OK Operationeel 2013 nummer 1
Transcript of OK Operationeel 2013 nummer 1
8E JAARGANG, NR. 1, MAART 2013
HanddesinfectieEllebogenwerkis achterhaald
WashandjesAlternatief voor steeldeppers
Handig én leukDigitaal portfolio
Varices Knopstrip versus invertering
Nieuw OK-complexAandachtspuntenbij het ontwerp
OK Management-katern vanaf pagina 29
Collega:Operatieassistent Sjoerd Hengst: Operatieassistent Sjoerd Hengst: ‘Mijn avonturenbloed moet ‘Mijn avonturenbloed moet gevoed blijven’gevoed blijven’
OKO0113.indd 1OKO0113.indd 1 18/02/13 15:2818/02/13 15:28
PALAMIX®
Optimaal mengen van botcement:Eenvoudig – veilig – ef ciënt*
Heraeus Kulzer Benelux BV · Postbus 986 · 2003 RZ Haarlem · Nederland · Tel.: 023 543 42 56 · www.heraeus-medical.com
PALAMIX® – eenvoudig gebruik voor alle toepassingen
* eenvoudig in slechts een paar stappen naar een homogeen en gebruiksklaar botcement
* veilig betrouwbare vacuümcontrole door vacuümindicator aan het luchtslangetje
* ef ciënt een systeem voor alle toepassingen in de gecemen-teerde prothesiologie door een keur aan kokers met verschillende afmetingen en speciale accessoireses
Leer meer over cement en cementeer
technieken op ons educatief platform
www.heraeus-palacademy.com
45943_AZ_PALAMIX_OK_Operationeel_NL.indd 1 06.02.13 09:59OKO0113.indd 2OKO0113.indd 2 18/02/13 15:2818/02/13 15:28
45943_AZ_PALAMIX_OK_Operationeel_NL.indd 1 06.02.13 09:59
Met uw badge heeft u ook toegang tot het gelijktijdige
Gratis toegang? Ga naar www.zorgtotaal.nl
Jaarbeurs Utrecht www.zorgtotaal.nl
13 - 15 maart 2013
#ztt13
Hét platform voor professionals in de zorg
Mediapartners:
OKO0113.indd 3OKO0113.indd 3 18/02/13 15:2818/02/13 15:28
Hygiëne leeft!
Mede dankzij de beruchte Zembla-uitzending in september 2012 staat het onderwerp hygiëne weer volop in de aandacht. De uitzending gaf een zeer negatief beeld van de hygiëne in ziekenhuizen, en veroorzaakte een schokgolf in Nederland. Helaas is het effect van dergelijke ‘hotnewsitems’ zeer beperkt. We schrikken even, en gaan vervolgens weer doodleuk verder met ons werk. Extra gevaarlijk is dat we van onszelf menen dat we ons uitstekend aan de hygiëneregels houden, terwijl dat in de meeste gevallen helemaal niet het geval is. We focussen ons op zaken die helemaal niet evidence-based zijn, maar gebaseerd zijn op mythes. De redactie merkt dit vaak ook aan de ingezonden brieven die we ontvangen, waar bijvoorbeeld de focus gelegd wordt op medewerkers die ‘onhygiënische’ piercings dragen, terwijl het nooit bewezen is dat die postoperatieve infecties kunnen veroorzaken.Reden voor docent operatieve zorg en technieken Paul Meijsen om in dit onderwerp te duiken en gedurende dit jaar regelmatig op dit onderwerp terug te komen. In dit nummer staat de eerste afl evering in het teken van moderne preoperatieve handdesinfectie. Om het onderwerp wat ‘luchtiger’ te maken, hebben we cartoonist/striptekenaar Jim van der Meulen bereid gevonden om de tekst te verlevendigen met illustraties.Verder zijn we erg blij met het feit dat operatieassistenten en anesthesiemedewerkers ons steeds vaker weten te vinden met eigengeschreven artikelen. Zo schreven Anne van de Wouw en Nicole van Tuijl, beiden leerling-operatieassistent in het St. Elisabeth Ziekenhuis te Tilburg, over het desinfecteren van de extremiteiten met washandjes als alternatief voor steeldeppers. En Annemarie Roos, operatieassistent Zorggroep Leveste Middenveld, locatie Bethesda Ziekenhuis Hoogeveen, schreef over het digitaal portfolio waarmee je laat zien dat je staat voor kwaliteit van zorg.Verder in dit nummer: bij patiënten met varices is operatieve behandeling van de oorzakelijke lekke beenader (VSM, vena saphena magna) soms aangewezen. Er zijn verschillende methoden om deze VSM te behandelen. Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat het inverterend verwijderen van de VSM kortetermijnvoordelen biedt boven de klassieke knopstripprocedure. Maar hoe zit het met de langetermijnresultaten van beide behandelingen?We wensen je veel leesplezier!
Menno Goosen, hoofdredacteur OK [email protected] / 020-520 60 77
Hennie Mulder, bestuurslid Media LVO en penningmeester [email protected]
Recidiefkans na
varicesbehandeling
De langetermijnresultaten van twee operatieve
varicesbehandelingen onderzocht.
Geen ellebogenwerk
voor de operatie
Moderne handdesinfectiemethodes zijn beter voor
de patiënt én voor jezelf. Houd je aan de vier A’s.
1414
2020
4 OK OPERATIONEEL MAART 2013
OKO0113.indd 4OKO0113.indd 4 18/02/13 15:2818/02/13 15:28
OK Operationeel wordt mede mogelijk gemaakt door:
Hoe ontwerp je de
OK van de toekomst?
Aandachtspunten bij het ontwerp van een
toekomstbestendige OK.
Portret Sandra
Labahn
OK-manager Sandra Labahn beziet met open
mind wat er op haar pad komt.
3434
Washand: alternatief
voor steeldepper
Extremiteiten desinfecteren met washandjes is
minder gedoe dan met steeldeppers.
1616
3030Verder in dit nummer: 4 Redactioneel
OK Operationeel
6 Nieuws
11 LVO-nieuws / informatie
12 Collega Sjoerd Hengst
26 Boeken
29 OK Management-katern
30 Portret Sandra Labahn
38 NVLO-informatie
38 Redactioneel
39 Column Ed Schoemaker
39 Colofon
Digitaal portfolio voor
OK-medewerkers
Een digitaal portfolio: handig als showcase,
en leuk om in te vullen.
1818
OK OPERATIONEEL MAART 2013 5
OKO0113.indd 5OKO0113.indd 5 18/02/13 15:2818/02/13 15:28
Tekst: Menno Goosen
Technologie rukt snel op in de
zorg. Wat even geleden nog gold als
toekomstmuziek is inmiddels realiteit
geworden. En de ontwikkelingen gaan
onverminderd voort. Zo zullen over
enkele jaren bijvoorbeeld tumoren
kunnen worden verwijderd met behulp
van ultrageluid (dus zonder te snijden)
en kan de chirurg al tijdens de operatie
zien of een biopt kankercellen bevat.
Deze opkomende technologie zal leiden
tot aanzienlijke veranderingen in de
zorg. Zo zullen ziekenhuizen zich meer
moeten gaan specialiseren en zal de
vraag naar technisch geneeskundigen
– technici die diepgaande kennis
hebben van de nieuwe zorgtechnologie
– sterk toenemen. Dat betoogt prof.
dr. Theo Ruers, hoogleraar oncologie
en chirurg bij het Nederlands Kanker
Instituut, tijdens zijn intreerede aan de
Universiteit Twente. Ruers begint zijn
oratie met een videofragment uit 1966
uit de serie ‘Star Trek’. Het fragment
speelt zich af in een operatiekamer
driehonderd jaar in de toekomst. De
meeste, destijds volkomen fictieve,
innovaties die in het fragment naar
voren komen zijn inmiddels al
werkelijkheid geworden. Denk aan PET-
en CT-scanners, lab-on-a-chipsystemen
die het bloed van een patiënt kunnen
analyseren en injecties
die zonder naald worden
toegediend. De boodschap die
Ruers met het fragment wil
uitdragen: technologie verandert
de zorg in hoog tempo, zelfs
sneller dan de makers van de
sciencefictionserie destijds
voor ogen hadden. En de
innovatie houdt daar niet op,
betoogt Ruers. Sterker nog: de
ontwikkelingen gaan sneller
dan ooit. Ruers houdt zich
op de Universiteit Twente
bezig met de ontwikkeling
van nieuwe biomedische technieken
voor de beeldvorming, diagnose en
behandeling van kanker. Zo werkt hij
bijvoorbeeld aan nieuwe instrumenten
die de chirurg in staat stellen om al
tijdens de operatie gezond weefsel
van tumorweefsel te onderscheiden.
Verder is hij onder meer bezig met de
ontwikkeling van navigatietechnologie,
gekoppeld aan CT en MRI. Hiermee ziet
de chirurg precies waar zijn scalpel zich
bevindt op een ‘landkaart’ van eerder
gemaakte beelden van het inwendige
van de patiënt. De oprukkende
technologie in de zorg zal er volgens
Ruers voor zorgen dat normale
operatiekamers plaats zullen maken
voor hybride interventieruimtes,
waar verschillende beeldvormende
technieken zoals CT-scans, 3D-echo’s
en navigatietechnologie een sleutelrol
vervullen.
Oratie: hoe technologie de zorg in hoog tempo verandert
HEEFT U NIEUWS?
Mail naar oko pera tioneel
@y-publicaties.nl
OK NIEUWS
Het actueelste
OK-nieuws vindt u op
www.oknieuws.nl
Scene uit 1966 uit de serie ‘Star Trek’. Een operatiekamer driehonderd jaar in de toekomst.
Kunstbot bruikbaar bij schisispatiënten
Gezocht: studenten en hun begeleiders
Ad de Ruiter van de Universiteit Utrecht onderzocht de
bruikbaarheid van kunstbot bij het repareren van de spleet in
de bovenkaak bij schisispatiënten. Bij deze patiënten wordt op
10- tot 11-jarige leeftijd de spleet in de bovenkaak gerepareerd
met ‘eigen’ bot. ‘Eigen’ bot nemen geeft nogal eens bijverschijn-
selen. Na een reeks onderzoeken concludeert De Ruiter dat een
speciaal soort kunstbot ook heel goed is te gebruiken.
Voor een nieuwe rubriek in OK Operationeel zijn we
op zoek naar een student en zijn/haar begeleider.
Jullie moeten het wel leuk vinden om op de cover te
komen én om geïnterviewd te worden.Tips?
Mail ons: [email protected].
6 OK OPERATIONEEL MAART 2013
OKO0113.indd 6OKO0113.indd 6 18/02/13 15:2818/02/13 15:28
In januari is de 65.000ste hartoperatie
in het St. Antonius Ziekenhuis Utrecht/
Nieuwegein uitgevoerd. Hartchirurgie
wordt al 65 jaar in het St. Antonius
uitgevoerd. De eerste gesloten hart-
operatie vond in 1948 plaats. Toen
werd het hart niet opengemaakt, maar
opereerden de chirurgen rondom het
kloppende hart. Dit noemden ze ‘cir-
cling before landing’. Halverwege de
jaren vijftig werd een openhartoperatie
mogelijk. Daarbij werd een patiënt in
een ijsbad gelegd. Onder diepe koeling
verbruiken de hersenen minder zuur-
stof en zodoende kon de bloedcirculatie
een paar minuten onderbroken worden.
Oud-cardioloog Frans Slooff blikt terug:
‘Ze hadden acht minuten de tijd om
het hart open te maken en bijvoorbeeld
een klein gaatje in het tussenschot van
de voorkamers dicht te maken. Na de
ingreep werd de borstkas van de patiënt
weer dichtgemaakt en werd de patiënt
in een warm bad gelegd tot het lichaam
weer op de normale temperatuur was.’
Met de komst van de
hart-longmachine
kon de functie van
het hart voor langere
duur worden overge-
nomen, en werden
complexere ingrepen
in het hart mogelijk.
Op 8 januari 1959 werd
de hart-longmachine
voor het eerst in het
St. Antonius Zieken-
huis toegepast. On-
danks de complicaties
die er bij de eerste ope-
raties met de hart-longmachine kwa-
men kijken, waren de wachtlijsten voor
hartoperaties lang. In 1967 bedroeg de
wachttijd zelfs een jaar. Ook was er veel
bloed van donoren nodig. Medewerkers
van het ziekenhuis gaven vrijwillig
bloed, en soms namen patiënten hun
eigen familieleden mee als bloeddonor.
Eind jaren zestig vonden er dagelijks
hartoperaties plaats en konden ook an-
dere hartafwijkingen, bypassoperaties
en ingewikkelde verrichtingen aan de
lichaamsslagader worden uitgevoerd. In
1970 werden er 176 openhartoperaties
uitgevoerd en gold het St. Antonius al
als het grootste hartcentrum van Neder-
land. In 1974 was dat aantal toegeno-
men tot 557 operaties. Zo bleef het aan-
tal openhartoperaties stijgen tot 1117
in 1980 en ruim 2000 in 2012.
65.000ste hartoperatie St. Antonius Ziekenhuis
Het hartteam van het St. Antonius Ziekenhuis Utrecht/Nieuwegein staat stil bij de 65.000ste hartoperatie.
Het Erasmus MC heeft de beschikking ge-
kregen over een zogeheten ZUT-bus. ZUT
staat voor ‘Zelfstandig Uitname Team’. De
bus, die het uiterlijk heeft van een forse
ambulance, zal de komende jaren vijf-
koppige operatieteams naar ziekenhui-
zen brengen waar op dat moment een
orgaandonor is opgenomen. Het gast-
ziekenhuis hoeft alleen een lege opera-
tiekamer beschikbaar te stellen, want
de operatieteams nemen ook hun eigen
instrumentarium mee. Het Zelfstandig
Uitname Team, bestaande uit een chi-
rurg, een assistent-chirurg, een anesthe-
sist en twee operatieassistenten, staat 24
uur per dag, zeven dagen per week paraat
om uit te rukken naar ziekenhuizen in
heel West-Nederland, van Terneuzen tot
en met
Den Helder. De diensten worden bij toer-
beurt gedraaid in gezamenlijkheid met
het Leids Universitair Medisch Centrum,
dat eerder al een succesvolle proef heeft
gedaan met de ZUT-teams. Met de komst
van de Zelfstandige Uitname Teams kan
het OK-programma van het ziekenhuis
gewoon doorgaan, terwijl de uitname
snel kan plaatsvinden. Een ander voor-
deel is dat de uitname wordt gedaan
door een team dat goed op elkaar is
ingespeeld en dat de ingreep bovendien
vaak uitvoert. Dat komt de kwaliteit van
de donororganen ten goede.
Zelfstandig Uitname Team komt naar ziekenhuis van donor toe
Foto
: Sh
utt
erst
ock
OK OPERATIONEEL MAART 2013 7
OKO0113.indd 7OKO0113.indd 7 18/02/13 15:2818/02/13 15:28
Tekst: Menno Goosen
De inzet van een traumahelikopter
met een mobiel medisch team blijkt
vooral nuttig bij patiënten met ernstig
letsel en bedreigde vitale functies.
Deze patiënten laten een betere
overlevingskans zien wanneer een
traumateam ter plaatse komt. Per 100
vluchten kunnen meer dan 5 extra
levens worden gespaard. Dit is een
van de conclusies uit het proefschrift
van chirurg in opleiding Georgios
Giannakopoulos van het VUmc.
Giannakopoulos analyseerde ruim 1000
ernstig gewonde ongevalslachtoffers die
naar het VU medisch centrum werden
vervoerd, over een periode van zes jaar.
Ongeveer 60 procent van hen kreeg
alleen hulp van ambulancepersoneel.
De overigen werden ook door het
traumateam van de helikopter
behandeld. Na correctie voor de ernst
van de verwondingen, bleek dat de
kans op overleving in de groep die
ook door het heliteam was behandeld
groter was. Per 100 helikoptervluchten
werden 5,4 extra levens gered.
Daartegenover staat dat de traumaheli
in veel gevallen achteraf onnodig blijkt
te zijn ingezet omdat het slachtoffer
minder ernstig gewond bleek te
zijn dan aanvankelijk verwacht. Dit
heeft geen nadelige gevolgen voor
de patiënt zelf, maar kost geld en
leidt tot een verhoogde werkdruk
voor de hulpverleners. Daarom zocht
Giannakopoulos naar criteria om veilig
af te kunnen zien van de inzet van het
traumateam als al een ambulanceteam
ter plaatse is. Op grond van een analyse
van de inzet bij 420 traumaslachtoffers
werd een model ontwikkeld dat met
een goede betrouwbaarheid aangeeft
of de hulp van het traumateam een
meerwaarde heeft. Criteria die hierbij
onder meer worden gebruikt zijn de
aard van het ongeval, de snelheid
waarmee dit heeft plaatsgevonden en
metingen van ademhaling, bloeddruk
en bewustzijn.
Inzet traumahelikopter redt levens
Is anesthesie slecht voor de
hersenontwikkeling van jonge
kinderen? Die vraag stellen drie
anesthesiologen van het UMC Utrecht
in een discussieartikel in het Nederlands
Tijdschrift voor Geneeskunde. Algehele
anesthesie bij zeer jonge kinderen
kan op latere leeftijd leiden tot
leerstoornissen en gedragsproblemen.
Althans, dat suggereert onderzoek bij
proefdieren. Epidemiologische studies
bij mensen spreken elkaar tegen. Pas
over vijf jaar worden de resultaten van
een groot internationaal onderzoek met
jonge kinderen bekend. Anesthesioloog
dr. Jurgen de Graaff van het UMC Utrecht
vindt daarom dat artsen ouders van deze
onzekerheid op de hoogte moeten stellen
voor ze besluiten tot operaties bij zeer
jonge kinderen. Ook chirurgen zouden
de mogelijke langetermijnrisico’s voor
kinderen mee moeten nemen bij hun
behandeladviezen. Voor veel operaties
is geen alternatief. Bij ernstige en
soms levensbedreigende aangeboren
afwijkingen aan bijvoorbeeld hart,
urinewegen of darmen móét een
kind wel geopereerd worden om te
voorkomen dat er onherstelbare schade
aan organen optreedt. Maar sommige
operaties kunnen wellicht maanden of
jaren uitgesteld worden. De Graaff vindt
niet dat hij ouders ‘nodeloos’ ongerust
maakt. ‘Onzekerheid bespreken past
bij een moderne arts-patiëntrelatie,
waarbij de ouders mogen uitgaan van
eerlijke informatie over te verwachten
gezondheidswinst en de risico’s van een
procedure. Als twijfel bestaat over de
noodzaak een operatie of diagnostische
procedure onder algehele anesthesie
op zeer jonge leeftijd te verrichten,
zouden operateur en anesthesioloog
dit dilemma niet alleen met elkaar
moeten bespreken, maar ook aan de
ouders moeten voorleggen.’ Het UMC
Utrecht doet mee aan een internationaal
onderzoek dat uitsluitsel moet geven.
In dit onderzoek krijgen kinderen tot
iets minder dan een halfjaar oud die
geopereerd worden aan een liesbreuk
ofwel algehele anesthesie ofwel een
ruggenprik. Over vijf jaar kijken
onderzoekers of dat uitmaakt voor
hun neurologische en psychologische
ontwikkeling en IQ. In de Verenigde
Staten loopt de discussie al langer. In
december 2012 is een nieuwe richtlijn
gepubliceerd die artsen aanmoedigt
om de mogelijke risico’s van algehele
anesthesie bij kinderchirurgie te
bespreken met de ouders.
‘Bespreek onzekerheid over gevolgen anesthesie met ouders’
Foto
: Sh
utt
erst
ock
8 OK OPERATIONEEL MAART 2013
OKO0113.indd 8OKO0113.indd 8 18/02/13 15:2818/02/13 15:28
In 1654 schilderde Rembrandt van Rijn
het beroemde schilderij van Batseba,
dat de vrouw van koning David naakt
afbeeldt naast een bad. Sinds de jaren
tachtig geldt het schilderij als een
icoon voor borstkanker nadat twee
Australische chirurgen de blauwe plek
op haar borst hadden geïnterpreteerd
als borstkanker en er een artikel over
hadden geschreven. Onderzoekers
van onderzoeksinstituut MIRA van
de Universiteit Twente hebben nu
met computersimulaties laten zien
dat het ‘uiterst onwaarschijnlijk’
is dat de blauwe plek op de borst
van Batseba daadwerkelijk door
borstkanker is veroorzaakt. De
onderzoeksresultaten zijn gepubliceerd
in het wetenschappelijke vakblad
Journal of Biophotonics. Voor de badende
Batseba heeft hoogstwaarschijnlijk
Hendrickje Stoffels, de geliefde van
Rembrandt, model gestaan. Wat
opvalt aan het schilderij is dat de
linkerborst aan de onderkant blauw
verkleurd is en dat er een zwelling
zichtbaar is onder haar linkeroksel.
Wetenschappers van de Universiteit
Twente die zich bezighouden met
de optische eigenschappen van
menselijk weefsel, wilden weten of
het mogelijk was dat een borsttumor
inderdaad verantwoordelijk was
voor de verkleuring van de borst.
Ze simuleerden miljoenen fotonen
(‘lichtdeeltjes’) met verschillende
golflengtes die werden afgevuurd
op een borst met daarin een tumor.
Vervolgens keken ze hoeveel fotonen
er weer terugkwamen en als welke
kleur het menselijk brein het
terugkerende licht zou interpreteren.
Uit de simulaties blijkt – nadat de
computer 700 uur had gerekend – dat
een dergelijke blauwe verkleuring
alleen door borstkanker veroorzaakt
kan zijn als de tumor zich op 1 tot
3 millimeter onder de huid zou
bevinden. Dit terwijl borsttumoren in
de praktijk dieper liggen. Bij diepere
tumoren zou echter geen sprake zijn
van verkleuring. Daarom concluderen
de UT-onderzoekers dat het ‘uiterst
onwaarschijnlijk’ is dat de verkleuring
veroorzaakt is door een tumor in de
borst. De vakgroep Biomedical Photonic
Imaging van het onderzoeksinstituut
MIRA ontwikkelt technieken voor de
medische toepassing van licht, onder
meer om kanker op te sporen.
Rembrandts Batseba had toch geen borstkanker
Promotie polsbotjeHet botje onderaan de duim breekt
vaak, maar dat is lastig vast te stellen.
Verkeerde behandeling van een breuk
in het scafoïd kan leiden tot tal van
problemen. Geert Buijze, arts-assis-
tent in het Rode Kruis Ziekenhuis in
Beverwijk, heeft met een innovatieve
beeldtechniek het polsbotje exact
driedimensionaal in kaart gebracht.
Dat leidt tot nieuwe inzichten in
de diagnostiek en behandeling.
Jaarlijks vermoeden artsen in Neder-
land zo’n 22.000 keer een breuk in
het scafoïd, het handwortelbeentje
helemaal onderaan de duim. Het is
de handwortelbreuk die het meest
voorkomt. Vaak ontstaat die bij een
val, in een poging de val te breken
door de handen uit te steken. Het
lastige van deze fractuur is dat zij
vaak niet te zien is op röntgenfoto’s.
Verwaarlozing van de breuk kan
echter leiden tot pseudoartrose. Om
de breuk goed te kunnen behandelen
is het van belang precies te weten
hoe het polsbotje in elkaar steekt.
Buijze heeft dat nu met zijn techniek
nauwkeurig en driedimensionaal in
beeld gebracht. Uit het uitgebreide
onderzoek van Buijze blijkt daarnaast
dat een CT-scan het geschiktst is om
de precieze stand en stabiliteit van
de breuk te onderzoeken. Fracturen
met een slechte stand moeten worden
geopereerd, omdat het risico op
pseudoartrose anders zeer groot is.
Breuken met een goede stand kunnen
bijvoorbeeld worden behandeld met
gips. Uit het onderzoek blijkt dat het
beter is om de duim niet in te gipsen.
Een behandeling met ‘duimvrij onder-
armgips’ is comfortabeler en geeft
minimaal risico op pseudoartrose.
Foto
: Wik
iped
ia
OK OPERATIONEEL MAART 2013 9
OKO0113.indd 9OKO0113.indd 9 18/02/13 15:2818/02/13 15:28
Tekst: Menno Goosen
De afgelopen twintig jaar overleden Nederlanders 20 procent
minder vaak aan kanker. Helaas was er niet op alle fronten
een vooruitgang in de strijd tegen kanker, want er overleden
juist meer mensen aan slokdarmkanker en huidmelanomen,
en sommige vormen van kanker kwamen opvallend veel va-
ker voor bij Nederlandse vrouwen dan bij vrouwen in andere
Europese landen. Dit blijkt uit onderzoek van het Erasmus
MC, UMC St Radboud en de Integrale Kankercentra, waarop
epidemioloog Henrike Karim-Kos gepromoveerd is. Dat min-
der mensen zijn overleden aan kanker komt onder andere
doordat sommige vormen van kanker nu veel minder vaak
voorkomen, bijvoorbeeld maag- en galblaaskanker. Long-,
blaas-, en strottenhoofdkanker komen veel minder vaak voor
bij mannen. Bij vrouwen zijn baarmoederhals- en eierstok-
kanker op hun retour. Ook is de vijfjaarsoverlevingskans
van bepaalde vormen van kanker gestegen: met name van
patiënten met dikkedarmkanker: nu 60 procent, eerder 54
procent . Bij leukemiepatiënten steeg de overlevingskans van
36 naar 53 procent. ‘Hier zijn diagnostiek en behandelingen
duidelijk verbeterd’, zegt Karim-Kos. Sommige vormen van
kanker kwamen juist vaker voor. Zowel mannen als vrouwen
kregen vaker slokdarmkanker (mannen +84 procent, vrouwen
+46 procent) en melanoom van de huid (mannen +118 pro-
cent, vrouwen +92 procent). Echter, de overleving van deze
patiënten verbeterde sterk sinds eind jaren tachtig (slokdarm
+7 procent; huidmelanoom +3-8 procent). Daarnaast komt
nierkanker (+16 procent) vaker voor bij mannen, en bij vrou-
wen longkanker (met wel +120 procent), kanker van de mond-
holte (+52 procent), keelholte (+29 procent) en alvleesklier
(+13 procent). De overlevingskansen van patiënten met deze
kankersoorten is licht verbeterd of bleef gelijk. Bij patiënten
met kanker van de slokdarm, maag, alvleesklier, galblaas en
long bleef de overlevingskans laag. In de strijd tegen kanker
hadden preventiecampagnes en wettelijke maatregelen de
grootste impact. Vanaf de jaren zeventig is in Nederland veel
energie gestoken in preventiecampagnes tegen onder andere
roken, asbest en overdadig zonnen. Vooral die tegen roken
hadden, samen met wettelijke maatregelen en accijnsverho-
ging, veel succes bij met name mannen en vrouwen geboren
na 1960. Landelijke screeningsprogramma’s op borst- en baar-
moederhalskanker verlaagden ook de sterftekansen (borst -28
procent; baarmoederhals -42 procent en waarschijnlijk ook
de prostaat). Kanker blijft een belangrijk gezondheidspro-
bleem in Nederland, benadrukt de promovenda. Karim-Kos:
‘Het aantal nu in leven zijnde mensen dat ooit een kankerdi-
agnose kreeg, nam toe van ruim 1,5 procent naar 3,5 procent
van de bevolking.’ In vergelijking met Europa verslechterde
de situatie bij vrouwen. Melanomen van de huid en kanker
van de mond- en keelholte, strot-
tenhoofd, slokdarm, long en borst
kwamen beduidend vaker voor bij
Nederlandse vrouwen, bij mannen
alleen slokdarmkanker en Hodgkin-
lymfoom. Bij de meeste hierboven
genoemde kankersoorten spelen
risicofactoren als roken, alcohol,
overgewicht en zonlicht een
rol. Het terugdringen
van blootstelling aan
deze risicofacto-
ren blijft dus van
groot belang om
het aantal nieuwe
kankerpatiënten
op termijn te laten
dalen.
Nederlanders overlijden minder vaak aan kanker
Advertentie
Foto
: Sh
utt
erst
ock
10 OK OPERATIONEEL MAART 2013
OKO0113.indd 10OKO0113.indd 10 18/02/13 15:2818/02/13 15:28
De LVO-commissie PR & Voorlichting stelt zich voor:TEKST: COMMISSIE PR & VOORLICHTING | FOTO: HENNIE MULDER Fethi OzerdoganIk ben Fethi Ozerdogan, 41 jaar, getrouwd en vader van twee
kinderen. Woonachtig en werkzaam in Doetinchem in het
Slingeland Ziekenhuis. Sinds 1992 als leerling en vanaf 1995
als gediplomeerd operatieassistent. Hobby: voetbaltrainer.
Sinds januari 2012 commissielid van PR & Internet van de
LVO. Aandachtsgebied: webmaster LVO. De reden waarom ik
iets doe voor de LVO is dat ik mijn steentje wil bijdragen en
onze beroepsvereniging wil helpen. Zoals in elk teamsport
geldt: samen zijn we sterk.
Fryda MengerMijn naam is Fryda Menger. Ik ben werkzaam als
operatieassistent in het MCL. Binnen de LVO ben ik actief als
webmaster. Tijdens het LVO-congres van 2006 kwam ik met
enthousiaste mensen in contact, die me uiteindelijk over de
streep hebben getrokken om een vrijwillige taak binnen de
LVO te vervullen. Het is een leuke en interessante verdieping
van je vak, waarin je wat meer achtergrondinformatie krijgt
bij zaken die actueel zijn.
Erica Vos-DreseMijn naam is Erica Vos-Drese. Ik ben opgeleid in Hoogeveen,
waarna ik in 1991 in Zwolle ben gaan werken. In de Isala
klinieken werk ik fulltime. Deels als operatieassistent en
deels als personeelsplanner en dagcoördinator. Een leuke
en afwisselende baan. Sinds enkele jaren ben ik lid van de
commissie PR & V van de LVO. Hier ben ik onder andere
verantwoordelijk voor het samenstellen van de nieuwsbrief.
Gezamenlijk proberen we tijdens diverse symposia de
LVO-stand te bemannen om de vereniging en ons beroep te
promoten.
Femke WienenMijn naam is Femke Wienen. Ik ben opgeleid in Utrecht,
waarna ik 2001 in de Isala klinieken in Zwolle ben gaan
werken. Hier ben ik specialismeoudste van de algemene
chirurgie en dagcoördinator. Sinds 2006 ben ik lid van de
commissie PR & V en sinds oktober 2011 vervul ik de functie
van bestuurlid. Omdat ik na twaalf jaar operatieassistent
nog steeds een geweldig beroep vind, is dit een geweldige
verbreding van je vak.
LVO-informatie
Charmaine Betzema, voorzitter, [email protected]
Hennie Mulder, penning-meesteren bestuurslid [email protected]
Jeanine Stuart, secretaris en bestuurslid Onderwijs [email protected] en [email protected]
Nicole Dreessen, bestuurslid [email protected]
Monique de Kort, bestuurslid Congres, [email protected]
Femke Wienen, bestuurslid PR&V, [email protected]
LVO TELEFOON NUMMER: 024-645 47 71 van maandag t/m zaterdag van 9.00 tot 17.00 uurAdres: LVO, Postbus 90581006 AB Amsterdam
Lid worden van de LVO?
Surf naar www.lvo.nl of bel met 024-645 47 71.Opzegging van lidmaatschap dient voor 1 oktober schriftelijk te gebeuren – het lidmaatschap wordt dan per 1 januari van het jaar daarop beëindigd. Internet:
www.lvo.nl
Lidmaatschap opzeggen:
Secretariaat LVO Postbus 9058 1006 AB Amsterdam
De commissie PR & Voorlichting: Femke Wienen, Fryda Menger, Fethi Ozerdogan en Erica Vos.
Foto
: Sh
utt
erst
ock
OK OPERATIONEEL MAART 2013 11
OKO0113.indd 11OKO0113.indd 11 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
12 OK OPERATIONEEL MAART 2013
OKO0113.indd 12OKO0113.indd 12 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
Wat was je toekomstdroom: militair of
medisch?
‘Heel eerlijk: geen van beide. Na mijn
middelbareschooltijd liep ik met mijn
ziel onder de arm in Bolsward. “Op-
komen voor mijn nummer” (de dienst-
plicht vervullen, red.) was voor mij een
mooie manier om uit het noorden van
Friesland weg te komen. In de kazerne
in Nijmegen vond ik een nieuwe basis.
Bij de opleidingsschool van de Konink-
lijke Luchtmacht, weer eens wat anders
dan de “zandhazen” van de Landmacht.
Ik voelde me goed thuis in het blauwe
uniform met de vogel op de pet en in
mijn hoofd de veilige gedachte: Vlieg-
basis Leeuwarden is dicht bij huis.’
En na de dienstplicht?
‘In 1980, na het afzwaaien, werd ik be-
roepsmilitair. Ik was gestationeerd bij
de luchtafweer in Duitsland, in de buurt
van Hannover, vlak bij de Oost-Duitse
grens. Onze taak was de status-quo hand-
haven; de spanning van de Koude Oorlog
hing nog in de lucht. Het was soms net
een kat-en-muisspel als de soldaten van
de Russische missies in Duitsland zich
kwamen posteren voor onze poort, uit-
dagend. Na de val van de Muur was dat
ineens voorbij. In Duitsland een betaalde
opleiding tot verpleegkundige doen,
sprak me toen meer aan dan werkloos
rondhangen in Nederland.’
Bood de medische wereld ook genoeg
uitdaging?
‘Absoluut. Ik had altijd al interesse in de
exacte hoek: biologie, natuurkunde. Na
drie jaar studie ging ik in 1993 aan de
slag. Ik werkte als verpleegkundige in
verschillende Duitse ziekenhuizen. Het
beviel zo goed dat ik me specialiseerde
tot operatieassistent. In die tijd kocht ik
iedere zaterdag in mijn woonplaats Mün-
ster de Volkskrant. Vooral voor het katern
“vacatures in de zorg”. De advertentie
van het Medisch Spectrum Twente (MST)
in Enschede over de combinatie van zorg
en defensie prikkelde direct.’
Hoe werkt het in de praktijk?
‘Als oud-beroepsmilitair en nog steeds
reservist was het voor mij bijna een
een-tweetje om terecht te komen op
die bovenformatieve plek. Nu bij de
Landmacht, maar dat vond ik prima.
Sinds 2002 ben ik operatieassistent in
het MST. De nadruk ligt op algemene,
neuro- en traumachirurgie. Vierenhalve
maand per anderhalf jaar besteed ik aan
militaire missies. Lesgeven (bijvoorbeeld
schotverwonding) aan mijn collega’s,
maar ook deelnemen aan vredes-
afdwingende uitzendingen. De laatste
was van begin januari tot half april 2012
naar de Afghaanse regio Kunduz. De
volgende wordt eind 2013 of begin 2014:
een marine- of piratenmissie naar het
Somalisch Bekken van zo’n twee maan-
den. Of ik reis met het schip mee, of ik
word ingevlogen.’
Mooie of moeilijke combinatie?
‘Ik houd van de afwisseling. Maar er zijn
in mijn leven wel drie (soms tegengestel-
de) krachten: het ziekenhuis, Defensie
en … Sjoerd Hengst. Het ziekenhuis wil
me hier houden, Defensie wil me op het
schip en zelf heb ik ook mijn wensen.
Soms moet er water bij de wijn. Om het
zwaardere leven en het werken bij nacht
en ontij tijdens missies aan te kunnen,
moet ik mijn “militaire basisvorm”
behouden. Dat betekent veel trainen.
Ik ben van nature gelukkig een sportief
persoon, maar het moet wel allemaal in
mijn vrije tijd.
Als ik net terug ben in Nederland erger
ik me soms aan het, in mijn ogen,
zeuren om kleine dingen. Maar voor ik
er erg in heb, doe ik weer met de groep
mee. Misschien maar goed ook, dat
snelle schakelen. Want als buitenbeentje
sta je buitenspel.
Over tien jaar stopt mijn militaire
carrière. Waarschijnlijk blijf ik nog wel
werken in het ziekenhuis, wie weet in
combinatie met vrijwilligerswerk voor
het Internationale Rode Kruis, Artsen
zonder Grenzen of Stichting Interplast.
Want mijn avonturenbloed moet ook
gevoed blijven.’
Sjoerd Hengst (50) is beroepsmilitair en operatieassistent. Of is het andersom? ‘Het voelt
soms alsof ik in een spagaat zit.’ Hij werkt in het Medisch Spectrum Twente en is al
uitgezonden geweest naar onder andere Macedonië, Bosnië, Irak en Afghanistan. ‘Het zieken-
huis wil me hier houden, Defensie wil me op het schip en zelf heb ik ook mijn wensen.’
TEKST: LINDA VAN PELT | FOTO’S (INCLUSIEF COVER): JOS HEIJNEN
‘Mijn avonturenbloed moet gevoed blijven’Sjoerd Hengst:
OK OPERATIONEEL MAART 2013 13
OKO0113.indd 13OKO0113.indd 13 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
In de jaren tachtig van de vorige
eeuw waren operatiejassen nog van
katoen. De mouwen waren doorlaat-
baar voor vocht. Wilden de chirurg en de
assisterende aseptisch werken, dan
moesten ze hun complete onderarmen
desinfecteren. Dit was een heel ritueel.
Oude gewoontesVaak hing er een zandloper in de was-
ruimte, om de tijd te bepalen. In die tijd
was het gebruikelijk drie minuten te
borstelen om mechanisch zo veel mo-
gelijk van de micro-organismen te ver-
wijderen. Aan de zeep was betadinejodi-
um (Betadine-scrub) of chloorhexidine
(Hibiscrub) toegevoegd, dat drie minuten
moest inwerken.
De borstels en
handdoekjes waren
steriel.
Er werd in die tijd
géén apart huid-
desinfectiemiddel
gebruikt na het
afdrogen. Extra
rituelen, zoals het af-
spoelen van de handen en
onderarmen richting elle-
bogen, hadden toen een reden:
de handen die reeds gedesinfec-
teerd waren, mochten niet opnieuw
besmet worden. Ook het afdrogen met
een steriel handdoekje begon daarom bij
de handen en eindigde bij de ellebogen.
Tegenwoordig wordt pas na het afspoelen
en afdrogen gedesinfecteerd. De af-
spoel- en afdroogrichting zijn
hierdoor niet meer van
belang; de handdoekjes
hoeven niet meer steriel
te zijn. Oude gewoontes
moeten wijken voor
nieuwe methodes.
Nieuwe inzichtenModerne handhygiëne
is gebaseerd op nieuwe
inzichten en mate-
rialen:
• Van moderne disposable operatiejassen
zijn de mouwen niet meer doorlaatbaar
voor micro-organismen. Desinfecteren
van handen en polsen alleen is dus vol-
doende. Het wassen van de onderarmen
is een onnodige belasting van de huid
en in principe slecht.
• Gebruik bij zichtbaar vuile handen
een zachte borstel, voor de nagels en
knokkels. Gebruik bij zichtbaar vuil
onder de nagels een nagelreiniger.
Vuil, in het bijzonder eiwitten, ver-
mindert de effectiviteit van het des-
infectiemiddel. Harde borstels worden
afgeraden omdat ze onnodige huidbe-
schadigingen veroorzaken.• Water en zeep zijn slechter voor de
huid dan handdesinfectiemiddelen.
Moderne preoperatieve handdesinfectie
Een bijna vastgeroest ritueel op de OK, de preoperatieve handdesinfectie, is ingrijpend
veranderd. De zandlopers voor drie minuten scrubben mogen van de muur en schuimend
sop tot aan de ellebogen is passé. Moderne methodes zijn beter voor de patiënt én voor
jezelf. De richtlijn van de Werkgroep Infectiepreventie (WIP) vormt het uitgangspunt.
TEKST: PAUL MEIJSEN , OPERATIEASSISTENT IN HET CATHARINA-ZIEKENHUIS EN DOCENT OPERATIEVE ZORG EN TECHNIEKEN AAN DE FONTYS HOGESCHOOL IN
EINDHOVEN. | ILLUSTRATIES: JIM VAN DER MEULEN
Geen ellebogenwerk voor de operatie
14 OK OPERATIONEEL MAART 2013
OKO0113.indd 14OKO0113.indd 14 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
Zeep verschraalt de huid, evenals
slecht afgedroogde handen.
• De combinatie van slecht afgedroogde
handen en huiddesinfectiemiddel
veroorzaakt irritatie van de huid.
Bovendien wordt het desinfectiemid-
del verdund, waardoor zwakke micro-
organismen doodgaan maar de sterke
kunnen blijven leven (resistentiepro-
blematiek).
• Handdesinfectiemiddelen bevatten
alcohol 70% met daaraan toegevoegd
chloorhexidine 0,5-1,0% (Hibitane)
of mecetroniumethylsulfaat 0,2%
(Sterillium). De alcohol leidt binnen
dertig seconden tot een reductie
van de huidflora van meer dan 99%.
De toevoegingen zorgen voor aan-
houdende werking. Na het verdampen
van de alcohol blijven de toevoegingen
achter, waardoor de handen langer
gedesinfecteerd blijven als hand-
schoenen zijn aangetrokken. Bijvoor-
beeld chloorhexidine blijft na het ver-
dampen van de alcohol achter, hecht
zich aan de huid en blijft tot enkele
uren actief.
• De meeste handdesinfectiemiddelen
hebben een aanbevolen inwerktijd
van circa anderhalve minuut voor een
optimale preoperatieve handdesinfec-
tie. Dat wil zeggen dat een zodanige
hoeveelheid moet worden gedoseerd,
dat het minimaal anderhalve minuut
duurt voor het middel verdampt is.
• Toegepast op
een droge huid zijn
handdesinfectie-
middelen uitgebreid
getest op huidvrien-
delijkheid bij lang-
durig gebruik.
De vier A’sDe enige zaken die
er echt toe doen zijn
te onthouden aan de
hand van de volgen-
de vier A’s.
Alleen handen en polsen reinigen. Al-
leen borstelen met een zachte bor-
stel bij zichtbare verontreiniging, anders
is wassen met water en zeep voldoende.
Zo nodig nagelreiniger gebruiken bij
zichtbaar vuil (liever korte nagels).
Afspoelen. Zeepresten veroorzaken
irritatie en deactiveren desinfectie-
middelen. De richting van het afspoelen
doet er niet toe. Handen en polsen wor-
den immers pas na het afdrogen gedes-
infecteerd.
Afdrogen. Water verdunt het desin-
fectiemiddel, waardoor het minder
werkzaam is en resistentie kan ontstaan.
Bovendien is de combinatie van water
en desinfectiemiddel slecht voor de
huid. Afdrogen mag gewoon met niet
pluizende wegwerphanddoekjes die niet
steriel hoeven te zijn. Er is geen bepaalde
afdroogtechniek nodig. Noch de richting,
noch de vraag ‘deppen of wrijven’ is van
belang, omdat daarna het desinfectie-
middel zijn werk nog gaat doen.
Anderhalve minuut contacttijd. Er
moet zo veel desinfectiemiddel
worden gedoseerd dat het niet
binnen anderhalve minuut
verdampt is. Pas na die tijd
zijn de handen op verant-
woorde wijze gedesinfecteerd.
Wapperen met de handen om
de droogtijd te verkorten ver-
mindert de desinfectiegraad.
De sterkste micro-organismen
krijgen weer de beste kansen als het des-
infectiemiddel te vroeg droog is. Voor de
meeste middelen is anderhalve minuut
voorgeschreven. Lees hiervoor de ge-
bruiksaanwijzing .
Overdracht van rituelen Voor oudere medewerkers is het soms
moeilijk om gewoontes te veranderen.
Leerlingen wordt soms onvoldoende de
kans geboden om modernere technieken
die ze op school leren toe te passen.
Zij zijn voor hun praktijkopleiding en
beoordeling vaak echter grotendeels
afhankelijk van hun begeleiders. Een-
maal ‘gehersenspoeld’ weten ze niet
meer beter. Dit is een van de mechanis-
men waardoor rituelen slecht kunnen
worden uitgeroeid. In de column in OK
Operationeel nr. 7, 2012 (pagina 39) staat
een methode om je functionele leeftijd
uit te rekenen. Hoe hoger je score, hoe
ouderwetser je techniek.
Stellingen tot slot1. Ik ben zo aan oude rituelen gehecht
dat ze niet mogen worden afgeschaft,
ondanks dat ze slechter zijn voor de
patiënt.
2. Huidbacteriën hebben liever met een
oude operatieassistent te maken dan
met een jonge.
3. Ellebogenwerk op de OK houdt de
vooruitgang tegen.
LiteratuurPreoperatieve handdesinfectie, Werkgroep
Infectie Preventie, 2008.
•
•
•
•
OK OPERATIONEEL MAART 2013 15
OKO0113.indd 15OKO0113.indd 15 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
In het St. Elisabeth Ziekenhuis worden
alle patiënten die operaties aan de
extremiteiten ondergaan gedesinfec-
teerd met disposable washandjes. In een
gesprek met klasgenoten uit andere zie-
kenhuizen ontdekten wij dat niemand
van hen deze werkwijze kent. Zij gebrui-
ken gesteelde deppers, klemmen met een
gevouwen depper of gaas, om het te ope-
reren gebied te desinfecteren. Wij willen
andere operatieassistenten graag kennis
laten maken met onze manier van desin-
fecteren.
Stichting Werkgroep Infectie Preventie
stelt in haar richtlijn ‘Desinfecteren
van huid en slijmvliezen’1 niets over de
methode van desinfecteren. Op basis daar-
van is een keus voor steeldeppers dan wel
washandjes dus niet te maken. De reden
dat wij desinfecteren met washandjes is
dat deze vaak een comfortabeler manier
van tillen en staan mogelijk maken.
Uit onderzoek blijkt dat vergeleken met
de gemiddelde Nederlander, operatieassi-
stenten relatief veel klachten hebben aan
het bewegingsapparaat. Met name nek-,
rug- en beenklachten springen eruit.2
Deze klachten kunnen veel verschillende
oorzaken hebben. Tillen op de OK is niet
het grootste probleem, maar een zware
tilhandeling kan wel degelijk tot acute
klachten leiden. Denk maar eens aan het
desinfecteren bij een knieoperatie. In de
ene hand het been op een ongunstige
plaats – waardoor het extra zwaar is –
en in de andere hand de steeldepper. Je
moet vaak van houding wisselen en moet
de steeldepper overpakken in de andere
hand. Hoe ga je dan arbotechnisch verant-
woord staan?
Wanneer je desinfecteert met de washand-
jes heb je twee handen om tegelijkertijd
te manipuleren en te desinfecteren.
Je kunt zelfs gemakkelijk tussen de tenen
of vingers desinfecteren (figuren 1 en 2) of
de zwabberende onderarm in één moeite
mee desinfecteren.
De disposable washandjes – ontwikkeld
voor lichaamsverzorging op met name de
Intensive Care, op infectieafdelingen en
in zorgcentra – zijn zacht en irriteren de
huid niet. Ze zijn steriel verpakt per twee
stuks. Omdat ze een groot oppervlak heb-
ben (23 14,5 cm) kun je er gemakkelijk
grote oppervlakken mee desinfecteren.
We praten dan over een been of arm, met
eventueel de tenen en vingers.
Desinfectie door omloopOver het algemeen maakt het niet uit
wie met de washandjes desinfecteert.
Bij het specialisme orthopedie in het
St. Elisabeth Ziekenhuis desinfecteert de
omloop, zodat de instrumenterende de
chirurg kan helpen bij het afdekken van
het been of de arm.
De omloop gaat bij het desinfecteren als
volgt te werk. Hij of zij:
• zorgt dat de te desinfecteren extremi-
teit gemakkelijk bereikbaar is en de
positionering voorbereid is;
• legt het pakje washandjes open en
houdt de verpakking waarop ze liggen
steriel;
• bevochtigt de washandjes met des-
infectiemiddel en verdeelt dit goed
over het hele oppervlak, bijvoorbeeld
door de washandjes op te rollen;
• trekt onsteriele handschoenen aan;
• doet de washandjes hierover;
• desinfecteert de extremiteit ruim en
vermijdt morsen;
• presenteert de extremiteit bij het
afdekken.
Desinfectie door chirurg of instrumenterendeEr zijn ook specialismen waarbij de
instrumenterende of de chirurg zelf
desinfecteert. De kwaliteit van de hand-
schoenen wordt niet nadelig beïnvloed
door het desinfectiemiddel. Ze worden
getest volgens de normen EN455 en
Extremiteiten desinfecteren met washandjes
Iedereen kent het wel: desinfecteren met steeldeppers. Een heel gedoe, en vooral bij het
desinfecteren van extremiteiten een behoorlijke fysieke belasting voor de operatieassistent.
Desinfecteren met washandjes kan uitkomst bieden. Je hebt dan twee handen om
tegelijkertijd te manipuleren en te desinfecteren. Hoe worden de washandjes gebruikt,
wat kosten ze en wat zijn de voor- en nadelen?
TEKST: ANNE VAN DE WOUW EN NICOLE VAN TUIJL, BEIDEN LEERLING-OPERATIEASSISTENT IN HET ST. ELISABETH ZIEKENHUIS TE TILBURG; ZIJ SCHREVEN DIT
ARTIKEL VOOR HET VAK ORGANISEREN EN PROFESSIONALISEREN VAN DE OPLEIDING AAN DE FONTYS-HOGESCHOOL TE EINDHOVEN. | FOTO’S: MEDISCHE
FOTOGRAFIE, ST. ELISABETH ZIEKENHUIS TILBURG
16 OK OPERATIONEEL MAART 2013
OKO0113.indd 16OKO0113.indd 16 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
EN375. Dit zijn controles op scheursterk-
te, maatvoering, dikte en dergelijke.
Ook worden ze getest op beïnvloeding
van de kwaliteit door chemische stoffen,
alcohol of jodiumhoudende vloeistoffen.
Toch verwisselen de chirurgen de hand-
schoenen na het desinfecteren. Om tijd
te winnen kunnen ze desinfecteren met
twee paar handschoenen aan. Na het
desinfecteren trekken ze simpelweg de
bovenste uit.
Tijd compenseert kostenWat kost het desinfecteren met was-
handjes nu eigenlijk? De verpakkingen
met twee steriel verpakte washandjes
kosten ongeveer € 0,60. De washandjes
hebben een groter oppervlak dan de
steeldepper en moeten in hun geheel
doordrenkt worden met desinfectie-
middel, circa 60 cc. Wanneer de chirurg
met een extra paar handschoenen des-
infecteert, komen deze kosten er natuur-
lijk nog bij. Dit komt neer op € 1,48 per
paar handschoenen.
Het gaas dat wordt gebruikt bij de steel-
depper neemt circa 40 cc desinfectie-
middel op. Dat komt neer op € 0,15
meer aan desinfectiemiddel, want een
fles chloorhexidine kost € 1,85 en heeft
een inhoud van 250 cc. De meerkosten
bedragen dan samen ongeveer € 2,00.
Deze meerkosten worden gecompenseerd
door tijdwinst. Met behulp van de was-
handjes desinfecteer je gemakkelijk en
snel grote oppervlakken. Dit bespaart tijd
in de voorbereiding van de operatie, waar-
door deze sneller kan worden opgestart.
ErvaringenWe hebben korte interviews gehouden
met vijf operatieassistenten die in het
Met de washandjes kun je makkelijk tussen de tenen desinfecteren. En tussen de vingers. De zwabberende onderarm neem je in één moeite mee.
St. Elisabeth Ziekenhuis veel op het spe-
cialisme orthopedie werken. Hierin heb-
ben we gevraagd naar hun ervaringen.
De geïnterviewden konden ook aange-
ven bij welk specialisme deze manier
van desinfecteren nog meer gebruikt
zou kunnen worden. De resultaten staan
in de tabel op deze pagina.
ConclusieHet desinfecteren van extremiteiten
met washandjes is een uitkomst. Ergo-
nomisch is het beter. Bovendien is het
eenvoudiger om met twee handen te
desinfecteren, zodat een gedesinfecteerd
deel opnieuw vastgepakt kan worden
zonder onsteriel te worden. Gemak dient
de mens!
Voetnoten1. ‘Werkgroep Infectie Preventie’.
Desinfecteren van huid en slijmvliezen
2008. http://tinyurl.com/dy9cfrw.
2. Stichting Arbeidsmarkt Ziekenhuizen
(stAZ). Het watnektje boekje. 2006.
Met dank aan B. de Hair, adviseur infectiepre-
ventie, St. Elisabeth Ziekenhuis Tilburg.
Waarom heeft het desinfecteren
met washandjes uw voorkeur?
• Gemakkelijk bij extremiteiten en grote oppervlakken.
• Snel en effectief.
Wat vindt u het voordeel
van het desinfecteren met
washandjes?
• Gemakkelijk tussen de tenen of vingers desinfecteren.
• Grote oppervlakken in weinig tijd.
• Je kunt gemakkelijker een extremiteit optillen en
steriel houden.
Wat vindt u het nadeel van
desinfecteren met washandjes?
• De washandjes kunnen desinfectiemiddel druppen op
de OK-tafel en de vloer.
• Je polsen kunnen roze worden bij het gebruik van
gekleurde chloorhexidine.
• De washandjes hebben een grote hoeveelheid desinfec-
tiemiddel nodig om volledig doordrenkt te zijn.
Wat vindt u van de fysieke
belasting bij het desinfecteren
van een extremiteit met
washandjes?
• Geen extra fysieke belasting.
• Het maakt het tillen makkelijker en je kunt de
extremiteit gemakkelijk overpakken zonder hem
weer vies te maken.
Raad u andere mensen
aan om met washandjes te
desinfecteren?
Zo ja, waarom?
• Jazeker, het vergemakkelijkt het desinfecteren.
• Jazeker, het maakt het desinfecteren een stuk lichter.
Bij welke specialismen zou er
volgens u ook met washandjes
gedesinfecteerd kunnen
worden?
Grote oppervlakken en extremiteiten bij:
• chirurgie;
• plastische chirurgie;
• neurochirurgie;
• abdominale ingrepen bij gynaecologie en urologie.
OK OPERATIONEEL MAART 2013 17
OKO0113.indd 17OKO0113.indd 17 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
In het Bethesda Ziekenhuis is voor
alle medewerkers een digitaal port-
folio verplicht gesteld. Ook alle
medewerkers van de afdeling Operatie-
kamers hebben inmiddels zo’n portfolio.
Daarmee kunnen ze op een professionele
manier aantonen dat ze actief en bewust
bezig zijn met het bijhouden van ontwik-
kelingen in het beroep en dat ze staan
voor kwaliteit.
Het digitaal portfolio bevat diploma’s,
certificaten en een curriculum vitae. Wan-
neer de medewerker e-learning modules
heeft gevolgd die voor haar/hem zijn toe-
gevoegd aan het digitale leerplein, staan
ook de toetsresultaten hiervan in het
portfolio vermeld. Er kunnen bijvoorbeeld
bhv-modules aan worden toegevoegd die
elk jaar moeten worden herhaald (com-
municatie, ontruiming, levensreddend
handelen, reanimatie en brandpreventie)
of e-learningmodules van firma’s over
nieuw instrumentarium, een nieuwe werk-
wijze of nieuw aangeschafte apparatuur.
De afdeling Opleiding, training en advies
van het Bethesda Ziekenhuis zorgt voor
de aanschaf en eventuele bewerking van
e-learningmodules.
De leiding vroeg mij dit project op te
zetten en te implementeren voor de
operatieassistenten. Ik heb de vrijheid
genomen dit project afdelingbreed te
introduceren en te implementeren; niet
alleen operatieassistenten hebben nu
een digitaal portfolio aangelegd, maar
ook anesthesiemedewerkers, mede-
werkers centrale sterilisatie en verkoe-
ververpleegkundigen. Voor dit project
heb ik samengewerkt met de afdeling
Opleiding, training en advies.
VoordelenDigitale portfolio’s kunnen worden
gebruikt door leidinggevenden en de
medewerkers zelf. Leidinggevenden
kunnen ze inzetten bij beoordelings- of
jaargesprekken, om te zien welke op-
leidingen of cursussen de medewerker
heeft gevolgd en welke nog ontbreken.
Operatieassistenten kunnen het digitaal
portfolio gebruiken als promotiemiddel
(showcase) om zich te onderscheiden
van collega’s. Ook kunnen ze tijdens be-
oordelings- en jaargesprekken duidelijk
maken waarom ze nog bepaalde oplei-
dingen en/of cursussen willen volgen.
Dit is vooral van belang wanneer een
operatieassistent in een cluster werkt
en (bij)geschoold moet worden voor het
specialisme binnen dit cluster. Daarnaast
kan het digitaal portfolio worden ingezet
tijdens sollicitatiegesprekken.
Met een goed gevuld digitaal portfolio laat je zien dat je
staat voor kwaliteit van zorg. Belangrijk, want de overheid
wil dat we onze kwaliteit inzichtelijk maken. Het is echter
ook heel léúk om zo’n portfolio in te vullen. Toen ik collega’s
hierbij begeleidde, zag ik hen groeien en trots zijn op zichzelf.
TEKST: ANNEMARIE ROOS, OPERATIEASSISTENT ZORGGROEP LEVESTE MIDDENVELD, LOCATIE BETHESDA
ZIEKENHUIS HOOGEVEEN, EN KERNDOCENT WENCKEBACH INSTITUUT. |
FOTO: IVONNE ZIJP, MET DANK AAN UMC ST RADBOUD NIJMEGEN
Digitaal portfolio
18 OK OPERATIONEEL MAART 2013
OKO0113.indd 18OKO0113.indd 18 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
Eenduidige werkwijzeHet is belangrijk gebleken dat iedereen
het portfolio op dezelfde manier invult.
Opschriften op diploma’s en certificaten
bijvoorbeeld, geven niet altijd direct dui-
delijkheid over de gevolgde opleiding of
bijeenkomst, aangezien vaak met afkor-
tingen of instituutsnamen wordt gewerkt.
Een eenduidige werkwijze geeft het digi-
taal portfolio een professionele uitstraling
en maakt het overzichtelijk en makkelijk
leesbaar voor de leidinggevende. Feedback
van de leiding kan helpen het portfolio
overzichtelijk te maken.
Implementatie Het introduceren en implementeren van
het digitaal portfolio heeft vier maanden
in beslag genomen. Hiervoor kreeg ik
tijd ter beschikking gesteld door de
leiding, die ook een strakke deadline aan
het project koppelde. In drie bijeenkom-
sten verspreid over de gehele periode
heb ik het project geïntroduceerd. Met
een praktische werkwijze op papier
kon iedereen zelfstandig aan de slag.
Daarnaast ben ik diverse momenten
uitgepland om collega’s te helpen met
het invullen van het digitaal portfolio.
Hierbij kreeg ik veel enthousiaste ver-
halen te horen over gevolgde cursussen
en opgedane ervaringen.
Enthousiaste reactiesIn eerste instantie zagen de medewer-
kers het digitaal portfolio slechts als een
verplichte opdracht vanuit de leiding.
Eenmaal ermee bezig werden ze echter
steeds enthousiaster. Mede door de NIAZ-
accreditatie die het Bethesda Ziekenhuis
sinds 2010 heeft – het belangrijkste kwa-
liteitskeurmerk in de zorg – weten zij
hoe belangrijk het is kwaliteit van wer-
ken aan te tonen. Maar ze bleken dit ook
echt leuk te vinden. Ik zag mijn collega’s
groeien en trots zijn op wat ze allemaal
al hebben gedaan. Door intensieve bege-
leiding bij de praktische invulling van
het digitaal portfolio bleek zelfs de groep
operatieassistenten zonder affiniteit met
computers te enthousiasmeren!
OK OPERATIONEEL MAART 2013 19
OKO0113.indd 19OKO0113.indd 19 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
Varices of spataderen is een veel-
voorkomende aandoening. Een
kwart van de Nederlandse vol-
wassenen heeft varices, vrouwen twee-
tot driemaal zo vaak als mannen. De
kans op varices neemt toe met de leef-
tijd. In de huisartspraktijk bedraagt de
incidentie ongeveer vijf per duizend
patiënten per jaar. Varices is een pro-
gressieve, levenslange aandoening die
in een aantal gevallen op den duur
overgaat in chronisch veneuze
insufficiëntie.1
Bij varices is sprake van een vermin-
derde klepfunctie van de oppervlakkige
aderen van het been. Bloed dat door het
lopen omhooggestuwd wordt, wordt
niet meer door de kleppen tegengehou-
den. Daardoor wordt de druk in het
onderbeen vaak hoog, met vochtuit-
treding tot gevolg.
De behandeling is meestal con-
servatief (uitleg, medicatie,
steunkousen). Echter, wanneer
aantoonbaar sprake is van
een klepinsufficiënte
van de grootste op-
pervlakkige beenader,
Knopstrip of invertering?Recidiefvarices na klassieke vena saphena magna
de vena saphena magna (VSM), en de
patiënt veel klachten heeft, kan beslo-
ten worden om deze VSM te behandelen.
Aangezien de kleppen niet kunnen wor-
den hersteld, wordt de VSM dan meestal
verwijderd (gestript) of dichtgeschroeid
(met endoveneuze laser, VNUS closure of
foam-sclerose). Als de gouden standaard
voor spataderbehandeling wordt nog
steeds het strippen van de VSM be-
schouwd.2,3,4
StrippenBij het klassieke
lange strippen
wordt gebruik gemaakt van de vol-
gende benadering. De overgang
van de VSM naar het diepe
systeem in de lies
(crosse) wordt via
een sneetje
van zo’n
5 centimeter
operatief vrijgelegd,
waarna de verbinding van de VSM
en haar zijtakken met de diepe vene
wordt onderbonden. De VSM wordt
doorgesneden, waarna in de richting
Bij patiënten met spataderen is operatieve behandeling van de oorzakelijke lekke beenader
(VSM, vena saphena magna) soms aangewezen. Er zijn verschillende methoden om deze
VSM te behandelen. Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat het inverterend verwijderen
van de VSM kortetermijnvoordelen biedt boven de klassieke knopstripprocedure. Maar hoe
zit het met de langetermijnresultaten van beide behandelingen?
TEKST: L.M.C.F. BIELEVELD, PHYSICIAN ASSISTANT CHIRURGIE, VENOCARE; DR. S. HOUTERMAN, EPIDEMIOLOOG, NU CATHARINA ZIEKENHUIS, EINDHOVEN;
DR. M.R.M. SCHELTINGA, VAATCHIRURG, MÁXIMA MEDISCH CENTRUM, EINDHOVEN/VELDHOVEN. | FOTO’S: SHUTTERSTOCK
20 OK OPERATIONEEL MAART 2013
OKO0113.indd 20OKO0113.indd 20 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
rende methode
(figuur 1b) –
wordt de ader
in de lies
aan de draad
vastgeknoopt,
waarna bij trek-
ken aan de draad de eerste zijtak
zorgt voor het instulpen van de VSM.
De VSM wordt zo ‘buitenstebinnen’
gestulpt, en via het kniesneetje verwij-
derd. Theoretisch wordt met de inver-
terende techniek de omgeving van de
ader minder getraumatiseerd.
Eerder onderzoek: vooral korte termijnLacroix et al. publiceerden in 1999 een
kleine vergelijkende studie tussen de
klassieke knopstrip en de inverterende
stripmethode.6 Laatstgenoemde tech-
niek bleek diverse voordelen te bieden,
zoals een kortere operatieduur, kleinere
littekens en minder zenuwletsel. Van
de inverterende methode is volgens
een gerandomiseerde studie uit 2005
zes weken na de ingreep nog bij 27 pro-
cent van de geopereerde extremiteiten
sprake van beschadiging of irritatie
van zenuwen, en na één jaar nog bij
3 procent.7 Een andere gerandomiseerde
studie liet zien dat vier weken na de in-
verterende ingreep bij 4 procent van de
geopereerde extremiteiten sprake was
van beschadiging of irritatie van zenu-
wen, en bij 0 procent na een halfjaar.
Het percentage zenuwletsels bij knop-
van de voet een me-
talen draad in de ader wordt
opgevoerd, die via een tweede sneetje bij
de enkel wordt uitgeleid. In de lieswond
wordt een knop op de metalen draad
gepositioneerd, waarna knop en draad
in de richting van de enkel worden
getrokken. De gehele ader wordt zo op-
gestroopt en als een harmonica via het
onderste sneetje verwijderd (figuur 1a).
Het nadeel van
deze klassieke techniek
is dat er vaak zenuwletsels op-
treden, omdat de VSM in het onder-
been voor een deel parallel loopt
aan de begeleidende zenuw
(nervus saphenus) en hiermee
verkleeft ligt. In een prospectief
vergelijkende studie bleek in 33
procent van de gevallen zenuwbe-
schadiging na een klassieke strip.5
Teneinde dit zenuwletsel in het onder-
been te voorkomen, wordt tegenwoordig
vrijwel uitsluitend de korte klassieke
strip uitgevoerd. Daarbij wordt de VSM
vanaf de lies tot iets onder de gewrichts-
spleet van de knie verwijderd. Onder-
zoek heeft laten zien dat deze korte
strip ( lies-knie) even efficiënt is als de
eerdergenoemde lange strip (lies-enkel).
De kortestripmethode kan op haar beurt
nog op twee verschillende manieren
worden uitgevoerd: met of zonder knop.
Bij de laatste techniek – de inverte-
Twee verschillende operatietechnieken voor het strippen van de VSM: (1a) klassieke strip met knop; (1b) inverterende strip (zonder knop).
rr
(((
www
OK OPERATIONEEL MAART 2013 21
OKO0113.indd 21OKO0113.indd 21 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
Varices of spataderen is een veelvoorkomende aandoening. Een kwart van de Nederlandse volwassenen heeft varices, vrouwen twee- tot driemaal zo vaak als mannen.
strippatiënten lag significant
hoger.8
De meeste onderzoeken rappor-
teerden alleen resultaten op de
korte termijn. Dat wil zeggen: met
een follow-up van veelal maximaal
een jaar. Er is relatief weinig bekend
over de langetermijnresultaten van deze
stripmethoden, zoals het terugkeren
van varices na behandeling (recidiefva-
rices). Het blijkt namelijk dat patiënten
na eerdere chirurgische behandeling
soms weer klachten en ook weer zicht-
bare varices kunnen ontwikkelen (‘eens
spataderen, altijd spataderen’).
In de literatuur worden verschillende
risicofactoren voor recidiefvarices ge-
noemd, waaronder geslacht, familiaire
belasting, hormonale status (oraal
anticonceptivum), zwangerschap, life-
stylefactoren, obesitas, matige pomp-
functiestoornis, primaire diep-veneuze
reflux en posttrombotisch syndroom.9
Het aantal recidieven neemt zoals ver-
wacht toe in de tijd na behandeling.1
De weinige studies die zich richtten op
de langetermijnrecidiefkans na stan-
daard VSM-verwijdering (zowel korte
als lange strip) suggereren dat na vijf
en na tien jaar de kans respectievelijk
meer dan 34 en meer dan 37 procent
is.10 De langetermijnresultaten na
inverterende VSM-verwijdering zijn
volledig onbekend.
Huidige onderzoek: lange termijnDit bracht ons tot de vraag: is de varices-
recidiefkans in algemene zin vijf jaar na
een klassieke knopstrip hoger of lager dan
vijf jaar na een inverterende strip? Naast
deze hoofdvraag zijn in het huidige on-
derzoek ook twee deelvragen onderzocht:
1. Is er tussen beide behandelingen een
verschil in het opnieuw ontstaan van
klachtgevende of cosmetisch bezwa-
rende varices?
2. Zijn de opnieuw ontstane varices na
beide behandelingen alleen te zien
met lichamelijk onderzoek, of alleen
aantoonbaar met echo-duplex, de
gouden standaard voor het aantonen
van een (recidief-)VSM-insufficiëntie?
Relevantie In het Máxima Medisch Centrum (MMC)
wordt de voorkeur gegeven aan de in-
verterende strip-
methode vanwege
uit eerder eigen
onderzoek aange-
toonde kortetermijn-
voordelen.8 De vraag
is of deze voordelen
opwegen tegen een
mogelijk hoger reci-
diefrisico op de lange
termijn. Deze vraag is
onderzocht om evidence-
based te kunnen bepalen
of de huidige operatiebena-
dering aanpassing behoeft.
MethodeHet Máxima Medisch Centrum
heeft de kortetermijnvoordelen van
de inverterende strip onderzocht in de
periode 2002-2006. Uiteindelijk werden
in deze STRIP-trial in totaal 92 patiën-
ten gerandomiseerd voor een van de
twee methoden; 46 van deze patiënten
werden geopereerd volgens de klassieke
stripmethode (stripper met stripkop), de
andere 46 volgens de inverterende strip-
methode. Alle patiënten werden tot 26
weken na de operatie gevolgd.
In het huidige onderzoek is na gemid-
deld vijf jaar gekeken naar de langeter-
mijnresultaten van de beide operaties.
De patiënten uit de STRIP-trial werden
telefonisch benaderd voor naonderzoek.
In de periode juni tot en met november
2010 werden welwillenden teruggezien
op het spataderspreekuur in het MMC.
Binnen de huidige spreekuren werd een
halfuur voor anamnese en lichamelijk
onderzoek ingepland voor dit onder-
zoek. Laboranten van de radiologie ver-
richtten aanvullend duplexonderzoek.
ResultatenAnamnese, lichamelijk onderzoek noch
duplexonderzoek kon significante ver-
schillen aantonen tussen de klassieke
en de inverterende methode. In beide
groepen blijkt het recidiefpercentage
aanzienlijk. Op basis van de anamnese
22 OK OPERATIONEEL MAART 2013
OKO0113.indd 22OKO0113.indd 22 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
heeft na de klassieke methode 97 pro-
cent een recidief (minimaal één klacht
passend bij recidiefvarices) en bij de
inverterende methode 89 procent. Op
basis van het lichamelijk onderzoek
heeft in de klassieke groep 51 procent
een recidief en in de inverterende groep
67 procent. Bij duplexonderzoek werd
bij de klassieke strip 77 procent reci-
diefziekte gezien en bij de inverterende
methode 78 procent (zie tabel).
DiscussieUit eerder literatuuronderzoek is be-
kend dat de kans op recidieven na eer-
dere behandeling altijd groot is. Er is tot
op heden geen behandeling geïdentifi-
ceerd die er in positieve zin uitspringt.
Het huidige onderzoek laat ook een
hoge recidiefkans zien. Tevens blijkt dat
op de lange termijn na een klassieke
strip met stripknop of inverterende strip
geen significant verschil bestaat in de
kans op recidiefvarices (klachtgevende
of cosmetisch bezwarende). Het aantal
bij lichamelijk onderzoek en duplexon-
derzoek vastgestelde recidieven bleek
ook niet te verschillen tussen beide
groepen.
Onderzoek dat tussen 2002 en 2006 in
het MMC werd uitgevoerd, heeft laten
zien dat de kortetermijnresultaten
gunstiger waren na de geïnverteerde
strip dan na de klassieke strip. Het
opnieuw bestuderen van deze patiën-
tengroepen enige jaren later bood een
unieke kans om de verschillen op lange
termijn te vergelijken. De exacte kans
op recidiefvarices na een operatie is
lastig vast te stellen. Een studie over
de langetermijneffecten na knopstrip
versus vloeibare sclerosans-inspuiting
gaf aan dat de stripoperatie na drie
jaar significant minder recidieven gaf
(strip 40 procent versus sclerosans 60
procent).5 Echter, onderlinge vergelijkin-
gen van langetermijnstudies zijn vaak
weinig valide omdat de meeste studies
Tabel : Karakteristieken van twee groepen varicespatiënten vijf jaar na operatie.
Klassiek met knop
(n = 35)
Inverterend
(n = 36)
P-waarde
(n.s. = niet
significant)
Klachten
• in de loop vd dag (%)
• ’s nachts (%)
• na lang staan (%)
• vermoeidheid (%)
• krampen (%)
• jeuk (%)
• pijn (%)
• cosmetische bezwaren(%)
• aanvullende SCT (%)
17 (48,6)
12 (34,3)
17 (48,6)
21 (60)
17 (48,6)
1 (2,9)
13 (37,1)
22 (62,9)
6 (17,1)
11 (30,6)
11 (30,6)
16 (47,2)
19 (52,8)
18 (50)
7 (19,4)
8 (22,2)
20 (55,6)
12 (33,3)
n.s.
n.s.
n.s
n.s.
n.s.
n.s.
n.s.
n.s.
n.s.
Verschijnselen van veneuze
insufficiëntie*:
• C0 (%)
• C1
• C2 (%)
• C3–C4 (%)
* C0 = geen verschijnselen
C1 = teleangiectasieën of reticulaire venen
C2 = andere vormen van varices
C3 = oedeem
C4 = huidveranderingen passend bij veneuze
pathologie
0 (0)
17 (48,6)
16 (45,7)
2 (5,7)
2 (5,6)
10 (27,8)
21 (58,3)
3 (8,3)
n.s.
n.s.
n.s.
n.s.
Duplex
• geen afwijkingen (%)
• zijtakvarices
• zijtakvarices met insuff. perforantes
• recidief in VSM-traject
• recidief in VSM-traject met neo
crosse
• wel afwijkingen (%)
8 (22,9)
13
1
5
8
27 (77,1)
8 (22,2)
7
5
9
6
28 (77,8)
n.s.
n.s.
•
OK OPERATIONEEL MAART 2013 23
OKO0113.indd 23OKO0113.indd 23 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
verschillen vertonen ten aanzien van
follow-upduur, soort operatietechniek
of definitie van ‘recidief ’ (anamnestisch,
lichamelijk onderzoek, duplex). On-
derzoek van de beschikbare literatuur
maakt wel duidelijk dat de kans op reci-
diefvarices zeer hoog is, welke techniek
ook wordt gehanteerd. Er schuilt dus
veel waarheid in de volkswijsheid ‘eens
spataderen, altijd spataderen’.
Recidiefkans verkleinenIs de kans op terugkeer van varices te
verkleinen? Er wordt in de literatuur
gesuggereerd dat een onvolledig uitge-
voerde eerste operatie, de aanwezigheid
van insufficiënte perforatoren alsmede
neovascularisatie allemaal oorzaken
kunnen zijn van recidiefvarices.11-12 Ook
risicofactoren als ongezonde lifestyle,
hoge BMI, meerdere zwangerschappen en
doorgemaakte trombose kunnen worden
genoemd.1 Voor het merendeel gelden
dus dezelfde risicofactoren als voor het
ontstaan van primaire varices. Een cor-
rect uitgevoerde eerste operatie verkleint
de recidiefkans. De diepe vene moet over
een korte afstand volledig worden vrijge-
prepareerd, gevolgd door een onderbin-
ding van de VSM zo dicht mogelijk op de
vena femoralis (ter voorkoming van een
lange VSM-stomp). Verwijdering van een
te lange VSM-stomp en alle zijtakken van
de vena femoralis wordt eveneens gead-
viseerd.9 In een ander klein prospectief
onderzoek ( n = 34) werd geen voordeel
waargenomen van het overdekken van de
venestomp met een spierfascie. Er werd
na ruim twee jaar een re-recidief bij vijf-
tien van de zeventien patiënten in beide
groepen gevonden.13
Nieuwe gouden standaard?De oudere literatuur en het huidige
onderzoek laten dus een hoge kans op
terugkeer van de aandoening zien. Ech-
ter, de afgelopen jaren heeft een ware
ommekeer in de benadering van spat-
aderbehandeling plaatsgevonden. Was
tot voor kort de gouden standaard van
spataderbehandeling een open verwijde-
ring van de VSM, het is zeer wel moge-
lijk dat door de komst van endoveneuze
technieken deze standaard moet worden
Varicose Veins Healthy Veins
24 OK OPERATIONEEL MAART 2013
OKO0113.indd 24OKO0113.indd 24 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
herzien. Al deze endotechnieken heb-
ben als groot voordeel dat de ader wordt
aangeprikt bij het onderbeen en niet in
de lies wordt vrijgeprepareerd. Mocht
de kans op een recidief deels worden
bepaald door het vrijleggen (en door-
nemen) van aders in de lies, dan zullen
deze endotechnieken die kans substanti-
eel verkleinen.
ConclusieHet terugkeren van spataders na opera-
tieve correctie is regel. Deze studie vond
geen significant verschil in recidiefper-
centage na klassiek of inverterend strip-
pen. De keuze voor een inverterende
strip ligt voor de hand gezien de bewe-
zen kortetermijnvoordelen als beperkte
incisies, minder bloedverlies en kleinere
kans op zenuwletsel. Echter, de verwach-
ting is dat door de komst van de minder
invasieve technieken het recidiefpercen-
tage in de toekomst lager zal worden.
Literatuur1. Richtlijn diagnostiek en behandeling
van varices: Nederlandse Vereniging voor
Heelkunde en Nederlandse Vereniging
voor Dermatologie en Venereologie, 2007.
2. Sarin S, Scurr JH, Coleridge-Smith PD.
Stripping of the long saphenous vein in
the treatment of primary varicose veins.
Br J Surg 1994; 81(10):1455-1458.
3. Winterborn RJ, Foy C, Earnshaw JJ. Causes
of varicose vein recurrence: late results
of a randomized controlled trial of strip-
ping the long saphenous vein. J Vasc Surg
2004; 40(4):634-639.
4. Dwerryhouse S, Davies B, Harradine K,
Earnshaw JJ. Stripping the long saphe-
nous vein reduces the rate of reoperation
for recurrent varicose veins: five-year
results of a randomized trial. J Vasc.Surg
1999; 29(4):589-592.
5. Rutgers PH, Kitslaar PJ. Randomized
trial of stripping versus high ligation
combined with sclerotherapy in the treat-
ment of the incompetent greater saphe-
nous vein. Am J Surg 1994; 168(4):311-315.
6. Lacroix H, Nevelsteen A, Suy R. Invagina-
ting versus classic stripping of the long
saphenous vein. A randomized prospecti-
ve study. Acta Chir Belg. 1999; 99(1):22-25.
7. Wood JJ, Chant H, Laugharne M, Chant T,
Mitchell DC. A prospective study of cu-
taneous nerve injury following long sap-
henous vein surgery. Eur J Vasc Endovasc
Surg 2005; 30:654-658.
8. Scheltinga M, et al. Conventional versus
invaginated stripping of the great saphe-
nous vein: A randomized, double blind,
controlled clinical trial. World J Surg
2007; 31:2236-2242.
9. Perrin MR, Guex JJ, Ruckley CV, DePalma
RG, Royle JP, Eklof B, et al. Recurrent
varices after surgery (REVAS), a consensus
document. Cardiovasc Surg 2000; 8:
233-45.
10. Cees H.A. Wittens, et al. Richtlijn ‘Diag-
nostiek en behandeling van varices’ Ned
tijdschr geneeskd 2009; 153:B71.INDD.
11. Perrin MR, Guex JJ, Ruckley CV, DePalma
RG, Royle JP, Eklof B, et al. Recurrent
varices after surgery (REVAS), a consensus
document. Cardiovasc Surg 2000; 8:
233-45.
12. Theivacumar NS, Darwood R, Gough MJ.
Neovascularisation and recurrence 2
years after varicose vein treatment for
sapheno-femoral and great saphenous
vein reflux: A comparison of surgery and
endovenous laser ablation. Eur J Vasc
Surg 2009; 38:203-207.
13. Gibbs PJ, Foy DM, Darke SG. Reoperation
for recurrent saphenofemoral incom-
petence: a prospective randomised trial
using a reflected flap of pectineus fascia.
Eur J Vasc.Endovasc.Surg 1999; 18(6):
494-8.
Dit artikel is een bewerking van een artikel
dat eerder is verschenen in Medisch Journaal
nr. 3 2011.
Normal Vein Varicose Vein
OK OPERATIONEEL MAART 2013 25
OKO0113.indd 25OKO0113.indd 25 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
Probleemgeoriënteerd denken in het luchtwegmanagementAuteurs: D.G. Snijdelaar,
G.B. Eindhoven (red.),
D.F. Zandstra en G.J. Scheffer
Uitgeverij: De Tijdstroom
ISBN: 9789058981752
Prijs: € 48,00
In de meeste life-supportcursus-
sen wordt gebruikgemaakt van
het ABCD-algoritme. Dit algoritme bepaalt de volg-
orde van handelen als het gaat om acute levensbe-
dreigende situaties. De eerste letter in dit algoritme
staat voor airway (luchtweg). Het is dan ook de
luchtweg waar het eerst de aandacht naar uitgaat
bij de benadering van een patiënt met acute proble-
matiek. Na het veiligstellen van de luchtweg wordt
de aandacht gericht op de B van breathing of beade-
men. Kennis en (basale) vaardigheden in het ma-
nagement van de luchtweg en beademen zijn daar-
om belangrijk voor elke medewerker in de zorg die
te maken krijgt met mogelijke luchtweg- en beade-
mingsproblemen.
Menslievende zorg in de praktijkRedactie: Gert Olthuis en
Carlo Leget
Uitgeverij: Boom/Lemma
ISBN: 9789059318007
Prijs: € 19,50
Het Tilburgse St. Elisabeth
Ziekenhuis besloot onder de provocerende titel
‘Lief ziekenhuis’ te werken aan menslievende zorg
in de praktijk. In het Programma Menslievende
Zorg werken verpleegkundigen, artsen,
paramedici, managers en zorgethici sinds 2009
samen om beter vorm te geven aan waar het in de
zorg om draait: patiënten bijstaan in hun lijden en
onzekerheid en ze niet in de steek laten. Deze
bundel doet verslag van hun zoektocht en de
zorgethische veronderstellingen daarachter.
Oncologie
Auteurs: J.A. van Spil,
H.A.M. van Muilekom en
B.F.H. van de Walle
Uitgeverij: Bohn Stafleu van
Loghum
ISBN: 9789031388707
Prijs: € 92,95
De oncologische zorg is de laatste decennia steeds
complexer geworden. Dit heeft effect op de behande-
lingstrajecten voor patiënten en voor de noodzaak van
een goede algemene kennis en brede kijk op dit specia-
lisme door de hulpverleners. Niet alleen op het gebied
van behandeling, begeleiding en zorg, maar ook wat
betreft preventie, screening, revalidatie en re-integra-
tie, waarbij leeftijd, cultuur en spiritualiteit niet kun-
nen worden vergeten. Naast hoofdstukken waarmee
(meer) kennis kan worden verworven over de algeme-
ne en specifiek medische en verpleegkundige diagnos-
tiek, behandeling en zorg van veelvoorkomende malig-
niteiten, kent het boek ook hoofdstukken rondom
thema’s als organisatie van de oncologische zorg, pal-
liatieve en leeftijdsspecifieke zorg, culturele aspecten
van de zorg en interactieve vaardigheden.
‘Boeken’ besteedt aandacht aan uitgaven op het gebied van chirurgie en daarmee samenhangende vakgebieden
en de gezondheidszorg in het algemeen. Recensie-exemplaren kunt u samen met een persbericht sturen naar:
OK Operationeel, Postbus 10208, 1001 EE Amsterdam.
Tekst: Menno Goosen
Klinische anesthesiologie
Auteurs: P.G. Noordzij, M. Klimek en
A.J. Stamer (red.)
Uitgeverij: De Tijdstroom
ISBN: 9789058982223
Prijs: € 69,00
In drie delen behandelt de tweede herziene versie van
Klinische anesthesiologie een breed scala aan onderwerpen
binnen de anesthesiologie. Deze variëren van de
geschiedenis van het vakgebied tot klinische fysiologie,
farmacologie en anesthesie bij specifieke chirurgische
ingrepen of klinische omstandigheden. Speciaal voor de
doelgroep is naast het tekstboek een farmacologische
iPhone/Android-app ontwikkeld, zodat namen en
doseringen van veelgebruikte anesthesiologische
medicatie altijd binnen handbereik zijn tijdens
werkzaamheden in de kliniek. Meer informatie:
www.klinische-anesthesiologie.nl.
26 OK OPERATIONEEL MAART 2013
OKO0113.indd 26OKO0113.indd 26 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
Zeven vette jaren in de zorg
Auteur: Arend van Wijngaarden
Uitgeverij: Passage
ISBN: 9789054522621
Prijs: € 16,90
Hoeveel problemen er ook zijn met de
financiering van onze gezondheids zorg,
intussen zijn er ook mensen die er geld
aan verdienen, veel geld. Dit boek
schetst een aantal gevallen uit de
praktijk waarin het soms volslagen uit de hand is gelopen.
Wat dacht u van de directeur van een thuiszorgorganisatie
die miljoenen euro’s naar een Zwitserse bankrekening
doorsluisde? Of specialisten in een ziekenhuis die
sjoemelden met ligdagen? Of van een chirurg die
experimenteerde met maagverkleiningsoperaties,
met dodelijke gevolgen? En lees hoe iedereen een graantje
meepikt van fraude met persoonsgebonden budgetten.
De afzonderlijke voorvallen stonden de afgelopen jaren
allemaal wel in de krant, maar bij elkaar gebundeld in een
boek blijkt pas echt hoeveel er loos is in de zorg. In het
laatste hoofdstuk zet de auteur wat er verdiend wordt in
de zorg eens op een rijtje en trekt zijn conclusies.
Over de grenzen van het medisch beroepsgeheimAuteurs: Herman Jansen en Michel
Knapen
Uitgeverij: Pepijn
ISBN: 9789078709183
Prijs: € 24,95
De eed van Hippocrates wankelt. Ruim 2400 jaar was er
nauwelijks discussie over het medisch beroepsgeheim,
omdat artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners de
eed naleefden. Zwijgen was de norm. Dat is tegenwoordig
niet meer vanzelfsprekend. Artsen dienen declaraties in bij
verzekeraars met medische informatie over patiënten.
Werkgevers willen weten of hun werknemers wel gezond
genoeg zijn. De politie zoekt criminelen op in het
ziekenhuis, om ze daar te ondervragen. Justitie vindt het
medisch beroepsgeheim maar lastig, want het staat
strafrechtelijk onderzoek in de weg. De media lopen met een
draaiende camera de Spoedeisende Hulp binnen. Burgers
krijgen met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur
medische gegevens los. Elektronische patiëntendossiers
kunnen worden gekraakt. In dit spanningsveld wordt van
zorgverleners het uiterste verwacht. Maar kan dat nog? En
weten artsen wat ze wel en niet mogen?
De patiënt als partner
Auteur: Lucien Engelen
Uitgeverij: Bohn Stafleu
van Loghum
ISBN: 9789031398355
Prijs: € 10,99
Dit boek is een weerslag van
gesprekken over de patiënt als
partner die zijn gevoerd met de
‘smaakmakers’ van het UMC St Radboud. Het is een
dialoog met mensen die twijfelen, overhellen naar de ene
of de andere kant; een weergave van het proces dat in
Nijmegen plaatsvond. ‘Het uitgangspunt “de patiënt als
partner” zal de komende jaren zijn weerslag krijgen in
onze drie kerntaken: patiëntenzorg, opleiding en
onderzoek. Het raakt namelijk alle processen in ons
ziekenhuis, dat wij de komende jaren steeds minder
letterlijk zullen nemen als iets fysieks. We gaan van een
zorginstelling naar een zorgnetwerk dat start bij de
patiënt in zijn of haar eigen omgeving’, aldus de auteur.
Onze kinderen en alcohol
Auteurs: Nico van der Lely,
Mireille de Visser en Joke Ligterink
Uitgeverij: Nieuw Amsterdam
ISBN: 9789046811092
Prijs: € 19,95
De Nederlandse pubers behoren tot de
grootste drinkers van Europa. Wat
kinderarts Van der Lely en kinderpsycholoog De Visser vrijwel
dagelijks op hun alcoholpoli aan gevolgen van (overmatig)
alcoholgebruik tegenkomen, wordt bevestigd door de cijfers
die zij landelijk verzamelen: het aantal zeer ernstige gevallen
stijgt enorm. In dit boek vertellen de auteurs onomwonden en
in heldere taal wat er kan gebeuren met het zich
ontwikkelende brein van een puber die alcohol drinkt en wat
in het algemeen de lichamelijke en geestelijke gevolgen zijn
van drinken op jonge leeftijd. In interviews belichten pubers,
ouders, wijkagenten, horeca-uitbaters en politici de
verschillende facetten van dit grote maatschappelijke
vraagstuk. Allerhande praktische adviezen voor ouders en
professionals maken dit boek compleet.
OK OPERATIONEEL MAART 2013 27
OKO0113.indd 27OKO0113.indd 27 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
werke
n bi
nnen
resu
ltaat
vera
ntw
oord
elijke
eenheden open werksfeer ondernem
ingsvrijheid sfeer van vertrouwen
zieke
nhui
s, s
peci
alis
t en
maa
tscha
p in balans aandacht voor patiënt vernieuwend bezig zijn
ontw
ikke
lings
mog
elijk
hede
n
binnen vakgebied prettig samenw
erken gastvrij ziekenhuis
prof
essi
onel
e w
erko
mge
ving
alle ruimte voor initiatief toekomstgerichte om
geving
www.werkenbijhetzmc.nl
Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie wordt niet op prijs gesteld.
Het Zaans Medisch Centrum luistert
Het Zaans Medisch Centrum vervult een belangrijke
zorgfunctie voor de Zaanstreek. Dagelijks rekenen
ruim 1000 patiënten op vertrouwde en hoogwaardige
medisch-specialistische zorg, waarvoor meer dan 1500
medewerkers instaan. Kwaliteit heeft daarbij continue
aandacht. Onze functie als opleidingsziekenhuis nemen
we uiterst serieus. Naar verwachting zal eind 2016 op
de huidige locatie een volledig nieuw ziekenhuis
betrokken kunnen worden.
De RVE OK bestaat uit de vier bedrijfsonderdelen; OK, pijncentrum, CSA en patiëntenlogistiek. Voor het bedrijfsonderdeel OK zijn wij op zoek naar een
HOOFD OK m/v
gemiddeld 36 uur per week
OVER DE AFDELING De OK bestaat uit de OK, recovery en poliklinische OK. In totaal werken er 55 fte, waaronder vijf teamcoördinatoren. De OK heeft zes operatiekamers, vier poliklinische OK’s en twaalf recovery bedden.
OVER DE FUNCTIE Wij zijn op zoek naar een enthousiaste allround manager met OK-ervaring. Je bent verantwoordelijk voor de algemene bedrijfsvoering, kwaliteit en veiligheid van de OK, recovery en poliklinische OK en je draagt budget-verantwoordelijkheid op het niveau van het eigen organisatie-onderdeel. Je acteert op tactisch/operationeel niveau in een complexe setting en draagt bij aan een optimale planning en behandeling van de grote stroom patiënten in nauwe samenwerking met hoogopgeleide en betrokken professionals. Binnen een omvangrijk nieuwbouwprogramma (realisatie eind 2016) bouw je mee aan het OK complex van de toekomst en lever je een actieve bijdrage aan de verbetering van de bedrijfsvoering, het herinrichten van het zorgproces op basis van de Lean Six Sigma principes en de vele innovaties binnen de RVE OK.
OVER JEZELF Je beschikt over academisch werk- en denk-niveau, danwel een afgeronde HBO/WO opleiding aangevuld met voor de functie relevante bedrijfskundige of management-opleiding(en). Daarnaast heb je minimaal drie jaar leiding-gevende ervaring aan een eenheid met vergelijkbare complexiteit in de bedrijfsvoering en gezondheidszorg.
WIJ BIEDEN De arbeidsvoorwaarden zijn conform de CAO Ziekenhuizen, waaronder een prima pensioenregeling. Het salaris is afhankelijk van opleiding en ervaring, en bedraagt bij een fulltime dienstverband van 36 uur per week maximaal € 4.820,- bruto per maand overeenkomstig FWG 65.
INFORMATIE Voor meer informatie kun je maandag t/m donderdag contact opnemen met Jeannette Ronchetti - van der Louw, bedrijfsleider RVE OK, telefoon (075) 65 07 149.
SOLLICITATIE Interesse? Solliciteer dan voor 22 maart 2013 via onze website www.werkenbijhetzmc.nl. Een assessment maakt deel uit van de sollicitatieprocedure. De gesprekken vinden plaats in week 14.
OKO0113.indd 28OKO0113.indd 28 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
KATERN VOOR LEIDINGGEVENDEN VAN OPERATIEAFDELINGEN
Hoe ontwerp je de operatieafdeling van de toekomst?Hoe ontwerp je de operatieafdeling van de toekomst?
Sandra Labahn Sandra Labahn (Vlietland Ziekenhuis):(Vlietland Ziekenhuis):
‘Flexibel sta ‘Flexibel sta je sterker’je sterker’
OKO0113.indd 29OKO0113.indd 29 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
30 OK MANAGEMENT MAART 2013
OKO0113.indd 30OKO0113.indd 30 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
Rechercheur. Daarover fantaseerde Sandra Labahn in de
middelbareschoolbanken. Ver voor de Wallanderboe-
kenreeks van Henning Mankell en de Millenniumtrilo-
gie van Stieg Larsson zag ze zich actief binnen de zedenpolitie,
liefst gespecialiseerd in kinderkwesties. ‘Die sterke affiniteit
werd extra gevoed doordat iemand in de familiesfeer bij de
politie werkte. Zo’n beroep leek me fascinerend.’
Het bleef niet bij dromen. Na haar vwo meldde Sandra zich aan
voor de Politieacademie. Helaas behoorde ze niet tot de slechts
15 gelukkigen van de 1300 gegadigden. ‘Ik was te assertief.’
De lichte spot die even doorklinkt in haar toon weet ze snel
te temperen. ‘Dit speelde eind jaren tachtig, in een totaal an-
dere maatschappij dan nu. Ik was toen al een echte doener en
praktisch ingesteld. Dat ik niet zo gemakkelijk kneedbaar was,
bleek een nadeel. Ik paste niet in de mal.’
OP AVONTUURToen lag de hele wereld weer voor Sandra open. Directiesecre-
taresse? Het leger? Uiteenlopende opties paradeerden voorbij,
tot die advertentie in het Brabants Nieuwsblad voor een oplei-
ding tot operatieassistent in het Oosterschelde Ziekenhuis in
Goes.
‘Een goede gelegenheid om een vak te leren’, dacht Sandra,
inderdaad doenerig en praktisch. Een zusterflat was er niet,
maar in haar eenpersoonsflat in Goes had ze snel haar draai
gevonden en een sociaal netwerk opgebouwd.
Na afronding van haar studie, in 1990, besloot ze haar grenzen
verder te verleggen. ‘Tijdens mijn opleiding had ik een hechte
vriendschap opgebouwd met een vriendin uit Noord-Holland.
Beiden hadden we in die tijd nog geen vaste relatie. Vooraf-
gaand aan huisje-boompje-beestje lonkte het avontuur.’ Dat
vertaalde zich in een baan als operatieassistent in het Sint
Elisabeth Hospitaal Willemstad op Curaçao.
VERLOREN VERRASSINGSEFFECTIn het tijdperk vóór de mobiel, internet en alle virtuele sociale
contacten was weg écht weg.
‘Voor mijn ouders – ik ben de oudste van twee kinderen – was
dat best moeilijk’, blikt Sandra Labahn terug. Zelf arriveerde
ze na negen uur vliegen in een totaal andere wereld, en met
nog dertien Hollandse jonge vrouwen was het nieuwe leven het
beste te omschrijven als ‘lang leve de lol’.
Evengoed werd het thuisfront niet vergeten. Toen Sandra’s
ouders 25 jaar getrouwd waren, regelde ze een vlucht naar
Nederland om bij het feest te kunnen zijn. Een paar obstakels
veroorzaakten niet alleen flink oponthoud, maar verstoor-
den ook het beoogde verrassingseffect. ‘Na een ongeplande
overnachting op Aruba en een noodlanding in Costa Rica, in
verband met een bommelding, belde iemand van de lucht-
vaartmaatschappij naar mijn ouders om hen gerust te stellen.
Helemaal onverwachts was mijn komst dus niet meer, maar
evengoed vonden ze dit nog het mooiste huwelijkscadeau.’
LEKKER LEUK LEVEN WAS NIET GENOEGIn de anderhalf jaar waarin Sandra op Curaçao woonde, kwa-
men zowel haar ouders als haar broer haar opzoeken op het
‘happy island’. Bij haarzelf begon het enthousiasme over het
relaxte leven op de Antillen weg te ebben.
Sandra Labahn (45) heeft een drukke periode achter de rug. In 2012 veranderde er veel in de
organisatiestructuur van het Vlietland Ziekenhuis. Ook zij zag zich genoodzaakt te solliciteren naar
een nieuwe functie binnen het gereorganiseerde Schiedamse ziekenhuis. Met goede afloop: per 1 april
2012 is Sandra hier bedrijfskundig manager OK.
Tekst: Linda van Pelt | Foto’s (inclusief OK Management-cover): Jos Heijen
Portret
Sandra Labahn (Vlietland Ziekenhuis):
‘Flexibel sta je sterker’
OK MANAGEMENT MAART 2013 31
OKO0113.indd 31OKO0113.indd 31 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
‘Wat ik aanvankelijk zo charmant had gevonden, ging me
meer en meer tegenstaan. Dag in dag uit easy going, daar gaat
de lol vanaf. Ik verlangde naar verantwoordelijkheid. Er bor-
relde ambitie, ik had doelen te vervullen. In die tijd kon ik dat
nog niet zo met woorden benoemen, maar ik voelde het wel
degelijk. Lekker leven was niet meer genoeg. Ik wilde dóór.’
HET BRABANTSE LANDIn de tussentijd was er iets veranderd: op Curaçao had Sandra
een marinier leren kennen met wie ze graag samen terug-
keerde naar Nederland. Er waren wel wat twijfels, want op
het zonovergoten eiland ging het geweldig, maar hoe zou hun
relatie verlopen in de Hollandse herfst? ‘Nu zijn we alweer dik
achttien jaar getrouwd en trotse ouders van tweelingdochters
van zeventien’, maakt Sandra even een sprong in de tijd.
In 1992 was de vestigingsplek nog even onduidelijk. ‘We zou-
den aanvankelijk naar Groningen gaan omdat mijn partner
daar zijn roots had. Ik had al een baan kunnen regelen bij het
Universitair Medisch Centrum Groningen. Maar na zijn mi-
litaire missie in de Eerste Golfoorlog in Irak en een periode
van recupereren op de Antillen overwoog mijn man terugkeer
naar het burgerleven.’ Zijn kansen in het westen of zuiden
waren groter, dus werd mijn “thuisbasis” Noord-Brabant.’
BOTBANK OPGEZETSandra startte als operatieassistent in het Franciscus Zieken-
huis Roosendaal. Anderhalf jaar eerder was ze verrast geweest
over de toepasbaarheid van haar uit Nederland geïmporteerde
kennis op Curaçao. Andersom kwamen haar op de Antillen
opgebouwde praktijkvaardigheden ook perfect van pas in Ne-
derland. ‘Ziekenhuiswerkwijzen lopen niet zo veel uiteen.’
In de tien jaar dat Sandra actief was als operatieassistent ont-
plooide ze graag nevenactiviteiten. Zo zette ze zich in voor de
opzet van een erkende botbank. Als een van de eerste zieken-
huizen in Nederland beschikte het Franciscus Ziekenhuis over
een botbank voor bottransplantatie die voldeed aan de wette-
lijke richtlijnen. ‘Deze botbank bood onszelf grote voordelen,
want op deze manier konden we sneller én voordeliger over
het benodigde materiaal voor botdonaties beschikken.’
ZIJSPRONGIn het najaar van 2002 begon het leidinggevendebloed te krie-
belen. In de rechte lijn waren er geen directe doorstroommo-
gelijkheden, maar een zijsprong naar het Behandelcentrum
bracht haar naar de functie van afdelingshoofd.
Haar eerste schreden op managementgebied zette ze zonder
specifieke opleiding op dit vlak. ‘Met cursussen en trainingen
ben ik direct gaan werken aan het ontwikkelen van mijn lei-
dinggevende capaciteiten. Tegelijkertijd vertrouwde ik op de
systematiek van learning on the job. Gelukkig bleek dat ik het
aansturen van een afdeling redelijk in de vingers had. Dat gaf
zelfvertrouwen.’
Wat Sandra zich nog het sterkst herinnert uit die beginfase is
het plezierige gevoel daadwerkelijk verschil te kunnen maken.
‘Als medewerker kun je wel je werk zo goed mogelijk doen – en
natuurlijk is dat belangrijk en geeft dat voldoening – maar
toch ben je vooral uitvoerend, en beperkt in je mogelijkheden
om invloed uit te oefenen. Ik wilde dolgraag beleidsmatig be-
zig zijn. Deze nieuwe baan gaf me die gelegenheid.’
GOEDE LEERSCHOOLAls manager kreeg Sandra ook te maken met exploitaties, bud-
getten, jaarplannen. ‘Dat vind ik allemaal leuk, ik heb wel wat
met cijfers. Het Behandelcentrum was bovendien een relatief
gemakkelijk te overziene afdeling en minder gecompliceerd
dan de OK. Zodoende was het voor mij een ideale leerschool.’
Zodra de afdeling goed draaide, verminderde de uitdaging. Er
was binnen de organisatie weinig ruimte voor doorgroei, en
ook van de aangeboden hogere managementstudie verwachtte
Sandra te weinig voeding voor het stillen van haar ambitieuze
‘honger’. Detachering als zzp’er leek de juiste stap. Korte tijd
via Pulse Medical (als teamleider a.i. bij onder meer het Zuwe
Hofpoort Ziekenhuis in Woerden) en later via SimFlex, het
bureau voor medische detachering dat Sandra samen met een
aantal collega’s in de vorm van een maatschap opzette.
NADELEN VAN DETACHERINGOnder de vlag van SimFlex werkte Sandra Labahn van eind
2006 tot het eerste kwartaal van 2010 voor verschillende zie-
kenhuizen. ‘Het was interessant om een kijkje achter de scher-
men te nemen bij diverse organisaties, maar op een gegeven
moment was mijn nieuwsgierigheid bevredigd’, klinkt het
resoluut. ‘Bovendien begon ik de nadelen van detachering te
ontdekken. Als gedetacheerde ben je hard bezig een nieuwe,
beter functionerende organisatiestructuur op te bouwen. Zo-
dra je vertrekt, neemt een definitieve manager het roer over.
Op Sandra’s werkkamer hangt haar filosofie over
teamwork als ‘teken aan de wand’:
‘Beter worden doen we samen
Zorg en aandacht
Presteren en ontwikkelen
Goede en veilige zorg
Dichtbij is en dichtbij voelt’
TEKEN AAN DE WAND
32 OK MANAGEMENT MAART 2013
OKO0113.indd 32OKO0113.indd 32 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
Dat betekent vaak het varen van een andere koers. In veel
gevallen zelfs weer terug naar af. Tenminste, die geluiden
hebben mij regelmatig bereikt in de vorm van klachten van
medewerkers die enthousiast hadden meegewerkt aan de ge-
wenste omschakeling van beleid. Zulke kwesties konden me
enorm frustreren. Het voelde alsof ik al dat werk voor niets
had gedaan. Goed betaald weliswaar, maar dat is bepaald niet
de enige drijfveer.’
ZONNIGE UITSTRALINGVooral uit de behoefte om op structurelere basis een stempel
te kunnen drukken trok Sandra zich terug uit de SimFlex-
maatschap. In het voorjaar van 2010 werd ze teamleider OK
chirurgie en later ook interim-leidinggevende voor de CSA in
het Vlietland Ziekenhuis in Schiedam. ‘Het voelt alsof ik de
kans heb gekregen te doen wat ik graag wil.’
Sandra vond het leuk weer een vaste baan te hebben, en voelde
zich snel thuis in de warme organisatie met een plezierige
werksfeer waar ze terechtkwam. ‘Dat vertaalt zich ook in de
uitstraling van het OK-complex: licht, zonnig en ruimtelijk.
We hebben een fantastisch en hecht team waarvan de meeste
medewerkers hier al lang werken. Dat lage verloop zegt ook
iets over de werksfeer. Er heerst hier een goede teamspirit,
waarvoor we ons met z’n allen dagelijks volop inzetten. We
hebben de NIAZ-accreditatie binnengehaald en flinke verbe-
terstappen gezet op het gebied van protocolgericht werken en
patiëntveiligheid. We zijn gestart met PDMS en gaan track en
trace voor ons instrumentarium nog in 2013 implementeren.’
OPEN MINDReorganisatie van het Vlietland Ziekenhuis confronteerde
Sandra opnieuw met veranderingen. Van de bestaande vier
kliniekmanagers voor het zorgbedrijf moest overgeschakeld
worden op een hernieuwde structuur met tien bedrijfskundig
managers, gekoppeld aan een medisch (gespecialiseerd) mana-
ger. Een grootschalige operatie, deels gerealiseerd met mensen
van binnen, deels van buiten. Alle betrokken leidinggevenden
werden uitgenodigd te solliciteren, en Sandra stelde zich be-
schikbaar voor de nieuwe rol van manager OK-bedrijf. Per 1
april geeft ze leiding aan de circa 140 medewerkers van OK en
CSA, POS, pijnpolikliniek en pijnconsulenten. Verder fungeert
ze als directe sparringpartner van de anesthesiologenmaat-
schap. Met drie teamleiders voor respectievelijk chirurgie, CSA
en anesthesie draait alles weer soepel.
‘Het is in mijn voordeel dat ik “het wereldje” ken’, redeneert
Sandra Labahn. ‘Daardoor ben ik in staat snel te schakelen.
Verder ligt het ook in mijn karakter mezelf geen beperkingen
op te leggen. Ieder mens heeft z’n grenzen, maar als je niet
probeert verder te komen, lukt het zeker niet. En blijkt iets te
hoog gegrepen? Dan kun je altijd nog iets anders proberen.
Mijn vakmatige achtergrond als operatieassistent geeft me
gevoelsmatig een steun in de rug. Ik heb, wat mezelf betreft,
geen vastomlijnd plan. Veel liever bezie ik met open mind wat
er op mijn pad komt. Met die flexibiliteit sta je volgens mij
veel sterker, want die biedt je de gelegenheid gericht in te spe-
len op nieuwe mogelijkheden.’
GEVOED VAN ONDERAFMet die open mind gaat Sandra nu ook de toekomst tegemoet.
‘Er zijn externe krachten, zoals de Inspectie voor de Gezond-
heidszorg en de zorgverzekeraars, die invloed uitoefenen op
onze organisatie. Ook zelf werken we aan een nieuwe stap:
samenwerking met het Sint Franciscus Gasthuis, waarvoor de
overeenkomst onlangs is getekend. Onze ondercapaciteit en
hun overcapaciteit vullen elkaar uitstekend aan. Allebei zijn
we gevestigd op de noordoever van Rotterdam, en samen staan
we sterker om een regionale rol van betekenis te spelen, nu én
in de toekomst. In deze fase speelt het teamwork nog slechts
op bestuurlijk niveau, maar de plannen worden in de hele or-
ganisatie in de praktijk gebracht, met ruimte voor inspraak.
De raad van bestuur wil dat de bedrijfskundig managers het
ziekenhuis leiden. Wij, op onze beurt, willen graag gevoed
worden van onderaf. Ik weet zelf hoe belangrijk het is om
enige invloed te kunnen uitoefenen, en ben dus blij met de
switch van top-down naar bottom-up. Zo wordt de expertise
van medewerkers optimaal benut en doen we het écht met z’n
allen.’ ■
OK MANAGEMENT MAART 2013 33
OKO0113.indd 33OKO0113.indd 33 18/02/13 15:2918/02/13 15:29
Hoe ontwerp je de operatieafdeling van de toekomst? Een toekomstbestendige OK houdt rekening met logistiek en is prettig om in te werken.
Wat zijn dan de aandachtspunten? En hoe pak je het ontwerp procesgericht aan?
Tekst: Timon Sibma, adviseur Adviestalent Twynstra Gudde | Foto: UMC Utrecht
Met Duplo-poppetjes geven OK-medewerkers van het UMC Utrecht aan wat volgens hen de optimale opstelling is voor de nieuwe OK.
34 OK MANAGEMENT MAART 2013
OKO0113.indd 34OKO0113.indd 34 18/02/13 15:3018/02/13 15:30
In de komende jaren zullen veel ziekenhuizen hun opera-
tieafdelingen verbouwen of nieuw bouwen. De bouw van
een OK-complex is een ingewikkeld project dat veel vraagt
van het ziekenhuis als organisatie. De operatieafdeling is het
hart van het ziekenhuis waar de kwaliteit van zorg en werk-
processen vooropstaat. Omdat een investering in een nieuwe
operatieafdeling deze werkprocessen vele jaren optimaal moet
ondersteunen, is een uitgekiend ontwerp van cruciaal belang.
DE OK ALS LOGISTIEK KNOOPPUNTHans Westerveld, senior adviseur bij Twynstra Gudde, vertelt
over de verschillende soorten logistiek binnen een OK-complex.
Allereerst noemt Westerveld de patiëntenlogistiek. Hierbij kan
onderscheid worden gemaakt tussen electieve en acute patiën-
ten, tussen patiënten die rechtstreeks vanaf huis en van de
verpleegafdeling komen, en tussen patiënten met kortdurende
en lichte en langdurende en zware behandelingen.
Wanneer een afdeling is ingericht op kortdurende en lichte
behandelingen, is de uitstraling vaak die van een hotel, waar
hospitality erg belangrijk is. Patiënten liggen relatief kort op de
recovery. Patiënten met zeer lichte behandelingen gaan zelfs
direct naar de dagbehandeling. De uitstraling van de afdeling
waar de patiënt ligt bij langdurige en zware opnames is vaak
professioneel, state of the art en gericht op de behandeling.
Patiënten liggen hier vaak langer op de recovery.
De verschillende categorieën patiënten hebben een sterke in-
vloed op de patiëntenlogistiek. Men kan er in het ziekenhuis
voor kiezen deze verschillende categorieën te mengen of te
scheiden. Mengen heeft als voordeel dat met een stringente
planning het OK-programma beter gevuld wordt. Om deze
reden is het tegenwoordig een trend om OK’s zo generiek mo-
gelijk te maken qua uitrusting. Dit geeft maximale flexibiliteit
in het inplannen van de verschillende ingrepen.
GoederenlogistiekDe tweede stroom is de goederenlogistiek. Westerveld advi-
seert om de voorraad zo klein mogelijk te houden, met zo min
mogelijk tussenopslagen. Het concept van just in time speelt
hierbij een belangrijke rol. Het werkt het efficiëntst om op één
centraal punt alle goederen bij elkaar te laten komen, onder
andere vanuit de CSA en het magazijn, die de disposables aan-
leveren. Vanuit dit distributiecentrum worden de OK’s bevoor-
raad met programmakarren gevuld met instrumenten, dis-
posables, medicijnen, hechtmateriaal, implantaten et cetera.
Een distributiecentrum heeft niet zozeer invloed op het aantal
vierkante meters dat benodigd is, maar zorgt er wel voor dat
de voorraad beter in de gaten gehouden kan worden en dat de
scheiding tussen logistieke medewerkers en OK- personeel hel-
derder is. Bij het ontwerp van het OK-complex is het belangrijk
dat er voldoende ruimte voor stalling and handling is van de pro-
gramma- en transportkarren. Steeds vaker wordt er gebruikge-
maakt van tracking and tracing om goederen te volgen.
Hans Westerveld wijst erop dat de logistiek van vuile goederen
speciale aandacht verdient. ‘Vaak zie je op tekeningen dat er
veel aandacht is besteed aan de logistiek van schone goederen,
maar niet aan die van de vuile goederen. Dit is zeer onterecht.’
Hij adviseert om de scheiding reeds bij de bron te doen, en te
zorgen voor goed uitgeruste vuilverzamelpunten waar afval
gescheiden kan worden, apparatuur gereinigd en gescand
wordt en transportmiddelen beladen worden.
Naast deze vuile goederen verdienen ook andere zaken aan-
dacht: hoe om te gaan met medicijnen, retourgoederen (die on-
gebruikt de OK verlaten) en de noodvoorraad? Daarnaast moet
er ook aandacht zijn voor noodprocedures zoals het vervangen
van instrumenten of implantaten tijdens een ingreep.
Personeels- en informatielogistiekDe derde en vierde logistieke stromen, die Westerveld nog even
kort aanstipt, zijn de personeels- en informatielogistiek. Hij
benadrukt dat het belangrijk is om keuzes te maken wanneer
het gaat om het inzetten van personeel, omdat die keuzes van
OK MANAGEMENT MAART 2013 35
OKO0113.indd 35OKO0113.indd 35 18/02/13 15:3018/02/13 15:30
invloed zijn op de OK-productie. Zo kan personeel taak- of pa-
tiëntgericht ingezet worden en gespecialiseerd of allround.
Ook moeten de keus gemaakt worden of het personeel verant-
woordelijk is voor het gehele proces of slechts voor hun eigen
specialisme. Al deze keuzes zijn van invloed op de logistiek.
Hetzelfde geldt voor de informatielogistiek. Er wordt meer en
meer digitaal gewerkt, zowel wanneer het gaat om medische
informatie van de patiënt als wanneer het procesinformatie
van de ingreep betreft. Deze digitalisering is van invloed op de
verschillende logistieke processen.
DE OK ALS WERKOMGEVINGHet tweede perspectief is de OK als werkomgeving. Medewer-
kertevredenheid is een belangrijk onderwerp op de OK, zeker
in de huidige tijd. Erik Burgmeijer, afgestudeerd aan de TU
Delft en begeleid door Twynstra Gudde, vertelt over zijn on-
derzoek naar aspecten op de OK die de medewerkertevreden-
heid beïnvloeden. Burgmeijer heeft hiervoor een adviesmodel
gemaakt, de OK-wijzer, waarin deze aspecten en hun invloed
op de tevredenheid uitvoerig staan beschreven. De fysieke
omgeving blijkt een zeer grote rol te spelen wanneer het gaat
om deze tevredenheid, en juist dit aspect is uitermate geschikt
om aan te pakken wanneer OK’s worden verbouwd. Burgmeijer
licht vier aspecten nader toe: daglicht, organisatie en logistiek,
vormgeving en afmeting, en apparatuur en ergonomie. Wan-
neer nieuwbouw hiermee rekening houdt heeft dat een posi-
tieve invloed op de medewerkertevredenheid.
DaglichtDaglicht heeft veel positieve effecten op het welbevinden van
de OK-medewerker. Zo zorgt het voor minder stress en een
verhoogde gezondheid, en daarmee voor een hogere mede-
werkertevredenheid. Wat Burgmeijer tijdens zijn observaties
heeft gezien is dat er in huidige situaties vaak een tekort aan
daglicht is of dat het uitzicht van lage kwaliteit is. Ook wan-
neer er tijdens de bouw rekening gehouden is met daglicht
door het plaatsen van ramen, komt het regelmatig voor dat
deze ramen zijn afgeplakt vanwege inkijk of privacy. Uit het
onderzoek blijkt dat er een prioritering bestaat voor de ver-
schillende ruimtes waarin gewerkt wordt. Zo wordt daglicht
het belangrijkst gevonden in ruimtes met een recreatieve
voorziening, zoals de koffiekamer. Ook hecht men waarde aan
daglicht in de OK en in kantoorruimtes, maar in opslagruimtes
en kleedruimtes is dit minder van belang. Deze volgorde van
prioritetstelling helpt bij het programmeren van de platte-
grond van een nieuwbouw- of verbouwproject. Erik Burgmeijer
concludeert dat toegang tot daglicht belangrijker is dan direct
naar buiten kunnen kijken. Meer daglicht vanaf bijvoorbeeld
het plafond wordt als prettiger ervaren dan minder daglicht
door een klein raam.
LoopafstandenLoopafstanden tussen de verschillende ruimtes hebben ook
veel invloed op tevredenheid. De positionering van de verschil-
lende ruimtes speelt hierbij een grote rol. Bij de programme-
ring van een nieuw OK-complex is het belangrijk te onthouden
dat wanneer het aantal OK’s verhoogd wordt, het aantal andere
ruimtes niet navenant toeneemt. Er is bijvoorbeeld nog steeds
maar één holding.
Het beeld bestaat dat het creëren van veel daglicht automa-
tisch zorgt voor langere loopafstanden, omdat de gebouwen
dan minder diep kunnen zijn. Er zijn echter concepten te
ontwikkelen die zowel rekening houden met de hoeveelheid
daglicht in de diverse ruimtes als met de loopafstanden tussen
deze ruimtes.
RuimtesUit Burgmeijers onderzoek blijkt dat huidige ruimtes vaak te
klein zijn en dat dit zorgt voor inefficiëntie in het werkproces.
De vormgeving van een ruimte, het aantal medewerkers die te-
gelijk in een ruimte werken, de hoeveelheid aanwezige appara-
tuur en de vrije vierkante meters voor verkeer zijn van invloed
op de efficiëntie en de medewerkertevredenheid. Zowel mede-
werkers als apparatuur hebben bewegingsvrijheid nodig om
goed te kunnen functioneren. Ook wordt het belangrijk gevon-
den dat apparatuur dicht bij de OK’s opgeslagen wordt en dat
de ruimtes hiervoor groot genoeg zijn. Vaak is er een gebrek
aan opslagruimtes of zijn deze in de beleving te ver weg, met
als gevolg dat apparatuur op de gang opgeslagen wordt of zelfs
dat apparatuur zoekraakt. Voldoende en ruime opslagruimtes
voor OK-apparatuur dicht bij de OK’s zijn daarom belangrijk.
Uit het onderzoek van Burgmeijer blijkt dat medisch specialis-
ten minder belang hechten aan de fysieke omgeving waarin
zij werken dan het overige OK-personeel. Medisch specialisten
gebruiken 30 procent van alle ruimtes en zijn gemiddeld 20 tot
40 procent van hun tijd aanwezig op het OK-complex, terwijl
het overige OK-personeel 60 procent van alle ruimtes gebruikt
en 100 procent van de tijd op het OK-complex aanwezig is. Deze
percentages kunnen het verschil in belang verklaren.
PROCESGERICHT ONTWERPENIn het UMC Utrecht worden op dit moment de OK-afdelingen
volledig gerenoveerd. Ina Roubos, adviseur Bouw, vertelt over
de aanpak van procesgericht ontwerpen. Het plan moet zo
ingericht zijn dat dit niet alleen volledig is aangepast aan de
huidige processen, maar ook flexibel genoeg is voor toekom-
stige processen. In het ontwerpproces wordt het werk van de
gebruiker centraal gesteld. Hierbij werden alle beroepsgroepen
die deel uitmaken van een OK-team als gebruiker meegeno-
men, want elke beroepsgroep heeft specifieke kennis over het
OK-proces. Nadat vanuit een visie en een programma van eisen
een eerste tekening was gemaakt, kwam het besef dat de we-
36 OK MANAGEMENT MAART 2013
OKO0113.indd 36OKO0113.indd 36 18/02/13 15:3018/02/13 15:30
reld van de gebruikers en die van de ontwerpers erg verschil-
len en dat zij elkaar niet altijd verstaan. Daarom werd besloten
de eisen en wensen te visualiseren, om de vertaalslag tussen
deze twee werelden te kunnen maken.
Modellen in 2D en 3DAls eerste stap zijn de OK en footprints van de apparatuur op
ruitjespapier op een schaal van 1:20 getekend. Door met deze
2D-modellen te schuiven kreeg men een eerste inzicht in de
benodigde grootte van de OK en of de inbouwapparatuur en de
losse apparatuur zouden passen. Deze modellen werden vervol-
gens omgezet in 3D-modellen door middel van houten blokken
en Duplo-poppetjes op een schaal van 1:10. Deze blokken werden
op een houten plaat gezet met flexibele panelen als muren. Op
basis hiervan kon worden bepaald hoe groot de OK moest zijn.
Door de flexibele panelen die de muren vormden de breedte te
geven van een deur kon men door het uitnemen van een paneel
gemakkelijk een deur plaatsen of verplaatsten om de optimale
locatie van de deuren te bepalen. Ook de grootte van het plenum
kwam door dit 3D-model duidelijk naar voren. In totaal zijn on-
geveer 120 opstellingen verzameld. Door deze manier van wer-
ken konden vragen van de architect eenvoudig beantwoord en
inzichtelijk gemaakt worden. Van de uiteindelijke modellen zijn
ontwerptekeningen gemaakt, die weer door de architect gelezen
konden worden. Dit proces diende dus als vertaalslag.
Ware grootteNa deze fase was er een duidelijke blauwdruk voor de OK en de
opstelling van alle apparatuur. De vraag was echter of het in
de praktijk ook daadwerkelijk zou werken zoals was bedacht.
Om deze te kunnen beantwoorden werd besloten om een OK op
ware grootte na te maken.
Er werd een ruimte leeggemaakt die groot genoeg was om met
flexibele panelen verschillende groottes en afmetingen van
een OK uit te kunnen testen. Op deze panelen werden in eerste
instantie met flip-overvellen de locaties van inbouwappara-
tuur en schermen bepaald. Ook werden pendels nagebouwd
met flexibele armen om verschillende opstellingen te kunnen
testen. Apparatuur werd met hout en karton nagemaakt. Door
er foto’s op te plakken werd het voor de aanwezigen duidelijk
om welke apparatuur het ging. In het beginstadium is er be-
wust voor gekozen te werken met dummyapparatuur, omdat
het erom ging de locatie van de apparatuur te bepalen. Het
gebruik van echte apparatuur zou de discussie kunnen leiden
naar de apparatuur zelf en de werking daarvan.
Na het inrichten van de OK werden OK-teams uitgenodigd om
het proces van een ingreep te simuleren. Het nabootsen van
verschillende situaties had tot gevolg dat veel keuzes uit het
ontwerp werden bijgesteld, zoals de locatie van een pendel.
Door los te komen van het papier en de bestaande processen
werd met behulp van externe adviseurs ruimte geschapen voor
innovaties.
Op dit moment wordt in de nagebouwde OK echte apparatuur
in de wanden ingebouwd, zodat het werkproces nog realis-
tischer gesimuleerd kan worden. Bovendien helpt dit bij het
maken van keuzes voor apparatuur en inrichting. In een later
stadium, wanneer het ontwerptraject is afgerond, zal de OK
gebruikt worden als onderwijsruimte om het personeel kennis
te laten maken met het nieuwe werkproces en hiermee te laten
oefenen.
Brug geslagenRoubos concludeert dat het gebruik van 2D- en 3D-modellen en
later de nagebouwde OK heeft geresulteerd in een brug tussen
twee verschillende werelden, waarin innovaties zijn getoetst,
fouten zijn voorkomen en veel draagvlak is gecreëerd. ■
Erik Burgmeijer, afgestudeerd aan de TU Delft en momenteel werkzaam bij Vitaal ZorgVast & Interflow (Koninklijke BAM groep nv) heeft een adviesmodel gemaakt, de OK-wijzer, waarin advies staat over aspecten op de OK die de medewerkertevredenheid beïnvloeden. Binnen de BAM is hij zich verder aan het verdiepen in innovatieve OK-concepten. Meer informatie: [email protected].
1
De OK-wijzer vormt een advies- en toetsingsmodel dat gebruikt kan worden
Het model draagt bij in het opstellen van het ruimtelijk programma van
die gegeven worden in de ontwerpvarianten van de architect of het dient
Adviesmodel voor het verbeteren van de medewerkerstevredenheid in de ontwikkeling van de operatie afdeling
OK-WIJZER
Auteur: Erik Burgmeijer
OK MANAGEMENT MAART 2013 37
OKO0113.indd 37OKO0113.indd 37 18/02/13 15:3018/02/13 15:30
NVLO-informatieDe NVLO is dé professionele en ondernemende beroepsvereniging voor
leidinggevenden op de operatieafdeling.
De vereniging stelt zich tot doel om de communicatie tussen leidinggevenden
van operatieafdelingen te bevorderen, informatie te verstrekken, op persoonlijk
en juridisch vlak te ondersteunen, en onderwijs en managementtraining te
geven. De NVLO heeft de status van beroepsvereniging.
Voordelen lidmaatschap- Acht keer per jaar het vakblad OK Operationeel gratis thuisbezorgd. OK
Operationeel bevat ieder nummer een managementkatern van minimaal
acht pagina’s, waarin het vak van leidinggevende OK, de toepassingen van
leiderschap en de diversiteit van de beroepspraktijk in beeld worden gebracht.
Het katern brengt inspiratie, professionalisering, visie, verbondenheid en de
mogelijkheid om kennis en ervaring te delen met collega-leidinggevenden OK.
- Korting op het jaarlijkse congres. Een unieke gelegenheid om te netwerken en
je kennis te verbreden.
- Minimaal eenmaal per jaar een themadag waarbij een professioneel
onderwerp centraal staat.
- Verder is de NVLO actief op het gebied van contacten met het bedrijfsleven,
diverse overheidsinstanties en andere belangrijke instanties die vormgeven
aan de operatieve zorg in Nederland.
Lid wordenElke leidinggevende die op de operatieafdeling werkt binnen één van de drie
disciplines chirurgie, anesthesie of recovery en een formele benoeming heeft,
kan lid worden van de vereniging. Lid worden kan via de website van de NVLO.
Surf naar www.nvlo.nl. De kosten voor het lidmaatschap bedragen € 150,00
per jaar. Deze kosten worden door middel van automatische incasso geïnd. Het
lidmaatschap is persoonlijk en loopt van 1 januari tot en met 31 december.
Lidmaatschap opzeggen? Mail naar [email protected]. Opzegging van het lidmaatschap uiterlijk twee
maanden voor de start van het nieuwe kalenderjaar.
Bestuur NVLO
Eduard Monteban, Voorzitter
06-54 73 67 42
Christa Tigchelaar, Secretaris en
penningmeester
06-513 407 26
Jan Bronts, Website
06-54 68 26 43
Jeannette Ronchetti, Redactie OK
Management en social media
(Zie onder redactie)
Mimoen Ahmidi, Sponsoring en
marketing
06-22 77 88 72
Redactie OK Management-katern
Menno Goosen, Hoofdredacteur
020-520 60 77
Jeannette Ronchetti,
Redactie en social media
06-55 73 33 11
Adverteren:
Cross Advertising
010- 742 10 23
www.crossmedia nederland.com
38 OK MANAGEMENT MAART 2013
Meedenken & Social mediaBedankt!
Na heel wat jaren in het bestuur van
de NVLO gezeten te hebben, heeft
Marianne van Dongen in september van
het afgelopen jaar afscheid genomen
als bestuurslid. De afgelopen maanden
heeft ze desondanks als actief lid
geholpen met de redactie van ons
blad. Daar komt nu echter ook een
eind aan. Marianne heeft besloten om
haar focus op andere zaken te richten
en dat kunnen wij ons, na jaren van
actieve dienst, heel goed voorstellen. De
redactie van OK Management bedankt
Marianne voor haar professionele inzet
en enthousiasme!
Denk mee!
In het afgelopen nummer deden we
op deze plek een oproep om mee te
denken over de toekomst van ons blad
OK Management. Daar kregen we slechts
één reactie op. Dat is wel een beetje
magertjes. Daarom nogmaals een
oproep …
Over welke onderwerpen wil je
graag lezen in het magazine? Wat
vind je van de opzet van het katern
en vooral ook, heb je goede ideeën
voor nieuwe onderwerpen … Vind jij
het leuk om met ons mee te denken
en mee te bouwen aan de toekomst
van OK Management? Meld je dan aan
door Jeannette en Menno te mailen
op [email protected] en een cc naar
Aan de hand van de
aanmeldingen wordt de
datum en de locatie voor
een bijeenkomst bepaald.
Wij rekenen op de hulp en
steun van onze leden. We
kunnen het als bestuur
niet alleen! Dus … geef je
op voor deze bijeenkomst.
De NVLO heeft zich ook
gestort op de social media. Na het
laatste congres, waar dit onderwerp
aan bod kwam, konden we natuurlijk
niet achterblijven. Volg de NVLO op
Twitter (@OKmanagers) en ‘like’ ons
op Facebook!
Veel leesplezier!
Jeannette Ronchetti, bestuurslid NVLO, redactie OK Management/social media
Menno Goosen, hoofdredacteur OK Management/OK [email protected]
www.nvlo.nl
OKO0113.indd 38OKO0113.indd 38 18/02/13 15:3018/02/13 15:30
COLOFON
OK Operationeel is hét vakblad voor operatieassistenten, anesthesiemedewerkers en leidinggevenden van operatie-afdelingen. Het blad wordt gemaakt door Uitgeverij Y-Publicaties in samenwerking met de LVO (Landelijke Vereniging van Operatieassistenten) en de NVLO ( Nederlandse Vereniging Leidinggevenden Operatieafdeling. OK Operationeel verschijnt acht keer per jaar. De oplage is 8.000 exemplaren. Het blad wordt verspreid onder alle LVO- en NVLO-leden. Verdere verspreiding vindt plaats onder alle OK-afdelingen in Nederlandse ziekenhuizen, particuliere klinieken en opleidingscentra.
RedactieHoofdredacteur: Menno Goosen [email protected]ördinator LVO: Hennie Mulder [email protected]ördinator NVLO: Jeannette Ronchetti [email protected] of vragen voor OK Operationeel kunt u sturen naar alle genoemde e-mailadressen.
UitgeverijY-PublicatiesPostbus 102081001 EE AmsterdamTelefoon: 020-520 60 77E-mail: [email protected] ook op onze website www.oknieuws.nl
Uitgever: Ralf BeekveldtHoofdredacteur: Menno Goosen Medewerkers: Paul Meijsen, Cindy Lammers, Astrid van Pelt, Linda van Pelt, Linda ZoonBeeldredactie: Menno GoosenEindredactie: Marloes van HoornFotografen: Johannes Abeling, Jos Heijnen, Eric van Nieuwland, Edwin Wiekens, Ivonne ZijpTekstcorrectie: Marijn MostartLay-out: Thomson DigitalOpmaakbegeleiding: Hans Jansens (Impaginator.nl)Druk: BalMedia
AdvertentiesCross AdvertisingWesterkade 23116 GJ SchiedamTelefoon: 010-7421023E-mail: [email protected]: www.crossmedianederland.com
AbonnementenVoor abonnementen, vragen over het abonnement of adreswijzigingen:SP AbonneeservicePostbus 1052400 AC Alphen a/d RijnTelefoon: 0172-476085E-mail: [email protected]
Toezending van OK Operationeel is voor LVO- en NVLO-ledenonderdeel van hun lidmaatschap. Voor niet leden gelden de volgende abonnementsprijzen:Jaarabonnement: € 65,50Losse nummers: € 8,50Abonnementen buiten Nederland: € 82,50Alle prijzen zijn incl. btw en verzendkosten.Prijswijzigingen voorbehouden. Opzegging betaalde abonnementen: schriftelijk, uiterlijk twee maanden voor afloop van de abonnementsperiode. Bij niet tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd.
© 2013 OK OperationeelNiets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de opgenomen gegevens houden zij zich aanbevolen.
ISSN 1872-6712
Een betrekkelijk nieuw fenomeen in de ziekenhuiszorg is ‘praktijkvariatie’. Dit wil zeggen dat u in het ene deel van Nederland een veel grotere kans heeft op pakweg een cataractoperatie dan elders in het land. Onmogelijk, zult u denken, maar dat is de praktijk(variatie): verschillen in behandeling die niet te verklaren zijn op basis van verschillen in leeftijd of sociaaleconomische status van patiënten.In de Verenigde Staten wordt dit al zo’n dertig jaar onderzocht door John Wennberg, die inmiddels een enorme reputatie op dit gebied heeft opgebouwd. Hij ontwikkelde de Dartmouth Atlas of Health Care (www.dartmouthatlas.org), waarin prachtig staat aangegeven hoezeer er verschillen zijn in het vóórkomen van een behandeling in de verschillende staten van de VS. Zo is in de atlas te zien dat op Hawaï een totale knievervanging plaatsvindt bij 2,9 op 1000 verzekerde patiënten en in Utah bij 15,1 op 1000 verzekerden: een factor vijf verschil. Hoewel dit uitersten zijn, zijn de verschillen vaak aanzienlijk. In de atlas staan meer voorbeelden van aandoeningen die in verschillende mate worden behandeld in de verschillende staten.In Nederland komen ook behoorlijke verschillen voor in behandelingen. KPMG/Plexus onderzocht dit sinds 2009 (www.plexus.nl) en schreef hierover een rapport dat op de website te vinden is: Rapportage indicatoren indicatiestelling. Hierin kunt u lezen dat bijvoorbeeld in de regio Emmen vijf tot tien keer zo vaak operatief wordt ingegrepen bij benigne prostaathypertrofie als in de regio Zwolle. Maar het rare is dat er juist weer veel minder cataractoperaties plaatsvinden in Zuidoost-Drenthe dan in bijvoorbeeld Noord-Limburg. Ook worden grote verschillen in Nederland gezien bij het operatief ingrijpen bij een carpaaltunnelsyndroom.De oorzaken van deze verschillen zijn nog niet duidelijk. Daar is meer onderzoek voor nodig. Alarmerend is het wel, want het is duidelijk geworden dat er veel overbehandeling plaatsvindt. Dat is niet alleen schadelijk voor patiënten, maar ook nog eens heel erg duur. U heeft inmiddels ook wel begrepen dat er nogal is overbehandeld bij bijvoorbeeld tonsillectomieën. Vroeger werden deze heel vaak uitgevoerd, tegenwoordig al fors minder, en het zou mij niet verbazen als ze over een jaar of vijf nog maar sporadisch worden uitgevoerd. U gaat nog veel meer over praktijkvariatie horen en lezen, zoveel is wel zeker.Kijkt u ondertussen eens op de genoemde websites. Ze zijn uitermate boeiend leesvoer.
Ed Schoemaker, coördinerend specialistisch senior inspecteurprojectleider Toezicht Operatief Procese-mail: [email protected]: @topigz
PraktijkvariatiePraktijkvariati
OKO0113.indd 39OKO0113.indd 39 18/02/13 15:3018/02/13 15:30
BiometLVO Studiedagen 2013Landelijke Vereniging voor Operatie assistenten
Interesse?Meld u aan via www.biomet.nl/lvostudiedagen
Ook dit jaar organiseert Biomet een 5-tal prikkelende studiedagen.
Praktische kennisoverdracht over een variatie van orthopedische onderwerpen
om je kennis verder te ontwikkelen. We zien je graag bij “Biomet thuis”.
“De uitkomst maakt het verschil!”
Donderdag 11 april 2013 Rugchirurgie
Complexe rugchirurgie, wat te doen bij tumoren en reuma?
Donderdag 16 mei 2013 Kniechirurie en ‘new technologies’
Wat is nieuw, wat is waar, wat maakt het verschil?
Donderdag 19 september 2013 Heupchirurgie
Waarom een primaire heup niet zomaar iets is!
Donderdag 31 oktober 2013 OVO dag Revisiechirurgie
Heeft het verleden het heden bepaald?
Donderdag 14 november 2013 Schouderchirurgie
Wanneer de keten niet klopt?
Geacc
re
dit
ee
rd
Geacc
re
dit
ee
rd
GEACCRE-
DITEERD
This publication and all content, artwork, photographs, names, logos and marks contained within are protected by copyright, trademarks and other intellectual property rights owned by or
licensed to Biomet Netherlands or its affiliates. This publication must not be used, copied or reproduced in whole or in part for any purposes other than marketing by Biomet Netherlands
or its authorised representatives. Use for any other purposes is prohibited.
OKO0113.indd 40OKO0113.indd 40 18/02/13 15:3018/02/13 15:30