Oefenbundel rekenen blok 1 en blok 2

7/26/2019 Oefenbundel rekenen blok 1 en blok 2

1/14

2 BREUKEN

A EEN STAMBREUK NEMEN VAN EEN GEHEEL

1 Welk deel is gekleurd? Zet een kring rond het juiste antwoord.

Denk eraan:

De noemerzegt in hoeveeldelen het geheel verdeeld is.

De tellerzegt hoeveel delen jemoet nemen.

. teller . noemer

2 Kleur zelf juist.

T L E E

Kleur13 van de schijf. Kleur

16 van de rechthoek. Kleur

14 van de driehoek.

Kleur15 van deze rechthoek. Kleur

18 van dit vierkant.

12

12

12

12

12

15

1

5

1

5

15

1

5

13

13

13

13

13

16

1

6

1

6

16

1

6

14

14

14

14

14

18

1

8

1

8

18

1

8

Mylo Vantyghem 1A Datum: _______________ Nr. 14

Uitgeverij VAN IN 1 van 14


2/14

B EEN STAMBREUK NEMEN VAN EEN HOEVEELHEID

1 Welk deel is gekleurd?

2 Kleur16 van de vissen.

T L E E

Hoeveel vissen moet je verdelen?

In hoeveel delen moet je ze verdelen?

Hoeveel vissen bevat elk deel?

Hoeveel delen moet je nemen?

Dus 16

van is .

3 Nu zonder extra hulp

T L E E

Kleur 14 van de sterren. Kleur 15 van de autos. Kleur 12 van de ballonnen.

14 van is .

15 van is .

12 van is .

4 Vul in.

12 van 12 =

18 van 12 =

16 van 12 =

18 van 64 =

1

4

van 12 = 1

8

van 32 =

...

.........




3/14

8 CIJFEREND OPTELLEN EN CIJFEREND AFTREKKEN

A OPTELLEN

1 Leg de optellingen met MAB-materiaal en los ze op.

234 + 325 =

604 + 275 =

D H T E

2 3 4

+ 3 2 5

D H T E

+

2 Je mag nog materiaal gebruiken als het nodig is.

658 + 227 =

504 + 386 =

D H T E

6 5 8

+ 2 2 7

D H T E

+

3 Kun je dit ook nog?

281 + 179 =

345 + 197 =

D H T E

2 8 1

+ 1 7 9

D H T E

+




4/14

B AFTREKKEN

1 Leg de aftrekkingen met MAB-materiaal en los ze op.

998 327 =

652 641 =

D H T E

9 9 8

3 2 7

D H T E

2 Je mag nog materiaal gebruiken als het nodig is.

871 243 =

693 466 =

D H T E

3 Kun je dit ook nog?

700 521 =

515 327 =

D H T E

D H T E

8 7 1

2 4 3

D H T E

7 0 0

5 2 1




5/14

4 HANDIG OPTELLEN EN AFTREKKEN TOT 1 000

A OPTELLEN

1 Tel op. Je mag de rekenlijn tekenen als hulp.

410 + 130 =

370 + 120 =

500 + 250 =

2 Nu een beetje moelijker

280 + 117 = .........................................................................................................................................................

131 + 344 = ........................................................................................................................................................

508 + 151 = .........................................................................................................................................................

3 Denk goed na bij elke stap!

443 + 139 =

529 + 345 =

377 + 218 =

4 Kun je dit nu ook?

635 + 187 = .........................................................................................................................................................

749 + 75 = .........................................................................................................................................................

197 + 327 = .........................................................................................................................................................

420 + 240 = ?

Ik splits de tweede term:420 + 200 = 620620 + 40 = 660

237 + 145 = ?

237 + 100 = 337337 + 40 = 377377 + 5 = 382




6/14

B AFTREKKEN

1 Zoek het verschil. Je mag de rekenlijn tekenen als hulp.

430 210 =

960 320 =

770 450 =

2 Nu een stapje meer

875 134 = .........................................................................................................................................................

463 321 = .........................................................................................................................................................

788 443 = .........................................................................................................................................................

3 Denk goed na bij elke stap!

435 217 =

873 358 =

662 145 =

4 Kun je dit nu ook?

924 153 = .........................................................................................................................................................

765 477 = .........................................................................................................................................................

164 98 = .........................................................................................................................................................

540 330 = ?

Ik splits de aftrekker:

540 300 = 240240 30 =

210

546 118 = ?

546 100 = 446446 10 = 436436 8 = 428




7/14

1 GETALLEN TOT 1 000

1 Vul aan wat ontbreekt.

D H T E

5 7 4 5H 7T 4E =

3H 4T 2E =

H T E = 971

6 2 H T E =

= 428

2 Zoek de kaartjes die bij elkaar passen en verbind ze met een lijn.

5 Schrijf het volledige getal op.

700

2H

60 9

3T 7H

9E 6T

6 30

200 900

3 Kleur het tiental in deze getallen blauw.

T L E E

4 Kleur de eenheden in deze getallen groen.

T L E E

1 2 4 5 5 67 7 7 3 6 98 1 4 2

300 + 70 + 1 =

500 + 90 + 6 =

900 + 20 + 3 =

600 + 4 =

200 + 90 =




8/14

6 Zet de reeksen verder.

- Sprongen van 1

679 680

- Sprongen van 5

702 707

- Sprongen van 10

572 582

7 Bepaal nu zelf de sprong.

105 215

609 614

8 Vul de ontbrekende getallen in.

9 Waar staan de getallen ongeveer? Trek een lijn van het getal naar de getallenas.

480 485

0 100 200 300 400 500 600 700 800 900

307 327

321 655 899 24

777 305 549 420




9/14

11 LOODRECHT

1 Kleur in de drie letters twee lijnen die loodrecht op elkaar staan.

T L E E

2 Een loodlijn tekenen. Doe het stap voor stap.

T L E E

1 Teken een rechte en noem ze u.2 Leg de middellijn van je geodriehoek op de rechte u.3 Teken langs de tekenzijde van de geodriehoek een

tweede rechte die loodrecht op rechte u staat.

Noem die rechte s.

Vul in:

3 Teken op elke rechte een loodlijn. Benoem ze.

T L E E

a

k

p

a k p

a k p

A a

b




10/14

3 STAAFDIAGRAMMEN

Bezoekers van zwembad Olympia.

aantal bezoekers

300

250

200

150

100

50

0

maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag

Beantwoord de vragen. Je vindt de antwoorden in het staafdiagram.

Waarover gaat dit diagram?

Wat vind je op de horizontale as?

En op de verticale as?

Op maandag kwamen er bezoekers. Op donderdag kwamen er bezoekers.

Er kwamen 210 bezoekers op .

Op waren er 290 bezoekers.

Op welke dag kwamen de meeste bezoekers naar het zwembad?

Op welke twee dagen kwamen er evenveel mensen zwemmen?

Tijdens het weekend (zaterdag en zondag) waren er zwemmers.




11/14

7 VERMENIGVULDIGEN MET BEHULP VAN DE VERDEELREGEL

Kijk naar het voorbeeld en probeer het dan alleen.

5 x 23 = (5 x 20) + (5 x 3) 25 x 7 = (20 x 7) + (5 x 7)

/ \ = + = / \ = + =

20 3 20 5

4 x 17 = (4 x ) + (4 x ) 46 x 3 = ( x 3) + ( x 3)

/ \ = + = / \ = + =

4 x 32 = (4 x ) + (4 x ) 29 x 8 = ( x 8) + ( x 8)

/ \ = + = / \ = + =

6 x 34 = (6 x ) + (6 x ) 37 x 4 = ( x ) + ( x )

/ \ = + = / \ = + =

7 x 46 = 72 x 6 =

/ \ = = / \ = =

Op de parking bij het pretpark staan 8 rijen met 17 autos. Hoeveel autos zijn dat?

8 x 17 = (8 x 10) + (8 x 7)

/ \ = 80 + 56

10 7 = 136




12/14

10 EVENWIJDIGHEID EN SNIJDENDE RECHTEN

1 Overtrek twee evenwijdige lijnen in eenzelfde kleur.

T L E E

2 Teken een rechte die de rechte a snijdt.

T L E E

a

3 Teken een rechte die evenwijdig loopt met rechte m.

Trek de rechte door het punt en noem de rechte p.

T L E E

m

Welk symbool kun je hier invullen? m p en p m

A

a

A

a

bA

a




13/14

9 METEN EN TEKENEN

1 Miek heeft lijnstukken getekend op haar tekenblad. Meet ze nauwkeurig.

cm

cm

cm

2 Teken een lijnstuk dat precies even lang is als de tekening en meet het.

T L E E

cm cm cm

3 Meet de totale lengte van deze gebroken lijn.

De totale lengte van deze gebroken lijn is cm.

4 Teken zelf.

T L E E

- een lijnstuk van 1 dm

- een lijnstuk van 1 dm en 4 cm

- een lijnstuk dat 2 cm langer is dan 1 dm

- een lijnstuk van 13 cm




14/14

5 DE MAAL- EN DEELTAFELS VAN 2, 4, 5, 7, 8 EN 10

1 Ken je de maal- en deeltafels goed?

4 x 2 =

8 x 2 =

7 x 2 =

4 x 4 =

9 x 4 =

3 x 4 =

3 x 5 =

8 x 5 =

5 x 5 =

9 x 7 =

6 x 7 =

3 x 7 =

6 x 8 =

4 x 8 =

9 x 8 =

4 x 10 =

7 x 10 =

5 x 10 =

12 : 2 =

14 : 2 =

18 : 2 =

24 : 4 =

32 : 4 =

28 : 4 =

45 : 5 =

30 : 5 =

20 : 5 =

28 : 7 =

49 : 7 =

35 : 7 =

64 : 8 =

48 : 8 =

40 : 8 =

100 : 10 =

60 : 10 =

80 : 10 =

2 Nu door elkaar. Los op en kleur het vakje van de oplossing in het kader hieronder.

T L E E

Wat komt er tevoorschijn?

7 x 8 =

56 : 8 =

12 : 2 =

5 x 5 =

4 x 4 =

6 x 7 =

28 : 7 =

4 x 7 =

0 : 4 =

6 x 8 =

7 x 5 =

15 : 5 =

4 x 8 =

7 x 7 =

25 : 5 =

16 : 8 =

9 x 4 =

72 : 8 =

8 : 8 =

9 x 7 =

3 x 7 =

12 27 4 2 46 57 93 32 43 19 36 61

11 6 8 22 56 23 54 28 97 42 85 60

70 21 33 7 3 14 29 35 1 39 74 55

20 48 44 50 0 66 17 63 72 9 99 76

10 30 5 49 38 52 23 16 58 24 25 40

T L E E

6 VERMENIGVULDIGEN MET TIENTALLEN

Kijk, vergelijk en los op.

5 x 6 =

5 x 60=

8 x 7 =

80x 7 =

7 x 70 =

8 x 20 =

50 x 4 =

90 x 3 =

6 x 70 =

40 x 5 =

2 x 90 =

10 x 8 =

6 x 90 =

30 x 20 =


Oefenbundel rekenen blok 1 en blok 2

Documents

Transcript of Oefenbundel rekenen blok 1 en blok 2