangezien de Vlaamse Regering voornamelijk de intentie heeft om ook kleinere

investeerders een kans te geven op steun.

4. Conclusie

332. Concluderend kan men stellen dat de huidige call groene warmte een succesvolle

steunmaatregel is, maar er nog veel ruimte is voor verdere optimalisatie. Zo is het maximale

voorziene budget bijvoorbeeld nog nooit overschreden. Het valt aldus aan te raden om naast

een verruiming van het toepassingsgebied van in aanmerking komende investeringen ook de

minimale vermogensdrempels te verlagen. Het verwachte voorstel tot verdere optimalisatie

bevat vele van de supra voorziene aanbevelingen van het VEA, de SERV en Kelvin Solutions.

Naar mijn mening zijn deze gevolgde aanbevelingen goede optimalisaties, en lijkt het

verwachte voorstel een goede zaak voor nieuwe investeerders van groene-warmteprojecten.

Page 160: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

160

DEEL IV. SLOTBESCHOUWINGEN

333. Na de evaluatie van de besproken ondersteuningsmechanismen voor groene stroom kan

geconcludeerd worden dat meerdere factoren belangrijk zijn voor een goede werking van deze

steunregelingen. Ten eerste is een zorgvuldig systeemontwerp cruciaal. De ervaring die andere

lidstaten hebben met bepaalde soorten ondersteuningsmechanismen voor groene stroom kan

een leidraad vormen voor Vlaanderen bij het invoeren van een nieuwe steunregeling voor

groene stroom. Het is evenwel belangrijk op te merken dat los van elke theoretische vergelijking

van instrumenten, veel afhangt van de vormgeving van het instrumentarium in de praktijk. De

prestaties van steunregelingen zijn eveneens sterk afhankelijk van de landen-of regio specifieke

omstandigheden.

334. Een zorgvuldig systeemontwerp is vervolgens niet mogelijk zonder dat de nationale

regelgevers op de hoogte zijn van mogelijke juridische beperkingen van

ondersteuningsmechanismen voor groene stroom. De HERL voorziet dat lidstaten expliciet de

mogelijkheid hebben om ondersteuningsmechanismen aan te nemen in de vorm van onder meer

leningen, aandelenfondsen, feed-in-tarieven, premies en certificaatregelingen. Deze nationale

steunregelingen hadden evenwel vaak een territorialiteitsbeperking. Een lange tijd was het

onduidelijk of deze steunregeling verenigbaar waren met het vrije verkeer van goederen. Het

Hof van Justitie bracht met haar beslissing in de Ålands Vindkraft zaak uiteindelijk

duidelijkheid op welke gronden de steunregelingen met territorialiteitsbeperking verenigbaar

wel verklaard kunnen worden met de interne markt. Daarnaast moeten lidstaten rekening

houden op welke wijze deze nationale steunregelingen verboden staatssteun kunnen inhouden

op grond van artikel 107 VWEU. Indien zij toch staatssteun uitmaken legt de Commissie de

verschillende nationale steunregelingen langs de lat van de Staatssteunrichtsnoeren. De

voorlopige goedkeuring van het Voorstel op 27 juni 2018 betekent een verdere inperking van

de vrijheid die nationale overheden hebben bij het opstellen van ondersteuningsmechanismen

voor groene stroom. Zo worden voor het eerst marktprincipes vastgelegd en worden lidstaten

verplicht een deel van hun steunregelingen voor hernieuwbare energie open te stellen voor

andere lidstaten. Het is belangrijk dat de Vlaamse regelgever bij het invoeren van een nieuwe

steunregeling voor groene stroom deze nieuwe principes in acht neemt.

335. Een andere belangrijke factor voor de goede werking van een steunregeling voor groene

stroom is om tijdig aanpassingen door te voeren aan een bestaande steunregeling indien deze

Page 161: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

161

foutief functioneert. De nationale overheden moeten steunregelingen kunnen veranderen en

vervangen “als de jas niet meer past” .

336. Ten slotte kan opgemerkt worden dat niet alleen goed ontworpen steunregelingen

bijdragen tot een grotere productie van groene stroom, ook een duidelijk en coherent Vlaams

hernieuwbaar energiebeleid is van belang. Het is belangrijk dat investeerders van groene stroom

de waarde van de beleidsteksten weten en of een verandering van legislatuur geen verandering

van het hernieuwbare energiebeleid met zich meebrengt.

Page 162: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

162

LITERATUUR

BOEKEN

➢ BOLLEN, A., VAN HUMBEECK, P. en LAMOTE, A., Energie voor een groene economie –

Boekdeel 1: Hernieuwbare energie: hoe en waarom?, Gent, Academica Press, 2011, 245 p.

➢ JOHNSTON, A. en BLOCK, G., EU Energy Law, Oxford University Press, 2012, 466 p.

➢ WOERDMAN, E., ROGGEKAMP, M. en HOLWERDA, M., Essential EU Climate law,

Cheltenham (UK) en Northhampton (USA), Edward Elgar Publishing, 2015, 320 p.

➢ BACON, K., European Union Law of State Aid, Oxford, Oxford University Press, 2013, 688 p.

➢ BACON, K., European Union Law of State Aid, Oxford, Oxford University Press, third edition

2017, 704 p.

➢ DERIDDER, L., Handboek Gas- en Elektriciteitsliberalisering, Antwerpen, Intersentia, 2003,

631 p.

➢ HANCHER, L., OTTERVANGER, T. en SLOT, P., EU State Aids, London, Sweet & Maxwell,

2012, 4th edition, 1284 p.

➢ DE SADELEER, N., EU Environmental Law and the Internal Market, Oxford: Oxford

University Press, 2014, 560 p.

➢ BIGERNA, S., BOLLINO, C. en MICHELI, S., The Sustainability of Renewable Energy in

Europe, Springer, Heidelberg New York Dordrecht London, 2015, 194 p.

BIJDRAGEN IN VERZAMELWERKEN

➢ JOHNSTON, A. en VAN DER MAREL, E., “How Binding are the EU’s ‘Binding’ Renewables

Targets” in ARMSTRONG, K., Cambridge Yearbook of European Legal Studies Vol. 18,

Cambridge, Cambridge University Press, 2016, 478 p.

➢ BANET, C., “Chapter IV. The Paris Agreement to the UNFCC: underlying dynamics and

expected consequences for the energy sector” in ROGGENKAMP, M. en BANET, C. (eds.),

European Energy Law Report Volume XI, Cambridge – Antwerp – Portland, Intersentia, 2017,

345 p.

➢ JONES, C., “A zero carbon energy policy for Europe: the only viable solution” in JONES, C.

(eds.), EU Energy Law. Volume III - Book Three. The European Renewable Energy Yearbook,

Leuven, Claeys & Casteels, 2010, 282 p.

➢ DEWAELE, F., “Hernieuwbare energie en rationeel energieverbruik anno 2013: in varietate

concordia?” in DEKETELAER, K. en DELVAUX, B. (eds.), Jaarboek energierecht 2013,

Antwerpen, Intersentia, 2014, 332 p.

Page 163: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

163

➢ DEWAELE, F. en NIJS, K., “Recente ontwikkelingen in het Vlaamse energierecht anno 2015:

when the chicken come home to roost?” in DEKETELAERE, K. en DELVAUX, B. (eds.),

Jaarboek Energierecht 2015, Antwerpen, Intersentia, 2016, 288 p.

➢ DEWAELE, F., “Recente ontwikkelingen in het Vlaamse energierecht anno 2016. 'Petit à petit,

l'oiseau fait son nid’” in DEKETELAERE, K. en DELVAUX, B. (eds.), Jaarboek Energierecht

2016, Antwerpen, Intersentia, 2017, 280 p.

➢ DEWAELE, F., “Recente ontwikkelingen in het Vlaamse energierecht anno 2017” in

DEKETELAERE, K. en DELVAUX, B. (eds.), Jaarboek Energierecht 2017, Antwerpen,

Intersentia, 2017, 220 p.

➢ VANDENDRIESSCHE, F., “Hoofdstuk I - Energie & Energiebeleid” in

VANDENDRIESSCHE, F. (ed.), Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017,

300 p.

➢ VANDENDRIESSCHE, F., “Hoofdstuk II - De bevoegde regelgevers voor het energierecht” in

VANDENDRIESSCHE, F. (ed.), Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017,

300 p.

➢ VERHEVEN, I., “Electricé et gaz” in X, Répertoire pratique du droit belge. Législation,

Doctrine et Jurisprudence. Complément, Tome, Dixième, Brussel, Bruylant, 2007, 534 p.

➢ GENAR, J., “Groenestroomcertificaten” in BAETEN, J., Milieuheffingen en-subsidies 2014-

2015, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium, 2014, 541 p.

➢ WILLEMS, J., “Hoofdstuk VIII – Hernieuwbare energie: mogelijkheden en beperkingen” in

D’HAESELEER, W. (ed.), Energie vandaag en morgen – Beschouwingen over

energievoorziening en- gebruik, Leuven, Acco, 2005, 292 p.

➢ DEKETELAERE, K. en DELVAUX, B., “Energie en staatssteun: de nieuwe richtssnoeren

inzake staatssteun voor milieubescherming en energie 2014-20” in DEKETELAERE, K. en

DELVAUX, B. (eds.), Jaarboek Energierecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2017, 332 p.

➢ DERIDDER, L. en VERMEIR, T., “Deel IV. Staatsrecht – hoofdstuk 4. Bevoegdheidsverdeling

inzake energie” in DEKETELAERE, K. (ed.), Handboek Milieu- en Energierecht, Brugge, Die

Keure, 2006, 1801 p.

➢ DERIDDER, L., “Het energiebeleid” in VAN HAEGEDOREN, G. en SEUTIN, B. (eds.), De

bevoegdheidsverdeling in het federale België, Brugge, Die Keure, 2000, 167 p.

➢ LADEFOGED, N., “Definitions of renewable energy” in HODSON, P., JONES, C. en VAN

STEEN, H. (eds.), EU Energy Law. Volume III – Book one – Renewable Energy Law and Policy

in the EU, Leuven, Claeys & Casteels, 2010, 372 p.

➢ RIBBERS, P., “Nationale regelingen inzake groenestroomcertificaten en de Europese Unie” in

GOLDSTEIN, S., BEEMSTER, H., VAN GANZEN, N. en SMIT, C. (eds.), Recht en duurzame

ontwikkeling, Apeldoorn-Antwerpen, Maklu, 2016, 188 p.

Page 164: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

164

➢ SURYAPRATIM, R., “Chapter III. Distributive choices in urgenda and EU climate law” in

ROGGENKAMP, M. en BANET, C. (eds.), European Energy Law Report Volume XI,

Cambridge – Antwerp – Portland, Intersentia, 2017, 345 p.

➢ VAN KERCKHOVEN, S., “Groene warmte” in DEKETELAERE, K. en DELVAUX, B. (eds.),

Jaarboek Energierecht 2011, Antwerpen, Intersentia, 2012, 294 p.

➢ DERUYTTER, T., “Hoofdstuk IX- Hernieuwbare energiebronnen” in VANDENDRIESSCHE,

F. (ed.), Energierecht in België en Vlaanderen, Brussel, Larcier, 2017, 300 p.

➢ DERUYTTER, T. en GELDHOF, W., “Legal Issues Concerning the Decentralised Energy

Production Investment Climate: Subsidies, Tariffs and Priority Access and Dispatch” in

DELVAUX, B., HUNT, M. en TALUS, K. (eds.), EU Energy Law and Political Issues Vol. IV,

Cambridge – Antwerp – Portland, Intersentia, 2014, 360 p.

➢ VERMEIR, T., “De (ijdele) zoektocht naar rechtszekerheid voor hernieuwbare energie” in

DEKETELAERE, K. en DELVAUX, B. (eds.), Jaarboek Energierecht 2012, Antwerpen,

Intersentia, 429 p.

➢ VERMEIR, T., “Het Energiebeleid” in SEUTIN, B. en VAN HAEGENDOREN, G. (eds.), De

bevoegdheden van de gewesten, Brugge, die Keure, 2016, 520 p.

TIJDSCHRIFTEN

➢ JOHNSTON, A., KAVALI, A. en NEUHOFF, K., “Take-or-pay contracts for renewables

deployment”, Energy Policy 36 2008, nr. 7, 2481-2503.

➢ VAN DE VIJVER, A., “Turteltaks”, TFR 2016, nr. 497, 1.

➢ VERBRUGGEN, A., “Tradable green certificates in Flanders (Belgium)”, Energy Policy Vol.

32 2004, nr. 2, 165-176.

➢ VERBRUGGEN, A. en LAUBER, V., “Basic concepts for designing renewable electricity

support aiming at a full-scale transition by 2050”, Energy Policy 37 2009, nr. 12, 5732-5743.

➢ SOETE, A., “Het Paris Agreement: one giant leap for mankind, one small step for climate?”,

MER 2016, afl. 2, 125-137.

➢ DELVAUX, B., “Editoraal: Energiepact anno 2018: wel, niet, wel, niet, ... wel?”, MER 2017,

nr. 4, 1.

➢ DELAGAYE, C. en CHELLINGSWORTH, T., “Hernieuwbare energie in een maalstroom van

staatssteuncriteria: Groene stroom in de slagschaduw van “Vent De Colère!”, MER 2015, nr. 1,

17-28.

➢ VERMEULEN, C., “Steun voor groene warmte”, MER 2016, nr. 3, 260.

➢ VANHERCK, D. en DEVLIES, B., “Steunregelingen voor de productie van hernieuwbare

energie: de Europese Commissie trekt het laken verder naar zich toe”, MER 2017, nr. 4, 262.

Page 165: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

165

➢ VERHOEVEN, D., “Europese validering van de ‘territorialiteit’ van groenestroomcertificaten:

een vermeden ramp, enkele zware gevolgen en een gemiste kans” (noot onder Hof van Justitie

van de EU (Grote Kamer) 1 juli 2014, C-573/12), MER 2015, nr. 1, 63.

➢ BROUWERS, E. en VERANNEMAN, B., “OPINIE De vlucht van CO2 en zijn prijs: een

perspectief vanuit de verwerkende industrie”, MER 2015, afl. 2, 126.

➢ DEWAELE, F., “De ondersteuning van hernieuwbare energie in het Vlaamse Gewest: het

groenestroomcertificatensysteem”, Tijdschrift voor Milieurecht 2006, 511.

➢ DEWAELE, F., “Het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel houdt op zich geen recht in op

in de tijd onveranderlijke steun”, TNRI 2014, afl. 2, 283.

➢ TOMAT, F., “State Resources and Imputability to the State: A Clarification on the Scope of the

Pearle Judgment?” (noot onder HvJ 30 mei 2013, C-677/11), ESTAL 2014, afl. 3, (540) 545-

546.

➢ VANISTENDAEL, F., “Discriminatie en de Turteltaks”, AFT 2016, afl. 3, 3.

➢ VEDDER, H., “Groene stroom en de Europese interne markt: het recht inzake staatssteun en

het vrij verkeer van goederen en de Europese rechtsvorming”, Tijdschrift voor Europees en

economisch recht 2015, nr. 63 (7/8), 332.

➢ BRINKMAN, I. en HUURNINK, P., “Hof van Justitie sauveert nationale steunregeling inzake

duurzame elektriciteit”, Nederlands Tijdschrift voor Europees Recht 2014, afl. 9, 5.

➢ BAMS, K., “Feed-intarieven en groenestroomcertificaten ter stimulering van de

elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen”, MER 2011, nr. 2, 91.

➢ KULOVESI, K., MORGERA, E. en MUÑOZ, M., “Environmental integration and multifaceted

international dimensions of EU law: Unpacking the EU’s 2009 climate and energy package”,

Common Market Law Review 2011, nr. 3, 829–891.

➢ DE DEYNE, L., “Geeft het Grondwettelijk Hof de transmissienetbeheerder een financiële

aderlating?” (noot onder Grondwettelijk Hof 30 oktober 2012, nr. 135/2012), MER 2013, nr. 1,

24.

➢ HOPPENBROUWERS, M., “Actualia wetgeving en beleid: Recente ontwikkelingen op het

gebied van milieu- en energierecht in België”, MER 2013, nr. 3, 219.

➢ HOPPENBROUWERS, M., “Actualia wetgeving en beleid: Recente ontwikkelingen op het

gebied van milieu- en energierecht in België”, MER 2014, nr. 1, 80.

➢ EL KASMIOUI, O., VERBRUGGEN, A. en CEULEMANS, R., “The 2013 reforms of the

Flemish renewable electricity support: Missed opportunities”, Renewable Energy 83 2015, 908

– 910.

➢ AERTGEERTS, P., “De Europese Unie en de strijd tegen klimaatverandering”, Jura Falc.

2014-15, nr. 1, 43.

➢ MENANTEAU, P., FINON, D. en LAMY, M., “Prices versus quantities: choosing policies for

promoting the development of renewable energy”, Energy Policy 31 2003, nr. 8, 799-812.

Page 166: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

166

➢ GAASBEEK, P. en VAN DEN SANDEN, M., “Richtsnoeren milieu-en energiesteun 2014-

2020: Op zoek naar de balans tussen steun en marktwerking bij hernieuwbare energie”,

Nederlands Tijdschrift voor Energierecht 2014, nr. 5/6, 185.

➢ DE BANDT, P. en DEWISPELAERE, J., “Veel wind, weinig te malen? Een kritische analyse

van de gevolgen van de arresten Ålands Vindkraft en Essent Belgium voor de voltooiing van de

interne energiemarkt”, TRNI 2015, afl. 1, 26.

➢ DE BANDT, P. en DEWISPELEARE, J., “Wat is staatssteun, wanneer is de steun onrechtmatig

en wie draagt de risico’s? Een praktijkgerichte terreinverkenning aan de hand van de rechtspraak

van het Hof van Justitie”, RW 2017-18, nr. 2, 43.

➢ PEIFFER, Q., “La régionalisation des tarifs de distribution d’énergie”, RDIR 2014, 405.

➢ HAAS, R., PANZER, C., RESCH, G., RAGWITZ, M., REECE, G. en HELD, A., “A historical

review of promotion strategies for electricity from renewable energy sources in EU countries”,

Renew. Sust. Energ. Rev. 15 2011, nr. 2, 1003-1034.

➢ HAAS, R., RESCH, G., PANZER, C., BUSCH, S., RAGWITZ, M. en HELD, A., “Efficiency

and effectiveness of promotion systems for electricity generation from renewable energy

sources - Lessons from EU countries”, Energy 36 2011, nr. 4, 2186-2193.

➢ BROUWERS, S., “De klimaatvoornemens voor 2017: het Vlaamse Klimaat- en Energiepact

van 1 december 2016”, MER 2017, nr. 1, 1.

➢ CEULEMANS, S. en VAN THUYNE, G., “Implementering van de richtlijn hernieuwbare

energie in België”, Cah.jur. 2010, afl. 4, 83.

➢ CISNA DE UGARTA, S. en RAT, D., “Beyond Preussen-Elektra? - EU State Aid and the

Promotion of Renewable Energy”, ENLR 3 2014, 253.

➢ DIELEMANS-GOOSSENS, S. en JANSSENS, J., “De nieuwe richtsnoeren staatssteun

milieubescherming en energie”, M&M (Markt en mededinging) 2014, nr. 5, 173.

➢ VAN HEES, S., “Ålands Vindkraft (C-573/12): Conflict tussen het vrij verkeer van goederen

en de bevordering van duurzame energie”, Nederlands Tijdschrift voor Energierecht 2014, afl.

5/6, 212.

➢ SCHULZ, T. en LOSCH, R., “The proposal for a recast Renewable Energy Directive”, TNRI

2017, afl. 1, 15.

➢ GELDHOF, W. en DEGREEF, C., “Nettarieven voor elektriciteit en gas: beginselen en

rechtskader”, TRNI 2014, afl. 2, 156-172.

➢ GELDHOF, W., “Waar is dat Energiepact?”, MER 2016, nr. 2, 89.

➢ VANDENBRUWAENE, W., “De formele wetgever verzet zich met veel energie tegen EU

recht” (noot onder GwH 31 mei 2011, nr. 97/2011), MER 2012, 44-45.

➢ VANDENBRUWAENE, W., “Een accessoire gewestelijke tariefbevoegdheid?” (noot onder het

Grondwettelijk Hof van 13 november 2013, nr. 154/2013), MER 2015, nr. 1, 43.

Page 167: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

167

RECHTSPRAAK

Supranationaal

➢ HvJ 2 juli 1974, nr. C-173/73, ECLI:EU:C:1974:71 (Italië t. Commissie).

➢ HvJ 22 maart 1977, nr. C-78/76, EU:C:1977:52 (Steinike & Weinlig v Germany).

➢ HvJ 15 oktober 1980, nr. C-125/79, ECLI:EU:C:1980:234 (SA Roquette Frères).

➢ HvJ 10 maart 1983, nr. C-172/82, ECLI:EU:C:1983:69 (Inter-Huiles e.a.)

➢ HvJ 21 maart 1990, nr. C-142/87, ECLI:EU:C:1990:125 (Tubemeuse).

➢ HvJ 17 maart 1993, nrs. C-72/91 and C-73/91, EU:C:1993:97 (Sloman Neptun).

➢ HvJ 15 maart 1994, nr. C-387/92, ECLI:EU:C:1994:100 (Italiaans Republiek t. Commissie).

➢ HvJ 27 april 1994, nr. C-393/92, ECLI:EU:1994:171 (Gemeente Almelo e.a.).

➢ HvJ 3 februari 1997, nr. C-62176, ECLI:EU C:197718 (Jozef Strehl).

➢ HvJ 23 oktober 1997, nr. C-158/94, ECLI:EU:1997:500 (Commissie/Italië).

➢ HvJ 2 april 1998, nr. C-213/96, ECLI:EU:C:1998:155 (Outokumpu).

➢ HvJ 30 april 1998, nr. T-214/95, ECLI:EU:T:1998:77 (Vlaams Gewest t. Commissie).

➢ HvJ 27 juni 2000, nr. C-404/97, ECLI:EU:C:2000:345 (Commissie t. Portugese Republiek).

➢ HvJ 13 maart 2001, nr. C-379/98, ECLI:EU:C:2001:160 (PreussenElektra AG t. Schhleswag

AG).

➢ HvJ 13 maart 2001, nr. C-21/88, ECLI:EU:C:2001:160 (Du Pont de Nemours Italiana).

➢ HvJ, 16 mei 2002, nr. C-482/99, ECLI:EU:C:2002:294 (Franse Republiek t. Commissie).

➢ HvJ 4 oktober 2007, nr. C-457105, ECLI:EU:C:2005:576 (Schutzverband der Spirituosen

Industrie).

➢ HvJ 17 juli 2008, nr. C-206/06, ECLI:EU:C:2008:413 (Essent Netwerk Noord e.a.).

➢ HvJ 11 september 2008, nrs. C-75/05 P en C-80/05 P, ECLI:EU:C:2008:482 (Duitsland e.a.).

➢ HvJ 2 september 2010, nr. C 399/08 P, ECLI:EU:C:2010:481 (Commissie t. Deutsche Post AG).

➢ HvJ 27 september 2012, nr. T-139/09, EU:T:2012:496 (France t. Commission).

➢ HvJ 30 mei 2013, nr. C-677/11, EU:C:2013:348 (Doux Elevage and Coopérative agricole UKL-

ARREE).

➢ HvJ 19 december 2013, nr. C-262/12, ECLI:EU:C:2013:851 (Association Vent De Colère!

Fédération nationale e.a. t. Ministre de l’écologie, du développement durable, des transports et

du logement et Ministre de l’Économie, des Finances et de l’Industrie).

➢ HvJ 1 juli 2014, nr. C-573/12, ECLI:EU:C:2014:2037, (Ålands Vindkraft AB t.

Energimyndigheten).

➢ HvJ 11 september 2014, nrs. C‑204/12 - C‑208/12, ECLI:EU:C:2014:2192 (Essent Belgium nv

t. VREG).

➢ HvJ 30 juni 2016, nr. C‐270/15, ECLI:EU:C:2016:489 (België t. Commissie)

Page 168: Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom in Vlaanderen: … · 2018-11-22 · 3 DANKWOORD Verheugd leg ik u mijn masterproef “Ondersteuningsmechanismen voor groene stroom: een

168

➢ Ger.EU 10 mei 2016, nr. T-47/15, ECLI:EU:T:2016:281 (Duitsland t. Commissie).

Nationaal

➢ RvS 16 maart 2017, nr. 237.667.

➢ GwH 31 mei 2011, nr. 97/2011.

➢ GwH 12 juli 2012, nr. 89/2012.

➢ GwH 30 oktober 2012, nr. 135/2012.

➢ GwH 9 juli 2013, nr. 98/2013.

➢ GwH 13 november 2013, nr. 154/2013.

➢ GwH 23 januari 2014, nr. 8/2014.

➢ GwH 20 februari 2014, nr. 30/2014.

➢ GwH 20 maart 2014, nr. 50/2014.

➢ GwH 10 juli 2014, nr. 104/2014.

➢ GwH 4 december 2014, nr. 176/2014.

➢ GwH 22 juni 2017, nr. 83/2017.