OER 2013-2014 Natuur- en Sterrenkunde

34
1 FACULTEIT DER NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING deel A Bacheloropleidingen FNWI Studiejaar 2013 – 2014 Preambule In deze Onderwijs- en Examenregeling zijn alle door de Wet Hoger Onderwijs (WHW) vereiste regels en regelingen opgenomen met betrekking tot het onderwijs en de examens van de bache- loropleidingen van de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica, te weten: Aardwetenschappen Beta-Gamma Bio-Exact Biologie Biomedische Wetenschappen Future Planet Studies Informatica Informatiekunde Kunstmatige Intelligentie Natuur- en Sterrenkunde Psychobiologie Scheikunde Wiskunde

Transcript of OER 2013-2014 Natuur- en Sterrenkunde

1

FACULTEIT DER NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING

deel A

Bacheloropleidingen FNWI

Studiejaar 2013 – 2014 Preambule In deze Onderwijs- en Examenregeling zijn alle door de Wet Hoger Onderwijs (WHW) vereiste regels en regelingen opgenomen met betrekking tot het onderwijs en de examens van de bache-loropleidingen van de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica, te weten:

• Aardwetenschappen • Beta-Gamma • Bio-Exact • Biologie • Biomedische Wetenschappen • Future Planet Studies • Informatica • Informatiekunde • Kunstmatige Intelligentie • Natuur- en Sterrenkunde • Psychobiologie • Scheikunde • Wiskunde

2

Inhoudsopgave Deel A – Algemeen deel Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen 4 Artikel 1.1 – Toepasselijkheid van de regeling 4 Artikel 1.2 – Begripsbepalingen 4 Hoofdstuk 2 – Toelating tot de opleiding en honoursprogramma 6 Artikel 2.1 – Vooropleidingseisen 6 Artikel 2.2 – Nadere vooropleidingseisen 6 Artikel 2.3 – Colloquium doctum 6 Artikel 2.4 – Honoursprogramma 6 Artikel 2.5 – Erkenning verworven competenties 6 Hoofdstuk 3 – Toetsing en examinering 7 Artikel 3.1 – Algemeen 7 Artikel 3.2 – Inschrijving tentamens 7 Artikel 3.3 – Toetsmomenten 7 Artikel 3.4 – Mondelinge tentamens 8 Artikel 3.5 – Vaststelling en bekendmaking uitslag 8 Artikel 3.6 – Cijfers 9 Artikel 3.7 – Geldigheidsduur onderdelen 9 Artikel 3.8 – Inzagerecht en nabespreking 10 Artikel 3.9 – Vrijstelling 10 Artikel 3.10 – Bachelor thesis 11 Artikel 3.11 – Fraude en plagiaat 11 Artikel 3.12 – Examen 11 Artikel 3.13 – Graad 12 Artikel 3.14 – Getuigschriften en verklaringen 12 Artikel 3.15 – Toegang tot aansluitende masteropleiding 12 Hoofdstuk 4 – Studiebegeleiding en studievoortgang 12 Artikel 4.1 – Studievoortgangsadministratie 12 Artikel 4.2 – Studiebegeleiding 12 Artikel 4.3 – Studieadvies bij opleidingen zonder BSA 13 Artikel 4.4 – Studieadvies bij opleidingen met BSA 13 Artikel 4.5 – Persoonlijke omstandigheden en hardheidsclausule bij toepassing BSA 13 Artikel 4.6 – Studenten met een functiebeperking 14 Artikel 4.7 – Judicium abeundi 14

Hoofdstuk 5 – Overgangs- en slotbepalingen 14 Artikel 5.1 – Hardheidsclausule 14 Artikel 5.2 – Overgangsbepaling 14 Artikel 5.3 – Wijzigingen deel A 14 Artikel 5.4 – Bekendmaking 15 Artikel 5.5 – Inwerkingtreding deel A 15

3

Bijlage 1: Overzicht bacheloropleidingen en masteropleidingen 16 Bijlage 2: Academische kalender UvA 2013-2014 17 Bijlage 3: Gedragscode vreemde talen UvA 18 Bijlage 4: Fraude en plagiaat-regeling studenten UvA 19 Deel B – Opleiding (x) FNWI Hoofdstuk 1 – Algemeen Hoofdstuk 2 – Inhoud en inrichting van de opleiding Hoofdstuk 3 – Onderwijs Hoofdstuk 4 – Wijzigingen en inwerkingstreding

4

Deel A – Algemeen deel Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen Artikel 1.1 – Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling bestaat uit een A- en een B- deel. Deel A bevat algemene bepalingen en is van toe-passing op het onderwijs en de examens van de bacheloropleidingen Aardwetenschappen, Beta-Gamma, Bio-Exact, Biologie, Biomedische Wetenschappen, Future Planet Studies, Informatica, Informatiekunde, Kunstmatige Intelligentie, Natuur- en Sterrenkunde, Psychobiologie, Scheikun-de en Wiskunde, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de Facul-teit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica: de faculteit. Deel B bevat opleidings-specifieke bepalingen. Tezamen bevatten de delen A en B de Onderwijs- en examenregeling, hierna te noemen de OER, van de in deel B genoemde opleiding. Deze regeling is van toepassing op een ieder die de opleiding in het aangegeven studiejaar volgt, ongeacht het moment waarop hij of zij de opleiding begonnen is. Artikel 1.2 – Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de universiteit: de Universiteit van Amsterdam; b. de wet: de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek

(WHW); c. examen: het bachelorexamen van de opleiding; d. fraude en plagiaat: het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel

over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt (zie Fraude en Plagiaat Regeling Studenten UvA in bijlage 4);

e. joint degree: een graad die een instelling verleent, samen met één of meer instel-lingen in binnen- of buitenland, nadat de student een studiepro-gramma (een opleiding, afstudeerrichting of specifiek programma binnen een opleiding) heeft doorlopen waarvoor de samenwerken-de instellingen samen verantwoordelijk zijn;

f. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding in de zin van de wet, zoals een vak en een stage;

g. opleidingsstatuut: het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut conform ar-tikel 7.59 van de wet. Het opleidingsstatuut wordt verwerkt in de studiegids. Waar van toepassing zijn bepalingen uit de OER uitge-werkt in de studiegids.

h. periode: een deel van een semester; een semester bestaat uit drie perioden van successievelijk 8, 8 en 4 weken (zie Academische Kalender UvA 2013-2014 in bijlage 2);

i. portfolio: de verzameling onderwijsproducten (schriftelijk en/of elektro-nisch) met betrekking tot de prestaties van de student binnen de door hem of haar gekozen opleiding;

j. postpropedeutische fase: tweede en derde bachelorjaar; k. praktische oefening: het deelnemen aan een practicum of andere onderwijsleeractiviteit,

die gericht is op het bereiken van bepaalde (academische) vaardig-heden. Voorbeelden van een praktische oefening:

• het maken van een thesis • het uitvoeren van een onderzoekopdracht • het deelnemen aan veldwerk of een excursie

5

• het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit die gericht is op het verwerven van bepaalde vaardigheden

• het doorlopen van een stage; l. programma: het totaal en de samenhang van de onderdelen, de onderwijsvor-

men, de contacturen, de toets- en tentamenvormen en de voorge-schreven literatuur;

m. bachelor thesis: een onderdeel van 12 studiepunten of meer dat bestaat uit litera-tuuronderzoek en/of een bijdrage aan wetenschappelijk onderzoek en/of een stage, eventueel bachelor project genoemd, in alle geval-len leidend tot een schriftelijk verslag daarover. Binnen een aantal opleidingen is ook het onderdeel literature thesis opgenomen in het programma. In de regel worden hier minder studiepunten aan toegekend. Dit onderdeel valt dan ook niet onder de begripsbepa-ling bachelor thesis. Indien nodig wordt het begrip bachelor thesis verder gedefinieerd in OER deel B van de desbetreffende oplei-ding.

n. semester: een deel van een studiejaar; een studiejaar bestaat uit twee semes-ters;

o. SIS: het Studenten Informatie Systeem, waarin een student zich onder andere kan aanmelden voor onderdelen en behaalde cijfers kan in-zien;

p. student: hij of zij die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van tentamens en examens van de opleiding;

q. studiegids: de gids van de opleiding die een nadere uitwerking van de oplei-dingsspecifieke bepalingen en overige opleidingsspecifieke infor-matie bevat. De studiegids is elektronisch beschikbaar via www.studiegids.uva.nl.

r. studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende kalenderjaar;

s. studielast: de studielast van de onderwijseenheid waarop een tentamen be-trekking heeft, uitgedrukt in studiepunten = EC (European Cre-dits). De studielast van 1 jaar (1680 uur) is 60 studiepunten/EC;

t. studiepunt: één EC studiepunt met een studielast van 28 uren studie; u. tentamen: onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de

student betreffende een onderdeel. Een tentamen kan zowel schriftelijk als mondeling afgenomen worden. De beoordeling wordt uitgedrukt in een eindcijfer. Onderwijsactiviteiten zoals het geven van een presentatie vallen niet onder de definitie van een mondeling tentamen.maar voor een presentatie kan wel een deelcji-fer gegeven worden. Een tentamen kan in gedeeltes worden afge-nomen met behulp van één of meer deeltentamens. Een hertenta-men bestrijkt altijd dezelfde materie als het tentamen;

v. werkcollege: college waarbij een probleem- of casusgerichte behandeling van de stof voorop staat;

w. examencommissie: de examencommissie van één of meer opleidingen van de faculteit, conform artikel 7.12 van de wet;

x. examinator: degene die door de examencommissie wordt aangewezen voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag, conform artikel 7.12c van de wet;

y. deeltentamen: tussentijds tentamen dat een gedeelte van de inhoud van een on-derdeel bestrijkt.

6

De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Hoofdstuk 2 – Toelating tot de opleiding en honoursprogramma Artikel 2.1 – Vooropleidingseisen 1. Een persoon wordt tot de opleiding toegelaten indien deze in het bezit is van een VWO-diploma bedoeld in artikel 7.24 van de wet, dan wel indien deze op grond van de wet hiervan is vrijgesteld. 2. Bezitters van een buitenlands diploma voldoen aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal nadat het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2), programma II, met goed gevolg is afgelegd, dan wel door het verkrijgen van een vrijstelling voor het afleggen van dit examen. Artikel 2.2 – Nadere vooropleidingseisen 1. Nadere vooropleidingseisen, indien van toepassing, zijn opgenomen in de OER delen B van de opleidingen. 2. Indien de student niet voldoet aan de vooropleidingseisen opgenomen in de OER delen B van de opleiding, kan deze uitsluitend tot de opleiding worden toegelaten indien deficiënties zijn weg-gewerkt doordat de student heeft voldaan aan inhoudelijk vergelijkbare eisen, ter beoordeling van de examencommissie. Artikel 2.3 – Colloquium doctum 1. Het toelatingsverzoek, bedoeld in artikel 7.29 van de wet, heeft betrekking op een vastgesteld aantal onderdelen op het daarbij vermelde niveau. Een overzicht hiervan is opgenomen in de OER delen B van de opleidingen. 2. De examencommissie van de desbetreffende opleiding kan vrijstelling verlenen van één of meer colloquium doctum-eisen, indien zij van mening is dat de aspirant-student over voldoende kennis beschikt. Artikel 2.4 – Honoursprogramma 1. Voor studenten bestaat de mogelijkheid om een (interdisciplinair) honoursprogramma te vol-gen. 2. De studieonderdelen van dit programma worden vermeld op een certificaat dat bij het getuig-schrift van het examen wordt gevoegd. Dit certificaat wordt uitgereikt indien: a. de omvang van het honoursprogramma minimaal 30 EC naast de reguliere omvang van het ba-chelorprogramma van 180 EC bedraagt en; b. de onderdelen van de eigen opleiding evenals de onderdelen van het honoursprogramma zijn afgerond met minimaal een gewogen gemiddelde van een 7,0 en; c. de eigen opleiding samen met het honoursprogramma is afgerond binnen 6 semesters. 3. In geval van persoonlijke omstandigheden kan de examencommissie besluiten af te wijken van de in lid 2c genoemde termijn. 4. De opleiding kan aanvullende eisen stellen aan de invulling van het honoursprogramma, deze staan vermeld in deel B. 5. De onderdelen van het honoursprogramma dienen goedgekeurd te zijn door de Examen-commissie. 6. Indien het honoursprogramma met goed gevolg is afgesloten, wordt een afzonderlijk certificaat uitgereikt waarop dit is vermeld.

Artikel 2.5 – Erkenning verworven competenties Degene die nog niet is toegelaten tot de opleiding kan in aanmerking komen voor erkenning van verworven competenties. Hiertoe dient hij of zij een gemotiveerd, schriftelijk verzoek in te dienen

7

bij de examencommissie. De criteria die worden gehanteerd bij dergelijke verzoeken zijn opge-nomen in de OER delen B van de opleidingen, indien van toepassing. Hoofdstuk 3 – Toetsing en examinering Artikel 3.1 – Algemeen 1. Tijdens het onderdeel wordt de student op academische vaardigheden getoetst en wordt ge-toetst of de student in voldoende mate de gestelde leerdoelen bereikt. 2. In het opleidingsstatuut staat beschreven aan welke prestaties de student moet voldoen om het onderdeel met succes af te ronden en wat de criteria zijn waarop de student beoordeeld wordt. Een nadere uitwerking hiervan is te vinden in de studiegids. 3. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan in de studiegids is bepaald, wordt afgenomen. 4. Een student kan slechts deelnemen aan onderwijs en tentamens van het tweede jaar wanneer een bepaald aantal studiepunten van het eerste jaar is behaald. Dit aantal studiepunten en de voorwaarden waaronder aan de tentamens van het tweede jaar kan worden deelgenomen, zijn opgenomen in de OER delen B van de opleidingen. 5. Een student kan slechts deelnemen aan onderwijs of tentamens van het derde jaar wanneer alle punten van het eerste jaar zijn behaald. Artikel 3.2 – Inschrijving tentamens 1. Elke student dient zich voor elk onderdeel dat hij of zij wil volgen aan te melden. De aanmel-dings- en afmeldingsprocedure wordt beschreven in de studiegids. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden, kan deelname aan het tentamen worden geweigerd. 2. Alleen studenten die ingeschreven staan voor een onderdeel kunnen het tentamen en herten-tamen van het betreffende onderdeel afleggen. 3. Wanneer een student niet voor het tentamen en hertentamen is geslaagd, dient de student het onderdeel in zijn geheel opnieuw te volgen. 4. In aanvulling op lid 3: Deze bepaling geldt niet voor een aantal opleidingen waarbij bepaalde deelcijfers geldig blijven, wat tot gevolg heeft dat bepaalde subonderdelen niet opnieuw gevolgd hoeven te worden. Voor welke subonderdelen dit geldt staat beschreven in de OER delen B van deze opleidingen, indien van toepassing. 5. Indien een student zich niet op de voorgeschreven wijze heeft aangemeld, wordt voor de stu-dent van het betreffende onderdeel geen resultaat in de administratie opgenomen en worden voor het betreffende onderdeel geen studiepunten toegekend. Artikel 3.3 – Toetsmomenten 1. Voor elk onderdeel geldt dat in hetzelfde academische jaar de student 1 herkansingsmogelijk-heid heeft. De eerste tentamengelegenheid is binnen de onderwijsperiode waarin het onderdeel is aangeboden. 2. Gelegenheid tot het schriftelijke hertentamen voor onderdelen wordt in beginsel aangeboden buiten de reguliere onderwijsperiodes. Voor elk onderdeel wordt in beginsel voor aanvang van het studiejaar een tentamen en een hertentamen ingeroosterd in een periode waarin geen onder-wijs wordt verzorgd. 3. In afwijking op het bepaalde in lid 2 geldt voor de bacheloropleidingen Natuur- en Sterren-kunde, Scheikunde en Wiskunde dat de gelegenheid tot het schriftelijke hertentamen voor onder-delen in beginsel aangeboden wordt in de eerste week van tweede volgende periode (bijvoorbeeld tentamen periode 1, hertentamen eerste week periode 3). 3. In afwijking op het bepaalde in lid 1 met betrekking tot praktisch werk: a. De beoordeling van praktische oefening vindt alleen plaats in aansluiting op de verzorging van het onderdeel.

8

b. Het inleveren van een schriftelijk verslag van praktische oefening dat zelfstandig en naar eigen tijdsplanning uitgevoerd kan worden is als hertentamen uiterlijk mogelijk op de vrijdag, zes weken na afloop van het eerste beoordelingsmoment. 4. In afwijking op het bepaalde in lid 1 met betrekking tot de bachelor scriptie: Het hertentamen voor de bachelor thesis kan in overleg met de docent op uiterlijk zes weken na het eerste beoor-delingsmoment worden gesteld. 5. In afwijking van het bepaalde in lid 1 met betrekking tot onderdelen die niet meer worden aan-geboden in het eerstvolgende jaar: voor een onderdeel dat niet meer wordt aangeboden, wordt ten minste eenmaal de gelegenheid gegeven het tentamen af te leggen. Dit geldt niet voor onder-delen die om het jaar worden aangeboden. Artikel 3.4 – Mondelinge tentamens 1. De examinator moet een schriftelijk en gemotiveerd verzoek bij de examencommissie indienen wanneer een mondeling tentamen gewenst is. Wanneer de examencommissie dit verzoek inwilligt, dient aan de voorwaarden genoemd in lid 2 t/m 7 voldaan te worden. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de student daartegen bezwaar maakt dan wel de examencommissie of de examinator in een bijzonder geval anders heeft be-paald. 3. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de eerste examina-tor en de studenten anders overeenkomen. 4. Bij een mondeling tentamen is een tweede examinator als toehoorder aanwezig. 5. Van een mondeling tentamen wordt een beoordelingsverslag gemaakt door de examinator. 6.Een beoordelingsverslag van een mondeling tentamen wordt ten minste twee jaar na vaststelling van de tentamenuitslag bewaard. 7. De examinator kan uitsluitend met toestemming van de student een schriftelijk tentamen ver-vangen door een mondeling tentamen. Artikel 3.5 – Vaststelling en bekendmaking uitslag 1. De examinator stelt direct na afloop van een mondeling tentamen de uitslag vast en maakt deze bekend aan de student middels een schriftelijke verklaring. 2. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk of anderszins onderdeel zo snel mogelijk vast, maar in ieder geval binnen 15 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd en voorziet de onderwijsadministratie van de gegevens die nodig zijn om de uitslag te kunnen registreren. De uitslag van een tentamen moet minstens 15 werkdagen voor het hertentamen van het betreffende vak bij de student bekend zijn en geautoriseerd zijn. De decaan kan in bijzondere gevallen toe-staan dat van deze termijn wordt afgeweken. 3. Een student kan beroep aantekenen tegen de uitslag bij het College van beroep voor de exa-mens (COBEX) binnen een termijn van zes weken na bekendmaking van de uitslag. Ook kan een verzoek tot herbeoordeling ingediend worden bij de examinator. Een verzoek tot herbeoordeling schort de termijn voor het indienen van een beroepschrift niet op. Studenten die van mening zijn dat bij de beoordeling fouten zijn gemaakt, kunnen de volgende stappen ondernemen: a. schriftelijk een beargumenteerd verzoek tot herbeoordeling bij de examinator indienen; b. schriftelijk bij de examencommissie een bezwaar indienen tegen een door de examinator vast-gestelde uitslag; c. tegen de vastgestelde uitslag bij de COBEX in beroep gaan. Een herbeoordeling door de examinator wordt binnen 10 werkdagen uitgevoerd, de uitkomst van de herbeoordeling wordt aan de student terstond bekend gemaakt. 4. De examinator stelt de uitslag van een deeltentamen vast binnen 10 werkdagen. 5. De uitslag van een deeltentamen dient minimaal vijf werkdagen voordat het volgende (deel)tentamen wordt gehouden te zijn vastgesteld. 6. Indien een deeltentamen voor tien procent of minder meetelt bij de eindbeoordeling van een onderdeel vervalt het gestelde in lid 5.

9

7. Bij conflicten gaat lid 5 boven lid 4. 8. De uitslag van de bachelor thesis wordt binnen maximaal 20 werkdagen na beëindiging van dit onderdeel vastgesteld. 9. De onderwijsadministratie draagt zorg voor de bekendmaking van de uitslag aan de student binnen vijf werkdagen nadat de examinator de uitslag bij de onderwijsadministratie heeft ingele-verd en geautoriseerd. 10. De student heeft tijdens het bachelor project recht op ten minste één tussentijdse beoordeling door de betreffende docent, waar echter geen studiepunten aan toegekend worden. Deze beoor-deling behelst een schriftelijk advies over de voortgang en prestaties van de student. Artikel 3.6 – Cijfers 1. Cijfers worden gegeven op een schaal van 1 tot en met 10. Cijfers worden gegeven met maxi-maal 1 decimaal achter de komma. 2. De eindbeoordeling van een onderdeel is voldoende bij een 6,0 of hoger. Het cijfer 5,5 wordt niet gegeven als eindcijfer van een onderdeel. 3. De laatst behaalde uitslag is bepalend voor het eindresultaat. 4. Voor de afronding van het gemiddelde van deelresultaten van een onderdeel geldt de volgende tabel:

van (incl.) tot (excl.) cijfer 0,01 1,25 1 1,25 1,75 1,5 1,75 2,25 2,0 2,25 2,75 2,5 2,75 3,25 3,0 3,25 3,75 3,5 3,75 4,25 4,0 4,25 4,75 4,5 4,75 5,50 5,0 5,50 6,25 6,0 6,25 6,75 6,5 6,75 7,25 7,0 7,25 7,75 7,5 7,75 8,25 8,0 8,25 8,75 8,5 8,75 9,25 9,0 9,25 9,75 9,5 9,75 10,0 (incl.) 10

5. In afwijking op lid 4 kan de eindbeoordeling van een onderdeel bestaan uit het predicaat ‘vol-daan’. Indien van toepassing, is dit per onderdeel opgenomen in de OER delen B van de oplei-dingen. 6. Wanneer een student niet alle samenstellende delen van een onderdeel heeft afgerond, regi-streert de examinator als eindcijfer ‘niet aan de eisen voldaan’ (n.a.v.). 7. Wanneer een student aan geen enkel (deel)tentamen heeft deelgenomen, registreert de exami-nator als eindcijfer ‘niet aanwezig’ (n.a.). Artikel 3.7 – Geldigheidsduur onderdelen

10

1. De geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde onderdelen behorende tot het bache-lorexamen bedraagt zes jaar. 2. De examencommissie heeft de bevoegdheid in individuele gevallen de geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde onderdelen voor een door haar vast te stellen termijn te verlengen dan wel een aanvullend of vervangend tentamen op te leggen. 3. Deelcijfers blijven geldig tot het einde van het studiejaar (31 augustus), tenzij anders opgeno-men in de OER delen B van de opleidingen. Artikel 3.8 – Inzagerecht en nabespreking 1. Indien een tentamen schriftelijk is afgenomen, verleent de examinator tot 30 dagen nadat de uitslag is meegedeeld op diens verzoek inzage aan de geëxamineerde in het beoordeelde werk. De geëxamineerde kan kopieën maken van het beoordeelde werk, de opgaven en de bij de beoorde-ling gehanteerde normen. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke getentamineerde kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen en het ant-woordmodel aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Wat betreft kennis ne-men van het antwoordmodel geldt dat dit enkel van toepassing is voor vakken waarbij het ant-woordmodel beschikbaar is in collegejaar 2013-2014. 3. De wijze van beoordeling van het tentamen stelt de student in staat na te gaan hoe de uitslag tot stand is gekomen. 4. De examinator kan bepalen dat de in de leden 1 en 2 bedoelde inzage, nabespreking en/of kennisneming voor studenten die aan het tentamen hebben deelgenomen collectief geschiedt op een vooraf vastgestelde tijd en plaats. 5. Plaats en tijdstip, bedoeld in lid 4, worden tijdig – maar ten minste één week voor bedoeld tijd-stip – bekend gemaakt. 6. Indien de student die aan het tentamen heeft deelgenomen aantoont buiten zijn schuld verhin-derd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen wordt hem of haar zo mogelijk op een ander moment de in de leden 1 en 2 bedoelde inzage, nabespre-king en kennisgeving geboden. 7. Indien een tentamen schriftelijk is afgenomen, wordt de student tot 30 dagen na bekendmaking van de uitslag in de gelegenheid gesteld het tentamen te bespreken met een examinator van het onderdeel. 8. Bij schriftelijke toetsen anders dan tentamens (zoals opdrachten, werkstukken en papers) geven examinatoren inzage in het beoordeelde werk door op een beoordelingsformulier een cijfer en een schriftelijke motivatie te geven. Het inzagerecht impliceert hier verder dat studenten tot 30 dagen na het bekendmaken van de beoordeling de docent om nadere toelichting kunnen vragen. Artikel 3.9 – Vrijstelling 1. De examencommissie kan n.a.v. een schriftelijk verzoek van een student vrijstelling verlenen voor het afleggen van een of meer examenonderdelen, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere be-roepsopleiding heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- en/of beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken op het desbetreffende onderdeel. De examencommissie beslist binnen 28 dagen na ontvangst van het verzoek. 2. De bachelor thesis is van deze vrijstellingsmogelijkheid uitgezonderd. 3. Voor verleende vrijstellingen voor tentamens (of gedeelten daarvan) geldt eenzelfde geldig-heidsduur als voor tentamens. 4. De student kan de examencommissie vragen om vrijstelling van het deelnemen aan praktisch werk. Deze vrijstelling kan onder meer worden verleend op grond van gewetensbezwaren. De examencommissie bepaalt, in overleg met de examinator, aan welke aanvullende eisen de student moet voldoen.

11

5. Maximaal 90 studiepunten van het onderwijsprogramma kunnen worden behaald op basis van verleende vrijstellingen. Artikel 3.10 – Bachelor thesis 1. De bachelor thesis wordt beoordeeld door de examinator en een tweede beoordelaar. Het eindcijfer wordt bepaald door de examinator na overleg met de tweede beoordelaar. 2. De beoordeling van de bachelor thesis vindt plaats aan de hand van een vooraf vastgesteld be-oordelingsformulier. 3. Overige bepalingen met betrekking tot de totstandkoming en beoordeling van de bachelor the-sis zijn opgenomen in de afstudeerhandleiding. Deze handleiding is per opleiding te vinden via www.student.uva.nl. Artikel 3.11 – Fraude en plagiaat 1. Het bepaalde in de Fraude en Plagiaat Regeling Studenten UvA is onverkort van toepassing en maakt onderdeel uit van deze regeling (zie bijlage 4). 2. Bij de detectie van plagiaat in teksten kan gebruik worden gemaakt van elektronische detectie-programma’s. Met het aanleveren van de tekst geeft de student impliciet toestemming tot het op-nemen van de tekst in de database van het betreffende detectieprogramma. 3. In aanvulling op de regeling genoemd in lid 1 geldt het volgende: a. de in de Fraude en Plagiaat Regeling Studenten UvA genoemde sancties zijn maximum sanc-ties; b. het indienen van een eerder ingediende of daarmee vergelijkbare tekst voor opdrachten van andere opleidingsonderdelen (artikel 3.f uit de Regeling fraude en plagiaat studenten UvA) is toe-gestaan, mits er op correcte wijze wordt verwezen naar deze teksten; c. dat bij een constatering of vermoeden van fraude tijdens een tentamen de student altijd in de gelegenheid wordt gesteld het tentamen af te maken; d. bij citatiefouten hoeft enkel bij herhaling de examencommissie ingeschakeld te worden. Artikel 3.12 – Examen 1. De examencommissie stelt de uitslag en de datum van het examen vast, indien zij heeft gecon-stateerd dat de student de onderdelen van het examen met goed gevolg heeft afgelegd. 2. De examencommissie kan bepalen dat als onderdeel van het examen tevens geldt een door de examencommissie zelf te verrichten onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student. 3. De examencommissie kan een judicium toekennen. De richtlijnen die de examencommissie in acht kan nemen staan vermeld in de Regels & Richtlijnen van de Examencommissies FNWI 2013-2014. Indien de student blijk heeft gegeven van uitzonderlijke bekwaamheid, kan de exa-mencommissie besluiten dat dit op het getuigschrift wordt vermeld met de kwalificatie ‘cum lau-de’. Overige judicia worden vermeld op het diplomasupplement. 4. Een getuigschrift kan slechts worden uitgereikt nadat is gebleken dat de student aan alle ver-plichtingen, waaronder de betaling van het collegegeld, heeft voldaan. 5. Er zijn voor het bachelor examen twaalf examendata per studiejaar vastgesteld door het Colle-ge van Bestuur (30 september 2013, 31 oktober 2013, 29 november 2013, 20 december 2013, 31 januari 2014, 28 februari 2014, 31 maart 2014, 29 april 2014, 30 mei 2014, 30 juni 2014, 31 juli 2014, 29 augustus 2014). 6. De examencommissie kan naar aanleiding van een gemotiveerd verzoek van een student die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift het vaststellen van de datum van het afsluitend examen uitstellen. 7. Als examendatum op het diploma wordt vermeld de eerstvolgende examendatum volgend op de datum waarop de student het diploma heeft aangevraagd. De uitreiking van het getuigschrift kan plaats vinden op een later tijdstip dan de examendatum. 8. Indien in uitzondering op lid 7 het diploma van de examendatum 30 augustus 2013 wordt voorzien, dient aan onderstaande voorwaarden voldaan te zijn:

12

a. de student heeft het diploma vóór 1 oktober 2013 aangevraagd; b. het laatste tentamenonderdeel is uiterlijk 30 augustus 2013 afgerond, waarbij het tentamencijfer bekend gemaakt is aan de student op uiterlijk 31 augustus 2013. Tevens heeft de examinator het tentamencijfer uiterlijk 31 augustus 2013 geautoriseerd door een getekende versie van de cijferlijst bij de onderwijsadministratie in te leveren. Deze voorwaarden gelden ook voor afsluitende pre-sentaties en de verdediging van de bachelor thesis. Er vinden geen onderwijsactiviteiten meer plaats na deze datum die van invloed kunnen zijn op het tentamencijfer, examen en/of toeken-nen van judicium. 9. Wanneer een student langer dan nominaal studeert dient het door de student gevolgde studie-programma te voldoen aan de beschreven studieprogramma’s in de Onderwijs- en Examenrege-lingen tot maximaal 6 jaar terug. Artikel 3.13 – Graad Aan de student die het bachelorexamen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad Bachelor of Science verleend. De verleende graad wordt op het getuigschrift vermeld. Artikel 3.14 – Getuigschriften en verklaringen 1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Bij het getuigschrift wordt een diplomasupplement in het Engels uitge-reikt, ondertekend door de voorzitter van de examencommissie, waarop de onderdelen van het examen, de studielast en de beoordeling worden vermeld. Het getuigschrift vermeldt, indien van toepassing, welke bevoegdheid aan het examen is verbonden. 2. Degene die meer dan een onderdeel met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuig-schrift kan worden uitgereikt, ontvangt desgevraagd een door de examencommissie af te geven verklaring waarin in elk geval de tentamens zijn vermeld die door hem met goed gevolg zijn afge-legd. Artikel 3.15– Toegang tot aansluitende masteropleiding In bijlage 1 staat per bacheloropleiding aangegeven tot welke aansluitende masteropleiding toe-gang wordt gegeven. Dit onderwerp wordt verder besproken in OER deel B van de desbetref-fende opleiding. Hoofdstuk 4 – Studiebegeleiding en studievoortgang Artikel 4.1 – Studievoortgangsadministratie De decaan van de faculteit is verantwoordelijk voor een goede registratie van de studieresultaten van de studenten in SIS. Iedere student heeft na de registratie van de beoordeling van een onder-deel via SIS inzage in de uitslag van dat onderdeel en beschikt via SIS tevens over een overzicht van de behaalde resultaten. Artikel 4.2 – Studiebegeleiding 1. Ingeschreven studenten met uitzondering van extraneï kunnen aanspraak maken op studiebege-leiding. De vormen van studiebegeleiding worden vermeld in de studiegids. 2. Studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven kunnen voor begeleiding een beroep doen op de studieadviseur van de opleiding. Deze verstrekt in het eerste jaar onder meer twee keer een studieadvies, zoals bedoeld in artikel 4.3. 3. Binnen elke bacheloropleiding wordt de gelegenheid gecreëerd om studenten voor te lichten over studie en beroep. Deze voorlichting bevat ten minste de volgende onderdelen: a. tijdige informatie over en begeleiding bij het invullen van de (vrije) keuzeruimte binnen de ba-chelor; b. tijdige informatie over en begeleiding bij het oriënteren op en kiezen van een vervolgopleiding;

13

c. de student dient kennis te kunnen nemen van de beroepsmogelijkheden die de studie hem biedt. Artikel 4.3 – Studieadvies bij opleidingen zonder BSA 1. Halverwege en aan het einde van het eerste jaar ontvangt elke student een schriftelijk advies over voortzetting van de opleiding. 2. Het te geven studieadvies aan het einde van het eerste jaar wordt gegeven op basis van behaal-de studiepunten en overige relevante informatie waarover de studieadviseur beschikt. 3. De richtlijnen in aantallen EC voor het studieadvies zijn:

A 100% van het totaal te behalen aantal studiepunten: positief advies, doorgaan; B 90-99% van het totaal te behalen aantal studiepunten: positief advies, doorgaan; C 66-89% van het totaal te behalen aantal studiepunten: positief advies, doorgaan maar verbeteren studievoortgang; D 50-65 % van het totaal te behalen aantal studiepunten: negatief advies, twijfel of de opleiding geschikt is; gesprek studieadviseur; E < 50 % van het totaal te behalen aantal studiepunten: negatief advies, kans op succesvol verloop minimaal; gesprek over andere mogelijkhe-

den. 4. In bijzondere gevallen kan de studieadviseur ten gunste van de student een advies geven dat afwijkt van de in lid 3 genoemde categorieën. 5. Studenten met een C-advies worden gevolgd qua studievoortgang en kunnen te allen tijde te-recht bij de studieadviseur voor advies. 6. Studenten, die een voorlopig negatief studieadvies krijgen (D- of E-advies), worden door de studieadviseur uitgenodigd voor een gesprek. Indien de student gehoor geeft aan de oproep, wordt samen met de student bekeken welke mogelijkheden er zijn voor heroriëntatie of voortzet-ting van de studie. Indien een student aangeeft te willen doorgaan met de studie, worden de af-spraken, waaronder een te volgen studieprogramma en de mate van studiebegeleiding, schriftelijk vastgelegd. Indien de student geen gehoor geeft aan de oproep zullen studieadviseur en docenten geen initiatieven meer ondernemen om extra inspanningen te leveren om de student te begelei-den. 7. Studenten met een definitief negatief advies die zich aan de afspraken, zoals genoemd in lid 6, hebben gehouden, maken opnieuw afspraken met de studieadviseur over het te volgen program-ma en de mate van studiebegeleiding. Studenten met een negatief advies die zich niet aan de af-spraken, zoals genoemd in lid 6, hebben gehouden, hebben geen recht meer op verdere studiebe-geleiding van de studieadviseur. 8. In aanvulling op lid 1 t/m 7: Deze bepalingen gelden niet voor de opleidingen Natuur- en Ster-renkunde, Scheikunde en Wiskunde. Bij de opleidingen Natuur- en Sterrenkunde, Scheikunde en Wiskunde ontvangt elke student gedurende het eerste en tweede jaar een Bindend Studie Advies (BSA). Verdere bepalingen hieromtrent zijn opgenomen in de OER delen B van deze opleidin-gen. Artikel 4.4 – Studieadvies bij opleidingen met BSA Bij de opleidingen Natuur- en Sterrenkunde, Scheikunde en Wiskunde ontvangt elke student ge-durende het eerste en tweede jaar een Bindend Studie Advies (BSA). Verdere bepalingen omtrent studieadvies bij opleidingen met BSA zijn opgenomen in de OER delen B van deze opleidingen. Artikel 4.5 – Persoonlijke omstandigheden en hardheidsclausule bij toepassing BSA Bij de opleidingen Natuur- en Sterrenkunde, Scheikunde en Wiskunde ontvangt elke student ge-durende het eerste en tweede jaar een Bindend Studie Advies (BSA). Verdere bepalingen omtrent persoonlijke omstandigheden en hardheidsclausule bij toepassing BSA zijn opgenomen in de OER delen B van deze opleidingen.

14

Artikel 4.6 – Studenten met een functiebeperking 1. Studenten met een functiebeperking, die gebruik willen maken van aanpassingen, dienen dit bij de studieadviseur te melden. 2. Om in aanmerking te komen voor aanpassingen in het onderwijs, zoals bij practica en tenta-mens, is een aanbeveling van de studentendecaan nodig. Deze aanpassingen worden zoveel mo-gelijk op hun individuele functiebeperking afgestemd, maar mogen de kwaliteit of moeilijkheids-graad van een vak of een tentamen niet wijzigen. De aanpassing moet dusdanig zijn dat de stu-dent aan de eindtermen van de opleiding blijft voldoen. De student dient hiertoe tijdig een af-spraak te maken bij de studentendecaan, waarbij een recente verklaring van een arts of een psy-choloog of, indien er sprake is van dyslexie, van een BIG-geregistreerd testbureau overlegd dient te worden. 3. Op verzoeken over aanpassingen die de onderwijsvoorzieningen betreffen beslist de decaan van de faculteit of namens hem de onderwijsdirecteur dan wel opleidingsdirecteur. Op verzoeken over aanpassingen die de examinering betreffen, beslist de examencommissie. 4. Indien positief op een in lid 1 bedoeld verzoek is beslist, neemt de student contact op met de studieadviseur om te bespreken hoe de voorzieningen worden vormgegeven. 5. Voorzieningen worden voor één studiejaar toegekend. De student kan een verzoek tot verlen-ging indienen. Artikel 4.7 – Judicium abeundi 1. Op grond van het bepaalde in artikel 7.42a van de wet kan de decaan of de examencommissie in uitzonderlijke gevallen het College van Bestuur verzoeken de inschrijving van een student voor een opleiding te beëindigen dan wel te weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatin-gen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waar-toe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. 2. Indien jegens een student vermoedens van ongeschiktheid bestaan zoals omschreven in het eerste lid, stelt de examencommissie of de decaan een onderzoek in, waarvan de student onver-wijld op de hoogte wordt gesteld. De examencommissie of de decaan brengt geen advies uit dan na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen en nadat de betrokken student in de gelegen-heid is gesteld te worden gehoord. Hoofdstuk 5 – Overgangs- en slotbepalingen Artikel 5.1 – Hardheidsclausule In geval van aantoonbare onredelijkheid of onbillijkheid van overwegende aard kan de examen-commissie toestaan dat ten voordele van de student wordt afgeweken van de bepalingen in de de-len A of B van deze regeling.

Artikel 5.2 – Overgangsbepaling Voor de student die op de datum van de inwerkingtreding van deel A of deel B van deze regeling een of meer examenonderdelen met goed gevolg heeft afgelegd, maar het examen nog niet geheel met goed gevolg heeft afgelegd en die in zijn of haar belangen geschaad wordt door bepalingen in deze regeling die afwijken van bepalingen in oudere regelingen, wordt door de examencommissie een overgangsregeling vastgesteld, met inachtneming van hetgeen aangaande examens en exa-menonderdelen in de wet bepaald is. Artikel 5.3 – Wijzig ingen deel A

15

1.Wijzigingen van deel A van deze regeling worden door de decaan – gehoord de opleidings-commissie en met in achtneming van de bevoegdheden van de medezeggenschapsorganen ter zake – bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deel A van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belangen van de studenten daardoor niet worden geschaad. 3. Wijzigingen van deze regeling worden aan de studenten kenbaar gemaakt. Artikel 5.4 – Bekendmaking De decaan draagt zorg voor een passende bekendmaking van de delen A en B van deze regeling en van de regels en richtlijnen van de examencommissie als bedoeld in artikel 7.12, vierde lid van de wet. De regeling is opvraagbaar via www.student.uva.nl en staat vermeld in de digitale studie-gids (www.studiegids.uva.nl). Artikel 5.5 – Inwerkingtreding deel A Deel A van deze regeling treedt in werking op 1 september 2013 en vervangt alle voorgaande Onderwijs- en Examenregelingen. Aldus vastgesteld door de decaan van de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde & In-formatica op 2 juli 2013.

16

Bijlage 1: Overzicht bacheloropleidingen en masteropleidingen Voor alle doorstroommasters geldt dat de afgestudeerde zonder extra voorwaarden direct kan in-stromen. Indien een student een andere master dan de doorstroommaster wil gaan volgen, dan dient te student te voldoen aan de instroomeisen van die betreffende master en heeft de student een toelatingsverklaring nodig. Voor een aantal opleidingen zullen per september 2014 aanvullende kwalitatieve toelatingseisen gesteld worden in het kader van de aanpassing van de wet (toekomstig artikel 7.30B lid 2 en 3). Deze toelatingseisen zullen zo spoedig mogelijk bekend gemaakt worden. Bacheloropleiding CROHO Bijbehorende doorstroommaster CROHO Aardwetenschappen 56986 Earth Sciences 66986 Beta-gamma 50250 Afhankelijk van major Bio-exact 50012 Life Sciences 60225 Biologie 56860 Biological Sciences 60707 Biomedische wetenschappen 56990 Biomedical Sciences 66990 Informatica 56978 Computational Science 60299 Informatiekunde 56842 Information Studies 60229 Kunstmatige Intelligentie 56981 Artificial Intelligence 66981 Natuur- en Sterrenkunde 56984 - Physics 60202 - Astronomy and Astrophysics 60230 Psychobiologie 50014 Biomedical Sciences 66990 Scheikunde 56857 Chemistry 66857 Wiskunde 56980 Mathematics 66980 Future Planet Studies 50425 Afhankelijk van major

De Faculteit biedt daarnaast de volgende masteropleidingen aan:

• Brain & Cognitive Sciences • Logic • System and Network Engineering • Software Engineering • Forensic Science • Mathematical Physics • Stochastics and Financial Mathematics

17

Bijlage 2: Academische kalender UvA 2013 – 2014

18

Bijlage 3: Gedragscode vreemde talen UvA Gedragscode vreemde talen UvA (vastgesteld door het College van Bestuur d.d. 21 september 2000) 1. Deze gedragscode regelt uitsluitend de taal waarin het initiële onderwijs (hoorcollege, werkgroepen,

practica, en dergelijke) wordt verzorgd of tentamens/examens worden afgenomen en heeft geen betrekking op het onderwijsmateriaal (boeken, syllabi en dergelijke) en eventueel door de student te maken werkstukken of scripties.

2. Het onderwijs wordt gegeven en de tentamens/examens worden afgenomen in het Nederlands. 3. In afwijking van het gestelde onder 2 kan een andere taal dan het Nederlands worden gehanteerd,

indien de specifieke aard van het onderwijs daartoe noodzaakt. 4. Het gebruik van een vreemde taal in een opleiding wordt vastgelegd in de betreffende onderwijs- en

examenregeling (OER). 5. Aan het gebruik van een vreemde taal in (delen van) de opleiding dienen primair onderwijskundige

reden ten grondslag te liggen. Onderwijskundige redenen zijn in ieder geval aanwezig indien:

5.1. de opleiding specialismen bevat waarvoor kennis van de taal, een andere dan het Ne-derlands, onmisbaar is;

5.2. het onmisbaar wordt geacht om onderdelen in een andere dan de Nederlandse taal te ge-ven als

onderdeel van vaardigheid in het desbetreffende vakgebied van de opleiding; 5.3. het onderdelen betreft die speciaal gericht zijn op buitenlandse studenten.

6. Het gebruik van een vreemde taal mag niet leiden tot verzwaring van de studielast, tot aantasting van het kwaliteitsniveau van de opleiding of tot benadeling van studenten bij tentamens.

19

Bijlage 4 : Fraude en plagiaat regeling studenten UvA FRAUDE EN PLAGIAAT REGELING STUDENTEN UvA Vastgesteld door het College van Bestuur in 2008, laatstelijk gewijzigd mei 2010. Artikel 1 Definities 1. Onder fraude en plagiaat wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt. 2. Onder fraude wordt in ieder geval verstaan: a. tijdens het tentamen in het bezit zijn van hulpmiddelen (voorgeprogrammeerde rekenmachine, mobiele telefoon, boeken, syllabi, aantekeningen etc), waarvan de raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan; b. tijdens het tentamen afkijken of, binnen of buiten de tentamenruimte uitwisselen van informa-tie; c. zich tijdens het tentamen uitgeven voor iemand anders; d. zich tijdens het tentamen door iemand anders laten vertegenwoordigen; e. zich voor de datum of het tijdstip waarop het tentamen zal plaatsvinden, in het bezit stellen van de opgaven van het desbetreffende tentamen; f. fingeren en/of vervalsen van enquête- of interviewantwoorden of onderzoekgegevens. 3. Onder plagiaat wordt in ieder geval verstaan: a. het gebruik maken dan wel overnemen van andermans teksten, gegevens of ideeën zonder vol-ledige en correcte bronvermelding; b. het presenteren als eigen werk of eigen gedachten van de structuur dan wel het centrale ge-dachtegoed uit bronnen van derden, zelfs indien een verwijzing naar andere auteurs is opgeno-men; c. het niet duidelijk aangeven in de tekst, bijvoorbeeld via aanhalingstekens of een bepaalde vormgeving, dat letterlijke of bijna letterlijke citaten in het werk werden overgenomen, zelfs in-dien met een correcte bronvermelding; d. het parafraseren van de inhoud van andermans teksten zonder voldoende bronverwijzingen; e. het overnemen van beeld-, geluids- of testmateriaal, software en programmacodes van anderen zonder verwijzing en zodoende laten doorgaan voor eigen werk; f. het indienen van een eerder ingediende of daarmee vergelijkbare tekst voor opdrachten van an-dere opleidingsonderdelen; g. het overnemen van werk van medestudenten en dit laten doorgaan voor eigen werk; h. het indienen van werkstukken die verworven zijn van een commerciële instelling of die (al dan niet tegen betaling) door iemand anders zijn geschreven. 4. Met examencommissie is bedoeld de examencommissie van de opleiding die verantwoordelijk is voor het desbetreffende studieonderdeel. 5. Met tentamen is bedoeld een onderzoek per onderdeel naar de kennis, het inzicht en de vaar-digheden van de student, waaraan een beoordeling is verbonden. Artikel 2 Medeplichtigheid 1. Zowel de pleger als de medepleger van fraude en plagiaat (kunnen) worden bestraft. 2. Indien het overnemen van werk van medestudenten gebeurt met toestemming en/of mede-werking van de medestudent is deze laatste medeplichtig aan plagiaat. 3. Wanneer in een gezamenlijk werkstuk door een van de auteurs plagiaat wordt gepleegd, zijn de andere auteurs medeplichtig aan plagiaat, indien zij hadden kunnen of moeten weten dat de ander plagiaat pleegde.

20

Artikel 3 Plagiaatdetectie Bij de detectie van plagiaat in teksten kan gebruik worden gemaakt van elektronische detectiepro-gramma’s. Met het aanleveren van de tekst geeft de student impliciet toestemming tot het opne-men van de tekst in de database van het betreffende detectieprogramma. Artikel 4 Procedure 1. Wanneer fraude en/of plagiaat wordt geconstateerd deelt de examinator dit terstond mee aan de student en tevens schriftelijk aan de examencommissie onder overlegging van de schriftelijke stukken en bevindingen. 2. De examencommissie stelt de student binnen een termijn van 2 weken in de gelegenheid te worden gehoord. 3. De examencommissie stelt vast of er sprake is van fraude of plagiaat en deelt de student schriftelijk haar besluit en de sancties conform het bepaalde in artikel 4 jo. artikel 5 mede binnen een termijn van 4 weken, onder vermelding van de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens. 4. Indien plagiaat wordt geconstateerd of vermoed in een bepaald werkstuk, kan de examencom-missie besluiten eerder door dezelfde student(en) ingeleverde werkstukken te onderzoeken op plagiaat. De student is verplicht aan zo’n onderzoek mee te werken en kan worden verplicht digi-tale versies van eerdere werkstukken aan te leveren. 5. De opgelegde sancties worden vastgelegd in het studentendossier. Artikel 5 Sancties bij fraude Fraude wordt door de examencommissie als volgt bestraft: 1. Bij gedragingen zoals omschreven in artikel 1, tweede lid onder a en b volgt ongeldig verklaring van het ingeleverde tentamen en uitsluiting van deelname aan de eerstkomende en eventueel tweede tentamengelegenheid van het desbetreffende vak. 2. Bij gedragingen zoals omschreven in artikel 1, tweede lid onder c tot en met f volgt ongeldig verklaring van het werk dat tot stand is gekomen met behulp van fraude en volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van maximaal 12 maanden. Bij ernstige fraude kan het College van Bestuur op voor-stel van de examencommissie de inschrijving van de betrokkene definitief beëindigen. 3. Bij gedragingen waarin deze regeling niet voorziet, kan de examencommissie afhankelijk van de ernst van de gepleegde fraude een sanctie opleggen inhoudende ongeldig verklaring van het ingeleverde tentamen, uitsluiting van het desbetreffende tentamen voor ten hoogste 12 maanden, dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van ten hoogste 12 maanden. Ook kan bij ernstige fraude het College van Bestuur op voorstel van de examencom-missie de inschrijving van de betrokkene definitief beëindigen. 4. Indien de student reeds eerder een sanctie heeft gekregen in verband met geconstateerde frau-de dan wel plagiaat volgt volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of ande-re vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van maximaal 12 maanden en het ad-vies de opleiding te verlaten. Ook kan bij ernstige fraude het instellingsbestuur op voorstel van de examencommissie de inschrijving van de betrokkene definitief beëindigen. 5. De examencommissie verleent geen vrijstellingen op grond van elders behaalde resultaten, be-haald in de periode waarvoor de student, krachtens dit artikel, was uitgesloten van deelname aan tentamens bij de opleiding. 6. Indien de student staat ingeschreven voor meer dan een opleiding, dan treedt de examencom-missie in overleg met de examencommissies van de desbetreffende opleidingen alvorens een sanctie toe te passen. 7. Indien de geconstateerde gedraging betrekking heeft op een module van het honourspro-gramma kan de examencommissie bepalen dat verdere deelname aan het programma wordt ont-zegd.

21

Artikel 6 Sancties bij plagiaat Plagiaat wordt door de examencommissie als volgt bestraft: 1. Bij gedragingen zoals omschreven in artikel 1, derde lid, waarbij bepaalde gedeeltes uit bestaan-de teksten zijn overgenomen maar de student nog wel eigen onderzoek heeft verricht, volgt on-geldig verklaring van het ingeleverde werkstuk en uitsluiting van deelname aan het tentamen van het desbetreffende vak dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van maximaal 6 maanden. Indien het werkstuk betrekking heeft op een bachelor dan wel master scriptie worden de begeleidings-werkzaamheden van de scriptiebegeleider voor duur van deze periode opgeschort. 2. Bij gedragingen zoals omschreven in artikel 1, derde lid, waarbij het hele werkstuk dan wel aan-zienlijke delen daarvan, inclusief het als eigen werk gepresenteerde onderzoek, afkomstig is van bestaand materiaal en elders gepubliceerd onderzoek dan wel literatuur, volgt ongeldig verklaring van het ingeleverde werkstuk en uitsluiting van deelname aan het tentamen van het desbetreffen-de vak dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van maximaal 12 maanden. Bij ernstige fraude kan het College van Bestuur op voorstel van de examencommissie de inschrijving van de betrokkene definitief beëindigen. Indien het werkstuk betrekking heeft op een bachelor- dan wel masterscrip-tie worden de begeleidingswerkzaamheden van de scriptiebegeleider voor duur van deze periode opgeschort. 3. Indien na onderzoek ex artikel 4, vierde lid, blijkt dat eerder plagiaat is gepleegd kan de exa-mencommissie besluiten eerder behaalde resultaten van onderdelen waarbij plagiaat is vastgesteld, ongeldig te verklaren. 4. Bij gedragingen waarin deze regeling niet voorziet, kan de examencommissie afhankelijk van de ernst van het gepleegde plagiaat een sanctie opleggen inhoudende ongeldig verklaring van het ingeleverde werkstuk en uitsluiting van deelname aan het tentamen van het desbetreffende vak dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, exa-mens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van ten hoogste 12 maanden. Bij ernstige fraude kan het College van Bestuur op voorstel van de examencommissie de inschrijving van de betrokkene definitief beëindigen. Indien het werkstuk betrekking heeft op een bachelor dan wel master scriptie worden de begeleidingswerkzaamheden van de scriptiebege-leider voor de duur van deze periode opgeschort. 5. Indien de student reeds eerder een sanctie heeft gekregen in verband met geconstateerde frau-de dan wel plagiaat volgt volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of ande-re vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van maximaal 12 maanden en het ad-vies de opleiding te verlaten. Bij ernstige fraude kan het College van Bestuur op voorstel van de examencommissie de inschrijving van de betrokkene definitief beëindigen. 6. De examencommissie verleent geen vrijstellingen op grond van elders behaalde resultaten, be-haald in de periode waarvoor de student, krachtens dit artikel was uitgesloten van deelname aan tentamens bij de opleiding. 7. Indien de student staat ingeschreven voor meer dan een opleiding, dan treedt de examencom-missie in overleg met de examencommissies van de desbetreffende opleidingen alvorens een sanctie toe te passen. 8. Indien de geconstateerde gedraging betrekking heeft op een module van het honourspro-gramma kan de examencommissie bepalen dat verdere deelname aan het programma wordt ont-zegd. Artikel 7 Inwerkingtreding, citeertitel Deze regeling treedt, onder gelijktijdige intrekking van de ‘Regeling Fraude en Plagiaat Studenten UvA 2007’, in werking op 1 september 2010 en kan worden aangehaald als 'Regeling Fraude en Plagiaat Studenten UvA'.

22

TOELICHTING FRAUDE EN PLAGIAAT REGELING STUDENTEN UvA Op advies van de Werkgroep ter voorkoming en bestrijding van plagiaat en fraude door studen-ten en in samenspraak met de examencommissies is deze uniforme regeling opgesteld. De rege-ling maakt onderdeel uit van een breder fraude en plagiaatbeleid en geeft vooral duidelijke defini-ties van fraude en plagiaat en richtlijnen voor op te leggen sancties. Definities De regeling geldt voor alle studenten die aan de UvA studeren, dat wil zeggen ook voor uitwisse-lingstudenten, extraneï en contractstudenten. Hoewel plagiaat ook kan worden aangemerkt als een vorm van fraude, zijn de twee begrippen afzonderlijk benoemd. Dit vergemakkelijkt het ge-ven van definities en het uitwerken van de verschillende sancties. De definitie in artikel 1 ziet slechts op tentamen- en examensituaties. Dit betekent dat de regeling niet ziet op plagiaat in ont-werphoofdstukken en andere voorbereidende documenten voor een scriptie of paper. Indien de docent in de voorbereidende fase plagiaat constateert, ligt het in de rede dat de docent de student daarop aanspreekt en de student erop wijst dat in het geval de ontwerptekst als definitieve tekst wordt ingeleverd er een probleem ontstaat. Het is van belang dat steeds volkomen duidelijk is welke examencommissie een kwestie behan-delt. Vooral bij keuzevakken kan dit tot problemen leiden. In de regeling is als uitgangspunt op-genomen dat de examencommissie waaronder het betreffende onderwijs/onderdeel valt verant-woordelijk is. Indien de student staat ingeschreven voor meer dan een opleiding, dan zal de exa-mencommissie in overleg moeten treden met de examencommissie van de desbetreffende oplei-ding alvorens een sanctie toe te passen. In artikel 2 is aangeven dat naast de pleger ook de medepleger strafbaar is. De 'pleger' neemt het initiatief tot de daad, terwijl een 'medepleger' hier actief aan meedoet. Lid 2 en lid 3 stellen de medeplichtigheid strafbaar. Een medeplichtige is bepaald gedrag dan wel het nalaten van bepaald gedrag te verwijten. Procedure In het geval er een vermoeden van fraude of plagiaat wordt geconstateerd deelt de examinator dit terstond mee aan de examencommissie. Bij de examencommissie ligt vervolgens de verantwoor-delijkheid voor de procedure. Met deze bepaling wordt voorkomen dat er een onwenselijke on-derhandelingsruimte ontstaat tussen de examinator en de student. Bovendien kan de examen-commissie beter waken over de vereiste zorgvuldigheid in de procedure en de rechtszekerheid van de student. De opgelegde sancties worden vastgelegd in het “studentendossier”. Hiermee is bedoeld de map – hetzij in schriftelijke hetzij in elektronische vorm – die iedere facultaire onder-wijsadministratie van de studenten beheert. Sancties Ingevolge het bepaalde in artikel 7.12b, tweede lid, van de WHW geldt dat in geval van fraude en plagiaat de examencommissie, gedurende een termijn van ten hoogste één jaar, de student kan uitsluiten van het afleggen van één of meer door de examencommissie aan te wijzen tentamens en examens van de opleiding. Nieuw in de wet opgenomen is de mogelijkheid dat het College van Bestuur bij ernstige fraude op voorstel van de examencommissie de inschrijving van de betrokke-ne definitief kan beëindigen. Bij de op te leggen sanctiemaatregel zal duidelijk aangegeven moeten worden op welke tentamens en eventueel examens van de opleiding de uitsluiting ziet. In deze regeling is voor het sanctiebeleid aansluiting gezocht bij de reeds bestaande jurisprudentie van examencommissies en het College van Beroep voor de Examens. Of sprake is van ernstige fraude op grond waarvan het College van Bestuur ertoe kan over gaan de betrokkene definitief van de instelling te verwijderen zal per individueel geval worden onderzocht. Implementatie

23

Krachtens artikel 9.5 WHW kan het College van Bestuur richtlijnen vaststellen met betrekking tot de bevoegdheid van de decaan ex artikel 9.15, eerste lid, WHW tot het vaststellen van de onder-wijs- en examenregeling. Deze Fraude- en Plagiaatregeling omvat een richtlijn aan de decaan om de tekst met ingang van het studiejaar 2009-2010 onverkort op te nemen in de onderwijs- en examenregeling. Specifieke situaties bij de opleiding kunnen als aanvulling op de regeling worden opgenomen.

Bachelor Natuur- en Sterrenkunde OER - deel B

Bacheloropleiding Natuur- & Sterrenkunde DEEL B

Bachelor Natuur- en Sterrenkunde OER - deel B

Hoofdstuk 1- Algemeen Artikel 1.1 – Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling bestaat uit een A en een B gedeelte. Dit opleidingsspecifieke gedeelte B hoort bij deel A van de regeling, dat algemene bepalingen bevat met betrekking tot het onderwijs en de examens van de bacheloropleidingen; Bèta-Gamma, Biologie, Bio-medische Wetenschappen, Future Planet Studies, Informatica, Informatiekunde, Kunstmatige Intelligentie, Natuur- en Sterrenkunde, Psychobiologie, Scheikunde, Wiskunde. Deze opleidingen worden verzorgd binnen de Faculteit der Natuurwetenschappen Wiskunde en Informatica, hierna te noemen: de faculteit. Deel B bevat opleidingsspecifieke bepalingen met betrekking tot de opleiding Natuur- en Sterrenkunde.

Artikel 1.2 – Toelating tot de opleiding In aanvulling op artikel 2.1 lid 1 en 2 uit OER deel A geldt: 1. De aspirant-student dient aan één van de volgende nadere vooropleidingseisen te voldoen

(art. 7.25 WHW): o profiel Natuur en Techniek; o profiel Natuur en Gezondheid met wiskunde B en natuurkunde; o profiel Cultuur en Maatschappij met wiskunde B en natuurkunde; o profiel Economie en Maatschappij met Wiskunde B en natuurkunde.

2. Voor aspirant-studenten met een VWO diploma voor september 2010 geldt: o profiel Natuur en Techniek; o profiel Natuur en Gezondheid met wiskunde B1 en B2; o profiel Cultuur en Maatschappij of Economie en Maatschappij beide met wiskunde B1 en B2 en

natuurkunde N1 en N2; o een vwo-diploma oude stijl met wiskunde B en natuurkunde.

Artikel 1.3– Colloquium Doctum In aanvulling op artikel 2.3 uit OER deel A worden de volgende eisen gesteld:

a) Wiskunde B, op vwo-niveau; b) Natuurkunde, op vwo-niveau; c) Nederlands, op havo-niveau; d) Engels: passieve kennis van de Engels taal zodat studieliteratuur begrepen kan worden.

Hoofdstuk 2 – Inhoud en inrichting van de opleiding Artikel 2.1 – Doel van de opleiding en eindtermen 1. Doelstellingen van de opleiding: De missie van de bacheloropleiding N&S is het opleiden van fysica- en astronomiestudenten tot een internationaal competitief bachelorniveau dat aansluiting biedt op de Nederlandse en internationale masteropleidingen op het gebied van de natuur- of sterrenkunde, danwel aansluiting geeft op een betrekking in de maatschappij waarvoor een exact academisch en abstract denkniveau nodig is, in het bijzonder het leraarsberoep. De opleiding streeft daarbij naar een inspirerende onderwijsomgeving die aanzet tot volledige ontplooiing van de kwaliteiten en talenten van de student. Met de opleiding wordt beoogd:

• Het aanbrengen van een gedegen theoretische en praktische basiskennis en basisvaardigheden op het gebied van de discipline;

• Het aanbrengen van de daarvoor vereiste wiskundige en computationele vaardigheden; • Het leren zelfstandig problemen te analyseren op het gebied van de discipline; • Kennismaking met het doen van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de discipline; • Het ontwikkelen van vaardigheden als presenteren, schriftelijk en mondeling communiceren,

het omgaan met wetenschappelijke bronnen van informatie, zelfstandig en in teamverband werken;

• Voorbereiding op een verdere studie- of arbeidsloopbaan;

Bachelor Natuur- en Sterrenkunde OER - deel B

• Het aanbrengen van inzicht van de plaats en de rol van de discipline binnen de wetenschap en

samenleving, en van het internationale karakter van de discipline. 2. Eindtermen van de opleiding Vakgebonden kennis en vaardigheden De afgestudeerde:

• Heeft een gedegen theoretische en praktische basiskennis van de natuurkunde, c.q. sterrenkunde, met inbegrip van de daarvoor noodzakelijke wiskundige beschrijvingswijze;

• Is in staat om zelfstandig nieuwe vakkennis en vaardigheden te verwerven en deze te integreren met al opgedane kennis en vaardigheden;

• Is vertrouwd met het kwantitatieve karakter van de natuurkunde, c.q. sterrenkunde, en met de wetenschappelijke methoden die binnen het kader van de natuurkunde, c.q. sterrenkunde, gebruikt worden;

• Heeft kennis gemaakt met het doen van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de natuurkunde, c.q. sterrenkunde, en is in staat zelfstandig een klein onderzoeksproject te verrichten;

• Heeft zich voldoende breed kunnen oriënteren om een verantwoorde keuze te maken voor een vervolgopleiding of de arbeidsmarkt;

• Heeft inzicht in de plaats en het belang van de natuurkunde, c.q. sterrenkunde, in een bredere wetenschappelijke, wijsgerige of maatschappelijke context.

Algemene vaardigheden De afgestudeerde:

• Heeft een zelfstandige, wetenschappelijk kritische werkwijze en houding; • Is in staat om mondeling en schriftelijk te rapporteren over wetenschappelijke resultaten en

toepassingen daarvan aan specialisten of niet-specialisten; • Kan informatie zoeken en verwerken; • Beheerst computationele-vaardigheden die aansluiten bij de gekozen specialisatie; • Kan werken in teamverband en heeft ervaring met projectmatig werken; • Heeft een goede basis voor een opleiding tot leraar.

3. Doorstroommaster De afgestudeerde van de opleiding kan zonder aanvullende eisen toegang krijgen tot de masteropleiding Physics of de masteropleiding Astronomy and Astrophysics aangeboden door de faculteit. De afgestudeerde van de opleiding met het dubbele bachelorprogramma Natuur- en Wiskunde kan zonder aanvullende eisen toegang krijgen tot de masteropleiding Mathematical Physics aangeboden door de faculteit. Artikel 2.2 – Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. Artikel 2.3 – Taal waarin de opleiding wordt verzorgd De opleiding wordt in beginsel in het Nederlands verzorgd. Indien onderdelen niet in het Nederlands worden verzorgd, worden deze onderdelen in het Engels verzorgd. Hierbij is de Gedragscode vreemde talen UvA (zie bijlage 3 van OER deel A) en het bepaalde in artikel 7.2 van de wet van toepassing. Artikel 2.4 – Omvang van de opleiding Het bachelorprogramma heeft een studielast van 180 EC en bestaat uit een majorprogramma van 150 EC en een vrije keuzeruimte van 30 EC. Eén studiepunt is gelijk aan 28 uren studieactiviteiten.

Bachelor Natuur- en Sterrenkunde OER - deel B

Artikel 2.5 – Onderwijsprogramma Artikel 2.5.1 - jaar 1 Het eerste jaar bestaat uit 60 EC en omvat de verplichte onderdelen genoemd in onderstaande tabel met de daarbij vermelde studielast. Code

Vak

EC

Periode

Toetsvorm Praktische oefening

50921SRK6Y Speciale relativiteitstheorie/klassieke mechanica 1 6 1

schriftelijk

5092UINS3Y Uitdagingen in de natuur- en sterrenkunde 3 1 schriftelijk mondeling

5092CAAA6Y Calculus/lineaire algebra A 6 1, 2 schriftelijk 50921STE6Y Sterrenkunde 1 6 2 schriftelijk ja

5092INPR3Y Inleiding programmeren voor Natuur- en sterrenkunde 3 2

schriftelijk ja

5092PNSK3Y Natuurkunde en sterrenkunde practicum 1 3 3 schriftelijk ja 5092CAAB3Y Calculus/lineaire algebra B 3 3, schriftelijk 51222CAL6Y Calculus 2 6 3, 4 schriftelijk 5092TRGL6Y Trillingen, golven en optica 6 4 schriftelijk ja 5092ELMA6Y Elektriciteit en magnetisme 6 5 schriftelijk ja 50921QUA6Y Quantumfysica 1 6 5 schriftelijk

5092PRNS6Y Project natuurkunde/sterrenkunde 1 6 6 schriftelijk mondeling

ja

Artikel 2.5.2 - jaar 2 Het tweede jaar bestaat uit 60 EC en is als volgt samengesteld:

A. Algemeen verplichte onderdelen: 48 EC B. Keuzeonderdelen: 12 EC

A. Algemeen verplichte onderdelen Deze bestaan uit de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast.

Code

Vak

EC

Periode

Toetsvorm Praktische oefening

5092WIN26Y Wiskunde N2 6 1 schriftelijk 50922QUA6Y Quantumfysica 2 6 2 schriftelijk

5092THFY6Y Thermische fysica 6 2 schriftelijk mondeling

5092NUNA3Y Numerieke natuurkunde 3 3 schriftelijk ja

5092REPN3Y Research practicum natuurkunde 3 3 schriftelijk mondeling

ja

50922SRM6Y Speciale relativiteitstheorie/klassieke mechanica 2 6 4

schriftelijk

5092STFY6Y Statistische fysica 6 4 schriftelijk 50921ERO6Y Elektrodynamica en relativiteitstheorie 1 6 5 schriftelijk

50922PNS6Y Project natuurkunde/sterrenkunde 2 6 6 schriftelijk mondeling

ja

B. Keuzeonderdelen De student is verplicht minstens 6 EC keuze van Natuur- en Sterrenkunde vakken op 2e jaars niveau en minstens 12 EC keuze van Natuur- en Sterrenkunde vakken op 3e jaars niveau te kiezen. Minstens 6 EC van de keuzeruimte moet aan Sterrenkunde vakken, als gedefinieerd in de studiegids, besteed worden. 30 EC mag vrij ingevuld worden als bedoeld in artikel 2.8

Code

Vak

EC

Periode

Toetsvorm Praktische oefening

5092ASTR6Y Astrofysica 6 1 schriftelijk 50921GEM6Y Gecondenseerde materie 1 6 1 schriftelijk

Bachelor Natuur- en Sterrenkunde OER - deel B

50928MIB3Y Microscopische beeldvorming 3 1 schriftelijk 50928PRS3Y Programmeren en simuleren 3 1 schriftelijk

50928KEV6Y Kernenergie voor Natuurkundigen 6 5 schriftelijk mondeling

50928MOO6Y Moderne optica 6 5 schriftelijk 5092PLSY6Y Planetary Systems 6 5 schriftelijk 5092FABA6Y De fysica achter biomedische afbeeldingen en

therapie 6 5 schriftelijk

5092IEDF6Y Inleiding in de elementaire (astro) deeltjesfysica 6 5 schriftelijk Artikel 2.5.3 - jaar 3 Het derde jaar bestaat uit 60 EC en is als volgt samengesteld:

A. Algemeen verplichte onderdelen: 21 EC B. Keuzeonderdelen: 39 EC

A. Algemeen verplichte onderdelen Deze bestaan uit de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast.

Code

Vak

EC

Periode

Toetsvorm Praktische oefening

diverse Workshop Natuurkunde of Sterrenkunde 3 3 schriftelijk

5092ORNS3Y Oriëntatie Natuur- en sterrenkunde 3 1 t/m 6 anders; participatie

5092BNS15Y Bachelorproject Natuur- en Sterrenkunde* 15 5 + 6 schriftelijk mondeling

ja

B. Keuzeonderdelen. De student is verplicht minstens 6 EC keuze van Natuur- en Sterrenkunde vakken op 2e jaars niveau en minstens 12 EC keuze van Natuur- en Sterrenkunde vakken op 3e jaars niveau te kiezen. Minstens 6 EC van de keuzeruimte moet aan Sterrenkunde vakken, als gedefinieerd in de studiegids, besteed worden. 30 EC mag vrij ingevuld worden als bedoeld in artikel 2.8

Code

Vak

EC

Periode

Toetsvorm Praktische oefening

50921ATO3Y Atoomfysica 1 3 1 schriftelijk 50922ATO3Y Atoomfysica 2 3 2 schriftelijk 50922GEM6Y Gecondenseerde materie 2 6 2 schriftelijk 5092KOSM6Y Kosmologie 6 2 schriftelijk 5092WIN36Y Wiskunde N3 6 2 schriftelijk 5092WAST6Y Waarneempracticum sterrenkunde 6 2, 3 schriftelijk diverse Workshop Natuurkunde of Sterrenkunde 3 3 schriftelijk 5092COST6Y Compacte sterren 6 4 schriftelijk 50922ERT6Y Elektrodynamica en relativiteitstheorie 2 6 4 schriftelijk 50923QUA6Y Quantumfysica 3 6 4 schriftelijk 5092STED6Y Standaardmodel van elementaire deeltjes 6 4 schriftelijk

Uitbreiding bachelorproject* 3 5,6 schriftelijk mondeling

ja

*Indien student en begeleider dit wenselijk vinden kan het project worden uitgebreid tot 18 EC. De extra 3 EC zijn onderdeel van de major keuzeruimte. Een vereiste is dat een uitbreiding voor de start van het project wordt aangegeven op het planningsformulier en ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de examencommissie. Zie ook regels studiegids.

Artikel 2.6 – Onderdelen elders 1. Onderdelen, die tijdens de opleiding elders worden behaald, kunnen met voorafgaande

toestemming van de examencommissie worden ingebracht in het examenprogramma van de student.

2. Voor onderdelen die voorafgaand aan de start van de bacheloropleiding zijn behaald aan een instelling voor hoger onderwijs, kan slechts op grond van artikel 3.9 in deel A vrijstelling worden verleend.

Bachelor Natuur- en Sterrenkunde OER - deel B

Artikel 2.7 – Majorprogramma 1. De majorvakken hebben betrekking op de Natuurkunde, Sterrenkunde en Wiskunde. 2. De major bestaat uit verplichte majorvakken, majorkeuzeruimte, een workshop, academische

basiscompetenties, oriëntatie en het bachelorproject, zoals beschreven in artikel 2.5. Artikel 2.8 – Minorprogramma 1. Het programma kent een vrije keuzeruimte, waarin de student onderdelen kiest met een totale

studielast van 30 studiepunten. 2. Keuzeruimte wordt in beginsel aaneengesloten aangeboden. 3. Voor de vrije keuzeruimte komen in aanmerking de onderdelen, opgenomen in de studiegidsen van

de UvA en onderdelen verzorgd door een andere Nederlandse of een buitenlandse universiteit. 4. Voor het meetellen van een keuzeonderdeel binnen de opleiding en voor het examen van de

opleiding is goedkeuring door de Examencommissie nodig. Keuzeonderdelen die worden aangeboden binnen de opleiding zelf zijn hiervan uitgezonderd.

5. Keuzeonderdelen mogen inhoudelijk niet teveel overlap met onderdelen uit het eigen curriculum hebben, dit ter beoordeling door de Examencommissie.

6. Van de vrije keuzeruimte mag in beginsel maximaal 12 studiepunten met eerstejaarsonderdelen worden ingevuld.

7. Binnen de UvA aangeboden en erkende minorprogramma’s worden altijd goedgekeurd en tellen mee voor het aantal punten waaruit de minor wordt aangeboden.

8. Wanneer een minor niet in zijn geheel wordt afgerond, zijn voor de onderdelen die wel zijn afgerond de bepalingen in lid 3 t/m lid 5 van toepassing.

Artikel 2.9 - Portfolio Niet van toepassing Artikel 2.10 - Vrij onderwijsprogramma Om voor de vrije opleiding in aanmerking te komen dient voldaan te zijn aan de voorwaarde dat tenminste de helft van de onderdelen wordt behaald binnen de opleiding waarvan de student het diploma wenst te verkrijgen. Artikel 2.11 Honoursprogramma 1. In dit artikel staat de opleidingsspecifieke invulling van het in deel A beschreven

Honoursprogramma (artikel 2.4). Dit programma kan worden ingevuld met een voorgeschreven programma als beschreven onder lid 2 of een vrij programma als beschreven onder lid 3.

2. Het voorgeschreven programma bestaat uit: o Ten minste 6 EC aan disciplinaire honoursvakken zoals beschreven in de studiegids; o Ten minste 6 EC aan interdisciplinaire vakken van het Instituut voor Interdisciplinaire

Studies; o 18 EC vrije keuze. Hiervan kan 6 EC worden ingevuld met een extra onderzoeksproject.

3. Vrij programma: Studenten die in aanmerking willen komen voor het UvA-honourscertificaat, maar voor een vrije invulling van het programma kiezen, dienen uiterlijk voor aanvang van het bachelorproject een voorstel van hun studieonderdelen voor het totale honoursprogramma ter goedkeuring voor te leggen aan de examencommissie. Maximaal 12 EC van het honoursprogramma mag hierbij bestaan uit eerstejaarsonderdelen.

4. De door de opleiding verzorgde disciplinaire honoursvakken van het onderhavige studiejaar zijn: o Moderne Sterrenkunde (jaar 1, 3 EC) o Asymmetrieën in natuurwetten (jaar 2 of 3, 3 EC) o Atomen in wisselwerking (jaar 3, 6 EC)

Deze vakken zijn ook toegankelijk voor studenten die niet deelnemen aan het Honoursprogramma, na goedkeuring van de opleidingsdirecteur.

Bachelor Natuur- en Sterrenkunde OER - deel B

Artikel 2.12 – Dubbele bachelor Artikel 2.12.1 - Dubbele bachelorprogramma Wis- en Natuurkunde 1. Aan de eisen van de opleiding wordt ook voldaan door het volgen van het dubbele

bachelorprogramma Wis- en Natuurkunde als omschreven in lid 5. 2. Een student wordt alleen toegelaten tot het dubbel bachelorprogramma na een toelatingsgesprek

op basis van excellente VWO resultaten (richtlijn: 8 of hoger voor wiskunde B en natuurkunde). 3. Het dubbele bachelorprogramma Wis- en Natuurkunde dient binnen 4 studiejaren te worden

afgerond. 4. Het is te allen tijde mogelijk om vanuit het dubbele bachelorprogramma terug te vallen op het

programma van de opleiding Wiskunde of Natuur- en Sterrenkunde. Studenten in het dubbel bachelorprogramma Wis- en Natuurkunde kunnen doorgaan in het dubbel bachelorprogramma indien aan onderstaande eisen wordt voldaan.

a. de student heeft meer dan 72 EC behaald van het programma na het eerste studiejaar, inclusief de vakken Algebra 1, Analyse op de lijn en Analyse van R naar R^n.

b. de student heeft meer dan 126 EC behaald van het programma na het tweede studiejaar. c. de student heeft meer dan 180 EC behaald van het programma na het derde studiejaar.

5. Het dubbele bachelorprogramma Wis- en Natuurkunde staat hieronder weergegeven: 1. Het eerste jaar eerste jaar (84 EC) omvat de verplichte onderdelen genoemd in

onderstaande tabel met de daarbij vermelde studielast. Code

Vak

EC

Periode

Toetsvorm Praktische oefening

51221ALG6Y Algebra 1 6 4+5 schriftelijk 5122ANOL9Y Analyse op de lijn 9 1+2 schriftelijk 5122ARNR9Y Analyse: van R naar R^n 9 4+5 schriftelijk 5122BASI6Y Basiswiskunde 6 1 schriftelijk 5092ELMA6Y Elektriciteit en magnetisme 6 5 schriftelijk ja 5122IPVW3Y Inleiding programmeren voor

wiskundigen 3

6 schriftelijk ja

5122LIAL6Y Lineaire algebra 6 1+2 schriftelijk 5092PNSK3Y Natuurkunde en sterrenkunde

practicum 1 3

3 schriftelijk ja

5092PRNS6Y Project natuurkunde/sterrenkunde 1

6 6

schriftelijk ja

50921QUA6Y Quantumfysica 1 6 5 schriftelijk 50921SRK6Y Speciale

relativiteitstheorie/klassieke mechanica 1

6

1

schriftelijk

50921STE6Y Sterrenkunde 1 6 2 schriftelijk ja 51221STO6Y Stochastiek 1 6 2+3 schriftelijk 5092TRGL6Y Trillingen, golven en optica 6 4 schriftelijk ja

Bachelor Natuur- en Sterrenkunde OER - deel B

2. Het tweede jaar (78 EC) omvat de onderdelen genoemd in onderstaande tabel met de

daarbij vermelde studielast. Code

Vak

EC

Periode

Toetsvorm Praktische oefening

51222ALG6Y Algebra 2 6 1+2 schriftelijk 5122ANOR9Y Analyse op R^n 9 1+2 schriftelijk 50921ERO6Y Elektrodynamica en

relativitetistheorie 1 (jaar 2) 6 5 schriftelijk

5122FUNC6Y Functietheorie 6 4+5 schriftelijk 5122GEDI6Y Gewone

differentiaalvergelijkingen 6 4+5 schriftelijk

5122NUAN6Y Numerieke analyse 6 1 schriftelijk ja 50922QUA6Y Quantumfysica 2 6 2 schriftelijk 5092REPN3Y Research practicum

natuurkunde 3 3 schriftelijk

mondeling ja

50922SRM6Y Speciale relativiteitstheorie/klassieke mechanica 2

6 4 schriftelijk

5092STFY6Y Statistische fysica 6 4 schriftelijk 5092THFY6Y Thermische fysica 6 2 schriftelijk 5122TOPO6Y Topologie 6 4+5 schriftelijk 50922PNS6Y of 51222PRW6Y

Tweedejaarsproject (Project natuurkunde/sterrenkunde 2 of Project wiskunde 2)

6 6 schriftelijk mondeling

ja

3. Het derde jaar (66 EC) is als volgt samengesteld:

A. Algemeen verplichte onderdelen: 24 EC B. Keuze uit majorvakken: 24 EC C. Vrije keuze: 18 EC

A. Algemeen verplichte onderdelen

Deze bestaan uit de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast. Code

Vak

EC

Periode

Toetsvorm Praktische oefening

diverse Workshop wis- of natuurkunde 3 3 schriftelijk mondeling

diverse Oriëntatie wis- of natuurkunde 3 1 t/m 6 schriftelijk mondeling

diverse Bachelorproject wis- of natuurkunde

12 4 t/m 6 schriftelijk mondeling

ja

51228MTH6Y Measure Theory 6 1+2 schriftelijk

B. Keuze uit majorvakken De student kan kiezen uit de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast Code

Vak

EC

Periode

Toetsvorm Praktische oefening

51223ALR6Y Algebra 3; Representatietheorie 6 1+2 schriftelijk 51228ANO6Y Analyse op variëteiten 6 1+2 schriftelijk 50921ATO3Y Atoomfysica 1 3 1 schriftelijk 50922ATO3Y Atoomfysica 2 3 2 schriftelijk

5122CODS6Y Complexe dynamische systemen 6

1+2 schriftelijk

50922GEM6Y Gecondenseerde materie 2 6 2 schriftelijk 5122INML6Y Inleiding modale logica 6 1+2 schriftelijk 5122KANS6Y Kansrekening - Markovketens 6 1+2 schriftelijk 5092KOSM6Y Kosmologie 6 2 schriftelijk

Bachelor Natuur- en Sterrenkunde OER - deel B

5122MODE6Y Modelbouw 6 1+2 schriftelijk 5122NULA6Y Numerieke lineaire algebra 6 1+2 schriftelijk 51228SYS6Y Systems and Control Theory 6 1+2 schriftelijk 51228ALT6Y Algebraïsche topologie 6 4+5 schriftelijk

5122AXVE6Y Axiomatische verzamelingentheorie 6 4+5

schriftelijk

5122BAST6Y Bayesiaanse statistiek 6 4+5 schriftelijk 5092COST6Y Compacte sterren 6 4 schriftelijk

50922ERT6Y Elektrodynamica en relativiteitstheorie 2 6 4

schriftelijk

5122LIAN6Y Lineaire analyse 6 4+5 schriftelijk

51228PAD6Y Partiële differentiaalvergelijkingen 6 4+5

schriftelijk

50923QUA6Y Quantumfysica 3 6 4 schriftelijk

5092STED6Y Standaardmodel van elementaire deeltjes 6 4

schriftelijk

C. Keuze uit vakken van de opleiding Wiskunde of Natuur- en Sterrenkunde

De student kan kiezen uit vakken aangeboden door de opleiding Wiskunde of Natuur- en Sterrenkunde. Hoofdstuk 3 - Onderwijs Artikel 3.1 - Deelname aan het onderwijs en voorrangregels 1. Elke student dient zich voor elk studieonderdeel aan te melden. Voor het deelnemen aan het

onderwijs dient de aanmelding plaats te vinden in de in de studiegids aangegeven periode en volgens de aldaar aangegeven procedure. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden, kan deelname aan het onderwijs worden geweigerd.

2. Wanneer een student zich aanmeldt voor een onderdeel wordt hij of zij automatisch aangemeld voor het tentamen en hertentamen.

3. Toelating voor de cursussen met een beperkte capaciteit vindt plaats op basis van vooraf vastgestelde en in de studiegids gepubliceerde toelatingscriteria en voorrangsregels, met dien verstande dat voor de opleiding ingeschreven studenten voorrang genieten bij de cursussen, die behoren tot het verplichte deel van hun opleiding.

4. Degene die niet bij de universiteit is ingeschreven heeft geen recht op deelname aan het onderwijs of tentamens.

Artikel 3.2 – Volgorde en ingangseisen 1. Een student kan deelnemen aan onderwijs en tentamens van het tweede jaar als een minimum

aantal punten van 42 EC van het 1e jaar inclusief de tutoronderdelen van de eerstejaarsvakken, is behaald.

2. Een student kan deelnemen aan tentamens/onderwijs van het derde jaar als minstens 80 EC van het majorprogramma is behaald.

3. Een student kan deelnemen aan practica en projecten als de eerdere practica en projecten behaald zijn.

4. Een student heeft toegang tot het bachelorproject indien minimaal 132 EC van het bachelorprogramma zijn behaald inclusief alle practica, projecten en oriëntatie.

5. Een onderdeel waarvan de uitslag niet binnen de in artikel 3.6 in deel A gestelde termijnen bekend is gemaakt, mag niet als voorkennis worden vereist voor een daaropvolgend onderdeel.

Artikel 3.3 - Deelname aan praktische oefening en werkgroepbijeenkomsten 1. Van elke student wordt actieve deelname verwacht aan het examenonderdeel waarvoor hij staat

ingeschreven. 2. Naast de algemene eis dat de student actief participeert in het onderwijs, worden de aanvullende

eisen per examenonderdeel in de studiewijzer of blackboard omschreven. Hier staat ook omschreven voor welke onderdelen van het examennonderdeel een aanwezigheidsplicht geldt.

Bachelor Natuur- en Sterrenkunde OER - deel B

3. Als een student door overmacht niet aanwezig kan zijn bij een verplicht onderdeel van het

examenonderdeel, dient hij dit zo snel mogelijk schriftelijk te melden bij de examinator en de studieadviseur. De examinator kan, na overleg met de studieadviseur, besluiten om de student een vervangende opdracht op te leggen.

4. Het is niet toegestaan om verplichte onderdelen van een examenonderdeel te missen als er geen sprake is van overmacht.

5. Bij kwalitatief of kwantitatief onvoldoende deelname, welke van te voren is vastgelegd in de studiewijzer en/of blackboard en goedgekeurd door de opleidingsdirecteur, kan de examinator de student uitsluiten van verdere deelname aan het examenonderdeel of een gedeelte daarvan.

Artikel 3.4 - Bindend Studieadvies 1. Dit artikel geldt voor studenten die voor het eerste jaar van inschrijving voor de opleiding Natuur-

en Sterrenkunde staan ingeschreven in het studiejaar 2012-2013 of later. 2. Iedere student ontvangt aan het eind van diens eerste jaar van inschrijving, doch uiterlijk 31

augustus, en uiterlijk aan het eind van diens tweede jaar van inschrijving, doch uiterlijk 31 augustus, een bindend studieadvies over de voortzetting van de studie.

3. Als een student aan het eind van het eerste jaar van inschrijving minder dan 42 studiepunten van het eerstejaarsonderwijsprogramma van de opleiding heeft behaald, wordt aan het bindende studieadvies een afwijzing, zoals bedoeld in artikel 7.8b, lid 3 en lid 5 van de Wet, verbonden.

4. Als een student aan het eind van het tweede jaar van inschrijving minder dan 60 studiepunten uit het eerstejaarsonderwijsprogramma van de opleiding heeft behaald, wordt aan het bindende studieadvies een afwijzing, zoals bedoeld in artikel 7.8b, lid 3 en lid 5 van de Wet, verbonden.

5. Een negatief studieadvies is bindend en geldt voor de volgende bacheloropleidingen die door de faculteit worden aangeboden: Natuur- en Sterrenkunde.

6. Een negatief bindend studieadvies heeft tot gevolg dat de betrokken student zich gedurende de daarop volgende drie studiejaren niet kan inschrijven voor de bacheloropleidingen genoemd in het vorige lid.

7. Desgevraagd kan de decaan in individuele gevallen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de student, de in lid 2 genoemde termijn met maximaal één jaar verlengen. Daarbij kan de decaan slechts rekening houden met omstandigheden voor zover deze zijn gemeld bij de studieadviseur of één van de studentendecanen vóór 15 juli, doch uiterlijk binnen twee maanden na het ontstaan van de omstandigheid.

8. Een student die zijn inschrijving tijdens het eerste semester van zijn eerste jaar van inschrijving beëindigt en dit aan de Examencommissie vóór 1 februari heeft gemeld, krijgt geen bindend studieadvies. De uitschrijving dient voor 1 februari te zijn geëffectueerd.

9. De decaan stelt een facultaire regeling studieadvies op, waarin de werkwijze staat beschreven. Artikel 3.5 - Majorprogramma Natuur- en Sterrenkunde voor BètaGamma studenten 1. De major voor BètaGamma studenten bestaat uit 105 EC als hieronder beschreven. 2. BètaGamma studenten zijn verplicht het natuurkunde tutoraat voor BètaGamma te volgen. 3. Een student heeft toegang tot het bachelorproject indien minimaal 72 EC van het majorprogramma

Natuur- en Sterrenkunde zijn behaald inclusief alle practica en projecten. Major jaar 1 Code Vak EC 5092CAAA6Y Calculus/lineaire algebra A 6 5092CAAB3Y Calculus/lineaire algebra B 3 51222CAL6Y Calculus 2 6 5092ELMA6Y Elektriciteit en magnetisme 6 5092PNSK3Y Natuurkunde en sterrenkunde practicum 1 3 5092ORNS3Y Oriëntatie natuur- en sterrenkunde 3 50921QUA6Y Quantumfysica 1 6 50921SRK6Y Speciale relativiteitstheorie/klassieke mechanica 1 6 5092SFVB6Y Statistische Fysica voor Bèta-gamma 6 5092THFY6Y Thermische fysica 6 5092TRGL6Y Trillingen, golven en optica 6

Bachelor Natuur- en Sterrenkunde OER - deel B

Major jaar 2 Code Vak EC 5092ORNS3Y Oriëntatie natuur- en sterrenkunde 50921ERT6Y Elektrodynamica en relativiteitstheorie 1 6 50922QUA6Y Quantumfysica 2 6 50922SRM6Y Speciale relativiteitstheorie/klassieke mechanica 2 6 5092WIN26Y Wiskunde N2 6 Workshop 3 Keuzevak binnen Natuur-en Sterrenkunde 6 5092BNS12Y Bachelorproject Natuur- en Sterrenkunde 15 Artikel 3.6 - Minor Natuur- en Sterrenkunde Het is mogelijk om een minor Natuur- en Sterrenkunde te volgen. Deze minor kan door de student zelf worden samengesteld in overleg met de studieadviseur, gelet op de voorkennis en het niveau van de student. Het minorprogramma moet ter goedkeuring worden voorgelegd aan de examencommissie. Artikel 3.7 - Overgangsregelingen 1. Voor de keuzevakken die in studiejaar 2013-2014 niet meer worden aangeboden kunnen andere

natuur- en sterrenkunde keuzevakken van hetzelfde jaar gekozen worden. 2. De opleiding verplicht zich om, indien nodig, in voorkomende gevallen een individueel

overstapprogramma te maken, in overleg en met de goedkeuring van de examencommissie en de studieadviseur.

Hoofdstuk 4 – Wijzigingen en inwerkingtreding Artikel 4.1 – Wijzigingen deel B 1. Wijzigingen van deel B van deze regeling worden door de decaan – gehoord de opleidingscommissie

en met in achtneming van de bevoegdheden van de medezeggenschapsorganen ter zake – bij afzonderlijk besluit vastgesteld.

2. Een wijziging van deel B van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belangen van de studenten daardoor niet worden geschaad.

Artikel 4.2 – Inwerkingtreding deel B Deel B van deze regeling treedt in werking op 1 september 2013. Aldus vastgesteld door de decaan van de Faculteit FNWI op 2 juli 2013.